3. Midden op het scherm staat nu de temperatuur waarop de
temperatuur-instelknop volgens de thermostaat is ingesteld.
Rechts daarvan staat een knipperende temperatuur, die u kunt
wijzigen.
3.
Draai, terwijl u de toetsen MENU en VERWIJDEREN ingedrukt
houdt, aan de programmadraaiknop totdat de knipperende
temperatuur gelijk is aan de temperatuur waarop de tempera-
tuurinstelknop werkelijk is ingesteld.
4. Als u klaar bent, laat dan alle toetsen los.
Buitentemperatuursensor kalibreren
De buitentemperatuursensor moet gekalibreerd worden als de
gemeten temperatuur die op het scherm verschijnt afwijkt van de
werkelijke buitentemperatuur ter plaatse van de buitentempera-
tuursensor.
N.B.: U kunt de buitentemperatuursensor alleen kalibreren
als deze is aangesloten en als de thermostaat is ingesteld op
weersafhankelijke regeling (WA of WA + RTC).
U kunt de buitentemparatuursensor als volgt kalibreren:
1. Zorg dat het scherm in de normale stand is (zie figuur 3-2).
2. Druk de toetsen MENU en VERWIJDEREN tegelijkertijd 3
maal in en houd ze ingedrukt. Rechts op het scherm verschijnt
nu het symbool TEMPBUITEN. Midden op het scherm staat nu
de temperatuur die door de buitentemperatuursensor geme-
ten wordt. Rechts daarvan staat een knipperende temperatuur,
die u kunt wijzigen.
3.
Draai, terwijl u de toetsen MENU en VERWIJDEREN ingedrukt
houdt, aan de programmadraaiknop totdat de knipperende
temperatuur de werklijke buitentemperatuur aangeeft.
4. Als u klaar bent, laat dan alle toetsen los.
37