729830
92
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/97
Next page
OPEL ADAM
Handleiding Infotainment
R 4.0 IntelliLink .............................. 5
CD 3.0 BT / R 3.0 ........................ 49
FlexDock ...................................... 93
Inhoud
Inleiding ......................................... 6
Radio ........................................... 20
Externe apparaten ....................... 27
Spraakherkenning ........................ 35
Telefoon ....................................... 36
Trefwoordenlijst ........................... 46
R 4.0 IntelliLink
6 Inleiding
Inleiding
Algemene aanwijzingen ................. 6
Antidiefstalfunctie ........................... 7
Overzicht bedieningselementen .... 8
Gebruik ........................................ 11
Basisbediening ............................ 13
Geluidsinstellingen ...................... 15
Volume-instellingen ..................... 16
Systeeminstellingen ..................... 17
Algemene aanwijzingen
Het infotainmentsysteem biedt u eer‐
steklas infotainment voor in uw auto.
Met de radiofuncties kunt u maximaal
25 zenders op vijf favorietenpagina's
instellen.
U kunt externe gegevensopslagappa‐
raten als andere audiobronnen op het
Infotainmentsysteem aansluiten, bijv.
iPod, USB-apparaten of andere rand‐
apparatuur; via een kabel of via Blue‐
tooth.
Ook is het Infotainmentsysteem uit‐
gevoerd met een telefoonportal waar‐
mee u uw mobiele telefoon comforta‐
bel in de auto kunt gebruiken.
Met de telefoonweergavefunctie kunt
u specifieke applicaties op uw smart‐
phone via het infotainmentsysteem
bedienen.
Optioneel kunt u het infotainmentsys‐
teem bedienen met de knoppen op
het aanraakscherm of stuurwiel, of
door middel van spraakherkenning
(indien uw mobiele telefoon dit onder‐
steunt).
Door het goed doordachte design van
de bedieningselementen, het aan‐
raakscherm en de heldere displays
kunt u het systeem gemakkelijk en in‐
tuïtief bedienen.
Let op
Deze handleiding beschrijft alle voor
de diverse Infotainmentsystemen
beschikbare opties en functies. Be‐
paalde beschrijvingen, zoals die
voor display- en menufuncties, gel‐
den vanwege de modelvariant,
landspecifieke uitvoeringen, speci‐
ale uitrusting en toebehoren wellicht
niet voor uw auto.
Belangrijke informatie over de
bediening en de
verkeersveiligheid
9 Waarschuwing
Het Infotainmentsysteem moet
worden gebruikt zodat er te allen
tijde veilig met de auto kan worden
gereden. Zet bij twijfel de auto aan
de kant en bedien het Infotain‐
mentsysteem terwijl u stilstaat.
Inleiding 7
Radio-ontvangst
Tijdens de radio-ontvangst kan gesis,
geruis, signaalvervorming of signaal‐
uitval optreden door:
wijzigingen in de afstand tot de
zender
ontvangst van meerdere signa‐
len tegelijk door reflecties
obstakels
Antidiefstalfunctie
Het Infotainmentsysteem is voorzien
van een elektronisch beveiligingssys‐
teem dat het systeem tegen diefstal
beveiligt.
De beveiliging houdt in dat het Info‐
tainmentsysteem alleen in uw auto
werkt en daarom voor een eventuele
dief waardeloos is.
8 Inleiding
Overzicht bedieningselementen
Bedieningspaneel
Inleiding 9
1 Display / aanraakscherm ...... 13
2 Beginmenu ............................ 13
Knoppen op het scherm
voor toegang tot:
AUDIO: audiofuncties
GALLERIJ: afbeeldings-
en filmfuncties
TELEFOON: mobiele-
telefoonfuncties
PROJECTIE: telefoonweergave
INSTELLINGEN: sys‐
teeminstellingen
OnStar: OnStar Wi-Fi-
instellingen ............................ 11
3 Tijd-, datum- en tempera‐
tuuraanduiding ...................... 17
4 g
Kort indrukken:
telefoonmenu openen ........... 40
of telefoonweergave‐
functie openen (indien
geactiveerd) .......................... 33
Lang indrukken:
spraakherkenning
activeren ............................... 35
5 v
Radio: druk kort op: naar
volgende zender; druk
lang op: omhoog zoeken ...... 20
Externe apparaten: kort
indrukken: naar volgende
track; lang indrukken: snel
vooruit ................................... 29
6 m
Indien uitgeschakeld: kort
indrukken: infotainment‐
systeem inschakelen ............. 11
Indien ingeschakeld: kort
indrukken: geluid
onderdrukken; lang
indrukken: infotainment‐
systeem uitschakelen ............ 11
Draaien: volume
aanpassen ............................ 11
7 t
Radio: druk kort op: naar
vorige zender; druk lang
op: omlaag zoeken ............... 20
Externe apparaten: kort
indrukken: naar vorig
nummer; lang indrukken:
snel achteruit gaan ............... 29
8 ;
Kort indrukken: startmenu
openen .................................. 11
Lang indrukken: telefoon‐
weergavefunctie openen
(indien geactiveerd) .............. 33
10 Inleiding
Audioknoppen op stuurwiel
1 7w
Kort indrukken:
telefoongesprek aannemen ..36
of laatste nummer in
gesprekslijst bellen
wanneer telefoonmenu
wordt weergegeven .............. 40
Lang indrukken:
spraakherkenning
activeren ............................... 35
2 SRC (bron) ............................ 11
Indrukken: audiobron
selecteren ............................. 11
Bij een actieve radio:
hoger/lager zetten om
volgende/vorige
voorkeurszender te
selecteren ............................. 20
Bij een actief extern
apparaat: omhoog/omlaag
draaien om volgend(e)/
vorig(e) track/hoofdstuk/
afbeelding te selecteren ........ 29
Bij actieve telefoonportal
en geopende
gesprekslijst: omhoog/
omlaag draaien om
volgende/vorige
vermelding in gesprekslijst
te selecteren ......................... 40
Bij een actief
telefoonportal en
gesprekken in de wacht:
omhoog/omlaag draaien
om tussen gesprekken te
schakelen .............................. 40
3 +
Volume verhogen
4
Volume verlagen
5 xn
Indrukken: gesprek
beëindigen/weigeren ............. 40
of spraakherkenning
uitschakelen .......................... 35
of mutefunctie activeren/
deactiveren ........................... 11
Inleiding 11
Gebruik
Bedieningselementen
Het Infotainmentsysteem wordt be‐
diend met behulp van functietoetsen,
een aanraakscherm en op het display
weergegeven menu's.
Invoer kan naar keuze plaatsvinden
via:
de centrale bedieningseenheid
op het bedieningspaneel 3 8
het aanraakscherm 3 13
audioknoppen op het stuurwiel
3 8
de spraakherkenning 3 35
Het Infotainmentsysteem in- of
uitschakelen
Druk op X. Na het inschakelen wordt
de laatst geselecteerde Infotainment‐
bron actief.
Automatisch uitschakelen
Wanneer u het Infotainmentsysteem,
terwijl het contact wordt uitgescha‐
keld, met behulp van X hebt inge‐
schakeld, dan wordt het 10 minuten
na de laatste invoer automatisch
weer uitgeschakeld.
Volume instellen
Draai X. De actuele instelling ver‐
schijnt op het display.
Bij het inschakelen van het Infotain‐
mentsysteem wordt automatisch het
laatst geselecteerde volume inge‐
steld mits dit het maximale inschakel‐
volume niet overschrijdt. Voor een
gedetailleerde beschrijving 3 16.
Voor snelheid gecompenseerd
volume
Na inschakeling van het volume met
snelheidscompensatie 3 16 wordt
het volume automatisch zodanig aan‐
gepast dat u geen geluid van het weg‐
dek of van de rijwind hoort.
Mute
Druk op X om het geluid van het in‐
fotainmentsysteem te onderdrukken.
Druk nogmaals op X om de mute‐
functie te beëindigen. Het laatst ge‐
selecteerde volume wordt weer inge‐
steld.
Volumebegrenzing bij hoge
temperaturen
Bij erg hoge temperaturen binnen de
auto beperkt het Infotainmentsys‐
teem het maximaal instelbare vo‐
lume. Indien nodig wordt het maxi‐
male volume automatisch verlaagd.
Bedieningsstanden
Druk op ; om het startmenu weer te
geven.
Let op
Voor een gedetailleerde beschrij‐
ving van de werking van het menu
via het aanraakscherm 3 13.
12 Inleiding
AUDIO
Selecteer AUDIO op het scherm om
het hoofdmenu van de laatst geselec‐
teerde audiomodus te openen.
Selecteer Bron op het scherm om de
interactieve selectiebalk weer te ge‐
ven.
Om naar een andere audiomodus te
gaan: druk op een van de opties van
de interactieve selectiebalk.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van:
Radiofuncties 3 20
Externe apparaten (USB, AUX,
Bluetooth) 3 29
Let op
Druk in de bovenste regel van een
willekeurig scherm op A om snel
naar het audioscherm te gaan dat
momenteel actief is.
GALLERIJ
Selecteer GALLERIJ om het afbeel‐
dingen- en filmmenu te openen voor
de opgeslagen bestanden van een
extern apparaat, zoals een USB-stick
of smartphone.
Selecteer l of m om het afbeeldin‐
gen- of filmmenu weer te geven. Se‐
lecteer de gewenste afbeelding of het
filmbestand voor weergave op het
display.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van:
Afbeeldingsfuncties 3 31
Filmfuncties 3 32
TELEFOON
Voordat u de telefoonportal kunt ge‐
bruiken, moet een verbinding tot
stand worden gebracht tussen het in‐
fotainmentsysteem en de mobiele te‐
lefoon.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van het opzetten en het tot stand
brengen van een Bluetooth-verbin‐
ding tussen het Infotainmentsysteem
en een mobiele telefoon 3 36.
Als de mobiele telefoon is verbonden,
selecteer dan TELEFOON om het
hoofdmenu van de telefoonportal
weer te geven.
Inleiding 13
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de werking van de mobiele tele‐
foon via het Infotainmentsysteem
3 40.
PROJECTIE
Maak verbinding met uw smartphone
om specifieke apps van uw smart‐
phone op het infotainmentsysteem
weer te geven.
Selecteer PROJECTIE om de weer‐
gavefunctie te starten.
Afhankelijk van de smartphone die is
verbonden, verschijnt er een hoofd‐
menu met verschillende apps die u
kunt selecteren.
Voor een gedetailleerde beschrijving
3 33.
INSTELLINGEN
Selecteer INSTELLINGEN om een
menu met de verschillende systeem‐
gerelateerde instellingen te openen,
bijvoorbeeld om Geluidsterugmelding
bij aanraken te deactiveren.
OnStar
Select OnStar om een menu met de
OnStar Wi-Fi-instellingen te openen.
Zie de Gebruikershandleiding voor
een gedetailleerde beschrijving.
Basisbediening
Het display van het Infotainmentsys‐
teem heeft een aanraakgevoelig op‐
pervlak voor rechtstreekse interactie
met de getoonde menubedieningsor‐
ganen.
Voorzichtig
Gebruik geen puntige of harde
voorwerpen zoals balpennen, pot‐
loden of iets soortgelijks voor het
aanraakscherm.
9 schermtoets
14 Inleiding
Druk bij het navigeren door de menu's
in het betreffende submenu op 9 om
terug te gaan naar het bovenliggende
menu.
Wanneer de schermtoets 9 niet
wordt getoond, bent u op het hoogste
niveau van het desbetreffende menu.
Druk op ; om het Startscherm weer
te geven.
Een schermtoets of menuoptie
selecteren of activeren
Druk op een schermtoets of menu‐
optie.
De betreffende systeemfunctie wordt
geactiveerd, er verschijnt een bericht
of een submenu met verdere opties.
Let op
In de volgende hoofdstukken wor‐
den de stappen voor het selecteren
en activeren van een schermtoets of
een menuoptie via het aanraak‐
scherm beschreven als "...selecteer
<naam van toets>/<naam van op‐
tie>".
Items in het startmenu
verplaatsen
Druk op de items die u wilt verplaat‐
sen en houd ze ingedrukt tot de pic‐
togrammen rood worden omkaderd.
Verplaats uw vinger naar de gewen‐
ste locatie en laat het element los.
Let op
Oefen een gelijkmatige druk uit en
beweeg uw vinger met een con‐
stante snelheid.
Alle andere opties worden opnieuw
ingedeeld.
Druk op een van de toetsen op het
bedieningspaneel om de bewerkings‐
modus af te sluiten.
Door lijsten scrollen
Inleiding 15
Als er meer items zijn dan er op het
scherm kunnen worden weergege‐
ven, dan moet u door de lijst bladeren.
Om door een lijst met menuopties te
bladeren kunt u:
Het scherm op een willekeurige
plek aanraken en dit naar boven
of onder slepen.
Let op
Oefen een gelijkmatige druk uit en
beweeg uw vinger met een con‐
stante snelheid.
Druk op S of R aan de boven- en
onderzijde van de schuifbalk.
Beweeg de schuifbalk omhoog
en omlaag met uw vinger.
Druk op de titel van de lijst om terug
te keren naar het begin.
Let op
In de volgende hoofdstukken wor‐
den de stappen voor het bladeren
naar een optie uit de lijst via het aan‐
raakscherm beschreven als "...bla‐
der naar <naam van optie>".
Door de pagina's bladeren
Let op
U kunt alleen door pagina's bladeren
als er meerdere pagina's beschik‐
baar zijn.
Om van de ene pagina naar de an‐
dere te bladeren:
Plaats uw vinger op een willekeu‐
rige plek van het scherm en be‐
weeg hem naar links om naar de
vorige pagina te gaan of naar
rechts om naar de volgende pa‐
gina te gaan.
Let op
Oefen een gelijkmatige druk uit en
beweeg uw vinger met een con‐
stante snelheid.
Druk op q of p op het scherm.
Let op
In volgende hoofdstukken worden
de stappen voor het bladeren door
pagina's via het aanraakscherm be‐
schreven als "...blader naar...pa‐
gina...".
Geluidsinstellingen
In het geluidsinstellingenmenu kun‐
nen de toonkarakteristieken worden
ingesteld. Het menu is toegankelijk
vanuit elk audiohoofdmenu.
Open het geluidsinstellingenmenu
met Menu op de onderste regel van
het betreffende audiohoofdmenu.
Blader zo nodig door de lijst met me‐
nuopties en selecteer Geluidsinstel‐
lingen. Het betreffende menu ver‐
schijnt.
16 Inleiding
Equalizermodus
Gebruik deze instelling voor een op‐
timaal geluid voor het genre, bijv.
Rock of Klassiek.
Selecteer de gewenste geluidsstijl in
de interactieve selectiebalk onderaan
het scherm. Als u Aangepast kiest,
kunt u de volgende instellingen hand‐
matig aanpassen.
Bass
Met deze instelling kunt u de lage fre‐
quenties van de audiobronnen ver‐
sterken of dempen.
Druk op + of - om de instelling aan te
passen.
Midden
Met deze instelling kunt u de midden‐
frequenties van de audiobron verster‐
ken of dempen.
Druk op + of - om de instelling aan te
passen.
Hoge ton.
Met deze instelling kunt u de hoge
frequenties van de audiobronnen ver‐
sterken of dempen.
Druk op + of - om de instelling aan te
passen.
Balance en fader instellen
Gebruik de illustratie rechts van het
menu om balance en fader in te stel‐
len.
Druk op het bijbehorende punt in de
afbeelding om het punt in het interieur
te bepalen waar het geluidsniveau
het hoogst is. Ook kunt u de rode mar‐
ker naar het gewenste punt verschui‐
ven.
Let op
De instellingen voor balance en fa‐
der gelden voor alle audiobronnen.
Deze kunnen niet apart voor elke au‐
diobron worden ingesteld.
Volume-instellingen
Maximaal opstartvolume
aanpassen
Druk op ; en selecteer dan
Instellingen.
Selecteer Radio, blader door de lijst
en selecteer vervolgens Max.
inschakelvolume.
Druk op + of - om de instelling aan te
passen.
Snelheidsgecompenseerd
volume aanpassen
Druk op ; en selecteer dan
Instellingen.
Selecteer Radio, blader door de lijst
en selecteer vervolgens Automatisch
volume.
Selecteer een van de opties in de lijst
om de mate van volumeaanpassing
te wijzigen.
Uit: geen harder volume bij een toe‐
nemende snelheid.
Hoog: maximaal hard volume bij een
toenemende snelheid.
Inleiding 17
Geluidsfeedbackfunctie voor
bediening activeren of
deactiveren
Als de geluidsfeedbackfunctie is ge‐
activeerd, hoort u een pieptoon als
een schermtoets of menuoptie wordt
bediend.
Druk op ; en selecteer dan
Instellingen.
Selecteer Radio en blader in de lijst
naar Geluidsterugmelding bij
aanraken.
Druk op de schermtoets naast Ge‐
luidsterugmelding bij aanraken om de
functie te activeren of deactiveren.
Volume van verkeersinformatie
Stel het gewenste volume van de ver‐
keersinformatie in wanneer een ver‐
keersbericht door het systeem wordt
gegeven. De desbetreffende instel‐
ling wordt dan door het systeem op‐
geslagen.
Systeeminstellingen
De onderstaande instellingen hebben
betrekking op het hele systeem. Alle
andere instellingen worden op onder‐
werp in de betreffende hoofdstukken
van deze handleiding beschreven.
Tijd- en datuminstellingen
Druk op ; en selecteer dan
Instellingen.
Selecteer Tijd en datum om het be‐
treffende submenu weer te geven.
Tijdformaat instellen
Druk op de schermtoetsen 12 h of 24
h om de gewenste tijdnotatie te se‐
lecteren.
Datumformaat instellen
Selecteer Datumformaat instellen en
kies een van de opties in het sub‐
menu om de gewenste datumnotatie
te selecteren.
Automatisch
Selecteer Automatisch om te bepa‐
len of de tijd en datum automatisch of
handmatig moeten worden ingesteld.
Selecteer Aan - RDS om de tijd en
datum automatisch in te stellen.
18 Inleiding
Selecteer Uit - Handbediend om de
tijd en datum handmatig in te stellen.
Als Automatisch is ingesteld op Uit -
Handbediend, verschijnen de opties
Tijd instellen en Datum instellen in het
submenu.
Tijd en datum instellen
Selecteer Tijd instellen of Datum
instellen om de tijd- en datuminstel‐
lingen aan te passen.
Druk op + of - om de instellingen aan
te passen.
Taalinstellingen
Druk op ; en selecteer dan
Instellingen.
Selecteer Taal(Language) om het be‐
treffende menu weer te geven.
Taal voor de menuteksten wijzigen:
druk op de gewenste taal.
Bladerfunctie voor tekst
Als er lange tekst op het scherm ver‐
schijnt, zoals bij titels van nummers
en zendernamen, kan de tekst con‐
tinu over het scherm rollen of kan
deze eenmaal over het scherm rollen
en in verkorte vorm worden weerge‐
geven.
