60654
30
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/300
Next page
Nl_01
© 2008 Nikon Corporation
Deze handleiding mag op geen enkele manier volledig of gedeeltelijk
(behalve voor
korte citaten in kritische artikelen of besprekingen) worden gereproduceerd zonder
de schriftelijke toestemming van
NIKON CORPORATION.
Gedrukt in Europa
SB8H01(1F)
6MB0301F-01
DIGITALE CAMERA
Nl
Gebruikshandleiding
Nl
Q0320_UM_Nl_Cover.fm Page 1 Wednesday, August 6, 2008 11:03 AM
Waar kunt u het vinden
Vind wat u zoekt in:
A Voor uw veiligheid
Lees voordat u de camera voor het eerst gebruikt de veiligheidsinstructies in “Voor uw veiligheid”
(p. xiv).
Help
Gebruik de ingebouwde hulpfunctie van de camera voor hulp over menuopties en andere
onderwerpen.
Zie pagina 21 voor meer informatie.
i
Inhoud
p. viii–xiii
Zoek items op functie of menunaam.
i
Vraag- en antwoordindex
p. iv–vii
Weet u wat u wilt, maar weet u de naam van de functie niet?
Zoek het op in de vraag- en
antwoordindex.
i
Index
p. 276–278
Zoek op trefwoord.
i
Foutmeldingen
p. 255–257
Als er een waarschuwing in het lcd-venster, de zoeker of op de monitor verschijnt, zoekt
u hier de oplossing.
i
Problemen oplossen
p. 250–254
Doet de camera iets wat u niet verwacht?
Zoek hier de oplossing.
i
Inhoud van de verpakking
Controleer of alle hier vermelde onderdelen bij de camera zijn geleverd.
Geheugenkaarten worden afzonderlijk verkocht.
Garantie
Gebruikshandleiding (deze handleiding)
Snelgids (een gids voor nieuwe gebruikers waarin de basisstappen worden beschreven voor het
maken van een foto, foto's kopiëren naar een computer en foto's afdrukken)
Software-installatiegids
Cd-rom met software-suite
D90 digitale camera
(p. 3)
Bodydop
(p. 3, 240)
BM-10 beschermkap
voor lcd-monitor
(p. 17)
DK-5 beschermkap
voor oculair
(p. 17)
EN-EL3e oplaadbare
Li-ionbatterij met
afdekkapje
(p. 22, 23)
MH-18a snellader
met netsnoer (p. 22)
AN-DC1 polsriem
(p. 17)
BS-1 afdekkapje
accessoireschoentje
(p. 233)
EG-D2 audio/
videokabel (p. 146)
UC-E4 USB-kabel
(p. 149, 151)
ii
Symbolen en conventies
Om u te helpen de gewenste informatie gemakkelijker te vinden, worden de volgende
symbolen en conventies gebruikt:
A
Handelsmerkinformatie
Macintosh, Mac OS en QuickTime zijn gedeponeerde handelsmerken van Apple Inc. Microsoft,
Windows en Windows Vista zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft
Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. Het SD-logo is een handelsmerk van de SD
Card Association.
PictBridge en het SDHC-logo zijn handelsmerken.
HDMI, het HDMI-logo en High-
Definition Multimedia Interface zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van HDMI
Licensing LLC.
Alle andere handelsnamen die in deze handleiding of in andere documentatie bij uw
Nikon-product worden vermeld, zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van hun
respectieve eigenaars.
D
Dit pictogram staat bij waarschuwingen. Lees deze informatie vóór gebruik om
beschadiging van de camera te voorkomen.
A
Dit pictogram staat bij opmerkingen. Lees deze informatie voordat u de camera
gebruikt.
iii
X Inleiding
s Basisstappen voor fotos maken en weergeven
h Meer informatie over fotografie (alle standen)
t Stand P, S, A, en M
I Meer informatie over weergave
Q Verbindingen
o Het weergavemenu
i Het opnamemenu
L Persoonlijke instellingen
g Het setup-menu
u Het retoucheermenu
w Recente instellingen / v Mijn menu
n Technische opmerkingen
iv
Vraag- en antwoordindex
Vind wat u zoekt met deze vraag- en antwoordindex.
Nieuwe functies
Vraag Kernbegrip
Zie
pagina
Kan ik de monitor als zoeker gebruiken? Livebeeld 43
Hoe maak ik een film? Films opnemen 50
Kan ik zelf bepalen hoe foto’s worden verwerkt? Beeldinstellingen 108
Hoe behoud ik details in schaduwen en hoge lichten? Actieve D-Lighting 119
Hoe houd ik het onderwerp scherp wanneer ik de
compositie verander?
3D-tracking 173
Hoe verwijder ik stof van het laagdoorlaatfilter, dat de
beeldsensor beschermt?
Beeldsensor reinigen 203
Vaak gestelde vragen en antwoorden
Vraag Kernbegrip
Zie
pagina
Hoe gebruik ik de menus? Gebruik van de menus 18
Hoe krijg ik meer informatie over een menu? Help 21
Kan ik snel veelgebruikte instellingen weergeven? Mijn menu 225
Kan ik snel recent gebruikte instellingen weergeven? Recente instellingen 224
Wat betekenen deze aanduidingen? Lcd-venster, zoeker 7, 9
Wat betekent deze waarschuwing?
Foutmeldingen en
waarschuwingsaanduidingen
255
Hoeveel foto's kan ik nog met deze kaart maken? Aantal resterende opnamen 35
Hoeveel lading heeft de batterij nog? Batterijniveau 34
Wat betekent “belichting” en hoe werkt dit? Belichting 79
Wat doe ik met de dop van het oculair van de zoeker?
Zelfontspanner,
afstandsbediening
66, 68
Welke optionele flitsers kan ik gebruiken? Optionele flitser 233
Welke objectieven kan ik gebruiken? Objectieven 228
Welke accessoires zijn beschikbaar voor mijn camera? Accessoires 239
Welke geheugenkaarten kan ik gebruiken?
Goedgekeurde
geheugenkaarten
242
Welke software is beschikbaar voor mijn camera? Accessoires 240
Wie kan ik vragen om mijn camera te repareren of
inspecteren?
De camera onderhouden 247
Hoe reinig ik de camera of het objectief? De camera reinigen 243
v
Setup van de camera
Vraag Kernbegrip
Zie
pagina
Hoe voorkom ik dat een deel van mijn foto's knippert? Foto-informatie, hoge lichten 131, 163
Hoe krijg ik het zoekerbeeld scherp?
Scherpstelaanduiding in de
zoeker
32
Hoe zorg ik ervoor dat de monitor niet wordt
uitgeschakeld?
Monitor uit 180
Hoe stel ik de klok in?
Wereldtijd 204
Hoe stel ik de klok in voor de zomertijd?
Hoe verander ik de tijdzone wanneer ik op reis ben?
Hoe pas ik de witbalans aan? Lcd-helderheid 202
Hoe herstel ik alle standaardinstellingen? Reset met twee knoppen 75
Hoe schakel ik het licht op de voorkant van de camera
uit?
AF-hulpverlichting 174
Kan ik een raster in de zoeker weergeven? Rasterweergave 181
Hoe kan ik het lcd-venster in het donker zien? LCD-verlichting 8, 196
Hoe zorg ik ervoor dat de sluitertijd- en
diafragmaweergaven niet worden uitgeschakeld?
Meter uit 35, 179
Hoe verander ik de vertraging van de zelfontspanner? Zelfontspanner 66, 179
Hoe verander ik de vertraging van de
afstandsbediening?
Afstandsbediening 68, 180
Hoe voorkom ik dat de camera een geluidssignaal
geeft?
Signaal 180
Kan ik de menu’s in een andere taal weergeven? Taal (Language) 204
Hoe voorkom ik dat de bestandsnummering opnieuw
begint als ik een nieuwe geheugenkaart plaats?
Opeenvolgende nummering 182
Hoe zet ik de bestandsnummering terug op 1?
vi
Foto's maken
Vraag Kernbegrip
Zie
pagina
Is er een eenvoudige manier om kiekjes te maken? Stand Automatisch 34
Is er een eenvoudige manier om meer creatieve foto's
te maken?
Standen programma-
automatiek
41
Kan ik fotos maken zonder flitslicht?
Stand j 34
Flitsstand 71
ISO-gevoeligheid 74
Hoe breng ik het onderwerp van een portret meer naar
voren?
Stand Portret 41
Hoe kan ik goede landschapsfoto’s maken? Stand Landschap 41
Hoe maak ik close-ups van kleine voorwerpen? Stand Close-up 42
Hoe kan ik een scherpe foto maken van een bewegend
onderwerp?
Stand Sport 42
Kan ik een nachtelijke achtergrond in een portret
opnemen?
Stand Nachtportret 42
Hoe maak ik snel een aantal foto's achtereen? Ontspanstand 64
Kan ik een zelfportret maken? Zelfontspanner 66
Bestaat er een afstandsbediening voor deze camera? Afstandsbediening 68
Hoe kan ik de belichting instellen? Stand P, S, A en M 78
Hoe kan ik bewegende onderwerpen scherp of
onscherp vastleggen?
Stand S (sluitertijdvoorkeuze) 81
Hoe kan ik achtergronddetails onscherp maken? Stand A (diafragmavoorkeuze) 82
Kan ik foto’s lichter of donkerder maken? Belichtingscorrectie 90
Hoe kan ik een tijdopname maken? Lange tijdopnamen 85
Hoe gebruik ik de flitser? Flitsen 70
Kan de flitser wanneer nodig automatisch flitsen?
Flitsstand 70
Hoe voorkom ik dat de flitser flitst?
Hoe kan ik rode ogen voorkomen? Rode-ogenreductie 71
Kan ik bepalen hoe de camera scherpstelt? Autofocus 54
Hoe kan ik scherpstellen op een bewegend
onderwerp?
Autofocusstand 54
Hoe bepaal ik waarop de camera scherpstelt? Scherpstelpunt 56
Kan ik de compositie na het scherpstellen nog
veranderen?
Scherpstelvergrendeling 57
Kan ik een meervoudige belichting maken? Meervoudige belichting 121
Hoe kan ik de beeldkwaliteit verbeteren?
Beeldkwaliteit en -grootte 62, 63
Hoe maak ik grotere foto’s?
Hoe krijg ik meer foto’s op de geheugenkaart?
Kan ik foto's maken met een formaat dat klein genoeg
is voor e-mail?
vii
Foto's bekijken en retoucheren
Vraag Kernbegrip
Zie
pagina
Kan ik mijn fotos op de camera bekijken? Weergave op de camera 48, 128
Kan ik meer informatie over foto’s weergeven? Foto-info 129
Hoe kom ik af van een ongewenste foto? Afzonderlijke foto’s wissen
49, 140,
162
Kan ik een aantal foto’s tegelijk wissen? Wissen 162
Kan ik inzoomen op foto’s om te controleren of ze
scherp zijn?
Zoomweergave 138
Kan ik foto’s beveiligen tegen onopzettelijk wissen? Beveiligen 139
Is er een mogelijkheid voor automatische weergave
(“diashow”)?
Pictmotion
Diashow
141, 143
Kan ik mijn foto’s op een televisie bekijken? Weergave op televisie 146
Kan ik mijn foto’s in High Definition bekijken? HDMI 147
Hoe kopieer ik foto’s naar mijn computer? Verbinden met een computer 148
Hoe druk ik foto’s af? Fotos afdrukken 150
Kan ik zonder computer foto’s afdrukken? Afdrukken via USB 151
Kan ik de datum op mijn fotos afdrukken? Tijdstempel, DPOF 152, 155
Hoe bestel ik professionele afdrukken? Printopdracht (DPOF) 157
Hoe breng ik details in de schaduw meer naar voren? D-Lighting 212
Hoe verwijder ik rode ogen? Rode-ogencorrectie 212
Kan ik in de camera een uitsnede van foto’s maken? Uitsnijden 213
Kan ik een monochrome kopie van een foto maken? Monochroom 214
Kan ik een kopie met andere kleuren maken? Filtereffecten 215
Hoe pas ik bestaande kleuren aan? Kleurbalans 216
Kan ik een kleine kopie van een foto maken? Kleine kopie 216
Kan ik twee foto's over elkaar plaatsen om er één beeld
van te maken?
Beeld-op-beeld 218
Kan ik met de camera JPEG-kopieën maken van NEF
(RAW)-foto's?
NEF (RAW)-verwerking 220
Is er een snelle manier om foto's te retoucheren? Snel retoucheren 221
Kan ik foto's rechtzetten? Rechtzetten 221
Hoe kan ik vertekening verminderen? Vertekeningscorrectie 222
Kan ik het effect van een fisheye-objectief maken? Fisheye 222
Kan ik een geretoucheerde kopie vergelijken met het
origineel?
Vergelijken 223
viii
Vraag- en antwoordindex ..............................................................................................................iv
Voor uw veiligheid..........................................................................................................................xiv
Kennisgevingen...............................................................................................................................xvi
Inleiding 1
Overzicht ...............................................................................................................................................2
Kennismaking met de camera.......................................................................................................3
Camerabody ........................................................................................................................................ 3
Keuzeknop............................................................................................................................................6
Het lcd-venster.................................................................................................................................... 7
De zoeker..............................................................................................................................................9
De opname-informatieweergave ..............................................................................................10
De instelschijven..............................................................................................................................13
De AN-DC1 camerariem bevestigen.........................................................................................17
BM-10 beschermkap voor monitor ...........................................................................................17
De dop van het oculair van de DK-21 zoeker ........................................................................17
Cameramenu’s ................................................................................................................................. 18
Cameramenu’s gebruiken ............................................................................................................19
Help.......................................................................................................................................................21
Eerste stappen.................................................................................................................................. 22
De batterij opladen.........................................................................................................................22
De batterij plaatsen.........................................................................................................................23
Een objectief bevestigen...............................................................................................................25
Basisinstellingen...............................................................................................................................27
Geheugenkaarten plaatsen..........................................................................................................29
Zoekerbeeld aanpassen ................................................................................................................32
Basisstappen voor foto’s maken en weergeven 33
“Point-and-Shoot”-fotografie (stand i en j) ..................................................................... 34
Stap 1: de camera aanzetten .......................................................................................................34
Stap 2: opname- en scherpstelstand kiezen ..........................................................................36
Stap 3: controleer de camera-instellingen..............................................................................36
Stap 4: kadreer de foto...................................................................................................................37
Stap 5: scherpstellen.......................................................................................................................38
Stap 6: de foto maken ....................................................................................................................39
Creatieve fotografie (programma-automatiek) ................................................................... 41
k Portret ........................................................................................................................................41
l Landschap ................................................................................................................................41
n Close-up ....................................................................................................................................42
m Sport ...........................................................................................................................................42
o Nachtportret............................................................................................................................42
Inhoud
ix
Beelden kadreren op de monitor (Livebeeld)........................................................................43
Basisweergave...................................................................................................................................48
Ongewenste foto’s wissen ...........................................................................................................49
Films opnemen en afspelen (Livebeeld)..................................................................................50
Meer informatie over fotografie (alle Standen) 53
Scherpstellen.....................................................................................................................................54
Autofocus ...........................................................................................................................................54
Selectie scherpstelpunt.................................................................................................................56
Scherpstelvergrendeling...............................................................................................................57
Handmatige scherpstelling..........................................................................................................59
Beeldkwaliteit en -formaat ...........................................................................................................61
Beeldkwaliteit....................................................................................................................................62
Beeldgrootte......................................................................................................................................63
Ontspanstand....................................................................................................................................64
Continustand.....................................................................................................................................65
Zelfontspannerstand ($) ..............................................................................................................66
Gebruik van een optionele afstandsbediening (#) ..............................................................68
Gebruik van de ingebouwde flitser...........................................................................................70
Flitserstand.........................................................................................................................................71
ISO-gevoeligheid..............................................................................................................................74
Reset met twee knoppen..............................................................................................................75
Stand P, S, A, en M 77
Sluitertijd en diafragma.................................................................................................................78
Stand P (Programma-automatiek) ............................................................................................80
Stand S (Sluitertijdvoorkeuze) ....................................................................................................81
Stand A (Diafragmavoorkeuze) ..................................................................................................82
Stand M (Handmatig).....................................................................................................................83
Belichting............................................................................................................................................87
Lichtmeting........................................................................................................................................87
Belichtingsvergrendeling (alleen stand P, S en A) ...............................................................88
Belichtingscorrectie........................................................................................................................90
Flitscorrectie ......................................................................................................................................91
Belichtings- en flitsbracketing ....................................................................................................92
Witbalans ............................................................................................................................................95
Fijnafstelling witbalans..................................................................................................................97
Een kleurtemperatuur kiezen......................................................................................................99
Handmatige preset...................................................................................................................... 100
x
Beeldinstelling................................................................................................................................108
Beeldinstellingen van Nikon selecteren............................................................................... 109
Bestaande beeldinstellingen aanpassen.............................................................................. 110
Eigen beeldinstellingen maken............................................................................................... 113
Eigen beeldinstellingen delen................................................................................................. 115
Eigen beeldinstellingen beheren............................................................................................ 117
Actieve D-Lighting........................................................................................................................119
Meervoudige belichting .............................................................................................................121
De GP-1 GPS-eenheid ..................................................................................................................124
Meer informatie over weergave 127
Schermvullende weergave........................................................................................................128
Foto-informatie ............................................................................................................................. 129
Miniatuurweergave......................................................................................................................135
Kalenderweergave........................................................................................................................136
Foto’s van dichtbij bekijken: zoomweergave .....................................................................138
Foto’s tegen wissen beveiligen................................................................................................139
Afzonderlijke foto’s wissen........................................................................................................140
Pictmotion .......................................................................................................................................141
Diashows ..........................................................................................................................................143
Verbindingen 145
Foto’s op televisie bekijken .......................................................................................................146
Standard-definition apparaten................................................................................................ 146
High-definition apparaten......................................................................................................... 147
Verbinden met een computer..................................................................................................148
Voordat u de camera verbindt................................................................................................. 148
De camera verbinden.................................................................................................................. 149
Foto’s afdrukken............................................................................................................................150
Menugids 159
D Het weergavemenu: beelden beheren ...........................................................................160
Meerdere foto’s selecteren........................................................................................................ 160
Wissen .......................................................................................................................................... 162
Weergavemap........................................................................................................................... 162
Beeld verbergen....................................................................................................................... 162
Weergavestand......................................................................................................................... 163
Beeld terugspelen.................................................................................................................... 163
Draai portret............................................................................................................................... 163
Pictmotion.................................................................................................................................. 163
Diashow....................................................................................................................................... 164
Printopdracht (DPOF)............................................................................................................. 164
xi
C Het opnamemenu: opnameopties ...................................................................................165
Beeldinstelling kiezen ............................................................................................................ 165
Beeldinstelling beheren ........................................................................................................ 165
Beeldkwaliteit............................................................................................................................ 165
Beeldformaat............................................................................................................................. 165
Witbalans .................................................................................................................................... 165
ISO-gevoeligheid instellen ................................................................................................... 166
Actieve D-Lighting................................................................................................................... 166
Kleurruimte ................................................................................................................................ 167
Ruisonderdr. lange sluitertijd.............................................................................................. 167
Hoge ISO-ruisonderdrukking............................................................................................... 168
Actieve map............................................................................................................................... 169
Meervoudige belichting........................................................................................................ 170
Filminstellingen........................................................................................................................ 170
A Persoonlijke instellingen: camera-instellingen fijnafstellen.................................... 171
A: Herstel pers. instellingen ................................................................................................ 172
a: Autofocus.................................................................................................................................... 173
a1: AF-veldstand....................................................................................................................... 173
a2: Middelste scherpstelpunt.............................................................................................. 174
a3: AF-hulpverlichting............................................................................................................ 174
a4: Verlichting scherpstelpunt............................................................................................ 175
a5: Doorloop scherpstelpunt............................................................................................... 175
a6: AE-L/AF-L-knop MB-D80................................................................................................. 176
a7: Autofocus bij livebeeld................................................................................................... 176
b: Lichtmeting/Belichting.......................................................................................................... 177
b1: Stapgrootte inst. belichting.......................................................................................... 177
b2: Eenv. belichtingscorrectie............................................................................................. 177
b3: Grootte meetgebied........................................................................................................ 178
b4: Fijnafst. voor opt. belichting......................................................................................... 178
c: Timers/AE-vergrendeling ...................................................................................................... 179
c1: AE-vergr. ontspanknop ................................................................................................... 179
c2: Lichtmeter automatisch uit........................................................................................... 179
c3: Zelfontspanner................................................................................................................... 179
c4: Monitor uit........................................................................................................................... 180
c5: Afstandsbediening ........................................................................................................... 180
d: Opnemen/Weergeven ........................................................................................................... 180
d1: Signaal .................................................................................................................................. 180
d2: Rasterweergave in zoeker.............................................................................................. 181
d3: ISO tonen en aanpassen................................................................................................. 181
d4: Zoekerwaarschuwing...................................................................................................... 181
d5: Schermtips .......................................................................................................................... 182
d6: Opnamesnelheid in CL-stand....................................................................................... 182
d7: Opeenvolgende nummering ....................................................................................... 182
d8: Weergave opname-info.................................................................................................. 183
d9: LCD-verlichting.................................................................................................................. 183
d10: Spiegelvoorontspanning............................................................................................. 183
d11: Flitswaarschuwing......................................................................................................... 183
d12: MB-D80 batterijen.......................................................................................................... 184
xii
e: Bracketing/Flits ......................................................................................................................... 185
e1: Langste sluitertijd bij flits............................................................................................... 185
e2: Flitssturing ingeb. flitser................................................................................................. 185
e3: Instellicht.............................................................................................................................. 191
e4: Inst. voor auto bracketing.............................................................................................. 191
e5: Auto FP.................................................................................................................................. 195
e6: Bracketingvolgorde.......................................................................................................... 195
f: Bediening..................................................................................................................................... 196
f1: Schakelaar D....................................................................................................................... 196
f2: OK-knop (opnamestand)................................................................................................. 196
f3: FUNC.-knop toewijzen ..................................................................................................... 197
f4: AE-L/AF-L knop toewijzen .............................................................................................. 200
f5: Functie instelschijven inst............................................................................................... 201
f6: Geen geheugenkaart?...................................................................................................... 201
f7: Aanduidingen omkeren................................................................................................... 201
B Het setup-menu: basisinstellingen van de camera.......................................................202
Formatteer geheugenkaart.................................................................................................. 202
LCD-helderheid......................................................................................................................... 202
Beeldsensor reinigen.............................................................................................................. 203
Spiegel omhoog (CCD reinigen)......................................................................................... 203
Videostand ................................................................................................................................. 203
HDMI............................................................................................................................................. 203
Wereldtijd ................................................................................................................................... 204
Taal (Language) ........................................................................................................................ 204
Beeldcommentaar................................................................................................................... 205
Automatische beeldrotatie .................................................................................................. 205
Referentiefoto voor stofverwijdering............................................................................... 206
Batterij-informatie ................................................................................................................... 208
GPS ................................................................................................................................................ 208
Uploaden via Eye-Fi................................................................................................................. 208
Firmwareversie.......................................................................................................................... 208
N Het retoucheermenu: geretoucheerde kopieën maken...........................................209
Geretoucheerde kopieën maken............................................................................................ 210
D-Lighting................................................................................................................................... 212
Rode-ogencorrectie ................................................................................................................ 212
Uitsnijden.................................................................................................................................... 213
Monochroom............................................................................................................................. 214
Filtereffecten.............................................................................................................................. 215
Kleurbalans................................................................................................................................. 216
Kleine kopie................................................................................................................................ 216
Beeld-op-beeld......................................................................................................................... 218
NEF (RAW)-verwerking........................................................................................................... 220
Snel retoucheren...................................................................................................................... 221
Rechtzetten................................................................................................................................ 221
Vertekeningscorrectie............................................................................................................ 222
Fisheye......................................................................................................................................... 222
Vergelijken.................................................................................................................................. 223
m Recente instellingen/O Mijn menu ...................................................................................224
m Recente instellingen: recente instellingen weergeven.............................................. 224
O Mijn menu: een persoonlijk menu maken...................................................................... 225
xiii
Technische opmerkingen 227
Compatibele objectieven........................................................................................................... 228
Compatibele CPU-objectieven ............................................................................................... 229
Objectieven zonder CPU............................................................................................................ 230
Optionele flitsers........................................................................................................................... 233
Nikon Creatief Verlichtingssysteem (CVS) ........................................................................... 233
Flitscontacten................................................................................................................................. 238
Overige accessoires...................................................................................................................... 239
Behandeling van uw camera .................................................................................................... 243
Opslag............................................................................................................................................... 243
Reinigen ........................................................................................................................................... 243
Het laagdoorlaatfilter.................................................................................................................. 244
Onderhoud van camera en batterij: WAARSCHUWINGEN.............................................248
Problemen oplossen.................................................................................................................... 250
Weergavescherm.......................................................................................................................... 250
Opname (alle opnamestanden)............................................................................................... 251
Opname (opnamestanden i, j, k, l, m, n en o) ...................................................... 252
Opname (P, S, A, M) .................................................................................................................... 252
Weergave......................................................................................................................................... 253
Overige............................................................................................................................................. 254
Foutmeldingen.............................................................................................................................. 255
Bijlage................................................................................................................................................258
Beschikbare instellingen en standaardinstellingen ......................................................... 258
Capaciteit geheugenkaart......................................................................................................... 262
Belichtingsprogramma............................................................................................................... 263
Bracketingprogramma's............................................................................................................. 264
Flitssturing....................................................................................................................................... 265
Sluitertijden die met de ingebouwde flitser beschikbaar zijn...................................... 265
Diafragma, gevoeligheid en flitsbereik................................................................................. 266
Specificaties .................................................................................................................................... 267
Index .................................................................................................................................................. 276
xiv
Voor uw veiligheid
Als u schade aan uw Nikon-product of letsel voor uzelf of anderen wilt voorkomen, dient u de
volgende veiligheidsinstructies goed door te lezen voordat u dit product gaat gebruiken.
Bewaar
deze veiligheidsinstructies op een plaats waar iedereen die het product gebruikt ze kan lezen.
De mogelijke gevolgen van het niet in acht nemen van de veiligheidsinstructies in dit hoofdstuk
worden met het volgende pictogram aangegeven:
❚❚ Waarschuwing
A
Zorg dat de zon buiten beeld blijft
Zorg er bij tegenlichtopnamen voor dat de
zon ver buiten beeld blijft.
Als zonlicht in de
camera convergeert doordat de zon zich in
of dicht bij het beeld bevindt, kan dit brand
veroorzaken.
A
Kijk niet via de zoeker in de zon
In de zon of andere sterke lichtbronnen
kijken via de zoeker kan tot blijvende
vermindering van het gezichtsvermogen
leiden.
A
Gebruik van de dioptrie-instelling van de zoeker
Wanneer u de dioptrie-instelling gebruikt
met het oog tegen de zoeker, dient u op te
passen dat u niet per ongeluk uw vinger in
uw oog steekt.
A
Zet het apparaat onmiddellijk uit in geval van
storing
Indien er rook of een ongewone geur
vrijkomt uit het apparaat of de
lichtnetadapter (apart verkrijgbaar), haalt u
onmiddellijk de stekker van de
lichtnetadapter uit het stopcontact en
verwijdert u de batterij. Pas daarbij op dat u
zich niet brandt.
Voortgaand gebruik kan
leiden tot letsel.
Nadat u de batterij hebt
verwijderd, brengt u het apparaat voor
onderzoek naar een door Nikon
geautoriseerd servicecenter.
A
Haal het apparaat niet uit elkaar
Aanraking van interne onderdelen kan tot
letsel leiden.
In geval van een defect mag
dit product uitsluitend worden gerepareerd
door een gekwalificeerde reparateur.
Mocht het product openbreken als gevolg
van een val of ander ongeluk, verwijder dan
de batterij en/of koppel de lichtnetadapter
los en breng het product voor onderzoek
naar een door Nikon geautoriseerd
servicecenter.
A
Gebruik het apparaat niet in de nabijheid van
ontvlambaar gas
Gebruik elektronische apparatuur niet in de
nabijheid van ontvlambaar gas, omdat dit
kan leiden tot explosie of brand.
A
Buiten bereik van kinderen houden
Als deze waarschuwing niet in acht wordt
genomen, kan dit leiden tot letsel.
A
Doe de draagriem niet om de hals van kinderen
Het dragen van de camerariem om de nek
kan bij kinderen leiden tot verstikking.
A
Wees voorzichtig bij het gebruik van de flitser
Gebruik van de camera met de flitser
terwijl deze zich dicht bij de huid of
andere voorwerpen bevindt, kan
brandwonden veroorzaken.
Gebruik van de flitser dicht bij de ogen
van een persoon kan leiden tot tijdelijke
vermindering van het gezichtsvermogen.
Pas extra goed op als u kleine kinderen
fotografeert. De flitser mag zich niet op
minder dan één meter van de persoon
bevinden.
Dit pictogram staat bij waarschuwingen.
Lees om mogelijk letsel te voorkomen alle
A waarschuwingen voordat u dit Nikon-product gebruikt.
xv
A
Neem de juiste voorzorgsmaatregelen in acht bij
het gebruik van batterijen
Batterijen kunnen bij onjuist gebruik gaan
lekken of ontploffen.
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht bij het
gebruik van de batterijen bij dit product:
Gebruik alleen batterijen die zijn
goedgekeurd voor gebruik in dit
apparaat.
U mag de batterij niet kortsluiten of uit
elkaar halen.
Zorg ervoor dat het product is
uitgeschakeld voordat u de batterij
vervangt.
Als u een lichtnetadapter
gebruikt, moet u deze eerst loskoppelen.
Plaats batterijen niet ondersteboven of
achterstevoren.
Stel batterijen niet bloot aan vuur of hoge
temperaturen.
U mag batterijen niet blootstellen aan of
onderdompelen in water.
Plaats het afdekkapje van de batterij terug
wanneer u de batterij vervoert.
Vervoer of
bewaar de batterij niet samen met
metalen voorwerpen, zoals halskettingen
of haarspelden.
Volledig ontladen batterijen kunnen gaan
lekken.
Als u schade aan het product wilt
voorkomen, dient u een ontladen batterij
te verwijderen.
Als de batterij niet in gebruik is, plaatst u
het afdekkapje op de contactpunten en
bergt u de batterij op een koele, droge
plaats op.
Direct na gebruik of als het product
gedurende een langere periode op de
batterij heeft gewerkt, kan de batterij zeer
warm zijn.
Zet de camera daarom uit en
laat de batterij afkoelen voordat u deze
verwijdert.
Stop onmiddellijk met het gebruik van
een batterij als u veranderingen opmerkt,
zoals verkleuring of vervorming.
A
Neem de juiste voorzorgsmaatregelen in acht bij
het gebruik van de snellader
Houd het product droog.
Het niet in acht
nemen van deze waarschuwing kan
leiden tot brand of een elektrische schok.
Verwijder stof op of bij metalen
onderdelen van de stekker met een droge
doek.
Voortgaand gebruik kan leiden tot
brand.
Tijdens onweer dient u het netsnoer niet
aan te raken en niet in de buurt van de
lader te komen.
Het niet in acht nemen
van deze waarschuwing kan leiden tot
een elektrische schok.
Beschadig, wijzig of verbuig het netsnoer
niet en trek er niet met kracht aan.
Plaats
het snoer niet onder zware objecten en
stel het niet bloot aan hitte of vuur.
Als de
isolatie is beschadigd en de
stroomdraden blootliggen, brengt u het
netsnoer voor onderzoek naar een door
Nikon geautoriseerd servicecenter.
Het
niet in acht nemen van deze
waarschuwing kan leiden tot brand of een
elektrische schok.
Houd de stekker of de lader niet met natte
handen vast.
Het niet in acht nemen van
deze waarschuwing kan leiden tot een
elektrische schok.
A
Gebruik geschikte kabels
Als u kabels op de in- en uitgangen aansluit,
gebruik dan uitsluitend de meegeleverde
kabels of kabels die Nikon voor het
beoogde doel verkoopt. Zo weet u zeker
dat u de voorschriften voor dit product
naleeft.
A
Cd-roms
Cd-roms met software of
gebruikshandleidingen mogen niet op
audio-cd-apparatuur worden afgespeeld.
Het afspelen van een cd-rom op een audio-
cd-speler kan gehoorverlies of schade aan
de apparatuur veroorzaken.
A
Vermijd contact met vloeibare kristallen
Mocht de monitor breken, pas dan op dat u
zich niet verwondt aan de glassplinters en
dat de vloeibare kristallen uit de monitor
niet in aanraking komen met uw huid, ogen
of mond.
xvi
Kennisgevingen
Niets uit de handleidingen die bij dit product
horen, mag in enigerlei vorm of op enigerlei
wijze worden verveelvoudigd, uitgezonden,
overgezet of opgeslagen in een
geautomatiseerd gegevensbestand of
worden vertaald in een andere taal zonder
voorafgaande schriftelijke toestemming van
Nikon.
Nikon behoudt zich het recht voor de
specificaties van de hardware en de software
die in deze handleidingen zijn beschreven op
elk gewenst moment zonder aankondiging
te wijzigen.
Nikon is niet aansprakelijk voor enige schade
die voortkomt uit het gebruik van dit
product.
Hoewel al het mogelijke in het werk is
gesteld om ervoor te zorgen dat de
informatie in deze handleidingen accuraat
en volledig is, stellen we het ten zeerste op
prijs als u eventuele fouten of
onvolkomenheden onder de aandacht wilt
brengen van de Nikon-vertegenwoordiger in
uw land/regio (adres apart vermeld).
xvii
Pictogram voor gescheiden inzameling in Europese landen
Dit pictogram geeft aan dat dit product via gescheiden inzameling moet worden
afgevoerd.
Het volgende is alleen van toepassing op gebruikers in Europese landen:
Dit product moet gescheiden van het overige afval worden ingeleverd bij een
daarvoor bestemd inzamelingspunt. Gooi dit product niet weg als huishoudafval.
Neem voor meer informatie contact op met de leverancier of de gemeentelijke
reinigingsdienst.
Mededeling betreffende het verbod op kopiëren en reproduceren
Let erop dat alleen al het bezit van materiaal dat digitaal is gekopieerd of gereproduceerd door
middel van een scanner, digitale camera of ander apparaat wettelijk strafbaar kan zijn.
Voorwerpen die volgens de wet niet mogen worden
gekopieerd of gereproduceerd
Kopieer of reproduceer geen papiergeld,
munten, waardepapieren of obligaties van
(plaatselijke) overheden, zelfs niet als
dergelijke kopieën of reproducties worden
voorzien van een stempel “Voorbeeld” of
“Specimen”.
Het kopiëren of reproduceren van
papiergeld, munten of waardepapieren die
in het buitenland in omloop zijn, is verboden.
Tenzij vooraf toestemming is verleend, is het
kopiëren of reproduceren van ongebruikte
door de overheid uitgegeven postzegels of
briefkaarten verboden.
Het kopiëren of reproduceren van door de
overheid uitgegeven postzegels en
gecertificeerde wettelijke documenten is
verboden.
Waarschuwingen met betrekking tot het kopiëren of
reproduceren van bepaalde waardepapieren
De overheid heeft waarschuwingen
uitgevaardigd met betrekking tot het
kopiëren of reproduceren van
waardepapieren uitgegeven door
commerciële instellingen (aandelen, wissels,
cheques, cadeaubonnen en dergelijke),
vervoerspassen of coupons, behalve als het
gaat om een minimum aantal kopieën voor
zakelijk gebruik door een bedrijf.
Het is
eveneens niet toegestaan om door de
overheid uitgegeven paspoorten,
vergunningen van overheidsinstellingen en
andere instanties, identiteitsbewijzen,
toegangsbewijzen, pasjes en
maaltijdbonnen te kopiëren of te
reproduceren.
Auteursrechten
Het kopiëren of reproduceren van creatief
materiaal waarop het auteursrecht rust, zoals
boeken, muziek, schilderijen, houtsneden,
afdrukken, plattegronden, tekeningen, films
en foto's, is onderhevig aan nationale en
internationale auteurswetten.
Gebruik dit
product niet om illegale kopieën te maken of
voor andere activiteiten die het auteursrecht
schenden.
xviii
Wegwerpen van opslagmedia
Houd er rekening mee dat de oorspronkelijke beeldgegevens niet volledig worden verwijderd als u
beelden wist of geheugenkaarten of andere opslagmedia formatteert.
Met behulp van in de handel
verkrijgbare software is het soms mogelijk verwijderde bestanden op weggeworpen opslagmedia
alsnog te herstellen, wat misbruik van persoonlijke beeldgegevens tot gevolg kan hebben.
De
gebruiker is zelf verantwoordelijk voor de privacybescherming van dergelijke gegevens.
Wis alle gegevens met behulp van speciale software alvorens een opslagmedium weg te werpen of
aan een ander over te doen. Een alternatief is het medium eerst te formatteren en vervolgens geheel
te vullen met beelden zonder persoonlijke informatie (bijvoorbeeld foto's van de lucht).
Vergeet
niet eventuele foto’s voor de functie Handmatige preset te wissen.
Voorkom letsel bij het fysiek
vernietigen van opslagmedia.
Gebruik uitsluitend elektronische accessoires van het merk Nikon
Nikon-camera’s zijn ontwikkeld volgens de hoogste standaards en bevatten complexe elektronische
schakelingen.
Alleen elektronische accessoires van het merk Nikon (inclusief batterijladers,
batterijen, lichtnetadapters en flitsaccessoires) die door Nikon speciaal zijn gecertificeerd voor
gebruik met deze digitale camera, zijn ontwikkeld om binnen de operationele eisen en
veiligheidseisen van deze elektronische schakelingen te werken en zijn met het oog daarop getest
en goedgekeurd.
Gebruik van niet-originele elektronische accessoires kan schade aan de camera tot
gevolg hebben die niet onder de Nikon-garantie valt.
Het gebruik van oplaadbare Li-
ionbatterijen van andere fabrikanten, die niet zijn voorzien van het holografische
zegel van Nikon (zie rechts), kan de normale werking van de camera verstoren of ertoe
leiden dat de batterijen oververhit raken, vlam vatten, scheuren of gaan lekken.
Neem voor meer informatie over originele Nikon-accessoires contact op met een door Nikon
geautoriseerde leverancier.
A
Voordat u belangrijke fotos gaat maken
Voordat u foto’s gaat maken van belangrijke gelegenheden (zoals een huwelijk of reis), kunt u het
beste enkele testopnamen maken om te controleren of de camera goed werkt. Nikon is niet
aansprakelijk voor schade of gederfde winst veroorzaakt door het onjuist functioneren van het
product.
A
Permanente kennisoverdracht
Als onderdeel van Nikons inzet voor “permanente kennisoverdracht” met het oog op doorlopende
productondersteuning en -educatie is voortdurend bijgewerkte informatie online beschikbaar op
de volgende sites:
Voor gebruikers in de VS: http://www.nikonusa.com/
Voor gebruikers in Europa en Afrika: http://www.europe-nikon.com/support
Voor gebruikers in Azië, Oceanië en het Midden-Oosten: http://www.nikon-asia.com/
Bezoek de sites om up-to-date te blijven met de nieuwste productinformatie, tips, antwoorden op
veelgestelde vragen (FAQs) en algemeen advies over digital imaging en digitale fotografie.
Aanvullende informatie kan mogelijk worden verstrekt door de Nikon importeur in uw land/regio.
Bezoek de volgende website voor contactgegevens: http://imaging.nikon.com/
1
X
X
Inleiding
In dit hoofdstuk vindt u informatie die u nodig hebt voordat u de camera in gebruik
neemt, met o.a. de benamingen van de onderdelen van de camera, het gebruik van de
menu's van de camera, en het klaarmaken van de camera voor gebruik.
Overzicht................................................................................................................................ 2
Kennismaking met de camera ........................................................................................... 3
Camerabody .......................................................................................................................................... 3
Keuzeknop ............................................................................................................................................. 6
Het lcd-venster ..................................................................................................................................... 7
De zoeker................................................................................................................................................ 9
De opname-informatieweergave .................................................................................................. 10
De instelschijven.................................................................................................................................. 13
De AN-DC1 camerariem bevestigen............................................................................................. 17
BM-10 beschermkap voor monitor ............................................................................................... 17
De dop van het oculair van de DK-21 zoeker ............................................................................ 17
Cameramenus....................................................................................................................... 18
Cameramenu’s gebruiken................................................................................................................. 19
Help........................................................................................................................................................... 21
Eerste stappen ...................................................................................................................... 22
De batterij opladen............................................................................................................................. 22
De batterij plaatsen............................................................................................................................. 23
Een objectief bevestigen .................................................................................................................. 25
Basisinstellingen .................................................................................................................................. 27
Geheugenkaarten plaatsen ............................................................................................................. 29
Zoekerbeeld aanpassen .................................................................................................................... 32
2
X
Overzicht
Gefeliciteerd met de aanschaf van deze Nikon digitale reflexcamera (SLR).
Lees alle
aanwijzingen grondig door, zodat u zeker weet dat u de camera optimaal benut, en
bewaar de handleiding op een plaats waar iedereen die het product gebruikt deze kan
lezen.
D
Gebruik uitsluitend accessoires van Nikon
Alleen originele Nikon-accessoires die specifiek zijn bedoeld voor gebruik met uw digitale camera
van Nikon, zijn ontworpen en getest om te voldoen aan de van toepassing zijnde veiligheids- en
functioneringsvoorschriften.
HET GEBRUIK VAN NIET-ORIGINELE ACCESSOIRES KAN SCHADE AAN UW CAMERA TOT
GEVOLG HEBBEN EN KAN UW GARANTIE DOEN VERVALLEN.
D
Onderhoud van camera en accessoires
De camera is een precisieapparaat dat regelmatig onderhoud vereist.
Nikon beveelt aan de camera
eens per jaar of per twee jaar te laten nakijken door de leverancier of een door Nikon geautoriseerd
servicecenter en elke drie tot vijf jaar een onderhoudsbeurt te geven (houd er rekening mee dat
hieraan kosten zijn verbonden).
Regelmatige inspectie en onderhoud worden vooral aanbevolen
wanneer u de camera voor professionele doeleinden gebruikt.
Het wordt aanbevolen om
tegelijkertijd met uw camera eventuele accessoires die u veel gebruikt, zoals objectieven of
optionele flitsers, te laten nakijken en onderhouden.
3
X
Kennismaking met de camera
Neem even de tijd om vertrouwd te raken met de bedieningsonderdelen en
aanduidingen van de camera.
Leg eventueel een boekenlegger in dit hoofdstuk, zodat u
het gemakkelijk kunt terugvinden terwijl u de rest van de handleiding leest.
Camerabody
14
15
16
18
17
23
25
24
21
20
22
19
1
2
3
4
5
6
7
9
10
11
8
12
13
1 Keuzeknop................................................................6
2 Oogje voor polsriem..........................................17
3 Filmvlakmarkering (E) .....................................60
4 Accessoireschoentje (voor optionele flitser)
..............................................................................233
5 Afdekkapje accessoireschoentje .................233
6 Hoofdschakelaar..................................................34
7 Ontspanknop........................................................38
8 Knop E (belichtingscorrectie)........................90
Knop voor reset met twee knoppen............75
9 Knop Z (lichtmeting) .......................................87
Knop Q (formatteren)......................................30
10 Knop I (ontspanstand)................................... 64
11 Knop AF (autofocusstand) ................................54
Knop voor reset met twee knoppen............75
12 Lcd-venster...............................................................7
13 Hoofdinstelschijf..................................................13
14 AF-hulpverlichting........................................... 174
Zelfontspannerlampje.......................................67
Lampje rode-ogenreductie .............................71
15 Secundaire instelschijf.......................................13
16 Knop Fn........................................................197, 198
17 Scherptedieptevoorbeeldknop .....................82
18 Luidspreker
19 Bodydop .............................................................. 240
20 CPU-contact
21 Bevestigingsmarkering .....................................25
22 Objectiefvatting...................................................60
23 Statiefaansluiting
24 Deksel van batterijvak .......................................23
25 Ontgrendeling deksel batterijvak..................23
4
X
Camerabody (vervolg)
1
2
4
3
5
6
7
8
9
10
11
12
14
13
1 Ingeb. flitser ..........................................................70
2 Knop M (flitsstand)...............................................70
Knop Y (flitscorrectie).....................................91
3 Microfoon......................................................50, 170
4 Infraroodontvanger............................................69
5 Knop D (bracketing).........................................92
6 Deksel aansluitingen........... 146, 147, 149, 151
7 Objectiefontgrendeling....................................26
8 Selectieknop voor scherpstelstand.......54, 59
9 Spiegel...........................................................43, 246
10 Gelijkstroomaansluiting voor optionele
lichtnetadapter EH-5a of EH-5.................. 239
11 USB-aansluiting
Verbinden met een computer.................. 149
Verbinden met een printer........................ 151
12 HDMI mini-pinaansluiting............................. 147
13 Videoaansluiting............................................... 146
14 Accessoire-aansluiting.................................... 241
5
X
Camerabody (vervolg)
1
3
10
11
12
18
13
14
15
4
5
6
16
17
7
8
9
2
1 Zoekeroculair........................................................32
2 Dop van oculair van DK-21 zoeker................17
3 Knop O (wissen)
Foto's wissen......................................................49
Foto's wissen tijdens weergave................140
Knop Q (formatteren)......................................30
4 Monitor
Livebeeld ............................................................43
Foto's weergeven.............................................50
Schermvullende weergave.........................128
5 Knop K (weergave)..................................50, 128
6 Knop G (menu) ......................................19, 159
7 Knop L (help/beveiliging) ...................21,139
Knop WB (witbalans)
Witbalans............................................................95
Fijnafstelling witbalans.................................. 97
Kleurtemperatuur............................................99
8 Knop W (miniaturen/uitzoomen) .............135
Knop ISO (ISO-gevoeligheid)............................74
9 Knop X (inzoomen op weergave) .............. 138
Knop QUAL (beeldkwaliteit/-formaat)
Beeldkwaliteit....................................................62
Beeldformaat.....................................................63
10 Dioptrie-instelling...............................................32
11 Knop AE-L/AF-L
Scherpstelvergrendeling...............................57
Rol kiezen......................................................... 200
12 Knop a (livebeeld)
Foto's nemen.....................................................43
Films opnemen .................................................50
13 Multi-selector........................................................19
14 Knop J (OK)..........................................................19
15 Deksel kaartsleuf .................................................29
16 Vergrendeling scherpstelselectieknop........56
17 Toegangslampje geheugenkaart ...........29, 39
18 Knop R (informatieweergave/weergave
voor snelinstellingen)...............................10,12
6
X
Keuzeknop
De camera biedt u de keuze uit de volgende elf opnamestanden:
❚❚ Standen P, S, A en M
Selecteer deze standen om de camera volledig naar wens te kunnen instellen.
PProgramma-automatiek (p. 80): de camera
kiest de sluitertijd en het diafragma, de
gebruiker bepaalt de andere instellingen.
SSluitertijdvoorkeuze (p. 81): kies een korte
sluitertijd voor een actie-opname en een lange
sluitertijd om een onderwerp in beweging
onscherp te maken zodat u kunt zien dat het
beweegt.
ADiafragmavoorkeuze (p. 82): stel het
diafragma in om achtergronddetails te
verzachten of vergroot de scherptediepte om
zowel op het hoofdonderwerp als de
achtergrond scherp te stellen.
M—Handmatig (p. 83): stel de sluitertijd en het
diafragma in op uw creativiteit.
❚❚ Automatische standen
Selecteer deze standen voor eenvoudige, “point-
and-shoot”-fotografie.
i Automatisch (p. 34): de camera maakt automatisch de
juiste instellingen voor een optimaal resultaat met
“point-and-shoot”-eenvoud.
Aanbevolen voor wie
voor het eerst een digitale camera gebruikt.
j Automatisch (flitser uit) (p. 34): zoals hierboven, maar de
flitser zal zelfs bij slechte belichting niet flitsen.
❚❚ Standen programma-automatiek
Wanneer u een stand programma-automatiek selecteert, worden de instellingen
automatisch voor de geselecteerde scène geoptimaliseerd. Hierdoor wordt creatieve
fotografie zo eenvoudig als een draai aan de keuzeknop.
k Portret (p. 41): neem portretten met de ach-
tergrond in zachte focus.
l Landschap (p. 41): behoud details in
landschapsopnamen.
n Close-up (p. 42): neem levendige close-ups
van bloemen, insecten en andere kleine
voorwerpen.
m Sport (p. 42): leg beweging scherp vast voor
dynamische sportfoto's.
o Nachtportret (p. 42): neem portretten tegen
een donkere achtergrond.
7
X
Het lcd-venster
A
Geheugenkaarten met een grote capaciteit
Als op de geheugenkaart voldoende ruimte beschikbaar is om duizend
of meer foto's bij de huidige instellingen op te slaan, wordt het aantal
resterende opnamen aangegeven in duizendtallen, afgerond naar het
dichtstbijzijnde honderdtal (als er bijvoorbeeld ruimte is voor 1.260
opnamen, geeft de opnameteller 1,2 K aan).
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
1 Sluitertijd
Sluitertijdvoorkeuze .......................................81
Stand handmatige belichting .....................83
Belichtingscorrectiewaarde.............................90
Flitscorrectiewaarde...........................................91
Fijnafstemming witbalans ...............................97
Kleurtemperatuur witbalans...........................99
Witbalansvoorinstellingsnummer ..............100
Aantal opnamen in bracketingserie.............92
2 Batterijaanduiding..............................................34
3 Flitsstand................................................................71
4 Beeldgrootte.........................................................63
5 Beeldkwaliteit.......................................................62
6 Aanduiding fijnafstemming witbalans .......97
7 Witbalans ...............................................................95
8 Aanduiding ISO-gevoeligheidscorrectie
ISO-gevoeligheid .............................................74
ISO tonen en aanpassen............................. 181
9 “K” (verschijnt als er genoeg geheugen
vrij is voor meer dan 1000 opnamen).......35
10 Aanduiding “Signaal”...................................... 180
11 Aanduiding GPS-verbinding........................ 124
12 Ontspanstand.......................................................64
13 Diafragma (f-waarde)
Diafragmavoorkeuze ......................................82
Stand handmatige belichting......................83
Bracketingstapgrootte
AE/flitsbracketing.............................................92
Witbalansbracketing.................................... 191
Bracketingprogramma's............................. 264
14 Kleurtemperatuur .............................................. 99
8
X
Het lcd-venster (vervolg)
A
Lcd-verlichting
Als u de hoofdschakelaar in de positie D houdt, worden de
belichtingsmeters en de verlichting van het lcd-venster (lcd-
verlichting) geactiveerd, zodat het venster in het donker kan
worden afgelezen. Wanneer u de hoofdschakelaar loslaat,
blijft de verlichting nog ingeschakeld (zes seconden bij
standaardinstelling) terwijl de belichtingsmeters van de
camera actief zijn of tot de sluiter wordt ontspannen of de
hoofdschakelaar opnieuw naar D wordt gedraaid.
16
15
17
18
19
20
28
21
23
22
25
24
27
26
15 Aanduiding flitscorrectie..................................91
16 Aanduiding “Klok niet ingesteld”
Klokbatterij.........................................................27
Waarschuwingen ...........................................255
17 Aanduiding flexibel programma...................80
18 Lichtmeting...........................................................87
19 Scherpstelpunten................................................56
AF-veldstand.......................................................173
20 Autofocusstand................................................... 54
21 Aanduiding Zwart-wit.....................................181
22 Aantal resterende opnamen...........................35
Aantal resterende opnamen tot
buffergeheugen vol is....................................65
Opnameaanduiding vooringestelde
witbalans...........................................................101
Aanduiding opnamestand ............................148
ISO-gevoeligheid
ISO-gevoeligheid .............................................74
ISO tonen en aanpassen..............................181
23 Aanduiding ISO-gevoeligheid........................74
Aanduiding Auto-ISO-gevoeligheid.......... 166
24 Aanduiding bracketingvoortgang
AE/flitsbracketing.............................................92
Witbalansbracketing.................................... 191
ADL-bracketing.............................................. 193
25 Aanduiding bracketing .....................................92
26 Aanduiding witbalansbracketing............... 191
27 Aanduiding belichtingscorrectie...................90
28 Aanduiding meervoudige belichting ....... 121
Hoofdschakelaar
9
X
De zoeker
* Kan worden verborgen met persoonlijke instelling d4 (p. 181).
D
De zoekerweergave
Wegens de aard van dit type zoekerweergave, is het mogelijk dat u fijne lijntjes uit het geselecteerde
scherpstelpunt ziet komen.
Dit is normaal en duidt niet op een storing.
Als de batterij helemaal leeg
is of als er geen batterij is geplaatst, wordt het beeld in de zoeker gedimd.
De zoekerweergave
wordt weer normaal zodra u een volledig opgeladen batterij plaatst.
D
Het lcd-venster en de zoeker
De reactietijd en helderheid van het lcd-venster en de zoeker kunnen verschillen naargelang de
temperatuur.
4
1
5
6
7
8
2
3
9 10
20 22
23
2524
14
15
16 1811
21
12 1913 17
1 Raster (wordt weergegeven als Aan is
geselecteerd voor persoonlijke instelling
d2)........................................................................181
2 Referentiecirkel van mm voor
centrumgerichte lichtmeting......................87
3 Batterijaanduiding
*
............................................34
4 Aanduiding Zwart-wit
*
...................................181
5 Scherpstelpunten.............................54, 173, 174
6 Middelste scherpstelpunt
(normaal frame)..............................................174
7 Middelste scherpstelpunt (breed frame)..174
8 Waarschuwing “Geen geheugenkaart”
*
..181
9 Scherpstelaanduiding ................................38, 60
10 Aanduiding flitswaarde (FV)
vergrendeling..................................................198
11 Sluitertijd.........................................................81, 83
12 Diafragma (f-waarde)..................................82, 83
13 Batterijaanduiding..............................................34
14 Aanduiding witbalansbracketing................191
15 Aanduiding bracketing.....................................92
16 Aanduiding ISO-gevoeligheid........................74
17 Aantal resterende opnamen ...........................35
Aantal resterende opnamen tot
buffergeheugen vol is.....................................65
Aanduiding witbalansopname....................101
Belichtingscorrectiewaarde.............................90
Flitscorrectiewaarde...........................................91
Aanduiding opnamestand............................ 148
ISO-gevoeligheid....................................... 74, 181
18 “K” (verschijnt als er genoeg geheugen
vrij is voor meer dan 1000 opnamen).......35
19 Flitsgereedaanduiding ......................................42
20 Belichtingsvergrendeling (AE)........................88
21 Elektronische analoge
belichtingsaanduiding.................................. 84
Belichtingscorrectie............................................90
22 Aanduiding flitscorrectie..................................91
23 Aanduiding belichtingscorrectie...................90
24 Aanduiding Auto-ISO-gevoeligheid.......... 166
25 Aanduiding ISO-gevoeligheidscorrectie ....74
10
X
De opname-informatieweergave
Wanneer u op de knop R drukt, wordt op de monitor opname-
informatie weergegeven, zoals sluitertijd, diafragma, aantal
resterende opnamen en AF-veldstand. Druk nogmaals op de
knop R om de geselecteerde instellingen te wijzigen (p. 12) voor
informatie over het kiezen van een flitssynchronisatiesnelheid.
De opname-informatie verdwijnt van de monitor wanneer u een
derde keer op de knop R drukt of de ontspanknop half indrukt.
Bij de standaardinstellingen wordt de monitor automatisch
uitgeschakeld als er gedurende circa 10 seconden geen
handelingen plaatsvinden.
A
Zie ook
Zie persoonlijke instelling c4 (Monitor uit, p.180) als u wilt opgeven hoe lang de monitor
ingeschakeld blijft. Zie persoonlijke instelling d8 (Weergave opname-info, p. 183) als u de kleur
van de letters in de opnameinformatieweergave wilt wijzigen.
Knop R
121314151617
11
19
20
1
27
29
28
33 32 31
21 22 23 24
23 4
6
30
7
5
9
10
8
35
34
36
37
18
25 26
11
X
De opname-informatieweergave (vervolg)
1 Opnamestand
i automatisch/j automatisch (flitser uit)
................................................................................34
Standen programma-automatiek..............41
Stand P, S, A en M ...............................................78
2 Aanduiding flexibel programma................... 80
3 Sluitertijd
Sluitertijdvoorkeuze .......................................81
Stand handmatige belichting .....................83
Belichtingscorrectiewaarde.............................90
Flitscorrectiewaarde...........................................91
Kleurtemperatuur.............................................. 99
Aantal opnamen in bracketingserie
....92, 191
4 Diafragma (f-waarde)
Diafragmavoorkeuze......................................82
Stand handmatige belichting .....................83
Bracketingstapgrootte
AE/flitsbracketing ............................................92
Witbalansbracketing.....................................191
Bracketingprogramma's..............................264
5 Ontspanstand....................................................... 64
6
Opnamesnelheid bij continuopname
....64, 182
7 Aanduiding afstandsbedieningsstand........ 68
Aanduiding zelfontspannerstand.................66
8 Aanduiding ISO-gevoeligheid........................74
Aanduiding Auto-ISO-gevoeligheid ..........166
9 Aanduiding “Signaal” ......................................180
10 “K” (verschijnt als er genoeg geheugen
vrij is voor meer dan 1000 opnamen) ......35
11 Witbalans ...............................................................95
Aanduiding fijnafstemming witbalans ......97
12 Toewijzing AE-L/AF-L-knop...............................200
13 Toewijzing Fn-knop...........................................197
14 Aanduiding beeldinstelling...........................108
15
Aanduiding actieve D-Lighting
.....................119
16 Aanduiding hoge ISO
ruisonderdrukking.........................................168
17 Aanduiding ruisonderdrukking lange
sluitertijd...........................................................167
18 Lichtmeting...........................................................87
19 Flitsstand ................................................................71
Flitslichtbedieningsstand voor
optionele flitsers............................................ 233
20 Elektronische analoge
belichtingsaanduiding.................................. 84
Belichtingscorrectie............................................90
Aanduiding bracketingvoortgang
AE/flitsbracketing.............................................92
Witbalansbracketing.................................... 191
ADL-bracketing.............................................. 193
21 Aanduiding lichtnetadapter............................34
22 Aanduiding flitswaarde (FV)
vergrendeling................................................. 198
23 Aanduiding flitscorrectie..................................91
24 Aanduiding belichtingscorrectie...................90
25
Aanduiding meervoudige belichting
.......... 121
26 Bracketingaanduiding
AE/flitsbracketing.............................................92
Witbalansbracketing.................................... 191
ADL-bracketing.............................................. 193
27
Actieve D-Lighting bracketinggrootte
........ 193
28 Aanduiding beeldcommentaar................... 205
29 Autofocusstand................................................... 54
30 ISO-gevoeligheid....................................... 74, 181
31 Aantal resterende opnamen ...........................35
32 Aanduiding GPS-verbinding........................ 124
33 Aanduiding automatisch veld-AF .............. 173
Aanduiding 3D-tracking................................ 173
Scherpstelpunt.....................................................54
Aanduiding AF-veldstand ............................. 173
34 Beeldformaat ........................................................63
35 Beeldkwaliteit.......................................................62
36 Aanduiding “Klok niet ingesteld “ ...... 27, 255
37 Camerabatterijaanduiding...............................34
Weergave MB-D80 batterijen...................... 184
MB-D80 batterijaanduiding.......................... 184
12
X
❚❚ Instellingen veranderen in de Opname-informatieweergave (Weergave voor
snelinstellingen)
Als u instellingen voor de onderstaande items wilt wijzigen, drukt
u op de knop R in de opname-informatieweergave.
Markeer
items met de multi-selector en druk op J om naar het menu voor
het gemarkeerde item te gaan.
Knop R
654321
7
1 Ruisonderdrukking lange sluitertijd ..........167
2 Hoge ISO-ruisonderdrukking........................168
3 Actieve D-Lighting............................................119
4 Beeldinstelling ...................................................108
5 Toewijzing Fn-knop.......................................... 197
6 Toewijzing AE-L/AF-L-knop............................... 200
7 Tipweergave....................................................... 182
13
X
De instelschijven
De hoofdinstelschijf en de secundaire instelschijf kunnen afzonderlijk of in combinatie
met andere knoppen worden gebruikt om diverse instellingen aan te passen.
❚❚ Beeldkwaliteit en formaat
Beeldkwaliteit instellen (p. 62)
Secundaire instelschijf
Hoofdinstelschijf
Knop M:
flitsstand en
flitscorrectie
Knop D:
bracketing
Knop B: autofocusstand
Knop E:
belichtingscorrectie
Knop I: ontspanstand
Knop Z: lichtmeting
Knop L (WB):
witbalans
Knop W (ISO):
ISO-gevoeligheid
Knop X (QUAL):
beeldkwaliteit/beeldformaat
Knop X (QUAL) Hoofdinstelschijf Lcd-venster
+
14
X
Een beeldformaat kiezen
(p. 63).
❚❚ Autofocusstand
Selecteer een autofocusstand
(p. 54).
❚❚ Ontspanstand
Selecteer een ontspanstand
(p. 64).
❚❚ ISO-gevoeligheid
ISO-gevoeligheid instellen
(p. 74)
❚❚ Belichting
Een combinatie van diafragma
en sluitertijd kiezen
(belichtingsstand P; p. 80).
Knop X (QUAL) Secundaire
instelschijf
Lcd-venster
+
Knop
B Hoofdinstelschijf Lcd-venster
+
Knop I Hoofdinstelschijf Lcd-venster
+
Knop W ISO Hoofdinstelschijf Lcd-venster
+
Stand P Hoofdinstelschijf Lcd-venster
15
X
Een sluitertijd kiezen
(belichtingsstand S of M;
p. 81, 83).
Een diafragma kiezen
(belichtingsstand A of M;
p. 82, 83)
Selecteer een
lichtmeetmethode (p. 87).
Belichtingscorrectie instellen
(p. 90).
Bracketing activeren of
annuleren/aantal opnamen in
bracketingserie kiezen
(p. 92, 191). Niet weergegeven
in ADL-bracketing (p. 193).
Stand S of M Hoofdinstelschijf Lcd-venster
Stand A of M Secundaire
instelschijf
Lcd-venster
Knop Z Hoofdinstelschijf Lcd-venster
+
Knop E Hoofdinstelschijf Lcd-venster
+
Knop D Hoofdinstelschijf Lcd-venster
+
16
X
Stapgrootte voor
belichtingsbracketing kiezen
(p. 92, 192).
❚❚ Witbalans
Een witbalansinstelling kiezen
(p. 95).
Witbalans fijnafstellen (p. 97),
kleurtemperatuur instellen
(p. 99) of een
witbalansvoorinstelling kiezen
(p. 106).
❚❚ Flitsinstellingen
Een flitsstand selecteren (p. 71).
Flitscorrectie aanpassen (p. 91).
Knop D Secundaire
instelschijf
Lcd-venster
+
+
Knop L (WB) Hoofdinstelschijf
Lcd-venster
+
Knop L (WB) Secundaire
instelschijf
Lcd-venster
Knop M Hoofdinstelschijf Lcd-venster
+
Knop M (Y ) Secundaire
instelschijf
Lcd-venster
+
17
X
De AN-DC1 camerariem bevestigen
Maak de riem vast zoals hieronder aangegeven.
BM-10 beschermkap voor monitor
Er wordt een doorzichtig plastic kapje bij de camera geleverd dat
de monitor schoon houdt en beschermt wanneer de camera niet
wordt gebruikt.
U bevestigt het kapje door het uitsteeksel aan de
bovenkant in de daarvoor bestemde uitsparing boven de
cameramonitor te plaatsen (q) en op de onderkant van het
kapje te drukken totdat dit op zijn plaats klikt (w).
U verwijdert het kapje door de camera stevig vast te houden en
de onderkant van het kapje voorzichtig van de camera af te
bewegen, zoals rechts wordt aangegeven.
De dop van het oculair van de DK-21
zoeker
Plaats uw vingers onder de flenzen aan weerszijden van de dop
van het oculair van de zoeker en schuif hem eraf zoals rechts
aangegeven alvorens u de dop van het oculair van de DK-5
zoeker en andere zoekeraccessoires bevestigt (p. 239).
18
X
Cameramenus
De meeste opname-, weergave- en instelopties zijn toegankelijk
via de cameramenu's.
Als u de menu's wilt weergeven, drukt u op
de knop G.
De volgende menu's zijn beschikbaar:
D Weergave (p. 160) Weergave-instellingen veranderen en foto's beheren.
C Opname (p. 165) Opname-instellingen aanpassen.
