2331
30
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/180
Next page
GEBRUIKSAANWIJZING
9222-2720-15 SY-A312/0401
NL
2Voorbeelden
Gefeliciteerd met uw aanschaf van deze Konica Minolta digitale camera. Neem uw tijd deze gebruiks-
aanwijzing goed door te lezen; dan bent u er zeker van dat u alle mogelijkheden van uw camera maxi-
maal zult benutten.
Controleer de paklijst voordat u dit product gaat gebruiken. Ontbreekt er iets, neem dan contact op
met uw handelaar.
3
Voordat u begint
Konica Minolta is een handelsmerk van Konica Minolta Holdings, Inc. DiMAGE is een handelsmerk
van Konica Minolta Camera, Inc. Apple, Macintosh en Mac OS en zijn gedeponeerde handelsmerken
van Apple Computer Inc. Microsoft en Windows zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft
Corporation. De officiële naam van Windows is Microsoft Windows Operating System. Pentium is een
gedeponeerd handelsmerk van Intel Corporation. Microdrive is een handelsmerk van International
Business Machines Corporation. QuickTime is handelsmerk dat onder licentie wordt gebruikt. Adobe
is een gedeponeerd handelsmerk van Adobe Systems Incorporated. Alle andere handelsmerken en
productnamen zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van hun respectievelijke eigena-
ren.
DiMAGE digitale camera
Lithium-ion batterij NP-400
Lithium-ion batterijlader BC-400
Camerariem NS-DG4000
Zonnekap DLS-2
Lensdop LF-1349
Afdekkapje accessoireschoen SC-10
AV-kabel AVC-400
USB-kabel USB-500
Ferrietkern FRC-100
DiMAGE Viewer CD-ROM
DiMAGE Viewer gebruiksaanwijzing
Cameragebruiksaanwijzingen
Garantiekaart
De product is ontworpen om te functioneren met accessoires die door Minolta worden vervaardigd en
gedistribueerd. Gebruik van accessoires of apparatuur die niet van Minolta afkomstig zijn kan leiden
tot tegenvallende prestaties of schade aan het product en de accessoires.
CORRECT EN VEILIG GEBRUIK
4
Correct en veilig gebruik
NP-400 Lithium-ion batterij
Deze camera werkt met een krachtige lithium-ion batterij. Verkeerd gebruik van de lithium-ion batterij
kan leiden tot schade als letsel door brand, elektrische schokken of vrijkomende chemicaliën. Neem
onderstaande waarschuwingen ter harte voordat u de batterij gebruikt.
GEVAAR
•Veroorzaak geen kortsluiting, neem de batterij niet uit elkaar en beschadig of modificeer hem niet.
Stel de batterij niet bloot aan brand of hoge temperaturen boven 60°C.
Stel de batterij niet bloot aan water of vocht. Water kan de veiligheidsvoorzieningen van de batterij doen
corroderen of beschadigen, en kan leiden tot oververhitting, ontbranding, breuk of lekkage van de
batterij.
Laat de batterij niet vallen, stel hem niet bloot aan harde slagen. Slagen kunnen de ingebouwde
veiligheidsvoorzieningen beschadigen, en kunnen leiden tot oververhitting, ontbranding, breuk of lekkage
van de batterij.
Bewaar de batterij niet in of bij metalen producten.
Gebruik de batterij niet voor andere producten.
Gebruik uitsluitend de opgegeven lader. Een ongeschikte lader kan leiden tot schade of letsel door
brand of een elektrische schok.
Gebruik een batterij niet als hij lekt. Komt er batterijvloeistof in uw oog, spoel het oog dan onmiddellijk
schoon met een royale hoeveelheid schoon water en neem contact op met een arts. Komt
batterijvloeistof in contact met uw huid of kleding, maak de plek dan grondig schoon met water.
Gebruik of laad de batterij alleen bij een omgevingstemperatuur van 0° tot 40°C (32° tot 104°F) en een
relatieve luchtvochtigheid van 45% tot 85%. Bewaar de batterij alleen bij omgevingstemperaturen van -
20° tot 30°C (-4° tot 86°F) en een relatieve luchtvochtigheid van 45% tot 85%.
WAARSCHUWING
Plak de contacten van een voor recycling in te leveren lithium-ion batterij af om kortsluiting te vermijden;
volg altijd de plaatselijke regels voor de inzameling/verwerking van lege batterijen op.
Is de batterij na de opgegeven laadtijd niet opgeladen, stop dan het laden en ontkoppel de lader van het
stopcontact.
5
Algemene gebruikswaarschuwingen
WAARSCHUWING
Gebruik alleen het in deze gebruiksaanwijzing opgegeven batterijtype.
Gebruik uitsluitend de opgegeven lader of netvoedingsadapter binnen het voltagebereik dat op het
apparaat staat. Gebruik van een verkeerde adapter of een verkeerd voltage kan leiden tot schade of
letsel als gevolg van brand of elektrische schokken.
Gebruik het lichtnetsnoer van de lader alleen in de verkoopregio waarvoor het is bedoeld. Een verkeerd
voltage kan leiden tot schade of letsel als gevolg van brand of een elektrische schok.
Haal camera of lader niet uit elkaar. Wordt een hoogvoltage-circuit binnenin het product aangeraakt, dan
kan dat leiden tot elektrische schokken en/of letsel.
•Verwijder direct de batterij of ontkoppel de lichtnetadapter of lader van het lichtnet wanneer de camera
is gevallen of stoten/klappen heeft opgelopen waarbij het binnenwerk, en dan met name de flitser, bloot
is komen te liggen. De flitser heeft een hoogvoltage-circuit dat elektrische schokken en/of letsel kan
veroorzaken. Voortgaand gebruik van een beschadigd product kan leiden tot letsel en/of brand.
Houd de batterij, de geheugenkaart en kleine voorwerpen die ingeslikt kunnen worden buiten het bereik
van kleine kinderen. Neem direct contact op met een arts wanneer er iets is ingeslikt.
Bewaar dit product buiten het bereik van kinderen. Wees voorzichtig in de nabijheid van kinderen; u zou
ze met dit product per ongeluk kunnen raken/verwonden.
Laat de flitser niet van korte afstand in de ogen flitsen. Dat kan tot schade aan het gezichtsvermogen
leiden.
Flits niet in de richting van bestuurders van voertuigen. Verblinding en afleiding kunnen tot ongelukken
leiden.
Gebruik de LCD-monitor niet wanneer u loopt of een voertuig bestuurt. Het kan leiden tot letsel of
ongelukken.
Gebruik dit product niet in een vochtige omgeving, en pak het niet met natte handen beet. Komt er toch
vloeistof in het product terecht, verwijder dan meteen de batterijen of verbreek de netstroomaansluiting,
en gebruik het product verder niet meer. Voortgaand gebruik van een product dat aan vloeistof is
blootgesteld kan schade of letsel als gevolg van een elektrische schok of brand veroorzaken.
Neem onderstaande waarschuwingen aangaande het gebruik van digitale camera’s en accessoires
goed door.
6
Correct en veilig gebruik
Gebruik deze producten niet in de nabijheid van ontvlambare gassen of vloeistoffen als benzine,
wasbenzine of thinner. Gebruik nooit ontvlambare producten als benzine, wasbenzine of thinner om deze
producten schoon te maken. Het gebruik van ontvlambare schoonmaakmiddelen en oplosmiddelen kan
tot een explosie of brand leiden.
•Trek nooit aan het snoer wanneer u de netvoedingsadapter of lader van het stopcontact wilt
loskoppelen. Trek altijd aan de stekker.
Beschadig, verdraai, verander, verhit het snoer van de netvoedingsadapter/laadapparaat nooit en plaats
er nooit zware objecten op. Een beschadigd snoer kan leiden tot schade of letsel door brand of
elektrische schokken.
•Verspreiden de producten een vreemde geur, hitte of rook, stop dan onmiddellijk het gebruik. Verwijder
meteen de batterij en let daarbij goed op dat u zich niet brandt; batterijen kunnen door gebruik heet
worden. Voortgaand gebruik van een beschadigd product kan leiden tot letsel of brand.
Is reparatie nodig, breng of stuur het product dan naar de Technische dienst van Konica Minolta.
7
LET OP
Gebruik of bewaar deze producten niet in een warme of vochtige omgeving, zoals het dashboardkastje
of de bagageruimte van een auto. Het kan schade aan de camera, de lader en de batterij veroorzaken,
en kan leiden tot brandwonden of ander letsel door hitte, brand, explosie of lekkage van batterijvloeistof.
De temperatuur van camera, lader en batterij stijgt na langer gebruik. Pas op voor aanraking van heet
geworden onderdelen.
Na lange gebruiksperioden kunnen de geheugenkaart en de batterij heet worden. Wees dus voorzichtig
wanneer u ze direct na gebruik uit de camera verwijdert. Schakel anders de camera uit en laat hem even
afkoelen.
Laat de flitser niet afgaan terwijl hij in contact is met mensen of objecten. Bij de flitser komt veel energie
vrij en ontstaat hitte.
Druk niet op de LCD-monitor. Een beschadigde monitor kan letsel veroorzaken en de vloeistof uit de
monitor is ontvlambaar. Komt vloeistof uit de monitor in contact met de huid, reinig de plek dan met
schoon water. Komt vloeistof uit de monitor in contact met de ogen, spoel het dan onmiddellijk weg met
veel water en neem contact op met een arts.
Gebruikt u de lichtnetadapter of lader, steek de stekker dan goed in het stopcontact.
De rand van de zonnekap kan letsel veroorzaken. Pas op dat u niet iemand per ongeluk met de camera
raakt wanneer de zonnekap bevestigd is.
Gebruik geen elektronische transformators of reisadapters in combinatie met het laadapparaat. Gebruik
van dit soort apparaten kan leiden tot brand of schade aan het product.
Gebruik de lichtnetadapter of /lader niet wanneer het snoer beschadigd is.
Bedek de lichtnetadapter of lader niet. Het kan tot brand leiden.
•Verberg de lichtnetadapter of lader niet. In geval van nood moet hij snel van het lichtnet kunnen worden
ontkoppeld.
•Trek de stekker van de lichtnetadapter of lader uit het stopcontact wanneer hij niet wordt gebruikt.
8
Inhoud
Inhoud
Voordat u begint.....................................................................................................................................3
Correct en veilig gebruik........................................................................................................................4
Benaming van de onderdelen..............................................................................................................14
Camerahuis .............................................................................................................................14
Datascherm .............................................................................................................................17
Monitorweergave - opnamestand ...........................................................................................18
Monitorweergave - Quick View en weergavestand ................................................................19
Snel aan de slag ..................................................................................................................................20
Riem bevestigen......................................................................................................................20
Lensdop verwijderen ...............................................................................................................20
Zonnekap bevestigen..............................................................................................................21
Batterij laden ...........................................................................................................................22
Batterij plaatsen en vervangen................................................................................................23
Aanduiding batterijconditie .....................................................................................................24
Automatische spaarschakeling ...............................................................................................24
Externe voeding (apart leverbaar) ...........................................................................................25
Geheugenkaart plaatsen en verwisselen ................................................................................26
Inschakelen van de camera ....................................................................................................28
Hanteren van de camera.........................................................................................................28
Stand van zoeker en monitor aanpassen ...............................................................................29
Dioptrie-instelling ....................................................................................................................29
Datum en tijd instellen.............................................................................................................30
Basishandelingen opname...................................................................................................................32
De automatische opnamestand activeren ..............................................................................32
Elektronische zoeker en LCD-monitor ...................................................................................32
Opnamen maken.....................................................................................................................33
Scherpstelvergrendeling..........................................................................................................34
Automatische versterking monitorbeeld .................................................................................34
Scherpstelsignalen ..................................................................................................................35
Speciale scherpstelsituaties....................................................................................................35
Gebruik van de ingebouwde flitser .........................................................................................36
Flitsbereik - Automatische werking......................................................................................................30
Trillingsonderdrukking .............................................................................................................37
Filmopnamen...........................................................................................................................38
Schakelaar weergavestand .....................................................................................................39
Basishandelingen weergave ................................................................................................................40
Enkelvoudige weergave en histogramweergave.....................................................................40
Beeld- en histogramweergave ................................................................................................41
Beelden roteren .......................................................................................................................41
Enkelvoudige beelden wissen.................................................................................................41
Quick View en weergave veranderen......................................................................................42
Vergrote weergave...................................................................................................................43
Films afspelen .........................................................................................................................44
9
Opnamestand - geavanceerde technieken..........................................................................................45
Informatietoets - aanpassingen ..............................................................................................45
Schakelaar scherpstelmethode...............................................................................................46
Digitale zoom...........................................................................................................................47
Flex Scherpstelpunt ................................................................................................................48
Macrostand .............................................................................................................................49
Belichtingsvergrendeling .........................................................................................................50
Belichtings-keuzeknop ............................................................................................................50
Programma-automatiek - P........................................................................................51
Program shift - Pa/Ps.................................................................................................51
Automatische opnamestand.......................................................................................52
Diafragmavoorkeuze - A.............................................................................................54
Sluitertijdvoorkeuze - S ..............................................................................................55
Sluitertijdenbereik en cameragevoeligheid (ISO)........................................................55
Handinstelling - M ......................................................................................................56
Tijdopnamen............................................................................................................................57
Afstandsbediening (apart verkrijgbaar) aansluiten ..................................................................57
Digitale onderwerpsprogramma’s ...........................................................................................58
Belichtings- en flitscorrectie....................................................................................................59
Gebruik van het functiewiel.....................................................................................................60
Transportstanden ....................................................................................................................61
Bracketing...................................................................................................................62
Continu transport........................................................................................................64
Interval ........................................................................................................................66
Zelfontspanner............................................................................................................68
Lichtmeetmethoden ................................................................................................................69
Witbalans.................................................................................................................................70
Eigen witbalanskalibratie.........................................................................................................71
Geheugen - camera-instellingen opslaan ...............................................................................72
Geheugen oproepen................................................................................................................73
Cameragevoeligheid - ISO ......................................................................................................74
Flitsbereik en cameragevoeligheid..........................................................................................75
Externe flitser aansluiten .........................................................................................................75
Gebruik van de flitsaansluiting ................................................................................................76
Scherptedieptecontrole...........................................................................................................77
Regeling Digitale Effecten....................................................................................................................78
Correctie kleurverzadiging..........................................................................................78
Contrastcorrectie........................................................................................................79
Filter............................................................................................................................79
10
Inhoud
Opnamemenu ....................................................................................................................................80
Navigeren door het opnamemenu ..........................................................................................80
Beeldgrootte en beeldkwaliteit................................................................................................82
Over RAW beeldkwaliteit.........................................................................................................84
Opmerkingen over beeldgrootte en resolutie..........................................................................85
Flitsstanden .............................................................................................................................86
Draadloos flitsen......................................................................................................................88
Bereik draadloos flitsen..............................................................................................90
Opmerkingen over draadloos flitsen ..........................................................................91
Flitsregeling ............................................................................................................................92
AEL-toets.................................................................................................................................94
Reset opnamestand ................................................................................................................95
Interval-instellingen .................................................................................................................96
Bracketing-instellingen............................................................................................................96
Verscherping............................................................................................................................97
Data in beeld ...........................................................................................................................98
Elektronisch toetsenbord ........................................................................................................99
Directe weergave...................................................................................................................100
Voice memo...........................................................................................................................101
Kleurinstelling ........................................................................................................................102
Over Adobe RGB......................................................................................................103
Ruisonderdrukking ................................................................................................................103
Monitorversterking ................................................................................................................104
Vergrotingstoets ....................................................................................................................105
Flex Digitale Loep..................................................................................................................105
Instelling Digitale onderwerpsprogramma’s (DSP) ...............................................................106
Tracking AF............................................................................................................................106
Belichtingsvergrendeling (AE-lock)........................................................................................106
Spot AE-veld .........................................................................................................................107
Directe handmatige scherpstelling........................................................................................107
EVF-stand..............................................................................................................................108
Fotografische basisprincipes .............................................................................................................109
Over belichtings- en flitscorrectie .........................................................................................110
Wat is een LW? .....................................................................................................................111
Lichtbronnen en kleur............................................................................................................111
Filmmenu ..................................................................................................................................112
Navigeren door het filmmenu................................................................................................112
Beeldgrootte en beeldfrequentie...........................................................................................113
Filmstand...............................................................................................................................113
Film reset...............................................................................................................................114
Opmerkingen over films opnemen ........................................................................................114
11
Weergavestand - geavanceerde technieken......................................................................................115
Voice memo’s afspelen .........................................................................................................115
Navigeren door het weergavemenu ......................................................................................116
Beeldselectiescherm .............................................................................................................118
Wissen ..................................................................................................................................119
Formatteren ...........................................................................................................................120
Map bekijken .........................................................................................................................120
Vergrendelen..........................................................................................................................121
Formaat indexweergave........................................................................................................121
Kopiëren ................................................................................................................................122
Diashow.................................................................................................................................124
Over DPOF ............................................................................................................................126
DPOF setup ...........................................................................................................................126
Datum in beeld ......................................................................................................................127
Index print .............................................................................................................................127
Printen opheffen....................................................................................................................127
Beelden op TV bekijken ........................................................................................................128
Setup-menu ..................................................................................................................................129
Setup-menu openen..............................................................................................................129
Navigeren door het setup-menu ...........................................................................................130
LCD-helderheid .....................................................................................................................132
Snelle toetscombinaties ........................................................................................................132
Overspeelstand .....................................................................................................................135
Zoeker/monitoromschakeling ...............................................................................................135
Video output ..........................................................................................................................135
Taal ..................................................................................................................................135
Custom setup........................................................................................................................136
Geheugen bestandsnummers ...............................................................................................136
Mapnaam ..............................................................................................................................137
Map selecteren......................................................................................................................137
Nieuwe map ..........................................................................................................................138
Setup datum en tijd...............................................................................................................138
Terugzetten op standaard .....................................................................................................139
Audio-signalen.......................................................................................................................141
Scherpstelsignalen ................................................................................................................141
Shutter FX..............................................................................................................................142
Volume ..................................................................................................................................142
Automatische spaarschakeling .............................................................................................142
Trillingsonderdrukking ...........................................................................................................143
Full-time AF ...........................................................................................................................143
Handgreepsensor..................................................................................................................143
Setup instelwiel .....................................................................................................................144
Setup instelwiel - handmatige belichtingsregeling ...............................................................145
Wisbevestiging ......................................................................................................................145
Objectiefaccessoires .............................................................................................................145
12
Inhoud
Overspeelstand ..................................................................................................................................146
Systeemeisen ........................................................................................................................146
Camera op de computer aansluiten .....................................................................................147
Verbinding met Windows 98/98 second edition ...................................................................148
Automatische installatie............................................................................................148
Handmatige installatie ..............................................................................................149
QuickTime systeemeisen ......................................................................................................151
Automatische spaarschakeling (overspeelstand)..................................................................151
Werken met mappen op de geheugenkaart .........................................................................152
Camera van de computer loskoppelen.................................................................................154
Windows 98 / 98 second edition..............................................................................154
Windows ME, 2000 Professional en XP ...................................................................154
Macintosh .................................................................................................................155
Geheugenkaart verwisselen (overspeelstand).......................................................................156
Driver-software verwijderen – Windows................................................................................157
PictBridge..............................................................................................................................158
Over printfouten ....................................................................................................................159
Navigeren door het PictBridge-menu ...................................................................................160
Problemen oplossen ..........................................................................................................................164
Gebruik van filters .................................................................................................................166
Over de kabel van de lithium-ion batterijlader......................................................................167
Ferrietkern FRGC-100 aanbrengen.......................................................................................167
Onderhoud en opslag ........................................................................................................................168
Camera-onderhoud ...............................................................................................................168
Reinigen.................................................................................................................................168
Opslag ..................................................................................................................................168
Bedrijfstemperatuur en -omstandigheden ............................................................................169
Geheugenkaarten ..................................................................................................................169
Batterijen ...............................................................................................................................170
LCD-monitor .........................................................................................................................170
Copyright...............................................................................................................................170
Voor belangrijke gebeurtenissen en reizen ...........................................................................171
Vragen en service..................................................................................................................171
Aantekeningen ..................................................................................................................................172
Index ..................................................................................................................................174
Technische gegevens.........................................................................................................................176
Battery Pack BP-400 .........................................................................................................................178
Filtervoorbeelden ...............................................................................................................................179
13
* Deze camera is een geavanceerd optisch instrument. Denk er goed aan de gemarkeerde onderde-
len schoon te houden. Lees ook de informatie over opslag en onderhoud achterin deze gebruiksaan-
wijzing (blz. 168).
14
Benaming van de onderdelen
Camerahuis
Datascherm (blz. 17)
Voorste instelwiel
Ontspanknop
Scherpstelring (blz. 46)
Index zoomstand
Zoomring
Objectief*
Deurtje kaartsleuf
(blz. 26)
Zelfontspannerlamje (blz. 68)
Ingebouwde flitser (blz. 36)
Riemoogje (blz. 20)
Microfoon
BENAMING VAN DE ONDERDELEN
De brandpuntsafstanden op de zoomring worden gegeven kleinbeeld-equivalenten.
De bij de camera geleverde DiMAGE Viewer software kan bij opgenomen beelden zowel de
werkelijke brandpuntsafstand weergeven als de equivalente waarde voor kleinbeeld.
Camera-info
USB-aansluiting/AV-uit-
gang (blz. 128, 147)
Handgreepsensor
15
Schakelaar weergavestand (blz. 39)
Menu-toets
Stuureenheid
Toets belichtingsvergrendeling (blz. 50)
Oculairsensors*
Vergrotingstoets
Deksel voeding/afstandsbediening
(blz. 25, 57)
Toegangslampje
QV/Wissen-toets (blz. 40)
Hoofdschakelaar en keuzeknop
Weergavestand (blz. 40, 115)
Opnamestand (blz. 32, 45)
Filmstand (blz. 38, 112)
Handinstelling belichting (blz. 56)
Informatietoets (blz. 45)
Sluitertijdvoorkeuze (blz. 55)
Diafragmavoorkeuze (blz. 54)
Programma-automatiek (blz. 51)
Autom. opnamestand (blz. 52)
Geheugen oproepen (blz. 73)
Portretprogramma (blz. 58)
Sport/actieprogramma (blz. 58)
Zonsondergangprogramma (blz. 58)
Nachtportretprogramma (blz. 58)
Belichtings-keuzeknop
Toets trillingsonderdrukking (blz. 37)
Belichtingscorrectieknop (blz. 59)
Achterste instelwiel
Electronische zoeker* (EVF) (blz. 29)
LCD-monitor* (blz. 18, 19, 29)
Hoofdschakelaar
16
Benaming van de onderdelen
Functietoets
Macro-ontgrendeling (blz. 49)
Schakelaar scherpstelstand (blz. 46)
Dioptrie-instelwiel (blz. 29)
Statiefaansluiting
Geheugeninstelling (blz. 72)
Lichtmeetmethode (blz. 69) Transportstanden (blz. 61)
Witbalans (blz. 70)
Cameragevoeligheid (blz. 74)
Functiewiel (blz. 60)
Regeleenheid Digitale Effecten (blz. 78)
Flitskabelaansluiting (blz. 76)
Accessoireschoentje
Luidspreker
Toets eigen witbalansinstelling (blz. 71)
Persoonlijke functies (blz. 136)
Vergrendeling batterijruimte (blz. 23)
Batterijruimte (blz. 23)
17
Datascherm
Cameragevoeligheid (blz. 74)
Batterijconditie (blz. 24)
Witbalans (blz. 70)
Beeldkwaliteit (blz. 82)
Beeldgrootte (blz. 82)
Flitscorrectie (blz. 59)
Enkelbeeldtransport (blz. 33)
Het datascherm bovenop de camera geeft de
status van de camera weer. Ter informatie zijn
hier alle symbolen weergegeven. De aandui-
dingen voor enkelbeeld en continu transport
verschijnen in dezelfde sector van het data-
scherm.
De opnameteller gaat niet hoger dan 999. Wordt het aantal opgenomen beelden hoger
dan dit aantal, dan verschijnt 999. Komt het aantal opgenomen beelden onder de dui-
zend, dan gaat de teller het juiste aantal weer aangeven.
Sluitertijd en diafragma & belichtings-/flitscorrectie
Aanduidingen Digitale Effecten (blz. 78)
Belichtingscorrectie (blz. 59)
Continu transport (blz. 64)
Bracketing (blz. 62)
Zelfontspanner (blz. 68)
8. Correctie kleurverzadiging
(blz. 78)
18
Benaming van de onderdelen
Monitorweergave - Opnamestand
2. Flitsstand (blz. 61)
5. Flitscorrectie (blz. 59)
7. Verscherping (blz. 97)
9. Contrastcorrectie (blz. 78)
17. Belichtingscorrectie (blz. 59)
11. Witbalans (blz. 70)
10. Cameragevoeligheid (ISO) (blz. 74)
13. Belichtingsmethode (blz. 50)
12. Lichtmeetmethode (blz. 69)
15. Sluitertijd
23. Handmatige scherpstelling (blz. 46)
18. Macrostand (blz. 49)
22. Transportstand (blz. 61)
19. Scherpstelsignaal (blz. 35)
21. Opnameteller (blz. 83)
27. Vergroting (blz. 47, 105)
26. Beeldgrootte (blz. 82)
25. Beeldkwaliteit (blz. 82)
24. Batterijconditie (blz. 24)
4. Gebruiksstand
3. Flitssignaal (blz. 36)
A. Scherpstelkader
B. Spotmeetveld (blz. 69)
D. AF-sensors
C. Flex Scherpstelpunt (blz. 48)
1. Microfoonaanduiding
6. Filteraanduiding (blz. 78)
14. Trillingsonderdrukking (blz. 37)
16. Diafragma
20. Data in beeld (blz. 98)
29. Kleurinstelling (blz. 102)
28. Flex digitale vergroting (blz. 105)
19
Monitorweergave - Quick View & Weergavestand
7. Beeldnummer / totaal aantal beelden
5. Vergrendeling (blz. 121)
6. Printaanduiding (blz. 126)
11. Beeldgrootte (blz. 82)
10. Beeldkwaliteit (blz. 82)
2. Opnametijdstip
1. Gebruiksstand
4. Voice memo (blz. 115)
16. Witbalans (blz. 70)
15. Gevoeligheidsinstelling (blz. 74)
17. Sterkte belichtingscorrectie
(blz. 59)
14. Mapnaam (blz. 137)
13. Mapnummer - nummer beeldbestand
Histogram
3. Opnamedatum
Het donkere deel van het histogram toont de verdeling van de helderheden van het opgenomen beeld,
van zwart (links) tot wit (rechts). Elk van de 256 verticale lijnen geeft het relatieve aandeel weer van
een bepaald helderheidsniveau binnen het beeld. U kunt het histogram gebruiken om belichting en
contrast te evalueren; het histogram geeft geen kleurinformatie.
19. Sluitertijd
18. Diafragma
8. Scroll-pijlen (blz. 43)
9. Batterijconditie (blz. 24)
12. Vergroting (blz. 43)
20
Snel aan de slag
Snel aan de slag
Dit hoofdstuk behandelt het voorbereiden van de camera. Ook het verwisselen van baterijen en
geheugenkaarten worden hier behandeld, alsmede het gebruik van externe voedingsbronnen.
Camerariem bevestigen
Lensdop verwijderen
Druk de klemmetjes van de dop met duim en
wijsvinger in en neem de dop van het objectief.
Wordt de camera niet gebruikt, plaats dan de
lensdop altijd terug.
Bevestig de camerariem aan de camera als afgebeeld. Het
uiteinde van de riem dient ook door de gesp te worden
gehaald (2).
Doe de riem altijd om, om te
voorkomen dat de camera
op de grond valt.
1
2
21
Zonnekap plaatsen
Schuif de zonnekap op het objectief en draai hem 90°
graden met de klok mee totdat hij vastklikt, en de
ronde uitholling tegenover de index voor de brand-
puntsafstand zit (2). Bij een juiste plaatsing zitten de
grote bladen van de zonnekap aan de onder- en
bovenzijde. Forceer de zonnekap nooit. Past hij niet,
plaats hem dan rustig opnieuw. Voor verwijderen
draait u de zonnekap 90° tegen de klok in en neemt
hem van het objectief af.
De zonnekap kan wanneer de camera niet wordt gebruikt in
omgekeerde stand op de camera worden geplaatst.
Houd een van de grote bladen aan de bovenzijde, schuif de
zonnekap op het objectief en draai hem 90° met de klok mee
tot hij vastklikt.
U kunt de zonnekap plaatsen en verwijderen terwijl de lens-
dop op het objectief zit. Voor verwijderen draait u de zonne-
kap 90° tegen de klok in neem hem van het objectief af.
De zonnekap verhindert licht dat van buiten beeld komt de voorste lens te
bereiken, zodat overstraling wordt voorkomen. Bij sterke lichtbronnen is
gebruik van de zonnekap sterk aan te bevelen. Gebruik de zonnekap niet in
combinatie met de ingebouwde flitser, anders ontstaat er een schaduw onder-
in beeld.
Om de zonnekap te bevestigen plaatst u de rechthoekige uitholling op de rand
van de zonnekap tegenover de index voor de brandpuntsafstand op
de bovenzijde van het objectief (1).
2
1
22
Snel aan de slag
Opladen van de batterij
Voordat u de camera kunt gebruiken dient u de lithium-ion batterij op te laden. Lees voordat u de bat-
terij oplaadt de waarschuwingen op blz. 4 van deze gebruiksaanwijzing. Laad de batterij uitsluitend
met de bijgeleverde batterijlader. Het is aan te bevelen de batterij voorafgaand aan elke opnameses-
sie op te laden. Kijk op blz. 170 voor informatie over opslag en verzorging van de batterij.
Houd de batterijcontacten in de richting van de lader en breng de
uitsparingen onderop de batterij in lijn met de geleiders van de
lader. Schuif de batterij in de lader.
Steek de netkabel achterin de lader (1). Steek het andere eind van
de kabel in een stopcontact. De meegeleverde kabel is geschikt
voor de regio waarin de camera werd verkocht. Gebruik de kabel
uitsluitend in de regio van aankoop. Meer informatie over de net-
kabel vindt u op blz.167.
Schuif de baterij naar buiten en til hem van
de lader. Trek de stekker van de netka-
bel uit het stopcontact.
Het lampje (2) geeft aan dat de batterij wordt opgeladen. De lamp
gaat uit wanneer de batterij opgeladen is. De laadtijd bedraagt
ongeveer 150 minuten.
1
2
Installeren en verwisselen van de batterij
Open de baterijruimte door de vergrendeling in de de open-stand
te zetten.
Plaats de batterij met de contacten naar de camera toe. Plaats
de batterij zo dat hij voorbij de batterijgrendel in de baterijruimte
schuift. Duw de batterij in de batterijruimte totdat hij op zijn
plaats klikt.
