36386
38
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/119
Next page
Gebruikershandleiding Nokia 9500 Communicator
9230569
Uitgave 4
CONFORMITEITSVERKLARING
NOKIA CORPORATION verklaart op eigen verantwoordelijkheid dat het product RA-2 conform is aan de bepalingen van de volgende Richtlijn van de Raad: 1999/5/EG. Een kopie van de
conformiteitsverklaring kunt u vinden op de volgende website: www.nokia.com/phones/declaration_of_conformity/.
Copyright © 2004-2005 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Onrechtmatige reproductie, overdracht, distributie of opslag van dit document of een gedeelte ervan in enige vorm zonder voorafgaande geschreven
toestemming van Nokia is verboden.
Nokia, Nokia Connecting People, Xpress-on en Pop-Port zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Nokia Corporation. Namen van andere producten en bedrijven kunnen
handelsmerken of handelsnamen van de respectievelijke eigenaren zijn.
Nokia tune is een geluidsmerk van Nokia Corporation.
This product includes software licensed from Symbian Software Ltd (c) 1998-2004. Symbian and Symbian OS are trademarks of Symbian Ltd.
This software is based in part of the work of the FreeType Team. This product is covered by one or more of the following patents: United States Patent 5,155,805, United States Patent 5,325,479,
United States Patent 5,159,668, United States Patent 2232861 and France Patent 90 05712.
Java and all Java-based marks are trademarks or registered trademarks of Sun Microsystems, Inc.
Bluetooth is a registered trademark of Bluetooth SIG, Inc.
GEBRUIK VAN DIT PRODUCT OP ENIGE WIJZE DAT OVEREENSTEMT MET DE VISUELE NORM MPEG-4 IS VERBODEN, BEHALVE VOOR GEBRUIK DAT RECHTSTREEKS BETREKKING HEEFT OP (A) GEGEVENS OF
INFORMATIE (i) GEGENEREERD DOOR EN KOSTENLOOS VERKREGEN VAN EEN KLANT BUITEN HET KADER VAN ENIGE BEDRIJFSACTIVITEIT, EN (ii) UITSLUITEND BESTEMD VOOR PERSOONLIJK GEBRUIK; EN
(B) ANDER GEBRUIK DAT SPECIFIEK EN AFZONDERLIJK ONDER LICENTIE IS TOEGESTAAN DOOR MPEG LA, L.L.C
Nokia voert een beleid dat gericht is op continue ontwikkeling. Nokia behoudt zich het recht voor zonder voorafgaande kennisgeving wijzigingen en verbeteringen aan te brengen in de
producten die in dit document worden beschreven.
In geen geval is Nokia aansprakelijk voor enig verlies van gegevens of inkomsten of voor enige bijzondere, incidentele, onrechtstreekse of indirecte schade.
De inhoud van dit document wordt zonder enige vorm van garantie verstrekt. Tenzij vereist krachtens het toepasselijke recht, wordt geen enkele garantie gegeven betreffende de
nauwkeurigheid, betrouwbaarheid of inhoud van dit document, hetzij uitdrukkelijk hetzij impliciet, daaronder mede begrepen maar niet beperkt tot impliciete garanties betreffende de
verkoopbaarheid en de geschiktheid voor een bepaald doel. Nokia behoudt zich te allen tijde het recht voor zonder voorafgaande kennisgeving dit document te wijzigen of te herroepen.
De beschikbaarheid van bepaalde producten kan per regio verschillen. Neem hiervoor contact op met de dichtstbijzijnde Nokia leverancier.
Exportbepalingen
Dit apparaat bevat mogelijk onderdelen, technologie of software die onderhevig zijn aan wet- en regelgeving betreffende export van de V.S. en andere landen. Omleiding in strijd met de
wetgeving is verboden.
FCC/INDUSTRY CANADA-KENNISGEVING
Het apparaat kan storingen veroorzaken bij tv's of radio's (bijvoorbeeld wanneer u een telefoon te dichtbij een ontvangend apparaat gebruikt). De FCC or Industry Canada kan u verplichten
het gebruik van uw telefoon te staken als dergelijke storing niet kan worden beëindigd. Als u hulp nodig hebt, kunt u contact opnemen met uw plaatselijke netwerkexploitant. Dit apparaat
voldoet aan artikel 15 van de FCC-regels. Gebruik is onderhevig aan de voorwaarde dat dit apparaat geen schadelijke storing veroorzaakt.
9230569/Uitgave 4
Inhoudsopgave
Voor uw veiligheid.......................................................................6
DIT APPARAAT..............................................................................................6
NETWERKDIENSTEN....................................................................................7
Gedeeld geheugen.....................................................................................7
Toebehoren, batterijen en laders.........................................................7
1. Aan de slag................................................................................8
De SIM-kaart, batterij en geheugenkaart installeren.....................8
De batterij opladen....................................................................................9
Het apparaat in- en uitschakelen..........................................................9
Radio's...........................................................................................................9
Antenne's......................................................................................................9
Toegangscodes.........................................................................................10
Eerste keer opstarten.............................................................................10
Toetsen en aansluitingen.....................................................................11
Communicatorinterface.........................................................................11
Het display...........................................................................................12
De Menu-toets....................................................................................12
Bladeren en selecteren....................................................................12
Standaardacties in verschillende toepassingen.........................13
De telefooninterface...............................................................................13
Display-indicatoren..............................................................................14
Toetsblokkering....................................................................................14
Volumeregeling........................................................................................14
Geheugenkaarten....................................................................................15
Instructies in het apparaat...................................................................15
De cd-rom gebruiken..............................................................................15
Nokia-ondersteuning op het web......................................................15
Stickers in het verkooppakket.............................................................15
Gegevens overbrengen van andere apparaten..............................16
2. De telefooninterface............................................................17
Bellen...........................................................................................................17
Een oproep beantwoorden..................................................................17
Opties tijdens een gesprek...................................................................17
Tekst intoetsen.........................................................................................18
Menufuncties activeren.........................................................................18
Berichten ...................................................................................................19
Logboek .....................................................................................................19
Contacten ..................................................................................................19
Snelkoppelingen naar de lijst met contacten.............................20
Contacten zoeken, toevoegen en verwijderen...........................20
Instellingen voor contacten..............................................................20
Snelkeuze................................................................................................20
Overige functies....................................................................................20
Profielen ....................................................................................................20
Instellingen ...............................................................................................21
Camera........................................................................................................22
3. Bureaublad..............................................................................23
Groepen beheren.....................................................................................23
Nieuwe groepen maken........................................................................24
4. Telefoon...................................................................................25
Bellen...........................................................................................................25
Een oproep beantwoorden..................................................................25
Snelkeuze...................................................................................................25
Een telefonische vergadering starten...............................................25
Gekozen nummers, ontvangen oproepen en gemiste
oproepen weergeven.............................................................................26
DTMF-tonen verzenden..........................................................................26
Het profiel Off line instellen.................................................................26
Oproepen doorschakelen......................................................................27
Oproepen blokkeren...............................................................................27
Oproepinstellingen, netwerkinstellingen en
telefoonlijninstellingen.........................................................................27
Oproepinstellingen..............................................................................27
Netwerkinstellingen............................................................................27
Geavanceerde instellingen................................................................28
Instellingen voicemailbox.....................................................................28
Logboek......................................................................................................28
5. Berichten..................................................................................30
Berichtencentrale....................................................................................30
Berichten intoetsen en lezen............................................................30
Berichten beheren................................................................................31
Voorkomen dat er onvoldoende geheugen beschikbaar is....31
E-mail...........................................................................................................31
On line en off line werken.................................................................31
De internetverbinding wijzigen...................................................32
E-mailberichten opstellen en verzenden......................................32
Verzendopties........................................................................................32
E-mail ophalen......................................................................................33
Een e-mailbericht lezen en beantwoorden..................................33
E-mailbijlagen........................................................................................33
De voorkeuren voor het beantwoorden en weergeven van e-
mailberichten wijzigen......................................................................34
Instellingen e-mailaccount...............................................................34
Tekstberichten..........................................................................................35
Verzendopties voor een tekstbericht.............................................35
Tekstberichten beantwoorden........................................................36
Instellingen voor tekstberichten.....................................................36
Instellingen voor de berichtencentrale wijzigen.......................37
Berichten op de SIM-kaart beheren................................................37
Afbeeldingsberichten..........................................................................37
Multimediaberichten..............................................................................37
Multimediaberichten opstellen en verzenden............................37
Multimediaberichten ontvangen.....................................................38
Instellingen multimediaberichtenaccount..................................38
Faxberichten..............................................................................................39
Verzendopties voor een faxbericht instellen...............................39
Een ontvangen faxbericht opslaan.................................................39
Instellingen voor faxberichten bewerken....................................39
Faxen ontvangen uit een externe faxpostbus............................40
Speciale berichttypen.............................................................................40
Operatorlogo's ontvangen................................................................40
Beltonen ontvangen............................................................................40
Configuratieberichten ontvangen...................................................40
E-mailmeldingen ontvangen............................................................40
Met een wachtwoord beveiligde berichten openen.................40
Bookmarkberichten weergeven......................................................41
Configuratiegegevens weergeven..................................................41
De naam van instellingen wijzigen................................................41
Instellingen voor push-berichten ontvangen.............................41
Cell broadcast............................................................................................41
6. Web...........................................................................................42
Surfen op internet................................................................................42
Bestanden opslaan..............................................................................42
Bestanden downloaden.....................................................................42
Cookies.....................................................................................................43
Eerder bezochte pagina's openen...................................................43
De cache leegmaken............................................................................43
Bookmarks beheren............................................................................43
Browserinstellingen................................................................................43
Toetsenbordsneltoetsen voor navigatie.......................................44
7. Contacten.................................................................................45
Contactkaarten beheren........................................................................45
Contactkaarten bewerken....................................................................45
Contactkaartsjablonen maken en bewerken..................................46
Mijn contactkaart.....................................................................................46
Contactkaarten verzenden....................................................................46
Een contactkaart verzenden.............................................................46
Contactgroepen maken en bewerken...............................................47
Contacten op de SIM-kaart beheren..................................................47
Contacten overbrengen naar andere databases...........................48
Instellingen voor contactkaarten.......................................................48
8. Documenten...........................................................................49
Werken met documenten.....................................................................49
Documenten opmaken..........................................................................50
Objecten invoegen en bewerken........................................................50
Tabellen weergeven...............................................................................50
Sjablonen gebruiken..............................................................................50
9. Werkblad..................................................................................51
Werkmappen............................................................................................51
Werken met werkbladen......................................................................51
Werken met cellen..................................................................................51
Grafiekbladen maken en wijzigen.....................................................52
Lijst van functies......................................................................................52
10. Presentaties..........................................................................56
Presentaties weergeven........................................................................56
Diapresentaties weergeven..............................................................56
Diapresentaties geven met een dataprojector...........................56
Presentaties maken................................................................................57
Tabellen invoegen...................................................................................57
Werken met verschillende weergaven.............................................57
Overzichtsweergave............................................................................57
Notitieweergave...................................................................................57
Hoofddiaweergave..............................................................................58
11. Agenda...................................................................................59
Agenda-items maken.............................................................................59
Agendapictogrammen........................................................................59
Agenda-items beheren.......................................................................60
Agenda-instellingen...............................................................................60
Agendaweergaven..................................................................................60
Maandweergave...................................................................................61
Weekweergave.....................................................................................61
Dagweergave.........................................................................................61
Weekplanner..........................................................................................61
Jaarplanner.............................................................................................61
Speciale datums....................................................................................61
Takenlijsten............................................................................................61
Agendabestanden...................................................................................62
12. Bestandsbh...........................................................................63
Bestanden en mappen beheren..........................................................63
Beveiliging geheugenkaart..................................................................64
13. Camera en afbeeldingen..................................................65
Camera........................................................................................................65
Een foto maken.....................................................................................65
Een videoclip opnemen......................................................................65
Camera-instellingen............................................................................65
Afbeeldingen.............................................................................................66
Afbeeldingen weergeven...................................................................66
Afbeeldingen bewerken.....................................................................66
Afbeeldingsbestanden beheren.......................................................66
14. Config.scherm......................................................................68
Algemeen...................................................................................................68
Datum en tijd.........................................................................................68
Landinstellingen...................................................................................68
Tabblad Tijd........................................................................................68
Tabblad Datum..................................................................................68
Tabblad Getallen................................................................................68
Tabblad Valuta...................................................................................69
Apparaattaal..........................................................................................69
My own-toets.........................................................................................69
Display......................................................................................................69
Achtergronden......................................................................................69
Toebehoreninstellingen.....................................................................69
Gegevensbeheer......................................................................................70
Toepassingsbeheer..............................................................................70
Installatie-instellingen wijzigen..................................................70
Beveiligingsinstellingen configureren voor Java-
toepassingen......................................................................................70
Cameramappen.....................................................................................70
Back-up....................................................................................................70
Geheugen................................................................................................70
Berichtprogramma's............................................................................71
Telefoon......................................................................................................71
Profielinstellingen................................................................................71
SIM-toegangsprofiel.........................................................................71
Gegevens- en faxoproepen doorschakelen
(netwerkdienst)....................................................................................72
Gegevens- en faxoproepen blokkeren (netwerkdienst)..........72
Berichten....................................................................................................73
Bericht van netwerkdienst................................................................73
Verbindingen............................................................................................73
Wireless LAN...........................................................................................73
Wireless LAN-instellingen opgeven.............................................73
Een basisinternettoegangspunt voor een wireless LAN
maken...................................................................................................74
Configuratie kabel................................................................................74
Instellingen Realplayer.......................................................................74
Std.punt herstellen...............................................................................74
Beveiliging.................................................................................................75
Apparaatbeveiliging............................................................................75
Beveiligingsinstellingen voor het apparaat definiëren........75
Instellingen voor de PIN-code definiëren.................................75
Het blokkeerwachtwoord wijzigen.............................................76
Certificaatbeheer..................................................................................76
Certificaten beheren.........................................................................76
Extra's..........................................................................................................76
Info............................................................................................................76
Privacy locatie........................................................................................77
Logboek locatieverzoek.....................................................................77
HP-printerselectie.................................................................................77
Dienstopdrachteneditor.....................................................................77
Instellen internet.....................................................................................77
Een internettoegangspunt instellen..............................................77
Geavanceerde instellingen voor internettoegangspunten
configureren..........................................................................................78
Tabblad IP-configuratie..................................................................78
Tabblad Proxy's..................................................................................78
Tabblad Dataoproep........................................................................78
Tabblad Script.....................................................................................78
Tabblad Overige.................................................................................79
Een internettoegangspunt voor een wireless LAN
instellen...................................................................................................79
Geavanceerde instellingen voor internettoegangspunten
configureren.......................................................................................79
EAP-modules.......................................................................................80
Internetverbindingsinstellingen configureren...........................81
Een internettoegangspunt selecteren...........................................82
15. Mediatoepassingen............................................................83
RealPlayer...................................................................................................83
Mediaclips afspelen..............................................................................83
Het mediavolume aanpassen...........................................................83
Mediaclips verzenden..........................................................................84
Music Player...............................................................................................84
Naar muziek luisteren.........................................................................84
Muzieknummers beheren..................................................................84
Muziek verzenden................................................................................84
Voice Recorder..........................................................................................85
De voice recorder openen..................................................................85
Een telefoongesprek of gesproken memo opnemen...............85
Een spraakopname afspelen.............................................................85
Een spraakopname verzenden.........................................................86
16. Rekenmach...........................................................................87
Berekeningen uitvoeren........................................................................87
De wetenschappelijke rekenmachine gebruiken..........................87
Getallen in het geheugen opslaan.....................................................87
De getalnotatie van de rekenmachine instellen............................87
17. Klok..........................................................................................88
De wereldklok gebruiken......................................................................88
Wekker gebruiken...................................................................................88
Alarmsignalen en herinneringen........................................................88
Steden en landen.....................................................................................88
Andere steden instellen.....................................................................88
Steden zoeken op de wereldkaart..................................................88
Landitems maken en bewerken......................................................89
Staditems maken en bewerken.......................................................89
18. Gegevens- en softwarebeheer.......................................90
Migratie.......................................................................................................90
Back-up.......................................................................................................90
Overdr..........................................................................................................91
Synchronisatie..........................................................................................91
Nokia PC Suite...........................................................................................92
Toepassingen en software installeren..............................................92
Symbian-software installeren..........................................................93
I n h o u d s o p g a v e
Voor uw veiligheid
Lees deze eenvoudige richtlijnen. Het niet opvolgen van de richtlijnen kan gevaarlijk of onwettig zijn. Uw apparaat is uitgerust met een aparte
GSM-radio en wireless LAN-radio. Als u het apparaat uitschakelt met de aan/uit-toets op het apparaat, worden beide radio's uitgeschakeld. Het
uitschakelen van het apparaat of het gebruik van het profiel Offline verhindert echter niet de totstandbrenging van een nieuwe wireless LAN-
verbinding. Zorg er daarom voor dat u alle geldende veiligheidsmaatregelen in acht neemt bij het tot stand brengen en gebruiken van een
wireless LAN-verbinding. Lees de volledige gebruikershandleiding voor meer informatie.
