ophanging
J
31
R/L
hangen en met veiligheidsstoppen
klemmen. Hierbij de dubbele staaldraad niet verdraaien!!
●●
22a –
●●
22c
23 Sluitstang
J
41 +
J
42 met sluitstanggeleider
J
43 aan draaiarm
hangen (rechts de rechte sluitstang
J
41 , links de gebogen
sluitstang
J
42 ).
24 Afstellen van de horizontale looprails
J
5
R/L
:
Alle looprolassen moeten even ver uit de rolhouders
J
28
R/L
steken, evt. de horizontale looprails
J
5
R/L
diagonaal richten.
25 Veerspanning controleren: Voor het sluiten van de deur
moet er een lichte veerspanning zijn zodat de dubbele
staaldraad langs de loopwielen blijft lopen. Bij het span-
nen / ontspannen van de veren het risico van persoon-
lijk letsel vermijden en voorkom dat de deur naar bene-
den kan vallen! Zie punt 31.
26 Deur sluiten.
27 Sluitstang
J
41 +
J
42 met 3–4 mm speling aan draaibeugel
bevestigen en aan de grendelsnapper
J
37 middel
J
M2 be-
vestigen. Sluitstanggeleider
J
43 in het midden monteren en
met
J
S12 bevestigen. Bei 45° draaiing van de binnengreep
J
35 moet de vergrendeling
J
37 volledig ingetrokken zijn.
●●
32b
28 Met
J
S1 +
J
M1 een bevestigingssteun
J
14 aan het hoekpro-
fiel
J
8 vastzetten en met hoekbeugels
J
20 en
J
S2 +
J
D1 aan
het plafond bevestigen.
Bevestigingssteunen
J
14 evt. afhankelijk van de plafond-
hoogte inkorten.
29 Afstellen van de loopwielen
J
27 +
J
29 :
29a
J
M1 van de rolhouders
J
28
R/L
+
J
30 losmaken.
29b Alle loopwielen
J
27 +
J
29 , tot de tweede van onderen,
in de ijlrichting van de deur wegtrekken zodat de deur
precies tegen de kozijnafdichting ligt (afstand van de
secties tot het grijze gedeelte van de kozijnafdichting
1 mm). Loopwielen
J
27 +
J
29 moeten met de hand licht
te draaien zijn.
J
M1 aantrekken.
29c Tweede geleiderol van onderen
J
27 afstellen. Rolhou-
ders
J
28
R/L
aan het zijstuk
J
25 licht naar achteren trek-
ken om ca. 1 mm speling tussen het sectieframe en
het grijze deel van de kozijnafdichting te creëren,Ge-
leiderol
J
27 in pijlrichting tot het rechte deel van de
verticale looprail (deur)drukken zodat de geleiderol
J
27
precies tegen de verticale looprail ligt.
J
M1 aan-
trekken.
Hoogte afstellen van de bovenste geleiderol
J
45
R/L
29d Bij elektrische bediening: Geleiderol moet in de
bovenste hoek van het eindprofiel
J
11
R/L
liggen.
29e Bij handbediening: Middelpunt van de bovenste loop-
wielen moet zich ca. 5 mm in het eindprofiel
J
11
R/L
be-
vinden. (Aanwijzing: De onderkant van de bovenste
geleiderolhouder
J
45
R/L
moet in lijn zijn met de marke-
ring op de bovenste geleiderolsteun
J
44
R/L
).
30 Veerspanning nogmaals controleren. Deur moet in half ge-
opende stand zelfstandig blijven staan.
30a Als de deur duidelijk naar beneden zakt, de veerspan-
ning volgens punt 29 verhogen.
30b Als de deur naar boven gaat,de veerspanning volgens
punt 31 verlagen.
31 Bij het spannen van de veren persoonlijk letsel vermijden en
voorkom dat de deur naar beneden kan vallen! Voor het
spannen van de veren de borgingen
J
19 verwijderen, veer-
spanband naar achteren trekken (bijv. met sleutel 13) en
precies in het volgende gat laten vallen, borgingen
J
19 weer
aanbrengen. Eventueel mag links en rechts de fixering van
de spanband een gat verschillen. De gang van de deur con-
troleren (zie punt 28) en evt. opnieuw spannen.
32 Bij deuren zonder elektrische bediening (anders verder met
punt 31) slotplaat
J
46
R/L
monteren:
32a Deur van binnen sluiten en met lijmklemmen vastzet-
ten. Slotplaat links en rechts
J
46
R/L
bij de grendel
J
37
houden en in de betreffende rechthoekige gaten
(voorste rij gaten) van het hoekkozijn
J
1
R/L
vastschroe-
ven.
• Aanslagbreedte 55 mm tot 120 mm: Plaat
J
U2 op
J
S3 plaatsen en
J
M1 met de hand vastzetten.
J
S3 door
de vierkante uitsparing in de slotplaat
J
46
R/L
en de ko-
zijnhoek
J
1
R/L
steken, 90° draaien,
J
M1 aantrekken
zodat het vierkant in de uitsparing van de kozijnhoek
J
1
R/L
valt. Vervolgens
J
M1 vastzetten.
• Aanslagbreedte groter dan 120 mm:
J
S1 door de
vierkante uitsparing in de slotplaat en de kozijnhoek
J
1
R/L
steken en met
J
M1 vastzetten.
32b Vergrendeling controleren. Deur meerdere keren ope-
nen en sluiten. Bij het sluiten moeten de grendels
J
37
steeds volledig in de slotplaat
J
46
R/L
vallen, evt. door
verticaal verschuiven van de slotplaat
J
46
R/L
afstellen.
32c Trekkoord
J
47 door de betreffende openingen van de
onderste draadophanging
J
31
R/L
leiden, door knopen
beveiligen en aan het voorste hoekprofiel
J
10 hangen.
Bij gebruik van een garagedeuraandrijving mag
het trekkoord niet gebruikt worden
NL
Deze montage-, bedienings- en onderhoudshandleiding is tijdens de gebruiksduur van de deur veilig en algemeen toegankelijk te bewaren!
-18-