531535
5
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/16
Next page
Technische
documentatie
Type 2510 V Combi
Ventilator-wandketel
gaswandketel met
warmwatervoorziening
Inhoudsopgave
Technische gegevens 3
Opbouw toestel 4
Schema toestel 5
Werking 5
Pompschakeling 5
Beveiligingen 5
Installatievoorschrift van de CV-installateur 6
Voorschriften luchttoevoer en rookgasafvoer 6
Voorschriften algemeen 6
Montage toestel 7
Ombouw type D naar type C 7
Installatievoorschrift van de Sanitaire installateur 7
Installatievoorschrift van de Gastechnische installateur 8
Instelpotmeters 8
Instelling deellast CV 8
Tabel instelling deellast CV 8
Instelling aanvoertemperatuur CV 8
Instelling heetwatertemperatuur 8
Installatievoorschrift van de Electrotechnisch installateur 9
Aansluiting kamerthermostaat 9
Electrische schema’s 10
Storing 10
Onderhoudsvoorschrift 11
Luchttoevoer- en rookgasafvoerleidingen:
Toegestane leidinglengtes, grafieken weerstand en
droge lengte, etc. 12 t/m 15
2
Technische gegevens
Nom. belasting b.w. CV 10,0 - 28,6 kW
Nom. vermogen CV 7,5 - 23,4 kW
Branderdruk t.o.v. het referentiepunt 2,5 - 17,0 mbar
Nom. belasting b.w.Tap 28,6 kW
Nom. vermogen Tap 23,4 kW
Branderdruk t.o.v. het referentiepunt 17,0 mbar
Min. vermogen, modulerend CV + tap 4,7 kW
Min. branderdruk t.o.v. het referentiepunt 1,0 mbar
Schoorsteenverlies > 17,0 %
Spuitstuk diameter (12x) ø 1,30 mm
Gasverbruik bij vollast 3,09 m
3
/h
Heetwaterlevering (koudwatertemp. 10 °C)
Heetwaterlevering (temp. verhoging 45 °C) 6,5 l/min.
Hiervoor benodigde waterdruk,
excl. drukverlies in leiding 0,35 bar
Heetwaterlevering (temp. verhoging 25 °C) 13,4 l/min.
Hiervoor benodigde waterdruk,
excl. drukverlies in leiding 1,2 bar
Mengwaterlevering (koudwatertemp. 10 °C)
Bij instelling van de mengthermostaat
op 42°C (indien meegeleverd) 10,5 l/min.
Hiervoor benodigde waterdruk,
excl. drukverlies in leiding 0,7 bar
Aansluiting: gas ø 15 of G 1/2"
CV ø 22 mm
water ø 15 mm
(H) x (B) x (D) 900 x 480 x 310 mm
Waterinhoud CV + tapvat 2,15 liter
Waterinhoud Tapwater 0,55 liter
Gewicht toestel 44 kg
Aanvoerwater CV instelbaar tussen ca. 40 en ca. 90 °C
Heetwatertemperatuur instelbaar tussen ca. 30 en ca. 60 °C
Comfort-thermostaat instelbaar tussen ca. 25 en ca. 65 °C
(stand ”Zuinig” - ”Comfort”)
Mengthermostaat
(indien meegeleverd) instelbaar tussen ca. 35 en ca. 60 °C.
Pompschakeling: CV nadraaitijd 5 min.
Tap nadraaitijd 15 s.
Opgenomen electrische vermogen
Totaal opgenomen electrische vermogen 145 W.
Toegepaste regel- en beveiligingsapparatuur
Gasregelblok Honeywell V8600C
met Modureg Honeywell V7335A
Ventilator Ebm G2S120-FD03-19
Drukverschil-
schakelaar Huba 605.99084
Driewegklep Nefit Fasto
Sensor Nefit Fasto
Comfort-thermostaat Emerson 718R
Maximaalthermostaat Emerson TOD 36T31 (108 °C)
Besturing Betronic BE10
Circulatiepomp Grundfos UP 25-50
of Wilo FRS 25/70
3
Grafiek weerstand en opvoerhoogte
UP 25-50 en FRS 25/70
Figuur 1 (CL 2381) weerstand en opvoerhoogte
Maatschets
Aansluitingen:
1. Retour CV ø 22 mm
2. Koudwater ø 15 mm
3. Gas ø 15 mm of G 1/2"
4. Heetwater ø 15 mm
5. Aanvoer CV ø 22 mm
Figuur 2 (CL 2322-1)
Toestel uitgevoerd als type C.
Figuur 3 (CL 2322-2) Toestel uitgevoerd als type C.
Algemene technische omschrijving
Opbouw van het toestel
4
Foto 3
Foto 1 Foto 2
10 14 22
1
3
4
5
2
33
6
8
9
25
24
23
14
7 34 30
15 20
31
32
29
28
26 27
Verklaring schema en foto’s
1. Drukverschilschakelaar 18. Aansluiting thermokoppel
(luchtgebrekbeveiliging) 19. Waakvlamgasklep
2. Ventilator 20. Drukmeetnippel voordruk
3. Maximaalthermostaat 21. Stuurgasinlaatklep
4. Waakvlam 22. Aansteekknop
5. Thermokoppel 23. Luchtafscheider
6. Brander 24. Automatische ontluchter
7. Sensor 25. Circulatiepomp
8. Ontluchting tapvat 26. Instelschroef maximale branderdruk
9. Tapvat 27. Instelschroef minimale branderdruk
10. Thermo-manometer 28. Drukmeetnippel branderdruk
11. Spoel driewegklep 29. Waakvlaminstelschroef
12. Stuurleiding driewegklep 30. Vuurhaarddrukmeetnippel
13. Driewegklep 31. Toestel ontluchter
14. Comfort-thermostaat 32. Vuurhaarddrukcompensatie
15. Instelkraan tapwater 33. Warmtewisselaar
16. Hoofdregelklep 34. Besturingskast
17. Veiligheidsklep
Werking
De pomp (25) stuwt het CV-water door de warmtewisselaar (33)
en het verwarmde water kan langs twee wegen terug naar de pomp;
door de radiatoren of door het tapvat (9). De omschakeling van
radiatoren op tapvat en omgekeerd vindt plaats door middel van de
driewegklep (13).