Deze digitale camera maakt gebruik van een NP-400 lithium-ion batterij. Lees voordat u de batterij
gaat gebruiken de waarschuwingen op blz. 4 van deze gebruiksaanwijzing. Bij het verwisselen van de
batterij dient de camera uit te staan.
Duw om de batterij te verwijderen de batterijgrendel naar de zij-
kant van de batterijruimte; de batterij komt nu omhoog.
Sluit de batterijruimte en zet de vergrendeling in de sluitstand.
23
24
Snel aan de slag
Aandijding batterijconditie
Batterij vol - De batterij is vers/geheel geladen. Na inschakeling van de
camera is dit symbool vijf seconden lang in de elektronische zoeker en
op de LCD-monitor te zien.
Batterij leeg (knipperend) - Wanneer dit knipperende symbool verschijnt
- de overige informatie is dan verdwenen - dan is er onvoldoende ener-
gie om de camera te laten werken. Er kan geen opname worden ge-
maakt. Vervang of herlaad de batterij onmiddellijk.
Batterij bijna leeg - De energievoorraad is beperkt maar de camera func-
tioneert nog volledig. De batterij dient zo snel mogelijk vervangen te wor-
den. Deze waarschuwing verschijnt automatisch en blijft zichtbaar totdat
er een volle batterij in de camera zit.
Automatische spaarschakeling
Om de batterij te sparen zal de camera zoeker, monitor en onnodige functies uitschakelen wanneer
hij drie minuten niet is gebruikt. Het datascherm blijft ingeschakeld. Om de camera weer te activeren
drukt u de ontspanknop half in of drukt u op de hoofdschakelaar. De wachttijd voor de automatische
spaarschakelinkan in sectie 3 van het setup-menu worden veranderd (blz. 129).
Wordt binnen dertig minuten geen handeling met de camera uitgevoerd, dat schakelt de camera zich-
zelf uit. Druk op de hoofdschakelaar om de camera weer in te schakelen.
Deze camera is uitgerust met een automatische aanduiding voor de batterijconditie. Wanneer de
camera aan staat verschijnt de batterij-indicatie op het datascherm, de elektronische zoeker en de
LCD-monitor. Het monitor-symbool verandert van wit in rood wanneer de batterij bijna leeg is.
Verschijnt er niets, dan is de batterij leeg of verkeerd geïnstalleerd.
25
Externe voeding (apart geleverd)
De netstroomadapter stelt u in staat de camera via het lichtnet van stroom te voorzien. Bij intensief of
langdurig gebruik spaart u daarmee de batterijen. Wanneer de camera op de computer wordt aange-
sloten is gebruik ook aan te bevelen. Netstroomadapter AC-1L is bestemd voor gebruik in Noord-
Amerika en Taiwan, model AC-11 is voor de overige gebieden.
Met de externe High-power Battery Pack Kit EBP-100, een portable stroombron, die de gebruiksduur
van de camera aanzienlijk vergroot. De set bevat een krachtige lithium-ion-batterij, een houder en een
laadapparaat. Batterij, houder en laadapparaat zijn elk ook los te koop.
Verwijder het deksel van de stroomaansluiting vanaf
de linkerzijde (1). Het deksel is aan de body beves-
tigd om verlies te voorkomen.
Steek de miniplug van de netstroomadapter of de
battery pack in de voedingsaansluiting (2).
Steek de stekker van de lichtnetadapter in het stop-
contact.
Zet wanneer u van stroombron wisselt altijd de camera uit en controle-
eer ook of het toegangslampje niet brandt.
1
2
26
Snel aan de slag
Geheugenkaarten plaatsen en verwisselen
Om de camera te kunnen gebruiken moet er een geheugenkaart in zitten. Zit er
geen kaart in de camera, dan verschijnt de no-card waarschuwing in de elektro-
nische zoeker en op de LCD-monitor. Type I en II Compact Flash kaarten en IBM
Microdrives kunnen ook in deze camera worden gebruikt. Kijk voor onderhoud
en opslag van opslagmedia op blz. 169.
Open het deurtje van de kaartsleuf in de aangegeven richting.
Zet wanneer u van geheugenkaart wisselt altijd de camera uit en controleeer ook
of het toegangslampje niet brandt. Anders kan de kaart schade oplopen en kan
er beeldinformatie verloren gaan.
Schuif de geheugenkaart geheel in de kaartsleuf. Plaats de kaart zo dat de voor-
zijde naar de voorzijde van de camera is gericht. Duw de kaart altijd rechtstan-
dig naar binnen, nooit schuin. Forceer de kaart nooit. Lijkt een kaart niet te pas-
sen, controleer dan of hij niet achterstevoren wordt gehouden.
Sluit het deurtje van de kaartsleuf.
27
Open om een kaart te verwijderen het deurtje van de kaartsleuf (1) en maak de uitwerphendel vrij om
hem in te kunnen drukken (2).
Druk op de uitwerphendel (3) om de kaart naar buiten te voeren (3). Nu kunt u de kaart uitnemen. Denk
eraan dat de kaart door het gebruik heet kan zijn. De uitwerphendel moet binnen de camerabody blij-
ven. Steekt hij uit, duw hem terug in de camera.
Plaats een nieuwe geheugenkaart en sluit het deurtje van de kaartsleuf (4).
Het kan zijn dat een geheugenkaart die in een andere camera is gebruikt eerst moet worden gefor-
matteerd voordat hij te gebruiken is. Verschijnt de boodschap dat gebruik niet mogelijk is (unable to
use), dan is de kaart niet compatible met de camera en moet hij in de camera worden geformatteerd.
U kunt een geheugenkaart formatteren in sectie 1 van het weergavemenu (blz. 120). Wordt een kaart
geformatteerd, dan wordt alle informatie die erop staat permanent gewist. Verschijnt de foutmelding
betreffende de kaart, druk dan op de centrale toets van de stuureenheid om het venster te sluiten; kijk
op de Minolta-website voor de meest recente informatie aangaande compatibiliteit:
Noord-Amerika: http://www.konicaminolta.us/
Europa: http://www.konicaminoltasupport.com
4321
28
Snel aan de slag
Pak de camera stevig met de rechterhand vast en ondersteun de came-
ra met uw linkerhand. Houd uw ellebogen in uw zijden gedrukt en zet
uw voeten op schouderbreedte uit elkaar om stabiel te staan.
Hanteren van de camera
Inschakelen van de camera
Toegangs-
lampje
Druk de hoofdschakelaar in om de camera in te
schakelen. Het toegangslampje licht kort op en er
klinkt een audiosignaal om aan te geven dat de
camera is geactiveerd. Het audiosignaal kan wor-
den uitgeschakeld via het setup-menu (blz. 141).
Schakelt de camera zich onmiddellijk na inscha-
kelen weer uit, dan is de batterij zo goed als leeg.
Informatie over het opladen van de batterij vindt u
op blz. 22
Wilt u de camera uitschakelen, druk dan op de
hoofdschakelaar totdat hij zich uitschakelt.
29
De zoeker heeft een oculair waarvan de sterkte kan worden
gevarieerd van -3,5 tot +1,5. Kijk door de zoeker en draai aan
het wieltje totdat u het zoekerbeeld scherp ziet.
U kunt de elektronische zoeker tussen 0 en 90 graden kan-
telen. Pak de zoeker simpelweg tussen duim en wijsvinger
en zet hem in de gewenste stand.
Dioptrie-instelling
Stand van zoeker en monitor aanpassen
Berg de camera altijd op met de zoeker en monitor in neer/ingeklapte positie.
De LCD-monitor kan wortden gekanteld
tussen –20° en +90°. Pak de bovenkant
van de monitor en klap hem omlaag.
Vervolgens kan de onderzijde van de
monitor in de gewenste stand worden
opgeklapt.
30
Snel aan de slag
Datum en tijd instellen
Nadat u de geheugenkaart en de baterijen voor het eerst hebt geplaatst dient u de klok en de kalen-
der van de camera in te stellen. Wordt een beeldbestand opgeslagen, dan worden datum en tijd van
opname samen met het beeld opgeslagen. Afhankelijk van de regio kan het ook noodzakelijk zijn de
menu-taal te selecteren. Kijk daarvoor onder Camera-info op de volgende bladzijde.
Zet de camera aan.
Houd de functietoets ingedrukt (1) en druk op de menu-
toets (2) om het setup-menu te openen.
Met de centrale toets van de stuureenheid selecteert u
menu-opties en verandert u instellingen.
Navigeren dor het menu gaat eenvoudig. De op/neer- en
links/rechts-toetsen van de stuureenheid (1) verplaatsen
de cursor en worden gebruikt om de instellingen van het
menu te veranderen.
LCDbrightness
Shortcut help
Transfer mode Data storage
EVF auto swtch Auto EVF/LCD
Video output
NTSC
Language English
2
1
31
Gebruik de rechts-toets van de stuureenheid om de
Advanced 2 tab van het menu te selecteren.
Gebruik de neertoets van de stuureenheid om de
datum/tijd-optie te selecteren.
Druk op de centrale toets om scherm voor datum/tijd-instelling te laten ver-
schijnen.
Gebruik de links/rechts-toetsen om het onderdeel te
selecteren dat u wilt veranderen.
Druk op de centrale toets om klok- en kalenderinstelling
vast te leggen. Het setup-menu verschijnt.
Druk op de rechts-toets. “Enter” verschijnt aan de rech-
terzijde van het menu.
Date/Time setting screen
Gebruik de op/neer-toetsen om het onderdeel in te stel-
len.
In sommige leveringsgebieden is het ook nodig de menu-taal in te stellen. Selecteer de taal-optie
(language) in de sectie 1 van het setup-menu. Druk op de rechts-toets om de taalinstellingen te
laten verschijnen. Selecteer met de op/neertoetsen de gewenste taal. Druk op de centrale toets
van de stuureenheid om de instelling vast te leggen; het setup-menu verschijnt in de geselec-
teerde taal.
Camera-info
Custom set Color mode
File # memory Off
Folder Name Std. form
Select folder 100KM003
New folder
Date/Time set
2004 . 10 . 23
13 : 14
Date/Time set
:enter:move
:sel
YYYY/MM/DD
32
Basishandelingen opname
De automatische opnamestand activeren
Elektronische zoeker en LCD-monitor
Zet de belichtings-keuzeknop in de programmastand (P) (1).
Controleer of de hoofdschakelaar in de opnamestand staat (2).
Alle camerafuncties werken nu automatisch. Autofocus, automati-
sche belichting en de beeldverwerkingssystemen werken samen om
u het fotograferen zo makkelijk mogelijk te maken.
De automatische belichtingsstand werkt als de programmastand,
behalve dat veel opnamefuncties worden teruggezet als deze stand
wordt gekozen; kijk op blz. 52 voor meer informatie.
Lichtmeetmethode (blz. 69)
Sluitertijd
Diafragma
Transportstand (blz. 61)
Scherpstelsignaal (blz. 35)
Opnameteller (blz. 17, 83)
Beeldgrootte (blz. 82)
Beeldkwaliteit (blz. 82)
Gebruiksstand
Scherpstelkader
Belichtingsmethode (blz. 50)
BASISHANDELINGEN OPNAME
Trillingsonderdrukking
(blz. 37)
Batterijconditie (blz. 24)
AF-sensor (blz. 33)
2 1
33
Opnamen maken
Richt het scherpstelveld op het onderwerp. Gebruik voor
onderwerpen buiten het midden de scherpstelvergrendeling
(blz. 34).
Let er op dat het onderwerp zich binnen het scherpstelbereik
bevindt: 0,5 m tot oneindig. Gebruik voor onderwerpen dich-
terbij dan 0,5 m de macro-instelling (blz.49).
Zet de keuzeknop in de opnamestand (1). Draai aan de zoom-
ring om de juiste uitsnede in te stellen. Het gevolg van een
zoomverstelling is meteen zichtbaar in de zoeker (EVF) en de
LCD-monitor.
Druk de ontspanknop half in (2) om scherpstelling en lichtme-
ting te vergrendelen. Is de scherpstelling uitgevoerd, dan ver-
schijnt een AF-sensor kort in het live-beeld om aan te geven
waarop werd scherpgesteld.
De scherpstelsignalen (blz. 35) in de zoeker/monitor geven aan
dat de scherpstelling in orde is. Is het scherpstelsignaal rood,
dan kon de camera niet goed scherpstellen. Herhaal voorgaan-
de stappen totdat het signaal wit is.
De sluitertijd- en diafragmawaarde veranderen van wit naar
zwart wanneer de belichting wordt vergrendeld.
Druk de ontspanknop geheel in (3) om de opname te maken.
Het toegangslampje brandt om aan te geven dat de beeldinfor-
matie naar de geheugenkaart wordt weggeschreven. Verwijder
een kaart nooit als er nog informatie wordt overgeschreven.
Sluitertijd en diafragma
Scherpstelsignaal
AF-sensor
1
2
3
34
Basishandelingen opname
Scherpstelvergrendeling
De scherpstelvergrendeling wordt gebruikt wanneer het onderwerp zich buiten het beeldmidden en
buiten het scherpstelveld bevindt. U kunt de scherpstelvergrendeling ook gebruiken voor speciale
scherpstelsituaties, waarin de autofocus zijn werk niet goed kan doen.
Richt het scherpstelveld op het onderwerp. Druk de ontspan-
knop half in en houd hem in die stand.
De scherpstelsignalen zullen aangeven dat de scherpstelling
vergrendeld is. Sluitertijd- en diafragma veranderen van wit in
zwart om aan te geven dat ook de belichting vergrendeld is.
•Wanneer de scherpstelling is voltooid verschijnt de AF-sensor
kort in het live-beeld om het scherpstelpunt aan te geven.
Houd de ontspanknop ingedrukt, ga terug naar de oorspron-
kelijke beeldcompositie, en druk de ontspanknop geheel in
om de opname te maken.
Automatische versterking monitorbeeld
Bij zeer weinig licht en wanneer de cameragevoeligheid maximaal is verhoogd zorgt de automatische
monitorversterking ervoor dat het beeld van de zoeker en de LCD-monitor toch nog goed zichtbaar
is. Het live-beeld wordt dan dus helderder; al is het dan wel in zwart-wit. Dit heeft geen gevolgen voor
het opgenomen beeld. Deze functie kan worden uitgeschakeld in sectie 3 van het opnamemenu (blz.
104).
Deze digitale camera is uitgerust met een snel en precies autofocus-systeem. De scherpstelsignalen
in de rechter benedenhoek van de zoeker/monitor geven de scherpstelstatus aan. Kijk voor meer
informatie over scherpstelmethoden op blz. 46.
Scherpstelsignalen
Speciale scherpstelsituaties
Onder bepaalde omstandigheden kan het voorkomen dat een goede scherpstelling niet mogelijk is.
Kan het AF-systeem niet op een onderwerp scherpstellen, dan wordt het scherpstelsymbool rood. In
die situatie kan de scherpstelvergrendeling worden gebruikt om scherp te stellen op een object dat
zich op dezelfde afstand van de camera bevindt als het onderwerp.
35
Kan het AF-systeem nietop het onderwerp scherpstellen, dan kan de scherpstelling worden vergren-
deld op een ander onderwerp op gelijke afstand, of er kan handmatig worden scherpgesteld (blz. 34).
Witte scherpstelaanduiding - scherpstelling in orde.
Rode scherpstelaanduiding - scherpstelling niet mogelijk. Onderwerp is te dicht-
bij of een van onderstaande situaties doet zich voor. Fotograferen blijft mogelijk.
Onderwerp binnen
scherpstelkader heeft
te laag contrast.
Onderwerp is te donker Twee voorwerpen op
verschillende afstanden
tot de camera overlap-
pen elkaar in het
scherpstelveld.
Het onderwerp bevindt
zich dichtbij een zeer
helder onderwerp of
gebied.
36
Basishandelingen opname
Gebruik van de ingebouwde flitser
Flitsbereik – automatische werking
Om de flitser te activeren klapt u hem aan de twee tabjes aan weers-
zijden omhoog. De flitsstand moet handmatig worden ingesteld. De
flitser wordt altijd ontstoken, ongeacht de hoeveelheid licht. De vol-
gende flitsinformatie verschijnt linksboven in de zoeker en op de
LCD-monitor om de flitsstatus aan te duiden.
De camera regelt de flitsdosering automatisch. Voor een goede belichting is het nodig dat het onder-
werp zich binnen het flitsbereik bevindt. Door de constructie van het optische systeem zijn de berei-
ken in de groothoek- en telestand verschillend.
Groothoekstand
Telestand
0,5 m ~ 3,8 m
0,5 m ~ 3,0 m
Flitswaarschuwing. Bij tegenlicht verschijnt deze gele aanduiding als advies om de flitser
te gebruiken.
Wanneer u de ontspanknop half indrukt, verschijnt de witte flitsaanduiding om aan te
geven dat de flitser opnamegereed is.
Wanneer u de ontspanknop half indrukt verschijnt de rode flitsaanduiding als de flitser nog
aan het laden is
Na de opname verschijnt de blauwe flitsaanduiding kort om aan te geven dat het onder-
werp goed werd belicht.
Bij weinig licht of binnenshuis kunt u flitslicht gebruiken om het onderwerp te verlichten; daarmee
voorkomt u ook trillingsonscherpte als gevolg van een te lange sluitertijd. U kunt de flitser ook voor
invulflits gebruiken om te donkere beeldpartijen op te helderen. Verwijder altijd de zonnekap wanneer
u de ingebouwde flitser gebruikt; anders geeft de zonnekap schaduw onderin het beeld.
/
Trillingsonderdrukking
37
Wanneer de trillingsonderdrukking uit staat verschijnt de witte aanduiding om te waar-
schuwen dat de sluitertijd te lang is om veilig uit de hand te fotograferen.
De gele aanduiding verschijnt wanneer de trillingsonderdrukking weliswaar actief is maar
de sluitertijd te lang is om de onderdrukking goed te laten werken.
De blauwe aanduiding verschijnt wanneer de trillingsonderdrukking actief is.
Verschijnt de gele of de witte aanduiding, zet dan de camera op een statief, gebruik de ingebouw-
de flitser, verhoog de cameragevoeligheid (ISO) (blz. 74) of gebruik de groothoekstand van het
objectief. Wordt de aanduiding van de trillingsonderdrukking rood, dan is camera oververhit door
lang gebruik en/of een te hoge omgevingstemperatuur. Het trillingsondrukkingssysteem wordt dan
automatisch uitgeschakeld. Laat de camera afkoelen voordat u de trillingsonderdrukking gebruikt.
De trillingsonderdrukking is minder effectief op korte afstanden of bij gebruik van de macrofunctie
(blz. 49). Gebruik van een statief wordt hierbij aangeraden. De trillingsonderdrukking is niet effectief
wanneer de camera op statief staat; schakel de trillingsonderdrukking uit om stroom te sparen.
Het systeem van trillingsonderdrukking vermindert het effect van camera-
trilling, waarbij in beeld bewegingsonscherpte ontstaat als gevolg van tril-
lingen in de handen. In de telestand zijn de gevolgen van cameratrilling
duidelijker zichtbaar dan in de groothoekstand. De trillingsonderdrukking
wordt geactiveerd wanneer de sluitertijd onder een bepaalde waarde komt,
die afhankelijk is van de zoomstand van het objectief. De effectiviteit van
de trillingsonderdrukking is afhankelijk van de gebruikte sluitertijd en de
sterkte van de trilling. Het systeem werkt mogelijk niet bij bewegende
onderwerpen of wanneer de camera wordt ‘meegetrokken’ (pan-bewe-
ging).
Wanneer het systeem actief is licht de toets van de trillingsonderdrukking
op (1). De trillingsonderdrukking kan met een druk op deze knop worden
in- en uitgeschakeld.
Neem het onderwerp op normale wijze in beeld. Druk de ontspanknop half
in om de scherpstelling en de belichtingsregeling te activeren; de aandui-
ding voor de trillingsonderdrukking verschijnt wanneer deze actief is.
Controleer op de monitor of het beeld wordt gestabiliseerd en druk de ont-
spanknop geheel in om de opname te maken.
1
Zet de camera in de filmopnamestand (1). Voordat u opneemt
geven de opnametellers op data-scherm en monitor de maximum
opnametijd voor de te maken filmclip aan.
De duur van de filmclip is afhankelijk van beeldgrootte en beeld-
frequentie, en van de beschikbare ruimte op de geheugenkaart. De
maximale opnameduur is 6 minuten bij 544 x 408 films van 30bps,
of 15 minuten bij andere combinaties van beeldgrootte en –fre-
quentie; bij weinig licht kan deze tijd ook korter zijn. Beeldgrootte
en beeldfrequentie kiest u in het filmmenu (blz. 112). Meer over
filmopnamen op blz. 114.
38
Basishandelingen opname
Filmopnamen
Opname-aanduiding
Opnameduur in seconden
Neem het onderwerp midden in het midden van het live-beeld en
druk de ontspanknop half in om de scherpstelling te laten werken.
Het scherpstelsignaal geeft aan dat de scherpstelling is uitge-
voerd.
Totale opnameduur voor de volgende filmclip.
Druk de ontspanknop geheel in om de opname te starten (2). De
camera gaat door met opnemen totdat de opnameduur verstreken
is of de ontspanknop opnieuw wordt ingedrukt. Bij de opname
geven de opnameteller van de monitor en de statusbalk de reste-
rende tijd weer.
Scherpstelsignaal
Beeldfrequentie
Beeldgrootte
1
/
39
Schakelaar weergavestand
Automatische weergave - de camera kiest voor weergave van het live-
beeld automatisch tussen de zoeker en de LCD-monitor. De oogsensor van
de zoeker neemt waar of de zoeker wordt gebruikt en bepaalt zo de weerga-
vemethode.
Zoekerweergave (EVF) - het live-beeld wordt alleen weergegeven in de elektronische
zoeker (Electronic ViewFinder - EVF). Bij fel licht is het beeld hier beter te zien dan op de
LCD-monitor.
LCD-monitorweergave - het live-beeld verschijnt alleen op de LCD-monitor.
Met de schakelaar voor de weergavestand, op de achterzijde van de came-
ra, regelt u welke monitor actief is. De driestandenschakelaar geeft u de
keuze tussen automatisch weergavekeuze of weergave via óf de zoeker óf de
LCD-monitor.
Zet de keuzeknop in de weergavestand om beelden terug
te zien.
Wilt u beelden bekijken terwijl de opnamestand of de film-
stand actief is, druk dan op de Quick View/Wissen-knop.
40
Basishandelingen opname
Enkelvoudige weergave en histogramweergave
Opnamedatum
Beeldnummer/ totaal aantal beelden
Beeldgrootte (blz. 82)
Beeldkwaliteit (blz. 82)
Opname-
tijdstip
Gevoeligheid (blz. 74)
Sterkte belichtingscorrectie
(blz. 59)
Mapnaam (blz. 137)
Mapnummer - bestandsnummer
Histogram (blz. 19)
U kunt beelden bekijken in de Quick View (snelweergave) of de weergave-stand. Hier worden de
basisfuncties van beide standen besproken. De weergavestand heeft extra menu-functies, zie blz.
116.
Basishandelingen weergave
/
Sluitertijd
Diafragma
Witbalans (blz. 70)
Wilt u vanuit Quick View terug naar de opnamestand, druk dan op
de menu-toets.
Beelden en histogram bekijken
41
Druk op de QV/Wissen-toets om het weergegeven
bestand te wissen. Er verschijnt een bevestigings-
scherm.
U kunt het vertoonde beeld wissen. Een eenmaal gewist beeld kan niet worden teruggeroepen.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om
het commando op het bevestigingsscherm uit te
laten voeren. De camera gaat terug naar de weerga-
vestand.
Enkele beelden wissen
Gebruik de links/rechts-toetsen om “YES” te mar-
keren. “NO” stopt de bewerking.
Bevestigingsscherm
/
Werkt u met Quick View of de weergavestand, gebruik
dan de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om
door de beelden op de geheugenkaart te scrollen.
Wilt u het histogram van een foto bekijken, druk dan
op de up-toets. Druk de neertoets om terug te gaan
naar enkelvoudige weergave.
Delete this frame?
Yes
No
Beelden roteren
Druk op de neertoets van de stuureen-
heid om het weergegeven beelden 90°
naar links, 90° naar rechts, of horizontaal
te draaien.
42
Basishandelingen opname
Met de informatietoets in het midden van de weergaveschakelaar regelt u welke informatie wordt ver-
toond. Elke keer dat er op de knop wordt gedrukt treedt een volgende stand in werking, in de volg-
orde: volledige weergave, alleen beeld, index-weergave.
Volledige
weergave
Alleen beeld
Indexweergave
Bij index-weergave verplaatst u het gele selectiekader met de vierwegtoetsen van de stuureenheid
naar het volgende beeldje. Wanneer een beeld wordt omkaderd verschijnen de opnamedatum, het
symbool voor gesproken memo, de vergrendelings- en printstatus en het opnamenummer onderaan
het scherm. Het gemarkeerde beeld kan met de QV/Wissen-toets worden gewist (blz. 41) of een bij-
behorend geluidbestand kan worden afgespeeld door op de centrale toets van de stuureenheid te
drukken. Wordt de informatietoets ingedrukt, dan verschijnt het gemarkeerde beeld in enkelbeeld-
weergave. Voor de index-weergave krijgt u vier of negen beelden tegelijk te zien. In sectie 1 van het
weergavemenu kunt u deze keuze maken (blz. 121).
Quick view en weergave veranderen
43
Vergrote weergave
Bij enkelbeeldweergave kunt u een stilstaand beeld vergroten
om het in detail te bestuderen, vanaf 1,2 X. De maximale ver-
groting is afhankelijk van de beeldgrootte van 2X voor beelden
van 640 x 480 tot 10,2X voor beelden van 3264 x 2448. RAW en
TIFF beelden kunnen niet worden vergroot.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om te
wisselen tussen vergroting en scroll-functies. De scroll-
pijlen of de vergrotingsaanduiding worden bij activering
blauw.
Gebruik de vierwegtoetsen van de stuureenheid om
door het beeld te scrollen. Houd een vierwegtoets inge-
drukt om continu te scrollen. De locatie-aanduiding
geeft aan welk deel van het beeld u bekijkt. Met het
voorste en achterste instelwiel regelt u de vergroting.
Druk op de menu- of vergrotingstoets om de vergrote
weergave te verlaten.
Druk op de informatietoets (i+) om de geleidebalk en
aanduidingen te verbergen of op te roepen.
ScrollZoom
ScrollZoom
ZoomScroll
Gebruik de up-neer-toetsen van de stuureenheid om de
vergroting in te stellen. De vergrotingsfactor is te zien in
de zoeker/monitor.
Druk wanneer het te beoordelen beeld wordt weergegeven op
de vergrotingstoets (1).).
Locatie-aanduiding
1
44
Opnamestand - geavanceerde technieken
Films kunnen met de camera worden afgespeeld. Filmbestanden zijn gemarkeerd met een aanduiding
onderin het scherm.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om het
bestand af te spelen.
Druk op de menu-toets om de weergave te stoppen.
Films afspelen
Druk op de stuureenheid om de filmweergave te pauze-
ren; opnieuw indrukken hervat het afspelen.
Play
Rew VolFwdPause
Gebruik de links/rechtstoetsen van de stuureenheid om
de film snel vooruit of terug te spoelen.
Gebruik de op/neertoetsen van de stuureenheid om het
geluidsvolume te regelen.
Is het afspelen gepauzeerd, dan sprint u met de op/neertoetsen van
de stuureenheid naar het eerste of laatste beeldje.
Druk op de informatietoets (i+) om de geleidebalk en aanduidingen te
verbergen of op te roepen.
45
Met de informatietoets regelt u welke informatie in het live-beeld verschijnt.
Elke keer dat u de toets indrukt treedt de volgende weergave van de cyclus
in werking: standaard weergave, real-time histogram, alleen scherpstelveld,
en alleen live-beeld.
Het real-time histogram geeft globaal een indruk van de verdeling van de helderheidsniveaus in het
live-beeld. Het histogram geeft geen juiste voorstelling van zaken wanneer het monitor-beeld wordt
versterkt (blz. 34, 104), of wanneer de ingebouwde filters of een externe Minolta flitser wordt gebruikt.
Het histogram van een opgenomen beeld kan soms afwijken van het real-time histogram.
Opnamestand - geavanceerde technieken
Dit hoofdstuk bevat gedetailleerde informatie over de opnamefuncties en werking van de camera.
Lees alles eerst door voor een inventarisatie of zoek eerst de zaken op die u het eerst wilt weten.
Informatietoets
Standaard weergave Alleen scherpstelkader Allee live-beeldReal-time histogram
Schaalverdeling
Raster
Wilt u een lijnenraster of een
schaalverdeling in het beeld,
houd dan de functietoets inge-
drukt (1) en druk op de infor-
matietoets om de volgende
cyclus te doorlopen: lijnen-
raster, schaalverdeling, uit.
1
46
Opnamestand - geavanceerde technieken
Schakelaar scherpstelstand
Enkelvoudige AF (Autofocus), continu AF en handmatige
scherpstelling zijn instelbaar het de schakelaar scherp-
stelstand. Stel de schuif ion op de gewenste instelling.
Enkelvoudige (Single-shot) AF - autofocus-stand voor algemene toepassingen.
De werking is beschreven bij de basistechnieken opname.
Continu AF - voor het fotograferen van zich verplaatsende onderwerpen. De
camera blijft afstand tot het onderwerp bijhouden stelt zonodig steeds de scherp-
stelling bij.
Richt het scherpstelveld op het onderwerp. Met de vierwegtoet-
sen van de stuureenheid kunt het veld op elke willekeurige posi-
tie in beeld plaatsen.
Druk de ontspanknop half in om de vergrendeling op het onder-
werp te activeren; het scherpstelsignaal zal de scherpstelling
bevestigen. Verplaatst het onderwerp zich of wordt de camera
verschoven, dan zal het scherpstelveld het onderwerp blijven
volgen. Scherpstelling en belichting kunnen veranderen als het
onderwerp zich verplaatst en de lichtomstandigheden verande-
ren.
Druk de ontspanknop geheel in om de opname te maken. Na los-
laten van de ontspanknop keert het scherpstelveld terug naar het
centrum van het live-beeld. De hier beschreven Subject tracking
(het volgen van het onderwerp door het scherpstelveld) kan wor-
den uitgeschakeld en de belichtingsvergrendeling kan worden
geactiveerd in sectie 4 van het opnamemenu (blz. 80). Subject
Tracking AF is bij weinig licht mogelijk niet effectief.
Continu AF scherpstelsignaal
Digitale zoom
Met de digitale zoom bereikt u een vergroting van tweemaal.
Digitale zoom kan niet worden gebruikt in combinatie met RAW
kwaliteit, UHS continu transport, en bij filmopnamen.
