36296
324
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/325
Next page
Gebruikershandleiding
9357545 Issue 4 NL
Elektronische handleiding als uitgave bij "Nokia Handleidingen - Voorwaarden en
bepalingen, 7 juni 1998" (“Nokia User’s Guides Terms and Conditions, 7th June,
1998”.)
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Copyright © 2000–2003 Nokia. Alle rechten voorbehouden
Onrechtmatige reproductie, overdracht, distributie of opslag van dit document of een gedeelte ervan in enige vorm zonder
voorafgaande geschreven toestemming van Nokia is verboden.
Nokia, Nokia Connecting People, Bounce en Triple zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Nokia
Corporation. Namen van andere producten en bedrijven kunnen handelsmerken of handelsnamen van de respectievelijke
eigenaren zijn.
This product includes software licensed from Symbian Ltd © Symbian Ltd 1998 - 2003. All rights reserved.
EPOC and all EPOC-based trademarks and logos are trademarks of Symbian Limited.
.
Java™ is a trademark of Sun Microsystems, Inc
© 1984-1997 DataViz Inc. All rights reserved.
This software contains portions of the file translation library of Conversions Plus, a product of DataViz Inc., 55 Corporate
Drive, Trumbull, CT 06611 USA (203) 268-0030.
International CorrectSpell™ English spelling correction system, 1995 by Lernout & Hauspie Speech Products N.V. All rights
reserved. Reproduction or disassembly of embodied algorithms or database prohibited.
English spelling software developed by Lernout & Hauspie Speech Products N.V.
UK English Concise International Electronic Thesaurus Copyright © 1995 by Lernout & Hauspie Speech Products N.V. All
rights reserved. Reproduction or disassembly of embodied programs and databases prohibited.
Incorporates MPPC® compression from Hi/fn™
Part of the software in this product is © Copyright ANT Ltd. 1998. All rights reserved.
Stac ®, LZS ®, ©1996, Stac, Inc., ©1994-1996 Microsoft Corporation. Includes one or more U.S. Patents: No. 4701745,
5016009, 5126739, 5146221, and 5414425. Other patents pending.
Incorporates LZS® compression from Hi/fn™.
Hi/fn ®, LZS ®, ©1988-98, Hi/fn. Includes one or more U.S. Patents: No. 4701745, 5016009, 5126739, 5146221, and
5414425. Other patents pending.
Nokia voert een beleid dat gericht is op continue ontwikkeling. Nokia behoudt zich het recht voor zonder voorafgaande
kennisgeving wijzigingen en verbeteringen aan te brengen in de producten die in dit document worden beschreven.
In geen geval is Nokia aansprakelijk voor enig verlies van gegevens of inkomsten of voor enige bijzondere, incidentele,
onrechtstreekse of indirecte schade.
De inhoud van dit document wordt zonder enige vorm van garantie verstrekt. Tenzij vereist krachtens het toepasselijke recht,
wordt geen enkele garantie gegeven betreffende de nauwkeurigheid, betrouwbaarheid of inhoud van dit document, hetzij
uitdrukkelijk hetzij impliciet, daaronder mede begrepen maar niet beperkt tot impliciete garanties betreffende de
verkoopbaarheid en de geschiktheid voor een bepaald doel. Nokia behoudt zich te allen tijde het recht voor zonder
voorafgaande kennisgeving dit document te wijzigen of te herroepen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
De beschikbaarheid van bepaalde producten kan per regio verschillen. Neem hiervoor contact op met de dichtstbijzijnde
Nokia leverancier.
Dit product bevat beveiligingsfuncties die gebruik maken van certificaten. Meer informatie over Nokia-certificaten kunt u
vinden op de webpagina's van Nokia.
CONFORMITEITSVERKLARING
NOKIA CORPORATION verklaart op eigen verantwoordelijkheid dat het product RAE-5N conform is aan de bepalingen van
de volgende Richtlijn van de Raad:1999/5/EG. Een kopie van de conformiteitsverklaring kunt u vinden op de volgende
website: http:// www. nokia. com/ phones/ declaration_ of_ conformity/
BELANGRIJKE MEDEDELING BETREFFENDE DE GARANTIE
U kunt jarenlang plezier hebben van dit product, mits u voorzichtig omgaat met het zeer
kwetsbare en kostbare kleurenscherm. Zorg ervoor dat u het scherm niet laat vallen en
voorkom stoten of overmatig schudden. Onze beperkte fabrieksgarantie is niet van
toepassing op producten waarmee onzorgvuldig is omgegaan.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Inhoudsopgave
Inleiding .....................................................................................1
Help.............................................................................................................................3
Informatie over de communicator .....................................................................6
GSM-datacommunicatie ......................................................................................9
Algemene gegevens...................................................................13
Het scherm van de communicator.....................................................................13
Het toetsenbord van de Communicator ..........................................................18
Connectoren.............................................................................................................23
De batterij opladen.................................................................................................24
Geheugenkaart ........................................................................................................27
Algemene functies..................................................................................................29
Software installeren vanaf de cd-rom..............................................................39
De infraroodverbinding activeren ......................................................................40
Gegevensoverdracht tussen de communicator en andere apparaten......41
Telefooninterface......................................................................45
Selectietoetsen ........................................................................................................46
Schermindicatoren .................................................................................................48
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Bellen..........................................................................................................................49
De telefoon beantwoorden...................................................................................52
Gesprekken beheren ...............................................................................................52
Toetsenblokvergrendeling.....................................................................................54
Profielen wijzigen ...................................................................................................55
Help-informatie weergeven.................................................................................55
De menus gebruiken..............................................................................................56
Berichten (Menu 1) ................................................................................................58
Oproepinfo (Menu 2)..............................................................................................61
Instellingen (Menu 3) ............................................................................................65
Doorschakelen (Menu 4).......................................................................................71
Infrarood (Menu 5).................................................................................................72
SIM-diensten (Menu 6).........................................................................................72
Bureaublad.................................................................................75
Beginvenster.............................................................................................................75
Telefoon .....................................................................................79
Handmatig bellen....................................................................................................80
Een nummer uit de telefoonlijst bellen ............................................................80
Een nummer bellen uit de lijst met recente oproepen.................................81
De telefoon beantwoorden...................................................................................82
Een voicemailbox bellen en programmeren ....................................................83
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Een telefoongesprek opnemen............................................................................84
Bellen tijdens een gesprek....................................................................................84
Telefonische vergaderingen houden..................................................................85
Een deelnemer uit een telefonische vergadering verwijderen...................86
Privé met één van de deelnemers van de telefonische
vergadering spreken...............................................................................................87
Oproepen doorschakelen ......................................................................................87
Een oproep in de wacht beantwoorden ...........................................................88
DTMF-tonen verzenden tijdens een oproep ...................................................88
Telefooninstellingen...............................................................................................89
Profiel Vliegtuig.......................................................................................................105
Contacten ..................................................................................107
Contactenbestand...................................................................................................107
Een contactkaart maken.......................................................................................109
Een contactkaart weergeven ...............................................................................110
Contacten vanaf een SIM-kaart verplaatsen of kopiëren ...........................110
Een contactkaart zoeken ......................................................................................111
Velden wijzigen op een contactkaart................................................................112
Een beltoon koppelen ............................................................................................113
Een afbeelding invoegen.......................................................................................114
Sjablonen maken of wijzigen ..............................................................................114
DTMF-tonen opslaan .............................................................................................116
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Contactgroepen maken .........................................................................................117
Een contactkaart op de SIM-kaart maken.......................................................119
Een contactkaart als visitekaartje verzenden .................................................121
Een visitekaartje ontvangen.................................................................................122
Instellingen ...............................................................................................................123
Een nieuwe contactendatabase maken ............................................................125
Agenda .......................................................................................127
Agenda-items...........................................................................................................127
Weergaven ................................................................................................................136
Pictogrammen..........................................................................................................143
Takenlijsten...............................................................................................................144
Items in de Agenda zoeken ..................................................................................145
Instellingen ...............................................................................................................147
Internet ......................................................................................149
Een Internet-toegangspunt instellen...............................................................150
Verbinding maken met het World Wide Web.................................................160
Webpaginas weergeven .......................................................................................162
Surfen op het WWW..............................................................................................163
WWW-instellingen.................................................................................................167
De weergaven Cache, Geschiedenis en Extra toepassingen .......................169
Bookmarks.................................................................................................................170
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
WAP ............................................................................................................................172
Java.............................................................................................................................177
Berichten....................................................................................179
Berichten...................................................................................................................180
Fax...............................................................................................................................189
E-mail.........................................................................................................................194
SMS-dienst...............................................................................................................209
Kantoor ......................................................................................215
Tekst............................................................................................................................215
Werkblad ...................................................................................................................221
Presentatieviewer ...................................................................................................231
Bestandsbeheer .......................................................................................................233
Extra’s ........................................................................................243
Klok .............................................................................................................................243
Rekenmachine..........................................................................................................245
Configuratiescherm................................................................................................246
Recorder ....................................................................................................................261
Imaging......................................................................................................................262
RealOne Player.........................................................................................................267
Cell broadcast ..........................................................................................................268
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
Faxmodem.................................................................................................................270
Problemen oplossen ..................................................................277
VERZORGING EN ONDERHOUD...............................................293
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINFORMATIE ...............................295
Woordenlijst..............................................................................305
Index...........................................................................................315
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
VOOR UW VEILIGHEID
Lees deze eenvoudige richtlijnen. Het overtreden van de regels kan gevaarlijk of
onwettig zijn. Meer informatie vindt u in deze handleiding.
Schakel de telefoon niet in als het gebruik van mobiele telefoons
verboden is of als dit storing of gevaar zou kunnen opleveren.
VERKEERSVEILIGHEID HEEFT VOORRANG Gebruik de communicator
niet wanneer u een auto bestuurt. Parkeer de auto eerst.
STORING Alle draadloze telefoons zijn gevoelig voor storing. Dit kan de
werking van de telefoon beïnvloeden.
SCHAKEL DE TELEFOON UIT IN ZIEKENHUIZEN Volg alle regels en
aanwijzingen op. Schakel de telefoon uit in de nabijheid van medische
apparatuur.
SCHAKEL DE TELEFOON UIT IN VLIEGTUIGEN Draadloze telefoons
kunnen storingen veroorzaken.
SCHAKEL DE TELEFOON UIT TIJDENS HET TANKEN Gebruik de
telefoon niet in een benzinestation. Gebruik de telefoon niet in de
nabijheid van benzine of chemicaliën.
SCHAKEL DE TELEFOON UIT IN DE BUURT VAN EXPLOSIEVEN
Gebruik de telefoon niet waar explosieven worden gebruikt. Houd u aan
beperkende maatregelen en volg eventuele voorschriften of regels op.
GEBRUIK DE TELEFOON VERSTANDIG Gebruik de telefoon alleen zoals
het is bedoeld. Raak de antenne niet onnodig aan.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
DESKUNDIG ONDERHOUD Laat alleen bevoegd personeel het apparaat
installeren of repareren.
ACCESSOIRES EN BATTERIJEN Gebruik alleen goedgekeurde
accessoires en batterijen. Sluit geen ongeschikte producten aan.
WATERBESTENDIGHEID De communicator is niet waterbestendig. Houd
het apparaat droog.
MAAK BACK-UPS Vergeet niet om een back-up te maken van alle
belangrijke gegevens.
AANSLUITEN OP ANDERE APPARATEN Wanneer u het apparaat op een
ander apparaat aansluit, moet u de gebruikershandleiding van dat
apparaat lezen voor gedetailleerde veiligheidsinstructies. Sluit geen
ongeschikte producten aan.
BELLEN Sluit de klep van de communicator en controleer of de telefoon
is ingeschakeld. Toets het net- en abonneenummer in en druk op . Als
u een gesprek wilt beëindigen, drukt u op . Als u een oproep wilt
beantwoorden, drukt u op .
ALARMNUMMER KIEZEN Sluit de klep van het apparaat. Controleer of
de telefoon is ingeschakeld. Druk zo vaak als nodig is op om het
scherm leeg te maken (bijvoorbeeld om een gesprek te beëindigen, een
menu af te sluiten, enzovoort). Toets het alarmnummer in en druk op
. Geef op waar u zich bevindt. Beëindig het gesprek niet voordat u
daarvoor toestemming hebt gekregen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
1
Inleiding
1. Inleiding
Gefeliciteerd met de aanschaf van de Nokia 9210i Communicator. De
communicator is een veelzijdig communicatiemiddel: het is een mobiele telefoon,
een apparaat waarmee u berichten kunt versturen en een organizer in één.
Figuur 1
Telefoon
Hoofd-
telefoon
Voorkant Achterkant
Microfoon
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
2
Inleiding
De Nokia 9210i Communicator bestaat uit twee onderdelen: de telefoon en de
communicatorinterface. De telefoon bevindt zich op de klep van het apparaat en
de communicatorinterface bevindt zich onder de klep, zoals u kunt zien in
figuur 1 en 2.
Figuur 2
Beide onderdelen maken gebruik van dezelfde informatie in het geheugen van de
communicator. Het zijn dus niet twee afzonderlijke apparaten. De telefoon
gebruikt bijvoorbeeld de namen en telefoonnummers die in het Contactenbestand
van de communicator zijn opgeslagen. De communicator gebruikt de telefoon voor
spraakoproepen en datacommunicatie (bijvoorbeeld voor het verzenden en
ontvangen van faxen en voor het maken van een verbinding met Internet).
communicator-
interface
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
3
Inleiding
Tip: De communicator
heeft geen aan/uit-knop; de
communicator wordt
automatisch ingeschakeld
zodra u de klep opent, en
uitgeschakeld zodra u de
klep sluit.
De communicator bevat veel organisatie- en communicatietoepassingen. Het
grote toetsenbord, de opdrachttoetsen en het scherm vereenvoudigen het gebruik
van de toepassingen.
De telefooninterface is zo ontworpen dat u snel oproepen tot stand kunt brengen
en kunt ontvangen. De communicator oogt en werkt op dezelfde manier als andere
mobiele telefoons van Nokia, met als uitzondering dat de hoofdtelefoon en de
microfoon zich aan de achterkant van het apparaat bevinden. U kunt de telefoon
in- en uitschakelen met de knop op de klep.
BELANGRIJK: Schakel de telefoon niet in als het gebruik van mobiele telefoons
verboden is, of als dit storing of gevaar zou kunnen
opleveren.
Help
On line Help
De communicator heeft een Help-functie die u vanuit elke toepassing en elke
weergave kunt openen.
Als u Help-informatie wilt weergeven, drukt u op de toets op het toetsenbord
van de communicatorinterface. Er verschijnt een pagina met informatie die
betrekking heeft op de huidige taak. U kunt ook in de Help-onderwerpen zoeken
naar bepaalde onderwerpen en trefwoorden.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
4
Inleiding
Tip: De toets bevindt
zich op de onderste rij van
het toetsenbord.
Informatie over de handleidingen in het
verkooppakket
Bij de Nokia communicator worden de volgende handleidingen geleverd, hetzij in
gedrukte vorm hetzij in PDF-formaat.
Als u nog nooit eerder een communicator hebt gebruikt, biedt de meegeleverde
Beknopte handleiding nuttige informatie. In deze handleiding wordt de
procedure voor de ingebruikname uitgelegd en vindt u basisinformatie over het
gebruik van de verschillende toepassingen.
In deze gebruikershandleiding wordt dieper ingegaan op de werking van de
Nokia 9210i Communicator. In het gedeelte Algemene gegevens komen de
verschillende onderdelen van de communicator en de functionaliteiten daarvan
aan bod en wordt aandacht besteed aan de algemene voorzieningen van de
communicator.
In de rest van deze gebruikershandleiding wordt aandacht besteed aan de
communicatortoepassingen en de telefoon. Achterin de handleiding vindt u een
korte woordenlijst met afkortingen en termen die betrekking hebben op
Internet en mobiele telefoons.
De Gebruikershandleiding voor PC Suite bevat informatie over PC Suite voor de
Nokia 9210i Communicator. Met PC Suite kunt u gegevens en back-ups vanaf
de communicator naar een compatibele pc verplaatsen, kopiëren
synchroniseren en terugzetten.
De Handleiding voor software op de cd-rom bevat uitgebreide informatie over
de functionaliteit van de toepassingen op de cd-rom die op de communicator
kunnen worden geïnstalleerd.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
5
Inleiding
De Handleiding voor extra toepassingen bevat informatie over de extra
software die verkrijgbaar is voor de Nokia 9210i Communicator. Deze
handleiding is alleen in gedrukte vorm beschikbaar.
De Controlelijst voor instellingen helpt u verschillende draadloze diensten in te
stellen op de Nokia 9210i Communicator.
De Gebruikershandleiding voor PC Suite en de Handleiding voor software op de cd-
rom bevinden zich beide op de cd-rom in de sectie Werken met de Nokia 9210i
Communicator.
In deze Gebruikershandleiding en in de Beknopte handleiding worden de
opdrachten die op het scherm van de communicator verschijnen vet weergegeven
en de instellingen en opties cursief.
Opmerking: Als u van de Nokia 9000 Communicator, de Nokia 9000i
Communicator, de Nokia 9110 Communicator of de Nokia 9110i
Communicator overstapt op de Nokia 9210i Communicator, bevat
het onderwerp Gegevensoverdracht tussen de communicator en
andere apparaten op pagina 41 en in de Gebruikershandleiding
voor PC Suite op de cd-rom nuttige informatie voor u.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
6
Inleiding
Informatie over de communicator
Netwerkdiensten
De draadloze telefoon zoals beschreven in deze handleiding is goedgekeurd voor
gebruik op het GSM 900- en het GSM 1800-netwerk.
De beschikbaarheid van dualband/triband is afhankelijk van het netwerk. Vraag uw
netwerkexploitant of u zich op deze dienst kunt abonneren.
Sommige functies die in deze handleiding worden beschreven zijn
netwerkdiensten. Dit zijn speciale diensten waarop u zich via uw
netwerkexploitant kunt abonneren. U kunt pas gebruik maken van deze diensten
nadat u zich via de exploitant van uw thuisnet op de gewenste dienst(en) hebt
geabonneerd en u de gebruiksinstructies hebt ontvangen.
Opmerking: Het is mogelijk dat sommige netwerken geen ondersteuning
bieden voor bepaalde taalafhankelijke tekens en/of diensten.
Controleer voor gebruik altijd het modelnummer van een oplader. Deze apparatuur
is bedoeld voor gebruik met de volgende voedingsbronnen: ACP-12, ACP-9E, ACP-
9X en ACP-9A.
Waarschuwing: Gebruik alleen batterijen, laders en accessoires die door de
fabrikant van de telefoon zijn goedgekeurd voor gebruik met dit
type telefoon. Het gebruik van andere types kan de goedkeuring en
garantie doen vervallen en kan bovendien gevaarlijk zijn. Vraag uw
leverancier naar de beschikbare goedgekeurde accessoires. Als u
de stekker van een accessoire uit het stopcontact verwijdert, moet
u aan de stekker trekken, niet aan het snoer.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
7
Inleiding
Voorbeelden van veelgebruikte diensten die een abonnement vereisen zijn: het
verzenden van SMS-berichten of faxberichten en gebruik maken van het Internet.
U kunt pas van deze diensten gebruik maken wanneer u zich via de exploitant van
uw thuisnet abonneert op de dienst(en) en de gebruiksinstructies hebt ontvangen.
Hierna kunt u deze functies activeren, zoals wordt beschreven in deze
gebruikershandleiding. De opdrachten voor het handmatig in- of uitschakelen van
bepaalde diensten worden niet in deze gebruikershandleiding beschreven (zoals
bijvoorbeeld het gebruik van de tekens en voor het in- of uitschakelen van
diensten). De Nokia 9210i Communicator kan dit soort opdrachten echter wel
verwerken. Raadpleeg de aanbieders van de diensten voor informatie over deze
opdrachten.
Aangezien elk netwerk zijn eigen specifieke diensten biedt, is het helaas niet
mogelijk in deze handleiding een uitgebreide lijst te geven van de diensten en
instellingen die u nodig hebt. Derhalve bevat deze gebruikershandleiding alleen
algemene informatie over extra diensten. Uw netwerkexploitant kan u meer
informatie geven over de diensten die in uw netwerk worden aangeboden.
Tip: Scrijf de informatie
die u van de
netwerkexploitant krijgt op
de Controlelijst met
instellingen, zodat u ze
gemekkelijk kunt
terugvinden.
Als een service een speciaal telefoonnummer of specifieke instellingen vereist,
moeten deze in de communicator worden opgeslagen. Bijvoorbeeld:
U kunt alleen SMS-berichten verzenden en ontvangen als deze dienst wordt
ondersteund door het netwerk dat u gebruikt en als deze dienst voor uw SIM-kaart
is geactiveerd. Daarnaast moet het telefoonnummer van de berichtencentrale zijn
opgeslagen in de instellingen van de SMS-toepassing.
Als u gebruik wilt maken van het Internet moet de datadienst worden ondersteund
door het netwerk dat u gebruikt en moet deze dienst voor uw SIM-kaart zijn
geactiveerd. Daarnaast moet u een Internet-toegangspunt aanvragen bij uw
Internet-aanbieder.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
8
Inleiding
Stickers in het verkooppakket
De stickers bevatten belangrijke informatie over diensten en voor
ondersteuningsdoeleinden. Bewaar deze stickers op een veilige plaats.
Plak de sticker op de pagina voorafgaand aan de Inhoudsopgave van deze
gebruikershandleiding. De plaats waar de sticker moet worden geplakt, wordt
aangeduid met een kader.
Bevestig de sticker op de uitnodigingskaart voor Club Nokia die ook in het
pakket zit.
Toegangscodes
U kunt diverse toegangscodes gebruiken om uw Nokia 9210i Communicator en de
SIM-kaart tegen onbevoegd gebruik te beveiligen. De toegangscodes die u het
meest zult gebruiken zijn:
de beveiligingscode voor het vergrendelen van de communicator, en
de PIN-code, die met de SIM-kaart wordt meegeleverd.
BELANGRIJK: De standaardbeveilingscode is 12345. Voor een goede
beveiliging is van groot belang dat u de beveiligingscode wijzigt.
Houd de code geheim en bewaar deze op een veilige plaats (niet
bij de telefoon!). Zie sectie Beveiliging op pagina 247 voor meer
informatie over het wijzigen van toegangscodes. Houd er rekening
mee dat geen enkel wachtwoordsysteem ongeoorloofde toegang
kan voorkomen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
9
Inleiding
De toegangscodes die zowel voor de telefooninterface als de
communicatorinterface worden gebruikt, kunt u via beide toepassingen wijzigen,
mits de code kan worden gewijzigd. Zie Beveiliging op pagina 247 voor meer
informatie over toegangscodes.
In de Internet-toepassingen van de communicator worden wachtwoorden en
gebruikersnamen gebruikt als beveiliging tegen onbevoegd gebruik van Internet en
de Internet-diensten. U kunt deze wachtwoorden wijzigen in de instellingen van
de Internet-toepassingen.
Contactgegevens
Tip: U kunt de
contactgegevens op uw
communicator wijzigen met
een compatibele toepassing
op een compatibele pc. Zie
de Gebruikershandleiding
voor PC Suite op de cd-rom
voor meer informatie.
Alle contactgegevens die u opslaat in de toepassing Contacten, zoals namen,
adressen en telefoonnummers, worden opgenomen in het Contactenbestand.
U kunt dit bestand weergeven vanuit de telefooninterface, de
communicatorinterface en vanuit alle toepassingen. Welke informatie wordt
weergegeven, is afhankelijk van de informatie die gebruikt kan worden door de
geselecteerde toepassing. Als u bijvoorbeeld een telefoongesprek voert via
telefooninterface, kunt u de naam en de telefoonnummers van het contact
bekijken. Eventuele faxnummers, e-mailadressen, functies en dergelijke worden
niet weergegeven.
GSM-datacommunicatie
De Nokia 9210i Communicator gebruikt de mogelijkheden voor dataoverdracht van
het GSM-netwerk voor het verzenden van faxen, SMS-berichten en e-
mailberichten en het maken van een verbinding met externe computers.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
10
Inleiding
Vanaf de meeste locaties waar de mobiele telefoon werkt, kunnen draadloze
dataverbindingen tot stand worden gebracht. Het wordt echter aanbevolen de
communicator te verplaatsen naar een locatie waar het signaal het sterkst is.
Wanneer het signaal sterk is, is de dataoverdracht het meest efficiënt. Over het
algemeen kunt u niet dezelfde prestaties verwachten van mobiele
datacommunicatie als van vaste lijnen. Dit heeft te maken met eigenschappen die
inherent zijn aan de draadloze omgeving. De volgende factoren kunnen mobiele
verbindingen nadelig beïnvloeden:
Geruis
Radiostoring door elektrische apparaten en door andere telefoons heeft invloed op
de kwaliteit van de draadloze datacommunicatie.
Celoverdracht
Wanneer de gebruiker zich verplaatst van de ene netwerkcel naar de andere,
vermindert de signaalsterkte van het kanaal. Het is dan mogelijk dat de
telefooncentrale voor draadloze communicatie de gebruiker naar een andere cel en
frequentie overbrengt, waar het signaal sterker is. Celoverdracht kan ook
voorkomen wanneer de gebruiker zich niet verplaatst. In dat geval wordt de
overdracht veroorzaakt door variaties in de belasting van het mobiele netwerk. Dit
soort overdrachten kan voor korte vertragingen zorgen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
11
Inleiding
Elektrostatische ontlading
Elektrostatische ontlading van een vinger of een geleider kan resulteren in een
onjuiste werking van elektrische apparaten. Het is mogelijk dat het scherm
onleesbare informatie weergeeft of dat de software onstabiel wordt. Draadloze
verbindingen kunnen onbetrouwbaar worden, gegevens kunnen beschadigd raken
en de transmissie kan worden stopgezet. Als dit gebeurt, moet u een eventueel
telefoongesprek beëindigen, de klep sluiten, de telefoon uitschakelen (als deze is
ingeschakeld) en de batterij verwijderen. Plaats de batterij vervolgens terug en
breng een nieuwe draadloze verbinding tot stand.
Gebieden zonder radio-ontvangst en signaaluitval
Gebieden zonder radio-ontvangst zijn gebieden waar geen radiosignalen kunnen
worden ontvangen. Signaaluitval vindt plaats wanneer de gebruiker van de
telefoon zich in een gebied bevindt waar radiosignalen zijn geblokkeerd of worden
verzwakt door geografische obstructies of bouwwerken.
Signaalverzwakking
Afstand en obstakels kunnen ertoe leiden dat signalen verzwakken. Daarnaast
kunnen hierdoor gereflecteerde signalen ontstaan. In beide situaties vermindert de
sterkte van het signaal.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
12
Inleiding
Lage signaalsterkte
Afstand en obstakels kunnen ervoor zorgen dat de sterkte van het radiosignaal van
een cellocatie niet sterk of stabiel genoeg is voor het tot stand brengen van een
betrouwbare dataverbinding. Voor de best mogelijke communicatie moet u
rekening houden met het volgende:
De dataverbinding functioneert het best wanneer de communicator niet wordt
verplaatst tijdens de transmissie. Draadloze datacommunicatie is niet
aanbevolen wanneer u zich in een bewegend voertuig bevindt. Bij
faxverzending is er eerder sprake van storingen dan bij de transmissie van
gegevens of SMS-berichten.
Plaats de communicator niet op een metalen oppervlak.
Controleer of de signaalsterkte die op het scherm wordt weergegeven
voldoende is. Als u zich in een kamer bevindt, kan het signaal sterker worden
wanneer u de communicator verplaatst, vooral wanneer u deze richting een
raam verplaatst. Als de signalen niet sterk genoeg zijn voor een spraakoproep,
heeft het niet veel zin om te proberen een dataverbinding te maken zolang u
geen een locatie hebt gevonden met een sterker signaal.
Opmerking: Het signaal is sterker als de antenne is uitgeklapt.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
13
Algemene gegevens
2. Algemene gegevens
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de communicator werkt en hoe u de
communicator van stroom kunt voorzien. Zie de Beknopte handleiding voor
informatie over de ingebruikname en het instellen van de communicator.
Het scherm van de communicator
Figuur 3
U schakelt de communicatorinterface in door de klep te openen. Op het scherm
wordt de toepassing weergegeven die het laatst is gebruikt.
Als u de klep sluit, worden alle gegevens opgeslagen en wordt het scherm
uitgeschakeld.
Schuifbalk
Opdrachten
Opdrachtknoppen
Zoekveld
Indicatorgebied
Naam en pictogram
van de toepassing
Menubalk
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
14
Algemene gegevens
Tip: Als een opdracht in
een lichtere kleur wordt
weergegeven, is de opdracht
niet beschikbaar.
De opdrachten komen altijd overeen met de opdrachtknoppen, zoals u kunt zien in
figuur 3.
De toepassingen worden uitgevoerd in het midden van het scherm. In het
indicatorgebied wordt informatie over de toepassing en het systeem weergegeven.
U kunt met de navigatietoets rechtsonder op het toetsenbord binnen het
geselecteerde frame van onderdeel naar onderdeel gaan en items selecteren.
Als onder in het scherm een zoekveld wordt weergegeven, kunt u naar items
zoeken door met het toetsenbord tekst in dit veld in te voeren.
Figuur 4
Als er meerdere frames op het scherm zijn, is het geselecteerde frame altijd
gemarkeerd. U kunt met de Tab-toets tussen frames schakelen. Zie figuur 4.
Dit item is geselecteerd Details over het
item
Het linkerframe is geselecteerd. Druk op Tab om het rechterframe
te selecteren.
De opdrachten die u
kunt gebruiken
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
15
Algemene gegevens
Dialoogvensters en tabbladen
Figuur 5
Afbeelding 5 is een voorbeeld van een dialoogvenster met meerdere tabbladen.
Indicatoren
Zoals u in de volgende figuur kunt zien, bevat het indicatorgebied het pictogram
en de naam van de actieve toepassing.
De pictogrammen die in het indicatorgebied van het IN-vak/UIT-vak worden
weergegeven, worden aangepast aan de toepassing en de huidige situatie. De
indicatoren voor de batterijcapaciteit en de signaalsterkte zijn gelijk aan de
indicatoren die op het telefoonscherm worden weergegeven als de telefoon is
ingeschakeld.
Dit is een tabblad
Dit is een dialoogvenster
Gebruik de navigatietoets
om binnen een tabblad te
Nog een tabblad. Druk op de toets
Menu als u het tabblad wilt weergeven.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
16
Algemene gegevens
Oproepstatus
- U voert een telefoongesprek en de handenvrije luidspreker en
microfoon zijn ingeschakeld.
- Een telefoongesprek waarbij de handenvrije modus is
uitgeschakeld. De luidspreker en microfoon zijn uitgeschakeld.
- Een actieve dataverbinding, zie het hoofdstuk Internet op
pagina 149.
- Er wordt een faxbericht ontvangen of verzonden met behulp van
de communicator.
- Er wordt geprobeerd via de communicator een
infraroodverbinding tot stand te brengen.
- Er is een infraroodverbinding tot stand gebracht.
- De infraroodverbinding is geblokkeerd.
- De communicator is aangesloten op een pc.
- De communicator wordt op een pc aangesloten via een kabel.
Pictogram van toepassing
Naam van toepassing
IN-vak/UIT-vak
Signaalsterkte en batterijcapaciteit
Tijd
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
17
Algemene gegevens
- De communicator wordt gebruikt als faxmodem.
- Er is een profiel actief voor de communicator, in dit geval in het
profiel Vergadering. Zie Telefooninstellingen op pagina 89.
- Tijd. U kunt de tijd aanpassen in de toepassing Klok. Zie
pagina 243.
IN-vak/UIT-vak
- In het indicatorgebied van het IN-vak verschijnt een pictogram als u een
fax-, SMS- of e-mailbericht hebt ontvangen.
- Het UIT-vak bevat berichten die nog niet zijn verzonden. Zie Outbox op
pagina 183.
Batterijcapaciteit
- De batterij is bijna leeg en moet worden opgeladen.
- De batterij wordt opgeladen. De balk blijft bewegen totdat de batterij
volledig is opgeladen. Het stekkerpictogram geeft aan dat de communicator is
aangesloten op een externe voedingsbron.
- De batterij is volledig opgeladen. De balk wordt volledig weergegeven.
Signaalsterkte
- De communicator is verbonden met een mobiel netwerk. Als alle vier de
blokjes van de balk worden weergegeven, is de ontvangst van het draadloze signaal
goed. Als het signaal zwak is, is het mogelijk dat de antenne niet is uitgeklapt. U
kunt de ontvangst ook proberen te verbeteren door de communicator enigszins te
verplaatsen of door de handenvrije modus te gebruiken.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
18
Algemene gegevens
- De telefoon is ingeschakeld, maar bevindt zich buiten het dekkingsgebied
van het netwerk.
- De telefoon is uitgeschakeld. U kunt niet bellen of worden gebeld en u
kunt met geen van de communicatietoepassingen (SMS, data, fax of e-mail)
berichten ontvangen.
Het toetsenbord van de Communicator
Figuur 6
Naast de gewone teken- en cijfertoetsen, bevat het toetsenbord een aantal
speciale toetsen, zoals wordt weergegeven in figuur 6.
Toepassingstoetsen
Met de toepassingstoetsen bovenaan het toetsenbord kunt u de volgende
toepassingen starten of toepassingsgroepen openen: Deze knoppen zijn: Desk
(Bureaublad), Tel (Telefoon), Messaging (Berichten), Internet, Contacts
(Contacten), Calendar (Agenda), Office (Kantoor) en Extras (Extras).
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
19
Algemene gegevens
De toepassingen gebruiken
Als u de klep opent, wordt op het scherm de toepassing weergegeven die het laatst
is gebruikt.
U kunt een andere toepassing of toepassingsgroep activeren door op de
desbetreffende toepassingstoets te drukken. U kunt dit zelfs tijdens een gesprek
doen. Het is niet nodig om de actieve toepassing eerst te sluiten. Alle niet-actieve
toepassingen worden op de achtergrond uitgevoerd totdat u deze opnieuw
activeert.
Opmerking: Als u de WWW-toepassing opent, worden om geheugenredenen
alle andere toepassingen gesloten.
Als u belt of wordt gebeld of als u berichten verzendt of ontvangt met een van de
communicatietoepassingen, moet de telefoon zijn ingeschakeld en zich binnen het
dekkingsgebied van het mobiele netwerk bevinden.
Opmerking: Informatie hoeft niet specifiek te worden opgeslagen. Als u op
Sluiten drukt, naar een andere toepassing gaat of de klep van het
apparaat sluit, worden alle gegevens automatisch opgeslagen door
de Nokia 9210i Communicator.
Sneltoetsen maken voor voorkeurskoppelingen of -toepassingen
Wanneer u op sommige toepassingstoetsen (zoals Kantoor, Bureaublad of Extras)
drukt, wordt niet meteen de betrokken toepassing geopend. U kunt een van de
toepassingen in een toepassingsgroep of een van de koppelingen op het
Bureaublad echter aanwijzen als voorkeurstoepassing respectievelijk
voorkeurskoppeling. U kunt een voorkeurstoepassing openen door op Ctrl + de
toepassingstoets te drukken.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
20
Algemene gegevens
Voorbeeld: Als u binnen de
toepassingsgroep Kantoor
de tekstverwerker Tekst
aanwijst als
voorkeurstoepassing, kunt u
Tekst vanuit elke toepassing
openen door op
Ctrl+Kantoor te drukken.
U kunt een toepassing aanwijzen als voorkeurstoepassing door een
toepassingsgroep (bijvoorbeeld Kantoor) te openen, op de toets Menu te drukken
en Tools > Voorkeurstoepassing te kiezen. Selecteer de toepassing in de lijst. Zie het
voorbeeld in de kolom naast deze alinea.
U kunt een koppeling aanwijzen als voorkeurskoppeling door de toepassing
Bureaublad te openen, op de toets Menu te drukken en Tools > Favoriet te kiezen
en vervolgens de desbetreffende koppeling te selecteren in de lijst.
Escape-toets (Esc)
Als u een actie wilt annuleren, kunt u op de Esc-toets of Annuleren drukken. Als u
op de Esc-toets drukt, worden ook eventueel geopende dialoogvensters en
opmerkingenvensters geannuleerd en gesloten.
Tab-toets
Met de Tab-toets kunt u navigeren tussen frames. Als u een document aan het
opstellen of bewerken bent, kunt u met de Tab-toets een tabstop instellen.
Shift-toets
De Shift-toets wordt in combinatie met lettertoetsen gebruikt om hoofdletters in
te voegen. De Shift-toets wordt in combinatie met cijfertoetsen gebruikt om
speciale tekens in te voegen. U hoeft de Shift-toets niet ingedrukt te houden
terwijl u op de toets drukt: u kunt eerst op Shift drukken en vervolgens op een
letter- of cijfertoets om de hoofdletter of het speciale teken in te voegen.
In combinatie met de Control-toets en een bepaalde lettertoets gebruikt u deze
toets voor sneltoetsopdrachten. Zie Sneltoetsen op pagina 31.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
21
Algemene gegevens
Tijdens het schrijven en bewerken van tekst kunt u met de Shift- en navigatietoets
tekst selecteren. Zie Sneltoetsen op pagina 31.
Control-toets (Ctrl)
Als u de Control-toets in combinatie met een andere toets op het toetsenbord
indrukt, wordt er een sneltoetsopdracht gegenereerd. Deze sneltoetsen kunnen
worden gebruikt bij het schrijven en weergeven van tekst. Zie Sneltoetsen op
pagina 31.
Chr-toets (Character of teken)
Tip: U kunt de Chr-toets
in combinatie met andere
toetsen gebruiken om in en
uit te zoomen en om de
infraroodfunctie in en uit te
schakelen.
Als u op de Chr-toets drukt, wordt een tekentabel geopend waarin u speciale
tekens kunt selecteren. U kunt de tekens en opdrachten die in het groen worden
weergegeven op het toetsenbord gebruiken door de betreffende toetsen tegelijk
met de Chr-toets in te drukken. U kunt speciale letters en letters met accenten
weergeven door de Chr-toets ingedrukt te houden terwijl u op een lettertoets
drukt.
Help ( )
U kunt op elk gewenst moment on line Help weergeven door te drukken op de toets
op het toetsenbord van de communicator. Zie On line Help op pagina 3 voor
meer informatie.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
22
Algemene gegevens
Menu
Tip: In sommige gevallen
bevat het menu de optie In-
en uitzoomen. Hiermee kunt
u de weergave vergroten of
verkleinen.
Als u op de toets Menu drukt, wordt er een menu met opties weergegeven. Welke
opties er beschikbaar zijn, is afhankelijk van de toepassing waarin u zich bevindt.
Ga met behulp van de navigatietoets naar de gewenste optie en druk op Kiezen.
De gekozen optie wordt alleen toegepast op het item dat is geselecteerd, geopend
of wordt verzonden. Het menu bevat mogelijk ook de generieke optie Instellingen.
Navigatietoetsen
Tip: In de toepassing
Webbrowser kunt u met
behulp van de navigatie-
toets een muisaanwijzer
over het scherm verplaatsen.
Zie pagina 165.
Met de navigatietoets kunt u de cursor of een geselecteerd frame verplaatsen.
Enter-toets
Als u op de Enter-toets drukt terwijl de cursor wordt weergegeven, wordt de cursor
naar het begin van de volgende tekstregel verplaatst of wordt er een nieuwe regel
toegevoegd. U kunt de Enter-toets ook gebruiken om mappen, toepassingen en
documenten te openen. Wanneer een opdracht is onderstreept, kunt u naast de
opdrachttoets ook op de Enter-toets drukken. Als er een opmerkingenvenster
wordt weergegeven, kunt u naast OK ook op de Enter-toets drukken. Als de waarde
van een optie of instelling kan worden in- of uitgeschakeld, kunt u hiervoor ook de
Enter-toets gebruiken. U hoeft dan niet op Wijzigen te drukken.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
23
Algemene gegevens
Connectoren
De Nokia 9210i Communicator kan op diverse apparaten worden aangesloten. Zie
figuur 7.
Figuur 7
Met de infraroodpoort kunt u verbinding maken met een compatibele pc, printer,
digitale camera of een andere communicator.
de infrarood-
verbinding
de lader
de RS232-
adapterkabel
DLR-2L
en de hoofdtelefoon
HDC-8L
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
24
Algemene gegevens
De batterij opladen
Opmerking: Zie pagina 25 voor belangrijke veiligheidsinformatie over het
gebruik van de batterij.
Tip: De batterij-indicator
op de communicator of
het scherm van de telefoon
laat zien in hoeverre de
batterij is opgeladen.
1 Sluit de connector van de lader aan op de onderkant van de communicator,
zoals wordt weergegeven in figuur 8.
Figuur 8
2 Sluit de lader aan op een geschikt stopcontact. Tijdens het opladen, gaat de
batterij-indicator op het scherm van de telefoon op en neer.
3 Wanneer de batterij volledig is opgeladen, ziet u vier balken. U kunt nu de
connector van de lader uit de communicator verwijderen.
Opmerking: Tijdens het opladen kunt u gewoon gebruik maken van alle
functies.
Als de batterij bijna leeg is en nog slechts een paar minuten kan worden gebruikt,
wordt er een waarschuwingssignaal afgespeeld en verschijnt het bericht BATTERIJ
IS BIJNA LEEG regelmatig op het scherm van de telefoon. Als de batterij praktisch
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
25
Algemene gegevens
helemaal leeg is, wordt het bericht BATTERIJ OPLADEN weergegeven met een
waarschuwingstoon. Als u de communicator niet op een lader aansluit, wordt de
communicator automatisch uitgeschakeld.
Opmerking: Als u een communicator met een volledig ontladen batterij
aansluit op een lader, duurt het 30 tot 60 seconden voordat het
bericht OPLADEN wordt weergegeven op het scherm en de
batterij-indicator begint te bewegen. Hierna kan het nog 10 tot 30
seconden duren voordat u de telefoon kunt inschakelen.
Informatie over de batterij
Tip: Lees deze sectie voor
meer informatie over een
optimale levensduur van de
batterij.
Gebruik de batterij alleen voor het doel waarvoor deze bestemd is.
Gebruik nooit een beschadigde oplader of batterij.
Let op dat u geen kortsluiting veroorzaakt in de batterij. Dit kan bijvoorbeeld
gebeuren wanneer u een reservebatterij in een tas of jaszak hebt tezamen met een
metalen voorwerp (zoals een munt, paperclip of pen) dat in direct contact komt
met de poolklemmen van de batterij (metalen strips aan de onderkant van de
batterij). Kortsluiting veroorzaakt schade aan de batterij of aan het item waarop
deze is aangesloten.
De capaciteit en de levensduur van batterijen nemen af wanneer u deze in extreem
warme of koude temperaturen bewaart (zoals in een afgesloten auto in de zomer
of in de vrieskou). Probeer er voor te zorgen dat de omgevingstemperatuur van de
batterij tussen de 15°C en 25°C ligt. Een communicator met een extreem warme
of koude batterij kan gedurende bepaalde tijd onbruikbaar zijn, zelfs wanneer de
batterij volledig is opgeladen. De prestaties van batterijen zijn beduidend minder
in temperaturen onder het vriespunt.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
26
Algemene gegevens
Gooi batterijen nooit in vuur!
Verwerk batterijen in overeenstemming met de lokale wetgeving (bijvoorbeeld
recycling). Batterijen mogen nooit bij het huishoudafval worden gegooid.
De capaciteit van een nieuwe batterij wordt pas optimaal benut nadat de batterij
twee of drie keer volledig is opgeladen en ontladen.
De batterij kan honderden keren worden opgeladen en ontladen maar na verloop
van tijd treedt slijtage op. Wanneer de gebruiksduur (stand-by- en gesprekstijd)
aanzienlijk korter is dan normaal, kunt u beter een nieuwe batterij kopen.
Gebruik alleen batterijen die zijn goedgekeurd door de fabrikant van de
communicator en laad de batterijen alleen op met de laadapparaten die zijn
goedgekeurd door de fabrikant. Haal de oplader uit het stopcontact wanneer u
deze niet gebruikt. Laat de batterij nooit langer dan een week in een laadapparaat
zitten omdat de gebruiksduur van de batterij kan afnemen wanneer deze wordt
overladen. Als een volledig opgeladen batterij niet wordt gebruikt, wordt deze na
verloop van tijd automatisch ontladen.
Extreme temperaturen kunnen van invloed zijn op de oplaadcapaciteit van de
batterij.
De volgende factoren zijn van invloed op de gebruiksduur van de batterij: het al
dan niet gelijktijdig ingeschakeld zijn van de telefoon en de
communicatorinterface, de signaalsterkte, diverse telefooninstellingen en de
hoeveelheid tijd die verstrijkt voordat het scherm wordt uitgeschakeld.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
27
Algemene gegevens
Het wordt aanbevolen altijd een opgeladen batterij in de communicator te laten
zitten. Dit optimaliseert de levensduur van de reservebatterij die de real-time klok
van de communicator van stroom voorziet. Als de reservebatterij leeg is, wordt
deze automatisch geladen zodra er weer een geladen batterij op de communicator
wordt aangesloten.
Sluit altijd de klep van het apparaat voordat u de batterij verwijdert. Als u de klep
sluit, worden alle gegevens opgeslagen.
Opmerking: De batterij past niet als de SIM-kaart niet goed is geplaatst.
Probeer niet om de batterij toch op zijn plaats te duwen!
Controleer of u de SIM-kaart net zo hebt geplaatst als wordt
beschreven in de Beknopte handleiding. Als de SIM-kaart niet
goed is geplaatst, trekt u deze uit de sleuf en plaatst u deze weer
terug.
Geheugenkaart
U kunt een geheugenkaart gebruiken om uw documenten, contactendatabases,
toepassingen, back-ups, enzovoort, te beheren.
U kunt de items op de geheugenkaart op dezelfde manier gebruiken als de
overeenkomende items op de communicator. Zo kunt u software op de
geheugenkaart installeren en verwijderen met de softwaretoepassing Installeren/
Verwijderen en berichten verzenden naar contacten in het contactenbestand van
de geheugenkaart.
Opmerking: Verwijder de geheugenkaart niet tijdens een bewerking.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
28
Algemene gegevens
Opmerking: Een geheugenkaart van de Nokia 9210 Communicator is pas
geschikt voor gebruik in de Nokia 9210i Communicator als de
kaart is geformatteerd. Bij het formatteren gaan alle gegevens op
de kaart verloren. U formatteert de kaart in de toepassing
Bestandsbeheer Kantoor. Druk op de toets Menu. Selecteer
Geheugenkaart > Geheugenkaart formatteren en druk op
Formatteren. U kunt een geheugenkaart van de Nokia 9210
Communicator echter wel tijdelijk in de Nokia 9210i
Communicator plaatsen om bestanden te kopiëren van de
geheugenkaart naar de Communicator en vice versa. Start in dit
geval de Communicator opnieuw op nadat u de oorspronkelijke
geheugenkaart hebt teruggeplaatst. Dit doet u door de batterij te
verwijderen en weer terug te plaatsen.
Een geheugenkaart plaatsen
1 Sluit de klep van het apparaat en controleer of de telefoon is uitgeschakeld. Als
de telefoon nog aan is, drukt u op .
2 Open het klepje aan de achterzijde van de communicator met minimaal twee
vingers, met een vinger aan iedere zijde van het klepje.
3 Schuif de geheugenkaart onder de geheugenkaarthouder, zoals wordt
weergegeven in figuur 9. Zorg ervoor dat de goudkleurige contactpunten van
de kaart zich aan de onderkant bevinden.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
29
Algemene gegevens
Figuur 9
4 Zodra de kaart op zijn plaats zit, sluit u het klepje.
WAARSCHUWING: Houd alle geheugenkaarten buiten het bereik van kleine
kinderen.
Algemene functies
Een aantal items tegelijk selecteren
Als meervoudige selectie beschikbaar is, kunt u een aantal items tegelijk
selecteren. De geselecteerde items worden gemarkeerd. De opdrachten die u
daarna gebruikt, zijn van invloed op alle geselecteerde items. Meervoudige selectie
is mogelijk in de meeste lijsten.
Als u items een voor een wilt selecteren, selecteert u het eerste item en drukt u op
Ctrl. Terwijl u Ctrl ingedrukt houdt, gaat u naar elk item dat u wilt selecteren en
drukt u op de spatiebalk.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
30
Algemene gegevens
Als u meerdere opeenvolgende items wilt selecteren, markeert u de items door
Shift ingedrukt te houden en en op de navigatietoets te gebruiken.
Wanneer u op de Esc-toets drukt wordt de meervoudige selectie geannuleerd.
Speciale tekens
Met de Chr-toets op het toetsenbord van de communicator kunt u tekens invoegen
die niet beschikbaar zijn op het toetsenbord. De Chr-toets kan altijd worden
gebruikt als u tekens met het toetsenbord kunt invoeren.
Opmerking: Sommige speciale tekens worden mogelijk onjuist weergegeven als
deze worden verzonden via de communicator. Dit kan bijvoorbeeld
gebeuren in e-mail- of SMS-berichten, vanwege verschillen in
netwerkprotocollen.
Speciale tekens invoegen uit de tekentabel
1 Druk op de Chr-toets. Er verschijnt een dialoogvenster.
2 Druk op de toets Menu om de pagina met het gewenste teken te selecteren.
3 Selecteer het speciale teken of de speciale tekens en druk vervolgens op
Invoegen.
Speciale tekens invoegen met het toetsenbord
U kunt speciale tekens op twee manieren rechtstreeks met het toetsenbord
invoegen.
De groen gekleurde tekens kunt u invoegen door de Chr-toets ingedrukt te houden
en op een van de tekentoetsen in kwestie te drukken.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
31
Algemene gegevens
U kunt speciale tekens invoegen met bepaalde niet-gemarkeerde toetsen,
bijvoorbeeld a en e. Dit werkt als volgt:
1 Druk op de Chr-toets en houd deze ingedrukt. Druk tegelijkertijd op een
lettertoets. Het eerste speciale teken dat aan de lettertoets is gekoppeld, wordt
weergegeven.
2 Houd de Chr-toets ingedrukt en druk nogmaals op de lettertoets. Het tweede
speciale teken wordt weergegeven, enzovoort, totdat het eerste teken opnieuw
wordt weergegeven.
Druk op Shift of Caps Lock als u een kleine letter in een hoofdletter wilt
veranderen of andersom.
Sneltoetsen
Tip: Veel sneltoetsen
worden ook weergegeven
naast de menuopdrachten in
toepassingen.
U kunt een aantal sneltoetsen gebruiken in de documenttoepassingen. De
sneltoetsen zijn afhankelijk van de actieve toepassing. In de volgende tabel wordt
een aantal van de beschikbare sneltoetsen weergegeven:
Sneltoets Functie
Ctrl + a
Ctrl + c
Ctrl + x
Ctrl + v
Ctrl + z
Alles selecteren
Geselecteerde tekst kopiëren
Geselecteerde tekst knippen
Geselecteerde tekst plakken
Ongedaan maken (de laatste actie)
Ctrl + b
Ctrl + i
Ctrl + u
Vet maken
Cursief maken
Onderstrepen
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
32
Algemene gegevens
Opmerking: Zie het hoofdstuk Internet voor informatie over de sneltoetsen die
beschikbaar zijn voor de toepassing WWW.
Ctrl + t
Ctrl + d
Volledig scherm (indien beschikbaar)
Bestanden, berichten, sneltoetsen en andere items
verwijderen.
Ctrl + p Afdrukken of eigenschappen
Ctrl + n
Ctrl + o
Ctrl + e
Een nieuw bestand maken
Openen
Sluiten
Ctrl + s
Ctrl + Shift + s
Opslaan
Opslaan als
Chr + pijl links/rechts (op de navigatietoets)
De cursor verplaatsen naar het begin of einde van de
regel
Chr + pijl omhoog/omlaag (op de navigatietoets) Naar de vorige of volgende pagina gaan
Chr + Ctrl + pijl omhoog/omlaag (op de
navigatietoets)
Naar het begin of einde van het document gaan
Shift + Ctrl + pijl links/rechts (op de navigatietoets) Het vorige of volgende woord selecteren
Shift + pijl rechts/links/omhoog/omlaag (op de
navigatietoets)
Eén tekstteken of -regel selecteren
Shift + Chr + pijl omhoog/omlaag (op de
navigatietoets)
Tekst per pagina selecteren in een document
Sneltoets Functie
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
33
Algemene gegevens
Bestanden opslaan
Als u een nieuw bestand voor de eerste keer sluit of als u een bestand wilt opslaan,
wordt u gevraagd een naam voor het bestand in te voeren en een map op te geven
waarin het bestand moet worden opgeslagen.
Figuur 10
De volgende opdrachten worden beschikbaar in het dialoogvenster:
OK: hiermee bevestigt u de naam van het document en slaat u het op.
Bladeren: hiermee wordt een dialoogvenster geopend waarin u kunt bladeren naar
de locatie waar u het bestand wilt opslaan.
Formaat wijzigen: hiermee geeft u een lijst met formaten weer. U kunt opgeven
in welk formaat u het document wilt opslaan.
Annuleren: hiermee wordt het dialoogvenster gesloten zonder iets op te slaan.
Opmerking: Als u de toepassing wilt sluiten zonder het bestand op te slaan,
drukt u op de toets Menu en selecteert u Bestand> Wijzigingen niet
opslaan. Vervolgens sluit u de toepassing.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
34
Algemene gegevens
Documenten verzenden
Berichten kunt u verzenden vanuit de toepassing Berichten. Daarnaast kunt u met
de communicator ook documenten verzenden vanuit alle toepassingen waarin de
optie Verzenden beschikbaar is in de menulijst.
Als faxbericht: u kunt het document als faxbericht verzenden.
Als e-mail: u kunt het document als e-mailbericht verzenden.
Als SMS-bericht: u kunt het document als SMS-bericht verzenden.
Via infrarood: u kunt het document via infrarood verzenden.
Opmerking: Als u een document opent, wordt het document in de juiste editor
of viewer geopend. De beschikbare opdrachten variëren,
afhankelijk van de editor/viewer.
Tekst zoeken
In alle toepassingen waarin deze functie beschikbaar is in de menulijst kunt u
zoeken naar tekenreeksen.
1 Druk op de toets Menu en kies Bewerken > Zoeken. Er verschijnt een
dialoogvenster.
2 Typ de tekenreeks in het zoekveld en druk op Zoeken.
3 Als er een overeenkomende tekenreeks wordt gevonden, wordt deze
gemarkeerd.
Als u wilt weten of de tekenreeksen vaker in het document voorkomen, drukt u
op Volgende zoeken.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
35
Algemene gegevens
4 Als u de zoekopdracht verder wilt verfijnen drukt u op Opties. Er wordt een
dialoogvenster geopend waarin u opties kunt opgeven, zoals Hoofdlettergevoelig
of Heel woord.
Tekst vervangen
1 Druk op de toets Menu en kies Bewerken > Zoeken.
Druk op Vervangen.
2 Typ de tekenreeks die u wilt vervangen in het vak Zoeken: en de tekst waardoor
u deze wilt vervangen in het vak Vervangen door:.
3 Druk op Opties voor meer opties voor zoeken en vervangen. In het
dialoogvenster Zoekopties kunt u aangeven of u een hoofdlettergevoelige
zoekopdracht wilt uitvoeren of alleen wilt zoeken naar hele woorden en niet
naar een gedeelte van een woord. U kunt ook aangeven dat u de tekst op alle
plaatsen in het document wilt vervangen zonder dat om bevestiging wordt
gevraagd.
Tip: Alles vervangen is
alleen beschikbaar als u Ja
hebt geselecteerd in het
dialoogvenster Alles
vervangen.
4 Druk op Vervangen of Alles vervangen.
Spelling controleren
Opmerking: U kunt alleen de spelling van Engelse tekst en woorden
controleren.
