795312
157
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/165
Next page
Handleiding Infotainment
Navi 900 IntelliLink ......................... 5
R 4.0 IntelliLink ............................ 89
R300 BT ..................................... 133
Inhoud
Inleiding ......................................... 6
Basisbediening ............................ 13
Radio ........................................... 31
Externe apparaten ....................... 36
Navigatie ...................................... 42
Spraakherkenning ........................ 62
Telefoon ....................................... 68
Veelgestelde vragen .................... 80
Trefwoordenlijst ........................... 84
Navi 900 IntelliLink
6 Inleiding
Inleiding
Algemene aanwijzingen ................. 6
Antidiefstalfunctie ........................... 7
Overzicht bedieningselementen .... 8
Gebruik ........................................ 10
Algemene aanwijzingen
Het infotainmentsysteem biedt u
eersteklas infotainment voor in uw
auto.
Met de FM-, AM-, of DAB-radiofunc‐
ties kunt u op diverse favorietenpagi‐
na's een groot aantal zenders
opslaan.
Daarnaast kunt u op de favorietenpa‐
gina's muziektracks, telefoonnum‐
mers, bestemmingen of geluidsinstel‐
lingen opslaan.
U kunt externe gegevensopslagappa‐
raten als andere audiobronnen op het
infotainmentsysteem aansluiten; via
een kabel of via Bluetooth®.
Het navigatiesysteem met dynami‐
sche routeplanning brengt u veilig
naar uw bestemming en kan, desge‐
wenst, files of andere knelpunten
omzeilen.
Ook is het infotainmentsysteem uitge‐
voerd met een Telefoonportal waar‐
mee u uw mobiele telefoon comforta‐
bel in de auto kunt gebruiken.
Met de telefoonweergavefunctie kunt
u specifieke applicaties op uw smart‐
phone via het infotainmentsysteem
bedienen.
Via de shop app kunt u meer apps
naar het infotainmentsysteem down‐
loaden.
Als optie kan het infotainmentsys‐
teem worden gebruikt met de bedie‐
ningselementen op het stuurwiel of
via het spraakherkenningssysteem.
Door het goed doordachte design van
de bedieningselementen, het
aanraakscherm en de heldere
displays kunt u het systeem gemak‐
kelijk en intuïtief bedienen.
Let op
Deze handleiding beschrijft alle voor
de diverse Infotainmentsystemen
beschikbare opties en functies.
Bepaalde beschrijvingen, zoals die
voor display- en menufuncties,
gelden vanwege de modelvariant,
landspecifieke uitvoeringen, speci‐
ale uitrusting en toebehoren wellicht
niet voor uw auto.
Inleiding 7
Belangrijke informatie over de
bediening en de
verkeersveiligheid
9Waarschuwing
Rijd altijd veilig wanneer u het info‐
tainment-systeem gebruikt.
Stop bij twijfel de auto voordat u
het infotainment-systeem bedient.
9Waarschuwing
Het gebruik van het navigatiesys‐
teem vrijwaart de bestuurder niet
van zijn verantwoordelijkheid
correct en oplettend aan het
verkeer deel te nemen. De over‐
eenkomstige verkeersregels
moeten zonder uitzondering in
acht worden genomen.
Voer alleen iets in (bijv. een adres)
terwijl de auto stilstaat.
Wanneer de routebegeleiding
tegen de verkeersregels ingaat,
moet u altijd de verkeersregels
volgen.
9Waarschuwing
In sommige gebieden zijn eenrich‐
tingsstraten en andere wegen en
inritten (bijv. voetgangerszones)
waar u niet mag inrijden niet op de
kaart aangegeven. In dergelijke
gebieden geeft het infotainment‐
systeem mogelijk een waarschu‐
wing die geaccepteerd moet
worden. Hier moet u in het bijzon‐
der letten op eenrichtingsstraten,
wegen en inritten waar u niet mag
inrijden.
Radio-ontvangst
Tijdens de radio-ontvangst kan gesis,
geruis, signaalvervorming of signaal‐
uitval optreden door:
wijzigingen in de afstand tot de
zender
ontvangst van meerdere signa‐
len tegelijk door reflecties
obstakels
Antidiefstalfunctie
Het infotainmentsysteem is voorzien
van een elektronisch beveiligingssys‐
teem dat het systeem tegen diefstal
beveiligt.
De beveiliging houdt in dat het info‐
tainmentsysteem alleen in uw auto
werkt en daarom voor een eventuele
dief waardeloos is.
8 Inleiding
Overzicht bedieningselementen
Middendisplay met knoppen
Inleiding 9
1Display / aanraakscherm ...... 13
2Informatie over de OnStar-
module met Wi-Fi-
connectiviteit en over de
hotspotverbinding met een
ander apparaat ..................... 10
3 BACK
Druk op: terug naar vorig
scherm/menu
4v
Radio: kort indrukken:
naar volgende zender;
lang indrukken: omhoog
zoeken .................................. 31
Externe apparaten: kort
indrukken: naar volgende
track; lang indrukken: snel
vooruit ................................... 37
5X
Indien uitgeschakeld: kort
indrukken: inschakelen ......... 10
Indien ingeschakeld: kort
indrukken: systeem
onderdrukken; lang
indrukken: uitschakelen ........ 10
Draaien: volume
aanpassen ............................ 10
6t
Radio: kort indrukken:
naar vorige zender; lang
indrukken: omlaag zoeken .... 31
Externe apparaten: kort
indrukken: naar vorige
track; lang indrukken: snel
achteruit ................................ 37
7;
Indrukken: startscherm
weergeven
Afstandsbediening op stuurwiel
1qw
Kort indrukken: open
OnStar-menu mits geen
telefoon verbonden ............... 10
of telefoongesprek
aannemen ............................. 68
of laatste nummer in
oproeplijst bellen wanneer
telefoonmenu wordt
weergegeven ........................ 72
10 Inleiding
of wisselen tussen
gesprekken als
gesprekken in de wacht
staan ..................................... 72
Lang indrukken:
spraakherkenning
activeren ............................... 62
2SRC (bron) ............................ 10
Indrukken: audiobron
selecteren ............................. 10
Omhoog/omlaag draaien:
volgende/vorige
voorkeurszender
selecteren als de radio
actief is .................................. 31
of volgende/vorige track/
hoofdstuk/afbeelding
selecteren wanneer
externe apparaten actief
zijn ......................................... 37
of volgende/vorige
nummer in oproeplijst
selecteren als de
telefoonportal actief en de
oproeplijst geopend is ........... 72
Omhoog/omlaag draaien
en vasthouden: snel door
de items in de oproeplijst
bladeren ................................ 72
3 +
Indrukken: harder zetten
4
Indrukken: zachter zetten
5xn
Indrukken: gesprek
beëindigen/weigeren ............. 72
of spraakherkenning
uitschakelen .......................... 62
of mutefunctie activeren/
deactiveren ........................... 10
Gebruik
Infotainmentsysteem in-/
uitschakelen
Druk kortstondig op X. Na het inscha‐
kelen wordt de laatst geselecteerde
Infotainmentbron actief.
Automatisch uitschakelen
Als het infotainmentsysteem wordt
ingeschakeld met X terwijl het
contact is uitgeschakeld, schakelt het
na 10 minuten automatisch weer uit.
Volume instellen
Draai aan X.
De actuele instelling verschijnt op het
display.
Bij het inschakelen van het infotain‐
mentsysteem wordt automatisch het
laatst geselecteerde volume inge‐
steld, mits dit het maximale inscha‐
kelvolume niet overschrijdt 3 26.
Inleiding 11
Automatisch volume
Is Autovolume geactiveerd 3 26,
dan wordt het volume automatisch
gecompenseerd voor het geluid van
het wegdek of de wind.
Mute
Druk kort op X voor het dempen van
de audiobronnen.
Om het dempen weer te annuleren:
draai aan of druk kort op X.
Bedieningsstanden
Radio
Druk op ; en selecteer AUDIO op het
startscherm. Selecteer RADIO op de
interactieve selectiebalk.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de radiofuncties 3 31.
Externe apparaten
Druk op ; en selecteer AUDIO op het
startscherm. Selecteer herhaalde
malen MEDIA op de interactieve
selectiebalk.
Voor een gedetailleerde beschrijving
over het aansluiten en bedienen van
externe apparaten 3 36.
Navigatie
Druk op ; en selecteer NAV op het
startscherm.
De navigatiekaart met het gebied
rond de actuele locatie wordt weer‐
gegeven.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de navigatiefuncties 3 42.
Telefoon
Voordat u de telefoonportal kunt
gebruiken, moet een verbinding tot
stand worden gebracht tussen het
infotainmentsysteem en de mobiele
telefoon.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van het opzetten en het tot stand
brengen van een Bluetooth-verbin‐
ding tussen het infotainmentsysteem
en een mobiele telefoon 3 68.
Druk, als de mobiele telefoon is
aangesloten, op ; en selecteer
vervolgens TELEFOON op het start‐
scherm.
Het hoofdmenu van de telefoonportal
verschijnt.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de werking van de mobiele tele‐
foon via het infotainmentsysteem
3 72.
Telefoonweergave
Maak verbinding met uw smartphone
om specifieke apps van uw smart‐
phone op het Infotainmentsysteem
weer te geven.
Druk op ; en selecteer
PROJECTIE op het startscherm.
Afhankelijk van de smartphone die is
verbonden, verschijnt er een hoofd‐
menu met verschillende apps die u
kunt selecteren.
Voor een gedetailleerde beschrijving
3 39.
App shop
Selecteer SHOP om nog meer apps
naar het infotainmentsysteem te
downloaden.
Voor een gedetailleerde beschrijving
3 40.
OnStar
Select OnStar om een menu met de
OnStar Wi-Fi-instellingen te openen.
12 Inleiding
Zie de Gebruikershandleiding voor
een gedetailleerde beschrijving.
Basisbediening 13
Basisbediening
Basisbediening ............................ 13
Bediening van het menu .............. 15
Toetsenborden ............................ 16
Favorieten .................................... 18
Contacten .................................... 22
Geluidsinstellingen ...................... 25
Volume-instellingen ..................... 26
Systeeminstellingen ..................... 26
Basisbediening
Het middendisplay heeft een
aanraakgevoelig oppervlak dat
directe interactie met het scherm
mogelijk maakt.
m schermtoets
Selecteer m om naar het eerstvol‐
gende hogere menuniveau te gaan.
Schermtoets Exit
Selecteer Uit om het momenteel
actieve menu af te sluiten.
Een schermtoets of menuoptie
selecteren of activeren
Druk op een schermtoets of menu‐
optie.
De desbetreffende systeemfunctie
wordt geactiveerd, er verschijnt een
bericht of een submenu met verdere
opties.
Let op
In de volgende hoofdstukken
worden de stappen voor het selec‐
teren en activeren van een scherm‐
toets of een menuoptie via het
aanraakscherm beschreven als
"...selecteer <naam van toets>/
<naam van optie>".
14 Basisbediening
Items verplaatsen
Druk op de items die u wilt verplaat‐
sen en houd ze ingedrukt tot de picto‐
grammen rood worden omkaderd.
Verplaats uw vinger naar de gewen‐
ste locatie en laat het element los.
Let op
Oefen een gelijkmatige druk uit en
beweeg uw vinger met een
constante snelheid.
Alle andere opties worden opnieuw
ingedeeld.
Druk op ; op het bedieningspaneel
om de bewerkingsmodus af te sluiten.
Let op
In volgende hoofdstukken worden
de stappen voor het verplaatsen van
een schermelement via het aanraak‐
scherm beschreven als "...sleep
het...pictogram naar..." of "...sleep
de...menuoptie naar...".
Door lijsten scrollen
Als er meer items zijn dan er op het
scherm kunnen worden weergege‐
ven, dan moet u door de lijst bladeren.
Om door een lijst met menuopties te
bladeren kunt u:
Het scherm op een willekeurige
plek aanraken en met uw vinger
omhoog- of omlaagvegen.
Let op
Oefen een gelijkmatige druk uit en
beweeg uw vinger met een
constante snelheid.
Druk op o of n aan de boven-
of onderzijde van de schuifbalk.
Beweeg de schuifbalk omhoog
en omlaag met uw vinger.
In alfabetisch geordende lijsten
drukt u in het verticale toet‐
senbord op de gewenste letter.
De lijst verspringt naar de desbe‐
treffende locatie binnen de lijst.
Druk op de titel van de lijst om terug
te keren naar het begin.
Let op
In de volgende hoofdstukken
worden de stappen voor het blade‐
ren naar een optie uit de lijst via het
aanraakscherm beschreven als
"...blader naar <naam van optie>".
Basisbediening 15
Bediening van het menu
Startscherm
Het startscherm wordt op het midden‐
display weergegeven.
Alle geïnstalleerde toepassingen
kunnen vanuit het startscherm
worden benaderd.
Sleep het pictogram dat u wilt
verplaatsen naar zijn nieuwe locatie
om het startscherm aan te passen
aan uw wensen. Laat het pictogram
los om het op de gewenste positie
neer te zetten. Druk op ; op het
bedieningspaneel om de bewerkings‐
modus af te sluiten.
Let op
Als er nog een tweede beginpagina
is, kunnen de pictogrammen op
beide pagina's staan. Sleep het
pictogram naar de rechterzijde van
het display om naar de volgende
pagina te bladeren.
Toepassingenbalk
De toepassingenbalk zit middenbo‐
ven aan het scherm en is vanuit alle
hoofdmenu's te benaderen.
De toepassingenbalk kan drie tot vijf
toepassingspictogrammen bevatten.
Sommige toepassingspictogrammen
veranderen afhankelijk van de
actuele situatie, bijv. om aan te geven
dat u een telefoongesprek hebt
gemist.
U kunt de toepassingenbalk aanpas‐
sen aan uw wensen door items in en
uit het gebied van de toepassingen‐
balk te verplaatsen.
Interactieve selectiebalk
De interactieve selectiebalk zit onder
aan het scherm en is vanuit alle
hoofdmenu's te benaderen.
16 Basisbediening
Via de interactieve selectiebalk kunt u
de verschillende weergaven binnen
dezelfde toepassing wijzigen of
toepassingsspecifieke acties verrich‐
ten, bijv. het starten van een spraak‐
herkenningssessie.
Selecteer n onderaan het scherm
om de interactieve selectiebalk weer
te geven wanneer u deze niet op het
display ziet.
Meldingen
Bij een systeemgebeurtenis, vóór het
uitvoeren van een systeemfunctie of
na een signaal van buitenaf, zoals
een telefonische oproep, kan er een
melding verschijnen.
Selecteer een van de beschikbare
opties.
De meeste boodschappen die
worden genegeerd, verdwijnen na
enige tijd vanzelf. Waarschuwingen
die niet automatisch verdwijnen, blij‐
ven op het scherm staan tot ze
worden bevestigd of er geen aanlei‐
ding meer voor is.
Toetsenborden
Toetsenbord
Alfabetisch toetsenbord:
Toetsenbord symbolen:
De weergave van het toetsenbord‐
menu is afhankelijk van de actieve
toepassing of functie.
Selecteer Sym om naar het toet‐
senbord met symbolen te gaan.
Selecteer ABC om naar het alfabeti‐
sche toetsenbord te gaan.
Invoeren van lettertekens
Druk op de desbetreffende scherm‐
toets om een letterteken in te voeren.
Als u de toets loslaat, wordt het teken
ingevoerd.
Basisbediening 17
Houd de lettertekentoets ingedrukt
om gerelateerde letters in een pop-
upmenu te bekijken. Laat deze los en
selecteer vervolgens de gewenste
letter.
Selecteer de desbetreffende scherm‐
toets om uw invoer te bevestigen.
Automatisch aanvullen
Is een reeks letters eenmaal inge‐
voerd, dan wordt deze door het
systeem opgeslagen en kan deze
door de functie automatisch aanvul‐
len opnieuw worden opgeroepen.
Zodra het eerste letterteken (letter of
cijfer) is ingevoerd, wordt de functie
automatisch aanvullen geactiveerd.
Elk volgende letterteken wordt tijdens
het vergelijkingsproces overwogen,
zodat de lijst met treffers voor auto‐
matisch aanvullen zo kort mogelijk
blijft.
Selecteer o naast de ingevoerde
lettertekens om een lijst met alle tref‐
fers voor automatisch aanvullen weer
te geven.
Let op
Boven de schermtoets o verschijnt
het aantal beschikbare opties. Dit
wordt aangepast aan het aantal
gevonden treffers.
Kies het desbetreffende item uit de
lijst. Het toetsenbord verschijnt
opnieuw met de desbetreffende
lijstoptie in het invoerveld.
Tekst bewerken
Plaats de cursor door op de desbe‐
treffende positie in de tekst te druk‐
ken. Voer uw wijzigingen door.
Selecteer afhankelijk van de toepas‐
sing ╳ om een ingevoerd letterteken
te wissen. Houd ╳ ingedrukt om alle
lettertekens te wissen.
Selecteer de bevestigingstoets om de
invoer te bevestigen.
Hoofd- en kleine letters
In de meeste gevallen is het slechts
mogelijk om hoofdletters in te voeren.
Als herkenning van hoofdletters en
kleine letters aanwezig is, verschijnt
er een extra Shift-schermtoets.
Selecteer Shift om de shift-functie te
activeren en één hoofdletter in te
voeren.
Deze functie wordt automatisch
gedeactiveerd nadat er een letter is
ingevoerd.
Toetsenblok
Moet er alleen een cijfer of een
pincode worden ingevoerd, dan
verschijnt er een toetsenblok. De
weergave van het toetsenblokmenu
is afhankelijk van de actieve toepas‐
sing of functie.
18 Basisbediening
Zie de bovenstaande tekst voor een
gedetailleerde beschrijving over het
invoeren van lettertekens en het wijzi‐
gen van ingevoerde tekst.
Favorieten
U kunt uiteenlopende informatie als
favorieten opslaan, bijv.:
radiozenders
muziektracks
albums of artiesten
telefoonnummers
bestemmingen en routes
nuttige plaatsen
contactgegevens
tooninstellingen
startschermtoepassingen
Er zijn 60 posities voor favorieten
beschikbaar. Deze worden weerge‐
geven in rijen van vijf.
U kunt ze weergeven in één rij of met
drie rijen naast elkaar.
Is een favoriete positie gevuld, dan
kunt u met de favorieten-schermtoets
de labeltekst van de desbetreffende
favoriet weergeven. Is een positie
leeg, dan wordt het positienummer
van de favoriete locatie (1 tot 60)
aangegeven.
Favorieten weergeven
De favorietenlijst is vanuit alle menu's
toegankelijk.
Om één rij favorieten weer te geven
als er onderaan het scherm geen
interactieve selectiebalk staat:
Selecteer n.
Om één rij favorieten weer te geven
als er een interactieve selectiebalk op
het scherm staat:
Raak de interactieve selectiebalk aan
en veeg met uw vinger omhoog tot er
één rij favorieten wordt getoond.
Basisbediening 19
Let op
Oefen een gelijkmatige druk uit en
beweeg uw vinger met een
constante snelheid.
Sleep de favorietenlijst verder
omhoog om drie rijen favorieten weer
te geven.
Door de favorietenpagina's
bladeren
De favorietenpagina kan als enkele rij
of als drie rijen worden weergegeven.
Raak het aanraakscherm op een
willekeurige plek aan en sleep naar
links of naar rechts om door de favor‐
ietenpagina's te bladeren.
De vorige of volgende favorietenpa‐
gina wordt nu weergegeven.
Let op
Oefen een gelijkmatige druk uit en
beweeg uw vinger met een
constante snelheid.
Komt u bij het begin of het eind van
de favorietenpagina, dan klapt de
hele lijst in.
Let op
Onderin het scherm ziet u hoeveel
favorietenpagina's er toegankelijk
zijn en welke pagina er momenteel
wordt weergegeven. Het aantal
markeringen wordt aangepast aan
de gekozen weergave (meer pagi‐
na's bij weergave in 1 rij, minder
pagina's bij 3 rijen).
Favorieten opslaan
U kunt favorieten opslaan vanuit het
startscherm, de audiomodus, de navi‐
gatiemodus of de telefoonmodus.
Geef de favorietenlijst weer en blader
naar de gewenste favorietenpagina.
Houd de desbetreffende favorieten-
schermtoets ingedrukt.
Als er maar één item op het scherm is
dat kan worden opgeslagen, dan
hoort u een pieptoon. Het item wordt
dan onder de desbetreffende scherm‐
toets opgeslagen.
Staan er meerdere items op het
scherm die kunnen worden opgesla‐
gen, dan wordt de favorietenpagina
geminimaliseerd en verschijnt het
vorige menu opnieuw. Selecteer de
informatie die u als favoriet wilt
opslaan. Er klinkt een pieptoon en het
item wordt onder de desbetreffende
schermtoets opgeslagen.
Hieronder volgen een aantal voor‐
beelden voor het opslaan van favor‐
ieten.
Voorbeeld: Radiozender
Druk op ; en selecteer AUDIO op het
startscherm.
Druk herhaaldelijk RADIO op de inter‐
actieve selectiebalk om de gewenste
frequentieband te activeren.
Ga naar de zender die u als favoriet
wilt opslaan 3 31.
20 Basisbediening
Geef de favorietenlijst weer en blader
naar de desbetreffende favorietenpa‐
gina om deze zender als favoriet op
te slaan.
Houd de desbetreffende favorieten-
schermtoets ingedrukt totdat er een
pieptoon klinkt. De zender wordt als
favoriet opgeslagen.
Voorbeeld: Album
Druk op ; en selecteer AUDIO op het
startscherm. Druk herhaaldelijk op
MEDIA op de interactieve selectie‐
balk tot de gewenste audiobron actief
is.
Selecteer BLADEREN om het zoek‐
menu te activeren en selecteer
vervolgens ALBUMS 3 37.
Geef de favorietenlijst weer en blader
naar de desbetreffende favorietenpa‐
gina om een van de albums als favo‐
riet op te slaan.
Houd de desbetreffende favorieten-
schermtoets ingedrukt. De favorie‐
tenpagina wordt geminimaliseerd en
de albumlijst wordt opnieuw weerge‐
geven.
Selecteer het album dat u als favoriet
wilt opslaan. Het geselecteerde
album wordt als favoriet opgeslagen.
Voorbeeld: Bestemming
Druk op ; en selecteer NAV op het
startscherm.
Selecteer BESTEMM., selecteer
RECENT op de interactieve selectie‐
balk en druk vervolgens op de gewen‐
ste bestemming in de lijst 3 50.
Geef de favorietenlijst weer en blader
naar de desbetreffende favorietenpa‐
gina om dit adres als favoriet op te
slaan.
Houd de desbetreffende favorieten-
schermtoets ingedrukt. Het adres
wordt als favoriet opgeslagen.
Voorbeeld: Telefoonnummer
Druk op ; en selecteer TELEFOON
op het startscherm.
Selecteer TOETSENBORD en voer
het gewenste nummer in 3 72.
Geef de favorietenlijst weer en blader
naar de desbetreffende favorietenpa‐
gina om het nummer als favoriet op te
slaan.
Houd de desbetreffende favorieten-
schermtoets ingedrukt. Het nummer
wordt als favoriet opgeslagen.
Favorieten opvragen
Geef een favorietenpagina weer (zie
hierboven) en blader naar de gewen‐
ste favorietenpagina (indien nodig).
Let op
Niet-beschikbare favorieten zijn
uitgegrijsd.
Selecteer de desbetreffende favorie‐
ten-schermtoets. Afhankelijk van het
geselecteerde type favoriet, wordt er
een radiozender aangezet, een track
afgespeeld, een telefoonnummer
gebeld, een route berekend of een
toepassing gestart.
Let op
De huidige favoriet wordt gemar‐
keerd.
Favorieten bewerken
Selecteer achtereenvolgens
INSTELLINGEN op het startscherm,
Radio en Favorieten beheren. Er
Basisbediening 21
verschijnt een favorietenlijst (drie
rijen) met de bewerkingsopties in de
interactieve selectiebalk.
Naam van favorieten wijzigen
Blader naar de desbetreffende favor‐
ietenpagina.
Selecteer de favoriet die u wilt bewer‐
ken.
Selecteer HERNOEMEN.
Er verschijnt een toetsenbord met de
huidige labeltekst van de favoriet in
het invoerveld en in het label-preview
vlak.
Voer de nieuwe labeltekst in en selec‐
teer Opslaan. U gaat nu terug naar de
favorietenpagina.
Selecteer H onder aan het scherm
om de interactieve selectiebalk weer
te geven en selecteer vervolgens
GEREED om naar het instellingen‐
menu terug te keren.
Favorieten wissen
Blader naar de desbetreffende favor‐
ietenpagina.
Selecteer de favoriet die u wilt
wissen.
Selecteer WISSEN. De favoriet en
alle hiermee verbonden data wordt
gewist.
Selecteer GEREED om terug te keren
naar het instellingenmenu.
Favorieten verplaatsen
Blader naar de desbetreffende favor‐
ietenpagina.
Sleep de te verplaatsen favoriet naar
de nieuwe positie.
Om een favoriet te verplaatsen naar
een positie die momenteel niet zicht‐
baar is, sleept u deze naar de p- of
q-symbolen boven aan de favorieten‐
pagina. U kunt nu in de lijst bladeren.
Om het bladeren te stoppen, navi‐
geert u terug naar de favorietenpa‐
gina.
Selecteer GEREED om de actie te
bevestigen en terug te keren naar het
instellingenmenu.
Bepalen hoeveel favorieten er
worden getoond
Druk op ; en selecteer
INSTELLINGEN op het startscherm.
Selecteer Radio en vervolgens Aantal
weergegeven favorieten.
22 Basisbediening
Activeer het aantal favorieten dat u
wilt weergeven.
Let op
Overschrijdt het aantal opgeslagen
favorieten het aantal favorieten dat
in het instellingenmenu is ingesteld,
dan worden extra opgeslagen favor‐
ieten niet gewist, maar worden deze
niet weergegeven. U kunt ze herac‐
tiveren door het aantal weer te
geven favorieten te verhogen.
Contacten
Vanuit het infotainmentsysteem
kunnen er twee verschillende typen
contactenlijsten worden geopend:
contactenlijsten die vanaf Blue‐
tooth-apparaten of externe bron‐
nen zijn gedownload
contactenlijst voertuig
Let op
Er kunnen maximaal 1000 contacten
in de voertuigcontactenlijst worden
opgeslagen. Er is geen limiet aan
het aantal gedownloade contactlijs‐
ten.
De contactenlijst die de eerste keer
wordt getoond, is afhankelijk van de
actieve toepassing en de aangeslo‐
ten apparaten.
De bron wijzigen
Druk op ;, activeer de telefoon- of
navigatietoepassing en selecteer
vervolgens CONTACTEN op de inter‐
actieve selectiebalk om een contac‐
tenlijst weer te geven.
Selecteer Contactlijst wijzigen aan de
rechterzijde van het scherm. Er
verschijnt een lijst met alle beschik‐
bare bronnen voor contactpersonen.
De actieve contactenlijst wordt
gemarkeerd met 9.
Selecteer de gewenste contactenlijst.
De gewenste lijst wordt getoond.
Let op
Het systeem onthoudt welke lijst er
binnen een toepassing is gekozen.
Als de contactenlijst vanuit deze
toepassing opnieuw wordt geopend,
dan wordt de eerder geselecteerde
lijst opnieuw weergegeven.
De contactenlijst gebruiken
Druk op ;, activeer de telefoon- of
navigatietoepassing en selecteer
vervolgens CONTACTEN op de inter‐
actieve selectiebalk om een contac‐
tenlijst weer te geven.
Navigatietoepassing:
Basisbediening 23
Telefoontoepassing:
Selecteer een van de items in de lijst
om de contactgegevens weer te
geven.
De contactgegevens kunnen bestaan
uit:
voor- en achternaam
diverse telefoonnummers
diverse e-mailadressen
diverse adressen (bijv. werk en
thuis)
in de contactenlijst van het voer‐
tuig: categorie-invoer
in de contactenlijst van het voer‐
tuig: veld notities
voor POI-vermeldingen: informa‐
tie over openingstijden, menu
(bijv. restaurant), prijzen enz.
Let op
De rankschikking van de gegevens
is afhankelijk van de actieve toepas‐
sing. In de telefoontoepassing
worden bijvoorbeeld de telefoon‐
nummers als eerste weergegeven.
Selecteer de gewenste vermelding.
Contactpersonen toevoegen
Open de desbetreffende toepassing
om informatie uit de toepassingsme‐
nu's aan de contactenlijst van het
voertuig toe te voegen.
Navigatietoepassing: Selecteer of
voer een bestemming in 3 50. Het
scherm met de bestemmingsdetails
wordt weergegeven. Selecteer
Opslaan. Er verschijnt een menu.
Telefoontoepassing: Selecteer
RECENT. Selecteer w naast het tele‐
foonnummer dat u aan de contacten‐
lijst wilt toevoegen. Er verschijnt een
menu.
Selecteer een van de opties.
Nieuw contact aanmaken
Er wordt een datacategorie-selectie‐
menu weergegeven.
Selecteer de desbetreffende dataca‐
tegorie voor de informatie die u wilt
opslaan, bijv. werkadres of mobiele
telefoon. Het scherm met de contact‐
details wordt weergegeven.
Let op
De gegevenscategorieën in het
nieuwe menu corresponderen met
de informatie die u wilt opslaan, bv.
24 Basisbediening
als de informatie een adres betreft,
dan zijn er in de lijst alleen adresty‐
pen beschikbaar.
Voltooi de invoer en selecteer
Opslaan om de contactgegevens op
te slaan.
Voeg toe aan bestaand contact
De contactenlijst van het voertuig
wordt getoond. Kies het gewenste
contact.
Het scherm contactgegevens wordt
getoond met de nieuwe informatie
rechts op het scherm.
Selecteer de desbetreffende dataca‐
tegorie voor de informatie die u wilt
opslaan, bijv. werkadres of mobiele
telefoon.
Kiest u een bestaande gegevensca‐
tegorie, dan wordt de bestaande
informatie overschreven.
Selecteer Opslaan om de nieuwe
informatie op te slaan.
Contacten bewerken
Open de contactenlijst van het voer‐
tuig om een contactpersoon te bewer‐
ken. Selecteer de gewenste contact‐
persoon in de contactenlijst van het
voertuig.
Selecteer Contact bewerken aan de
rechterzijde van het scherm.
Het bewerkingsscherm wordt weer‐
gegeven.
Informatie wijzigen
Selecteer het veld dat u wilt aanpas‐
sen. Afhankelijk van het geselec‐
teerde veld, verschijnt er een toet‐
senbord of toetsenblok.
Voer de wijzigingen in 3 16.
Selecteer Opslaan op het scherm
contactdetails om uw wijzigingen te
bewaren.
Informatie toevoegen
Selecteer het veld waaraan u extra
informatie wilt toevoegen.
Wilt u een nieuw veld voor een al
bestaande gegevenscategorie
aanmaken, bijv. voor een tweede
mobiele telefoonnummer, selecteer
dan w in het desbetreffende gege‐
vensveld.
Let op
De schermtoets w wordt alleen
weergegeven als het mogelijk is om
meer informatie aan de datacatego‐
rie toe te voegen.
Afhankelijk van het geselecteerde
veld, verschijnt er een toetsenbord of
toetsenblok 3 16.
Voer de nieuwe gegevens in en
selecteer de schermtoets vóór het
gewenste invoerveld.
Selecteer Opslaan op het scherm
contactdetails om uw wijzigingen te
bewaren.
Basisbediening 25
Contactpersonen wissen
Eén contactpersoon wissen
Open de contactenlijst van het voer‐
tuig om één contactpersoon te
wissen. Selecteer de gewenste
contactpersoon in de contactenlijst
van het voertuig.
Selecteer Contact bewerken aan de
rechterzijde van het scherm.
Selecteer Wissen om het contact en
alle hiermee verbonden informatie te
verwijderen. Er verschijnt een beves‐
tiging.
Bevestig het bericht. De invoer wordt
gewist.
Volledige contactenlijst van het
voertuig wissen
Open de contactenlijst van het voer‐
tuig om de volledige lijst te wissen.
Selecteer Contactlijst wijzigen aan de
rechterzijde van het scherm. Er
verschijnt een lijst met alle beschik‐
bare contactbronnen. De actieve
contactenlijst wordt gemarkeerd met
9.
Selecteer de schermtoets ─ naast
Voertuig. Er verschijnt een bevesti‐
ging.
Bevestig de melding om de lijst te
verwijderen.
Contactenlijsten sorteren
Standaard zijn de lijsten alfabetisch
op voornaam geordend. Is er geen
voornaam beschikbaar, dan wordt de
achternaam gebruikt. Is er geen voor-
of achternaam, dan wordt een van de
eerst ingevoerde lettertekens als
sorteercriterium gebruikt.
De sorteervolgorde kan worden
gewijzigd als de voor- en achternaam
in verschillende velden worden opge‐
slagen.
Selecteer Sorteer om de sorteervolg‐
orde te wijzigen.
Kies de gewenste sorteervolgorde.
De lijst wordt opnieuw gesorteerd.
Geluidsinstellingen
In het menu Geluidsinstellingen is de
geluidskarakteristiek in te stellen. Het
menu is toegankelijk vanuit elk audi‐
ohoofdmenu.
Let op
U kunt een set geluidsinstellingen
als favoriet opslaan. Voor een gede‐
tailleerde beschrijving 3 18.
Selecteer MENU in het desbetref‐
fende audiohoofdmenu om het menu
Geluidsinstellingen te openen. Selec‐
teer Instellingen klankkleur.
Treble
Met deze instelling kunt u de hoge
frequenties van de audiobronnen
versterken of dempen.
Druk herhaald op of w om de instel‐
ling te wijzigen.
26 Basisbediening
Of verschuif de schuifbalk op de
instelbalk.
Middenbereik
Met deze instelling kunt u de midden‐
frequenties van de audiobron verster‐
ken of dempen.