Druk op ; en selecteer dan
Instellingen.
Selecteer Radio.
Activeer Tekst bladeren als u wilt dat
de tekst continu doorloopt.
Deactiveer de instelling als wilt dat de
tekst bloksgewijs wordt doorlopen.
Fabrieksinstellingen
Druk op ; en selecteer dan
Instellingen.
Blader door de lijst en selecteer Terug
naar fabrieksinstellingen.
Selecteer Voertuiginstellingen
herstellen om alle persoonlijke instel‐
lingen terug te zetten.
Selecteer Alle privégegevens wissen
om de gekoppelde Bluetooth-appara‐
ten en de opgeslagen contactenlijst
en voicemailnummers te verwijderen.
Selecteer Radio-instellingen
herstellen om de geluids- en volume-
instellingen te resetten, alle favorie‐
ten te verwijderen en de gekozen bel‐
toon te wissen.
In elk van deze gevallen verschijnt er
een waarschuwing. Selecteer
Doorgaan om de instellingen te reset‐
ten.
Systeemversie
Druk op ; en selecteer dan
Instellingen.
Blader door de lijst en selecteer
Software-informatie.
Als een USB-apparaat is aangeslo‐
ten, kunt u de voertuiginformatie op
dit USB-apparaat opslaan.
Inleiding 19
Selecteer Systeemupdate en vervol‐
gens Voertuiginfo opslaan op USB.
Neem contact op met uw garage voor
een systeemupdate.
Voertuiginstellingen
De Voertuiginstellingen worden in de
Gebruikershandleiding beschreven.
20 Radio
Radio
Gebruik ........................................ 20
Zender zoeken ............................. 20
Favorietenlijst ............................... 22
Radio Data System (RDS) ........... 23
Digital Audio Broadcasting .......... 24
Gebruik
Radio activeren
Druk op ; en selecteer dan AUDIO.
Het laatst geselecteerde hoofdmenu
audio verschijnt.
Selecteer Bron op de onderste regel
van het actieve radiohoofdmenu om
de interactieve selectiebalk te ope‐
nen.
Selecteer het gewenste frequentiebe‐
reik.
De laatst ten gehore gebrachte zen‐
der van het geselecteerde frequentie‐
bereik wordt ontvangen.
Zender zoeken
Automatisch zender zoeken
Druk kort op t of v op het bedie‐
ningspaneel of op het scherm om
naar de vorige of volgende zender in
het zendergeheugen te gaan.
Handmatig zender zoeken
Druk op t of v op het bedienings‐
paneel. Loslaten wanneer de gewen‐
ste frequentie bijna bereikt is.
De volgende ontvangbare zender
wordt opgezocht en automatisch af‐
gespeeld.
Radio 21
Let op
Frequentiebereik FM: Als de RDS-
functie is ingeschakeld, wordt er al‐
leen naar RDS-zenders 3 23 ge‐
zocht en als verkeersinformatie TP
is ingeschakeld, wordt er alleen naar
zenders met verkeersinformatie
3 23 gezocht.
Afstemmen op zender
Druk op B op het scherm. Het dis‐
play Direct afstemmen verschijnt.
Voer de gewenste frequentie in. Ge‐
bruik r om de ingevoerde cijfers te
verwijderen. Druk zo nodig op d of
c om vervolgens de invoer te wijzi‐
gen.
Bevestig de invoer om de zender te
beluisteren.
Zenderlijsten
Druk op Menu op de onderste regel
van het actieve radiohoofdmenu om
het bijbehorende submenu voor de
specifieke golfband te openen.
Selecteer de specifieke golfband
Zenderlijst. Alle zenders van de be‐
treffende golfband met ontvangst in
het huidige ontvangstgebied worden
weergegeven.
Selecteer de gewenste zender.
Let op
De momenteel beluisterde radiozen‐
der wordt aangeduid door het sym‐
bool l naast de naam van de zen‐
der.
Categorielijsten
Tal van radiozenders zenden een
PTY-code uit die het uitgezonden
programmatype aangeeft (bijv.
nieuws). Sommige zenders wijzigen
afhankelijk van de inhoud die op dat
moment wordt uitgezonden ook de
PTY-code.
Het Infotainmentsysteem slaat deze
zenders, gesorteerd op programma‐
type, in de desbetreffende categorie‐
lijst op.
Let op
De lijstoptie Categorieën is alleen
beschikbaar voor de FM- en DAB-
golfband.
Selecteer Categorieën om een pro‐
grammatype te zoeken dat door de
zenders wordt aangeboden.
Er verschijnt een lijst met momenteel
beschikbare programmatypes.
22 Radio
Selecteer het gewenste programma‐
type. Er verschijnt een lijst met zen‐
ders die een programma van het ge‐
selecteerde type uitzenden.
Selecteer de gewenste zender.
Let op
De momenteel beluisterde radiozen‐
der wordt aangeduid door het sym‐
bool l naast de naam van de zen‐
der.
Zenderlijsten bijwerken
Als de opgeslagen zenders van een
zenderlijst met specifieke golfband
niet meer kunnen worden ontvangen,
moet u Menu selecteren op de onder‐
ste regel van het actieve radiohoofd‐
menu, gevolgd door de desbetref‐
fende menuoptie om de zenderlijst bij
te werken, bijv. Zenderlijst bijwerken.
Let op
Bij het bijwerken van een lijst van
een zender op een specifiek fre‐
quentiebereik wordt de overeen‐
komstige categorielijst ook bijge‐
werkt.
Het toestel zoekt naar zenders en er
verschijnt een bijbehorend bericht.
Na het zoeken verschijnt de betref‐
fende zenderlijst.
Let op
De momenteel beluisterde radiozen‐
der wordt aangeduid door het sym‐
bool l naast de naam van de zen‐
der.
Favorietenlijst
Zenders van alle frequentiebereiken
kunnen handmatig in de favorieten‐
lijsten worden opgeslagen.
Er zijn vijf favorietenlijsten beschik‐
baar, waarin elk 5 zenders kunnen
worden opgeslagen.
Let op
Het huidige station wordt gemar‐
keerd.
Een zender opslaan
Druk indien nodig op < of > om door
de favorietenpagina's te bladeren.
Momenteel actieve radiozender op‐
slaan onder een voorkeuzetoets op
het scherm: houd de gewenste
schermtoets gedurende enkele se‐
conden ingedrukt. De bijbehorende
frequentie of zendernaam verschijnt
op de knop op het scherm.
Zenders ophalen
Druk indien nodig op < of > om naar
de gewenste favorietenpagina te bla‐
deren.
Selecteer op het scherm de voorkeu‐
zeknop waaronder de gewenste radi‐
ozender opgeslagen is.
Radio 23
Het aantal beschikbare
favorietenpagina's instellen
Druk op HOME en selecteer vervol‐
gens INSTELLINGEN op het scherm
om het aantal favorietenpagina's vast
te stellen waaruit kan worden geko‐
zen.
Selecteer Radio en dan Favorieten
beheren om het betreffende submenu
weer te geven.
Activeer of deactiveer de pagina's, af‐
hankelijk van de favorietenpagina's
die u wilt zien.
Radio Data System (RDS)
Is een dienst voor FM-zenders die er‐
voor zorgt dat de gewenste zender
aanzienlijk sneller wordt gevonden en
zonder problemen wordt ontvangen.
Voordelen van RDS
Op het display verschijnt de pro‐
grammanaam van de zender in
plaats van de frequentie.
Tijdens het zoeken naar zenders
stemt het Infotainmentsysteem
alleen af op RDS-zenders.
Het Infotainmentsysteem stemt
altijd af op de zendfrequentie van
de ingestelde zender met de
beste ontvangst via AF (alterna‐
tieve frequentie).
Afhankelijk van de ontvangen
zender geeft het Infotainment‐
systeem radioteksten weer met
bv. informatie over het actuele
programma.
RDS-configuratie
Druk op Menu op de onderste regel
van het FM-radiohoofdmenu om het
bijbehorende submenu voor de spe‐
cifieke golfband te openen.
Blader naar RDS.
Activeer of deactiveer RDS.
Verkeersinformatie
Verkeersinformatiezenders zijn RDS-
zenders die verkeersinformatie uit‐
zenden. Als verkeersinformatie is in‐
geschakeld, wordt de audiobron die
momenteel wordt afgespeeld voor de
duur van het verkeersbericht onder‐
broken.
Verkeersinformatiefunctie activeren
Druk op Menu op de onderste regel
van het FM-radiohoofdmenu om het
bijbehorende submenu voor de spe‐
cifieke golfband te openen.
Druk op de schermtoets naast Ver‐
keersberichten om de functie te acti‐
veren of deactiveren.
Let op
In de zenderlijst verschijnt TP naast
de zenders die verkeersinformatie
verschaffen.
Als de verkeersinformatie geacti‐
veerd is, verschijnt [TP] op de boven‐
ste regel van alle menu's. Als de ac‐
tuele zender geen verkeersinforma‐
tiezender is, wordt TP grijs weerge‐
geven en wordt er automatisch naar
de volgende verkeersinformatiezen‐
der gezocht. Zodra er een verkeers‐
informatiezender wordt gevonden,
wordt TP gemarkeerd. Als er geen
verkeersinformatiezender wordt ge‐
vonden, blijft TP grijs.
Als er een verkeersbericht op de be‐
treffende zender wordt uitgezonden,
verschijnt er een bericht.
24 Radio
Druk op het scherm of druk op m om
de melding te onderbreken en naar
de laatst geactiveerde functie te
gaan.
Regio-instelling
Soms zenden RDS-zenders regio‐
naal verschillende programma's op
verschillende frequenties uit.
Druk op Menu op de onderste regel
van het FM-radiohoofdmenu om het
bijbehorende submenu voor de spe‐
cifieke golfband te openen en naar
Regio te bladeren
Activeer of deactiveer Regio.
Als de regio-instelling geactiveerd is,
worden er zo nodig andere frequen‐
ties met dezelfde regionale program‐
ma's geselecteerd. Is de regio-instel‐
ling uitgeschakeld, worden alterna‐
tieve frequenties voor de zenders ge‐
selecteerd zonder rekening te hou‐
den met regionale programma's.
Digital Audio Broadcasting
DAB zendt radiozenders digitaal uit.
DAB-zenders worden aangeduid met
de programmanaam i.p.v. met de
zendfrequentie.
Algemene aanwijzingen
Met DAB kunnen verschillende
programma's (diensten) op de‐
zelfde frequentie worden uitge‐
zonden (ensemble).
Naast hoogwaardige diensten
voor digitale audio is DAB ook in
staat om programmagerela‐
teerde gegevens en een veelheid
aan andere dataservices uit te
zenden, inclusief reis - en ver‐
keersinformatie.
Zolang een bepaalde DAB-ont‐
vanger een signaal van een zen‐
der op kan vangen (ook al is het
signaal erg zwak), is de geluids‐
weergave gewaarborgd.
Bij een slechte ontvangst wordt
het volume automatisch lager ge‐
zet om onaangename geluiden te
vermijden.
Als het DAB-signaal te zwak is
om door de radio te worden op‐
gevangen, wordt de weergave
geheel onderbroken. Dit pro‐
bleem kan worden vermeden
door in het DAB-menu Koppeling
DAB-DAB en/of Koppeling DAB-
FM te activeren (zie onder‐
staand).
Interferentie door zenders op na‐
burige frequenties (een ver‐
schijnsel dat typisch is voor AM-
en FM-ontvangst) doet zich bij
DAB niet voor.
Als het DAB-signaal door natuur‐
lijke obstakels of door gebouwen
wordt weerkaatst, verbetert dit de
ontvangstkwaliteit van DAB, ter‐
wijl AM- en FM-ontvangst in die
gevallen juist aanmerkelijk ver‐
zwakt.
Na het inschakelen van DAB-ont‐
vangst blijft de FM-tuner van het
Infotainmentsysteem op de ach‐
tergrond actief en zoekt continu
naar de FM-zenders met de
beste ontvangst. Als TP 3 23 ge‐
activeerd is, worden er verkeers‐
berichten doorgegeven van de
FM-zender die de beste ont‐
vangst heeft. Deactiveer TP als
Radio 25
DAB-ontvangst niet door FM-ver‐
keersberichten moet worden
onderbroken.
DAB-meldingen
Naast hun muziekprogramma's zen‐
den veel DAB-zenders ook diverse
categorieën berichten uit. Als u som‐
mige of alle categorieën activeert,
wordt de momenteel ontvangen DAB-
service bij een bericht uit deze cate‐
gorieën onderbroken.
Druk op Menu op de onderste regel
van het actieve DAB-radiohoofdmenu
om het bijbehorende submenu voor
de specifieke golfband te openen.
Blader door de lijst en selecteer DAB-
aankondigingen om een lijst met de
beschikbare categorieën weer te ge‐
ven.
Activeer alle of alleen de gewenste
berichtcategorieën. Er kunnen ver‐
schillende berichtcategorieën tegelijk
worden geselecteerd.
Koppeling DAB-DAB
Als deze functie geactiveerd is, scha‐
kelt het systeem over op dezelfde ser‐
vice van een ander DAB-ensemble
(indien beschikbaar) als het DAB-sig‐
naal te zwak is om door de radio te
worden opgevangen.
Druk op Menu op de onderste regel
van het actieve DAB-radiohoofdmenu
om het bijbehorende submenu voor
de specifieke golfband te openen.
Blader door de lijst en activeer of
deactiveer Koppeling DAB-DAB.
Koppeling DAB-FM
Als deze functie geactiveerd is, scha‐
kelt het systeem over op eenzelfde
FM-zender van de actieve DAB-ser‐
vice (indien beschikbaar) als het
DAB-signaal te zwak is om door de
radio te worden opgevangen.
Blader door de lijst en activeer of
deactiveer Koppeling DAB-FM.
L-band
Via deze functie kunt u definiëren
welke DAB-frequentiebereiken door
het Infotainmentsysteem moeten
worden ontvangen.
De L-band (normale en satellietradio)
is een andere radiofrequentie die u
daarnaast kunt ontvangen.
Druk op Menu op de onderste regel
van het actieve DAB-radiohoofdmenu
om het bijbehorende submenu voor
de specifieke golfband te openen.
Blader door de lijst en activeer of
deactiveer L-band.
Intellitext
Met de functie Intellitext kunt u extra
informatie ontvangen, zoals financi‐
ele informatie, sport en nieuws.
Let op
De beschikbare content is afhanke‐
lijk van de zender en regio.
Druk op Menu op de onderste regel
van het actieve DAB-radiohoofdmenu
om het bijbehorende submenu voor
de specifieke golfband te openen.
26 Radio
Blader door de lijst en selecteer
Intellitext.
Selecteer één van de categorieën en
kies een specifieke optie om gedetail‐
leerde informatie weer te geven.
EPG
De elektronische programmagids
verschaft informatie over het huidige
en komende programma van de des‐
betreffende DAB-zender.
Druk op Menu op de onderste regel
van het DAB-radiohoofdmenu en se‐
lecteer vervolgens Zenderlijst.
Druk op het pictogram naast de zen‐
der om het programma van de ge‐
wenste zender weer te geven.
Externe apparaten 27
Externe apparaten
Algemene informatie .................... 27
Audio afspelen ............................. 29
Afbeeldingen weergeven ............. 31
Films afspelen .............................. 32
Smartphone-applicaties
gebruiken ..................................... 33
Algemene informatie
De AUX- en USB-aansluiting voor ex‐
terne apparaten bevindt zich op de
middenconsole.
Op de achterkant van de middencon‐
sole zitten twee USB-aansluitingen
die speciaal zijn bestemd voor op‐
laadapparaten.
Let op
Houd de aansluitingen altijd schoon
en droog.
AUX-ingang
U kunt bijv. een iPod of andere ex‐
terne apparaten met een stekker van
3,5 mm op de AUX-ingang aanslui‐
ten.
Na het aansluiten op de AUX-ingang
wordt het audiosignaal van het rand‐
apparaat via de luidsprekers van het
Infotainmentsysteem verzonden.
Het volume en de geluidsinstellingen
kunnen via het Infotainmentsysteem
worden aangepast. Alle andere be‐
dieningsfuncties werken via het rand‐
apparaat zelf.
Een apparaat aansluiten
Gebruik een 3-polige connector voor
audio en een 4-polige connector voor
video om het randapparaat op de
AUX-ingang van het infotainmentsys‐
teem aan te sluiten.
Sluit het AUX-apparaat aan op de
AUX-poort.
USB-poort
Op de USB-poort kunt u een mp3-
speler, USB-drive, SD-kaart (via
USB-aansluiting/-adapter), iPod of
smartphone aansluiten.
Er kunnen maximaal twee USB-ap‐
paraten tegelijk op het infotainment‐
systeem aangesloten zijn.
Het infotainmentsysteem kan audio‐
bestanden afspelen, afbeeldingsbe‐
standen weergegeven of filmbestan‐
den afspelen vanaf USB-opslagappa‐
raten.
Na het aansluiten op de USB-poort
werken diverse functies van het bo‐
venvermelde apparaat via de knop‐
pen en menu's van het Infotainment‐
systeem.
28 Externe apparaten
Let op
Niet alle modellen mp3-spelers,
USB-drives, iPods of smartphones
worden door het infotainmentsys‐
teem ondersteund. In de lijst op onze
website kunt u controleren welke
modellen geschikt zijn.
Een apparaat aansluiten/loskoppelen
Sluit een van bovenstaande appara‐
ten aan op de USB-poort. Gebruik zo
nodig de daartoe bestemde aansluit‐
kabel. De muziekfunctie start auto‐
matisch.
Let op
Bij het verbinden van een niet-lees‐
baar USB-apparaat of een iPod ver‐
schijnt er een bijbehorende foutmel‐
ding en schakelt het Infotainment‐
systeem automatisch terug naar de
vorige functie.
Ontkoppel het USB-apparaat of de
IPod door een andere functie te se‐
lecteren en daarna het USB-opslag‐
medium te verwijderen.
Voorzichtig
Koppel het toestel tijdens het af‐
spelen niet los. Hierdoor kan het
toestel of het Infotainmentsysteem
beschadigd raken.
USB automatisch starten
Standaard verschijnt het USB-audio‐
menu automatisch zodra een USB-
apparaat is aangesloten.
Indien gewenst kunt u deze functie
deactiveren.
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen om het instellingenmenu
te openen.
Selecteer Radio, blader naar USB
automatisch starten en druk op de
schermtoets naast de functie.
Druk nogmaals op de schermtoets
om de functie weer te activeren.
Bluetooth
Bluetooth-compatibele audiobronnen
(bijv. mobiele telefoons voor muziek,
mp3-spelers met Bluetooth enz.) die
de Bluetooth-muziekprofielen A2DP
en AVRCP ondersteunen, werken
draadloos op het Infotainmentsys‐
teem.