A
Persoonlijke
instellingen
(p. 171) Camera-instellingen personaliseren.
B Setup (p. 202)
Geheugenkaarten formatteren en basisinstellingen voor de camera
selecteren.
N Retoucheren (p. 209) Geretoucheerde kopieën van bestaande fotos maken.
m
Recente
instellingen
(p. 224)
Kies uit de twintig meest recent gebruikte menuopties.
Indien
gewenst kan een aangepast menu (“Mijn Menu”) worden
weergegeven in plaats van Recente instellingen (p. 224).
Knop G
Kies uit het weergavemenu, het
opnamemenu, het menu Persoonlijke
instellingen, het setup-menu, het
retoucheermenu en het menu recente
instellingen (zie hieronder).
Ta b s
Huidige instellingen
worden aangegeven
met pictogrammen.
Als het pictogram “
Q
wordt weergegeven,
kunt u hulpinformatie
over het geselecteerde
item weergeven door
op de knop L te
drukken (p. 21).
Q
Opties in huidig menu.
Menuopties
Schuif geeft positie in
huidig menu aan.
19
X
Cameramenus gebruiken
Met de multi-selector en de knop J kunt u door de cameramenu's navigeren.
Voer de onderstaande stappen uit om door de menu's te navigeren.
1 Geef de menu’s weer.
Druk op de knop G om de menus weer te geven.
2 Markeer het pictogram voor het huidige
menu.
Druk op 4 om het pictogram voor het huidige
menu te markeren.
3 Selecteer een menu.
Druk op 1 of 3 om de cursor in het geselecteerde
menu te plaatsen.
Cursor omhoog
Annuleren en
terugkeren naar
vorige menu
Gemarkeerde item
selecteren of
submenu
weergeven
Knop J
Gemarkeerd item
selecteren
Cursor omlaag
Knop G
20
X
4 Plaats de cursor in het geselecteerde menu.
Druk op 2 om de cursor in het geselecteerde
menu te plaatsen.
5 Markeer een menu-item.
Druk op 1 of 3 om een menu-item te markeren.
6 Weergave-opties
Druk op 2 om de opties voor het geselecteerde
menu-item weer te geven.
7 Markeer een optie.
Druk op 1 of 3 om een optie te markeren.
8 Selecteer het gemarkeerde item.
Druk op J om het gemarkeerde item te selecteren.
Druk
op de knop G als u wilt afsluiten zonder een optie te
selecteren.
Let op het volgende:
Menu-items die grijs worden weergegeven, zijn niet beschikbaar.
Hoewel drukken op 2 of het midden van de multi-selector gewoonlijk hetzelfde effect
heeft als drukken op J, kunt u een selectie in sommige gevallen alleen bevestigen
door op J te drukken.
U verlaat de menu's en keert terug naar de opnamestand door de ontspanknop half in
te drukken (p. 35).
A
Gebruik van de instelschijven
De hoofdinstelschijf kan worden gebruikt om de cursor omhoog of omlaag te verplaatsen, en de
secundaire instelschijf om de cursor links en rechts te verplaatsen. De secundaire instelschijf kan
niet worden gebruikt om een selectie te maken.
21
X
Help
Als het pictogram Q linksonder op de monitor wordt
weergegeven, kunt u hulpinformatie weergeven door op de
knop L te drukken.
Zolang u de knop ingedrukt houdt, wordt
een beschrijving van de geselecteerde optie of het
geselecteerde menu weergegeven. Druk op 1 of 3 om door de
tekst te bladeren.
Knop L
Pictogram Q
22
X
Eerste stappen
De batterij opladen
De camera wordt gevoed door een EN-EL3e oplaadbare Li-ionbatterij (meegeleverd).
De EN-EL3e is bij levering niet volledig opgeladen.
Voor een maximale opnameduur
dient u de batterij vóór gebruik op te laden in de meegeleverde MH-18a snellader.
Het
duurt circa twee uur en een kwartier om een lege batterij volledig op te laden.
1 Sluit de lader aan op een stopcontact.
Sluit de stekker van de lichtnetadapter aan op de
batterijlader en steek de stekker van het netsnoer in het
stopcontact.
2 Verwijder het afdekkapje.
Verwijder het afdekkapje van de batterij.
3 Plaats de batterij.
Plaats de batterij in de lader.
Het oplaadlampje (CHARGE)
knippert terwijl de batterij wordt opgeladen.
Li-ion BA
TTERY PACK
23
X
4 Verwijder de batterij wanneer deze is opgeladen.
Het laden is voltooid als het oplaadlampje (CHARGE) stopt met
knipperen.
Verwijder de batterij en trek de stekker van de
lader uit het stopcontact.
De batterij plaatsen
1 Zet de camera uit.
Zet de camera altijd uit voordat u de batterij
plaatst of verwijdert.
2 Open het deksel van het batterijvak.
Open het deksel van het batterijvak aan de onderzijde van
de camera.
3 Plaats de batterij.
Plaats de batterij, zoals rechts wordt aangegeven.
4 Sluit het deksel van het batterijvak.
❚❚ De batterij verwijderen
Zet de camera uit voordat u de batterij verwijdert.
Om kortsluiting te voorkomen, plaatst
u het afdekkapje terug als de batterij niet wordt gebruikt.
Hoofdschakelaar
24
X
D
De batterij en de lader
Lees de waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen op de pagina's xiv–xv en 248–249 van deze
handleiding en volg ze op.
Gebruik de batterij niet bij omgevingstemperaturen onder 0 °C of boven
40 °C. Laad de batterij binnenshuis op bij een omgevingstemperatuur van 5–35 °C. Voor optimale
resultaten dient u de batterij op te laden bij een temperatuur boven 20 °C. De batterijcapaciteit kan
afnemen als de batterij bij een lage temperatuur wordt opgeladen of als ze wordt gebruikt bij een
temperatuur die lager ligt dan de temperatuur waarbij ze is opgeladen.
Als de batterij wordt
opgeladen bij een temperatuur onder 5°C, kan de aanduiding van de gebruiksduur in de weergave
Batterij-informatie (p. 208) tijdelijk een lager niveau aangeven.
Direct na gebruik kan de batterij zeer warm zijn.
Wacht met opladen totdat de batterij is afgekoeld.
Gebruik de lader alleen met compatibele batterijen.
Haal de stekker uit het stopcontact wanneer u
de lader niet gebruikt.
D
Incompatibele batterijen
Deze camera kan niet worden gebruikt met EN-EL3 of EN-EL3a oplaadbare Li-ionbatterijen voor de
D100, D70-serie of D50 of met de MS-D70 CR2-batterijhouder.
A
EN-EL3e oplaadbare Li-ionbatterij
De meegeleverde EN-EL3e geeft informatie door aan compatibele apparaten, zodat de camera de
batterijlading kan weergeven in zes niveaus (p. 34).
De optie Batterij-informatie in het setup-
menu toont informatie over de batterijlading, de gebruiksduur en het aantal gemaakte foto's sinds
de batterij voor het laatst is opgeladen (p. 208).
25
X
Een objectief bevestigen
Let goed op dat er geen stof in de camera komt wanneer u het objectief verwijdert.
In deze handleiding wordt een AF-S DX Zoom-Nikkor 18–105mm f/3.5–5.6G ED VR
objectief als voorbeeld gebruikt.
1 Verwijder de achterste objectiefdop en de bodydop.
Nadat u hebt gecontroleerd of de camera uit staat, verwijdert u de achterste
objectiefdop van het objectief en verwijdert u de bodydop van de camera.
2 Bevestig het objectief.
Zorg dat de bevestigingsmarkering op
het objectief in lijn staat met de
markering op de camerabody en plaats
het objectief in de bajonetvatting van de
camera.
Draai het objectief linksom
totdat het op zijn plaats klikt, waarbij u
erop let dat u niet op de
objectiefontgrendeling drukt.
Als het objectief voorzien is van een A-M- of M/A-M-
schakelaar, selecteert u A (autofocus) of M/A (autofocus
met handinstellingsprioriteit).
Schaal
brandpuntsafstand
Brandpuntsafstand index
Schakelaar scherpstelstand (p. 25, 273)
VR-schakelaar (vibratiereductie)
Bevestigingsmarkering
Achterste objectiefdop
Objectiefdop
Scherpstelring (p. 59, 273)
CPU-contacten
(p. 228)
Zoomring
Zonnekap (p. 273)
w
q
Bevestigings-
markering
26
X
❚❚ Het objectief verwijderen
Zet de camera uit voordat u een objectief verwijdert of verwisselt.
Als u het objectief wilt verwijderen, houdt u de ontgrendeling
ingedrukt terwijl u het objectief rechtsom draait.
Plaats na het
verwijderen van het objectief de objectiefdop, de achterste
objectiefdop en de bodydop terug.
❚❚ Vibratiereductie (VR)
AF-S DX Zoom-Nikkor 18–105mm f/3.5–5.6G VR objectieven bieden ondersteuning voor
vibratiereductie (VR). Dit vermindert onscherpe beelden door een trillende camera zelfs
wanneer de camera wordt bewogen, waardoor sluitertijden circa 3 LW kunnen worden
vertraagd bij een brandpuntsafstand van 105mm (metingen van Nikon; de effecten
verschillen naargelang de gebruiker en de omstandigheden van de opname).
Schuif de VR-schakelaar op ON om vibratiereductie te gebruiken.
Vibratiereductie wordt geactiveerd wanneer u de ontspanknop
half indrukt, zodat de effecten van cameratrillingen in het beeld
in de zoeker worden verminderd en u het onderwerp
gemakkelijker kunt kadreren en in zowel de autofocusstand als
de handmatige stand kunt scherpstellen.
Wanneer u de camera
beweegt, wordt de vibratiereductie alleen toegepast op
bewegingen die geen deel uitmaken van de bewuste beweging
(als de camera bijvoorbeeld horizontaal wordt bewogen, wordt
de vibratiereductie alleen toegepast op verticale trillingen),
zodat u de camera veel gemakkelijker zonder haperingen in een
grote boog kunt bewegen.
Schuif de VR-schakelaar op OFF om de vibratiereductie uit te schakelen.
Schakel de
vibratiereductie uit wanneer de camera stevig op een statief is gemonteerd, maar laat de
functie aan als de kop van het statief niet is geblokkeerd of wanneer u een statief met één
poot gebruikt.
D
CPU-objectieven met diafragmaring
Als een CPU-objectief uitgerust is met een diafragmaring (p. 228), vergrendelt u deze op het kleinste
diafragma (hoogste f-waarde).
Raadpleeg de handleiding van het objectief voor meer informatie.
D
Vibratiereductie
Zet de camera niet uit en verwijder het objectief niet terwijl de vibratiereductie ingeschakeld is. Als
de voeding naar het objectief wordt onderbroken terwijl de vibratiereductie is ingeschakeld, kan
het objectief rammelen wanneer u ermee schudt.
Dit is geen defect. Monteer het objectief opnieuw
op de camera en schakel de camera in om dit op te lossen.
Vibratiereductie is uitgeschakeld terwijl de ingebouwde flitser wordt opgeladen.
Wanneer de
vibratiereductie ingeschakeld is, kan het beeld in de zoeker onscherp zijn nadat de sluiter wordt
ontspannen.
Dit duidt niet op een storing.
27
X
Basisinstellingen
Een taalselectievenster verschijnt wanneer u de camera voor het eerst inschakelt.
Kies
een taal en stel de datum en tijd in.
Als u de datum en tijd niet instelt, knippert B op de
monitor en worden een onjuiste datum en tijd bij de foto's opgenomen.
1 Zet de camera aan.
Er verschijnt een taalselectievenster.
2 Selecteer een taal.
Druk op 1 of 3 om de gewenste taal te markeren en druk op
J.
3 Kies een tijdzone.
Er verschijnt een selectievenster voor de tijdzone.
Druk op 4
of 2 om de lokale tijdzone te markeren (het veld UTC geeft
het verschil in uren aan tussen de geselecteerde tijdzone en
de Coordinated Universal Time of UTC) en druk op J.
4 Schakel de zomertijd in of uit.
De opties voor de zomertijd worden weergegeven.
De
zomertijd is standaard uitgeschakeld. Als de zomertijd van
kracht is in de lokale tijdzone, drukt u op 1 om Aan te
markeren en drukt u vervolgens op J.
5 Stel de datum en tijd in.
Het dialoogvenster dat u hier rechts ziet, wordt
weergegeven.
Druk op 4 of 2 om een optie te selecteren en
druk op 1 of 3 om de optie te wijzigen. Druk op J wanneer
de klok is ingesteld op de huidige datum en tijd.
Hoofdschakelaar
28
X
6 Selecteer een datumnotatie.
Druk op 1 of 3 om de volgorde te kiezen waarin het jaar, de
maand en de dag worden weergegeven en druk op J.
7 Keer terug naar de opnamestand.
Druk de ontspanknop half in om terug te keren naar de
opnamestand.
A
Het Setup-menu
De instellingen voor taal en datum/tijd kunnen altijd worden veranderd via de opties Taal
(Language) (p. 204) en Wereldtijd (p. 204) in het Setup-menu.
A
De klokbatterij
De cameraklok wordt gevoed door een afzonderlijke, oplaadbare batterij die indien nodig wordt
opgeladen als de hoofdbatterij is geplaatst of als de camera wordt gevoed door een optionele EH-
5a of EH-5 lichtnetadapter (p. 239).
Twee dagen opladen is voldoende om de klok gedurende
ongeveer drie maanden van stroom te voorzien.
Als het pictogram B knippert in het lcd-venster,
is de klokbatterij leeg en is de klok teruggezet.
Stel de klok in op de juiste datum en tijd.
A
De cameraklok
De cameraklok is minder nauwkeurig dan de meeste horloges en gewone klokken.
Controleer
daarom regelmatig of de klok de juiste tijd aangeeft en pas de tijd zo nodig aan.
29
X
Geheugenkaarten plaatsen
De camera slaat foto's op op Secure Digital (SD)-geheugenkaarten (apart verkrijgbaar).
1 Zet de camera uit.
Zet de camera altijd uit voordat u een
geheugenkaart plaatst of verwijdert.
2 Open het deksel van de kaartsleuf.
Schuif het deksel van de kaartsleuf uit (q) en open de
kaartsleuf (w).
3 Plaats de geheugenkaart.
Houd de geheugenkaart vast zoals rechts aangegeven, en
schuif ze in de camera tot ze vastklikt.
Het toegangslampje
van de geheugenkaart brandt enkele seconden.
Sluit het
deksel van de kaartsleuf.
D
Geheugenkaarten plaatsen
Als u een geheugenkaart ondersteboven of achterstevoren
probeert te plaatsen, kan dit schade aan de camera of de
geheugenkaart veroorzaken. Zorg ervoor dat u de geheugenkaart
op de juiste manier plaatst.
Als C in het lcd-venster staat zoals u rechts ziet, moet u de
kaart formatteren zoals beschreven op de volgende pagina.
D
Het toegangslampje
Verwijder de batterij of de voedingsbron niet terwijl het toegangslampje van de geheugenkaart
brandt.
Anders kan de kaart schade oplopen.
Hoofdschakelaar
Voorkant
Toegangslampje
30
X
❚❚ Geheugenkaarten formatteren
Geheugenkaarten die al in een ander apparaat werden gebruikt, moeten eerst worden
geformatteerd.
Formatteer de kaart, zoals hieronder wordt beschreven.
D
Geheugenkaarten formatteren
Als u een geheugenkaart formatteert, worden alle gegevens erop voorgoed gewist. Kopieer foto's en
andere gegevens die u wilt bewaren daarom naar een computer alvorens verder te gaan (p. 148).
1 Zet de camera aan.
2 Druk op de knoppen Q.
Houd de knoppen Q (Z en O) gedurende
circa twee seconden tegelijk ingedrukt.
Er verschijnt een knipperende C in de
sluitertijdweergave in het lcd-venster en in de
zoeker.
Als u wilt afsluiten zonder de
geheugenkaart te formatteren, wacht u zes
seconden (standaardinstelling) tot C stopt
met knipperen of drukt u op om het even welke
knop behalve de knoppen
Q (Z en O).
3 Druk nogmaals op de knoppen Q.
Druk een tweede keer tegelijk op de knoppen Q (Z en O) terwijl C knippert om
de geheugenkaart te formatteren.
Tijdens het formatteren mag u de geheugenkaart
niet verwijderen en de voedingsbron niet verwijderen of loskoppelen.
Nadat het formatteren is voltooid, wordt in het lcd-
venster en in de zoeker het aantal foto's aangegeven dat
bij de huidige instellingen kan worden opgeslagen.
Hoofdschakelaar
Knop
O Knop Z
31
X
❚❚ Geheugenkaarten verwijderen
Controleer of het toegangslampje niet brandt, schakel de camera
uit, open het deksel van de kaartsleuf, en druk op de kaart om ze
uit te werpen (q).
De geheugenkaart kan vervolgens met de hand
worden verwijderd (w).
D
Geheugenkaarten
Geheugenkaarten kunnen na gebruik zeer warm zijn.
Ga daarom voorzichtig te werk wanneer u
een geheugenkaart uit de camera verwijdert.
Geheugenkaarten die zijn geformatteerd in een computer of een ander apparaat, moeten
opnieuw in de camera worden geformatteerd voordat ze kunnen worden gebruikt voor opname
of weergave.
Zet de camera uit voordat u een geheugenkaart plaatst of verwijdert.
Verwijder de
geheugenkaart of batterij niet uit de camera, zet de camera niet uit en koppel de lichtnetadapter
niet los terwijl de geheugenkaart wordt geformatteerd of terwijl informatie wordt opgeslagen,
verwijderd of gekopieerd naar een computer.
Als u deze voorzorgsmaatregel niet in acht neemt,
kan dit leiden tot gegevensverlies of beschadiging van de camera of de kaart.
Raak de contacten van de kaart niet aan met uw vingers of metalen voorwerpen.
U mag de kaart niet buigen, laten vallen of blootstellen aan hevige schokken.
Oefen geen druk uit op de kaart.
Als u deze waarschuwing niet in acht neemt, kan de
geheugenkaart beschadigd raken.
Niet blootstellen aan water, hitte, hoge vochtigheid of direct zonlicht.
A
Geen geheugenkaart
Als er geen geheugenkaart in de camera zit, verschijnt S in het lcd-
venster en de zoeker en verschijnt een pictogram in de zoeker zoals
rechts wordt getoond.
Als de camera wordt uitgeschakeld wanneer
deze wordt gevoed door een opgeladen EN-EL3e-batterij en geen
geheugenkaart is geplaatst, wordt S weergegeven in het lcd-
venster en verschijnt in de zoeker een pictogram.
A
De schrijfbeveiligingsschakelaar
Geheugenkaarten zijn voorzien van een
schrijfbeveiligingsschakelaar die ongewenst overschrijven
voorkomt. Wanneer deze schakelaar op de “vergrendelde” positie
staat, kunt u geen foto's opnemen of wissen en kunt u de
geheugenkaart niet formatteren.
Schuif de schakelaar op de
positie “schrijven” om de geheugenkaart te ontgrendelen.
A
Zie ook
Zie pagina 202 voor informatie over het formatteren van geheugenkaarten met de optie
Geheugenkaart formatteren in het setup-menu.
Schrijfbeveiligingsschakelaar
32
X
Zoekerbeeld aanpassen
De camera is uitgerust met een dioptrie-instelling, waarmee de camera aan het
gezichtsvermogen van de gebruiker kan worden aangepast.
Voordat u foto's in de zoeker
gaat kadreren, controleert u of de weergave van het zoekerbeeld scherp is.
1 Verwijder de objectiefdop en zet de
camera aan.
2 Stel het zoekerbeeld scherp.
Draai aan de dioptrie-instelling totdat het
zoekerbeeld en het scherpstelpunt scherp zijn.
Wanneer u de dioptrie-instelling gebruikt met
het oog tegen de zoeker, dient u op te passen dat
u niet per ongeluk uw vingers of uw vingernagels
in uw oog steekt.
A
Oculaircorrectielenzen
Corrigerende oculairen (apart verkrijgbaar; p. 239) kunnen worden gebruikt om de dioptrie van de
zoeker verder aan te passen.
Hoofdschakelaar
Scherpstelpunt
33
s
s
Basisstappen voor foto’s maken
en weergeven
In dit hoofdstuk vindt u basisinformatie over het maken en weergeven van foto's in de
automatische stand en de standen programma-automatiek.
Er wordt hierbij van
uitgegaan dat u met de standaardinstellingen van de camera werkt. Zie pagina 258 voor
informatie over het herstellen van de standaardinstellingen.
A
Gebruik een CPU-objectief
De automatische stand en de standen programma-automatiek zijn alleen beschikbaar met een
CPU-objectief.
De ontspanknop werkt niet wanneer u één van deze standen hebt geselecteerd en
een objectief zonder CPU is bevestigd.
“Point-and-Shoot”-fotografie (stand i en j)................................................................ 34
Stap 1: de camera aanzetten ........................................................................................................... 34
Stap 2: opname- en scherpstelstand kiezen.............................................................................. 36
Stap 3: controleer de camera-instellingen ................................................................................. 36
Stap 4: kadreer de foto....................................................................................................................... 37
Stap 5: scherpstellen........................................................................................................................... 38
Stap 6: de foto maken ........................................................................................................................ 39
Creatieve fotografie (programma-automatiek).............................................................. 41
k Portret................................................................................................................................................. 41
l Landschap......................................................................................................................................... 41
n Close-up............................................................................................................................................. 42
m Sport.................................................................................................................................................... 42
o Nachtportret..................................................................................................................................... 42
Beelden kadreren op de monitor (Livebeeld)................................................................. 43
Basisweergave....................................................................................................................... 48
Ongewenste foto’s wissen................................................................................................................ 49
Films opnemen en afspelen (Livebeeld) .......................................................................... 50
34
s
“Point-and-Shoot”-fotografie
(stand i en j)
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u foto's kunt nemen in de stand
i (Automatisch), een automatische “point-and-shoot”-stand waarbij de
camera de meeste instellingen bepaalt op basis van de
opnameomstandigheden, en waarbij de flitser automatisch flitst als het
onderwerp donker is.
Om foto's te maken met de flitser uit terwijl de
camera toch de andere instellingen bepaalt, draait u de keuzeknop op j
om de stand Automatisch (flitser uit) te selecteren.
Stap 1: de camera aanzetten
1 Zet de camera aan.
Verwijder de objectiefdop en zet de camera aan.
Het lcd-venster en de zoekerweergave worden
ingeschakeld.
2 Controleer het batterijniveau.
Controleer het batterijniveau in de zoeker of in het lcd-venster.
Lcd-venster Zoeker Beschrijving
L Batterij volledig opgeladen.
K
Batterij gedeeltelijk ontladen. J
I
H d
Batterij bijna leeg.
Neem een volledig opgeladen reservebatterij
of maak u klaar om de batterij op te laden.
H
(knippert)
d
(knippert)
Batterij is leeg; ontspanknop uitgeschakeld.
Laad de batterij op
of vervang de batterij.
Let op: wanneer de camera zijn voeding krijgt van een optionele EH-5a of EH-5
lichtnetadapter, wordt het batterijniveau niet weergegeven. In plaats daarvan verschijnt een
pictogram 9 in de opname-informatieweergave (p. 10).
Hoofdschakelaar
35
s
3 Controleer het aantal resterende opnamen.
De opnameteller in het lcd-venster en in de zoeker
geeft het aantal foto's aan dat op de geheugenkaart
kan worden opgeslagen. Controleer het aantal
resterende opnamen.
Als er niet voldoende geheugen vrij is om met de
huidige instellingen extra foto's op te slaan, knippert de
weergave zoals u rechts kunt zien.
U kunt geen foto's
meer nemen zolang u de geheugenkaart niet vervangt
(p. 31) of geen foto's wist (p. 49, 162).
A
Geheugenkaarten met een grote capaciteit
Als op de geheugenkaart voldoende ruimte beschikbaar is om
duizend of meer foto's met de huidige instellingen op te slaan,
wordt het aantal resterende opnamen aangegeven in
duizendtallen, afgerond naar het dichtstbijzijnde honderdtal (als er
bijvoorbeeld ruimte is voor 1.260 opnamen, geeft de opnameteller
1,2 K aan).
A
Meter uit
Standaard worden de zoeker en de sluitertijd- en diafragmaweergaven in het lcd-venster
uitgeschakeld als er gedurende circa zes seconden geen handelingen plaatsvinden (meter
automatisch uit). Zo wordt de gebruiksduur van de batterij verlengd. Druk de ontspanknop half in
om de zoekerweergave in te schakelen (p. 38).
De tijdsduur waarna de belichtingsmeters automatisch worden uitgeschakeld, kan worden
ingesteld via persoonlijke instelling c2 (Lichtmeter automatisch uit, p. 179).
A
Weergave bij uitgeschakelde camera
Bij een uitgeschakelde camera waarin een batterij en een geheugenkaart
zijn geplaatst, worden de beeldteller en het aantal resterende opnamen
weergegeven. (Bij sommige geheugenkaarten wordt deze informatie alleen
weergegeven als de camera is ingeschakeld.)
6 sec.
Belichtingsmeter aan Belichtingsmeter uit Belichtingsmeter aan
36
s
Stap 2: opname- en scherpstelstand kiezen
1 Selecteer de stand i of j.
Om foto's te maken zonder flitser, draait u de
keuzeknop op j.
Draai de keuzeknop anders
naar i.
2 Selecteer autofocus.
Draai de selectieknop voor de scherpstelstand
naar AF (autofocus).
Stap 3: controleer de camera-instellingen
Controleer de instellingen in het lcd-venster.
Hieronder ziet u de standaardinstellingen
voor de stand i en j.
Optie Standaard Beschrijving Pagina
Stand flitslicht
(stand i)
o
Als het onderwerp donker is, komt de flitser automatisch
naar buiten wanneer de ontspanknop half wordt
ingedrukt en flitst de flitser wanneer u een foto maakt.
70
Stand flitslicht
(stand j )
j (flitser uit) De flitser flitst niet, zelfs niet bij weinig licht. 71
Beeldkwaliteit
NORM
(JPEG Normaal)
Er worden JPEG-afbeeldingen opgeslagen met een
compressieverhouding van circa 1:8. Ideaal voor
snapshots.
62
Beeldformaat L (Groot) Beelden zijn 4.288 × 2.848 pixels groot. 63
Ontspanstand
8
Enkel beeld
(standaard)
De camera maakt één foto telkens wanneer de
ontspanknop wordt ingedrukt.
64
Autofocus-
stand
4
(Automatisch
selecteren)
De camera selecteert automatisch enkelvoudige
autofocus voor een stilstaand onderwerp, en continu
autofocus voor een bewegend onderwerp.
Er wordt
geen foto gemaakt als de camera niet kan scherpstellen.
54
AF-veldstand
Automatisch
veld-AF
De camera selecteert automatisch het scherpstelpunt. 173
Keuzeknop
Selectieknop voor scherpstelstand
Flitsstand
Beeldformaat
Beeldkwaliteit
Ontspanstand
AF-veldstand
Autofocusstand
37
s
Stap 4: kadreer de foto
1 Maak de camera gereed.
Wanneer u fotos in de zoeker kadreert, houdt u de
handgreep in uw rechterhand en ondersteunt u de
camerabody of het objectief met uw linkerhand.
Houd ter
ondersteuning uw ellebogen lichtjes tegen uw lichaam
gedrukt en plaats één voet een halve pas naar voren om uw
bovenlichaam stabiel te houden. In de stand j worden de
sluitertijden verlengd wanneer er weinig licht is. Gebruik van
een statief wordt aangeraden.
Wanneer u foto’s in de portretstand (staand) maakt, houdt u
de camera zoals rechts wordt weergegeven.
Zie pagina 43 voor informatie over het kadreren van foto’s op de monitor in de
stand voor livebeeld.
2 Kadreer de foto.
Kadreer een foto in de zoeker met het
hoofdonderwerp in minstens één van de elf
scherpstelpunten.
A
Gebruik van een zoomobjectief
Zoom in op het onderwerp met behulp van de zoomring zodat het
onderwerp een groter deel van het beeld vult, of zoom uit voor een
groter zichtbaar gebied in de uiteindelijke foto (selecteer een
langere brandpuntsafstand op de schaal van de
brandpuntsafstand om in te zoomen, en een kortere
brandpuntsafstand om uit te zoomen).
Scherpstelpunt
Zoomring
Inzoomen
Uitzoomen
38
s
Stap 5: scherpstellen
1 Druk de ontspanknop half in.
Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen. De camera selecteert
de scherpstelpunten automatisch. Als het onderwerp donker is, kan de
flitser naar buiten komen en kan de AF-hulpverlichting gaan branden.
2 Controleer de aanduidingen in de zoeker.
Wanneer u klaar bent met scherpstellen, worden de
geselecteerde scherpstelpunten even gemarkeerd,
hoort u een geluidssignaal, en de
scherpstelaanduiding (J) verschijnt in de zoeker.
Als de camera enkelvoudige autofocus selecteert
(p. 54), wordt de scherpstelling vergrendeld als de
ontspanknop half wordt ingedrukt.
Wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt, wordt de
scherpstelling vergrendeld en wordt het aantal opnamen
dat kan worden opgeslagen in het buffergeheugen (“t”,
p. 65) in de zoeker weergegeven.
A
De ontspanknop
De camera heeft een tweetraps ontspanknop.
De camera stelt scherp wanneer de ontspanknop half
wordt ingedrukt.
Als u de foto wilt maken, drukt u de ontspanknop helemaal in.
Scherpstelaanduiding Beschrijving
J
Onderwerp is scherp.
J
(knipperen)
Camera kan niet scherpstellen met
autofocus.
Zie pagina 55.
Scherpstel-
aanduiding
Buffercapaciteit
39
s
Stap 6: de foto maken
Druk de ontspanknop helemaal in om de sluiter te
ontspannen en de foto te maken. Het toegangslampje
naast het deksel van de gleuf van de geheugenkaart
brandt. U mag de geheugenkaart niet uitwerpen en de
voedingsbron niet verwijderen of loskoppelen voordat
het toegangslampje uit is en de opname klaar is.
❚❚ De camera uitzetten
Zet de camera uit wanneer u klaar bent met foto's
maken.
A
Weergave bij uitgeschakelde camera
Als de camera wordt uitgeschakeld wanneer een batterij en een
geheugenkaart zijn geplaatst, wordt het aantal resterende opnamen
weergegeven in het lcd-venster.
A
Stand Automatisch (flitser uit)
Kies deze stand wanneer fotografie met de flitser verboden is, wanneer u foto's maakt van kinderen,
of om natuurlijk licht bij slechte lichtomstandigheden vast te leggen.
i stand j stand
Toegangslampje
Hoofdschakelaar
40
s
A
De ingebouwde flitser
Als er bijkomende verlichting nodig is voor een goede belichting in de
stand i, komt de ingebouwde flitser automatisch naar buiten wanneer
de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Het flitsbereik is afhankelijk van
het diafragma en de ISO-gevoeligheid (p. 266); verwijder de zonnekap
wanneer u de flitser gebruikt. Als de flitser omhoog staat, kunt u alleen
foto's maken wanneer de flitsgereedaanduiding (M) wordt weergegeven.
Als de flitsgereedaanduiding niet wordt weergegeven, is de flitser aan
het opladen; haal uw vinger even van de ontspanknop en probeer
opnieuw.
Om de batterij niet onnodig te belasten wanneer de flitser niet in gebruik
is, duwt u de flitser voorzichtig naar binnen tot de vergrendeling
vastklikt.
Zie pagina 70 voor meer informatie over het gebruik van de
flitser.
41
s
Creatieve fotografie (programma-
automatiek)
De camera biedt een keuze van zes standen “programma-automatiek”.
Wanneer u een programma selecteert, worden de instellingen
automatisch geoptimaliseerd voor de geselecteerde scène. Hierdoor
wordt creatieve fotografie zo eenvoudig als een draai aan de keuzeknop.
Foto's maken in de stand programma-automatiek:
1 Selecteer de gewenste stand.
Draai aan de keuzeknop om een stand
programma-automatiek te selecteren.
2 Foto’s maken
Kadreer, stel scherp en maak de foto.
k Portret
Voor portretten met zachte, natuurlijke huidtonen.
Als het
onderwerp zich ver van de achtergrond bevindt of wanneer u een
tele-objectief gebruikt, worden de achtergronddetails verzacht
om de compositie een dieptegevoel te geven.
l Landschap
Voor levendige landschapsfoto's overdag of 's nachts.
De
ingebouwde flitser en AF-hulpverlichting worden automatisch
uitgeschakeld. Het gebruik van een statief wordt aanbevolen om
onscherpte bij slechte verlichting te voorkomen.
Stand Beschrijving
k Portret Voor portretten.
l Landschap Voor natuurlijke en kunstmatige landschappen overdag of 's nachts.
n Close-up Voor close-ups van bloemen, insecten en andere kleine voorwerpen.
m Sport Voor bewegende onderwerpen.
o
Nachtportret Voor portretten bij weinig licht.
Keuzeknop
42
s
n Close-up
Voor close-ups van bloemen, insecten en andere kleine
voorwerpen (u kunt een macro-objectief gebruiken om van heel
dichtbij scherp te stellen).
De camera stelt automatisch scherp op
het onderwerp in het middelste scherpstelpunt. Gebruik van een
statief wordt aanbevolen om onscherpte te voorkomen.
m Sport
Een korte sluitertijd voor dynamische sportopnamen waarbij het
hoofdonderwerp goed opvalt.
De ingebouwde flitser en AF-
hulpverlichting worden automatisch uitgeschakeld.
o Nachtportret
Voor een natuurlijk evenwicht tussen het hoofdonderwerp en de
achtergrond in portretten die met weinig licht zijn gemaakt.
Gebruik van een statief wordt aanbevolen om onscherpte te
voorkomen.
A
Scherpstelpunt
Bij de standaardinstellingen selecteert de camera het scherpstelpunt als volgt:
Stand k, l, en o : de camera selecteert het scherpstelpunt automatisch.
n stand: de camera stelt scherp op het onderwerp in het middelste scherpstelpunt. U kunt andere
scherpstelpunten selecteren met de multi-selector (p. 56).
m stand: zolang de ontspanknop half wordt ingedrukt, stelt de camera continu scherp op het
onderwerp in het middelste scherpstelpunt.
Als het onderwerp het middelste scherpstelpunt
verlaat, blijft de camera scherpstellen op basis van informatie uit de andere scherpstelpunten. U
kunt het beginscherpstelpunt selecteren met de multi-selector (p. 56).
A
De ingebouwde flitser
Als er bijkomende verlichting nodig is voor een goede belichting in de stand k, n of o, komt de
ingebouwde flitser automatisch naar buiten wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
43
s
Beelden kadreren op de monitor
(Livebeeld)
Druk op de knop a om een beeld in de monitor te kadreren.
1 Druk op de knop a.
De spiegel wordt opgeklapt en het beeld dat zichtbaar is
door het objectief, wordt weergegeven op de
cameramonitor.
Het onderwerp is niet langer zichtbaar in
de zoeker.
A
Alvorens u livebeeld selecteert
In de stand voor livebeeld kunt u de lichtmeting niet wijzigen. Kies een lichtmeetmethode voordat
u de stand voor livebeeld selecteert.
Item Beschrijving Pagina
q
Opnamestand De huidige met de keuzeknop geselecteerde stand.
34, 41,
78
w
Resterende tijd
De resterende tijd voordat livebeeld automatisch stopt.
Wordt weergegeven als de opname in 30 seconden of
minder wordt beëindigd.
46
e
Pictogram “Geen film” Geeft aan dat u geen films kunt opnemen. 50
r
Autofocusstand De huidige autofocusstand. 44
t
Beeldformaat De huidige geselecteerde optie voor beeldformaat. 63
y
Beeldkwaliteit De huidige geselecteerde optie voor beeldkwaliteit. 62
u
Witbalans De huidige geselecteerde optie voor witbalans. 95
i
Aanduiding audio-
opname
Geeft aan of geluid wordt opgenomen bij een film. 170
o
Resterende tijd
(filmstand)
De resterende opnametijd in de filmstand. 50
!0
Helderheid van de
monitor
Druk op de knop K tijdens livebeeld om de helderheid van
de monitor te veranderen.
44
Knop a
44
s
2 Kies een autofocusstand.
Druk op de knop B en draai aan de instelschijf tot
één van de volgende autofocusstanden op de
monitor wordt weergegeven (deze
autofocusstanden verschillen van diegene die
beschikbaar zijn in andere opnamestanden):
3 Controleer het beeld op de monitor.
Als u het beeld op de monitor tot wilt vergroten om de scherpstelling te
controleren, drukt u op de knop X.
Druk op X om in te zoomen tot een maximum van 6,7 ×, of druk op W om uit te
zoomen. Wanneer u inzoomt op het beeld dat door het objectief te zien is, wordt
rechtsonder in een grijs frame op de monitor een navigatievenster weergegeven.
Gebruik de multi-selector om naar delen van het beeld te gaan die niet op de
monitor te zien zijn. Druk op de knop J om de opname te beginnen (p. 50).
A
Helderheid van de monitor
U kunt de helderheid van de monitor aanpassen door op de knop K te drukken terwijl het beeld op
de monitor wordt weergegeven.
Druk op 1 of 3 om de helderheid aan te passen. (De helderheid
van de monitor is niet van invloed op foto's die worden gemaakt in de stand voor livebeeld.)
Laat
de knop K los om terug te keren naar het livebeeld.
Stand Beschrijving
8 Gezichtprioriteit
De camera detecteert en stelt
automatisch scherp op
portretonderwerpen voor de
camera. Voor portretten.
9
Breedveld
(standaard)
Voor zonder statief gemaakte
foto's van landschappen en
andere onderwerpen die geen
portret zijn.
U kunt het
scherpstelpunt selecteren met
de multi-selector.
! Normaal
Voor precies scherpstellen op
een geselecteerd punt in het
beeld.
Gebruik van een statief
wordt aangeraden.
E
xit
Knop B Hoofdinstelschijf
Monitor
E
xit
Knop X
45
s
4 Kies het scherpstelpunt.
Autofocus breed en normaal : draai de vergrendeling
van de scherpstelselectieknop op “J” en
verplaats het scherpstelpunt met de multi-
selector naar een ander punt in het beeld.
Zet de
vergrendeling van de scherpstelselectieknop
weer op “L” wanneer de selectie klaar is.
Autofocus gezichtsprioriteit: een dubbele gele rand
wordt weergegeven wanneer de camera een
portretonderwerp voor de camera detecteert
(wanneer de camera meerdere gezichten -
maximum vijf - detecteert, stelt hij scherp op het
onderwerp dat het dichtste bij is).
Handmatige scherpstelling: kies het scherpstelpunt
voor elektronische afstandsmeting met de multi-selector (p. 59) zoals hierboven
beschreven voor autofocus breed en normaal.
5 Stel scherp.
Autofocus: in autofocus breed en normaal stelt de
camera scherp terwijl de ontspanknop half wordt
ingedrukt.
In autofocus gezichtprioriteit stelt de
camera scherp en regelt hij de belichting voor het
gezicht in de dubbele gele rand terwijl de
ontspanknop half wordt ingedrukt; als de camera
het onderwerp niet meer detecteert (bijvoorbeeld
omdat het onderwerp wegkijkt), verdwijnt de
rand.
Het scherpstelpunt knippert groen en de
monitor licht mogelijk op of wordt donker terwijl
de camera scherpstelt. Als de camera kan
scherpstellen, wordt het scherpstelpunt groen
weergegeven. Als de camera niet kan
scherpstellen, knippert het scherpstelpunt rood. U
kunt een foto maken ook wanneer het scherpstelpunt rood knippert, en
enkelvoudige autofocus wordt gebruikt ongeacht de voor de autofocusstand
geselecteerde optie (p. 54).
Controleer de scherpstelling op de monitor voordat u
de foto maakt.
E
xit
Vergrendeling van de
scherpstelselectieknop
Scherpstelpunt
E
xit
Scherpstelpunt
E
xit
E
xit
46
s
Handmatige scherpstelling : stel scherp met de scherpstelring
van het objectief.
6 Maak de foto.
Druk de ontspanknop helemaal in om de foto te maken in de huidige
ontspanstand (p. 64).
De monitor wordt uitgeschakeld.
Wanneer de foto
is genomen, wordt hij 4 seconden lang, of tot de ontspanknop half
wordt ingedrukt, weergegeven op de monitor.
De camera keert dan terug in de
stand voor livebeeld.
7 Sluit de stand voor livebeeld af.
Druk op de knop a om de stand voor livebeeld af te sluiten.
D
Fotograferen in de stand voor livebeeld
Hoewel ze op de foto uiteindelijk niet verschijnen, kunnen banden of vertekeningen zichtbaar zijn
in de monitor onder fluorescerende lampen of lampen met kwikdamp of natrium, of wanneer de
camera horizontaal wordt bewogen of een voorwerp met hoge snelheid door het beeld beweegt.
Felle lichtbronnen kunnen nabeelden veroorzaken in de monitor wanneer de camera wordt
bewogen.
Er kunnen ook heldere vlekken verschijnen.
Richt de camera niet naar de zon of andere
sterke lichtbronnen tijdens het maken van foto's in de stand voor livebeeld.
Wanneer u deze
voorzorgsmaatregel niet in acht neemt, kan dit leiden tot schade aan het interne circuit van de
camera.
U kunt geen voorbeeld weergeven van de effecten van het diafragma op scherptediepte in de stand
voor livebeeld, maar ze zijn wel zichtbaar in de uiteindelijke foto.
De livebeeldopname eindigt automatisch wanneer het objectief wordt verwijderd.
De stand voor livebeeld kan maximaal een uur worden gebruikt.
Als de
camera echter gedurende langere perioden in de stand voor livebeeld
wordt gebruikt, kan de temperatuur van de interne schakelingen
toenemen. Dit kan leiden tot ruis en afwijkende kleuren (de camera kan
voelbaar warm worden, maar dit duidt niet op een storing). Voordat de
camera oververhit raakt, wordt de livebeeldopname automatisch
beëindigd om schade aan de interne schakelingen te voorkomen.
Dertig seconden voordat de weergave op het scherm eindigt, wordt de
tijd afgeteld op de monitor.
Bij hoge omgevingstemperaturen wordt deze teller soms direct
weergegeven nadat de stand voor livebeeld is geselecteerd.
U vermindert onscherpte bij gebruik van een statief door Aan te kiezen voor persoonlijke instelling
d10 (Spiegelvoorontspanning).
A
Belichtingsvergrendeling en belichtingscorrectie
Druk op de knop AE-L/AF-L om de belichting te vergrendelen (p. 88) of (in de stand P, S, A en M) om ze
te veranderen met belichtingscorrectie (p. 90).
De effecten van belichtingscorrectie zijn zichtbaar
op de monitor in livebeeld.
E
xit
47
s
D
Gezichtprioriteit AF
Het vermogen van de camera om een gezicht te detecteren hangt af van verschillende factoren, o.a.
of het onderwerp naar de camera kijkt.
Het is mogelijk dat de camera een onderwerp dat niet naar
de camera kijkt of een gezicht met een zonnebril of iets anders voor het gezicht of een gezicht dat
een te groot of te klein deel van het beeld inneemt, niet kan detecteren.
Als de camera geen gezicht
kan detecteren wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt, stelt hij scherp op het onderwerp in
het midden van het beeld.
De camera blijft scherpstellen tot hij een gezicht detecteert of tot de ontspanknop half wordt
ingedrukt.
Een knipperende rode rand betekent dat de camera niet kan scherpstellen. Pas de
compositie aan en probeer opnieuw.
D
Gebruik van autofocus in de stand voor livebeeld
Autofocus is trager in de stand voor livebeeld.
In de volgende situaties kan de camera mogelijk niet
scherpstellen:
Het onderwerp bevat lijnen die parallel lopen met de lange zijde van het beeld.
Het onderwerp heeft te weinig contrast.
Het onderwerp in het scherpstelpunt bevat gebieden met sterk verschillende helderheid of het
onderwerp wordt verlicht door spots, door een neonreclame of door een andere lichtbron met
een wisselende helderheid.
Er wordt een sterfilter of een ander speciaal filter gebruikt.
Het onderwerp is kleiner dan het scherpstelpunt.
Het onderwerp bestaat grotendeels uit regelmatige geometrische patronen (zoals een rij ramen
van een wolkenkrabber).
Het onderwerp beweegt.
Let erop dat het scherpstelpunt soms ook groen wordt weergegeven wanneer de camera niet kan
scherpstellen.
Gebruik een AF-S-objectief.
Met andere objectieven of teleconverters kan mogelijk niet het
gewenste resultaat worden verkregen.
A
De opname-informatieweergave
Druk op de R- knop als u de aanduidingen op de monitor in de stand voor livebeeld wilt verbergen
of weergeven.
A
HDMI
Als de camera is aangesloten op een HDMI-videoapparaat,
wordt de cameramonitor uitgeschakeld en wordt het beeld
dat door het objectief te zien is op het videoapparaat
weergegeven (zie rechts).
Opname
-informatie uit
Opname
-informatie aan
E
xit
Hulpsjablonen
(zoom niet beschikbaar)
Exit
48
s
Basisweergave
Bij de standaardinstellingen worden foto's na de opname automatisch ongeveer
4 seconden lang weergegeven.
Als op de monitor geen foto wordt weergegeven, kunt u
op de knop K drukken om de recentste foto weer te geven.
1 Druk op de knop K.
Er wordt een foto op de monitor weergegeven.
2 Bekijk andere fotos.
U kunt andere foto’s weergeven door op 4 of
2 te drukken.
Druk op 1 of 3 om extra
informatie over de geselecteerde foto weer te
geven (p. 129).
Als u de weergave wilt beëindigen en wilt
terugkeren naar de opnamestand, drukt u de
ontspanknop half in.
Knop K
100
NCD
90
D
S
C
_
0001. JPG
1
/
250
F11
200
35
mm
N
I
KO
N
D
90
15
/
09
/
2008 10
:
15
:
29
4288x2848
N
OR
OR
M
AL
AL
1/ 12
AUTO 0, 0
49
s
Ongewenste fotos wissen
Als u de foto wilt wissen die op de monitor wordt weergegeven, drukt u op de knop O.
Houd er rekening mee dat eenmaal gewiste foto’s niet meer kunnen worden hersteld.
1 Geef de foto weer.
Geef de foto weer die u wilt wissen, zoals wordt beschreven op de vorige pagina.
2 Wis de foto.
Druk op de knop O. Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven.
Druk nogmaals op de knop O om het beeld te wissen en terug te keren naar de
weergave.
Als u wilt afsluiten zonder de foto te wissen, drukt u op K.
A
Wissen
Als u meerdere beelden wilt wissen, gebruikt u de optie Wissen in het weergavemenu (p. 162).
Knop K
Knop O
50
s
Films opnemen en afspelen
(Livebeeld)
In de stand voor livebeeld kunt u films tot 2 GB opnemen.
Kies vóór u begint op te nemen
in het menu Filminstellingen de framegrootte en de geluidsopties (p. 170).
1 Druk op de knop a.
De spiegel wordt opgeklapt en het beeld dat zichtbaar is
door het objectief, wordt weergegeven op de
cameramonitor.
Het onderwerp is niet langer zichtbaar in de
zoeker.
D
Het pictogram 0
Een pictogram 0 (p. 43) wordt weergegeven als er onvoldoende
vrije ruimte op de geheugenkaart is om een film op te nemen.
2 Stel scherp.
Kadreer het beginframe en druk de ontspanknop half in om scherp te stellen op uw
onderwerp.
3 Start de opname.
Druk op de knop J om de opname te beginnen (bij
de standaardinstelling worden zowel beeld als
geluid opgenomen; dek de microfoon op de
voorkant van de camera niet af tijdens de opname).
De beschikbare opnametijd wordt weergegeven
op de monitor, samen met een opnameaanduiding.
U kunt de belichting vergrendelen door op de knop
AE-L/AF-L te drukken (p. 88) of (in de stand P, S, A en M)
veranderen met belichtingscorrectie (p. 90).
Let op: de camera stelt niet scherp als
de ontspanknop tijdens de opname half wordt ingedrukt.
4 Beëindig de opname.
Druk op de knop J om de opname te beëindigen
(druk de ontspanknop helemaal in om de opname
te beëindigen en een foto te maken in de huidige
met de keuzeknop geselecteerde stand).
De
opname wordt automatisch beëindigd wanneer
de maximale grootte is bereikt of wanneer de
geheugenkaart vol is.
D
Maximumgrootte
Filmbestanden kunnen maximaal 2 GB groot zijn.
De maximumlengte is 5 minuten voor films
met een frameformaat van 1.280 × 720, en 20 minuten voor andere films. Afhankelijk van de
schrijfsnelheid van de geheugenkaart, kan de opname eerder worden beëindigd.
Knop a
Resterende tijd
Aanduiding opname
E
xit
51
s
D
Films opnemen
Banden of vertekeningen kunnen zichtbaar zijn in de monitor en in het eindresultaat onder
fluorescerende lampen of lampen met kwikdamp of natrium, of wanneer de camera horizontaal
wordt bewogen of een voorwerp met hoge snelheid door het beeld beweegt. Felle lichtbronnen
kunnen nabeelden veroorzaken wanneer de camera wordt bewogen. Er kunnen ook gekartelde
randen, valse kleuren, moiré en heldere vlekken zichtbaar zijn.
Richt de camera niet naar de zon of
andere sterke lichtbronnen tijdens het opnemen van films. Wanneer u deze voorzorgsmaatregel
niet in acht neemt, kan dit leiden tot schade aan het interne circuit van de camera.
De opname eindigt automatisch wanneer het objectief wordt verwijderd.
De stand voor livebeeld kan worden gebruikt om films tot maximaal één
uur op te nemen. Als de camera echter gedurende langere perioden in de
stand voor livebeeld wordt gebruikt, kan de temperatuur van de interne
schakelingen toenemen. Dit kan leiden tot ruis en afwijkende kleuren (de
camera kan voelbaar warm worden, maar dit duidt niet op een storing).
Voordat de camera oververhit raakt, wordt de opname automatisch
beëindigd om schade aan de interne schakelingen te voorkomen.
Dertig seconden voordat de weergave op het scherm eindigt, wordt de
tijd afgeteld op de monitor.
Bij hoge omgevingstemperaturen wordt deze teller soms direct
weergegeven nadat de stand voor livebeeld is geselecteerd.
Autofocus is niet beschikbaar bij het opnemen van films. Matrixmeting wordt gebruikt, ongeacht de
geselecteerde meetmethode.
52
s
❚❚ Films weergeven
Films worden aangegeven door een pictogram 1 in schermvullende weergave (p. 128).
Tijdens de weergave van een film, kunt u het volgende doen:
Functie Knop Beschrijving
Start/pauze/
hervatten
J Druk op J om de weergave te starten, pauzeren of hervatten.
Vooruit/
achteruit
Druk op 4 of 2 om snel vooruit of achteruit te gaan.
Druk op 4 of
2 wanneer de weergave gepauzeerd is om frame per frame
achteruit of vooruit te gaan.
Volume
aanpassen
X
/
W
Druk op X om het volume te verhogen, of op W om het te
verlagen.
Terug naar
opnamestand
De monitor wordt uitgeschakeld.
Er kunnen direct foto’s worden
gemaakt.
Menus
weergeven
G Zie pagina 159 voor meer informatie.
Terug naar
schermvullende
weergave
/K
Druk de selector omhoog of druk op K om de schermvullende
weergave af te sluiten.
Aanduiding
film
Resterende
tijd
Aanduiding
audio
53
h
h
Meer informatie over fotografie
(alle standen)
Dit hoofdstuk en de volgende twee hoofdstukken bouwen verder op de Tutorial en
behandelen meer geavanceerde opties voor opname en weergave.
Scherpstellen......................................................................................................................... 54
Autofocus ............................................................................................................................................... 54
Selectie scherpstelpunt..................................................................................................................... 56
Scherpstelvergrendeling................................................................................................................... 57
Handmatige scherpstelling.............................................................................................................. 59
Beeldkwaliteit en -formaat................................................................................................. 61
Beeldkwaliteit ....................................................................................................................................... 62
Beeldformaat......................................................................................................................................... 63
Ontspanstand........................................................................................................................ 64
Continustand......................................................................................................................................... 65
Zelfontspannerstand ($).................................................................................................................. 66
Gebruik van een optionele afstandsbediening (#).................................................................. 68
Gebruik van de ingebouwde flitser .................................................................................. 70
Flitserstand............................................................................................................................................. 71
ISO-gevoeligheid.................................................................................................................. 74
Reset met twee knoppen.................................................................................................... 75
54
h
Scherpstellen
Scherpstellen kan automatisch (zie “Autofocus” hieronder) of handmatig (p. 59).
De
gebruiker kan ook het scherpstelpunt voor automatisch of handmatig scherpstellen
(p. 59) selecteren of scherpstellen met behulp van de scherpstelvergrendeling om de
compositie van een foto na het scherpstellen te wijzigen (p. 57).
Autofocus
Wanneer de selectieknop voor de scherpstelstand op AF
staat, stelt de camera automatisch scherp wanneer de
ontspanknop half wordt ingedrukt.
In enkelpunt AF
hoort u een signaal wanneer de camera scherpstelt.
U
hoort geen signaal wanneer AF-A is geselecteerd in de
stand m (sport) of wanneer continu autofocus wordt
gebruikt (continu autofocus kan automatisch worden
geselecteerd wanneer u een foto van een bewegend
onderwerp maakt in de autofocusstand AF-A).
Bij objectieven met A-M selectie, selecteert u A voor autofocus.
Bij objectieven die M/A
(autofocus met handmatige prioriteit) ondersteunen, selecteert u M/A.
Als het objectief
geen autofocus ondersteunt of de camera niet kan scherpstellen met autofocus, gebruikt
u handmatig scherpstellen (p. 59).
❚❚ Autofocusstand
De volgende autofocusstanden zijn beschikbaar wanneer de selectieknop voor de
scherpstelstand op AF staat:
Druk op de knop B om de autofocusstand te selecteren.
Bij iedere druk op de knop B
verandert de scherpstelstand.
Autofocusstand Beschrijving
AF-A
Automatisch
selecteren
(standaardinstelling)
De camera selecteert automatisch enkelvoudige autofocus voor een
stilstaand onderwerp, en continu autofocus voor een bewegend
onderwerp. De sluiter kan alleen worden ontspannen als de camera
kan scherpstellen.
AF-S Enkelvoudige AF
Voor stilstaande onderwerpen. De scherpstelling wordt vergrendeld
wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt. De sluiter kan alleen
worden ontspannen wanneer de scherpstelaanduiding wordt
weergegeven.
AF-C Continu-AF
Voor bewegende onderwerpen. Camera stelt voortdurend scherp
zolang de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Er kunnen foto’s
worden gemaakt, zelfs wanneer de scherpstelaanduiding niet wordt
weergegeven.
Selectieknop voor scherpstelstand
Knop B Hoofdinstelschijf Lcd-venster
55
h
A
Goede resultaten met autofocus
Autofocus werkt niet goed in de onderstaande omstandigheden.
Als de camera onder deze
omstandigheden niet kan scherpstellen, wordt mogelijk de ontspanknop geblokkeerd, of de
scherpstelaanduiding (J) wordt weergegeven en de camera laat een geluidssignaal horen om aan
te geven dat de sluiter kan worden ontspannen, zelfs als de camera niet kan scherpstellen op het
onderwerp.
Draai de selectieknop voor de scherpstelstand in dit geval op M en gebruik handmatig
scherpstellen (p. 59), of gebruik de scherpstelvergrendeling (p. 57) om op een ander onderwerp op
dezelfde afstand scherp te stellen en pas dan de compositie van de foto aan.
D
De AF-hulpverlichting
Als het onderwerp donker is, wordt de AF-hulpverlichting automatisch
ingeschakeld om de autofocus te helpen wanneer de ontspanknop half
wordt ingedrukt. De AF-hulpverlichting begint niet te branden in de stand
l of m of als Uit is geselecteerd voor persoonlijke instelling a3 (AF-
hulpverlichting; p. 174).
De verlichting heeft een bereik van circa 0,5-3,0
m. Gebruik de hulpverlichting in combinatie met een objectief met een
brandpuntsafstand van 24 – 200 mm en verwijder de zonnekap.
A
Zie ook
Persoonlijke instelling d1 (Signaal; p. 180) kan worden gebruikt om het
signaal in of uit te schakelen.
Er is weinig of geen contrast
tussen het onderwerp en de
achtergrond.
Voorbeeld: het onderwerp
heeft dezelfde kleur als de
achtergrond.
Het scherpstelpunt bevat
gebieden met sterk
verschillende helderheid
Voorbeeld: het onderwerp
bevindt zich half in de
schaduw.
Het scherpstelpunt bevat
meerdere voorwerpen op
verschillende afstanden van de
camera.
Voorbeeld: het onderwerp
bevindt zich in een kooi.
Voorwerpen op de
achtergrond zijn groter dan
het onderwerp
Voorbeeld: achter het
onderwerp staat een gebouw
in het beeld.
Het onderwerp bestaat
grotendeels uit regelmatige
geometrische patronen.
Voorbeeld: een rij vensters in
een flatgebouw.
Het onderwerp bevat veel fijne
details.
Voorbeeld: een veld met
bloemen of andere
onderwerpen die klein zijn of
weinig variatie in helderheid
hebben.
A
F-
h
u
l
pver
l
ic
h
ting
56
h
Selectie scherpstelpunt
De camera biedt elf scherpstelpunten die een groot deel van het beeld beslaan. Bij de
standaardinstellingen selecteert de camera het scherpstelpunt automatisch of stelt hij
scherp op het onderwerp in het middelste scherpstelpunt. U kunt het scherpstelpunt ook
handmatig selecteren om een foto te kadreren waarbij het onderwerp zich overal in het
beeld kan bevinden.
1 Kies enkelpunt of dynamisch veld AF.
Bij de standaardinstellingen wordt het scherpstelpunt
automatisch geselecteerd in de stand i, j, k, l, o, P, S, A en
M.
Om de handmatige selectie van het scherpstelpunt in
deze standen mogelijk te maken, selecteert u Enkelpunt,
Dynamisch veld of 3D-tracking (11 punten) voor
persoonlijke instelling a1 (AF-veldstand; p. 173).
2 Zet de vergrendeling van de
scherpstelselectieknop op J“.
Zet de vergrendeling van de
scherpstelselectieknop op “J”.
De multi-selector
kan nu worden gebruikt om het scherpstelpunt te
selecteren.
3 Selecteer het scherpstelpunt.
Selecteer het scherpstelpunt met de multi-selector
in de zoeker of het lcd-venster terwijl de
belichtingsmeters actief zijn (p. 35).
Nadat u het
scherpstelpunt hebt geselecteerd, kunt u de
vergrendeling van de scherpstelselectieknop
terugdraaien naar de vergrendelde stand “L” om te
voorkomen dat het geselecteerde scherpstelpunt
wordt gewijzigd wanneer u op de multi-selector
drukt.
A
Zie ook
Persoonlijke instelling a1 (AF-veldstand; p. 173) bepaalt hoe de camera het scherpstelpunt
selecteert.
Persoonlijke instelling a2 (Middelste scherpstelpunt; p. 174) bepaalt de grootte van het
middelste scherpstelpunt.
Persoonlijke instelling a4 (Verlichting scherpstelpunt; p. 175) bepaalt
of het actieve scherpstelpunt gemarkeerd wordt in de zoeker.
Vergrendeling
scherpstelselectieknop
57
h
Scherpstelvergrendeling
U kunt de scherpstelvergrendeling gebruiken om de compositie te wijzigen nadat u hebt
scherpgesteld. Op deze manier kunt u scherpstellen op een onderwerp dat zich in de
uiteindelijke compositie niet in een scherpstelpunt bevindt.
U kunt deze functie ook
gebruiken wanneer het autofocussysteem niet kan scherpstellen (p.55).
De
scherpstelvergrendeling werkt het best wanneer Enkelpunt, Dynamisch veld of 3D-
tracking (11 punten) is geselecteerd voor persoonlijke instelling a1 (AF-veldstand;
p. 173).
1 Stel scherp.
Plaats het onderwerp in het geselecteerde
scherpstelpunt en druk de ontspanknop half in om
de scherpstelling te activeren.
Controleer of de
scherpstelaanduiding (J) in de zoeker wordt
weergegeven.
2 Vergrendel het scherpstelpunt.
Autofocusstanden AF-A en AF-C (p. 54): houd de
ontspanknop half ingedrukt (q), en druk dan op
de knop AE-L/AF-L (w) om de scherpstelling en de
belichting te vergrendelen (een pictogram AE-L
wordt weergegeven in de zoeker).
De
scherpstelling wordt vergrendeld zolang u de
knop AE-L/AF-L ingedrukt houdt, zelfs als u uw
vinger van de ontspanknop haalt.
Stand AF-S autofocus (p. 54): de scherpstelling wordt automatisch vergrendeld
wanneer de scherpstelaanduiding verschijnt en blijft vergrendeld totdat u uw
vinger van de ontspanknop haalt. De scherpstelling kan ook worden vergrendeld
door op de knop AE-L/AF-L te drukken (zie hierboven).
3 Pas de compositie aan en druk af.
De scherpstelling blijft vergrendeld tussen twee
opnamen als u de knop AE-L/AF-L ingedrukt houdt
(AF-A/AF-C) of de ontspanknop half wordt ingedrukt
(AF-S). Zodoende kunt u verschillende foto's na
elkaar maken met dezelfde scherpstelinstelling.
Ontspanknop
Knop AE-L/AF-L
58
h
Verander de afstand tussen de camera en het onderwerp niet wanneer de scherpstelling
is vergrendeld.
Als het onderwerp beweegt, stelt u opnieuw scherp met de nieuwe
afstand.
A
Continustand (p. 65)
Gebruik de knop AE-L/AF-L om de scherpstelling in de continustand te vergrendelen.
A
Zie ook
Persoonlijke instelling f4 (AE-L/AF-L knop toewijzen; p. 200) bepaalt de werking van de knop AE-L/
AF-L.
59
h
Handmatige scherpstelling
Handmatige scherpstelling is beschikbaar voor objectieven die geen autofocus
ondersteunen (niet-AF Nikkor-objectieven) of als autofocus niet het gewenste resultaat
oplevert (p. 55).
Om handmatig scherpstellen te gebruiken, stelt u de selectieknop van
de scherpstelstand van de camera en/of de schakelaar van de scherpstelstand van het
objectief als volgt in:
AF-S objectieven: zet de schakelaar van de
scherpstelstand van het objectief op M.
AF objectieven: zet zowel de selectieknop van de
scherpstelstand van de camera als de schakelaar van
de scherpstelstand van het objectief op M.
Objectieven met handmatig scherpstellen: zet de
schakelaar van de scherpstelstand van de camera op
M.
Als u handmatig wilt scherpstellen, draait u aan de
scherpstelring van het objectief totdat het beeld op het
matglas in de zoeker scherp is. U kunt altijd foto's maken,
ook als het beeld niet scherp is.
D
Handmatig scherpstellen bij AF-objectieven
Controleer of de selectieknop van de scherpstelstand van de camera op M staat wanneer u
handmatig scherpstellen gebruikt bij een AF-objectief.
Handmatig scherpstellen met de
selectieknop van de scherpstelstand op AF kan het objectief schade toebrengen.
A
AF-S DX Nikkor 18–105mm f/3.5–5.6G VR objectieven (p. 273)
Zoals andere AF-S objectieven, kunt u met het AF-S DX Nikkor 18–105mm f/3.5–5.6G VR objectief
dat in deze handleiding als voorbeeld wordt gebruikt, ook handmatig scherpstellen door de
schakelaar van de scherpstelstand van het objectief op M te zetten.
Selectieknop voor scherpstelstand
60
h
❚❚ De elektronische afstandsmeter
Als het objectief een maximaal diafragma van f/5.6 of groter
(lagere f/-waarde) heeft, kunt u de scherpstelaanduiding in de
zoeker gebruiken om te controleren of het onderwerp in het
geselecteerde scherpstelpunt scherp is. (Het scherpstelpunt kan
worden geselecteerd uit de 11 beschikbare punten.)
Plaats het
onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt, druk de
ontspanknop half in en draai aan de scherpstelring van het
objectief totdat de scherpstelaanduiding (I) verschijnt.
Bij de
onderwerpen die worden vermeld op pagina 55, wordt de
scherpstelaanduiding soms ook weergegeven wanneer het
onderwerp niet scherp is. Controleer de scherpstelling in de zoeker
voordat u de foto maakt.
A
Filmvlak
Als u de afstand tussen het onderwerp en de camera wilt
bepalen, dient u te meten vanaf de filmvlakmarkering op de
camerabody.