Druk op de vergrotingstoets (1) op de achterzijde van de camera.
De vergroting is meteen zichtbaar en in de rechter bovenhoek van
het live-beeld verschijnt X2.0. Opnieuw op de vergrotingstoets
drukken heft de digitale zoom op.
Wanneer u een beeld met digitale zoom opneemt is de uiteindelijke
beeldgrootte afhankelijk van de beeldgrootte-instelling op de
camera. Beelden van 3264 X 2448, 2560 X 1920, 2080 X 1560, en
1600 X 1200 worden verkleind tot 1600 X 1200. Beelden van 3264
X 2176 verkleind tot 1600 X 1064. Beelden van 640 X 480 pixels
worden niet in grootte veranderd.
Vergrotingsfactor
47
Handmatige scherpstelling - de aanduiding
MF (manual focus) verschijnt in de rechter
benedenhoek van de monitor/zoeker
Globale locatie van de CCD in de camera
Gebruik de scherpstelring achteraan het objectief om
scherp te stellen. Controleer of het beeld scherp is via moni-
tor/zoeker. De globale afstand tussen onderwerp en CCD
verschijnt naast de opnameteller. De Flex Digitale Loep (blz.
105) kan worden gebruikt om de scherpstelling in het live-
beeld te controleren.
Afstand tot het onderwerp
48
Opnamestand - geavanceerde technieken
Flex Scherpstelpunt
Het Flex Scherpstelpunt (Flex Focus Point - FFP) is bijzonder handig voor
onderwerpen buiten het beeldcentrum. Het kan naar elk gewenst punt in
beeld worden verplaatst. Het kan niet worden gebruikt in combinatie met
digitale zoom of filmopnamen
Gebruik de vierwegtoetsen (1) van de stuureenheid om het Flex
Scherpstelpunt binnen het live-beeld te verplaatsen
Houdt de centrale toets van de stuureenheid ingedrukt om het Flex
Scherpstelpunt te activeren; het grote scherpstelkader wordt vervan-
gen door een centraal kruis.
Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen; om de scherp-
stelling te bevestigen licht het kruis van het Flex Scherpstelpunt
even rood op.
Opnieuw indrukken van de centrale toets van de stuureenheid
brengt het scherpstelpunt terug naar het midden van het beeld.
Wilt u terugkeren naar de brede AF-velden, druk dan op de toets
en houd hem ingedrukt totdat de AF-kaderlijnen verschijnen.
49
De macrostand is bestemd voor dichtbijopnamen van kleine
onderwerpen. In de macrostand kan de ingebouwde flitser niet
worden gebruikt. Gebruik van een statief wordt aanbevolen.
Breng een van de pijlen op de zoomring in lijn met de index naast
de macroschakelaar en schuif de schakelaar naar voren. Het
objectief moet naar de tele- of groothoekstand worden gezoomd
om de macrostand inschakelbaar te maken. De zoomring wordt
vergrendeld in de groothoekstand. In de telestand kan de zoom-
ring iets worden versteld om fijnaanpassingen in beeldgrootte te
maken.
Het macrosymbool verschijnt rechtsonder in de zoeker/monitor.
Let er op dat het onderwerp zich binnen het macrobereik bevindt:
Macrostand
Groothoekstand
Telestand
0,3 ~ 0,6 m
0,25 ~ 0,6 m
Aanduiding macrostand
Globale ligging
van de CCD
Vanwege de zeer sterke vergroting is uit de hand maken van
macro-opnamen erg moeilijk. Gebruik liever een statief.
Gebruik het Flex Scherpstelpunt om te markeren op welk punt
moet worden scherpgesteld. Bij macrofotografie is de scherpte-
diepte zeer klein, waarbij gebruik van de scherpstelvergrendeling
bij onderwerpen buiten het beeldmidden kleine foutjes kan veroor-
zaken die bij sterke vergroting worden overdreven.
Opnametips
50
Opnamestand - geavanceerde technieken
Belichtingsvergrendeling (AE-lock)
Belichtings-keuzeknop
Met de belichtings-keuzeknop kunt u zowel de traditionele belichtingsstanden
kiezen als onderwerpsprogramma's die erop gericht zijn de camera-instelling
af te stemmen op speciale opname-omstandigheden. Camera-instellingen die
in de camera zijn opgeslagen kunnen met deze knop worden opgeroepen. Zet
simpelweg het wiel in de gewenste stand.
Handmatige belichtingsregeling (blz. 56)
Sluitertijdvoorkeuze (blz. 55)
Diafragmavoorkeuze (blz. 54)
Programma-automatiek (blz. 51)
Automatische opnamestand (blz. 52)
Geheugen oproepen (blz. 73)
Portretprogramma (blz. 58)
Sport/actieprogramma (blz. 58)
Zonsondergang-programma (blz. 58)
Nachtportret-programma (blz. 58)
Aanduiding
belichtingsstand
De knop voor de belichtingsvergrendeling (AE lock, AEL) ver-
grendelt het automatisch belichtingssysteem op een bepaal-
de waarde. Zo kunt u bijvoorbeeld de belichting meten op een
grijskaart of op een referentie-object buiten het beeld en de
gemeten waarde vergrendelen en voor de opname gebruiken.
Bij de belichtingsvergrendeling wordt in de P- en A-stand de
functie voor flitsen met lange sluitertijden geactiveerd (blz.
87). De werking van de AEL-knop kan worden aangepast in
sectie 1 van het opnamemenu (blz. 94).
Houd de AEL-knop ingedrukt om de belichting vergrendeld te
houden; De aanduidingen voor sluitertijd en diafragma in de
zoeker en op de monitor worden zwart. Neem het onderwerp
in beeld en druk de ontspanknop half in om de opname te
maken. Loslaten van de knop heft de vergrendeling op.
51
Programma-automatiek - P
Kies de programmastand met de belichtings-keuzeknop (blz. 50). De programma-automatiek gebruikt
informatie over helderheid en brandpuntsafstand van het objectief om de belichtingsinstelling te bere-
kenen. Dit geeft de fotograaf de vrijheid om te fotograferen zonder zich te bekommeren om de juiste
belichting. De sluitertijd- en diafragmawaarden verschijnen in zoeker/monitor en op data-scherm. Ligt
het helderheidsniveaubuiten het belichtingsbereik van de camera, dan worden sluitertijd en diafragma
op de monitor en zoeker in rood weergegeven; ze knipperen op het datascherm.
De Program-shift functie maakt het mogelijk de sluitertijd/diafragmacombinatie die de camera heeft
gekozen te veranderen. De ingebouwde flitser kan niet in combinatie met program shift worden
gebruikt. De camera geeft prioriteit aan de flitsbelichting; is de flitser uitgeklapt, dan wordt een even-
tuele program shift opgeheven.
Zoals aangegeven in de basistechniek opname (blz. 33), drukt u de ontspanknop half in totdat de
waarden voor sluitertijd en diafragma verschijnen.
PROGRAM SHIFT - Ps/Pa
Draai aan het voorste of achterste instelwiel om de sluitertijd/diafragmacom-
binatie te wijzigen; elke combinatie geeft dezelfde hoeveelheid licht. De
waarden worden gewijzigd per 0,3 LW of 1/3 stop. Met het voorste instelwiel
verandert u de sluitertijd (Ps), het achterste het diafragma (Pa); de correspon-
derende aanduiding wordt blauw. Verandert het licht, dan blijft de blauw weer-
gegeven waardevast, de witte waarde wordt aangepast om een juiste belich-
ting te handhaven.
52
Opnamestand - geavanceerde technieken
Automatische opnamestand
De automatisch opnamestand kiest u met de belichtings-keuzeknop. De automatische opnamestand
is gelijk aan de programmastand (blz. 51), behalve dat de automatische belichtingsstand wordt terug-
gezet wanneer bij ingeschakelde camera de belichtings-keuzeknop op of van de auto-stand wordt
gezet. Camera uitzetten zet de stand niet terug. De volgende functies worden teruggezet:
Belichtingscorrectie 0.0 blz. 59
Flitscorrectie 0.0 blz. 59
Transportstand Enkelbeeldtransport blz. 61
Trillingsonderdrukking On blz. 37
Witbalans Auto blz. 70
Witbalans shift 0
blz. 70
Eigen witbalansinstelling geheugen teruggezet op daglicht
blz. 70
Cameragevoeligheid (ISO) Auto blz. 74
Lichtmeetmethode Meerveldsmeting blz. 69
Contrastcorrectie 0 blz. 79
Correctie kleurverzadiging 0 blz. 78
Filter 0 blz. 79
Scherpstelgebied Grote scherpstelkaders blz. 33
Beeldgrootte 3264 x 2448 blz. 82
Beeldkwaliteit Fijn blz. 82
Flitsstand Invulflits blz. 86
AEL-toets AE hold blz. 94
Interval 1 minuut blz. 96
Aantal beelden (Interval) 2 blz. 96
Starttijd (Interval) 0,0 uur blz. 96
Bracket setup 0,3 LW blz. 96
Data in beeld Uit (Off) blz. 98
Data in beeld op Beeld en Exif blz. 98
Flitsmeetmethode ADI blz. 92
Flits-output (Handinstelling) 1/4 blz. 92
blz. 45Weergavestand Standaard
53
Directe weergave Uit (Off) blz. 100
Voice memo Uit (Off) blz. 101
Kleurinstelling Natural color (sRGB) blz. 102
Verscherping Normaal blz. 97
Ruisonderdrukking On blz. 103
Monitorversterking Auto blz. 104
Monitorversterking - Handm. bel. Belichtingsprioriteit blz. 104
DSP setup DSP (Digitale onderwerpsprogramma’s) blz. 106
blz. 106Subject tracking AF On
blz. 107Spot AE veld Centraal veld
blz. 107Directe handmatige scherpstelling (DMF) Uit (Off)
blz. 94Belichtingsvengrendeling (AE Lock) Uit (Off)
Vergrotingstoets Digitale zoom blz. 105
blz. 108EVF stand Quality 30 fps
blz. 136Custom setup Visuele scherptedieptecontrole
54
Opnamestand - geavanceerde technieken
Diafragmavoorkeuze kiest u met
de belichtings-keuzeknop (blz.
50). De fotograaf kiest het diafrag-
ma en de camera kiest de sluiter-
tijd die nodig is om de goede
belichting te krijgen. Wanneer de
A-stand is geselecteerd wordt de
diafragma-aanduiding in de zoe-
ker/monitor blauw.
Diafragmavoorkeuze - A
Draai aan het voorste of achterste instelwiel om de gewenste diafragmawaarde in te stellen. Druk de
ontspanknop half in om het belichtingssysteem te activeren; de gekozen sluitertijd wordt weergege-
ven.
De diafragmawaarde kan in stops van 1/3 LW worden gevarieerd tussen f/2,8 en f/11 in de groot-
hoekstand en tussen f/3,5 en f/11 in de telestand. Leidt de diafragmastand tot een sluitertijd die de
camera niet kan instellen, dan knippert de tijdenweergave op het datascherm en wordt de sluitertijd
op de zoeker/monitor rood.
Is de cameragevoeligheid (ISO) op Auto (blz. 74), dan verandert de sluitertijd na verandering van het
diafragma mogelijk niet.
Maakt u opnamen met zeer heldere objecten, zoals de zon, bij een een groot diafragma (f/2,8
of f/3,5), dan kunnen er in beeld zwarte partijen zonder details ontstaan. Verklein in zo’n situa-
tie het diafragma of gebruik een grijsfilter (ND-filter).
Richt de camera niet voor langere duur rechtstreeks naar de zon. De intensiteit van het zon-
licht kan de CCD beschadigen. Zet de camera tussen de opnamen door uit of plaats de lens-
dop op het objectief.
Camera-info
55
Sluitertijdvoorkeuze kiest u met de belichtings-keuzeknop (blz. 50). De foto-
graaf kiest de sluitertijd en de camera kiest het diafragma dat nodig is om een
goede belichting te krijgen. Wanneer de S-stand is geselecteerd wordt de slui-
tertijdaanduiding in de zoeker/monitor blauw.
Sluitertijdvoorkeuze - S
De sluitertijden zijn instelbaar tot op 1/3 stop, tot 1/12000
seconde, zie hieronder. Leidt de gekozen sluitertijd tot een
diafragma dat de camera niet kan instellen, dan knippert
de diafragma-aanduiding op het datascherm en wordt het
diafragma op de zoeker/monitor rood.
Draai aan een van beide instelwie-
len om de gewenste sluiter-
tijdwaarde in te stellen. Druk de
ontspanknop half in om het belich-
tingssysteem te activeren; het ge-
kozen diafragma wordt weergege-
ven.
Bij gebruik van flitslicht dient de te gebruiken sluitertijd overeen te stemmen met de flitsduur, anders
kan er onderbelichting ontstaan. Bij gebruik van de ingebouwde flitser is het aan te raden geen kor-
tere sluitertijd in te stellen dan 1/1000 s, bij een externe dedicated flitser is het beter geen kortere tijd
dan 1/250 s in te stellen.
In de S-stand verschijnen de gele en witte aanduidingen van de trillingsonderdrukking niet.
Wat de langste sluitertijd is hangt af van de gevoeligheids-
instelling (ISO).
De ISO-instelling regelt u met het functiewiel. Meer infor-
matie over de cameragevoeligheid op blz. 74.
ISO-stand
Sluitertijd
64
30 seconden
100
30 seconden
200/Auto
15 seconden
400
8 seconden
800
4 seconden
Sluitertijdenbereik en cameragevoeligheid
(ISO)
56
Opnamestand - geavanceerde technieken
Met de handmatige belichtingsregeling kunt u zelf diafragma en sluitertijd instellen. Deze stand scha-
kelt de automatische belichtingsregeling uit, waardoor de fotograaf maximale controle heeft over het
eindresultaat. Handmatige belichtingsregeling activeert u via de belichtings-keuzeknop (blz. 50).
U kunt sluitertijd en diafragma in 1/3 waarden instellen. Het sluitertijdenbereik is bij handinstelling 30
tot 1/16.000 s seconde plus tijdopname (blz. 57). De cameragevoeligheid is ingesteld op ISO 100,
maar kan met het functiewiel worden veranderd (blz. 74). De duur van de langste sluitertijd is afhan-
kelijk van de gevoeligheid, zie blz. 55.
De gevolgen van uw instelling zijn in de zoeker/monitor te zien. Is het beeld onder- of overbelicht, dan
knipperen sluitertijd en diafragma op het data-scherm en worden ze rood in de zoeker/monitor. Is de
zoeker/monitor zwart, vermeerder dan de belichting totdat u weer beeld ziet; verminder de belichting
wanneer de zoeker/monitor wit blijft. U kunt het opnamemenu gebruiken om constant een beeld te
laten weergeven dat onafhankelijk is van de belichtingsinstelling (blz. 104).
Handmatige belichtingsregeling - M
Draai aan het voorste instelwiel om de
sluitertijd in te stellen. gebruik het achter-
ste instelwiel voor het diafragma. De
betreffende aanduiding wordt blauw als
de belichting wordt gewijzigd.
Wordt de AEL-toets ingedrukt gehouden
terwijl aan het voorste instelwiel wordt
gedraaid, dan worden sluitertijd en dia-
fragma tegelijk veranderd, zodanig dat de
belichting constant blijft.
Bij gebruik van flitslicht dient de te gebruiken sluitertijd overeen te stemmen met de flitsduur, anders
kan er onderbelichting ontstaan. Bij gebruik van de ingebouwde flitser is het aan te raden geen kor-
tere sluitertijd in te stellen dan 1/1000 s, bij een externe dedicated flitser is het beter geen kortere tijd
dan 1/250 s in te stellen.
De werking van de handinstelling kunt u aanpassen in het setup-menu (blz. 145). In de M-stand ver-
schijnen de gele en witte aanduidingen van de trillingsonderdrukking niet.
57
Gebruik het voorste instelwiel om de sluitertijd zover te verlengen dat
“bulb” verschijnt.
Gebruik het achterste instelwiel om het diafragma op de gewenste
waarde in te stellen.
Houd de ontspanknop gedurende de gewenste tijd ingedrukt om de
tijdopname te maken. Loslaten van de ontspanknop stopt de belich-
ting.
Tijdens de belichting blijven de zoeker en de LCD-monitor blanco.
Het geluidseffect geeft het einde van de belichting aan. De zoe-
ker/monitor blijft gedurende maximaal 30 seconden blanco terwijl de
ruisonderdrukking op het beeld wordt toegepast.
Tijdopnamen moeten worden gemaakt in de stand voor handmatige belichtingsregeling (M). De duur
van de langste sluitertijd is afhankelijk van de gevoeligheid, zie blz. 55. U kunt opnamen maken van
maximaal 30 s door de ontspanknop zolang ingedrukt te houden als u wenst. Voor tijdopnamen is
gebruik van een statief en een aftandsbediening sterk aan te raden. Het belichtingssysteem
van de camera kan niet worden gebruikt om de duur van tijdopnamen te bepalen. Daarvoor
wordt gebruikt van een losse belichtingsmeter aangeraden.
Tijdopnamen
Aansluiting afstandsbedieningskabel (apart leverbaar)
De als extra leverbare afstandsbedieningskabels (RC-1000S of RC-
1000L) kunnen worden gebruikt om trilling als gevolg van aanraking van
de camera te vermijden. Bevestig voor het gebruik van de afstandsbe-
diening de ferrietkern die bij de camera is geleverd, zie blz. 167.
Verwijder het kapje van de aansluiting voor de afstandsbediening.
Gebruik de inkeping aan de rechterkant van het dekseltje. Om verlies te
voorkomen is het dekseltje aan de body bevestigd.
58
Opnamestand - geavanceerde technieken
Digitale onderwerpsprogramma’s
Digitale onderwerpsprogramma’s optimaliseren de belichtings-, witbalans- en
beeldverwerkingssystemen van de camera voor specifieke omstandigheden en
onderwerpen. Gebruik de belichtings-keuzeknop om de het gewenste onder-
werpsprogramma in te stellen.
Sport/Actie – voor het bevriezen van snelle acties door korte sluitertijden. Let er bij flitsen
op dat het onderwerp zich binnen het flitsbereik bevindt (blz. 75). U kunt het flitsbereik ver-
groten door de cameragevoeligheid hoger in te stellen (blz. 74). Een eenpootstatief geeft
goede ondersteuning en werkt makkelijker dan een driepoot.
Zonsondergang – om de warme kleuren van een zonsondergang optimaal weer te geven.
Staat de zon laag boven de horizon, richt de camera er dan niet lang achtereen op. De
intensiteit van het zonlicht kan de CCD beschadigen. Zet tussen de opnamen door de
camera uit of dek het objectief af.
Nachtportret – voor fraai doortekende nachtopnamen waarbij onderwerp en achtergrond
uitgebalanceerd worden weergegeven. Gebruik een statief om trillingsonscherpte tegen te
gaan. Het flitslicht is alleen toereikend voor onderwerpen op niet te grote afstand, zoals
een persoon. Gebruikt u flitslicht, vraag uw onderwerp om ook na de flits nog stil te blijven
staan; de sluiter blijft enige tijd open om de achtergrond goed weer te geven.
Niet alle opnamefuncties, zoals de lichtmeetmethode, kunnen worden veranderd als u de digitale
onderwerpsprogramma’s gebruikt.
Portret – voor een warme, zachte huidtint en wat extra onscherpte
in de achtergrond. De meeste portretten zien er het beste uit met
een tele-instelling; verhoudingen in een gezicht worden dan normaal
weergegeven, en de beperkte scherptediepte leidt tot zachte,
onscherpe achtergronden. Gebruik hij hard zonlicht of tegenlicht
flitslicht om harde schaduwen op te helderen.
59
Belichtings- en flitscorrectie
U kunt zowel de gewone belichtingsregeling als de flitsdosering corrigeren om het uiteindelijke beeld
lichter of donkerder te maken. U kunt de belichting corrigeren tot plus/min 2 stops en stappen van 1/3
stop (blz. 111). De belichtingscorrectie en de flitscorrectie blijven gelden totdat u ze weer op nul zet.
Meer informatie over belichtingscorrectie op blz. 110.
De correctie moet worden ingesteld voordat de opname wordt gemaakt. Wanneer u de belichtings-
of flitscorrectie instelt verschijnt de verandering in lichtwaarden op het data-scherm en in de zoe-
ker/monitor. Nadat de instelling is uitgevoerd zijn de sluitertijd- en/of diafragma-aanduiding aange-
past.
Flitscorrectie
Belichtingscorrectie
Druk op de belichtingscorrectietoets (1).
Stel met het voorste instelwiel (2) de gewenste belich-
tingscorrectiewaarde in. Als de instellingen worden veran-
derd is hun aanduiding groter.
Stel met het achterste instelwiel (3) de gewenste flitscor-
rectiewaarde in.
Druk de ontspanknop half in of druk op de belichtingscor-
rectietoets om de handeling te voltooien. Wordt enige
seconden geen andere verstelling uitgevoerd, dan worden
de correctiewaarden automatisch doorgevoerd. Werd er
een andere waarde ingesteld dan 0.0, dan verschijnt er
een aanduiding op de monitor.
1
2
3
60
Opnamestand - geavanceerde technieken
Gebruik van het functiewiel
De geheugenfunctie, de lichtmeetmethode, de witbalans en de cameragevoeligheid worden ingesteld
met het functiewiel. De standaardinstelling van elke stand kan worden ingesteld in sectie 2 van het
setup-menu. In de filmopnamestand kunt u alleen de witbalans en de cameragevoeligheid (ISO) instel-
len.
Zet het functiewiel in de stand van de instelling die u wilt
veranderen (1).
Druk op de functietoets in het midden van het functiewiel
(2). Draai aan het voorste instelwiel om de instelling te
wijzigen (3). Gebruik het achterste instelwiel (4) om tus-
sen de diverse opties te kiezen, zoals een 10- of 2-
seconden-zelfontspanner, of een specifiek witbalansre-
gister. Druk de ontspanknop half in of druk op de func-
tietoets om de bewerking te stoppen. De verandering is
op de monitor/zoeker te zien. Kijk ook bij de camera-info
op blz. 65.
Geheugen instellen - voor het opslaan van camera-instellingen (blz. 72).
Lichtmeetmethode - voor keuze van het lichtmeetpatroon (blz. 69).
Persoonlijke instelling - voor het instellen van de functie voor sectie 2 van het setup
-menu (blz. 136).
Transportstand - verandert de wijze waarop het beeld wordt vastgelegd (blz. 61).
Witbalans - keuze tussen automatische, vaste en persoonlijke witbalansinstelling
(blz. 70).
ISO - voor instelling van de cameragevoeligheid (blz. 74).
1
2
3
4
61
Met de transportstanden regelt u de manier waarop beelden worden opgeno-
men. Op het datascherm en in de zoeker/monitor verschijnen aanduidingen voor
de transportstand. De transportstand wordt ingesteld met het functiewiel, blz. 60.
Transportstanden
Continu-transport – serie van drie opnamen maken wanneer de ontspankop
ingedrukt wordt gehouden (blz. 64).
Bracketing – serie van drie beelden maken met verschil in belichting, contrast of
kleurverzadiging (blz. 62).
Interval – opnameseries maken waarbij na elke opname een bepaalde tijd ver-
strijkt (blz. 66).
Wordt een groot aantal opnamen in een korte periode opgenomen, dan
kan het buffergeheugen van de camera vol raken; de opnameteller in de
zoeker/monitor wordt dan geel. De camera heeft dan even tijd nodig om
de beeldinformatie op de geheugenkaart weg te schrijven. Wacht tot de
aanduiding weer wit is voordat u extra opnamen gaat maken.
High-speed continu-transport – voor series van drie opnamen op volle beeld-
grootte met ongeveer 2,7 opnamen per seconde (blz. 64).
Interval en versnelde weergave – voor een serie opnamen of een filmclip van
een traag verlopend proces (blz. 66).
Enkelbeeldtransport – elke keer dat de ontspanknop wordt ingedrukt wordt een
enkele opname gemaakt (blz. 33).
Zelfontspanner – om het moment van de opname te vertragen.
Om zelf op de foto te komen (blz. 68).
UHS (Ultra High Speed) continu transport - om meervoudige 640 X 480 beel-
den te maken op circa 7 beelden per seconde (blz. 64).
62
Opnamestand - geavanceerde technieken
Bracketing
Met deze transportstand maakt u een uit drie opnamen bestaand belichtingstrapje. Hiermaakt u van
een statisch onderwerp drie opnamen achtereen, die onderling van belichting verschillen. U kunt ook
bracketingreeksen maken met contrast, kleurverzadiging en filters.
Zet het functiewiel in de transportstand (1).
Druk op de functietoets midden in het functiewiel (2). Met
het voorste instelwiel activeert u de bracketingstand (3).
met het achterste instelwiel (4) kiest u tussen continu
transport, enkelbeeldtransport en bracketing met digita-
le effecten; deze laatste functie is afhankelijk van de
stand van de Schakelaar Digitale Effecten (blz. 78). Druk
de ontspanknop half in of druk op de functietoets om de
instelling te voltooien.
Bracketing met digitale effecten - Voor bracketing met filters, kleurverzadiging of
contrast. Stel contrast, kleurverzadiging of filter in op de gewenste waarde; de bracke-
ting-serie wordt gemaakt van laag naar hoog. Kijk bij informatie over de Digitale Effecten
op blz. 78, voor de keuze van de instelling voor contrast, kleurverzadiging en filter.
Enkelbeeld bracketing - Zelfde als hierboven, alleen dient voor elke opname van het
belichtingstrapje de ontspanknop opnieuw te worden ingedrukt.
Continu-transport bracketing - De volgorde van de drie opnamen is normale belichting
(zoals bepaald door de 0,3 LW, maar kan in sectie 2 van het opnamemenu worden ver-
anderd in 0,5 LW (blz. 96). Is de geheugenkaart vol of wordt de ontspanknop losgelaten
voordat de serie is voltooid, dan neemt de camera de beginstand aan en moet het belich-
tingstrapje opnieuw worden gemaakt Niet beschikbaar voor TIFF beelden.
1
2
3
4
63
Werkt u met flitslicht, TIFF of RAW & JPEG, dan wordt enkelbeeld-transport gebruikt. Wilt u een flits-
bracketing-serie maken, klap dan de flitser van de camera uit; de belichtingsinstelling voor het omge-
vingslicht wordt niet gewijzigd.
Wordt in belichtingsstand S een bracketing-serie gemaakt, dan wordt bij de serie met het diafragma
gevarieerd. In de standen A en M wordt er met de sluitertijd gevarieerd. In de M-stand kunt u de vari-
atie ook met het diafragma laten plaatsvinden: houd daarvoor tijdens de bracketing de belichtings-
correctietoets ingedrukt. In de P-stand wordt er met sluitertijd en diafragma gevarieerd.
Wordt bij een bracketing met digitale effecten het contrast of de kleurverzadiging ingesteld op het
hoogste of laagste niveau (±5), dan wordt er een opname gemaakt met ± 6: +5, +4, +6. Een RAW
beeld kan de maximum en minimum niveaus niet overschrijden en bevat dan twee identieke opna-
men: +5, +4, +5. Een zwart-wit filter-bracketingserie wordt gemaakt met een voor-het-filter- en een
na-het-filter-variant (blz. 79). Is Filter 10 geselecteerd, dan wordt de bracketingserie 10, 9, 0.
Neem het onderwerp in beeld zoals beschreven bij basistechniek
opname (blz. 33). Houd de ontspanknop ingedrukt (1) om de bracke-
ting-serie te maken. Er worden drie opnamen gemaakt. Koos u voor
enkelbeeld-bracketing, dan dient u voor elke opnamen de ontspan-
knop opnieuw in te drukken. Bij instelling op continu AF (blz. 46) blijft
de autofocus tijdens de bracketing-serie actief.
Aantal beelden in
bracketing-serie
Opnameteller
0,3 LW
bracketing
Normaal
Onder
Over
1
64
Opnamestand - geavanceerde technieken
In de stand voor continu-opnamen worden er achtereen opnamen gemaakt zolang de ontspanknop
ingedrukt wordt gehouden. De continu-stand werkt als de motordrive van een gewone fotocamera.
TIFF en RAW & JPEG beeldkwaliteit kunnen niet worden gebruikt. RAW kan niet worden gebruikt met
UHS continu transport.
Continu transport
Zet het functiewiel in de transportstand (1). Druk op de
functietoets in het midden van het functiewiel (2). Stel
met het voorste instelwiel de gewenste transportstand in
(3). Kies met het achterste instelwiel (4) tussen stan-
daard, high-speed en UHS continu-transport. Druk de
ontspanknop half in of druk op de functietoets om de
instelling te voltooien.
Continu transport - maakt maximaal drie opnamen met een frequentie tot 1,8 bps. In
combinatie met continu autofocus zal de camera de scherpstelling tijdens de serie bijre-
gelen. Tussen de opnamen door zal het live-beeld steeds kort verschijnen.
High-speed continu transport - maakt maximaal drie opnamen met een frequentie tot
2,7 bps. Bij beelden kleiner dan 3264 x 2448 pixels neemt de opslagtijd per opname af.
De scherpstelling wordt vergrendeld op de eerste opname, ongeacht de ingestelde
scherpstelmethode. Tijdens de serie wordt de monitor uitgeschakeld.
UHS continu transport - neemt meervoudige 640 X 480 beelden op met 7 bps. Het glo-
baal aantal beelden dat per keer kan worden opgenomen is afhankelijk van de instelling
voor beeldkwaliteit: extra fine - 100, fine - 160, standard - 180. De digitale zoom en flit-
ser kunnen niet worden gebruikt. De sluitertijd moet 1/30 seconde of korter zijn. Zeer hel-
dere lichtbronnen binnen het beeld kunnen leiden tot de vorming van lichtstrepen. Ook
kunnen zwarte partijden zonder beeldinformatie voorkomen.
1
2
3
4
Bepaal de beeldcompositie als beschreven bij de basishan-
delingen opname (blz. 33). Druk de ontspanknop geheel (1)
in om de serie te starten. De camera blijft opnamen maken
tot het maximum aantal beelden is gemaakt of de ontspan-
knop wordt losgelaten.
De ingebouwde flitser kan worden gebruikt met standaard en
high speed continu-transport, maar de opnamefrequentie
wordt lager omdat de flitser tijd moeten hebben om tussen
de opnamen door op te laden.
Wilt u instelling met het functiewiel of de regel-
eenheid digitale effecten snel veranderen,
houd dan de centrale toets ingedrukt (1), en
kies de instelling met het voorste en achterste
instelwiel (2). Laat de centrale toets van de
regeleenheid digitale effecten of de functie-
toets los om de verandering te bevestigen.
U kunt de belichtingscorrectietoets op dezelf-
de manier gebruiken.
