47
Voor foto’s kunt u kiezen uit vijf cameragevoeligheidsinstellingen. De
auto-stand past de cameragevoeligheid automatisch aan de lichtom-
standigheden aan, tussen ISO 50 en ISO 200. De cameragevoeligheid
kunt u ook zelf instellen. U kunt kiezen uit ISO 50, 100, 200 en 400.
De numerieke waarden zijn gebaseerd op ISO-equivalenten. Als de
ISO-waarde verdubbelt wordt de cameragevoeligheid verdubbeld. De
ruis neemt toe naarmate een hogere cameragevoeligheid wordt geko-
zen; de ISO-instelling van 50 geeft de minste ruis, 400 de meeste.
AUTO
50
100
200
ISO-stand
400
0,8 m ~ 1,7 m
0,8 m ~ 0,86 m
0,8 m ~ 1,2 m
0,8 m ~ 1,7 m
Flitsbereik (groothoek)
0,5 m ~ 3,0 m
0,5 m ~ 1,5 m
0,5 m ~ 2,1 m
0,5 m ~ 3,0 m
0,8 m ~ 2,4 m0,5 m ~ 4,3 m
Flitsbereik (tele)
Cameragevoeligheid (Camera sensitivity) (ISO)
In het menu van de Handmatige opnameregeling kan de gevoeligheid van de camera handmatig wor-
den ingesteld. Op blz. 34 leest u hoe u instellingen wijzigt.
Selecteer in het menu van de Handmatige opnameregeling de instel-
ling voor de cameragevoeligheid (ISO). Zie voor menugebruik blz. 36.
Is er een handmatige ISO-instelling geselecteerd, dan verschijnt er
een aanduiding op de monitor.
Aanduiding handmatige ISO-
instelling
Het flitsbereik verandert met de cameragevoeligheid. Als gevolg van de variërende lichtsterkte van het
optische systeem is het flitsbereik in de groothoekstand niet gelijk aan het flitsbereik in de telestand.
Cameragevoeligheid en flitsbereik