SCHAKEL HET APPARAAT ALLEEN IN ALS HET VEILIG IS
Schakel het apparaat niet in als het gebruik van mobiele telefoons verboden is of als dit storing of gevaar zou kunnen opleveren.
VERKEERSVEILIGHEID HEEFT VOORRANG
Houd u aan de lokale wetgeving. Houd terwijl u rijdt uw handen vrij om uw voertuig te besturen. De verkeersveiligheid dient uw
eerste prioriteit te hebben terwijl u rijdt.
STORING
Alle draadloze apparaten kunnen gevoelig zijn voor storing. Dit kan de werking van het apparaat negatief beïnvloeden.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT IN ZIEKENHUIZEN
Houd u aan alle mogelijke beperkende maatregelen. Schakel het apparaat uit in de nabijheid van medische apparatuur.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT IN VLIEGTUIGEN
Houd u aan alle mogelijke beperkende maatregelen. Draadloze apparatuur kan storingen veroorzaken in vliegtuigen.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT TIJDENS HET TANKEN
Gebruik het apparaat niet in een benzinestation. Gebruik het apparaat niet in de nabijheid van brandstof of chemicaliën.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT IN DE BUURT VAN EXPLOSIEVEN
Houd u aan alle mogelijke beperkende maatregelen. Gebruik het apparaat niet waar explosieven worden gebruikt.
GEBRUIK HET APPARAAT VERSTANDIG
Gebruik het apparaat alleen in de normale positie zoals in de productdocumentatie wordt uitgelegd. Raak de antenne niet onnodig
aan.
DESKUNDIG ONDERHOUD
Dit product mag alleen door deskundigen worden geïnstalleerd of gerepareerd.
TOEBEHOREN EN BATTERIJEN
Gebruik alleen goedgekeurde toebehoren en batterijen. Sluit geen incompatibele producten aan.
WATERBESTENDIGHEID
Het apparaat is niet waterbestendig. Houd het apparaat droog.
MAAK BACK-UPS
Maak een back-up of een gedrukte kopie van alle belangrijke gegevens.
AANSLUITEN OP ANDERE APPARATEN
Wanneer u het apparaat op een ander apparaat aansluit, dient u eerst de handleiding bij het apparaat te raadplegen voor uitgebreide
veiligheidsinstructies. Sluit geen incompatibele producten aan.
ALARMNUMMER KIEZEN
Controleer of de telefoonfunctie van het apparaat ingeschakeld en operationeel is. Druk zo vaak als nodig is op om het scherm
leeg te maken en terug te keren naar het startscherm. Toets het alarmnummer in en druk op . Geef op waar u zich bevindt.
Beëindig het gesprek pas wanneer u daarvoor toestemming hebt gekregen.
DIT APPARAAT
Het draadloze apparaat dat in deze handleiding wordt beschreven, is goedgekeurd voor gebruik in het netwerk EGSM900/GSM1800/
GSM1900. Neem contact op met de serviceprovider voor meer informatie over netwerken.
Houd u aan de wet en respecteer de privacy en wettelijke rechten van anderen wanneer u de functies van dit apparaat gebruikt.
Waarschuwing: Schakel het apparaat niet in wanneer het gebruik van draadloze apparatuur storing of gevaar kan opleveren.
Copyright © 2004-2005 Nokia. All Rights Reserved. 6
Tip: Als u de batterij hebt geplaatst maar het apparaat start niet op, drukt u op de aan/uit-toets.
De batterij opladen
1. Sluit de lader aan op een stopcontact.
2. Sluit de netvoedingskabel aan op de onderzijde van de communicator. Zie Fig. Toetsen en aansluitingen, p. 11. De batterij-
indicator wordt actief. Als de batterij helemaal leeg is, kan het enkele minuten duren voordat de batterij-indicator zichtbaar
wordt.
Tijdens het opladen kan de communicator gewoon worden gebruikt.
3. De batterij-indicator geeft aan wanneer de batterij helemaal is opgeladen. Maak de lader eerst los van het apparaat en
vervolgens van het stopcontact.
Wanneer werking niet meer mogelijk is omdat het batterijniveau te laag is, schakelt het apparaat zichzelf uit. Als de
telefooninterface wordt uitgeschakeld, kan de communicatorinterface nog enige tijd actief blijven.
Het apparaat in- en uitschakelen
1. U schakelt het apparaat in door de aan/uit-toets ingedrukt te houden.
2. Als het apparaat naar een PIN- of beveiligingscode vraagt, voert u de code in en drukt u op OK.
3. U schakelt het apparaat uit door de aan/uit-toets ingedrukt te houden.
Tip: Wanneer u de telefoon inschakelt, wordt de SIM-kaartprovider mogelijk herkend en worden de juiste instellingen
voor tekstberichten, multimediaberichten en GPRS automatisch geconfigureerd. Als dat niet het geval is, neemt u
contact op met uw serviceprovider voor de juiste instellingen.
Nadat u de batterij hebt geplaatst, wordt eerst de communicatorinterface opgestart. U kunt de telefoon niet meteen inschakelen
na het plaatsen van de batterij. U moet wachten totdat de communicatorinterface is gestart.
Tip: Als u de batterij hebt geplaatst maar het apparaat start niet op, drukt u op de aan/uit-toets.
De communicatorinterface kan zonder de telefooninterface worden gebruikt wanneer er geen SIM-kaart is geplaatst of wanneer
het profiel Off line is geselecteerd.
Radio's
Het apparaat beschikt over een afzonderlijke GSM-radio en draadloze LAN-radio. Als u het apparaat uitschakelt door op de aan/
uit-toets op de klep van het apparaat te drukken, worden tevens beide radio's uitgeschakeld.
Als u het apparaat uitschakelt of het profiel Off line gebruikt, kunt u echter nog altijd een nieuwe verbinding met een wireless
LAN tot stand brengen. Zorg er derhalve voor dat u voldoet aan de geldende veiligheidsvoorschriften bij het tot stand brengen
en gebruiken van een verbinding met een wireless LAN.
Zie 'Het profiel Off line instellen', p. 26.
Antenne's
Uw apparaat heeft twee interne antennes.
Opmerking: Zoals voor alle radiozendapparatuur geldt, dient onnodig contact met beide antennes te worden
vermeden als het apparaat is ingeschakeld. Het aanraken van de antenne kan een nadelige invloed hebben op de
gesprekskwaliteit en kan ervoor zorgen dat het apparaat meer stroom verbruikt dan noodzakelijk is. U kunt de
prestaties van de antenne en de gesprekstijd van het apparaat optimaliseren door het antennegebied tijdens een
gesprek niet aan te raken.
A a n d e s l a g
Copyright © 2004-2005 Nokia. All Rights Reserved. 9
De afbeelding toont de normale positie van het apparaat voor
gegevensverbindingen en normaal gebruik tegen het oor voor spraakoproepen.
Toegangscodes
De communicator maakt gebruik van verschillende toegangscodes om onbevoegd gebruik van het apparaat en de SIM-kaart te
voorkomen.
U hebt de volgende toegangscodes nodig:
PIN- en PIN2-code — The PIN-code (Personal Identification Number) beveiligt de SIM-kaart tegen onbevoegd gebruik en
wordt doorgaans bij de SIM-kaart geleverd. Voor bepaalde functies, zoals die voor het gebruik van vaste nummers, hebt u de
PIN2-code nodig die bij sommige SIM-kaarten wordt geleverd.
Nadat driemaal achter elkaar een verkeerde PIN-code is ingevoerd, wordt de PIN-code geblokkeerd en moet u de blokkering
opheffen met een PUK-code (Personal Unblocking Key) om ervoor te zorgen dat u de SIM-kaart weer kunt gebruiken. Voor
bepaalde functies, zoals die voor het gebruik van vaste nummers, hebt u de PIN2-code nodig die bij sommige SIM-kaarten
wordt geleverd. Als de codes niet bij de SIM-kaart zijn geleverd, kunt u deze alsnog opvragen bij de serviceprovider van de
SIM-kaart.
Beveiligingscode — De beveiligingscode beveiligt de communicator tegen onbevoegd gebruik. De code is standaard
ingesteld op 12345. Wijzig de code en houd de nieuwe code geheim. Bewaar de code op een veilige plaats uit de buurt van
de communicator.
PUK- en PUK2-codes — De PUK-code (Personal Unblocking Key) is nodig om een geblokkeerde PIN-code te wijzigen. De PUK2-
code is nodig om een geblokkeerde PIN2-code te wijzigen. Als de codes niet bij de SIM-kaart zijn geleverd, kunt u deze alsnog
opvragen bij de serviceprovider van de SIM-kaart.
Blokkeerwachtwoord — Het blokkeerwachtwoord is nodig als u Oproepen blokkeren gebruikt. Zie 'Het blokkeerwachtwoord
wijzigen', p. 76.
Sommige toepassingen van het apparaat werken met wachtwoorden en gebruikersnamen tegen onbevoegd gebruik van
internet en de daarop geboden diensten. Deze wachtwoorden kunnen worden gewijzigd in de instellingen van de toepassingen.
Eerste keer opstarten
De eerste keer dat u de communicator inschakelt, dient u enkele basisinstellingen te definiëren. U kunt de instellingen naderhand
altijd wijzigen. Open de cover en volg de aanwijzingen in het display van de communicator.
1. Selecteer de taal voor de communicator en druk op OK.
2. Selecteer uw woonplaats (of dichtstbijzijnde stad) in de lijst en druk op OK. U kunt naar een stad zoeken door de eerste
letters van de naam van de stad te typen of door de bladertoets of pijltoetsen te gebruiken. Het is belangrijk dat u de juiste
stad selecteert, omdat geplande agenda-items die u opgeeft kunnen veranderen wanneer de woonplaats wordt gewijzigd.
3. Stel de tijd en datum in en druk op OK.
4. Druk op OK om uw eigen contactkaart te maken.
5. Voer de de gegevens voor uw contactkaart in en druk op OK.
6. Druk op OK.
De standaardmappen, zoals C:\Mijn bestanden\ en de submappen daarvan, worden tijdens de eerste keer opstarten gemaakt.
Als u de taal van de communicator nadien wijzigt, blijven de mapnamen ongewijzigd.
A a n d e s l a g
Copyright © 2004-2005 Nokia. All Rights Reserved. 10
Toetsen en aansluitingen
Toetsen en aansluitingen
1 — Aan/uit-toets .
2 — Bladertoets, linker- en rechterselectietoets. Druk op het midden van de bladertoets of druk op een van de selectietoetsen
om de erboven weergegeven functie uit te voeren. U kunt het volume van de telefoon tijdens een gesprek regelen met de
bladertoets.
3 — Beltoets (links, ), eindtoets (rechts, ).
4 — PopPort™-aansluiting voor de USB-gegevenskabel, hoofdtelefoon en inductielus.
5 — Infraroodpoort en microfoon.
6 — Aansluiting lader.
7 — Luistergedeelte.
8 — Luidspreker voor handsfree bellen en ander audiogebruik.
Communicatorinterface
Communicatortoetsenbord
1 — Toepassingstoetsen. Met elk van deze toetsen wordt de daarop vermelde toepassing gestart, behalve met de My own-toets,
waaraan u zelf een toepassing kunt koppelen. Druk op Ctrl+My own om de toepassing te selecteren die u met de My own-toets
wilt starten. U kunt deze toepassingen ook openen vanuit het Bureaublad.