De afstand tussen de voorzijde van de
bajonetvatting en het filmvlak bedraagt 46,5 mm.
Filmvlakmarkering
46,5mm
61
h
Beeldkwaliteit en -formaat
De beeldkwaliteit en het beeldformaat bepalen hoeveel ruimte op de geheugenkaart
elke foto inneemt.
Grotere foto's met een hogere kwaliteit kunnen op een groter formaat
worden afgedrukt, maar nemen ook meer geheugenruimte in, zodat u dus ook minder
van dergelijke beelden op de geheugenkaart kunt opslaan.
Veranderingen aan beeldkwaliteit en -formaat hebben invloed op het aantal resterende
opnamen in het lcd-venster en de zoeker (p. 35).
A
Bestandsnamen
De foto's worden opgeslagen als beeldbestanden met een naam in de vorm “DSC_nnnn.xxx,”
waarbij nnnn een nummer met vier cijfers tussen 0001 en 9999 is dat automatisch in oplopende
volgorde door de camera wordt toegewezen, en xxx één van de volgende extensies met drie letters
is: “NEF” voor NEF-beelden of “JPG” voor JPEG-beelden.
NEF- en JPEG-bestanden die zijn
opgenomen met een instelling “NEF+JPEG” krijgen dezelfde bestandsnaam maar een verschillende
extensie.
Kleine kopies gemaakt met de optie Kleine kopie in het Retoucheermenu hebben een
bestandsnaam die begint met “SSC_” en eindigt met de extensie “.JPG” (bijv., “SSC_0001.JPG”),
terwijl beelden die met andere opties in het Retoucheermenu zijn opgenomen, een bestandsnaam
hebben die begint met “CSC” (bijv., “CSC_0001. JPG”).
Beelden die zijn opgenomen met
Opnamemenu > Kleurruimte > Adobe RGB (p. 167) hebben een naam die begint met een
onderstrepingsteken (bijv., “_DSC0001.JPG”).
Beeldkwaliteit en -grootte
Grote bestandsgrootte
Hoog<Beeldkwaliteit>Laag
JPEG Fijn
JPEG Normaal
JPEG Basis
Kleine
bestandsgrootte
S M L
Klein<Beeldformaat>Groot
62
h
Beeldkwaliteit
De camera biedt ondersteuning voor de volgende opties voor beeldkwaliteit (in
aflopende volgorde volgens beeldkwaliteit en bestandsgrootte):
U kunt de beeldkwaliteit instellen door de knop X (QUAL) ingedrukt te houden en aan de
hoofdinstelschijf te draaien totdat de gewenste instelling wordt weergegeven in het lcd-
venster.
De beeldkwaliteit kan ook worden veranderd in het opnamemenu (p. 165).
A
NEF (RAW)-afbeeldingen
De geselecteerde optie voor beeldgrootte is niet van invloed op de grootte van NEF (RAW)-
afbeeldingen.
Wanneer NEF (RAW)-afbeeldingen worden geopend met software zoals
Capture NX 2 (apart verkrijgbaar) of ViewNX (meegeleverd), hebben ze de afmetingen van grote
beelden (L-formaat).
A
NEF (RAW)/NEF+JPEG
Als foto's die zijn gemaakt met de instelling NEF (RAW)+JPEG Fijn, NEF (RAW)+JPEG Normaal of
NEF (RAW)+JPEG Basis op de camera worden bekeken, wordt alleen de JPEG-afbeelding
weergegeven.
Als u foto's die met deze instellingen zijn gemaakt wist, wordt zowel het NEF-bestand
als het JPEG-bestand verwijderd.
Witbalansbracketing (p. 191) is niet beschikbaar wanneer een optie NEF (RAW) + JPEG is
geselecteerd voor de beeldkwaliteit. De optie NEF (RAW) + JPEG annuleert witbalansbracketing.
Optie
Bestands
type
Beschrijving
NEF (RAW) NEF
Onbewerkte 12-bits gegevens van de beeldsensor worden rechtstreeks op
de geheugenkaart opgeslagen.
Kies voor beelden die op een computer
zullen worden bewerkt.
JPEG-kopies van NEF (RAW)-afbeeldingen kunnen
worden gemaakt met de optie NEF (RAW)-verwerking in het
Retoucheermenu (p. 220) of met software zoals ViewNX (bijgeleverd) of
Capture NX 2 (apart verkrijgbaar; p. 240).
JPEG Fijn
JPEG
Er worden JPEG-afbeeldingen opgeslagen met een compressieverhouding
van circa 1:4 (beeldkwaliteit Fijn).
JPEG Normaal
(standaard)
Er worden JPEG-afbeeldingen opgeslagen met een compressieverhouding
van circa 1:8 (beeldkwaliteit Normaal).
JPEG Basis
Er worden JPEG-afbeeldingen opgeslagen met een compressieverhouding
van circa 1:16 (beeldkwaliteit Basis).
NEF (RAW) +
JPEG Fijn
NEF/
JPEG
Er worden twee beelden opgeslagen: één NEF (RAW)-afbeelding en één
JPEG-afbeelding met de kwaliteit Fijn.
NEF (RAW) +
JPEG Normaal
Er worden twee beelden opgeslagen: één NEF (RAW)-afbeelding en één
JPEG-afbeelding met de kwaliteit Normaal.
NEF (RAW) +
JPEG Basis
Er worden twee beelden opgeslagen: één NEF (RAW)-afbeelding en één
JPEG-afbeelding met de kwaliteit Basis.
Knop X (QUAL) Hoofdinsteinstelschijf Lcd-venster
63
h
Beeldformaat
De beeldgrootte wordt gemeten in pixels. De volgende opties zijn beschikbaar.
U kunt het beeldformaat instellen door de knop X (QUAL) ingedrukt te houden en aan de
secundaire instelschijf te draaien totdat de gewenste instelling wordt weergegeven in het
lcd-venster.
Het beeldformaat kan ook worden veranderd in het opnamemenu (p. 165).
De geselecteerde optie voor beeldgrootte is niet van invloed op de grootte van NEF
(RAW)-afbeeldingen.
NEF-afbeeldingen hebben op een computer een resolutie van
4.288 × 2.848 pixels.
Beeldformaat Grootte (pixels) Globaal formaat bij een afdruk van 200 dpi
*
L (groot) 4.288 × 2.848 54,5 × 36,2 cm
M 3.216 × 2.136 40,8 × 27,1 cm
S 2.144 × 1.424 27,2 × 18,1 cm
* Globaal formaat bij een afdruk van 200 dpi. Het afdrukformaat in inches komt overeen met de
beeldgrootte in pixels gedeeld door de printerresolutie in dpi (dots per inch, punten per inch;
1 inch = circa 2,54 cm).
Het afdrukformaat neemt af naarmate de printerresolutie toeneemt.
Knop X (QUAL) Secundaire instelschij Lcd-venster
64
h
Ontspanstand
De ontspanstand bepaalt hoe de camera foto’s maakt: één voor één, in een doorlopende
serie, met vertraagd ontspannen van de sluiter of met de afstandsbediening.
U kiest een ontspanstand door de knop I ingedrukt te houden en aan de
hoofdinstelschijf te draaien totdat de gewenste instelling wordt weergegeven in het lcd-
venster.
A
Het buffergeheugen
De camera is voorzien van een buffergeheugen voor tijdelijke opslag, zodat u kunt blijven
fotograferen terwijl de foto’s op de geheugenkaart worden opgeslagen.
U kunt maximaal 100
foto’s achter elkaar maken. De beeldsnelheid zal echter afnemen wanneer de buffer vol is.
Het toegangslampje naast de kaartsleuf brandt wanneer foto’s op de geheugenkaart worden
opgeslagen.
Afhankelijk van het aantal foto’s in de buffer kan het enkele seconden tot enkele
minuten duren om een foto op te slaan.
U mag de geheugenkaart niet verwijderen en de
voedingsbron niet verwijderen of loskoppelen voordat het toegangslampje uit is.
Als u de camera
uitzet terwijl de buffer nog gegevens bevat, wordt de camera pas uitgeschakeld nadat alle foto’s in
de buffer zijn opgeslagen.
Als de batterij leeg raakt terwijl de buffer nog foto’s bevat, wordt de
ontspanknop geblokkeerd en worden de foto’s overgezet naar de geheugenkaart.
Stand Beschrijving
8 Enkel beeld
De camera maakt één foto telkens wanneer de ontspanknop wordt
ingedrukt. Het toegangslampje brandt terwijl de foto wordt opgeslagen.
U kunt onmiddellijk een volgende foto maken als er nog voldoende vrije
ruimte is in het buffergeheugen.
! Continu laag
Zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt, maakt de camera foto’s met
een snelheid van 1–4 beelden per seconde (p. 65).
*
U kunt de
beeldsnelheid kiezen met persoonlijke instelling d6 (Opnamesnelheid;
p. 182).
9 Continu hoog
Zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt, maakt de camera foto’s met
een snelheid van maximaal 4,5 beelden per seconde (p. 65).
*
$ Zelfontspanner
Gebruik voor zelfportretten of om onscherpte als gevolg van
cameratrilling te verminderen (p. 66).
"
Afstandsbediening
vertraagd
Optionele ML-L3 afstandsbediening vereist.
Gebruik voor zelfportretten
(p. 68).
# Snelle reactie
Optionele ML-L3 afstandsbediening vereist. Gebruik om onscherpte als
gevolg van cameratrilling te verminderen (p. 68)
* Gemiddelde beeldsnelheid bij gebruik van een EN-EL3e batterij, handmatig scherpstellen,
handmatige belichting of sluitertijdvoorkeuze, een sluitertijd van
1
/250 sec. of korter, met de
overige instellingen (behalve de persoonlijke instelling d6 in het geval van de stand continu laag)
ingesteld op de standaardwaarden en met voldoende ruimte vrij in het buffergeheugen.
Knop I Hoofdinstelschijf
Lcd-venster
65
h
Continustand
Foto's maken in de stand ! (continu laag) of 9 (continu hoog):
1 Selecteer de stand ! of 9.
Houd de knop I ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf totdat de gewenste
instelling wordt weergegeven in het lcd-venster.
2 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
Zolang u de ontspanknop helemaal ingedrukt houdt, worden foto’s
genomen met een snelheid van maximaal 4,5 bps in de stand Continu
hoog of met de beeldsnelheid die is geselecteerd voor persoonlijke instelling d6
(Opnamesnelheid, p. 182) in de stand Continu laag.
A
Buffergrootte
Terwijl de ontspanknop wordt ingedrukt, geeft de opnameteller in de
zoeker en in het lcd-venster het geschatte aantal beelden aan dat bij de
huidige instellingen kan worden opgeslagen in het buffergeheugen. In
de illustratie rechts bevat de buffer voldoende ruimte voor circa 21
foto's.
A
Automatische beeldrotatie
De camerastand voor de eerste opname geldt voor alle beelden in dezelfde serie, zelfs als u de
camera draait tijdens de opnamen.
Zie “Automatische beeldrotatie” (p. 205).
A
Zie ook
Zie pagina 262 voor informatie over het aantal foto’s dat achter elkaar kan worden gemaakt.
Knop I Hoofdinstelschijf Lcd-venster
66
h
Zelfontspannerstand ($)
De zelfontspanner kan worden gebruikt om cameratrilling te verminderen of om
zelfportretten te maken.
1 Plaats de camera op een statief.
Plaats de camera op een statief of op een stabiele, vlakke ondergrond.
2 Selecteer de stand $.
Houd de knop I ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf totdat $ wordt
weergegeven in het lcd-venster.
3 Kadreer de foto.
Kadreer de foto.
Alvorens een foto te maken met de flitser in de stand P, S, A of M
(p. 78), drukt u op de knop M om de flitser naar buiten te doen komen en wacht u tot
de aanduiding M wordt weergegeven in de zoeker (p. 70).
De timer stopt als de
flitser naar buiten komt nadat de timer is beginnen lopen.
D
Dek de zoeker af
Verwijder na het kadreren de dop van het oculair
van de zoeker en plaats de bijgeleverde dop voor
een DK-5 oculair zoals afgebeeld.
Zo voorkomt u
dat licht dat via de zoeker binnenvalt van invloed
is op de opname.
Knop I
Hoofdinstelschijf Lcd-venster
dop DK-5 oculair
67
h
4 Start de zelfontspanner.
Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen
en druk de ontspanknop vervolgens helemaal in
om de zelfontspanner te starten. Het
zelfontspannerlampje begint te knipperen en er klinkt een geluidssignaal. Twee
seconden voordat de foto wordt gemaakt, stopt het zelfontspannerlampje met
knipperen en volgen de geluidssignalen elkaar sneller op. Bij de
standaardinstellingen wordt de foto tien seconden na het begin van de timer
gemaakt.
De timer begint niet te lopen als de camera niet kan scherpstellen of in andere
situaties waarbij de sluiter niet kan worden ontspannen.
U kunt de zelfontspanner annuleren door een andere ontspanstand te selecteren.
Wanneer u de camera uitschakelt, wordt de zelfontspannerstand geannuleerd en wordt
de stand enkel beeld of de continustand weer ingesteld.
D
Lamp
In de zelfontspannerstand komt een sluitertijd van A overeen met ongeveer
1
/10 s.
A
Zie ook
Voor informatie over het wijzigen van de timerduur en het kiezen van het aantal te maken foto's, zie
persoonlijke instelling c3 (Zelfontspanner, p. 179).
Voor informatie over het instellen van een
geluidssignaal tijdens het aftellen van de zelfontspanner, zie persoonlijke instelling d1 (Signaal,
p. 180).
68
h
Gebruik van een optionele afstandsbediening (#)
Gebruik de optionele ML-L3 afstandsbediening voor zelfportretten (p. 241) of om de
camera op afstand te bedienen.
D
Voordat u de afstandsbediening gebruikt
Verwijder voordat u de afstandsbediening voor het eerst gebruikt het batterij-isolatievel uit
doorschijnend plastic.
1 Plaats de camera op een statief.
Plaats de camera op een statief of op een stabiele, vlakke ondergrond.
2 Selecteer de stand " of #.
Houd de knop I ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om één van de
volgende standen te kiezen:
De camera wordt in de stand-bystand geschakeld.
Bij de standaardinstellingen
wordt de stand enkel beeld of continu weer ingesteld als er gedurende circa één
minuut geen handelingen plaatsvinden.
3 Kadreer de foto.
Kadreer de foto.
Als autofocus actief is, kunt u met de ontspanknop van de camera
het scherpstelpunt instellen, maar de sluiter ontspannen kan alleen met de
ontspanknop van de afstandsbediening.
Stand Beschrijving
"
Afstandsbediening
vertraagd
De sluiter wordt circa 2 seconden na het indrukken van de
ontspanknop van de afstandsbediening ontspannen.
#
Afstandsbediening snelle
reactie
De sluiter wordt ontspannen zodra de ontspanknop van de
afstandsbediening wordt ingedrukt.
Knop I
Hoofdinstelschijf Lcd-venster
69
h
4 Dek de zoeker af
Verwijder na het kadreren de dop van
het oculair van de zoeker en plaats de
bijgeleverde dop voor een DK-5 oculair
zoals afgebeeld. Zo voorkomt u dat
licht dat via de zoeker binnenvalt van
invloed is op de opname.
5 Maak de foto.
Richt de zender op de ML-L3 op de infraroodontvanger
op de camera en druk op de ontspanknop op de ML-L3.
In de stand afstandsbediening vertraagd brandt de
zelfontspannerlamp circa twee seconden voordat de
sluiter wordt ontspannen.
In de stand afstandsbediening
snelle reactie knippert de zelfontspannerlamp nadat de sluiter is ontspannen. Als
AF-A of AF-S geselecteerd is in de autofocusstanden (p. 54), wordt de camera weer in
de stand-bystand geschakeld zonder de sluiter te ontspannen als hij niet kan
scherpstellen.
De camera ontspant de sluiter zonder scherp te stellen in de
handmatige scherpstelstand, als AF-C is geselecteerd in de autofocusstand, of als de
camera al is scherpgesteld met de ontspanknop van de camera (zie stap 3).
U kunt de stand voor afstandsbediening annuleren door een andere ontspanstand te
selecteren.
De stand enkel beeld of continu wordt weer ingesteld als de camera wordt
uitgeschakeld of als er gedurende circa één minuut geen handelingen plaatsvinden.
D
Gebruik van de ingebouwde flitser
Als de flitser vereist is, reageert de camera alleen op de ontspanknop van de ML-L3 nadat de flitser
is opgeladen.
In de stand i, k, n en o, begint de flitser op te laden wanneer de stand voor
afstandsbediening vertraagd of snelle reactie wordt geselecteerd. Zodra de flitser opgeladen is,
komt hij automatisch naar buiten en flitst indien vereist wanneer de ontspanknop van de ML-L3
wordt ingedrukt.
In de stand P, S, A en M wordt de timer van twee seconden geannuleerd wanneer u
de flitser tijdens deze twee seconden in de stand afstandsbediening vertraagd naar buiten laat
komen.
Wacht tot de flitser is opgeladen en druk dan op de ontspanknop van de ML-L3 om de timer
te herstarten.
In de standen flitslichtsynchronisatie die rode-ogenreductie ondersteunen, brandt het rode-
ogenreductielampje circa één seconde voordat de sluiter wordt ontspannen.
In de stand
afstandsbediening vertraagd brandt het zelfontspannerlampje twee seconden; daarna brandt het
rode-ogenreductielampje één seconde voordat de sluiter wordt ontspannen om rode ogen te
voorkomen.
A
Zie ook
Voor informatie over de keuze van hoe lang de camera in de stand-bystand blijft voordat de
afstandsbedieningsstand wordt geannuleerd, zie persoonlijke instelling c5 (Afstandsbediening,
p. 180).
Voor informatie over het instellen van het geluidssignaal dat u hoort wanneer de
afstandsbediening wordt gebruikt, zie persoonlijke instelling d1 (Signaal, p. 180).
Dop DK-5 oculair
70
h
Gebruik van de ingebouwde flitser
De camera biedt ondersteuning voor verschillende flitsstanden voor het fotograferen van
slecht verlichte of met tegenlicht verlichte onderwerpen.
❚❚ Gebruik van de ingebouwde flitser: stand i, k, n en o
1 Selecteer een opnamestand.
Draai aan de keuzeknop om de gewenste stand te selecteren.
2 Selecteer een flitsstand.
Houd de knop M ingedrukt en draai aan de schijf totdat het pictogram voor de
gewenste flitsstand wordt weergegeven in het lcd-venster (p.71)
3 Neem foto´s.
De flitser komt naar buiten indien vereist
wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt
en flitst wanneer u een foto maakt.
❚❚ Gebruik van de ingebouwde flitser: stand P, S, A en M
1 Selecteer een opnamestand.
Draai aan de keuzeknop om de gewenste stand te selecteren.
2 Laat de flitser naar buiten komen.
Druk op de knop M om de flitser naar buiten te
laten komen.
3 Selecteer een flitsstand.
Houd de knop M ingedrukt en draai aan de schijf totdat het pictogram voor de
gewenste flitsstand wordt weergegeven in het lcd-venster (p.71)
4 Selecteer een meetmethode en stel de belichting in.
5 Neem foto´s.
De flitser flitst wanneer u een foto maakt.
Knop M
71
h
Flitserstand
Houd de knop M ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf totdat het pictogram voor de
gewenste flitsstand wordt weergegeven in het lcd-venster.
De huidige flitsstand wordt weergegeven in het lcd-venster zoals hieronder aangegeven.
A
Synchronisatie op het tweede gordijn
Normaal flitst de flitser wanneer de sluiter wordt geopend (“synchronisatie op eerste gordijn”; zie
hieronder links). Bij synchronisatie op het tweede gordijn flitst de flitser net voordat de sluiter wordt
gesloten, zodat achter bewegende onderwerpen het effect van een stroom licht wordt gecreëerd.
Knop M Hoofdinstelschijf Lcd-venster
Y (rode-ogenreductie): voor portretten. Het lampje voor rode-ogenreductie
brandt circa één seconde vóór de flitser flitst en voorkomt zo “rode ogen.
j (uit): de flitser flitst niet, zelfs als het onderwerp slecht belicht is of met
tegenlicht is belicht.
SLOW (lange sluitertijd): de sluitertijd wordt automatisch verlengd om 's nachts of
bij slechte lichtomstandigheden de achtergrondverlichting vast te leggen.
Kan ook gebruikt worden om de achtergrondverlichting in een portret vast te
leggen.
REAR (synchronisatie op het tweede gordijn): de flitser flitst net vóór de sluiter sluit
(zie hieronder).
Als dit pictogram niet wordt weergegeven, flitst de flitser
onmiddellijk na het openen van de sluiter.
AUTO (auto flitser): wanneer de belichting slecht is of het onderwerp met
tegenlicht wordt belicht, komt de flitser automatisch naar buiten wanneer de
ontspanknop half wordt ingedrukt en flitst dan wanneer nodig.
Synchronisatie op eerste
gordijn
Synchronisatie op het
tweede gordijn
72
h
Welke flitsstanden beschikbaar zijn, hangt af van de huidige met de keuzeknop
geselecteerde stand.
* SLOW wordt weergegeven nadat u de hoofdknop M loslaat.
i, k, n o
Automatisch Automatisch+Lange sluitertijd
Automatisch+
Rode-ogenreductie
Uit Uit
Automatisch+
Lange sluitertijd+
rode-ogenreductie
P, A S, M
Invulflits Invulflits
Synchronisatie
op tweede
gordijn+ lange
sluitertijd
*
Rode-
ogenreductie
Rode-
ogenre-
ductie
Synchronisatie
op het tweede
gordijn
Lange
sluitertijd+
rode-
ogenreductie
Lange
sluitertijd
73
h
❚❚ Neerklappen van de ingebouwde flitser
Als u stroom wilt sparen wanneer de flitser niet wordt gebruikt,
duwt u de flitser omlaag totdat deze vastklikt.
A
De ingebouwde flitser
Voor CPU-objectieven met een brandpuntsafstand van 18–300 mm of objectieven zonder CPU met
een brandpuntsafstand van 18–200 mm (p. 232; automatische flitsniveauregeling is alleen mogelijk
bij CPU-objectieven).
Verwijder de zonnekap om schaduwen te voorkomen. Objectieven die de
rode-ogenreductielamp blokkeren, kunnen de rode-ogenreductie belemmeren. De flitser heeft een
minimumbereik van 60 cm en kan niet worden gebruikt in het macrobereik van zoomobjectieven.
Als de flitser flitst in de stand ! of 9 (p. 65), wordt bij het indrukken van de ontspanknop telkens
maar één foto gemaakt.
Nadat deze voor meerdere opnamen achtereen is gebruikt, kan de ontspanknop ter bescherming
van de flitser kort worden geblokkeerd.
Na een korte pauze kan de flitser weer worden gebruikt.
A
Zie ook
Zie pagina 198 als u de flitswaarde (FV) die voor een onderwerp is gemeten, wilt vergrendelen
voordat u een foto opnieuw kadreert.
Zie persoonlijke instelling e1 (Langste sluitertijd bij flits, p. 185) als u de flitser gebruikt en de
langsteals u de flitser gebruikt en de langste beschikbare sluitertijd wilt kiezen. Zie persoonlijke
instelling e2 (Flitssturing ingeb. flitser, p. 185) voor informatie over het gebruik van de
ingebouwde flitser in de commanderstand.
Voor informatie over voorbeelden van de effecten van
de flitser, zie persoonlijke instelling e3 (Instellicht, p. 191).
Zie de Bijlage voor meer informatie over de ingebouwde flitser, met o.a. flitssturing (p. 265),
sluitersynchronisatiesnelheden (p. 265), en bereik (p. 266).
Voor meer informatie over optionele
flitsers, zie p. 233.
74
h
ISO-gevoeligheid
ISO-gevoeligheid is het digitale equivalent van filmgevoeligheid.
Hoe hoger de ISO-
gevoeligheid, des te minder licht nodig is om een foto te maken. Zo kunt u een kortere
sluitertijd of een kleiner diafragma gebruiken.
De ISO-gevoeligheid kan worden ingesteld op een waarde tussen ongeveer ISO 200 en
ISO 3200, in stappen die equivalent zijn met
1
/3 LW. Voor speciale situaties kan de ISO-
gevoeligheid worden verlaagd tot onder ISO 200 met ongeveer 0.3 LW (S, komt
overeen met ISO 160), 0.7 LW (T, komt overeen met ISO 125) of 1.0 LW (U, komt
overeen met ISO 100), of verhoogd tot boven ISO 3200 met ongeveer 0.3 LW (P, komt
overeen met ISO 4000), 0.7 LW (Q, komt overeen met ISO 5000) of 1.0 LW (R, komt
overeen met ISO 6400).
De standen automatisch en programma-automatiek bieden ook
een optie AUTO (standaardinstelling), waarmee de camera de ISO-gevoeligheid
automatisch instelt volgens de belichtingsomstandigheden.
01 wordt
weergegeven in het lcd-venster en de zoeker wanneer AUTO is geselecteerd.
U kunt de ISO-gevoeligheid selecteren door de knop W (ISO) ingedrukt te houden en aan
de hoofdinstelschijf te draaien totdat de gewenste instelling wordt weergegeven in het
lcd-venster.
De ISO-gevoeligheid kan ook worden veranderd in het opnamemenu
(p. 165).
A
Automatisch
Als de keuzeknop op P, S, A of M wordt gedraaid nadat u 01 hebt geselecteerd voor de ISO-
gevoeligheid in een andere stand, wordt de laatste in de stand P, S, A of M geselecteerde ISO-
gevoeligheid weer ingesteld.
A
Hi 0.3–Hi 1
Bij foto's die met deze instellingen zijn gemaakt, is de kans op ruis en kleurafwijkingen groter.
A
Zie ook
Voor informatie over het inschakelen van de automatische instelling van de ISO-gevoeligheid in de
stand P, S, A of M, zie pagina 78. Zie pagina 165 voor informatie over het gebruik van de optie on
Hoge ISO-ruisonderdrukking in het opnamemenu om ruis te onderdrukken bij een hoge ISO-
gevoeligheid.
Knop W (ISO) Hoofdinstelschijf Lcd-venster
75
h
Reset met twee knoppen
U kunt de standaardwaarden van de hieronder vermelde
camera-instellingen herstellen door de knoppen E en B meer
dan twee seconden tegelijk ingedrukt te houden. (Deze
knoppen worden aangegeven met een groene stip.)
Het lcd-
venster wordt kort uitgeschakeld terwijl de instellingen worden
teruggezet. Dit heeft geen invloed op de persoonlijke
instellingen.
F
1 Scherpstelpunt niet weergegeven als Automatisch veld-AF is geselecteerd voor persoonlijke
instelling a1 (AF-veldstand).
2 Aantal opnamen wordt teruggezet op nul.
De bracketingstapgrootte wordt teruggezet op 1 LW
(belichtings-/flitsbracketing) of 1 (witbalansbracketing).
A
Standaardinstellingen
Zie pagina 258–261 voor een lijst met standaardinstellingen.
Knop E
Knop B
Optie Standaard
Beeldkwaliteit (p. 62) JPEG Normaal
Beeldformaat (p. 63) L
Ontspanstand (p. 64) Enkel beeld
ISO-gevoeligheid (p. 74)
Standen automatisch en
programma-automatiek
Automatisch
P, S, A, M 200
Witbalans (p. 95) Automatisch
Fijnafstelling (p. 97) 0
Kleurruimte (p. 99) 5000 K
Beeldinstelling kiezen
(p. 110)
Geen
Ontspanstand (p. 54) AF-ON
Autofocusstand (livebeeld)
k, o Gezichtprioriteit
i, j, l, m, P, S, A, M Breedveld
n Normaal
Optie Standaard
Scherpstelpunt (p. 56)
1
Middelste
Lichtmeting (p. 87) matrixmeting
Blokkering AE/AF-
vergrendeling (p. 88, 200)
Uit
Flexibel programma (p. 80) Uit
Belichtingscorrectie
(p. 90)
Uit
Flitscorrectie (p. 91) Uit
Bracketing (p. 92) Uit
2
FV-vergrendeling (p. 198) Uit
Flitsstand (p. 71)
i, k, n
Synchronisatie op
eerste gordijn
o
Automatisch
lange sluitertijd
P, S, A, M
Synchronisatie op
eerste gordijn
Meervoudige belichting
(p. 121)
Uit
76
h
77
t
t
Stand P, S, A, en M
De standen P, S, A en M bieden u de controle over verschillende geavanceerde instellingen,
waaronder sluitertijd en diafragma, metingen, flitscorrectie en witbalans.
Sluitertijd en diafragma ...................................................................................................... 78
Stand P (Programma-automatiek)................................................................................................. 80
Stand S (Sluitertijdvoorkeuze) ........................................................................................................ 81
Stand A (Diafragmavoorkeuze)....................................................................................................... 82
Stand M (Handmatig)......................................................................................................................... 83
Lange tijdopnamen (alleen stand M) ........................................................................................ 85
Belichting............................................................................................................................... 87
Lichtmeting............................................................................................................................................ 87
Belichtingsvergrendeling (alleen stand P, S en A).................................................................... 88
Belichtingscorrectie............................................................................................................................ 90
Flitscorrectie .......................................................................................................................................... 91
Belichtings- en flitsbracketing ........................................................................................................ 92
Witbalans ............................................................................................................................... 95
Fijnafstelling witbalans...................................................................................................................... 97
Een kleurtemperatuur kiezen.......................................................................................................... 99
Handmatige preset ............................................................................................................................. 100
Beeldinstelling...................................................................................................................... 108
Beeldinstellingen van Nikon selecteren...................................................................................... 109
Bestaande beeldinstellingen aanpassen .................................................................................... 110
Eigen beeldinstellingen maken...................................................................................................... 113
Eigen beeldinstellingen delen ........................................................................................................ 115
Eigen beeldinstellingen beheren................................................................................................... 117
Actieve D-Lighting ............................................................................................................... 119
Meervoudige belichting...................................................................................................... 121
De GP-1 GPS-eenheid .......................................................................................................... 124
78
t
Sluitertijd en diafragma
De standen P, S, A en M bieden een verschillende graad van controle over
de sluitertijd en het diafragma:
D
Diafragmaringen
Bij gebruik van een CPU-objectief met een diafragmaring (p. 228), vergrendelt u de diafragmaring op de
laagste waarde (hoogste f-waarde).
G-type objectieven zijn niet voorzien van een diafragmaring.
Objectieven zonder CPU kunt u alleen gebruiken in de belichtingsstand M, wanneer het diafragma
handmatig kan worden veranderd met de diafragmaring (in andere standen is de ontspanknop
uitgeschakeld).
De belichtingsmeter van de camera, automatische ISO-gevoeligheidsinstelling, en
verschillende andere opties kunnen niet worden gebruikt (p. 165).
A
Zie ook
Gebruik de optie Inst autom ISO-gevoeligheid in het opnamemenu (p. 165) om de automatische
ISO-gevoeligheidsinstelling in de stand P, S, A en M in te schakelen.
De persoonlijke instelling b1
(Stapgrootte inst. belichting; p. 177) bepaalt de stapgrootte voor het instellen van de sluitertijd en
het diafragma.
De persoonlijke instelling f5 (Functie instelschijven inst.; p. 201) bepaalt de rol van
de hoofd- en secundaire instelschijf bij het instellen van de sluitertijd en het diafragma.
Stand Beschrijving
P
Programma-
automatiek
(p. 80)
De camera stelt de sluitertijd en het diafragma in voor een optimale
belichting.
Aanbevolen voor snapshots en situaties waarin er weinig
tijd is om camera-instellingen aan te passen.
S
Sluitertijdvoorkeuze
(p. 81)
De gebruiker kiest de sluitertijd, terwijl de camera het diafragma kiest
dat de beste belichting oplevert.
Gebruik deze stand om scherp vast
te leggen of beweging vast te leggen.
A
Diafragmavoorkeuze
(p. 82)
De gebruiker kiest het diafragma, terwijl de camera de sluitertijd kiest
die het beste resultaat oplevert.
Gebruik deze stand als u de
achtergrond onscherp wilt houden of zowel de voor- als achtergrond
scherp wilt weergeven.
M Handmatig (p. 83)
De gebruiker stelt zowel de sluitertijd als het diafragma in.
Stel de
sluitertijd in op “A“ of “&“ voor lange tijdopnamen.
79
t
A
Sluitertijd en diafragma
Eenzelfde belichting kan worden verkregen met verschillende combinaties van sluitertijd en
diafragma.
Kies een korte sluitertijd en een groot diafragma om bewegende voorwerpen scherp
vast te leggen en om achtergronddetails te verzachten, of een lange sluitertijd en een klein
diafragma om bewegende voorwerpen onscherp te maken en achtergronddetails naar voor te
brengen.
(Hoe groter de f-waarde, hoe kleiner het diafragma.)
Korte sluitertijd (
1
/1.600 s) Lange sluitertijd (1s)
Klein diafragma (f/36) Groot diafragma (f/3)
Lcd-venster
DiafragmaSluitertijd
80
t
Stand P (Programma-automatiek)
In deze stand past de camera de sluitertijd en het diafragma automatisch aan voor een
optimale belichting in de meeste situaties. Deze stand wordt aanbevolen voor snapshots
en andere situaties waarin u de sluitertijd en het diafragma door de camera wilt laten
bepalen.
Foto's maken in de stand programma-automatiek:
1 Draai de keuzeknop naar P.
2 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
A
Flexibel programma
In de stand P kunt u verschillende combinaties van sluitertijd en
diafragma selecteren door aan de hoofdinstelschijf te draaien (“flexibel
programma”). Draai de hoofdinstelschijf naar rechts voor een groot
diafragma (lage f/-waarde) om de achtergrond onscherp weer te geven
of voor een korte sluitertijd om beweging scherp vast te leggen. Draai de
hoofdinstelschijf naar links voor een klein diafragma (hoge f/-waarde)
om de scherptediepte te vergroten of voor een lange sluitertijd om de
beweging vast te leggen. Alle combinaties leveren dezelfde belichting
op.
Terwijl het flexibele programma van kracht is, wordt er een
aanduiding U weergegeven in het lcd-venster.
Als u de
standaardinstellingen voor sluitertijd en diafragma wilt herstellen, draait
u aan de hoofdinstelschijf totdat de aanduiding niet meer wordt
weergegeven, kiest u een andere stand of zet u de camera uit.
A
Zie ook
Zie pagina 263 voor informatie over het ingebouwde belichtingsprogramma.
Keuzeknop
Hoofdinstelschijf
81
t
Stand S (Sluitertijdvoorkeuze)
In de stand Sluitertijdvoorkeuze kunt u zelf een sluitertijd kiezen, waarna de camera
automatisch het diafragma kiest dat de optimale belichting oplevert.
Een lange
sluitertijd suggereert beweging door bewegende onderwerpen onscherp weer te geven.
Een korte sluitertijd legt de beweging scherp vast. Foto's maken in de stand
Sluitertijdvoorkeuze:
1 Draai de keuzeknop naar S.
2 Stel een sluitertijd in.
Druk de ontspanknop half in om de
belichtingsmeters te activeren en draai
aan de hoofdinstelschijf om de
gewenste sluitertijd te kiezen uit
waarden tussen 30 seconden en
1
/4.000 seconde.
3 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
A
Zie ook
Zie pagina 255 voor informatie over wat u moet doen als de aanduiding “A” of “&” knippert
in de sluitertijdweergave.
Keuzeknop
Hoofdinstelschijf
82
t
Stand A (Diafragmavoorkeuze)
In de stand diafragmavoorkeuze kunt u zelf het diafragma kiezen om de scherptediepte
te bepalen (zie hieronder), waarna de camera automatisch de sluitertijd kiest die de
optimale belichting oplevert. Foto's maken in de stand diafragmavoorkeuze:
1 Draai de keuzeknop naar A.
2 Selecteer een diafragma.
Druk de ontspanknop half in om de
belichtingsmeters te activeren en draai
aan de secundaire instelschijf om het
gewenste diafragma te kiezen uit
waarden tussen de laagste en de hoogste
waarden van het objectief.
3 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
A
Scherptediepte
De “scherptediepte” is de afstand waarop voorwerpen achter en voor het scherpstelpunt er scherp
uitzien.
Een groot diafragma (lage f-waarde) vermindert de scherptediepte, zodat voorwerpen
achter en voor het hoofdonderwerp onscherp zijn.
Een klein diafragma (hoge f-waarde) vergroot de
scherptediepte, zodat details in de achtergrond en de voorgrond scherper worden (de
scherptediepte wordt ook beïnvloed door andere factoren zoals de brandpuntsafstand en
scherpstelafstand).
Een beperkte scherptediepte wordt doorgaans gebruikt voor portretten om
achtergronddetails onscherp weer te geven, terwijl een grote scherptediepte wordt gebruikt voor
landschapsfoto's om zowel de voorgrond als de achtergrond scherp te stellen.
Als u het effect van de scherptediepte wilt bekijken, houdt u de
knop voor scherptedieptevoorbeeld ingedrukt. Het objectief
wordt gediafragmeerd op de huidige diafragmawaarde, zodat u
een voorbeeld van de scherptediepte kunt zien in de zoeker.
Keuzeknop
Secundaire
instelschijf
Scherptedieptevoorbeeldknop
83
t
Stand M (Handmatig)
In de handmatige belichtingsstand stelt u zowel de sluitertijd als het diafragma in.
Foto’s
maken in de handmatige belichtingsstand:
1 Draai de keuzeknop naar M.
2 Selecteer het diafragma en de sluitertijd.
Controleer de belichting in de elektronische analoge belichtingsaanduiding (p. 84),
draai aan de hoofdinstelschijf om een sluitertijd te kiezen en draai aan de
secundaire instelschijf om het diafragma te kiezen. De sluitertijd kan worden
ingesteld op een waarde tussen 30 seconden en
1
/4.000 seconde, maar de sluiter kan
ook voor onbepaalde tijd worden opengehouden voor lange tijdopnamen (A
of &, p. 85).
Het diafragma kan worden ingesteld op een waarde tussen de
laagste en de hoogste waarde van het objectief.
3 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
Keuzeknop
Secundaire instelschijf
Hoofdinstelschijf
Diafragma
Sluitertijd
84
t
A
Elektronische analoge belichtingsaanduiding
Als een CPU-objectief is bevestigd en een andere sluitertijd dan A of & geselecteerd is,
wordt in de elektronische analoge belichtingsaanduiding in de zoeker aangegeven of de foto bij de
huidige instellingen onder- of overbelicht zou zijn.
Afhankelijk van de optie die is gekozen voor
persoonlijke instelling b1 (Stapgrootte inst. belichting, p. 177), wordt de hoeveelheid onder- of
overbelichting aangegeven in stappen van
1
/3 LW,
1
/2 LW of 1 LW.
Als de uiterste waarden van het
lichtmeetsysteem worden overschreden, knippert de aanduiding.
A
Zie ook
Wanneer (V) (standaardinstelling) is geselecteerd voor persoonlijke instelling f7
(Aanduidingen omkeren, p. 201), worden de belichtingsaanduidingen in de zoeker en de opname-
informatieweergave weergegeven met positieve waarden links en negatieve waarden rechts.
Selecteer (W) als u negatieve waarden links wilt weergeven en positieve waarden
rechts.
Persoonlijke instelling b1 ingesteld op 1/3 stap
Optimale belichting Onderbelicht met
1
/3 LW Overbelicht met meer dan 2 LW
85
t
❚❚ Lange tijdopnamen (alleen stand M)
Een sluitertijd van “A” en “&” kan worden gebruikt voor lange tijdopnamen van
bewegende lichten, de sterren, nachtscènes of vuurwerk.
Om te voorkomen dat de
opname onscherp is omdat de camera trilt, gebruikt u een statief en een optionele
afstandsbediening (
p.
241) of afstandsbedieningskabel (
p.
241).
1 Maak de camera gereed.
Plaats de camera op een statief of op een stabiele, vlakke ondergrond.
Gebruik een
volledig opgeladen batterij of een optionale lichtnetadapter om te voorkomen dat
de voeding uitvalt voordat de belichting beëindigd is.
Bij lange tijdopnamen kan
ruis voorkomen. Selecteer voordat u de foto maakt Aan voor de optie Ruisonderdr.
lange sluitertijd in het opnamemenu (p. 165). Als u een optionele
afstandsbedieningskabel gebruikt, bevestigt u deze aan de camera.
2 Draai de keuzeknop naar M.
3 Stel een sluitertijd in.
Druk de ontspanknop half in om de belichtingsmeters te
activeren en draai aan de hoofdinstelschijf totdat “A
verschijnt in de sluitertijdweergaven.
Voor een sluitertijd
van “&, kiest u eerst de sluitertijd en selecteert u
vervolgens de stand afstandsbediening vertraagd of met
snelle reactie (p. 64).
Sluitertijd Beschrijving
A
De sluiter blijft open zolang de ontspanknop wordt ingedrukt. Het gebruik van een
statief en afstandsbedieningskabel is aanbevolen om onscherpte te voorkomen.
&
Optionele ML-L3 afstandsbediening vereist (
p.
241).
Selecteer de stand M, stel de
sluitertijd in op “A” en selecteer de stand afstandsbediening vertraagd of met
snelle reactie (
p.
68).
De sluiter wordt geopend wanneer u de ontspanknop van de
afstandsbediening indrukt en blijft dertig minuten open of totdat de ontspanknop
opnieuw wordt ingedrukt.
Keuzeknop
86
t
4 Open de sluiter.
A: druk na het scherpstellen de ontspanknop op de camera of op de
afstandsbedieningskabel volledig in. Houd de ontspanknop ingedrukt totdat de
belichting compleet is.
&: druk de ontspanknop op de afstandsbediening volledig in. De sluiter wordt
onmiddellijk geopend (stand snelle reactie) of twee seconden nadat de
ontspanknop wordt ingedrukt (afstandsbediening vertraagd) en blijft open totdat
de knop opnieuw wordt ingedrukt.
5 Sluit de sluiter.
A: haal uw vinger van de ontspanknop.
&: druk de ontspanknop op de afstandsbediening volledig in. Na dertig minuten
wordt de opname automatisch beëindigd.
Belichtingsduur: 35 sec.
Diafragma: f/25
87
t
Belichting
Lichtmeting
De lichtmeetmethode bepaalt hoe de camera de belichting instelt. De volgende opties
zijn beschikbaar.
Om een meetmethode te kiezen, drukt u
op de knop Z en draait u aan de
hoofdinstelschijf totdat de gewenste stand
wordt weergegeven.
A
3D-kleurenmatrixmeting II
Bij matrixmeting wordt de belichting ingesteld met behulp van een RGB-sensor met 420
segmenten.
Bij gebruik van een G- of D-type objectief wordt ook rekening gehouden met de
afstand (3D-kleurenmatrixmeting II; p. 228).
Bij andere CPU-objectieven wordt 3D-
afstandsinformatie niet meegenomen (kleurenmatrixmeting II).
Methode Beschrijving
a
3D-
kleurenmatrix-
meting II
Aanbevolen voor de meeste situaties. Wordt automatisch geselecteerd in de
stand automatisch en programma-automatiek.
De camera meet een groot
deel van het beeld en stelt de belichting in op basis van
helderheidsverdeling, kleur, afstand en compositie voor een natuurlijk
resultaat.
Z Centrumgericht
De camera meet het hele beeld, maar kent het meeste gewicht toe aan een
gebied in het midden (standaard is dit een cirkel van 8 mm in het midden
van het beeld; kan worden geselecteerd met persoonlijke instelling b3,
Grootte meetgebied, p. 178).
Klassieke meetmethode voor portretten.
Aanbevolen wanneer u een filter gebruikt met een belichtingsfactor
(filterfactor) van meer dan 1× (
p.
240).
b Spotmeting
De camera meet een cirkel met een diameter van 3,5 mm (circa 2,5% van het
beeld). De cirkel is gecentreerd op het huidige scherpstelpunt, zodat u de
belichting van onderwerpen buiten het midden kunt meten (als u een
objectief zonder CPU gebruikt, of als Automatisch veld-AF is geselecteerd
voor de AF-veldstand zoals beschreven op pagina 173, meet de camera de
belichting van het middelste scherpstelpunt).
Het onderwerp wordt correct
belicht, ook als de achtergrond veel lichter of donkerder is.
Knop Z
Hoofdinstelschijf
88
t
Belichtingsvergrendeling (alleen stand P, S en A)
Gebruik belichtingsvergrendeling als u de compositie van een foto wilt wijzigen nadat u
de belichting hebt gemeten:
1 Selecteer centrumgerichte
meting of spotmeting.
Selecteer de stand P, S of A en kies
centrumgerichte meting of
spotmeting (de
belichtingsvergrendeling heeft geen
effect in de stand M, terwijl de
standen automatisch en programma-
automatiek afgeraden worden
aangezien centrumgerichte meting en spotmeting dan niet beschikbaar zijn).
2 Vergrendel de belichting.
Plaats het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt
en druk de ontspanknop half in.
Terwijl u de ontspanknop
half ingedrukt houdt en het onderwerp zich in het
geselecteerde scherpstelpunt bevindt, drukt u op de knop
AE-L/AF-L om de scherpstelling en de belichting te
vergrendelen.
Zolang belichtingsvergrendeling actief is, wordt de
aanduiding AE-L in de zoeker weergegeven.
3 Pas de compositie aan.
Houd de knop AE-L/AF-L ingedrukt, pas de compositie aan en maak de foto.
Knop Z
Hoofdinstelschijf
Ontspanknop
Knop AE-L/AF-L
89
t
A
Sluitertijd en diafragma wijzigen
Zolang de belichting vergrendeld is, kunt u de volgende instellingen wijzigen zonder dat dit invloed
heeft op de gemeten belichtingswaarde:
De nieuwe waarden kunnen worden gecontroleerd in de zoeker en in het lcd-venster.
Houd er
rekening mee dat u de lichtmeetmethode niet kunt wijzigen als de belichting is vergrendeld
(wijzigingen in de lichtmeting worden pas toegepast wanneer de belichting wordt ontgrendeld).
A
Zie ook
Als Aan is geselecteerd voor persoonlijke instelling c1 (AE-vergr. ontspanknop, p. 179), wordt de
belichting vergrendeld wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt. Voor informatie over het
wijzigen van de functie van de knop AE-L/AF-L, zie persoonlijke instelling f4 (AE-L/AF-L knop
toewijzen, p. 200).
Stand Instellen
Programma-automatiek Sluitertijd en diafragma (flexibel programma,
p.
80)
Sluitertijdvoorkeuze Sluitertijd
Diafragmavoorkeuze Diafragma
90
t
Belichtingscorrectie
Via belichtingscorrectie kunt u de door de camera geselecteerde belichtingswaarde
wijzigen om foto’s lichter of donkerder te maken.
Deze functie werkt het beste in
combinatie met centrumgerichte meting of spotmeting (p. 87).
De belichtingscorrectie is beschikbaar in de standen P, S en A (in de stand M wordt alleen
de belichtingsinformatie in de elektronische analoge belichtingsaanduiding beïnvloed.
De sluitertijd en het diafragma veranderen niet).
Houd de knop
E ingedrukt en draai aan de
secundaire instelschijf totdat de gewenste
waarde wordt weergegeven in het lcd-
venster.
De belichtingscorrectie kan
worden ingesteld op een waarde tussen –
5LW (onderbelichting) en +5LW
(overbelichting) in stappen van
1
/3 LW.
Kies een positieve waarde om het
onderwerp lichter te maken of een
negatieve waarde om het onderwerp
donkerder te maken.
Bij een andere waarde dan ±0 wordt het pictogram E weergegeven in het lcd-venster
zodra u de knop E loslaat.
De huidige waarde voor de belichtingscorrectie wordt
aangegeven wanneer de knop E wordt ingedrukt.
De normale belichting kan worden hersteld door de belichtingscorrectie in te stellen op
±0.
De belichtingscorrectie wordt niet ongedaan gemaakt wanneer de camera wordt
uitgeschakeld.
A
Zie ook
Voor informatie over de beschikbare stapgroottes voor belichtingscorrectie, zie persoonlijke
instelling b1 (Stapgrootte inst. belichting, p. 177).
Voor informatie over het aanpassen van de
belichtingscorrectie zonder op de knop E te drukken, zie persoonlijke instelling b2 (Eenv.
belichtingscorrectie, p. 177).
Knop E
Hoofdinstelschijf
±0 LW
(knop E ingedrukt)
–0.3 LW
+2 LW
1 LW Geen belichtingscorrectie +1 LW
91
t
Flitscorrectie
Met behulp van flitscorrectie kunt u het door de camera voorgestelde niveau van de
flitssterkte aanpassen, waardoor de helderheid van het hoofdonderwerp ten opzichte
van de achtergrond verandert. U kunt de flitssterkte verhogen om het hoofdonderwerp
lichter te maken of verlagen om ongewenste hoge lichten of reflecties te voorkomen.
Houd de knop
(
MY) ingedrukt en draai aan de secundaire instelschijf totdat de
gewenste waarde wordt weergegeven in het lcd-venster.
De flitscorrectie kan worden
ingesteld op een waarde tussen –3 LW (donkerder) en +1 LW (helderder) in stappen van
1
/3 LW.
Kies een positieve waarde om het onderwerp lichter te maken of een negatieve
waarde om het onderwerp donkerder te maken.
Bij een andere waarde dan ±0 wordt het pictogram Y weergegeven in het lcd-venster
zodra u de knop
(
MY) loslaat.
De huidige waarde voor de flitscorrectie wordt
aangegeven wanneer de knop M wordt ingedrukt.
De normale flitssterkte kan worden hersteld door de flitscorrectie in te stellen op ±0,0.
De
belichtingscorrectie wordt niet ongedaan gemaakt wanneer de camera wordt
uitgeschakeld.
A
Optionele flitsers
Flitscorrectie is ook beschikbaar bij de optionele flitsers SB-900, SB-800, SB-600, SB-400 en SB-R200.
A
Zie ook
Voor informatie over de beschikbare stapgroottes voor flitscorrectie, zie persoonlijke instelling b1
(Stapgrootte inst. belichting, p. 177).
Secundaire
instelschijf
Knop M Lcd-venster
±0 LW
(knop Y ingedrukt)
–0.3 LW
+1.0 LW
92
t
Belichtings- en flitsbracketing
Bracketing verandert geselecteerde instellingen automatisch een beetje voor elke
opname, telkens een beetje hoger of lager dan de huidige waarde.
De instelling die
wordt veranderd, wordt bepaald door persoonlijke instelling e4 (Inst. voor auto
bracketing; p. 191). Hieronder wordt ervan uitgegaan dat AE & flits is geselecteerd om
het belichtings- en flitsniveau te laten variëren.
Andere opties kunnen ook worden
gebruikt om het belichtings- of flitsniveau afzonderlijk te laten variëren of voor
bracketing van de witbalans of Actieve D-Lighting.
1 Selecteer het aantal opnamen.
Houd de knop D ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om het aantal
opnamen in de bracketingserie te kiezen (2 of 3).
2 Selecteer een stapgrootte voor de belichting.
Houd de knop D ingedrukt en draai aan de secundaire instelschijf om de
belichtingsstapgrootte te kiezen uit waarden tussen 0.3 LW en 2.0 LW.
A
Informatie over de bracketingweergave
Aantal opnamen Voortgangsaanduiding Beschrijving
3 opnamen: ongewijzigd, negatief, positief
2 opnamen: ongewijzigd, positief
2 opnamen: ongewijzigd, negatief
Aantal opnamen
Voortgangsaan-
duiding
Knop D Hoofdinstelschijf
Lcd-venster
Zoeker
Stapgrootte
belichting
Knop D Secundaire instelschijf
Lcd-venster
93
t
3 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
De camera varieert zowel de belichting als de flitssterkte voor
elke opname. Bij de standaardinstellingen wordt de eerste
opname gemaakt met de huidige waarden voor belichting en
flitscorrectie; de volgende opnamen worden gemaakt met
gewijzigde waarden.
Als de bracketingserie uit drie opnamen
bestaat, wordt de bracketingstapgrootte afgetrokken van de
huidige waarden in de tweede opname en toegevoegd in de
derde opname, dus net iets meer en iets minder dan de
huidige waarden.
De gewijzigde waarden kunnen hoger of
lager zijn dan de hoogste en laagste waarden van de belichting
en de flitscorrectie.
De gewijzigde waarden voor sluitertijd en
diafragma worden weergegeven in het lcd-venster en de
zoeker.
Terwijl bracketing van kracht is, wordt een
voortgangsaanduiding weergegeven in het lcd-venster.
Het
segment y verdwijnt uit de aanduiding wanneer de ongewijzigde opname is
gemaakt, de aanduiding z wanneer de opname met de negatieve stap is
gemaakt, en de aanduiding x wanneer de opname met de positieve stap is
gemaakt.
U annuleert bracketing door de knop
D ingedrukt te houden en aan de hoofdinstelschijf
te draaien totdat het aantal opnamen in de bracketingserie op nul staat en M niet meer
wordt weergegeven in het lcd-venster.
De volgende keer dat u bracketing activeert,
wordt het laatst gebruikte programma hersteld.
A
Zie ook
Zie pagina 264 voor een lijst met bracketingprogramma's. Voor informatie over het kiezen van de
stapgrootte voor belichting, zie persoonlijke instelling b1 (Stapgrootte inst. belichting, p. 177).
Voor informatie over het kiezen van de volgorde waarin bracketing wordt uitgevoerd, zie
persoonlijke instelling e6 (Bracketingvolgorde, p. 195).
Stapgrootte belichting:
0 LW
y
Stapgrootte belichting:
–1 LW
z
Stapgrootte belichting:
+1 LW
x
94
t
A
Belichtingsbracketing
De camera past de belichting aan door de sluitertijd en het diafragma (programma-automatiek), het
diafragma (sluitertijdvoorkeuze) of de sluitertijd (diafragmavoorkeuze, handmatige belichting) te
variëren.
Wanneer Aan is geselecteerd voor Inst autom ISO-gevoeligheid (p. 166), varieert de
camera automatisch de ISO-gevoeligheid voor een optimale belichting wanneer de grenzen van het
belichtingssysteem van de camera worden overschreden.
Bij belichtingsbracketing wordt de
sluitertijd alleen veranderd nadat de camera de ISO-gevoeligheid heeft aangepast.
A
Belichtings- en flitsbracketing
In de stand ! en 9 wordt de opname gepauzeerd na het aantal opnamen dat is opgegeven in
het bracketingprogramma.
Wanneer u de stand automatisch of programma-automatiek selecteert,
wordt bracketing geannuleerd; bracketing wordt hervat wanneer u de stand P, S, A of M selecteert.
Belichtings- en flitsbracketing worden geannuleerd wanneer Witbalansbracketing of ADL-
bracketing is geselecteerd in persoonlijke instelling e4 (Inst. voor auto bracketing; p. 191).
A
Belichtings- of flitsbracketing hervatten
Als de geheugenkaart vol is voordat alle foto’s in de serie zijn gemaakt, kan de opname worden
hervat vanaf de volgende foto in de serie nadat u de geheugenkaart hebt vervangen of foto’s hebt
verwijderd om ruimte vrij te maken op de geheugenkaart.
Als u de camera uitzet voordat alle foto’s
in de serie zijn gemaakt, wordt bracketing hervat vanaf de volgende foto in de serie nadat u de
camera weer hebt ingeschakeld.
95
t
Witbalans
Witbalans zorgt ervoor dat de kleuren niet worden beïnvloed door de kleur van de
lichtbron.
Automatische witbalans wordt aanbevolen voor de meeste lichtbronnen.
Indien nodig kunt u ook andere waarden selecteren volgens het type lichtbron.
De
volgende opties zijn beschikbaar in de stand P, S, A en M (automatische witbalans wordt
gebruikt in de stand automatisch en programma-automatiek):
Optie Kleurtemp. (K) Beschrijving
F
Automatisch
(standaard)
3.500–8.000
*
De camera stelt de witbalans automatisch in.
Aanbevolen voor de meeste situaties.
Gebruik een G-
of D-type objectief voor het beste resultaat.
Als de
ingebouwde flitser of een optionele flitser wordt
gebruikt, weerspiegelt de witbalans de
omstandigheden die gelden op het moment dat de
flitser afgaat.
J Gloeilamplicht 3.000
*
Voor opnamen bij gloeilampverlichting.
I TL-licht Voor opnamen met de volgende zeven lichtbronnen:
Natriumdamplampen 2.700
*
Voor opnamen bij natriumdamp-verlichting (bijv. in
sporthallen).
Warm wit tl-licht 3.000
*
Voor opnamen bij warm wit fluorescerend licht.
Warm tl-licht 3.700
*
Voor opnamen bij wit fluorescerend licht.
Koel wit tl-licht
(standaard voor TL-licht)
4.200
*
Voor opnamen bij koel wit fluorescerend licht.
Dag wit tl-licht 5.000
*
Voor opnamen bij dag wit fluorescerend licht.
Daglicht wit tl-licht 6.500
*
Voor opnamen bij daglicht fluorescerend licht.
Kwikdamp op hoge temp. 7.200
*
Voor opnamen bij lichtbronnen met een hoge
kleurtemperatuur (bijv. kwikdamplampen).
H Direct zonlicht 5.200
*
Voor onderwerpen in direct zonlicht.
N Flitslicht 5.400
*
Voor gebruik met de ingebouwde of een optionele
flitser.
G Bewolkt 6.000
*
Voor onderwerpen bij daglicht onder een bewolkte
hemel.
M Schaduw 8.000
*
Voor onderwerpen bij daglicht in de schaduw.
K Kies kleurtemperatuur 2.500–10.000
Kies de kleurtemperatuur uit een lijst met waarden
(p. 99).
L Handmatige preset
Gebruik een voorwerp, lichtbron of bestaande foto als
referentie voor de witbalans (p. 100).
* Alle waarden zijn benaderingen.
Fijnafstelling ingesteld op 0.
96
t
U kiest de witbalans door de knop WB ingedrukt te houden en aan de hoofdinstelschijf te
draaien totdat de gewenste instelling wordt weergegeven in het lcd-venster. De
witbalans kan ook worden veranderd in het opnamemenu (p. 165).
A
I (TL-licht)
Kies het lamptype met de optie Witbalans in het opnamemenu (p. 165).
A
Zie ook
Als Witbalansbracketing is geselecteerd voor persoonlijke instelling e4 (Inst. voor auto
bracketing, p. 191), maakt de camera meerdere opnamen telkens wanneer de sluiter wordt
ontspannen.
De witbalans wordt voor elke foto gevarieerd ten opzichte van de huidige waarde die
is geselecteerd voor de witbalans.
Zie pagina 191 voor meer informatie.
Knop WB Hoofdinstelschijf Lcd-venster
97
t
Fijnafstelling witbalans
De witbalans kan verder worden aangepast om variaties in de kleur van de lichtbron te
corrigeren of om een foto opzettelijk een kleurzweem te geven.
U kunt de witbalans
fijnafstellen met de optie Witbalans in het opnamemenu of door de knop WB ingedrukt
te houden en aan de secundaire instelschijf te draaien.
❚❚ Het menu Witbalans
1 Selecteer een optie voor de witbalans.
Selecteer Witbalans in het opnamemenu (p. 165),
markeer een witbalansoptie en druk op 2 .
Als een
andere optie dan TL-licht, Kies
kleurtemperatuur of Handmatige preset is
geselecteerd, gaat u verder met stap 2.
Als TL-
licht is geselecteerd, markeert u een type verlichting en drukt u op 2.
Als Kies
kleurtemperatuur is geselecteerd, markeert u een kleurtemperatuur en drukt u op
2.
Als Handmatige preset is geselecteerd, kiest u voordat u verdergaat een
voorinstelling, zoals wordt beschreven op pagina 106.
2 Pas de witbalans verder aan.
Gebruik de multi-selector om de witbalans
nauwkeuriger af te stellen.
U kunt de witbalans
fijnafstellen op de as oranje (A)–blauw (B) en op
de as groen (G)–magenta (M).
Op de horizontale
as (oranje-blauw) kunt u de kleurtemperatuur
aanpassen, waarbij elke stap equivalent is met
circa 5 mired.
Het effect van aanpassingen op de
verticale as (groen-magenta) is vergelijkbaar met het effect van de
overeenkomstige kleurcorrectiefilters.
A
Fijnafstelling witbalans
De kleuren op de assen voor fijnafstelling zijn relatief, niet absoluut. Als u de cursor bijvoorbeeld in
de richting van B (blauw) verplaatst wanneer een “warme” instelling als J (gloeilamplicht) is
geselecteerd voor witbalans, worden foto’s iets “kouder” maar niet blauw.
Coördinaten Aanpassing
Meer groen toevoegen
Meer magenta toevoegen
Meer blauw toevoegen Meer oranje toevoegen
Groen (G)
Magenta (M)
Blauw (B) Oranje (A)
98
t
3 Druk op J.
Druk op J om de instellingen op te slaan en terug te keren naar
het opnamemenu. Als de witbalans is aangepast op de as A-B,
wordt het pictogram E weergegeven in het lcd-venster.
❚❚ De knop WB
Bij andere instellingen dan K (Kies kleurtemperatuur) of L (Handmatige preset )
kunt u met de knop WB de witbalans fijnafstellen op de as oranje (A)–blauw (B) (p. 97; als
K of L is geselecteerd, kunt u de witbalans fijnafstellen via het opnamemenu, zoals
wordt beschreven op pagina 97).
Er zijn zes instellingen beschikbaar in beide richtingen.
Elke stap komt overeen met ongeveer 5 mired (zie hieronder).
Houd de knop WB
ingedrukt en draai aan de secundaire instelschijf totdat de gewenste waarde wordt
weergegeven in het lcd-venster.
Als u de secundaire instelschijf naar links draait, neemt
de hoeveelheid oranje (A) toe.
Als u de secundaire instelschijf naar rechts draait, neemt
de hoeveelheid blauw (B) toe.
Bij andere instellingen dan 0 wordt het pictogram E
weergegeven in het lcd-venster.
A
“Mired”
Bij lage kleurtemperaturen levert elke wijziging in kleurtemperatuur een groter kleurverschil op dan
bij hogere kleurtemperaturen.
Een wijziging van 1000 K levert bijvoorbeeld een veel grotere
kleurverandering op bij 3000 K dan bij 6000 K.
Mired, dat wordt berekend door de inverse van de
kleurtemperatuur met 10
6
te vermenigvuldigen, is een maateenheid voor kleurtemperatuur die
rekening houdt met deze variaties. Daarom wordt deze eenheid gebruikt voor kleurcorrectiefilters.
Bijvoorbeeld:
4000 K–3000 K (een verschil van 1000 K) = 83 mired
7000 K–6000 K (een verschil van 1000 K) = 24 mired
Knop WB Secundaire instelschijf Lcd-venster
99
t
Een kleurtemperatuur kiezen
Wanneer K (Kies kleurtemperatuur) is geselecteerd, kiest u de kleurtemperatuur door
te drukken op de knop WB en aan de secundaire instelschijf te draaien tot de gewenste
waarde wordt weergegeven in het lcd-venster. De kleurtemperatuur kan ook worden
geselecteerd in het opnamemenu (p. 165).
A
Kleurtemperatuur
De waargenomen kleur van een lichtbron hangt af van de kijker en van andere omstandigheden.
De kleurtemperatuur is een objectieve maateenheid voor de kleur van een lichtbron, die wordt
gedefinieerd als de temperatuur waarop een voorwerp zou moeten worden verhit om licht met
dezelfde golflengte uit te stralen.
Terwijl lichtbronnen met een kleurtemperatuur in de buurt van
5.000–5.500 K er wit uitzien, hebben lichtbronnen met een lagere kleurtemperatuur, zoals
gloeilampen, een gele of rode zweem.
Lichtbronnen met een hogere kleurtemperatuur hebben
een blauwe zweem.
A
Kies kleurtemperatuur
Houd er rekening mee dat bij flitslicht of TL-licht niet het gewenste resultaat wordt verkregen.
Kies
voor deze lichtbronnen N (Flitslicht) of I (TL-licht ).
Maak bij andere lichtbronnen een testfoto om
te bepalen of de geselecteerde waarde geschikt is.
A
Het menu Witbalans
U kunt de kleurtemperatuur ook selecteren in het menu Witbalans.
Let op: de kleurtemperatuur die
u selecteert met de knop WB en de secundaire instelschijf vervangt de waarde die is geselecteerd in
het menu Witbalans.
Knop WB Secundaire instelschijf Lcd-venster
100
t
Handmatige preset
U kunt handmatige preset gebruiken om aangepaste witbalansinstellingen op te slaan en
te gebruiken voor opnamen bij verschillende soorten licht of om lichtbronnen met een
duidelijke kleurzweem te corrigeren.