Druk herhaald op of w om de instel‐
lingen te wijzigen.
Of verschuif de schuifbalk op de
instelbalk.
Bass
Met deze instelling kunt u de lage
frequenties van de audiobronnen
versterken of dempen.
Druk herhaald op of w om de instel‐
lingen te wijzigen.
Of verschuif de schuifbalk op de
instelbalk.
Balance en fader instellen
Selecteer in de illustratie rechts in het
menu, het punt in de auto waarop het
geluid optimaal moet zijn.
Druk op n, o, p en q om de instel‐
lingen te wijzigen.
Selecteer Voor of Achter boven en
onder in het voertuigdiagram om snel
tussen de voor- en achterspeakers te
wisselen.
Equalizermodi
Selecteer een van de schermtoetsen
in de interactieve selectiebalk om het
geluid voor specifieke muziekstijlen te
optimaliseren.
Selecteer EIG. PROFIEL als u de
geluidsinstellingen zelf wilt defini‐
eren.
Volume-instellingen
Maximaal inschakelvolume
Druk op ; en selecteer
INSTELLINGEN op het startscherm.
Blader door de lijst en selecteer
Radio en vervolgens Maximaal
inschakelvolume.
Druk op ─ of w om het gewenste
volume in te stellen.
Automatische volumeaanpassing
Druk op ; en selecteer
INSTELLINGEN op het startscherm.
Blader door de lijst en selecteer
Radio en vervolgens Auto volume.
Stel Auto volume in op een van de
beschikbare opties om de mate van
volumeaanpassing in te stellen.
Uit: geen harder volume bij een
toenemende snelheid.
Hoog: maximaal hard volume bij een
toenemende snelheid.
Volume van verkeersinformatie
Stel het gewenste volume van de
verkeersinformatie in wanneer een
verkeersbericht door het systeem
wordt gegeven. De desbetreffende
instelling wordt dan door het systeem
opgeslagen.
Systeeminstellingen
In de INSTELLINGEN-toepassing
kunnen diverse instellingen en
aanpassingen voor het infotainment‐
systeem worden geconfigureerd.
Basisbediening 27
Tijd en datum
Druk op ; en selecteer
INSTELLINGEN op het startscherm.
Selecteer Tijd en datum.
Tijd instellen
Selecteer Tijd instellen om naar het
desbetreffende submenu te gaan.
Selecteer Auto inst. onder aan het
scherm. Activeer Aan - RDS of Uit -
handmatig.
Selecteer Uit - handmatig en stel de
uren en minuten in door op n of
o te drukken.
Druk op 12-24 u rechts op het scherm
om een tijdmodus te kiezen.
Kiest u de 12-uursmodus, dan
verschijnt er een derde kolom met
AM- en PM-instellingen. Selecteer de
gewenste optie.
Datum instellen
Selecteer Datum instellen om naar
het desbetreffende submenu te gaan.
Let op
Is de datum automatisch geregeld,
dan is deze menu-optie niet beschik‐
baar.
Selecteer Auto inst. onder aan het
scherm. Activeer Aan - RDS of Uit -
handmatig.
Selecteer Uit - handmatig en stel de
datum in door op n of o te druk‐
ken.
Klokdisplay
Selecteer Weergave klok om naar het
desbetreffende submenu te gaan.
Selecteer Uit om het digitale klokdis‐
play in de menu's uit te schakelen.
Taal
Druk op ; en selecteer
INSTELLINGEN op het startscherm.
Blader door de lijst en selecteer Taal.
Let op
De actieve taal wordt gemarkeerd
met 9.
Blader door de lijst en selecteer de
gewenste taal.
28 Basisbediening
Valetmodus
Als de valetmodus is geactiveerd,
dan is de bagageruimte vergrendeld,
zijn alle voertuigdisplays vergrendeld
en zijn er geen systeemaanpassin‐
gen te verrichten.
Let op
Boordmeldingen en de achteruit‐
zichtcamera blijven geactiveerd.
Systeem vergrendelen
Druk op ; en selecteer
INSTELLINGEN op het startscherm.
Blader door de lijst en selecteer
Valetmodus. Er verschijnt een toets‐
enblok.
Voer een viercijferige code in en
selecteer Enter. Het toetsenblok
wordt opnieuw weergegeven.
Voer de viercijferige code opnieuw in
om de invoer te bevestigen en selec‐
teer Vergrendelen. Het systeem is
vergrendeld.
Systeem ontgrendelen
Schakel het infotainmentsysteem in.
Er verschijnt een toetsenblok.
Voer de desbetreffende viercijferige
code in en selecteer Ontgrendelen.
Het systeem is ontgrendeld.
PIN vergeten
Neem contact op met de werkplaats
om de pincode naar de standaard‐
waarde terug te zetten.
Beeldscherm
Druk op ; en selecteer
INSTELLINGEN op het startscherm.
Blader door de lijst en selecteer
Scherm.
Modus
Selecteer Modus om naar het desbe‐
treffende submenu te gaan.
Kies, afhankelijk van de externe licht‐
condities, Dag of Nacht.
Basisbediening 29
Selecteert u Auto, dan past het
systeem automatisch het display aan.
Aanraakscherm kalibreren
Selecteer Aanraakscherm kalibreren
om naar het desbetreffende submenu
te gaan.
Volg de aanwijzingen op het scherm
en druk op de aangegeven punten.
Het aanraakscherm wordt gekali‐
breerd.
Display uitschakelen
Selecteer Scherm uitschakelen om
het display uit te schakelen.
Raak het aanraakscherm aan of druk
op een toets op het bedieningspaneel
om het display weer te activeren.
Fabrieksinstellingen terugzetten
Druk op ; en selecteer
INSTELLINGEN op het startscherm.
Blader door de lijst en selecteer
Terugkeren naar fabrieksinst..
Instellingen van de auto herstellen
Selecteer Instellingen voertuig
herstellen om alle persoonlijke instel‐
lingen te herstellen. Er verschijnt een
waarschuwing.
Selecteer Herstellen. De instellingen
zijn teruggezet.
Alle persoonlijke gegevens wissen
Selecteer Alle privégegevens wissen
om de volgende gegevens te wissen:
gekoppelde Bluetooth-apparaten
opgeslagen telefoonboeken
contactenlijst voertuig
bestemmingslijsten
favorieten
Er verschijnt een waarschuwing.
Selecteer Wissen. De gegevens zijn
gewist.
Radio-instellingen herstellen
Selecteer Instellingen radio
herstellen om de volgende gegevens
te herstellen:
tooninstellingen
volume: instellingen
spraakinstellingen
toepassingenbalk
contactbronnen
Er verschijnt een waarschuwing.
Selecteer Herstellen. De instellingen
zijn teruggezet.
Software-informatie
Druk op ; en selecteer
INSTELLINGEN op het startscherm.
Blader door de lijst en selecteer Soft‐
wareinformatie.
30 Basisbediening
Er verschijnt een lijst met de versie‐
nummers van alle software in het
systeem.
Systeem bijwerken
Neem contact op met de werkplaats
om uw systeemsoftware te laten
bijwerken.
Radio 31
Radio
Gebruik ........................................ 31
Zender zoeken ............................. 31
Radio Data System ...................... 32
Digital Audio Broadcasting .......... 34
Gebruik
De radiofunctie is geïntegreerd in de
AUDIO-toepassing.
Activeren van de radiofunctie
Druk op ; en selecteer AUDIO op het
startscherm. Selecteer RADIO op de
interactieve selectiebalk.
Frequentieband selecteren
Druk herhaaldelijk RADIO om van
frequentieband te wisselen.
Zender zoeken
Automatisch zender zoeken
Druk op t of v om de vorige of
volgende zender te beluisteren.
Handmatig zender zoeken
Houd t of v ingedrukt. Laat de
desbetreffende toets los als de
gewenste frequentie bijna bereikt is.
Afstemmen op zender
Selecteer KIES op de interactieve
selectiebalk. Er verschijnt een toets‐
enblok.
32 Radio
Druk op het veld Frequentie
invoeren en voer de gewenste
frequentie in. Bevestig uw invoer.
Zenderlijsten
In de zenderlijsten ziet u alle ontvang‐
bare radiozenders in het huidige
ontvangstgebied die u kunt selecte‐
ren.
Druk op BLADEREN op de interac‐
tieve selectiebalk om een zenderlijst
voor het actuele frequentiebereik
weer te geven.
De zenderlijst wordt weergegeven.
Let op
Het huidige station wordt gemar‐
keerd.
Blader door de lijst en selecteer de
gewenste titel.
Categorielijsten
Talloze RDS 3 32 en DAB 3 34
zenders zenden een PTY-code uit,
die het uitgezonden programmatype
aangeeft (bijv. nieuws). Sommige
zenders wijzigen afhankelijk van de
inhoud die op dat moment wordt
uitgezonden ook de PTY-code.
Het infotainmentsysteem slaat deze
zenders, gesorteerd op programma‐
type, in de desbetreffende categorie‐
lijst op.
Let op
De lijstoptie Categorieën is alleen
beschikbaar voor de FM- en DAB-
golfband.
Selecteer MENU op de interactieve
selectiebalk om het desbetreffende
frequentiebereik weer te geven en
selecteer Categorieën.
Er verschijnt een lijst met momenteel
beschikbare programmacategorieën.
Kies de gewenste categorie. Er
verschijnt een lijst met zenders die
een programma van het geselec‐
teerde type uitzenden.
Selecteer de gewenste zender.
Zenderlijst bijwerken
Kunnen de zenders uit de in de
frequentiebereikspecifieke zenderlijst
niet langer worden ontvangen, selec‐
teer dan Zenderlijst bijwerken.
Let op
Bij het bijwerken van een lijst van
een zender op een specifiek
frequentiebereik wordt de overeen‐
komstige categorielijst ook bijge‐
werkt.
Zenderlijst bijwerken verschijnt op het
scherm tot het zoeken is afgerond.
Radio Data System
Radio Data System (RDS) is een
dienst voor FM-zenders die ervoor
zorgt dat de gewenste zender
aanzienlijk sneller wordt gevonden en
zonder problemen wordt ontvangen.
Radio 33
Voordelen van RDS
Op het display verschijnt de
programmanaam van de zender
in plaats van de frequentie.
Tijdens het zoeken naar zenders
stemt het infotainmentsysteem
alleen af op RDS-zenders.
Het infotainmentsysteem stemt
altijd af op de zendfrequentie van
de ingestelde zender met de
beste ontvangst via AF (alterna‐
tieve frequentie).
Afhankelijk van de ontvangen
zender verschijnen in het info‐
tainmentsysteem radioteksten,
bijv. met informatie over het
huidige programma.
RDS-instellingen
Activeer de radiofunctie en selecteer
vervolgens het FM-bereik om de
RDS-instellingsopties te configure‐
ren. Selecteer MENU op de interac‐
tieve selectiebalk om het FM-menu
weer te geven.
RDS
Selecteer RDS - Aan of RDS - Uit.
Verkeersinformatie (TP)
Verkeersinformatiezenders zijn RDS-
zenders die verkeersinformatie
uitzenden. Als verkeersinformatie is
ingeschakeld, wordt de actieve func‐
tie voor de duur van het verkeersbe‐
richt onderbroken.
Als de verkeersinformatie geacti‐
veerd is, verschijnt [TP] op de boven‐
ste regel van alle menu's. Is de
actuele zender geen verkeersinfor‐
matiezender, dan wordt [ ] weergege‐
ven en wordt er automatisch naar de
volgende beschikbare verkeersinfor‐
matiezender gezocht. Zodra er een
verkeersinformatiezender wordt
gevonden, licht [TP] op. Wordt er
geen verkeersinformatiezender
gevonden, dan blijft [ ] op het scherm
staan.
Als er een verkeersbericht op de
desbetreffende verkeersinformatie‐
zender wordt uitgezonden, verschijnt
er een bericht.
Annuleer het alarm om de melding te
onderbreken en naar de laatst geac‐
tiveerde functie te gaan.
Selecteer Traffic Program (TP) - Aan
of Traffic Program (TP) - Uit.
Regio
Soms zenden RDS-zenders regio‐
naal verschillende programma's op
verschillende frequenties uit.
Als de regio-instelling ingeschakeld
is, worden er zo nodig andere
frequenties met dezelfde regionale
programma's geselecteerd. Is de
regio-instelling uitgeschakeld,
worden alternatieve frequenties voor
de zenders geselecteerd zonder
rekening te houden met regionale
programma's.
34 Radio
Selecteer Regio - Aan of Regio - Uit.
Digital Audio Broadcasting
DAB zendt radiozenders digitaal uit.
Voordelen van DAB
DAB-zenders worden aangeduid
met de programmanaam i.p.v.
met de zendfrequentie.
Met DAB kunnen verschillende
programma's (diensten) op
dezelfde frequentie worden
uitgezonden (ensemble).
Naast hoogwaardige diensten
voor digitale audio is DAB ook in
staat om programmaspecifieke
gegevens en een veelheid aan
andere dataservices uit te
zenden, inclusief reis - en
verkeersinformatie.
Zolang een bepaalde DAB-
ontvanger een signaal van een
zender op kan vangen (ook al is
het signaal erg zwak), is de
geluidsweergave gewaarborgd.
Bij een slechte ontvangst wordt
het volume automatisch lager
gezet om onaangename gelui‐
den te vermijden.
Als het DAB-signaal te zwak is
om door de radio te worden geïn‐
terpreteerd, wordt de weergave
geheel onderbroken. Dit kan
worden vermeden door in het
DAB-menu DAB-DAB schakelen
en/of DAB-FM schakelen te acti‐
veren (zie hieronder).
Interferentie door zenders op
naburige frequenties (een
verschijnsel dat typisch is voor
AM- en FM-ontvangst) doet zich
bij DAB niet voor.
Als het DAB-signaal door natuur‐
lijke obstakels of door gebouwen
wordt weerkaatst, verbetert dit de
ontvangstkwaliteit van DAB,
terwijl AM- en FM-ontvangst in
die gevallen juist aanmerkelijk
verzwakt.
Na het inschakelen van DAB-
ontvangst blijft de FM-tuner van
het infotainmentsysteem op de
achtergrond actief en zoekt
voortdurend naar de best
ontvangbare FM-zenders. Als TP
3 32 geactiveerd is, worden er
verkeersberichten doorgegeven
van de FM-zender die de beste
ontvangst heeft. Deactiveer TP
als u niet wilt dat de DAB-
ontvangst door FM-verkeersmel‐
dingen wordt onderbroken.
DAB-instellingen
Activeer de radiofunctie en kies
vervolgens het DAB-bereik om de
DAB-instellingsopties te configure‐
ren. Selecteer MENU op de interac‐
tieve selectiebalk om het DAB-menu
weer te geven.
Radio 35
DAB-berichten
Naast hun muziekprogramma's
zenden veel DAB-zenders ook
diverse categorieën berichten uit. Als
u sommige of alle categorieën acti‐
veert, wordt de momenteel ontvan‐
gen DAB-service bij een bericht uit
deze categorieën onderbroken.
Selecteer DAB-berichten om de DAB-
categorielijst weer te geven.
Kies de gewenste categorieën. De
geselecteerde categorieën zijn
gemarkeerd met 9.
Let op
DAB-berichten kunnen alleen
ontvangen worden als de DAB-
golfband geactiveerd is.
DAB naar DAB koppeling
Als deze functie geactiveerd is, scha‐
kelt het systeem over op dezelfde
service van een ander DAB-ensem‐
ble (indien beschikbaar) als het DAB-
signaal te zwak is om door de radio te
worden opgevangen.
Selecteer DAB-DAB schakelen -
Aan of DAB-DAB schakelen - Uit.
DAB naar FM koppeling
Als deze functie geactiveerd is, scha‐
kelt het systeem over op eenzelfde
FM-zender van de actieve DAB-
service (indien beschikbaar) als het
DAB-signaal te zwak is om door de
radio te worden opgevangen.
Selecteer DAB-FM schakelen - Aan
of DAB-FM schakelen - Uit.
L- Band
Is L Band geactiveerd, dan ontvangt
het infotainmentsysteem een extra
frequentieband. De frequenties van
de L-band bestaan uit aard- en satel‐
lietradio (1452 - 1492 MHz).
Selecteer L Band - Aan of L Band -
Uit.
Intellitext
Met de functie Intellitext kunt u extra
informatie zoals berichten, financiële
informatie, sport, nieuws, enz.
ontvangen.
Selecteer één van de categorieën en
kies een specifieke optie om gedetail‐
leerde informatie weer te geven.
36 Externe apparaten
Externe apparaten
Algemene informatie .................... 36
Audio afspelen ............................. 37
Films afspelen .............................. 38
Smartphone-applicaties
gebruiken ..................................... 39
Apps gebruiken ............................ 40
Algemene informatie
Er zit een USB-poort voor het aanslui‐
ten van externe apparaten op de
middenconsole.
Let op
U moet de USB-poort altijd schoon
en droog houden.
USB-poort
Op de USB-poort kunt u een MP3-
speler, USB-apparaat of smartphone
aansluiten.
Het infotainmentsysteem kan de
muziekbestanden en films afspelen
die op deze randapparatuur staan.
Na het aansluiten op de USB-poort
werken de bovenvermelde apparaten
via de knoppen en menu's van het
infotainmentsysteem.
Let op
Niet alle aanvullende apparaten
worden ondersteund door het Info‐
tainmentsysteem. In de lijst op onze
website kunt u controleren welke
modellen geschikt zijn.
Een apparaat aansluiten/loskoppelen
Sluit het USB-apparaat aan op de
USB-poort.
Let op
Bij het verbinden van een niet-lees‐
baar USB-apparaat verschijnt er een
bijbehorende foutmelding en scha‐
kelt het Infotainmentsysteem auto‐
matisch terug naar de vorige functie.
Ontkoppel het USB-apparaat door
een andere functie te selecteren en
dan het USB-opslagapparaat te
verwijderen.
Voorzichtig
Koppel het toestel tijdens het
afspelen niet los. Hierdoor kan het
toestel of het Infotainmentsysteem
beschadigd raken.
Bluetooth
Apparaten die de Bluetooth-muziek‐
profielen A2DP en AVRCP onder‐
steunen kunnen draadloos met het
infotainmentsysteem worden verbon‐
den.
Externe apparaten 37
Het infotainmentsysteem kan de
muziekbestanden afspelen die op
deze apparaten staan.
Een apparaat aansluiten/loskoppelen
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de Bluetooth-verbinding 3 69.
Bluetooth-apparaatbeheer
Selecteer MENU op de interactieve
selectiebalk om het aangesloten
Bluetooth-apparaat te wijzigen.
Selecteer Bluetoothapparaten
beheren om de apparatenlijst weer te
geven.
Voor een gedetailleerde beschrijving
3 69.
Bestandsformaten
Er wordt alleen apparatuur onder‐
steund die volgens FAT32, NTFS of
HFS+ zijn geformatteerd.
Let op
Sommige bestanden worden
wellicht niet goed afgespeeld. Dit
kan worden veroorzaakt door een
ander opnameformaat of de staat
van het bestand.
Bestanden van online-winkels met
digitaal rechtenbeheer (DRM)
kunnen niet worden afgespeeld.
Het infotainmentsysteem kan de
volgende audio- en filmbestanden op
externe apparaten afspelen/weerge‐
ven.
Audiobestanden
De afspeelbare audiobestandsforma‐
ten zijn MP3, WMA, AAC, M4A en
AIF.
Bij het afspelen van een bestand met
ID3 tag-informatie kan het infotain‐
mentsysteem informatie weergeven,
bijv. over de titel van de track en de
artiest.
Filmbestanden
De afspeelbare filmbestandsforma‐
ten zijn AVI, MPG, MP4, XVID en
WMV.
De meest voorkomende audio- en
videocombinaties voor mobiele appa‐
ratuur worden ondersteund.
Audio afspelen
Weergave starten
Indien niet aangesloten, sluit het
apparaat aan 3 36.
Druk op ; en selecteer AUDIO op het
startscherm.
Druk herhaaldelijk op MEDIA op de
interactieve selectiebalk om de
gewenste mediabron te activeren.
Voorbeeld: hoofdmenu USB.
Functietoetsen
Pauze in weergave
Selecteer = om afspelen te pauzeren.
38 Externe apparaten
Selecteer l om afspelen te hervat‐
ten.
Naar vorige of volgende track
springen
Selecteer t of v om de vorige of
volgende track af te spelen.
Snel vooruit of achteruit gaan
Houd t of v ingedrukt om snel
voor- of achteruit te spoelen.
Of verschuif de schuifbalk op de tijd‐
balk (alleen mogelijk bij USB).
Zoekfunctie
Selecteer BLADEREN op de interac‐
tieve selectiebalk om het blader‐
scherm weer te geven.
Selecteer LIJSTEN, ARTIESTEN,
ALBUMS, LIEDJES, GENRES of
MEER. MEER bevat de aanvullende
categorieën: Overzicht folder,
Podcasts, Audioboeken, Video's en
Componisten.
Zoek in de categorieën tot u de
gewenste track vindt. Selecteer de
track om de weergave te starten.
Afspeelvolgorde
Is Wisselen geactiveerd, dan worden
de tracks op het actieve apparaat in
willekeurige volgorde afgespeeld.
Let op
Bij het afspelen van de USB is de
functie Willekeurige volgorde afhan‐
kelijk van de gekozen filtermodus
voor het afspelen van muzieknum‐
mers, bijv. album, artiest en genre.
Selecteer MENU op de interactieve
selectiebalk om het desbetreffende
audiomenu weer te geven.
Selecteer Wisselen - Aan of Wisselen
- Uit.
Films afspelen
Video afspelen starten
Aansluiten van het apparaat 3 36.
Druk op ; en selecteer AUDIO op het
startscherm.
Druk herhaaldelijk op MEDIA op de
interactieve selectiebalk om de
gewenste mediabron te activeren.
Selecteer BLADEREN en vervolgens
MEER. Selecteer Video's en vervol‐
gens het gewenste filmbestand. De
film wordt afgespeeld.
Externe apparaten 39
Let op
Films kunnen alleen worden afge‐
speeld als de handrem aangetrok‐
ken is.
Functietoetsen
Pauze in weergave
Selecteer = om afspelen te pauzeren.
Selecteer l om afspelen te hervat‐
ten.
Naar het vorige of volgende bestand
gaan
Druk op t of v om het vorige of
volgende filmbestand af te spelen.
Snel vooruit of achteruit gaan
Houd t of v ingedrukt om snel
voor- of achteruit te spoelen.
Of verschuif de schuifbalk op de tijd‐
balk.
Videomenu
Selecteer MENU op de interactieve
selectiebalk om het videomenu weer
te geven.
Smartphone-applicaties
gebruiken
De smartphone-applicaties Apple
CarPlay™ en Android™ Auto geven
de geselecteerde apps van uw smart‐
phone weer op het Infotainments‐
cherm. U kunt ze bedienen met de
bedieningsorganen van het infotain‐
mentsysteem.
Controleer bij de fabrikant van het
apparaat of deze functie op uw smart‐
phone kan worden gebruikt en of de
applicatie beschikbaar is in uw land.
De smartphone voorbereiden
Android-telefoon: Download de
Android Auto-app naar uw smart‐
phone vanaf de Google Play™ Store.
iPhone®: Controleer of Siri® op uw
iPhone geactiveerd is.
Telefoonweergave activeren in
het instellingenmenu
Druk op ; en selecteer INSTELL. op
het startscherm.
Blader door de lijst en selecteer
Apple CarPlay of Android Auto. Er
verschijnt een submenu.
Zorg ervoor dat de desbetreffende
applicatie is geactiveerd.
Selecteer Apparaten beheren om een
lijst met alle opgeslagen apparaten
voor deze functie weer te geven.
Mobiele telefoon verbinden
Sluit de smartphone aan op de USB-
poort 3 36.
40 Externe apparaten
Telefoonweergave starten
Druk op ; en selecteer vervolgens
PROJECTIE om de telefoonweerga‐
vefunctie te starten.
Let op
Als de toepassing door het infotain‐
mentsysteem wordt herkend, kan
het toepassingspictogram wijzigen
in Apple CarPlay of Android Auto.
U kunt ook enkele seconden ; inge‐
drukt houden om de functie te starten.
Het getoonde telefoonweergave‐
scherm is afhankelijk van uw smart‐
phone en de softwareversie.
Teruggaan naar het
Infotainmentscherm
Druk op ;.
Apps gebruiken
Via de app SHOP kunt u externe apps
naar het infotainmentsysteem down‐
loaden.
Gebruikersregistratie
Bij het eerste gebruik van de applica‐
tie SHOP is een gebruikersregistratie
vereist.
Druk op ; en selecteer vervolgens
SHOP.
Volg de instructies op het scherm:
1. Start het registratieproces.
2. Voer uw voor- en achternaam in.
3. Kies uw land.
4. Accepteer de gebruiksvoorwaar‐
den en de privacyverklaring.
Let op
Bekijk om de gebruiksvoorwaarden
en de privacyverklaring te lezen de
tekst op het scherm of verzend deze
naar uw e-mailaccount.
Wanneer het registratieproces
voltooid is, verschijnt de hoofdpagina
van de app shop.
Let op
U kunt de apps in de app shop alleen
downloaden als het infotainment‐
systeem met internet verbonden is.
Internetverbinding
U hebt een internetverbinding nodig,
via de Wi-Fi Hotspot van OnStar in de
auto of via een extern apparaat, zoals
een smartphone.
Druk op ; en selecteer dan
INSTELLINGEN. Selecteer Wi-Fi om
naar het wifi-menu te gaan.
Zorg dat Wi-Fi geactiveerd is.
Selecteer Wi-Fi-netwerken beheren
om een submenu te openen voor
internetverbindingen. Selecteer
Ander netwerk toevoegen om een
nieuwe verbinding te maken. Volg de
instructies op het scherm.
Een app downloaden
Voordat u de externe apps op het
infotainmentsysteem kunt gebruiken,
moet u ze downloaden.
Druk op ; en selecteer vervolgens
SHOP. Ga naar het tabblad Browsen
om naar alle apps die kunnen worden
gedownload te gaan. Selecteer de
gewenste app om de beginpagina
ervan weer te geven en start dan het
downloadproces.
Externe apparaten 41
Let op
Apps die naar het Infotainmentsys‐
teem gedownload zijn, zijn ook
toegankelijk via het beginscherm.
Een app starten
Druk op ;, blader zo nodig door de
pagina's op het startscherm en selec‐
teer de gedownloade app die u wilt
starten.
Let op
Afhankelijk van de gedownloade
app moet u zich bij de eerste keer
starten van de app registreren.
Een app wissen
Druk op ; en selecteer vervolgens
SHOP. Kies voor toegang tot alle
gedownloade apps het tabblad met
alle reeds gedownloade apps. Selec‐
teer de gewenste app om de begin‐
pagina ervan weer te geven en start
dan het wisproces.
De app wordt uit het infotainmentsys‐
teem gewist.
Instellingen
Internetverbinding
Druk op ; en selecteer vervolgens
SHOP. Kies het tabblad Instellingen
om naar het instellingenmenu te gaan
en selecteer de menuoptie Netwer‐
ken.
Activeer het gewenste netwerk.
Info
Druk voor informatie over de app
shop op ; en selecteer vervolgens
SHOP. Kies het tabblad Instellingen
om naar het instellingenmenu te gaan
en selecteer de menuoptie Info.
Gebruiksvoorwaarden en
privacyverklaring
Druk voor de gebruiksvoorwaarden
en de privacyverklaring op ; en
selecteer vervolgens SHOP. Kies het
tabblad Instellingen. Selecteer de
gewenste menuoptie.
Desgewenst kunt u de teksten naar
uw e-mailaccount verzenden.
Selecteer E-mail onderaan het
scherm. Voer uw e-mailadres in en
bevestig uw invoer. De desbetref‐
fende tekst wordt doorgestuurd naar
uw e-mailaccount.
Gebruiker terugzetten
Druk om alle ingevoerde registratie‐
gegevens te wissen op ; en selec‐
teer vervolgens SHOP. Kies het
tabblad Instellingen om naar het
instellingenmenu te gaan en alle
gebruikerspecifieke instellingen te
wissen.
42 Navigatie
Navigatie
Algemene aanwijzingen ............... 42
Gebruik ........................................ 43
Bestemming invoeren .................. 50
Begeleiding .................................. 56
Algemene aanwijzingen
Het navigatiesysteem zal u betrouw‐
baar naar uw bestemming leiden.
Bij het berekenen van de route houdt
het systeem rekening met de huidige
verkeerssituatie. Hiervoor ontvangt
het infotainmentsysteem via RDS-
TMC verkeersberichten in het huidige
ontvangstgebied.
Het navigatiesysteem kan echter
geen rekening houden met de actuele
verkeerssituatie, recentelijk veran‐
derde verkeersregels en plotseling
optredende gevaren of knelpunten
(bijv. wegwerkzaamheden).
Voorzichtig
Het gebruik van het navigatiesys‐
teem vrijwaart de bestuurder niet
van zijn verantwoordelijkheid
correct en oplettend aan het
verkeer deel te nemen. De rele‐
vante verkeersregels moeten
zonder uitzondering in acht
worden genomen. Wanneer de
routebegeleiding tegen de
verkeersregels ingaat, moet u
altijd de verkeersregels volgen.
Werking van het
navigatiesysteem
De positie en beweging van de auto
worden door het navigatiesysteem
met behulp van sensors gedetec‐
teerd. De afgelegde afstand wordt
bepaald door het signaal van de snel‐
heidsmeter van de auto, de draaibe‐
wegingen in de bochten door een
gyrosensor. De positie wordt bepaald
door de gps-satellieten (Global Posi‐
tioning System).
Door vergelijking van de sensorsig‐
nalen met de digitale kaarten is het
mogelijk om de positie met een nauw‐
keurigheid van ongeveer 10 meter te
bepalen.
Het systeem werkt ook bij een slechte
gps-ontvangst. Dit kan echter wel de
nauwkeurigheid van de positiebepa‐
ling beïnvloeden.
Navigatie 43
Na het invoeren van het bestem‐
mingsadres of een markant punt of
POI (dichtstbijzijnde tankstation,
hotel, enz.) wordt de route vanaf de
huidige locatie tot de geselecteerde
bestemming berekend.
De routebegeleiding vindt plaats door
spraakmeldingen, een richtingspijl en
een meerkleurig kaartscherm.
Opmerkingen
TMC-verkeersinformatiesysteem en
dynamische routebegeleiding
Het TMC-verkeersinformatiesysteem
ontvangt van de TMC-radiozenders
alle actuele verkeersinformatie. Deze
informatie wordt gebruikt bij het bere‐
kenen van de volledige route. Daarbij
wordt de route zo gepland dat
verkeersknelpunten volgens de
vooraf ingestelde criteria worden
omzeild.
Is er een actueel knelpunt aanwezig
tijdens een actieve routebegeleiding,
dan vraagt het systeem - afhankelijk
van de vooraf gemaakte instellingen -
of de route veranderd moet worden.
De TMC-verkeersinformatie wordt op
het kaartscherm met symbolen weer‐
gegeven of verschijnt als gedetail‐
leerde tekst in het TMC-meldingen‐
menu.
Om de TMC-verkeersinformatie te
kunnen gebruiken moet het systeem
TMC-zenders in de relevante regio
ontvangen.
De TMC-stations kunnen in het navi‐
gatiemenu 3 43 worden geselec‐
teerd.
Kaartgegevens
Alle vereiste kaartgegevens zijn in het
infotainmentsysteem opgeslagen.
Neem contact op met de werkplaats
om uw kaartsoftware via de USB-
poort bij te werken.
Gebruik
Druk om de navigatiekaart weer te
geven op ; en selecteer NAV op het
startscherm.
Routebegeleiding niet actief
De huidige locatie wordt aangegeven
met een cirkel met een pijl voor de
rijrichting.
Na een time-out van ca.
15 seconden, verdwijnen de toepas‐
singenbalk en de interactieve selec‐
tiebalk en wordt de kaart op het hele
scherm weergegeven.
44 Navigatie
Druk op het scherm om de toepassin‐
genbalk en interactieve selectiebalk
opnieuw weer te geven.
Routebegeleiding actief
De kaart wordt weergegeven.
De actieve route wordt aangeven
met een gekleurde lijn.
De bewegende auto wordt
gemarkeerd met een cirkel.
De volgende afslag wordt aange‐
geven met een pijl op de rechter‐
zijde van het scherm.
Op de rechterzijde van het
scherm verschijnt rijstrookbege‐
leiding.
De aankomsttijd staat boven de
pijl.
De afstand tot de volgende afslag
staat onder de pijl.
Kaart manipuleren
Bladeren
Plaats uw vinger op een willekeurige
plek op het scherm en veeg met uw
vinger omhoog, omlaag, naar links of
naar rechts om de kaart in de gewen‐
ste richting te verschuiven.
De kaart beweegt mee en er wordt
een nieuwe kaartsectie weergege‐
ven.
Selecteer op de interactieve selectie‐
balk RESET om terug te keren naar
de huidige locatie.
Centreren
Druk op de gewenste locatie op het
scherm. De kaart wordt rondom deze
locatie gecentreerd.
Bij de desbetreffende locatie
verschijnt v in rood en het bijbeho‐
rende adres wordt op een label weer‐
gegeven.
Selecteer op de interactieve selectie‐
balk RESET om terug te keren naar
de huidige locatie.
Navigatie 45
Zoomen
Selecteer INZOOMEN om op een
geselecteerde kaartlocatie in te
zoomen.
Selecteer UITZOOM. om uit te
zoomen en een groter gebied rondom
de geselecteerde locatie weer te
geven.
Overzichttoets
Is de routebegeleiding actief, dan
staat de schermtoets OVERZICHT in
de interactieve selectiebalk.
Selecteer OVERZICHT om een over‐
zicht van de actuele route op de kaart
weer te geven.
De schermtoets verandert in RESET.
Selecteer RESET om terug te keren
naar het normale scherm.