2 — Chr-toets. Hiermee opent u een tekentabel waarin u speciale tekens kunt selecteren. Druk op Chr+toetsen met groene
symbolen voor toegang tot tekens en functies achter toetscombinaties.
3 — Help-toets. Druk op Chr+ voor hulp bij het gebruik van de communicator.
4 — Bluetooth-toets. Druk op Chr+ om Bluetooth te activeren. Druk nogmaals op Chr+ om Bluetooth uit te schakelen.
5 — Zoomtoetsen. Druk op Chr+zoomtoetsen om de lettertypen en bepaalde pictogrammen groter of kleiner te maken.
6 — Infrarood-toets. Druk op Chr+ om infrarood te activeren. Druk nogmaals op Chr+ om Bluetooth uit te schakelen.
7 — Bladertoets. Druk op de bladertoets-links, -rechts, -omhoog of -omlaag om door verschillende lijsten of vensters te bladeren.
Druk op het midden van de bladertoets voor het selecteren of uitvoeren van de functie van een onderstreepte opdrachtknop.
8 — Menutoets. Druk op de Menu-toets om het menu te openen, of om in dialoogvensters met meerdere tabbladen van het ene
tabblad naar het andere te gaan.
9 — Sync-toets. Breng een verbinding tot stand en druk op Chr+
om de communicator te synchroniseren met een compatibele
pc.
A a n d e s l a g
Copyright © 2004-2005 Nokia. All Rights Reserved. 11
Bladeren in de communicatorinterface
U kunt met vier verschillende pijltoetsen bladeren. Bladeren wil zeggen dat u omhoog, omlaag, naar links en naar rechts kunt
navigeren in de toepassingsgroepen op het Bureaublad, in een toepassing, in de tekst of in het Menu. De werking van de
bladertoets is vergelijkbaar met die van de pijltoetsen, maar u kunt de bladertoets ook indrukken om bestanden te openen of
de functie van een onderstreepte opdrachtknop uit te voeren.
Selecteren
Als u tekst links van de cursor wilt selecteren, houdt u Shift ingedrukt en drukt u op de pijltoets-links totdat de tekst is
geselecteerd. Als u tekst rechts van de cursor wilt selecteren, houdt u Shift ingedrukt en drukt u op de pijltoets-rechts totdat de
tekst is geselecteerd.
Als u verschillende items wilt selecteren, bijvoorbeeld berichten, bestanden of contacten, drukt u op de pijltoets-omhoog, -
omlaag, -links of -rechts om naar het gewenste item te gaan.
Als u items een voor een wilt selecteren, gaat u naar het eerste item, houdt u Ctrl ingedrukt, gaat u naar het volgende item en
drukt u op de spatiebalk om dit item te selecteren.
Als u een object in een bestand wilt selecteren, bijvoorbeeld een bijlage in een document, plaatst u de cursor op het object
zodat aan beide zijden van het object vierkante markeringen verschijnen.
Als u een cel in een werkblad wilt selecteren, verplaatst u de cursor naar de gewenste cel. Als u een hele rij wilt selecteren,
verplaatst u de cursor naar de eerste cel van de eerste kolom in de gewenste rij en drukt u op Shift+pijltoets-links. Als u een
hele kolom wilt selecteren, verplaatst u de cursor naar de eerste cel van de kolom die u wilt selecteren en drukt u op Shift
+pijltoets-omhoog.
Standaardacties in verschillende toepassingen
De volgende acties kunt u in verschillende toepassingen uitvoeren:
Als u wilt schakelen tussen geopende toepassingen, drukt u op Menu, selecteert u en selecteert u vervolgens de toepassing.
Als u het profiel wilt wijzigen, drukt u op Menu, selecteert u en gaat u naar het gewenste profiel. Als u de profielinstellingen,
zoals de beltonen, wilt wijzigen, selecteert u het profiel en drukt u op Bewerken.
Als u een profiel gedurende een bepaalde tijd wilt activeren, drukt u op Menu, selecteert u en selecteert u het gewenste
profiel. Druk op Tijd ingesteld en stel de duur (maximaal 24 uur) voor het profiel in. Wanneer de eindtijd is aangebroken, wordt
het vorige, niet-tijdelijke profiel geactiveerd.
Als u een bestand wilt opslaan, drukt u op Menu en selecteert u Bestand > Opslaan. De beschikbare opties voor opslaan zijn
afhankelijk van de toepassing die u gebruikt.
Als u een bestand wilt verzenden, drukt u op Menu en selecteert u Bestand > Verzenden. U kunt een bestand verzenden als een
e-mail-, fax-, tekst- of multimediabericht. U kunt bestanden ook verzenden via een infrarood- of Bluetooth-verbinding.
Als u een snelkoppeling wilt toevoegen, drukt u op Menu en selecteert u Bestand > Toevoegen aan Bureaublad. Ga naar de
groep waaraan u de snelkoppeling wilt toevoegen en druk op Selecteren. Nadat u de groep hebt geselecteerd, drukt u op OK.
U kunt snelkoppelingen bijvoorbeeld toevoegen aan bestanden of webpagina's.
Als u wilt afdrukken op een compatibele printer, drukt u op Menu en selecteert u Bestand > Afdrukken. U kunt een voorbeeld
bekijken van items die u wilt afdrukken of het uiterlijk van af te drukken pagina's aanpassen.
Als u wilt knippen, kopiëren en plakken, drukt u op Menu en selecteert u Bewerken, Knippen, Kopiëren en Plakken.
Als u een bestand wilt verwijderen, drukt u op Menu en selecteert u Bewerken > Verwijderen.
Als u wilt in- of uitzoomen, drukt u op Menu, selecteert u eerst Beeld > In- en uitzoomen en vervolgens het gewenste zoomtype.
U kunt ook op Chr+zoom-toetsen drukken om in en uit te zoomen.
Druk op Chr als u speciale tekens wilt invoegen in tekst.
Tip: Als u speciale tekens wilt genereren door bepaalde niet gemarkeerde toetsen te gebruiken, bijvoorbeeld "a" of
"o", houdt u Chr ingedrukt terwijl u op een lettertoets drukt. Het eerste speciale teken dat overeenkomt met de
lettertoets wordt weergegeven. Druk nogmaals op de lettertoets om het tweede speciale teken weer te geven en ga
zo verder totdat het eerste teken weer wordt weergegeven.
De telefooninterface
Druk op
om de laatst gekozen telefoonnummers weer te geven. Ga naar een nummer of naam en druk nogmaals op
om het nummer te bellen.
Als u uw voicemail wilt bellen (netwerkdienst), houdt u ingedrukt.
Druk op de bladertoets-rechts om ontvangen tekstberichten weer te geven.
A a n d e s l a g
Copyright © 2004-2005 Nokia. All Rights Reserved. 13
Druk op de bladertoets-omlaag om de lijst met contacten te openen.
Druk op de bladertoets-omhoog om de camera te activeren.
Druk op de bladertoets-links om tekstberichten te schrijven en te verzenden.
Als u het profiel wilt wijzigen, drukt u kort op de aan/uit-toets en gaat u naar het gewenste profiel. Druk op Select. om het
profiel te activeren. Zie 'Profielinstellingen', p. 71.
Houd ingedrukt om tussen twee telefoonlijnen te schakelen (netwerkdienst).
Display-indicatoren
De signaalsterkte van het cellulaire netwerk op uw huidige locatie. Hoe hoger de balk, hoe sterker het signaal.
Het batterijniveau. Hoe hoger de balk, hoe meer de batterij opgeladen is.
U hebt een bericht ontvangen.
U hebt de toetsen van de telefooninterface vergrendeld.
U hebt het apparaat vergrendeld.
U hebt het profiel Stil geselecteerd, waardoor het apparaat geen belsignaal geeft bij inkomende oproepen of berichten.
Bluetooth is geactiveerd.
Er is een infraroodverbinding actief. Als de indicator knippert, probeert de communicator verbinding te maken met het
andere apparaat of is er sprake van een verbroken verbinding.
Het apparaat is met een gegevenskabel aangesloten op een pc.
U hebt ervoor gekozen alle oproepen door te schakelen naar een ander nummer (netwerkdienst).
en Geeft de telefoonlijn aan die u hebt geselecteerd in het menu Instellingen > Oproepinst. > Lijn uitgaande oproepen
als u een abonnement voor twee telefoonlijnen hebt (netwerkdienst).
Het tijdelijke profiel is actief. In het Config.scherm kunt u de profielinstellingen, zoals de beltonen, wijzigen. Zie
'Profielinstellingen', p. 71.
U hebt een oproep gemist.
Een alarm is actief.
, , Een hoofdtelefoon, handsfree-eenheid of inductielus is op het apparaat aangesloten.
Een wireless LAN-verbinding is actief. Als u een interval voor scannen in de achtergrond hebt gedefinieerd, wordt
weergegeven wanneer een wireless LAN-netwerk beschikbaar is.
Als u een interval voor scannen in de achtergrond wilt definiëren, gaat u naar Bureaublad > Extra > Config.scherm >
Verbindingen > Wireless LAN > Instellingen.
Een GPRS-verbinding is actief.
Een gegevensoproep is actief.
IP-passthrough is actief.
Het apparaat is bezig met synchroniseren.
Toetsblokkering
Wanneer het toetsenslot is ingeschakeld, kunt u soms nog wel het geprogrammeerde alarmnummer kiezen. Toets het
alarmnummer in en druk op .
Met behulp van de toetsblokkering voorkomt u dat de toetsen op de telefooninterface per ongeluk worden ingedrukt.
Als u de toetsen wilt blokkeren, drukt u op het midden van de bladertoets en op .
Als u de toetsen wilt vrijgeven, drukt u op het midden van de bladertoets en op .
Als u het systeem wilt vergrendelen, drukt u op het midden van de bladertoets en op . U moet een beveiligingscode definiëren
waarmee u het systeem kunt vergrendelen en weer vrijgeven.
Als u het systeem wilt ontgrendelen, drukt u op het midden van de bladertoets en op . Toets de beveiligingscode in en druk
op OK.
Volumeregeling
Waarschuwing: Houd het apparaat niet dicht bij uw oor wanneer de luidspreker wordt gebruikt, aangezien het volume
erg luid kan zijn.
Als u het volume wilt regelen tijdens een gesprek, drukt u op de bladertoets-links of -rechts.
A a n d e s l a g
Copyright © 2004-2005 Nokia. All Rights Reserved. 14
Als u het volume wilt regelen tijdens het gebruik van de luidspreker, opent u Telefoon en bladert u met de bladertoets naar
links of naar rechts.
Geheugenkaarten
Opmerking: Voordat u een geheugenkaart uit het verkooppakket voor de Nokia 9210 Communicator in de Nokia 9500
Communicator gebruikt, moet u de geheugenkaart converteren met Migratie en de toepassingen die u eerder op de
geheugenkaart had geïnstalleerd opnieuw installeren. Installeer echter niet opnieuw standaard geïnstalleerde
toepassingen voor de Nokia 9210 Communicator. De Nokia 9500 Communicator bevat latere versies van deze
toepassingen en dit zijn de versies die op de Nokia 9500 Communicator moeten worden gebruikt.
Uw Nokia-apparaat ondersteunt alleen het bestandssysteem FAT16 voor geheugenkaarten. Als u een geheugenkaart uit een
ander apparaat gebruikt of als u compatibiliteit tussen de geheugenkaart en uw Nokia-apparaat wilt garanderen, moet u de
geheugenkaart formatteren met uw Nokia-apparaat. Let wel: alle gegevens op de geheugenkaart worden permanent
verwijderd als u de geheugenkaart formatteerd.
Een geheugenkaart plaatsen en verwijderen
1. Als u een geheugenkaart hebt, schuift u deze in de geheugenkaartsleuf (2). Zorg ervoor dat de afgeschuinde hoek van de
geheugenkaart in de richting van de SIM-kaartsleuf wijst en dat de contactpunten op de kaart naar beneden zijn gericht. De
achtercover moet geplaatst zijn om ervoor te zorgen dat de geheugenkaart wordt herkend.
2. Opmerking: Verwijder de MMC-kaart niet terwijl een bewerking gaande is waarbij toegang tot de kaart wordt
gezocht. Door de kaart te verwijderen terwijl een dergelijke bewerking gaande is, kan zowel de geheugenkaart als
het apparaat worden beschadigd. Ook op de kaart opgeslagen gegevens kunnen daarbij worden beschadigd.
Als u werkt met een geheugenkaart, kunt u de geheugenkaart verwijderen nadat u de achtercover hebt verwijderd, zelfs als
de batterij geplaatst is.
Als u toepassingen op een geheugenkaart hebt geïnstalleerd, worden deze weergegeven op het Bureaublad of in een van de
groepen op het Bureaublad, afhankelijk van de toepassing.
Zie ook de informatie over Bestandsbh. en 'Beveiliging geheugenkaart' op pagina 64.
Instructies in het apparaat
Druk op Chr+ om instructies over de toepassingen in het apparaat weer te geven. Het Help-systeem van het apparaat bevat
gedetailleerde instructies die u altijd bij de hand hebt.
De cd-rom gebruiken
De cd-rom in het verkooppakket is compatibel met Windows 98 Tweede editie, Windows ME, Windows 2000 en Windows XP.
De cd-rom bevat onder andere de uitgebreide gebruikershandleiding voor de Nokia 9500 Communicator en enkele extra
handleidingen.
U kunt vanaf de cd-rom ook Nokia PC Suite installeren en de gebruikershandleiding voor PC Suite lezen. Nokia PC Suite kan alleen
worden gebruikt in combinatie met Windows 2000 en Windows XP.
Nokia-ondersteuning op het web
Ga naar www.nokia.com of naar de Nokia-website voor uw land voor de nieuwste versie van deze handleiding, voor aanvullende
informatie, downloads en diensten voor uw Nokia-product.
Stickers in het verkooppakket
De stickers in het verkooppakket bevatten belangrijke informatie over service en klantenondersteuning. Bovendien bevat het
verkooppakket instructies voor het gebruik van deze stickers.