Heetwatervraag heeft voorrang boven warmtevraag ten behoeve
van de CV.
De ventilator (2) zuigt verbrandingslucht aan en stuwt de rookgassen
door de warmtewisselaar (33) naar de buitenlucht. Deze luchtver-
plaatsing wordt beveiligd door de luchtgebrekbeveiliging (1).
Bij warmtevraag ten behoeve van CV of heetwater schakelt de
ventilator (2) naar hoog toerental.
Zodra voldoende lucht wordt verplaatst sluit de drukverschilschake-
laar (1) en wordt de gastoevoer naar de brander (6) geopend en
het gas ontstoken.
Warmtevraag CV
De pomp(25) start en bij voldoende luchttransport gaat de brander
in bedrijf. De gashoeveelheid wordt geregeld door de kamerther-
mostaat en de sensor (7).
Bij toepassing van de Modulator wordt de gashoeveelheid mod-
ulerend geregeld op basis van aanvoer- en ruimtetemperatuur.
Bij toepassing van een normale 2-draads kamerthermostaat: aan/uit.
Als de ingestelde aanvoertemperatuur wordt bereikt zorgt de sensor
(7) ervoor dat de gashoeveelheid terug moduleert, waardoor pen-
delen wordt voorkomen.
Zodra de aanvoertemperatuur ca. 4 °C boven de ingestelde waarde
komt sluit de gasklep.
Na einde warmtevraag draait de pomp nog 5 minuten na en stopt
dan.
De ventilator schakelt terug naar laag toerental. Dit om ervoor te
zorgen dat de rookgassen van de waakvlam worden afgevoerd en de
rookgasafvoerleiding droog blijft.
Heetwatervraag
Zodra een heetwaterkraan wordt geopend koelt de voeler van
comfortthermostaat (14) af door het langsstromende koudwater.
Hierdoor start de pomp en schakelt de driewegklep (13) om naar
het tapwater-circuit. Bij voldoende luchttransport gaat de brander in
bedrijf.
De gashoeveelheid naar de brander wordt modulerend geregeld
door de sensor (7).
Tevens houdt de sensor het heetwater op een temperatuur van ca.
60 °C, bij ca. 6,5 liter per minuut.
5
Schema
Figuur 4 (CL 2345)
Na het dichtdraaien van de heetwaterkraan wordt eerst het tapvat
(9) weer op de warmhoudtemperatuur gebracht (afhankelijk van de
instelling van de comfort-thermostaat (14). De pomp draait nog 15
seconden na en stopt dan. Hierna schakelt de driewegklep weer om
naar de stand CV. De ventilator schakelt terug naar laag toerental.
Het tapvat (9) kan op temperatuur worden gehouden, zodat bij
tappen direct heetwater ter beschikking staat. Deze temperatuur kan
middels comfort-thermostaat (14) ingesteld worden door de
gebruiker. Zie het Bedieningsvoorschrift.
Pompschakeling
De nadraaitijd van de pomp bedraagt 5 minuten, daarnaast wordt de
pomp elke 24 uur eveneens 5 minuten ingeschakeld om vooral
s zomers stilstaand water te voorkomen.
De periodieke schakeling van de pomp, dus eens per 24 uur, kan
verschoven worden door de steker van het toestel even uit het
stopcontact te trekken: 24 uur later start de pomp zelfstandig voor
5 minuten en wordt deze cyclus herhaalt.
Beveiligingen
a. Maximaalthermostaat (3)
De maximaalthermostaat is op de warmtewisselaar geschroefd,
bezit een temperatuurs-instelling van ca. 108 °C en is
opgenomen in het thermo-electrische circuit.
Zodra de aanvoertemperatuur de waarde van ca. 108 °C heeft
bereikt (de normale regeling welke eerder zou moeten ingrijpen
heeft in dit geval niet juist gefunctioneerd) onderbreekt de
maximaalthermostaat het circuit waardoor de gastoevoer naar
de hoofdbrander en de waakvlambrander wordt gesloten.
Indien het toestel weer opnieuw wordt ontstoken, zal het
uitvallen op de maximaalthermostaat zich herhalen zolang de
storing niet is verholpen.
b. Thermo-electrische beveiliging (5, 17, 18).
Het toestel is voorzien van een thermo-electrische beveiliging
(thermokoppel), die bij het doven van de waakvlam, bijvoorbeeld
door het wegvallen van de gasdruk, het toestel beveiligt door de
gastoevoer naar de hoofdbrander en de waakvlambrander te
sluiten.
c. Luchtgebrekbeveiliging (1)
Wanneer door omstandigheden de ventilator niet voldoende
lucht verplaatst, blokkeert deze beveiliging de gastoevoer naar de
brander.
Installatievoorschrift
voor de cv-installateur
Voorschriften luchttoevoer en rookgasafvoer
Dit toestel wordt als type D (dubbelpijps) geleverd en mag tevens
als open toestel klasse C worden geplaatst.
Voor ombouw naar type C (concentrisch) is een ombouwplaat D-C
verkrijgbaar.
Ombouwplaat D-C ev. 46000
Voor ombouw zie blz. 7.
- De rookgasafvoer en de uitmonding installeren volgens
NEN 1078 (GAVO) + aanvulling NEN 1078.
- Zie voor de bepaling van de toegestane leidinglengtes (weerstand
en condens): ”Bepaling toegestane leidinglengtes”, blz. 12 t/m 15.
