567227
18
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/113
Next page
Handleiding Infotainment
R 4.0 / Navi 4.0 IntelliLink .............. 5
CD 3.0 BT / R 3.0 ........................ 65
FlexDock .................................... 109
Inhoud
Inleiding ......................................... 6
Basisbediening ............................ 14
Radio ........................................... 21
Externe apparaten ....................... 27
Navigatie ...................................... 35
Spraakherkenning ........................ 50
Telefoon ....................................... 51
Trefwoordenlijst ........................... 62
R 4.0 / Navi 4.0 IntelliLink
6 Inleiding
Inleiding
Algemene aanwijzingen ................. 6
Antidiefstalfunctie ........................... 7
Overzicht bedieningselementen .... 8
Gebruik ........................................ 11
Algemene aanwijzingen
Het Infotainmentsysteem biedt u
eersteklas Infotainment voor in uw
auto.
Met de radiofuncties kunt u maximaal
25 zenders op vijf favorietenlijsten
instellen.
U kunt externe gegevensopslagappa‐
raten als andere audiobronnen op het
Infotainmentsysteem aansluiten; via
kabel of via Bluetooth
®
.
Het navigatiesysteem met dynami‐
sche viaplanning brengt u veilig naar
uw bestemming en kan, desgewenst,
files of andere knelpunten omzeilen.
Ook biedt het Infotainmentsysteem
de mogelijkheid om uw mobiele tele‐
foon comfortabel en veilig in de auto
te gebruiken.
U kunt ook specifieke smartphone-
apps via het Infotainmentsysteem
bedienen.
Optioneel kunt u het Infotainmentsys‐
teem bedienen met de knoppen op
het aanraakscherm of stuurwiel, of
door middel van spraakherkenning
(indien uw mobiele telefoon dit onder‐
steunt).
Door het goed doordachte design van
de bedieningselementen, het
aanraakscherm en het overzichtelijke
display kunt u het systeem gemakke‐
lijk en intuïtief bedienen.
Let op
Deze handleiding beschrijft alle voor
de diverse Infotainmentsystemen
beschikbare opties en functies.
Bepaalde beschrijvingen, zoals die
voor display- en menufuncties,
gelden vanwege de modelvariant,
landspecifieke uitvoeringen, speci‐
ale uitrusting en toebehoren wellicht
niet voor uw auto.
Belangrijke informatie over de
bediening en de
verkeersveiligheid
9 Waarschuwing
Het Infotainmentsysteem moet
worden gebruikt zodat er te allen
tijde veilig met de auto kan worden
gereden. Zet bij twijfel de auto aan
de kant en bedien het Infotain‐
mentsysteem terwijl u stilstaat.
Inleiding 7
9 Waarschuwing
In sommige gebieden zijn eenrich‐
tingsstraten en andere wegen en
inritten (bijv. voetgangerszones)
waar u niet mag inrijden niet op de
kaart aangegeven. In dergelijke
gebieden geeft het infotainment‐
systeem mogelijk een waarschu‐
wing die geaccepteerd moet
worden. Hier moet u in het bijzon‐
der letten op eenrichtingsstraten,
wegen en inritten waar u niet mag
inrijden.
Radio-ontvangst
Tijdens de radio-ontvangst kunnen
gesis, geruis, signaalvervorming of
signaaluitval optreden door:
wijzigingen in de afstand tot de
zender
ontvangst van meerdere signa‐
len tegelijk door reflecties
obstakels
Antidiefstalfunctie
Het Infotainmentsysteem is voorzien
van een elektronisch beveiligingssys‐
teem dat het systeem tegen diefstal
beveiligt.
De beveiliging houdt in dat het Info‐
tainmentsysteem alleen in uw auto
werkt en daarom voor een eventuele
dief waardeloos is.
8 Inleiding
Overzicht bedieningselementen
Bedieningspaneel
Inleiding 9
1 Info-Display /
Aanraakscherm ..................... 14
2 Beginmenu ............................ 14
Knoppen op het scherm
voor toegang tot:
Audio: audiofuncties
Gallery: afbeeldings- en
filmfuncties
Telefoon: mobiele-
telefoonfuncties
Weergave: telefoonweergave
of Nav: BringGo
®
app
Navigation: geïntegreerde
navigatie
Instellingen: systeeminstellingen
OnStar: OnStar Wi-Fi-
instellingen ............................ 11
3 Tijd-, datum- en tempera‐
tuuraanduiding ...................... 18
4 g
Kort indrukken:
telefoonmenu openen ........... 55
of telefoonweergave‐
functie openen (indien
geactiveerd) .......................... 33
Lang indrukken:
spraakherkenning
activeren ............................... 50
5 v
Kort indrukken: ga naar de
volgende zender als de
radio actief is ......................... 21
of ga naar het volgende
nummer wanneer externe
apparaten actief zijn .............. 29
Lang indrukken: omhoog
zoeken als de radio actief is . 21
of snel vooruit als externe
apparaten actief zijn .............. 29
6 m
Kort indrukken: infotain‐
mentsysteem inschakelen
indien uitgeschakeld ............. 11
of systeem onderdrukken
indien ingeschakeld ............. 11
Lang indrukken: infotain‐
mentsysteem uitschakelen ...11
Draaien: volume
aanpassen ............................ 11
7 t
Kort indrukken: ga naar de
vorige zender als de radio
actief is .................................. 21
of ga naar het vorige
nummer wanneer externe
apparaten actief zijn .............. 29
Lang indrukken: omlaag
zoeken als de radio actief is . 21
of snel achteruit als
externe apparaten actief
zijn ......................................... 29
8 ;
Kort indrukken: startmenu
openen .................................. 11
Lang indrukken: telefoon‐
weergavefunctie openen
(indien geactiveerd) .............. 33
10 Inleiding
Afstandsbediening op stuurwiel
1 qw
Kort indrukken: open
OnStar-menu mits geen
telefoon verbonden ............... 11
of neem gesprek aan mits
telefoon verbonden ............... 51
of open telefoonmenu mits
telefoon verbonden ............... 55
of laatste nummer in
oproeplijst bellen wanneer
telefoonmenu wordt
weergegeven ........................ 55
of wisselen tussen
gesprekken als
gesprekken in de wacht
staan ..................................... 55
Lang indrukken:
spraakherkenning
activeren ............................... 50
2 SRC (bron) ............................ 11
Drukken: selecteren
audiobron .............................. 11
Omhoog-/omlaagdraaien:
volgende/vorige
voorkeurszender
selecteren wanneer de
radio actief is ......................... 21
of volgende/vorige
nummer/hoofdstuk/
afbeelding selecteren
wanneer externe
apparaten actief zijn .............. 29
of volgende/vorige
nummer in oproeplijst
selecteren wanneer de
telefoonportal actief en de
oproeplijst geopend is ........... 55
Omhoog-/omlaagdraaien
en vasthouden: snel door
de items in de oproeplijst
bladeren ................................ 55
3 +
Indrukken: harder zetten
4
Indrukken: zachter zetten
5 xn
Indrukken: oproep
beëindigen / weigeren ........... 55
of spraakherkenning
uitschakelen .......................... 50
of mutefunctie in- /
uitschakelen .......................... 11
Inleiding 11
Gebruik
Bedieningselementen
Het Infotainmentsysteem wordt
bediend met behulp van functietoet‐
sen, een aanraakscherm en op het
display weergegeven menu's.