A a n d e s l a g
Copyright © 2004-2005 Nokia. All Rights Reserved. 15
Gegevens overbrengen van andere apparaten
U kunt op verschillende manieren gegevens, zoals contacten of agenda-items, van compatibele apparaten naar de Nokia 9500
Communicator overbrengen.
Zie 'Gegevens- en softwarebeheer', p. 90.
A a n d e s l a g
Copyright © 2004-2005 Nokia. All Rights Reserved. 16
2. De telefooninterface
Met de telefooninterface kunt u bijvoorbeeld bellen, foto's maken en profielen wijzigen. De meeste van deze functies zijn ook
beschikbaar in de communicatorinterface.
Display telefooninterface, standby-modus
Voor meer geavanceerde taken gebruikt u de communicatorinterface, die u activeert door de klep te openen. Als u de klep opent
tijdens een gesprek, wordt de luidspreker geactiveerd. U kunt tijdens een gesprek ook de toepassingen gebruiken.
Bellen
Voordat u kunt bellen, moet de telefoon zijn ingeschakeld, voorzien zijn van een geldige SIM-kaart en zich binnen het bereik
van het netwerk bevinden.
Een GPRS-verbinding wordt tijdens spraakoproepen in de wachtstand geplaatst.
Als u wilt bellen, toetst u het netnummer en telefoonnummer in. Als u een onjuist teken intoetst, drukt u op Wis.
Tip: Voor internationale gesprekken drukt u tweemaal op voor het plusteken (+) (dit vervangt de internationale
toegangscode) en toetst u de landcode, het netnummer (laat zo nodig de eerste 0 weg) en het telefoonnummer in.
Druk op de beltoets om het nummer te kiezen. Als u het gesprek wilt beëindigen of de kiespoging wilt annuleren, drukt u op
de eindtoets.
Tip: Als u het volume tijdens een gesprek wilt aanpassen, drukt u op de bladertoets-rechts of -links om het volume
respectievelijk te verhogen of te verlagen.
Als u wilt bellen met behulp van de opgeslagen contacten, drukt u op de bladertoets-omlaag in de stand-bymodus. Toets de
eerste letters van de opgeslagen naam in. Ga naar de naam en druk op de beltoets.
Tip: U kunt nieuwe contacten opslaan in het menu Contacten van de telefoon of in het dialoogvenster
Contactenbestand van de communicatorinterface.
Als u een recent gekozen nummer wilt bellen, drukt u vanuit de stand-bymodus op de beltoets om een lijst weer te geven met
de 20 laatste nummers die u hebt gebeld of geprobeerd te bellen. Ga naar het gewenste nummer of de gewenste naam en druk
op de beltoets.
Als u wilt bellen via snelkeuze en u hebt telefoonnummers opgeslagen onder de toetsen tot en met , kunt u als volgt
een nummer kiezen: Druk vanuit de stand-bymodus op de gewenste cijfertoets en op de beltoets, of (als de functie Snelkeuze
is ingeschakeld) houd de cijfertoets ingedrukt vanuit de stand-bymodus totdat het nummer wordt gebeld. Als u een
telefoonnummer onder een cijfertoets wilt programmeren, drukt u op Menu vanuit de stand-bymodus en selecteert u
Contacten > Snelkeuze. Als u de functie Snelkeuze wilt inschakelen, drukt u op Menu vanuit de stand-bymodus en selecteert u
Instellingen > Oproepinst. > Snelkeuze.
Als u uw voicemailbox wilt bellen (netwerkdienst), houdt u ingedrukt vanuit de stand-bymodus of drukt u op en op de
beltoets.
Een oproep beantwoorden
Druk op de beltoets om een oproep te beantwoorden.
Druk op de eindtoets om de oproep te weigeren. De oproep wordt doorgeschakeld als u een doorschakeloptie, bijvoorbeeld
Doorsch. indien bezet, hebt geactiveerd.
Als u de beltoon wilt uitschakelen in plaats van een oproep te beantwoorden, drukt u op Stil.
Als u een nieuwe oproep wilt beantwoorden tijdens een gesprek wanneer de functie Wachtfunctieopties is geactiveerd, drukt
u op de beltoets of op Beantw. Het eerste gesprek wordt in de wachtstand geplaatst. Druk op de eindtoets om het actieve
gesprek te beëindigen.
Opties tijdens een gesprek
U kunt op Opties drukken voor een aantal van de volgende opties tijdens een gesprek: Microfoon uit/Microfoon aan, Beëindigen,
Alles afsluiten, Contacten, Menu, Standby/Uit standby, Nieuwe oproep, Opnemen, Weigeren en Toetsen vergr..
Overige mogelijk beschikbare opties tijdens een gesprek:
Copyright © 2004-2005 Nokia. All Rights Reserved. 17
Conferentie — Hiermee kunt u een actief gesprek en een gesprek in de wachtstand samenbrengen in een telefonische
vergadering (netwerkdienst).
Apart — Hiermee kunt u een privégesprek voeren met een geselecteerde deelnemer aan de telefonische vergadering
(netwerkdienst).
Wisselen — Hiermee kunt u schakelen tussen het actieve gesprek en het gesprek in de wachtstand (netwerkdienst).
DTMF verzenden — Hiermee kunt u DTMF-toonreeksen (Dual Tone Multi-Frequency) verzenden, bijvoorbeeld wachtwoorden.
Toets de DTMF-reeks in of zoek deze op in Contacten en druk op DTMF.
U kunt het wachtteken w en het pauzeteken p intoetsen door herhaaldelijk op te drukken.
Doorverbinden — Hiermee kunt u het gesprek in de wachtstand verbinden met het actieve gesprek en zelf de verbinding
verbreken (netwerkdienst).
Tip: Als u een Bluetooth-hoofdtelefoon of handsfree-eenheid gebruikt, kunt u een actieve oproep terugplaatsen naar
de Nokia 9500 Communicator door op Hndset te drukken.
Tekst intoetsen
U kunt tekst intoetsen, bijvoorbeeld als u een tekstbericht wilt opstellen. Druk herhaaldelijk op een cijfertoets totdat het
gewenste teken verschijnt. Als de volgende letter zich op dezelfde toets als de huidige letter bevindt, wacht u totdat de cursor
wordt weergegeven (of drukt u links, rechts, boven of onder op de bladertoets om de time-out te beëindigen) en toetst u de
letter in. Welke tekens beschikbaar zijn, is afhankelijk van de taal die u hebt geselecteerd voor het invoeren van tekst. Druk op
als u een spatie wilt invoegen.
Druk op Wis als u een teken links van de cursor wilt verwijderen. Houd Wis ingedrukt als u snel tekens wilt verwijderen.
Druk op als u de lettergrootte wilt wijzigen.
Houd ingedrukt als u wilt schakelen tussen de letter- en cijfermodus.
Houd de gewenste cijfertoets ingedrukt als u een cijfer wilt invoegen vanuit de lettermodus.
Druk herhaaldelijk op
om een speciaal teken in te voegen.
U kunt ook op drukken, naar het gewenste teken gaan en op Kiezen drukken.
Menufuncties activeren
De telefoon bevat een reeks menufuncties.
De meeste daarvan zijn voorzien van een korte Help-tekst. U kunt deze Help-tekst weergeven door naar de menufunctie te gaan
en ongeveer 15 seconden te wachten. U moet Help-teksten activeren in Instellingen > Telefooninst. voordat ze worden
weergegeven.
Een menufunctie activeren
Als u een menufunctie wilt activeren door te bladeren, drukt u op Menu vanuit de stand-bymodus, gaat u naar het gewenste
hoofdmenu, bijvoorbeeld Instellingen, en drukt u op Select.. Ga naar een submenu, bijvoorbeeld Oproepinst., en druk op
Select.. Ga naar een instelling en druk op Select..
Als u een functie wilt activeren door een indexnummer te gebruiken, drukt u op Menu vanuit de stand-bymodus. Toets binnen
2 seconden het indexnummer in van het menu, het submenu en de instelling die u wilt gebruiken. Het indexnummer wordt
rechtsboven in het display weergegeven.
Druk op Vorige als u wilt terugkeren naar het vorige menuniveau. Als u het menu wilt afsluiten vanuit het hoofdmenu, drukt u
op Uit. U kunt het menu ook afsluiten door op de eindtoets te drukken.
Menustructuur
Berichten
1 Bericht opstellen, 2 Mappen, 3 Spraakberichten, 4 Dienstopdrachten
Logboek
1 Gemiste oproepen, 2 Ontvangen oproepen, 3 Gekozen nummers, 4 Laatste
oproepen verwijderen, 5 Gespreksduur
Contacten
1 Zoeken, 2 Contact toev., 3 Verwijderen, 4 Instellingen, 5 Snelkeuze, 6
Dienstnummers (alleen weergegeven als dit door de SIM-kaart wordt
ondersteund), 7 Eigen nummers (alleen weergegeven als dit door de SIM-
kaart wordt ondersteund)
Profielen
Bevat instellingsgroepen (profielen) die u kunt activeren. Er kan slechts één
profiel tegelijkertijd actief zijn.
Instellingen
1 Oproepinst., 2 Telefooninst., 3 Beveiligingsinst., 4 Weergave-
instellingen, 5 Instellingen tijd en datum, 6 Rechter selectietoets
D e t e l e f o o n i n t e r f a c e
Copyright © 2004-2005 Nokia. All Rights Reserved. 18
Camera
Hiermee kunt u de camera activeren en de instellingen voor de camera
definiëren. Zie 'Camera', p. 65.
SIM-diensten
Geeft toegang tot de extra functies die op de SIM-kaart beschikbaar zijn. Dit
menu is uitsluitend beschikbaar als dit door de SIM-kaart wordt
ondersteund.
Berichten
Met uw apparaat kunnen tekstberichten worden verzonden die langer zijn dan 160 tekens. Als een bericht langer is dan 160
tekens, wordt het als een reeks van twee of meer berichten verzonden.
Bovenaan in het display wordt de berichtlengte aangegeven, terugtellend vanaf 160. 10/2 betekent bijvoorbeeld dat u nog 10
tekens kunt toevoegen als u de tekst in twee berichten wilt verzenden.
Het gebruik van speciale (Unicode-)tekens zoals ë, â en á kost meer ruimte.
Als uw bericht speciale tekens bevat, wordt de berichtlengte mogelijk niet correct aangegeven. Voordat het bericht wordt
verzonden, krijgt u een melding als het bericht de maximumlengte voor berichten overschrijdt.
Druk op Menu en selecteer Berichten.
U kunt ook andere berichttypen intoetsen op de communicatorinterface. Zie 'Berichten', p. 30.
Tijdens het verzenden van berichten kan de communicator de woorden Bericht is verzonden weergeven. Hiermee wordt
aangegeven dat het bericht is verzonden naar het nummer van de berichtencentrale dat in de telefoon is geprogrammeerd. Dit
wil dus niet zeggen dat het bericht is aangekomen op de doellocatie. Neem contact op met uw serviceprovider voor meer
informatie over berichtendiensten. Als u een tekstbericht wilt opstellen, selecteert u Bericht opstellen en toetst u de berichttekst
in. Als u het bericht wilt verzenden, drukt u op de beltoets of op Verzend. en voert u het telefoonnummer van de ontvanger in,
of drukt u op Zoeken om het telefoonnummer op te zoeken in de lijst met contacten. Als u op Opties drukt tijdens het intoetsen
van het bericht, kunt u het bericht bijvoorbeeld aan verschillende ontvangers sturen of het bericht opslaan voor later gebruik.
Tip: U kunt de editor voor korte berichten openen vanuit de stand-bymodus door op de bladertoets-links te drukken.
Als u de inhoud van een tekstberichtenmap wilt weergeven, selecteert u Mappen en selecteert u de gewenste map. Als u een
nieuwe map wilt maken, drukt u op Opties in de mappenlijst en selecteert u Map toevoegen.
Tip: U kunt de map Postvak IN openen vanuit de stand-bymodus door op de bladertoets-rechts te drukken.
Als u het nummer van uw voicemailbox wilt definiëren of bewerken (netwerkdienst), selecteert u Spraakberichten > Nummer
voicemailbox. Toets het nummer in of zoek het op in de lijst met contacten. U krijgt het voicemailnummer van uw serviceprovider
of netwerkoperator.
Als u spraakberichten wilt beluisteren (netwerkdienst), selecteert u Spraakberichten > Luisteren naar voicemail.
Als u een dienstopdracht naar de serviceprovider wilt zenden (netwerkdienst), selecteert u Dienstopdrachten. Toets de opdracht
in en druk op de beltoets of op Verzend..
Logboek
U kunt gekozen nummers en de telefoonnummers van gemiste en ontvangen oproepen weergeven, en de duur van uw
gesprekken bekijken.
Gemiste en ontvangen oproepen worden alleen opgeslagen als het netwerk deze functies ondersteunt en de telefoon is
ingeschakeld en zich binnen het bereik van het netwerk bevindt.
Druk op Menu en selecteer Logboek.
U kunt ook informatie over recente oproepen weergeven op de communicatorinterface. Zie 'Gekozen nummers, ontvangen
oproepen en gemiste oproepen weergeven', p. 26.
Contacten
U kunt de namen en telefoonnummers (contacten) die u in het telefoongeheugen of op de SIM-kaart hebt opgeslagen,
weergeven en beheren.
In het telefoongeheugen kunt u namen met verschillende telefoonnummers opslaan. Het aantal namen dat u kunt opslaan, is
afhankelijk van de hoeveelheid gegevens die u voor elke naam hebt opgeslagen.
In het SIM-kaartgeheugen kunt u één telefoonnummer per naam opslaan.
U kunt ook de uitgebreidere toepassing Contacten van de communicatorinterface gebruiken.
D e t e l e f o o n i n t e r f a c e
Copyright © 2004-2005 Nokia. All Rights Reserved. 19
Snelkoppelingen naar de lijst met contacten
U kunt de lijst met contacten ook als volgt openen:
Druk vanuit de stand-bymodus op Contact (indien beschikbaar), of druk op Favor. en selecteer Contacten.
Ga vanuit de stand-bymodus met de bladertoets naar de gewenste naam, druk op Gegev. en ga naar een nummer.
Druk tijdens een gesprek op Opties en selecteer Contacten.