Camera-info
65
1
1
1
2
2
66
Opnamestand - geavanceerde technieken
Interval
Met de intervalfunctie maakt u een serie foto- of filmopnamen met vaste tussenpozen. Op deze
manier kunt u vertraagde processen versneld weergeven, zoals het opengaan van een bloem of de
bouw van een huis. De ingebouwde flitser kan worden gebruikt.
De parameters van de intervalserie stelt u in sectie 2 van het opnamemenu in. De lengte van de inter-
val tussen de opname, het aantal opnamen van de serie en de starttijd worden ingesteld met het
menu. Zie blz. 96.
Interval - hiermee maakt u een serie foto’s, op basis van de parameters die u in het opnamemenu
instelde.
Interval en intervalfilm - hiermee maakt u eens serie foto’s en een 640 x 480 film overeenkomstig de
gekozen parameters in het opnamemenu. Het filmbestand wordt afgespeeld op vier beelden per
seconde.
Zet het functiewiel in de transportstand (1).
Druk op de functietoets in het midden van het functiewiel
(2). Stel met het voorste instelwiel de intervalstand in (3).
Kies met het achterste instelwiel (4) tussen de twee inter-
valstanden. Druk de ontspanknop half in of druk op de
functietoets om de instelling te voltooien.
Interval
Interval en intervalfilm
(versnelde weergave)
Aantal beelden van de intervalserie
Opnameteller
1
2
3
4
67
Zet de camera op statief en bepaal de beeldcompositie zo dat het onderwerp binnen het scherpstel-
kader valt; de camera stelt scherpstelling, belichting en witbalans in en laadt de flitser vlak voordat de
opname moet worden gemaakt. Continu AF is ook te gebruiken. Instellingen die met de AEL-toets zijn
vergrendeld worden na het eerste beeld opgeheven. Wilt u de automatiek passeren, gebruik dan
handmatige scherpstelling (blz. 46), handmatige belichtingsregeling (blz. 56) en vaste of eigen
witbalansinstelling (blz. 70).
Ga na of de geheugenkaart genoeg opslagcapaciteit heeft voor het aantal beelden waar de interval-
serie uit moet bestaan door het aantal beelden waaruit de serie moet bestaan te vergelijken met het
aantal beelden dat nog kan worden opgenomen. Beeldgrootte en -kwaliteit kunnen worden veranderd
om het aantal beelden te verhogen dat op de geheugenkaart kan worden opgeslagen.
Druk de ontspanknop in om de serie te starten. Tijdens de intervalserie worden zoeker en monitor uit-
geschakeld om stroom te sparen. "Int" verschijnt op het data-scherm en de opnameteller op het data-
scherm telt af hoeveel intervalopnamen er nog te maken zijn. Het toegangslampje brandt wanneer er
een beeld wordt opgeslagen.
De camera stopt met opnemen en staat weer paraat voor een nieuwe serie wanneer het ingestelde
aantal opnamen is gemaakt of wanneer de geheugenkaart vol is.Gebruik van een lichtnetadapter is
aan te bevelen wanneer u lange intervals hanteert of veel opnamen maakt Wilt u een intervalserie
stoppen, druk dan op de hoofdschakelaar of druk de ontspanknop half in.
68
Opnamestand - geavanceerde technieken
De zelfontspanner zorgt ervoor dat de camera met een bepaalde vertraging een opname maakt, bij-
voorbeeld om zelf op der foto te komen of om de camera wegens trillingsgevaar niet voor de opna-
me te hoeven aanraken. U kunt kiezen tussen twee en tien
seconden wachttijd.
Zelfontspanner
Plaats de camera op statief, bepaal de beelduitsnede als beschreven bij de basistech-
nieken (blz. 33). Scherpstelvergrendeling (blz. 34) of het Flex Scherpstelpunt (blz. 48)
zijn te gebruiken bij onderwerpen buiten het beeldmidden. Druk de ontspanknop half
in om belichting en scherpstelling te vergrendelen. Druk de ontspanknop geheel in om
het aftellen te starten. Omdat scherpstelling en belichting worden bepaald bij half
indrukken van de ontspanknop moet u niet voor de camera staan. Controleer altijd de
scherpstelling met de scherpstelsignalen voordat u het aftellen start (blz. 35).
Zet het functiewiel in de transportstand (1).
Druk op de functietoets in het midden van het functiewiel
(2). Stel met het voorste instelwiel de zelfontspanner-
functie in (3). Kies met het achterste instelwiel (4) tussen
de twee en tien seconden voorlooptijd. Druk de ont-
spanknop half in of druk op de functietoets om de instel-
ling te voltooien.
Tien seconden voorlooptijd
Twee seconden voorlooptijd
Tijdens het aftellen knippert het zelfontspannerlampje voorop de camera; het knipperen gaat verge-
zeld van een audio-signaal. Een paar seconden voor de opname gaat het lampje sneller knipperen.
Vlak voordat de opname wordt gemaakt brandt het lampje constant. Wilt u het aftellen stoppen, druk
dan op de menu- of functietoets of verander de stand van de flitser (uit- of neerklappen). Gebruikt u
de tien seconden voorlooptijd, dan wordt het transport na de opname teruggezet op enkelbeeld-
transport. Het audiosignaal kan worden uitgeschakeld
in sectie 3 van het setup-menu (blz. 141).
1
2
1
2
3
4
69
Lichtmeetmethoden
De aanduidingen voor de lichtmeetmethoden verschijnen
alleen in de zoeker/monitor. Wilt u de belichting kunnen
vergrendelen door de ontspanknop half ingedrukt te hou-
den, dan dient de belichtingsvergrendeling (AE-lock) in
sectie 4 van het opnamemenu te zijn geactiveerd. Liggen
de helderheidsniveaus van het onderwerp buiten het
lichtmeetbereik, dan wordt de lichtmeetaanduiding rood.
Zet het functiewiel in de lichtmeetstand (1). Druk op de
functietoets in het midden van het functiewiel (2). Draai
aan het voorste of het achterste instelwiel om de licht-
meetmethode te selecteren (3). Druk de ontspanknop
half in of druk op de functietoets om de instelling te vol-
tooien.
Spotmeting gebruikt een klein deel van het beeld om de belich-
ting te meten. Is deze methode gekozen, dan wordt het meetveld
aangegeven met een klein cirkeltje in het midden van het live-
beeld. Hiermee kunt u zeer precies een bepaald gedeelte van het
onderwerp meten, zonder dat extreem lichte en/of extreem don-
kere beeldpartijen daar invloed op hebben. gebruikt u spotmeting
in combinatie met het Flex Scherpstelpunt (blz. 48), dan ver-
plaatst het spotmeetveld zich samen met het scherpstelveld.
Deze functie kunt u selecteren in sectie 4 van het opnamemenu
(blz. 107).
Meerveldsmeting gebruikt 300 segmenten om helderheid en kleur te meten. Deze informa-
tie wordt gecombineerd met afstandsinformatie om de juiste belichting te realiseren. Dit
geavanceerde lichtmeetsysteem geeft accurate, probleemloze belichtingsresultaten in bijna
alle situaties.
Centrumgerichte lichtmeting is de traditionele meetmethode van conventionele fotoca-
mera's. De meting is goed te gebruiken als een referentie voor eigen interpretatie van de
lichtsituatie, bijvoorbeeld in combinatie met handinstelling van de belichting.
Weergave bij spotmeting
1
2
3
3
70
Opnamestand - geavanceerde technieken
Witbalans
De witbalans zorgt ervoor dat er onder uiteenlopende
lichtomstandigheden een natuurlijke kleurweergave
wordt verkregen. het resultaat van een veranderde
instelling is direct te zien op de monitor.
Zet het functiewiel in de stand WB (witbalans) (1).
Druk op de functietoets in het midden van het functie-
wiel (2). Stel met het voorste instelwiel de witbalans-
functie in (3). Kies met het achterste instelwiel (4) een
van de vaste witbalansinstellingen of kies voor het per-
soonlijke witbalansregister. Druk de ontspanknop half in
of druk op de functietoets om de instelling te voltooien.
Automatische witbalans - bepaalt het type licht en past de witbalans dienovereenkomstig
aan. Wordt de ingebouwde flitser gebruikt, dan wordt de kleurbalans op de kleurtemperatuur
van flitslicht ingesteld. Bij automatische witbalans verschijnt er geen speciale aanduiding.
Daglicht
Kunstlicht
Lichtlicht
Bewolking
Schaduw
Flitslicht
Vaste witbalansinstellingen - hiermee stemt u zelf de witbalans in voor een
bepaald type licht. Gebruik het achterste instelwiel om de witbalans in zeven
niveaus aan te passen: +3 to –3 (+4 tot –2 voor TL-licht). Een stap staat gelijk
aan een verandering ter warde van ongeveer 10 mired, behalve bij TL-licht.
Bij gebruik van deze instellingen verschijnt een aanduiding in de
zoeker/monitor, WB verschijnt op het datascherm. Meer informatie over
lichtbronnen op blz. 111.
Eigen witbalansinstelling - voor het maken van eigen witbalansinstellingen. met het achterste
instelwiel kunt u kiezen uit drie eigen witbalansregisters. Bij gebruik van deze instelling ver-
schijnt een aanduiding in de zoeker/monitor, WB verschijnt op het datascherm. Kijk op blz. 71
voor het maken van een eigen witbalansinstelling.
1
2
3
4
71
Het is mogelijk de witbalans van de camera op een speciale lichtsituatie af te stemmen. U kunt deze
instelling opslaan en op elk gewenst moment weer oproepen. Een eigen witbalansinstelling kan voor-
al goed van pas komen wanneer er verschillende soorten licht in het geding zijn en er om een zeer
zorgvuldige instelling wordt gevraagd.
Kalibratie eigen witbalansinstelling
Neem een wit object, bijvoorbeeld een vel papier en vul er het
centrum van het live-beeld mee; het hoeft niet scherp te zijn,
het moet wel het licht opvangen waar het om gaat. Houd de
knop voor de eigen witbalansinstelling ingedrukt om de ijking
uit te voeren; voordat de sluiter wordt ontspannen verschijnt
kort het meetveld.
Bij het ijken is de kleur van het object waarop u de meting uitvoert erg belangrijk. Het moet
zuiver wit zijn. Alleen dan bent u er zeker van dat de camera zich uitsluitend oriënteert op de
kleur van het licht, en niet op de kleur van het object. Een stuk wit papier is een ideaal meet-
object. Neem het mee in uw cameratas.
Opnametips
Gaat er tijdens deze ijking iets mis, dan verschijnt er een melding in de zoeker/monitor. Druk op de
stuureenheid om de boodschap te wissen en druk op de menu-toets om het regsiter-selectiescherm
te laten verdwijnen; de aanduiding voor de persoonlijke witbalansinstelling wordt geel om aan te
geven dat er iets fout ging. Voer de ijkprocedure opnieuw uit, met een geschikt object. Een fout kan
zich voordoen bij zeer heldere lichtomstandigheden, met name bij gebruik van krachtige flitsers.
gebruik een grijskaart als meetobject in plaats van een vel wit papier, om zo de intensiteit van het licht
te verminderen.
Gebruik in het register-selectiescherm de instelwielen of de
links/rechtstoetsen van de stuureenheid (1) om het eigen
witbalansregister te kiezen waarin de meting wordt opgesla-
gen; een eerdere instelling wordt automatisch vervangen. Druk
op de centrale toets van de stuureenheid (2) om de instelling te
voltooien. Met de menutoets stopt u de procedure zonder de
instelling op te slaan.
:enter
Select register
:select
1
2
:enter
Save to memory
:select
72
Opnamestand - geavanceerde technieken
Geheugen - camera-instellingen opslaan
Wilt u de huidige camera-instellingen opslaan, zet dan het functiewiel
in de stand M SET en druk op de functietoets om het registerselec-
tiescherm te openen; de huidige camera-instellingen verschijnen.
U kunt de camera-instellingen niet uit het geheugen wissen door de camera uit te zetten. Ze worden
gewist met de terugzetfunctie (reset) in sectie 3 van het setup-menu.
Gebruik in het register-selectiescherm de instelwielen of
de links/rechtstoetsen van de stuureenheid (1) om het
geheugenregister te selecteren waarin u de instellingen
wilt opslaan; eerdere instellingen worden automatisch ver-
vangen. Druk op de centrale toets van de stuureenheid
(2)om de instelling te voltooien. Met de menu-toets stopt u
de instelprocedure zonder de instellingen op te slaan.
U kunt vijf sets camera-instellingen opslaan. Zo kunt u onder regelmatig terugkerende omstandighe-
den snel alle nodige instellingen realiseren, zonder ze stuk voor stuk te hoeven uitvoeren. Op functies
als onderwerpsprogramma’s, data in beeld, voice memo en directe weergave na worden de meeste
instellingen van het opnamemenu opgeslagen. Ook de positie van het Flex Scherpstelpunt, de weer-
gavemethode,en veranderingen die met het functiewiel en de regeleenheid digitale effecten zijn uit-
gevoerd kunnen worden opgeslagen. Voordat ze worden opgeslagen worden de functies weergege-
ven. Hoewel de bracketing-functie voor digitale effecten kan worden opgenomen moeten het type
bracketing (belichting, contrast, kleurverzadiging of filter) worden teruggezet met de stuureenheid
digitale effecten.
1
2
73
Instellingen oproepen
U kunt camera-instellingen die met de functietoets zijn opgeslagen
oproepen met de belichtings-keuzeknop. Zet de belichtings-keuzeknop
in de geheugenoproepstand (Memory Recall - MR) (1); het register-selec-
tiescherm wordt geopend.
Gebruik in het register-selectiescherm de instelwielen of de links/rechtstoetsen van de stuureenheid
(2) om het geheugenregister te selecteren waarin u de instellingen wilt opslaan; eerdere instellingen
worden automatisch vervangen. Druk op de centrale toets van de stuureenheid (2) om de instelling te
voltooien. Met de menu-toets stopt u de instelprocedure zonder de instellingen op te slaan.
Wilt u een andere instelling oproepen, uit een ander register, zet dan de belichtings-keuzeknop in een
andere stand en vervolgens terug naar MR om het scherm voor het oproepen van het geheugen te
openen. Opgeslagen geheugeninstellingen kunnen ook worden toegewezen aan de stand voor de
digitale onderwerpsprogramma’s op de belichtings-keuzeknop, via sectie 4 van het opnamemenu.
Kijk op blz. 106 voor meer informatie.
:enter
Memory recall
:select
1
2
3
74
Opnamestand - geavanceerde technieken
Cameragevoeligheid - ISO
In de auto-stand past de camera de gevoeligheid automatisch aan de lichtomstandigheden aan, tus-
sen ISO 100 en 200. Is er een andere dan de auto-stand gekozen, dan verschijnt "ISO" op het data-
scherm en verschijnen "ISO" en de ingestelde waarde in de zoeker/monitor.
Net als bij conventionele fotografie neemt de afbeeldingskwaliteit af als de gevoeligheid hoger wordt.
Bij digitale fotografie neemt de beeldruis toe. Een instelling op ISO 64 geeft de minste ruis, ISO 800
de meeste. Verandering van de ISO-instelling heeft ook gevolgen voor het flitsbereik (blz. 66). Hoe
hoger de ISO-waarde, des te groter is het bereik.
Een verandering in ISO heeft ook invloed op het flitsbereik en het sluitertijdenbereik; Hoe hoger de
ISO-instelling, des te groter is het bereik. Kijk op de volgende bladzijde voor meer informatie over het
flitsbereik, en op blz. 55 voor het sluitertijdenbereik.
Een verdubbeling van de ISO-waarde is gelijk aan een verhoging ter waarde van 1 stop of lichtwaarde
(zie blz. 111) en geeft een verdubbeling van de cameragevoeligheid. Een verandering van 100 naar
800 verhoogt de gevoeligheid met een factor 8 oftewel 3 stops. Met hoge ISO-instellingen (400, 800)
kunt u ook bij weinig licht uit de hand fotograferen, zonder dat u een flitser nodig heeft.
Voor de cameragevoeligheid kunt u kiezen uit: Auto, 64,
100, 200, 400 en 800. De waarden zijn gebaseerd op
ISO-equivalenten. ISO is de standaard voor filmgevoelig-
heid; hoe hoger het getal, des te gevoeliger is de film.
Zet het functiewiel in de ISO stand (1). Druk op de func-
tietoets in het midden van het instelwiel (2). Draai aan het
voorste of achterste instelwiel om de gevoeligheid in te
stellen (3). Druk de ontspanknop half in of druk op de
functietoets om de instelling te voltooien.
1
2
3
3
75
Flitsbereik en cameragevoeligheid
Flitsbereik (groothoek)ISO-stand
64
100
200 / AUTO
400
800
0,5 m ~ 2,1 m
Flitsbereik (tele)
0,5 m ~ 1,7 m
0,5 m ~ 2,7 m
0,5 m ~ 3,8 m
0,5 m ~ 5,4 m
0,5 m ~ 7,6 m
0,5 m ~ 2,1 m
0,5 m ~ 3,0 m
0,5 m ~ 4,2 m
0,5 m ~ 6,0 m
Voor goede flitsopnamen is het nodig dat het onderwerp zich binnen het flitsbereik bevindt. Het flits-
bereik wordt vergroot door de cameragevoeligheid te verhogen. Staat de cameragevoeligheid op
auto, dan wordt bij flitsen automatisch tussen ISO 64 en 200 gekozen.
Het flitsbereik wordt gemeten vanaf de CCD. Als gevolg van het optische systeem is het bereik in tele-
en groothoekstand verschillend.
Met een extra flitser geeft u deze camera veelzijdiger flitsmogelijkheden. Is de camera niet in gebruik,
verwijder dan altijd de externe flitser. Schuif het beschermkapje op de flitsschoen om de contacten te
beschermen.
Extra flitser bevestigen
Verwijder het beschermkapje van de flitsschoen als afge-
beeld. Schuif de flitser op het flitsschoentje van de came-
ra totdat hij niet verder gaat.
De volgende flitsers zijn compatible met deze camera:
Program Flash 2500(D)
Program Flash 3600HS(D)
Program Flash 5600HS(D)
Macro Ring Flash 1200 met Macro Flash Controller
Macro Twin Flash 2400 met Macro Flash Controller
Systeemaccessoires
Op de flitsaansluiting kunt u een studio- of reportageflitser op de camera aansluiten, door middel van
een standaard flitskabel. De aansluiting is compatible met flitsers met een voltage van 400 V of lager;
zowel centrumpositieve (normale polariteit) als centrumnegatieve (positieve polariteit) flitsers kunnen
worden gebruikt.
76
Opnamestand - geavanceerde technieken
Flitsaansluiting gebruiken
Voor een goede belichting dient u de handmatige belichtingsregeling te gebruiken (blz. 56). Stel de
sluitertijd in op een tijd die gelijk is aan of korter dan de flitsduur van de flitser; kijk daarvoorin de
gebruiksaanwijzing van de flitser. Is het monitorbeeld te donker, verander dan de optie voor handma-
tige belichtingsinstelling onder monitorversterking (monitor amplification) in weergaveprioriteit (display
priority) in sectie 3 van het opnamemenu (blz. 104).
Is de ingebouwde flitser uitgeklapt terwijl er een flitser op de flitsaansluiting is aangesloten, dan zul-
len beide flitsers in werking treden. De automatische flitsbelichtingsregeling is dan echter niet in staat
een correcte belichting te geven. Wilt u de ingebouwde flitser als invulflitser gebruiken, gebruik dan
de handmatige flitsregeling (blz. 92).
Het is aan te bevelen een eigen witbalans-instelling aan te maken voor het licht van de gebruikte flit-
ser (blz. 71). Gebruik bij het ijken de sluitertijd- en diafragma-instelling die u voor de definitieve foto
gaat gebruiken. Het kan nuttig zijn een grijskaart als meetobject te gebruiken. Door de grijze tint wordt
de intensiteit van krachtige flitser wat getemperd. Is het niet goed mogelijk zelf een witbalansinstelling
aan te maken, gebruik dan de vast daglicht- of flitsinstelling; het gebruik van de automatische witba-
lansinstelling wordt niet aanbevolen.
Schroef het beschermdopje van de flitsaansluiting los. Steek de
stekker van de flitskabel goed in de flitsaansluiting van de
camera. Controleer of de flitser uit staat voordat u de kabel
aansluit, om te voorkomen dat de flitser bij het aansluiten auto-
matisch wordt ontstoken. Plaats het beschermdopje altijd terug
als u de aansluiting niet gebruikt.
77
Visuele scherptedieptecontrole
Het diafragma bepaalt de scherptediepte; scherptediepte is de
zone voor de camera waarbinnen alles scherp wordt weergegeven.
Hoe kleiner de opening van het diafragma (oftewel: hoe hoger de f-
waarde), des te groter is de scherptediepte. Met de visuele scherp-
tedieptcontrole sluit u het diafragma tot de gekozen waarde, zodat
u kunt beoordelen wat de toename aan scherpte is.
Zet het functiewiel in de custom stand (1). Houd de functietoets
ingedrukt en zie in het live-beeld wat het effect van de gekozen dia-
fragmawaarde op de scherpte is. Om een opname te maken hoeft
u niet eerste de functietoets los te laten.
In de belichtingsstanden Auto, P en S verschijnt de diafragma-
waarde automatisch. Behalve bij handinstelling is de belichting niet
vergrendeld: ze verandert met de lichtomstandigheden. Het dia-
fragma kan tijdens de visuele scherptedieptecontrole in de A- en
M-stand worden veranderd; het live-beeld kan bij aanpassing van
het diafragma gaan flikkeren.
Welke functie is toegewezen aan de custom-stand van het functiewiel kan worden veranderd
in de optie custom setup in sectie 2 van het setup-menu (blz. 136).
Camera-info
2
1
78
Opnamestand - geavanceerde technieken
Zet de schakelaar digitale effecten (1) op de functie die u
wilt gebruiken.
Aanpassingen blijven gehandhaafd totdat ze met de hand worden teruggezet. U kunt de verschillen-
de correcties gecombineerd gebruiken. Is een ander waarde dan nul ingesteld, dan verschijnt er als
waarschuwing een aanduiding en een waarde op het data-scherm en in de zoeker/monitor.
Regeling digitale effecten
Druk op de toets digitale effecten (2) in het midden van
de regeleenheid; het instelscherm verschijnt. Met het
voorste of het achterste instelwiel (3) verandert u de
instellingen. Druk opnieuw op de toets digitale effecten
of druk de ontspanknop half in om de instelling te vol-
tooien.
Met de regeling digitale effecten kunt u het beeldcontrast, de kleur en de kleurverzadiging aanpassen.
Het gevolg van elke instelling is zichtbaar in de zoeker/monitor.
ContrastKleurverzadigingFilter
U kunt de kleurverzadiging van een scène over elf niveaus (± 5) aanpassen, via
de regeleenheid digitale effecten. U kunt daarmee de kleuren levendiger (posi-
tieve waarde) of minder intens (negatieve waarde) maken.
Correctie kleurverzadiging
Anders dan met een computermonitor kunnen veranderingen in contrast en kleurverzadiging
mogelijk moeilijk op de LCD-monitor te beoordelen zijn. Maak om zeker te zijn van optimaal
contrast of kleurverzadiging een bracketingreeks voor digitale effecten (blz. 62).
Opnametips
2
3
3
1
Filter
79
U kunt het contrast van een scène op in totaal 11 niveaus (± 5) instellen, met de
regeleenheid digitale effecten (blz. 77). U moet het contrast instellen voordat u
de opname maakt. Wanneer u de contrastinstelling verandert verschijnt er een
aanduiding die aangeeft of er een verhoging (+) of een verlaging (-) van het
contrast is ingesteld. Is het contrast ingesteld op een andere waarde dan nul,
dan blijft het symbool als waarschuwing zichtbaar.
Contrastcorrectie
Contrast verlaagd Contrast verhoogdContrast normaal
Bij gebruik met de kleurinstellingen Natural Color, Vivid Color of Adobe RGB kan het Filter worden
ingesteld in elf niveaus van (± 5). Een positieve correctie werkt als een warmgetint filter. Een negatie-
ve correctie heeft het tegengestelde effect en maakt het beeld koeler.
Gebruikt u de filtercorrectie in de zwart-witstand van de kleurinstelling, dan zijn er elf tinten beschik-
baar. De filterinstelling volgt een cyclus van neutraal naar rood, naar groen, naar magenta, naar blauw
en dan weer terug naar neutraal. De nulstand is neutraal. zwart-wit-filterinstellingen werken niet door
op RAW-beelden.
U kunt de algehele kleur van een scene veranderen met de regeleenheid digita-
le effecten. De Filter-effecten verschillen naar gelang de gebruikte kleurinstelling,
zie de kleurvoorbeelden op blz. 179.
Het filter moet worden ingesteld voordat het beeld wordt opgenomen. Wanneer
de filterfunctie is ingesteld verschijnt het filtersymbool met een getal erbij, dat
aangeeft welk filter er wordt gebruikt. Staat het filter op elke andere instelling
dan nul, dan blijft de aanduiding als waarschuwing zichtbaar.
Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om de
gewenste menu-tab te doen oplichten; bij veranderen van de tabs
veranderen ook de menu's.
80 Opnamemenu
In de opnamestand drukt u op de menu-toets om het menu te activeren. Met de menu-toets sluit u
het menu na het verrichten van de instellingen. Gebruik de vierwegtoetsen van de stuureenheid om
de cursor in het menu te verplaatsen. Druk op de centrale toets van de stuureenheid om een instel-
ling te openen.
Wordt het gewenste menudeel weergegeven, gebruik dan de
op/neer-toetsen om door de menu-opties te scrollen. Laat de
optie waarin u iets wilt veranderen oplichten.
Druk nu op de rechts-toets van de stuureenheid; u krijgt nu de instellingen te zien waaruit
u kunt kiezen, met een pijl bij de huidige. Om terug te keren naar de menu-opties moet u
op de links-toets te drukken.
Gebruik de op/neertoetsen om de nieuwe instelling te laten oplichten. Verschijnt “Enter”,
druk dan op de centrale toets van de stuureenheid om het volgende scherm te openen.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om de oplichtende instelling te selecteren.
Is een instelling eenmaal geselecteerd, dan keert de cursor terug naar de menu-opties en de nieuwe
instelling wordt getoond. Veranderingen blijven mogelijk. Druk op de menu-toets om terug te keren
naar de opnamestand.
Navigeren door het opnamemenu
Activeer het opnamemenu met de menu-toets. Tab 1 bovenin het
menu is gemarkeerd.
Opnamemenu
DSP set DSP
Tracking AF On
AE lock Off
Spot AE area Center spot
Direct MF Off
EVF mode Quality 30fps
81
Image size 3264x2448
Quality Fine
Flash mode Fill-flash
Flash control ADI flash
AEL button AE hold
Reset
Int. set
Bracket set 0.3Ev
Data imprint Off
Imprint to Image + Exif
Inst.playback Off
Voice memo Off
Color mode Nat. (sRGB)
Sharpness Normal
Noise reductn On
Monitor amp. Auto
Manual exp. Exp.priority
Mag. button Digital zoom
Beeldresolutie instellen (blz. 82).
Bestandstype en compressie instellen (blz. 82).
Flitsstand ingebouwde flitser kiezen (blz. 86).
De werking van de AEL-toets regelen (blz. 94).
Instellen automatische of handmatige flitssturing (blz. 92).
De functies van de opnamestand terugzetten (blz. 95).
Waarden voor de interval instellen (blz. 66)
Bracketing met 0,3 LW of 0,5 LW verschil (blz. 96).
Data in een opgenomen beeld opnemen (blz. 98).
Beelden afspelen nadat ze zijn opgenomen (blz. 100).
Data toevoegen aan beeld of Exif data (blz. 98).
Na directe weergave audio aan beelden toe te voegen (blz. 101).
Selecteren van kleur of zwart-wit, plus kleurruimte (blz. 102).
Beeldscherpte verhogen of verlagen (blz. 97).
Ruisonderdrukking op langetijdopnamen toepassen (blz. 103).
Automatische monitorversterking activeren (blz. 104).
Voor monitorvoorkeuren handmatige belichtingsregeling (blz. 104).
Digitale zoom of Digitale Flex-loep instellen (blz. 105).
Dig. Onderwerpsprogramma’s gebruiken voor geheugens (blz. 106).
Subject Tracking AF activeren (blz. 106).
AE-lock met ontspanknop activeren (blz. 106).
Locatie spotmeetveld selecteren met FFP(blz. 107).
Directe handmatige scherpstelling activeren (blz. 107).
Beeldfrequentie monitor selecteren (blz. 108).
82
Opnamemenu
Beeldgrootte en -kwaliteit worden ingesteld in sectie 1 van het opnamemenu (blz. 80). Veranderingen
zijn te zien op de LCD-monitor en op het datascherm.
2560
2080
1600
640
2560 X 1920
2080 X 1560
1600 X 1200
640 X 480
De beeldkwaliteitsinstelling is bepalend voor het bestandstype en de compressieverhouding. TIFF en
RAW zijn bestandsformaten voor hoge kwaliteit. De standen extra fijn, fijn en standaard produceren
JPEG-bestanden in verschillende compressieverhoudingen. Hoe hoger de beeldkwaliteit, des te lager
is de compressieverhouding en en des te groter is het bestand. Is economisch ruimtegebruik op de
kaart van belang, gebruik dan de standaard stand. De optie RAW & JPEG maakt twee beeldbestan-
den tegelijk aan, een 3264 X 2448 RAW bestand en een fine kwaliteit JPEG bestand met een beeld-
grootte die in het menu kan worden bepaald. De beeldbestanden worden opgeslagen met dezelfde
bestandsnaam, maar met verschillende extensies (blz. 152). Het kan meer dan 10 seconden duren
voordat RAW of TIFF bestanden zijn opgeslagen; de opnameteller wordt geel en tijdens deze periode
kan er geen beeld worden geregistreerd.
Er kunnen alleen volformaat beelden worden opgenomen in Raw beeldkwaliteit. RAW beelden verei-
sen een speciale bewerking voordat ze te gebruiken zijn; kijk daarvoor in de gebruiksaanwijzing van
de DiMAGE Viewer software.
Bepaalde camerafuncties kunnen niet worden gebruikt in combinatie met de RAW kwaliteitsinstelling.
Kijk op blz. 84 voor meer informatie.
Extra fine JPEG beeld
TIFF beeld
Fine JPEG beeld
Standaard JPEG beeld
X.FIN
FINE
STD.
Beeldgrootte en beeldkwaliteit
RAW beeld
RAW
TIFF
RAW & JPEG beeld
RAW+
3264
3264 X 2448
3264
3264 X 2176 3:2
De beeldgrootte heeft invloed op het aantal pixels van een beeld. Hoe
groter het beeld, des te groter is het bestand. Kies de beeldgrootte op
basis van het uiteindelijke gebruik van het beeld - kleinere beelden zijn
geschikter voor websites, terwijl grotere formaten geschikt zijn om
grote prints van te maken. De optie 3264 X 2176 gebruikt een beeld-
verhouding van 3:2 in plaats van 4:3. Bij deze stand zijn onder- en
bovendeel van de monitor afgeschermd.