Er zijn twee methoden voor het instellen van de
vooringestelde witbalans.
De camera kan maximaal vijf waarden voor de vooringestelde witbalans opslaan in de
voorinstellingen d-0 tot en met d-4.
U kunt een beschrijvende opmerking toevoegen aan
elke vooringestelde witbalans (p. 107).
Methode Beschrijving
Direct meten
Een neutraal grijs of wit voorwerp wordt geplaatst in het licht dat voor de
uiteindelijke foto zal worden gebruikt en de witbalans wordt door de camera
gemeten (p. 101)
Overnemen van
bestaande foto
De witbalans wordt gekopieerd van een foto op de geheugenkaart (p. 105).
d-0: Hierin wordt de laatst
gemeten waarde voor de
witbalans opgeslagen (p. 101).
Deze voorinstelling wordt
overschreven wanneer een
nieuwe waarde wordt gemeten.
d-1–d-4: Waarden opslaan die zijn gekopieerd uit
d-0 (p. 104).
Waarden opslaan die zijn
gekopieerd van foto's op
de geheugenkaart
(p. 105).
101
t
❚❚ Een waarde meten voor de witbalans
1 Belicht een referentievoorwerp.
Plaats een neutraal wit of grijs voorwerp in het licht dat voor de uiteindelijke foto
wordt gebruikt.
In een studio kan een standaard grijskaart als referentievoorwerp
worden gebruikt.
Bij het meten van de witbalans wordt de belichting automatisch
met 1 LW verhoogd. In de belichtingsstand M moet de belichting zo worden
aangepast dat de elektronische analoge belichtingsaanduiding ±0 weergeeft
(p. 84).
2 Stel de witbalans in op L (Handmatige preset).
Houd de knop WB ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf totdat L wordt
weergegeven in het lcd-venster.
3 Selecteer de stand voor direct meten.
Laat de knop WB kort los en houd de knop vervolgens
ingedrukt totdat het pictogram L in het lcd-venster
begint te knipperen.
Er verschijnt ook een knipperende
D in het lcd-venster en in de zoeker.
In de
standaardinstellingen knipperen de weergaven ongeveer
zes seconden. Als u wilt afsluiten zonder een waarde voor
de vooringestelde witbalans te meten, drukt u nogmaals
op de knop WB.
Knop WB Hoofdinstelschijf Lcd-venster
Zoeker
Lcd-venster
102
t
4 Meet de witbalans.
Voordat de aanduidingen stoppen met knipperen, richt u de camera zo
dat het referentievoorwerp de zoeker vult en drukt u de ontspanknop
helemaal in.
De camera meet een waarde voor de witbalans en slaat deze op in
voorinstelling d-0.
Er wordt geen foto opgeslagen. De witbalans kan zelfs
nauwkeurig worden gemeten als de camera niet heeft scherpgesteld.
5 Controleer het resultaat.
Als de camera een waarde voor de witbalans heeft
gemeten, knippert C in het lcd-venster, terwijl a
knippert in de zoeker. In de standaardinstellingen
knipperen de weergaven ongeveer zes seconden.
Als het te donker of te licht is, kan de camera de witbalans
mogelijk niet meten.
In dat geval knippert ba in het
lcd-venster en in de zoeker (bij de standaardinstellingen
knipperen de aanduidingen gedurende circa zes
seconden).
Druk de ontspanknop half in om terug te
keren naar stap 4 en de witbalans opnieuw te meten.
6 Selecteer voorinstelling d-0.
Als u de nieuwe waarde voor de vooringestelde witbalans direct wilt gebruiken,
selecteert u voorinstelling d-0 door de knop WB ingedrukt te houden en aan de
secundaire instelschijf te draaien totdat d-0 wordt weergegeven in het lcd-venster.
D
Stand voor direct meten
Als geen handelingen worden uitgevoerd terwijl de aanduidingen knipperen, wordt de stand voor
direct meten beëindigd na het verstrijken van de tijd die is geselecteerd voor persoonlijke instelling
c2 (Lichtmeter automatisch uit, p. 179).
De standaardinstelling is zes seconden.
Zoeker
Lcd-venster
Zoeker
Lcd-venster
103
t
A
Voorinstelling d-0
De nieuwe waarde voor de witbalans wordt opgeslagen in voorinstelling
d-0, waarbij automatisch de vorige waarde voor deze voorinstelling wordt
vervangen (er wordt geen bevestigingsvenster weergegeven).
Er wordt
een miniatuur weergegeven in de lijst met voorinstellingen voor
witbalans.
Als u de nieuwe waarde wilt gebruiken voor de witbalans, selecteert u voorinstelling d-0. (Als er
geen waarde voor de witbalans is gemeten voordat d-0 wordt geselecteerd, wordt de witbalans
ingesteld op een kleurtemperatuur van 5.200 K, wat overeenkomt met Direct zonlicht ).
De nieuwe
witbalanswaarde blijft opgeslagen in voorinstelling d-0 totdat de witbalans opnieuw wordt
gemeten.
Als u voorinstelling d-0 naar een van de andere voorinstellingen kopieert voordat u een
nieuwe waarde voor de witbalans meet, kunt u maximaal vijf witbalanswaarden opslaan (p. 104).
104
t
❚❚ Witbalans kopiëren van d-0 naar voorinstellingen d-1–d-4
Voer de onderstaande stappen uit als u een gemeten waarde voor de witbalans wilt
kopiëren van d-0 naar andere voorinstellingen (d-1–d-4).
1 Selecteer L (Handmatige preset).
Markeer Handmatige preset in het
witbalansmenu (p. 95) en druk op 2.
2 Selecteer een bestemming.
Markeer de gewenste voorinstelling (d-1 t/m
d-4) en druk op de knop W.
3 Kopieer d-0 naar de geselecteerde
voorinstelling.
Markeer Kopieer d-0 en druk op J.
Als er
commentaar aan d-0 is toegevoegd (p. 107),
wordt dit commentaar gekopieerd naar het
commentaar voor de geselecteerde
voorinstelling.
A
Een vooringestelde witbalans selecteren
Om een andere in het menu Handmatige preset vooringestelde witbalans
te selecteren (zie Stap 3 hierboven), drukt u op 1 om de huidige
vooringestelde witbalans (d-0d-4) te markeren en drukt u op 2.
Knop W
105
t
❚❚ Witbalans van een foto kopiëren (alleen d-1–d-4)
Voer de onderstaande stappen uit als u de witbalanswaarde van een foto op de
geheugenkaart wilt kopiëren naar een geselecteerde voorinstelling (alleen d-1–d-4).
Bestaande witbalanswaarden kunnen niet worden gekopieerd naar voorinstelling d-0.
1 Selecteer L (Handmatige preset).
Markeer Handmatige preset in het
witbalansmenu (p. 95) en druk op 2.
2 Selecteer een bestemming.
Markeer de gewenste voorinstelling (d-1 t/m
d-4) en druk op de knop W.
3 Kies Selecteer foto.
Markeer Selecteer foto en druk op 2.
4 Markeer een bronfoto.
Markeer de bronfoto.
Druk op de knop X als u de
gemarkeerde foto schermvullend wilt weergeven.
5 Kopieer de witbalans.
Druk op J om de witbalanswaarde van de
gemarkeerde foto naar de geselecteerde
voorinstelling te kopiëren.
Als er commentaar is
toegevoegd aan de gemarkeerde foto (p. 205), wordt dit commentaar gekopieerd
naar het commentaar voor de geselecteerde voorinstelling.
Knop W
106
t
❚❚ Een vooringestelde witbalans selecteren
U stelt de witbalans als volgt in op een vooringestelde waarde:
1 Selecteer L (Handmatige preset).
Markeer Handmatige preset in het
witbalansmenu (p. 95) en druk op 2.
2 Selecteer een voorinstelling.
Markeer de gewenste voorinstelling en druk
op de knop W. Als u de gemarkeerde
voorinstelling wilt selecteren en het menu
voor fijnafstelling (p. 97) wilt weergeven
zonder de volgende stap uit te voeren, drukt
u niet op W maar op J.
3 Selecteer Instellen.
Markeer Instellen en druk op 2.
Het menu voor
fijnafstelling wordt weergegeven voor de
geselecteerde vooringestelde witbalans (p. 98).
A
Een vooringestelde witbalans selecteren: de knop WB
In de stand L (Handmatige preset) kunt u voorinstellingen ook selecteren door de knop WB
ingedrukt te houden en te draaien aan de secundaire instelschijf.
De huidige voorinstelling wordt
weergegeven in het lcd-venster terwijl de knop WB is ingedrukt.
Knop W
Knop WB Secundaire instelschijf Lcd-venster
107
t
❚❚ Commentaar invoeren
Voer de volgende stappen uit als u een beschrijvend commentaar van maximaal 36
tekens wilt toevoegen aan een geselecteerde voorinstelling voor witbalans.
1 Selecteer L (Handmatige preset).
Markeer Handmatige preset in het
witbalansmenu (p. 95) en druk op 2.
2 Selecteer een voorinstelling.
Markeer de gewenste voorinstelling en druk
op de knop W.
3 Selecteer Commentaar bewerken.
Markeer Commentaar bewerken en druk op 2.
4 Bewerk het commentaar.
Bewerk het commentaar zoals wordt beschreven
op pagina 169.
Knop W
108
t
Beeldinstelling
Dankzij het unieke beeldinstellingssysteem van Nikon kunt u
beeldbewerkingsinstellingen delen met compatibele apparaten en software.
Kies een
van de vooraf geïnstalleerde beeldinstellingen om de instellingen voor beeldverwerking
direct aan te passen of breng afzonderlijke wijzigingen aan in verscherping, contrast,
helderheid, verzadiging en tint.
Deze instellingen kunnen worden opgeslagen onder
nieuwe namen als eigen beeldinstellingen om later naar keuze te worden opgeroepen of
gewijzigd.
Eigen beeldinstellingen kunnen ook worden opgeslagen op
geheugenkaarten om te gebruiken in compatibele software, en beeldinstellingen die
met software zijn aangemaakt, kunnen worden geladen in de camera.
Elke combinatie
van beeldinstellingen zal bijna hetzelfde resultaat teweegbrengen op alle cameras met
ondersteuning voor het beeldinstellingssysteem van Nikon.
❚❚ Beeldinstellingen gebruiken
Hieronder wordt beschreven hoe u beeldinstellingen kunt gebruiken.
Beeldinstellingen van Nikon selecteren (p. 109): selecteer een bestaande beeldinstelling van
Nikon.
Bestaande beeldinstellingen aanpassen (p. 110): pas een bestaande beeldinstelling aan om
de gewenste combinatie van verscherping, contrast, helderheid, verzadiging en tint te
creëren voor een bepaald onderwerp of effect.
Eigen beeldinstellingen maken (p. 113): sla aangepaste beeldinstellingen onder een unieke
naam op, zodat u ze naar wens kunt oproepen of bewerken.
Eigen beeldinstellingen delen (p. 115): u kunt eigen beeldinstellingen die u met de camera
hebt gemaakt ook opslaan op de geheugenkaart, zodat u ze kunt gebruiken in ViewNX
(meegeleverd) of een ander compatibel softwareprogramma. Omgekeerd kunt u
beeldinstellingen die u met een softwareprogramma hebt gemaakt in de camera
laden.
Eigen beeldinstellingen beheren (p. 117): verwijder eigen beeldinstellingen of geef ze een
andere naam.
A
Het verschil tussen beeldinstellingen van Nikon en eigen beeldinstellingen
De beeldinstellingen die door Nikon vooraf zijn geïnstalleerd, worden beeldinstellingen van Nikon
genoemd. Naast de vooraf geïnstalleerde beeldinstellingen van Nikon kunt u ook optionele
beeldinstellingen downloaden van de Nikon-websites.
U kunt eigen beeldinstellingen maken door
bestaande beeldinstellingen van Nikon aan te passen.
Zowel de beeldinstellingen van Nikon als
eigen beeldinstellingen kunnen worden gedeeld met compatibele apparaten en
softwareprogramma’s.
109
t
Beeldinstellingen van Nikon selecteren
De camera biedt zes vooraf geïnstalleerde beeldinstellingen van Nikon. Kies een
beeldinstelling die past bij het onderwerp of het soort opname.
❚❚ Een beeldinstelling kiezen
1 Selecteer een Beeldinstelling instellen.
Markeer in het opnamemenu (p. 165)
Beeldinstelling instellen en druk op 2.
2 Selecteer een beeldinstelling.
Markeer de gewenste beeldinstelling en druk op
J.
A
Het beeldinstellingsraster
Als u in stap 2 op de knop W drukt, wordt een beeldinstellingsraster
weergegeven waarin het contrast en de verzadiging voor de
geselecteerde beeldinstelling worden weergegeven in vergelijking met de
andere beeldinstellingen. (Als u Monochroom selecteert, wordt alleen het
contrast weergegeven.)
Als u een andere beeldinstelling wilt selecteren,
drukt u op 1 of 3. Druk vervolgens op 2 om de opties voor
beeldinstellingen weer te geven en druk op J.
A
De aanduiding voor de beeldinstelling
De geselecteerde beeldinstelling wordt weergegeven in de opname-
informatieweergave wanneer u op de knop R drukt.
U kunt ook
beeldinstellingen selecteren in de opname-informatieweergave (p. 12).
Optie Beschrijving
Q Standaard
Standaardverwerking voor evenwichtige resultaten. Aanbevolen voor de
meeste situaties.
R Neutraal
Minimale verwerking voor natuurlijke resultaten. Kies deze optie voor foto's
die later uitgebreid zullen worden bewerkt of geretoucheerd.
S Levendig
Foto’s worden verbeterd voor een levendig foto-effect.
Kies deze optie voor
foto’s met voornamelijk primaire kleuren.
T Monochroom Voor monochrome foto’s.
e Portret
Geeft een natuurlijke textuur en egaliseert de huid van onderwerpen van
een portret.
f Landschap Voor levendige landschappen en stadsgezichten.
Aanduiding
beeldinstelling
110
t
Bestaande beeldinstellingen aanpassen
U kunt bestaande beeldinstellingen van Nikon of eigen
beeldinstellingen aanpassen aan het onderwerp of uw eigen
creatieve wensen.
Kies een evenwichtige combinatie van
instellingen via de optie Snel aanpassen of pas de afzonderlijke
instellingen handmatig aan.
1 Selecteer een beeldinstelling.
Markeer de gewenste beeldinstelling in het menu
Beeldinstelling instellen (p. 109) en druk op 2.
2 Pas de instellingen aan.
Druk op 1 of 3 om de gewenste instelling te
markeren en druk op 4 of 2 om een waarde te
selecteren (p. 111).
Herhaal deze stap totdat alle
instellingen zijn aangepast of selecteer Snel
aanpassen om een vooringestelde combinatie
van instellingen te selecteren.
U kunt de standaardinstellingen herstellen door op
de knop O te drukken.
3 Druk op J.
A
Wijzigingen in de originele beeldinstellingen
Beeldinstellingen waarvan de standaardwaarden zijn gewijzigd, worden
aangeduid met een sterretje (“*”) in het menu Beeldinstelling instellen.
111
t
❚❚ Opties voor beeldinstellingen
D
“A” (Automatisch)
De resultaten van automatisch contrast en automatische verzadiging
hangen af van de belichting en de positie van het onderwerp in het beeld.
Gebruik een G- of D-type objectief voor het beste resultaat.
De
pictogrammen voor beeldinstellingen met automatisch contrast en
automatische verzadiging worden groen weergegeven in het
beeldinstellingsraster en er verschijnen lijnen die parallel lopen aan de
assen van het raster.
Optie Beschrijving
Snel aanpassen
Kies een optie tussen –2 en +2 als u het effect van de geselecteerde
beeldinstelling wilt verminderen of versterken (hierdoor worden alle
handmatige aanpassingen ongedaan gemaakt). Als u bijvoorbeeld een
positieve waarde kiest voor Levendig, worden alle foto’s levendiger. Niet
beschikbaar voor Neutraal, Monochroom of eigen beeldinstellingen.
Handmatige aanpassingen
(alle beeldinstellingen)
Verscherping
Bepaalt de verscherping van contouren. Selecteer A als u de verscherping
automatisch wilt aanpassen aan het soort onderwerp of kies een waarde
tussen 0 (geen verscherping) en 9 (hoe hoger de waarde, hoe sterker de
verscherping).
Contrast
Selecteer A als u het contrast automatisch wilt aanpassen aan het soort
onderwerp of kies een waarde tussen –3 en +3. (Kies een lage waarde om te
voorkomen dat hoge lichten in portretten verbleken in direct zonlicht. Kies een
hoge waarde als u details in mistige landschappen en andere onderwerpen
met een laag contrast wilt behouden.)
Niet beschikbaar wanneer Actieve D-
Lighting (p. 119) is ingeschakeld. Maak ongedaan als Actieve D-Lighting wordt
ingeschakeld nadat de waarde is veranderd.
Helderheid
Kies –1 voor een lagere helderheid of kies +1 voor een grotere helderheid.
Heeft geen invloed op de belichting.
Niet beschikbaar wanneer Actieve D-
Lighting (p. 119) is ingeschakeld. Maak ongedaan als Actieve D-Lighting wordt
ingeschakeld nadat de waarde is veranderd.
Handmatige aanpassingen
(alleen niet-monochroom)
Verzadiging
Regelt de levendigheid van kleuren. Selecteer A als u de verzadiging
automatisch wilt aanpassen aan het soort onderwerp of kies een waarde
tussen –3 en +3 (bij een lage waarde wordt de verzadiging verminderd, bij een
hoge waarde wordt de verzadiging versterkt).
Tint
Kies een negatieve waarde (het minimum is –3) om roodtinten paarser,
blauwtinten groener en groentinten geler te maken. Kies een positieve waarde
(maximaal +3) om roodtinten meer oranje, groentinten blauwer en
blauwtinten paarser te maken.
Handmatige aanpassingen
(alleen monochroom)
Filtereffecten
Bootst het effect van kleurfilters op monochrome foto’s na.
Kies uit Off (de
standaardinstelling), geel, oranje, rood en groen (p. 112).
Kleurtoon
Kies de tint die wordt gebruikt in monochrome foto’s: B&W (Z/W) (de
standaardinstelling), Sepia (Sepia), Cyanotype (Koelblauw) (monochrome
foto’s met een blauwe tint), Red (Rood), Ye l l o w (Geel), Green (Groen), Blue
Green (Blauw groen), Blue (Blauw), Purple Blue (Paars blauw), Red Purple
(Rood paars) (p. 112).
112
t
A
Het beeldinstellingsraster
Als u in stap 2 op de knop W drukt, wordt een beeldinstellingsraster
weergegeven waarin het contrast en de verzadiging van de geselecteerde
beeldinstelling worden weergegeven in vergelijking met de andere
beeldinstellingen. (Als u Monochroom selecteert, wordt alleen het
contrast weergegeven.)
Laat de knop W los om terug te keren naar het
menu voor beeldinstellingen.
A
Vorige instellingen
In de waardeaanduiding in het menu voor beeldinstellingen wordt de
vorige waarde aangeduid met een streepje.
Gebruik dit als referentie bij
het aanpassen van de instellingen.
A
Filtereffecten (alleen bij Monochroom)
De opties in dit menu bootsen het effect van kleurfilters op monochrome foto's na.
De volgende
filtereffecten zijn beschikbaar.
Houd er rekening mee dat het effect van Filtereffecten groter is dan van echte glazen filters.
A
Kleurtoon (alleen bij Monochroom)
Als u op 3 drukt terwijl Kleurtoon is geselecteerd, worden de opties voor
verzadiging weergegeven.
Druk op 4 of 2 om de verzadiging aan te
passen.
De verzadiging kan niet worden aangepast als Z/W (zwart-wit) is
geselecteerd.
Optie Beschrijving
Y Geel
Vergroot het contrast.
Kan worden gebruikt om de helderheid van de lucht in
landschapsfoto’s te verlagen.
Oranje creëert een groter contrast dan geel, rood
creëert een groter contrast dan oranje.
O Orange
R Rood
G Groen Verzacht huidtinten.
Kan worden gebruikt voor portretten.
113
t
Eigen beeldinstellingen maken
De beeldinstellingen die door Nikon vooraf zijn geïnstalleerd, kunnen worden aangepast
en als eigen beeldinstellingen worden opgeslagen.
1 Selecteer Beeldinstelling beheren.
Markeer in het opnamemenu (p. 165)
Beeldinstelling beheren en druk op 2.
2 Selecteer Opslaan/bewerken.
Markeer Opslaan/bewerken en druk op 2.
3 Selecteer een beeldinstelling.
Markeer een bestaande beeldinstelling en druk op
2 of druk op J om verder te gaan met stap 5 en
een kopie van de gemarkeerde beeldinstelling op
te slaan zonder deze te wijzigen.
4 Bewerk de geselecteerde beeldinstelling.
Zie pagina 111 voor meer informatie.
Als u
wijzigingen ongedaan wilt maken en opnieuw wilt
beginnen, drukt u op de knop O.
Wanneer de
instellingen zijn voltooid, drukt u op J.
5 Selecteer een bestemming.
Kies een bestemming voor de eigen
beeldinstelling (C-1 – C-9) en druk op 2.
114
t
6 Geef een naam op voor de
beeldinstelling.
Het venster voor tekstinvoer wordt
weergegeven (zie rechts).
Voor nieuwe
beeldinstellingen wordt standaard een
tweecijferig nummer toegevoegd
(automatisch toegewezen) aan de naam
van de bestaande beeldinstelling.
U kunt deze naam bewerken om een nieuwe
naam te maken zoals hieronder wordt beschreven.
U verplaatst de cursor in het naamveld door de knop W ingedrukt te houden en op
4 of 2 te drukken.
Als u een nieuw teken wilt invoeren op de huidige cursorpositie,
markeert u het gewenste teken in het toetsenbordveld met behulp van de multi-
selector en drukt u op de knop X.
U verwijdert het teken op de huidige
cursorpositie door op de knop O te drukken.
Namen van eigen beeldinstellingen kunnen maximaal 19 tekens lang zijn.
Alle
tekens die u na het negentiende teken invoert, worden verwijderd.
Nadat u de naam hebt ingevoerd, drukt u op J. De nieuwe
beeldinstelling wordt weergegeven in de lijst met
beeldinstellingen.
U kunt de naam van een eigen beeldinstelling op elk
gewenst moment wijzigen met de optie Hernoemen in het
menu Beeldinstelling beheren.
A
Eigen beeldinstellingen
Voor eigen beeldinstellingen zijn in de bewerkingsweergave dezelfde
opties beschikbaar als voor de originele beeldinstelling van Nikon
waarop de eigen beeldinstelling is gebaseerd. De originele instelling
wordt aangegeven door een pictogram in de rechterbovenhoek van de
weergave.
A
Eigen beeldinstellingen
Voor eigen beeldinstellingen zijn dezelfde opties beschikbaar als voor de beeldinstelling waarop de
eigen beeldinstelling is gebaseerd.
Toetsenbord veld
Naamveld
Pictogram voor
oorspronkelijke
beeldinstelling
115
t
Eigen beeldinstellingen delen
Eigen beeldinstellingen die u hebt gemaakt met de Picture Control Utility van ViewNX of
optionele software als Capture NX 2, kunt u naar een geheugenkaart kopiëren en in de
camera laden. Omgekeerd kunt u beeldinstellingen die u met de camera hebt gemaakt,
naar de geheugenkaart kopiëren en in compatibele cameras en softwareprogrammas
gebruiken.
❚❚ Eigen beeldinstellingen naar de camera kopiëren
1 Selecteer Laden/opslaan.
Markeer Laden/opslaan in het menu
Beeldinstelling beheren en druk op 2.
2 Selecteer Kopiëren naar camera.
Markeer Kopiëren naar camera en druk op 2.
3 Selecteer een beeldinstelling.
Markeer een eigen beeldinstelling en druk op 2
om de huidige beeldinstellingen weer te geven of
druk op J om verder te gaan met stap 4.
4 Selecteer een bestemming.
Kies een bestemming voor de eigen
beeldinstelling (C-1 – C-9) en druk op 2.
116
t
5 Geef een naam op voor de beeldinstelling.
Geef een naam op voor de beeldinstelling, zoals
wordt beschreven op pagina 114.
De nieuwe
beeldinstelling wordt weergegeven in de lijst met
beeldinstellingen. U kunt de naam op elk gewenst
moment wijzigen met de optie Hernoemen in het
menu Beeldinstelling beheren.
❚❚ Eigen beeldinstellingen op de geheugenkaart opslaan
1 Selecteer Kopiëren naar kaart.
Nadat u het menu Laden/opslaan hebt
weergegeven, zoals wordt beschreven in stap 1 op
pagina 115, markeert u Kopiëren naar kaart en
drukt u op 2.
2 Selecteer een beeldinstelling.
Markeer een eigen beeldinstelling en druk op 2.
3 Selecteer een bestemming.
Kies een bestemming (1 – 99) en druk op J om de
geselecteerde beeldinstelling op de
geheugenkaart op te slaan.
Alle beeldinstellingen
die eerder op de geselecteerde bestemming zijn
opgeslagen, worden overschreven.
A
Eigen beeldinstellingen opslaan
U kunt op elk gewenst moment maximaal 99 eigen beeldinstellingen op de geheugenkaart opslaan.
Alleen beeldinstellingen die door de gebruiker zijn gemaakt, kunnen op de geheugenkaart worden
opgeslagen.
De beeldinstellingen die door Nikon vooraf zijn geïnstalleerd, kunnen niet worden
gekopieerd naar de geheugenkaart.
117
t
Eigen beeldinstellingen beheren
Voer de onderstaande stappen uit als u eigen beeldinstellingen een andere naam wilt
geven of wilt wissen.
❚❚ De naam van eigen beeldinstellingen wijzigen
1 Selecteer Hernoemen.
Markeer Hernoemen in het menu Beeldinstelling
beheren en druk op 2.
2 Selecteer een beeldinstelling.
Markeer een eigen beeldinstelling (C-1 – C-9) en
druk op 2.
3 Wijzig de naam van de beeldinstelling.
Wijzig de naam van de beeldinstelling, zoals wordt
beschreven op pagina 114.
❚❚ Eigen beeldinstellingen van de camera wissen
1 Selecteer Wissen.
Markeer Wissen in het menu Beeldinstelling
beheren en druk op 2.
2 Selecteer een beeldinstelling.
Markeer een eigen beeldinstelling (C-1 – C-9) en
druk op 2.
3 Selecteer Ja.
Markeer Ja en druk op J om de geselecteerde
beeldinstelling te wissen.
118
t
❚❚ Eigen beeldinstellingen van de geheugenkaart wissen
1 Selecteer Laden/opslaan.
Markeer Laden/opslaan in het menu
Beeldinstelling beheren en druk op 2.
2 Selecteer Wissen van kaart.
Markeer Wissen van kaart en druk op 2.
3 Selecteer een beeldinstelling.
Markeer een eigen beeldinstelling (1–99) en:
druk op 2 om de huidige instellingen weer te
geven of
druk op J om het bevestigingsvenster rechts
weer te geven.
4 Selecteer Ja.
Markeer Ja en druk op J om de geselecteerde
beeldinstelling te wissen.
A
Beeldinstellingen van Nikon
De Nikon Beeldinstellingen die bij de camera zijn geleverd (Standaard, Neutraal, Levendig,
Monochroom, Portret, en Landschap) kunnen niet worden hernoemd of verwijderd.
119
t
Actieve D-Lighting
Met actieve D-Lighting blijven details in hoge lichten en schaduwen behouden, wat fotos
met een natuurlijk contrast oplevert.
Gebruik deze functie voor onderwerpen met een
hoog contrast, bijvoorbeeld wanneer u vanuit een deur of raam een fel verlicht
buitentafereel fotografeert, of wanneer u op een zonnige dag foto’s maakt van
onderwerpen in de schaduw.
Voer de onderstaande stappen uit als u actieve D-Lighting
wilt gebruiken:
1 Selecteer matrixmeting.
Matrixmeting (Z, p. 87) is aanbevolen voor gebruik met Actieve D-Lighting.
2 Selecteer Actieve D-Lighting.
Markeer in het opnamemenu (p. 165) Actieve
D-Lighting en druk op 2.
3 Kies een optie.
Markeer Automatisch, Extra hoog, Hoog,
Normaal, Laag of Uit en druk op J.
Selecteer
Automatisch om D-Lighting automatisch aan te
passen aan de opnameomstandigheden.
120
t
D
Actieve D-Lighting
Foto's die zijn gemaakt met Actieve D-Lighting bij een hoge ISO-gevoeligheid kunnen ruis (korrels,
banden en vlekken) vertonen.
De beeldinstellingen Helderheid en Contrast (p. 111) kunnen niet
worden veranderd wanneer actieve D-Lighting actief is.
In de belichtingsstand M komt de instelling
Automatisch voor actieve D-Lighting overeen met Normaal.
D
Het verschil tussen “Actieve D-Lighting” en “D-Lighting”
Met de optie Actieve D-Lighting in het opnamemenu wordt de belichting vóór de opname
aangepast voor een optimaal dynamisch bereik. Met de optie D-Lighting in het retoucheermenu
kan het dynamische bereik in foto’s ná de opname worden geoptimaliseerd.
A
ADL-bracketing
Als ADL-bracketing is geselecteerd voor persoonlijke instelling e4 (Inst. voor auto bracketing,
p. 191), varieert de camera Actieve D-Lighting automatisch over twee foto's: de eerste wordt
gemaakt met de huidige instelling voor Actieve-D-Lighting, en de tweede met Actieve D-Lighting
uit.
Zie pagina 193 voor meer informatie.
121
t
Meervoudige belichting
Volg de stappen hieronder om een serie van twee tot drie belichtingen in één foto te
maken, waarbij RAW-data van de beeldsensor van de camera worden gebruikt om
kleuren te produceren die zichtbaar beter zijn dan die van foto's die worden
gecombineerd in een beeldbewerkingsprogramma.
Meervoudige belichting is mogelijk
met om het even welke instelling van de beeldkwaliteit.
❚❚ Een meervoudige belichting maken
Bij de standaardinstellingen wordt automatisch de opname beëindigd en een
meervoudige belichting opgenomen als gedurende 30 seconden geen handelingen
worden uitgevoerd.
1 Selecteer Meervoudige belichting.
Markeer Meervoudige belichting in het
opnamemenu en druk op 2.
2 Selecteer Aantal opnamen.
Markeer Aantal opnamen en druk op 2.
3 Selecteer het aantal opnamen.
Druk op 1 of 3 om het aantal opnamen (2 of 3) te
selecteren dat u wilt maken voor één foto en druk
op J.
4 Selecteer Automatische versterking.
Markeer Automatische versterking en druk op 2.
A
Langere opnameduur
Als het interval tussen de belichtingen langer dan 30 sec. moet duren, selecteert u Aan voor de
optie Beeld terugspelen (p. 163) in het weergavemenu en vergroot u de waarde voor de tijd
waarna de monitor wordt uitgeschakeld voor beeld terugspelen door middel van persoonlijke
instelling c4 (Monitor uit, p. 180).
Het maximale interval tussen belichtingen is 30 sec. langer dan
de optie die is geselecteerd voor persoonlijke instelling c4.
122
t
5 Stel de versterking in.
Markeer een van de volgende opties en druk op J.
6 Selecteer Gereed.
Markeer Gereed en druk op J.
Het pictogram n
wordt weergegeven in het lcd-venster.
Als u wilt
afsluiten zonder een meervoudige belichting te
maken, selecteert u Meervoudige
belichting > Terugzetten in het opnamemenu.
7 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
In de ontspanstand ! en 9 (p. 64) worden
alle opnamen achter elkaar gemaakt.
In de
enkelvoudige ontspanstand wordt telkens één
foto genomen wanneer u de ontspanknop
indrukt. Ga door met fotograferen totdat het juiste aantal opnamen is bereikt. (Zie
pagina 123 voor informatie over het onderbreken van een meervoudige belichting
voordat alle foto’s zijn opgeslagen.)
Optie Beschrijving
Aan
(standaard)
De versterking wordt aangepast aan het
uiteindelijke aantal opnamen (de
versterking voor elke opname wordt
ingesteld op
1
/2 bij twee opnamen,
1
/3 bij
drie opnamen enzovoort).
Uit
De versterking wordt niet aangepast voor
een meervoudige belichting.
Aanbevolen bij een donkere
achtergrond.
123
t
Het pictogram n knippert tot het einde van de
opname.
Wanneer de opname eindigt, wordt de
stand voor meervoudige belichting afgesloten
en wordt het pictogram n niet meer
weergegeven.
Herhaal stap 1 t/m 7 als u nog een
meervoudige belichting wilt maken.
❚❚ Een meervoudige belichting onderbreken
Wanneer u in het opnamemenu de optie Meervoudige belichting
selecteert tijdens een meervoudige belichting, worden de rechts
getoonde opties weergegeven.
Als u een meervoudige belichting
wilt onderbreken voordat het opgegeven aantal opnamen is
gemaakt, markeert u Annuleren en drukt u op J.
Als de opname
eindigt voordat het opgegeven aantal opnamen is bereikt, wordt
een meervoudige belichting gemaakt met de opnamen die tot dan toe zijn gemaakt. Als
Automatische versterking is ingeschakeld, wordt de versterking aangepast aan het
uiteindelijke aantal opnamen.
In de volgende gevallen wordt de opname automatisch
beëindigd:
Er wordt een reset met twee knoppen uitgevoerd (p. 75)
De camera wordt uitgeschakeld.
De batterij is leeg.
Er zijn fotos verwijderd.
D
Meervoudige belichting
Verwijder of vervang de geheugenkaart niet tijdens een meervoudige belichting.
In de stand voor livebeeld (p. 43) kunt u geen meervoudige belichtingen maken.
De informatie in het scherm met foto-informatie (waaronder de opnamedatum en de camerastand)
geldt voor de eerste opname van een meervoudige belichting.
A
Overige instellingen
Zolang de stand meervoudige belichting actief is, kunt u geen geheugenkaarten formatteren, kunt
u geen veranderingen maken in bracketing of in de opties van het opnamemenu, op Witbalans na,
en kunt u de opties Spiegel omhoog (CCD reinigen) en Stof referentiefoto in het Setup-menu
niet gebruiken.
124
t
De GP-1 GPS-eenheid
De GPS-ontvanger GP-1 (apart verkrijgbaar) kan met behulp van de kabel die met de
GP-1 wordt meegeleverd, op de accessoire-aansluiting van de camera worden
aangesloten zoals onderstaande afbeelding laat zien. Bij het fotograferen wordt dan
informatie over de huidige positie van de camera opgeslagen.
Schakel de camera uit
voordat u de GP-1 aansluit; raadpleeg de handleiding van de GP-1 voor meer informatie.
Wanneer de camera verbinding maakt met de GP-1, wordt het
pictogram X weergegeven in het lcd-venster. Voor opnamen die
worden gemaakt wanneer het pictogram X wordt
weergegeven, verschijnt een extra pagina met foto-informatie
(p. 133), zoals de huidige breedtegraad, lengtegraad en UTC
(Coordinated Universal Time).
Als gedurende twee seconden geen gegevens worden
ontvangen van het GPS-1 -apparaat, verdwijnt het pictogram X uit het venster en wordt
geen GPS-informatie meer opgeslagen.
A
GPS-informatie
GPS-informatie wordt alleen opgeslagen wanneer het pictogram X
wordt weergegeven.
Controleer voordat u een foto maakt of het
pictogram X wordt weergegeven in het lcd-venster.
Als het pictogram
X knippert, zoekt de GP-1 naar een signaal. Voor foto’s die worden
genomen terwijl het pictogram X knippert, wordt geen GPS-informatie
opgeslagen.
125
t
❚❚ Opties in het setup-menu
Het onderdeel GPS in het setup-menu bevat de onderstaande opties.
Meter uit: kies of de belichtingsmeters automatisch worden uitgeschakeld wanneer een
GPS-1 -apparaat wordt aangesloten.
Positie: deze optie is alleen beschikbaar als de GP-1 is aangesloten. Als u deze optie
selecteert, worden de huidige breedtegraad, lengtegraad, hoogte en UTC
(Coordinated Universal Time) weergegeven zoals gemeld door de GP-1.
A
UTC (Coordinated Universal Time)
UTC-gegevens zijn afkomstig van de GPS-eenheid en staan los van de cameraklok.
Optie Beschrijving
Inschakelen
(standaard)
De belichtingsmeters worden automatisch uitgeschakeld als gedurende de
tijdsduur die is opgegeven voor persoonlijke instelling c2 (Lichtmeter
automatisch uit, p. 179) geen handelingen worden uitgevoerd.
Hierdoor
wordt de gebruiksduur van de batterij verlengd maar wordt mogelijk geen GPS-
informatie opgenomen als de ontspanknop in één keer helemaal wordt
ingedrukt.
Uitschakelen
De belichtingsmeters worden niet uitgeschakeld zolang de GP-1 is aangesloten.
De camera blijft GPS-informatie opnemen.
126
t
127
I
I
Meer informatie over weergave
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u uw foto’s kunt bekijken en welke handelingen u
kunt uitvoeren in de weergavestand.
Schermvullende weergave ................................................................................................. 128
Foto-informatie .................................................................................................................................... 129
Miniatuurweergave.............................................................................................................. 135
Kalenderweergave ............................................................................................................... 136
Fotos van dichtbij bekijken: zoomweergave.................................................................. 138
Fotos tegen wissen beveiligen.......................................................................................... 139
Afzonderlijke fotos wissen................................................................................................. 140
Pictmotion ............................................................................................................................. 141
Diashows................................................................................................................................ 143
128
I
Schermvullende weergave
Als u foto’s wilt weergeven, drukt u op de knop K.
De
laatst gemaakte foto wordt op de monitor
weergegeven.
A
Draai portret
Als u alle staande foto’s (portretstand) staand wilt weergeven, selecteert
u Aan voor de optie Draai portret in het weergavemenu (p. 163).
A
Beeld terugspelen
Als Aan is geselecteerd voor Beeld terugspelen in het weergavemenu
(p. 163), worden foto’s na opname automatisch circa 4 sec.
(standaardinstelling) op de monitor weergegeven.
A
Zie ook
Zie persoonlijke instelling c4 (Monitor uit, p. 180) voor informatie over hoe u kunt instellen hoe lang
de monitor blijft ingeschakeld wanneer er geen handelingen worden uitgevoerd.
Functie Knop Beschrijving
Andere foto’s
weergeven
Druk op 2 om foto's weer te geven in de volgorde waarin ze
zijn gemaakt, of op 4 om ze in omgekeerde volgorde weer te
geven.
Foto-informatie
bekijken
Druk op 1 of 3 om informatie over de geselecteerde foto weer
te geven (p. 129).
Miniaturen
weergeven
W
Zie pagina 135 voor meer informatie over de
miniatuurweergave.
Inzoomen op foto X Zie pagina 138 voor meer informatie over de zoomweergave.
Beelden wissen O
Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven. Druk
nogmaals op O om de foto te wissen.
Beveiligings-status
wijzigen
L
Als u een foto wilt beveiligen of de beveiliging van een foto wilt
opheffen, drukt u op de knop
L
(p. 139).
Terugkeren naar de
opnamestand
/
K
De monitor wordt uitgeschakeld.
Er kunnen direct foto’s
worden gemaakt.
Menus weergeven G Zie pagina 159 voor meer informatie.
Foto's retoucheren
of films weergeven
J
Om een geretoucheerde kopie van de huidige foto te maken
(p. 209).
Als bij het huidige beeld het 1 pictogram wordt
getoond om aan te geven dat het een film is, kunt u op J
drukken om de filmweergave te starten (p. 52).
129
I
Foto-informatie
Foto-informatie wordt over het beeld weergegeven wanneer u foto’s in de
schermvullende weergave bekijkt.
Voor elke foto zijn er tot acht pagina's met informatie
beschikbaar.
Druk op 1 of 3 om door de foto-informatie te bladeren, zoals hieronder
wordt aangegeven.
Opnamegegevens, RGB-histogrammen en hoge lichten worden
alleen weergegeven als de betreffende optie is geselecteerd voor Weergavestand
(p. 163).
GPS-gegevens worden alleen weergegeven als de foto is genomen wanneer een
GPS-apparaat is aangesloten.
❚❚ Bestandsinformatie
Bestandsinformatie Overzichtsgegevens GPS-informatie Opnamegegevens 3
RGB-histogram Hoge lichten Opnamegegevens 1 Opnamegegevens 2
1/ 12
100
NCD
90
15
/
09
/
2008 10
:
02
:
27
4288x2848
N
N
OR
OR
M
AL
AL
D
S
C
_
0001. JPG
100
NCD
90
D
S
C
_
0001. JPG
1
/
250
F11
200
35
mm
N
I
KO
N
D
90
15
/
09
/
2008 10
:
15
:
29
4288x2848
N
OR
OR
M
AL
AL
1/ 12
AUTO 0, 0
LATITUDE
.
LONGITUDE
ALTITUDE
TIME(UTC)
:
N
:
35
º
36. 371'
:
E
:
139
º
43. 696'
:
35m
:
15
/
09
/
2008
:
01
:
15
:
29
N
I
KO
N
D
90
12/12
N
O
I SE RE
D
U
C
.
AC
T
.
D
LI
GH
T
.
RET
O
U
C
H
CO
MM
E
N
T
:
H
I IS
O
,
NORM
:
N
O
R
M
A
L
:
D
LI
G
H
TI
N
G
W
A
R
M
T
O
N
E
C
Y
A
N
O
TYPE
TRI
M
:
SPRI
N
G
H
A
S
CO
M
E
.
SP
RI
N
G
H
A
S
CO
M
E
.
3636
N
I
KO
N
D
90
12/12
NIKON D90 13
/
13
12/12
N
I
KO
N
D
90
M
TR
,
SP
D
,
AP
.
E
XP.
M
O
D
E
, I S
O
, EXP. T
U
N
I
N
G
F
OCAL
LE
N
G
T
H
LE
N
S
A
F
/
V
R
FL
A
S
H
M
O
D
E,
CMD
:
M
:
TTL,
+
3. 0
B
:
O
FF
:
,
1
/
250
,
F11
:
,
200
:
0, 0
:
35
mm
:
18
105
/
3. 5
5.6
:
A
/
V
R
O
n
:
Built
i n
,
TTL
,
+
1
.
3
A
:
TTL
,
+
3
.
0
C
:
O
FF
N
I
KO
N
D
90
W
HITE B
A
LANCE
CO
L
O
R SP
AC
E
PI
C
TURE
C
N
TRL
QUICK ADJUST
S
H
A
RPE
N
ING
CO
N
TR
A
ST
BRI
G
H
T
N
ESS
S
A
TUR
A
TI
O
N
H
U
E
:
A
UT
O, 0, 0
:
s
RGB
: ST
A
N
D
A
R
D
: 0
:
3
:
0
: 0
: 0
: 0
12/12
1/ 12
100
NCD
90
15
/
09
/
2008 10
:
02
:
27
4288x2848
N
N
OR
OR
M
AL
AL
D
S
C
_
0001. JPG
1
2
3
9
8
7
6
4
5
1 Beveiligingsstatus...........139
2 Retouche-aanduiding ...209
3 Beeldnummer/
totaal aantal beelden
4 Bestandsnaam.....................61
5 Beeldkwaliteit......................62
6 Beeldformaat.......................63
7 Opnametijdstip ..................27
8 Opnamedatum ...................27
9 Mapnaam........................... 162
130
I
❚❚ RGB-histogram
1
1 Wordt alleen weergegeven als RGB-histogram is geselecteerd voor Weergavestand (p. 163).
A
Zoomweergave
Druk op X om op de foto in te zoomen terwijl het histogram wordt
weergegeven (zie p. 138 voor meer informatie over zoomweergave).
Het
histogram wordt geactualiseerd en toont alleen de gegevens over het
gedeelte van het beeld dat op de monitor zichtbaar is.
A
Histogrammen
De camerahistogrammen dienen alleen als richtlijn en kunnen afwijken van de histogrammen in
beeldbewerkingsprogramma's.
Hieronder ziet u enkele voorbeelden van histogrammen:
Als de foto voorwerpen met een uiteenlopende helderheid
bevat, zal de verdeling van toonwaarden relatief gelijkmatig
zijn.
Als de foto donker is, verschuift de verdeling van toonwaarden
naar links.
Als de foto licht is, verschuift de verdeling van toonwaarden
naar rechts.
Als de waarde voor belichtingscorrectie wordt verhoogd, verschuift de verdeling van toonwaarden
naar rechts. Als de waarde voor belichtingscorrectie wordt verlaagd, verschuift de verdeling van
toonwaarden naar links.
Wanneer foto’s bij fel licht moeilijk op de monitor te zien zijn, geven
histogrammen een globaal beeld van de totale belichting.
NIKON D90 13
/
13
3
1
4
2
5
6
8
7
9
1 Beveiligingsstatus ...........139
2 Retouche-aanduiding....209
3 Witbalans.............................. 95
Fijnafstelling
witbalans........................... 97
4 Cameranaam
5 Histogram (RGB-kanaal).
In
alle histogrammen staat
de horizontale as voor de
helderheid van de pixels
en de verticale as voor het
aantal pixels.
6 Histogram (rood kanaal)
7 Histogram (groen kanaal)
8 Histogram (blauw kanaal)
9 Beeldnummer/
totaal aantal beelden
NIKON D90 13
/
13
131
I
❚❚ Hoge lichten
*
* Knipperende velden geven de hoge lichten voor het huidige kanaal aan.
❚❚ Opnamegegevens pagina 1
1
1 Wordt alleen weergegeven als Informatie is geselecteerd voor Weergavestand (p. 163).
2 Wordt rood weergegeven als de foto is genomen terwijl automatische ISO-gevoeligheid is
ingeschakeld.
3 Wordt weergegeven als persoonlijke instelling b4 (Fijnafst. voor opt. belichting, p. 178) niet op
0 is ingesteld, ongeacht de lichtmeetmethode.
4 Wordt alleen weergegeven als een VR-objectief is bevestigd.
1 Beveiligingsstatus ...........139
2 Retouche-aanduiding....209
3 Hoge lichten van beelden
............................................163
4 Cameranaam
5 Beeldnummer/
totaal aantal beelden
12/12
N
I
KO
N
D
90
M
TR
,
SP
D
,
AP
.
E
XP.
M
O
D
E
, I S
O
, EXP. T
U
N
I
N
G
F
OCAL
LE
N
G
T
H
LE
N
S
A
F
/
V
R
FL
A
S
H
M
O
D
E,
CMD
:
M
:
TTL,
+
3. 0
B
:
O
FF
:
,
1
/
250
,
F11
:
,
200
:
0,
+
1/6
:
35
mm
:
18
105
/
3. 5
5.6
:
A
/
V
R
O
n
:
Built
i n
,
TTL
,
+
1
.
0
A
:
TTL
,
+
3
.
0
C
:
O
FF
3
4
5
6
7
8
9
10
11 12
1 2
1 Beveiligingsstatus ...........139
2 Retouche-aanduiding....209
3 Lichtmeting......................... 87
Sluitertijd....................... 81, 83
Diafragma ..................... 82, 83
4 Opnamestand....... 34, 41, 78
ISO-gevoeligheid
2
............ 74
5 Belichtingscorrectie ..........90
Fijnafstelling voor optimale
belichting
3
.....................178
6 Brandpuntsafstand.........228
7 Objectiefgegevens
8 Scherpstelstand...........54, 59
Vibratiereductie (VR)
4
......26
9 Flitsstand...............................71
Flitscorrectie ........................91
10 Commanderstand/naam
groep/flitssturingsstand/
flitscorrectie................... 185
11 Cameranaam
12 Beeldnummer/
totaal aantal beelden
132
I
❚❚ Opnamegegevens pagina 2
1
1 Wordt alleen weergegeven als Informatie is geselecteerd voor Weergavestand (p. 163).
2 Alleen beeldinstellingen Standaard, Levendig, Portret en Landschap.
3 Beeldinstellingen Neutraal en Monochroom en eigen beeldinstellingen.
4 Wordt niet weergegeven voor monochrome beeldinstellingen.
5 Alleen monochrome beeldinstellingen.
❚❚ Opnamegegevens pagina 3
*
* Wordt alleen weergegeven als Informatie is geselecteerd voor Weergavestand (p. 163).
N
I
KO
N
D
90
W
HITE B
A
LANCE
CO
L
O
R SP
AC
E
PI
C
TURE
C
N
TRL
QUICK ADJUST
S
H
A
RPE
N
ING
CO
N
TR
A
ST
BRI
G
H
T
N
ESS
S
A
TUR
A
TI
O
N
H
U
E
:
A
UT
O, 0, 0
:
s
RGB
: ST
A
N
D
A
R
D
: 0
:
3
:
0
: 0
: 0
: 0
12/12
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12 13
1 2
1
Beveiligingsstatus.............. 139
2
Retouche-aanduiding...... 209
3
Witbalans.................................95
Kleurtemperatuur ............99
Fijnafstelling witbalans....97
Handmatige preset ........... 100
4
Kleurruimte ......................... 167
5
Beeldinstelling ....................108
6
Snel aanpassen
2
.................111
Oorspronkelijke
beeldinstelling
3
..............114
7
Verscherping........................111
8
Contrast.................................111
9
Helderheid............................111
10
Verzadiging
4
........................111
Filtereffecten
5
......................111
11
Tint
4
........................................111
Kleurtoon
5
............................111
12
Cameranaam
13
Mapnummer–
beeldnummer
N
O
I SE RE
D
U
C
.
AC
T
.
D
LI
GH
T
.
RET
O
U
C
H
CO
MM
E
N
T
:
H
I IS
O
,
NORM
:
N
O
R
M
A
L
:
D
LI
G
H
TI
N
G
W
A
R
M
T
O
N
E
C
Y
A
N
O
TYPE
TRI
M
:
SPRI
N
G
H
A
S
CO
M
E
.
SP
RI
N
G
H
A
S
CO
M
E
.
3636
N
I
KO
N
D
90
12/12
3
4
5
6
7 8
1 2
1
Beveiligingsstatus.............. 139
2
Retouche-aanduiding...... 209
3
Hoge ISO
ruisonderdrukking......... 168
Ruisonderdrukking lange
sluitertijd .......................... 167
4
Actieve D-Lighting.............166
5
Retouche-historie ..............209
6
Beeldcommentaar.............205
7
Cameranaam
8
Mapnummer–
beeldnummer
133
I
❚❚ GPS-informatie
*
* Wordt alleen weergegeven als de foto is genomen in combinatie met een GPS-apparaat (p. 124).
LATITUDE
.
LONGITUDE
ALTITUDE
TIME(UTC)
:
N
:
35
º
36. 371'
:
E
:
139
º
43. 696'
:
35m
:
15
/
09
/
2008
:
01
:
15
:
29
N
I
KO
N
D
90
12/12
3
5
6
4
87
1 2
1 Beveiligingsstatus ...........139
2 Retouche-aanduiding....209
3 Breedtegraad
4 Lengtegraad
5 Hoogte
6 UTC (Coordinated Universal
Time)
7 Cameranaam
8 Mapnummer–
beeldnummer
134
I
❚❚ Overzichtsgegevens
* Wordt rood weergegeven als de foto is genomen terwijl automatische ISO-gevoeligheid is
ingeschakeld.
100
NCD
90
D
S
C
_
0001. JPG
1
/
250
F5
.
6
200
35
mm
1. 3
+
1
.
0 REAR
10000 A6,
M
1
L
N
I
KO
N
D
90
15
/
09
/
2008 10
:
15
:
29
4288x2848
N
OR
OR
M
AL
AL
1/ 12
1 2 3
4
6
9
10
5
7
8
13
12
14
15
11
16
1 Mapnummer–
beeldnummer
2 Beveiligingsstatus ...........139
3 Cameranaam
4 Retouche-aanduiding....209
5 Histogram dat de verdeling
van toonwaarden in het
beeld weergeeft (p. 130).
De horizontale as staat
voor de helderheid van de
pixels, de verticale as
geeft het aantal pixels van
elke helderheid in het
beeld weer.
6 ISO-gevoeligheid
*
.............74
7 Brandpuntsafstand.........228
8 Aanduiding GPS-
informatie.......................124
9 Aanduiding
beeldcommentaar.......205
10 Flitsstand...............................71
11 Flitscorrectie ........................91
12 Belichtingscorrectie..........90
13 Lichtmeting..........................87
14 Stand ........................34, 41, 78
15 Sluitertijd........................81, 83
16 Diafragma......................82, 83
100
NСD
90
D
S
C
_
0001. JPG
1
/
250
F5
.
6
H
I 0
.
3 35
mm
1. 3
+
1
.
0 REAR
10000 A6,
M
1
N
I
KO
N
D
90
15
/
09
/
2008 10
:
15
:
29
4288x2848
N
N
OR
OR
M
AL
AL
1/ 12
17
18
19
24
25
26
22 2123 20
17 Beeldinstelling..................108
18 Actieve D-Lighting..........119
19 Bestandsnaam.................... 61
20 Beeldkwaliteit..................... 63
21 Beeldformaat ...................... 62
22 Opnametijdstip.................. 27
23 Opnamedatum ...................27
24 Mapnaam...........................162
25 Witbalans ..............................95
Kleurtemperatuur..............99
Fijnafstelling witbalans....97
Handmatige preset ........100
26 Kleurruimte ...................... 167
135
I
Miniatuurweergave
Druk op de knop W als u de beelden in overzichtsafdrukken” van 4, 9 of 72 foto's wilt
weergeven.
Functie Knop Beschrijving
Meer fotos
weergeven
W
Druk op de knop W om meer miniaturen van foto's weer te
geven.
Minder fotos
weergeven
X
Druk op de knop X om minder miniaturen van foto's weer te
geven.
Wanneer er vier miniaturen worden weergegeven, kunt
u op deze knop drukken om de foto van de gemarkeerde
miniatuur schermvullend weer te geven.
Foto’s markeren
Gebruik de multi-selector of instelschijven om foto's te
markeren voor schermvullende weergave, zoomweergave
(p. 138) of om te wissen (p. 140).
Gebruik de hoofdinstelschijf
om de cursor naar links of rechts, en de secondaire instelschijf
om de cursor omhoog of omlaag te verplaatsen.
Gemarkeerde foto
bekijken
J
Druk op J om de gemarkeerde foto schermvullend weer te
geven.
Gemarkeerde foto
wissen
O Zie pagina 140 voor meer informatie.
Beveiligingsstatus
van gemarkeerde
foto wijzigen
L Zie pagina 139 voor meer informatie.
Terugkeren naar de
opnamestand
/
K
De monitor wordt uitgeschakeld.
Er kunnen direct foto’s
worden gemaakt.
Menus weergeven G Zie pagina 159 voor meer informatie.
Schermvullende
weergave
Miniatuurweergave Kalenderweergave
136
I
Kalenderweergave
Wilt u alleen foto's weergeven die op een specifieke datum zijn gemaakt, druk dan op de
knop W terwijl er 72 miniaturen worden weergegeven.
Druk op de knop W om heen en weer te schakelen tussen de kalender en de lijst met
miniaturen van de geselecteerde datum.
Gebruik de multi-selector om een datum uit de
kalender of foto's uit de lijst met miniaturen te markeren.
Schermvullende
weergave
miniatuurweergave Kalenderweergave
Kalender
Lijst met
miniaturen
137
I
Welke handelingen kunnen worden verricht, hangt af van waar de cursor zich bevindt, in
de kalender of in de lijst met miniaturen:
Functie Knop Beschrijving
Overschakelen tussen
kalender en lijst met
miniaturen
W
Druk op de knop W om de cursor te verplaatsen van de
kalender naar de lijst met miniaturen.
Druk nogmaals op de
knop om naar de kalender terug te keren.
Terugkeren naar de
miniatuurweergave/
inzoomen op de
gemarkeerde foto
X
Kalender: terugkeren naar de miniatuurweergave met 72
beelden.
Lijst met miniaturen: inzoomen op de gemarkeerde foto.
Schermvullende
weergave in- of
uitschakelen
J
Kalender: de eerste foto bekijken die op de geselecteerde
datum is gemaakt.
Lijst met miniaturen: de gemarkeerde foto bekijken.
Data markeren/foto's
markeren
Kalender: een datum markeren.
Lijst met miniaturen: een foto markeren.
Gemarkeerde foto('s)
wissen
O
Kalender: alle foto's wissen die op de geselecteerde datum
zijn gemaakt.
Lijst met miniaturen: de gemarkeerde foto wissen (p. 140).
Beveiligingsstatus van
gemarkeerde foto
wijzigen
L Zie pagina 139 voor meer informatie.
Terugkeren naar de
opnamestand
/
K
De monitor wordt uitgeschakeld.
Er kunnen direct foto’s
worden gemaakt.
Menus weergeven G Zie pagina 159 voor meer informatie.
138
I
Foto’s van dichtbij bekijken:
zoomweergave
Druk op de knop X om in te zoomen op de foto die schermvullend wordt weergegeven of
die is gemarkeerd in de miniatuurweergave. Wanneer de camera is ingezoomd, kunt u het
volgende doen.
Functie Knop Beschrijving
In- of uitzoomen X/W
Druk op X om in te zoomen tot een
maximum van circa 27 × (grote foto’s),
20 × (middelgrote foto’s) of
13 × (kleine foto’s).
Druk op W om
uit te zoomen.
Wanneer op de foto is
ingezoomd, kunt u de multi-selector
gebruiken om delen van het beeld te
bekijken die niet op de monitor
zichtbaar zijn.
Houd de multi-selector ingedrukt om snel naar
andere delen van het beeld te gaan.
Wanneer de
zoomverhouding wordt gewijzigd, verschijnt een
navigatievenster. Het gedeelte dat zichtbaar is op de monitor
wordt aangegeven door een gele rand.
Andere delen van
het beeld
weergeven
Gezichten
selecteren
De gezichten (maximaal 10) die
tijdens het zoomen worden
waargenomen, worden in het
navigatievenster met witte randen
omgeven.
Draai aan de secondaire
instelschijf om het beeld naar de
gezichten te verschuiven zonder de
gekozen zoomfactor te veranderen.
Zoom annuleren J
Zoomweergave annuleren en terugkeren naar de
schermvullende weergave.
Andere foto’s
weergeven
Draai aan de hoofdinstelschijf om hetzelfde gedeelte van
andere foto’s te bekijken bij de huidige zoomfactor.
Beveiligings-status
wijzigen
L Zie pagina 139 voor meer informatie.
Terugkeren naar de
opnamestand
/
K
De monitor wordt uitgeschakeld.
Er kunnen direct foto’s
worden gemaakt.
Menus weergeven G Zie pagina 159 voor meer informatie.
139
I
Fotos tegen wissen beveiligen
In de schermvullende, zoom-, miniatuur- of kalenderweergave kunt u de knop L
gebruiken om foto's te beveiligingen en zo te voorkomen dat u ze per ongeluk wist.
Beveiligde bestanden kunnen niet worden gewist met de knop O of de optie Wissen in
het weergavemenu omdat ze worden voorzien van het Alleen-lezen”-kenmerk, zoals
vanaf een computer met Windows is te zien.
Beveiligde foto’s worden wel gewist als de
geheugenkaart wordt geformatteerd (p. 30, 202).
Voer de onderstaande stappen uit om een foto te beveiligen:
1 Selecteer een foto.
Geef de foto weer in de schermvullende of zoomweergave of markeer de foto in de
miniatuurweergave.
2 Druk op de knop L.
De foto wordt gemarkeerd met het pictogram P.
Als u de beveiliging van een foto wilt opheffen,
zodat deze kan worden gewist, geeft u de foto
weer of markeert u deze in de lijst met
miniaturen en drukt u vervolgens op de knop
L.
A
Beveiliging van alle foto's opheffen
Als u de beveiliging wilt opheffen voor alle foto’s in de map of mappen die zijn geselecteerd in het
menu Weergavemap, drukt u de knoppen L en O circa twee seconden tegelijkertijd in.
140
I
Afzonderlijke fotos wissen
Als u een foto wilt wissen die schermvullend wordt weergegeven of die is gemarkeerd in
de lijst met miniaturen, drukt u op de knop O.
Eenmaal gewiste foto’s kunnen niet meer
worden hersteld.
1 Selecteer een foto.
Geef de foto weer of markeer deze in de lijst met miniaturen.
2 Druk op de knop O.
Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven.
Druk nogmaals op de knop O om de foto te wissen.
Druk
op de knop K om te stoppen zonder de foto te wissen.
A
Zie ook
Als u meerdere beelden wilt wissen, gebruikt u de optie Wissen in het weergavemenu (p.162).
Gebruik de kalenderweergave om alle foto's van een bepaalde datum te wissen (p. 136).
Schermvullende
weergave
Miniatuurweergave
141
I
Pictmotion
De optie Pictmotion van het weergavemenu (p. 160) wordt
gebruikt om diashows, compleet met overgangen en
achtergrondmuziek, te maken en weer te geven.
De volgende
opties zijn beschikbaar.
❚❚ Foto's selecteren
Om de foto's voor de Pictmotion diashow te selecteren,
selecteert u Beelden selecteren in het menu Pictmotion.
De
volgende opties worden getoond:
Alleen de foto's die zijn opgeslagen in de map die in het menu Weergavemap (p. 162) is
geselecteerd, kunnen in de diashow worden opgenomen.
Verborgen foto's en foto's die
niet met de camera kunnen worden bekeken, komen niet in de diashow.
A
Films
Pictmotion-shows kunnen ook films zijn, maar daarvan worden (per film) alleen de eerste paar
seconden weergegeven.
❚❚ Achtergrondmuziek selecteren
Om de achtergrondmuziek voor de Pictmotion diashow te
selecteren, gaat u naar Achtergrondmuziek in het menu
Pictmotion.
U heeft keuze uit Hoge snelheid, Emotie,
Natuurlijk, Uptempo en Ontspannen.
❚❚ Overgangen
Om de overgangen tussen de foto's te selecteren, selecteert u Effecten in het menu
Pictmotion.
U heeft keuze uit Zoom bounce, Zoom in/out, Blend, Wipe en Zoom out
fade.
Optie Beschrijving
Start De voltooide Pictmotion diashow weergeven.
Beelden selecteren Foto's voor de Pictmotion diashow selecteren.
Achtergrondmuziek Achtergrondmuziek selecteren.
Effecten De overgangen selecteren.
Optie Beschrijving
Q Selectie Selecteer de afzonderlijke foto's voor de diashow.
n
Datum
selecteren
Selecteer een datum.
Alle foto's die op de
geselecteerde datum zijn gemaakt, worden in de
diashow opgenomen.
R Alle
Geef de fotos in de huidige weergavemap in een
diashow weer.
142
I
❚❚ De Pictmotion-diashow weergeven
Om de diashow weer te geven, markeert u Start in het menu
Pictmotion en drukt u op J.
Tijdens de diashow kunt u de
volgende handelingen uitvoeren:
Het venster rechts verschijnt wanneer de diashow eindigt of
wanneer de knop J wordt ingedrukt om de weergave te pauzeren.
Selecteer Herstarten om de diashow te herstarten (als de diashow
is gepauzeerd, gaat de show verder met de volgende foto) of
Afsluiten om terug te keren naar het weergavemenu.
A
Overgangen
Het kan voorkomen dat overgangen niet worden weergegeven. Dit hangt af van het formaat van de
foto's.
Functie Knop Beschrijving
Diashow
pauzeren
J
Hiermee onderbreekt u de diashow (zie
hieronder).
Volume verhogen X
Druk op X en W om het volume te
verhogen en te verlagen.
Volume verlagen W
Terug naar
weergavemenu
G Zie pagina 159 voor meer informatie.
Terug naar
weergavestand
K
Diashow beëindigen en terugkeren naar
weergavemenu.
Terug naar
opnamestand
Druk de ontspanknop half in om terug te
keren naar de opnamestand.
143
I
Diashows
De optie Diashow van het weergavemenu (p. 164) wordt gebruikt om een diashow van
de foto's in de huidige weergavemap (p. 162) weer te geven.
Verborgen beelden (p. 162)
worden niet weergegeven.
Om de diashow te starten, markeert u Start in het menu diashow en drukt u op J.
Tijdens de diashow kunt u de volgende handelingen uitvoeren:
Het venster rechts verschijnt wanneer de diashow eindigt of
wanneer de knop J wordt ingedrukt om de weergave te pauzeren.
Selecteer Herstarten om de diashow te herstarten (als de diashow
is gepauzeerd, gaat de show verder met de volgende dia) of
Afsluiten om terug te keren naar het weergavemenu.