Kaartvenster
Weergavemodus
Selecteer MENU op de interactieve
selectiebalk en selecteer vervolgens
Overzicht kaart om het desbetref‐
fende submenu weer te geven.
Selecteer de gewenste kaartweer‐
gave (3D-overzicht, Overzicht
rijrichting, Noorden boven).
Let op
U kunt ook meerdere malen x in de
toepassingenbalk selecteren om
snel tussen de verschillende kaart‐
weergaven te wisselen (3D-
overzicht, Overzicht rijrichting,
Noorden boven).
Audio-informatie
Als Audio-informatie - Aan is inge‐
steld, verschijnt er informatie op het
kaartscherm over de zender, het
album dat of de track die u momenteel
beluistert.
Selecteer MENU op de interactieve
selectiebalk en selecteer vervolgens
Overzicht kaart om het desbetref‐
fende submenu weer te geven.
Selecteer Audio-informatie - Aan of
Audio-informatie - Uit.
Displaymodus
Selecteer MENU op de interactieve
selectiebalk en selecteer vervolgens
Overzicht kaart om het desbetref‐
fende submenu weer te geven.
Selecteer Dag / nachtmodus.
Activeer, afhankelijk van de externe
lichtcondities, Dag of Nacht.
Wilt u dat het scherm zich automa‐
tisch aanpast, activeer dan Auto.
Weergave van gebouwen
Selecteer MENU op de interactieve
selectiebalk en selecteer vervolgens
Overzicht kaart om het desbetref‐
fende submenu weer te geven.
U kunt gebouwen normaal of driedi‐
mensionaal weergeven.
Selecteer 3D-Gebouwen - Aan of 3D-
Gebouwen - Uit.
Autozoomfunctie
Selecteer MENU op de interactieve
selectiebalk en selecteer vervolgens
Overzicht kaart om het desbetref‐
fende submenu weer te geven.
Bij speciale manoeuvres kan het
systeem inzoomen op de kaart.
Selecteer Autozoom - Aan of
Autozoom - Uit.
46 Navigatie
POI-pictogrammen
Selecteer MENU op de interactieve
selectiebalk en selecteer vervolgens
Iconen 'POI's' weergeven om het
desbetreffende submenu weer te
geven.
Is Iconen POI geactiveerd, dan
verschijnen er op de kaart markante
punten (POI's) rondom de huidige
locatie of op de route.
Selecteer PIO-icons - Aan of PIO-
icons - Uit.
Selecteer de POI-categorieën die u
wilt weergeven indien Iconen POI op
Aan is ingesteld.
Selecteer Alles wissen om alle cate‐
gorieën te deselecteren.
Informatie over de huidige locatie
Selecteer MENU op de interactieve
selectiebalk om het navigatiemenu
weer te geven.
Selecteer Huidige locatie om het
desbetreffende submenu met details
over het dichtstbijgelegen adres, de
coördinaten en markante punten
(3 50) rondom de huidige locatie
weer te geven.
Dichtstbijzijnde adres
Vanuit dit submenu kunt u het dichtst‐
bijzijnde adres in het systeem
opslaan.
Selecteer Adres dichtb.: om het
scherm met bestemmingsdetails
weer te geven.
Voor een gedetailleerde beschrijving
over het opslaan van een adres
of dit toe te voegen aan een
contactpersoon 3 22
als favoriet 3 18
Navigatie 47
Nuttige plaatsen
Vanuit dit submenu kunt u de route‐
begeleiding naar dichtbij gelegen
markante punten starten.
Selecteer de gewenste nuttige loca‐
tie. Het scherm met de bestemmings‐
details wordt weergegeven.
Selecteer Gaan.
Voor een gedetailleerde beschrijving
over het invoeren van een bestem‐
ming 3 50.
Navigatiedatabeheer
Selecteer MENU op de interactieve
selectiebalk en selecteer vervolgens
Persoonlijke gegevens.
Er wordt een lijst met verschillende
data-opslaglocaties van de navigatie‐
toepassing weergegeven.
Contactenlijst
Selecteer Contacten om het desbe‐
treffende submenu weer te geven.
Selecteer Alle ingaven wissen om alle
contacten uit de lijst te verwijderen.
Bevestig de getoonde melding om
alle contacten uit de lijst te wissen.
Selecteer Contactenlijst bewerken
om naar de bewerkingsmodus voor
contactpersonen te gaan.
Voor een gedetailleerde beschrijving
over het bewerken van de contacten‐
lijst 3 22.
Lijst met recente bestemmingen
Selecteer Recente bestemmingen
om het desbetreffende submenu
weer te geven.
Selecteer Alle bestemmingen
wissen om alle vermeldingen uit de
lijst met recente bestemmingen te
verwijderen. Bevestig de getoonde
melding om de lijst met recente
bestemmingen te wissen.
Selecteer Individuele bestemmingen
wissen om afzonderlijke bestemmin‐
gen te verwijderen. De lijst met
recente bestemmingen wordt weer‐
gegeven. Selecteer ─ naast de
desbetreffende bestemming. Beves‐
tig de getoonde melding om de
bestemming te verwijderen.
Gedownloade POI's
Selecteer Mijn POI's om het desbe‐
treffende submenu weer te geven.
POI's die eerder in het systeem zijn
gedownload kunnen worden verwij‐
derd. De overige POI's blijven in het
systeem aanwezig.
Selecteer Al mijn POI's wissen om
alle contacten uit de lijst te verwijde‐
ren. Bevestig de melding om alle
POI's te wissen.
Selecteer Afzonderlijke categorieën
wissen voor een lijst met POI-catego‐
rieën om afzonderlijke categorieën te
verwijderen. Selecteer ─ naast de
desbetreffende categorie. Bevestig
de getoonde melding om de categorie
te verwijderen.
Bestemmingsgegevens naar een
USB-apparaat uploaden
U kunt de contactenlijst van het voer‐
tuig en eerder gedownloade POI's
(zie "Door de gebruiker bepaalde
POI's aanmaken en downloaden"
hieronder) voor later gebruik opslaan
op een USB-apparaat:
Selecteer Upload opgeslagen
locaties.
De contactenlijst en de POI-gege‐
vens worden in het verbonden USB-
apparaat opgeslagen in de folders
48 Navigatie
"F:\myContacts" of "F:\myPOIs",
waarbij "F:\" de rootfolder van het
USB-apparaat is.
Let op
Deze functie is alleen mogelijk als er
een USB-apparaat met voldoende
opslagruimte is aangesloten.
Automatisch aanvullen
Selecteer Wis Autotekst om de
bestemmingenlijst van de functie
Automatisch aanvullen te wissen.
Contactgegevens downloaden
U kunt de contactenlijst van uw auto
uitwisselen met infotainmentsyste‐
men van andere voertuigen:
Zie "Bestemmingsgegevens naar
een USB-apparaat uploaden" boven‐
staand voor het uploaden van de
gegevens naar een USB-apparaat.
Sluit het USB-apparaat aan op het
infotainmentsysteem van een ander
voertuig 3 36.
Er verschijnt een bericht waarin u
wordt gevraagd het downloaden te
bevestigen.
Na het bevestigen worden de
contactgegevens naar het infotain‐
mentsysteem gedownload.
De gedownloade contactgegevens
zijn vervolgens selecteerbaar in het
CONTACTEN-menu 3 22.
Door de gebruiker bepaalde POI's
aanmaken en downloaden
(Mijn POI's)
Naast de voorgedefinieerde POI's die
al in het infotainmentsysteem aanwe‐
zig zijn, kunt u ook zelf POI's aanma‐
ken die aan uw persoonlijke wensen
voldoen. U kunt deze gebruikerspeci‐
fieke POI's na het aanmaken down‐
loaden op het infotainmentsysteem.
U moet voor elke POI de gps-coördi‐
naten (de lengte- en breedtegraad)
van de locatie en een beschrijving
invoeren.
Na het downloaden van de POI-gege‐
vens in het infotainmentsysteem, zijn
de POI's als selecteerbare bestem‐
mingen in het Mijn POI's-menu opge‐
nomen, zie "POI's invoeren" in het
hoofdstuk "Bestemming invoeren"
3 50.
Een tekstbestand met POI-data
creëren
Maak een tekstbestand aan (bijv. met
behulp van eenvoudige tekstverwer‐
kingssoftware) en geef dit een wille‐
keurige naam en de bestandsexten‐
sie .poi, bijv. "TomsPOIs.poi".
Let op
Bij het opslaan van het tekstbestand
moet tekencodering UTF-8
(Unicode) worden geselecteerd.
Anders worden de POI-gegevens
wellicht niet goed in het systeem
geïmporteerd.
Voor de POI-data in het volgende
format in het tekstbestand in:
Navigatie 49
Lengtecoördinaat,
breedtecoördinaat, "Naam van POI",
"Extra informatie", "Telefoonnummer"
Voorbeeld:
7.0350000, 50.6318040, "Michaels
Home", "Bonn, Hellweg 6",
"02379234567", zie de bovenstaande
afbeelding.
De gps-coördinaten moeten in deci‐
male graden worden weergegeven. U
kunt deze bijvoorbeeld van een topo‐
grafische kaart overnemen.
De extra informatie en telefoonnum‐
mers zijn optioneel. Als er bijv. geen
aanvullende informatie nodig is, moet
"" op de desbetreffende positie
worden ingevoerd.
Voorbeeld:
7.0350000, 50.6318040, "Michaels
Home", "", "02379234567".
De POI-naam en de extra informatie‐
reeks mogen elk niet langer dan 60
lettertekens zijn. De telefoonnummer‐
reeks mag niet langer dan 30 cijfers
zijn.
De POI-gegevens van elke bestem‐
ming moeten op afzonderlijke regels
worden ingevoerd; zie de boven‐
staande afbeelding.
POI-data op een USB-opslagstation
opslaan
In de hoofddirectory van een USB-
drive: maak een map aan met de
naam "myPOIs", bijv. "F:\myPOIs",
waarbij "F:\" de hoofddirectory van de
USB-drive is.
Sla in de map "myPOIs": het tekstbe‐
stand met uw POI's op, bijv.
"F:\myPOIs\TomsPOIs.poi".
POI-gegevens rangschikken in meer‐
dere submappen
Naar keuze kunt u de tekstbestanden
rangschikken in diverse submappen
met willekeurige namen (max. diepte
van submapstructuur: 2).
Voorbeelden: F:\myPOIs\AnnsPOIs
of F:\myPOIs\MyJourney\London,
waarbij F:\ de hoofddirectory is van
het USB-opslagstation.
Let op
In een map mogen alleen submap‐
pen of alleen POI-bestanden
worden opgeslagen. Een combina‐
tie van beide wordt niet goed in het
systeem geïmporteerd.
Na het downloaden van op die manier
gerangschikte persoonlijke POI-
gegevens in het infotainmentsysteem
(zie beschrijving van downloaden
hieronder), ziet u in het Mijn POI's-
menu een lijst met submenu's die u
kunt selecteren.
Na het selecteren van een submenu
en eventuele verdere submenu's
verschijnt de desbetreffende lijst met
geïmporteerde POI-categorieën.
POI-gegevens downloaden in het
infotainmentsysteem
Sluit het USB-apparaat met uw
gebruikerspecifieke POI-gegevens
aan op de USB-poort 3 36 van het
infotainmentsysteem.
Er verschijnt een bericht waarin u
wordt gevraagd het downloaden te
bevestigen.
50 Navigatie
Na het bevestigen worden de POI-
gegevens naar het infotainmentsys‐
teem gedownload.
De gedownloade POI's zijn vervol‐
gens selecteerbaar als bestemmin‐
gen in het menu Mijn POI's, zie "POI's
invoeren" in het hoofdstuk "Bestem‐
ming invoeren" 3 50.
Bestemming invoeren
De navigatietoepassing biedt diverse
opties voor het instellen van een
bestemming met routebegeleiding.
Druk op ; en selecteer NAV op het
startscherm om de navigatiekaart te
openen.
Selecteer BESTEMM. op de interac‐
tieve selectiebalk en selecteer een
van de verschillende opties voor
adresinvoer.
Directe invoer bestemming
Druk op het invoerveld op de boven‐
ste menuregel. Er verschijnt een toet‐
senbord.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de toetsenborden 3 16.
Voer een adres of zoekterm in en
bevestig uw invoer.
Er worden twee lijsten met mogelijke
bestemmingen aangemaakt. Druk op
de bovenste schermregel op het
tabblad Adres of POI om van tabblad
te wisselen.
Adreslijst:
POI-lijst:
Ga voor een uitgebreide beschrijving
van de POI's naar "POI's invoeren"
hieronder.
Navigatie 51
Selecteer een van de bestemmingen.
Het scherm met de bestemmingsde‐
tails wordt weergegeven.
Selecteer Gaan om routebegeleiding
te starten.
Invoerscherm voor adres
Selecteer ADRES. Het scherm
Adres-invoer verschijnt.
Druk op een van de invoervelden
naast de adreslabels. Er verschijnt
een toetsenbord.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de toetsenborden 3 16.
Voer de gewenste bestemmingsge‐
gevens in.
Let op
U hoeft het scherm niet volledig in te
vullen.
Selecteer 9 rechtsboven in het
scherm om uw invoer te bevestigen.
Zijn er bij de ingevoerde informatie
meerdere bestemmingen mogelijk,
dan wordt er een lijst met mogelijke
bestemmingen getoond. Selecteer
het gewenste adres.
Het scherm met de bestemmingsde‐
tails wordt weergegeven.
Selecteer Gaan om routebegeleiding
te starten.
Invoerscherm voor kruispunt
Selecteer KRUISING. Het scherm
Kruising-invoer verschijnt.
Druk op een van de invoervelden
naast de adreslabels. Er verschijnt
een toetsenbord.
52 Navigatie
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de toetsenborden 3 16.
Voer de gewenste bestemmingsge‐
gevens in.
Selecteer 9 rechtsboven in het
scherm om uw invoer te bevestigen.
Zijn er bij de ingevoerde informatie
meerdere bestemmingen mogelijk,
dan wordt er een lijst met mogelijke
bestemmingen getoond. Selecteer
het gewenste adres.
Het scherm met de bestemmingsde‐
tails wordt weergegeven.
Selecteer Gaan om routebegeleiding
te starten.
POI's invoeren
Een markant punt (POI) is een nuttige
locatie, bijv. een tankstation, een
parkeerplaats of een restaurant.
Het navigatiesysteem bevat een
groot aantal voorgedefinieerde POI's,
die op de kaart staan aangeduid
(indien geactiveerd, 3 43).
U kunt ook individuele POI's in het
systeem opslaan, zie "Door de
gebruiker bepaalde POI's (Mijn POI's)
aanmaken en downloaden" in het
hoofdstuk "Bediening" 3 43. Deze
POI's kunnen worden geselecteerd
als bestemmingen via de POI-hoofd‐
categorie Mijn POI's.
Selecteer BESTEMM. op de interac‐
tieve selectiebalk en vervolgens
POI's om een POI als bestemming
voor routebegeleiding te selecteren.
Er verschijnt een lijst voor het gese‐
lecteerde zoekgebied.
Een zoeklocatie instellen
Selecteer een van de opties.
Let op
De opties POI's langs route en POI's
vlakbij bestemming zijn alleen
beschikbaar wanneer de routebege‐
leiding actief is.
Als POI's op andere locatie is gese‐
lecteerd, verschijnt er een toet‐
senbord.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de toetsenborden 3 16.
Voer de gewenste locatie in en
bevestig uw invoer.
Er verschijnt een lijst met POI-cate‐
gorieën.
POI's zoeken op categorie
Selecteer een van de hoofdcatego‐
rieën in de lijst. Er wordt een lijst met
subcategorieën weergegeven.
Selecteer Alles tonen om alle
beschikbare POI's in de desbetref‐
fende hoofdcategorie weer te geven.
Blader door de lijst en selecteer de
gewenste POI.
Navigatie 53
Selecteer de desbetreffende subca‐
tegorie om alle POI's binnen een
subcategorie weer te geven. Blader
door de lijst en selecteer de gewenste
POI.
Het scherm met de bestemmingsde‐
tails wordt weergegeven.
Druk voor meer informatie over de
geselecteerde POI op Info in de rech‐
ter bovenhoek van het scherm.
Selecteer Gaan om routebegeleiding
te starten.
POI's zoeken op naam
Selecteer om naar een specifieke
POI, categorie of locatie te zoeken
Naam spellen in de POI-hoofdcate‐
gorielijst of zoek in een van de subca‐
tegorielijsten. Er verschijnt een toet‐
senbord.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de toetsenborden 3 16.
Voer de gewenste naam of categorie
in.
Selecteer 9 om uw invoer te beves‐
tigen. Het scherm met de bestem‐
mingsdetails wordt weergegeven.
Druk voor meer informatie over de
geselecteerde POI op Info in de rech‐
ter bovenhoek van het scherm.
Selecteer Gaan om routebegeleiding
te starten.
Lijst met recente bestemmingen
Selecteer RECENT.
Er verschijnt een lijst met alle recent
ingevoerde bestemmingen.
Kies een van de bestemmingen. Het
scherm met de bestemmingsdetails
wordt weergegeven.
Selecteer Gaan om routebegeleiding
te starten.
Contactenlijst
Selecteer CONTACTEN. De contac‐
tenlijst wordt getoond.
Snelkoppelingspictogram
Is er slechts één adres voor een
contactpersoon opgeslagen, dan
staat er naast de desbetreffende
gegevens in de contactenlijst een
snelkoppeling.
Selecteer 1 om het scherm met
bestemmingsdetails direct weer te
geven.
Selecteer Gaan om routebegeleiding
te starten.
54 Navigatie
Scherm met bestemmingsdetails
Zijn er voor de contactpersoon meer‐
dere adressen opgeslagen, kies dan
het gewenste adres. Het scherm met
de contactdetails wordt weergege‐
ven.
Selecteer een van de voor de contact‐
persoon opgeslagen adressen. Het
scherm met de bestemmingsdetails
wordt weergegeven.
Selecteer Gaan om routebegeleiding
te starten.
Een adres op de kaart aanwijzen
Tik op de gewenste locatie op de
kaart. De kaart wordt rondom deze
locatie gecentreerd.
Bij de desbetreffende locatie
verschijnt v in rood en het bijbeho‐
rende adres wordt op een label weer‐
gegeven.
Tik op het label. Het scherm met de
bestemmingsdetails wordt weerge‐
geven.
Selecteer Gaan om routebegeleiding
te starten.
Trips met routepunten
Een routepunt is een tussenbestem‐
ming die bij het berekenen van een
route tot de eindbestemming moet
worden meegenomen. Om een trip
met routepunten te creëren, kunt u
één of meerdere routepunten toevoe‐
gen.
Selecteer of voer de eindbestemming
van uw trip met routepunten in en
start de routebegeleiding.
Selecteer terwijl de routebegeleiding
actief is BESTEMM. op de interac‐
tieve selectiebalk van de kaartweer‐
gave.
U kunt ook rechts op het scherm op
het pijlpictogram voor de volgende
afslag of bocht drukken om het route‐
begeleidingsmenu weer te geven.
Selecteer BESTEMM. op de interac‐
tieve selectiebalk van het routebege‐
leidingsmenu.
Selecteer of voer een nieuw adres in.
Navigatie 55
Selecteer Gaan. Er verschijnt een
bericht dat u moet beantwoorden.
Selecteer Als tussenstop toev.. De
route wordt opnieuw berekend en de
nieuwe bestemming wordt als een
routepunt aan de huidige route toege‐
voegd.
Voer desgewenst nog meer route‐
punten zoals bovenstaand beschre‐
ven in.
Selecteer voor het opslaan van de
gehele route met routepunten
Opslaan.
De trip met routepunten wordt opge‐
slagen in de contactenlijst in de map
Opgeslagen routes onder de naam
van de eindbestemming.
U kunt de opgeslagen trip met route‐
punten opvragen via de contacten‐
lijst.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van het bewerken van een trip met
routepunten 3 56.
Nieuwe bestemming
Om een nieuwe bestemming in te
voeren, kunt u de routebegeleiding
naar de huidige bestemming annule‐
ren en vervolgens een nieuwe
bestemming invoeren. U kunt ook
direct een nieuwe bestemming invoe‐
ren.
Selecteer terwijl de routebegeleiding
actief is BESTEMM. op de interac‐
tieve selectiebalk van de kaartweer‐
gave.
U kunt ook rechts op het scherm op
het pijlpictogram voor de volgende
afslag of bocht drukken om het route‐
begeleidingsmenu weer te geven.
Selecteer BESTEMM. op de interac‐
tieve selectiebalk van het routebege‐
leidingsmenu.
Selecteer of voer een nieuw adres in.
56 Navigatie
Selecteer Gaan. Er verschijnt een
bericht dat u moet beantwoorden.
Selecteer Nieuwe bestem. instellen.
De route wordt dan opnieuw bere‐
kend en de nieuwe bestemming
wordt ingesteld.
Een bestemming bellen
Na het invoeren van een bestemming
en voor het starten van de routebe‐
geleiding, worden de bestemmings‐
details weergegeven.
Selecteer Bellen om de geselec‐
teerde locatie te bellen.
Let op
De schermtoets Bellen is alleen
beschikbaar als er voor de betref‐
fende locatie een telefoonnummer is
opgeslagen.
Bestemmingen opslaan
Invoeren van contacten
Na het invoeren van een bestemming
en voor het starten van de routebe‐
geleiding, worden de bestemmings‐
details weergegeven.
Selecteer Opslaan om de bestem‐
ming in de contactenlijst op te slaan.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van het opslaan van een adres in de
contactenlijst 3 22.
Let op
De schermtoets Opslaan is alleen
beschikbaar als het adres nog niet in
het systeem is opgeslagen.
Favoriet
Favorieten kunnen vanuit bijna elk
scherm worden opgeslagen.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van het opslaan van favoriete
bestemmingen 3 18.
Begeleiding
Het navigatiesysteem begeleidt de
route via visuele en gesproken
instructies (spraakbegeleiding).
Visuele instructies
De visuele instructies worden op de
displays weergegeven.
Gesproken navigatie-instructies
Gesproken navigatie-instructies
geven bij het naderen van een krui‐
sing aan welke richting u moet
volgen.
Zie "Navigatie-spraakinstellingen"
onderstaand voor het activeren van
de gesproken instructies en het rege‐
len van het volume.
Navigatie 57
Routebegeleiding starten en
annuleren
Routebegeleiding starten
Selecteer in het venster bestem‐
mingsdetails Gaan om de routebege‐
leiding met een nieuwe bestemming
te starten.
Selecteer MENU op de interactieve
selectiebalk en selecteer Navigatie
herv. om de routebegeleiding naar de
laatst gekozen bestemming te hervat‐
ten.
De routebegeleiding naar de laatst
gekozen bestemming wordt hervat.
Routebegeleiding annuleren
U hebt de volgende mogelijkheden
om de routebegeleiding te annuleren:
Druk op x op het navigatiekaart‐
scherm.
Selecteer MENU op de interac‐
tieve selectiebalk en selecteer
vervolgens Annuleer route.
U kunt rechts op het scherm op
het pijlpictogram voor de
volgende afslag of bocht drukken
om het routebegeleidingsmenu
weer te geven.
Selecteer EINDE op de interac‐
tieve selectiebalk.
Navigatie-spraakinstellingen
Mute
Selecteer y links op het kaartscherm
om de gesproken navigatie-instruc‐
ties tijdelijk te onderdrukken. Het
pictogram verandert in z.
Selecteer z opnieuw om het geluid
weer aan te zetten.
Gesproken instructies
Selecteer MENU op de interactieve
selectiebalk en selecteer vervolgens
Instelling navigatiestem om het
desbetreffende submenu weer te
geven.
Als Gesproken meldingen - Aan is
ingesteld, worden de navigatie-
instructies gesproken wanneer de
routebegeleiding is geactiveerd.
Selecteer Gesproken meldingen -
Aan of Gesproken meldingen - Uit.
Indien ingesteld op Uit, geeft het
systeem geen gesproken navigatie-
instructies.
Gesproken instructies tijdens
telefoongesprekken
Selecteer MENU op de interactieve
selectiebalk en selecteer vervolgens
Instelling navigatiestem om het
desbetreffende submenu weer te
geven. Selecteer Waarsch. tijdens
tel. gespr..
Als Aan is geselecteerd, blijven de
navigatie-instructies ook tijdens tele‐
foongesprekken hoorbaar.
Als Uit is geselecteerd, worden er
geen gesproken instructies gegeven.
Als Pieptonen is geselecteerd, is een
pieptoon hoorbaar in plaats van de
instructie.
Volume
Selecteer ─ of w om het volume van
de gesproken instructies te regelen.
Informatie over
verkeersincidenten
Verkeersinformatie
Druk op ; en selecteer VERKEER
voor een lijst met de verkeersinciden‐
ten in de buurt van de huidige voer‐
tuiglocatie.
58 Navigatie
Of selecteer MENU op de interactieve
selectiebalk en selecteer vervolgens
Verkeer om het desbetreffende
submenu weer te geven. Selecteer
Verkeersproblemen in de buurt
tonen.
Als de routebegeleiding niet actief is,
verschijnt de lijst als volgt:
Als de routebegeleiding actief is,
verschijnen er twee extra schermtoet‐
sen: Alles voor een lijst met alle
verkeersincidenten en Op de route
voor een lijst met verkeersincidenten
op de route.
Standaard is de lijst gesorteerd op
afstand vanaf de voertuiglocatie.
Selecteer Sorteer op de bovenste
schermregel om de lijst alfabetisch te
sorteren.
Druk op een van de elementen in de
lijst voor gedetailleerde informatie
over het desbetreffende verkeersinci‐
dent.
Let op
Als de verkeersinformatie met de
schermtoets VERKEER op het start‐
scherm is opgeroepen, druk dan op
w in de linkerbovenhoek van het
scherm om naar het menu voor de
verkeersinstellingen te gaan.
Verkeerspictogrammen op de kaart
Als Iconen tonen op plattegrond -
Aan is ingesteld, verschijnen er op de
kaart pictogrammen voor de
verkeersincidenten rondom de
huidige locatie en op de route.
Selecteer Iconen tonen op
plattegrond - Aan of Iconen tonen op
plattegrond - Uit.
Verkeersroute
In dit submenu stelt u in hoe het
systeem met verkeersincidenten voor
en tijdens de routebegeleiding moet
omgaan.
Selecteer Instellingen fileomleiding
om het desbetreffende submenu
weer te geven.
Wilt u files en langzaam rijdend
verkeer in het algemeen mijden, stel
dan Langzaam verkeer vermijden in
op Aan.
Selecteer Automatisch verkeer
vermijden of Mij vragen voor
vermijden.
Soorten verkeersincidenten
Selecteer Verkeerssituaties om het
desbetreffende submenu weer te
geven.
Selecteer de te vermijden verkeersin‐
cidenten.
TMC-zenders
TMC-stations leveren informatie over
de huidige verkeerssituatie die tijdens
de routeberekening wordt meegeno‐
men.
Navigatie 59
Let op
Afhankelijk van het land waar u bent,
is de TMC-service uitgebreid met
een PayTMC-functionaliteit in het
Infotainmentsysteem.
Selecteer TMC-station om het desbe‐
treffende submenu weer te geven.
De standaardinstelling is Auto, waar‐
bij van verschillende TMC-stations
gebruik wordt gemaakt.
Wilt u een specifiek TMC-station
aanhouden, kies dan het desbetref‐
fende station uit de lijst.
Wordt dit station niet meer ontvan‐
gen, dan schakelt het systeem terug
naar de Auto-functie.
Route-instellingen
Selecteer MENU op de interactieve
selectiebalk en selecteer vervolgens
Routevoorkeuren om het desbetref‐
fende submenu weer te geven.
Routevoorkeur
Selecteer Soort route om te bepalen
aan de hand van welke criteria een
route moet worden berekend.
Selecteer lijstoptie Snel, Milieuvrien‐
delijk of Kort.
Is Milieuvriendelijk geselecteerd, dan
kan een milieubewuste route worden
afgestemd op de belading van de
auto.
Selecteer Ecoprofiel bewerken om
het desbetreffende submenu weer te
geven.
Kies Daklading en Aanhangwagen
om van beladingsoptie te wisselen.
Stel de opties naar wens in.
Wegtype selecteren
Selecteer in de lijst welke wegtypes er
tijdens de routeberekening worden
toegestaan.
Route wijzigen
U kunt ook op het pijlpictogram bij uw
volgende aanwijzing rechts op het
scherm drukken om de actieve route‐
begeleiding te wijzigen.
Het routebegeleidingsmenu wordt
weergegeven.
Let op
Het routebegeleidingsmenu kan
alleen worden weergegeven als de
routebegeleiding actief is.
Het routebegeleidingsmenu biedt
aanvullende opties voor het wijzigen
van de route-instellingen bij een
geactiveerde routebegeleiding.
Routelijst weergeven
De routelijst geeft alle straten op de
berekende route weer, te beginnen
met de huidige locatie.
Selecteer AFSLAGEN op de interac‐
tieve selectiebalk van het routebege‐
leidingsmenu. De lijst met afslagen
wordt weergegeven en de volgende
handeling wordt door het systeem
uitgesproken.
60 Navigatie
Elke lijstvermelding kan de volgende
informatie tonen:
straatnaam, autosnelweg of
knooppunt van autosnelwegen
richtingspijl
afstand tot de volgende straat op
de route
geschatte aankomsttijd voor het
bereiken van de volgende straat
Selecteer de gewenste optie uit de
lijst en selecteer vervolgens Info op
de bovenste regel van het systeem
om alle beschikbare informatie over
een optie uit de lijst weer te geven.
Straten uit routebegeleiding uitsluiten
Na het starten van de routebegelei‐
ding kunt u straten in de eerder bere‐
kende route uitsluiten. De route wordt
vervolgens herberekend, waarbij de
uitgesloten straten worden verme‐
den.
Selecteer VERMIJDEN op de inter‐
actieve selectiebalk van het routebe‐
geleidingsmenu. De lijst met afslagen
verschijnt.
Kies de straat, autosnelweg of het
knooppunt die of dat u wilt vermijden.
Er verschijnt een bericht dat u moet
beantwoorden.
Selecteer de gewenste afstandsop‐
tie.
De desbetreffende straat of snelweg
wordt in de sectie Vermeden
gebieden boven aan de lijst met afsla‐
gen weergegeven en is gemarkeerd
met een rode 9.
Let op
De sectie Vermeden gebieden bevat
ook automatisch door het systeem
te vermijden wegen vanwege
verkeersincidenten.
Deselecteer de straat of snelweg om
deze weer in de route op te nemen.
Routelijst weergeven
Als u een trip met routepunten aflegt,
omvat de routebegeleiding extra
menufuncties om de route te wijzigen.
De routelijst geeft alle routepunten op
de berekende route met routepunten
aan, beginnend met het eerstvol‐
gende routepunt.
Selecteer TUSS. STOPS op de inter‐
actieve selectiebalk van het routebe‐
geleidingsmenu. De routelijst
verschijnt.
Navigatie 61
Elke lijstvermelding kan de volgende
informatie tonen:
naam of adres van het routepunt
afstand tot het volgende route‐
punt
geschatte aankomsttijd voor het
bereiken van het volgende route‐
punt
Een trip met routepunten bewerken
Selecteer WIJZIGEN in de interac‐
tieve selectiebalk van het routebege‐
leidingsmenu om een trip met route‐
punten aan te passen aan uw
wensen. De routelijst verschijnt.
Selecteer ▲ en ▼ naast de desbetref‐
fende opties uit de lijst om de positie
van de routepunten in de lijst te wijzi‐
gen.
Selecteer ☓ om een routepunt uit de
lijst te wissen.
Selecteer Opslaan boven aan het
scherm om de wijzigingen op te
slaan.
Optimaliseren van de trip met
routepunten
Zijn er diverse routepunten toege‐
voegd en is de trip met routepunten
diverse malen bewerkt, dan kan het
nodig zijn om de routepunten in de
meest efficiënte volgorde te zetten.
Selecteer OPTIMALIS. op de interac‐
tieve selectiebalk van het routebege‐
leidingsmenu.
Wacht totdat de routelijst is bijge‐
werkt.
Selecteer Opslaan boven aan het
scherm om de wijzigingen op te
slaan.
62 Spraakherkenning
Spraakherkenning
Algemene informatie .................... 62
Gebruik ........................................ 64
Algemene informatie
Geïntegreerde spraakherkenning
Met de geïntegreerde spraakherken‐
ning van het infotainmentsysteem
kunt u diverse functies van het info‐
tainmentsysteem met uw stem bestu‐
ren. De spraakbesturing herkent
commando's en cijferreeksen, onge‐
acht de desbetreffende spreker. De
instructies en cijferreeksen kunnen
zonder pauze tussen de afzonderlijke
woorden worden uitgesproken.
Bij onjuist gebruik of onjuiste
commando's geeft de spraakherken‐
ning visuele en/of akoestische feed‐
back en wordt u gevraagd het gewen‐
ste commando te herhalen. Boven‐
dien bevestigt de spraakherkenning
belangrijke instructies en stelt zo
nodig een vraag hierover.
Er zijn verschillende manieren om
commando's voor het uitvoeren van
de gewenste acties uit te spreken.
Let op
Om te voorkomen dat gesprekken in
de auto onbedoeld de systeemfunc‐
ties beïnvloeden, start de stemher‐
kenning pas nadat deze is geacti‐
veerd.
Opmerkingen
Ondersteunde talen
Niet alle talen die voor het display
van het infotainmentsysteem
beschikbaar zijn, zijn ook
beschikbaar voor de spraakher‐
kenning.
Wordt de momenteel geselec‐
teerde displaytaal niet onder‐
steund door de spraakherken‐
ning, dan is deze niet beschik‐
baar.
In dat geval moet u een andere
taal selecteren voor het display
als u het infotainmentsysteem via
spraakcommando's wilt bedie‐
nen. Taal van display wijzigen,
zie "Taal" in het hoofdstuk
"Systeeminstellingen" 3 26.