83
TIFF
Extra fine
Fine
Standard
8
12 21 122
25
37 62 296
49
72 117 389
83
121 190 520
2560x1920 2080x1560 1600x1200 640x480
TIFF
Extra fine
Fine
Standard
14520 KB
9626 KB 5745 KB 1020 KB
4920 KB
3289 KB
1995 KB 420 KB
2520 KB
1704 KB
1058 KB 270 KB
1491 KB
1025 KB 656 KB 240 KB
Globale bestandsgrootten
De opnameteller geeft bij benadering het aantal beelden dat op de geheugenkaart van de came-
ra kan worden opgeslagen bij gebruik van de op dat moment geldende instellingen voor beeld-
grootte en -kwaliteit. Worden de instellingen veranderd, dan past de teller zich aan. De bereke-
ningen zijn gebaseerd op gemiddelde bestandsgrootten; daardoor kan het gebeuren dat de tel-
ler na een opname niet of juist met meer dan 1 verspringt. Staat de teller op nul, dan kunnen bij
de geldende instellingen geen foto’s meer worden opgenomen. Door de instellingen te verande-
ren is het misschien mogelijk toch nog beelden op de geheugenkaart op te slaan.
Camera-info
Het aantal beelden dat u op een geheugenkaart kunt opslaan wordt bepaald door de capaciteit van
de kaart en de bestandsgrootte van de opnamen. Op één geheugenkaart kunnen beelden van uiteen-
lopende beeldgrootte worden opgeslagen. De werkelijke bestandsgrootte wordt bepaald door de
inhoud van het beeld. Opnamen met veel details kunnen minder sterk worden gecomprimeerd dan
andere.
RAW
–––
RAW
–––
3264x2176
20928 KB
7056 KB
3588 KB
2102 KB
23529 KB
7923 KB
4022 KB
234 KB
11892 KB
3264x2448
Globaal aantal beelden datkan worden opgeslagen op een 128MB geheugenkaart.
5
17
34
59
5
15
30
53
10
84
Opnamemenu
In de kwaliteitsstand RAW staat de beeldgrootte vast ingesteld op de grootste stand. De beeldgroot-
te wordt niet in de zoeker/monitor weergegeven. Digitale zoom, vergroot weergeven, datum-imprint
en de print-functies kunnen niet worden gebruikt.
In tegenstelling tot bij de andere kwaliteitsstanden is de RAW beeldinformatie onbewerkt. Om het
beeld te gebruiken moet de informatie eerst verder worden verwerkt. Daarvoor is de DiMAGE Viewer
software nodig. Deze software kan het beeld reconstrueren en kan dezelfde bewerkingen toepassen
als de camera. RAW-informatie wordt als 12 bit bestanden opgeslagen; de DiMAGE Viewer software
kan er 24-bit of 48-bit TIFF bestanden van maken.
Een RAW-beeld wordt opgeslagen met daarbij een informatiebestand met gegevens over de witba-
lans, veranderingen die met de digitale effecten op contrast, kleurverzadiging en kleur werden toege-
past met de regeleenheid digitale effecten, elke vorm van beeldmodificatie die door een onderwerps-
programma werd toegepast en een eventueel toegepaste verscherping. De veranderingen in camera-
gevoeligheid worden op de RAW-informatie toegepast; ISO-waarden kunnen met de hand worden
ingesteld om invloed op het ruisniveau te hebben (blz. 74).
De beeldverwerkingsinstellingen passen het effect van de kleurinstellingen toe op het live beeld in de
zoeker/monitor, maar de opgeslagen informatie zal in een aantal gevallen niet door de instelling wor-
den beïnvloed. De kleurinstelling zwart-wit heeft geen invloed op het uiteindelijke beeld; een RAW-
beeld dat in de stand zwart-wit werd opgenomen kan tot een kleuropname worden herleid. zwart-wit-
filtereffecten (blz. 78) worden echter niet op het RAW-beeld toegepast. Het verschil in kleurverzadi-
ging tussen de standen Natural Color en Vivid Color wordt in de RAW-data meegenomen, maar de
kleurinstelling solarisatie verandert het beeld niet.
Kijk voor meer informatie over de kleurinstellingen op blz. 102.
Over RAW beeldkwaliteit
In het centrum van de Sakai fabriek in Japan bevindt zich de Okina brug. In de 15de eeuw was
Sakai een uiterst welvarende vrije stad, en de Okina brug overspande de gracht van een van de
poorten van deze ommuurde stad. Eeuwen achtereen staken pelgrims deze brug over op hun
weg naar twee heilige plaatsen: het Koyasan bergklooster en het grote Shinto altaar Kumano
Taisha. De brug op de binnenplaats stamt uit 1855, zie de foto op de volgende bladzij. In 1968
bood Minolta aan de brug te verwijderen en te conserveren toen het stadsbestuur aankondigde
dat de gracht in verband met de bouw van een snelweg moest worden gedempt. De brug over-
spant nu een speciaal aangelegde goudvissenvijver. De tekst op de stenen zuil verbiedt voertui-
gen de doorgang.
Konica Minolta historie
85
Over beeldgrootte en resolutie
Verandert u de beeldgrootte, dan verandert het aantal pixels in de
opname. Hoe meer pixels, des te beter kan de camera kleine details
zuiver weer te geven, en des te groter kan het beeld worden ver-
toond/geprint. Een grotere beeldgrootte (een hogere resolutie) levert
grotere beeldbestanden op. Weet u van tevoren dat u een bepaalde
opname niet groot gaat printen, dan kunt u om opslagruimte te spa-
ren een kleinere beeldgrootte kiezen. Dat betekent wel dat u dan
achteraf niet meer kunt besluiten de foto toch op maximaal formaat
te (laten) printen, omdat de detaillering dan te laag is.
640 X 480 (Volledig beeld)
1600 X 1200 (Uitsnede)
2080 X 1560 (Uitsnede)
2560 X 1920 (Uitsnede)
3264 X 2448 (Uitssnede)
86
Flitsstanden
De flitsstand kan worden ingesteld in sectie 1 van het opnamemenu (blz. 80). De ingebouwde flitser
moet met de hand worden uitgeklapt om in actie te kunnen komen. De flitser zal in de gekozen stand
worden ontstoken ongeacht de hoeveelheid aanwezig licht. Bij gebruik van de flitser wordt de came-
ragevoeligheid automatisch ingesteld in een bereik van ISO 100 tot 200. Deze instelling kan met het
functiewiel worden veranderd (blz. 74). De automatische witbalans geeft prioriteit aan de kleurtempe-
ratuur van de flitser. Bij gebruik van een vaste of eigen witbalansinstelling ligt de prioriteit bij de kleur-
temperatuur van de instelling.
Invulflits kan worden gebruikt als hoofdlicht-
bron of als aanvullende lichtbron. Bij weinig
licht zal de flitser als hoofdlichtbron optre-
den en duidelijk meer tot de opname bijdra-
ge dan het omgevingslicht.
Bij sterk zonlicht of tegenlicht werkt de flit-
ser als aanvullende lichtbron, om schadu-
wen op te helderen.
Invulflits
Opnamemenu
Rode-ogen-reductie wordt gebruikt voor flitsopnamen van mensen of dieren in een slecht verlichte
omgeving. Het rode-ogen-effect wordt veroorzaakt door de reflectie van het flitslicht in het oog. De
camera zal voorafgaand aan de flitsopname twee voorflitsen geven, waardoor de pupillen zich zullen
verkleinen.
Rode-ogen-reductie
Invulflits
Rode-ogen-reductie
Eindsynchronisatie
Draadloos flitsen
87
Eindsynchronisatie wordt gebruikt wanneer bij lange sluitertij-
den opnamen van bewegende onderwerpen worden ge-
maakt. Normaal wordt de flits aan het begin van de belichting
ontstoken, maar maakt u bijvoorbeeld een opname van een in
de nacht voorbijrijdende auto, dan komen de lichtstrepen die
de lampen veroorzaken vóór de auto te liggen en lijkt de auto
achteruit te rijden. Met eindsynchronisatie wordt de flits aan
het eind van de opname ontstoken. De werking is niet merk-
baar wanneer de sluitertijd kort is. Wanneer de sluiter wordt
ontspannen wordt er een voorflits (preflash) ontstoken. Deze
voorflits draagt niet bij tot de opname, maar wordt als testflits
gebruikt om de flitsinstellingen te berekenen.
Eindsynchronisatie
De combinatie van flits met een door de camera-automatiek berekende lange sluitertijd is
mogelijk in de P- en de A-stand (blz. 48). Sluitertijd en diafragma worden zo geregeld dat de
achtergrond goed doortekend is en de flits het onderwerp precies genoeg licht geeft. Wanneer
u 's avonds een onderwerp buiten fotografeert wordt de belichting voor de achtergrond zo be-
paald dat zowel onderwerp als achtergrond er goed uitziet. Omdat sluitertijden langer kunnen
zijn dan gebruikelijk is het gebruik van een statief aan te bevelen.
1. Zet de camera in de P- of de A-stand (blz. 50).
2. Bepaal de beeldcompositie via de zoeker/monitor.
3. Houd de AEL-toets ingedrukt om de belichting te vergrendelen.
4. Druk de ontspanknop half in om de scherpstelling op het onderwerp te
vergrendelen. Bepaald de gewenste compositie.
6. Druk de ontspanknop geheel in om de opname te maken.
De werking van de AEL-knop kan worden veranderd in sectie 1 van het opnamemenu.
Camera-info
De Close-up Diffuser CD-1000 is bestemd voor gebruik in combinatie met de ingebouwde flit-
ser van de camera en geeft bij dichtbij-opnamen een zachte, meer gespreide verlichting.
Vraag uw handelaar om meer informatie.
Systeemaccessoires
88
Recording menu
Draadloos flitsen
Met de draadloze flitstechniek kan de camera los van de
camera opgestelde Program 5600HS(D) en 3600HS(D) flit-
sers aansturen zonder dat daarvoor een kabelverbinding
nodig is. U kunt met een enkele maar ook met meerdere flit-
sers werken en zo vele soorten van verlichting creëren.
De flits die afkomstig is van de ingebouwde flitser van de
camera stuurt de los geplaatste flitser(s) aan, maar verlicht
daarmee het onderwerp niet. Informeer bij uw handelaar
naar de Minolta flitsers en de flitsaccessoires.
Flitser op
camera
Flitser los
van camera
Zet de camera in de stand draadloos flitsen in sectie 1 van
het opnamemenu (blz. 80). Hiermee wordt de flitser ook
meteen op draadloos flitsen ingesteld en wordt de camera
op het flitskanaal van de flitser afgestemd.
Verwijder het kapje van de flitsschoen (blz. 75).
Schuif de Program 5600HS(D) of 3600HS(D) flitser op het
flitsschoentje totdat hij vastklikt.
Zet de camera en de flitser aan.
Image size
Quality
Flash mode Fill-flash
Flash control Red eye
AEL button Rear sync.
Reset
Wireless
89
Druk de ontgrendeling van de flitsvoet in (1) en schuif de flit-
ser van de camera.
Stel flitser en camera bij het onderwerp op. Kijk op de vol-
gende bladzijde voor de camera-tot-onderwerp- en de flits-
tot-onderwerp-afstanden. Let op dat er zich niets tussen
camera en flitser bevindt.
Klap de ingebouwde flitser van de camera uit. De aanduiding voor draadloos flit-
sen (WL, voor wireless) verschijnt linksboven in het live-beeld. Het nummer er-
naast geeft aan welk kanaal er wordt gebruikt. Druk de ontspanknop half in om
ervoor te zorgen dat de ingebouwde flitser zich oplaadt; het flitssignaal wordt wit
als de flitser geladen is.
Zijn de 5600HS(D) en/of de 3600HS(D) geladen, dan zal het AF-hulplicht aan de
voorzijde van de flitser knipperen (2). Maak nu op normale wijze de foto zoals
beschreven bij de basishandelingen opname (blz. 33).
Om te controleren of de camera en de flitser met elkaar communiceren kunt u een
testflits afgeven door op de AEL-toets van e camera te drukken. Reageert de flit-
ser niet door een flits te geven, dan dient u de positie van camera en/of flitser te
veranderen. De langetijdsynchronisatie is actief in de belichtingsstanden P en A
(blz. 87).
1
2
90
Opnamemenu
Flitsbereik draadloos flitsen
Afstand flitser tot
onderwerp
Afstand camera tot
onderwerp
Camera en flitser moeten
zich binnen 5 m van het
onderwerp bevinden.
ƒ/2.8
ƒ/4.0
ƒ/5.6
ƒ/8.0
100 200 / AUTO 400 800
Instelling cameragevoeligheid (ISO)
1,4 m
1,0 m
0,7 m
0,5 m
2,0 m
1,4 m
1,0 m
0,7 m
2,0 m
2,0 m1,4 m
1,4 m1,0 m
2,8 m
2,8 m
3,9 m
ƒ/2.8
ƒ/4.0
ƒ/5.6
ƒ/8.0
0,4 m
2
1,0 m
0,7 m
0,5 m
1
1,4 m
1,0 m
0,7 m
2,0 m
2,0 m1,4 m
1,4 m1,0 m
2,8 m
0,5 m
1
0,7 m 1,0 m
1 Maximale afstand flitser-onderwerp: 3600HS(D) - 3,6 m
2 Maximale afstand flitser-onderwerp: 3600HS(D) - 2,5 m, 5600HS(D) - 4,0 m
3 Maximale afstand flitser-onderwerp: 3600HS(D) - 4,0 m
4 Maximale afstand flitser-onderwerp: 3600HS(D) - 2,8 m, 5600HS(D) - 4,2 m
5 Maximale afstand flitser-onderwerp: 3600HS(D) - 2,0 m, 5600HS(D) - 3,0 m
Minimale afstand tussen camera en onderwerp
Minimale afstand tussen flitser en onderwerp
64
1,1 m
0,8 m
0,6 m
0,4 m
0,3 m
5
0,8 m
0,6 m
3
0,4 m
4
Diafrag-
ma
91
Opmerkingen over draadloos flitsen
Draadloos flitsen werkt het best bij gedempt licht of binnenverlichting. De flitser van de camera geeft
gecodeerde flitspulsen af om de los geplaatste flitser te sturen. Bij sterke lichtbronnen kan het voor-
komen dat de flitser de stuursignalen van de ingebouwde flitser niet opvangt.
Het draadloze flitssysteem biedt keuze uit vier kanalen zodat ervoor kan worden gezorgd dat foto-
grafen elkaars flitser niet aansturen. Op de camera kan het kanaal worden gekozen in de Basic-sec-
tie van het opnamemenu (blz. 80). In de gebruiksaanwijzing van de flitser vindt u instructies over het
instellen van het kanaal op de flitser. Flitser en camera moeten op hetzelfde kanaal worden ingesteld.
Werkt u niet met een losse flitser, zet de draadloze flitsstand dan uit, in de Basic-sectie van het
opnamemenu, anders ontstaan er verkeerde flitsresultaten. De flitsers 5600HS(D) en 3600HS(D) kun-
nen separaat in een normale flitsstand worden teruggezet, maar u kunt het ook simultaan met de
camera doen: plaats de flitser op de camera en kies op de camera een andere flitsstand.
Deze camera heeft geen vaste flitssynchronisatietijd. In de programmastand (P) of diafragmavoorkeu-
ze(A) wordt geen sluitertijd gekozen die niet zonder gevaar voor trilling te gebruiken is (blz. 17) tenzij
flitsen met lange sluitertijden is geactiveerd (blz. 89). Bij gebruik van sluitertijdvoorkeuze (S) of hand-
instelling (M) kan elke sluitertijd worden ingesteld.
De flitser kan met elke sluitertijd synchroniseren; de high-speed flitsfunctie van de 5600HS(D) en
3600HS(D) is daarvoor niet nodig. Bij gebruik van flitslicht dient de te gebruiken sluitertijd overeen te
stemmen met de flitsduur, anders kan er onderbelichting ontstaan. Bij gebruik van de ingebouwde flit-
ser is het aan te raden geen kortere sluitertijd in te stellen dan 1/1000 s, bij een externe dedicated flit-
ser is het beter geen kortere tijd dan 1/250 s in te stellen. De draadloze flitsregelaar (accessoire,
Wireless/Remote Flash Controller) is niet compatible met deze camera.
92
Opnamemenu
Flitsregeling
Selecteer de optie Manual onder flitsregeling (flash control)
in sectie 1 van het opnamemenu. Zorg ervoor dat de inge-
bouwde flitser is uitgeklapt en druk op de belichtingscorrec-
tietoets (1), Gebruik het achterste instelwiel (2) om de
gewenste vermogensinstelling te kiezen; met het voorste
instelwiel regelt u de correctie van het omgevingslicht.
Druk de ontspanknop half in of druk op de belichtingscor-
rectieknop om de instelling te voltooien. In de zoeker/moni-
tor verschijnen de aanduiding voor flitsvermogen en hand-
matige flitsregeling wanneer de flitser omhoog is geklapt.
Flitsvermogen
ADI, pre-flash DDL en handmatige flitsregeling zijn beschikbaar. De flitsmethode kan worden gekozen
in sectie 1 van het opnamemenu (blz. 80).
ADI flitsmeting - Advanced Distance Integration. Deze stand combineert de afstandsinformatie uit
het AF-systeem met de informatie van een voorflits. ADI laat zich niet misleiden door de helderheid
van het onderwerp of de achtergrond, iets wat bij meer conventionele DDL-flitssystemen wel voor-
komt. Daardoor wordt bij uiteenlopende onderwerpen een optimale flitsbelichting bereikt.
Pre-flash DDL - Hier wordt alleen de voorflits gebruikt, niet de afstandsinformatie. Gebruik deze
methode bij het gebruik van voorzetlenzen en filters die de hoeveelheid licht die de camera binnen-
komt verminderen, denk aan grijsfilters. Pre-flash DDL moet ook worden gebruikt wanneer de inge-
bouwde of een externe flitser voorzien is van een diffusor.
De camera schakelt automatisch over van ADI naar Pre-flash DDL wanneer het contrast in het onder-
werp zo laag is dat het autofocus systeem niet goed werkt. Kan het AF-systeem niet goed scherp-
stellen, stel dan handmatig scherp. Dan blijft ADI in werking.
Handmatige flitsregeling - flitser flitst op vol vermogen, of op 1/2, 1/4, 1/8 of 1/16. Omdat er geen
voorflits wordt gebruikt kan deze instelling ook worden gebruikt om flitsers te ontsteken die met een
slave-unit (draadloze ontsteker) werken. Handmatige flitsregeling kan niet worden gebruikt in combi-
natie met rode-ogen-reductie of draadloos flitsen.
1
2
8111622
93
Onderstaande tabel geeft bij benadering de richtgetallen, voor de berekeningen die nodig zijn voor
handmatige flitsregeling. De bijvermelde berekeningen zijn nuttig voor het bepalen van richtgetal (GN),
diafragma (fn) en de benodigde afstand tussen flitser en onderwerp.
Richtgetal (afstand in meters)
Flitsver-
mogen
1/1 (vol)
1/4
1/8
100 200 400 800
Camera sensitivity (ISO)
4
2,8
5,6 8
85,6
11
GN = ƒn. X afstand.
GN
ƒn.
= afstand
GN
afst.
= ƒn.
4
De Minolta flitsers Program Flash 2500(D), 3600HS(D), Program Flash 5600HS(D), Macro Ring
Flash 1200 en Macro Twin Flash 2400 kunnen in combinatie met deze camera worden gebruikt.
ADI flitsmeting (blz. 94) werkt met alledrie de Program-flitsers. Kijk in de gebruiksaanwijzing van
de flitser voor het instellen van ADI-meting. Gebruik van andere flitsers wordt niet aanbevolen.
Bij gebruik van de Program flitsers5600HS(D) en 3600HS(D) wordt automatisch Pre-flash TTL
ingeschakeld wanneer er indirect wordt geflitst, of wanneer de draadloze flitsfunctie wordt
gebruikt of de flitsers met een kabel aan de camera zijn gekoppeld. Pre-flash TTL (blz. 94) wordt
bij de macro-flitsers automatisch geactiveerd. Past u indirect flitsen toe met de Program Flash
2500(D), activeer dan pre-flash TTL met de schakelaar voor de meetmethode op de flitser of via
het opnamemenu van de camera.
Mocht bij gebruik van de Program-flitsers de lichtverdeling in de groothoekstand van het objec-
tief niet voldoende egaal zijn, gebruik dan de groothoekadapter van de flitsers. Verander bij de
3600 HS(D) de flitsstand ook in pre-flash TTL. Wordt bij gebruik van de Program Flash 3600HS(D)
en 5600HS(D) de auto-zoom-functie gebruikt, dan is de verlichtingshoek groter dan de beeld-
hoek.
Bij gebruik van de Macro Ring Flash 1200 of de Macro Twin Flash 2400 in de macrostand
(blz. 47) ontstaat in de groothoekstand mogelijk lichtafval in de hoeken van het beeld.
Flitsinfo
1/2
5,6 8 11 16
M1/16
2 5,642,8
6,3
64
3,2
2,2
4,5
1,6
94
Opnamemenu
Door de AEL-toets ingedrukt te houden vergrendelt u de belichting. De
belichting blijft na de opslag van de opname vergrendeld totdat de AEL-toets
wordt losgelaten (hold-instelling) of opnieuw wordt ingedrukt (toggle-instel-
ling). De werking van de toets is te regelen in sectie 1 van het opnamemenu
(blz. 80).
Menu-optie
AE hold
Standaardinstelling. Druk de AEL-toets in en houd hem ingedrukt om de belich-
ting te vergrendelen. De belichting blijft vergrendeld totdat de AEL-toets wordt
losgelaten.
AE toggle
Druk de AEL-toets even in om de belichting te vergrendelen. Wilt u de belich-
tingsvergrendeling opheffen, druk dan opnieuw op de AEL-toets.
AE hold
AE toggle
De belichting wordt bepaald in het spotmeetveld. Druk de AEL-toets even in om
de belichting te vergrendelen; de spotmeetcirkel verschijnt. Hef de belichtings-
vergrendeling op door opnieuw op de AEL-toets te drukken.
De belichting wordt bepaald in het spotmeetveld. Druk de AEL-toets in en houd
hem ingedrukt om de belichting te vergrendelen; de spotmeetcirkel verschijnt.
De belichting blijft vergrendeld totdat de AEL-toets wordt losgelaten.
AEL-toets
Deze menu-opties hebben geen invloed op de werking van de manual shift functie (blz. 56).
95
Alles terugzetten (Reset) - opnamestand
U kunt de opnamefuncties terugzetten op het standaardinstelling in sectie 1 van het opnamemenu
(blz. 80). Indien geselecteerd verschijnt een bevestigingsscherm; kiest u “Yes” dan keert de camera
terug naar onderstaande instellingen, “No”heft de handeling op.
Belichtingscorrectie 0.0 blz. 59
Flitscorrectie 0.0 blz. 59
Transportstand Enkelbeeld blz. 61
Trillingsonderdrukking Aan blz. 37
Witbalans Auto blz. 70
Witbalans shift 0 blz. 70
Lichtmeetmethode Meerveldsmeting (Multi-segment) blz. 69
Contrastcorrectie 0 blz. 79
Correctie kleurverzadiging 0 blz. 78
Filter 0 blz. 79
Scherpstelgebied Groot scherpstelgebied blz. 33
Flitsstand
Invulflits of rode-ogen-reductie
1
blz. 86
Flitsregeling ADI blz. 92
Verscherping Normaal blz. 97
1. De flitsstand keert terug naar welke van de twee het laatst werd gebruikt.
Om de opnamestand op standaard terug te zetten kunt u een toetscombinatie gebruiken (blz. 132). In
dat geval verschijnt het bevestigingsscherm niet.
96
Opnamemenu
Interval Setup
De parameters voor de intervalstand (blz. 66) worden ingesteld in sectie 2 van het opnamemenu (blz.
80).
Int. set
Bracket set
Enter
Selecteer “Enter” in de interval-set optie in sectie 2 van
het opname-menu. Druk in het midden van de stuureen-
heid om het setup-scherm te openen.
Interval 1 min
No.of frames 2
Start time No delay
:enter
Int. set
Gebruik bij het setup-scherm de op/neertoetsen van de
stuureenheid om het onderdeel te markeren dat u wilt
veranderen en druk daarna op de rechts-toets van de
stuureenheid. gebruik de op/neer-toetsen om de instel-
ling te wijzigen. Ga met de links-toets van de stuureen-
heid terug naar de te veranderen onderdelen. Ga verder
tot alle onderdelen zijn ingesteld.
Druk midden op de stuureenheid om de instelling af te sluiten. Met de menu-toets sluit u
het scherm en worden veranderingen ongedaan gemaakt.
Bracketing Setup
0,3 LW 0,5 LW
Normaal
Onder
Over
Het belichtingsverschil voor een belichtingstrapje (blz. 62) is instelbaar op 0,3 LW of 0,5 LW. Deze
instelling voert u uit in sectie 2 van het opnamemenu (blz. 80).
Zacht Normaal Hard
97
Verscherping
De verscherping van het beeld is instelbaar. De instelling moet voorafgaand aan de opname worden
uitgevoerd. De verscherping wordt ingesteld in sectie 3 van het opnamemenu (blz. 80). Is er een ande-
re instelling dan normaal geselecteerd, dan verschijnt de verscherpingsaanduiding.
Menu-opties
Hard (+)
Normal
Soft (–)
Verhoogt de scherpte van contouren in beeld; benadrukt detaillering.
Gen filter toegepast.
Verzacht scherpe details in de opname.
Int. set
Bracket set 0.3Ev
Data imprint Text
Imprint to Image + Exif
Inst.playback Off
Voice memo Off
98
Opnamemenu
Data in beeld
Het is mogelijk informatie in een foto op te nemen en in de Exif data van het bestand op te slaan. Deze
functie moet worden geactiveerd voordat het beeld wordt opgenomen. Is de functie geactiveerd, dan
blijft hij actief tot dat hij wordt teruggezet. Er verschijnt een gele balk onder de opnameteller in de zoe-
ker/monitor om aan te geven dat de functie actief is. Het in beeld opnemen van data kan worden gere-
geld in sectie 2 van het opnamemenu (blz. 80). Data in beeld is niet mogelijk in de kwaliteitsstanden
TIFF, RAW en RAW & JPEG. Per beeld kan één inbelichtingsmethode worden toegepast.
Off
YYYY/MM/DD
MM/DD/hr:min
Text
Text + ID#
Menu-optie
Datum in beeld uitgeschakeld.
Print datum en tijdstip van de opname.
Voor het printen van alfanumerieke tekens. Is deze instelling gekozen, dan ver-
schijnt het elektronische toetsenbord (blz. 99).
Voor het opnemen van tekst met een serienummer. Elke keer dat er een beeld
wordt vastgelegd wordt het nummer met 1 verhoogd. Bij deze optie verschijnt
het elektronische toetsenbord (blz. 99). Het serienummer wordt elke keer dat u
deze functie gebruikt opnieuw ingesteld.
De informatie kan in de rechter benedenhoek van het beeld worden
opgenomen (uitgaand van een foto in liggend formaat), en ook in de
Exif data van het bestand, of uitsluitend in de Exif data. De Exif data
is te bekijken met de DiMAGE Viewer software. Waar de informatie
wordt opgenomen bepaalt u met de optie imprint-to in sectie 2 van
het menu.
Print jaar, maand en dag van de opname. Het data-formaat kan worden ver-
anderd met de Date/Time set optie in sectie 2 van het setup-menu (blz. 30).
Locatie voor
de data
99
Electronisch toetsenbord
Met het elektronisch toetsenbord kunt u tekst invoeren voor de data-functie of om nieuwe mappen
een naam te geven. Het toetsenbord verschijnt automatisch wanneer de tekst wordt ingevoerd.
Om tekst in te voeren gebruikt u de vierweg-
toetsen van de stuureenheid om een letter te
laten oplichten: druk dan op de centrale toets
van de stuureenheid om de letter in te voeren.
Activeer de hoofdlettertoets en druk midden op
de stuureenheid om heen en weer te schakelen
tussen hoofdletters, kleine letters en Japan; de
verandering is meteen op het toetsenbord te
zien.
Wilt u de tekst invoeren en de instelling afslui-
ten, markeer dan de Enter-toets en druk op
stuureenheid. Om de bewerking op te heffen
drukt u op de menu-toets.
Om tekst te wissen beweegt u de cursor naar het tekstblok bovenin het scherm. Gebruik de cursor
om de te wissen letter te laten oplichten. Druk op de QV/Wissen-toets om de letter te wissen.
Wilt u een letterteken vervangen, markeer het dan in het tekstblok en markeer het nieuwe teken op
het toetsenbord. Druk op de centrale toets van de stuureenheid om het teken te vervangen.
:del:move :sel.
Tekstblok Hoofdletters
Enter-toets
QV/Wissen
-toets
De Japanse karakterter set kan in beeld worden geprint, maar de Exif data worden mogelijk niet
correct weergegeven met de DiMAGE Viewer, als gevolg van de beperkingen van het bestu-
ringssysteem van de computer.
Camera-info
Directe weergave
Drukt u tijdens de directe weergave op de centrale
toets van de stuureenheid, dan wordt het weergegeven
beeld onmiddellijk opgeslagen en wordt de weergave
gestopt.
Om een beeld tijdens de directe weergave te wissen
drukt u op de QV/Wissen-toets. Er verschijnt een
bevestigingsscherm.
Gebruik de links-rechts-toetsen van de stuureenheid
om “YES” te laten oplichten. “NO” heft de uitvoering
op.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om het
beeld te wissen. Werd er een continu- of een bracke-
ting-serie opgenomen, dan wordt de hele serie gewist.
100
/
Duur op de informatietoets te drukken wisselt u tussen
weergave met en zonder geleidebalk.
Opnamemenu
Na te zijn opgenomen wordt het beeld in de zoeker/monitor twee of
tien seconden vertoond voordat het wordt opgeslagen. Bij werken
met continu-transport of de continu bracketing-stand wordt een
index-weergave vertoond. Directe weergave wordt ingesteld en de
duur van het afspelen wordt ingesteld in sectie 2 van het opname-
menu (blz. 80).
Int. set
Bracket set Off
Data imprint Off
Imprint to Image + Exif
Inst.playback 10 sec.
Voice memo Off
:delete
:store
:delete
:store
Delete this frame?
Yes
No
/
Met de functie voor gesproken memo’s (voice memo) kunt u tot vijf-
tien seconden audio bij een opgeslagen foto opnemen. De functie
wordt geactiveerd in sectie 2 van het opnamemenu (blz. 80) en
wordt gebruikt in combinatie met directe weergave. Is de functie
actief, dan verschijnt de microfoonaanduiding op het datascherm en
de lcd-monitor. Gesproken memo moet worden ingesteld voordat u
de opname maakt. De functie blijft actief totdat ze wordt uitgezet.
