480057
466
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/484
Next page
DIGITALE CAMERA
Nl
Gebruikshandleiding
Gedrukt in Europa
SB2A01(1F)
6MB1301F-01
Deze handleiding mag op geen enkele manier volledig of gedeeltelijk
(behalve voor korte citaten in kritische artikelen of besprekingen)
worden gereproduceerd zonder de schriftelijke toestemming van
NIKON CORPORATION.
AMA14646
Nl
Gefeliciteerd met de aanschaf van deze Nikon digitale spiegelreflexcamera
(SLR).
Lees alle aanwijzingen grondig door, zodat u zeker weet dat u de
camera optimaal benut, en bewaar de handleiding op een plaats waar
iedereen die het product gebruikt deze kan lezen.
Symbolen en conventies
Om u te helpen de gewenste informatie gemakkelijker te vinden, worden de
volgende symbolen en conventies gebruikt:
In de cameramonitor weergegeven menu-items, opties en berichten worden
vetgedrukt getoond.
Camera-instellingen
Deze handleiding gaat er steeds van uit dat de standaardinstellingen worden
gebruikt.
Help
Gebruik de ingebouwde hulpfunctie van de camera voor hulp over menu-
items en andere onderwerpen.
Zie pagina 22 voor meer informatie.
Dit pictogram staat bij waarschuwingen. Lees deze informatie vóór
gebruik om beschadiging van de camera te voorkomen.
D
Dit pictogram staat bij opmerkingen. Lees deze informatie voordat u
de camera gebruikt.
A
Dit pictogram staat bij verwijzingen naar andere pagina’s in deze
handleiding.
0
A Voor uw veiligheid
Lees voordat u de camera voor het eerst gebruikt de
veiligheidsinstructies in “Voor uw veiligheid” (0 xiii-xv).
i
Waar kunt u het vinden
Vind wat u zoekt in:
Inhoudsopgave .............................................................................
0
iv
Vraag- en antwoordindex ............................................................
0
ii
De snelhandleiding.......................................................................
0
xxii
De index .........................................................................................
0
449
Foutmeldingen..............................................................................
0
424
Problemen oplossen .....................................................................
0
419
i
i
i
i
i
i
X
Inleiding 0 1
s
Instructies 0 19
x
Livebeeldfotografie 0 49
y
Filmlivebeeld 0 63
d
Opties voor beeldopname 0 85
N
Scherpstelling 0 97
k
Ontspanstand 0 111
S
ISO-gevoeligheid 0 117
Z
Belichting 0 123
r
Witbalans 0 153
J
Beeldverbetering 0 173
l
Fotograferen met de flitser 0 191
t
Andere opnameopties 0 207
I
Meer over weergave 0 235
e
Spraakmemo's 0 255
Q
Verbindingen 0 263
U
Menugids 0 283
n
Technische opmerkingen 0 385
ii
Vind wat u zoekt met deze vraag- en antwoordindex.
Vraag- en antwoordindex
Foto’s maken
0
Opname- en kadreeropties
Is er een snelle en eenvoudige manier om
snapshotfoto’s te maken?
xxii, 40
Kan ik foto’s kadreren in de monitor (C
livebeeldfotografie)?
49
Kan ik films maken (1 filmlivebeeld)? 63
Kan ik met regelmatige tussenpozen gemaakte foto’s
samenvoegen om een time-lapse-film te creëren?
223
Ontspanstanden
Kan ik snel opeenvolgend foto’s nemen? 111
Hoe neem ik foto’s met de zelfontspanner? 114
Scherpstelling
Kan ik kiezen hoe de camera scherpstelt? 97
Kan ik het scherpstelpunt kiezen? 103
Belichting
Kan ik foto’s lichter of donkerder maken? 137
Hoe behoud ik details in schaduwen en hoge lichten? 184, 186
Beeldkwaliteit en -formaat
Hoe neem ik foto’s om af te drukken op groot formaat?
90, 93
Hoe krijg ik meer foto’s op de geheugenkaart?
Foto’s bekijken
0
Weergave
Hoe kan ik foto’s op de camera bekijken? 235
Hoe krijg ik meer informatie over een foto? 238
Kan ik foto’s in een automatische diashow afspelen? 291
Kan ik foto’s op een televisie bekijken? 280
Kan ik foto’s beveiligen tegen onopzettelijk wissen? 249
Verwijderen
Hoe wis ik ongewenste foto’s? 251
i
i
i
i
i
i
i
iii
Foto’s retoucheren
0
Hoe maak ik geretoucheerde kopieën van foto’s? 361
Hoe maak ik JPEG-kopieën van RAW (NEF)-foto’s? 372
Kan ik filmbeelden op de camera bijsnijden of
filmbeelden opslaan?
79
Menu’s en instellingen
0
Hoe gebruik ik de menu’s? 19
Hoe zorg ik ervoor dat de weergaven niet worden
uitgeschakeld?
316, 317
Hoe krijg ik het zoekerbeeld scherp? 38
Hoe stel ik de klok van de camera in? 30, 348
Hoe formatteer ik geheugenkaarten? 36
Hoe herstel ik alle standaardinstellingen?
207, 295,
305
Hoe krijg ik hulp bij een menu of melding? 22
Verbindingen
0
Hoe kopieer ik foto’s naar een computer? 263
Hoe druk ik foto’s af? 271
Kan ik de opnamedatum op mijn foto’s afdrukken? 274
Onderhoud en optionele accessoires
0
Welke geheugenkaarten kan ik gebruiken? 442
Welke objectieven kan ik gebruiken? 385
Welke optionele flitsers (Speedlights) kan ik gebruiken? 192
Welke andere accessoires zijn beschikbaar voor mijn
camera?
391
Welke software is beschikbaar voor mijn camera?
Hoe reinig ik de camera? 398
Waar kan ik terecht voor onderhoud en reparaties aan
mijn camera?
405
iv
Vraag- en antwoordindex ..........................................................................ii
Voor uw veiligheid.................................................................................... xiii
Kennisgevingen.........................................................................................xvi
Snelhandleiding........................................................................................ xxii
Inleiding 1
Pakketinhoud................................................................................................. 1
Kennismaking met de camera................................................................. 2
Camerabody .............................................................................................. 2
Het bovenste bedieningspaneel........................................................ 7
Het achterste bedieningspaneel........................................................ 9
De zoekerweergave ..............................................................................11
Het informatiescherm ..........................................................................13
Het afdekkapje van de BS-2 accessoireschoen ...........................17
Instructies 19
Cameramenu’s ............................................................................................19
Cameramenu’s gebruiken ..................................................................20
Help.............................................................................................................22
Eerste stappen.............................................................................................23
De batterij opladen ...............................................................................23
De batterij plaatsen...............................................................................25
Een objectief bevestigen.....................................................................28
Basisinstellingen.....................................................................................30
Een geheugenkaart plaatsen.............................................................33
De geheugenkaart formatteren .......................................................36
Zoekerbeeldscherpte aanpassen.....................................................38
Basisstappen voor het maken en weergeven van foto’s .............40
De camera aanzetten............................................................................40
De camera gereedmaken....................................................................42
Inhoudsopgave
v
Richten-en-schieten..............................................................................43
Foto’s bekijken ........................................................................................46
Ongewenste foto’s wissen..................................................................47
Livebeeldfotografie 49
In livebeeld scherpstellen ...................................................................52
Het livebeeldscherm: livebeeldfotografie.....................................55
Het informatiescherm: livebeeldfotografie ..................................58
Handmatige scherpstelling................................................................59
Opties voor livebeeldontspanknop.................................................60
Filmlivebeeld 63
Indices ........................................................................................................67
Het livebeeldscherm: filmlivebeeld.................................................68
Het informatiescherm: filmlivebeeld ..............................................70
Beeldveld ..................................................................................................71
Filminstellingen ......................................................................................74
Films bekijken.............................................................................................. 77
Films bewerken........................................................................................... 79
Films bijsnijden.......................................................................................79
Geselecteerde beelden opslaan .......................................................83
Opties voor beeldopname 85
Beeldveld ...................................................................................................... 85
Beeldkwaliteit.............................................................................................. 90
Beeldformaat...............................................................................................93
Twee geheugenkaarten gebruiken..................................................... 95
vi
Scherpstelling 97
Autofocus......................................................................................................97
Autofocusstand ......................................................................................97
AF-veldstand......................................................................................... 100
Selectie van scherpstelpunt............................................................ 103
Scherpstelvergrendeling.................................................................. 105
Handmatige scherpstelling ................................................................. 108
Ontspanstand 111
Een ontspanstand kiezen ..................................................................... 111
Continu ontspanstanden................................................................. 112
Zelfontspannerstand ............................................................................. 114
Stand spiegel omhoog.......................................................................... 116
ISO-gevoeligheid 117
Handmatige aanpassing....................................................................... 117
Automatische instelling ISO-gevoeligheid.................................... 119
Belichting 123
Lichtmeting............................................................................................... 123
Belichtingsstand...................................................................................... 125
e: Automatisch programma............................................................ 126
f: Sluitertijdvoorkeuze...................................................................... 127
g: Diafragmavoorkeuze .................................................................... 128
h: Handmatig........................................................................................ 129
Lange tijdopnamen................................................................................ 131
Sluitertijd en diafragmavergrendeling............................................ 133
Vergrendeling automatische belichting (AE)................................ 135
Belichtingscorrectie................................................................................ 137
Bracketing.................................................................................................. 139
vii
Witbalans 153
Opties voor witbalans ............................................................................153
Fijnafstelling witbalans..........................................................................156
Een kleurtemperatuur kiezen..............................................................160
Handmatige voorinstelling ..................................................................163
Beeldverbetering 173
Picture Controls........................................................................................173
Een Picture Control selecteren....................................................... 173
Bestaande Picture Controls aanpassen....................................... 175
Eigen Picture Controls creëren....................................................... 179
Eigen Picture Controls delen .......................................................... 182
Detail in hoge lichten en schaduwen behouden.........................184
Actieve D-Lighting.............................................................................. 184
Hoog Dynamisch Bereik (HDR)....................................................... 186
Fotograferen met de flitser 191
Een flitser gebruiken...............................................................................191
Het Nikon Creatieve Verlichtingssysteem (CVS) ...................... 192
i-DDL flitssturing.................................................................................. 198
Flitsstanden................................................................................................199
Flitscorrectie ..............................................................................................202
Flitswaardevergrendeling.....................................................................204
Andere opnameopties 207
Reset met twee knoppen: standaardinstellingen herstellen...207
Meervoudige belichting........................................................................210
Intervalfotografie.....................................................................................216
Time-lapse-fotografie.............................................................................223
Objectieven zonder CPU.......................................................................228
Een GPS-apparaat gebruiken...............................................................231
viii
Meer over weergave 235
Afbeeldingen bekijken.......................................................................... 235
Schermvullende weergave.............................................................. 235
Miniatuurweergave............................................................................ 235
Weergavebesturingen ..................................................................... 236
Foto-informatie........................................................................................ 238
Foto’s van dichtbij bekijken: Zoomweergave............................... 247
Foto’s tegen wissen beveiligen.......................................................... 249
Foto’s wissen............................................................................................. 251
Schermvullende en miniatuurweergave.................................... 251
Het weergavemenu ........................................................................... 253
Spraakmemo's 255
Spraakmemo's opnemen ..................................................................... 255
Spraakmemo's afspelen........................................................................ 260
Verbindingen 263
Verbinden met een computer............................................................ 263
Voordat u de camera aansluit ........................................................ 263
Directe USB-verbinding.................................................................... 267
Ethernet en draadloze netwerken ................................................ 269
Foto’s afdrukken...................................................................................... 271
De printer aansluiten......................................................................... 272
Foto’s één voor één afdrukken ...................................................... 273
Meerdere foto’s afdrukken .............................................................. 275
Een DPOF-afdrukopdracht maken: Afdrukset.......................... 277
Foto’s op een televisie bekijken......................................................... 280
HDMI-opties.......................................................................................... 281
ix
Menugids 283
D Het weergavemenu: Afbeeldingen beheren...........................283
Weergavemap ................................................................................. 284
Beeld verbergen ............................................................................. 284
Weergaveopties.............................................................................. 285
Beeld(en) kopiëren ........................................................................ 286
Controlebeeld.................................................................................. 289
Na wissen .......................................................................................... 290
Draai portret..................................................................................... 290
Diashow............................................................................................. 291
C Het opnamemenu: Opnameopties.............................................293
Geheugenbank opnamemenu.................................................. 294
Uitgebreide menubanken........................................................... 295
Opslagmap ....................................................................................... 296
Naamgeving bestanden .............................................................. 298
Kleurruimte....................................................................................... 299
Vignetteringscorrectie.................................................................. 300
Autom. vertekeningscorrectie................................................... 301
Ruisonderdr. lange tijdopname
(Ruisonderdrukking lange tijdopname)............................ 302
Hoge ISO-ruisonderdrukking..................................................... 302
A Persoonlijke instellingen:
fijnafstelling camera-instellingen..................................................303
Geheugenbank pers. inst. ........................................................... 305
a: Autofocus .......................................................................................... 307
a1: Selectie AF-C-prioriteit .......................................................... 307
a2: Selectie AF-S-prioriteit........................................................... 308
a3: Focus-tracking met Lock-On............................................... 309
a4: AF-activering............................................................................. 309
a5: Verlichting scherpstelpunt .................................................. 310
a6: Doorloop scherpstelpunt ..................................................... 310
a7: Aantal scherpstelpunten ...................................................... 311
a8: AF-ON-knop toewijzen.......................................................... 311
a9: AF-ON-knop (vert.) toewijz. ................................................. 312
a10: Punten opslaan per stand.................................................. 312
b: Lichtmeting/belichting ................................................................ 313
b1: Stapgrootte ISO-gevoeligh. ................................................ 313
b2: Stapgrootte inst. belichting ................................................ 313
b3: Stap belichtings-/flitscorr..................................................... 313
x
b4: Eenv. belichtingscorrectie ................................................... 314
b5: Centrumgericht meetveld................................................... 315
b6: Fijnafst. voor opt. belichting............................................... 315
c: Timers/AE-vergrendeling............................................................. 316
c1: AE-vergrend. ontspanknop ................................................. 316
c2: Stand-by-timer ......................................................................... 316
c3: Zelfontspanner......................................................................... 317
c4: Monitor uit................................................................................. 317
d: Opnemen/weergeven.................................................................. 318
d1: Signaal ........................................................................................ 318
d2: Opnamesnelheid .................................................................... 318
d3: Max. aant. continu-opnamen ............................................. 319
d4: Belichtingsvertragingsstand............................................... 319
d5: Opeenvolgende nummering.............................................. 320
d6: Rasterweergave in zoeker.................................................... 321
d7: Lcd-venster/zoeker ................................................................ 321
d8: Schermtips ................................................................................ 321
d9: Informatieweergave .............................................................. 322
d10: Lcd-verlichting ...................................................................... 322
e: Bracketing/flits ................................................................................ 323
e1: Flitssynchronisatiesnelheid ................................................. 323
e2: Langste sluitertijd bij flits ..................................................... 324
e3: Optionele flitser ....................................................................... 324
e4: Belichtingscorr. voor flitser.................................................. 325
e5: Testflits........................................................................................ 325
e6: Inst. voor autom. bracketing............................................... 325
e7: Auto bracketing (M-stand)................................................... 326
e8: Bracketingvolgorde................................................................ 326
f: Bediening ........................................................................................... 327
f1: Centrale knop multi-selector ............................................... 327
f2: Multi-selector............................................................................. 328
f3: Fn-knop toewijzen................................................................... 328
f4: Voorbeeldknop toewijzen .................................................... 333
f5: Secund. selector toewijzen................................................... 333
f6: Midden sec. selector toew. ................................................... 333
f7: Fn-knop (vert.) toewijzen ...................................................... 334
f8: Sltertijd en diafragma vergr. ................................................ 334
f9: BKT-knop toewijzen ................................................................ 335
f10: Functie instelschijven inst. ................................................. 336
xi
f11: Knop loslaten voor instelsch.............................................. 337
f12: Ontspannen bij geen kaart................................................. 338
f13: Aanduidingen omkeren ...................................................... 338
f14: Multi-selector (vert.) toew. ................................................. 338
f15: Zoomweergave ...................................................................... 339
f16: Filmopnameknop toewijzen.............................................. 339
g: Film...................................................................................................... 340
g1: Fn-knop toewijzen.................................................................. 340
g2: Voorbeeldknop toewijzen ................................................... 341
g3: Midden sec. selector toew................................................... 342
g4: Ontspanknop toewijzen....................................................... 343
B Het setup-menu: basisinstellingen van de camera..................344
Geheugenkaart formatteren...................................................... 345
Monitorhelderheid ........................................................................ 345
Stof-referentiefoto......................................................................... 346
Flikkerreductie................................................................................. 348
Tijdzone en datum......................................................................... 348
Taal (Language) .............................................................................. 349
Automatische beeldrotatie......................................................... 350
Batterij-informatie.......................................................................... 351
Beeldcommentaar ......................................................................... 352
Copyrightinformatie ..................................................................... 353
IPTC...................................................................................................... 354
Instellingen opslaan/laden ......................................................... 356
Virtuele horizon .............................................................................. 358
AF-fijnafstelling............................................................................... 359
Firmwareversie................................................................................ 360
N Het retoucheermenu: Geretoucheerde kopieën maken .....361
D-Lighting......................................................................................... 364
Rode-ogencorrectie ...................................................................... 365
Bijsnijden........................................................................................... 366
Monochroom................................................................................... 367
Filtereffecten.................................................................................... 367
Kleurbalans....................................................................................... 368
Beeld-op-beeld ............................................................................... 369
NEF (RAW)-verwerking................................................................. 372
Formaat wijzigen............................................................................ 374
Rechtzetten ...................................................................................... 376
xii
Vertekeningscorrectie.................................................................. 377
Perspectiefcorrectie ...................................................................... 378
Vergelijken........................................................................................ 378
O Mijn Menu/m Recente Instellingen............................................. 380
Technische opmerkingen 385
Compatibele objectieven..................................................................... 385
Overige accessoires................................................................................ 391
Een stroomaansluiting en lichtnetadapter bevestigen ........ 396
Behandeling van uw camera............................................................... 398
Opslag..................................................................................................... 398
Reinigen ................................................................................................. 398
Het laagdoorlaatfilter ........................................................................ 399
“Nu reinigen” ................................................................................... 399
“Reinigen bij aan-/uitzetten” ..................................................... 400
Handmatig reinigen...................................................................... 402
De klokbatterij vervangen ............................................................... 406
Onderhoud van camera en batterij: Waarschuwingen ............. 408
Standaardinstellingen ........................................................................... 412
Belichtingsprogramma ......................................................................... 418
Problemen oplossen.............................................................................. 419
Foutmeldingen ........................................................................................ 424
Specificaties............................................................................................... 430
Batterijen kalibreren .......................................................................... 440
Goedgekeurde geheugenkaarten..................................................... 442
Capaciteit geheugenkaart ................................................................... 444
Gebruiksduur van de batterij.............................................................. 447
Index ............................................................................................................ 449
xiii
Voor uw veiligheid
Als u schade aan uw Nikon-product of letsel aan uzelf of anderen wilt
voorkomen, dient u de volgende veiligheidsinstructies goed door te lezen
voordat u dit product gaat gebruiken. Bewaar deze veiligheidsinstructies op
een plaats waar iedereen die het product gebruikt ze kan lezen.
De mogelijke gevolgen van het niet in acht nemen van de
veiligheidsinstructies in dit hoofdstuk worden met het volgende pictogram
aangegeven:
❚❚ WAARSCHUWINGEN
A Zorg dat de zon buiten beeld blijft
Zorg er bij tegenlichtopnamen voor
dat de zon ver buiten beeld blijft.
Als zonlicht in de camera
convergeert doordat de zon zich in
of dicht bij het beeld bevindt, kan
dit brand veroorzaken.
A Kijk niet via de zoeker in de zon
In de zon of andere sterke
lichtbronnen kijken via de zoeker
kan tot blijvende vermindering
van het gezichtsvermogen leiden.
A De dioptrieregelaar van de zoeker
gebruiken
Wanneer u de dioptrieregelaar van
de zoeker gebruikt met het oog
tegen de zoeker, dient u op te
passen dat u niet per ongeluk uw
vinger in uw oog steekt.
A Zet het apparaat onmiddellijk uit in geval
van storing
Indien er rook of een ongewone
geur vrijkomt uit het apparaat of de
lichtnetadapter (apart verkrijgbaar),
haalt u onmiddellijk de stekker van
de lichtnetadapter uit het
stopcontact en verwijdert u de accu.
Pas daarbij op dat u zich niet
verbrandt. Voortgaand gebruik kan
leiden tot letsel. Nadat u de accu
hebt verwijderd, brengt u het
apparaat voor onderzoek naar een
door Nikon geautoriseerd
servicecenter.
A Haal het apparaat niet uit elkaar
Aanraking van interne onderdelen
kan tot letsel leiden. In geval van
een defect mag dit product
uitsluitend worden gerepareerd
door een gekwalificeerde
reparateur. Mocht het product
openbreken als gevolg van een val
of ander ongeluk, verwijder dan de
accu en/of koppel de
lichtnetadapter los en breng het
product voor onderzoek naar een
door Nikon geautoriseerd
servicecenter.
Dit pictogram staat bij waarschuwingen. Lees om mogelijk letsel te
voorkomen alle waarschuwingen voordat u dit Nikon-product gebruikt.
A
xiv
A Gebruik het apparaat niet in de nabijheid
van ontvlambaar gas
Gebruik elektronische apparatuur
niet in de nabijheid van
ontvlambaar gas, omdat dit kan
leiden tot explosie of brand.
A Buiten bereik van kinderen houden
Het niet in acht nemen van deze
waarschuwing kan letsel tot gevolg
hebben. Houd er bovendien
rekening mee dat kleine onderdelen
verstikkingsgevaar opleveren.
Mocht een kind enig onderdeel van
dit apparaat inslikken, raadpleeg
dan onmiddellijk een arts.
A Plaats de polsriem niet om de hals van
kinderen
Het dragen van de camerapolsriem
om de nek kan bij kinderen leiden
tot verstikking.
A Vermijd langdurig contact met de camera,
batterij of lader zo lang als de apparaten
ingeschakeld of in gebruik zijn
Delen van het apparaat worden
heet. Langdurig direct contact van
de huid met het apparaat kan lichte
brandwonden tot gevolg hebben.
A Neem de juiste voorzorgsmaatregelen in
acht bij het gebruik van batterijen
Batterijen kunnen bij onjuist
gebruik gaan lekken of ontploffen.
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht bij
het gebruik van de batterijen bij dit
product:
Gebruik alleen batterijen die zijn
goedgekeurd voor gebruik in dit
apparaat.
Gebruik alleen CR1616 lithium
batterijen voor het vervangen van
de klokbatterij. Het gebruik van een
ander type batterij kan een
ontploffing veroorzaken. Gooi de
gebruikte batterijen weg zoals
aangegeven.
U mag de batterij niet kortsluiten of
uit elkaar halen.
Zorg ervoor dat het product is
uitgeschakeld voordat u de batterij
vervangt. Als u een lichtnetadapter
gebruikt, moet u deze eerst
loskoppelen.
Plaats batterijen niet
ondersteboven of achterstevoren.
Stel batterijen niet bloot aan vuur of
hoge temperaturen.
U mag batterijen niet blootstellen
aan of onderdompelen in water.
Plaats het afdekkapje van de batterij
terug wanneer u de batterij
vervoert. Vervoer of bewaar de
batterij niet samen met metalen
voorwerpen, zoals halskettingen of
haarspelden.
Volledig ontladen batterijen kunnen
gaan lekken. Als u schade aan het
product wilt voorkomen, dient u
een ontladen batterij te
verwijderen.
Als de batterij niet in gebruik is,
plaatst u het afdekkapje op de
contactpunten en bergt u de
batterij op een koele, droge plaats
op.
Direct na gebruik of als het product
gedurende een langere periode op
de batterij heeft gewerkt, kan de
batterij zeer warm zijn. Zet de
camera daarom uit en laat de
batterij afkoelen voordat u deze
verwijdert.
Stop onmiddellijk met het gebruik
van een batterij als u veranderingen
opmerkt, zoals verkleuring of
vervorming.
xv
A Neem de juiste voorzorgsmaatregelen in
acht bij het gebruik van de lader
Houd het product droog. Het niet in
acht nemen van deze
waarschuwing kan leiden tot brand
of een elektrische schok.
Verwijder stof op of bij metalen
onderdelen van de stekker met een
droge doek. Voortgaand gebruik
kan leiden tot brand.
Tijdens onweer mag u het netsnoer
niet aanraken en niet in de buurt
van de lader komen. Het niet in acht
nemen van deze waarschuwing kan
leiden tot een elektrische schok.
•Beschadig, wijzig of verbuig het
netsnoer niet en trek er niet met
kracht aan. Plaats het snoer niet
onder zware objecten en stel het
niet bloot aan hitte of vuur. Als de
isolatie is beschadigd en de
stroomdraden blootliggen, brengt u
het netsnoer voor onderzoek naar
een door Nikon geautoriseerde
servicevertegenwoordiger. Het niet
in acht nemen van deze
waarschuwing kan leiden tot brand
of een elektrische schok.
Houd de stekker of de lader niet met
natte handen vast. Het niet in acht
nemen van deze waarschuwing kan
leiden tot een elektrische schok.
Gebruik het product niet met
reisadapters of adapters die
ontworpen werden om een voltage
om te zetten naar een ander voltage
of met omzetters voor gelijkstroom
naar wisselstroom. Het niet in acht
nemen van deze
voorzorgsmaatregel kan schade aan
het product, oververhitting of brand
veroorzaken.
A Gebruik geschikte kabels
Als u kabels op de in- en uitgangen
aansluit, gebruik dan uitsluitend de
meegeleverde kabels of kabels die
Nikon voor het beoogde doel
verkoopt. Zo weet u zeker dat u de
voorschriften voor dit product
naleeft.
A Cd-roms
Cd-roms met software of
gebruikshandleidingen mogen niet
op audio-cd-apparatuur worden
afgespeeld. Het afspelen van een
cd-rom op een audio-cd-speler kan
gehoorverlies of schade aan de
apparatuur veroorzaken.
A Richt een flitser niet op de bestuurder van
een motorvoertuig
Het niet in acht nemen van deze
waarschuwing kan ongelukken tot
gevolg hebben.
A Wees voorzichtig bij het gebruik van de
flitser
Het gebruik van de camera met
optionele flitsers terwijl deze zich
dicht bij de huid of andere
voorwerpen bevindt, kan
brandwonden veroorzaken.
Het gebruik van optionele flitsers
dicht bij de ogen van een persoon
kan leiden tot tijdelijke
vermindering van het
gezichtsvermogen. Pas extra goed
op als u kleine kinderen
fotografeert. De flitser mag zich niet
op minder dan één meter van de
persoon bevinden.
A Vermijd contact met vloeibare kristallen
Mocht de monitor breken, pas dan
op dat u zich niet verwondt aan de
glassplinters en dat de vloeibare
kristallen uit de monitor niet in
aanraking komen met uw huid,
ogen of mond.
xvi
Kennisgevingen
Niets uit de handleidingen die bij dit
product horen, mag in enigerlei vorm of
op enigerlei wijze worden
verveelvoudigd, uitgezonden, overgezet
of opgeslagen in een geautomatiseerd
gegevensbestand of worden vertaald in
een andere taal zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van Nikon.
Nikon behoudt zich het recht voor de
specificaties van de hardware en de
software die in deze handleidingen zijn
beschreven op elk gewenst moment
zonder aankondiging te wijzigen.
Nikon is niet aansprakelijk voor enige
schade die voortkomt uit het gebruik van
dit product.
Hoewel al het mogelijke in het werk is
gesteld om ervoor te zorgen dat de
informatie in deze handleidingen
accuraat en volledig is, stellen we het ten
zeerste op prijs als u eventuele fouten of
onvolkomenheden onder de aandacht
wilt brengen van de Nikon-
vertegenwoordiger in uw land/regio
(adres apart vermeld).
xvii
Kennisgevingen voor klanten in Europa
Dit pictogram geeft aan dat dit
product via gescheiden
inzameling moet worden
afgevoerd.
Het volgende is alleen van
toepassing op gebruikers in
Europese landen:
Dit product moet gescheiden van het
overige afval worden ingeleverd bij een
daarvoor bestemd inzamelingspunt.
Gooi niet samen met het huishoudelijk
afval weg.
Neem voor meer informatie contact op
met de leverancier of de gemeentelijke
reinigingsdienst.
Dit symbool op de batterij
duidt aan dat de batterij
afzonderlijk moet worden
ingezameld.
Het volgende is alleen van
toepassing op gebruikers in
Europese landen:
Alle batterijen, al dan niet voorzien van
dit symbool, moeten afzonderlijk worden
ingezameld op een geschikt
inzamelpunt. Gooi dit product niet weg
als huishoudafval.
Neem voor meer informatie contact op
met de leverancier of de gemeentelijke
reinigingsdienst.
WAARSCHUWING
GEVAAR VOOR EXPLOSIE ALS BATTERIJ WORDT VERVANGEN VOOR EEN ONJUIST TYPE.
VOER BATTERIJEN AF VOLGENS DE INSTRUCTIES.
xviii
Wegwerpen van opslagmedia
Houd er rekening mee dat de oorspronkelijke beeldgegevens niet volledig worden
verwijderd als u beelden wist of geheugenkaarten of andere opslagmedia formatteert. Met
behulp van in de handel verkrijgbare software is het soms mogelijk verwijderde bestanden
op weggeworpen opslagmedia alsnog te herstellen, wat misbruik van persoonlijke
beeldgegevens tot gevolg kan hebben. De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor de
privacybescherming van dergelijke gegevens.
Wis alle gegevens met behulp van speciale software alvorens een opslagmedium weg te
werpen of aan een ander over te dragen. Een alternatief is het medium eerst te
formatteren en vervolgens geheel te vullen met beelden zonder persoonlijke informatie
(bijvoorbeeld foto’s van de lucht). Vergeet niet eventuele foto’s te wissen die zijn
geselecteerd met handmatige voorinstelling (0 168). Voorkom letsel bij het fysiek
vernietigen van opslagmedia.
xix
Mededeling betreffende het verbod op kopiëren en reproduceren
Let erop dat alleen al het bezit van materiaal dat digitaal is gekopieerd of gereproduceerd
door middel van een scanner, digitale camera of ander apparaat wettelijk strafbaar kan zijn.
Voorwerpen die volgens de wet niet mogen
worden gekopieerd of gereproduceerd
Kopieer of reproduceer geen papiergeld,
munten, waardepapieren of obligaties
van (plaatselijke) overheden, zelfs niet als
dergelijke kopieën of reproducties
worden voorzien van een stempel
“Voorbeeld” of “Specimen”.
Het kopiëren of reproduceren van
papiergeld, munten of waardepapieren
die in het buitenland in omloop zijn, is
verboden.
Tenzij vooraf toestemming is verleend, is
het kopiëren of reproduceren van
ongebruikte door de overheid
uitgegeven postzegels of briefkaarten
verboden.
Het kopiëren of reproduceren van door
de overheid uitgegeven postzegels en
gecertificeerde wettelijke documenten is
verboden.
Waarschuwingen met betrekking tot het
kopiëren of reproduceren van bepaalde
waardepapieren
De overheid heeft waarschuwingen
uitgevaardigd met betrekking tot het
kopiëren of reproduceren van
waardepapieren uitgegeven door
commerciële instellingen (aandelen,
wissels, cheques, cadeaubonnen en
dergelijke), vervoerspassen of coupons,
behalve als het gaat om een minimum
aantal kopieën voor zakelijk gebruik door
een bedrijf. Het is eveneens niet
toegestaan om door de overheid
uitgegeven paspoorten, vergunningen van
overheidsinstellingen en andere instanties,
identiteitsbewijzen, toegangsbewijzen,
pasjes en maaltijdbonnen te kopiëren of te
reproduceren.
Auteursrechten
Het kopiëren of reproduceren van creatief
materiaal waarop het auteursrecht rust,
zoals boeken, muziek, schilderijen,
houtsneden, afdrukken, plattegronden,
tekeningen, films en foto’s, is onderhevig
aan nationale en internationale
auteurswetten. Gebruik dit product niet om
illegale kopieën te maken of voor andere
activiteiten die het auteursrecht schenden.
Gebruik uitsluitend elektronische accessoires van het merk Nikon
Nikon camera’s zijn ontwikkeld volgens de hoogste standaards en bevatten complexe
elektronische schakelingen. Alleen elektronische accessoires van het merk Nikon
(inclusief batterijladers, batterijen, lichtnetadapters en flitsaccessoires) die door Nikon
speciaal zijn gecertificeerd voor gebruik met deze digitale camera, zijn ontwikkeld om
binnen de operationele eisen en veiligheidseisen van deze elektronische schakelingen te
werken en zijn met het oog daarop getest en goedgekeurd.
Gebruik van niet-originele elektronische accessoires kan schade aan de
camera tot gevolg hebben die niet onder de Nikon-garantie valt. Het
gebruik van oplaadbare Li-ionbatterijen van andere fabrikanten, die niet
zijn voorzien van het holografische zegel van Nikon (zie rechts), kan de
normale werking van de camera verstoren of ertoe leiden dat de batterijen oververhit
raken, vlam vatten, scheuren of gaan lekken.
Neem voor meer informatie over originele Nikon-accessoires contact op met een door
Nikon geautoriseerde leverancier.
xx
AVC Patent Portfolio License
DIT PRODUCT IS GELICENTIEERD ONDER DE AVC PATENT PORTFOLIO LICENSE VOOR HET PERSOONLIJK EN
NIET-COMMERCIEEL GEBRUIK DOOR EEN CONSUMENT OM (i) VIDEO TE CODEREN IN OVEREENSTEMMING
MET DE AVC-STANDAARD (“AVC-VIDEO”) EN/OF (ii) AVC-VIDEO TE DECODEREN DIE DOOR EEN
CONSUMENT WERD GECODEERD IN HET KADER VAN EEN PERSOONLIJKE EN NIET-COMMERCIËLE ACTIVITEIT
EN/OF WERD VERKREGEN VAN EEN VIDEOLEVERANCIER DIE OVER EEN LICENTIE BESCHIKT OM AVC-VIDEO
AAN TE BIEDEN. ER WORDT GEEN LICENTIE VERLEEND OF GESUGGEREERD VOOR ENIG ANDER GEBRUIK.
V
OOR MEER INFORMATIE KUNT U TERECHT BIJ MPEG LA, L.L.C. ZIE http://www.mpegla.com
D Gebruik uitsluitend accessoires van Nikon
Alleen originele Nikon-accessoires die specifiek zijn bedoeld voor gebruik
met uw Nikon digitale camera, zijn ontworpen en getest om te voldoen aan
de geldende veiligheids- en functioneringsvoorschriften. H
ET GEBRUIK VAN
NIET-ORIGINELE ACCESSOIRES KAN SCHADE AAN UW CAMERA TOT GEVOLG HEBBEN EN KAN
UW GARANTIE DOEN VERVALLEN.
D Onderhoud van camera en accessoires
De camera is een precisieapparaat dat regelmatig onderhoud vereist. Nikon
raadt u aan de camera eens per jaar of per twee jaar te laten nakijken door
de leverancier of een door Nikon geautoriseerd servicecenter en elke drie
tot vijf jaar een onderhoudsbeurt te geven (houd er rekening mee dat
hieraan kosten zijn verbonden). Regelmatige inspectie en onderhoud
worden vooral aanbevolen wanneer u de camera voor professionele
doeleinden gebruikt. Het wordt aanbevolen om tegelijkertijd met uw
camera eventuele accessoires die u veel gebruikt, zoals objectieven of
optionele flitsers, te laten nakijken en onderhouden.
A Voordat u belangrijke foto’s gaat maken
Voordat u foto’s gaat maken van belangrijke gelegenheden (zoals een
huwelijk of reis), kunt u het beste enkele testopnamen maken om te
controleren of de camera goed werkt. Nikon is niet aansprakelijk voor
schade of gederfde winst veroorzaakt door het onjuist functioneren van het
product.
xxi
A Permanente kennisoverdracht
Als onderdeel van Nikons inzet voor “permanente kennisoverdracht” met
het oog op doorlopende productondersteuning en -educatie is
voortdurend bijgewerkte informatie online beschikbaar op de volgende
sites:
Voor gebruikers in de VS
:
http://www.nikonusa.com/
Voor gebruikers in Europa en Afrika
:
http://www.europe-nikon.com/sup port/
Voor gebruikers in Azië, Oceanië en het Midden-Oosten
:
http://www.nikon-asia.com/
Bezoek de sites om up-to-date te blijven met de nieuwste
productinformatie, tips, antwoorden op veelgestelde vragen (FAQs) en
algemeen advies over digital imaging en digitale fotografie. Aanvullende
informatie kan mogelijk worden verstrekt door de Nikon-importeur in uw
land/regio. Bezoek de volgende website voor contactgegevens:
http://imaging.nikon.com/
xxii
Snelhandleiding
Volg deze stappen voor een snelle start met de D4.
1 Bevestig de camerariem.
Bevestig de riem stevig aan de oogjes van de camera.
2 Laad (0 23) en plaats (0 25) de batterij.
Bevestig het deksel van het batterijvak alvorens de batterij te
plaatsen.
3 Bevestig een objectief (0 28).
xxiii
4 Plaats een geheugenkaart (0 33).
5 Zet de camera aan (0 40).
6 Selecteer autofocus (0 97).
Draai de selectieknop voor de
scherpstelstand naar AF
(autofocus).
7 Stel scherp en maak de foto
(0 43, 44).
Druk de ontspanknop half in om
scherp te stellen en druk de
ontspanknop vervolgens
helemaal in om de foto te
maken.
8 Bekijk de foto
(0 46).
A Zie ook
Zie pagina 30 voor informatie over het kiezen van een taal en instellen
van de tijd en datum. Zie pagina 38 voor informatie over het aanpassen
van de zoekerbeeldscherpte.
Achterzijde
Selectieknop voor scherpstelstand
Scherpstelaanduiding
K-knop
xxiv
X
1
X
Inleiding
Controleer of alle hier genoemde items met uw camera werden
meegeleverd.
Geheugenkaarten worden afzonderlijk verkocht.
•AN-DC7 polsriem (0 xxii)
Garantie
Gebruikshandleiding (deze gids)
•Snelstartgids
•Netwerkgids
ViewNX 2 installatie-cd (0 263)
Pakketinhoud
•D4 digitale
camera (0 2)
BF-1B bodydop (0 28,
394)
BS-2 afdekkapje
accessoireschoen (
0
17
,
191)
EN-EL18 oplaadbare Li-ionbatterij
met afdekkapje (0 23, 25)
•UC-E15 USB-kabel
(0 267, 272)
USB-kabelklem
(0 267)
MH-26 batterijlader met netsnoer
en twee contactbeschermers
(0 23, 440)
UF-2 aansluitin-
gendeksel voor
stereokabel met
ministekker
(0 395)
2
X
Kennismaking met de camera
Neem even de tijd om vertrouwd te raken met de
bedieningsonderdelen en aanduidingen van de camera.
Leg
eventueel een boekenlegger in dit hoofdstuk, zodat u het gemakkelijk
kunt terugvinden terwijl u de rest van de handleiding leest.
Camerabody
1 D-knop
Bracketing...........141, 145, 149, 335
2 Ontgrendelingsknop voor
keuzeknop ontspanstand..............111
3 Oogje voor camerariem ..................xxii
4 M-knop
Flitsstand........................................200
Flitscorrectie..................................202
5 Y-knop
Lichtmeting...................................124
6 Keuzeknop ontspanstand..............111
7 Hoofdschakelaar ..........................10, 40
8 Ontspanknop ................................43, 44
9 Filmopnameknop ..................... 65, 339
10 E-knop
Belichtingscorrectie.................... 137
11 I /Q-knop
Belichtingsstand.......................... 125
Geheugenkaarten formatteren
.....36
12 Oogje voor camerariem ..................xxii
13 Bovenste bedieningspaneel ..............7
14 Filmvlakmarkering (E)................. 109
15 Dioptrieregelaar..................................38
16 Accessoireschoen
(voor optionele flitser)..............17, 191
17 Afdekkapje accessoireschoen
...............................................17, 191, 410
3
X
1 Spiegel.......................................116, 402
2 Zelfontspannerlampje....................115
3 Microfoon (voor films) ........65, 69, 75
4 Afdekkapje flitssynchronisatie-
aansluiting.........................................191
5 Afdekkapje tien-pins
afstandsbedieningsaansluiting
.....................................................231, 394
6 Flitssynchronisatie-aansluiting ....191
7 Tien-pins
afstandsbedieningsaansluiting
.....................................................231, 394
8 Afdekking van de USB-aansluiting
.....................................................267, 272
9 Aansluitingendeksel
randapparatuur................................391
10 Aansluitingendeksel audio.............. 69
11 Aansluitingendeksel
HDMI/Ethernet ........................269, 280
12 Randapparatuuraansluiting ..........391
13 USB-aansluiting....................... 267, 272
14 Hoofdtelefoonaansluiting.......69, 261
15 Aansluiting voor externe
microfoon.............................................69
16 HDMI mini-pinaansluiting............. 280
17 Ethernetaansluiting ........................ 269
18 Objectiefontgrendeling ....................29
19 AF-standknop ............... 52, 54, 98, 101
20
Vergrendeling deksel batterijvak
......25
21 Deksel van het batterijvak................25
22 Selectieknop voor
scherpstelstand...................52, 97, 108
23 Diafragmasimulator........................ 433
24 Bodydop ......................................28, 394
4
X
Camerabody (vervolg)
1 Pv-knop
De Pv-knop gebruiken
................................. 67, 125, 333, 341
2 Secundaire instelschijf....................336
3 Fn-knop
De Pv-knop gebruiken
................................. 89, 205, 328, 340
4 Secundaire instelschijf voor
verticale opname.............................336
5 Ontspanknop voor verticale opname
6 Vergrendeling ontspanknop voor
verticale opname................................42
7 Fn-knop (verticaal)
De Fn-knop (verticaal)
gebruiken ...................................... 334
8 CPU-contacten
9 Bevestigingsmarkering .....................29
10 Objectiefvatting.........................29, 109
11 Statiefaansluiting
D De microfoon en luidspreker
Plaats de microfoon of luidspreker niet in de onmiddellijke nabijheid van
magnetische apparaten.
Het niet in acht nemen van deze
voorzorgsmaatregel kan de opgenomen gegevens op de magnetische
apparaten beïnvloeden.
5
X
1 Zoekeroculair ............................. 39, 114
2 Sluiterhendel zoeker ................ 39, 114
3 O/Q-knop
Verwijderen............................ 47, 251
Geheugenkaarten
formatteren..................................... 36
4 K-knop
Weergave................................ 46, 235
5 Monitor..................46, 49, 63, 235, 345
6 G-knop
Menu's ..................................... 19, 283
7 L (Z/Q)-knop
Beveiliging.....................................249
Picture Controls............................173
Help................................................... 22
8 X-knop
Inzoomen op weergave .............247
9 W-knop
Miniaturen.....................................235
Uitzoomen op weergave ...........247
10 J (OK)-knop...............................20, 236
11 R (info)-knop ..............................13, 16
12 Achterste bedieningspaneel.....9, 321
13 S-knop
ISO-gevoeligheid......................... 117
Instelling automatische
ISO-gevoeligheid........................ 119
Reset met twee knoppen .......... 207
14 T-knop
Beeldkwaliteit en -formaat
.....................................................91, 93
15 U-knop
Witbalans..................... 153, 159, 162
Reset met twee knoppen .......... 207
16 H-knop
De microfoon gebruiken
....................................... 256, 257, 258
6
X
Camerabody (vervolg)
1 Zoeker................................................... 38
2 Secundaire selector
.......................... 104, 105, 135, 333, 342
3 B-knop
AF-ON ...................................... 99, 311
4 Hoofdinstelschijf..............................336
5 Multi-selector.......................20, 45, 237
6 Ontspanknop deksel kaartsleuf
(onder deksel)..................................... 33
7 Deksel geheugenkaartsleuf......33, 35,
8 C-knop
De AF-ON-knop gebruiken voor
verticale opname.........................312
9 Hoofdinstelschijf (verticaal) .......... 336
Luidspreker................................. 77, 261
10 Vergrendeling van de
scherpstelselectieknop...................103
11 Microfoon
(voor spraakmemo's) ......................255
12 Selectieknop voor livebeeld .....49, 63
13 a-knop
Livebeeld................................... 49, 63
14 Multi-selector (verticaal)................ 338
15 Toegangslampje geheugenkaart
.......................................................... 34, 44
16 Omgevingslichtsensor voor
automatische aanpassing van de
monitorhelderheid....................57, 345
7
X
Het bovenste bedieningspaneel
1
2
3
4
5
6
8
7
13
12
11
10
9
1
Sluitertijd....................................... 127, 129
AF-veldstand.................................. 98, 102
Belichtingscorrectiewaarde............... 137
Flitscorrectiewaarde............................ 202
Aantal opnamen in belichtings- en
flitsbracketingreeks............................. 141
Aantal opnamen in
witbalansbracketingreeks.................. 145
HDR-belichtingsverschil..................... 190
Aantal opnamen (meervoudige
belichting).............................................. 212
Aantal intervallen voor
intervalfotografie ................................. 220
Brandpuntsafstand (objectieven
zonder CPU)........................................... 230
ISO-gevoeligheid ................................. 117
2
Aanduiding flexibel programma...... 126
3
Belichtingsstand................................... 125
4
Geheugenbank opnamemenu ......... 294
5
Geheugenbank voor persoonlijke
instellingen............................................ 305
6
Aanduiding XQD-kaart ...................35, 36
7
Aanduiding CompactFlash-kaart
..............................................................35, 36
8
Aantal resterende opnamen ......41, 444
Aantal resterende opnamen tot
buffergeheugen vol is ................113, 444
Aanduiding opnamestand .................265
9
Aanduiding diafragmastop.......128, 388
10
Diafragma (f-waarde) .................128, 129
Diafragma (aantal stops) ...........128, 388
Stapgrootte bracketing..............142, 146
Aantal opnamen in
ADL-bracketingreeks ...........................149
Aantal opnamen per interval ............220
Maximaal diafragma (objectieven
zonder CPU) ...........................................230
Aanduiding pc-stand...........................269
11
Batterijaanduiding .................................40
12
Beeldteller ................................................45
Aanduiding voorinstelling
witbalansopname.................................165
Hoeveelheid Actieve D-Lighting
..........................................................150, 332
Handmatig objectiefnummer ...........230
Time-lapse-opnameaanduiding.......226
13
“K” (verschijnt als er genoeg geheugen
vrij is voor meer dan 1.000 opnamen)
.....................................................................41
8
X
14
15
16
18
19
17
21
20
22
31
30
27
28
25
26
29
23
24
14
Aanduiding klokbatterij............... 32, 406
15
Aanduiding flitswaardevergrendeling
..................................................................205
16
Pictogram sluitertijdvergrendeling
.....133
17
Flitssynchronisatie-aanduiding ........323
18
Flitsstand ................................................199
19
Lichtmeting ...........................................124
20
Aanduiding AF-veldstand .........100, 102
Aanduiding automatisch veld-AF
.........................................................101, 102
Aanduiding 3D-tracking............100, 102
21
Autofocusstand ...................................... 97
22
Intervalaanduiding ..............................220
Aanduiding time-lapse aan ...............226
23
Meervoudige
belichtingsaanduiding........................211
24
Pictogram
diafragmavergrendeling ....................134
HDR-aanduiding (reeks) .....................190
Meervoudige belichtingsaanduiding
(reeks)......................................................212
25
Aanduiding GPS-verbinding .............233
26
HDR-aanduiding...................................187
27
Aanduiding “pieptoon” ......................318
28
Aanduiding belichtingscorrectie......137
29
Aanduiding flitscorrectie....................202
30
Aanduiding belichtings- en
flitsbracketing....................................... 141
Aanduiding witbalansbracketing .... 145
Aanduiding ADL-bracketing ............. 149
Aanduiding Actieve D-Lighting
......................................................... 150, 332
31
Belichtingsaanduiding ....................... 130
Weergave belichtingscorrectie ........ 137
Aanduiding voortgang bracketing:
Belichtings- en flitsbracketing....... 141
Witbalansbracketing........................ 145
ADL-bracketing ................................. 149
Aanduiding pc-verbinding................ 265
9
X
Het achterste bedieningspaneel
2
1
3
4
5
7
6
8
9
10
11
1
Aanduiding “Resterend” .................... 321
2
Beeldformaat .......................................... 93
3
ISO-gevoeligheidsaanduiding .......... 117
Automatische ISO-
gevoeligheidsaanduiding.................. 121
4
ISO-gevoeligheid ................................. 117
ISO-gevoeligheid
(sterkte hoog/laag).............................. 118
Aantal resterende opnamen ............. 321
Lengte van spraakmemo ...................258
Fijnafstelling witbalans ...................... 159
Voorinstellingnummer witbalans
..... 164
Kleurtemperatuur ....................... 153, 160
Aanduiding pc-stand ..........................265
5
“K” (verschijnt als er genoeg geheugen
vrij is voor meer dan 1.000 opnamen)
.................................................................... 41
Kleurtemperatuuraanduiding........... 162
6
Beeldkwaliteit (JPEG-afbeeldingen)
......90
7
Opnameaanduiding spraakmemo
(opnamestand)......................................256
8
Statusaanduiding spraakmemo
..........................................................258, 259
9
Statusaanduiding spraakmemo........256
10
Witbalans................................................153
Aanduiding fijnafstelling witbalans
....159
Beveiligingsaanduiding voorinstelling
witbalans ................................................171
11
Functie tweede sleuf .............................95
Beeldkwaliteit..........................................90
10
X
A Lcd-verlichting
Het draaien van de hoofdschakelaar
naar
D
activeert de stand-by-timer, de
achtergrondverlichting van de
bedieningspanelen (lcd-verlichting) en
achtergrondverlichting van de
knoppen (0
322
), waardoor de camera
eenvoudig in het donker kan worden
gebruikt.
Nadat de hoofdschakelaar
wordt losgelaten, blijft de verlichting
gedurende zes seconden branden zo lang als de belichtingsmeters actief
zijn of totdat de sluiter wordt ontspannen of de hoofdschakelaar opnieuw
naar
D
wordt gedraaid.
Hoofdschakelaar
11
X
De zoekerweergave
234
5
6
7
1
8
22 23 24 25
9101112 13 1415 16 17 18 19 20 21
1 Raster (weergegeven wanneer Aan
is geselecteerd voor persoonlijke
instelling d6) ....................................321
2 12-mm referentiecirkel voor
centrumgerichte meting................123
3 Scherpstelhaakjes AF-veld............... 38
4
Scherpstelpunten........43, 103, 310, 311
Spotmetingdoelen ..........................123
Aanduiding AF-veldstand..............101
Rollen-aanduiding
1
.......................331
5 Belichtingsaanduiding ...................130
Weergave belichtingscorrectie
.............................................................. 137
Aanduiding voortgang bracketing:
Belichtings- en flitsbracketing .....141
Witbalansbracketing .................. 145
ADL-bracketing............................ 149
Vallen-aanduiding
2
....................... 331
6 Aanduiding belichtingscorrectie
.............................................................. 137
Aanduiding flitscorrectie
................202
12
X
1 Werkt als de aanduiding voor vallen wanneer de camera wordt gedraaid om “staande”
(portret) foto's te maken.
2 Werkt als de aanduiding voor rollen wanneer de camera wordt gedraaid om “staande”
(portret) foto's te maken.
3 Wordt weergegeven wanneer er een optionele flitser is bevestigd (0 192). De
flitsgereedaanduiding brandt wanneer de flitser wordt geladen.
7 Bracketingaanduiding:
Belichtings- en flitsbracketing .....139
Witbalansbracketing...................145
ADL-bracketing ............................149
8 Scherpstelaanduiding ............. 43, 109
9 Lichtmeting.......................................123
10 Vergrendeling automatische
belichting (AE) ..................................135
11 Belichtingsstand ..............................125
12 Pictogram sluitertijdvergrendeling
..............................................................133
13 Sluitertijd ..................................127, 129
Autofocusstand.................................. 97
14 Pictogram diafragmavergrendeling
..............................................................134
15 Diafragma (f-waarde).............128, 129
Diafragma (aantal stops).......128, 388
16 ISO-gevoeligheidsaanduiding......117
Automatische ISO-
gevoeligheidsaanduiding
...............120
17 ISO-gevoeligheid .............................117
Hoeveelheid Actieve D-Lighting
..............................................................332
AF-veldstand............................101, 102
18 Netwerkweergave ...........................269
19 Beeldteller ......................................... 321
Aantal resterende opnamen
...............................................41, 321, 444
Aantal resterende opnamen tot
buffergeheugen vol is .....43, 113, 444
Aanduiding voorinstelling
witbalansopname ........................... 165
Belichtingscorrectiewaarde
............. 137
Flitscorrectiewaarde ....................... 202
Aanduiding pc-stand...................... 265
20 “K” (verschijnt als er genoeg
geheugen vrij is voor meer dan
1.000 opnamen)..................................41
21 Flitsgereedaanduiding
3
............................................ 195, 205, 434
22 Aanduiding
flitswaardevergrendeling.............. 205
23
Flitssynchronisatie-aanduiding........323
24
Aanduiding diafragmastop......128, 388
25
Waarschuwing batterij bijna leeg......40
D Geen batterij
Als de batterij volledig leeg is of als er geen batterij is geplaatst, wordt de
weergave in de zoeker gedimd.
Dit is normaal en duidt niet op een storing.
De zoekerweergave wordt hersteld wanneer een volledig opgeladen
batterij wordt geplaatst.
D Het bedieningspaneel en de zoekerweergaven
De helderheid van het bedieningspaneel en de zoekerweergaven
verschillen afhankelijk van de temperatuur en bij lage temperaturen
kunnen de reactietijden van de weergaven afnemen.
Dit is normaal en
duidt niet op een storing.
13
X
Het informatiescherm
Druk op de R-knop om opname-informatie,
inclusief sluitertijd, diafragma, beeldteller, het
aantal resterende opnamen en AF-veldstand in
de monitor weer te geven.
R-knop
10
20
21
17
19
123 4 5 6
8
16 15 14 13 12
111111
7
9
18
1
Belichtingsstand................................... 125
2
Aanduiding flexibel programma...... 126
3
Pictogram sluitertijdvergrendeling
.................................................................. 133
4
Sluitertijd....................................... 127, 129
Belichtingscorrectiewaarde............... 137
Flitscorrectiewaarde............................ 202
Aantal opnamen in belichtings- en
flitsbracketingreeks............................. 141
Aantal opnamen in
witbalansbracketingreeks.................. 145
Aantal opnamen (meervoudige
belichting).............................................. 212
Brandpuntsafstand (objectieven
zonder CPU)........................................... 230
5
Meervoudige belichtingsaanduiding
.................................................................. 211
6
Diafragma (f-waarde) .................128, 129
Diafragma (aantal stops)
..............128, 388
Stapgrootte bracketing..............142, 146
Aantal opnamen in
ADL-bracketingreeks ...........................149
Maximaal diafragma (objectieven
zonder CPU) ...........................................230
7
Belichtingsaanduiding ........................130
Weergave belichtingscorrectie
............137
Aanduiding voortgang bracketing:
Belichtings- en flitsbracketing
.........141
Witbalansbracketing ........................145
ADL-bracketing..................................149
8
Aanduiding “pieptoon”.......................318
14
X
9
Positie van huidig beeld in
bracketingreeks ..........................150, 151
Hoeveelheid ADL-bracketing ...........150
10
“K” (verschijnt als er genoeg geheugen
vrij is voor meer dan 1.000 opnamen)
.................................................................... 41
11
Beeldteller ............................................... 45
Handmatig objectiefnummer ...........230
12
Toewijzing midden van secundaire
selector ...................................................342
13
Toewijzing Pv-knop ............................333
14
Aanduiding Actieve D-Lighting........185
15
Aanduiding hoge ISO-
ruisonderdrukking ...............................302
16
Geheugenbank opnamemenu .........294
17
Aantal resterende opnamen ......41, 444
18
Aanduiding belichtings- en
flitsbracketing....................................... 141
Aanduiding witbalansbracketing .... 145
Aanduiding ADL-bracketing ............. 149
19
Aanduiding automatisch veld-AF
......................................................... 101, 102
Aanduiding scherpstelpunten.......... 103
Aanduiding AF-veldstand......... 100, 101
Aanduiding 3D-tracking ........... 100, 102
20
Flitsstand................................................ 199
21
Flitssynchronisatie-aanduiding........ 323
A De monitor uitzetten
Druk, om de opname-informatie van de monitor te wissen, tweemaal op de
R
-knop of druk de ontspanknop half in. De monitor wordt automatisch
uitgeschakeld als er gedurende circa 10 seconden geen handelingen
plaatsvinden.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling c4 (Monitor uit, 0 317) voor informatie over het
kiezen van de ingeschakelde tijdsduur van de monitor. Zie persoonlijke
instelling d9 (Informatieweergave, 0 322) voor informatie over het
wijzigen van de kleur of de belettering in het informatiescherm.
15
X
Het informatiescherm (vervolg)
32
33
31
36
37
35
34
43
46
44
22
42 41 40 39 38
23 24 26
25
30
29
27 28
45
22
Aanduiding ontspanstand................. 111
Continu opnamesnelheid .................. 112
23
Aanduiding flitswaardevergrendeling
.................................................................. 205
24
Aanduiding klokbatterij .............. 32, 406
25
Intervalaanduiding.............................. 220
Time-lapse-aanduiding ...................... 226
26
Aanduiding GPS-verbinding ............. 233
27
Aanduiding diafragmastop ...... 128, 388
28
Pictogram diafragmavergrendeling
.................................................................. 134
HDR-aanduiding (reeks)..................... 190
Meervoudige belichtingsaanduiding
(reeks) ..................................................... 212
29
Aanduiding beeldcommentaar........ 352
30
Aanduiding copyrightinformatie..... 353
31
IPTC-aanduiding................................... 354
32
Netwerkweergave ............................... 269
33
Aanduiding belichtingscorrectie ..... 137
34
Aanduiding flitscorrectie ....................202
35
Batterijaanduiding .................................40
36
HDR-aanduiding ...................................187
HDR-belichtingsverschil .....................190
37
Picture Control-aanduiding ...............174
38
Functie toegewezen aan Fn-knop
(verticaal)................................................334
39
Toewijzing Fn-knop..............................328
40
Toewijzing D-knop ..........................335
41
Aanduiding ruisonderdrukking
lange sluitertijd .....................................302
42
Geheugenbank voor persoonlijke
instellingen ............................................305
43
Aanduiding autofocusstand
.......... 97, 98
44
Aanduiding vignetteringscorrectie
...................................................................300
45
Beeldveldaanduiding ............................85
46
Lichtmeting............................................123
16
X
❚❚ Instellingen wijzigen in het informatiescherm
Druk op de R-knop om instellingen voor de
onderstaande items in het informatiescherm te
wijzigen.
Markeer items met de multi-selector
en druk op J om opties voor het gemarkeerde
item te bekijken.
R-knop
1 Geheugenbank opnamemenu.....294
2 Hoge ISO-ruisonderdrukking........302
3 Actieve D-Lighting...........................184
4 Toewijzing Pv-knop......................... 333
5 Toewijzing midden van
secundaire selector .........................333
6 Fn-knop (verticaal) toewijzen ....... 334
7 Toewijzing Fn-knop......................... 328
8 Toewijzing D-knop..................... 335
9 Ruisonderdrukking lange
sluitertijd............................................ 302
10 Geheugenbank voor persoonlijke
instellingen ....................................... 305
A Tooltips
Een tooltip met de naam van het geselecteerde
item verschijnt in het informatiescherm.
Tooltips
kunnen met behulp van persoonlijke instelling d8
(Schermtips; 0 321) worden uitgeschakeld.
17
X
Het afdekkapje van de BS-2
accessoireschoen
Het meegeleverde afdekkapje van
de BS-2 accessoireschoen kan
worden gebruikt om de
accessoireschoen te beschermen of
om te voorkomen dat gereflecteerd
licht van de metalen schoendelen
op foto's verschijnt. De BS-2 wordt
aan de accessoireschoen van de camera bevestigd, zoals rechts
aangeduid.
Houd het afdekkapje van de
accessoireschoen met de duim
ingedrukt om het te verwijderen en
schuif het eraf zoals rechts
aangeduid terwijl de camera stevig
wordt vastgehouden.
18
X
s
19
s
Instructies
De meeste opname-, weergave- en instelopties
zijn toegankelijk via de cameramenu's. Druk op
de G-knop om de menu’s te bekijken.
Cameramenu’s
G-knop
Kies uit de volgende menu’s:
D: Weergave (0 283) B: Setup (0 344)
C: Opname (0 293) N: Retoucheren (0 361)
A: Persoonlijke instellingen (0 303) O/m: Mijn Menu of Recente Instellingen
(standaard ingesteld op Mijn Menu;
0 380)
Tabs
Instelknop geeft positie in huidig menu
aan.
Huidige instellingen worden aangegeven
met pictogrammen.
Als het pictogram d wordt weergegeven, kan hulpinformatie voor het huidige
item worden bekeken door op de L (Z/Q) -knop (0 22) te drukken.
d
Opties in huidig menu.
Menuopties
20
s
Cameramenu’s gebruiken
❚❚ Menubesturingen
De multi-selector en knop J worden gebruikt om door de menu’s te
navigeren.
❚❚ Door de menu’s navigeren
Voer de onderstaande stappen uit om door de menu’s te navigeren.
1 Geef de menu’s weer.
Druk op de G-knop om de menu’s weer
te geven.
2 Markeer het pictogram voor
het huidige menu.
Druk op 4 om het pictogram
voor het huidige menu te
markeren.
Beweeg cursor omhoog
Annuleer en keer
terug naar het
vorige menu
Selecteer
gemarkeerd
item of geef
submenu weer
Selecteer
gemarkeerd
item
Selecteer
gemarkeerd item
J-knop
Beweeg cursor omlaag
Multi-selector
G-knop
21
s
3 Selecteer een menu.
Druk op 1 of 3 om het gewenste menu te selecteren.
4 Plaats de cursor in het
geselecteerde menu.
Druk op 2 om de cursor in het
geselecteerde menu te
selecteren.
5 Markeer een menu-item.
Druk op 1 of 3 om een menu-
item te markeren.
6 Weergaveopties.
Druk op 2 om opties voor het
geselecteerde menu-item weer
te geven.
7 Markeer een optie.
Druk op 1 of 3 om een optie te
markeren.
22
s
8 Selecteer het gemarkeerde item.
Druk op J om het gemarkeerde item te
selecteren.
Druk op de G-knop om af te
sluiten zonder een optie te selecteren.
Let op de volgende punten:
Menu-items die grijs worden weergegeven, zijn niet beschikbaar.
Het indrukken van 2 of de centrale knop van de multi-selector heeft
in het algemeen hetzelfde effect als het indrukken van J. Er zijn een
aantal gevallen waarin de selectie alleen kan worden gemaakt door
het indrukken van J.
Druk de ontspanknop half in (0 44) om de menu's af te sluiten en
terug te keren naar de opnamestand.
Help
Als het pictogram d onderaan in de
linkerhoek van de monitor wordt getoond, kan
hulpinformatie worden weergegeven door op
de L (Z/Q)-knop te drukken.
Zolang de knop ingedrukt
wordt gehouden, wordt een
beschrijving van de
geselecteerde optie of het
geselecteerde menu
weergegeven. Druk op 1 of 3
om door het scherm te
bladeren.
J-knop
L (Z/Q)-knop
23
s
Eerste stappen
De batterij opladen
De D4 wordt gevoed door een EN-EL18 oplaadbare Li-ionbatterij
(meegeleverd).
Laad voor een maximale opnameduur de batterij
vóór gebruik op in de meegeleverde MH-26 batterijlader.
Het duurt
circa twee uur en twintig minuten om een lege batterij volledig op te
laden.
1 Sluit de lader aan.
Steek de stekker van de lichtnetadapter in
de batterijlader en steek de stekker van
het netsnoer in een stopcontact.
2 Verwijder het afdekkapje.
Verwijder het afdekkapje van de batterij.
3 Verwijder de contactbescherming.
Verwijder de contactbescherming van het
batterijvak van de lader.
A Zie ook
Voor informatie over het gebruik van de MH-26 om twee batterijen op te
laden, zie pagina 441.
Afdekkapje
24
s
4 Laad de batterij op.
Plaats de batterij (polen eerst), waarbij het einde van de batterij
wordt uitgelijnd met de richtlijn en schuif vervolgens de batterij
in de richting die is aangeduid tot de batterij op haar plaats klikt.
De batterijvaklampjes en oplaadlampjes knipperen traag terwijl
de batterij oplaadt:
Het opladen is voltooid wanneer het batterijvaklampje stopt met
knipperen en de oplaadlampjes uitschakelen. Het volledig
opladen van een lege batterij duurt twee uur en twintig minuten;
merk op dat de batterij niet oplaadt bij temperaturen lager dan
0 °C of hoger dan 60 °C.
5 Verwijder de batterij wanneer het opladen is voltooid.
Verwijder de batterij en ontkoppel de lader.
Oplaadstatus Batterijvaklampje
Oplaadlampjes
50% 80% 100%
Minder dan 50% van de
maximumcapaciteit
H (knippert traag)
H (knippert
traag)
I (uit) I (uit)
50–80% van maximumcapaciteit H (knippert traag) K (brandt)
H (knippert
traag)
I (uit)
Meer dan 80% maar minder dan
100% van maximumcapaciteit
H (knippert traag) K (brandt) K (brandt)
H (knippert
traag)
100% van maximumcapaciteit K (brandt) I (uit) I (uit) I (uit)
D Kalibratie
Zie pagina 440 voor meer informatie over kalibreren.
Gids
Batterijvak-
lampjes
Oplaad-
lampjes
(groen)
Contacten
25
s
De batterij plaatsen
1 Zet de camera uit.
2 Verwijder het deksel van het
batterijvak.
Til de ontgrendeling van het batterijvakdeksel
op, draai het naar de open (
A
) positie (
q
) en
verwijder het deksel van het BL-6 batterijvak
(
w
).
3 Bevestig het deksel op de batterij.
Indien de batterij-ontgrendeling zodanig is
geplaatst dat de pijl (4) zichtbaar is,
verschuif dan de batterij-ontgrendeling om
de pijl te bedekken. Plaats de twee
uitstekende delen op de batterij in de
overeenkomstige uitsparingen in het
deksel en verschuif de batterij-
ontgrendeling tot de pijl volledig zichtbaar
is.
D Batterijen plaatsen en
verwijderen
Zet de camera altijd uit voordat u
de batterij plaatst of verwijdert.
D Het deksel van het BL-6 batterijvak
De batterij kan worden opgeladen terwijl de BL-6 is bevestigd. Schuif, om te
voorkomen dat stof zich ophoopt in het batterijvak wanneer de batterij niet
is geplaatst, de batterij-ontgrendeling in de richting die wordt aangeduid
door de pijl (4), verwijder de BL-6 van de batterij en plaats deze terug op de
camera.
Andere batterijdeksels zijn niet geschikt voor deze camera.
26
s
4 Plaats de batterij.
Plaats de batterij, zoals rechts aangeduid.
5 Vergrendel het deksel.
Draai, om te voorkomen dat de
batterij wordt losgewrikt tijdens
het bedienen, de vergrendeling
naar de gesloten positie en
vouw deze naar beneden, zoals
rechts aangeduid.
Zorg ervoor
dat het deksel stevig vastzit.
A De batterij verwijderen
Schakel, voor het verwijderen van de batterij, de
camera uit, til de vergrendeling van het
batterijvakdeksel op en draai het open naar de (A)
positie.
Houd er rekening mee dat de batterij na
gebruik zeer warm kan zijn. Ga daarom voorzichtig
te werk wanneer u de batterij verwijdert.
Plaats,
om kortsluiting te voorkomen, het afdekkapje
terug wanneer de batterij niet in gebruik is.
D EN-EL18 oplaadbare Li-ionbatterijen
De meegeleverde EN-EL18 deelt informatie met compatibele apparaten,
zodat de camera de oplaadstatus van de batterij op zes niveaus kan tonen
(0 40).
De optie Batterij-informatie in het setup-menu toont details over
het opladen van de batterij, de gebruiksduur van de batterij en het aantal
gemaakte foto’s sinds de laatste oplaadsessie van de batterij (0 351). Indien
noodzakelijk kan de batterij opnieuw worden gekalibreerd om er zeker van
te zijn dat nauwkeurige registratie van het batterijniveau wordt voortgezet
(0 440).
27
s
D De batterij en de lader
Lees de waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen op de pagina’s xiii–xv en
408–411 van deze handleiding en volg ze op.
Gebruik de batterij niet bij
omgevingstemperaturen lager dan 0 °C of hoger dan 40 °C; het niet in acht
nemen van deze voorzorgsmaatregel kan de batterij beschadigen of de
prestaties doen verslechteren.
De capaciteit wordt mogelijk verminderd en
de oplaadtijden kunnen toenemen bij batterijtemperaturen van 0 °C tot
15 °C en van 45 °C tot 60 °C.
U mag de ladercontacten niet kortsluiten. Het niet in acht nemen van deze
waarschuwing kan leiden tot oververhitting en schade aan de lader.
Laad
binnenshuis op bij een omgevingstemperatuur van 5–35 °C.
De
batterijcapaciteit kan tijdelijk afnemen als de batterij bij een lage
temperatuur wordt opgeladen of als de batterij wordt gebruikt bij een
temperatuur die lager is dan de temperatuur waarbij de batterij is
opgeladen.
Als de batterij wordt opgeladen bij een temperatuur lager dan
5 °C, kan de gebruiksduuraanduiding van de batterij in de weergave
Batterij-informatie (0 351) een tijdelijke daling tonen.
Direct na gebruik kan de batterij zeer warm zijn. Wacht met opladen totdat
de batterij is afgekoeld.
Gebruik de lader alleen met compatibele batterijen. Haal de stekker uit het
stopcontact wanneer u de lader niet gebruikt.
Een aanmerkelijke daling van de tijd waarin een volledig opgeladen batterij
zijn lading dient te behouden wanneer deze bij kamertemperatuur wordt
gebruikt, duidt aan dat de batterij vervanging vereist.
Koop een nieuwe
EN-EL18 batterij.
28
s
Een objectief bevestigen
Let goed op dat er geen stof in de camera komt wanneer u het
objectief verwijdert.
Het objectief dat in het algemeen in deze
handleiding voor illustratieve doeleinden wordt gebruikt, is een AF-S
NIKKOR 50mm f/1.4G.
1 Zet de camera uit.
2 Verwijder de achterste objectiefdop en de bodydop van
de camera.
Selectieknop voor
scherpstelstand (0 29)
Bevestigingsmarkering
Objectiefdop
Scherpstelring (0 108)
CPU-contacten (0 387)
29
s
3 Bevestig het objectief.
Zorg dat de bevestigingsmarkering op het objectief in lijn staat
met de markering op de camerabody en plaats het objectief in de
bajonetvatting van de camera (q).
Draai het objectief linksom
totdat het op zijn plaats klikt, waarbij u erop let dat u niet op de
objectiefontgrendeling drukt (w).
Als het objectief is voorzien van een
schakelaar voor de A-M- of M/A-M-stand,
selecteer A (autofocus) of M/A (autofocus
met handmatige prioriteit).
D Het objectief verwijderen
Zet de camera uit voordat u een objectief
verwijdert of verwisselt. Als u het objectief wilt
verwijderen, houdt u de objectiefontgrendeling
(q) ingedrukt terwijl u het objectief naar rechts
draait (w). Plaats na het verwijderen van het
objectief de objectiefdoppen en de bodydop
terug op respectievelijk het objectief en de
camera.
D CPU-objectieven met diafragmaringen
Als een CPU-objectief is uitgerust met een diafragmaring (0 387),
vergrendel deze dan op het kleinste diafragma (hoogste f-waarde).
A Beeldveld
Het DX-formaat beeldveld wordt automatisch
geselecteerd wanneer een DX-objectief is
bevestigd (0 85).
Beeldveld
30
s
Basisinstellingen
De taaloptie in het setup-menu wordt automatisch gemarkeerd als de
menu's voor de eerste keer worden weergegeven. Kies een taal en stel
de datum en tijd in.
1 Zet de camera aan.
2 Selecteer Taal (Language) in
het setup-menu.
Druk op G om de
cameramenu’s weer te geven en
selecteer vervolgens Taal
(Language) in het setup-menu.
Zie “Cameramenu’s gebruiken”
(0 20) voor informatie over het
gebruik van menu’s.
3 Selecteer een taal.
Druk op 1 of 3 om de
gewenste taal te markeren
en druk op J.
Hoofdschakelaar
G-knop
J-knop
31
s
4 Selecteer Tijdzone en
datum.
Selecteer Tijdzone en datum en
druk op 2.
5 Stel tijdzone in.
Selecteer Tijdzone en druk op
2.
Druk op 4 of 2 om de lokale
tijdzone te markeren (het veld
UTC geeft het verschil in uren
aan tussen de geselecteerde
tijdzone en de Coordinated
Universal Time of UTC) en druk
op J.
6 Schakel zomertijd in of uit.
Selecteer Zomertijd en druk op
2.
De zomertijd is standaard
uitgeschakeld. Als de zomertijd
van kracht is in de lokale
tijdzone, druk op 1 om Aan te
markeren en druk op J.
7 Stel de datum en tijd in.
Selecteer Datum en tijd en druk
op 2.
Druk op 4 of 2 om een
item te selecteren, 1 of 3 om te
wijzigen. Druk op J wanneer de
klok op de huidige datum en tijd
is ingesteld.
32
s
8 Stel datumnotatie in.
Selecteer Datumnotatie en druk
op 2.
Druk op 1 of 3 om de
volgorde te kiezen waarin het
jaar, de maand en de dag
worden weergegeven en druk
op J.
9 Terug naar opnamestand.
Druk de ontspanknop half in om terug te
keren naar de opnamestand.
A De klokbatterij
De cameraklok wordt gevoed door een afzonderlijke, niet-oplaadbare
CR1616 lithiumbatterij met een levensduur van circa twee jaar.
Wanneer
deze batterij bijna leeg is, wordt een pictogram B in het bovenste
bedieningspaneel weergegeven terwijl de stand-by-timer aan is.
Zie pagina
406 voor informatie over het vervangen van de klokbatterij.
A De cameraklok
De cameraklok is minder nauwkeurig dan de meeste horloges en gewone
klokken.
Controleer daarom regelmatig of de klok de juiste tijd aangeeft en
pas de tijd zo nodig aan.
A GPS-apparaten (0 231)
Als er een GPS-apparaat (0 394) is aangesloten, wordt de cameraklok op de
tijd en datum van het GPS-apparaat (0 234) ingesteld.
33
s
Een geheugenkaart plaatsen
Foto’s worden op geheugenkaarten opgeslagen (los verkrijgbaar;
0 442).
De camera is voorzien van twee kaartsleuven, één voor XQD-
kaarten en de ander voor Type-I CompactFlash-kaarten.
Type-II
kaarten en microdrives kunnen niet worden gebruikt.
1 Zet de camera uit.
2 Open het deksel van de kaartsleuf.
Open het klepje dat de ontgrendelingsknop
van het kaartsleufdeksel beschermt (q) en
druk op de ontgrendelingsknop (w) om de
kaartsleuf te openen (e).
D Geheugenkaarten plaatsen en verwijderen
Zet de camera altijd uit voordat u een geheugenkaart plaatst of
verwijdert.
Hoofdschakelaar
34
s
3 Plaats de geheugenkaart.
XQD-geheugenkaarten: Houd de kaart vast met
het etiket aan de achterzijde naar de
monitor gericht en schuif de kaart in de
XQD-kaartsleuf tot deze op zijn plaats klikt.
Het groene toegangslampje brandt kort.
CompactFlash-geheugenkaarten: Plaats de kaart
in de CompactFlash-kaartsleuf met het
etiket aan de achterzijde naar de monitor
(q) gericht. Wanneer de geheugenkaart in
zijn geheel is geplaatst, verschijnt de eject-
knop (w) en brandt het groene
toegangslampje kort.
4 Sluit het deksel van de kaartsleuf.
Als dit de eerste keer is dat de
geheugenkaart wordt gebruikt in de
camera na te zijn gebruikt of geformatteerd
in een ander apparaat, moet u de kaart
formatteren zoals beschreven op pagina 36.
D Geheugenkaarten plaatsen
Plaats eerst de contacten van de geheugenkaart na bevestiging dat u
de kaart in de juiste sleuf hebt geplaatst.
De kaart in de onjuiste sleuf
plaatsen of de kaart ondersteboven of achterstevoren plaatsen kan de
camera of de kaart beschadigen.
Controleer of de kaart in de juiste
richting is geplaatst.
XQD-kaart CompactFlash-kaart
Toegangslampje
Eject-knop
Plaatsingsrichting
voor
kaartsleuf
links (XQD)
Etiket achterzijde
4
GB
Plaatsingsrich-
ting voor
(Compact-
Flash)
kaartsleuf
rechts
Etiket achterzijde
35
s
A Geheugenkaartpictogrammen
De geheugenkaarten die momenteel in de camera
zijn geplaatst worden aangeduid zoals afgebeeld
(het voorbeeld rechts toont de pictogrammen die
worden weergegeven wanneer zowel een XQD-
als een CompactFlash-kaart is geplaatst).
Als de
geheugenkaart vol is of als zich een fout voordoet,
gaat het pictogram voor de betreffende kaart
knipperen (0 426).
Bovenste
bedieningspaneel
A Twee geheugenkaarten gebruiken
Zie pagina 95 voor informatie over het kiezen van de functies voor elke
kaart wanneer er twee kaarten in de camera zijn geplaatst.
A Geheugenkaarten verwijderen
Controleer of het toegangslampje niet brandt, schakel de camera uit en
open het deksel van de geheugenkaartsleuf.
XQD-geheugenkaarten: Druk op de kaart om deze uit te
werpen (q).
De geheugenkaart kan vervolgens
met de hand worden verwijderd.
CompactFlash-geheugenkaarten: Druk op de eject-knop
(q) om de kaart gedeeltelijk uit te werpen (w).
De
geheugenkaart kan vervolgens met de hand
worden verwijderd.
Druk niet op de
geheugenkaart terwijl ook op de eject-knop wordt
gedrukt. Het niet in acht nemen van deze
voorzorgsmaatregel kan de camera of
geheugenkaart beschadigen.
36
s
De geheugenkaart formatteren
Geheugenkaarten moeten worden geformatteerd voor het eerste
gebruik of nadat ze in andere apparaten zijn gebruikt of
geformatteerd.
1 Zet de camera aan.
2 Druk op de knoppen I
(Q) en O (Q).
Houd de knoppen I (Q) en
O (Q) gelijktijdig ingedrukt
totdat een knipperende C
verschijnt in de weergaven van
de sluitertijd in het bovenste
bedieningspaneel en de
zoeker.
Als er twee
geheugenkaarten zijn
geplaatst, wordt de te
formatteren kaart aangeduid
met een knipperend pictogram.
Standaard wordt de eerste
kaartsleuf (0 95) geselecteerd;
u kunt de tweede sleuf selecteren door aan de hoofdinstelschijf
te draaien.
Om af te sluiten zonder de geheugenkaart te
formatteren, dient u te wachten totdat C stopt met
knipperen (circa zes seconden) of druk op een willekeurige
knop, behalve de knoppen I (Q) en O (Q).
D Geheugenkaarten formatteren
Als u een geheugenkaart formatteert, worden alle gegevens erop voorgoed
gewist.
Kopieer foto’s en andere gegevens die u wilt bewaren daarom naar
een computer alvorens verder te gaan (0 263).
O (Q)-knop I (Q)-knop
37
s
3 Druk nogmaals op de knoppen I (Q) en O (Q).
Druk op knoppen I (Q) en O (Q) voor de tweede keer
tegelijkertijd in zolang als C knippert om de geheugenkaart te
formatteren.
Tijdens het formatteren mag zowel de geheugenkaart
als de voedingsbron niet worden verwijderd.
Zodra het formatteren is voltooid, toont
het bovenste bedieningspaneel het
aantal foto's dat kan worden vastgelegd
met de huidige instellingen en tonen de
weergaven van de beeldteller B.
D Geheugenkaarten
Geheugenkaarten kunnen na gebruik zeer warm zijn.