Spraakherkenning 63
Adresinvoer van bestemmingen in
het buitenland
Als u het adres van een bestemming
in het buitenland via spraakcomman‐
do's wilt invoeren, moet u de taal van
het infodisplay in de taal van het
desbetreffende land wijzigen.
Bijv. als het display op dit moment op
Engels staat en u de naam van een
stad in Frankrijk wilt invoeren, moet u
de displaytaal naar Frans wijzigen.
Uitzonderingen: Voor het invoeren
van adressen in België kunt u de
displaytaal naar keuze in Frans of
Nederlands wijzigen. Voor het invoe‐
ren van adressen in Zwitserland kunt
u de displaytaal naar keuze in Frans,
Duits of Italiaans wijzigen.
Zie voor het wijzigen van de display‐
taal "Taal" in het hoofdstuk "Systeem‐
instellingen" 3 26.
Invoervolgorde voor bestemmings‐
adressen
De volgorde waarin de delen van een
adres met het spraakherkennings‐
systeem moeten worden ingevoerd is
afhankelijk van het land waarin de
bestemming ligt.
Oostenrijk, Duitsland:
<plaatsnaam> <straatnaam>
<huisnummer>
België, Frankrijk, Groot-Brittan‐
nië:
<huisnummer> <straatnaam>
<plaatsnaam>
Denemarken, Italië, Nederland,
Polen, Portugal, Rusland,
Spanje, Zwitserland, Turkije:
<straatnaam> <huisnummer>
<plaatsnaam>
Instellen van de spraakherkenning
Er zijn diverse instellingen en
aanpassingen mogelijk voor de in het
infotainmentsysteem geïntegreerde
spraakherkenning.
Druk op ; en selecteer
INSTELLINGEN op het startscherm.
Selecteer de optie Spraak in-/uitvoer
om naar het desbetreffende submenu
te gaan.
Vertrouwelijkheidsdrempel
Afhankelijk van de gekozen optie in
het corresponderende submenu, kan
de spraakherkenning 'resoluter' zijn in
het interpreteren van uw comman‐
do's.
Selecteert u Meer bevestigen, dan
vraagt het systeem u relatief vaker
om uw commando's te bevestigen.
Het systeem zal dus in de meeste
gevallen de juiste actie uitvoeren.
Selecteert u Minder bevestigen, dan
vraagt het systeem u relatief minder
vaak om uw spraakinvoer te bevesti‐
gen. Dit betekent dat het systeem uw
64 Spraakherkenning
commando's soms verkeerd zal
begrijpen en dus niet de juiste hande‐
ling uitvoert.
Let op
Als u de spraakherkenning start, kan
het een voordeel zijn om de Meer
bevestigen-instelling te gebruiken.
Als u meer ervaring hebt met het
systeem, d.w.z weet hoe u de
commando's moet uitspreken zodat
de spraakherkenning u goed
begrijpt, kan het handiger zijn om de
Minder bevestigen-instelling te
gebruiken.
Lengte waarschuwing
De lengte en gedetailleerdheid van
de vragen en meldingen van het
spraakherkenningssysteem kunnen
in het bijbehorende submenu worden
aangepast.
Snelheid audiomelding
De snelheid waarmee het spraakher‐
kenningsmenu vragen stelt en
meldingen doet kan in het correspon‐
derende submenu worden ingesteld.
Kiest u Medium, dan komt de spreek‐
snelheid van het systeem overeen
met natuurlijke spraak.
Let op
Als u de spraakherkenning start, kan
het een voordeel zijn om de Lang-
instelling te gebruiken. Als u meer
ervaring hebt met het systeem, kan
het voordelen hebben om de instel‐
ling Kort te gebruiken.
Tips "Wat kan ik zeggen?" weergeven
Zet afhankelijk van of uw mogelijke
spraakcommando's op het scherm
wilt laten weergeven Tips "Wat kan ik
zeggen?" weergeven op Aan of Uit.
Spraakdoorschakel-toepassing
Via de spraakdoorschakel-toepas‐
sing van het infotainmentsysteem
hebt u toegang tot de spraakherken‐
ningscommando's op uw smart‐
phone.
De beschikbaarheid van deze functie
is afhankelijk van uw smartphone.
Bezoek onze website voor meer infor‐
matie over de compatibiliteit.
Gebruik
Geïntegreerde spraakherkenning
Spraakherkenning activeren
Let op
Tijdens een actief telefoongesprek is
spraakherkenning niet beschikbaar.
Activeren door de knop w op het stuur
in te drukken
Druk op w op het stuurwiel.
Het audiosysteem wordt onderdrukt,
u wordt gevraagd een commando te
geven en op het Info-Display verschij‐
nen hulpmenu's met de belangrijkste
commando's die beschikbaar zijn.
Zodra de spraakherkenning gereed is
voor gesproken commando's, klinkt
er een pieptoon. Het spraakherken‐
ningssymbool in de rechter boven‐
hoek van het hulpmenu verandert van
wit naar rood.
U kunt nu een spraakcommando
geven om een systeemfunctie te star‐
ten (bijvoorbeeld een vooraf inge‐
stelde radiozender afspelen).
Spraakherkenning 65
Activeren via de schermtoets
SPRAAK op het middendisplay
Selecteer SPRAAK op de interactieve
selectiebalk van een van de hoofd‐
menu's op het middendisplay.
Het audiosysteem wordt onderdrukt,
u wordt gevraagd een commando te
geven en op het middendisplay
verschijnt een hulpmenu met de
belangrijkste commando's die
momenteel beschikbaar zijn.
Zodra de spraakherkenning gereed is
voor gesproken commando's, klinkt
er een pieptoon. Het spraakherken‐
ningssymbool rechts in het hulpmenu
verandert van zwart naar rood.
U kunt nu een spraakcommando
geven. Zie bovenstaande beschrij‐
ving.
Volume van gesproken vragen
aanpassen
Druk ! of # op het stuurwiel omhoog
(hoger volume) of omlaag (lager
volume).
Een gesproken vraag onderbreken
Als ervaren gebruiker kunt u een
gesproken vraag onderbreken door
even op w op het stuurwiel te drukken.
Er klinkt een piep en het spraakher‐
kenningssymbool wordt rood. U kunt
nu direct een commando inspreken.
Een dialoogreeks annuleren
Er zijn diverse manieren om een
dialoog te annuleren en om de
spraakherkenning te deactiveren:
Zeg "Annuleren" of "Afsluiten".
Druk op n op het stuurwiel.
Als de spraakherkenningssessie
via de schermtoets SPRAAK op
het middendisplay hebt gestart,
dan kunt u ook:
Of druk op ; op het bedie‐
ningspaneel.
Selecteer m of Uit in het
help-menu.
In de volgende situaties wordt een
dialoogreeks automatisch geannu‐
leerd:
Als u gedurende een bepaalde
tijd geen commando zegt (stan‐
daard wordt u driemaal gevraagd
een commando te geven).
Als u commando's zegt die niet
door het systeem worden
herkend (standaard wordt u drie‐
maal gevraagd een juist
commando te geven).
Bediening via spraakcommando's
De spraakherkenning herkent
commando's die op natuurlijke wijze
in een zin worden uitgesproken, of
directe commando's om de toepas‐
sing en actie te starten.
Voor de beste resultaten:
Luister naar de gesproken vraag
en wacht op de pieptoon voordat
u een commando uitspreekt of
antwoordt.
Zeg "Help" of lees een van de
voorbeeldcommando's in het
scherm voor.
66 Spraakherkenning
U kunt de gesproken vraag
onderbreken door nogmaals op
w te drukken.
Wacht op de pieptoon en spreek
het commando op natuurlijke
wijze uit, niet te snel, niet te lang‐
zaam. Gebruik korte en directe
commando's.
De commando's bestaan doorgaans
uit één instructie. Bijvoorbeeld "David
op werk bellen"; "Afspelen", gevolgd
door de naam van de artiest of de
track; "Afstemmen", gevolgd door de
frequentieband en frequentie/zender‐
naam; "Adres zoeken", gevolgd door
het adres, zoals "123 Hoofdweg,
Amsterdam".
Het systeem start een dialoog als
sprake is van complexe commando's
of wanneer er informatie ontbreekt.
Bij het zoeken naar een "Nuttige
plaats" kunt u alleen grote ketens op
naam selecteren. Ketens zijn bedrij‐
ven met ten minste 20 locaties. Noem
voor andere POI's de naam van een
categorie, bijv. "Restaurants",
"Winkelcentra" of "Ziekenhuizen".
Bij het commando "Telefoon" of
"Telefooncommando's" begrijpt het
systeem dat u wilt bellen en
antwoordt het met relevante vragen
totdat het voldoende details heeft. Als
het telefoonnummer met een naam
en een locatie opgeslagen is, moet u
in het directe commando beide
vermelden, bijvoorbeeld "Bel Jan
Jansen op het werk".
Lijstvermeldingen selecteren
Wanneer er een lijst verschijnt, wordt
u via een gesproken bericht gevraagd
om een vermelding uit die lijst te
bevestigen of te selecteren. U kunt
een lijstvermelding handmatig of door
het uitspreken van het regelnummer
van de vermelding selecteren.
De lijst op een spraakherkennings‐
scherm werkt net als bij een lijst op
andere schermen. Door handmatig
door de lijst te bladeren tijdens een
spraakherkenningssessie wordt de
actuele spraakherkenningssessie
tijdelijk onderbroken en verschijnt de
instructie "Selecteer uit de lijst met de
handmatige bedieningselementen,
druk op de console op back (terug) of
druk op de schermtoets terug om het
opnieuw te proberen".
Als u niet binnen 15 seconden hand‐
matig een lijstvermelding selecteert,
wordt de spraakherkenningssessie
beëindigd, volgt er een bericht met
een vraag en verschijnt het eerdere
scherm weer.
Het commando "Terug"
Om terug te keren naar het vorige
menu kunt u "Terug" zeggen, op het
bedieningspaneel op k BACK druk‐
ken of op m drukken.
Het commando "Help"
Nadat u "Help" heb gezegd, klinkt de
help-instructie voor het huidige
scherm. De instructie verschijnt ook
op het scherm.
Druk op w om de help-instructie te
onderbreken. Er klinkt een pieptoon.
U kunt een commando geven.
Spraakdoorschakel-toepassing
Spraakherkenning activeren
Houd s op het stuurwiel ingedrukt tot
een spraakherkenningspictogram
verschijnt.
Spraakherkenning 67
Volume van gesproken vragen
aanpassen
Draai aan m op het bedieningspaneel
of druk ! of # op het stuurwiel
omhoog (hoger volume) of omlaag
(lager volume).
Spraakherkenning deactiveren
Druk op n op het stuurwiel. De
spraakherkenningssessie wordt
beëindigd.
68 Telefoon
Telefoon
Algemene aanwijzingen ............... 68
Bluetooth-verbinding .................... 69
Noodoproep ................................. 71
Bediening ..................................... 72
Tekstberichten ............................. 75
Mobiele telefoons en CB-
zendapparatuur ........................... 78
Algemene aanwijzingen
De telefoonportal biedt u de mogelijk‐
heid om via een microfoon en de luid‐
sprekers van de auto telefoonge‐
sprekken te voeren en met het info‐
tainmentsysteem van de auto de
belangrijkste functies van de mobiele
telefoon te bedienen. Om de telefoon‐
portal te kunnen gebruiken moet de
mobiele telefoon via Bluetooth met
het infotainmentsysteem verbonden
zijn.
Niet alle functies van de telefoon
worden door elke mobiele telefoon
ondersteund. Welke telefoonfuncties
bruikbaar zijn, hangt af van de desbe‐
treffende mobiele telefoon en van de
netwerkprovider. Verdere informatie
hierover vindt u in de gebruikershand‐
leiding van uw mobiele telefoon. U
kunt hierover ook informatie vragen
bij uw netwerkprovider.
Belangrijke informatie voor de
bediening en de
verkeersveiligheid
9Waarschuwing
Mobiele telefoons hebben invloed
op uw omgeving. Daarom zijn er
veiligheidsvoorschriften en richtlij‐
nen opgesteld. Alvorens gebruik
te maken van de telefoonfunctie
dient u op de hoogte te zijn van de
desbetreffende richtlijnen.
9Waarschuwing
Het gebruik van de telefoon in
handsfree-modus tijdens het
rijden kan gevaarlijk zijn doordat
uw concentratie afneemt tijdens
het telefoneren. Parkeer uw auto
voordat u de telefoon in hands‐
free-modus gebruikt. Volg de
bepalingen van het land waarin u
zich bevindt.
Volg de voorschriften die in
sommige gebieden gelden op en
zet uw mobiele telefoon uit als
Telefoon 69
mobiel telefoneren verboden is,
als de mobiele telefoon interferen‐
tie veroorzaakt of als er zich
gevaarlijke situaties kunnen voor‐
doen.
Bluetooth
Het telefoonportal is gecertificeerd
door de Bluetooth Special Interest
Group (SIG).
Meer informatie over de specificatie
vindt u op internet op http://www.blue‐
tooth.com
Bluetooth-verbinding
Bluetooth is een standaard voor het
draadloos verbinden van bijv.
mobiele telefoons of andere appara‐
ten.
Voor het maken van een Bluetooth-
verbinding met het infotainmentsys‐
teem moet de Bluetooth-functie van
het Bluetooth-apparaat geactiveerd
zijn. Voor nadere informatie verwijzen
we u naar de gebruiksaanwijzing van
het Bluetooth-apparaat.
Via het Bluetooth-instellingenmenu
zijn koppelingen tot stand te brengen
(door het uitwisselen van pincodes
tussen Bluetooth-apparaat en info‐
tainmentsysteem) en is de Bluetooth-
apparatuur met het infotainmentsys‐
teem te verbinden.
Bluetooth-instellingenmenu
Druk op ; en selecteer
INSTELLINGEN op het startscherm.
Selecteer BlueTooth om het desbe‐
treffende submenu weer te geven.
Een apparaat koppelen
Opmerkingen
Aan het systeem kunnen maxi‐
maal vijf apparaten worden
gekoppeld.
Er kan slechts één gekoppeld
apparaat tegelijk met het infotain‐
mentsysteem worden verbon‐
den.
Koppelen is in de regel slechts
één keer noodzakelijk, tenzij het
apparaat van de lijst met gekop‐
pelde apparaten wordt gewist.
Als het apparaat eerder verbon‐
den was, brengt het infotainment‐
systeem automatisch een verbin‐
ding tot stand.
Bij werken via Bluetooth wordt de
accu van het apparaat aanzienlijk
belast. Sluit het apparaat daarom
aan op een USB-poort, zodat het
wordt opgeladen.
Koppelen via de toepassing
Instellingen
1. Druk op ; en selecteer
INSTELLINGEN op het start‐
scherm.
Selecteer BlueTooth om het
desbetreffende submenu weer te
geven.
2. Selecteer Apparaat verbinden.
Selecteer eventueel
Apparaatbeheer om de appara‐
tenlijst weer te geven en selecteer
vervolgens Apparaat verbinden.
3. Op het infotainmentsysteem
verschijnt er een melding met de
naam en de pincode van het info‐
tainmentsysteem.
4. Activeer het zoekproces in het te
koppelen Bluetooth-apparaat.
70 Telefoon
5. Bevestig de koppelprocedure:
Als SSP (secure simple
pairing) wordt ondersteund:
Vergelijk de pincode (indien
vereist) en bevestig de
meldingen op het infotain‐
mentsysteem en het Blue‐
tooth-apparaat.
Als SSP (secure simple
pairing) niet wordt onder‐
steund:
Selecteer PIN instellen als u
de pincode van het infotain‐
mentsysteem wilt wijzigen.
Er verschijnt een toetsen‐
blok. Voer de nieuwe
pincode in en bevestig uw
invoer.
Voer de pincode van het info‐
tainmentsysteem op het
Bluetooth-apparaat in en
bevestig uw invoer.
6. Het infotainmentsysteem en het
apparaat zijn verbonden en de
apparatenlijst wordt weergege‐
ven.
Let op
Bij problemen met de Bluetooth-
verbinding verschijnt er een
storingsmelding op het scherm van
het Infotainmentsysteem.
7. Indien aanwezig op het Bluetooth-
apparaat, worden het telefoon‐
boek en de bellijsten naar het info‐
tainmentsysteem gedownload.
Bevestig indien nodig de melding
op uw smartphone.
Let op
Voor het lezen van de contacten
door het Infotainmentsysteem
moeten deze zijn opgeslagen in het
telefoongeheugen van de mobiele
telefoon.
Wordt deze functie niet door het
Bluetooth-apparaat ondersteund,
dan verschijnt er een bijbehorend
bericht op het infotainmentsys‐
teem.
Koppelen via de Telefoon-toepassing
1. Druk op ; en selecteer
TELEFOON op het startscherm.
2. Selecteer Apparaat verbinden.
3. Ga verder met stap 3 van "Koppe‐
len via de toepassing Instellingen"
(zie hierboven).
4. Als het koppelen van het apparaat
voltooid is, wordt het telefoon‐
menu weergegeven.
Let op
Bij problemen met de Bluetooth-
verbinding verschijnt er een
storingsmelding op het scherm van
het Infotainmentsysteem.
Een gekoppeld apparaat
verbinden
1. Druk op ; en selecteer
INSTELLINGEN op het start‐
scherm.
Selecteer BlueTooth om het
desbetreffende submenu weer te
geven.
2. Selecteer Apparaatbeheer om de
apparatenlijst weer te geven.
3. Selecteer het Bluetooth-apparaat
dat u wenst te koppelen.
4. Het apparaat is verbonden en
wordt getoond in het Verbonden-
veld van de apparatenlijst.
Telefoon 71
Een apparaat loskoppelen
1. Druk op ; en selecteer
INSTELLINGEN op het start‐
scherm.
Selecteer BlueTooth om het
desbetreffende submenu weer te
geven.
2. Selecteer Apparaatbeheer om de
apparatenlijst weer te geven.
3. Selecteer ╳ naast het momenteel
verbonden Bluetooth-apparaat.
Er verschijnt een bericht dat u
moet beantwoorden.
4. Selecteer Ja om het apparaat los
te koppelen.
Een apparaat wissen
1. Druk op ; en selecteer
INSTELLINGEN op het start‐
scherm.
Selecteer BlueTooth om het
desbetreffende submenu weer te
geven.
2. Selecteer Apparaatbeheer om de
apparatenlijst weer te geven.
3. Selecteer ─ naast het te wissen
Bluetooth-apparaat. Er verschijnt
een bericht dat u moet beantwoor‐
den.
4. Selecteer Ja om het apparaat te
wissen.
Noodoproep
9Waarschuwing
Het tot stand brengen van de
verbinding kan niet onder alle
omstandigheden worden gega‐
randeerd. Daarom is het belangrijk
dat u bij gesprekken van levens‐
belang (bijv. bij het inroepen van
medische hulp) niet alleen op een
mobiele telefoon vertrouwt.
Voor sommige netwerken kan het
noodzakelijk zijn dat er op de juiste
manier een geldige simkaart in de
mobiele telefoon is aangebracht.
9Waarschuwing
Denk eraan dat u met uw mobiele
telefoon kunt bellen en ontvangen
indien u zich in een gebied bevindt
met een voldoende sterk signaal.
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen nooddiensten niet op alle
mobiele telefoonnetwerken
worden gebeld; mogelijkerwijs
kunnen deze oproepen niet
gedaan worden wanneer
bepaalde netwerkdiensten en/of
telefoonfuncties actief zijn. U kunt
hierover uw lokale netwerkexploi‐
tant raadplegen.
Het alarmnummer kan per land en
regio variëren. Wij raden u aan het
juiste alarmnummer voor de rele‐
vante regio van tevoren op te
vragen.
Een noodoproep doen
Bel het alarmnummer (bijv. 112).
De telefoonverbinding met de alarm‐
centrale wordt tot stand gebracht.
72 Telefoon
Antwoord als het dienstdoende
personeel u vragen stelt over het
noodgeval.
9Waarschuwing
Beëindig het gesprek pas als de
alarmcentrale u daarom vraagt.
Bediening
Zodra er een Bluetooth-verbinding
tussen uw mobiele telefoon en het
infotainmentsysteem tot stand is
gebracht, kunt u tal van functies van
uw mobiele telefoon via het infotain‐
mentsysteem bedienen.
Let op
Niet elke mobiele telefoon onder‐
steunt alle functies van de telefoon‐
portal. Daarom kan het bereik aan
hieronder beschreven functies afwij‐
ken.
Telefoontoepassing
Druk op ; en selecteer TELEFOON
op het startscherm om het desbetref‐
fende menu te openen.
De telefoonportal bevat verschillende
schermen die via tabbladen toegan‐
kelijk zijn. Selecteer het gewenste
tabblad.
Let op
Het telefoonhoofdmenu is alleen
beschikbaar als er via Bluetooth een
mobiele telefoon met het infotain‐
mentsysteem verbonden is. Voor
een gedetailleerde beschrijving
3 69.
Telefoongesprek initiëren
Toetsenblok
Druk op ; en selecteer TELEFOON
op het startscherm om het desbetref‐
fende menu te openen.
Selecteer indien nodig
TOETSENBORD op de interactieve
selectiebalk. Het toetsenblok
verschijnt.
Voer het gewenste nummer in en
selecteer Bellen. Het nummer wordt
gebeld.
Voor verkort kiezen, voer het nummer
in en houd het laatste cijfer ingedrukt.
Het nummer wordt gebeld.
Contacten
Druk op ; en selecteer TELEFOON
op het startscherm om het desbetref‐
fende menu te openen.
Selecteer indien nodig
CONTACTEN op de interactieve
selectiebalk. De contactenlijst wordt
getoond.
Telefoon 73
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de contactenlijsten 3 22.
Blader naar het gewenste contact.
Snelkoppelingspictogram
Is er slechts één nummer voor een
contact opgeslagen, dan wordt er
naast de desbetreffende gegevens in
de contactenlijst een snelkoppeling
getoond.
Selecteer z om meteen te bellen.
Scherm met bestemmingsdetails
Zijn er voor een contact meerdere
nummers opgeslagen, selecteer dan
het gewenste nummer.
Het scherm met de contactdetails
wordt weergegeven.
Selecteer een van de voor het contact
opgeslagen telefoonnummers. Het
nummer wordt gebeld.
Gesprekkenlijsten
Druk op ; en selecteer TELEFOON
op het startscherm om het desbetref‐
fende menu te openen.
Selecteer indien nodig RECENT op
de interactieve selectiebalk. De
recente gesprekkenlijst wordt weer‐
gegeven.
Let op
Gemiste oproepen zijn rood gemar‐
keerd in de recente oproepenlijst en
zijn aangeduid met een 9 naast het
telefoonpictogram in het toepas‐
singsoverzicht.
Selecteer een van de telefoonnum‐
mers in de recente gesprekkenlijst.
Het nummer wordt gebeld.
Favorieten
Geef de favorietenpagina weer.
Blader indien nodig door de pagina's.
Selecteer de gewenste favorieten-
schermtoets.
Voor een gedetailleerde beschrijving
3 18.
Inkomend telefoongesprek
Telefoongesprek aannemen
Is er een radio- of mediabron actief
als er een gesprek binnen komt, dan
wordt de audiobron gedempt. Dit blijft
zo tot het gesprek wordt beëindigd.
De naam en telefoonnummer van de
beller worden onderop het scherm
getoond.
74 Telefoon
Oproep beantwoorden: kies Beantw.
in het bericht.
Telefoongesprek afwijzen
Oproep weigeren: kies Negeren in
het bericht.
Beltoon wijzigen
Druk op ; en selecteer
INSTELLINGEN op het startscherm.
Selecteer BlueTooth om het desbe‐
treffende submenu weer te geven en
selecteer vervolgens Beltonen. Er
wordt een lijst met alle aan het info‐
tainmentsysteem gekoppelde tele‐
foons weergegeven.
Kies de gewenste telefoon. Er wordt
een lijst weergegeven met alle belto‐
nen voor de desbetreffende telefoon.
Selecteer de gewenste beltoon.
Functies tijdens een
telefoongesprek
Tijdens een telefoongesprek wordt
het gespreksscherm weergegeven.
Telefoongesprek beëindigen
Selecteer Beëindigen om het gesprek
te beëindigen.
Microfoon uitschakelen
Selecteer Dempen om de microfoon
tijdelijk te deactiveren.
De schermtoets verandert in Dempen
uit.
Selecteer Dempen uit om de micro‐
foon weer te activeren.
Handsfree-functie uitschakelen
Selecteer Handset om het gesprek op
uw mobiele telefoon te vervolgen.
De schermtoets verandert in
Handsfree.
Selecteer Handsfree om de hands‐
free-functie opnieuw te activeren.
Wisselgesprek
Wisselgesprek initiëren
Om een tweede telefoongesprek te
voeren, selecteert u Toevoegen op
het gespreksscherm. Het telefoon‐
menu verschijnt.
Een tweede telefoongesprek voeren.
Een gedetailleerde beschrijving vindt
u bovenstaand.
Om het initiëren van de tweede
oproep te annuleren en terug te keren
naar het gespreksscherm, selecteert
u Huid. gespr..
Beide gesprekken verschijnen op het
in-gesprekscherm.
Telefoon 75
Tweede inkomende oproep
De naam en telefoonnummer van de
beller verschijnen onder aan het
gespreksscherm.
Selecteer Beantw. of Negeren in het
bericht.
Beëindigen van telefoongesprekken
Selecteer Beëindigen onder aan het
scherm om beide oproepen te beëin‐
digen.
Selecteer A naast een oproep om
één van beide oproepen te beëindi‐
gen.
Conferentiegesprek
Selecteer B om de twee oproepen
samen te voegen. U kunt nu met
beide personen spreken.
De schermtoets B verandert in C.
Selecteer C om de oproepen te
scheiden.
Telefoons
Selecteer TELEFOONS op de inter‐
actieve selectiebalk om de appara‐
tenlijst weer te geven.
Voor een gedetailleerde beschrijving
3 69.
Tekstberichten
Via de toepassing SMS kunt u tekst‐
berichten via het infotainmentsys‐
teem ontvangen en beantwoorden.
Let op
Als de auto sneller dan 8 km/u rijdt,
zijn wellicht sommige functies van
de sms-toepassing niet beschik‐
baar.
76 Telefoon
Voorwaarden
Voor gebruik van de toepassing
SMS moet aan de volgende voor‐
waarden zijn voldaan:
De Bluetooth-functie van de
desbetreffende telefoon moet
geactiveerd zijn (zie de gebruiks‐
aanwijzing van het apparaat).
Afhankelijk van de telefoon moet
het apparaat wellicht op "zicht‐
baar" staan (zie de gebruiksaan‐
wijzing van het apparaat).
Afhankelijk van de telefoon kan
het nodig zijn om handbediende
toegang tot de tekstberichtfunctie
op de telefoon toe te staan (zie de
gebruiksaanwijzing van het
apparaat).
De desbetreffende telefoon moet
aan/op het infotainmentsysteem
gekoppeld en aangesloten zijn.
Voor een gedetailleerde beschrij‐
ving 3 69.
De desbetreffende telefoon moet
Bluetooth Message Access
Profile (BT MAP) ondersteunen.
Teksttoepassing starten
Druk op ; en selecteer SMS op het
startscherm.
Als er een nieuw tekstbericht wordt
ontvangen, verschijnt er een melding
die u moet beantwoorden. Selecteer
één van de schermtoetsen om naar
de toepassing SMS te gaan.
Let op
Ontvangstwaarschuwingen
verschijnen alleen als Tekstwaar‐
schuwingen in het tekstinstellingen‐
menu is ingesteld op Aan.
Een bericht beluisteren
Selecteer INBOX op de interactieve
selectiebalk. De op de desbetref‐
fende telefoon opgeslagen tekstbe‐
richten worden weergegeven in een
lijst.
Let op
Afhankelijk van de telefoon verschij‐
nen niet alle op de telefoon opgesla‐
gen tekstberichten in het Postvak IN.
Selecteer 3 naast het desbetref‐
fende bericht om een bericht te
beluisteren.
Selecteer eventueel het gewenste
bericht om het berichtenscherm weer
te geven. Selecteer LUISTEREN op
de interactieve selectiebalk.
Een bericht bekijken
Selecteer INBOX op de interactieve
selectiebalk. De op de desbetref‐
fende telefoon opgeslagen tekstbe‐
richten worden weergegeven in een
lijst.
Selecteer het gewenste bericht om de
gehele tekst van een bericht weer te
geven.
Telefoon 77
De afzender bellen
Selecteer INBOX op de interactieve
selectiebalk. De op de desbetref‐
fende telefoon opgeslagen tekstbe‐
richten worden weergegeven in een
lijst.
Selecteer het gewenste bericht om
het berichtenscherm weer te geven.
Selecteer Bellen op de interactieve
selectiebalk. U belt nu de afzender
van het bericht.
Een bericht beantwoorden
Let op
Afhankelijk van de telefoon wordt de
beantwoordingsfunctie wellicht niet
ondersteund.
Selecteer INBOX op de interactieve
selectiebalk. De op de desbetref‐
fende telefoon opgeslagen tekstbe‐
richten worden weergegeven in een
lijst.
Selecteer het gewenste bericht om
het berichtenscherm weer te geven.
Selecteer ANTWOORDEN op de
interactieve selectiebalk. Er
verschijnt een lijst met voorgedefini‐
eerde berichten.
Selecteer het gewenste voorgedefini‐
eerde tekstbericht.
Als geen van de voorgedefinieerde
berichten naar wens is, kunt u een
nieuw bericht opstellen, zie "Voorge‐
definieerde berichten beheren" hier‐
onder.
Een bericht wissen
Selecteer INBOX op de interactieve
selectiebalk. De op de desbetref‐
fende telefoon opgeslagen tekstbe‐
richten worden weergegeven in een
lijst.
Selecteer het gewenste bericht om
het berichtenscherm weer te geven.
Selecteer Wissen op de interactieve
selectiebalk om het tekstbericht te
wissen.
Apparatenlijst
Selecteer TELEFOONS om de appa‐
ratenlijst weer te geven.
Voor een gedetailleerde beschrijving
3 69.
Tekstinstellingen
Selecteer Instellingen om naar het
instellingenmenu te gaan.
Ontvangstwaarschuwingen
Stel Tekstwaarschuwingen - Aan in
als u wilt dat er bij ontvangst van een
nieuw tekstbericht een waarschuwing
verschijnt.
78 Telefoon
Voorgedefinieerde berichten beheren
Selecteer Voorgedefinieerde
berichten beheren om een lijst met
alle voorgedefinieerde berichten
weer te geven.
Een nieuw bericht toevoegen
Let op
Voorgedefinieerde berichten
kunnen alleen worden ingevoerd
wanneer de auto stilstaat.
Selecteer Nieuw voorgedefinieerde
bericht toevoegen. Er verschijnt een
toetsenbord.
Voer de gewenste berichttekst in en
bevestig uw invoer. Het nieuwe
bericht wordt toegevoegd aan de lijst
met voorgedefinieerde berichten.
Een voorgedefinieerd bericht wissen
Selecteer voor het wissen van een
voorgedefinieerd bericht ‒ naast het
bericht dat u wilt wissen.
Mobiele telefoons en CB-
zendapparatuur
Installatie-instructies en
bedieningsrichtlijnen
De installatie-instructies die eigen zijn
aan de auto en de bedieningsrichtlij‐
nen van de mobiele telefoon- en
handsfreefabrikant moeten in acht
worden genomen wanneer u een
mobiele telefoon installeert en
bedient. Anders kan de kan de type‐
goedkeuring voor het voertuig komen
te vervallen (EU-richtlijn 95/54/EC).
Aanbevelingen voor probleemloze
werking:
De buitenantenne moet profes‐
sioneel worden gemonteerd voor
het maximale bereik.
Maximaal zendvermogen
10 watt.
De mobiele telefoon moet op een
geschikte plek worden gemon‐
teerd. Zie de desbetreffende
opmerking in het instructie‐
boekje, het hoofdstuk
Airbagsysteem.
Laat u informeren over de voorziene
montageposities voor de buitenan‐
tenne of de toestelhouder en de
mogelijkheden tot gebruik van
toestellen met een zendvermogen
van meer dan 10 watt.
Het gebruik van een handsfree-carkit
zonder buitenantenne voor mobiele
telefoons type GSM 900/1800/1900
en UMTS is alleen toegestaan
wanneer het maximale zendvermo‐
gen van de mobiele telefoon niet
groter is dan 2 watt bij GSM 900 en
niet groter is dan 1 watt bij de andere
types.
Telefoon 79
Om veiligheidsredenen mag u de
telefoon niet gebruiken tijdens het
rijden. Ook bij handsfree telefoneren
kan de aandacht op het verkeer
verslappen.
9Waarschuwing
Gebruik van zendapparatuur en
mobiele telefoons die niet aan de
bovenstaande normen voor
mobiele telefoons voldoen en radi‐
o's is alleen toegestaan met een
buitenantenne op de auto.
Voorzichtig
Mobiele telefoons en zendappara‐
tuur kunnen als de voornoemde
aanwijzingen niet in acht worden
genomen bij gebruik in het interi‐
eur zonder buitenantenne aanlei‐
ding geven tot functiestoringen in
de autoelektronica.
80 Veelgestelde vragen
Veelgestelde
vragen
Veelgestelde vragen .................... 80
Veelgestelde vragen
Telefoon
?Hoe koppel ik mijn telefoon aan het
infotainmentsysteem?
!Druk voor het koppelen van een
telefoon op ;, selecteer het picto‐
gram TELEFOON en selecteer
vervolgens Apparaat verbinden.
Volg de instructies op uw apparaat
en zorg dat Bluetooth ingescha‐
keld is.
Gedetailleerde beschrijving 3 69.
?Hoe kan ik mijn telefooncontacten
en recente gesprekken bekijken?
