36
Oven in- en uitschakelen
Voordat u uw oven inschakelt, kiest u het
verwarmingssysteem dat u wilt gebruiken.
Inschakelen:
1. Stel de functiekeuzeknop in op het
gekozen systeem.
2. Stel de temperatuurkeuzeknop in op de
gewenste temperatuur.
❑ De ingestelde temperatuur wordt
automatisch geregeld.
❑ Het controlelampje gaat branden
wanneer de oven wordt ingeschakeld en
bij het naverwarmen.
Uitschakelen:
❑ Om de oven uit te schakelen, draait u
de temperatuurkeuzeknop en de
functiekeuzeknop op 0.
N.B.:
❑ Het apparaat is voorzien van een
koelventilator. Na het uitschakelen van
de oven blijft deze lopen tot de oven is
afgekoeld.
Functiekeuzeknop Temperatuur-
keuzeknop