Ga daarom
voorzichtig te werk wanneer u een geheugenkaart uit de camera
verwijdert.
Zet de camera uit voordat u een geheugenkaart plaatst of verwijdert.
Verwijder de geheugenkaart of batterij niet uit de camera, zet de camera
niet uit en koppel de lichtnetadapter niet los terwijl de geheugenkaart
wordt geformatteerd of terwijl informatie wordt opgeslagen, verwijderd
of gekopieerd naar een computer.
Het niet in acht nemen van deze
voorzorgsmaatregel kan leiden tot gegevensverlies of beschadiging van
de camera of de kaart.
Raak de contacten van de kaart niet aan met uw vingers of metalen
voorwerpen.
U mag de kaart niet buigen, laten vallen of blootstellen aan hevige
schokken.
Oefen geen druk uit op de kaart.
Het niet in acht nemen van deze
waarschuwing kan de kaart beschadigen.
Niet blootstellen aan water, hoge vochtigheid of direct zonlicht.
Formatteer geheugenkaarten niet in een computer.
A Geen geheugenkaart
Indien er geen geheugenkaart is geplaatst,
wordt op het bovenste bedieningspaneel en in
de zoeker S getoond.
Als de camera met
een opgeladen EN-EL18 batterij wordt
uitgeschakeld en er is geen geheugenkaart
geplaatst, wordt S in het bovenste
bedieningspaneel weergegeven.
A Zie ook
Zie pagina 345 voor informatie over het formatteren van geheugenkaarten
met behulp van de optie Geheugenkaart formatteren in het setup-menu.
38
s
Zoekerbeeldscherpte aanpassen
De camera is uitgerust met een dioptrieregelaar, waarmee de camera
aan het gezichtsvermogen van de gebruiker kan worden aangepast.
Controleer voorafgaand aan de opname of de weergave in de zoeker
scherp is.
1 Zet de camera aan.
Verwijder de objectiefdop en zet de camera aan.
2 Til de dioptrieregelaar op (q).
3 Stel de zoeker scherp.
Draai aan de dioptrieregelaar (w) totdat
de zoekerweergave, scherpstelpunten en
scherpstelhaakjes voor AF-veld zijn
scherpgesteld.
Wanneer u de dioptrie-
instelling gebruikt met het oog tegen de
zoeker, dient u op te passen dat u niet per
ongeluk uw vingers of uw vingernagels in
uw oog steekt.
Scherpstelhaakjes
AF-veld
Scherpstelpunt
39
s
4 Plaats de dioptrieregelaar terug.
Duw de dioptrieregelaar terug naar
binnen (e).
A Zoekerbeeldscherpte aanpassen
Indien u de zoeker niet kunt scherp stellen zoals hierboven beschreven,
selecteer enkelvoudige servo-autofocus (AF-S; 0 97), enkelpunts-AF (0 100)
en het middelste scherpstelpunt (0 103) en kadreer vervolgens een
onderwerp met hoog contrast in het middelste scherpstelpunt en druk de
ontspanknop half in om de camera scherp te stellen.
Terwijl de camera is
scherpgesteld, gebruik de dioptrieregelaar om het onderwerp duidelijk
scherp te stellen in de zoeker.
Wanneer nodig, kan de zoekerbeeldscherpte
met gebruik van optionele correctielensjes verder worden aangepast
(0 392).
A Zoekerobjectieven met dioptrieregelaar
Correctielensjes (los verkrijgbaar; 0 392) kunnen
worden gebruikt om de dioptrie-instelling van de
zoeker aan te passen. Verwijder, alvorens een
zoekerobjectief met dioptrieregelaar te
bevestigen, de DK-17 zoekeroculair door de
zoekersluiter te sluiten om de
zoekervergrendeling (q) vrij te geven en het
oculair los te schroeven, zoals rechts
weergegeven (w).
40
s
Basisstappen voor het maken en
weergeven van foto’s
De camera aanzetten
Zet de camera aan alvorens foto’s te maken en controleer het
batterijniveau en het aantal resterende opnamen zoals hieronder
beschreven.
1 Zet de camera aan.
Zet de camera aan.
De
bedieningspanelen schakelen in
en de weergave in de zoeker gaat
branden.
2 Controleer het batterijniveau.
Controleer het batterijniveau in het
bovenste bedieningspaneel of de zoeker.
Pictogram
*
BeschrijvingBedieningspaneel Zoeker
L Batterij volledig opgeladen.
K
Batterij gedeeltelijk ontladen.J
I
H d
Batterij bijna leeg.
Laad de batterij op of
maak een reservebatterij gereed.
H
(knippert)
d
(knippert)
Ontspanknop uitgeschakeld.
Laad de
batterij op of vervang de batterij.
* Er wordt geen pictogram weergegeven wanneer de camera door een
optionele EP-6 stroomaansluiting en EH-6b lichtnetadapter wordt gevoed.
Hoofdschakelaar
41
s
3 Controleer het aantal resterende opnamen.
Het bovenste bedieningspaneel toont
het aantal foto's dat kan worden
gemaakt met de huidige instellingen
(waarden boven 1.000 worden naar
beneden afgerond naar het
dichtstbijzijnde honderdtal, d.w.z.
waarden tussen 2.900 en 2.999 worden
aangeduid als 2,9 K).
Als er twee
geheugenkaarten zijn geplaatst, tonen
de schermen de beschikbare ruimte op
de kaart in de eerste sleuf (0 95).
Wanneer dit aantal op nul komt,
knippert A in de weergaven van de
opnameteller, terwijl de weergaven van
de sluitertijd een knipperende n of
j tonen en knippert het pictogram
voor de betreffende kaart.
Plaats een andere geheugenkaart of
verwijder een aantal foto’s.
42
s
De camera gereedmaken
Wanneer u foto’s in de zoeker kadreert, houdt
u de handgreep in uw rechterhand en
ondersteunt u de camerabody of het objectief
met uw linkerhand.
Houd ter ondersteuning
uw ellebogen lichtjes tegen uw lichaam
gedrukt en plaats één voet een halve pas naar
voren om uw bovenlichaam stabiel te houden.
Wanneer u foto’s in de portretstand (staand)
kadreert, houdt u de camera vast zoals
onderaan de drie afbeeldingen rechts wordt
weergegeven.
D Foto's kadreren in portretstand (staand)
De camera is uitgerust met besturingen
voor gebruik in portretstand (staand),
inclusief een verticale ontspanknop, Fn-
en B-knoppen, hoofd- en secundaire
instelschijven en een multi-selector
(0 104, 338).
Draai de vergrendeling
van de ontspanknop voor verticale
opname naar L om te voorkomen dat
deze regelaars per ongeluk worden
bediend wanneer de camera zich in de
landschapstand (liggend) bevindt.
Vergrendeling ontspanknop
voor verticale opname
43
s
Richten-en-schieten
1 Druk de ontspanknop
half in (0 44).
Bij de
standaardinstellingen
stelt de camera scherp op
het onderwerp in het
middelste scherpstelpunt.
Kadreer een foto in de
zoeker met het
hoofdonderwerp in het
middelste scherpstelpunt
geplaatst en druk de ontspanknop half in.
2 Controleer de aanduidingen in de zoeker.
Wanneer de scherpstelbewerking is voltooid, verschijnt de
scherpstelaanduiding (I) in de zoeker.
Zolang als de ontspanknop half wordt ingedrukt,
wordt de scherpstelling vergrendeld en wordt het
aantal opnamen dat kan worden opgeslagen in het
buffergeheugen (“t”; 0 113) in de zoekerweergave
getoond.
Voor informatie over wat te doen als de camera niet kan scherp
stellen met autofocus, zie “Goede resultaten met autofocus
verkrijgen” (0 107).
Zoekerweergave Beschrijving
I Onderwerp is scherp.
2
Het scherpstelpunt bevindt zich tussen camera
en onderwerp.
4
Het scherpstelpunt bevindt zich achter het
onderwerp.
2 4
(knippert)
Camera kan niet scherpstellen op onderwerp in
scherpstelpunt met autofocus.
Scherpstelaanduiding
Buffercapaciteit
Scherpstelpunt
44
s
3 Maak de foto.
Druk de ontspanknop helemaal
in om de sluiter te ontspannen
en de foto te maken.
Terwijl de
foto op de geheugenkaart wordt
opgeslagen, brandt het
toegangslampje. U mag de
geheugenkaart niet uitnemen en de voedingsbron niet verwijderen
of loskoppelen voordat het toegangslampje uit is en de opname
klaar is.
A De ontspanknop
De camera heeft een tweetraps ontspanknop.
De camera stelt scherp
wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Als u de foto wilt maken,
drukt u de ontspanknop helemaal in.
Toegangslampje
Scherpstelling Maak foto
45
s
A De stand-by-timer
De sluitertijd- en diafragmaweergaven in het bovenste bedieningspaneel
en de zoeker schakelen uit als er gedurende zes seconden geen
handelingen worden uitgevoerd, waardoor de gebruiksduur van de batterij
wordt verlengd.
Druk de ontspanknop half in om de weergaven in de
zoeker opnieuw te activeren (0 44).
De tijdsduur van de stand-by-timer kan worden aangepast met behulp van
persoonlijke instelling c2 (Stand-by-timer, 0 316).
A De multi-selector
De multi-selector kan worden gebruikt om het
scherpstelpunt te selecteren terwijl de
belichtingmeters ingeschakeld zijn (0 103).
A Weergave camera uit
Als de camera wordt uitgeschakeld met een
batterij en geheugenkaart in de camera, wordt het
pictogram van de geheugenkaart, de beeldteller
en het aantal resterende opnamen weergegeven
(bepaalde geheugenkaarten kunnen in
uitzonderlijke gevallen deze informatie alleen
weergeven als de camera ingeschakeld is).
Belichtingsmeters
aan
Belichtingsmeters uit
Belichtingsmeters aan
Multi-selector
Bovenste
bedieningspaneel
46
s
Foto’s bekijken
1 Druk op de K-knop.
Er wordt een foto op de
monitor weergegeven. De
geheugenkaart met de
huidig weergegeven foto
wordt door een pictogram
aangeduid.
2 Bekijk andere foto’s.
Andere foto’s kunnen worden
weergegeven door op 4 of 2 te
drukken. Druk op 1 en 3 om
extra informatie over de
geselecteerde foto weer te
geven (0 238).
Als u de weergave wilt beëindigen en wilt terugkeren naar de
opnamestand, drukt u de ontspanknop half in.
A Controlebeeld
Wanneer Aan is geselecteerd voor Controlebeeld in het weergavemenu
(0 289), worden foto's automatisch weergegeven in de monitor na
opname.
A Zie ook
Zie pagina 236 voor informatie over het kiezen van een
geheugenkaartsleuf.
K-knop
0, 0
1
/
125
F5
.
6
100 50
mm
100NC_D4
D
S
C
_
0001
.
JP
G
15
/
04
/
2011 10
:
02
:
27
N
I
KO
N
D4
1
/
12
N
N
OR
OR
M
AL
AL
4928x3280
47
s
Ongewenste foto’s wissen
Ongewenste foto’s kunnen worden verwijderd door op de O (Q)-
knop te drukken.
Houd er rekening mee dat eenmaal gewiste foto’s
niet meer kunnen worden hersteld.
1 Geef de foto weer.
Geef de foto weer die u wilt wissen, zoals
wordt beschreven in “Foto’s bekijken” op
de vorige pagina.
De locatie van de
huidige afbeelding wordt met een
pictogram in de linkerhoek onderaan het
scherm weergegeven.
2 Wis de foto.
Druk op de O (Q)-knop.
Een bevestigingsscherm
wordt weergegeven;
markeer Geselecteerd
beeld en druk nogmaals op
O (Q) om het beeld te
wissen en keer terug naar weergave (voor informatie over de
optie Alle beelden, zie pagina 251). Druk op K om af te sluiten
zonder de foto te wissen.
A Wissen
Gebruik de optie Wissen in het weergavemenu (0 253) om meerdere
afbeeldingen te wissen of om de geheugenkaart te selecteren waarop de
afbeeldingen worden gewist.
O (Q)-knop
48
s
x
49
x
Livebeeldfotografie
Voer de onderstaande stappen uit om foto’s in livebeeld te maken.
1 Draai de selectieknop voor livebeeld
naar C (livebeeldfotografie).
2 Druk op de a-knop.
De spiegel wordt opgeklapt en het beeld
dat zichtbaar is door het objectief wordt
weergegeven in de cameramonitor. Het
onderwerp is niet langer zichtbaar in de
zoeker.
3 Selecteer het scherpstelpunt.
Plaats het scherpstelpunt op uw onderwerp, zoals beschreven op
pagina 53.
Selectieknop voor
livebeeld
a-knop
50
x
4 Stel scherp.
Druk de ontspanknop half in of
druk op de B-knop om scherp
te stellen.
Het scherpstelpunt knippert groen zolang
als de camera scherpstelt. Als de camera
kan scherp stellen, wordt het
scherpstelpunt groen weergegeven. Als de
camera niet kan scherp stellen, knippert het
scherpstelpunt rood (merk op dat er ook
foto’s kunnen worden gemaakt wanneer
het scherpstelpunt rood knippert.
Controleer voor het opnemen eerst de
scherpstelling in de monitor). Belichting kan worden vergrendeld
door op de centrale knop van de secundaire selector (0 135) te
drukken; scherpstelling blijft vergrendeld zo lang als de
ontspanknop half wordt ingedrukt.
A Belichtingsvoorbeeld
Tijdens livebeeldfotografie kunt u op J
drukken om de resultaten van sluitertijd,
diafragma en ISO-gevoeligheid op belichting
vooraf te bekijken. Belichting kan met ±5 LW
(0 137) worden aangepast, ofschoon alleen
waarden tussen –3 en +3 LW worden
weergegeven in de voorbeeldweergave. Merk
op dat de uiteindelijke resultaten van het
voorbeeld mogelijk niet nauwkeurig zijn bij het gebruik van flitslicht,
Actieve D-Lighting (0 184), High Dynamic Range (HDR; 0 186) of als
bracketing actief is, A (auto) is geselecteerd voor de Picture Control
Contrast parameter (0 176) of p is geselecteerd voor sluitertijd.
Als het onderwerp zeer helder of zeer donker is, flitsen de
belichtingsaanduidingen om te waarschuwen dat het voorbeeld de
belichting mogelijk niet nauwkeurig weergeeft. Belichtingsvoorbeeld
is niet beschikbaar wanneer A is geselecteerd voor sluitertijd.
B-knop
Centrale knop van
secundaire selector
51
x
5 Maak de foto.
Druk de ontspanknop helemaal in om de
foto te maken. De monitor wordt
uitgeschakeld.
6 Sluit de stand voor livebeeld af.
Druk op de a-knop om de stand voor
livebeeld af te sluiten.
D Autofocus in livebeeld gebruiken
Gebruik een AF-S-objectief. De gewenste resultaten worden mogelijk
niet verkregen met andere objectieven of teleconverters. Merk op dat
in livebeeld autofocus trager is en de monitor helderder of donkerder
kan worden tijdens het scherpstellen van de camera. Merk op dat het
scherpstelpunt soms groen wordt weergegeven wanneer de camera
niet kan scherpstellen. In de volgende situaties kan de camera mogelijk
niet scherpstellen:
Het onderwerp bevat lijnen die parallel lopen met de lange zijde van
het beeld
Het onderwerp heeft te weinig contrast
Het onderwerp in het scherpstelpunt bevat gebieden met sterk
verschillende helderheid of het onderwerp bevat spotverlichting of
neonreclame of een andere lichtbron met een wisselende helderheid
Bij tl-verlichting, kwikdamplampen, natriumdamplampen of
vergelijkbare verlichting verschijnen er flikkeringen of banden
Er wordt een (ster-) filter of een ander speciaal filter gebruikt
Het onderwerp is kleiner dan het scherpstelpunt
Het onderwerp bestaat grotendeels uit regelmatige geometrische
patronen (zoals lamellen of een rij ramen van een wolkenkrabber)
Het onderwerp beweegt
52
x
In livebeeld scherpstellen
Draai de selectieknop voor de
scherpstelstand naar AF om scherp te
stellen met autofocus en voer de
onderstaande stappen uit om
autofocus en AF-veldstanden te
selecteren. Voor informatie over
handmatig scherpstellen, zie
pagina 59.
❚❚ Een scherpstelstand kiezen
De volgende autofocusstanden zijn beschikbaar in livebeeld:
Om een autofocusstand te kiezen, drukt u op de AF-standknop en
draait u aan de hoofdinstelschijf totdat de gewenste stand in de
monitor wordt weergegeven.
Stand Beschrijving
AF-S
Enkelvoudige servo-autofocus: voor stilstaande onderwerpen. De
scherpstelling vergrendelt wanneer de ontspanknop half wordt
ingedrukt.
AF-F
Fulltime servo-autofocus: voor bewegende onderwerpen. Camera stelt
voortdurend scherp totdat de ontspanknop wordt ingedrukt. De
scherpstelling vergrendelt wanneer de ontspanknop half wordt
ingedrukt.
AF-
standknop
Hoofdinstelschijf Monitor
Selectieknop voor
scherpstelstand
53
x
❚❚ Een AF-veldstand selecteren
De volgende AF-veldstanden kunnen worden geselecteerd in
livebeeld:
Stand Beschrijving
!
Gezichtprioriteit-AF: gebruik deze optie voor portretten. De camera
detecteert en stelt automatisch scherp op portretonderwerpen; het
geselecteerde onderwerp wordt aangeduid door een dubbele gele
rand (wanneer de camera meerdere gezichten – maximum 35 -
detecteert, stelt de camera scherp op het dichtstbijzijnde onderwerp;
gebruik de multi-selector om een ander onderwerp te selecteren). Als
de camera het onderwerp niet langer kan detecteren (omdat
bijvoorbeeld het onderwerp zijn/haar gezicht heeft afgewend van de
camera), wordt de rand niet langer weergegeven.
5
Breedveld-AF: gebruik deze optie voor uit de hand genomen foto’s van
landschappen en andere onderwerpen die niet als portretten worden
beschouwd. Gebruik de multi-selector om het scherpstelpunt op een
willekeurige plek in het beeld te plaatsen, of druk op de centrale knop
van de multi-selector om het scherpstelpunt in het midden van het
beeld te plaatsen.
6
Normaal veld-AF: gebruik deze optie om nauwkeurig scherp te stellen op
een geselecteerd punt in het beeld. Gebruik de multi-selector om het
scherpstelpunt op een willekeurige plek in het beeld te plaatsen, of
druk op de centrale knop van de multi-selector om het scherpstelpunt
in het midden van het beeld te plaatsen. Gebruik van een statief wordt
aanbevolen.
&
AF met meevolgende scherpst.: plaats het scherpstelpunt op uw onderwerp
en druk op de centrale knop van de multi-selector. Het scherpstelpunt
volgt het geselecteerde onderwerp terwijl deze door het beeld
beweegt. Druk nogmaals op de centrale knop van de multi-selector
om het volgen te beëindigen.
D Onderwerp volgen
De camera is mogelijk niet in staat onderwerpen te volgen als deze snel
bewegen, het beeld verlaten of worden belemmerd door andere objecten,
zichtbaar veranderen in grootte, kleur of helderheid, of te klein, te groot, te
helder, te donker zijn of over dezelfde kleur beschikken als de achtergrond.
54
x
Om een AF-veldstand te kiezen, druk op de AF-standknop en draai
aan de secundaire instelschijf totdat de gewenste stand in de monitor
wordt weergegeven.
AF-
standknop
Secundaire
instelschijf
Monitor
55
x
Het livebeeldscherm: livebeeldfotografie
Item Beschrijving 0
q
Resterende tijd
De resterende tijd voordat livebeeld
automatisch stopt. Wordt weergegeven als de
opname in 30 seconden of minder wordt
beëindigd.
61,
67
w
Monitorkleuraanduiding
Wordt weergegeven wanneer de monitorkleur
verschilt van de kleur die wordt geproduceerd
door de huidige witbalansinstelling.
56
e
Autofocusstand De huidige autofocusstand. 52
r
AF-veldstand De huidige AF-veldstand. 53
t
Scherpstelpunt
Het huidige scherpstelpunt. De weergave
wisselt met de optie die werd geselecteerd
voor de AF-veldstand.
49
y
Monitorhelderheidsaan-
duiding
Een aanduiding voor de monitorhelderheid. 57
u
Gids
Een gids voor de beschikbare opties tijdens
livebeeldfotografie.
56,
57
t
y
u
w
q
r
e
56
x
❚❚ Moniteurkleur aanpassen
Als de flitsverlichting wordt gebruikt met Flitslicht of Handmatige
voorinstelling witbalans (0 153), kunnen de kleuren in de monitor
verschillen van de kleuren in de definitieve foto.
De monitorkleur kan
worden aangepast om de effecten van omgevingslicht te
verminderen op de weergave in de monitor tijdens
livebeeldfotografie, bijvoorbeeld bij het gebruik van een flitser.
1 Markeer de
monitorkleuraanduiding.
Houd W ingedrukt en druk op 4 of 2
om de monitorkleuraanduiding aan de
linkerzijde van de weergave te
markeren.
2 Pas de monitorkleur aan.
Houd de W-knop ingedrukt en
draai aan de hoofdinstelschijf om
de monitorkleur aan te passen
(selecteer -- om de kleur van de
definitieve foto vooraf in de
monitor te bekijken; als er een andere optie is geselecteerd
wanneer Stil is gekozen voor Livebeeldfotografie in het
opnamemenu (0 60),verschilt de kleur in de monitor tijdens
livebeeldfotografie van de kleur in het definitieve beeld).
De
monitorkleur wordt gereset wanneer de camera wordt
uitgeschakeld.
W-knop
57
x
❚❚ De monitorhelderheid aanpassen
De monitorhelderheid kan volgens de onderstaande beschrijving
worden aangepast. Merk op dat aanpassing van de helderheid niet
beschikbaar is tijdens belichtingsvoorbeeld.
1 Markeer de
monitorhelderheidsaanduiding.
Houd W ingedrukt en druk op 4 of 2
om de monitorhelderheidsaanduiding
aan de rechterzijde van de weergave te
markeren.
2 Pas de monitorhelderheid aan.
Houd de W-knop ingedrukt en druk op
1 of 3 om de monitorhelderheid aan te
passen (merk op dat de monitorhelderheid geen invloed heeft op
foto’s die met de camera worden gemaakt).
Als A (automatisch)
wordt geselecteerd en de monitor is ingeschakeld, past de
camera automatisch de helderheid en kleur aan in reactie op de
omgevingslichtomstandigheden zoals gemeten door de
omgevingslichtsensor (0 6).
A Moniteurkleur oproepen
Houd de U-knop ingedrukt terwijl a wordt ingedrukt om de recentst
geselecteerde kleur te herstellen bij het starten van livebeeld.
A Een Picture Control kiezen
Door op L (Z/Q) te
drukken tijdens livebeeld
wordt een lijst met Picture
Controls weergegeven.
Markeer de gewenste Picture
Control en druk op 2 om de
instellingen voor Picture
Control (0 173) aan te
passen.
L (Z/Q)-knop
W-knop
58
x
Het informatiescherm: livebeeldfotografie
Druk op de R-knop om aanduidingen in de monitor te verbergen of
weer te geven tijdens livebeeldfotografie.
Virtuele horizon
(0 358) Informatie aan Informatie uit
Histogram
(alleen
belichtings-
voorbeeld;
0 50)
Hulpsjablonen
59
x
Handmatige scherpstelling
Draai aan de scherpstelring totdat het
onderwerp scherp is om scherp te stellen in
handmatige scherpstelstand (0 108).
Druk op de X-knop om het beeld in de monitor
maximaal 15 × te vergroten voor nauwkeurige
scherpstelling. Terwijl het beeld wordt
ingezoomd dat door het objectief te zien is,
wordt rechtsonder in een grijs frame op de
monitor een navigatievenster weergegeven.
Gebruik de multi-selector om naar delen van
het beeld te gaan die niet op de monitor te
zien zijn (alleen beschikbaar wanneer
breedveld-AF of normaal veld-AF is
geselecteerd voor AF-veldstand), of druk op
W om uit te zoomen.
A Objectieven zonder CPU
Zorg ervoor dat bij het gebruik van objectieven zonder CPU de
brandpuntsafstand en maximaal diafragma worden ingevoerd met behulp
van de optie Objectief zonder CPU in het setup-menu (0 228).
Objectieven zonder CPU kunnen alleen worden gebruikt in de
belichtingsstanden g en h (0 125); het diafragma kan worden aangepast
met de diafragmaring van het objectief.
A Belichting
Afhankelijk van het onderwerp kan de belichting verschillen van de
belichting die zou zijn verkregen wanneer livebeeld niet wordt gebruikt.
Lichtmeting in livebeeld wordt aangepast voor livebeeldweergave en er
worden foto's geproduceerd waarvan de belichting sterk overeenkomt met
wat er zichtbaar is in de monitor.
X-knop
Navigatievenster
60
x
Opties voor livebeeldontspanknop
De volgende opties kunnen worden weergegeven door op G te
drukken en Livebeeldfotografie in het opnamemenu te selecteren:
Stand Beschrijving
M
Stil
Behalve wanneer een optionele flitser wordt gebruikt, blijft
de spiegel opgeklapt tijdens livebeeldfotografie, waardoor
ruis tijdens fotograferen afneemt. De ruis van de sluiter is
nog steeds hoorbaar.
L
Geluidloos
Om nog minder geluid te maken dan in de stand
Stil
blijft de
spiegel opgeklapt en blijft de sluiter open tijdens
livebeeldfotografie;
L
wordt in de monitor weergegeven.
Terwijl de ontspanknop wordt ingedrukt, gebruikt de camera
maximaal vijf seconden voor JPEG-foto's bij circa 12 bps in
continu lage snelheid ontspanstand of bij circa 24 bps in
continu hoge snelheid ontspanstand; de resterende tijd
wordt in de beeldtellerweergave getoond.
In andere
ontspanstanden wordt er één foto gemaakt telkens wanneer
de ontspanknop wordt ingedrukt.
Behalve in de
belichtingsstand wordt ISO-gevoeligheid automatisch
ingesteld
h
, wanneer u kiest uit waarden tussen ISO 200 en Hi
4 (
0 117
). De belichting kan vooraf in de monitor worden
bekeken (
0 50
); druk op
J
om een aanduiding te bekijken of
verbergen (
0 130
) die het verschil toont tussen de
geselecteerde camera en de door u geselecteerde waarde.
A Stand geluidloos
In de geluidloze stand zal de flitser niet flitsen, schakelen Actieve
D-Lighting (0 184), HDR (0 186), vignetteringscorrectie (0 300),
vertekeningscorrectie (0 301), meervoudige belichting (0 210) en hoge
ISO (0 302) uit en wordt de beeldkwaliteit ingesteld op JPEG Fijn.
De
beeldkwaliteit wordt uitsluitend bepaald door de optie die is geselecteerd
voor Beeldveld en heeft geen invloed op de optie die is geselecteerd voor
Beeldformaat:
FX (36 × 24) 1.0×: 1.920 × 1.280
1,2× (30 × 20) 1.2×: 1.600 × 1.064
DX (24 × 16) 1.5×: 1.280 × 848
5 : 4 (30 × 24): 1.600 × 1.280
61
x
Belichtingsvoorbeeld is niet beschikbaar, maxtrixmeting wordt automatisch
geselecteerd en de volgende instellingen kunnen worden aangepast.
Diafragma Sluitertijd ISO-gevoeligheid
e, f ———
g ——
h ✔✔✔
Merk op dat de stand geluidloos niet volkomen geluidloos is: de sluiter is
hoorbaar en de spiegel wordt op- en ingeklapt bij de start en aan het einde
van livebeeldfotografie.
D De tellerweergave
Dertig seconden voordat livebeeld automatisch eindigt wordt een teller
weergegeven (0 55; de timer wordt rood als livebeeld op het punt staat te
eindigen om de interne schakelingen te beschermen of als er een andere
optie dan Geen limiet is geselecteerd voor persoonlijke instelling c4—
Monitor uit; 0 317—5 seconden voordat de monitor automatisch wordt
uitgeschakeld). Afhankelijk van de opnameomstandigheden wordt de timer
mogelijk onmiddellijk weergegeven wanneer livebeeld wordt geselecteerd.
Merk op dat ondanks het niet verschijnen van de teller tijdens het afspelen,
livebeeld alsnog automatisch zal eindigen wanneer de timer afloopt.
A HDMI
Als de camera is aangesloten op een HDMI-
videoapparaat tijdens livebeeldfotografie,
blijft de cameramonitor ingeschakeld en
wordt het beeld dat door het objectief te
zien is op het videoapparaat weergegeven
(zie rechts). Druk op de R-knop om de
histogramweergave tijdens
belichtingsvoorbeeld (0 50) in- of uit te schakelen.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling f1 (Centrale knop multi-selector, 0 327) en f16
(Filmopnameknop toewijzen, 0 339) voor informatie over de te kiezen
functie voor de centrale knop van de multi-selector en voor de
filmopnameknop en instelschijven.
62
x
D Opnemen in de stand voor livebeeld
Sluit de oculairsluiter van de zoeker (0 114) om te voorkomen dat licht dat
via de zoeker binnenvalt van invloed is op de belichting.
Hoewel ze niet op de definitieve foto verschijnen, tenzij Geluidloos is
geselecteerd voor Livebeeldfotografie (0 60), kunnen gekartelde randen,
valse kleuren, moiré en heldere vlekken in de monitor verschijnen, terwijl in
bepaalde velden met knipperende tekens en andere met tussenpozen
verschijnende lichtbronnen heldere banden kunnen verschijnen of als het
onderwerp kort door een strobe of andere heldere, kortstondige lichtbron
wordt verlicht.
Bovendien kan vertekening voorkomen als de camera
horizontaal wordt gepand of een onderwerp met hoge snelheid door het
beeld beweegt. Flikkeringen en banden die zichtbaar zijn in de monitor
onder tl-licht, kwikdamplampen of natriumdamplampen kunnen worden
verminderd met behulp van Flikkerreductie (0 348), ondanks dat ze in de
definitieve foto nog steeds zichtbaar kunnen zijn bij bepaalde sluitertijden.
Richt de camera niet naar de zon of andere sterke lichtbronnen tijdens het
opnemen in de stand voor livebeeld.
Het niet in acht nemen van deze
voorzorgsmaatregel kan schade aan de interne schakelingen van de camera
tot gevolg hebben.
Livebeeld eindigt automatisch wanneer het objectief wordt verwijderd, de
livebeeldselector naar een nieuwe instelling wordt gedraaid of de G-
knop wordt ingedrukt.
Livebeeld wordt mogelijk automatisch beëindigd om schade aan de interne
schakelingen te voorkomen; sluit livebeeld af wanneer de camera niet in
gebruik is. Merk op dat de temperatuur van interne schakelingen kan
stijgen en kan er in de volgende gevallen ruis (heldere vlekken, willekeurige
heldere pixels of waas) te zien zijn (de camera kan ook voelbaar warm
worden, maar dit duidt niet op een storing):
De omgevingstemperatuur is hoog
De camera is voor langere perioden in livebeeld gebruikt of om films op te
nemen
De camera is voor langere perioden in continu ontspanstand gebruikt
Als livebeeld niet start wanneer u op de a-knop drukt, dient u te wachten
totdat de interne schakelingen zijn afgekoeld en probeer het vervolgens
opnieuw.
Filmopname is niet beschikbaar tijdens livebeeldfotografie en heeft het
indrukken van de filmopnameknop geen gevolgen. Selecteer filmlivebeeld
(0 63) om films op te nemen.
y
63
y
Filmlivebeeld
Films kunnen in livebeeld worden opgenomen.
1 Draai de selectieknop voor livebeeld
naar 1 (filmlivebeeld).
2 Druk op de a-knop.
De spiegel wordt opgeklapt en het beeld
dat zichtbaar is door het objectief wordt
weergegeven op de cameramonitor,
gemodificeerd voor de effecten van
belichting. Het onderwerp is niet langer
zichtbaar in de zoeker.
3 Kies een scherpstelstand (0 52).
D Het 0-pictogram
Een 0-pictogram (0 68) geeft aan dat er geen films kunnen worden
opgenomen.
A Voordat u gaat opnemen
Kies voor het opnemen een kleurruimte (0 299) en Picture Control
(0 173). Door op de U-knop te drukken en aan de hoofdinstelschijf
(0 153) te draaien, kan witbalans op elk willekeurig moment worden
ingesteld.
Selectieknop voor
livebeeld
a-knop
64
y
4 Kies een AF-veldstand (0 53).
5 Stel scherp.
Kadreer de openingsopname en stel scherp
zoals beschreven in stap 3 en 4 op pagina
49–50 (zie pagina 51voor meer informatie
over scherpstellen in filmlivebeeld).
Merk
op dat het aantal te detecteren
onderwerpen in gezichtsprioriteit-AF
afneemt in filmlivebeeld.
A Belichtingsstand
De volgende instellingen kunnen in filmlivebeeld worden aangepast:
Diafragma Sluitertijd ISO-gevoeligheid Belichtingscorrectie
e, f ——
g ——
h ✔✔
In de belichtingsstand
h
kan de sluitertijd worden ingesteld op
waarden tussen
1
/
25
en
1
/
8.000
sec. (de langst beschikbare sluitertijd
wisselt met de beeldsnelheid;
0
74).
In andere belichtingsstanden
wordt de sluitertijd automatisch aangepast.
Als het onderwerp wordt
over- of onderbelicht in de stand
e
of
f
, beëindig livebeeld en begin
filmlivebeeld opnieuw of selecteer belichting
g
en pas het diafragma
aan.
B-knop
65
y
6 Start opnemen.
Druk op de filmopnameknop om het
opnemen te starten.
Een
opnameaanduiding en de beschikbare tijd
worden weergegeven in de monitor.
De
belichting wordt met behulp van
matrixmeting ingesteld en kan worden
vergrendeld door het midden van de
secundaire selector (0 135) in te drukken of
met behulp van belichtingscorrectie
(0 137) worden gewijzigd tot maximaal ±3
LW.
In de autofocusstand kan de camera
opnieuw worden scherpgesteld door de AF-
ON-knop in te drukken.
A Audio
De camera kan zowel video als geluid opnemen; dek de microfoon op
de voorkant van de camera niet af tijdens de filmopname. Merk op dat
de ingebouwde microfoon mogelijk geluiden van het objectief
opneemt tijdens autofocus, vibratiereductie of bij wijzigingen aan het
diafragma.
A Zie ook
Beeldformaat, microfoongevoeligheid en opties voor de kaartsleuf zijn
beschikbaar in het menu Filminstellingen (0 74).
Scherpstelling kan
handmatig worden aangepast, zoals beschreven op pagina 59.
De
functies voor de centrale knop van de multi-selector, de Fn- en Pv-
knoppen en het midden van de secundaire selector kunnen worden
gekozen met behulp van persoonlijke instelling f1 (respectievelijk
Centrale knop multi-selector; 0 327), g1 (Fn-knop toewijzen;
0 340), g2 (Voorbeeldknop toewijzen; 0 341) en g3 (Midden sec.
selector toew.; 0 342).
Persoonlijke instelling g4 (Ontspanknop
toewijzen; 0 343) regelt of de ontspanknop kan worden gebruikt om
filmlivebeeld te starten of filmopname te starten en te eindigen, of
(wanneer helemaal ingedrukt) om foto's te maken tijdens filmopname.
Filmopnameknop
Opnameaanduiding
Resterende tijd
66
y
7 Beëindig de opname.
Druk nogmaals op de filmopnameknop om
het opnemen te beëindigen.
De opname
wordt automatisch beëindigd wanneer de
maximale lengte is bereikt of wanneer de
geheugenkaart vol is.
A Maximale lengte
De maximumlengte voor individuele filmbestanden is 4 GB (voor
maximum opnametijden, zie pagina 74); merk op dat afhankelijk van
de schrijfsnelheid van de geheugenkaart, de opname kan eindigen
voordat deze lengte is bereikt.
A Foto’s maken
Druk de ontspanknop helemaal in om een foto te maken terwijl de
opname aan de gang is.
De filmopname eindigt (de tot op dat punt
opgenomen filmopnamen worden opgeslagen) en de camera keert
terug naar livebeeld.
Behalve bij een beeldformaat van 640 × 424
wordt de foto bij de huidige beeldveldinstelling opgenomen met een
beeldverhouding van 16 : 9.
Merk op dat de belichting voor foto’s niet
als voorbeeld kan worden bekeken tijdens filmlivebeeld; stand e, f of g
wordt aanbevolen, maar nauwkeurige resultaten kunnen in stand h
worden verkregen door de belichting tijdens livebeeldfotografie
(0 49) aan te passen en beëindig vervolgens livebeeldfotografie, start
filmlivebeeld en controleer het beeldveld.
Belichtingscorrectie voor de
foto kan worden ingesteld op waarden tussen –5 en +5 LW, maar
alleen waarden tussen –3 en +3 kunnen als voorbeeld in de monitor
(0 137) worden bekeken.
D Beeldformaat
Het veld dat wordt gebruikt voor belichting van de lichtmeting of
automatische witbalans wanneer foto's worden vastgelegd bij een
filmbeeldformaat van 1920×1080; 30 bps; uitsnede, 1920×1080;
25 bps; uitsnede of 1920×1080; 24 bps; uitsnede (0 74) is niet
hetzelfde als het veld in de definitieve foto, met als gevolg dat
optimale resultaten mogelijk niet worden verkregen. Maak
testopnamen en controleer de resultaten in de monitor.
67
y
8 Sluit de stand voor livebeeld af.
Druk op de a-knop om de stand voor
livebeeld af te sluiten.
Indices
Als Indexmarkering is geselecteerd voor
persoonlijke instelling g2 (Voorbeeldknop
toewijzen; 0 341), kunt u tijdens het opnemen
op de Pv-knop drukken om indices toe te
voegen die kunnen worden gebruikt om de
positie van beelden te bepalen tijdens het
bewerken en weergeven (0 77).
Maximaal 20
indices kunnen aan elke film worden
toegevoegd.
D De tellerweergave
Dertig seconden voordat livebeeld automatisch eindigt wordt een teller
weergegeven (0 55).
Afhankelijk van de opnameomstandigheden wordt
de timer soms onmiddellijk weergegeven nadat de filmopname is
begonnen.
Merk op dat ongeacht de hoeveelheid op te nemen
beschikbare tijd, livebeeld alsnog automatisch zal eindigen wanneer de
timer afloopt.
Wacht totdat alle interne schakelingen zijn afgekoeld
voordat het opnemen van een film wordt hervat.
Pv-knop
Index
68
y
Het livebeeldscherm: filmlivebeeld
Item Beschrijving 0
q
Pictogram “Geen film”
Geeft aan dat u geen films kunt
opnemen.
w
Volume hoofdtelefoon
Volume van audio-uitvoer naar de
hoofdtelefoon.
69
e
Microfoongevoeligheid
Microfoongevoeligheid voor
filmopname.
69
r
Geluidsniveau
Geluidsniveau voor audio-opname.
Wordt in rood weergegeven als het
niveau te hoog is; pas de
microfoongevoeligheid
dienovereenkomstig aan.
De
aanduidingen voor het kanaal links (L) en
rechts (R) verschijnen wanneer er een
optionele ME-1 of andere
stereomicrofoon wordt gebruikt.
69
t
Beeldformaat voor films Het beeldformaat voor filmopname. 74
y
Resterende tijd (filmlivebeeld) De beschikbare opnametijd voor films. 65
u
Monitorhelderheidsaanduiding
Een aanduiding voor de
monitorhelderheid.
69
i
Gids
Een gids voor de beschikbare opties
tijdens filmlivebeeld.
69
q
w
e
r
t
u
y
i
69
y
❚❚ Instellingen in het livebeeldscherm aanpassen
Microfoongevoeligheid, volume voor de hoofdtelefoon en
monitorhelderheid kunnen volgens de onderstaande beschrijving
worden aangepast.
Merk op dat de microfoongevoeligheid en
volume voor de hoofdtelefoon niet kunnen worden aangepast tijdens
het opnemen en dat de helderheid alleen invloed heeft op de monitor
(0 57); met de camera opgenomen films blijven ongewijzigd.
1 Markeer een instelling.
Houd W ingedrukt en druk op 4 of 2
om de aanduiding voor de gewenste
instelling te markeren.
2 Pas de gemarkeerde instelling aan.
Houd de W-knop ingedrukt en druk op
1 of 3 om de gemarkeerde instelling
aan te passen.
A Een externe microfoon gebruiken
De optionele ME-1 stereomicrofoon kan worden gebruikt om geluid in
stereo op te nemen of om te voorkomen dat door autofocus veroorzaakt
objectiefgeluid wordt opgenomen (0 395).
A Hoofdtelefoon
Er kunnen ook hoofdtelefoons van andere merken worden gebruikt.
Merk
op dat hoge geluidsniveaus kunnen resulteren in harde geluiden;
bijzondere aandacht is vereist bij het gebruik van een hoofdtelefoon.
W-knop
70
y
Het informatiescherm: filmlivebeeld
Druk op de R-knop om aanduidingen in de monitor te verbergen of
weer te geven tijdens filmlivebeeld.
Virtuele horizon
(0 358) Informatie aan Informatie uit
Histogram Hulpsjablonen
A HDMI
Als de camera wordt verbonden met een
HDMI-apparaat (0 280), wordt het beeld dat
door het objectief te zien is zowel in de
cameramonitor als op het HDMI-apparaat
weergegeven.
De aanduidingen die in het
HDMI-apparaat verschijnen tijdens
filmopname worden rechts weergegeven.
Geluidsniveau, virtuele horizon of histogram worden niet door de camera
weergegeven; aanduidingen in de monitor en op het HDMI-apparaat
kunnen niet worden verborgen of worden weergegeven met behulp van de
R-knop.
71
y
Beeldveld
Ongeacht de optie die is geselecteerd voor Beeldveld in het
opnamemenu (0 88), hebben alle films en foto's opgenomen in
filmlivebeeld een beeldverhouding van 16 : 9 (of 3 : 2 wanneer het
filmbeeldformaat 640 × 424 betreft). Afbeeldingen die zijn
opgenomen met Aan geselecteerd voor Beeldveld > Automatische
DX-uitsnede met een bevestigd DX-objectief, gebruiken een DX-
gebaseerd filmformaat, net als afbeeldingen die zijn opgenomen met
DX (24×16) 1.5× geselecteerd voor Beeldveld > Kies beeldveld.
Andere afbeeldingen gebruiken een FX-gebaseerd filmformaat.
Er
wordt een a-pictogram weergegeven wanneer het DX-gebaseerde
filmformaat is geselecteerd. De verschillen tussen de uitsneden
(0 86), weergegeven tijdens zoeker- en livebeeldfotografie en foto-
uitsnede filmlivebeeld, worden hieronder aangeduid.
Het formaat van het veld in het midden van de beeldsensor, gebruikt
voor het vastleggen van foto's die in filmlivebeeld zijn gemaakt, is
35,0 × 19,7 mm (16 : 9, FX-gebaseerd filmformaat), 22,4 × 12,6 mm
(16 : 9, DX-gebaseerd filmformaat), 35,0 × 23,4 mm (3 : 2, FX-
gebaseerd filmformaat) of 22,4 × 14,9 mm (3 : 2, DX-gebaseerd
filmformaat).
Uitsnede voor zoeker- en
livebeeldfotografie
16 : 9 foto-uitsnede voor filmlivebeeld
Uitsnede voor zoeker- en
livebeeldfotografie
3 : 2 foto-uitsnede voor filmlivebeeld
72
y
A Foto's in filmlivebeeld
De volgende tabel toont het fotoformaat (beeldverhouding 16 : 9) gemaakt
in filmlivebeeld bij andere beeldformaten dan 640 × 424:
Beeldveld Optie Formaat (pixels) Afdrukformaat (cm)
*
FX-gebaseerd
formaat (16 : 9)
Groot 4.928 × 2.768 41,7 × 23,4
Middel 3.696 × 2.072 31,3 × 17,5
Klein 2.464 × 1.384 20,9 × 11,7
DX-gebaseerd
formaat (16 : 9)
Groot 3.200 × 1.792 27,1 × 15,2
Middel 2.400 × 1.344 20,3 × 11,4
Klein 1.600 × 896 13,5 × 7,6
1.920 × 1.080; 30 bps/
25 bps/24 bps;
uitsnijden
1.920 × 1.080 16,3 × 9,1
De volgende tabel toont het fotoformaat (beeldverhouding 3 : 2) gemaakt
in filmlivebeeld bij beeldformaten van 640 × 424:
Beeldveld Optie Formaat (pixels) Afdrukformaat (cm)
*
FX-gebaseerd
filmformaat (3 : 2)
Groot 4.928 × 3.280 41,7 × 27,8
Middel 3.696 × 2.456 31,3 × 20,8
Klein 2.464 × 1.640 20,9 × 13,9
DX-gebaseerd
filmformaat (3 : 2)
Groot 3.200 × 2.128 27,1 × 18,0
Middel 2.400 × 1.592 20,3 × 13,5
Klein 1.600 × 1.064 13,5 × 9,0
* Globaal formaat bij een afdruk van 300 dpi.
Afdrukformaat in inches is gelijk
aan beeldformaat in pixels gedeeld door printerresolutie in dots per inch (dpi;
1 inch = circa 2,54 cm).
Beeldkwaliteit wordt bepaald door de optie die is geselecteerd voor
Beeldkwaliteit in het opnamemenu (0 90).
A Afstandsbedieningskabels
Als Films opnemen is geselecteerd voor persoonlijke instelling g4
(Ontspanknop toewijzen), dan kunnen de ontspanknoppen op de
optionele afstandsbedieningskabels (0 394) worden gebruikt om
filmlivebeeld te starten en de filmopname te beëindigen (0 343).
73
y
D Films opnemen
Flikkeringen, banden of vertekeningen kunnen in de monitor en in de
uiteindelijke film onder fluorescerende lampen of lampen met kwikdamp of
natrium zichtbaar zijn, of wanneer de camera horizontaal wordt bewogen
of een voorwerp met hoge snelheid door het beeld beweegt (voor
informatie over het verminderen van flikkeringen en banden, zie
Flikkerreductie, 0 348).
Er kunnen ook gekartelde randen, valse kleuren,
moiré en heldere vlekken zichtbaar zijn.
In bepaalde velden met
knipperende tekens en andere met tussenpozen verschijnende
lichtbronnen kunnen heldere banden verschijnen of als het onderwerp kort
door een strobe of andere heldere, kortstondige lichtbron wordt verlicht.
Richt de camera niet naar de zon of andere sterke lichtbronnen tijdens het
opnemen van films.
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel
kan schade aan de interne schakelingen van de camera tot gevolg hebben.
Merk op dat ruis (willekeurige heldere pixels, waas of lijnen) en
onverwachte kleuren kunnen verschijnen als u inzoomt op het beeld dat
zichtbaar is door het objectief (0 59) tijdens filmlivebeeld.
Er kan geen flitslicht worden gebruikt tijdens filmlivebeeld.
De opname eindigt automatisch als het objectief wordt verwijderd of als de
selectieknop voor livebeeld naar een nieuwe instelling wordt gedraaid.
Filmlivebeeld eindigt wanneer de G-knop wordt ingedrukt.
Livebeeld wordt mogelijk automatisch beëindigd om schade aan de interne
schakelingen te voorkomen; sluit livebeeld af wanneer de camera niet in
gebruik is.
Merk op dat de temperatuur van interne schakelingen kan
stijgen en kan er in de volgende gevallen ruis (heldere vlekken, willekeurige
heldere pixels of waas) te zien zijn (de camera kan ook voelbaar warm
worden, maar dit duidt niet op een storing):
De omgevingstemperatuur is hoog
De camera is voor langere perioden in livebeeld gebruikt of om films op te
nemen
De camera is voor langere perioden in continu ontspanstand gebruikt
Als livebeeld niet start wanneer u op de a-knop drukt, dient u te wachten
totdat de interne schakelingen zijn afgekoeld en probeer het vervolgens
opnieuw.
74
y
Filminstellingen
Gebruik de optie Filminstellingen in het opnamemenu om de
volgende instellingen aan te passen.
Beeldformaat/beeldsnelheid, Filmkwaliteit: Kies uit de volgende opties:
Maximale bitsnelheid
(Mbps)
Maximale lengteOptie
1
hoge
kwaliteit
Normaal
1
1920×1080; 30 bps
2, 3
24 12
29 min. 59 sec.
2
1920×1080; 25 bps
2, 3
3
1920×1080; 24 bps
2, 3
4
1280× 720; 60 bps
3
5
1280× 720; 50 bps
3
6
1280× 720; 30 bps
12 8
7
1280× 720; 25 bps
o
640× 424; 30 bps
53
p
640× 424; 25 bps
8
1920×1080; 30 bps; uitsnede
3, 4
24 12
9
1920×1080; 25 bps; uitsnede
3, 4
!
1920×1080; 24 bps; uitsnede
3, 4
1 Werkelijke snelheid is 29,97 bps voor waarden aangeduid als 30 bps, 23,976 bps voor
waarden aangeduid als 24 bps en 59,94 bps voor waarden aangeduid als 60 bps.
2 In DX-gebaseerd filmformaat is de beeldkwaliteit equivalent aan films die zijn
opgenomen met een beeldformaat van 1.280 × 720.
3 De maximumlengte voor Hoge kwaliteit films is 20 minuten.
4 Matrixmeting wordt automatisch geselecteerd.
De fotohoek is equivalent aan een
brandpuntsafstand van 2,7 × de lengte van een FX-gebaseerd filmformaat, waardoor
een tele-effect ontstaat zonder gebruik te maken van een langer objectief; h wordt in
de monitor weergegeven.
Foto's die met deze instelling zijn gemaakt, worden als JPEG
Fijn afbeeldingen van optimale kwaliteit als een formaat van 1.920 × 1.080 pixels
opgeslagen; HDR is niet beschikbaar (0 186).
D Beeldformaat- en snelheid
Het beeldformaat en de beeldsnelheid beïnvloeden de verdeling en de
hoeveelheid ruis (willekeurige heldere pixels, waas of heldere vlekken).
75
y
Microfoon: Schakel de ingebouwde of optionele
ME-1-stereomicrofoon in of uit of pas de
microfoongevoeligheid aan.
Kies
Automatische gevoeligheid om de
gevoeligheid automatisch aan te passen,
Microfoon uit om het geluid van de opname
uit te schakelen; selecteer Handmatige gevoeligheid om de
microongevoeligheid handmatig te selecteren en kies een
gevoeligheid.
Bestemming: Kies de sleuf waar films worden
opgenomen.
Het menu toont de beschikbare
tijd op elke kaart; de opname eindigt
automatisch zodra er geen tijd resteert.
Merk
op dat, ongeacht de geselecteerde optie,
foto’s op de kaart in de eerste sleuf (0 95)
worden opgeslagen.
ISO-gevoeligheidsbereik: Kies het bereik van ISO-
gevoeligheden die beschikbaar zijn tijdens
filmopname.
Merk op dat bij hoge ISO-
gevoeligheden de camera moeite kan hebben
met het scherpstellen en ruis (willekeurige
heldere pixels, waas of lijnen) kan toenemen.
76
y
1 Selecteer
Filminstellingen.
Druk op de G-knop om de
menu’s weer te geven.
Markeer Filminstellingen in
het opnamemenu en druk op
2.
2 Kies filmopties.
Markeer het gewenste item
en druk op 2 en markeer
vervolgens een optie en druk
op J.
G-knop
77
y
Films bekijken
In schermvullende weergave (0 235) worden films aangeduid door
een 1.
Druk op de centrale knop van de multi-selector om weergave
te starten.
De volgende bewerkingen kunnen worden uitgevoerd:
1-pictogram Lengte Huidige positie/totale lengte
Filmvoortgangsbalk
Volume
Gids
Functie Knop Beschrijving
Pauze Afspelen pauzeren.
Afspelen
Het afspelen hervatten wanneer de film wordt
gepauzeerd of tijdens achteruit/vooruit.
Achteruit/
vooruit
De snelheid neemt toe bij
elke druk op de knop, van
naar naar naar 1; houd deze knop
ingedrukt om naar het begin of het einde van de
film (eerste beeld wordt aangeduid door
h
in de
rechterbovenhoek van de monitor en het laatste
beeld door
i
) te gaan. Als het afspelen wordt
gepauzeerd, gaat de film met één beeld tegelijk
achteruit of vooruit; houd deze knop ingedrukt om
continu achteruit of vooruit te gaan.
78
y
Naar vorig/
volgend
beeld
bladeren
Gebruik de hoofdinstelschijf om naar de
volgende of vorige index te gaan, of om naar het
laatste of eerste beeld te gaan, indien de film
geen indices bevat (als de film een lengte van
meer dan 30 sec. heeft en u draait aan de
hoofdinstelschijf wanneer het laatste beeld
wordt weergegeven, gaat de film 30 sec. terug).
Volume
aanpassen
X
/W
Druk op
X
om het volume te verhogen en op W
om het te verlagen.
Film
bijsnijden
J Zie pagina 79 voor meer informatie.
Terugkeren
naar de
opnamestand
Druk de ontspanknop half in om terug te keren
naar de opnamestand.
Menu’s
weergeven
G Zie pagina 283 voor meer informatie.
Afsluiten /K Terug naar schermvullende weergave.
A Het p-pictogram
Films met indices (0 67) worden aangeduid door
een p-pictogram in schermvullende weergave.
A Het 2-pictogram
2 wordt schermvullend en in filmweergave
weergegeven indien de film zonder geluid werd
opgenomen.
Functie Knop Beschrijving
79
y
Films bewerken
Snijd filmopnamen bij om bewerkte filmkopieën te maken of sla de
geselecteerde beelden als JPEG-foto’s op.
Films bijsnijden
Om bijgesneden filmkopieën te maken:
1 Geef een film
schermvullend weer.
Druk op de K-knop om
foto’s schermvullend in de
monitor weer te geven en
druk op 4 en 2 om door de
foto’s te bladeren totdat de
film die u wenst te bewerken, wordt weergegeven.
2 Kies een begin- of
eindpunt.
Speel de film af zoals
beschreven op pagina 77.
Druk op de centrale knop
van de multi-selector om het
afspelen te starten en te
hervatten en 3 om te pauzeren, of draai aan de hoofdinstelschijf
om naar een index (0 67) te gaan.
Uw geschatte positie in de
film kunt u te weten komen met behulp van de
filmvoortgangsbalk.
Optie Beschrijving
9 Kies begin-/eindpunt
Maak een kopie waarvan de filmopnamen aan het
begin of het einde zijn verwijderd.
4
Bewaar geselecteerd
beeld
Een geselecteerd beeld als een JPEG-foto opslaan.
K-knop
Filmvoortgangsbalk
80
y
3 Geef de opties voor
filmbewerking weer.
Druk op J om de opties voor
filmbewerking weer te
geven.
4 Selecteer Kies begin-/
eindpunt.
Markeer Kies begin-/
eindpunt en druk op J.
Het dialoogvenster rechts
wordt weergegeven; kies of
het huidige beeld het begin-
of eindpunt van de kopie
wordt en druk op J.
J-knop
81
y
5 Wis beelden.
Als het gewenste beeld
momenteel niet wordt
weergegeven, drukt u op 4
of 2 om vooruit of achteruit
te gaan (draai aan de
hoofdinstelschijf om naar
een index te gaan).
Om de huidige selectie van beginpunt (w)
naar eindpunt (x) om te schakelen of omgekeerd, druk op L
(Z/Q).
Zodra u het beginpunt en/of eindpunt hebt
geselecteerd, druk op 1.
Alle beelden voor
het geselecteerde beginpunt en na het
geselecteerde eindpunt worden van de
kopie verwijderd.
6 Sla de kopie op.
Markeer een van de
volgende opties en druk op
J:
Opslaan als nieuw bestand: sla
de kopie op als een nieuw
bestand.
Bestaand bestand vervangen: vervang het originele filmbestand
voor de bewerkte kopie.
Annuleren: keer terug naar stap 5.
Voorbeeld: bekijk een voorbeeld van de kopie.
Bewerkte kopieën worden aangeduid door een 9-pictogram in
schermvullende weergave.
L (Z/Q)-knop
82
y
D Films bijsnijden
Films moeten ten minste twee seconden lang zijn.
Als er in de huidige
weergavepositie geen kopie kan worden gemaakt, wordt de huidige positie
in stap 5 in rood weergegeven en wordt er geen kopie gemaakt.
De kopie
wordt niet opgeslagen als er onvoldoende ruimte beschikbaar is op de
geheugenkaart.
Kopieën hebben dezelfde aanmaaktijd en -datum als het origineel.
A Het retoucheermenu
Films kunnen tevens met behulp van de optie Film
bewerken in het retoucheermenu (0 361) worden
bewerkt.
83
y
Geselecteerde beelden opslaan
Om een geselecteerd beeld als een JPEG-foto op te slaan:
1 Bekijk de film en kies een
beeld.
Speel de film af zoals
beschreven op pagina 77; uw
geschatte positie in de film
kunt u te weten komen met
behulp van de filmvoortgangsbalk.
Pauzeer de film bij het beeld
dat u wenst te kopiëren.
2 Geef de opties voor
filmbewerking weer.
Druk op J om de opties voor
filmbewerking weer te
geven.
3 Kies Bewaar
geselecteerd beeld.
Markeer Bewaar
geselecteerd beeld en druk
op J.
4 Maak een foto.
Druk op 1 om een foto van
het huidige beeld te maken.
J-knop
84
y
5 Sla de kopie op.
Markeer Ja en druk op J om
een JPEG-kopie met de
kwaliteit Fijn (0 90) van het
geselecteerde beeld te
maken.
Filmbeelden worden
aangegeven door een 9-pictogram in schermvullende weergave.
A Bewaar geselecteerd beeld
JPEG-filmbeelden gemaakt met de optie Bewaar geselecteerd beeld
kunnen niet worden geretoucheerd.
Bij JPEG-filmbeelden ontbreekt het
aan bepaalde categorieën foto-informatie (0 238).
d
85
d
Opties voor beeldopname
Kies de beeldverhouding en beeldhoek (beeldveld).
Dankzij de FX-
formaat (36,0 × 23,9 mm) beeldsensor kunt u kiezen uit beeldhoeken
zo groot als die ondersteund worden door 35 mm (135) formaat
filmcamera’s, terwijl u automatisch foto’s uitsnijdt naar de DX-
beeldhoek bij het gebruik van DX-formaat objectieven.
Zie pagina
444 voor informatie over het aantal foto’s dat kan worden opgeslagen
bij verschillende beeldveldinstellingen.
❚❚ Automatische DX-uitsnede
Kiezen of automatisch een DX-uitsnede wordt
geselecteerd wanneer een DX-objectief is
bevestigd.
Beeldveld
Optie Beschrijving
Aan
De camera selecteert automatisch DX-uitsnede wanneer een DX-
objectief is bevestigd. Als er een ander objectief is bevestigd,
wordt de uitsnede gebruikt die is geselecteerd voor Kies
beeldveld.
Uit
De uitsnede die is geselecteerd voor Kies beeldveld wordt
gebruikt.
86
d
❚❚ Kies beeldveld
Kies het beeldveld dat wordt gebruikt
wanneer een objectief zonder DX is bevestigd
of als er een DX-objectief is bevestigd met Uit
geselecteerd voor Automatische DX-
uitsnede (0 88).
Optie Beschrijving
c
FX (36×24)
1.0×
(FX-formaat)
Beelden worden in FX-formaat vastgelegd met behulp
van het volledige veld van de beeldsensor (36,0 × 23,9
mm), waarbij een beeldhoek wordt geproduceerd die
equivalent is aan een NIKKOR-objectief op een 35 mm
kleinbeeldcamera.
Z
1,2× (30×20)
1.2×
Een 29,9 × 19,9 mm veld in het midden van de
beeldsensor wordt gebruikt om foto’s vast te leggen.
Vermenigvuldig met 1,2 om de geschatte
brandpuntsafstand te berekenen van het objectief in
kleinbeeldformaat.
a
DX (24×16)
1.5×
(DX-formaat)
Een veld in het midden van de beeldsensor
23,4 × 15,5 mm wordt gebruikt om foto’s in DX-formaat
vast te leggen. Vermenigvuldig met 1,5 om de
geschatte brandpuntsafstand te berekenen van het
objectief in kleinbeeldformaat.
b
5 : 4 (30×24)
Foto's worden met een beeldverhouding van 5 : 4
(29,9 × 23,9 mm) vastgelegd.
DX-formaat (24×16)
beeldcirkel
FX-formaat (36×24)
beeldcirkel
FX-formaat
1,2×
5 : 4
DX-formaat
87
d
A Beeldveld
De geselecteerde optie wordt in het
informatiescherm weergegeven.
A DX-objectieven
DX-objectieven zijn ontworpen voor gebruik met DX-formaat camera’s en
hebben een kleinere beeldhoek dan objectieven voor 35 mm
kleinbeeldcamera's. Als Automatische DX-uitsnede is uitgeschakeld en
een andere optie dan DX (24×16) (DX-formaat) is geselecteerd voor
Beeldveld wanneer een DX-objectief is bevestigd, worden de randen van
het beeld mogelijk verduisterd. Dit is misschien niet zichtbaar in de zoeker,
maar wanneer de beelden worden afgespeeld ziet u mogelijk een afname
van de resolutie of zijn de randen van de foto verduisterd.
A De zoekerweergave
De 1,2 ×, DX-formaat en 5 : 4 uitsneden worden hieronder getoond.
1,2× DX-formaat
5 : 4
A Zie ook
Zie pagina 71 voor informatie over de beschikbare uitsneden in filmlivebeeld.
88
d
Beeldveld kan worden ingesteld met behulp van de optie Beeldveld
in het opnamemenu of door op een besturing te drukken en aan een
instelschijf te draaien.
❚❚ Het menu beeldveld
1 Selecteer Beeldveld in
het opnamemenu.
Druk op G om de menu’s
weer te geven. Markeer
Beeldveld in het
opnamemenu (0 293) en
druk op 2.
2 Kies een optie.
Markeer Automatische DX-
uitsnede of Kies beeldveld en
druk op 2.
3 Pas de instellingen aan.
Kies een optie en druk op J.
De geselecteerde uitsnede
wordt in de zoeker (0 87)
weergegeven.
D Automatische DX-uitsnede
De bedieningen op pagina 89 kunnen niet worden gebruikt om beeldveld
te selecteren wanneer een DX-objectief is bevestigd en Automatische DX-
uitsnede ingeschakeld is.
A Beeldformaat
Het beeldformaat wisselt met de optie die is geselecteerd voor beeldveld.
G-knop
J-knop
89
d
❚❚ Camerabesturingen
1 Wijs een beeldveldselectie toe aan een camerabesturing.
Selecteer Kies beeldveld als de optie “knop + instelschijven”
voor een camerabesturing in het menu persoonlijke instellingen
(0 332).
Beeldveldselectie kan worden toegewezen aan de Fn-
knop (persoonlijke instelling f3, Fn-knop toewijzen, 0 328), de
Pv-knop (persoonlijke instelling f4, Voorbeeldknop toewijzen,
0 333), het midden van de secundaire selector (persoonlijke
instelling f6, Midden sec. selector toew., 0 333) of de
filmopnameknop (persoonlijke instelling f16, Filmopnameknop
toewijzen, 0 339).
2 Gebruik de geselecteerde besturing om een beeldveld te
kiezen.
Het beeldveld kan worden
geselecteerd door op de
geselecteerde knop te drukken
en aan de hoofd- of secundaire
instelschijf te draaien totdat de
gewenste uitsnede in de zoeker
(0 87) wordt weergegeven.
De momenteel geselecteerde
optie voor beeldveld kan worden bekeken
door op de knop te drukken die het
beeldveld in het bedieningspaneel, de
zoeker of het informatiescherm weergeeft.
FX-formaat wordt weergegeven als
“36 × 24”, 1,2 × als “30 × 20”, DX-formaat
als “24 × 16” en 5 : 4 als “30 × 24”.
Hoofdinstelschijf
Fn-knop
90
d
Beeldkwaliteit
De D4 ondersteunt de volgende opties voor beeldkwaliteit. Zie
pagina 444 voor informatie over het aantal foto’s dat kan worden
opgeslagen bij verschillende instellingen voor beeldkwaliteit en
beeldformaat.
Optie Bestandstype Beschrijving
NEF (RAW) NEF
RAW-gegevens van de beeldsensor worden
rechtstreeks op de geheugenkaart in Nikon
Electronic Format (NEF) opgeslagen. Instellingen
zoals witbalans en contrast kunnen na het
opnemen worden aangepast.
TIFF (RGB) TIFF (RGB)
Leg ongecomprimeerde TIFF-RGB-beelden vast
bij een bitdiepte van 8 bits per kanaal (24-bits
kleuren).
TIFF wordt ondersteund door een
breed scala aan beeldbewerkingstoepassingen.
JPEG Fijn
JPEG
Leg JPEG-afbeeldingen vast bij een
compressieverhouding van ongeveer 1:4
(beeldkwaliteit Fijn).
*
JPEG Normaal
Leg JPEG-afbeeldingen vast bij een
compressieverhouding van ongeveer 1:8
(beeldkwaliteit Normaal).
*
JPEG Basis
Leg JPEG-afbeeldingen vast bij een
compressieverhouding van ongeveer 1:16
(beeldkwaliteit Basis).
*
NEF (RAW) +
JPEG Fijn
NEF/JPEG
Twee afbeeldingen worden vastgelegd: één NEF
(RAW)-afbeelding en één JPEG-afbeelding met
de kwaliteit Fijn.
NEF (RAW) +
JPEG Normaal
Twee afbeeldingen worden vastgelegd: één NEF
(RAW)-afbeelding en één JPEG-afbeelding met
de kwaliteit Normaal.
NEF (RAW) +
JPEG Basis
Twee afbeeldingen worden vastgelegd: één NEF
(RAW)-afbeelding en één JPEG-afbeelding met
de kwaliteit Basis.
* Vaste grootte geselecteerd voor JPEG-compressie.
91
d
Druk op de T-knop om de
beeldkwaliteit in te stellen en draai
aan de hoofdinstelschijf totdat de
gewenste instelling in het achterste
bedieningspaneel wordt
weergegeven.
A NEF (RAW)-afbeeldingen
NEF (RAW)-afbeeldingen kunnen op de camera worden bekeken of met
software zoals Capture NX 2 (los verkrijgbaar; 0 393) of ViewNX 2
(beschikbaar op de meegeleverde ViewNX 2 installatie-cd).
JPEG-kopieën
van NEF (RAW)-afbeeldingen kunnen worden gecreëerd met behulp van de
optie NEF (RAW)-verwerking in het retoucheermenu (0 372).
A NEF+JPEG
Als foto’s, die zijn gemaakt met de instellingen van NEF (RAW) + JPEG, op de
camera worden bekeken met slechts één geplaatste geheugenkaart, wordt
alleen de JPEG-afbeelding weergegeven.
Als beide kopieën op dezelfde
kaart zijn vastgelegd, worden beide kopieën gewist zodra de foto wordt
verwijderd.
Als de JPEG-kopie op een afzonderlijke geheugenkaart is
vastgelegd met behulp van de optie Functie tweede sleuf > RAW eerste,
JPEG tweede, zal het wissen van de JPEG-kopie niet de NEF (RAW)-
afbeelding wissen.
A Het menu beeldkwaliteit
Beeldkwaliteit kan tevens worden aangepast met
behulp van de optie Beeldkwaliteit in het
opnamemenu (0 293).
T-knop
Hoofdinstelschijf
Achterste
bedieningspaneel
92
d
De volgende opties zijn
toegankelijk vanuit het
opnamemenu. Druk op de G-
knop om de menu’s weer te
geven, markeer de gewenste
optie en druk op 2.
❚❚ JPEG-compressie
Kies het compressietype voor JPEG-afbeeldingen.
❚❚ NEF (RAW)-opname > Type
Kies het compressietype voor NEF (RAW)-afbeeldingen.
❚❚ NEF (RAW)-opname > NEF (RAW)-bitdiepte
Kies een bitdiepte voor NEF (RAW)-afbeeldingen.
Optie Beschrijving
O
Vaste grootte
Beelden worden gecomprimeerd om relatief gelijke
bestandsgroottes te produceren.
P
Optimale
kwaliteit
Optimale beeldkwaliteit.
De bestandsgrootte wisselt
met de opgenomen scène.
Optie Beschrijving
N
Compressie
zonder verlies
NEF-afbeeldingen worden gecomprimeerd met
behulp van een omkeerbaar algoritme, waarbij de
bestandsgrootte ongeveer 20–40% wordt verkleind
zonder dat dit invloed heeft op de beeldkwaliteit.
O Gecomprimeerd
NEF-afbeeldingen worden gecomprimeerd met
behulp van een niet-omkeerbaar algoritme,
waarbij de bestandsgrootte ongeveer 35–55%
wordt verkleind, wat bijna geen invloed heeft op
de beeldkwaliteit.
Ongecomprimeerd
NEF-afbeeldingen worden niet gecomprimeerd.
Optie Beschrijving
q 12-bits
NEF (RAW)-afbeeldingen worden vastgelegd bij een bitdiepte
van 12 bits.
r 14-bits
NEF (RAW)-afbeeldingen worden vastgelegd bij een bitdiepte
van 14 bits, waarbij grotere bestanden worden geproduceerd
dan die met een bitdiepte van 12 bits, maar waarbij de
opgenomen kleurgegevens worden vermeerderd.
G-knop
93
d
Beeldformaat
Het beeldformaat wordt in pixels gemeten.
Kies uit # Groot,
$ Middel of % Klein (merk op dat het beeldformaat varieert
afhankelijk van de geselecteerde optie voor Beeldveld, 0 85):
Druk op de T-knop om de
beeldkwaliteit in te stellen en draai
aan de secundaire instelschijf
totdat de gewenste instelling in het
achterste bedieningspaneel wordt
weergegeven.
Beeldveld Optie Formaat (pixels) Afdrukformaat (cm)
*
FX (36×24) 1.0×
(FX-formaat)
Groot 4.928 × 3.280 41,7 × 27,8
Middel 3.696 × 2.456 31,3 × 20,8
Klein 2.464 × 1.640 20,9 × 13,9
1,2× (30×20) 1.2×
Groot 4.096 × 2.720 34,7 × 23,0
Middel 3.072 × 2.040 26,0 × 17,3
Klein 2.048 × 1.360 17,3 × 11,5
DX (24×16) 1.5×
(DX-formaat)
Groot 3.200 × 2.128 27,1 × 18,0
Middel 2.400 × 1.592 20,3 × 13,5
Klein 1.600 × 1.064 13,5 × 9,0
5 : 4 (30×24)
Groot 4.096 × 3.280 34,7 × 27,8
Middel 3.072 × 2.456 26,0 × 20,8
Klein 2.048 × 1.640 17,3 × 13,9
* Globaal formaat bij een afdruk van 300 dpi. Afdrukformaat in inches is gelijk aan
beeldformaat in pixels gedeeld door printerresolutie in dots per inch (dpi;
1 inch = circa 2,54 cm).
T-knop Secundaire
instelschijf
Achterste
bedieningspaneel
94
d
A NEF (RAW)-afbeeldingen
Merk op dat de geselecteerde optie voor beeldformaat niet van invloed is
op het formaat van NEF (RAW)-afbeeldingen.
Indien de afbeeldingen
worden geopend in software zoals ViewNX 2 (meegeleverd) of Capture NX 2
(los verkrijgbaar), dan hebben NEF (RAW)-afbeeldingen de afmetingen die
zijn gegeven voor grote (#-formaat) afbeeldingen in de tabel op de vorige
pagina.
A Het menu beeldformaat
Het beeldformaat kan tevens worden aangepast
met behulp van de optie Beeldformaat in het
opnamemenu (0 293).
95
d
Twee geheugenkaarten
gebruiken
Wanneer er twee geheugenkaarten in de camera zijn geplaatst, kunt u
één kaart als eerste kaart kiezen met behulp van het item Eerste sleuf
selecteren in het opnamemenu. Selecteer XQD-kaartsleuf om de
kaart in de XQD-kaartsleuf als de eerste kaart aan te wijzen, CF-
kaartsleuf om de CompactFlash-kaart te kiezen. De functies van de
eerste en tweede kaart kunnen worden gekozen met behulp van de
optie Functie tweede sleuf in het opnamemenu. Kies uit Overloop
(de tweede kaart wordt alleen gebruikt wanneer de eerste kaart vol
is), Back-up (elke foto wordt zowel op de eerste als tweede kaart
vastgelegd) en RAW eerste, JPEG tweede (zoals voor Back-up,
behalve dat de NEF/RAW-kopieën van foto’s die zijn vastgelegd met
de instellingen van NEF/RAW + JPEG alleen op de eerste kaart worden
vastgelegd en JPEG-kopieën alleen op de tweede kaart worden
vastgelegd).
D “Back-up” en “RAW eerste, JPEG tweede”
De camera toont het aantal resterende opnamen op de kaart met de minste
hoeveelheid geheugen.
De ontspanstand wordt uitgeschakeld wanneer
één van de kaarten vol is. Spraakmemo's (0 255) worden toegevoegd aan
de kopie die wordt vastgelegd op de geheugenkaart in de eerste sleuf.
A Films opnemen
Als er twee geheugenkaarten in de camera zijn geplaatst, kan de sleuf, die
wordt gebruikt voor het opnemen van films, worden geselecteerd voor het
gebruik van de optie Filminstellingen > Bestemming in het opnamemenu
(0 75).
96
d
N
97
N
Scherpstelling
Deze sectie beschrijft de opties die bepalen hoe u de camera
scherpstelt wanneer foto’s in de zoeker zijn gekadreerd.
Scherpstelling kan automatisch of handmatig worden aangepast
(0 108).
De gebruiker kan ook het scherpstelpunt voor automatisch
of handmatig scherpstellen (0 103) selecteren of scherpstellen met
behulp van de scherpstelvergrendeling om de compositie van een
foto na het scherpstellen te wijzigen (0 105).
Draai aan de selectieknop voor de
scherpstelstand om AF te gebruiken
voor autofocus.
Autofocusstand
Kies uit de volgende autofocusstanden:
Autofocus
Stand Beschrijving
AF-S
Enkelvoudige servo-autofocus: voor stilstaande onderwerpen.
De
scherpstelling vergrendelt wanneer de ontspanknop half wordt
ingedrukt.
Bij de standaardinstellingen kan de sluiter alleen worden
ontspannen wanneer de scherpstelaanduiding (I ) wordt
weergegeven (focusprioriteit; 0 308).
AF-C
Continue servo-autofocus: voor bewegende onderwerpen.
De camera stelt
continu scherp terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt. Als het
onderwerp beweegt, schakelt de camera anticiperende scherpstelling
(0 99) in om de uiteindelijke afstand tot het onderwerp in te schatten
en past, indien noodzakelijk, de scherpstelling aan.
Bij de
standaardinstellingen kan de sluiter worden ontspannen al dan niet
met scherpgesteld onderwerp (ontspanprioriteit; 0 307).
Selectieknop voor
scherpstelstand
98
N
De autofocusstand kan
worden geselecteerd
door op de AF-
standknop te drukken
en aan de
hoofdinstelschijf te
draaien totdat de
gewenste instelling in
de zoeker en het
bovenste
bedieningspaneel
wordt weergegeven.
A Zie ook
Voor informatie over het gebruik van focusprioriteit in continue servo-
autofocus, zie persoonlijke instelling a1 (Selectie AF-C-prioriteit, 0 307).
Voor informatie over het gebruik van de ontspanprioriteit in enkelvoudige
servo-autofocus, zie persoonlijke instelling a2 (Selectie AF-S-prioriteit,
0 308).
Voor informatie over het voorkomen van het scherpstellen van de
camera wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt, zie persoonlijke
instelling a4 (AF-activering, 0 309).
Zie pagina 52 voor informatie over de
beschikbare opties voor autofocus in livebeeld of tijdens een filmopname.
AF-standknop Hoofdinstelschijf
Bovenste
bedieningspaneel
Zoeker
99
N
A De B-knoppen
Met het scherpstellen van de camera als doel, heeft
het indrukken van één van beide B-knoppen
hetzelfde effect als het half indrukken van de
ontspanknop (merk op dat de B-knop voor
verticale opname alleen kan worden gebruikt
wanneer de vergrendeling van de ontspanknop
voor verticale opname is ontgrendeld; 0 42). In
zoekerfotografie blijft scherpstelling alleen
vergrendeld nadat de B-knop wordt
ontspannen, alhoewel de scherpstelaanduiding (I)
niet wordt weergegeven.
Door de B-knop
opnieuw in te drukken, kan de scherpstelling
worden ontgrendeld.
A Anticiperende scherpstelling
In de stand AF-C stelt de camera anticiperende scherpstelling in werking als
het onderwerp in de richting of uit de richting van de camera beweegt
terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt of de B-knop wordt
ingedrukt.
Hierdoor kan de camera de scherpstelling volgen door in te
schatten waar het onderwerp zich zal bevinden wanneer de sluiter wordt
ontspannen.
B-knop
B-knop voor
verticale opname
100
N
AF-veldstand
Hier kunt u selecteren hoe het scherpstelpunt voor autofocus wordt
geselecteerd.
Enkelpunts-AF: selecteer het scherpstelpunt zoals beschreven op
pagina 103. De camera stelt alleen scherp op het onderwerp in het
geselecteerde scherpstelpunt.
Gebruik voor stilstaande
onderwerpen.
Dynamisch veld-AF: selecteer het scherpstelpunt zoals beschreven op
pagina 103.
In de scherpstelstand AF-C stelt de camera scherp op
basis van informatie uit de omringende scherpstelpunten als het
onderwerp het geselecteerde scherpstelpunt kortstondig verlaat.
Het aantal scherpstelpunten wisselt afhankelijk van de
geselecteerde stand:
- 9-punten dynamisch veld-AF: kies deze optie als u tijd hebt om de foto
opnieuw in beeld te brengen of als u een onderwerp fotografeert
dat voorspelbaar beweegt (zoals hardlopers of raceauto’s op een
parcours).
- 21-punten dynamisch veld-AF: kies deze optie als u een onderwerp
fotografeert dat onvoorspelbaar beweegt (zoals spelers op het
voetbalveld).
- 51-punten dynamisch veld-AF: kies deze optie wanneer u foto’s maakt
van snel bewegende onderwerpen die niet eenvoudig in de
zoeker in beeld kunnen worden gebracht (zoals vogels).
3D-tracking: selecteer het scherpstelpunt zoals beschreven op pagina
103.
In de scherpstelstand AF-C spoort de camera onderwerpen op
die het geselecteerde scherpstelpunt verlaten en selecteert zij
nieuwe scherpstelpunten, zoals vereist. Kies deze optie als u foto's
met onderwerpen die grillig van de ene naar de andere kant
bewegen (zoals tennisspelers), snel in beeld wilt brengen. Als het
onderwerp de zoeker verlaat, laat u de ontspanknop los en brengt u
de foto opnieuw in beeld met het onderwerp in het geselecteerde
scherpstelpunt.
101
N
Automatische veld-AF: de camera detecteert
automatisch het onderwerp en selecteert het
scherpstelpunt; als er een gezicht wordt
gedetecteerd, geeft de camera prioriteit aan
het portretonderwerp. De actieve
scherpstelpunten worden kort gemarkeerd
nadat de camera scherpstelt; in de stand AF-C
blijft het hoofdscherpstelpunt gemarkeerd nadat de andere
scherpstelpunten zijn uitgeschakeld.
De autofocusstand kan
worden geselecteerd
door op de AF-
standknop te drukken
en aan de
hoofdinstelschijf te
draaien totdat de
gewenste instelling in
de zoeker en het
bovenste
bedieningspaneel
wordt weergegeven.
A 3D-tracking
Wanneer u de ontspanknop half indrukt, worden de kleuren in het gebied
rond het scherpstelpunt in de camera opgeslagen.
Hierdoor levert 3D-
tracking mogelijk niet het gewenste resultaat op bij onderwerpen die
dezelfde kleur hebben als de achtergrond of die een zeer klein deel van het
beeld beslaan.
AF-standknop Secundaire instelschijf
Bovenste
bedieningspaneel
Zoeker
102
N
A AF-veldstand
AF-veldstand wordt in het bovenste bedieningspaneel en in de zoeker
getoond.
AF-veldstand
Bovenste
bedieningspaneel
Zoeker
AF-veldstand
Bovenste
bedieningspaneel
Zoeker
Enkelpunt
s-AF
51-punts
dynamisch
veld-AF
*
9-punts
dynamisch
veld-AF
*
3D-tracking
21-punts
dynamisch
veld-AF
*
Automatisch
veld-AF
* Alleen het actieve scherpstelpunt wordt in de zoeker weergegeven.