Optie Beschrijving
Start Start de diashow.
Tussenpauze Kies hoe lang elke foto tijdens de diashow wordt weergegeven.
Functie Knop Beschrijving
Naar vorige/volgende
beeld bladeren
Druk op 4 om terug te keren naar het vorige beeld. Druk op 2
om naar het volgende beeld te bladeren.
Andere foto-informatie
weergeven
De weergegeven foto-informatie wijzigen (p. 129).
Diashow pauzeren J Hiermee onderbreekt u de diashow (zie hieronder).
Terug naar
weergavemenu
G Zie pagina 159 voor meer informatie.
Terug naar
weergavestand
K Diashow beëindigen en terugkeren naar weergavemenu.
Terug naar
opnamestand
Druk de ontspanknop half in om terug te keren naar de
opnamestand.
144
I
145
Q
Q
Verbindingen
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u foto's kopieert naar een computer, hoe u foto's
afdrukt en hoe u ze weergeeft op een televisie.
Fotos op televisie bekijken ................................................................................................ 146
Standard-definition apparaten....................................................................................................... 146
High-definition apparaten ............................................................................................................... 147
Verbinden met een computer............................................................................................ 148
Voordat u de camera verbindt ........................................................................................................ 148
De camera verbinden......................................................................................................................... 149
Fotos afdrukken ................................................................................................................... 150
146
Q
Fotos op televisie bekijken
De meegeleverde EG-D2 A/V-kabel kan worden gebruikt om de camera aan te sluiten op
een televisietoestel of videorecorder om beelden weer te geven of op te nemen.
Met een
type C HDMI-kabel (High-Definition Multimedia Interface) met ministekker (van een
ander merk, apart verkrijgbaar) kunt u de camera verbinden met high-definition
videoapparaten.
Standard-definition apparaten
De camera aansluiten op een gewone televisie:
1 Zet de camera uit.
Zet de camera altijd uit voordat u de videokabel aansluit of loskoppelt.
2 Sluit de meegeleverde A/V-kabel aan zoals hieronder wordt
weergegeven.
3 Stem de televisie af op het videokanaal.
4 Zet de camera aan en druk op de knop K.
Tijdens het afspelen worden de foto's weergegeven op zowel de monitor van de
camera als op het televisiescherm.
A
Videostand (p. 203)
Controleer of de videostandaard overeenkomt met de standaard van het videoapparaat.
Houd er
rekening mee dat de resolutie lager is wanneer beelden worden weergegeven op een PAL-apparaat.
A
Weergave op televisie
Voor langdurige weergave wordt het gebruik van een EH-5a of EH-5 lichtnetadapter (apart
verkrijgbaar) aanbevolen.
Wanneer de EH-5a of EH-5 is aangesloten, wordt de optie Monitor uit
ingesteld op tien minuten en worden de belichtingsmeters niet automatisch uitgeschakeld.
De
randen van foto’s zijn mogelijk niet zichtbaar wanneer ze op een televisiescherm worden
weergegeven.
Aansluiten op
videoapparaat
Aansluiten op
camera
Audio (wit)
Video (geel)
147
Q
High-definition apparaten
De camera kan worden verbonden met HDMI-apparaten via een type C HDMI-kabel met
ministekker (van een ander merk, apart verkrijgbaar).
1 Zet de camera uit.
Zet de camera altijd uit voordat u een HDMI-kabel aansluit of loskoppelt.
2 Sluit de HDMI-kabel aan zoals hieronder wordt weergegeven.
3 Stem het apparaat af op het HDMI-kanaal.
4 Zet de camera aan en druk op de knop K.
Tijdens het afspelen worden foto’s weergegeven op de high-definition televisie of
monitor. De cameramonitor blijft uit.
A
HDMI (p. 203)
Bij de standaardinstelling Automatisch selecteert de camera automatisch de juiste HDMI-indeling
voor het high-definition apparaat.
U kunt de HDMI-indeling ook zelf selecteren via de optie HDMI
in het setup-menu (p. 203).
Aansluiten op een HD-
apparaat (gebruik een
kabel met passende
stekkers)
Aansluiten op
camera
148
Q
Verbinden met een computer
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de camera aansluit op een computer met de
meegeleverde UC-E4 USB-kabel.
Voordat u de camera verbindt
Voordat u de camera verbindt, dient u de software van de meegeleverde Software Suite
CD te installeren (zie de Installatiehandleiding voor meer informatie). Zorg dat de batterij
volledig is opgeladen, zodat de gegevensoverdracht niet wordt onderbroken. Bij twijfel
laadt u voor gebruik de batterij op of gebruikt u de EH-5a of EH-5 lichtnetadapter (apart
verkrijgbaar).
❚❚ Ondersteunde besturingssystemen
U kunt de camera verbinden met computers die werken met de volgende
besturingssystemen:
Windows: Windows Vista Service Pack 1 (32-bit Home Basic/Home Premium/Business/
Enterprise/Ultimate) en Windows XP Service Pack 3 (Home Edition/Professional).
Gebruikers van Windows 2000 Professional Service Pack 4 kunnen foto's naar de
computer overbrengen door de geheugenkaart van de camera in een
geheugenkaartlezer of -sleuf te steken.
Macintosh: Mac OS X (versie 10.3.9, 10.4.11 of 10.5.3)
Op pagina xviii staan websites waar u terecht kunt voor de meest recente informatie over
ondersteunde besturingssystemen.
❚❚ Meegeleverde software
Nikon Transfer start automatisch wanneer de camera is aangesloten en wordt gebruikt
om foto's naar de computer te kopiëren, waar ze kunnen worden bekeken door middel
van ViewNX (Nikon Transfer kan ook worden gebruikt om een back-up te maken van
foto's en informatie in te sluiten tijdens het overbrengen. ViewNX kan worden gebruikt
om foto's te sorteren, afbeeldingen te converteren naar verschillende bestandsformaten
en eenvoudige bewerkingsfuncties uit te voeren op NEF/RAW-foto's).
D
Kabels aansluiten
Zet de camera uit voordat u kabels aansluit of loskoppelt.
Forceer niets en steek de stekker recht in
de aansluiting.
D
Tijdens de overdracht
Zet de camera niet uit en koppel de USB-kabel niet los terwijl beelden worden overgebracht.
A
Camera Control Pro 2
Met Camera Control Pro 2 (apart verkrijgbaar; p. 240) kunt u de camera via de computer bedienen.
Als Camera Control Pro 2 actief is, wordt het pictogramc” weergegeven in het lcd-venster.
149
Q
De camera verbinden
Verbind de camera met de meegeleverde UC-E4 USB-kabel.
1 Zet de camera uit.
2 Zet de computer aan.
Zet de computer aan en wacht totdat deze is opgestart.
3 Sluit de USB-kabel aan.
Sluit de USB-kabel aan zoals hieronder wordt weergegeven.
Forceer niets en steek
de stekker recht in de aansluiting.
D
USB-hubs
Verbind de camera rechtstreeks met de computer. Sluit de kabel niet aan via een USB-hub of
toetsenbord.
4 Zet de camera aan.
5 Foto’s overbrengen.
Nikon Transfer wordt automatisch gestart. Klik op de knop Overspelen starten om
foto's over te brengen. (Voor meer informatie over het gebruik van Nikon Transfer
selecteert u Nikon Transfer help in het menu Help van Nikon Transfer.)
6 Zet de camera uit en koppel de USB-kabel los nadat de overdracht is
beëindigd.
Nikon Transfer wordt automatisch afgesloten nadat de overdracht is voltooid.
Hoofdschakelaar
150
Q
Foto’s afdrukken
JPEG-foto's kunnen op een van de volgende manieren worden afgedrukt:
Verbind de camera met een printer en druk de foto’s rechtstreeks af vanuit de camera
(zie hieronder).
Plaats de geheugenkaart in een printer die is voorzien van een kaartsleuf (raadpleeg de
handleiding van de printer voor meer informatie).
Als de printer DPOF (p. 274)
ondersteunt, kunt u de fotos die u wilt afdrukken selecteren via de optie
Printopdracht (DPOF) (p. 157).
Breng de geheugenkaart uit de camera naar een digitale fotoservice.
Als de fotoservice
DPOF (p. 274) ondersteunt, kunt u de foto’s die u wilt afdrukken selecteren via de optie
Printopdracht (DPOF) (p. 157).
Breng foto’s over naar de computer (p. 148) en druk ze vanaf de computer af met
ViewNX (meegeleverd, p. 148) of Capture NX 2 (apart verkrijgbaar, p. 240).
NEF (RAW)-foto's kunnen alleen worden afgedrukt met behulp van ViewNX of
Capture NX 2 zoals hierboven wordt beschreven, of door JPEG-kopieën te maken met
behulp van de optie NEF (RAW)-verwerking van het retoucheermenu (p. 220) en deze
kopieën af te drukken.
Volg onderstaande aanwijzingen op om de geselecteerde JPEG-foto's af te drukken met
een PictBridge printer die via een USB-verbinding is aangesloten.
A
Afdrukken via directe USB-verbinding
Gebruik een volledig opgeladen batterij of een optionele EH-5a of EH-
5 lichtnetadapter.
Wanneer u
in de standen P, S, A en M foto's maakt die u via een directe USB-verbinding wilt afdrukken, stelt u
Kleurruimte in op sRGB (p. 167).
Foto’s maken
Fotos selecteren om af te drukken
met Printopdracht (DPOF) (p.157)
Camera verbinden met de printer (p. 151)
Foto één voor één
afdrukken
(p. 151)
Meerdere fotos
afdrukken
(p. 153)
Indexprints maken
(p. 156)
USB-kabel loskoppelen
151
Q
❚❚ Verbinden met een printer
Verbind de camera met de meegeleverde UC-E4 USB-kabel.
1 Zet de camera uit.
2 Sluit de USB-kabel aan.
Zet de printer aan en sluit de USB-kabel aan zoals hieronder wordt aangegeven.
Forceer niets en steek de stekker recht in de aansluiting.
D
USB-hubs
Verbind de camera rechtstreeks met de printer. Sluit de kabel niet aan via een USB-hub of
toetsenbord.
3 Zet de camera aan.
Op de monitor verschijnt een welkomstscherm, gevolgd door het PictBridge-
weergavescherm.
❚❚ Foto's een voor een afdrukken
1 Selecteer een foto.
Druk op 4 of 2 om andere foto's te bekijken, of op
1 of 3 om foto-informatie weer te geven (p. 129).
Druk op de knop X om in te zoomen op het
huidige beeld (p. 138; druk op K om de
zoomstand te verlaten).
Als u zes foto’s tegelijk wilt
weergeven, drukt u op de knop W.
Gebruik de
multi-selector om foto’s te markeren of druk op de
knop X om de gemarkeerde foto schermvullend weer te geven.
qw
152
Q
2 Geef de afdrukopties weer.
Druk op J om de afdrukopties voor PictBridge
weer te geven.
3 Pas de afdrukopties aan.
Druk op 1 of 3 om een optie te markeren en druk op 2 om de optie te selecteren.
Optie Beschrijving
Paginagrootte
Het menu voor de paginagrootte wordt weergegeven (opties
die niet door de huidige printer worden ondersteund, worden
niet weergegeven). Druk op
1
of
3
om de paginagrootte te
kiezen. (Als u wilt afdrukken met de standaard paginagrootte
voor de huidige printer, selecteert u
Printerstandaard
.) Druk
vervolgens op
J
om de optie te selecteren en terug te keren
naar het vorige menu.
Aantal
afdrukken
Het menu rechts wordt weergegeven. Druk op
1
of
3
om het
gewenste aantal afdrukken (maximaal 99) te kiezen. Druk
vervolgens op
J
om de optie te selecteren en terug te keren
naar het vorige menu.
Rand
Het menu rechts wordt weergegeven. Druk op
1
of
3
om een
afdrukstijl te kiezen uit de opties
Printerstandaard
(foto's
afdrukken met de huidige printerinstellingen),
Printen met
randen
(foto's afdrukken met witte rand) of
Geen randen
. Druk
vervolgens op
J
om de optie te selecteren en terug te keren
naar het vorige menu. Alleen de opties die door de huidige
printer worden ondersteund, worden weergegeven.
Tijdstempel
Het menu rechts wordt weergegeven. Druk op
1
of
3
om
Printerstandaard
(foto's afdrukken met de huidige
printerinstellingen),
Print tijdstempel
tijdstip en datum van
opname op foto afdrukken) of
Geen tijdstempel
te selecteren.
Druk vervolgens op
J
om de optie te selecteren en terug te
keren naar het vorige menu. Alleen de opties die door de
huidige printer worden ondersteund, worden weergegeven.
Uitsnijden
Het menu rechts wordt weergegeven. Als u wilt afsluiten
zonder de foto uit te snijden, markeert u
Niet uitsnijden
en
drukt u op
J
. Als u de foto wilt uitsnijden, markeert u
Uitsnijden
en drukt u op
2
.
Als u
Uitsnijden
selecteert, verschijnt het rechts afgebeelde
venster. Druk op
X
om de uitsnede te vergroten of op
W
om de
uitsnede te verkleinen. Gebruik de multi-selector om de positie
van de uitsnede te bepalen en druk op
J
. Houd er rekening
mee dat de afdrukkwaliteit kan afnemen als een kleine uitsnede
op groot formaat wordt afgedrukt.
153
Q
4 Start het afdrukken.
Selecteer Start met printen en druk op J om het
afdrukken te starten.
Als u wilt annuleren voordat
alle afdrukken zijn voltooid, drukt u op J.
❚❚ Meerdere foto’s afdrukken
1 Geef het PictBridge-menu weer.
Druk in het PictBridge-weergavescherm op de knop G
(zie stap 3 op pagina 151).
2 Kies een optie.
Markeer een van de volgende opties en druk op 2.
Print selectie: fotos selecteren om af te drukken.
Datum selecteren: een afdruk maken van alle foto's
die op de geselecteerde datum zijn gemaakt.
Print (DPOF): een bestaande printopdracht afdrukken die u heeft gemaakt via de
optie Printopdracht (DPOF) in het weergavemenu (p. 160).
De huidige
printopdracht wordt weergegeven in stap 3.
Als u een indexprint wilt maken van alle JPEG-foto’s op de geheugenkaart,
selecteert u Indexprint.
Zie pagina 156 voor meer informatie.
G-knop
154
Q
3 Selecteer de foto's of kies een datum.
Als u in stap 2 Print selectie of Print (DPOF) heeft
geselecteerd, gebruik dan de multi-selector om
door de foto's te bladeren die op de
geheugenkaart staan.
Druk op de knop X als u
de huidige foto schermvullend wilt weergeven.
Als u de huidige foto wilt selecteren om af te
drukken, drukt u op de knop W en vervolgens
op 1. De foto wordt aangeduid met het
pictogram Z en het aantal afdrukken wordt
ingesteld op 1.
Houd de knop W ingedrukt en
druk op 1 of 3 om het gewenste aantal
afdrukken (maximaal 99) op te geven. (Als het
aantal afdrukken 1 is, kunt u de selectie van de
foto ongedaan maken door op 3 te drukken.)
Ga
door tot alle gewenste foto's zijn geselecteerd.
Als u in stap 2 Datum selecteren heeft geselecteerd,
dan drukt u op 1 of 3 om een datum te
markeren en op 2 om de gemarkeerde datum te
selecteren.
Druk vervolgens op W om de foto's
die op de geselecteerde datum zijn gemaakt, weer
te geven.
Gebruik de multi-selector om door de
foto's te bladeren of druk op de knop X om de
huidige foto schermvullend weer te geven.
4 Geef de afdrukopties weer.
Druk op J om de afdrukopties voor PictBridge
weer te geven.
W knop
155
Q
5 Pas de afdrukopties aan.
Druk op 1 of 3 om een optie te markeren en druk op 2 om de optie te selecteren.
6 Start het afdrukken.
Selecteer Start met printen en druk op J om het
afdrukken te starten.
Als u wilt annuleren voordat
alle afdrukken zijn voltooid, drukt u op J.
D
Fotos selecteren voor afdrukken
NEF (RAW)-foto's (p. 62) kunnen niet voor afdruk worden geselecteerd.
JPEG-kopieën van NEF
(RAW)-foto's kunnen worden gemaakt met de optie NEF (RAW)-verwerking van het
retoucheermenu.
A
Zie ook
Op pagina 250 vindt u mogelijke oplossingen voor problemen die kunnen optreden tijdens het
afdrukken.
Optie Beschrijving
Paginagrootte
Het menu paginagrootte wordt weergegeven (p. 152; opties die niet door de
huidige printer worden ondersteund, worden niet weergegeven).
Druk op 1
of 3 om de paginagrootte te kiezen. (Als u wilt afdrukken met de standaard
paginagrootte voor de huidige printer, selecteert u Printerstandaard.) Druk
vervolgens op
J om de optie te selecteren en terug te keren naar het vorige
menu.
Rand
Het menu Rand wordt weergegeven (p. 152; opties die niet door de huidige
printer worden ondersteund, worden niet weergegeven).
Druk op 1 of 3 om
een afdrukstijl te kiezen uit de opties Printerstandaard (foto's afdrukken met
de huidige printerinstellingen), Printen met randen (foto's afdrukken met
witte rand) of Geen randen. Druk vervolgens op J om de optie te selecteren
en terug te keren naar het vorige menu.
Tijdstempel
Het menu Tijdstempel wordt weergegeven (p. 152; opties die niet door de
huidige printer worden ondersteund, worden niet weergegeven).
Druk op 1
of 3 om Printerstandaard (foto's afdrukken met de huidige
printerinstellingen), Print tijdstempel (tijdstip en datum van opname op foto
afdrukken) of Geen tijdstempel te selecteren. Druk vervolgens op J om de
optie te selecteren en terug te keren naar het vorige menu.
156
Q
❚❚ Indexprints maken
Als u een indexprint wilt maken van alle JPEG-foto's op de geheugenkaart, dan selecteert
u Indexprint in stap 2 van “Meerdere foto's afdrukken” (p. 153).
Als de geheugenkaart
meer dan 256 foto’s bevat, worden alleen de eerste 256 foto’s afgedrukt.
1 Selecteer Indexprint.
Wanneer Indexprint in het PictBridge-menu
(p. 153) wordt geselecteerd, worden de foto's op
de geheugenkaart weergegeven zoals
nevenstaande afbeelding laat zien.
2 Geef de afdrukopties weer.
Druk op J om de afdrukopties voor PictBridge
weer te geven.
3 Pas de afdrukopties aan.
Kies opties voor paginagrootte, rand en tijdstempel, zoals wordt beschreven op
pagina 147. (Er verschijnt een waarschuwing als de geselecteerde paginagrootte te
klein is.)
4 Start het afdrukken.
Selecteer Start met printen en druk op J om het
afdrukken te starten.
Als u wilt annuleren voordat
alle afdrukken zijn voltooid, drukt u op J.
157
Q
❚❚ Een DPOF-printopdracht maken: printopdracht
Met de optie Printopdracht (DPOF) in het weergavemenu kunt u digitale
printopdrachten samenstellen voor PictBridge-compatibele printers en apparaten die
DPOF ondersteunen.
Als u Printopdracht (DPOF) selecteert in het weergavemenu,
verschijnt het menu uit stap 1.
1 Kies Selecteren/instellen.
Markeer Selecteren/instellen en druk op 2.
2 Selecteer fotos.
Gebruik de multi-selector om naar de fotos op de
geheugenkaart te gaan.
Druk op de knop X als u
de huidige foto schermvullend wilt weergeven. Als
u de huidige foto wilt selecteren om af te drukken,
drukt u op de knop W en vervolgens op 1. De
foto wordt aangeduid met het pictogram Z en het
aantal afdrukken wordt ingesteld op 1.
Houd de
knop W ingedrukt en druk op 1 of 3 om het
gewenste aantal afdrukken (maximaal 99) op te
geven. (Als het aantal afdrukken 1 is, kunt u de
selectie van de foto ongedaan maken door op 3
te drukken.)
Druk op J als alle gewenste foto's zijn
geselecteerd.
3 Selecteer opties voor het afdrukken van
datum- en opname-info.
Markeer de volgende opties en druk op 2 om de
gemarkeerde optie in of uit te schakelen. (Als u de
printopdracht wilt voltooien zonder deze informatie
op te nemen, gaat u verder met stap 4.)
Opname-info printen: sluitertijd en diafragma worden afgedrukt op alle foto’s in de
printopdracht.
Datum printen: de opnamedatum wordt afgedrukt op alle foto’s in de printopdracht.
4 Voltooi de printopdracht.
Markeer Gereed en druk op de knop J om de
printopdracht te voltooien.
W knop
158
Q
D
Printopdracht (DPOF)
Als u de huidige printopdracht wilt afdrukken terwijl de camera is verbonden met een PictBridge-
printer, selecteert u Print (DPOF) in het PictBridge-menu en volgt u de stappen van “Meerdere
foto’s afdrukken” om de huidige opdracht aan te passen en af te drukken (p. 153).
De DPOF-opties
voor het afdrukken van datum- en opname-info worden niet ondersteund wanneer u afdrukt via
een directe USB-verbinding. Als u de opnamedatum wilt afdrukken op foto’s in de huidige
printopdracht, gebruikt u de PictBridge-optie Tijdstempel.
De optie Printopdracht (DPOF) kan niet worden gebruikt als er onvoldoende ruimte op de
geheugenkaart beschikbaar is om de printopdracht op te slaan.
NEF (RAW)-foto’s (p. 62) kunnen met deze optie niet worden afdrukt
JPEG-kopieën van NEF (RAW)-
foto’s kunnen worden gemaakt met de optie NEF (RAW)-verwerking van het retoucheermenu.
Printopdrachten worden mogelijk niet correct uitgevoerd als fotos via een computer of een ander
apparaat worden verwijderd nadat de printopdracht is aangemaakt.
159
M
o
i
L
g
u
w
Menugids
Wanneer de knop G wordt ingedrukt, wordt het huidige menu weergegeven; druk op
4 om één van onderstaande menu's te selecteren.
In dit hoofdstuk worden alle opties
van deze menu's beschreven.
D Het weergavemenu: beelden beheren ....................................................................... 160
C Het opnamemenu: opnameopties............................................................................... 165
A Persoonlijke instellingen: camera-instellingen fijnafstellen .................................. 171
B Het setup-menu: basisinstellingen van de camera .................................................... 202
N Het retoucheermenu: geretoucheerde kopieën maken .......................................... 209
m Recente instellingen/O Mijn menu .............................................................................. 224
160
o
D Het weergavemenu: beelden
beheren
Het weergavemenu bevat de hieronder genoemde opties.
Om het weergavemenu weer
te geven, drukt u op G en daarna op 4 om de tab van het huidige menu te markeren.
Vervolgens drukt u op 1 of 3 om de tab van het weergavemenu te markeren; zie pagina
19 voor meer informatie.
Meerdere fotos selecteren
Ga als volgt te werk als u meerdere fotos wilt selecteren voor Wissen (p. 162), Beeld
verbergen (p. 162), Pictmotion (p. 163) of direct afdrukken (p. 150):
❚❚ Selectie van miniaturen
Om foto's te selecteren uit een lijst met miniaturen gebruikt u de optie “Selectie,
“Selecteren/instellen,” “Print selectie” of “Print (DPOF)” en volgt u onderstaande
aanwijzingen.
1 Markeer een foto.
Gebruik de multi-selector om een foto te markeren
(als u de gemarkeerde foto schermvullend wilt
weergeven, houdt u de knop X ingedrukt).
2 Selecteer de gemarkeerde foto.
Druk op de knop W om de
gemarkeerde foto te selecteren.
Geselecteerde foto’s worden
aangeduid met een pictogram.
Wanneer u foto’s selecteert om af te
drukken, drukt u op de knop W en
vervolgens op 1 of 3 om het aantal
afdrukken te selecteren.
3 Herhaal stap 1 en 2 als u nog meer fotos wilt selecteren.
Om de selectie van een foto ongedaan te maken, markeert u de foto en drukt u op
de knop W.
Optie Zie pagina Optie Zie pagina
Wissen 162 Draai portret 163
Weergavemap 162 Pictmotion 141
Beeld verbergen 162 Diashow 143
Weergavestand 163 Printopdracht (DPOF) 157
Beeld terugspelen 163
W knop
161
o
4 Druk op J om de bewerking te voltooien.
Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven.
Markeer Ja en druk op J.
❚❚ Selectie van een datum
Om een datum te selecteren, gebruikt u de optie “Datum selecterenen volgt u
onderstaande aanwijzingen.
1 Markeer een datum.
Druk op 1 of 3 om een datum te markeren.
Druk op W om de foto's die op de
gemarkeerde datum zijn gemaakt,
weer te geven.
Gebruik de multi-
selector om door de foto's te bladeren
of druk op X om de huidige foto
schermvullend weer te geven.
Druk
nogmaals op W om naar de kalender
terug te keren.
2 Selecteer de gemarkeerde datum.
Druk vanuit de kalender op 2 of vanuit de lijst met
miniaturen op J om alle foto's te selecteren die op
de gemarkeerde datum zijn gemaakt.
Geselecteerde data worden aangeduid met het M
pictogram.
3 Herhaal stap 1 en 2 als u nog meer fotos wilt selecteren.
Wanneer u de selectie van een datum ongedaan wilt maken, dan markeert u de
datum en drukt u op 2.
Wanneer u de selectie van een datum vanuit de lijst met
miniaturen ongedaan wilt maken, dan drukt u op J.
4 Druk op J om de bewerking te voltooien.
Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven.
Markeer Ja en druk op J.
X knop
162
o
Wissen
Het menu wissen bevat de onderstaande opties:
D
Beveiligde en verborgen beelden
Beelden die beveiligd of verborgen zijn, worden niet gewist.
Weergavemap
Kies een map voor weergave.
Beeld verbergen
Geselecteerde foto’s verbergen of weergeven.
Verborgen foto’s zijn alleen zichtbaar in
het menu Beeld verbergen en kunnen alleen worden gewist door de geheugenkaart te
formatteren.
D
Beveiligde en verborgen beelden
Als u een beveiligd beeld weergeeft, wordt de beveiliging van het beeld verwijderd.
Optie Beschrijving
Q Selectie Geselecteerde foto’s wissen.
n
Datum
selecteren
Alle foto's wissen die op een geselecteerde datum zijn gemaakt.
R Alle Alle foto’s wissen in de map die momenteel voor weergave is geselecteerd.
Optie Beschrijving
Huidige
(standaard)
Alleen foto's in de map die voor de optie Actieve map van het opnamemenu is
geselecteerd, zijn tijdens de weergave zichtbaar.
Deze optie wordt automatisch
geselecteerd wanneer er een foto wordt gemaakt.
Indien er een geheugenkaart is
geplaatst en deze optie wordt geselecteerd voordat er foto's zijn gemaakt, dan
verschijnt er een melding die aangeeft dat er geen foto's in de map staan.
Selecteer
Alle om de weergave te starten.
Alle Foto’s in alle mappen zijn tijdens de weergave zichtbaar.
Optie Beschrijving
Q
Selecteren/
instellen
Geselecteerde foto’s verbergen of weergeven.
n
Datum
selecteren
Alle foto's verbergen of weergeven die op een geselecteerde datum zijn
gemaakt.
R
Alles
deselecteren?
Alle fotos weergeven.
163
o
Weergavestand
Kies de informatie die wordt weergegeven in het scherm met foto-
informatie (p. 129).
Druk op 1 of 3 om een optie te markeren en
druk vervolgens op 2 om de optie voor het scherm met foto-
informatie te selecteren.
Geselecteerde items worden aangeduid
met een vinkje (M). U kunt de selectie ongedaan maken door het
item te markeren en op 2 te drukken.
Markeer Gereed en druk op
J om terug te keren naar het weergavemenu.
Beeld terugspelen
Kies of beelden direct na de opname automatisch op de monitor worden getoond.
Draai portret
Kies of u “staande” foto's (portretstand) voor weergave wilt draaien tijdens de weergave.
Aangezien de camera zelf reeds de geschikte oriëntatie heeft tijdens het maken van de
foto, worden beelden niet automatisch gedraaid tijdens het terugspelen van beelden
(p. 128).
Pictmotion
Om diashows, compleet met overgangen en achtergrondmuziek, te maken en weer te
geven (p. 141).
Optie Beschrijving
Gedetailleerde gegevens
Hoge lichten Zeer heldere delen knipperen aan en uit (Hoge lichten).
RGB-histogram
Histogrammen voor rood, groen en blauw worden weergegeven in de foto-
informatie.
Informatie
Paginas met opnamegegevens (zoals cameranaam, lichtmeting, belichting,
brandpuntsafstand, witbalans en beeldopties) worden weergegeven in de
foto-informatie.
Optie Beschrijving
Aan
(standaard)
Na de opname worden de foto’s automatisch op de monitor weergegeven.
Uit Fotos worden alleen weergegeven als u op de knop K drukt.
Optie Beschrijving
Aan
(standaard)
“Staande” foto’s (portretstand) worden automatisch gedraaid voor weergave op de
cameramonitor.
Foto’s die zijn gemaakt met de instelling Uit voor Automatische
beeldrotatie (p. 205), worden “liggend” weergegeven.
Uit “Staande” fotos (portretstand) worden “liggend” weergegeven.
164
o
Diashow
Om foto's één voor één weer te geven in een eenvoudige, automatische diashow (p. 143).
Printopdracht (DPOF)
Kies Selecteren/instellen om fotos te selecteren die u wilt afdrukken met een DPOF-
compatibel apparaat (p. 157).
Kies Alles deselecteren? als u alle foto’s uit de huidige
printopdracht wilt verwijderen.
165
i
C Het opnamemenu: opnameopties
Het opnamemenu bevat de onderstaande opties.
Om het opnamemenu weer te geven,
drukt u op G en daarna op 4 om de tab van het huidige menu te markeren. Vervolgens
drukt u op 1 of 3 om de tab van het opnamemenu te markeren; zie pagina 19 voor meer
informatie.
Beeldinstelling instellen
Selecteer een van de vooraf geïnstalleerde beeldinstellingen om de instellingen voor
beeldverwerking direct aan te passen (p. 108). Deze optie is alleen beschikbaar in de
standen P, S, A en M.
Beeldinstelling beheren
Maak eigen combinaties van beeldinstellingen en sla ze op of kopieer eigen
beeldinstellingen van en naar de geheugenkaart (p. 113).
Deze optie is alleen
beschikbaar in de standen P, S, A en M.
Beeldkwaliteit
Kies de beeldkwaliteit (p. 62).
Deze optie is beschikbaar in alle standen.
Beeldformaat
Kies de beeldgrootte waarmee foto’s worden opgeslagen (p. 63).
Deze optie is
beschikbaar in alle standen.
Witbalans
Pas de witbalansinstellingen aan (p. 95).
Deze optie is alleen beschikbaar in de standen P,
S, A en M.
Optie Zie pagina Optie Zie pagina
Beeldinstelling instellen 108 Kleurruimte 167
Beeldinstelling beheren 113 Ruisonderdr.
lange sluitertijd 167
Beeldkwaliteit 62 Hoge ISO-ruisonderdrukking 168
Beeldformaat 63 Actieve map 169
Witbalans 95 Meervoudige belichting 121
ISO-gevoeligheid instellen 166 Filminstellingen 170
Actieve D-Lighting 119
166
i
ISO-gevoeligheid instellen
Pas de ISO-gevoeligheid aan (p. 74).
Deze optie is beschikbaar in alle standen.
❚❚ Inst autom ISO-gevoeligheid (alleen standen P, S en A)
Als Uit (standaardinstelling) is geselecteerd voor de optie Inst
autom ISO-gevoeligheid, blijft de ISO-gevoeligheid onveranderd
op de door de gebruiker geselecteerde waarde (zie pagina 74).
Als
Aan is geselecteerd, wordt de ISO-gevoeligheid automatisch
aangepast als geen optimale belichting kan worden bereikt met
de waarde die de gebruiker heeft geselecteerd (de flitssterkte
wordt indien nodig aangepast).
De maximumwaarde voor de
automatische ISO-gevoeligheid kan worden geselecteerd met
behulp van de optie Maximale gevoeligheid van het menu Inst
autom ISO-gevoeligheid (gebruik lagere waarden om beeldruis
te voorkomen; de minimumwaarde voor de automatische ISO-
gevoeligheid wordt automatisch ingesteld op ISO 200).
In de
belichtingsstanden P en A wordt de gevoeligheid alleen aangepast
als de geselecteerde sluitertijden bij Langste sluitertijd leiden tot onderbelichting.
Er
worden alleen langere sluitertijden gebruikt als geen optimale belichting kan worden
bereikt met de ISO-waarde die voor Maximale gevoeligheid is ingesteld.
Als Aan is geselecteerd, wordt ISO-AUTO weergegeven in het lcd-
venster en in de zoeker.
Deze indicators knipperen wanneer de
gevoeligheid afwijkt van de door de gebruiker geselecteerde
waarde.
A
Instelling automatische ISO-gevoeligheid
Bij hogere gevoeligheden is de kans op ruis groter.
Gebruik de optie Hoge ISO-ruisonderdrukking
in het opnamemenu om ruis te verminderen (zie pagina 168).
Dit kan ertoe leiden dat
onderwerpen op de voorgrond worden onderbelicht in flitsfotos die zijn genomen met een lange
sluitertijd, bij daglicht of tegen een heldere achtergrond.
Kies een andere flitsstand dan
synchronisatie met lange sluitertijd of selecteer de belichtingsstand A of M en kies een groter
diafragma.
Bij gebruik van de flitser gebruikt de camera de sluitertijd die is geselecteerd voor
persoonlijke instelling e1 (Langste sluitertijd bij flits, p. 185) in plaats van de waarde geselecteerd
voor Langste sluitertijd.
Actieve D-Lighting
Deze optie kan worden gebruikt om te voorkomen dat details in hoge lichten en
schaduwen verloren gaan (p. 119).
De standaardinstellling is Automatisch.
Deze optie is
alleen beschikbaar in de standen P, S, A en M.
167
i
Kleurruimte
De kleurruimte bepaalt het kleurbereik dat beschikbaar is voor kleurreproductie.
Kies een
kleurruimte op basis van de manier waarop fotos buiten de camera worden verwerkt.
Deze optie is beschikbaar in alle standen.
A
Kleurruimte
De kleurruimte bepaalt de overeenkomst tussen kleuren en de numerieke waarden waarmee ze in
een digitaal afbeeldingsbestand worden aangegeven.
De kleurruimte sRGB wordt algemeen
gebruikt, terwijl de kleurruimte Adobe RGB voornamelijk wordt gebruikt voor commerciële
publicaties en afdrukken.
sRGB wordt aanbevolen wanneer u foto’s maakt die zonder wijziging
worden afgedrukt of worden weergegeven in toepassingen die geen kleurbeheer ondersteunen, of
wanneer u fotos maakt die worden afgedrukt met ExifPrint, de optie voor direct afdrukken van
sommige consumentenprinters of commerciële afdrukservices.
Adobe RGB-fotos kunnen ook op
deze manier worden afgedrukt, maar de kleuren zijn dan minder levendig.
JPEG-foto's die zijn gemaakt met de kleurruimte Adobe RGB voldoen aan de DCF-norm;
toepassingen en printers die DCF ondersteunen, selecteren automatisch de juiste kleurruimte.
Als
de toepassing of het apparaat geen ondersteuning voor DCF biedt, dient u de juiste kleurruimte
handmatig te selecteren.
Raadpleeg de documentatie bij de toepassing of het apparaat voor meer
informatie.
A
Nikon-software
Wanneer u in ViewNX (meegeleverd) of Capture NX 2 (apart verkrijgbaar) fotos opent die met deze
camera zijn gemaakt, wordt automatisch de juiste kleurruimte geselecteerd.
Ruisonderdr.
lange sluitertijd
Geef aan of ruis moet worden onderdrukt in foto's die met een lange sluitertijd zijn
gemaakt. Deze optie is beschikbaar in alle standen.
Optie Beschrijving
W
sRGB
(standaard)
Kies deze optie voor foto’s die zonder verdere bewerking worden afgedrukt
of gebruikt.
X Adobe RGB
In deze kleurruimte kan een groter kleurbereik worden weergegeven dan in
sRGB, waardoor dit de beste keuze is voor fotos die uitgebreid worden
verwerkt of geretoucheerd.
Optie Beschrijving
Aan
Foto’s die zijn gemaakt met een sluitertijd van langer
dan 8 sec., worden bewerkt om ruis te onderdrukken.
De voor deze bewerking benodigde tijd is ongeveer
gelijk aan de huidige sluitertijd; tijdens deze bewerking
knippert “lm” in de aanduidingen voor sluitertijd
en diafragma en is fotograferen niet mogelijk.
In de
continue ontspanstand daalt de beeldsnelheid en
neemt de capaciteit van het buffergeheugen af.
Ruisonderdrukking is niet zichtbaar in foto's die
worden weergegeven voordat de bewerking is
voltooid; ruisonderdrukking wordt niet uitgevoerd als de camera wordt
uitgeschakeld voordat de bewerking is voltooid.
Uit
(standaard)
Ruisonderdrukking voor lange sluitertijden is uitgeschakeld.
168
i
Hoge ISO-ruisonderdrukking
Foto’s die worden gemaakt met een hoge ISO-gevoeligheid, kunnen worden bewerkt om
ruis te verminderen. Deze optie is beschikbaar in alle standen.
Optie Beschrijving
S Hoog
Er wordt ruisonderdrukking toegepast bij een ISO-gevoeligheid van ISO 800 of
hoger.
Tijdens de bewerking van foto’s neemt de capaciteit van het
buffergeheugen af.
Kies de hoeveelheid ruisonderdrukking die wordt toegepast:
Hoog, Normaal of Laag.
T
Normaal
(standaard)
U Laag
Uit
Er wordt alleen ruisonderdrukking toegepast bij een ISO-gevoeligheid van Hi 0,3
of hoger.
De hoeveelheid ruisonderdrukking die wordt toegepast is minder dan
de ruisonderdrukking die wordt toegepast als Laag is geselecteerd voor Hoge
ISO-ruisonderdrukking.
169
i
Actieve map
Maak, hernoem en verwijder mappen of selecteer de map waarin de volgende foto's
worden opgeslagen.
Deze optie is beschikbaar in alle standen.
Map selecteren: selecteer de map waarin de volgende foto's worden opgeslagen.
Nieuw: maak een nieuwe map en hernoem de map als volgt.
Hernoemen: selecteer een map uit de lijst en hernoem de map als volgt.
Wissen: wis alle lege mappen op de geheugenkaart.
❚❚ Mappen hernoemen
Mapnamen kunnen maximaal vijf tekens lang zijn.
U
verplaatst de cursor in het naamveld door de knop
W ingedrukt te houden en op 4 of 2 te drukken.
Als u een nieuw teken wilt invoeren op de huidige
cursorpositie, markeert u het gewenste teken in het
toetsenbordveld met behulp van de multi-selector en drukt u op de knop X.
U verwijdert
het teken op de huidige cursorpositie door op de knop O te drukken.
Druk op J om de
wijzigingen op te slaan en terug te keren naar het opnamemenu. Druk op G om af te
sluiten zonder de map aan te maken of de mapnaam te wijzigen.
D
Mapnamen
Mapnamen op de geheugenkaart beginnen met een driecijferig mapnummer dat automatisch door
de camera wordt toegekend (b.v. 100NCD90).
In elke map kunnen maximaal 999 foto's worden
opgeslagen.
Tijdens het fotograferen worden de foto's opgeslagen in de map die de geselecteerde
mapnaam en het hoogste mapnummer heeft.
Als de huidige map vol is of een foto bevat met het
nummer 9999 en er een foto wordt gemaakt, dan maakt de camera automatisch een nieuwe map
door het mapnummer met één te verhogen (d.w.z., 101NCD90).
De camera beschouwt mappen
met dezelfde naam maar met verschillende mapnummers als een en dezelfde map.
Als
bijvoorbeeld de map NIKON als Actieve map is ingesteld, zijn alle foto's in de mappen met de naam
NIKON (100NIKON, 101NIKON, 102NIKON, enz.) zichtbaar wanneer Huidige als Weergavemap
(p. 162) wordt geselecteerd.
Een map hernoemen heeft invloed op alle mappen met dezelfde naam,
maar de mapnummers blijven intact.
Huidige map
NCD90
(standaardmap)
Overige mappen
(in alfabetische volgorde)
Toetsenbordve ld
Naamveld
170
i
Meervoudige belichting
Maak één foto van twee tot drie opnamen (p. 121).
Deze optie is alleen beschikbaar in de
standen P, S, A en M.
Filminstellingen
Selecteer het beeldformaat en de geluidsopties voor films (p. 50).
Deze optie is
beschikbaar in alle standen.
❚❚ Kwaliteit
Selecteer een beeldformaat.
❚❚ Geluid
Selecteer Aan (standaardinstellingen) om films met mono geluid, of Uit om films zonder
geluid op te nemen.
Optie Beschrijving
3 1280×720 (16:9)
Neem films op met een beeldsnelheid van 24 bps.
Elke beeld is
1280 × 720 pixels groot.
Gebruik deze instelling voor de hoogste
kwaliteit.
4
640× 424 (3:2)
(standaard)
Neem films op met een beeldsnelheid van 24 bps.
Elke beeld is 640
×424 pixels groot.
5 320×216 (3:2)
Neem films op met een beeldsnelheid van 24 bps.
Elke beeld is 320
×216 pixels groot.
Gebruik deze instelling voor kleinere bestanden.
171
L
A Persoonlijke instellingen:
camera-instellingen fijnafstellen
U gebruikt de persoonlijke instellingen om de
camera-instellingen aan uw voorkeuren aan te
passen.
Om het menu Persoonlijke instellingen weer
te geven, drukt u op G en daarna op 4 om de tab
van het huidige menu te markeren. Vervolgens drukt
u op 1 of 3 om de tab van het menu Persoonlijke
instellingen te markeren; zie pagina 19 voor meer
informatie.
Groepen persoonlijke
instellingen
Hoofdmenu
A:Pers. Instellingen
instellen (p. 172)
172
L
De volgende persoonlijke instellingen zijn beschikbaar:
A: Pers. Instellingen instellen
Kies deze optie als u de standaardinstellingen voor de huidige geheugen-bank met
persoonlijke instellingen wilt herstellen.
Zie pagina 260 voor een lijst met
standaardinstellingen.
De persoonlijke instellingen worden niet teruggezet als een reset
met twee knoppen wordt uitgevoerd.
Persoonlijke instelling Pagina
A Pers. Instellingen instellen 172
A Autofocus
a1 AF-veldstand 172
a2 Middelste scherpstelpunt 174
a3 AF-hulpverlichting 174
a4 Verlichting scherpstelpunt 175
a5 Doorloop scherpstelpunt 175
a6 AE-L/AF-L-knop MB-D80 176
a7 Autofocus bij livebeeld 176
b Lichtmeting/Belichting
b1 Stapgrootte inst. belichting 177
b2 Eenv. belichtingscorrectie 177
b3 Grootte meetgebied 178
b4 Fijnafst. voor opt. belichting 178
C Timers/AE-vergrendeling
c1 AE-vergr. ontspanknop 179
c2 Lichtmeter automatisch uit 179
c3 Zelfontspanner 179
c4 Monitor uit 180
c5 Afstandsbediening 180
d Opnemen/Weergeven
d1 Signaal 180
d2 Rasterweergave in zoeker 181
d3 ISO tonen en aanpassen 181
d Opnemen/Weergeven
d4 Zoekerwaarschuwing 181
d5 Schermtips 182
d6 Opnamesnelheid 182
d7 Opeenvolgende nummering 182
d8 Weergave opname-info 183
d9 LCD-verlichting 183
d10 Spiegelvoorontspanning 183
d11 Flitswaarschuwing 183
d12 MB-D80 batterijen 184
e Bracketing/Flits
e1 Langste sluitertijd bij flits 185
e2 Flitssturing ingeb. flitser 185
e3 Instellicht 191
e4 Inst. voor auto bracketing 191
e5 Auto FP 195
e6 Bracketingvolgorde 195
f Bediening
f1 Schakelaar D 196
f2 OK-knop (opnamestand) 196
f3 FUNC.-knop toewijzen 197
f4 AE-L/AF-L knop toewijzen 200
f5 Functie instelschijven inst. 201
f6 Geen geheugenkaart? 201
f7 Aanduidingen omkeren 201
Persoonlijke instelling Pagina
Optie Beschrijving
Ja De standaardinstellingen voor de huidige persoonlijke instellingen herstellen (p. 260).
Nee Afsluiten zonder persoonlijke instellingen te wijzigen.
173
L
a: Autofocus
a1: AF-veldstand
Deze optie (beschikbaar in alle opnamestanden) bepaalt hoe het scherpstelpunt voor de
autofocus wordt geselecteerd.
U heeft de keuze uit de volgende opties:
De huidige instelling wordt op de opname-informatieweergave
weergegeven (p. 10).
A
3D-tracking (11 punten)
Wanneer u de ontspanknop half indrukt, worden de kleuren in het gebied rond het scherpstelpunt
in de camera opgeslagen.
Hierdoor levert 3D-tracking mogelijk niet het gewenste resultaat op bij
onderwerpen die dezelfde kleur hebben als de achtergrond.
Optie Beschrijving
K Enkelpunt
De gebruiker selecteert het scherpstelpunt met behulp van de multi-selector;
de camera stelt alleen scherp op het onderwerp in het geselecteerde
scherpstelpunt.
Gebruik deze optie voor het fotograferen van niet
bewegende onderwerpen.
Standaardinstelling voor de stand n.
I
Dynamisch
veld
Bij de autofocusstanden AF-A en AF-C selecteert de gebruiker handmatig het
scherpstelpunt, maar de camera stelt scherp op basis van informatie uit de
omringende scherpstelpunten als het onderwerp het geselecteerde
scherpstelpunt kortstondig verlaat.
Gebruik deze optie voor het fotograferen
van onderwerpen die zich grillig bewegen.
Bij de autofocusstand AF-S selecteert
de gebruiker handmatig het scherpstelpunt; de camera stelt alleen scherp op
het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt.
Standaardinstelling
voor de stand m.
H
Automatisch
veld-AF
De camera detecteert automatisch het onderwerp en selecteert het
scherpstelpunt.
Indien een G- of D-type objectief wordt gebruikt, kan de
camera portretonderwerpen van de achtergrond onderscheiden en
onderwerpen beter waarnemen.
Standaardinstelling voor de standen i, j,
k, l, o, P, S, A en M.
f
3D-tracking
(11 punten)
Bij de autofocusstanden AF-A en AF-C selecteert de gebruiker het scherpstelpunt
met behulp van de multi-selector.
Als de gebruiker de foto na het
scherpstellen opnieuw kadreert, gebruikt de camera 3D-tracking om het
onderwerp te volgen en een nieuw scherpstelpunt te selecteren zolang de
ontspanknop half ingedrukt blijft.
Gebruik deze optie voor het fotograferen
van relatief statische onderwerpen.
Als het onderwerp de zoeker verlaat, laat
u de ontspanknop los en kadreert u de foto opnieuw met het onderwerp in
het geselecteerde scherpstelpunt.
Bij de autofocusstand AF-S selecteert de
gebruiker handmatig het scherpstelpunt; de camera stelt alleen scherp op
het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt.
174
L
a2: Middelste scherpstelpunt
Deze optie (beschikbaar in alle opnamestanden) bepaalt de grootte van het middelste
scherpstelpunt.
Zie pagina 54 voor meer informatie over de scherpstelstanden.
a3: AF-hulpverlichting
Kies of de ingebouwde AF-hulpverlichting bij weinig licht gaat
branden ter ondersteuning van de scherpstelling. Deze optie is
beschikbaar in alle opnamestanden, behalve l en m.
A
De AF-hulpverlichting
De AF-hulpverlichting heeft een bereik van ongeveer 0,5–3,0 m. Gebruik de hulpverlichting in
combinatie met een objectief met een brandpuntsafstand van 24 – 200 mm en verwijder de
zonnekap.
A
Zie ook
Op pagina 231 ziet u bij welke objectieven AF-verlichting niet beschikbaar is.
Optie Zoekerweergave Beschrijving
c
Normaal
(standaard)
Scherpstellen op niet bewegende onderwerpen waarop
het scherpstelpunt eenvoudig gericht kan worden.
7 Breed
Scherpstellen op bewegende onderwerpen.
Niet
beschikbaar wanneer Automatisch veld-AF is
geselecteerd voor persoonlijke instelling a1 (AF-
veldstand).
Optie Beschrijving
Aan
(standaard)
Als het onderwerp slecht verlicht is, licht de AF-hulpverlichting op om te helpen bij
het scherpstellen met enkelvoudig AF (AF-S is als autofocusstand geselecteerd, of
enkelvoudig AF is geselecteerd als AF-A autofocusstand) wanneer Enkelpunt,
Automatisch veld-AF of 3D-tracking (11 punten) is geselecteerd voor
persoonlijke instelling a1 (AF-veldstand) of wanneer persoonlijke instelling a1 is
ingesteld op Dynamisch veld en het middelste scherpstelpunt is geselecteerd.
Uit
De AF-hulpverlichting gaat niet branden ter ondersteuning van de scherpstelling.
Bij weinig licht kan de camera mogelijk niet scherpstellen met autofocus.
175
L
a4: Verlichting scherpstelpunt
Kies of het actieve scherpstelpunt rood oplicht in de zoeker. Deze optie is beschikbaar in
alle opnamestanden.
a5: Doorloop scherpstelpunt
Kies of de selectie van het scherpstelpunt ”doorloopt” van de ene rand van de zoeker naar
de andere. Deze optie is beschikbaar in alle opnamestanden.
Optie Beschrijving
Automatisch
(standaard)
Het geselecteerde scherpstelpunt licht zo nodig automatisch op, zodat het
contrasteert met de achtergrond.
Aan
Het geselecteerde scherpstelpunt licht altijd op, ongeacht de helderheid van de
achtergrond. Het geselecteerde scherpstelpunt is mogelijk niet goed zichtbaar,
afhankelijk van de helderheid van de achtergrond.
Uit Het geselecteerde scherpstelpunt licht niet op.
Optie Beschrijving
Doorloop
De selectie van het scherpstelpunt loopt door van
boven naar beneden en weer naar boven en van links
naar rechts en weer naar links. Als u bijvoorbeeld op
2 drukt terwijl een scherpstelpunt aan de
rechterrand van de zoeker is gemarkeerd (q), wordt
het tegenoverliggende scherpstelpunt aan de linkerrand
van de zoeker geselecteerd (w).
Geen
doorloop
(standaard)
Het scherpstelgebied wordt begrensd door de buitenste scherpstelpunten. Wanneer
u bijvoorbeeld op 2 drukt terwijl een scherpstelpunt aan de rechterrand is
geselecteerd, gebeurt er niets.
176
L
a6: AE-L/AF-L-knop MB-D80
Kies de functie die u wilt toewijzen aan de knop AE-L/AF-
L op het optionele MB-D80 battery pack.
Deze optie is
beschikbaar in alle opnamestanden.
a7: Autofocus bij livebeeld
Deze optie (beschikbaar in alle opnamestanden) bepaalt hoe het scherpstelpunt voor de
autofocus met livebeeld wordt geselecteerd.
U heeft keuze uit de volgende opties:
Optie Beschrijving
B
AE/AF-
vergrendeling
*
(standaard)
De scherpstelling en belichting blijven vergrendeld zolang de knop
AE-L/AF-L van de MB-D80 wordt ingedrukt.
C
AE-
vergrendeling
*
De belichting blijft vergrendeld zolang de knop AE-L/AF-L van de
MB-D80 wordt ingedrukt.
F AF-vergrendeling
*
De scherpstelling blijft vergrendeld zolang de knop AE-L/AF-L van de
MB-D80 wordt ingedrukt.
E
AE-vergrendeling
(vast)
De belichting wordt vergrendeld wanneer op de knop B op de MB-D80
AE-L/AF-L wordt gedrukt en blijft vergrendeld totdat nogmaals op deze
knop wordt gedrukt of de belichtingsmeters worden uitgeschakeld.
A AF-ON
*
Wanneer de knop AE-L/AF-L van de MB-D80 wordt ingedrukt, wordt de
autofocus geactiveerd.
r FV-vergrendeling
De flitswaarde voor de ingebouwde flitser of de optionele flitsers
SB-900, SB-800, SB-600, SB-400 en SB-R200 wordt vergrendeld wanneer
de knop AE-L/AF-L van de MB-D80 wordt ingedrukt (p. 198) en blijft
vergrendeld totdat nogmaals op deze knop wordt gedrukt of de
belichtingsmeters worden uitgeschakeld.
x
Selectie
scherpstelpunt
Het scherpstelpunt (p. 56) kan worden geselecteerd door op de knop
AE-L/AF-L van de MB-D80 te drukken en de secundaire instelschijf te
verdraaien.
*Als op 2 wordt gedrukt terwijl deze opties zijn gemarkeerd, dan verschijnt het submenu Selectie
scherpstelpunt. Wanneer Aan wordt geselecteerd, kan het scherpstelpunt worden ingesteld
door op de knop AE-L/AF-L van de MB-D80 te drukken en de secundaire instelschijf te verdraaien.
Stand Beschrijving
8 Gezichtprioriteit
De camera detecteert automatisch portretonderwerpen die naar de
camera zijn toegekeerd en stelt daarop scherp.
Gebruik deze optie voor
portretten; standaardinstelling voor de standen k en o.
9
Breedveld
(standaard)
Gebruik deze optie voor uit de hand genomen foto's van landschappen
en andere onderwerpen die als portretten beschouwd worden.
Het
scherpstelpunt kan handmatig worden geselecteerd.
Standaardinstelling voor de standen i, j, l, m, P, S, A en M.
! Normaal
Gebruik deze optie om precies scherp te sellen op een geselecteerd
kaderpunt.
Gebruik van een statief wordt aanbevolen.
Standaardinstelling voor de stand n.
177
L
b: Lichtmeting/Belichting
b1: Stapgrootte inst. belichting
Deze optie (beschikbaar in alle opnamestanden) bepaalt of aanpassingen in sluitertijd,
diafragma, belichtingscorrectie, flitscorrectie en bracketing worden aangebracht in stappen
die gelijkwaardig zijn aan
1
/3 LW of
1
/2 LW.
b2: Eenv. belichtingscorrectie
Deze optie (beschikbaar in de standen P, S, A en M) bepaalt of de knop E moet worden
gebruikt om de belichtingscorrectie in te stellen (p. 90).
Als Aan is geselecteerd, knippert
de 0 in het midden van de belichtingsaanduiding, zelfs als de belichtingscorrectie is
ingesteld op ±0.
A
Verwissel hoofd/secundair
Welke instelschijf wordt gebruikt om de belichtingscorrectie in te stellen als is geselecteerd voor
persoonlijke instelling b2 (Eenv. belichtingscorrectie), hangt af van de optie die is gekozen voor
persoonlijke instelling f5 ( Functie instelschijven inst. > Verwissel hoofd/secundair, p. 201).
Optie Beschrijving
H
1/3 stap
(standaard)
Wijzigingen in sluitertijd, diafragma, belichtingscorrectie en flitscorrectie worden
aangebracht in stappen die gelijkwaardig zijn aan
1
/3 LW.
Voor de
bracketingstapgrootte kunt u kiezen uit
1
/3,
2
/3 en 1 LW.
I 1/2 stap
Wijzigingen in sluitertijd, diafragma, belichtingscorrectie en flitscorrectie worden
aangebracht in stappen die gelijkwaardig zijn aan
1
/2 LW.
Voor de
bracketingstapgrootte kunt u kiezen uit
1
/2 en 1 LW.
Optie Beschrijving
Aan
U kunt de belichtingscorrectie instellen door aan een van de instelschijven te draaien
(zie de onderstaande opmerking).
De geselecteerde waarde wordt niet gewijzigd
wanneer de camera of de belichtingsmeters worden uitgeschakeld of persoonlijke
instelling b2 op Uit wordt gezet.
Uit
(standaard)
U stelt de belichtingscorrectie in door de knop E in te drukken en aan de
hoofdinstelschijf te draaien.
Functie instelschijven inst. > Verwissel hoofd/secundair
Uit (standaard) Aan
Belichtings-
stand
P Secundaire instelschijf Secundaire instelschijf
S Secundaire instelschijf Hoofdinstelschijf
A Hoofdinstelschijf Secundaire instelschijf
M N.v.t.
178
L
b3: Grootte meetgebied
b4: Fijnafst. voor opt. belichting
Gebruik deze optie (beschikbaar in alle opnamestanden) als u de door de camera
geselecteerde belichtingswaarde wilt aanpassen.
U kunt de belichting voor elke
meetmethode afzonderlijk fijnafstellen met een waarde tussen +1 en –1 LW, in stappen
van
1
/6 LW.
D
Fijnafstelling belichting
U kunt de belichting voor elke geheugenbank met persoonlijke instellingen afzonderlijk
fijnafstellen en deze instelling wordt niet teruggezet door een reset met twee knoppen.
Aangezien
het symbool voor belichtingscorrectie (E) niet wordt weergegeven, is het menu voor fijnafstelling
de enige manier om te bepalen in hoeverre de belichting is gewijzigd.
Belichtingscorrectie (p. 90)
heeft in de meeste situaties de voorkeur.
Bij het berekenen van de belichting wordt bij
centrumgerichte meting het grootste gewicht toegekend aan
een cirkel in het midden van het beeld.
De diameter (φ ) van
deze cirkel kan worden ingesteld op 6, 8 of 10 mm.
Deze optie
is alleen beschikbaar in de stand P, S, A en M.
Optie
M φ 6mm
L φ 8 mm (standaard)
N φ 10 mm
179
L
c: Timers/AE-vergrendeling
c1: AE-vergr. ontspanknop
Bij de standaardinstelling Uit wordt de belichting alleen vergrendeld als op de AE-L/AF-L-
knop wordt gedrukt.
Als Aan is geselecteerd, wordt de belichting ook vergrendeld als de
ontspanknop half wordt ingedrukt. Deze optie is beschikbaar in alle opnamestanden.
c2: Lichtmeter automatisch uit
c3: Zelfontspanner
Deze optie (beschikbaar in alle opnamestanden) bepaalt hoe
lang de camera de belichting blijft meten wanneer er geen
handelingen worden uitgevoerd.
U heeft de keuze uit 4 sec., 6
sec., 8 sec., 16 sec., 30 sec., 1 min. , 5 min., 10 min. en 30 min.
De
sluitertijd- en diafragmaweergaven in het lcd-venster en in de
zoeker worden automatisch uitgeschakeld wanneer de
belichtingsmeters worden uitgeschakeld.
Kies een kortere uitschakelingsperiode als u de batterij wilt
sparen.
Als de camera wordt gevoed door een optionele EH-5a
of EH-5 lichtnetadapter, wordt de belichtingsmeter niet
automatisch uitgeschakeld.
Optie
Q 4sec.
R 6sec. (standaard)
S 8sec.
T 16 sec.
U 30 sec.
V 1min.
W 5min.
X 10 min.
Y 30 min.
Deze optie (beschikbaar in alle opnamestanden) bepaalt de
duur van de ontspanvertraging van de zelfontspanner
(Vertraging zelfontspanner; zie afbeelding rechts) en het
aantal opnamen (Aantal opnamen; kies een waarde tussen
1–9) dat moet worden gemaakt wanneer de ontspanknop in de
zelfontspannerstand wordt ingedrukt (bij een andere waarde
dan 1 worden de foto's gemaakt met de voor de stand !
geselecteerde snelheid; p. 182).
Vertraging zelfontspanner
a 2sec.
b 5sec.
c 10 sec. (standaard)
d 20 sec.
180
L
c4: Monitor uit
c5: Afstandsbediening
d: Opnemen/Weergeven
d1: Signaal
Bij de standaardinstelling Aan weerklinkt er een geluid wanneer de camera scherpstelt in
de enkelvoudige AF-stand (5 of wanneer statische onderwerpen in de autofocusstand
4 worden gefotografeerd), tijdens het aftellen van de zelfontspanner en uitgestelde
afstandsbediening (p. 66, 68) en wanneer een foto wordt gemaakt met directe
afstandsbediening (p. 68).
Er weerklinkt geen geluid als Uit is geselecteerd.
Deze optie is beschikbaar in alle opnamestanden.
De huidige
instelling wordt weergegeven in het lcd-venster. 3 wordt
weergegeven wanneer het signaal is ingeschakeld, 2 wanneer het
signaal is uitgeschakeld.
Deze optie (beschikbaar in alle opnamestanden) bepaalt hoe lang
de monitor ingeschakeld blijft als er geen handelingen worden
uitgevoerd tijdens weergave en terugspelen van beelden of
wanneer menu's of opname-informatie worden weergegeven.
U
heeft keuze uit 4 sec. (standaard voor beeld terugspelen), 10 sec.
(standaard voor weergave en opname-informatie), 20 sec.
(standaard voor menu's), 1 minuut, 5 minuten of 10 minuten.
Kies
een kortere uitschakelingsperiode als u de batterij wilt sparen.
Als
de camera wordt gevoed door een optionele EH-5a of EH-5
lichtnetadapter, blijft de monitor ingeschakeld als er gedurende
circa tien minuten geen handelingen worden uitgevoerd, ongeacht
de gekozen instelling.
Optie
9 4sec.
e 10 sec.
f 20 sec.
g 1min.
h 5min.
i 10 min.
Deze optie bepaalt hoe lang de camera blijft wachten op een
signaal van de afstandsbediening voordat de uitgestelde of
directe afstandsbedieningstanden (p. 68) worden geannuleerd.
Kies een kortere wachttijd om de batterijen te sparen. De
standaardinstelling is 1 minuut.
Deze optie is beschikbaar in alle opnamestanden.
Optie
u 1 min.(standaard)
v 5min.
w 10 min.
x 15 min.
181
L
d2: Rasterweergave in zoeker
Kies Aan om op verzoek rasterlijnen in de zoeker weer te geven ter referentie bij het
kadreren van foto's.
De standaardinstelling is Uit. Deze optie is beschikbaar in alle
opnamestanden.
d3: ISO tonen en aanpassen
Kies ISO-gevoeligheid (y) of ISO/eenvoudige ISO (z) om de huidige ISO-
gevoeligheidsinstellingen weer te geven in de aanduidingen voor de beeldteller van het
lcd-venster en de zoeker.
Als ISO/eenvoudige ISO (
)
z is geselecteerd, kan de ISO-
gevoeligheid worden ingesteld door de secundaire instelschijf (standen P en S) of de
hoofdinstelschijf (stand A) te verdraaien. Kies Beeldteller (standaardinstelling) om het
resterende aantal opnamen weer te geven.
Deze optie is beschikbaar in alle opnamestanden.
d4: Zoekerwaarschuwing
Stel deze optie in op
Aan
(standaardinstelling) om de volgende waarschuwingen in de zoeker
weer te geven:
Deze waarschuwingen worden niet weergegeven wanneer Uit is geselecteerd.
Deze
optie is beschikbaar in alle opnamestanden.
Pictogram Beschrijving
l Wordt weergegeven wanneer een monochrome beeldinstelling is geselecteerd.
d Wordt weergegeven wanneer de batterij bijna leeg is.
m Wordt weergegeven wanneer er geen geheugenkaart is geplaatst.
182
L
d5: Schermtips
Kies Aan (standaardinstelling) om schermtips weer te geven voor items die in de
opname-informatieweergave zijn geselecteerd, of Uit om schermtips uit te schakelen.
Deze optie is beschikbaar in alle opnamestanden.
d6: Opnamesnelheid
Deze optie (beschikbaar in alle opnamestanden) bepaalt de maximum beeldsnelheid in
de stand ! (continu laag).
Kies een waarde tussen één en vier beelden per seconde
(bps). De standaardinstelling is 3 bps.
Bij lange sluitertijden kan de beeldsnelheid
afnemen tot onder de geselecteerde waarde.
d7: Opeenvolgende nummering
Wanneer u een foto maakt, verhoogt de camera het laatst gebruikte bestandsnummer
met één en wordt deze naam voor het nieuwe bestand gebruikt.
Deze optie (beschikbaar
in alle opnamestanden) bepaalt of de bestandsnummering doorgaat vanaf het laatst
gebruikte nummer wanneer een nieuwe map wordt gemaakt, de geheugenkaart wordt
geformatteerd of een nieuwe geheugenkaart in de camera wordt geplaatst.
D
Opeenvolgende nummering
Als de huidige map nummer 999 heeft en 999 fotos of een foto met het nummer 9999 bevat, wordt
de ontspanknop uitgeschakeld en kunnen geen foto's meer worden gemaakt.