Het Infotainmentsysteem kan mu‐
ziekbestanden op Bluetooth-appara‐
ten afspelen, bijv. smartphones of
iPod/iPhone producten.
Een apparaat aansluiten
Voor een gedetailleerde beschrijving
van het tot stand brengen van een
Bluetooth-verbinding 3 37.
Bestandsindelingen en mappen
De maximale capaciteit van een door
het Infotainmentsysteem onder‐
steund apparaat is
2500 muziekbestanden,
2500 afbeeldingsbestanden,
250 filmbestanden, 2500 mappen en
10 niveaus mappenstructuur. Alleen
apparaten met een formattering in het
FAT16/FAT32-bestandssysteem
worden ondersteund.
Als de audio-metagegevens afbeel‐
dingen bevatten, verschijnen deze af‐
beeldingen op het scherm.
Externe apparaten 29
Let op
Sommige bestanden worden wel‐
licht niet goed afgespeeld. Dit wordt
wellicht veroorzaakt door een ander
opnameformaat of de staat van het
bestand.
Bestanden van online-winkels met
digitaal rechtenbeheer (DRM) kun‐
nen niet worden afgespeeld.
Het Infotainmentsysteem kan de vol‐
gende audio-, afbeeldings- en filmbe‐
standen op externe apparaten afspe‐
len/weergeven.
Audiobestanden
De afspeelbare audiobestandsinde‐
lingen zijn MP3 (MPEG-1 layer 3,
MPEG-2 layer 3), WMA, AAC, AAC+,
ALAC OGG WAF (PCM), AIFF, 3GPP
(alleen audio), Audio Books en
LPCM. iPod en iPhone apparaten
spelen ALAC, AIFF, Audio Books en
LPCM af.
Bij het afspelen van een bestand met
ID3 tag-informatie kan het Infotain‐
mentsysteem informatie weergeven,
bijv. over de titel van de track en de
artiest.
Afbeeldingsbestanden
De weergeefbare afbeeldingsbe‐
standsindelingen zijn JPG, JPEG,
BMP, PNG en GIF.
JPG-bestanden moeten 64 tot
5000 pixels breed en 64 tot
5000 pixels hoog zijn.
BMP, PNG en GIF-bestanden moe‐
ten 64 tot 1024 pixels breed en 64 tot
1024 pixels hoog zijn.
De bestandsgrootte van de afbeeldin‐
gen mag niet meer dan 1MB zijn.
Filmbestanden
De afspeelbare videobestandsinde‐
lingen zijn AVI en MP4.
De maximale resolutie is 1280 x
720 pixels. De herhalingsfrequentie
moet minder dan 30 fps zijn.
De bruikbare codec is H.264/MPEG-4
AVC.
De afspeelbare audio-indelingen zijn
MP3, AC3, AAC en WMA.
De weergeefbare ondertitelingsinde‐
ling is SMI.
Audio afspelen
Muziekfunctie activeren
Als het apparaat nog niet met het in‐
fotainmentsysteem verbonden is,
verbind het apparaat dan 3 27.
Doorgaans wordt het desbetreffende
audiohoofdmenu automatisch weer‐
gegeven.
Als het afspelen niet automatisch
wordt gestart, bijvoorbeeld omdat
USB automatisch starten is gedeacti‐
veerd 3 27, moet u de volgende stap‐
pen ondernemen:
Druk op ; en selecteer vervolgens
AUDIO om het laatst geselecteerde
audiohoofdmenu te openen.
Selecteer Bron in de interactieve se‐
lectiebalk en selecteer vervolgens de
gewenste audiobron om het desbe‐
treffende audiohoofdmenu te ope‐
nen.
Het afspelen van de audiotracks start
automatisch.
30 Externe apparaten
Functietoetsen
Let op
Tijdens het afspelen via AUX zijn de
functietoetsen niet beschikbaar.
Afspelen onderbreken en hervatten
Druk op = om het afspelen te onder‐
breken. De knop op het scherm ver‐
andert in l.
Druk op l om het afspelen te hervat‐
ten.
Volgende of vorige track afspelen
Druk op v om de volgende track af
te spelen.
Druk, zodra de track wordt afge‐
speeld, binnen 2 seconden op t om
terug te gaan naar de vorige track.
Terug naar het begin van de huidige
track gaan
Druk, wanneer de track wordt afge‐
speeld, na 2 seconden op t.
Snel vooruit en achteruit gaan
Houd t of v ingedrukt. Laat de
toets los om naar de normale afspeel‐
modus terug te keren.
Ook kunt u de schuifbalk die de posi‐
tie van de huidige track aangeeft naar
links of rechts verplaatsen.
Tracks in willekeurige volgorde
afspelen
Druk op n om de tracks in willekeu‐
rige volgorde af te spelen. De
schermtoets verandert in o.
Druk nogmaals op o om de functie
Willekeurige volgorde te deactiveren
en terug te gaan naar de normale af‐
speelmodus.
Muziek doorbladeren-functie
Let op
De zoekfunctie is niet beschikbaar
voor AUX-bronnen en deze kan af‐
hankelijk van het apparaat – slechts
gedeeltelijk beschikbaar zijn voor
Bluetooth-bronnen.
Druk op het scherm om het blader‐
scherm weer te geven. U kunt ook
Menu op de onderste regel van het
hoofdscherm Audio selecteren om
het desbetreffende audiomenu weer
te geven, en vervolgens Muziek
doorbladeren selecteren.
Er verschijnen verschillende catego‐
rieën waarin de tracks gesorteerd
zijn, bijv. Playlists, Artiesten of
Albums.
Externe apparaten 31
Selecteer de gewenste categorie,
subcategorie (indien beschikbaar) en
kies dan een track.
Selecteer de track om de weergave te
starten.
Afbeeldingen weergeven
U kunt afbeeldingen van een USB-
apparaat bekijken.
Let op
Voor uw eigen veiligheid werken
sommige functies onderweg niet.
Afbeeldingsfunctie activeren
Als het apparaat nog niet met het in‐
fotainmentsysteem verbonden is,
verbind het apparaat dan 3 27.
Druk op ; en selecteer vervolgens
GALLERIJ om het mediahoofdmenu
te openen.
Druk op l om het afbeeldingshoofd‐
menu te openen en een lijst met op‐
geslagen afbeeldingen op het USB-
apparaat weer te geven. Selecteer de
gewenste afbeelding.
Functietoetsen
Modus Volledig scherm
Selecteer x om de afbeelding in de
modus Volledig scherm weer te ge‐
ven. Druk op het scherm om de mo‐
dus Volledig scherm te verlaten.
Volgende of vorige afbeelding
bekijken
Druk op j of veeg naar links om de
volgende afbeelding te bekijken
Druk op i of veeg naar rechts om de
vorige afbeelding te bekijken.
Een afbeelding draaien
Selecteer v om de afbeelding te
draaien.
Inzoomen op een afbeelding
Druk een of meerdere keren op w om
in te zoomen op een afbeelding of om
terug te keren naar het oorspronke‐
lijke formaat.
Een diavoorstelling bekijken
Selecteer t om de afbeeldingen op
het USB-apparaat als diavoorstelling
te bekijken.
32 Externe apparaten
Druk op het scherm om de diavoor‐
stelling te beëindigen.
Menu Afbeeldingen
Selecteer Menu op de onderste regel
van het scherm om het Afbeeldingen‐
menu weer te geven.
Tijd diavoorstelling
Selecteer Tijd diavoorstelling om een
lijst met mogelijkheden voor het tijds‐
verloop weer te geven. Activeer de
gewenste tijd voor elke afbeelding in
de diavoorstelling.
Klok- en temperatuurweergave
Als u de tijd en de temperatuur in de
modus Volledig scherm wilt zien,
moet u Klok. Temperatuurdisplay ac‐
tiveren.
Display-instellingen
Selecteer Display-instellingen om
een submenu voor de helderheid en
het contrast te openen.
Druk op + of - om de instellingen aan
te passen.
Films afspelen
U kunt films bekijken vanaf een USB-
apparaat dat op de USB-poort is aan‐
gesloten.
Let op
Voor uw eigen veiligheid werkt de
filmfunctie onderweg niet.
Filmfunctie activeren
Als het apparaat nog niet met het in‐
fotainmentsysteem verbonden is,
verbind het apparaat dan 3 27.
Druk op ; en selecteer vervolgens
GALLERIJ om het mediahoofdmenu
te openen.
Druk op m om het filmhoofdmenu te
openen en de gewenste map en/of
film te selecteren.
De film wordt afgespeeld.
Functietoetsen
Volledig scherm
Selecteer x om de film in de modus
Volledig scherm af te spelen. Druk op
het scherm om de modus Volledig
scherm te verlaten.
Afspelen onderbreken en hervatten
Druk op = om het afspelen te onder‐
breken. De knop op het scherm ver‐
andert in l.
Externe apparaten 33
Druk op l om het afspelen te hervat‐
ten.
Volgende of vorige track afspelen
Druk op c om het volgende filmbe‐
stand af te spelen.
Druk, zodra de film wordt afgespeeld,
binnen 5 seconden op d om terug te
gaan naar het vorige filmbestand.
Terug naar het begin van de huidige
film gaan
Druk, wanneer de film wordt afge‐
speeld, na 5 seconden op d.
Snel vooruit en achteruit gaan
Houd d of c ingedrukt. Laat de toets
los om naar de normale afspeelmo‐
dus terug te keren.
Filmmenu
Selecteer Menu op de onderste regel
van het scherm om het Menu Film
weer te geven.
Klok- en temperatuurweergave
Als u de tijd en de temperatuur in de
modus Volledig scherm wilt zien,
moet u Klok. Temperatuurdisplay ac‐
tiveren.
Display-instellingen
Selecteer Display-instellingen om
een submenu voor de helderheid en
het contrast te openen.
Druk op + of - om de instellingen aan
te passen.
Smartphone-applicaties
gebruiken
De smartphone-applicaties Apple
CarPlay en Android Auto geven de
geselecteerde apps van uw smart‐
phone weer op het infotainments‐
cherm. U kunt ze bedienen met de
bedieningsorganen van het infotain‐
mentsysteem.
Controleer bij de fabrikant van het ap‐
paraat of deze functie op uw smart‐
phone kan worden gebruikt en of de
applicatie beschikbaar is in uw land.
De smartphone voorbereiden
Android-telefoon: Download de An‐
droid Auto-app naar uw smartphone
vanaf de Google Play Store.
iPhone: Controleer of SIRI op uw
smartphone geactiveerd is.
Telefoonweergave activeren in
het instellingenmenu
Druk op ; om het Startscherm weer
te geven en selecteer vervolgens
INSTELLINGEN.
34 Externe apparaten
Blader door de lijst naar
Apple CarPlay of Android Auto.
Zorg ervoor dat de desbetreffende
applicatie is geactiveerd.
Mobiele telefoon verbinden
Sluit de smartphone aan op de USB-
poort 3 27.
Telefoonweergave starten
Druk op ; en selecteer vervolgens
PROJECTIE om de telefoonweerga‐
vefunctie te starten.
Let op
Als de toepassing door het infotain‐
mentsysteem wordt herkend, kan
het toepassingspictogram wijzigen
in Apple CarPlay of Android Auto.
U kunt ook enkele seconden ; inge‐
drukt houden om de functie te starten.
Het getoonde telefoonweergave‐
scherm is afhankelijk van uw smart‐
phone en de softwareversie.
Teruggaan naar het
infotainmentscherm
Druk op ;.
Spraakherkenning 35
Spraakherkenning
Algemene informatie .................... 35
Gebruik ........................................ 35
Algemene informatie
Via de spraakdoorschakel-toepas‐
sing van het Infotainmentsysteem
hebt u toegang tot de spraakherken‐
ningscommando's op uw smart‐
phone. Zie de gebruikershandleiding
van uw smartphone om te controleren
of uw smartphone deze functie on‐
dersteunt.
Om de spraakdoorschakel-toepas‐
sing te kunnen gebruiken, moet de
smartphone op het infotainmentsys‐
teem zijn aangesloten via een USB-
kabel 3 27 of via Bluetooth 3 37.
Gebruik
Spraakherkenning activeren
Houd g op het bedieningspaneel of
7w op het stuurwiel ingedrukt om een
spraakherkenningssessie te starten.
Er verschijnt een spraakbesturings‐
bericht op het scherm.
Zodra er een pieptoon heeft geklon‐
ken kunt u een commando uitspre‐
ken. Raadpleeg voor informatie over
ondersteunde commando's de ge‐
bruiksaanwijzing van uw smartphone.
Volume van gesproken commando's
aanpassen
Draai aan m op het bedieningspaneel
of druk op + / - rechts op het stuurwiel
om het volume van de gesproken in‐
structies hoger of lager te zetten.
Spraakherkenning deactiveren
Druk op xn op het stuurwiel. Het
spraakbesturingsbericht verdwijnt, de
spraakherkenningssessie wordt be‐
eindigd.
36 Telefoon
Telefoon
Algemene aanwijzingen ............... 36
Bluetooth-verbinding .................... 37
Noodoproep ................................. 39
Bediening ..................................... 40
Mobiele telefoons en
CB-zendapparatuur .................... 44
Algemene aanwijzingen
De telefoonportal biedt u de mogelijk‐
heid om via een microfoon en de luid‐
sprekers van de auto telefoonge‐
sprekken te voeren en met het info‐
tainmentsysteem van de auto de be‐
langrijkste functies van de mobiele te‐
lefoon te bedienen. Om het telefoon‐
portaal te kunnen gebruiken, moet de
mobiele telefoon via Bluetooth met
het Infotainmentsysteem verbonden
zijn.
Niet alle functies van de telefoon wor‐
den door elke mobiele telefoon on‐
dersteund. Welke telefoonfuncties
bruikbaar zijn, hangt af van de des‐
betreffende mobiele telefoon en van
de netwerkprovider. Verdere informa‐
tie hierover kunt u in de bedienings‐
handleiding van uw mobiele telefoon
vinden. U kunt hierover ook informa‐
tie vragen bij uw netwerkprovider.
Belangrijke informatie voor de
bediening en de
verkeersveiligheid
9 Waarschuwing
Mobiele telefoons hebben invloed
op uw omgeving. Daarom zijn er
veiligheidsvoorschriften en richtlij‐
nen opgesteld. Alvorens gebruik
te maken van de telefoonfunctie
dient u op de hoogte te zijn van de
desbetreffende richtlijnen.
9 Waarschuwing
Het gebruik van de telefoon in
handsfree-modus tijdens het rij‐
den kan gevaarlijk zijn doordat uw
concentratie afneemt tijdens het
telefoneren. Parkeer uw auto
voordat u de telefoon in hands‐
free-modus gebruikt. Volg de be‐
palingen van het land waarin u
zich bevindt.
Volg de voorschriften die in som‐
mige gebieden gelden op en zet
uw mobiele telefoon uit als mobiel
Telefoon 37
telefoneren verboden is, als de
mobiele telefoon interferentie ver‐
oorzaakt of als er zich gevaarlijke
situaties kunnen voordoen.
Bluetooth
Het telefoonportal is gecertificeerd
door de Bluetooth Special Interest
Group (SIG).
Meer informatie over de specificatie
kunt u op internet op http://www.blue‐
tooth.com vinden
Bluetooth-verbinding
Bluetooth is een standaard voor het
draadloos verbinden van bijv. mo‐
biele telefoons, smartphones, iPod/
iPhone-modellen en andere appara‐
ten.
Via het menu Bluetooth worden Blue‐
tooth-apparaten met het Infotain‐
mentsysteem gekoppeld (uitwisselen
van pincode tussen Bluetooth-appa‐
raat en Infotainmentsysteem) en ver‐
bonden.
Menu Bluetooth
Druk op ; en selecteer dan
INSTELLINGEN.
Selecteer Bluetooth om het Blue‐
tooth-menu weer te geven.
Een apparaat koppelen
Opmerkingen
Aan het systeem kunnen maxi‐
maal vijf apparaten worden ge‐
koppeld.
Er kan slechts één gekoppeld ap‐
paraat tegelijk met het infotain‐
mentsysteem worden verbon‐
den.
Koppelen is in de regel slechts
één keer noodzakelijk, tenzij het
apparaat van de lijst met gekop‐
pelde apparaten wordt gewist.
Als het apparaat eerder verbon‐
den was, brengt het Infotain‐
mentsysteem de verbinding au‐
tomatisch tot stand.
Door de bediening van Bluetooth
wordt de accu van het apparaat
aanzienlijk belast. Sluit het appa‐
raat daarom aan op een USB-
poort, zodat het wordt opgela‐
den.
Een nieuw apparaat koppelen
1. Activeer de Bluetooth-functie van
het Bluetooth-apparaat. Raad‐
pleeg voor meer informatie de ge‐
bruiksaanwijzing van het Blue‐
tooth-apparaat.
2. Druk op ; en selecteer vervol‐
gens INSTELLINGEN op het info‐
display.
Selecteer Bluetooth en dan
Apparaatbeheer om het betref‐
fende menu weer te geven.
38 Telefoon
Let op
Als er geen telefoon is verbonden, is
het menu Apparaatbeheer ook toe‐
gankelijk via het telefoonmenu. Druk
op ; en selecteer dan TELEFOON.
3. Druk op Apparaat zoeken. Alle
detecteerbare Bluetooth-appara‐
ten in de omgeving verschijnen in
een nieuwe zoekresultatenlijst.
4. Druk op het Bluetooth-apparaat
dat u wilt koppelen.
5. Bevestig de koppelprocedure:
Als SSP (secure simple pai‐
ring) wordt ondersteund:
Bevestig de berichten op het
Infotainmentsysteem en het
Bluetooth-apparaat.
Als SSP (secure simple pai‐
ring) niet wordt ondersteund:
Op het Infotainmentsysteem:
er verschijnt een Info-bericht
waarin u wordt gevraagd om
een pincode op uw Blue‐
tooth-apparaat in te voeren.
Op het Bluetooth-apparaat:
voer de pincode in en beves‐
tig de ingevoerde gegevens.
6. Het Infotainmentsysteem en het
apparaat zijn gekoppeld.
Let op
Na het koppelen van het Bluetooth-
apparaat geeft h naast het Blue‐
tooth-apparaat aan dat de telefoon‐
functie geactiveerd is en geeft y aan
dat de functie Streaming audio via
Bluetooth geactiveerd is.
7. Het telefoonboek wordt automa‐
tisch naar het Infotainmentsys‐
teem gedownload. Afhankelijk
van de telefoon moet het infotain‐
mentsysteem toegang verkrijgen
tot het telefoonboek. Bevestig zo
nodig de berichten op het Blue‐
tooth-apparaat.
Als deze functie niet door het
Bluetooth-apparaat wordt onder‐
steund, verschijnt er een bijbeho‐
rend bericht.
De Bluetooth-pincode wijzigen
Druk op ; en selecteer dan
INSTELLINGEN.