De
overige scherpstelpunten leveren informatie ter ondersteuning van de
scherpstelling.
A Handmatige scherpstelling
Enkelpunts-AF wordt automatisch geselecteerd wanneer handmatige
scherpstelling wordt gebruikt.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling a3 (Focus-tracking met Lock-On, 0 309) voor
informatie over het aanpassen van de tijdsduur dat de camera wacht
voordat deze opnieuw scherpstelt wanneer een onderwerp voor de camera
beweegt.
Zie pagina 53 voor informatie over de beschikbare opties voor
autofocus in livebeeld of tijdens een filmopname.
103
N
Selectie van scherpstelpunt
De camera laat u kiezen uit 51 scherpstelpunten die u kunt gebruiken
bij het bepalen van de compositie van de foto terwijl het
hoofdonderwerp zich op een willekeurige plaats in het beeld bevindt.
1 Draai de vergrendeling van
de scherpstelselectieknop
naar .
Hiermee kunt u de multi-selector
gebruiken om het scherpstelpunt
te selecteren.
2 Selecteer het
scherpstelpunt.
Gebruik de multi-selector om het
scherpstelpunt in de zoeker te
selecteren terwijl de
belichtingmeters ingeschakeld
zijn. Het middelste
scherpstelpunt kan worden
geselecteerd door op de centrale
knop van de multi-selector te
drukken.
De vergrendeling van de
scherpstelselectieknop kan naar
de vergrendelde (L) positie van
de volgende selectie worden
gedraaid om te voorkomen dat
het geselecteerde
scherpstelpunt wordt gewijzigd wanneer de multi-selector wordt
ingedrukt.
Vergrendeling van de
scherpstelselectieknop
104
N
A De secundaire selector
De secundaire selector kan in plaats van
de multi-selector worden gebruikt om
het scherpstelpunt te selecteren.
Druk
op het midden van secundaire selector
om de belichting te vergrendelen
(0 135) en stel scherp (0 105).
Pas op
dat u niet per ongeluk uw vingers of uw
vingernagels in uw oog steekt tijdens
het gebruik van de secundaire selector.
A Foto's in potretstand (staand)
Gebruik, bij het kadreren van opnamen in de portretstand (“staand”), de
multi-selector voor verticale opname om het scherpstelpunt te selecteren.
Voor meer informatie, zie persoonlijke instelling f14 (Multi-selector (vert.)
toew., 0 338).
A De secundaire selector en multi-selector
gebruiken voor verticale opname
Gebruik zoals rechts aangeduid. Het indrukken van
de zijkanten heeft mogelijk niet het gewenste
effect.
A Automatisch veld-AF
Het scherpstelpunt voor automatisch veld-AF wordt automatisch
geselecteerd. De selectie voor handmatige scherpstelling is niet
beschikbaar.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling a5 (Verlichting scherpstelpunt, 0 310) voor
informatie over het moment waarop het scherpstelpunt wordt verlicht.
Zie
persoonlijke instelling a6 (Doorloop scherpstelpunt, 0 310) voor
informatie over het instellen van de scherpstelpuntselectie die u wilt
“doorlopen”.
Zie persoonlijke instelling a7 (Aantal scherpstelpunten,
0 311) voor informatie over het kiezen van het aantal scherpstelpunten dat
kan worden geselecteerd met behulp van de multi-selector.
Zie
persoonlijke instelling a10 (Punten opslaan per stand, 0 312) voor
informatie over het kiezen van afzonderlijke scherpstelpunten voor
verticale en horizontale standen.
Zie persoonlijke instelling f1 (Centrale
knop multi-selector, 0 327) voor informatie over de te kiezen functie van
de centrale knop van de multi-selector.
Zie persoonlijke instelling f5
(Secund. selector toewijzen, 0 333) en f6 (Midden sec. selector toew.,
0 333) voor informatie over het wijzigen van de functie van de secundaire
selector.
Secundaire selector
Midden van secundaire selector
105
N
Scherpstelvergrendeling
Scherpstelvergrendeling kan worden gebruikt om de in beeld
gebrachte onderwerpen te wijzigen nadat u hebt scherpgesteld. Op
deze manier kan worden scherpgesteld op een onderwerp dat zich in
de uiteindelijke compositie niet in een scherpstelpunt bevindt.
Als de
camera niet kan scherpstellen met behulp van autofocus (0 107), kan
scherpstelvergrendeling tevens worden gebruikt om de foto opnieuw
samen te stellen na het scherpstellen op een ander voorwerp dat zich
op dezelfde afstand bevindt als uw oorspronkelijke onderwerp.
Scherpstelvergrendeling geeft het beste resultaat wanneer een
andere optie dan automatisch veld-AF is geselecteerd voor AF-
veldstand (0 100).
1 Stel scherp.
Plaats het onderwerp in het
geselecteerde scherpstelpunt en
druk de ontspanknop half in om
de scherpstelling te activeren.
Controleer of de
scherpstelaanduiding (I) in de zoeker wordt weergegeven.
2 Vergrendel de scherpstelling.
AF-C scherpstelstand (0 97): Druk,
met de ontspanknop half
ingedrukt (q), op het midden
van de secundaire selector (w)
om zowel scherpstelling als
belichting (een AE-L-pictogram
wordt in de zoeker weergegeven)
te vergrendelen.
De
scherpstelling blijft vergrendeld
zo lang als u het midden van de
secundaire selector ingedrukt
houdt, zelfs als u uw vinger van
de ontspanknop haalt.
Ontspanknop
Midden van secundaire selector
106
N
AF-S scherpstelstand: De scherpstelling wordt automatisch
vergrendeld wanneer de scherpstelaanduiding verschijnt en blijft
vergrendeld totdat u uw vinger van de ontspanknop haalt.
De
scherpstelling kan ook worden vergrendeld door op het midden
van de secundaire selector (zie hierboven).
3 Pas de compositie aan en
maak de foto.
De scherpstelling blijft
vergrendeld tussen twee
opnamen als u de ontspanknop
half ingedrukt houdt (AF-S) of het
midden van de secundaire selector ingedrukt houdt. Zodoende
kunt u verschillende foto’s na elkaar maken met dezelfde
scherpstelinstelling.
Verander de afstand tussen de camera en het onderwerp niet
wanneer de scherpstelling is vergrendeld.
Als het onderwerp
beweegt, stelt u opnieuw scherp met de nieuwe afstand.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling c1 (AE-vergrend. ontspanknop, 0 316) voor
informatie over het gebruik van de ontspanknop om de belichting te
vergrendelen, persoonlijke instelling f6 (Midden sec. selector toew.,
0 333) voor informatie over het kiezen van de functie van het midden van
de secundaire selector.
107
N
A Goede resultaten verkrijgen met autofocus
Autofocus werkt niet goed in de onderstaande omstandigheden. Als de
camera onder deze omstandigheden niet kan scherpstellen, wordt mogelijk
de ontspanknop geblokkeerd, of de scherpstelaanduiding () wordt
weergegeven en de camera laat een geluidssignaal horen om aan te geven
dat de sluiter kan worden ontspannen, zelfs als de camera niet kan
scherpstellen op het onderwerp. Stel in dit geval handmatig scherp (0 108)
of gebruik de scherpstelvergrendeling (0 105) om op een ander onderwerp
op dezelfde afstand scherp te stellen en pas dan de compositie van de foto
aan.
Er is weinig of geen contrast tussen het onderwerp en de
achtergrond.
Voorbeeld: het onderwerp heeft dezelfde kleur als de
achtergrond.
Het scherpstelpunt bevat voorwerpen op verschillende
afstanden van de camera.
Voorbeeld: het onderwerp bevindt zich in een kooi.
Het onderwerp bestaat grotendeels uit regelmatige
geometrische patronen.
Voorbeeld: lamellen of een rij vensters in een
flatgebouw.
Het scherpstelpunt bevat gebieden met sterk
verschillende helderheid.
Voorbeeld: het onderwerp bevindt zich half in de
schaduw.
Voorwerpen op de achtergrond zijn groter dan het
onderwerp.
Voorbeeld: achter het onderwerp staat een gebouw in
beeld.
Het onderwerp bevat veel fijne details.
Voorbeeld: een veld bloemen of andere onderwerpen
die klein zijn of weinig variatie in helderheid hebben.
108
N
Handmatige scherpstelling
Handmatige scherpstelling is beschikbaar voor objectieven die
geen autofocus (niet-AF NIKKOR-objectieven) ondersteunen of
wanneer autofocus niet de gewenste resultaten produceert
(0 107).
AF-S-objectieven: stel de schakelaar voor scherpstelstand van het
objectief in op M.
AF-objectieven: stel de schakelaar voor
de scherpstelstand van het objectief
(indien aanwezig) in en stel de
selectieknop voor de
scherpstelstand van de camera in
op M.
Handmatige scherpstelobjectieven: stel de selectieknop voor de
scherpstelstand van de camera in op M.
Als u handmatig wilt scherpstellen, draait u
aan de scherpstelring van het objectief
totdat het beeld op het matglas in de zoeker
scherp is. U kunt altijd foto’s maken, ook als
het beeld niet scherp is.
D AF-objectieven
Gebruik geen AF-objectieven met de
schakelaar voor scherpstelstand van
het objectief ingesteld op M en de
selectieknop voor scherpstelstand
van de camera ingesteld op AF.
Het
niet in acht nemen van deze
voorzorgsmaatregel kan de camera
of het objectief beschadigen.
Selectieknop voor
scherpstelstand
109
N
De elektronische afstandsmeter
Als het objectief een maximaal diafragma van
f/5.6 of groter heeft, kunt u de
scherpstelaanduiding in het zoekerbeeld
gebruiken om te controleren of het
onderwerp in het geselecteerde
scherpstelpunt scherp is (het scherpstelpunt
kan worden geselecteerd uit de
51 beschikbare punten). Plaats het
onderwerp in het geselecteerde
scherpstelpunt, druk de ontspanknop half in
en draai aan de scherpstelring van het
objectief totdat de scherpstelaanduiding (I)
wordt weergegeven. Merk op dat bij de
onderwerpen die worden vermeld op pagina
107, de scherpstelaanduiding soms ook
wordt weergegeven wanneer het onderwerp
niet scherp is. Controleer voorafgaand aan de
opname de scherpstelling in de zoeker.
A Filmvlakpositie
Om de afstand tussen uw onderwerp en
de camera te bepalen, meet dan vanaf de
filmvlakmarkering (E) op de
camerabody.
De afstand tussen het
objectiefbevestigingsvlak en het filmvlak
bedraagt 46,5 mm.
Filmvlakmarkering
46,5 mm
110
N
k
111
k
Ontspanstand
Druk op de ontgrendelingsknop van de
keuzeknop ontspanstand om een
ontspanstand te kiezen en draai de keuzeknop
ontspanstand naar de gewenste instelling.
Een ontspanstand kiezen
Stand Beschrijving
S
Enkel beeld: de camera maakt één foto telkens wanneer de ontspanknop
wordt ingedrukt.
CL
Continu lage snelheid: terwijl de ontspanknop wordt ingedrukt, maakt de
camera foto’s bij een beeldsnelheid die is geselecteerd voor
persoonlijke instelling d2 (Opnamesnelheid, 0 318) > Continu lage
snelheid (0 112).
C
H
Continu hoge snelheid: Terwijl de ontspanknop wordt ingedrukt, maakt de
camera foto’s bij een beeldsnelheid die is geselecteerd voor
persoonlijke instelling d2 (Opnamesnelheid, 0 318) > Continu hoge
snelheid (0 112). Gebruik voor bewegende onderwerpen.
J
Stil ontspannen: zoals voor enkel beeld, behalve dat geluid wordt
verminderd door signalen uit te schakelen en geluid te minimaliseren dat
wordt geproduceerd wanneer de spiegel terug op zijn plaats valt. Het
signaal klinkt niet als de camera scherpstelt, ongeacht de instelling die is
geselecteerd voor persoonlijke instelling d1 (Signaal; 0 318) en de
spiegel valt niet terug op zijn plaats voordat de ontspanknop na het
vastleggen naar de halve positie terugkeert, zodat u het geluid van de
spiegel kunt uitstellen. De spiegel is stiller dan in de modus enkel beeld.
E
Zelfontspanner: gebruik de zelfontspanner voor zelfportretten of om
onscherpte als gevolg van cameratrilling te verminderen (0 114).
M
UP
Spiegel omhoog: kies deze stand om cameratrillingen zo laag mogelijk te
houden in tele- of close-upfotografie of in andere omstandigheden
waarbij de kleinste camerabeweging kan resulteren in onscherpe foto’s
(0 116).
112
k
Continu ontspanstanden
In de stand continu lage snelheid maakt de camera foto’s bij een
beeldsnelheid die is geselecteerd voor persoonlijke instelling d2
(Opnamesnelheid, 0 318) > Continu lage snelheid. In de stand
continu hoge snelheid kan met behulp van persoonlijke instelling d2
(Opnamesnelheid, 0 318) > Continu hoge snelheid de maximale
beeldsnelheid worden gekozen uit 10 en 11 bps (merk op dat bij
11 bps een aantal van de tweede en opeenvolgende opnamen in elke
serie mogelijk niet zijn scherpgesteld en de belichting mogelijk niet in
staat is slecht verlichte onderwerpen nauwkeurig te volgen).
De voorgaande beeldsnelheden zijn gebaseerd op continu servo-AF,
handmatige of automatische belichting met sluitertijdvoorkeuze, een
sluitertijd van
1
/250 sec. of sneller en andere instellingen bij
standaardwaarden. Indien vibratiereductie (beschikbaar voor VR-
objectieven) of automatische instelling ISO-gevoeligheid (0 119) is
ingeschakeld of wanneer de batterij bijna leeg is, kunnen bij extreem
kleine diafragma's (hoge f-waarden) of lange sluitertijden de
beeldsnelheden afnemen.
113
k
A Buffergrootte
Terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt,
geeft de opnameteller in de zoeker en het
bovenste bedieningspaneel het geschatte aantal
beelden aan dat bij de huidige instellingen kan
worden opgeslagen in het buffergeheugen.
In
de illustratie rechts ziet u de weergave wanneer
de buffer nog voldoende ruimte heeft voor circa
79 foto’s.
A Het buffergeheugen
De camera is voorzien van een buffergeheugen voor tijdelijke opslag, zodat
u kunt blijven fotograferen terwijl de foto’s op de geheugenkaart worden
opgeslagen.
Er kunnen maximaal 200 foto’s na elkaar worden gemaakt.
Merk echter op dat de beeldsnelheid afneemt zodra de buffer vol is (t00).
Terwijl de foto’s op de geheugenkaart worden vastgelegd, brandt het
toegangslampje.
Afhankelijk van de opnameomstandigheden en
prestaties van de geheugenkaart, kan het enkele seconden tot enkele
minuten duren om een foto op te slaan.
U mag de geheugenkaart niet
verwijderen en de voedingsbron niet verwijderen of loskoppelen voordat het
toegangslampje uit is.
Als u de camera uitzet terwijl de buffer nog gegevens
bevat, wordt de camera pas uitgeschakeld nadat alle foto’s in de buffer zijn
opgeslagen.
Als de batterij leeg raakt terwijl de buffer nog foto’s bevat,
wordt de ontspanknop geblokkeerd en worden de foto’s overgezet naar de
geheugenkaart.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling d3 (Max. aant.
continu-opnamen, 0 319) voor
informatie over het kiezen van het maximaal aantal foto's dat in
serieopname kan worden gemaakt.
Zie pagina 444 voor informatie over het
aantal foto’s dat in serieopname kan worden gemaakt.
114
k
Zelfontspannerstand
De zelfontspanner kan worden gebruikt om cameratrilling te
verminderen of om zelfportretten te maken.
1 Monteer de camera op een statief.
Plaats de camera op een statief of op een stabiele, vlakke
ondergrond.
2 Selecteer de
zelfontspannerstand.
Druk op de ontgrendelingsknop
van de keuzeknop
ontspanstand en draai de
keuzeknop ontspanstand naar
E.
3 Kadreer de foto en stel scherp.
In enkelvoudige servo-autofocus (0 97),
kunnen foto’s alleen worden gemaakt als
de scherpstelaanduiding (I) in de zoeker
verschijnt.
A Sluit de zoeker van de oculairsluiter
Bij het maken van foto’s zonder uw oog
tegen de zoeker, kunt u het best de zoeker
van de oculairsluiter sluiten om te
voorkomen dat licht, dat binnendringt via de
zoeker, in foto's verschijnt of de belichting
hindert.
Keuzeknop ontspanstand
115
k
4 Start de timer.
Druk de ontspanknop volledig
in om de timer te starten. Het
zelfontspannerlampje begint te
knipperen. Twee seconden voordat de foto wordt gemaakt, stopt
het zelfontspannerlampje met knipperen. De sluiter wordt
ongeveer tien seconden na het starten van de timer ontspannen.
Draai, om de zelfontspanner uit te schakelen alvorens een foto is
gemaakt, de keuzeknop voor de ontspanstand naar een andere
instelling.
A A
Tijd (bulb)-belichtingen kunnen niet worden vastgelegd met behulp van de
zelfontspanner. Er wordt een vaste sluitertijd gebruikt als snelheid A is
geselecteerd in belichtingsstand h.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling c3 (Zelfontspanner, 0 317) voor informatie over
het kiezen van de duur van de zelfontspanner, het aantal te maken foto's en
het interval tussen twee opnamen.
Zie persoonlijke instelling d1 (Signaal,
0 318) voor informatie over het instellen van een signaal voor geluid
tijdens het aftellen van de timer.
116
k
Stand spiegel omhoog
Gebruik deze stand om onscherpte te minimaliseren veroorzaakt door
camerabewegingen wanneer de spiegel wordt opgeklapt. Gebruik
van een statief wordt aanbevolen.
1 Selecteer de stand spiegel
omhoog.
Druk op de ontgrendelingsknop
van de keuzeknop
ontspanstand en draai de
keuzeknop voor de
ontspanstand naar M
UP.
2 Klap de spiegel omhoog.
Kadreer de foto, stel scherp en druk
vervolgens de ontspanknop volledig in om
de spiegel op te klappen.
3 Maak een foto.
Druk de ontspanknop opnieuw volledig in
om de foto te maken. Druk, om
onscherpte veroorzaakt door
camerabeweging te voorkomen, de ontspanknop soepel in of
gebruik een optionele afstandsbedieningskabel (0 394). De
spiegel wordt ingeklapt wanneer de opname is beëindigd.
D Spiegel omhoog
Wanneer de spiegel is opgeklapt kunnen foto's niet in de zoeker
worden gekadreerd en kunnen autofocus en lichtmeting niet worden
uitgevoerd.
A Stand spiegel omhoog
Er wordt automatisch een foto gemaakt als er ongeveer 30 sec. geen
bewerkingen worden uitgevoerd nadat de spiegel is opgeklapt.
Keuzeknop ontspanstand
S
117
S
ISO-gevoeligheid
“ ISO-gevoeligheid” is het digitale equivalent van filmsnelheid. Kies uit
instellingen die variëren van ISO 100 tot ISO 12800 in stappen die
equivalent zijn aan
1
/3 LW. Instelling van ongeveer 0,3 tot 1 LW onder
ISO 100 en 0,3 tot 4 LW boven ISO 12800 zijn tevens beschikbaar voor
speciale situaties. Hoe hoger de ISO-gevoeligheid, des te minder licht
nodig is om een foto te maken. Zo kunt u een kortere sluitertijd of een
kleiner diafragma gebruiken.
Druk op de S-knop om de ISO-
gevoeligheid aan te passen en
draai aan de hoofdinstelschijf
totdat de gewenste instelling
wordt weergegeven in de
bedieningspanelen of de zoeker.
Handmatige aanpassing
S-knop
Hoofdinstelschijf
Bovenste
bedieningspaneel
Achterste
bedieningspaneel
Zoeker
118
S
A Het menu ISO-gevoeligheid
ISO-gevoeligheid kan tevens worden aangepast
met behulp van de optie ISO-gevoeligheid
instellen in het opnamemenu (0 293).
A Hi 0,3–Hi 4
De instellingen Hi 0,3 tot en met Hi 4 komen overeen met de ISO-
gevoeligheden 0,3–4 LW boven ISO 12800 (ISO 16000–204800 equivalent).
Bij foto’s die met deze instellingen zijn gemaakt, is de kans op ruis
(willekeurige heldere pixels, waas of lijnen) groter.
A Lo 0,3–Lo 1
De instellingen Lo 0,3 tot en met Lo 1 komen overeen met de ISO-
gevoeligheden 0,3–1 LW onder ISO 100 (ISO 80–50 equivalent). Voor
gebruik van grotere diafragma’s bij helder licht. Contrast is enigszins hoger
dan normaal; in de meeste gevallen wordt een ISO-gevoeligheid van ISO
100 of hoger aanbevolen.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling b1 (Stapgrootte ISO-gevoeligh.; 0 313) voor
informatie over het kiezen van de stapgrootte voor ISO-gevoeligheid. Zie
pagina 302 voor informatie over het gebruik van de optie Hoge ISO-
ruisonderdrukking in het opnamemenu om ruis te verminderen bij hoge
ISO-gevoeligheden.
119
S
Automatische instelling ISO-
gevoeligheid
Als Aan voor ISO-gevoeligheid instellen > Autom inst ISO-
gevoeligheid in het opnamemenu is geselecteerd, wordt de ISO-
gevoeligheid automatisch aangepast als geen optimale belichting tot
stand kan worden gebracht met de waarde die de gebruiker heeft
geselecteerd (de ISO-gevoeligheid wordt aangepast wanneer de
flitser wordt gebruikt).
1 Selecteer Autom inst
ISO-gevoeligheid voor
ISO-gevoeligheid
instellen in het
opnamemenu.
Druk op de G-knop om de
menu’s weer te geven.
Selecteer ISO-gevoeligheid instellen in het opnamemenu,
markeer Autom inst ISO-gevoeligheid en druk op 2.
2 Selecteer Aan.
Markeer Aan en druk op J
(als Uit is geselecteerd, blijft
ISO-gevoeligheid ingesteld
op de waarde die is
geselecteerd door de
gebruiker).
G-knop
J-knop
120
S
3 Pas de instellingen aan.
De maximale waarde voor
automatische ISO-gevoeligheid
kan worden geselecteerd met
behulp van
Maximale
gevoeligheid
(de minimale
waarde voor automatische ISO-gevoeligheid is automatisch
ingesteld op ISO 100; merk op dat wanneer de waarde die is
geselecteerd voor
Maximale gevoeligheid
lager is dan de huidige
waarde die is geselecteerd voor
ISO-gevoeligheid
, de waarde die is
geselecteerd voor
Maximale gevoeligheid
) wordt gebruikt. In de
belichtingsstanden
e
en
g
, wordt de gevoeligheid alleen aangepast
als het tot onderbelichting zou leiden bij de sluitertijd die is
geselecteerd voor
Langste sluitertijd
(
1
/
4.000
–1 sec. of
Automatisch
;
in de standen
f
en
h
wordt ISO-gevoeligheid aangepast voor
optimale belichting bij de sluitertijd die is geselecteerd door de
gebruiker). Indien
Automatisch
(alleen beschikbaar voor CPU-
objectieven; equivalent aan
1
/
30
sec. wanneer een objectief zonder
CPU wordt gebruikt) is geselecteerd, zal de camera de minimum
sluitertijd kiezen die is gebaseerd op de brandpuntsafstand van het
objectief (automatische sluitertijdselectie kan worden fijnafgesteld
door het markeren van
Automatisch
en indrukken van
2
;
bijvoorbeeld waarden die zelfs sneller zijn dan de waarden die
meestal automatisch door de camera worden geselecteerd, zijn
geschikt voor gebruik met teleobjectieven om onscherpte te
verminderen).
Er worden mogelijk langere sluitertijden gebruikt dan
de minimale waarde als de optimale belichting niet kan worden
behaald bij de ISO-gevoeligheidswaarde die is geselecteerd voor
Maximale gevoeligheid
.
Druk op
J
om af te sluiten wanneer de
instellingen zijn voltooid.
Wanneer
Aan
is geselecteerd, tonen de zoeker
en het achterste bedieningspaneel
Z
.
Als de gevoeligheid is gewijzigd ten opzichte
van de waarde die is geselecteerd door de
gebruiker, knipperen deze aanduidingen en
wordt de gewijzigde waarde in de zoeker en het achterste
bedieningspaneel getoond.
121
S
A Instelling automatische ISO-gevoeligheid in- of uitschakelen
U kunt de instelling voor automatische ISO-
gevoeligheid in- of uitschakelen door op de S-
knop te drukken en aan de secundaire
instelschijf te draaien. Het achterste
bedieningspaneel geeft een Z-pictogram weer zodra
Automatische instelling ISO-gevoeligheid ingeschakeld en Y
uitgeschakeld is.
A Automatische instelling ISO-gevoeligheid
Bij hogere gevoeligheden is de kans op ruis (willekeurig verspreide heldere
pixels, waas of lijnen) groter. Gebruik de optie Hoge ISO-
ruisonderdrukking in het opnamemenu om ruis te verminderen (zie
pagina 302). Bij het gebruik van een flitser, wordt de geselecteerde waarde
voor Langste sluitertijd genegeerd ten gunste van de optie die is
geselecteerd voor persoonlijke instelling e1 (Flitssynchronisatiesnelheid,
0 323). Merk op dat de ISO-gevoeligheid mogelijk automatisch wordt
verhoogd wanneer automatische instelling ISO-gevoeligheid in combinatie
met trage synchronisatiestanden wordt gebruikt (beschikbaar voor
optionele flitsers; 0 192), wat mogelijkerwijs voorkomt dat de camera lange
sluitertijden selecteert.
122
S
V
123
Z
Belichting
Lichtmeting bepaalt hoe de camera de belichting instelt. De volgende
opties zijn beschikbaar:
Lichtmeting
Optie Beschrijving
L
Matrix: produceert natuurlijke resultaten in de meeste situaties.
De
camera meet een breed veld van het beeld en stelt de belichting in
volgens de verdeling van toonwaarden, kleur en compositie, en met
G- of D-type objectieven (0 385) ook afstandsinformatie (3D-
kleurenmatrixmeting III; met andere CPU-objectieven gebruikt de
camera kleurenmatrixmeting III waarbij de 3D-afstandsinformatie niet
is inbegrepen).
Met objectieven zonder CPU gebruikt de camera
kleurenmatrixmeting als brandpuntsafstand en maximaal diafragma
zijn gespecificeerd met behulp van de optie Objectief zonder CPU in
het setup-menu (0 228); anders gebruikt de camera centrumgerichte
meting.
M
Centrumgericht: de camera meet het gehele veld maar wijst het
grootste gewicht aan het middelste veld toe (als een CPU-objectief is
bevestigd, kan de grootte van het veld worden geselecteerd met
behulp van persoonlijke instelling b5, Centrumgericht meetveld,
0 315; als er een objectief zonder CPU is bevestigd, heeft het veld
een diameter van 12 mm).
Klassieke meter voor portretten.
Aanbevolen wanneer u filters gebruikt met een belichtingsfactor
(filterfactor) van meer dan 1×.
*
N
Spotmeting: de camera meet een cirkel met een diameter van 4 mm
(circa 1,5% van het beeld). De cirkel wordt op het huidige
scherpstelpunt gecentreerd, waardoor het mogelijk is onderwerpen
buiten het centrum te meten (als er een objectief zonder CPU wordt
gebruikt of als automatisch veld-AF uitgevoerd wordt, meet de
camera het middelste scherpstelpunt). Zorgt ervoor dat het
onderwerp correct belicht wordt, ook als de achtergrond veel lichter
of donkerder is.
*
* Voor een grotere nauwkeurigheid met objectieven zonder CPU stelt u de
brandpuntsafstand en het maximale diafragma in met behulp van het menu
Objectief zonder CPU (0 228).
124
Z
Druk, om een
lichtmeetmethode te
kiezen, op de Y-knop
en draai aan de
hoofdinstelschijf totdat
de gewenste instelling
wordt weergegeven in
de zoeker en het
bovenste
bedieningspaneel.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling b6 (Fijnafst. voor opt. belichting, 0 315) voor
informatie over het maken van afzonderlijke aanpassingen voor optimale
belichting voor elke meetmethode.
Y-knop Hoofdinstelschijf
Bovenste
bedieningspaneel
Zoeker
125
Z
Belichtingsstand
Om te bepalen hoe de camera
de sluitertijd en het diafragma
instelt bij het aanpassen van
de belichting, druk op de I
(Q)-knop en draai aan de
hoofdinstelschijf totdat de
gewenste optie in het
bovenste bedieningspaneel
verschijnt.
A Type objectieven
Bij het gebruik van een CPU-objectief dat is uitgerust met een
diafragmaring (0 387), vergrendelt u deze op het kleinste diafragma
(hoogste f-waarde). G-type objectieven zijn niet voorzien van een
diafragmaring.
Objectieven zonder CPU kunnen alleen in de belichtingsstand g
(diafragmavoorkeuze) en h (handmatig) worden gebruikt. In andere
standen wordt de belichtingsstand g automatisch geselecteerd indien een
objectief zonder CPU is bevestigd (0 388). De aanduiding van de
belichtingsstand (e of f) in het bovenste bedieningspaneel knippert en g
wordt weergegeven in de zoeker.
A Voorbeeldknop scherptediepte
Houd de Pv-knop ingedrukt om de effecten van
diafragma vooraf te bekijken. Het objectief stopt bij
de diafragmawaarde die is geselecteerd door de
camera (standen e en f) of bij de waarde die is
gekozen door de gebruiker (standen g en h), zodat
u de scherptediepte vooraf in de zoeker kunt
bekijken.
A Persoonlijke instelling e5—Testflits
Deze instelling bepaalt of de ingebouwde en optionele flitsapparaten, zoals
de SB-910, SB-900, SB-800, SB-700 en SB-600 (0 194), een testflits afgeven
wanneer de Pv-knop wordt ingedrukt. Zie pagina 325 voor meer informatie.
I (Q)-knop
Hoofdinstelschijf
Pv-knop
126
Z
e: Automatisch programma
In deze stand past de camera de sluitertijd en het diafragma
automatisch aan volgens een ingebouwd programma om in de
meeste situaties verzekerd te zijn van een optimale belichting. Deze
stand wordt aanbevolen voor snapshotfoto’s en andere situaties
waarin u de sluitertijd en het diafragma door de camera wilt laten
bepalen.
A Flexibel programma
In de belichtingsstand e kunt u verschillende
combinaties van sluitertijd en diafragma
selecteren door aan de hoofdinstelschijf te
draaien terwijl de belichtingsmeters ingeschakeld
zijn (“flexibel programma”).
Draai de schijf naar
rechts voor een groot diafragma (lage f-waarden)
om de achtergronddetails onscherp weer te
geven of voor een korte sluitertijd om beweging
scherp vast te leggen.
Draai de schijf naar links
voor een klein diafragma (hoge f-waarden) om de
scherptediepte te vergroten of voor een lange
sluitertijd om beweging als een veeg vast te
leggen.
Alle combinaties leveren dezelfde
belichting op.
Terwijl het flexibele programma
actief is, verschijnt er een sterretje (“U”) in het
bovenste bedieningspaneel.
Draai, om de standaardinstellingen voor
sluitertijd en diafragma te herstellen, aan de instelschijf totdat het sterretje
niet meer wordt weergegeven of kies een andere stand of zet de camera uit.
A Zie ook
Zie pagina 418 voor informatie over het ingebouwde
belichtingsprogramma.
Zie “De stand-by-timer” op pagina 45 voor
informatie over het activeren van de belichtingsmeters.
Hoofdinstelschijf
127
Z
f: Sluitertijdvoorkeuze
In de stand sluitertijdvoorkeuze kunt u zelf een sluitertijd kiezen,
waarna de camera automatisch het diafragma kiest dat de optimale
belichting oplevert.
Gebruik lange sluitertijden om de suggestie van
beweging te versterken door bewegende voorwerpen onscherp vast
te leggen en gebruik korte sluitertijden om bewegingen als het ware
te bevriezen.
Draai aan de hoofdinstelschijf
terwijl de belichtingsmeters
ingeschakeld zijn om een
sluitertijd te kiezen.
Sluitertijd
kan worden ingesteld op
p” of op waarden tussen
30 sec. en
1
/8.000 sec.
Sluitertijd
kan worden vergrendeld bij de
geselecteerde instelling
(0 133).
Korte sluitertijd (
1
/1.600 sec.) Lange sluitertijd (
1
/6 sec.)
Hoofdinstelschijf
128
Z
g: Diafragmavoorkeuze
In de stand diafragmavoorkeuze kunt u zelf een sluitertijd kiezen,
waarna de camera automatisch het diafragma kiest dat de optimale
belichting oplevert.
Een groot diafragma (lage f-waarden) verhoogt
het flitsbereik (0 192) en vermindert de scherptediepte, zodat
voorwerpen achter en voor het hoofdonderwerp onscherp zijn.
Een
klein diafragma (hoge f-waarden) verhoogt de scherptediepte, zodat
voorwerpen achter en voor het hoofdonderwerp scherp zijn.
Een
beperkte scherptediepte wordt doorgaans gebruikt voor portretten
om achtergronddetails onscherp weer te geven, terwijl een grote
scherptediepte wordt gebruikt voor landschapsfoto’s om zowel de
voorgrond als de achtergrond scherp te krijgen.
Draai aan de secundaire
instelschijf terwijl de
belichtingsmeters ingeschakeld
zijn om het gewenste
diafragma te kiezen tussen het
minimale en maximale
diafragma van het objectief.
Diafragma kan bij de
geselecteerde instelling worden vergrendeld (0 133).
Klein diafragma (f/36) Groot diafragma (f/2.8)
A Objectieven zonder CPU (0 385, 388)
Gebruik de diafragmaring om het diafragma aan
te passen.
Indien het hoogste diafragma van het
objectief is gespecificeerd met behulp van het
item Objectief zonder CPU in het setup-menu
(0 229) terwijl er een objectief zonder CPU is
bevestigd, wordt de huidige f-waarde in de
zoeker en het bedieningspaneel weergegeven,
afgerond op het dichtstbijzijnde puntteken.
Anders geeft het diafragma alleen het aantal punttekens weer (F, met het
hoogste diafragma weergegeven als FA) en moet de f-waarde van de
diafragmaringen worden afgelezen.
Secundaire instelschijf
129
Z
h: Handmatig
In de handmatige belichtingsstand stelt u zowel de sluitertijd als het
diafragma in. Draai aan de hoofdinstelschijf en kies een sluitertijd
terwijl de belichtingsmeters ingeschakeld zijn en draai aan de
secundaire instelschijf om het diafragma in te stellen. Sluitertijd kan
worden ingesteld op “p” of op waarden tussen 30 sec. en
1
/8.000 sec. of de sluiter kan voor onbepaalde tijd voor een lange
tijdopname open worden gehouden (A, 0 131). Het diafragma
kan worden ingesteld op waarden tussen de minimale en maximale
waarden voor het objectief. Gebruik de belichtingsaanduidingen om
de belichting te controleren.
Sluitertijd en diafragma kunnen bij de geselecteerde instelling
worden vergrendeld (0 133).
Secundaire instelschijf
Hoofdinstelschijf
Diafragma
Sluitertijd
130
Z
A AF Micro NIKKOR-objectieven
Onder voorwaarde dat een externe belichtingsmeter wordt gebruikt, hoeft u
alleen rekening te houden met de belichtingsverhouding wanneer de
diafragmaring wordt gebruikt voor het instellen van het diafragma.
A Belichtingsaanduidingen
De belichtingsaanduidingen in de zoeker en het bovenste
bedieningspaneel geven aan of de foto wordt onder- of overbelicht bij de
huidige instellingen. Afhankelijk van de gekozen optie voor persoonlijke
instelling b2 (Stapgrootte inst. belichting, 0 313), wordt de hoeveelheid
onder- of overbelichting in stappen van
1
/3 LW,
1
/2 LW of 1 LW aangeduid.
Als de limieten van het belichtingsmeetsysteem worden overschreden,
zullen de weergaveschermen van de belichtingsaanduidingen en de
sluitertijd (standen e en g) en/of het diafragma (standen e en f) knipperen.
Persoonlijke instelling b2 ingesteld op 1/3 stap
Optimale belichting
Onderbelicht met
1
/3 LW
Overbelicht met meer
dan 3 LW
Bovenste
bedieningspaneel
Zoeker
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling f13 (Aanduidingen omkeren, 0 338) voor
informatie over het omkeren van de belichtingsindicators, zodat negatieve
waarden rechts en positieve waarden links worden weergegeven.
131
Z
Lange tijdopnamen
Bij een sluitertijd van A blijft de sluiter open zo lang als de
ontspanknop ingedrukt wordt gehouden.
Gebruik voor foto’s met
lange tijdopnamen van bewegende lichten, de sterren,
nachtlandschappen of vuurwerk.
Om onscherpte te voorkomen
wordt een statief en een optionele afstandsbedieningskabel (0 394)
aanbevolen.
1 Maak de camera gereed.
Plaats de camera op een statief of op een stabiele, vlakke
ondergrond.
Als u een optionele afstandsbedieningskabel
gebruikt, bevestigt u deze aan de camera.
Sluitertijd: 35 sec.; diafragma: f/25
A Lange tijdopnamen
Sluit de oculairsluiter van de zoeker om te voorkomen dat licht dat via
de zoeker binnenvalt in de foto verschijnt of van invloed is op de
belichting (0 114).
Nikon raadt het gebruik van een volledig
opgeladen EN-EL18 batterij of een optionele EH-6b lichtnetadapter en
EP-6 stroomaansluiting aan om stroomverlies te voorkomen terwijl de
sluiter open is.
Merk op dat ruis (heldere vlekken, willekeurige heldere
pixels of waas) kunnen resulteren in lange tijdopnamen; kies voor het
vastleggen Aan voor de optie Ruisonderdr. lange tijdopname in het
opnamemenu (0 302).
132
Z
2 Selecteer
belichtingsstand h.
Druk op de I (Q)-
knop en draai aan de
hoofdinstelschijf totdat h
in het bovenste
bedieningspaneel wordt
weergegeven.
3 Kies een sluitertijd.
Draai, terwijl de belichtingsmeters
ingeschakeld zijn, aan de hoofdinstelschijf
totdat “A” in de weergaveschermen
van de sluitertijd verschijnt.
De belichtingsaanduidingen
verschijnen niet wanneer “A” is geselecteerd.
4 Druk de ontspanknop volledig in.
Druk de ontspanknop op de camera of van de
afstandsbedieningskabel volledig in.
De sluiter blijft open zo lang
als de ontspanknop wordt ingedrukt.
5 Ontspan de ontspanknop.
Haal uw vinger van de ontspanknop om de foto vast te leggen.
I (Q)-knop
Hoofdinstelschijf
133
Z
Sluitertijd en
diafragmavergrendeling
Sluitertijdvergrendeling is beschikbaar in de standen
sluitertijdvoorkeuze en handmatige belichting,
diafragmavergrendeling in de standen diafragmavoorkeuze en
handmatige belichting.
Sluitertijd en diafragmavergrendeling zijn
niet beschikbaar in de belichtingsstand automatisch programma.
1 Sluitertijd en diafragmavergrendeling aan een
camerafunctie toewijzen.
Selecteer Sltertijd en diafragma vergr. als de optie “knop +
instelschijven” in het menu persoonlijke instellingen (0 332).
Sluitertijd en diafragmavergrendeling kunnen worden
toegewezen aan de Fn-knop (persoonlijke instelling f3, Fn-knop
toewijzen, 0 328), de Pv-knop (persoonlijke instelling f4,
Voorbeeldknop toewijzen, 0 333) of het midden van de
secundaire selector (persoonlijke instelling f6, Midden sec.
selector toew., 0 333).
2 Vergrendel sluitertijd en/of diafragma.
Sluitertijd (belichtingsstanden f en h): druk op de geselecteerde knop
en draai aan de hoofdinstelschijf tot de F-pictogrammen in de
zoeker en het bovenste bedieningspaneel verschijnen.
Druk, om de sluitertijd te ontgrendelen, op de knop en draai aan
de hoofdinstelschijf tot de F-pictogrammen uit de
weergaveschermen zijn verdwenen.
Fn-knop Hoofdinstelschijf
134
Z
Diafragma (belichtingsstanden g en h): druk op de geselecteerde knop
en draai aan de secundaire instelschijf tot de F-pictogrammen in
de zoeker en het bovenste bedieningspaneel verschijnen.
Druk, om het diafragma te ontgrendelen, op de knop en draai aan
de secundaire hoofdinstelschijf tot de F-pictogrammen uit de
weergaveschermen zijn verdwenen.
A Zie ook
Gebruik persoonlijke instelling f8 (Sltertijd en diafragma vergr.; 0 334)
om sluitertijd en/of diafragma vergrendeld te houden bij de geselecteerde
waarden.
Fn-knop Secundaire instelschijf
135
Z
Vergrendeling automatische
belichting (AE)
Gebruik vergrendeling voor automatische belichting om foto's
opnieuw samen te stellen na het gebruik van centrumgerichte meting
en spotmeting voor het meten van de belichting.
Merk op dat
matrixmeting niet de gewenste resultaten oplevert.
1 Vergrendel de belichting.
Plaats het onderwerp in het
geselecteerde scherpstelpunt en druk de
ontspanknop half in. Druk, met de
ontspanknop half ingedrukt en het
onderwerp in het scherpstelpunt
geplaatst, op het midden van de
secundaire selector om de belichting te
vergrendelen (controleer bij gebruik van
autofocus of de I scherpstelaanduiding
in de zoeker verschijnt).
Zo lang als belichtingsvergrendeling
actief is, wordt de aanduiding AE-L in de
zoeker weergegeven.
2 Pas de compositie van de
foto aan.
Houd het midden van de
secundaire selector ingedrukt,
pas de compositie van de foto
aan en maak de foto.
Ontspanknop
Midden van
secundaire selector
136
Z
A Gemeten veld
In spotmeting wordt de belichting vergrendeld bij de waarde die is
gemeten in een 4-mm cirkel, gecentreerd op het geselecteerde
scherpstelpunt. In centrumgerichte meting wordt de belichting
vergrendeld bij de waarde die is gemeten in een 12-mm cirkel in het
midden van de zoeker.
A Sluitertijd en diafragma aanpassen
Zo lang als de belichting is vergrendeld, kunnen de volgende instellingen
worden gewijzigd zonder dat dit van invloed is op de gemeten
belichtingswaarde.
Belichtingsstand Instelling
e Sluitertijd en diafragma (flexibel programma; 0 126)
f Sluitertijd
g Diafragma
De nieuwe waarden kunnen in de zoeker en het bovenste
bedieningspaneel worden bevestigd. Merk op dat de meetmethode niet
kan worden gewijzigd zo lang als belichtingsvergrendeling in werking is.
A Zie ook
Als Aan is geselecteerd voor persoonlijke instelling c1 (AE-vergrend.
ontspanknop, 0 316), wordt de belichting vergrendeld zodra de
ontspanknop half wordt ingedrukt. Zie persoonlijke instelling f6 (Midden
sec. selector toew., 0 333) voor informatie over het wijzigen van de
functie van het midden van de secundaire selector.
137
Z
Belichtingscorrectie
Via belichtingscorrectie kan de door de camera geselecteerde
belichtingswaarde gewijzigd worden om foto's lichter of donkerder te
maken.
Deze functie werkt het beste in combinatie met
centrumgerichte meting of spotmeting (0 123). Kies uit waarden
tussen –5 LW (onderbelichting) en +5 LW (overbelichting) in stappen
van
1
/3 LW.
Kies in het algemeen een positieve waarde om het
onderwerp lichter te maken of een negatieve waarde om het
onderwerp donkerder te maken.
Druk, om een waarde voor
belichtingscorrectie te
kiezen, op de E-knop en
draai aan de
hoofdinstelschijf totdat de
gewenste instelling wordt
weergegeven in de zoeker
en het bovenste
bedieningspaneel.
–1 LW Geen
belichtingscorrectie
+1 LW
±0 LW
(E-knop ingedrukt)
–0,3 LW +2,0 LW
E-knop
Hoofdinstelschijf
138
Z
Bij waarden anders dan ±0,0 knippert de 0
in het midden van de
belichtingsaanduidingen (alleen
belichtingsstanden e, f en g) en een E-
pictogram wordt in de zoeker en het
bovenste bedieningspaneel
weergegeven nadat u de E-knop ontspant. Door de E-knop in te
drukken kan de huidige waarde voor belichtingscorrectie in de
belichtingsaanduiding worden bevestigd.
De normale belichting kan worden hersteld door de
belichtingscorrectie in te stellen op ±0,0. De belichtingscorrectie
wordt niet ongedaan gemaakt wanneer de camera wordt
uitgeschakeld.
A Belichtingsstand h
In de belichtingsstand h heeft de belichtingscorrectie enkel gevolgen voor
de belichtingsaanduiding; sluitertijd en diafragma veranderen niet.
A Een flitser gebruiken
Bij het gebruik van een flitser heeft belichtingscorrectie zowel invloed op de
flitssterkte als de belichting, waarbij de helderheid van zowel het
hoofdonderwerp als de achtergrond wordt aangepast.
Persoonlijke
instelling e4 (Belichtingscorr. voor flitser, 0 325) kan worden gebruikt om
alleen de effecten van belichtingscorrectie voor de achtergrond te
beperken.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling b3 (Stap belichtings-/flitscorr., 0 313) voor
informatie over het kiezen van de beschikbare stapgroottes voor
belichtingscorrectie. Zie persoonlijke instelling b4 (Eenv.
belichtingscorrectie, 0 314) voor informatie over het maken van
aanpassingen aan belichtingscorrectie zonder op de E-knop te drukken.
Zie pagina 139 voor informatie over automatisch variërende belichting,
flitssterkte, witbalans of Actieve D-Lighting.
139
Z
Bracketing
Bracketing varieert automatisch de belichting, flitssterkte, Actieve
D-Lighting (ADL) of witbalans enigszins bij elke opname door de
huidige waarde stapsgewijs te veranderen.
Maak deze keuze in
situaties waarbij het moeilijk is de belichting, flitssterkte (alleen de
standen i-DDL en indien ondersteund, flitsstand automatisch
diafragma; zie pagina 193 en 198), Actieve D-Lighting of witbalans in
te stellen en er geen tijd is de resultaten van iedere foto te controleren
of de instellingen van iedere foto aan te passen of te experimenteren
met verschillende instellingen voor hetzelfde onderwerp.
❚❚ Belichting en flitsbracketing
Om de belichting en/of de flitssterkte van een serie foto's te
veranderen:
Belichting aangepast met:
0 LW
Belichting aangepast met:
–1 LW
Belichting aangepast met:
+1 LW
140
Z
1 Selecteer flits- of
belichtingsbracketing
voor persoonlijke
instelling e6 (Inst. voor
autom. bracketing) in
het menu persoonlijke
instellingen.
Druk op de G-knop om de
menu’s weer te geven.
Selecteer persoonlijke
instelling e6 (Inst. voor
autom. bracketing) in het
menu persoonlijke
instellingen, markeer een optie en druk op J.
Kies AE & flits om
zowel de belichting als de flitssterkte te veranderen, Alleen AE
om alleen de belichting te veranderen of Alleen flits om alleen
de flitssterkte te veranderen.
G-knop
J-knop
141
Z
2 Kies het aantal opnamen.
Houd de D-knop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf
om het aantal opnamen in de bracketingreeks te kiezen. Het
aantal opnamen wordt in het bovenste bedieningspaneel
getoond.
Bij instellingen anders dan nul, worden een M-pictogram
en aanduidingen voor belichting- en flitsbracketing in de
zoeker en het bovenste bedieningspaneel weergegeven.
D-knop Hoofdinstelschijf
Bovenste
bedieningspaneel
Aantal opnamen
Aanduiding
belichting- en
flitsbracketing
142
Z
3 Selecteer een stapgrootte voor de belichting.
Druk op de D-knop en draai aan de secundaire instelschijf om
de stapgrootte voor de belichting te kiezen.
In de standaardinstellingen kan uit de stapgroottes
1
/3,
2
/3 en
1 LW worden gekozen. De bracketingprogramma’s met een
stapgrootte van
1
/3 LW worden hieronder vermeld.
Weergave bedieningspaneel
Aantal
opnamen
Bracketingvolgorde (LW’s)
00
3 0/+0,3/+0,7
3 0/–0,7/–0,3
20/+0,3
20/0,3
3 0/–0,3/+0,3
5 0/–0,7/–0,3/+0,3/+0,7
7
0/–1,0/–0,7/–0,3/+0,3/+0,7/
+1,0
9
0/–1,3/–1,0/–0,7/–0,3/+0,3/
+0,7/+1,0/+1,3
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling b2 (Stapgrootte inst. belichting, 0 313) voor
informatie over het kiezen van de stapgrootte voor de belichtingsstappen.
Zie persoonlijke instelling e8 (Bracketingvolgorde, 0 326) voor informatie
over het kiezen van de volgorde waarin bracketing wordt uitgevoerd.
Zie
persoonlijke instelling f9 (BKT-knop toewijzen, 0 335) voor informatie
over het kiezen van de functie van de D-knop.
D-knop Secundaire
instelschijf
Bovenste
bedieningspaneel
Stapgrootte belichting
143
Z
4 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
De camera verandert de belichting en/of flitssterkte beeld voor
beeld, overeenkomstig het geselecteerde bracketingprogramma.
Modificaties aan de belichting worden toegevoegd aan de
aanpassingen die zijn gemaakt met belichtingscorrectie (zie
pagina 137), waardoor het mogelijk is compensatiewaarden van
meer dan 5 LW te behalen.
Terwijl bracketing actief is, wordt een voortgangsaanduiding
bracketing in de zoeker en het bovenste bedieningspaneel
weergegeven. Na elke opname verdwijnt een deel uit de
aanduiding.
❚❚ Bracketing annuleren
Druk op de D-knop om bracketing te annuleren en draai aan de
hoofdinstelschijf totdat het aantal opnamen in de bracketingreeks nul
is ( ) en M niet langer wordt weergegeven. Het laatst geactiveerde
programma wordt hersteld zodra bracketing de volgende keer wordt
geactiveerd. Bracketing kan ook worden geannuleerd door een reset
met twee knoppen (0 207) uit te voeren, hoewel in dit geval het
bracketingprogramma niet wordt hersteld zodra bracketing de
volgende keer wordt geactiveerd.
Aantal opnamen: 3; stapgrootte:
0,7
Weergave na eerste opname
144
Z
A Belichting en flitsbracketing
In de ontspanstanden continu lage snelheid en continu hoge snelheid
pauzeert de opname nadat het aantal opnamen zoals gespecificeerd in het
bracketingprogramma zijn gemaakt.
De volgende keer dat u de
ontspanknop indrukt wordt de opname hervat.
Indien 1 is geselecteerd
voor persoonlijke instelling c3 (Zelfontspanner) > Aantal opnamen
(0 317) in de zelfontspannerstand, maakt de camera één foto telkens
wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt, maar als het Aantal opnamen 2
of meer betreft, maakt de camera alle opnamen in de reeks in één enkele
serie bij de interval die is geselecteerd voor persoonlijke instelling c3
(Zelfontspanner) > Interval tussen opnamen.
In andere standen wordt er
een opname gemaakt telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.
Als de geheugenkaart vol is voordat de hele opnamereeks is gemaakt, kan
het opnemen worden hervat vanaf de volgende opnamereeks nadat de
geheugenkaart is vervangen of opnamen zijn verwijderd om ruimte op de
geheugenkaart vrij te maken. Als de camera wordt uitgeschakeld voordat
alle foto’s in de reeks zijn gemaakt, wordt bracketing hervat vanaf de
volgende foto in de serie nadat de camera weer is ingeschakeld.
A Belichtingsbracketing
De camera past de belichting aan door de sluitertijd en het diafragma
(automatisch programma), het diafragma (sluitertijdvoorkeuze) of de
sluitertijd (diafragmavoorkeuze, handmatige belichtingsstand) te variëren.
Als Aan is geselecteerd voor ISO-gevoeligheid instellen > Autom inst
ISO-gevoeligheid (0 119) in de standen e, f en g varieert de camera
automatisch de ISO-gevoeligheid voor optimale belichting wanneer de
limieten van het camerabelichtingssysteem worden overschreden.
Persoonlijke instelling e7 (Auto bracketing (M-stand), 0 326) kan worden
gebruikt om de uitvoering van de belichtings- en flitsbracketing in de
handmatige belichtingsstand te wijzigen. Bracketing kan worden
uitgevoerd door de flitssterkte met sluitertijd en/of diafragma te variëren, of
door alleen de flitssterkte te variëren.
145
Z
❚❚ Witbalansbracketing
De camera maakt meerdere kopieën van elke foto, elk met een andere
witbalans.
Zie pagina 153 voor informatie over witbalans.
1 Selecteer witbalansbracketing.
Kies Witbalansbracketing voor
persoonlijke instelling e6 Inst. voor autom.
bracketing.
2 Kies het aantal opnamen.
Houd de D-knop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf
om het aantal opnamen in de bracketingreeks te kiezen. Het
aantal opnamen wordt in het bovenste bedieningspaneel
getoond.
Bij instellingen anders dan nul, verschijnen een W -
pictogram en een aanduiding voor witbalansbracketing
in het bovenste bedieningspaneel en wordt M in de
zoeker weergegeven.
Aantal opnamen
Bovenste
bedieningspaneel
Aanduiding
witbalans-bracketing
D-knop Hoofdinstelschijf
146
Z
3 Selecteer een stapgrootte voor witbalans.
Druk op de D-knop en draai aan de secundaire instelschijf om
de aanpassing voor witbalans te kiezen. Elke stapgrootte is
grofweg equivalent aan 5 mired.
Kies uit stapgroottes van 1 (5 mired), 2 (10 mired) of 3 (15 mired).
Hogere B-waarden komen overeen met toegenomen
hoeveelheden blauw, hogere A-waarden met toegenomen
hoeveelheden amber (0 157). De bracketingprogramma’s met
een stapgrootte van 1 staan hieronder vermeld.
Weergave bedieningspaneel
Aantal
opnamen
Stapgrootte
voor witbalans
Bracketingvolgorde
(LW’s)
01 0
3 1 B 1 B / 0 / 2 B
31 A 1 A / 2 A / 0
21 B 0 / 1 B
21 A 0 / 1 A
3 1 A, 1 B 0 / 1 A / 1 B
5 1 A, 1 B 0 / 2 A / 1 A / 1 B / 2 B
71 A, 1 B
0 / 3 A / 2 A / 1 A /
1 B / 2 B / 3 B
91 A, 1 B
0/4 A/3 A/2 A/1 A/
1 B / 2 B / 3 B / 4 B
A Zie ook
Zie pagina 158 voor een definitie van “mired”.
Stapgrootte voor
witbalans
D-knop Secundaire
instelschijf
Bovenste
bedieningspaneel
147
Z
4 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
Elke opname wordt verwerkt om het aantal kopieën te maken
zoals gespecificeerd in het bracketingprogramma en elke kopie
heeft een andere witbalans. Modificaties aan de witbalans
worden toegevoegd aan de aanpassingen van de witbalans die
zijn gemaakt met de fijnafstelling witbalans.
Als het aantal opnamen in het
bracketingprogramma groter is dan het
aantal resterende opnamen, knipperen
n en het pictogram voor de
betreffende kaart in het bovenste
bedieningspaneel, verschijnt er een
knipperend j-pictogram in de zoeker
en wordt de ontspanknop
uitgeschakeld. De opname kan beginnen zodra een nieuwe
geheugenkaart is geplaatst.
148
Z
❚❚ Bracketing annuleren
Druk op de D-knop om bracketing te annuleren en draai aan de
hoofdinstelschijf totdat het aantal opnamen in de bracketingreeks nul
is (r) en W niet langer wordt weergegeven. Het laatst geactiveerde
programma wordt hersteld zodra bracketing de volgende keer wordt
geactiveerd. Bracketing kan ook worden geannuleerd door een reset
met twee knoppen (0 207) uit te voeren, hoewel in dit geval het
bracketingprogramma niet wordt hersteld zodra bracketing de
volgende keer wordt geactiveerd.
A Witbalansbracketing
Witbalansbracketing is niet beschikbaar voor NEF (RAW) beeldkwaliteit.
Door de NEF (RAW), NEF (RAW) + JPEG Fijn, NEF (RAW) + JPEG Normaal
of NEF (RAW) + JPEG Basis te selecteren, wordt witbalansbracketing
geannuleerd.
Witbalansbracketing heeft alleen invloed op de kleurtemperatuur (de
amberblauwe as in de fijnafstellingweergave voor witbalans, 0 157). Er
worden geen aanpassingen gedaan aan de groenmagenta as.
Telkens wanneer de sluiter wordt ontspannen, wordt in de
zelfontspannerstand het aantal gespecificeerde aantal kopieën in het
witbalansprogramma aangemaakt, ongeacht de optie die is geselecteerd
voor persoonlijke instelling c3 (Zelfontspanner) > Aantal opnamen
(0 317).
Als de camera wordt uitgeschakeld terwijl het toegangslampje van de
geheugenkaart brandt, wordt de camera pas uitgeschakeld nadat alle foto’s
in de reeks zijn opgenomen.
149
Z
❚❚ ADL-bracketing
De camera varieert Actieve D-Lighting voor een serie belichtingen.
Zie pagina 184 voor informatie over Actieve D-Lighting.
1 Selecteer ADL-bracketing.
Kies ADL-bracketing voor persoonlijke
instelling e6 Inst. voor autom. bracketing.
2 Kies het aantal opnamen.
Houd de
D
-knop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om
het aantal opnamen in de bracketingreeks te kiezen. Het aantal
opnamen wordt in het bovenste bedieningspaneel getoond.
Bij instellingen anders dan nul, verschijnen een d -pictogram
en een aanduiding voor ADL-bracketing in het bovenste
bedieningspaneel en wordt M in de zoeker weergegeven.
Kies
twee opnamen om één foto met uitgeschakelde Actieve
D-Lighting te maken en een andere met een geselecteerde
waarde te maken.
Kies drie tot en met vijf opnamen om met
Actieve D-Ligting een reeks foto's te maken die achtereenvolgens
worden ingesteld op waarden tussen Uit en Normaal (drie
opnamen), tussen Uit en Hoog (vier opnamen), of tussen Uit en
Extra hoog 1 of Laag en Extra hoog 2 (vijf opnamen). Ga naar
stap 4 als u voor meer dan twee opnamen kiest.
Aantal opnamen
Bovenste
bedieningspaneel
Aanduiding
ADL-bracketing
D-knop Hoofdinstelschijf
150
Z
3 Selecteer Actieve D-Lighting.
Druk op de D-knop en draai aan de secundaire instelschijf om
Actieve D-Lighting te kiezen.
Actieve D-Lighting wordt in het bovenste bedieningspaneel
getoond.
D-knop Secundaire
instelschijf
Weergave bedieningspaneel
ADL
Y
Automa-
tisch
R
Laag
Q
Normaal
Weergave bedieningspaneel ADL
P
Hoog
Z
Extra hoog 1
3
Extra hoog 2
151
Z
4 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
De camera verandert Actieve D-Lighting beeld voor beeld,
overeenkomstig het geselecteerde bracketingprogramma.
Terwijl bracketing actief is, wordt een voortgangsaanduiding
bracketing in het bovenste bedieningspaneel weergegeven. Na
elke opname verdwijnt een deel uit de aanduiding.
152
Z
❚❚ Bracketing annuleren
Druk op de D-knop om bracketing te annuleren en draai aan de
hoofdinstelschijf totdat het aantal opnamen in de bracketingreeks nul
is (r) en d niet langer wordt weergegeven. Het laatst
geactiveerde programma wordt hersteld zodra bracketing de
volgende keer wordt geactiveerd. Bracketing kan ook worden
geannuleerd door een reset met twee knoppen (0 207) uit te voeren,
hoewel in dit geval het bracketingprogramma niet wordt hersteld
zodra bracketing de volgende keer wordt geactiveerd.
A ADL-bracketing
In de ontspanstanden continu lage snelheid en continu hoge snelheid
pauzeert de opname nadat het aantal opnamen zoals gespecificeerd in het
bracketingprogramma zijn gemaakt.
De volgende keer dat u de
ontspanknop indrukt wordt de opname hervat.
Indien 1 is geselecteerd
voor persoonlijke instelling c3 (Zelfontspanner) > Aantal opnamen
(0 317) in de zelfontspannerstand, maakt de camera één foto telkens
wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt, maar als het Aantal opnamen 2
of meer betreft, maakt de camera alle opnamen in de reeks in één enkele
serie bij de interval die is geselecteerd voor persoonlijke instelling c3
(Zelfontspanner) > Interval tussen opnamen.
In andere standen wordt er
een opname gemaakt telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.
Als de geheugenkaart vol is voordat de hele opnamereeks is gemaakt, kan
het opnemen worden hervat vanaf de volgende opnamereeks nadat de
geheugenkaart is vervangen of opnamen zijn verwijderd om ruimte op de
geheugenkaart vrij te maken. Als de camera wordt uitgeschakeld voordat
alle foto’s in de reeks zijn gemaakt, wordt bracketing hervat vanaf de
volgende foto in de serie nadat de camera weer is ingeschakeld.
r
153
r
Witbalans
Witbalans zorgt ervoor dat de kleuren niet worden beïnvloedt door
de kleur van de lichtbron.
Automatische witbalans wordt aanbevolen
voor de meeste lichtbronnen.
Als het gewenste resultaat niet kan
worden behaald met automatische witbalans, kies dan een optie uit
de onderstaande lijst of gebruik vooringestelde witbalans.
Opties voor witbalans
Optie
Kleurtemperatuur
*
Beschrijving
v Automatisch
3.500–8.000 K
Witbalans wordt automatisch
aangepast. Gebruik G- of D-type
objectieven voor het beste resultaat.
Wanneer een optionele flitser flitst,
worden de resultaten zo nodig
aangepast.
Normaal
Kleuren warm licht
behouden
J Gloeilamplicht 3.000 K Gebruik bij gloeilampverlichting.
I Tl-licht Gebruik met:
Natriumdamplampen
2.700 K
Natriumdamplampen (te vinden bij
sportevenementen).
Warm wit tl-licht 3.000 K Warmwitte tl-lampen.
Wit tl-licht 3.700 K Witte tl-lampen.
Koel wit tl-licht 4.200 K Koelwitte tl-lampen.
Dag wit tl-licht 5.000 K Daglicht met witte tl-lampen.
Daglicht tl-licht 6.500 K Daglicht tl-lampen.
Kwikdamp op hoge
temp.
7.200 K
Lichtbronnen met hoge
kleurtemperatuur (bijv.
kwikdamplampen).
H Direct zonlicht 5.200 K
Gebruik in combinatie met
onderwerpen die worden verlicht
door direct zonlicht.
N Flitslicht 5.400 K Gebruik voor optionele flitsers.
154
r
De witbalans kan worden geselecteerd door op de U-knop te
drukken en aan de hoofdinstelschijf te draaien totdat de gewenste
instelling in het achterste bedieningspaneel wordt weergegeven.
G Bewolkt 6.000 K
Gebruik bij daglicht onder bewolkte
luchten.
M Schaduw 8.000 K
Gebruik bij daglicht met onderwerpen
in de schaduw.
K
Kies
kleurtemperatuur
2.500–10.000 K
Kies kleurtemperatuur uit lijst met
waarden (0 160).
L
Handmatige
voorinstelling
Gebruik onderwerp, lichtbron of
bestaande foto als referentie voor
witbalans (0 163).
* Alle waarden zijn bij benadering en komen niet overeen met de fijnafstelling
(indien van toepassing).
Achterste
bedieningspaneel
U-knop Hoofdinstelschijf
A Het opnamemenu
Witbalans kan tevens met behulp van de optie
Witbalans in het opnamemenu (0 293) worden
aangepast, welke ook voor het fijnafstellen van
de witbalans (0 156) of het meten van een
vooringestelde waarde voor de witbalans
(0 165) kan worden gebruikt.
De optie
Automatisch in het menu Witbalans biedt u de
keuze uit Normaal en Kleuren warm licht behouden, welke de warme
kleuren behoudt die worden geproduceerd door gloeilampverlichting,
terwijl de optie I Tl-licht kan worden gebruikt om de lichtbron uit de
bulb-types te selecteren.
Optie
Kleurtemperatuur
*
Beschrijving
155
r
A Studioflitslicht
Automatische witbalans produceert mogelijk niet de gewenste resultaten
met grote studioflitsapparaten. Gebruik vooringestelde witbalans of stel
witbalans in op Flitslicht en gebruik fijnafstelling om de witbalans aan te
passen.
A Zie ook
Wanneer Witbalansbracketing is geselecteerd voor persoonlijke instelling
e6 (Inst. voor autom. bracketing, 0 325) maakt de camera verschillende
beelden telkens wanneer de sluiter wordt ontspannen. Witbalans wordt bij
elk beeld afgewisseld, waarbij “bracketing” wordt gebruikt voor de waarde
die momenteel is geselecteerd voor witbalans. Zie pagina 145 voor meer
informatie.
A Kleurtemperatuur
De waargenomen kleur van een lichtbron hangt af van de kijker en van
andere omstandigheden. De kleurtemperatuur is een objectieve
maateenheid voor de kleur van een lichtbron, die wordt gedefinieerd als de
temperatuur waarop een voorwerp zou moeten worden verhit om licht met
dezelfde golflengte uit te stralen. Terwijl lichtbronnen met een
kleurtemperatuur in de buurt van 5.000–5.500 K er wit uitzien, beschikken
lichtbronnen met een lagere kleurtemperatuur, zoals gloeilampen, over een
gele of rode zweem. Lichtbronnen met een hogere kleurtemperatuur
hebben een blauwe zweem.
De witbalansopties van de camera zijn
aangepast aan de volgende kleurtemperaturen:
I (Natriumdamplampen): 2.700 K
J (Gloeilamplicht)/
I (Warm-wit tl-licht): 3.000 K
I (Wit tl-licht): 3.700 K
I (Koel wit tl-licht): 4.200 K
I (Dag wit tl-licht): 5.000 K
H (Direct zonlicht): 5.200 K
N (Flitslicht): 5.400 K
G (Bewolkt): 6.000 K
I (Daglicht tl-licht): 6.500 K
I (Kwikdamp op hoge temp.):
7.200 K
M (Schaduw): 8.000 K
156
r
Fijnafstelling witbalans
De instelling van de witbalans kan verder worden verfijnd om
variaties in de kleur van de lichtbron te corrigeren of om een foto
opzettelijk een kleurzweem te geven. Witbalans wordt verder verfijnd
met behulp van de optie Witbalans in het opnamemenu of druk op
de U-knop en draai aan de secundaire instelschijf.
❚❚ Het witbalansmenu
1 Selecteer een optie voor
witbalans in het
opnamemenu.
Druk op de G-knop om de
menu’s weer te geven.
Selecteer Witbalans in het
opnamemenu en markeer
vervolgens een witbalansoptie en druk op 2. Als er een andere
optie dan Automatisch, Tl-licht, Kies kleurtemperatuur of
Handmatige voorinstelling is geselecteerd, ga door naar stap 2.
Als Automatisch of Tl-licht is geselecteerd, markeer dan een
type verlichting en druk op 2 . Zie pagina 169 voor informatie
over het fijnafstellen van de vooringestelde witbalans.
G-knop
157
r
2 Stel witbalans fijn af.
Gebruik de multi-selector om de
witbalans fijn af te stellen.
Witbalans kan op de amber (A)–
blauw (B) as en de groen (G)–
magenta (M) as worden
fijnafgesteld. De horizontale
(amber-blauw) as komt overeen
met de kleurtemperatuur, waarbij elke stapgrootte equivalent is
aan ongeveer 5 mired. De verticale (groen-magenta) as heeft
hetzelfde effect op de overeenkomstige kleur correctie (CC)
filters.
3 Druk op J.
Druk op J om de instellingen op te slaan
en keer terug naar het opnamemenu. Na
het fijnafstellen van de witbalans wordt er
een sterretje (“U”) in het achterste
bedieningspaneel weergegeven.
Coördinaten
Aanpassing
Meer groen toevoegen
Meer magenta toevoegen
Meer amber
toevoegen
Meer blauw
toevoegen
Groen (G)
Magenta (M)
Blauw (B) Amber (A)
J-knop
158
r
A Aanduiding fijnafstelling witbalans
De kleuren op de assen voor fijnafstelling zijn relatief, niet absoluut. Als u de
cursor bijvoorbeeld in de richting van B (blauw) verplaatst wanneer een
“warme” instelling zoals J (Gloeilamplicht) is geselecteerd voor witbalans,
worden foto’s iets “kouder” maar niet blauw.
A “Mired”
Elke wijziging in kleurtemperatuur produceert een groter verschil in kleur
bij lage kleurtemperaturen dan bij hoge kleurtemperaturen. Bijvoorbeeld
een wijziging van 1.000 K produceert een veel grotere verandering in kleur
bij 3.000 K dan bij 6.000 K. Mired, berekend door vermenigvuldiging van het
tegenovergestelde van de kleurtemperatuur met 10
6
, is een meting van de
kleurtemperatuur dat met dergelijke afwijkingen rekening houdt en als
zodanig wordt het apparaat in correctiefilters voor kleurtemperatuur
gebruikt. Bijv.:
4.000 K–3.000 K (een verschil van 1.000 K) = 83 mired
7.000 K–6.000 K (een verschil van 1.000 K) = 24 mired
159
r
❚❚ De U-knop
Bij instellingen anders dan K (Kies kleurtemperatuur) en L
(Handmatige voorinstelling), kan de U-knop worden gebruikt
voor het fijnafstellen van de witbalans op de amber (A)–blauw (B) as
(0 157; gebruik het opnamemenu voor het fijnafstellen van de
witbalans wanneer L is geselecteerd, zoals beschreven op pagina
156). In beide richtingen zijn er zes instellingen beschikbaar. Elke
stapgrootte is equivalent aan ongeveer 5 mired (0 158). Druk op de
U-knop en draai aan de secundaire instelschijf totdat de gewenste
stand in het achterste bedieningspaneel wordt weergegeven. Draai
de secundaire instelschijf naar links om de hoeveelheid amber (A) te
verhogen. Draai de secundaire instelschijf naar rechts om de
hoeveelheid blauw (B) te verhogen. Er verschijnt een sterretje (“U”) in
het achterste bedieningspaneel bij instellingen anders dan 0.
Achterste
bedieningspaneel
U-knop Secundaire instelschijf
160
r
Een kleurtemperatuur kiezen
Wanneer K (Kies kleurtemperatuur) is geselecteerd voor witbalans,
kan de kleurtemperatuur worden geselecteerd met behulp van de
optie Witbalans in het opnamemenu of door de U-knop, multi-
selector en secundaire instelschijf te gebruiken.
❚❚ Het witbalansmenu
Voer de waarden in voor de assen amber-blauw en groen-magenta
(0 157).
1 Selecteer Kies
kleurtemperatuur.
Druk op de G-knop en
selecteer Witbalans in het
opnamemenu. Markeer Kies
kleurtemperatuur en druk
op 2.
2 Selecteer een waarde voor
amber-blauw.
Druk op 4 of 2 om getallen te
markeren en druk op 1 of 3 om
te wijzigen.
D Kies kleurtemperatuur
Merk op dat de gewenste resultaten niet worden verkregen met flitser of tl-
verlichting. Kies N (Flitslicht) of I (Tl-licht) voor deze bronnen. Maak bij
andere lichtbronnen een testopname om te bepalen of de geselecteerde
waarde juist is.
G-knop
Waarde voor amber (A)-
blauw (B)-as
161
r
3 Selecteer een waarde voor
groen-magenta.
Druk op 4 of 2 om de as G
(groen) of M (magenta) te
markeren en druk op 1 of 3 om
een waarde te selecteren.
4 Druk op J.
Druk op J om de wijzigingen op te slaan en
keer terug naar het opnamemenu.
Als een
waarde anders dan 0 is geselecteerd voor
de groene (G)–magenta (M) as, wordt een
sterretje (“U”) in het achterste
bedieningspaneel weergegeven.
Waarde voor groen (G)-magenta
(M)-as
J-knop
162
r
❚❚ De U-knop
De U-knop kan alleen worden gebruikt om de kleurtemperatuur
voor de amber (A)–blauw (B) as te selecteren.
Druk op de U-knop en
draai aan de secundaire instelschijf totdat de gewenste stand in het
achterste bedieningspaneel wordt weergegeven (aanpassingen
worden in mireds uitgevoerd; 0 158).
Druk op de U-knop om een
kleurtemperatuur rechtstreeks in stapgroottes van 10 K in te voeren
en druk op 4 of 2 om een getal te markeren en druk op 1 of 3 om
dit getal te wijzigen.
U-knop Secundaire instelschijf
Achterste
bedieningspaneel
163
r
Handmatige voorinstelling
U kunt handmatige voorinstelling gebruiken om aangepaste
witbalansinstellingen op te slaan en te gebruiken voor opnamen bij
verschillende soorten licht of om lichtbronnen met een duidelijke
kleurzweem te corrigeren. De camera kan maximaal vier waarden
voor vooringestelde witbalans opslaan in voorinstellingen d-1 tot en
met d-4. Er zijn twee methoden beschikbaar voor het instellen van
vooringestelde witbalans:
Methode Beschrijving
Directe meting
Een neutraal grijs of wit voorwerp wordt onder licht
geplaatst dat in de definitieve foto zal worden
gebruikt en de witbalans wordt door de camera
gemeten (0 164).
Kopie van bestaande foto
De witbalans wordt van een foto naar een
geheugenkaart gekopieerd (0 168).
A Voorinstellingen witbalans
Wijzigingen aan de voorinstellingen van de witbalans gelden voor alle
opnamemenu’s van de geheugenbank (0 294). Er wordt een
bevestigingsvenster weergegeven als de gebruiker een vooringestelde
witbalans probeert te wijzigen die is aangemaakt in een ander
opnamemenu van de geheugenbank.
A Voorinstelling witbalans meten
Handmatige voorinstelling witbalans kan niet worden gemeten tijdens
livebeeld (0 49, 63), terwijl u een HDR-foto (0 186) of meerdere opnamen
(0 210) vastlegt of wanneer Films opnemen is geselecteerd voor
persoonlijke instelling g4 (Ontspanknop toewijzen, 0 343).
164
r
❚❚ Een waarde voor witbalans meten
1 Belicht een referentievoorwerp.
Plaats een neutraal wit of grijs voorwerp onder het licht dat in de
definitieve foto wordt gebruikt. In studio-instellingen kan een
standaard grijskaart als referentievoorwerp worden gebruikt.
Merk op dat bij het meten van witbalans de belichting
automatisch wordt verhoogd met 1 LW. Pas in belichtingsstand h
de belichting aan, zodat de belichtingsaanduiding ±0 (0 130)
toont.
2 Stel witbalans in op L (Handmatige voorinstelling).
Druk op de U-knop en draai aan de hoofdinstelschijf totdat L
in het achterste bedieningspaneel wordt weergegeven.
3 Selecteer een voorinstelling.
Druk op de U-knop en draai aan de secundaire instelschijf
totdat de gewenste vooringestelde witbalans (d-1 tot d-4) in het
achterste bedieningspaneel wordt weergegeven.
Achterste
bedieningspaneel
U-knop Hoofdinstelschijf
Achterste
bedieningspaneel
U-knop Secundaire
instelschijf
165
r
4 Selecteer de stand direct meten.
Ontspan kort de U-knop en druk
vervolgens op de knop totdat het
pictogram L in het achterste
bedieningspaneel begint te knipperen.
Tevens verschijnt er een knipperende
D in het bovenste bedieningspaneel
en de zoeker. De weergaven knipperen
ongeveer zes seconden.
5 Meet de witbalans.
Kadreer, voordat de aanduidingen stoppen met
knipperen, het referentievoorwerp zodat het de zoeker
vult en druk de ontspanknop helemaal in. De camera meet een
waarde voor witbalans en bewaart het in de voorinstelling die is
geselecteerd in stap 3. Er wordt geen foto gemaakt; zelfs als de
camera niet is scherpgesteld, kan de witbalans nauwkeurig
worden gemeten.
Bovenste
bedieningspaneel
Achterste
bedieningspaneel
Zoeker
166
r
6 Controleer de resultaten.
Als de camera een waarde voor witbalans
kon meten, knippert C ongeveer zes
seconden in de bedieningspanelen,
terwijl de zoeker een knipperende a
toont.
Als het te donker of te licht is, kan de
camera de witbalans mogelijk niet
meten. Een knipperende ba
verschijnt ongeveer zes seconden in de
bedieningspanelen en de zoeker. Druk de
ontspanknop half in om terug te keren
naar stap 5 en de witbalans opnieuw te
meten.
Bovenste
bedieningspaneel
Achterste
bedieningspaneel
Zoeker
Bovenste
bedieningspaneel
Achterste
bedieningspaneel
Zoeker
167
r
D Stand direct meten
Als er geen handelingen worden uitgevoerd terwijl de weergaveschermen
knipperen, wordt de stand direct meten beëindigd op het tijdstip dat is
geselecteerd voor persoonlijke instelling c2 (Stand-by-timer, 0 316).
A Beveiligde voorinstellingen
Als de huidige voorinstelling is beveiligd (0 171), kan witbalans niet
worden fijnafgesteld, het commentaar niet worden bewerkt en zal 3 in
het bovenste bedieningspaneel en in de zoeker knipperen (en L in het
achterste bedieningspaneel) als u een nieuwe waarde probeert te meten.
A Een voorinstelling selecteren
Door Handmatige voorinstelling voor de optie
Witbalans in het opnamemenu te selecteren,
wordt het rechts getoonde venster weergegeven;
markeer een voorinstelling en druk op J.
Als er
momenteel geen waarde bestaat voor de
geselecteerde voorinstelling, wordt witbalans
ingesteld op 5.200 K, hetzelfde als voor Direct
zonlicht.
168
r
❚❚ Witbalans van een foto kopiëren
Voer de onderstaande stappen uit om een waarde voor witbalans
vanaf een bestaande foto naar een geselecteerde voorinstelling te
kopiëren.
1 Selecteer L
(Handmatige
voorinstelling) voor
witbalans in het
opnamemenu.
Druk op de G-knop en
selecteer Witbalans in het
opnamemenu. Markeer Handmatige voorinstelling en druk op
2.
2 Selecteer een bestemming.
Markeer de bestemming van de
voorinstelling (d-1 tot d-4) en
druk op de centrale knop van de
multi-selector.
3 Kies Selecteer foto.
Markeer Selecteer foto en druk
op 2.
G-knop
169
r
4 Markeer een bronfoto.
Markeer de bronfoto. Houd de
X-knop ingedrukt als u de
gemarkeerde afbeelding
schermvullend wilt weergeven.
Druk op W en selecteer de
gewenste kaart en map (0 236) om
afbeeldingen op andere locaties te
bekijken.
5 Kopieer de witbalans.
Druk op J om de witbalanswaarde voor de
gemarkeerde foto naar de geselecteerde
voorinstelling te kopiëren. Als de gemarkeerde
foto commentaar bevat (0 352), wordt het
commentaar naar het commentaar voor de
geselecteerde voorinstelling gekopieerd.
A Een voorinstelling witbalans kiezen
Druk op 1 om de huidige voorinstelling witbalans
(d-1d-4) te markeren en druk op 2 om een andere
voorinstelling te selecteren.
A Voorinstelling witbalans fijnafstellen
De geselecteerde voorinstelling kan worden
fijnafgesteld door Fijnafstelling te selecteren en
witbalans aan te passen, zoals beschreven op
pagina 157.
J-knop
170
r
❚❚ Commentaar invoeren
Volg de onderstaande stappen om een beschrijvend commentaar van
maximaal zesendertig tekens in te voeren voor een voorinstelling
witbalans.
1 Selecteer L (Handmatige
voorinstelling).
Markeer Handmatige
voorinstelling in het
witbalansmenu (0 168) en druk
op 2.
2 Selecteer een voorinstelling.
Markeer de gewenste
voorinstelling en druk op de
centrale knop van de multi-
selector.
3 Select Commentaar
bewerken.
Markeer Commentaar
bewerken en druk op 2.
4 Bewerk het commentaar.
Bewerk het commentaar zoals beschreven
op pagina 180.
171
r
❚❚ Een voorinstelling witbalans beveiligen
Voer de onderstaande stappen uit om de geselecteerde voorinstelling
witbalans te beveiligen.