!Om de contactpersonen of oproe‐
penlijst te benaderen, druk op ;,
selecteer het pictogram
TELEFOON en selecteer vervol‐
gens CONTACTEN of RECENT.
Zorg dat het telefoonboek en de
recente gesprekkenlijst op de tele‐
foon toegankelijk zijn. Afhankelijk
van de telefoon kan het enige
minuten duren voor het telefoon‐
boek en de recente gesprekkenlijst
geladen zijn.
Gedetailleerde beschrijving 3 72.
Favorieten
?Wat kan ik als favoriet opslaan?
!U kunt tot 60 favorieten van bijna
alle informatietypen opslaan, bijv.
bestemmingen, telefooncontac‐
ten, afspeellijsten, radiozenders,
etc.
Gedetailleerde beschrijving 3 18.
?Hoe kan ik een nieuwe favoriet
opslaan?
!Activeer de desbetreffende
toepassing en houd een favorie‐
ten-schermtoets ingedrukt om op
deze locatie een nieuwe favoriet
op te slaan. Na opslag klinkt een
korte pieptoon. In bepaalde geval‐
len moet u een specifiek item
selecteren.
Gedetailleerde beschrijving 3 18.
Veelgestelde vragen 81
?Hoe kan ik de naam van mijn favor‐
ieten wijzigen, ze wissen of
verplaatsen?
!Druk op ;, selecteer het picto‐
gram INSTELLINGEN op het
Startscherm, Radio op de instellin‐
genlijst en vervolgens Favorieten
beheren om de favorieten te
hernoemen, wissen of verplaat‐
sen.
Gedetailleerde beschrijving 3 18.
?Waar worden favorieten opgesla‐
gen en hoe kan ik ze een andere
naam geven?
!De favorieten worden opgeslagen
in de favorietenlijst. Om een favo‐
riet een nieuwe naam te geven,
selecteert u de desbetreffende
schermtoets in de favorietenrij. In
bepaalde schermen is de favorie‐
tenlijst verborgen zodat andere
inhoud beter kan worden weerge‐
geven. Selecteer op deze scher‐
men n rechtsonder op het
scherm en sleep de interactieve
selectiebalk met de vinger
omhoog.
Gedetailleerde beschrijving 3 18.
Navigatie
?Ik heb een bestemmingsadres
ingevoerd, maar er verschijnt een
foutmelding. Wat doe ik verkeerd?
!Het navigatiesysteem gaat bij het
invoeren van een adres van een
bepaalde volgorde uit. Afhankelijk
van het land waarin het adres zich
bevindt, kan er een andere invoer‐
volgorde vereist zijn. Bij adressen
in andere landen dient als laatste
ook het land te worden ingevoerd.
Gedetailleerde beschrijving 3 50.
?Hoe kan ik de actieve routebege‐
leiding annuleren?
!Selecteer MENU op de interac‐
tieve selectiebalk en vervolgens
Annuleer route om de routebege‐
leiding te annuleren.
Gedetailleerde beschrijving 3 56.
Audio
?Hoe kan ik de audiobron wijzigen?
!Door herhaaldelijk RADIO te
selecteren kunt u alle radiobron‐
nen (AM/FM/DAB) doorlopen.
Door herhaaldelijk MEDIA te
selecteren kunt u alle mediabron‐
nen doorlopen.
Gedetailleerde beschrijving van
radio 3 31, externe apparaten
3 36.
?Hoe kan ik in radiozenders of
media-muziek zoeken?
!Om in radiozenders of mediamu‐
ziek te zoeken, bijvoorbeeld in
afspeellijsten of albums, selecteert
u BLADEREN op het audio‐
scherm.
Gedetailleerde beschrijving van
radio 3 31, externe apparaten
3 37.
Overige
?Hoe kan ik de prestaties van de
spraakherkenning verbeteren?
!Het spraakherkenningssysteem is
ontworpen om natuurlijk uitgespro‐
ken commando's te begrijpen.
Wacht totdat u de pieptoon hoort
voordat u gaat spreken. Probeer
natuurlijk te spreken, niet te snel of
te hard.
Gedetailleerde beschrijving 3 62.
82 Veelgestelde vragen
?Hoe kan ik de prestaties van het
aanraakscherm verbeteren?
!Het aanraakscherm is drukgevoe‐
lig. Probeer in het bijzonder als u
iets versleept de druk van uw
vinger gelijk te houden.
Gedetailleerde beschrijving 3 13.
Veelgestelde vragen 83
84
Trefwoordenlijst A
Aanraakscherm............................ 13
Adresboek.................................... 50
Algemene aanwijzingen......... 42, 68
Bluetooth-muziek...................... 36
Infotainmentsysteem................... 6
Navigatie................................... 42
Radio......................................... 31
Telefoonportal........................... 68
USB........................................... 36
Algemene informatie.............. 36, 62
Antidiefstalfunctie .......................... 7
Apps gebruiken............................. 40
Audio afspelen.............................. 37
Audiobestanden........................... 36
Automatische volumeaanpassing
Automatisch volume.................. 26
Automatisch volume..................... 26
Auto Set........................................ 26
B
Balance......................................... 25
Basisbediening............................. 13
Contacten.................................. 22
Favorieten................................. 18
Interactieve selectiebalk............ 15
Lettertekenherkenningsveld...... 16
Startscherm............................... 15
Toepassingenbalk..................... 15
Toetsenblok............................... 16
Toetsenbord.............................. 16
Bass.............................................. 25
Bediening...................................... 72
Aanraakscherm......................... 13
Bluetooth-muziek...................... 37
Contacten.................................. 22
Favorieten................................. 18
Infotainmentsysteem................. 10
Navigatiesysteem...................... 43
Radio......................................... 31
Telefoon.................................... 72
Toetsenborden.......................... 16
USB..................................... 37, 38
Bediening aanraakscherm............ 13
Bedieningselementen
Infotainmentsysteem................... 8
Stuurwiel..................................... 8
Bedieningspaneel Infotainment...... 8
Bediening van het menu............... 15
Begeleiding .................................. 56
Beltoon......................................... 72
Bestandsformaten
Audiobestanden........................ 36
Filmbestanden........................... 36
Bestemming invoeren .................. 50
Bluetooth-muziek.......................... 36
Bluetooth-verbinding.................... 69
85
C
Categorielijst................................. 31
Contacten............................... 22, 50
Aanpassen................................ 22
Opslaan..................................... 22
Opvragen.................................. 22
D
DAB.............................................. 34
DAB-koppeling.............................. 34
Datum........................................... 26
Diakritische tekens....................... 16
Digital Audio Broadcasting........... 34
Displaymodus............................... 26
E
EQ................................................ 25
Equalizer....................................... 25
F
Fabrieksinstellingen terugzetten... 26
Fader............................................ 25
Favorieten..................................... 18
Naam wijzigen........................... 18
Opslaan..................................... 18
Opvragen.................................. 18
Weergave.................................. 18
Wissen...................................... 18
Favorieten opslaan....................... 18
Favorieten opvragen.................... 18
Favorieten weergeven.................. 18
Filmbestanden.............................. 36
Films............................................. 38
Films afspelen.............................. 38
Frequentieband selecteren........... 31
Frequentielijst............................... 31
G
Gebruik....................... 10, 31, 43, 64
Aanraakscherm......................... 13
Bluetooth-muziek...................... 37
Infotainmentsysteem................. 10
Navigatiesysteem...................... 43
Telefoon.................................... 72
USB..................................... 37, 38
Geluidsinstellingen....................... 25
H
Home-toets................................... 15
I
Infotainmensysteem activeren...... 10
Infotainmentsysteem inschakelen 10
Intellitext....................................... 34
Interactieve selectiebalk............... 15
K
Kaarten......................................... 43
Kalibratie van het aanraakscherm 26
Klokdisplay................................... 26
Koppelen...................................... 69
L
L-Band.......................................... 34
Lettertekenherkenningsveld......... 16
Lijst met afslagen.......................... 56
M
Maximaal inschakelvolume........... 26
Meldingen..................................... 15
Middenbereik................................ 25
Mobiele telefoons en CB-
zendapparatuur ........................ 78
Mute.............................................. 10
N
Navigatie....................................... 56
Bestemming invoeren............... 50
Contacten............................ 22, 50
Favorieten................................. 18
Gesproken instructies............... 56
Huidige locatie........................... 43
Kaart manipuleren..................... 43
Kaartupdate.............................. 42
Kaartvenster.............................. 43
Lijst met afslagen...................... 56
Persoonlijke POI's..................... 43
Recente bestemmingen............ 50
Routebegeleiding...................... 56
Routebegeleidingsmenu........... 56
Routelijst................................... 56
Schermtoets OVERZICHT........ 43
TMC-zenders...................... 42, 56
86
Trip met routepunten................. 50
Verkeersincidenten................... 56
Navigatiesysteem activeren.......... 43
Noodoproep.................................. 71
Nuttige plaatsen............................ 50
O
Omgekeerde bladerrichting.......... 26
Overzicht bedieningselementen..... 8
P
Persoonlijke POI's........................ 43
PIN vergeten................................. 26
R
Radio
Categorielijst............................. 31
DAB........................................... 34
DAB-berichten........................... 34
DAB-menu................................. 34
Digital Audio Broadcasting........ 34
Favorieten................................. 18
FM menu................................... 32
Frequentieband......................... 31
Frequentielijst............................ 31
Intellitext.................................... 34
L-Band....................................... 34
Radio Data System................... 32
RDS........................................... 32
Regio......................................... 32
Regio-instelling.......................... 32
TP.............................................. 32
Verkeersinformatie.................... 32
Zender zoeken.......................... 31
Zenderlijst.................................. 31
Radio activeren............................. 31
Radio Data System ...................... 32
Regio............................................ 32
Regio-instelling............................. 32
Routebegeleiding......................... 56
Routelijst....................................... 56
Routevoorkeur.............................. 56
S
Schermtoets OVERZICHT............ 43
Schermtoets RESET.................... 43
Shop............................................. 40
Smartphone
Telefoonweergave.................... 39
Smartphone-applicaties
gebruiken.................................. 39
Spraakherkenning........................ 62
Startscherm.................................. 15
Stemherkenning........................... 62
Streaming audio via Bluetooth
activeren.................................... 37
Systeeminstellingen...................... 26
Beeldscherm............................. 26
Fabrieksinstellingen terugzetten 26
Taal........................................... 26
Tijd en datum............................ 26
Valetmodus............................... 26
T
TA................................................. 32
Taal............................................... 26
Tekstberichten.............................. 75
Telefoon
Beltoon...................................... 72
Bluetooth................................... 68
Bluetooth-verbinding................. 69
Contacten.................................. 22
Favorieten................................. 18
Handsfree-modus...................... 72
Noodoproepen.......................... 71
Recente oproepen.................... 72
Tekstberichten........................... 75
Telefoonboek...................... 22, 72
Telefoonboek.......................... 22, 72
Telefoongesprek
Afwijzen..................................... 72
Initiëren..................................... 72
Opnemen.................................. 72
Telefoonportal activeren............... 72
Telefoonweergave........................ 39
Telefoonweergave activeren........ 39
TMC-zenders................................ 42
Toepassingenbalk........................ 15
Toetsenblok.................................. 16
87
Toetsenbord
Alfabetisch toetsenbord............ 16
Toetsenbord symbolen............. 16
Toetsenborden............................. 16
TP................................................. 32
Treble........................................... 25
Trip met routepunten.................... 50
Tijd................................................ 26
U
USB.............................................. 36
USB activeren......................... 37, 38
V
Valetmodus
Ontgrendelen............................ 26
Vergrendelen............................ 26
Veelgestelde vragen..................... 80
Verkeersincidenten....................... 56
Verkeersinformatie....................... 32
Volume
Automatisch volume.................. 26
Maximaal inschakelvolume....... 26
Stiltefunctie................................ 10
Volume instellen........................ 10
Volume-instellingen...................... 26
Z
Zenderlijst..................................... 31
Zender zoeken.............................. 31
88
Inleiding ....................................... 90
Basisbediening ............................ 98
Radio ......................................... 104
Externe apparaten ..................... 111
Spraakherkenning ...................... 119
Telefoon ..................................... 120
Trefwoordenlijst ......................... 130
R 4.0 IntelliLink
90 Inleiding
Inleiding
Algemene aanwijzingen ............... 90
Antidiefstalfunctie ......................... 91
Overzicht bedieningselementen ..92
Gebruik ........................................ 95
Algemene aanwijzingen
Het infotainmentsysteem biedt u
eersteklas infotainment voor in uw
auto.
Met de radiofuncties kunt u maximaal
25 zenders op vijf favorietenlijsten
instellen.
U kunt externe gegevensopslagappa‐
raten als andere audiobronnen op het
infotainmentsysteem aansluiten; via
kabel of via Bluetooth®.
Ook biedt het Infotainmentsysteem
de mogelijkheid om uw mobiele tele‐
foon comfortabel en veilig in de auto
te gebruiken.
U kunt ook specifieke smartphone-
apps via het infotainmentsysteem
bedienen.
Optioneel kunt u het infotainmentsys‐
teem bedienen met de knoppen op
het aanraakscherm of stuurwiel, of
door middel van spraakherkenning
(indien uw mobiele telefoon dit onder‐
steunt).
Door het goed doordachte design van
de bedieningselementen, het
aanraakscherm en het overzichtelijke
display kunt u het systeem gemakke‐
lijk en intuïtief bedienen.
Let op
Deze handleiding beschrijft alle voor
de diverse Infotainmentsystemen
beschikbare opties en functies.
Bepaalde beschrijvingen, zoals die
voor display- en menufuncties,
gelden vanwege de modelvariant,
landspecifieke uitvoeringen, speci‐
ale uitrusting en toebehoren wellicht
niet voor uw auto.
Belangrijke informatie over de
bediening en de
verkeersveiligheid
9Waarschuwing
Het Infotainmentsysteem moet
worden gebruikt zodat er te allen
tijde veilig met de auto kan worden
gereden. Zet bij twijfel de auto aan
de kant en bedien het Infotain‐
mentsysteem terwijl u stilstaat.
Inleiding 91
Radio-ontvangst
Tijdens de radio-ontvangst kan gesis,
geruis, signaalvervorming of signaal‐
uitval optreden door:
wijzigingen in de afstand tot de
zender
ontvangst van meerdere signa‐
len tegelijk door reflecties
obstakels
Antidiefstalfunctie
Het infotainmentsysteem is voorzien
van een elektronisch beveiligingssys‐
teem dat het systeem tegen diefstal
beveiligt.
De beveiliging houdt in dat het info‐
tainmentsysteem alleen in uw auto
werkt en daarom voor een eventuele
dief waardeloos is.
92 Inleiding
Overzicht bedieningselementen
Bedieningspaneel
Inleiding 93
1Info-Display /
aanraakscherm ..................... 98
2Startmenu ............................. 98
Knoppen op het scherm
voor toegang tot:
Audio: audiofuncties
Gallery: afbeeldings- en
filmfuncties
Telefoon: mobiele-
telefoonfuncties
Weergave: telefoonweergave
Nav: BringGo® app
Instellingen: systeeminstellingen
OnStar: OnStar Wi-Fi-
instellingen ............................ 95
3Tijd-, datum- en tempera‐
tuuraanduiding .................... 102
4g
Kort indrukken:
telefoonmenu openen ......... 124
of telefoonweergave‐
functie openen (indien
geactiveerd) ........................ 117
Lang indrukken:
spraakherkenning
activeren ............................. 119
5v
Kort indrukken: ga naar de
volgende zender als de
radio actief is ....................... 104
of ga naar de volgende
track wanneer externe
apparaten actief zijn ............ 113
Lang indrukken: omhoog
zoeken als de radio actief is 104
of snel vooruit als externe
apparaten actief zijn ............ 113
6m
Kort indrukken: infotain‐
mentsysteem inschakelen
indien uitgeschakeld ............. 95
of systeem onderdrukken
indien ingeschakeld ............. 95
Lang indrukken: infotain‐
mentsysteem uitschakelen ...95
Draaien: volume
aanpassen ............................ 95
7t
Kort indrukken: ga naar de
vorige zender als de radio
actief is ................................ 104
of ga naar de vorige track
wanneer externe
apparaten actief zijn ............ 113
Lang indrukken: omlaag
zoeken als de radio actief is 104
of snel achteruit als
externe apparaten actief
zijn ....................................... 113
8;
Kort indrukken: startmenu
openen .................................. 95
Lang indrukken: telefoon‐
weergavefunctie openen
(indien geactiveerd) ............ 117
94 Inleiding
Afstandsbediening op stuurwiel
1qw
Kort indrukken: open
OnStar-menu mits geen
telefoon verbonden ............... 95
of neem gesprek aan mits
telefoon verbonden ............. 120
of laatste nummer in
oproeplijst bellen wanneer
telefoonmenu wordt
weergegeven ...................... 124
of wisselen tussen
gesprekken als
gesprekken in de wacht
staan ................................... 124
Lang indrukken:
spraakherkenning
activeren ............................. 119
2SRC (bron) ............................ 95
Indrukken: audiobron
selecteren ............................. 95
Omhoog-/omlaagdraaien:
volgende/vorige
voorkeurszender
selecteren wanneer de
radio actief is ....................... 104
of volgende/vorige
nummer/hoofdstuk/
afbeelding selecteren
wanneer externe
apparaten actief zijn ............ 113
of volgende/vorige
nummer in oproeplijst
selecteren wanneer de
telefoonportal actief en de
oproeplijst geopend is ......... 124
Omhoog-/omlaagdraaien
en vasthouden: snel door
de items in de oproeplijst
bladeren .............................. 124
3 +
Indrukken: harder zetten
4
Indrukken: zachter zetten
5xn
Indrukken: oproep
beëindigen / weigeren ......... 124
of spraakherkenning
uitschakelen ........................ 119
of mutefunctie in- /
uitschakelen .......................... 95
Inleiding 95
Gebruik
Bedieningselementen
Het infotainmentsysteem wordt
bediend met behulp van functietoet‐
sen, een aanraakscherm en op het
display weergegeven menu's.
Invoer kan naar keuze plaatsvinden
via:
de centrale bedieningseenheid
op het bedieningspaneel 3 92
het aanraakscherm 3 98
audioknoppen op het stuurwiel
3 92
de spraakherkenning 3 119
Infotainmentsysteem in- of
uitschakelen
Druk kort op X om het systeem in te
schakelen. Na het inschakelen wordt
de laatst geselecteerde Infotainment‐
bron actief.
Druk lang op X om het systeem uit te
schakelen.
Automatisch uitschakelen
Wanneer het infotainmentsysteem
met X is ingeschakeld terwijl het
contact is uitgeschakeld, dan wordt
het 10 minuten na de laatste invoer
automatisch weer uitgeschakeld.
Volume instellen
Draai aan X. De actuele instelling
verschijnt op het display.
Bij het inschakelen van het infotain‐
mentsysteem wordt automatisch het
laatst geselecteerde volume inge‐
steld, mits dit het maximale inscha‐
kelvolume niet overschrijdt. Voor een
gedetailleerde beschrijving 3 101.
Voor snelheid gecompenseerd
volume
Na inschakeling van het volume met
snelheidscompensatie 3 101 wordt
het volume automatisch zodanig
aangepast dat u geen geluid van het
wegdek of van de rijwind hoort.
Mute
Druk op X om het geluid van het info‐
tainmentsysteem te onderdrukken.
Druk nogmaals op X om de stilte‐
functie te annuleren. Het laatst gese‐
lecteerde volume wordt opnieuw
gehanteerd.
Bedieningsstanden
Druk op ; om het startmenu weer te
geven.
Let op
Voor een gedetailleerde beschrij‐
ving van de werking van het menu
via het aanraakscherm 3 98.
Audio
Selecteer Audio op het scherm om
het hoofdmenu van de laatst geselec‐
teerde audiomodus te openen.
Selecteer Bron op het scherm om de
interactieve selectiebalk weer te
geven.
96 Inleiding
Om naar een andere audiomodus te
gaan, drukt u op een van de opties
van de interactieve selectiebalk.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van:
Radiofuncties 3 104
Externe apparaten 3 113
Gallery
Selecteer Gallery om het afbeeldin‐
gen- en filmmenu te openen voor de
opgeslagen bestanden van een
extern apparaat, zoals een USB-
apparaat of smartphone.
Selecteer l of m om het afbeeldin‐
gen- of filmmenu weer te geven.
Selecteer de gewenste afbeelding of
het filmbestand voor weergave op het
display.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van:
Afbeeldingsfuncties 3 114
Filmfuncties 3 116
Telefoon
Voordat u de telefoonfunctie kunt
gebruiken moet er een verbinding zijn
gemaakt tussen het Infotainmentsys‐
teem en de mobiele telefoon.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van het opzetten en het tot stand
brengen van een Bluetooth-verbin‐
ding tussen het infotainmentsysteem
en een mobiele telefoon 3 120.
Als de mobiele telefoon is verbonden,
selecteer dan Telefoon om het hoofd‐
menu weer te geven.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de werking van de mobiele tele‐
foon via het infotainmentsysteem
3 124.
Weergave
Maak verbinding met uw smartphone
om smartphone-specifieke apps weer
te geven op het Infotainmentsysteem.
Inleiding 97
Selecteer Weergave om de weerga‐
vefunctie te starten.
Afhankelijk van de smartphone die is
verbonden, verschijnt er een hoofd‐
menu met verschillende apps die u
kunt selecteren.
Voor een gedetailleerde beschrijving
3 117.
Nav
Selecteer om de navigatieapplicatie
BringGo te starten Nav.
Voor een gedetailleerde beschrijving
3 117.
Instellingen
Selecteer Instellingen om een menu
met de verschillende systeemspeci‐
fieke instellingen te openen, bijvoor‐
beeld om Geluidsterugmelding bij
aanraken te deactiveren.
OnStar
Select OnStar om een menu met de
OnStar Wi-Fi-instellingen te openen.
Zie de Gebruikershandleiding voor
een gedetailleerde beschrijving.
98 Basisbediening
Basisbediening
Basisbediening ............................ 98
Geluidsinstellingen .................... 100
Volume-instellingen ................... 101
Systeeminstellingen ................... 102
Basisbediening
Het display van het Infotainmentsys‐
teem heeft een aanraakgevoelig
oppervlak voor rechtstreekse interac‐
tie met de getoonde menubedie‐
ningsorganen.
Voorzichtig
Gebruik geen puntige of harde
voorwerpen zoals balpennen,
potloden en dergelijke voor het
aanraakscherm.
9 schermtoets
Druk bij het navigeren door de menu's
in het desbetreffende submenu op
9 om terug te gaan naar het boven‐
liggende menu.
Wanneer de schermtoets 9 niet
wordt getoond, bent u op het hoogste
niveau van het desbetreffende menu.
Druk op ; om het startscherm weer
te geven.
Een schermtoets of menuoptie
selecteren of activeren
Druk op een schermtoets of menu‐
optie.
De desbetreffende systeemfunctie
wordt geactiveerd, er verschijnt een
bericht of een submenu met verdere
opties.
Basisbediening 99
Items in het startmenu
verplaatsen
Druk op de items die u wilt verplaat‐
sen en houd ze ingedrukt tot de picto‐
grammen rood worden omkaderd.
Verplaats uw vinger naar de gewen‐
ste locatie en laat het element los.
Let op
Oefen een gelijkmatige druk uit en
beweeg uw vinger met een
constante snelheid.
Alle andere opties worden opnieuw
ingedeeld.
Druk op een van de toetsen op het
bedieningspaneel om de bewerkings‐
modus af te sluiten.
Let op
De bewerkingsmodus wordt auto‐
matisch verlaten als er 30 seconden
niets wordt gedaan.
Door lijsten scrollen
Als er meer items zijn dan er op het
scherm kunnen worden weergege‐
ven, dan moet u door de lijst bladeren.
Om door een lijst met menuopties te
bladeren kunt u:
Het scherm op een willekeurige
plek aanraken en met uw vinger
omhoog- of omlaagvegen.
Let op
Oefen een gelijkmatige druk uit en
beweeg uw vinger met een
constante snelheid.
Druk op S of R aan de boven- of
onderzijde van de schuifbalk.
Beweeg de schuifbalk omhoog
en omlaag met uw vinger.
Druk op de titel van de lijst om terug
te keren naar het begin.
100 Basisbediening
Door de pagina's bladeren
Let op
U kunt alleen door pagina's bladeren
als er meerdere pagina's beschik‐
baar zijn.
Om van de ene pagina naar de
andere te bladeren:
Plaats uw vinger op een willekeu‐
rige plek van het scherm en
beweeg hem naar links om naar
de vorige pagina te gaan of naar
rechts om naar de volgende
pagina te gaan.
Let op
Oefen een gelijkmatige druk uit en
beweeg uw vinger met een
constante snelheid.
Druk op q of p op het scherm.
Geluidsinstellingen
In het menu Geluidsinstellingen is de
geluidskarakteristiek in te stellen. Het
menu is toegankelijk vanuit elk audi‐
ohoofdmenu.
Selecteer Menu in het desbetreffende
audiohoofdmenu om het menu
Geluidsinstellingen te openen. Blader
zo nodig door de lijst met menuopties
en selecteer Geluidsinstellingen. Het
desbetreffende menu verschijnt.
Equalizermodus
Gebruik deze instelling voor een opti‐
maal geluid voor het genre, bijv.
Rock of Klassiek.
Selecteer de gewenste geluidsstijl in
de interactieve selectiebalk onderaan
het scherm. Als u Aangepast kiest,
kunt u de volgende instellingen hand‐
matig aanpassen.
Bass
Met deze instelling kunt u de lage
frequenties van de audiobronnen
versterken of dempen.
Druk op + of - om de instelling aan te
passen.
Basisbediening 101
Midden
Met deze instelling kunt u de midden‐
frequenties van de audiobron verster‐
ken of dempen.
Druk op + of - om de instelling aan te
passen.
Hoge ton.
Met deze instelling kunt u de hoge
frequenties van de audiobronnen
versterken of dempen.
Druk op + of - om de instelling aan te
passen.
Balance en fader instellen
Gebruik de illustratie rechts van het
menu om de balance en fader in te
stellen.
Druk op het bijbehorende punt in de
afbeelding om het punt in het interieur
te bepalen waar het geluidsniveau
het hoogst is. Ook kunt u de rode
markering naar het gewenste punt
verschuiven.
Let op
De instellingen voor balance en
fader gelden voor alle audiobron‐
nen. Deze kunnen niet apart voor
elke audiobron worden ingesteld.
Volume-instellingen
Maximaal opstartvolume
aanpassen
Druk op ; en selecteer dan
Instellingen.
Selecteer Radio, blader door de lijst
en selecteer vervolgens Max.
inschakelvolume.
Druk op + of - om de instelling aan te
passen.
Snelheidsgecompenseerd
volume aanpassen
Druk op ; en selecteer dan
Instellingen.
Selecteer Radio, blader door de lijst
en selecteer vervolgens Automatisch
volume.
Selecteer een van de opties in de lijst
om de mate van volumeaanpassing
te wijzigen.
Uit: geen harder volume bij een
toenemende snelheid.
Hoog: maximaal hard volume bij een
toenemende snelheid.
Geluidsfeedbackfunctie voor
bediening activeren of
deactiveren
Als de geluidsfeedbackfunctie is
geactiveerd, hoort u een pieptoon als
een schermtoets of menuoptie wordt
bediend.
Druk op ; en selecteer dan
Instellingen.
Selecteer Radio en blader in de lijst
naar Geluidsterugmelding bij
aanraken.
Druk op de schermtoets naast
Geluidsterugmelding bij aanraken om
de functie te activeren of deactiveren.
102 Basisbediening
Volume van verkeersinformatie
Stel het gewenste volume van de
verkeersinformatie in wanneer een
verkeersbericht door het systeem
wordt gegeven. De desbetreffende
instelling wordt dan door het systeem
opgeslagen.
Systeeminstellingen
De onderstaande instellingen hebben
betrekking op het hele systeem. Alle
andere instellingen staan beschreven
in de desbetreffende hoofdstukken
van deze handleiding.
Tijd- en datuminstellingen
Druk op ; en selecteer dan
Instellingen.
Selecteer Tijd en datum om het
desbetreffende submenu weer te
geven.
Tijdformaat instellen
Selecteer de gewenste tijdnotatie
door op het scherm de toetsen 12 h
of 24 h aan te raken.
Datumformaat instellen
U selecteert de gewenste datumno‐
tatie door op Datumformaat instellen
te drukken en een van de beschik‐
bare opties te kiezen.
Automatisch
Selecteer Automatisch om aan te
geven of de datum en tijd automatisch
of handmatig worden ingesteld.
Selecteer Aan - RDS om de datum en
tijd automatisch in te stellen.
Selecteer Uit - Handbediend om de
datum en tijd handmatig in te stellen.
Als Automatisch op Uit -
Handbediend wordt ingesteld, zijn de
submenu-opties Tijd instellen en
Datum instellen beschikbaar.
Tijd en datum instellen
Selecteer Tijd instellen of Datum
instellen om de tijd en datum in te
stellen.
Tik op + of - om de instellingen aan te
passen.
Taalinstellingen
Druk op ; en selecteer dan
Instellingen.
Selecteer Taal(Language) om het
desbetreffende menu weer te geven.
Om de taal van de menuteksten te
wijzigen, tikt u op de gewenste taal.
Bladerfunctie voor tekst
Als er lange tekst op het scherm
verschijnt, zoals bij titels van tracks
en zendernamen, kan de tekst
continu over het scherm rollen of kan
Basisbediening 103
deze eenmaal over het scherm rollen
en in verkorte vorm worden weerge‐
geven.
Druk op ; en selecteer dan
Instellingen.
Selecteer Radio.
Activeer Tekst bladeren als u wilt dat
de tekst continu doorloopt.
Deactiveer de instelling als u wilt dat
de tekst bloksgewijs wordt doorlopen.
Display uitschakelen
Als u het display niet wilt zien, bijvoor‐
beeld in de nachtelijke uren, kunt u
het display uitschakelen.
Druk op ; en selecteer dan
Instellingen.
Blader door de lijst en selecteer
Display uitschakelen. Het display
dooft. De audiofuncties blijven actief.
Tik om het display weer in te schake‐
len nogmaals op het scherm of druk
op een knop.
Fabrieksinstellingen
Druk op ; en selecteer dan
Instellingen.
Blader door de lijst en selecteer Terug
naar fabrieksinstellingen.
Selecteer Voertuiginstellingen
herstellen om alle persoonlijke instel‐
lingen terug te zetten.
Selecteer Alle privégegevens wissen
om de gekoppelde Bluetooth-appara‐
ten en de opgeslagen contactenlijst
en voicemailnummers te verwijderen.
Selecteer Radio-instellingen
herstellen om de geluids- en volume-
instellingen te resetten, alle favorie‐
ten te verwijderen en de gekozen
beltoon te wissen.
In elk van deze gevallen verschijnt er
een waarschuwing. Selecteer
Doorgaan om de instellingen te reset‐
ten.
Systeemversie
Druk op ; en selecteer dan
Instellingen.
Blader door de lijst en selecteer
Software-informatie.
Als een USB-apparaat is aangeslo‐
ten, kunt u de voertuiginformatie op
dit USB-apparaat opslaan.
Selecteer Systeemupdate en vervol‐
gens Voertuiginfo opslaan op USB.
Neem contact op met de werkplaats
voor een systeemupdate.
Voertuiginstellingen
De Voertuiginstellingen worden in de
Gebruikershandleiding beschreven.
104 Radio
Radio
Gebruik ...................................... 104
Zender zoeken ........................... 104
Favorietenlijst ............................. 106
Radio Data System .................... 107
Digital Audio Broadcasting ........ 108
Gebruik
Radio activeren
Druk op ; en selecteer dan Audio.
Het laatst geselecteerde hoofdmenu
audio verschijnt.
Druk op Bron in het radiohoofdmenu
om de interactieve selectiebalk te
openen.
Selecteer de gewenste frequentie‐
band.
De laatst ten gehore gebrachte
zender van de geselecteerde
frequentieband wordt ontvangen.
Zender zoeken
Automatisch zender zoeken
Druk kort op t of v op het bedie‐
ningspaneel of op het scherm om
naar de vorige of volgende zender in
het zendergeheugen te gaan.
Handmatig zender zoeken
Druk op t of v op het bedienings‐
paneel. Loslaten wanneer de gewen‐
ste frequentie bijna bereikt is.
De volgende ontvangbare zender
wordt opgezocht en automatisch
afgespeeld.
Radio 105
Let op
Frequentiebereik FM: Als de RDS-
functie is ingeschakeld, wordt er
alleen naar RDS-zenders 3 107
gezocht en als verkeersinformatie
TP is ingeschakeld, wordt er alleen
naar zenders met verkeersinforma‐
tie 3 107 gezocht.
Afstemmen op zender
Druk op B op het scherm. Het
scherm Direct afstemmen verschijnt.
Voer de gewenste frequentie in.
Gebruik r om de ingevoerde cijfers
te verwijderen. Druk zo nodig op d of
c om vervolgens de invoer te wijzi‐
gen.
Bevestig de invoer om de zender te
beluisteren.
Zenderlijsten
Druk op Menu in het radiohoofdmenu
om het bijbehorende submenu voor
de specifieke frequentieband te
openen.
Selecteer Zenderlijst. Al de te ontvan‐
gen zenders van het desbetreffende
golfbereik en in het huidige
ontvangstgebied worden weergege‐
ven.
Selecteer de gewenste zender.
Let op
De momenteel beluisterde radiozen‐
der wordt aangeduid door het
symbool l naast de naam van de
zender.
Categorielijsten
Tal van radiozenders zenden een
PTY-code uit die het uitgezonden
programmatype aangeeft (bijv.
nieuws). Sommige zenders wijzigen
afhankelijk van de inhoud die op dat
moment wordt uitgezonden ook de
PTY-code.
Het infotainmentsysteem slaat deze
zenders, gesorteerd op programma‐
type, in de desbetreffende categorie‐
lijst op.
