plaat, door de onderzijde van de ModuLine IV naar voren te
trekken en de bovenzijde uit de scharniernokken te draaien
(zie nevenstaande figuur).
2. Neem het vulplaatje van de module die u wilt monteren uit
de ModuLine IV, door het vulplaatje los te klikken met behulp
van een kleine schroevendraaier (klikvinger achterzijde onder-
aan) en naar beneden te schuiven. Schuif de module op tegen-
overge stelde manier in de ModuLine IV, tot deze vast klikt.
Iedere module heeft een vaste plaats. Indien een module op
een verkeerde plaats wordt gemonteerd, dan werkt deze module
niet. Zie onderstaande tekening. Kijkend van links naar rechts
moeten de modulen als volgt worden gemonteerd:
3. Plaats nu de Nefit ModuLine IV weer terug op de montage-
plaat. Zet de deuren/kleppen open, en haak de bovenzijde van de
ModuLine IV achter de scharniernokken aan de bovenzijde van
de montageplaat. Druk de onderzijde van de ModuLine IV in de
montageplaat, totdat de klikvinger midden onder vast zit, en doe
de klepjes weer dicht.
6.3 Calibreren van sensoren
Hoewel Nefit zeer hoogwaardige sensoren toepast, is op termijn
enig verloop van de sensoren niet te voorkomen.
Met behulp van de functie CALIBREREN (CAL), op het tweede
bedieningsniveau kunt u de sensoren opnieuw calibreren.
Gebruik deze functie alleen wanneer de meetafwijkingen evident
en werkelijk storend zijn. Laat eventueel uw installateur bij een
van z'n service bezoeken deze taak uitvoeren.
Het calibreren werkt als volgt:
Houdt met een dun voorwerp (bijvoorbeeld punt van een pen)
de toets CAL ingedrukt. U heeft nu direct de eerste sensor te
pakken die u kunt calibreren door m.b.v. de programmadraai-
knop de waarde te veranderen. Op het grote display ziet u aan
de linker zijde altijd de huidige meetwaarde van de sensor en
rechts daarvan (knipperend) de nieuw in te stellen meetwaarde,
die u met de programmadraaiknop instelt. Door de toets CAL
los te laten en opnieuw ingedrukt te houden komt u bij de vol-
gende instelling die u kunt wijzigen. In totaal zijn de volgende vijf
sensoren te calibreren:
figuur 29.
figuur 28.