101
Voice Memo
Int. set
Bracket set Off
Data imprint Off
Imprint to Image + Exif
Inst.playback 10 sec.
Voice memo On
Na de directe weergave verschijnt een scherm dat aangeeft dat de
audio-opname is gestart. Een statusbalk geeft aan hoeveel tijd er
is opgenomen. De opname stopt automatisch wanneer de vijftien
seconden opnametijd zijn verstreken of wanneer u op de centrale
toets van de stuureenheid drukt.
Bij continu-opnamen of een bracketing-serie (blz. 61) wordt het
audiobestand aan de laatste opname gekoppeld. Een gesproken
memo kan bij snelweergave (Quick View) worden beluisterd of in
de normale weergavestand (blz. 115).
Recording audio.
:stop
Microfoon
Pas op dat u bij het maken van een geluidsopname de
microfoon niet afdekt. De kwaliteit van de opname staat in
verhouding tot de afstand tussen onderwerp en micro-
foon; hoe korter de afstand, des te beter is het geluid. U
bereikt de beste opnameresultaten wanneer u inspreekt
met de camera op ca. 20 cm van uw mond.
Tijdens directe weergave kan op de centrale toets van de
stuureenheid worden gedrukt om het beeld op te slaan en
de opname van de voice memo te starten. Wordt de ont-
spanknop half ingedrukt, dan wordt het het beeld opge-
slagen zonder opname van een voice memo.
Opnametips
102
Opnamemenu
Kleurinstelling
De kleurinstelling regelt of een foto in kleur of in zwart-wit wordt
opgenomen en welk kleurprofiel er word gebruikt. De keuze moet
worden gemaakt voordat het beeld wordt opgenomen. De kleurin-
stelling wordt uitgevoerd in sectie 2 van het opnamemenu (blz. 80).
Het live-beeld in de zoeker/monitor past zich aan de instelling aan.
De kleurinstelling heeft geen invloed op de bestandsgrootte. Zie de
kleurvoorbeelden op blz. 2.
Natural Color - geeft mooie, natuurgetrouwe kleuren. Bij gebruik van deze instelling is geen
aanduiding op de monitor te zien. Maakt gebruik van de sRGB kleurruimte.
Vivid Color - verhoogt de kleurverzadiging voor extra levendige kleuren. De verhoogde kleur-
verzadiging beïnvloedt de RAW-beeldinformatie. Maakt gebruik van de sRGB kleurruimte.
Adobe RGB - net als Natural Color, geeft deze kleurinstelling de kleuren in een tafereel natuur-
getrouw weer, maar er wordt gebruik gemaakt van het grotere kleurbereik van Adobe RGB.
Solarization - geeft een deel van de kleuren omgekeerd weer. Met de belichtingscorrectie kan
de solarisatie worden beïnvloed (blz. 59). De regeleenheid digitale effecten kan niet worden
gebruikt. Deze instelling heeft geen invloed op RAW-beeldbestanden.Meer over RAW beeld-
kwaliteit en de kleurinstelling op blz. 84.
Black & White - geeft zwart-wit-beelden. Met de instelling Filter setting in de regeling digita-
le effecten (blz. 78) kunnen de beelden worden omgekleurd.
Color mode Vivid (sRGB)
Sharpness
Nat. (sRGB)
Noise reductn Adobe RGB
Monitor amp. EmbedAdobeRGB
Manual exp. B&W
Mag. button Solarization
Embedded Adobe RGB - zelfde als Adobe RGB, behalve dat de kleurruimte in het beeld-
bestand is opgenomen.
103
Adobe RGB heeft een groter kleurbereik dan de meer algemene sRGB. De omvang van het kleurbe-
reik is bepalend voor de kleuren die kunnen worden weergegeven; hoe groter het kleurbereik, des te
meer kleuren zijn er mogelijk. Moet het beeld worden geprint met een printer van hoge kwaliteit, dan
wordt het gebruik van de Adobe RGB kleurinstelling geprefereerd boven de sRGB kleurinstellingen
Natural Color en Vivid Color.
Wanneer Adobe RGB bestanden worden geopend moet de kleurafstemming worden gebruikt.
Gebruik van Embedded Adobe RGB wordt aanbevolen. Gebruikt u de DiMAGE Viewer, dan moet de
kleurafstemming actief zijn en moet de kleurruimte worden ingesteld op Original Color Space (Adobe
RGB) in het voorkeuren-venster voor kleuren, zie de kleurafstemmingin de Advanced setup-sectie in
de DiMAGE Viewer gebruiksaanwijzing. De DiMAGE Viewer versie 2.2 of later is nodig om Adobe RGB
beelden te openen die met deze camera werden gemaakt.
Over Adobe RGB
Deze functie vermindert het effect van van ruis (dark noise) als
gevolg van lange belichtingstijden. Ruisonderdrukking wordt alleen
toegepast op opnamen van 1 seconde of langer. De beeldbewerking
wordt toegepast nadat het beeld is opgenomen. De monitor blijft
blanco tijdens de bewerking, maximaal 30 seconden lang. De ruis-
onderdukking gebruikt de methode van dark frame substraction.
Ruisonderdrukking
Color mode
Sharpness
Noise reductn
On
Monitor amp. Off
Manual exp.
Mag. button
Black & White - geeft zwart-wit-beel-
den.
Natural Color en Adobe RGB - voor
een natuurgetrouwe weergave van de
kleuren.
Vivid Color - verhoogt de kleurverzadi-
ging.
Solarization - geeft een gedeeltelijke
omkering van kleuren van toon-
waarden.
De opties voor monitorversterking sturen de weergave van het live-
beeld. Er zijn twee instellingen.
Auto - als bij weinig licht de cameragevoeligheid tot z’n maximum is
verhoogd treedt de automatische monitorversterking in werking om
het monitorbeeld zichtbaar te houden. Het live-beeld zal zwart-wit
worden, maar dat heeft geen enkele invloed op de gekozen kleurin-
stelling.
Wanneer de automatische monitorversterking wordt geactiveerd
kan de Flex Digitale Loep (blz. 105) niet worden gebruikt. Wordt het
real-time histogram (blz. 45) gebruikt, dan is het gebaseerd op het
versterkte monitorbeeld, niet op de eigenlijke belichtingswaarden.
Normal - de monitor wordt bij weinig licht niet versterkt.
Gebruikt u handmatige belichtingsregeling (M) (blz. 56), dan zijn er
nog twee opties:
Exposure priority - Belichtingsprioriteit: het live-beeld is gebaseerd
op de ingestelde belichting. De automatische monitorversterking is
uitgeschakeld.
Display priority - Weergaveprioriteit: het live-beeld wordt vertoond zonder rekening te houden met de
belichtingsinstelling. daardoor kunt u goed de compositie via de monitor bepalen wanneer u flitslicht
als hoofdlichtbron gebruikt. Is deze optie geselecteerd, dan wordt de aanduiding voor handmatige
belichtingsregeling op de monitor rood.
104
Opnamemenu
Monitorversterking
Color mode Nat. (sRGB)
Sharpness Normal
Noise reductn On
Monitor amp. Auto
Manual exp. Exp.priority
Mag. button Digital zoom
Aanduiding weergaveprioriteit
Aanvankelijk verschijnt het veld met 3,3X vergroting. U
kunt dat binnen het live-beeld verplaatsen met de vier-
wegtoetsen van de stuureenheid (1). Drukt u midden op
de stuurtoets, dan keert het veld terug naar het centrum
van het beeld. Druk op de vergrotingstoets (2) om het
beeld te vergroten.
105
De functie van de vergrotingstoets kan worden ingesteld op digitale
zoom (blz. 47) en de Flex Digitale Loep in sectie 3 van het opname-
menu (blz. 80). De Flex Digitale Loep kan alleen worden gebruikt bij
handmatige scherpstelling. Toetscombinaties kunnen worden ge-
bruikt om te wisselen tussen digitale zoom en Flex Digitale Loep
(blz. 132).
Vergrotingstoets
Color mode Nat. (sRGB)
Sharpness Normal
Noise reductn On
Monitor amp. Auto
Manual exp. Exp.priority
Mag. button Digital zoom
Flex Digitale Loep
De Flex Digitale Loep is een scherpstelhulp voor handmatige scherp-
stelling (blz. 46). U kunt er het live-beeld mee vergroten van 3,3X. De
functie wordt geactiveerd via het opnamemenu, zie hierboven. Bij
andere scherpstelmethoden wordt de functietijdelijk uitgeschakeld.
Vergrotingsveld
Wanneer het beeld is vergroot verschijnt de vergrotingsfactor in de
rechter bovenhoek van de monitor. U kunt de stuureenheid gebruiken
om het beeld te scrollen en te centreren. Opnieuw op de vergrotings-
knop drukken heft de vergroting op.
De locatie-aanduiding geeft aan welk deel van het beeld te zien is.
Wordt de ontspanknop half ingedrukt, dan verschijnt het totale beeld.
Locatie-aanduiding
1
2
Digitale onderw. programma setup (DSP)
106
Opnamemenu
U kunt de geheugenregisters die voor camera-instellingen worden
gebruikt toewijzen aan de standen voor de Digitale Onder-
werpsprogramma’s op de belichtings-keuzeknop. Die instelling
vindt plaats in sectie 4 van het opnamemenu (blz. 80). Er zijn twee
opties:
DSP - de Digitale Onderwerpsprogramma’s zijn actief op het belich-
tings-keuzewiel.
Memory recall - de geheugenregisters worden toegewezen aan de
standen voor de Digitale Onderwerpsprogramma’s op de belich-
tings-keuzeknop zoals aangegeven in de illustratie.
Meer informatie over de Digitale Onderwerpsprogramma’s op blz.
58. Kijk voor het opslaan van de camera-instellingen op blz. 72.
Tracking AF
Subject Tracking AF, gebruikt in de continu AF scherpstelstand (blz. 46) kan worden uitgeschakeld in
sectie 4 van het opnamemenu (blz. 80). Als deze functie is uitgeschakeld kan de positie van het AF-
veld nog wel worden gestuurd met de vierwegtoetsen van de stuureenheid.
AE Lock (Belichtingsvergrendeling)
De belichtingsvergrendeling kan worden in- en uitgeschakeld in sec-
tie 4 van het opnamemenu (blz. 80). Is de belichtingsvergrendeling
ingeschakeld dan wordt de belichting vergrendeld wanneer de ont-
spanknop half wordt ingedrukt; de sluitertijd- en diafragma-aandui-
ding worden zwart om de vergrendeling te bevestigen. Staat de
belichtingsvergrendeling uit, dan zal de belichting zich ook na half
indrukken van de ontspanknop aan wisselende lichtomstandighe-
den blijven aanpassen. Dit heeft geen gevolgen voor de werking van
de AEL-toets (blz. 50). Gebruikt u enkelvoudige AF in combinatie
met meerveldsmeting, dan is de belichtingsvergrendeling altijd
actief, ongeacht de menu-instelling.
Belichting vergrendeld
DSP set DSP
Tracking AF On
AE lock Off
Spot AE area Center spot
Direct MF Off
EVF mode Motion 60fps
Spot AE-veld
Gebruikt u spotmeting (blz. 69) in
combinatie met het Flex Scherpstel-
punt (blz. 48), dan kan het midden
van het live-beeld de positie van het
spotmeetveld zijn, maar het is ook
mogelijk het spotmeetveld te kop-
pelen aan het Flex Scherpstelpunt.
De keuze tussen deze twee opties
wordt gemaakt in sectie 4 van het
opnamemenu (blz. 80).
Centraal Met Flex Scherpstelpunt
Directe handmatige scherpstelling
Met directe handmatige scherpstelling kunt u de door de camera vergrendelde scherpstelling bijre-
gelen. Directe handmatige scherpstelling wordt geactiveerd in sectie 4 van het opnamemenu (blz. 80).
Bij gebruik van continu-AF of handmatige scherpstelling wordt directe handmatige scherpstelling uit-
geschakeld.
Ga voor de opname te werk als omschreven bij de basis-
handelingen (blz. 33), druk de ontspanknop half in om
scherpstelling en belichting te vergrendelen (1); de slui-
tertijd en het diafragma worden zwart en het scherpstel-
signaal wordt wit. “DMF” verschijnt naast de transport-
aanduiding.
Terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt kan de
camera nu handmatig worden scherpgesteld met de
scherpstelring (2). De globale opname-afstand verschijnt
naast de opnameteller. Indien hij werd geactiveerd kan
de Flex Digitale Loep (blz. 105) kan worden gebruikt.
107
1
2
108
Opnamemenu
EVF-stand
DSP set DSP
Tracking AF On
AE lock Off
Spot AE area Center spot
Direct MF Off
EVF mode Quality 30fps
De beeldfrequentie van de zoeker (electronic viewfinder - EVF) is
instelbaar; de instelling heeft geen invloed op de monitor. De fre-
quentie wordt ingesteld in sectie 4 van het opnamemenu (blz. 80). Er
zijn twee opties beschikbaar:
Quality 30fps - high-resolution VGA (640x480) zoekerbeeld op 30
beelden per seconde.
Motion 60fps - vloeiend 60 beelden-per-seconde zoekerbeeld voor
bewegende onderwerpen. Half VGA (640x240) resolutie. Wordt full-
time AF (blz. 143) gebruikt, neemt u een film op, dan wordt de beeld-
frequentie ingesteld op 30fps.
Op 20 februari 1962 maakte John Glenn als eerste Amerikaan een ruimtereis rondom de aarde.
Hij had een Minolta Hi-matic camera aan boord van zijn Friendship 7 ruimtecapsulemeegeno-
men om deze historische gebeurttenis vast te leggen. Tijdens de 4 uur, 55 minuten en 23 secon-
den durende vlucht maakte hij drie omwentelingen om de aarde met
een gemiddelde snelheid van 28.000 km/u.
John Glenn bezocht onze Sakai camerafabriek op 23 mei 1963, en
als herdenkingssymbool plantte hij er een palmboom. De boom
staat er nog steeds, op de binnenplaats van de fabriek; hij is nu
meer dan acht meter hoog.
De camera wordt tentoongesteld in het Smithsonian
Insttitution's National Air and Space Museum in
Washington D.C. Hij is samen met andere artikelen van
John Glenns Friendship 7 Mercury-vlucht te vinden in
gallery 210, "Apollo to het Moon".
Konica Minolta historie
Fotograferen is een waardevolle en aangename bezigheid. Met de moderne cameratechniek wordt u
gelukkig veel meet- en regelwerk uit handen genomen. Kennis van nu de volgende basisprincipes zal
u helpen uw foto's nog meer naar uw hand te zetten.
Fotografische basisprincipes
109
Het diafragma, de regelbare opening in het objectief, regelt niet
alleen de hoeveelheid doorgelaten licht, maar ook de scherpte-
diepte; dat is de zone voor en achter het onderwerp waarin alles
scherp
wordt weergegeven. Hoe hoger het diafragmagetal, des te groter is
de scherptediepte. Dan is bijvoorbeeld alles vanaf 1,5 m van de
camera tot aan de horizon scherp. Bij een hoog diafragmagetal is
de opening in het objectief klein, dus dat vraagt wel om relatief
lange sluitertijden. Dat is weer niet het geval bij een laag diafrag-
magetal (een grote opening), dat een beperkte scherptediepte
geeft; dan is bijvoorbeeld alleen het onderwerp scherp maar blijft
de achtergrond onscherp. Een goede instelling voor portretten, met
een scherp onderwerp en een onscherpe achtergrond.
Landschapsfoto's moeten vaak van voor tot achter scherp zijn en
vragen doorgaans dus om een hoog diafragmagetal voor veel
scherptediepte.
De scherptediepte verandert ook met de brandpuntsafstand. Hoe
korter de brandpuntsafstand (hoe groter de beeldhoek), des te gro-
ter is de scherptediepte.
De sluiter regelt niet alleen de duur van de belichting maar bepaalt
ook in hoeverre beweging scherp (bevroren) worden weergegeven.
Korte sluitertijden worden gebruikt in actiefotografie om beweging
te bevriezen. Lange sluitertijden geven bewegingen in een waas
weer, denk bijvoorbeeld aan het stromen van een waterval. Bij
lange sluitertijden is een gebruik van een goed statief belangrijk.
De uitwerking van een diafragma/sluitertijdcombinatie is niet op het
live-beeld van de camera te zien.
Het grote voordeel van een digitale camera is wel dat u even een
opname kunt maken om te zien of alles naar wens is. Maak dus bij
werk waar het er erg op aan komt eerste testopnamen en bekijk ze
meteen met Snelweergave/Quick View (blz. 40). Bevalt het beeld u
niet, dan wist u het en probeert u het opnieuw met een andere
instelling van sluitertijd en/of diafragma.
110
Fotografische basisprincipes
–2,0 LW–1,0 LWGemeten belichting
Soms wordt de belichtingsmeter van de camera door de omstandigheden misleid. Dan biedt de
belichtingscorrectie uitkomst. Zo kan bijvoorbeeld een zeer licht tafereel, zoals een sneeuwlandschap
of een zonbeschenen wit strand, te donker op de opname komen. Pas dan voordat u de opname
maakt de belichting aan met een correctie van +1 of +2 LW.
Over belichtings- en flitscorrectie
In dit voorbeeld leidde het donkere water tot overbelichting, waardoor het beeld te licht werd. Door
toepassing van een belichtingscorrectie ontstaat er detaillering in de bladeren, en de stenen en het
water zien er realistischer uit.
Past u een invulflits toe om de harde schaduwen in iemands gezicht op te helderen die ontstaan bij
fel zonlicht, dan kunt een flitscorrectie toepassen om de verhouding tussen de licht beeldpartijen en
de schaduwen te regelen. De invulflits heeft invloed op de diepte van de schaduwen zonder de beeld-
partijen aan te tasten die door de zon worden verlicht. Vermindert u de flitsdosering door een nega-
tieve flitscorrectie in te stellen krijgen de schaduwen minder licht dan bij een normale invulflits,
waardoor het beeld toch nog tamelijk contrastrijk blijft, maar er komen wel details naar voren die zon-
der flits in de schaduwen verborgen zouden blijven.Verhogen van de flitsdoering door een positieve
correctiewaarde te kiezen maakt het beeld zachter en de schaduwen zelfs zo god als elimineren, wat
overigens niet erg natuurlijk overkomt.
Positieve correctie Geen correctie Negatieve correctie Zonder flits
111
+2,0 LW
+1,0 LW
0,0 LW
–1,0 LW
–2,0 LW
4 X zoveel licht
2 X zoveel licht
1/2 X zoveel licht
1/4 X zoveel licht
Gemeten belichting
Wat is een LW?
LW staat voor lichtwaarde. Een verande-
ring van 1 LW geeft en verdubbeling of
halvering van de belichting.
Lichtbronnen en kleur
Het menselijk oog past zich uitstekend aan verschillende lichtomstandigheden aan. Het papier van
deze gebruiksaanwijzing ziet er wit uit, ongeacht het type verlichting De fotografie is minder flexibel.
Verandert de lichtbron, dan krijgt een scène een andere kleur; TL licht geeft een groenige kleurzweem,
gewone huishoudgloeilampen maken alles oranje. De witbalansinstelling van de camera zorgt voor
een automatische aanpassing, zodat de opnamen er altijd natuurlijk uit zien.
De meest voorkomende lichtbron, zonlicht, verandert van kleur naar gelang de tijd van de dag en de
atmosferische omstandigheden. Het zonlicht is warm van kleur als de zon laag staat, staat de zon
hoog aan de hemel, dan is het zonlicht veel koeler van kleur. De vaste daglicht-witbalansinstelling van
de camera is bestemd voor mooi zonnig weer. Is het bewolkt weer, dan worden de kleuren koeler. Het
blauw van een heldere hemel zorgt ervoor dat schaduwen een koele kleurzweem hebben. De speci-
ale witbalansinstelling Shade rekent daarmee af.
Kunstlicht is consistenter, maar vertoont ook variaties. Bij gloeilampen is de kleur van het licht mede
afhankelijk van het aantal watt. TL-licht is er in verschillende kleuren.
De vaste witbalansinstellingen kunt u kiezen met het achterste instelwiel (blz. 70).
Bepaalde soorten kunstlicht hebben een discontinu spectrum dat in een foto tot zeer onnatuurlijke
kleuren kan leiden. De witbalans kan geen goede correctie realiseren voor lichtbronnen als natrium-
of kwikdamplampen. Maakt u bij dit licht foto’s van mensen, gebruik dan in elk geval de flitser, zodat
de personen met neutraal licht worden verlicht. Maakt u bij dat soort licht overzichtsopnamen, stel de
kleurtemperatuur dan in op de vaste daglichtinstelling.
112
Movie menu
Druk in de filmstand op de menutoets om het filmmenu op te roepen. Als u klaar bent met uw instel-
lingen sluit u het menu met opnieuw de menu-toets. Gebruik de vierwegtoetsen van de stuureenheid
om de cursor door het menu te verplaatsen. Door op de centrale toets van de stuureenheid te druk-
ken wordt een instelling bevestigd.
Scroll met de op/neertoetsen door de menu-toetsen. Markeer de
optie waarvan u de instelling wilt veranderen.
Druk op de rechts-toets van de stuureenheid om de instellingen
op te roepen; de huidige instelling wordt aangewezen met een
pijltje. Druk op de links-toets om terug te keren naar de menu-
opties.
Markeer de nieuwe instelling met op/neer-toetsen. Verschijnt “Enter”, druk dan op de cen-
trale toets van de stuureenheid om verder te gaan.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om de gemarkeerde instelling te selecteren.
Is een instelling eenmaal geselecteerd, dan keert de cursor terug
naar de menu-opties en zal de nieuwe instelling worden weergege-
ven. U kunt doorgaans met andere veranderingen. Druk op de
menu-toets om terug te gaan naar de filmstand.
Navigeren door het Filmmenu
Activeer het opnamemenu met de menu-toets. Tab 1 bovenaan
het menu is gemarkeerd.
Filmmenu
Image size 544x408
Frame rate 15fps
Movie mode Auto select
Reset
113
Filmstand
Met de optie movie mode kiest u het type film. Er zijn drie opties:
Standard movie - voor opnamen onder normale lichtomstandigheden.
Night Movie - voor opnamen bij weinig licht. Night Movies zijn altijd zwart-wit. Night Movies kunnen
ook onder normale lichtomstandigheden worden opgenomen, maar als er buiten erg veel licht is kan
het belichtingsbereik overschreden worden.
Auto select - automatische omschakeling tussen Standard en Night Movie, afhankelijk van de ver-
lichtingsomstandigheden. Tijdens de opname wordt niet gewisseld.
Beeldgrootte een beeldfrequentie
Films kunt u in twee formaten opnemen: 544x408 en 320x240. Hoe groter het beeld, des te hoger is
beeldkwaliteit en des te groter zijn de beeldbestanden. De beeldgrootte wordt ingesteld in het film-
menu.
Hoe hoger de frequentie, des te vloeiender worden bewegingen weergegeven en des te groter wordt
het filmbestand. De beeldfrequentie wordt ingesteld in het filmmenu. Uw compurterconfiguratie kan
mogelijk de weergave van 544x408 30 bps films negatief beïnvloeden (fps = bps, beelden per secon-
de).
Wordt de beeldgrootte of de beeldfrequen-
tie veranderd, dan geeft de opnameteller bij
benadering het aantal seconden weer dat
bij de geldende instelling op de geheugen-
kaart kan worden opgeslagen. De totale
tijdsduur die op een geheugenkaart kan
worden opgenomen wordt bepaald door
de capaciteit van de kaart en de opname-
frequentie. De werkelijke bestandsgrootte
wordt door het onderwerp bepaald; bij het
ene onderwerp is een sterkere compressie
mogelijk dan bij een ander.
Globale capaciteit van een 128 MB kaart
Opnamefrequentie
30fps 945 KB/s 578 KB/s
544x408 320x240
15fps 558 KB/s 297 KB/s
30fps 2 min. 02 sec. 3 min. 26 sec.
15fps 3 min. 24 sec. 6 min. 42 sec.
114
Filmmenu
Een eigen witbalansinstelling kan alleen worden gemaakt in de normale opnamestand. Is de instelling
eenmaal in de camera ingevoerd, dan is hij ook beschikbaar voor filmopnamen
Opmerkingen over filmopnamen
Hieronder staat de functies die in de filmstand kunnen worden ingesteld:
Belichtingscorrectie (blz. 59)
Contrastcorrectie (blz. 79)
Correctie kleurverzadiging (blz. 78)
Filter (uit bij Night Movie)(blz. 79)
Beschikbare opnamefuncties
Trillingsonderdrukking (blz. 37)
Informatietoets (blz. 45)
Witbalans (blz. 70)
Handmatige scherpstelling (blz. 46)
Macrostand (blz. 49)
Film terugzetten (Reset)
Met deze menufunctie zet u alle filmfuncties weer op standaard. Als u iets hebt geselecteerd verschijnt
er een bevestigingsscherm; “Yes” selecteren zet de volgende functies terug op hun standaardinstel-
ling, “No” heft de handelingen op.
Belichtingscorrectie 0.0 blz. 59
Contrastcorrectie 0 blz. 79
Correctie kleurverzadiging 0 blz. 78
Filter 0 blz. 79
Beeldgrootte 544x408 blz. 113
Witbalans Auto blz. 70
Beeldfrequentie 15 bps blz. 113
U kunt de filmstand ook terugzetten met een verkorte toetscombinatie (blz. 132). Bij een verkorte
toetscombinatie verschijnt het bevestigingsscherm niet.
Filmstand Auto select blz. 113
Trillingsonderdrukking Aan blz. 37
115
Voice memo’s afspelen
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om
audioweergave te starten.
Voice memo’s worden aangeduid met de voice memo
aanduiding onderin het monitorbeeld.
WEERGAVESTAND - GEAVANCEERDE TECHNIEKEN
In dit hoofdstuk leest u hoe u voice memo’s afspeelt en hoe u andere afspeelfuncties gebruikt. U ziet
hoe u door het menu navigeert, vervolgens worden de menu-onderdelen toegelicht.
U kunt voice memo's afspelen in Quick View en in de weergavestand. Kijk op blz. 101 voor informa-
tie over het opnamen van voice memo’s.
Play
VolStop
Gebruik tijdens weergave de op/neertoetsen van de
stuureenheid om het volume te regelen.
Druk op de menu-toets om audioweergave te stoppen.
Weergavetijd
116
Weergavestand - geavanceerde technieken
Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om de
gewenste tab te markeren; als een andere tab wordt gemarkeerd
verandert het menu.
Druk in de weergavestand op de menutoets om het filmmenu op te roepen.
Als u klaar bent met uw instellingen sluit u het menu met opnieuw de menu-
toets. Gebruik de vierwegtoetsen van de stuureenheid om de cursor door het
menu te verplaatsen. Door op de centrale toets van de stuureenheid te druk-
ken wordt een instelling bevestigd.
Wordt het gewenste menu weergegeven, gebruik dan de op/neer-toetsen om door de
menu-opties te scrollen. Markeer de optie waarvan u de instelling wilt veranderen.
Druk op de rechts-toets van de stuureenheid om de instellingen op te roepen; de huidige
instelling wordt aangewezen met een pijltje. Druk op de links-toets om terug te keren naar
de menu-opties.
Markeer de nieuwe instelling met op/neer-toetsen. Verschijnt “Enter”, druk dan op de cen-
trale toets van de stuureenheid om verder te gaan.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om de gemarkeerde instelling te selecteren.
Is een instelling eenmaal geselecteerd, dan keert de cursor terug naar de menu-opties en zal de nieu-
we instelling worden weergegeven. U kunt doorgaans met andere veranderingen. Druk op de menu-
toets om terug te gaan naar de weergavestand.
Navigeren door het weergavemenu
Activeer het opnamemenu met de menu-toets. Tab 1 bovenaan
het menu is gemarkeerd.
DPOF set
Date imprint Off
Index print
Cancel print
Slide show
Playback All frames
Duration 5 sec.
Repeat No
Delete
Format
View folder
Lock
Copy
Index format 9 frames
117
Beelden op de geheugenkaart wissen (blz. 119).
Formatteren van de geheugenkaart (blz. 120).
Map voor afspelen in de weergavestand kiezen (blz. 120).
Beelden van ene naar andere geheugenkaart kopiëren (blz. 122).
Beelden tegen wissen beveiligen (blz. 121).
Index weergaveformaat specificeren (blz. 121).
Beelden automatisch afspelen (blz. 124)
Beelden voor diashow selecteren (blz. 124).
Opgeven hoe lang elk beeld wordt vertoond (blz. 124)
Automatisch herhalen van de diashow (blz. 124).
Beelden selecteren voor DPOF printen (blz. 126).
Opnamedatum in elke foto printen (blz. 127)
Index-print voor DPOF opdracht aanmaken (blz. 127)
100KM003
DPOF printopdrachten op de geheugenkaart opheffen (blz. 127).
118
Weergavestand - geavanceerde technieken
Beeldselectiescherm
Wanneer u in een menu een instelling hebt gekozen waarbij beelden moeten worden gemarkeerd ver-
schijnt het beeldselectiescherm. Hier kunt u meerdere beelden selecteren. Het indexformaat (vier of
negen thumbnails) kunt u veranderen in sectie 1 van het weergavemenu (blz. 121).
Met de op-toets van de stuureenheid
kiest u het beeld; wanneer het beeld is
gekozen verschijnt naast de thumbnail
een aanduiding. Met de neer-toets
maakt u de selectie ongedaan en ver-
dwijnt de aanduiding.
Bestand is geselecteerd om te worden gewist.
Beeld is vergrendeld of geselecteerd om te worden vergrendeld.
Beeld is geselecteerd voor de diashow of voor kopiëren naar een andere geheugenkaart.
Beeld is geselecteerd om te worden geprint. Het getal naast het symbool is het aantal
afdrukken.
Met de links/rechts-toetsen van de
stuureenheid verplaatst u het gele
selectiekader om het beeld te selecte-
ren.
Met de menutoets laat u het selectiescherm verdwijnen en stopt u de instelling.
:move :sel. :enter
Als een beeld is geselecteerd verschijnt er een aanduiding naast.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om de instelling te voltooien.
119
Wissen
Wissen verwijdert een bestand permanent. Een gewist bestand kan niet meer worden terug-
gehaald. Let dus goed op wanneer u beelden wist.
This frame - Het weergegeven of gemarkeerde beeld wordt gewist.
All frames - Alle niet vergrendelde beelden in de gekozen map worden gewist.