U kunt de spelling van woorden en tekst controleren in de toepassingen waarin
Spellingcontrole beschikbaar is in de menulijst. Als u deze functie wilt gebruiken,
moet u de spellingcontrole eerst installeren vanaf de cd-rom die met de
communicator wordt meegeleverd. Zie Software installeren vanaf de cd-rom op
pagina 39 voor meer informatie.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
36
Algemene gegevens
Tip: Als u specifieke
woorden wilt controleren,
kunt u deze selecteren.
Anders wordt de gehele
tekst doorzocht en op
spelling gecontroleerd.
1 Druk op de toets Menu en kies Tools > Spellingcontrole. Als er tijdens de
spellingcontrole een woord wordt aangetroffen dat niet wordt herkend, wordt
er een dialoogvenster geopend.
2 U kunt de correctie in het correctieveld typen. U kunt ook naar het veld
Suggesties gaan en op de Tab- of Enter-toets drukken om een lijst met
suggesties te openen.
3 Selecteer een woord in de lijst met suggesties en druk vervolgens op Vervangen
om de correctie of suggestie te accepteren.
4 Als u tijdens stap 2 een niet-herkend woord wilt toevoegen aan de woordenlijst,
drukt u op Toevoegen.
Afdrukken
U kunt diverse items zoals documenten, afbeeldingen, faxberichten,
e-mailberichten en SMS-berichten afdrukken.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van de printer voor uitgebreide
veiligheidsinstructies voor de printer.
Als u de pagina-instellingen wilt bekijken of wijzigen, drukt u op de toets Menu en
kiest u Bestand > Afdrukken > Pagina-instellingen.
Als u het document wilt bekijken voordat u het afdrukt, drukt u op de toets Menu
en kiest u Bestand > Afdrukken > Afdrukvoorbeeld.
Een document of bestand afdrukken
1 Druk op de toets Menu en kies Bestand > Afdrukken > Afdrukken. Er verschijnt
een bericht waarin het ingesteld afdrukbereik, het verbindingstype en de
gebruikte printer worden aangegeven.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
37
Algemene gegevens
2 Druk op Afdrukken. Er verschijnt een dialoogvenster. Als u de afdrukopties wilt
wijzigen, drukt u op Opties.
3 Als u een afdrukvoorbeeld wilt zien, drukt u op Afdrukvoorbeeld. Er verschijnt
een dialoogvenster.
Als u de pagina-instelling wilt definiëren, drukt u op Paginainstellingen.
Figuur 11
Controleer bij het afdrukken via infrarood of de infraroodpoorten van de
communicator en de printer op elkaar gericht zijn. Houd de infraroodverbinding
vrij. Als de verbinding te lang wordt geblokkeerd, bijvoorbeeld als er iets tussen de
infraroodsensoren wordt geplaatst of als de communicator wordt verplaatst, wordt
het afdrukken onderbroken. Zie pagina 40 voor informatie over de
infraroodverbinding.
Logboek
Het logboek bevat informatie over de communicatiehistorie van de communicator.
In het algemene logboek worden alle of bepaalde typen
communicatiegebeurtenissen in chronologische volgorde weergegeven.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
38
Algemene gegevens
Met logboekbestanden kunt u de communicatie controleren, de gegevens
gebruiken om contactkaarten te maken of bestaande gegevens aan te vullen, of de
geadresseerde rechtstreeks vanuit het logboek beantwoorden.
Tip: Met de sneltoets
Shift+Ctrl+L kunt u het
logboek openen.
Figuur 12
Tip: U kunt de
categorieën Datum en tijd en
Duur wijzigen in Onderwerp
en Status door op < en > op
de navigatietoets te
drukken.
Het logboek openen
U kunt het logboek openen vanuit het menu van verschillende toepassingen.
Druk op de toets Menu en kies Tools > Logboek.
Een specifieke communicatiegebeurtenis gebruiken
1 Kies een logboekgebeurtenis en druk op Gebruiken. De opdrachtknoppen
worden aangepast.
Tip: Een
communicatietype kan een
van de volgende
afleveringsstatussen
hebben: onderweg,
afgeleverd, mislukt,
verzonden, niet verzonden en
gepland.
2 U kunt nu de volgende handelingen uitvoeren: een fax- of SMS-bericht
verzenden naar het contact, het contact bellen of het contact toevoegen aan
uw contactenbestand. Bekijk de opdrachtknoppen om te zien welke opties
beschikbaar zijn.
Alleen bepaalde communicatietypen weergeven
1 Druk op Filteren op type om het communicatietype te kiezen dat u wilt
weergeven.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
39
Algemene gegevens
Met de optie Filteren op richting kunt u opgeven of u de communicatie die
afkomstig is van uzelf of de communicatie afkomstig van de externe partij wilt
weergeven.
2 Kies een van de opties.
3 Druk op OK.
De inhoud van het logboek verwijderen
Logboekgebeurtenissen worden slechts een bepaald aantal dagen opgeslagen in de
logboekdatabase, waarna ze automatisch worden verwijderd om geheugen vrij te
maken op de communicator. U kunt de standaardwaarde wijzigen. Druk op de toets
Menu en kies Tools > Logperiode.
1 Als u een deel of de volledige inhoud van het logboek wilt verwijderen, drukt u
op de toets Menu en kiest u Bestand > Logboek wissen.
2 Typ de datum. Alle logboekgebeurtenissen met een eerdere datum worden
verwijderd uit het logboek.
3 Druk op Verwijderen.
Software installeren vanaf de cd-rom
De toepassingen en bestanden op de cd-rom van de communicator kunnen direct
op de communicator worden geïnstalleerd of naar de communicator worden
verplaatst. Ga als volgt verder met de installatie:
1 Controleer of PC Suite op de computer is geïnstalleerd. U vindt dit programma
op de meegeleverde cd-rom.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
40
Algemene gegevens
Tip: Zie de
Gebruikershandleiding voor
PC Suite op de cd-rom voor
meer informatie over PC
Suite.
2 Plaats de cd-rom in het cd-rom-station van de computer.
3 Of: sluit de communicator aan op de computer met behulp van de
meegeleverde adapterkabel.
Of: maak gebruik van een infraroodverbinding. Zie De infraroodverbinding
activeren op pagina 40 voor meer informatie.
4 Als de gebruikersinterface van de cd-rom niet automatisch wordt geopend,
dubbelklikt u op het bestand Nokia9210.exe op de cd-rom.
5 Selecteer een programma dat u wilt installeren vanaf de cd-rom en klik op
Installeren.
Tip: Zie de
Uitbreidingsgids voor
informatie over de
beschikbare software voor
uw communicator.
Opmerking: Installeer toepassingen in dezelfde taal als de communicator.
Gebruik een geheugenkaart om meer ruimte vrij te maken voor de verschillende
toepassingen en bestanden op de cd-rom.
Opmerking: Zie de Handleiding voor software op de cd-rom (op de cd-rom)
voor meer informatie over de toepassingen die u kunt installeren.
De infraroodverbinding activeren
Tip: U kunt infrarood
activeren door op de toets
Menu te drukken en Tools >
Ontvangen via infrarood te
selecteren.
1 Zorg dat de infraroodpoort van de communicator en de infraroodpoort van het
andere apparaat op elkaar gericht zijn.
2 Druk op Chr + (de toets met het infraroodsymbool) om de
infraroodverbinding te activeren. Op een Nederlands toetsenbord bevindt deze
toets zich aan de rechterkant, naast de Enter-toets.
3 Als u de infraroodverbinding wilt verbreken, drukt u nogmaals op Chr + .
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
41
Algemene gegevens
Gegevensoverdracht tussen de
communicator en andere apparaten
BELANGRIJK! Als u back-upgegevens van de Nokia 9210 Communicator wilt
terugzetten op de Nokia 9210i Communicator, kunt u GEEN
gebruik maken van de methode die wordt beschreven in Back-ups
maken op en gegevens terugzetten vanaf een geheugenkaart op
pagina 239. Gebruik in plaats hiervan PC Suite.
Nokia 9110/9110i Communicator (DataMover)
Met behulp van DataMover kunt u gegevens overdragen van de Nokia 9110/9110i
Communicator naar de Nokia 9210i Communicator. Via een infraroodverbinding
kunt u bijvoorbeeld contactkaarten , gebeurtenissen in de agenda, notities en
Internet-toegangspunten overdragen. U kunt alle gegevens overdragen of
specifieke categorieën opgeven.
Opmerking: Het is niet mogelijk om uw WWW- of WAP-bookmarks naar de
Nokia 9210i Communicator over te brengen met de toepassing
Datamover.
Open DataMover door op de toepassingstoets Extras te drukken en DataMover te
selecteren. (Gebruik eventueel de navigatietoets.)
Alle gegevens overdragen
1 Druk in het beginvenster op Nu overdragen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
42
Algemene gegevens
2 Activeer de infraroodverbinding op de Nokia 9110/9110i Communicator. De
gegevensoverdracht wordt gestart. Alle items worden overgebracht naar de
Nokia 9210i Communicator.
Geselecteerde gegevens overdragen
Tip: U kunt ook op de
toets Menu drukken en Tools
> Opties selecteren.
1 Druk in het beginvenster op Opties. Er verschijnt een dialoogvenster met vier
tabbladen.
2 Druk op iedere pagina op Wijzigen om de gegevenscategorieën die u wilt
overdragen naar de Nokia 9210i Communicator te selecteren. U kunt natuurlijk
ook selecties opheffen. Als u alle items op een pagina wilt selecteren of de
selectie hiervan wilt opheffen, drukt u op Alles selecteren of Selecties
opheffen. Als u gereed bent, drukt u op Gereed.
3 Druk in het beginvenster op Nu overdragen.
Activeer de infraroodverbinding op de Nokia 9110/9110i Communicator. De
gegevensoverdracht wordt gestart. Alle items worden overgebracht naar de
Nokia 9210i Communicator.
4 Zodra de gegevensoverdracht is voltooid, drukt u op OK. De toepassing wordt
gesloten.
5 Als de overdracht mislukt, verschijnt er een dialoogvenster. Druk op OK als u
het opnieuw wilt proberen.
Opmerking: Als de opdrachtknop Annuleren beschikbaar is, kunt u het
overdrachtproces op ieder gewenst moment annuleren.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
43
Algemene gegevens
Compatibele Nokia-telefoons, personal organisers
en pc’s
Tip: Voor de overdracht
van gegevens uit andere
personal organisers moet u
eerst de gegevens van het
apparaat en de pc-
toepassing synchroniseren.
Vervolgens moet u de
gegevens van de pc-
toepassing en de Nokia
9210i-toepassing
synchroniseren.
Zie de Gebruikershandleiding voor PC Suite op de meegeleverde cd-rom voor meer
informatie over de overdracht van gegevens uit de Nokia 5100/6100/7100/8200/
8800/9110/9110I mobiele telefoon, uw laptopcomputer, uw gewone pc of de
PalmPilot personal organiser naar de Nokia 9210i Communicator.
Opmerking: Zie Contacten vanaf een SIM-kaart verplaatsen of kopiëren op
pagina 110 voor meer informatie over het overdragen van
contacten vanaf oude SIM-kaarten naar de Nokia 9210i
Communicator.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
45
Telefooninterface
3. Telefooninterface
Figuur 13
Met de voorkant van de telefoon kunt u oproepen tot stand brengen, ontvangen
en beheren, SMS-berichten ontvangen, zoeken naar telefoonnummers, profielen
wijzigen en een groot aantal instellingen definiëren. Voor meer gecompliceerde
taken zoals het verzenden van lange DTMF-reeksen of het aanpassen van
telefooninstellingen gebruikt u de toepassing Telefoon. Zie het hoofdstuk Telefoon
dat begint op pagina 79.
Telefoon
Hoofd-
telefoon
Voorkant Achterkant
Microfoon
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
46
Telefooninterface
Selectietoetsen
Druk slechts één toets tegelijk in wanneer u de telefoon gebruikt. Het toetsenblok
van de telefoon werkt niet als de cover van de communicator is geopend.
Hiermee schakelt u de telefoon in en uit.
Hiermee schakelt u tussen profielen. Zie Profielinstellingen op pagina 89.
Hiermee bladert u door menu's, submenu's en instellingen. Als u niet
aan het bellen bent, kunt u met de bladertoetsen bladeren door de telefoonlijst. Als
u aan het bellen bent, past u met de bladertoetsen het volume aan.
Tip: Als u uw
voicemailbox wilt bellen,
drukt u op en houdt u
deze toets ingedrukt.
Hiermee kiest u een telefoonnummer en beantwoordt u een oproep.
Hiermee plaatst u het huidige gesprek in de wachtstand als u deze tijdens een
gesprek indrukt. Vanuit de stand-bymodus: hiermee geeft u de lijst met de recentst
gekozen nummers weer.
Hiermee beëindigt u een gesprek, annuleert u een gekozen nummer of
maakt u het scherm leeg.
0...9 De cijfer- en lettertoetsen.
Tip: Als u een
abonnement hebt op twee
telefoonlijnen, kunt u tussen
de twee lijnen schakelen
door op te drukken en
deze toets ingedrukt te
houden.
Hiermee kunt u functies maken.
De functie van deze twee selectietoetsen is afhankelijk van de tekst
die onderin het scherm wordt weergegeven. Zie figuur 14.
Opmerking: Houd de telefoon vast zoals elke andere telefoon, met de antenne
omhoog en over de schouder gericht.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
47
Telefooninterface
Opmerking: Zoals voor alle radiozendapparatuur geldt, dient onnodig contact
met de antenne te worden vermeden als de telefoon is
ingeschakeld. Het aanraken van de antenne kan een nadelige
invloed hebben op de gesprekskwaliteit en kan ervoor zorgen dat
de telefoon meer stroom verbruikt dan noodzakelijk is.
BELANGRIJK! Schakel de telefoon niet in als het gebruik van mobiele telefoons
verboden is, of als dit storing of gevaar zou kunnen
opleveren.
De selectietoetsen gebruiken
Figuur 14
Voorbeeld: Door te drukken
op de selectietoets onder de
tekst Menu krijgt u toegang
tot de menufuncties.
Selectietoetsen zijn de toetsen recht onder de rechter- en linkerhoek van het
coverscherm. De opdrachten op het scherm verschillen afhankelijk van de situatie
en eerdere selecties.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
48
Telefooninterface
Tip: Als u de toets
ingedrukt houdt, wordt het
scherm in de stand-by-
modus gezet.
In veel gevallen moet u de selectie bevestigen door op OK te drukken. Met de
opdracht Terug (indien beschikbaar) keert u terug naar het vorige menu zonder
wijzigingen aan te brengen.
Schermindicatoren
De schermindicatoren geven aan welke handeling wordt uitgevoerd met de
telefoon. U kunt de volgende indicatoren op het scherm zien als de telefoon klaar
is voor gebruik, maar er nog geen tekens zijn ingevoerd.
NETWERKNAAM of LOGO- Het draadloze netwerk dat u momenteel gebruikt.
en de balk - Geeft de signaalsterkte aan op de locatie waar u zich bevindt. Hoe
meer blokjes er van de balk worden weergegeven, hoe sterker het signaal is.
en balk - Batterijcapaciteit. Hoe meer blokjes er van de balk worden
weergegeven, hoe voller de batterij nog is.
- Het toetsenblok van de telefoon is vergrendeld of de beveiligingscode is
actief.
- De telefoon geeft geen beltoon om u te waarschuwen dat er een
inkomende rinkelt niet en stelt u niet op de hoogte van een inkomende oproep.
- U hebt een of meer nieuwe voicemailberichten ontvangen.
- U hebt een of meer nieuwe SMS-berichten ontvangen.
- U hebt een of meer nieuwe faxberichten ontvangen.
- Infraroodtransmissie is actief.
- Doorschakelen is actief.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
49
Telefooninterface
Bellen
U kunt alleen bellen en gebeld worden, als
de telefoon is ingeschakeld;
de communicator een geldige SIM-kaart bevat en
u zich binnen het dekkingsgebied van het draadloze netwerk bevindt.
Tip: Tijdens een
telefoongesprek kunt u met
de toetsen en het
volume van de
hoofdtelefoon aanpassen.
1 Voer het netnummer en het telefoonnummer in van de persoon die u wilt
bellen. Als u een fout maakt, kunt u de cijfers een voor een wissen door op
Wissen te drukken. Als u het scherm helemaal leeg wilt maken, houdt u Wissen
ingedrukt.
2 Druk op om het telefoonnummer te kiezen.
3 Als u een gesprek wilt beëindigen, drukt u op .
Opmerking: De hoofdtelefoon en microfoon bevinden zich aan de achterkant
van het apparaat.
Internationale gesprekken
Als u internationaal wilt bellen, drukt u eerst tweemaal kort op . Het teken voor
internationaal bellen + verschijnt op het scherm. Hiermee wordt aan het netwerk
doorgegeven dat de internationale toegangscode moet worden gekozen.
Hierna toetst u de landcode, het netnummer en het telefoonnummer in.
Opmerking: Oproepen die hier worden omschreven als internationaal kunnen
in sommige gevallen ook plaatsvinden tussen verschillende regio's
van hetzelfde land.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
50
Telefooninterface
Zoeken naar telefoonnummers
U kunt telefoonnummers in het geheugen zoeken aan de hand van de naam
waaronder u het telefoonnummer hebt opgeslagen. Zie Een nummer uit de
telefoonlijst bellen op pagina 80 voor meer informatie.
Tip: Als u wilt bepalen
welk geheugen moet
worden gebruikt, drukt u op
Namen, bladert u naar
Opties en drukt u tweemaal
op Kiezen. Blader en kies
Apparaat, SIM-kaart of een
contactendatabase die u
hebt gemaakt en druk op
Kiezen.
1 Druk op Namen.
2 Blader naar Zoeken en druk op Kiezen.
3 Toets de eerste letter(s) in van de naam van de persoon die u wilt bellen.
4 Druk op Zoeken. De naam die het meest overeenkomt met de ingetoetste
tekens wordt weergegeven.
5 Als de gevonden naam niet de gewenste naam is, bladert u door de namen met
en totdat u de juiste naam hebt gevonden.
6 Druk op Details om de details te bekijken van de geselecteerde naam, of
druk op om het nummer te bellen. Als u voor een persoon meerdere
telefoonnummers hebt geprogrammeerd, bladert u in het selectieframe naar
het gewenste nummer en drukt u op .
Snelkeuzenummers kiezen
Met snelkeuzenummers kunt u snel en eenvoudig veelgebruikte telefoonnummers
kiezen. U kunt maximaal acht snelkeuzenummers programmeren in het geheugen
van de communicator. Zie pagina 93 voor meer informatie over het programmeren
van snelkeuzenummers.
Er zijn twee manieren om een snelkeuzenummer te gebruiken:
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
51
Telefooninterface
Tip: Als u
ingedrukt houdt, wordt het
nummer van uw
voicemailbox gebeld.
Houd het nummer waaronder u het snelkeuzenummer hebt opgeslagen een
aantal seconden ingedrukt. Deze manier werkt alleen als u het gebruik van
snelkeuzenummers hebt ingeschakeld. Zie Oproepinstellingen (3-1) op pagina
65 voor meer informatie.
Voorbeeld: Druk
bijvoorbeeld op 2 als u het
telefoonnummer onder de
toets 2 hebt opgeslagen.
Toets het nummer in waaronder u het snelkeuzenummer hebt opgeslagen. Druk
op . Het nummer wordt kort weergegeven en wordt vervolgens gekozen.
Opmerking: U kunt geen snelkeuzenummers gebruiken als u aan het bellen
bent.
Servicenummers bellen
Het is mogelijk dat uw netwerkexploitant servicenummers heeft geprogrammeerd
op uw SIM-kaart. Zie Een nummer uit de telefoonlijst bellen op pagina 80 voor
meer informatie.
1 Druk op Namen.
2 Blader naar Dienstnrs. en druk op Kiezen.
3 Blader naar het servicenummer en druk op om het nummer te bellen.
DTMF-tonen verzenden
Als u lange DTMF-reeksen wilt verzenden, kunt u dit beter via de
communicatorinterface doen. Zie DTMF-tonen verzenden tijdens een oproep op
pagina 88.
Tip: Raadpleeg de
woordenlijst op pagina 307
voor een beschrijving van
DTMF-signalen.
1 Bel het gewenste telefoonnummer.
2 Toets de cijfers in die u als DTMF-tonen wilt verzenden. De cijfers worden een
voor een naar het netwerk verzonden.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
52
Telefooninterface
De telefoon beantwoorden
Tip: Zie Een beltoon
koppelen op pagina 113
voor informatie over het
wijzigen van uw beltoon.
Als u wordt gebeld, hoort u een belsignaal en knippert de tekst Oproep op het
scherm. Als een stil profiel actief is, knipperen alleen de lampjes van het
toetsenblok en de schermverlichting.
Als de beller bekend is, ziet u de naam en het telefoonnummer van de beller en de
tekst belt op het scherm.
Tip: U kunt zelfs
oproepen beantwoorden
terwijl u met zoek- of
menufuncties bezig bent.
1 Als u de oproep wilt beantwoorden, drukt u op .
Als u de oproep niet wilt beantwoorden, drukt u op . De beller hoort de
beltoon overgaan in de ingesprektoon.
Als u het belsignaal van een inkomend gesprek wilt dempen, drukt u op Stil.
Tip: Als u een oproep niet
beantwoordt terwijl
Doorschakelen indien in
gesprek actief is, zodat
gesprekken worden
doorgeschakeld naar
bijvoorbeeld uw mailbox,
wordt de niet beantwoorde
oproep eveneens
doorgeschakeld. Zie
Spraakoproepen
doorschakelen op pagina
95.
2 Als u een gesprek wilt beëindigen, drukt u op .
Gesprekken beheren
Tijdens een gesprek kunt u een verschillende functies gebruiken. Dit zijn over het
algemeen netwerkdiensten.
U kunt deze functies weergeven door tijdens het gesprek op Opties te drukken De
volgende opties (of een aantal daarvan) worden weergegeven:
Opnemen - Hiermee kunt u een inkomende oproep beantwoorden.
Weigeren - Hiermee kunt u een inkomende oproep weigeren.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
53
Telefooninterface
Tip: Als u een nieuw
telefoongesprek start tijdens
een telefoongesprek, wordt
het huidige gesprek
automatisch in de wacht
geplaatst.
Met Stand-by/Activeren - Stand-by zet u het actieve gesprek in de wacht. Als u het
oorspronkelijke gesprek weer wilt activeren, selecteert u Activeren.
Nieuwe oproep - Hiermee kunt u het actieve gesprek in de wacht zetten en een
nieuw telefoonnummer kiezen.
DTMF zenden - Hiermee kunt u DTMF-tonen verzenden. Zie DTMF-tonen verzenden
tijdens een oproep op pagina 88.
Beëindigen - Hiermee kunt u het actieve gesprek beëindigen.
Alles beëind. - Hiermee beëindigt u zowel het actieve gesprek als het gesprek dat u
in de wacht hebt gezet.
Telefoonlijst - Hiermee opent u de telefoonlijst.
Menu - Hiermee activeert u het Menu.
Stil/Geluid - Hiermee schakelt u de microfoon van de communicator in of uit. Als
de communicator is aangesloten op een carkit voor handenvrij bellen, wordt de
microfoon van de carkit ook uitgeschakeld als u op Stil drukt.
Wisselen - Hiermee kunt u wisselen tussen twee gesprekken, een actief gesprek en
een gesprek dat in de wacht is gezet.
Doorverbinden - Hiermee kunt u twee spraakoproepen met elkaar verbinden en zelf
de verbinding met beide oproepen verbreken. Zie Oproepen doorschakelen op
pagina 87.
Vergadering - Hiermee voegt u een actief gesprek en een gesprek dat in de wacht
is gezet samen voor een telefonische vergadering.
Apart - Met Apart kunt u tijdens een vergadering privé converseren met een van de
deelnemers.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
54
Telefooninterface
Toetsenblokvergrendeling
De toetsenblokvergrendeling zorgt ervoor dat toetsen die per ongeluk worden
ingedrukt geen gevolgen hebben.
Als de toetsenblokvergrendeling actief is, kunt u een oproep gewoon
beantwoorden door op te drukken. Als u aan het bellen bent, wordt het
toetsenblok ontgrendeld en kunt u de communicator gebruiken zoals u gewend
bent. Zodra u de oproep hebt beëindigd, wordt het toetsenblok automatisch weer
vergrendeld.
Het toetsenblok wordt automatisch ontgrendeld als u de communicator aansluit
op een carkit. Als u de communicator uit de carkit verwijdert zonder de
communicator uit te schakelen, wordt het toetsenblok automatisch weer
vergrendeld.
Het toetsenblok vergrendelen
Druk op Menu en vervolgens binnen drie seconden op de toets .
Opmerking: Als het toetsenblok is vergrendeld, ziet u het pictogram en
de opdracht Vrijgev. op het scherm.
De toetsenblokvergrendeling opheffen
Druk op Vrijgev. en vervolgens binnen 3 seconden op de toets .
Opmerking: Wanneer de telefoon is vergrendeld, kunt u soms nog wel het
alarmnummer kiezen dat in het geheugen van uw telefoon is
geprogrammeerd (bijvoorbeeld 112 of een ander officieel
alarmnummer).
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
55
Telefooninterface
Profielen wijzigen
Voorbeeld: Als u het profiel
Vergadering gebruikt, gaat
de telefoon slechts eenmaal
over zodat u uw omgeving
geen overlast bezorgt. Dit
kan handig zijn tijdens een
vergadering.
Met de toets Profielen kunt u verschillende beltonen instellen voor de
verschillende modi van de communicator. Er is altijd één profiel actief.
Zie Profielinstellingen op pagina 89 voor meer informatie over de verschillende
profielen, het aanpassen van de instellingen van profielen, enzovoort.
Tip: U kunt ook de
bladertoets en OK gebruiken
om een profiel te kiezen.
1 Druk op de toets op het toetsenblok.
2 Druk op de toets totdat het selectieframe het gewenste profiel vertoont.
3 Selecteer het profiel door ingedrukt te houden.
Help-informatie weergeven
Voor de meeste menufuncties is Help-informatie beschikbaar. Deze informatie
bestaat uit een korte beschrijving van de weergegeven functie.
1 Blader naar de menufunctie waarvoor u Help-informatie wilt weergeven.
2 Wacht enkele seconden. De eerste pagina met Help-informatie verschijnt. De
tekstpaginas worden automatisch één voor één weergegeven. Als u handmatig
verder wilt bladeren, drukt u op de bladertoetsen of op Meer.
3 U kunt de Help-functie afsluiten door op Terug te drukken.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
56
Telefooninterface
De menu’s gebruiken
Tip: De menufuncties zijn
ook beschikbaar als u aan
het bellen bent.
De telefoon bevat een aantal menufuncties waarmee u uw telefoon kunt
aanpassen aan uw persoonlijke wensen. U krijgt toegang tot de menus en de
submenus door in het menu te bladeren of de juiste sneltoetsen te gebruiken.
Bladeren in de menu’s
1 Druk op Menu.
2 Druk op of om naar het gewenste menu te gaan in de lijst met menus.
3 Druk op Kiezen om het menu te openen. Als het menu submenus bevat, gaat u
met of naar het gewenste menu en drukt u op Kiezen.
4 Als u terug wilt naar het vorige menu, drukt u op Terug.
Als het menu wilt verlaten en naar de stand-bymodus wilt teruggaan zonder
instellingen te wijzigen, drukt u op .
Menusneltoetsen gebruiken
Alle menus, submenus en instellingen zijn genummerd. Deze nummers worden
rechtsboven in het scherm weergegeven.
Voorbeeld: U kunt de
functie Opnemen via elke
toets inschakelen door eerst
te drukken Menu en
vervolgens te drukken op de
nummers 3, 1, 1 en 1, in die
volgorde.
1 Druk op Menu.
2 Toets het indexnummer in van het menu in dat u wilt openen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
57
Telefooninterface
Menustructuur
In de volgende tabel ziet u een lijst met namen van de hoofdmenus en de
bijbehorende submenus. De beschikbaarheid van de menus is afhankelijk van de
beschikbaarheid van de dienst in uw gebied. Menus van het derde niveau worden
niet weergegeven.
Menu Functie Submenus
MENU 1 BERICHTEN
1 Bericht opstellen, 2 Inbox, 3 Drafts, 4 Verzonden, 5 Cell broadcast,
6 Netwerkopdrachteneditor, 7 Spraakberichten
MENU 2 OPROEPRINFO
1 Gemiste oproepen, 2 Ontvangen oproepen, 3 Laatst gekozen nummers,
4 Laatste oproepen wissen, 5 Gespreksduur, 6 Gesprekskosten
MENU 3 INSTELLINGEN
1 Oproep- instellingen, 2 Telefooninstellingen, 3 Beveiligingsinstellingen,
4 Terug naar fabrieksinstellingen
MENU 4 DOORSCHAKELEN
1 Alle spraakoproepen doorschakelen, 2 Doorschakelen indien in gesprek,
3 Doorschakelen indien niet opgenomen, 4 Doorschakelen indien niet
beschikbaar, 5 Doorschakelen indien buiten bereik, 6 Alle faxoproepen
doorschakelen, 7 Alle dataoproepen doorschakelen, 8 Alle doorschakelingen
annuleren
MENU 5 INFRAROOD
MENU 6 SIM-DIENSTEN Alleen beschikbaar indien ondersteund door uw SIM-kaart.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
58
Telefooninterface
Berichten (Menu 1)
De SMS-dienst (Short Message Service) is een netwerkdienst waarmee u korte
tekstberichten kunt verzenden en ontvangen. Uw netwerkexploitant kan u hier
meer over vertellen.
Bericht opstellen (1-1)
Met deze menuoptie kunt u een kort bericht opstellen en verzenden.
IN-vak (1-2)
Tip: Zie
Profielinstellingen op
pagina 89 voor informatie
over het wijzigen van het
signaal van inkomende
SMS-berichten.
Als u een SMS of beeldbericht ontvangt, verschijnt er op het scherm hoeveel
berichten er zijn ontvangen, wordt de indicator op het scherm weergegeven
en hoort u een signaal, tenzij u een stil profiel hebt opgegeven.
Er wordt ook een bericht weergegeven als u een fax- of mailbericht ontvangt. U
kunt ontvangen fax- of mailberichten lezen in de daarvoor bestemde toepassingen
van de communicator.
Tip: Tijdens het bekijken
van een bericht kunt u het
telefoonnummer bellen door
twee keer op te
drukken.
1 Druk tweemaal op Lezen om het bericht te bekijken, of druk op Afsl. om het
later te bekijken.
Als u een bericht later wilt bekijken, drukt u op Menu > 1 > 2, bladert u naar
het gewenste bericht en drukt u op Lezen. Het bericht wordt weergegeven.
2 Als u tijdens het lezen van het bericht de lijst met opties wilt weergeven, drukt
u op Opties. U kunt een geselecteerde optie activeren door op Kiezen te
drukken. De beschikbare opties zijn:
Wissen - Hiermee wist u het geselecteerde bericht uit het geheugen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
59
Telefooninterface
Antwoorden - Hiermee opent u de editor waarin u een antwoord kunt opstellen.
Toets het antwoord in en druk op Opties > Zenden.
Doorzenden - Hiermee kunt u het nummer opgeven waarnaar het bericht moet
worden doorgestuurd. Voer het nummer in en druk op OK om het bericht door
te sturen.
Bewerken - Hiermee opent u het actieve bericht in de editor, zodat u het bericht
kunt bewerken.
Gebruik nr. - Hiermee kunt u het telefoonnummer in het bericht kopiëren en
naar het telefoonscherm verplaatsen. Vervolgens kunt u het nummer bellen
door op te drukken.
Details - Hiermee kunt u de volgende gegevens weergeven: de naam en het
telefoonnummer van de afzender, de verzenddatum en -tijd van het bericht en
het nummer van het berichtencentrale.
Concepten (1-3)
Met deze menuoptie kunt u de voorlopige versies van SMS-berichten weergeven
en wijzigen.
Verzonden (1-4)
Met deze menuoptie kunt u de SMS-berichten die u hebt verzonden, weergeven en
wijzigen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
60
Telefooninterface
CBS (1-5)
Met deze netwerkdienst kunt u SMS-berichten ontvangen over onderwerpen die u
tevoren hebt gedefinieerd op de communicatorinterface. Zie Cell broadcast op
pagina 268.
Neem voor de beschikbare onderwerpen en bijbehorende onderwerpnummers
contact op met uw netwerkexploitant.
Aan - Hiermee schakelt u de ontvangst van informatieberichten in.
Uit - Hiermee schakelt u de ontvangst van informatieberichten uit.
Netwerkopdrachteneditor (1-6)
Tip: Deze opdrachten
staan ook bekend als USSD-
opdrachten.
In dit submenu kunt u dienstaanvragen verzenden naar uw netwerkexploitant,
zoals aanvragen voor het activeren van bepaalde netwerkdiensten. Uw
netwerkexploitant kan u hier meer over vertellen.
Spraakberichten (1-7)
Spraakberichten afluisteren (1-7-1)
Tip: U kunt uw
voicemailbox snel bellen
door gedurende
langere tijd in te drukken.
Als u dit submenu opent, wordt er automatisch naar uw voicemailbox gebeld.
Hierbij wordt het nummer gebruikt dat u hebt opgeslagen in menu 1-7-2. Zodra
de verbinding tot stand is gebracht, kunt u (indien nodig) de toegangscode voor uw
mailbox of antwoordapparaat intoetsen.
Als u het nummer van uw voicemailbox nog niet hebt opgeslagen, wordt u eerst
gevraagd of u het nummer wilt opslaan.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
61
Telefooninterface
Houd er rekening mee dat de voicemailbox een netwerkdienst is waarop u zich
mogelijk eerst moet abonneren.
Nummer voicemailbox (1-7-2)
In dit submenu kunt u het nummer van uw voicemailbox opslaan en wijzigen. Een
voicemailbox kan een netwerkdienst zijn of uw eigen antwoordapparaat. Neem
voor meer informatie over de voicemailbox contact op met uw netwerkexploitant.
Oproepinfo (Menu 2)
Gemiste oproepen (2-1)
Tip: Ontvangen oproepen
en Gemiste oproepen zijn
netwerkdiensten die alleen
werken in netwerken waarin
nummerherkenning wordt
ondersteund.
Hiermee geeft u een overzicht weer van gemiste oproepen.
Opmerking: De communicator registreert gemiste oproepen alleen als de
telefoon is ingeschakeld en u zich binnen het dekkingsgebied van
het netwerk bevindt.
Ontvangen oproepen (2-2)
Hiermee geeft u een overzicht weer van ontvangen oproepen.
Gekozen nummers (2-3)
Hiermee geeft u een overzicht weer van nummers waarnaar u hebt gebeld.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
62
Telefooninterface
Recente oproeplijsten wissen (2-4)
Hiermee kunt u selecteren welke oproepen u wilt wissen. U kunt kiezen uit: Alles
wissen /Gemist / Gekozen / Ontvangen.
BELANGRIJK: De telefoonnummers worden zonder waarschuwing gewist. U
kunt deze handeling niet meer ongedaan maken.
Gespreksduur (2-5)
Hiermee geeft u de gespreksduur weer van inkomende en uitgaande oproepen en
kunt u de teller resetten.
Gespreksduur laatste oproep (2-5-1)
Hiermee geeft u de gespreksduur weer van de laatste inkomende of uitgaande
oproep in uren, minuten en seconden, bijvoorbeeld 00:02:15.
Totale gespreksduur (2-5-2)
Hiermee geeft u de totale duur weer van alle inkomende en uitgaande oproepen
die u met de communicator hebt gevoerd (ongeacht de SIM-kaart).
Gespreksduur ontvangen oproepen (2-5-3)
Hiermee geeft u de totale duur weer van alle binnenkomende gesprekken die u met
de communicator hebt gevoerd (ongeacht de SIM-kaart).
Gespreksduur gekozen nummers (2-5-4)
Hiermee geeft u de totale duur weer van alle gesprekken die u met de
communicator hebt gevoerd (ongeacht de SIM-kaart).
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
63
Telefooninterface
Tellers wissen (2-5-5)
Hiermee kunt u alle tellers resetten. U wordt gevraagd de beveiligingscode op te
geven. Houd er rekening mee dat u deze handeling niet meer ongedaan kunt
maken.
Opmerking: De definitieve gespreksduur die in rekening wordt gebracht door
de netwerkexploitant kan variëren afhankelijk van de
netwerkfuncties, afrondingen, belastingen, enzovoort.
Gesprekskosten (2-6)
Met deze netwerkdienst kunt u verschillende gesprekskosten controleren. De
kosten worden getoond in de kosteneenheden of valutaeenheden die u hebt
opgegeven in Menu 2-6-3-2. De gesprekskosten worden voor elke SIM-kaart
afzonderlijk weergegeven. Voor deze instellingen hebt u de PIN2-code, de PIN-
code of helemaal geen code nodig, afhankelijk van uw netwerkexploitant. Vraag
uw netwerkexploitant om meer informatie.
Kosten laatste oproep /Eenheden laatste oproep (2-6-1) en
Totale kosten/Totale eenheden (2-6-2)
Hiermee geeft u de kosten of eenheden weer van het laatste of het actieve gesprek.
In Totale kosten/eenheden (2-6-2) ziet u de totale kosten of eenheden van alle
gesprekken die u met de huidige SIM-kaart hebt gevoerd.
Vanuit alle menus krijgt u door te drukken op de selectietoets Opties toegang tot
de volgende drie submenus:
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
64
Telefooninterface
Kostentellers wissen (2-6-3-1)
Alle kostentellers worden opnieuw ingesteld. Houd er rekening mee dat u deze
handeling niet meer ongedaan kunt maken.
Kosten tonen/ Tonen in eenheden (2-6-3-2)
U kunt kiezen of u de gesprekskosten en gesprekskostenlimieten in valuta- of in
laadeenheden wilt weergeven. Vraag uw netwerkexploitant naar de prijzen van
laadeenheden.
Op het scherm ziet u de optie die op het moment niet is geselecteerd. U selecteert
de optie op het scherm door op Kiezen te drukken. Als u Kosten tonen hebt
geselecteerd, voert u de prijs per eenheid in. Met of voegt u een decimale
komma in. Voer vervolgens de naam van valuta in.
Gesprekskostenlimiet (2-6-3-3)
Hiermee kunt u een limiet instellen voor de totale kosten van uitgaande
gesprekken naar een specifiek nummer in de laadeenheden of valutaeenheden die
u hebt opgegeven in Menu 2-6-3-2.
U schakelt de kostenlimiet in door Aan te selecteren. Voer de kostenlimiet in
laadeenheden of valutaeenheden in. Als u de limiet opgeeft in valutaeenheden,
kunt u met of een decimale komma invoegen.
Nadat u de limiet hebt geactiveerd, wordt het aantal resterende eenheden
weergegeven op het scherm als de telefoon zich in de stand-bymodus bevindt. Als
alle eenheden zijn verbruikt, kunt u niet meer bellen.
U schakelt de kostenlimiet uit door Uit te selecteren.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
65
Telefooninterface
Opmerking: Als er geen kosteneenheden of valutaeenheden meer resteren, kunt
u soms wel bellen naar het geprogrammeerde alarmnummer (112
of een ander officieel alarmnummer).
Opmerking: De definitieve gespreksduur die in rekening wordt gebracht door
de netwerkexploitant kan variëren afhankelijk van de
netwerkfuncties, afrondingen, belastingen, enzovoort.
Instellingen (Menu 3)
Oproepinstellingen (3-1)
Opnemen via elke toets (3-1-1)
Als deze optie is geselecteerd, kunt u een inkomende oproep beantwoorden door
op een willekeurige toets op het toetsenblok te drukken, met uitzondering van ,
of de selectietoets Stil.
Automatisch herhalen (3-1-2)
Als deze functie is geselecteerd en u belt een nummer dat in gesprek is of niet
wordt opgenomen, wordt het nummer automatisch net zolang gebeld tot
verbinding tot stand is gebracht. Het maximum aantal herhaalpogingen is tien.
Druk op als u de herhaalpogingen wilt beëindigen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
66
Telefooninterface
Snelkeuze (3-1-3)
Als deze optie is geselecteerd, kunt u de telefoonnummers die zijn
geprogrammeerd onder de snelkeuzetoetsen bellen door de geprogrammeerde
snelkeuzetoets ingedrukt te houden. Zie Snelkeuzenummers op pagina 93 voor
meer informatie.
Wachtfunctie-opties (3-1-4)
De wachtfunctie is een netwerkdienst. Neem contact op met uw netwerkexploitant
als u zich hierop wilt abonneren. Zie Een oproep in de wacht beantwoorden op
pagina 88 voor meer informatie.
Kies Activeren om de wachtfunctie in te schakelen, Annuleren om de wachtfunctie
uit te schakelen of Status control. om te zien of de wachtfunctie actief is en voor
welke soorten oproepen.
Eigen nummer zenden (3-1-5)
Gebruik deze netwerkdienst om uw telefoonnummer bekend te maken aan of
verborgen te houden voor de persoon waarnaar u belt. Met Netwerkinstel. herstelt
u de standaardwaarden van de telefoon, Aan of Uit, die u met uw
netwerkexploitant bent overeengekomen.
Samenvatting na oproep (3-1-6)
Als u bij deze functie Aan opgeeft, worden op het scherm kort de duur en de kosten
(netwerkdienst) na elk gesprek weergegeven.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
67
Telefooninterface
Lijn uitgaande oproepen (3-1-7)
Als uw netwerk deze dienst ondersteunt, kunt u twee telefoonlijnen aansluiten op
uw communicator. U kunt kiezen welke lijn u wilt gebruiken om te bellen. Zie
Tabblad Lijn kiezen op pagina 103 voor meer informatie.
Telefooninstellingen (3-2)
Klok (3-2-1)
U kunt kiezen of u de tijd wilt weergeven op het scherm.
Celinformatie (3-2-2)
Als deze functie is geselecteerd, kunt u zien wanneer de telefoon wordt gebruikt
in een netwerkcel die gebruikmaakt van MCN-technologie (Micro-Cellular
Network). Door middel van MCN kan de capaciteit van draadloze netwerken in
stedelijke gebieden worden vergroot. Ook als van SIM-kaart wordt gewisseld of als
de telefoon wordt uitgeschakeld, blijft deze instelling actief.
Welkomsttekst (3-2-3)
U kunt een bericht van maximaal 44 tekens lang opstellen dat op het scherm
verschijnt zodra u de telefoon inschakelt.
Netwerk kiezen (3-2-4)
U kunt het netwerk waarmee u verbonden bent automatisch of handmatig kiezen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
68
Telefooninterface
Als u Automatisch kiest, selecteert de telefoon automatisch een draadloos netwerk
dat beschikbaar is in uw gebied. Als u zich buiten het dekkingsgebied van uw eigen
netwerk bevindt, selecteert de communicator een netwerk waarmee uw
netwerkexploitant een roaming-overeenkomst heeft afgesloten.
Als u Handmatig kiest, ziet u een lijst met beschikbare netwerken waaruit u zelf een
netwerk kunt kiezen. Als uw netwerkexploitant geen roaming-overeenkomst heeft
afgesloten met het door u gekozen netwerk verschijnt de tekst Geen toegang op het
scherm en moet u een ander netwerk kiezen.
Actie SIM-dienst bevestigen (3-2-5)
Als u de bevestigingsberichten wilt afbeelden op het telefoonscherm die worden
verzonden tussen de telefoon en het netwerk als u gebruik maakt van de SIM-
diensten, selecteert u de optie Ja in het menu 3-2-5 (Actie SIM-dienst
bevestigen?).
Beveiligingsinstellingen (3-3)
De beveiligingsvoorzieningen zorgen ervoor dat uw telefoon niet door
onbevoegden gebruikt kan worden en dat belangrijke instellingen niet gewijzigd
kunnen worden. In de meeste gevallen moet u voor het activeren of wijzigen van
de beveiligingsopties eerst de juiste toegangscode opgeven. Zie Beveiliging op
pagina 247.
Opmerking: Wanneer beveiligingsfuncties zijn ingeschakeld die oproepen
beperken (Oproepen blokkeren, Besloten gebruikersgroepen en
Vaste nummers of systeemvergrendeling, enzovoort), kunnen in
sommige netwerken nog wel bepaalde alarmnummers gekozen
worden (bijvoorbeeld 112 of een ander officieel alarmnummer).
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
69
Telefooninterface
PIN-code vragen (3-3-1)
De opties zijn Aan en Uit. Zie Beveiliging op pagina 247.
Oproepblokkering (3-3-2)
Met deze netwerkdienst kunt u inkomende en uitgaande oproepen van en naar uw
telefoon beperken. U kunt deze functie alleen gebruiken als u een
blokkeerwachtwoord hebt ingesteld. Uw netwerkexploitant kan u meer vertellen
over blokkeerwachtwoorden.
De beschikbare opties zijn: Uitgaande oproepen / Internationale oproepen /
Internationaal behalve naar eigen land / Inkomende oproepen / Inkomende oproepen in
buitenland / Alle blokkeringen annuleren.
Besloten gebruikersgroep (3-3-3)
Met deze netwerkdienst kunt u instellen dat de communicator alle oproepen van
en naar een geselecteerde groep gebruikers accepteert. Neem voor meer informatie
over het maken van een gebruikersgroep en het activeren van deze dienst contact
op met uw netwerkexploitant.
Met Standaard stelt u de telefoon in voor het gebruik van een gebruikersgroep
waarvoor de SIM-kaarteigenaar een overeenkomst heeft gesloten met de
netwerkexploitant.
Aan - Hiermee gebruikt u een bepaalde gebruikersgroep. Er kunnen uitsluitend
oproepen worden gemaakt of ontvangen door de leden van de geselecteerde groep.
Uit - Oproepen kunnen worden gemaakt en ontvangen op de gebruikelijke manier.
U kunt deze optie alleen gebruiken als u daartoe de bevoegdheid hebt.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
70
Telefooninterface
Blokkeren indien SIM gewijzigd (3-3-4)
Met de beveiligingscode kunt u uw telefoon beveiligen tegen onbevoegd gebruik.
Als u dit wilt, toetst u de beveiligingscode in en kiest u de optie Ja. Zie Beveiliging
op pagina 247 voor meer informatie. Houd er rekening mee dat geen enkel
wachtwoordsysteem ongeoorloofde toegang kan voorkomen.
Toegangscodes wijzigen (3-3-5)
In dit submenu kunt u de beveiligingscode, de PIN-code, de PIN2-code en het
wachtwoord wijzigen. Zie Beveiliging op pagina 247.
De toegangscode mag alleen de cijfers 0 t/m 9 bevatten.
Systeem vergrendelen (3-3-6)
Tip: U kunt ook drukken
op Menu en # om uw
beveiligingscode in te
voeren.
In dit submenu kunt u de communicator vergrendelen. Druk op Kiezen en voer uw
beveiligingscode in. De communicator wordt onmiddellijk vergrendeld. Wanneer de
communicator vergrendeld is, kunt u vooraf ingestelde alarmnummers bellen met
behulp van de telefoon. Daarnaast kunt u binnenkomende gesprekken
beantwoorden en alarmnummers bellen met behulp van de toepassing Telefoon.
Alle andere handelingen zijn vergrendeld. Zelfs als u de batterij verwijdert en
vervangt, blijft de telefoon vergrendeld. U kunt de vergrendeling van de
communicator opheffen door te drukken op Vrijgev. en de beveiligingscode in te
voeren. Meer informatie over het vergrendelen van de telefoon en overige
beveiligingsvoorzieningen vindt u in Beveiliging op pagina 247.
BELANGRIJK: De standaardbeveilingscode is 12345. Voor een goede
beveiliging is het essentieel dat u de beveiligingscode wijzigt.
Houd de code geheim en bewaar deze op een veilige plaats (niet
bij de telefoon!). Raadpleeg sectie Beveiliging op pagina 247 voor
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
71
Telefooninterface
informatie over het wijzigen van de beveiligingscode. Houd er
rekening mee dat geen enkel wachtwoordsysteem ongeoorloofde
toegang kan voorkomen.
Terug naar fabrieksinstellingen (3-4)
U kunt van sommige menu-instellingen de oorspronkelijke instellingen herstellen.
Hiervoor hebt u de beveiligingscode nodig. Deze functie heeft geen invloed op de
opgeslagen telefoonnummers en namen, toegangscodes, het
hoofdtelefoonvolume, de oproeptellers, kostentellers, geselecteerde beltonen of
SMS-berichten.
Doorschakelen (Menu 4)
Tip: Als u de optie Alle
spraakoproepen
doorschakelen hebt
ingesteld, wordt het
pictogram afgebeeld
als de telefoon zich in de
stand-bymodus bevindt.
Met deze netwerkdienst kunt u inkomende spraakoproepen naar een ander
telefoonnummer doorschakelen als u niet gestoord wilt worden, als de telefoon is
uitgeschakeld of als u zich buiten het dekkingsgebied van het netwerk bevindt. Zie
Spraakoproepen doorschakelen op pagina 95 voor meer informatie.
De beschikbare opties zijn: Alle spraakoproepen doorschakelen / Doorschakelen indien
in gesprek / Doorschakelen indien niet opgenomen / Doorschakelen indien buiten bereik /
Doorschakelen indien niet beschikbaar / Alle faxoproepen doorschakelen / Alle
dataoproepen doorschakelen / Alle doorschakelingen annuleren.
Selecteer Activeren om de functie Doorschakelen te activeren als dit is toegestaan
in het netwerk, of Annuleren als u deze functie wilt uitschakelen. Selecteer Status
control. om te controleren of het doorschakelen is geactiveerd.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
72
Telefooninterface
Als u Doorschakelen indien niet opgenomen of Doorschakelen indien niet beschikbaar
selecteert, kunt u ook Vertraging selecteren om het aantal seconden op te geven
waarna de oproep moet worden doorgeschakeld. De opties zijn: 5 sec / 10 sec /
15 sec/ 20 sec / 25 sec / 30 sec.
Infrarood (Menu 5)
Met deze functie kunt u via infrarood gegevens ontvangen en versturen en naar
een ander apparaat. Zorg dat de infraroodpoort van de communicator is gericht op
de infraroodpoort van het andere apparaat en druk op Activ.. Zie De
infraroodverbinding activeren op pagina 40 voor meer informatie.
Opmerking: Richt de infraroodstraal niet op de ogen van iemand en let op dat
er geen storingen optreden met andere infraroodapparaten. Dit
apparaat is een laserproduct van Klasse 1.
SIM-diensten (Menu 6)
Naast de functies van uw telefoon, bevat uw SIM-kaart mogelijk een aantal
aanvullende diensten die u kunt gebruiken in Menu 6. Menu 6 is alleen beschikbaar
als dit menu door uw SIM-kaart wordt ondersteund. De naam en de inhoud van het
menu is geheel afhankelijk van de beschikbare diensten.
Raadpleeg de leverancier van uw SIM-kaart (bijvoorbeeld uw netwerkexploitant,
Internet-aanbieder of andere leverancier) voor informatie over de beschikbare
SIM-diensten, de tarieven en het gebruik van deze SIM-diensten.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
73
Telefooninterface
Als u de bevestigingsberichten wilt afbeelden op het telefoonscherm die worden
verzonden tussen de telefoon en het netwerk als u gebruik maakt van de SIM-
diensten, selecteert u de optie Ja in het menu 3-2-5 (Actie SIM-dienst
bevestigen?).
Opmerking: Om toegang te krijgen tot deze diensten moet u mogelijk een SMS-
bericht verzenden of een telefoonnummer bellen waarvoor kosten
in rekening kunnen worden gebracht.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
75
Bureaublad
4. Bureaublad
Tip: Uw favoriete
koppelingen kunnen
bijvoorbeeld koppelingen
naar Internet-paginas,
WAP-diensten,
toepassingen, documenten
of fotoalbums zijn.
Bureaublad is een toepassing voor het maken en beheren van koppelingen naar uw
favoriete documenten, toepassingen of software van derden.
Beginvenster
Als u de toepassing Bureaublad voor het eerst gebruikt, bevat het beginvenster
standaard de volgende koppelingen: een snelkoppeling naar de toepassing
Internet, een snelkoppeling naar een document met de naam 'Start hier!' en een
koppeling naar de officiële Nokia-website.
Tip: U kunt de volgorde
van de koppelingen
aanpassen aan uw eigen
wensen. Selecteer de
koppeling, druk op de toets
Menu en kies Bestand >
Verplaatsen. Verplaats de
koppeling met behulp van de
navigatietoets naar de
gewenste locatie en druk
vervolgens op Item hier
plaatsen.
Het is niet mogelijk om meerdere koppelingen tegelijk te selecteren. U kunt de
koppelingen van Bureaublad alleen in de toepassing Bureaublad verwijderen.
Figuur 15
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
76
Bureaublad
Een koppeling toevoegen
Tip: Als u het pictogram,
de label of de parameters
van een koppeling wilt
bekijken of wijzigen,
selecteert u de koppeling in
kwestie, drukt u op de toets
Menu en kiest u Bestand >
Eigenschappen….
1 Selecteer het programma, de programmagroep of een ander item waarvoor een
u snelkoppeling aan Bureaublad wilt toevoegen.
2 Druk op de toets Menu en kies vervolgens Bestand > Toevoegen aan Bureaublad.
Notities opstellen
Tip: U kunt vanuit elke
toepassing en zelfs als u aan
het bellen bent, snel een
notitie opstellen. U hoeft
alleen maar twee keer op de
toepassingstoets Desk te
drukken.
1 Druk op Notitie schrijven. Hiermee opent u een eenvoudige teksteditor.
Figuur 16
2 Schrijf de notitie.
3 Druk op Sluiten om het document op te slaan. De notitie verschijnt nu in het
beginvenster van Bureaublad.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
77
Bureaublad
De achtergrondafbeelding wijzigen
U kunt de achtergrondafbeelding van het beginvenster van Bureaublad aanpassen.
1 Druk op de toets Menu en kies Tools > Instellingen…. Er verschijnt een
dialoogvenster.
2 Definieer de volgende gegevens:
Achtergrondafbeelding: U kunt kiezen uit Ja en Nee.
Afbeeldingsbestand: Druk op Wijzigen om een afbeelding op te geven. Als u de
afbeelding wilt bekijken, drukt u op Voorbeeld.
3 Druk Gereed.
Opmerking: Het afbeeldingsbestand dat u als achtergrondafbeelding kiest,
moet even groot als of groter dan het scherm zijn. Zie Imaging op
pagina 262 voor meer informatie.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
79
Telefoon
5. Telefoon
Tip: Ook tijdens een
telefoongesprek is het
mogelijk naar andere
toepassingen over te
schakelen.
U kunt de toepassing Telefoon gebruiken om te bellen en gebeld te worden, om
handenvrij te bellen of om telefonische vergaderingen te voeren. U kunt
gesprekken opnemen en doorverbinden, voicemailboxes beluisteren en instellingen
en profielen beheren.
U start de toepassing Telefoon door op de toepassingstoets Tel op het toetsenbord
te drukken.
U kunt de telefoon gebruiken als:
de telefoon is ingeschakeld;
de communicator een geldige SIM-kaart bevat, en
u zich binnen het dekkingsgebied van het draadloze netwerk bevindt.
Sommige handelingen die hier worden beschreven, kunnen ook via de klep van de
communicator worden uitgevoerd.
Opmerking: Tijdens het bellen kunt u de klep gewoon openen of sluiten. Als u
via de toepassing Telefoon een telefoongesprek voert en u sluit de
klep, kunt u het gesprek voortzetten met behulp van de telefoon
die is ingebouwd in de klep.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
80
Telefoon
Handmatig bellen
Tip: Als u de handenvrije
modus wilt uitschakelen,
drukt u op de toets Menu en
kiest u Instellingen > Oproep.