Invoer kan naar keuze plaatsvinden
via:
de centrale bedieningseenheid
op het bedieningspaneel 3 8
het aanraakscherm 3 14
audioknoppen op het stuurwiel
3 8
de spraakherkenning 3 50
Het Infotainmentsysteem in- of
uitschakelen
Druk kort op X om het systeem in te
schakelen. Na het inschakelen wordt
de laatst geselecteerde Infotainment‐
bron actief.
Druk lang op X om het systeem uit te
schakelen.
Automatisch uitschakelen
Wanneer het Infotainmentsysteem
met X is ingeschakeld terwijl het
contact is uitgeschakeld, dan wordt
het 10 minuten na de laatste invoer
automatisch weer uitgeschakeld.
Volume instellen
Draai X. De actuele instelling
verschijnt op het display.
Bij het inschakelen van het Infotain‐
mentsysteem wordt automatisch het
laatst geselecteerde volume inge‐
steld, mits dit het maximale inscha‐
kelvolume niet overschrijdt. Voor een
gedetailleerde beschrijving 3 17.
Voor snelheid gecompenseerd
volume
Na inschakeling van het volume met
snelheidscompensatie 3 17 wordt
het volume automatisch zodanig
aangepast dat u geen geluid van het
wegdek of van de rijwind hoort.
Mute
Druk op X om het geluid van het Info‐
tainmentsysteem te onderdrukken.
Druk nogmaals op X om de stilte‐
functie te annuleren. Het laatst gese‐
lecteerde volume wordt weer inge‐
steld.
Bedieningsstanden
Druk op ; om het startmenu weer te
geven.
Let op
Voor een gedetailleerde beschrij‐
ving van de werking van het menu
via het aanraakscherm 3 14.
Audio
Selecteer Audio op het scherm om
het hoofdmenu van de laatst geselec‐
teerde audiomodus te openen.
Selecteer Bron op het scherm om de
interactieve selectiebalk weer te
geven.
12 Inleiding
Om naar een andere audiomodus te
gaan, drukt u op een van de opties
van de interactieve selectiebalk.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van:
Radiofuncties 3 21
Externe apparaten 3 29
Gallery
Selecteer Gallery om het afbeeldin‐
gen- en filmmenu te openen voor de
opgeslagen bestanden van een
extern apparaat, zoals een USB-
apparaat of smartphone.
Selecteer l of m om het afbeeldin‐
gen- of filmmenu weer te geven.
Selecteer de gewenste afbeelding of
het filmbestand voor weergave op het
display.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van:
Afbeeldingsfuncties 3 30
Filmfuncties 3 32
Telefoon
Voordat u de telefoonfunctie kunt
gebruiken moet er een verbinding zijn
gemaakt tussen het Infotainmentsys‐
teem en de mobiele telefoon.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van het opzetten en het tot stand
brengen van een Bluetooth-verbin‐
ding tussen het Infotainmentsysteem
en een mobiele telefoon 3 51.
Als de mobiele telefoon is verbonden,
selecteer dan Telefoon om het hoofd‐
menu weer te geven.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de werking van de mobiele tele‐
foon via het Infotainmentsysteem
3 55.
Weergave
Maak verbinding met uw smartphone
om smartphone-specifieke apps weer
te geven op het Infotainmentsysteem.
Inleiding 13
Selecteer Weergave om de weerga‐
vefunctie te starten.
Afhankelijk van de smartphone die is
verbonden, verschijnt er een hoofd‐
menu met verschillende apps die u
kunt selecteren.
Voor een gedetailleerde beschrijving
3 33.
Nav
(R 4.0 IntelliLink, indien Weergave
niet beschikbaar is)
Selecteer om de navigatieapplicatie
BringGo te starten Nav.
Voor een gedetailleerde beschrijving
3 33.
Navigatie
(Navi 4.0 IntelliLink)
Druk op ; om het startscherm weer
te geven.
Selecteer Navigatie om de navigatie‐
kaart weer te geven voor het gebied
rondom de huidige locatie.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de navigatiefuncties 3 35.
Instellingen
Selecteer Instellingen om een menu
met de verschillende systeemgerela‐
teerde instellingen te openen, bijvoor‐
beeld om Geluidsterugmelding bij
aanraken te deactiveren.
OnStar
Select OnStar om een menu met de
OnStar Wi-Fi-instellingen te openen.
Zie de Gebruikershandleiding voor
een gedetailleerde beschrijving.
14 Basisbediening
Basisbediening
Basisbediening ............................ 14
Geluidsinstellingen ...................... 16
Volume-instellingen ..................... 17
Systeeminstellingen ..................... 18
Basisbediening
Het display van het Infotainmentsys‐
teem heeft een aanraakgevoelig
oppervlak voor rechtstreekse interac‐
tie met de getoonde menubedie‐
ningsorganen.
Voorzichtig
Gebruik geen puntige of harde
voorwerpen zoals balpennen,
potloden en dergelijke voor het
aanraakscherm.
9 schermtoets
Druk bij het navigeren door de menu's
in het desbetreffende submenu op
9 om terug te gaan naar het boven‐
liggende menu.
Wanneer de schermtoets 9 niet
wordt getoond, bent u op het hoogste
niveau van het desbetreffende menu.
Druk op ; om het startscherm weer
te geven.
Een schermtoets of menuoptie
selecteren of activeren
Druk op een schermtoets of menu‐
optie.
De desbetreffende systeemfunctie
wordt geactiveerd, er verschijnt een
bericht of een submenu met verdere
opties.
Basisbediening 15
Items in het startmenu
verplaatsen
Druk op de items die u wilt verplaat‐
sen en houd ze ingedrukt tot de picto‐
grammen rood worden omkaderd.
Verplaats uw vinger naar de gewen‐
ste locatie en laat het element los.
Let op
Oefen een gelijkmatige druk uit en
beweeg uw vinger met een
constante snelheid.
Alle andere opties worden opnieuw
ingedeeld.
Druk op een van de toetsen op het
bedieningspaneel om de bewerkings‐
modus af te sluiten.
Let op
De bewerkingsmodus wordt auto‐
matisch verlaten als er 30 seconden
niets wordt gedaan.
Door lijsten scrollen
Als er meer items zijn dan er op het
scherm kunnen worden weergege‐
ven, dan moet u door de lijst bladeren.
Om door een lijst met menuopties te
bladeren kunt u:
Het scherm op een willekeurige
plek aanraken en dit naar boven
of onder slepen.
Let op
Oefen een gelijkmatige druk uit en
beweeg uw vinger met een
constante snelheid.
Druk op S of R aan de boven- of
onderzijde van de schuifbalk.
Beweeg de schuifbalk omhoog
en omlaag met uw vinger.
Druk op de titel van de lijst om terug
te keren naar het begin.
16 Basisbediening
Door de pagina's bladeren
Let op
U kunt alleen door pagina's bladeren
als er meerdere pagina's beschik‐
baar zijn.
Om van de ene pagina naar de
andere te bladeren:
Plaats uw vinger op een willekeu‐
rige plek van het scherm en
beweeg hem naar links om naar
de vorige pagina te gaan of naar
rechts om naar de volgende
pagina te gaan.
Let op
Oefen een gelijkmatige druk uit en
beweeg uw vinger met een
constante snelheid.
Druk op q of p op het scherm.
Snel naar toepassing Audio en
Navigatie gaan
Met behulp van de symbolen k of j
op de bovenste regel van sommige
menu's kunt u rechtstreeks naar een
andere toepassing gaan.
Om rechtstreeks naar het Audio-
menu te gaan, selecteert u k.