Marked frames - De gemarkeerde beelden worden gewist. Kiest u deze instelling, dan verschijnt het
beeldselectiescherm. Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om het eerste beeld te
markeren (laten oplichten) dat moet worden gewist. Met de op-toets markeert u de thumbnail met een
wisaanduiding. Wilt u een beeld toch niet wissen, markeer het dan met het gele kader en druk op de
neer-toets van de stuureenheid: de wisaanduiding verdwijnt dan. Maak zo een selectie van te wissen
beelden. Druk op de stuureenheid om verder te gaan (het bevestigingsscherm verschijnt), of druk op
de menu-toets om de handelingen op te heffen en naar het weergavemenu terug te keren. Op het
bevestigingsscherm moet u “Yes” selecteren en met een druk op de stuureenheid bevestigen. De
geselecteerde opnamen worden dan gewist.
De wisfunctie wist alleen niet vergrendelde opnamen. Is een beeld vergrendeld, dan moet u eerst de
vergrendeling opheffen voordat u het kunt wissen.
In het weergavemenu kunt u enkele beelden wissen, maar ook
meerdere beelden tegelijk of alle beelden uit een map. Voordat een
beeld wordt gewist verschijnt een bevestigingsscherm; “Yes” voert
het wissen uit, met “No” ziet u ervan af. Wilt u beelden in een ande-
re map wissen, dan moet u die map kiezen met de optie View folder
in sectie 1 van het weergavemenu (blz. 116) of de optie Select fol-
der in sectie 2 van het setup-menu (blz. 137). De wisfunctie heeft
drie instellingen:
Delete
Format
View folder
Lock
Copy
Index format 9 frames
100KM003
120
Weergavestand - geavanceerde technieken
Formatteren
Door de geheugenkaart te formatteren wist u alle informatie op de kaart. Zet de informatie die op de
kaart is opgeslagen voordat u gaat formatteren over op een computer of een opslagmedium.
Vergrendelen van beeldbestanden geeft geen bescherming tegen verlies bij formatteren.
Wanneer de formatteer-functie wordt geselecteerd en geopend verschijnt een bevestigingsscherm.
Door “Yes” te kiezen laat u de kaart formatteren, met “No” heft u de handelingen op. Verwijder nooit
de kaart als het formatteren nog in gang is. Er verschijnt een melding dat de kaart geformatteerd is;
druk op de centrale toets van de stuureenheid om terug te keren naar het weergavemenu.
Hoewel het aan te bevelen is een CompactFlashkaart met de camera te formatteren is het ook moge-
lijk de kaart via de computer te formatteren. De kaart dient dan te worden geformatteerd met een
Windows computer met een FAT of FAT32 bestandssysteem.
Bij het formatteren van een geheugenkaart wordt alle informatie gewist.
Map bekijken
Delete
Format
View folder
Lock
Copy
Index format 9 frames
100KM003
Opgenomen beelden worden op de geheugenkaart opgeslagen in
mappen. Wilt u deze beelden bekijken of bewerken, dan kunt u de
map die de beelden bevat selecteren met de optie View folder in
sectie 1 van het weergavemenu (blz. 116). Elke keer dat de camera
wordt uitgezet of of wordt omgeschakeld naar de opname- of film-
stand wordt de optie View folder teruggezet op de map die werd
geselecteerd met de optie Select folder in sectie 2 van het setup-
menu (blz. 137).
Meer informatie over de indeling van de geheugenkaart vindt u op blz. 152. Mappen kunnen worden
aangemaakt en geopend in sectie 2 van het setup-menu (blz. 129).
121
U kunt een beeld, een selectie van beelden en alle beelden van een map vergrendelen. Een vergren-
deld beeld kan niet worden gewist. Het is verstandig belangrijke opnamen te vergrendelen. Wilt u
beelden in een andere map vergrendelen, kies die map dan de optie View folder in sectie 1 van het
setup-menu (blz. 116) of de optie Select folder in sectie 2 van het setup-menu (blz. 137). Er zijn vier
instellingen voor de vergrendelingsfunctie:
This frame - Het weergegeven of gemarkeerde beeld wordt vergrendeld.
All frames - Alle beelden in de map worden vergrendeld.
Marked frames - De gemarkeerde beelden worden vergrendeld. Kiest u deze instelling, dan verschijnt
het beeldselectiescherm (blz. 118). Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om het beeld
te markeren dat u wilt vergrendelen. Met de op-toets markeert u de thumbnail met de vergrende-
lingsaanduiding. Wilt u een beeld ontgrendelen, markeer het dan met het gele kader en druk op de
neer-toets van de stuureenheid: de vergrendelingsaanduiding verdwijnt dan. Maak op deze wijze een
selectie van te vergrendelen beelden. Druk op de stuureenheid om de geselecteerde beelden te ver-
grendelen, of druk op de menu-toets om de handelingen op te heffen en naar het weergavemenu
terug te keren.
Unlock frames - Alle beelden in de map worden ontgrendeld. Er verschijnt een bevestigingsscherm.
Door een beeld te vergrendelen beschermt u het tegen wissen. Formateert u de geheugenkaart ech-
ter opnieuw, dan gaan alle bestanden verloren, ook de vergrendelde bestanden.
Met deze opties bepaalt u of de
index negen of vier beelden ver-
toont. De instelling heeft betrek-
king op alle index-weergaven.
Indexweergave veranderen
Vergrendeling
122
Weergavestand - geavanceerde technieken
Beelden kopiëren
U kunt beeldbestanden van de ene naar de andere geheugenkaart kopiëren. Daarbij kan tot maximaal
29 MB aan beeldinformatie worden overgeschreven. Elke keer dat de kopieerfunctie wordt gebruikt
wordt automatisch een nieuwe map voor de beelden aangemaakt (blz. 130).
This frame - Hiermee kopieert u het weergegeven beeld.
Marked frames - Hier mee kopieert u een of meer beelden. Is deze functie gekozen, dan verschijnt
het beeldselectiescherm (blz. 118); markeer het te kopiëren beeld met een gele rand en druk vervol-
gens op de op-toets van de stuureenheid om de selectie-aanduiding te laten verschijnen. Wilt u de
selectie van een beeld opheffen, markeer dan de thumbnail ervan en druk op de neer-toets van de
stuureenheid om de selectie-aanduiding te laten verdwijnen. Selecteer zo alle beelden die u wilt kopi-
ëren. Druk op de centrale toets van de stuureenheid om verder te gaan, of druk op de menu-toets om
de handelingen op te heffen en terug te keren naar het weergavemenu.
Wanneer de centrale toets van de stuureenheid wordt ingedrukt ver-
schijnt een scherm met vier meldingen; tijdens het kopieerproces
lichten ze beurtelings op. Zijn er teveel beelden geselecteerd, dan
verschijnt er een waarschuwing en wordt de kopieerroutine gestopt.
Verdeel dan de beelden in twee of drie porties.
Wanneer de boodschap “change CF card” oplicht dient u de
geheugenkaart uit de camera te verwijderen en de andere kaart te
plaatsen waarop u de bestanden wilt wegschrijven. Heeft de kaart
onvoldoende ruimte, dan verschijnt kort de waarschuwing voor
een volle kaart (card full); plaats een andere kaart of druk op de
menu-toets om te stoppen. Druk op de centrale toets van de
stuureenheid om verder te gaan.
Change CF card.
Copying to CF card.
Copying completed.
Enter
Copy
Copying to camera memory.
123
Wacht totdat het bericht verschijnt dat het kopiëren is voltooid.
Er verschijnt een nieuw schermdat de naam van de map geeft die
de gekopieerde bestanden bevat; druk op de centrale toets van
de stuureenheid om terug te keren naar het weergavemenu.
Werden de beelden gekopieerd naar een nieuwe kaart, dan verschijnt de boodschap “no images”.
Selecteer de kopieermap met de optie View folder in sectie 1 van het weergavemenu (blz. 116).
Copied to
101KM_CP.
OK
Innovatie en creativiteit zijn altijd de drijvende krach-
ten geweest achter onze producten.
De Electro-zoom X was zuiver een oefening in
camera-design. Hij werd gepresenteerd tijdens de
Photokina van 1966, in Keulen.
De Electro-zoom X was een elektronisch gestuurde,
reflexcamera met diafragmavoorkeuze, uitgerust
met een ingebouwd 30 - 120 mm f/3,5 zoomobjec-
tief. Hij maakte 20 opnamen van 12 X 17 mm op een
rol 16 mm film. De ontspanknop en batterijruimte
zijn ondergebracht in de handgreep. Er zijn slechts
enkele prototypen gebouwd, waardoor dit een van
onze meest zeldzame camera’s is.
Konica Minolta historie
Sectie 2 van het weergavemenu betreft de dia-show-functie.
Hiermee worden alle beelden in een map automatisch weergegeven
in aflopende numerieke volgorde.
124
Weergavestand - geavanceerde technieken
Diashow (Slide show)
Aantal weergegeven beelden / totaal
aantal opnamen in de presentatie
Druk op centrale toets van de stuureenheid om de presentatie te pauzeren en te herstar-
ten.
Druk op de menutoets of de neertoets van de stuureenheid om de presentatie te
stoppen.
Slide show
Playback All frames
Duration 5 sec.
Repeat No
Gebruik de links/rechtstoetsen van de stuureenheid om naar het volgende of vorige beeld
te gaan.
Hiermee kiest u alle beelden in een map voor presentatie in een dia-show..
125
Slide show
Menu-opties
Playback
Duration
Instellingen
Enter
Repeat
All frames
Marked
Frames
1 - 60s.
Yes / No
Hiermee selecteert u specifieke beelden in de map voor weergave in een
dia-show. Wordt deze instelling gekozen, dan verschijnt het beeldselectie-
scherm (blz. 118). Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om
de beelden te markeren. Met de op-toets voorziet u een gemarkeerd beeld
van een selectie-aanduiding. Wilt u de selectie van een beeld ongedaan
maken, markeer het dan en druk op de neer-toets van de stuureenheid; de
selectie-aanduiding verdwijnt dan. Zijn alle opnamen geselecteerd, druk dan
op de stuureenheid om de selectie te bevestigen, of druk op de menu-toets
om de handelingen op te heffen en terug te keren naar het weergavemenu.
Hiermee stelt u in hoe lang elk beeld tijdens de dia-show wordt vertoond.
Hiermee start u de dia-show. Druk op de centrale toets van de stuureenheid
om de presentatie te onderbreken. Wilt u de dia-show stoppen en terug-
keren naar het weergavemenu, druk dan tijdens de dia-show op de menu-
toets of de neer-toets van de stuureenheid.
Kiest u “Yes”, dan blijft de dia-show doorlopen totdat met een druk op de
menutoets of de neertoets van de stuureenheid is gestopt. Kiest u “No”, dan
stopt de dia-show na de laatste opname en keert de camera terug naar het
weergavemenu.
126
Weergavestand - geavanceerde technieken
De print-menu-optie wordt gebruikt om een opdracht voor stan-
daardprints aan te maken van beelden in een bepaalde map. U kunt
enkele beelden, alle beelden of een selectie printen. Heeft een
geheugenkaart verschillende mappen, dat moet er voor elke map
een orderbestand worden gemaakt. Mappen kunnen worden geko-
zen met de optie View folder in sectie 1 van het weergavemenu (blz.
116) of de optie Select folder in sectie 2 van het setup-menu.
Over DPOF
Deze camera wordt ondersteund door DPOF™ versie 1.1. DPOF (Digital Print Order Format) maakt
het mogelijk direct vanuit de camera prints van foto’s te (laten) maken. Na het vormen van een DPOF
orderbestand kunt u de geheugenkaart simpelweg inleveren bij een foto-afwerkadres, of u steekt de
kaart in de sleuf van een DPOF-compatible printer. Is een DPOF-bestand aangemaakt, dan wordt er
op de geheugenkaart automatisch een ‘misc.’ map aangemaakt om het in op te slaan (blz. 152). DPOF
printbestanden kunnen niet worden gemaakt van RAW-beelden of beelden met aangehechte kleur-
profielen (blz. 102).
DPOF Setup
This-frame - Hiermee maakt u een DPOF-bestand voor het in de weergavestand weergegeven of
geselecteerde beeld.
All-frames - Hiermee maakt u een DPOF-bestand voor alle beelden in de map die u in sectie 1 van
het setup-menu hebt geselecteerd.
Marked frames - Hiermee kiest een aantal beelden dat u wilt laten printen, of wanneer u van een aan-
tal beelden verschillende aantallen wilt hebben. Kiest u deze instelling, dan verschijnt het beeldselec-
tiescherm (blz. 118). Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om elk beeld te markeren
(laten oplichten) dat moet worden geprint. Met de op-toets markeert u het beeld met een printer-aan-
duiding. Het getal naast de printer-aanduiding is het aantal prints dat van het beeld zal worden ge-
maakt. Druk op de op-toets van de stuureenheid om het aantal te verhogen, op de neer-toets om het
te verlagen. U kunt per opname maximaal negen prints bestellen. Wilt u een beeld toch niet laten prin-
ten, druk dan op de neer-toets van de stuureenheid totdat het aantal op nul staat en de printeraan-
duiding verdwijnt.
Maak op deze wijze een selectie van te printen beelden. Druk op de stuureenheid om het DPOF-order-
bestand aan te maken, of druk op de menu-toets om de handelingen op te heffen en naar het weer-
gavemenu terug te keren.
DPOF set
Date imprint Off
Index print
Cancel print
127
Kiest u voor een enkel beeld of voor alle beelden uit een map, dan verschijnt een scherm waarin
gevraagd wordt hoeveel prints er van elke opname moeten worden gemaakt; het maximum is negen
prints per beeld. Gebruik de op/neer-toetsen van de stuureenheid om het aantal in te stellen. Hebt u
een DPOF-bestand gemaakt waarmee alle opnamen in een map worden geprint, dan worden opna-
men die daarna aan de map worden toegevoegd niet geprint.
DPOF-bestanden die met andere camera’s zijn gemaakt worden niet verwerkt.
Nadat een printopdracht is verwerkt blijft het DPOF-orderbestand gewoon op de geheugenkaart aan-
wezig; u moet het zelf wissen. Wanneer de optie Cancel print is geselecteerd verschijnt er een bevesti-
gingsscherm; “Yes” voert de handeling uit en heft de print- en indexprint-opdracht op.
All frames C - Heft alle printopdrachten op de geheugenkaart op.
All frames F - Heft het printbestand in de map op.
Printopdracht opheffen
Index Print
Wilt u een index-print van alle opnamen in de map, kies dan de Yes
optie” Wilt u geen index-print, kies dan de instelling “No.” Is er een
order voor een index-print gemaakt, dan worden opnamen die later in
de map worden opgeslagen, niet in de index-print verwerkt.
Hoeveel index-beeldjes op een index-print passen verschilt per printer,
evenals de informatie die bij de index-beeldjes wordt geprint.
Datum in beeld (Date imprint)
Wilt u de datum van opname in elke beeld printen met een compatible DPOF printer, zet dan de Date
imprint menu-optie aan (ON). Wilt u deze functie opheffen, schakel hem dan eenvoudigweg uit (OFF).
Hoe de datum wordt geprint varieert per printer.
1.Schakel televisie en camera uit.
2.Steek de enkel stekker van de AV-kabel in de AV-uitgang van de
camera.
3.Steek het andere eind van de AV-kabel in de video-ingang van de
televisie. De gele stekker is voor de video output, de witte stekker
is voor de mono audio-output.
4.Zet de televisie aan.
5.Stem de televisie af op het videokanaal.
6.Zet de de camera aan en zet hem in de weergavestand. Wanneer
de camera op een televisie is aangesloten worden zoeker en
LCD-monitor van de camera niet gebruikt. Het weergavescherm
verschijnt op het tv-scherm.
7.Bekijk de opnamen zoals beschreven bij de instructies over
weergave. Regel het volume van de audio-weergave via de
televisie. Als gevolg van de standaard die voor televisie wordt
gebruikt lijken beeldkwaliteit en resolutie lager dan bij vertoning
op een computer-monitor.
128
Weergavestand - geavanceerde technieken
Beelden op TV bekijken
Het is mogelijk gemaakte opnamen op uw televisie weer te geven. De camera heeft een video-uit-
gang, waarmee u hem met behulp van de meegeleverde AV-kabel kunt aansluiten. De camera is com-
patible met zowel de PAL- als de NTSC-standaard. U kunt controleren voor welk van deze twee syste-
men de camera is ingesteld in sectie 1 van het setup-menu (blz. 129).
2
3
6
129
Setup-menu
Met het setup-menu reset u de camerafuncties. De tekst voor navi-
gatie geeft aan hoe u het menu gebruikt. Daarna komt gedetailleer-
de informatie over de menu-instellingen.
Openen van het Setup-menu
U kunt het setup-menu op twee manieren openen.
Om direct in het menu te komen houdt u de functietoets inge-
drukt (1) en drukt u op de menu-toets (2) om het setup-menu
te openen.
LCDbrightness
Shortcut help
Transfer mode Data storage
EVF auto swtch Auto EVF/LCD
Video output NTSC
Language English
Image size
Quality
Flash mode
Flash control
AEL button
Reset
Het setup-menu is toegankelijk vanuit de opname-, weer-
gave- en filmmenu’s.
Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om
de setup-tab te markeren. Druk op de centrale toets van
de stuureenheid om het setup-menu te openen.
Setup-tab
AE hold
ADI flash
Fill-flash
Fine
2560x1920
Enter
1
2
LCDbrightness
Shortcut help
Transfer mode Data storage
EVF auto swtch Auto EVF/LCD
Video output NTSC
Language English
130
Setup-menu
Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om de
gewenste tab te laten oplichten; de menu’s veranderen met de
tabs mee.
Op blz. 129 leest u hoe u het setup-menu opent. Met de vierwegtoetsen van
de stuureenheid (1) navigeert u door het menu. Met indrukken van de stuur-
eenheid wordt een instelling geactiveerd.
Wordt het gewenste menu weergegeven, gebruik dan de op/neer-
toetsen om door de menu-opties te scrollen. Markeer de optie
waarvan u de instelling wilt veranderen.
Druk op de rechts-toets van de stuureenheid om de instellingen weer te geven; de huidige
instelling licht op. Om terug te keren naar de menu-opties drukt u op de links-toets van de
stuureenheid.
Markeer de nieuwe instelling met op/neer-toetsen. Verschijnt “Enter”, druk dan op de cen-
trale toets van de stuureenheid om verder te gaan.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om de oplichtende instelling te selecteren.
Is een instelling eenmaal uitgevoerd, dan wordt de nieuwe instelling weergegeven. Druk op de menu-
toets om terug te gaan naar de stand de was gekozen.
Navigeren door het Setup-menu
Instellen monitorhelderheid (blz. 132).
Weergave informatie toetscombinaties (blz. 132).
Camerabediening vanuit de computer specificeren (blz. 135).
Keuze video-output: NTSC of PAL (blz. 135).
Automatische weergavefunctie instellen (blz. 135).
Menu-taal instellen (blz. 135).
Anti-shake Display + Exp
Full-time AF Off
Grip sensor On
Ctrl dial set
Manual exp.
Delete conf. “No”
SS F/no.
SS
F/no.
Reset default
Audio signals 1
Focus signal 1
Shutter FX 1
Volume 2
Power save 3 min.
Custom set DOF preview
File # memory Off
Folder Name Std. form
Select folder 100KM003
New folder
Date/Time set
131
Eigen functie toewijzen aan functiewiel (blz. 136)
Nummergeheugen activeren (blz. 136).
Samenstelling mapnaam kiezen (blz. 137).
Nieuwe map aanmaken (blz. 138).
Betemmingsmap voor opgenomen beeld kiezen (blz. 137).
Klok en kalender van de camera instellen (blz. 138).
Camerafuncties terugzetten (blz. 139).
Audiosignalen veranderen of uitzetten (blz. 141).
Scherpstelsignalen veranderen of uitzetten (blz. 141).
Sluitergeluid veranderen of uitzetten (blz. 142).
Volume van camerasignalen instellen of uitzetten (blz. 142).
Inschakelduur automatische spaarschakeling uitzetten (blz. 142).
Bepalen wanneer trillingsonderdrukking wordt geactiveerd (blz. 143).
Full-time AF activeren (blz. 143).
Handgreepsensor activeren (blz. 143).
Werking instelwielen bepalen (blz. 144).
Werking handmatige belichtingsregeling bepalen (blz. 145).
Standaardinstelling bevestigingsscherm veranderen. (blz. 145).
Lens acc. None
Gebruikte objectiefaccessoire opgeven (blz. 145).
Deze tab is mogelijk niet actief. Bij het objectiefaccessoire wordt een
firmware-update geleverd.
132
Setup-menu
LCD-helderheid
U kunt de helderhei van zoeker en LCD-monitor onafhankelijk van
elkaar instellen. Selecteer de zoeker (EVF) of de monitor met sectie
1 van het setup-menu; de gekozen zoeker/monitor wordt automa-
tisch ingeschakeld en het helderheidsscherm verschijnt.
LCDbrightness Monitor
Shortcut help EVF
Transfer mode
EVF auto swtch
Video output
Language
:select :enter
Set LCD brightness
High
Low
De helderheid is op elf niveaus instelbaar. Gebruik de
linksrechts-toetsen om de helderheid in te stellen; de
monitor past zich direct aan. Druk op de centrale toets
van de stuureenheid om het niveau in te stellen en de
instelling te voltooien. Druk op de menu-toets om het
scherm te sluiten zonder dat er wijzigingen zijn uitge-
voerd.
Hulp bij toetscombinaties
De hulp voor toetscombinaties toont toetscommando's voor het
openen van het LCD-scherm, scherpstelschermen veranderen,
overschakelen tussen digitale zoom en Flex Digitale Loep, het ope-
nen van het setup-menu of het terugzetten op standaard van de
camera. Druk op de menu-toets om het helpscherm te sluiten.
U kunt de volgende toetsinstellingen gebruiken:
Houd de informatietoets ingedrukt
om het LCD-helderheidsscherm te
openen.
:select :enter
Set LCD brightness
High
Low
Func+i button
Func+
Func+Menu butt
Shortcut help
i button LCDbrightness
Focus screens
Digi.zoom<>
Setup menu
Reset cameraFunc+QV button
button
Func+
button EVF mode
133
Schaalverdeling
Raster
Wilt u een raster of schaalverdeling oproe-
pen, houd dan de functietoets (1) ingedrukt
en druk op de informatietoets (2) om de
opties te laten passeren: raster, schaalver-
deling en uit. Meer over de weergavestan-
den op blz. 45.
Bij handmatige scherpstelling kunt u via een toets kiezen tussen
digitale zoom (blz. 47) en de Flex Digitale Loep (blz. 105). De
toetscombinatie is afhankelijk van welke functie werd geselec-
teerd in de optie mag. button in sectie 3 van het opnameme-
nu.
Digitale zoom geselecteerd met het menu
Is de digitale zoom niet geactiveerd, dan kunt u de functietoets
(1) ingedrukt houden en op de vegrotingstoetsdrukken om de
Flex Digitale Loep te activeren. Het beeld kan worden gescrold
met de vierwegtoetsen van de stuureenheid. Is de digitale zoom
actief, dan schakelt de weergave tussen digitale zoom en Flex
Digitale Loep.
Flex Digitale loep geselecteerd met het menu
Druk als het live-beeld niet is vergroot op de functietoets (1) en houd hem ingedrukt, en druk vervol-
gens op de vergrotingstoets (2) om de digitale zoom te activeren. Druk op de vergrotingstoets om te
schakelen tussen digitale zoom en de Flex Digitale Loep.
2
1
2
1
134
Setup-menu
Houd de functietoets ingedrukt (1) en druk op de menu-
toets (2) om het setup-menu te openen.
LCDbrightness
Shortcut help
Transfer mode Data storage
EVF auto swtch Auto EVF/LCD
Video output NTSC
Language English
Houd de functietoets ingedrukt (1) en druk op de
QV/Wissen-toets (2) om de camera te resetten. Deze toet-
sencombinatie zet alleen de opnamestand of de filmstand
terug, afhankelijk van de gekozen gebruiksstand van de
hoofdschakelaar. Kijk op blz. 95 om te zien welke functies
in de opnamestand wordt teruggezet, en op blz. 114 voor
de filmstand.
Hou de functietoets (1) ingedrukt en druk op de belich-
tingscorrectieknop (2) om de EVF-stand te wisselen
tussen Quality 30fps en Motion 60fps. Elke keer dat u
deze toetscombinatie gebruikt verschijnt de actieve
EVF-stand kort bovenin de monitor. Wanneer hij is
ingeschakeld wordt de Motion 60fps EVF-stand uitge-
schakeld wanneer full-time AF (blz. 143) wordt geacti-
veerd.
Quality 30fps
1
2
2
1
1
2
135
Overspeelstand
De overspeelstand moet worden ingesteld op basis van wat er met het beeld gaat gebeuren: over-
spelen naar een computer, beelden printen met een PictBridge compatible printer, of beelden opne-
men met gebruik van de als extra leverbare DiMAGE Capture software. Kies de gewenste optie:
Data storage - voor het overspelen van beelden van de camera naar de computer. Deze optie moet
worden geselecteerd wanneer beelden naar een computer worden overgespeeld of wanneer de
DiMAGE Viewer software wordt gebruikt.
PTP - voor het printen van beelden met een PictBridge compatible printer.
Comp. control - voor het maken van opnamen via de computer, met gebruik van de als extra lever-
bare DiMAGE Capture software. Bij DiMAGE Capture wordt een firmware optie geleverd om deze
optie te activeren.
Automatische zoeker/monitoromschakeling
Met deze optie regelt u de auto-display functie in de opname- en filmstand (blz.
39). Twee instellingen zijn beschikbaar:
Auto EVF/LCD - met behulp van de oogsensors van de zoeker wordt automa-
tisch omgeschakeld tussen zoeker en monitor.
EVF auto on - de LCD-monitor wordt uitgezet en de oog- en handgreepsensors
activeren de zoeker wanneer hij wordt gebruikt. Deze instelling werkt stroom-
besparend. De handgreepsensor kan worden uitgeschakeld in sectie 4 van het
setup-menu.
Taal
De taal van de menu’s kan worden veranderd.
Video-output
U kunt de beelden van de camera op een televisie weergeven (blz. 128). U kunt het video-signaal
afstemmen op de PAL en de NTSC televisie-norm. Noord-Amerika gebruikt de NTSC standaard,
Europa gebruikt de PAL standaard.
136
Setup-menu
Custom Setup
Een veelgebruikte functie kan worden toegekend aan de custom-
positie op het functiewiel. De functie wordt gekozen in sectie 2 van
het setup-menu (blz. 130). De volgende opnamefuncties zijn
beschikbaar:
Custom set Image size
File # memory Quality
Folder name Flash mode
Select folder
New folder
Date/Time set DOF preview
Flash control
Color mode
Beeldgrootte (blz. 82)
Beeldkwaliteit (blz. 82)
Flitsstand (blz. 86)
Flitsregeling (blz. 92)
Scherptedieptecontrole (blz. 77)
Kleurinstelling (blz. 102)
In de opnamestand wordt de functie die in het menu
wordt gespecificeerd met het functiewiel ingesteld. Kijk
voor gebruik van de scherptedieptecontrole op blz. 77.
Zet het functiewiel in de stand Custom (1). Druk op de
functietoets in het midden van het instelwiel (2). Draai
aan het voorste of het achterste instelwiel om de instel-
ling te selecteren (3). Druk de ontspanknop half in of
druk op de functietoets om de handeling te voltooien.
Kijk ook in de camera-info op blz. 65.
Geheugen bestandsnummers
Wanneer het geheugen voor bestandsnummering is geselecteerd dan krijgt na het aanmaken van een
nieuwe map het eerstvolgende nieuwe bestand een nummer dat 1 hoger is dan het laatst opgeslagen
bestand. Zo kunt u verschillende mappen hanteren, voor ordening op categorie, plaats of datum, ter-
wijl de bestandsnummers in de volgorde van opname blijven. Wordt het geheugen voor bestands-
nummers uitgeschakeld, dan krijgt elke nieuwe opname een nummer dat 1 hoger is dan het laatst
opgeslagen nummer in de map.
Is het geheugen voor bestandsnummers actief en wordt de geheugenkaart gewisseld, dan zal het eer-
ste bestand dat op de nieuwe kaart wordt opgeslagen 1 hoger zijn dan het laatste bestand dat op de
vorige kaart werd opgenomen, mits de nieuwe kaart geen beeld met een hoger bestandsnummer
bevat. Is dat laatste het geval, dan zal het bestandsnummer van het nieuwe beeld 1 hoger zijn dan
het hoogste bestandsnummer op de nieuwe kaart.
1
2
3
3
Mapnaam
Alle beelden worden op de geheugenkaart opgeslagen in mappen. Mapnamen zijn
er in twee uitvoeringen: standaard en met datum.
Standaard-mappen hebben namen van acht tekens. De eerste map krijgt de naam
100KM003. De eerste drie tekens zijn het serienummer van de map, wat met 1
wordt verhoogd als er een nieuwe mapnaam wordt toegekend. De nu volgende drie
letters hebben betrekking op Konica Minolta, en de laatste drie nummers staan
voor de gebruikte camera; 003 is de DiMAGE A2.
De naam van een datum-map begint ook met het driecijferige volgnummer; dat
wordt gevolgd door één teken voor het jaar, twee voor de maand en twee voor de
dag: 101YMMDD. De map 10140223 werd aangemaakt in 2004, op 23 februari.
Is er voor datummappen gekozen, dan wordt er voor elke dag dat er wordt gefoto-
grafeerd een nieuwe map gemaakt. Alle beelden die die dag zijn gemaakt zitten dan
in die map. Beelden die op een andere dag worden gemaakt worden geplaatst in
een nieuwe map met de corresponderende datum. Wordt er een nieuwe map
gemaakt, dan wordt het serienummer in de bestandsnaam teruggezet op 0001, tenzij het geheugen
voor bestandsnummers actief is. Kijk voor meer informatie over mapstructuur en bestandsnamen op
blz 152.
100KM003
10140223
(Standaard)
(Datum)
137
Map selecteren
Met deze optie kunt u bestaande mappen selecteren. Bij Quick View en de weergavestand kunnen de
beelden uit de geselecteerde map worden weergegeven of bewerkt. In de opnamestand moet de
mapnaam-optie in sectie 2 van het setup-menu worden ingesteld op standaard, om de map te selec-
teren waarin nog op te nemen beelden worden geplaatst.
Behalve bij de opties All frames C en Cancel print in sectie 3 van het weergavemenu hebben veran-
deringen met de menu's alleen betrekking op de beelden in de geselecteerde map. Wilt u veranderin-
gen doorvoeren op alle beelden, over verschillende mappen verspreid, dan moet elke map apart wor-
den geselecteerd en moet de menu-handeling voor elke map opnieuw worden uitgevoerd. Mappen
kunnen tijdelijk worden geselecteerd met de optie View folder in sectie 1 van het weergavemenu (blz.