> Geluid als de klep open is en
drukt u op Wijzigen om de
handenvrije modus op Uit te
zetten.
1 Typ het telefoonnummer in het veld onder in het beginvenster.
2 Druk op Bellen. Gebruik de handenvrije modus van de communicator om van
dichtbij te spreken en te luisteren, terwijl de klep geopend is. U kunt ook de klep
sluiten en verdergaan via de telefoon aan de voorkant.
Een nummer uit de telefoonlijst bellen
Als u geen actieve spraakoproepen hebt, wordt de telefoonlijst weergegeven in het
beginvenster van de toepassing Telefoon. De standaardtelefoonlijst is opgeslagen
in het geheugen van de communicator. Bovenaan de telefoonlijst kunt u mappen
selecteren die op de SIM-kaart staan of op een geheugenkaart, als deze is
geïnstalleerd. Contactkaarten die geen telefoonnummers bevatten worden lichter
gekleurd weergegeven.
1 Selecteer een contact in de telefoonlijst door te bladeren of met behulp van het
zoekveld.
Tip: Als u het laatst
gekozen nummer opnieuw
wilt kiezen, kunt u ook op de
sneltoetsen Chr+Tel
drukken.
2 Druk op Bellen. Als het contact meerdere telefoonnummers heeft, wordt een
lijst geopend waarin alle telefoonnummers van het contact worden
weergegeven. Kies een nummer in de lijst en druk op Bellen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
81
Telefoon
Tip: U kunt in- en
uitzoomen om de tekst lees-
baarder te maken of meer
items op het scherm weer te
geven. Druk op de toets
Menu en selecteer Beeld >
Inzoomen of Uitzoomen.
Figuur 17
Een nummer bellen uit de lijst met
recente oproepen
Tip: Met de
toetsencombinatie Ctrl+Tel
kunt u de weergave Gemiste
oproepen snel openen.
1 Druk in het beginvenster op Recente oproepen. Het dialoogvenster Gekozen
nummers wordt geopend. Als er nieuwe oproepen zijn die u hebt gemist, wordt
het dialoogvenster Gemiste oproepen geopend.
Tip: U kunt een nieuwe
contactkaart maken op basis
van een telefoonnummer in
de lijst Recente oproepen.
Druk in het beginvenster op
Recente oproepen.
Selecteer een gesprek, druk
op de toets Menu en kies
Bewerken > Toevoegen aan
Contacten.
2 Als u oproepen uit een van de andere lijsten wilt weergegeven, selecteert u een
opdrachtknop aan de rechterzijde van het scherm. Als u bijvoorbeeld een lijst
met ontvangen oproepen wilt weergeven, drukt u op Ontvangen oproepen.
3 Selecteer een nummer in de lijst en druk op Bellen. U kunt nu de klep openlaten
en handenvrij bellen, of de klep sluiten en het gesprek op de normale wijze
voortzetten.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
82
Telefoon
De telefoon beantwoorden
Tip: Gebruik de
navigatietoetsen als u het
volume van de luidspreker
wilt aanpassen. Als u op >
drukt, gaat het volume
omhoog en als u op < drukt,
gaat het volume omlaag.
Figuur 18
Tip: De naam van de
beller wordt weergegeven in
het bericht als het telefoon-
nummer is meegezonden
met de oproep en als het
nummer van de beller wordt
weergegeven in het
contactenbestand.
1 Als u een oproep ontvangt en de klep van de communicator is geopend, wordt
er een bericht over de inkomende oproep weergegeven. U kunt de oproep
beantwoorden door te drukken op Opnemen of door de klep van de
communicator te sluiten en de oproep via de ingebouwde telefoon
beantwoorden.
2 Als u de oproep niet wilt beantwoorden, drukt u op Weigeren. Als u het
belsignaal wilt dempen, drukt u op Geluid dempen.
Opmerking: U kunt niet tegelijkertijd twee actieve oproepen hebben, tenzij u
aan een telefonische vergadering deelneemt. De huidige oproep
wordt automatisch in de wacht gezet wanneer u een nieuwe
inkomende oproep beantwoordt. Zie Telefonische vergaderingen
houden op pagina 85 voor informatie over telefonische
vergaderingen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
83
Telefoon
Een voicemailbox bellen en
programmeren
Een voicemailbox werkt hetzelfde als een antwoordapparaat. U kunt de
voicemailbox gebruiken om inkomende berichten van gemiste oproepen op te
slaan. Veel netwerkexploitanten bieden bij de SIM-kaart een voicemailboxservice.
Als uw SIM-voicemailbox geen nummer heeft, kunt u het nummer zelf invoeren.
U moet echter nog wel contact opnemen met uw netwerkexploitant voor een
telefoonnummer dat kan worden gebruikt voor deze voicemailbox.
Tip: Een andere manier
om uw voicemailbox te
bellen, is door op de toets
op de voorkant van
de telefoon te drukken en
deze ingedrukt te houden.
U kunt uw voicemailbox bellen door in het beginvenster van de telefoonlijst op
Voicemailbox te drukken. Zie figuur 17. Als u over meerdere voicemailboxes
beschikt, wordt u in een dialoogvenster gevraagd om een mailbox te kiezen in de
lijst.
U kunt als volgt extra voicemailboxes programmeren:
1 Neem contact op met uw netwerkexploitant voor een telefoonnummer dat kan
worden gebruikt voor een extra voicemailbox.
2 Druk op de toets Menu en selecteer Instellingen > Voicemailboxes.
3 Als het dialoogvenster Voicemailboxes wordt weergegeven, drukt u op
Toevoegen. Voer een naam en nummer in.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
84
Telefoon
Een telefoongesprek opnemen
U kunt het gesprek tijdens het bellen opnemen. Druk tijdens het bellen op de toets
Menu en selecteer Bellen > Opnemen. Zo opent u de toepassing Recorder. Zie
pagina 261 voor meer informatie over de toepassing Recorder.
Opmerking: Houdt u zich aan alle wetgeving met betrekking tot het opnemen
van gesprekken.
Bellen tijdens een gesprek
U kunt in gesprek zijn, en tegelijkertijd een oproep in de wacht hebben staan. U
kunt schakelen tussen de twee oproepen. Deze situatie is van toepassing ongeacht
of u zelf belt of wordt gebeld.
Op het scherm kunnen maximaal drie oproepen worden weergegeven, terwijl er
slechts twee oproepen actief kunnen zijn. Zie figuur 19. Voordat u een STAND-BY
gesprek kunt beantwoorden, moet u het gesprek dat IN DE WACHT staat beëindigen
of het actieve gesprek (ACTIEF) beëindigen.
1 Als u al een actieve oproep en een oproep in de wacht hebt, beëindigt u een van
de oproepen of voegt u ze samen in een telefonische vergadering.
2 Druk op Nieuwe oproep en kies het nieuwe nummer. De vorige oproep wordt
in de wacht gezet.
3 Gebruik de navigatietoetsen om te schakelen tussen de oproepen. De actieve
oproep wordt weergegeven in een frame met een donkere lijn. De
opdrachtknoppen worden aangepast op basis van de status van de
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
85
Telefoon
geselecteerde oproep. Een oproep in de wacht kan bijvoorbeeld worden
gewijzigd in een actieve oproep door de oproep met de navigatietoetsen te
selecteren en vervolgens op Activeren te drukken.
Figuur 19
4 Als u een oproep wilt beëindigen, selecteert u de desbetreffende oproep met de
navigatietoetsen en drukt u op Oproep beëindigen.
Telefonische vergaderingen houden
De telefonische vergadering is een netwerkservice. Neem contact op met uw
netwerkexploitant om na te gaan of deze service beschikbaar is. In een
telefonische vergadering kunnen u en maximaal vijf andere personen elkaar
tegelijk horen. Op het scherm wordt een telefonische vergadering als één oproep
weergegeven.
1 Bel een van de deelnemers.
2 Als de gebelde persoon heeft opgenomen, belt u de tweede persoon door op
Nieuwe oproep te drukken. Het eerste gesprek wordt in de wachtstand
geplaatst.
Deze oproep, met de donkere lijn
rond het frame, wordt geselecteerd
Pictogram Oproepstatus
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
86
Telefoon
3 Wacht nu tot de tweede persoon opneemt.
4 Als u beide personen aan een telefonische vergadering wilt laten deelnemen,
drukt u op Telefonische vergadering. Op het scherm wordt één telefonische
vergadering weergegeven. Druk op Deelnemers om de twee deelnemers van de
telefonische vergadering weer te geven.
5 Als u een andere persoon wilt toevoegen, drukt u op Nieuwe oproep. De
telefonische vergadering wordt in de wacht gezet. Als de persoon opneemt,
drukt u op Telefonische vergadering. Deze nieuwe persoon wordt dan
opgenomen in de telefonische vergadering.
6 Herhaal stap 5 als u nog meer personen wilt toevoegen.
Tip: Wanneer u alle
deelnemers hebt
toegevoegd aan de
telefonische vergadering,
kunt u de klep sluiten en het
gesprek voortzetten via de
telefoon.
Figuur 20
Een deelnemer uit een telefonische
vergadering verwijderen
1 Druk op Deelnemers.
2 Selecteer de beller in de lijst met deelnemers en druk op Verwijderen. Zie
figuur 20.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
87
Telefoon
Privé met één van de deelnemers van de
telefonische vergadering spreken
1 Druk op Deelnemers.
2 Selecteer een deelnemer in de lijst en druk op Eén op één. De oproep wordt nu
in tweeën gesplitst: de telefonische vergadering is in de wacht gezet en het één
op één-gesprek is actief.
3 Als u het privé-gesprek hebt beëindigd, kunt u teruggaan naar de telefonische
vergadering door op Telefonische vergadering te drukken.
Tip: Als u logboek-
bestanden van alle oproepen
wilt weergeven, drukt u op
de toets Menu en selecteert
u Tools > Logboek. In het
Algemeen logboek worden
alle inkomende en
uitgaande spraak- en
dataoproepen weergegeven.
Oproepen doorschakelen
Het doorschakelen van gesprekken is een netwerkservice waarbij u twee oproepen
met elkaar verbindt en zelf de verbinding met beide oproepen verbreekt. Neem
contact op met uw netwerkexploitant om na te gaan of deze service beschikbaar is.
Als u een oproep in de wacht hebt en er een andere oproep actief is of als u wordt
gewaarschuwd bij een uitgaande oproep, drukt u op de toets Menu en selecteert u
Bellen > Overdragen om de oproepen met elkaar te verbinden.
Opmerking: Mogelijk worden de kosten voor de doorgeschakelde oproep
gedeeltelijk in rekening gebracht. Neem contact op met uw
netwerkexploitant voor meer informatie.
Opmerking: U kunt alleen spraakoproepen doorschakelen. Faxberichten,
dataoproepen of telefonische vergaderingen kunnen niet worden
doorgeschakeld.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
88
Telefoon
Een oproep in de wacht beantwoorden
U moet zich eerst aanmelden bij een netwerkservice die de wachtfunctie aanbiedt,
voordat er oproepen in de wacht kunnen worden geplaatst en u deze kunt
beantwoorden. Zie pagina 97 voor meer informatie.
1 Als u tijdens het bellen een nieuwe oproep ontvangt, hoort u een geluid en
wordt er een bericht weergegeven dat u attent maakt op een nieuwe
inkomende oproep.
2 Druk op Opnemen. De actieve oproep wordt in de wacht gezet.
DTMF-tonen verzenden tijdens een
oproep
Het DTMF-systeem wordt bij alle touch-tonetelefoons gebruikt. DTMF houdt in dat
elke toets een bepaalde frequentie of toon krijgt toegewezen, zodat deze toets
gemakkelijk kan worden herkend door een microprocessor. Met behulp van DTMF-
tonen kunt u communiceren met voicemailboxes, geautomatiseerde
telefoonsystemen, enzovoort.
Tip: Behalve de cijfers 0 -
9, kunt u ook de tekens p, w,
* en # gebruiken voor het
verzenden van DTMF-tonen.
Zie DTMF-tonen opslaan op
pagina 116 voor meer
informatie over deze tekens.
Er zijn twee methoden voor het verzenden van DTMF-tonen tijdens een oproep:
Voer de cijfers in met het toetsenbord van de communicator. U hoeft geen
menu- of opdrachtknop te selecteren voordat u de cijfers invoert. Iedere
toetsaanslag produceert een DTMF-toon die wordt verzonden tijdens het
gesprek.
U kunt ook als volgt te werk gaan.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
89
Telefoon
1 Druk op DTMF verzenden. De DTMF-reeksen die u hebt opgeslagen in de
contactkaart van de persoon waarmee u spreekt, worden weergegeven. Zie
pagina 116 voor informatie over het opslaan van DTMF-reeksen.
2 Selecteer een DTMF-reeks. U kunt de reeks bewerken. Als er geen opgeslagen
reeksen zijn, kunt u een nieuwe DTMF-reeks invoeren in het invoerveld.
3 Druk op Toon verzenden.
Opmerking: U kunt DTMF-tonen verzenden tijdens een telefonische
vergadering door de cijfers te typen met het toetsenbord van de
communicator, maar u kunt opgeslagen DTMF-reeksen niet
openen.
Telefooninstellingen
Druk in het beginvenster van de toepassing Telefoon op de toets Menu en selecteer
Instellingen om een van de volgende instellingen te selecteren.
Profielinstellingen
Profielen worden gebruikt om de instellingen van verschillende
gebruiksomgevingen van de communicator te groeperen. In de instellingen kunt u
de profielfuncties wijzigen. Er is altijd één profiel actief.
Als u het actieve profiel wilt wijzigen, drukt u op de toets Menu. Gebruik de
navigatietoetsen om het pictogram Profielen, rechts van de menubalk, en een
nieuw profiel in de menulijst te selecteren.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
90
Telefoon
Figuur 21
Als u een profiel wilt selecteren en wijzigen, drukt u op de toets Menu en selecteert
u Instellingen > Profielen.
De volgende profielen zijn meegeleverd met de communicator:
Normaal: het standaardprofiel van de communicator.
Stil: u kunt dit profiel instellen als u alle waarschuwingstonen wilt uitschakelen
(behalve de alarmklok en de herinnering, zie Opmerking op pagina 90).
Vergadering: u kunt opgeven hoe de communicator moet werken als u in een
vergadering zit. Zo kunt u de tonen bijvoorbeeld op een laag volume instellen.
Buiten: u kunt opgeven hoe de communicator moet werken als u buiten bent.
Semafoon: u kunt dit profiel instellen als de communicator als pieper moet
fungeren. Standaard is ingesteld dat er geen beltoon is en dat u een
waarschuwingstoon hoort wanneer u een SMS-bericht ontvangt.
Vliegtuig: hiermee wordt het profiel Vliegtuig ingesteld. Zie Profiel Vliegtuig op
pagina 105 voor meer informatie.
Opmerking: Als u de alarmklok hebt ingeschakeld of wanneer u in Agenda een
alarmtijd hebt ingesteld, blijven deze ingeschakeld in alle
profielen, ook in het profiel Stil.
Pictogram Profielen
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
91
Telefoon
Een nieuw profiel maken
1 Als u een profiel wilt maken, drukt u op de toets Menu en selecteert u
Instellingen > Profielen. Vervolgens drukt u op Nieuw. De huidige waarden van
het profiel Algemeen worden gekopieerd naar het nieuwe profiel.
2 Als u de instellingen van een van de profielen wilt wijzigen, selecteert u een
profielnaam en drukt u op Bewerken. Er wordt een dialoogvenster met vier
tabbladen geopend, zoals wordt weergegeven in figuur 22. Definieer de
volgende gegevens voor deze tabbladen:
Figuur 22
Tabblad Algemeen
Naam: Voer de naam in van het profiel. Van bepaalde profielen kunt u de naam
niet wijzigen.
Oproepsignaal: Kies het oproepsignaal voor de beltoon. U kunt kiezen uit:
Standaard/Oplopend/1 keer bellen.
Beltoon: Hiermee definieert u het geluid voor de inkomende oproep. Druk op
Wijzigen. Nu kunt u een keuze maken uit de geluidsbestanden die met de
communicator zijn meegeleverd. U kunt ook zoeken naar eventuele
andere geluidsbestanden. Zie pagina 261 voor het opnemen van tonen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
92
Telefoon
Beltoon, lijn 1: en Beltoon, lijn 2:: Hiermee definieert u het geluid voor inkomende
oproepen die op twee verschillende lijnen binnenkomen, indien
beschikbaar. Druk op Wijzigen. Nu kunt u een keuze maken uit de
geluidsbestanden die met de communicator zijn meegeleverd. U kunt ook
zoeken naar eventuele andere geluidsbestanden.
Persoonlijke tonen: Hiermee definieert u of de persoonlijke beltoon van bellers
wordt gebruikt. U kunt kiezen uit: Aan/Uit. Zie Een beltoon koppelen op
pagina 113 voor informatie over het koppelen van een beltoon aan een
contactkaart.
Tabblad Waarschuwingen
Klokalarm, Agenda-alarm, SMS ontvangen en Fax ontvangen: U kunt een specifiek
geluid kiezen om te worden gewaarschuwd bij elk van deze situaties.
Selecteer een optie en druk vervolgens op Wijzigen als u wilt kiezen uit
geluidsbestanden die zijn meegeleverd met de communicator. U kunt ook
zoeken naar andere geluidsbestanden. Door op Volume te drukken kunt u
het volume van een alarm aanpassen.
Tabblad Meldingen
Toetsenbordtoon: Hiermee kunt u het geluid voor het toetsenbord instellen. U kunt
kiezen uit: Uit/ Zacht/Hard.
Toetsenbloktoon: Hiermee kunt u het geluid voor het toetsenblok instellen. U kunt
kiezen uit: Uit/ Zacht/Hard.
Alarmtonen: U kunt kiezen uit: Aan/Uit. Alarmtonen zijn tonen waarmee een fout
(bijvoorbeeld een onjuiste toetsaanslag) of ongewenste situatie (zoals een
bijna lege batterij) wordt aangegeven.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
93
Telefoon
Tabblad Overige
Beltoon voor: Hiermee kunt u kiezen bij welke inkomende oproepen u een beltoon
hoort. U kunt kiezen uit: Alle oproepen/Alleen VIP-groep/Geen. Als u Alleen
VIP-groep kiest, hoort u alleen een beltoon bij oproepen van personen die
als VIP zijn gedefinieerd. Zie het hoofdstuk Contacten, pagina 124. Alle
andere oproepen worden op het scherm weergegeven met een bericht,
maar zonder beltoon.
Snelkeuzenummers
Tip: Zie ook
Snelkeuzenummers kiezen
op pagina 50.
Met behulp van snelkeuzenummers kunt u snel veelgebruikte nummers bellen.
U kunt aan acht telefoonnummers snelkeuzenummers toewijzen. Een voorbeeld
wordt weergegeven in figuur 23.
1 Druk op de toets Menu en selecteer Instellingen > Snelkeuzenummers.
2 Als u een nummer wilt toewijzen aan een snelkeuzelocatie of een bestaand
nummer wilt wijzigen, drukt u op Nummer toevoegen of Nummer wijzigen. Er
verschijnt een lijst met de contacten die zich bevinden in de contactendatabase
in het interne geheugen van uw communicator.
3 Selecteer een contactkaart en druk op Kiezen. Wanneer u een contactkaart
selecteert zonder telefoonnummer, wordt de optie Kiezen lichter gekleurd
weergegeven.
Locatienummer 1 is gereserveerd voor het bellen van uw standaardvoicemailbox.
Zie pagina 98 voor meer informatie. U kunt deze waarde niet wijzigen. Zie pagina
83 voor meer informatie over voicemailboxes.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
94
Telefoon
Figuur 23
Instellingen van netwerkservices
Opmerking: Mogelijk worden netwerkservices niet door alle
netwerkexploitanten aangeboden. Als er services worden
aangeboden, moet u zich hierop wellicht abonneren.
Tip: Als u de instellingen
voor het doorschakelen of
blokkeren van
spraakoproepen wilt
wijzigen, moet de telefoon
zijn ingeschakeld.
Informatie over de status van deze services wordt opgeslagen op het netwerk.
Daarom worden de huidige instellingen pas weergegeven als u de
netwerkgegevens als volgt aanvraagt:
1 Druk op de toets Menu en selecteer Instellingen > Netwerkdiensten
2 Als u bijvoorbeeld de instelling van Indien in gesprek wilt controleren, kiest u
Doorschakelen, selecteert u deze met de navigatietoets en drukt u vervolgens op
Status controleren. Als de aanvraag aan het netwerk wordt ingediend, wordt
er een bericht weergegeven op het scherm.
3 Als de aanvraag geslaagd is, wordt de nieuwe status weergegeven in de lijst met
instellingen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
95
Telefoon
Figuur 24
Spraakoproepen doorschakelen
Met behulp van het doorschakelen van spraakoproepen kunt u de inkomende
spraakoproepen doorschakelen naar een ander telefoonnummer. Het kan worden
vergeleken met doorverbinden.
1 Druk op de toets Menu en selecteer Instellingen > Netwerkdiensten >
Doorschakelen. Er verschijnt een dialoogvenster.
2 Kies een van de volgende doorschakelopties:
Alle oproepen: alle inkomende oproepen worden doorgeschakeld.
Indien in gesprek: inkomende oproepen worden doorgeschakeld als u in gesprek
bent.
Indien buiten bereik: inkomende oproepen worden doorgeschakeld als de
telefoon is uitgeschakeld of zich buiten het netwerkservicegebied bevindt.
Indien niet opgenomen: inkomende oproepen worden doorgeschakeld als u niet
binnen een bepaalde tijd opneemt.
Vertraging: dit is van toepassing op de optie Indien niet opgenomen. Met behulp
van Vertraging kunt u de periode bepalen waarna de oproep wordt
doorgeschakeld. U kunt de vertraging instellen op: Standaard /5 seconden/ 10
seconden / 15 seconden/ 20 seconden/ 25 seconden / 30 seconden.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
96
Telefoon
Indien niet beschikbaar: via deze optie kunt u met één actie doorschakelen
inschakelen voor Indien in gesprek/ Indien buiten bereik/ Indien niet opgenomen.
3 Druk op Wijzigen en selecteer een van de volgende opties:
Naar: voer het nummer in waarnaar u de oproepen wilt doorschakelen.
Standaardvoicemailbox: oproepen worden doorgeschakeld naar uw
voicemailbox. Als u over meerdere mailboxes beschikt, moet u een mailbox in
een lijst kiezen. Zie pagina 98 voor meer informatie.
Uit: het doorschakelen uitschakelen.
Spraakoproepen beperken
Als u spraakoproepen wilt beperken, kunt u de netwerkservice Spraakoproepen
blokkeren gebruiken. Als u oproepen wilt blokkeren of de blokkeerinstellingen wilt
wijzigen, hebt u een blokkeerwachtwoord nodig. U kunt dit wachtwoord verkrijgen
bij de netwerkexploitant.
1 Druk op de toets Menu en selecteer Instellingen > Netwerkdiensten > Blokkeren.
Het dialoogvenster Spraakoproepen blokkeren wordt geopend.
2 Kies een van de beschikbare opties:
Uitgaande oproepen: er kan niet worden gebeld.
Inkomende oproepen: u kunt niet worden gebeld.
Internationale oproepen Er kan niet naar het buitenland worden gebeld.
Inkomende oproepen in buitenland: u kunt niet worden gebeld als u zich in het
buitenland bevindt.
Int. oproepen (niet naar eigen land): als u internationaal roaming hebt
ingeschakeld via uw netwerkexploitant, kunt u geen internationale gesprekken
in het buitenland voeren, behalve naar het eigen land.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
97
Telefoon
Opmerking: Oproepen die hier worden omschreven als internationaal
kunnen in sommige gevallen ook plaatsvinden tussen
verschillende regio's van hetzelfde land.
Als u zich abonneert op de netwerkservice Andere lijn, worden spraakoproepen
alleen geblokkeerd voor de Gekozen lijn.
Opmerking: Wanneer beveiligingsfuncties zijn ingeschakeld die oproepen
beperken (zoals Oproepen blokkeren, Besloten gebruikers groepen
en Vaste nummers), kunnen in sommige netwerken nog wel
bepaalde alarmnummers gekozen worden (bijvoorbeeld 112 of een
ander officieel alarmnummer).
Als u alle doorgeschakelde of geblokkeerde oproepen wilt annuleren, drukt u op
Alles annuleren.
Andere netwerkservices
1 Druk op de toets Menu en selecteer Instellingen > Netwerkdiensten > Andere
diensten
2 Hier vindt u de volgende opties:
Netwerk kiezen: hiermee kunt u de manier waarop een netwerk wordt
geselecteerd, wijzigen. Daarnaast kunt u zich aanmelden bij een ander netwerk.
U kunt de netwerkselectie instellen op Automatisch of Handmatig. Bij de
automatische netwerkselectie wordt het meest geschikte netwerk geselecteerd
via de communicator. Bij de handmatige netwerkselectie wordt er naar
beschikbare netwerken gezocht en wordt er een lijst met aangetroffen
netwerken weergegeven. Vervolgens kunt u het gewenste netwerk selecteren.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
98
Telefoon
Wachtfunctie: druk op Wijzigen om Aan of Uit te kiezen. Zie Een oproep in de
wacht beantwoorden op pagina 88. voor een korte beschrijving van de
wachtfunctie.
Eigen nummer zenden: hiermee wordt bepaald of uw nummer verborgen blijft
voor of wordt getoond aan de persoon die u belt. Druk op Wijzigen om de opties
Standaard/Aan/Uit weer te geven.
Instellingen van voicemailbox
Zie pagina 83 voor informatie over voicemailboxes.
1 Druk op de toets Menu en selecteer Instellingen > Voicemailboxes.
2 Als u de instellingen van een voicemailbox wilt wijzigen, selecteert u een
mailbox en drukt u op Bewerken. Er wordt een dialoogvenster met twee
tabbladen weergegeven. Zie figuur 25.
Figuur 25
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
99
Telefoon
Tabblad Eigenschappen
Definieer de volgende opties:
Naam:. Voer een beschrijvende naam in voor de mailbox.
Nummer: Voer een nummer in voor de mailbox. Dit nummer hebt u van de
netwerkservice ontvangen.
Opmerking: Het type voicemailbox bepaalt of u beide velden kunt bewerken.
De naam en het nummer van een SIM-voicemailbox kunnen
bijvoorbeeld niet worden bewerkt.
Tabblad DTMF-tonen
DTMF: U kunt DTMF-tonen definiëren voor een voicemailbox die niet is geleverd
bij de SIM-kaart. Iedere toon wordt door een teken weergegeven. Druk op
Toevoegen als u tekens wilt invoeren en deze wilt opslaan met een label,
bijvoorbeeld DTMF2. U kunt ook Geen DTMF-tonen selecteren. Als u een
voicemailbox bewerkt die bij uw SIM-kaart is geleverd, wordt dit tabblad
lichter gekleurd weergegeven.
Oproepinstellingen
1 Druk op de toets Menu en selecteer Instellingen > Oproep.
2 Definieer de volgende opties:
Geluid als de klep open is: Hiermee bepaalt u of de handenvrije modus
automatisch wordt geselecteerd als u de klep opent. Druk op Wijzigen om te
schakelen tussen Aan/Uit.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
100
Telefoon
Automatisch herhalen: Als deze instelling is ingesteld op Aan en u een nummer
kiest dat in gesprek is of geen gehoor geeft, wordt het nummer net zo lang
gekozen, totdat er verbinding is gemaakt. Druk op Wijzigen om te schakelen
tussen Aan/Uit.
Geavanceerde instellingen
1 Druk op de toets Menu en selecteer Instellingen > Geavanceerd.
2 Definieer de volgende opties:
Tabblad Gesprekskosten
Tip: Als u het
serienummer van de
telefoon wilt weergeven,
drukt u op de toets Menu en
selecteert u Tools >
Serienummer (IMEI). U wordt
hier mogelijk om gevraagd
door uw netwerkexploitant.
Als uw netwerk de dienst Gesprekskosten ondersteunt, kunt u met dit tabblad de
instellingen voor de gesprekskosten wijzigen en kostentellers weergeven. U wordt
gevraagd de PIN2-code op te geven. Als dit tabblad lichter gekleurd wordt
weergegeven, wordt deze netwerkservice niet door de SIM-kaart ondersteund.
Figuur 26
Tegoed weergeven: Hiermee bepaalt u welke gegevens over de belkosten tijdens het
bellen worden weergegeven. U kunt kiezen uit: Nee/Gebruikt/Resterend.
Het tegoed is een geldbedrag, dat wordt aangegeven in eenheden of in
een valuta.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
101
Telefoon
Valuta: Voer maximaal drie tekens in voor de gewenste valuta. U kunt cijfers of
letters invoeren. U kunt bijvoorbeeld FIM invoeren voor de Finse valuta.
Dit veld wordt gebruikt bij Prijs per eenheid, dat hieronder wordt
beschreven, en bij Tonen in valuta.
Prijs per eenheid: Als u de prijs van gesprekken berekent aan de hand van valuta,
moet u een decimaal getal invoeren voor de prijs van iedere
kosteneenheid. U moet ook het bovengenoemde veld Valuta invullen.
Kostenlimiet: U beschikt over twee opties: Geen limiet of een waarde die u kunt
definiëren in het veld. U kunt de limiet definiëren in eenheden of in een
valuta. Als u een gesprek voert en de kostenlimiet wordt bereikt, wordt de
oproep beëindigd. U kunt niet meer bellen. Voor- en nadat de
gesprekslimiet is bereikt, wordt er een bericht weergegeven op het
scherm.
Druk op Kosten berekenen: In dit dialoogvenster worden de volgende gegevens
weergegeven:
Laatste gesprek: de kosten van het laatste gesprek.
Alle gesprekken: de kosten van alle gesprekken sinds de kostenteller opnieuw
is ingesteld. Zie figuur 27.
Resterende tegoed: als u een limiet hebt gedefinieerd in Kostenlimiet, kunt u
hiermee het resterende geldbedrag of de resterende eenheden weergeven.
Druk op Tonen in eenheden of Tonen in valuta als u wilt kiezen hoe de
belkosten moeten worden weergegeven in de communicator. Eenheden is
een netwerkwaarde, bijvoorbeeld 21 eenheden. De valuta wordt
weergegeven in de tekens die u hebt ingevoerd in het veld Valuta.
Druk op Kosten wissen als u de kostentellers wilt wissen. U moet uw PIN2-
code invoeren.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
102
Telefoon
Figuur 27
Opmerking: De gespreksduur die door de netwerkexploitant in rekening wordt
gebracht voor oproepen en diensten kan variëren afhankelijk van
de netwerkfuncties, afrondingen, belastingen, enzovoort.
Tabblad Vaste nummers
Vaste nummers is een netwerkservice waarmee u het bellen kunt beperken tot een
beperkt aantal vaste nummers die zijn opgeslagen op de SIM-kaart. De service
wordt aangeboden door een aantal netwerkexploitanten. Als de service Vaste
nummers actief is, worden in de SIM-telefoonlijst alleen nummers weergegeven
uit de lijst met vaste nummers. U hebt nog wel toegang tot de telefoonlijst van de
communicator, maar u kunt deze nummers niet kiezen. Als deze netwerkservice
niet door de SIM-kaart wordt ondersteund, wordt dit tabblad lichter gekleurd
weergegeven.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
103
Telefoon
Figuur 28
Als u de instellingen wilt wijzigen of de vaste nummers wilt weergeven, moet u uw
PIN2-code invoeren. Als de service is ingesteld op Aan, drukt u op Nummers
bewerken om nummers toe te voegen, te wijzigen of te verwijderen.
U moet namen en nummers invoeren in de lijst met vaste nummers.
Opmerking: Wanneer de functie Vaste nummers is ingeschakeld, kunnen in
sommige netwerken mogelijk nog wel bepaalde alarmnummers
worden gekozen (bijvoorbeeld 112 of een ander officieel
alarmnummer).
Tabblad Lijn kiezen
Als u twee lijnen (telefoonnummers) nodig hebt voor de communicator, moet u
zich abonneren op de netwerkdienst van de tweede lijn en ervoor zorgen dat deze
functie op de communicator is ingeschakeld. Als de dienst niet beschikbaar is of
als u deze niet gebruikt, wordt het tabblad Lijn kiezen lichter gekleurd
weergegeven.
Mogelijk gelden voor de afzonderlijke lijnen aparte instellingen voor een aantal
telefoonfuncties.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
104
Telefoon
Figuur 29
De volgende opties zijn beschikbaar op dit tabblad:
Gekozen lijn: Hiermee wordt de lijn voor uitgaande oproepen gedefinieerd. U kunt
kiezen uit: Primaire lijn/Andere lijn. Voor faxoproepen wordt altijd de
primaire lijn gebruikt. Als Lijn blokkeren actief is (zie de volgende alinea),
kunt u de actieve lijn niet wijzigen.
Lijn blokkeren: Hiermee kunt u het wijzigen van de geselecteerde lijn blokkeren. De
waarden zijn Aan/Uit. Als u de waarde wilt wijzigen, moet u uw PIN2-code
invoeren.
Opmerking: De optie Lijn blokkeren wordt alleen door sommige
netwerkexploitanten aangeboden.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
105
Telefoon
Profiel Vliegtuig
Het profiel Vliegtuig zorgt ervoor dat u de telefoon niet per ongeluk kunt aanzetten
als u zich in een vliegtuig bevindt. U kunt het profiel Vliegtuig als volgt selecteren:
1 Druk in het beginvenster van de toepassing Telefoon op de toets Menu, ga naar
het pictogram Profielen en selecteer vervolgens Vliegtuig.
2 Druk op Kiezen.
Terwijl het profiel Vliegtuig actief is, kunt u werkzaamheden uitvoeren waarvoor
geen communicatie via het draadloze netwerk nodig is. Zo kunt u bijvoorbeeld
eerder gedownloade e-mailberichten lezen, e-mailberichten, notities, SMS-
berichten en faxberichten opstellen of uw agenda bijwerken. Als u het vliegtuig
hebt verlaten, kunt u het profiel Vliegtuig uitschakelen door op Profiel Vliegtuig
afsluiten te drukken. Vervolgens kunt u de telefoon inschakelen door op te
drukken. De SMS-, fax- en e-mailberichten worden automatisch verzonden.
Wanneer het profiel Vliegtuig is geselecteerd, kunt u alarmnummers alleen bellen
via de telefoon (klep van de communicator sluiten):
1 Druk op . Op het scherm van de telefoon wordt Profiel Vliegtuig is actief.
weergegeven.
2 Terwijl dit bericht wordt weergegeven (ca. vijf seconden), kunt u een
alarmnummer kiezen dat vooraf is geprogrammeerd in het geheugen van uw
communicator (bijvoorbeeld 112).
3 Druk op .
BELANGRIJK! Het is verboden de telefoon in een vliegtuig te gebruiken.
Schakel de telefoon uit voordat u een vliegtuig binnengaat. Het
gebruik van draadloze telefoons kan gevaarlijk zijn voor de
werking van het vliegtuig en kan het draadloze telefoonnetwerk
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
106
Telefoon
verstoren. Bovendien kan het in strijd met de wet zijn. Als het
vliegtuigpersoneel het gebruik van de communicatorinterface
toestaat, MOET u het profiel Vliegtuig activeren. Het profiel
Vliegtuig zorgt ervoor dat u alleen de communicatorinterface kunt
gebruiken. Op deze manier wordt het gebruik van de telefoon
voorkomen. Denk eraan dat alle communicatietoepassingen
gebruik maken van de telefoon.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
107
Contacten
6. Contacten
Met de toepassing Contacten kunt u contactgegevens (zoals telefoonnummers en
adressen) maken, wijzigen en beheren.
U start de toepassing Contacten door op de toepassingstoets Contacts op het
toetsenbord te drukken.
De belangrijkste contactendatabase bevindt zich in het geheugen van de
communicator. U kunt contacten ook opslaan op de SIM-kaart en in databases op
een aangesloten geheugenkaart.
Als u de communicator aansluit op een compatibele pc, kunt u uw contacten
synchroniseren met uw contacten in Microsoft Outlook, Lotus Notes en Lotus
Organizer. Zie de Gebruikershandleiding voor PC Suite op de cd-rom die met de
communicator wordt meegeleverd voor meer informatie over het synchroniseren
van contacten met contacten op een pc.
Contactenbestand
Het beginvenster van Contacten bestaat uit twee frames.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
108
Contacten
Figuur 30
Tip: U kunt schakelen
tussen de twee frames met
de navigatietoets of de Tab-
toets.
In het linkerframe ziet u een lijst met contacten die voorkomen in de
contactendatabase die op dit moment is geopend. Boven aan de lijst staan uw
eigen kaart en andere beschikbare contactendatabases. Onder de lijst bevindt zich
een invoervak voor het zoeken naar items.
In het rechterframe wordt de geselecteerde contactkaart weergegeven.
Contactendatabases kunnen worden opgeslagen in het interne geheugen van de
communicator, op een geheugenkaart of een SIM-kaart. Een geheugenkaart kan
meerdere contactendatabases bevatten. Het is niet mogelijk om contactgegevens
van meerdere contactendatabases tegelijk weer te geven. Als u de contacten wilt
weergeven die op de SIM-kaart zijn opgeslagen, gaat u met de navigatietoets naar
de SIM-kaart en drukt u op Openen.
Elke contactkaart bevat de gegevens van één persoon. Een groepskaart bevat
meerdere contactpersonen. De naam van een groepskaart wordt vet weergegeven
in de lijst.
Contacten worden weergegeven op naam. U kunt de sorteervolgorde van de lijst
wijzigen. Zie Tabblad Algemeen op pagina 123.
U kunt meerdere contactendatabases maken op een geheugenkaart. Zie pagina
125 voor meer informatie.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
109
Contacten
Opmerking: U kunt uw eigen visitekaartje niet verwijderen, evenmin als de
interne contactendatabase van de communicator, de
contactendatabase op een SIM-kaart, een contactendatabase op
een alleen-lezen geheugenkaart of contacten in een alleen-lezen
contactendatabase.
Een contactkaart maken
1 Activeer het linkerframe van het beginvenster van het Contactenbestand en
druk op Nieuwe kaart. Er wordt een nieuwe kaart gemaakt op basis van de
standaardsjabloon.
2 Als u een ander sjabloon wilt gebruiken voor een nieuwe contactkaart, drukt u
op de toets Menu en kiest u Bestand > Nieuwe kaart. Vervolgens kunt u een
sjabloon kiezen in een lijst met sjablonen.
3 Als de contactkaart wordt weergegeven, voert u de gegevens in de diverse
velden in. Op deze manier kunt u ook een visitekaartje voor uzelf maken. Zie
het voorbeeld in figuur 31.
Opmerking: De titel van het veld Postbus wordt alleen weergegeven
wanneer u de velden bewerkt. Als u bijvoorbeeld de aanduiding
Postbus' wilt weergeven vóór het postbusnummer, typt u in
het veld Postbus 123.
4 Druk op Gereed als u de informatie wilt opslaan.
Opmerking: Het pictogram Snelkeuzenummers naast een telefoonnummer
in een contactkaart geeft aan dat u in de toepassing Telefoon een
snelkeuzenummer hebt gedefinieerd voor het desbetreffende
telefoonnummer.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
110
Contacten
Figuur 31
Een contactkaart weergeven
Tip: Als u een reeks
contacten wilt kopiëren of
verplaatsen, selecteert u de
contacten in kwestie, drukt
u op de toets Menu en kiest
u Bestand > Meer opties >
Kopiëren naar of Verplaatsen
naar.
1 Ga in het beginvenster van het contactenbestand naar het linkerframe en
selecteer een contactkaart.
2 Druk op Openen om de kaart in een volledig scherm weer te geven.
Contacten vanaf een SIM-kaart
verplaatsen of kopiëren
1 Ga in het beginvenster van het contactenbestand naar het linkerframe,
selecteer de SIM-kaart en druk op Openen.
2 Druk op de toets Menu en kies Bestand > Meer opties > Kopiëren naar of
Verplaatsen naar.
3 Kies de Contactendatabase als doelmap en druk op Kiezen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
111
Contacten
Een contactkaart zoeken
Tip: Als u het contact
niet kunt vinden in deze
database, gaat u naar het
begin van het
contactenbestand en opent
u een database op de SIM-
kaart of de geheugenkaart.
Het is mogelijk dat u het
contact hebt opgeslagen op
een van deze andere
locaties.
1 Toets in het invoerveld onder de lijst met contacten de eerste tekens in van de
naam van het contact. Als u bijvoorbeeld Manfred wilt zoeken, toetst u M of
Ma of Man in. De namen van contacten die overeenkomen met de ingetoetste
tekens worden weergegeven.
Zie Opmerkingen over het gebruik van het zoekveld op pagina 111 voor meer
informatie over de regels voor zoekacties.
2 Selecteer een contact met behulp van de navigatietoets en druk op Openen.
Opmerkingen over het gebruik van het zoekveld
Tijdens een zoekactie worden de belangrijkste velden van een contactkaart
gecontroleerd. Hierbij wordt alleen naar het begin van woorden gekeken. Als u
zoekt met behulp van de tekens Ann, bevat het resultaat dus wel Annabel, maar
niet Joanne.
Voorbeeld:
john.carr@florida.edu of
http://florida.edu/
~john.carr
Tijdens de zoekactie worden gegevens die volgen op de volgende tekens ook
doorzocht: '.' (punt) of '/' (slash) of '@' (apestaartje) of '~ (tilde).
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
112
Contacten
Velden wijzigen op een contactkaart
Een veld toevoegen
U kunt desgewenst velden aan een contactkaart toevoegen. Zie Informatie over
velden op pagina 112 voor meer informatie over specifieke velden.
1 Open een contactkaart.
2 Druk op Veld toevoegen. Er verschijnt een lijst met velden die u kunt toevoegen
aan de kaart.
3 Selecteer een veld met behulp van de navigatietoets en druk op Kiezen.
Een veldnaam wijzigen
U kunt veldnamen desgewenst aanpassen. Als u bijvoorbeeld drie velden met de
naam Tel hebt toegevoegd, kunt u de namen van de velden wijzigen in Tel(Zakelijk),
Tel(Privé) en Tel(Auto).
Tip: Als u een veld wilt
verwijderen voor alle
kaarten die op een bepaalde
sjabloon zijn gebaseerd, is
het eenvoudiger om het veld
te verwijderen uit de
sjabloon die aan die kaarten
is gekoppeld. Zie Sjablonen
maken of wijzigen op
pagina 114.
1 Open een contactkaart.
2 Selecteer het veld waarvan u de naam wilt wijzigen.
3 Druk op Veldnaam wijzigen. Er wordt een lijst weergegeven met alternatieve
veldnamen. Als een veldnaam niet mag worden gewijzigd, wordt de
opdrachtknop Veldnaam wijzigen lichter gekleurd weergegeven.
Informatie over velden
De volgende velden kunnen maximaal één keer op een contactkaart worden
gebruikt: Bedrijf, Voornaam, Achternaam, Achtervoegsel, Titel, Tweede voornaam,
Functie, Verjaardag.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
113
Contacten
Telefoonnummervelden - Wanneer u een plusteken ( + ) plaatst voor de landcode,
kunt u het telefoonnummer ook vanuit het buitenland gebruiken. In dit veld typt u
mobiele telefoonnummers waarnaar u SMS-berichten wilt verzenden.
Land/regio: toets een land- of regionaam in. Als u het adres van een contact wilt
weergeven in de notatie van het land of regio, gebruikt u de land- of regionamen
die worden gebruikt bij de optie Standaardland/-regio op pagina 123.
Opmerking: Een aantal extra veldtypen, zoals Functiebeschrijving, wordt
mogelijk alleen weergegeven als deze aanwezig zijn op een
geïmporteerde contactkaart.
Een beltoon koppelen
Tip: Als u een beltoon
wilt beluisteren, gebruikt u
de toepassing
Bestandsbeheer om een
beltoonbestand te openen.
Zie Een bestand openen op
pagina 235. De
standaardbeltonen worden
niet weergegeven in
Bestandsbeheer.
U kunt een specifieke beltoon instellen voor elke contactkaart. Als u door het
contact wordt gebeld, wordt de gekozen beltoon afgespeeld op de communicator
(mits het telefoonnummer is meegezonden met de oproep).
1 Open de contactkaart.
2 Druk op de toets Menu en kies Kaart > Beltoon. Er verschijnt een dialoogvenster
met de huidige beltoon voor dit contact.
3 Druk op Wijzigen. Er wordt een lijst met standaardgeluiden weergegeven.
4 Selecteer een geluid en druk op Kiezen. Druk op Bladeren als u wilt zoeken naar
andere geluidsbestanden die in de communicator zijn opgeslagen.
Opmerking: U kunt alleen persoonlijke beltonen gebruiken als deze functie is
geactiveerd in het profiel dat u gebruikt. Zie Een nieuw profiel
maken op pagina 91 voor meer informatie.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
114
Contacten
Een afbeelding invoegen
Tip: In de toepassing
Standaardmap (in
Configuratiescherm) kunt u
een standaardmap
definiëren.
1 Open de contactkaart.
2 Druk op > op de navigatietoets om het afbeeldingframe aan de rechterzijde van
de kaart te activeren. Druk op Afbeelding invoegen. Er verschijnt een
dialoogvenster met de inhoud van de standaardmap. Als de gewenste
afbeelding ontbreekt, kunt u met Bladeren naar afbeeldingbestanden zoeken.
Tip: U kunt ook een
afbeelding invoegen door op
de toets Menu te drukken en
Kaart > Afbeelding invoegen
te kiezen.
3 Kies een bestand en druk op OK. De afbeelding wordt geopend in een
afbeeldingsviewer. Het omkaderde gebied wordt in de contactkaart ingevoegd.
U kunt de het omkaderde gebied groter en kleiner maken met de knoppen + en
-. Druk op Invoegen. Zie Imaging op pagina 262 voor meer informatie.
Sjablonen maken of wijzigen
Tip: U kunt geen
sjablonen gebruiken voor
contactkaarten die op de
SIM-kaart worden
opgeslagen, omdat de
indeling van die
contactkaarten niet kan
worden gewijzigd.
Een sjabloon definieert een set velden die door de communicator moeten worden
gebruikt tijdens het maken of weergeven van een contactkaart. De
standaardsjabloon biedt een standaardset met velden. U kunt de
standaardsjabloon wijzigen. U kunt ook aangepaste sjablonen maken met velden
die nodig zijn voor een bepaalde groep mensen, bijvoorbeeld mensen die in het
buitenland wonen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
115
Contacten
Figuur 32
1 Druk op de toets Menu en kies Tools > Kaartsjablonen. Er wordt een lijst met
sjablonen weergegeven.
2 Druk op Nieuw om een nieuwe sjabloon te maken of ga naar een bestaande
sjabloon in de lijst en druk op Openen. De sjabloon wordt geopend.
3 Bewerk de sjabloon. U kunt de sjabloonnaam wijzigen en velden toevoegen of
verwijderen.
Als u een contactkaart hebt gemaakt, zijn de kaart en de bijbehorende sjabloon als
volgt aan elkaar gekoppeld:
Als u in een bepaalde sjabloon velden of labels toevoegt of wijzigt, worden deze
wijzigingen doorgevoerd in alle contactkaarten die met behulp van deze
sjabloon zijn gemaakt. Als u een veld uit de sjabloon verwijdert, wordt dat veld
uit alle kaarten verwijderd, tenzij het veld gegevens bevat.
Als u een veld dat onderdeel van een sjabloon uitmaakt van een bepaalde kaart
verwijdert, is het lege veld de volgende keer dat u de kaart weergeeft weer
aanwezig.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
116
Contacten
DTMF-tonen opslaan
DTMF-tonen zijn de tonen die u hoort als u op de cijfertoetsen drukt op het
toetsenblok van de telefoon. Met behulp van DTMF-tonen kunt u communiceren
met voicemailboxes, geautomatiseerde telefoonsystemen, enzovoort.
U kunt een reeks DTMF-tonen opslaan bij een contactkaart. Als u het contact wilt
bellen, kunt u de reeks gebruiken. Hierdoor hoeft u de tekens niet telkens opnieuw
in te toetsen.
1 Open of maak een contactkaart.
2 Druk op Veld toevoegen. Er verschijnt een lijst.
3 Blader naar DTMF en druk op Kiezen. Het veld DTMF wordt toegevoegd aan de
contactkaart.
4 Voer in het veld DTMF een DTMF-reeks in.
Als u zowel een telefoonnummer als een DTMF-reeks voor een contact wilt
opslaan, slaat u het telefoonnummer gevolgd door de DTMF-reeks op in het veld
Tel. U kunt de volgende niet-numerieke tekens gebruiken:
Teken Functie
*#
Als de DTMF-dienst het vereist, kunnen het sterretje en hekje ook worden
gebruikt.
p
Hiermee wordt een pauze van ongeveer twee seconden ingevoegd vóór of
tussen DTMF-tekens
w
Als u dit teken gebruikt, wordt de resterende reeks niet verzonden totdat u
nogmaals op Toon verzenden drukt.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
117
Contacten
Contactgroepen maken
U kunt tijd besparen door contactgroepen te maken. Als u contactgroepen
gebruikt, kunt u een e-mail- of SMS-bericht in één keer naar alle leden van een
contactgroep verzenden.
1 Als het beginvenster van het contactbestand wordt weergegeven, drukt u op de
toets Menu en kiest u Bestand > Nieuwe groep. Er wordt een lege groepkaart
geopend.
2 Voer een naam in voor de groep.
3 Als u contacten wilt toevoegen aan de groep, drukt u op Lid toevoegen. Er
wordt een lijst met contactkaarten en -groepen weergegeven.
4 Selecteer een contact en druk op Toevoegen. U kunt meerdere contactgroepen
toevoegen aan een groep.
5 Als u een afbeelding wilt bijvoegen voor de groep, drukt u op > op de
navigatietoets om naar het afbeeldingsframe te gaan. U kunt ook op de toets
Menu drukken en Groep > Afbeelding invoegen kiezen. Er verschijnt een
dialoogvenster met de inhoud van de standaardmap. Selecteer een bestand en
druk op OK of druk op Bladeren om naar een ander afbeeldingsbestand te
zoeken.
6 Druk op Gereed als u de contactgroepkaart wilt opslaan.
Figuur 33 is een voorbeeld van een contactgroep met leden.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
118
Contacten
Figuur 33
Als de oorspronkelijke contactkaart een bedrijfsnaam bevat, wordt deze rechts van
de contactnaam weergegeven. Kies Openen als u de details van een bepaald
groepslid wilt weergeven.
Groepslidmaatschappen wijzigen voor een contact
of een groep
Figuur 34
1 Als u de groepen waarvan een contact of een groep lid is, wilt weergeven of
wijzigen, opent u de contactkaart, drukt u op de toets Menu en kiest u Kaart or
Groep > Lid van. Er verschijnt een lijst met de lidmaatschappen van het contact
of de groep.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
119
Contacten
2 Als u de contactkaart aan een nieuwe groep wilt toevoegen, drukt u op
Toevoegen aan groep. Er wordt een lijst weergegeven met contactgroepen in
de huidige database.
3 Selecteer een groep en druk op Toevoegen. De contact- of groepkaart wordt
toegevoegd aan de groep.
4 Druk op Gereed om de wijzigingen op te slaan.
Een contactkaart op de SIM-kaart maken
U kunt de inhoud van de SIM-kaart weergeven door de SIM-kaart in het
Contactenbestand te selecteren. De contacten op de SIM-kaart worden weergeven
met behulp van SIM-locatienummers, zoals hier wordt weergegeven:
Figuur 35
1 Druk in het beginvenster van de SIM-kaart op Nieuw contact. Er verschijnt een
dialoogvenster (zie figuur 36). Als het gebruik van vaste nummers is
ingeschakeld, worden alleen de vaste nummers weergegeven. Zie pagina 102
voor meer informatie over vaste nummers.
2 Het eerste vrije locatienummer wordt weergegeven op de geheugenlocatie. Als
u de locatie wilt wijzigen, drukt u op Wijzigen.
3 Geef een naam op voor het contact.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
120
Contacten
4 Voer een nummer in voor het contact.
Opmerking: De lengte van de gegevens die u kunt invoeren, is gedefinieerd op
de SIM-kaart. Sommige SIM-kaarten hanteren een maximum van
slechts 14 tekens.
Figuur 36
Opties voor SIM-bestand
U kunt de inhoud van het SIM-bestand sorteren op alfabet of op geheugenlocatie.
Druk op de toets Menu en kies Beeld > Sorteren op > Naam of Sorteren op > SIM-
locatie.
Als u een overzicht van het gebruik van de SIM-database wilt weergeven, drukt u
op de toets Menu en kiest u Bestand > Eigenschappen. Als het gebruik van vaste
nummers is ingeschakeld, kunt u alleen informatie over vaste nummers weergeven.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
121
Contacten
Een contactkaart als visitekaartje
verzenden
Tip: U kunt slechts één
visitekaartje verzenden in
ieder bericht dat u verzendt.
U kunt een visitekaartje
echter wel naar meerdere
geadresseerden verzenden.
Als u contactkaarten uitwisselt tussen de communicator en andere apparaten,
wordt de term visitekaartjes gebruikt. Een visitekaartje is een contactkaart in een
formaat dat geschikt is voor verzending. In de meeste gevallen is dit het vCard-
formaat. U kunt ontvangen visitekaartjes toevoegen aan uw contactenbestand,
zodat het contactkaarten worden.
1 Selecteer in het beginvenster van het contactenbestand de kaart die u wilt
verzenden.
Tip: Pc-mail en SMS-
berichten worden besproken
in het hoofdstuk Berichten
Dit hoofdstuk begint op
pagina 179. Als een
contactkaart wordt
verstuurd als SMS-bericht,
wordt hiervoor het formaat
gebruikt dat is opgegeven bij
Verzendformaat (zie pagina
124).
2 Druk op de toets Menu en kies Bestand > Verzenden. Kies de gewenste
verzendmethode in het submenu Verzenden: Als e-mail/Als SMS-bericht/Via
infrarood. Als u aanvullende software hebt geïnstalleerd, is het mogelijk dat er
meer verzendopties worden weergegeven. Afhankelijk van het gekozen
verzendmedium wordt er een editorvenster geopend, zoals u kunt zien in
onderstaande figuur. De contactkaart die u wilt verzenden is nu een
visitekaartje geworden.
Figuur 37
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
122
Contacten
3 Druk op Adresboek om de geadresseerden op te geven.
Tip: Als u de instellingen
wijzigt om ervoor te zorgen
dat er afbeeldingen kunnen
worden opgenomen in het
bericht, denk er dan aan dat
u deze instelling weer moet
wijzigen nadat u het bericht
hebt verzonden. Op die
manier kunt u de
telefoonkosten beperken.
4 Als u het bericht via de SMS-dienst stuurt, worden de afbeeldingen er
standaard uitgelaten, om de telefoonkosten te beperken. Als u een afbeelding
wilt meesturen met een bericht, moet u de instelling wijzigen. Zie Tabblad Als
SMS-bericht verzenden op pagina 124.
5 Als u via een infraroodverbinding wilt verzenden, moet u er eerst voor zorgen
dat de ontvangst van infraroodgegevens op het ontvangende apparaat is
geactiveerd.
6 Druk op Verzenden.
Een visitekaartje ontvangen
Als u een visitekaartje ontvangt vanaf een ander apparaat, wordt er een melding
weergegeven. Het bericht verschijnt automatisch in alle toepassingen op het
scherm. Volg de instructies op het scherm als u het visitekaartje wilt weergeven.
De volgende informatie over de inhoud van ontvangen kaartjes is van belang:
Een veld wordt alleen weergegeven als het wordt herkend. Als dat niet het geval
is, wordt het veld genegeerd.