Selecteer Bluetooth en dan Andere
PIN voor koppelen om het betref‐
fende submenu weer te geven. Er
verschijnt een toetsenblok.
Voer de gewenste viercijferige pin‐
code in.
Selecteer ⇦ om een ingevoerd num‐
mer te wissen.
Bevestig dit door Invoeren te selecte‐
ren.
Een gekoppeld apparaat
verbinden
Druk op ; en selecteer dan
INSTELLINGEN.
Selecteer Bluetooth en dan
Apparaatbeheer om het betreffende
menu weer te geven.
Telefoon 39
Selecteer het Bluetooth-apparaat dat
u wenst te koppelen. Het apparaat is
verbonden.
Let op
Het verbonden toestel en de be‐
schikbare opties worden gemar‐
keerd.
Verbinding van apparaat
verbreken
Druk op ; en selecteer dan
INSTELLINGEN.
Selecteer Bluetooth en dan
Apparaatbeheer om het betreffende
menu weer te geven.
Selecteer het momenteel verbonden
Bluetooth-apparaat. Er verschijnt een
bericht dat u moet beantwoorden.
Selecteer Ja om het apparaat los te
koppelen.
Een apparaat wissen
Druk op ; en selecteer dan
INSTELLINGEN.
Selecteer Bluetooth en dan
Apparaatbeheer om het betreffende
menu weer te geven.
Selecteer WIS naast het Bluetooth-
apparaat. Er verschijnt een bericht
dat u moet beantwoorden.
Selecteer Ja om het apparaat te wis‐
sen.
Apparaatinfo
Druk op ; en selecteer dan
INSTELLINGEN.
Selecteer Bluetooth en dan Apparaat‐
informatie om het betreffende menu
weer te geven.
De weergegeven informatie omvat
Apparaatnaam, Adres en Pincode.
Noodoproep
9 Waarschuwing
Het tot stand brengen van de ver‐
binding kan niet onder alle om‐
standigheden worden gegaran‐
deerd. Daarom is het belangrijk
dat u bij gesprekken van levens‐
belang (bijv. bij het inroepen van
medische hulp) niet alleen op een
mobiele telefoon vertrouwt.
Voor sommige netwerken kan het
noodzakelijk zijn dat er op de juiste
manier een geldige simkaart in de
mobiele telefoon is aangebracht.
9 Waarschuwing
Denk eraan dat u met uw mobiele
telefoon kunt bellen en ontvangen
indien u zich in een gebied bevindt
met een voldoende sterk signaal.
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen nooddiensten niet op alle
mobiele telefoonnetwerken wor‐
den gebeld; mogelijkerwijs kun‐
nen deze oproepen niet gedaan
worden wanneer bepaalde net‐
werkdiensten en/of telefoonfunc‐
ties actief zijn. U kunt hierover uw
lokale netwerkexploitant raadple‐
gen.
Het alarmnummer kan per land en
regio variëren. Wij raden u aan het
juiste alarmnummer voor de rele‐
vante regio van tevoren op te vra‐
gen.
40 Telefoon
Een noodoproep doen
Vorm het noodnummer (bijv. 112).
De telefoonverbinding met de alarm‐
centrale wordt tot stand gebracht.
Antwoord als het dienstdoende per‐
soneel u vragen stelt over het nood‐
geval.
9 Waarschuwing
Beëindig het gesprek pas als de
alarmcentrale u daarom vraagt.
Bediening
Zodra er een Bluetooth-verbinding
tussen uw mobiele telefoon en het in‐
fotainmentsysteem tot stand is ge‐
bracht, kunt u tal van functies van uw
mobiele telefoon via het infotainment‐
systeem bedienen.
Let op
In de handsfree-modus is bediening
van de mobiele telefoon nog steeds
mogelijk, bijv. een gesprek beant‐
woorden of het volume regelen.
Na het tot stand brengen van een ver‐
binding tussen de mobiele telefoon
en het Infotainmentsysteem worden
er gegevens van de mobiele telefoon
naar het Infotainmentsysteem ver‐
stuurd. Afhankelijk van de mobiele te‐
lefoon en de hoeveelheid over te dra‐
gen gegevens kan dit enige tijd in be‐
slag nemen. Tijdens deze periode is
het bedienen van de mobiele telefoon
via het Infotainmentsysteem slechts
beperkt mogelijk.
Let op
Niet elke mobiele telefoon onder‐
steunt alle functies van de telefoon‐
portal. Zodoende is het mogelijk dat
de functionaliteit die bij deze speci‐
fieke mobiele telefoons staat be‐
schreven, afwijkt.
Hoofdmenu Telefoon
Druk op ; en selecteer dan
TELEFOON om het betreffende
menu weer te geven.
Let op
Het TELEFOON hoofdmenu is al‐
leen beschikbaar als er via Blue‐
tooth een mobiele telefoon met het
infotainmentsysteem verbonden is.
Voor een gedetailleerde beschrij‐
ving 3 37.
Veel functies van de mobiele telefoon
kunt u nu bedienen via het hoofd‐
menu van de telefoon (en bijbeho‐
rende submenu's) en via de telefoon‐
specifieke knoppen op het stuurwiel.
Telefoon 41
Telefoongesprek initiëren
Een telefoonnummer invoeren
Druk op ; en selecteer dan
TELEFOON.
Voer een telefoonnummer in met het
toetsenblok in het telefoonhoofd‐
menu.
Druk op ⇦ of houd deze toets inge‐
drukt om een of meerdere ingevoerde
tekens te wissen.
Druk op v op het scherm of druk op
7w op het stuurwiel om het kiezen te
starten.
Het telefoonboek gebruiken
Let op
Bij het koppelen van een mobiele te‐
lefoon aan het infotainmentsysteem
via Bluetooth wordt het telefoonboek
van de mobiele telefoon automa‐
tisch gedownload 3 37.
Druk op ; en selecteer dan
TELEFOON.
Selecteer Contacten in het telefoon‐
hoofdmenu.
Snelzoeken
1. Selecteer u om een lijst met alle
contactpersonen weer te geven.
2. Blader door de lijst met contact‐
personen.
3. Druk op de contactpersoon die u
wilt bellen. Er verschijnt een menu
met alle telefoonnummers die
voor het geselecteerde contact
zijn opgeslagen.
4. Selecteer het gewenste telefoon‐
nummer om de oproep te starten.
Zoekmenu
Als het telefoonboek veel contactper‐
sonen bevat, kunt u via het zoekmenu
de gewenste contactpersoon zoeken.
Selecteer o in het menu Contacten
om het zoektabblad weer te geven.
De letters zijn alfabetisch gegroe‐
peerd op de schermtoetsen: abc, def,
ghi, jkl, mno, pqrs, tuv en wxyz.
Gebruik ⇦ om een ingevoerde letters
te wissen.
1. Selecteer de knop met de eerste
letter van de contactpersoon
waarnaar u wilt zoeken.
Bijvoorbeeld: Als de contactper‐
soon die u wilt zoeken met een 'g'
begint, selecteert u de knop ghi op
het scherm.
Alle contactpersonen verschijnen
die een van de letters op deze
42 Telefoon
toets bevatten, in dit geval 'g', 'h'
en 'i'.
2. Selecteer de knop met de tweede
letter van de contactpersoon
waarnaar u wilt zoeken.
3. Blijf meer letters van de contact‐
persoon die u wilt zoeken invoe‐
ren totdat de gewenste contact‐
persoon verschijnt.
4. Druk op de contactpersoon die u
wilt bellen. Er verschijnt een menu
met alle telefoonnummers die
voor het geselecteerde contact
zijn opgeslagen.
5. Selecteer het gewenste telefoon‐
nummer om de oproep te starten.
Het volgende display verschijnt.
Contactinstellingen
U kunt de contactenlijst op voor- of
achternaam sorteren.
Druk op ; en selecteer dan
INSTELLINGEN om het betreffende
menu weer te geven.
Selecteer Bluetooth en vervolgens
Sorteervolgorde. Activeer de gewen‐
ste optie.
Belhistorie gebruiken
Alle ontvangen, uitgaande of gemiste
oproepen worden vastgelegd.
Druk op ; en selecteer dan
TELEFOON.
Selecteer Oproephistorie in het tele‐
foonhoofdmenu.
Selecteer q voor uitgaande oproe‐
pen, r voor gemiste oproepen, s
voor binnenkomende oproepen en
p voor alle oproepen. De betreffende
bellijst wordt weergegeven.
Selecteer de gewenste vermelding
om de oproep te starten.
Een nummer opnieuw kiezen
Het systeem kan het laatst gekozen
telefoonnummer opnieuw kiezen.
Telefoon 43
Druk op 7w op het stuurwiel om naar
het telefoonmenu te gaan. Druk nog‐
maals op 7w om het laatst gekozen
nummer opnieuw te kiezen.
Snelkiesnummers gebruiken
Snelkiesnummers die op de mobiele
telefoon zijn opgeslagen, kunt u ook
met het toetsenblok van het telefoon‐
hoofdmenu kiezen.
Druk op ; en selecteer dan
TELEFOON.
Houd het desbetreffende getal op het
toetsenblok ingedrukt om de oproep
te starten.
Inkomend telefoongesprek
Een oproep aannemen
Als bij een inkomende oproep een au‐
diomodus actief is, bijv. de radio- of
USB-modus, wordt het geluid van de
audiobron onderdrukt totdat het ge‐
sprek wordt beëindigd.
Er verschijnt een melding met het te‐
lefoonnummer of de naam van de bel‐
ler (indien beschikbaar).
Selecteer v in het bericht of druk op
7w op het stuurwiel om de oproep te
beantwoorden.
Een oproep weigeren
Selecteer J in het bericht of druk op
xn op het stuurwiel om de oproep
te weigeren.
Beltoon wijzigen
Druk op ; en selecteer dan
INSTELLINGEN.
Selecteer Bluetooth en dan Beltonen
om het betreffende menu weer te ge‐
ven. Er verschijnt een lijst met alle ge‐
koppelde apparaten.
Kies het gewenste apparaat. Er wordt
een lijst weergegeven met alle belto‐
nen voor dit apparaat.
Selecteer een van de beltonen.
Functies tijdens het gesprek
Tijdens een telefoongesprek ver‐
schijnt het hoofdmenu op het display.
Handsfreemodus tijdelijk deactiveren
Activeer m om het mobiele telefoon‐
gesprek te vervolgen.
Deactiveer m om terug te keren naar
de handsfree-modus.
44 Telefoon
Microfoon tijdelijk deactiveren
Activeer n om de microfoon uit te
schakelen.
Deactiveer n om de microfoon weer
te activeren.
Telefoongesprek beëindigen
Selecteer J om het gesprek te be‐
eindigen.
Voicemailbox
U kunt uw voicemailbox via het info‐
tainmentsysteem bedienen.
Voicemailnummer
Druk op ; en selecteer dan
INSTELLINGEN.
Selecteer Bluetooth. Blader door de
lijst en selecteer Voicemailnummers.
Er verschijnt een lijst met alle gekop‐
pelde apparaten.
Kies de desbetreffende telefoon. Er
verschijnt een toetsenblok.
Voer het voicemailnummer van de
desbetreffende telefoon in.
Voicemailbox bellen
Druk op ; en selecteer dan
TELEFOON.
Selecteer t op het scherm. De voi‐
cemailbox wordt gebeld.
U kunt het voicemailnummer ook met
de telefoontoetsen invoeren.
Mobiele telefoons en
CB-zendapparatuur
Montage- en
gebruiksvoorschriften
Bij de montage en het gebruik van
een mobiele telefoon moeten de mo‐
delspecifieke montagehandleiding en
de gebruiksvoorschriften van de fa‐
brikant van de telefoon en de hands‐
free-carkit in acht genomen worden.
Anders kan de typegoedkeuring van
de auto vervallen (EU-richtlijn
95/54/EG).
Aanbevelingen voor een storingsvrij
gebruik:
Vakkundig gemonteerde buiten‐
antenne, waardoor de maximale
reikwijdte wordt bereikt,
Maximaal zendvermogen
10 watt,
Installatie van de telefoon op een
daartoe geschikte plek, neem de
relevante opmerking in de Ge‐
bruikershandleiding, hoofdstuk
Airbagsysteem, in aanmerking.
Laat u informeren over de voorziene
montageposities voor de buitenan‐
tenne of de toestelhouder en de mo‐
gelijkheden tot gebruik van toestellen
met een zendvermogen van meer
dan 10 watt.
Het gebruik van een handsfree-carkit
zonder buitenantenne voor mobiele
telefoons type GSM 900/1800/1900
en UMTS is alleen toegestaan, wan‐
neer het maximale zendvermogen
van de mobiele telefoon niet groter is
dan 2 watt bij GSM 900 en niet groter
is dan 1 watt bij de andere types.
Telefoon 45
Uit veiligheidsoverwegingen wordt te‐
lefoneren tijdens het rijden afgera‐
den. Ook bij handsfree telefoneren
kan de aandacht op het verkeer ver‐
slappen.
9 Waarschuwing
Gebruik van zendapparatuur en
mobiele telefoons die niet aan de
bovenstaande normen voor mo‐
biele telefoons voldoen en radio's
is alleen toegestaan met een bui‐
tenantenne op de auto.
Voorzichtig
Mobiele telefoons en zendappara‐
tuur kunnen als de voornoemde
aanwijzingen niet in acht worden
genomen bij gebruik in het interi‐
eur zonder buitenantenne aanlei‐
ding geven tot functiestoringen in
de autoelektronica.
46
Trefwoordenlijst
A
Afbeeldingen weergeven.............. 31
Afbeeldingsbestanden.................. 27
Afbeelding via USB activeren....... 31
Algemene aanwijzingen............... 36
AUX........................................... 27
Bluetooth................................... 27
DAB........................................... 24
Infotainmentsysteem................... 6
Smartphone-applicaties............ 27
Telefoon.................................... 36
USB........................................... 27
Algemene informatie.............. 27, 35
Antidiefstalfunctie .......................... 7
Audio afspelen.............................. 29
Audiobestanden........................... 27
Audioknoppen op stuurwiel............ 8
Audio via AUX activeren............... 29
Audio via iPod activeren............... 29
Audio via USB activeren............... 29
Automatisch volume..................... 16
AUX
Algemene aanwijzingen............ 27
Apparaat aansluiten.................. 27
Audiomenu AUX........................ 29
B
Basisbediening............................. 13
Bediening...................................... 40
Externe apparaten.................... 27
Menu......................................... 13
Radio......................................... 20
Telefoon.................................... 40
Bedieningselementen
Infotainmentsysteem................... 8
Stuurwiel..................................... 8
Bedieningspaneel Infotainment...... 8
Beginmenu................................... 13
Bel
Beltoon...................................... 40
Functies tijdens het gesprek..... 40
Inkomend gesprek.................... 40
Telefoongesprek initiëren.......... 40
Beltoon
Beltoon wijzigen........................ 40
Beltoonvolume.......................... 16
Bestandsindelingen
Afbeeldingsbestanden.............. 27
Audiobestanden........................ 27
Filmbestanden........................... 27
Bluetooth
Algemene aanwijzingen............ 27
Apparaat aansluiten.................. 27
Bluetooth-verbinding................. 37
Koppelen................................... 37
Menu Streaming audio via
Bluetooth................................... 29
Telefoon.................................... 40
Bluetooth-verbinding.................... 37
47
D
DAB.............................................. 24
Digital Audio Broadcasting........... 24
Display-instellingen................. 31, 32
F
Favoriete lijsten
Zenders ophalen....................... 22
Zenders opslaan....................... 22
Favorietenlijst............................... 22
Filmbestanden.............................. 27
Films afspelen.............................. 32
Film via USB activeren................. 32
G
Gebruik............................. 11, 20, 35
AUX........................................... 27
Bluetooth................................... 27
iPod........................................... 27
Menu......................................... 13
Radio......................................... 20
Telefoon.................................... 40
USB........................................... 27
Geluidsinstellingen....................... 15
I
Infotainmentsysteem inschakelen 11
Intellitext....................................... 24
iPod.............................................. 27
Apparaat aansluiten.................. 27
iPod-audiomenu........................ 29
K
Koppelen...................................... 37
M
Maximaal opstartvolume............... 16
Menubediening............................. 13
Mobiele telefoons en
CB-zendapparatuur................... 44
Mute.............................................. 11
N
Noodoproep.................................. 39
O
Oproepenhistorie.......................... 40
Overzicht bedieningselementen..... 8
R
Radio
Afstemmen op zender............... 20
DAB configureren...................... 24
DAB-berichten........................... 24
Digital audio broadcasting
(DAB)........................................ 24
Favoriete lijsten......................... 22
Frequentiebereik selecteren..... 20
Gebruik...................................... 20
Inschakelen............................... 20
Intellitext.................................... 24
Radio Data System (RDS)........ 23
RDS configureren...................... 23
Regio-instelling.......................... 23
Regionaal.................................. 23
Zender zoeken.......................... 20
Zenders ophalen....................... 22
Zenders opslaan....................... 22
Radio activeren............................. 20
Radio Data System (RDS) ........... 23
RDS.............................................. 23
Regio-instelling............................. 23
Regionaal..................................... 23
S
Selectie van frequentiebereik....... 20
Smartphone.................................. 27
Telefoonweergave.................... 33
Smartphone-applicaties
gebruiken.................................. 33
Snelkiesnummers......................... 40
Spraakherkenning........................ 35
Stemherkenning........................... 35
Streaming audio via Bluetooth
activeren.................................... 29
Systeeminstellingen...................... 17
T
Telefoon
Algemene aanwijzingen............ 36
Beltoon selecteren.................... 40
Bluetooth................................... 36
Bluetooth-verbinding................. 37
Een nummer invoeren............... 40
48
Functies tijdens het gesprek..... 40
Hoofdmenu Telefoon................ 40
Inkomend gesprek.................... 40
Noodoproepen.......................... 39
Oproepenhistorie...................... 40
Snelkiesnummer....................... 40
Telefoonboek............................ 40
Telefoon activeren........................ 40
Telefoonboek................................ 40
Telefoonweergave........................ 33
Telefoonweergave activeren........ 33
U
USB
Afbeeldingenmenu USB............ 31
Algemene aanwijzingen............ 27
Apparaat aansluiten.................. 27
Audiomenu USB........................ 29
Filmmenu USB.......................... 32
V
Volume
Automatisch volume.................. 16
Beltoonvolume.......................... 16
Maximaal opstartvolume........... 16
Stiltefunctie................................ 11
Volume aanraakpiep................. 16
Volume instellen........................ 11
Volume TP................................ 16
Volumebegrenzing bij hoge
temperaturen............................. 11
Voor snelheid
gecompenseerd volume............ 16
Volume aanraakpiep.................... 16
Volume-instellingen...................... 16
Volume TP.................................... 16
Z
Zenders ophalen.......................... 22
Zenders opslaan........................... 22
Zender zoeken.............................. 20
Inleiding ....................................... 50
Radio ........................................... 63
Cd-speler ..................................... 71
AUX-ingang ................................. 74
USB-poort .................................... 75
Streaming audio via Bluetooth ..... 78
Telefoon ....................................... 80
Trefwoordenlijst ........................... 90
CD 3.0 BT / R 3.0
50 Inleiding
Inleiding
Algemene aanwijzingen ............... 50
Antidiefstalfunctie ......................... 51
Overzicht bedieningselementen ..52
Gebruik ........................................ 57
Basisbediening ............................ 59
Geluidsinstellingen ...................... 60
Volume-instellingen ..................... 61
Algemene aanwijzingen
Het infotainmentsysteem biedt u eer‐
steklas infotainment voor in uw auto.
