d) Inspecteer de brandstofkabel van het
ene tot het andere eind op schade,
zoals inkepingen, breuken, beknelde of
vastzittende stukken.
e) Controleer of het brandstoffilter schoon is.
11. Een twin-motorinstallatie geeft maar
een debiettempo weer:
a) Controleer of het aantal motoren is
ingesteld op 2. Zie paragraaf 3-3 Instelling
> Brandstof.
12. Grillige brandstofdebietwaarden:
a) De brandstoftransducer is misschien te
dicht bij de brandstofpomp geplaatst en
lijdt daarom onder te sterke trillingen. We
verwijzen naar de installatie-instructies die
bij de brandstoftransducer werd geleverd.
b) Controleer op lekkage in de
brandstofslangen en het aanzuigsysteem
van brandstof in de tank(s).
c) De debietfilterwaarde past niet bij
de motor. Controleer of de waarde niet op
nul is ingesteld en probeer de waarde te
verhogen totdat een stabiele debietwaarde
wordt weergegeven. Zie paragraaf 3-3
Instelling > Brandstof.
d) Een hogere brandstof
Debietfilterinstelling
dient te worden gebruikt voor EFI-
(injectie)motoren. Zie paragraaf 3-3
Instelling > Brandstof.
13. Er wordt geen waarde gegeven voor
brandstofefficiëntie:
a) De boot dient door het water te varen voor
een Verbruikswaarde.
b) Controleer dat het logwieltje aan de
transducer vrij kan ronddraaien en dat de
twee magneten nog aan het logwiel
bevestigd.
14. Er wordt een dubbel bodemtracé
weergeven:
a) De boot kan zich in een gebied dat
schaduwen veroorzaakt bevinden. Zie
paragraaf 4-1 Het beeldscherm begrijpen.
b) In ondiep water kunnen echo’s
terugkaatsen. Verklein de toename-
instelling (zie paragraaf 4-4 Gain) en/of
verklein de kracht van het sonarsignaal (zie
paragraaf 3-2 Instelling > Sonar).
c Verklein het bereik.
15. Geen Sonarweergave
Sonar is uitgeschakeld. Zie paragraaf 3-1.
Instelling > Systeem.
FISH 4432/4433 Installatie- en bedieningshandleiding 35
NAVMAN