Contacten zoeken, toevoegen en verwijderen
Als u wilt zoeken naar een contact, drukt u vanuit de stand-bymodus op Menu en selecteert u Contacten > Zoeken, of drukt u
op de bladertoets-omlaag in de stand-bymodus. Toets de eerste letters van de gewenste naam in. Ga naar de gewenste naam
en druk op Gegev.. Blader door de telefoonnummers bij de naam.
Als u een naam en telefoonnummer in het geselecteerde geheugen wilt opslaan, drukt u op Menu en selecteert u Contacten >
Contact toev.. Toets de eerste naam in en druk op OK. Als u het telefoongeheugen gebruikt, toetst u de tweede naam in en drukt
u op OK. Toets het netnummer en telefoonnummer in en druk op OK. Selecteer het nummertype en druk op Select. > OK.
Tip: Als u het telefoonnummer wilt gebruiken vanuit het buitenland, drukt u tweemaal op voor het plusteken (+)
en toetst u de landcode, het netnummer (laat zo nodig de eerste 0 weg) en het telefoonnummer in.
Tip: U kunt snel een naam en telefoonnummer opslaan vanuit de stand-bymodus door het telefoonnummer in te
toetsen en op Opslaan te drukken. Toets de eerste naam in en druk op OK. Toets de tweede naam in en druk op OK > OK.
Als u meerdere nummers per naam wilt opslaan en het geselecteerde geheugen is Telefoon, gaat u vanuit de stand-bymodus
naar de naam waaraan u het nummer wilt toevoegen en drukt u op Gegev.. Druk Opties en selecteer Nr. toevoegen om een
nieuw telefoonnummer aan de naam toe te voegen.
Als u contacten en alle bijbehorende nummers wilt verwijderen, drukt u vanuit de stand-bymodus op Menu en selecteert u
Contacten > Verwijderen. Selecteer Eén voor één of Alles verwijderen.
Als u één nummer bij een naam wilt verwijderen, gaat u vanuit de stand-by modus naar de gewenste naam en drukt u op
Gegev.. Ga naar het nummer dat u wilt verwijderen, druk op Opties en selecteer Nr. verwijderen.
Als u een naam of nummer wilt bewerken, gaat u vanuit de stand-by modus naar de gewenste naam en drukt u op Gegev.. Druk
op Opties en selecteer Naam bewerken of Nr. bewerken. Wijzig de naam of het nummer en druk op OK.
Instellingen voor contacten
Druk vanuit de stand-bymodus op Menu, selecteer Contacten > Instellingen en selecteer een van de volgende opties:
Actief geheugen — Hier kunt u het geheugen selecteren dat u voor uw contacten wilt gebruiken.
Wgv Contacten — Hier kunt u selecteren hoe de contacten moeten worden weergegeven.
Snelkeuze
Als u een nummer wilt toewijzen aan een van de toetsen tot en met , drukt u op Menu vanuit de stand-bymodus,
selecteert u Contacten > Snelkeuze en gaat u naar de gewenste cijfertoets.
Druk op Wijs toe > Zoeken en selecteer de naam en het nummer voor de snelkeuzetoets.
Als er al een telefoonnummer aan de toets is toegewezen, drukt u op Opties en selecteert u Wijzigen om het telefoonnummer
te wijzigen of Verwijderen om de toewijzing te verwijderen.
Overige functies
Druk vanuit de stand-bymodus op Menu, selecteer Contacten en selecteer een van de volgende opties:
Dienstnummers — U kunt de nummers bellen die uw serviceprovider op de SIM-kaart heeft opgeslagen (netwerkdienst).
Eigen nummers — U kunt de aan de SIM-kaart toegewezen nummers weergeven als de kaart die mogelijkheid biedt. Neem
contact op met de serviceprovider voor meer informatie.
Profielen
Druk op Menu en selecteer Profielen.
Als u van profiel wilt wisselen, gaat u naar het gewenste profiel en selecteert u Activeren.
Als u een profiel gedurende een bepaalde tijd wilt activeren, selecteert u het gewenste profiel en selecteert u Tijd ingesteld.
Stel de duur (maximaal 24 uur) voor het profiel in. Wanneer de eindtijd is aangebroken, wordt het vorige, niet-tijdelijke profiel
geactiveerd.
Tip: U kunt een profiel activeren vanuit de stand-bymodus door op de aan/uit-knop te drukken en het gewenste profiel
te selecteren.
D e t e l e f o o n i n t e r f a c e
Copyright © 2004-2005 Nokia. All Rights Reserved. 20
4. Telefoon
In Telefoon kunt u de contacten weergeven die u in de contactendatabase, op de SIM-kaart of op de geheugenkaart hebt
opgeslagen. U kunt ook oproepen starten, recente nummers weergeven, voicemailboxes bellen en gespreksinstellingen
definiëren.
Waarschuwing: Houd het apparaat niet dicht bij uw oor wanneer de luidspreker wordt gebruikt, aangezien het volume
erg luid kan zijn.
Bellen
Voordat u kunt bellen, moet de telefoon zijn ingeschakeld, voorzien zijn van een geldige SIM-kaart en zich binnen het bereik
van het netwerk bevinden.
Als u wilt bellen, gaat u naar Telefoon, toetst u het telefoonnummer in of selecteert u het contact in de lijst en drukt u op Bellen.
Als u het volume van het actieve gesprek wilt aanpassen, drukt u op Volumeregeling. Druk op Volume + om het volume te
verhogen en op Volume - om het te verlagen. Druk op Gereed wanneer het volume is ingesteld.
Als u recente uitgaande, beantwoorde of gemiste oproepen wilt bekijken, drukt u op Recente oproepen en selecteert u Gekozen
nrs, Ontvangen oproepen of Gemiste oprpn. Gebruik de Menu-toets om door de tabbladen van het dialoogvenster te bladeren.
Als u een nummer wilt bellen, gaat u naar het nummer en drukt u op Bellen.
Als u uw voicemail wilt controleren (netwerkdienst), drukt u op Voicemailbox.
Een GPRS-verbinding wordt tijdens spraakoproepen in de wachtstand geplaatst.
Een oproep beantwoorden
U kunt de naam en het nummer van een inkomende oproep bekijken (als de beller dit toestaat), of alleen het nummer als het
nummer niet in de contactendatabase is opgenomen.
Als u de oproep wilt beantwoorden, drukt u op Opnemen.
Tip: Als u een privégesprek wilt voeren, gebruikt u de handsfree set of sluit u de klep van het apparaat.
Als u wilt wisselen tussen een actief gesprek en een gesprek in de wacht (netwerkdienst), selecteert u het gesprek in de wacht
met behulp van de pijltoetsen en drukt u op Activeren.
Als u de beltoon wilt uitschakelen, drukt u op Dempen.
Als u de oproep wilt weigeren, drukt u op Weigeren.
Snelkeuze
Met de snelkeuzefunctie kunt u een nummer kiezen door een cijfertoets en de beltoets in te drukken terwijl de klep gesloten is.
Druk op Menu en selecteer Instellingen > Snelkeuzenummers....
Als u een cijfertoets aan een telefoonnummer wilt toewijzen, gaat u naar een snelkeuzetoets en drukt u op Nummer toevgn..
Selecteer het gewenste nummer in de contactendatabase.
Als u het telefoonnummer dat aan een cijfertoets is toegewezen wilt verwijderen, gaat u naar de snelkeuzetoets en drukt u op
Verwijder nummer.
Als u het telefoonnummer dat aan een cijfertoets is toegewezen wilt wijzigen, gaat u naar de snelkeuzetoets en drukt u op
Nummer wijzigen. Selecteer het gewenste nummer in de contactendatabase.
Een telefonische vergadering starten
In een telefonische vergadering kunnen u en maximaal vijf andere personen tegelijk met elkaar spreken.
Als u een telefonische vergadering wilt starten (netwerkdienst), start u een uitgaande oproep of beantwoordt u een
binnenkomende oproep. Tijdens het gesprek belt u een volgende deelnemer of beantwoordt u een volgende inkomende oproep
en drukt u op Telefon. vergaderen.
Als u een lijst met deelnemers aan de telefonische vergadering wilt weergeven, drukt u op Opties conferent..
Copyright © 2004-2005 Nokia. All Rights Reserved. 25
Als u het geluid voor een telefonische vergadering wilt uitschakelen, drukt u op Stil.
Als u een deelnemer uit de telefonische vergadering wilt verwijderen, gaat u naar de deelnemer in de lijst en drukt u op
Verwijderen.
Als u een privégesprek wilt voeren met een deelnemer aan de telefonische vergadering, gaat u naar de deelnemer in de lijst en
drukt u op Eén op één.
Gekozen nummers, ontvangen oproepen en gemiste oproepen weergeven
U kunt laatstgekozen nummers en ontvangen of gemiste oproepen weergeven.
Gemiste en ontvangen oproepen worden alleen opgeslagen als het netwerk deze functies ondersteunt en de telefoon is
ingeschakeld en zich binnen het bereik van het netwerk bevindt.
Druk op Recente oproepen en selecteer Gekozen nrs, Ontvangen oproepen of Gemiste oprpn.
Gebruik de Menu-toets om door de tabbladen van het dialoogvenster te bladeren.
U kunt de gespreksgegevens ook bekijken in het logboek.
Zie 'Logboek', p. 28.
Als u een nummer wilt kiezen, selecteert u de oproep in de lijst en drukt u op Bellen.
Als u alle oproepen uit de lijst wilt verwijderen, drukt u op Alles wissen.
Als u het telefoonnummer van de oproep wilt opslaan in de contactendatabase, selecteert u het nummer in de lijst en drukt u
op Toevoegen aan Contacten.
DTMF-tonen verzenden
U kunt DTMF-tonen (Dual Tone Multi-Frequency) verzenden tijdens een actieve oproep om de voicemailbox of andere
telefoondiensten te regelen.
Als u een DTMF-toonreeks wilt verzenden, doet u een oproep, wacht u tot de oproep wordt beantwoord, drukt u op Menu en
selecteert u Bellen > DTMF-toon zenden.... Selecteer een vooraf gedefinieerde DTMF-toonreeks of typ de reeks.
Tip: U kunt DTMF-reeksen aan visitekaartjes toevoegen. Ga naar Contacten, open een visitekaartje, druk op Veld
toevoegen en selecteer DTMF.
Als u een pauze van ongeveer 2 seconden voor of tussen DTMF-tekens wilt invoegen, drukt u op de toets p.
Als u het apparaat wilt instellen op het alleen verzenden van tekens nadat u op Toon verzenden hebt gedrukt tijdens
een oproep, drukt u op de toets w.
Tip: U kunt ook DTMF-tonen verzenden door op de cijfertoetsen te drukken. Als de klep van het apparaat gesloten is,
kunt u op de cijfertoetsen van het toetsenblok drukken om tonen te verzenden.
Het profiel Off line instellen
Met het profiel Off line kunt u voorkomen dat u per ongeluk de telefoon inschakelt, gebruikmaakt van Bluetooth en berichten
verzendt of ontvangt. Wanneer dit profiel wordt geselecteerd, worden bovendien alle actieve internetverbindingen verbroken.
Als u het profiel Off line gebruikt, kunt u echter nog altijd een nieuwe verbinding met een wireless LAN tot stand brengen. Zorg
er derhalve voor dat u voldoet aan de geldende veiligheidsvoorschriften bij het tot stand brengen en gebruiken van een
verbinding met een wireless LAN.
Belangrijk: In het profiel Offline kunt u geen oproepen doen (of ontvangen), noch andere functies gebruiken waarvoor
GSM-netwerkdekking vereist is. Als u wilt bellen, moet u de telefoonfunctie eerst activeren door een ander profiel te
kiezen. U kunt echter in het profiel Offline wel het alarmnummer bellen door op de aan/uit-toets op het apparaat te
drukken en het geprogrammeerde alarmnummer in te voeren. Dit kunt u alleen doen vanuit de telefooninterface en
niet vanuit de communicatorinterface. Als het apparaat is vergrendeld, moet u de beveiligingscode invoeren voordat
u de telefoonfunctie kunt activeren. Wanneer het apparaat is vergrendeld, kunt u soms nog wel het geprogrammeerde
alarmnummer kiezen.
Als u een alarmnummer wilt kiezen terwijl het profiel Offline is geactiveerd of terwijl het apparaat vergrendeld is, moet
het apparaat het nummer herkennen als een officieel alarmnummer. Het is raadzaam om het profiel te veranderen of
het apparaat te ontgrendelen door de beveiligingscode in te voeren voordat u het alarmnummer belt.
Als u het profiel Off line wilt activeren, gaat u naar Telefoon, drukt u op Menu en selecteert u > Off line.
Als u opnieuw volledige communicatie wilt toestaan, drukt u op Menu en selecteert u > Profiel Offline afsluiten > OK.
Vervolgens schakelt u de telefoon in.
Tip: U kunt het profiel Off line activeren vanuit elk toepassingsmenu of vanuit de telefoon.
T e l e f o o n
Copyright © 2004-2005 Nokia. All Rights Reserved. 26
Oproepen doorschakelen
U kunt inkomende oproepen doorschakelen naar uw voicemailbox of naar een ander telefoonnummer.
Als u spraakoproepen wilt doorschakelen, gaat u naar Telefoon, drukt u op Menu en selecteert u Instellingen > Spraakoproepen
doorschakelen.
Selecteer een van de volgende doorschakelopties:
Alle oproepen — alle inkomende oproepen doorschakelen
Indien in gesprek — inkomende oproepen doorschakelen wanneer u een actieve oproep hebt
Indien buiten bereik — oproepen doorschakelen wanneer de telefoon is uitgeschakeld of zich buiten de dekking van het
netwerk bevindt
Indien niet opgenomen — oproepen doorschakelen na een bepaalde periode. Geef op hoelang de telefoon een belsignaal
moet geven voordat de oproep in het veld Vertraging wordt doorgeschakeld.
Tip: U kunt Indien in gesprek, Indien buiten bereik en Indien niet opgenomen in één keer activeren door naar Indien
niet beschikbaar te gaan en op Wijzigen te drukken.
Als u de huidige doorschakelingen wilt controleren, gaat u naar de doorschakeloptie en drukt u op Control. status.
Als u het doorschakelen van spraakoproepen wilt beëindigen, drukt u op Alles annuleren.