Met de radiotunerfuncties kunt u
maximaal 36 zenders op
zes favoriete pagina's registreren.
De geïntegreerde cd-speler onder‐
houdt u met audio- en MP3/WMA-
CD’s.
U kunt externe gegevensopslagappa‐
raten als andere audiobronnen op het
Infotainmentsysteem aansluiten,
bijv. iPod, mp3-speler, USB-stick of
een draagbare cd-speler; via een ka‐
bel of via Bluetooth.
Ook is het Infotainmentsysteem uit‐
gevoerd met een telefoonportal waar‐
mee u uw mobiele telefoon comforta‐
bel en veilig in de auto kunt gebrui‐
ken.
Daarnaast kan het infotainmentsys‐
teem worden bediend met behulp van
de bedieningstoetsen op het stuur‐
wiel.
Door het goeddoordachte design van
de bedieningselementen en de hel‐
dere displays kunt u het systeem ge‐
makkelijk en intuïtief bedienen.
Let op
Deze handleiding beschrijft alle voor
de diverse Infotainmentsystemen
beschikbare opties en functies. Be‐
paalde beschrijvingen, zoals die
voor display- en menufuncties, gel‐
den vanwege de modelvariant,
landspecifieke uitvoeringen, speci‐
ale uitrusting en toebehoren wellicht
niet voor uw auto.
Belangrijke informatie over de
bediening en de
verkeersveiligheid
9 Waarschuwing
Het Infotainmentsysteem moet
worden gebruikt zodat er te allen
tijde veilig met de auto kan worden
gereden. Zet bij twijfel de auto aan
de kant en bedien het Infotain‐
mentsysteem terwijl u stilstaat.
Inleiding 51
Radio-ontvangst
Tijdens de radio-ontvangst kunnen
gesis, geruis, signaalvervorming of
signaaluitval optreden door:
wijzigingen in de afstand tot de
zender
ontvangst van meerdere signa‐
len tegelijk door reflecties
obstakels
Antidiefstalfunctie
Het Infotainmentsysteem is voorzien
van een elektronisch beveiligingssys‐
teem dat het systeem tegen diefstal
beveiligt.
De beveiliging houdt in dat het Info‐
tainmentsysteem alleen in uw auto
werkt en daarom voor een eventuele
dief waardeloos is.
52 Inleiding
Overzicht bedieningselementen
Bedieningspaneel CD 3.0 BT
Inleiding 53
1 m VOL
Drukken: Infotainment-
systeem in-/uitschakelen ....... 57
Draaien: volume
aanpassen ............................ 57
2 Display
3 MENU-TUNE
Centrale bediening voor
selectie en navigatie in
menu's .................................. 59
4 AUX-ingang ........................... 74
5 P BACK
Menu: één niveau terug ........ 59
Invoer: wissen laatste
teken of gehele invoer .......... 59
6 CONFIG
Systeeminstellingen .............. 57
7 u
Radio: vooruit zoeken ........... 63
Cd/mp3/wma: nummer
vooruit overslaan ................... 72
8 FAV 1-2-3
Radiofavorieten en
Autostore-lijsten .................... 65
9 MEDIA
Media activeren of naar
andere audiobron gaan ......... 57
10 TP
Activeren of deactiveren
verkeersberichten ................. 67
11 RADIO
Activeren radio of wijzigen
golfband ................................ 63
12 TONE
Tooninstellingen .................... 60
13 s
Radio: achteruit zoeken ........ 63
Cd/mp3/wma: informatie
achteruit overslaan ............... 72
14 INFO
Radio: Informatie over
huidig station
Cd/mp3/wma: informatie
over de huidige track
15 y / @
Openen hoofdmenu
telefoon ................................. 80
of mutefunctie in-/
uitschakelen .......................... 57
16 Disksleuf
17 d
Disc uitwerpen ...................... 72
18 Radiozendertoetsen 1 - 6
Lang drukken: station
opslaan ................................. 65
Kort drukken: station
selecteren ............................. 65
54 Inleiding
Bedieningspaneel R 3.0
Inleiding 55
1 m VOL
Drukken: Infotainment-
systeem in-/uitschakelen ....... 57
Draaien: volume
aanpassen ............................ 57
2 Display
3 MENU-TUNE
Centrale bediening voor
selectie en navigatie in
menu's .................................. 59
4 AUX-ingang ........................... 74
5 P BACK
Menu: één niveau terug ........ 59
Invoer: wissen laatste
teken of gehele invoer .......... 59
6 CONFIG
Systeeminstellingen .............. 57
7 u
Vooruit zoeken ...................... 63
8 FAV 1-2-3
Radiofavorieten en
Autostore-lijsten .................... 65
9 AUX
Randapparaat activeren ....... 57
10 TP
Activeren of deactiveren
verkeersberichten ................. 67
11 RADIO
Activeren radio of wijzigen
golfband ................................ 63
12 TONE
Tooninstellingen .................... 60
13 s
Achteruit zoeken ................... 63
14 INFO
Informatie over de huidige
radiozender
15 @
Mutefunctie activeren/
deactiveren ........................... 57
16 Radiozendertoetsen 1 - 6
Lang drukken: station
opslaan ................................. 65
Kort drukken: station
selecteren ............................. 65
56 Inleiding
Audiobedieningsknoppen aan
stuurwiel
1 7
Kort indrukken:
telefoongesprek aannemen ..80
of functie Opnieuw kiezen
activeren ............................... 84
of nummer bellen in
oproeplijst .............................. 84
Lang indrukken:
gesprekslijst openen ............. 84
of handsfreemodus in-/
uitschakelen .......................... 84
2 SRC (bron) ............................ 57
Drukken: selecteren
audiobron .............................. 57
Bij een actieve radio:
hoger/lager zetten om
volgende/vorige
voorkeurszender te
selecteren ............................. 63
Bij een actieve cd-speler:
hoger/lager zetten om
volgende/vorige cd/mp3/
wma-track te selecteren ........ 72
Met actief telefoonportaal
en open bellijst (zie
punt 1): draai omhoog/
omlaag voor het
selecteren van volgende/
vorige vermelding in bellijst ... 84
Bij een actief
telefoonportal en
gesprekken in de wacht:
omhoog/omlaag draaien
om tussen gesprekken te
schakelen .............................. 84
3 +
Volume verhogen
4
Volume verlagen
5 xn
Indrukken: oproep
beëindigen/weigeren ............. 84
of oproeplijst sluiten .............. 84
of mutefunctie in-/
uitschakelen .......................... 57
Inleiding 57
Gebruik
Bedieningselementen
Het Infotainmentsysteem wordt be‐
diend met behulp van functietoetsen,
een knop MENU-TUNE en menu's op
het display.
Keuzen worden ingevoerd via het be‐
dieningspaneel op het Infotainment‐
systeem 3 52
Of deze kunnen via de audiobedie‐
ningselementen op het stuur worden
gemaakt 3 52.
Het Infotainmentsysteem in- of
uitschakelen
Druk de X VOL-knop kort in. Na het
inschakelen wordt de laatst geselec‐
teerde Infotainmentbron actief.
Druk opnieuw op X VOL om het sys‐
teem uit te schakelen.
Automatisch uitschakelen
Wanneer u het Infotainmentsysteem,
terwijl het contact uitgeschakeld is,
met behulp van X VOL inschakelt,
dan wordt het 10 minuten na de laat‐
ste invoer automatisch weer uitge‐
schakeld.
Volume instellen
Draai m VOL. De actuele instelling
verschijnt op het display.
Bij het inschakelen van het Infotain‐
mentsysteem wordt automatisch het
laatst geselecteerde volume inge‐
steld mits deze instelling het maxi‐
male volume bij het starten niet over‐
schrijdt (zie onderstaand).
U kunt het volgende afzonderlijk in‐
voeren:
het maximale inschakelvolume
3 61
het volume van verkeersberich‐
ten 3 61
Voor snelheid gecompenseerd
volume
Na inschakelen van het voor snelheid
gecompenseerd volume 3 61 wordt
het volume automatisch zodanig aan‐
gepast dat u geen geluid van het weg‐
dek of van de rijwind hoort.
Stiltefunctie
Druk op y / @ of @ (als telefoonportaal
beschikbaar is: enkele seconden in‐
drukken) om de audiobronnen te
dempen.
Stiltefunctie uitschakelen: draai aan
m VOL of druk op y / @ (als telefoon‐
portaal beschikbaar is: enkele secon‐
den indrukken) of druk nogmaals op
@.
Volumebegrenzing bij hoge
temperaturen
Bij zeer hoge interieurtemperaturen
begrenst het Infotainmentsysteem
het maximaal instelbare volume. In‐
dien nodig wordt het maximale vo‐
lume automatisch verlaagd.
Bedieningsstanden
Radio
Druk op RADIO om het radiohoofd‐
menu te openen of te wisselen tussen
de verschillende frequentiebereiken.
Druk op MENU-TUNE om naar de fre‐
quentiebereikmenu's met opties voor
zenderselectie te gaan.
58 Inleiding
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de radiofuncties 3 63.
Audiospelers
R 3.0
Druk op AUX om de modus AUX te
activeren.
CD 3.0 BT
Druk één of meerdere keren op
MEDIA om naar het hoofdmenu CD,
USB, iPod of AUX te gaan of om tus‐
sen deze menu's te wisselen.
Druk op MENU-TUNE om naar de be‐
treffende menu's met opties voor
trackselectie te gaan.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van CD-spelerfuncties 3 71, AUX-
functies 3 74, USB-poortfuncties
3 75 en functies voor streaming au‐
dio via Bluetooth 3 78.
Telefoon
Druk kort op y / @ om naar het tele‐
foonmenu te gaan.
Druk op MENU-TUNE om naar het
telefoonmenu met opties voor het in‐
voeren en selecteren van nummers te
gaan.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de telefoonportal 3 80.
Systeeminstellingen
De taal aanpassen
De menuteksten op het display van
het infotainmentsysteem zijn beschik‐
baar in diverse talen.
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.
Selecteer de menuoptie Talen
(Languages) in het menu
Instellingen om het betreffende menu
weer te geven.
Kies de gewenste taal voor de menu‐
teksten.
Let op
Voor een gedetailleerde beschrij‐
ving van de menubediening 3 59.
Datum- en tijdinstellingen
Vind een gedetailleerde beschrijving
in de Gebruikershandleiding.
Voertuiginstellingen
Vind een gedetailleerde beschrijving
in de Gebruikershandleiding.
Andere instellingen
U vindt een gedetailleerde beschrij‐
ving voor alle andere instellingen in
de betreffende hoofdstukken.
Fabrieksinstellingen terugzetten
Alle instellingen, bijv. de volume- en
geluidsinstellingen, de favorietenlijs‐
ten of de lijst met Bluetooth-appara‐
ten, kunnen worden teruggezet op de
fabrieksinstellingen.
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen. Selecteer
Auto-instellingen en vervolgens Fa‐
brieksinstellingen herstellen.
In het submenu wordt u een vraag
gesteld. Selecteer Ja om alle waar‐
den op de fabriekswaarden terug te
zetten.
Inleiding 59
Basisbediening
MENU-TUNE-knop
De knop MENU-TUNE is het centrale
bedieningselement voor de menu's.
Draai MENU-TUNE om:
een menuoptie markeren
een numerieke waarde instellen
Druk op MENU-TUNE om:
de gemarkeerde optie selecteren
of inschakelen
een ingestelde waarde bevesti‐
gen
een systeemfunctie in- of uit‐
schakelen
Knop P BACK
Druk kort op de toets P BACK:
een menu te verlaten
van een submenu naar het vol‐
gende, hogere menuniveau te
gaan
het laatste teken van een teken‐
reeks te wissen
Houd P BACK enkele seconden in‐
gedrukt om de hele invoer te wissen.
Voorbeelden van de
menubediening
Een optie selecteren
Draai MENU-TUNE om de cursor
(= gekleurde achtergrond) naar de
gewenste optie te verplaatsen.
Druk op MENU-TUNE om de gemar‐
keerde optie te selecteren.
Submenu's
Een pijltje aan de rechterkant van het
menu geeft aan dat na er na het se‐
lecteren van die optie een submenu
met verdere opties verschijnt.
Een instelling activeren
Draai MENU-TUNE om de gewenste
instelling te markeren.
Druk op MENU-TUNE om de instel‐
ling te activeren.
Een waarde instellen
Draai MENU-TUNE om de actuele
waarde van de instelling te wijzigen.
Druk op MENU-TUNE om de inge‐
stelde waarde te bevestigen.
60 Inleiding
De cursor gaat dan over naar de vol‐
gende waarde. Na het instellen van
alle waarden gaat u automatisch te‐
rug naar het naasthogere menuni‐
veau.
Een instelling aanpassen
Draai MENU-TUNE om de instelling
bij te stellen.
Druk op MENU-TUNE om de instel‐
ling te bevestigen.
Een functie in- of uitschakelen
Draai MENU-TUNE om de functie die
u in of uit wilt schakelen te markeren.
Druk op MENU-TUNE om tussen de
instellingen Aan en Uit te wisselen.
Een tekenreeks invoeren
Tekenreeksen invoeren, bijv. pinco‐
des of telefoonnummers:
Draai MENU-TUNE om het gewenste
teken te markeren.
Druk op MENU-TUNE om het gemar‐
keerde teken te bevestigen.
Het laatste teken in de tekenreeks
kan worden gewist met de optie k op
het display of door op P BACK te
drukken. Door P BACK ingedrukt te
houden wordt de complete invoer ver‐
wijderd.
Wijzig de positie van de cursor in de
al ingevoerde tekenreeks door ◀ of ▶
op het display te selecteren.
Geluidsinstellingen
In het geluidsinstellingenmenu kunt u
voor elk radiofrequentiebereik en
voor elke audiospeler afzonderlijk de
geluidskarakteristieken instellen.
Druk op TONE om het geluidsinstel‐
lingenmenu te openen.
Lage, middelhoge en hoge tonen
instellen
Blader door de lijst en selecteer Bas,
Midrange of Treble.
Stel voor de geselecteerde optie de
gewenste waarde in.
Inleiding 61
Volumeverdeling voor en achter
instellen
Blader door de lijst en selecteer
Fader.
Stel de gewenste waarde in.
Volumeverdeling rechts en links
instellen
Blader door de lijst en selecteer
Balans.
Stel de gewenste waarde in.
Een geluidsstijl selecteren
Blader door de lijst en selecteer EQ
(equalizer). Het menu EQ-
instellingen wordt weergegeven.
De getoonde opties bieden voor de
desbetreffende muziekstijl geoptima‐
liseerde voorkeursinstellingen voor
de lage, middelhoge en hoge tonen.
Selecteer de gewenste optie.
Eén instelling op "0" zetten
Selecteer de gewenste optie en druk
enkele seconden op MENU-TUNE.
De waarde wordt teruggezet op "0".
Alle instellingen op "0" of "UIT"
zetten
Druk enkele seconden op TONE.
Alle waarden worden op "0" terugge‐
zet, de EQ-voorkeuzeinstelling wordt
op "UIT" gezet.
Volume-instellingen
Snelheidsgecompenseerd
volume aanpassen
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.
Selecteer Radio-instellingen en ver‐
volgens Autom. volumeregeling.
De functie Autom. volumeregeling
kan worden gedeactiveerd of de mate
van volumeaanpassing kan worden
geselecteerd in het getoonde menu.
Selecteer de gewenste optie.
62 Inleiding
Maximaal opstartvolume
aanpassen
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.
Selecteer Radio-instellingen en ver‐
volgens Maximaal startvolume.
Stel de gewenste waarde in.
Volume van verkeersberichten
aanpassen
Het volume van verkeersberichten
kan zodanig vooraf worden ingesteld
dat het met het normale audiovolume
toe- of afneemt.
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.
Selecteer Radio-instellingen, RDS-
opties en vervolgens TA-volume.
Stel de gewenste waarde in.
Volume van de beltoon
aanpassen
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.
Selecteer Telefooninstellingen,
Geluid & Signalen en vervolgens
Belvolume.
Stel de gewenste waarde in.
Radio 63
Radio
Gebruik ........................................ 63
Zender zoeken ............................. 63
Autostore-lijsten ........................... 64
Favorietenlijst ............................... 65
Frequentiebereikmenu's .............. 65
Radio Data System (RDS) ........... 67
Digital Audio Broadcasting .......... 69
Gebruik
Radio activeren
Druk op RADIO om het radiohoofd‐
menu te openen.
De laatst ten gehore gebrachte zen‐
der wordt weergegeven.
Frequentiebereik selecteren
Druk één of meerdere malen op
RADIO om het gewenste frequentie‐
bereik te selecteren.
De laatst ten gehore gebrachte zen‐
der van dat frequentiebereik wordt
weergegeven.
Zender zoeken
Automatisch zender zoeken
Druk kort op s of u om de vol‐
gende zender in het zendergeheugen
weer te geven.
Handmatig zender zoeken
Houd s of u ingedrukt. Loslaten
als de gewenste frequentie bijna is
bereikt op het frequentiedisplay.
De volgende ontvangbare zender
wordt opgezocht en automatisch af‐
gespeeld.
Let op
Handmatig zender zoeken: Als de
radio geen station vindt, schakelt hij
automatisch naar een gevoeliger
zoekniveau. Als er dan nog geen
station wordt gevonden, zal de laatst
actieve frequentie weer worden ge‐
kozen.
Let op
Frequentiebereik FM: Als de RDS-
functie is ingeschakeld, wordt er al‐
leen naar RDS-zenders 3 67 ge‐
zocht en als verkeersinformatie TP
64 Radio
is ingeschakeld, wordt er alleen naar
zenders met verkeersinformatie
3 67 gezocht.
Handmatig zenders afstemmen
Druk in het radiohoofdmenu op
MENU-TUNE om naar het betref‐
fende frequentiebereikmenu te gaan
en selecteer handmatig afstemmen.
Draai op het frequentiedisplay dat
verschijnt aan MENU-TUNE en stel
de optimale ontvangstfrequentie in.
Autostore-lijsten
De ontvangen zenders in een be‐
paald frequentiebereik kunnen met
de autostorefunctie automatisch wor‐
den opgezocht en opgeslagen.
Elk frequentiebereik heeft
2 Autostore-lijsten (AS-zenders 1,
AS-zenders 2), waarin elk 6 zenders
kunnen worden opgeslagen.