Voorschriften algemeen
1. Indien het toestel wordt geplaatst tegen een houten wand, dient
het toestel overeenkomstig de voorschriften (NEN 3028) te
worden opgesteld (indien het toestel tegen een lichte construc-
tie wordt gemonteerd, is de kans aanwezig dat het geluidsniveau
van het toestel toeneemt).
2. Raadpleeg alvorens tot plaatsing van het toestel over te gaan de
maatschets van het toestel, om de juiste afstand tot de
omliggende wanden te bepalen (figuur 2 en 3, blz. 3).
Er is geen minimale afstand tot de omringende wanden vereist.
3. De voorzijde van het toestel dient te allen tijde goed bereikbaar
te zijn voor het verrichten van de onderhoudswerkzaamheden.
4. Controleer of het toestel waterpas hangt en tevens of het
toestel op de juiste plaats hangt ten opzichte van de gevel- of
dakdoorvoer.
5. De aansluitingen voor de retour- en aanvoerleiding bevinden zich
aan de onderzijde. Monteer de CV-leidingen hier spanningsvrij
aan. Kies een expansievat, dat aangepast is aan de water-tem-
peratuur, de totale waterinhoud van de installatie en de statische
druk van het water.
6. Ontluchting
Het toestel is voorzien van een automatische ontluchter.
Het tapvat is voorzien van een ontluchtingsleiding welke via de
automatische ontluchter ontlucht.
Ontluchting toestel bij eerste vulling installatie.
Hiertoe is boven de pomp een ontluchtingsschroef aangebracht
(sleutelwijdte 10). Zie foto 4.
7. Overstortventiel
Het overstortventiel moet in de retourleiding worden gemon-
teerd. Op het toestel is hiervoor de G1/2” aansluiting in de
luchtafscheider beschikbaar. Zie foto 4.
Aan de G1/2" onderuitlaat dient dan een overloopleiding te wor-
den aangesloten, welke zonder restrictie of afsluitorgaan verbind-
ing geeft op een afvoerput of riool. Het verdient aanbeveling hier
een trechter tussen te plaatsen.
Indien voor het toestel serviceafsluiters worden gemonteerd,
moet het overstortventiel in het toestel worden ingebouwd.
8. De watercirculatie door het toestel dient te allen tijde gewaar-
borgd te zijn. Dit wordt bereikt door één of twee radiatorkranen
zodanig in te stellen, dat deze nooit geheel dichtgedraaid kunnen
worden.
9. Het toestel dient opgesteld te worden in een ruimte die ook bij
strenge koude vorstvrij blijft. Indien dit niet mogelijk is, dienen de
nodige maatregelen genomen te worden die bevriezing van het
toestel voorkomen.
10. Bij CV-installaties met een grote waterzijdige inhoud dient, in
verband met condensatie, een by-pass aangebracht te worden.
11. Kunststof CV-leidingen
Indien kunststof CV-leidingen worden toegepast, is het aan te
bevelen de CV-installatie te beschermen tegen magnetietvorming
(corrosie).
12. Vloerverwarming.
Bij toepassing van dit toestel in een vloerverwarmingssysteem
dient één van de volgende maatregelen genomen te worden.
1. Alleen vloerverwarming.
Tussen de aanvoer en retour dient een by-pass te worden
gemonteerd. De aansluiting van de by-pass op de aanvoer
dient tussen toestel en de circulatiepomp van het vloerver-
warmingssysteem te geschieden.
2. Vloerverwarming en radiatoren.
Hierbij dient een radiator zodanig ingesteld te worden, dat
deze niet dichtgedraaid kan worden. In dit geval behoeft
geen by-pass toegepast te worden.
Bovenstaande voorkomt dat de driewegklep na het tappen niet
terugkomt in de CV-stand.
13. In installaties waar natuurlijke circulatie te verwachten is,
bijvoorbeeld een oude installatie met zeer grote diameters of bij
opgaande leidingen vanaf het toestel, is het aan te raden een
keerklep in de installatie te plaatsen. De keerklep in de aanvoer
plaatsen, met de pijl in de stromings-richting, zo dicht mogelijk bij
het toestel. Zie figuur 9, blz. 16. In het midden van de klep een
gaatje van 2 mm boren (drukvereffening i.v.m. schakelen
driewegklep).
Montageset
Ten behoeve van de voormontage van de aanvoer-, retour-, koud-
water-, heetwater- en gasleiding kan een montageset besteld worden.
Deze set bestaat uit een ophangbeugel, een kunststof tussenstuk en
het nippelpaneel.
De ophangbeugel dient horizontaal op de juiste hoogte van de
bovenzijde van het toestel tegen de wand geschroefd te worden.
Nadat het kunststof tussenstuk is ontrold, dient het nippelpaneel op
de muur vastgeschroefd te worden.
De kunststof proppen van dit paneel imiteren de koperen aansluit-
pijpen van het later te monteren toestel.
Op deze proppen kunnen knel T-stukken en knel knieën met of zon-
der afsluiters gemonteerd worden zodat de complete CV-installatie
gecompleteerd en eventueel afgeperst of gevuld kan worden,
inclusief de gasleiding.
Bij plaatsing van het toestel dienen de kunststof proppen verwijderd
te worden inclusief de bijbehorende klemplaatjes.
Het toestel wordt aan de ophangbeugel opgehangen, waarna de aan-
sluitpijpen aan de onderzijde in de reeds gemonteerde knelfittingen
gedrukt worden.
Na vastdraaien van de knelwartels is de installatie gecompleteerd.
Montageset bestelnr. ev 19834.
6
Foto 4
ontluchtingsschroef
aansluiting G1/2" van
overstortventiel
Montage toestel
Voor het ophangen van het toestel is een ophangbeugel meegeleverd.
1. Bevestig de ophangbeugel aan de muur of wand.
2. Neem de mantel van het toestel.
Draai hiertoe de schroef aan de onderkant van de mantel enige
slagen los, trek de onderkant van de mantel iets naar voren en
schuif daarna de mantel omhoog.