Audiogegevens worden toegevoegd als de persoonlijke beltoon van het contact (als
u ervoor kiest om de kaart toe te voegen aan uw contactenbestand en als het
gegevensformaat wordt ondersteund).
Als u de ontvangen kaart wilt toevoegen aan uw bestand, drukt u op Toev. aan
Contacten. De kaart wordt geconverteerd naar het formaat van contactkaarten.
Als u de kaart niet wilt ontvangen, drukt u op Verwijderen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
123
Contacten
Instellingen
Druk op de toets Menu en kies Tools > Instellingen. Kies vervolgens een tabblad:
Tabblad Algemeen
Figuur 38
Standaardsjabloon: Hiermee kunt u opgeven welke sjabloon er standaard moet
worden gebruikt voor het maken van nieuwe contactkaarten. Als u op
Wijzigen drukt, kunt u een sjabloon kiezen in een lijst met sjablonen die
in de huidige database worden gebruikt.
Weergave van namen: Hiermee kunt u de weergavevolgorde van namen in het
beginvenster van het Contactenbestand definiëren. U kunt kiezen uit
Voornaam Achternaam/Achternaam, Voornaam. De namen worden in
dezelfde volgorde weergegeven in de toepassing Telefoon en op de
telefoon aan de voorkant van de communicator.
Standaardland/-regio: Het land waarvan de adresnotatie wordt gebruikt wanneer u
adressen van contactkaarten bekijkt in de diverse weergaven van de
communicator. Standaard wordt de adresnotatie gebruikt van het land
dat u opgeeft in het veld Land/regio van de contactkaart. Als u geen
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
124
Contacten
gegevens invoert in het veld Land/regio, wordt de adresnotatie van het
Standaardland/-regio gebruikt. Voor ieder land is een vooraf gedefinieerde
adresnotatie beschikbaar. Druk op Wijzigen als u een lijst met landen wilt
weergeven.
Tabblad Als SMS-bericht verzenden
Voorbeeld: De Nokia 9000i/
9110/9110i communicators
en de meeste veelgebruikte
e-mailclients ondersteunen
het vCard-formaat.
Verzendformaat: Hiermee kunt u het formaat definiëren dat moet worden gebruikt
als u een contactkaart via de SMS-dienst verzendt. Geldige waarden zijn:
Compact/vCard. Compact wordt breder ondersteund, maar het aantal
velden dat kan worden verzonden is hierbij beperkt. Gebruik het vCard-
formaat alleen als u zeker weet dat het ontvangende apparaat het vCard-
formaat begrijpt. Als u het vCard-formaat gebruikt, kunt u alle velden
verzenden, met uitzondering van Notitie en DTMF.
Afbeeldingen met contactkaart meesturen: Hiermee kunt u het bijvoegen van
afbeeldingen beheren als u contactkaarten via SMS verzendt in het vCard-
formaat. Mogelijke waarden zijn Nee/Ja.
Tabblad VIP-groep
VIP-groep: Hiermee kunt u een bestaande contactkaartgroep benoemen als VIP-
groep. U kunt inkomende gesprekken beperken, zodat u alleen een beltoon
hoort bij oproepen van leden van een VIP-groep. Bij de overige oproepen
wordt dan geen beltoon afgespeeld. Zie Profielinstellingen in Tabblad
Overige op pagina 93
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
125
Contacten
Een nieuwe contactendatabase maken
Contactendatabases worden op een geheugenkaart gemaakt.
1 Druk op de toets Menu en kies Bestand > Meer opties > Nieuwe database.
2 Toets de naam in van de database en druk vervolgens op Enter. Zie figuur 39.
De nieuwe database wordt als map toegevoegd aan het contactenbestand.
3 Als u een nieuwe kaart aan de nieuwe database wilt toevoegen, selecteert en
opent u de database in het Contactenbestand, en drukt u op Nieuwe kaart. Als
u contacten naar de nieuwe database wilt kopiëren of verplaatsen, selecteert u
bestaande contacten in het contactenbestand, drukt u op de toets Menu en
kiest u Bestand > Meer opties > Kopiëren naar of > Verplaatsen naar.
Tip: U kunt als volgt een
overzicht van het gebruik
van de database weergeven:
druk op de toets Menu en
kies Bestand >
Eigenschappen.
Figuur 39
Opmerking: Als u een alleen-lezen geheugenkaart gebruikt, kunt u geen
wijzigingen aanbrengen in de contacten of databases op de
desbetreffende kaart.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
127
Agenda
7. Agenda
In de toepassing Agenda kunt u geplande gebeurtenissen, afspraken, speciale
datums en verjaardagen noteren en bijhouden. U kunt ook een lijst maken van
zaken die u moet doen en een alarm instellen voor alle agenda-items.
Als u verbinding maakt met een compatibele pc, kunt u uw agenda en takenlijst
synchroniseren met Microsoft- en Lotus-programmas. Zie Gegevensoverdracht
tussen de communicator en andere apparaten op pagina 41 en de
Gebruikershandleiding voor PC Suite op de cd-rom voor meer informatie over het
synchroniseren.
Agenda-items
Er zijn vier typen items die u kunt opslaan in de toepassing Agenda:
Voorbeeld: Gebruik
dagitems voor
vergaderingen en
zakenlunches.
Dagitems zijn de basisitems van de agenda.
Gebeurtenisitems hebben betrekking op de gehele dag, niet op een bepaald
tijdstip tijdens een dag. Gebeurtenisitems worden niet in de Weekplanner
weergegeven.
Items voor speciale datums worden gebruikt voor gebeurtenissen die jaarlijks
op dezelfde datum terugkeren. Gebruik items voor speciale datums om u
jaarlijks te laten herinneren aan belangrijke datums, zoals verjaardagen of
feesten.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
128
Agenda
Tip: Met behulp van de
standaardsneltoetsen voor
klembordopdrachten
Ctrl + X en Ctrl + V kunt u
items knippen en plakken.
U kunt taken opnemen in lijsten en volgens onderwerp en prioriteit
rangschikken. U kunt voor taken ook deadlines instellen.
Verder kunt u items op zeven verschillende manieren weergeven. Druk op
Weergave wijzigen en kies een weergave. Zie Weergaven op pagina 136 voor
meer informatie over de verschillende weergaven.
Een nieuw item in de agenda maken
U kunt op twee manieren nieuwe items in de agenda maken:
Tip: Als u een agenda-
item wilt versturen om een
tijd te reserveren in de
agenda op andere
apparaten, gaat u naar de
datum met dat item,
selecteert u het item in
kwestie met de
navigatietoets, drukt u op de
toets Menu en kiest u
Verzenden > Als SMS-bericht
of Via infrarood
Begin de gegevens in te voeren. Zodra u tekens begint in te voeren, wordt het
standaard-itemdialoogvenster van de huidige weergave geopend.
Druk op de toets Menu en kies Bestand > Nieuw item. Selecteer het item dat u
wilt maken: De beschikbare opties zijn: Dagitem, Gebeurtenis (details), Speciale
datum of Taak.
Dit is de manier waarop u een nieuw item in de agenda kunt maken als u niet
het standaard-itemtype wilt gebruiken voor de desbetreffende weergave.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
129
Agenda
Gegevens toevoegen aan een item in de agenda
Tip: Als u de
standaardwaarden van een
dialoogvenster voor
itemdetails wilt wijzigen,
drukt u op de toets Menu en
kiest u Item > Voorkeuren.
Figuur 40
Tip: Zie pagina 135 voor
informatie over het
toevoegen van bijlagen aan
een item.
Opmerking: Het dialoogvenster verschilt enigszins naar gelang er sprake is van
items voor dagen, gebeurtenissen, speciale datums of taken. In de
volgende beschrijvingen van de verschillende tabbladen in de
dialoogvensters worden alle mogelijkheden vermeld.
Tabblad Details
Beschrijving: De beschrijving van het item.
Tip: Een item waarvoor
geen tijd is ingesteld, wordt
weergegeven met het
pictogram .
Tijd ingesteld:Geeft aan of er voor een dagitem wel of geen tijd is ingesteld. Tijd
ingesteld betekent dat het item een bepaalde begin- en eindtijd en duur
heeft. Geen tijd ingesteld betekent dat het item plaatsvindt op een
bepaalde datum, maar niet op een bepaald tijdstip. Als u Nee kiest, moet
u wellicht in het onderstaande veld de datum voor het dagitem opgeven.
Als u Ja kiest, moet u een begin- en eindtijd opgeven.
Datum: De datum van het item.
Begin: Het tijdstip of de datum waarop het item begint, afhankelijk van het type
item.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
130
Agenda
Voorbeeld: Het beginjaar
kan iemands geboortejaar
zijn. Het aantal jaren vanaf
het beginjaar is de leeftijd
van die persoon.
Weergaveopties: Hier wordt het beginjaar van de speciale datum, het aantal
verstreken jaren of geen enkele jaarinformatie weergegeven. U kunt
kiezen uit: Beginjaar/Aantal jaren/Geen.
Duur: De duur van het item. Als u de waarde wijzigt in de velden Begin en Einde,
wordt dit veld bijgewerkt.
Einde: De datum waarop het item eindigt.
Prioriteit:De prioriteit van een taak. U kunt kiezen uit: Hoog/Normaal/Laag.
Takenlijst: De takenlijst waarmee het taakitem is verbonden.
Vervaldatum: De tijdslimiet van een taak.
Waarschuwen vanaf: Het aantal dagen voor de vervaldatum dat een taak voor het
eerst wordt weergegeven in de lijst met items van vandaag.
Tabblad Alarm
Tip: U kunt alleen een
alarm voor een taakitem
instellen als u tevens een
Vervaldatum hebt ingesteld.
Alarm instellen: Geeft aan of er een alarm is ingesteld voor het item.
Tijd vooraf: Het tijdstip waarop een alarm afgaat voor een dagitem waarvoor een
tijd is ingesteld.
Tijdstip alarm: Het tijdstip waarop een alarm afgaat voor een dagitem waarvoor
geen tijd is ingesteld.
Dagen vooraf: Het aantal dagen voordat er een alarm afgaat voor een item.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
131
Agenda
Tabblad Herhalen
Voorbeeld: Als uw
vereniging op elke eerste
maandag van de maand een
vergadering belegt, kunt u
het item zo instellen dat het
steeds op de desbetreffende
dag wordt herhaald.
Selecteer daartoe
Maandelijks (dag) te
selecteren.
Op dit tabblad kunt u opgeven of en wanneer u een item wilt laten herhalen:
Elke: Het type herhaling dat voor het item wordt ingesteld. U kunt kiezen uit:
Niet herhalen/Dagelijks/Werkdagen/Wekelijks/Maandelijks (dag)/Maandelijks
(datum)/Jaarlijks (dag)/Jaarlijks (datum).
Opmerking: Stel eerst Elke in, omdat de beschikbare opties in de overige velden
afhankelijk zijn van deze keuze.
#SPACE Herhalen op: De dagen waarop het item wordt herhaald. Gebruik de
navigatietoets om naar de dag te gaan die u wilt kiezen en druk
vervolgens op Kiezen. U kunt meer dan één dag tegelijkertijd kiezen. Zie
figuur 41.
Figuur 41
Herhalen op datum: De datums waarop het item wordt herhaald. Gebruik de
navigatietoets om naar de datum te gaan die u wilt selecteren en druk
vervolgens op Kiezen. U kunt meer dan één datum tegelijkertijd
selecteren. Zie figuur 42.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
132
Agenda
Figuur 42
Voorbeeld: Als u een item
wilt definiëren dat Dagelijks
herhaald moet worden met
een tussentijdse interval van
twee dagen, geeft u bij
Herhalingspatroon elke 3
dagen op.
Herhalingspatroon: De periode tussen herhalingen.
Oneindig herhalen: Het patroon waarmee de herhaling plaatsvindt. U kunt kiezen
uit: Ja en Nee.
Opmerking: Het is altijd mogelijk om afzonderlijke items te verwijderen of te
bewerken, zelfs wanneer voor het item een herhalingspatroon is
ingesteld. Als u een item bewerkt en opties wijzigt, maar niet de
herhalingsopties, wordt er een keuzelijst weergegeven. U kunt
vervolgens kiezen hoe u de wijziging wilt laten plaatsvinden, aan
de hand van de volgende opties: Alle exemplaren/Alleen dit
exemplaar/Deze en volgende exemplaren/Deze en vorige exemplaren.
Tabblad Status
Op dit tabblad kunt u een achtergrondkleur en status opgeven voor een item.
U kunt eveneens opgeven of u het item wilt synchroniseren:
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
133
Agenda
Tip: Met behulp van kleur
kunt u items op handige
wijze indelen. Zo kunt u
gemakkelijker zien hoe de
beschikbare tijd is
onderverdeeld.
Kleurmarkering: Hier kunt u de kleur en de letter voor het itemsymbool opgeven.
Dit symbool wordt weergegeven na de tekst van het item in alle
weergaven. Wanneer u agenda-items controleert in Weekplanner of
Jaarplanner, wordt de kleur gebruikt voor de balk die het item aanduidt.
De letter wordt gebruikt om agenda-items te filteren in Jaarplanner.
Voorbeeld: Als u niet zeker
weet of een item zal
plaatsvinden, kunt u dit
markeren als Voorlopig.
Voorlopig: Geeft aan of een item is bevestigd. Naast een voorlopig item wordt een
pictogram weergegeven.
Geschrapt: Geeft aan of een item al dan niet is voltooid. Als een item wordt
geschrapt, wordt dit item niet automatisch uit de agenda verwijderd.
Synchronisatie: Geeft aan of de items in de agenda aan anderen worden getoond
als u een verbinding maakt met het netwerk en u de agenda
synchroniseert. U kunt kiezen uit: Openbaar, Persoonlijk en Geen
synchronisatie. Zie de Gebruikershandleiding voor PC Suite op de cd-rom
voor meer informatie over het synchroniseren.
Items wijzigen
1 Selecteer het item in de weergave.
2 Druk op Enter. Er wordt een dialoogvenster met details voor het item geopend.
Bewerk de details op de verschillende tabbladen.
Nu kunt u bijvoorbeeld het alarm opnieuw instellen, of opnieuw opgeven hoe
het item moet worden herhaald in de agenda. Zie Gegevens toevoegen aan een
item in de agenda op pagina 129.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
134
Agenda
Itemtypen wijzigen
Voorbeeld: Het kan
voorkomen dat u een
gebeurtenis hebt ingevoerd
die u vervolgens wilt
wijzigen in een dagitem.
1 Selecteer het item in de weergave.
2 Druk op de toets Menu en kies Item > Itemtype wijzigen.
3 Kies een nieuw itemtype in de lijst.
Tip:Als u het standaard-
itemtype van een bepaalde
weergave wilt wijzigen,
drukt u op de toets Menu en
kiest u Beeld > Weergave-
instellingen. Zie
Standaarditemtype in
Weergave-instellingen op
pagina 147.
Items verwijderen
Het is aan te raden de agenda regelmatig te actualiseren door items te verwijderen,
omdat de items in de agenda zich na verloop van tijd ophopen en geheugenruimte
in beslag nemen.
Opmerking: U kunt ook een back-up van uw agendagegevens maken op een
compatibele pc. Zie de Gebruikershandleiding voor PC Suite op de
meegeleverde cd-rom voor meer informatie.
Afzonderlijke items verwijderen
Tip: U kunt een
afzonderlijk item snel
verwijderen door het item te
selecteren en op Ctrl+D te
drukken.
U kunt één item op twee manieren verwijderen:
Selecteer het item in de weergave en druk vervolgens op de toets Backspace. Er
verschijnt een bericht waarin u wordt gevraagd de bewerking te bevestigen.
Selecteer het item in de weergave, druk op de toets Menu en kies Bestand >Item
verwijderen. Druk op OK om de bewerking te starten.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
135
Agenda
Een reeks items verwijderen met behulp van opgegeven criteria
Tip: U kunt items naar
een ander bestand
verplaatsen en vervolgens
naar een pc om
geheugenruimte vrij te
maken.
1 Druk op de toets Menu en kies Tools > Verplaatsen/verwijderen. Er verschijnt een
dialoogvenster waarin reeds een bereik wordt aangegeven met items die u kunt
verwijderen.
2 Druk op OK als u alle items uit het dialoogvenster in stap 1 wilt verwijderen.
Wilt u dat niet, dan drukt u op Opties om andere criteria op te geven (onder
andere of u de items wilt verplaatsen of verwijderen). Er wordt een
dialoogvenster met twee tabbladen weergegeven. Definieer de volgende
gegevens en druk op Gereed om naar het vorige dialoogvenster terug te keren.
Tabblad Details
Actie: De gevolgen van het verwijderen van een item. U kunt kiezen uit:
Verwijderen/Naar een bestand verplaatsen.
Items: De typen items die worden verwijderd. U kunt kiezen uit: Alle/Geschrapt.
Periode: De periode die het verwijderen beslaat. U kunt kiezen uit: Hele agenda/Tot
vandaag/Vanaf vandaag/Overige.
Begin: De begindatums van de items die moeten worden verwijderd.
Einde: De einddatums van de items die moeten worden verwijderd.
Tabblad Itemtypen
Kies een van de volgende opties: Dagitems/Gebeurtenissen/Speciale datums/Taken.
Bijlagen weergeven, maken en verwijderen
1 Open een item in de agenda door op Enter te drukken. Het dialoogvenster met
de details voor het item, dat bestaat uit vier tabbladen, wordt geopend.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
136
Agenda
2 Druk op Bijlagen. Er wordt een keuzelijst geopend met bijlagen die zijn
gekoppeld aan het item in de agenda.
3 Als u een geselecteerde bijlage wilt weergeven, drukt u op Openen.
Druk op Nieuw als u een nieuwe bijlage wilt maken.
Druk op Verwijderen als u een bijlage wilt verwijderen.
4 Als u een nieuwe bijlage wilt toevoegen, selecteert u het type bijlage en drukt
u op Nieuw item invoegen om de nieuwe bijlage te maken of op Best. item
invoegen om een bestaande bijlage op te geven.
Weergaven
Tip: U kunt de diverse
weergaven afwisselend
weergeven door steeds op
de toepassingstoets Agenda
te drukken.
De agenda bevat zeven weergaven. Met behulp van de verschillende weergaven
kunt u de agenda zo indelen dat u uw tijd efficiënt kunt beheren op dagelijkse,
wekelijkse, maandelijkse of jaarlijkse basis. U kunt elke weergave aan uw
persoonlijke eisen aanpassen.
Opdrachten in alle weergaven
Tip: In de meeste
weergaven gaat u naar de
datum van vandaag door op
de spatiebalk van het
toetsenbord te drukken.
De volgende opdrachttoetsen zijn in alle weergaven beschikbaar:
Bewerken: hiermee opent u een geselecteerd item in de agenda, dat u vervolgens
kunt bewerken.
Nieuw item: hiermee kunt u een nieuw agenda-item maken (wanneer er nog geen
items voor die dag zijn). U kunt echter ook een nieuw agenda-item maken door
eenvoudig tekens te typen op het toetsenbord. Zie Een nieuw item in de agenda
maken op pagina 128.
Weergave wijzigen: hiermee opent u een keuzelijst van waaruit u kunt
overschakelen naar de andere weergaven in de agenda. U kunt kiezen uit: Maand/
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
137
Agenda
Week/Dag/Takenlijsten/Weekplanner/Jaarplanner/Speciale datums.
Ga naar datum: hiermee opent u een dialoogvenster waarmee u, door de gewenste
datum te typen, kunt zoeken naar elke willekeurige datum in de agenda. Voer de
datum in en druk op OK. Druk op Vandaag als u naar de datum van vandaag wilt
gaan. Druk op Bladeren als u door de agenda wilt bladeren.
Maandweergave
Figuur 43
Linkerframe
Tip: U kunt een
gebeurtenis alleen bewerken
als het rechterframe actief
is. Als het linkerframe actief
is, gaat u naar de gewenste
datum en drukt u op de
Enter-toets. De focus wordt
naar het rechterframe
verplaatst.
Een rij in de dagtabel is gelijk aan een week. De afkortingen voor de dagen van de
week bevinden zich in de bovenste rij.
De datum van vandaag is groen gemarkeerd.
Datums waarop gebeurtenissen gepland staan, worden vet en blauwgekleurd
weergegeven.
De datum die momenteel is geselecteerd, wordt gemarkeerd.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
138
Agenda
Rechterframe
Tip: Zie pagina 143 als u
een lijst wilt weergeven met
de pictogrammen die in alle
weergaven zichtbaar zijn.
De gebeurtenissen voor de datum die momenteel is geselecteerd, worden
weergegeven in het rechterframe met de gegevens voor de desbetreffende dag.
Weekweergave
Tip: Als u de begindag
van de week wilt wijzigen,
drukt u op Extra’s. Open het
configuratiescherm en kies
Landinstellingen. Kies het
tabblad Datum. Selecteer
vervolgens Eerste dag van de
week.
Figuur 44
Tip: Als u de positie van
het titelvak van links naar
rechts wilt verplaatsen,
drukt u op de toets Menu en
kiest u Beeld > Weergave-
instellingen. Zie Plaats van
titel in Weergave-
instellingen op pagina 147.
In de Weekweergave worden de gebeurtenissen voor de geselecteerde week in
zeven dagvakken weergegeven.
In het gekleurde indicatorgebied naast de dagvakken worden de datum en de naam
van de dag weergegeven. Het indicatorgebied van vandaag heeft een groene rand.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
139
Agenda
Dagweergave
Figuur 45
In de Dagweergave worden de gebeurtenissen voor de geselecteerde dag
weergegeven.
Tip: Als u de periode voor
een tijdvak wilt wijzigen,
drukt u op de toets Menu en
kiest u Beeld > Weergave-
instellingen. Zie
Tijdvakinstelling in
Weergave-instellingen op
pagina 147.
Gebeurtenissen worden op basis van de begintijd in een tijdvak gegroepeerd.
Als u de dagweergave van de vorige dag wilt weergeven, drukt u op < op de
navigatietoets. Als u de volgende dag wilt weergeven, drukt u op >.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
140
Agenda
Tip: In de Dag-en
Weekweergave kunt u snel
van de ene naar de andere
datum gaan. Druk op de
Tab-toets, selecteer de
gewenste datum (met de
navigatietoets) en druk op
Enter.
Takenlijsten
Figuur 46
Tip: Zie pagina 144 voor
meer informatie over het
maken van takenlijsten.
U kunt een of meer takenlijsten maken (privé of zakelijk) met taken waarvoor al
dan niet een tijd is ingesteld. U kunt voor taken ook een alarm of herhaling
instellen.
Het paginanummer (in de rechterbovenhoek van de weergave Takenlijst) geeft de
plaats van de takenlijst met betrekking tot de andere takenlijsten aan. Zo geeft '1/
6' op figuur 46 bijvoorbeeld aan dat er in het totaal zes takenlijsten zijn, waarvan
Urgente taken de eerste is.
Tip: Als u een lijst met
alle takenlijsten wilt
weergeven, drukt u op de
Tab-toets.
Als u de vorige takenlijst wilt weergeven, drukt u op < op de navigatietoets. Als u
de volgende takenlijst wilt weergeven, drukt u op >.
Vervaldatums worden rechts van een taak, tussen haakjes, weergeven.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
141
Agenda
Weekplanner
Tip: U kunt voor elk type
item een andere kleur balk
selecteren. Zie Tabblad
Status op pagina 132.
Figuur 47
In de Weekplanner ziet u de gereserveerde uren voor de geselecteerde week. Dit
betekent dat alleen de items worden weergeven waarvoor een tijd is ingesteld. Het
geselecteerde tijdvak is voorzien van een kader.
Items worden met een balk gemarkeerd.
Voorbeeld: Als u snel wilt
zien welke activiteiten in
een bepaalde week gepland
zijn, kunt u een groene balk
gebruiken voor uw hobbys
en een rode balk voor
zakenreizen. Zie Weergave-
instellingen op pagina 147.
Als een tijdvak items bevat, worden de details van het item weergegeven op de balk
onder de Weekplanner. De getallen rechts naast de beschrijving van het item geven
het aantal items in het desbetreffende tijdvak aan. In figuur 47 betekent 1/2 dat
u de details weergeeft voor het eerste van twee items.
Als een tijdvak meer dan een item bevat, kunt u een lijst met de items weergeven
door op de Tab-toets te drukken.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
142
Agenda
Jaarplanner
Figuur 48
In de jaarplanner ziet u de planning voor het geselecteerde jaar. Alleen gekleurde
items worden in de jaarplanner weergegeven. Er kunnen meerdere kleuren aan de
dag zijn gekoppeld, maar er wordt slechts één kleur tegelijk weergegeven.
Afkortingen voor de dagen van de week worden in de bovenste rij weergegeven en
de maanden van het jaar in de kolom die zich uiterst links bevindt.
Tijdvakken hebben dezelfde functies als in de Weekplanner.
Speciale datums
Figuur 49
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
143
Agenda
Tip: Als u het aantal
maanden wilt wijzigen dat
wordt weergegeven in
Speciale datums, drukt u op
de toets Menu en kiest u
Beeld > Weergave-
instellingen. Zie Maanden in
weergave in Weergave-
instellingen op pagina 147.
In de Speciale datums worden de speciale datums voor vier maanden tegelijk
weergegeven. U kunt hier alle verjaardagen en andere speciale datums toevoegen
waaraan u wilt worden herinnerd.
Opmerking: In Speciale datums worden alleen items voor speciale datums
weergegeven.
Pictogrammen
In Agenda worden de volgende symbolen weergegeven:
- Alarm
- Speciale datum
- Bijlage
- Gebeurtenis
- Te herhalen item
- Voorlopig item
- Taak
- Taak met hoge prioriteit
- Taak met lage prioriteit
- Item waarvoor geen tijd is ingesteld
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
144
Agenda
Takenlijsten
Nieuwe takenlijsten maken
1 Druk op de toets Menu en kies Bestand > Nieuwe takenlijst. Er wordt een
dialoogvenster met twee tabbladen weergegeven.
2 Geef de takenlijst op de twee tabbladen van het dialoogvenster op. Zie Tabblad
Details en Tabblad Zichtbaarheid hieronder.
3 Druk op Sluiten als u alle gegevens hebt ingevoerd. De nieuwe takenlijst wordt
toegevoegd aan Takenlijsten.
Tabblad Details
Tip: Als u een takenlijst
handmatig sorteert, worden
alle taken in de lijst van een
nummer voorzien. U kunt
een nieuw taakitem op een
willekeurige plaats invoegen
door in te zoomen op een
locatie in de lijst. U kunt de
volgorde van de taken
tevens wijzigen door middel
van knippen en plakken
(Ctrl+X en Ctrl+V).
Lijstnaam: De naam van de takenlijst.
Positie in lijst: De plaats van de takenlijst met de betrekking tot de andere
takenlijsten.
Sorteren:De manier waarop de taken in een takenlijst op hiërarchische wijze
worden gesorteerd. U kunt kiezen uit: Handmatig / Prioriteit, vervolgens
datum / Datum, vervolgens prioriteit.
Tabblad Zichtbaarheid
Taken weergeven: De weergave waarin de taken in de lijst worden getoond. U kunt
kiezen uit: In alle weergaven/In Takenlijstweergave.
Positie van taak: De plaats van de taken in een lijst met gebeurtenissen als alle
taken worden weergegeven in In alle weergaven.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
145
Agenda
Takenlijsten bewerken
1 Open de takenlijst.
2 Druk op de toets Menu en kies Beeld > Instellingen takenlijst. Er wordt een
dialoogvenster met twee tabbladen weergegeven, Details en Zichtbaarheid, zoals
eerder is toegelicht.
Takenlijsten verwijderen
1 Open de takenlijst.
2 Druk op de toets Menu en kies Bestand > Takenlijst verwijderen.
Items in de Agenda zoeken
U kunt in de items zoeken naar bepaalde tekstgedeelten.
1 Druk op de toets Menu en kies Tools > Item zoeken. Er wordt een zoekveld
geopend.
2 Geef een trefwoord op voor het item waarnaar u wilt zoeken. Of:
Druk op Opties als u de zoekactie wilt beperken door een aantal restricties op
te geven. Er wordt een dialoogvenster met twee tabbladen weergegeven.
Definieer de volgende gegevens:
Tabblad Details
Zoeken naar: Hiermee geeft u de zoekactie op. U kunt kiezen uit: Geen/Items met
een alarm/Items met herhaling/Geschrapte items.
Periode: De periode die de zoekactie beslaat. U kunt kiezen uit: Hele agenda/Tot
vandaag/Vanaf vandaag/Zelf gedefinieerd.
Vanaf: De begindatum voor de zoekactie.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
146
Agenda
Tot en met: De einddatum voor de zoekactie.
Tabblad Itemtypen
Kies het type items dat u zoekt. De beschikbare opties zijn: Dagitems/
Gebeurtenissen/Speciale datums/Taken.
Tip: U kunt een zoekactie
beëindigen door op Stoppen
te drukken.
3 U start de zoekactie met Zoeken. Er wordt een lijst weergegeven met de
zoekresultaten in chronologische volgorde. Zie figuur 50.
Figuur 50
4 Selecteer een item en druk op:
Bewerken. Hiermee opent u het dialoogvenster met de itemdetails die u
vervolgens kunt bewerken.
Ga naar. Hiermee gaat u naar de datum of de weergave waar het item zich
bevindt.
Opnieuw zoeken. Hiermee start u een nieuwe zoekopdracht.
5 Press Sluiten. Hiermee keert u terug naar de huidige, actieve weergave.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
147
Agenda
Instellingen
Algemene instellingen
1 Druk op de toets Menu en kies Tools > Algemene instellingen. Er verschijnt een
dialoogvenster.
2 Definieer de volgende gegevens:
Standaardweergave: De standaardweergave bij het openen van een ander of
nieuw agendabestand.
Items zonder specifieke tijd: De locatie van afspraken, gebeurtenissen en speciale
datums waarvoor geen tijd is opgegeven in de lijst met alle weergaven
waarvoor een tijd is ingesteld.
3 Druk op Gereed. Hiermee keert u terug naar de huidige, actieve weergave.
Weergave-instellingen
U kunt het uiterlijk van de weergave en standaard-itemtypen voor elke weergave
opgeven door de volgende stappen uit te voeren:
1 Ga naar de weergave die u wilt opgeven.
2 Druk op de toets Menu en kies Beeld > Weergave-instellingen. Er wordt een
dialoogvenster met twee tabbladen weergegeven.
3 Geef de weergave-instellingen op de twee tabbladen van het dialoogvenster op.
Zie Tabblad Details en Itemtypen hieronder.
4 Druk op Sluiten. Hiermee keert u terug naar de huidige, actieve weergave.
Opmerking: De inhoud van het dialoogvenster verschilt per weergave.
Hieronder volgt een lijst met alle mogelijkheden.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
148
Agenda
Tabblad Details
Standaarditemtype: Het itemtype dat standaard in de weergave wordt ingevoegd
wanneer u een nieuw item maakt. U kunt kiezen uit: Dagitem/Gebeurtenis/
Speciale datum/Taak.
Tekstterugloop: Hiermee geeft u aan of de gegevens in het item teruglopen
wanneer deze worden bekeken in een van de weergaven.
Plaats van titel: Hiermee geeft u op of de titel van de week in de weergave Wekelijks
aan de linker- of rechterkant van het scherm wordt weergegeven.
Tijdvak: De periode die een tijdvak in de Dagweergave en in de Weekplanner
beslaat. U kunt kiezen uit: 2 uur/1 uur/30 minuten/15 minuten.
Dag begint: Het tijdstip waarop een dag begint in de Dagweergave.
Dag eindigt: Het tijdstip waarop een dag eindigt in de Dagweergave.
Kleurmarkeringen: Geeft aan of alle itemsymbolen of alleen de itemsymbolen met
de letter die is opgegeven bij Standaardkleur in de jaarweergave worden
weergegeven.
Standaardkleur: De symbolen en achtergrondkleuren van de verschillende
itemtypen in de desbetreffende weergave.
Maanden in weergave: Het aantal maandvakken in de weergave Speciale datums.
Itemtypen
Op het tabblad Itemtypen kunt u de itemtypen kiezen voor de weergave die u
definieert: Dagitems/Gebeurtenissen/Speciale datums/Taken.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
149
Internet
8. Internet
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u toegang kunt verkrijgen tot het Internet
en hoe u gebruik kunt maken van de Internet-toepassingen.
Wanneer u de communicator in gebruik neemt, is deze voorzien van de volgende
browsertoepassingen:
WWW - Een browser voor het World Wide Web (WWW) die ondersteuning biedt
voor het weergeven van frames, JavaScript en het SSL (v.3) -protocol.
Tip: Voor toegang tot
WAP-diensten moet u zowel
een Internet-toegangspunt
als een WAP-toegangspunt
hebben. Zie pagina 173.
WAP - Een browser voor het weergeven van diverse soorten informatie waarvoor
het WAP-formaat (Wireless Application Protocol) wordt gebruikt. WAP is met
name geschikt voor mobiele apparaten met een klein scherm en een beperkte
geheugencapaciteit. Bij WAP wordt voornamelijk gebruikgemaakt van tekst,
hoewel ook afbeeldingen worden ondersteund.
Als u verbinding wilt maken met het Internet
Het draadloze netwerk dat u gebruikt moet dataoproepen ondersteunen.
De datadienst moet zijn geactiveerd voor de SIM-kaart.
moet u beschikken over een Internet-toegangspunt van een Internet-aanbieder
en
moet u de juiste Internet-instellingen hebben opgegeven.
Opmerking: De toepassing E-mail, die wordt beschreven in het hoofdstuk
Berichten, maakt eveneens gebruik van een Internet-verbinding.
Zie E-mail op pagina 194.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
150
Internet
Uw Internet-aanbieder kan u instructies geven over het configureren van de
Internet-instellingen. Volg deze instructies nauwkeurig op.
Opmerking: U kunt alleen verbinding met het Internet maken als de telefoon is
ingeschakeld, u zich binnen het dekkingsgebied van het netwerk
bevindt en u geen actieve spraak- of dataoproepen hebt.
Een Internet-toegangspunt instellen
Opmerking: U kunt de Internet-diensten alleen gebruiken als u een Internet-
verbinding hebt geconfigureerd. Sommige Internet-aanbieders
kunnen uw Internet-instellingen voor u configureren door middel
van een intelligent SMS-bericht. Het kan zijn dat u hierdoor zelf
minder of helemaal geen instellingen hoeft op te geven. Neem
contact op met uw Internet-aanbieder voor meer informatie.
Internet-verbindingen
U kunt de Internet-instellingen als volgt instellen en wijzigen: ga naar het
Configuratiescherm in de toepassingsgroep Extras en open Internet-toegang. Zie
pagina 246 voor meer informatie.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
151
Internet
Figuur 51
In de eerste twee regels wordt een korte beschrijving gegeven van de
voorkeursverbinding. Geef de volgende gegevens op:
Tip: Mogelijk moet u
meerdere Internet-
verbindingen instellen,
afhankelijk van de sites
waartoe u toegang wilt
verkrijgen. Het is mogelijk
dat u voor het Internet en
voor het bedrijfsintranet
twee verschillende
verbindingen moet
definiëren.
Voorkeursverbinding: De standaardverbinding die wordt gebruikt om verbinding te
maken met het Internet.
Bij inactiviteit on line blijven: De verbinding met het Internet wordt automatisch
verbroken na de periode van inactiviteit die u hier opgeeft. De beschikbare
opties zijn 2 minuten/5 minuten/10 minuten/60 minuten.
BELANGRIJK: Sommige Internet-verbindingen kunnen inactief lijken, terwijl er
op de achtergrond gegevens worden verzonden en ontvangen.
Dergelijke verbindingen kunnen ervoor zorgen dat de opgegeven
periode van inactiviteit wordt uitgesteld, waardoor de verbinding
later wordt verbroken dan u zou denken.
Vragen vóór verbinding: De opties zijn Ja/Nee. Als u Ja kiest, verschijnt er een
verbindingsdialoogvenster wanneer u verbinding probeert te maken met
het Internet. In dit venster kunt u de verbinding bevestigen, wijzigen of
annuleren, of het Internet-toegangspunt wijzigen. Als u Nee kiest, wordt
het standaard-Internet-toegangspunt gekozen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
152
Internet
Nieuwe verbindingen maken of bestaande
verbindingen bewerken
1 Druk in het dialoogvenster voor Internet-verbindingen op Nieuw om een
nieuwe verbinding te maken of op Bewerken om een bestaande verbinding te
bewerken.
Figuur 52
2 Als u al verbindingen hebt gedefinieerd, kunt u een bestaande verbinding
gebruiken als basis voor een nieuwe verbinding. In dat geval drukt u na Nieuw
op Bestaande gebruiken. Kies de gewenste verbinding in de lijst die wordt
geopend en druk op OK.
3 Er wordt een dialoogvenster geopend met account- en verbindingsgegevens.
Zie afbeelding 53.
Opmerking: Informeer bij uw Internet-aanbieder naar de juiste waarden
voor de instellingen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
153
Internet
Figuur 53
4 Geef de volgende gegevens op:
Tip: Zorg ervoor dat al uw
verbindingen een unieke
naam hebben.
Naam verbinding: Typ een beschrijvende naam voor de verbinding.
Telefoonnummer: Het modemtelefoonnummer van het Internet-toegangspunt.
Tip: Doorgaans moet u
minimaal de volgende
instellingen opgeven voor
een Internet-verbinding:
Telefoonnummer,
Gebruikersnaam en
Wachtwoord.
Wachtwoord vragen: Als u een wachtwoord moet opgeven wanneer u zich
aanmeldt bij de server of wanneer u het wachtwoord niet wilt opslaan,
kiest u Ja. De opties zijn Ja/Nee.
Gebruikersnaam: Typ een gebruikersnaam als de Internet-aanbieder dat vereist. Het
is mogelijk dat u een gebruikersnaam moet opgeven wanneer u
verbinding wilt maken met het Internet. Normaliter wijst de Internet-
aanbieder een gebruikersnaam aan u toe. De gebruikersnaam is meestal
hoofdlettergevoelig.
Wachtwoord: Typ het wachtwoord als de Internet-aanbieder dit vereist. Het is
mogelijk dat u een wachtwoord moet opgeven wanneer u verbinding wilt
maken met het Internet. Normaliter wijst de Internet-aanbieder een
wachtwoord aan u toe. Wachtwoorden zijn meestal hoofdlettergevoelig.
Bevestiging: Bevestig het wachtwoord door het opnieuw te typen in dit veld.
Druk op Geavanceerd als u de geavanceerde instellingen voor de verbinding wilt
definiëren. Er verschijnt een dialoogvenster met vier tabbladen. Zie afbeelding 54.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
154
Internet
Figuur 54
Tabblad Proxy’s
Het is mogelijk dat u een proxy moet gebruiken om de toegang tot het Internet te
versnellen. Bij sommige Internet-aanbieders is het gebruik van een webproxy
verplicht. Neem contact op met uw Internet-aanbieder voor meer informatie over
het gebruik van een proxy.
Wanneer u een Internet-verbinding hebt gemaakt voor het intranet van uw bedrijf
en u geen webpagina's kunt bekijken op het World Wide Web, kan het zijn dat u
een proxyserver moet configureren om webpagina's te kunnen bekijken die niet op
het bedrijfsintranet staan.
Tip: Als u de optie
Proxyserver instelt op Nee,
worden de opties
Poortnummer,
Proxyservernaam en Geen
proxy voor grijs
weergegeven.
Instellingen voor: Kies het juiste protocol in de lijst. U kunt kiezen uit: HTTP/HTTPS.
HTTP wordt voor normale verbindingen gebruikt en HTTPS voor beveiligde
verbindingen (SSL).
Proxyserver: Kies Ja als u een proxyserver wilt gebruiken. De opties zijn Ja/Nee. Het
hangt van het protocol af of de proxyserver wordt gebruikt.
Poortnummer: Het nummer van de proxypoort. Het poortnummer houdt verband
met het protocol. Gangbare waarden zijn 8000 en 8080, maar de waarden
variëren al naar gelang de proxyserver.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
155
Internet
Voorbeeld: Voorbeelden van
domeinnamen zijn:
company.com en
organisation.org. In lijsten
moet u domeinnamen van
elkaar scheiden met een
puntkomma.
Proxyservernaam: Het IP-adres van de proxyserver of de domeinnaam.
Geen proxy voor: Hier geeft u de domeinen op waarvoor geen HTTP-proxy hoeft te
worden gebruikt.
Tabblad Dataoproep
Figuur 55
Tip: U kunt dataoproepen
doorschakelen of blokkeren
door in het beginvenster van
de Internet-toepassing te
drukken op de toets Menu
en Tools >
Configuratiescherm >
Dataopr. blokkeren te kiezen.
Verbindingstype: De beschikbare opties zijn Standaard/Hoge snelheid.
Opmerking: Als u de optie Hoge snelheid wilt gebruiken, moet de
netwerkexploitant deze functie ondersteunen. Het is mogelijk dat
deze functie moet worden geactiveerd voor uw SIM-kaart.
Type externe modem: De beschikbare opties zijn Analoog/V.110 ISDN/V.120 ISDN.
Deze instelling is afhankelijk van de mogelijkheden die worden geboden
door de exploitant van het GSM-netwerk en door de Internet-aanbieder.
Bepaalde typen ISDN-verbindingen worden op sommige GSM-netwerken
namelijk niet ondersteund. Raadpleeg uw Internet-aanbieder voor meer
informatie. ISDN-verbindingen werken aanzienlijk sneller dan analoge
verbindingen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
156
Internet
Tip: Het volgende is een
voorbeeld van een
eenvoudige GSM-
dataverbinding:
Verbindingstype: Standaard,
Type externe modem: Analoog
en Max. snelheid:
Automatisch.
Max. snelheid: De beschikbare opties zijn Automatisch/9600/14400/19200/28800/
38400/43200, afhankelijk van de optie die u hebt gekozen bij
Verbindingstype en Type externe modem. Met deze optie kunt u de maximale
verbindingssnelheid beperken wanneer Hoge snelheid wordt gebruikt.
Hogere gegevenssnelheden kunnen namelijk meer kosten, afhankelijk van
de Internet-aanbieder.
Opmerking: De hierboven aangegeven waarden hebben betrekking op de
maximale snelheid van de verbinding. Tijdens de verbinding kan de
daadwerkelijke snelheid lager liggen, afhankelijk van
omstandigheden op het netwerk.
Modeminitialisatie: Hier kunt u de AT-opdrachten opgeven waarmee u de
modeminterface van de communicator kunt besturen. Indien vereist, kunt
u hier de tekenreeks opgeven van de GSM-netwerkexploitant of de
Internet-aanbieder.
Tabblad Terugbellen
Terugbellen: Bij gebruik van deze optie kan een server u terugbellen nadat u de
oorspronkelijke oproep hebt gedaan, zodat u niet voor de hele verbinding
hoeft te betalen. Neemt contact op met uw Internet-aanbieder als u zich
op deze dienst wilt abonneren. De opties zijn Ja/Nee.
Opmerking: Voor bepaalde diensten worden mogelijk kosten in rekening
gebracht, zoals oproepen vanaf roaming apparaten of
dataoproepen met hoge snelheid. Neem contact op de met
exploitant van het GSM-netwerk voor meer informatie.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
157
Internet
Opmerking: Als u geen HSCSD gebruikt, wordt er bij de communicator van
uitgegaan dat voor de terugbeloproep dezelfde instellingen voor
dataoproep worden gebruikt als voor de oproep waarmee om
terugbellen is verzocht. Het netwerk moet dit type oproep in beide
richtingen ondersteunen, zowel van als naar de communicator.
Terugbeltype: De beschikbare opties zijn Servernummer gebruiken/Servernummer
(IETF)/Onderstaand nummer. Informeer bij uw Internet-aanbieder naar de
juiste instelling. Welke instelling u moet gebruiken is afhankelijk van de
configuratie van de Internet-aanbieder.
Terugbelnummer: Typ het telefoonnummer voor dataoproepen van de
communicator dat door de terugbelserver moet worden gebruikt. Dit is
meestal het telefoonnummer voor dataoproepen van de communicator.
Tabblad Overige
Figuur 56
Aanmelden met onbew. tekst: Als deze optie is ingesteld op Ja, kan het wachtwoord
voor de verbinding ongecodeerd worden verzonden. De opties zijn Ja/Nee.
Voor maximale beveiliging gebruikt u de optie Nee. Bij sommige Internet-
aanbieders moet u voor deze instelling Ja kiezen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
158
Internet
PPP-compressie gebruiken: Als u Ja kiest, wordt de gegevensoverdracht versneld, als
de externe PPP-server deze optie ondersteunt. De opties zijn Ja/Nee. Als u
problemen hebt met het maken van een verbinding, kunt u proberen om
deze optie in te stellen op Nee. Neem contact op met uw Internet-
aanbieder voor advies.
Scriptopties
Als u scriptopties moet opgeven voor de Internet-verbinding, drukt u op
Scriptopties op het tabblad Overige. Met een script kunt u het maken van
verbinding tussen de communicator en de server automatiseren. Zie afbeelding 57.
Tip: Informeer bij uw
Internet-aanbieder naar het
juiste script.
Opmerking: Scripts zijn meestal niet vereist voor het tot stand brengen van
verbindingen. Neem contact op met uw Internet-aanbieder als u
wilt weten of u een script nodig hebt.
Figuur 57
Druk op Script bewerken als u het script wilt bewerken. In het dialoogvenster
Script bewerken kunt u drukken op Script importeren als u een script wilt
importeren. Bij het importeren wordt de huidige inhoud van het scriptbestand
vervangen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
159
Internet
Tip: Geavanceerde
gebruikers geven meestal de
voorkeur aan het gebruik
van een script, als dit is
toegestaan. Voor instructies
kunt u terecht bij
Forum Nokia op
www.forum.nokia.com.
Geef de volgende gegevens op:
Aanmeldingsscript gebruiken: De opties zijn Ja/Nee.
Terminalvenster weergeven: De opties zijn Ja/Nee. Als u Ja kiest, ziet u hoe het script
wordt uitgevoerd als de verbinding tot stand is gebracht. Bij
verbindingsproblemen die te maken hebben met het script kunt u dit
venster gebruiken om het probleem samen met de Internet-aanbieder op
te lossen.
Adresopties
Tip: Achterin deze
gebruikershandleiding vindt
u een woordenlijst met
termen en afkortingen die
betrekking hebben op het
Internet.
Druk op Adresopties op het tabblad Overige. Hier kunt u de IP- en DNS-adressen
opgeven. Zie afbeelding 58.
Geef de volgende instellingen op:
Figuur 58
IP-adres autom. ophalen: Als u Ja kiest, wordt het IP-adres gebruikt dat door de
server wordt toegewezen. De opties zijn Ja/Nee. Dit wordt ook een
dynamisch IP-adres genoemd.
IP-adres: Het IP-adres van de communicator. Als het IP-adres automatisch wordt
verkregen, hoeft u hier geen gegevens in te voeren.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
160
Internet
DNS-adres autom. ophalen: Als u Ja kiest, wordt het DNS-adres (Domain Name
Server) gebruikt dat door de server wordt verstrekt. De opties zijn Ja/Nee.
Primair DNS-adres: Het IP-adres van de primaire DNS-server.
Secundair DNS-adres: Het IP-adres van de secundaire DNS-server.
Opmerking: Als u zelf de velden IP-adres, Primair DNS-adres of Secundair DNS-
adres moet invullen, informeert u bij uw Internet-aanbieder naar
de juiste adressen.
Tip: Wanneer u surft op
het WWW, kan het
voorkomen dat u wordt
gevraagd een bestand op te
slaan (downloaden) op de
vaste schijf (uw
communicator). Zie de
BELANGRIJKE opmerking
met betrekking tot virussen
elders in deze sectie.
Verbinding maken met het World Wide
Web
Als u een verbinding wilt maken met het World Wide Web,
moet de GSM-dataservice zijn geactiveerd voor de SIM-kaart en
moet u een Internet-toegangspunt configureren. Zie pagina 150.
BELANGRIJK: Installeer alleen software vanaf bronnen die voldoende
bescherming bieden tegen virussen en andere schadelijke
software. Zie Certificaatbeheer op pagina 253 voor meer
informatie over het installeren van software en
beveiligingscertificaten.
Figuur 59
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
161
Internet
Tip: Als u een ander
Internet-toegangspunt wilt
instellen, gaat u als volgt te
werk: ga naar de
toepassingsgroep Internet,
druk op de toets Menu en
kies Tools > Internet-toegang
bewerken of ga naar het
Configuratiescherm in de
toepassingsgroep Extras en
open Internet-toegang. Zie
pagina 152 voor meer
informatie.
De WWW-browser openen
1 Druk op de toepassingstoets Internet op het toetsenbord van de communicator.
2 Selecteer de toepassing WWW en druk op Openen.
Als u nog geen standaard-homepage hebt ingesteld, wordt een pagina
geopend met informatie over de Nokia 9210i. Deze pagina wordt geladen
vanuit het geheugen van de communicator. Hiervoor hoeft u geen Internet-
verbinding te hebben.
Als u een homepage hebt opgegeven, verschijnt er een dialoogvenster met
gegevens over het Internet-toegangspunt dat u gebruikt (Naam verbinding en
Telefoonnummer). Zie afbeelding 60. Als u niet wilt dat dit venster wordt
weergegeven wanneer u verbinding maakt, kunt u dit uitschakelen. Zie
Internet-verbindingen op pagina 150. U kunt het Internet-toegangspunt
wijzigen door te drukken op Verbinding wijzigen. Druk op OK om de
verbinding tot stand te brengen.
Figuur 60
Opmerking: Wanneer u de webbrowser opent, worden de andere
toepassingen automatisch gesloten om geheugenruimte vrij te
maken voor grote webpagina's.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
162
Internet
3 Raadpleeg Webpaginas weergeven op pagina 162 voor informatie over het
openen van webpagina's en het bedienen van de browser. Raadpleeg
Bookmarks op pagina 170 voor informatie over het toevoegen van een pagina
aan de lijst met bookmarks.
4 U sluit een toepassing door op Sluiten te drukken.
Tip: U kunt de verbinding
met het Internet ook
verbreken door het deksel te
sluiten en op de toets te
drukken.
5 Als u in een Internet-toepassing de verbinding met het Internet wilt verbreken,
drukt u op de toets Internet op het toetsenbord of op Verbinding verbreken.
De verbinding wordt onmiddellijk verbroken.
Opmerking: Afhankelijk van de netwerkconfiguratie en de netwerkbelasting
kan het tot stand brengen van een verbinding een minuut of zelfs
langer duren.
Webpagina’s weergeven
Er is een aantal manieren om webpaginas te openen.
Voorbeeld: Een voorbeeld
van een URL-adres is
www.nokia.com.
1 Als u het adres weet van de webpagina die u wilt bezoeken, drukt u op Ga naar
URL. Vervolgens typt u het adres in het adresveld en drukt u op OK.
U kunt ook een koppeling op uw standaard-homepage selecteren en op Ga naar
drukken.
Tip: Als u in het
dialoogvenster dat
verschijnt op
Geschiedenislijst drukt,
verschijnt er een lijst met de
paginas die u tijdens uw
huidige Internet-sessie hebt
bezocht.
Figuur 61
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
163
Internet
Tip: Als u een bookmark
hebt gemaakt voor de
pagina die u wilt bezoeken,
drukt u op de toets Menu en
kiest u Tools > Bookmarks.
Selecteer de bookmark in de
lijst met bookmarks en druk
op Ga naar.
2 Er verschijnt een dialoogvenster met de relevante gegevens bij Naam verbinding
en Telefoonnummer voor het Internet-toegangspunt dat u gebruikt. Zie
afbeelding 60. Als u niet wilt dat dit venster wordt weergegeven wanneer u
verbinding maakt, kunt u dit uitschakelen. Zie Internet-verbindingen op
pagina 150. U kunt het Internet-toegangspunt wijzigen door te drukken op
Verbinding wijzigen. Druk op OK om de verbinding tot stand te brengen.
Opmerking: Als de pagina en de bijbehorende componenten zijn gecodeerd met
een beveiligingsprotocol, verschijnt het beveiligingspictogram
op de titelbalk.
Opmerking: Voor sommige servers gelden toegangsbeperkingen waardoor een
geldige gebruikersnaam en een geldig wachtwoord nodig zijn. In
dat geval moet u eerst een gebruikersnaam en wachtwoord
opgeven voordat u de webpagina kunt ophalen.
Tip: U kunt desgewenst
pagina-elementen op de
communicator opslaan.
Hiertoe drukt u op de toets
Menu en kiest u Bestand >
Opslaan en de juiste
opdracht in het submenu.
Surfen op het WWW
Nadat de webpagina is opgehaald, worden de volgende opdrachten beschikbaar
(afhankelijk van wat u op de pagina hebt geselecteerd):
Ga naar URL - Hiermee gaat u naar een dialoogvenster waarin u kunt opgeven
welke webpagina u wilt weergeven.
Ga naar - Als u op Ga naar drukt wanneer u een koppeling hebt geselecteerd, gaat
u naar de webpagina waarnaar de geselecteerde koppeling verwijst.
Vorige - Hiermee gaat u terug naar de vorige pagina die u hebt bezocht.
Bookmarks - Hiermee opent u de weergave Bookmarks.
Sluiten - Hiermee kunt u de webbrowser afsluiten.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
164
Internet
Opmerking: Wachtwoorden die voor afzonderlijke websites zijn opgeslagen,
worden verwijderd wanneer de communicator opnieuw wordt
gestart of wanneer de lijst met cookies wordt geleegd. Als u de lijst
met cookies wilt wissen, drukt u op de toets Menu en selecteert u
Tools > Cookies verwijderen.
Tip: Als u uw homepage
wilt weergeven, drukt u op
toets Menu en kiest u
Navigatiebalk > Ga naar
homepage.
Surfen met behulp van het toetsenbord
De beste manier om op een webpagina en het WWW te navigeren is met behulp
van de sneltoetsen en de aanwijzer. Als u een pagina-element wilt selecteren, kunt
u het element rechtstreeks selecteren met de aanwijzer of met behulp van de tab-
toets en bepaalde andere toetsen. Hieronder ziet u een lijst met sneltoetsen die
goed van pas kunnen komen als u de toepassing WWW gebruikt. In de toepassing
zelf worden de sneltoetsen achter de menuopdrachten vermeld.
Toets Functie
Enter
Tab
Shift + Tab
A
Q
S
W
D
E
Ctrl + Tab
Hiermee klikt u met de aanwijzer.
Hiermee selecteert u de volgende knop, het volgende vak of
een ander element op een formulier.
Hiermee selecteert u het vorige element op een pagina.
Hiermee selecteert u de volgende koppeling op een pagina.
Hiermee selecteert u de vorige koppeling op een pagina.
Hiermee selecteert u de volgende kop op een pagina.
Hiermee selecteert u de vorige kop op een pagina.
Hiermee selecteert u het volgende element op een pagina.
Hiermee selecteert u het vorige element op een pagina.
Hiermee selecteert u het volgende frame, indien aanwezig.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
165
Internet
Surfen met behulp van de aanwijzer
De aanwijzer verschijnt op het scherm wanneer u een webpagina bekijkt. De
functionaliteit van de aanwijzer is te vergelijken met de functionaliteit van een
muis. U kunt de aanwijzer verplaatsen met de navigatietoets en u kunt klikken met
de Enter-toets.
U kunt een gebied selecteren door de Enter-toets ingedrukt te houden terwijl u de
aanwijzer met de navigatietoets verplaatst.
U kunt op een aantal manieren op een pagina navigeren:
Verplaats de aanwijzer naar de schuifbalk, druk op de Enter-toets en houd deze
zo lang ingedrukt als nodig is.