Om rechtstreeks naar het Navigatie-
menu te gaan, selecteert u j.
Let op
Het j-symbool is alleen beschik‐
baar als routebegeleiding actief is.
Geluidsinstellingen
In het geluidsinstellingenmenu kan de
geluidsregeling worden ingesteld.
Het menu is toegankelijk vanuit elk
audiohoofdmenu.
Selecteer Menu in het desbetreffende
audiohoofdmenu om het geluidsin‐
stellingenmenu te openen. Blader zo
nodig door de lijst met menuopties en
selecteer Geluidsinstellingen. Het
desbetreffende menu verschijnt.
Basisbediening 17
Equalizermodus
Gebruik deze instelling voor een opti‐
maal geluid voor het genre, bijv.
Rock of Klassiek.
Selecteer de gewenste geluidsstijl in
de interactieve selectiebalk onderaan
het scherm. Als u Aangepast kiest,
kunt u de volgende instellingen hand‐
matig aanpassen.
Bass
Met deze instelling kunt u de lage
frequenties van de audiobronnen
versterken of dempen.
Druk op + of - om de instelling aan te
passen.
Midden
Met deze instelling kunt u de midden‐
frequenties van de audiobron verster‐
ken of dempen.
Druk op + of - om de instelling aan te
passen.
Hoge ton.
Met deze instelling kunt u de hoge
frequenties van de audiobronnen
versterken of dempen.
Druk op + of - om de instelling aan te
passen.
Balance en fader instellen
Gebruik de illustratie rechts van het
menu om balance en fader in te stel‐
len.
Druk op het bijbehorende punt in de
afbeelding om het punt in het interieur
te bepalen waar het geluidsniveau
het hoogst is. Ook kunt u de rode
marker naar het gewenste punt
verschuiven.
Let op
De instellingen voor balance en
fader gelden voor alle audiobron‐
nen. Deze kunnen niet apart voor
elke audiobron worden ingesteld.
Volume-instellingen
Maximaal opstartvolume
aanpassen
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen.
Selecteer Radio, blader door de lijst
en selecteer vervolgens Max.
inschakelvolume.
Raak + of - aan om de instelling aan
te passen of verplaats de schuif op de
volumebalk.
Snelheidsgecompenseerd
volume aanpassen
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen.
Selecteer Radio, blader door de lijst
en selecteer vervolgens Automatisch
volume.
Selecteer een van de opties in de lijst
om de mate van volumeaanpassing
te wijzigen.
Uit: geen harder volume bij een
toenemende snelheid.
Hoog: maximaal hard volume bij een
toenemende snelheid.
Geluidsfeedbackfunctie voor
bediening activeren of
deactiveren
Als de geluidsfeedbackfunctie is
geactiveerd, hoort u een pieptoon als
een schermtoets of menuoptie wordt
bediend.
18 Basisbediening
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen.
Selecteer Radio en blader in de lijst
naar Geluidsterugmelding bij
aanraken.
Druk op de schermtoets naast
Geluidsterugmelding bij aanraken om
de functie te activeren of deactiveren.
Volume van verkeersinformatie
Stel het gewenste volume van de
verkeersinformatie in wanneer een
verkeersbericht door het systeem
wordt gegeven. De desbetreffende
instelling wordt dan door het systeem
opgeslagen.
Systeeminstellingen
De onderstaande instellingen hebben
betrekking op het hele systeem. Alle
andere instellingen staan beschreven
in de desbetreffende hoofdstukken
van deze handleiding.
Datum- en tijdinstellingen
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen.
Selecteer Tijd en datum om het
desbetreffende submenu weer te
geven.
Tijdformaat instellen
Selecteer de gewenste tijdnotatie
door op het scherm de toetsen 12 h
of 24 h aan te raken.
Datumformaat instellen
U selecteert de gewenste datumno‐
tatie door op Datumformaat instellen
te drukken en een van de beschik‐
bare opties te kiezen.
Automatisch
Selecteer Automatisch om aan te
geven of de datum en tijd automatisch
of handmatig worden ingesteld.
Selecteer Aan - RDS om de datum en
tijd automatisch in te stellen.
Selecteer Uit - Handbediend om de
datum en tijd handmatig in te stellen.
Als Automatisch op Uit -
Handbediend wordt ingesteld, zijn de
submenu-opties Tijd instellen en
Datum instellen beschikbaar.
Tijd en datum instellen
Selecteer Tijd instellen of Datum
instellen om de tijd en datum in te
stellen.
Radio 23
Zenderlijsten bijwerken
Als de zenders in de golfbereik-speci‐
fieke zenderlijst niet meer kunnen
worden ontvangen, moeten de AM-
en DAB-zenderlijst worden bijge‐
werkt.
Let op
De lijst met FM-zenders wordt auto‐
matisch bijgewerkt.
Druk op Menu in het radiohoofdmenu
en selecteer vervolgens Zenderlijst
bijwerken.
Let op
Bij het bijwerken van een lijst van
een zender op een specifiek
frequentiebereik wordt de overeen‐
komstige categorielijst ook bijge‐
werkt.
Het toestel zoekt naar zenders en er
verschijnt een bijbehorend bericht.
Na het zoeken verschijnt de desbe‐
treffende zenderlijst.
Let op
De momenteel beluisterde radiozen‐
der wordt aangeduid door het
symbool l naast de naam van de
zender.
Favorietenlijst
Zenders van alle frequentiebereiken
kunnen handmatig in de favorieten‐
lijsten worden opgeslagen.
U beschikt over vijf favorietenlijsten
met elk vijf favorieten.
Let op
Het huidige station wordt gemar‐
keerd.
Een zender opslaan
Druk indien nodig op < of > om naar
de gewenste favorietenlijst te blade‐
ren.
Om de actieve radiozender op te
slaan als favoriet, houdt u de gewen‐
ste favorietentoets enkele seconden
lang ingedrukt. De favorietentoets
draagt de bijbehorende frequentie of
zendernaam als titel.
Een zender oproepen
Druk indien nodig op < of > om naar
de gewenste favorietenlijst te blade‐
ren.
Kies de gewenste favoriet.
Het aantal beschikbare
favorietenlijsten instellen
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen op het scherm om het
aantal favorietenlijsten vast te stellen
waaruit kan worden gekozen.
Selecteer Radio en vervolgens
Favorieten beheren om het desbe‐
treffende submenu weer te geven.
Activeer of deactiveer de weer te
geven favorietenlijst.
26 Radio
Blader door de lijst en selecteer DAB-
aankondigingen om een lijst met de
beschikbare categorieën weer te
geven.
Activeer alle of alleen de gewenste
berichtcategorieën. Er kunnen
verschillende berichtcategorieën
tegelijk worden geselecteerd.
Koppeling DAB-DAB
Als deze functie geactiveerd is, scha‐
kelt het systeem over op dezelfde
service van een ander DAB-ensem‐
ble (indien beschikbaar) als het DAB-
signaal te zwak is om door de radio te
worden opgevangen.
Kies Menu in het hoofdmenu DAB-
radio om het desbetreffende golf‐
bandspecifieke submenu te openen.
Blader door de lijst en activeer of
deactiveer Koppeling DAB-DAB.
Koppeling DAB-FM
Deze functie maakt het mogelijk om
over te schakelen van een DAB-
zender op een FM-zender of
andersom.
Als deze functie geactiveerd is, scha‐
kelt het systeem over op eenzelfde
FM-zender van de actieve DAB-
service (indien beschikbaar) als het
DAB-signaal te zwak is om door de
radio te worden opgevangen.