3. Hang het toestel met de sleufgaten in het frame om de haken
van de ophangbeugel.
Ombouw van toestelaansluiting type D
(dubbelpijps) naar type C (concentrisch)
Pijpmond type D demonteren (foto 5).
Pakking afnemen en zo monteren dat de gaten corresponderen met de
gaten in de bovenplaat (foto 6). Pijpmond type C monteren (foto 7).
Installatievoorschrift
voor de sanitair installateur
Plaatsing inlaatcombinatie
In de koudwaterleiding dient een inlaatcombinatie aangebracht te
worden.
Het bij de opwarming vrijkomende expansiewater kan hiermee
worden afgevoerd.
De ontlastklep moet afgesteld zijn op 8 bar.
Tapwater
1. NEN 1006
Bij het ontwerpen van tapwaterinstallaties dient gelet te worden
op de NEN 1006 (AVWI-1984).
2. Keukentappunt
Geadviseerd wordt om hiervoor een aparte leiding te leggen van
toestel naar tappunt met een kleine diameter (ø 12).
Het water in de leiding zal hierdoor minder snel afkoelen
(klein afkoelend oppervlak) en de inhoud van de leiding (indien
afgekoeld) zal sneller weggestroomd zijn. Hierdoor sneller
heetwater beschikbaar.
Heetwaterlevering
De waterlevering moet worden ingesteld bij gesloten gaskraan en
wordt gemeten aan het verst van het toestel gelegen heetwater-
tappunt.
De waterlevering wordt ingesteld middels de regelschroef van de
instelkraan (figuur 4 en foto 3, pos.nr.15) en met behulp van een
inbussleutel van 8 mm zeskant. Dit toestel wordt fabriekswege
ingesteld op een waterlevering van ca. 6,5 l/min. bij 4 bar.
Bij een afwijkende voordruk dient de waterhoeveelheid opnieuw
ingesteld te worden.
Mengthermostaat (indien toegepast)
De mengthermostaat wordt aangesloten op de koud- en heetwater-
aansluiting van het toestel volgens figuur 5. De mengthermostaat is
bij levering ingesteld op een temperatuur van 42 °C.
Deze temperatuur kan worden gewijzigd met de regelschroef.
Rechtsom draaien geeft een lagere temperatuur, linksom een hogere.
De mengthermostaat past exact op de aansluitingen van het toestel.
Mengthermostaat bestelnummer ev. 32106.
7
Foto 5
Foto 6
Foto 7
Aansluiting mengthermostaat
Figuur 5 (CL 1689)
Vooraanzicht Zijaanzicht
R - Retour CV
KW - Koudwater
HW - Heetwater
WW - Warmwater
A - Aanvoer CV
Installatievoorschrift voor de
gastechnische installateur
Gasaansluiting maken volgens de geldende installatie voorschriften
NEN 1078 (GAVO) + aanvulling NEN 1078 en NEN 3028, waarbij
rekening moet worden gehouden met aanvullende eisen van de
plaatselijke gasbedrijven.
De aansluitmaten zijn niet bepalend voor de diameter van de
binnenleiding; ze moeten worden vastgesteld afhankelijk van de
belasting en de leidinglengte.
Instelpotmeters
De besturingskast bezit een drietal instelpotmeters voor instelling van:
1. Deellast CV gemerkt met ”DRUK” (alleen nodig bij gebruik van
aan/uit kamerthermostaat).
2. Temperatuur heetwater, gemerkt met ”TAP”.
3. Temperatuur aanvoer CV, gemerkt met ”CV”.
Voor het bereiken hiervan dient het deksel van de besturingskast
weggenomen te worden.Verwijder hiertoe eerst de drie schroeven uit
het instrumentenpaneel en draai deze naar onderen. Zie foto 8 en 9.
Instelling deellast CV
(fabriekswege ingesteld op 18,6 kW)
Algemeen
Door toepassing van de micro-electronica wordt het gasblok volledig
electronisch bestuurd.
Bij een juist ingesteld gasblok worden de volgende gegevens gemeten:
a. Bij de start een branderdruk van ca. 2,5 mbar gedurende
ca. 6 seconden.
b. Na de start ten behoeve van heetwatervraag een stijgende
branderdruk naar maximaal binnen ca. 3 seconden. Na de start
ten behoeve van warmtevraag CV een stijgende branderdruk
naar de maximaal ingestelde waarde. Deze gegevens uitsluitend
bij een maximale warmtevraag.
c. Bij modulerende werking daalt de branderdruk tot minimaal
1 mbar en stijgt tot de maximaal ingestelde waarde.
Instelling (zie foto 8, 9 en 10)
1. Demonteer het instrumentenpaneel door losdraaien van de drie
schroeven en draai deze naar beneden.Verwijder het deksel van
de besturingskast door losdraaien van de drie schroeven.
2. Sluit een manometer met de (+) aansluiting aan op de brander-
drukmeetnippel en met de (-) aansluiting op de referentiedruk-
meetnippel onder in de ventilatiekast.
3. Trek een kabel van de boilerthermostaat los.
4. Zet de kamerthermostaat in de hoogste stand.
5. Verdraai de potmeter gemerkt met ”DRUK” tot de branderdruk
die overeenkomt met het gekozen vermogen is bereikt.
Zorg ervoor dat tijdens het instellen de aanvoertemperatuur
minimaal 10°C onder de ingestelde waarde blijft.
6. Montage in omgekeerde volgorde.
Instelling aanvoer temperatuur CV
(fabriekswege ingesteld op ca. 90 °C).
De potmeter gemerkt met ”CV” beïnvloedt de maximale aanvoer-
temperatuur. Geplaatst op de maximale stand houdt dit een aanvoer
watertemperatuur in van ca. 90 °C. Indien geplaatst in de minimale
stand is de laagste temperatuur ca. 40 °C.