Beveiligde voorinstellingen kunnen niet
worden aangepast en de opties Fijnafstelling en Commentaar
bewerken kunnen niet worden gebruikt.
1 Selecteer L (Handmatige
voorinstelling).
Markeer Handmatige
voorinstelling in het
witbalansmenu (0 168) en druk
op 2.
2 Selecteer een voorinstelling.
Markeer de gewenste
voorinstelling en druk op de
centrale knop van de multi-
selector.
3 Selecteer Beveiligen.
Markeer Beveiligen en druk op
2.
4 Selecteer Aan.
Markeer Aan en druk op J
om de geselecteerde
vooringestelde witbalans te
beveiligen.
Selecteer Uit om
de beveiliging te
verwijderen.
J-knop
172
r
J
173
J
Beeldverbetering
Dankzij het unieke Picture Control-systeem van Nikon kunt u
beeldbewerkingsinstellingen inclusief verscherping, contrast,
helderheid, verzadiging en tint delen met compatibele apparaten en
software.
Een Picture Control selecteren
De camera beschikt over verschillende vooringestelde Picture
Controls. Kies een Picture Control die past bij het type onderwerp of
opname.
1 Druk op L (Z/Q).
Er wordt een lijst met Picture
Controls weergegeven.
Picture Controls
Optie Beschrijving
Q Standaard
Standaardverwerking voor evenwichtige resultaten.
Aanbevolen voor de meeste situaties.
R Neutraal
Minimale verwerking voor natuurlijke resultaten. Kies
deze optie voor foto’s die later uitgebreid zullen
worden bewerkt of geretoucheerd.
S Levendig
Foto’s worden verbeterd voor een levendig fotoprint-
effect. Kies deze optie voor foto’s met voornamelijk
primaire kleuren.
T Monochroom Voor het nemen van monochrome foto’s.
o Portret
Geeft een natuurlijke textuur en een egaal gevoel van
de huid bij het verwerken van portretten.
p Landschap Voor levendige landschappen en stadsgezichten.
L (Z/Q)-knop
174
J
2 Selecteer een Picture
Control.
Markeer de gewenste
Picture Control en druk op
J.
A Vooringestelde Picture Controls versus eigen Picture Controls
De Picture Controls meegeleverd met de camera worden aangeduid als
vooringestelde Picture Controls. Eigen Picture Controls worden aangemaakt
door middel van aanpassingen aan de bestaande Picture Controls met
behulp van de optie Picture Control beheren in het opnamemenu
(0 179). Eigen Picture Controls kunnen op een geheugenkaart worden
opgeslagen en met andere D4-camera’s en compatibele software worden
gedeeld (0 182).
A De aanduiding Picture Control
Wanneer de R knop wordt ingedrukt, wordt de
huidige Picture Control in het informatiescherm
weergegeven.
Aanduiding Picture
Control
A Het opnamemenu
Picture Controls kunnen tevens worden
geselecteerd met behulp van de optie Picture
Control instellen in het opnamemenu (0 293).
J-knop
175
J
Bestaande Picture Controls aanpassen
Bestaande vooringestelde of eigen Picture
Controls (0 179) kunnen worden aangepast
aan het onderwerp of aan de creatieve wensen
van de gebruiker. Kies een evenwichtige
combinatie van instellingen met behulp van
Snel aanpassen of pas de individuele
instellingen handmatig aan.
1 Selecteer een Picture
Control.
Markeer de gewenste Picture
Control in de Picture Control-lijst
(0 173) en druk op 2.
2 Pas de instellingen aan.
Druk op 1 of 3 om de gewenste
instelling te markeren en druk
op 4 of 2 om een waarde te
kiezen (0 176). Herhaal deze
stap totdat alle instellingen zijn
aangepast of selecteer Snel aanpassen om een vooringestelde
combinatie van instellingen te selecteren. U kunt de
standaardinstellingen herstellen door op de O (Q)-knop te
drukken.
3 Druk op J.
A Aanpassingen in de originele Picture Controls
Picture Controls waarvan de standaardwaarden
zijn gewijzigd, worden aangeduid met een
sterretje (“U”) in het menu Picture Control
instellen.
176
J
❚❚ Instellingen Picture Control
Optie Beschrijving
Snel aanpassen
Kies uit opties tussen –2 en +2 om het effect van de
geselecteerde Picture Control te verminderen of te
versterken (merk op dat hierdoor alle handmatige
aanpassingen ongedaan worden gemaakt). Als u
bijvoorbeeld positieve waarden kiest voor Levendig,
worden alle foto’s levendiger. Niet beschikbaar voor
Neutraal, Monochroom of eigen Picture Controls.
Handmatige aanpassingen
(alle Picture Controls)
Verscherping
Bepaal de scherpte van de contouren. Selecteer A om de
verscherping automatisch aan te passen aan het type
onderwerp of kies een waarde tussen 0 (geen
verscherping) en 9 (hoe hoger de waarde, des te sterker
de verscherping).
Contrast
Selecteer A als u het contrast automatisch wilt aanpassen
aan het type onderwerp of kies een waarde tussen –3 en
+3 (kies lagere waarden om te voorkomen dat hoge
lichten in portretten verbleken in direct zonlicht. Kies
hogere waarden als u details in mistige landschappen en
andere onderwerpen met een laag contrast wilt
behouden).
Helderheid
Kies –1 voor een lagere helderheid of kies +1 voor een
grotere helderheid. Heeft geen invloed op de belichting.
Handmatige aanpassingen
(alleen niet-monochroom)
Verzadiging
Regel de levendigheid van kleuren. Selecteer A als u de
verzadiging automatisch wilt aanpassen aan het type
onderwerp of kies een waarde tussen –3 en +3 (bij lagere
waarden wordt de verzadiging verminderd en bij hogere
waarden wordt de verzadiging versterkt).
Tint
Kies negatieve waarden (het minimum is –3) om
roodtinten paarser, blauwtinten groener en groentinten
geler te maken. Kies positieve waarden (maximaal +3) om
roodtinten meer oranje, groentinten blauwer en
blauwtinten paarser te maken.
Handmatige aanpassingen
(alleen monochroom)
Filtereffecten
Bootst het effect van kleurfilters op monochrome foto’s
na. Kies uit OFF (UIT), geel, oranje, rood en groen (0 177).
Kleurtoon
Kies de kleur die wordt gebruikt in monochrome foto’s uit
B&W (Z&W) (zwart-wit), Sepia (Sepia), Cyanotype
(Koelblauw) (blauwgekleurd monochroom), Red (Rood),
Yellow (Geel), Green (Groen), Blue Green
(Blauwgroen), Blue (Blauw), Purple Blue (Paarsblauw),
Red Purple (Roodpaars) (0 178).
177
J
D “A” (Automatisch)
De resultaten van automatische verscherping,
contrast en verzadiging variëren met de belichting
en de positie van het onderwerp in het beeld.
Gebruik een G- of D-type objectief voor het beste
resultaat. De pictogrammen voor Picture Controls
met automatisch contrast en automatische
verzadiging worden groen weergegeven in het
Picture Control-raster en er verschijnen lijnen die
parallel lopen met de assen van het raster.
A Het Picture Control-raster
Door in stap 2 op pagina 175 op de W-knop te
drukken, wordt een Picture Control-raster
weergegeven waarin het contrast en de
verzadiging voor de geselecteerde Picture Control
worden weergegeven met betrekking tot de
andere Picture Controls (alleen contrast wordt
weergegeven wanneer Monochroom is
geselecteerd). Ontspan de W-knop om naar het
menu Picture Control terug te keren.
A Vorige instellingen
In de waardeaanduiding in het menu voor Picture
Controls wordt de vorige waarde aangeduid met
een streepje. Gebruik dit als referentie bij het
aanpassen van de instellingen.
A Filtereffecten (alleen monochroom)
De opties in dit menu bootsen het effect van kleurfilters op monochrome
foto’s na. De volgende filtereffecten zijn beschikbaar:
Optie Beschrijving
Y Geel
Vergroot het contrast. Kan worden gebruikt om de helderheid van de
lucht in landschapsfoto’s te verlagen. Oranje creëert een groter
contrast dan geel en rood creëert een groter contrast dan oranje.
O Oranje
R Rood
G Groen Verzacht huidtinten. Kan worden gebruikt voor portretten.
Houd er rekening mee dat het effect van Filtereffecten groter is dan van
echte glazen filters.
178
J
A Kleurtoon (alleen monochroom)
Door op 3 te drukken wanneer Kleurtoon is
geselecteerd, worden de opties voor verzadiging
weergegeven. Druk op 4 of 2 om de verzadiging
aan te passen. De verzadiging kan niet worden
aangepast als B&W (Z&W) (zwart-wit) is
geselecteerd.
A Eigen Picture Controls
De beschikbare opties voor Picture Controls zijn dezelfde opties als de
originele vooringestelde Picture Control waarop het is gebaseerd.
179
J
Eigen Picture Controls creëren
De met de camera meegeleverde vooringestelde Picture Controls
kunnen worden aangepast en als eigen Picture Controls worden
opgeslagen.
1 Selecteer Picture
Control beheren in het
opnamemenu.
Druk op de G-knop om de
menu’s weer te geven.
Markeer Picture Control
beheren in het
opnamemenu en druk op 2.
2 Selecteer Opslaan/
bewerken.
Markeer Opslaan/bewerken en
druk op 2.
3 Selecteer een Picture
Control.
Markeer een bestaande Picture
Control en druk op 2 of druk op
J om verder te gaan met stap 5
en een kopie van de
gemarkeerde Picture Control op te slaan zonder deze te wijzigen.
G-knop
180
J
4 Bewerk de geselecteerde Picture
Control.
Zie pagina 176 voor meer informatie. Druk
op de O (Q)-knop om de wijzigingen
ongedaan te maken en start opnieuw vanaf
de standaardinstellingen. Druk op J
wanneer de instellingen zijn voltooid.
5 Selecteer een bestemming.
Kies een bestemming voor de
eigen Picture Control (C-1 tot en
met C-9) en druk op 2.
6 Geef een naam op voor de
Picture Control.
Het dialoogvenster voor
tekstinvoer, zoals rechts
afgebeeld, wordt
weergegeven. Standaard
wordt voor nieuwe Picture Controls een tweecijferig nummer
toegevoegd (automatisch toegewezen) aan de naam van de
bestaande Picture Control; ga naar stap 7 om de standaardnaam
te gebruiken. Houd de W-knop ingedrukt en druk op 4 of 2 om
de cursor in het naamveld te verplaatsen. Markeer, om een nieuw
teken in te voeren bij de huidige cursorpositie, met behulp van de
multi-selector het gewenste teken in het toetsenbordveld en
druk op de centrale knop van de multi-selector. Druk op de O
(Q)-knop om het teken bij de huidige cursorpositie te
verwijderen.
Eigen Picture Control-namen kunnen maximaal negentien tekens
lang zijn. Alle tekens die u na het negentiende teken invoert,
worden verwijderd.
Toetsen-
bordveld
Naamveld
181
J
7 Sla de wijzigingen op en
sluit af.
Druk op J om de
wijzigingen op te slaan en
sluit af. De nieuwe Picture
Control wordt weergegeven
in de lijst met Picture
Controls.
A Picture Control beheren > Hernoemen
De naam van een eigen Picture Control kan op elk
gewenst moment met de optie Hernoemen in het
menu Picture Control beheren hernoemd
worden.
A Picture Control beheren > Wissen
De optie Wissen in het menu Picture Control
beheren kan worden gebruikt om de
geselecteerde eigen Picture Controls te
verwijderen wanneer deze niet langer nodig zijn.
A Het oorspronkelijke pictogram Picture Control
De oorspronkelijke voorinstelling Picture Control
waarop de eigen Picture Control is gebaseerd,
wordt aangeduid door een pictogram in de
rechterbovenhoek van het bewerkingsvenster.
Pictogram
oorspronkelijke
Picture Control
J-knop
182
J
Eigen Picture Controls delen
Eigen Picture Controls gemaakt met de Picture Control Utility van
ViewNX 2 of optionele software zoals Capture NX 2 kunnen naar een
geheugenkaart worden gekopieerd en in de camera worden geladen.
Omgekeerd kunnen de eigen Picture Controls gemaakt met de
camera naar de geheugenkaart worden gekopieerd om in andere D4-
camera’s en compatibele software te gebruiken en kunnen deze
vervolgens worden verwijderd wanneer ze niet langer nodig zijn (als
er twee geheugenkaarten zijn geplaatst, wordt de kaart in de eerste
sleuf gebruikt; 0 95).
Markeer Laden/opslaan in het
menu Picture Control beheren en
druk op 2 om eigen Picture
Controls naar of van de
geheugenkaart te kopiëren of
eigen Picture Controls van de
geheugenkaart te verwijderen. De
volgende opties worden weergegeven:
Kopiëren naar camera: kopieer eigen Picture Controls van de
geheugenkaart naar eigen Picture Controls C-1 tot C-9 in de camera
en geef ze naar wens een naam.
Wissen van kaart: verwijder
geselecteerde eigen Picture
Controls van de
geheugenkaart. Het
bevestigingsvenster rechts
wordt weergegeven voordat
een Picture Control wordt
verwijderd; markeer Ja om de
geselecteerde Picture Control te verwijderen en druk op J.
Kopiëren naar kaart: kopieer een eigen Picture Control (C-1 tot en met
C-9) van de camera naar een geselecteerde bestemming (1 tot en
met 99) op de geheugenkaart.
J-knop
183
J
A Eigen Picture Controls opslaan
Op elk moment kunnen maximaal 99 eigen Picture Controls op de
geheugenkaart worden opgeslagen. Alleen Picture Controls die door de
gebruiker zijn gemaakt, kunnen op de geheugenkaart worden opgeslagen.
De met de camera (0 173) meegeleverde vooringestelde Picture Controls
kunnen niet naar de geheugenkaart worden gekopieerd of worden
hernoemd of verwijderd.
184
J
Detail in hoge lichten en
schaduwen behouden
Actieve D-Lighting
Met Actieve D-Lighting blijven details in hoge lichten en schaduwen
behouden voor foto’s met een natuurlijk contrast. Gebruik voor
onderwerpen met een hoog contrast, bijvoorbeeld wanneer u vanuit
een deur of raam een fel verlicht buitentafereel fotografeert, of
wanneer u op een zonnige dag foto’s maakt van onderwerpen in de
schaduw.
Deze functie werkt het best in combinatie met
matrixmeting (0 123).
Actieve D-Lighting uit Actieve D-Lighting:
Y Automatisch
D “Actieve D-Lighting” versus “D-Lighting”
Met de optie Actieve D-Lighting in het opnamemenu wordt de belichting
vóór de opname aangepast voor een optimaal dynamisch bereik. Met de
optie D-Lighting in het retoucheermenu kan het dynamische bereik in
foto’s na de opname worden geoptimaliseerd.
185
J
Om Actieve D-Lighting te gebruiken:
1 Selecteer Actieve
D-Lighting in het
opnamemenu.
Druk op de G-knop om de
menu’s weer te geven.
Markeer Actieve D-Lighting
in het opnamemenu en druk
op 2.
2 Kies een optie.
Markeer de gewenste optie
en druk op J. Als Y
Automatisch is
geselecteerd, past de
camera automatisch Actieve
D-Lighting aan de
opnameomstandigheden aan (in de belichtingsstand h is Y
Automatisch echter equivalent aan Q Normaal).
D Actieve D-Lighting
Actieve D-Lighting kan niet worden gebruikt in combinatie met films. Er kan
ruis (willekeurige heldere pixels, waas of lijnen) op foto’s verschijnen die
met Actieve D-Lighting zijn gemaakt. Er kunnen onregelmatige schaduwen
in combinatie met bepaalde onderwerpen zichtbaar zijn. Actieve
D-Lighting kan niet worden gebruikt bij ISO-gevoeligheden van Hi 0,3 of
hoger.
A Zie ook
Wanneer ADL-bracketing is geselecteerd voor persoonlijke instelling e6
(Inst. voor autom. bracketing, 0 325) varieert de camera met Actieve
D-Lighting gedurende een serie opnamen. Zie pagina 149 voor meer
informatie.
G-knop
J-knop
186
J
Hoog Dynamisch Bereik (HDR)
Indien gebruikt met onderwerpen met een hoog contrast, behoudt
High Dynamic Range (HDR) details in hoge lichten en schaduwen
door twee opnamen met verschillende belichtingen te combineren.
HDR is het meest effectief bij het gebruik van matrixmeting (0 123;
met andere meetmethodes en objectieven zonder CPU is een
belichtingsverschil van Automatisch equivalent aan ongeveer 2 LW).
Het kan niet worden gebruikt voor het vastleggen van NEF (RAW)-
afbeeldingen.
Filmopname (0 63), flitslicht (0 191), bracketing
(0 139), meervoudige belichting (0 210) en time-lapse-fotografie
(0 223) kunnen niet worden gebruikt zo lang als HDR actief is en een
sluitertijd A is niet beschikbaar.
1 Selecteer HDR (hoog
dynamisch bereik).
Druk op de G-knop om de
menu’s weer te geven.
Markeer HDR (hoog
dynamisch bereik) in het
opnamemenu en druk op 2.
+
Eerste opname
(donkerder)
Tweede opname
(lichter)
Gecombineerd HDR-
beeld
G-knop
187
J
2 Selecteer een stand.
Markeer HDR-stand en druk
op 2.
Markeer een van de
volgende opties en druk op
J.
Selecteer 0 Aan (reeks)
om een reeks HDR-foto’s te
maken. De HDR-opname
wordt voortgezet totdat u
Uit selecteert voor de
HDR-stand.
Selecteer Aan (één foto) om één HDR-foto te maken. Normaal
vastleggen wordt automatisch hervat nadat u één HDR-foto
hebt gecreëerd.
Selecteer Uit om af te sluiten zonder extra HDR-foto’s te maken.
Als Aan (reeks) of Aan (één foto) is
geselecteerd, wordt een y-pictogram in
het bovenste bedieningspaneel
weergegeven.
J-knop
188
J
3 Kies het
belichtingsverschil.
Markeer Belichtingsverschil
en druk op 2 om het verschil
in belichting tussen de twee
opnamen te kiezen.
De opties aan de rechterkant
worden weergegeven.
Markeer een optie en druk op
J.
Kies hogere waarden voor
contrastrijke onderwerpen,
maar merk op dat het kiezen
van een waarde hoger dan vereist, mogelijk niet de gewenste
resultaten oplevert; als Automatisch is geselecteerd, past de
camera automatisch de belichting aan die geschikt is voor het
onderwerp.
4 Kies de hoeveelheid
verzachting.
Markeer Verzachting en
druk op 2 om te kiezen met
welke hoeveelheid de
overgangen tussen de twee
afbeeldingen worden verzacht.
De opties aan de rechterkant
worden weergegeven.
Markeer een optie en druk op
J. Hogere waarden leveren
een zachter
compositiebeeld. Er kunnen
onregelmatige schaduwen in combinatie met bepaalde
onderwerpen zichtbaar zijn.
189
J
5 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
De camera maakt twee opnamen wanneer
de ontspanknop volledig wordt ingedrukt.
l y” wordt in het bovenste
bedieningspaneel en l u wordt in de
zoeker weergegeven terwijl de
afbeeldingen worden gecombineerd; er
kunnen geen foto’s worden gemaakt
voordat het vastleggen is voltooid.
Ongeacht de huidig geselecteerde optie
voor de ontspanstand wordt er slechts één
foto gemaakt, telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.
Als Aan (reeks) is geselecteerd, schakelt HDR alleen uit als Uit is
geselecteerd voor HDR-stand; als Aan (één foto) is geselecteerd,
schakelt HDR automatisch uit nadat de foto is gemaakt. Het y-
pictogram verdwijnt uit het weergavescherm als de HDR-opname
is beëindigd.
D HDR-foto’s kadreren
De randen van het beeld worden mogelijk bijgesneden. De gewenste
resultaten worden mogelijk niet behaald als de camera of het onderwerp
beweegt tijdens het vastleggen. Gebruik van een statief wordt aanbevolen.
Afhankelijk van het onderwerp, kunnen schaduwen rond heldere objecten
of kransen rond donkere objecten verschijnen; dit effect kan worden
verminderd door de hoeveelheid verzachting aan te passen.
Bovenste
bedieningspaneel
Zoeker
190
J
A De D-knop
Als HDR (hoog dynamisch bereik) is geselecteerd
voor persoonlijke instelling f9 (BKT-knop
toewijzen; 0 335), kunt u de HDR-stand
selecteren door op de D-knop te drukken en aan
de hoofdinstelschijf te draaien, en het
belichtingsverschil selecteren door op de D-
knop te drukken en aan de secundaire instelschijf
te draaien. De stand en het belichtingsverschil
worden in het bovenste bedieningspaneel
getoond: y en R verschijnen wanneer Aan
(reeks) is geselecteerd en y wanneer Aan (één foto) is geselecteerd; er
verschijnt geen pictogram wanneer HDR is uitgeschakeld.
A Intervalfotografie
Als Aan (reeks) is geselecteerd voor HDR-stand voordat intervalopname
begint, zet de camera het maken van HDR-foto’s voort bij het geselecteerde
interval (als Aan (één foto) is geselecteerd, eindigt de intervalopname na
een enkele foto). Het beëindigen van HDR-fotografie beëindigt de
intervalopname.
A Geheugenbanken voor het opnamemenu
HDR-instellingen kunnen voor elke bank afzonderlijk worden aangepast
(0 294), maar bij het overschakelen naar een bank waarin HDR actief is
tijdens meervoudige belichting (0 210) of intervalopnamen (0 216) wordt
HDR uitgeschakeld. HDR wordt tevens uitgeschakeld als u naar een bank
overschakelt waarin een NEF (RAW)-optie is geselecteerd voor
beeldkwaliteit.
l
191
l
Fotograferen met de flitser
De camera ondersteunt het Nikon Creatieve Verlichtingssysteem (CVS)
en kan worden gebruikt met CVS-compatibele flitsers.
Optionele
flitsers kunnen rechtstreeks op de accessoireschoen van de camera
worden bevestigd zoals hieronder wordt beschreven.
De
accessoireschoen is voorzien van een vergrendeling voor flitsers met
een vergrendelingspin.
1 Verwijder het afdekkapje van de
accessoireschoen.
2 Monteer de flitser op de
accessoireschoen.
Raadpleeg de handleiding van de flitser
voor meer informatie.
Een flitser gebruiken
A De flitseraansluiting
Indien vereist kan een synchronisatiekabel op de
flitseraansluiting worden aangesloten.
Sluit geen
andere flitser aan via een synchronisatiekabel
wanneer u synchronisatie op het tweede gordijn
toepast met een flitser die op de accessoireschoen
van de camera is bevestigd.
192
l
Het Nikon Creatieve Verlichtingssysteem
(CVS)
Nikons geavanceerde Creatieve Verlichtingssysteem (CVS) biedt een
verbeterde communicatie tussen de camera en compatibele flitsers
voor betere flitsfoto’s.
❚❚ CVS-compatibele flitsers
De camera is geschikt voor de volgende CVS-compatibele flitsers:
De SB-910, SB-900, SB-800, SB-700, SB-600, SB-400 en SB-R200:
SU-800 draadloze Speedlight commander: als de SU-800 op een CVS-
compatibele camera wordt bevestigd, kan deze worden gebruikt als
commander voor de externe flitsers SB-910, SB-900, SB-800, SB-700
en SB-600 of SB-R200 in maximaal drie groepen.
De SU-800 zelf is
niet voorzien van een flitser.
Flitser
SB-910
1
SB-900
1
SB-800 SB-700
1
SB-600 SB-400
2
SB-R200
3
Kenmerk
Richtgetal
4
ISO 100 34 34 38 28 30 21 10
ISO 200 48 48 53 39 42 30 14
1 Als een kleurfilter op de SB-910, SB-900 of SB-700 is bevestigd wanneer v of N
(flitser) is geselecteerd voor witbalans, zal de camera automatisch het filter
detecteren en de witbalans overeenkomstig aanpassen.
2 Draadloze flitserregeling is niet beschikbaar voor de SB-400.
3 Kan op afstand worden bediend met de optionele SB-910, SB-900, SB-800 of SB-700
flitser of de SU-800 draadloze Speedlight commander.
4 m, 20 °C, SB-910, SB-900, SB-800, SB-700 en SB-600 bij 35 mm positie van de
zoomkop; SB-910, SB-900 en SB-700 bij standaardverlichting.
A Richtgetal
Als u het bereik van de flitser op vol vermogen wilt berekenen, deelt u het
richtgetal door het diafragma. Bijvoorbeeld bij ISO 100 beschikt de SB-800
over een richtgetal van 38 m (35mm positie van de zoomkop); het bereik bij
een diafragma van f/5.6 is 38÷5,6 of circa 6,8 meter. Voor elke verdubbeling
van de ISO-gevoeligheid vermenigvuldigt u het richtgetal met de
vierkantswortel van twee (circa 1,4).
193
l
De volgende functies zijn beschikbaar voor CVS-compatibele flitsers:
1 Alleen beschikbaar als de SU-800 wordt gebruikt om andere flitsers aan te sturen.
De
SU-800 zelf is niet voorzien van een flitser.
2 Standaard i-DDL-flitser voor digitale SLR wordt gebruikt bij spotmeting of als deze
flitsstand op de flitser is geselecteerd.
3 Standaard i-DDL-flitser voor SLR wordt gebruikt bij spotmeting.
4 Geselecteerd op de flitser.
5 Automatisch diafragma (AA) wordt gebruikt, ongeacht de stand die is geselecteerd op
de flitser.
6 Kan met de camera worden geselecteerd.
7 Selecteer 1/250 sec. (autom. FP) voor persoonlijke instelling e1
(Flitssynchronisatiesnelheid, 0 323).
8 CPU-objectief vereist.
Flitser
SB-910
SB-900
SB-800
SB-700 SB-600 SB-400
Geavanceerde draadloze flitssturing
Master/commander Bediening op afstand
Flitsstand/functie
SB-910
SB-900
SB-800
SB-700 SU-800
1
SB-910
SB-900
SB-800
SB-700
SB-600
SB-R200
i-
DDL
i-DDL
uitgebalanceerde
invulflits voor
digitale SLR
2
3
2
3
✔✔✔✔✔✔
AA
Automatisch
diafragma
4
———
5
5
5
——
A
Niet-DDL
automatisch
4
———
5
——
5
——
GN
Handmatig met
afstandsprioriteit
✔✔————————
M Handmatig ✔✔✔
6
✔✔✔✔✔✔
RPT
Stroboscopisch
flitsen
——— ✔✔✔
Automatische snelle
FP-synchronisatie
7
✔✔✔ ✔✔✔✔✔✔
Flitswaardevergrendeling ✔✔✔✔✔✔✔✔✔✔
AF-hulp voor
meervelds-AF
8
✔✔✔ ✔✔✔———
Doorgave van
flitskleurinformatie
✔✔✔✔✔✔————
REAR
Synchronisatie op
het tweede
gordijn
✔✔✔✔✔✔✔✔✔✔
Y
Rode-ogenreductie
✔✔✔✔✔✔————
Power zoom ✔✔✔ ✔✔————
194
l
A Automatisch diafragma/Niet-DDL automatisch
Bij het kiezen van automatisch diafragma (AA) terwijl er een objectief zonder
CPU is bevestigd, wordt automatisch niet-DDL (A) geselecteerd, tenzij de
brandpuntsafstand en maximaal diafragma zijn gespecificeerd met behulp
van de optie Objectief zonder CPU in het setup-menu (0 229).
A Instellicht
CVS-compatibele flitsers zoals de SB-910, SB-900, SB-800, SB-700 en SB-600
geven een testflits af wanneer Pv-knop van de camera wordt ingedrukt.
Deze functie is geschikt voor Geavanceerde draadloze flitssturing om het
volledige lichteffect, dat tot stand werd gebracht met meerdere flitsers, als
voorbeeld te bekijken. Instellicht kan worden uitgeschakeld met behulp van
persoonlijke instelling e5 Testflits (0 325).
A Overige flitsers
De volgende flitsers zijn geschikt in de stand niet-DDL automatisch en
handmatige standen.
Flitser SB-80DX,
SB-28DX,
SB-28, SB-26,
SB-25, SB-24
SB-50DX
SB-30, SB-27
1
,
SB-22S, SB-22,
SB-20, SB-16B,
SB-15
SB-23, SB-29
2
,
SB-21B
2
,
SB-29S
2
Flitsstand
A
Niet-DDL
automatisch
M Handmatig ✔✔✔
G
Stroboscopisch
flitsen
——
REAR
3
Synchronisatie op
het tweede gordijn
✔✔✔
1 De flitsstand wordt automatisch ingesteld op DDL en de ontspanknop wordt
geblokkeerd. Stel de flitser in op A (niet-DDL automatisch flitsen).
2 Autofocus is alleen beschikbaar met AF-S VR Micro-Nikkor 105mm f/2.8G IF-ED en
AF-S Micro NIKKOR 60mm f/2.8G ED objectieven.
3 Beschikbaar wanneer de flitsstand met de camera wordt gekozen.
195
l
D Opmerkingen over optionele flitsers
Raadpleeg de handleiding van de flitser voor meer informatie.
Als de flitser
CVS ondersteunt, raadpleeg dan de paragraaf over CVS-compatibele SLR-
camera’s.
De D4 wordt niet in de “digitale SLR” categorie van de SB-80DX-,
SB28DX- en SB-50DX-handleidingen vermeld.
i-DDL flitssturing kan worden gebruikt bij ISO-gevoeligheden tussen 100 en
12800. Bij waarden boven 12800 kunnen bij sommige afstanden of
diafragma-instellingen niet de gewenste resultaten worden verkregen.
Als
de flitsgereedaanduiding na het maken van de foto nog ongeveer drie
seconden blijft knipperen, is de foto mogelijk onderbelicht terwijl de flitser
op de maximale sterkte heeft geflitst.
Wanneer een SC-17, SC-28 of SC-29 synchronisatiekabel wordt gebruikt om
te fotograferen met een externe flitser, wordt in de i-DDL-stand mogelijk
niet de juiste belichting behaald.
We raden u aan standaard i-DDL
flitssturing te selecteren.
Maak een testopname en bekijk de resultaten in de
monitor.
Gebruik in de i-DDL-stand het flitsvenster of de reflectiekaart die bij deze
flitser is meegeleverd. Gebruik geen andere schermen, zoals
reflectieschermen, aangezien dit tot een onjuiste belichting kan leiden.
196
l
D Opmerkingen over optionele flitsers (vervolg)
De SB-910, SB-900, SB-800, SB-700, SB-600 en SB-400 bieden rode-
ogenreductie, terwijl de SB-910, SB-900, SB-800, SB-700, SB-600 en SU-800
zijn uitgerust met AF-hulpverlichting met de volgende beperkingen:
SB-910 en SB-900: AF-hulpverlichting
is beschikbaar voor 17–135 mm
AF-objectieven, autofocus is
echter alleen beschikbaar voor de
rechts aangeduide
scherpstelpunten.
SB-800, SB-600 en SU-800: AF-
hulpverlichting is beschikbaar
voor 24–105 mm AF-objectieven,
autofocus is echter alleen
beschikbaar voor de rechts
aangeduide scherpstelpunten.
SB-700: AF-hulpverlichting is
beschikbaar voor 24–135 mm AF-
objectieven, autofocus is echter
alleen beschikbaar voor de rechts
aangeduide scherpstelpunten.
In de belichtingsstand e wordt het maximale diafragma (laagste f-waarde)
beperkt overeenkomstig de ISO-gevoeligheid, zoals hieronder wordt
weergegeven:
Maximaal diafragma bij ISO-equivalent van:
100 200 400 800 1600 3200 6400 12800
4 4.8 5.6 6.7 8 9.5 11 13
Als het maximale diafragma van het objectief kleiner is dan hierboven
gegeven, dan wordt de maximale waarde voor diafragma het maximale
diafragma van het objectief.
17–19 mm 20–105 mm
106–135 mm
24–34 mm 35–49 mm 50–105 mm
24–27 mm 28–135 mm
197
l
A Flitserregelingsstand
Het informatiescherm geeft de flitserregelingsstand voor de optionele
ingebouwde flitsers als volgt weer:
Flitssynchronisatie Automatische FP (0 323)
i-DDL
Automatisch diafragma
(AA)
Niet-DDL automatische
flitser (A)
Handmatig met
afstandsprioriteit (GN)
Handmatig
Stroboscopisch flitsen
Geavanceerde draadloze
flitssturing
D Gebruik alleen originele Nikon-flitsaccessoires
Gebruik alleen Nikon-flitsers.
Wanneer de accessoireschoen wordt
blootgesteld aan een negatieve spanning of een spanning van meer dan
250 V, kan dit niet alleen de normale werking verstoren, maar kunnen ook de
synchronisatieschakelingen van de camera of de flitser beschadigd raken.
Als u een Nikon-flitser wilt gebruiken die niet in dit hoofdstuk wordt
vermeld, dient u eerst een door Nikon geautoriseerd servicecenter te
raadplegen voor meer informatie.
198
l
i-DDL flitssturing
Wanneer een CVS-compatibele flitser wordt ingesteld op DDL,
selecteert de camera automatisch één van de volgende
flitserregelingen:
i-DDL-uitgebalanceerde invulflits voor digitale SLR: Onmiddellijk voorafgaand aan de
hoofdflitser geeft de flitser een reeks bijna onzichtbare voorflitsen
(monitorvoorflitsen) af.
Voorflitsen gereflecteerd door objecten in alle
gebieden van het beeld worden opgepakt door de RGB-sensor met circa 91K
(91.000) pixels en worden geanalyseerd in combinatie met reeksinformatie
van het matrixmeetsysteem om flitsuitvoer voor natuurlijke balans tussen
hoofdonderwerp en omringende achtergrondverlichting in te stellen.
Als er
een G- of D-type objectief wordt gebruikt, wordt de afstandsinformatie
meegerekend bij het berekenen van de flitssterkte.
De nauwkeurigheid van
de berekening kan voor objectieven zonder CPU worden verhoogd door
objectiefgegevens te verstrekken (brandpuntsafstand en maximaal
diafragma, zie 0 228).
Niet beschikbaar wanneer spotmeting wordt
gebruikt.
Standaard i-DDL-flitser voor digitale SLR: flitsuitvoer aangepast om de verlichting in
het beeld naar standaardniveau te brengen. Met de helderheid van de
achtergrond wordt geen rekening gehouden. Aanbevolen voor opnamen
waarbij het hoofdonderwerp wordt benadrukt ten koste van de achtergrond
of wanneer belichtingscorrectie wordt gebruikt. Standaard i-DDL-flits voor
digitale SLR wordt automatisch geactiveerd wanneer spotmeting is
geselecteerd.
199
l
Flitsstanden
De camera ondersteunt de volgende flitsstanden:
Flitsstand Beschrijving
Synchronisatie
op het eerste
gordijn
Deze stand wordt aanbevolen voor de meeste situaties. In de
standen automatisch programma en diafragmavoorkeuze,
wordt de sluitertijd automatisch ingesteld op waarden
tussen
1
/250 en
1
/60 sec. (
1
/8.000 tot
1
/60 sec. wanneer een
optionele flitser wordt gebruikt met automatische snelle FP-
synchronisatie; 0 323).
Rode-
ogenreductie
Kies deze stand (alleen beschikbaar voor SB-910, SB-900,
SB-800, SB-700, SB-600 en SB-400) om het “rode-ogen”-
effect te verminderen dat soms wordt veroorzaakt door de
flitser.
Niet aanbevolen voor bewegende voorwerpen of in
andere situaties waarbij snelle ontspanning van de sluiter is
vereist.
Beweeg de camera niet tijdens het fotograferen.
Rode-
ogenreductie
met trage
synchronisatie
Combineert rode-ogenreductie met trage synchronisatie.
Gebruik voor portretten gemaakt tegen een achtergrond
van nachtlandschappen. Alleen beschikbaar voor SB-910,
SB-900, SB-800, SB-700, SB-600 en SB-400 in de
belichtingsstanden automatisch programma en
diafragmavoorkeuze. Gebruik van een statief wordt
aanbevolen om onscherpte veroorzaakt door cameratrilling
te voorkomen.
Trage
synchronisatie
De flitser wordt gecombineerd met trage sluitertijden van
30 sec. om zowel het onderwerp als de achtergrond bij
nacht of onder dimlicht vast te leggen. Deze stand is alleen
beschikbaar in de belichtingsstanden automatisch
programma en diafragmavoorkeuze. Gebruik van een statief
wordt aanbevolen om onscherpte veroorzaakt door
cameratrilling te voorkomen.
Synchronisatie
op het tweede
gordijn
In sluitertijdvoorkeuze of handmatige belichtingsstand flitst
de flitser net voordat de sluiter sluit. Gebruik deze functie
om een stroom licht achter bewegende voorwerpen te
creëren. In automatisch programma en diafragmavoorkeuze
wordt trage synchronisatie op het tweede gordijn gebruikt
om zowel het onderwerp als de achtergrond vast te leggen.
Gebruik van een statief wordt aanbevolen om onscherpte
veroorzaakt door cameratrilling te voorkomen.
200
l
❚❚ Een flitsstand kiezen
Druk, om een flitsstand te kiezen,
op de M-knop en draai aan de
hoofdinstelschijf totdat de
gewenste flitsstand in het bovenste
bedieningspaneel wordt
geselecteerd:
1Het Y-pictogram knippert wanneer rode-ogenreductie niet door de flitser
wordt ondersteund.
2 Rode-ogenreductie met trage synchronisatie is alleen beschikbaar in de
belichtingsstanden e en g.
In de standen f en h verandert rode-
ogenreductie met trage synchronisatie in rode-ogenreductie.
3 Alleen beschikbaar in de belichtingsstanden e en g.
In de standen f en h
verandert trage synchronisatie in synchronisatie op het eerste
gordijn.
4 In de belichtingsstanden e en g wordt de flitssynchronisatiestand
ingesteld op synchronisatie op het tweede gordijn wanneer de M-
knop wordt ontspannen.
M-knop
Hoofdinstelschijf
Synchronisatie op het
tweede gordijn
4
Trage synchronisatie
3
Synchronisatie op het
eerste gordijn
Lampje
rode-ogenreductie
1
Rode-ogenreductie met
trage synchronisatie
1, 2
201
l
A Studioflitssystemen
Synchronisatie op het tweede gordijn kan niet worden gebruikt in
combinatie met studioflitssystemen, omdat het onmogelijk is de juiste
synchronisatie te verkrijgen.
A Sluitertijd en diafragma
Sluitertijd en diafragma kunnen als volgt worden ingesteld wanneer er een
optionele flitser wordt gebruikt:
Stand Sluitertijd Diafragma
Zie
pagina
e
Automatisch ingesteld door camera
(
1
/250 sec.–
1
/60 sec.)
1, 2
Automatisch
ingesteld door
camera
126
f
Waarde geselecteerd door gebruiker
(
1
/250 s–30 sec.)
2
127
g
Automatisch ingesteld door camera
(
1
/250 sec.–
1
/60 sec.)
1, 2
Waarde geselecteerd
door gebruiker
3
128
h
Waarde geselecteerd door gebruiker
(
1
/250 s–30 sec., A)
2
129
1 In de flitsstanden trage synchronisatie, trage synchronisatie op het tweede
gordijn en trage synchronisatie met rode-ogenreductie wordt de sluitertijd
mogelijk ingesteld op een tijd van 30 sec.
2 Snelheden van
1
/8.000 sec. zijn beschikbaar met optionele SB-910, SB-900,
SB-800, SB-700 en SB-600 flitsers wanneer 1/250 sec. (autom. FP) is
geselecteerd voor persoonlijke instelling e1 (Flitssynchronisatiesnelheid,
0 323).
3 Het flitsbereik wisselt afhankelijk van het diafragma en de ISO-gevoeligheid.
Raadpleeg de tabel voor het flitsbereik die is meegeleverd met de optionele
flitser bij het instellen van het diafragma in de belichtingsstanden g en h.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling e1 (Flitssynchronisatiesnelheid, 0 323) voor
informatie over het kiezen van een flitssynchronisatiesnelheid. Zie
persoonlijke instelling e2 (Langste sluitertijd bij flits, 0 324) voor
informatie over het kiezen van de langst beschikbare sluitertijd bij het
gebruik van een flitser.
202
l
Flitscorrectie
Flitscorrectie is geschikt voor gebruik met i-DDL- of AA-flitserregeling
(alleen beschikbaar voor compatibele flitsers) om de flitssterkte aan te
passen met –3LW tot +1LW in stapgroottes van
1
/3LW, waardoor de
helderheid van het hoofdonderwerp ten opzichte van de achtergrond
verandert. U kunt de flitssterkte verhogen om het hoofdonderwerp
lichter te maken of verlagen om ongewenste hoge lichten of reflecties
te voorkomen. Kies in het algemeen een positieve waarde om het
onderwerp lichter te maken of een negatieve waarde om het
onderwerp donkerder te maken.
Druk, om een waarde voor
belichtingscorrectie kiezen, op de
M-knop en draai aan de secundaire
instelschijf totdat de gewenste
instelling wordt weergegeven in
het bovenste bedieningspaneel.
M-knop Secundaire
instelschij
f
±0 LW
(M-knop ingedrukt)
–0,3 LW +1,0 LW
203
l
Bij waarden anders dan ±0,0 wordt na het ontspannen van de M-knop
een Y-pictogram in het bovenste bedieningspaneel weergegeven
en wordt E in de zoeker weergegeven. De huidige waarde voor
belichtingscorrectie kan worden bevestigd door op de M-knop te
drukken.
Normale flitsuitvoer kan worden hersteld door de belichtingscorrectie
in te stellen op ±0,0.
De belichtingscorrectie wordt niet ongedaan
gemaakt wanneer de camera wordt uitgeschakeld.
A Optionele flitsers
Met behulp van de besturingen op de flitsers kan ook voor de SB-910,
SB-900, SB-800, SB-700 en SB-600 de belichtingscorrectie worden ingesteld.
De geselecteerde waarde voor de flitser wordt toegevoegd aan de waarde
die is geselecteerd voor de camera.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling b3 (Stap belichtings-/flitscorr., 0 313) voor
informatie over het kiezen van de beschikbare stapgroottes voor
belichtingscorrectie. Zie persoonlijke instelling e4 (Belichtingscorr. voor
flitser, 0 325) voor informatie over de keuze of de flitscorrectie moet
worden toegepast als aanvulling op belichtingscorrectie bij het gebruik van
de flitser.
Zie pagina 139 voor informatie over automatisch variërende
belichting gedurende een reeks opnamen.
204
l
Flitswaardevergrendeling
Deze functie wordt gebruikt om de flitsuitvoer te vergrendelen,
waardoor u de compositie van de foto’s kunt veranderen zonder de
flitssterkte te veranderen en u verzekerd bent van de juiste flitsuitvoer
ten opzichte van het onderwerp, zelfs wanneer het onderwerp niet in
het midden van het beeld is gepositioneerd. Flitsuitvoer wordt
automatisch aangepast voor elke wijziging in ISO-gevoeligheid en
diafragma.
Flitswaardevergrendeling is alleen beschikbaar voor CVS-
compatibele flitsers (0 192).
Om flitswaardevergrendeling te gebruiken:
1 Wijs flitswaardevergrendeling aan de
Fn-knop toe.
Selecteer Flitswaardevergrendeling voor
persoonlijke instelling f3 (Fn-knop
toewijzen > Indrukken, 0 328).
2 Bevestig een CVS-compatibele flitser.
Monteer een CVS-compatibele flitser (0 193) op de
accessoireschoen van de camera.
3 Stel de flitser in op de juiste stand.
Schakel de flitser in en stel de flitsstand in op DDL,
monitorvoorflits AA of monitorvoorflits A.
Zie de Speedlight
instructiehandleiding voor meer informatie.
205
l
4 Stel scherp.
Plaats het onderwerp in het
midden van het beeld en druk de
ontspanknop half in om scherp
te stellen.
5 Vergrendel de flitssterkte.
Druk, nadat is gecontroleerd of de
flitsgereedaanduiding (M) in de zoeker
wordt weergegeven, op de Fn-knop. De
flitser geeft een monitorvoorflits af om de
juiste flitssterkte te bepalen. De
flitsuitvoer wordt bij deze sterkte
vergrendeld en het pictogrammen voor
flitswaardevergrendeling (P en e)
verschijnt in het bovenste
bedieningspaneel en de zoeker.
6 Pas de compositie van de foto aan.
7 Maak de foto.
Druk de ontspanknop helemaal in om de foto te maken. Indien
gewenst kunnen extra foto's worden gemaakt zonder de
flitswaardevergrendeling vrij te geven.
Fn-knop
206
l
8 Geef de flitswaardevergrendeling vrij.
Druk op de Fn-knop om de flitswaardevergrendeling vrij te geven.
Controleer of de pictogrammen voor flitswaardevergrendeling
(P en e) niet langer worden weergegeven in het bovenste
bedieningspaneel en de zoeker.
A Lichtmeting
De lichtmeetvelden voor flitswaardevergrendeling zijn als volgt:
Flitser Flitsstand Gemeten veld
Stand-alone flitser
i-DDL
6-mm cirkel in het midden van het
beeld
AA
Veld gemeten door
flitsbelichtingsmeter
Gebruikt met andere
flitsers (Geavanceerde
draadloze flitssturing)
i-DDL Gehele beeld
AA
Veld gemeten door
flitsbelichtingsmeter
A
(hoofdflitser)
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling f4 (Voorbeeldknop toewijzen, 0 333) of
persoonlijke instelling f6 (Midden sec. selector toew., 0 333) voor
informatie over het gebruik van de Pv-knop of het midden van de
secundaire selector voor flitswaardevergrendeling.
t
207
t
Andere opnameopties
U kunt de standaardwaarden van de hieronder
vermelde camera-instellingen herstellen door
de knoppen S en U langer dan twee
seconden tegelijk ingedrukt te houden (deze
knoppen worden aangegeven met een groene
stip). De bedieningspanelen schakelen kort uit
terwijl de instellingen worden teruggezet.
Reset met twee knoppen:
standaardinstellingen
herstellen
S-
knop
U-
knop
208
t
❚❚ Instellingen toegankelijk vanuit het opnamemenu
1
1
Met uitzondering van meervoudige belichting en instellingen voor intervaltimer,
worden alleen de instellingen van de huidige geheugenbank die met behulp van de
optie
Geheugenbank opnamemenu
is geselecteerd, teruggezet (
0 294
).
Instellingen in de resterende geheugenbanken blijven ongewijzigd.
2 Enkel huidige Picture Control.
3 Belichtingsverschil en verzachting worden niet teruggezet.
4 Als meervoudige belichting momenteel aan de gang is, zal de opname eindigen
en wordt meervoudige belichting gecreëerd van opnamen die op dat moment
worden vastgelegd. Versterking en aantal opnamen worden niet teruggezet.
5 Als intervalopname momenteel aan de gang is, zal de opname beëindigen.
Starttijd, opname-interval en het aantal intervallen en opnamen worden niet
teruggezet.
Optie Standaard
Beeldkwaliteit JPEG Normaal
Beeldformaat Groot
Witbalans
Automatisch >
Normaal
Fijnafstelling A-B: 0, G-M: 0
Instellingen Picture
Control
2
Ongewijzigd
HDR (hoog
dynamisch bereik)
Uit
3
ISO-gevoeligheid 100
Autom inst
ISO-gevoeligheid
Uit
Meervoudige
belichting
Uit
4
Intervalopname Uit
5
Livebeeldfotografie
Stil
Optie Standaard
209
t
❚❚ Overige instellingen
1 Scherpstelpunt wordt niet weergegeven als automatisch veld-AF is geselecteerd
voor AF-veldstand.
2 Aantal opnamen wordt teruggezet naar nul. Stapgrootte voor bracketing wordt
teruggezet naar 1 LW (belichting/flitsbracketing) of 1 (witbalansbracketing). Y
Automatisch is geselecteerd voor de tweede opname van twee-opname ADL-
bracketingprogramma's.
3 Alleen de instellingen in de momenteel geselecteerde bank bij het gebruik van
de optie Geheugenbank pers. inst. worden teruggezet (0 305). Instellingen in
de resterende geheugenbanken blijven ongewijzigd.
Optie Standaard
Scherpstelpunt
1
Midden
Belichtingsstand
Automatisch
programma
Flexibel programma Uit
Belichtingscorrectie Uit
AE-vergrendeling vast Uit
Diafragmavergrendeling
Uit
Sluitertijdvergrendeling Uit
Autofocusstand AF-S
AF-veldstand
Zoeker
Enkelpunts-
AF
Livebeeld/film
Normaal
veld-AF
Monitorkleur livebeeld --
Lichtmeting
Matrixmeting
Bracketing Uit
2
Flitsstand
Synchronisatie
op het eerste
gordijn
Flitscorrectie Uit
Flitswaardevergrendeling
Uit
Belichtingsvertragings-
stand
Uit
3
Optie Standaard
A Zie ook
Zie pagina 412 voor een lijst met standaardinstellingen.
210
t
Meervoudige belichting
Volg de onderstaande stappen om een serie van twee tot tien
belichtingen in een enkele foto vast te leggen. Meervoudige
belichting maakt gebruik van de RAW-gegevens van de beeldsensor
van de camera om kleuren te produceren die zichtbaar superieur zijn
ten opzichte van software gegenereerde beeld-op-beeld fotografie.
❚❚ Een meervoudige belichting aanmaken
Meervoudige belichtingen kunnen niet in livebeeld worden
opgenomen. Sluit livebeeld af voordat u verder gaat. Merk op dat bij
standaardinstellingen de opname beëindigt en er automatisch een
meervoudige belichting wordt opgenomen als er gedurende 30 sec.
geen handelingen worden uitgevoerd.
1 Selecteer Meervoudige
belichting in het
opnamemenu.
Druk op de G-knop om de
menu’s weer te geven.
Markeer Meervoudige
belichting in het
opnamemenu en druk op 2.
A Verlengde opnametijden
Verleng de lichtmeter voor automatisch uit met behulp van persoonlijke
instelling c2 (Stand-by-timer, 0 316) voor een interval tussen belichtingen
van meer dan 30 sec. Het maximale interval tussen belichtingen is 30 sec.
langer dan de optie geselecteerd voor persoonlijke instelling c2. Als er 30
sec. nadat de monitor is uitgeschakeld geen handelingen worden
uitgevoerd tijdens weergave of menubewerkingen, wordt de opname
beëindigd en wordt er een meervoudige belichting aangemaakt van de
belichtingen die vanaf dat punt zijn opgenomen.
G-knop
211
t
2 Selecteer een stand.
Markeer Stand voor meerv.
belichting en druk op 2.
Markeer een van de
volgende opties en druk
op J:
Selecteer 0 Aan (reeks)
om een reeks meervoudige
belichtingen te maken.
Meervoudige
belichtingsopname wordt voortgezet totdat u Uit voor Stand
voor meerv. belichting selecteert.
Selecteer Aan (één foto) om één meervoudige belichting te maken.
Normaal vastleggen wordt automatisch hervat nadat u een
enkele meervoudige belichting hebt gecreëerd.
Selecteer Uit om af te sluiten zonder extra meervoudige belichtingen te
creëren.
Als Aan (reeks) of Aan (één foto) is
geselecteerd, wordt een n-pictogram in
het bovenste bedieningspaneel
weergegeven.
J-knop
212
t
3 Kies het aantal opnamen.
Markeer Aantal opnamen en
druk op 2.
Druk op 1 of 3 en kies het
aantal te combineren
belichtingen om één foto samen
te stellen en druk op J.
A De D-knop
Als Meervoudige belichting is geselecteerd
voor persoonlijke instelling f9 (BKT-knop
toewijzen; 0 335), kunt u de stand
meervoudige belichting selecteren door op
de D-knop te drukken en aan de
hoofdinstelschijf te draaien en het aantal
opnamen selecteren door op de D-knop te
drukken en aan de secundaire instelschijf te
draaien. De stand en het aantal opnamen
worden in het bovenste bedieningspaneel
getoond: nF verschijnen wanneer Aan (reeks) is geselecteerd en n
wanneer Aan (één foto) is geselecteerd; er verschijnt geen pictogram
wanneer meervoudige belichting is uitgeschakeld.
213
t
4 Kies de hoeveelheid
versterking.
Markeer Automatische
versterking en druk op 2.
De volgende opties worden
weergegeven. Markeer een optie
en druk op J.
Aan: versterking wordt
aangepast overeenkomstig het
aantal werkelijk opgenomen
belichtingen (versterking voor elke belichting is ingesteld op
1
/2
voor 2 belichtingen,
1
/3 voor 3 belichtingen, enz.).
Uit
: Versterking wordt niet aangepast bij het opnemen van
meervoudige belichting. Aanbevolen bij een donkere achtergrond.
5 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
In de ontspanstanden continu hoge snelheid en
continu lage snelheid (0 111) neemt de camera alle
belichtingen in een enkele serieopname op. Als Aan (reeks) is
geselecteerd, blijft de camera meerdere belichtingen opnemen
zo lang als de ontspanknop wordt ingedrukt; als Aan (één foto) is
geselecteerd, eindigt meervoudige belichtingsopname na de
eerste foto. In de zelfontspannerstand registreert de camera
automatisch het aantal opnamen dat is geselecteerd in stap 3 op
pagina 212, ongeacht de optie die is geselecteerd voor
persoonlijke instelling c3 (Zelfontspanner) > Aantal opnamen
(0 317); de interval tussen opnamen wordt echter geregeld door
persoonlijke instelling c3 (Zelfontspanner) > Interval tussen
opnamen. In andere ontspanstanden wordt een foto gemaakt,
elke keer dat de ontspanknop wordt ingedrukt. Ga door met het
opnemen totdat alle belichtingen zijn geregistreerd (voor
informatie over het onderbreken van een meervoudige
belichting voordat alle foto's zijn vastgelegd, zie pagina 214).
214
t
Het n-pictogram knippert totdat de
opname is beëindigd. Als Aan (reeks) is
geselecteerd, eindigt meervoudige
belichtingsopname alleen wanneer Uit is
geselecteerd voor de stand meervoudige
belichting; als Aan (één foto) is geselecteerd, eindigt
meervoudige belichtingsopname wanneer de meervoudige
belichting is voltooid. Het n -pictogram verdwijnt uit het
weergavescherm wanneer de meervoudige belichtingsopname
wordt beëindigd.
❚❚ Meervoudige belichtingen onderbreken
Selecteer Uit voor de stand meervoudige
belichting om een meervoudige belichting te
onderbreken voordat de gespecificeerde
belichtingen zijn gecreëerd. Als de opname
eindigt voordat het gespecificeerde aantal
belichtingen is gemaakt, wordt een
meervoudige belichting aangemaakt van de belichtingen die tot op
dat punt zijn opgenomen. Als Automatische versterking
ingeschakeld is, wordt versterking aangepast om het werkelijke aantal
opgenomen belichtingen weer te geven. Merk op dat de opname
automatisch eindigt wanneer:
Er een reset met twee knoppen wordt uitgevoerd (0 207)
De camera wordt uitgeschakeld
De batterij leeg is
Foto's worden verwijderd
215
t
D Meervoudige belichting
Verwijder of vervang de geheugenkaart niet tijdens het opnemen van een
meervoudige belichting.
Meervoudige belichtingen kunnen niet in livebeeld worden opgenomen.
Het maken van foto's in livebeeld zet Stand voor meerv. belichting terug
naar Uit.
Er kan ruis (willekeurige heldere pixels, waas of lijnen) op foto’s verschijnen
die met Uit geselecteerd voor automatische versterking zijn gemaakt
(0 213).
De informatie weergegeven in het foto-informatiescherm (inclusief
opnamedatum en camerarichting) is voor de eerste opname in de
meervoudige belichting.
A Spraakmemo's
Spraakopname is uitgeschakeld terwijl er meerdere opnamen worden
gemaakt, maar kan er een memo worden opgenomen zodra de opname is
beëindigd (0 255).
A Intervalfotografie
Als intervalfotografie is geactiveerd voordat de eerste belichting is gemaakt,
neemt de camera de belichtingen op bij het geselecteerde interval totdat
het aantal belichtingen dat is gespecificeerd in het meervoudige
belichtingsmenu zijn gemaakt (het aantal opnamen weergegeven in het
intervalopnamemenu wordt genegeerd). Deze opnamen worden dan als
één foto vastgelegd en intervalopname wordt beëindigd (als Aan (één
foto) is geselecteerd voor de stand meervoudige belichting wordt ook
meervoudige belichtingsopname automatisch beëindigd). Het annuleren
van meervoudige belichting annuleert intervalopname.
A Overige instellingen
Terwijl er een meervoudige belichting wordt gemaakt, kunnen er geen
geheugenkaarten worden geformatteerd en worden bepaalde menu-items
grijs weergegeven en kunnen deze niet worden gewijzigd.
216
t
Intervalfotografie
De camera beschikt over een functie om automatisch foto’s te maken
met een vooringestelde interval.
1 Selecteer
Intervalopname in het
opnamemenu.
Druk op de G-knop om de
menu’s weer te geven.
Markeer Intervalopname in
het opnamemenu en druk
op 2.
D Voordat u gaat fotograferen
Selecteer een andere ontspanstand dan zelfontspanner (E) bij het gebruik
van de intervaltimer. Voordat u intervalfotografie start, kunt u een
testopname maken met de geselecteerde instellingen en het resultaat op
de monitor bekijken.
Selecteer voor het kiezen van een starttijd Tijdzone en datum in het setup-
menu en zorg dat de cameraklok op de juiste tijd en datum is ingesteld
(0 31).
Gebruik van een statief wordt aanbevolen. Bevestig de camera op een
statief voordat u de opname start. Om ervoor te zorgen dat de opname niet
wordt onderbroken, moet de EN-EL18 batterij van de camera volledig
opgeladen zijn. Bij twijfel laadt u voor gebruik de batterij op of gebruikt u de
EH-6b lichtnetadapter en EP-6 stroomaansluiting (los verkrijgbaar).
G-knop
217
t
2 Kies een starttijd.
Kies uit de volgende opties.
Markeer Nu en druk op 2 om
de opname onmiddellijk te
starten. De opname start circa
3 sec. nadat de instelling is
voltooid (ga verder naar stap 3).
Om een starttijd te kiezen
, markeer
Starttijd
en druk op
2
om de
rechts aangeduide
starttijdopties weer te geven.
Druk op
4
of
2
om uren of
minuten te markeren en druk
op
1
of
3
om te wijzigen.
Druk op
2
om door te gaan.
3 Kies het interval.
Druk op 4 of 2 om uren,
minuten of seconden te
markeren; druk op 1 of 3 om te
wijzigen.
Kies een interval langer
dan de benodigde tijd voor het
maken van het aantal opnamen dat is geselecteerd in stap 4.
Als
het interval te kort is, dan kan het aantal gemaakte foto’s minder
zijn dan het totaal dat is vermeld in stap 4 (het aantal intervallen
vermenigvuldigt met het aantal opnamen per interval).
Druk op
2 om door te gaan.
218
t
4 Kies het aantal intervallen
en het aantal opnamen per
interval.
Druk op 4 of 2 om het aantal
intervallen of het aantal
opnamen te markeren; druk op
1 of 3 om te wijzigen. Druk op
2 om door te gaan.
5 Start de opname.
Markeer Aan en druk op J
(markeer Uit en druk op J
om naar het opnamemenu
terug te keren zonder de
intervaltimer te starten).
De
eerste serie opnamen wordt
op de gespecificeerde tijd gemaakt, of na ongeveer 3 sec. als Nu
werd geselecteerd voor Starttijd kiezen in stap 2.
De opname
wordt voortgezet bij het geselecteerde interval totdat alle
opnamen zijn gemaakt.
Omdat de sluitertijd, beeldsnelheid en
benodigde tijd voor het vastleggen van beelden van het ene
interval naar het andere interval kan variëren, kan de tijd tussen
het einde van het ene interval en het begin van het volgende
interval variëren.
Als de opname niet kan worden voortgezet bij
de huidige instellingen (bijvoorbeeld als de sluitertijd van A
momenteel in handmatige belichtingsstand is geselecteerd of als
de starttijd in minder dan een minuut begint), wordt een
waarschuwing in de monitor weergegeven.
Aantal
intervallen
Aantal
opnamen/
intervallen
Totaal
aantal
opnamen
J-knop
219
t
A Dek de zoeker af
Sluit de oculairsluiter van de zoeker (0 114) om te voorkomen dat licht dat
via de zoeker binnenvalt van invloed is op de belichting.
D Geheugen is vol
Als de geheugenkaart vol is, blijft de intervaltimer actief maar worden er
geen foto's gemaakt. Hervat de opname (0 221) na het verwijderen van
bepaalde foto’s of schakel de camera uit en plaats een andere
geheugenkaart.
D Intervalfotografie
Intervalfotografie kan niet worden gecombineerd met lange tijdopnamen
(bulb-fotografie 0 131) of time-lapse-fotografie (0 223) en is niet
beschikbaar wanneer Films opnemen is geselecteerd voor persoonlijke
instelling g4 (Ontspanknop toewijzen 0 343).
A Bracketing
Pas de bracketinginstellingen aan voordat intervalfotografie wordt gestart.
Als belichting, flitser of ADL-bracketing van kracht is terwijl
intervalfotografie in werking is, maakt de camera bij elke interval het aantal
opnamen in het bracketingprogramma, ongeacht het aantal opnamen dat
is gespecificeerd in het intervaltimermenu. Als witbalansbracketing van
kracht is terwijl intervalfotografie in werking is, maakt de camera bij elk
interval een opname in het bracketingprogramma en wordt het verwerkt
om het aantal kopieën dat is gespecificeerd in het bracketingprogramma
aan te maken.
220
t
A Tijdens opname
Tijdens intervalfotografie knippert het Q-
pictogram in het bovenste bedieningspaneel.
Onmiddellijk voordat de volgende opname-
interval begint, toont de sluitertijdweergave het
aantal resterende aantal intervallen en de
diafragmaweergave toont het aantal resterende
opnamen in het huidige interval. Op andere momenten kunnen het aantal
resterende aantal intervallen en het aantal opnamen in elke interval worden
bekeken door de ontspanknop half in te drukken (zodra de knop wordt
ontspannen, worden de sluitertijd en het diafragma weergegeven totdat de
belichtingsmeters uitschakelen).
Selecteer Intervalopname tussen twee opnamen
om de huidige intervaltimerinstellingen te
bekijken. Terwijl intervalfotografie bezig is, toont
het intervaltimermenu de starttijd, het opname-
interval en het aantal intervallen en resterende
opnamen. Geen van deze items kan worden
gewijzigd terwijl intervalfotografie bezig is.
Foto’s kunnen worden weergegeven en opname- en menu-instellingen
kunnen vrij worden aangepast terwijl intervalfotografie bezig is.
Voorafgaand aan elke interval schakelt de monitor ongeveer vier seconden
automatisch uit.
221
t
❚❚ Intervalfotografie pauzeren
Intervalfotografie kan worden gepauzeerd door:
•op de J-knop te drukken tussen intervallen
Start > Pauze te markeren in het intervaltimermenu en op J te
drukken
de camera uit en vervolgens weer in te schakelen (indien gewenst
kan de geheugenkaart worden vervangen terwijl de camera
uitgeschakeld is)
de zelfontspanner (E) ontspanstand te selecteren
Om de opname te hervatten:
1 Kies een nieuwe starttijd.
Kies een nieuwe starttijd zoals
beschreven op pagina 217.
2 Hervat de opname.
Markeer Herstarten en druk
op J. Merk op dat wanneer
intervalfotografie werd
gepauzeerd tijdens de
opname, alle resterende
opnamen in het huidige
interval worden geannuleerd.
J-knop
222
t
❚❚ Intervalfotografie onderbreken
Interval beëindigt automatisch als de batterij leeg is.
Intervalfotografie kan ook worden beëindigd door:
Start > Uit te selecteren in het intervaltimermenu
Een reset met twee knoppen uit te voeren (0 207)
De instellingen voor het opnamemenu van de geheugenbank terug
te zetten met behulp van het item Geheugenbank opnamemenu
in het opnamemenu (0 294)
De bracketinginstellingen te wijzigen (0 139)
De HDR-opname (0 186) of opname voor meervoudige belichting
(0 210) te beëindigen
Normaal fotograferen wordt hervat wanneer intervalfotografie eindigt.
❚❚ Geen foto
De camera slaat het huidige interval over als één van de volgende
situaties gedurende acht seconden of langer standhoudt, nadat het
interval had moeten starten: de foto of foto's van het vorige interval
zijn nog niet gemaakt, het buffergeheugen is vol of de camera kan
niet scherpstellen in AF-S (merk op dat de camera voorafgaand aan
elke opname opnieuw scherpstelt). De opname wordt hervat bij het
volgende interval.
A Ontspanstand
Ongeacht de geselecteerde ontspanstand, maakt de camera het
gespecificeerde aantal opnamen bij elke interval. In de stand C
H (continu
hoge snelheid) worden foto’s gemaakt volgens de op pagina 112 getoonde
snelheid. In de standen S (enkel beeld) en C
L (continu lage snelheid) worden
foto’s gemaakt bij een snelheid gekozen voor persoonlijke instelling d2
(Opnamesnelheid, 0 318) > Continu lage snelheid. In stand J wordt
cameraruis verminderd.
A Geheugenbanken voor het opnamemenu
Gewijzigde intervaltimerinstellingen zijn voor alle opnamemenu’s van de
geheugenbank van toepassing (0 294). Als de instellingen van het
opnamemenu worden teruggezet met behulp van het item
Geheugenbank opnamemenu in het opnamemenu (0 294) worden de
intervaltimerinstellingen als volgt teruggezet:
Starttijd kiezen: Nu
Interval: 00:01':00"
Aantal intervallen: 1
Aantal opnamen: 1
•Start opname: Uit
223
t
Time-lapse-fotografie
De camera maakt automatisch foto's bij de geselecteerde intervallen
om een stille time-lapse-film te maken met behulp van de opties die
momenteel zijn geselecteerd voor Filminstellingen in het
opnamemenu (0 293).
1 Selecteer Time-lapse-
fotografie in het
opnamemenu.
Druk op de G-knop om de
menu’s weer te geven.
Markeer Time-lapse-
fotografie in het
opnamemenu en druk op 2.
A Voordat u gaat fotograferen
Voordat u time-lapse-fotografie start, kunt u een testopname maken met de
huidige instellingen (de foto in de zoeker kadreren voor een nauwkeurig
belichtingsvoorbeeld) en het resultaat op de monitor bekijken. Kies
handmatige belichting (0 129) om wijzigingen in helderheid vast te
leggen; kies voor samenhangende kleuren een andere witbalansinstelling
dan automatisch (0 153). Het is raadzaam kort naar filmlivebeeld over te
schakelen om de huidige beeldvelduitsnede in de monitor te controleren
(0 63); merk echter op dat time-lapse-fotografie niet beschikbaar is in
livebeeld.
Gebruik van een statief wordt aanbevolen. Bevestig de camera op een
statief voordat u de opname start. Gebruik een volledig opgeladen EH-6b
lichtnetadapter en EP-6 stroomaansluiting of een volledig opgeladen
EN-EL18 batterij om er zeker van te zijn dat de opname niet wordt
onderbroken.
G-knop
224
t
2 Druk op 2.
Druk op 2 om naar stap 3 te
gaan en kies een interval en
opnametijd. Ga naar stap 5 om
een time-lapse-film op te nemen
met behulp van het
standaardinterval van 5 seconden en de opnametijd van
25 minuten.
3 Kies het interval.
Druk op 4 of 2 om minuten of
seconden te markeren; druk op
1 of 3 om te wijzigen. Kies een
interval die langer is dan de
langst geanticipeerde sluitertijd.
Druk op 2 om door te gaan.
4 Selecteer de opnametijd.
Druk op 4 of 2 om uren of
minuten te markeren; druk op 1
of 3 om te wijzigen. De
maximale opnametijd is 7 uur en
59 minuten. Druk op 2 om door
te gaan.
D Beeldformaat
Het veld dat wordt gebruikt voor belichting van de lichtmeting, flitssterkte
of automatische witbalans wanneer foto's worden vastgelegd bij een
filmbeeldformaat van 1920×1080; 30 bps; uitsnede, 1920×1080; 25 bps;
uitsnede of 1920×1080; 24 bps; uitsnede (0 74) is niet hetzelfde als het
veld in de definitieve foto, met als gevolg dat optimale resultaten mogelijk
niet worden verkregen. Maak testopnamen en controleer de resultaten in
de monitor.
225
t
5 Start de opname.
Markeer Aan en druk op J
(markeer Uit en druk op J
om naar het opnamemenu
terug te keren zonder time-
lapse-fotografie te starten).
Time-lapse-fotografie start na 3 sec. De camera maakt foto’s bij
het interval dat is geselecteerd in stap 3 voor de tijd die is
geselecteerd in stap 4. Het toegangslampje van de
geheugenkaart brandt zo lang als elke opname wordt vastgelegd;
omdat de sluitertijd en de tijd die nodig is om de foto op te slaan
op de geheugenkaart kan variëren van foto tot foto, kan het
interval tussen de opname van een foto en de start van de
volgende opname variëren. De opname zal niet starten als een
time-lapse-film niet kan worden opgenomen bij de huidige
instellingen (bijvoorbeeld als de geheugenkaart vol is, het
interval of de opnametijd nul is of het interval niet langer is dan
de opnametijd).
Zodra voltooid worden de time-lapse-films vastgelegd op de
geheugenkaart die is geselecteerd voor Filminstellingen >
Bestemming (0 75).
D Time-lapse-fotografie
Time-lapse is niet beschikbaar in livebeeld (0 49, 63), bij een sluitertijd van
A (0 131) of wanneer bracketing (0 139), High Dynamic Range (HDR,
0 186), meervoudige belichting (0 210) of intervalfotografie (0 216) actief
is.
A Ontspanstand
Ongeacht de geselecteerde ontspanstand, maakt de camera één opname
bij elke interval. De zelfontspanner kan niet worden gebruikt.
J-knop
226
t
A De lengte van de definitieve film berekenen
Het totaal aantal beelden in de definitieve
film kan worden berekend door de
opnametijd door het interval te delen en
naar boven toe af te ronden. De lengte van
de definitieve film kan dan worden berekend
door het aantal opnamen te delen door de
beeldsnelheid die is geselecteerd voor
Filminstellingen > Beeldformaat/
beeldsnelheid. Een 48-beelden film
opgenomen bij 1920×1080; 24 bps zal
bijvoorbeeld ongeveer twee seconden lang
zijn. De maximale lengte voor films die zijn
opgenomen met behulp van time-lapse-
fotografie is 20 minuten.
A Dek de zoeker af
Sluit de oculairsluiter van de zoeker (0 114)
om te voorkomen dat licht dat via de zoeker binnenvalt van invloed is op de
belichting.
A Tijdens opname
Tijdens time-lapse-fotografie knippert een Q-
pictogram en de time-lapse-opnameaanduiding
wordt in het bedieningspaneel weergegeven. De
resterende tijd (in uren en minuten) verschijnt in
het weergavescherm van de sluitertijd,
onmiddellijk voordat elk beeld wordt vastgelegd.
Op andere momenten kan de resterende tijd worden bekeken door de
ontspanknop half in te drukken. Ongeacht de optie die is geselecteerd voor
persoonlijke instelling c2 (Stand-by-timer, 0 316) zal de stand-by-timer
niet verlopen tijdens opname.
Druk op de G-knop tussen opnamen om de
huidige instellingen voor time-lapse-fotografie te
bekijken. Terwijl time-lapse-fotografie aan de gang
is, toont time-lapse-fotografie het interval en de
resterende tijd. Deze instellingen kunnen niet
worden gewijzigd zo lang time-lapse-fotografie
aan de gang is, noch kunnen foto’s worden
afgespeeld of andere menu-instellingen worden aangepast.
Beeldformaat/
beeldsnelheid
Geheugenkaartaanduiding
Opgenomen lengte/
maximale lengte
227
t
❚❚ Time-lapse-fotografie onderbreken
Time-lapse-fotografie beëindigt automatisch als de batterij leeg is.
Het volgende beëindigt tevens time-lapse-fotografie:
Selecteren van Start > Uit in het menu Time-lapse-fotografie
Indrukken van de J-knop tussen beelden of onmiddellijk nadat een
beeld is vastgelegd
Uitschakelen van de camera
Verwijderen van het objectief
Aansluiten van een USB- of HDMI-kabel
Plaatsen van een geheugenkaart in een lege sleuf
Volledig indrukken van de ontspanknop om een foto te maken
Een film wordt van beelden gemaakt die werden vastgelegd op het
moment dat time-lapse-fotografie werd beëindigd. Merk op dat time-
lapse-fotografie zal beëindigen en dat er geen film wordt opgenomen
als de voedingsbron wordt verwijderd of losgekoppeld of de
geheugenkaart wordt uitgeworpen.
❚❚ Geen foto
De camera slaat het huidige beeld over als de camera niet scherp kan
stellen in AF-S (merk op dat de camera opnieuw scherpstelt voor elke
opname). De opname wordt bij het volgende beeld hervat.
A Controlebeeld
De K-knop kan niet worden gebruikt voor het bekijken van foto's zo lang
als time-lapse-fotografie aan de gang is, maar het huidige beeld wordt
gedurende een paar seconden na elke opname weergegeven als Aan is
geselecteerd voor Controlebeeld in het weergavemenu (0 289). Andere
weergavebewerkingen kunnen niet worden uitgevoerd terwijl het beeld
wordt weergegeven.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling d1 (Signaal, 0 318) voor informatie over het
instellen van een signaal wanneer time-lapse-fotografie is voltooid.
228
t
Objectieven zonder CPU
Door de objectiefgegevens te specificeren (brandpuntsafstand en
maximaal diafragma) kan de gebruiker toegang verkrijgen tot
verschillende functies van het CPU-objectief bij het gebruik van
objectieven zonder CPU (0 385).
Als de brandpuntsafstand van het objectief bekend is:
Kan power zoom worden gebruikt met optionele flitsers (0 193)
Staat de brandpuntsafstand van het objectief vermeld (met een
sterretje) in het informatiescherm voor fotoweergave
Als het maximaal diafragma van het objectief bekend is:
Wordt de diafragmawaarde in het bovenste bedieningspaneel en
de zoeker weergegeven
Wordt voor wijzigingen in diafragma de flitssterkte aangepast
Staat het diafragma vermeld (met een sterretje) in het
informatiescherm voor fotoweergave
Als zowel de brandpuntsafstand als het maximaal diafragma van het
objectief is gespecificeerd:
Is kleurenmatrixmeting ingeschakeld (merk op dat het noodzakelijk
kan zijn gebruik te moeten maken van centrumgerichte of
spotmeting om nauwkeurige resultaten met bepaalde objectieven
tot stand te brengen, inclusief Reflex-NIKKOR-objectieven)
Wordt de nauwkeurigheid van centrumgerichte en spotmeting en
i-DDL-uitgebalanceerde invulflits voor digitale SLR verbeterd
A Brandpuntsafstand niet vermeld
Als de juiste brandpuntsafstand niet vermeld staat, dient u de
dichtstbijzijnde waarde groter dan de werkelijke brandpuntsafstand van
het objectief te kiezen.
A Teleconverters en zoomlenzen
Het maximale diafragma voor teleconverters is de combinatie van maximaal
diafragma van de teleconverter en het objectief. Merk op dat de
objectiefgegevens niet worden aangepast wanneer objectieven zonder CPU
worden in- of uitgezoomd. De gegevens voor verschillende
brandpuntsafstanden kunnen als afzonderlijke objectiefnummers worden
ingevoerd, of de gegevens voor het objectief kunnen worden bewerkt om
de nieuwe waarden voor de brandpuntsafstand van het objectief en
maximale diafragma aan te duiden, telkens wanneer zoom wordt aangepast.
229
t
De camera kan gegevens van maximaal negen objectieven zonder
CPU opslaan. Om gegevens voor objectieven zonder CPU in te voeren
of te bewerken:
1 Selecteer Objectief
zonder CPU in het setup-
menu.
Druk op de G-knop om de
menu’s weer te geven.
Markeer Objectief zonder
CPU in het setup-menu en
druk op 2.
2 Selecteer een
objectiefnummer.
Markeer Objectiefnummer en
druk op 4 of 2 om een
objectiefnummer tussen 1 en 9
te kiezen.
3 Voer de brandpuntsafstand
en het diafragma in.
Markeer Brandpuntsafstand
(mm) of Maximaal diafragma
en druk op 4 of 2 om het
gemarkeerde item te bewerken.
Brandpuntsafstand kan worden geselecteerd uit waarden tussen
6 en 4.000 mm en maximaal diafragma uit waarden tussen f/1.2
en f/22.
G-knop
230
t
4 Selecteer Gereed.
Markeer
Gereed
en druk op
J
. De gespecificeerde
brandpuntsafstand en
diafragma worden onder het
gekozen objectiefnummer
opgeslagen.
Om objectiefgegevens tijdens het gebruik van
objectieven zonder CPU op te roepen:
1 Wijs een objectiefnummerselectie zonder CPU toe aan
een camerabesturing.
Selecteer Nummer niet-CPU-lens kiezen als de optie “knop +
instelschijven” voor een camerabesturing in het menu
persoonlijke instellingen (0 332). Nummer niet CPU-lens kiezen
kan worden toegewezen aan de Fn-knop (persoonlijke instelling
f3, Fn-knop toewijzen, 0 328), de Pv-knop (persoonlijke
instelling f4, Voorbeeldknop toewijzen, 0 333) of het midden
van de secundaire selector (persoonlijke instelling f6, Midden
sec. selector toew., 0 333).
2 Gebruik de geselecteerde besturing om een
objectiefnummer te kiezen.
Druk op de geselecteerde besturing en draai aan de hoofdinstelschijf
of secundaire instelschijf totdat het gewenste objectiefnummer in
het achterste bedieningspaneel wordt weergegeven.
J-knop
Objectiefnummer
Hoofdinstelschijf
Maximaal
diafragma
Brandpuntsafstand
231
t
Een GPS-apparaat gebruiken
Een GPS-apparaat kan met de tien-pins
afstandsbedieningsaansluiting worden verbonden, zodat de huidige
breedtegraad, lengtegraad, hoogte, Coordinated Universal Time
(UTC) en de huidige kompasrichting op elke gemaakte foto kan
worden vermeld. De camera is geschikt voor gebruik met een
optioneel GP-1 GPS-apparaat (zie hieronder; merk op dat de GP-1
geen kompasgegevens verschaft) of met in de handel verkrijgbare
apparaten die worden verbonden via een optionele MC-35 GPS-
adapterkabel (0 232).
❚❚ Het GP-1 GPS-apparaat
De GP-1 is een optioneel GPS-apparaat ontworpen voor gebruik met
Nikon digitale camera’s. Zie de meegeleverde handleiding van de GP-
1 voor informatie over het aansluiten van het apparaat.
232
t
❚❚ Overige GPS-apparaten
Garmin GPS-apparaten die voldoen aan versie 2.01 of 3.01 van de
National Marine Electronics Association NMEA0183-gegevensindeling
kunnen met de tien-pins afstandsbedieningskabel van de camera
worden verbonden met behulp van een MC-35 GPS-adapterkabel (los
verkrijgbaar; 0 394). De werking werd bevestigd met apparaten uit
de serie Garmin eTrex en Garmin geko die zijn voorzien van een pc-
interfacekabelconnector. Deze apparaten worden met behulp van
een kabel met een D-sub 9-pins connector op de MC-35 aangesloten,
welke door de fabrikant van het GPS-apparaat wordt geleverd. Zie de
MC-35 instructiehandleiding voor details. Stel het GPS-apparaat in op
de NMEA-stand (4800 baud) alvorens de camera in te schakelen; zie
voor meer informatie de documentatie die met uw GPS-apparaat
werd geleverd.
MC-35
233
t
A Het k -pictogram
De verbindingsstatus wordt aangeduid door het
k-pictogram:
k (statisch): de camera heeft communicatie met
een GPS-apparaat tot stand gebracht. Foto-
informatie voor foto’s gemaakt terwijl dit
pictogram wordt weergegeven, bevat een extra
pagina met GPS-gegevens (0 245).
k (knipperen): het GPS-apparaat zoekt naar een signaal. Foto’s gemaakt
terwijl het pictogram knippert, bevatten geen GPS-gegevens.
Geen pictogram: er werden geen nieuwe GPS-gegevens ontvangen door het
GPS-apparaat gedurende minstens twee seconden.
Foto’s gemaakt terwijl het k-pictogram niet wordt weergegeven, bevatten
geen GPS-gegevens.