Blader door de lijst en activeer of
deactiveer Koppeling DAB-FM.
L-band
Via deze functie kunt u definiëren
welke DAB-frequentiebereiken door
het Infotainmentsysteem moeten
worden ontvangen.
De L-band (normale en satellietradio)
is een andere radiofrequentie die u
daarnaast kunt ontvangen.
Kies Menu in het hoofdmenu DAB-
radio om het desbetreffende golf‐
bandspecifieke submenu te openen.
Blader door de lijst en activeer of
deactiveer L-band.
Intellitext
Met de functie Intellitext kunt u extra
informatie ontvangen, zoals financi‐
ele informatie, sport en nieuws.
Let op
De beschikbare content is afhanke‐
lijk van de zender en regio.
Kies Menu in het hoofdmenu DAB-
radio om het desbetreffende golf‐
bandspecifieke submenu te openen.
Blader door de lijst en selecteer
Intellitext.
Selecteer één van de categorieën en
kies een specifieke optie om gedetail‐
leerde informatie weer te geven.
EPG
De elektronische programmagids
verschaft informatie over het huidige
en komende programma van de
desbetreffende DAB-zender.
Selecteer Menu in het hoofdmenu
DAB-radio en selecteer vervolgens
Zenderlijst.
Druk op het pictogram naast de
zender om het programma van de
gewenste zender weer te geven.
Externe apparaten 27
Externe apparaten
Algemene informatie .................... 27
Audio afspelen ............................. 29
Afbeeldingen weergeven ............. 30
Films afspelen .............................. 32
Smartphone-applicaties
gebruiken ..................................... 33
Algemene informatie
Er zit een USB-poort voor het aanslui‐
ten van externe apparaten op de
middenconsole.
Let op
U moet de USB-poort altijd schoon
en droog houden.
USB-poort
Op de USB-poort kunt u een mp3-
speler, USB-apparaat, SD Card (via
USB-stekker / adapter) of smart‐
phone aansluiten.
Er kunnen maximaal twee USB-appa‐
raten tegelijk op het infotainmentsys‐
teem aangesloten zijn.
Let op
Voor het verbinden van twee USB-
apparaten hebt u een externe USB-
hub nodig.
Het Infotainmentsysteem kan audio‐
bestanden afspelen, afbeeldingsbe‐
standen weergegeven of filmbestan‐
den afspelen vanaf USB-apparaten.
Na het aansluiten op de USB-poort
werken diverse functies van het
bovenvermelde apparaat via de
knoppen en menu's van het infotain‐
mentsysteem.
Let op
Niet alle aanvullende apparaten
worden ondersteund door het Info‐
tainmentsysteem. In de lijst op onze
website kunt u controleren welke
modellen geschikt zijn.
Een apparaat aansluiten/loskoppelen
Sluit een van bovenstaande appara‐
ten aan op de USB-poort. Gebruik zo
nodig de daartoe bestemde aansluit‐
kabel. De muziekfunctie start auto‐
matisch.
Let op
Bij het verbinden van een niet-lees‐
baar USB-apparaat verschijnt er een
bijbehorende foutmelding en scha‐
kelt het Infotainmentsysteem auto‐
matisch terug naar de vorige functie.
Ontkoppel het USB-apparaat door
een andere functie te selecteren en
dan het USB-apparaat te verwijderen.
28 Externe apparaten
Voorzichtig
Koppel het toestel tijdens het
afspelen niet los. Hierdoor kan het
toestel of het Infotainmentsysteem
beschadigd raken.
USB automatisch starten
Standaard verschijnt het USB-audio‐
menu automatisch zodra een USB-
apparaat is aangesloten.
Indien gewenst kunt u deze functie
deactiveren.
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen om het instellingenmenu
te openen.
Selecteer Radio, blader naar USB
automatisch starten en druk op de
schermtoets naast de functie.
Druk nogmaals op de schermtoets
om de functie weer te activeren.
Bluetooth
Apparaten die de Bluetooth-muziek‐
profielen A2DP en AVRCP onder‐
steunen kunnen draadloos met het
Infotainmentsysteem worden verbon‐
den. Het infotainmentsysteem kan de
muziekbestanden afspelen die op
deze apparaten staan.
Een apparaat aansluiten
Voor een gedetailleerde beschrijving
van het tot stand brengen van een
Bluetooth-verbinding 3 52.
Bestandsindelingen en mappen
De maximale capaciteit van een door
het infotainmentsysteem onder‐
steund apparaat is 5000 muziekbe‐
standen, 5000 afbeeldingsbestan‐
den, 500 filmbestanden,
5000 mappen en 15 niveaus
mappenstructuur. Alleen apparaten
met een formattering in het
FAT16 / FAT32-bestandssysteem
worden ondersteund.
Als de audio-metagegevens afbeel‐
dingen bevatten, verschijnen deze
afbeeldingen op het scherm.
Let op
Sommige bestanden worden
wellicht niet goed afgespeeld. Dit
wordt wellicht veroorzaakt door een
ander opnameformaat of de staat
van het bestand.
Bestanden van online-winkels met
digitaal rechtenbeheer (DRM)
kunnen niet worden afgespeeld.
Het infotainmentsysteem kan de
volgende audio-, afbeeldings- en film‐
bestanden op externe apparaten
afspelen/weergeven.
Audiobestanden
De afspeelbare audiobestandsinde‐
lingen zijn MP3 (MPEG-1 layer 3,
MPEG-2 layer 3), WMA, AAC, AAC+,
ALAC OGG WAF (PCM), AIFF, 3GPP
(alleen audio), Audio Books en
LPCM. iPod
®
en iPhone
®
apparaten
spelen ALAC, AIFF, Audio Books en
LPCM af.
Bij het afspelen van een bestand met
ID3 tag-informatie kan het Infotain‐
mentsysteem informatie weergeven,
bijv. over de titel van de track en de
artiest.
Externe apparaten 29
Afbeeldingsbestanden
De weergeefbare afbeeldingsbe‐
standsindelingen zijn JPG, JPEG,
BMP, PNG en GIF.
JPG-bestanden moeten 64 tot
5000 pixels breed en 64 tot
5000 pixels hoog zijn.
BMP-, PNG- en GIF-bestanden
moeten 64 tot 1024 pixels breed en
64 tot 1024 pixels hoog zijn.
De bestandsgrootte van de afbeeldin‐
gen mag niet meer dan 1MB zijn.
Filmbestanden
De afspeelbare videobestandsinde‐
lingen zijn AVI en MP4.
De maximale resolutie is 1280 x
720 pixels. De herhalingsfrequentie
moet minder dan 30 fps zijn.
De bruikbare codec is H.264/MPEG-4
AVC.
De afspeelbare audio-indelingen zijn
MP3, AC3, AAC en WMA.
De weergeefbare ondertitelingsinde‐
ling is SMI.
Audio afspelen
Muziekfunctie activeren
Als het apparaat nog niet met het Info‐
tainmentsysteem verbonden is,
verbind het apparaat dan 3 27.
Doorgaans wordt het desbetreffende
audiohoofdmenu automatisch weer‐
gegeven.
Als het afspelen niet automatisch
wordt gestart, bijvoorbeeld omdat
USB automatisch starten is gedeacti‐
veerd 3 27, moet u de volgende stap‐
pen ondernemen:
Druk op ; en selecteer vervolgens
Audio om het laatst geselecteerde
audiohoofdmenu te openen.
