Verklaring schema en foto’s
1. Drukverschilschakelaar 18. Aansluiting thermokoppel
(luchtgebrekbeveiliging) 19. Waakvlamgasklep
2. Ventilator 20. Drukmeetnippel voordruk
3. Maximaalthermostaat 21. Stuurgasinlaatklep
4. Waakvlam 22. Aansteekknop
5. Thermokoppel 23. Luchtafscheider
6. Brander 24. Automatische ontluchter
7. Sensor 25. Circulatiepomp
8. Ontluchting tapvat 26. Instelschroef maximale branderdruk
9. Tapvat 27. Instelschroef minimale branderdruk
10. Thermo-manometer 28. Drukmeetnippel branderdruk
11. Spoel driewegklep 29. Waakvlaminstelschroef
12. Stuurleiding driewegklep 30. Vuurhaarddrukmeetnippel
13. Driewegklep 31. Toestel ontluchter
14. Comfort-thermostaat 32. Vuurhaarddrukcompensatie
15. Instelkraan tapwater 33. Warmtewisselaar
16. Hoofdregelklep 34. Besturingskast
17. Veiligheidsklep
Werking
De pomp (25) stuwt het CV-water door de warmtewisselaar (33)
en het verwarmde water kan langs twee wegen terug naar de pomp;
door de radiatoren of door het tapvat (9). De omschakeling van
radiatoren op tapvat en omgekeerd vindt plaats door middel van de
driewegklep (13).
Heetwatervraag heeft voorrang boven warmtevraag ten behoeve
van de CV.
De ventilator (2) zuigt verbrandingslucht aan en stuwt de rookgassen
door de warmtewisselaar (33) naar de buitenlucht. Deze luchtver-
plaatsing wordt beveiligd door de luchtgebrekbeveiliging (1).
Bij warmtevraag ten behoeve van CV of heetwater schakelt de
ventilator (2) naar hoog toerental.
Zodra voldoende lucht wordt verplaatst sluit de drukverschilschake-
laar (1) en wordt de gastoevoer naar de brander (6) geopend en
het gas ontstoken.
Warmtevraag CV
De pomp(25) start en bij voldoende luchttransport gaat de brander
in bedrijf. De gashoeveelheid wordt geregeld door de kamerther-
mostaat en de sensor (7).
Bij toepassing van de Modulator wordt de gashoeveelheid mod-
ulerend geregeld op basis van aanvoer- en ruimtetemperatuur.
Bij toepassing van een normale 2-draads kamerthermostaat: aan/uit.
Als de ingestelde aanvoertemperatuur wordt bereikt zorgt de sensor
(7) ervoor dat de gashoeveelheid terug moduleert, waardoor pen-
delen wordt voorkomen.
Zodra de aanvoertemperatuur ca. 4 °C boven de ingestelde waarde
komt sluit de gasklep.
Na einde warmtevraag draait de pomp nog 5 minuten na en stopt
dan.
De ventilator schakelt terug naar laag toerental. Dit om ervoor te
zorgen dat de rookgassen van de waakvlam worden afgevoerd en de
rookgasafvoerleiding droog blijft.
Heetwatervraag
Zodra een heetwaterkraan wordt geopend koelt de voeler van
comfortthermostaat (14) af door het langsstromende koudwater.
Hierdoor start de pomp en schakelt de driewegklep (13) om naar
het tapwater-circuit. Bij voldoende luchttransport gaat de brander in
bedrijf.
De gashoeveelheid naar de brander wordt modulerend geregeld
door de sensor (7).
Tevens houdt de sensor het heetwater op een temperatuur van ca.
60 °C, bij ca. 6,5 liter per minuut.
5
Schema
Figuur 4 (CL 2345)
Na het dichtdraaien van de heetwaterkraan wordt eerst het tapvat
(9) weer op de warmhoudtemperatuur gebracht (afhankelijk van de
instelling van de comfort-thermostaat (14). De pomp draait nog 15
seconden na en stopt dan. Hierna schakelt de driewegklep weer om
naar de stand CV. De ventilator schakelt terug naar laag toerental.
Het tapvat (9) kan op temperatuur worden gehouden, zodat bij
tappen direct heetwater ter beschikking staat. Deze temperatuur kan
middels comfort-thermostaat (14) ingesteld worden door de
gebruiker. Zie het Bedieningsvoorschrift.
Pompschakeling
De nadraaitijd van de pomp bedraagt 5 minuten, daarnaast wordt de
pomp elke 24 uur eveneens 5 minuten ingeschakeld om vooral
’s zomers stilstaand water te voorkomen.
De periodieke schakeling van de pomp, dus eens per 24 uur, kan
verschoven worden door de steker van het toestel even uit het
stopcontact te trekken: 24 uur later start de pomp zelfstandig voor
5 minuten en wordt deze cyclus herhaalt.
Beveiligingen
a. Maximaalthermostaat (3)
De maximaalthermostaat is op de warmtewisselaar geschroefd,
bezit een temperatuurs-instelling van ca. 108 °C en is
opgenomen in het thermo-electrische circuit.
Zodra de aanvoertemperatuur de waarde van ca. 108 °C heeft
bereikt (de normale regeling welke eerder zou moeten ingrijpen
heeft in dit geval niet juist gefunctioneerd) onderbreekt de
maximaalthermostaat het circuit waardoor de gastoevoer naar
de hoofdbrander en de waakvlambrander wordt gesloten.
Indien het toestel weer opnieuw wordt ontstoken, zal het
uitvallen op de maximaalthermostaat zich herhalen zolang de
storing niet is verholpen.
b. Thermo-electrische beveiliging (5, 17, 18).
Het toestel is voorzien van een thermo-electrische beveiliging
(thermokoppel), die bij het doven van de waakvlam, bijvoorbeeld
door het wegvallen van de gasdruk, het toestel beveiligt door de
gastoevoer naar de hoofdbrander en de waakvlambrander te
sluiten.
c. Luchtgebrekbeveiliging (1)
Wanneer door omstandigheden de ventilator niet voldoende
lucht verplaatst, blokkeert deze beveiliging de gastoevoer naar de
brander.