A Opschrift
De kompasrichting wordt alleen vermeld als het
GPS-apparaat is voorzien van een digitaal kompas
(merk op dat de GP-1 niet over een kompas
beschikt). Richt het GPS-apparaat in dezelfde
richting als het objectief en ten minste 20 cm van
de camera.
A UTC (Coordinated Universal Time)
UTC-gegevens zijn afkomstig van het GPS-apparaat en staan los van de
cameraklok.
234
t
❚❚ Opties voor het setup-menu
Het item GPS in het setup-menu bevat de onderstaande opties.
Stand-by-timer: Kies of de belichtingsmeters wel of niet
automatisch uitschakelen wanneer een GPS-apparaat is bevestigd.
Positie: Dit item is alleen beschikbaar als er een GPS-apparaat is
aangesloten, wanneer het de huidige breedtegraad, lengtegraad,
hoogte, UTC (Coordinated Universal Time) en opschrift (indien
ondersteund) weergeeft, zoals geregistreerd door het GPS-
apparaat.
Cameraklok instellen via GPS: Selecteer Ja om de cameraklok met
de geregistreerde tijd van het GPS-apparaat te synchroniseren.
Optie Beschrijving
Inschakelen
Belichtingsmeters schakelen automatisch uit als er geen
handelingen worden uitgevoerd gedurende de periode die is
geselecteerd in persoonlijke instelling c2 (Stand-by-timer
(0 316). Om de camera genoeg tijd te geven voor het
verkrijgen van de GPS-gegevens wanneer een GP-1 is
aangesloten, wordt de vertraging met een minuut verlengd na
het activeren van de belichtingsmeter of het inschakelen van
de camera).
Hierdoor wordt de gebruiksduur van de batterij
verlengd.
Uitschakelen
De belichtingsmeters schakelen niet uit zolang als een GPS-
apparaat is aangesloten; GPS-gegevens worden altijd
vastgelegd.
I
235
I
Meer over weergave
Schermvullende weergave
Druk op de K-knop om foto’s af te spelen. De laatst
gemaakte foto wordt op de monitor weergegeven.
Extra foto’s kunnen worden weergegeven door op 4
of 2 te drukken; druk op 1 of 3 om extra informatie
over de huidige foto weer te geven (0 238).
Miniatuurweergave
Druk op de W-knop om meerdere afbeeldingen te
bekijken wanneer een foto schermvullend wordt
weergegeven. Het aantal weergegeven afbeeldingen
wordt verhoogd van 4 naar 9 naar 72, telkens wanneer
de W-knop wordt ingedrukt, en wordt verlaagd bij
elke druk op de X-knop. Gebruik de multi-selector om
afbeeldingen te markeren en druk op de centrale knop
van de multi-selector om de gemarkeerde afbeelding
schermvullend te bekijken.
Afbeeldingen bekijken
W
X
W
X
W
X
Schermvullende
weergave
Miniatuurweergave
K-knop
W-knop
236
I
Weergavebesturingen
J +
Geef selectievenster voor sleuf/map weer. Markeer, om de
kaart en map te selecteren van waaruit foto's worden
afgespeeld, de sleuf en druk op 2 om een lijst met mappen
weer te geven, markeer vervolgens de map en druk op J.
J +
Creëer een geretoucheerde kopie van de huidige foto (
0 363)
of creëer een bewerkte kopie van de huidige film (
0 79).
J +
Bekijk de IPTC-voorinstellingen die op de camera zijn
opgeslagen (
0 354). Markeer de voorinstelling om de IPTC-
voorinstelling in de huidige foto vast te leggen en druk op J
(elke al vastgelegde voorinstelling in de huidige foto wordt
vervangen).
J +
Upload foto's via een draadloos netwerk of ethernetnetwerk
(
0 269).
A Twee geheugenkaarten
Als er twee geheugenkaarten zijn geplaatst, kunt u voor weergave een
geheugenkaart selecteren door de W-knop in te drukken wanneer er 72
miniaturen worden weergegeven.
L (Z/Q):Beveilig de huidige foto (0 249)
X: Inzoomen (0 247)
J: Gebruik in combinatie met de
multi-selector, zoals hieronder
beschreven
O (Q): Wis de huidige foto (0 251)
W: Bekijk meerdere afbeeldingen
(0 235)
G:Bekijk de menu's (0 283)
H: Neem spraakmemo's op
en speel ze af (0 258)
237
I
A Draai portret
Om “staande” foto’s (portretstand) staand weer te
geven, selecteer Aan voor de optie Draai portret
in het weergavemenu (0 290).
A Controlebeeld
Wanneer Aan is geselecteerd voor Controlebeeld in het weergavemenu
(0 289), worden foto’s automatisch in de monitor weergegeven (omdat de
camera al in de juiste richting staat, worden beelden niet automatisch
gedraaid tijdens het bekijken van het beeld). In continu ontspanstand
begint de weergave zodra de opname eindigt, waarbij de eerste foto in de
huidige serie wordt weergegeven.
A Opname hervatten
Druk op K of druk de ontspanknop half in om de monitor uit te schakelen
en terug te keren naar het de opnamestand. Er kunnen onmiddellijk foto's
worden gemaakt.
A De multi-selector
De multi-selector kan worden gebruikt
voor het markeren van foto’s in de
miniatuurweergave en in
weergaveschermen zoals rechts
weergegeven.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling c4 (Monitor uit, 0 317) voor informatie over de
tijdsduur dat de monitor ingeschakeld blijft wanneer er geen handelingen
worden uitgevoerd. Zie persoonlijke instelling f1 (Centrale knop multi-
selector, 0 327) voor informatie over de te kiezen functie voor de centrale
knop van de multi-selector. Zie persoonlijke instelling f10 (Functie
instelschijven inst.) > Menu's en weergave (0 337) voor informatie over
het gebruik van instelschijven voor beeld- of menunavigatie.
238
I
Foto-informatie
Foto-informatie wordt op afbeeldingen getoond die in
schermvullende weergave worden weergegeven. Druk op 1 of 3 om
door de foto-informatie te bladeren, zoals hieronder wordt
aangegeven. Merk op dat “alleen beeld”, opnamegegevens, RGB-
histogrammen en hoge lichten alleen worden weergegeven als de
betreffende optie is geselecteerd voor Weergaveopties (0 285).
GPS-gegevens worden alleen weergegeven als er GPS-gegevens
werden gebruikt toen de foto werd gemaakt, terwijl IPTC-
voorinstellingen alleen worden weergegeven als deze zijn vastgelegd
in de foto (0 354).
Bestandsinformatie Geen (alleen beeld) Overzichtsgegevens
Hoge lichten GPS-gegevens
RGB-histogram
Opnamegegevens
IPTC-voorinstelling
100NC_D4
D
S
C
_
0001
.
JP
G
15
/
04
/
2011 10
:
02
:
27
N
OR
OR
M
AL
AL
4928x3280
1
/
12
0, 0
1
/
125
F5
.
6
100 50
mm
100NC_D4
D
S
C
_
0001
.
JP
G
15
/
04
/
2011 10
:
02
:
27
N
I
KO
N
D4
1
/
12
N
N
OR
OR
M
AL
AL
4928x3280
100
-
1
RGB
Hoge lich.
Kies R, G, B
:
:
:
:
:
:
:
E
N
L
AT I TUDE
01 15 00
::
TI
M
E
(
UTC
)
35
º
35 971
'
.
ALT ITUDE
L ONG I TU DE
35
m
9
.
696
'
13
º
43
15
/
04
/
2011
N
I
KO
N
D4
100
-
1
100
-
1
RGB
Kies R, G, B
Hoge lich.
M
TR
,
SP
D
,
AP
.
E
XP.
M
O
D
E
, I S
O
F
OCAL
LE
N
G
T
H
LE
N
S
A
F
/
V
R
FL
A
S
H
TYPE
SYNC MODE
,
:
,
1
/
125
,
F5
.
6
:
,
100
:
0.
0
:
50
mm
:
50
/
1. 4
:
S
:
:
:
N
I
KO
N
D4
100
-
1
IPTC
Caption
Event ID
Headline
Object Name
City
State
Country
:
:
:
:
:
:
:
N
I
KO
N
D4
100
-
1
239
I
❚❚ Bestandsinformatie
1 Wordt alleen weergegeven als Scherpstelpunt is geselecteerd voor Weergaveopties
(0 285).
2 Als de foto werd gemaakt met behulp van AF-S, dan toont de weergave het punt waar de
scherpstelling het eerst werd vergrendeld. Als de foto werd gemaakt met behulp van AF-C,
wordt het scherpstelpunt alleen weergegeven als er een andere optie dan automatisch veld-
AF werd geselecteerd voor AF-veldstand en de camera kon scherp stellen.
3 Wordt in geel weergegeven als de foto niet in FX-formaat wordt aangeduid (inclusief DX-
gebaseerd filmformaat; 0 71, 85).
1
/
12
100NC_D4
D
S
C
_
0001
.
JP
G
15
/
04
/
2011 10
:
02
:
27
N
OR
OR
M
AL
AL
4928x3280
1 2 3 4 5
76
14
13
12
11 10
9
15
8
1
Spraakmemo-pictogram ......................... 255
2
Beveiligingsstatus ..................................... 249
3
Retouche-aanduiding .............................. 361
4
Aanduiding IPTC-voorinstelling......236, 354
5
Scherpstelpunt
1, 2
..................................... 103
6
Scherpstelhaakjes AF-veld
1
.......................38
7
Beeldnummer/totaal aantal beelden
8
Beeldkwaliteit ...............................................90
9
Beeldformaat.................................................93
10
Beeldveld
3
.....................................................85
11
Opnametijdstip.............................................31
12
Opnamedatum .............................................31
13
Huidige kaartsleuf ........................................35
14
Mapnaam .................................................... 296
15
Bestandsnaam ........................................... 298
240
I
❚❚ Hoge lichten
1 Knipperende velden duiden hoge lichten (velden die
mogelijk overbelicht worden) voor het huidige kanaal
aan. Houd de W-knop ingedrukt en druk op 4 of 2 om
als volgt door de kanalen te bladeren:
2 Wordt in geel weergegeven als de foto niet in FX-formaat wordt aangeduid (inclusief DX-
gebaseerd filmformaat; 0 71, 85).
100
-
1
RGB
Hoge lich.
Kies R, G, B
1 2
34
1
Hoge lichten afbeelding
1
2
Mapnummer-beeldnummer
2
................296
3
Markeer weergaveaanduiding
4
Huidig kanaal
1
W-knop
RGB
(alle kanalen)
R
(rood)
G
(groen)
B
(blauw)
241
I
❚❚ RGB-histogram
1 Knipperende velden duiden hoge lichten (velden die
mogelijk overbelicht worden) voor het huidige kanaal
aan. Houd de W-knop ingedrukt en druk op 4 of 2 om
als volgt door de kanalen te bladeren:
2 Wordt in geel weergegeven als de foto niet in FX-formaat wordt aangeduid (inclusief DX-
gebaseerd filmformaat; 0 71, 85).
100
-
1
RGB
Kies R, G, B
Hoge lich.
1
2
5
6
7
8
4
3
1
Hoge lichten afbeelding
1
2
Mapnummer-beeldnummer
2
................ 296
3
Witbalans .................................................... 153
Kleurtemperatuur ..................................... 160
Fijnafstelling witbalans............................ 156
Handmatige voorinstelling..................... 163
4
Huidig kanaal
1
5
Histogram (RGB-kanaal). In alle
histogrammen staat de horizontale as
voor de helderheid van de pixels en de
verticale as voor het aantal pixels.
6
Histogram (rood kanaal)
7
Histogram (groen kanaal)
8
Histogram (blauw kanaal)
W-knop
RGB
(alle kanalen)
R
(rood)
G
(groen)
B
(blauw)
Markeren weergave uit
242
I
A Zoomweergave
Druk op
X
om op de foto in te zoomen wanneer het
histogram wordt weergegeven.
Gebruik de
X
- en
W
-knoppen om in- en uit te zoomen en verschuif
het beeld met de multi-selector.
Het histogram
wordt geactualiseerd en toont alleen de gegevens
voor het gedeelte van het beeld dat op de monitor
zichtbaar is.
A Histogrammen
De camerahistogrammen dienen alleen als richtlijn en kunnen afwijken van
de histogrammen in beeldbewerkingprogramma’s. Hieronder ziet u enkele
voorbeelden van histogrammen:
Als de foto voorwerpen met een
uiteenlopende helderheid bevat, zal
de verdeling van toonwaarden
relatief gelijkmatig zijn.
Als de foto donker is, verschuift de
verdeling van toonwaarden naar
links.
Als de foto helder is, verschuift de
verdeling van toonwaarden naar
rechts.
Als de waarde voor belichtingscorrectie wordt verhoogd, verschuift de
verdeling van toonwaarden naar rechts. Als de waarde voor
belichtingscorrectie wordt verlaagd, verschuift de verdeling van
toonwaarden naar links. Wanneer foto’s bij fel licht moeilijk op de monitor
te zien zijn, geven histogrammen een globaal beeld van de totale
belichting.
243
I
❚❚ Opnamegegevens
1
Lichtmeetmethode ................................... 123
Sluitertijd ........................................... 127, 129
Diafragma........................................... 128, 129
2
Belichtingsstand........................................ 125
ISO-gevoeligheid
1
..................................... 117
M
TR
,
SP
D
,
AP
.
E
XP.
M
O
D
E
, I S
O
F
OCAL
LE
N
G
T
H
LE
N
S
A
F
/
V
R
FL
A
S
H
TYPE
SYNC MODE
,
:
,
1
/
8000
,
F2
.
8
:
,
Hi
0
.
3
:
+
1
.
3,
+
5
/
6
:
50
mm
:
50
/
1. 4
:
C
:
Optional
:
SL
O
W
:
TTL-BL
,
+
1
.
0
N
I
KO
N
D4
100
-
1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10 1211
3
Belichtingscorrectie.................................. 137
Afstelling optimale belichting
2
............. 315
4
Brandpuntsafstand ...........................228, 389
5
Objectiefgegevens.................................... 228
6
Scherpstelstand............................................97
VR-objectief (vibratiereductie)
3
7
Flitsertype
4
Commanderstand
4
8
Flitsstand
4
................................................... 199
9
Flitserregeling
4
.......................................... 324
Flitscorrectie
4
............................................. 202
10
Cameranaam
11
Beeldveld
5
.....................................................85
12
Mapnummer-beeldnummer
5
................ 296
W
HITE B
A
LANCE
CO
L
O
R SP
AC
E
PI
C
TURE
C
TRL
QUICK ADJUST
S
H
A
RPE
N
ING
CO
N
TR
A
ST
BRI
G
H
T
N
ESS
S
A
TUR
A
TI
O
N
H
U
E
:
AUTO1
, 0, 0
:
s
RGB
: ST
A
N
D
A
R
D
:
0
:
3
:
0
:
0
:
0
:
0
N
I
KO
N
D4
100
-
1
13
14
15
16
17
18
19
20
21
13
Witbalans .................................................... 153
Kleurtemperatuur ..................................... 160
Fijnafstelling witbalans............................ 156
Handmatige voorinstelling..................... 163
14
Kleurruimte................................................. 299
15
Picture Control ........................................... 173
16
Snel aanpassen
6
........................................ 176
Oorspronkelijke Picture Control
7
.......... 173
17
Verscherping .............................................. 176
18
Contrast ....................................................... 176
19
Helderheid .................................................. 176
20
Verzadiging
8
.............................................. 176
Filtereffecten
9
............................................ 176
21
Tint
8
.............................................................. 176
Kleurtoon
9
.................................................. 176
244
I
De vierde pagina van de opnamegegevens
wordt alleen weergegeven als de
copyrightinformatie bij het maken van de foto
werd opgenomen, zoals beschreven op
pagina 353.
1 Wordt rood weergegeven als de foto is genomen met de instelling automatische ISO-
gevoeligheid ingeschakeld.
2 Wordt weergegeven als persoonlijke instelling b6 (Fijnafst. voor opt. belichting, 0 315) is
ingesteld op een andere waarde dan nul voor elke lichtmeetmethode.
3 Wordt alleen weergegeven als een VR-objectief is bevestigd.
4 Wordt alleen weergegeven wanneer er een optionele flitser (0 191) is bevestigd.
5 Wordt in geel weergegeven als de foto niet in FX-formaat wordt aangeduid (inclusief DX-
gebaseerd filmformaat; 0 71, 85).
6 Alleen Picture Controls voor Standaard, Levendig, Portret en Landschap.
7 Neutraal, Monochroom en eigen Picture Controls.
8 Wordt niet weergegeven voor monochrome Picture Controls.
9 Alleen monochrome Picture Controls.
NOISE REDUC.
ACT.
D-LIGHT.
HDR
VIGNETTE CTRL
RETOUCH
COMMENT
:
HI ISO/LONG EXP.
:
NORMAL
:
AUTO, NORMAL
:
NORMAL
:
WARM FILTER
:
SPRING HAS COME.
N
I
KO
N
D4
100
-
1
22
23
24
25
26
27
22
Hoge ISO-ruisonderdrukking..................302
Ruisonderdrukking lange sluitertijd .....302
23
Actieve D-Lighting.....................................184
24
HDR-belichtingsverschil...........................188
HDR-verzachting........................................ 188
25
Vignetteringscorrectie..............................300
26
Retouche-geschiedenis............................361
27
Beeldcommentaar .....................................352
ART
IST
C
O
PYRI
GHT
:
NIKON
TARO
:
NIKON
N
I
KO
N
D4
100
-
1
28
29
28
Naam van fotograaf ..................................353
29
Copyrighthouder .......................................353
245
I
❚❚ GPS-gegevens
1
(0 231)
1 Gegevens voor films zijn bestemd voor het starten van de opname.
2 Wordt alleen weergegeven als het GPS-apparaat is voorzien van een elektronisch kompas.
3 Wordt in geel weergegeven als de foto niet in FX-formaat wordt aangeduid (inclusief DX-
gebaseerd filmformaat; 0 71, 85).
❚❚ IPTC-voorinstelling (0 354)
1 Wordt in geel weergegeven als de foto niet in FX-formaat wordt aangeduid (inclusief DX-
gebaseerd filmformaat; 0 71, 85).
:
:
:
:
:
:
:
E
N
L
AT I TUDE
15
/
04
/
2011
01 15 00
::
TI
M
E
(
UTC
)
35
º
35 971
'
.
ALT I TUDE
L ONG I T UD E
35
m
9
.
696
'
13
º
43
N
I
KO
N
D4
100
-
1
1
2
3
4
6 87
5
1
Breedtegraad
2
Lengtegraad
3
Hoogte
4
UTC (Coordinated Universal Time)
5
Kompasrichting
2
6
Cameranaam
7
Beeldveld
3
.....................................................85
8
Mapnummer-beeldnummer
3
................ 296
IPTC
Caption
Event ID
Headline
Object Name
City
State
Country
:
:
:
:
:
:
:
N
I
KO
N
D4
100
-
1
1
2
3
4
5
6
7
8 109
1
Titel
2
Gebeurtenis-ID
3
Titelkop
4
Objectnaam
5
Stad
6
Provincie
7
Land
8
Cameranaam
9
Beeldveld
1
.....................................................85
10
Mapnummer-beeldnummer
1
................ 296
IPTC
Category
Supp. Cat
Byline
Byline title
Writer/Editor
Credit
Source
:
:
:
:
:
:
:
N
I
KO
N
D4
100
-
1
11
13
12
14
15
16
17
11
Categorie
12
Aanvullende categorieën (Aanv. cat.)
13
Naamregel
14
Titel naamregel
15
Auteur/editor
16
Toeschrijving
17
Bron
246
I
❚❚ Overzichtsgegevens
1 Wordt in geel weergegeven als de foto niet in FX-formaat wordt aangeduid (inclusief DX-
gebaseerd filmformaat; 0 71, 85).
2 Wordt rood weergegeven als de foto is genomen met de instelling automatische ISO-
gevoeligheid ingeschakeld.
1
/
8000
F2
.
8
H
i 0
.
3 50
mm
1. 3
+
1
.
0 SLOW
0, 0
N
1
/
8000
F2
.
8
H
i 0
.
3 50
mm
1. 3
+
1
.
0 SLOW
0, 0
N
100NC_D4
D
S
C
_
0001
.
JP
G
15
/
04
/
2011 10
:
15
:
00
NIKON
D4
1
/
12
N
OR
OR
M
AL
AL
4928x3280
1 2 34
7
5
8
6
21
22
23
30
18 19 20
28 2627 25 24
29
1716
15
12 1011 914 13
1
Beeldnummer/totaal aantal beelden
2
Spraakmemo-pictogram ..........................255
3
Beveiligingsstatus......................................249
4
Retouche-aanduiding ...............................361
5
Cameranaam
6
Aanduiding IPTC-voorinstelling
.....236, 354
7
Histogram waarin de verdeling van de
tonen in het beeld worden weergegeven
(0 242).
8
Beeldkwaliteit ............................................... 90
9
Beeldformaat ................................................93
10
Beeldveld
1
..................................................... 85
11
Bestandsnaam ............................................298
12
Opnametijdstip.............................................31
13
Mapnaam.....................................................296
14
Opnamedatum .............................................31
15
Huidige kaartsleuf........................................ 35
16
Lichtmeetmethode....................................123
17
Belichtingsstand.........................................125
18
Sluitertijd ............................................127, 129
19
Diafragma...........................................128, 129
20
ISO-gevoeligheid
2
.....................................117
21
Brandpuntsafstand...........................228, 389
22
Aanduiding GPS-gegevens .....................231
23
Aanduiding beeldcommentaar..............352
24
Actieve D-Lighting ....................................184
25
Picture Control............................................173
26
Kleurruimte .................................................299
27
Flitsstand......................................................199
28
Witbalans.....................................................153
Kleurtemperatuur ......................................160
Fijnafstelling witbalans ............................156
Handmatige voorinstelling .....................163
29
Flitscorrectie................................................ 202
Commanderstand
30
Belichtingscorrectie ..................................137
247
I
Foto’s van dichtbij bekijken:
Zoomweergave
Druk op de X-knop om in te zoomen op de foto die
beeldvullend wordt weergegeven of die is
gemarkeerd in de miniatuurweergave. De volgende
bewerkingen kunnen worden uitgevoerd zo lang als
zoom van kracht is:
Functie Knop Beschrijving
In- of uitzoomen
X / W
Druk op
X
om op
afbeeldingen van
formaat 36 × 24 (3 : 2)
in te zoomen tot
maximaal 30× (grote
afbeeldingen), 23×
(middelgrote
afbeeldingen) of 15× (kleine afbeeldingen).
Druk op
W
om uit te zoomen. Gebruik
tijdens het inzoomen op de foto, de multi-
selector om delen van het beeld te bekijken
die niet op de monitor zichtbaar zijn. Houd
de multi-selector ingedrukt om snel naar
andere delen van het beeld te gaan. Wanneer
de zoomfactor wordt gewijzigd, verschijnt er
een navigatievenster; het gedeelte dat
zichtbaar is op de monitor wordt
aangegeven door een gele rand.
Andere delen
van het beeld
weergeven
Gezichten
selecteren
De gezichten
(maximaal 35) die
tijdens het zoomen
worden
waargenomen,
worden in het
navigatievenster
met witte randen omgeven. Draai aan de
secundaire instelschijf om andere
gezichten te bekijken.
X
-knop
248
I
Andere foto’s
weergeven
Draai aan de hoofdinstelschijf om
hetzelfde gedeelte van andere
afbeeldingen te bekijken met de huidige
zoomfactor.
Zoomweergave wordt
geannuleerd wanneer er een film wordt
weergegeven.
Beveiligingsstatus
wijzigen
L (Z/Q) Zie pagina 249 voor meer informatie.
Terugkeren naar
de opnamestand
/
K
Druk de ontspanknop half in of druk op de
K-knop om de opnamestand af te sluiten.
Menu’s
weergeven
G Zie pagina 283 voor meer informatie.
Functie Knop Beschrijving
249
I
Foto’s tegen wissen beveiligen
In de schermvullende, zoom-, en miniatuurweergave kan de L (Z/
Q)-knop worden gebruikt om foto's te beveiligen en zo te voorkomen
dat u ze per ongeluk wist. Beveiligde bestanden kunnen niet worden
gewist met de O (Q)-knop of de optie Wissen in het weergavemenu.
Merk op dat beveiligde foto’s wel gewist worden wanneer de
geheugenkaart wordt geformatteerd (0 36, 345).
Voer de onderstaande stappen uit om een foto te beveiligen:
1 Selecteer een afbeelding.
Geef de afbeelding in schermvullende weergave of
zoomweergave weer of markeer het in de miniaturenlijst.
2 Druk op de L (Z/Q)-
knop.
De foto wordt gemarkeerd
met het P-pictogram. Als u
de beveiliging van een foto
wilt opheffen, zodat deze
kan worden gewist, geeft u
de foto weer of markeert u
deze in de lijst met miniaturen en drukt u vervolgens op de L
(Z/Q)-knop.
L (Z/Q)-knop
250
I
A Spraakmemo's
Wijzigingen aan de beveiligingsstatus van afbeeldingen zijn tevens van
toepasssing op alle spraakmemo's die eventueel werden opgenomen met
de afbeeldingen. De overschrijfstatus van spraakmemo's kan niet
afzonderlijk worden ingesteld.
A Beveiliging van alle foto’s opheffen
Als u de beveiliging wilt opheffen voor alle foto’s in de map of mappen die
momenteel zijn geselecteerd in het menu Weergavemap, dan houdt u de
knoppen L (Z/Q) en O (Q) tijdens weergave gedurende circa twee
seconden tegelijk ingedrukt.
251
I
Foto’s wissen
Druk op de O (Q)-knop om alle foto's in de huidige map of de foto
weergegeven in schermvullende weergave of gemarkeerd in de
miniaturenlijst te wissen. Gebruik de optie Wissen in het
weergavemenu om meerdere geselecteerde foto's te wissen. Eenmaal
gewiste foto’s kunnen niet meer worden hersteld. Merk op dat foto’s
die beveiligd of verborgen zijn, niet kunnen worden gewist.
Schermvullende en miniatuurweergave
Druk op de O (Q)-knop om de huidige foto te wissen.
1 Selecteer een afbeelding.
Geef de afbeelding weer of markeer de afbeelding in de
miniaturenlijst.
2 Druk op de O (Q)-knop.
Het rechts aangeduide
menu wordt weergegeven;
markeer Geselecteerd
beeld (om alle foto's te
wissen in de map die
momenteel is geselecteerd
voor weergave—0 284—
druk op 3 en kies een
sleuf).
O (Q)-knop
252
I
3 Wis de foto('s).
Om de foto of foto's te wissen, druk op de O (Q)-knop
(Geselecteerd beeld) of J-knop (Alle beelden).
Druk op de K-
knop om af te sluiten zonder de foto of foto's te wissen.
A Zie ook
De optie Na wissen in het weergavemenu bepaalt of de volgende
afbeelding of de vorige afbeelding wordt weergegeven nadat een
afbeelding is gewist (0 290).
A Spraakmemo's
Als er met de geselecteerde afbeelding een
spraakmemo werd opgenomen, wordt het rechts
aangeduide bevestigingsvenster weergegeven
wanneer er in stap 2 op de vorige pagina is
gekozen voor Geselecteerd beeld. Dit venster
wordt niet weergegeven wanneer Alle beelden is
geselecteerd.
Beeld/spraakmemo: Selecteer deze optie en druk op de O (Q)-knop om
zowel de foto als de spraakmemo te wissen.
Alleen spraakmemo: Selecteer deze optie en druk op de O (Q)-knop om
alleen de spraakmemo te wissen.
Druk op K om af te sluiten zonder een spraakmemo of foto te wissen.
253
I
Het weergavemenu
Selecteer Wissen in het weergavemenu om foto's en de bijbehorende
spraakmemo's te wissen. Afhankelijk van het aantal foto’s kan het
enige tijd duren voordat de foto’s zijn gewist.
❚❚ Selectie: Geselecteerde foto’s wissen
1 Kies Selectie voor de
optie Wissen in het
weergavemenu.
Druk op de G-knop en
kies Wissen in het
weergavemenu. Markeer
Selectie en druk op 2.
2 Markeer een foto.
Gebruik de multi-selector
om een foto te markeren
(houd de X-knop ingedrukt
om de gemarkeerde foto
schermvullend te bekijken;
druk op W en selecteer de
gewenste kaart en map om
foto’s op andere locaties te
bekijken, zoals beschreven
op pagina 236).
Optie Beschrijving
Q Selectie
Geselecteerde foto’s wissen.
R Alle
Wis alle foto’s in de map die momenteel is geselecteerd voor
weergave (0 284). Als er twee kaarten zijn geplaatst, kunt u
de kaart selecteren waarop de foto’s worden gewist.
G-knop
X-knop
254
I
3 Selecteer de gemarkeerde
foto.
Druk op de centrale knop van de
multi-selector om de
gemarkeerde foto te selecteren.
Geselecteerde foto's worden
gemarkeerd door een O-pictogram. Herhaal stap 2 en 3 om extra
foto’s te selecteren; markeer de foto en druk op de centrale knop
van de multi-selector om deze te deselecteren.
4 Druk op J om de
bewerking te voltooien.
Er wordt een
bevestigingsvenster
weergegeven; markeer Ja
en druk op J.
J-knop
e
255
e
Spraakmemo's
Spraakmemo's van maximaal zestig seconden lang kunnen met
behulp van de ingebouwde microfoon of de optionele ME-1
stereomicrofoon aan foto's worden toegevoegd.
De camera gereedmaken voor opname
Pas, voor het opnemen van spraakmemo's, de instellingen aan met
behulp van het item Opties voor spraakmemo in het setup-menu.
❚❚ Spraakmemo
Deze optie bepaalt of spraakmemo's
automatisch of handmatig worden
opgenomen. De volgende opties zijn
beschikbaar:
Spraakmemo's opnemen
Optie Beschrijving
7 Uit
Spraakmemo's kunnen niet in de opnamestand
worden opgenomen.
8
Aan
(automat. en
handmatig)
Het selecteren van deze optie
geeft het rechts aangeduide
menu weer; selecteer de
maximum opnametijd uit 5,
10, 20, 30, 45 of 60 sec. Tenzij
Aan is geselecteerd voor
Controlebeeld in het
weergavemenu (0 289), begint de opname wanneer
de ontspanknop na de opname wordt ontspannen. De
opname eindigt wanneer de H-knop wordt ingedrukt
of nadat een gespecificeerde opnametijd is beëindigd.
9
Alleen
handmatig
Door de H-knop (0 257) ingedrukt te houden, kan een
memo worden opgenomen voor de meest recente
foto.
256
e
❚❚ Overschrijf spraakmemo
Deze optie bepaalt of de spraakmemo voor de
meest recente foto kan worden overschreven in
de opnamestand. De volgende opties zijn
beschikbaar:
❚❚ Knop spraakmemo
Deze optie bepaalt handmatige opname. De
volgende opties zijn beschikbaar:
Optie Beschrijving
Uitschakelen
Spraakmemo kan niet in de
opnamestand worden opgenomen
als er al één bestaat voor de meest
recente afbeelding.
Inschakelen
Spraakmemo kan niet in de
opnamestand worden opgenomen
als er al één bestaat voor de meest
recente afbeelding (0 257).
Bestaande memo wordt gewist en
vervangen door een nieuwe memo.
Optie Beschrijving
!
Drukken en
vasthouden
De spraakmemo wordt
opgenomen terwijl de H-knop
ingedrukt wordt gehouden. De
opname eindigt automatisch
na 60 sec.
$
Drukken =
start/stop
De opname begint wanneer de
H-knop wordt ingedrukt en
eindigt wanneer de H-knop
opnieuw wordt ingedrukt. De
opname eindigt automatisch
na 60 sec.
A Spraakmemo
De optie die is geselecteerd voor Spraakmemo wordt aangeduid door een
pictogram in het achterste bedieningspaneel.
Aan (automat. en handmatig)
Alleen handmatig
257
e
Automatische opname (opnamestand)
Als Aan (automat. en handmatig) is geselecteerd voor
Spraakmemo (0 255) wordt automatisch een spraakmemo aan de
meest recente foto toegevoegd zodra de opname beëindigt. De
opname eindigt wanneer de H-knop wordt ingedrukt of nadat een
gespecificeerde opnametijd is beëindigd.
Handmatige opname (opnamestand)
Als Aan (automat. en handmatig) of Alleen
handmatig is geselecteerd voor Spraakmemo,
(0 255) kan voor de meest recente foto een
spraakmemo worden opgenomen door de H-
knop ingedrukt te houden. De spraakmemo
wordt opgenomen zo lang als de knop
ingedrukt wordt gehouden (merk op dat er
geen spraakmemo wordt opgenomen als de H-
knop korter dan een seconde ingedrukt wordt gehouden).
D Automatisch opnemen
Spraakmemo's worden niet automatisch opgenomen tijdens livebeeld
(0 49), filmopname (0 63) of time-lapse-fotografie (0 223), of wanneer
Aan is geselecteerd voor de optie Controlebeeld (0 289) in het
weergavemenu. Het toevoegen van een spraakmemo aan de weergegeven
foto tijdens controlebeeld is echter wel mogelijk, zelfs als Uit is geselecteerd
voor Spraakmemo.
A Functie tweede sleuf
Als er twee geheugenkaarten zijn geplaatst en
Back-up
of
RAW eerste, JPEG
tweede
is geselecteerd voor de optie
Functie tweede sleuf
(
0
95) in het
opnamemenu, worden foto's geassocieerd met de beelden die zijn
opgenomen op de geheugenkaart in de eerste sleuf.
H-knop
258
e
Weergavestand
Om een spraakmemo in schermvullende weergave of gemarkeerd in
de miniaturenlijst aan de momenteel weergegeven foto toe te
voegen (0 235):
1 Kies een foto.
Toon of markeer de foto. Er kan per
afbeelding slechts één spraakmemo
worden opgenomen; het opnemen van
extra spraakmemo's is niet mogelijk voor
afbeeldingen die al zijn gemarkeerd met
een h-pictogram.
2 Houd de H-knop ingedrukt.
De spraakmemo wordt opgenomen zo lang
als de knop ingedrukt wordt gehouden
(merk op dat er geen spraakmemo wordt
opgenomen als de H-knop korter dan een
seconde ingedrukt wordt gehouden).
A Tijdens opname
Tijdens opname knippert het C-pictogram in
het achterste bedieningspaneel.
Een teller in
het achterste bedieningspaneel toont de
lengte van de op te nemen spraakmemo (in
seconden).
In de weergavestand wordt tijdens opname
een C-pictogram in de monitor weergegeven.
H-knop
Achterste
bedieningspaneel
259
e
A Opname onderbreken
Door de ontspanknop in te drukken of een andere camerabesturing te
bedienen kan de opname worden beëindigd. Tijdens intervalfotografie
eindigt de opname automatisch ongeveer twee seconden voordat de
volgende foto wordt gemaakt. De opname eindigt tevens automatisch
wanneer de camera wordt uitgeschakeld.
A Na opname
Er wordt een C-pictogram in het achterste
bedieningspaneel weergegeven als er
spraakmemo werd opgenomen voor de meest
recente foto.
Er wordt een h-pictogram in de monitor
weergegeven als er al een spraakmemo bestaat
voor de momenteel geselecteerde foto in de
weergavestand.
A Bestandsnamen voor spraakmemo's
Spraakmemo's worden als WAF-bestanden met namen in het formaat
xxxxnnnn.WAV” opgeslagen, waarbij “xxxxnnnn” een bestandsnaam betreft
die is gekopieerd vanaf de afbeelding behorende bij de spraakmemo.
Bijvoorbeeld de spraakmemo voor afbeelding “DSC_0002.JPG” krijgt de
bestandsnaam “DSC_0002.WAV”. Bestandsnamen van spraakmemo's
kunnen op een computer worden bekeken.
Achterste
bedieningspaneel
260
e
Spraakmemo's afspelen
Spraakmemo's kunnen via de ingebouwde
luidspreker van de camera worden afgespeeld
wanneer de bijbehorende afbeelding in
schermvullende weergave wordt bekeken of in
de miniaturenlijst wordt gemarkeerd (0 235).
De aanwezigheid van een spraakmemo wordt
door een h-pictogram aangeduid.
Functie Knop Beschrijving
Weergave starten/
stoppen
H
Druk op H om weergave te starten. Weergave
eindigt wanneer de H-knop opnieuw wordt
ingedrukt of als de gehele memo werd
afgespeeld.
Spraakmemo wissen
O
Zie pagina 252.
A Opname onderbreken
Door de ontspanknop in te drukken of een andere camerabesturing te
bedienen kan de opname worden beëindigd. Weergave eindigt
automatisch wanneer een andere afbeelding wordt geselecteerd of als de
camera wordt uitgeschakeld.
261
e
Weergaveopties voor spraakmemo's
Het item Opties voor spraakmemo >
Geluidsuitvoer in het setup-menu bepaalt of
spraakmemo's worden afgespeeld door de
camera (via de ingebouwde luidspreker of
optionele hoofdtelefoon) of door een apparaat
dat met de camera is verbonden via een HDMI-
kabel. Wanneer het geluid door de camera
wordt afgespeeld, regelt de optie
Geluidsuitvoer tevens het afspeelvolume.
Optie Beschrijving
%
Luidspreker/
hoofdtelefoon
Spraakmemo's worden via de
ingebouwde luidspreker of
(indien verbonden) een
optionele hoofdtelefoon
afgespeeld. Het selecteren
van deze optie geeft het
rechts aangeduide menu
weer. Druk op 1 of 3 om het volume te wijzigen. Er
klinkt een signaal wanneer de optie wordt
geselecteerd. Druk op J om een selectie te maken en
keer terug naar het setup-menu.
& HDMI Uitvoer geluidssignaal naar HDMI-aansluiting.
( Uit
Spraakmemo's worden niet afgespeeld. b-pictogram
wordt weergegeven wanneer de foto behorende bij
de spraakmemo in de monitor wordt bekeken.
262
e
Q
263
Q
Verbindingen
Dit gedeelte beschrijft hoe u de meegeleverde UC-E15 USB-kabel
moet gebruiken om de camera met een computer te verbinden.
Voordat u de camera aansluit
Installeer de software op de meegeleverde ViewNX 2 installatie-cd
voordat u de camera op de computer aansluit. Zorg dat de EN-EL18
batterij van de camera volledig opgeladen is, zodat de
gegevensoverdracht niet wordt onderbroken. Bij twijfel laadt u voor
gebruik de batterij op of gebruikt u de EH-6b lichtnetadapter en EP-6
stroomaansluiting (los verkrijgbaar).
❚❚ Meegeleverde software
ViewNX 2 beschikt over een
“Nikon Transfer 2” functie die
wordt gebruikt om foto's van de
camera naar de computer te
kopiëren, waar ze kunnen
worden bekeken, bewerkt en
afgedrukt met behulp van ViewNX 2. Controleer voor het installeren
van ViewNX 2 of uw computer aan de systeemeisen op pagina 266
voldoet.
Verbinden met een computer
Uw gereedschapsbox
voor foto's
264
Q
1 Start de computer en plaats de ViewNX 2 installatie-cd.
2 Selecteer een taal.
3 Start het installatieprogramma.
Klik op Installeren en volg de
instructies op het scherm.
Windows Mac OS
Dubbelklik op
pictogram op
bureaublad
Dubbelklik op
Welcome pictogram
D Installatiegids
Klik op Installatiehandleiding in
stap 3 voor hulp bij het installeren
van ViewNX 2.
q Selecteer
taal
w Klik op
Volgende
Klik op Installeren
265
Q
4 Sluit het installatieprogramma af.
Klik op Ja (Windows) of OK (Mac OS) zodra de installatie is
voltooid.
De volgende software werd geïnstalleerd:
•ViewNX 2
Apple QuickTime (alleen Windows)
5 Verwijder de installatie-cd uit de CD-ROM drive.
Windows Mac OS
Klik op Ja Klik op OK
D Kabels aansluiten
Zet de camera uit voordat interfacekabels worden aangesloten of
losgekoppeld. Forceer niets en steek de stekker recht in de aansluiting. Sluit
het deksel van de aansluiting wanneer de aansluiting niet in gebruik is.
A Windows
Wilt u de Nikon website bezoeken nadat u ViewNX 2 hebt geïnstalleerd,
selecteer dan Alle programma’s > Link to Nikon in het startmenu van
Windows (internetverbinding vereist).
A Camera Control Pro 2
Camera Control Pro 2 software (los verkrijgbaar; 0 393) kan worden
gebruikt om de camera vanaf een computer te bedienen. Wanneer
Camera Control Pro 2 wordt gebruikt om foto's rechtstreeks op de
computer vast te leggen, verschijnt de verbindingsaanduiding van de
computer (c) in het bovenste bedieningspaneel.
266
Q
D Systeemeisen
Windows
CPU
Foto’s/JPEG-films: Intel Celeron, Pentium 4 of Core-serie, 1,6 GHz of
hoger
H.264 films (weergave): 3,0 GHz of hoger Pentium D; Intel Core i5 of
hoger aanbevolen bij het bekijken van films met een
beeldformaat van 1.280 × 720 of meer bij een beeldsnelheid van
30 bps of hoger of films met een beeldformaat van 1.920 × 1.080
of meer
H.264 films (bewerken): 2,6 GHz of hoger Core 2 Duo
Besturingssysteem
Vooraf geïnstalleerde versies van of Windows 7 Home Basic/Home
Premium/Professional/Enterprise/Ultimate (Service Pack 1), Windows
Vista Home Basic/Home Premium/Business/Enterprise/Ultimate
(Service Pack 2) of 32-bit edities van Windows XP Home Edition/
Professional (Service Pack 3). Alle geïnstalleerde programma’s werken
als 32-bit toepassingen in 64-bit edities van Windows of Windows
7 en Windows Vista.
RAM
Windows 7/Windows Vista: 1 GB of meer (2 GB of meer aanbevolen)
Windows XP: 512 MB of meer (2 GB of meer aanbevolen)
Ruimte of harde
schijf
Minimaal 500 MB beschikbaar op de opstartdisk (1 GB of meer
aanbevolen)
Monitor
Resolutie: 1.024 × 768 pixels (XGA) of meer (1.280 × 1.024 pixels (SXGA) of
meer aanbevolen)
Kleur: 24-bits kleuren (True Color) of meer
Mac OS
CPU
Foto’s/JPEG-films: PowerPC G4 (1 GHz of hoger), G5, Intel Core of Xeon-
serie
H.264 films (weergave): PowerPC G5 Dual of Core Duo, 2 GHz of
hoger; Intel Core i5 of hoger aanbevolen bij het bekijken van
films met een beeldformaat van 1.280 × 720 of meer bij een
beeldsnelheid van 30 bps of hoger of films met een beeldformaat
van 1.920 × 1.080 of meer
H.264 films (bewerken): 2,6 GHz of hoger Core 2 Duo
GPU dat hardwareacceleratie voor QuickTime H.264 ondersteund
wordt aanbevolen
Besturingssysteem
Mac OS X versie 10.5.8, 10.6.8 of 10.7.2
RAM
512 MB of meer (2 GB of meer aanbevolen)
Ruimte of harde
schijf
Minimaal 500 MB beschikbaar op de opstartdisk (1 GB of meer
aanbevolen)
Monitor
Resolutie: 1.024 × 768 pixels (XGA) of meer (1.280 × 1.024 pixels (SXGA) of
meer aanbevolen)
Kleur: 24-bits kleuren (miljoenen kleuren) of meer
267
Q
Directe USB-verbinding
Sluit de camera aan met behulp van de meegeleverde UC-E15 USB-
kabel.
1 Zet de camera uit.
2 Zet de computer aan.
Zet de computer aan en wacht totdat deze is opgestart.
3 Sluit de USB-kabel aan.
Sluit de USB-kabel aan zoals aangeduid.
4 Zet de camera aan.
D USB-hubs
Sluit de camera rechtstreeks aan op de computer. Sluit de kabel niet
aan via een USB-hub of toetsenbord.
D De USB-kabelklem
Bevestig de klem zoals aangeduid om te voorkomen dat de kabel
wordt ontkoppelt.
268
Q
5 Start Nikon Transfer 2.
Als er een bericht wordt weergegeven met het verzoek een
programma te kiezen, selecteer Nikon Transfer 2.
6 Klik op Overspelen starten.
Bij de standaardinstellingen worden alle
foto's op de geheugenkaart naar de
computer gekopieerd (voor meer
informatie over het gebruik van
Nikon Transfer 2, start ViewNX 2 of
Nikon Transfer 2 en selecteer Help
weergeven in het Help menu).
7 Zet de camera uit en ontkoppel de USB-kabel wanneer
de overdracht is voltooid.
Nikon Transfer 2 wordt automatisch afgesloten nadat het
overzetten is voltooid.
A Windows 7
Selecteer Nikon Transfer 2 zoals hieronder beschreven als het volgende
venster wordt weergegeven.
1
Onder
Afbeeldingen en video's
importeren
, klik op
Ander
programma
. Er wordt een
programmaselectievenster
weergegeven; selecteer
Bestand
importeren met Nikon Transfer 2
en klik op
OK
.
2 Dubbelklik op Bestand importeren.
D Tijdens Transfer
Zet de camera niet uit en ontkoppel de USB-kabel niet terwijl beelden
worden overgezet.
Overspelen starten
269
Q
Ethernet en draadloze netwerken
De camera kan met behulp van de ingebouwde ethernetpoort of een
optionele WT-5 of WT-4 draadloze zender met ethernetnetwerken of
draadloze netwerken worden verbonden. Merk op dat een
ethernetkabel (los verkrijgbaar in diverse winkels) is vereist voor een
ethernetverbinding.
❚❚ De ingebouwde ethernetpoort en WT-5 draadloze zender
De volgende standen zijn beschikbaar wanneer de camera met
behulp van de ingebouwde ethernetpoort of een optionele WT-5
draadloze zender met een netwerk wordt verbonden:
❚❚ WT-4 draadloze zender
De WT-4 kan in de volgende standen worden gebruikt:
Stand Functie
FTP-upload Upload bestaande foto's en films naar een computer of
ftp-server of upload nieuwe foto's terwijl ze worden
gemaakt.
Beeldoverdracht
Camerabediening
Bedien de camera vanaf een computer met behulp van
Camera Control Pro 2 (los verkrijgbaar).
HTTP-server
Maak foto's en bekijk bestaande foto's op afstand vanaf
een computer of iPhone voorzien van een browser.
Synchroon
ontspannen
(alleen WT-5)
Synchroniseer de ontspanknoppen of meerdere externe
camera's met een regelende “hoofd” camera.
Stand Functie
Overdrachtstand
Upload bestaande foto's en films naar een computer
of ftp-server of upload nieuwe foto's terwijl ze
worden gemaakt.
Miniatuurselectiestand
Bekijk voor het uploaden foto’s op een
computermonitor.
Pc-stand
Bedien de camera vanaf een computer met behulp
van Camera Control Pro 2 (los verkrijgbaar).
Printstand
Druk JPEG-foto’s af op een printer die met een
netwerkcomputer is verbonden.
270
Q
Zie voor meer informatie de Netwerkgids en de documentatie die met
de draadloze zender wordt geleverd. Vergeet niet de nieuwste versies
van de firmware voor de draadloze zender en de meegeleverde
software bij te werken.
D Afbeelding uploaden
In de standen beeldoverdracht, ftp-upload en overdracht kan de
momenteel weergegeven foto in schermvullende weergave of
miniatuurweergave naar de computer worden geüpload door J ingedrukt
te houden en de centrale knop van de multi-selector in te drukken.
A Tijdens overdracht
Films kunnen niet in de beeldoverdrachtstand worden opgenomen en
afgespeeld (“beeldoverdrachtstand” is van toepassing wanneer
afbeeldingen worden overgezet via een ethernetnetwerk of draadloos
netwerk en wanneer foto's nog moeten worden verzonden).
Indien Geluidloos is geselecteerd voor Livebeeldfotografie in het
opnamemenu, is livebeeldfotografie niet beschikbaar tijdens overdracht.
A Films
Films kunnen in de overdrachtstand worden geüpload als de camera met
een ethernetnetwerk of draadloos netwerk is verbonden en Automatisch
verzenden of Verzend map niet is geselecteerd voor
Overdrachtsinstellingen. Films kunnen niet in de miniatuurselectiestand
(alleen WT-4) worden geüpload.
A HTTP-serverstand
De camera kan niet worden gebruikt voor het opnemen of bekijken van
films in de stand http-server, terwijl livebeeldfotografie niet beschikbaar is
als Geluidloos is geselecteerd voor Livebeeldfotografie in het
opnamemenu.
A Miniatuurselectiestand
Camera-instellingen kunnen niet vanaf de computer in de
miniatuurselectiestand worden gewijzigd.
A Draadloze zenders
De belangrijkste verschillen tussen de WT-4 en WT-4A/B/C/D/E en de WT-5
en WT-5A/B/C/D/E zijn het aantal ondersteunde kanalen; tenzij anders
vermeld zijn alle verwijzingen naar de WT-4 tevens van toepassing op de
WT-4A/B/C/D/E, terwijl alle verwijzingen naar de WT-5 tevens van
toepassing zijn op de WT-5A/B/C/D/E.
271
Q
Foto’s afdrukken
Geselecteerde JPEG-afbeeldingen kunnen worden afgedrukt op een
PictBridge-printer (0 439) die rechtstreeks is verbonden met de
camera.
D Foto’s selecteren voor afdrukken
Afbeeldingen gecreëerd met beeldkwaliteitinstellingen van NEF (RAW) of
TIFF (RGB) (0 90) kunnen niet voor afdrukken worden geselecteerd. JPEG-
kopieën van NEF (RAW)-afbeeldingen kunnen worden gecreëerd met
behulp van de optie NEF (RAW)-verwerking in het retoucheermenu
(0 372).
A Afdrukken via directe USB-verbinding
Zorg ervoor dat de batterij volledig is opgeladen of gebruik een optionele
EH-6b lichtnetadapter en EP-6 stroomaansluiting. Stel Kleurruimte in op
sRGB bij het maken van foto’s die via de directe USB-verbinding worden
afgedrukt (0 299).
A Zie ook
Zie pagina 428 voor mogelijke oplossingen voor problemen die kunnen
optreden tijdens het afdrukken.
272
Q
De printer aansluiten
Sluit de camera aan met behulp van de meegeleverde UC-E15 USB-
kabel.
1 Zet de camera uit.
2 Sluit de USB-kabel aan.
Zet de printer aan en sluit de USB-kabel aan zoals hieronder
wordt aangegeven. Forceer niets en steek de stekker recht in de
aansluiting.
3 Zet de camera aan.
Op de monitor verschijnt een welkomstscherm, gevolgd door het
PictBridge-weergavescherm.
D USB-hubs
Sluit de camera rechtstreeks aan op de printer. Sluit de kabel niet aan
via een USB-hub.
qw
273
Q
Foto’s één voor één afdrukken
1 Selecteer een foto.
Druk op 4 of 2 om extra foto’s
te bekijken. Druk op 1 of 3 om
foto-informatie te bekijken
(0 238) of druk op de X-knop
om in te zoomen op het huidige
beeld (0 247, druk op K om zoom af te sluiten). Druk op de
centrale knop van de multi-selector om zes foto’s tegelijk te
bekijken. Gebruik de multi-selector om foto’s te markeren of druk
nogmaals op de centrale knop van de multi-selector om de
gemarkeerde foto schermvullend weer te geven. Om
afbeeldingen op andere locaties te bekijken, druk op W wanneer
miniaturen worden weergegeven en selecteer de gewenste kaart
en map, zoals beschreven op pagina 236.
2 Geef de afdrukopties
weer.
Druk op J om de
afdrukopties voor PictBridge
weer te geven.
3 Pas de afdrukopties aan.
Druk op 1 of 3 om een optie te markeren en druk op 2 om te
selecteren.
Optie Beschrijving
Paginagrootte
Markeer een paginagrootte (alleen groottes ondersteund
door de huidige printer worden vermeld) en druk op J
om te selecteren en keer terug naar het vorige menu
(selecteer Printerstandaard om op de standaard
paginagrootte van de huidige printer af te drukken).
Aantal
afdrukken
Druk op 1 of 3 om het aantal afdrukken (maximaal 99) te
kiezen en druk vervolgens op J om te selecteren en keer
terug naar het vorige menu.
J-knop
274
Q
4 Start afdrukken.
Selecteer Afdrukken starten en
druk op J om afdrukken te
starten. Druk op J om te
annuleren voordat alle kopieën
zijn afgedrukt.
Rand
Deze optie is alleen beschikbaar wanneer deze wordt
ondersteund door de printer. Markeer Printerstandaard
(gebruik huidige printerinstellingen), Afdrukken met
randen (druk foto met witte rand af) of Geen randen en
druk op J om te selecteren en keer terug naar het vorige
menu.
Tijdstempel
Markeer Printerstandaard (gebruik huidige
printerinstellingen), Tijdstempel afdrukken (afdruktijden
en -data van opnamen op foto’s) of Geen tijdstempel en
druk op J om te selecteren en keer terug naar het vorige
menu.
Uitsnijden
Deze optie is alleen beschikbaar wanneer deze wordt
ondersteund door de printer. Markeer Niet uitsnijden en
druk op J om af te sluiten zonder uitsnijden. Markeer
Uitsnijden en druk op 2 om de huidige foto uit te snijden.
Het selecteren van Uitsnijden
geeft het rechts aangeduide
venster weer. Druk op X om het
formaat van de uitsnede te
vergroten, W om te verkleinen.
Positioneer de uitsnede met
behulp van de multi-selector en
druk op J. Merk op dat de afdrukkwaliteit kan afnemen als
er kleine uitsneden op groot formaat worden afgedrukt.
Optie Beschrijving
275
Q
Meerdere foto’s afdrukken
1 Geef het PictBridge-
menu weer.
Druk op de G-knop in het
PictBridge-weergavescherm
(zie stap 3 op pagina 272).
2 Kies een optie.
Markeer één van de volgende
opties en druk op 2.
Selectie afdrukken: selecteer
de af te drukken foto’s.
Afdrukken (DPOF): druk een
bestaande afdrukopdracht af die werd gecreëerd met de optie
DPOF-afdrukopdracht in het weergavemenu (0 277). De
huidige afdrukopdracht wordt weergegeven in stap 3.
Indexprint: om een indexprint te creëren van alle op de
geheugenkaart aanwezige JPEG-foto’s, ga naar stap 4. Mocht de
geheugenkaart meer dan 256 foto's bevatten, dan worden
alleen de eerste 256 afbeeldingen afgedrukt.
G-knop
276
Q
3 Selecteer foto’s.
Gebruik de multi-selector
om door de foto’s op de
geheugenkaart te bladeren
(om afbeeldingen op andere
locaties te bekijken, druk op
W en selecteer de
gewenste kaart en map,
zoals beschreven op pagina
236). Houd de X-knop
ingedrukt om de huidige
foto schermvullend weer te
geven. Druk op de L (Z/
Q)-knop en druk op 1 om
de huidige foto voor
afdrukken te selecteren. De
foto wordt met een Z-
pictogram gemarkeerd en
het aantal afdrukken wordt
ingesteld op 1. Houd de L (Z/Q)-knop ingedrukt, druk op 1 of
3 om het aantal afdrukken (maximaal 99; om de foto te
deselecteren, druk op 3 wanneer het aantal afdrukken 1 is) te
specificeren. Ga door tot alle gewenste foto’s zijn geselecteerd.
4 Geef de afdrukopties
weer.
Druk op J om de
afdrukopties voor PictBridge
weer te geven.
L (Z/Q)-knop
X-knop
J-knop
277
Q
5 Pas de afdrukopties aan.
Kies de opties voor paginagrootte, rand en tijdstempel, zoals
wordt beschreven op pagina 273 (er verschijnt een
waarschuwing als de geselecteerde paginagrootte te klein is voor
een indexprint).
6 Start afdrukken.
Selecteer Afdrukken starten en druk op J om
afdrukken te starten. Druk op J om te annuleren
voordat alle kopieën zijn afgedrukt.
Een DPOF-afdrukopdracht maken:
Afdrukset
Met de optie DPOF-afdrukopdracht in het weergavemenu kunt u
digitale “afdrukopdrachten” samenstellen voor PictBridge-
compatibele printers en apparaten die DPOF ondersteunen (0 439).
1 Kies Selecteren/
instellen voor de optie
DPOF-afdrukopdracht
in het weergavemenu.
Druk op de G-knop en
selecteer DPOF-
afdrukopdracht in het
weergavemenu. Markeer Selecteren/instellen en druk op 2 (om
alle foto’s uit de afdrukopdracht, selecteer Alles deselecteren?).
G-knop
278
Q
2 Selecteer foto’s.
Gebruik de multi-selector
om door de foto’s op de
geheugenkaart te bladeren
(om afbeeldingen op andere
locaties te bekijken, druk op
W en selecteer de
gewenste kaart en map,
zoals beschreven op pagina
236). Houd de X-knop
ingedrukt om de huidige
foto schermvullend weer te
geven. Druk op de L (Z/
Q)-knop en druk op 1 om
de huidige foto voor
afdrukken te selecteren. De
foto wordt met een Z-
pictogram gemarkeerd en
het aantal afdrukken wordt
ingesteld op 1. Houd de L (Z/Q)-knop ingedrukt, druk op 1 of
3 om het aantal afdrukken (maximaal 99; om de foto te
deselecteren, druk op 3 wanneer het aantal afdrukken 1 is) te
specificeren. Druk op J wanneer alle gewenste foto’s zijn
geselecteerd.
3 Selecteer afdrukopties.
Markeer de gewenste opties en druk op
2 om deze in- of uit te schakelen (als u de
afdrukopdracht wilt voltooien zonder
deze informatie in de opdracht op te
nemen, gaat u verder met stap 4).
Opnamegegevens afdrukken: druk sluitertijd en diafragma af
op alle foto’s in de afdrukopdracht.
Datum afdrukken: druk de opnamedatum af op alle foto’s in
de afdrukopdracht.
L (Z/Q)-knop
X-knop
279
Q
4 Voltooi de
afdrukopdracht.
Markeer Gereed en druk op
J om de afdrukopdracht te
voltooien.
D DPOF-afdrukopdrachten
Om de huidige afdrukopdracht af te drukken terwijl de camera met een
PictBridge-printer is verbonden, selecteer Afdrukken (DPOF) in het
PictBridge-menu en volg de stappen in “Meerdere foto’s afdrukken” om de
huidige opdracht aan te passen en af te drukken (0 275). De afdrukopties
voor DPOF-datum en opnamedatum worden niet ondersteund wanneer u
afdrukt via een directe USB-verbinding; gebruik in dat geval de PictBridge
optie Tijdstempel om de opnamedatum op foto’s in de huidige
afdrukopdracht af te drukken.
De optie DPOF-afdrukopdracht kan niet worden gebruikt als er
onvoldoende ruimte op de geheugenkaart beschikbaar is om de
afdrukopdracht op te slaan.
Afbeeldingen gecreëerd met beeldkwaliteitinstellingen van NEF (RAW;
0 90) kunnen niet voor afdrukken worden geselecteerd met behulp van
deze optie. JPEG-kopieën van NEF (RAW)-afbeeldingen kunnen worden
gecreëerd met behulp van de optie NEF (RAW)-verwerking in het
retoucheermenu (0 372).
Afdrukopdrachten worden mogelijk niet correct uitgevoerd als foto’s via
een computer of een ander apparaat worden verwijderd nadat de
afdrukopdracht is aangemaakt.
J-knop
280
Q
Foto’s op een televisie bekijken
Een type C mini-pin High-Definition Multimedia Interface (HDMI)-
kabel (los verkrijgbaar in diverse winkels) kan worden gebruikt om de
camera met high-definition video-apparaten te verbinden.
1 Zet de camera uit.
Zet de camera altijd uit voordat u een HDMI-kabel aansluit of
loskoppelt.
2 Sluit de HDMI-kabel aan zoals aangeduid.
3 Stem het apparaat af op het HDMI-kanaal.
4 Zet de camera aan en druk op de K-knop.
Tijdens weergave worden foto’s zowel in de cameramonitor als
op het high-definition televisie- of monitorscherm weergegeven.
D Sluit het klepje van de aansluiting
Sluit het klepje van de aansluiting wanneer de aansluitingen niet in gebruik
zijn. Stof in de aansluitingen kan storing tijdens gegevensoverdracht
veroorzaken.
Verbinden met
high-definition apparaat
(kies kabel met aansluiting
voor een HDMI-apparaat)
Verbinden met
camera
281
Q
HDMI-opties
De optie HDMI in het setup-menu (0 344) regelt de uitvoerresolutie
en andere geavanceerde HDMI-opties.
❚❚ Uitvoerresolutie
Kies het formaat waarin de foto's naar het
HDMI-apparaat worden uitgevoerd. Als
Automatisch wordt geselecteerd, zal de
camera automatisch het juiste formaat
selecteren. Ongeacht de geselecteerde optie,
zal Automatisch worden gebruikt voor
filmlivebeeld, filmopname en weergave.
❚❚ Geavanceerd
Optie Beschrijving
Uitvoerbereik
Automatisch wordt aanbevolen voor de meeste situaties.
Als de camera het uitvoerbereik van het juiste RGB-
videosignaal voor het HDMI-apparaat niet kan bepalen,
kunt u uit de volgende opties kiezen:
Beperkt bereik: voor apparaten met een invoerbereik voor
een RGB-videosignaal van 16 tot 235. Kies deze optie als u
detailverlies in schaduwen waarneemt.
Volledig bereik: voor apparaten met een invoerbereik voor
een RGB-videosignaal van 0 tot 255. Kies deze optie als
schaduwen “verbleekt” of te helder zijn.
Uitvoerformaat
Kies horizontale en verticale beelddekking voor HDMI-
uitvoer van 95% of 100%.
Schermweergave
bij livebld
Als Uit is geselecteerd wanneer de camera is verbonden
met een HDMI-apparaat, wordt de opname-informatie niet
in de monitor weergegeven tijdens livebeeldfotografie.
282
Q
A Weergave op televisie
Voor langdurige weergave wordt het gebruik van een EH-6b
lichtnetadapter en een EP-6 stroomaansluiting (los verkrijgbaar)
aanbevolen. Merk op dat de randen mogelijk niet zichtbaar zijn wanneer
foto’s op een televisiescherm worden bekeken.
A Opties voor spraakmemo > Geluidsuitvoer (0 261)
Stel HDMI in om spraakmemo's op het HDMI-apparaat af te spelen.
A Diashows
De optie Diashow in het weergavemenu kan voor automatische weergave
worden gebruikt (0 291).
A Audio
Stereogeluid opgenomen met een optionele ME-1 (0 395)
stereomicrofoon speelt in stereo af wanneer films op HDMI-apparaten
worden bekeken met behulp van een camera die is verbonden via een
HDMI-kabel (merk op dat audio niet wordt afgespeeld via een
hoofdtelefoon die verbonden is met de camera). Het volume kan met
behulp van de televisiebesturingen worden aangepast; de
camerabesturingen kunnen niet worden gebruikt.
A HDMI en livebeeld
Wanneer de camera via een HDMI-kabel is verbonden, kunnen HDMI-
weergaveschermen worden gebruikt voor livebeeldfotografie en
filmlivebeeld (0 61, 70).
Tijdens filmlivebeeld en filmopname, wordt HDMI-
uitvoer aangepast overeenkomstig de optie die is geselecteerd voor
Filminstellingen > Beeldformaat/beeldsnelheid in het opnamemenu
(0 74).
Het is mogelijk dat bepaalde HDMI-apparaten de geselecteerde
instelling niet ondersteunen; selecteer in dit geval 1080i (interlaced) voor
HDMI > Uitvoerresolutie (0 281).
Films worden bij een beeldformaat
uitgevoerd die mogelijk kleiner is dan het formaat dat is geselecteerd voor
Beeldformaat/beeldsnelheid (0 74).
U
283
U
Menugids
Druk op G en selecteer de (weergavemenu)-tab K om het
weergavemenu weer te geven.
D Het weergavemenu:
Afbeeldingen beheren
G-knop
Optie
0
Wissen 253
Weergavemap 284
Beeld verbergen 284
Weergaveopties 285
Beeld(en) kopiëren 286
Controlebeeld 289
Na wissen 290
Draai portret 290
Diashow 291
DPOF-afdrukopdracht 277
A Zie ook
Menustandaards worden vermeld op pagina 412.
284
U
Kies een map voor weergave (0 235).
Geselecteerde foto’s verbergen of weergeven, zoals hieronder
beschreven. Verborgen foto’s zijn alleen zichtbaar in het menu Beeld
verbergen en kunnen alleen worden verwijderd door de
geheugenkaart te formatteren.
1 Kies Selecteren/instellen.
Markeer Selecteren/instellen
en druk op 2 (om de resterende
stappen over te slaan en alle
foto’s weer te geven, markeer
Alles deselecteren? en druk op
J).
Weergavemap
G-knop D weergavemenu
Optie Beschrijving
NC_D4
Foto’s in alle mappen die met de D4 zijn gemaakt, zijn zichtbaar
tijdens weergave.
Alle Foto’s in alle mappen zijn zichtbaar tijdens weergave.
Huidige Alleen foto’s in de huidige map zijn zichtbaar tijdens weergave.
Beeld verbergen
G-knop D weergavemenu
D Beveiligde en verborgen beelden
Als u een beveiligd beeld weergeeft, wordt tevens de beveiliging van het
beeld verwijderd.
285
U
2 Selecteer foto’s.
Gebruik de multi-selector om door
de foto's op de geheugenkaart te
bladeren (houd de
X
-knop
ingedrukt om de gemarkeerde
foto schermvullend te bekijken;
houd
W
ingedrukt en selecteer de gewenste kaart en map om
afbeeldingen op andere locaties te bekijken, zoals beschreven op
pagina 236) en druk op de centrale knop van de multi-selector om de
huidige foto te selecteren. Geselecteerde foto’s worden gemarkeerd
door een
R
-pictogram; markeer een foto en druk nogmaals op de
centrale knop van de multi-selector om een foto te deselecteren.
3 Druk op J.
Druk op J om de bewerking
te voltooien.
Kies de beschikbare informatie in
het weergavescherm met foto-
informatie (0 238). Druk op 1 of
3 om een optie te markeren en
druk vervolgens op 2 om de
optie voor het scherm met foto-
informatie te selecteren. A L
verschijnt naast geselecteerde
items; markeer en druk op 2 om
te deselecteren. Markeer Gereed
en druk op J om terug te keren
naar het weergavemenu.
Weergaveopties
G-knop D weergavemenu
J-knop
J-knop
286
U
Kopieer foto’s van de ene naar de andere geheugenkaart.
1 Kies Bron selecteren.
Markeer Bron selecteren en
druk op 2.
2 Selecteer de bronkaart.
Markeer de sleuf voor de kaart
met de beelden die gekopieerd
moeten worden en druk op J.
3 Kies Beeld(en) selecteren.
Markeer Beeld(en) selecteren
en druk op 2.
Beeld(en) kopiëren
G-knop D weergavemenu
Optie Beschrijving
Bron selecteren Kies de kaart waarvan de foto’s worden gekopieerd.
Beeld(en)
selecteren
Selecteer te kopiëren foto’s.
Doelmap
selecteren
Selecteer doelmap op overgebleven kaart.
Beeld(en)
kopiëren?
Kopieer geselecteerde foto’s naar gespecificeerde
bestemming.
287
U
4 Selecteer de bronmap.
Markeer de map met de
beelden die gekopieerd
moeten worden en druk op 2.
5 Maak de beginselectie.
Voordat u verder gaat met het
selecteren of deselecteren van
afzonderlijke beelden, kunt u alle
beelden of alle beveiligde
beelden in de map markeren om
te kopiëren met behulp van Alle beelden selecteren of
Beveiligde beelden selecteren.
Om alleen afzonderlijk
geselecteerde beelden te kopiëren, kies Alles deselecteren
voordat u verdergaat.
6 Selecteer meer beelden.
Markeer de foto’s en druk op de
centrale knop van de multi-
selector om te selecteren of
deselecteren (houd X-knop
ingedrukt om de gemarkeerde
foto schermvullend te bekijken). Geselecteerde beelden zijn
gemarkeerd met een L. Druk op J als uw selectie is voltooid, om
vervolgens verder te gaan naar stap 7.
7 Kies Doelmap selecteren.
Markeer Doelmap selecteren
en druk op 2.
288
U
8 Selecteer een doelmap.
Om een mapnummer in te voeren, kies
Map selecteren op nummer, voer het
nummer (0 296) in en druk op J.
Om uit een lijst met bestaande mappen te
kiezen, kies Map selecteren in lijst,
markeer een map en druk op J.
9 Kopieer de beelden.
Markeer Beeld(en)
kopiëren? en druk op J.
Er wordt een
bevestigingsvenster
weergegeven; markeer Ja en
druk op J. Druk opnieuw op J
om af te sluiten wanneer het
kopiëren is voltooid.
J-knop
289
U
Kies of foto’s direct na de opname automatisch
op de monitor worden getoond. Wanneer Uit is
geselecteerd, kunnen foto's alleen worden
weergegeven door op de K knop te drukken.
D Beelden kopiëren
Beelden worden niet gekopieerd als er onvoldoende vrije ruimte op de
doelkaart beschikbaar is. Zorg ervoor dat de batterij volledig is opgeladen
voordat u films kopieert.
Als de doelmap een beeld bevat met dezelfde
naam als één van de te kopiëren beelden, wordt er
een bevestigingsvenster weergegeven. Selecteer
Bestaand beeld vervangen om het te kopiëren
beeld te vervangen of selecteer Alles vervangen
om alle bestaande beelden met dezelfde naam
zonder verdere waarschuwing te vervangen. Om
door te gaan zonder het beeld te vervangen, selecteer Overslaan of
selecteer Annuleren om af te sluiten zonder andere beelden te kopiëren.
Verborgen of beveiligde bestanden in de doelmap worden niet vervangen.
De beveiligde status wordt samen met de beelden gekopieerd, maar dit
geldt niet voor afdrukmarkering (0 277). Spraakmemo's worden met hun
bijbehorende afbeeldingen gekopieerd. Verborgen beelden kunnen niet
worden gekopieerd.
Controlebeeld
G-knop D weergavemenu
290
U
Kies de foto die wordt weergegeven nadat u een foto hebt verwijderd.
Kies of u “staande” foto’s (portretstand) voor weergave wilt draaien
tijdens het afspelen. Aangezien de camera zelf al de geschikte
oriëntatie heeft tijdens de opname, worden beelden niet automatisch
gedraaid tijdens het controleren van beelden.
Na wissen
G-knop D weergavemenu
Optie Beschrijving
S
Toon
volgende
Geef de volgende foto weer. Als de verwijderde foto het
laatste beeld betrof, wordt de vorige foto weergegeven.
T
Toon
vorige
Geef de vorige foto weer. Als de verwijderde foto het eerste
beeld betrof, wordt de volgende foto weergegeven.
U
Doorgaan
als tevoren
Als de gebruiker door de foto’s bladerde in de volgorde
waarin ze zijn opgenomen, wordt de volgende foto
weergegeven, zoals wordt beschreven bij Toon volgende.
Als de gebruiker in omgekeerde volgorde door de foto’s
bladerde, wordt de vorige foto weergegeven, zoals wordt
beschreven bij Toon vorige.
Draai portret
G-knop D weergavemenu
Optie Beschrijving
Aan
“Staande” foto’s (portretstand) worden automatisch gedraaid voor
weergave op de cameramonitor. Foto’s gemaakt met Uit
geselecteerd voor Automatische beeldrotatie (0 350) worden
“liggend” (landschap) weergegeven.
Uit
“Staande” foto’s (portretstand) worden “liggend” (landschap)
weergegeven.
291
U
Maak een diashow van de foto’s in de huidige weergavemap (0 284).
Verborgen beelden (0 284) worden niet weergegeven.
Markeer Start en druk op J om de diashow te
starten. De volgende bewerkingen kunnen
tijdens de diashow worden uitgevoerd:
Diashow
G-knop D weergavemenu
Optie Beschrijving
Start Start de diashow.
Beeldtype
Kies het type beeld dat wordt weergegeven vanuit Foto's
en films, Alleen foto's en Alleen films.
Beeldinterval Kies hoe lang elke foto wordt weergegeven.
Geluid afspelen
Weergavemenu van weergaveopties voor spraakmemo
(0 292).
Functie Knop Beschrijving
Naar vorig/volgend
beeld bladeren
Druk op 4 om naar het vorige beeld terug te
keren, of op 2 om naar het volgende beeld te
bladeren.
Andere foto-
informatie bekijken
Wijzig of verberg foto-informatie (alleen foto's;
0 238).
Pauze/hervatten J
Pauzeer of hervat de diashow. Weergave van
spraakmemo kan worden voortgezet nadat de
J-knop werd ingedrukt.
Terug naar
weergavemenu
G
Beëindig de diashow en keer terug naar
weergavemenu.
Terug naar
weergavestand
K
Beëindig de diashow en keer terug naar
weergavemenu (0 235).
Terug naar
opnamestand
Druk de ontspanknop half in om terug te keren
naar de opnamestand.
292
U
Wanneer de diashow eindigt, wordt het rechts
getoonde dialoogvenster weergegeven.
Selecteer Herstarten om te herstarten of
Afsluiten om naar het weergavemenu terug te
keren.
❚❚ Geluid afspelen
Kies Aan om spraakmemo's tijdens diashows af te spelen (het
opgenomen filmgeluid wordt altijd afgespeeld, ongeacht de
geselecteerde optie). De volgende opties worden weergegeven:
Kies Uit om weergave van spraakmemo's tijdens diashows uit te
schakelen.
Optie Beschrijving
Beeldinterval
Weergave eindigt wanneer het volgende beeld wordt
weergegeven, zelfs als de gehele memo niet werd
afgespeeld.
Lengte van
spraakmemo
Het volgende beeld wordt pas weergegeven nadat de
gehele memo werd afgespeeld, zelfs als het beeldinterval
korter is dan de spraakmemo.
293
U
C Het opnamemenu:
Opnameopties
Druk op G en selecteer de C (opnamemenu)-tab om het
opnamemenu weer te geven.
G-knop
Optie 0
Geheugenbank opnamemenu 294
Uitgebreide menubanken 295
Opslagmap 296
Naamgeving bestanden 298
Eerste sleuf selecteren 95
Functie tweede sleuf 95
Beeldkwaliteit 90
Beeldformaat 93
Beeldveld 85
JPEG-compressie 92
NEF (RAW)-opname 92
Witbalans 153
Picture Control instellen 173
Picture Control beheren 179
Kleurruimte 299
Actieve D-Lighting 184
HDR (hoog dynamisch bereik) 186
Vignetteringscorrectie 300
Autom. vertekeningscorrectie 301
Ruisonderdr. lange tijdopname 302
Hoge ISO-ruisonderdrukking 302
ISO-gevoeligheid instellen 117
Meervoudige belichting 210
Intervalopname 216
Livebeeldfotografie 60
Time-lapse-fotografie 223
Filminstellingen 74
Optie 0
A Zie ook
Menustandaards worden vermeld op pagina 412.
294
U
De opties in het opnamemenu worden opgeslagen in een van de vier
geheugenbanken. Met uitzondering van Uitgebreide menubanken,
Meervoudige belichting, Intervalopname, Time-lapse-fotografie
en aanpassingen aan Picture Controls (snel aanpassen en andere
handmatige aanpassingen), hebben instellingen die zijn gewijzigd in
één bank geen invloed op de overige banken. Selecteer één van de vier
banken en breng de gewenste instellingen aan om een bepaalde
combinatie van veelgebruikte instellingen op te slaan. De nieuwe
instellingen worden in de bank opgeslagen, zelfs als de camera wordt
uitgeschakeld, en worden hersteld wanneer de bank de eerstvolgende
keer wordt geselecteerd. In de andere banken kunnen verschillende
combinaties van instellingen worden opgeslagen, zodat de gebruiker
direct van de ene naar de andere combinatie kan schakelen door de
juiste bank uit het bankmenu te selecteren.
De standaardnamen voor de vier geheugenbanken van het
opnamemenu zijn A, B, C en D. Er kan een titelbeschrijving van
maximaal 20 tekens lang, zoals beschreven op pagina 180, worden
toegevoegd door de menubank te markeren en op 2 te drukken.
Geheugenbank opnamemenu
G-knop C opnamemenu
A Geheugenbank opnamemenu
Het bovenste bedieningspaneel en de
informatieschermen tonen de huidige
geheugenbank voor het opnamemenu.
A Zie ook
Belichtingsstand, sluitertijd en diafragma kunnen aan de menubanken
worden toegevoegd met behulp van de optie Uitgebreide menubanken
in het opnamemenu (0 295). Zie persoonlijke instelling f3 (Fn-knop
toewijzen) > Indrukken + instelschijven (0 332) voor informatie over het
gebruik van de besturingen op de camerabody om de geheugenbank voor
het opnamemenu te gebruiken.
295
U
❚❚ Standaardinstellingen herstellen
Markeer, om
standaardinstellingen te
herstellen, een bank in het menu
Geheugenbank opnamemenu
en druk op O (Q). Er wordt een
bevestigingsvenster
weergegeven; markeer Ja en
druk op J om de
standaardinstellingen voor de
geselecteerde bank te herstellen. Zie pagina 412 voor een lijst met
standaardinstellingen.
Selecteer Aan om belichtingsstand, sluitertijd
(alleen standen f en h) en diafragma (alleen
standen g en h) toe te voegen aan de
informatie die is opgenomen in elk van de vier
opnamemenu's van de geheugenbank, welke
kunnen worden opgeroepen wanneer de bank
wordt geselecteerd. Door Uit te selecteren worden de van kracht
zijnde waarden hersteld voordat Aan werd geselecteerd.
Uitgebreide menubanken
G-knop C opnamemenu
O (Q)-knop
296
U
Selecteer de map waarin de navolgende beelden worden opgeslagen.
❚❚ Map selecteren op nummer
1 Kies Map selecteren op
nummer.
Markeer Map selecteren op
nummer en druk op 2. Het
dialoogvenster rechts wordt
weergegeven, waarbij de
huidige eerste sleuf (0 95) is onderstreept.
2 Kies een mapnummer.
Druk op 4 of 2 om een cijfer te markeren en druk op 1 of 3 om
te wijzigen. Als er al een map met het geselecteerde nummer
bestaat, wordt er een W, X of Y-pictogram links van het
mapnummer weergegeven:
W: map is leeg.
X: map is gedeeltelijk vol.
Y: Map bevat 999 foto's of een foto heeft het nummer 9999. Er
kunnen geen foto's meer in de map worden opgeslagen.
3 Sla de wijzigingen op en sluit af.
Druk op
J
om de bewerking te voltooien en keer terug naar het
opnamemenu (druk op de
G
-knop om af te sluiten zonder de
opslagmap te wijzigen).
Als er nog geen map met het opgegeven
nummer bestaat, wordt er een nieuwe map aangemaakt op de
kaart in de eerste sleuf.
De volgende foto’s worden in de
geselecteerde map opgeslagen, tenzij deze al vol is.
Opslagmap
G-knop C opnamemenu
297
U
❚❚ Map selecteren in lijst
1 Kies Map selecteren in lijst.
Markeer Map selecteren in lijst
en druk op 2.
2 Markeer een map.
Druk op 1 of 3 om een map te markeren.
3 Selecteer de gemarkeerde map.
Druk op J om de gemarkeerde map te selecteren en keer terug
naar het opnamemenu. De navolgende opnamen worden in de
geselecteerde map opgeslagen.
D Map- en bestandsnummers
Als de huidige map nummer 999 heeft en 999 foto’s of een foto met het
nummer 9999 bevat, wordt de ontspanknop uitgeschakeld en kunnen er
geen foto’s meer worden gemaakt. Als u verder wilt fotograferen, maakt u
een map met een lager nummer dan 999 of selecteert u een bestaande map
met een lager nummer dan 999 die minder dan 999 foto’s bevat.
A Opstarttijd
Als de geheugenkaart een zeer groot aantal bestanden of mappen bevat,
kan het langer duren voordat de camera is opgestart.
298
U
Foto’s worden opgeslagen met een bestandsnaam die bestaat uit
“DSC_” of, in het geval van afbeeldingen die Adobe RGB kleurruimte
gebruiken (0 299), “_DSC”, gevolgd door een getal van vier cijfers en
een extensie van drie letters (bijv. “DSC_0001.JPG”). Met de optie
Naamgeving bestanden kunt u het gedeelte “DSC” van de
bestandsnaam vervangen door drie andere letters. Voor informatie
over het bewerken van bestandsnamen, zie pagina 180.
