A (automatisch) stand
(A35)
Eenvoudig fotograferen met
standaardfuncties van de camera zonder
uitgebreide instellingen te maken.
M User settings
(Gebruikersinstellingen)
stand (A53)
Combinaties van instellingen die het
meest worden gebruikt voor opname
kunnen worden opgeslagen. De
opgeslagen instellingen kunnen direct
worden opgeroepen voor opname
door de keuzeknop naar
M
te draaien.
Onderwerpstand (A36)
Als een van de onderwerpstanden is geselecteerd, worden foto's gemaakt met
instellingen die optimaal zijn voor het geselecteerde onderwerp.
y (Onderwerp): Kies het gewenste onderwerp met de onderwerpstand en de
instellingen van de camera worden automatisch geoptimaliseerd voor het geselecteerde
onderwerp.
In de stand Autom. scènekeuze kiest de camera automatisch de meest optimale
onderwerpstand voor optimaal gebruiksgemak.
• Om een onderwerp te selecteren, draait u de keuzeknop eerst naar y en drukt u
op de d knop. Druk op H of I door de multi-selector omlaag te drukken om het
gewenste onderwerp te selecteren en druk vervolgens op de k knop.
X (Nachtlandschap): Legt de sfeer van nachtlandschappen vast.
c (Landschap): Gebruik deze stand voor levendige landschappen en stadsgezichten.
R (Tegenlicht): De flitser ontsteekt zodra tegenlicht wordt gedetecteerd, om te
voorkomen dat het onderwerp in de schaduw blijft of maakt gebruik van de HDR-functie
voor het maken van foto's in situaties waarin zeer lichte delen en zeer donkere delen in een
en hetzelfde beeld zijn.
j, k, l, m stand (A49)
Kies deze standen voor meer instelmogelijkheden voor sluitertijd
en diafragma.
Instellingen in het opnamemenu (
A
67) kunnen aangepast
worden aan de opnamecondities en het type opname dat u wilt
maken.
u Speciale effecten
stand (A47)
Er kunnen effecten op foto's toegepast
worden tijdens het fotograferen.