41
Druk voor het instellen van een correctie op de links- of de
rechts-toets van de stuureenheid; het scherm van de belich-
tingscorrectie verschijnt.
Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om de
waarde van de belichtingscorrectie te veranderen. Belichtings-
veranderingen zijn zichtbaar in het live-beeld op de monitor.
Druk de ontspanknop half in of druk op de centrale toets van de
stuureenheid om de instelling vast te leggen.
De belichting kan worden gecorrigeerd om het uiteindelijke beeld donkerder of lichter te maken, in een
bereik van plus/min 2 LW in stappen van 1/3 LW. De belichtingscorrectie kan alleen worden gebruikt
met Digitale Onderwerpsprogramma’s, in de P-, A-, en S-stand. Bij de Digitale Onderwerpsprogram-
ma’s wordt de belichtingscorrectie geneutraliseerd wanneer de belichtings-keuzeknop in een andere
stand wordt gezet of de camera wordt uitgeschakeld. In de P-, A- en S-stand blijft de belichtingscor-
rectie van kracht totdat hij weer op nul wordt gezet.
Belichtingscorrectie
Wanneer u de belichtingscorrectie instelt verschijnt de correctiefactor in LW (blz. 53). Nadat de instel-
ling is uitgevoerd geven de sluitertijd- en/of diafragma-aanduidingen de werkelijke belichting weer.
Omdat de correcties in kleine stapjes kunnen worden uitgevoerd kan het soms gebeuren dat u dezelf-
de sluitertijden en/of diafragmawaarde ziet als voor de correctie. Wordt er een andere waarde dan 0.0
gekozen, dan blijft er een waarschuwing op de monitor zichtbaar.
De belichtingscorrectie kan worden
gebruikt wanneer de lichtmeter van de
camera wordt misleid door overwe-
gend donkere of lichte onderwerpen.
Hier zorgde het donkere water ervoor
dat het de camera dit beeld te licht
maakte (overbelichting). Door een
belichtingscorrectie uit te voeren
kwam er weer detaillering in de blade-
ren, en de stenen en het water worden
donkerder.
Camera-info
–2,0 LW
–1,0 LW
Camerabelichting