Naamgeving bestanden
G-knop C opnamemenu
A Extensies
De volgende extensies worden gebruikt: “.NEF” voor NEF (RAW)-
afbeeldingen, “.TIF” voor TIFF (RGB)-afbeeldingen, “.JPG” voor JPEG-
afbeeldingen, “.MOV” voor films en “.NDF” voor stofreferentiegegevens. De
NEF en JPEG-bestanden van elk paar foto’s dat met de
beeldkwaliteitsinstelling NEF (RAW) + JPEG wordt gemaakt, krijgen dezelfde
bestandsnaam maar een andere extensie.
299
U
De kleurruimte bepaalt het kleurbereik dat voor kleurreproductie
beschikbaar is. Kies sRGB voor foto’s die “onbewerkt” worden
afgedrukt of gebruikt, zonder verdere aanpassing. Adobe RGB heeft
een breder kleurbereik en wordt aanbevolen voor afbeeldingen die
uitgebreid bewerkt of geretoucheerd zullen worden nadat ze de
camera hebben verlaten.
Kleurruimte
G-knop C opnamemenu
A Kleurruimte
De kleurruimte bepaalt de overeenkomst tussen kleuren en de numerieke
waarden waarmee ze in een digitaal beeldbestand worden aangegeven. De
kleurruimte sRGB wordt algemeen gebruikt, terwijl de kleurruimte Adobe
RGB voornamelijk wordt gebruikt voor commerciële publicaties en
afdrukken. sRGB wordt aanbevolen wanneer u foto’s maakt die zonder
wijziging worden afgedrukt of worden weergegeven in toepassingen die
geen kleurbeheer ondersteunen, of wanneer u foto’s maakt die worden
afgedrukt met ExifPrint, de optie voor direct afdrukken van sommige
consumentenprinters of commerciële afdrukservices. Adobe RGB-foto’s
kunnen ook op deze manier worden afgedrukt, maar de kleuren zijn dan
minder levendig.
JPEG-foto’s die zijn gemaakt met de kleurruimte Adobe RGB zijn DCF-
compatibel; toepassingen en printers die DFC ondersteunen, selecteren
automatisch de juiste kleurruimte. Als de toepassing of het apparaat geen
DCF ondersteunt, dient u handmatig de juiste kleurruimte te selecteren. Een
ICC-kleurprofiel is ingebed in TIFF-foto’s die zijn gemaakt in de Adobe RGB
kleurruimte, waardoor toepassingen die kleurmanagement ondersteunen,
automatisch de juiste kleurruimte selecteren. Raadpleeg de documentatie
bij de toepassing of het apparaat voor meer informatie.
A Nikon software
ViewNX 2 (meegeleverd) en Capture NX 2 (los verkrijgbaar) selecteren
automatisch de juiste kleurruimte bij het openen van foto’s die met deze
camera zijn gemaakt.
300
U
“Vignettering” is verminderde helderheid aan de randen van de foto.
Vignetteringscorrectie vermindert vignettering voor type G- en D-
objectieven (DX- en PC-objectieven uitgezonderd). De effecten
variëren van objectief tot objectief en zijn het meest zichtbaar bij
maximaal diafragma. Kies uit Hoog, Normaal, Laag en Uit.
Vignetteringscorrectie
G-knop C opnamemenu
A Vignetteringscorrectie
Afhankelijk van het onderwerp, de opnameomstandigheden en het type
objectief, kunnen TIFF- en JPEG-afbeeldingen ruis (waas) of afwijkingen in
periferische helderheid vertonen, terwijl eigen Picture Controls en
vooringestelde Picture Controls, die werden aangepast vanuit de
standaardinstellingen, mogelijk niet het gewenste effect produceren.
Maak
testopnamen en bekijk de resultaten in de monitor.
Vignetteringscorrectie
is niet van toepassing op films (0 63), meervoudige belichtingen (0 210) of
foto's die zijn vastgelegd met een DX-objectief of DX (24×16) 1.5× (DX-
formaat) geselecteerd voor beeldveld (0 85).
301
U
Selecteer Aan om tonvormige vertekening in
foto’s gemaakt met een groothoekobjectief te
verminderen en om kussenvormige
vertekening in foto’s met lange objectieven te
verminderen (het kan voorkomen dat de
zichtbare hoeken in de zoeker uit de
uiteindelijke foto worden gesneden en de benodigde tijd voor het
verwerken van de foto’s groter wordt voordat het opnemen begint).
Deze optie is niet van toepassing op films en is alleen beschikbaar
voor G- en D-objectieven (PC, fisheye en sommige andere objectieven
uitgezonderd); bij andere objectieven kunnen de resultaten niet
worden gegarandeerd. Selecteer, voor het gebruik van automatische
vertekeningscorrectie met DX-objectieven, Aan voor Automatische
DX-uitsnede of kies een beeldveld van DX (24×16) 1.5× (0 85); het
selecteren van andere opties kan resulteren in overmatig uitgesneden
foto’s of in foto's met ernstige periferische vertekening.
Autom. vertekeningscorrectie
G-knop C opnamemenu
A Retoucheren: Vertekeningscorrectie
Zie pagina 377 voor informatie over het maken van kopieën van bestaande
foto's met verminderde tonvormige of kussenvormige vertekening.
302
U
Als Aan is geselecteerd, worden foto’s die zijn
gemaakt bij sluitertijden langer dan 1 sec.
verwerkt om ruis te verminderen (heldere
vlekken, willekeurige heldere pixels of waas). De
vereiste tijd voor het verwerken wordt grofweg
verdubbeld; tijdens deze bewerking knippert
lm” in de sluitertijdweergave/
diafragmaweergave en kunnen er geen foto’s worden gemaakt (als de
camera wordt uitgeschakeld voordat de bewerking is voltooid, wordt
de foto opgeslagen maar wordt ruisonderdrukking niet uitgevoerd).
In de continu ontspanstand daalt de beeldsnelheid en tijdens de
bewerking van foto’s neemt de capaciteit van het buffergeheugen af.
Foto’s die bij hoge ISO-gevoeligheden zijn gemaakt, kunnen worden
bewerkt om ruis te verminderen.
Ruisonderdr. lange tijdopname
(Ruisonderdrukking lange tijdopname)
G
-knop
C
opnamemenu
Hoge ISO-ruisonderdrukking
G-knop C opnamemenu
Optie Beschrijving
Hoog
Verminder ruis (willekeurige heldere pixels of waas) voornamelijk
op foto’s die met hoge ISO-gevoeligheden zijn gemaakt.
Kies de
hoeveelheid ruisonderdrukking die wordt toegepast uit Hoog,
Normaal en Laag.
Normaal
Laag
Uit
Er wordt alleen ruisonderdrukking toegepast bij een ISO-
gevoeligheid van ISO 3200 of hoger. De hoeveelheid
ruisonderdrukking die wordt toegepast, is minder dan de
ruisonderdrukking die wordt toegepast als Laag is geselecteerd
voor Hoge ISO-ruisonderdrukking.
303
U
A Persoonlijke instellingen:
fijnafstelling camera-instellingen
Druk op G en selecteer de tab A (Menu persoonlijke instellingen)
om het menu persoonlijke instellingen weer te geven.
Gebruik persoonlijke instellingen om de camera-instellingen aan
individuele wensen aan te passen.
G-knop
Groepen persoonlijke instellingen
Hoofdmenu
Geheugenbank
pers. inst. (0 305)
304
U
De volgende persoonlijke instellingen zijn beschikbaar:
Persoonlijke instelling
0
Geheugenbank pers. inst. 305
a Autofocus
a1 Selectie AF-C-prioriteit 307
a2 Selectie AF-S-prioriteit 308
a3 Focus-tracking met Lock-On 309
a4 AF-activering 309
a5 Verlichting scherpstelpunt 310
a6 Doorloop scherpstelpunt 310
a7 Aantal scherpstelpunten 311
a8 AF-ON-knop toewijzen 311
a9 AF-ON-knop (vert.) toewijz. 312
a10 Punten opslaan per stand 312
b Lichtmeting/belichting
b1 Stapgrootte ISO-gevoeligh. 313
b2 Stapgrootte inst. belichting 313
b3 Stap belichtings-/flitscorr. 313
b4 Eenv. belichtingscorrectie 314
b5 Centrumgericht meetveld 315
b6 Fijnafst. voor opt. belichting 315
c Timers/AE-vergrendeling
c1 AE-vergrend. ontspanknop 316
c2 Stand-by-timer 316
c3 Zelfontspanner 317
c4 Monitor uit 317
d Opnemen/weergeven
d1 Signaal 318
d2 Opnamesnelheid 318
d3 Max. aant. continu-opnamen 319
d4 Belichtingsvertragingsstand 319
d5 Opeenvolgende nummering 320
d6 Rasterweergave in zoeker 321
d7 Lcd-venster/zoeker 321
d8 Schermtips 321
d9 Informatieweergave 322
d10 Lcd-verlichting 322
e Bracketing/flits
e1 Flitssynchronisatiesnelheid 323
e2 Langste sluitertijd bij flits 324
e3 Optionele flitser 324
e4 Belichtingscorr. voor flitser 325
e5 Testflits 325
e6 Inst. voor autom. bracketing 325
e7 Auto bracketing (M-stand) 326
e8 Bracketingvolgorde 326
f Bediening
f1 Centrale knop multi-selector 327
f2 Multi-selector 328
f3 Fn-knop toewijzen 328
f4 Voorbeeldknop toewijzen 333
f5 Secund. selector toewijzen 333
f6 Midden sec. selector toew. 333
f7 Fn-knop (vert.) toewijzen 334
f8 Sltertijd en diafragma vergr. 334
f9 BKT-knop toewijzen 335
f10 Functie instelschijven inst. 336
f11 Knop loslaten voor instelsch. 337
f12 Ontspannen bij geen kaart 338
f13 Aanduidingen omkeren 338
f14 Multi-selector (vert.) toew. 338
f15 Zoomweergave 339
f16 Filmopnameknop toewijzen 339
g Film
g1 Fn-knop toewijzen 340
g2 Voorbeeldknop toewijzen 341
g3 Midden sec. selector toew. 342
g4 Ontspanknop toewijzen 343
Persoonlijke instelling
0
305
U
Persoonlijke instellingen worden in één van de vier banken
opgeslagen. Wijzigingen in de instellingen in de ene bank zijn niet
van invloed op de andere banken. Selecteer één van de vier banken
en breng de gewenste instellingen aan om een bepaalde combinatie
van veelgebruikte instellingen op te slaan. De nieuwe instellingen
worden in de bank opgeslagen, zelfs als de camera wordt
uitgeschakeld, en worden hersteld wanneer de bank de
eerstvolgende keer wordt geselecteerd. In de andere banken kunnen
verschillende combinaties van instellingen worden opgeslagen, zodat
de gebruiker direct van de ene naar de andere combinatie kan
schakelen door de juiste bank uit het bankmenu te selecteren.
De standaardnamen voor de vier geheugenbanken van het
opnamemenu zijn A, B, C en D. Er kan een titelbeschrijving van
maximaal 20 tekens lang, zoals beschreven op pagina 180, worden
toegevoegd door de menubank te markeren en op 2 te drukken.
❚❚ Standaardinstellingen herstellen
Markeer, om
standaardinstellingen te
herstellen, een bank in het menu
Geheugenbank pers. inst. en
druk op O (Q). Er wordt een
bevestigingsvenster
weergegeven; markeer Ja en
druk op J om de
standaardinstellingen voor de
geselecteerde bank te herstellen (0 414).
Geheugenbank pers. inst.
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
O (Q)-knop
306
U
A Geheugenbank persoonlijke instellingen
Het bovenste bedieningspaneel en de
informatieschermen tonen de huidige
geheugenbank voor het opnamemenu.
A Zie ook
Menustandaards worden vermeld op pagina 414. Wanneer de instellingen
in de huidige bank werden gewijzigd vanuit standaardwaarden, zal een
sterretje verschijnen naast de gewijzigde instellingen op het tweede niveau
van het menu persoonlijke instellingen.
307
U
Wanneer AF-C is geselecteerd voor zoekerfotografie (0 97), bepaalt
deze optie of foto’s kunnen worden gemaakt telkens wanneer de
ontspanknop wordt ingedrukt (prioriteit ontspannen) of alleen
wanneer de camera scherpstelt (prioriteit scherpstellen).
Ongeacht de geselecteerde optie wordt scherpstelling niet
vergrendeld wanneer AF-C is geselecteerd voor de autofocusstand.
De
camera blijft de scherpstelling aanpassen totdat de sluiter wordt
ontspannen.
a: Autofocus
a1: Selectie AF-C-prioriteit
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
G Ontspannen
Bij het indrukken van de ontspanknop wordt altijd een
foto gemaakt.
B
Scherpstelling +
ontspannen
Er kunnen foto’s worden gemaakt, zelfs als de camera
niet heeft scherpgesteld. Als het onderwerp donker is
of weinig contrast bevat en de camera bevindt zich in
de continustand, wordt prioriteit gegeven aan
scherpstelling van de eerste opname in elke reeks en
aan de beeldsnelheid van de resterende opnamen,
waardoor een hoge beeldsnelheid wordt verzekerd
indien de afstand tot het onderwerp niet wordt
gewijzigd tijdens het opnemen.
E
Ontspannen +
scherpstelling
Er kunnen foto’s worden gemaakt, zelfs als de camera
niet heeft scherpgesteld. In de continustand neemt de
beeldsnelheid af als het onderwerp donker is of een
laag contrast heeft, zodat de camera beter kan
scherpstellen.
F Scherpstelling
Er kunnen alleen foto’s worden gemaakt als de
scherpstelaanduiding (I) wordt weergegeven.
308
U
Wanneer AF-S is geselecteerd voor zoekerfotografie (0 97), dan
bepaalt deze optie of er alleen foto's worden gemaakt wanneer de
camera scherpstelt (prioriteit scherpstellen) of telkens wanneer de
ontspanknop wordt ingedrukt (prioriteit ontspannen) in enkelvoudige
servo-AF.
Ongeacht de geselecteerde optie, indien de scherpstelaanduiding (
I)
wordt weergegeven wanneer AF-S is geselecteerd voor de
autofocusstand, wordt de scherpstelling vergrendeld zo lang als de
ontspanknop half wordt ingedrukt. Scherpstelling wordt voortgezet
totdat de sluiter wordt ontspannen.
a2: Selectie AF-S-prioriteit
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
G Ontspannen
Bij het indrukken van de ontspanknop wordt altijd een
foto gemaakt.
F Scherpstelling
Er kunnen alleen foto’s worden gemaakt als de
scherpstelaanduiding (I) wordt weergegeven.
309
U
Deze optie bepaalt hoe de automatische scherpstelling aanpast op
plotselinge grote veranderingen in de afstand tot het onderwerp
wanneer AF-C is geselecteerd tijdens zoekerfotografie (0 97).
Als Ontspanknop/AF-ON is geselecteerd,
kunnen zowel de ontspanknop als de B-
knop worden gebruikt om autofocus te
activeren. Als Alleen AF-ON is geselecteerd,
wordt autofocus alleen geactiveerd bij het
indrukken van de B-knop.
a3: Focus-tracking met Lock-On
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
C 5 (Lang)
Als de afstand tot het onderwerp plotseling verandert,
wacht de camera gedurende de ingestelde periode alvorens
de afstand tot het onderwerp aan te passen. Zo wordt
voorkomen dat de camera opnieuw scherpstelt wanneer
het onderwerp tijdelijk niet zichtbaar is doordat andere
onderwerpen door het beeld bewegen.
( 4
D 3 (Normaal)
) 2
E 1 (Kort)
Uit
De camera past de scherpstelling onmiddellijk aan wanneer
de afstand tot het onderwerp verandert. Gebruik deze optie
als u een reeks onderwerpen op verschillende afstanden
snel achter elkaar fotografeert.
a4: AF-activering
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
310
U
De opties in dit menu bepalen of de scherpstelpunten wel of niet
worden verlicht.
Kies of de selectie van het scherpstelpunt “doorloopt” van de ene
rand van het scherm naar de andere.
a5: Verlichting scherpstelpunt
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
Handmatige
scherpstelstand
Kies Aan om het actieve scherpstelpunt in handmatige
scherpstelstand weer te geven.
Continustand
Kies Aan om het actieve scherpstelpunt in de standen C
H
(continu hoge snelheid) en C
L (continu lage snelheid) weer
te geven.
Helderheid
scherpstelpunt
Kies de weergavehelderheid van het scherpstelpunt in de
zoeker uit Extra hoog, Hoog, Normaal en Laag.
Weerg. dynamisch
veld-AF
Kies Aan om zowel het geselecteerde scherpstelpunt als de
omliggende scherpstelpunten in de stand dynamisch veld-
AF weer te geven (0 100). Bij het gebruik van 3D-tracking
wordt een stip in het midden van het scherpstelpunt
weergegeven (n).
a6: Doorloop scherpstelpunt
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
Doorloop
De selectie van het scherpstelpunt
loopt door van boven naar beneden
en weer naar boven en van links naar
rechts en weer naar links. Als u
bijvoorbeeld op 2 drukt terwijl een
scherpstelpunt aan de rechterrand van de zoeker is
gemarkeerd (q) wordt het tegenoverliggende scherpstelpunt
aan de linkerrand van de zoeker geselecteerd (w).
Geen doorloop
De weergave van het scherpstelpunt wordt begrensd door de
buitenste scherpstelpunten. Wanneer u bijvoorbeeld op 2
drukt terwijl een scherpstelpunt aan de rechterrand is
geselecteerd, gebeurt er niets.
q
w
311
U
Kies het aantal scherpstelpunten dat beschikbaar is bij handmatige
selectie van het scherpstelpunt.
Kies de functie die wordt uitgevoerd wanneer
de B-knop wordt ingedrukt.
a7: Aantal scherpstelpunten
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
B 51 punten
Kies uit de 51 scherpstelpunten die rechts
worden weergegeven.
A 11 punten
Kies uit de 11 scherpstelpunten die rechts
worden weergegeven. Kies deze optie voor
een snelle selectie van het scherpstelpunt.
a8: AF-ON-knop toewijzen
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
A AF-ON
Het indrukken van de B-knop stelt autofocus in
werking.
B AE/AF-vergrendeling
De scherpstelling en belichting worden vergrendeld
zo lang als de B-knop wordt ingedrukt.
C AE-vergrendeling
De belichting wordt vergrendeld zo lang als de B-
knop wordt ingedrukt.
D
AE-vergr.
(herstel na ontspan.)
De belichting wordt vergrendeld wanneer de B-
knop wordt ingedrukt en blijft vergrendeld totdat
voor een tweede maal op de knop wordt gedrukt, de
sluiter wordt ontspannen of de lichtmeters worden
uitgeschakeld.
E
AE-vergrendeling
(vast)
De belichting wordt vergrendeld wanneer de B-
knop wordt ingedrukt en blijft vergrendeld totdat
voor een tweede maal op de knop wordt gedrukt of
de belichtingsmeters worden uitgeschakeld.
F AF-vergrendeling
De scherpstelling wordt vergrendeld zo lang als de
B-knop wordt ingedrukt.
312
U
Kies de functie die wordt toegewezen aan de
B-knop voor verticale opname.
Als Ja wordt geselecteerd, kunnen voor de stand landschap (liggend),
de portretstand (staand) met de camera 90° rechtsom gedraaid en
voor de portretstand met de camera 90° linksom gedraaid
afzonderlijke scherpstelpunten worden geselecteerd. Selecteer Nee
om dezelfde scherpstelpunten te gebruiken, ongeacht de
cameraoriëntatie.
a9: AF-ON-knop (vert.) toewijz.
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
G Zelfde als AF-ON-knop
Beide B-knoppen voeren de functie uit die is
geselecteerd voor persoonlijke instelling a8.
A AF-ON
Met het indrukken van de verticale B-knop
wordt autofocus in werking gesteld.
B AE/AF-vergrendeling
Scherpstelling en belichting vergrendelen zo lang
als de verticale B-knop wordt ingedrukt.
C AE-vergrendeling
Scherpstelling vergrendelt zo lang als de verticale
B-knop wordt ingedrukt.
D
AE-vergr.
(herstel na ontspan.)
Belichting vergrendelt wanneer de verticale B-
knop wordt ingedrukt en blijft vergrendeld totdat
voor een tweede maal op de knop wordt gedrukt,
de sluiter wordt ontspannen of de stand-by-timer
afloopt.
E
AE-vergrendeling
(vast)
Belichting vergrendelt wanneer de verticale B-
knop wordt ingedrukt en blijft vergrendeld totdat
voor een tweede maal op de knop wordt gedrukt
of de stand-by-timer afloopt.
F AF-vergrendeling
Scherpstelling vergrendelt zo lang als de verticale
B-knop wordt ingedrukt.
a10: Punten opslaan per stand
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
313
U
Selecteer de stappen gebruikt bij het maken
van aanpassingen aan de ISO-gevoeligheid
(0 117). Indien mogelijk wordt de instelling
van de huidige ISO-gevoeligheid behouden
wanneer de stapgrootte wordt gewijzigd. Als
de huidige instelling voor ISO-gevoeligheid
niet beschikbaar is bij de nieuwe stapgrootte, dan wordt ISO-
gevoeligheid afgerond op de dichtstbijzijnde beschikbare
instelling.
Selecteer de stappen gebruikt bij het maken
van aanpassingen aan sluitertijd, diafragma
en bracketing.
Selecteer de stappen gebruikt bij het maken van
aanpassingen aan belichting en flitscorrectie.
b: Lichtmeting/belichting
b1: Stapgrootte ISO-gevoeligh.
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
b2: Stapgrootte inst. belichting
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
b3: Stap belichtings-/flitscorr.
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
314
U
Deze optie bepaalt of de knop E nodig is om de belichtingscorrectie
in te stellen (0 137). Als Aan (automatisch herstellen) of Aan is
geselecteerd, knippert de 0 in het midden van de
belichtingsaanduiding, zelfs wanneer de belichtingscorrectie is
ingesteld op ±0.
b4:
Eenv. belichtingscorrectie
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
Aan
(automatisch
herstellen)
Belichtingscorrectie wordt ingesteld door aan één van de
instelschijven te draaien (zie onderstaande opmerking). De
instelling die met behulp van de instelschijf is geselecteerd,
wordt teruggezet wanneer de camera of de lichtmeters
worden uitgeschakeld (instellingen voor belichtingscorrectie,
die zijn geselecteerd met de knop E worden niet teruggezet).
Aan
Als hierboven, behalve dat de waarde voor
belichtingscorrectie die is geselecteerd met de instelschijf niet
wordt teruggezet wanneer de camera uitschakelt of de stand-
by-timer afloopt.
Uit
U stelt de belichtingscorrectie in door de knop E in te drukken
en aan de hoofdinstelschijf te draaien.
A Verwissel hoofd/secundair
Welke instelschijf wordt gebruikt voor het instellen van belichtingscorrectie
wanneer Aan (automatisch herstellen) of Aan is geselecteerd voor
persoonlijke instelling b4 (Eenv. belichtingscorrectie) hangt af van de
optie die is geselecteerd voor persoonlijke instelling f10 (Functie
instelschijven inst.) > Verwissel hoofd/secundair (0 336).
Functie instelschijven inst. > Verwissel hoofd/secundair
Uit Aan
Belichtingsstand
e Secundaire instelschijf Secundaire instelschijf
f Secundaire instelschijf Hoofdinstelschijf
g Hoofdinstelschijf Secundaire instelschijf
h N.v.t.
315
U
Bij het berekenen van de belichting wordt bij
centrumgerichte meting het grootste gewicht
toegekend aan een cirkel in het midden van het
beeld. De diameter (φ) van deze cirkel kan
worden ingesteld op 8, 12, 15 of 20 mm of op
het gemiddelde van het hele beeld.
Merk op dat, tenzij Gemiddeld is geselecteerd, de diameter is
ingesteld op 12 mm wanneer er een objectief zonder CPU wordt
gebruikt, ongeacht de instelling die is geselecteerd voor Objectief
zonder CPU in het setup-menu (
0 228). Wanneer Gemiddeld is
geselecteerd, wordt het gemiddelde van het gehele beeld voor zowel
CPU-objectieven als objectieven zonder CPU gebruikt.
Gebruik deze optie als u de belichtingswaarde
die de camera selecteert, wilt aanpassen. U kunt
de belichting voor elke meetmethode
afzonderlijk fijnafstellen met een waarde tussen
+1 en –1 LW, in stappen van
1
/6 LW.
b5: Centrumgericht meetveld
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
b6:
Fijnafst.
voor
opt. belichting
G
-knop
A
Menu persoonlijke instellingen
D Fijnafstelling belichting
U kunt de belichting voor elke geheugenbank met persoonlijke instellingen
afzonderlijk fijnafstellen en deze instelling wordt niet beïnvloed door een
reset met twee knoppen. Aangezien het (E)-pictogram voor
belichtingscorrectie niet wordt weergegeven, is het menu voor fijnafstelling
de enige manier om te bepalen in hoeverre de belichting is gewijzigd.
Belichtingscorrectie (0 137) heeft in de meeste situaties de voorkeur.
316
U
Als Aan is geselecteerd, wordt de belichting
vergrendeld als de ontspanknop half wordt
ingedrukt.
Kies hoe lang de camera de belichting blijft
meten wanneer er geen handelingen worden
uitgevoerd. De sluitertijd- en
diafragmaweergaven in het bovenste
bedieningspaneel en de zoeker schakelen
automatisch uit wanneer de stand-by-timer
afloopt.
Kies een kortere vertraging van de stand-by-timer voor een langere
levensduur van de batterij.
c: Timers/AE-vergrendeling
c1: AE-vergrend. ontspanknop
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
c2: Stand-by-timer
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
317
U
Kies de lengte van de ontspanknopvertraging, het aantal opnamen en
het interval tussen twee opnamen in de zelfontspannerstand.
Vertraging zelfontspanner: kies de lengte van de
ontspanknopvertraging.
Aantal opnamen: druk op 1 en 3 om het aantal
gemaakte opnamen te kiezen telkens
wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.
Interval tussen opnamen: kies de interval tussen
de opnamen wanneer het Aantal opnamen
meer dan 1 is.
Kies hoe lang de monitor ingeschakeld blijft
wanneer er geen handelingen worden
uitgevoerd tijdens weergave (Weergave;
standaard 10 sec.) en controlebeeld
(Controlebeeld; standaard 4 sec.) wanneer
menu’s (Menu's; standaard 20 sec.) of
informatie (Informatieweergave; standaard 10 sec.) wordt
weergegeven, of tijdens livebeeld en filmopname (Livebeeld;
standaard op 10 minuten). Kies een kortere uitschakelingsperiode
voor een langere gebruiksduur van de batterij.
c3: Zelfontspanner
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
c4: Monitor uit
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
318
U
Kies de toonhoogte en het volume van het signaal dat klinkt wanneer
de camera scherpstelt met behulp van enkelvoudige servo-AF (0 97),
wanneer scherpstelling vergrendelt in livebeeldfotografie terwijl de
ontspantimer aftelt in de zelfontspannerstand (0 114) of wanneer
time-lapse-fotografie eindigt (0 223).
Merk op dat er geen signaal
klinkt in filmlivebeeld (0 63) of in de stand stil ontspannen (stand J;
0 111) of als Geluidloos is geselecteerd tijdens livebeeldfotografie,
ongeacht of de optie wel of niet is geselecteerd.
Volume: kies 3 (hoog), 2 (middel), 1 (laag) of Uit
(gedempt). Wanneer er een andere optie dan
Uit is geselecteerd, verschijnt c in het
bovenste bedieningspaneel en het
informatiescherm.
Toonhoogte: kies Hoog of Laag.
Kies de maximale beeldsnelheid voor de standen C
H (continu hoge
snelheid) en C
L (continu lage snelheid). Zie pagina 112 voor meer
informatie over beeldsnelheid.
d: Opnemen/weergeven
d1: Signaal
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
d2: Opnamesnelheid
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
Continu hoge
snelheid
Kies de beeldsnelheid voor de stand C
H (continu hoge
snelheid) uit 10 en 11 bps.
Continu lage
snelheid
Kies de beeldsnelheid voor de stand C
L (continu lage snelheid)
uit waarden tussen 1 en 10 bps.
319
U
Het maximum aantal opnamen dat achter elkaar kan worden
gemaakt in een enkelvoudige serieopname in de continustand,
kan worden ingesteld op een waarde tussen 1 en 200.
Selecteer, in gevallen waarin de geringste
camerabeweging kan leiden tot onscherpe
foto’s,
1 sec.
,
2 sec.
of
3 sec.
om de ontspanknop
te vertragen tot één, twee of drie seconden
nadat de spiegel is opgeklapt.
Belichtingsvertraging is niet beschikbaar
wanneer
Geluidloos
is geselecteerd voor
Livebeeldfotografie
in het opnamemenu
(
0
60).
d3: Max. aant. continu-opnamen
G
-knop
A
Menu persoonlijke instellingen
A Het buffergeheugen
Ongeacht de gekozen optie voor persoonlijke instelling d3, neemt de
opnamesnelheid af naarmate het buffergeheugen voller raakt (t00). Zie
pagina 444 voor meer informatie over de capaciteit van het
buffergeheugen.
d4: Belichtingsvertragingsstand
G
-knop
A
Menu persoonlijke instellingen
320
U
Wanneer u een foto maakt, verhoogt de camera
het laatst gebruikte bestandsnummer met één
en wordt deze naam voor het nieuwe bestand
gebruikt. Deze optie bepaalt of de
bestandsnummering doorgaat vanaf het laatst
gebruikte nummer wanneer een nieuwe map
wordt gemaakt, de geheugenkaart wordt geformatteerd of een
nieuwe geheugenkaart in de camera wordt geplaatst.
d5: Opeenvolgende nummering
G
-knop
A
Menu persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
Aan
Wanneer een nieuwe map wordt gemaakt, de geheugenkaart
wordt geformatteerd of een nieuwe geheugenkaart in de
camera wordt geplaatst, gaat de bestandsnummering verder
vanaf het laatst gebruikte nummer of vanaf het hoogste
nummer in de huidige map, afhankelijk van welk getal het
hoogste is. Als u een foto maakt terwijl de huidige map een foto
met het nummer 9999 bevat, wordt automatisch een nieuwe
map gemaakt en begint de bestandsnummering weer bij 0001.
Uit
De bestandsnummering begint weer bij 0001 wanneer een
nieuwe map wordt gemaakt, de geheugenkaart wordt
geformatteerd of een nieuwe geheugenkaart in de camera
wordt geplaatst. Als u een foto maakt terwijl de huidige map
999 foto’s bevat, wordt automatisch een nieuwe map gemaakt.
Terugzetten
Hetzelfde als bij Aan, behalve dat de volgende foto die u maakt
een bestandsnummer krijgt dat één hoger is dan het hoogste
bestandsnummer in de huidige map. Als de map leeg is, wordt
de bestandsnummering teruggezet op 0001.
D Opeenvolgende nummering
Als de huidige map nummer 999 heeft en 999 foto’s of een foto met het
nummer 9999 bevat, wordt de ontspanknop uitgeschakeld en kunnen geen
foto’s meer worden gemaakt. Kies Terugzetten voor persoonlijke instelling
d5 (Opeenvolgende nummering) en formatteer vervolgens de huidige
geheugenkaart of plaats een nieuwe geheugenkaart.
321
U
Kies Aan om op verzoek rasterlijnen ter
referentie in de zoeker weer te geven bij het
maken van de compositie (0 11).
Kies de informatie die wordt weergegeven in de zoeker en het
achterste bedieningspaneel.
Kies Aan om tooltips weer te geven voor items
die in het informatiescherm zijn geselecteerd
(0 16).
d6: Rasterweergave in zoeker
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
d7: Lcd-venster/zoeker
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
Achterste
lcd-venster
Kies uit ISO-gevoeligheid (9) en Resterende opnamen
(k). Als Resterende opnamen is geselecteerd, wordt alleen
ISO-gevoeligheid weergegeven terwijl de S-knop wordt
ingedrukt.
Zoekerweergave
Kies uit Beeldteller (l) en Resterende opnamen (k ). Merk
op dat ongeacht de geselecteerde optie, de capaciteit van
het buffergeheugen wordt getoond terwijl de ontspanknop
wordt ingedrukt.
d8: Schermtips
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
322
U
Als Automatisch (AUTO) is geselecteerd, verandert de kleur van de
tekens in de informatieweergave (0 13) automatisch van zwart in wit
of van wit in zwart om te zorgen voor voldoende contrast met de
achtergrond. Om altijd dezelfde kleur letters te gebruiken, selecteer
Handmatig en kies Donker op licht (B; zwarte letters) of Licht op
donker (W; witte letters). De helderheid van de monitor wordt
automatisch aangepast voor een maximaal contrast met de
geselecteerde tekstkleur.
Als
Uit
is geselecteerd, brandt de
achtergrondverlichting van het
bedieningspaneel (lcd-verlichting) alleen als de
hoofdschakelaar naar
D
is gedraaid. Als
Aan
is
geselecteerd, blijft de achtergrondverlichting van
het bedieningspaneel verlicht terwijl de stand-
by-timer actief is (
0
45; merk op dat ongeacht de geselecteerde optie,
de achtergrondverlichting uitschakelt wanneer de ontspanknop wordt
ingedrukt). Selecteer
Uit
voor langere gebruiksduur van de batterij.
d9: Informatieweergave
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
Donker op licht Licht op donker
d10: Lcd-verlichting
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
A Achtergrondverlichting knoppen
De volgende besturingen zijn voorzien van achtergrondverlichting: de
knoppen D, M, Y, G, L (Z/Q), X, W, J, R, a, H, U, T en S
en keuzeknop ontspanstand.
323
U
Deze optie bepaalt de flitssynchronisatiesnelheid.
e: Bracketing/flits
e1: Flitssynchronisatiesnelheid
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
1/250 sec.
(autom. FP)
Gebruik automatische snelle FP-synchronisatie wanneer
een compatibele flitser is bevestigd (
0
193). Als er andere
flitsers worden gebruikt, is sluitertijd ingesteld op
1
/
250
sec.
Wanneer de camera een sluitertijd van
1
/
250
sec. in de
belichtingsstand
e
of
g
weergeeft, wordt automatische
snelle FP-synchronisatie geactiveerd indien de werkelijke
sluitertijd sneller is dan
1
/
250
sec.
1/250 sec.1/60 sec.
Flitssynchronisatiesnelheid ingesteld op de geselecteerde
waarde.
A Sluitertijd vast instellen op maximale flitssynchronisatiesnelheid
Selecteer, voor het vastzetten van de maximale synchronisatiesnelheid in
de standen sluitertijdvoorkeuze of handmatige belichting, de
eerstvolgende sluitertijd na de langst mogelijke sluitertijd (30 sec. of bulb).
Er wordt een X (aanduiding voor flitssynchronisatie) in de zoeker en het
bovenste bedieningspaneel weergegeven.
A Automatische snelle FP-synchronisatie
Hiermee is het mogelijk de flitser te gebruiken bij de kortste sluitertijd die
de camera ondersteunt, zodat het maximale diafragma kan worden
gekozen voor een kleine scherptediepte wanneer het onderwerp wordt
verlicht door fel zonlicht. Het informatiescherm voor aanduiding van de
flitsstand geeft “FP” weer als automatische snelle FP-synchronisatie actief is
(0 197).
324
U
Deze optie bepaalt de langst mogelijke
sluitertijd bij synchronisatie op het eerste of
tweede gordijn of rode-ogenreductie in de
belichtingsstanden automatisch programma en
diafragmavoorkeuze (ongeacht de gekozen
instelling kunnen sluitertijden op een waarde
van maximaal 30 sec. in sluitertijdvoorkeuze en handmatige
belichtingsstanden worden ingesteld of bij flitserinstellingen met
trage synchronisatie, synchronisatie op het tweede gordijn en lange
sluitertijd of rode-ogenreductie met trage synchronisatie). Opties
variëren van
1
/60 sec. 1/60 sec.) tot 30 sec. (30 sec.).
Kies een flitserregelingsstand voor optionele SB-400 flitsers.
e2: Langste sluitertijd bij flits
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
e3: Optionele flitser
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
r DDL
De flitssterkte wordt automatisch aangepast aan de
opnameomstandigheden (0 198).
s Handmatig
Kies een flitssterkte uit Volle flits en 1/128 (
1
/128 van de
volledige sterkte). Monitorvoorflitsen worden niet
afgegeven.
A Flitserregelingsstand
De flitserregelingsstand wordt in het
informatiescherm weergegeven (0 14, 197).
325
U
Kies hoe de camera de flitssterkte aanpast wanneer
belichtingscorrectie wordt gebruikt.
Als Aan is geselecteerd wanneer de camera met
een optionele flitser wordt gebruikt die het
Nikon Creatief Verlichtingssysteem ondersteunt
(0 192), wordt een testflits afgegeven wanneer
de Pv-knop van de camera wordt ingedrukt
(0 125). Er wordt geen testflits afgegeven als
Uit is geselecteerd.
Kies de instelling of instellingen met bracketing wanneer
automatische bracketing (0 139) van kracht is. Kies AE & flits (j) om
zowel belichting als flitssterkte-bracketing uit te voeren, Alleen AE
(k) voor enkel bracketing van de belichting, Alleen flits (l) om alleen
flitssterkte-bracketing uit te voeren, Witbalansbracketing (m) om
witbalansbracketing uit te voeren (0 145) of ADL-bracketing (y) om
bracketing met behulp van Actieve D-Lighting uit te voeren (0 149).
Houd er rekening mee dat witbalansbracketing niet beschikbaar is bij
de beeldkwaliteitinstellingen NEF (RAW) of NEF (RAW) + JPEG.
e4: Belichtingscorr. voor flitser
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
YE Heel beeld
Zowel flitssterkte als belichtingscorrectie worden
aangepast om belichting van het gehele beeld te
modificeren.
E
Alleen
achtergrond
Belichtingscorrectie is alleen van toepassing op de
achtergrond.
e5: Testflits
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
e6: Inst. voor autom. bracketing
G
-knop
A
Menu persoonlijke instellingen
326
U
Deze optie bepaalt welke instellingen worden beïnvloedt wanneer AE
& flits of Alleen AE is geselecteerd voor persoonlijke instelling e6 in
de handmatige belichtingsstand.
Flitsbracketing wordt alleen toegepast bij i-DDL- of AA-flitserregeling.
Als een andere instelling dan Alleen flits is geselecteerd en de flitser
niet wordt gebruikt, blijft de ISO-gevoeligheid ingesteld op de waarde
van de eerste opname, ongeacht de instelling die is geselecteerd voor
automatische instelling ISO-gevoeligheid (0 119).
Bij de standaardinstelling van MTR>onder>over (H), worden
belichting, flitser en witbalansbracketing uitgevoerd in de volgorde
zoals beschreven op pagina 142 en 146. Als Onder>MTR>over (I)
is geselecteerd, wordt de opname voortgezet in volgorde van de
laagste tot de hoogste waarde. Deze instelling heeft geen invloed op
ADL-bracketing.
e7: Auto bracketing (M-stand)
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
F
Flits/sluitertijd
De camera varieert de sluitertijd (persoonlijke
instelling e6 ingesteld op Alleen AE) of de sluitertijd
en de flitssterkte (persoonlijke instelling e6 ingesteld
op AE & flits).
G
Flits/sluitertijd/
diafragma
De camera varieert de sluitertijd en het diafragma
(persoonlijke instelling e6 ingesteld op Alleen AE) of
de sluitertijd, het diafragma en de flitssterkte
(persoonlijke instelling e6 ingesteld op AE & flits).
H
Flits/diafragma
De camera varieert het diafragma (persoonlijke
instelling e6 ingesteld op Alleen AE) of het diafragma
en de flitssterkte (persoonlijke instelling e6 ingesteld
op AE & flits).
I
Alleen flits
De camera varieert alleen de flitssterkte (persoonlijke
instelling e6 ingesteld op AE & flits).
e8: Bracketingvolgorde
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
327
U
Deze optie bepaalt de functie toegewezen aan de centrale knop van
de multi-selector tijdens zoekerfotografie, weergave en livebeeld
(door op de centrale knop van de multi-selector te drukken, wordt
ongeacht het selecteren van deze optie, een film beeldvullend
weergegeven als filmweergave wordt gestart).
❚❚ Opnamestand
❚❚ Weergavestand
f: Bediening
f1: Centrale knop multi-selector
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
Optie Functie toegewezen aan centrale knop van multi-selector
J
Middelste scherpstelp.
select.
Selecteer het middelste scherpstelpunt.
Geen functie Geen.
Optie Functie toegewezen aan centrale knop van multi-selector
n
Miniatuur aan/uit
Schakel tussen schermvullende weergave en
miniatuurweergave.
o
Histogrammen
weergeven
In zowel schermvullende weergave als
miniatuurweergave wordt een histogram
weergegeven zo lang als de centrale knop van de
multi-selector wordt ingedrukt.
p
Zoom aan/uit
Schakel tussen schermvullende weergave of
miniatuurweergave en zoomweergave. Kies de eerste
zoominstelling uit Lage zoom, Gemiddelde zoom en
Hoge zoom. De zoomweergave wordt op het actieve
scherpstelpunt gecentreerd.
u
Sleuf en map
selecteren
Geef het selectievenster voor sleuf en map weer
(0 236).
328
U
❚❚ Livebeeld
Als Stand-by-timer herstarten is geselecteerd,
worden bij het bedienen van de multi-selector
de meters geactiveerd en start de stand-by-
timer zodra de stand-by-timer afloopt (0 45).
Als Doe niets is geselecteerd, wordt de timer
niet gestart wanneer de multi-selector wordt
ingedrukt.
Kies de functie die de Fn-knop vervult, hetzij
door de knop zelf (Indrukken) of in combinatie
met de instelschijven (Indrukken +
instelschijven).
Optie Functie toegewezen aan centrale knop van multi-selector
J
Middelste
scherpstelp.
select.
Door het indrukken van de centrale knop van de multi-
selector in livebeeld wordt het middelste
scherpstelpunt geselecteerd.
p
Zoom aan/uit
Druk op de centrale knop van de multi-selector om
tussen zoom aan en uit te schakelen. Kies de eerste
zoominstelling uit Lage zoom, Gemiddelde zoom en
Hoge zoom. De zoomweergave wordt op het actieve
scherpstelpunt gecentreerd.
Geen functie
Het indrukken van de centrale knop van de multi-
selector heeft geen effect in livebeeld.
f2: Multi-selector
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
f3: Fn-knop toewijzen
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
329
U
❚❚ Indrukken
Het selecteren van Indrukken geeft de volgende opties weer:
Optie Beschrijving
q
Voorbeeld
*
Druk op de Fn-knop om een voorbeeld van de
scherptediepte weer te geven (0 125).
r
Flitswaardevergrendeling
*
Druk op de Fn-knop om de flitswaarde te
vergrendelen (alleen ondersteunde flitsers,
0 192). Druk nogmaals om de
flitswaardevergrendeling te annuleren.
B
AE/AF-vergrendeling
De scherpstelling en belichting worden
vergrendeld zo lang als de Fn-knop wordt
ingedrukt.
C
AE-vergrendeling
De belichting wordt vergrendeld zo lang als de
Fn-knop wordt ingedrukt.
D
AE-vergr.
(herstel na ontspan.)
*
Belichting vergrendelt wanneer de B-knop
wordt ingedrukt en blijft vergrendeld totdat
voor een tweede maal op de knop wordt
gedrukt, de sluiter wordt ontspannen of de
stand-by-timer afloopt.
E
AE-vergrendeling (vast)
*
Belichting vergrendelt wanneer de B-knop
wordt ingedrukt en blijft vergrendeld totdat
voor een tweede maal op de knop wordt
gedrukt of de stand-by-timer afloopt.
F
AF-vergrendeling
De scherpstelling wordt vergrendeld zo lang
als de Fn-knop wordt ingedrukt.
A
AF-ON
*
Het indrukken van de Fn-knop stelt autofocus in
werking.
s
Flitser uit
De flitser flitst niet in foto's die zijn gemaakt
terwijl de Fn-knop wordt ingedrukt.
1
Bracketingserie
Als de Fn-knop wordt ingedrukt terwijl
belichtings-, flits- of ADL-bracketing actief is in
enkel beeld of de stand stil ontspannen,
worden alle opnamen in het huidige
bracketingprogramma gemaakt telkens
wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt. Als
witbalansbracketing actief is of de continu
ontspanstand (stand C
H of CL) is geselecteerd,
herhaalt de camera de bracketingreeks zo lang
als de ontspanknop wordt ingedrukt.
L
Matrixmeting
Matrix is actief zo lang als de Fn-knop wordt
ingedrukt.
M
Centrumgerichte meting
Centrumgerichte meting is actief zo lang als de
Fn-knop wordt ingedrukt.
N
Spotmeting
Spotmeting is actief zo lang als de Fn-knop
wordt ingedrukt.
330
U
K
Weergave
*
De Fn-knop voert dezelfde functies uit als de
K-knop. Selecteer bij het gebruik van een
teleobjectief of onder andere omstandigheden
waarbij het moeilijk is de K-knop met uw
linkerhand te bedienen.
%
MIJN MENU
*
Het indrukken van de Fn-knop geeft “MIJN
MENU” weer.
3
Bovenste optie in MIJN
MENU
*
Druk op de Fn-knop om naar de bovenste optie
in “MIJN MENU” te gaan. Selecteer deze optie
om snel naar een veelgebruikte menuoptie te
gaan.
!
Virtuele horizon in zoeker
*
Druk op de Fn-knop om de weergave van de
virtuele horizon in de zoeker te bekijken (zie
hieronder).
Geen
Er wordt geen bewerking uitgevoerd wanneer
de Fn-knop wordt ingedrukt.
* Deze optie kan niet worden gebruikt in combinatie met Indrukken +
instelschijven (0 332). Het selecteren van deze optie geeft een bericht weer en
stelt Indrukken + instelschijven in op Geen. Als er een andere optie is
geselecteerd voor Indrukken + instelschijven terwijl deze instelling actief is,
wordt Indrukken ingesteld op Geen.
Optie Beschrijving
331
U
A Virtuele horizon
Wanneer Virtuele horizon in zoeker wordt geselecteerd voor f3 (Fn-knop
toewijzen) > Indrukken, wordt bij het indrukken van de Fn-knop de
aanduiding voor vallen en rollen weergegeven in de zoeker.
Druk voor een
tweede maal op de knop om terug te keren en de aanduidingen in de
weergave te wissen.
Rollen
Camera schuin rechts Camera waterpas Camera schuin links
Vallen
Camera schuin naar voren Camera waterpas Camera schuin naar achteren
De functies van de aanduidingen voor vallen en rollen worden omgekeerd
wanneer de camera wordt gedraaid om foto's in de portretstand (staand)
te maken. Merk op dat de weergave mogelijk niet nauwkeurig is wanneer
de camera sterk voorwaarts of achterwaarts helt. Wanneer de camera er
niet in slaagt de hellingshoek te meten, wordt de mate van hellen niet
weergegeven.
332
U
❚❚ Indrukken + instelschijven
Het selecteren van Indrukken + instelschijven geeft de volgende
opties weer:
Optie Beschrijving
i
Kies beeldveld
Druk op de Fn-knop en draai
aan een instelschijf om uit
vooraf geselecteerde
beeldvelden te selecteren
(0 85). Het selecteren van
Kies beeldveld geeft een
lijst met beeldvelden weer;
markeer opties en druk op 2
om te selecteren of deselecteren, markeer vervolgens
Gereed en druk op J.
$
Sltertijd en
diafragma
vergr.
Druk op de Fn-knop en draai aan de hoofdinstelschijf
om de sluitertijd te vergrendelen in de standen f en h;
druk op de Fn-knop en draai aan de secundaire
instelschijf om diafragma te vergrendelen in de
standen g en h. Zie pagina 133 voor meer informatie.
v
1 stap
sluitertijd/
diafragma
Als de Fn-knop wordt ingedrukt terwijl er aan de
instelschijven wordt gedraaid, worden de wijzigen van
de sluitertijd (belichtingsstanden f en h) en het
diafragma (belichtingsstanden g en h) in stappen van
1 LW gecreëerd, ongeacht de optie die is geselecteerd
voor persoonlijke instelling b2 (Stapgrootte inst.
belichting, 0 313).
w
Nummer niet-
CPU-lens kiezen
Druk op de Fn-knop en draai aan een instelschijf om
een objectiefnummer te kiezen dat is opgegeven via
de optie Objectief zonder CPU (0 228).
y
Actieve
D-Lighting
Druk op de Fn-knop en draai aan de
hoofdinstelschijven om Actieve D-Lighting aan te
passen (0 184).
n
Geheugenbank
opnamemenu
Als deze optie is geselecteerd, kan door op de Fn-knop
te drukken en aan een instelschijf te draaien de
geheugenbank voor het opnamemenu worden
geselecteerd.
Geen
Er wordt geen bewerking uitgevoerd wanneer er aan
de instelschijven wordt gedraaid terwijl de Fn-knop
wordt ingedrukt.
333
U
Kies de functie die de Pv-knop vervult, hetzij
door de knop zelf (Indrukken) of in combinatie
met de instelschijven (Indrukken +
instelschijven). De beschikbare opties zijn
hetzelfde als voor Fn-knop toewijzen (0 328),
behalve dat AF-ON niet beschikbaar is voor
Indrukken. De standaardopties voor Indrukken en Indrukken +
instelschijven zijn respectievelijk Voorbeeld en Geen.
Kies of de besturingen 1, 3, 4 en 2 van de
secundaire selector voor het selecteren van het
scherpstelpunt (Scherpstelpunt selecteren;
0 103) worden gebruikt of dezelfde functie
uitvoeren als de overeenkomstige besturingen
op de multi-selector (Zelfde als multi-
selector).
Kies de functie van het midden van de
secundaire selector, hetzij door de knop zelf
(Indrukken) of in combinatie met de
instelschijven (Indrukken + instelschijven). De
beschikbare opties zijn hetzelfde als voor Fn-
knop toewijzen (0 328), behalve dat
Indrukken over de extra optie Middelste scherpstelp. select.
beschikt die toestaat dat het midden van de secundaire selector
wordt gebruikt om het midden van het scherpstelpunt te selecteren
en dat AF-ON, 1 stap sluitertijd/diafragma en Actieve D-Lighting
niet beschikbaar zijn. De standaardopties voor Indrukken en
Indrukken + instelschijven zijn respectievelijk AE/AF-
vergrendeling en Geen.
f4: Voorbeeldknop toewijzen
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
f5: Secund. selector toewijzen
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
f6: Midden sec. selector toew.
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
334
U
Kies de functie die de Fn-knop voor
verticale opname vervult, hetzij door
de knop zelf (Indrukken) of in
combinatie met de instelschijven
(Indrukken + instelschijven). De
beschikbare opties zijn hetzelfde als
voor Fn-knop toewijzen (0 328), behalve dat AF-ON niet
beschikbaar is voor Indrukken en dat Indrukken + instelschijven
over de extra opties ISO-gevoeligheid, Belichtingsstand,
Belichtingscorrectie en Lichtmeting beschikt die toestaan dat de Fn-
knop voor verticale opname en instelschijven worden gebruikt om
respectievelijk ISO-gevoeligheid (0 117), belichtingsstand (0 125),
belichtingscorrectie (0 137) of meting (0 123) te selecteren. De
standaardopties voor Indrukken en Indrukken + instelschijven zijn
respectievelijk AE/AF-vergrendeling en Geen.
Het selecteren van Aan voor
Sluitertijdvergrendeling vergrendelt de
sluitertijd bij de waarde die momenteel is
geselecteerd in de stand f of h. Het selecteren
van Aan voor Diafragmavergrendeling
vergrendelt het diafragma bij de waarde die
momenteel is geselecteerd in de stand g of h. Sluitertijd en
diafragmavergrendeling zijn niet beschikbaar in de stand e.
f7: Fn-knop (vert.) toewijzen
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
f8: Sltertijd en diafragma vergr.
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
335
U
Kies de functie voor de D-knop. Als hoog
dynamisch bereik of meervoudige belichting
actief is terwijl een andere functie aan de D-
knop is toegewezen, kan de D-knop pas
worden gebruikt als hoog dynamisch bereik of
meervoudige belichtingsfotografie is
beëindigd.
f9: BKT-knop toewijzen
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
t
Automatische
bracketing
Druk op de t-knop en draai aan een instelschijf om
de stapgroottes voor bracketing en het aantal
opnamen in de bracketingvolgorde te kiezen (0 139).
$
Meervoudige
belichting
Druk op de t-knop en draai aan een instelschijf om
de stand en het aantal opnamen voor meervoudige
belichtingen te kiezen (0 212).
2
HDR (hoog
dynamisch bereik)
Druk op de t-knop en draai aan een instelschijf om
de stand en het belichtingsverschil te kiezen (0 190).
336
U
Deze optie regelt de werking van de hoofdinstelschijf en de
secundaire instelschijf.
f10: Functie instelschijven inst.
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
Rotatie
omkeren
Keer de rotatierichting van de
instelschijven om wanneer ze worden
gebruikt voor het aanpassen van
Belichtingscorrectie en/of Sluitertijd/
diafragma. Markeer opties en druk op 2
om te selecteren of deselecteren, markeer
vervolgens Gereed en druk op J. Deze
instelling is tevens van toepassing op de instelschijven voor
verticale opname.
Verwissel
hoofd/
secundair
Als Uit is geselecteerd, regelt de
hoofdinstelschijf de sluitertijd en de
secundaire instelschijf het diafragma. Als
Aan is geselecteerd, regelt de
hoofdinstelschijf het diafragma en de
secundaire instelschijf de sluitertijd. Als
Aan (A-stand) is geselecteerd, wordt de
hoofdinstelschijf gebruikt om het diafragma alleen in de
belichtingsstand g in te stellen. Deze instelling is tevens van
toepassing op de instelschijven voor verticale opname.
Instellen
diafragma
Als Secundaire instelschijf is geselecteerd, kan het diafragma
alleen worden aangepast met de secundaire instelschijf (of met de
hoofdinstelschijf als Aan is geselecteerd voor Verwissel hoofd/
secundair). Als Diafragmaring is geselecteerd, kan het diafragma
alleen worden aangepast met de diafragmaring van het objectief
en wordt het diafragma op de camera weergegeven in stappen
van 1 LW (het diafragma voor G-type objectieven wordt nog
steeds ingesteld met de secundaire instelschijf). Merk op dat
ongeacht de gekozen instelling, de diafragmaring moet worden
gebruikt om het diafragma aan te passen wanneer een objectief
zonder CPU is bevestigd.
337
U
Door Ja te selecteren kunnen aanpassingen worden toegepast die
normaliter alleen worden gedaan door I (Q), E, D, M, Y, S,
T, U of de AF-standknop ingedrukt te houden en aan een
instelschijf te draaien die wordt gecreëerd door aan de instelschijf te
draaien nadat de knop wordt ontspannen (dit is tevens van
toepassing op de Fn- en Pv-knoppen en de Fn-knop voor verticale
opname, indien ze werden toegewezen aan Actieve D-Lighting met
behulp van persoonlijke instelling f3, Fn-knop toewijzen; 0 328
persoonlijke instelling f4, Voorbeeldknop toewijzen; 0 333 of
persoonlijke instelling f7, Fn-knop (vert.) toewijzen; 0 334). De
instelling wordt opgeheven als één van de betreffende knoppen
opnieuw wordt ingedrukt of als de ontspanknop half wordt
ingedrukt. De instelling wordt ook opgeheven als de stand-by-timer
afloopt, behalve als Geen limiet is geselecteerd voor persoonlijke
instelling c2 Stand-by-timer.
Menu's en
weergave
Als Uit is geselecteerd, wordt de multi-selector gebruikt om de
foto te kiezen die wordt weergegeven tijdens schermvullende
weergave, om miniaturen te markeren en om door menu’s te
navigeren. Als Aan of Aan (geen controlebeeld) is geselecteerd,
kan de hoofdinstelschijf worden gebruikt om de foto te kiezen die
tijdens schermvullende weergave wordt getoond, om de cursor in
de miniatuurweergave naar links of naar rechts te verplaatsen en
om de menuselectiebalk omhoog of omlaag te verplaatsen. De
secundaire instelschijf wordt gebruikt om aanvullende foto-
informatie weer te geven in de schermvullende weergave en om
de cursor omhoog of omlaag te verplaatsen in de
miniatuurweergave. Selecteer Aan (geen controlebeeld) om te
voorkomen dat de hoofdinstelschijven worden gebruikt voor het
weergave tijdens controlebeeld. Terwijl menu’s worden
weergegeven, wordt bij het naar rechts draaien van de secundaire
instelschijf het submenu voor de geselecteerde optie
weergegeven, terwijl bij het naar links draaien het vorige menu
wordt weergegeven. Druk op 2, op de centrale knop van de multi-
selector of J om een selectie te maken.
f11: Knop loslaten voor instelsch.
G
-knop
A
Menu persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
338
U
Bij het selecteren van Ontgrendel ontspanknop kan de sluiter
worden ontspannen als er geen geheugenkaart is geplaatst. Er
worden geen beelden opgenomen (ze worden echter wel in de
monitor weergegeven in de demostand). Als Vergrendel
ontspanknop is geselecteerd, werkt de ontspanknop alleen als er een
geheugenkaart in de camera is geplaatst.
Als (V) is geselecteerd worden de
belichtingsaanduidingen in het bovenste bedieningspaneel en het
informatiescherm weergegeven met positieve waarden links en
negatieve waarden rechts. Selecteer (W) om
positieve waarden links en negatieve waarden rechts weer te geven.
Kies of de besturingen 1, 3, 4 en 2 op de multi-selector voor
verticale opname voor het selecteren van het scherpstelpunt worden
gebruikt (Scherpstelpunt selecteren; 0 103) of dezelfde functie
uitvoeren als de overeenkomstige besturingen op de multi-selector
(Zelfde als multi-selector; merk op dat u in een dergelijk geval
Info42/weergave13 voor Foto-informatie/weergave kunt
selecteren om de functies van de knoppen om te keren, zodat het
indrukken van 1 of 3 extra afbeeldingen weergeeft en het indrukken
van 4 of 2 de weergegeven foto-informatie wijzigt). De functie die
wordt vervuld door het midden van de multi-selector voor verticale
opname wanneer Scherpstelpunt selecteren wordt gekozen is de
functie die is geselecteerd voor persoonlijke instelling f6 (Midden
sec. selector toew., 0 333) > Indrukken.
f12: Ontspannen bij geen kaart
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
f13: Aanduidingen omkeren
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
f14: Multi-selector (vert.) toew.
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
339
U
Kies de besturingen die worden gebruikt voor zoomweergave.
Kies de rol die wordt vervuld door het indrukken van de
filmopnameknop wanneer C is geselecteerd met de selectieknop
voor livebeeld.
f15: Zoomweergave
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
u X en W gebruiken
Druk op X om in te zoomen, op W om uit te
zoomen.
v X/W + y gebruiken
Druk op X of W en draai de hoofdinstelschijf naar
rechts om in te zoomen en naar links om uit te
zoomen. Het indrukken van één van de knoppen
zonder aan de instelschijf te draaien heeft geen
effect.
f16: Filmopnameknop toewijzen
G
-knop
A
Menu persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
9
ISO-gevoeligheid
Druk op de knop en draai aan een instelschijf om een
ISO-gevoeligheid (0 117) te kiezen.
i
Kies beeldveld
Druk op de knop en draai aan een instelschijf om het
beeldveld te kiezen (0 85).
n
Geheugenbank
opnamemenu
Door op de knop te drukken en aan de instelschijf te
draaien kan de geheugenbank voor het opnamemenu
worden geselecteerd (0 294).
$
Sltertijd en
diafragma vergr.
Druk op de knop en draai aan de hoofdinstelschijf om
de sluitertijd te vergrendelen in de standen f en h;
druk op de knop en draai aan de secundaire instelschijf
om diafragma te vergrendelen in de standen g en h.
Zie pagina 133 voor meer informatie.
Geen
Er wordt geen bewerking uitgevoerd wanneer er aan
de instelschijven wordt gedraaid terwijl de knop wordt
ingedrukt.
340
U
Kies de functie die wordt vervuld door de Fn-knop tijdens
filmlivebeeld.
g: Film
g1: Fn-knop toewijzen
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
t
Motorges.
diafragma
(openen)
Het diafragma wordt breder zo lang als de knop wordt
ingedrukt. Gebruik in combinatie met persoonlijke
instelling g2 (Voorbeeldknop toewijzen) > Motorges.
diafragma (sluiten) voor knopgestuurde diafragma-
aanpassing.
r
Indexmarkering
Druk op de knop tijdens filmopname om een index aan
de huidige positie toe te voegen (0 67). Indices kunnen
worden gebruikt bij het bekijken en bewerken van films.
s
Foto-opname-
info weergeven
Druk op de knop om informatie over sluitertijd,
diafragma en ander foto-instellingen weer te geven in
plaats van filmopname-informatie. Druk nogmaals om
naar het filmopnamescherm terug te keren.
Geen Het indrukken van de knop heeft geen effect.
341
U
Kies de functie die wordt vervuld door de Pv-knop tijdens
filmlivebeeld.
g2: Voorbeeldknop toewijzen
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
q
Motorges.
diafragma
(sluiten)
Het diafragma wordt smaller zo lang als de knop wordt
ingedrukt. Gebruik in combinatie met persoonlijke
instelling g1 (Fn-knop toewijzen)> Motorges.
diafragma (openen) voor knopgestuurde diafragma-
aanpassing.
r
Indexmarkering
Druk op de knop tijdens filmopname om een index aan
de huidige positie toe te voegen (0 67). Indices kunnen
worden gebruikt bij het bekijken en bewerken van films.
s
Foto-opname-
info weergeven
Druk op de knop om informatie over sluitertijd,
diafragma en ander foto-instellingen weer te geven in
plaats van filmopname-informatie. Druk nogmaals om
naar het filmopnamescherm terug te keren.
Geen Het indrukken van de knop heeft geen effect.
A Motorgestuurd diafragma
Motorgestuurd diafragma is alleen beschikbaar in de belichtingsstanden g
en h en kan niet worden gebruikt tijdens filmopname of als er foto-
opnaminformatie wordt weergegeven (een 6-pictogram duidt aan dat
motorgestuurd diafragma niet kan worden gebruikt). De weergave kan
flikkeren zo lang als het diafragma wordt aangepast.
342
U
Kies de functie die wordt vervuld door het midden van de secundaire
selector tijdens filmlivebeeld.
g3: Midden sec. selector toew.
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
r
Indexmarkering
Druk op de besturing tijdens filmopname om een
index aan de huidige positie toe te voegen (0 67).
Indices kunnen worden gebruikt bij het bekijken en
bewerken van films.
s
Foto-opname-info
weergeven
Druk op de besturing om informatie over sluitertijd,
diafragma en ander foto-instellingen weer te geven in
plaats van filmopname-informatie. Druk nogmaals om
naar het filmopnamescherm terug te keren.
B
AE/AF-
vergrendeling
Scherpstelling en belichting zijn vergrendeld zo lang
als de besturing wordt ingedrukt.
C
AE-vergrendeling
De belichting vergrendelt zo lang als de besturing
wordt ingedrukt.
E
AE-vergrendeling
(vast)
De belichting vergrendelt wanneer de besturing wordt
ingedrukt en blijft vergrendeld totdat voor een tweede
maal op de besturing wordt gedrukt of de stand-by-
timer afloopt.
F
AF-vergrendeling
De belichting vergrendelt zo lang als de besturing
wordt ingedrukt.
Geen Het indrukken van de besturing heeft geen effect.
343
U
Kies de rol die wordt vervuld door het indrukken van de ontspanknop
wanneer 1 is geselecteerd met de selectieknop voor livebeeld.
g4: Ontspanknop toewijzen
G-knop A Menu persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
C
Foto's maken
Druk de ontspanknop volledig in om de filmopname te
beëindigen en maak de foto met een beeldverhouding
die overeenkomt met dat van een filmbeeld (voor
informatie over beeldformaat, zie pagina 71).
1
Films opnemen
Druk de ontspanknop half in om terug te keren naar de
filmlivebeeld. U kunt vervolgens de ontspanknop half
indrukken om scherp te stellen en daarna volledig
indrukken om de opname te starten of te eindigen.
Druk op de a-knop om filmlivebeeld te beëindigen.
De ontspanknoppen op optionele
afstandsbedieningskabels (0 394) werken op dezelfde
wijze als de ontspanknop van de camera.
x
Live-opname
vastleggen
Als de ontspanknop volledig wordt ingedrukt tijdens
filmopname, zal de camera een foto vastleggen zonder
de filmopname te onderbreken. Foto's zijn 1.920 ×
1.080 pixels groot (beeldverhouding 16 : 9) en
vastgelegd in beeldkwaliteit JPEG Fijn. Merk op dat
tijdens filmopname foto's één voor één worden
vastgelegd, ongeacht de geselecteerde ontspanstand;
deze beperking is niet van toepassing als filmopname
momenteel niet aan de gang is.
A Films opnemen
Wanneer deze optie wordt geselecteerd, is intervalfotografie (0 216) niet
beschikbaar en kunnen functies die werden toegewezen aan de
ontspanknop (zoals fotograferen, meten van vooringestelde witbalans en
het maken van stof-referentiefoto’s) niet worden gebruikt wanneer 1 is
geselecteerd voor de selectieknop voor livebeeld. Selecteer Foto's maken
of Live-opname vastleggen om deze opties te gebruiken.
344
U
B Het setup-menu:
basisinstellingen van de camera
Druk op G en selecteer het tabblad B (setup-menu) om het setup-
menu weer te geven.
* Niet beschikbaar als de batterij bijna leeg is.
G-knop
Optie 0
Geheugenkaart formatteren 345
Monitorhelderheid 345
Beeldsensor reinigen 399
Spiegel omhoog (CCD reinigen)
*
402
Stof-referentiefoto 346
HDMI 281
Flikkerreductie 348
Tijdzone en datum 348
Taal (Language) 349
Automatische beeldrotatie 350
Batterij-informatie 351
Netwerk 269
Beeldcommentaar 352
Copyrightinformatie 353
IPTC 354
Opties voor spraakmemo 255
Instellingen opslaan/laden 356
GPS 234
Virtuele horizon 358
Objectief zonder CPU 229
AF-fijnafstelling 359
Firmwareversie 360
Optie 0
A Zie ook
Menustandaards worden vermeld op pagina 417.
345
U
Kies, om met formatteren te beginnen, een
geheugenkaartsleuf en selecteer Ja. Merk op dat
bij het formatteren alle foto’s en andere gegevens
op de geheugenkaart permanent worden
verwijderd. Maak daarom zo nodig kopieën
voordat u de kaart formatteert.
Pas de helderheid van de monitor aan voor weergave, menu’s en het
informatiescherm.
Geheugenkaart formatteren
G-knop B setup-menu
D Tijdens het formatteren
Schakel de camera niet uit en verwijder geen geheugenkaarten tijdens het
formatteren.
A Formatteren met twee knoppen
Geheugenkaarten kunnen tevens worden geformatteerd door de knoppen
O (Q) en I (Q) langer dan twee seconden ingedrukt te houden (0 36).
Monitorhelderheid
G-knop B setup-menu
Optie Beschrijving
Automatisch
Wanneer de monitor aan is, wordt de monitorhelderheid
automatisch aangepast aan de lichtomstandigheden in de
omgeving. Zorg ervoor dat de omgevingslichtsensor niet wordt
bedekt (0 6).
Handmatig
Druk op 1 of 3 om de helderheid van de monitor te kiezen. Kies
een hoge waarde om de helderheid te verhogen of een lage
waarde om de helderheid te verlagen.
A Zie ook
Voor informatie over het aanpassen van de monitorhelderheid in livebeeld,
zie pagina 57.
346
U
Verzamel referentiegegevens voor de optie stofverwijdering in
Capture NX 2 (los verkrijgbaar; voor meer informatie, zie de
handleiding voor Capture NX 2).
Stof-referentiefoto is alleen beschikbaar als er een CPU-objectief op
de camera is bevestigd. Een objectief zonder DX met een
brandpuntsafstand van minimaal 50 mm wordt aanbevolen. Zoom bij
het gebruik van een zoomobjectief helemaal in.
1 Kies een startoptie.
Markeer een van de
volgende opties en druk
op J. Druk op G om af
te sluiten zonder
gegevens voor
stofverwijdering te
verzamelen.
Start: Het rechts aangeduide bericht
wordt getoond en “rEF” verschijnt in de
weergaveschermen van de zoeker en het
bedieningspaneel.
Sensor reinigen en dan starten: Selecteer deze
optie om de beeldsensor te reinigen
voordat de functie wordt gestart. Het
rechts aangeduide bericht wordt
weergegeven en “rEF” verschijnt in de
weergaveschermen van de zoeker en het
bedieningspaneel zodra het reinigen is
voltooid.
Stof-referentiefoto
G-knop B setup-menu
J-knop
347
U
2 Kadreer een egaal wit voorwerp in de zoeker.
Houd het objectief op circa tien cm afstand van een goed verlicht,
egaal wit voorwerp. Neem het voorwerp zo in beeld dat het de
zoeker vult en druk vervolgens de ontspanknop half in.
Bij autofocus wordt automatisch scherp gesteld op oneindig; bij
handmatige scherpstelling moet de scherpstelling handmatig op
oneindig worden ingesteld.
3 Verzamel referentiegegevens voor stofverwijdering.
Druk de ontspanknop helemaal in om referentiegegevens voor
stofverwijdering te verzamelen. De monitor wordt uitgeschakeld
wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.
Als het referentievoorwerp te licht of te
donker is, kan de camera mogelijk geen
referentiegegevens voor stofverwijdering
binnenhalen en wordt de melding rechts
weergegeven. Kies een ander
referentieonderwerp en herhaal het proces
vanaf stap 1.
D Beeldsensor reinigen
Referentiegegevens voor stofverwijdering die werden opgenomen voordat
beeldsensor reinigen wordt uitgevoerd, kunnen niet worden gebruikt op
beelden die werden genomen nadat beeldsensor reinigen werd uitgevoerd.
Selecteer Sensor reinigen en dan starten alleen als gegevens voor
stofverwijdering niet worden gebruikt met bestaande foto’s.
D Referentiegegevens stofverwijdering
Dezelfde referentiegegevens kunnen worden
gebruikt voor foto's die zijn gemaakt met
verschillende objectieven of bij verschillende
diafragma's. Referentiefoto’s kunnen niet met
behulp van beeldbewerkingssoftware worden
bekeken. Er wordt een rasterpatroon weergegeven
wanneer referentiebeelden op de camera worden
bekeken.
348
U
Verminder flikkeringen en bandvorming bij
het maken van opnamen onder tl-verlichting
en kwikdamplampen tijdens livebeeld en
filmopname. Kies Automatisch om de
camera automatisch de juiste frequentie te
laten kiezen, of zoek handmatig naar de
frequentie van het lokale lichtnet.
Wijzig tijdzones, stel de cameraklok in, kies de weergavevolgorde
voor de datum en schakel zomertijd in of uit (0 31).
B knippert in het bovenste bedieningspaneel wanneer de klok
niet is ingesteld.
Flikkerreductie
G-knop B setup-menu
D Flikkerreductie
Als
Automatisch
niet in staat is de gewenste resultaten te produceren en u
niet weet welke frequentie het lokale lichtnet heeft, test dan zowel de optie
50 als 60 Hz en kies de optie die de beste resultaten produceert.
Flikkerreductie produceert mogelijk niet de gewenste resultaten als het
onderwerp zeer helder is; probeer in dat geval een kleiner diafragma (hogere
f-waarde) te kiezen.
Om flikkeringen te voorkomen, selecteer stand
h
en kies
een sluitertijd die is aangepast aan de frequentie van het lokale lichtnet:
1
/
125
sec,
1
/
60
sec. of
1
/
30
sec. voor 60 Hz;
1
/
100
sec.,
1
/
50
sec. of
1
/
25
sec. voor 50 Hz.
Tijdzone en datum
G-knop B setup-menu
Optie Beschrijving
Tijdzone
Kies een tijdzone. De cameraklok wordt automatisch ingesteld
op de tijd in de nieuwe tijdzone.
Datum en tijd Stel de cameraklok in.
Datumnotatie
Kies de volgorde waarin dag, maand en jaar worden
weergegeven.
Zomertijd
Schakel zomertijd in of uit. De cameraklok wordt automatisch
een uur vooruit- of teruggezet. De standaardinstelling is Uit.
349
U
Kies een taal voor cameramenu’s en berichten. De volgende opties
zijn beschikbaar.
Taal (Language)
G-knop B setup-menu
Tsjechisch
Deens
Duits
Engels
Spaans
Frans
Indonesisch
Italiaans
Nederlands
Noors
Pools
Portugees
Čeština
Dansk
Deutsch
En
g
lish
Es
p
añol
Fran
ç
ais
Indonesia
Italiano
Nederlands
Nors
k
Polski
Portu
g
uês
Russisch
Roemeens
Fins
Zweeds
Turks
Oekraïens
Arabisch
Traditioneel Chinees
Vereenvoudigd Chinees
Japans
Koreaans
Thai
Р
у
сский
Română
Suomi
Svenska
Türk
ç
e
У
к
р
аїнська
350
U
Foto's die zijn gemaakt terwijl Aan is geselecteerd, bevatten
informatie over de oriëntatie van de camera, waardoor de foto's
automatisch kunnen worden gedraaid tijdens weergave (0 290) of
wanneer ze worden bekeken in ViewNX 2 (meegeleverd) of in
Capture NX 2 (los verkrijgbaar; 0 393). De volgende oriëntaties
worden vastgelegd:
De oriëntatie van de camera wordt niet vastgelegd als Uit is
geselecteerd. Kies deze optie bij “pannen” (horizontaal bewegen van
de camera) of als u foto’s maakt terwijl het objectief omhoog of
omlaag is gericht.
Automatische beeldrotatie
G-knop B setup-menu
Liggend (landschap)
Camera 90° rechtsom
gedraaid
Camera 90° linksom
gedraaid
A Draai portret
Selecteer, om foto's in portretstand (staand) automatisch te draaien tijdens
weergave, Aan voor de optie Draai portret in het weergavemenu (0 290).
351
U
Bekijk informatie over de batterij die
momenteel in de camera is geplaatst.
Batterij-informatie
G-knop B setup-menu
Item Beschrijving
Lading Het huidige batterijniveau wordt uitgedrukt in percentages.
Aantal opn.
Het aantal malen dat de sluiter werd ontspannen met de huidige
batterij sinds de batterij voor het laatst werd opgeladen. Denk
eraan dat de camera de sluiter soms ontspant zonder een
opname te maken, bijvoorbeeld bij het meten van de
vooringestelde witbalans.
Kalibratie
j: Door herhaald gebruik en herhaaldelijk opladen van de
batterij is kalibratie vereist om er zeker van te zijn dat het
batterijniveau nauwkeurig kan worden gemeten; kalibreer
nogmaals de batterij alvorens op te laden (0 440).
: Kalibratie niet vereist.
Levensduur
Een aanduiding met vijf niveaus geeft de levensduur van de
batterij aan. 0 (k) geeft aan dat de batterij de maximale
levensduur heeft bereikt, 4 (l) geeft aan dat de levensduur van
de batterij is verstreken en dat ze moet worden vervangen. Merk
op dat nieuwe batterijen die zijn opgeladen bij temperaturen
onder 5 °C een tijdelijke daling van de levensduur van de batterij
aan kunnen tonen. De weergave van het batterijniveau keert
echter terug naar normaal zodra de batterij bij een temperatuur
van ongeveer 20 °C of hoger wordt opgeladen.
352
U
Voeg commentaar toe aan foto’s op het moment dat ze worden
vastgelegd. Commentaar kan als metadata in ViewNX 2
(meegeleverd) of Capture NX 2 (los verkrijgbaar; 0 393) worden
bekeken. Het commentaar is tevens zichtbaar op de pagina met
opnamegegevens in het foto-informatiescherm (0 243).
Gereed: Sla wijzigingen op en keer terug naar het setup-menu.
Commentaar invoeren: Voer commentaar in zoals wordt
beschreven op pagina 180. Commentaar kan maximaal 36 tekens
lang zijn.
Commentaar toevoegen: Selecteer deze
optie om het commentaar aan alle erop
volgende foto's toe te voegen. Commentaar
toevoegen kan worden in- of uitgeschakeld
door het te markeren en op 2 te drukken.
Beeldcommentaar
G-knop B setup-menu
353
U
Voeg copyrightinformatie toe aan foto’s op het moment dat ze
worden vastgelegd. Copyrightinformatie is opgenomen in de
opnamegegevens die worden getoond in het foto-
informatiescherm (0 243) en kunnen worden bekeken als
metadata in ViewNX 2 (meegeleverd) of in Capture NX 2 (los
verkrijgbaar; 0 393).
Gereed: Sla wijzigingen op en keer terug naar het setup-menu.
Fotograaf: Voer de naam van de fotograaf in, zoals beschreven op
pagina 180. De naam van de fotograaf kan maximaal 36 tekens
bevatten.
Copyright: Voer de naam van de copyrighthouder in, zoals
beschreven op pagina 180. De naam van de copyrighthouder kan
maximaal 54 tekens bevatten.
Copyrightinformatie toevoegen: Selecteer
deze optie om het commentaar aan alle erop
volgende foto's toe te voegen.
Copyrightinformatie toevoegen kan
worden in- of uitgeschakeld door het te
markeren en op 2 te drukken.
Copyrightinformatie
G-knop B setup-menu
D Copyrightinformatie
Om oneigen gebruik te voorkomen van de naam van de fotograaf of de
eigenaar van het copyright, zorgt u ervoor dat Copyrightinformatie
toevoegen niet is geselecteerd en dat de velden Fotograaf en Copyright
leeg zijn alvorens u de camera aan iemand anders geeft. Nikon is niet
aansprakelijk voor schadeloosstellingen of geschillen die voortkomen uit
het gebruik van de optie Copyrightinformatie.
354
U
De software, die nodig is voor het creëren van IPTC-voorinstellingen
en het opslaan van deze voorinstellingen op een geheugenkaart, kan
worden gedownload met behulp van de meegeleverde ViewNX 2
installatie-cd (internetverbinding vereist) en op uw computer worden
geïnstalleerd (voor meer informatie zie de online helpfunctie van de
software). De geheugenkaart kan vervolgens in de eerste kaartsleuf
van de camera worden geplaatst en de opties in het IPTC-menu die
worden gebruikt om voorinstellingen naar de camera te kopiëren en
leg ze vast in nieuwe foto's, zoals hieronder beschreven:
Kopiëren naar camera: Kopieer IPTC-
voorinstellingen van de kaart in de eerste sleuf
(0 95) naar een geselecteerde bestemming
op de camera. De camera kan maximaal tien
voorinstellingen opslaan. Markeer een
voorinstelling om deze te kopiëren en druk
vervolgens op J, markeer vervolgens een bestemming en druk
opnieuw op J (druk op 2 om de gemarkeerde voorinstelling in de
bronlijst als voorbeeld te bekijken en druk na het bekijken ervan
vervolgens op J om naar de bestemmingslijst te gaan).
Bewerken: Selecteer een voorinstelling uit de lijst met IPTC-
voorinstellingen die zijn opgeslagen op de camera en kies
Hernoemen om de voorinstelling te hernoemen of IPTC-gegevens
bewerken om velden te selecteren en de inhoud ervan te
bewerken, zoals beschreven op pagina 180.
Wissen: Selecteer een voorinstelling die van
de camera moet worden gewist.
Er wordt een
bevestigingsvenster weergegeven; markeer
Ja en druk op J om de geselecteerde
voorinstelling terug te zetten.
Auto. insluiten tijdens opn.: Markeer de
IPTC-voorinstelling van de camera die aan alle
erop volgende foto's wordt toegevoegd en
druk op J (om toevoegen uit te schakelen,
selecteer Uit).
IPTC
G-knop B setup-menu
355
U
D IPTC-informatie
IPTC is een norm vastgesteld door de International Press
Telecommunications Council (IPTC) met als doel het duidelijk maken en
vereenvoudigen van de informatie die is vereist wanneer foto's met
verschillende publicaties worden gedeeld. De camera ondersteunt alleen
standaard Romeinse alfanumerieke tekens; andere tekens worden niet juist
weergegeven, behalve op een computer.
Vooringestelde namen (0 354)
mogen maximaal 18 tekens lang zijn (als er met de computer een langere
naam wordt gecreëerd, worden alle tekens na het achttiende teken gewist);
het aantal tekens dat in elk veld verschijnt wordt hieronder aangeduid;
tekens boven de limiet worden niet weergegeven.
