19
Controleer of de scanner goed op de computer is aangesloten. Zorg ervoor dat het deurtje dicht is
en zet de scanner aan met de hoofdschakelaar. Start de computer.
Bij het starten van de utility software moet het deurtje tijdens
de opstartfase gesloten blijven; het indicatielampje knippert
wanneer de scanner bezig is op te starten. Brandt het
indicatielampje eenmaal continu, dan kan de scanner worden
gebruikt.
Sluit de output-steker van de lichtnet-
adapter aan op de voedingsaansluiting
van de scanner (1). Steek de adapter
in het stopcontact (2).
Aansluiten van de lichtnetadapter
Aanzetten van de scanner
1
2
Ontkoppel de scanner nooit als het indicatie-
lampje nog knippert.
De gemakkelijkste en veiligste wijze om de scanner los te koppelen van de computer is door
beide apparaten plus andere randapparatuur uit te schakelen en de kabel te verwijderen.
Wanneer u de scanner ontkoppelt terwijl de andere apparaten nog aan staan, verlaat dan eerst
de utility software en ontkoppel dan de kabel.
Ontkoppelen van de scanner
Sluit de utility software en druk de hoofdschakelaar voorop de
scanner in. Verbreek de verbinding met het lichtnet wanneer u
de scanner reinigt of wanneer u hem voor langere tijd niet
gebruikt.
Uitschakelen van de scanner