Definieert de bestandsextensie voor de container die door het
apparaat wordt gebruikt. Een container kan video- en audiocodecs
bevatten.
Selecteert de methode die moet worden gebruikt voor de codering.
Snel (1 pass): de video ondergaat slechts één conversiecyclus.
Deze methode kost minder tijd, maar biedt ook een lagere kwaliteit
dan codering in twee stappen. De video wordt tegelijkertijd
geanalyseerd en geconverteerd met de beschikbare bitsnelheid.
Hoge kwaliteit (2 passes): de video ondergaat meerdere
conversiecycli. De resulterende kwaliteit is beter, maar het proces
duurt langer. In de eerste cyclus wordt de video geanalyseerd en
wordt er een tijdelijk bestand (*log) gemaakt. In de tweede cyclus
wordt de video geconverteerd. Tijdens dit proces worden de
bitsnelheidsgegevens gebruikt die in de tijdelijke bestanden zijn
opgeslagen.
Is alleen beschikbaar als coderen in één of twee cycli mogelijk is
voor de geselecteerde codec.