Instelling heetwatertemperatuur
(fabriekswege ingesteld op ca. 60 °C)
De potmeter gemerkt met ”TAP” regelt de heetwatertemperatuur.
De heetwatertemperatuur is instelbaar tussen ca. 60 en ca. 30 °C
(bij 6,5 l/min.).
Tabel instelling deellast CV
Stand Vermogen Branderdruk Gasverbruik Waterzijdig
van de rendement
potmeter kW mbar l/min. b.w. %
5 23,4 17,0 51,6 81,7
4 18,6 11,3 42,0 80,0
15,0 7,5 34,3 79,0
3 13,5 6,3 32,0 78,5
12,5 5,3 28,9 78,0
10,0 3,6 23,6 76,5
2 7,5 2,5 18,0 75,0
8
Foto 8
Foto 9
Foto 10
Schroeven
Kabel
Boilerthermostaat
Referentiedrukmeetnippel
Branderdrukmeetnippel
CV
Ta p
Deellast CV (DRUK)
Installatievoorschrift voor de
electrotechnische installateur
De electrische installatie dient geïnstalleerd te worden volgens de
geldende voorschriften als NEN 1010 en de plaatselijke eisen en
voorschriften.
De toestellen zijn reeds voorzien van een snoer met randaarde steker.
De voedingsleiding is aangesloten op de klemmen 220 V in de
besturingskast. Bij vervanging van het netsnoer dient deze besteld te
worden bij Nefit Fasto bv onder EV 38312.
De toestellen kunnen door middel van een wandcontactdoos met
aardcontact worden aangesloten.
Het electrische gedeelte voldoet aan de van toepassing zijnde eisen
uit NEN 6101.
Voor thermokoppelcircuit zie figuur 6.
Voor werkingsschema zie figuur 7.
Voor bedradingsschema zie figuur 8.
Kamerthermostaten
Algemeen
Nefit Fasto b.v. heeft dit toestel ontwikkeld om te kunnen moduleren
op basis van ruimtetemperatuur in combinatie met een modulerende
kamerthermostaat.
De voordelen hiervan zijn:
- comfortabele temperatuur regeling;
- minder pendelen, minder schakelen;
- minder uitstoot van NOx;
- lager energieverbruik.
Bij toepassing van een gewone aan/uit kamerthermostaat zullen deze
voordelen vervallen.
Nefit Fasto b.v. adviseert daarom één van de modulerende
kamerthermostaten uit het Nefit Fasto programma toe te passen.
Toe te passen kamerthermostaten
1. Modulerende kamerthermostaat Modulator.
Modulator met Klokmodule.
2. Gewone twee-draads kamerthermostaten.
Gewone twee-draads klokthermostaten.
Aansluiting
Het toestel is voorzien van een 4-poorts aansluitklem, bedoeld voor
de aansluiting van de kamerthermostaat. Neem om het bedraden te
vereenvoudigen de beugel los van het toestel. Zie foto 11 en 12.
Modulator
Sluit middels een 2-aderige kabel de klemmen 2 en 4 van de
Modulator aan op de overeenkomstige klemmen gemerkt met 2
en 4 van het toestel.
Modulator bestelnr. ev 18072.
Modulator met klokmodule bestelnr. ev 18075
Twee-draads kamerthermostaat (24 Volt)
(elk fabrikaat)
Sluit middels een 2-aderige kabel de klemmen van de kamer-
thermostaat aan op de aansluitklemmen gemerkt met K-T van het
toestel.
Stel het warmteversnellingselement in op 0,1 A. Zie figuur 8, blz. 16.
Klokthermostaten
Toepasbare klokthermostaten:
a. Een klokthermostaat met een eigen voeding en een potentiaal
vrij contact.
b. Een klokthermostaat 24 V wissel met een opgenomen vermogen
20 mA.
Sluit de klokthermostaat aan op de klemmen K-T van het toestel.
Aansluiting vorstthermostaat (indien toegepast)
Sluit de vorstthermostaat parallel aan over de kamerthermostaat
aansluiting K-T.
9
Foto 11
Beugel met aansluitklem
Foto 12
Figuur 6
(CL 2348)
1. Power unit
2. Maximaalthermostaat
3. Thermokoppel
Thermokoppel circuit
1. sensor 8. circulatiepomp
2. driewegklep 9. ventilator
3. comfort-thermostaat 10. Modulator
4. modureg 11. 2-draads kamer-
5. drukverschilschakelaar thermostaat aan/uit
6. gasklep 12. vorstthermostaat
7. netaansluiting (indien toegepast)
Storing
Op de regelprint is een storingslampje (led) aangebracht. Zie foto 13.
Dit storingslampje geeft een extra indicatie bij storingen.
Normaal is het storingslampje uit.
Bij de volgende storingen knippert het storingslampje:
1. Modulatieklep electrisch onderbroken.
2. Gasklep electrisch onderbroken.
3. Regeling defect.
4. Sensor onderbroken.
Bij een knipperend storingslampje zal het toestel niet meer functio-
neren (vergrendeld).
Om dit vergrendelen op te heffen dient de steker kortstondig uit het
stopcontact getrokken te worden.
10
Figuur 7
(CL 2347)
Werkingsschema
Bedradingsschema
Figuur 8
(CL 2346)
Foto 13
Storingslampje
Onderhoudsvoorschrift
Periodieke inspectie
Minstens 1x per 12 maanden dienen de brander, waakvlambrander en
de warmtewisselaar geinspecteerd en eventueel gereinigd te worden.
Ga als volgt te werk:
1. Trek de steker uit het stopcontact en sluit de toestelgaskraan.
2. Verwijder de mantel.
3. Verwijder deksel ventilatiekast (foto 14), deksel rookkast (foto 15)
en de retarderplaat (foto 16).