Let op
De lijstoptie Categorieën is alleen
beschikbaar voor de FM- en DAB-
golfband.
Selecteer Categorieën om een
programmatype te zoeken dat door
de zenders wordt aangeboden.
Er verschijnt een lijst met momenteel
beschikbare programmatypen.
Selecteer het gewenste programma‐
type. De lijst met zenders met het
geselecteerde programmatype
verschijnt.
Selecteer de gewenste zender.
Let op
De momenteel beluisterde radiozen‐
der wordt aangeduid door het
symbool l naast de naam van de
zender.
106 Radio
Zenderlijsten bijwerken
Als de zenders in de golfbereik-speci‐
fieke zenderlijst niet meer kunnen
worden ontvangen, moeten de AM-
en DAB-zenderlijst worden bijge‐
werkt.
Let op
De lijst met FM-zenders wordt auto‐
matisch bijgewerkt.
Druk op Menu in het radiohoofdmenu
en selecteer vervolgens Zenderlijst
bijwerken.
Let op
Bij het bijwerken van een lijst van
een zender op een specifiek
frequentiebereik wordt de overeen‐
komstige categorielijst ook bijge‐
werkt.
Het toestel zoekt naar zenders en er
verschijnt een bijbehorend bericht.
Na het zoeken verschijnt de desbe‐
treffende zenderlijst.
Let op
De momenteel beluisterde radiozen‐
der wordt aangeduid door het
symbool l naast de naam van de
zender.
Favorietenlijst
Zenders van alle frequentiebanden
kunnen handmatig in de favorieten‐
lijsten worden opgeslagen.
U beschikt over vijf favorietenlijsten
met elk vijf favorieten.
Let op
Het huidige station wordt gemar‐
keerd.
Een zender opslaan
Druk indien nodig op < of > om naar
de gewenste favorietenlijst te blade‐
ren.
Om de actieve radiozender op te
slaan als favoriet, houdt u de gewen‐
ste favorietentoets enkele seconden
lang ingedrukt. De favorietentoets
draagt de bijbehorende frequentie of
zendernaam als titel.
Een zender oproepen
Druk indien nodig op < of > om naar
de gewenste favorietenlijst te blade‐
ren.
Kies de gewenste favoriet.
Het aantal beschikbare
favorietenlijsten instellen
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen op het scherm om het
aantal favorietenlijsten vast te stellen
waaruit kan worden gekozen.
Selecteer Radio en dan Favorieten
beheren om het desbetreffende
submenu weer te geven.
Activeer of deactiveer de weer te
geven favorietenlijst.
Radio 107
Radio Data System
Radio Data System (RDS) is een
dienst voor FM-zenders die ervoor
zorgt dat de gewenste zender
aanzienlijk sneller wordt gevonden en
zonder problemen wordt ontvangen.
Voordelen van RDS
Op het display verschijnt de
programmanaam van de zender
in plaats van de frequentie.
Tijdens het zoeken naar zenders
stemt het infotainmentsysteem
alleen af op RDS-zenders.
Het infotainmentsysteem stemt
altijd af op de zendfrequentie van
de ingestelde zender met de
beste ontvangst via AF (alterna‐
tieve frequentie).
Afhankelijk van de ontvangen
zender geeft het infotainment‐
systeem radioteksten weer met
bijv. informatie over het actuele
programma.
RDS-configuratie
Tik op Menu in het hoofdmenu FM-
radio om het desbetreffende frequen‐
tiebandspecifieke submenu te
openen.
Blader naar RDS.
Activeer of deactiveer RDS.
Verkeersinformatie
Verkeersinformatiezenders zijn RDS-
zenders die verkeersinformatie
uitzenden. Als verkeersinformatie is
ingeschakeld, wordt de audiobron die
momenteel wordt afgespeeld voor de
duur van het verkeersbericht onder‐
broken.
Verkeersinformatiefunctie activeren
Kies Menu in het hoofdmenu FM-
radio om het desbetreffende frequen‐
tiebandspecifieke submenu te
openen.
Druk op de schermtoets naast
Verkeersberichten om de functie te
activeren of deactiveren.
Let op
In de zenderlijst verschijnt TP naast
de zenders die verkeersinformatie
verschaffen.
Als de verkeersinformatie geacti‐
veerd is, verschijnt [TP] op de boven‐
ste regel van alle menu's. Als de
actuele zender geen verkeersinfor‐
matiezender is, wordt TP grijs weer‐
gegeven en wordt er automatisch
naar de volgende verkeersinformatie‐
zender gezocht. Zodra er een
verkeersinformatiezender wordt
gevonden, wordt TP gemarkeerd. Als
er geen verkeersinformatiezender
wordt gevonden, blijft TP grijs.
Als er een verkeersbericht op de
desbetreffende zender wordt uitge‐
zonden, verschijnt er een bericht.
Druk op het scherm of druk op m om
de melding te onderbreken en naar
de laatst geactiveerde functie te
gaan.
Regio-instelling
Soms zenden RDS-zenders regio‐
naal verschillende programma's op
verschillende frequenties uit.
108 Radio
Kies Menu in het hoofdmenu FM-
radio om het desbetreffende frequen‐
tiebandspecifieke submenu te
openen en blader naar Regio
Activeer of deactiveer Regio.
Als de regio-instelling geactiveerd is,
worden er zo nodig andere frequen‐
ties met dezelfde regionale program‐
ma's geselecteerd. Is de regio-instel‐
ling uitgeschakeld, worden alterna‐
tieve frequenties voor de zenders
geselecteerd zonder rekening te
houden met regionale programma's.
Digital Audio Broadcasting
Digital Audio Broadcasting (DAB)
maakt digitale radio-uitzendingen
mogelijk.
DAB-zenders worden aangeduid met
de programmanaam i.p.v. met de
zendfrequentie.
Algemene aanwijzingen
Met DAB kunnen verschillende
programma's (diensten) op
dezelfde frequentie worden
uitgezonden (ensemble).
Naast hoogwaardige diensten
voor digitale audio is DAB ook in
staat om programmaspecifieke
gegevens en een veelheid aan
andere dataservices uit te
zenden, inclusief reis - en
verkeersinformatie.
Zolang een bepaalde DAB-
ontvanger een signaal van een
zender op kan vangen (ook al is
het signaal erg zwak), is de
geluidsweergave gewaarborgd.
Bij een slechte ontvangst wordt
het volume automatisch lager
gezet om onaangename gelui‐
den te vermijden.
Als het DAB-signaal te zwak is
om door de radio te worden geïn‐
terpreteerd, wordt de weergave
geheel onderbroken. Dit
probleem is te voorkomen door in
het DAB-menu Koppeling DAB-
DAB of Koppeling DAB-FM te
activeren (zie onder).
Interferentie door zenders op
naburige frequenties (een
verschijnsel dat typisch is voor
AM- en FM-ontvangst) doet zich
bij DAB niet voor.
Als het DAB-signaal door natuur‐
lijke obstakels of door gebouwen
wordt weerkaatst, verbetert dit de
ontvangstkwaliteit van DAB,
terwijl AM- en FM-ontvangst in
die gevallen juist aanmerkelijk
verzwakt.
Als DAB-ontvangst is ingescha‐
keld, blijft de FM-tuner van het
Infotainmentsysteem op de
achtergrond actief en zoekt dan
continu naar FM-zenders met de
beste ontvangst. Als TP 3 107
geactiveerd is, worden er
verkeersberichten doorgegeven
van de FM-zender die de beste
ontvangst heeft. Deactiveer TP
als DAB-ontvangst niet door FM-
verkeersberichten moet worden
onderbroken.
DAB-meldingen
Naast hun muziekprogramma's
zenden veel DAB-zenders ook
diverse categorieën berichten uit. Als
u sommige of alle categorieën acti‐
veert, wordt de momenteel ontvan‐
gen DAB-service bij een bericht uit
deze categorieën onderbroken.
Radio 109
Kies Menu in het hoofdmenu DAB-
radio om het desbetreffende frequen‐
tiebandspecifieke submenu te
openen.
Blader door de lijst en selecteer DAB-
aankondigingen om een lijst met de
beschikbare categorieën weer te
geven.
Activeer alle of alleen de gewenste
berichtcategorieën. Er kunnen
verschillende berichtcategorieën
tegelijk worden geselecteerd.
Koppeling DAB-DAB
Als deze functie geactiveerd is, scha‐
kelt het systeem over op dezelfde
service van een ander DAB-ensem‐
ble (indien beschikbaar) als het DAB-
signaal te zwak is om door de radio te
worden opgevangen.
Kies Menu in het hoofdmenu DAB-
radio om het desbetreffende frequen‐
tiebandspecifieke submenu te
openen.
Blader door de lijst en activeer of
deactiveer Koppeling DAB-DAB.
Koppeling DAB-FM
Deze functie maakt het mogelijk om
over te schakelen van een DAB-
zender op een FM-zender of
andersom.
Als deze functie geactiveerd is, scha‐
kelt het systeem over op eenzelfde
FM-zender van de actieve DAB-
service (indien beschikbaar) als het
DAB-signaal te zwak is om door de
radio te worden opgevangen.
Blader door de lijst en activeer of
deactiveer Koppeling DAB-FM.
L-band
Via deze functie kunt u definiëren
welke DAB-frequentiebanden door
het infotainmentsysteem moeten
worden ontvangen.
De L-band (normale en satellietradio)
is een andere radiofrequentie die u
daarnaast kunt ontvangen.
Kies Menu in het hoofdmenu DAB-
radio om het desbetreffende frequen‐
tiebandspecifieke submenu te
openen.
Blader door de lijst en activeer of
deactiveer L-band.
Intellitext
Met de functie Intellitext kunt u extra
informatie ontvangen, zoals financi‐
ele informatie, sport en nieuws.
Let op
De beschikbare content is afhanke‐
lijk van de zender en regio.
Kies Menu in het hoofdmenu DAB-
radio om het desbetreffende frequen‐
tiebandspecifieke submenu te
openen.
Blader door de lijst en selecteer
Intellitext.
Selecteer één van de categorieën en
kies een specifieke optie om gedetail‐
leerde informatie weer te geven.
EPG
De elektronische programmagids
verschaft informatie over het huidige
en komende programma van de
desbetreffende DAB-zender.
Selecteer Menu in het hoofdmenu
DAB-radio en selecteer vervolgens
Zenderlijst.
110 Radio
Druk op het pictogram naast de
zender om het programma van de
gewenste zender weer te geven.
Externe apparaten 111
Externe apparaten
Algemene informatie .................. 111
Audio afspelen ........................... 113
Afbeeldingen weergeven ........... 114
Films afspelen ............................ 116
Smartphone-applicaties
gebruiken ................................... 117
Algemene informatie
Er zit een USB-poort voor het aanslui‐
ten van externe apparaten op de
middenconsole.
Let op
U moet de USB-poort altijd schoon
en droog houden.
USB-poort
Op de USB-poort kunt u een mp3-
speler, USB-apparaat, SD Card (via
USB-stekker / adapter) of smart‐
phone aansluiten.
Er kunnen maximaal twee USB-appa‐
raten tegelijk op het infotainmentsys‐
teem aangesloten zijn.
Let op
Voor het verbinden van twee USB-
apparaten hebt u een externe USB-
hub nodig.
Het infotainmentsysteem kan audio‐
bestanden afspelen, afbeeldingsbe‐
standen weergegeven of filmbestan‐
den afspelen vanaf USB-apparaten.
Na het aansluiten op de USB-poort
werken diverse functies van het
bovenvermelde apparaat via de
knoppen en menu's van het infotain‐
mentsysteem.
Let op
Niet alle aanvullende apparaten
worden ondersteund door het Info‐
tainmentsysteem. In de lijst op onze
website kunt u controleren welke
modellen geschikt zijn.
Een apparaat aansluiten/loskoppelen
Sluit een van bovenstaande appara‐
ten aan op de USB-poort. Gebruik zo
nodig de daartoe bestemde aansluit‐
kabel. De muziekfunctie start auto‐
matisch.
Let op
Bij het verbinden van een niet-lees‐
baar USB-apparaat verschijnt er een
bijbehorende foutmelding en scha‐
kelt het Infotainmentsysteem auto‐
matisch terug naar de vorige functie.
Ontkoppel het USB-apparaat door
een andere functie te selecteren en
dan het USB-apparaat te verwijderen.
112 Externe apparaten
Voorzichtig
Koppel het toestel tijdens het
afspelen niet los. Hierdoor kan het
toestel of het Infotainmentsysteem
beschadigd raken.
USB automatisch starten
Standaard verschijnt het USB-audio‐
menu automatisch zodra een USB-
apparaat is aangesloten.
Indien gewenst kunt u deze functie
deactiveren.
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen om het instellingenmenu
te openen.
Selecteer Radio, blader naar USB
automatisch starten en druk op de
schermtoets naast de functie.
Druk nogmaals op de schermtoets
om de functie weer te activeren.
Bluetooth
Apparaten die de Bluetooth-muziek‐
profielen A2DP en AVRCP onder‐
steunen kunnen draadloos met het
infotainmentsysteem worden verbon‐
den. Het infotainmentsysteem kan de
muziekbestanden afspelen die op
deze apparaten staan.
Een apparaat aansluiten
Voor een gedetailleerde beschrijving
van het tot stand brengen van een
Bluetooth-verbinding 3 121.
Bestandsformaten en mappen
De maximale capaciteit van een door
het infotainmentsysteem onder‐
steund apparaat is
2500 muziekbestanden,
2500 fotobestanden,
250 filmbestanden, 2500 mappen en
een mapstructuur met een diepte van
10 niveaus. Alleen apparaten met
een formattering in het
FAT16 / FAT32-bestandssysteem
worden ondersteund.
Als de audio-metagegevens afbeel‐
dingen bevatten, verschijnen deze
afbeeldingen op het scherm.
Let op
Sommige bestanden worden
wellicht niet goed afgespeeld. Dit
wordt wellicht veroorzaakt door een
ander opnameformaat of de staat
van het bestand.
Bestanden van online-winkels met
digitaal rechtenbeheer (DRM)
kunnen niet worden afgespeeld.
Het infotainmentsysteem kan de
volgende audio-, afbeeldings- en film‐
bestanden op externe apparaten
afspelen/weergeven.
Audiobestanden
De afspeelbare audiobestandsforma‐
ten zijn MP3 (MPEG-1 layer 3,
MPEG-2 layer 3), WMA, AAC, AAC+,
ALAC OGG WAF (PCM), AIFF, 3GPP
(alleen audio), Audio Books en
LPCM. iPod® en iPhone® apparaten
spelen ALAC, AIFF, Audio Books en
LPCM af.
Bij het afspelen van een bestand met
ID3 tag-informatie kan het infotain‐
mentsysteem informatie weergeven,
bijv. over de titel van de track en de
artiest.
Externe apparaten 113
Fotobestanden
De weergeefbare fotobestandsfor‐
maten zijn JPG, JPEG, BMP, PNG en
GIF.
JPG-bestanden moeten 64 tot
5000 pixels breed en 64 tot
5000 pixels hoog zijn.
BMP-, PNG- en GIF-bestanden
moeten 64 tot 1024 pixels breed en
64 tot 1024 pixels hoog zijn.
De bestandsgrootte van de afbeeldin‐
gen mag niet meer dan 1MB zijn.
Filmbestanden
De afspeelbare videobestandsinde‐
lingen zijn AVI en MP4.
De maximale resolutie is 1280 x
720 pixels. De framesnelheid moet
kleiner zijn dan 30 fps.
De bruikbare codec is H.264/MPEG-4
AVC.
De afspeelbare audio-indelingen zijn
MP3, AC3, AAC en WMA.
De weergeefbare ondertitelingsinde‐
ling is SMI.
Audio afspelen
Muziekfunctie activeren
Als het apparaat nog niet met het info‐
tainmentsysteem verbonden is,
verbind het apparaat dan 3 111.
Doorgaans wordt het desbetreffende
audiohoofdmenu automatisch weer‐
gegeven.
Als het afspelen niet automatisch
wordt gestart, bijvoorbeeld omdat
USB automatisch starten is gedeacti‐
veerd 3 111, moet u de volgende
stappen ondernemen:
Druk op ; en selecteer vervolgens
Audio om het laatst geselecteerde
audiohoofdmenu te openen.
Selecteer Bron in de interactieve
selectiebalk en selecteer vervolgens
de gewenste audiobron om het
desbetreffende audiohoofdmenu te
openen.
Het afspelen van de audiotracks start
automatisch.
Functietoetsen
Afspelen onderbreken en hervatten
Druk op = om het afspelen te onder‐
breken. De schermtoets verandert in
l.
Druk op l om het afspelen te hervat‐
ten.
Volgende of vorige track afspelen
Druk op v om de volgende track af
te spelen.
Tik, zodra de track wordt afgespeeld,
binnen twee seconden op t om
terug te gaan naar de vorige track.
114 Externe apparaten
Terug naar het begin van de huidige
track gaan
Tik, wanneer de track wordt afge‐
speeld, na twee seconden op t.
Snel vooruit en achteruit gaan
Houd t of v ingedrukt. Laat de
toets los om naar de normale afspeel‐
modus terug te keren.
Ook kunt u de schuifbalk die de posi‐
tie van de huidige track aangeeft naar
links of rechts verplaatsen.
Tracks in willekeurige volgorde
afspelen
Druk op n om de tracks in willekeu‐
rige volgorde af te spelen. De
schermtoets verandert in o.
Druk nogmaals op o om de functie
Willekeurige volgorde te deactiveren
en terug te gaan naar de normale
afspeelmodus.
Muziek doorbladeren-functie
Druk op het scherm om het blader‐
scherm weer te geven. U kunt ook
Menu op het hoofdscherm Audio
selecteren om het desbetreffende
audiomenu weer te geven, en vervol‐
gens Muziek doorbladeren selecte‐
ren.
Er verschijnen verschillende catego‐
rieën waarin de tracks gesorteerd
zijn, bijv. Playlists, Artiesten of
Albums.
Selecteer de gewenste categorie,
subcategorie (indien beschikbaar) en
kies dan een track.
Selecteer de track om de weergave te
starten.
Afbeeldingen weergeven
U kunt afbeeldingen van een USB-
apparaat bekijken.
Let op
Uit veiligheidsoverwegingen zijn
bepaalde functies uitgeschakeld
tijdens het rijden.
Afbeeldingsfunctie activeren
Als het apparaat nog niet met het info‐
tainmentsysteem verbonden is,
verbind het apparaat dan 3 111.
Druk op ; en selecteer vervolgens
Gallery om het mediahoofdmenu te
openen.
Druk op l om het afbeeldingshoofd‐
menu te openen en een lijst met
opgeslagen afbeeldingen op het
USB-apparaat weer te geven. Selec‐
teer de gewenste afbeelding. Als
deze in een map is opgeslagen, moet
u eerst de desbetreffende map selec‐
teren.
Externe apparaten 115
Raak het scherm aan om de menu‐
balk te verbergen. Raak het scherm
nogmaals aan om de menubalk weer
te tonen.
Functietoetsen
Modus Volledig scherm
Selecteer x om de afbeelding in de
modus Volledig scherm weer te
geven. Druk op het scherm om de
modus Volledig scherm te verlaten.
Volgende of vorige afbeelding
bekijken
Druk op j of veeg naar links om de
volgende afbeelding te bekijken.
Druk op i of veeg naar rechts om de
vorige afbeelding te bekijken.
Een afbeelding draaien
Selecteer v om de afbeelding te
draaien.
Inzoomen op een afbeelding
Druk een of meerdere keren op w om
in te zoomen op een afbeelding of om
terug te keren naar het oorspronke‐
lijke formaat.
Een diavoorstelling bekijken
Selecteer t om de afbeeldingen op
het USB-apparaat als diavoorstelling
te bekijken.
Druk op het scherm om de diavoor‐
stelling te beëindigen.
Menu Afbeeldingen
Selecteer Menu op de onderste regel
van het scherm om het Afbeeldingen‐
menu weer te geven.
Tijd diavoorstelling
Kies Tijd diavoorstelling om een lijst
met mogelijke gebruiksduren te zien
en kies de gewenste gebruiksduur.
Klok- en temperatuurweergave
Activeer voor het weergeven van tijd
en temperatuur in de volledige-
schermmodus Klok. Temperatuurdis‐
play.
Display-instellingen
Selecteer Display-instellingen om
een submenu voor de helderheid en
het contrast te openen.
Druk op + of - om de instellingen aan
te passen.
116 Externe apparaten
Films afspelen
U kunt video's op een USB-apparaat
bekijken.
Let op
Voor uw eigen veiligheid werkt de
filmfunctie onderweg niet.
Filmfunctie activeren
Als het apparaat nog niet met het info‐
tainmentsysteem verbonden is,
verbind het apparaat dan 3 111.
Druk op ; en selecteer vervolgens
Gallery om het mediahoofdmenu te
openen.
Druk op m om het filmhoofdmenu te
openen en een lijst met opgeslagen
afbeeldingen op het USB-apparaat
weer te geven. Selecteer de gewen‐
ste film. Als deze in een map is opge‐
slagen, moet u eerst de desbetref‐
fende map selecteren.
De film wordt afgespeeld.
Functietoetsen
Volledig scherm
Selecteer x om de film in de modus
Volledig scherm af te spelen. Druk op
het scherm om de modus Volledig
scherm te verlaten.
Afspelen onderbreken en hervatten
Druk op = om het afspelen te onder‐
breken. De schermtoets verandert in
l.
Druk op l om het afspelen te hervat‐
ten.
Volgende of vorige track afspelen
Druk op c om het volgende filmbe‐
stand af te spelen.
Druk, zodra de film wordt afgespeeld,
binnen vijf seconden op d om terug
te gaan naar het vorige filmbestand.
Terug naar het begin van de huidige
film gaan
Druk, wanneer de film wordt afge‐
speeld, na vijf seconden op d.
Snel vooruit en achteruit gaan
Houd d of c ingedrukt. Laat de toets
los om naar de normale afspeelmo‐
dus terug te keren.
Filmmenu
Selecteer Menu op de onderste regel
van het scherm om het Menu Film
weer te geven.
Externe apparaten 117
Klok- en temperatuurweergave
Activeer voor het weergeven van tijd
en temperatuur in de volledige-
schermmodus Klok. Temperatuurdis‐
play.
Display-instellingen
Selecteer Display-instellingen om
een submenu voor de helderheid en
het contrast te openen.
Druk op + of - om de instellingen aan
te passen.
Smartphone-applicaties
gebruiken
Telefoonweergave
De smartphone-applicaties Apple
CarPlay™ en Android™ Auto geven
de geselecteerde apps van uw smart‐
phone weer op het Info-Display. U
kunt ze bedienen met de bedienings‐
elementen van het Infotainmentsys‐
teem.
Controleer bij de fabrikant van het
apparaat of deze functie op uw smart‐
phone kan worden gebruikt en of de
applicatie beschikbaar is in uw land.
De smartphone voorbereiden
Android-telefoon: Download de
Android Auto-app naar uw smart‐
phone vanaf de Google Play™ Store.
iPhone: Controleer of Siri® op uw
smartphone geactiveerd is.
Telefoonweergave activeren in het
instellingenmenu
Druk op ; om het startscherm weer
te geven en selecteer vervolgens
Instellingen.
Blader door de lijst naar
Apple CarPlay of Android Auto.
Zorg ervoor dat de desbetreffende
applicatie is geactiveerd.
Mobiele telefoon verbinden
Sluit de smartphone aan op de USB-
poort 3 111.
Telefoonweergave starten
Druk op ; en selecteer vervolgens
Weergave om de telefoonweergave‐
functie te starten.
Let op
Als de toepassing door het infotain‐
mentsysteem wordt herkend, kan
het toepassingspictogram wijzigen
in Apple CarPlay of Android Auto.
U kunt ook enkele seconden ; inge‐
drukt houden om de functie te starten.
Het getoonde telefoonweergave‐
scherm is afhankelijk van uw smart‐
phone en de softwareversie.
Teruggaan naar het startscherm
Druk op ;.
118 Externe apparaten
BringGo
BringGo is een navigatie-app voor het
zoeken naar locaties, kaartweergave
en routebegeleiding.
Let op
Controleer alvorens de app te down‐
loaden of BringGo in de auto is geïn‐
stalleerd.
De app downloaden
Voordat een BringGo met de bedie‐
ningsorganen en menu's van het info‐
tainmentsysteem kan worden
gebruikt, moet de desbetreffende
applicatie op de smartphone worden
geïnstalleerd.
Download de app van App Store® of
Google Play Store.
BringGo activeren in het
instellingenmenu
Druk op ; om het startscherm weer
te geven en selecteer vervolgens
Instellingen.
Blader door de lijst tot BringGo.
Zorg ervoor dat de applicatie is geac‐
tiveerd.
Mobiele telefoon verbinden
Sluit de smartphone aan op de USB-
poort 3 111.
BringGo starten
Druk op ; om de app te starten en
selecteer het pictogram Nav.
Het hoofdmenu van de applicatie
wordt getoond op het Info-Display.
Raadpleeg voor nadere informatie
over het bedienen van de app de
instructies op de website van de fabri‐
kant.
Spraakherkenning 119
Spraakherkenning
Algemene informatie .................. 119
Gebruik ...................................... 119
Algemene informatie
Via de spraakdoorschakel-toepas‐
sing van het infotainmentsysteem
hebt u toegang tot de spraakherken‐
ningscommando's op uw smart‐
phone. Raadpleeg de gebruiksaan‐
wijzing van uw smartphone om te
controleren of uw smartphone deze
functie ondersteunt.
Om de spraakdoorschakel-toepas‐
sing te kunnen gebruiken moet de
smartphone op het infotainmentsys‐
teem zijn aangesloten via een USB-
kabel 3 111 of via Bluetooth 3 121.
Gebruik
Spraakherkenning activeren
Houd g op het bedieningspaneel of
7w op het stuurwiel ingedrukt om een
spraakherkenningssessie te starten.
Er verschijnt een spraakbesturings‐
bericht op het scherm.
Na de pieptoon kunt u direct een
commando geven. Raadpleeg voor
informatie over de ondersteunde
commando's de gebruiksaanwijzing
bij uw smartphone.
Volume van gesproken vragen
aanpassen
Draai aan m op het bedieningspaneel
of druk op + / - rechts op het stuurwiel
om het volume van de gesproken
instructies hoger of lager te zetten.
Spraakherkenning deactiveren
Druk op xn op het stuurwiel. Het
spraakbesturingsbericht verdwijnt en
de spraakherkenningssessie wordt
beëindigd.
120 Telefoon
Telefoon
Algemene aanwijzingen ............. 120
Bluetooth-verbinding .................. 121
Noodoproep ............................... 123
Bediening ................................... 124
Mobiele telefoons en CB-
zendapparatuur ......................... 128
Algemene aanwijzingen
De telefoonfunctie biedt u de moge‐
lijkheid om via een microfoon en de
luidsprekers van de auto telefoonge‐
sprekken te voeren en met het Info‐
tainmentsysteem van de auto de
belangrijkste functies van de mobiele
telefoon te bedienen. Om de telefoon‐
functie te kunnen gebruiken, moet de
mobiele telefoon een Bluetooth-
verbinding hebben met het Infotain‐
mentsysteem.
Niet alle functies van de telefoon
worden door elke mobiele telefoon
ondersteund. Welke telefoonfuncties
bruikbaar zijn, hangt af van de desbe‐
treffende mobiele telefoon en van de
netwerkprovider. Verdere informatie
hierover kunt u in de gebruiksaanwij‐
zing van uw mobiele telefoon vinden.
U kunt hierover ook informatie vragen
bij uw netwerkprovider.
Belangrijke informatie voor de
bediening en de
verkeersveiligheid
9Waarschuwing
Mobiele telefoons hebben invloed
op uw omgeving. Daarom zijn er
veiligheidsvoorschriften en richtlij‐
nen opgesteld. Alvorens gebruik
te maken van de telefoonfunctie
dient u op de hoogte te zijn van de
desbetreffende richtlijnen.
9Waarschuwing
Het gebruik van de telefoon in
handsfree-modus tijdens het
rijden kan gevaarlijk zijn doordat
uw concentratie afneemt tijdens
het telefoneren. Parkeer uw auto
voordat u de telefoon in hands‐
free-modus gebruikt. Volg de
bepalingen van het land waarin u
zich bevindt.
Volg de voorschriften die in
sommige gebieden gelden op en
zet uw mobiele telefoon uit als
Telefoon 121
mobiel telefoneren verboden is,
als de mobiele telefoon interferen‐
tie veroorzaakt of als er zich
gevaarlijke situaties kunnen voor‐
doen.
Bluetooth
De telefoonfunctie is gecertificeerd
door de Bluetooth Special Interest
Group (SIG).
Meer informatie over de specificatie
kunt u op internet op http://www.blue‐
tooth.com vinden
Bluetooth-verbinding
Bluetooth is een standaard voor het
draadloos verbinden van bijv.
mobiele telefoons, smartphones of
andere apparaten.
Het koppelen en verbinden van Blue‐
tooth-apparaten aan/met het Infotain‐
mentsysteem vindt plaats via het
menu Bluetooth. Het koppelen
bestaat uit het uitwisselen van een
pincode tussen het Bluetooth-appa‐
raat en het Infotainmentsysteem.
Menu Bluetooth
Druk op ; en selecteer dan
Instellingen.
Selecteer Bluetooth om het Blue‐
tooth-menu weer te geven.
Een apparaat koppelen
Opmerkingen
U kunt maximaal tien apparaten
met het systeem koppelen.
Er kan slechts één gekoppeld
apparaat tegelijk met het infotain‐
mentsysteem worden verbon‐
den.
Koppelen is slechts één keer
noodzakelijk, tenzij het apparaat
van de lijst met gekoppelde
apparaten wordt gewist. Als het
apparaat eerder verbonden was,
brengt het infotainmentsysteem
de verbinding automatisch tot
stand.
Bij werken via Bluetooth wordt de
accu van het apparaat aanzienlijk
belast. Sluit het apparaat daarom
aan op een USB-poort, zodat het
wordt opgeladen.
Een nieuw apparaat koppelen
1. Activeer de Bluetooth-functie van
het Bluetooth-apparaat. Voor
nadere informatie verwijzen we u
naar de gebruiksaanwijzing van
het Bluetooth-apparaat.
2. Druk op ; en selecteer vervol‐
gens Instellingen op het display.
Selecteer Bluetooth en dan
Apparaatbeheer om het desbe‐
treffende menu weer te geven.
122 Telefoon
Let op
Als er geen telefoon is verbonden, is
het menu Apparaatbeheer ook
toegankelijk via het telefoonmenu:
Druk op ; en selecteer dan
Telefoon.
3. Druk op Apparaat zoeken. Alle
detecteerbare Bluetooth-appara‐
ten in de omgeving verschijnen in
een nieuwe zoekresultatenlijst.
4. Druk op het Bluetooth-apparaat
dat u wilt koppelen.
5. Bevestig de koppelprocedure:
Als SSP (secure simple
pairing) wordt ondersteund:
Bevestig de berichten op het
infotainmentsysteem en het
Bluetooth-apparaat.
Als SSP (secure simple
pairing) niet wordt onder‐
steund:
Op het infotainmentsysteem:
er verschijnt een Info-bericht
waarin u wordt gevraagd om
een pincode op uw Blue‐
tooth-apparaat in te voeren.
Op het Bluetooth-apparaat:
voer de pincode in en beves‐
tig de ingevoerde gegevens.
6. Het infotainmentsysteem en het
apparaat zijn gekoppeld.
Let op
Na het koppelen van het Bluetooth-
apparaat geeft h naast het Blue‐
tooth-apparaat aan dat de telefoon‐
functie geactiveerd is en geeft y aan
dat de functie Streaming audio via
Bluetooth geactiveerd is.
7. Het telefoonboek wordt automa‐
tisch naar het infotainmentsys‐
teem gedownload. Afhankelijk
van de telefoon moet het Infotain‐
mentsysteem toegang verkrijgen
tot het telefoonboek. Bevestig zo
nodig de berichten op het Blue‐
tooth-apparaat.
Als deze functie niet door het
Bluetooth-apparaat wordt onder‐
steund, verschijnt er een bijbeho‐
rend bericht.
De Bluetooth-pincode wijzigen
Druk op ; en selecteer dan
Instellingen.
Selecteer Bluetooth en dan Andere
PIN voor koppelen om het desbetref‐
fende submenu weer te geven. Er
verschijnt een toetsenblok.
Voer de gewenste viercijferige
pincode in.
Selecteer ⇦ om een ingevoerd
nummer te wissen.
Bevestig dit door Invoeren te selecte‐
ren.
Een gekoppeld apparaat
verbinden
Druk op ; en selecteer dan
Instellingen.
Telefoon 123
Selecteer Bluetooth en dan
Apparaatbeheer om het desbetref‐
fende menu weer te geven.
Selecteer het Bluetooth-apparaat dat
u wenst te koppelen. Het apparaat is
verbonden.
Let op
Het verbonden toestel en de
beschikbare opties worden gemar‐
keerd.
Een apparaat loskoppelen
Druk op ; en selecteer dan
Instellingen.
Selecteer Bluetooth en dan
Apparaatbeheer om het desbetref‐
fende menu weer te geven.
Selecteer het momenteel verbonden
Bluetooth-apparaat. Er verschijnt een
bericht dat u moet beantwoorden.
Selecteer Ja om het apparaat los te
koppelen.
Een apparaat wissen
Druk op ; en selecteer dan
Instellingen.
Selecteer Bluetooth en dan
Apparaatbeheer om het desbetref‐
fende menu weer te geven.
Selecteer e naast het Bluetooth-
apparaat. Er verschijnt een bericht
dat u moet beantwoorden.
Selecteer Ja om het apparaat te
wissen.
Apparaatinfo
Druk op ; en selecteer dan
Instellingen.
Selecteer Bluetooth en dan Apparaat‐
informatie om het desbetreffende
menu weer te geven.