Selecteer Bron in de interactieve
selectiebalk en selecteer vervolgens
de gewenste audiobron om het
desbetreffende audiohoofdmenu te
openen.
Het afspelen van de audiotracks start
automatisch.
Functietoetsen
Afspelen onderbreken en hervatten
Druk op = om het afspelen te onder‐
breken. De knop op het scherm
verandert in l.
Druk op l om het afspelen te hervat‐
ten.
Volgende of vorige track afspelen
Druk op v om de volgende track af
te spelen.
Raak, zodra de track wordt afge‐
speeld, binnen twee seconden t
aan om terug te gaan naar de vorige
track.
30 Externe apparaten
Terug naar het begin van de huidige
track gaan
Raak, wanneer de track wordt afge‐
speeld, na twee seconden t aan.
Snel vooruit en achteruit gaan
Houd t of v ingedrukt. Laat de
toets los om naar de normale afspeel‐
modus terug te keren.
Ook kunt u de schuifbalk die de posi‐
tie van de huidige track aangeeft naar
links of rechts verplaatsen.
Tracks in willekeurige volgorde
afspelen
Druk op n om de tracks in willekeu‐
rige volgorde af te spelen. De
schermtoets verandert in o.
Druk nogmaals op o om de functie
Willekeurige volgorde te deactiveren
en terug te gaan naar de normale
afspeelmodus.
Muziek doorbladeren-functie
Druk op het scherm om het blader‐
scherm weer te geven. U kunt ook
Menu op het hoofdscherm Audio
selecteren om het desbetreffende
audiomenu weer te geven, en vervol‐
gens Muziek doorbladeren selecte‐
ren.
Er verschijnen verschillende catego‐
rieën waarin de tracks gesorteerd
zijn, bijv. Playlists, Artiesten of
Albums.
Selecteer de gewenste categorie,
subcategorie (indien beschikbaar) en
kies dan een track.
Selecteer de track om de weergave te
starten.
Afbeeldingen weergeven
U kunt afbeeldingen van een USB-
apparaat bekijken.
Let op
Uit veiligheidsoverwegingen zijn
bepaalde functies uitgeschakeld
tijdens het rijden.
Afbeeldingsfunctie activeren
Als het apparaat nog niet met het Info‐
tainmentsysteem verbonden is,
verbind het apparaat dan 3 27.
Druk op ; en selecteer vervolgens
Gallery om het mediahoofdmenu te
openen.
Druk op l om het afbeeldingshoofd‐
menu te openen en een lijst met
opgeslagen afbeeldingen op het
USB-apparaat weer te geven. Selec‐
teer de gewenste afbeelding. Als
deze in een map is opgeslagen, moet
u eerst de desbetreffende map selec‐
teren.
32 Externe apparaten
Films afspelen
U kunt video's op een USB-apparaat
bekijken.
Let op
Voor uw eigen veiligheid werkt de
filmfunctie onderweg niet.
Filmfunctie activeren
Als het apparaat nog niet met het Info‐
tainmentsysteem verbonden is,
verbind het apparaat dan 3 27.
Druk op ; en selecteer vervolgens
Gallery om het mediahoofdmenu te
openen.
Druk op m om het filmhoofdmenu te
openen en een lijst met opgeslagen
afbeeldingen op het USB-apparaat
weer te geven. Selecteer de gewen‐
ste film. Als deze in een map is opge‐
slagen, moet u eerst de desbetref‐
fende map selecteren.
De film wordt afgespeeld.
Functietoetsen
Volledig scherm
Selecteer x om de film in de modus
Volledig scherm af te spelen. Druk op
het scherm om de modus Volledig
scherm te verlaten.
Afspelen onderbreken en hervatten
Druk op = om het afspelen te onder‐
breken. De knop op het scherm
verandert in l.
Druk op l om het afspelen te hervat‐
ten.
Volgende of vorige track afspelen
Druk op c om het volgende filmbe‐
stand af te spelen.
Druk, zodra de film wordt afgespeeld,
binnen vijf seconden op d om terug
te gaan naar het vorige filmbestand.
Terug naar het begin van de huidige
film gaan
Druk, wanneer de film wordt afge‐
speeld, na vijf seconden op d.
Snel vooruit en achteruit gaan
Houd d of c ingedrukt. Laat de toets
los om naar de normale afspeelmo‐
dus terug te keren.
Filmmenu
Selecteer Menu op de onderste regel
van het scherm om het Menu Film
weer te geven.
Externe apparaten 33
Klok- en temperatuurweergave
Activeer voor het weergeven van tijd
en temperatuur in de volledige-
schermmodus Klok. Temperatuurdis‐
play.
Display-instellingen
Selecteer Display-instellingen om
een submenu voor de helderheid en
het contrast te openen.
Druk op + of - om de instellingen aan
te passen.
Smartphone-applicaties
gebruiken
Telefoonweergave
De smartphone-applicaties Apple
CarPlay™ en Android™ Auto geven
de geselecteerde apps van uw smart‐
phone weer op het Info-Display. U
kunt ze bedienen met de bedienings‐
elementen van het Infotainmentsys‐
teem.
Controleer bij de fabrikant van het
apparaat of deze functie op uw smart‐
phone kan worden gebruikt en of de
applicatie beschikbaar is in uw land.
De smartphone voorbereiden
Android-telefoon: Download de
Android Auto-app naar uw smart‐
phone vanaf de Google Play™ Store.
iPhone: Controleer of Siri
®
op uw
smartphone geactiveerd is.
Telefoonweergave activeren in het
instellingenmenu
Druk op ; om het startscherm weer
te geven en selecteer vervolgens
Instellingen.
Blader door de lijst naar
Apple CarPlay of Android Auto.
Zorg ervoor dat de desbetreffende
applicatie is geactiveerd.
Mobiele telefoon verbinden
Sluit de smartphone aan op de USB-
poort 3 27.
Telefoonweergave starten
Druk op ; en selecteer vervolgens
Weergave om de telefoonweergave‐
functie te starten.
Let op
Als de toepassing door het infotain‐
mentsysteem wordt herkend, kan
het toepassingspictogram wijzigen
in Apple CarPlay of Android Auto.
U kunt ook enkele seconden ; inge‐
drukt houden om de functie te starten.
Het getoonde telefoonweergave‐
scherm is afhankelijk van uw smart‐
phone en de softwareversie.
Teruggaan naar het startscherm
Druk op ;.
34 Externe apparaten
BringGo
BringGo is een navigatieapp voor het
zoeken naar locaties, kaartweergave
en routebegeleiding.
Let op
Controleer alvorens de app te down‐
loaden of BringGo in de auto is geïn‐
stalleerd.
De app downloaden
Voordat een BringGo met de bedie‐
ningsorganen en menu's van het Info‐
tainmentsysteem kan worden
gebruikt, moet de desbetreffende
applicatie op de smartphone worden
geïnstalleerd.
Download de app van App Store
®
of
Google Play Store.
BringGo activeren in het
instellingenmenu
Druk op ; om het startscherm weer
te geven en selecteer vervolgens
Instellingen.
Blader door de lijst tot BringGo.
Zorg ervoor dat de applicatie is geac‐
tiveerd.
Mobiele telefoon verbinden
Sluit de smartphone aan op de USB-
poort 3 27.
BringGo starten
Druk op ; om de app te starten en
selecteer het pictogram Nav.
Het hoofdmenu van de applicatie
wordt getoond op het Info-Display.