Oproepen blokkeren
U kunt inkomende en uitgaande oproepen blokkeren, evenals internationale oproepen (netwerkdienst).
De functies voor het blokkeren en doorschakelen van oproepen kunnen niet tegelijkertijd actief zijn.
Wanneer oproepen zijn geblokkeerd, kunt u soms wel officiële alarmnummers kiezen.
Als u spraakoproepen wilt blokkeren, gaat u naar Telefoon en selecteert u Instellingen > Spraakoproepen blokkeren.
Selecteer een van de volgende blokkeeropties:
Uitgaande oproepen — voorkomen dat spraakoproepen kunnen worden uitgevoerd
Inkomende oproepen — inkomende oproepen blokkeren
Internationale oproepen — voorkomen dat internationale oproepen kunnen worden uitgevoerd
Inkomende oproepen in buitenland — inkomende oproepen blokkeren wanneer u in het buitenland bent
Int. oproepen (niet naar eigen land) — uitgaande internationale oproepen blokkeren, maar wel inkomende oproepen naar
uw eigen land toestaan
Voor het gebruik van gespreksblokkering hebt u het blokkeerwachtwoord nodig dat u hebt gekregen van de serviceprovider
toen u zich op de dienst abonneerde.
Als u de status van het blokkeren van gespreksoproepen wilt controleren, gaat u naar de blokkeeroptie en drukt u op Control.
status.
Als u het blokkeren van spraakoproepen wilt beëindigen, drukt u op Alles annuleren.
Oproepinstellingen, netwerkinstellingen en telefoonlijninstellingen
In het dialoogvenster Overige instellingen kunt u verschillende instellingen voor gesprekken en netwerkdiensten definiëren.
Ga naar Telefoon, druk op Menu en selecteer Instellingen > Overige instellingen.
Oproepinstellingen
Selecteer Bellen in het dialoogvenster Overige instellingen.
Als u uw telefoonnummer wilt weergeven aan degenen die u belt (netwerkdienst), gaat u naar Identificatie verzenden, drukt
u op Wijzigen en selecteert u Aan.
Als u de telefoon wilt instellen om kort de duur van het laatste gesprek weer te geven, gaat u naar Overzicht na gesprek, drukt
u op Wijzigen en selecteert u Aan.
Als u wilt instellen dat het nummer opnieuw moet worden gekozen als dit bij de eerste poging in gesprek was, gaat u naar
Automatisch herhalen, drukt u op Wijzigen en selecteert u Aan.
Netwerkinstellingen
Selecteer Netwerk in het dialoogvenster Overige instellingen.
Als u handmatig een netwerk wilt selecteren, gaat u naar Netwerk kiezen, drukt u op Wijzigen en selecteert u Handmatig.
Selecteer een van de netwerken die op uw locatie beschikbaar zijn.
Tip: Handmatige selectie is handig wanneer u weet dat het ene netwerk goedkoper is dan het andere, of dat het meer
bandbreedte biedt.
T e l e f o o n
Copyright © 2004-2005 Nokia. All Rights Reserved. 27
Als u het apparaat wilt instellen om het netwerk automatisch te selecteren, gaat u naar Netwerk kiezen, drukt u op Wijzigen
en selecteert u Automatisch.
Als u de wachtfunctie wilt gebruiken (netwerkdienst), gaat u naar Wachtfunctie, drukt u op Wijzigen en selecteert u Aan.
Wanneer tijdens een gesprek een nieuwe oproep binnenkomt, wordt u hierop geattendeerd via een toon en een melding.
Tip: Druk op Control. status om te controleren of de wachtfunctie ingeschakeld is.
Geavanceerde instellingen
Wanneer de functie Vaste nummers is ingeschakeld, kunt u soms wel het geprogrammeerde alarmnummer kiezen.
Selecteer Geavanceerd in het dialoogvenster Overige instellingen.
Als u alleen oproepen naar bepaalde nummers (vaste nummers) wilt toestaan, gaat u naar Vast nummer, drukt u op Wijzigen
en selecteert u Aan. Zelfs als de functie voor vaste nummers in gebruik is, kunt u bladeren door de nummers die in het geheugen
van het apparaat zijn opgeslagen. Als uw SIM-kaart de functie voor vaste nummers niet ondersteunt, kunt u deze functie niet
gebruiken.
Als u de lijst met vaste nummers wilt wijzigen, gaat u naar Vast nummer en drukt u op Lijst met nummers.
Tip: Met de functie voor vaste nummers kunt u bijvoorbeeld oproepen beperken tot bepaalde regio's. In dat geval typt
u het netnummer in het veld Nummer.
Als u wilt opgeven hoe een inkomende oproep moet worden ontvangen, gaat u naar Standaardmodus. Als u bijvoorbeeld
Spraakoproepen selecteert, wordt een inkomende oproep behandeld als een spraakoproep als het netwerk niet kan vaststellen
of de oproep een spraakoproep of een faxoproep is. Dit kan zich voordoen wanneer het telefoon- en faxnummer van de beller
hetzelfde is. Deze instelling is niet overal beschikbaar.
Als u de telefoonlijn voor uitgaande oproepen wilt wijzigen (netwerkdienst), gaat u naar Gebruikte lijn, drukt u op Wijzigen en
selecteert u de telefoonlijn. U kunt deze functie alleen gebruiken als u een SIM-kaart hebt die de dienst voor het wisselen van
lijnen en het abonneren op twee telefoonlijnen ondersteunt.
Als u de keuze van een telefoonlijn wilt blokkeren, gaat u naar Lijnkeuze blokkeren, drukt u op Wijzigen en selecteert u Ja.
Instellingen voicemailbox
U kunt het telefoonnummer van een voicemailbox definiëren, evenals een DTMF-toonreeks die u voor de mailbox wilt gebruiken
(netwerkdienst).
Druk op Menu en selecteer Instellingen > Voicemailboxes....
Als u het telefoonnummer van de voicemailbox wilt definiëren, gaat u naar Nummer en toetst u het telefoonnummer in. U krijgt
het voicemailnummer van uw serviceprovider.
Tip: Als u uw voicemailbox wilt gebruiken in het buitenland, voegt u het plusteken en de land- of regiocode toe aan
het telefoonnummer.
Als u een DTMF-toonreeks voor de voicemailbox wilt definiëren, gaat u naar DTMF en toetst u de toonreeks in.
Logboek
In het Logboek kunt u informatie over de communicatie met het apparaat weergeven, bijvoorbeeld over de verzonden en
ontvangen tekstberichten en over ontvangen en uitgevoerde oproepen.
Als u het logboek wilt openen, drukt u op Menu en selecteert u Extra > Logboek.
Sneltoets: U kunt in de meeste toepassingen op Shift+Ctrl+L drukken om het logboek to openen.
Als u de gegevens voor Van/Aan wilt gebruiken, drukt u op Gebruiken. Klik op de betreffende knop om tekstberichten,
faxberichten of oproepen te beantwoorden, of de beller of afzender van een bericht toe te voegen aan uw contactendatabase.
Als u het type communicatie wilt selecteren dat u wilt weergeven, bijvoorbeeld alleen telefoongesprekken, drukt u op Filteren
op type.
Als u logboekgebeurtenissen wilt weergeven op basis van richting, drukt u op Beeld > Filteren op richting.... U kunt bijvoorbeeld
alle communicatie weergeven, alleen inkomende of alleen uitgaande communicatie, of gemiste communicatie.
Als u de informatie in het logboek in een andere volgorde wilt sorteren, drukt u op Menu en selecteert u een van de twee opties
in Beeld > Sorteervolgorde
Als u uitvoerige informatie over een communicatiegebeurtenis wilt weergeven, drukt u op Details. U kunt bijvoorbeeld het type,
adres en onderwerp van een bericht, het telefoonnummer van de beller of de afzender van een bericht bekijken.
Als u de inhoud van het logboek wilt wissen, drukt u op Menu en selecteert u Extra > Logboek wissen....
T e l e f o o n
Copyright © 2004-2005 Nokia. All Rights Reserved. 28
Als u wilt opgeven hoe lang logboekgebeurtenissen in het logboek moeten blijven voordat ze worden verwijderd, drukt u op
Menu en selecteert u Extra > Logperiode....
Als u een nummer uit het logboek wilt kopiëren, drukt u op Menu en selecteert u Bestand > Nummer kopiëren. U kunt het
nummer plakken op een nieuwe contactkaart of in een nieuw bericht.
Als u wilt weergeven hoeveel gegevens zijn verzonden en ontvangen met GPRS of wireless LAN, drukt u op Menu en selecteert
u Extra > GPRS-gegevensteller of WLAN-gegevensteller.
T e l e f o o n
Copyright © 2004-2005 Nokia. All Rights Reserved. 29
5. Berichten
In Berichten kunt u tekstberichten, multimediaberichten, e-mailberichten, faxberichten en speciale tekstberichten met
gegevens zoals instellingen, bookmarks of webpagina's, opstellen, verzenden, ontvangen, bewerken en indelen. U kunt ook
berichten en gegevens ontvangen via Bluetooth of infrarood, dienstberichten en cell broadcast-berichten ontvangen en
dienstopdrachten verzenden.
Voordat u berichten kunt verzenden of ontvangen:
De telefoon moet zijn ingeschakeld, voorzien zijn van een geldige SIM-kaart en zich binnen het dekkingsgebied van het
netwerk bevinden. De klep van het apparaat kan open of dicht zijn.
Het gebruikte netwerk moet faxoproepen, gegevensoproepen en SMS (Short Message Service) ondersteunen als u daarvan
gebruik wilt maken.
De dienst voor faxoproepen, gegevensoproepen en SMS moet voor uw SIM-kaart zijn geactiveerd.
De instellingen voor internettoegangspunten moeten gedefinieerd zijn. Zie 'Instellen internet', p. 77.
De e-mailinstellingen moeten gedefinieerd zijn. Zie 'Instellingen e-mailaccount', p. 34.
De instellingen voor korte berichten moeten gedefinieerd zijn. Zie 'Instellingen voor tekstberichten', p. 36.
De instellingen voor multimediaberichten moeten gedefinieerd zijn. Zie 'Instellingen multimediaberichtenaccount', p. 38.
Neem contact op met uw serviceprovider, netwerkoperator of internetprovider voor de juiste instellingen.
Tip: Wanneer u de Nokia 9500 Communicator in gebruik neemt, wordt de SIM-kaartprovider mogelijk herkend en
worden de juiste instellingen voor tekstberichten, multimediaberichten en GPRS automatisch geconfigureerd. Wellicht
moet u eerst contact opnemen met uw netwerkoperator om het gebruik van multimediaberichten en GPRS te activeren.
Berichtencentrale
Het beginvenster van Berichten bestaat uit twee delen: links de lijst met mappen en rechts de berichten in de geselecteerde
map. U kunt de Tab-toets gebruiken om van het ene naar het andere deelvenster te gaan.
Het beginvenster van Berichten bevat de volgende mappen:
Postvak IN — bevat alle ontvangen berichten behalve e-mailberichten, SIM-kaartberichten en netwerkberichten. E-
mailberichten worden opgeslagen in de externe postbus.
Postvak UIT — bevat berichten die nog moeten worden verzonden.
Concepten — bevat conceptberichten die nog niet zijn verzonden.
Verzonden — bevat verzonden berichten, met uitzondering van de berichten die via Bluetooth zijn verzonden.
Eventuele externe postbussen die u hebt ingesteld, worden onder aan de lijst met mappen weergegeven.
Berichten intoetsen en lezen
Als u een bericht wilt weergeven, selecteert u het bericht en drukt u op Openen.
Als u een map wilt weergeven in het volledige display, drukt u op Map openen.
Druk op Bericht opstellen. Selecteer het gewenste berichttype en druk op OK.
Als u de afzender en alle geadresseerden van een e-mailbericht wilt beantwoorden, drukt u op Menu en selecteert u Opstellen >
Allen beantwoorden.
Als u een bericht wilt doorsturen, selecteert u het bericht, drukt u op Menu en selecteert u Opstellen > Doorsturen. U kunt
mogelijk niet alle berichten doorsturen.
Tip: U kunt met deze methode ook berichten uit de map Verzonden doorsturen.
Als u een bericht als gelezen of ongelezen wilt markeren, drukt u op Menu, selecteert u Opstellen > Markeren en selecteert u
Als gelezen of Als ongelezen.
Druk op Menu en selecteer Ontvangen > SIM-berichten. SIM-berichten zijn tekstberichten die op de SIM-kaart zijn opgeslagen.
Het is mogelijk dat u niet alle typen berichten kunt afdrukken, zoals multimediaberichten of andere speciale berichttypen.
Als u berichten in een bepaalde volgorde wilt sorteren, drukt u op Menu en selecteert u een van de opties in het menu Beeld >
Sorteren op.
Copyright © 2004-2005 Nokia. All Rights Reserved. 30
Als u een bericht wilt afdrukken, drukt u op Menu en selecteert u Bestand > Afdrukken > Afdrukken....
Als u de pagina-instellingen wilt wijzigen voordat u afdrukt, drukt u op Menu en selecteert u Bestand > Afdrukken > Pagina-
instellingen....
Berichten beheren
Als u een nieuwe map wilt maken voor berichten, drukt u op Menu en selecteert u Bestand > Nieuwe map.... Voer een
Mapnaam in, selecteer de locatie voor de nieuwe map en druk op Maken. U kunt geen submappen maken in de mappen Postvak
IN, Postvak UIT of Verzonden, behalve in de externe IMAP4-mappen Postvak UIT en Verzonden wanneer u on line bent. IMAP4
is een standaardprotocol voor toegang tot e-mail op de externe server. Met IMAP4 kunt u zoekopdrachten uitvoeren in berichten
en mappen op de server, en berichten en mappen op de server maken, verwijderen en beheren.
Als u de naam van een map wilt wijzigen, selecteert u de gewenste map, drukt u op Menu en selecteert u Bestand > Mapnaam
wijzigen.... Voer de nieuwe naam in en druk op Naam wijzigen. U kunt alleen de naam wijzigen van mappen die u zelf hebt
gemaakt.