De weergegeven informatie omvat
Apparaatnaam, Adres en Pincode.
Noodoproep
9Waarschuwing
Het tot stand brengen van de
verbinding kan niet onder alle
omstandigheden worden gega‐
randeerd. Daarom is het belangrijk
dat u bij gesprekken van levens‐
belang (bijv. bij het inroepen van
medische hulp) niet alleen op een
mobiele telefoon vertrouwt.
Voor sommige netwerken kan het
noodzakelijk zijn dat er op de juiste
manier een geldige simkaart in de
mobiele telefoon is aangebracht.
9Waarschuwing
Let erop dat u met uw mobiele
telefoon kunt bellen en ontvangen
indien u zich in een gebied bevindt
met een voldoende sterk signaal.
Noodoproepen zijn niet onder alle
omstandigheden en in alle mobie‐
letelefoonnetwerken mogelijk: er
kunnen problemen optreden,
wanneer bepaalde netwerkdien‐
sten en/of telefoonfuncties actief
zijn. U kunt hierover uw lokale
netwerkexploitant raadplegen.
Het alarmnummer kan per land en
regio variëren. We adviseren u het
juiste alarmnummer voor de rele‐
vante regio van tevoren op te
vragen.
124 Telefoon
Een noodoproep doen
Bel het alarmnummer (bijv. 112).
De telefoonverbinding met de alarm‐
centrale wordt tot stand gebracht.
Antwoord als het dienstdoende
personeel u vragen stelt over het
noodgeval.
9Waarschuwing
Beëindig het gesprek pas als de
alarmcentrale u daarom vraagt.
Bediening
Zodra er een Bluetooth-verbinding
tussen uw mobiele telefoon en het
infotainmentsysteem tot stand is
gebracht, kunt u tal van functies van
uw mobiele telefoon via het infotain‐
mentsysteem bedienen.
Let op
In de handsfree-modus is bediening
van de mobiele telefoon nog steeds
mogelijk, bijv. een gesprek beant‐
woorden of het volume regelen.
Na het tot stand brengen van een
verbinding tussen de mobiele tele‐
foon en het Infotainmentsysteem
worden er gegevens van de mobiele
telefoon naar het Infotainmentsys‐
teem verstuurd. Afhankelijk van de
mobiele telefoon en de hoeveelheid
over te dragen gegevens kan dit
enige tijd in beslag nemen. Tijdens
deze periode is het bedienen van de
mobiele telefoon via het infotainment‐
systeem slechts beperkt mogelijk.
Let op
Niet alle mobiele telefoons bieden
volledige ondersteuning van de tele‐
foonfunctie van de auto. Daarom
kan het bereik aan hieronder
beschreven functies afwijken.
Hoofdmenu Telefoon
Druk op ; en selecteer dan
Telefoon om het desbetreffende
menu weer te geven.
Let op
Het Telefoon hoofdmenu is alleen
beschikbaar als er via Bluetooth een
mobiele telefoon met het infotain‐
mentsysteem verbonden is. Voor
een gedetailleerde beschrijving
3 121.
Veel functies van de mobiele telefoon
kunt u nu bedienen via het hoofd‐
menu van de telefoon (en bijbeho‐
rende submenu's) en via de telefoon‐
specifieke knoppen op het stuurwiel.
Telefoongesprek initiëren
Een telefoonnummer invoeren
Druk op ; en selecteer dan Telefoon.
Telefoon 125
Voer een telefoonnummer in met het
toetsenblok in het telefoonhoofd‐
menu.
Druk op ⇦ of houd deze toets inge‐
drukt om een of meerdere ingevoerde
tekens te wissen.
Druk op v op het scherm of druk op
qw op het stuurwiel om het kiezen te
starten.
Het telefoonboek gebruiken
Let op
Bij het koppelen van een mobiele
telefoon aan het infotainmentsys‐
teem via Bluetooth wordt het tele‐
foonboek van de mobiele telefoon
automatisch gedownload 3 121.
Druk op ; en selecteer dan Telefoon.
Selecteer Contacten in het telefoon‐
hoofdmenu.
Let op
Het g-symbool naast een telefoon‐
nummer geeft aan dat het contact is
opgeslagen op de simkaart.
Snelzoeken
1. Selecteer u om een lijst met alle
contactpersonen weer te geven.
2. Blader door de lijst met contact‐
personen.
3. Druk op de contactpersoon die u
wilt bellen. Er verschijnt een menu
met alle telefoonnummers die
voor het geselecteerde contact
zijn opgeslagen.
4. Selecteer het gewenste telefoon‐
nummer om de oproep te starten.
Zoekmenu
Als het telefoonboek veel contactper‐
sonen bevat, kunt u via het zoekmenu
de gewenste contactpersoon zoeken.
Selecteer o in het menu Contacten
om het zoektabblad weer te geven.
De letters zijn alfabetisch gegroe‐
peerd op de schermtoetsen: abc, def,
ghi, jkl, mno, pqrs, tuv en wxyz.
Gebruik ⇦ om een ingevoerde groep
letters te wissen.
1. Selecteer de knop met de eerste
letter van de contactpersoon
waarnaar u wilt zoeken.
Bijvoorbeeld: Als de contactper‐
soon die u wilt zoeken met een 'g'
126 Telefoon
begint, selecteert u de knop ghi op
het scherm.
Alle contactpersonen verschijnen
die een van de letters op deze
toets bevatten, in dit geval 'g', 'h'
en 'i'.
2. Selecteer de knop met de tweede
letter van de contactpersoon
waarnaar u wilt zoeken.
3. Blijf meer letters van de contact‐
persoon die u wilt zoeken invoe‐
ren tot de gewenste contactper‐
soon verschijnt.
4. Druk op de contactpersoon die u
wilt bellen. Er verschijnt een menu
met alle telefoonnummers die
voor het geselecteerde contact
zijn opgeslagen.
5. Selecteer het gewenste telefoon‐
nummer om de oproep te starten.
Het volgende scherm verschijnt.
Contactinstellingen
U kunt de contactenlijst op voor- of
achternaam sorteren.
Druk op ; en selecteer dan
Instellingen om het desbetreffende
menu weer te geven.
Selecteer Bluetooth en vervolgens
Sorteervolgorde. Activeer de gewen‐
ste optie.
Belhistorie gebruiken
Alle ontvangen, uitgaande of gemiste
oproepen worden vastgelegd.
Druk op ; en selecteer dan Telefoon.
Selecteer Oproephistorie in het tele‐
foonhoofdmenu.
Selecteer q voor uitgaande oproe‐
pen, r voor gemiste oproepen, s
voor binnenkomende oproepen en
p voor alle oproepen. De desbetref‐
fende oproeplijst wordt weergegeven.
Selecteer de gewenste vermelding
om de oproep te starten.
Een nummer opnieuw kiezen
Het systeem kan het laatst gekozen
telefoonnummer opnieuw kiezen.
Druk op ; en selecteer dan Telefoon.
Selecteer v op het scherm of druk op
qw op het stuurwiel.
Telefoon 127
Snelkiesnummers gebruiken
Snelkiesnummers die op de mobiele
telefoon zijn opgeslagen, kunt u ook
met het toetsenblok van het telefoon‐
hoofdmenu kiezen.
Druk op ; en selecteer dan Telefoon.
Houd het desbetreffende getal op het
toetsenblok ingedrukt om de oproep
te starten.
Inkomend telefoongesprek
Een oproep aannemen
Als er bij een inkomende oproep een
audiomodus, bijv. de radio- of USB-
modus, actief is, wordt het geluid van
de audiobron onderdrukt en blijft dit
zo totdat het gesprek wordt beëin‐
digd.
Er verschijnt een melding met het
telefoonnummer of de naam van de
beller (indien beschikbaar).
Selecteer v in het bericht of druk op
qw op het stuurwiel om de oproep te
beantwoorden.
Een oproep weigeren
Selecteer J in het bericht of druk op
xn op het stuurwiel om de oproep
te weigeren.
Beltoon wijzigen
Druk op ; en selecteer dan
Instellingen.
Selecteer Bluetooth en dan Beltonen
om het desbetreffende menu weer te
geven. Er verschijnt een lijst met alle
gekoppelde apparaten.
Kies het gewenste apparaat. Er wordt
een lijst weergegeven met alle belto‐
nen voor dit apparaat.
Selecteer een van de beltonen.
Functies tijdens het gesprek
Tijdens een telefoongesprek
verschijnt het hoofdmenu op het
display.
Handsfree-modus tijdelijk
deactiveren
Activeer m om het mobiele telefoon‐
gesprek te vervolgen.
Deactiveer m om terug te keren naar
de handsfree-modus.
128 Telefoon
Microfoon tijdelijk deactiveren
Activeer n om de microfoon uit te
schakelen.
Deactiveer n om de microfoon weer
te activeren.
Telefoongesprek beëindigen
Selecteer J om het gesprek te
beëindigen.
Voicemailbox
U kunt uw voicemailbox via het info‐
tainmentsysteem bedienen.
Voicemailnummer
Druk op ; en selecteer dan
Instellingen.
Selecteer Bluetooth. Blader door de
lijst en selecteer Voicemailnummers.
Er verschijnt een lijst met alle gekop‐
pelde apparaten.
Kies de desbetreffende telefoon. Er
verschijnt een toetsenblok.
Voer het voicemailnummer van de
desbetreffende telefoon in.
Voicemailbox bellen
Druk op ; en selecteer dan Telefoon.
Selecteer t op het scherm. De
voicemailbox wordt gebeld.
U kunt het voicemailnummer ook met
de telefoontoetsen invoeren.
Mobiele telefoons en CB-
zendapparatuur
Installatie-instructies en
bedieningsrichtlijnen
Bij de montage en het gebruik van
een mobiele telefoon moeten de
modelspecifieke montagehandlei‐
ding en de gebruiksvoorschriften van
de fabrikant van de telefoon en de
handsfree-carkit in acht genomen
worden. Anders kan de kan de type‐
goedkeuring voor het voertuig komen
te vervallen (EU-richtlijn 95/54/EC).
Aanbevelingen voor probleemloze
werking:
Professioneel geïnstalleerde
buitenantenne om het grootst
mogelijke bereik te verkrijgen.
Maximaal zendvermogen van
10 W.
Installatie van de telefoon op een
daartoe geschikte plek, neem de
relevante opmerking in de
Gebruikershandleiding, hoofd‐
stuk Airbagsysteem, in aanmer‐
king.
Informatie inwinnen over de voor‐
ziene montageposities voor de
buitenantenne of de toestelhouder en
de mogelijkheden tot het gebruik van
toestellen met een zendvermogen
van meer dan 10 W.
Het gebruik van een handsfree-carkit
zonder buitenantenne voor mobiele
telefoons type GSM 900/1800/1900
en UMTS is alleen toegestaan
wanneer het maximale zendvermo‐
gen van de mobiele telefoon niet
hoger is dan 2 W bij GSM 900 en niet
hoger is dan 1 W bij de andere types.
Telefoon 129
Om veiligheidsredenen mag u de
telefoon niet gebruiken tijdens het
rijden. Ook bij handsfree telefoneren
kan de aandacht op het verkeer
verslappen.
9Waarschuwing
Gebruik van zendapparatuur en
mobiele telefoons die niet aan de
bovenstaande normen voor
mobiele telefoons voldoen en radi‐
o's is alleen toegestaan met een
buitenantenne op de auto.
Voorzichtig
Mobiele telefoons en zendappara‐
tuur kunnen als de voornoemde
aanwijzingen niet in acht worden
genomen bij gebruik in het interi‐
eur zonder buitenantenne aanlei‐
ding geven tot functiestoringen in
de autoelektronica.
130
Trefwoordenlijst A
Afbeeldingen weergeven............ 114
Afbeelding via USB activeren..... 114
Algemene aanwijzingen............. 120
Bluetooth................................. 111
DAB......................................... 108
Infotainmentsysteem................. 90
Smartphone-applicaties.......... 111
Telefoon.................................. 120
USB......................................... 111
Algemene informatie.......... 111, 119
Antidiefstalfunctie ........................ 91
Audio afspelen............................ 113
Audiobestanden......................... 111
Audioknoppen op stuurwiel.......... 92
Audio via USB activeren............. 113
Automatisch volume................... 101
B
Basisbediening............................. 98
Bediening.................................... 124
Externe apparaten.................. 111
Menu......................................... 98
Radio....................................... 104
Telefoon.................................. 124
Bedieningselementen
Infotainmentsysteem................. 92
Stuurwiel................................... 92
Bedieningspaneel Infotainment.... 92
Bel
Beltoon.................................... 124
Functies tijdens het gesprek...124
Inkomend gesprek.................. 124
Telefoongesprek initiëren........ 124
Beltoon
Beltoon wijzigen...................... 124
Beltoonvolume........................ 101
Bestandsformaten
Audiobestanden...................... 111
Filmbestanden......................... 111
Fotobestanden........................ 111
Bluetooth
Algemene aanwijzingen.......... 111
Apparaat aansluiten................ 111
Bluetooth-verbinding............... 121
Koppelen................................. 121
Menu Streaming audio via
Bluetooth................................. 113
Telefoon.................................. 124
Bluetooth-verbinding.................. 121
BringGo...................................... 117
D
DAB............................................ 108
Digital Audio Broadcasting......... 108
Display-instellingen............ 114, 116
131
F
Favoriete lijsten
Zenders ophalen..................... 106
Zenders opslaan..................... 106
Favorietenlijst............................. 106
Filmbestanden............................ 111
Films afspelen............................ 116
Film via USB activeren............... 116
Fotobestanden........................... 111
Frequentieband selecteren......... 104
G
Gebruik......................... 95, 104, 119
Bluetooth................................. 111
Menu......................................... 98
Radio....................................... 104
Telefoon.................................. 124
USB......................................... 111
Geluidsinstellingen..................... 100
I
Infotainmentsysteem inschakelen 95
Intellitext..................................... 108
K
Koppelen.................................... 121
M
Maximaal inschakelvolume......... 101
Menubediening............................. 98
Mobiele telefoons en CB-
zendapparatuur ...................... 128
Mute.............................................. 95
N
Noodoproep................................ 123
O
Oproepenhistorie........................ 124
Overzicht bedieningselementen... 92
R
Radio
Afstemmen op zender............. 104
DAB configureren.................... 108
DAB-berichten......................... 108
Digital audio broadcasting
(DAB)...................................... 108
Favoriete lijsten....................... 106
Frequentieband selecteren..... 104
Gebruik.................................... 104
Inschakelen............................. 104
Intellitext.................................. 108
Radio Data System (RDS)...... 107
RDS configureren.................... 107
Regio-instelling........................ 107
Regionaal................................ 107
Zender zoeken........................ 104
Zenders ophalen..................... 106
Zenders opslaan..................... 106
Radio activeren........................... 104
Radio Data System .................... 107
RDS............................................ 107
Regio-instelling........................... 107
Regionaal................................... 107
S
Smartphone................................ 111
Telefoonweergave.................. 117
Smartphone-applicaties
gebruiken................................ 117
Snelkiesnummers....................... 124
Spraakherkenning...................... 119
Startmenu..................................... 98
Startmenu personaliseren............ 98
Stemherkenning......................... 119
Streaming audio via Bluetooth
activeren.................................. 113
Systeeminstellingen.................... 102
T
Telefoon
Algemene aanwijzingen.......... 120
Beltoon selecteren.................. 124
Bluetooth................................. 120
Bluetooth-verbinding............... 121
Een nummer invoeren............. 124
Functies tijdens het gesprek...124
Hoofdmenu Telefoon.............. 124
Inkomend gesprek.................. 124
Noodoproepen........................ 123
Oproepenhistorie.................... 124
132
Snelkiesnummer..................... 124
Telefoonboek.......................... 124
Telefoon activeren...................... 124
Telefoonboek.............................. 124
Telefoonweergave...................... 117
U
USB
Afbeeldingenmenu USB.......... 114
Algemene aanwijzingen.......... 111
Apparaat aansluiten................ 111
Audiomenu USB..................... 113
Filmmenu USB........................ 116
V
Volume
Automatisch volume................ 101
Beltoonvolume........................ 101
Maximaal inschakelvolume..... 101
Stiltefunctie................................ 95
Volume aanraakpiep............... 101
Volume instellen........................ 95
Volume TP.............................. 101
Volumebeperking bij hoge
temperaturen............................. 95
Voor snelheid
gecompenseerd volume.......... 101
Volume aanraakpiep.................. 101
Volume-instellingen.................... 101
Volume TP.................................. 101
Z
Zenders ophalen........................ 106
Zenders opslaan......................... 106
Zender zoeken............................ 104
Inleiding ..................................... 134
Basisbediening .......................... 141
Radio ......................................... 145
Externe apparaten ..................... 150
Spraakherkenning ...................... 153
Telefoon ..................................... 154
Trefwoordenlijst ......................... 162
R300 BT
134 Inleiding
Inleiding
Algemene aanwijzingen ............. 134
Antidiefstalfunctie ...................... 135
Overzicht bedieningselementen 136
Gebruik ...................................... 139
Algemene aanwijzingen
Het infotainmentsysteem biedt u
eersteklas infotainment voor in uw
auto.
Met de FM-, AM-, of DAB-radiofunc‐
ties kunt u op verschillende favorie‐
tenpagina's een groot aantal zenders
opslaan.
U kunt externe gegevensopslagappa‐
raten als andere audiobronnen op het
infotainmentsysteem aansluiten; via
een kabel of via Bluetooth®.
Het digitale geluidssysteem heeft
diverse vooraf ingestelde equalizer‐
modi, waarmee u het geluid kunt opti‐
maliseren.
Ook is het infotainmentsysteem uitge‐
voerd met een Telefoonportal waar‐
mee u uw mobiele telefoon comforta‐
bel in de auto kunt gebruiken.
Als optie kunt u het infotainmentsys‐
teem gebruiken met de bedienings‐
elementen op het stuurwiel, of – als
uw mobiele telefoon dit ondersteunt
via het spraakherkenningssysteem.
Let op
Deze handleiding beschrijft alle voor
de diverse Infotainmentsystemen
beschikbare opties en functies.
Bepaalde beschrijvingen, zoals die
voor display- en menufuncties,
gelden vanwege de modelvariant,
landspecifieke uitvoeringen, speci‐
ale uitrusting en toebehoren wellicht
niet voor uw auto.
Belangrijke informatie over de
bediening en de
verkeersveiligheid
9Waarschuwing
Rijd altijd veilig wanneer u het info‐
tainment-systeem gebruikt.
Stop bij twijfel de auto voordat u
het infotainment-systeem bedient.
Inleiding 135
Radio-ontvangst
Tijdens de radio-ontvangst kan gesis,
geruis, signaalvervorming of signaal‐
uitval optreden door:
wijzigingen in de afstand tot de
zender
ontvangst van meerdere signa‐
len tegelijk door reflecties
obstakels
Antidiefstalfunctie
Het infotainmentsysteem is voorzien
van een elektronisch beveiligingssys‐
teem dat het systeem tegen diefstal
beveiligt.
De beveiliging houdt in dat het info‐
tainmentsysteem alleen in uw auto
werkt en daarom voor een eventuele
dief waardeloos is.
136 Inleiding
Overzicht bedieningselementen
Bedieningspaneel
Inleiding 137
1X......................................... 139
Indien uitgeschakeld: kort
indrukken: inschakelen
Indien ingeschakeld: kort
indrukken: systeem
onderdrukken; lang
indrukken: uitschakelen
Draaien: volume aanpassen
2 RADIO
Radio inschakelen of van
frequentiebereik wisselen ...145
3 MEDIA
Media activeren of naar
andere mediabron gaan ...... 151
4t
Radio: kort indrukken:
naar vorige station;
ingedrukt houden: omlaag
zoeken ................................ 145
Externe apparaten: kort
indrukken: naar vorige
track; ingedrukt houden:
snel achteruit ....................... 151
5v
Radio: kort indrukken:
naar volgende station;
indrukken en vasthouden:
omhoog zoeken .................. 145
Externe apparaten: kort
indrukken: volgende track
indrukken en vasthouden:
snel vooruit .......................... 151
5PHONE
Kort indrukken:
telefoonmenu openen ......... 154
Lang indrukken:
spraakherkenning
activeren ............................. 153
6 BACK
Menu: een niveau terug ...... 141
Invoer: laatste teken of
complete invoer wissen ...... 141
7 MENU ................................. 141
Draaien: schermtoetsen of
menuopties markeren;
numerieke waarden instellen
Druk op: een gemarkeerde
schermtoets of menuoptie
selecteren/activeren;
ingestelde waarde
bevestigen; schakel naar
andere insteloptie; open
toepassingsspecifiek
menu (indien beschikbaar)
8Softkeys
Favorieten: druk op:
selecteer favorieten;
indrukken en vasthouden:
zenders als favoriet
opslaan ............................... 146
Menu: indrukken:
desbetreffende
schermtoets selecteren ....... 141
9 FAV
Indrukken: favorietenbalk
weergeven .......................... 146
138 Inleiding
Audioknoppen op stuurwiel
1qw
Kort indrukken:
telefoongesprek aannemen 154
of nummer in gesprekslijst
kiezen .................................. 157
Bij actieve telefoonportal
en gesprekken in de
wacht: kort indrukken:
omschakelen tussen
gesprekken ......................... 157
Lang indrukken:
spraakherkenning
activeren ............................. 153
2 SRC (bron) .......................... 139
Indrukken: audiobron
selecteren ........................... 139
Bij actieve radio: omhoog/
omlaag zetten om
volgende/vorige
voorkeurszender te
selecteren ........................... 145
Bij actieve telefoonportal
en geopende
gesprekslijst: omhoog/
omlaag draaien om
volgende/vorige
vermelding in gesprekslijst
te selecteren ....................... 157
3w
Volume verhogen ................ 139
4
Volume verlagen ................. 139
5xn
Kort indrukken: gesprek
beëindigen/weigeren ........... 157
of gesprekslijst sluiten ......... 157
of spraakherkenning
uitschakelen ........................ 153
of mute in-/uitschakelen ...... 139
Inleiding 139
Gebruik
Bedieningselementen
Het infotainmentsysteem wordt
bediend met behulp van functietoet‐
sen, een knop MENU en menu's op
het display.
Invoer kan naar keuze plaatsvinden
via:
het bedieningspaneel op het info‐
tainmentsysteem 3 136
audioknoppen op het stuurwiel
3 136
de spraakherkenning 3 153
Het infotainmentsysteem in- of
uitschakelen
Druk kortstondig op X. Na het inscha‐
kelen wordt de laatst geselecteerde
Infotainmentbron actief.
Druk op X en houd deze ingedrukt
om het systeem uit te schakelen.
Automatisch uitschakelen
Als het infotainmentsysteem wordt
ingeschakeld met X terwijl het
contact is uitgeschakeld, schakelt het
na 10 minuten automatisch weer uit.
Volume instellen
Draai aan m; de actuele instelling
verschijnt op het display.
Bij het inschakelen van het infotain‐
mentsysteem wordt automatisch het
laatst geselecteerde volume inge‐
steld, mits dit het maximale inscha‐
kelvolume niet overschrijdt 3 142.
Voor snelheid gecompenseerd
volume
Na inschakeling van het voor snel‐
heid gecompenseerd volume 3 142
wordt het volume automatisch zoda‐
nig aangepast dat er geen geluid van
het wegdek of van de wind hoorbaar
is.
Stiltefunctie
Druk op m voor het dempen van de
audiobronnen.
Draai aan m om de mute-functie te
annuleren.
Bedieningsstanden
Radio
Druk op RADIO om het radiohoofd‐
menu te openen of van frequentie‐
band te wisselen.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de radiofuncties 3 145.
Externe apparaten
Druk meerdere malen op MEDIA om
de afspeelmodus van een verbonden
extern apparaat (bijv. USB-apparaat
of Bluetooth-apparaat) te activeren.
Voor een gedetailleerde beschrijving
over het aansluiten en bedienen van
externe apparaten 3 150.
Telefoon
Druk op PHONE om een Bluetooth-
verbinding tussen het infotainment‐
systeem en een mobiele telefoon tot
stand te brengen.
Bij het tot stand brengen van een
verbinding verschijnt het hoofdmenu
van de telefoonmodus.
140 Inleiding
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de werking van de mobiele tele‐
foon via het infotainmentsysteem
3 157.
Als er geen verbinding tot stand kan
worden gebracht, verschijnt er een
bijbehorend menu. Voor een gede‐
tailleerde beschrijving van het opzet‐
ten en het tot stand brengen van een
Bluetooth-verbinding tussen het info‐
tainmentsysteem en een mobiele
telefoon 3 155.
Basisbediening 141
Basisbediening
Basisbediening .......................... 141
Geluidsinstellingen .................... 141
Volume-instellingen ................... 142
Systeeminstellingen ................... 142
Basisbediening
Bedieningspaneel
MENU-knop
De knop MENU is een van de centrale
bedieningselementen voor de
menu's.
Draaien:
om een schermtoets of menu‐
optie selecteren
om door een lijst met menuopties
te bladeren
om een instelwaarde te wijzigen
Indrukken:
om een geselecteerde scherm‐
toets of menuoptie te activeren
om een gewijzigde instelwaarde
te bevestigen
om naar een andere insteloptie
over te schakelen
om het toepassingsspecifieke
submenu weer te geven
Let op
In de volgende hoofdstukken
worden de stappen voor het selec‐
teren en activeren van een scherm‐
toets of een menuoptie beschreven
als "...selecteer <naam van toets>/
<naam van optie>".
BACK-toets
Druk bij het navigeren door de menu's
op BACK om naar het eerstvolgende
hogere menu terug te gaan.
Druk bij het invoeren van cijfers op
BACK om het laatst ingevoerde letter‐
teken te wissen.
Softkeys
Druk op een van de softkeys om de
favoriet of functieschermtoets direct
boven de desbetreffende softkey te
activeren.
Let op
In de volgende hoofdstukken
worden de stappen voor het selec‐
teren en activeren van een scherm‐
toets of een menuoptie beschreven
als "...selecteer <naam van toets>/
<naam van optie>".
Geluidsinstellingen
In het menu Geluidsinstellingen kunt
u voor elke audiobron afzonderlijk de
geluidskarakteristieken instellen.
142 Basisbediening
Druk op MENU, selecteer Indstillinger
(Settings) en vervolgens Geluidsin‐
stellingen om het menu Geluidsinstel‐
lingen te openen.
Lage, middelhoge en hoge tonen
instellen
Blader door de lijst en selecteer Bas,
Midrange of Treble.
Wijzig en bevestig de instelling.
Volumeverdeling voor en achter
instellen
Blader door de lijst en selecteer Fade.
Wijzig en bevestig de instelling.
Volumeverdeling rechts en links
instellen
Blader door de lijst en selecteer
Balans.
Wijzig en bevestig de instelling.
Een geluidsstijl selecteren
Blader door de lijst en selecteer EQ
(equalizer).
De EQ-opties bieden voor de desbe‐
treffende muziekstijl geoptimali‐
seerde voorkeursinstellingen voor de
lage, middelhoge en hoge tonen.
Draai aan MENU om van optie te
wisselen en druk vervolgens op
MENU om de instelling te bevestigen.
Volume-instellingen
Snelheidsgecompenseerd
volume aanpassen
Druk op MENU om het desbetref‐
fende audiomenu te openen.
Blader door de lijst en selecteer
Indstillinger (Settings).
Selecteer Autom. volumeregeling.
In het getoonde menu kunt u de func‐
tie Autom. volumeregeling deactive‐
ren of de mate van volumeaanpas‐
sing selecteren.
Blader door de lijst en selecteer de
gewenste optie.
Maximaal opstartvolume
aanpassen
Druk op MENU om het desbetref‐
fende audiomenu te openen.
Blader door de lijst en selecteer
Indstillinger (Settings).
Selecteer Maximaal startvolume.
Stel de gewenste waarde in.
Volume van verkeersinformatie
Stel het gewenste volume van de
verkeersinformatie in wanneer een
verkeersbericht door het systeem
wordt gegeven.
De desbetreffende instelling wordt
door het systeem opgeslagen.
Systeeminstellingen
Diverse instellingen en aanpassingen
voor het infotainmentsysteem kunnen
in het instellingenmenu worden
geconfigureerd.
Basisbediening 143
Tijd- en datuminstellingen
Druk op MENU om het desbetref‐
fende audiomenu te openen.
Selecteer Tijd en datum.
Tijd instellen
Selecteer Tijd instellen om naar het
desbetreffende submenu te gaan.
Selecteer Auto In. onder aan het
scherm. Activeer Aan - RDS of Uit
(handmatig).
Stel de uren en minuten in als Uit
(handmatig) is geselecteerd.
Druk herhaaldelijk 12-24 uur onderin
het scherm om een tijdmodus te
kiezen.
Is de 12-uursmodus geselecteerd,
dan verschijnt er een derde kolom
voor AM- en PM-keuze. Selecteer de
gewenste optie.
Datum instellen
Selecteer Datum instellen om naar
het desbetreffende submenu te gaan.
Selecteer Auto In. onder aan het
scherm. Activeer Aan - RDS of Uit
(handmatig).
Stel de datuminstellingen in als Uit
(handmatig) is geselecteerd.
Taal
Druk op MENU om het desbetref‐
fende audiomenu te openen.
Selecteer Indstillinger (Settings),
blader door de lijst en selecteer Voer‐
tuiginstellingen (Vehicle Settings).
Selecteer Talen (Languages).
Blader door de lijst en selecteer de
gewenste taal.
Fabrieksinstellingen terugzetten
Druk op MENU om het desbetref‐
fende audiomenu te openen.
Selecteer Indstillinger (Settings),
blader door de lijst en selecteer Voer‐
tuiginstellingen (Vehicle Settings).
Selecteer Fabrieksinstellingen
herstellen om naar het desbetref‐
fende submenu te gaan.
Selecteer de gewenste optie en
bevestig het bericht.
Software-informatie
Het menu Software-informatie bevat
specifieke informatie over de soft‐
ware.
Druk op MENU om het desbetref‐
fende audiomenu te openen.
Selecteer Indstillinger (Settings),
blader door de lijst en selecteer Voer‐
tuiginstellingen (Vehicle Settings).
Selecteer Software-informatie.
Valetmodus
Is de valetmodus geactiveerd, dan
zijn alle voertuigdisplays vergrendeld
en kunnen er in het systeem geen
veranderingen worden doorgevoerd.
Let op
Voertuigmeldingen blijven geacti‐
veerd.
144 Basisbediening
Het systeem vergrendelen
Druk op MENU om het desbetref‐
fende audiomenu te openen.
Selecteer Indstillinger (Settings),
blader door de lijst en selecteer Voer‐
tuiginstellingen (Vehicle Settings).
Selecteer Valetmodus. Er verschijnt
een toetsenblok.
Voer een viercijferige code in en
selecteer Invoeren. Het toetsenblok
wordt opnieuw weergegeven.
Voer de viercijferige code opnieuw in
om de invoer te bevestigen en selec‐
teer Vrgrnd. Het systeem is vergren‐
deld.
Het systeem ontgrendelen
Schakel het infotainmentsysteem in.
Er verschijnt een toetsenblok.
Voer de desbetreffende viercijferige
code in en selecteer Ontgrndl. Het
systeem is ontgrendeld.
Pincode vergeten
Neem contact op met de werkplaats
om de pincode naar de standaard‐
waarde terug te zetten.
Radio 145
Radio
Gebruik ...................................... 145
Zender zoeken ........................... 145
Favorietenlijst ............................. 146
Radio Data System .................... 147
Digital Audio Broadcasting ........ 148
Gebruik
Activeren van de radiofunctie
Druk op RADIO.
Frequentiebereik selecteren
Druk herhaaldelijk op RADIO op het
bedieningspaneel om van frequentie‐
bereik te wisselen.
Zender zoeken
Automatisch zender zoeken
Druk op t of v om de vorige of
volgende zender te beluisteren.
Handmatig zender zoeken
Houd t of v ingedrukt. Laat de
toets los wanneer de gewenste
frequentie bijna bereikt is.
Handmatig afstemmen
Druk op MENU om het frequentiebe‐
reikmenu te openen en selecteer
vervolgens Handmatig afstemmen.
Afhankelijk van de gekozen frequen‐
tiebereik, wordt er een lijst met alle
frequenties getoond.
Kies de gewenste frequentie.
Zenderlijsten
Draai aan MENU om een lijst met alle
momenteel ontvangbare zenders
weer te geven.
Blader door de lijst en selecteer de
gewenste zender.
Categorielijsten
Talloze RDS 3 147 en DAB 3 148
zenders zenden een PTY-code uit,
die het uitgezonden programmatype
aangeeft (bijv. nieuws). Sommige
zenders wijzigen afhankelijk van de
inhoud die op dat moment wordt
uitgezonden ook de PTY-code.
146 Radio
Het infotainmentsysteem slaat deze
zenders, gesorteerd op programma‐
type, in de desbetreffende categorie‐
lijst op.
Let op
De lijstoptie Categorieën is alleen
beschikbaar voor de FM- en DAB-
golfband.
Druk op MENU om het desbetref‐
fende frequentiebereikmenu weer te
geven en selecteer Categorieën.
Er verschijnt een lijst met momenteel
beschikbare programmacategorieën.
Kies de gewenste categorie. Er
verschijnt een lijst met zenders die
een programma van het geselec‐
teerde type uitzenden.
Selecteer de gewenste zender.
Zenderlijsten bijwerken
Druk op MENU om het frequentiebe‐
reikmenu te openen en selecteer
Zenderlijst bijwerken.
De desbetreffende zenderlijst wordt
bijgewerkt.
Let op
Bij het bijwerken van een lijst van
een zender op een specifiek
frequentiebereik wordt de overeen‐
komstige categorielijst ook bijge‐
werkt.
Favorietenlijst
Zenders van alle frequentiebanden
kunnen handmatig in de favorieten‐
lijsten worden opgeslagen.