Kies Terugzetten
voor persoonlijke instelling d7 (Opeenvolgende nummering) en formatteer vervolgens de huidige
geheugenkaart of plaats een nieuwe geheugenkaart.
Optie Beschrijving
Aan
Wanneer een nieuwe map wordt gemaakt, de geheugenkaart wordt
geformatteerd of een nieuwe geheugenkaart in de camera wordt geplaatst,
gaat de bestandsnummering verder vanaf het laatst gebruikte nummer of
vanaf het hoogste nummer in de huidige map, afhankelijk van welk getal het
hoogste is.
Als u een foto maakt terwijl de huidige map een foto met het
nummer 9999 bevat, wordt automatisch een nieuwe map gemaakt en begint
de bestandsnummering weer bij 0001.
Uit
(standaard)
De bestandsnummering begint weer bij 0001 wanneer een nieuwe map wordt
gemaakt, de geheugenkaart wordt geformatteerd of een nieuwe
geheugenkaart in de camera wordt geplaatst.
Als u een foto maakt terwijl de
huidige map 999 foto’s bevat, wordt automatisch een nieuwe map gemaakt.
J
Terugzetten
Hetzelfde als bij Aan, behalve dat de volgende foto die u maakt een
bestandsnummer krijgt dat één hoger is dan het hoogste bestandsnummer in
de huidige map.
Als de map leeg is, wordt de bestandsnummering teruggezet
op 0001.
183
L
d8: Weergave opname-info
Bij de standaardinstelling v Automatisch verandert de kleur van de tekens in de
informatieweergave (p. 10) automatisch van zwart in wit of van wit in zwart om te zorgen
voor voldoende contrast met de achtergrond.
Als u altijd dezelfde kleur wilt gebruiken,
selecteert u Handmatig en kiest u w Donker op licht (zwarte tekens) of x Licht op
donker witte tekens).
De helderheid van de monitor wordt automatisch aangepast voor
een maximaal contrast met de geselecteerde tekstkleur.
Deze optie is beschikbaar in alle opnamestanden.
d9: LCD-verlichting
Bij de standaardinstelling Uit brandt de achtergrondverlichting van het lcd-venster (lcd-
verlichting) alleen als de hoofdschakelaar op D staat.
Als Aan is geselecteerd, wordt het
lcd-venster verlicht wanneer de belichtingsmeters zijn ingeschakeld (p. 35).
Selecteer Uit
als u de batterij wilt sparen.
Deze optie is beschikbaar in alle opnamestanden.
d10: Spiegelvoorontspanning
Bij de standaardinstelling Uit wordt de sluiter ontspannen wanneer de ontspanknop
wordt ingedrukt.
In gevallen waarin de geringste camerabeweging kan leiden tot
onscherpe foto’s, kunt u Aan selecteren. De sluiter wordt dan circa 1 seconde nadat de
ontspanknop is ingedrukt en de spiegel is opgeklapt, ontspannen. Deze optie is
beschikbaar in alle opnamestanden.
d11: Flitswaarschuwing
In de standen P, S, A en M moet de flitser voor gebruik handmatig worden opgeklapt.
Als
deze optie op Aan (standaardinstelling) wordt ingesteld en de verlichting ontoereikend
is, knippert de flitsgereedaanduiding (M) in de zoeker wanneer de ontspanknop half
wordt ingedrukt om aan te geven dat de ingebouwde flitser moet worden gebruikt.
Wanneer Uit is geselecteerd wordt er geen waarschuwing weergegeven.
Deze optie is
alleen beschikbaar in de standen P, S, A en M.
Donker op licht Licht op donker
184
L
d12: MB-D80 batterijen
Als u het optionele MB-D80 battery pack gebruikt met AA-batterijen, kunt u de werking
van de camera optimaliseren door in dit menu (beschikbaar in alle opnamestanden) het
juiste batterijtype te selecteren.
Deze optie hoeft niet te worden ingesteld bij gebruik van
EN-EL3e batterijen.
A
AA-batterijen gebruiken
Voor optimale prestaties worden EN-EL3e oplaadbare Li-ionbatterijen aanbevolen.
Met AA-
batterijen (p. 275) kunt u minder foto's nemen.
De capaciteit van AA-batterijen neemt aanzienlijk af
bij temperaturen lager dan 20 °C en hangt af van het merk en de opslagomstandigheden. In
sommige gevallen werken batterijen mogelijk niet meer voordat hun vervaldatum is verstreken.
Sommige AA-batterijen kunnen niet worden gebruikt. Vanwege hun eigenschappen en beperkte
capaciteit mogen alkaline en nikkel-mangaan batterijen alleen worden gebruikt als er geen
alternatief voorhanden is en uitsluitend bij hogere temperaturen.
De camera geeft het niveau van
AA-batterijen als volgt weer:
Het batterijniveau voor EN-EL3e oplaadbare Li-ionbatterijen wordt op de normale manier
weergegeven.
A
Het MB-D80 battery pack
De MB-D80 werkt op één of twee EN-EL3e oplaadbare Li-ionbatterijen of zes alkaline, Ni-MH, lithium
of nikkel-mangaan AA-batterijen (er wordt een EN-EL3e met de camera meegeleverd). Met AA-
batterijen zijn hogere beeldsnelheden mogelijk; maar er moet worden opgemerkt dat bij gebruik
van AA-batterijen de beeldsnelheid afneemt naarmate het batterijniveau daalt.
De opname-informatieweergave toont het batterijtype dat in de MB-D80 is
geplaatst als volgt:
Optie Beschrijving
1
LR6 (AA alkaline)
(standaard)
Selecteer deze optie als u LR6 alkaline AA-batterijen gebruikt.
2 HR6 (AA Ni-MH) Selecteer deze optie als u HR6 Ni-MH AA-batterijen gebruikt.
3 FR6 (AA lithium) Selecteer deze optie als u FR6 lithium AA-batterijen gebruikt.
4 ZR6 (AA Ni-Mn) Selecteer deze optie als u ZR6 Ni-Mn AA-batterijen gebruikt.
Lcd-venster Zoeker Beschrijving
L Batterijen volledig opgeladen.
I d Batterij bijna leeg.
Houd nieuwe batterijen bij de hand.
H
(knippert)
d
(knippert)
Batterij is leeg; ontspanknop uitgeschakeld.
Verwissel de batterijen.
Weergave MB-D80 batterijen Batterijtype
u EN-EL3e oplaadbare Li-ionbatterij
w AA-batterijen
185
L
e: Bracketing/Flits
e1: Langste sluitertijd bij flits
Deze optie (alleen beschikbaar in de opnamestanden P en A) bepaalt de langst mogelijke
sluitertijd bij synchronisatie op het eerste of tweede gordijn of rode-ogenreductie in de
standen P en A (ongeacht de gekozen instelling kunt u de sluitertijd instellen op 30 sec. in
de standen S en M of wanneer de flitser is ingesteld op lange sluitertijd, synchronisatie op
het tweede gordijn en lange sluitertijd of rode-ogenreductie met lange sluitertijd).
De
beschikbare opties variëren van
1
/60 seconde (1/60 sec., standaardinstelling) tot
30 seconden (30 sec.).
e2: Flitssturing ingeb. flitser
Kies de flitsstand voor de ingebouwde flitser. Deze optie is alleen beschikbaar in de
standen P, S, A en M.
A
”Handmatig” en ”Stroboscopisch flitsen”
Als deze opties zijn geselecteerd, knippert het pictogram Y in het lcd-venster en de zoeker.
A
De SB-400
Als een optionele SB-400 flitser is bevestigd en is ingeschakeld, wordt
persoonlijke instelling e2 ingesteld op Optionele flitser en kunt u DDL of
Handmatig selecteren als flitssturingsstand voor de SB-400. (De opties
Stroboscopisch flitsen en Commanderstand zijn niet beschikbaar.)
Optie Beschrijving
1
DDL
(standaard)
De flitssterkte wordt automatisch aangepast aan de
opnameomstandigheden.
2 Handmatig Kies de flitssterkte (p. 187).
3
Stroboscopisch
flitsen
De flitser flitst herhaaldelijk terwijl de sluiter is geopend, waardoor het
effect van een stroboscooplamp ontstaat (p. 187).
4 Commanderstand
Gebruik de ingebouwde flitser als een hoofdflitser die een of meer
optionele flitsers op afstand aanstuurt (p. 188).
186
L
A
Sturing van de ingebouwde flitser
De opname-informatieweergave toont de flitssturingsstand voor de ingebouwde flitser (Ingebouwd)
en voor optionele flitsers die op het accessoireschoentje van de camera zijn bevestigd (Optioneel) als
volgt.
1 Alleen beschikbaar met SB-900 en SB-800.
2 U kunt de flitssturingsstand voor de ingebouwde flitser selecteren via persoonlijke instelling e2
(Flitssturing ingeb. flitser, p. 185).
A
Zie ook
Zie persoonlijke instelling e5 (Auto FP, p. 195) voor informatie over
flitssynchronisatiesnelheden tot
1
/320 sec.
i-TTL
Automatisch diafragma (AA)
1
Handmatig
Ingebouwd Optioneel Ingebouwd Optioneel Ingebouwd Optioneel
DDL
2
Auto-FP (p. 195) ——
Stroboscopisch flitsen
2
————
Commanderstand
2
187
L
❚❚ Handmatig
Kies een flitssterkte tussen Volle flits en 1/128 (
1
/128 van de volledige sterkte).
Op vol
vermogen heeft de ingebouwde flitser een richtgetal van 18 (m, ISO 200, 20°C).
❚❚ Stroboscopisch flitsen
De flitser flitst herhaaldelijk terwijl de sluiter is geopend, waardoor
het effect van een stroboscooplamp ontstaat.
Druk op 4 of 2 om
de onderstaande opties te markeren. Druk op 1 of 3 om de
instelling te wijzigen.
A
Aantal
Optie Beschrijving
Sterkte Kies de flitssterkte (uitgedrukt als een gedeelte van het volle vermogen).
Aantal
Kies het aantal malen dat de flitser flitst op de geselecteerde sterkte.
Het
daadwerkelijke aantal flitsen kan lager zijn dat het geselecteerde aantal, afhankelijk
van de sluitertijd en de optie die is geselecteerd voor Frequentie.
Frequentie Kies hoe vaak de flitser per seconde flitst.
De flitssterkte bepaalt welke opties beschikbaar zijn voor
Aantal.
Sterkte
Beschikbare opties voor
Aantal
1/4 2
1/8 2–5
1/16 2–10
1/32 2–10, 15
1/64 2–10, 15, 20, 25
1/128 2–10, 15, 20, 25, 30, 35
188
L
❚❚ Commanderstand
Gebruik de ingebouwde flitser als hoofdflitser die een of meer optionele SB-900, SB-800,
SB-600 of SB-R200 flitsers in maximaal twee groepen (A en B) op afstand aanstuurt met
behulp van geavanceerde draadloze flitssturing.
Als u deze optie selecteert, wordt het menu rechts weergegeven.
Druk op 4 of 2 om de onderstaande opties te markeren. Druk op
1 of 3 om de instelling te wijzigen.
Voer de onderstaande stappen uit om foto’s te maken in de commanderstand.
1 Wijzig de instellingen voor de ingebouwde flitser.
Kies de flitssturingsstand en de flitssterkte voor de
ingebouwde flitser.
De flitssterkte kan niet worden
aangepast in de stand ––.
Optie Beschrijving
Ingeb. flitser Kies een flitsstand voor de ingebouwde flitser (commanderflitser).
DDL
i-TTL-stand.
Kies de flitscorrectie uit waarden tussen +3.0 en –3.0 LW in stappen
van
1
/3 LW.
M
Kies de flitssterkte uit waarden tussen Volle flits en 1/128 (
1
/128 van de volledige
sterkte).
––
De ingebouwde flitser wordt niet geactiveerd, maar de AF-hulpverlichting brandt.
De ingebouwde flitser moet worden opgeklapt, zodat deze monitor-voorflitsen
kan afgeven.
Groep A Kies een flitsstand voor alle flitsers in groep A.
DDL
i-TTL-stand.
Kies de flitscorrectie uit waarden tussen +3.0 en –3.0 LW in stappen
van
1
/3 LW.
AA
Automatisch diafragma (alleen beschikbaar bij de SB-900 en SB-800 flitser).
Kies de
flitscorrectie uit waarden tussen +3.0 en –3.0 LW in stappen van
1
/3 LW.
M
Kies de flitssterkte uit waarden tussen Volle flits en 1/128 (
1
/128 van de volledige
sterkte).
–– De flitsers in deze groep worden niet geactiveerd.
Groep B
Kies een flitsstand voor alle flitsers in groep B.
De beschikbare opties zijn gelijk aan
die voor Groep A hierboven.
Kanaal
Kies uit de kanalen 1–4.
Alle flitsers in beide groepen moeten zijn ingesteld op
hetzelfde kanaal.
189
L
2 Pas de instellingen aan voor groep A.
Kies de flitssturingsstand en de flitssterkte voor de flitsers in
groep A.
3 Pas de instellingen aan voor groep B.
Kies de flitssturingsstand en de flitssterkte voor de flitsers in
groep B.
4 Selecteer het kanaal.
5 Druk op J.
6 Kadreer de opname.
Kadreer de opname en plaats de flitsers, zoals hieronder wordt aangegeven.
Houd
er rekening mee dat de maximale afstand waarop de externe flitsers kunnen
worden geplaatst, afhangt van de opnameomstandigheden.
7 Stel de externe flitsers in op het geselecteerde kanaal.
Zet alle externe flitsers aan en stel ze in op het kanaal dat u heeft geselecteerd in
stap 4.
Raadpleeg de handleiding van de flitsers voor meer informatie.
10 m
of
minder
30 ° of minder
30 ° of minder
60 ° of minder
60 ° of minder
5 m of minder
Camera
(ingebouwde flitser)
5 m of minder
De sensors voor
draadloze bediening
op de flitsers moeten
naar de camera zijn
gericht.
190
L
8 Klap de ingebouwde flitser op.
Druk op de knop M om de ingebouwde flitser op te klappen.
Houd er rekening mee
dat zelfs als –– is geselecteerd voor Ingeb. flitser> Stand, de ingebouwde flitser
moet zijn opgeklapt, zodat deze monitor-voorflitsen kan afgeven.
9 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
Nadat u heeft gecontroleerd of het flitsgereedlampje op de camera en de
flitsgereedlampjes op alle andere flitsers branden, kadreert u de foto, stelt u scherp
en maakt u de opname.
FV-vergrendeling (p. 198) kan indien gewenst worden
gebruikt.
D
Commanderstand
Richt de sensorvensters van de externe flitsers zodanig dat ze de monitor-voorflitsen van de
ingebouwde flitser detecteren. (Let hier met name op als u geen statief gebruikt.)
Zorg dat er geen
direct licht of sterke reflecties van de externe flitsers in het objectief van de camera (in DDL-stand) of
op de fotocellen van de externe flitsers (in AA-stand) vallen, aangezien dit de belichting kan
verstoren.
Als u wilt voorkomen dat timerflitsen van de ingebouwde flitser zichtbaar zijn in foto's
die op korte afstand worden gemaakt, kiest u een lage ISO-gevoeligheid of een klein diafragma
(hoge f/-waarde) of gebruikt u een optioneel SG-3IR infraroodfilter voor de ingebouwde flitser.
Een
SG-3IR is vereist voor het beste resultaat met synchronisatie op het tweede gordijn, waarbij de
timerflitsen helderder zijn.
Nadat u de externe flitsers heeft geplaatst, maakt u een testopname en
bekijkt u het resultaat op de cameramonitor.
Hoewel er geen beperkingen gelden voor het aantal externe flitsers dat kan worden gebruikt, is drie
uit praktisch oogpunt het maximum.
Bij meer dan drie flitsers zal het resultaat nadelig worden
beïnvloed door het licht van de externe flitsers.
A
Weergave van de flitsstand
M wordt niet als flitsstand weergegeven in het lcd-venster als –– is geselecteerd voor Ingeb.
flitser > Stand.
A
Flitscorrectie
De flitscorrectiewaarde die is geselecteerd met de knop Y (M) en de secundaire instelschijf wordt
opgeteld bij de flitscorrectiewaarden die zijn geselecteerd voor de ingebouwde flitser, groep A en
groep B in het menu Commanderstand.
Het pictogram Y wordt weergegeven in het lcd-venster
en in de zoeker als een andere flitscorrectiewaarde dan ±0 is geselecteerd voor Ingeb. flitser > DDL.
Het pictogram Y knippeert wanneer M is geselecteerd voor Ingeb. flitser.
191
L
e3: Instellicht
Als Aan is geselecteerd wanneeer de camera wordt gebruikt in combinatie met de
ingebouwde flitser of een optionele SB-900, SB-800, SB-600 of SB-R200 flitser, wordt een
instellicht afgegeven wanneer de knop voor scherptedieptevoorbeeld op de camera
wordt ingedrukt (p. 82).
De standaardinstelling is Uit. Deze optie is alleen beschikbaar in
de standen P, S, A en M.
e4: Inst. voor auto bracketing
Kies de instelling of instellingen die worden gewijzigd wanneer auto bracketing wordt
toegepast (alleen voor de standen P, S, A en M ).
Kies AE & flits (j, standaardinstelling) als
u zowel belichtings- als flitsbracketing wilt toepassen (p. 92), Alleen AE (k) als u alleen
belichtingsbracketing wilt toepassen, Alleen flits (l) als u alleen flitsbracketing wilt
toepassen, Witbalansbracketing (m) als u witbalansbracketing wilt toepassen (zie het
hieronder) of ADL-bracketing als u één foto wilt maken met Actieve D-Lighting en één
zonder Actieve D-Lighting (p. 193).
❚❚ Witbalansbracketing
1 Selecteer witbalansbracketing.
Selecteer Witbalansbracketing voor persoonlijke instelling
e4 (Inst. voor auto bracketing).
Witbalansbracketing is niet
beschikbaar bij de beeldkwaliteitsinstellingen NEF (RAW) en
NEF (RAW) + JPEG.
2 Selecteer het aantal opnamen.
Houd de D-knop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om het aantal
opnamen in de bracketingserie te kiezen.
Het aantal opnamen wordt weergegeven
in het lcd-venster.
Bij andere instellingen dan nul worden het pictogram W en de aanduiding voor
witbalansbracketing weergegeven in het lcd-venster.
Aantal opnamen
Bracketing
voortgangs-
aanduiding
D knop Hoofdinstelschijf
Lcd-venster
Zoeker
192
L
3 Selecteer een stapgrootte voor de witbalans.
Houd de D-knop ingedrukt en draai aan de secundaire instelschijf om de
witbalansinstelling te kiezen.
Elke stap is ongeveer equivalent met 5 mired.
Kies uit stappen van 1 (5 mired), 2 (10 mired) of 3 (15mired; zie pagina 98 voor een
definitie van “mired”).
Hoe hoger de B-waarde, hoe meer blauw, hoe hoger de A-
waarde, hoe meer oranje (p. 97).
In de onderstaande tabel worden de
bracketingprogrammas met een stapgrootte van 1 weergegeven.
4 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
Bij elke opname wordt het aantal kopieën gemaakt dat is
ingesteld in het bracketingprogramma, waarbij elke kopie
een andere witbalans heeft.
Wijzigingen in de witbalans
worden opgeteld bij de witbalansinstelling die is aangebracht met de fijnafstelling
voor de witbalans.
Als het aantal opnamen in het bracketingprogramma
groter is dan het aantal resterende opnamen, knippert
de opnameteller in het lcd-venster en de zoeker en
wordt de ontspanknop geblokkeerd.
De opname kan
beginnen zodra een nieuwe geheugenkaart is
geplaatst.
Weergave lcd-venster
Aantal
opnamen
Stapgrootte witbalans Bracketingvolgorde (LW’s)
01 0
21B 0/1B
21A 0/1A
3 1A, 1B 0/1A/1B
Stapgrootte
witbalans
D knop
Secundaire instelschijf
Lcd-venster
193
L
❚❚ Bracketing annuleren
U annuleert bracketing door de D-knop ingedrukt te houden en aan de hoofdinstelschijf
te draaien totdat het aantal opnamen in de bracketingserie op nul (r) staat en W niet
meer wordt weergegeven in het lcd-venster.
De volgende keer dat u bracketing activeert,
wordt het laatst gebruikte programma hersteld.
Bracketing kan ook worden geannuleerd
via een reset met twee knoppen (p. 75), waarbij in dit geval het bracketingprogramma
niet wordt hersteld wanneer u bracketing later opnieuw activeert.
A
Witbalansbracketing
Witbalansbracketing heeft alleen invloed op de kleurtemperatuur (de as oranje-blauw in de
weergave voor fijnafstelling van de witbalans, p. 97).
De as groen-magenta wordt niet aangepast.
Als u de camera uitzet terwijl het toegangslampje voor de geheugenkaart brandt, wordt de camera
pas uitgeschakeld nadat alle foto’s in de serie zijn opgeslagen.
❚❚ ADL-bracketing
1 Selecteer ADL-bracketing.
Selecteer ADL-bracketing voor persoonlijke instelling e4
(Inst. voor auto bracketing).
2 Activeer bracketing.
Houd de knop D ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf totdat de
backetingvoortgangsindicator in het lcd-venster verschijnt.
.
Bracketing
voortgangs-
aanduiding
D knop Hoofdinstelschijf
Lcd-venster
Zoeker
194
L
3 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
De camera varieert Actieve D-Lighting bij iedere opname.
De eerste foto wordt gemaakt zonder Actieve D-Lighting,
de tweede met de Actieve D-Lighting waarde die via het
opnamemenu is ingesteld (p. 165).
Terwijl bracketing van kracht is, wordt een
voortgangsaanduiding weergegeven in het lcd-venster.
Het segment y van de indicator verdwijnt wanneer de
eerste foto wordt gemaakt, de z indicator wanneer de
foto met Actieve D-Lighting wordt gemaakt.
❚❚ Bracketing annuleren
Houd de knop D ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf
totdat de backetingvoortgangsindicator niet langer in het lcd-venster wordt
weergegeven om bracketing te annuleren.
D
Actieve D-Lighting
Matrixmeting (Z, p. 87) wordt aanbevolen.
Foto's die zijn gemaakt met actieve D-Lighting bij een
hoge ISO-gevoeligheid kunnen ruis, lijnen en vertekening vertonen.
De beeldinstellingen
Helderheid en Contrast (p. 111) kunnen niet worden ingesteld zolang Actieve D-Lighting is
ingeschakeld.
In de belichtingsstand M komt de instelling Automatisch voor actieve D-Lighting
overeen met Normaal.
195
L
e5: Auto FP
Als Aan voor deze optie (alleen beschikbaar in de standen P, S, A en M) wordt geselecteerd,
wordt automatische snelle FP-synchronisatie ingeschakeld voor optionele flitsers die het
Nikon Creatief Verlichtingssysteem (CVS) ondersteunen.
Met Auto FP kunnen flitsers
worden gebruikt met sluitertijden tot
1
/200 s–
1
/4.000 s aangeeft.
Gebruik deze optie om bij
heldere verlichting de invulflits te kunnen gebruiken en bij het fotograferen met grote
diafragmaopeningen.
Automatische snelle FP-synchronisatie is niet beschikbaar bij
gebruik van de ingebouwde flitser.
De standaardinstelling is Uit.
e6: Bracketingvolgorde
Bij de standaardinstelling MTR>onder>boven (H) wordt belichtings- en flitsbracketing
toegepast in de volgorde die is beschreven op pagina's 92 en 264; witbalansbracketing in
de volgorde van geen aanpassing, A, B (p. 191).
Als Onder>MTR>boven (I) is
geselecteerd, wordt belichtings- en flitsbracketing toegepast in de volgorde van de
laagste naar de hoogste waarde, en witbalansbracketing in de volgorde van A, geen
aanpassing, B.
Deze optie is alleen beschikbaar in de standen P, S, A en M.
196
L
f: Bediening
f1: Schakelaar D
Kies de functie die wordt uitgevoerd door de hoofdschakelaar naar de stand D te
draaien. Deze optie is beschikbaar in alle opnamestanden.
f2: OK-knop (opnamestand)
Deze optie (beschikbaar in alle opnamestanden) bepaalt welke bewerkingen kunnen
worden uitgevoerd wanneer in de opnamestand op de knop J wordt gedrukt.
Optie Beschrijving
f
LCD-verlichting (D)
(standaard)
Het lcd-venster wordt 6 sec. verlicht.
g Beide
Het lcd-venster wordt verlicht en de opname-informatie
wordt op de monitor weergegeven.
Optie Beschrijving
Midd. sch.stelpunt select.
(standaard)
Wanneer in de opnamestand op de knop J wordt gedrukt, wordt het
middelste scherpstelpunt geselecteerd.
Actieve AF-punt
markeren
Wanneer in de opnamestand op de knop J wordt gedrukt, wordt het
actieve scherpstelpunt geselecteerd.
Geen functie
Wanneer in de opnamestand op de knop J wordt gedrukt, gebeurt
er niets.
197
L
f3: FUNC.-knop
toewijzen
Kies de functie die de Fn-knop vervult.
Deze optie is beschikbaar
in alle opnamestanden.
Optie Beschrijving
# Rasterweergave
Houd de Fn-knop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om de
rasterweergave in de zoeker in of uit te schakelen (p. 9).
$ AF-veldstand
Houd de Fn-knop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om de AF-
veldstand te selecteren (p. 173).
%
Middelste
scherpstelpunt
Houd de Fn-knop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om de grootte
van het middelste scherpstelpunt in te stellen op normaal of breed (p. 174).
r
FV-
vergrendeling
(standaard)
Druk op de Fn-knop om de flitswaarde te vergrendelen (alleen voor de
ingebouwde flitser en de SB-900, SB-800, SB-600, SB-400 en SB-R200
flitsers, zie het onderstaande).
Druk nogmaals om de
flitswaardevergrendeling te annuleren.
s Flitser uit
De ingebouwde en optionele flitsers zijn uitgeschakeld zolang de Fn-knop
wordt ingedrukt.
L Matrixmeting Matrixmeting is actief zolang de Fn-knop wordt ingedrukt.
M Centrumgericht Centrumgerichte meting is actief zolang de Fn-knop wordt ingedrukt.
N Spotmeting Spotmeting is actief zolang de Fn-knop wordt ingedrukt.
O
Bovenste item
in MIJN MENU
Druk op de Fn-knop om naar het bovenste item in “MIJN MENU” te gaan.
Selecteer deze optie om snel naar een veelgebruikte menuoptie te gaan.
& +NEF (RAW)
Als de beeldkwaliteit is ingesteld op JPEG Fijn, JPEG Normaal of JPEG
Basis, wordt “RAW” weergegeven in het lcd-venster en wordt een NEF
(RAW)-kopie opgenomen bij de volgende foto die wordt gemaakt nadat op
de Fn-knop is gedrukt.
Als u wilt afsluiten zonder een NEF (RAW)-kopie op
te slaan, drukt u nogmaals op de Fn-knop of zet u de camera uit.
198
L
❚❚ FV-vergrendeling
Deze functie vergrendelt de lichtsterkte van de flitser om te voorkomen dat de flitssterkte
verandert tussen twee foto's of terwijl u een foto opnieuw kadreert.
De flitssterkte wordt
automatisch aangepast als de ISO-gevoeligheid of het diafragma wordt gewijzigd.
1 Wijs de functie FV-vergrendeling toe aan de Fn-knop.
Voor FCV-vergrendeling kan zowel de Fn-knop als de knop
AE-L/AF-L worden gebruikt.
Om de Fn-knop te gebruiken zoals
in het onderstaande wordt beschreven, selecteert u FV-
vergrendeling voor persoonlijke instelling f3 (FUNC.-knop
toewijzen).
Om de knop AE-L/AF-L te gebruiken, selecteert u
FV-vergrendeling voor persoonlijke instelling f4 (AE-L/AF-L
knop toewijzen, p. 200).
2 De flitser opklappen.
In de standen i, k, n en o wordt de flitser automatisch
opgeklapt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt
en de hoeveelheid licht ontoereikend is.
In de standen P, S,
A en M moet op de M-knop worden gedrukt om de flits op te
klappen.
3 Stel scherp.
Plaats het onderwerp in het midden van het
beeld en druk de ontspanknop half in om de
scherpstelling te activeren.
4 Vergrendel de flitssterkte.
Controleer of de flitsgereedaanduiding (M) in de zoeker
wordt weergegeven en druk op de Fn-knop. De flitser geeft
een monitor-voorflits af om de juiste flitssterkte te bepalen.
De flitssterkte zal op dat niveau worden vergrendeld en het
pictogram a FV-vergrendeling (r) zal in de zoeker
verschijnen.
5 Pas de compositie aan.
M knop
Fn-knop
199
L
6 Maak de foto.
Druk de ontspanknop helemaal in om de foto te maken.
Indien gewenst kunt u nog
meer foto’s maken zonder de FV-vergrendeling op te heffen.
7 Hef de FV-vergrendeling op.
Druk op de Fn-knop om FV-vergrendeling op te heffen en controleer of het r -
pictogram van de zoeker is verdwenen.
D
FV-vergrendeling gebruiken met de ingebouwde flitser
Wanneer alleen de ingebouwde flitser wordt gebruikt, is FV-vergrendeling alleen verkrijgbaar als
DDL (standaardinstelling) is geselecteeerd voor persoonlijke instelling e2 (Flitssturing ingeb.
flitser; p. 185).
A
FV-vergrendeling gebruiken met optionele flitsers
FV-vergrendeling is niet alleen beschikbaar met de ingebouwde flitser, maar ook met de SB-900,
SB-800, SB-600, SB-400 en SB-R200 flitsers (apart verkrijgbaar).
Stel de optionele flitser in op de
stand DDL. (De SB-900 en SB-800 kunnen ook worden gebruikt in de stand AA. Raadpleeg de
handleiding van de flitser voor meer informatie).
Wanneer FV-vergrendeling is ingeschakeld, wordt
de flitssterkte automatisch aangepast als de positie van de zoomkop van de flitser wordt gewijzigd.
Wanneer Commanderstand is geselecteerd voor persoonlijke instelling e2 (Flitssturing ingeb.
flitser, p. 185), kan FV-vergrendeling worden gebruikt met op afstand bediende flisters SB-900,
SB-800, SB-600 of SB-R200 als (a) een ingebouwde flitser, flitsergroep A of flitsergroep B in de DDL-
stand staat, of (b) een flitsergroep volledig bestaat uit SB-900 en SB-800 flitsers die in de DDL- of AA-
stand staan.
200
L
f4: AE-L/AF-L knop toewijzen
Kies de functie die de knop AE-L/AF-L vervult.
Deze optie is
beschikbaar in alle opnamestanden.
.
Optie Beschrijving
B
AE/AF-
vergrendeling
(standaard)
De scherpstelling en belichting blijven vergrendeld zolang de knop
AE-L/AF-L ingedrukt blijft.
C AE-vergrendeling
De belichting blijft vergrendeld zolang de knop AE-L/AF-L ingedrukt
blijft.
F AF-vergrendeling
De scherpstelling blijft vergrendeld zolang de knop AE-L/AF-L ingedrukt
blijft.
E
AE-vergrendeling
(vast)
De belichting wordt vergrendeld wanneer de AE-L/AF-L-knop wordt
ingedrukt en blijft vergrendeld totdat nogmaals op deze knop wordt
gedrukt of de belichtingsmeters worden uitgeschakeld.
A AF-ON
De AE-L/AF-L activeert de autofocus.
De ontspanknop kan niet worden
gebruikt om scherp te stellen.
r FV-vergrendeling
Druk op de AE-L/AF-L-knop om de flitswaarde te vergrendelen (alleen bij
de ingebouwde flitser en de SB-900, SB-800, SB-600 SB-400 en SB-R200
flitsers, p. 198).
Druk nogmaals om de flitswaardevergrendeling te
annuleren.
201
L
f5: Functie instelschijven inst.
Deze optie (beschikbaar in alle opnamestanden) bepaalt de werking van de
hoofdinstelschijf en de secundaire instelschijf.
f6: Geen geheugenkaart?
Als Vergrendel ontspanknop (standaardinstelling) is geselecteerd, werkt de
ontspanknop alleen als er een geheugenkaart in de camera is geplaatst.
Bij de insteling
Ontgrendel ontspanknop kan de sluiter ook worden ontspannen als er geen
geheugenkaart is geplaatst. Er worden geen beelden opgenomen (ze worden echter wel
op de monitor weergegeven in de demostand).
Wanneer foto's direct op de computer
worden opgeslagen met het programma Camera Control Pro 2 (apart verkrijgbaar),
worden ze niet op de geheugenkaart in de camera opgeslagen en kan de ontspanknop
altijd worden ingedrukt, ongeacht de instelling voor deze optie. Deze optie is beschikbaar
in alle opnamestanden.
f7: Aanduidingen omkeren
Bij de standaardinstelling (V) worden de belichtingsaanduidingen in de
zoeker en in de opname-informatieweergave weergegeven met positieve waarden links
en negatieve waarden rechts. Selecteer (W) als u negatieve waarden links
wilt weergeven en positieve waarden rechts. Deze optie is beschikbaar in alle
opnamestanden.
Optie Beschrijving
Rotatie
omkeren
Deze optie bepaalt de richting van de instelschijven.
Kies Nee (standaardoptie)
voor een normale werking van de instelschijven of kies Ja als u de draairichting van
de instelschijven wilt omkeren.
Deze instelling is ook van toepassing op de
instelschijven van de MB-D80.
Verwissel
hoofd/
secundair
Bij de standaardinstelling Uit wijzigt u de sluitertijd met de hoofdinstelschijf en het
diafragma met de secundaire instelschijf.
Als Aan is geselecteerd, wijzigt u het
diafragma met de hoofdinstelschijf en de sluitertijd met de secundaire instelschijf.
Deze instelling is ook van toepassing op de instelschijven van de MB-D80.
Menus en
weergave
Als de standaardinstelling Aan is geselecteerd, kan de hoofdinstelschijf worden
gebruikt om de foto te kiezen die tijdens schermvullende weergave wordt
weergegeven, om de cursor tijdens miniatuurweergave naar links of naar rechts te
verplaatsen en om de menuselectiebalk omhoog of omlaag te verplaatsen.
De
secundaire instelschijf wordt gebruikt om aanvullende foto-informatie weer te
geven in de schermvullende weergave en om de cursor omhoog of omlaag te
verplaatsen in de miniatuurweergave.
Wanneer menu's worden weergegeven,
wordt het submenu voor een geselecteerde optie weergegeven als u de secundaire
instelschijf naar rechts draait, terwijl het vorige menu wordt weergegeven als u naar
links draait.
Druk op 2 of J om uw keuze te maken.
Aan (geen beeldweergave)
is hetzelfde als Aan, maar de instelschijven kunnen niet worden gebruikt tijdens
beeld terugspelen.
Als Uit is geselecteerd, wordt de multi-selector gebruikt om de
foto te kiezen die tijdens schermvullende weergave wordt weergegeven, om de
cursor tijdens miniatuurweergave naar links of naar rechts te verplaatsen en om
door menu's te navigeren.
202
g
B Het setup-menu: basisinstellingen van
de camera
Het setup-menu bevat de hieronder genoemde opties.
Om het setup-menu weer te
geven, drukt u op G en daarna op 4 om de tab van het huidige menu te markeren.
Vervolgens drukt u op 1 of 3 om de tab van het setup-menu te markeren; zie pagina 19
voor meer informatie.
Geheugenkaart formatteren
Formatteer de kaart.
Houd er rekening mee dat bij formatteren alle foto's en andere
gegevens op de geheugenkaart permanent worden verwijderd.
Maak daarom zo nodig
kopieën voordat u de kaart formatteert.
D
Tijdens het formatteren
Tijdens het formatteren mag u de camera niet uitzetten en de geheugenkaarten niet verwijderen.
A
Formatteren met twee knoppen
U kunt geheugenkaarten ook formatteren door de knop Q (O en Z) circa twee seconden
ingedrukt te houden (p. 75).
LCD-helderheid
Druk op 1 of 3, waarna u kunt kiezen uit zeven instellingen voor
de helderheid van de monitor.
Kies een hoge waarde om de
helderheid te verhogen of een lage waarde om de helderheid te
verlagen.
Optie Zie pagina Optie Zie pagina
Geheugenkaart formatteren 202 Beeldcommentaar 205
LCD-helderheid 202 Automatische beeldrotatie 205
Beeldsensor reinigen 244 Stof referentiefoto 206
Spiegel omhoog (CCD reinigen)
1
246 Batterij-informatie 208
Videostand 203 GPS 208
HDMI 203 Uploaden via Eye-Fi
2
208
Wereldtijd 204 Firmwareversie 208
Taal (Language) 204 2 Alleen beschikbaar wanneer een compatibele
Eye-Fi geheugenkaart is geplaatst (p. 208).
1 Niet beschikbaar als de batterij bijna leeg is.
203
g
Beeldsensor reinigen
Selecteer deze optie als u stof van de beeldsensor wilt verwijderen of opties wilt kiezen
voor automatische reiniging van de beeldsensor (p. 244).
Spiegel omhoog (CCD reinigen)
Vergrendel de spiegel in de opgeklapte positie, zodat u het laagdoorlaatfilter, dat de
beeldsensor van de camera beschermt, op vuil en stof kunt controleren of handmatig
kunt reinigen (p. 246).
Videostand
Als u de camera via de videoaansluiting verbindt met een televisie of videorecorder, dient
u ervoor te zorgen dat de videostand van de camera overeenkomt met de
videostandaard van het apparaat (NTSC of PAL).
HDMI
De camera is uitgerust met een HDMI-aansluiting (High-Definition Multimedia Interface)
zodat u foto's kunt weergeven op HD-televisietoestellen of monitors als u een type C
HDMI-kabel gebruikt (apart verkrijgbaar).
Kies, voordat u de camera op een high-
definition apparaat aansluit, de HDMI-indeling uit de onderstaande opties.
De cameramonitor wordt automatisch uitgeschakeld wanneer een HDMI-apparaat wordt
aangesloten.
Optie Beschrijving
v
Automatisch
(standaard)
De camera selecteert automatisch de juiste indeling.
J 480p (progressief) 640 × 480 (progressief)
K 576p (progressief) 720 × 576 (progressief)
L 720p (progressief) 1.280 × 720 (progressief)
M 1080i (interlaced) 1.920 × 1.080 (interlaced)
204
g
Wereldtijd
Wijzig de tijdzone, stel de cameraklok in, kies de datumnotatie en schakel de zomertijd in
of uit.
A
De klokbatterij
De cameraklok wordt gevoed door een afzonderlijke, oplaadbare batterij die indien nodig wordt
opgeladen als de hoofdbatterij is geplaatst of als de camera wordt gevoed door een optionele EH-5a
of EH-5 lichtnetadapter (p. 239).
Twee dagen opladen is voldoende om de klok gedurende
ongeveer drie maanden van stroom te voorzien.
Als het pictogram B knippert in het lcd-venster,
is de klokbatterij leeg en is de klok teruggezet.
Stel de klok in op de juiste datum en tijd.
Taal (Language)
Kies een taal voor cameramenus en berichten.
De volgende opties zijn beschikbaar.
Optie Beschrijving
Tijdzone
Kies een tijdzone.
De cameraklok wordt automatisch ingesteld op de tijd in de
nieuwe tijdzone.
Datum en tijd Stel de cameraklok in (p. 27).
Datumnotatie Kies de volgorde waarin dag, maand en jaar worden weergegeven.
Zomertijd
Schakel de zomertijd in of uit.
De cameraklok wordt automatisch een uur
vooruit- of teruggezet.
De standaardinstelling is Uit.
Optie Beschrijving Optie Beschrijving
Deens Portugees
Duits Russisch
Engels Zweeds
Spaans Traditioneel Chinees
Fins Vereenvoudigd Chinees
Frans Japans
Italiaans Koreaans
Nederlands
Noors
Pools
205
g
Beeldcommentaar
Voeg tijdens het fotograferen commentaar toe aan nieuwe fotos.
U kunt het
commentaar weergeven in ViewNX (meegeleverd) of Capture NX 2 (apart verkrijgbaar,
p. 240).
Het commentaar wordt ook weergegeven op de derde pagina met foto-
informatie (p.132).
Gereed: wijzigingen opslaan en terugkeren naar het setup-menu.
Commentaar invoeren: voer commentaar in, zoals wordt beschreven op pagina 169.
Commentaar kan maximaal 36 tekens lang zijn.
Commentaar toevoegen: selecteer deze optie als u het commentaar
wilt toevoegen aan alle volgende fotos.
U kunt Commentaar
toevoegen in- of uitschakelen door deze optie te markeren en
op 2 te drukken.
Automatische beeldrotatie
Foto’s die zijn gemaakt terwijl Aan (standaardoptie) is geselecteerd, bevatten informatie
over de oriëntatie van de camera, waardoor ze automatisch kunnen worden gedraaid
tijdens de weergave (p. 128) of wanneer ze worden bekeken met ViewNX of Capture NX 2
(apart verkrijgbaar, p. 240).
De volgende oriëntaties worden vastgelegd:
De oriëntatie van de camera wordt niet vastgelegd als Uit is geselecteerd.
Kies deze optie
als u foto’s maakt terwijl het objectief omhoog of omlaag is gericht.
D
Automatische beeldrotatie
In de ontspanstanden ! en 9 (p. 65) wordt de oriëntatie die bij de eerste opname wordt
vastgesteld, toegepast op alle foto's uit dezelfde reeks, zelfs als de camera tijdens het fotograferen
in een andere richting werd gedraaid.
A
Draai portret
Als u “staande“ foto’s (portretstand) tijdens de weergave automatisch wilt draaien, selecteert u Aan
voor de optie Draai portret in het weergavemenu (p. 160). Aangezien de camera zelf reeds de
geschikte oriëntatie heeft tijdens de opname, worden beelden niet automatisch gedraaid tijdens
het terugspelen van beelden (p. 128).
Liggend (landschap) Camera 90° rechtsom gedraaid Camera 90° linksom gedraaid
206
g
Stof referentiefoto
Verzamel referentiegegevens voor de functie Stofverwijdering in Capture NX 2 (apart
verkrijgbaar, raadpleeg de handleiding van Capture NX 2 voor meer informatie).
Stof referentiefoto is alleen beschikbaar als een CPU-objectief op de camera is
bevestigd.
Een objectief met een brandpuntsafstand van minimaal 50 mm wordt
aanbevolen.
Als u een zoomobjectief gebruikt, moet u helemaal inzoomen.
1 Kies een startoptie.
Markeer een van de volgende opties en druk op J.
Druk op G als u wilt afsluiten zonder gegevens
voor stofverwijdering te verzamelen.
Start: het bericht rechts verschijnt en “rEF”
wordt weergegeven in de zoeker en in het lcd-
venster.
Sensor reinigen en dan starten: selecteer deze optie
als u wilt dat de beeldsensor wordt gereinigd
voordat de functie wordt gestart.
Het bericht
rechts verschijnt en “rEF“ wordt weergegeven
in de zoeker en in het lcd-venster wanneer het
reinigen is voltooid.
D
Reiniging van de beeldsensor
Referentiegegevens voor stofverwijdering die werden opgenomen voordat beeldsensor
reinigen wordt uitgevoerd, kunnen niet worden gebruikt op beelden die werden genomen
nadat beeldsensor reinigen werd uitgevoerd.
Selecteer Sensor reinigen en dan starten
alleen als de referentiegegevens voor stofverwijdering niet worden gebruikt op bestaande
foto's.
2 Kadreer een egaal wit voorwerp in de zoeker.
Houd het objectief op circa tien cm afstand van een goed verlicht, egaal wit
voorwerp. Neem het voorwerp zo in beeld dat het de zoeker vult en druk
vervolgens de ontspanknop half in.
Bij autofocus wordt automatisch scherpgesteld op oneindig; bij handmatige
scherpstelling moet de scherpstelling handmatig op oneindig worden ingesteld.
207
g
3 Verzamel referentiegegevens voor stofverwijdering.
Druk de ontspanknop helemaal in om referentiegegevens voor stofverwijdering te
verzamelen.
De monitor wordt uitgeschakeld wanneer de ontspanknop wordt
ingedrukt.
Ruisonderdrukking wordt toegepast als het onderwerp slecht wordt
belicht, waardoor de opnametijd toeneemt.
Als het referentievoorwerp te licht of te donker is, kan de
camera mogelijk geen referentiegegevens voor
stofverwijdering binnenhalen en wordt het bericht rechts
weergegeven.
Kies een ander referentievoorwerp en herhaal
de procedure vanaf stap 1.
D
Referentiegegevens voor stofverwijdering
Dezelfde referentiegegevens kunnen worden gebruikt voor foto’s die zijn
gemaakt met verschillende objectieven of verschillende diafragmas.
Referentiefoto’s kunnen niet op de computer worden weergegeven met
beeldbewerkingssoftware.
Als u een referentiefoto op de camera bekijkt,
wordt een rasterpatroon weergegeven. Histogrammen en hoge lichten
worden niet weergegeven.
208
g
Batterij-informatie
Geef informatie over de batterij in de camera weer (als de camera
wordt gevoed door een optioneel MB-D80-batterijpak met twee
EN-EL3e-batterijen, wordt voor elke batterij afzonderlijk informatie
aangegeven; bij AA-batterijen wordt alleen het batterijniveau
aangegeven).
GPS
Pas de instellingen aan voor aansluiting op een GPS-apparaat (p. 124).
Uploaden via Eye-Fi
Deze optie wordt alleen weergegeven wanneer één van de volgende Eye-Fi
geheugenkaarten van 2 GB (van een ander merk, apart verkrijgbaar ) in de camera is
geplaatst: Eye-Fi-kaart, Eye-Fi Home, Eye-Fi Share en Eye-Fi Explore (op het moment van
samenstelling zijn Eye-Fi geheugenkaarten alleen in de Verenigde Staten voor gebruik
goedgekeurd; zorg ervoor dat de meest recente firmwareversie voor de Eye-Fi-kaart is
geïnstalleerd).
Selecteer Inschakelen om JPEG-foto's die met de camera zijn gemaakt,
naar een vooraf ingestelde bestemming te uploaden.
De foto's worden niet geüpload als de signaalsterkte ontoereikend is.
Selecteer
Uitschakelen als gebruik van draadloze apparatuur niet is toegestaan.
Firmwareversie
Geef de huidige firmwareversie van de camera weer.
Item Beschrijving
Batt.lading Het huidige batterijniveau wordt weergegeven als een percentage.
Opnamen
Het aantal malen dat de sluiter werd ontspannen met de huidige batterij sinds deze
voor het laatst werd opgeladen.
Denk eraan dat de camera de sluiter soms
ontspant zonder een opname te maken, bijvoorbeeld bij het meten van de
vooringestelde witbalans.
Gebr.duur
De gebruiksduur van de batterij, weergegeven in vijf niveaus.
0 (k) geeft aan dat
de batterij de maximale gebruiksduur heeft, 4 (l) geeft aan dat de gebruiksduur
van de batterij is verstreken en dat ze moet worden vervangen.
Let erop dat
batterijen die worden opgeladen bij een temperatuur van minder dan circa 5 °C
een tijdelijke afname in de gebruiksduur kunnen vertonen. De normale weergave
van de gebruiksduur wordt echter hersteld als de batterij opnieuw wordt
opgeladen bij een temperatuur van circa 20 °C of hoger.
209
u
N Het retoucheermenu:
geretoucheerde kopieën maken
De opties in het retoucheermenu worden gebruikt om uitgesneden of geretoucheerde
kopieën van de fotos op de geheugenkaart te maken.
Het retoucheermenu is alleen
beschikbaar als een geheugenkaart met fotos in de camera is geplaatst.
Om het
retoucheermenu weer te geven, drukt u op G en daarna op 4 om de tab van het
huidige menu te markeren. Vervolgens drukt u op 1 of 3 om de tab van het
retoucheermenu te markeren; zie pagina 19 voor meer informatie.
Optie Zie pagina Optie Zie pagina
i D-Lighting
*
212 o Beeld-op-beeld 218
j Rode-ogencorrectie
*
212 % NEF (RAW)-verwerking 220
k Uitsnijden 213 & Snel retoucheren
*
221
l Monochroom
*
214 ' Rechtzetten 221
m Filtereffecten
*
215 ( Vertekeningscorrectie 222
n Kleurbalans
*
216 ) Fisheye 222
0 Kleine kopie 216 p Vergelijken 223
* Niet beschikbaar voor foto's die zijn gemaakt met de instelling Monochroom voor
Beeldinstelling instellen of met JPEG-kopieën van NEF (RAW)-beelden die zijn gemaakt met de
instelling Monochroom voor Beeldinstelling instellen (op monochrome foto's kunnen wel
sterfiltereffecten worden toegepast).
210
u
Geretoucheerde kopieën maken
Behalve bij Beeld-op-beeld (p. 218) en Vergelijken (p. 223) kunt u de foto’s die u wilt
retoucheren selecteren in de schermvullende weergave of via het retoucheermenu.
❚❚ Geretoucheerde kopieën maken in de schermvullende weergave
1 Selecteer een foto.
Geef de gewenste foto schermvullend weer
(p. 128).
2 Geef het retoucheermenu weer.
Druk op J om het retoucheermenu weer te geven.
3 Selecteer opties voor retoucheren.
Markeer het gewenste item in het
retoucheermenu en druk op 2 om de
retoucheeropties weer te geven. (Raadpleeg voor
meer informatie het gedeelte over het
geselecteerde item op de volgende paginas.)
Als
u wilt terugkeren naar de schermvullende weergave zonder een geretoucheerde
kopie te maken, drukt u op K.
4 Maak een geretoucheerde kopie.
Druk op J om een geretoucheerde kopie te
maken. Geretoucheerde kopieën worden
aangeduid met het pictogram N.
A
Retoucheer
De D90 is mogelijk niet in staat om geretoucheerde kopieën weer te geven of te maken van foto's
die met andere toestellen zijn gemaakt.
De monitor wordt automatisch uitgeschakeld als er, gedurende de tijd die voor persoonlijke
instelling c4 (Monitor uit)> Menu's werd geselecteerd, geen enkele handeling wordt verricht.
Standaard bedraagt die tijd 20 sec.
211
u
❚❚ Geretoucheerde kopieën maken via het retoucheermenu
1 Selecteer een item in het retoucheermenu.
Druk op 1 of 3 om een optie te markeren en druk
op 2 om de optie te selecteren.
Afhankelijk van de
geselecteerde optie wordt een menu
weergegeven. Markeer een optie en druk op 2.
2 Selecteer een foto.
De fotos op de geheugenkaart worden
weergegeven.
Gebruik de multi-selector om een
foto te markeren (als u de gemarkeerde foto
schermvullend wilt weergeven, houdt u de knop X
ingedrukt).
3 Geef de retoucheeropties weer.
Druk op J om retoucheeropties weer te geven
(raadpleeg het gedeelte over de geselecteerde
optie voor meer informatie).
Als u het menu wilt
verlaten zonder een geretoucheerde kopie te
maken, drukt u op G.
4 Maak een geretoucheerde kopie.
Druk op J om een geretoucheerde kopie te
maken. Geretoucheerde kopieën worden
aangeduid met het pictogram N.
A
Kopieën retoucheren
Kopieën die met Uitsnijden of Kleine kopie zijn gemaakt, kunnen niet verder geretoucheerd
worden.
Snel retoucheren is niet beschikbaar voor kopieën die met D-lighting zijn gemaakt;
omgekeerd is D-Lighting ook niet beschikbaar voor kopieën die met Snel retoucheren zijn
gemaakt.
D-Lighting, rode-ogencorrectie, filtereffecten (behalve sterfiltereffecten), snel
retoucheren en kleurbalans kunnen niet worden toegepast op monochrome kopieën.
Met
uitzondering van Ster kunnen er geen filtereffecten worden toegepast op kopieëen die zijn
gemaakt met andere filters dan Ster.
Beeld-op-beeld kan meerdere keren worden toegepast.
De
opties in het retoucheermenu kunnen doorgaans elk slechts één keer worden toegepast op
bestaande kopieën, hoewel meerdere bewerkingen kunnen leiden tot verlies van detail.
A
Beeldkwaliteit
Kopieën van JPEG-afbeeldingen hebben dezelfde grootte en kwaliteit als het origineel, behalve als
de kopieën zijn gemaakt met Uitsnijden (p. 213), Kleine kopie (p. 216) en Beeld-op-beeld (p. 218),
terwijl kopieën van NEF (RAW)-foto's worden opgeslagen als grote JPEG-bestanden van hoge
kwaliteit.
212
u
D-Lighting
D-Lighting maakt schaduwen lichter, waardoor deze functie ideaal is voor donkere foto’s
of foto’s die in tegenlicht zijn gemaakt.
Druk op 1 of 3 om de sterkte van de correctie te kiezen.
U kunt het
effect vooraf bekijken in het bewerkingsvenster.
Druk op J om de
foto te kopiëren.
Rode-ogencorrectie
Deze optie wordt gebruikt om “rode ogen” te corrigeren die
worden veroorzaakt door de flitser en is alleen beschikbaar voor
foto's die met de flitser zijn gemaakt. Er wordt een voorbeeld
weergegeven van de foto die u voor rode-ogencorrectie hebt
geselecteerd (zie rechts).
Controleer de effecten van
rode-ogencorrectie en maak een kopie, zoals wordt beschreven in
de volgende tabel.
Houd er rekening mee dat rode-ogencorrectie mogelijk niet altijd het
verwachte resultaat oplevert en in zeer uitzonderlijke gevallen wordt toegepast op delen
van de foto die geen rode-ogencorrectie nodig hebben. Controleer de voorbeeldfoto
goed voordat u verdergaat.
Voor Na
Functie Knop Beschrijving
Inzoomen X
Druk op de knop X om in te zoomen of op de
knop W om uit te zoomen.
Wanneer op de
foto is ingezoomd, kunt u de multi-selector
gebruiken om delen van het beeld te bekijken
die niet op de monitor zichtbaar zijn.
Houd de
multi-selector ingedrukt om snel naar andere
delen van het beeld te gaan.
Wanneer u de
zoomknoppen of de multi-selector indrukt,
wordt het navigatievenster weergegeven. Het
gedeelte dat zichtbaar is op de monitor wordt
aangegeven door een gele rand.
Druk op J om zoom te annuleren.
Uitzoomen W
Andere delen
van het beeld
weergeven
Zoom
annuleren
J
Kopie maken J
Als de camera rode ogen detecteert in de geselecteerde foto, wordt
een kopie gemaakt waarin het rode-ogeneffect wordt verminderd.
Er
wordt geen kopie gemaakt als de camera geen rode ogen detecteert.
213
u
Uitsnijden
U kunt een uitgesneden kopie van een geselecteerde foto maken.
De geselecteerde foto wordt weergegeven, waarbij de
geselecteerde uitsnede in geel wordt aangegeven. Maak een
uitgesneden kopie, zoals wordt beschreven in de onderstaande
tabel.
D
Uitsnijden: beeldkwaliteit en -grootte
Kopieën van NEF (RAW)- of NEF (RAW) + JPEG-foto’s hebben de beeldkwaliteit JPEG Fijn (p. 62);
kopieën die zijn gemaakt van JPEG-foto’s, hebben dezelfde beeldkwaliteit als het origineel.
De
grootte van de kopie hangt af van de grootte van de uitsnede en de hoogte-breedteverhouding.
Functie Knop Beschrijving
Formaat van
uitsnede vergroten
X Druk op de knop X om het formaat van de uitsnede te vergroten.
Formaat van
uitsnede verkleinen
W
Druk op de knop W om het formaat van de uitsnede te
verkleinen.
Hoogte-
breedteverhouding
van uitsnede
wijzigen
Draai aan de hoofdinstelschijf om de hoogte-breedteverhouding
3:2, 4:3 of 5:4 te selecteren.
Uitsnede verplaatsen
Gebruik de multi-selector om de uitsnede naar een ander deel
van de foto te verplaatsen.
Voorbeeld uitsnede
weergeven
Druk op het midden van de multi-selector om een voorbeeld van
de uitsnede weer te geven.
Kopie maken J Sla de huidige uitsnede op als een afzonderlijk bestand.
Hoogte-
breedteverhouding
Mogelijke grootte
3 : 2 3.424 × 2.280, 2.560 × 1.704, 1.920 × 1.280, 1.280 × 856, 960 × 640, 640 × 424
4 : 3 3.424 × 2.568, 2.560 × 1.920, 1.920 × 1.440, 1.280 × 960, 960 × 720, 640 × 480
5 : 4 3.216 × 2.568, 2.400 × 1.920, 1.808 × 1.440, 1.200 × 960, 896 × 720, 608 × 480
214
u
Monochroom
Maak een kopie van fotos in Zwart-wit, Sepia of Koelblauw
(blauw-wit monochroom).
Als u Sepia of Koelblauw selecteert, wordt een
voorbeeld van de geselecteerde foto weergegeven.
Druk op 1 om de kleurverzadiging te verhogen, druk
op 3 om de verzadiging te verlagen.
Druk op J om
een monochrome kopie te maken.
V
erza
di
g
i
ng
verhogen
Verzadiging
verlagen
215
u
Filtereffecten
Kies uit de volgende kleurfiltereffecten.
Nadat u de filtereffecten hebt ingesteld zoals
hieronder wordt beschreven, drukt u op J om de foto te kopiëren.
Optie Beschrijving
Skylight
Creëert het effect van een skylightfilter, waarbij de foto
minder blauw wordt.
Het effect kan vooraf op de monitor
worden bekeken (zie rechts).
Warm
Maakt een kopie met het effect van een warm filter, waardoor
de kopie een warme, rode kleurzweem krijgt.
U kunt het
effect vooraf op de monitor bekijken.
Rood
versterken
Versterkt rood (Rood versterken), groen (Groen versterken)
of blauw (Blauw versterken).
Gebruik de multi-selector om
een versterkingsniveau te selecteren: 1 (hoog), 2 (middel) of 3
(laag).
Groen
versterken
Blauw
versterken
Ster
Voegt aan lichtbronnen het effect van een stralenkrans toe.
Aantal punten: u heeft keuze uit vier, zes of acht punten.
Hoeveelheid: selecteer de helderheid van de lichtbronnen
waarop het effect moet worden toegepast.
Filterhoek: selecteer de hoek van de punten.
Lengte van punten: selecteer de lengte van de punten.
Bevestig: controleer het effect van het filter in een
voorbeeldweergave zoals de afbeelding rechts laat zien.
Druk op X om het voorbeeld schermvullend weer te geven.
Opslaan: maak een geretoucheerde kopie.
216
u
Kleurbalans
Gebruik de multi-selector om een kopie met een gewijzigde kleurbalans te
maken (zie rechts). Het effect wordt weergegeven op de monitor, samen
met histogrammen voor rood, groen en blauw (p. 130) die de verdeling van
toonwaarden in de kopie aangeven.
A
Zoom
Om in te zoomen op de foto die op de monitor wordt weergegeven, drukt u
op de knop
X
. Het histogram wordt geactualiseerd zodat het alleen de
gegevens weergeeft voor het gedeelte van het beeld dat op de monitor
staat. Terwijl het beeld ingezoomd is, drukt u op de knop
L
om de
zoomweergave in en uit te schakelen en te zoomen en te scrollen zoals
beschreven op pagina 138.
Kleine kopie
U kunt een kleine kopie van de geselecteerde foto maken. De volgende formaten zijn beschikbaar:
De optie Kleine kopie kan tijdens schermvullende weergave worden gebruikt, zoals wordt
beschreven op pagina 210. De procedure voor het selecteren van de foto's nadat u
Kleine kopie
uit
het retoucheermenu heeft gekozen, verschilt enigszins van de eerder in dit hoofdstuk beschreven
procedure: in plaats van eerst een enkele foto en daarna het formaat te selecteren, selecteert u eerst
het formaat en pas daarna één of meerdere foto's waarvan de kopieën in het geselecteerde formaat
worden opgeslagen. Dit doet u als volgt.
Wanneer u
Kleine kopie
uit het retoucheermenu selecteert, verschijnt het in stap 1 getoonde
menu. Volg onderstaande stappen om kleine kopieën van meerdere foto's te maken.
1 Selecteer Kies formaat.
Markeer Kies formaat en druk op 2.
Optie Beschrijving
640×480 Geschikt voor weergave op een televisie.
320×240 Geschikt voor gebruik op een internetpagina.
160×120 Geschikt voor e-mail.
Meer magenta toevoegen
Meer groen toevoegen
Meer blauw toevoegen
Meer oranje toevoegen
Maak een geretoucheerde kopie.
217
u
2 Selecteer het gewenste formaat.
Markeer het gewenste formaat en druk op
J
om het
formaat te selecteren en naar het vorige menu terug
te keren.
3 Selecteer Selecteer foto.
Markeer Selecteer foto en druk op 2.
4 Beelden selecteren.
Markeer foto's met behulp van de
multi-selector en druk op de knop
W om de foto's te selecteren of de
selectie weer ongedaan te maken
(p. 160).
Geselecteerde foto’s worden
aangeduid met een pictogram.
5 Druk op J om de bewerking te voltooien.
Druk op J.
Er wordt een bevestigingsvenster
weergegeven. Markeer Ja en druk op J om de
foto's naar het geselecteerde formaat te kopiëren
en naar de weergave terug te keren.
Om af te
sluiten zonder kopieën te maken markeert u Nee
en drukt u op J, of op G om terug te keren naar het retoucheermenu.
A
Kleine kopieën weergeven
Kleine kopieën worden tijdens schermvullende weergave aangeduid met een grijze rand.
Zoomweergave is niet beschikbaar wanneer een kleine kopie wordt weergegeven.
W knop
218
u
Beeld-op-beeld
Beeld-op-beeld combineert twee bestaande NEF (RAW)-foto's om een enkele foto te
maken die apart wordt opgeslagen; de resultaten, die gebruik maken van RAW-gegevens
van de beeldsensor van de camera, zijn aanmerkelijk beter dan in
beeldverwerkingssoftware over elkaar geplaatste beelden.
De nieuwe foto wordt
opgeslagen met de geselecteerde instellingen voor beeldkwaliteit en -grootte. Stel de
beeldkwaliteit en -grootte in (p. 62, 63, alle opties zijn beschikbaar) voordat u een kopie
maakt met beeld-op-beeld.
Als u een NEF (RAW)-kopie wilt maken, kiest u de
beeldkwaliteit NEF (RAW).
1 Selecteer Beeld-op-beeld.
Markeer Beeld-op-beeld in het retoucheermenu
en druk op 2.
Het venster rechts verschijnt, waarin
Beeld 1 is gemarkeerd.
2 Geef NEF (RAW)-afbeeldingen weer.
Druk op J om een keuzevenster weer te geven
waarin alleen NEF (RAW)-foto's worden getoond
die met deze camera zijn gemaakt (verborgen
beelden worden niet weergegeven en kunnen niet
worden geselecteerd).
3 Markeer een foto.
Gebruik de multi-selector om de eerste foto voor
beeld-op-beeld te markeren.
Houd de knop X
ingedrukt als u de gemarkeerde foto
schermvullend wilt weergeven.
4 Selecteer de gemarkeerde foto.
Druk op J om de gemarkeerde foto te selecteren
en terug te keren naar de voorbeeldweergave. De
geselecteerde foto wordt weergegeven als
Beeld 1.
5 Stel de versterking in.
Optimaliseer de belichting voor beeld-op-beeld
door op 1 of 3 te drukken en de
versterkingsfactor voor beeld 1 in te stellen op een
waarde tussen 0,1 en 2,0. De standaardwaarde is
1,0. Bij de waarde 0,5 wordt de versterking
gehalveerd, bij de waarde 2,0 wordt de versterking verdubbeld.
Het effect van de
versterking is zichtbaar in de kolom Voorbld.
219
u
6 Selecteer de tweede foto.
Druk op 4 of 2 om Beeld 2 te markeren. Herhaal
stap 2–5 om de tweede foto te selecteren en de
versterking aan te passen.
7 Markeer de kolom Voorbld.
Druk op 4 of 2 om de kolom Voorbld. te
markeren.
8 Bekijk het voorbeeld van beeld-op-beeld.
Druk op 1 of 3 om Bld>bld te markeren en druk
op J. (Als u het beeld-op-beeld wilt opslaan
zonder het voorbeeld te bekijken, markeert u
Opslaan en drukt u op J.) Als u wilt terugkeren
naar stap 7 om nieuwe fotos te selecteren of de
versterking aan te passen, drukt u op W.
9 Sla het beeld-op-beeld op.
Wanneer het voorbeeld wordt weergegeven, drukt
u op J om het beeld-op-beeld op te slaan.
Nadat
een beeld-op-beeld is gemaakt, wordt het
resulterende beeld schermvullend op de monitor
weergegeven.