Raadpleeg voor nadere informatie
over het bedienen van de app de
instructies op de website van de fabri‐
kant.
Navigatie 35
Navigatie
Algemene aanwijzingen ............... 35
Gebruik ........................................ 36
Invoer van de bestemming .......... 41
Begeleiding .................................. 46
Algemene aanwijzingen
Dit hoofdstuk gaat over het geïnte‐
greerde navigatiesysteem van Navi
4.0 IntelliLink.
Bij het berekenen van de route houdt
het systeem rekening met de huidige
verkeerssituatie. Hiervoor ontvangt
het Infotainmentsysteem via RDS-
TMC verkeersberichten in het huidige
ontvangstgebied.
Het navigatiesysteem kan echter
geen rekening houden met de actuele
verkeerssituatie, recentelijk veran‐
derde verkeersregels en plotseling
optredende gevaren of knelpunten
(bijv. wegwerkzaamheden).
Voorzichtig
Het gebruik van het navigatiesys‐
teem vrijwaart de bestuurder niet
van zijn verantwoordelijkheid
correct en oplettend aan het
verkeer deel te nemen. De rele‐
vante verkeersregels moeten
zonder uitzondering in acht
worden genomen. Wanneer de
routebegeleiding tegen de
verkeersregels ingaat, moet u
altijd de verkeersregels volgen.
Werking van het
navigatiesysteem
Het navigatiesysteem gebruikt
sensoren om de positie en beweging
van de auto te bepalen. De afgelegde
afstand wordt bepaald door het
signaal van de snelheidsmeter van de
auto, de draaibewegingen in de boch‐
ten door een sensor. De positie wordt
bepaald door de gps-satellieten
(Global Positioning System).
Door vergelijking van de sensorsig‐
nalen met de digitale kaarten is het
mogelijk om de positie met een nauw‐
keurigheid van ongeveer 10 meter te
bepalen.
Het systeem werkt ook bij een slechte
GPS-ontvangst. Dit kan echter wel de
nauwkeurigheid van de positiebepa‐
ling beïnvloeden.
Na het invoeren van het bestem‐
mingsadres of een nuttige plaats of
POI (dichtstbijzijnde tankstation,
44 Navigatie
Favorieten
Favorieten kunnen worden toege‐
voegd wanneer er een pictogram f
naast een adres staat. Wanneer het
sterpictogram gevuld is, wordt het
betreffende adres opgeslagen als
een favoriet.
U kunt de positie van een favoriet in
de lijst wijzigen. Ga naar de favorie‐
tenlijst, selecteer n naast de gewenste
favoriet om extra functieknoppen
weer te geven en selecteer Q of P.
U kunt de naam van een favoriet wijzi‐
gen. Ga naar de favorietenlijst, selec‐
teer n naast de gewenste favoriet om
extra functieknoppen weer te geven
en selecteer o. Er verschijnt een toet‐
senbord. Voer de gewenste naam in
en selecteer vervolgens Gereed.
U kunt favorieten verwijderen. Ga
naar de favorietenlijst, selecteer n
naast de gewenste favoriet om extra
functieknoppen weer te geven en
selecteer f. De favoriet is gedeacti‐
veerd (niet gevulde ster). Als u het
pictogram weer selecteert, wordt de
favoriet opnieuw geactiveerd
(gevulde ster). Bij het verlaten van de
favorietenlijst terwijl er favorieten
gedeactiveerd zijn, worden deze uit
de lijst verwijderd.
Contacten
U kunt zoeken naar adressen in de
lijst met behulp van het toetsenbord.
Voer de eerste letters in van het
woord (naam of adres) die/dat u wilt
zoeken. Alle vermeldingen met een
woord dat begint met deze letters
worden weergegeven.
Zie hierboven voor een gedetail‐
leerde beschrijving van het toet‐
senbord.
Categorie zoeken
U kunt ook op categorieën naar POI's
zoeken.
Selecteer ½ op de kaart en selecteer
vervolgens Speciale best..
Let op
Stel indien gewenst de locatie
rondom welke u wilt zoeken naar
POI's in via invoer met het toet‐
senbord in het tweede invoerveld
(standaardinstelling: Nabij) en
gebruik dan het categoriezoek‐
menu.
Blader indien vereist naar de gewen‐
ste pagina en selecteer een van de
hoofdcategorieën in het menu.
Afhankelijk van de geselecteerde
categorie kunnen en verschillende
subcategorieën beschikbaar zijn.
Navigatie 45
Navigeer door de subcategorieën
totdat u de lijst met Resultaten
bereikt.
Selecteer de gewenste POI. Het
Meer informatie-menu verschijnt.
Selecteer Zoeken om routebegelei‐
ding te starten.
Lijst met Resultaten
In de lijst met Resultaten staan
verschillende mogelijke bestemmin‐
gen.
Als routebegeleiding actief is, zijn er
twee verschillende tabbladen
beschikbaar.
Kies tussen de tabbladen:
Op route: mogelijke bestemmin‐
gen langs de momenteel actieve
route
Bij de bestemming: mogelijke
bestemmingen rondom de
bestemming van de route
U kunt de lijst op twee verschillende
manieren sorteren. Selecteer l
rechtsboven op het scherm en acti‐
veer de gewenste optie.
Als u sorteren op relevantie activeert,
probeert het systeem u de beste over‐
eenkomst met uw zoekterm te geven.
Als u sorteren op afstand activeert,
zet het systeem de bestemmingen op
volgorde van afstand tot uw huidige
locatie.
Menu Meer informatie
Na het selecteren van een bestem‐
ming verschijnt het menu Meer
informatie.
Favorieten opslaan
Activeer om de betreffende bestem‐
ming als een favoriet op te slaan
Favoriet (gevulde ster: favoriet opge‐
slagen, niet gevulde ster: favoriet niet
opgeslagen).
46 Navigatie
De bestemming is opgeslagen als
een favoriet en kan dan worden bena‐
derd via de favorietenlijst.
Telefoongesprek initiëren
In sommige gevallen, bijv. als er een
POI is geselecteerd, kan er bij de
betreffende bestemming een tele‐
foonnummer staan. Selecteer y om
dit telefoonnummer te bellen.
Route instellen
Als het systeem meer dan één moge‐
lijke route vindt, kunt u kiezen tussen
de gesuggereerde routes.
Selecteer Routes om een lijst met alle
door het systeem gedetecteerde
routes weer te geven. Activeer de
gewenste route en selecteer Zoeken
om routebegeleiding te starten.
Routes met diverse
bestemmingen
Na het starten van routebegeleiding
kunt u bestemmingen toevoegen aan
de actieve route, bijv. om onderweg
een vriend op te halen of om te stop‐
pen bij een tankstation.
Let op
Er kunnen max. vijf bestemmingen
in één route worden gecombineerd.
Start routebegeleiding naar de
gewenste bestemming.
Selecteer om een andere bestem‐
ming toe te voegen L op de kaart en
selecteer vervolgens Bestemming
toevoegen. Het menu voor bestem‐
ming zoeken wordt weergegeven.
Navigeer naar de gewenste bestem‐
ming. Het Meer informatie -menu
verschijnt. Selecteer Via.
Let op
Als u Zoeken selecteert, wordt route‐
begeleiding naar de eerst geselec‐
teerde bestemming gestopt en wordt
routebegeleiding naar de nieuwe
bestemming gestart.