4. Inspecteer de warmtewisselaar.
Bij vervuilde warmtewisselaar:
Reinig de warmtewisselaar met een nylon borstel of met perslucht.
Alvorens met reinigen te beginnen de waakvlambrander en brander
verwijderen. Zie punt 5 enz..
5. Rok onder de verbrandingskamer verwijderen (foto 17).
6. Wartel waakvlamleiding in waakvlamhouder losdraaien en iets
naar onderen trekken (foto 17).
7. Stekers thermokoppelkabel en piëzokabel losnemen (foto 17).
8. Waakvlamkapje met piezo uit de groef van de waakvlamhouder
trekken (foto 18).
9. Waakvlamhouder naar voren uitnemen (foto 18). Bij eventuele
vervuiling van de inspuiter vuil uitkloppen of reinigen in een
vetoplosmiddel.
Pas op: Nooit doorprikken daar dit beschadiging veroorzaakt.
10 Brander naar voren uitnemen (foto 18).
Eventueel met een zachte borstel reinigen of met lucht door-
blazen.
11. Verbrandingsruimte met stofzuiger schoonmaken.
12. Montage geschiedt in omgekeerde volgorde.
Reiniging warmtewisselaar bij grove vervuiling
Bij grove vervuiling dient de warmtewisselaar gedemonteerd te
worden en gereinigd in schoon water.
Ontkalken van het tapvat
In gebieden met hard water kan het gebeuren dat de tapspiraal
ontkalkt moet worden.
Aftappen toestel
Door de wartel onder de driewegklep en de wartel links naast de
luchtafscheider los te draaien, wordt het toestel volledig CV-zijdig
afgetapt.
Aftappen tapvat
De wartel van de heetwateraansluiting onder het tapvat losdraaien.
De leiding iets naar beneden trekken.
11
Foto 14
Schroef
Deksel ventilatiekast
Veersluiting
Foto 15
Foto 16
Foto 17
Foto 18
Deksel rookkast
Schroeven
Retarderplaat
Schroeven
Rok
Waakvlamleiding
Thermokoppelkabel
Piezokabel
Brander
Waakvlamhouder
Waakvlamkapje
Bepaling toegestane leidinglengtes
De maximale leidinglengte voor luchttoevoer en rookgasafvoer
wordt bepaald door de totale weerstand die in de leidingen
voorkomt (en eventueel de concentrische doorvoer) en door de
beschikbare druk van de ventilator.
Voor dit toestel is de beschikbare druk van de ventilator 100 Pa.
Totale weerstand
De som van de weerstanden in de luchttoevoer- en de rookgasafvoer-
leiding (en eventueel de concentrische doorvoer) mag maximaal
100 Pa bedragen. 10 Pa = 1 mmwk
Met de in- en uittrede weerstanden van de doorvoer,is
reeds rekening gehouden bij de bepaling van de maximale beschik-
bare ventilatordruk.
Dus de totale weerstand van 100 Pa staat volledig ter beschikking
van de luchttoevoer- en rookgasafvoerleiding (en eventueel de
concentrische doorvoer).
Maximale afvoerlengte in verband met condens
De maximale droge afvoerlengte wordt bepaald door het
condensatiepunt van de rookgassen in de leiding.
Het condensatiepunt wordt beïnvloed door de diameter,
de materiaaldikte van de leiding en de mate van isolatie.
Om de lengte te bepalen waarbij de afvoerleiding droogblijft, dient
altijd een droge lengte berekening gemaakt te worden.
Luchttoevoerleiding
Bepaal de weerstand van de luchttoevoerleiding bij de gewenste
leidinglengte en diameter (zie grafiek 7, blz. 13).
Voor de lengte van de luchttoevoerleiding geldt een bocht van 90°
als 1,5 meter leiding en een bocht van 45° als 0,75 meter leiding.
Condensvorming aan de buitenkant van de luchttoevoerleiding
Deze condensvorming ontstaat wanneer koude buitenlucht met een
temperatuur lager dan 10 °C wordt aangezogen en getransporteerd
door een ruimte waarin een omgevingstemperatuur van ongeveer
20 °C en een relatieve vochtigheid van 75% of hoger (deze
omstandigheid ontstaat bijvoorbeeld in een keuken).
Wanneer deze condensvorming in een bepaalde ruimte hinder
veroorzaakt, dient de luchttoevoer in deze ruimte dubbelwandig te
worden uitgevoerd of te worden geïsoleerd met een dampdichte
isolatie.
Rookgasafvoerleiding
De weerstand (grafiek 5 en 6, blz. 13)
Bepaal de weerstand van de rookgasafvoerleiding. Hierbij dient
rekening gehouden te worden met de hoogst te verwachten
omgevingstemperatuur van de leiding, de lengte van de leiding en de
diameter van de leiding.
Voor de lengte van de rookgasafvoerleiding geldt een bocht van 90°
als 1,5 meterleiding en een bocht van 45° voor 0,75 meter leiding.
Weerstand doorvoer (tabel 1, blz. 14)
Indien de luchttoevoer- en rookgasafvoerleidingen worden aanges-
loten op een concentrische doorvoer, moet de weerstand van deze
doorvoer afhankelijk van de concentrische lengte, in rekening worden
gebracht.
De droge lengte (grafieken 1, 2, 3 en 4, blz. 13)
Bepaal de droge lengte van de gekozen leidinguitvoering (dunwandig,
dikwandig, geïsoleerd). Hierbij dient rekening gehouden te worden
met de laagst te verwachten omgevingstemperatuur van de leiding
en de diameter van de leiding.Voor de droge lengte van de rook-
gasafvoerleiding geldt zowel een bocht van 90° als een bocht van
45° voor 0,25 meter leiding.
Indien de rookgasafvoerleiding wordt aangesloten op een concen-
trische doorvoer, dient de berekende droge lengte vermenigvuldigd
te worden met de factor Fc uit tabel 2, blz. 14, de factor Fcd uit
grafiek 8, blz. 14 of de factor Fcb uit grafiek 9, blz. 15. Indien de afvo-
erleiding in de concentrische doorvoer dubbelwandig is uitgevoerd
zijn deze factoren niet van toepassing.