Er zijn 24 posities voor favorieten
beschikbaar. Deze worden weerge‐
geven in rijen met vier favorieten per
pagina.
Selecteer FAV om de favorietenlijst
weer te geven.
Een zender opslaan
Selecteer de zenders die u wilt
opslaan.
Selecteer de desbetreffende favorie‐
ten-schermtoets en houd deze inge‐
drukt tot er een pieptoon klinkt en de
zendernaam op de desbetreffende
favorietenschermtoets verschijnt.
De zender wordt als favoriet opgesla‐
gen.
Een zender oproepen
Druk zo nodig herhaald op FAV om
naar de desbetreffende favorietenpa‐
gina te bladeren.
Selecteer de gewenste favorieten-
schermtoets. De gewenste radiozen‐
der wordt afgespeeld.
Let op
De huidige favoriet wordt gemar‐
keerd.
Bepalen hoeveel favorieten er
worden getoond
Druk op MENU, blader door de lijst en
selecteer Aantal favorietenpagina's
instellen.
Selecteer de gewenste optie.
Radio 147
Let op
Overschrijdt het aantal opgeslagen
favorieten het aantal favorieten dat
in het instellingenmenu is ingesteld,
dan worden extra opgeslagen favor‐
ieten niet gewist, maar worden deze
niet weergegeven. U kunt ze herac‐
tiveren door het aantal weer te
geven favorieten te verhogen.
Radio Data System
Radio Data System (RDS) is een
dienst voor FM-zenders die ervoor
zorgt dat de gewenste zender
aanzienlijk sneller wordt gevonden en
zonder problemen wordt ontvangen.
Voordelen van RDS
Op het display verschijnt de
programmanaam van de zender
in plaats van de frequentie.
Bij het zoeken naar zenders
stemt het infotainmentsysteem
alleen af op RDS-zenders.
Het infotainmentsysteem stemt
altijd af op de zendfrequentie van
de ingestelde zender met de
beste ontvangst via AF (alterna‐
tieve frequentie).
Afhankelijk van de ontvangen
zender geeft het infotainment‐
systeem radioteksten weer met
bijv. informatie over het actuele
programma.
RDS-instellingen
Activeer de radiofunctie en selecteer
vervolgens het FM-bereik om de
RDS-instellingsopties te configure‐
ren. Druk op MENU om het FM-bereik
weer te geven.
RDS
Zet RDS op AAN of UIT.
Let op
Als f RDS is ingesteld op UIT, zijn de
RDS-functies niet beschikbaar.
Verkeersinformatie
Verkeersinformatiezenders zijn RDS-
zenders die verkeersinformatie
uitzenden. Als verkeersinformatie is
ingeschakeld, wordt de momenteel
actieve functie voor de duur van het
verkeersbericht onderbroken.
Activeer of deactiveer
Verkeersinformatie (TP).
Als de verkeersinformatie geacti‐
veerd is, verschijnt [TP] op de boven‐
ste regel van alle menu's. Als de
actuele zender geen verkeersinfor‐
matiezender is, wordt [ ] weergege‐
ven en wordt er automatisch naar de
volgende verkeersinformatiezender
gezocht. Zodra er een verkeersinfor‐
matiezender wordt gevonden, licht
[TP] op. Wordt er geen verkeersinfor‐
matiezender gevonden, dan blijft [ ]
op het scherm staan.
Als er een verkeersbericht op de
desbetreffende verkeersinformatie‐
zender wordt uitgezonden, verschijnt
er een bericht.
Annuleer het alarm om de melding te
onderbreken en naar de laatst geac‐
tiveerde functie te gaan.
Regio
Soms zenden RDS-zenders regio‐
naal verschillende programma's op
verschillende frequenties uit.
148 Radio
Zet Regio op AAN of UIT.
Als de regio-instelling ingeschakeld
is, worden er zo nodig andere
frequenties met dezelfde regionale
programma's geselecteerd.
Is de regio-instelling uitgeschakeld,
worden alternatieve frequenties voor
de zenders geselecteerd zonder
rekening te houden met regionale
programma's.
Digital Audio Broadcasting
DAB zendt radiozenders digitaal uit.
Voordelen van DAB
DAB-zenders worden aangeduid
met de programmanaam i.p.v.
met de zendfrequentie.
Met DAB kunnen verschillende
programma's (diensten) op
dezelfde frequentie worden
uitgezonden (ensemble).
Naast hoogwaardige diensten
voor digitale audio is DAB ook in
staat om programmaspecifieke
gegevens en een veelheid aan
andere dataservices uit te
zenden, inclusief reis - en
verkeersinformatie.
Zolang een bepaalde DAB-
ontvanger een signaal van een
zender op kan vangen (ook al is
het signaal erg zwak), is de
geluidsweergave gewaarborgd.
Bij een slechte ontvangst wordt
het volume automatisch lager
gezet om onaangename gelui‐
den te vermijden.
Als het DAB-signaal te zwak is
om door de radio te worden geïn‐
terpreteerd, wordt de weergave
geheel onderbroken. Dit
probleem kan worden vermeden
door in het DAB-optiemenu DAB-
naar-DAB-verbinding en/of DAB
naar FM koppelen te activeren
(zie onderstaand).
Interferentie door zenders op
naburige frequenties (een
verschijnsel dat typisch is voor
AM- en FM-ontvangst) doet zich
bij DAB niet voor.
Als het DAB-signaal door natuur‐
lijke obstakels of door gebouwen
wordt weerkaatst, verbetert dit de
ontvangstkwaliteit van DAB,
terwijl AM- en FM-ontvangst in
die gevallen juist aanmerkelijk
verzwakt.
Na het inschakelen van DAB-
ontvangst blijft de FM-tuner van
het infotainmentsysteem op de
achtergrond actief en zoekt
voortdurend naar de best
ontvangbare FM-zenders. Als TP
3 147 geactiveerd is, worden er
verkeersberichten doorgegeven
van de FM-zender die de beste
ontvangst heeft. Deactiveer TP
als DAB-ontvangst niet door FM-
verkeersberichten moet worden
onderbroken.
DAB-instellingen
Activeer de radiofunctie en kies
vervolgens het DAB-bereik om de
DAB-instellingsopties te configure‐
ren. Druk op MENU om het DAB-
bereik weer te geven.
DAB-meldingen
Naast hun muziekprogramma's
zenden veel DAB-zenders ook
diverse categorieën berichten uit. Als
u sommige of alle categorieën
Radio 149
activeert, wordt de momenteel
ontvangen DAB-service bij een
bericht uit deze categorieën onder‐
broken.
Selecteer DAB-berichten om de DAB-
categorielijst weer te geven.
Kies de gewenste categorieën. De
geselecteerde categorieën zijn
gemarkeerd met 9.
Let op
DAB-berichten kunnen alleen
ontvangen worden als de DAB-
golfband geactiveerd is.
DAB naar DAB koppeling
Als deze functie geactiveerd is, scha‐
kelt het systeem over op dezelfde
service van een ander DAB-ensem‐
ble (indien beschikbaar) als het DAB-
signaal te zwak is om door de radio te
worden opgevangen.
Zet DAB-naar-DAB-verbinding op
AAN of UIT.
DAB naar FM koppeling
Als deze functie geactiveerd is, scha‐
kelt het systeem over op eenzelfde
FM-zender van de actieve DAB-
service (indien beschikbaar) als het
DAB-signaal te zwak is om door de
radio te worden opgevangen.
Zet DAB-naar-FM-verbinding op
AAN of UIT.
L- Band
Is L Band geactiveerd, dan ontvangt
het infotainmentsysteem een extra
frequentieband (1452 - 1492 MHz).
Zet L-band op AAN of UIT.
Intellitext
Met de functie Intellitext kunt u extra
informatie zoals berichten, financiële
informatie, sport, nieuws, enz.
ontvangen.
Selecteer één van de categorieën en
kies een specifieke optie uit de lijst om
gedetailleerde informatie weer te
geven.
150 Externe apparaten
Externe apparaten
Algemene informatie .................. 150
Audio afspelen ........................... 151
Algemene informatie
Er zit een USB-poort voor het aanslui‐
ten van externe apparaten op de
middenconsole.
Let op
U moet de USB-poort altijd schoon
en droog houden.
USB-poort
Op de USB-poort kunt u een MP3-
speler, USB-apparaat of smartphone
aansluiten.
Na het aansluiten op de USB-poort
werken de bovenvermelde apparaten
via de knoppen en menu's van het
infotainmentsysteem.
Let op
Niet alle aanvullende apparaten
worden ondersteund door het info‐
tainmentsysteem.
Het infotainmentsysteem kan
muziekbestanden op USB-opslagap‐
paratuur weergeven.
Een apparaat aansluiten/loskoppelen
Sluit het USB-apparaat aan op de
USB-poort.
Let op
Bij het verbinden van een niet-lees‐
baar USB-apparaat verschijnt er een
bijbehorende foutmelding en scha‐
kelt het Infotainmentsysteem auto‐
matisch terug naar de vorige functie.
Ontkoppel het USB-apparaat door
een andere functie te selecteren en
dan het USB-opslagapparaat te
verwijderen.
Voorzichtig
Koppel het toestel tijdens het
afspelen niet los. Hierdoor kan het
toestel of het Infotainmentsysteem
beschadigd raken.
MTP-apparaatinstellingen
In het instellingenmenu kunt u
aanvullende instellingen aanpassen
voor apparaten die via het MTP zijn
aangesloten.
Druk in een actieve audiobron op
MENU, blader door de lijst en selec‐
teer Indstillinger (Settings). Selecteer
Telefoonverbinding (alleen MTP).
Externe apparaten 151
Als u wilt dat het apparaat alleen via
de USB-poort wordt opgeladen, moet
u Alleen opladen activeren. Als u naar
de USB-audiobron omschakelt terwijl
deze instelling is geactiveerd, wordt u
gewaarschuwd met een oplaadbe‐
richt.
Als u muziekbestanden wilt afspelen
die op het apparaat zijn opgeslagen,
moet u Alleen mappen met muziek
scannen of Alle mappen scannen
activeren.
Bluetooth
Bluetooth-compatibele audiobronnen
(bijv. mobiele telefoons voor muziek,
mp3-spelers met Bluetooth enz.) die
de Bluetooth-muziekprofielen A2DP
en AVRCP ondersteunen, werken
draadloos op het infotainmentsys‐
teem. Het infotainmentsysteem kan
de muziekbestanden afspelen die op
deze apparaten staan.
Een apparaat aansluiten/loskoppelen
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de Bluetooth-verbinding 3 155.
Bluetooth-apparatenlijst
Activeer de Bluetooth-audiobron,
druk op MENU en selecteer vervol‐
gens Bluetooth-apparaten beheren
om naar de Bluetooth-apparatenlijst
te gaan.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de Bluetooth-apparatenlijst
3 155.
Bestandsformaten
Er wordt alleen apparatuur onder‐
steund die volgens FAT32, NTFS of
HFS+ zijn geformatteerd.
Let op
Sommige bestanden worden
wellicht niet goed afgespeeld. Dit
wordt wellicht veroorzaakt door een
ander opnameformaat of de staat
van het bestand.
Bestanden van online-winkels met
digitaal rechtenbeheer (DRM)
kunnen niet worden afgespeeld.
De afspeelbare audiobestandsforma‐
ten zijn MP3, WMA, AAC en AIF.
Bij het afspelen van een bestand met
ID3 tag-informatie kan het infotain‐
mentsysteem informatie weergeven,
bijv. over de titel van de track en de
artiest.
Audio afspelen
Weergave starten
Aansluiten van het apparaat 3 150.
Druk herhaaldelijk op MEDIA om de
gewenste mediabron te selecteren.
Voorbeeld: USB-bron.
Functietoetsen
Naar het vorige of volgende bestand
gaan
Druk op t of v om de vorige of
volgende track af te spelen.
152 Externe apparaten
Als, zodra de track wordt afgespeeld,
binnen 5 seconden op t wordt
gedrukt, gaat het systeem naar het
begin van de huidige track.
Snel vooruit of achteruit gaan
Houd t of v ingedrukt om snel
voor- of achteruit te spoelen.
Afspeelvolgorde
Druk in het desbetreffende audiobron
op MENU en blader door de lijst naar
Willekeurige volgorde.
Stel Willekeurige volgorde in op
AAN om de tracks op het apparaat in
willekeurige volgorde af te spelen.
Stel Willekeurige volgorde in op UIT
om de tracks in de normale volgorde
af te spelen.
Een track zoeken
Afhankelijk van het apparaat kunt u
tracks zoeken in de categorieën en
subcategorieën van een mapstruc‐
tuur.
Let op
Om deze functie te kunnen gebrui‐
ken, moet de indexering voltooid
zijn.
Categorieën
Druk in de desbetreffende audiobron
op MENU en selecteer vervolgens
Bladeren om een track te zoeken.
Navigeer door de mapstructuur en
kies de gewenste track.
Mappen
Druk op MENU en selecteer vervol‐
gens Mapweergave om naar een
nummer te bladeren. De mapstruc‐
tuur op het desbetreffende apparaat
wordt weergegeven.
Navigeer door de mapstructuur en
kies de gewenste track.
Spraakherkenning 153
Spraakherkenning
Algemene informatie .................. 153
Gebruik ...................................... 153
Algemene informatie
Via de spraakdoorschakel-toepas‐
sing van het infotainmentsysteem
hebt u toegang tot de spraakherken‐
ningscommando's op uw smart‐
phone. Raadpleeg de gebruiksaan‐
wijzing van uw smartphone om te
controleren of uw smartphone deze
functie ondersteunt.
Om de spraakdoorschakel-toepas‐
sing te kunnen gebruiken moet de
smartphone op het infotainmentsys‐
teem zijn aangesloten via een USB-
kabel 3 150 of via Bluetooth 3 155.
Gebruik
Spraakherkenning activeren
Houd PHONE op het bedieningspa‐
neel of 7w op het stuurwiel ingedrukt
om een spraakherkenningssessie te
starten. Er verschijnt een spraakbe‐
sturingsbericht op het scherm.
Na de pieptoon kunt u direct een
commando geven. Raadpleeg voor
informatie over ondersteunde
commando's de gebruiksaanwijzing
van uw smartphone.
Volume van gesproken vragen
aanpassen
Draai aan m op het bedieningspaneel
of druk op + / - rechts op het stuurwiel
om het volume van de gesproken
instructies hoger of lager te zetten.
Spraakherkenning deactiveren
Druk op xn op het stuurwiel. Het
spraakbesturingsbericht verdwijnt, de
spraakherkenningssessie wordt
beëindigd.
154 Telefoon
Telefoon
Algemene aanwijzingen ............. 154
Bluetooth-verbinding .................. 155
Noodoproep ............................... 156
Bediening ................................... 157
Tekstberichten ........................... 159
Mobiele telefoons en CB-
zendapparatuur ......................... 159
Algemene aanwijzingen
De telefoonportal biedt u de mogelijk‐
heid om via een microfoon en de luid‐
sprekers van de auto telefoonge‐
sprekken te voeren en met het info‐
tainmentsysteem van de auto de
belangrijkste functies van de mobiele
telefoon te bedienen. Om de telefoon‐
portal te kunnen gebruiken moet de
mobiele telefoon via Bluetooth met
het infotainmentsysteem verbonden
zijn.
Niet alle functies van de telefoon
worden door elke mobiele telefoon
ondersteund. Welke telefoonfuncties
bruikbaar zijn, hangt af van de desbe‐
treffende mobiele telefoon en van de
netwerkprovider. Verdere informatie
hierover vindt u in de gebruikershand‐
leiding van uw mobiele telefoon. U
kunt hierover ook informatie vragen
bij uw netwerkprovider.
Belangrijke informatie voor de
bediening en de
verkeersveiligheid
9Waarschuwing
Mobiele telefoons hebben invloed
op uw omgeving. Daarom zijn er
veiligheidsvoorschriften en richtlij‐
nen opgesteld. Alvorens gebruik
te maken van de telefoonfunctie
dient u op de hoogte te zijn van de
desbetreffende richtlijnen.
9Waarschuwing
Het gebruik van de telefoon in
handsfree-modus tijdens het
rijden kan gevaarlijk zijn doordat
uw concentratie afneemt tijdens
het telefoneren. Parkeer uw auto
voordat u de telefoon in hands‐
free-modus gebruikt. Volg de
bepalingen van het land waarin u
zich bevindt.
Volg de voorschriften die in
sommige gebieden gelden op en
zet uw mobiele telefoon uit als
Telefoon 155
mobiel telefoneren verboden is,
als de mobiele telefoon interferen‐
tie veroorzaakt of als er zich
gevaarlijke situaties kunnen voor‐
doen.
Bluetooth
Het telefoonportal is gecertificeerd
door de Bluetooth Special Interest
Group (SIG).
Meer informatie over de
specificatie vindt u op internet op
http://www.bluetooth.com.
Bluetooth-verbinding
Bluetooth is een standaard voor het
draadloos verbinden van bijv.
mobiele telefoons of andere appara‐
ten.
Voor het maken van een Bluetooth-
verbinding met het infotainmentsys‐
teem moet de Bluetooth-functie van
het Bluetooth-apparaat geactiveerd
zijn. Voor nadere informatie verwijzen
we u naar de gebruiksaanwijzing van
het Bluetooth-apparaat.
Via de telefoonportal worden Blue‐
tooth-apparaten aan het infotainmen‐
systeem gekoppeld (uitwisselen van
pincode tussen Bluetooth-apparaat
en infotainmentsysteem) en verbon‐
den.
Een apparaat koppelen
Opmerkingen
Aan het systeem kunnen maxi‐
maal vijf apparaten worden
gekoppeld.
Er kan slechts één gekoppeld
apparaat tegelijk met het infotain‐
mentsysteem worden verbon‐
den.
Koppelen is slechts één keer
noodzakelijk, tenzij het apparaat
van de lijst met gekoppelde
apparaten wordt gewist. Als het
apparaat eerder verbonden was,
brengt het infotainmentsysteem
de verbinding automatisch tot
stand.
Bij werken via Bluetooth wordt de
accu van het apparaat aanzienlijk
belast. Sluit het apparaat daarom
aan op een USB-poort, zodat het
wordt opgeladen.
Het eerste apparaat koppelen
1. Druk op PHONE en selecteer
vervolgens Koppelen.
Op het infotainmentsysteem
verschijnt er een melding met de
naam en de pincode van het info‐
tainmentsysteem.
2. Activeer het zoekproces in het te
koppelen Bluetooth-apparaat.
3. Koppeling bevestigen:
Als SSP (secure simple
pairing) wordt ondersteund:
Vergelijk de pincode (indien
vereist) en bevestig de
meldingen op het infotain‐
mentsysteem en het Blue‐
tooth-apparaat.
Als SSP (secure simple
pairing) niet wordt onder‐
steund:
Voer de pincode van het info‐
tainmentsysteem op het
Bluetooth-apparaat in en
bevestig uw invoer.
156 Telefoon
4. Het infotainmentsysteem en het
apparaat zijn gekoppeld. Het tele‐
foonmenu verschijnt.
5. Indien aanwezig op het Bluetooth-
apparaat, worden het telefoon‐
boek en de bellijsten naar het info‐
tainmentsysteem gedownload.
Bevestig indien nodig de melding
op uw smartphone.
Let op
Om de contacten door het infotain‐
mentsysteem te laten lezen, moeten
ze zijn opgeslagen in het telefoon‐
geheugen van de mobiele telefoon.
Een ander apparaat koppelen
Druk op PHONE, blader door de lijst
en selecteer Bluetooth-apparaten.
Druk op Toevoegen om het koppe‐
lingsproces van een ander apparaat
te starten.
Ga verder met stap 2 van "Het eerste
apparaat koppelen" (zie hierboven).
Een gekoppeld apparaat
verbinden
Druk op PHONE, blader door de lijst
en selecteer Bluetooth-apparaten.
Kies het gewenste apparaat en selec‐
teer Verbinden.
Zo nodig wordt de verbinding met het
huidige apparaat verbroken. Het
geselecteerde apparaat wordt
verbonden.
Een apparaat loskoppelen
Druk op PHONE, blader door de lijst
en selecteer Bluetooth-apparaten.
Kies het apparaat dat momenteel is
verbonden en selecteer Verbreken.
De verbinding met het apparaat wordt
verbroken.
Een apparaat wissen
Druk op PHONE, blader door de lijst
en selecteer Bluetooth-apparaten.
Kies het apparaat dat u uit de appa‐
ratenlijst wilt verwijderen en selecteer
Wissen.
Het apparaat is gewist.
Noodoproep
9Waarschuwing
Het tot stand brengen van de
verbinding kan niet onder alle
omstandigheden worden gega‐
randeerd. Daarom is het belangrijk
dat u bij gesprekken van levens‐
belang (bijv. bij het inroepen van
medische hulp) niet alleen op een
mobiele telefoon vertrouwt.
Voor sommige netwerken kan het
noodzakelijk zijn dat er op de juiste
manier een geldige simkaart in de
mobiele telefoon is aangebracht.
9Waarschuwing
Denk eraan dat u met uw mobiele
telefoon kunt bellen en ontvangen
indien u zich in een gebied bevindt
met een voldoende sterk signaal.
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen nooddiensten niet op alle
mobiele telefoonnetwerken
worden gebeld; mogelijkerwijs
kunnen deze oproepen niet
Telefoon 157
gedaan worden wanneer
bepaalde netwerkdiensten en/of
telefoonfuncties actief zijn. U kunt
hierover uw lokale netwerkexploi‐
tant raadplegen.
Het alarmnummer kan per land en
regio variëren. Wij raden u aan het
juiste alarmnummer voor de rele‐
vante regio van tevoren op te
vragen.
Een noodoproep doen
Bel het alarmnummer (bijv. 112).
De telefoonverbinding met de alarm‐
centrale wordt tot stand gebracht.
Antwoord als het dienstdoende
personeel u vragen stelt over het
noodgeval.
9Waarschuwing
Beëindig het gesprek pas als de
alarmcentrale u daarom vraagt.
Bediening
Zodra er een Bluetooth-verbinding
tussen uw mobiele telefoon en het
infotainmentsysteem tot stand is
gebracht, kunt u tal van functies van
uw mobiele telefoon via het infotain‐
mentsysteem bedienen.
Let op
Niet elke mobiele telefoon onder‐
steunt alle functies van de telefoon‐
portal. Daarom kan het bereik aan
hieronder beschreven functies afwij‐
ken.
Telefoongesprek initiëren
Toetsenblok
Druk op PHONE om het telefoon‐
menu weer te geven.
Blader door de lijst en selecteer
Toetsen. Het toetsenblok verschijnt.
Draai aan MENU om het cijfer dat u
wilt invoeren te markeren en druk op
MENU om het desbetreffende cijfer te
selecteren. Voer het gewenste
nummer in.
Selecteer k of druk op BACK om
cijfers te verwijderen.
Selecteer Bel om het telefoongesprek
te initiëren.
Contacten
Druk op PHONE om het telefoon‐
menu weer te geven.
Selecteer Contactpersonen. De
contactenlijst wordt getoond.
Blader door de lijst en selecteer de
gewenste contactpersoon. De
contactpersoon wordt weergegeven.
Selecteer een van de onder het
contact opgeslagen telefoonnum‐
mers. Het nummer wordt gebeld.
158 Telefoon
Gesprekkenlijsten
Druk op PHONE om het telefoon‐
menu weer te geven.
Selecteer Recente gesprekken. De
recente gesprekkenlijst wordt weer‐
gegeven.
Selecteer Gemist, Ontvangen of
Verzonden, afhankelijk van de
oproep die u zoekt.
Selecteer een van de telefoonnum‐
mers in de recente gesprekkenlijst.
Het nummer wordt gebeld.
Inkomend telefoongesprek
Telefoongesprek aannemen
Is er een radio- of mediabron actief
als er een gesprek binnen komt, dan
wordt de audiobron gedempt. Dit blijft
zo tot het gesprek wordt beëindigd.
Er verschijnt een melding met de
naam of nummer van de beller.
Selecteer Aannemen om het gesprek
aan te nemen.
Telefoongesprek afwijzen
Oproep weigeren: kies Negeren in
het bericht.
Functies tijdens een
telefoongesprek
Tijdens een telefoongesprek wordt
het gespreksscherm weergegeven.
Telefoongesprek beëindigen
Selecteer Einde om het gesprek te
beëindigen.
Microfoon uitschakelen
Selecteer Dempen om de microfoon
tijdelijk te deactiveren.
De schermtoets verandert in Demp
niet.
Selecteer Demp niet om de microfoon
weer te activeren.
Handsfree-functie uitschakelen
Selecteer Handset om het gesprek op
uw mobiele telefoon te vervolgen.
De schermtoets verandert in
Handsfree.
Selecteer Handsfree om de hands‐
free-functie opnieuw te activeren.
Tweede inkomende oproep
Als een tweede gesprek binnenkomt,
verschijnt er een ander bericht met de
naam van de beller of het nummer.
Selecteer Wisselen om het telefoon‐
gesprek te beantwoorden en het
eerste gesprek in de wacht te zetten.
Oproep weigeren: kies Negeren in
het bericht.
Tussen telefoongesprekken
schakelen
Druk op PHONE of qw op de audio‐
knoppen van het stuurwiel om te
schakelen tussen de twee gesprek‐
ken.
Op het display verschijnt informatie
over het huidige gesprek.
Telefoon 159
Beëindigen van telefoongesprekken
De gesprekken kunnen één voor één
worden beëindigd.
Selecteer Einde. Het huidige gesprek
wordt beëindigd.
Tekstberichten
Tekstberichten die binnenkomen
wanneer de telefoon op het infotain‐
mentsysteem is aangesloten, kunnen
op het infodisplay worden weergege‐
ven.
Voorwaarden
Er moet aan de volgende voorwaar‐
den worden voldaan:
De Bluetooth-functie van de
desbetreffende telefoon moet
geactiveerd zijn (zie de gebruiks‐
aanwijzing van uw apparaat).
Afhankelijk van de telefoon moet
het apparaat wellicht op "zicht‐
baar" staan (zie de gebruiksaan‐
wijzing van uw apparaat).
De desbetreffende telefoon moet
aan/op het infotainmentsysteem
gekoppeld en aangesloten zijn.
Voor een gedetailleerde beschrij‐
ving 3 155.
De desbetreffende telefoon moet
Bluetooth Message Access
Profile (BT MAP) ondersteunen.
Een bericht bekijken
Let op
Bij een snelheid van meer dan 8 km/
h verschijnt het tekstbericht niet op
het scherm.
Als er een nieuw tekstbericht binnen‐
komt, verschijnt er een bericht.
Selecteer Bekijken om het bericht te
lezen.
Mobiele telefoons en CB-
zendapparatuur
Installatie-instructies en
bedieningsrichtlijnen
Bij de montage en het gebruik van
een mobiele telefoon moeten de
modelspecifieke montagehandlei‐
ding en de gebruiksvoorschriften van
de fabrikant van de telefoon en de
handsfree-carkit in acht genomen
worden. Anders kan de kan de type‐
goedkeuring voor het voertuig komen
te vervallen (EU-richtlijn 95/54/EC).
Aanbevelingen voor probleemloze
werking:
De buitenantenne moet profes‐
sioneel worden gemonteerd voor
het maximale bereik.
Maximaal zendvermogen
10 watt.
De mobiele telefoon moet op een
geschikte plek worden gemon‐
teerd. Zie de desbetreffende
opmerking in het instructie‐
boekje, het hoofdstuk
Airbagsysteem.
160 Telefoon
Laat u informeren over de voorziene
montageposities voor de buitenan‐
tenne of de toestelhouder en de
mogelijkheden tot gebruik van
toestellen met een zendvermogen
van meer dan 10 watt.
Het gebruik van een handsfree-carkit
zonder buitenantenne voor mobiele
telefoons type GSM 900/1800/1900
en UMTS is alleen toegestaan
wanneer het maximale zendvermo‐
gen van de mobiele telefoon niet
groter is dan 2 watt bij GSM 900 en
niet groter is dan 1 watt bij de andere
types.
Om veiligheidsredenen mag u de
telefoon niet gebruiken tijdens het
rijden. Ook bij handsfree telefoneren
kan de aandacht op het verkeer
verslappen.
9Waarschuwing
Gebruik van zendapparatuur en
mobiele telefoons die niet aan de
bovenstaande normen voor
mobiele telefoons voldoen en radi‐
o's is alleen toegestaan met een
buitenantenne op de auto.
Voorzichtig
Mobiele telefoons en zendappara‐
tuur kunnen als de voornoemde
aanwijzingen niet in acht worden
genomen bij gebruik in het interi‐
eur zonder buitenantenne aanlei‐
ding geven tot functiestoringen in
de autoelektronica.
Telefoon 161
162
Trefwoordenlijst A
Algemene aanwijzingen............. 154
Bluetooth-muziek.................... 150
Infotainmentsysteem............... 134
Radio....................................... 145
Telefoon.................................. 154
USB......................................... 150
Algemene informatie.......... 150, 153
Antidiefstalfunctie ...................... 135
Audio afspelen............................ 151
Audiobestanden......................... 150
Automatische volumeregeling.... 142
Auto Set...................................... 142
B
BACK-toets................................. 141
Basisbediening........................... 141
Bedieningspaneel................... 141
Bediening.................................... 157
Bluetooth-muziek.................... 151
Infotainmentsysteem............... 139
Menu....................................... 141
Radio....................................... 145
Telefoon.................................. 157
USB......................................... 151
Bedieningselementen
Infotainmentsysteem............... 136
Stuurwiel................................. 136
Bedieningspaneel Infotainment..136
Beltoon....................................... 157
Bestandsformaten
Audiobestanden...................... 150
Bluetooth-muziek........................ 150
Bluetooth-verbinding.................. 155
C
Categorielijst............................... 145
D
DAB............................................ 148
DAB-koppeling............................ 148
Digital Audio Broadcasting......... 148
F
Fabrieksinstellingen terugzetten. 142
Favoriete lijsten
Zenders ophalen..................... 146
Zenders opslaan..................... 146
Favorietenlijst............................. 146
Frequentielijst............................. 145
G
Gebruik....................... 139, 145, 153
Bluetooth-muziek.................... 151
Infotainmentsysteem............... 139
Menu....................................... 141
Telefoon.................................. 157
USB......................................... 151
Geluidsinstellingen..................... 141
163
I
Infotainmensysteem activeren.... 139
Infotainmentsysteem
inschakelen............................. 139
Intellitext..................................... 148
K
Koppelen.................................... 155
L
L-Band........................................ 148
M
Maximaal inschakelvolume......... 142
Menubediening........................... 141
MENU-knop................................ 141
Mobiele telefoons en CB-
zendapparatuur ...................... 159
Mute............................................ 139
N
Noodoproep................................ 156
O
Overzicht bedieningselementen. 136
R
Radio
Categorielijst........................... 145
DAB......................................... 148
DAB-berichten......................... 148
DAB-menu............................... 148
Digital Audio Broadcasting...... 148
Favoriete lijsten....................... 146
FM menu................................. 147
Frequentiebereik..................... 145
Frequentielijst.......................... 145
Intellitext.................................. 148
L-Band..................................... 148
Radio Data System................. 147
RDS......................................... 147
Regio....................................... 147
Regio-instelling........................ 147
TP............................................ 147
Verkeersinformatie.................. 147
Zender zoeken........................ 145
Zenderlijst................................ 145
Zenders ophalen..................... 146
Zenders opslaan..................... 146
Radio activeren........................... 145
Radio Data System .................... 147
Regio.......................................... 147
Regio-instelling........................... 147
S
Selectie van frequentiebereik..... 145
Spraakherkenning...................... 153
Stemherkenning......................... 153
Streaming audio via Bluetooth
activeren.................................. 151
Systeeminstellingen.................... 142
Fabrieksinstellingen
terugzetten.............................. 142
Taal......................................... 142
Tijd- en datuminstellingen....... 142
Valetmodus............................. 142
T
Taal............................................. 142
Tekstberichten............................ 159
Telefoon
Algemene aanwijzingen.......... 154
Beltoon.................................... 157
Bluetooth................................. 154
Bluetooth-verbinding............... 155
Handsfree-modus.................... 157
Noodoproepen........................ 156
Recente oproepen.................. 157
Tekstberichten......................... 159
Telefoonboek.......................... 157
Telefoonboek.............................. 157
Telefoongesprek
Afwijzen................................... 157
Initiëren................................... 157
Opnemen................................ 157
Telefoonportal activeren............. 157
TP............................................... 147
Tijd.............................................. 142
U
USB............................................ 150
USB activeren............................. 151
164
V
Valetmodus
Ontgrendelen.......................... 142
Vergrendelen.......................... 142
Verkeersinformatie..................... 147
Volume
Automatische volumeregeling. 142
Maximaal inschakelvolume..... 142
Stiltefunctie.............................. 139
Volume instellen...................... 139
Volumebeperking bij hoge
temperaturen........................... 139
Voor snelheid
gecompenseerd volume.......... 142
Volume-instellingen.................... 142
Z
Zenderlijst................................... 145
Zenders ophalen........................ 146
Zenders opslaan......................... 146
Zender zoeken............................ 145
www.opel.com
Copyright by Opel Automobile GmbH, Rüsselsheim, Germany.
De gegevens in deze publicatie waren correct op de onderstaande uitgiftedatum. Wijzigingen in de techniek, uitrusting of vorm van de auto's ten opzichte van de gegevens in deze
publicatie, alsmede wijzigingen van deze publicatie zelf blijven Opel Automobile GmbH voorbehouden.
Uitgave: januari 2018, Opel Automobile GmbH, Rüsselsheim.
Gedrukt op chloorvrij gebleekt papier.
*ID-OMKAILSE1801-NL*
ID-OMKAILSE1801-nl
157


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Opel Mokka X 2019 - Infotainment at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Opel Mokka X 2019 - Infotainment in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 2.67 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of Opel Mokka X 2019 - Infotainment

Opel Mokka X 2019 - Infotainment User Manual - German - 169 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info