De bestemmingen zijn gerangschikt
in de volgorde waarin ze zijn inge‐
voerd en de laatste bestemming is
degene waarheen u het eerst wordt
geleid. Ter controle of bevestiging
onderweg, verschijnt de naam van de
volgende bestemming boven de
aankomsttijd en afstand.
U kunt de volgorde van de bestem‐
mingen wijzigen 3 46.
Begeleiding
Het navigatiesysteem begeleidt de
route via visuele en gesproken
instructies (spraakbegeleiding).
Visuele instructies
Visuele instructies worden op het
display weergegeven.
Let op
Wanneer routebegeleiding actief is
en u niet in de navigatietoepassing
zit, worden afslagen aangegeven
door pop-upberichten bovenaan het
scherm.
Navigatie 47
Gesproken begeleiding
Gesproken navigatie-instructies
geven bij het naderen van een krui‐
sing aan welke richting u moet
volgen.
De functie Gesproken instructies acti‐
veren 3 36.
Raak de grote afslagpijl aan de linker‐
kant van het scherm aan om de laat‐
ste gesproken instructie nogmaals te
beluisteren.
Routebegeleiding starten en
annuleren
Selecteer om routebegeleiding te
starten Zoeken in het menu Meer
informatie nadat u een bestemming
hebt geselecteerd 3 41.
Selecteer om routebegeleiding te
annuleren Annuleren aan de linker‐
kant van het scherm 3 36.
Lijst met bestemmingen
De lijst met Bestemmingen bevat alle
bestemmingen op de momenteel
actieve route.
Raak j op het veld voor tijd en afstand
aan. De Bestemmingen -lijst
verschijnt.
Selecteer als er een telefoonnummer
bij staat y om het te bellen.
Selecteer om de volgorde van de
bestemmingen te wijzigen h op het
veld van de bestemming waarvan de
positie moet worden veranderd. De
volgorde wordt gewijzigd en de gese‐
lecteerde bestemming wordt op de
eerste positie gezet.
Selecteer om een bestemming te
verwijderen uit de route e op het veld
van de betreffende bestemming. De
bestemming wordt verwijderd en de
route wordt opnieuw bepaald.
Lijst met afslagen
De volgende afslag wordt aangege‐
ven op de linkerzijde van het scherm.
Selecteer a onder de aangegeven
afslag om de lijst met afslagen weer
te geven. De lijst met afslagen bevat
alle komende afslagen op de actieve
route.
48 Navigatie
Blader om een afslag op de kaart
weer te geven door de lijst en raak de
gewenste afslag aan. De kaart springt
naar de desbetreffende locatie op de
kaart.
Selecteer om een traject te vermijden
n naast de betreffende afslag. Er
verschijnt een m-symbool.
Selecteer om de route zonder het
betreffende traject opnieuw te bere‐
kenen m. De route wordt gewijzigd.
Selecteer de bovenstaande pijl in de
lijst om terug te gaan naar het
normale navigatiekaartscherm.
Verkeersinstellingen
Voor wat betreft verkeersvoorvallen
zijn er verschillende opties beschik‐
baar.
Verkeersinformatie
De verkeersinformatie bevat alle door
het systeem waargenomen verkeers‐
voorvallen.
Selecteer om naar de verkeersinfor‐
matie te gaan L op de kaart en
vervolgens Verkeersinformatie. De
lijst verschijnt.
Kies als routebegeleiding actief is
tussen de tabbladen:
Op route: verkeersvoorvallen
langs de actieve route
In de buurt: verkeersvoorvallen
dicht bij de huidige locatie van de
auto
Verkeersvoorvallen
Blader indien nodig naar het gewen‐
ste verkeersvoorval.
Selecteer om meer informatie weer te
geven het betreffende verkeersvoor‐
val.
Lijstsortering
U kunt de lijst Nabij op twee verschil‐
lende manieren organiseren.
Selecteer om de sorteervolgorde te
wijzigen l in de rechterbovenhoek
van het scherm. Het Volgorde
verkeersproblemen -menu verschijnt.
Activeer de gewenste optie.
Verkeerszender
Indien gewenst kunt u de zender voor
verkeersberichten met de verkeersin‐
formatie persoonlijk instellen.
Selecteer L op de kaart om het
Opties-menu weer te geven. Selec‐
teer Navigatie-instellingen en vervol‐
gens Verkeersinformatie bron.
Er verschijnt een lijst met alle momen‐
teel beschikbare verkeerszenders.
Standaard is Automatisch geacti‐
veerd. De zender wordt automatisch
door het systeem aangepast.
Activeer als u de verkeersinformatie
van een specifieke zender wenst de
betreffende zender.
Functie Verkeer vermijden
Wanneer het systeem een route naar
een bestemming bepaalt, houdt het
rekening met verkeersvoorvallen.
Navigatie 49
Bij actieve routebegeleiding kan de
route worden aangepast aan de hand
van ontvangen verkeersberichten.
Selecteer voor het instellen van de
parameters voor deze wijzigingen L
op de kaart om het Opties-menu weer
te geven. Selecteer Navigatie-
instellingen, Routeopties en vervol‐
gens Auto nieuwe route i.v.m.
verkeer.
Activeer als u het systeem automa‐
tisch aan de hand van nieuwe
verkeersberichten de route wilt laten
aanpassen Automatisch nieuwe
route berekenen.
Activeer als u wilt worden geraad‐
pleegd wanneer er een route wordt
aangepast Altijd vragen.
Activeer als u niet wilt dat routes
worden gewijzigd Nooit.
Route-instellingen
U kunt parameters voor selecteren
van weg en route instellen.
Wegtypes
Indien gewenst, kunt u bepaalde
wegtypes vermijden.
Selecteer L op de kaart om het
Opties-menu weer te geven. Selec‐
teer Vermijden op route en activeer
de wegtypes waarvan u wilt dat ze
worden vermeden.
Let op
Als routebegeleiding actief is
wanneer u de weginstellingen
wijzigt, wordt de route op basis van
de nieuwe instellingen herberekend.
Routetype
Selecteer voor het instellen van het
routetype L op de kaart om het
Opties-menu weer te geven. Selec‐
teer Navigatie-instellingen,
Routeopties en vervolgens
Routetype.
Activeer de gewenste optie:
Snelste voor de snelste route
Eco-vriendelijk voor een route
voor een milieuvriendelijke rijstijl
50 Spraakherkenning
Spraakherkenning
Algemene informatie .................... 50
Gebruik ........................................ 50
Algemene informatie
Via de spraakdoorschakel-toepas‐
sing van het Infotainmentsysteem
hebt u toegang tot de spraakherken‐
ningscommando's op uw smart‐
phone. Raadpleeg de gebruiksaan‐
wijzing van uw smartphone om te
controleren of uw smartphone deze
functie ondersteunt.
Om de spraakdoorschakel-toepas‐
sing te kunnen gebruiken, moet de
smartphone op het infotainmentsys‐
teem zijn aangesloten via een USB-
kabel 3 27 of via Bluetooth 3 52.
Gebruik
Spraakherkenning activeren
Houd g op het bedieningspaneel of
qw op het stuurwiel ingedrukt om
een spraakherkenningssessie te star‐
ten. Er verschijnt een spraakcom‐
mandobericht op het scherm.
Zodra er een pieptoon heeft geklon‐
ken kunt u een commando uitspre‐
ken. Raadpleeg voor informatie over
de ondersteunde commando's de
gebruiksaanwijzing bij uw smart‐
phone.
Volume van gesproken commando's
aanpassen
Draai aan m op het bedieningspaneel
of druk op + / - rechts op het stuurwiel
om het volume van de gesproken
instructies hoger of lager te zetten.
