71
Gevorderde technieken
1
Stel op de camera de automatische
belichtingsmodus met diafragmavoorkeuze (A)
of de manuele belichtingsmodus (M) in.
2
Stel op de camera de matrixmeting
Y
of
centrumgerichte lichtmeting in
W
.
3
Stel de TTL automatische flitsmodus in.
4
Stel het diafragma in op de camera.
• Bij indirect flitsen kunnen er tussen 2 en 3 stops licht
verloren gaan, vergeleken met gewone flitsfotografie;
gebruik daarom een groter diafragma.
5
Regel de flitskop.
6
Het flits-gereedlampje moet aan staan.
Neem uw foto.
• Als het flits-gereedlampje van de SB-600 na de
opname ongeveer 3 seconden knippert, is de flitser
op volle kracht ontstoken. Dat kan erop wijzen dat er
risico is op onderbelichting. Om dit te compenseren
gebruikt u een groter diafragma of gaat u dichter bij
het onderwerp staan. Maak een nieuwe foto.