Chr + pijl omhoog/omlaag (op de navigatietoets)
Ctrl + pijl links/rechts (op de navigatietoets)
Ctrl + pijl omhoog/omlaag (op de navigatietoets)
Hiermee schuift u scherm voor scherm door de pagina.
Hiermee gaat u naar de boven- of onderkant van de pagina.
Hiermee schuift u regel voor regel door de pagina.
X
Z
Hiermee gaat u naar de volgende pagina, als u deze eerder
al hebt bezocht.
Hiermee gaat u naar de vorige pagina, als u al op een
andere pagina bent geweest.
Shift + Enter
G
Hiermee geeft u de opdracht Opslaan als weer.
Hiermee schakelt u het laden van afbeeldingen in of uit.
Toets Functie
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
166
Internet
Tip: U kunt een ander
frame activeren door op Ctrl
+ Tab te drukken.
Als u onafgebroken door de pagina wilt schuiven, verplaatst u de aanwijzer
naar de schijfbalk en drukt u op de spatiebalk. De pagina schuift voorbij en het
schuifvak verplaatst zich in de richting van de aanwijzer wanneer deze zich in
het schuifgebied bevindt. U kunt deze modus uitschakelen door op de
spatiebalk te drukken.
Tip: Handige
snelkoppelingen zijn:
Ctrl + R voor Opnieuw laden
en Ctrl + Z voor Laden
afbreken.
Als u automatisch door de pagina wilt schuiven, verplaatst u de aanwijzer naar
de vensterrand die zich aan de kant bevindt waarnaar u wilt schuiven.
Laadopties
Sommige webpaginas worden heel langzaam geladen, dit kan komen doordat de
pagina veel plaatjes of elementen bevat of grote plaatjes of elementen. U kunt het
laden van een pagina als volgt beïnvloeden:
De pagina opnieuw laden of het laden afbreken. Druk op de toets Menu en kies
Navigatiebalk > Opnieuw laden > Opnieuw laden of Stoppen.
Het automatisch laden van afbeeldingen uitschakelen. De afbeeldingen worden
dan vervangen door tijdelijke aanduidingen. Druk op <Menu> en kies Tools >
Instellingen, ga naar het tabblad Algemeen en kies Nee voor de optie
Afbeeldingen weergeven.
Het laden van afbeeldingen in- en uitschakelen met de toets G.
De framegrootte wijzigen
Tip: Wanneer u een
webpagina bekijkt, kunt u
met Ctrl + Tab schakelen
tussen de verschillende
frames.
Wanneer een webpagina frames bevat, kunt u de grootte ervan aanpassen zodat u
de inhoud van het geselecteerde frame beter kunt zien.
1 Plaats de aanwijzer op een framerand.
2 Houd de Enter-toets ingedrukt. Er verschijnen pijltjes rond de geselecteerde
framerand.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
167
Internet
3 Gebruik de navigatietoets om de framegrootte te wijzigen
4 U kunt de laatste bewerking ongedaan maken door op de Esc-toets te drukken.
Een frame als nieuwe pagina openen
U opent het actieve frame als nieuwe pagina door te drukken op de toets Menu en
Bestand > Openen > Frame als nieuwe pagina te kiezen. De overige frames worden
gesloten.
Pagina's weergeven met hoog contrast
Sommige webpaginas gebruiken kleuren die het lezen bemoeilijken. U kunt de
pagina beter leesbaar maken door op de toets Menu te drukken en Weergave >
Hoog contrast te kiezen.
Pagina’s off line bekijken
U kunt lokaal opgeslagen paginas op de communicator bekijken zonder dat u
verbinding hoeft te maken met het WWW. Als u dit wilt, drukt u op de toets Menu
en kiest u Bestand > Off line surfen.
WWW-instellingen
U kunt de instellingen voor het WWW wijzigen door te drukken op de toets Menu
en Tools >Instellingen te kiezen. Er verschijnt een dialoogvenster met twee
tabbladen. Zie afbeelding 62.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
168
Internet
Figuur 62
Tabblad Algemeen
Afbeeldingen weergeven: De beschikbare opties zijn Ja/Nee/Alleen uit cache. Als u Ja
kiest, worden alle afbeeldingen op een webpagina geladen wanneer u
deze bekijkt in de webbrowser. Als u Alleen uit cache selecteert, worden
alleen afbeeldingen geladen die zijn opgeslagen in het cachegeheugen.
Frame-opties: U kunt kiezen uit Alle frames weergeven, Frames een voor een weergeven
en Geen frames gebruiken. Sommige webpaginas zijn onderverdeeld in
meerdere frames, wat het lezen bemoeilijkt. Kies de optie die het beste
resultaat oplevert.
Tabblad Geavanceerd
Cookies gebruiken: Bij sommige webpagina's worden gegevens op de communicator
opgeslagen in de vorm van kleine bestandjes: cookies. Met deze
instelling kunt u bepalen of u cookies wilt accepteren en zo ja, of u een
waarschuwing wilt zien wanneer er een cookie wordt opgeslagen op de
communicator. De beschikbare opties zijn Altijd/Nooit/Vragen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
169
Internet
Tip: Als u de cookies wilt
verwijderen, drukt u op de
toets Menu en selecteert u
Tools > Cookies verwijderen.
Opmerking: In de loop der tijd neemt het aantal cookies toe, waardoor
uiteindelijk een grote hoeveelheid geheugenruimte in beslag
genomen kan worden. U kunt geheugenruimte beschikbaar maken
door de cookies uit het geheugen te verwijderen.
Tip: U kunt de inhoud van
de cache onmiddellijk legen
door te drukken op de toets
Menu en Tools > Cache legen
te kiezen.
Cache legen bij afsluiten: Als u Ja kiest, wordt het cachegeheugen leeggemaakt
wanneer u de webbrowser afsluit. De beschikbare opties zijn Ja/Nee.
OPMERKING: De opgevraagde gegevens of diensten worden opgeslagen in de
cache van de telefoon. Een cache is een buffergeheugen waarin
gegevens tijdelijk worden opgeslagen. Als u gebruik hebt gemaakt
of geprobeerd hebt gebruik te maken van vertrouwelijke
informatie waarvoor u een wachtwoord moet opgeven
(bijvoorbeeld uw bankrekening), kunt u de cache van de telefoon
na gebruik beter legen.
Geschiedenislijst wissen bij afsluiten: Als u Ja kiest, wordt het historisch overzicht
leeggemaakt wanneer u de webbrowser afsluit. De beschikbare opties zijn
Ja/Nee.
De weergaven Cache, Geschiedenis en
Extra toepassingen
In deze weergaven wordt informatie weergegeven over het cachegeheugen, de
browsergeschiedenis en de geïnstalleerde extra toepassingen.
Als u informatie wilt weergeven over het cachegeheugen dat wordt gebruikt voor
de tijdelijke opslag van de webpaginas die u hebt bezocht, drukt u op de toets
Menu en kiest u Informatie > Cache.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
170
Internet
Als u informatie wilt weergeven over de sites die u hebt bezocht, drukt u op de
toets Menu en kiest u Informatie > Geschiedenislijst.
Als u wilt weergeven welke extra toepassingen er voor de webbrowser zijn
geïnstalleerd, drukt u op de toets Menu en kiest u Informatie > Extra toepassingen.
In extra toepassingen kunnen documenten worden weergegeven die niet door uw
webbrowser kunnen worden weergegeven, zoals multimediaclips. U kunt de extra
toepassingen downloaden vanaf het web.
Bookmarks
U kunt toegang krijgen tot de weergave Bookmarks door op Bookmarks te drukken
in het beginvenster van de WWW-toepassing. Zie afbeelding 61.
De weergave Bookmarks bevat een lijst van koppelingen naar webpagina's in
verwante mappen. U kunt deze bookmarks indelen, bewerken en weergeven. U kunt
ook bookmarks zoeken en vervolgens meteen verbinding maken met de URL-
adressen. Zie afbeelding 63.
Figuur 63
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
171
Internet
Tip: U kunt nieuwe
mappen maken of de naam
van bestaande mappen
wijzigen door te drukken op
de toets Menu en Bookmarks
> Nieuwe map invoegen of
Mapnaam wijzigen te kiezen.
Als u de geselecteerde webpagina wilt ophalen, drukt u op Ga naar.
Als u mappen wilt openen en sluiten, drukt u op Map openen en Map sluiten.
Als u de naam of het adres van een bookmark wilt bewerken, drukt u op Bewerken.
Als u een nieuwe bookmark wilt toevoegen, drukt u op Nieuwe bookmark.
Druk op Weergave sluiten als u wilt terugkeren naar het beginvenster.
Nieuwe bookmarks toevoegen tijdens het surfen
op het WWW
U kunt een webpagina, een frame of een koppeling op een webpagina toevoegen
aan de lijst met bookmarks.
1 Ga naar een webpagina, druk op de toets Menu en kies Tools > Bookmark
toevoegen.
2 Desgewenst kunt u de naam en het adres van de bookmark aanpassen.
3 Druk op OK.
De lijst met bookmarks exporteren
Als u de huidige lijst met bookmarks als HTML-document wilt exporteren, drukt u
in de weergave Bookmarks op de toets Menu en kiest u Bookmarks > Exporteren als
HTML.
Opmerking: Als u de lijst met bookmarks als HTML-document exporteert, gaat
de mapstructuur verloren.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
172
Internet
WAP
De toepassing WAP laat u gebruikmaken van Internet-diensten die gebaseerd zijn
op het Wireless Application Protocol (WAP). Zo kunt u via WAP bijvoorbeeld
nieuws- en weerberichten bekijken, vertrektijden opvragen, woordenboeken
raadplegen, enzovoort.
Opmerking: De aanbieder van de dienst bepaalt wat voor informatie deze
dienst omvat. De aanbieder zal u graag vertellen hoe u dergelijke
diensten kunt gebruiken.
Toegang verkrijgen tot WAP-diensten
U moet zich bevinden binnen het bereik van een netwerk dat dataoproepen
ondersteunt.
Er moet een gegevensdienst zijn geactiveerd voor uw SIM-kaart.
U moet een WAP-toegangspunt hebben gekregen van een WAP-aanbieder.
U moet de juiste WAP-instellingen hebben ingevoerd.
Verschillen tussen de toepassing WWW en WAP
De toepassing WAP is vergelijkbaar met de toepassing WWW, met twee
verschillen:
Om gebruik te kunnen maken van WAP-diensten moet u WAP-toegangspunten
definiëren op de communicator. WAP-toegangspunten vormen een aanvulling
op de Internet-instellingen. De WAP-aanbieder kan u de benodigde instellingen
toesturen via een SMS-bericht, of u kunt ze zelf opgeven. In dit hoofdstuk
wordt beschreven hoe u deze instellingen handmatig kunt opgeven.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
173
Internet
Bepaalde bookmarks zijn bereikbaar via een specifiek toegangspunt.
Bankdiensten bereikt u bijvoorbeeld via het eigen toegangspunt van de bank.
Voor dergelijke diensten kunt u daarom het beste een nieuwe bookmark
definiëren waarin naar het juiste WAP-toegangspunt en Internet-toegangspunt
wordt verwezen.
WAP-verbindingen instellen
Opmerking: Voordat u de WAP-diensten kunt gebruiken, moet u de WAP-
instellingen configureren. Voor de precieze waarden van de WAP-
instellingen kunt u zich wenden tot uw WAP-aanbieder. Volg deze
instructies nauwkeurig op. Aan de hand van deze informatie kunt
u de instellingen handmatig opgeven en bewerken. Daarnaast kan
uw aanbieder u misschien een aantal of alle benodigde
instellingen toesturen via een zogenaamd OTA-bericht (Over The
Air). Nadat u de instellingen hebt ontvangen, kunt u de toepassing
WAP gebruiken of de instellingen wijzigen, zoals hieronder wordt
beschreven.
WAP-verbindingen opgeven en bewerken
1 Druk op de toets Menu en kies Tools > WAP-toegang. Er verschijnt een
dialoogvenster.
2 Druk op Nieuw om een nieuwe verbinding te maken en op Bewerken om een
bestaande verbinding te bewerken. Er verschijnt een dialoogvenster. Zie
afbeelding 64.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
174
Internet
Figuur 64
3 Druk op Sluiten als u klaar bent.
Tip: De sneltoets voor het
opgeven en bewerken van
WAP-toegangspunten is Ctrl
+ Shift + X.
Naam: De naam van de verbinding. Zorg ervoor dat al uw verbindingen een
unieke naam hebben. U kunt elke naam gebruiken die u wilt.
Beveiligde verbinding: Deze instelling bepaalt of het beveiligingsprotocol TLS wordt
gebruikt voor de verbinding. De opties zijn Ja/Nee. Volg de instructies van
uw WAP-aanbieder op. Zie ook de term TLS (Transport Layer Security) op
pagina 312 in de woordenlijst.
Opmerking: Voor sommige beveiligde verbindingen worden
verificatieprocedures gebruikt. Als de verificatie mislukt, moet u
mogelijk enkele certificatiesleutels downloaden. Neem contact op
met de WAP-aanbieder voor meer informatie.
Internet-toegang: In de keuzelijst kunt u het Internet-toegangspunt kiezen dat u
voor deze verbinding wilt gebruiken. Als u nog geen Internet-
toegangspunten hebt, kunt u er een maken door te drukken op Nieuw
toegangspunt. Zie pagina 152.
IP-adres gateway: Het IP-adres van de vereiste WAP-gateway.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
175
Internet
WAP-toegangspunten wijzigen
1 U kunt bestaande WAP-toegangspunten wijzigen door te drukken op de toets
Menu en Tools > WAP-toegang te kiezen. Er verschijnt een dialoogvenster.
2 Druk op Wijzigen om de verbinding te wijzigen. Er verschijnt een lijst.
3 Kies de verbinding in de lijst en druk op OK.
Bookmarks
De weergave Bookmarks is het beginvenster van de toepassing WAP. Net als
WWW-bookmarks kunt u deze bookmarks indelen, bewerken en weergeven. Zie
pagina 170.
Tip: De sneltoets voor het
toevoegen van een
bookmark is Ctrl + B.
U kunt een bookmark toevoegen door te drukken op de toets Menu en Bookmarks
> Bookmark toevoegen te kiezen. Er verschijnt een dialoogvenster. Zie afbeelding 65.
Figuur 65
Opmerking: Voor een bookmark wordt altijd dezelfde verbinding gebruikt, die
is opgegeven in het veld WAP-toegang. Zie pagina 173 voor het
instellen van WAP-toegangspunten.
Als u een WAP-pagina wilt openen die is gedefinieerd in een bookmark, selecteert
u de bookmark en drukt u op Ga naar.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
176
Internet
Als u de instellingen van een bookmark wilt bewerken, selecteert u de bookmark in
kwestie en drukt u op Bewerken.
Als u bookmarks wilt importeren of exporteren drukt u op de toets Menu en kiest
u Bookmarks > Bookmarks importeren of Bookmarks exporteren.
Navigeren in WAP-diensten
U kunt WAP-pagina's op drie manieren openen:
Kies een WAP-bookmark in de lijst met bookmarks en druk op Ga naar. De
pagina wordt opgehaald, of
Tip: De sneltoets om naar
de homepage te gaan is
Ctrl + H.
Ga naar de homepage van de toepassing WAP. Druk op de toets Menu en kies
vervolgens Ga naar > Homepage. Zie WAP-instellingen op pagina 176 voor
meer informatie over het definiëren van de WAP-homepage, of
Tip: De sneltoets voor het
openen van een URL is
Ctrl + O.
Open een URL, druk op de toets Menu en kies Bestand > Pagina openen. Er
verschijnt een dialoogvenster. Typ het adres van de URL. Typ bijvoorbeeld:
mobile.club.nokia.com.
Wanneer de WAP-pagina eenmaal is geopend, kunt u met de en de pijlen op
de navigatietoets door het scherm schuiven en hyperlinks en hotspots selecteren.
Opmerking: Voor sommige servers gelden toegangsbeperkingen waardoor een
geldige gebruikersnaam en een geldig wachtwoord nodig zijn. In
dat geval wordt u gevraagd de gebruikersnaam en het wachtwoord
te typen voordat verbinding met de dienst kan worden gemaakt.
WAP-instellingen
Als instellingen wilt opgeven voor de WAP-dienst, drukt u op de toets Menu en
kiest u Tools > Instellingen. Er verschijnt een dialoogvenster met twee tabbladen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
177
Internet
Figuur 66
Hier kunt u instellingen wijzigen, zoals uw WAP-homepage.
OPMERKING: U kunt een bestand op de communicator als homepage
gebruiken.
Java
De Java-versie die op de Nokia 9210i Communicator wordt gebruikt, is een
Personal Java-toepassingsomgeving die speciaal is ontworpen voor de
communicator. Dankzij Java kunt u Java-toepassingen gebruiken die u hebt
gedownload van het Internet.
De Java Software Development Kit (SDK) is verkrijgbaar via Forum Nokia.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
179
Berichten
9. Berichten
Berichten bestaat uit de volgende toepassingen: Fax, E-mail en SMS (Short
Message Service).
U start Berichten door op de toepassingstoets Messaging op het toetsenbord van
de communicator te drukken.
De algemene vereisten voor het gebruik van de toepassingen Fax-, E-mail- en SMS
zijn als volgt:
De telefoon moet zijn ingeschakeld.
Het gekozen netwerk moet fax- en dataoproepen en SMS-berichten
ondersteunen.
De fax-, data-, en SMS-dienst moet zijn geactiveerd voor de SIM-kaart.
Tip: Zie pagina 150 voor
meer informatie over het
instellen van Internet-
instellingen Zie pagina 194
voor meer informatie over
het instellen van
e-mailinstellingen.
U moet beschikken over een Internet-toegangspunt (Internet Access Point of
IAP) van een Internet-aanbieder.
U moet de juiste Internet- en e-mailinstellingen hebben opgegeven.
Het nummer van de SMS-berichtencentrale moet zijn opgeslagen in de SMS-
toepassing.
Uw netwerkexploitant kan u hier meer over vertellen.
Als u de communicator aansluit op een pc, kunt u uw e-mailberichten
synchroniseren met Microsoft Windows-programmas. Het is ook mogelijk om
e-mailberichten die zijn verzonden met Microsoft Windows en Lotus te lezen en
beantwoorden. Zie E-mailberichten synchroniseren met uw pc op pagina 207 en
de gebruikershandleiding voor PC Suite voor informatie over synchronisatie.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
180
Berichten
Berichten
Figure 67
Tip: Met de
navigatietoets of de Tab-
toets kunt u van het ene
frame naar het andere frame
gaan.
Het beginvenster van Berichten bestaat uit twee delen: aan de linkerkant bevindt
zich een lijst met mappen in Berichten; aan de rechterkant bevinden zich berichten
die gekoppeld zijn aan de map die momenteel is geselecteerd.
Het beginvenster van Berichten bevat de volgende mappen:
Inbox - Ontvangen faxberichten en SMS-berichten. Ontvangen e-mailberichten
worden weergegeven in de externe mailbox.
Outbox - Berichten die nog moeten worden verzonden vanaf de communicator.
Drafts - Opgeslagen concepten van berichten.
Verzonden - Berichten die vanaf de communicator zijn verzonden.
Eventuele externe mailboxes die u hebt ingesteld verschijnen onder aan de lijst met
mappen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
181
Berichten
Mappen en berichten openen
Als u een map wilt openen, gaat u naar het linkerframe in het beginvenster van
Berichten, selecteert u de gewenste map en drukt u op Map openen.
Tip: U kunt ook op Enter
drukken om berichten en
mappen te openen.
Als u een bericht wilt openen, gaat u naar het gewenste bericht in de berichtenlijst
en drukt u op Openen. Het bericht wordt in de bijbehorende viewer geopend; een
e-mailbericht wordt bijvoorbeeld geopend in de e-mailviewer.
Mappen beheren
U kunt uw eigen mappen maken in Drafts, in uw eigen mappen en in de hoofdmap
van de mappenlijst. U kunt geen nieuwe mappen maken in Inbox, Outbox of
Verzonden.
Tip: Als u on line bent,
kunt u mappen maken in
externe IMAP4-mailboxes.
1 Selecteer het linkerframe van het beginvenster van Berichten.
2 Druk op de toets Menu en kies Bestand > Map > Nieuwe map maken.
3 Typ een naam voor de nieuwe map.
4 Ga naar de locatie waar u de nieuwe map wilt maken.
5 Druk op Maken. De nieuwe map wordt weergegeven in de mappenlijst.
Als u faxen, e-mailberichten en SMS-berichten wilt verplaatsen naar een andere
map, selecteert u het bestand, drukt u op de toets Menu en kiest u Bewerken >
Verplaatsen.
Als u in fax-, e-mail- en SMS-berichten wilt zoeken naar namen, datums, tijden of
andere tekstgedeelten, drukt u op de toets Menu en kiest u Tools > Zoeken. Zie
Tekst zoeken op pagina 34 voor meer informatie.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
182
Berichten
Berichten sorteren
U kunt tevens fax-, e-mail- en SMS-berichten sorteren volgens verschillende
criteria, zoals datum en grootte, waardoor u de berichten op uiteenlopende
manieren kunt weergeven in de verschillende weergaven van Berichten.
Tip: Druk op de toets
Menu en kies Beeld >
Sorteervolgorde als u de
sorteervolgorde wilt kiezen.
U kunt kiezen uit Oplopend
en Aflopend.
1 Open de map waarin u de berichten en faxen wilt sorteren.
2 Druk op de toets Menu en kies Beeld > Sorteren op.
3 Kies een van de volgende opties: Berichttype/Afzender/Geadresseerde/Onderwerp/
Datum/Grootte/Prioriteit.
Inbox
Figure 68
Tip: Als u een bericht in
uw Inbox wilt
beantwoorden, drukt u op de
toets Menu en kiest u
Opstellen > Beantwoorden.
Ongelezen berichten worden vet weergegeven.
De pictogrammen die vóór berichten worden weergegeven, geven het berichttype,
de prioriteit en eventuele bijlagen aan. Dit zijn enkele van de pictogrammen die u
mogelijk te zien krijgt:
nieuw e-mailbericht in uw externe mailbox
nieuw faxbericht
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
183
Berichten
nieuw SMS-bericht
nieuw voicemailbericht
nieuw bericht van de netwerkexploitant
nieuw visitekaartje
nieuw bericht (uit Agenda)
nieuwe beltoon
nieuwe externe configuratiegegevens
ongelezen e-mail
ongelezen e-mail ontvangen van pc na synchronisatie
hoge prioriteit
lage prioriteit
bericht bevat een bijlage
Outbox
Tip: U kunt fax-, e-mail-
en SMS-berichten
(afhankelijk van de
afleverinstelling)
onmiddellijk, op een vooraf
opgegeven tijdstip of op
verzoek verzenden. Zie
Verzendopties in de
desbetreffende editors.
Figure 69
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
184
Berichten
Statussen
Fax-, e-mail- en SMS-berichten die nog niet zijn verzonden via de communicator
kunnen de volgende status hebben in het UIT-vak:
Bezig met verzenden - Het faxbericht of het SMS-bericht wordt op dit moment
verzonden.
Op verzoek - Het e-mail- of SMS-bericht wordt alleen verzonden als u op Nu
verzenden drukt in de weergave Outbox.
Even geduld - Het fax- of SMS-bericht bevindt zich in de wachtrij en wordt zo snel
mogelijk verzonden; bijvoorbeeld wanneer de telefoon wordt ingeschakeld, de
signaalsterkte voldoende toeneemt of wanneer het actieve telefoongesprek wordt
beëindigd. In het geval van e-mailberichten geeft In wachtrij aan dat het bericht de
volgende keer dat u verbinding maakt met de externe mailbox zal worden
verzonden.
Oproep - Er wordt verbinding gemaakt met de geadresseerde van het faxbericht.
Bezig met voorbereiden van %d%%- Er wordt een faxafbeelding in T.4-formaat
gemaakt. Hierbij wordt kleur geconverteerd naar zwart-wit.
Mislukt - Een of meer paginas van een fax- of SMS-bericht zijn niet verzonden.
Tip: Als een fax-, e-mail-
of SMS-bericht de status
Uitgesteld, Opnieuw
verzenden of Gepland heeft,
kunt u het bericht openen
en verwijderen, of doorgaan
met het verzenden ervan.
Uitgesteld - U hebt het verzenden van het bericht of de fax uitgesteld. U kunt het
verzenden van een bericht hervatten door op Nu verzenden te drukken in de
weergave Outbox.
Opnieuw verzenden - Het verzenden van een fax- of SMS-bericht is mislukt, maar
de communicator probeert het bericht opnieuw te verzenden.
Gepland - Het fax- of SMS-bericht zal worden verzonden op een specifiek
vastgelegd tijdstip.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
185
Berichten
Als u het verzenden van een fax-, e-mail- of SMS-bericht wilt annuleren,
selecteert u het desbetreffende bericht en drukt u op Verzenden annuleren.
Wanneer een SMS- of faxbericht is verzonden, wordt het automatisch verplaatst
naar de map Verzonden.
Tip: Als u al bezig bent
met het opstellen van een
bericht of een fax en u een
nieuw bericht wilt maken,
drukt u op de toets Menu en
kiest Bestand > Nieuw SMS-
bericht of Nieuw faxbericht.
Fax-, e-mail- en SMS-berichten opstellen en
verzenden.
In de toepassing Berichten kunt u op twee manieren faxberichten, e-mailberichten
en SMS-berichten opstellen:
Druk op een van de volgende opdrachten in het beginvenster van Berichten:
Faxbericht opstellen, E-mailbericht opstellen of SMS-bericht opstellen.
Druk op de toets Menu in het beginvenster van Berichten en kies Opstellen >
Nieuw bericht. Selecteer vervolgens het gewenste berichttype.
Tip: Zodra u begint met
het schrijven van een nieuw
fax-, e-mail- of SMS-
bericht, wordt er
automatisch een tijdelijk
exemplaar van het bericht
opgeslagen in de map Drafts
in Berichten. Deze kopie
wordt uit Drafts verwijderd
en in uw Outbox geplaatst
zodra u op Verzenden drukt.
Verder kunt u faxberichten, e-mailberichten en SMS-berichten verzenden vanuit
alle toepassingen met de opties Bestand > Verzenden in de menubalk.
Als u een fax-, e-mail- of SMS-bericht dat u zojuist hebt opgesteld wilt opslaan,
maar niet verzenden, drukt u op Sluiten. Het bericht wordt opgeslagen in de map
Drafts. Het opgeslagen bericht vervangt de eerder opgeslagen versie van hetzelfde
bericht. Als u de eerder opgeslagen versie van het e-mail- of faxbericht wilt
terughalen, drukt u op de toets Menu en kiest u Bestand > Wijzigingen niet opslaan.
Deze mogelijkheid bestaat niet voor SMS-berichten.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
186
Berichten
Geadresseerden selecteren
U kunt op twee manieren geadresseerden selecteren voor een fax-, SMS- of
e-mailbericht:
Opmerking: Voor een faxbericht kunt u slechts één geadresseerde opgeven.
1 Druk in de editor op Adresboek. Er wordt een dialoogvenster geopend met uw
contacten; zie figuur 70.
Figure 70
Tip: U kunt meer dan een
contact tegelijkertijd
selecteren; zie Een aantal
items tegelijk selecteren op
pagina 29.
2 Zoek in het linkerframe naar de gewenste contacten en druk op Kiezen.
In het rechterframe worden de contacten weergegeven die u hebt geselecteerd.
Als u een contact wilt verwijderen, selecteert u deze en drukt u op Verwijderen.
3 Druk op Gereed.
U kunt ook de beginletters of de volledige naam van de geadresseerde in de
koptekst van het fax-, e-mail- of SMS-bericht typen en controleren of de letters
of de naam overeenkomen met een vermelding in de contactendatabase:
1 Typ de naam van de geadresseerde in de koptekst van het bericht.
2 Druk op de toets Menu en kies Tools > Namen controleren.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
187
Berichten
Tip: In het geval van
e-mailberichten moet u de
contacten selecteren voor
de juiste velden van het
dialoogvenster door te
drukken op Aan, Cc of Bcc.
3 Als de naam die u hebt ingevoerd overeenkomt met meer dan een naam of
wanneer de desbetreffende persoon meer dan een GSM-telefoonnummer,
faxnummer of e-mailadres heeft, verschijnt er een keuzelijst.
Selecteer de juiste naam, het juiste telefoonnummer of adres in de lijst en druk
op Kiezen.
Gecontroleerde adresseerden worden verplaatst naar afzonderlijke regels in de
koptekst van het bericht. Voor een faxbericht kunt u slechts één geadresseerde
opgeven.
4 Als u meerdere geadresseerden wilt toevoegen aan een e-mail- of SMS-bericht,
drukt u op Enter achter een gecontroleerde geadresseerde of voegt u een
puntkomma ; toe als scheidingsteken.
Als u een gecontroleerde geadresseerde wilt verwijderen, verplaatst u de cursor
naar het einde van de vermelding en drukt u op de Backspace-toets.
Voorkomen dat er onvoldoende geheugen
beschikbaar is
Het wordt aangeraden regelmatig berichten te verwijderen uit de mappen Inbox
en Verzonden en opgehaalde e-mailberichten te verwijderen uit het
communicatorgeheugen om geheugenruimte vrij te maken.
WAARSCHUWING! Als u een andere methode gebruikt om e-mailberichten
van de communicator te verwijderen, bestaat de kans dat
de berichten die u van de communicator verwijdert de
eerst volgende keer dat u verbinding maakt met het
Internet permanent worden verwijderd uit uw externe
mailbox.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
188
Berichten
Tip: Gebruik een pc-mail-
client om e-mailberichten
van de externe inbox naar
andere mappen te
verplaatsen, zodat u de
berichten kunt archiveren.
Als u het aantal berichten in
uw externe inbox tot een
minimum beperkt, heeft uw
communicator meer
geheugen beschikbaar en is
de e-mailverbinding sneller.
Als u gedownloade e-mailberichten van de communicator wilt verwijderen, gaat u
als volgt te werk:
1 Druk op de toets Menu in het beginvenster van Berichten en kies Tools >
Berichtenarchief. Er verschijnt een dialoogvenster met twee tabbladen.
2 Op het tabblad Communicator kunt u kiezen of u alle e-mailberichten wilt
verwijderen of alleen de e-mailberichten die voor een bepaalde datum zijn
ontvangen. Als u geselecteerde berichten wilt verwijderen, drukt u op Nu
verwijderen. De berichten worden uit het geheugen van de communicator
verwijderd, maar niet uit de externe mailbox.
Op het tabblad Geheugen kunt u berichten verwijderen uit het huidige archief.
Als u het actieve archief wilt wijzigen, drukt u op Wijzigen. Als u het
berichtenarchief van het communicatorgeheugen naar een geheugenkaart wilt
verplaatsen (of vice versa), drukt u op Verplaatsen. Als u alle berichten in een
geselecteerd berichtenarchief wilt verwijderen, drukt u op Verwijderen.
Tip: Zie E-mailbijlagen
op pagina 205 voor
informatie over het
verwijderen van
e-mailbijlagen.
WAARSCHUWING: Als u het berichtenarchief verwijdert, worden alle
berichten en mappen permanent verwijderd en worden
voor alle opties de fabrieksinstellingen ingesteld.
Opmerking: Als u een nieuw berichtenarchief maakt op een geheugenkaart en
u deze kaart vervolgens verwijdert, moet u een nieuw archief
maken in het interne geheugen wanneer u berichten ontvangt. In
deze situatie is het niet mogelijk berichten van het ene
berichtenarchief naar het andere te verplaatsen, doordat er nooit
meer dan één berichtenarchief actief kan zijn.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
189
Berichten
Fax
Tip: Als u wilt beschikken
over meer geavanceerde
tekstverwerkingsmogelijkhe
den, kunt u de toepassing
Tekst gebruiken in plaats
van de faxeditor.
U kunt faxberichten opstellen en verzenden met behulp van de faxeditor.
U kunt tevens documenten opstellen in de toepassingen Tekst en Werkblad en deze
vervolgens verzenden als faxberichten. U kunt ook faxberichten verzenden met
ingesloten afbeeldingen. Zie Imaging op pagina 262 voor meer informatie over
afbeeldingen.
Nieuwe faxberichten opstellen en verzenden
1 Druk op Faxbericht opstellen in het beginvenster van Berichten. De faxeditor
wordt geopend. Zie figuur 71.
Tip: U kunt in- en
uitzoomen in de faxeditor.
Druk op de toets Menu en
kies Beeld > In- en uitzoomen
> Inzoomen of Uitzoomen.
Figure 71
Tip: Zie pagina 186 voor
meer informatie over het
selecteren van
geadresseerden.
2 Stel het faxbericht op.
Als u de tekst wilt opmaken, drukt u op de toets Menu en kiest u Opmaak.
3 Druk op Adresboek om de geadresseerde te selecteren. Voor een faxbericht
kunt u slechts één geadresseerde opgeven.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
190
Berichten
Tip: Als u een precieze
datum en tijd wilt opgeven
voor de verzending van de
fax, kiest u Gepland bij de
optie Faxbericht verzenden.
4 Als u de verzendopties voor het faxbericht wilt aanpassen, drukt u op
Verzendopties. Zie pagina 192 voor meer informatie over faxinstellingen.
5 Druk op Verzenden.
Opmerking: U kunt geen spraakoproepen plaatsen of ontvangen wanneer u een
faxbericht verzendt of ontvangt.
Faxvoorblad
Tip: Zie Faxinstellingen
op pagina 192 als u wilt
weten hoe u de
standaardopmaak van de
koptekst in uw faxberichten
kunt opgeven en hoe u een
voorbladsjabloon kunt
toevoegen aan faxberichten.
U kunt een voorblad toevoegen aan het faxbericht dat u momenteel opstelt of
bewerkt.
1 Druk op Verzendopties en kies vervolgens Faxvoorblad.
2 Kies een van de volgende opties:
Geen: De koptekst van het faxbericht bevat slechts de velden Aan: en
Faxnummer: .
Berichtkop: De berichtkop van het faxbericht bevat informatie over de afzender
en de geadresseerde van de fax, alsmede de verzenddatum van de fax.
Sjabloon 1: De berichtkop van het faxbericht bevat informatie over de afzender
en de geadresseerde van de faxen bevat een veld voor Opmerkingen:
Complete sjabloon: De berichtkop van het faxbericht bevat meer informatie over
de afzender en de geadresseerde van de fax, de verzenddatum van het
faxbericht en een veld voor Opmerkingen: .
U kunt aangepaste voorbladsjablonen opslaan en gebruiken in de map Sjablonen
in Bestandsbeheer. Zie pagina 233 voor meer informatie hierover. De beschikbare
gegevens over de geadresseerde worden automatisch ingevuld in alle
voorbladsjablonen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
191
Berichten
Faxberichten ontvangen en lezen
Tip: Als u een ontvangen
faxbericht wilt doorsturen,
drukt u op de toets Menu en
kiest u Bestand > Doorsturen.
U ontvangt faxberichten automatisch mits de faxservice beschikbaar is, de
telefoon is ingeschakeld en u zich binnen het bereik van het netwerk bevindt.
Wanneer u een nieuw faxbericht ontvangt, hoort u een signaal, tenzij het profiel
Stil is ingesteld. Er wordt tevens een bericht op het scherm weergegeven.
Tip: In de faxviewer kunt
u in- en uitzoomen en het
bericht draaien. Elke keer
dat u op Draaien drukt,
wordt het faxbericht 90
graden met de klok mee
gedraaid.
Druk op Openen om het faxbericht weer te geven.
Als u een ontvangen faxbericht wilt openen, gaat u naar uw Inbox, selecteert u het
bericht en drukt u op Openen.
Opmerking: Als een faxbericht vanwege een fout niet volledig is ontvangen,
krijgt het bericht de naam Faxbericht is niet compleet.
Ontvangen faxberichten geheel of gedeeltelijk selecteren en
opslaan
U kunt een faxbericht geheel of gedeeltelijk selecteren en vervolgens opslaan in
een ander formaat voor verdere bewerking.
Een deel van een faxbericht selecteren
1 Druk op de toets Menu in de faxviewer en kies Tools > Selectieframe. Er
verschijnt een selectieframe op het scherm.
2 Verplaats het selectieframe met behulp van de navigatietoets naar de
linkerbovenhoek van het gebied dat u wilt selecteren.
3 Als u de afmetingen van het selectieframe wilt wijzigen, drukt u de Ctrl-toets
in en verplaatst u het selectieframe met de navigatietoets. U kunt de selectie
annuleren door op de Esc-toets te drukken. U kunt ook de toets Menu indrukken
en Tools > Selectieframe kiezen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
192
Berichten
Een faxbericht opslaan in ander formaat
1 Druk op de toets Menu in de faxviewer en kies Bestand > Exporteren. Selecteer
het bereik dat u wilt exporteren. U kunt kiezen uit Heel document/ Huidige
pagina/Geselecteerd / Zelf gedefinieerd: . Druk op OK. Er verschijnt een
dialoogvenster.
2 Geef de naam en locatie van het nieuwe document op. Als u het formaat van
het nieuwe document wilt wijzigen, drukt u op Formaat wijzigen.
3 Druk op OK om het geëxporteerde gegevensbestand op te slaan.
Faxberichten opvragen
U kunt faxberichten ophalen uit een externe faxbox door de functie Faxberichten
opvragen te gebruiken, mits deze beschikbaar is in het netwerk. Hiermee kunt u
een faxoproep tot stand brengen met een fax, waarna u per faxbericht informatie
kunt ontvangen.
Faxberichten ophalen uit een externe faxbox
1 Druk op de toets Menu in het beginvenster van Berichten en kies Ontvangen >
Fax > Faxdienst bellen.
2 Toets het faxnummer voor de externe faxbox in of kies het nummer door op
Adresboek te drukken.
3 Druk op Bellen om het nummer te bellen.
Faxinstellingen
Wijzigingen die u aanbrengt in de faxinstellingen, zijn van invloed op de wijze
waarop faxberichten worden verzonden en ontvangen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
193
Berichten
1 Druk op de toets Menu in het beginvenster van Berichten en kies Tools >
Instellingen.
2 Kies Fax en druk op Bewerken. Er verschijnt een dialoogvenster met twee
tabbladen. Geef de volgende gegevens op:
Tabblad Instellingen
Faxvoorblad: Hiermee geeft u op of er een voorblad moet worden gebruikt. U kunt
kiezen uit Geen/ Berichtkop/ Sjabloon 1/ Complete sjabloon - Naast deze
opties kan de lijst nog andere voorbladsjablonen bevatten die zijn
opgeslagen in de map Sjablonen.
Faxbericht verzenden: Hiermee geeft u op wanneer de fax wordt verzonden. U kunt
kiezen uit Direct/Op verzoek.
Tabblad Geavanceerd
Verzendresolutie: De resolutie van verzonden en ontvangen faxberichten. U kunt
kiezen uit Hoog/Standaard.
ECM: Hiermee geeft u op of de modus ECM (Error Correction Mode) moet
worden gebruikt bij het verzenden van faxberichten. Als u Aan kiest voor
deze optie, worden paginas die fouten bevatten automatisch
teruggezonden naar de afzender totdat de fouten zijn verholpen. U kunt
kiezen uit Aan/Uit.
Opnieuw verzenden: Hiermee geeft u op welke paginas opnieuw moeten worden
verzonden als de faxverzending is mislukt. U kunt kiezen uit Alle/
Ontbrekende pagina's.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
194
Berichten
E-mail
Het e-mailsysteem van de Nokia 9210i Communicator voldoet aan de volgende
Internet-standaardprotocollen: SMTP, IMAP4 (rev 1) en POP3.
Voor het ontvangen en verzenden van e-mail moet u een externe mailbox instellen.
Deze dienst kan worden aangeboden door een Internet-aanbieder, een
netwerkexploitant of uw bedrijf.
Tip: Als u op E-
mailbericht opstellen drukt
in het beginvenster van
Berichten en u nog geen e-
mailaccount hebt ingesteld,
wordt u gevraagd dit te
doen.
Voordat u e-mailberichten kunt verzenden, ontvangen, ophalen, beantwoorden en
doorsturen met de communicator, moet u het volgende doen:
U moet op de juiste manier een Internet-toegangspunt configureren. Zie Een
Internet-toegangspunt instellen op pagina 150.
U moet de e-mailinstellingen op de juiste wijze definiëren. Zie
E-mailinstellingen op pagina 194.
Opmerking: Volg de instructies van de aanbieder van uw externe mailbox en
van de Internet-aanbieder.
E-mailinstellingen
Alle wijzigingen die u aanbrengt in de e-mailinstellingen, zijn van invloed op de
wijze waarop e-mailberichten worden verzonden en ontvangen.
Als u een verbinding wilt maken met de externe mailbox, moet u een
e-mailaccount definiëren op uw communicator:
1 Druk op de toets Menu in het beginvenster van Berichten en kies Tools >
Instellingen.
2 Druk op Nieuw. Er wordt een keuzelijst geopend met mogelijke accounttypen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
195
Berichten
3 Kies E-mail en druk op OK. Er verschijnt een dialoogvenster met vier tabbladen.
Zie figuur 72.
Figure 72
4 Geef de volgende gegevens op:
Tabblad Algemeen
Naam account: De naam van de externe mailbox. U kunt hier een beschrijvende
naam typen voor de mailbox.
Eigen naam: Typ uw naam.
Gebruikersnaam: Typ uw gebruikersnaam.
Wachtwoord: Typ uw wachtwoord. Als u hier niets opgeeft, moet u uw wachtwoord
opgeven wanneer u de berichten in uw externe mailbox wilt lezen.
E-mailadres: Typ het e-mailadres dat u van de aanbieder hebt gekregen. Het adres
moet het teken @ bevatten. Antwoorden op uw e-mailberichten worden
naar dit adres verzonden.
Internet-toegang: De IAP-verbinding die wordt gebruikt voor de mailbox. Kies een
IAP uit de lijst. Zie Een Internet-toegangspunt instellen op pagina 150
voor meer informatie over het maken van een IAP (Internet-
toegangspunt).
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
196
Berichten
Standaardaccount: Kies een e-mailaccount uit de lijst. Als u voor de eerste keer een
e-mailaccount instelt, is deze de standaardaccount totdat u meer
accounts maakt.
Tabblad Servers
Tip: Servers voor
uitgaande e-mail worden
meestal SMTP-servers of
hosts genoemd. Servers voor
inkomende e-mail worden
POP3- of IMAP4-servers
genoemd.
Type e-mailaccount: Hier geeft u het e-mailprotocol op dat door de aanbieder van
de externe mailbox wordt aangeraden. U kunt kiezen uit POP3 en IMAP4.
Server (uitgaand): Het IP-adres of de hostnaam van de computer die uw Internet-
mail verzendt.
Server (inkomend): Het IP-adres of de hostnaam van de computer die uw Internet-
mail ontvangt.
Ophalen
Tip: Als u uw e-
mailberichten wilt lezen en
beantwoorden terwijl u
verbinding hebt met uw
externe mailbox, kiest u
Koppen (on line blijven). Als u
na het ophalen van
berichten de verbinding
meteen wilt verbreken, kiest
u Berichten.
Ophalen: Hier geeft u op wat er moet worden opgehaald uit de externe mailbox
wanneer de verbinding tot stand wordt gebracht. U kunt kiezen uit Koppen
(on line blijven)/Berichten/Berichten en bijlagen. De optie Berichten is alleen
beschikbaar als u een IMAP4-mailbox gebruikt.
Max. grootte: De maximumgrootte van opgehaalde berichten. De minimumgrootte
is 1 kB en de maximumgrootte 1000 kB.
Inbox synchr.: Hier geeft u het aantal berichtkoppen op dat moet worden
opgehaald uit de Inbox van de externe mailbox. U kunt kiezen uit Alle of
Geen. U kunt ook een getal opgeven.
Mappen synchr.: Hier geeft u het aantal berichtkoppen op dat moet worden
opgehaald uit de mappen van de externe mailbox, met uitzondering van
Inbox. U kunt kiezen uit Alle of Geen. U kunt ook een getal opgeven.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
197
Berichten
Tabblad Geavanceerd
Standaard e-mailtype: Het type e-mailbericht dat u kunt opstellen en verzenden
met behulp van de communicator. U kunt kiezen uit Onbew. tekst (geen
MIME)/Onbewerkte tekst/ Text met opmaak (HTML).
Standaard verzendoptie: Hier bepaalt u op welke wijze e-mailberichten worden
verzonden vanaf de communicator. De opties zijn Direct / Bij volgende
verbinding / Op verzoek.
Handtekening invoegen: Hier geeft u op of uw handtekening moet worden
ingevoegd in uitgaande e-mailberichten. De opties zijn Nee/Visitekaartje/
Aangepast. Als u Aangepast kiest, kunt u op Handtekening bewerken
drukken om het handtekeningbestand te wijzigen.
Leesbevestiging: De opties zijn Ja/Nee. Als u Ja kiest, ontvangt u bericht wanneer
het e-mailbericht is geopend door de geadresseerde. Dit is alleen mogeljk
als de e-mailtoepassing van de ontvanger van het e-mailbericht deze
functie ondersteunt.
Ontvangstbev. toestaan: De opties zijn Ja/Nee. Als u Nee kiest, wordt er geen
ontvangstbericht verzonden naar de afzender wanneer u een e-
mailbericht opent.
Kopie naar eigen adres: De opties zijn Ja/Nee.
Veilig aanmelden (APOP): Deze optie is beschikbaar als u het POP3-protocol
gebruikt. Als u deze optie inschakelt, worden wachtwoorden die naar de
externe e-mailserver verzonden, gecodeerd. De opties zijn Ja/Nee.
Veilige verbinding (TLS): Met deze optie kunt u instellen dat er veilige verbindingen
moeten worden gebruikt om verbinding te maken met de externe mailbox.
(Geschikt voor de POP3-, IMAP4- en SMTP-protocollen.) De opties zijn Ja/
Nee.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
198
Berichten
Pad naar IMAP4-map: Hier geeft u de locatie van de e-mailmap op de IMAP-server,
als dit niet automatisch gebeurt. Deze optie is alleen beschikbaar als u
een IMAP4-mailbox gebruikt.
Accounts bewerken
1 Druk op de toets Menu in het beginvenster van Berichten en kies Tools >
Instellingen. Er wordt een lijst met accounts geopend.
2 Selecteer de account die u wilt bewerken en druk op Bewerken.
3 Geef de gewenste instellingen op op de tabbladen Algemeen, Servers, Ophalen en
Geavanceerd, die hierboven zijn beschreven.
4 Druk op de Esc-toets als u de wijzigingen niet wilt opslaan.
Druk op Gereed als u de aangebrachte wijzigingen wilt opslaan.
Opmerking: U kunt mailboxinstellingen niet bewerken als u on line bent.
Nieuwe e-mailberichten opstellen en verzenden
Tip: Als u er niet in slaagt
e-mailberichten vanaf uw
communicator te verzenden,
controleert u eerst of het
e-mailadres in
E-mailinstellingen juist is.
Zie pagina 195.
1 Druk op E-mailbericht opstellen in het beginvenster van Berichten. De
e-maileditor wordt geopend. Zie figuur 73.
Figure 73
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
199
Berichten
Tip: Zie pagina 186 voor
meer informatie over het
selecteren van
geadresseerden.
2 Stel het e-mailbericht op.
3 Druk op Adresboek om de geadresseerde(n) te selecteren of typ de namen of
het e-mailadressen in de velden Aan:, CC: en BCC: . U kunt met de Tab-toets van
het ene invoerveld naar het andere gaan.
4 Als u de verzendopties voor het e-mailbericht wilt aanpassen, drukt u op
Verzendopties. Er wordt een dialoogvenster met twee tabbladen geopend; zie
200.
5 Druk op Verzenden.
Tip: U kunt in- en
uitzoomen in de
e-maileditor.
Opmerking: E-mailadressen kunnen geen tekens met accenten, zoals é of ä,
bevatten.
Geadresseerden
Er zijn drie hiërarchische niveaus met geadresseerden in een e-mailbericht:
Tip: Als u de velden CC:
en BCC: wilt weergeven of
verbergen in de
e-maileditor, drukt u op de
toets Menu en kiest u Beeld
> Veld CC weergeven of Veld
BCC weergeven.
Aan: - Het bericht wordt rechtstreeks aan de geadresseerde verzonden.
CC: - Er wordt een kopie van het bericht verzonden aan de geadresseerde. De naam
van de geadresseerde is zichtbaar voor de andere geadresseerden van het bericht.
BCC: - Er wordt een kopie van het bericht verzonden aan de geadresseerde. De
naam van de geadresseerde is niet zichtbaar voor de andere geadresseerden van
het bericht.
Opmerking: De adressen die u hebt ingevoerd, worden gecontroleerd in de
contactendatabase zodra u op Verzenden drukt. Namen die niet
overeenkomen met vermeldingen in de contactendatabase of
adressen waarin het teken @ ontbreekt, moet u uit de adresvelden
verwijderen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
200
Berichten
Als de naam die u hebt ingevoerd in een van de adresvelden overeenkomt met een
groepsnaam, wordt deze naam vervangen door de e-mailadressen van de
groepsleden.
Opmaak van verzonden e-mailberichten
U kunt alleen berichten in HTML-formaat opmaken. Druk op de toets Menu en kies
Opmaak > Tekenopmaak. Er verschijnt een venster met de volgende opmaakopties:
Vet, Cursief, Onderstrepen en Opsommingstekens.
Tip: Als u het lettertype
voor een geselecteerd
tekstgebied wilt instellen,
drukt u op Menu en kiest u
Opmaak > Lettertype.
Als u een voorkeurslettertype wilt instellen voor berichten met tekst zonder
opmaak of berichten in HTML-formaat, drukt u op de toets Menu en kiest u Tools
> Voorkeuren.
Als u de tekst van een e-mailbericht wilt uitlijnen, drukt u op de toets Menu en
kiest u Opmaak > Uitlijning. Er verschijnt een venster met de volgende opties: Links
uitlijnen, Centreren en Rechts uitlijnen.
Verzendopties
Tip: Als u een pc-
mailbericht wilt
versturen(zie pagina 208),
zijn Prioriteit en E-
mailaccount de enige opties
die u kunt wijzigen.
De opties in het dialoogvenster Verzendopties bevatten waarden die zijn ingesteld
in de e-mailinstellingen, zoals is toegelicht op pagina 194. Druk op Verzendopties
om het dialoogvenster weer te geven. De wijzigingen die u aanbrengt in dit
dialoogvenster zijn alleen van invloed op het huidige e-mailbericht dat u gaat
verzenden.
Opmerking: Het wijzigen van de opties in het dialoogvenster Verzendopties is
van invloed op de opmaak van het bericht wanneer het wordt
geopend door de geadresseerde. De opmaak kan bijvoorbeeld van
invloed zijn op de leesbaarheid van de tekens in het bericht.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
201
Berichten
Tabblad Bericht
Prioriteit: De prioriteit van een bericht. U kunt kiezen uit Hoog/Normaal/Laag.
Berichttype: Het type bericht. U kunt kiezen uit Onbew. tekst (geen MIME)/
Onbewerkte tekst/ Tekst met opmaak (HTML).
Leesbevestiging: Hiermee geeft u op of u een verzoek wilt toevoegen aan de
uitgaande e-mail om een melding te ontvangen wanneer de
geadresseerde uw e-mailbericht heeft geopend.
Tabblad Aflevering
E-mailaccount: De externe e-mailservice die wordt gebruikt voor het verzenden van
dit e-mailbericht.
Opmerking: Als u de e-mailaccount wijzigt, worden de standaardopties in de
andere velden op dit tabblad niet gewijzigd.
E-mailbericht verzenden: Hier bepaalt u wanneer het bericht wordt verzonden. U
kunt kiezen uit Direct/ Op verzoek / Bij volgende verbinding.
E-mailberichten ophalen
Tip: Verwijder regelmatig
e-mailberichten van uw
communicator om
geheugenruimte vrij te
maken. Zie Voorkomen dat
er onvoldoende geheugen
beschikbaar is op pagina
187 voor meer informatie.
E-mailberichten die aan u zijn geadresseerd worden niet automatisch door de
communicator ontvangen, maar komen binnen in de externe mailbox. Als u uw
e-mail wilt lezen, moet u eerst een verbinding tot stand brengen met de externe
mailbox en vervolgens de berichten selecteren die u naar de communicator wilt
downloaden. De verbinding met de externe mailbox wordt tot stand gebracht via
een dataoproep.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
202
Berichten
WAARSCHUWING! Berichten die u hebt verwijderd terwijl u off line was,
worden zodra u on line bent ook van de externe-
mailboxserver verwijderd. Zie Voorkomen dat er
onvoldoende geheugen beschikbaar is op pagina 187, als
u lokale berichten wilt verwijderen zonder de bestanden
van de externe-mailboxserver te verwijderen.
Verbinding maken met een externe mailbox
1 Selecteer de externe mailbox in het linkerframe van het beginvenster van
Berichten.
Tip: Als u niet direct een
wachtwoord opgeeft als u
verbinding maakt met de
externe mailbox, wordt er
een dialoogvenster geopend.
Typ het wachtwoord en druk
op OK.
2 Druk op E-mail ophalen:
3 Als de verbinding met de externe mailbox tot stand is gebracht, drukt u op de
toets Menu en kiest u Ophalen > Nieuw, Geselecteerd of Alle e-mailberichten.
4 Druk op Verbinding verbreken als de gewenste e-mailberichten zijn opgehaald.
Opmerking: Als u op Verbinding verbreken drukt, heeft dat niet automatisch
tot gevolg dat de verbinding wordt verbroken, omdat er andere
toepassingen geopend kunnen zijn die gebruik maken van de
verbinding. Druk op de toets Menu en kies Bestand > Verbinding
verbreken om op te hangen.
Een abonnement nemen op mappen in een externe mailbox of
een abonnement opheffen
Als uw externe mailbox voldoet aan de IMAP4-standaard, kunt u mappen van de
externe Inbox bewerken en synchroniseren op uw communicator. Hiervoor moet u
een abonnement nemen op de mappen en deze zichtbaar maken in uw
communicator.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
203
Berichten
Tip: Als u nieuwe mappen
wilt maken in de externe
inbox, gaat u als volgt te
werk: Maak verbinding, druk
op de toets Menu en kies
Bestand > Map. U kunt nu
kiezen uit de opties Nieuwe
map maken of Mapnaam
wijzigen.
1 Maak verbinding met het Internet.
2 Druk op de toets Menu en kies Ontvangen > Mapabonnementen. Er verschijnt een
lijst met de mappen die de externe mailbox bevat.
3 Selecteer de map.
4 Druk op Abonneren. Als u al geabonneerd bent op de map, drukt u op
Abonnement opheffen om het abonnement op te heffen.
5 Druk op Verbinding verbreken en Verbinding maken om de mappen waarop u
zich bet hebt geabonneerd, in de lijst op te nemen.
E-mailberichten lezen
In de e-mailviewer kunt u e-mailberichten lezen, beantwoorden en doorsturen.
Als u een ontvangen bericht wilt lezen, selecteert u het bericht in de Inbox en drukt
u op Openen.
In de e-mailviewer wordt het bericht als alleen-lezen weergegeven, wat betekent
dat u het bericht en de ingevoegde bijlagen niet kunt bewerken.
Als het bericht een webkoppeling bevat, kunt u deze openen door de koppeling te
selecteren en op Ga naar te drukken.
Tip: U kunt van de andere
geadresseerden van een
ontvangen e-mailbericht
contacten maken. Druk op
de toets Menu en kies Tools
> Toevoegen aan Contacten.
Als het bericht een koppeling naar een fax-, e-mailadres- of SMS-nummer bevat,
kunt u een fax-, e-mail- of SMS-bericht opstellen door de URL te selecteren en op
de gewenste opdrachtknop te drukken. Hierna wordt de bijbehorende editor
geopend, waarin het veld voor de geadresseerde wordt aangevuld met het
faxadres, het e-mailadres of het GSM-nummer in de koppeling.