Als u een bericht wilt verplaatsen, selecteert u het bericht, drukt u op Menu en selecteert u Bewerken > Verplaatsen. Ga naar
de gewenste nieuwe map en druk op Verplaatsen. Als u het bericht wilt verplaatsen naar een submap, selecteert u de hoofdmap
en drukt u vervolgens op Uitvouwen.
Als u naar berichten wilt zoeken, drukt u op Menu en selecteert y Bewerken > Zoeken.... Voer de tekst in waarnaar u wilt zoeken
en druk op Zoeken.
Als u de zoekopdracht wilt verfijnen, drukt u op Opties.
Voorkomen dat er onvoldoende geheugen beschikbaar is
Het wordt aangeraden regelmatig berichten te verwijderen uit de mappen Postvak IN en Verzonden en opgehaalde e-
mailberichten te verwijderen uit het communicatorgeheugen om geheugenruimte vrij te maken.
Druk op Menu en selecteer Extra > E-mailberichten lokaal verwijderen... om e-mailberichten van het apparaat te verwijderen.
Druk op Wijzigen en selecteer het e-mailbericht dat u wilt verwijderen. U kunt bijvoorbeeld alle e-mailberichten verwijderen of
alle de e-mailberichten die u langer dan twee weken geleden hebt ontvangen. Druk op Verwijder nu om de e-mailberichten te
verwijderen.
Tip: Gebruik deze methode om e-mail alleen van het apparaat te verwijderen. De oorspronkelijke e-mail blijft op de
server aanwezig. Als u e-mails verwijdert met behulp van de opdrachtknop Verwijderen in Berichten, worden deze
berichten definitief uit het apparaat en uit uw externe mailbox verwijderd wanneer u de volgende keer on line gaat.
Als u e-mailberichten wilt verwijderen van zowel het apparaat als de externe server, opent u een e-mailbericht en drukt u op
Verwijderen.
U kunt de map Verzonden automatisch legen door op Menu te drukken en Extra > Opslag verzonden items... te selecteren. Stel
Verzonden items verwijderen in op automatisch en geef op na hoeveel dagen de berichten moeten worden verwijderd.
E-mail
Als u e-mailberichten wilt opstellen en lezen, gaat u naar Berichten.
Het e-mailsysteem van de Nokia 9500 Communicator voldoet aan de internetstandaarden SMTP, IMAP4 (rev 1) en POP3.
Voor het ontvangen en verzenden van e-mail moet u een dienst voor een externe mailbox configureren. Deze dienst kan worden
geleverd door een internetprovider, netwerkoperator of uw bedrijf.
Voordat u e-mailberichten kunt verzenden, ontvangen, beantwoorden en doorsturen, moet u:
Een internettoegangspunt correct configureren. Zie 'Instellen internet', p. 77.
De instellingen voor e-mail correct definiëren. Zie 'Instellingen e-mailaccount', p. 34.
De instructies van de externe mailbox en internetproviders opvolgen. Neem contact op met uw netwerkbeheerder,
netwerkoperator of internetprovider voor de juiste instellingen.
On line en off line werken
On line werken wil zeggen dat uw apparaat via een internetverbinding is verbonden met een externe mailbox. Wanneer u on
line bent, kunt u in de externe mailbox mappen verwijderen, nieuwe mappen maken of de naam van mappen wijzigen. Wanneer
u off line werkt en het apparaat dus niet met een externe mailbox verbonden is, kunt u alleen berichten verwijderen en geen
mappen.
Wijzigingen die u off line aanbrengt in mappen in de externe mailbox, worden pas doorgevoerd wanneer u de volgende keer
on line gaat en een synchronisatie uitvoert.
B e r i c h t e n
Copyright © 2004-2005 Nokia. All Rights Reserved. 31
Als u een e-mailbericht van het apparaat verwijdert terwijl u off line bent, wordt het bericht uit de externe mailbox verwijderd
wanneer u de volgende keer verbinding maakt met de mailbox. U kunt een bericht van het apparaat verwijderen om
geheugenruimte te besparen. Zie 'Voorkomen dat er onvoldoende geheugen beschikbaar is', p. 31.
Door uw e-mailberichten off line te beheren, bespaart u de kosten van de verbinding en kunt u werken in omstandigheden
waarin geen gegevensverbinding mogelijk is. Als u werkt in omstandigheden waarin een verbinding niet meer beschikbaar is,
kunt u overgaan op een andere verbinding.
De internetverbinding wijzigen
Als de verbinding wegvalt, dient u wellicht een andere verbinding te gebruiken.
Als u een andere verbinding wilt gebruiken, drukt u op Menu en selecteert u Extra > Verbinding wijzigen. Ga naar een nieuwe
verbinding en druk op Verbinden. U moet overigens eerst een e-mailaccount selecteren en on line zijn om een andere verbinding
te kunnen instellen. Bovendien geldt die wijziging alleen voor de desbetreffende account.
Als de huidige verbinding wegvalt, wordt u om een bevestiging gevraagd als u de communicator niet hebt ingesteld op het
automatisch overschakelen naar een andere verbinding. Zie 'Instellingen e-mailaccount', p. 34.
Als u een andere verbinding wilt gebruiken, gaat u naar de gewenste verbinding en drukt u op Wijzigen.
Als u on line wilt gaan na het selecteren van een nieuwe verbinding, drukt u op Verbinden.
E-mailberichten opstellen en verzenden
Druk op Bericht opstellen, selecteer E-mail en druk op OK.
Als u een nieuw e-mailbericht wilt opstellen, drukt u op Adresboek. Selecteer de geadresseerde van het bericht in het
Contactenbestand en druk op Aan. Voer een onderwerp voor het bericht in en druk op Verzenden. U kunt ook het e-mailadres
van de geadresseerde invoeren in het veld Aan:. E-mailadressen kunnen geen tekens met accent bevatten, zoals Å, Ä of É.
Tip: Als u de primaire geadresseerde van het e-mailbericht selecteert in het contactenbestand, kunt u ook de andere
geadresseerden selecteren met behulp van de knoppen CC (de geadresseerde is zichtbaar voor alle andere
geadresseerden) en BCC (de geadresseerde blijft verborgen voor alle andere geadresseerden).
Als u de verzendtijd wilt instellen of andere instellingen voor aflevering wilt aanpassen, drukt u op Extra > Verzendopties....
U kunt documenten, afbeeldingen en andere bestanden als bijlage bij een e-mailbericht verzenden.
Als u een bestand wilt koppelen aan een e-mailbericht, drukt u op Bestand invoegen.
Tip: Alle e-mailberichten worden opgeslagen in de Postvak UIT voordat ze worden verzonden. Tenzij uw e-mailbericht
direct wordt verzonden, kunt u het Postvak UIT openen en het verzenden van de e-mail onderbreken en hervatten of
het bericht openen.
Als u het e-mailbericht wilt opslaan in de map Concepten zonder het te verzenden, drukt u op Sluiten.
Begin met het opstellen of bewerken van een e-mailbericht, druk op Menu en selecteer Extra > Voorkeuren....
Als u het lettertype of de tekengrootte van de tekst wilt wijzigen, selecteert u het betreffende veld en drukt u op Wijzigen.
Selecteer het nieuwe lettertype of de nieuwe tekengrootte en druk op OK.
Als u de standaardtekenset wilt wijzigen, selecteert u Standaardtekenset en drukt u op Wijzigen. Selecteer de gewenste tekenset
en druk op OK. Tekensets hebben invloed op de manier waarop uw e-mails worden weergegeven door het e-mailprogramma
van de geadresseerde. Als het gehele bericht of woorden met speciale tekens fout worden weergegeven, kan dit te wijten zijn
aan de gebruikte tekenset.
Tip: U kunt de tekenset wijzigen die is ingesteld voor e-mail in onbewerkte-tekstindeling. E-mail in HTML-indeling
gebruikt de tekenset UTF-8. Als u de tekenset voor uw huidige e-mailbericht wilt wijzigen, drukt u op Menu en selecteert
u Opmaak > Tekenset.
Verzendopties
Als u verzendopties voor uw e-mailbericht wilt definiëren, drukt u op Menu en selecteert u Extra > Verzendopties....
Open het tabblad Bericht.
Als u de prioriteit van het e-mailbericht wilt instellen, selecteert u Prioriteit en drukt u op Wijzigen.
Als u het e-mailtype wilt definiëren, selecteert u Berichttype en drukt u op Wijzigen.
Selecteer de volgende opties:
Tekst (geen MIME) — Specificeer wanneer het ontvangende e-mailsysteem geen berichten kan weergeven die worden
verzonden in de standaard e-mailindeling voor internet, MIME.
Onbewerkte tekst — Selecteer het gebruik van de standaard e-mailindeling voor internet, MIME. Met de indeling MIME kunt
u bijvoorbeeld afbeeldingen als bijlage bij het bericht verzenden.
B e r i c h t e n
Copyright © 2004-2005 Nokia. All Rights Reserved. 32
Tekstbericht verzenden — Geef op wanneer het tekstbericht moet worden verzonden. Als u Op verzoek selecteert, moet u
het bericht selecteren in het Postvak UIT en op Verzenden drukken om het bericht te verzenden. Als u Gepland selecteert,
moet u de datum en tijd voor verzending van het bericht definiëren.
Als u verzendopties voor alle tekstberichten wilt instellen, drukt u op Menu in de hoofdweergave van Berichten en selecteert u
Extra > Instellingen.... Selecteer Tekstbericht en druk op Bewerken.
Als u verzendopties wilt instellen voor het huidige tekstbericht, drukt u op Verzendopties in de tekstberichteneditor. Gebruik
de Menu-toets om door de tabbladen van het dialoogvenster te bladeren.
Definieer de volgende instellingen op het tabblad Geavanceerd:
Geldigheidsduur — Geef op hoe lang de berichtencentrale een tekstbericht moet bewaren als een geadresseerde niet kan
worden bereikt. Maximum is de maximale waarde die de berichtencentrale toestaat. Het netwerk moet deze functie
ondersteunen.
Antwoorden via zelfde centrale — Geef op of het antwoord op uw bericht via dezelfde berichtencentrale moet worden
verzonden waarvan uw bericht gebruik heeft gemaakt.
Berichtconversie — Geef op of het tekstbericht moet worden omgezet in een faxbericht, e-mailbericht of semafoonbericht.
Wijzig deze optie alleen als u zeker weet dat de berichtencentrale tekstberichten in deze andere indelingen kan omzetten.
Neem contact op met uw netwerkoperator voor meer informatie.
Samenvoegen — Selecteer Nee om tekstberichten van meer dan 160 tekens als meerdere berichten te verzenden. Selecteer
Ja om tekstberichten van meer dan 160 tekens als meerdere berichten te verzenden en om toe te staan dat ze als één lang
bericht worden ontvangen door compatibele apparaten. Het verzenden van een bericht van meer dan 160 tekens kan duurder
zijn dan het verzenden van één bericht.
Als u verzendopties voor alle tekstberichten wilt instellen, drukt u op Menu en selecteert u Extra > Instellingen.... Selecteer
Tekstbericht en druk op Bewerken.
Tekstberichten beantwoorden
Als u een ontvangen tekstbericht wilt beantwoorden, opent u het gewenste bericht en drukt u op Beantwoorden.
Tip: U kunt een tekstbericht ook beantwoorden met een multimediabericht. Open het bericht, druk op Menu en
selecteer Bestand > Beantwoorden > Als multimediabericht.
Als u de afzender van het tekstbericht wilt bellen,drukt u op Afzender bellen.
Tip: Als het ontvangen tekstbericht een hyperlink bevat, selecteert u de hyperlink en drukt u op Webadres openen om
de browser te openen. Als het ontvangen tekstbericht een nummer bevat, plaatst u de cursor op het nummer en drukt
u op Nummer bellen om het nummer te kiezen.
Instellingen voor tekstberichten
Als u algemene verzendopties voor tekstberichten wilt definiëren, drukt u op Menu en selecteert u Extra > Instellingen....
Selecteer Tekstbericht en druk op Bewerken. Gebruik de Menu-toets om door de tabbladen van het dialoogvenster te bladeren.
Definieer de volgende instellingen op het tabblad Algemeen:
Actieve centrale — Selecteer de berichtencentrale die de berichten moet afleveren.
Afleverinformatie — Geef aan of de status van de verzonden berichten moet worden weergegeven in het logboek.
Tekstbericht verzenden — Geef op wanneer de tekstberichten moeten worden verzonden. Als u Op verzoek selecteert, moet
u een bericht selecteren in het Postvak UIT en op Verzenden drukken om het te verzenden.
Geldigheidsduur — Geef op hoe lang de berichtencentrale berichten moet bewaren als een geadresseerde niet kan worden
bereikt. Het netwerk moet deze functie ondersteunen.
Definieer de volgende instellingen op het tabblad Samenvoegen:
Samenvoegen — Selecteer Nee om tekstberichten van meer dan 160 tekens als meerdere berichten te verzenden. Selecteer
Ja om tekstberichten van meer dan 160 tekens als meerdere berichten te verzenden en om toe te staan dat ze als één lang
bericht worden ontvangen door compatibele apparaten. Het verzenden van een bericht van meer dan 160 tekens kan duurder
zijn dan het verzenden van één bericht.
Berichten uit meerdere delen bevestigen — Geef op of u een bevestigingsbericht wilt weergeven wanneer u tekstberichten
probeert te verzenden die langer zijn dan 160 tekens.
Definieer de volgende instellingen op het tabblad Geavanceerd:
Antwoorden via zelfde centrale — Geef op of het antwoord op uw bericht via dezelfde berichtencentrale moet worden
verzonden waarvan uw bericht gebruik heeft gemaakt.
Antwoord citeren — Geef op of de tekst uit een ontvangen tekstbericht naar het antwoord moet worden gekopieerd.
Voorkeursverbinding — Geef op of het tekstbericht via het GSM-netwerk of via GPRS moet worden verzonden. Het bericht
wordt alleen via GPRS verzonden als GPRS beschikbaar is. Als GPRS niet beschikbaar is, wordt het bericht via het GSM-netwerk
verzonden.
B e r i c h t e n
Copyright © 2004-2005 Nokia. All Rights Reserved. 36
U kunt opties voor tekstberichten ook wijzigen in het Bureaublad > Extra > Config.scherm > Berichten.