De doorvoerlengte wordt dan opgeteld bij de lengte van de rook-
gasafvoerleiding.
Opmerking
De berekening van de diameters en de weerstanden zijn gebaseerd
op het CO2 percentage en de rookgastemperatuur van de Nefit-
toestellen.
Deze gegevens kunnen derhalve niet zondermeer voor andere
cv-toestellen worden toegepast.
Voorbeeld:
Luchttoevoerleiding
Leidinglengte: 9,5 meter, 2 bochten 90°, 1 bocht van 45°.
Gewenste leidingdiameter: Ø 80 mm.
Rookgasafvoerleiding
Leidinglengte: 9,5 meter, 2 bochten 90°, 1 bocht van 45°.
Gewenste leidingdiameter: Ø 80 mm.
Geen condensaat bij minimaal 15 °C omgevingstemperatuur.
Dakdoorvoer
Dakdoorvoer middels vertikale concentrische dakdoorvoer
L=1225 mm, volgens onderstaande tekening.
De leidingen zijn weggewerkt in een leidingschacht.
Berekening van het gegeven voorbeeld
1. Omdat de rookgasafvoerleiding niet meer bereikbaar is, dient deze
volgens de GAVO uitgevoerd te worden in dikwandig aluminium.
2. Weerstand rookgasafvoerleiding (grafieken 5 en 6, blz. 13).
Totale lengte 9,5 m + 2 x 1,5 m + 1 x 0,75 m = 13,25 m
Uit grafiek 6 blijkt dat de weerstand voor ø 80 mm dikwandig
35 Pa is.
3. Weerstand luchttoevoerleiding (grafiek 7, blz. 13).
Totale lengte 9,5 m + 2 x 1,5 m + 1 x 0,75 m = 13,25 m
De weerstand voor ø 80 mm toevoerleiding is 20 Pa.
4. Weerstand dakdoorvoer.
Volgens tabel 1, blz. 14 is de weerstand voor de doorvoer 5 Pa.
5. Totale weerstand.
De totale weerstand bedraagt 35 + 20 + 5 = 60 Pa.
Dit is kleiner dan de toegestane 100 Pa, dus accoord.
6. Droge lengte (grafieken 1 t/m 4, blz. 13).
Voor de bepaling van de droge lengte is de totale afvoerlengte
9,5 m + 3 x 0,25 m = 10,25 m.
In verband met de concentrische doorvoer, deze lengte
vermenigvuldigen met de factor Fc uit tabel 2, blz. 14.
10,25 x 1,75 = 18 m.
Volgens grafiek 3 zal bij een omgevingstemperatuur van 15 °C na
9 m condens optreden.
Volgens grafiek 4 zal bij een omgevingstemperatuur van 15 °C na
18 m condens optreden.
Conclusie
De rookgasafvoer dient:
a. te worden geïsoleerd, of
b. te worden voorzien van een condensafvoer.
12
CL 2225
Grafieken maximale droge afvoerlengte
Grafiek 1 CL 2386-1
leiding enkelwandig
dunwandig aluminium
Grafiek 2 CL 2386-2
leiding dubbelwandig of geïsoleerd
dunwandig aluminium
Grafiek 3 CL 2387-1
leiding dikwandig
aluminium 1,5 - 2 mm
Grafiek 4 CL 2387-2
leiding dikwandig
aluminium 1,5 - 2 mm
geïsoleerd met minimaal
25 mm dik isolatie materiaal
Grafieken maximale weerstand rookgasafvoerleiding
Belasting 100%
Grafiek 5 CL 2391
Leiding dunwandig aluminium
enkelwandig
dubbelwandig of geïsoleerd
Grafiek 6 CL 2392
leiding dikwandig aluminium
enkelwandig
dubbelwandig of geïsoleerd
Grafiek maximale weerstand luchttoevoerleiding
Belasting 100 %
Grafiek 7 CL 2390
leiding metaal en De diameters zijn
kunststof inwendig aangegeven
13
Droge afvoerlengte (m)
omgevingstemp. (°C)
Droge afvoerlengte (m)
omgevingstemp. (°C)
Droge afvoerlengte (m)
omgevingstemp. (°C)
Droge afvoerlengte (m)
omgevingstemp. (°C)
Droge afvoerlengte (m)
omgevingstemp. (°C)
Droge afvoerlengte (m)
omgevingstemp. (°C)
Droge afvoerlengte (m)
omgevingstemp. (°C)
Tabel 1
weerstand concentrische doorvoeren
Concentrische lengte ”L in mm Weerstand in Pa
500 0
700 1,5
1000 3
1225 5
1500 6
1750 7,5
1950 9
2160 10
De beschikbare weerstand van 100 Pa voor de toe- en afvoerleiding
dient verminderd te worden met de uit de tabel gevonden weerstand.
Vermenigvuldig de te installeren afvoerlengte (uiteraard gecorrigeerd
met betrekking tot het aantal bochten) met de bij de doorvoerlengte
“L behorende factor Fc uit tabel 2.
Controleer aan de hand van de grafieken 1 t/m 4, blz. 13, of deze
gecorrigeerde afvoerlengte niet gaat condenseren.
Tabel 2
droge lengte
factor Fc
Concentrische lengte ”L in mm Factor Fc
500 1,25
700 1,35
1000 1,53
1225 1,75
1500 2,00
1750 2,38
1950 2,70
2160 3,33
Voorbeeld
Van een concentrische geveldoorvoer is de concentrische lengte
L = 1500 mm.
De te installeren afvoerlengte is 10 m met 2 bochten 90°, ø 80 mm
dunwandig aluminium.
Gevraagd de droge lente bij 15 °C omgevingstemperatuur.