Veld
Maximale
lengte
Veld
Maximale
lengte
Caption (Titel) 2.000
Aanvullende categorieën
(Supp. Cat.)
256
Event ID (Gebeurtenis-ID) 64
Headline (Titelkop) 256 Byline (Naamregel) 256
Object name
(Objectnaam)
256
Byline title
(Titel naamregel)
256
City (Stad) 256
Writer/editor
(Auteur/redacteur)
256
State (Provincie) 256
Country (Land) 256 Credit (Toewijzing) 256
Category (Categorie) 3 Source (Bron) 256
356
U
Selecteer Instellingen opslaan om de volgende instellingen op de
geheugenkaart of op de geheugenkaart in de eerste kaartsleuf op te
slaan als er twee geheugenkaarten zijn geplaatst (0 95; indien de
geheugenkaart vol is, wordt een fout weergegeven). Gebruik de
opties om instellingen onder D4-camera’s te delen.
Instellingen opslaan/laden
G-knop B setup-menu
Menu Optie
Weergave
Weergaveopties
Controlebeeld
Na wissen
Draai portret
Opname
(alle geheugenbanken)
Geheugenbank opnamemenu
Uitgebreide menubanken
Naamgeving bestanden
Eerste sleuf selecteren
Functie tweede sleuf
Beeldkwaliteit
Beeldformaat
Beeldveld
JPEG-compressie
NEF (RAW)-opname
Witbalans (met fijnafstelling en voorinstellingen d-1–
d-4)
Picture Control instellen; merk op dat voor Picture
Controls Standaard wordt gebruikt in plaats van de
zes vooringestelde Picture Controls die zijn
meegeleverd met de camera (Standaard, Neutraal,
Levendig, Monochroom, Portret en Landschap)
Kleurruimte
Actieve D-Lighting
Vignetteringscorrectie
Autom. vertekeningscorrectie
Ruisonderdr. lange tijdopname
357
U
Instellingen die zijn opgeslagen met de D4 kunnen worden hersteld
met de optie Instellingen laden. Merk op dat de optie Instellingen
opslaan/laden alleen beschikbaar is als een geheugenkaart in de
camera is geplaatst en de optie Instellingen laden alleen beschikbaar
is als de kaart opgeslagen instellingen bevat.
Opname
(alle geheugenbanken)
Hoge ISO-ruisonderdrukking
ISO-gevoeligheid instellen
Livebeeldfotografie
Filminstellingen
Persoonlijke
instellingen
(alle geheugenbanken)
Alle persoonlijke instellingen
Setup-menu
Beeldsensor reinigen
HDMI
Flikkerreductie
Tijdzone en datum (behalve datum en tijd)
Taal (Language)
Automatische beeldrotatie
Beeldcommentaar
Copyrightinformatie
IPTC
Opties voor spraakmemo
GPS
Objectief zonder CPU
Mijn Menu/
Recente Instellingen
Alle items in Mijn menu
Alle recente instellingen
Tab kiezen
A Opgeslagen instellingen
Instellingen worden opgeslagen in een bestand met de naam NCSETUP9.
De camera kan instellingen niet laden als de bestandsnaam wordt
gewijzigd.
Menu Optie
358
U
Geef informatie voor rollen en vallen weer op basis van de
kantelsensor van de camera. Als de camera noch naar links noch naar
rechts wordt gekanteld, kleurt de referentielijn voor rollen groen,
terwijl als de camera noch naar voren noch naar achteren wordt
gekanteld, kleurt de referentielijn voor vallen groen en verschijnt er
een stip in het midden van de weergave. Elke markeerstreep is gelijk
aan 5°.
Virtuele horizon
G-knop B setup-menu
Camera waterpas Camera schuin links of
rechts
Camera schuin naar
voren of achteren
D De camera kantelen
De virtuele horizon is niet nauwkeurig als de camera sterk voorwaarts of
achterwaarts helt. Wanneer de camera er niet in slaagt de hellingshoek te
meten, wordt de mate van hellen niet weergegeven.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling f3 (Fn-knop toewijzen > Indrukken; 0 328, 330
voor informatie over het bekijken van een virtuele horizon in de zoeker).
Voor informatie over het weergeven van een virtuele horizon in livebeeld,
zie pagina 58 en 70.
359
U
Stel de scherpstelling fijn af voor maximaal 20 objectieftypen. AF-
fijnafstelling wordt in de meeste situaties afgeraden en kan hinderen
bij normale scherpstelling. Gebruik alleen indien noodzakelijk.
AF-fijnafstelling
G-knop B setup-menu
Optie Beschrijving
AF-
fijnafstelling
(Aan/Uit)
Aan: Schakel AF-fijnafstelling in.
Uit: Schakel AF-fijnafstelling uit.
Opgeslagen
waarde
Stel AF af voor het huidige objectief
(enkel CPU-objectieven). Druk op
1
of
3
om een waarde tussen +20
en –20 te kiezen. Waarden voor
maximaal 20 objectiefsoorten
kunnen worden opgeslagen. Er kan
voor elk type objectief slechts één
waarde worden opgeslagen.
Standaard
Kies de waarde voor AF-
fijnafstelling die wordt gebruikt
als er geen eerdere waarde
bestaat voor het huidige objectief
(alleen CPU-objectieven).
Opgeslagen
waarden
tonen
Geef de al opgeslagen waarden weer voor AF-fijnafstelling.
Markeer het gewenste objectief en druk op
O
(
Q
) om een
objectief uit de lijst te wissen. Om een objectiefidentificatie te
wijzigen (om bijvoorbeeld een identificatie te kiezen die gelijk is
aan dezelfde twee laatste cijfers van het serienummer van het
objectief teneinde onderscheid aan te brengen met andere
objectieven van hetzelfde type aangezien
Opgeslagen waarde
slechts met één
objectief van elk type kan worden
gebruikt), markeert u het gewenste
objectief en drukt u op
2
.
Het rechts
aangeduide menu wordt weergegeven.
Druk op
1
of
3
om een identificatie te
kiezen en druk op
J
om de wijzigingen
op te slaan en af te sluiten.
Verwijder het
scherpstelpunt
verder uit de camera.
Huidige
waarde
Plaats het
scherpstelpunt
dichter bij de camera.
Vorige
waarde
360
U
Bekijk de huidige firmwareversie van de camera.
D AF-fijnafstelling
De camera kan mogelijk niet scherpstellen op de minimale afstand of op
oneindig als AF-fijnafstelling wordt toegepast.
D Livebeeld
Fijnafstelling wordt niet toegepast op autofocus tijdens livebeeld (0 52).
A Opgeslagen waarde
Er kan voor elk type objectief slechts één waarde worden opgeslagen.
Wanneer een teleconverter wordt gebruikt, kunnen aparte waarden
worden opgeslagen voor elke combinatie van objectief en teleconverter.
Firmwareversie
G-knop B setup-menu
361
U
N Het retoucheermenu:
Geretoucheerde kopieën maken
Druk op G en selecteer de tab N (retoucheermenu) om het
retoucheermenu weer te geven.
De opties in het retoucheermenu worden gebruikt om bijgesneden of
geretoucheerde kopieën van bestaande foto’s te maken. Het
retoucheermenu wordt alleen weergegeven wanneer een
geheugenkaart met foto’s in de camera wordt geplaatst (merk op dat
de geheugenkaart wordt gebruikt om zowel RAW/NEF- als JPEG-
kopieën van dezelfde foto’s op te slaan, zoals beschreven op pagina
90, is het retoucheren anders dan Beeld-op-beeld en NEF (RAW)-
verwerking alleen van toepassing op de JPEG-kopieën).
1 Kan alleen worden geselecteerd door op de G-knop te drukken en de tab N te
selecteren.
2 Kan alleen worden weergegeven door in schermvullende weergave J ingedrukt
te houden en op 2 te drukken wanneer een geretoucheerde afbeelding of een
origineel wordt weergegeven.
G-knop
Optie 0
i D-Lighting 364
j Rode-ogencorrectie 365
k Bijsnijden 366
l Monochroom 367
m Filtereffecten 367
n Kleurbalans 368
o Beeld-op-beeld
1
369
7 NEF (RAW)-verwerking 372
8 Formaat wijzigen 374
Z Rechtzetten 376
a Vertekeningscorrectie 377
e Perspectiefcorrectie 378
9 Film bewerken 79
p Vergelijken
2
378
Optie 0
362
U
Geretoucheerde kopieën maken
Een geretoucheerde kopie maken:
1 Selecteer een item in het
retoucheermenu.
Druk op 1 of 3 om een item te
markeren, op 2 om te selecteren.
2 Selecteer een foto.
Markeer een foto en druk op J
(houd de X-knop ingedrukt om
de gemarkeerde foto
schermvullend te bekijken).
Druk op W en selecteer de gewenste kaart
en map om afbeeldingen op andere
locaties te bekijken, zoals beschreven op
pagina 236.
3 Selecteer opties voor retoucheren.
Raadpleeg voor meer informatie het gedeelte voor het
geselecteerde item. Druk op G om af te sluiten zonder een
geretoucheerde kopie te maken.
A Retoucheren
De camera is mogelijk niet in staat om foto’s
die met andere toestellen zijn gemaakt, weer
te geven of te retoucheren.
A Monitor uit
De monitor schakelt automatisch uit als er gedurende een korte
periode geen handelingen worden uitgevoerd. Alle niet opgeslagen
wijzigingen zullen verloren gaan. Kies, om de ingeschakelde tijd van de
monitor te verlengen, een langere menuweergavetijd voor
persoonlijke instelling c4 (Monitor uit, 0 317).
363
U
4 Maak een
geretoucheerde kopie.
Druk op J om een
geretoucheerde kopie te
maken. Geretoucheerde
kopieën worden aangeduid
door een &-pictogram.
A Geretoucheerde kopieën maken tijdens weergave
U kunt ook tijdens weergave geretoucheerde kopieën maken.
Geef de foto
schermvullend weer en
houd J ingedrukt en
druk op 2.
Markeer de optie en
druk op J.
Maak een
geretoucheerde kopie.
D Kopieën retoucheren
De meeste bewerkingen kunnen ook worden toegepast op kopieën die met
andere retoucheerfuncties zijn gemaakt, maar met uitzondering van Beeld-
op-beeld en Film bewerken > Kies begin-/eindpunt kan iedere optie
slechts eenmaal worden toegepast (merk op dat meerdere bewerkingen tot
detailverlies kunnen leiden). Opties die niet kunnen worden toegepast op
het huidige beeld worden grijs gemaakt en zijn niet beschikbaar.
A Beeldkwaliteit
Kopieën van JPEG-afbeeldingen hebben dezelfde grootte en kwaliteit als
het origineel, behalve als de kopieën zijn gemaakt met Bijsnijden, Beeld-
op-beeld, NEF (RAW)-verwerking of Formaat wijzigen. Kopieën van NEF
(RAW)-foto’s worden opgeslagen als grote JPEG-foto’s met de kwaliteit Fijn
en kopieën van TIFF (RGB)-foto’s worden opgeslagen als JPEG-foto’s met de
kwaliteit Fijn en hebben dezelfde grootte als het origineel. Als een kopie
wordt opgeslagen als JPEG-formaat, wordt compressie met vaste grootte
toegepast.
J-knop
364
U
D-Lighting maakt schaduwen lichter, waardoor deze functie ideaal is
voor donkere foto’s of foto’s die in tegenlicht zijn gemaakt.
Druk op 1 of 3 om de sterkte van de
uitgevoerde correctie te kiezen. Het effect kan
vooraf in het bewerkingsvenster worden
bekeken. Druk op J om de foto te kopiëren.
D-Lighting
G-knop N retoucheermenu
Voor Na
365
U
Deze optie wordt gebruikt om “rode ogen” te corrigeren die worden
veroorzaakt door de flitser en is alleen beschikbaar voor foto’s die met
de flitser zijn gemaakt. De geselecteerde foto voor rode-
ogencorrectie kan vooraf in het bewerkingsvenster worden bekeken.
Controleer de effecten van rode-ogencorrectie en maak een kopie,
zoals wordt beschreven in de volgende tabel. Merk op dat rode-
ogencorrectie mogelijk niet altijd het verwachte resultaat oplevert en
in zeer uitzonderlijke gevallen wordt toegepast op delen van de foto
die geen rode-ogencorrectie nodig hebben; controleer het voorbeeld
zorgvuldig alvorens verder te gaan.
Rode-ogencorrectie
G-knop N retoucheermenu
Functie Knop Beschrijving
Inzoomen
X
Druk op X om in te zoomen,
op W om uit te zoomen.
Gebruik tijdens het
inzoomen op de foto, de
multi-selector om delen van
het beeld te bekijken die
niet op de monitor zichtbaar
zijn. Houd de multi-selector
ingedrukt om snel naar andere delen van het beeld te
gaan. Het navigatievenster wordt weergegeven
wanneer de zoomknoppen of multi-selector wordt
ingedrukt; het gedeelte dat momenteel in de monitor
zichtbaar is, wordt aangeduid door een gele rand.
Druk op J om zoom te annuleren.
Uitzoomen
W
Andere delen
van het beeld
weergeven
Zoom
annuleren
J
Kopie maken
J
Als de camera rode ogen detecteert in de
geselecteerde foto, wordt een kopie gemaakt waarin
het rode-ogeneffect wordt verminderd. Er wordt
geen kopie gemaakt als de camera geen rode ogen
detecteert.
366
U
Een uitgesneden kopie van de geselecteerde
foto maken. De geselecteerde foto wordt
weergegeven, waarbij de geselecteerde
uitsnede in geel wordt aangegeven; maak
een uitgesneden kopie, zoals wordt
beschreven in de onderstaande tabel.
Bijsnijden
G-knop N retoucheermenu
Functie Knop Beschrijving
Formaat van
uitsnede
verkleinen
W
Druk op W om het formaat van de uitsnede te
verkleinen.
Formaat van
uitsnede vergroten
X
Druk op X om het formaat van de uitsnede te
vergroten.
Beeldverhouding
van uitsnede
wijzigen
Draai aan de hoofdinstelschijf om te wisselen
tussen beeldverhoudingen van 3 : 2, 4 : 3, 5 : 4,
1 : 1 en 16: 9.
Uitsnede
positioneren
Gebruik de multi-selector om de uitsnede te
positioneren. Houd ingedrukt om de uitsnede
snel naar de gewenste positie te verplaatsen.
Voorbeelduitsnede
weergeven
Druk op de centrale knop van de multi-selector
om een voorbeeld van de uitsnede weer te
geven.
Kopie maken
J
Sla de huidige uitsnede op als een afzonderlijk
bestand.
A Uitsnijden: Beeldkwaliteit en -formaat
Kopieën gemaakt van NEF (RAW), NEF (RAW) +
JPEG of TIFF (RGB)-foto’s hebben de beeldkwaliteit
(0 90) van JPEG Fijn; bijgesneden kopieën
gemaakt van JPEG-foto's hebben dezelfde
beeldkwaliteit als het origineel. De grootte van de
kopie hangt af van de grootte van de uitsnede en
de beeldverhouding en verschijnt linksboven in de
uitgesneden weergave.
A Kopieën met gewijzigd formaat weergeven
Mogelijk is zoomweergave niet beschikbaar wanneer kopieën met gewijzigd
formaat worden weergegeven.
367
U
Maak kopieën van foto’s in Zwart-wit, Sepia of
Koelblauw (blauw en wit monochroom).
Het selecteren van Sepia of
Koelblauw geeft een voorbeeld van
de geselecteerde afbeelding weer;
druk op 1 om kleurverzadiging te
vergroten, op 3 om te verkleinen.
Druk op J om een monochrome
kopie te maken.
Kies uit de volgende kleurfiltereffecten. Druk op J na het aanpassen
van de filtereffecten om de foto te kopiëren, zoals hieronder
beschreven.
Monochroom
G-knop N retoucheermenu
Filtereffecten
G-knop N retoucheermenu
Optie Beschrijving
Skylight
Creëert het effect van een
skylightfilter, waarbij de foto
minder blauw wordt. Het effect kan
vooraf op de monitor worden
bekeken (zie rechts).
Warm filter
Maakt een kopie met het effect van een warm filter,
waardoor de kopie een warme, rode kleurzweem krijgt. Het
effect kan vooraf op de monitor worden bekeken.
Verzadiging
verhogen
Verzadiging
verlagen
368
U
Gebruik de multi-selector om een kopie met een
gewijzigde kleurbalans te maken (zie
hieronder). Het effect wordt weergegeven op
de monitor, samen met histogrammen voor
rood, groen en blauw (0 241) die de verdeling
van toonwaarden in de kopie aangeven. Druk
op J om de foto te kopiëren.
Kleurbalans
G-knop N retoucheermenu
Meer groen toevoegen
Meer blauw toevoegen Meer amber toevoegen
Meer magenta toevoegen
A Zoom
Druk op X om op de afbeelding in te zoomen die in
de monitor wordt weergegeven. Het histogram
wordt geactualiseerd zodat het alleen de gegevens
toont voor het gedeelte van het beeld dat op de
monitor wordt weergegeven. Druk op L (Z/Q)
terwijl de afbeelding is ingezoomd om heen en
weer te schakelen tussen kleurbalans en zoom. Als
zoom is geselecteerd, kunt u in- en uitzoomen met
de knoppen X en W en het beeld verschuiven met
de multi-selector.
369
U
Beeld-op-beeld combineert twee bestaande NEF (RAW)-foto’s om er
een enkele foto van te maken die apart van de originelen wordt
opgeslagen. De resultaten, die gebaseerd zijn op RAW-gegevens van
de beeldsensor van de camera, zijn aanmerkelijk beter dan foto’s
gecombineerd in een beeldbewerkingsprogramma. De nieuwe foto
wordt opgeslagen met de geselecteerde instellingen voor
beeldkwaliteit en -formaat. Stel eerst de beeldkwaliteit en het
beeldformaat in alvorens een beeld-op-beeld foto te creëren (0 90,
93; alle opties zijn beschikbaar). Als u een NEF (RAW)-kopie wilt
maken, kiest u de beeldkwaliteit NEF (RAW).
1 Selecteer Beeld-op-beeld.
Markeer Beeld-op-beeld en
druk op 2. Het rechts
aangeduide venster worden
weergegeven, waarin Beeld 1
wordt gemarkeerd; druk op J
om een fotoselectievenster met alleen NEF (RAW)-afbeeldingen
weer te geven die met deze camera zijn gemaakt.
Beeld-op-beeld
G-knop N retoucheermenu
+
370
U
2 Selecteer de eerste
afbeelding.
Gebruik de multi-selector om de
eerste foto voor beeld-op-beeld
te markeren. Houd de X-knop
ingedrukt om de gemarkeerde
foto schermvullend te bekijken. Druk op W en selecteer de
gewenste kaart en map om afbeeldingen op andere locaties te
bekijken, zoals beschreven op pagina 236. Druk op J om de
gemarkeerde foto te selecteren en terug te keren naar de
voorbeeldweergave.
3 Selecteer de tweede afbeelding.
De geselecteerde foto wordt weergegeven als Beeld 1. Markeer
Beeld 2 en druk op J, selecteer vervolgens de tweede foto, zoals
beschreven in stap 2.
4 Sterkte aanpassen.
Markeer Beeld 1 of Beeld 2 en
optimaliseer de belichting voor
het over elkaar plaatsen van de
afbeelding door op 1 of 3 te
drukken en de versterkingsfactor
uit waarden tussen 0,1 en 2,0 te selecteren. Herhaal dit voor het
tweede beeld. De standaardwaarde is 1,0; selecteer 0,5 voor de
halve sterkte of 2,0 om het te verdubbelen. De effecten van de
sterkte zijn zichtbaar in de kolom Voorbld.
371
U
5
Bekijk het voorbeeld van het
over elkaar geplaatste beeld.
Druk op
4
of
2
om de cursor in
de kolom
Voorbld
te plaatsen en
druk op
1
of
3
om
Bld>bld
te
markeren. Druk op
J
om een
voorbeeld van de over elkaar geplaatste afbeelding te bekijken,
zoals rechts weergegeven (selecteer
Opslaan
om de over elkaar
geplaatste afbeelding zonder voorbeeldweergave op te slaan).
Druk op
W
om naar stap 4 terug te keren en selecteer nieuwe
foto’s of pas de sterkte aan.
6 Sla het beeld-op-beeld
op.
Druk op J terwijl het
voorbeeld wordt
weergegeven om de over
elkaar geplaatste afbeelding
op te slaan. Nadat een over
elkaar geplaatste afbeelding is gecreëerd, wordt het
beeldresultaat schermvullend op de monitor weergegeven.
D Beeld-op-beeld
Alleen NEF (RAW)-foto’s met hetzelfde beeldveld en dezelfde bitdiepte
kunnen worden samengevoegd.
De over elkaar geplaatste foto heeft dezelfde foto-informatie (inclusief
opnamedatum, lichtmeting, sluitertijd, diafragma, belichtingsstand,
belichtingscorrectie, Picture Control en beeldoriëntatie) en waarden voor
witbalans en beeldinstelling als de foto die geselecteerd werd voor Beeld 1.
Het huidige beeldcommentaar wordt bij het opslaan van de over elkaar
geplaatste afbeelding toegevoegd; copyrightinformatie en IPTC-
voorinstellingen worden echter niet gekopieerd. Over elkaar geplaatste
afbeeldingen die in NEF (RAW)-formaat zijn opgeslagen, worden
gecomprimeerd volgens de optie die is geselecteerd voor Type in het menu
NEF (RAW)-opname en hebben dezelfde bitdiepte als de originele
beelden; over elkaar geplaatste JPEG-afbeeldingen worden opgeslagen
met behulp van compressie voor formaatprioriteit.
J-knop
372
U
JPEG-kopieën van NEF (RAW)-foto’s maken.
1 Selecteer NEF (RAW)-
verwerking.
Markeer NEF (RAW)-verwerking
en druk op 2 om een
dialoogvenster weer te geven
waarin alleen NEF (RAW)-foto’s
worden getoond die met deze camera zijn gemaakt.
2 Selecteer een foto.
Markeer een foto (houd de X
knop ingedrukt om de
gemarkeerde foto schermvullend
te bekijken; houd W ingedrukt
om beelden op andere locaties te
bekijken, zoals beschreven op pagina 236). Druk op J om de
gemarkeerde foto te selecteren en ga verder naar de volgende
stap.
NEF (RAW)-verwerking
G-knop N retoucheermenu
373
U
3 Pas de instellingen voor NEF (RAW)-verwerking aan.
Pas de hieronder vermelde instellingen aan. Merk op dat
witbalans en vignetteringscorrectie niet beschikbaar zijn voor
foto’s die zijn gemaakt met beeld-op-beeld en dat de
belichtingscorrectie alleen kan worden ingesteld op een waarde
tussen –2 en +2 LW. Als Automatisch is geselecteerd voor
witbalans, wordt het ingesteld op de functie Normaal of Kleuren
warm licht behouden welke van kracht was toen de foto werd
gemaakt. Het Picture Control-raster wordt niet weergegeven als
de Picture Controls zijn aangepast.
4 Kopieer de foto.
Markeer Uitvoeren en druk
op J om een JPEG-kopie
van de geselecteerde foto
te maken. Druk op de G-
knop om af te sluiten
zonder de foto te kopiëren.
Beeldkwaliteit (0 90)
Beeldformaat (0 93)
Witbalans (0 153)
Belichtingscorrectie (0 137)
Picture Control (0 173)
Hoge ISO-ruisonderdrukking
(0 302)
Kleurruimte (0 299)
Vignetteringscorrectie (
0
300)
D-Lighting (0 364)
J-knop
374
U
Maak kleinere kopieën van geselecteerde foto’s.
1 Selecteer Formaat wijzigen.
Druk op G om de menu’s weer
te geven om het formaat van de
geselecteerde beelden te
wijzigen en selecteer Formaat
wijzigen in het retoucheermenu.
2 Kies een bestemming.
Wanneer er twee
geheugenkaarten zijn geplaatst,
kunt u een bestemming voor de
kopie selecteren door Kies
bestemming te markeren en op
2 te drukken (als er slechts één
geheugenkaart is geplaatst, gaat
u verder naar stap 3).
Het menu rechts wordt
weergegeven; markeer een
kaartsleuf en druk op J.
Formaat wijzigen
G-knop N retoucheermenu
375
U
3 Kies een formaat.
Markeer Kies formaat en druk
op 2.
De rechts aangeduide opties
worden weergegeven; markeer
een optie en druk op J.
4 Kies foto's.
Markeer Selecteer foto en druk
op 2.
Markeer foto’s en druk op de
centrale knop van de multi-
selector om te selecteren of
deselecteren (houd de X-knop
ingedrukt om de gemarkeerde
foto schermvullend te bekijken;
druk op W om foto’s op andere locaties te bekijken, zoals
beschreven op pagina 236). Geselecteerde foto's worden
gemarkeerd door een 8-pictogram. Druk op J wanneer de
selectie is voltooid. Merk op dat foto's gemaakt bij een
beeldveldinstelling van 5 : 4 (0 86) niet van formaat kunnen
worden gewijzigd.
376
U
5 Sla de kopieën met
gewijzigd formaat op.
Er wordt een
bevestigingsvenster
weergegeven. Markeer Ja en
druk op J om de kopieën
met gewijzigd formaat op te
slaan.
Een rechtgezette kopie van het geselecteerde
beeld maken. Druk op 2 om de foto maximaal
vijf graden rechtsom te draaien in stappen van
ca. 0,25 graden, of op 4 om de foto linksom te
draaien (het effect kan vooraf in het
bewerkingsvenster worden bekeken; merk op
dat de randen van de foto worden bijgesneden om een rechthoekige
kopie te kunnen maken). Druk op J om de foto te kopiëren of druk op
K om terug te keren naar weergave zonder een kopie te maken.
A Kopieën met gewijzigd formaat bekijken
Mogelijk is zoomweergave niet beschikbaar wanneer kopieën met
gewijzigd formaat worden weergegeven.
A Beeldkwaliteit
Kopieën die zijn gemaakt van NEF (RAW)-, NEF (RAW) + JPEG- of TIFF (RGB)-
foto’s hebben de beeldkwaliteit (0 90) van JPEG Fijn; kopieën die zijn
gemaakt van JPEG-foto's hebben dezelfde beeldkwaliteit als het origineel.
Rechtzetten
G-knop N retoucheermenu
J-knop
377
U
Maak kopieën met minder vertekening.
Selecteer Automatisch om de camera de
vertekening automatisch te laten corrigeren en
voer daarna fijnafstelling uit met behulp van de
multi-selector, of selecteer Handmatig om
vertekening handmatig te corrigeren
(Automatisch is niet beschikbaar bij foto’s die gemaakt zijn met
automatische vertekeningscorrectie; zie pagina 301). Druk op 2 om
tonvormige vertekening te verminderen, op 4 om kussenvormige
vervorming te reduceren (het effect kan vooraf in het
bewerkingsvenster worden bekeken; merk op dat hoe groter de mate
van vertekeningscorrectie, des te meer er van de randen van de foto
zal worden weggesneden). Druk op J om de foto te kopiëren of druk
op K om terug te keren naar weergave zonder een kopie te maken.
Merk op dat vertekeningscorrectie grote uitsneden maakt of randen
van kopieën vertekent die zijn gecreëerd van foto's gemaakt met DX-
objectieven bij beeldvelden anders dan DX (24×16) 1.5×.
Vertekeningscorrectie
G-knop N retoucheermenu
A Automatisch
Automatisch is uitsluitend bedoeld voor gebruik met foto’s die zijn
genomen met G- en D-type objectieven (uitgezonderd PC, fisheye en
sommige andere objectieven). Met andere objectieven kunnen de
resultaten niet worden gegarandeerd.
378
U
Maak kopieën waarin het achteroverhellen van
hoge gebouwen bij foto’s die vanaf de grond
zijn genomen, wordt gereduceerd. Gebruik de
multi-selector om het perspectief te corrigeren
(hoe groter de mate van perspectiefcorrectie,
hoe meer er van de randen van de foto
uitgesneden wordt). De resultaten kunnen vooraf in het
bewerkingsvenster worden bekeken. Druk op J om de foto te
kopiëren of druk op K om terug te keren naar weergave zonder een
kopie te maken.
Vergelijk geretoucheerde kopieën met de originele foto’s. Deze optie
is alleen beschikbaar als het retoucheermenu wordt weergegeven
door de knoppen J en 2 in te drukken wanneer een kopie of
origineel schermvullend wordt weergegeven.
1 Selecteer een foto.
Selecteer een
geretoucheerde kopie
(aangeduid met een &-
pictogram) of een foto die
is geretoucheerd in
schermvullende weergave
en druk op de knoppen J en 2.
Perspectiefcorrectie
G-knop N retoucheermenu
Voor Na
Vergelijken
J-knop
379
U
2 Selecteer Vergelijken.
Markeer Vergelijken en druk op
J.
3 Vergelijk de kopie met het
origineel.
De bronfoto wordt links
weergegeven en de
geretoucheerde kopie rechts,
waarbij de opties die zijn
gebruikt om de kopie te maken
bovenaan worden
weergegeven. Druk op 4 of 2
om heen en weer te schakelen
tussen het bronbeeld en de geretoucheerde kopie. Houd de X-
knop ingedrukt als u de gemarkeerde foto schermvullend wilt
weergeven. Als de kopie werd gecreëerd van twee afbeeldingen
met behulp van Beeld-op-beeld, druk op 1 of 3 om het andere
bronbeeld te bekijken. Als er meerdere kopieën bestaan voor het
huidige bronbeeld, druk op 1 of 3 om de andere kopieën te
bekijken. Druk op de K-knop om terug te keren naar weergave of
druk op J om terug te keren naar weergave met de gemarkeerde
afbeelding geselecteerd.
D Vergelijken
Het bronbeeld zal niet worden weergegeven wanneer de kopie werd
aangemaakt met een beveiligde foto (0 249), met een foto op een
vergrendelde geheugenkaart of ondertussen werd gewist of verborgen
(0 284).
Opties gebruikt om
kopie te maken
Bronfoto
Geretoucheerde
kopie
380
U
O Mijn Menu/
m Recente Instellingen
Druk op G om Mijn menu weer te geven en selecteer de tab O
(Mijn menu).
De optie Mijn Menu kan worden gebruikt om een aangepaste lijst
met opties te creëren of te bewerken voor snelle toegang tot de
weergave-, persoonlijke instellingen-, setup- en retoucheermenu's
(maximaal 20 menuopties). Indien gewenst kunnen recente
instellingen worden weergegeven in plaats van Mijn menu (0 384).
Op de volgende pagina’s wordt beschreven hoe u opties toevoegt,
wist en sorteert.
G-knop
381
U
❚❚ Opties aan Mijn menu toevoegen
1 Selecteer Opties toevoegen.
In Mijn menu (O), markeer
Opties toevoegen en druk op
2.
2 Selecteer een menu.
Markeer de naam van het
menu met de optie die u wilt
toevoegen en druk op 2.
3 Selecteer een optie.
Markeer de gewenste
menuoptie en druk op J.
4 Bepaal de positie van de
nieuwe optie.
Druk op 1 of 3 om de nieuwe
optie omhoog of omlaag te
verplaatsen in Mijn menu. Druk
op J om de nieuwe optie toe
te voegen.
5 Voeg meer opties toe.
De opties die momenteel in Mijn menu
worden weergegeven, worden aangegeven
met een vinkje. Opties die worden aangeduid
met het pictogram
V
, kunnen niet worden
geselecteerd. Herhaal stap 1–4 als u meer
opties wilt selecteren.
J-knop
382
U
❚❚ Opties uit Mijn menu verwijderen
1 Selecteer Opties verwijderen.
Markeer in Mijn menu (O) Opties verwijderen en druk op 2.
2 Selecteer opties.
Markeer de gewenste opties en
druk op 2 om een optie te
selecteren of te deselecteren.
Geselecteerde opties worden
met een vinkje aangegeven.
3 Selecteer Gereed.
Markeer Gereed en druk
op J. Er wordt een
bevestigingsvenster
weergegeven.
4 Verwijder de geselecteerde
opties.
Druk op J om de geselecteerde
opties te verwijderen.
A Opties uit Mijn menu verwijderen
Druk op de O (Q)-knop om de momenteel gemarkeerde optie in Mijn
menu te verwijderen. Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven; druk
nogmaals op O (Q) om de geselecteerde optie uit het menu te
verwijderen.
J-knop
383
U
❚❚ Opties in Mijn menu sorteren
1 Selecteer Opties sorteren.
Markeer in Mijn menu (O) Opties sorteren en druk op 2.
2 Selecteer een optie.
Markeer de optie die u wilt
verplaatsen en druk op J.
3 Verplaats de optie.
Druk op 1 of 3 om de nieuwe
optie omhoog of omlaag te
verplaatsen in Mijn menu en
druk op J. Herhaal stap 2–3 als u
meer opties wilt verplaatsen.
4 Keer terug naar Mijn
Menu.
Druk op de G-knop om
naar Mijn menu terug te
keren.
J-knop
G-knop
384
U
Recente Instellingen
Selecteer m Recente Instellingen voor O Mijn Menu > Tab kiezen
om de twintig meest recent gebruikte instellingen weer te geven.
1 Selecteer Tab kiezen.
Markeer in Mijn menu (O) Tab
kiezen en druk op 2.
2 Selecteer m Recente
Instellingen.
Markeer m Recente
Instellingen en druk op J.
De naam van het menu zal
veranderen van “MIJN
MENU” in “RECENTE
INSTELLINGEN”.
Menuopties worden, zodra ze worden gebruikt, bovenaan het menu
recente instellingen toegevoegd. Selecteer O Mijn Menu voor m
Recente Instellingen > Tab kiezen om Mijn menu nogmaals te
bekijken.
A Opties uit het menu Recente instellingen verwijderen
Markeer een item uit het menu recente instellingen om het te verwijderen
en druk op de O (Q)-knop. Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven;
druk nogmaals op O (Q) om de geselecteerde optie te verwijderen.
J-knop
n
385
n
Technische opmerkingen
Dit hoofdstuk bevat nuttige informatie over compatibele accessoires,
het reinigen en opbergen van de camera en wat u moet doen als er
een foutmelding verschijnt of als u tijdens het gebruik van de camera
op problemen stuit.
1 IX NIKKOR-objectieven kunnen niet worden gebruikt.
2 Vibratiereductie (VR) wordt ondersteund door VR-objectieven.
3 Spotmeting meet het geselecteerde scherpstelpunt (0 123).
Compatibele objectieven
Camera-instelling
Scherpstelstand
Belich-
tingsstand
Lichtmeetsysteem
Objectief/accessoire
AF
M (met
elektronische
afstandsmeter)
M
e
f
g
h
L
M
N
3D Kleur
CPU-objectieven
1
Type G-of D- AF-NIKKOR
2
AF-S, AF-I NIKKOR
✔✔✔
3
PC-E NIKKOR-serie
5
✔✔
5
5
5
3,5
PC Micro 85mm f/2.8D
4
5
6
3,5
AF-S / AF-I teleconverter
7
✔✔✔
3
Overige AF NIKKOR
(behalve objectieven voor
de F3AF)
9
9
✔✔✔ ✔✔
3
AI-P NIKKOR
10
✔✔✔ ✔✔
3
Objectieven zonder CPU
11
AI-, AI-gewijzigd NIKKOR of
Nikon-serie E-objectieven
12
10
13
14
15
Medische NIKKOR 120mm
f/4
✔✔
16
———
Reflex-NIKKOR
13
——
15
PC-NIKKOR
5
17
——
AI-type teleconverter
18
8
13
14
15
PB-6 balgapparaat
19
8
20
——
Automatische tussenringen
(PK-serie 11A, 12 of 13;
PN-11)
8
13
——
386
n
4 Bij het hellen of verschuiven van het objectief, of wanneer het maximale diafragma
niet is ingesteld, functioneren de systemen voor lichtmeting en flitserregeling van de
camera mogelijk niet correct.
5 Kan niet worden gebruikt bij verschuiven of hellen.
6 Alleen in de stand voor handmatige belichting.
7 Kan alleen worden gebruikt bij AF-S- en AF-I-objectieven (0 387).
Zie pagina 387
voor informatie over de beschikbare scherpstelpunten voor autofocus en
elektronische afstandsmeting.
8 Bij maximaal effectief diafragma van f/5.6 of hoger.
9 Bij het scherpstellen op de minimale scherpstelafstand met een AF 80-200mm f/2.8,
AF 35-70mm f/2.8, AF 28-85mm f/3.5-4.5 <Nieuw>, of AF 28-85mm f/3.5-4.5 objectief
op maximaal inzoomen, wordt de scherpstelindicator mogelijk weergegeven
wanneer het beeld op een mat scherm in de zoeker niet is scherpgesteld.
Stel
handmatig scherp tot het beeld in de zoeker is scherpgesteld.
10 Bij maximaal diafragma van f/5.6 of hoger.
11 Sommige objectieven kunnen niet worden gebruikt (zie pagina 388).
12 Rotatiebereik van de AI 80-200mm f/2.8 ED wordt bij bevestiging op een statief beperkt
door de camerabody. Wanneer de AI 200-400mm f/4 ED op de camera is bevestigd,
kunnen geen filters worden verwisseld.
13 Als het maximale diafragma wordt opgegeven via Objectief zonder CPU (0 228),
wordt de diafragmawaarde weergegeven in de zoeker en in het bovenste
bedieningspaneel.
14 Kan alleen worden gebruikt als de brandpuntsafstand en het maximale diafragma
zijn opgegeven via Objectief zonder CPU (0 228).
Gebruik spotmeting of
centrumgerichte meting als niet het gewenste resultaat wordt bereikt.
15 Voor een grotere nauwkeurigheid stelt u de brandpuntsafstand en het maximale
diafragma in via Objectief zonder CPU (0 228).
16 Kan worden gebruikt in de handmatige belichtingsstanden bij sluitertijden die ten
minste één stap langer zijn dan de flitssynchronisatietijd.
17 De belichting kan worden bepaald door het diafragma vooraf in te stellen.
In de
belichtingsstand automatische diafragmavoorkeuze moet u het diafragma instellen
met de diafragmaring alvorens de belichting te vergrendelen of het objectief te
verschuiven.
In de handmatige belichtingsstand moet u het diafragma instellen met
de diafragmaring en de belichting bepalen alvorens het objectief te verschuiven.
18 Belichtingscorrectie is vereist in combinatie met de AI 28-85mm f/3.5-4.5, AI 35-
105mm f/3.5-4.5, AI 35-135mm f/3.5-4.5 of de AF-S 80-200mm f/2.8D.
Raadpleeg de
handleiding van de teleconverter voor meer informatie.
19 Automatische tussenring PK-12 of PK-13 is vereist.
Afhankelijk van de
cameraoriëntatie is mogelijk de PB-6D vereist.
20 Gebruik een vooraf ingesteld diafragma.
In de belichtingsstand automatische
diafragmavoorkeuze moet u het diafragma instellen via de scherpsteltoepassing
alvorens de belichting te bepalen en de foto te maken.
Voor de repro-unit PF-4 is de camerahouder PA-4 vereist.
Tijdens autofocus bij hoge ISO-gevoeligheden kan er ruis in de vorm van lijnen
verschijnen. Gebruik handmatige scherpstelling of scherpstelvergrendeling. Bij hoge
ISO-gevoeligheden kunnen er tevens lijnen verschijnen wanneer diafragma wordt
aangepast tijdens filmopname of livebeeldfotografie.
387
n
A CPU- en G- en D-type objectieven herkennen
Het is raadzaam CPU-objectieven (voornamelijk G- en D-types) te
gebruiken, maar merk op dat IX-NIKKOR-objectieven niet geschikt zijn.
CPU-objectieven kunnen worden herkend aan de CPU-contacten, G- en D-
type objectieven aan een letter op de objectiefvatting.
G-type objectieven
zijn niet uitgerust met een diafragmaring.
CPU-contacten Diafragmaring
CPU-objectief G-type objectief D-type objectief
A De AF-S/AF-I teleconverter
De AF-S/AF-I teleconverter kan worden gebruikt met de volgende AF-S- en
AF-I-objectieven:
AF-S NIKKOR 70-200mm f/2.8G ED
VR II
AF-S VR 70-200mm f/2.8G ED
AF-S 80-200mm f/2.8D ED
AF-S VR Micro-Nikkor 105mm f/2.8G
IF-ED
1
AF-S NIKKOR 200mm f/2G ED VR II
AF-S VR 200mm f/2G ED
AF-S NIKKOR 200-400mm f/4G ED
VR II
2
AF-S VR 200-400mm f/4G ED
2
AF-S NIKKOR 300mm f/2.8G ED VR II
AF-S VR 300mm f/2.8G ED
AF-S 300mm f/2.8D ED II
AF-S 300mm f/2.8D ED
AF-I 300mm f/2.8D ED
AF-S 300mm f/4D ED
2
AF-S NIKKOR 400mm f/2.8G ED VR
AF-S 400mm f/2.8D ED II
AF-S 400mm f/2.8D ED
AF-I 400mm f/2.8D ED
AF-S NIKKOR 500mm f/4G ED VR
2
AF-S 500mm f/4D ED II
2
AF-S 500mm f/4D ED
2
AF-I 500mm f/4D ED
2
AF-S NIKKOR 600mm f/4G ED VR
2
AF-S 600mm f/4D ED II
2
AF-S 600mm f/4D ED
2
AF-I 600mm f/4D ED
2
1 Autofocus wordt niet ondersteund.
2 Autofocus en elektronische
afstandsmeting ondersteunen de
rechts aangeduide
scherpstelpunten TC-17E II,
TC-20E II of TC-20E III AF-S teleconverters.
Bij het gebruik met TC-20E II/TC-20E III
worden scherpstelgegevens voor andere scherpstelpunten dan het middelste
scherpstelpunt verkregen door lijnsensoren.
Enkelpunts AF wordt gebruikt
wanneer 3D-tracking of automatisch veld-AF is geselecteerd voor AF-veldstand
(0 100); bij maximaal diafragma of gecombineerde diafragma's trager dan f/5.6 is
de camera mogelijk niet in staat scherp te stellen op donkere onderwerpen of
onderwerpen met een laag contrast.
TC-17E II
TC-20E II/
TC-20E III
388
n
A De f-waarde van het objectief
De f-waarde in objectiefnamen staat voor het maximale diafragma van het
objectief.
A Compatibele objectieven zonder CPU
Selecteer de belichtingsstand g of h en stel het diafragma in met behulp
van de diafragmaring van het objectief bij het gebruik van objectieven
zonder CPU en accessoires.
In andere standen wordt de ontspanknop
uitgeschakeld.
Objectief zonder CPU (0 228) kan worden gebruikt om
vele functies van de CPU-objectieven in te schakelen, inclusief
kleurenmatrixmeting. Als er geen gegevens beschikbaar zijn, wordt
centrumgerichte meting gebruikt in plaats van kleurenmatrixmeting. Als
het maximale diafragma niet beschikbaar is, toont de diafragmaweergave
van de camera het aantal stops van het maximale diafragma en de
werkelijke diafragmawaarde moet van de diafragmaring worden afgelezen.
D Niet-compatibele accessoires en objectieven zonder CPU
Het volgende kan
NIET worden gebruikt met de D4:
TC-16AS AF-teleconverter
Niet-AI-objectieven
Objectieven die alleen werken met
de AU-1-scherpsteleenheid (400mm
f/4.5, 600mm f/5.6, 800mm f/8,
1200mm f/11)
Fisheye-lens (6mm f/5.6, 7,5mm f/5.6,
8mm f/8, OP 10mm f/5.6)
•2,1cm f/4
Tussenring K2
180-600mm f/8 ED (serienummers
174041–174180)
360-1200mm f/11 ED (serienummers
174031–174127)
200-600mm f/9.5 (serienummers
280001–300490)
AF-objectieven voor de F3AF (AF
80mm f/2.8, AF 200mm f/3.5 ED, AF-
teleconverter TC-16)
PC 28mm f/4 (serienummer 180900
of eerder)
PC 35mm f/2.8 (serienummers
851001–906200)
PC 35mm f/3.5 (oud model)
1000mm f/6.3 Reflex (oud model)
1000mm f/11 Reflex (serienummers
142361–143000)
Reflex 2000mm f/11 (serienummers
200111–200310)
389
n
A De beeldhoek berekenen
De D4 kan worden gebruikt met Nikon-objectieven voor
kleinbeeldcamera's (135).
Als Automatische DX-uitsnede ingeschakeld is
(0 85) en er een 35 mm objectief is bevestigd, zal de hoek hetzelfde zijn als
een beeld van een 35 mm film (36,0 × 23,9 mm); als er een DX-objectief is
bevestigd, wordt de beeldhoek automatisch aangepast naar 23,4 × 15,5
mm (DX-formaat).
Om een beeldhoek te kiezen anders dan het huidige objectief, schakel
Automatische DX-uitsnede uit en selecteer uit FX (36×24), 1,2× (30×20),
DX (24×16) en 5 : 4 (30×24).
Als er een 35 mm objectief is bevestigd, kan
de beeldhoek 1,5 × worden verkleind door het selecteren van DX (24×16)
of 1,2 × door het selecteren van 1,2× (30×20) om een kleiner veld te
belichten, of de beeldverhouding kan worden gewijzigd door het
selecteren van 5 : 4 (30×24).
Objectief
FX (36×24) fotoformaat (36,0 × 23,9 mm,
equivalent aan kleinbeeldcamera)
Beelddiagonaal
DX (24×16) fotoformaat (23,4 × 15,5 mm,
equivalent aan camera's in DX-formaat)
5 : 4 (30×24) fotoformaat
(29,9 × 23,9 mm)
Beeldhoek (FX (36×24);
kleinbeeldcamera)
Beeldhoek (DX (24×16); DX-formaat)
Beeldhoek (5 : 4 (30×24))
1,2× (30×20) fotoformaat
(29,9 × 19,9 mm)
Beeldhoek (1,2× (30×20))
390
n
A De beeldhoek berekenen (vervolg)
De DX (24×16) beeldhoek is circa 1,5 keer kleiner dan de beeldhoek van
een kleinbeeldformaat, terwijl de 1,2× (30×20) beeldhoek circa 1,2 keer
kleiner is dan de 5 : 4 (30×24) beeldhoek is circa 1,1 keer kleiner.
Om de
brandpuntsafstand van objectieven in kleinbeeldformaat te berekenen,
vermeerder de brandpuntsafstand van het objectief met circa 1,5 wanneer
DX (24×16) is geselecteerd, met circa 1,2 wanneer 1,2× (30×20) is
geselecteerd of met circa 1,1 wanneer 5 : 4 (30×24) is geselecteerd
(bijvoorbeeld de effectieve brandpuntsafstand van een 50 mm objectief in
kleinbeeldformaat zal 75 mm zijn wanneer DX (24×16) is geselecteerd,
60 mm wanneer 1,2× (30×20) is geselecteerd of 55 mm wanneer 5 : 4
(30×24) is geselecteerd).
391
n
Overige accessoires
Op het moment dat deze handleiding werd samengesteld, waren
voor de D4 de volgende accessoires beschikbaar.
Voedingsbronnen
Oplaadbare Li-ionbatterij EN-EL18 (0 23, 25): Extra EN-EL18
batterijen zijn verkrijgbaar via de detailhandel en bij Nikon
servicevertegenwoordigers.
Deze batterijen kunnen
worden opgeladen en gekalibreerd met behulp van de
MH-26-batterijlader.
Batterijlader MH-26 (0 23, 440): De MH-26 is geschikt voor
het opladen en kalibreren van EN-EL18 batterijen.
Stroomaansluiting EP-6, lichtnetadapter EH-6b: Deze accessoires
kunnen worden gebruikt om de camera gedurende
langere tijd van stroom te voorzien (ook kunnen EH-6 en
lichtnetadapters worden gebruikt).
De EP-6 wordt vereist
om de EH-6b met de camera te verbinden; zie pagina 396
voor meer informatie.
Draadloze
LAN-adapters
(0 269)
Draadloze zender WT-4: Verbind de camera met draadloze en
Ethernet-netwerken.
De foto's op de geheugenkaart van
de camera kunnen door computers in hetzelfde netwerk
worden bekeken of voor langdurige opslag naar een
computer worden gekopieerd. Met Camera Control Pro 2
(los verkrijgbaar) is het tevens mogelijk de camera te
bedienen vanaf computers die zich in het netwerk
bevinden.
Merk op dat de WT-4 een onafhankelijke
voedingsbron vereist in de vorm van een optionele EH-6b
lichtnetadapter of EN-EL3e batterij.
Raadpleeg de
handleiding van de WT-4 voor meer informatie.
Draadloze zender WT-5: sluit de WT-5 op de perifere
aansluiting van de camera aan, zodat foto's kunnen
worden geüpload via een draadloos netwerk, de camera
vanaf een computer met Camera Control Pro 2 (los
verkrijgbaar) kan worden bestuurd of op afstand vanaf een
computer of iPhone foto's kunnen worden gemaakt of
door foto's kan worden gebladerd.
Zie de WT-5-
handleiding voor meer informatie.
Opmerking: Een draadloos netwerk en enige basis netwerkkennis
is vereist bij het gebruik van een draadloze zender.
Vergeet niet
de meegeleverde software met behulp van de draadloze zender
naar de nieuwste versie te upgraden.
392
n
Accessoires voor
zoekeroculair
Rubberen oogschelp DK-19: De DK-19 laat het beeld in de
zoeker gemakkelijker zien, waarbij oogvermoeidheid
wordt voorkomen.
Zoekerobjectief met dioptrieregelaar DK-17C: Om de camera aan
het gezichtsvermogen van individuele gebruikers aan te
passen, zijn zoekerobjectieven beschikbaar met een
dioptrie van –3, –2, 0, +1 en +2 m
–1
.
Gebruik alleen
zoekerobjectieven met dioptrie-instelling als scherpstellen
niet lukt met behulp van de ingebouwde dioptrieregelaar
(–3 tot +1m
–1
).
Test de objectieven met dioptrie-instelling
alvorens ze aan te schaffen, zodat de gewenste
scherpstelling kan worden verkregen. De DK-17C is
uitgerust met een veiligheidsvergrendeling.
Vergrotend oculair DK-17M: De DK-17M vergroot het zicht door
de zoeker met circa 1,2 × voor grotere nauwkeurigheid
tijdens het kadreren. De DK-17M is uitgerust met een
veiligheidsvergrendeling.
Zoekerloep DG-2: De DG-2 vergroot het onderwerp in het
midden van de zoeker voor meer nauwkeurige
scherpstelling.
DK-18 oculairadapter (los verkrijgbaar) is
vereist.
Oculairadapter DK-18: De DK-18 wordt gebruikt bij het
bevestigen van de DG-2 vergroter of DR-3 hoekzoeker op
de D4.
Anti-condens zoekeroculair DK-14/Anti-condens zoekeroculair DK-17A:
Deze zoekeroculairs voorkomen condens in vochtige en
koude omstandigheden. De DK-17A is uitgerust met een
veiligheidsvergrendeling.
Hoekzoeker DR-5/Hoekzoeker DR-4: De DR-5 en DR-4 worden in
een rechte hoek op het zoekeroculair bevestigd zodat u
het beeld in de zoeker in een rechte hoek ten opzichte van
het objectief kunt bekijken van boven af met de camera in
horizontale opnamestand. De DR-5 ondersteunt
dioptrieregeling en kan tevens het zicht door de zoeker 2 ×
vergroten voor grotere nauwkeurigheid tijdens het
kadreren (merk op dat de randen van het beeld niet
zichtbaar zijn bij het vergroten van het zicht).
393
n
Filters
Filters bedoeld voor fotografie met specialeffect kunnen
mogelijk interfereren met autofocus of de elektronische
afstandsmeter.
De D4 kan niet worden gebruikt met lineaire
polarisatiefilters.
Gebruik in plaats daarvan de C-PL of C-
PLII circulaire polarisatiefilter.
Gebruik NC-filters om het objectief te beschermen.
Als u een onderwerp in sterk tegenlicht fotografeert of als
zich een sterke lichtbron in het beeld bevindt, wordt het
gebruik van een filter afgeraden om spookbeelden te
voorkomen.
Centrumgerichte meting wordt aanbevolen bij gebruik
van filters met een belichtingsfactor (filterfactor) van meer
dan 1× (Y44, Y48, Y52, O56, R60, X0, X1, C-PL, ND2S, ND4,
ND4S, ND8, ND8S, ND400, A2, A12, B2, B8, B12).
Raadpleeg
de filterhandleiding voor meer informatie.
PC-kaartadapters
PC-kaartadapter EC-AD1: Met de EC-AD1 PC-kaartadapter
kunnen Type I CompactFlash-geheugenkaarten in PCMCIA-
kaartsleuven worden geplaatst.
Software
Capture NX 2: Een compleet fotobewerkingspakket met
geavanceerde functies, waaronder een automatische
retoucheerborstel en selectie van controlepunten.
Camera Control Pro 2: Bedient de camera op afstand vanaf een
computer om films en foto’s op te nemen en foto’s direct
op de vaste schijf opslaan.
Opmerking: Gebruik de nieuwste versies van de Nikon-software;
raadpleeg de websites die staan vermeld op pagina xxi voor de
laatste informatie over ondersteunde besturingssystemen. Als
standaardinstelling controleert Nikon Message Center 2
periodiek op updates voor Nikon-software en -firmware zo lang
als u bent ingelogd op een account op de computer en de
computer met het internet verbonden is. Er wordt automatisch
een bericht weergegeven wanneer er een update is gevonden.
394
n
Bodydoppen
Bodydop BF-1B/Bodydop BF-1A: De bodydop houdt de spiegel,
het zoekerscherm en het laagdoorlaatfilter stofvrij wanneer
er geen objectief is geplaatst.
Accessoires voor
afstandsbedie-
ningsaansluiting
De D4 is voorzien van een tien-pins
afstandsbedieningsaansluiting (0 3) voor bediening op
afstand en automatisch fotograferen.
De aansluiting is
voorzien van een afdekkapje, dat de contacten beschermt
als de aansluiting niet in gebruik is.
De volgende accessoires
kunnen worden gebruikt (de vermelde lengten zijn bij
benadering):
Afstandsbedieningskabel MC-22: Een kabel met een blauw, geel
en zwart contact waarmee de camera op een externe
ontspaninrichting kan worden aangesloten, kan via
geluidssignalen of elektronische signalen worden bediend
(lengte 1 m).
Afstandsbedieningskabel MC-30: Op afstand ontspannen; kan
worden gebruikt om cameratrilling te verminderen (lengte
80 cm).
Afstandsbedieningskabel MC-36: Ontspannen op afstand; kan
worden gebruikt voor intervalfotografie, om cameratrilling
te verminderen of de sluiter open te houden tijdens lange
tijdopname (lengte 85 cm).
Verlengkabel MC-21: Kan op ML-3 of MC-serie 20, 22, 23, 25, 30
of 36 worden aangesloten. Slechts één MC-21 tegelijk kan
worden gebruikt (lengte 3 m).
Verbindingskabel MC-23: Verbind twee camera’s met elkaar
voor gelijktijdige bediening (lengte 40 cm).
Adapterkabel MC-25: Een tien-pins naar twee-pins
adapterkabel voor aansluiting op apparaten met twee-pins
aansluitingen, waaronder de MW-2 draadloze
afstandsbedieningset, de MT-2 intervaltimer en de ML-2
Modulite afstandsbedieningset (lengte 20 cm).
GPS-apparaat GP-1 (0 231): Registreer lengtegraad,
breedtegraad, hoogte en UTC-tijd op foto’s.
GPS-adapterkabel MC-35 (0 231): Verbind GPS-apparaten met
de D4 via een pc-kabel die is meegeleverd door de
fabrikant van het GPS-apparaat (lengte 35 cm).
Modulite afstandsbedieningsset ML-3:
Infraroodafstandsbediening met een bereik van maximaal
8 m.
395
n
Microfoons
Stereomicrofoon ME-1: Sluit de ME-1 op de
microfoonaansluiting van de camera aan voor het opnemen
van stereogeluid terwijl het geluid wordt verminderd dat
wordt veroorzaakt door objectieftrilling bij het opnemen van
films tijdens autofocus (0 69).
A Het UF-2 aansluitingendeksel voor stereokabels met ministekker
De camera beschikt over een UF-2 aansluitingendeksel voor de stereokabel
met ministekker op de optionele ME-1 stereomicrofoon (0 1) die voorkomt
dat de kabel, welke de ME-1 met de camera verbindt, per ongeluk wordt
losgekoppeld. Het deksel wordt als volgt bevestigd.
396
n
Een stroomaansluiting en lichtnetadapter
bevestigen
Zet de camera uit voordat u de optionele stroomaansluiting en
lichtnetadapter aansluit.
1 Verwijder het deksel van het
batterijvak.
Til de ontgrendeling van het deksel van het
batterijvak op, draai het naar de open (A)
positie (q) en verwijder het deksel van het
B-6 batterijvak (w).
2 Sluit de lichtnetadapter aan.
Leid de gelijkstroomkabel door de
kabelgeleider van de stroomaansluiting
(q) en schuif deze naar beneden tot
onderin de sleuf en steek vervolgens de
gelijkstroomstekker in de DC IN-aansluiting
(w).
3 Plaats de stroomaansluiting.
Plaats de stroomaansluiting volledig in het
batterijvak, zoals aangeduid.
397
n
4 Vergrendel de
stroomaansluiting.
Draai de vergrendeling naar de
gesloten positie (q) en vouw
deze als volgt naar beneden
(w).
Om te voorkomen dat de
stroomaansluiting wordt losgewrikt tijdens gebruik, moet deze
stevig vergrendeld zijn.
Zo lang als de camera door de lichtnetadapter en
stroomaansluiting wordt gevoed, zal het batterijniveau niet in het
bovenste bedieningspaneel worden weergegeven.
398
n
Behandeling van uw camera
Opslag
Verwijder de batterij en bewaar deze met geplaatst afdekkapje in een
koele, droge ruimte wanneer de camera voor langere tijd niet wordt
gebruikt.
Bewaar de camera in een droge, goed geventileerde ruimte
om vorming van schimmel of meeldauw te voorkomen.
Berg de
camera niet op met nafta- of kamfermottenballen of in de volgende
omstandigheden:
in ruimten die slecht geventileerd zijn of waar de luchtvochtigheid
hoger is dan 60%
in de nabijheid van apparaten die sterke elektromagnetische velden
genereren, zoals televisie- of radiotoestellen
in ruimten waar de temperatuur hoger dan 50 °C of lager dan –10 °C
Reinigen
Gebruik geen alcohol, thinner of andere vluchtige stoffen.
Camerabody
Gebruik een blaasbalgje om stof en vuil te verwijderen en veeg
vervolgens de camerabody schoon met een zachte, droge doek.
Na gebruik van de camera op het strand of aan zee dient u
eventueel zand of zout te verwijderen met een doek die licht is
bevochtigd met gedistilleerd water. Droog de camera daarna
grondig af.
Belangrijk: Vuil of vreemde stoffen in de camera kunnen
schade veroorzaken die niet door de garantie wordt gedekt.
Objectief,
spiegel en
zoeker
Deze glazen onderdelen raken gemakkelijk beschadigd.
Verwijder stof en vuil met een blaasbalgje.
Als u een
luchtspuitbus gebruikt, houd de bus dan verticaal om te
voorkomen dat er vloeistof uit de bus lekt.
Verwijder
vingerafdrukken en andere vlekken door een beetje lensreiniger
op een zachte doek aan te brengen en het glas voorzichtig
schoon te vegen.
Monitor
Verwijder stof en vuil met een blaasbalgje.
Voor het weghalen
van vingerafdrukken en andere vlekken kunt u het oppervlak
voorzichtig met een zachte doek of zeem schoonvegen.
Duw
hierbij niet te hard, aangezien dit kan leiden tot schade of
storing.
399
n
Het laagdoorlaatfilter
De beeldsensor die dienst doet als beeldelement van de camera, is
voorzien van een laagdoorlaatfilter dat moirévorming moet
voorkomen.
Als u vermoedt dat vuil- of stofdeeltjes op het filter op
foto’s te zien zijn, dan kunt u het filter reinigen via de optie
Beeldsensor reinigen in het setup-menu.
Het filter kan op elk
gewenst moment worden gereinigd met behulp van de optie Nu
reinigen, of reiniging kan automatisch worden uitgevoerd wanneer
de camera wordt in- of uitgeschakeld.
❚❚ “Nu reinigen”
1 Zet de camera neer met de onderzijde
omlaag.
De beeldsensor kan het beste worden
gereinigd als de camera wordt neergezet
met de onderzijde omlaag, zoals rechts
wordt weergegeven.
2 Selecteer Beeldsensor
reinigen in het setup-
menu.
Druk op G om de menus
weer te geven.
Markeer
Beeldsensor reinigen in
het setup-menu en druk op
2.
G-knop
400
n
3 Selecteer Nu reinigen.
Markeer Nu reinigen en
druk op J.
De camera controleert de
beeldsensor en begint
vervolgens met reinigen. Dit
proces duurt circa 7
seconden; gedurende deze
tijd knippert 1 in het
bovenste bedieningspaneel
en kunnen er geen andere
bewerkingen worden
uitgevoerd. Verwijder of
ontkoppel de voedingsbron
niet voordat het reinigen is
voltooid en 1 niet
langer wordt weergegeven.
❚❚ “Reinigen bij aan-/uitzetten”
Kies uit de volgende opties:
Optie Beschrijving
5
Reinigen bij
aanzetten
De beeldsensor wordt automatisch gereinigd telkens
wanneer de camera wordt aangezet.
6
Reinigen bij
uitzetten
De beeldsensor wordt automatisch gereinigd telkens
wanneer de camera wordt uitgezet.
7
Reinigen bij aan-
en uitzetten
De beeldsensor wordt automatisch gereinigd wanneer
de camera wordt aan- of uitgezet.
Reiniging uit De beeldsensor wordt niet automatisch gereinigd.
J-knop
401
n
1 Selecteer Reinigen bij aan-/
uitzetten.
Geef het menu Beeldsensor
reinigen weer, zoals beschreven
in stap 2 op de vorige pagina.
Markeer Reinigen bij aan-/
uitzetten en druk op 2.
2 Selecteer een optie.
Markeer een optie en druk
op J.
D Reiniging van de beeldsensor
Het gebruik van camerabesturingen tijdens het opstarten, onderbreekt
reiniging van de beeldsensor.
Reiniging gebeurt door het laten trillen van het laagdoorlaatfilter.
Als stof
niet volledig kan worden verwijderd via de opties in het menu Beeldsensor
reinigen, reinig de beeldsensor handmatig (zie hieronder) of neem contact
op met een door Nikon geautoriseerde servicevertegenwoordiger.
Als de beeldsensor enkele keren achter elkaar wordt gereinigd, kan de
reinigingsfunctie tijdelijk worden geblokkeerd om de interne schakelingen
van de camera te beschermen.
Na een korte pauze kan de beeldsensor
weer worden gereinigd.
J-knop
402
n
❚❚ Handmatig reinigen
Als u stof of vuil niet van het laagdoorlaatfilter kunt verwijderen via de
optie Beeldsensor reinigen (0 399) in het setup-menu, kan het filter
handmatig worden gereinigd zoals hieronder beschreven.
Denk er
echter aan dat het laagdoorlaatfilter uitermate kwetsbaar is en
gemakkelijk beschadigd kan raken.
Nikon adviseert het reinigen van
het filter alleen over te laten aan Nikon geautoriseerd
servicepersoneel.
1 Laad de batterij op of gebruik een lichtnetadapter.
Gebruik een betrouwbare stroombron wanneer u het
laagdoorlaatfilter controleert of reinigt.
Zet de camera uit en
plaats een volledig opgeladen EN-EL18 batterij of gebruik een
optionele EP-6 stroomaansluiting en EH-6b lichtnetadapter.
2 Verwijder het objectief.
Zet de camera uit en verwijder het objectief.
3 Selecteer Spiegel
omhoog (CCD reinigen).
Zet de camera aan en druk
op de G-knop om de
menu’s weer te geven.
Markeer Spiegel omhoog
(CCD reinigen) in het setup-
menu en druk op 2 (merk op dat deze optie niet beschikbaar is
bij een batterijniveau van J of lager).
G-knop
403
n
4 Druk op J.
Het rechts aangeduide bericht wordt in de
monitor weergegeven en een rij streepjes
verschijnt in het bovenste
bedieningspaneel en de zoeker.
Schakel
de camera uit om de normale werking te
herstellen zonder het laagdoorlaatfilter te
inspecteren.
5 Klap de spiegel omhoog.
Druk de ontspanknop
volledig in.
De spiegel wordt
omhoog geklapt en het
sluitergordijn wordt
geopend, zodat het laagdoorlaatfilter zichtbaar wordt.
De
zoekerweergave wordt uitgeschakeld en de rij met streepjes in
het bovenste bedieningspaneel begint te knipperen.
6 Controleer het laagdoorlaatfilter.
Houd de camera zodanig vast, dat er licht
op het laagdoorlaatfilter valt en onderzoek
het filter op stof of vuil.
Ga naar stap 8 als er
geen stof of vuil aanwezig is.
404
n
7 Reinig het filter.
Verwijder stof en vuil op het filter met een
blaasbalgje.
Gebruik geen blaaskwastje,
aangezien de haartjes van het kwastje het
filter kunnen beschadigen.
Alleen door
Nikon geautoriseerd servicepersoneel mag
vuil verwijderen dat niet kan worden weggeblazen met een
blaasbalgje.
U mag het filter onder geen beding aanraken of
schoonvegen.
8 Zet de camera uit.
De spiegel wordt weer neergeklapt en het sluitergordijn gaat
dicht.
Plaats het objectief of de bodydop terug.
D Gebruik een betrouwbare voedingsbron
Het sluitergordijn is kwetsbaar en kan gemakkelijk beschadigd raken.
Als de
camera wordt uitgeschakeld terwijl de spiegel is opgeklapt, wordt het
sluitergordijn automatisch gesloten.
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om schade aan het sluitergordijn te
voorkomen:
Zet de camera niet uit en verwijder of ontkoppel de voedingsbron niet
wanneer de spiegel is opgeklapt.
Als de batterij leeg raakt terwijl de spiegel is opgeklapt, klinkt er een
geluidssignaal en gaat het zelfontspannerlampje knipperen om u te
waarschuwen dat na circa twee minuten het sluitergordijn dichtgaat en
de spiegel wordt neergeklapt. Beëindig de reiniging of de inspectie
onmiddellijk.
405
n
D Verontreinigingen op het laagdoorlaatfilter
Nikon stelt al het mogelijke in het werk om te voorkomen dat tijdens
productie en vervoer verontreinigingen in contact komen met het
laagdoorlaatfilter.
De D4 is echter ontworpen voor gebruik met
verwisselbare objectieven en het is mogelijk dat bij het verwisselen van
objectieven stof of vuil binnendringt.
Eenmaal in de camera kunnen deze
verontreinigingen zich aan het laagdoorlaatfilter hechten en onder
bepaalde omstandigheden in foto’s zichtbaar zijn.
Als u de camera wilt
beschermen wanneer er geen objectief is geplaatst, dient u beslist de
bodydop op de camera te plaatsen, waarbij u erop moet letten dat u eerst
alle stof en vuil van de bodydop verwijdert.
Vermijd het verwisselen van
objectieven in een stoffige omgeving.
Als er toch stof of vuil terechtkomt op het laagdoorlaatfilter, maakt u het filter
schoon zoals hierboven wordt beschreven of laat u door Nikon geautoriseerd
servicepersoneel het filter reinigen.
Foto's die door verontreinigingen op het
laagdoorlaatfilter zijn beïnvloed, kunnen worden geretoucheerd met
Capture NX 2 (los verkrijgbaar;
0
393) of met vergelijkbare functies in
beeldbewerkingssoftware van een andere fabrikant.
D Onderhoud van camera en accessoires
De camera is een precisieapparaat dat regelmatig onderhoud vereist.
Nikon
adviseert de camera elke één tot twee jaar te laten nakijken door de
leverancier of servicevertegenwoordiger van Nikon en elke drie tot vijf jaar
een onderhoudsbeurt te geven (houd er rekening mee dat hieraan kosten
verbonden zijn).
Regelmatige inspectie en onderhoud worden vooral
aanbevolen wanneer u de camera voor professionele doeleinden gebruikt.
Het wordt aanbevolen om tegelijkertijd met uw camera eventuele
accessoires die u veel gebruikt, zoals objectieven of optionele flitsers, te
laten nakijken en onderhouden.
406
n
De klokbatterij vervangen
De cameraklok wordt gevoed door een CR1616 lithiumbatterij met
een levensduur van circa twee jaar.
Als het B-pictogram wordt
weergegeven in het bovenste bedieningspaneel terwijl de stand-by-
timer is ingeschakeld, betekent dit dat de batterij bijna leeg is en
moet worden vervangen.
Wanneer de batterij leeg is, knippert het
B-pictogram terwijl de belichtingsmeters zijn ingeschakeld.
Er
kunnen nog steeds foto's worden gemaakt, maar worden ze niet
voorzien van de juiste tijd en datum.
Vervang de batterij volgens
onderstaande beschrijving.
1 Verwijder de hoofdbatterij.
Het batterijvak van de klok bevindt zich bovenop het batterijvak
van de hoofdbatterij.
Schakel de camera uit en verwijder de
EN-EL18 batterij.
2 Open het batterijvak van de klok.
Schuif het deksel van het batterijvak van de
klok naar de voorzijde van het batterijvak
van de hoofdbatterij.
3 Verwijder de klokbatterij.
4 Plaats de nieuwe batterij.
Plaats een nieuwe CR1616 lithiumbatterij,
zodat de positieve zijde (de zijde met de “+”
markering en de batterijnaam) zichtbaar is.
407
n
5 Sluit het batterijvak van de klok.
Schuif het deksel van het batterijvak van de
klok naar de achterzijde van het batterijvak
van de hoofdbatterij totdat het op zijn
plaats klikt.
6 Vervang de hoofdbatterij.
Plaats de EN-EL18 terug.
7 Stel de cameraklok in.
Stel de camera in op de huidige datum en
tijd (0 31).
Het B-pictogram knippert in
het bovenste bedieningspaneel totdat de
datum en tijd zijn ingesteld.
ALET OP
Gebruik alleen CR1616 lithiumbatterijen. Gebruik van andere
batterijsoorten kan een ontploffing veroorzaken.
Verwijder gebruikte
batterijen volgens de aanwijzingen.
D De klokbatterij plaatsen
Plaats de klokbatterij in de juiste richting.
Het onjuist plaatsen van de
batterij kan niet alleen het functioneren van de klok voorkomen maar kan
ook de camera beschadigen.
408
n
Onderhoud van camera en
batterij: Waarschuwingen
Niet laten vallen: blootstelling aan sterke schokken of trillingen kan tot storingen
leiden.
Droog houden: Dit product is niet waterbestendig en kan defect raken bij
onderdompeling in water of blootstelling aan hoge luchtvochtigheid.
Roest
van het interne mechanisme kan tot onherstelbare schade leiden.
Vermijd plotselinge temperatuurverschillen: Plotselinge temperatuurverschillen,
zoals die zich voordoen bij het binnenkomen of verlaten van een verwarmd
gebouw op een koude dag, kunnen condensatie in de camera veroorzaken.
U
voorkomt condensatie door de camera in een cameratas of in een plastic tas
te plaatsen voordat u deze aan plotselinge temperatuurverschillen blootstelt.
Uit de buurt van sterke magnetische velden houden: U dient dit apparaat niet te
gebruiken of op te bergen in de buurt van apparatuur die een sterke
elektromagnetische straling of sterke magnetische velden produceert.
Sterke
statische ladingen of de magnetische velden die worden geproduceerd door
bijvoorbeeld zendapparatuur, kunnen storingen veroorzaken op de monitor,
informatie op de geheugenkaart beschadigen of de interne schakelingen van
het product aantasten.
Het objectief niet langdurig op de zon richten: Richt het objectief niet gedurende
lange tijd op de zon of een andere sterke lichtbron.
Blootstelling aan intens
licht kan beschadiging van de beeldsensor of een witte onscherpte op de
foto’s tot gevolg hebben.
409
n
Reiniging: Gebruik een blaasbalgje om stof of vuil te verwijderen en veeg de
camerabody voorzichtig schoon met een zachte, droge doek.
Na gebruik van
de camera op het strand of aan zee dient u eventueel aanwezig zand of zout
te verwijderen met een doek die licht bevochtigd is met schoon water. Droog
de camera daarna grondig af.
In zeer uitzonderlijke gevallen wordt het lcd-
venster lichter of donkerder als gevolg van statische elektriciteit.
Dit duidt
niet op een storing, de normale weergave wordt snel hersteld.
Het objectief en de spiegel kunnen gemakkelijk beschadigd raken.
Verwijder
stof en vuil voorzichtig met een blaasbalgje.
Als u een luchtspuitbus gebruikt,
houd de bus dan verticaal om te voorkomen dat er vloeistof uit de bus lekt.
Verwijder vingerafdrukken en andere vlekken van het objectief door een
beetje lensreiniger op een zachte doek aan te brengen en het glas voorzichtig
schoon te vegen.
Zie “Het laagdoorlaatfilter” (0 399) voor informatie over de reiniging van het
laagdoorlaatfilter.
Objectiefcontacten: houd de objectiefcontacten schoon.
Raak het sluitergordijn niet aan: Het sluitergordijn is heel dun en zeer kwetsbaar.
Oefen nooit druk uit op het sluitergordijn, duw er niet op met
reinigingshulpmiddelen en stel het nooit bloot aan de sterke luchtstroom van
een blaasbalgje.
Dit kan krassen, vervorming of scheuren veroorzaken.
Het sluitergordijn lijkt onregelmatig te zijn gekleurd, maar dit heeft geen
invloed op de foto’s en duidt geen defect aan.
Opslag: Bewaar de camera in een droge, goed geventileerde ruimte om
vorming van schimmel of meeldauw te voorkomen.
Gebruikt u een
lichtnetadapter, trek dan de stekker uit het stopcontact om brand te
voorkomen.
Wanneer u niet van plan bent de camera binnen afzienbare tijd
te gebruiken, verwijder dan de batterij om lekkage te voorkomen en berg de
camera op in een plastic zak met een droogmiddel.
Plaats de cameratas
echter niet in een plastic zak, aangezien het materiaal hierdoor kan worden
aangetast.
Denk er ook aan dat het droogmiddel na verloop van tijd zijn
vermogen om vocht te absorberen verliest en daarom regelmatig dient te
worden vervangen.
U voorkomt schimmel en meeldauw door de camera ten minste één keer per
maand uit de opslag te halen.
Zet de camera aan en ontspan de sluiter een
aantal malen voordat u de camera weer opbergt.
Bewaar de batterij op een koele, droge plaats.
Plaats het afdekkapje van de
batterij terug wanneer u de batterij opbergt.
410
n
De camera uitzetten alvorens de voedingsbron te verwijderen of los te koppelen: Trek de
stekker van de lichtnetadapter niet uit het stopcontact en verwijder de batterij
niet wanneer de camera aan staat of terwijl beelden worden opgeslagen of
gewist.
In deze gevallen kan een stroomonderbreking leiden tot
gegevensverlies of beschadiging van de interne schakelingen of het
geheugen.
Verplaats het product nooit wanneer de lichtnetadapter is
aangesloten. Zo voorkomt u een plotselinge stroomonderbreking.
Verwijder het afdekkapje van de accessoireschoen: Als de camera in de regen wordt
gebruikt, kan water het meegeleverde afdekkapje van de BS-2
accessoireschoen binnendringen. Verwijder en maak het afdekkapje van de
accessoireschoen droog na de camera in de regen te hebben gebruikt.
Opmerkingen over de monitor: De monitor is met extreem hoge precisie
geconstrueerd; ten minste 99,99% van de pixels is effectief, waarbij slechts
0,01% ontbreekt of defect is.
Vandaar dat deze weergaves pixels kunnen
bevatten die altijd branden (wit, rood, blauw of groen) of altijd uit (zwart) zijn.
Dit duidt echter niet op een defect en heeft geen effect op beelden die zijn
opgenomen met dit apparaat.
Bij helder licht kunnen de beelden op de monitor moeilijk te zien zijn.
Oefen geen druk uit op de monitor, aangezien dit schade of storing tot gevolg
kan hebben.
Stof en vuil op de monitor kunnen worden verwijderd met een
blaasbalgje.
U kunt vlekken verwijderen door het oppervlak zachtjes schoon
te wrijven met een zachte doek of zeem.
Mocht de monitor breken, pas dan
op dat u zich niet verwondt aan de glassplinters en dat de vloeibare kristallen
uit de monitor niet in aanraking komen met uw huid, ogen of mond.
Batterijen: Batterijen kunnen bij onjuist gebruik gaan lekken of ontploffen.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het gebruik van
batterijen:
Gebruik alleen batterijen die zijn goedgekeurd voor gebruik in dit apparaat.
Stel de batterij niet bloot aan vuur of hoge temperaturen.
Houd de contacten van de batterijen schoon.
Zet de camera uit voordat u de batterij verwisselt.
Haal de batterij uit de camera of de lader wanneer deze niet in gebruik is en
plaats het afdekkapje terug.
Deze apparaten onttrekken, zelfs als de camera
is uitgeschakeld, een geringe hoeveelheid stroom aan de batterij zodat de
batterij zodanig kan worden leeggetrokken dat deze niet langer
functioneert.
Als de batterij tijdelijk niet wordt gebruikt, plaats de batterij in
de camera en laat deze leeglopen alvorens de batterij te verwijderen en de
camera voor opslag op te bergen. De batterij moet op een koele locatie
worden bewaard met een omgevingstemperatuur van 15 tot 25 °C (vermijd
zeer warme of extreem koude locaties).
Herhaal dit proces ten minste eens
in de zes maanden.
411
n
Het herhaaldelijk in- en uitschakelen van de camera bij een helemaal lege
batterij verkort de levensduur van de batterij.
Batterijen die helemaal leeg
zijn moeten voor gebruik worden opgeladen.
De interne temperatuur van de batterij kan tijdens gebruik aanzienlijk
oplopen.
Het opladen van een batterij bij een te hoge interne temperatuur
heeft een negatieve invloed op de prestaties van de batterij. Mogelijk wordt
de batterij niet, of slechts gedeeltelijk opgeladen.
Wacht met opladen
totdat de batterij is afgekoeld.
Als u een volledig opgeladen batterij blijft opladen, kunnen de prestaties
van de batterij afnemen.
Een aanmerkelijke daling van de tijd waarin een volledig opgeladen batterij
zijn lading dient te behouden wanneer deze bij kamertemperatuur wordt
gebruikt, duidt aan dat de batterij vervanging vereist.
Koop een nieuwe
EN-EL18 batterij.
Laad de batterij op voordat u deze gebruikt.
Als u foto’s van belangrijke
gebeurtenissen maakt, zorg dan dat u een extra, volledig opgeladen
EN-EL18 batterij bij de hand hebt.
Afhankelijk van de locatie waar u zich
bevindt, kan het soms moeilijk zijn om snel een vervangende batterij te
kopen.
Merk op dat bij koud weer de capaciteit van de batterijen neigt af te
nemen.
Zorg dat de batterij volledig is opgeladen voordat u bij koud weer
buiten foto’s maakt.
Bewaar een reservebatterij op een warme plaats en
vervang zo nodig de batterij in de camera.
Een koude batterij die weer op
temperatuur is gekomen, kan soms een deel van haar lading terugkrijgen.
Gebruikte batterijen zijn een waardevolle bron; recycle volgens de
plaatselijke regels voor klein chemisch afval.
412
n
Standaardinstellingen
In de onderstaande lijst worden de standaardinstellingen voor de
opties van de cameramenu's getoond.
Voor informatie over reset met
twee knoppen, zie pagina 207.
❚❚ Standaardinstellingen weergavemenu
❚❚ Standaardinstellingen opnamemenu
1
Optie Standaard
Weergavemap (0 284) NC_D4
Controlebeeld (0 289) Uit
Na wissen (0 290) Toon volgende
Draai portret (0 290) Aan
Diashow (0 291)
Beeldtype (0 291) Foto's en films
Beeldinterval (0 291) 2 sec.