Instellingen voor de berichtencentrale wijzigen
Als u berichtencentrales wilt weergeven, drukt u op Menu en selecteert u Extra > Instellingen.... Selecteer Tekstbericht en druk
op Bewerken. Druk op Berichten centrales in Standaard.
Als u berichtencentrales wilt wijzigen, drukt u op Bewerken en geeft u de Naam en het Nummer op.
Als u nieuwe berichtencentrales wilt toevoegen, drukt u op Nieuw en geeft u de Naam en het Nummer op.
Als u een berichtencentrale wilt verwijderen, gaat u naar een centrale en drukt u op Verwijderen.
Berichten op de SIM-kaart beheren
Tekstberichten kunnen worden opgeslagen op de SIM-kaart.
Als u tekstberichten op de SIM-kaart wilt weergeven, drukt u op Menu en selecteert u Ontvangen > SIM-berichten.
Als u een tekstbericht op de SIM-kaart wilt openen, selecteert u het bericht en drukt u op Verplaatsen. Het bericht wordt naar
het Postvak IN verplaatst en van de SIM-kaart verwijderd. Druk op Sluiten om het dialoogvenster met SIM-berichten te sluiten.
Selecteer het bericht in het Postvak IN en druk op Openen.
Als u een tekstbericht van de SIM-kaart wilt kopiëren, selecteert u het bericht en drukt u op Kopiëren. Het bericht wordt naar
het Postvak IN gekopieerd en het origineel blijft aanwezig op de SIM-kaart.
Als u een tekstbericht van de SIM-kaart wilt verwijderen, selecteert u het bericht en drukt u op Verwijderen.
Afbeeldingsberichten
Opmerking: De functie voor beeldberichten kan alleen worden gebruikt als uw netwerkoperator of serviceprovider
hiervoor ondersteuning biedt. Alleen apparaten die deze functie ondersteunen, kunnen beeldberichten ontvangen en
weergeven.
Selecteer het bericht in Berichten en druk op Openen.
Druk op Beantw. als tekst.. De afbeelding wordt niet in het antwoord opgenomen.
Druk op Doorsturen. Druk op Geadresseerde om een geadresseerde te selecteren, toets de berichttekst in en druk op
Verzenden. De berichttekst in een afbeeldingstekst kan niet langer dan 120 tekens zijn.
Multimediaberichten
Opmerking: Alleen apparaten die deze functie ondersteunen, kunnen multimedia- of e-mailberichten ontvangen en
weergeven.
De manier waarop een multimediabericht wordt weergegeven, kan verschillen, afhankelijk van het ontvangende
apparaat.
De standaardinstelling voor de multimediaberichtendienst is meestal ingeschakeld.
Multimediaberichten opstellen en verzenden
Een multimediabericht kan tekst, afbeeldingen en/of geluids- of videoclips bevatten.
Deze functie kan alleen worden gebruikt als dat door uw netwerkoperator of serviceprovider wordt ondersteund.
Op bepaalde afbeeldingen, beltonen en andere inhoud rust mogelijk copyright, wat betekent dat de desbetreffende inhoud
niet mag worden gekopieerd, gewijzigd, overgedragen of doorgestuurd.
Voordat u multimediaberichten kunt verzenden en ontvangen, moet u eerst de juiste instellingen voor multimediaberichten
definiëren. Neem contact op met uw serviceprovider voor de juiste instellingen. Zie 'Instellingen
multimediaberichtenaccount', p. 38.
Als u een multimediabericht wilt beantwoorden, opent u het bericht en drukt u op Beantwoorden. Geef aan of wilt antwoorden
met een multimediabericht of met een tekstbericht en druk op OK. Druk op Adresboek om de geadresseerden van het bericht
te selecteren, of voer de mobiele telefoonnummers of e-mailadressen van de geadresseerden in het veld Aan: in. Als u meer
dan één nummer invoert, scheidt u de nummers door middel van een puntkomma of door na elk nummer op Enter te drukken.
Voer een onderwerp in en stel het bericht op. Druk op Verzend als het bericht klaar is.
Als u een multimediabericht wilt maken, drukt u op Bericht opstellen, gaat u naar Multimediabericht en drukt u op OK. Druk op
Adresboek om de geadresseerden van het bericht te selecteren, of voer de mobiele telefoonnummers of e-mailadressen van de
geadresseerden in het veld Aan: in. Als u meer dan één nummer invoert, scheidt u de nummers door middel van een puntkomma
of door na elk nummer op Enter te drukken. Voer een onderwerp in en stel het bericht op. Druk op Verzend als het bericht klaar is.
B e r i c h t e n
Copyright © 2004-2005 Nokia. All Rights Reserved. 37
Tip: U kunt ook multimediaberichten rechtstreeks vanuit verschillende toepassingen opstellen, zoals Afbeeldingen en
Bestandsbh..
Druk op Invoegen als u multimediaberichten aan een bericht wilt toevoegen. U kunt afbeeldingen, geluidsclips en videoclips
invoegen en pagina-einden in het bericht aanbrengen. Selecteer het gewenste type multimediaobject en druk op Invoegen.
Tip: Een multimediabericht kan uit verschillende pagina's bestaan. Als de cursor zich in het veld Aan:, CC: of Onderwerp:
bevindt wanneer u een pagina toevoegt, wordt de nieuwe pagina de eerste pagina van het bericht. Anders wordt de
nieuwe pagina toegevoegd na de pagina waarop de cursor zich bevindt. Elke pagina kan één videoclip of één geluidsclip
bevatten.
Als u speciale effecten wilt toevoegen aan afbeeldingen in multimediaberichten, drukt u op Menu en selecteert u Opties >
Overgangsinstellingen.... U kunt opgeven hoe lang een afbeelding moet worden weergeven en in welke opmaak een nieuw
object moet worden geopend. Hiervoor moet de geavanceerde bewerkingsmodus zijn geactiveerd.
Als u een multimediabericht wilt bekijken voordat het wordt verzonden, drukt u op Menu en selecteert u Beeld > Voorbeeld.
Als u een multimediaobject wilt verwijderen, selecteert u het object en drukt u op Menu. Selecteer Bewerken > Verwijderen
en selecteer vervolgens de betreffende optie.
Tip: Sommige bijlagen, bijvoorbeeld visitekaartjes, zijn mogelijk niet zichtbaar in de berichttekst maar worden alleen
als paperclip in het onderwerpveld weergegeven. Als u deze bijlagen wilt verwijderen, selecteert u Bewerken >
Verwijderen > Bijlagen.... Selecteer de bijlage en druk op Verwijderen.
Als u een pagina wilt verwijderen, gaat u naar de pagina, drukt u op Menu en selecteert u Bewerken > Verwijderen > Pagina.
Voor de meeste bewerkingsopties moet u de geavanceerde bewerkingsmodus activeren. Druk op Menu en selecteer Opties >
Geavanceerde bewerkingsmodus activeren.
Als u de positie van tekst ten opzichte van afbeeldingen wilt wijzigen, drukt u op Menu en selecteert u Extra > Dia-indeling.
Selecteer Tekst rechts of Tekst links.
Als u het type, de kleur en de opmaak van tekst wilt wijzigen, drukt u op Menu en selecteert u Opties > Tekstopmaak.... U kunt
de gewenste opmaak ook selecteren voordat u met het bericht begint.
Als u de achtergrondkleur van een multimediabericht wilt wijzigen, drukt u op Menu en selecteert u Opties >
Achtergrondkleur.... Druk op Wijzigen, ga naar een nieuwe kleur en druk op OK. Druk op Gereed.
Als u de verzendopties van een multimediabericht wilt wijzigen, begint u met het opstellen of bewerken van een bericht, drukt
u op Menu en selecteert u Opties > Verzendopties.... U kunt opgeven of u afleveringsrapporten wilt ontvangen en u kunt instellen
hoe lang de berichtencentrale moet proberen om berichten te verzenden.
Selecteer de volgende opties:
Rapport ontvangen — Selecteer of u een melding wilt ontvangen wanneer het bericht aan de geadresseerde is afgeleverd.
Wellicht kunt u geen afleveringsrapport ontvangen voor een multimediabericht dat naar een e-mailadres is verzonden.
Geldigheidsduur — Geef op hoe lang de berichtencentrale het bericht moet proberen te verzenden. Als de geadresseerde
van het bericht niet binnen de ingestelde periode wordt bereikt, wordt het bericht uit de multimediaberichtencentrale
verwijderd. Het netwerk moet deze functie ondersteunen. Maximum is de maximumtijd die door het netwerk wordt
toegestaan.
Multimediaberichten ontvangen
Belangrijk: Objecten in multimediaberichten kunnen virussen bevatten of anderszins schadelijk zijn voor uw apparaat
of PC. Open geen bijlagen als u niet weet of de afzender betrouwbaar is.
Multimediaberichten worden ontvangen in uw Postvak IN. U kunt ze openen of beantwoorden net zoals andere berichten.
U kunt multimediaberichten ontvangen die objecten bevatten die niet door het apparaat worden ondersteund, maar u kunt
deze objecten niet weergeven. U kunt echter proberen om deze berichten door te sturen naar een ander apparaat dat deze
objecten wel ondersteunt.
Als u een lijst met multimediabijlagen in een bericht wilt weergeven, drukt u op Menu en selecteert u Extra > Objecten....
Als u een multimediaobject wilt opslaan, selecteert u het object en drukt u op Kopiëren naar.
Als u een multimediaobject wilt afspelen, selecteert u het object en drukt u op Openen.
Instellingen multimediaberichtenaccount
Ga naar Berichten, druk op Menu en selecteer Extra > Instellingen.... Ga naar Multimediaber. dienst en druk op Bewerken.
Definieer de volgende instellingen op het tabblad Verzenden:
Internettoegang — Selecteer het internettoegangspunt voor de verbinding die u wilt gebruiken voor het verzenden van
berichten.
Startpagina — Voer het adres in van de multimediaberichtencentrale.
B e r i c h t e n
Copyright © 2004-2005 Nokia. All Rights Reserved. 38
de zender als de ontvanger, uw opmerkingen over de inhoud van het bericht en de datum bevat. Selecteer Berichtkop om
de contactgegevens van de zender en de ontvanger weer te geven. Selecteer Geen als u geen voorblad wilt gebruiken.
Faxbericht verzenden — Geef aan wanneer de berichten verzonden moeten worden. Als u Op verzoek selecteert, moet u een
bericht in de Outbox selecteren en het faxbericht van daaruit verzenden.
Definieer de volgende instellingen op het tabblad Geavanceerd:
Verzendresolutie — Selecteer de resolutie voor verzonden en ontvangen faxberichten.
ECM — Selecteer of foute faxpagina's automatisch moeten worden hersteld tijdens het verzenden. Ook het ontvangende
apparaat moet ECM ondersteunen.
Opnieuw verzenden — Geef aan of u Alle pagina's opnieuw wilt verzenden of alleen Ontbrekende pagina's als bepaalde
faxpagina's niet werden verzonden.
Als u de instellingen voor het doorsturen of blokkeren van faxberichten wilt bewerken, drukt u op Fax doorschakelen of Fax
blokkeren.
Faxen ontvangen uit een externe faxpostbus
U kunt faxberichten ophalen uit een externe faxpostbus door de desbetreffende optie te gebruiken, indien het netwerk deze
mogelijkheid biedt. U kunt dan naar een faxmachine bellen en informatie per fax binnenkrijgen.
Als u faxen wilt ontvangen uit een externe faxpostbus door de faxdienst te bellen, drukt u op Menu en selecteert u Ontvangen >
Faxdienst bellen. Voer het nummer van de faxpostbus in en druk op Bellen.
Speciale berichttypen
U kunt met dit apparaat verschillende berichttypen ontvangen, bijvoorbeeld tekstberichten die gegevens bevatten,
operatorlogo's, beltonen, bookmarks of instellingen voor internettoegang of een e-mailaccount.
Het apparaat kan bovendien dienstberichten ontvangen. Dienstberichten zijn meldingen van bijvoorbeeld nieuwskoppen en
kunnen een tekstbericht of een koppeling bevatten. Neem contact op met de serviceprovider voor beschikbaarheid en
abonnementsmogelijkheden.
Operatorlogo's ontvangen
Als u een ontvangen operatorlogo wilt instellen als het nieuwe operatorlogo, opent u het bericht met het operatorlogo en drukt
u op Opslaan. Als u al een operatorlogo hebt ingesteld, drukt u op Vervangen om te bevestigen dat u het huidige logo wilt
vervangen.
Als u het bericht met het operatorlogo wilt verwijderen, drukt u op Verwijderen.
Beltonen ontvangen
Als u een beltoon wilt beluisteren, opent u het bericht dat de toon bevat en drukt u op Afspelen.
Als u een beltoon wilt opslaan, drukt u op Opslaan. Als al een beltoon met dezelfde naam aanwezig is, wordt de naam van de
nieuwe beltoon gevolgd door een nummer.
Configuratieberichten ontvangen
Tip: Configuratieberichten bevatten verschillende instellingen, zoals instellingen voor internettoegangspunten,
instellingen voor e-mailaccounts of multimediaberichten, danwel voicemailnummers of nummers van
berichtencentrales, die door de serviceprovider worden verstrekt.
Als u een configuratiebericht wilt weergeven, selecteert u het bericht en drukt u op Openen.
Als u de instellingen wilt accepteren, opent u het bericht en drukt u op Opslaan.
E-mailmeldingen ontvangen
Als u een e-mailmelding wilt weergeven, selecteert u het bericht en drukt u op Openen.
Tip: Een e-mailmelding is een bericht dat informatie bevat over het aantal nieuwe e-mailberichten in uw postbus.
Met een wachtwoord beveiligde berichten openen
Als u bericht wilt weergeven dat met een wachtwoord is beveiligd, selecteert u het bericht en drukt u op Openen. Voer het juiste
wachtwoord in en druk op OK. Het wachtwoord wordt doorgaans geleverd door de maker van het bericht, zoals de operator.
B e r i c h t e n
Copyright © 2004-2005 Nokia. All Rights Reserved. 40
38


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Nokia 9500 Communicator at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Nokia 9500 Communicator in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 4,06 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of Nokia 9500 Communicator

Nokia 9500 Communicator User Manual - English - 108 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info