D
Beeld-op-beeld
Het beeld-op-beeld krijgt dezelfde foto-informatie (inclusief opnamedatum, lichtmeting, sluitertijd,
diafragma, belichtingsstand, belichtingscorrectie, brandpuntafstand en beeldoriëntatie) en
waarden voor witbalans en beeldinstelling als de foto die geselecteerd werd voor Beeld 1.
+
220
u
NEF (RAW)-verwerking
JPEG-kopieën van NEF (RAW)-foto's maken.
1 Selecteer NEF (RAW)-verwerking.
Markeer NEF (RAW)-verwerking in het
retoucheermenu en druk op 2 om keuzevenster
weer te geven waarin alleen NEF (RAW)-foto's
worden getoond die met deze camera zijn
gemaakt (verborgen beelden worden niet
weergegeven en kunnen niet worden geselecteerd).
2 Selecteer een foto.
Gebruik de multi-selector om een foto te markeren
(als u de gemarkeerde foto schermvullend wilt
weergeven, houdt u de knop X ingedrukt). Druk
op J om de gemarkeerde foto te selecteren en
verder te gaan met de volgende stap.
3 Pas de instellingen voor NEF (RAW)-
verwerking aan.
De volgende opties zijn beschikbaar.
Optie Beschrijving
Beeldkwaliteit U heeft keuze uit FIJN, NORMAAL en BASIS (p. 62).
Beeldformaat U heeft keuze uit L, M en S (p. 63).
Witbalans
Selecteer een witbalansinstelling en pas de fijnafstelling (p. 97)
aan.
Deze optie is niet beschikbaar voor foto's die zijn gemaakt
met Beeld-op-beeld.
Belichtingscorrectie
Stel de belichtingscorrectie in op een waarde tussen –3 en +3 in
stappen van 1 (dit verschilt van de stappen die voor normale
belichtingscorrectie mogelijk zijn).
Beeldinstelling
instellen
Selecteer een beeldinstelling (p. 109).
221
u
4 Kopieer de foto.
Markeer Uitvoeren en druk op J om een JPEG-
kopie van de geselecteerde foto te maken. Druk op
de knop G om af te sluiten zonder de kopie te
maken.
Snel retoucheren
Maak kopieën waarvan verzadiging en contrast zijn verbeterd.
Waar nodig wordt D-
lighting toegepast om donkere of met tegenlicht belichte onderwerpen helderder te
maken.
Druk op 1 of 3 om de mate van verbetering te selecteren.
U kunt
het effect vooraf bekijken in het bewerkingsvenster.
Druk op J om
de foto te kopiëren.
Rechtzetten
Maak een rechtgezette kopie van de geselecteerde foto.
Druk op 2
om de foto maximaal vijf graden rechtsom te draaien in stappen
van ca. 0,25 graden, of op 4 om de foto linksom te draaien (er gaat
wat van de hoeken van de foto verloren om een rechthoekige kopie
te kunnen maken). Druk op J om de foto te kopiëren of druk op K
om de weergave af te sluiten zonder een kopie te maken.
222
u
Vertekeningscorrectie
Maak kopieën met minder vertekening.
Selecteer Automatisch
om de camera de mate van vertekening automatisch te laten
corrigeren en voer daarna fijnafstelling uit met behulp van de
multi-selector, of selecteer Handmatig om vertekening handmatig
te corrigeren.
Druk 2 om tonvervorming, of op 4 om
kussenvervorming te reduceren (hoe groter de mate van
vertekeningscorrectie, hoe meer er van de randen van de foto verloren gaat).
Druk op J
om de foto te kopiëren of druk op K om de weergave af te sluiten zonder een kopie te
maken.
D
Automatisch
Automatisch is uitsluitend bedoeld voor gebruik met foto's die zijn genomen met G- en D-type
objectieven (Uitgezonderd PC, fisheye en sommige andere objectieven; voor meer informatie wordt
u verwezen naar de op pagina xviii vermelde websites).
Met andere objectieven kunnen de
prestaties niet worden gegarandeerd.
Fisheye
Maak kopieën die lijken alsof ze met een Fisheye-lens zijn
genomen.
Druk op 2 om het effect te versterken (hierdoor gaat
ook meer van de randen van de foto verloren), of 4 om het effect te
verzwakken. Druk op J om de foto te kopiëren of druk op K om de
weergave af te sluiten zonder een kopie te maken.
223
u
Vergelijken
Vergelijk geretoucheerde kopieën met de originele foto’s.
❚❚ Foto's vergelijken
1 Selecteer een foto.
Gebruik de multi-selector om een foto te
selecteren en druk op J.
U kunt alleen
geretoucheerde kopieën selecteren (aangeduid
met het pictogram N) of foto’s die zijn
geretoucheerd.
2 Selecteer Vergelijken.
Markeer Vergelijken en druk op J.
3 Vergelijk de kopie met het origineel.
De bronfoto wordt links weergegeven en de
geretoucheerde kopie rechts, waarbij de opties die
zijn gebruikt om de kopie te maken bovenaan
worden weergegeven.
Druk op 1, 3, 4 of 2 zoals
wordt aangegeven door de pijl naast de
gemarkeerde foto om over te schakelen tussen de
bronfoto en de geretoucheerde kopie.
Houd de
knop X ingedrukt als u de gemarkeerde foto
schermvullend wilt weergeven.
Als de kopie is
gemaakt van twee beelden met behulp van Beeld-op-beeld, drukt u op 1 of 3 om
de andere bronfoto weer te geven.
Als er meerdere kopieën van de huidige
bronfoto zijn, kunt u op 1 of 3 drukken om de overige kopieën te bekijken.
Druk
op de knop
K om terug te keren naar de weergavestand, of op J om terug te
keren naar de weergavestand en de gemarkeerde foto weer te geven.
D
Vergelijken
Het bronbeeld zal niet worden weergegeven wanneer de kopie werd aangemaakt van een foto die
ondertussen werd gewist, op dat moment wordt beveiligd (p. 139) of verborgen (p. 162).
Opties ge
b
rui
k
t om
kopie te maken
Bronfoto Getoucheer
de kopie
224
w
m Recente instellingen/OMijn menu
De camera biedt u twee aangepaste menu's: een menu Recente instellingen dat bestaat
uit de twintig meest recent gebruikte instellingen die in de volgorde waarin ze zijn
gebruikt aan de bovenkant van het menu worden toegevoegd, en Mijn menu, een
persoonlijke lijst met opties uit het weergave-, opname-, setup en retoucheermenu en
het menu Persoonlijke instellingen.
Om het persoonlijke menu weer te geven, drukt u op
G en daarna op 4 om de tab van het huidige menu te markeren. Vervolgens drukt u op
1 of 3 om de tab van het persoonlijke menu te markeren; zie pagina 19 voor meer
informatie.
❚❚ Tab kiezen: een aangepast menu kiezen
Het menu Recente instellingen en Mijn menu bevatten allebei de optie Tab kiezen
waarmee het menu dat moet worden weergegeven, kan worden geselecteerd.
Volg
onderstaande stappen om over te schakelen tussen het menu Recente instellingen en
Mijn menu.
1 Selecteer Tab kiezen.
In het menu m RECENTE INSTELLINGEN of O Mijn
menu markeert u Tab kiezen en drukt u op 2.
2 Selecteer het gewenste menu.
Markeer Recente instellingen of Mijn menu en
druk op J.
Het geselecteerde menu wordt
weergegeven.
m Recente instellingen: recente instellingen
weergeven
Het menu recente instellingen geeft de twintig meest recent
gebruikte instellingen weer.
225
w
O Mijn menu: een persoonlijk menu maken
De optie Mijn menu kan worden gebruikt om een persoonlijke lijst met maximaal 20
opties uit het weergave-, opname-, setup- en retoucheermenu en het menu Persoonlijke
instellingen te maken of te bewerken.
Hieronder wordt beschreven hoe u opties
toevoegt, verwijdert en sorteert.
❚❚ Opties toevoegen aan Mijn menu
1 Selecteer Items toevoegen.
Markeer Items toevoegen in Mijn menu en druk
op 2.
2 Selecteer een menu.
Markeer de naam van het menu met de optie die u
wilt toevoegen en druk op 2.
3 Selecteer een item.
Markeer de gewenste menuoptie en druk op J.
Items die al in Mijn menu zijn opgenomen, zijn
voorzien van een vinkje; items die worden
aangeduid met het pictogram V, kunnen niet
worden geselecteerd.
4 Bepaal de positie van het nieuwe item.
Druk op 1 of 3 om het nieuwe item omhoog of
omlaag te verplaatsen in Mijn menu.
Druk op J
om het nieuwe item toe te voegen.
Herhaal stap 1–4 als u meer items wilt selecteren.
❚❚ Opties verwijderen uit Mijn menu
1 Selecteer Items verwijderen.
Markeer Items verwijderen in Mijn menu en druk op 2.
2 Selecteer items.
Markeer de gewenste items en druk op 2 om een
item te selecteren of te deselecteren.
Geselecteerde items worden met een vinkje
aangegeven.
226
w
3 Selecteer Gereed.
Markeer Gereed en druk op J.
4 De geselecteerde items verwijderen.
Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven.
Druk op J om de geselecteerde items te
verwijderen.
A
Items verwijderen uit Mijn menu
Als u het item wilt wissen dat in Mijn menu is gemarkeerd, drukt u op de knop O.
Er wordt een
bevestigingsvenster weergegeven. Druk opnieuw op O om het geselecteerde item uit Mijn menu te
verwijderen.
❚❚ Opties sorteren in Mijn menu
1 Selecteer Items sorteren.
Markeer Items sorteren in Mijn menu en druk op 2.
2 Selecteer een item.
Markeer het item dat u wilt verplaatsen en druk op
J.
3 Verplaats het item.
Druk op 1 of 3 om het item omhoog of omlaag te
verplaatsen in Mijn menu en druk op J.
Herhaal
stap 2 en 3 als u meer items wilt verplaatsen.
227
n
n
Technische opmerkingen
In dit hoofdstuk worden de volgende onderwerpen behandeld:
Compatibele objectieven ................................................................................................... 228
Compatibele CPU-objectieven ....................................................................................................... 229
Objectieven zonder CPU................................................................................................................... 230
Optionele flitsers.................................................................................................................. 233
Nikon Creatief Verlichtingssysteem (CVS)................................................................................... 233
Flitscontacten........................................................................................................................................ 238
Overige accessoires.............................................................................................................. 239
Behandeling van uw camera.............................................................................................. 243
Opslag...................................................................................................................................................... 243
Reinigen .................................................................................................................................................. 243
Het laagdoorlaatfilter......................................................................................................................... 244
Onderhoud van camera en batterij: WAARSCHUWINGEN ........................................... 248
Problemen oplossen............................................................................................................ 250
Foutmeldingen ..................................................................................................................... 255
Bijlage..................................................................................................................................... 258
Beschikbare instellingen en standaardinstellingen ................................................................ 258
Capaciteit geheugenkaart................................................................................................................ 262
Belichtingsprogramma...................................................................................................................... 263
Bracketingprogramma's.................................................................................................................... 264
Flitssturing.............................................................................................................................................. 265
Sluitertijden die met de ingebouwde flitser beschikbaar zijn ............................................ 265
Diafragma, gevoeligheid en flitsbereik........................................................................................ 266
Specificaties........................................................................................................................... 267
228
n
Compatibele objectieven
CPU-objectieven (in het bijzonder G- en D-type) zijn aanbevolen voor gebruik met de
D90.
CPU-objectieven kunt u herkennen aan de CPU-contacten, G- en D-type
objectieven herkent u aan een letter op de objectiefvatting.
G-type objectieven zijn niet
uitgerust met een diafragmaring.
A
De beeldhoek berekenen
De grootte van het gebied dat door een 35mm camera wordt belicht, is 36 × 24 mm. De grootte van
het gebied dat door de D90 wordt belicht, is daarentegen 23,6 × 15,8 mm wat betekent dat de
beeldhoek van een 35 mm camera ongeveer 1,5 keer zo groot als die van de D90 is.
De
brandpuntsafstand van objectieven voor de D90 in 35mm formaat kan globaal worden berekend
door de brandpuntsafstand van de lens te vermenigvuldigen met ongeveer 1,5.
A
De f/-waarde van het objectief
De f/-waarde in objectiefnamen staat voor het maximale diafragma van het objectief.
CPU-contacten
Diafragmaring
CPU-objectief G-type objectief D-type objectief
Beeldformaat (35 mm)
Objectief
(36 × 24 mm)
Beelddiagonaal
Beeldformaat (D90)
(23,6 × 15,8 mm)
Beeldhoek (35 mm formaat)
Beeldhoek (D90)
229
n
Compatibele CPU-objectieven
A
De AF-S/AF-I teleconverter
De AF-S/AF-I teleconverter kan worden gebruikt met de volgende AF-S- en AF-I-objectieven:
AF-S VR Micro 105mm f/2.8G ED
1
AF-S VR 200mm f/2G ED
AF-S VR 300mm f/2.8G ED
AF-S 300mm f/2.8D ED II
AF-S 300mm f/2.8D ED
AF-I 300mm f/2.8D ED
AF-S 300mm f/4D ED
2
AF-S NIKKOR 400mm f/2.8G ED VR
AF-S 400mm f/2.8D ED II
AF-S 400mm f/2.8D ED
AF-I 400mm f/2.8D ED
AF-S NIKKOR 500mm f/4G ED VR
2
AF-S 500mm f/4D ED II
2
AF-S 500mm f/4D ED
2
AF-I 500mm f/4D ED
2
AF-S NIKKOR 600mm f/4G ED VR
2
AF-S 600mm f/4D ED II
2
AF-S 600mm f/4D ED
2
AF-I 600mm f/4D ED
2
AF-S VR 70–200mm f/2.8G ED
AF-S 80–200mm f/2.8D ED
AF-S VR 200–400mm f/4G ED
2
1 Autofocus wordt niet ondersteund.
2 Autofocus wordt niet ondersteund met de AF-S Teleconverter TC-17E II/TC-20E II.
1
Camera-instelling Scherpstellen Stand Lichtmeting
Objectief/accessoire
AF
M (met
elektronische
afstandsmeter)
M
i, j, k, l, m,
n, o, P, S, A
M
a
Z
b
3D Kleur
G- of D-type AF Nikkor
2
, AF-S, AF-I Nikkor ✔✔✔
3
PC-E Nikkor-reeks
4
✔✔✔
3
PC Micro 85mm f/2.8D
5
4
✔✔
3
AF-S/AF-I teleconverter
6
7
7
✔✔✔
3
Overige AF Nikkor (behalve objectieven voor de
F3AF)
8
8
✔✔✔ ✔✔
3
AI-P Nikkor
9
✔✔✔ ✔✔
3
1 IX Nikkor-objectieven kunnen niet worden gebruikt.
2 Vibratiereductie (VR) wordt ondersteund door VR-objectieven.
3 Bij spotmeting wordt het geselecteerde scherpstelpunt gebruikt.
4 Kan niet worden gebruikt bij verschuiven of kantelen.
5 Bij het verschuiven en/of kantelen van het objectief, of wanneer niet het maximale diafragma is ingesteld,
functioneren de systemen voor lichtmeting en flitssturing van de camera mogelijk niet zoals verwacht.
6 AF-S of AF-I lens vereist (zie het onderstaande).
7 Bij maximaal effectief diafragma van f/5.6 of hoger (lagere waarde).
8 Wanneer een AF 80–200mm f/2.8, AF 35–70mm f/2.8, AF 28–85mm f/3.5–4.5 (nieuw) of AF 28–85mm f/3.5–
4.5 objectief op de minimale scherpstelafstand tot maximale zoom wordt ingezoomd, wordt de
scherpstelindicator mogelijk weergegeven wanneer het beeld op het matte scherm van de zoeker niet is
scherpgesteld.
Stel handmatig scherp tot het beeld in de zoeker is scherpgesteld.
9 Bij maximaal diafragma van f/5.6 of hoger (lagere waarde).
230
n
Objectieven zonder CPU
1
Objectieven zonder CPU zijn objectieven met handmatige scherpstelling en andere
objectieven zonder ingebouwde CPU.
De onderstaande tabel vermeldt de compatibele
objectieven zonder CPU en accessoires.
D
Compatibele objectieven zonder CPU
De hierboven vermelde objectieven kunnen mogelijk alleen worden gebruikt met de stand M van de
camera.
Wanneer een andere stand wordt geselecteerd, wordt de ontspanknop geblokkeerd.
Het
diafragma moet handmatig worden ingesteld met behulp van de diafragmaring van het objectief
en het autofocussysteem, de belichtingsmeters, de elektronische analoge belichtingsaanduiding,
het scherptedieptevoorbeeld en de i-TTL-flitssturing van de camera kunnen niet worden gebruikt.
D
Niet-compatibele accessoires en objectieven zonder CPU
De volgende accessoires en objectieven zonder CPU kunnen
NIET worden gebruikt met de D90:
TC-16AS AF teleconverter
Niet-AI-objectieven
Objectieven die alleen werken met de AU-1 scherpsteleenheid (400mm f/4.5, 600mm f/5.6,
800mm f/8, 1200mm f/11)
Fisheye (6mm f/5.6, 7,5mm f/5.6, 8mm f/8, OP 10mm f/5.6)
2,1cm f/4
Tussenring K2
180–600mm f/8 ED (serienummers 174041–174180)
360–1200mm f/11 ED (serienummers 174031–174127)
200–600mm f/9.5 (serienummers 280001–300490)
AF-objectieven voor de F3AF (AF 80mm f/2.8, AF 200mm f/3.5 ED, AF Teleconverter TC-16)
PC 28mm f/4 (serienummer 180900 of eerder)
PC 35mm f/2.8 (serienummers 851001–906200)
PC 35mm f/3.5 (oud model)
1000mm f/6.3 Reflex (oud model)
1000mm f/11 Reflex (serienummers 142361–143000)
2000mm f/11 Reflex (serienummers 200111–200310)
Camera-instelling Scherpstellen Stand Lichtmeting
Objectief/accessoire
AF
M (met
elektronische
afstandsmeter)
M
i, j, k, l, m,
n, o, P, S, A
M a, Z, b
AI-, AI-gewijzigd, Nikkor of Nikon-objectievenreeks E
2
3
Medical-Nikkor 120 mm f/4 ✔✔
3, 4
Reflex-Nikkor
3
PC-Nikkor
5
3
AI-type Teleconverter
6
3
PB-6 balgapparaat
7
2
3
Automatische tussen-ringen (PK 11A, 12, 13; PN-11)
2
3
1 Sommige objectieven kunnen niet worden gebruikt (zie hieronder).
2 Bij maximaal diafragma van f/5.6 of hoger (lagere waarde).
3 De elektronische analoge belichtingsaanduiding kan niet worden gebruikt.
4 Sluitertijden die langer zijn dan
1
/60 sec. zijn niet beschikbaar.
5 Kan niet worden gebruikt bij verschuiven of kantelen.
6 Bij maximaal effectief diafragma van f/5.6 of hoger (lagere waarde).
7 Bevestigen in verticale stand (kan worden gebruikt in horizontale stand zodra bevestigd).
231
n
D
Rode-ogenreductie
Objectieven die de AF-hulpverlichting blokkeren, kunnen de rode-ogenreductie belemmeren.
D
AF-hulpverlichting
AF-hulpverlichting is niet beschikbaar bij de volgende objectieven:
AF-S NIKKOR 14–24mm f/2.8G ED
AF-S VR 70–200mm f/2.8G ED
AF-S 80–200mm f/2.8D ED
AF 80–200mm f/2.8D ED
AF VR 80–400mm f/4.5–5.6D ED
AF-S VR 200mm f/2G ED
AF-S VR 200–400mm f/4G ED
Bij afstanden van minder dan 1 m kunnen de volgende objectieven de AF-hulpverlichting blokkeren
en de automatische scherpstelling belemmeren wanneer er weinig licht is:
AF-S DX 12–24mm f/4G ED
AF-S DX NIKKOR 16–85mm f/3.5–5.6G ED VR
AF-S 17–35mm f/2.8D ED
AF-S DX 17–55mm f/2.8G ED
AF 18–35mm f/3.5–4.5D ED
AF-S DX 18–70mm f/3.5–4.5G ED
AF-S DX NIKKOR 18–105mm f/3.5–5.6G ED VR
AF-S DX 18–200mm f/3.5–5.6G ED
AF 20–35mm f/2.8D
AF-S NIKKOR 24–70mm f/2.8G ED
AF-S 24–85mm f/3.5–4.5G ED
AF 24–85mm f/2.8–4D
AF-S VR 24–120mm f/3.5–5.6G ED
AF 24–120mm f/3.5–5.6D
AF-S 28–70mm f/2.8D ED
AF 28–200mm f/3.5–5.6D ED
AF Micro 70–180mm f/4.5–5.6D ED
AF-S VR Micro 105mm f/2.8G ED
AF Micro 200mm f/4D ED
232
n
D
De ingebouwde flitser
De ingebouwde flitser kan worden gebruikt bij CPU-objectieven met een brandpuntsafstand van
18300 mm.
Verwijder de zonnekap om schaduwen te voorkomen.
De flitser heeft een
minimumbereik van 60 cm en kan niet worden gebruikt in het macrobereik van zoomobjectieven.
Bij de volgende objectieven kan de flitser mogelijk niet het hele onderwerp belichten op afstanden
die korter zijn dan de afstanden in de onderstaande tabel.
* Kan niet worden gebruikt bij verschuiven of kantelen.
Bij gebruik van de AF-S NIKKOR 14–24mm f/2.8G ED kan de flitser niet op alle afstanden het hele
voorwerp verlichten.
De ingebouwde flitser kan ook worden gebruikt met de AI- en AI-gewijzigde Nikkor en Nikon E-
reeks objectieven zonder CPU met een brandpuntsafstand van 18200 mm, uitgezonderd de I-S ED
200mm f/2 en AI ED 200mm f/2.
AI-S 25–50mm f/4, AI 25–50mm f/4 en AI-S 35–70mm objectieven
moeten bij een zoompositie van 35 mm of meer worden gebruikt op afstand van 1,0 m of meer. AI
50–300mm f/4.5, AI-gewijzigd 50–300mm f/4.5, AI-S 50–300mm f/4.5 ED en AI-gewijzigd
85–250mm f/4 objectieven moeten worden gebruikt bij een zoompositie van 135 mm of meer,
AI 50–300 f/4.5 ED objectieven bij 105 mm of meer.
Objectief Zoomstand Min.afstand
AF-S DX 12–24mm f/4G ED
20 mm 2,0 m
24 mm 1,0 m
AF-S DX NIKKOR 16–85mm f/3.5–5.6G ED VR
18 mm 2,0 m
20 mm 1,0 m
AF-S 17–35mm f/2.8D ED
24 mm 2,0 m
28 mm, 35 mm 1,0 m
AF-S DX 17–55mm f/2.8G ED
28 mm 1,5 m
35 mm 1,0 m
AF 18–35mm f/3.5–4.5D ED 24 mm 1,0 m
AF-S DX 18–70mm f/3.5–4.5G ED 18 mm 1,0 m
AF-S DX NIKKOR 18–105mm f/3.5–5.6G ED VR
20 mm 2,5 m
24 mm 1,0 m
AF-S DX 18–135 mm f/3.5–5.6G ED 18 mm 1,5 m
AF-S DX VR 18–200mm f/3.5–5.6G ED 24 mm, 35 mm 1,0 m
AF 20–35mm f/2.8D
20 mm 1,5 m
24 mm 1,0 m
AF-S NIKKOR 24–70mm f/2.8G ED 35 mm 1,5 m
AF-S VR 24–120mm f/3.5G ED 5.6 24 mm 1,0 m
PC-E NIKKOR 24mm f/3.5D ED
*
24 mm 2,0 m
AF-S 28–70mm f/2.8D ED
35 mm 1,5 m
50 mm 1,0 m
AF-S VR 200–400mm f/4G ED
200 mm 3,0 m
250 mm, 300 mm 2,5 m
233
n
Optionele flitsers
De D90 kan worden gebruikt met CVS-compatibele flitsers. Verwijder het
afdekkapje van het accessoireschoentje wanneer u optionele flitsers
bevestigt.
De ingebouwde flitser zal niet flitsen wanneer een optionele
flitser is bevestigd.
Nikon Creatief Verlichtingssysteem (CVS)
Nikons geavanceerde Creatieve Verlichtingssysteem (CVS) biedt een verbeterde
communicatie tussen de camera en compatibele flitsers voor betere flitsfotos.
Het
Creatieve Verlichtingssysteem ondersteunt de volgende functies:
i-TTL-flitssturing: verbeterde DDL-flitssturing (door het objectief) voor gebruik met CVS
(zie pagina 265).
De flitssterkte wordt ingesteld met behulp van monitor-voorflitsen
om het licht dat wordt gereflecteerd door het onderwerp te meten voor een optimale
flitssterkte.
Geavanceerde draadloze flitssturing: maakt i-TTL-flitssturing met draadloze flitsers op
afstand mogelijk.
FV-vergrendeling (p. 198): de flitssterkte wordt vergrendeld op de gemeten waarde, zodat
u een reeks foto’s kunt maken met dezelfde flitssterkte.
Automatische snelle FP-synchronisatie (p. 195): maakt het mogelijk de flitser te gebruiken bij
de kortste sluitertijd die de camera ondersteunt, zodat het maximale diafragma kan
worden gekozen voor een kleine scherptediepte.
234
n
❚❚ CVS-compatibele flitsers
De D90 kan worden gebruikt met de volgende CVS-compatibele flitsers: SB-900, SB-800,
SB-600, SB-400, SB-R200 en SU-800.
SB-900, SB-800, SB-600, SB-400 en SB-R200
De belangrijkste kenmerken van deze flitsers worden vermeld in de onderstaande tabel.
SU-800 draadloze Speedlight Commander
Als de SU-800 op een CVS-compatibele camera wordt bevestigd, kan deze worden
gebruikt als commander voor de externe flitsers SB-900, SB-800 SB-600 of SB-R200.
De
SU-800 zelf is niet voorzien van een flitser.
D
Gebruik alleen originele Nikon-flitsaccessoires
Gebruik uitsluitend originele Nikon-flitsers.
Wanneer het accessoireschoentje wordt blootgesteld
aan een negatieve spanning of een spanning van meer dan 250 V, kan dit niet alleen de normale
werking verstoren, maar kunnen ook de synchronisatieschakelingen van de camera of de flitser
beschadigd raken.
Als u een Nikon-flitser wilt gebruiken die niet in dit hoofdstuk wordt vermeld,
dient u eerst een door Nikon geautoriseerde servicevertegenwoordiger te raadplegen voor meer
informatie.
A
Richtgetal
Als u het bereik van de flitser op vol vermogen wilt berekenen, deelt u het richtgetal door het
diafragma.
Bij ISO 100 heeft de SB-800 bijvoorbeeld een richtgetal van 38 m (zoomkop op 35 mm).
Het bereik bij een diafragma van f/5.6 is dan 38÷5,6 ofwel circa 6,8 meter .
Voor elke verdubbeling
van de ISO-gevoeligheid vermenigvuldigt u het richtgetal met de vierkantswortel van twee (circa
1,4).
Flitser
SB-900
1
SB-800 SB-600 SB-400 SB-R200
2
Kenmerk
Richtgetal
3
ISO 100 34 38 30 21 10
ISO 200 48 53 42 30 14
Automatische zoom
(mm)
17–200 24–105 24–85
4
5
Groothoekdiffusor (mm) 12, 14, 17 14, 17 14
Draaibare kop
7 ° omlaag, 90 °
omhoog, 180 °
naar links en
naar rechts
7 ° omlaag, 90 °
omhoog, 180 °
naar links,
90 ° naar rechts
90 ° omhoog, 180 °
naar links, 90 °
naar rechts
90 °
omhoog
60 ° omlaag (naar
de lichtas van het
objectief toe), 45 °
omhoog (van de
lichtas vandaan)
1 Als een kleurfilter op de SB-900 is bevestigd en AUTO of N (flitser) is geselecteerd voor witbalans, zal de camera
automatisch het filter detecteren en de witbalans overeenkomstig aanpassen.
2 Kan op afstand worden bediend met de ingebouwde flitser in de commanderstand, met de optionele SB-900
of SB-800 flitser of de SU-800 draadloze Speedlight Commander.
3 m, 20 °C, SB-900, SB-800 en SB-600 met zoomkop op 35 mm; SB-900 met standaardverlichting.
4 Zoomdekking van 27 mm.
5 Zoomdekking van 24 mm.
235
n
De SB-900, SB-800, SB-600, SB-400, SB-R200 en SU-800 ondersteunen de volgende
functies:
Flitser
SB-900
SB-800
SB-600 SB-400
Geavanceerde draadloze flitssturing
Commander Afstandsbediening
Flitsstand/-functie
SB-900
SB-800
SU-800
1
SB-900
SB-800
SB-600 SB-R200
i-TTL
i-TTL uitgebalanceerde invulflits voor
digitale reflexcamera's
2
2
3
✔✔✔✔✔
AA Automatisch diafragma
4
——
5
5
5
——
A Niet-DDL automatisch
4
——
5
5
——
GN Handmatig met afstandsprioriteit ——————
MHandmatig ✔✔
6
✔✔✔✔✔
RPT Stroboscopisch flitsen ——✔✔✔✔
Automatische snelle FP-synchronisatie
7
✔✔ ✔✔✔✔✔
FV-vergrendeling ✔✔✔✔✔✔✔✔
AF-hulpverlichting voor meervelds-AF
8
✔✔ ✔✔———
Doorgifte van flitskleurinformatie ✔✔✔✔————
REAR Synchronisatie op het tweede gordijn ✔✔✔✔✔✔✔✔
Y Rode-ogenreductie ✔✔✔✔————
Automatische zoom ✔✔ ————
1 Alleen beschikbaar als de SU-800 wordt gebruikt om andere flitsers aan te sturen.
2 Standaard i-TTL-flits voor digitale reflexcameras wordt gebruikt bij spotmeting of als deze flitsstand op de
flitser is geselecteerd.
3 Standaard i-TTL-flits voor digitale reflexcamera's wordt gebruikt bij spotmeting.
4 Geselecteerd op de flitser.
5 Automatisch diafragma (AA) wordt gebruikt, ongeacht de stand die is geselecteerd op de flitser.
6 Met de camera selecteerbaar.
7 Selecteer Aan voor persoonlijke instelling e5 (Auto FP, p. 195).
8 CPU-objectief vereist.
236
n
❚❚ Andere flitsers
De volgende flitsers kunnen worden gebruikt in de standen Niet-DDL automatisch en
Handmatig.
Als ze zijn ingesteld op DDL, wordt de ontspanknop van de camera
vergrendeld en kunnen geen foto’s worden gemaakt.
Flitser
SB-80DX, SB-28DX, SB-28,
SB-26, SB-25, SB-24
SB-50DX
SB-30, SB-27
1
, SB-22S, SB-22,
SB-20, SB-16B, SB-15
SB-23, SB-29
2
,
SB-21B
2
, SB-29S
2
Flitsstand
A
Niet-DDL
automatisch
M Handmatig ✔✔
G
Stroboscopisch
flitsen
——
REAR
Synchronisatie op
het tweede gordijn
✔✔
1 De flitsstand wordt automatisch ingesteld op DDL en de ontspanknop wordt geblokkeerd.
Stel de flitser in op
A (niet-DDL automatisch flitsen).
2 Autofocus is alleen beschikbaar bij AF-Micro-objectieven (60 mm, 105 mm of 200 mm).
237
n
D
Opmerkingen over optionele flitsers
Raadpleeg de handleiding van de flitser voor meer informatie.
Als de flitser Nikon's Creatieve
Verlichtingssysteem ondersteunt, raadpleegt u het hoofdstuk over CVS-compatibele digitale
reflexcamera’s.
In de handleiding van de SB-80DX, SB-28DX en SB-50DX wordt de D90 niet vermeld
in het overzicht van digitale reflexcamera's.
Wanneer een optionele flitser wordt gebruikt en de camera niet in de stand j staat, wordt bij iedere
foto geflitst.
De volgende flitserstanden zijn beschikbaar:
De standen i, k en n : invulflits en rode-ogenreductie.
Bij gebruik van een optionele flitser wordt
automatisch de invulflits geselecteerd wanneer de flitser is uitgeschakeld of is ingesteld op
automatisch.
Automatisch met rode-ogenreductie wordt rode-ogenreductie.
Stand o : automatisch met synchronisatie voor lange sluitertijd wordt synchronisatie voor lange
sluitertijd, automatisch met rode-ogenreductie voor lange sluitertijd wordt rode-ogenreductie
met lange sluitertijd en uit wordt synchronisatie voor lange sluitertijd .
i-TTL-flitssturing kan worden gebruikt bij ISO-gevoeligheden tussen 200 en 3200.
Bij waarden van
meer dan 3200 kan bij bepaalde bereiken of diafragma-instellingen mogelijk niet het gewenste
resultaat worden bereikt.
Als de flitsgereedaanduiding na het maken van de foto nog ongeveer drie
seconden blijft knipperen, is de foto mogelijk onderbelicht terwijl de flitser op de maximale sterkte
heeft geflitst.
De SB-900, SB-800, SB-600 en SB-400 bieden rode-ogenreductie, de SB-900, SB-800, SB-600 en
SU-800 zijn uitgerust met AF-hulpverlichting. Bij andere Speedlights wordt de AF-hulpverlichting
van de camera zowel gebruikt ter ondersteuning van de scherpstelling als voor rode-ogenreductie.
Wanneer gebruikt met AF-objectieven met een brandpuntafstand van 17–135 mm, levert de SB-900
actieve AF-hulpverlichting voor alle brandpuntafstanden; merk echter op dat autofocus enkel
beschikbaar is voor de volgende brandpuntafstanden:
Wanneer gebruikt met AF-objectieven met een brandpuntafstand van 24–105 mm, levert de
SB-800, SB-600 en SU-800 actieve AF-hulpverlichting om de autofocus bij te staan voor de volgende
brandpuntafstanden:
In de stand Programma-automatiek wordt het maximale diafragma (kleinste f/-waarde) bepaald
door de gevoeligheid (ISO-equivalent), zoals hieronder wordt toegelicht:
Voor elke verhoging van de gevoeligheid met één stop (bijvoorbeeld van 200 naar 400) wordt het
diafragma een halve f-stop verkleind.
Als het maximale diafragma van het objectief kleiner is dan
hierboven wordt vermeld, is de hoogste diafragmawaarde gelijk aan het maximale diafragma van
het objectief.
Als u de SC-17, SC-28 of SC-29 synchronisatiekabel gebruikt om te fotograferen met een externe
flitser, wordt in de i-TTL-stand mogelijk niet de juiste belichting bereikt.
Gebruik bij voorkeur
spotmeting bij standaard i-TTL-flitssturing.
Maak een testopname en controleer het resultaat op de
monitor.
Gebruik in de i-TTL-stand de groothoekdiffusor of reflectiekaart van de flitser.
Gebruik geen andere
schermen, zoals reflectieschermen, aangezien dit tot een onjuiste belichting kan leiden.
17–105 mm 106–135mm
24–34 mm 35105 mm
Stand
Maximaal diafragma bij ISO-gevoeligheid van:
200 400 800 1600 3200
P, i, k, l, m, o 4 4.8 5.6 6.7 8
n 8 9.5 11 13 16
238
n
Flitscontacten
De D90 is uitgerust met een accessoireschoentje, zodat u optionele flitsers rechtstreeks
op de camera kunt aansluiten, en met een flitsaansluiting, zodat u flitsers ook via een
synchronisatiekabel op de camera kunt aansluiten.
❚❚ Het accessoireschoentje
Gebruik het accessoireschoentje om optionele flitsers direct op
de camera te bevestigen zonder synchronisatiekabel (p. 234).
Het accessoireschoentje is voorzien van een
veiligheidsvergrendeling voor flitsers met een
vergrendelingspin, zoals de SB-900, SB-800, SB-600 en SB-400.
A
De AS-15 accessoireschoenadapter
Wanneer de AS-15 accessoireschoenadapter (apart verkrijgbaar) op het accessoireschoentje wordt
gemonteerd, kunnen flitserschoentjes via een synchronisatiekabel worden aangesloten.
Accessoireschoentje
239
n
Overige accessoires
Op het moment dat deze handleiding werd samengesteld, waren voor de D90 de
volgende accessoires beschikbaar.
Voedings-
bronnen
Oplaadbare Li-ionbatterij EN-EL3e (p. 22, 23): extra EN-EL3e batterijen zijn
verkrijgbaar bij uw handelaar en bij Nikon servicevertegenwoordigers.
De
EN-EL3e kan worden opgeladen met een MH-18a of MH-18 snellader.
Multi-Power MB-D80 battery pack: de MB-D80 werkt op
één of twee oplaadbare Nikon EN-EL3e Li-
ionbatterijen of zes alkaline, Ni-MH, lithium of
nikkel-mangaan AA-batterijen. Het battery pack is
voorzien van een ontspanknop, een AE-L/AF-L-knop,
een multi-selector en een hoofd- en secundaire
instelschijf die u kunt gebruiken wanneer u staande
foto’s (portretstand) maakt.
Bij het monteren van
de MB-D80 moet het deksel van het
batterijencompartiment worden verwijderd zoals
de afbeelding hiernaast laat zien.
Snellader MH-18a (p. 22): de MH-
18a
kan worden
gebruikt om de EN-EL3a batterij op te laden.
Lichtnetadapter EH-5a/EH-5: u kunt deze
lichtnetadapters gebruiken om de camera gedurende langere tijd van stroom te
voorzien.
Accessoires voor
zoekeroculair
Oculaircorrectielenzen DK-20C : er zijn lenzen verkrijgbaar met dioptrie-instellingen
van –5, –4, –3, –2, 0, +0,5, +1, +2, en +3 m
–1
.
Gebruik oculaircorrectielenzen
alleen als scherpstellen niet lukt met behulp van de ingebouwde dioptrie-
instelling (–2,0 tot +1,0 m
–1
).
Test de oculaircorrectielenzen alvorens ze aan te
schaffen, zodat u zeker weet dat ze het gewenste effect hebben.
Vergrotend oculair DK-21M: de DK-21M vergroot het zoekerbeeld tot circa 1,10 ×
(50 mm f/1.4 lens op oneindig; –1,0 m
–1
).
Zoekerloep DG-2: de DG-2 vergroot het beeld dat in de zoeker wordt weergegeven.
Gebruik de zoekerloep voor close-ups, kopiëren, fotograferen met een
teleobjectief en bij andere handelingen waarvoor extra nauwkeurigheid is
vereist.
Een oculairadapter (apart verkrijgbaar) is vereist.
Oculairadapter DK-22: de DK-22 wordt gebruikt in combinatie met de zoekerloep
DG-2.
Hoekzoeker DR-6: de DR-6 wordt in een rechte hoek op het zoekeroculair
bevestigd zodat u het beeld in de zoeker van boven af kunt bekijken terwijl de
camera in portretrichting wordt vastgehouden.
35°
240
n
Filters
Nikon-filters kunnen in drie typen worden onderverdeeld: schroeffilters,
insteekfilters en filters die aan de achterzijde van bepaalde objectieven worden
geplaatst.
Gebruik uitsluitend Nikon-filters; filters van andere fabrikanten
kunnen de werking van het autofocussysteem of de elektronische
afstandsmeter verstoren.
De D90 kan niet worden gebruikt met lineaire polarisatiefilters.
Gebruik in
plaats daarvan het C-PL circulaire polarisatiefilter.
Ter bescherming van het objectief wordt aanbevolen een NC of L37C filter te
gebruiken.
Als u een onderwerp in sterk tegenlicht fotografeert of als zich een sterke
lichtbron in het beeld bevindt, wordt het gebruik van een filter afgeraden om
moiré te voorkomen.
Centrumgerichte meting wordt aanbevolen bij gebruik van filters met een
filterfactor van meer dan 1×(Y44, Y48, Y52, O56, R60, X0, X1, C-PL, ND2S, ND4,
ND4S, ND8, ND8S, ND400, A2, A12, B2, B8, B12).
Optionele flitsers
(p. 233)
Nikon-flitsers SB-900, SB-800, SB-600 en SB-400
Nikon draadloze Speedlight op afstand SB-R200
Draadloze Speedlight commander SU-800
Software
Capture NX 2: een compleet fotobewerkingspakket.
Camera Control Pro 2: hiermee kunt u de camera op afstand bedienen vanaf een
computer en foto’s direct op de vaste schijf opslaan.
Let op: gebruik de meest recente versie van de Nikon-software.
De meeste
softwareprogramma’s van Nikon zijn voorzien van een automatische
updatefunctie, die zoekt naar de laatste updates wanneer de computer is
verbonden met het internet.
Bodydop
Bodydop: de bodydop houdt de spiegel, het matglas en het laagdoorlaatfilter
stofvrij wanneer er geen objectief is geplaatst.
241
n
Accessoires voor
de accessoire-
aansluiting
De D90 is uitgerust met een accessoire-aansluiting
voor afstandsbedieningsapparaten en GPS-
ontvangers.
De aansluiting is voorzien van een
afdekkapje, dat de contacten beschermt als de
aansluiting niet in gebruik is.
De volgende accessoires
kunnen worden gebruikt (de vermelde lengte is een
benadering):
Afstands-
bedieningen
Draadloze afstandsbediening ML-L3 : te gebruiken als een op afstand bedienbare
ontspanknop om zelfportretten te maken of om bewegingsonscherpte te
voorkomen.
De ML-L3 wordt gevoed door een CR2025 batterij van 3 V.
Accessoire Beschrijving
Afstandsbedienings
-kabel MC-DC2
Deze 1 m lange kabel kan worden gebruikt om de camera
op afstand te bedienen, om bewegingsonscherpte door het
indrukken van de ontspanknop te voorkomen of om foto's
te maken met de sluitertijdinstelling “bulb.
GPS-eenheid GP-1
Sluit deze GPS-ontvanger aan op de accessoire-aansluiting
om informatie over de breedtegraad, lengtegraad, hoogte
en UTC-tijd met de foto op te slaan (p. 124).
1 2 3 4 5
242
n
❚❚ Goedgekeurde geheugenkaarten
De volgende SD-geheugenkaarten werden getest en goedgekeurd voor gebruik met de
D90. Alle kaarten van de hieronder vermelde merken en opslagcapaciteit kunnen worden
gebruikt, ongeacht de snelheid.
Andere geheugenkaarten zijn niet getest.
Voor meer informatie over bovengenoemde
kaarten kunt u contact opnemen met de fabrikant.
SanDisk 512MB, 1GB, 2GB
*
, 4GB
, 8GB
Toshiba 512MB, 1GB, 2GB
*
, 4GB
, 8GB
, 16GB
, 32GB
Panasonic 512MB, 1GB, 2GB
*
, 4GB
, 8GB
, 16GB
, 32GB
Lexar Media
512MB, 1GB, 2GB
*
, 4GB
Platinum II: 512MB, 1GB, 2GB
*
, 4GB
Professional: 1GB, 2GB
*
, 4GB
* Indien de kaart moet worden gebruikt met een kaartlezer of ander apparaat, dient u vooraf te controleren of
het apparaat kaarten met opslagcapaciteiten van 2 GB ondersteunt.
†SDHC-compatibel.
Indien de kaart moet worden gebruikt met een kaartlezer of ander apparaat,
dient u vooraf te controleren of het apparaat SDHC ondersteunt.
243
n
Behandeling van uw camera
Opslag
Als u de camera gedurende langere tijd niet gebruikt, dekt u de monitor af met de
beschermkap, verwijdert u de batterij, plaatst u het afdekkapje op de contactpunten en
bewaart u de batterij op een koele, droge plek. U voorkomt de vorming van schimmel of
meeldauw door de camera in een droge, goed geventileerde ruimte te bewaren. Berg de
camera niet op met nafta- of kamfermottenballen of in de volgende omstandigheden:
in ruimten die slecht geventileerd zijn of waar de luchtvochtigheid hoger is dan 60 %;
in de nabijheid van apparaten die sterke elektromagnetische velden genereren, zoals
televisie- of radiotoestellen;
in ruimten waar de temperatuur hoger is dan 50 °C of lager dan –10 °C.
Reinigen
Gebruik geen alcohol, thinner of andere vluchtige vloeistoffen.
Camera-
body
Gebruik een blaasbalgje om stof of vuil te verwijderen en veeg de camerabody
vervolgens schoon met een zachte, droge doek.
Na gebruik van de camera op het
strand of aan zee dient u eventueel zand of zout te verwijderen met een doek die licht
is bevochtigd met gedistilleerd water. Droog de camera daarna grondig af.
Belangrijk:
vuil of stof in de camera kan schade veroorzaken die niet door de garantie wordt gedekt.
Objectief,
spiegel en
zoeker
Deze glazen onderdelen raken gemakkelijk beschadigd.
Verwijder stof en vuil met een
blaasbalgje.
Als u een luchtspuitbus gebruikt, houd de bus dan verticaal om te
voorkomen dat er vloeistof uit de bus lekt.
Verwijder vingerafdrukken en andere
vlekken door een beetje lensreiniger op een zachte doek aan te brengen en het glas
voorzichtig schoon te vegen.
Monitor
Verwijder stof en vuil met een blaasbalgje.
Voor het weghalen van vingerafdrukken en
andere vlekken kunt u het oppervlak voorzichtig met een zachte doek of zeem
schoonvegen.
Duw hierbij niet te hard, aangezien dit kan leiden tot schade of storing.
244
n
Het laagdoorlaatfilter
De beeldsensor die dienst doet als beeldelement van de camera, is voorzien van een
laagdoorlaatfilter dat moirévorming moet voorkomen.
Als u vermoedt dat vuil- of
stofdeeltjes die op het filter zitten op de foto’s te zien zijn, kunt u het filter reinigen via de
optie Beeldsensor reinigen in het setup-menu.
U kunt het filter op elk gewenst moment
reinigen door de optie Nu reinigen te selecteren. U kunt ook instellen dat het filter
automatisch wordt gereinigd wanneer de camera wordt in- of uitgeschakeld.
❚❚ “Nu reinigen”
1 Zet de camera neer met de onderzijde omlaag.
De beeldsensor kan het beste worden gereinigd als de
camera wordt neergezet met de onderzijde omlaag, zoals
rechts wordt weergegeven.
2 Geef het menu Beeldsensor reinigen weer.
Markeer Beeldsensor reinigen in het setup-menu
en druk op 2.
3 Selecteer Nu reinigen.
Markeer Nu reinigen en druk op 2.
Het bericht rechts wordt weergegeven terwijl de sensor
wordt gereinigd.
Het bericht rechts wordt weergegeven wanneer de
reiniging is voltooid.
245
n
❚❚ “Reinigen bij aan-/uitzetten”
1 Selecteer Reinigen bij aan-/uitzetten.
Geef het menu Beeldsensor reinigen weer, zoals
wordt beschreven in stap 1 op de vorige pagina.
Markeer Reinigen bij aan-/uitzetten en druk op
2.
2 Selecteer een optie.
Markeer een van de volgende opties en druk op J.
D
Reiniging van de beeldsensor
In de volgende gevallen wordt de reiniging van de beeldsensor afgebroken: bij het opklappen van
de ingebouwde flitser, het indrukken van de ontspanknop, a, scherptedieptevoorbeeld, gebruik
van knop B, gebruik van knop AE-L/AF-L om scherp te stellen of gebruik van de Fn-knop voor FV-
vergrendeling.
Reiniging gebeurt door trilling van de beeldsensor.
Als stof niet volledig kan worden verwijderd via
de opties in het menu Beeldsensor reinigen, reinigt u de beeldsensor handmatig (p. 246) of neemt
u contact op met een door Nikon geautoriseerde servicevertegenwoordiger.
Als de beeldsensor enkele keren achter elkaar wordt gereinigd, kan de reinigingsfunctie tijdelijk
worden geblokkeerd om de interne schakelingen van de camera te beschermen.
Na een korte
pauze kan de beeldsensor weer worden gereinigd.
Optie Beschrijving
5
Reinigen bij
aanzetten
De beeldsensor wordt automatisch gereinigd telkens wanneer de
camera wordt aangezet.
6
Reinigen bij
uitzetten
De beeldsensor wordt automatisch gereinigd telkens wanneer de
camera wordt uitgezet.
7
Reinigen bij aan-
en uitzetten
(standaard)
De beeldsensor wordt automatisch gereinigd wanneer de camera
wordt aan- of uitgezet.
8 Reiniging uit De beeldsensor wordt niet automatisch gereinigd.
246
n
❚❚ Handmatig reinigen
Als u stof of vuil niet van het laagdoorlaatfilter kunt verwijderen via de optie Beeldsensor
reinigen (p. 244) in het setup-menu, kunt u het filter handmatig reinigen, zoals hieronder
wordt beschreven.
Denk er echter aan dat het laagdoorlaatfilter uitermate kwetsbaar is
en gemakkelijk beschadigd kan raken.
Nikon beveelt aan het reinigen van het filter over
te laten aan door Nikon geautoriseerd servicepersoneel.
1 Laad de batterij op of gebruik een lichtnetadapter.
Gebruik een betrouwbare stroombron wanneer u het laagdoorlaatfilter controleert
of reinigt.
Als het batterijniveau lager is dan J (60 %), zet u de camera uit en
plaatst u een volledig opgeladen EN-EL3e batterij of sluit u een optionele EH-5a of
EH-5 lichtnetadapter aan.
2 Verwijder het objectief.
Schakel de camera uit en verwijder het objectief.
3 Selecteer Spiegel omhoog (CCD reinigen).
Zet de camera aan.
Markeer Spiegel omhoog
(CCD reinigen) in het setup-menu en druk op 2
(deze optie is niet beschikbaar bij een
batterijniveau van J of lager).
4 Druk op J.
Het bericht rechts verschijnt op de monitor en in
het lcd-venster en de zoeker wordt een rij streepjes
weergegeven.
Als u de normale werking wilt
herstellen zonder het laagdoorlaatfilter te
inspecteren, zet u de camera uit.
5 De spiegel omhoog klappen.
Druk de ontspanknop volledig in.
De spiegel wordt
omhoog geklapt en het sluitergordijn wordt
geopend, zodat het laagdoorlaatfilter zichtbaar
wordt.
De zoeker wordt ingeschakeld en het beeld
in de zoeker begint te knipperen.
6 Controleer het laagdoorlaatfilter.
Houd de camera zo dat er licht op het
laagdoorlaatfilter valt en onderzoek het filter op
stof en vuil.
Als er geen stof of vuil aanwezig is, gaat
u verder met stap 8.
247
n
7 Reinig het filter.
Verwijder stof en vuil op het filter met een
blaasbalgje.
Gebruik geen blaaskwastje,
aangezien de haartjes van het kwastje het filter
kunnen beschadigen.
Alleen door Nikon
geautoriseerd servicepersoneel mag vuil
verwijderen dat niet kan worden weggeblazen
met een blaasbalgje.
U mag het filter onder geen beding aanraken of
schoonpoetsen.
8 Zet de camera uit.
De spiegel wordt weer neergeklapt en het sluitergordijn gaat dicht.
Plaats het
objectief of de bodydop terug.
A
Gebruik een betrouwbare voedingsbron
Het sluitergordijn is kwetsbaar en kan gemakkelijk beschadigd raken.
Als de camera wordt
uitgeschakeld terwijl de spiegel is opgeklapt, wordt het sluitergordijn automatisch gesloten.
Neem
de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om schade aan het sluitergordijn te voorkomen:
Zet de camera niet uit en verwijder of ontkoppel de voedingsbron niet wanneer de spiegel is
opgeklapt.
Als de batterij leeg raakt terwijl de spiegel is opgeklapt, klinkt er een geluidssignaal en gaat het
zelfontspannerlampje knipperen om u te waarschuwen dat na circa twee minuten het
sluitergordijn dichtgaat en de spiegel wordt neergeklapt.
Beëindig de reiniging of de inspectie
onmiddellijk.
D
Verontreinigingen op het laagdoorlaatfilter
Nikon stelt al het mogelijke in het werk om te voorkomen dat tijdens productie en vervoer
verontreinigingen in contact komen met het laagdoorlaatfilter.
De D90 is echter ontworpen voor
gebruik met verwisselbare objectieven en het is mogelijk dat bij het verwisselen van objectieven
stof of vuil binnendringt.
Eenmaal in de camera kunnen deze verontreinigingen zich aan het
laagdoorlaatfilter hechten en onder bepaalde omstandigheden in foto's zichtbaar zijn.
Als u de
camera wilt beschermen wanneer er geen objectief is geplaatst, dient u beslist de bodydop op de
camera te plaatsen, waarbij u erop moet letten dat u eerst alle stof en vuil van de bodydop
verwijdert.
Verwissel objectieven bij voorkeur niet op stoffige plaatsen.
Als er toch stof of vuil terechtkomt op het laagdoorlaatfilter, maakt u het filter schoon zoals
hierboven wordt beschreven of laat u door Nikon geautoriseerd servicepersoneel het filter reinigen.
Foto’s waarin vuil of stof op het laagdoorlaatfilter zichtbaar is, kunt u retoucheren met Nikon
Capture NX 2 (apart verkrijgbaar, p. 240) of met reinigingsopties die beschikbaar zijn in
beeldbewerkingssoftware van andere fabrikanten.
D
Onderhoud van camera en accessoires
De camera is een precisieapparaat dat regelmatig onderhoud vereist.
Nikon beveelt aan de camera
elke één tot twee jaar te laten nakijken door de leverancier of de servicevertegenwoordiger van
Nikon en elke drie tot vijf jaar een onderhoudsbeurt te geven (houd er rekening mee dat hieraan
kosten verbonden zijn).
Regelmatige inspectie en onderhoud worden vooral aanbevolen wanneer
u de camera voor professionele doeleinden gebruikt.
Het wordt aanbevolen om tegelijkertijd met
uw camera eventuele accessoires die u veel gebruikt, zoals objectieven of optionele flitsers, te laten
nakijken en onderhouden.
248
n
Onderhoud van camera en batterij:
WAARSCHUWINGEN
Laat de camera niet vallen: blootstelling aan
sterke schokken of trillingen kan tot storingen
leiden.
Houd de camera droog: dit product is niet
waterbestendig, onderdompeling in water of
blootstelling aan een hoge luchtvochtigheid
kan tot storing leiden. Roest van het interne
mechanisme kan tot onherstelbare schade
leiden.
Vermijd abrupte temperatuurverschillen:
plotselinge temperatuurverschillen, zoals die
zich voordoen bij het binnenkomen of verlaten
van een verwarmd gebouw op een koude dag,
kunnen condensatie in de camera veroorzaken.
U voorkomt condensatie door de camera in een
cameratas of in een plastic tas te plaatsen
voordat u deze aan plotselinge
temperatuurverschillen blootstelt.
Houd de camera uit de buurt van sterke
magnetische velden: u dient dit apparaat niet
te gebruiken of op te bergen in de buurt van
apparatuur die een sterke elektromagnetische
straling of sterke magnetische velden
produceert. Sterke statische ladingen of de
magnetische velden die worden geproduceerd
door bijvoorbeeld zendapparatuur, kunnen
storingen veroorzaken op de monitor,
informatie op de geheugenkaart beschadigen
of de interne schakelingen van het product
aantasten.
Richt het objectief niet op de zon: richt het
objectief niet gedurende langere tijd op de zon
of een andere sterke lichtbron. Blootstelling aan
intens licht kan beschadiging van de
beeldsensor of een witte zweem op de foto’s tot
gevolg hebben.
Schakel de camera uit voordat u de batterij verwijdert of
de lichtnetadapter loskoppelt: haal de stekker van
de lichtnetadapter niet uit het stopcontact en
verwijder de batterij niet wanneer de camera
aan staat of terwijl beelden worden opgeslagen
of gewist. In deze gevallen kan een
stroomonderbreking leiden tot
gegevensverlies of beschadiging van de interne
schakelingen of het geheugen. Verplaats het
product nooit wanneer de lichtnetadapter is
aangesloten. Zo voorkomt u een plotselinge
stroomonderbreking.
Reinigen: gebruik een blaasbalgje om stof of
vuil te verwijderen en veeg de camerabody
voorzichtig schoon met een zachte, droge
doek. Na gebruik van de camera op het strand
of aan zee dient u eventueel aanwezig zand of
zout te verwijderen met een doek die licht
bevochtigd is met schoon water. Droog de
camera daarna grondig af. In zeer uitzonderlijke
gevallen wordt het lcd-venster lichter of
donkerder als gevolg van statische elektriciteit.
Dit duidt niet op een storing, de normale
weergave wordt snel hersteld.
Het objectief en de spiegel kunnen gemakkelijk
beschadigd raken. Verwijder stof en vuil
voorzichtig met een blaasbalgje. Als u een
luchtspuitbus gebruikt, houd de bus dan
verticaal om te voorkomen dat er vloeistof uit
de bus lekt. Verwijder vingerafdrukken en
andere vlekken van het objectief door een
beetje lensreiniger op een zachte doek aan te
brengen en het glas voorzichtig schoon te
vegen.
Zie ”Het laagdoorlaatfilter” (p. 244, 246) voor
informatie over de reiniging van het
laagdoorlaatfilter.
Objectiefcontacten: houd de
objectiefcontacten schoon.
Raak het sluitergordijn niet aan: het
sluitergordijn is vervaardigd uit zeer dun
materiaal en raakt gemakkelijk beschadigd.
Oefen nooit druk uit op het sluitergordijn, duw
er niet op met reinigingshulpmiddelen en stel
het nooit bloot aan de sterke luchtstroom van
een blaasbalgje. Dit kan krassen, vervorming of
scheuren veroorzaken.
Het sluitergordijn is mogelijk ongelijkmatig
gekleurd. Dit heeft geen effect op foto's en
duidt niet op een storing.
249
n
Opslag: u voorkomt de vorming van schimmel
of meeldauw door de camera in een droge,
goed geventileerde ruimte te bewaren.
Wanneer u niet van plan bent de camera binnen
afzienbare tijd te gebruiken, verwijder dan de
batterij om lekkage te voorkomen en berg de
camera op in een plastic zak met een
droogmiddel. Plaats de cameratas echter niet in
een plastic zak, aangezien het materiaal
hierdoor kan worden aangetast. Denk er ook
aan dat het droog-middel na verloop van tijd
zijn vermogen om vocht te absorberen verliest
en daarom regelmatig dient te worden
vervangen.
U voorkomt schimmel en meeldauw door de
camera ten minste één keer per maand uit de
opslag te halen. Zet de camera aan en ontspan
de sluiter een aantal malen voordat u de camera
weer opbergt.
Bewaar de batterij op een koele, droge plaats.
Plaats het afdekkapje van de batterij terug
wanneer u de batterij opbergt.
Opmerkingen over de monitor: de monitor kan een
aantal pixels bevatten die altijd oplichten of in
het geheel niet oplichten. Dit is gebruikelijk
voor alle TFT-lcd-monitoren en duidt niet op
een storing. Beelden die met de camera worden
opgenomen, ondervinden hiervan geen
nadeel.
Bij helder licht kunnen de beelden op de
monitor moeilijk te zien zijn.
Oefen geen druk uit op de monitor, aangezien
dit schade of storing tot gevolg kan hebben.
Stof en vuil op de monitor kunnen worden
verwijderd met een blaasbalgje. U kunt vlekken
verwijderen door het oppervlak zachtjes
schoon te wrijven met een zachte doek of zeem.
Mocht de monitor breken, pas dan op dat u zich
niet verwondt aan de glassplinters en dat de
vloeibare kristallen uit de monitor niet in
aanraking komen met uw huid, ogen of mond.
Plaats de beschermkap over de monitor
wanneer u de camera vervoert of even niet
gebruikt.
Batterijen: vuil op de batterijcontacten kan ertoe
leiden dat de camera slecht functioneert en
dient vóór gebruik te worden verwijderd met
een zachte, droge doek.
Batterijen kunnen bij onjuist gebruik gaan
lekken of ontploffen.
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht bij het gebruik
van batterijen:
Zet de camera uit voordat u de batterij
verwisselt.
De batterij kan zeer warm worden wanneer
deze langere tijd achtereen wordt gebruikt.
Hanteer de batterij voorzichtig.
Gebruik alleen batterijen die zijn goedgekeurd
voor gebruik in dit apparaat.
Stel batterijen niet bloot aan vuur of hoge
temperaturen.
Plaats het afdekkapje terug nadat u de batterij
uit de camera hebt verwijderd.
Laad de batterij op voordat u deze gebruikt.
Als
u fotos van belangrijke gebeurtenissen maakt,
zorg dan dat u een extra, volledig opgeladen
EN-EL3e batterij bij de hand hebt.
Afhankelijk
van de locatie waar u zich bevindt, kan het soms
moeilijk zijn om snel een vervangende batterij
te kopen.
Bij koud weer nemen de prestaties van
batterijen vaak af.
Zorg dat de batterij volledig
is opgeladen voordat u bij koud weer buiten
foto’s maakt.
Bewaar een reservebatterij op een
warme plaats en vervang zo nodig de batterij in
de camera.
Een koude batterij die weer op
temperatuur is gekomen, kan soms een deel
van haar lading terugkrijgen.
Als u een volledig opgeladen batterij blijft
opladen, kunnen de prestaties van de batterij
afnemen.
Gebruikte batterijen bevatten waardevolle
materialen.
Recycle gebruikte batterijen
volgens de plaatselijke regels voor klein
chemisch afval.
250
n
Problemen oplossen
Functioneert de camera niet naar verwachting, kijk dan in de onderstaande lijst met
veelvoorkomende problemen voordat u uw leverancier of Nikon-vertegenwoordiger
raadpleegt. De paginacijfers in de rechterkolom geven aan waar u meer informatie kunt
vinden.
Weergavescherm
A
Opmerking over elektronisch gestuurde camera’s
In zeer uitzonderlijke gevallen kan het voorkomen dat ongebruikelijke tekens worden weergegeven
in het lcd-venster en dat de camera niet meer werkt. Dit verschijnsel wordt meestal veroorzaakt door
een sterke statische lading van buitenaf. Zet de camera uit, verwijder de batterij en plaats deze weer
terug waarbij u de nodige voorzichtigheid betracht om brandwonden te voorkomen en zet de
camera weer aan. Als u een lichtnetadapter gebruikt (apart verkrijgbaar), koppelt u de adapter los,
sluit u deze weer aan en zet u de camera aan. Mocht de camera nog steeds niet goed functioneren,
neem dan contact op met uw leverancier of een door Nikon geautoriseerde
servicevertegenwoordiger.
Houd er rekening mee dat als u de stroombron verwijdert of loskoppelt
zoals hierboven wordt beschreven, gegevens die niet op de geheugenkaart waren opgeslagen toen
het probleem zich voordeed, verloren kunnen gaan.
Dit is niet van invloed op gegevens die al op de
kaart waren opgeslagen.
Probleem Oplossing Pagina
Zoeker is onscherp.
Pas het zoekerbeeld aan of gebruik optionele
oculaircorrectielenzen.
32
Zoeker is donker. Plaats een volledig opgeladen batterij. 34
Monitor, lcd-vensters en
zoekerweergave gaan zonder
waarschuwing uit.
Selecteer een langere tijdsduur voor persoonlijke
instelling c2 (Lichtmeter automatisch uit) of c4
(Monitor uit ).
179,
180
Er worden ongebruikelijke tekens
weergegeven in het lcd-venster.
Zie ”Opmerking over elektronisch gestuurde
cameras” hieronder.
250
Weergave in lcd-venster of zoeker is
traag en onduidelijk.
De responstijd en de helderheid van deze
weergaven variëren afhankelijk van de temperatuur.
Als het scherpstelpunt is gemarkeerd,
zijn dunne lijnen zichtbaar rond het
scherpstelpunt of wordt de weergave
rood.
Deze verschijnselen komen vaker voor bij dit type
zoeker en duiden niet op een storing.
251
n
Opname (alle opnamestanden)
Probleem Oplossing Pagina
Aanzetten van de camera
duurt lang.
Wis bestanden of mappen.
Ontspanknop
uitgeschakeld.
Geheugenkaart is vol of niet geplaatst. 29, 35
CPU-objectief met diafragmaring bevestigd maar het
diafragma is niet vergrendeld op de hoogste f/-waarde.
25
Belichtingsstand S is geselecteerd met A als sluitertijd. 83
De uiteindelijke foto is
groter dan het gebied in de
zoeker.
Het horizontale en verticale dekkingsgebied van het
zoekerbeeld beslaat circa 95%.
Foto’s zijn niet scherp.
