23
Indien zich een probleem voordoet wanneer u het product gebruikt, dan moet u de onderstaande
punten controleren.
Probleem Wat moet u controleren Oplossing
De manchet wordt opgepompt
tot een abnormaal hoge (lage)
druk.
Is de armmanchet correct omgelegd?
Breng de manchet alsnog correct aan en
herhaal de meting.
Heeft de patiënt zijn/haar arm of lichaam
tijdens het oppompen (eigenlijk: de meting)
bewogen?
Vraag de patiënt zijn/haar arm of lichaam
tijdens de meting niet te bewegen en her-
haal de meting.
Doet dit probleem zich voor bij een speci-
Þ eke patiënt?
Bij sommige patiënten met hartritmestoor-
nissen, kan de bloeddrukmeter de juiste
oppompdruk niet bepalen.
Stel de P-SET 30 tot 40 mmHg hoger in
dan de systolische bloeddruk en herhaal
de meting.
De bloeddrukmeter kan de
bloeddruk niet meten.
De gemeten waarden zijn
buitengewoon hoog (laag).
Controleer eerst de bloeddruk van de
patiënt op een andere wijze.
Meet de bloeddruk van de patiënt met be-
hulp van een stethoscoop (MANU-mode)
en herhaal dan de meting, overeenkom-
stig de aanwijzingen.
Heeft de patiënt zijn/haar arm of lichaam
tijdens de meting bewogen?
Vraag de patiënt zijn/haar arm of lichaam
tijdens de meting niet te bewegen en meet
opnieuw.
Heeft de patiënt geen
hartritmestoornissen?
Meet de bloeddruk van de patiënt met
behulp van een stethoscoop (MANU-
mode). Controleer de patiënt met een
stethoscoop.
Is de maat van de armmanchet juist en is
hij op correcte wijze omgelegd?
Kies de juiste armmanchet voor de omtrek
van de arm van de patiënt, breng deze
correct aan en herhaal de meting.
Bevindt de bovenarm waaraan de meting
plaatsvindt zich op dezelfde hoogte als het
hart?
Breng de bovenarm waaraan de meting
plaatsvindt op dezelfde hoogte als het hart
en herhaal de meting.
Oplossen van problemen