Als u het bericht wilt verwijderen, drukt u op Verwijderen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
204
Berichten
WAARSCHUWING! Berichten die off line zijn gemarkeerd als verwijderd,
worden zodra u on line bent ook verwijderd van de
externe-mailboxserver. Zie Voorkomen dat er
onvoldoende geheugen beschikbaar is op pagina 187, als
u lokale berichten wilt verwijderen zonder de bestanden
van de externe-mailboxserver te verwijderen.
E-mailberichten beantwoorden
1 Selecteer het e-mailbericht in de Inbox en druk op Openen. De e-mailviewer
wordt geopend.
Tip: Als u e-mail wilt
doorsturen, drukt u op de
toets Menu en kiest u
Bestand > Doorsturen.
2 Druk op Beantwoorden. De e-maileditor wordt geopend.
Als u alle geadresseerden een antwoord wilt sturen en niet alleen de afzender
van het e-mailbericht, drukt u op de toets Menu en kiest u Bestand >
Beantwoorden > Alle geadresseerden.
Tip: Als u tekst in een e-
mailbericht wilt zoeken en
vervangen, drukt u op de
toets Menu en kiest u
Bewerken > Zoeken.
3 Bewerk het bericht in de e-maileditor en druk op Verzenden.
Opmerking: Als u een e-mailbericht beantwoordt, worden HTML-berichten
ingevoegd als bijlage.
Opmaak van beantwoorde en doorgestuurde e-mailberichten
U kunt de opmaak van beantwoorde en doorgestuurde e-mailberichten bewerken.
1 Druk op de toets Menu en kies Tools > Voorkeuren. Er verschijnt een
dialoogvenster.
2 Geef de volgende gegevens op:
Bericht bijvoegen in antwoord: Als u hier Ja kiest, wordt het oorspronkelijke bericht
opgenomen in het antwoord op het bericht. De opties zijn Ja/Nee.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
205
Berichten
Standaard HTML-lettertype: Hiermee bepaalt u de standaardtekengrootte en het
standaardlettertype voor HTML-berichten. Houd er rekening mee dat
HTML-berichten codes kunnen bevatten die de instellingen in deze optie
kunnen wijzigen.
Grootte HTML-lettertype: Hiermee bepaalt u de grootte van het lettertype dat wordt
gebruikt in HTML-berichten.
Standaardlettertype: Hiermee bepaalt u het lettertype dat wordt gebruikt in
tekstberichten zonder opmaak.
Grootte standaardlettertype: Hiermee bepaalt u de grootte van het lettertype dat
wordt gebruikt in berichten zonder opmaak.
E-mailbijlagen
De meeste documenten en berichten die zijn gemaakt in een van de
communicatortoepassingen kunnen als e-mailbijlage worden verzonden.
WAARSCHUWING! E-mailbijlagen kunnen virussen bevatten of op andere
wijze schade toebrengen aan uw communicator of pc.
Open geen bijlagen als u niet zeker weet dat de afzender
betrouwbaar is. Zie Certificaatbeheer op pagina 253
voor meer informatie.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
206
Berichten
E-mailbijlagen invoegen
Tip: Als u e-mailbijlagen
wilt bewerken, drukt u op de
toets Menu en kiest u
Bijlagen > Bewerken. U kunt
bijlagen niet rechtstreeks
bewerken in ontvangen
e-mailberichten.
1 Druk op de toets Menu in de e-maileditor en kies Bijlagen > Bestand invoegen.
2 Zoek het bestand dat u wilt invoegen in het e-mailbericht en selecteer het.
E-mailbijlagen weergeven en opslaan
Bijlagen worden altijd onderaan geopende e-mailberichten weergegeven.
U kunt de bijlagen weergeven met behulp van een viewer (indien deze beschikbaar
is).
Tip: Als u een bijlage wilt
openen in de viewer, kunt u
de bijlage selecteren met
behulp van de
navigatietoets en vervolgens
op Enter drukken.
1 Open het e-mailbericht met de bijlagen en druk op Bijlagen. Er verschijnt een
dialoogvenster.
2 Druk op Openen om de bijlage weer te geven in de viewer.
Druk op Opslaan om de bijlage op te slaan.
Druk op Lokaal verwijderen om de bijlage te verwijderen van uw
communicator. De bijlage wordt niet verwijderd uit de externe mailbox.
On line en off line werken
On line werken betekent dit dat de communicator via een Internet-verbinding is
verbonden met een externe mailbox.
Off line werken betekent dat uw communicator niet is verbonden met een externe
mailbox. In deze modus kunt u alleen berichten verwijderen en geen mappen. Als
u on line bent, kunt u mappen verwijderen uit uw externe mailbox, de naam
wijzigen van mappen die zich hierin bevinden en nieuwe mappen maken.
Opmerking: Als u wijzigingen aanbrengt in de mappen in de externe mailbox
terwijl u off line bent, worden deze wijzigingen pas van kracht in
de externe mailbox wanneer u opnieuw verbinding hebt gemaakt
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
207
Berichten
en hebt gesynchroniseerd. Als u bijvoorbeeld een e-mailbericht uit
uw communicator verwijdert terwijl u off line bent, wordt het
bericht uit de externe mailbox verwijderd als u opnieuw verbinding
maakt met de mailbox.
Zie Voorkomen dat er onvoldoende geheugen beschikbaar is op pagina 187 als u
een bericht wilt verwijderen van de communicator om geheugen vrij te maken.
Als u e-mail off line beheert, kunt u verbindingskosten besparen en werken in
omstandigheden waar dataverbindingen niet zijn toegestaan, zoals in een
vliegtuig. Zie Profiel Vliegtuig op pagina 105 voor informatie over het gebruik van
de communicator in een vliegtuig. Zie tevens BELANGRIJKE
VEILIGHEIDSINFORMATIE op pagina 295 voor enkele belangrijke waarschuwingen.
Pc-mail
U kunt Internet-mail verzenden en ontvangen via een dataoproep, maar u kunt
geen pc-mail verzenden via de communicator. Pc-mail is e-mail die u kunt lezen,
opstellen en bewerken op uw communicator. U kunt pc-mail echter alleen
verzenden en ontvangen via een pc, nadat u de communicator hebt
gesynchroniseerd met de pc.
E-mailberichten synchroniseren met uw pc
Synchroniseren is het proces van het gelijkmaken van de inhoud van de
e-mailberichten en e-mailmappen op de communicator en de pc. Dit gebeurt door
middel van het kopiëren en samenvoegen van gegevens op de twee machines. Zie
voor meer informatie de Gebruikershandleiding voor PC Suite op de meegeleverde
cd-rom.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
208
Berichten
Tijdens het synchroniseren van uw e-mail worden de berichten van de
communicator naar de pc gekopieerd (en vice versa), zodat u beide apparaten kunt
gebruiken voor het lezen en beantwoorden van berichten.
U kunt Internet-mail converteren naar pc-mail, zodat de berichten worden
gesynchroniseerd met een pc, maar u kunt tevens pc-mail converteren naar
Internet-mail, zodat u e-mailberichten rechtstreeks vanaf de communicator kunt
verzenden. Alle synchronisatie-instellingen moeten op de pc worden gedefinieerd.
Het enige dat u op de communicator kunt doen, is het verwijderen van de door u
gebruikte account.
Nieuwe pc-mailberichten maken
Opmerking: Als u gebruik wilt maken van pc-mail, moet u een e-mailaccount
instellen op uw externe pc.
1 Druk op de toets Menu in het beginvenster van Berichten en kies Opstellen >
Nieuw bericht. Er verschijnt een keuzelijst.
2 Selecteer Pc-mail en druk op OK.
Als u meer dan één pc-account hebt, wordt er een dialoogvenster geopend
waarin u kunt aangegeven welke pc-account moet worden gebruikt voor het
verzenden van pc-mail. Selecteer de pc-account en druk op OK.
3 Stel de pc-mail op in de e-maileditor.
Converteren naar pc- of Internet-mail
Tip: U kunt pc-mail
weergeven en bewerken op
dezelfde manier als de
Internet-mail op uw
communicator.
Opmerking: HTML-berichten kunnen niet worden geconverteerd, omdat het
verzenden van HTML-berichten niet wordt ondersteund door pc-
mail. Als u het bericht wilt converteren naar pc-mailformaat, moet
u eerst het berichttype wijzigen in een bericht met tekst zonder
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
209
Berichten
opmaak of een bericht zonder MIME-indeling. Dit kunt u doen in
het dialoogvenster Verzendopties. Zie pagina 200 voor meer
informatie.
Pc-mail en Internet-mail worden gezamenlijk weergegeven in de mappen.
1 Selecteer het e-mailbericht of de e-mailberichten die u wilt converteren.
Tip: U kunt pc-mail
onderscheiden van Internet-
mail doordat voor beide een
verschillend pictogram
wordt gebruikt.
2 Druk op de toets Menu en kies Tools > Converteren naar Internet-mail of
Converteren naar pc-mail, afhankelijk van het type e-mail dat u wilt converteren.
3 Als er meerdere pc-mail- of SMTP-diensten zijn gedefinieerd, verschijnt er een
keuzelijst met beschikbare diensten die zijn gedefinieerd op de berichtenserver.
Selecteer de dienst en druk op Converteren.
Opmerking: U kunt meerdere e-mailberichten tegelijkertijd converteren, maar
controleer of de berichten van hetzelfde type zijn, dus alleen
Internet- of alleen pc-mail.
SMS-dienst
Tip: Het is mogelijk dat
uw netwerkexploitant u
zogenaamde smart
messages stuurt. Dit zijn
SMS-berichten met
belangrijke informatie, zoals
bijvoorbeeld configuratie-
instellingen. Raadpleeg uw
netwerkexploitant voor
meer informatie.
Met de SMS-dienst (Short Message Service) kunt u korte berichten verzenden en
ontvangen via het digitale, draadloze netwerk.
SMS-berichten kunnen zelfs worden verzonden of ontvangen tijdens een spraak-,
data- of faxoproep. De berichten kunnen worden gelezen op elke mobiele telefoon
die over de functionaliteit beschikt. Als de ontvangende telefoon tijdens het
verzenden is uitgeschakeld, blijft de SMS-berichtencentrale pogingen doen om het
bericht te verzenden totdat de geldigheidsduur die door het netwerk wordt
toegestaan, is verlopen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
210
Berichten
Opmerking: Als u tekst die u in een andere toepassing hebt opgesteld of
bewerkt, wilt verzenden als SMS-bericht, gaan alle ingesloten
objecten en alle RTF-opmaak verloren. U kunt ook geen bijlagen
verzenden als SMS-bericht.
Nieuwe SMS-berichten opstellen en verzenden
Opmerking: Het is niet mogelijk om het lettertype, de letterstijl of opmaak van
SMS-berichten te wijzigen.
Tip: Wanneer u een SMS-
bericht met speciale tekens
of accentletters naar een
ouder type mobiele telefoon
stuurt, is het mogelijk dat
dit bericht niet kan worden
weergeven op deze telefoon.
In dat geval kunt u het
bericht beter versturen
zonder speciale tekens of
accentletters.
1 Druk op SMS-bericht opstellen in het beginvenster van Berichten. De SMS-
editor wordt geopend. Zie figuur 74.
Figure 74
Tip: U kunt in- en
uitzoomen in de SMS-
editor. Druk op de toets
Menu en kies Beeld > In- en
uitzoomen > Inzoomen of
Uitzoomen.
2 Druk op Adresboek om de geadresseerde te selecteren of typ het nummer
rechtstreeks in de koptekst van het bericht.
3 Druk op de navigatietoets om de cursor te verplaatsen naar het berichtveld en
schrijf het SMS-bericht.
Als u de lengte van het huidige bericht wilt weergeven, drukt u op de toets
Menu en kiest u Beeld > Berichtlengte.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
211
Berichten
Tip: Als u een bepaalde
datum en een bepaald
tijdstip wilt opgeven waarop
het SMS-bericht wordt
verzonden, kiest u Gepland
bij de optie SMS-bericht
verzenden.
4 Als u de verzendopties voor het SMS-bericht wilt aanpassen, drukt u op
Verzendopties. Er wordt een dialoogvenster geopend met twee tabbladen:
Verzendopties en Geavanceerd. Zie SMS-instellingen op pagina 212 voor meer
informatie.
5 Druk op Verzenden.
SMS-berichten ontvangen en lezen
Tip: In uw Inbox ziet u de
datum van de ontvangen
SMS-berichten en het
tijdstip van de SMS-
berichten die op de huidige
dag zijn ontvangen. Als u
wilt weergeven wanneer het
SMS-bericht is verzonden,
opent u het bericht in de
SMS-viewer.
U ontvangt SMS-berichten automatisch als deze dienst beschikbaar is, de telefoon
is ingeschakeld en u zich binnen het bereik van het netwerk bevindt.
Wanneer u een nieuw SMS-bericht ontvangt, hoort u een toon, tenzij het profiel
Stil is ingesteld. Er wordt tevens een bericht op het scherm weergegeven.
In de SMS-viewer wordt het bericht als alleen-lezen weergegeven. Dit betekent dat
u het bericht niet kunt bewerken.
Tip: Als u een
contactkaart wilt maken op
basis van de gegevens van
de afzender van een SMS-
bericht, drukt u op de toets
Menu en kiest u Tools >
Toevoegen aan Contacten.
SMS-berichten kunnen tevens bepaalde speciale tekenreeksen bevatten, zoals
URL´s. Als een URL wordt gemarkeerd wanneer u hier met de cursor over beweegt,
kunt u deze koppeling openen door op Ga naar te drukken.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
212
Berichten
SMS-berichten beantwoorden
Tip: Wanneer u een
bericht beantwoordt, kunt u
ervoor kiezen om de tekst
van het ontvangen bericht
in het antwoord op te
nemen. Selecteer Nee in
Antwoord citeren in SMS-
instellingen als u de lengte
van het antwoord wilt
beperken.
Selecteer het bericht, druk op Beantwoorden en schrijf een SMS-bericht.
Als het ontvangen bericht een antwoordpad heeft, verschijnt het bericht
Antwoorden via zelfde centrale in de berichtkop.
SMS-berichten op de SIM-kaart
Als u berichten wilt verplaatsen en kopiëren van de SIM-kaart naar de Inbox, drukt
u op de toets Menu en kiest u Ontvangen > SMS-bericht > SIM-berichten. Als u
berichten wilt verplaatsen, kopiëren of verwijderen, drukt u op de bijbehorende
opdrachttoets.
SMS-instellingen
Wijzigingen die u aanbrengt in de SMS-instellingen zijn van invloed op de wijze
waarop de SMS-berichten worden verzonden en ontvangen.
1 Druk op de toets Menu in het beginvenster van Berichten en kies Tools >
Instellingen.
2 Selecteer SMS en druk op Bewerken. Er verschijnt een dialoogvenster met twee
tabbladen. Geef de volgende gegevens op:
Tabblad Algemeen
Druk op SMScentrales. Er verschijnt een dialoogvenster waarin u nieuwe
berichtencentrales kunt opgeven en bestaande berichtencentrales kunt bewerken
en verwijderen. Alle berichtencentrales worden met een naam en nummer
weergegeven.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
213
Berichten
Actieve SMS-berichtencentrale: Hier geeft u op welke berichtencentrale moet
worden gebruikt voor het afleveren van uw SMS-berichten.
Tip: Als u het
systeemlogboek wilt
openen, drukt u op de toets
Menu en kiest u Tools >
Logboek.
Afleverinformatie: Als u Ja kiest, kunt u de status van het verzonden bericht zien
(onderweg, mislukt, afgeleverd) in het systeemlogboek. Als u Nee kiest,
wordt alleen de status Verzonden weergegeven in het systeemlogboek.
SMS-bericht verzenden: U kunt selecteren wanneer het bericht moet worden
verzonden. U kunt kiezen uit: Direct/Op verzoek/Gepland. Als u Gepland
selecteert, moet u een Datum opgeven.
Geldigheidsduur: Als de geadresseerde van het SMS-bericht niet bereikt kan
worden binnen de opgegeven geldigheidsduur, wordt het bericht uit de
SMS-berichtencentrale verwijderd. Als Maximum is geselecteerd, wordt
de geldigheidsduur ingesteld op de maximumwaarde die is toegestaan
door de berichtencentrale. Houd er rekening mee dat deze functie alleen
werkt als deze wordt ondersteund door het netwerk. U kunt kiezen uit: 1
uur/6 uur/1 dag/1 week/Maximum.
Tabblad Geavanceerd
Antwoorden via zelfde centrale: Met deze netwerkservice kan de geadresseerde van
het SMS-bericht een antwoord sturen door gebruik te maken van uw
berichtencentrum. Als u deze optie instelt op Ja en de geadresseerde uw
bericht beantwoordt, wordt het antwoord verzonden via de
berichtencentrale waarmee u het oorspronkelijke bericht hebt verzonden.
Hiervoor is vereist dat de geadresseerde een abonnement heeft op de
SMS-berichtencentrale, in staat is om een antwoord te verzenden op een
bericht en een apparaat gebruikt dat deze functie ondersteunt. Houd er
rekening mee dat het netwerk deze functie ook moet ondersteunen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
214
Berichten
Antwoord citeren: Hiermee geeft u op of de tekst van het ontvangen SMS-bericht
moet worden geciteerd als u een antwoord opstelt. Als u Ja instelt voor
deze optie, wordt de inhoud van de hoofdtekst van het bericht gekopieerd
naar een nieuw SMS-bericht.
Samenvoegen: Als u Nee instelt voor deze optie, worden berichten die uit meer dan
160 tekens bestaan verzonden als verschillende SMS-berichten. Als u Ja
instelt voor deze optie, worden berichten die meer dan 160 tekens
bevatten, verzonden als aparte berichten. Als de geadresseerde een
Nokia-communicator heeft, worden de berichten gewoon ontvangen als
één lang bericht.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
215
Kantoor
10. Kantoor
Kantoor bevat de toepassingen Tekst, Werkblad en Presentatieviewer, die allemaal
compatibel zijn met Microsoft Windows. Kantoor bevat ook een toepassing
Bestandsbeheer voor beheertaken van bestanden en mappen zoals verplaatsen,
kopiëren en naam wijzigen.
Figuur 75
Tekst
Met Tekst kunt u nieuwe tekstdocumenten maken en bestaande tekstdocumenten
bewerken. U kunt afbeeldingen en andere bestanden in de documenten invoegen
en bekijken. U kunt ook documenten verzenden en ontvangen als faxbericht, SMS-
bericht of pc-mailbericht of via infrarood.
U kunt documenten die zijn gemaakt in Microsoft Word 95, 97 en 2000 voor
Windows openen, bewerken en opslaan. Alle functionaliteit en opmaak van de
originele documenten worden ondersteund. Documenten die zijn gemaakt in
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
216
Kantoor
andere versies van Microsoft Word kunt u alleen weergeven. Zie de
Gebruikershandleiding voor PC Suite op de meegeleverde cd-rom voor informatie
over andere bestandsformaatconversies.
Nieuwe documenten maken
Tip: U kunt de
sneltoetsopdrachten voor
het Klembord Ctrl+x, Ctrl+c
en Ctrl+v gebruiken om
tekst te knippen, te kopiëren
en te plakken.
Als u de toepassing Tekst opent, wordt een leeg document weergegeven. U kunt
direct beginnen met schrijven.
U kunt het opmaakprofiel van een document aanpassen op lettertype- en
alineaniveau. U kunt verschillende lettertypen, lettergrootten en opmaakprofielen
gebruiken. U kunt verschillende vooraf gedefinieerde of door de gebruiker
gedefinieerde opmaakprofielen toepassen door bepaalde tekstgedeelten
afzonderlijk te wijzigen of door een sjabloon te gebruiken waarop het
opmaakprofiel van de tekst is gebaseerd (zie pagina 218).
Lettertypen wijzigen
1 Druk op Lettertype in het document dat u maakt of bewerkt. Er wordt een
dialoogvenster geopend; zie figuur 76.
Figuur 76
2 Druk op Wijzigen om de waarde van een item in de lijst te wijzigen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
217
Kantoor
Druk op Voorbeeld als u wilt weergeven wat het gevolg is van de wijzigingen
die u hebt aangebracht.
3 Druk op Gereed als u de aangebrachte wijzigingen wilt opslaan.
Opmaakprofielen voor tekst wijzigen
1 Selecteer de tekst waarvan u het opmaakprofiel wilt wijzigen.
2 Druk op Opmaakprofiel. Er wordt een lijst met keuzemogelijkheden geopend,
die in alfabetische volgorde zijn gerangschikt.
3 Selecteer een opmaakprofiel in de lijst en druk op Instellen:
Hieronder volgen de standaardwaarden voor de opmaakprofielen in de lijst:
Opmaakprofiel Lettertype
Punt-
grootte
Vet Cursief
Onder-
streept
Uitvullen
Standaard URW Sans 12 pt Uit Uit Uit Links
Koptekst URW Sans 10 pt Uit Uit Uit Links
Voettekst URW Sans 10 pt Uit Uit Uit Links
Kop 1 URW Sans 16 pt
Aa
n
Uit Uit Links
Kop 2 URW Sans 14 pt
Aa
n
Uit Uit Links
Kop 3 URW Sans 12 pt
Aa
n
Uit Uit Links
Titel URW Sans 18 pt
Aa
n
Uit Uit Gecentreerd
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
218
Kantoor
Nieuwe opmaakprofielen maken of bestaande opmaakprofielen
wijzigen
1 Druk op Opmaakprofiel.
2 Druk op Nieuw als u een nieuw opmaakprofiel wilt maken Selecteer het
opmaakprofiel en druk op Bewerken als u een opmaakprofiel wilt wijzigen. Er
verschijnt een dialoogvenster.
3 Geef het opmaakprofiel een nieuwe naam door deze over de oude naam te
typen. Houd er rekening mee dat u de namen van de standaardopmaakprofielen
niet kunt wijzigen.
Druk op Opmaak als u een lijst met opmaakprofielwaarden wilt bekijken die u
kunt wijzigen.
4 Druk op Wijzigen om de waarden voor de volgende elementen te wijzigen:
Lettertype, Uitlijning, Inspringing, Tabs, Regelafstand, Randen, Opsommingstekens
en Overzichtsniveau.
5 Druk op Gereed om de wijzigingen te bevestigen.
Sjablonen
Voorbeeld: U hebt mogelijk
een bedrijfssjabloon die de
bedrijfsnaam bevat en een
bepaalde indeling heeft.
U kunt sjablonen gebruiken en documenten opslaan als sjabloon tijdens het maken
en bewerken van documenten.
Als u een sjabloon wilt selecteren, drukt u op de toets Menu en kiest u Bestand >
Sjablonen > Sjabloon selecteren. Er wordt een lijst met beschikbare sjablonen
geopend. Kies een sjabloon en druk op OK.
Als u een document wilt opslaan als een sjabloon, drukt u op de toets Menu en
kiest u Bestand > Sjablonen > Opslaan als sjabloon.
Als u een sjabloon wilt verwijderen, moet u naar Bestandsbeheer gaan. Zie pagina
233.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
219
Kantoor
Objecten invoegen
Tip: Als u het formaat
van een afbeelding na
invoegen wilt wijzigen,
drukt u op de toets Menu en
selecteert u Bewerken >
Object > Objectdetails.
1 Druk op Object invoegen in het document dat u maakt of bewerkt. Er verschijnt
een dialoogvenster. Zie figuur 77.
Figuur 77
2 Selecteer het type object dat u wilt invoegen in de lijst.
3 Druk op Nieuw item invoegen om de bijbehorende editor te openen.
Druk op Best. item invoegen om een lijst met bestanden te openen. Alleen
bestanden die u kunt invoegen, worden in de lijst weergegeven.
Opmerking: Objecten in een document zijn geen koppelingen, maar ingesloten
bijlagen, die de bestandsgrootte van het document drastisch
kunnen verhogen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
220
Kantoor
Tekstmarkeringen verbergen of zichtbaar maken
Voor het verbergen of zichtbaar maken van markeringen die worden gebruikt bij
het bewerken binnen het document, gaat u als volgt te werk.
1 Druk op de toets Menu en kies Tools > Voorkeuren. Er wordt een dialoogvenster
met twee tabbladen weergegeven.
2 Schakel de volgende opties in of uit:
Pagina Standaardopties : pagina Tabs weergeven, Spaties weergeven en
Alineamarkeringen weergeven,
Pagina Geavanceerde opties : Geforceerde regeleinden weergeven, Vaste spaties
weergeven en Vaste koppelstreepjes weergeven.
Het documentoverzicht weergeven
Tip: Als u een bepaalde
pagina in een document wilt
openen, drukt u op de toets
Menu en kiest u Tools > Ga
naar.
1 Druk op de toets Menu en kies Beeld > Overzicht. Er wordt een boomstructuur
van het document geopend.
2 Als u meer details wilt weergeven, drukt u op Uitvouwen.
Als u minder details wilt weergeven, drukt u op Samenvouwen.
Als u een geselecteerd punt in het document wilt openen, drukt u op Ga naar.
3 Druk op Sluiten om terug te keren naar de documentweergave.
Pagineren
Nadat u een nieuw document hebt gemaakt, kunt u het onderverdelen in paginas.
Druk op de toets Menu en kies Tools > Meer > Pagineren. Met deze opdracht wordt
tevens de paginanummering bijgewerkt.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
221
Kantoor
Werkblad
In Werkblad kunt u werken met gegevens en deze opslaan in een bestand dat een
werkmap wordt genoemd. Elke werkmap bevat ten minste één werkblad. Een
werkmap kan ook grafiekbladen bevatten. Een grafiekblad is een bestand met een
grafiek die is gebaseerd op de gegevens in een werkblad.
U kunt documenten die zijn gemaakt in Microsoft Excel 95, 97 en 2000 voor
Windows openen, bewerken en opslaan. Alle functionaliteit en opmaak van de
originele bestanden worden ondersteund. Bestanden die zijn gemaakt met andere
versies van Microsoft Excel kunt u alleen weergeven. Zie voor informatie over
andere bestandsformaatconversies de Gebruikershandleiding voor PC Suite op de
cd-rom.
Werkmappen
Tip: Als u een werkmap
wilt toevoegen aan de
toepassing Bureau, drukt u
op de toets Menu en kiest u
Bestand > Toevoegen aan
Bureaublad.
Als u een nieuwe werkmap wilt maken, drukt u op de toets Menu en kiest u Bestand
> Nieuwe werkmap.
Als u een bestaande werkmap wilt openen, drukt u op de toets Menu en kiest u
Bestand > Openen.
Als u een werkmap wilt opslaan, drukt u op de toets Menu in de werkbladweergave
en kiest u Bestand > Opslaan.
Als u een werkmap als e-mail of via infrarood wilt verzenden, drukt u op de toets
Menu in de werkbladweergave en kiest u Bestand > Verzenden.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
222
Kantoor
Werkbladen
Als u een nieuw werkblad in een werkmap wilt maken, drukt u op de toets Menu
en kiest u Invoegen > Nieuw werkblad.
Gegevens invoeren
Voor het invoeren van gegevens selecteert u een cel met de navigatietoets en
begint u de gegevens te typen in de geselecteerde cel.
Als u de invoer in een cel wilt bevestigen, drukt u op Enter, OK of gaat u met de
navigatietoets naar een andere cel. Als u de invoer ongedaan wilt maken, drukt u
op Esc of Annuleren.
U kunt ook een formule opgeven voor het uitvoeren van bewerkingen op gegevens
in een werkblad. De toepassing Werkblad bevat vooraf gedefinieerde (of
ingebouwde) formules, die functies worden genoemd.
Als u een functie wilt invoegen, drukt u op Functie invoegen. Er verschijnt een
dialoogvenster. Zie figuur 78. U kunt kiezen uit de volgende functiecategorieën:
Alle, Financieel, Datum en tijd, Wiskundig, Statistisch, Opzoeken, Tekst, Logisch en
Informatie. Elke categorie omvat een reeks functies, die u kunt zien in de lijst naast
Functienaam. Selecteer de gewenste functie en druk op Sluiten.
Figuur 78
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
223
Kantoor
U kunt in een formule constante waarden of celverwijzingen opnemen. Met een
celverwijzing wordt in de toepassing Werkblad aangegeven waar de waarden of
gegevens voor de formule zich bevinden. Een celverwijzing opgeven in een
formule:
Voorbeeld: U kunt
bijvoorbeeld de getallen in
cel C2 tot en met C4 in cel
C5 optellen; selecteer cel
C5, druk op Puntverwijzing
en selecteer het celbereik C2
tot en met C4. Druk op Enter
of op OK om de bewerking
te bevestigen. De SOM
wordt vervolgens
weergegeven in C5.
1 Ga naar de cel die u wilt bewerken en druk op Bewerken
2 Plaats de cursor op de positie waar u de verwijzing wilt opnemen en druk op
Puntverwijzing.
3 Selecteer de cellen die de gewenste waarden bevatten. Zie Cellen selecteren
op pagina 223. De focus blijft in de cel die u bewerkt. Druk op Enter of op OK
om de bewerking te bevestigen.
Figuur 79
Cellen selecteren
Er zijn twee manieren waarop u een cel of een celbereik kunt selecteren in een
werkblad:
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
224
Kantoor
Voorbeeld: Als u kolom A
wilt selecteren, voert u A:A
in. Als u rij 1 wilt selecteren,
voert u 1:1 in. Als u kolom B
en C en rij 2 en 3 wilt
selecteren, voert u B2:C3 in.
Druk op de toets Menu en kies Bewerken > Kiezen. Voer vervolgens het
selectiebereik in of kies een bereik in de lijst.
Druk op Shift en houd de toets ingedrukt en vergroot het selectiekader met de
navigatietoets.
Als u gehele rijen of kolommen wilt selecteren, drukt u op Shift en houdt u de toets
ingedrukt en selecteert u de gewenste rij- of kolomkoppen met behulp van de
navigatietoets.
Als u het gehele werkblad wilt selecteren, gebruikt u de sneltoets Ctrl + A.
De selectie wordt opgeheven wanneer u op de navigatietoets of op de Tab-toets.
Cellen invoegen
1 Selecteer een cel of een aantal cellen die u wilt invoegen in het werkblad.
2 Druk op de toets Menu en kies Invoegen > Cellen. Er verschijnt een
dialoogvenster.
3 Geef op of u de cel of cellen wilt invoegen boven (Cellen naar beneden verpl.) of
links van (Cellen naar rechts verpl.) het geselecteerde bereik.
Als u een gehele rij (of rijen) of kolom (of kolommen) wilt invoegen, selecteert
u respectievelijk Hele rij of Hele kolom.
4 Druk op OK om het invoegen te bevestigen en op Annuleren als u niets wilt
invoegen.
Cellen sorteren
U kunt de volgorde van cellen van boven naar beneden en van links naar rechts
wijzigen.
1 Selecteer het bereik.
2 Druk op de toets Menu en kies Tools > Sorteren.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
225
Kantoor
3 Kies vervolgens Van boven naar beneden of Van links naar rechts. Er verschijnt een
dialoogvenster.
4 Definieer de criteria voor het sorteren.
5 Druk op Sluiten om te sorteren.
Gegevens zoeken
1 Druk op de toets Menu en kies Bewerken > Zoeken. Er verschijnt een
dialoogvenster.
2 Voer in het veld Zoeken: de tekenreeks in waarnaar u wilt zoeken.
Tip: Als u op Opties
drukt, zijn de volgende
opties beschikbaar: Zoeken in
waarden, Zoeken in formules,
Hoofdlettergevoelig, Alleen
hele cellen zoeken, Richting en
Zoeken op.
3 Druk op Zoeken om naar de tekenreeks te zoeken.
Druk op Opties als u het werkblad volgens bepaalde criteria wilt doorzoeken.
Druk op Vervangen als u de tekenreeks wilt vervangen door andere tekens.
Cellen wissen
1 Kies de cel of de cellen die u wilt wissen.
2 Druk op Wissen. Er verschijnt een lijst met keuzemogelijkheden.
3 Als u zowel de inhoud als de formaten van de cel of de cellen wilt wissen, kies
u Alle.
Als u alleen de inhoud van de cel of de cellen wilt wissen, kiest u Inhoud.
Als u alleen de formaten van de cel of de cellen wilt wissen, kiest u Formaten.
De kolombreedte of rijhoogte aanpassen
1 Selecteer de kolom(men) of rij(en).
2 Druk op de toets Menu en kies Opmaak > Kolombreedte of Rijhoogte.
3 Als u de kolombreedte wilt vergroten, drukt u zo vaak als nodig op > op de
navigatietoets. Als u de kolombreedte wilt verkleinen, drukt u op <.
Als u de rijhoogte wilt vergroten, drukt u zoveel keren als nodig op op de
navigatietoets. Als u de rijhoogte wilt verkleinen, drukt u op .
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
226
Kantoor
Als u de breedte of hoogte met exacte waarden wilt aanpassen, drukt u op
Breedte definiëren.
Figuur 80
De celinhoud uitlijnen
1 Selecteer de cel of de cellen.
2 Druk op de toets Menu en kies Opmaak > Uitlijning. Er verschijnt een
dialoogvenster.
3 Definieer de volgende opties: Horizontaal, Verticaal en Celformaat aanhouden.
Het uiterlijk van celranden wijzigen
1 Selecteer de cel of de cellen.
2 Druk op de toets Menu en kies Opmaak > Celweergave > Randen. Er verschijnt
een dialoogvenster.
3 Definieer de volgende opties: Rand, Bovenkant, Onderkant, Links, Rechts en
Lijnkleur.
De getalnotatie wijzigen
1 Selecteer de cel of de cellen.
2 Druk op de toets Menu en kies Opmaak > Getalnotatie. Er verschijnt een
dialoogvenster.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
227
Kantoor
3 Kies de gewenste notatie in de lijst. Afhankelijk van de notatie die u kiest, kunt
u de plaats van het decimaalteken opgeven.
Lettertypen wijzigen
1 Selecteer de cel of de cellen.
2 Druk op de toets Menu en kies Opmaak > Lettertype. Er verschijnt een
dialoogvenster.
3 Druk op Wijzigen om de waarde van een item in de lijst te wijzigen.
4 Druk op Voorbeeld als u wilt weergeven wat het gevolg is van de wijzigingen
die u hebt aangebracht.
5 Druk op Gereed als u de aangebrachte wijzigingen wilt opslaan.
De achtergrondkleur wijzigen
1 Selecteer de cel of de cellen.
2 Druk op de toets Menu en kies Opmaak > Celweergave > Achtergrondkleur. Er
verschijnt een dialoogvenster.
3 Kies de gewenste kleur.
Pagina-einden invoegen
1 Druk op de toets Menu en kies Invoegen > Pagina-einde. Er verschijnt een
dialoogvenster.
2 Definieer de volgende opties: Kolomeinde en Rij-einde.
Opmerking: Aangezien het pagina-einde wordt geplaatst boven en links van
de geselecteerde cel, kunt u geen pagina-einde invoegen
wanneer cel A1 is geselecteerd.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
228
Kantoor
Cellen een naam geven
Tip: Als u de
weergavevoorkeuren wilt
wijzigen, drukt u op de toets
Menu en kiest u Tools >
Instellingen. Schakel de
volgende opties in of uit:
Rasterlijnen weergeven,
Rijkoppen weergeven,
Kolomkoppen weergeven,
Automatisch herberekenen,
Nulwaarden weergeven en
Paginascheiding weergeven.
1 Selecteer de cel of de cellen.
2 Druk op de toets Menu en kies Invoegen > Naam > Toevoegen. Als de cel of de
cellen reeds een naam hebben, kunt u de naam bewerken door Bewerken te
kiezen. Er verschijnt een dialoogvenster.
3 Voer de naam in.
Werkbladen een naam geven
1 Druk op de toets Menu en kies Bewerken > Naam wijzigen. Er verschijnt een
dialoogvenster.
2 Kies het werkblad in de lijst en geef deze een naam.
Cellen, kolommen, rijen, pagina-einden en werkbladen
verwijderen
1 Selecteer een cel binnen het gebied dat u wilt verwijderen.
2 Druk op de toets Menu en kies Bewerken > Verwijderen. Er verschijnt een
dialoogvenster.
3 Kies het element dat u wilt verwijderen in de lijst.
Naar een willekeurig blad of een willekeurige grafiek gaan in
dezelfde werkmap gaan
Tip: Als u bladen wilt
weergeven in de
Grafiekbladweergave, drukt
u op Werkbl./ grafieken.
1 Druk op de toets Menu en kies Beeld > Werkbladenof Werkbladen/grafieken. Er
verschijnt een lijst.
2 Kies een blad en druk op OK om het blad te openen en op Annuleren als u het
blad niet wilt openen.
Opmerking: De volgorde van de bladen kunt u niet wijzigen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
229
Kantoor
Grafiekbladen
Grafiekbladen maken
U kunt kiezen uit zeven verschillende soorten grafieken: Lijn, Kolom, Gestapelde
kolom, Staaf, Gestapelde staaf, X/Y-spreiding en Cirkel.
1 Selecteer een cellenbereik in een werkblad. Deze cellen leveren de gegevens
voor het nieuwe grafiekblad.
2 Druk op de toets Menu en kies Invoegen > Nieuwe grafiek. Er verschijnt een
dialoogvenster.
3 Definieer de volgende gegevens: Grafieknaam, Grafiektype, 3D, Achtergrondkleur
en Kleur van as.
4 Druk op Sluiten om een nieuw grafiekblad te maken en op Esc om de bewerking
te annuleren.
Grafiekbladen bewerken
Tip: U kunt ook op de
Tab-toets en op Enter
drukken om objecten te
selecteren. Druk op Esc om
de selectie te annuleren.
1 Druk op Object kiezen. Er verschijnt een dialoogvenster.
2 Kies een object dat u wilt bewerken in de onderstaande lijst en druk op OK:
Grafiek, Grafiektitel, X-as,Y-as, Titel x-as, Titel y-as, Legenda, Primaire rasterlijnen
van x-as, Secund. rasterlijnen van x-as, Primaire rasterlijnen van y-as, Secund.
rasterlijnen van y-as en Reeks. Het dialoogvenster met instellingen voor het
geselecteerde object wordt geopend. Zie figuur 81 voor een voorbeeld van het
bewerken van instellingen voor de X-as.
3 Druk op Wijzigen of druk op Enter om het object te bewerken. Er verschijnt een
dialoogvenster.
Als u het object wilt verwijderen, drukt u op Verwijderen.
4 Geef de nieuwe waarden op.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
230
Kantoor
Figuur 81
5 Druk op Sluiten om de wijzigingen te bevestigen of op Esc om de wijzigingen
te annuleren.
Opmerking: U kunt slechts één object tegelijk selecteren.
Gegevens in grafiekbladen vervangen
Tip: Als u de algehele
aanblik van de grafiek wilt
instellen, drukt u op
Grafiekopties. Er verschijnt
een dialoogvenster met
twee tabbladen waarop u de
paginastijl en de
paginanaam kunt opgeven.
De gegevens waarop het grafiekblad is gebaseerd, kunt u vervangen.
1 Druk op Werkbl./ grafieken en selecteer het werkblad waarop uw grafiek is
gebaseerd.
2 Selecteer een nieuw gegevensgebied voor de grafiek in het werkblad, druk op
de toets Menu en selecteer Beeld > Werkbladen/grafieken om terug te gaan naar
het grafiekblad.
3 Druk op de toets Menu, selecteer Tools > Gegevens vervangen en druk op OK om
de wijzigingen te bevestigen of op Annuleren als u de wijzigingen niet wilt
doorvoeren.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
231
Kantoor
Presentatieviewer
Met de Presentatieviewer kunt u presentaties bekijken. Bovendien kunt u deze
presentaties verzenden en ontvangen als een e-mailbericht of via infrarood.
U kunt documenten die zijn gemaakt in de Microsoft PowerPoint 95, 97 en 2000
voor Windows weergeven. Houd er rekening mee dat niet alle functies en niet alle
opmaak van de oorspronkelijke documenten worden ondersteund.
Presentaties weergeven
Druk op Openen in het beginvenster van Presentatie om een document te
selecteren en weer te geven. Druk op Sluiten als u de toepassing wilt sluiten.
Tip: U kunt in- en
uitzoomen om een beter
overzicht te krijgen van de
presentatie.
Als een document wordt geopend, wordt de bovenkant van de eerste dia
weergegeven. Als u de volgende dia wilt weergeven, drukt u op Volgende of op
Enter. Als u de vorige dia wilt weergeven, drukt u op Vorige. U kunt door de huidige
dia bladeren met behulp van de navigatietoets.
De overzichtsweergave
Als u een overzicht wilt zien van de volledige presentatie, drukt u op Overzicht.
Hiermee opent u een weergave waarin de tekst van de presentatie in de vorm van
een lijst wordt weergegeven. Zie figuur 82.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
232
Kantoor
Figuur 82
Als u alleen de tekst van de titels wilt weergeven, drukt u op Alleen titels. Als u
wilt terugkeren naar de standaarddiapresentatie, drukt u op Dia.
Dia’s zoeken en weergeven
1 Druk op de toets Menu en kies Tools > Naar dia gaan. Er verschijnt een lijst met
de dias die zijn opgenomen in de presentatie.
2 Ga naar de gewenste dia met behulp van de navigatietoets.
3 Druk op Ga naar om de dia te openen.
De notities van de presentator weergeven
Als u naast de dias de notities van de presentator wilt weergeven, drukt u op de
toets Menu en kiest u Beeld > Notitieweergave.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
233
Kantoor
Bestandsbeheer
Tip: U kunt
Bestandsbeheer in
combinatie met een
geheugenkaart gebruiken
om bestanden en mappen
uit het hoofdgeheugen van
de communicator te
verwijderen en zo
geheugenruimte vrij te
maken. Zie Back-ups maken
op en gegevens terugzetten
vanaf een geheugenkaart
op pagina 239.
Met Bestandsbeheer kunt u de inhoud en eigenschappen van mappen beheren.
Het beginvenster bevat twee frames: een mapstructuur links en een bestandenlijst
rechts.
Figuur 83
U kunt overschakelen tussen de twee frames met behulp van de Tab-toets.
De mapweergave
De mapstructuur kan mappen bevatten uit twee hoofdmappen, de communicator
en een geheugenkaart.
Tip: Sla bestanden niet
op in de hoofdmap van de
communicator; gebruik in
plaats hiervan mappen.
In de hoofdmap van de communicator is er een map C:\Documenten\ die vier
standaardmappen bevat: \Documenten\Gedownload\, \Documenten\Fotogalerie\,
\Documenten\Sjablonen\ en \Documenten\Tonen\.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
234
Kantoor
Als u submappen in het deelvenster met de mappenlijst wilt weergeven of
verbergen, drukt u op < en > op de navigatietoets. De tekens - en + bij de
mappictogrammen geven aan of de submappen worden weergegeven of niet.
Mappen zonder teken hebben geen submappen en u kunt de navigatietoets
gebruiken om te schakelen tussen de mapweergave en de bestandsweergave.
Opmerking: Multiselectie is niet mogelijk in het frame met de mapstructuur.
De bestandsweergave
Tip: Als u de
sorteervolgorde of de
waarde waarop de
bestanden worden
gesorteerd (naam, datum en
tijd, type en grootte) wilt
wijzigen, drukt u op de toets
Menu en kiest u Beeld >
Sorteren op of
Sorteervolgorde.
In de bestandenlijst aan de rechterkant ziet u alle bestanden die zich bevinden in
de bron of de map die in het linkerframe is geselecteerd. In de titel van het
bestandenframe ziet u het pad van het geselecteerde bestand. Voor elk bestand
ziet u het pictogram van de bijbehorende toepassing, de naam en de datum waarop
het bestand voor het laatst is gewijzigd.
De bestanden staan standaard in alfabetische volgorde.
Opmerking: Verborgen bestanden worden alleen weergegeven wanneer u Beeld
> Alle bestanden weergeven kiest in het menu.
De inhoud van een map bekijken
1 Kies in het linkerframe een map en druk op Openen.
Alle submappen en bestanden van deze map worden weergegeven. Zie figuur
84.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
235
Kantoor
Figuur 84
2 Selecteer de submap die u wilt bekijken en druk op Openen.
3 Als u hoofdmappen wilt bekijken, drukt u op Esc.
4 Druk op Map sluiten om terug te keren naar het beginvenster.
In de titel van de inhoudsweergave voor mappen worden de padnaam en het aantal
bestanden en submappen in de map weergegeven, evenals de totale grootte van
alle bestanden in de map.
Deze weergave toont tevens de naam, de datum en tijd waarop een bestand voor
het laatst is gewijzigd en de grootte van het desbetreffende bestand. Het
pictogram voor de naam geeft het type bestand of submap aan.
Een bestand openen
1 Selecteer een bestand en druk op Openen. Het bestand wordt geopend in de
bijbehorende toepassing.
2 Druk op Map sluiten als u wilt terugkeren naar het beginvenster.
Opmerking: U kunt slechts één bestand tegelijk openen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
236
Kantoor
Bestanden en mappen verplaatsen
Tip: Zie voor
multiselectie Een aantal
items tegelijk selecteren op
pagina 29.
1 Selecteer de mappen of bestanden die u wilt verplaatsen en druk op
Verplaatsen in het beginvenster van Bestandsbeheer. Er wordt een
bestandenlijst geopend, zoals weergegeven in figuur 85.
Figuur 85
2 Zoek een doelmap met behulp van de navigatietoets.
Als u de submappen van een map wilt verbergen of weergeven, drukt u
respectievelijk op Samenvouwen en Uitvouwen. U kunt ook navigeren in de
bestandenlijst met de navigatietoets en de toetsen +/-.
Druk op Nieuwe map als u een nieuwe doelmap wilt maken.
3 Druk op OK om de bewerking te bevestigen en op Annuleren als u de
bewerking niet wilt uitvoeren.
Nieuwe mappen maken
1 Selecteer in het beginvenster van Bestandsbeheer de map waarin u een nieuwe
map wilt maken.
2 Kies Bestand > Nieuwe map.
3 Geef een naam op voor de nieuwe map.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
237
Kantoor
4 Druk op OK om de wijzigingen te bevestigen. Als u de wijzigingen niet wilt
doorvoeren, drukt u op Annuleren.
De namen van bestanden en mappen wijzigen
1 Selecteer het bestand of de map in het beginvenster van Bestandsbeheer.
2 Druk op de toets Menu en kies Bestand > Naam wijzigen. De cursor worden
verplaatst naar het begin van de geselecteerde bestands- of mapnaam.
3 Wijzig de naam van het bestand of de map.
4 Druk op OK om de wijzigingen te bevestigen. Als u de wijzigingen niet wilt
doorvoeren, drukt u op Annuleren.
De eigenschappen van bestanden, mappen en
stations weergeven
Tip: In het dialoogvenster
Eigenschappen kunt u
tevens de status van een
bestand wijzigen in
Verborgen of Alleen-lezen of
de status van een map in
Alleen-lezen.
1 Selecteer het bestand, de map of het station in het beginvenster van
Bestandsbeheer.
2 Druk op de toets Menu en kies Bestand > Eigenschappen. Er verschijnt een
dialoogvenster (zie figuur 86).
Figuur 86
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
238
Kantoor
Zoeken naar bestanden en mappen
1 Kies de map of het de geheugenopslag waar u wilt zoeken.
2 Druk op de toets Menu en kies Tools > Zoeken. Er verschijnt een dialoogvenster.
3 Voer in het veld de tekenreeks in waarnaar u wilt zoeken.
4 Druk op Opties om een meer gedetailleerde zoekopdracht te definiëren. Zie
figuur 87.
Tip: U kunt een
zoekopdracht uitvoeren op
basis van een bepaalde
periode, een begin- en
einddatum of van
bestandstypen.
Figuur 87
Druk op Wijzigen om de waarde van een item in de lijst te wijzigen.
Druk op Sluiten als u alle gegevens hebt ingevoerd.
5 Druk op Zoeken om de zoekopdracht te starten.
Als u de zoekopdracht wilt onderbreken, drukt u op Stoppen.
6 Druk op Openen om na afloop van de zoekactie de gevonden map of het
gevonden bestand te openen.
Als u een nieuwe zoekopdracht wilt starten, drukt u op Opnieuw zoeken.
7 Druk op Sluiten als u wilt terugkeren naar het beginvenster.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
239
Kantoor
Back-ups maken op en gegevens terugzetten
vanaf een geheugenkaart
Het is aan te raden om regelmatig back-ups te maken van uw
communicatorgegevens.
BELANGRIJK! Als u back-upgegevens van de Nokia 9210 Communicator wilt
terugzetten op de Nokia 9210i Communicator, kunt u GEEN
gebruik maken. Gebruik in plaats hiervan PC Suite.
Opmerking: Bij de opdrachten Back-up en Terugzetten worden alle gegevens
gekopieerd. U kunt geen back-ups maken van afzonderlijke
mappen of afzonderlijke mappen terugzetten. De bewerkingen
Back-up en Terugzetten zijn recursief. Dit betekent dat mappen en
de gehele inhoud van deze mappen worden gekopieerd. Zie de
Gebruikershandleiding bij PC Suite op de meegeleverde cd-rom
voor informatie over het maken van selectieve back-ups, het
selectief terugzetten van back-ups en het gebruik van de pc bij
deze bewerkingen.
Als u back-ups wilt maken op en gegevens wilt terugzetten vanaf de
geheugenkaart, moet de kaart zijn aangebracht in de communicator. Zie Een
geheugenkaart plaatsen op pagina 28 voor meer informatie.
1 Druk op de toets Menu en kies Geheugenkaart > Back-up maken op geheugenkaart
of Terugzetten vanaf geheugenkaart, afhankelijk van de bewerking die u wilt
uitvoeren. Er wordt een dialoogvenster geopend.
2 Als u een back-up maakt, kunt u een back-upmap zoeken op de geheugenkaart
door op Wijzigen te drukken of de naam van een nieuwe map te typen in het
veld Back-upmap.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
240
Kantoor
Als u gegevens terugzet op de communicator, selecteert u de map in de
communicator waarin u de gegevens wilt terugzetten. Normaalgesproken kiest
u de hoofdmap.
3 Druk op Back-up om een back-up te maken van alle communicatorgegevens op
de geheugenkaart.
Druk op Terugzetten om alle geheugenkaartgegevens terug te zetten op de
communicator.
4 Start de communicator opnieuw door de batterij even te verwijderen en
vervolgens weer terug te plaatsen.
Een geheugenkaart vergrendelen
U kunt een geheugenkaart beveiligen met een wachtwoord ter voorkoming van
toegang door onbevoegden.
Opmerking: Niet alle geheugenkaarten ondersteunen wachtwoordbeveiliging.
1 Druk op de toets Menu en kies Geheugenkaart > Beveiliging > Wachtwoord
wijzigen. Er verschijnt een dialoogvenster.
2 Typ uw wachtwoord in het veld Nieuw wachtwoord en typ het opnieuw in het
veld Bevestiging.
3 Druk op OK. Het nieuwe wachtwoord is ingesteld.
U kunt de wachtwoordbeveiliging opheffen door te drukken op de toets Menu en
Geheugenkaart > Beveiliging > Wachtwoord verwijderen te kiezen. Typ uw
wachtwoord en druk op Verwijderen.
Opmerking: Gebruik een wachtwoord dat u zelf gemakkelijk kunt onthouden,
maar dat voor anderen moeilijk te raden is. Als u uw wachtwoord
vergeten bent, kunt u uw geheugenkaart alleen opnieuw
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
241
Kantoor
gebruiken door de kaart te formatteren. Bij het formatteren
worden alle gegevens van de kaart gewist! U formatteert een
geheugenkaart door te drukken op de toets Menu, Geheugenkaart
> Geheugenkaart formatteren te kiezen en te drukken op
Formatteren.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
243
Extra’s
11. Extra’s
Extras bestaat uit de volgende toepassingen: Rekenmachine, Klok,
Configuratiescherm, Recorder, Imaging, Cell broadcast, Video player en Faxmodem.
De meeste nieuwe toepassingen die u installeert, worden toegevoegd aan de
toepassingengroep Extras. Raadpleeg de Handleiding voor software op de cd-rom
in de sectie Werken met de Nokia 9210i Communicator op de cd-rom voor meer
informatie over de toepassingen die beschikbaar zijn op de meegeleverde cd-rom.
Figuur 88
Klok
Tip: Raadpleeg sectie
Installeren/verwijderen op
pagina 256 voor meer
informatie over het
installeren van
toepassingen.
Klok geeft niet alleen de datum en tijd in uw woonplaats en land/regio aan, maar
ook die in diverse andere steden en landen over de hele wereld. Klok bevat ook een
wekkerfunctie.
U kunt de huidige datum en tijd voor de communicator instellen door te drukken
op de toets Menu en vervolgens Tools > Datum en tijd te selecteren.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
244
Extra’s
Tip: U kiest het type klok
door te drukken op de toets
Menu en vervolgens Beeld >
Type klok > Digitaal of
Analoog te selecteren.
Een signaal instellen
1 Druk op Wekker in het beginvenster. Er verschijnt een wekkerweergave.
2 Naast de klok ziet u de signalen die op dit moment zijn ingesteld.
3 U kunt een nieuw signaal instellen door te drukken Nieuw alarm of een
bestaand signaal bewerken door te drukken op Alarm bewerken.
Tip: Wanneer een signaal
klinkt, kunt u dit
uitschakelen door te
drukken op Stoppen of een
willekeurige toets op het
toetsenbord van de
telefooninterface. Druk op
Alarm uitstellen als u het
signaal gedurende vijf
minuten het zwijgen wilt
opleggen.
4 Geef het tijdstip voor het signaal op bij Tijd en de frequentie in de velden
Frequentie en Dag. Geef bij Beschrijving ook de tekst op die moet worden
weergegeven wanneer de wekker afgaat.
5 Druk op Gereed om het signaal definitief in te stellen.
Uw woonplaats wijzigen
Als de instellingen voor woonplaats en tijd op de communicator niet kloppen, moet
u eerst uw woonplaats instellen en vervolgens de tijd. Op basis van uw woonplaats
wordt namelijk de juiste tijdzone bepaald.
1 Ga naar de beginweergave van Wereldklok.
2 Druk op Plaats wijzigen. Er verschijnt een weergave waarin u uw woonplaats
kunt wijzigen. Zie figuur 89.
Tip: Op de wereldkaart
wordt uw huidige
woonplaats aangegeven
door middel van een kruis.
Figuur 89
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
245
Extra’s
3 Typ de naam van uw woonplaats in het zoekveld of blader door de lijst en druk
op Kiezen wanneer u de woonplaats van uw keuze hebt gevonden.
4 Druk op OK als u de gewijzigde tijdzone wilt gebruiken of op Annuleren als u
dat niet wilt.
Opmerking: Raadpleeg de Help-informatie bij de Nokia 9210i Communicator
voor meer informatie over Klok.
Rekenmachine
Rekenmachine kent twee modi: een bureaurekenmachine voor eenvoudige
rekenkundige bewerkingen en een wetenschappelijke rekenmachine voor
ingewikkelder berekeningen.
U kunt berekeningen op twee manieren uitvoeren: u kunt tekens typen in het
invoerveld of u kunt symbolen selecteren in het functieoverzicht. De berekening
wordt uitgevoerd als u op Enter of op = drukt.
U ziet de berekening en de resultaten in het uitvoerblad links op het scherm. U kunt
in het uitvoerblad geen gegevens typen, maar deze wel selecteren.
Figuur 90
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
246
Extra’s
Met Tab kunt u de invoegpositie verplaatsen tussen het invoerveld, het uitvoerblad
en het functieoverzicht.
Het invoerveld van de bureaurekenmachine is nooit leeg: het bevat hetzij het
resultaat van de vorige berekening hetzij een nul (0) als u op Backspace hebt
gedrukt.