Let op
Het huidige station wordt gemar‐
keerd door i.
Automatische zenderopslag
Houd FAV 1-2-3 ingedrukt totdat een
bericht over automatisch opslaan ver‐
schijnt. De 12 sterkste zenders in het
actuele frequentiebereik worden in de
2 autostore lijsten opgeslagen.
Druk op MENU-TUNE om de Auto‐
store-procedure te annuleren.
Zenders handmatig opslaan
Zenders kunnen ook handmatig in de
autostorelijsten worden opgeslagen.
Selecteer de zenders die u wilt op‐
slaan.
Druk één of meerdere keren op
FAV 1-2-3 om naar de gewenste lijst
over te schakelen.
De zender opslaan in een lijstpositie:
druk op de desbetreffende zender‐
knop 1...6 tot een bevestigingsbericht
wordt weergegeven.
Let op
Handmatig opgeslagen zenders
worden bij het automatisch zenders
opslaan overschreven.
Let op
Voor het werken met deze functie
moet de functie AS-zenders geacti‐
veerd zijn (zie onderstaand).
Een zender oproepen
Druk één of meerdere keren op
FAV 1-2-3 om naar de gewenste lijst
over te schakelen.
Druk kort op één van de voorkeur‐
toetsen 1...6 om de zender in de bij‐
behorende lijstpositie op te roepen.
Let op
Voor het werken met deze functie
moet de functie AS-zenders geacti‐
veerd zijn (zie onderstaand).
Functie Autostore-zenders
activeren
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.
Selecteer Radio-instellingen en
daarna AS-zenders om naar het be‐
treffende menu te gaan.
Radio 65
Stel de autostorezenders voor het be‐
treffende frequentiebereik in op Aan.
Favorietenlijst
Zenders van alle frequentiebereiken
kunnen handmatig in de favorieten‐
lijsten worden opgeslagen.
In elke favorietenlijst kunnen
6 zenders worden opgeslagen. Het
aantal beschikbare favorietenlijsten
kan worden ingesteld (zie hieronder).
Let op
Het huidige station wordt gemar‐
keerd door i.
Een zender opslaan
Selecteer de zenders die u wilt op‐
slaan.
Druk één of meerdere keren op
FAV 1-2-3 om naar de gewenste lijst
over te schakelen.
De zender opslaan in een lijstpositie:
druk op de desbetreffende zender‐
knop 1...6 tot een bevestigingsbericht
wordt weergegeven.
Een zender oproepen
Druk één of meerdere keren op
FAV 1-2-3 om naar de gewenste lijst
over te schakelen.
Druk kort op één van de voorkeur‐
toetsen 1...6 om de zender in de bij‐
behorende lijstpositie op te roepen.
Het aantal beschikbare
favorietenlijsten instellen
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.
Selecteer Radio-instellingen en
daarna Radio-favorieten om het
menu Max. aantal favorietenpagina's
te openen.
Selecteer het gewenste aantal be‐
schikbare favorietenlijsten.
Frequentiebereikmenu's
Andere manieren voor het instellen
van zenders zijn beschikbaar via fre‐
quentiebereikspecifieke menu's.
Let op
De volgende displays worden als
voorbeeld getoond.
Zenderlijsten
Draai in een radiohoofdmenu aan
MENU-TUNE om de zenderlijst van
het betreffende frequentiebereik te
openen.
De ontvangbare radiozenders in het
actuele ontvangstgebied worden ge‐
toond.
66 Radio
Let op
Als er van tevoren geen zenderlijst
is aangemaakt, zoekt het Infotain‐
mentsysteem automatisch naar zen‐
ders.
Selecteer de gewenste zender.
Let op
Het huidige station wordt gemar‐
keerd door i.
Zenderlijsten bijwerken
Druk in een radiohoofdmenu op
MENU-TUNE om het betreffende fre‐
quentiebereikmenu te openen.
Als de zenders in de frequentiebe‐
reikspecifieke zenderlijst niet meer
kunnen worden ontvangen:
Selecteer de betreffende menuoptie
om de zenderlijst bij te werken in het
betreffende frequentiebereikmenu,
bijv. FM-zenderlijst updaten.
Het zoeken naar zenders wordt ge‐
start. Als het zoeken is voltooid, klinkt
de laatst ontvangen zender.
Druk op MENU-TUNE om het zoeken
naar een zender te annuleren.
Let op
Als het Infotainmentsysteem met
een dubbele tuner uitgevoerd is,
worden de zenderlijsten voortdu‐
rend op de achtergrond bijgewerkt.
U hoeft het systeem niet handmatig
bij te werken.
Let op
Bij het bijwerken van een lijst van
een zender op een specifiek fre‐
quentiebereik wordt de overeen‐
komstige categorielijst ook bijge‐
werkt.
Favorietenlijst
Druk in een radiohoofdmenu op
MENU-TUNE om het betreffende fre‐
quentiebereikmenu te openen.
Selecteer Favorietenlijst. Alle zen‐
ders die in de favorietenlijst zijn op‐
geslagen, worden weergegeven.
Selecteer de gewenste zender.
Let op
Het huidige station wordt gemar‐
keerd door i.
Categorielijsten
Tal van radiozenders zenden een
PTY-code uit die het uitgezonden
programmatype aangeeft (bijv.
nieuws).
Sommige zenders wijzigen ook de
PTY-code afhankelijk van de inhoud
die op dat moment wordt uitgezon‐
den.
Het Infotainmentsysteem slaat deze
zenders, gesorteerd op programma‐
type, in de desbetreffende categorie‐
lijst op.
Zoeken op een programmatype dat
door de zender wordt opgegeven: se‐
lecteer de specifieke categorielijstop‐
tie van het frequentiebereik.
Er verschijnt een lijst met momenteel
beschikbare programmatypes.
Radio 67
Selecteer het gewenste programma‐
type.
Er verschijnt een lijst met zenders die
een programma van het geselec‐
teerde type uitzenden.
Selecteer de gewenste zender.
De categorielijst wordt tijdens de up‐
date van de zenderlijst die bij het des‐
betreffende frequentiebereik hoort
eveneens bijgewerkt.
Let op
Het huidige station wordt gemar‐
keerd door i.
DAB-berichten
Naast muziekprogramma's zenden
tal van DAB-zenders 3 69 diverse
berichtcategorieën uit.
De momenteel ontvangen DAB-ser‐
vice (programma) wordt onderbroken
wanneer er een bericht van voorheen
geactiveerde categorieën in de wacht
staat.
Het activeren van berichtcategorieën
Selecteer in DAB-menu de optie
DAB-berichten om het betreffende
menu weer te geven.
Activeer de gewenste berichtcatego‐
rieën.
Er kunnen diverse categorieën aan‐
kondigingen tegelijk worden geselec‐
teerd.
Let op
DAB-berichten kunnen alleen ont‐
vangen worden als de DAB-
golfband geactiveerd is.
Radio Data System (RDS)
Is een dienst voor FM-zenders die er‐
voor zorgt dat de gewenste zender
aanzienlijk sneller wordt gevonden en
zonder problemen wordt ontvangen.
Voordelen van RDS
Op het display verschijnt de pro‐
grammanaam van de geselec‐
teerde zender i.p.v. de frequen‐
tie.
Tijdens het zoeken naar zenders
stemt het Infotainmentsysteem
alleen af op RDS-zenders.
Het infotainmentsysteem stelt
met behulp van AF (Alternative
Frequency) altijd automatisch af
68 Radio
op de zendfrequentie met de
beste ontvangst van de geselec‐
teerde zender.
Afhankelijk van de ontvangen
zender geeft het Infotainment‐
systeem radiotekst weer die bijv.
informatie over het actuele pro‐
gramma kan bevatten.
RDS configureren
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.
Selecteer Radio-instellingen en ver‐
volgens RDS-opties.
Zet de optie RDS op Aan of Uit.
Let op
Na het uitschakelen van RDS wordt
deze functie automatisch weer inge‐
schakeld bij het afstemmen op een
andere zender (via de zoekfunctie of
een voorkeuzeknop).
Let op
De volgende opties zijn alleen be‐
schikbaar als RDS op Aan wordt ge‐
zet.
RDS-opties
In- en uitschakelen van regio-
instelling
Op bepaalde tijden zenden sommige
RDS-zenders regionaal andere pro‐
gramma's op verschillende frequen‐
ties uit.
Zet optie Regionaal op Aan of Uit.
Als de regio-instelling is ingescha‐
keld, worden er uitsluitend alterna‐
tieve frequenties (AF) met dezelfde
regionale programma's geselecteerd.
Is de regio-instelling uitgeschakeld,
worden alternatieve frequenties voor
de zenders geselecteerd zonder re‐
kening te houden met regionale pro‐
gramma's.
RDS-scrolltekst
Sommige RDS-zenders verbergen
de naam van het actuele programma
om aanvullende informatie te kunnen
tonen.
Voorkomen dat aanvullende informa‐
tie wordt weergegeven:
Zet Geen rollende displaytekst op
Aan.
TA-volume
Het volume van verkeersberichten
(TA) kan vooraf worden ingesteld.
Voor een gedetailleerde beschrijving
3 61.
Verkeersinformatie
(TP = Traffic Programme)
Verkeersinformatiezenders zijn RDS-
zenders die verkeersinformatie uit‐
zenden.
Verkeersinformatie in- of
uitschakelen
Om de stand-by verkeersberichten‐
functie van het Infotainmentsysteem
in- en uit te schakelen:
Druk op de TP-toets.
Als verkeersinformatie is inge‐
schakeld, verschijnt [ ] in het ra‐
diohoofdmenu.
Er worden alleen verkeersinfor‐
matiezenders weergegeven.
Radio 69
Als de actuele zender geen ver‐
keersinformatiezender is, wordt
er automatisch naar de volgende
verkeersinformatiezender ge‐
zocht.
Wanneer een verkeersinforma‐
tiezender is gevonden, wordt
[TP] in het hoofdmenu van de ra‐
dio weergegeven.
Verkeersberichten worden op het
van tevoren ingestelde TA-vo‐
lume 3 61 weergegeven.
Als verkeersinformatie is inge‐
schakeld, wordt het afspelen van
de cd-/mp3 voor de duur van het
verkeersbericht onderbroken.
Alleen naar verkeersberichten
luisteren
Schakel verkeersinformatie in en
draai het volume van het infotain‐
mentsysteem helemaal omlaag.
Verkeersberichten blokkeren
Ga als volgt te werk om een verkeers‐
bericht, bijv. tijdens het afspelen van
cd/mp3, te blokkeren:
Druk op de toets TP of de multifunc‐
tionele knop MENU-TUNE om het an‐
nuleringsbericht op het display te be‐
vestigen.
Het verkeersbericht wordt geannu‐
leerd, maar de verkeersinformatie
blijft ingeschakeld.
Digital Audio Broadcasting
Digital Audio Broadcasting (DAB) is
een innovatief en universeel uitzend‐
systeem.
DAB-zenders worden aangeduid met
de programmanaam i.p.v. met de
zendfrequentie.
Algemene informatie
Met DAB kunnen verschillende
programma's (diensten) op de‐
zelfde frequentie worden uitge‐
zonden (ensemble).
Naast hoogwaardige diensten
voor digitale audio is DAB ook in
staat om programmagerela‐
teerde gegevens en een veelheid
aan andere dataservices uit te
zenden, inclusief reis - en ver‐
keersinformatie.
Zolang een bepaalde DAB-ont‐
vanger een signaal van een zen‐
der op kan vangen (ook al is het
signaal erg zwak), is de geluids‐
weergave gewaarborgd.
Er is fading (zwakker worden van
het geluid dat typerend is voor
AM- of FM-ontvangst). Het DAB-
signaal wordt op een constant
volume weergegeven.
Als het DAB-signaal te zwak is
om door de radio te worden op‐
gevangen, wordt de weergave
geheel onderbroken. Dit pro‐
bleem kan worden vermeden
door in het menu DAB-instellin‐
gen Automatische groeplinks en/
of Automatische links DAB-FM te
activeren.
70 Radio
Interferentie door zenders op na‐
burige frequenties (een ver‐
schijnsel dat typisch is voor AM-
en FM-ontvangst) doet zich bij
DAB niet voor.
Als het DAB-signaal door natuur‐
lijke obstakels of door gebouwen
wordt weerkaatst, verbetert dit de
ontvangstkwaliteit van DAB, ter‐
wijl AM- en FM-ontvangst in die
gevallen juist aanmerkelijk ver‐
zwakt.
Na het inschakelen van DAB-ont‐
vangst blijft de FM-tuner van het
Infotainmentsysteem op de ach‐
tergrond actief en zoekt continu
naar de FM-zenders met de
beste ontvangst. Als TP 3 67 ge‐
activeerd is, klinken de verkeers‐
berichten van de FM-zender met
het krachtigste signaal. Deacti‐
veer TP als DAB-ontvangst niet
door FM-verkeersberichten moet
worden onderbroken.
DAB configureren
Druk op CONFIG.
Selecteer Radio-instellingen en ver‐
volgens DAB-instellingen.
In het configuratiemenu zijn de vol‐
gende opties beschikbaar:
Automatisch ensemble koppelen
Als deze functie ingeschakeld is,
schakelt het systeem over op de‐
zelfde service van een ander DAB-
ensemble (frequentie) als het DAB-
signaal te zwak is om door de radio te
worden opgevangen.
Zet de functie op Aan of Uit.
Automatisch koppelen DAB-FM
Als deze functie ingeschakeld is,
schakelt het systeem over naar een
overeenkomstige FM-zender van de
actieve DAB-service als het DAB-sig‐
naal te zwak is om door de radio te
worden opgevangen.
Zet de functie op Aan of Uit.
Dynamisch audioaanpassing
Als deze functie geactiveerd is, wordt
het dynamische bereik van het DAB-
signaal gereduceerd. Dat houdt in dat
het volume van hard geluid wordt ge‐
reduceerd en dat van zacht geluid
wordt verhoogd. Daardoor kan het
volume van het Infotainmentsysteem
zo worden afgesteld dat zacht geluid
goed hoorbaar is zonder dat hard ge‐
luid te hard klinkt.
Zet de functie op Aan of Uit.
Bereik selecteren
Selecteer de menuoptie Bandkeuze
om het betreffende menu weer te ge‐
ven.
Om te definiëren welke DAB-golfbe‐
reiken door het Infotainmentsysteem
moeten worden ontvangen, activeert
u één van de opties:
L-band: 1452 - 1492 MHz, grond- en
satellietradio
Band III: 174 - 240 MHz, grondradio
Beide
Cd-speler 71
Cd-speler
Algemene aanwijzingen ............... 71
Gebruik ........................................ 72
Algemene aanwijzingen
De cd-speler van het infotainment‐
systeem kan audio-cd's en mp3/
wma-cd's afspelen.
Opmerkingen
Voorzichtig
Plaats in geen geval single-cd's
met een diameter van 8 cm of spe‐
ciaal vormgegeven cd's in de au‐
diospeler.
Plak nooit stickers op uw cd's. De
cd's kunnen in de speler vast blij‐
ven zitten en deze ernstig bescha‐
digen. Een vervanging van uw toe‐
stel is dan noodzakelijk.
De volgende CD-formaten kun‐
nen worden gebruikt:
CD-ROM Mode 1 en Mode 2.
CD-ROM XA Mode 2, Form 1 en
Form 2.
De volgende bestandsformaten
kunnen worden gebruikt:
ISO 9660 Level 1, Level 2, Ro‐
meo, Joliet.
Het is mogelijk dat MP3- en
WMA-bestanden die in een an‐
der formaat zijn geschreven dan
hierboven vermeld niet correct
worden afgespeeld en dat hun
bestands- en mapnamen niet
correct worden weergegeven.
Audio-cd's met kopieerbeveili‐
ging die niet voldoen aan de au‐
dio-cd-standaard, worden moge‐
lijk niet correct of zelfs helemaal
niet afgespeeld.
Zelfgebrande cd-r's en cd-rw's
zijn kwetsbaarder dan voorbe‐
speelde cd's. Ga op een correcte
manier met de cd's om. Dit geldt
vooral voor zelfgebrande cd-r's
en cd-rw's (zie hieronder).
Zelfgebrande cd-r's en cd-rw's
worden mogelijk niet correct of
zelfs helemaal niet afgespeeld. In
dergelijke gevallen is er dus niets
mis met de apparatuur.
Bij Mixed-Mode-CD’s (waarop
audiotracks en gecomprimeerde
bestanden, bijv. MP3) kunnen
audiotrackgedeelte en de ge‐
comprimeerde bestanden sepa‐
raat worden afgespeeld.
72 Cd-speler
Zorg dat er bij het wisselen van
cd's geen vingerafdrukken op de
cd's komen.
Berg cd's onmiddellijk veilig op
na het uitnemen uit de cd-speler
om ze tegen beschadiging en vuil
te beschermen.
Vuil en vloeistof op de cd's kun‐
nen de lens van de cd-speler bin‐
nen in het apparaat vies maken
en storingen veroorzaken.
Bescherm cd's tegen warmte en
direct zonlicht.
De volgende beperkingen gelden
voor mp3/wma-cd's:
Bit rate: 8 kbit/s - 320 kbit/s
Samplingfrequentie: 48 kHz,
44,1 kHz, 32 kHz (voor mpeg-1)
en 24 kHz, 22,05 kHz, 16kHz
(voor mpeg-2)
De volgende beperkingen zijn
van toepassing op gegevens die
op een mp3/wma-cd zijn opge‐
slagen:
Aantal tracks: max. 999
Aantal tracks per mapniveau:
max. 512
Diepte mappenstructuur: max.
10 niveaus
Let op
Dit hoofdstuk beschrijft alleen het af‐
spelen van mp3-bestanden, aange‐
zien het werken met mp3- en wma-
bestanden hetzelfde is. Bij het laden
van een cd met wma-bestanden ver‐
schijnen er mp3-gerelateerde me‐
nu's.
Gebruik
Cd afspelen starten
Druk één of meerdere keren op
MEDIA om naar het hoofdmenu Cd of
Mp3 te gaan.
Is er een CD in de CD-speler, wordt
het afspelen van de CD gestart.
Afhankelijk van de data die op de au‐
dio- of mp3-cd is opgeslagen ver‐
schijnt er op het display verschillende
informatie over de cd en de huidige
muziektrack.
Cd plaatsen
Plaats de CD met de bedrukte kant
naar boven in de CD-sleuf totdat de
CD naar binnen wordt getrokken.
Let op
Bij het plaatsen van een cd ver‐
schijnt 0 op het display.
Naar de volgende of vorige track
gaan
Druk kort op s of u.
Snel vooruit of achteruit
Houd s of u ingedrukt voor snel
vooruit of achteruit van de huidige
track.
Tracks selecteren met behulp van
het audio-cd-menu
Druk op MENU-TUNE om het menu
Cd op te roepen.
