G-PILOT 3100 Bedieningshandleiding
NAVMAN
74
(1 tot 10 of UIT; standaardinstelling afhankelijk
van vaartuigtype) (zie sectie 7).
GPS GAIN GPS toename (gevoeligheid),
gebruikt voor het optimaliseren van stuurfunctie
(1 tot 10 of UIT; standaard = 3) (zie sectie 7).
WIND GAIN Wind toename (gevoeligheid),
gebruikt voor het optimaliseren van stuurfunctie
(1 tot 10 of UIT; standaard = 1) (zie sectie 7).
DODGE ANG De hoek waarmee de koers
zal wijzigen in een ontwijkingsmanoeuvre (5°
tot 30°; standaard = 20°) (zie secties 4-4, 5-3
of 6-4).
TACK ANG De hoek waarmee de koers zal
wijzigen bij het overstag gaan (50° tot 160°
of AUTO, standaard = AUTO) (zie secties
4-5, 6-5).
GYBE ANG De hoek waarmee de koers zal
wijzigen bij het gijpen (40° tot 140° of AUTO
of OFF, standaard = AUTO) (zie secties 4-5,
6-5).
TACK DELY De vertraging tussen aangeven
overstag te gaan en het starten van de
overstagmanoeuvre (1 tot 120 sec of OFF (uit);
standaard = 30 sec) (zie secties 4-5, 6-5).
TURN RATE Instellen van de boots’ maximaal
toegestane draaisnelheid in graden per seconde
(3 tot 20, standaard = 10 graden per seconde).
VESSEL (vaartuig) > menu
Tot dit menu heeft u alleen toegang op STBY.
VESL TYPE Vaartuig type (SAIL, PLNE
(planerend), DISP (waterverplaatsend);
standaard = SAIL).
DRVE TYPE Stuuraandrijvingstype (MOTR,
SPL- of SPL+; standaard = MOTR) (zie
G-PILOT 3100 Installatiehandleiding).
WIND TYPE Het te gebruiken wind type (APP of
TRUE (waar); standaard = APP (schijnbaar)).
HDG TYPE Het kompas koersrichtingstype
(MAG of WAAR; standaard = MAG).
MAG VAR De magnetische variatie waar de
boot is (90°W tot +90°E; standaard = 19°E).
DEVICES (instrument) > menu
De items in het DEVICES-menu zijn functies
die nodig zijn om de G-PILOT te kalibreren. Dit
menu is alleen toegankelijk in STBY.
RFU CAL start de procedure om het
roerstandaanwijzer te kalibreren. (zie
G-PILOT 3100 Installatiehandleiding).
RFU CENTR Instellen roerpositie zodat de
boot een rechte lijn vaart (zie G-PILOT 3100
Installatiehandleiding).
CSU CAL start de procedure om het
kompas te kalibreren. (zie G-PILOT 3100
Installatiehandleiding).
ALIGN HDG Lijn het kompas uit met de boot
(zie G-PILOT 3100 Installatiehandleiding).
ALIGN GPS Lijn de huidige bootrichting uit naar
een GPS-richting (COG) indien beschikbaar
(zie G-PILOT 3100 Installatiehandleiding).
FACTORY(fabrieks)>menu
Dit menu is alleen toegankelijk in STBY.
BKL GROUP NavBus groepsnummer (0, 1,
2, 3 of 4, standaard + 1) (zie G-PILOT 3100
Installatiehandleiding).
KEY BEEPS KEY BEEPS Een piep wanneer
er op een toets gedrukt wordt (ON of OFF,
standaard = ON).
NMEA2 DAT NMEA 2 poortfunctie (IN, LANGZ
of SNEL, standaard = IN):
IN: NMEA2 is een input
SLOW: LANGZ: NMEA2 outputs
koersrichting & roerhoek een keer per
seconde
FAST: SNEL: NMEA2 outputs
koersrichting & roerhoek tien keer per
seconde.
MCU VX.X Geeft de G-PILOT 3100
softwareversienummer van het hoofdinstrument
(bv. MCU V1.3 is 1.3).
HCU VX.X Geeft de G-PILOT 3100
softwareversienummer van het beeldscherm
(bv. HCU V2.5 is 2.5).
NVM RESET NMEA2 DAT NMEA 2 poort
functie (IN, SLOW of FAST; standaard = IN):
1 Druk op > om de functie in te schakelen
2 Druk op ENT om de data te resetten
3 Houdt ESC vast om de menu’s te verlaten
4 Voer de haveninstelling en zeetesten uit
om de G-PILOT 3100 te kalibreren (zie
G-PILOT 3100 Installatiehandleiding).