12
Bedieningsknoppen
Functies instelbaar met twee knoppen
Druk twee knoppen gelijktijdig in om de volgende toepassingen uit te voeren.
Volg de aanwijzingen weergegeven op de flitser.
a
knop
Indrukken om de flitsmodus in te stellen (blz. 26).
• Indrukken om de instellingen in de modus
Persoonlijke Instellingen te wijzigen (blz. 52)
• Indrukken om de gewenste instellingen te kiezen
bij het instellen van de losse flitser (blz. 61).
ZOOM knop
Druk deze knop in om de positie van de zoomkop
te veranderen (blz. 40).
• Indrukken om de instellingen in de modus
Persoonlijke Instellingen bij te regelen (blz. 52).
FLASH knop
Druk deze knop in om een testflits af te vuren
(blz. 20).
i
knop/
j
knop
Indrukken om de waarden te verhogen of
te verlagen.
• Indrukken om de gewenste instellingen
van in de modus Persoonlijke
Instellingen te kiezen (blz.52).
• Indrukken om de gewenste instellingen
te kiezen bij het instellen van de losse
flitser (blz. 61).
ON/OFF knop
Druk deze knop ong. 0,3 sec. in om de stroom aan
of uit te zetten.
Heroproepen van de onderbelichtingswaarde in de
TTL automatische flitsmodus
Druk de
a
en
s
knoppen gelijktijdig in om de
onderbelichtingswaarde opnieuw op te roepen (blz. 29).
De standaardinstellingen herstellen
Druk de
a
en
b
knoppen gelijktijdig in gedurende
ongev. 2 seconden om alle regelingen, ook de persoonlijke
instellingen, terug te zetten op hun standaardinstelling.
Vergrendelknop
Druk de
a
en
j
knoppen gelijktijdig in gedurende
ongev. 1 seconde om de functies van de
bedieningsknoppen te vergrendelen (uitgezonderd de
b
en FLASH knoppen) zodat ze niet per ongeluk
ingedrukt kunnen worden. Druk de knoppen nogmaals
in om de vergrendeling op te heffen.
Overschakelen naar Persoonlijke Instellingen
Druk de
s
en
j
knoppen gelijktijdig ongev.
2 seconden in om naar de modus Persoonlijke
Instellingen te gaan (blz. 52).