Spraakherkenning deactiveren
Druk op xn op het stuurwiel. Het
spraakcommandobericht verdwijnt
en de spraakherkenningssessie
wordt beëindigd.
Telefoon 51
Telefoon
Algemene aanwijzingen ............... 51
Bluetooth-verbinding .................... 52
Noodoproep ................................. 54
Bediening ..................................... 55
Mobiele telefoons en CB-
zendapparatuur ........................... 59
Algemene aanwijzingen
De telefoonfunctie biedt u de moge‐
lijkheid om via een microfoon en de
luidsprekers van de auto telefoonge‐
sprekken te voeren en met het Info‐
tainmentsysteem van de auto de
belangrijkste functies van de mobiele
telefoon te bedienen. Om de telefoon‐
functie te kunnen gebruiken, moet de
mobiele telefoon een Bluetooth-
verbinding hebben met het Infotain‐
mentsysteem.
Niet alle functies van de telefoon
worden door elke mobiele telefoon
ondersteund. Welke telefoonfuncties
bruikbaar zijn, hangt af van de desbe‐
treffende mobiele telefoon en van de
netwerkprovider. Verdere informatie
hierover kunt u in de gebruiksaanwij‐
zing van uw mobiele telefoon vinden.
U kunt hierover ook informatie vragen
bij uw netwerkprovider.
Belangrijke informatie voor de
bediening en de
verkeersveiligheid
9 Waarschuwing
Mobiele telefoons hebben invloed
op uw omgeving. Daarom zijn er
veiligheidsvoorschriften en richtlij‐
nen opgesteld. Alvorens gebruik
te maken van de telefoonfunctie
dient u op de hoogte te zijn van de
desbetreffende richtlijnen.
9 Waarschuwing
Het gebruik van de telefoon in
handsfree-modus tijdens het
rijden kan gevaarlijk zijn doordat
uw concentratie afneemt tijdens
het telefoneren. Parkeer uw auto
voordat u de telefoon in hands‐
free-modus gebruikt. Volg de
bepalingen van het land waarin u
zich bevindt.
Volg de voorschriften die in
sommige gebieden gelden op en
zet uw mobiele telefoon uit als
52 Telefoon
mobiel telefoneren verboden is,
als de mobiele telefoon interferen‐
tie veroorzaakt of als er zich
gevaarlijke situaties kunnen voor‐
doen.
Bluetooth
De telefoonfunctie is gecertificeerd
door de Bluetooth Special Interest
Group (SIG).
Meer informatie over de specificatie
kunt u op internet op http://www.blue‐
tooth.com vinden.
Bluetooth-verbinding
Bluetooth is een standaard voor het
draadloos verbinden van bijv.
mobiele telefoons, smartphones of
andere apparaten.
Het koppelen en verbinden van Blue‐
tooth-apparaten aan/met het Infotain‐
mentsysteem vindt plaats via het
menu Bluetooth. Het koppelen
bestaat uit het uitwisselen van een
pincode tussen het Bluetooth-appa‐
raat en het Infotainmentsysteem.
Menu Bluetooth
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen.
Selecteer Bluetooth om het Blue‐
tooth-menu weer te geven.
Een apparaat koppelen
Opmerkingen
U kunt maximaal tien apparaten
met het systeem koppelen.
Er kan slechts één gekoppeld
apparaat tegelijk met het Infotain‐
mentsysteem worden verbon‐
den.
Koppelen is slechts één keer
noodzakelijk, tenzij het apparaat
van de lijst met gekoppelde
apparaten wordt gewist. Als het
apparaat eerder verbonden was,
brengt het Infotainmentsysteem
de verbinding automatisch tot
stand.
Door de bediening van Bluetooth
wordt de accu van het apparaat
aanzienlijk belast. Sluit het appa‐
raat daarom aan op een USB-
poort, zodat het wordt opgela‐
den.
Een nieuw apparaat koppelen
1. Activeer de Bluetooth-functie van
het Bluetooth-apparaat. Voor
nadere informatie verwijzen we u
naar de gebruiksaanwijzing van
het Bluetooth-apparaat.
2. Druk op ; en selecteer vervol‐
gens Instellingen op het display.
Selecteer Bluetooth en dan
Apparaatbeheer om het desbe‐
treffende menu weer te geven.
Telefoon 59
Microfoon tijdelijk deactiveren
Activeer n om de microfoon uit te
schakelen.
Deactiveer n om de microfoon weer
te activeren.
Telefoongesprek beëindigen
Selecteer J om het gesprek te
beëindigen.
Voicemailbox
U kunt uw voicemailbox via het Info‐
tainmentsysteem bedienen.
Voicemailnummer
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen.
Selecteer Bluetooth. Blader door de
lijst en selecteer Voicemailnummers.
Er verschijnt een lijst met alle gekop‐
pelde apparaten.
Kies de desbetreffende telefoon. Er
verschijnt een toetsenblok.
Voer het voicemailnummer van de
desbetreffende telefoon in.
Voicemailbox bellen
Druk op ; en selecteer vervolgens
Telefoon.
Selecteer t op het scherm. De
voicemailbox wordt gebeld.
U kunt het voicemailnummer ook met
de telefoontoetsen invoeren.
Mobiele telefoons en CB-
zendapparatuur
Montage- en
gebruiksvoorschriften
Bij de montage en het gebruik van
een mobiele telefoon moeten de
modelspecifieke montagehandlei‐
ding en de gebruiksvoorschriften van
de fabrikant van de telefoon en de
handsfree-carkit in acht genomen
worden. Anders kan de typegoedkeu‐
ring van de auto vervallen (EU-richt‐
lijn 95/54/EG).
Aanbevelingen voor een storingsvrij
gebruik:
Professioneel geïnstalleerde
buitenantenne om het grootst
mogelijke bereik te verkrijgen
Maximaal zendvermogen van
10 W
Installatie van de telefoon op een
daartoe geschikte plek, neem de
relevante opmerking in de
Gebruikershandleiding, hoofd‐
stuk Airbagsysteem, in aanmer‐
king.
Informatie inwinnen over de voor‐
ziene montageposities voor de
buitenantenne of de toestelhouder en
de mogelijkheden tot het gebruik van
apparaten met een zendvermogen
van meer dan 10 W.
Het gebruik van een handsfree-carkit
zonder buitenantenne voor mobiele
telefoons type GSM 900/1800/1900
en UMTS is alleen toegestaan
wanneer het maximale zendvermo‐
gen van de mobiele telefoon niet
hoger is dan 2 W bij GSM 900 en niet
hoger is dan 1 W bij de andere types.
60 Telefoon
Uit veiligheidsoverwegingen wordt
telefoneren tijdens het rijden afgera‐
den. Ook bij handsfree telefoneren
kan de aandacht op het verkeer
verslappen.
9 Waarschuwing
Gebruik van zendapparatuur en
mobiele telefoons die niet aan de
bovenstaande normen voor
mobiele telefoons voldoen en radi‐
o's is alleen toegestaan met een
buitenantenne op de auto.
Voorzichtig
Mobiele telefoons en zendappara‐
tuur kunnen als de voornoemde
aanwijzingen niet in acht worden
genomen bij gebruik in het interi‐
eur zonder buitenantenne aanlei‐
ding geven tot functiestoringen in
de autoelektronica.
Telefoon 61
18


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Opel Adam IntelliLink at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Opel Adam IntelliLink in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 2,19 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info