Cd-speler 73
Tracks shuffelen
Alle tracks in willekeurige volgorde af‐
spelen: stel deze functie in op Aan.
Let op
Bij het activeren van deze functie
verschijnt 2 in het betreffende
hoofdmenu.
Herhalen
Een track steeds opnieuw beluiste‐
ren: stel deze functie in op Aan.
Let op
Bij het activeren van deze functie
verschijnt 1 in het betreffende
hoofdmenu.
Tracklijst
Een nummer op een cd selecteren:
selecteer Tracklijst en selecteer ver‐
volgens de gewenste track.
Mappen
Een track uit een map selecteren: se‐
lecteer Mappen. Er verschijnt een lijst
met alle opgeslagen mappen op de
cd.
Selecteer één van de mappen en se‐
lecteer vervolgens de gewenste
track.
Let op
Deze menuoptie is alleen beschik‐
baar als er een mp3 cd wordt ge‐
plaatst.
Zoeken...
Voor het openen van een menu voor
het zoeken en selecteren van tracks:
selecteer Zoeken....
Selecteer één van de categorieën en
selecteer vervolgens de gewenste
track.
Let op
Deze menuoptie is alleen beschik‐
baar als er een mp3 cd wordt ge‐
plaatst.
Een cd verwijderen
Druk op d.
De cd wordt uit de cd-sleuf geworpen.
Als de cd na het uitwerpen niet wordt
verwijderd, wordt hij na enkele secon‐
den automatisch weer naar binnen
getrokken.
74 AUX-ingang
AUX-ingang
Algemene aanwijzingen ............... 74
Gebruik ........................................ 74
Algemene aanwijzingen
Op het bedieningspaneel van het In‐
fotainmentsysteem 3 52 zit een AUX-
ingang voor het aansluiten van ex‐
terne audiobronnen.
Het is bijvoorbeeld mogelijk om een
draagbare cd-speler op de AUX-in‐
gang aan te sluiten met een 3,5 mm
stekkeringang.
Let op
Deze poort moet u altijd schoon- en
drooghouden.
Gebruik
CD 3.0 BT
Druk één of meerdere malen op
MEDIA om de modus AUX te active‐
ren.
R 3.0
Druk op AUX om de modus AUX te
activeren.
Stel het volume bij door m VOL van
het Infotainmentsysteem te draaien.
Alle andere functies werken alleen via
de bedieningsorganen van de audio‐
bron.
USB-poort 75
USB-poort
Algemene aanwijzingen ............... 75
Opgeslagen audiobestanden
afspelen ....................................... 76
Algemene aanwijzingen
In de middenconsole onder de knop‐
pen voor de klimaatregeling bevindt
zich een USB-aansluiting voor het
aansluiten van externe audiogege‐
vensbronnen.
Let op
Deze poort moet u altijd schoon- en
drooghouden.
Op de USB-poort kunt u een mp3-
speler, USB-drive, SD Card (via USB-
aansluiting/adapter) of iPod aanslui‐
ten.
Na het aansluiten op de USB-poort
kunnen diverse functies van de bo‐
venstaande apparaten worden be‐
diend via de bedieningsorganen en
menu's van het infotainmentsysteem.
Let op
Niet alle modellen mp3-spelers,
USB-drives, SD Cards of iPods wor‐
den ondersteund door het infotain‐
mentsysteem.
Opmerkingen
De op de USB-poort aangesloten
externe apparaten moeten vol‐
doen aan de USB Mass Storage
Class-specificatie (USB MSC).
Via USB aangesloten apparaten
worden ondersteund volgens
USB-specificatie V 2,0. Maxi‐
maal ondersteunde snelheid:
12 Mbit/s.
Alleen apparaten met een
FAT16/FAT32-bestandssysteem
worden ondersteund.
Vaste-schijfstations (HDD) wor‐
den niet ondersteund.
USB-hubs worden niet onder‐
steund.
De volgende bestandsformaten
kunnen worden gebruikt:
ISO9660 Level 1, Level 2, Ro‐
meo, Joliet
Het is mogelijk dat MP3- en
WMA-bestanden die in een an‐
der formaat zijn geschreven dan
hierboven vermeld niet correct
worden afgespeeld en dat hun
76 USB-poort
bestands- en mapnamen niet
correct worden weergegeven.
De volgende beperkingen zijn
van toepassing op de bestanden
die op het externe apparaat zijn
opgeslagen:
Bit rate: 8 kbit/s - 320 kbit/s
Samplingfrequentie: 48 kHz,
44,1 kHz, 32 kHz (voor mpeg-1)
en 24 kHz, 22,05 kHz, 16kHz
(voor mpeg-2)
Voor de gegevens op externe ap‐
paraten die zijn aangesloten op
de USB-poort gelden de vol‐
gende beperkingen:
Aantal tracks: max. 999
Aantal tracks per mapniveau:
max. 512
Diepte mappenstructuur: max.
10 niveaus
Wma-bestanden met Digital
Rights Management (DRM) van
online-muziekwinkels kunnen
niet worden afgespeeld.
WMA-bestanden kunnen alleen
goed worden afgespeeld als
deze met Windows Media Player,
minimaal versie 9, zijn aange‐
maakt.
Toepasbare afspeellijstexten‐
sies: .m3u, .pls, .wpl
De afspeellijstitems moeten als
relatieve paden zijn opgemaakt.
Het systeemkenmerk voor map‐
pen/bestanden dat audiogege‐
vens bevat, mag niet ingesteld
zijn.
Opgeslagen
audiobestanden afspelen
Druk één of meerdere malen op
MEDIA om de modus Mp3 of iPod te
activeren.
Het afspelen van audiogegevens die
op het toestel zijn opgeslagen, wordt
automatisch gestart.
MP3:
iPod:
Toestelspecifiek menu gebruiken
Druk op MENU-TUNE om naar het
menu van het momenteel verbonden
apparaat te gaan.
Tracks shuffelen
Alle tracks in willekeurige volgorde af‐
spelen: stel deze functie in op Aan.
Let op
Bij het activeren van deze functie
verschijnt 2 in het betreffende
hoofdmenu.
USB-poort 77
Herhalen
Een track steeds opnieuw beluiste‐
ren: stel deze functie in op Aan.
Let op
Bij het activeren van deze functie
verschijnt 1 in het betreffende
hoofdmenu.
Mappen
Een track uit een map selecteren: se‐
lecteer Mappen. Er verschijnt een lijst
met alle opgeslagen mappen op het
toestel.
Selecteer één van de mappen en se‐
lecteer vervolgens de gewenste
track.
Let op
Deze menuoptie is niet beschikbaar
als er een iPod verbonden is.
Zoeken...
Voor het openen van een menu voor
het zoeken en selecteren van tracks:
selecteer Zoeken....
Selecteer één van de categorieën en
selecteer vervolgens de gewenste
track.
Toestel verwijderen
Verwijder het toestel veilig door USB
uitnemen of iPod uitwerpen te selec‐
teren en daarna het toestel te ontkop‐
pelen.
78 Streaming audio via Bluetooth
Streaming audio via
Bluetooth
Algemene informatie .................... 78
Bediening ..................................... 78
Algemene informatie
Bluetooth-compatibele audiobronnen
(bijv. mobiele telefoons voor muziek,
mp3-spelers met Bluetooth enz.) die
het Bluetooth-muziekprotocol A2DP
ondersteunen, werken draadloos op
het Infotainmentsysteem.
Opmerkingen
Het Infotainmentsysteem werkt
alleen met Bluetooth-apparaten
die A2DP (Advanced Audio Dis‐
tribution Profile), versie 1.2 of ho‐
ger, ondersteunen.
Het Bluetooth-apparaat moet
AVRCP (Audio Video Remote
Control Profile), versie 1.0 of ho‐
ger ondersteunen. Als het appa‐
raat AVRCP niet ondersteunt,
werkt alleen de volumeregeling
via het infotainmentsysteem.
Maak uzelf voorafgaand aan het
aansluiten van het Bluetooth-ap‐
paraat op het Infotainmentsys‐
teem vertrouwd met de gebruiks‐
aanwijzing voor Bluetooth-func‐
ties van het apparaat.
Bediening
Voorwaarden
Voor de Bluetooth-muziekmodus van
het infotainmentsysteem moet aan de
volgende voorwaarden zijn voldaan:
De Bluetooth-functie van het in‐
fotainmentsysteem moet geacti‐
veerd zijn 3 81.
De Bluetooth-functie van de ex‐
terne Bluetooth-audiobron moet
geactiveerd zijn (zie gebruiks‐
aanwijzing van het apparaat).
Afhankelijk van de externe Blue‐
tooth-audiobron moet u het ap‐
paraat wellicht op "zichtbaar" zet‐
ten (zie gebruiksaanwijzing van
het apparaat).
De externe Bluetooth-audiobron
moet met het infotainmentsys‐
teem gekoppeld en verbonden
zijn 3 81.
Bluetooth-muziekmodus
activeren
Druk één of meerdere malen op
MEDIA om de Bluetooth muziekmo‐
dus te activeren.
Streaming audio via Bluetooth 79
Streaming audio via Bluetooth moet
via het Bluetooth-apparaat worden
gestart en onderbroken/gestopt.
Bediening via
infotainmentsysteem
Volume aanpassen
Het volume kan via het Infotainment‐
systeem worden aangepast 3 57.
Naar volgende of vorige track gaan
Druk kort op s of u op het be‐
dieningspaneel van het Infotainment‐
systeem.
80 Telefoon
Telefoon
Algemene aanwijzingen ............... 80
Bluetooth-verbinding .................... 81
Noodoproep ................................. 83
Bediening ..................................... 84
Mobiele telefoons en
CB-zendapparatuur .................... 87
Algemene aanwijzingen
De telefoonportal biedt u de mogelijk‐
heid om via een microfoon en de luid‐
sprekers van de auto telefoonge‐
sprekken te voeren en met het info‐
tainmentsysteem van de auto de be‐
langrijkste functies van de mobiele te‐
lefoon te bedienen. Om het telefoon‐
portaal te kunnen gebruiken, moet de
mobiele telefoon via Bluetooth met
het Infotainmentsysteem verbonden
zijn.
Niet alle functies van de telefoonpor‐
tal worden door elke mobiele telefoon
ondersteund. Welke telefoonfuncties
mogelijk zijn, hangt af van de desbe‐
treffende mobiele telefoon en van de
netwerkprovider. Verdere informatie
hierover vindt u in de bedienings‐
handleiding van uw mobiele telefoon.
U kunt hierover ook informatie vragen
bij uw netwerkprovider.
Belangrijke informatie voor de
bediening en de
verkeersveiligheid
9 Waarschuwing
Mobiele telefoons hebben invloed
op uw omgeving. Daarom zijn er
veiligheidsvoorschriften en richtlij‐
nen opgesteld. Alvorens gebruik
te maken van de telefoonfunctie
dient u op de hoogte te zijn van de
desbetreffende richtlijnen.
9 Waarschuwing
Het gebruik van de telefoon in
handsfree-modus tijdens het rij‐
den kan gevaarlijk zijn doordat uw
concentratie afneemt tijdens het
telefoneren. Parkeer uw auto
voordat u de telefoon in hands‐
free-modus gebruikt. Volg de be‐
palingen van het land waarin u
zich bevindt.
Volg de voorschriften die in som‐
mige gebieden gelden op en zet
uw mobiele telefoon uit als mobiel
Telefoon 81
telefoneren verboden is, als de
mobiele telefoon interferentie ver‐
oorzaakt of als er zich gevaarlijke
situaties kunnen voordoen.
Bluetooth
Het telefoonportal is gecertificeerd
door de Bluetooth Special Interest
Group (SIG).
Meer informatie over de specificatie
vindt u op internet op
http://www.bluetooth.com
Bluetooth-verbinding
Bluetooth is een radionorm voor de
draadloze verbinding van bijv. een te‐
lefoon met andere apparaten. Gege‐
vens zoals een telefoonboek, ge‐
sprekslijsten, de naam van de net‐
werkoperator en de sterkte van de
verbinding kunnen worden overge‐
dragen. Welke functies er beschik‐
baar zijn hangt af van het type tele‐
foon.
Om een Bluetooth-verbinding met het
telefoonportaal tot stand te brengen,
moet de Bluetooth-functie van de mo‐
biele telefoon worden ingeschakeld
en de mobiele telefoon worden inge‐
steld op "zichtbaar". Raadpleeg voor
meer informatie de gebruiksaanwij‐
zing van de mobiele telefoon.
Bluetooth inschakelen
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.
Selecteer Telefooninstellingen en
vervolgens Bluetooth. In het sub‐
menu wordt u een vraag gesteld.
Zet Bluetooth op Aan door de vraag
naar keuze met Ja of Nee te beant‐
woorden.
Een Bluetooth-apparaat koppelen
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen. Selecteer
Telefooninstellingen en vervolgens
Apparaat koppelen.
Of u kunt tweemaal op y / @ drukken.
Het volgende display verschijnt:
Zodra het telefoonportal van het Info‐
tainmentsysteem wordt gedetec‐
teerd, verschijnt het in de apparaten‐
lijst van uw Bluetooth-toestel. Selec‐
teer het telefoonportal.
Voer op verzoek de pincode op uw
Bluetooth-toestel in. De apparaten
worden gekoppeld en verbonden.
Let op
Het telefoonboek van uw mobiele te‐
lefoon wordt automatisch gedown‐
load. De presentatie en volgorde
van de telefoonboekvermeldingen
kunnen op het display van het Info‐
tainmentsysteem en op het display
van de mobiele telefoon verschillend
zijn.
Na het tot stand komen van de Blue‐
tooth-verbinding: als er een ander
Bluetooth-apparaat was verbonden
82 Telefoon
met het Infotainmentsysteem, wordt
dat apparaat nu losgekoppeld van het
systeem.
Als de Bluetooth-verbinding mislukt:
start de bovenstaande procedure
nogmaals of raadpleeg de gebruiks‐
aanwijzing van het Bluetooth-appa‐
raat.
Let op
Aan het Infotainmentsysteem kun‐
nen maximaal 5 toestellen worden
gekoppeld.
De Bluetooth-code wijzigen
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.
Selecteer Telefooninstellingen en
vervolgens Bluetooth-code wijzigen.
Het volgende display verschijnt:
Voer de gewenste viercijferige pin‐
code in en bevestig de door u inge‐
voerde gegevens met OK.
Een ander gekoppeld apparaat
verbinden
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.
Selecteer Telefooninstellingen en
vervolgens Apparatenlijst. Er ver‐
schijnt een lijst met alle Bluetooth-ap‐
paraten die momenteel aan het info‐
tainmentsysteem gekoppeld zijn.
Let op
Het momenteel met het Infotain‐
mentsysteem verbonden Bluetooth-
toestel wordt aangeduid met 9.
Kies het gewenste apparaat. Er ver‐
schijnt een submenu.
Selecteer de submenuoptie
Selecteren om de verbinding tot
stand te brengen.
Verbinding van apparaat
verbreken
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.
Selecteer Telefooninstellingen en
vervolgens Apparatenlijst. Er ver‐
schijnt een lijst met alle Bluetooth-ap‐
paraten die momenteel aan het info‐
tainmentsysteem gekoppeld zijn.
Let op
Het momenteel met het Infotain‐
mentsysteem verbonden Bluetooth-
toestel wordt aangeduid met 9.
Selecteer het gekoppelde apparaat.
Er verschijnt een submenu.
Selecteer de submenuoptie
Verbreken om het apparaat te ont‐
koppelen.
Een gekoppeld apparaat
verwijderen
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.
Telefoon 83
Selecteer Telefooninstellingen en
vervolgens Apparatenlijst. Er ver‐
schijnt een lijst met alle Bluetooth-ap‐
paraten die momenteel aan het info‐
tainmentsysteem gekoppeld zijn.
Let op
Het momenteel met het Infotain‐
mentsysteem verbonden Bluetooth-
toestel wordt aangeduid met 9.
Kies het gewenste apparaat. Er ver‐
schijnt een submenu.
Als het apparaat aangesloten is, moet
het eerst worden ontkoppeld (zie hier‐
boven).
Selecteer de submenuoptie Wissen
om het apparaat te verwijderen.
Fabriekswaarden terugzetten
De telefooninstellingen, bijv. de ap‐
paratenlijst, de Bluetooth-code en het
belgeluid, kunnen worden teruggezet
op de fabrieksinstellingen.
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen. Selecteer
Telefooninstellingen en vervolgens
Fabrieksinstellingen herstellen.
In het submenu wordt u een vraag
gesteld. Selecteer Ja om alle waar‐
den op de fabriekswaarden terug te
zetten.
Noodoproep
9 Waarschuwing
Het tot stand brengen van de ver‐
binding kan niet onder alle om‐
standigheden worden gegaran‐
deerd. Vertrouw daarom niet al‐
leen op een mobiele telefoon bij
gesprekken van levensbelang
(bijv. bij het inroepen van medi‐
sche hulp).
Voor sommige netwerken kan het
noodzakelijk zijn dat er op de juiste
manier een geldige simkaart in de
mobiele telefoon is aangebracht.
9 Waarschuwing
Denk eraan dat u met uw mobiele
telefoon kunt bellen en ontvangen
indien u zich in een gebied bevindt
met een voldoende sterk signaal.
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen nooddiensten niet op alle
mobiele telefoonnetwerken wor‐
den gebeld; mogelijkerwijs kun‐
nen deze oproepen niet gedaan
worden wanneer bepaalde net‐
werkdiensten en/of telefoonfunc‐
ties actief zijn. U kunt hierover uw
lokale netwerkexploitant raadple‐
gen.
Het alarmnummer kan per land en
regio variëren. Wij raden u aan het
juiste alarmnummer voor de rele‐
vante regio van tevoren op te vra‐
gen.
Een noodoproep doen
Vorm het noodnummer (bijv. 112).
De telefoonverbinding met de alarm‐
centrale wordt tot stand gebracht.
Antwoord als het dienstdoende per‐
soneel u vragen stelt over het nood‐
geval.
84 Telefoon
9 Waarschuwing
Beëindig het gesprek pas als de
alarmcentrale u daarom vraagt.
Bediening
Zodra er een Bluetooth-verbinding
tussen uw mobiele telefoon en het In‐
fotainmentsysteem tot stand is ge‐
bracht, kunt u tal van functies van uw
mobiele telefoon ook via het Infotain‐
mentsysteem bedienen.
U kunt via het infotainmentsysteem
bijv. een verbinding tot stand brengen
met de telefoonnummers die in uw
mobiele telefoon zijn opgeslagen of
telefoonnummers wijzigen.
Let op
In de handsfree-modus is bediening
van de mobiele telefoon nog steeds
mogelijk, bijv. een gesprek beant‐
woorden of het volume regelen.
Na het tot stand brengen van een ver‐
binding tussen de mobiele telefoon
en het Infotainmentsysteem worden
er gegevens van de mobiele telefoon
naar het Infotainmentsysteem ver‐
stuurd. Afhankelijk van het model te‐
lefoon kan dit enkele minuten duren.