Opmerking: Raadpleeg de Help-informatie bij de Nokia 9210i Communicator
voor meer informatie over Rekenmachine.
Configuratiescherm
In het Configuratiescherm kunt u de volgende onderdelen bekijken en wijzigen:
Beveiliging, Dataopr. blokkeren, Dataopr. blokkeren, Profielen, Dataopr. blokkeren,
Certificaat-beheer, Datum en tijd, Software installeren/verwijderen, Internettoegang,
Back-up, Info, Geheugen, Landinstellingen en Standaardmap.
Het wijzigen van deze functies heeft gevolgen voor alle toepassingen die op de
communicator zijn geïnstalleerd.
Figuur 91
Als u wijzigingen wilt aanbrengen in een van de genoemde toepassingen,
selecteert u het pictogram met de navigatietoets en drukt u op Kiezen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
247
Extra’s
Beveiliging
Hier kunt u het beveilingsniveau instellen voor de telefooninterface van de
communicator.
BELANGRIJK: De standaardbeveiligingscode is 12345. Voor een goede
beveiliging is het belangrijk dat u deze beveiligingscode wijzigt.
Houd de code geheim en bewaar deze op een veilige plaats (niet
bij de telefoon). Houd er rekening mee dat geen enkel
wachtwoordsysteem ongeoorloofde toegang kan voorkomen.
De codes worden weergegeven als sterretjes. Als u de code wilt wijzigen, moet u
eerst de huidige code typen en vervolgens tweemaal de nieuwe code.
PIN-code vragen: Als u de optie PIN-code vragen instelt op Aan, moet u de code
opgeven telkens wanneer u de telefooninterface wilt inschakelen. Als u
driemaal achter elkaar een onjuiste pincode opgeeft, wordt de SIM-kaart
vergrendeld. In dat geval kunt u geen documenten en oproepen versturen
of ontvangen, met uitzondering van voorgeprogrammeerde
alarmnummers. U kunt de vergrendeling van de SIM-kaart opheffen met
de PUK-code. Anders kunt u de communicator gewoon gebruiken. U hebt
de pincode nodig om deze instelling te kunnen wijzigen.
Opmerking: U kunt deze instelling niet wijzigen als de telefooninterface is
uitgeschakeld of als er geen geldige SIM-kaart is geplaatst.
Opmerking: Bij sommige SIM-kaarten kunt u de optie PIN-code vragen niet
uitschakelen.
Periode voor Autovergrendeling: Dit is het inactiviteitsinterval waarna de
communicator automatisch wordt vergrendeld. De beschikbare opties zijn
Geen/2 minuten/5 minuten/10 minuten. Met de laatste optie kunt u het
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
248
Extra’s
aantal minuten zelf instellen. Wanneer de communicator vergrendeld is,
kunt u alleen nog voorgeprogrammeerde alarmnummers bellen met de
telefoon. U kunt tevens inkomende oproepen beantwoorden en
alarmnummers bellen met de toepassing Telefoon. Alle andere
bewerkingen zijn geblokkeerd. Telkens wanneer het toetsenbord wordt
gebruikt, gegevens worden overgebracht of afgedrukt, enzovoort, wordt
de timer voor het inactiviteitsinterval weer op nul ingesteld. U hebt de
beveiligingscode nodig om deze instelling te kunnen wijzigen.
Vergrendelen bij wisselen SIM: Als deze optie is ingesteld op Aan, wordt telkens
wanneer de telefoon wordt ingeschakeld gecontroleerd of de SIM-kaart
in de communicator is gewijzigd. Als de SIM-kaart is gewijzigd en de
nieuwe SIM-kaart nog niet eerder op deze communicator is gebruikt,
wordt de communicator automatisch vergrendeld totdat u de juiste
beveiligingscode hebt opgegeven. De communicator kan maximaal vijf
verschillende SIM-kaarten herkennen als kaarten van de eigenaar. U hebt
de beveiligingscode nodig om deze instelling te kunnen wijzigen.
Tip: Wanneer u de
pincode wilt wijzigen, moet
de optie PIN-code vragen
actief zijn, moet de telefoon
ingeschakeld zijn en moet er
een geldige SIM-kaart
geplaatst zijn.
PIN-code: Met deze optie kunt u de pincode wijzigen. De nieuwe pincode moet een
lengte hebben van minimaal 4 en maximaal 8 tekens.
PIN2-code: Met deze optie kunt u de tweede pincode (PIN2) wijzigen. U moet deze
PIN2-code opgeven als u bepaalde functies wilt gebruiken die afhankelijk
zijn van de SIM-kaart. Een voorbeeld hiervan zijn de instellingen voor
gesprekskosten. Als u driemaal achter elkaar een onjuiste PIN2-code
opgeeft, wordt de communicator vergrendeld. In dat geval kunt u de
vergrendeling alleen opheffen met de juiste PUK2-code. De nieuwe PIN2-
code moet een lengte hebben van minimaal 4 en maximaal 8 tekens.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
249
Extra’s
Beveiligingscode: Met deze optie kunt u de beveiligingscode wijzigen. De
standaardbeveiligingscode is 12345. De nieuwe beveiligingscode moet
een lengte hebben van 5 tot 10 tekens. Als u vijfmaal achter elkaar een
onjuiste beveiligingscode opgeeft, wordt de telefoon gedurende vijf
minuten vergrendeld, waarna u het opnieuw kunt proberen. Als u het vóór
die tijd opnieuw probeert, moet u opnieuw vijf minuten wachten voordat
u de beveiligingscode kunt typen.
Tip: Als u het
blokkeerwachtwoord wilt
wijzigen, moet de telefoon
ingeschakeld zijn en moet
de dienst Oproepen
blokkeren van de SIM-kaart
geactiveerd zijn.
Blokkeerwachtwoord: Met deze optie kunt u het blokkeerwachtwoord wijzigen. Als
u driemaal achtereen een onjuist wachtwoord opgeeft, wordt dit
geblokkeerd en moet u de netwerkexploitant om een nieuw wachtwoord
vragen.
Opmerking: Vermijd het gebruik van codes die lijken om alarmnummers om te
voorkomen dat u per ongeluk een alarmnummer belt.
Opmerking: Wanneer de telefoon is vergrendeld, kunt u soms nog wel het
alarmnummer kiezen dat in het geheugen van uw telefoon is
geprogrammeerd (bijvoorbeeld 112 of een ander officieel
alarmnummer).
Dataoproepen blokkeren
Tip: Door dataoproepen
te blokkeren kunt u het
gebruik van de telefoon
beperken, bijvoorbeeld
wanneer u de telefoon
uitleent.
U kunt de volgende typen dataoproepen voorkomen:
Opmerking: U kunt deze instellingen alleen wijzigen als u beschikt over het
juiste blokkeerwachtwoord.
Uitgaande oproepen: Wanneer deze optie geactiveerd is, kunnen er geen
dataoproepen worden uitgevoerd.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
250
Extra’s
Inkomende oproepen: Wanneer deze optie geactiveerd is, kunnen er geen
dataoproepen worden ontvangen.
Internationale oproepen: Wanneer deze optie geactiveerd is, kunnen er geen
internationale oproepen worden uitgevoerd.
Tip: U kunt de status van
een blokkeeroptie
controleren door de optie in
kwestie te selecteren en
vervolgens te drukken op
Status controleren.
Inkomende oproepen in buitenland: Wanneer deze optie geactiveerd is, kunnen er in
het buitenland geen oproepen meer worden ontvangen.
Int. oproepen (niet naar eigen land): Wanneer deze optie geactiveerd is, kunt u alleen
nog internationale oproepen plaatsen naar het land dat u hebt ingesteld
als land van herkomst.
Opmerking: Oproepen die hier worden omschreven als internationaal kunnen
in sommige gevallen ook plaatsvinden tussen verschillende regio's
van hetzelfde land.
Accessoires
Hier kunt u een aantal instellingen opgeven voor wanneer u de Nokia 9210i
Communicator gebruikt in combinatie met de handenvrije carkit CARK109 of de
hoofdtelefoon HDC-8L.
Raadpleeg de sectie Accessoires van de Beknopte handleiding voor meer
informatie over de accessoires voor de Nokia 9210i Communicator.
U kunt voor de accessoires de volgende opties instellen:
1 Dubbelklik op het pictogram Accessoires in het Configuratiescherm. Er
verschijnt een dialoogvenster.
2 Selecteer de accessoireopties die u wilt wijzigen. De beschikbare opties zijn
Hoofdtelefoon/Carkit. Druk op Bewerken.
3 Geef de volgende instellingen op:
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
251
Extra’s
Instellingen carkit
Automatisch opnemen: Hiermee kunt u bepalen of Automatisch beantwoorden
actief is wanneer de carkit op de communicator is aangesloten.
Standaardprofiel: Hiermee kunt u het profiel kiezen dat automatisch wordt geladen
wanneer de carkit op de communicator wordt aangesloten.
Instellingen hoofdtelefoon
Schermverlichting: Hiermee kunt u bepalen of de schermverlichting wordt
ingeschakeld wanneer u de communicator op de hoofdtelefoon aansluit.
Automatisch opnemen: Hiermee kunt u bepalen of Automatisch beantwoorden
actief is wanneer de communicator op de hoofdtelefoon is aangesloten.
Standaardprofiel: Hiermee kunt u het profiel kiezen dat automatisch wordt geladen
wanneer de communicator op de hoofdtelefoon wordt aangesloten.
Profielen
Hier kunt u de profielen bewerken. Door middel van profielen kunt u geluiden en
het volume van uw communicator instellen voor gebruik in verschillende
omgevingen.
Zie Profielinstellingen op pagina 89 voor meer informatie over profielen.
Scherm
Hier kunt u opties voor de schermweergave instellen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
252
Extra’s
Tabblad Helderheid en contrast
Figuur 92
Druk op + of - om de balk te selecteren die u wilt aanpassen.
Contrastniveau: U kunt het contrast aanpassen door op + (meer contrast) of -
(minder contrast) te drukken.
Helderheid: De helderheid van de schermweergave. U kunt kiezen uit vijf
helderheidsniveaus.
Helder gedurende: Wanneer u gedurende bepaalde tijd het toetsenbord ongemoeid
laat, wordt de helderheid van het scherm automatisch ingesteld op de
laagste waarde. Zodra u het toetsenbord beroert, wordt het
helderheidsniveau hersteld dat is opgegeven bij Helderheid. De
beschikbare opties zijn 15 sec/30 sec/45 sec/1 min/2 min.
Tip: Wanneer u bij de
laatste twee opties een lage
helderheid en een kort
interval instelt, gaat de
batterij langer mee en kunt
u de communicator langer
gebruiken.
Schermbeveiliging: Een periode waarna het scherm wordt gedimd als het apparaat
langere tijd niet wordt gebruikt. De beschikbare opties zijn 2 min/4 min/6
min/8 min/10 min.
Tabblad Kleur
Kleurenpalet: Het kleurenschema voor de schermweergave. De beschikbare opties
zijn Blue/Red/Green/Grey.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
253
Extra’s
Achtergrondpatroon: De achtergrondafbeelding van het gebied met de
opdrachtknoppen. De beschikbare opties zijn Effen/Wheels/Sand/Water/
Leaves.
Certificaatbeheer
Met Certificaatbeheer kunt u digitale certificaten beheren die u gebruikt wanneer
u verbinding maakt met het Internet, WAP-diensten of mailservers, en wanneer u
software installeert. U hebt deze certificaten nodig wanneer u:
een verbinding wilt maken met een on line bank of een andere website of
externe server voor handelingen waarbij vertrouwelijke gegevens worden
overgedragen,
de kans op virussen of andere kwaadaardige software zo klein mogelijk wilt
houden en u zeker wilt zijn van de betrouwbaarheid van software wanneer u
deze downloadt en installeert.
Houd er rekening mee dat het gebruik van certificaten de risicos van externe
verbindingen en het installeren van software weliswaar aanzienlijk verkleint, maar
dat u certificaten wel op de juiste manier moet gebruiken als u daadwerkelijk wilt
profiteren van grotere veiligheid. Het bestaan van een certificaat biedt op zichzelf
geen enkele bescherming. De veiligheid wordt alleen verhoogd als
Certificaatbeheer correcte, authentieke en vertrouwde certificaten bevat.
U opent het beginvenster van Certificaatbeheer door te drukken op de
toepassingsknop Extras en achtereenvolgens Configuratiescherm en Certificaat-
beheer te selecteren.
Het beginvenster bevat een lijst met beschikbare certificaten en de bijbehorende
geldigheidsgegevens.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
254
Extra’s
Opmerking: Certificaten hebben een beperkte levensduur. Als een certificaat de
status Verlopen heeft terwijl de status Geldig zou moeten zijn, is
het mogelijk dat de datum- en tijdinstellingen van de
communicator niet kloppen. Controleer deze instellingen.
Het gebruik van het certificaat definiëren
1 Selecteer het certificaat en druk op Details. Er verschijnt een dialoogvenster
met de details van het certificaat.
2 Druk Vertrouwensinstellingen. Er verschijnt een dialoogvenster.
3 Als u dit certificaat wilt gebruiken om websites en mailservers te certificeren,
kiest u Webbrowser en e-mail, drukt u op Wijzigen en kiest u Ja
4 Als u dit certificaat wilt gebruiken om de herkomst van nieuwe software te
certificeren, kiest u Software-installatie, drukt u op Wijzigen en kiest u Ja.
Opmerking: Voordat u deze instellingen wijzigt, moet u er zeker van zijn dat de
eigenaar van het certificaat te vertrouwen is en dat het certificaat
werkelijk toebehoort aan de vermelde eigenaar.
Controleren of een certificaat authentiek is
Certificaten worden gebruikt om de herkomst van webpaginas en geïnstalleerde
software te verifiëren. Een certificaat kan echter alleen worden vertrouwd als zeker
is dat het authentiek is. U kunt de authenticiteit van een bestaand of nieuw
certificaat als volgt controleren:
1 Selecteer het certificaat en druk op Details. Er verschijnt een weergave met de
details van het certificaat.
2 In het veld Onderwerp: wordt de eigenaar van dit certificaat aangeduid.
Controleer of hier de naam staat van degene waarvan dit certificaat volgens u
is.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
255
Extra’s
3 Blader door het dialoogvenster totdat u het veld Vingerafdruk ziet.
4 De waarde in het veld Vingerafdruk is een uniek identificatiemiddel voor het
certificaat. Neem contact op met de helpdesk of de klantenservice van de
eigenaar van het certificaat (zie stap 2) en vraag om de MD5-vingerafdruk van
het certificaat. Vergelijk de vingerafdruk met de vingerafdruk die in het
dialoogvenster wordt getoond. Als deze overeenkomen, is het certificaat
authentiek.
Opmerking: Gebruik deze verificatieprocedure iedere keer als u een nieuw
certificaat toevoegt.
Certificaten toevoegen of verwijderen
Als u een nieuw certificaat wilt toevoegen, drukt u op Toevoegen. Er verschijnt een
dialoogvenster waarin u het nieuwe certificaat kunt zoeken en selecteren.
Als u een certificaat wilt verwijderen, selecteert u het certificaat en drukt u op
Verwijderen.
Datum en tijd
Hier stelt u de actuele tijd en datum voor uw communicator in.
Tijd: De actuele tijd.
Datum: De actuele datum.
Zomertijd: Hiermee geeft u aan hoe de tijd op de communicator wordt beïnvloed
door wijzigingen in de zomertijd. De beschikbare opties zijn Aan/Uit/
Definitie van zomer. Als u Definitie van zomer selecteert, kunt u in de velden
Zomer begint en Zomer eindigt de begindatum respectievelijk de einddatum
van de zomer opgeven.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
256
Extra’s
Installeren/verwijderen
Met Software installeren/verwijderen kunt u nieuwe software installeren of
geïnstalleerde toepassingen van de communicator verwijderen.
Wanneer u de toepassing Software installeren/verwijderen opent, ziet u op het
tabblad Geïnstalleerd een lijst met alle softwarepakketten die zijn geïnstalleerd,
met vermelding van naam, versienummer, type en grootte.
Druk op Certificaatgegevens om de certificaatgegevens weer te geven van een
geïnstalleerd softwarepakket dat een digitale handtekening en een certificaat
heeft.
Software installeren
U kunt alleen toepassingen installeren die speciaal zijn bedoeld voor de Nokia
9210i Communicator of die geschikt zijn voor het Symbian-besturingssysteem op
Crystal-apparaten, alsook Java-toepassingen.
Opmerking: Als u software installeert die niet specifiek voor de Nokia 9210i
Communicator ontwikkeld is, kan de werking van de software
aanzienlijk afwijken van die van normale toepassingen voor de
Nokia 9210i Communicator.
U kunt een softwarepakket met de toepassingsbestanden downloaden of
overbrengen naar de communicator. Vervolgens kunt u de toepassing installeren.
U kunt software ook installeren vanaf een geheugenkaart. Een softwarepakket
bestaat doorgaans uit één groot gecomprimeerd bestand dat een groot aantal
kleinere bestanden bevat.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
257
Extra’s
Tip: U kunt de
installatieprocedure ook
starten door het
installatiepakket te zoeken
in het geheugen van de
communicator of op de
geheugenkaart via
Bestandsbeheer, het te
selecteren en vervolgens op
Enter te drukken.
BELANGRIJK: U kunt alleen softwarepakketten met de extensie .sis
overbrengen of downloaden naar de communicator. Een geschikte
bestandsnaam is bijvoorbeeld MediaPlayer.sis.
U kunt de installatie starten door te drukken op Nieuwe installatie op het tabblad
Geïnstalleerd. Blader naar het geluidsbestand dat u wilt installeren en klik op OK.
De installatieprocedure wordt gestart.
WAARSCHUWING! Installeer alleen software vanaf bronnen die voldoende
bescherming bieden tegen virussen en andere schadelijke
software. Om u hierbij te helpen maakt het software-
installatiesysteem op de Nokia 9210i Communicator gebruik van
digitale handtekeningen en certificaten op softwarepakketten. Zie
pagina 253.
Als u software zonder digitale handtekening of certificaat wilt installeren,
waarschuwt de communicator u voor de risicos van het installeren van dergelijke
software. Zie figuur 93.
Tip: Als u het programma
PC Suite voor de Nokia
9210i Communicator op uw
pc hebt geïnstalleerd en de
communicator aangesloten
is op de pc, kunt u ook
software installeren door te
dubbelklikken op een
bestand met de extensie .sis
dat is opgeslagen op de pc.
Figuur 93
Als deze waarschuwing verschijnt, is het raadzaam alleen verder te gaan met de
installatie als u absoluut zeker bent van de herkomst en de inhoud van het
softwarepakket.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
258
Extra’s
Tijdens de installatieprocedure wordt de integriteit van het pakket gecontroleerd.
Nadat deze controles zijn uitgevoerd, wordt de toepassing op de communicator
geïnstalleerd. Tijdens de installatieprocedure wordt informatie weergegeven over
de controles die op het pakket worden uitgevoerd. Afhankelijk van de uitkomst van
deze controles kunt u dan beslissen of u wilt verdergaan met de installatie of deze
wilt afbreken.
Software verwijderen
1 Als u een geïnstalleerd softwarepakket van de communicator wilt verwijderen,
gaat u naar het tabblad Geïnstalleerd, selecteert u het softwarepakket dat u wilt
verwijderen, en drukt u op Verwijderen.
2 Er verschijnt een bevestigingsvenster. Druk op OK om de software te
verwijderen.
Opmerking: Sommige softwarepakketten zijn een update op bestaande
software en kunnen niet worden verwijderd.
BELANGRIJK: Als u software verwijdert, kunt u deze alleen opnieuw installeren
met behulp van het oorspronkelijke softwarebestand of door een
volledige back-up van het verwijderde softwarepakket terug te
zetten. Als u een softwarepakket verwijdert, is het mogelijk dat u
documenten die u met de software hebt gemaakt, niet meer kunt
openen. Als een ander softwarepakket afhankelijk is van het
softwarepakket dat u hebt verwijderd, is het mogelijk dat het
andere softwarepakket niet meer werkt. Raadpleeg de
documentatie van het geïnstalleerde softwarepakket voor meer
informatie.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
259
Extra’s
Installatielogboek
U kunt een lijst weergeven van alle geïnstalleerde en verwijderde software door te
drukken op de toets Menu en naar het tabblad Logboek te gaan. In deze lijst kunt
u zien welke software is geïnstalleerd en verwijderd, en wanneer dat is gebeurd.
Als u na de installatie van een softwarepakket problemen met het apparaat hebt,
kunt u aan de hand van deze lijst bepalen welk softwarepakket de oorzaak van het
probleem zou kunnen zijn. Met behulp van de gegevens in deze lijst kunt u soms
ook problemen lokaliseren die worden veroorzaakt door softwarepakketten die
onderling niet compatibel zijn.
Installatie-instellingen
Het tabblad Voorkeuren bevat opties die te maken hebben met de installatie van
software. U kunt de volgende gegevens definiëren:
Installatiebest. na gebruik verwijd. - Als u deze optie instelt op Ja, wordt het
installatiebestand van het softwarepakket (met de extensie .sis) na afloop van de
installatie van het apparaat verwijderd. Als u softwarepakketten met behulp van
een webbrowser downloadt, kunt u op deze manier de vereiste schijfruimte
verminderen.
Opmerking: Als u het softwarebestand wilt opslaan, zodat u het pakket later
opnieuw kan installeren, stelt u de waarde Nee in voor deze optie.
U kunt ook een kopie van het softwarebestand op uw pc of op een
cd-rom opslaan.
Standaardtaal - Hier kunt u de standaardtaal voor de installatie instellen op de taal
die u voor de Nokia 9210i Communicator hebt ingesteld. Als het softwarepakket
verschillende taalversies van de software bevat, wordt de taalversie geïnstalleerd
die hier wordt opgegeven.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
260
Extra’s
Geïnst. softw. sorteren op - U kunt de lijst met geïnstalleerde softwarepakketten
sorteren op Naam, Type of Grootte.
Internet-toegang
Hier kunt u bestaande Internet-toegangspunten bewerken of verwijderen en
nieuwe Internet-toegangspunten maken.
Zie de sectie Internet op de Controlelijst voor instellingen die wordt meegeleverd
met de communicator voor meer informatie. Zie Een Internet-toegangspunt
instellen op pagina 150 voor meer informatie over Internet-toegangspunten.
Info
Hier kunt u copyrightinformatie over de Nokia 9210i Communicator bekijken.
Geheugen
Hier kunt u zien hoeveel geheugen er nog vrij is voor het opslaan van gegevens en
het installeren van nieuwe software. U kunt het geheugengebruik van de volgende
onderdelen bekijken: Documenten, Werkbladen, Geluidsfragmenten, Faxberichten, E-
mailberichten, SMS-berichten, Agendagegevens, Contacten, Afbeeldingen,
Geïnstalleerde toepassingen en Andere bestanden.
Als er een geheugenkaart in de communicator is geplaatst, kunt u controleren
hoeveel geheugen er nog beschikbaar is op de kaart door te drukken op
Geheugenkaart. Wanneer u op Apparaat drukt, wordt de hoeveelheid geheugen
van de communicator weer weergegeven.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
261
Extra’s
Wanneer de hoeveelheid beschikbaar geheugen krap wordt, is het raadzaam enkele
documenten te verwijderen. Voordat u documenten verwijdert, kunt u deze eerst
afdrukken, faxen, via e-mail versturen of overbrengen naar een pc of een
geheugenkaart.
Landinstellingen
Op deze vier tabbladen kunt u instellingen voor de lokale tijd, datum, getalnotatie
en valutanotatie opgeven.
Opmerking: Raadpleeg de Help-informatie bij de Nokia 9210i Communicator
voor meer informatie over Landinstellingen.
Standaardmap
Bij Standaardmap kunt u de map opgeven die wordt gebruikt voor
opslagbewerkingen wanneer u een document wilt opslaan in het geheugen van de
communicator. Zie Bestandsbeheer op pagina 233 voor meer gegevens over het
beheer van bestanden en mappen.
Recorder
Tip: Wanneer u
geluidsfragmenten en
spraak hebt opgenomen,
kunt u deze instellen als
beltoon. Zie pagina 113.
Met Recorder kunt u telefoongesprekken en spraakmemos opnemen. U kunt
bovendien opnames en andere geluidsbestanden afluisteren.
De maximale lengte van de opnames is afhankelijk van het beschikbare geheugen.
U kunt bestanden openen die zijn opgeslagen in de volgende bestandsformaten:
.WAV, .AU en .GSM. Tijdens de opname wordt het resulterende bestand
automatisch gecomprimeerd.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
262
Extra’s
In Recorder vindt u alle knoppen (Afspelen, Stoppen, Pauzeren en Opnemen) die
u gewoonlijk aantreft bij opnameapparatuur. Druk op Hervatten om verder te gaan
met opnemen of afspelen nadat u op Pauzeren hebt gedrukt.
Figuur 94
U kunt het volumeniveau van de toepassing Recorder wijzigen door op de toets
en de toetsen op de navigatietoets te drukken. U kunt geluidsbestanden ook
bewerken met behulp van de opdrachten in het menu Bewerken.
Opmerking: Houd u aan de lokale wetgeving met betrekking tot het opnemen
van gesprekken. Gebruik deze functie niet op onrechtmatige wijze.
Opmerking: Raadpleeg de Help-informatie bij de Nokia 9210i Communicator
voor meer informatie over Recorder.
Imaging
Met de toepassing Imaging kunt u afbeeldingsbestanden beheren. De mappen die
worden gemaakt voor de opslag van afbeeldingen, worden albums genoemd. De
afbeeldingen worden weergegeven als miniaturen in een album. Een miniatuur is
een verkleinde weergave van de oorspronkelijke afbeelding.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
263
Extra’s
Imaging ondersteunt een groot aantal afbeeldingsformaten, waaronder JPEG, GIF,
BMP, MBM en WBMP.
Opmerking: Deze toepassing ondersteunt niet alle bestandsformaten voor
afbeeldingen of alle varianten van een bepaald bestandsformaat
voor afbeeldingen.
Tip: Op de bijgeleverde
cd-rom vindt u nog meer
bestandsviewers voor
verschillende
bestandsformaten. Zie
Bestandsviewer op pagina
10 van de Handleiding voor
software op de cd-rom voor
meer informatie.
U kunt veel gangbare soorten afbeeldingsbestanden direct weergeven. Druk op
Inzoomen om de afbeelding te vergroten, op Uitzoomen om de afbeelding te
verkleinen en op Draaien om de afbeelding te draaien.
Druk op de toets Menu en kies Bestand > Eigenschappen als u de eigenschappen van
een afbeelding wilt bekijken.
Met de toepassing Imaging kunt u afbeeldingen bekijken en afbeeldingenalbums
beheren.
U kunt afbeeldingen uit een album verwijderen, de naam van afbeeldingen
wijzigen, afbeeldingen van het ene album naar het andere kopiëren of verplaatsen
en uw eigen albums met favoriete afbeeldingen maken.
Tip: Als u afbeeldingen of
albums hebt in de map
d:\Documenten\Fotogalerie\
op een geheugenkaart,
worden ook deze items in
deze weergave getoond.
Figuur 95
Opmerking: Albums kunnen alleen afbeeldingen bevatten, geen subalbums.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
264
Extra’s
U kunt ook afbeeldingen ontvangen via IR. Zie Afbeeldingen ontvangen via
infrarood op pagina 266 voor meer informatie.
Een nieuw album maken
1 Druk op de toets Menu en kies Bestand > Nieuw album. Er verschijnt een
dialoogvenster.
2 Geef de volgende gegevens op:
Naam:De naam van het album.
3 Druk op Lokaal maken als u het album wilt opslaan op de communicator.
Drukt u op Maken op geh.kaart als u het album wilt opslaan op een
geheugenkaart.
De inhoud van een album bekijken
Tip: U opent een
afbeelding die niet is
opgeslagen in een album
door Bestand > Bestand
openen te kiezen.
1 Selecteer het album in het beginvenster van Imaging en druk op Openen. De
inhoud van het album wordt weergegeven in de vorm van een of meer
miniaturen.
2 U kunt met de navigatietoets door de inhoud van het album schuiven.
U kunt een afbeelding weergeven door te drukken op Openen.
3 U kunt de volgende frame van de afbeelding (indien aanwezig) weergeven door
te drukken op de toets Menu en Beeld > Volgende frame te kiezen. Kies Vorige
frame als u wilt teruggaan naar de vorige afbeelding.
4 Druk op Album sluiten om terug te keren naar het beginvenster.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
265
Extra’s
Afbeeldingen tussen albums verplaatsen
1 Selecteer de gewenste afbeelding(en) in de miniatuurweergave met de
navigatietoets.
Tip: Met de spatiebalk
kunt u meerdere
afbeeldingen selecteren.
U kunt ook de opdrachten in
het menu Bewerken en de
bijbehorende sneltoetsen
(Ctrl+c, Ctrl+x, Ctrl+v)
gebruiken om afbeeldingen
te verplaatsen of te
kopiëren.
2 Druk op de toets Menu en kies eerst Bewerken > Kopiëren of Knippen.
3 Open het doelalbum.
4 Druk op de toets Menu en kies Bewerken > Plakken.
5 Als het doelalbum al een of meer afbeeldingen met dezelfde naam bevat, wordt
u gevraagd of u de bestaande afbeelding wilt vervangen. Kies een van de
volgende opties:
Vervangen - De bestaande afbeelding wordt vervangen door de afbeelding die
u wilt plakken.
Alles vervangen - Alle bestaande afbeeldingen met dezelfde naam worden
vervangen.
Overslaan - De afbeelding wordt overgeslagen en de plakbewerking wordt
voortgezet.
Annuleren - De hele plakbewerking wordt geannuleerd.
Tip: U kunt de naam van
albums of afbeeldingen
wijzigen door Bestand >
Naam wijzigen te kiezen, een
naam te typen en op OK te
drukken. De
bestandsextensie kan niet
worden gewijzigd.
Nieuwe afbeeldingen maken van originelen
U kunt delen van een geopende afbeelding kiezen, deze als afzonderlijke
afbeeldingen opslaan en vervolgens hergebruiken.
1 Open een afbeelding. Druk op de toets Menu en kies Bewerken > Afbeeldingbereik
kiezen. Er wordt een selectieframe weergegeven op de afbeelding.
2 U kunt het selectieframe met de navigatietoets verplaatsen.
Als u de afmetingen van het selectieframe wilt wijzigen, drukt u de Ctrl-toets
in en gebruikt u de navigatietoets.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
266
Extra’s
3 Druk op de toets Menu en kies Bestand > Opslaan als om het frame als een
afbeelding op te slaan. Kies Geselecteerd bereik.
4 Selecteer de map waarin u het bestand wilt opslaan, typ een naam voor het
nieuwe afbeeldingsbestand en druk op OK.
Het formaat van afbeeldingen wijzigen
1 Druk op de toets Menu en kies Tools > Formaat wijzigen. Er verschijnt een
dialoogvenster.
Tip: Het is mogelijk dat er
voor grote afbeeldingen die
zijn overgebracht vanaf een
digitale camera niet
voldoende intern geheugen
is om deze weer te geven. U
kunt de grootte van de
overgebrachte afbeeldingen
verminderen tot 640x480
pixels door te drukken op de
toets Menu en vervolgens
Tools> VGA gebruiken te
kiezen. Het is mogelijk dat
deze optie al ingeschakeld
is. Houd er rekening mee dat
mogelijk niet alle cameras
deze functie ondersteunen.
2 Geef de nieuwe afmetingen aan door met de navigatietoets te schuiven en druk
op Kiezen of Best passend om de grootte van de afbeelding aan te passen aan
de breedte van het scherm.
Afbeeldingen ontvangen via infrarood
1 Open het album waarin u het ontvangen bestand wilt opslaan.
2 Druk op Afbeeldingen via infrarood. Er verschijnt een dialoogvenster.
3 Selecteer een van de volgende opties:
Ontvangen in album: Hiermee kunt u de afbeelding ontvangen en opslaan.
Ontvangen en verzenden: Hiermee kunt u de afbeelding ontvangen en als e-
mailbericht verzenden.
Ontvangen en faxen: Hiermee kunt u de afbeelding ontvangen en als faxbericht
verzenden.
4 Druk op OK.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
267
Extra’s
RealOne Player
Met RealOne Player kunt u audio- en videobestanden met de RealAudio- of
RealVideo-indeling afspelen op de Nokia 9210i Communicator. U kunt deze
bestanden vanaf een compatibele pc downloaden naar de Communicator om ze af
te spelen, of u kunt bestanden afspelen via het draadloze netwerk door ze naar de
Communicator te streamen.
Opmerking: Streamen is een netwerkafhankelijke functie waarvoor een HSCSD-
netwerk (High Circuit Switch Data) nodig is.
Het beginvenster van RealOne Player ziet u in afbeelding 96.
Figuur 96
Zie de gebruikershandleiding van RealOne Player op de cd-rom in de verpakking
voor meer informatie en voor instructies voor het gebruik van RealOne Player.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
268
Extra’s
Cell broadcast
Tip:Informeer bij uw
netwerkexploitant of CBS
beschikbaar is.
Met de toepassing Cell Broadcast kunt u via de CBS-dienst (Cell Broadcast Service)
berichten lezen en u abonneren op interessante onderwerpen. In gebieden waar
CBS wordt aangeboden, kunt u korte berichten ontvangen over uiteenlopende
onderwerpen, waaronder taxivervoer, het weer en inlichtingen.
Figuur 97
U stopt of start de ontvangst van CBS-berichten door in het beginvenster van Cell
broadcast te drukken op Ontvangst aan of Ontvangst uit.
Tip: U kunt naar andere
onderwerpen zoeken. Voer
in het zoekveld de naam van
een onderwerp in.
Druk op Lezen als u berichten wilt lezen en druk op Volgende of gebruik de
opdrachten in het menu Beeld als u meer berichten wilt weergeven.
U abonneert zich op een onderwerp door naar het onderwerp in kwestie te gaan
en op Abonneren te drukken. Er verschijnt een vinkje in het vakje links van het
onderwerp. U zegt een abonnement op door te drukken op Abonnement opheffen.
Als u onderwerpen wilt toevoegen, bewerken of verwijderen terwijl de ontvangst
is uitgeschakeld, drukt u op toets Menu en kiest u > Onderwerp > Onderwerp
toevoegen / Onderwerp bewerken/ Onderwerp(en) verwijderen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
269
Extra’s
Tip: U kunt belangrijke
onderwerpen markeren door
de onderwerpen in kwestie
te selecteren en vervolgens
op Ctrl+M te drukken.
Als u wilt dat er een venster verschijnt wanneer een bericht over een bepaald
onderwerp wordt ontvangen, drukt u op de toets Menu en kiest u Onderwerp >
Markeren als belangrijk onderwerp. Het belangrijke onderwerp wordt gemarkeerd met
een uitroepteken (!).
Een onderwerpenlijst maken of de naam van een
lijst wijzigen
U kunt een nieuwe lijst maken door te drukken op de toets Menu en vervolgens Lijst
> Nieuwe lege lijst of Nieuwe lijst met geselecteerde onderwerpen te kiezen.
Tip: U kunt de
onderwerpen sorteren door
op de toets Menu te drukken
en in het menu Beeld een
sorteeropdracht te kiezen.
U kunt de naam van de geopende lijst wijzigen door te drukken op de toets Menu
en vervolgens Lijst > Naam wijzigen te kiezen.
Dit is alleen mogelijk als de ontvangst is uitgeschakeld.
Onderwerpenlijsten openen
Druk op de toets Menu en kies Lijst > Onderwerpenlijst selecteren als u een andere
lijst wilt openen.
U kunt in verschillende onderwerpenlijsten gewoon een abonnement nemen op
onderwerpen, abonnementen opheffen en onderwerpen markeren als belangrijk
onderwerp.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
270
Extra’s
Nieuwe onderwerpen opsporen
Tip: Maak een nieuwe
lege onderwerpenlijst en
kies de opties Ja en Alle als u
een lijst van alle
onderwerpen wilt
ontvangen die beschikbaar
zijn in dat gebied.
U kunt automatisch nieuwe onderwerpen toevoegen door te drukken op de toets
Menu en vervolgens Tools > Instellingen te kiezen. Geef de volgende gegevens op:
Nieuwe onderwerpen aan de lijst toevoegen - De beschikbare opties zijn Ja/Nee. Als u
Ja kiest, worden alle nieuwe onderwerpen automatisch aan de huidige lijst met
onderwerpen toegevoegd. Als u Nee kiest, ontvangt u alleen die berichten die
betrekking hebben op onderwerpen waarop u bent geabonneerd en belangrijke
onderwerpen die al in de onderwerpenlijst staan.
Taal - Selecteer de taal waarin u de onderwerpen wilt ontvangen. Kies Alle als u
berichten in alle talen wilt ontvangen.
Opmerking: U ontvangt alleen berichten in de taal die u hebt gekozen. Kies Alle
als u alle berichten wilt ontvangen.
Faxmodem
In combinatie met een compatibele pc kunt u de communicator ook als faxmodem
gebruiken. U kunt de communicator op de pc aansluiten via een seriële kabel of
een infraroodverbinding.
Voordat u de communicator als faxmodem voor de pc kunt gebruiken, moet u op
de pc een nieuwe modemconfiguratie installeren. Raadpleeg de handleiding bij het
besturingssysteem voor meer informatie. Tijdens de installatieprocedure kan het
zijn dat u het pad naar het informatiebestand voor de modem moet opgeven. Het
pad op de meegeleverde cd-rom is: \ Software de voor pc \
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
271
Extra’s
Modemstuurprogrammas. Gevorderde gebruikers vinden op deze locatie ook een
lijst met ondersteunde AT-opdrachten voor de modem. Normaal gezien hoeft u
deze opdracht niet te gebruiken.
Opmerking: Gebruik van de communicator als faxmodem veronderstelt dat
dataoproepen worden ondersteund door de netwerkexploitant en
dat deze dienst is geactiveerd op uw SIM-kaart.
Het stuurprogramma voor de faxmodem
installeren via een kabelverbinding
1 Start Windows.
2 Plaats de cd-rom van de Nokia 9210i Communicator in het cd-rom-station en
zoek het modeminformatiebestand (mdmn9210.INF). U kunt dit bestand ook
vinden op de website van Nokia op www.forum.nokia.com.
3 Dubbelklik op het pictogram Modems in het Configuratiescherm van Windows.
Er verschijnt een dialoogvenster. Als er nog geen modemstuurprogrammas op
de computer zijn geïnstalleerd, gaat u verder met stap 6.
4 Klik op de knop Toevoegen.
5 Kies in het veld Welk type modem wilt u installeren? de optie Overige. Klik op
Volgende.
6 Selecteer de optie Modem niet detecteren. Ik selecteer zelf een modem.
7 Klik op Schijf...
8 Klik op Bladeren en ga naar het cd-rom-station waarin u de cd-rom van de
Nokia 9210i hebt geplaatst.
9 Ga naar de map Software voor de pc/Modemstuurprogramma's op de cd-rom.
10 Selecteer het bestand Mdmn9210.inf in de map Modemstuurprogrammas en
klik op Openen of OK.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
272
Extra’s
Tip: Als u een verbinding
met een hoge
overdrachtssnelheid wilt
gebruiken, moet uw GSM-
exploitant High Speed Data
Services activeren op de
SIM-kaart.
11 Klik in het dialoogvenster Installeren vanaf schijf op OK.
12 Selecteer in het dialoogvenster Nieuwe modem installeren de optie Nokia 9210i
Communicator (Kabel). Als u een verbinding met een hoge overdrachtssnelheid
(HSCSD) gebruikt, geeft u aan dat u een kabelverbinding gebruikt en selecteert
u een hogere snelheid dan 9600 bps. Klik op Volgende.
13 Selecteer de COM-poort waarop de seriële kabel is aangesloten. Klik op
Volgende.
14 Klik op Voltooien.
15 Verwijder de cd-rom uit het station.
16 Druk op de toepassingstoets Extras van de communicator, kies Faxmodem en
druk op Openen.
17 De toepassing Faxmodem wordt geopend. Druk op Instellingen.
18 Geef op het tabblad Verbinding van de instellingen voor faxmodem de volgende
instellingen op:
Verbindingstype: Kabel
Overdrachtssnelheid: 19200 of hoger. Zorg ervoor dat deze instelling hetzelfde is
op de communicator en de pc.
Databits: 8
Stopbits: 1
Datatransportbesturing: Software
Druk op Gereed.
Opmerking: De overdrachtssnelheid is de snelheid waarmee de data tussen
de communicator en de pc worden overgebracht. De beste
overdrachtssnelheid voor normale GSM-gesprekken bedraagt
19200 of hoger. Voor een verbinding met hoge snelheid
selecteert u 115200. Selecteer dezelfde snelheid in de
toepassing die op de pc wordt uitgevoerd.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
273
Extra’s
19 U kunt de communicator nu gebruiken als faxmodem. Druk op Activeren om de
faxmodem te activeren.
Instellingen faxmodem
U opent Faxmodem door te drukken op de toepassingsknop Extras, Faxmodem te
selecteren en op Openen te drukken.
Als er gedurende 20 minuten geen data worden verzonden of ontvangen, wordt de
pc-verbinding met de faxmodem verbroken. Een actief gesprek wordt echter niet
automatisch verbroken.
Opmerking: U kunt de instellingen voor de faxmodem niet wijzigen als de
faxmodem actief is. Als u deze instellingen wilt wijzigen, moet u
de faxmodem eerst deactiveren.
Open Faxmodem en druk op Instellingen. Er verschijnt een dialoogvenster met
twee tabbladen.
Geef de volgende instellingen op:
Tabblad Verbinding
Verbindingstype: Druk op Wijzigen om deze optie te wijzigen. De beschikbare opties
zijn Infrarood en Kabel. Als u Infrarood kiest, worden de overige opties
automatisch ingesteld.
Als u Kabel selecteert, moet u ook de volgende instellingen opgeven:
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
274
Extra’s
Overdrachtssnelheid: De snelheid waarmee de data tussen uw communicator en de
pc worden overgebracht. De beste overdrachtssnelheid voor normale
GSM-gesprekken bedraagt 19200. Voor een verbinding met hoge snelheid
selecteert u 115200. Selecteer dezelfde snelheid in de toepassing die op
de pc wordt uitgevoerd.
Databits: Het aantal bits dat wordt gebruikt om één byte te vormen. Normaal
gezien kunt u hier de standaardoptie, 8, gebruiken.
Pariteit: Een procedure voor de controle van pariteitsfouten. Normaal gezien kunt
u hier de standaardoptie, Geen, gebruiken.
Stopbits: Het aantal stopbits dat wordt gebruikt. Normaal gezien kunt u hier de
standaardoptie, 1, gebruiken.
Datatransportbesturing: Het is raadzaam Software te selecteren. Ook op de pc moet
u deze instelling opgeven.
Tabblad Besturingssysteem
Windows 2000: Als u een ander besturingssysteem dan Windows 2000 gebruikt,
kiest u Nee en drukt u op Gereed. De overige opties op het tabblad worden
grijs weergegeven. Als u Windows 2000 gebruikt, kiest u Ja. Geef
daarnaast ook de volgende verbindingsgegevens op. Deze gegevens wordt
gebruikt door de host-computer die u wilt bellen. Als u niet over
specifieke gegevens beschikt, kunt u proberen de standaardopties te
gebruiken.
Type verbinding: De beschikbare opties zijn Standaard/Hoge snelheid. Standaard is de
standaardoptie.
Type externe modem: De beschikbare opties zijn Analoog/ISDN V.110/ISDN
V.120Analoog is de standaardoptie.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
275
Extra’s
Max. verbindingssnelheid: De standaardoptie voor een analoge verbinding is
Automatisch.
Opmerking: Als u een ander type modem gebruikt, moet u deze configuratie
aanpassen. Als de verbindingsinstellingen niet kloppen, wordt er
geen verbinding tot stand gebracht.
De faxmodem activeren of uitschakelen
Druk in het beginvenster van Faxmodem op Activeren of Uitschakelen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
277
Problemen oplossen
12. Problemen oplossen
Als u problemen hebt met uw communicator, kunt u de Club Nokia Careline bellen
voor antwoorden op uw vragen en instructies. Zie voor meer informatie over de
Club Nokia Careline de sectie Accessoires van de Beknopte handleiding en de
webpagina van de Nokia Careline.
U kunt ook een bezoek brengen aan Forum Nokia op www.forum.nokia.com voor
informatie over en ondersteuningsmateriaal voor de communicator.
1. De telefoon- of communicatorinterface wordt niet gestart: de schermen
blijven leeg
Controleer of de batterij goed is geplaatst en is opgeladen.
Controleer of de contactpunten van de batterij en de bureaulader schoon zijn.
Het is mogelijk dat de batterij niet voldoende is geladen om te kunnen werken.
Houd in de gaten of er meldingen worden weergegeven en of u
waarschuwingstonen hoort die aangeven dat de batterij niet voldoende is geladen.
Laad de batterij op zoals beschreven op pagina 24. Als de waarschuwing ER WORDT
NIET OPGELADEN wordt weergegeven, is het opladen onderbroken. Extreme
temperaturen zijn van invloed op de oplaadcapaciteit van de batterij: laat de
batterij eerst afkoelen of warmer worden. Wacht enige tijd, koppel de lader los en
sluit deze opnieuw aan. Probeer het nogmaals. Als de batterij nu nog niet wordt
opgeladen, neemt u contact op met uw plaatselijke Nokia-leverancier.
2003Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
278
Problemen oplossen
2. De communicatorinterface wordt niet gestart en de telefooninterface
knippert
Het geheugen van de communicator is beschadigd. Neem contact op met uw
Nokia-leverancier.
3. De batterij is aangesloten, maar de telefoon werkt niet
Probeer de telefoon in te schakelen door de toets gedurende een aantal
seconden in te drukken.
Controleer of het profiel Vliegtuig per ongeluk is ingeschakeld. Zie Profiel
Vliegtuig op pagina 105 voor meer informatie.
Start de communicator opnieuw door de batterij te verwijderen, dertig seconden
te wachten en de batterij opnieuw te plaatsen.
Probeer de communicator op te laden. Als u de indicator van de batterijcapaciteit
op de telefoon kunt zien, maar de telefoon niet werkt, neemt u contact op met uw
Nokia-leverancier.
Controleer of de indicator van de signaalsterkte zichtbaar is: het is mogelijk dat u
zich buiten het dekkingsgebied van het netwerk bevindt.
Controleer of de telefoondienst is geactiveerd voor uw SIM-kaart.
Kijk of er een foutbericht op het scherm verschijnt nadat u het apparaat hebt
ingeschakeld. Als dat het geval is, neemt u contact op met uw Nokia-leverancier.
Controleer of de SIM-kaart op juiste wijze is geïnstalleerd. Raadpleeg eventueel de
Beknopte handleiding.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
279
Problemen oplossen
4. De communicatorinterface wordt niet geactiveerd of de toepassingen
reageren niet meer
Sluit de communicator en open deze weer. Als dit niet helpt, sluit u de
communicator en verwijdert u de batterij. Plaats de batterij terug en open de
communicator opnieuw. Wacht totdat de communicator de zelftest heeft
uitgevoerd en is gestart.
Probeer de communicator op te laden.
Als het apparaat niet reageert en u de communicator verschillende keren opnieuw
hebt opgestart (ontkoppel de oplader, verwijder de batterij, wacht 30 seconden en
plaats de batterij weer terug), verwijdert u alle tijdelijke bestanden. Hierbij gaat u
als volgt te werk:
1 Als u de communicator opnieuw wilt opstarten, ontkoppelt u eerst de oplader
en verwijdert u vervolgens de batterij.
2 Plaats de batterij terug en open de communicator.
3 Druk meteen op de toetsen Ctrl+Shift+I wanneer het welkomstscherm van de
Nokia 9210i Communicator verschijnt. Druk de toets I het laatst in.
4 Tijdelijke bestanden verwijderen. Hiermee zet u een aantal acties in gang. De
cache wordt geleegd, cookies worden verwijderd, registraties van
invoegtoepassingen worden opnieuw ingesteld en instellingen die u hebt
gewijzigd in bepaalde toepassingen worden weer ingesteld op de
beginwaarden, zoals alle Internet- en profielinstellingen, snelkoppelingen in
Bureaublad en weergave-instellingen. Alle andere toepassingen en bestanden
worden niet gewijzigd.
Als de genoemde procedures het probleem niet verhelpen, kunt u nog één ding
proberen voordat u contact opneemt met uw Nokia-leverancier: het interne
geheugen van de communicator formatteren. Houd er rekening mee dat tijdens
2003Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
280
Problemen oplossen
het formatteren van het geheugen alle gegevens worden verwijderd, met
uitzondering van de standaardtoepassingen die in de fabriek zijn geïnstalleerd
in het ROM-geheugen!
Als u met PC Suite een volledige back-up hebt gemaakt van de inhoud van de
communicator, kunt u het geheugen met PC Suite formatteren voordat u de back-
upbestanden terugzet op de communicator. Zie voor meer informatie de
Gebruikershandleiding voor PC Suite op de meegeleverde cd-rom.
Als u een back-up op een geheugenkaart hebt gemaakt, raadpleegt u Back-ups
maken op en gegevens terugzetten vanaf een geheugenkaart op pagina 239.
Als u het interne geheugen formatteert, worden alle instellingen, documenten en
andere gegevens in het interne geheugen voorgoed gewist. Als u het interne
geheugen wilt formatteren, gaat u als volgt te werk:
Tip: Als u uw
Communicator aan iemand
anders geeft, is het geen
slecht idee om het apparaat
eerst te formatteren en de
standaardsoftware terug te
zetten vanaf de cd-rom. Als
u dat doet, kan de volgende
gebruiker een schone start
maken.
1 Als u de communicator opnieuw wilt opstarten, ontkoppelt u eerst de oplader
en verwijdert u vervolgens de batterij.
2 Plaats de batterij terug en open de communicator.
3 Druk meteen op de toetsen Ctrl+Shift+F wanneer het welkomstscherm van de
Nokia 9210i Communicator verschijnt. Druk de toets F het laatst in.
4 Het geheugen wordt geformatteerd. Dit duurt ten minste twee minuten.
5 Installeer het installatiepakket All_Nokia_9210_data.sis. U vindt dit pakket met
behulp van de Windows Verkenner in de map Preinstalled in device van de cd-rom
in het verkooppakket.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
281
Problemen oplossen
5. Ik kan niet bellen of gebeld worden
Controleer of het profiel Vliegtuig is ingeschakeld. Als dit profiel actief is, kunt u
niet bellen of worden gebeld.
Controleer of de telefoon is uitgeschakeld. Sluit de communicator en schakel de
telefoon in.
Als het bericht ONGELDIGE SIM-KAART wordt weergegeven, kan de SIM-kaart niet
worden gebruikt voor de communicator. Neem contact op met de leverancier of de
netwerkexploitant.
Controleer de instellingen voor het blokkeren en doorsturen van oproepen. Zie
Instellingen van netwerkservices op pagina 94.
Het is mogelijk dat de telefoon al wordt gebruikt: er worden gegevens of een fax
verzonden of ontvangen of de communicator wordt gebruikt als faxmodem. Wacht
tot de data-/faxoverdracht is voltooid of breek de oproep af door te drukken op de
toets op het toetsenbord van de telefoon.
6. De ontvangstkwaliteit is slecht
U bevindt zich mogelijk op een locatie die geen betere kwaliteit kan bieden. Dit
probleem kan vooral voorkomen in een rijdende auto of trein. Ga naar een locatie
waar de ontvangst van radiosignalen beter is. Zie GSM-datacommunicatie op
pagina 9.
De ontvangst is meestal beter wanneer u zich bovengronds bevindt, wanneer u
buiten bent en wanneer u stilstaat. De ontvangst kan al verbeteren als u de
communicator een beetje beweegt. U kunt ook proberen om de communicator in
handenvrije modus te gebruiken; zie pagina 80. Zorg er tevens voor dat de antenne
is uitgeklapt.
2003Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
282
Problemen oplossen
7. Ik kan geen spraak-, fax- of dataoproepen doorschakelen of blokkeren
Het is mogelijk dat u geen abonnement hebt op de desbetreffende diensten of dat
deze niet worden ondersteund door het netwerk. Het is ook mogelijk dat het
nummer van de Berichtencentrale of het nummer waarnaar u oproepen wilt
doorschakelen niet of onjuist is ingevoerd.
De instellingen voor doorschakelen en blokkeren van faxberichten vindt u in Tools
> Instellingen in de toepassing Berichten. De instellingen voor het blokkeren van
dataoproepen vindt u in Dataoproepen blokkeren in het Configuratiescherm.
Dataoproepen kunnen niet worden doorgeschakeld.
8. Ik kan geen contacten selecteren
Als u geen contact kunt selecteren in de onderdelen Telefoon, Fax, SMS of E-mail,
bevat de contactkaart geen telefoonnummer, faxnummer, GSM-nummer of e-
mailadres. Voeg de ontbrekende gegevens toe aan de contactkaart in de toepassing
Contacten.
9. Ik kan geen faxberichten, SMS-berichten of e-mailberichten verzenden of
ontvangen
Controleer of u een abonnement hebt op deze netwerkdiensten.
Het is mogelijk dat de telefoon is uitgeschakeld of dat de communicator niet
voldoende geheugen heeft.
De door u gebruikte getalnotatie is mogelijk ongeldig of het opgeroepen
telefoonnummer heeft niet binnen 10 pogingen gereageerd; mogelijk hebt u het
verkeerde telefoonnummer gekozen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
283
Problemen oplossen
Het is mogelijk dat de telefoon al wordt gebruikt: er worden gegevens of een fax
verzonden of ontvangen; de communicator wordt gebruikt als faxmodem. Wacht
tot de data-/faxoverdracht is voltooid of breek de oproep af door te drukken op de
toets op het toetsenbord van de telefoon.
Het is mogelijk dat er functies voor het blokkeren van fax-/dataoproepen of het
doorschakelen van faxoproepen zijn geactiveerd. U kunt de instellingen voor het
doorschakelen/blokkeren van faxberichten vinden in Tools > Instellingen in
Berichten.
Faxontvangst: Het is mogelijk dat uw SIM-kaart geen faxnummer bevat.
E-mailontvangst: Het is mogelijk dat u geen abonnement hebt op een externe
mailbox of dat de dienst waarop u bent geabonneerd een ander e-mailprotocol
gebruikt dan het protocol dat u hebt geselecteerd. (Vraag uw Internetaanbieder of
u POP3 of IMAP4 moet gebruiken.) Als u beveiligde verbindingen gebruikt, moet de
dienst die uw externe mailbox verschaft ondersteuning bieden voor beveiligde
verbindingen. Er kan ook een tijdelijk probleem zijn met de externe mailbox of de
Internet-servers tussen de communicator en de externe mailbox. Wacht een paar
minuten en probeer het dan nog eens. Als het niet lukt, neemt u contact op met
uw Internet-aanbieder.
E-mail verzenden: U hebt geen abonnement op een externe mailbox of de e-
mailserver die uw e-mail bezorgt is niet compatibel met het SMTP-protocol. Als u
beveiligde verbindingen gebruikt, moet de dienst die uw externe mailbox verschaft
ondersteuning bieden voor beveiligde verbindingen. Er kan ook een tijdelijk
probleem zijn met de externe mailbox of de Internet-servers tussen de
communicator en de externe mailbox. Wacht een paar minuten en probeer het dan
2003Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
284
Problemen oplossen
nog eens. Als het niet lukt, neemt u contact op met uw Internet-aanbieder. Als u
de verzendoptie Op verzoek gebruikt, moeten e-mailberichten worden verzonden
via de Outbox voor documenten. Zie Outbox op pagina 183 voor meer informatie.