De gecorrigeerde afvoerlengte ten behoeve van de droge lengte wordt:
Fc x 10,5 m = 2 x 10,5 = 21 m.
Gezien de berekende lengte van 21 m, blijkt dat uitsluitend een dubbel-
wandige of een geïsoleerde leiding (grafiek 2, blz. 13) hieraan voldoet.
De droge lengte van de rookgasafvoerleiding is afhankelijk van de
lengte ”B” onder het balkon en de concentrische lengte ”L en
andersom.
In grafiek 8 wordt aan de hand van de lengte ”B” en de concentrische
lengte ”L de correctiefactor Fcd bepaald.
Vermenigvuldig de te installeren afvoerlengte (uiteraard gecorrigeerd
met betrekking tot het aantal bochten) met de correctiefactor Fcd.
Controleer aan de hand van de grafieken 1 t/m 4, blz. 13, of deze
gecorrigeerde afvoerlengte niet gaat condenseren.
Grafiek 8
droge lengte
factor Fcd
CL 2228
Voorbeeld:
Balkonbreedte is 2,5 m.
Concentrische lengte is 1000 mm.
De te installeren afvoerlengte is 3 m en 2 bochten 90° ø 80 mm
dunwandig.
Gevraagd de droge lengte bij 15° C omgevingstemperatuur.
De gecorrigeerde afvoerlengte ten behoeve van de droge lengte wordt:
Fcd x 3,5 m = 6,5 x 3,5 = 22,75 m.
Gezien de berekende lengte van 22,75 m, blijkt dat uitsluitend een
dubbelwandige of een geïsoleerde leiding (grafiek 2, blz. 13) hieraan
voldoet.
14
CL 2225
Weerstand van concentrische horizontale
en vertikale doorvoeren
CL 2225
Droge lengte rookgasafvoerleiding aangesloten op
concentrische dak- of geveldoorvoer
Geldt niet voor uitvoering met dubbelwandige afvoerleiding
CL 2225
Droge lengte rookgasafvoerleiding aangesloten op een
concentrische geveldoorvoer met verlengde rook-
gasafvoer (balkon)
Geldt niet voor uitvoering met dubbelwandige afvoerleiding
Correctiefactor Fcd
lengte B in m.
lengte ”L
De droge lengte van de rookgasafvoerleiding is afhankelijk van de
lengte ”B” en de concentrische lengte ”L en andersom.
In grafiek 9 wordt aan de hand van de lengte ”B” en de concentrische
lengte ”L de correctiefactor Fcb bepaald.
Vermenigvuldig de te installeren afvoerlengte (uiteraard gecorrigeerd
met betrekking tot het aantal bochten) met de correctiefactor Fcb.
Controleer aan de hand van de grafieken 1 t/m 4, blz. 13, of deze
gecorrigeerde afvoerlengte niet gaat condenseren.
Grafiek 9
droge lengte
factor Fcb
CL 2229
Voorbeeld:
Schoorsteenhoogte is 2 m.
Concentrische lengte is 1000 mm.
De te installeren afvoerlengte is 4,5 m en 2 bochten 90°, ø 80 mm
dunwandig.
Gevraagd de droge afvoerlengte bij 15 °C omgevingstemperatuur.
De gecorrigeerde afvoerlengte ten behoeve van de droge lengte wordt:
Fcb x 5 = 2,2 x 5 = 11 m.
Gezien de berekende lengte van 11 m, blijkt dat de afvoerleiding
enkelwandig (grafiek 1, blz. 13) uitgevoerd kan worden.
Grafiek 10
minimale isolatie
voor dikwandig
ø 80 mm
CL 2389
Voorbeeld:
De te installeren afvoerlengte is (gecorrigeerd met het aantal bochten)
13 m. Gevraagd de droge lengte met de gunstigste isolatie verhouding.
Model 1: bij 13 m te isoleren 91 % = 11,9 m.
Model 2: bij 13 m te isoleren 84 % = 11,0 m.
Model 3: bij 13 m te isoleren 35 % = 5,0 m.
Bij model 3 is dus de te isoleren lengte het kortst.
15
CL 2230
Droge lengte rookgasafvoerleiding aangesloten op
concentrische dakdoorvoer met velengde rookgas-
afvoer (SFB-systeem)
Geldt niet voor uitvoering met
dubbelwandige afvoerleiding
Correctiefactor Fcb
lengte B in m.
lengte ”L
Minimale isolatielengte voor dikwandige
rookgasafvoerleiding ø 80 mm.
In grafiek 4, blz. 13 is de droge lengte opgegeven voor een
volledig geïsoleerde afvoerleiding.
Afhankelijk van de benodigde droge lengte is het mogelijk
om de leiding gedeeltelijk te isoleren.
Zie voorbeelden model 1, 2 en 3.
In grafiek 10 is voor een te isoleren afvoerlengte (uiteraard
gecorrigeerd met betrekking tot het aantal bochten) de te
isoleren lengte aangegeven in % van de afvoerlengte.
Model 1 Model 2 Model 3
(CL 2226)
L = L1+L2 = Lengte afvoer (m)
L geïsoleerd in % van L
T. omg. 15 °C
Figuur 8 (CL 2514)
Figuur 9 (CL 2516)
keerklep met drukvereffeningsgat ø2,
zo dicht mogelijk bij het toestel
Nefit Fasto BV, Postbus 3, 7400 AA Deventer, Tel. 0570-67 85 85, Fax 0570-67 85 86
992.0531.000 2704 02/99
Nefit Fasto werkt continu aan verbeteringen van zijn produkten. Wijzigingen in de technische gegevens zijn dus mogelijk.
5


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Nefit Fasto FC 2510 at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Nefit Fasto FC 2510 in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 1,17 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of Nefit Fasto FC 2510

Nefit Fasto FC 2510 Manual - Dutch - 2 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info