Geluid afspelen (0 292) Aan
Optie Standaard
Uitgebreide menubanken (0 295) Uit
Naamgeving bestanden (0 298) DSC
Eerste sleuf selecteren (0 95) XQD-kaartsleuf
Functie tweede sleuf (0 95) Overloop
Beeldkwaliteit (0 90) JPEG Normaal
Beeldformaat (0 93) Groot
Beeldveld (0 85)
Automatische DX-uitsnede (0 85) Aan
Kies beeldveld (0 86) FX (36×24)
JPEG-compressie (0 92) Vaste grootte
NEF (RAW)-opname (0 92)
Type Compressie zonder verlies
NEF (RAW)-bitdiepte 14-bits
Witbalans (0 153) Automatisch > Normaal
Fijnafstelling (0 156) A-B: 0, G-M: 0
Kies kleurtemperatuur (0 160) 5.000 K
Handmatige voorinstelling (0 163) d-1
Picture Control instellen (0 173) Standaard
413
n
Kleurruimte (0 299) sRGB
Actieve D-Lighting (0 184) Uit
HDR (hoog dynamisch bereik) (0 186)
HDR-stand (0 187) Uit
Belichtingsverschil (0 188) Automatisch
Verzachting (0 188) Normaal
Vignetteringscorrectie (0 300) Normaal
Autom. vertekeningscorrectie (0 301) Uit
Ruisonderdr. lange tijdopname (0 302) Uit
Hoge ISO-ruisonderdrukking (0 302) Normaal
ISO-gevoeligheid instellen (0 117)
ISO-gevoeligheid (0 117) 100
Autom inst ISO-gevoeligheid (0 119) Uit
Meervoudige belichting (0 210)
2
Stand voor meerv. belichting (0 211) Uit
Aantal opnamen (0 212) 2
Automatische versterking (0 213) Aan
Intervalopname (0 216) Terugzetten
3
Livebeeldfotografie (0 60) Stil
Time-lapse-fotografie (0 223) Terugzetten
4
Filminstellingen (0 74)
Beeldformaat/beeldsnelheid (0 74) 1920×1080; 30 bps
Filmkwaliteit (0 74) Hoge kwaliteit
Microfoon (0 75) Automatische gevoeligheid
Bestemming (0 75) XQD-kaartsleuf
ISO-gevoeligheidsbereik (0 75) 200 tot 12.800
1 De standaardinstellingen kunnen worden hersteld met Geheugenbank
opnamemenu (0 295). Met uitzondering van Uitgebreide menubanken,
Meervoudige belichting, Intervalopname en Time-lapse-fotografie
worden alleen de instellingen in het huidige opnamemenu van de
geheugenbank teruggezet.
2 Geldt voor alle geheugenbanken.
Opnamemenu terugzetten is niet
beschikbaar tijdens het fotograferen.
3 Geldt voor alle geheugenbanken.
Zet de starttijd terug naar Nu, zet interval
terug naar 1 minuut, zet het aantal intervallen en het aantal opnamen terug
naar 1 en zet Start terug naar Uit.
Als u een reset uitvoert, wordt de
opname beëindigd.
4 Geldt voor alle geheugenbanken. Interval wordt teruggezet naar 5 sec.,
opnametijd naar 25 minuten.
Optie Standaard
414
n
❚❚ Standaardinstellingen menu persoonlijke instel.
*
Optie Standaard
a1 Selectie AF-C-prioriteit (0 307) Ontspannen
a2 Selectie AF-S-prioriteit (0 308) Scherpstelling
a3 Focus-tracking met Lock-On (0 309) 3 (Normaal)
a4 AF-activering (0 309) Ontspanknop/AF-ON
a5 Verlichting scherpstelpunt (0 310)
Handmatige scherpstelstand Aan
Continustand Aan
Helderheid scherpstelpunt Normaal
Weerg. dynamisch veld-AF Uit
a6 Doorloop scherpstelpunt (0 310) Geen doorloop
a7 Aantal scherpstelpunten (0 311) 51 punten
a8 AF-ON-knop toewijzen (0 311) AF-ON
a9 AF-ON-knop (vert.) toewijz. (0 312) AF-ON
a10 Punten opslaan per stand (0 312) Nee
b1 Stapgrootte ISO-gevoeligh. (0 313) 1/3 stap
b2 Stapgrootte inst. belichting (0 313) 1/3 stap
b3 Stap belichtings-/flitscorr. (0 313) 1/3 stap
b4 Eenv. belichtingscorrectie (0 314) Uit
b5 Centrumgericht meetveld (0 315) ø 12 mm
b6 Fijnafst. voor opt. belichting (0 315)
Matrixmeting 0
Centrumgerichte meting 0
Spotmeting 0
c1 AE-vergrend. ontspanknop (0 316) Uit
c2 Stand-by-timer (0 316) 6 sec.
c3 Zelfontspanner (0 317)
Vertraging zelfontspanner 10 sec.
Aantal opnamen 1
Interval tussen opnamen 0,5 sec.
415
n
c4 Monitor uit (0 317)
Weergave 10 sec.
Menu’s 20 sec.
Informatieweergave 10 sec.
Controlebeeld 4 sec.
Livebeeld 10 min.
d1 Signaal (0 318)
Volume Uit
Toonhoogte Hoog
d2 Opnamesnelheid (0 318)
Continu hoge snelheid 10 bps
Continu lage snelheid 5 bps
d3 Max. aant. continu-opnamen (0 319) 200
d4 Belichtingsvertragingsstand (0 319) Uit
d5 Opeenvolgende nummering (0 320) Aan
d6 Rasterweergave in zoeker (0 321) Uit
d7 Lcd-venster/zoeker (0 321)
Achterste lcd-venster ISO-gevoeligheid
Zoekerweergave Beeldteller
d8 Schermtips (0 321) Aan
d9 Informatieweergave (0 322) Automatisch
d10 Lcd-verlichting (0 322) Uit
e1 Flitssynchronisatiesnelheid (0 323) 1/250 sec.
e2 Langste sluitertijd bij flits (0 324) 1/60 sec.
e3 Optionele flitser (0 324) DDL
e4 Belichtingscorr. voor flitser (0 325) Heel beeld
e5 Testflits (0 325) Aan
e6 Inst. voor autom. bracketing (0 325) AE & flits
e7 Auto bracketing (M-stand) (0 326) Flits/sluitertijd
e8 Bracketingvolgorde (0 326) MTR > onder > over
f1 Centrale knop multi-selector (0 327)
Opnamestand
Middelste scherpstelp.
select.
Weergavestand Miniatuur aan/uit
Livebeeld
Middelste scherpstelp.
select.
Optie Standaard
416
n
f2 Multi-selector (0 328) Doe niets
f3 Fn-knop toewijzen (0 328)
Indrukken (0 329) Geen
Indrukken + instelschijven (0 332) Kies beeldveld
f4 Voorbeeldknop toewijzen (0 333)
Indrukken Voorbeeld
Indrukken + instelschijven Geen
f5 Secund. selector toewijzen (0 333) Scherpstelpunt selecteren
f6 Midden sec. selector toew. (0 333)
Indrukken AE/AF-vergrendeling
Indrukken + instelschijven Geen
f7 Fn-knop (vert.) toewijzen (0 334)
Indrukken AE/AF-vergrendeling
Indrukken + instelschijven Geen
f8 Sltertijd en diafragma vergr. (0 334)
Sluitertijdvergrendeling Uit
Diafragmavergrendeling Uit
f9 BKT-knop toewijzen (0 335) Automatische bracketing
f10 Functie instelschijven inst. (0 336)
Rotatie omkeren
Belichtingscorrectie: U
Sluitertijd/diafragma: U
Verwissel hoofd/secundair Uit
Instellen diafragma Secundaire instelschijf
Menu's en weergave Uit
f11 Knop loslaten voor instelsch. (0 337) Nee
f12 Ontspannen bij geen kaart (0 338) Ontgrendel ontspanknop
f13
Aanduidingen omkeren (0 338)
f14 Multi-selector (vert.) toew. (0 338) Zelfde als multi-selector
f15 Zoomweergave (0 339) X en W gebruiken
f16 Filmopnameknop toewijzen (0 339)
Indrukken + instelschijven Geen
g1 Fn-knop toewijzen (0 340)
Indrukken Geen
Optie Standaard
417
n
❚❚ Standaardinstellingen setup-menu
g2 Voorbeeldknop toewijzen (0 341)
Indrukken Indexmarkering
g3 Midden sec. selector toew. (0 342)
Indrukken AE/AF-vergrendeling
g4 Ontspanknop toewijzen (0 343) Foto's maken
* De standaardinstellingen voor de huidige instellingen van de bank voor
persoonlijke instellingen kunnen worden hersteld met behulp van
Geheugenbank pers. inst. (0 305).
Optie Standaard
Monitorhelderheid (0 345) Handmatig
Handmatig 0
Beeldsensor reinigen (0 399)
Reinigen bij aan-/uitzetten (0 400) Reinigen bij aan- en uitzetten
HDMI (0 281)
Uitvoerresolutie Automatisch
Geavanceerd
Uitvoerbereik Automatisch
Uitvoerformaat 95%
Schermweergave bij livebld Aan
Flikkerreductie (0 348) Automatisch
Tijdzone en datum (0 348)
Zomertijd Uit
Automatische beeldrotatie (0 350) Aan
Opties voor spraakmemo (0 255)
Spraakmemo (0 255) Uit
Overschrijf spraakmemo (0 256) Uitschakelen
Knop spraakmemo (0 256) Drukken en vasthouden
Geluidsuitvoer (0 261) Luidspreker/hoofdtelefoon
GPS (0 234)
Stand-by-timer Inschakelen
Cameraklok instellen via GPS Ja
Optie Standaard
418
n
Belichtingsprogramma
Het belichtingsprogramma voor automatisch programma (0 126)
wordt weergegeven in de volgende grafiek:
De maximale en minimale LW-waarden zijn afhankelijk van de ISO-
gevoeligheid. De bovenstaande grafiek gaat uit van een ISO-
gevoeligheid van ISO 100 equivalent.
Wanneer matrixmeting wordt
gebruikt, worden waarden boven 16
1
/3 LW verlaagd tot 16
1
/3 LW.
-4
-3
12
13
-2
-1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
f/1.4
f/1
f/2
f/2.8
f/4
f/5.6
f/8
f/11
f/16
f/22
f/32
30" 15"
8"
4" 2" 1"
1
/2
1
/4
1
/8
1
/15
1
/30
1
/60
1
/
125
1
/
250
1
/
500
1
/
1000
1
/
2000
1
/
4000
1
/
8000
22
21
20
19
18
17
16
15
14
[
LW
]
23
16
1
/
3
f/1.4 − f/16
Sluitertijd
Diafragma
ISO 100; objectief met maximaal diafragma van f/1.4 en
minimaal diafragma van f/16 (bijv. AF-S NIKKOR 50mm f/1.4G)
419
n
Problemen oplossen
Functioneert de camera niet naar verwachting, kijk dan in de
onderstaande lijst met veelvoorkomende problemen voordat u uw
leverancier of Nikon-vertegenwoordiger raadpleegt.
❚❚ Weergavescherm
Zoeker is onscherp: Pas de scherpstelling van het zoekerbeeld aan of gebruik een
optionele zoekerobjectief met dioptrieregelaar (0 38, 392).
Zoeker is donker: Plaats een volledig opgeladen batterij (0 23, 40).
Weergaven schakelen uit zonder waarschuwing: Selecteer een langere tijdsduur voor
persoonlijke instelling c2 (Stand-by-timer) of c4 (Monitor uit) (0 316, 317).
Weergaven in de bedieningspanelen of de zoeker reageren niet en dimmen: De
reactietijden en helderheid van deze weergaven wisselen met de
temperatuur.
A Als de camera niet meer reageert
In zeer uitzonderlijke gevallen kan het voorkomen dat de
weergaveschermen niet meer reageren zoals verwacht en stopt de camera
mogelijk zijn werking. Dit verschijnsel wordt meestal veroorzaakt door een
sterke statische lading van buitenaf.
Zet de camera uit, verwijder de batterij
en plaats deze terug, kijk hierbij uit voor het oplopen van brandwonden, en
zet de camera weer aan. Als u een lichtnetadapter gebruikt (los
verkrijgbaar), koppelt u de adapter los, sluit u deze weer aan en zet u de
camera aan.
Indien het probleem zich blijft voordoen, neem dan contact op
met uw leverancier of een door Nikon geautoriseerde
servicevertegenwoordiger.
420
n
❚❚ Opname
Het aanzetten van de camera duurt lang: wis bestanden of mappen.
Ontspanknop uitgeschakeld:
Geheugenkaart is vol (0 33, 41).
Vergrendel ontspanknop is geselecteerd voor persoonlijke instelling f12
(Ontspannen bij geen kaart; 0 338) en er is geen geheugenkaart geplaatst
(0 33).
CPU-objectief met diafragmaring bevestigd maar het diafragma is niet
vergrendeld op de hoogste f-waarde.
Als B wordt weergegeven in het
bovenste bedieningspaneel, selecteer Diafragmaring voor persoonlijke
instelling f10 (Functie instelschijven inst.) > Instellen diafragma om de
diafragmaring te gebruiken voor het aanpassen van het diafragma (0 336).
Belichtingsstand f geselecteerd met A geselecteerd voor sluitertijd
(0 425).
Camera reageert traag op de ontspanknop: Selecteer Uit voor persoonlijke instelling
d4 (Belichtingsvertragingsstand; 0 319).
Elke keer dat de ontspanknop wordt ingedrukt, wordt in de continu opnamestand slechts één
foto gemaakt: Schakel HDR uit (0 186).
Foto’s zijn niet scherp:
Draai de selectieknop voor de focusstand naar AF (0 97).
Camera kan niet scherp stellen met autofocus: gebruik handmatige
scherpstelling of scherpstelvergrendeling (0 105, 108).
Niet alle sluitertijden zijn beschikbaar: Flitser in gebruik.
Flitssynchronisatiesnelheid
kan worden geselecteerd met behulp van persoonlijke instelling e1
(Flitssynchronisatiesnelheid); bij het gebruik van compatibele flitsers, kies
1/250 sec. (autom. FP) voor de volledige serie sluitertijden (0 323).
Scherpstelling vergrendelt niet wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt: Camera
bevindt zich in de scherpstelstand AF-C: gebruik het midden van de secundaire
selector om scherpstelling te vergrendelen (0 105).
Kan geen scherpstelpunt selecteren:
Ontgrendel de vergrendeling van de scherpstelselectieknop (0 103).
Automatisch veld-AF of gezichtprioriteit-AF geselecteerd voor AF-veldstand;
kies een andere stand (0 100).
De camera staat in de weergavestand (0 235).
De menu’s zijn in gebruik (0 283).
Druk de ontspanknop half in om de stand-by-timer te activeren (0 45).
Beeldformaat kan niet worden gewijzigd: Beeldkwaliteit ingesteld op NEF (RAW)
(0 90).
Camera fotografeert traag: Schakel ruisonderdrukking lange tijdopnamen uit
(0 302).
421
n
Bij livebeeld of filmopnamen verschijnen flikkeringen of strepen: Kies een optie voor
Flikkerreductie die overeenkomt met de frequentie van het lokale lichtnet
(0 348).
Bij livebeeld of filmopnamen verschijnen heldere banden: Een flitser of andere lichtbron
met korte tijdsduur werd gebruikt tijdens livebeeld of filmopname.
Ruis (heldere vlekken, willekeurig verspreide heldere pixels, waas, lijnen of roodachtige
gebieden) verschijnen in foto’s:
Kies een lagere ISO-gevoeligheid of een hogere ISO-ruisonderdrukking om
willekeurige heldere pixels, waas of lijnen te verminderen (0 117, 302).
Schakel ruisonderdrukking voor lange tijdopnamen in om heldere vlekken,
willekeurige heldere pixels of waas bij sluitertijden trager dan 1 sec. of om
rode gebieden of andere artefacten bij lange tijdopnamen te verminderen
(0 302).
•Schakel Actieve D-Lighting uit en vermijd toename van de effecten van ruis
(0 184).
Foto’s zijn vlekkerig of hebben vegen:
Reinig het objectief.
Reinig het laagdoorlaatfilter (0 399).
Kleuren zijn onnatuurlijk:
Kies een witbalans die bij de lichtbron past (0 153).
Pas de instellingen voor Picture Control instellen aan (0 173).
Kan de witbalans niet meten: Onderwerp is te donker of te licht (0 164).
Beeld kan niet worden ingesteld als bron voor vooringestelde witbalans: Beeld werd niet
vervaardigd door D4 (0 168).
Witbalansbracketing niet beschikbaar:
De optie NEF (RAW) of NEF+JPEG beeldkwaliteit is geselecteerd voor
beeldkwaliteit (0 90).
De meervoudige belichtingsstand is in werking (0 210).
Effecten van Picture Control verschillen per foto: A (automatisch) is geselecteerd voor
verscherping, contrast of verzadiging.
Voor consistente resultaten bij een
reeks foto’s selecteert u een andere instelling dan A (automatisch) (0 177).
Lichtmeting kan niet worden gewijzigd: Vergrendeling automatische belichting is in
werking (0 136).
Belichtingscorrectie kan niet worden gebruikt: Kies belichtingsstand e, f of g (0 125,
138).
Geluid wordt niet opgenomen bij films: Microfoon uit is geselecteerd voor
Filminstellingen > Microfoon (0 75).
422
n
❚❚ Weergave
NEF (RAW)-afbeelding wordt niet weergegeven: De foto werd gemaakt met een
beeldkwaliteit van NEF + JPEG (0 91).
Foto’s die met andere camera's zijn gemaakt kunnen niet worden bekeken: Foto’s die met
andere merken camera’s zijn gemaakt worden mogelijk onjuist weergegeven.
Sommige foto’s worden niet weergegeven tijdens weergave: Selecteer Alle voor
Weergavemap (0 284).
Staande foto’s (portretstand) worden liggend (landschap) weergegeven:
Selecteer Aan voor Draai portret (0 290).
De foto werd gemaakt met Uit geselecteerd voor Automatische
beeldrotatie (0 350).
De foto wordt weergegeven in controlebeeld (0 289).
Camera was omhoog of omlaag gericht toen foto werd gemaakt (0 350).
Foto kan niet worden gewist: De foto is beveiligd.
Verwijder de beveiliging
(0 249).
Kan foto niet retoucheren: Foto werd niet met de D4 gecreëerd (0 362).
Een bericht wordt weergegeven met mededeling dat er geen afbeeldingen beschikbaar zijn
voor weergave: Selecteer Alle voor Weergavemap (0 284).
Kan de afdrukopdracht niet wijzigen: Geheugenkaart is vol: Foto's wissen (0 41,
251).
Kan geen foto voor afdrukken selecteren: Foto is in NEF (RAW)-formaat.
Creëer een
JPG-kopie met behulp van NEF (RAW)-verwerking (0 372) of zet ze over naar
de computer en druk af met behulp van ViewNX 2 (meegeleverd) of
Capture NX 2 (los verkrijgbaar; 0 393).
Kan geen foto's afdrukken: NEF (RAW)- en TIFF-foto’s kunnen niet via een directe
USB-verbinding worden afgedrukt.
Gebruik DPOF-afdrukopdracht (alleen
TIFF-afbeeldingen), maak JPEG-kopieën met behulp van NEF (RAW)-
verwerking (0 372) of zet ze over naar een computer en druk af met behulp
ViewNX 2 (meegeleverd) of Capture NX 2 (los verkrijgbaar; 0 393).
Foto wordt niet weergegeven op high-definition video-apparaat: Controleer of de HDMI-
kabel (los verkrijgbaar) is aangesloten (0 280).
Foto’s worden niet in Capture NX 2 weergegeven: Installeer de nieuwste versie
(0 393).
423
n
❚❚ Diversen
Optie Stofverwijdering in Capture NX 2 heeft niet het gewenste effect: Reiniging van de
beeldsensor wijzigt de positie van stof op het laagdoorlaatfilter.
Referentiegegevens voor stofverwijdering die werden opgenomen voordat
beeldsensor reinigen wordt uitgevoerd, kunnen niet worden gebruikt op
beelden die werden genomen nadat beeldsensor reinigen werd uitgevoerd.
Referentiegegevens voor stofverwijdering die werden opgenomen voordat
beeldsensor reinigen wordt uitgevoerd, kunnen niet worden gebruikt op
beelden die werden genomen nadat beeldsensor reinigen werd uitgevoerd
(0 347).
NEF (RAW)-afbeeldingen worden op de computer anders weergegeven dan op de camera:
Software van derden geeft geen effecten van Picture Controls, Actieve
D-Lighting of vignetteringscorrectie weer.
Gebruik ViewNX 2 (meegeleverd)
of optionele software van Nikon, zoals Capture NX 2 (los verkrijgbaar).
Foto’s kunnen niet naar de computer worden overgezet: Het besturingssysteem is niet
compatibel met de camera of de software.
Gebruik een kaartlezer voor het
kopiëren van foto’s naar een computer (0 266).
Opnamedatum klopt niet: Stel de cameraklok in (0 31).
Menuoptie kan niet geselecteerd worden: sommige opties zijn niet beschikbaar bij
bepaalde combinaties van instellingen of wanneer geen geheugenkaart is
geplaatst. Merk op dat de optie Batterij-informatie niet beschikbaar is
wanneer de camera door een optionele EP-6 stroomaansluiting en EH-6b
lichtnetadapter wordt gevoed (0 351).
424
n
Foutmeldingen
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de
waarschuwingsaanduidingen en foutmeldingen in de zoeker, in het
bovenste bedieningspaneel en de monitor.
Aanduiding
Probleem Oplossing 0
Bedienings-
paneel
Zoeker
B
(knippert)
Diafragmaring van
objectief is niet
ingesteld op kleinste
diafragma.
Stel ring in op kleinste
diafragma (hoogste f-
waarde).
29
H d Batterij bijna leeg.
Houd een volledig
opgeladen
reservebatterij bij de
hand.
40
H
(knippert)
d
(knippert)
Batterij is leeg. Laad de batterij op of
vervang de batterij.
xx,
23,
25,
391
Batterij kan niet
worden gebruikt.
Neem contact op met
een door Nikon
geautoriseerd
servicecenter.
Er is een zo goed als
lege oplaadbare Li-
ionbatterij of een
batterij van een
andere fabrikant in de
camera geplaatst.
Vervang de batterij als
deze niet van Nikon is
of laad de oplaadbare
Li-ionbatterij op als
deze bijna leeg is.
•Hoge
batterijtemperatuur.
Verwijder de batterij
en wacht tot deze is
afgekoeld.
B
(knippert)
Cameraklok is niet
ingesteld.
Stel cameraklok in. 31
425
n
F
Geen objectief
bevestigd of objectief
zonder CPU bevestigd
zonder dat maximaal
diafragma is opgegeven.
Diafragma wordt
weergegeven in aantal
stops tot maximaal
diafragma.
Diafragmawaarde wordt
weergegeven als
maximaal diafragma is
opgegeven.
228
2 4
(knippert)
Camera kan niet
scherpstellen met
autofocus.
Verander de compositie
of stel handmatig
scherp.
43,
108
(Belichtingsaandui-
dingen en
sluitertijd- of diafrag-
maweergave
knippert)
Onderwerp te helder;
foto wordt overbelicht.
Gebruik een lagere
ISO-gevoeligheid.
117
Gebruik optioneel
grijsfilter (ND). In
belichtingsstand:
393
f Kies kortere
sluitertijd
127
g Kies een kleiner
diafragma (hogere
f-waarde)
128
Onderwerp te donker;
foto wordt onderbelicht.
Gebruik een hogere
ISO-gevoeligheid.
117
Gebruik optionele
flitser. In
belichtingsstand:
191
f Kies een langere
sluitertijd
127
g Kies een groter
diafragma (hogere
f-waarde)
128
A
(knippert)
A geselecteerd in
belichtingsstand f.
Wijzig sluitertijd of
selecteer stand voor
handmatige belichting.
127,
129
1
(knippert)
k
(knippert)
Verwerking is bezig.
Wacht totdat het
verwerken is voltooid.
Aanduiding
Probleem Oplossing 0
Bedienings-
paneel
Zoeker
426
n
c
(knippert)
Als de aanduiding na de
flits 3 sec. knippert, is de
foto mogelijk
onderbelicht.
Controleer foto in de
monitor; indien
onderbelicht, pas de
instellingen aan en
probeer opnieuw.
195
Y
(knippert)
De flitser ondersteunt
geen toegevoegde
rode-ogenreductie en
flitssynchronisatiestand
die is ingesteld op rode-
ogenreductie.
Wijzig de
flitssynchronisatiestand
of gebruik een flitser die
rode-ogenreductie
ondersteunt.
193
n
i/j
(knippert)
j
(knippert)
Onvoldoende geheugen
om foto’s op te nemen
bij de huidige
instellingen of geen
bestands- of
mapnummer
beschikbaar.
Verlaag beeldkwaliteit
of -formaat.
90,
93
Wis foto’s na het
kopiëren van
belangrijke
afbeeldingen naar een
computer of ander
apparaat.
251,
263
•Plaats nieuwe
geheugenkaart.
33
O
(knippert)
Camerastoring.
Ontspan de sluiter.
Als
de storing zich blijft
voordoen, neemt u
contact op met een door
Nikon geautoriseerd
servicevertegenwoordig
er.
A De i- en j-pictogrammen
Deze pictogrammen knipperen om aan te geven om welke geheugenkaart
het gaat.
Aanduiding
Probleem Oplossing 0
Bedienings-
paneel
Zoeker
427
n
Aanduiding
Probleem Oplossing 0Monitor
Bedienings-
paneel
Geen
geheugenkaart.
S
Camera kan geen
geheugenkaart
vinden.
Zet de camera uit en
controleer of de
geheugenkaart correct
is geplaatst.
33
Kan deze
geheugenkaart
niet gebruiken.
De kaart is
mogelijk
beschadigd.
Plaats een andere
kaart.
W,
R
i/j
(knippert)
Geen toegang tot
geheugenkaart.
Gebruik een door
Nikon goedgekeurde
kaart.
442
Controleer of de
contacten schoon
zijn.
Als de kaart
beschadigd is,
neemt u contact op
met uw leverancier
of een Nikon-
vertegenwoordiger.
Kan geen
nieuwe map
maken.
Wis bestanden of
plaats een nieuwe
geheugenkaart na
het kopiëren van
belangrijke
afbeeldingen naar
een computer of
ander apparaat.
33,
251,
263
Deze kaart is niet
geformatteerd.
Formatteer de
kaart.
[C]
(knippert)
Geheugenkaart is
niet geformatteerd
voor gebruik in de
camera.
Formatteer of vervang
de geheugenkaart.
33,
36
Kan geen
firmware-update
voor de flitser
uitvoeren.
Flitser kan niet
worden gebruikt.
Neem contact op
met een door
Nikon
geautoriseerde
servicevertegen-
woordiger.
De firmware-
update voor de
flitser die op de
camera is
gemonteerd, is
niet correct
uitgevoerd.
Neem contact op met
een door Nikon
geautoriseerd
servicecenter.
428
n
Kan livebeeld niet
starten.
Even geduld.
De interne
temperatuur van
de camera is te
hoog.
Wacht totdat alle
interne schakelingen
zijn afgekoeld voordat
livebeeld of
filmopname wordt
hervat.
62,
73
Map bevat geen
beelden.
Geen beelden op
geheugenkaart of in
geselecteerde
weergavemap(pen).
Selecteer een map met
beelden in het menu
Weergavemap of
plaats een
geheugenkaart met
beelden.
33,
284
Alle beelden zijn
verborgen.
Alle foto’s in de
huidige map zijn
verborgen.
Selecteer een andere
map of gebruik Beeld
verbergen om ten
minste één beeld weer
te geven.
284
Kan dit bestand
niet weergeven.
Bestand is
gemaakt of
gewijzigd met een
computer of een
ander merk
camera, of het
bestand is
beschadigd.
Bestand kan niet
worden weergegeven
op de camera.
Kan dit bestand
niet selecteren.
Het geselecteerde
beeld kan niet
worden
geretoucheerd.
Beelden die met
andere apparaten zijn
gemaakt, kunnen niet
worden
geretoucheerd.
362
Controleer de
printer.
—Printerfout.
Controleer de printer.
Selecteer Doorgaan
om te hervatten
(indien beschikbaar).
272
*
Aanduiding
Probleem Oplossing 0Monitor
Bedienings-
paneel
429
n
Controleer het
papier.
Papier in printer
heeft niet het
geselecteerde
formaat.
Plaats papier met het
juiste formaat en
selecteer Doorgaan.
272
*
Het papier zit vast.
Papier zit vast in
de printer.
Verwijder vastgelopen
papier en selecteer
Doorgaan.
272
*
Het papier is op.
Geen papier meer
in de printer.
Plaats papier met het
geselecteerd formaat
en selecteer
Doorgaan.
272
*
Controleer de inkt. Inktfout.
Controleer de inkt.
Selecteer Doorgaan
om te hervatten.
272
*
De inkt is op.
Geen inkt meer in
de printer.
Vervang de inkt en
selecteer Doorgaan.
272
*
* Raadpleeg de printerhandleiding voor meer informatie.
Aanduiding
Probleem Oplossing 0Monitor
Bedienings-
paneel
430
n
Specificaties
❚❚ Nikon D4 digitale camera
Type
Type Digitale spiegelreflexcamera
Objectiefvatting Nikon F-vatting (met AF-koppeling en AF-contacten)
Effectieve pixels
Effectieve pixels 16,2 miljoen
Beeldsensor
Beeldsensor 36,0 × 23,9 mm CMOS-sensor (Nikon FX-formaat)
Totaal aantal pixels 16,6 miljoen
Stofreductiesysteem Reiniging beeldsensor, referentiegegevens voor
stofverwijdering (optioneel programma Capture NX 2
vereist)
Opslag
Beeldformaat (pixels) FX (36×24) beeldveld
4.928
×
3.280 (#) 3.696
×
2.456 ($) 2.464
×
1.640 (%)
1,2× (30×20) beeldveld
4.096
×
2.720 (#) 3.072
×
2.040 ($) 2.048
×
1.360 (%)
DX (24×16) beeldveld
3.200
×
2.128 (#) 2.400
×
1.592 ($) 1.600
×
1.064 (%)
5 : 4 (30×24) beeldveld
4.096
×
3.280 (#) 3.072
×
2.456 ($) 2.048
×
1.640 (%)
FX-formaat foto's gemaakt in filmlivebeeld (16:9)
4.928
×
2.768 (#) 3.696
×
2.072 ($) 2.464
×
1.384 (%)
DX-formaat foto's gemaakt in filmlivebeeld (16:9)
3.200
×
1.792 (#) 2.400
×
1.344 ($) 1.600
×
896 (%)
FX-formaat foto's gemaakt in filmlivebeeld (3:2)
4.928
×
3.280 (#) 3.696
×
2.456 ($) 2.464
×
1.640 (%)
DX-formaat foto's gemaakt in filmlivebeeld (3:2)
3.200
×
2.128 (#) 2.400
×
1.592 ($) 1.600
×
1.064 (%)
Opmerking: Een DX-gebaseerd formaat wordt gebruikt voor
foto's die zijn gemaakt met behulp van het DX (24 × 16)
1.5× beeldveld; een FX-gebaseerd formaat wordt voor alle
andere foto's gebruikt.
431
n
Bestandsformaat NEF (RAW): 12- of 14-bits, compressie zonder verlies,
gecomprimeerd of ongecomprimeerd
TIFF (RGB)
JPEG: JPEG-Baseline is compatibel met Fijn (ca. 1 : 4),
Normaal (ca. 1 : 8) of Basis (ca. 1 : 16) compressie (Vaste
grootte); Optimale kwaliteit compressie beschikbaar
NEF (RAW)+JPEG: enkele foto vastgelegd in zowel NEF
(RAW)- en JPEG-formaten
Picture Control-systeem Kan worden geselecteerd uit Standaard, Neutraal,
Levendig, Monochroom, Portret, Landschap;
geselecteerde Picture Control kan worden aangepast;
opslag voor persoonlijke Picture Controls
Media XQD-geheugenkaarten en Type I CompactFlash-
geheugenkaarten (compatibel met UDMA)
Twee kaartsleuven Beide kaarten kunnen voor primaire of back-upopslag of
voor afzonderlijke opslag van NEF (RAW)- en JPEG-
afbeeldingen worden gebruikt; foto’s op de kaarten
kunnen onderling worden gekopieerd.
Bestandssysteem DCF (Design Rule for Camera File System) 2.0, DPOF
(Digital Print Order Format), Exif (Exchangeable Image File
Format for Digital Still Cameras) 2.3, PictBridge
Zoeker
Zoeker Spiegelreflexzoeker met pentaprisma op ooghoogte
Beelddekking
FX (36×24)
: Ca. 100% horizontaal en 100% verticaal
1,2× (30×20): Ca. 97% horizontaal en 97% verticaal
DX (24×16): Ca. 97% horizontaal en 97% verticaal
5:4 (30×24): Ca. 97% horizontaal en 100% verticaal
Vergroting Ca. 0,7 × (50 mm f/1.4 objectief oneindig, –1,0m
–1
)
Oogafstand 18 mm (–1,0 m
–1
; vanuit het middenoppervlak van het
zoekeroculairobjectief)
Dioptrieregelaar –3+1 m
–1
Scherpstelscherm Type B BriteView Clear Matte Mark VIII-scherm met AF-
veldhaakjes en raster
Opslag
432
n
Reflexspiegel Direct terugkerend
Scherptedieptevoorbeeld Als de Pv-knop wordt ingedrukt, wordt het diafragma
ingesteld op een door de gebruiker geselecteerde waarde
(standen g en h) of een door de camera geselecteerde
waarde (standen e en f)
Diafragma Direct terugkerend, elektronisch gestuurd
Objectief
Compatibele objectieven Compatibel met AF NIKKOR-objectieven, inclusief G- en D-
type objectieven (enkele restricties zijn van toepassing op
PC Micro-NIKKOR-objectieven) en DX-objectieven (met
behulp van DX 24 × 16 1,5× beeldveld), AI-P NIKKOR-
objectieven en objectieven zonder CPU AI (alleen
belichtingsstanden g en h). IX NIKKOR-objectieven,
objectieven voor de F3AF en objectieven zonder AI
kunnen niet worden gebruikt.
De elektronische afstandsmeter is geschikt voor gebruik
met objectieven die over een maximaal diafragma
beschikken van f/5.6 of sneller (de elektronische
afstandsmeter ondersteunt de 11 scherpstelpunten van
objectieven die over een maximaal diafragma beschikken
van f/8 of sneller).
Sluiter
Type Elektronisch gestuurde verticaal aflopende filmvlaksluiter
Sluitertijd
1
/8.000 – 30 sec. in stappen van
1
/3,
1
/2 of 1 LW, bulb, X250
Flitssynchronisatiesnelheid
X=
1
/250 sec.; synchroniseert met sluiter bij
1
/250 sec. of
korter
Ontspannen
Ontspanstand S (enkel beeld), CL (continu lage snelheid), CH (continu hoge
snelheid), J (stil ontspannen), E (zelfontspanner), M
UP
(spiegel omhoog)
Geschatte beeldsnelheid Maximaal 10 bps (CL) of 10–11 bps (CH)
Zelfontspanner 2 sec., 5 sec., 10 sec., 20 sec.; 1–9 opnamen bij intervallen
van 0,5, 1, 2 of 3 sec.
Zoeker
433
n
Belichting
Lichtmeting DDL-lichtmeting met behulp van een RGB-sensor met
circa 91K (91.000) pixels
Lichtmeetmethode Matrix: 3D-kleurenmatrixmeting III (G- en D-type
objectieven); kleurenmatrixmeting III (overige CPU-
objectieven); kleurenmatrixmeting beschikbaar met
objectieven zonder CPU wanneer de gebruiker
informatie over het objectief verschaft
Centrumgericht: 75% van het beeld wordt gemeten in een
cirkel van 12 mm in het midden van het beeld.
De
diameter van de cirkel kan worden ingesteld op 8, 15 of
20 mm of het gemiddelde van het gehele beeld wordt
gemeten (objectieven zonder CPU gebruiken een
standaard cirkel van 12 mm of het gemiddelde van het
hele beeld)
Spotmeting: meet een cirkel van 4 mm (circa 1,5% van het
beeld) in het geselecteerde scherpstelpunt (of in het
middelste scherpstelpunt wanneer een objectief zonder
CPU wordt gebruikt)
Bereik (ISO 100, f/1.4
objectief, 20 °C)
Matrix of centrumgerichte meting: –1–+20 LW
Spotmeting: 220 LW
Lichtmeterkoppeling Gecombineerd CPU en AI
Belichtingsstand Automatisch programma met flexibel programma (e);
sluitertijdvoorkeuze (f); diafragmavoorkeuze (g);
handmatig (h)
Belichtingscorrectie –5 – +5 LW in stappen van
1
/3,
1
/2 of 1 LW
Belichtingsbracketing 29 beelden in stappen van
1
/3,
1
/2,
2
/3 of 1 LW
Flitsbracketing 29 beelden in stappen van
1
/3,
1
/2,
2
/3 of 1 LW
Witbalansbracketing 29 beelden in stappen van 1, 2 of 3
ADL-bracketing 2 beelden gebruikmakend van een geselecteerde waarde
voor één beeld gekozen waarde of 3-5 beelden met
vooringestelde waarden voor alle beelden
Belichtingsvergrendeling Helderheid vergrendeld bij een gedetecteerde waarde
met het midden van de secundaire selector
ISO-gevoeligheid
(aanbevolen
belichtingsindex)
ISO 100 – 12800 in stappen van
1
/3,
1
/2 of 1 LW.
Kan tevens
worden ingesteld op ca. 0,3, 0,5, 0,7 of 1 LW (ISO 50
equivalent) onder ISO 100 of tot ca. 0,3, 0,5, 0,7, 1, 2, 3 of 4
LW (ISO 204800 equivalent) boven ISO 12800; autom. inst.
ISO-gevoeligheid beschikbaar
Actieve D-Lighting Kan worden geselecteerd uit Automatisch, Extra hoog
+2/+1, Hoog, Normaal, Laag of Uit
434
n
Scherpstelling
Autofocus Nikon Advanced Multi-CAM 3500FX autofocus
sensormodule met DDL-fasedetectie en 51
scherpstelpunten (inclusief 15 kruistype sensoren; f/8
ondersteund door 11 sensoren)
Detectiebereik –2 – +19 LW (ISO 100, 20 °C)
Objectiefscherpstelling Autofocus (AF): Enkelvoudige servo-autofocus (AF-S);
continu servo-autofocus (AF-C); anticiperende
scherpstelling automatisch geactiveerd overeenkomstig
onderwerpstatus
Handmatige scherpstelling (M): elektronische afstandsmeter
kan worden gebruikt
Scherpstelpunt Keuze uit 51 of 11 scherpstelpunten
AF-veldstand Enkelpunts AF, 9-, 21- of 51-punts dynamisch veld-AF, 3D-
tracking, automatisch veld-AF
Scherpstelvergrendeling Scherpstelling kan worden vergrendeld door de
ontspanknop half in te drukken (enkelvoudige servo-
autofocus) of door op het midden van de secundaire
selector te drukken
Flitslicht
Flitserregeling DDL: i-DDL-flitserregeling met behulp van een RGB-sensor
met circa 91K (91.000) pixels is beschikbaar voor SB-910,
SB-900, SB-800, SB-700, SB-600 of SB-400; i-DDL-
uitgebalanceerde invulflits voor digitale SLR wordt
gebruikt met matrix- en centrumgerichte meting,
standaard i-DDL-flitser voor digitale SLR met spotmeting
Flitsstand Synchronisatie op het eerste gordijn, trage synchronisatie,
synchronisatie op het tweede gordijn, rode-ogenreductie,
rode-ogenreductie met trage synchronisatie,
automatische snelle FP-synchronisatie ondersteund
Flitscorrectie –3 – +1 LW in stappen van
1
/3,
1
/2 of 1 LW
Flitsgereedaanduiding Gaat branden bij een volledig opgeladen optionele flitser;
knippert na flitsen op vol vermogen
Accessoireschoen Standaard ISO 518 flitsschoencontact met synchronisatie
en vergrendeling
435
n
Nikon Creatief
Verlichtingssysteem (CVS)
Geavanceerde draadloze verlichting ondersteund met
SB-910, SB-900, SB-800 of SB-700 als masterflitser en
SB-600 of SB-R200 als secundaire flitsers, of SU-800 als
commander; automatische snelle FP-synchronisatie en
instellicht ondersteund met alle CLS-compatibele flitsers,
behalve SB-400; doorgave van flitskleurinformatie en
flitswaardevergrendeling ondersteund met alle CLS-
compatibele flitsers
Flitsaansluiting Standaard ISO 519-aansluiting met vastzetschroef
Witbalans
Witbalans
Automatisch (2 typen), gloeilamplicht, tl-licht (7 soorten),
direct zonlicht, flitslicht, bewolkt, schaduw, handmatige
preset (opslagmogelijkheid voor 4 waarden),
kleurtemperatuur keuze (2.500 K–10.000 K), met
fijnafstelling voor alle standen.
Livebeeld
Standen Livebeeldfotografie (stil of geluidloos), filmlivebeeld
Objectiefscherpstelling Autofocus (AF): Enkelvoudige servo-autofocus (AF-S);
fulltime servo-autofocus (AF-F)
Handmatige scherpstelling (M)
AF-veldstand Gezichtprioriteit-AF, breedveld-AF, normaal veld-AF, AF
met meevolgende scherpstelling
Autofocus Contrastdetectie-AF over het volledige beeld (camera
selecteert automatisch het scherpstelpunt wanneer
gezichtsprioriteit-AF of AF met meevolgende
scherpstelling is gekozen)
Film
Lichtmeting DDL-lichtmeting met hoofdbeeldsensor
Beeldformaat (pixels) en
beeldsnelheid
1.920 × 1.080; 30 p (progressief), 25 p, 24 p
1.920 × 1.080 uitsnede; 30 p, 25 p, 24 p
1.280 × 720; 60 p, 50 p, 30 p, 25 p
640 × 424; 30p, 25p
Werkelijke beeldsnelheden voor 60 p, 50 p, 30 p, 25 p en
24 p zijn respectievelijk 59,94, 50, 29,97, 25 en 23,976 bps;
alle opties ondersteunen zowel hoge en normale
beeldkwaliteit
Flitslicht
436
n
Bestandsformaat MOV
Videocompressie H.264/MPEG-4 Advanced Video Coding
Geluidsindeling Lineair PCM
Geluidsrecorder Ingebouwde mono of externe stereomicrofoon;
gevoeligheid aanpasbaar
ISO-gevoeligheid Automatisch aangepast binnen het bereik ISO 200-12800
of ISO 200–Hi 4
Overige opties Indexmarkering, time-lapse-fotografie
Monitor
Monitor 8-cm/3,2-in., ca. 921.000 beeldpunten (VGA) TFT LCD met
170 ° kijkhoek, ca. 100% beelddekking en automatische
aanpassing van de monitorhelderheid met behulp van de
omgevingslichtsensor
Weergave
Weergave Schermvullende weergave en miniatuurweergave (4, 9 of
72 beelden) met zoomweergave, filmweergave, diashows
van foto's en/of films, histogramweergave, hoge lichten,
foto-informatie, weergave van GPS-gegevens,
automatische beeldrotatie, invoer en weergave van
spraakmemo's en invoegen en weergeven van IPTC-
informatie.
Interface
USB Hi-Speed USB
HDMI-uitgang Type C mini-pin HDMI-aansluiting; kan gelijktijdig met
cameramonitor worden gebruikt
Audio-ingang Stereo ministekkeraansluiting (3,5mm diameter; plug-in
power ondersteund)
Geluidsuitvoer Stereo ministekkeraansluiting (3,5mm diameter)
Tien-pins afstandsbedie-
ningsaansluiting
Kan worden gebruikt voor aansluiting van een optionele
afstandsbediening, GP-1 GPS-eenheid of ander GPS-
apparaat dat compatibel is met NMEA0183 versie 2.01 of
3.01 (een optionele MC-35 GPS-adapterkabel en een kabel
met een 9-pins D-sub-aansluiting zijn vereist)
Ethernet RJ-45-aansluiting
Randapparatuuraansluiting
Voor WT-5
Film
437
n
Tenzij anders vermeld, hebben alle getallen betrekking op een camera met een
volledig opgeladen batterij bij een omgevingstemperatuur van 20 °C.
Nikon behoudt zich het recht voor de specificaties van de hardware en software
die in deze handleiding worden beschreven op enig moment zonder
voorafgaande aankondiging te wijzigen.
Nikon kan niet aansprakelijk worden
gesteld voor schade die kan voortvloeien uit eventuele fouten in deze
handleiding.
Beschikbare talen
Beschikbare talen Arabisch, Chinees (Vereenvoudigd en Traditioneel),
Tsjechisch, Deens, Nederlands, Engels, Fins, Frans, Duits,
Indonesisch, Italiaans, Japans, Koreaans, Noors, Oekraïens,
Pools, Portugees, Roemeens, Russisch, Spaans, Thais,
Turks, Zweeds
Voeding
Batterij Een oplaadbare Li-ionbatterij EN-EL18 batterij
Lichtnetadapter Lichtnetadapter EH-6b; vereist stroomaansluiting EP-6 (los
verkrijgbaar)
Statiefaansluiting
Statiefaansluiting
1
/4 in. (ISO 1222)
Afmetingen/gewicht
Afmetingen (B × H × D) Ca. 160 × 156,5 × 90,5 mm
Gewicht Ca. 1.340 g met battery en XQD-geheugenkaart maar
zonder bodydop en afdekkapje accessoireschoen;
ca. 1.180 g. (alleen camerabody)
Gebruiksomgeving
Temperatuur 0–40 °C
Luchtvochtigheid Minder dan 85% (geen condensatie)
438
n
MH-26 batterijlader
Invoer AC 100 tot 240 V, 50/60 Hz
Opladen voltooid DC 12,6 V/1,2 A
Geschikte batterijen Nikon EN-EL18 oplaadbare Li-onbatterijen
Oplaadtijd per batterij Ca. 2 uur en 20 minuten bij een omgevingstemperatuur
van 25 °C wanneer de batterij volledig leeg is
Gebruikstemperatuur 0–40 °C
Afmetingen (B × H × D) Ca. 160 × 85 × 50,5 mm
Lengte netsnoer Ca. 1,5 m
Gewicht Ca. 265 g, exclusief netsnoer
EN-EL18 oplaadbare Li-ionbatterij
Type Oplaadbare lithium-ionbatterij
Capaciteit 10,8 V/2.000 mAh
Gebruikstemperatuur 0–40 °C
Afmetingen (B × H × D) Ca. 56,5 × 27 × 82,5 mm
Gewicht Ca. 160 g, exclusief afdekkapje
439
n
A Ondersteunde standaards
DCF-versie 2.0: de Design Rule for Camera File System (DCF)
(ontwerpnormen voor camerabestandssystemen) is een algemeen
erkende norm voor digitale camera’s waarmee de compatibiliteit tussen
de verschillende cameramerken wordt gewaarborgd.
DPOF: Digital Print Order Format (DPOF) is een industriestandaard die het
mogelijk maakt foto’s af te drukken op basis van een afdrukopdracht die is
opgeslagen op de geheugenkaart.
Exif versie 2.3: De camera ondersteunt Exif (Exchangeable Image File
Format for Digital Still Cameras) versie 2.3, een norm voor informatie die
bij foto’s wordt opgeslagen. Deze informatie wordt gebruikt voor
optimale kleurreproductie wanneer de foto’s worden afgedrukt met Exif-
compatibele printers.
PictBridge: een norm die werd ontwikkeld door fabrikanten van digitale
camera’s en printers en die het mogelijk maakt foto’s rechtstreeks op een
printer af te drukken, zonder de camera op een computer aan te sluiten.
HDMI: High-Definition Multimedia Interface is een norm voor multimedia
interfaces in consumentenelektronica en AV-apparatuur waarmee
audiovisuele gegevens en stuursignalen via één kabel kunnen worden
overgebracht naar HDMI-compatibele apparaten.
A Handelsmerkinformatie
Macintosh, Mac OS en QuickTime zijn in de Verenigde Staten en/of andere
landen geregistreerde handelsmerken van Apple Inc. Microsoft, Windows
en Windows Vista zijn in de Verenigde Staten en/of andere landen
geregistreerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft
Corporation.
XQD is een handelsmerk van Sony Corporation.
CompactFlash is een handelsmerk van SanDisk Corporation.
HDMI, het
-logo en High-Definition Multimedia Interface zijn
handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van HDMI Licensing LLC.
PictBridge is een handelsmerk. Alle overige handelsmerken in deze
handleiding of de overige documentatie die met uw Nikon product worden
meegeleverd, zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van de
betreffende rechthebbenden.
440
n
Batterijen kalibreren
De MH-26 batterijoplader is voorzien van een batterijkalibratiefunctie.
Kalibreer de batterij zoals vereist om de nauwkeurigheid van de
cameraweergave en de batterijniveauweergave van de lader te
garanderen.
Als het kalibratielampje van het
huidige batterijvak knippert
wanneer er een batterij is geplaatst,
moet de batterij worden
gekalibreerd.
Druk gedurende een
seconde op de kalibratieknop van
het huidige vak om het kalibreren te
starten.
De benodigde tijd voor het
kalibreren van de batterij wordt
aangeduid door de oplaad- en
kalibratielampjes.
Zodra de kalibratie is voltooid, schakelen de kalibratie- en
oplaadlampjes uit en zal het opladen onmiddellijk van start gaan.
Ofschoon kalibratie raadzaam is voor nauwkeurige meting van de
batterijoplaadstatus, moet kalibratie worden uitgevoerd wanneer het
kalibratielampje knippert.
Zodra begonnen kan, indien gewenst,
kalibratie worden onderbroken.
Als de kalibratieknop niet wordt ingedrukt terwijl het
kalibratielampje knippert, zal normaal opladen beginnen na circa
tien seconden.
Druk nogmaals op de kalibratieknop om kalibratie te onderbreken.
Kalibratie eindigt en het opladen begint.
Geschatte benodigde tijd
om de batterij te kalibreren
Kalibratielamp
Oplaadlampjes
2 u 4 u 6 u
Langer dan 6 uur K (brandt) K (brandt) K (brandt) K (brandt)
4 – 6 uur K (brandt) K (brandt) K (brandt) JK (uit)
2 – 4 uur K (brandt) K (brandt) JK (uit) JK (uit)
Korter dan 2 uur K (brandt) JK (uit) JK (uit) JK (uit)
Batterijvaklampjes
(groen)
Batterijvaklampjes
(groen)
Kalibratielampjes
(geel)
Kalibratieknoppen
441
n
A Batterijwaarschuwing
Als de batterijvak- en kalibratielampjes afwisselend aan/uit knipperen
wanneer er geen batterij is geplaatst, is er een probleem met de lader. Als
de batterijvak- en kalibratielampjes afwisselend aan/uit knipperen wanneer
er een batterij is geplaatst, heeft zich een probleem voorgedaan met de
batterij of lader tijdens het opladen. Verwijder de batterij, haal de lader uit
het stopcontact en breng de batterij en lader voor inspectie naar een door
Nikon geautoriseerde servicevertegenwoordiger.
A Twee batterijen opladen en kalibreren
De MH-26 laadt slechts één batterij tegelijk op.
Als er batterijen in beide
batterijvakken zijn geplaatst, zullen ze volgens de geplaatste volgorde
worden opgeladen.
Als de kalibratieknop voor de eerste batterij wordt
ingedrukt, kan de tweede batterij niet worden gekalibreerd of worden
opgeladen totdat kalibratie en het opladen van de eerste batterij is
voltooid.
442
n
Goedgekeurde
geheugenkaarten
De camera accepteert de XQD- en CompactFlash-geheugenkaarten
die staan vermeld in de volgende paragrafen.
Andere
geheugenkaarten zijn niet getest.
Voor meer informatie over
hieronder vermelde kaarten kunt u contact opnemen met de
fabrikant.
❚❚ XQD-geheugenkaarten
De volgende XQD-geheugenkaarten werden getest en goedgekeurd
voor gebruik in de camera.
Sony H-serie
QD-H16 16 GB
QD-H32 32 GB
443
n
❚❚ CompactFlash-geheugenkaarten
De volgende Type I CompactFlash-geheugenkaarten werden getest
en goedgekeurd voor gebruik in de camera.
Type-II kaarten en
microdrives kunnen niet worden gebruikt.
SanDisk
Extreme Pro SDCFXP 16 GB, 32 GB, 64 GB, 128 GB
Extreme SDCFX 8 GB, 16 GB, 32 GB
Extreme IV SDCFX4 2 GB, 4 GB, 8 GB, 16 GB
Extreme III SDCFX3 2 GB, 4 GB, 8 GB, 16 GB
Ultra II SDCFH 2 GB, 4 GB, 8 GB
Standaard SDCFB 2 GB, 4 GB
Lexar
Media
Professional UDMA
600 × 8 GB, 16 GB, 32 GB
400 × 8 GB, 16 GB, 32 GB
300 × 2 GB, 4 GB, 8 GB, 16 GB
Professional
233 × 2 GB, 4 GB, 8 GB
133 × 2 GB, 4 GB, 8 GB
80 × 2 GB, 4 GB
Platinum II
80 × 2 GB, 4 GB, 8 GB, 16 GB
60 × 4 GB
444
n
Capaciteit geheugenkaart
De volgende tabel toont bij benadering het aantal foto's dat kan worden
opgeslagen op een Sony H-serie QD-H32 XQD-kaart bij verschillende
instellingen voor beeldkwaliteit, beeldformaat en beeldveld.
❚❚ FX (36×24) Beeldveld
*
* Bevat afbeeldingen gemaakt met objectieven zonder DX wanneer Aan is
geselecteerd voor Automatische DX-uitsnede.
Beeldkwaliteit Beeldformaat Bestandsfomaat
1
Aantal
afbeeldingen
1
Buffercapaciteit
2
NEF (RAW),
compressie zonder
verlies, 12-bit
15,4 MB 1.100 92
NEF (RAW),
compressie zonder
verlies, 14-bit
19,4 MB 872 75
NEF (RAW),
Gecomprimeerd,
12-bit
13,9 MB 1.500 98
NEF (RAW),
Gecomprimeerd,
14-bit
17,0 MB 1.200 76
NEF (RAW),
Ongecomprimeerd,
12-bit
26,5 MB 1.100 77
NEF (RAW),
Ongecomprimeerd,
14-bit
34,3 MB 872 69
TIFF (RGB)
Groot 49,1 MB 612 55
Middel 28,3 MB 1.000 59
Klein 13,2 MB 2.200 66
JPEG Fijn
3
Groot 7,9 MB 2.900 170
Middel 5,4 MB 4.600 200
Klein 3,0 MB 8.500 200
JPEG Normaal
3
Groot 4,5 MB 5.600 182
Middel 2,8 MB 9.000 200
Klein 1,6 MB 15.700 200
JPEG Basis
3
Groot 2,2 MB 10.800 200
Middel 1,5 MB 16.800 200
Klein 0,9 MB 27.100 200
445
n
❚❚ DX (24×16) Beeldveld
*
* Bevat afbeeldingen gemaakt met DX-objectieven wanneer Aan is geselecteerd
voor Automatische DX-uitsnede.
Beeldkwaliteit Beeldformaat Bestandsfomaat
1
Aantal
afbeeldingen
1
Buffercapaciteit
2
NEF (RAW),
compressie zonder
verlies, 12-bit
7,2 MB 2.400 200
NEF (RAW),
compressie zonder
verlies, 14-bit
8,9 MB 1.900 172
NEF (RAW),
Gecomprimeerd,
12-bit
6,6 MB 3.200 200
NEF (RAW),
Gecomprimeerd,
14-bit
7,9 MB 2.700 196
NEF (RAW),
Ongecomprimeerd,
12-bit
12,0 MB 2.400 133
NEF (RAW),
Ongecomprimeerd,
14-bit
15,3 MB 1.900 114
TIFF (RGB)
Groot 21,5 MB 1.400 61
Middel 12,6 MB 2.300 68
Klein 6,2 MB 4.700 83
JPEG Fijn
3
Groot 3,7 MB 5.800 200
Middel 2,8 MB 8.800 200
Klein 1,9 MB 13.500 200
JPEG Normaal
3
Groot 2,3 MB 11.100 200
Middel 1,6 MB 16.200 200
Klein 1,1 MB 24.400 200
JPEG Basis
3
Groot 1,2 MB 20.300 200
Middel 0,9 MB 28.700 200
Klein 0,7 MB 40.700 200
446
n
1 Alle getallen zijn benaderingen.
De bestandsgrootte wisselt met de opgenomen
scène.
2 Maximum aantal opnamen dat kan worden opgeslagen in het buffergeheugen
bij ISO 100.
Neemt af indien Optimale kwaliteit is geselecteerd voor JPEG-
compressie of automatische vertekeningscorrectie is ingeschakeld.
3 Bij deze getallen wordt uitgegaan van de instelling Vaste grootte voor JPEG-
compressie.
Het selecteren van Optimale kwaliteit verhoogt de bestandsgrootte
van JPEG-afbeeldingen; het aantal beelden en de buffercapaciteit nemen omgekeerd
evenredig af.
A d3Max. aant. continu-opnamen (0 319)
Het maximaal aantal foto’s in serieopname dat achter elkaar kan worden
gemaakt, kan worden ingesteld op een aantal tussen 1 en 200.
447
n
Gebruiksduur van de batterij
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt met een volledig
opgeladen EN-EL18 batterij (2.000 mAh), varieert afhankelijk van de
staat van de batterij, de temperatuur en het gebruik van de camera.
Voorbeeldgetallen worden hieronder vermeld.
CIPA-standaard: Circa 2.600 opnamen. Gemeten bij 23 °C ±2 °C met
een AF-S NIKKOR 24-70mm f/2.8G ED-objectief onder de volgende
testomstandigheden: objectief wordt scherp gesteld van oneindig
tot minimaal bereik en elke 30 sec. wordt één foto gemaakt met
behulp van de standaardinstellingen. Livebeeld wordt niet gebruikt.
Nikon-standaard: Circa 5.500 opnamen. Gemeten bij 20 °C met een
AF-S VR 70-200mm f/2.8G ED-objectief onder de volgende
testomstandigheden: vibratiereductie uit, beeldkwaliteit ingesteld
op JPEG Normaal, beeldformaat ingesteld op L (groot), sluitertijd
1
/250 sec., driemaal scherp gesteld van oneindig tot minimaal bereik
nadat ontspanknop 3 sec. half is ingedrukt; vervolgens worden zes
opeenvolgende opnamen gemaakt en de monitor wordt
gedurende vijf seconden ingeschakeld en vervolgens weer
uitgeschakeld; dit wordt herhaald zodra de stand-by-timer is
afgelopen.
448
n
Het volgende kan de levensduur van de batterij verkorten:
Gebruik van de monitor
Half ingedrukt houden van de ontspanknop
Herhaaldelijk bedienen van autofocus
Het maken van NEF (RAW)- of TIFF (RGB)-foto’s
Lage sluitertijden
Verbinding met Ethernet-netwerken of draadloze netwerken
Gebruik van het optionele GP-1 GPS-apparaat
Gebruik van vibratiereductie (VR) met VR-objectieven
Let op het volgende als u de gebruiksduur van Nikon EN-EL18
oplaadbare batterijen optimaal wilt benutten:
Houd de batterijcontacten schoon.
Bij vuile contacten kunnen de
prestaties van de batterij afnemen.
Gebruik batterijen onmiddellijk nadat ze zijn opgeladen.
Batterijen
lopen leeg als ze niet worden gebruikt.
Controleer regelmatig de staat van de batterij met behulp van de
optie Batterij-informatie in het setup-menu (0 351). Kalibreer de
batterij met behulp van de MH-26 batterijlader als j wordt
weergegeven voor Kalibratie (als de batterij langer dan zes
maanden niet werd gebruikt, moet de batterij worden opgeladen
nadat het kalibreren is voltooid).
449
n
Index
Symbolen
e (Programmed auto)........................ 126
f (Sluitertijdvoorkeuze).................... 127
g (Diafragmavoorkeuze)................... 128
h (Handmatig)...................................... 129
S ................................................................. 111
C
L............................................. 111, 112, 318
C
H ............................................ 111, 112, 318
J ............................................................... 111
E (Zelfontspanner).................... 111, 114
M
UP ................................................... 111, 116
K (Enkelpunts AF).............................. 100
I (Dynamisch veld-AF).................... 100
H (Automatisch veld-AF) ................ 101
! (Gezichtprioriteit-AF)....................... 53
5 (Breedveld-AF) ................................... 53
6 (Normaal veld-AF)............................. 53
& (AF met meevolgende scherpst.) 53
L (Matrix) .............................................. 123
M (Center-weighted)................ 123, 315
N (Spot).................................................. 123
R (Info)-knop................................... 13, 16
a (Livebeeld)................................... 49, 63
Q (Help)............................................... 19, 22
t (Buffergeheugen) . 43, 113, 319, 444
D-schakelaar ................................. 10, 322
I (Scherpstelaanduiding) 43, 105, 109
L (Preset manual) .................. 154, 163
Cijfers
1,2× (30 × 20)........................................... 86
12-bits ........................................................ 92
14-bits ........................................................ 92
3D-kleurenmatrixmeting II.............. 123
3D-tracking................................... 100, 101
5 : 4 (30 × 24)............................................ 86
A
Aanduidingen omkeren ................... 338
Aansluiting voor externe microfoon. 3
Aantal afdrukken (PictBridge [Setup]
menu)..................................................... 273
Aantal scherpstelpunten .................. 311
Accessoires............................................. 391
Accessoireschoen......................... 17, 191
Achtergrondverlichting.............. 10, 322
Achtergrondverlichting knoppen .. 10,
322
Achterste bedieningspaneel ................ 9
Actieve D-Lighting ........... 149, 184, 332
ADL-bracketing .......................... 149, 325
ADL-bracketingreeks....... 109, 228, 388
Adobe RGB............................................. 299
AE & flits (Inst. voor autom. bracketing)
139, 325
AE-vergrend. ontspanknop.............. 316
AF...................... 52–54, 97–107, 307–312
AF-activering......................................... 309
AF-C ................................................... 97, 307
Afdrukken............................................... 271
Afdrukken (DPOF)................................ 275
Afdrukken starten...................... 274, 277
Afdrukopties (PictBridge [Setup] menu)
273
AF-F............................................................. 52
AF-fijnafstelling.................................... 359
B-knop ............................. 99, 309, 311
B-knop voor verticale opname . 99,
312
AF-S............................................. 52, 97, 308
Afstandsbedieningskabel....... 131, 394
AF-veldstand .................................. 53, 100
Alleen AE (Inst. voor automatische
bracketing)................................. 139, 325
Alleen flits (Inst. voor automatische
bracketing)........................ 140, 325, 326
Anticiperende scherpstelling............ 99
Audio.............................. 65, 261, 291, 292
Audio-uitgang ............................ 261, 436
Auto bracketing (M-stand)............... 326
Autofocus ...... 52–54, 97–107, 307–312
450
n
Autofocusstand ............................... 52, 97
Autom. vertekeningscorrectie........ 301
Automatisch (Witbalans).................. 153
Automatisch programma................. 126
Automatisch veld-AF ................ 101, 102
Automatische beeldrotatie ............. 350
Automatische bracketing 139, 325, 326
Automatische DX-uitsnede ......... 85, 88
Automatische snelle FP-synchronisatie
193, 323
B
Batterij............. 23–27, 40, 351, 438, 440
Batterij-informatie .............................. 351
Bedieningspaneel............................... 7–9
Beeld verbergen.................................. 284
Beeld(en) kopiëren ............................. 286
Beeldcommentaar .............................. 352
Beeldformaat........................................... 93
Beeldformaat/beeldsnelheid............. 74
Beeldhoek............................. 85, 389–390
Beeldinterval (Diashow).................... 291
Beeldkwaliteit.......................................... 90
Beeld-op-beeld .................................... 369
Beeldsensor reinigen......................... 399
Beeldsnelheid.......................................... 74
Beeldveld ...................... 29, 71, 85, 88, 93
Beeldverhouding ......................... 85, 366
Belichting................... 123, 125, 135, 137
Belichtingsaanduiding...................... 130
Belichtingsbracketing..... 139, 325, 326
Belichtingscorr. voor flitser.............. 325
Belichtingscorrectie .................. 137, 314
Belichtingsmeters ........................ 45, 234
Belichtingsprogramma ..................... 418
Belichtingsstand.................................. 125
Belichtingsvergrendeling................. 135
Belichtingsverschil.............................. 188
Belichtingsvertragingsstand........... 319
Bestandsinformatie ............................ 239
Bestemming (Filminstellingen)......... 75
Bevestigingsmarkering............ 4, 28, 29
Bewaar geselecteerd beeld ......... 79, 83
Bewolkt (Witbalans) ........................... 154
Bijsnijden ................................................ 366
D-knop 141, 145, 149, 190, 212, 335
Bodydop........................................... 28, 394
Bovenste bedieningspaneel............ 7–8
Bracketing............................ 139, 325, 326
Bracketingvolgorde ............................ 326
Brandpuntsafstand.............................. 228
Breedveld-AF........................................... 53
Buffergeheugen .................. 43, 113, 319
Bulb........................................................... 131
C
Camera Control Pro 2............... 265, 393
Capaciteit geheugenkaart................ 444
Capture NX 2 ............... 91, 182, 346, 393
Centrale knop mult-selector............ 327
Centrumgerichte meting........ 123, 315
CF-kaart ..................................... 33, 95, 443
CF-kaartsleuf............................................ 95
CompactFlash ......................... 33, 95, 442
Compatibele objectieven ................. 385
Compressie zonder verlies (Type).... 92
Computer................................................ 263
Continu hoge snelheid ... 111, 112, 318
Continu lage snelheid ..... 111, 112, 319
Continu ontspanstand....................... 111
Continue servo-autofocus......... 97, 307
Controlebeeld............................. 237, 289
Copyrightinformatie........................... 353
CPU-contacten...................................... 387
CPU-objectief ....................... 29, 385, 387
Creatief Verlichtingssysteem. 191, 192
CVS............................................................ 192
D
Datum en tijd ................................. 31, 348
Datumnotatie................................. 32, 348
DCF.................................................. 299, 439
De batterij opladen........................ 23–24
Diafragma........................... 128–129, 133
Diafragmavergrendeling ........ 133, 334
Diafragmavoorkeuze.......................... 128
Diashow................................................... 291
Digital Print Order Format (DPOF) 275,
277, 439
451
n
Dioptrie............................................ 38, 392
Direct zonlicht (Witbalans) .............. 153
D-Lighting.............................................. 364
Doorloop scherpstelpunt................. 310
DPOF..................................... 275, 277, 439
DPOF-afdrukopdracht....................... 277
Draadloos netwerk.................... 269, 391
Draadloze zender....................... 269, 391
Draai portret ......................................... 290
Druk de ontspanknop half in............. 44
D-type objectief................................... 387
DX (24×16) 1.5×........................ 86, 88, 89
DX-formaat................................. 85, 86, 87
DX-gebaseerd filmformaat................. 71
Dynamisch veld-AF ................... 100, 102
E
Eenv. belichtingscorrectie ............... 314
Eerste sleuf selecteren.......................... 95
Elektronische afstandsmeter .......... 109
Enkel beeld............................................ 111
Enkelpunts-AF............................. 100, 102
Enkelvoudige servo-autofocus . 52, 97,
308
Ethernet......................................... 269, 391
Exif................................................... 299, 439
Externe microfoon................ 69, 75, 395
F
Fijnafst. voor opt. belichting........... 315
Film bewerken ................................. 79, 83
Filminstellingen...................................... 74
Filmkwaliteit (Filminstellingen) ........ 74
Filmlivebeeld................................. 63, 340
Filmopnameknop ........................ 65, 339
Filmvlakmarkering.............................. 109
Filtereffecten ..................... 176, 177, 367
Firmwareversie .................................... 360
Flexibel programma........................... 126
Flikkerreductie ..................................... 348
Flitsbereik............................................... 192
Flitsbracketing .................. 139, 325, 326
Flitscorrectie ......................................... 202
Flitserregeling ...................................... 198
Flitsgereedaanduiding .... 12, 195, 205,
434
Flitslicht............. 191, 192, 199, 202, 204
Flitslicht (Witbalans) ........................... 153
Flitsstand....................................... 199, 200
Flitssynchronisatie-aansluiting....... 191
Flitssynchronisatiesnelheid ............. 323
Flitswaardevergrendeling ...... 204, 329
Fn-knop.......................... 89, 205, 328, 340
Fn-knop (verticaal)............................... 334
Focus-tracking............................... 99, 309
Focus-tracking met Lock-On........... 309
Formaat........................... 72, 93, 366, 374
Formaat wijzigen................................. 374
Formatteren.................................... 36, 345
Foto's beveiligen.................................. 249
Foto-informatie .......................... 238, 285
Fulltime servo-autofocus.................... 52
Functie instelschijven inst................ 336
Functie tweede sleuf............................ 95
f-waarde........................................ 128, 388
FX (36×24) 1.0× ...................................... 86
FX-formaat ........................................ 85, 86
FX-gebaseerd filmformaat ................. 71
G
Gebruik GPS voor het instellen van de
cameraklok........................................... 234
Gecomprimeerd (Type)....................... 92
Geheugenbank opnamemenu....... 294
Geheugenbank pers. inst.................. 305
Geheugenkaart...... 33, 36, 95, 345, 442
Geheugenkaart formatteren ........... 345
Geluidloos (livebeeldfotografie) ...... 60
Gevoeligheid............................... 117, 119
Gezichtprioriteit-AF .............................. 53
Gloeilamplicht (Witbalans)............... 153
GPS......................................... 231, 234, 245
GPS-apparaat ........................................ 231
GPS-gegevens....................................... 245
G-type objectief ................................... 387
H
H.264 ........................................................ 436
Handmatig (belichtingsstand)........ 129
452
n
Handmatige scherpstelling...... 59, 108
Handmatige voorinstelling (Witbalans)
154, 163
HDMI............................................... 280, 439
HDMI mini-pinaansluiting..................... 3
HDR (hoog dynamisch bereik) ....... 186
Help...................................................... 19, 22
Het objectief bevestigen..................... 28
Het objectief verwijderen van de
camera...................................................... 29
Hi............................................................... 118
High-definition............................ 280, 439
Histogram ........................... 241, 242, 327
Hoge ISO-ruisonderdrukking.......... 302
Hoge lichten.......................................... 240
Hoofdtelefoon......................................... 69
Hoog Dynamisch Bereik (HDR)....... 186
I
i-DDL............................................... 193, 198
Indexmarkering ......... 67, 340, 341, 342
Indexprint .............................................. 275
Informatie ..................................... 238, 285
Informatiescherm................ 13, 321, 322
Instelling automatische ISO-
gevoeligheid ....................................... 119
Instellingen opslaan/laden.............. 356
Intervalopname ................................... 216
IPTC .......................................................... 354
ISO-gevoeligheid................. 75, 117, 119
ISO-gevoeligheidsbereik
(Filminstellingen).................................. 75
J
JPEG.......................................... 90, 298, 372
JPEG Basis.................................................. 90
JPEG Fijn.................................................... 90
JPEG Normaal .......................................... 90
JPEG-compressie.................................... 92
K
Kalibratie ................................................ 440
Kies beeldveld........................... 71, 86, 88
Kies begin-/eindpunt............................ 79
Kies kleurtemperatuur (Witbalans) 154,
160
Kleurbalans ............................................ 368
Kleurruimte............................................ 299
Kleurtemperatuur... 153, 154, 155, 160
Kleurtoon (Picture Control instellen)....
176, 178
Klok .................................................... 31, 348
Klokbatterij...................................... 32, 406
Knop loslaten voor instelsch............ 337
Koelblauw (monochroom)............... 367
L
L (groot) .............................................. 72, 93
LAN............................................................ 391
Landschap (Picture Control instellen)..
173
Langste sluitertijd................................ 120
Langste sluitertijd bij flits.................. 324
Lcd...................................................... 10, 322
Lcd-verlichting...................................... 322
Levendig (Picture Control instellen).....
173
Lichtmeting............................................ 123
Lichtnetadapter.......................... 391, 396
Livebeeld ........................................... 49–61
Livebeeldfotografie........................ 49–61
Lo............................................................... 118
Luidspreker .................................. 260, 261
M
M (Handmatige scherpstelling) 59, 108
M (middel).......................................... 72, 93
Matrix ....................................................... 123
Max. aant. continu-opnamen.......... 319
Maximaal diafragma................. 389–390
Maximale gevoeligheid..................... 120
Meervoudige belichting.................... 210
Microfoon.............. 3, 6, 69, 75, 255, 395
Microfoon (Filminstellingen) ............. 75
Mijn menu .................................... 330, 380
Miniatuur ...................................... 235, 327
Minimaal diafragma..................... 29, 125
Mired ........................................................ 158
Monitor................... 49, 57, 235, 317, 345
453
n
Monitor uit............................................. 317
Monitorhelderheid...................... 57, 345
Monitorkleur............................................ 56
Monochroom............................... 173, 367
Motorgestuurd diafragma...... 340, 341
Multi-selector ................................ 20, 328
Multi-selector (verticaal)................... 338
N
Na wissen............................................... 290
Naamgeving bestanden................... 298
NEF (RAW)................ 90, 91, 92, 298, 372
NEF (RAW)-bitdiepte............................. 92
NEF (RAW)-opname............................... 92
NEF (RAW)-verwerking...................... 372
Neutraal (Picture Control instellen) 173
Nikon Transfer 2 .................................. 263
Normaal veld-AF..................................... 53
O
Objectief................ 28–29, 228, 359, 385
Objectief zonder CPU .... 228, 229, 385,
388
Objectiefbevestigingsmarkering ..... 28
Objectiefdop............................................ 28
Objectiefvatting ....................... 4, 29, 109
Omgevingslichtsensor........... 6, 57, 345
Ongecomprimeerd (Type).................. 92
Ontspanknop....... 43, 44, 105, 135, 343
Ontspannen bij geen kaart.............. 338
Ontspanstand....................................... 111
Opeenvolgende nummering.......... 320
Oplaadbare Li-ionbatterij..... 1, 23, 438,
440
Opnamegegevens.............................. 243
Opnamemenu...................................... 293
Opslagmap............................................ 296
Opties sorteren (Mijn menu)........... 383
Opties toevoegen (Mijn menu)...... 381
Opties verwijderen (Mijn menu).... 382
Optimale kwaliteit (JPEG-compressie) .
92
Overschrijf spraakmemo.................. 256
Overzichtsgegevens .......................... 246
P
Paginagrootte....................................... 273
Periferische aansluiting..................... 391
Persoonlijke instellingen................... 303
Perspectiefcorrectie............................ 378
PictBridge..................................... 271, 439
Picture Control beheren.................... 179
Picture Control instellen ................... 173
Picture Controls.................................... 173
Portret (Picture Control instellen).. 173
Punten opslaan per stand ................ 312
Pv-knop................ 67, 125, 325, 333, 341
R
Rand.......................................................... 274
Randapparatuuraansluiting.................. 3
Rasterweergave in zoeker ................ 321
Recente instellingen........................... 380
Rechtzetten............................................ 376
Reset met twee knoppen.................. 207
Retoucheermenu................................. 361
RGB........................................... 90, 241, 299
RGB-histogram ..................................... 241
Rode-ogencorrectie............................ 365
Rode-ogenreductie............................. 199
Rollen ............................................. 331, 358
Ruisonderdr. lange tijdopname ..... 302
S
S (klein)................................................ 72, 93
Schaduw (Witbalans).......................... 154
Schakelaar scherpstelstand ...... 29, 108
Schermtips ............................................. 321
Schermvullende weergave .............. 235
Scherpstelaanduiding....... 43, 105, 109
Scherpstelhaakjes AF-veld .......... 11, 38
Scherpstellen.................................... 52–54
Scherpstelling ..... 59, 97–109, 307–312
Scherpstelpunt........... 53, 100, 103, 311
Scherpstelring objectief...... 28, 59, 108
Scherpstelscherm................................ 431
Scherpstelstand...................... 52, 97, 108
Scherpstelvergrendeling .................. 105
Scherptediepte........................... 125, 128
454
n
Secundaire selector 104, 105, 135, 333,
342
Selectie afdrukken .............................. 275
Selectieknop voor livebeeld........ 49, 63
Selectieknop voor scherpstelstand 52,
97, 108
Serie ...................................... 112, 319, 329
Setup-menu .......................................... 344
Signaal..................................................... 318
Skylight ................................................... 367
Sleuf ........................................... 33, 95, 236
Sleuf selecteren.................................... 236
Sluitertijd............................. 127, 129, 133
Sluitertijdvergrendeling ................... 133
Sluitertijdvoorkeuze........................... 127
Speedlights......................... 191, 192, 194
Spiegel ........................................... 116, 402
Spiegel omhoog (CCD reinigen).... 402
Spotmeting ........................................... 123
Spraakmemo............................... 255–261
Spraakmemoknop .............................. 256
sRGB......................................................... 299
Stand spiegel omhoog............. 111, 116
Standaard (Picture Control instellen)....
173
Standaard i-DDL-flitser voor digitale
SLR ................................................. 193, 198
Standaardinstellingen.............. 207, 412
Standaardinstellingen herstellen. 207,
295, 305, 412
Stand-by-timer..................... 45, 234, 316
Stap belichtings-/flitscorr................. 313
Stapgrootte inst. belichting ............ 313
Stapgrootte ISO-gevoeligh.............. 313
Stil (livebeeldfotografie)...................... 60
Stof-referentiefoto.............................. 346
Stroomaansluiting..................... 391, 396
Synchronisatie op het eerste gordijn....
199
Synchronisatie op het tweede gordijn.
199
T
Taal (Language) ............................ 30, 349
Televisie................................................... 280
Terugzetten ........................ 207, 295, 305
Testflits .......................................... 125, 325
Tien-pins
afstandsbedieningsaansluiting 3, 231,
394
TIFF (RGB).................................................. 90
Tijd...................................................... 31, 348
Tijdstempel ............................................ 274
Tijdzone............................................ 31, 348
Tijdzone en datum ....................... 31, 348
Time-lapse-fotografie......................... 223
Timer .............................................. 114, 216
TL-licht (Witbalans) ............................. 153
Trage synchronisatie .......................... 199
U
Uitgebreide menubanken................ 295
Uitsnijden ................................................. 74
Uitsnijden (PictBridge [Setup] menu)...
274
USB.................................................. 267, 272
USB-kabel.................................. 1, 267, 272
UTC........................................... 31, 233, 245
V
Vallen.............................................. 331, 358
Vaste grootte (JPEG-compressie)..... 92
Vergelijken ............................................. 378
Verlichting scherpstelpunt............... 310
Vertekeningscorrectie........................ 377
Verzachting............................................ 188
ViewNX 2............. 91, 263, 299, 350, 352
Vignetteringscorrectie....................... 300
Virtuele horizon............ 58, 70, 331, 358
Voorbeeldknop scherptediepte ...... 67,
125, 325, 333, 341
W
Warmfilter............................................... 367
WB (Witbalans)............................ 145, 153
Weergave........................ 46, 77, 235, 280
Weergave-informatie ............... 238, 285
Weergavemap....................................... 284
Weergavemenu.................................... 283
455
n
Weergaveopties .................................. 285
Wis alle beelden ......................... 251, 253
Wis huidig beeld........................... 47, 251
Wissen.............................................. 47, 251
Witbalans ...................................... 145, 153
Witbalansbracketing................. 145, 325
Witbalansbracketing (Inst. voor
automatische bracketing)..... 145, 325
WT-4................................................ 269, 391
WT-5................................................ 269, 391
X
XQD-kaart ................................ 33, 95, 442
XQD-kaartsleuf........................................ 95
Z
Zelfontspanner ................. 111, 114, 317
Zoeker ....................................... 11, 38, 431
Zoekerbeeldscherpte.......... 38, 39, 392
Zoekeroculair................................. 39, 114
Zomertijd ........................................ 31, 348
Zoomweergave .......................... 247, 339
Zwart-wit (monochroom) ................ 367
456
DIGITALE CAMERA
Nl
Gebruikshandleiding
Gedrukt in Europa
SB2C02(1F)
6MB1301F-02
Deze handleiding mag op geen enkele manier volledig of gedeeltelijk
(behalve voor korte citaten in kritische artikelen of besprekingen)
worden gereproduceerd zonder de schriftelijke toestemming van
NIKON CORPORATION.
AMA14646
Nl
466


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Nikon D4 at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Nikon D4 in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 24,55 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of Nikon D4

Nikon D4 User Manual - English - 484 pages

Nikon D4 User Manual - German - 484 pages

Nikon D4 User Manual - French - 484 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info