7-6
warmd moet worden en de grote waterinhoud van de buizen.
Bij een goed ingeregelde vloerverwarmingsinstallatie komt een
standaard verhoging van één Setpoint overeen met een stijging
van de cv-watertemperatuur van circa 3°C. Hierdoor is het
mogelijk de kamertemperatuur circa 1°C te verhogen.
Zie als voorbeeld figuur 38 met Setpoint 20, maximale cv-aanvoer-
temperatuur 60°C en de maximale UBA temperatuur op 50°C.
Indien er een eigen temperatuur beveiliging op het vloerverwar-
mingssysteem aanwezig is, is deze instelling niet noodzakelijk.
Een vloerverwarmingsinstallatie wordt veel geleverd met een
eigen temperatuurregeling en circulatiepomp. Indien dit het geval
is mag de stooklijn op een hogere watertemperatuur worden
ingesteld.
Convectoren:
Zoals wellicht bekend is het bij toepassing van een convectorin-
stallatie noodzakelijk om een hogere cv-watertemperatuur in te
stellen. Door de geringe waterinhoud is de convectorinstallatie
een zeer snelle installatie. Bij een goed ingeregelde convectorin-
stallatie komt een standaard verhoging van één Setpoint overeen
met een stijging van de cv-watertemperatuur van circa 3°C.
Hierdoor is het mogelijk de kamertemperatuur circa 1°C te
verhogen. Zie figuur 39 met Setpoint 30 en maximale cv-aan-
voertemperatuur 90°C.
Luchtverwarming:
Ook een luchtverwarmingsinstallatie is een hoge temperatuur
installatie. De stooklijn dient onder alle omstandigheden een
hogere watertemperatuur te realiseren. Door de geringe water-
inhoud is de luchtverwarmingsinstallatie een zeer snelle installatie.
Zie figuur 39 Setpoint 30 en maximale cv-aanvoertemperatuur
90°C.
Let op: De convectoren- en luchtverwarmingsinstallatie is niet
te gebruiken in combinatie met
de weersafhankelijke
regeling met ruimtetemperatuurcompensatie. E.e.a. is
het gevolg van het al maximaal ingestelde Setpoint.
Let op: Diverse combinaties van bovenvermelde installaties zijn
ook mogelijk. Hiervoor dient u een gemiddelde van beide
stooklijnen aan te houden.