Tijdens deze periode is het bedienen
van de mobiele telefoon via het Info‐
tainmentsysteem slechts beperkt mo‐
gelijk.
Let op
Niet elke mobiele telefoon onder‐
steunt alle functies van de telefoon‐
portal. Zodoende is het mogelijk dat
de functionaliteit die bij deze speci‐
fieke mobiele telefoons staat be‐
schreven, afwijkt.
Voorwaarden
Voor de handsfreemodus van het in‐
fotainmentsysteem moet aan de vol‐
gende voorwaarden zijn voldaan:
De Bluetooth-functie van het in‐
fotainmentsysteem moet geacti‐
veerd zijn 3 81.
De Bluetooth-functie van de mo‐
biele telefoon moet geactiveerd
zijn (zie gebruiksaanwijzing van
het apparaat).
De mobiele telefoon moet op
"zichtbaar" staan (zie gebruiks‐
aanwijzing van het apparaat).
De mobiele telefoon moet aan
het infotainmentsysteem gekop‐
peld zijn 3 81.
Handsfreemodus activeren
Druk op y / @ op het bedieningspa‐
neel van het Infotainmentsysteem.
Het hoofdmenu van de telefoon ver‐
schijnt.
Let op
Als er geen mobiele telefoon met het
Infotainmentsysteem verbonden is,
verschijnt Geen telefoon
beschikbaar. Voor een gedetail‐
leerde beschrijving van het tot stand
brengen van een Bluetooth-verbin‐
ding 3 81.
Telefoon 85
Veel functies van de mobiele telefoon
kunnen nu worden bediend via het
hoofdmenu van de telefoon (en bijbe‐
horende submenu's) en via de tele‐
foonspecifieke knoppen op het stuur‐
wiel.
Telefoongesprek initiëren
Handmatig een nummer invoeren
Druk in het telefoonhoofdmenu op
MENU-TUNE om Menu telefoon te
openen.
Selecteer de submenuoptie Nummer
invoeren. Het volgende scherm ver‐
schijnt.
Voer het gewenste nummer in en se‐
lecteer y op het display om het kie‐
zen te starten.
Let op
Voor het openen van het scherm
Zoeken van het telefoonboek selec‐
teert u 4.
Het telefoonboek gebruiken
Het telefoonboek bevat namen en
nummers van contactpersonen.
Druk in het telefoonhoofdmenu op
MENU-TUNE om Menu telefoon te
openen.
Selecteer de submenuoptie
Telefoonboek. Het volgende scherm
verschijnt.
Net als op een telefoon of mobiele zijn
de letters alfabetisch op het display
gegroepeerd: abc, def, ghi, jkl, mno,
pqrs, tuv en wxyz.
Selecteer de gewenste groep letters.
Het telefoonboek verschijnt met de
vermeldingen die met één van de let‐
ters in de lettergroep beginnen.
Blader door de lijst en selecteer de
naam van de gewenste vermeldin‐
gen.
Blader door de lijst met telefoonnum‐
mers en selecteer het gewenste num‐
mer. Het systeem kiest het betref‐
fende telefoonnummer.
Sorteervolgorde van telefoonboek
aanpassen
Na het koppelen en verbinden van
een mobiele telefoon met het Infotain‐
mentsysteem, wordt het telefoonboek
van de mobiele telefoon met num‐
mers en namen automatisch naar het
Infotainmentsysteem gedownload.
Het telefoonboek op het Infotainment‐
systeem kan op Voornaam of
Achternaam worden gesorteerd.
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.
Selecteer Telefooninstellingen en
vervolgens Telefoonboek sorteren.
Selecteer de gewenste optie.
Bellijsten gebruiken
Alle inkomende, uitgaande of gemiste
oproepen worden geregistreerd in bij‐
behorende bellijsten.
86 Telefoon
Druk in het telefoonhoofdmenu op
MENU-TUNE om Menu telefoon te
openen. Selecteer de submenuoptie
Gesprekslijsten.
Eventueel kunt u de toets y / @ in‐
drukken.
Het volgende scherm verschijnt.
Selecteer de gewenste bellijst, bijv.
Gemiste oproepen. Er verschijnt een
menu met de bijbehorende bellijst.
Telefoongesprek initiëren: selecteer
de gewenste lijstvermelding. Het sys‐
teem kiest het betreffende telefoon‐
nummer.
Telefoonnummer opnieuw kiezen
Het systeem kan het laatst gekozen
telefoonnummer opnieuw kiezen.
Druk op 7 op het stuurwiel om naar
het menu Opnieuw kiezen te gaan.
Druk op 7 om een telefoonnummer te
gaan kiezen.
Druk op xn op het stuurwiel om het
menu Opnieuw kiezen te verlaten.
Gebruik eventueel de knop
MENU-TUNE om Nee op het display
te selecteren.
Inkomend telefoongesprek
Als er bij een inkomende oproep een
audiomodus, bijv. de radio- of cd-mo‐
dus, actief is, wordt het geluid van de
betreffende audiomodus onderdrukt
en blijft dit zo totdat het gesprek wordt
beëindigd.
Oproep beantwoorden: selecteer
Aannemen op het display.
Oproep weigeren: selecteer
Weigeren op het display.
Tweede inkomende oproep
Als er tijdens een gesprek nog een
oproep binnenkomt, verschijnt er een
bericht.
Tweede oproep beantwoorden en
huidig gesprek beëindigen: selecteer
Aannemen op het display.
Tweede oproep weigeren en huidig
gesprek voortzetten: selecteer
Weigeren op het display.
Beltoon wijzigen
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.
Selecteer Telefooninstellingen,
Geluid & Signalen en vervolgens
Beltoon. Er verschijnt een lijst met alle
beschikbare beltonen.
Selecteer de gewenste beltoon.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van het beltoonvolume 3 61.
Functies tijdens een
telefoongesprek
Tijdens een telefoongesprek ver‐
schijnt het hoofdmenu van de tele‐
foon als volgt.
Telefoon 87
Selecteer Menu op het display om
naar het menu Verbonden te gaan.
Selecteer Ophangen op het display
om het gesprek te beëindigen.
Privémodus activeren
Selecteer in het menu Verbonden de
submenuoptie Gesprek via handset
om het gesprek door te schakelen
naar de mobiele telefoon. Het vol‐
gende display verschijnt.
Selecteer Menu op het display en
daarna Gesprek doorschakelen om
het gesprek terug te schakelen naar
het Infotainmentsysteem.
Microfoon deactiveren/activeren
Zet in het menu Verbonden de sub‐
menuoptie Mic dempen op Aan. De
beller kan u niet meer horen.
Microfoon opnieuw activeren: zet de
submenuoptie Mic dempen weer op
Uit.
Mobiele telefoons en
CB-zendapparatuur
Montage- en
gebruiksvoorschriften
Bij de montage en het gebruik van
een mobiele telefoon moeten de mo‐
delspecifieke montagehandleiding en
de gebruiksvoorschriften van de fa‐
brikant van de telefoon en de hands‐
free-carkit in acht genomen worden.
Anders kan de typegoedkeuring van
de auto vervallen (EU-richtlijn
95/54/EG).
Aanbevelingen voor een storingsvrij
gebruik:
Vakkundig gemonteerde buiten‐
antenne, waardoor de maximale
reikwijdte wordt bereikt.
Maximaal zendvermogen van
10 watt.
Installatie van de telefoon op een
daartoe geschikte plek, neem de
relevante opmerking in de Ge‐
bruikershandleiding, hoofdstuk
Airbagsysteem, in aanmerking.
Informatie inwinnen over de voor‐
ziene montageposities voor de bui‐
tenantenne of de toestelhouder en de
mogelijkheden tot het gebruik van
toestellen met een zendvermogen
van meer dan 10 watt.
Het gebruik van een handsfree-carkit
zonder buitenantenne voor mobiele
telefoons type GSM 900/1800/1900
en UMTS is alleen toegestaan, wan‐
neer het maximale zendvermogen
van de mobiele telefoon niet hoger is
dan 2 W bij GSM 900 en niet hoger is
dan 1 W bij de andere types.
88 Telefoon
Uit veiligheidsoverwegingen wordt te‐
lefoneren tijdens het rijden afgera‐
den. Ook bij handsfree telefoneren
kan de aandacht op het verkeer ver‐
slappen.
9 Waarschuwing
Gebruik van zendapparatuur en
mobiele telefoons die niet aan de
bovenstaande normen voor mo‐
biele telefoons voldoen en radio's
is alleen toegestaan met een bui‐
tenantenne op de auto.
Voorzichtig
Mobiele telefoons en zendappara‐
tuur kunnen als de voornoemde
aanwijzingen niet in acht worden
genomen bij gebruik in het interi‐
eur zonder buitenantenne aanlei‐
ding geven tot functiestoringen in
de autoelektronica.
Telefoon 89
90
Trefwoordenlijst
A
Algemene aanwijzingen. 50, 71,
74, 75, 80
Algemene informatie..................... 78
AUX-ingang............................... 74
Bluetooth-muziek...................... 78
CD-speler.................................. 71
Infotainment-systeem................ 50
Telefoon.................................... 80
USB-poort................................. 75
Antidiefstalfunctie ........................ 51
Audiobedieningsknoppen aan
stuurwiel.................................... 52
Automatische volumeregeling...... 61
Autostore-lijsten............................ 64
Zenders ophalen....................... 64
Zenders opslaan....................... 64
AUX-functie activeren................... 74
AUX-ingang
Algemene informatie................. 74
Bediening.................................. 74
Inschakelen............................... 74
Volume aanpassen................... 74
B
Basisbediening............................. 59
Bediening............................... 78, 84
AUX-ingang............................... 74
Bluetooth-muziek...................... 78
CD-speler.................................. 72
Menu......................................... 59
Radio......................................... 63
Telefoon.................................... 84
USB-poort................................. 76
Bedieningselementen
Infotainment-systeem................ 52
Stuurwiel................................... 52
Telefoon.................................... 80
Bedieningspaneel Infotainment.... 52
Bel
Beltoon...................................... 84
Functies tijdens het gesprek..... 84
Inkomend gesprek.................... 84
Telefoongesprek initiëren.......... 84
Beltoon
Beltoon selecteren.................... 84
Beltoonvolume.......................... 61
Bluetooth
Bluetooth-muziek...................... 78
Bluetooth-verbinding................. 81
Telefoon.................................... 84
Bluetooth-muziek
Algemene informatie................. 78
Bediening.................................. 78
Inschakelen............................... 78
Voorwaarden............................. 78
Bluetooth-verbinding.................... 81
91
C
Categorielijst................................. 65
Cd afspelen starten...................... 72
Cd-menu....................................... 72
CD-speler
Algemene informatie................. 71
Cd afspelen starten................... 72
Cd plaatsen............................... 72
Cd-menu................................... 72
Een cd verwijderen.................... 72
Gebruik...................................... 72
Inschakelen............................... 72
CD-speler activeren...................... 72
D
DAB.............................................. 69
Datuminstellingen......................... 57
De radio inschakelen.................... 63
Digital Audio Broadcasting........... 69
Dynamisch audioaanpassing....... 69
F
Favoriete lijsten............................ 65
Zenders ophalen....................... 65
Zenders opslaan....................... 65
Favorietenlijst............................... 65
Frequentiebereikmenu's............... 65
Frequentiebereik selecteren......... 63
Functie Opnieuw kiezen............... 84
G
Gebruik....................... 57, 63, 72, 74
AUX-ingang............................... 74
Bluetooth-muziek...................... 78
CD-speler.................................. 72
Menu......................................... 59
Radio......................................... 63
Telefoon.................................... 84
USB-poort................................. 76
Geluidsinstellingen....................... 60
Gesprekslijsten............................. 84
H
Handsfree telefoonmodus
activeren.................................... 84
I
Infotainmentsysteem inschakelen 57
K
Knop MENU-TUNE....................... 59
M
Maximaal opstartvolume............... 61
Menubediening............................. 59
Mobiele telefoons en
CB-zendapparatuur................... 87
Mute.............................................. 57
N
Noodoproep.................................. 83
O
Opgeslagen audiobestanden
afspelen..................................... 76
Overzicht bedieningselementen... 52
R
Radio
Afstemmen op zender............... 63
Autostorelijsten.......................... 64
Bereik selecteren...................... 69
Categorielijst............................. 65
DAB configureren...................... 69
DAB-berichten........................... 65
Digital audio broadcasting
(DAB)........................................ 69
Dynamisch audioaanpassing.... 69
Favoriete lijsten......................... 65
Frequentiebereik selecteren..... 63
Frequentiebereikmenu's............ 65
Gebruik...................................... 63
Inschakelen............................... 63
Radio Data System (RDS)........ 67
RDS configureren...................... 67
Regio-instelling.......................... 67
Verkeersberichten..................... 67
Verkeersinformatie.................... 67
Zender zoeken.......................... 63
Zenderlijsten.............................. 65
Zenderlijsten bijwerken............. 65
92
Zenders ophalen................. 64, 65
Zenders opslaan................. 64, 65
Radio activeren............................. 63
Radio Data System (RDS) ........... 67
RDS.............................................. 67
Regio-instelling............................. 67
S
Streaming audio via Bluetooth
activeren.................................... 78
Systeeminstellingen
Fabrieksinstellingen terugzetten 57
Taal........................................... 57
Tijd- en datuminstellingen......... 57
Voertuiginstellingen................... 57
T
Taalinstellingen............................. 57
TA-volume.................................... 61
Telefoon
Algemene informatie................. 80
Bedieningselementen............... 80
Beltoon selecteren.................... 84
Bluetooth................................... 80
Bluetooth-verbinding................. 81
Een telefoonnummer kiezen..... 84
Functies tijdens het gesprek..... 84
Gesprekslijsten.......................... 84
Inkomend gesprek.................... 84
Inschakelen............................... 84
Noodoproepen.......................... 83
Opmerkingen............................. 80
Telefoonboek............................ 84
Telefoonnummer opnieuw
kiezen........................................ 84
Voorwaarden............................. 84
Telefoonboek................................ 84
Tijdinstellingen.............................. 57
U
USB-functie activeren................... 76
USB-menu.................................... 76
USB-poort
Activering.................................. 76
Algemene informatie................. 75
Bediening.................................. 76
Opmerkingen............................. 75
USB-apparaat aansluiten.......... 75
USB-apparaat verwijderen........ 76
USB-menu................................. 76
V
Verkeersberichten........................ 67
Verkeersberichten blokkeren........ 67
Verkeersinformatie....................... 67
Volume
Automatische volumeregeling... 61
Beltoonvolume.......................... 61
Maximaal opstartvolume........... 61
Stiltefunctie................................ 57
TA-volume................................. 61
Volume instellen........................ 57
Volumebegrenzing bij hoge
temperaturen............................. 57
Voor snelheid
gecompenseerd volume............ 61
Volume-instellingen...................... 61
Z
Zenderlijsten................................. 65
Zenderlijsten bijwerken................. 65
Zenders ophalen.................... 64, 65
Zenders opslaan..................... 64, 65
Zender zoeken.............................. 63
FlexDock ...................................... 94
Trefwoordenlijst ........................... 96
FlexDock
94 FlexDock
FlexDock
Algemene informatie .................... 94
Gebruik ........................................ 95
Algemene informatie
FlexDock bestaat uit een ingebouwde
basisplaat en verschillende typen
cradles die aan de basisplaat kunnen
worden bevestigd. Door een iPhone
of een andere smartphone op de
slede zetten kunt u de smartphone via
het Infotainmentsysteem, de stuurbe‐
dieningsknoppen of het aanraak‐
scherm bedienen.
Voor nadere informatie over het ge‐
bruik van de cradle verwijzen wij u
naar de bij elke cradle meegeleverde
handleiding van de cradle.
9 Waarschuwing
Met het FlexDock verbonden toe‐
stellen moeten zodanig worden
gebruikt dat de bestuurder niet
wordt afgeleid en dat de verkeers‐
veiligheid op geen enkel moment
in het geding komt. Houd u altijd
aan de betreffende wet- en regel‐
geving van het land waarin u rijdt.
Deze wetgeving kan verschillen
van de informatie in deze handlei‐
ding. Zet bij twijfel uw auto aan de
kant en bedien de apparatuur ter‐
wijl u stilstaat.
Let op
Gebruik via de USB-aansluiting niet
tegelijkertijd een andere audiobron
om superposities van beide audio‐
bronnen te voorkomen.
Voorzichtig
Laat de mobiele telefoon ter voor‐
koming van diefstal bij het verlaten
van de auto niet in het FlexDock
achter.
FlexDock 95
Gebruik
Cradle op de basisplaat
bevestigen
1. Haal de kap van de basisplaat.
2. Druk de cradle in de basisplaat en
klap deze neer.
Smartphone aansluiten op het
Infotainmentsysteem
Universele smartphone
Sluit de smartphone met de aansluit‐
kabel aan op de slede.
iPhone
De iPhone wordt bij het plaatsen in de
cradle automatisch verbonden.
Afhankelijk van de aanwezige soft‐
ware en hardware kan de functionali‐
teit van de iPhone beperkt zijn.
De smartphone bedienen
Bij het verbinden van de smartphone
via FlexDock heeft deze dezelfde
functionaliteit als wanneer deze via
de USB-aansluiting wordt aangeslo‐
ten. Zie de betreffende instructies in
deze handleiding voor gedetailleerde
informatie.
Voor het gebruik van de telefoonfunc‐
tie of de functie Streaming audio via
Bluetooth moet er een Bluetooth-ver‐
binding tot stand worden gebracht.
Zie de betreffende instructies in deze
handleiding en de gebruiksaanwijzing
bij de smartphone voor gedetailleerde
informatie.
Cradle van de basisplaat
verwijderen
1. Druk op de ontgrendelingsknop
en verwijder de cradle.
2. Bevestig de cradle op de basis‐
plaat.
96
Trefwoordenlijst
A
Algemene informatie..................... 94
B
Basisplaat..................................... 95
C
Cradle........................................... 95
F
FlexDock....................................... 95
G
Gebruik......................................... 95
www.opel.com
Copyright by ADAM OPEL AG, Rüsselsheim, Germany.
De gegevens in deze publicatie waren correct op de onderstaande uitgiftedatum. Wijzigingen in de techniek, uitrusting of vorm van de auto's ten opzichte van de gegevens in deze
publicatie, alsmede wijzigingen van deze publicatie zelf blijven Adam Opel AG voorbehouden.
Uitgave: januari 2016, ADAM OPEL AG, Rüsselsheim.
Gedrukt op chloorvrij gebleekt papier.
01/2016
*KTA-2745/6-NL*
KTA-2745/6-nl
92


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Opel Adam Infotainment 2016 - R 4.0 IntelliLink at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Opel Adam Infotainment 2016 - R 4.0 IntelliLink in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 1,76 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info