Figuur 1.3.2.1
Principeschema aansluiting vloerverwar-
mingsinstallatie bij niet 100% zuurstofdiffu-
siedichte leidingen.
1. Aanvoer cv-primair (van ketel)
2. Retour cv-primair (naar ketel)
3. Thermostatisch ventiel
4. Expantievat
5. Circulatiepomp
6. Warmtewisselaar
7. Inregelafsluiter
8. Verdeler
9. Verzamelaar
10. Thermostaat
11. Kogelafsluiter
12. Manometer
13. Drukbeveiliging
14. Ontluchting
15. Vul- en aftapkraan
16. Vloerverwarming register
17. Beveiligingsthermostaat
18. Kortsluitleiding
19. Drukverschilregelaar
Het is raadzaam om voor grote systemen na ongeveer een week nogmaals
een pH-meting uit te voeren. Dit om te controleren of deze nog steeds aan
de gestelde specificatie voldoet.
Let op: Het is niet toegestaan waterbehandeling toe te passen, zoals o.a.
pH-verhogende/verlagende middelen (chemische toevoegmiddelen
en/of inhibitoren) en waterontharding.
Het gebruik van anti-vorstmiddelen (bijvoorbeeld ethyleenglycol en
propyleenglycol) in de cv-installatie is eveneens niet toegestaan.
1.3.2 Vloerverwarming
Wanneer vloerverwarming wordt toegepast, ook in combinatie met een
ander verwarmingssysteem, moet men onderzoeken of de toegepaste vloer-
buis zuurstofdiffusiedicht is.
Indien de toegepaste vloerbuis niet 100% zuurstofdiffusiedicht is, dient u een
gescheiden systeem toe te passen. Dit systeem dient voorzien te zijn van een
eigen expansievat, een drukbeveiliging en een vulmogelijkheid (figuur 1.3.2.1).
Voor het scheiden van de cv-installatie en de vloerverwarming kan een platen-
wisselaar worden toegepast.
Let op: Nefit Buderus B.V. geeft geen garantie indien storingen of defecten aan
het toestel optreden die het gevolg zijn van een directe aansluiting van
het toestel op een vloerverwarmingssysteem met niet diffusie dichte buizen.
Een ‘hydraulisch neutrale’ vloerverwarmingsset is toegestaan indien de aan-
voer- en de retourzijde van het toestel zijn aangesloten op de zuigzijde van de
pomp van de vloerverwarmingsunit. In een hydraulisch neutrale vloerverwar-
mingsunit zorgt een speciale terugslagklep er voor dat er pas stroming kan
plaatsvinden, en dus een drukverschil kan ontstaan tussen aanvoer en retour
van de ketel, als de openingsdruk van de speciale terugslagklep overwonnen is.
213036
Figuur 1.3.3.1
Inlaatcombinatie
216089
1.
INSTALLEREN