82
FOTOGRAFISCHE BASISPRINCIPES / USB-OVERSPEELSTAND
Het diafragma van het objectief bepaalt niet alleen de belichting,
maar ook de scherptediepte: de ruimte tussen het dichtsbijzijn-
de scherp weergegeven object en het verste gelegen scherp
weergegeven object. Hoe hoger het diafragmagetal, des te gro-
ter is de scherptediepte. Een hoog diafragmagetal laat echter
minder licht door dan een laag diafragmagetal en vraagt dus om
een langere sluitertijd. Bij een grote diafragma-opening (laag
diafragmagetal) zijn kortere sluitertijden haalbaar. Bij landschap-
pen en overzichtsfoto’s wordt vaak een grote scherptediepte
verlangd (hoog diafragmagetal), opdat zowel voor- als achter-
grond scherp zullen zijn. Bij portretten is een beperkte scherp-
tediepte welkom (lage diafragmawaarde), die de achtergrond
minder scherp weergeeft, waardoor het onderwerp mooi los
komt te staan.
De scherptediepte hangt ook samen met de zoomstand. Hoe
groter de beeldhoek, des te groter is de scherptediepte, hoe
meer u inzoomt, des te kleiner wordt de scherptediepte. De
groothoekstand geeft een dynamisch perspectief-effect en
werkt ruimtelijk. De telestand lijkt de ruimte tussen onderwerp
en achtergrond samen te drukken.
De sluiter regelt niet alleen de hoeveelheid licht, maar ook hoe
beweging wordt weergegeven. Korte sluitertijden bevriezen de
beweging, dus zijn erg geschikt voor actie-onderwerpen. Met
een lange sluitertijd kunt u een bewegingseffect weergeven,
zoals bij een waterval. Statiefgebruik is dan wel aan te raden.
LW staat voor lichtwaarde. Een verandering van
1 LW geeft een verdubbeling of halvering van de
belichting.
Wat is een LW?
+2,0 LW
4 x zoveel licht
+1.0 LW
–1,0 LW
–2.0 LW
2 x zoveel licht
1/2 x zoveel licht
1/4 x zoveel licht
Standaard belichting
Fotografische basisprincipes