Als u foutberichten ontvangt van de exploitant van het netwerk wanneer u een
verbinding maakt met de externe mailbox, neemt u contact op met de aanbieder
van de externe mailbox. Het is mogelijk dat de externe mailbox beschadigde e-
mailberichten bevat of dat de instellingen voor de e-mailserver onjuist zijn.
Als u problemen ondervindt bij het verzenden van e-mailberichten met bijlagen,
kiest u Verzenden annuleren en probeert u het opnieuw. Als dit het probleem niet
verhelpt, kunt u de toetsencombinatie Shift-Tab-Pijl rechts gebruiken. Sommige e-
mailbijlagen kunnen een grote hoeveelheid geheugenruimte in beslag nemen. U
kunt daarom ook proberen om geheugenruimte vrij te maken door bestanden te
verwijderen uit het hoofdgeheugen van de communicator.
Verzenden van SMS-berichten: U bent niet geabonneerd op de SMS-
berichtendienst of het nummer van de Berichtencentrale ontbreekt of is onjuist.
Neem contact op met de netwerkexploitant.
De oorzaak van het mislukken kan ook samenhangen met het netwerk: het netwerk
ondersteunt geen SMS-, fax-, of dataoproepen/e-mail; het netwerk is niet
beschikbaar of bezet; de signaalsterkte is niet voldoende voor het verzenden.
10. De melding Bericht is te lang verschijnt op het scherm wanneer ik een
ontvangen SMS-bericht probeer te openen.
Het ontvangen bericht is langer dan 1377 tekens. U moet de toepassing Berichten
gebruiken om het bericht te lezen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
285
Problemen oplossen
11. Ik kan geen Internet-verbinding tot stand brengen
Als u op het web wilt surfen of e-mailberichten wilt verzenden of ontvangen, maar
u er niet in slaagt verbinding te maken met het Internet, kunt u met de volgende
controlelijst proberen te achterhalen wat het probleem veroorzaakt:
1 Is de dataoproep actief wanneer u probeert verbinding te maken? Bestudeer de
indicator voor de dataoproep aan de telefoonkant. Als de dataoproep na een
paar seconden wordt afgekapt, controleert u of het telefoonnummer in
Internet-toegang correct is. Zie pagina 150 voor meer informatie.
Als het telefoonnummer correct is, kan het probleem worden veroorzaakt door
een slechte netwerkverbinding of te hoge belasting van het GSM-netwerk.
Controleer ook de instellingen bij Dataoproep in Internet-toegang
(verbindingstype, type dataoproep en maximum snelheid). Zie pagina 150 voor
meer informatie.
Als u problemen hebt met het maken van een dataoproep, neemt u contact op
met uw netwerkexploitant. Verder kunt u uw Internet-aanbieder vragen welk
type externe modem u moet instellen. Als u zich buiten uw thuisnetwerk
bevindt, kunt u de basisinstellingen voor GSM-dataoproepen proberen die
worden vermeld in de tip op pagina 156.
2 Als de dataoproep actief is, maar u geen e-mailberichten kunt ontvangen of
verzenden, kunt u proberen of u met de webbrowser verbinding kunt maken
met de webpaginas van uw Internet-aanbieder. Als dat lukt, wordt het
probleem naar alle waarschijnlijkheid veroorzaakt door onjuiste e-
mailinstellingen of de externe mailbox. Zie pagina 282 voor meer informatie
over problemen met het verzenden van e-mailberichten en pagina 194 voor
meer informatie over e-mailinstellingen.
2003Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
286
Problemen oplossen
3 Als de dataoproep actief is en u geen webpaginas kunt weergeven in de
webbrowser, noteert u het statusbericht dat het laatst is weergegeven in de
titelbalk van de webbrowser.
Als het statusbericht als volgt luidt: Wacht op antwoord of Hostadres opzoeken,
is de kans groot dat het webadres (de URL) onjuist is getypt of dat er een
probleem is met de instellingen van de proxyserver in het Internet-
toegangspunt of de proxyserver. Het is ook mogelijk er een tijdelijk probleem
is met de webservers of de Internet-verbindingen tussen de webserver en uw
Internet-aanbieder. Controleer de instellingen van de proxyserver aan de
hand van de informatie op pagina 154. Annuleer de oproep, wacht een aantal
minuten en probeer opnieuw of u verbinding kunt maken. Als dit nog steeds
niet lukt, neemt u contact op met uw Internet-aanbieder.
Als het statusbericht als volgt luidt: Op het netwerk aanmelden of Verbonden,
wordt het probleem waarschijnlijk veroorzaakt door de instellingen van uw
Internet-toegangspunt (zie pagina 150 voor details) of het inbelsysteem van
uw Internet-aanbieder. Het is ook mogelijk dat u een script nodig hebt om
verbinding te kunnen maken met uw Internet-aanbieder. Annuleer de
dataoproep, wacht een aantal minuten en probeer opnieuw of u verbinding
kunt maken. Als dit nog steeds niet lukt, neemt u contact op met uw
Internet-aanbieder.
4 Als uw dataoproep onverwacht wordt afgekapt, is het mogelijk dat er sprake is
van een slecht netwerk, een overbezet GSM-netwerk of een te lage waarde bij
de optie Time-out bij inactiviteit.
Als u ondanks herhaalde pogingen geen verbinding kunt maken met het Internet
en dit eerder wel is gelukt of als u foutberichten ontvangt wanneer u de
webbrowser start, verwijdert u de batterij gedurende korte tijd en probeert u het
vervolgens opnieuw.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
287
Problemen oplossen
12. Problemen met infrarood
U kunt de communicator met een infraroodverbinding aansluiten op een pc, een
draagbare computer, een printer, een digitale camera, een draadloze telefoon of
een andere communicator.
Als u het programma PC Suite voor Nokia 9210i Communicator op uw pc gebruikt
of als u gegevens wilt ontvangen van een andere communicator of een digitale
camera, moet u voordat u verbinding maakt de infraroodverbinding op de
communicator starten. Zie voor meer informatie de gebruikershandleiding voor PC
Suite die wordt meegeleverd op de cd-rom in het verkooppakket en de sectie De
infraroodverbinding activeren op pagina 40 van deze handleiding.
De pc waarmee u de verbinding wilt maken, moet een IrDA-compatibele
infraroodpoort hebben. Op de pc moeten eveneens de IrDA-stuurprogrammas
geïnstalleerd en geactiveerd zijn. Verder moet de computer beschikken over
Microsoft Windows 95/98/98 Tweede Editie/ME. Neem contact op met Microsoft
voor meer informatie over IrDA-stuurprogrammas en het gebruik hiervan in
combinatie met Windows.
Als u een IBM Thinkpad-laptop met Windows 98 Tweede Editie hebt, is het
mogelijk dat er problemen optreden bij het maken van een infraroodverbinding. Als
er problemen optreden, gaat u als volgt te werk:
1 Klik in Windows op de knop Start en kies Instellingen > Configuratiescherm.
2 Dubbelklik in het Configuratiescherm van Windows 98 op Systeem.
3 Kies het tabblad Apparaatbeheer in het dialoogvenster Systeemeigenschappen.
4 Kies onder Netwerkadapters de optie IBM Thinkpad Fast Infrared Port en klik
vervolgens op de knop Eigenschappen. Het dialoogvenster IBM Thinkpad Fast
Infrared Port verschijnt.
2003Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
288
Problemen oplossen
5 Klik op het tabblad Stuurprogramma en klik vervolgens op de knop
Stuurprogramma bijwerken... De wizard Apparaatstuurprogramma bijwerken
wordt gestart.
6 Klik op Volgende.
7 Kies de optie Een ander stuurprogramma installeren en klik op de knop Lijst....
8 Infrarood PnP seriële poort is gevonden. Klik op OK.
9 Klik op Volgende.
10 Infrarood PnP seriële poort is gereed voor installatie. Klik op Volgende.
11 Het nieuwe stuurprogramma is geïnstalleerd. Klik op Voltooien.
12 Het nieuwe stuurprogramma wordt pas geactiveerd nadat de computer
opnieuw is opgestart. Klik op Ja om de computer opnieuw op te starten.
13. Problemen met afdrukken
Als u de infraroodverbinding gebruikt, moet de infraroodpoort van de printer
compatibel zijn met de IrDA-standaard. Zie Afdrukken op pagina 36.
Als u geen infraroodverbinding tot stand kunt brengen, brengt u het bestand over
naar een pc en gebruikt u de pc om het document af te drukken. U kunt het
document ook naar de dichtstbijzijnde faxmachine faxen. Zie Nieuwe faxberichten
opstellen en verzenden op pagina 189.
14. Problemen met pc-connectiviteit
Zorg ervoor dat de PC Suite voor Nokia 9210i Communicator op de pc is
geïnstalleerd en is geactiveerd. Zie de gebruikershandleiding voor PC Suite voor
meer informatie.
Als u een kabelverbinding gebruikt, controleert u of de kabel aan beide kanten op
juiste wijze is aangesloten.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
289
Problemen oplossen
Als u een infraroodverbinding gebruikt, controleert u of de IR-poorten tegenover
elkaar liggen en er zich tussen de twee poorten geen obstakels bevinden.
Controleer of u de juiste seriële poort (COM) van uw pc gebruikt.
Raadpleeg de gebruikershandleiding voor PC Suite en de sectie Problemen oplossen
in de on line Help van PC Suite voor alle overige problemen met PC Suite.
15. Problemen met de faxmodem
Als u de communicator als faxmodem gebruikt, controleert u of de communicator
en de pc dezelfde baudrate gebruiken. Als u de infraroodverbinding gebruikt, wordt
de baudrate automatisch ingesteld. Als u de kabelverbinding gebruikt, moet u de
baudrate instellen in de faxmodeminstellingen. Voor de pc wordt de baudrate
ingesteld in de connectiviteitssoftware van de pc.
Als u de kabelverbinding gebruikt, kan niet worden gegarandeerd dat
samenwerking met fax- en terminalsoftware voor pcs in alle gevallen zonder
problemen zal verlopen. Raadpleeg uw leverancier. Als er problemen optreden met
de faxsoftware voor pcs, kunt u de infraroodverbinding gebruiken.
Als er problemen optreden bij het tot stand brengen van een dataverbinding met
de externe modem, kunt u proberen om de snelheid van de dataoverdracht te
wijzigen met een AT-opdracht. Op de cd-rom die wordt geleverd bij de
communicator vindt u een bestand met veelgebruikte AT-opdrachten die zijn
gebaseerd op de ETSI 07.07-standaard en die worden ondersteund door de Nokia
9210i Communicator. U kunt dit bestand vinden door te klikken op AT-opdrachten
in de sectie Software voor de pc op de cd-rom. Voor meer informatie over het
gebruik van AT-opdrachten en stuurprogrammas voor faxmodems raadpleegt u de
documentatie van de telecommunicatie- of faxtoepassing die u op uw pc gebruikt.
2003Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
290
Problemen oplossen
16. Problemen met de toegangscode
De standaardbeveiligings code voor Nokia 9210i Communicator is 12345. Als u de
beveiligingscode vergeten bent of bent kwijtgeraakt, neemt u contact op met de
leverancier van de communicator.
Als u een PIN- of PUK-code bent vergeten of bent kwijtgeraakt of als u deze codes
niet hebt ontvangen, neemt u contact op met de netwerkexploitant.
Neem contact op met uw Internet-aanbieder voor informatie over Internet-
wachtwoorden.
17. Onvoldoende geheugen
Net als een pc kan uw communicator onvoldoende geheugen hebben. Dit kan
verschillende redenen hebben:
Er zijn te veel toepassingen actief. Druk op de toets Menu. In het menu uiterst
links op de menubalk kunt u zien welke toepassingen er actief zijn. Kies een
toepassing die niet actief hoeft te zijn en sluit deze toepassing.
U hebt veel e-mailberichten ontvangen of u hebt grote afbeeldingen of andere
bestanden opgeslagen die veel geheugen in beslag nemen. U kunt geheugen
vrijmaken door overbodige gegevens te verwijderen en grote bestanden, indien
mogelijk, naar een geheugenkaart of pc te verplaatsen. Zie Voorkomen dat er
onvoldoende geheugen beschikbaar is op pagina 187 en de
gebruikershandleiding voor PC Suite voor meer informatie.
U hebt geprobeerd een grote webpagina te downloaden. Zie nummer 19 in deze
lijst met problemen.
U kunt het geheugengebruik bekijken in de toepassing Geheugen in het
Configuratiescherm.
Zie Geheugen op pagina 260.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
291
Problemen oplossen
18. Ik kan geen verbinding maken met het Internet tijdens roaming
U kunt een verbinding maken met het Internet als u zich in uw eigen land of regio
bevindt. U maakt momenteel gebruik van roaming en de Internet-verbinding werkt
niet. Probeer of het wel lukt als u de instellingen van een standaard GSM-
dataverbinding gebruikt. Controleer of het telefoonnummer van uw Internet-
toegangspunt in de internationaal notatie is opgesteld. Zie Tabblad Dataoproep
op pagina 155.
19. Foutbericht over geheugen tijdens het downloaden van zeer grote
webpagina’s
Sommige webpaginas zijn zeer groot omdat deze veel grote afbeeldingen of
tabellen bevatten. Dit type paginas neemt veel geheugen in beslag. Als u tijdens
het downloaden van webpaginas een foutbericht ziet over het geheugen, sluit u
meteen alle toepassingen die u hebt geopend na het starten van de webbrowser.
Hiertoe drukt u op de toets Menu. In het menu uiterst links op de menubalk kunt
u zien welke toepassingen er actief zijn. Selecteer en sluit de toepassingen.
Als de problemen hierna niet zijn opgelost, kunt u ook de optie voor het
automatisch laden van afbeeldingen uitschakelen. Ten slotte kunt u de toepassing
WWW korte tijd sluiten en vervolgens opnieuw proberen om de pagina zonder
afbeeldingen te downloaden.
Opmerking: Het verwijderen van gegevensbestanden of het installeren van
toepassingen heeft geen invloed op het geheugen dat beschikbaar
is voor de webbrowser.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
293
VERZORGING EN ONDERHOUD
13. VERZORGING EN
ONDERHOUD
Uw Nokia 9210i Communicator is een geavanceerd apparaat, dat met zorg is
ontworpen en geproduceerd. Ga er zorgvuldig mee om. De tips hieronder kunnen u
helpen om de garantie te behouden en vele jaren plezier te hebben van dit product.
Houd de communicator en alle onderdelen en accessoires buiten het bereik van
kleine kinderen.
Houd de communicator droog. Neerslag, vochtigheid en allerlei andere soorten
vloeistoffen of vocht bevatten mineralen die corrosie van elektronische
schakelingen veroorzaken.
Gebruik of bewaar de communicator niet op stoffige of vuile plaatsen. De
bewegende onderdelen kunnen worden beschadigd.
Bewaar de communicator niet op plaatsen waar het heet is. Hoge temperaturen
kunnen de levensduur van elektronische apparaten bekorten, batterijen
beschadigen en bepaalde kunststoffen doen smelten of vervormen.
Bewaar de communicator niet op plaatsen waar het koud is. Wanneer het
apparaat weer opwarmt (tot de normale temperatuur), kan binnenin vocht
ontstaan, waardoor elektronische schakelingen beschadigd kunnen raken.
Probeer niet de communicator open te maken. Ondeskundige behandeling kan
het apparaat beschadigen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
294
VERZORGING EN ONDERHOUD
Laat de communicator niet vallen en probeer stoten en schudden te voorkomen.
Een ruwe behandeling kan de elektronische schakelingen beschadigen. Als de
communicator valt, kan het kleurenscherm, dat breekbaar is, kapot gaan.
Gebruik geen agressieve chemicaliën, oplosmiddelen of reinigingsmiddelen om
de communicator schoon te maken.
Verf de communicator niet. Verf kan de bewegende onderdelen van het
apparaat blokkeren en de werking belemmeren.
Gebruik alleen de meegeleverde of een goedgekeurde vervangingsantenne.
Niet-goedgekeurde antennes, aanpassingen of accessoires kunnen de
communicator beschadigen en kunnen in strijd zijn met de regels met
betrekking tot radioapparaten.
Alle bovenstaande tips gelden voor de communicator, de batterij, oplader en
andere accessoires. Neem contact op met het dichtstbijzijnde bevoegde
servicepunt als een van deze onderdelen niet goed werkt. Het personeel zal u
helpen en indien nodig zorgen voor onderhoud of reparatie.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
295
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINFORMATIE
14. BELANGRIJKE
VEILIGHEIDSINFORMATIE
Verkeersveiligheid
Gebruik geen communicator terwijl u een auto bestuurt. Bewaar de telefoon altijd
in de houder; leg de telefoon niet op de passagiersstoel of op een plaats waar de
telefoon los kan raken bij een botsing of wanneer u plotseling moet remmen.
Verkeersveiligheid heeft altijd voorrang!
Gebruiksomgeving
Houd u aan speciale voorschriften die in een bepaald gebied van kracht zijn en
schakel de telefoon of communicator altijd uit op plaatsen waar het verboden is
deze te gebruiken of waar het gebruik ervan storing of gevaar kan veroorzaken.
Maak alleen normaal gebruik van de telefoon.
Zorg ervoor dat u altijd alleen door Nokia goedgekeurde accessoires gebruikt, zodat
u voldoet aan de richtlijnen voor blootstelling aan radiofrequentiesignalen. Als u
zich met de communicator verplaatst terwijl de telefoon is ingeschakeld, dient u
de communicator in een goedgekeurde draagtas of riemclip te dragen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
296
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINFORMATIE
Bepaalde delen van de telefoon zijn magnetisch. Metalen voorwerpen kunnen
worden aangetrokken door de telefoon. Personen met een gehoorapparaat moeten
de telefoon niet tegen het oor met het gehoorapparaat houden. Klik de telefoon
altijd goed vast in de houder. De hoofdtelefoon kan worden aangetrokken door
metalen voorwerpen. Houd creditcards en andere magnetische opslagmedia uit de
buurt van de telefoon, omdat de gegevens op deze media kunnen worden gewist.
Elektronische apparaten
De meeste elektronische apparatuur is beschermd tegen radiofrequentiesignalen
(RF-signalen). Het is echter mogelijk dat bepaalde elektronische apparaten niet
beschermd zijn tegen de RF-signalen van de communicator.
Pacemakers Fabrikanten van pacemakers adviseren dat er minimaal 20 cm
afstand moet worden gehouden tussen een draadloze handtelefoon en een
pacemaker om mogelijke storing van de pacemaker te voorkomen. Deze
aanbevelingen komen overeen met het onafhankelijke onderzoek en de
aanbevelingen van Wireless Technology Research. Voor mensen met een
pacemaker geldt het volgende:
Houd de telefoon op meer dan 20 cm afstand van uw pacemakerals de telefoon
is ingeschakeld;
Draag de telefoon niet in een borstzak;
Houd de telefoon bij het oor aan de andere zijde van het lichaam dan waar de
pacemaker zich bevindt om de kans op storing te minimaliseren.
Als u denkt dat er storing optreedt, moet u de communicator onmiddellijk
uitschakelen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
297
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINFORMATIE
Gehoorapparaten Sommige digitale draadloze telefoons kunnen storing in
bepaalde gehoorapparaten veroorzaken. Als u last hebt van dergelijke storing, kunt
u contact opnemen met uw netwerkexploitant.
Andere medische apparatuur Het gebruik van radiozendapparatuur, dus ook
van communicators, kan storing veroorzaken bij het functioneren van onvoldoende
beschermde medische apparatuur. Raadpleeg een arts of de fabrikant van het
medische apparaat om vast te stellen of het apparaat voldoende is beschermd
tegen externe RF-energie of als u vragen hebt. Schakel de telefoon van de
communicator uit in instellingen voor gezondheidszorg wanneer dat
voorgeschreven wordt. Ziekenhuizen en andere instellingen voor gezondheidszorg
kunnen gebruik maken van apparatuur die gevoelig is voor externe RF-energie.
Voertuigen RF-signalen kunnen van invloed zijn op elektronische systemen in
gemotoriseerde voertuigen die verkeerd geïnstalleerd of onvoldoende beschermd
zijn (bijvoorbeeld elektronische systemen voor brandstofinjectie, elektronische
antislip-remsystemen (of antiblokkeer-remsystemen), systemen voor elektronische
snelheidsregeling, airbagsystemen). Raadpleeg de fabrikant van uw voertuig of een
vertegenwoordiger van de fabrikant voor meer informatie. Raadpleeg ook de
fabrikant van eventueel in uw auto geïnstalleerde apparatuur.
Borden Schakel de telefoon van de communicator uit in gebouwen waar dit door
middel van borden wordt gevraagd.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
298
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINFORMATIE
Explosiegevaarlijke omgevingen
Schakel de telefoon van de communicator uit als u op een plaats met
explosiegevaar bent en volg alle aanwijzingen en instructies op. Vonken kunnen op
dergelijke plaatsen een explosie of brand veroorzaken, waardoor er gewonden of
zelfs doden kunnen vallen.
Gebruikers wordt geadviseerd om de telefoon uit te schakelen in benzinestations.
Gebruikers worden gewezen op de noodzaak om zich te houden aan de
beperkingen van het gebruik van radioapparatuur in brandstofopslagplaatsen,
chemische fabrieken of op plaatsen waar met explosieven wordt gewerkt.
Plaatsen met explosiegevaar zijn vaak, maar niet altijd, duidelijk gemarkeerd.
Dergelijke plaatsen zijn onder andere scheepsruimen, chemische overslag- of
opslagplaatsen, voertuigen die gebruik maken van LPG (onder andere propaan of
butaan), gebieden waar de lucht chemicaliën of fijne deeltjes van bijvoorbeeld
graan, stof of metaaldeeltjes bevat en andere plaatsen waar u gewoonlijk wordt
geadviseerd de motor van uw auto af te zetten.
Voertuigen
De communicator mag alleen door bevoegd personeel worden onderhouden of in
een auto worden gemonteerd. Ondeskundige installatie of reparatie kan gevaar
opleveren en de garantie die eventueel van toepassing is doen vervallen.
Controleer regelmatig of de draadloze-telefoonapparatuur in uw auto nog steeds
goed is bevestigd en naar behoren functioneert.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
299
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINFORMATIE
Zorg ervoor dat de communicator, onderdelen ervan of bijbehorende accessoires
zich niet in dezelfde ruimte bevinden als brandbare vloeistoffen, gasvormige
materialen of explosieven.
Voor auto's met een airbag geldt dat de airbag met zeer veel kracht wordt
opgeblazen. Zet geen voorwerpen, dus ook geen geïnstalleerde of draagbare
draadloze apparatuur, in de ruimte boven de airbag of waar de airbag wordt
opgeblazen. Als draadloze apparatuur niet goed is geïnstalleerd in de auto kan dit
ernstige verwondingen veroorzaken als de airbag wordt opgeblazen.
Het is verboden de telefoon van de communicator in een vliegtuig te gebruiken.
Schakel de telefoon van de communicator uit voordat u een vliegtuig binnengaat.
Het gebruik van draadloze telefoons kan gevaarlijk zijn voor de werking van het
vliegtuig en kan het draadloze telefoonnetwerk verstoren. Bovendien kan het in
strijd met de wet zijn.
FCC-reguleringen verbieden het gebruik van een telefoon in een vliegtuig. Schakel
de telefoon uit voordat u een vliegtuig binnengaat. Het gebruik van draadloze
telefoons kan gevaarlijk zijn voor de werking van het vliegtuig en kan het draadloze
telefoonnetwerk verstoren. Bovendien kan het in strijd met de wet zijn.
Het negeren van deze voorschriften kan ertoe leiden dat de overtreder het gebruik
van telefoondiensten (tijdelijk) wordt ontzegd en/of dat gerechtelijke stappen
worden ondernomen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
300
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINFORMATIE
Alarmnummer kiezen
Belangrijk: Zoals alle
draadloze telefoons maakt
ook de Nokia 9210i
Communicator gebruik van
radiosignalen, draadloze
netwerken en
kabelnetwerken en door de
gebruiker geprogrammeerde
functies. Hierdoor kunnen
verbindingen niet onder alle
omstandigheden worden
gegarandeerd. Het is
daarom van groot belang
dat u nooit alleen vertrouwt
op een draadloze telefoon
voor het tot stand brengen
van essentiële
communicatie (bijvoorbeeld
bij medische noodgevallen).
Het is mogelijk dat in sommige draadloze telefoonnetwerken of wanneer bepaalde
netwerkdiensten en/of telefoonfuncties in gebruik zijn, geen alarmnummers
kunnen worden gebeld. Neem voor meer informatie contact op met uw
netwerkexploitant.
Een alarmnummer kiezen:
1 Sluit de klep van het apparaat als deze openstaat.
2 Schakel de telefoon in als dat nog niet is gebeurd. Controleer of de ontvangst
van het signaal sterk genoeg is.
In sommige netwerken kan een geldige, correct geplaatste SIM-kaart
noodzakelijk zijn.
3 Druk zo vaak als nodig is op (bijvoorbeeld om een gesprek te beëindigen,
een menu af te sluiten, enzovoort) om het scherm leeg te maken en de telefoon
gereed te maken voor een oproep.
4 Toets het alarmnummer in voor het gebied waar u zich bevindt (bijvoorbeeld
911, 112 of een ander officieel alarmnummer). Alarmnummers verschillen van
land tot land.
5 Druk op de toets .
Als u bepaalde functies gebruikt, is het mogelijk dat u deze functies moet
uitschakelen voordat u een alarmnummer kunt kiezen. Voor meer informatie
hierover raadpleegt u deze handleiding of de exploitant van uw telefoonnetwerk.
Vergeet niet bij het bellen van een alarmnummer alle noodzakelijke informatie zo
nauwkeurig mogelijk te omschrijven. Uw communicator is mogelijk het enige
communicatiemiddel op de plaats van een ongeluk; verbreek de verbinding niet
voordat u daarvoor toestemming hebt gekregen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
301
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINFORMATIE
Informatie over certificatie (SAR)
DIT TYPE TELEFOON VOLDOET AAN DE EISEN DIE DE EUROPESE UNIE HANTEERT
VOOR BLOOTSTELLING AAN RADIOGOLVEN.
De communicator is net als alle andere mobiele telefoons een radiozender en -
ontvanger. Het apparaat is ontworpen en geproduceerd in overeenstemming met
de limieten voor blootstelling aan radiofrequentiesignalen (RF-signalen) die
worden aanbevolen door de raad van de Europese Unie. Deze beperkingen maken
deel uit van uitgebreide richtlijnen en definiëren het toegestane niveau voor RF-
energie voor de algemene bevolking. Deze richtlijnen zijn ontwikkeld door
onafhankelijke wetenschappelijke organisaties door middel van periodieke en
grondige evaluaties van wetenschappelijke studies. In deze beperkingen is een
grote veiligheidsmarge ingebouwd om de veiligheid van alle personen te kunnen
waarborgen, ongeacht de leeftijd of gezondheidstoestand.
De standaard voor blootstelling aan mobiele telefoons wordt uitgedrukt in de
maateenheid SAR (Specific Absorbtion Rate). De raad van de Europese Unie beveelt
een SAR-limiet van 2,0W/kg aan.* Bij tests voor SAR worden de standaardposities
gebruikt. De telefoon gebruikt tijdens de tests in alle frequentiebanden het hoogst
toegestane energieniveau. Doordat de SAR wordt bepaald op het hoogst
toegestane energieniveau, kan het werkelijke SAR-niveau van de telefoon tijdens
gebruik sterk lager liggen dan de maximumwaarde. Dit komt doordat de telefoon
is ontworpen voor gebruik bij verschillende energieniveaus, zodat niet meer
energie wordt gebruikt dan nodig is om verbinding te maken met het netwerk. Over
het algemeen geldt dat hoe dichter u zich bij een zendmast bevindt, hoe minder
energie er wordt gebruikt.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
302
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINFORMATIE
Voordat een telefoon op de markt komt, moet eerst worden aangetoond dat deze
voldoet aan de Europese R&TTE-richtlijn. Deze richtlijn bevat één essentiële
vereiste en dat is de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de
gebruiker en alle andere personen. De hoogste SAR-waarde die de Nokia 9210i
Communicator tijdens tests voor compatibiliteit met de standaard heeft bereikt,
was 0,34 W/kg. Hoewel er verschillen kunnen zijn tussen de SAR-niveaus van
verschillende telefoons en bij verschillende posities, voldoen deze allemaal aan de
eisen van de Europese Unie op het gebied van blootstelling aan radiogolven
*De SAR-limiet die voor mobiele telefoons voor het publiek wordt gehanteerd, is
2,0 watt/kilogram (W/kg) evenredig verdeeld over tien gram weefsel. In de limiet
is een aanzienlijke veiligheidsmarge ingebouwd, voor extra bescherming en om
eventuele meetvariaties te ondervangen. De SAR-waarden zijn afhankelijk van
nationale rapportage-eisen en de bandbreedte van het netwerk en kunnen
derhalve variëren. Meer informatie over SAR in andere regios kunt u vinden onder
Product information op de Amerikaanse website van Nokia (www.nokia.com).
Belangrijke informatie over de stroomvoorziening
WAARSCHUWING: Dit apparaat is bestemd voor gebruik met energie van
een lithium-ion-batterij en opladers van type ACP-12,
ACP-9E, ACP-9X en ACP-9A. Gebruik op andere
manieren maakt eventuele goedkeuringen van dit
apparaat ongeldig en kan gevaarlijk zijn. Gebruik
alleen batterijen, laders en accessoires die zijn
goedgekeurd door de fabrikant van de communicator
voor gebruik met dit type communicator. Het gebruik
van andere types kan de goedkeuring en garantie voor
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
303
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINFORMATIE
de communicator doen vervallen en kan bovendien
gevaarlijk zijn. Informeer bij uw leverancier naar de
verkrijgbaarheid van goedgekeurde accessoires. Als u
de stekker van een accessoire uit het stopcontact
verwijdert, moet u aan de stekker trekken, niet aan
het snoer.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
305
Woordenlijst
Afbeeldingen, in line, extern
Afbeeldingen op een gedownloade webpagina zijn zogenaamde in line
afbeeldingen. Voor grotere afbeeldingen worden vaak externe afbeeldingen
gebruikt. Deze afbeeldingen moeten in een apart venster worden bekeken.
AT-opdrachten
De werking van een faxmodem kan worden beheerd door middel van AT-
opdrachten. Deze opdrachten bieden de ervaren gebruiker de gelegenheid
alle modemfuncties te beheren. Op de meegeleverde cd-rom vindt u een lijst
van veelgebruikte AT-opdrachten die zijn gebaseerd op de ETSI 07.07-
standaard en die worden ondersteund door de Nokia 9210i Communicator.
Beveiligingscode
De beveiligingscode is een vijfcijferige code voor het vergrendelen en
vrijgeven van de communicator. De standaard beveiligingscode voor de
Nokia 9210i Communicator is 12345. U hebt de beveiligingscode ook nodig
wanneer u bepaalde instellingen wilt wijzigen. Houd de code geheim en
bewaar deze op een veilige plaats (niet bij de telefoon!).
Blokkeerwachtwoord
Het blokkeerwachtwoord is een code van vier cijfers die u nodig hebt om
fax- en spraakoproepen al dan niet te blokkeren. Zie Spraakoproepen
beperken op pagina 96. Het wachtwoord bevindt zich niet op de
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
306
communicator of SIM-kaart, maar op het netwerk. U ontvangt het
blokkeerwachtwoord van de netwerkexploitant zodra u zich op de
blokkeerdienst abonneert.
Cookies
Cookies zijn kleine stukken informatie die de server u verschaft. Deze cookies
worden gebruikt om informatie op te slaan over uw bezoeken aan een
website. Als u cookies accepteert, kan de server uw gebruik van de website
evalueren, bepalen wat uw interesses zijn, wat u wilt lezen, enzovoort.
DNS
Domain Name Service. Een Internet-dienst die domeinnamen als
www.nokia.com vertaalt naar IP-adressen als 192.100.124.195.
Domeinnamen zijn gemakkelijker te onthouden, maar deze vertaalslag is
nodig omdat het Internet op IP-adressen is gebaseerd.
Domeinnaam en hostnaam
De termen "domeinnaam" en "hostnaam" worden soms (niet geheel terecht)
als synoniemen gebruikt. Het eerste deel van een volledige domeinnaam,
bijvoorbeeld www.forum.nokia.com, bestaat uit de naam van de host en de
daaropvolgende delen zijn de domeinnamen van de host. Elke hostnaam
vertegenwoordigt een bepaald IP-adres. Hostnamen worden gebruikt omdat
deze makkelijker te onthouden zijn dan IP-adressen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
307
DTMF-tonen (Dual Tone Multi-Frequency)
Het systeem dat voor touch-tonetelefoons wordt gebruikt. DTMF houdt in
dat elke toets een bepaalde frequentie of toon krijgt toegewezen, zodat deze
toets gemakkelijk kan worden herkend door een microprocessor. Met behulp
van DTMF-tonen kunt u communiceren met voicemailboxes,
geautomatiseerde telefoonsystemen, enzovoort.
Extra toepassing
Een extra toepassing is extra software die vanaf het Internet (WWW) kan
worden gedownload. De communicator gebruikt extra toepassingen voor
het weergeven van documenten die de toepassing Internet zelf niet kan
weergeven.
Hotspot
Een webpagina (www-pagina) kan hotspots zoals selectielijsten,
tekstinvoervelden en reset/submit-knoppen bevatten, waarmee u informatie
kunt invoeren.
HSCSD
HSCSD (High-Speed Circuit-Switched Data) staat voor draadloze, parallelle
dataoverdracht in de mobiele communicatie. De gebruikte snelheden
kunnen oplopen tot 38,4 kbps, viermaal zo snel als de norm voor GSM-
communicatie in 1999. HSCSD is vergelijkbaar met de snelheid van diverse
computermodems die met moderne vaste telefoonnetwerken
communiceren.
HTML (Hypertext Mark-up Language)
Een taal die wordt gebruikt voor het definiëren van het uiterlijk en de inhoud
van WWW-documenten.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
308
HTTP (Hypertext Transfer Protocol)
Een protocol voor de overdracht van documenten op het Internet.
HTTPS
HTTP via een beveiligde verbinding. Zie SSL (Secure Socket Layer).
Hyperlink
Een koppeling in een webpagina die u naar een andere webpagina of
website of naar een andere locatie op dezelfde pagina brengt. Hyperlinks
worden meestal onderstreept weergegeven of in een kleur die verschilt van
de omringende tekst. Hyperlinks kunnen ook afbeeldingen zijn.
IETF (Internet Engineering Task Force)
IETF is verantwoordelijk voor de meeste Internet-standaardisering. De Nokia
9210i Communicator maakt veel gebruik van IETF-specificaties. Bij de
terugbelinstellingen is een van de ingestelde waarden gespecificeerd door
de IETF, terwijl de overige methoden door Microsoft zijn gespecificeerd.
IMAP4 (Internet Mail Access Protocol, versie 4)
Een protocol voor het gebruik van uw remote mailbox.
Internet-toegangspunt (IAP)
Het inbelpunt waar uw communicator verbinding met de WAP-dienst maakt
door middel van een dataoproep. Het toegangspunt voor de WWW-dienst
kan bijvoorbeeld worden verschaft door een Internet-aanbieder (ISP,
Internet Service Provider) of uw eigen bedrijf.
IP-adres van de gateway
Het adres van een WAP-gateway. (Zie: WAP-gateway.)
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
309
ISDN-verbinding
Met ISDN-verbindingen worden de dataoproepen tussen de communicator
en uw IAP tot stand gebracht. ISDN-verbindingen zijn geheel digitaal.
Daarom heeft ISDN hogere instel- en datasnelheden dan
analoogverbindingen. U kunt ISDN alleen gebruiken wanneer zowel uw
Internet-aanbieder als uw netwerkexploitant ISDN ondersteunen.
Java
Een object-georiënteerde, algemeen bruikbare programmeertaal die door
Sun Microsystems is ontwikkeld en oorspronkelijk voor handheld-apparaten
was bedoeld.
Java lijkt op C++, maar is vereenvoudigd om taalfuncties die vaak
programmeerfouten veroorzaken, uit te schakelen. Gecompileerde Java-
code kan op de meeste computers worden uitgevoerd, omdat de meeste
besturingssystemen verwerkingsprogrammas en runtime-omgevingen voor
Java hebben.
MCN-technologie (Micro-Cellular Network)
Microcells worden gebruikt om de capaciteit te verhogen van draadloze
netwerken in stedelijke gebieden.
MIME (Multipurpose Internet Mail Extensions)
Een standaard-Internet-indeling die het mogelijk maakt meerdere
e-mailobjecten in één bericht te plaatsen. Deze e-mailobjecten kunnen
bijvoorbeeld opgemaakte berichten zijn met meerdere lettertypen en andere
elementen zoals afbeeldingen of geluidsfragmenten.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
310
PIN-code (Personal Identity Number)
Met de PIN-code beschermt u uw telefoon tegen ongeautoriseerd gebruik.
De PIN-code wordt meegeleverd met de SIM-kaart. Als u de optie PIN-code
vragen hebt geselecteerd, moet de code elke keer als de telefoon wordt
ingeschakeld, worden opgegeven.. De PIN-code moet 4 tot 8 cijfers lang zijn.
PIN2-code
Sommige SIM-kaarten hebben ook een PIN2-code. De PIN2-code is nodig
voor het gebruiken van bepaalde functies die door de SIM-kaart worden
ondersteund. De PIN2-code moet 4 tot 8 tekens lang zijn.
POP3 (Post Office Protocol, versie 3)
Een veelgebruikt protocol voor het gebruik van de remote mailbox.
PPP (Point-to-point Protocol)
Een veelgebruikt netwerkprotocol waarmee computers met een modem en
een telefoonlijn rechtstreeks verbinding met het Internet kunnen maken.
Protocol
Een set formele regels die bepaalt hoe gegevens worden overgedragen
tussen twee apparaten.
Proxy
In sommige netwerken wordt de verbinding tussen het WWW en de site
waar u naartoe wilt geblokkeerd door een firewall. De firewall beschermt het
netwerk tegen ongeautoriseerde toegang van buitenstaanders. Een proxy is
een programma dat toegang via de firewall mogelijk maakt. Een proxy kan
ook worden gebruikt om het downloadproces te versnellen. In dat geval
fungeert de proxy als netwerkcache.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
311
PUK-code (PIN Unblocking Key)
De PUK-code is een 8-cijferige code die met de SIM-kaart wordt
meegeleverd. U hebt de code nodig als u een uitgeschakelde PIN-code wilt
wijzigen. Als u tien keer achterelkaar een onjuiste PUK-code invoert, wordt
de SIM-kaart geblokkeerd en kunt u geen oproepen ontvangen of maken,
met uitzondering van alarmnummers. Wanneer de SIM-kaart is geweigerd,
hebt u een nieuwe SIM-kaart nodig. U kunt de PUK-code niet wijzigen. Als
u de code niet meer weet, neemt u contact op met de netwerkexploitant.
PUK2-code
Sommige SIM-kaarten hebben ook een PUK2-code. Met deze code kunt u
een uitgeschakelde PIN2-code wijzigen. Als u tien keer achterelkaar een
onjuiste PUK2-code invoert, kunt u de functies die de PIN2-code vereisen
niet meer gebruiken. Als u deze functies toch wilt gebruiken, moet u een
nieuwe SIM-kaart aanvragen bij uw netwerkexploitant. U kunt de PUK2-
code niet wijzigen.
Registratie-overeenkomst
Een overeenkomst tussen twee of meer netwerkexploitanten die het
mogelijk maakt dat gebruikers van een bepaalde exploitant gebruik kunnen
maken van de diensten van andere exploitanten.
SIM-kaart (Subscriber Identity Module)
De SIM-kaart bevat alle informatie die het draadloze netwerk nodig heeft
om de netwerkgebruiker te kunnen identificeren. De SIM-kaart bevat ook
beveiligingsgegevens.
Simple Mail Transport Protocol (SMTP)
Een Internet-protocol voor de overdracht van e-mailberichten.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
312
Sjabloon
In tekstverwerkingsprogrammas is een sjabloon of opmaakmodel een
bestand of formulier dat de indeling van een document bepaalt. In een
sjabloon zijn bepaalde instellingen van tevoren gedefinieerd, zoals
paginagrootte, marges en lettertypen. U kunt hetzelfde opmaakmodel voor
veel verschillende documenten gebruiken. U kunt bijvoorbeeld aparte
opmaakmodellen definiëren voor privé-brieven, officiële brieven en
rapporten.
SSL (Secure Socket Layer)
Een beveiligingsprotocol dat erop is gericht afluisterpraktijken,
ongeoorloofde inmenging en vervalsing van berichten op het Internet te
voorkomen. Documenten die gebruik maken van SSL zijn herkenbaar aan de
aanduiding HTTPS.
TCP-poort
De gegevenspoort van de doelcomputer.
TCP/IP (Transmission Control Protocol/ Internet Protocol)
Een protocol dat de gegevenscommunicatie op het Internet en in TCP/IP-
netwerken verzorgt.
TLS (Transport Layer Security)
Een beveiligingsprotocol dat lijkt op SSL en dat volledig gecodeerde en
geverifieerde verbindingen biedt. De server waarmee een verbinding tot
stand wordt gebracht, wordt geverifieerd aan de hand van certificaten. Elke
gegevensoverdracht wordt beveiligd met gecodeerde algoritmen. De Nokia
9210i Communicator ondersteunt TLS versie 1. Zie ook SSL (Secure Socket
Layer).
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
313
URL (Uniform Resource Locator)
Informatie die de toepassing WWW nodig heeft om verbinding te maken
met een bepaalde WWW-hostcomputer. Een URL begint meestal met
http://. De homepage voor het Wireless Data Forum van Nokia vindt u
bijvoorbeeld op http://www.forum.nokia.com. Naar URLs wordt vaak
verwezen met zinnen als Homepagelocatie, website-adres, te vinden
op....
Vergrendelcode
De vergrendelcode is een vijfcijferige code voor het vergrendelen en
vrijgeven van de communicator. U hebt de vergrendelcode ook nodig als u
bepaalde instellingen wilt wijzigen. De vooraf ingestelde
standaardvergrendelcode is 12345. Voor een goede beveiliging is het
belangrijk dat u de vergrendelcode wijzigt. Houd de code geheim en bewaar
deze op een veilige plaats uit de buurt van de telefoon.
Voicemailbox
Een voicemailbox is een netwerkdienst of een persoonlijk antwoordapparaat
waar mensen een bericht voor u kunnen achterlaten.
WAP
WAP (Wireless Application Protocol) Het transportprotocol voor WAP-
diensten dat door de WAP-browser wordt gebruikt.
WAP-toegangspunt
Een toegangspunt naar een IAP (zie: IAP), dat de aanvullende gegevens
levert die de WAP-browser nodig heeft om de verbinding met een WAP-
dienst tot stand te brengen.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
315
Index
A
Aanwijzer 165
Accessoires 250
Carkit
251
Hoofdtelefoon 251
Achtergrondafbeelding 77
Afbeelding
Koppelen aan een contactkaart
114
Afbeeldingen
Albums
262
Formaat wijzigen 266
Nieuw maken 265
Ontvangen via infrarood
266
Verplaatsen 265
Afbeeldingenalbums
Maken
264
Weergeven 264
Afdruk
Problemen oplossen
288
Afdrukken 36
Agenda
Algemene instellingen
147
Algemene opdrachten 136
Bijlagen 135
Dagweergave 139
Instellingen 147
Itemgegevens definiëren 129
Items
127
Items bewerken 133
Items verwijderen 134
Items verzenden
128
Items zoeken 145
Itemtypen wijzigen 134
Maandweergave
137
Nieuwe items maken 128
Symbolen 143
Takenlijsten
144
Takenlijsten bewerken 145
Takenlijsten maken 144
Takenlijsten verwijderen
145
Weekweergave 138
Weergave Jaarplanner 142
Weergave Speciale datums
142
Weergave Takenlijsten 140
Weergave Weekplanner 141
Weergave-instellingen
147
Weergaven 136
Alarmnummer kiezen 105
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
316
Algemene functies 29
AT-opdrachten
305
B
Back-ups
Op geheugenkaart 239
Batterij
Gesprekskosten
24
Voorzorgsmaatregelen 25
Beginvenster van Contacten 107
Bekijken in modus Off line
167
Beltoon
Afspelen 113
Koppelen aan een contactkaart
113
Berichten
Berichten verwijderen 187
Centrale
180
Geadresseerden selecteren 186
geheugen vrijmaken 187
Inbox
180, 182
Mappen en berichten openen 181
Openen 181
Outbox
180, 183
Sorteren 182
Toepassing 179
Berichtencentrale
180
Bestanden
Opslaan 33
sis-bestanden
257
Bestandsbeheer
Bestanden en mappen verplaatsen
236
Bestandsweergave
234
Eigenschappen bekijken 237
Mappen bekijken 234
Mappen maken
236
Mapweergave 233
Namen van bestanden en mappen wijzigen 237
Overzicht
233
Zoeken naar bestanden en mappen 238
Beveiliging
sis-bestanden
257
Beveiliging van de telefoon 8
Beveiliging van telefoon 247
Beveiligingscertificaten
253
Beveiligingscode 8, 70, 247, 249, 290, 305
Wijzigen 249
Bijlagen bij
Agenda-items
135
E-mailberichten 205
Blokkeerstatus
250
Blokkeerwachtwoord
Wijzigen 249
Bureaublad
Beginvenster
75
De achtergrondafbeelding wijzigen 77
Koppelingen toevoegen
76
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
317
Notities opstellen 76
Bureaublad, toepassing
75
C
CBS
Nieuwe onderwerpen opsporen 270
Onderwerpenlijsten maken 269
Onderwerpenlijsten openen
269
Overzicht 268
CBS-dienst, Zie CBS-viewer
CBS-viewer
268
cd-rom
Software installeren vanaf de cd-rom
van de communicator
39
Cell Broadcast Service, Zie CBS-viewer
Certificaatbeheer 253
Chr-toets
21
Codes
Beveiligingsopties 247
Overzicht
Periode voor Autovergrendeling
247
PIN-code 69
Problemen oplossen
290
PUK-code 311
Communicator
Informatie
6, 260
Interface 13
Opnieuw opstarten 279
Overzicht
1
Configuratiescherm
246
Connectoren 23
Contacten
Ik kan geen kaart selecteren
282
Zoekdetails 111
Contactendatabase
125
Contactgegevens
Overzicht 9
Contactgroep
117
Contactkaart
Afbeeldingen koppelen 114
Als SMS-bericht verzenden
124
Beltonen koppelen 113
DTMF-tonen opslaan 116
Groepslidmaatschappen wijzigen
118
Instellingen 123
Instellingen voor VIP-groepen 124
Maken
109
Namen van velden wijzigen 112
Ontvangen 122
Opties voor SIM-bestand
120
Problemen oplossen 282
SIM-contactkaartjes maken 119
Sjablonen
114
Velden toevoegen 112
Velden wijzigen 112
Veldgegevens
112
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
318
Verzenden 121
Weergeven
110
Zoeken 111
Control-toets
21
D
Dataoproepen blokkeren 249
Datumnotatie
261
Dialoogvensters 15
Digitale certificaten 253
Documenten
Maken
216
Objecten invoegen 219
Opmaakprofiel voor tekst
217
Overzicht 220
Pagineren 220
Sjablonen
218
Tekstmarkeringen 220
Verzenden 34
Draadloze dataoverdracht
Beperkingen
9
DTMF-tonen
Opslaan in een contactkaart
116
Verzenden 51, 88
E
Eigenschappen van
Bestanden, mappen en stations 237
E-mail
Accounts bewerken
198
Algemene instellingen 195
Beantwoorden
204
Bijlagen 205
Bijlagen bekijken en opslaan 206
Bijlagen toevoegen
206
Eisen 179
Geavanceerde instellingen 197
Handtekening
197
Instellingen 194
Lezen 182, 203
Ontvangen (ophalen)
201
Opstellen 185, 198
Problemen oplossen 282
Serverinstellingen
196
Synchronisatie 207
Vereisten voor toegang 194
Verwijderen
202, 204
Verzenden 184, 185, 198, 200
Enter-toets 22
Escape-toets
20
Externe
Faxbox 192
Mailbox
180, 194, 207
Externe mailbox 202
Abonneren op 202
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
319
F
Fax
Berichten opvragen 192
Eisen
179
Instellingen 192
Ontvangen en lezen 182, 191, 192
Opstellen
185, 189
Problemen oplossen 282
Verzenden 183, 185, 189
Faxmodem
270
Activeren 275
Instellingen 273
Problemen oplossen
289
Uitschakelen 275
Frames
grootte wijzigen
166
openen als nieuwe pagina 167
G
Gegevens
Overdragen 41
Geheugen
Details
260
Kaart 27
Problemen oplossen 290, 291
Geheugenkaart
Back-ups
239
Beveiliging 240
Formatteren 240
Plaatsen
28
Terugzetten vanaf 239
Wachtwoord verwijderen
240
Wachtwoordbeveiliging 240
Getalnotatie 261
Grafiekbladen
Bewerken
229
Gegevens vervangen 230
Maken
229
H
Help
Problemen oplossen
277
Toets 21
Weergeven 3, 55
I
Imaging 262
Inbox 182
Indicatoren op het scherm
15
Informatie
handleidingen 4
Infrarood
Activeren
72
Instellingen 40
Problemen oplossen
287
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
320
Instellingen
E-mail
194
Fax 192
Faxmodem
273
SMS 212
Internationale gesprekken 49
Internet
Een verbinding tot stand brengen
160
Instellingen 152
Instellingen dataoproep
155
Instellingen voor terugbellen 156
Internet-toegangspunt 150
PPP-compressie
157
Problemen oplossen 285, 291
Proxy-instellingen 154
Verbindingen instellen
150
Verbindingen maken of wijzigen 152
Verbindingsscripts 158
Vereisten voor toegang
149
J
Java 177
K
Kantoor, toepassing 215
Klok 243
Signalen
244
Woonplaats wijzigen 244
Knoppen
Toepassing
18
L
Landinstellingen 261
Logboek 37
M
Maateenheden 261
Mappen
Standaardmap 261
mappen met berichten opruimen
187
Meervoudige selectie 29
Menu 22
Menus
Bladeren
56
In Telefoon 56, 57
Sneltoetsen
56
N
Navigatietoetsen 22
Netwerkdiensten
Instellingen
94
Notities 76
O
Off line 206
On line 206
Ongeldige SIM-kaart
281
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
321
Ophalen
E-mail
201
Faxberichten 192
Oproepen
Beantwoorden
52, 82
Beveiligingscode 70
Blokkeren
69, 96
De telefoonlijst gebruiken 80
Doorschakelen 71, 87, 95
Geavanceerde instellingen
100
Gesprekskosten 100
In de wacht 88
Instellingen
65, 89, 99
Meerdere 84
Opnemen 84
Opties tijdens gesprekken
52
PIN2-code 70
PIN-code 70
Privé
87
Problemen oplossen 281, 282
Recente oproepen 81
Registreren
61
Schakelen tussen oproepen 84
Slechte ontvangstkwaliteit 281
Telefonische vergaderingen beheren
86, 87
Vergadering 85
Voeren 49
voeren
80
Outbox
183
P
Pc-mail
Converteren naar
208
Maken 208
PIN2-code
Wijzigen
248
Pincode
Wijzigen 248
Presentaties
Dias bekijken
232
Dias zoeken 232
Overzicht
231
Weergeven 231
Presentatieviewer 231
Problemen oplossen
277
Afdrukken 288
Bericht is te lang 284
Beveiligingscodes
290
De telefoon werkt niet 278
Er wordt niet opgeladen 277
Faxmodem
289
Geen reactie 279
Geheugen formatteren 279
Grote paginas downloaden
291
Ik kan geen contacten selecteren 282
Ik kan niet bellen 281
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
322
Ik kan niet doorschakelen of blokkeren 282
Ik kan niet verzenden of ontvangen
282
Infrarood 287
Internet tijdens roaming
291
Internet-verbindingen 285
knipperend scherm 278
Leeg scherm
277
Ongeldige SIM-kaart 281
Onvoldoende geheugen 290, 291
Opnieuw opstarten
279
Slechte ontvangstkwaliteit 281
Tijdelijke bestanden verwijderen 279
Verbinding met de pc
288
Profiel Vliegtuig 105
Profielen 55, 89
Nieuw maken
91
R
Recorder 261
Rekenmachine
Algemene beschrijving
245
S
Scherm
Indicatoren 15, 48
Instellingen 251
Onderdelen
13
Problemen oplossen 277
Screen
Instellingen
251
Servicenummers 51
Shift-toets
20
SMS
Eisen 179
Instellingen
212
Ontvangen en lezen 182, 211
Opstellen en verzenden 184, 185, 210
Problemen oplossen
282
SMS-berichten, Zie SMS
Snelkeuzenummers 50, 93
Sneltoetsen
19
In de communicatorinterface 31
In menus van Telefoon 56
Sneltoetsen voor toepassingen
19
Software
Installeren 256
Verwijderen
256
Spellingcontrole 35
Stickers 8
T
Tabbladen 15
Tab-toets 20
Tekens
Speciaal
30
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
323
Tekst
Tekst zoeken
34
Tekst, toepassing 215
Telefoon
Beantwoorden
82
Instellingen 67, 89
lijst
80
Menu Berichten 58
Menu Doorschakelen 71
Menu Infrarood
72
Menu Instellingen 65
Menu Oproepinfo 61
Menu SIM-diensten
72
Menus doorbladeren 56
Recente oproepen 81
Toepassing
79
Telefoon, Zie ook Oproepen
Telefoonbeveiliging 247
Telefoonnummers
Zoeken naar
50, 80
Terugbellen 156
Terugzetten
Vanaf geheugenkaart
239
Tijdnotatie 261
Toegangscodes, Zie Beveiliging van de telefoon
Toepassing Werkblad
Grafiekbladen
229
Overzicht
221
Werkbladen
222
Werkmappen
221
Toepassingen
Installeren
256
Sneltoetsen maken voor 19
Verdwenen 278
Verwijderen
256
Toetsen
Op het toetsenblok 46
Toetsenblok
Ontgrendelen
54
Toetsen 46
Vergrendeling
54
Toetsenbord
Toetsen 18
V
Valuta 261
Vaste nummers 102
Verbinding met de pc
Problemen oplossen
288
Verdwenen toepassingen 278
Video
Afspelen
267
Visitekaartje
Eigen
109
Ontvangen 122
Verzenden 121
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
324
Voicemailbox
Bellen
83
Instellingen 98
Maken
83
Voorkeurstoepassing 19
W
WAP
Bookmarks 175
Instellingen 176
Navigeren
176
Verbindingen instellen 173
Vereisten voor toegang 149, 172
Verschillen met WWW
172
Webpagina's
framegrootte wijzigen 166
Off line bekijken
167
Weergeven
Afbeeldingen 262
Werkblad
Achtergrondkleur
227
Cellen een naam geven 228
Cellen invoegen
224
Cellen selecteren 223
Cellen wissen 225
Gegevens invoeren
222
Getalnotatie 226
Kolombreedte 225
Lettertypen
227
Pagina-einden
227
Randen 226
Rijhoogte
225
Uitlijnen 226
Verwijderen 228
Weergeven
228
Werkbladen een naam geven 228
Woonplaats 244
Woordenlijst
305
World Wide Web
Aanwijzer 165
Afbeeldingen laden
168
Bookmarks 170
Browsertoepassing 160
Cache (weergave)
169
Cache leegmaken 169
Cookies 168
Extra toepassingen (weergave)
169
framegrootte wijzigen 166
Frameopties 168
Geschiedenis (weergave)
169
Geschiedenis wissen 169
Instellingen 167
Navigeren
162
Verschillen met WAP 172
Verschillen met WAP
192
324


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Nokia 9210i Communicator at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Nokia 9210i Communicator in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 5,98 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info