Zet de scherpstelselectieknop op AF.54
Camera kan niet scherpstellen met autofocus: gebruik
handmatige scherpstelling of scherpstelvergrendeling.
57, 59
De scherpstelling wordt niet
vergrendeld als de
ontspanknop half wordt
ingedrukt.
Gebruik de knop AE-L/AF-L om de scherpstelvergrendeling te
activeren wanneer de autofocusstand AF-C is geselecteerd en
bij het fotograferen van bewegende onderwerpen in de stand
AF-A.
54
Beeldgrootte kan niet
worden gewijzigd.
Beeldkwaliteit ingesteld op NEF (RAW).62
Kan geen scherpstelpunt
selecteren.
Ontgrendel de vergrendeling van de
scherpstelselectieknop.
56
Automatisch veld-AF geselecteerd voor AF-veldstand: kies
een andere stand.
173
Druk de ontspanknop half in om de monitor uit te
schakelen of de belichtingsmeters te activeren.
35
Camera fotografeert traag. Schakel ruisonderdrukking lange sluitertijd uit. 167
Willekeurig verspreide
heldere pixels ('ruis') op
foto's.
Kies een lagere ISO-gevoeligheid of schakel hoge ISO
ruisonderdrukking in.
74,
167
De sluitertijd is langer dan 8 sec.: gebruik
ruisonderdrukking lange sluitertijd.
167
AF-hulpverlichting werkt
niet.
Belichtingsstand l of m geselecteerd: kies een andere
stand.
41
De AF-hulpverlichting brandt niet bij continu autofocus.
Kies AF-S. Selecteer het middelste scherpstelpunt in
enkelpunts, dynamisch veld of 3D-tracking AF.
54
Uit is geselecteerd voor persoonlijke instelling a3 (AF-
hulpverlichting).
174
Hulpverlichting is automatisch uitgeschakeld.
Hulpverlichting kan heet worden bij continu gebruik. Wacht
tot de lamp is afgekoeld.
Er worden geen foto's
gemaakt wanneer de
ontspanknop wordt
ingedrukt.
Vervang de batterij van de afstandsbediening. 241
Kies de afstandsbedieningsstand. 68
De flitser is bezig met opladen. 40
De voor persoonlijke instelling c5 (Afstandsbediening)
ingestelde tijd is verstreken: kies de
afstandsbedieningsstand nogmaals.
180
De afstandsbediening wordt belemmerd door fel licht.
Foto's zijn vlekkerig.
Reinig het objectief.
Reinig het laagdoorlaatfilter. 244
252
n
Opname (opnamestanden i, j, k, l, m, n en o)
Opname (P, S , A , M )
Probleem Oplossing Pagina
Menuoptie kan niet worden
geselecteerd.
Sommige opties zijn niet in alle opnamestanden beschikbaar.
Probleem Oplossing Pagina
Ontspanknop
uitgeschakeld.
De flitser is bezig met opladen. 40
Er is een objectief zonder CPU gemonteerd: selecteer
belichtingsstand M.
83
Belichtingsstand S is geselecteerd met A als sluitertijd
of & is geselecteerd in opnamestand M: selecteer een
andere sluitertijd.
81
Niet alle sluitertijden zijn
beschikbaar.
Flitser in gebruik.
Als Aan is geselecteerd voor persoonlijke
instelling e5 (Auto FP) voor de standen P, S, A en M, kunnen de
optionele flitsers SB-900, SB-800, SB-600 en SB-R200 bij alle
sluitertijden worden gebruikt.
195
Kleuren zijn onnatuurlijk.
Kies een witbalans die bij de lichtbron past. 95
Wijzig de instellingen voor Beeldinstelling instellen. 108
Kan witbalans niet meten. Onderwerp te donker of te licht. 102
Beeld kan niet worden
geselecteerd als bron voor
de vooringestelde
witbalans.
Foto niet gemaakt met de D90. 104
Witbalansbracketing niet
beschikbaar.
De optie NEF (RAW) of NEF (RAW)+JPEG is geselecteerd
voor beeldkwaliteit.
62
De stand voor meervoudige belichting is actief. 121
Effecten van beeldinstelling
verschillen per foto.
A (Automatisch) is geselecteerd voor verscherping, contrast of
verzadiging.
Voor consistente resultaten bij een reeks foto’s
selecteert u een andere instelling dan A (Automatisch).
111
Lichtmeting kan niet
worden gewijzigd.
Belichtingsvergrendeling is ingeschakeld. 88
Belichtingscorrectie is niet
beschikbaar.
Selecteer belichtingsstand P, S of A.90
Elke keer dat de
ontspanknop wordt
ingedrukt, wordt in de
continue ontspanstand
slechts één foto gemaakt.
Klap de ingebouwde flitser neer. 73
Roodachtige gedeelten in
foto’s.
Roodachtige gedeelten en ongelijkmatige structuren kunnen
voorkomen in lange tijdopnamen.
Schakel ruisonderdrukking
lange sluitertijd in voor opnamen met de sluitertijdinstelling
A.
167
Structuren zijn
ongelijkmatig.
253
n
Weergave
Probleem Oplossing Pagina
Delen van het beeld
knipperen.
Druk op 1 of 3 om te selecteren welke foto-informatie u wilt
weergeven of wijzig de instellingen voor Weergavestand.
129,
163
Er verschijnen opname-
gegevens op foto’s.
Tijdens weergave verschijnt
een grafiek.
NEF (RAW)-afbeelding
wordt niet weergegeven.
De foto is opgenomen met beeldkwaliteit NEF+JPEG. 62
Sommige fotos worden
tijdens weergave niet
getoond.
Selecteer Alle voor Weergavemap. Huidige wordt
automatisch geselecteerd nadat een foto is gemaakt.
162
“Staande” foto’s
(portretstand) worden
“liggend” weergegeven.
Selecteer Aan voor Draai portret.
163
Foto werd gemaakt met Uit geselecteerd voor
Automatische beeldrotatie.
205
De stand van de camera werd veranderd terwijl de
ontspanknop in de continue ontspanstand werd ingedrukt.
84
Foto wordt weergegeven in beeld terugspelen. 128
Camera was omhoog of omlaag gericht toen foto werd
gemaakt.
205
Foto kan niet worden
gewist.
Foto is beveiligd: hef de beveiliging op.
De geheugenkaart is vergrendeld.
139
De camera meldt dat er
geen beelden beschikbaar
zijn voor weergave.
Selecteer Alle voor Weergavemap. Huidige wordt
automatisch geselecteerd nadat een foto is gemaakt.
162
Printopdracht kan niet
worden gewijzigd.
Geheugenkaart is vol: wis foto’s.
De geheugenkaart is beveiligd.
35
Het is niet mogelijk een foto
voor afdrukken te
selecteren.
Foto is NEF (RAW)-bestand.
Maak een JPEG-kopie met NEF
(RAW)-verwerking of kopieer de foto naar een computer en
druk de foto af met de meegeleverde software of met
Capture NX 2.
150
Foto wordt niet op televisie
weergegeven.
Kies de juiste videostand. 203
Foto wordt niet
weergegeven op high-
definition videoapparaat.
Controleer of de HDMI-kabel (apart verkrijgbaar) is
aangesloten.
147
NEF (RAW)-foto's worden
niet weergegeven in
CaptureNX.
Update tot Capture NX 2. 240
Stofverwijderingsoptie in
Capture NX 2 heeft niet het
gewenste effect.
Reiniging van de beeldsensor wijzigt de positie van stof op het
laagdoorlaatfilter.
Referentiegegevens voor stofverwijdering
die werden opgenomen voordat beeldsensor reinigen wordt
uitgevoerd, kunnen niet worden gebruikt op beelden die
werden genomen nadat beeldsensor reinigen werd
uitgevoerd.
Referentiegegevens voor stofverwijdering die
werden opgenomen voordat beeldsensor reinigen wordt
uitgevoerd, kunnen niet worden gebruikt op beelden die
werden genomen nadat beeldsensor reinigen werd
uitgevoerd.
206
254
n
Overige
Probleem Oplossing Pagina
Opnamedatum klopt niet. Stel cameraklok in. 27
Menuoptie kan niet worden
geselecteerd.
Sommige opties zijn niet beschikbaar bij bepaalde
combinaties van instellingen of wanneer geen geheugenkaart
is geplaatst.
De optie Batterij-informatie is niet beschikbaar
als de camera wordt gevoed door een optionele
lichtnetadapter.
208
255
n
Foutmeldingen
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de waarschuwingsaanduidingen en
foutmeldingen in de zoeker, in het lcd-venster en op de monitor.
Aanduiding
Probleem Oplossing PaginaLcd-venster Zoeker
B
(knippert)
Diafragmaring van objectief is niet
ingesteld op kleinste diafragma.
Stel ring in op kleinste diafragma
(hoogste f/-waarde).
26
H
d
Batterij bijna leeg.
Houd een volledig opgeladen
reservebatterij bij de hand.
34
H
(knippert)
d
(knippert)
Batterij is leeg.
Laad de batterij op of vervang de
batterij.
xviii,
22, 23
Batterij kan niet worden
gebruikt.
Gebruik een door Nikon
goedgekeurde batterij of neem
contact op met een door Nikon
geautoriseerde
servicevertegenwoordiger.
De camera of het optionele MB-
D80 battery pack bevat een
volledig lege oplaadbare Li-
ionbatterij of een batterij van
een andere fabrikant.
Vervang de batterij als deze niet van
Nikon is of laad de oplaadbare Li-
ionbatterij op als deze bijna leeg is.
B
(knippert)
Cameraklok is niet ingesteld. Stel cameraklok in. 27
F
(knippert)
Geen objectief gemonteerd.
Monteer een niet-IX Nikkor
objectief.
230
Er is een objectief zonder CPU
gemonteerd.
Selecteer opnamestand
M
.
J
(knippert)
Camera kan niet scherpstellen met
autofocus.
Stel handmatig scherp. 59
q
Onderwerp te licht, foto wordt
overbelicht.
Gebruik een lagere ISO-
gevoeligheid.
74
Gebruik optioneel grijsfilter (ND). 240
In belichtingsstand:
S
Kies kortere sluitertijd. 81
A
Kies een kleiner diafragma
(hogere f/-waarde).
82
r
Onderwerp te donker, foto wordt
onderbelicht.
Gebruik een hogere ISO-
gevoeligheid.
74
Gebruik flitser. 70
In belichtingsstand:
S
Kies een langere sluitertijd. 81
A
Kies een groter diafragma (lagere
f/-waarde).
82
A
(knippert)
A
geselecteerd in
belichtingsstand
S
.
Wijzig sluitertijd of selecteer stand voor
handmatige belichting.
81, 83
&
(knippert)
&
geselecteerd in
belichtingsstand
S
.
Wijzig sluitertijd of selecteer stand voor
handmatige belichting.
81, 83
(knippert)
N
(knippert)
Bevestigde optionele flitser is
ingesteld op DDL maar is niet
geschikt voor i-TTL-flitssturing.
Wijzig de flitsstand op de optionele
flitser.
236
256
n
N
(knippert)
Als de aanduiding na de flits 3
sec. knippert, is de foto
mogelijk onderbelicht.
Controleer de foto op de monitor.
Wijzig bij onderbelichting de
instellingen en maak de foto
opnieuw.
128
n
(knippert)
j
(knippert)
Onvoldoende geheugen om
foto's op te nemen bij de
huidige instellingen of geen
bestands- of mapnummer
beschikbaar.
Verlaag beeldkwaliteit of -
grootte.
Wis foto’s.
Plaats nieuwe geheugenkaart.
62, 63
162
29
S m S Geen geheugenkaart. Plaats geheugenkaart. 29
O
(knippert)
Camerastoring.
Ontspan de sluiter.
Als de storing
zich blijft voordoen, neemt u
contact op met een door Nikon
geautoriseerde
servicevertegenwoordiger.
Aanduiding
Probleem Oplossing PaginaMonitor
Lcd-venster/
zoeker
Geen geheugenkaart.
S/
m S
Camera kan geen
geheugenkaart vinden.
Zet de camera uit en controleer
of de geheugenkaart correct is
geplaatst.
29
Kan deze geheugen-
kaart niet gebruiken.
De kaart is mogelijk
beschadigd.
Plaats een andere
kaart.
(,
)
(knippert)
Geen toegang tot
geheugenkaart.
Gebruik een door Nikon
goedgekeurde kaart.
242
Controleer of de contacten
schoon zijn.
Als de kaart
beschadigd is, neemt u
contact op met uw
leverancier of een Nikon-
vertegenwoordiger.
Kan geen nieuwe map
maken.
Wis bestanden of plaats een
nieuwe geheugenkaart.
29,
162
Deze kaart is niet
geformatteerd.
Formatteer de kaart.
C
(knippert)
Geheugenkaart is niet
geformatteerd voor
gebruik in de camera.
Formatteer of vervang de
geheugenkaart.
29, 30
Map bevat geen
beelden.
Geen beelden op
geheugenkaart of in
geselecteerde
weergavemap(pen).
Selecteer een map met
beelden in het menu
Weergavemap of vervang de
geheugenkaart.
29,
162
Alle beelden zijn
verborgen.
Alle foto’s in de huidige
map zijn verborgen.
Selecteer een andere map of
gebruik Beeld verbergen om
ten minste één beeld weer te
geven.
162
Bestand bevat geen
beeldgegevens.
Bestand is gemaakt of
gewijzigd met een
computer of een ander
merk camera, of het
bestand is beschadigd.
Bestand kan niet worden
weergegeven op de camera.
Aanduiding
Probleem Oplossing PaginaLcd-venster Zoeker
257
n
Geheugenkaart is
vergrendeld.
Zet de vergrendeling in
de schrijfstand.
(,
)
(knippert)
De geheugenkaart is
beveiligd
(schrijfbeveiliging).
Zet de schrijfbeveiliging in de
schrijfstand.
31
Kan bestand niet
selecteren.
Geheugenkaart bevat
geen beelden om te
retoucheren.
Beelden die met andere
apparaten zijn gemaakt,
kunnen niet worden
geretoucheerd.
209
Geen foto om te
retoucheren.
Er staan geen NEF
(RAW)-foto's op de
geheugenkaart.
Maak enkele NEF (RAW)-foto's. 62
Controleer de printer. —Printerfout.
Controleer de printer.
Selecteer Doorgaan (indien
beschikbaar) om te hervatten.
150
*
Controleer het papier.
Papier in printer heeft
niet het geselecteerde
formaat.
Plaats papier met het juiste
formaat en selecteer
Doorgaan.
150
*
Het papier zit vast.
Papier zit vast in de
printer.
Verwijder vastgelopen papier
en selecteer Doorgaan.
150
*
Het papier is op.
Geen papier meer in de
printer.
Plaats papier met het
geselecteerde formaat en
selecteer Doorgaan.
150
*
Controleer de inkt. Inktfout.
Controleer de inkt.
Selecteer
Doorgaan om te hervatten.
150
*
De inkt is op.
Geen inkt meer in de
printer.
Vervang inktcartridge en
selecteer Doorgaan.
150
*
* Raadpleeg de printerhandleiding voor meer informatie.
Aanduiding
Probleem Oplossing PaginaMonitor
Lcd-venster/
zoeker
258
n
Bijlage
In deze bijlage worden de volgende onderwerpen behandeld:
Beschikbare instellingen en standaardinstellingen ............................................................. 258
Capaciteit geheugenkaart............................................................................................................. 262
Belichtingsprogramma................................................................................................................... 263
Bracketingprogramma's................................................................................................................. 264
Flitssturing........................................................................................................................................... 265
Sluitertijden die met de ingebouwde flitser beschikbaar zijn ......................................... 265
Diafragma, gevoeligheid en flitsbereik..................................................................................... 266
Beschikbare instellingen en standaardinstellingen
Onderstaande tabel bevat de instellingen die in elke stand beschikbaar zijn:
i j k l m n o P S A M
Opnamemenu
Beeldinstelling instellen
Beeldkwaliteit
1
Beeldformaat
1
Witbalans
1
ISO-gevoeligheid instellen
1
✔ ✔ ✔ ✔ ✔ ✔ ✔ ✔ ✔
Actieve D-Lighting ✔ ✔ ✔ ✔
Kleurruimte ✔ ✔ ✔ ✔ ✔ ✔ ✔ ✔ ✔
Ruisonderdr. lange sluitertijd ✔ ✔ ✔ ✔ ✔ ✔ ✔ ✔
Hoge ISO-ruisonderdrukking ✔ ✔ ✔ ✔ ✔ ✔ ✔ ✔
Actieve map ✔ ✔ ✔ ✔ ✔ ✔ ✔ ✔ ✔ ✔
Meervoudige belichting
1
Filminstellingen ✔ ✔ ✔ ✔ ✔ ✔ ✔ ✔
Overige instellingen
Opnamestand
1
Autofocus mode
1
2
2
2
2
2
2
2
Lichtmeting
1
Flexibel programma
1
Belichtingsvergrendeling
1
Belichtingscorrectie
1
Bracketing
1
Flitsstand
1
2
2
2, 3
2, 3
2
2
Lichtmeting
1
Persoonlijke instellingen
4
a1: AF-veldstand
2
2
2
2
2
2
2
a2: Middelste scherpstelpunt
a3: AF-hulpverlichting ✔✔
a4: Verlichting scherpstelpunt
a5: Doorloop scherpstelpunt
a6: AE-L/AF-L-knop MB-D80
a7: Autofocus bij livebeeld
1
2
2
2
2
2
2
2
259
n
Persoonlijke instellingen
4
b1: Stapgrootte inst. belichting
b2: Eenv. belichtingscorrectie
b3: Grootte meetgebied
b4: Fijnafst. voor opt. belichting
c1: AE-vergr. ontspanknop
c2: Lichtmeter automatisch uit
c3: Zelfontspanner
c4: Monitor uit
c5: Afstandsbediening
d1: Signaal
d2: Rasterweergave in zoeker
d3: ISO tonen en aanpassen
d4: Zoekerwaarschuwing
d5: Schermtips
d6: Opnamesnelheid
d7: Opeenvolgende nummering
d8: Weergave opname-info
d9: LCD-verlichting
d10: Spiegelvoorontspanning
d11: Flitswaarschuwing
d12: MB-D80 batterijen
e1: Langste sluitertijd bij flits
e2: Flitssturing ingeb. flitser
e3: Instellicht
e4: Inst. voor auto bracketing
e5: Auto FP
e6: Bracketingvolgorde
f1: Schakelaar D
f2: OK-knop (opnamestand)
f3: FUNC.-knop toewijzen
f4: AE-L/AF-L knop toewijzen
f5: Functie instelschijven inst.
f6: Geen geheugenkaart?
f7: Aanduidingen omkeren
1 Wordt teruggezet middels een reset met twee knoppen (p. 75).
2 Wordt teruggezet wanneer een andere stand wordt geselecteerd.
3 Alleen beschikbaar met optionele flitsers.
4 Wordt teruggezet met persoonlijke instelling A (Pers. Instellingen instellen).
i j k l m n o P S A M
260
n
De volgende standaardwaarden worden weer ingesteld met Persoonlijke Instelling A
(Pers. Instellingen instellen; in de volgende tabel ziet u de standaardwaarden voor P, S, A
en M).
Voor een lijst van de instellingen die worden hersteld door een reset met twee
knoppen, zie pagina 172.
Optie Standaard
a1: AF-veldstand Automatisch veld-AF
a2: Middelste scherpstelpunt Normaal
a3: AF-hulpverlichting Aan
a4: Verlichting scherpstelpunt Automatisch
a5: Doorloop scherpstelpunt Geen doorloop
a6: AE-L/AF-L-knop MB-D80 AE/AF-vergrendeling
a7: Autofocus bij livebeeld Breedveld
b1: Stapgrootte inst. belichting 1/3 stap
b2: Eenv. belichtingscorrectie Uit
b3: Grootte meetgebied φ 8 mm
b4: Fijnafst. voor opt. belichting Nee
c1: AE-vergr. ontspanknop Uit
c2: Lichtmeter automatisch uit 6 sec.
c3: Zelfontspanner
Vertraging zelfontspanner 10 sec.
Aantal opnamen 1
c4: Monitor uit
Weergave 10 sec.
Menu's 20 sec.
Weergave opname-info 10 sec.
Beeld terugspelen 4 sec.
c5: Afstandsbediening 1 min
d1: Signaal Aan
d2: Rasterweergave in zoeker Uit
d3: ISO tonen en aanpassen Beeldteller
d4: Zoekerwaarschuwing Aan
d5: Schermtips Aan
d6: Opnamesnelheid 3 bps
d7: Opeenvolgende nummering Uit
d8: Weergave opname-info Automatisch
d9: LCD-verlichting Uit
d10: Spiegelvoorontspanning Uit
d11: Flitswaarschuwing Aan
d12: MB-D80 batterijen LR6 (AA alkaline)
261
n
e1: Langste sluitertijd bij flits 1/60 sec.
e2: Flitssturing ingeb. flitser DDL
e3: Instellicht Uit
e4: Inst. voor auto bracketing AE & flits
e5: Auto FP Uit
e6: Bracketingvolgorde MTR > onder > boven
f1: Schakelaar D LCD-verlichting (D)
f2: OK-knop (opnamestand) Midd. sch.stelpunt select.
f3: FUNC.-knop toewijzen FV-vergrendeling
f4: AE-L/AF-L knop toewijzen AE/AF-vergrendeling
f5: Functie instelschijven inst.
Rotatie omkeren Nee
Verwissel hoofd/secundair Uit
Menu's en weergave Aan
f6: Geen geheugenkaart? Vergrendel ontspanknop
f7: Aanduidingen omkeren
Optie Standaard
262
n
Capaciteit geheugenkaart
In de volgende tabel vindt u het aantal foto's bij benadering die kunnen worden
opgeslagen op een Panasonic Pro HIGH SPEED-kaart van 2 GB met verschillende
instellingen voor beeldkwaliteit en -grootte.
A
Persoonlijke instelling d6: Opnamesnelheid (p. 182)
Het maximaal aantal foto’s dat achter elkaar kan worden gemaakt, kan worden ingesteld op een
aantal tussen 1 en 4.
Beeldkwaliteit Beeldformaat Bestands-grootte
1
Aantal
beelden
1
Buffercapaciteit
2
NEF +
JPEG Fijn
3
L 16,9 MB 89 7
M 14,4 MB 104 7
S 12,4 MB 118 7
NEF +
JPEG Fijn
3
L 13,9 MB 106 7
M 12,6 MB 116 7
S 11,6 MB 124 7
NEF +
JPEG Fijn
3
L 12,3 MB 118 7
M 11,7 MB 123 7
S 11,2 MB 128 7
NEF (RAW) 10,8 MB 133 9
JPEG Fijn
L 6,0 MB 271 25
M 3,4 MB 480 100
S 1,6 MB 1.000 100
JPEG Normaal
L 3,0 MB 539 100
M 1,7 MB 931 100
S 0,8 MB 2.000 100
JPEG Basis
L 1,5 MB 1.000 100
M 0,9 MB 1.800 100
S 0,4 MB 3.800 100
1 Alle getallen zijn benaderingen. De bestandsgrootte hangt af van het onderwerp van de foto.
2 Maximaal aantal opnamen dat kan worden opgeslagen in het buffergeheugen.
Neemt af als de ISO-
gevoeligheid op P of hoger is ingesteld, Hoge ISO-ruisonderdrukking actief is wanneer de ISO-
gevoeligheid op 800 of hoger is ingesteld, of lange sluitertijd of Actieve D-Lighting actief is.
3 Het beeldformaat is alleen van toepassing op JPEG-foto's.
Het formaat van NEF (RAW)-foto's kan niet worden
gewijzigd.
De bestandsgrootte is het totaal van de NEF (RAW)- en de JPEG-foto's.
263
n
Belichtingsprogramma
Het belichtingsprogramma voor programma-automatiek wordt weergegeven in de
volgende grafiek.
De maximale en minimale LW-waarden zijn afhankelijk van de ISO-gevoeligheid. In de
bovenstaande grafiek wordt uitgegaan van een gevoeligheid van ISO 200-equivalent.
Als
matrixmeting wordt toegepast, worden waarden van meer dan 17
1
/3 LW teruggebracht
tot 17
1
/3 LW.
F (brandpuntsafstand) 55 mm
55 mm < F 135 mm
135 mm < F
Diafragma
Sluitertijd
[
LW
]
f1
f1.4
f2
f2.8
f4
f5.6
f8
f11
f16
f22
f32
f1.4 − f22
264
n
Bracketingprogramma's
Het aantal opnamen en de bracketingstapgrootte worden als volgt in het lcd-venster
weergegeven:
❚❚ De aanduiding bracketingvoortgang en het aantal beelden
❚❚ Stapgrootte bracketing
Aantal beelden Voortgangsindicator Beschrijving
3 beelden: ongewijzigd, negatief, positief
*
2 beelden: ongewijzigd, positief
2 beelden: ongewijzigd, negatief
*
* Volgorde wanneer Onder > MTR > boven is geselecteerd voor persoonlijke instelling e6 (Bracketingvolgorde)
is negatief, ongewijzigd, positief (drie beelden) of negatief, ongewijzigd (2 beelden).
Belichtings- en flitsbracketing
Witbalansbracketing
“Stapgrootte inst. belichting” ingesteld
op 1/3 LW
“Stapgrootte inst. belichting” ingesteld
op 1/2 LW
Weergavescherm Stapgrootte Weergavescherm Stapgrootte Weergavescherm Stapgrootte
0
1
/3LW 1
1
/2LW B 1
2
2
/3LW 3 1LW 8 2
3 1LW 5 1
1
/2LW 9 3
4 1
1
/3LW 7 2LW
6 1
2
/3LW
7 2LW
Aantal beelden Stapgrootte bracketing
Bracketing
voortgangsaanduiding
265
n
Flitssturing
Wanneer een objectief met CPU wordt gebruikt in combinatie met de ingebouwde flitser
of optionele flitser SB-900, SB-800 of SB-600 worden de volgende soorten flitssturing
(p. 73, 234) ondersteund.
i-TTL uitgebalanceerde invulflits voor digitale reflexcamera's: de lichtsterkte van het flitslicht
wordt aangepast om een natuurlijke balans tussen het onderwerp en de achtergrond
te creëren.
Standaard i-TTL-invulflits voor digitale spiegelreflexcamera's: de lichtsterkte van het flitslicht
wordt aangepast aan het onderwerp; er wordt geen rekening gehouden met de
helderheid van de achtergrond.
Aanbevolen voor opnamen waarbij het
hoofdonderwerp wordt benadrukt ten koste van de achtergrond of wanneer
belichtingscorrectie wordt gebruikt.
Standaard i-TTL flitssturing wordt gebruikt met spotmeting of desgewenst met de
optionele flitser.
In alle overige gevallen wordt i-TTL gebalanceerd invulflits voor digitale
spiegelreflexcamera's gebruikt.
Sluitertijden die met de ingebouwde flitser
beschikbaar zijn
De volgende sluitertijden zijn beschikbaar wanneer de ingebouwde flitser zonder
vibratiereductie (VR) wordt gebruikt.
Stand Sluitertijd Stand Sluitertijd
i, k, P * , A *
1
/200
1
/60 s o
1
/200–1 s
n
1
/200
1
/125 s S, M
1
/200–30 s
* De langste sluitertijd waarbij de flitser kan worden gebruikt, kan worden ingesteld met persoonlijke instelling
e1 (Langste sluitertijd bij flits).
Bij synchronisatie met lange sluitertijd kan de flitser met sluitertijden tot 30
sec. worden gebruikt.
266
n
Diafragma, gevoeligheid en flitsbereik
Het flitsbereik is afhankelijk van de ISO-gevoeligheid en het diafragma.
In de volgende standen wordt het maximale diafragma (laagste f/-waarde) bepaald door
de ISO-gevoeligheid indien de ingebouwde flitser wordt gebruikt:
Voor elke verhoging van de gevoeligheid met één stop (bijvoorbeeld van 200 naar 400)
wordt het diafragma een halve f-stop verkleind. Als het maximale diafragma van het
objectief kleiner is dan hierboven wordt vermeld, is de hoogste diafragmawaarde gelijk
aan het maximale diafragma van het objectief.
Diafragma bij ISO-equivalent bereik
200 400 800 1600 3200 M
1.4 2 2.8 4 5.6 1,0–8,5
2 2.8 4 5.6 8 0,7–6,1
2.8 4 5.6 8 11 0,6–4,2
4 5.6811160,63,0
5.6 8 11 16 22 0,6–2,1
8111622320,61,5
11 16 22 32 0,6–1,1
16 22 32 0,6–0,8
Stand
Maximaal diafragma bij ISO-gevoeligheid van:
200 400 800 1600 3200
P, i, k, o 2.8 3.3 4 4.8 5.6
n 5.6 6.7 8 9.5 11
267
n
Specificaties
❚❚ Nikon D90 digitale camera
Type
Type Digitale spiegelreflexcamera
Objectiefvatting Nikon F-vatting (met AF-koppeling en AF-contacten)
Effectieve beeldhoek Ca. 1,5 × brandpuntsafstand van het objectief (Nikon DX-formaat)
Effectieve pixels
Effectieve pixels 12,3 miljoen
Beeldsensor
Beeldsensor CMOS-sensor van 23,6 × 15,8 mm
Totaal aantal pixels 12,9 miljoen
Stofreductiesysteem Reiniging beeldsensor, referentiegegevens voor stofverwijdering
(optioneel programma Capture NX 2 vereist)
Opslag
Beeldgrootte (pixels) 4.288 × 2.848 mm (L) 3.216 × 2.136 (M)
2.144 × 1.424 (S)
Bestandsindeling NEF (RAW)
JPEG: JPEG baseline-compatibel, compressie met de beeldkwaliteit Fijn
(circa 1 : 4), Normaal (circa 1 : 8) of Basis (circa 1 : 16)
NEF (RAW)+JPEG: de foto wordt één keer opgeslagen als NEF (RAW)-
bestand en één keer als JPEG-bestand.
Beeldinstellingsysteem Keuze uit Standaard, Neutraal, Levendig, Monochroom, Landschap, Portret;
opslagmogelijkheid voor maximaal negen eigen beeldinstellingen
Media SD (Secure Digital) geheugenkaarten, SDHC-compatibel
Bestandssysteem DCF (Design Rule for Camera File System) 2.0, DPOF (Digital Print Order
Format), Exif 2.21 (Exchangeable Image File Format for Digital Still
Cameras), PictBridge
Zoeker
Zoeker Spiegelreflexzoeker met pentaprisma op ooghoogte
Beelddekking Circa 96 % horizontaal en 96 % verticaal
Vergroting Circa 0,94 × (50-mm f/1.4-objectief op oneindig, –1,0 m
–1
)
Oogafstand 19,5 mm (–1,0 m
–1
)
Dioptrie-instelling –2–+1 m
–1
Matglas B-type BriteView Clear Matte Mark II matglas met scherpstelframe (raster
kan worden weergegeven)
Reflexspiegel Direct terugkerend
Scherptedieptevoorbeeld Als de knop voor scherptedieptevoorbeeld wordt ingedrukt, wordt het
diafragma ingesteld op een door de gebruiker geselecteerde waarde (stand
A en M) of de door de camera geselecteerde waarde (stand e en f)
Diafragma Direct terugkerend, elektronisch gestuurd
268
n
Objectief
Compatibele objectieven DX AF Nikkor: alle functies worden ondersteund.
G- of D-type AF Nikkor: alle functies worden ondersteund (sommige functies
worden niet ondersteund door PC Micro-Nikkor).
IX Nikkor-objectieven
worden niet ondersteund.
Overige AF Nikkor: alle functies worden ondersteund, behalve
3D-kleurenmatrixmeting II.
Objectieven voor de F3AF worden niet
ondersteund.
AI-P Nikkor: alle functies worden ondersteund, behalve
3D-kleurenmatrixmeting II.
Zonder CPU: Autofocus wordt niet ondersteund.
Kan worden gebruikt in
belichtingsstand M, maar de belichtingsmeter functioneert niet.
Elektronische afstandsmeter kan worden gebruikt als het objectief een
maximale diafragmaopening van f/5.6 of hoger heeft.
Sluiter
Type Elektronisch gestuurde verticaal aflopende spleetsluiter
Sluitertijd
1
/4000 30 sec. in stappen van
1
/3 of
1
/2 LW, bulb
Flitssynchronisa-
tiesnelheid
X=
1
/200 sec.; synchroniseert met sluitertijden van
1
/200 sec.
.
of langer
Ontspannen
Ontspanstand 8 (enkel beeld), ! (continu laag), 9 (continu hoog), $ (zelfontspanner),
" (uitgestelde afstandsbediening), # (directe respons)
Beeldsnelheid 9 : Tot 4,5 bps
! : 1 fps–4 fps
Zelfontspanner Keuze uit 2, 5, 10 en 20 sec. vertraging
Belichting
Lichtmeting DDL-lichtmeting met RGB-sensor met 420 segmenten
Lichtmeetmethode Matrixmeting: ondersteuning van 3D-kleurenmatrixmeting II (G- en D-
type objectieven), kleurenmatrixmeting II (andere CPU-objectieven)
Centrumgericht: 75% van het beeld wordt gemeten in een cirkel van 6, 8 of
10 mm in het midden van het beeld
Spotmeting: meet een cirkel van 3,5 mm (circa 2% van het beeld) in het
midden van het geselecteerde scherpstelpunt
Bereik (ISO 100, f/1.4-
objectief, 20 °C)
Matrixmeting of centrumgerichte meting: 020 LW
Spotmeting: 220 LW
Lichtmeterkoppeling CPU
Stand Automatische standen (i automatisch; j automatisch (flitser uit));
onderwerpstanden (k portret; l landschap; n close-up; m sport;
o nachtportret); programma-automatiek met flexibel programma (P),
sluitertijdvoorkeuze (S), diafragmavoorkeuze (A), handmatig (M)
Belichtingscorrectie –5 – +5 LW in stappen van
1
/3 of
1
/2 LW
Belichtingsbracketing 2 of 3 opnamen in stappen van
1
/3,
1
/2,
2
/3, 1 of 2 LW
Flitsbracketing 2 of 3 opnamen in stappen van
1
/3,
1
/2,
2
/3, 1 of 2 LW
Witbalansbracketing 2 of 3 opnamen in stappen van 1, 2 of 3
ADL-bracketing 2 opnamen
Belichtingsvergrendeling Gemeten lichtwaarde kan worden vergrendeld met de AE-L/AF-L-knop.
269
n
ISO-gevoeligheid
(aanbevolen
belichtingsindex)
ISO 200 – 3200 in stappen van
1
/3 LW.
Kan ook worden ingesteld op circa
0,3, 0,7 of 1 LW (ISO 100-equivalent) onder ISO 200 of op circa 0,3, 0,7, of
1 LW (ISO 6400-equivalent) boven ISO 3200.
Actieve D-Lighting U hebt keuze uit Automatisch, Extra hoog, Hoog, Normaal, Laag en Uit
Scherpstellen
Autofocus Nikon Multi-CAM 1000 autofocusmodule met DDL-fasedetectie, 11
scherpstelpunten (waaronder kruissensoren) en AF-hulpverlichting (bereik
ca. 0,53 m ).
Detectiebereik –1 – +19 LW (ISO 100, 20 °C)
Objectiefscherpstelling Autofocus (AF): directe enkelvoudige AF (AF-S), continu AF (AF-C), auto AF-S/
AF-C selectie (AF-A); anticiperende meevolgende scherpstelling wordt
automatisch geactiveerd in overeenstemming met de status van het
onderwerp.
Handmatig (M): er kan een elektronische afstandsmeter worden gebruikt
Scherpstelpunt Keuze uit 11 scherpstelpunten
AF-veldstand Enkelpunts, dynamisch veld, automatisch veld-AF, 3D-tracking (11 punten)
Scherpstelvergrendeling Scherpstelling kan worden vergrendeld door de ontspanknop half in te
drukken (enkelvoudige AF) of door op de AE-L/AF-L-knop te drukken
Belichting
270
n
Flitser
Ingebouwde flitser i, k, n, o : automatische flitser met automatisch opklappen
P, S, A, M: handmatig opklappen via drukknop
Richtgetal (m)
bij 20 °C
Bij ISO 200: ca. 17, 18 met handmatig flitsen
Bij ISO 100: ca. 12, 13 met handmatig flitsen
Flitssturing DDL: i-TTL uitgebalanceerde invulflits en standaard i-TTL-flits voor digitale
reflexcamera’s, waarvoor gebruik wordt gemaakt van een RGB-sensor met
420 segmenten, zijn beschikbaar bij de ingebouwde flitser en de SB-900,
SB-800, SB-600 en SB-400.
Automatisch diafragma: beschikbaar bij SB900, SB-800 en CPU-objectief
Niet-DDL automatisch: wordt ondersteund door SB-900, SB-800, SB-28, SB-27,
en SB-22s
Handmatig met bereikprioriteit: beschikbaar bij SB-900 en SB-800
Flitsstand i, k, n: automatisch, automatisch met rode-ogenreductie; invulflits en
rode-ogenreductie mogelijk met optionele flitsers
o: automatische synchronisatie met lange sluitertijd, automatische rode-
ogenreductie met lange sluitertijd; synchronisatie met lange sluitertijd en
rode-ogenreductie met lange sluitertijd mogelijk met optionele flitser
l, m: invulflits en rode-ogenreductie mogelijk met optionele flitsers
P, A: Invulflits, tweede gordijn met lange sluitertijd, automatisch met
synchronisatie voor lange sluitertijd, rode-ogenreductie met lange
sluitertijd, rode-ogenreductie
S, M: invulflits, synchronisatie tweede gordijn, rode-ogenreductie
Flitscorrectie –3 – +1 LW in stappen van
1
/3 of
1
/2
LW
Flitsgereedaanduiding Brandt als de ingebouwde flitser of optionele flitser zoals de SB-900, SB-800,
SB-600, SB-400, SB-80DX, SB-28DX of SB-50DX volledig is opgeladen;
knippert gedurende 3 sec. na het flitsen met volledige lichtsterkte in de
standen i-TTL of automatische belichting
Accessoireschoentje Standaard ISO 518 flitsschoencontact met vergrendeling
Nikon Creatief
Verlichtingssysteem
(CVS)
Geavanceerde draadloze flitssturing wordt ondersteund bij de ingebouwde
flitser, SB-900, SB-800 of SU-800 als commander en SB-900, SB-800, SB-600 of
SB-R200 als afstandsbediening; automatische snelle FP-synchronisatie en
instellicht worden ondersteund door alle CVS-compatibele flitsers, behalve
de SB-400. Doorgifte van flitskleurinformatie en FV-vergrendeling worden
ondersteund door alle CVS-compatibele flitsers.
Witbalans
Witbalans Automatisch (DDL-witbalans met beeldsensor en RGB-sensor met 420
segmenten), 12 handmatige standen met fijnafstelling,
kleurtemperatuurinstelling vooringestelde witbalans; witbalansbracketing
Livebeeld
AF-standen Gezichtprioriteit, breedveld, normaal
Autofocus Autofocus d.m.v. contrastdetectie op een willekeurige plaats in het beeld (de
camera selecteert het scherpstelpunt automatisch wanneer AF met
gezichtprioriteit is geselecteerd)
271
n
Film
Beeldgrootte (pixels) 1.280 × 720/24 bps
320 × 216/24 bps
640 × 424/24 bps
Bestandsindeling AVI
Comprimering Motion-JPEG
Monitor
Monitor 7,62 cm low-temperature polysilicon TFT-LCD met ca. 920.000 beeldpunten
(VGA), kijkhoek van 170°, ca. 100 % beelddekking en helderheidsaanpassing
Weergave
Weergave Schermvullende en miniatuurweergave (4, 9 of 72 beelden of kalender) met
zoomweergave, filmweergave, Pictmotion, diashow, histogramweergave,
hoge lichten, automatische beeldrotatie en beeldcommentaar (maximaal 36
tekens)
Interface
USB Hi-Speed USB
Video-uitgang Keuze uit NTSC en PAL; beelden kunnen worden weergegeven op een extern
apparaat terwijl de cameramonitor ingeschakeld is
HDMI-uitgang Type C HDMI connector; camerabeeldscherm schakelt uit wanneer de HDMI
kabel is aangesloten.
Accessoire-aansluiting Afstandsbedieningskabel: MC-DC2 (apart verkrijgbaar)
GPS-ontvanger: GP-1 (apart verkrijgbaar)
Beschikbare talen
Beschikbare talen Chinees (Vereenvoudigd en Traditioneel), Deens, Nederlands, Engels, Fins,
Frans, Duits, Italiaans, Japans, Koreaans, Noors, Pools, Portugees, Russisch,
Spaans, Zweeds
272
n
Tenzij anders vermeld, hebben alle getallen betrekking op een camera met een volledig
opgeladen batterij bij een omgevingstemperatuur van 20 °C.
Nikon behoudt zich het recht voor de specificaties van de hardware en software die in deze
handleiding worden beschreven op enig moment zonder voorafgaande aankondiging te
wijzigen.
Nikon kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die kan voortvloeien uit
eventuele fouten in deze handleiding.
Voeding
Batterij Eén EN-EL3e oplaadbare Li-ionbatterij
Battery pack Optionele MB-D80 multi-power battery-pack met één of twee oplaadbare
Nikon EN-EL3e Li-ionbatterijen of zes alkaline, Ni-MH, lithium of nikkel-
mangaan AA-batterijen. AA-batterijen (apart verkrijgbaar); bij gebruik van
AA-batterijen is de optionele MS-D200 batterijhouder vereist.
Lichtnetadapter EH-5a of EH-5 lichtnetadapter (apart verkrijgbaar)
Statiefaansluiting
Statiefaansluiting
1
/4 in. (ISO 1222)
Afmetingen/gewicht
Afmetingen (B × H × D) Circa 132 × 103 × 77 mm
Gewicht Ca. 620 g zonder batterij, geheugenkaart, bodydop en beschermkap voor
lcd-monitor
Gebruiksomgeving
Temperatuur 0 – 40 °C
Luchtvochtigheid Minder dan 85 % (geen condensatie)
MH-18a snellader
Invoer AC 100 – 240 V (50/60 Hz)
Uitvoer DC 8,4 V/900 mA
Ondersteunde batterijen Nikon EN-EL3e oplaadbare Li-ionbatterij
Laadtijd Circa 2 uur en 15 minuten wanneer de batterij volledig leeg is
Gebruikstemperatuur 0 – 40 °C
Afmetingen (B × H × D) Circa 90 × 35 × 58 mm
Snoerlengte Circa 1.800 mm
Gewicht Circa 80 gram, exclusief netsnoer
EN-EL3e oplaadbare Li-ionbatterij
Type Oplaadbare lithium-ionbatterij
Capaciteit 7,4 V/1.500 mAh
Afmetingen (B × H × D) Circa 39,5 × 56 × 21 mm
Gewicht Circa 80 gram, exclusief afdekkapje
273
n
De volgende accessoires kunnen niet worden gebruikt: teleconverter lenzen (alle types), PK
automatische tussenringen (alle types), K-ringen (alle types), BR-4 automatische ringen,
balgapparatuur (alle types) en SX-1 hulpringen.
Ook andere accessoires zijn mogelijk niet
compatibel.
Raadpleeg de handleiding van het accessoire voor meer informatie.
AF-S DX NIKKOR 18–105mm f/3.5–5.6G ED VR-objectief
Type G-type AF-S DX Zoom-NIKKOR VR-objectief met ingebouwde CPU en
bajonetsluiting
Ondersteunde camera's Nikon digitale spiegelreflexcamera's (DX-formaat)
Brandpuntsafstand 18–105 mm
Maximaal diafragma f/3.5–5.6
Constructie 15 elementen in 11 groepen (inclusief 1 ED-glaselement en 1
asferisch element)
Beeldhoek 76 °15 ° 20 ´
Schaal brandpuntsafstand (mm) 18, 24, 35, 50, 75, 105
Afstandsinformatie Uitgang naar camera
Zoomregeling Zoom instelbaar met aparte zoomring
Scherpstellen Autofocus met Silent Wave-motor; handmatige scherpstelling;
handmatige scherpstelling mogelijk met A-M functieknop op A of M.
Scherpstellen mogelijk met scherpstelring na vergrendeling van
scherpstelling met enkelpuntsautofocus. Niet handmatig
scherpstellen wanneer de camera scherpstelt.
Vibratiereductie Lensverschuiving met lineaire motoren (VCM's)
Minimum scherpstelbereik 0,45 m bij alle zoomstanden
Diafragma Diafragma met zeven afgeronde diafragmabladen en
volautomatische opening
Diafragmabereik f/3.5–22 bij 18 mm; f/5.6–38 bij 105 mm
Lichtmeting Maximaal diafragma
Filterdiameter 67 mm (P=0,75 mm)
Afmetingen Ca. 76 mm diameter × 89 mm (van de rand van de bajonetsluiting tot
en met het uiteinde van het objectief)
Gewicht Ca. 420 g
Zonnekappen HB-32 (apart verkrijgbaar; wordt als volgt gemonteerd)
w
q
274
n
❚❚ Ondersteunde standaards
DCF versie 2.0: de Design Rule for Camera File System (DCF) is een algemeen erkende
standaard voor digitale camera’s waarmee de compatibiliteit tussen de verschillende
cameramerken wordt gewaarborgd.
DPOF: Digital Print Order Format (DPOF) is een industriestandaard die het mogelijk
maakt foto’s af te drukken op basis van een printopdracht die is opgeslagen op de
geheugenkaart.
Exif versie 2.21: de D90 ondersteunt Exif (Exchangeable Image File Format for Digital Still
Cameras) versie 2.21, een standaard voor informatie die bij foto’s wordt opgeslagen.
Deze informatie wordt gebruikt voor optimale kleurweergave wanneer de foto's
worden afgedrukt met Exif-compatibele printers.
PictBridge: een standaard die werd ontwikkeld door fabrikanten van digitale cameras en
printers en die het mogelijk maakt foto’s rechtstreeks op een printer af te drukken,
zonder de camera op een computer aan te sluiten.
HDMI: High-Definition Multimedia Interface is een standaard voor multimedia
interfaces in consumentenelektronica en A/V-apparatuur waarmee audiovisuele
gegevens en stuursignalen via één kabel kunnen worden overgebracht naar HDMI-
compatibele apparaten.
275
n
D
Gebruiksduur van de batterij
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt met een volledig opgeladen batterij, varieert
afhankelijk van de staat van de batterij, de temperatuur en het gebruik van de camera.
In het geval
van AA-batterijen varieert de capaciteit ook afhankelijk van het merk en de opslagomstandigheden.
Sommige batterijen kunnen niet worden gebruikt.
De onderstaande aantallen voor de camera en
het optionele MB-D80 Multi-Power Battery Pack zijn benaderingen.
CIPA-standaard
1
Een EN-EL3e batterij (camera): ongeveer 850 opnamen
Een EN-EL3e batterij (MB-D80): ongeveer 850 opnamen
Twee EN-EL3e batterijen (MB-D80): ongeveer 1.700 opnamen
Zes AA-batterijen (MB-D80): ongeveer 600 opnamen
Nikon-standaard
2
Een EN-EL3e batterij (camera): ongeveer 4.200 opnamen
Een EN-EL3e batterij (MB-D80): ongeveer 4.200 opnamen
Twee EN-EL3e batterijen (MB-D80): ongeveer 8.400 opnamen
Zes AA-batterijen (MB-D80): ongeveer 1.900 opnamen
1 Gemeten bij 23 °C (±2 °C) met een AF-S DX NIKKOR 18105mm f/3.55.6G ED VR objectief onder
de volgende testomstandigheden: objectief wordt scherpgesteld van oneindig tot minimaal en
elke 30 sec. wordt één foto gemaakt. Wanneer de foto gemaakt is, wordt de monitor 4 seconden
ingeschakeld; de tester wacht tot de belichtingsmeters worden uitgeschakeld nadat de monitor
is uitgeschakeld; de flitser flitst om de twee opnamen op volle kracht. Livebeeld is niet gebruikt.
2 Gemeten bij 20 °C met een AF-S DX NIKKOR 18–105mm f/3.5–5.6G ED VR objectief onder de
volgende testomstandigheden: ontspanstand ingesteld op 9, autofocusstand ingesteld op
AF-C, beeldkwaliteit ingesteld op JPEG Basis, beeldformaat ingesteld op M (middel), witbalans
ingesteld op A, ISO-gevoeligheid ingesteld op ISO 200, sluitertijd
1
/250 s, focus wordt drie keer
scherpgesteld van oneindig tot minimaal nadat de belichtingsmeters 3 seconden aan zijn.
Vervolgens worden zes opeenvolgende opnamen gemaakt en de monitor wordt gedurende 4
seconden ingeschakeld en vervolgens weer uitgeschakeld. Dit wordt herhaald nadat de
belichtingsmeters zijn uitgeschakeld.
De gebruiksduur van de batterij kan door de volgende oorzaken worden verminderd:
De monitor wordt gebruikt.
De ontspanknop wordt half ingedrukt gehouden.
Er wordt herhaaldelijk automatisch scherpgesteld.
Bij het maken van NEF (RAW)-foto's.
Er worden lange sluitertijden gebruikt.
Vibratiereductie (VR) wordt toegepast bij VR-objectieven.
Let op het volgende als u de gebruiksduur van Nikon EN-EL3e oplaadbare batterijen optimaal wilt
benutten:
Houd de batterijcontacten schoon.
Bij vuile contacten kunnen de prestaties van de batterij
afnemen.
Gebruik batterijen onmiddellijk nadat ze zijn opgeladen.
Batterijen lopen leeg als ze niet worden
gebruikt.
276
Index
Menuopties en opties die worden weergegeven in de monitor van de camera zijn vet gedrukt.
Symbolen
i (stand Automatisch), 34
j (stand Automatisch (flitser uit)),
34
k (Portret), 41
l (Landschap), 41
n (Close-up), 42
m (Sport), 42
o (Nachtportret), 42
P (Programma-automatiek), 80
S (Sluitertijdvoorkeuze), 81
A (Diafragmavoorkeuze), 82
M (Handmatig), 83
U (flexibel programma), 80
8Enkel beeld (standaard), 64
! (Continu laag), 64, 65, 182
9 (Continu hoog), 64, 65
$ (Zelfontspanner), 66, 179
# (Afstandsbediening), 68
a (Livebeeld), 43
a (Matrix), 87
Z (Centrumgericht), 87
b (Spot), 87
N (flitsgereedaanduiding), 9, 40
r (FV-vergrendeling), 198
M (Bracketingaanduiding), 92
M (Aanduiding bracketing), 191,
193
D (Witbalans), 95
W (Witbalans bracketing), 191
L (Handmatige preset), 100
E (belichtingscorrectie), 90
7 (Flitscorrectie), 91
B (aanduiding “Klok niet
ingesteld”), 28
3 (Aanduiding “Signaal”), 180
Cijfers
3D-kleurenmatrixmeting II, 87
3D-tracking, 173
A
A/V-kabel, 146
Aanduidingen omkeren, 201
Accessoires, 239
Actieve D-Lighting, 119
Actieve map, 169
AE-L, 88
AE-L, 200
AE-L/AF-L knop toewijzen, 200
AE-L/AF-L-knop, 200
AE-L/AF-L-knop MB-D80, 176
AE-vergr. ontspanknop, 179
AF, 54–56
Afdrukken, 150
AF-hulplicht, 38, 174, 231
AF-hulpverlichting, 174
Afstandsbediening, 64, 68, 241
Afstandsbediening, 180
Afstandsbedieningskabel, 85, 241
AF-veldstand, 57, 173
3D-tracking (11 punten), 56, 173
Automatisch veld-AF, 36, 173
Dynamisch veld, 56, 173
Enkelpunt, 173
Enkelpunt AF, 56
AF-veldstand, 173
A-M-schakelaar, 25
Auto bracketing, 92, 191, 193
Auto FP, 195
Autofocus, 54, 55, 57
Autofocus bij livebeeld, 176
Breedveld, 176
Gezichtprioriteit, 176
Normaal, 176
Automatisch veld-AF, 36, 173
Automatische beeldrotatie, 205
B
Batterij, 22, 23, 34, 184, 208
battery pack, 184, 208, 239
opladen, 22
Batterij-informatie, 208
Beeld terugspelen, 163
Beeld verbergen, 162
Beeldbestand, 274
Beeldcommentaar, 205
Beeldgrootte, 63
Beeldhoek, 228
Beeldinstelling, 108
Beeldinstelling instellen
Landschap, 109
Levendig, 109
Monochroom, 109
Filtereffecten, 111, 112
Kleurtoon, 111, 112
Neutraal, 109
Portret, 109
Standaard, 109
Beeldinstelling kiezen, 109
Beeldinstellingen beheren, 113
Beeldkwaliteit, 62
Beeld-op-beeld, 218
Beeldsensor reinigen, 244
Belichting, 79, 88, 90
programma, 263
Stand, 78
Diafragmavoorkeuze, 82
Handmatig, 83
Programma-automatiek, 80
Sluitertijdvoorkeuze, 81
vergrendeling, 88
belichting
meters, 178
Belichtingsbracketing, 92, 191,
195
Belichtingscorrectie, 90, 177
Bestandsinformatie, 129
Bevestigingsmarkering, 25
Blauw, 97
Bodydop, 3, 25, 240
Bracketing, 92, 191, 193
Actieve D-Lighting, 193
belichting, 92
flits, 92
Witbalans, 191
Bracketingvolgorde, 195
Brandpuntsafstand, 228
Buffergeheugen, 38, 64
Bulb, 85
C
Camera Control Pro 2, 148, 240
Computer, 148
CPU-contacten, 228
CPU-objectief, 26, 229
Creatief Verlichtingssysteem, 233
CVS, 233
D
Datum en tijd, 27, 204
DCF versie 2.0, 167, 274
De weergave voor
snelinstellingen, 12
Diafragma, 79
maximaal, 60
minimaal, 26, 78
Diafragmavoorkeuze, 82
Diashow, 143
Tussenpauze, 143
Digital Print Order Format, 150,
153, 157, 274
Dioptrie, 32, 239
D-Lighting, 212
Doorloop scherpstelpunt, 175
DPOF, 150, 153, 157, 274
Draai portret, 163
Dynamisch veld, 56, 173
E
Eenv. belichtingscorrectie, 177
Elektronische analoge
belichtingsaanduiding, 84
Enkelpunt, 173
Enkelpunt AF, 56
Exif versie 2.21, 167, 274
F
f/-waarde, 228
Fijnafst. voor opt. belichting,
178
Filminstellingen, 170
Geluid, 170
Kwaliteit, 170
277
Films, 50
Filmvlakmarkering, 60
Filtereffecten, 215
Blauw versterken, 215
Groen versterken, 215
Rood versterken, 215
Skylight, 215
Ster, 215
Warm, 215
Firmwareversie, 208
Fisheye, 222
Flexibel programma, 80
Flits-
bracketing, 92
correctie, 91
Flitser, 40, 70, 233
flitsaansluiting, 238
flitsgereedaanduiding, 198, 237
instellicht, 191
monitor-voorflits, 233
stand, 185
sturing, 233
i-TTL uitgebalanceerde
invulflits voor digitale
reflexcamera's, 265
Standaard i-TTL-flits voor
digitale reflexcamera's, 265
synchronisatiesnelheid, 185
Flitslicht, 71
bereik, 266
Stand, 71
sturing, 265
Flitssturing ingeb. flitser, 185
Commanderstand, 188
Handmatig, 187
Stroboscopisch flitsen, 187
Flitswaarschuwing, 183
Fn-knop, 197, 198
Formaat, 30
Formatteer geheugenkaart, 202
Formatteren, 202
Foto's beveiligen, 139
Foto-info, 129, 163
FUNC.-knop toewijzen, 197
Functie instelschijven inst., 201
FV-vergrendeling, 198
f-waarde, 82
G
Geen geheugenkaart?, 201
Geheugenkaart, 29, 202, 242
capaciteit, 262
formatteren, 30, 202
Gevoeligheid, 74, 166
GPS, 124, 133, 241
aansluiten, 124
informatie, 133
GPS, 124
Groen, 97
Grootte, 63
Grootte meetgebied, 9, 178
H
H (Gevoeligheid), 74
Handmatig, 45, 59, 83
Handmatige preset, 100
Handmatige scherpstelling, 45, 59
HDMI, 147, 203, 274
HDMI, 203
Help, 18, 21
High-definition, 147, 203, 274
Histogram, 130, 163
Hoge ISO-ruisonderdrukking,
168
Hoge lichten, 131, 163
I
Indexprint, 156
Informatie, 129, 163
Inst autom ISO-gevoeligheid,
166
Inst. voor auto bracketing, 191
ADL-bracketing, 193
AE & flits, 191
Alleen AE, 191
Alleen flits, 191
Witbalans bracketing, 191
Instellicht, 191
instelling, 32
Instelling automatische ISO-
gevoeligheid
Langste sluitertijd, 166
Maximale gevoeligheid, 166
ISO tonen en aanpassen, 181
ISO-gevoeligheid, 74, 166
ISO-gevoeligheid, 74
ISO-gevoeligheid instellen, 166
i-TTL, 188, 233, 265
J
JPEG, 61, 62
JPEG Basis, 62
JPEG Fijn, 62
JPEG Normaal, 36, 62
K
Kalender, 136
Kleine kopie, 216
Kleurbalans, 216
Kleurruimte, 167
Adobe RGB, 167
sRGB, 167
Kleurtemperatuur, 99
Klok, 27, 204
Batterij, 28, 204
Knop AE-L/AF-L, 88
L
L (Beeldformaat), 36, 63
L (Gevoeligheid), 74
Lange sluitertijd, 71
Lange tijdopname met
afstandsbediening, 85
Langste sluitertijd bij flits, 185
LCD, 8, 183, 202
LCD-helderheid, 202
Lcd-venster, 7
LCD-verlichting, 183
Lichtmeter automatisch uit, 179
Lichtmeting
Centrumgericht, 87
matrixmeting, 87
Spotmeting, 87
Lichtnetadapter, 239
Livebeeld, 43, 50, 176
M
M (Beeldformaat), 63
Magenta, 97, 216
Matglas, 267
matrixmeting, 87
MB-D80, 184, 208, 239
MB-D80 batterijen, 184
Meervoudige belichting, 121
Meter uit, 35, 179
Middelste scherpstelpunt, 174
MIJN MENU, 224
Items sorteren, 226
Items toevoegen, 225
Items verwijderen, 225
Miniaturen, 135
Mired, 98
Monitor, 5, 43, 128, 202
beschermkap, 17
Monitor uit, 180
Monochroom, 214
Koel blauw, 214
Sepia, 214
Zwart-wit, 214
N
NEF, 62
NEF (RAW), 62, 148, 220
NEF (RAW)-verwerking, 220
Nikon Transfer, 148, 149
O
Objectief, 25, 26, 228
achterste dop, 25
bevestigingsmarkering, 25
compatibel, 228
CPU, 26, 229
dop, 25
D-type, 228
G-type, 228
niet-CPU, 230
Schakelaar scherpstelstand, 25
scherpstelring, 25
verwijderen, 26
VR-schakelaar, 25
Objectiefvatting, 3, 60
OK-knop (opnamestand), 196
Ontspanknop, 38, 39, 57, 88, 179
half indrukken, 38, 88
Ontspanstand, 64
Afstandsbediening snelle
reactie, 68
Afstandsbediening vertraagd,
68
278
Menuopties en opties die worden weergegeven in de monitor van de camera zijn vet gedrukt.
continu, 64, 65
hoge snelheid, 64, 65
lage snelheid, 64, 65, 182
Enkel beeld, 64
zelfontspanner, 66
Opeenvolgende nummering,
182
Opnamegegevens, 131, 132
Opnamemenu, 165
Opnamesnelheid in CL-stand,
182
Optionele flitser, 185
Oranje, 97, 216
Overzichtsgegevens, 134
P
Pers. Instellingen instellen, 172
Persoonlijke instelling, 171
PictBridge, 150, 274
Pictmotion, 141
Print (DPOF), 153
Paginagrootte, 155
Rand, 155
Starten met afdrukken, 155
Tijdstempel, 155
Print selectie, 153
Paginagrootte, 155
Rand, 155
Starten met afdrukken, 155
Tijdstempel, 155
Printopdracht (DPOF), 150
Programma-automatiek, 80
R
Rasterweergave in zoeker, 181
Recente instellingen, 224
Rechtzetten, 221
Referentiefoto voor
stofverwijdering, 206
Reset met twee knoppen, 75
Resetten, 75, 172
RGB, 130, 167
RGB-histogram, 130
RGB-sensor met 420 segmenten,
87
Rode-ogencorrectie, 212
Rode-ogenreductie, 71
Ruisonderdr. lange sluitertijd,
167
S
S (Beeldformaat), 63
Schaal brandpuntsafstand, 25
Schakel, 27
Schakelaar D, 196
Schermtips, 182
Scherpstelaanduiding, 38, 57, 60
Scherpstellen, 54, 55, 57, 59
aanduiding, 38, 57, 60
Autofocus, 54, 55, 57
elektronische afstandsmeter, 60,
229
Handmatige scherpstelling, 59
scherpstelpunt, 45, 54, 57, 173,
174, 175
stand, 54
Automatisch selecteren, 36,
54
Continu-AF, 54
Enkelvoudige AF, 54
selectieknop, 54, 59
tracking, 56, 173
3D, 56, 173
vergrendeling, 57
Scherptediepte, 82
Scherptedieptevoorbeeldknop,
82, 191
Serie, 122
Setup-menu, 202
Signaal, 180
Sluitertijdvoorkeuze, 81
Snel retoucheren, 221
Spiegel, 4, 246
opklappen voor reiniging, 246
Spiegel omhoog (CCD reinigen),
246
Spiegelvoorontspanning, 183
Spotmeting, 87
Standaardinstellingen, 75, 172
herstellen, 75, 172
Stapgrootte inst. belichting, 177
Synchronisatie op het eerste
gordijn, 71
Synchronisatie op het tweede
gordijn, 71
T
Taal (Language), 27, 204
Televisie, 146
U
Uitsnijden, 213
USB, 149, 151
kabel, 149, 151
UTC, 27, 124, 133
V
Vergelijken, 223
Verlichting, 8, 183
Verlichting scherpstelpunt, 175
Vertekeningscorrectie, 222
Vibratiereductie, 26
Video, 146, 203
kabel, 146
Stand, 203
Videostand, 203
ViewNX, 148
W
WB, 95, 191
Weergave, 48, 128
Diashow, 143
Informatie, 129, 163
kalender, 136
map, 162
Menu, 160
Miniaturen, 135
Pictmotion, 141
schermvullend, 128
zoom, 138
Weergave opname-info, 10, 183
Weergavemap, 162
Weergavestand, 163
Wereldtijd, 27, 204
Datum en tijd, 27, 204
Datumnotatie, 28, 204
Tijdzone, 27, 204
Zomertijd, 27, 204
Wissen, 49, 140, 162
alle foto's, 162
geselecteerde foto's, 162
huidig beeld, 49, 140
Wissen, 162
Alle, 162
Datum selecteren, 162
Selectie, 162
Witbalans, 95, 191
bracketing, 191
handmatige preset, 95
Witbalans, 95
Automatisch, 95
Bewolkt, 95
Direct zonlicht, 95
Flitslicht, 95
Gloeilamplicht, 95
Handmatige preset, 95, 100
Kies kleurtemperatuur, 95, 99
Schaduw, 95
TL-licht, 95
Z
Zelfontspanner, 66
Zelfontspanner, 179
Zoeker, 9, 32, 66, 267
oculair, 32, 66
oculairdop, 17, 66
Scherpstellen, 32, 59
Zoekerwaarschuwing, 181
Zomertijd, 27, 204
Nl_01
© 2008 Nikon Corporation
Deze handleiding mag op geen enkele manier volledig of gedeeltelijk
(behalve voor
korte citaten in kritische artikelen of besprekingen) worden gereproduceerd zonder
de schriftelijke toestemming van
NIKON CORPORATION.
Gedrukt in Europa
SB8H01(1F)
6MB0301F-01
DIGITALE CAMERA
Nl
Gebruikshandleiding
Nl
Q0320_UM_Nl_Cover.fm Page 1 Wednesday, August 6, 2008 11:03 AM
30


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules
1

Forum

nikon-d90
  • My D90 cermera can't snap even the internal flash can't open why Submitted on 20-6-2023 at 14:14

    Reply Report abuse


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Nikon D90 at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Nikon D90 in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 17,83 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of Nikon D90

Nikon D90 User Manual - English - 300 pages

Nikon D90 User Manual - German - 300 pages

Nikon D90 User Manual - Dutch - 300 pages

Nikon D90 User Manual - French - 300 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info