120). Het formatteren van een geheugenkaart in sectie 1 van het weergavemenu wist alle mappen, of
ze nu geselecteerd zijn of niet.
138
Setup-menu
Nieuwe map
Met deze functie maakt u nieuwe mappen aan. De mapnaam-optie
in sectie 2 van het setup-menu moet worden ingesteld op standaard
om de nieuwe mapfunctie te kunnen gebruiken. Is deze functie
geselecteerd, dan verschijnt automatisch het elektronische toetsen-
bord (blz. 99), zodat u de naam van de map kunt invoeren. Is de
naam ingetikt, laat dan de enter-toets op het toetsenbord oplichten
en druk op de stuureenheid; nu is de map aangemaakt en komt hij
voor in de lijst voor map-selectie.
Datum en tijd Setup
Het is belangrijk dat u de klok goed gelijk zet. Wanneer u een foto of filmclip opneemt worden datum
en tijd bij de beeldinformatie opgeslagen; bij weergave worden ze afgebeeld. Ook kunt u datum en tijd
oproepen met behulp van de DiMAGE Viewer software die op de CD-ROM zit. De klok van de came-
ra wordt ook gebruik voor het imprinten van datum en tijd.
Custom set DOF preview
File # memory Off
Folder Name Std. form
Select folder 100KM003
New folder
Date/Time set
Elke mapnaam begint begint met een indexnummer van drie cijfers. Wanneer het elektronische toet-
senbord verschijnt, staan er drie cijfers in het register. Dit nummer kunt u niet veranderen. Elke keer
dat er een nieuwe map wordt aangemaakt zal automatisch een mapnummer worden gekozen dat 1
hoger is dan het hoogste nummer op de geheugenkaart. Na het nummer moet een mapnaam van vijf
tekens worden ingevoerd; alleen hoofdletters, cijfers en het lage streepje kunnen worden gebruikt. Wilt
u het elektronische toetsenbord laten verdwijnen zonder een nieuwe map te hebben aangemaakt,
druk dan op de menu-toets.
2003 . 10 . 23
13 : 14
Date/Time set
:enter:move
:sel
YYYY/MM/DD
Wanneer de optie voor instellen van datum en tijd is
geselecteerd en geopend verschijnen tijd en datum.
Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om
het getal te kiezen dat u wilt veranderen en gebruik de
op/neer-toetsen om de waarden in te stellen. Bent u
klaar, sla dan de nieuwe instellingen op door op de cen-
trale toets van de stuureenheid te drukken; de nieuwe
instelling verschijnt in het menu.
139
Terugzetten op standaard
Met deze optie worden alle standen van de camera teruggezet op standaard: opname, film, weerga-
ve en setup. Wil u de opname- of de filmstand terugzetten, kijk dan op blz. 95 en 114. In dien die
mogelijkheid is geselecteerd verschijnt een bevestigingsscherm; kiezen voor “Yes” zet de volgende
functies en instelling terug, “No” heft de handeling op.
Weergavestand Standaard blz. 45
Belichtingscorrectie 0.0 blz. 59
Flitscorrectie 0.0 blz. 59
Digitale zoom Uit blz. 47
Trillingsonderdrukking Actief blz. 37
Transportstand Enkelbeeld blz. 61
Witbalans Auto blz. 70
Eigen witbalansregisters Instellingen gewist (Daglicht) blz. 70
Cameragevoeligheid (ISO) Auto blz. 74
Lichtmeetmethode Meerveldsmeting blz. 69
Geheugen Terug naar standaardinstellingen blz. 72
Contrastcorrectie 0 blz. 79
Correctie kleurverzadiging 0 blz. 78
Filter 0 blz. 79
Scherpstelgebied Groot scherpstelveld blz. 33
Beeldgrootte 3264 X 2448 blz. 82
Beeldkwaliteit Fine blz. 82
Flitsstand Invulflits blz. 86
Flitsregeling ADI blz. 92
AEL-toets (belichtingsvergrendeling) AE hold blz. 94
Interval setup 1 min. interv., 2 beelden, geen vertraging blz. 96
Bracket setup 0,3 LW blz. 96
Opnamestand
Opnamemenu
140
Setup-menu
Data in beeld Uit (Off) blz. 98
Printen in Image + Exif blz. 98
Directe weergave Uit (Off) blz. 100
Voice memo Uit (Off) blz. 101
Kleurinstelling Natural (sRGB) blz. 102
Verscherping Normaal blz. 97
Ruisonderdrukking On blz. 103
Monitor-versterking Auto blz. 104
Monitor-versterking (Handm. bel. reg.) Belichtingsprioriteit blz. 104
Vergrotingstoets Digitale zoom blz. 105
DSP setup DSP blz. 106
Subject Tracking AF Aan (On) blz. 106
AE lock (Belichtingsvergrendeling) Uit (Off) blz. 106
Weergavestand Enkelbeeldweergave blz. 40
Indexformaat 9 beelden blz. 121
Weergave (Diashow) Alle beelden blz. 124
Duur (Diashow) 5 seconden blz. 124
Herhalen (Diashow) Niet blz. 124
Film-menu
Weergavemenu
Spot AE-veld Center spot blz. 107
Direct handmatige scherpstelling (DMF) Uit (Off) blz. 107
EVF-stand Quality 30fps blz. 108
Filmstand Auto select blz. 113
Beeldgrootte 544 X 408 blz. 113
Beeldfrequentie 15fps blz. 113
141
LCD-helderheid Monitor en EVF reset blz. 132
Overspeelstand Data storage blz. 135
EVF auto schakelaar Auto EVF/LCD blz. 135
Custom setup DOF preview (scherptedieptecontrole) blz. 136
Geheugen bestandsnummers Uit (Off) blz. 136
Setup-menu
Scherpstelsignaal 1 blz. 142
Shutter FX 1 blz. 142
Volume 2 blz. 142
Automatische uitschakeling 3 minuten blz. 142
Trillingsonderdrukking Weergave + opname blz. 143
Full-time AF Uit (Off) blz. 143
Handgreepsensor Aan (On) blz. 143
Setup instelwielen Voor: sluitertijd, achter: diafragma blz. 144
Setup instelwielen (handm. belichting) Voor: sluitertijd, achter: diafragma blz. 145
Wisbevestiging “Nee” blz. 145
Audiosignalen
Elke keer dat er op een knop wordt gedrukt geeft een audiosignaal
een bevestiging. U kunt de audiosignalen uitzetten in sectie 3 van
het setup-menu (blz. 130). De toon van de signalen kan ook worden
veranderd; signaal 1 is elektrisch, signaal 2 mechanisch.
Reset default
Audio signals 1
Focus signal 1
Shutter FX 1
Volume 2
Power save 3 min.
Scherpstelsignalen
Wordt de ontspanknop half ingedrukt, dan klinkt als er goed is scherpgesteld een audiosignaal. De
scherpstelsignalen kunnen worden uitgeschakeld in sectie 3 van het setup-menu (blz. 130). Er is
keuze uit twee tonen.
Mapnaam Standaard blz. 137
Audiosignalen 1 blz. 141
Objectiefaccessoire Geen blz. 145
142
Setup-menu
Automatische spaarschakeling
De camera schakelt om stroom te sparen de monitor en de zoeker uit wanneer er binnen een bepaal-
de tijd geen handeling is uitgevoerd. De wachttijd kan worden ingesteld op 1, 3, 5, en 10 minuten. Om
de weergaven na afsluiting weer terug te roepen moet u de ontspanknop even half indrukken of op
de hoofdschakelaar drukken.
Is de camera op een computer aangesloten, dan wordt de automatische spaarschakeling ingesteld
op 10 minuten. Deze waarde kan niet worden veranderd.
Wordt er binnen dertig minuten geen handeling uitgevoerd, dan schakelt de camera zichzelf uit. Druk
op de hoofdschakelaar om de camera opnieuw in te schakelen
Shutter FX
Volume
Het volume van de audiosignalen en geluidseffecten kan worden
verhoogd of verlaagd in sectie 3 van het setup-menu (blz. 130).
Wordt het volume uitgeschakeld, dan worden de audiosignalen, het
scherpstelsignaal en Shutter FX uitgezet.
Een sluitergeluid geeft audio-informatie wanneer de sluiter
wordt ontspannen. Het geluid kan worden uitgeschakeld in
sectie 3 van het setup-menu (blz. 130). Er zijn twee sluiterge-
luiden beschikbaar: signaal 1 gebruikt het sluitergeluid van
de Dynax 9. Signaal 2 gebruikt het mechanische sluitergeluid
van de legendarische Minolta CLE.
Reset default
Audio signals 1
Focus signal 1
Shutter FX 1
Volume 2
Power save 3 min.
143
Trillingsonderdrukking
Wanneer het trillingsonderdrukkingssysteem wordt geactiveerd kunt
u regelen in sectie 4 van het setup-menu. Er zijn opties beschikbaar:
Display + Exp. - wordt de ontspanknop half ingedrukt, dan wordt de
trillingsonderdrukking ingeschakeld. Het effect van de trillingsonder-
drukking is in het live-beeld te beoordelen.
Anti-shake Display + Exp
Full-time AF Off
Grip sensor On
Ctrl dial set
Manual exp.
Delete conf. “No”
SS F/no.
SS
F/no.
Exposure - De trillingsonderdrukking is alleen actief tijdens de werkelijke opname en werkt niet op het
het live-beeld. Wordt de ontspanknop half ingedrukt, wacht dan even met het maken van de foto
zodat het trillingsonderdrukkingssysteem de tijd heeft het beeld te stabiliseren.
Full-time AF
Full-time AF zorgt ervoor dat de camera continu scherpstelt, zodat het monitorbeeld altijd scherp is.
Wanneer de handgreepsensor ingeschakeld is wordt fulltime AF geactiveerd wanneer de camera in
de hand wordt genomen; de oogsensor wordt ook gebruikt wanneer de zoeker wordt gebruikt. Staat
de handgreepsensor uit, dan is fulltime AF altijd actief wanneer de LCD-monitor wordt gebruikt en
wordt het geactiveerd door de oogsensors wanneer de zoeker wordt gebruikt. Wanneer fulltime AF
aan is wordt de EVF-stand (blz. 108) ingesteld op 30 bps (30fps).
Handgreepsensor
De handgreepsensor spaart stroom doordat hij de fulltime AF func-
tie alleen activeert wanneer de camera in de hand wordt gehouden.
De handgreepsensor werkt ook samen met de oogsensors wanneer
de optie EVF auto on wordt gebruikt, zie blz. 135.
De handgreepsensor kan worden uitgeschakeld wanneer de came-
ra op statief staat, zodat fulltime ASF en en de functie EVF auto on
kunnen worden gebruikt. Gebruik van handschoenen kan de wer-
king van de hansgreepsensor verhinderen. De werking van de sen-
sor wordt geregeld in sectie 4 van het setup-menu.
Handgreepsensor
144
Setup-menu
Gebruik instelwielen
De optie Control dial setup in sectie 4 van het setup-menu verandert
de werking van het voorste en achterste instelwiel in de belichtings-
standen P, A en S. Belichtingscorrectie (blz. 59) kan ook aan een van
de instelwielen worden toegewezen.Kijk in de teksten over de
belichtingsstanden voor meer informatie.
Anti-shake
Full-time AF
Grip sensor
Ctrl dial set
Manual exp.
Delete conf.
SS F/no.
SS
F/no.
F/no.
SS
SS
F/no.
P (Programma) A (Diafragmavoorkeuze) S (Sluitertijdvoorkeuze)
Voor Voor
Voor
Achter Achter Achter
P
S shift PA shift Diafragma Diafragma
Sluitertijd
Sluitertijd
PS shift Diafragma
Sluitertijd
Belichtings-
correctie
Belichtings-
correctie
Belichtings-
correctie
P
A shift
Diafragma
Sluitertijd
Belichtings-
correctie
Belichtings-
correctie
Belichtings-
correctie
P
S shiftPA shift
Diafragma Diafragma
Sluitertijd
Belichtings-
correctie
P
S shift Diafragma Sluitertijd
Belichtings-
correctie
Belichtings-
correctie
Belichtings-
correctie
P
A shift
Belichtings-
correctie
Diafragma Sluitertijd
Belichtings-
correctie
Belichtings-
correctie
SS
F/no.
SS
F/no.
F/no. SS
SS
F/no.
145
Elke keer dat u een wisopdracht geeft verschijnt er een bevesti-
gingsscherm, waarin u wordt gevraagd of de wisopdracht moet
worden uitgevoerd. Als dit scherm verschijnt is de “No” knop
gemarkeerd.
Met de hier beschreven functie kunt u er voor zorgen dat “Yes” is
gemarkeerd, om een wisactie sneller te laten verlopen.
U dient zich wel goed te realiseren dat eenmaal gewiste beelden
niet meer kunnen worden teruggehaald.
Wisbevestiging
Delete this frame?
Yes
No
Gebruik instelwielen - handinstelling belichting
De optie Manual Exposure in sectie 4 van het setup-menu verandert de werking voor voorste en achterste
instelwiel in de stand voor handmatige belichtingsregeling (M). er zijn drie opties:
Voor Achter
Sluitertijd Diafragma
SS
F/no.
F/no. SS
SluitertijdDiafragma
Program manual
Geprogrammeerd handmatig - zowel sluitertijd als diafragma worden gebruikt
om de belichting te veranderen, volgens de programmacurve van de camera.
Gebruikt u de camera in combinatie met een van de objectiefconverters, dan moet u in sectie 5 van
het setup menu opgeven welke uitvoering u gebruikt. Ga voor meer informatie over de
Groothoekconverter ACW-100 en de Teleconverter ACT-100 naar uw Konica Minolta dealer. Bij deze
producten wordt een firmware-update geleverd waarmee deze optie wordt geactiveerd.
Objectiefaccessoires
146
Overspeelstand
Overspeelstand
Lees dit hoofdstuk goed door voordat u de camera met een computer verbindt. Details over het
gebruik en de installatie van de DiMAGE Viewer software vindt u in software-gebruiksaanwijzing.
De DiMAGE gebruiksaanwijzingen geven geen informatie over de beginselen van het werken met
computers en hun besturingssysteem. Kijk daarvoor in de gebruiksaanwijzing die bij uw computer
hoort.
Wilt u de camera direct op de computer aansluiten en gebruiken als een mass storage device (extern
opslagmedium) dan moet de computer zijn uitgerust met een USB-aansluiting als standaard interfa-
ce. De computer en het besturingssysteem moeten gegarandeerd goed werken met USB interface.
De volgende besturingssystemen zijn compatible met de camera:
Compatibiliteit met Windows XP is alleen met de home of professional edities. Kijk op de Minolta web
site voor de meest recente informatie aangaande compatibiliteit:
Noord Amerika: http://www.konicaminolta.us/
Europa: http://www.konicaminoltasupport.com
Gebruikers van Windows 98 of 98 second edition moeten de driver-software van de meegeleverde
DiMAGE software CD-ROM (blz. 148) installeren. Gebruikers van Mac OS 8.6 moeten een USB mass-
storage device van de Apple website installeren en downloaden (blz. 139). Voor oudere Windows of
Macintosh besturingssystemen is geen speciale driver-software vereist.
Gebruikers die in het bezit zijn van een eerdere DiMAGE digitale camera en de Windows 98 driver-
software hebben geïnstalleerd, moeten deze installatieprocedure herhalen. De updated versie van de
driver-software die op de meegeleverde DIMAGE software CD-ROM staat is noodzakelijk om de
DiMAGE A2 goed met de computer te laten werken. De nieuwe software heeft geen gevolgen voor
het werken met de oudere DiMAGE camera’s.
Een remote camera driver wordt meegeleverd met de Windows editie van de DiMAGE Viewer CD-
ROM. Deze driver is niet compatible met deze camera. Gebruikt u de DiMAGE Capture software (apart
leverbaar), dan dient de meegeleverde ferrietkern aan de USB-kabel te worden bevestigd, zie blz. 167.
Windows 98, 98SE, Me, 2000 Professional en XP
Macintosh OS 9.0 ~ 9.2.2 en Mac OS X 10.1.3 ~ 10.1.5, 10.2.1 ~ 10.2.8, 10.3 ~ 10.3.1
Systeemeisen
147
Camera op een computer aansluiten
1.Start de computer. De computer moet aan staan voordat u de camera aansluit.
2.Open het van de AV-uitgang/USB-aansluiting. Bevestig de kleine stekker van
de USB-kabel op de USB-aansluiting van de camera. De stekker moet goed
vast zitten.
3. Steek het andere eind van de USB-kabel in de USB-aansluiting van de
computer. Let er op dat de stekker stevig vast zit. De camera moet
rechtstreeks op de USB-aansluiting van de camera zijn aangesloten. Gebruik
van een USB-hub (een meerweg-koppelstuk) kan ertoe leiden dat er storing
optreedt.
4.Zorg ervoor dat er een geheugenkaart in de camera zit,en zet de camera aan.
Er verschijnt een scherm dat aangeeft dat de verbinding tot stand wordt
gebracht. Als de verbinding is gemaakt worden de zoeker en monitor van de
camera uitgeschakeld. Wilt u de kaart verwisselen terwijl de camera op de
computer is aangesloten, kijk dan op blz. 156.
Is de camera goed verbonden met Windows XP of Mac OS X, dan wordt er
een venster geopend voor het downloaden van beeldinformatie; volg de
instructies in het venster. Een drive-icoon of volume verschijnt bij andere
besturingssystemen; de volumenaam varieert per geheugenkaart en bestu-
ringssysteem. Herkent de computer de camera niet, ontkoppel dan de came-
ra, herstart de computer, en herhaal de procedure.
Gebruik wanneer u de camera op de computer aansluit een volledig geladen batterij. Het gebruik van
een netstroomadapter (apart verkrijgbaar) is overigens te prefereren boven batterijvoeding. Gebruikers
van Windows 98 dienen voordat ze de camera op de computer aansluiten eerst de tekst te lezen over
de computeraansluiting bij hun besturingssystemen.
Initializing
USB connec-
tion.
Mac OSX
Windows XP
Windows
Mac OS
2
4
148
Overspeelstand
Verbinding met Windows 98 / 98 Second Edition
De driver hoeft maar eenmaal te worden geïnstalleerd. Hij kan automatisch worden geïnstalleerd, met
de DiMAGE installer, of handmatig met de wizard voor nieuwe hardware van het besturingssysteem.
Tijdens de installatie vraagt het besturingssysteem om de Windows 98 CD-ROM; plaats die in de CD-
ROM drive en volg de verdere instructies op het scherm. Voor andere Windows besturingssystemen
is geen speciale driver-software nodig.
Automatische Installatie
Plaats de DiMAGE software CD-ROM in de
CD-ROM drive voordat u de camera met de
computer verbindt. Het DiMAGE installer-
menu wordt automatisch geactiveerd.
Klik voor automatische installatie van de
Windows 98 USB driver op de knop
"Starting up USB device driver installer".
Er verschijnt een venster dat bevestigt dat
de driver moet worden geïnstalleerd; klik
op "Yes" om verder te gaan.
Is de driver met succes geïnstalleerd, dan
verschijnt er een venster. Klik op "OK."
Herstart de computer voordat u de camera
aansluit (blz. 147).
149
Klik de aanbevolen optie (recommended) aan. Klik
daarna op Volgende.
Kies de optie waarbij u zelf een locatie voor de dri-
ver opgeeft. U kunt het bladervenster gebruiken om
de locatie op te geven.
De driver is te vinden in de CD-ROM drive onder
:\Win98\USB. Wordt de driver-locatie weergege-
ven, klik daarna op Volgende.
Handmatige installatie
Wilt u de Windows 98 driver handmatig installeren, volg dan eerst de instructies voor het aansluiten
van de camera op de computer op blz 147.
Wanneer de camera op de computer is aangesloten
merkt het besturingssysteem dat er nieuwe hardware is
aangesloten en de wizard voor nieuwe hardware wordt
geopend. Plaats de DiMAGE software CD-ROM in de CD-
ROM drive. Klik op Volgende.
150
Overspeelstand
De wizard voor nieuwe hardware zal de locatie van
de driver bevestigen. Klik om te vervolgen met de
installatie van de driver in het systeem.
Een van deze drie drivers zal worden gevonden:
MNLVENUM.inf, USBPDR.inf of USBSTRG.inf
De letter van de CD-ROM drive kan per computer
verschillen. Klik op Volgende om de driver in het
systeem te installeren.
Het laatste venster zal de installatie van de driver
bevestigen. Klik op Voltooien om de wizard voor
nieuwe hardware af te sluiten. Herstart de com-
puter.
Opent u het venster “Deze Computer”, dan ziet u dat er
een symbool voor een verwisselbare schijfeenheid is
verschenen. Dubbelklik erop om toegang te krijgen tot
de geheugenkaart van de camera; zie blz. 152.
151
Automatische spaarschakeling (Overspeelstand)
Krijgt de camera niet binnen tien minuten een lees- of schrijfopdracht, dan schakelt hij zich uit om
stroom te sparen. Schakelt de camera zichzelf uit, dan kan een waarschuwing voor een incorrecte
afsluiting op de computer-monitor verschijnen. Klik dan op "OK". Camera en computer ondervinden
hier geen schade van.
Ontkoppel de USB-kabel en zet de camera uit. Herstel de USB-verbinding door de kabel opnieuw aan
te sluiten en de camera weer aan te zetten.
Quicktime Systeemeisen
Volg voor de installatie van QuickTime de instructies
in de Read-me map en in het installatieprogramma.
Macintosh gebruikers kunnen de nieuwste versie
van QuickTime gratis downloaden op de website
van AppleComputer: http://www.apple.com.\
IBM PC / AT Compatible
PC met Pentium processor
of compatible computer
Windows 98, Me, 2000 of XP.
128 MB of meer RAM
152
Overspeelstand
Werken met mappen op de geheugenkaart
Is de camera eenmaal aangesloten op de computer, dan kunt u beeld- en
geluidsbestanden openen door simpelweg dubbel te klikken op de symbolen
ervan. Overzetten van beelden en geluidsopnamen kunt u uitvoeren door
bestanden met de muis naar de computer of een map van de computer te
slepen.
PICT0001.THM
Drive Icoon
Dcim
PICT0001.TIF
PICT0003.JPG
Extrafijn, fijn of
standaard beeld
Misc
De map Misc. bevat
DPOF printbestan-
den (blz. 126).
PICT0004.JPE
Extra fijn, fijn of stan-
daard beeld bij
gebruik
embedded
Adobe RGB.
100KM003 10140223
TIFF beeld
102KM_CP
Van links naarrechts: standaardmap, datum-
map (blz. 137) en kopieermap (blz. 122).
PICT0002.THM
PICT0002.MRW
RAW beeld
PICT0005.THM
PICT0005.MOV
Filmclip
PICT0003.WAV
PICT0003’s voice-
memo bestand
PICT0004.THM
Bestanden en mappen op de geheugenkaart
kunt u via de computer wissen. Bestandsnamen
veranderen af andersoortige bestanden op de
kaart zetten kan ertoe leiden dat de camera niet
goed functioneert.
153
Beeldbestandsnamen beginnen met "PICT," gevolgd door een viercijferig bestandsnummer plus een
tif, mrw. jpg, jpe mov, of thm extensie. Gesproken-memo-bestanden hebben een wav extensie en
dezelfde naam als het beeldbestand. De thumbnails (thm) worden door de camera en de DiMAGE
Viewer gebruikt.
Wordt er een nieuwe map aangemaakt, dan zal het getal van de eerste drie tekens 1 hoger zijn dan
de het hoogste mapnummer op de kaart. Komt het indexnummer in de bestandsnaam boven 9.999,
dan wordt er een nieuwe map aangemaakt met een nummer dan 1 hoger is dan het hoogste map-
nummer op de geheugenkaart: bijv. van 100KM003naar 101KM003.
Het bestandsnummer van het beeldbestand zal soms niet overeenstemmen met het nummer van het
beeldbestand zelf in de camera. Worden beelden in de camera gewist, dat zal de opnameteller zich
aanpassen om het aantal opnamen in de map aan te geven en zal de nummering voor nieuwe opna-
men daaraan aanpassen. De indexnummers van de beeldbestanden veranderen niet wanneer een
beeldbestand wordt gewist. Wordt er een nieuw beeld opgenomen, dan krijgt het een nummer dat 1
hoger is dan het hoogste indexnummer in de map. Bestandsnummers kunt u regelen met de instel-
ling voor het geheugen voor de bestandsnummering (film number memory) in sectie 2 van het setup-
menu (blz. 136).
Beeldbestanden bevatten exif tag gegevens, zoals tijdstip en datum van de opname, plus de
voor de opname gebruikte instellingen. U kunt deze informatie via de camera bekijken, maar
ook met de DiMAGE Viewer software.
Wordt een beeld van de camera geopend in een beeldbewerkingsprogramma dat Exif tags niet
ondersteunt, en wordt het beeld vervolgens opnieuw opgeslagen door de oorspronkelijke
beeldinformatie te overschrijven, dan wordt de Exif tag informatie gewist. Sommige Exif compa-
tible programma’s herschrijven Exif data, waardoor de DiMAGE Viewer ze niet kan lezen.
Gebruikt u andere software dan de DiMAGE Viewer, sla bestanden dan eerst op onder een ande-
re naam om de exif tag informatie te kunnen behouden.
Om de beelden correct op uw computer te zien moet de kleurruimte van uw computer mogelijk
worden bijgesteld. Kijk in de instructies van uw computer hoe u het scherm voor de volgende
parameters moet kalibreren: sRGB, een kleurtemperatuur van 6500 K, een gamma van 2.2.
Hoewel het aan te bevelen is een CompactFlashkaart met de camera te formateren is het ook
mogelijk de kaart via de computer te formatteren. De kaart dient dan te worden geformatteerd
met een Windows computer met een FAT of FAT32 bestandssysteem.
Camera-info
Camera van de computer loskoppelen
154
Overspeelstand
Windows Me, 2000 Professional en XP
Het toegangslampje mag niet branden. Zet de camera uit en ontkoppel de USB-kabel.
Ontkoppel de camera nooit wanneer het toegangslampje rood brandt –
de informatie of de geheugenkaart zelf kan er door beschadigen.
Klik met de linker muisknop op het symbool voor het ontkoppelen van hardware in de
taakbalk. Er verschijnt een venster met het apparaat dat kan worden afgesloten.
Windows 98 / 98 Second Edition
Is er meer dan één apparaat op de computer aangesloten, herhaal dan bovenstaande procedure op
de rechter muisklik op het symbool voor het ontkoppelen van hardware na. Dit opent het venster voor
het loskoppelen of uitwerpen van hardware na klikken op het kleine venster voor loskoppelen of uit-
werpen van hardware.
Klik in het kleine venster om het appa-
raat te stoppen. Er verschijnt een mel-
ding dat de hardware nu veilig kan wor-
den verwijderd. Sluit het venster. Zet de
camera uit en maak de USB-kabel los.
155
In het venster voor het loskoppelen van hardware
worden de te stoppen apparaten in een lijst weer-
gegeven. Markeer het apparaat door er op te klikken
en klik op "Stop”.
Controleer of het toegangslampje niet brandt en sleep het
opslagsymbool van de camera naar de prullenbak.
Ontkoppel de USB-kabel.
Er verschijnt een bevestigingsscherm, met
daarin de af te sluiten apparaten. "OK" zal
het apparaat stoppen.
Het derde en laatste scherm verschijnt
om aan te geven dat de camera nu veilig
van de computer kan worden losgekop-
peld. Klik op OK. Zet de camera uit en
ontkoppel de USB-kabel.
Macintosh
156
Overspeelstand
Geheugenkaart verwisselen (Overspeelstand)
Pas goed op wanneer u geheugenkaarten verwisselt terwijl de camera met
de computer verbonden is. Bij verkeerde handelingen kan er beeldinfor-
matie verloren gaan. Kijk altijd goed of het toegangslampje niet rood
brandt voordat u de geheugenkaart verwijdert.
Windows 98 / 98 Second Edition
1. Zet de camera uit
2. Verwissel de geheugenkaart.
3. Zet de camera aan om de USB-verbinding tot stand te brengen.
Windows Me, 2000 Professional en XP
Macintosh
1. Stop de USB-verbinding met de ontkoppelingsprocedure (blz. 154).
2. Zet de camera uit.
3. Verwissel de geheugenkaart.
4. Zet de camera aan om de USB verbinding tot stand te brengen.
1. Stop de USB-verbinding door het symbool van de drive naar de prullenbak te slepen (blz. 155).
2. Zet de camera uit.
3. Verwissel de geheugenkaart.
4. Zet de camera aan om de USB verbinding tot stand te brengen.
157
1.Plaats een geheugenkaart in de camera en verbind hem met een USB-kabel met de computer. Tijdens
deze procedure moeten andere apparaten niet zijn aangesloten.
2.Rechts-klik op Deze Computer en kies “Eigenschappen” uit het menu.
Windows XP: ga van het Start-menu naar het Configuratiescherm. Klik op Prestaties en onderhoud. Klik
op “Systeem” om het venster met eigenschappen te openen.
3.Windows 2000 en XP: selecteer de hardware-tab in het eigenschappen-venster en klik op de knop voor
Apparaatbeheer.
Windows 98 en Me: klik op de tab Apparaatbeheer in het Eigenschappen-venster.
4.Het driver-bestand zal te vinden zijn bij de universal-serial-bus-controller of de andere apparaten in het
overzicht van Apparaatbeheer. Klik op de locaties om de bestanden weer te geven. De driver moet
onder de cameranaam te vinden zijn. Onder bepaalde omstandigheden kan de driver soms niet de
cameranaam dragen. De driver zal dan worden gemarkeerd met een vraag- of uitroepteken.
5.Klik op de driver om hem te selecteren.
6.Windows 2000 en XP: klik op de actie-knop om het menu te laten verschijnen. Selecteer verwijderen
(uninstall). Er verschijnt een Bevestigingsscherm. Op “Yes” klikken verwijdert de driver uit het systeem.
Windows 98 en Me: klik op de knop voor verwijderen. Er verschijnt een Bevestigingsscherm. Op “Yes”
klikken verwijdert de driver uit het systeem
7.Maak de USB-kabel los en zet de camera uit. Herstart de computer.
Driver-software verwijderen – Windows
158
Overspeelstand
PictBridge
Gebruik de stuureenheid om het te printen beeld
op te roepen.
Totaal aantal prints
Aantal afdrukken
Druk op de op-toets om het aantal te printen
afdrukken te selecteren Wilt u een beeld voor
printen deselecteren, druk dan op de neertoets
om het aantal afdrukken op nul te zetten. Het
maximum aantal is 50.
Herhaal de vorige stappen totdat al de beelden zijn geselecteerd. Druk op de centrale
toets van de stuureenheid om verder te gaan.
Met de informatietoets (i+) wisselt u tussen enkelbeeldweergave en indexweergave van het PictBridge
scherm. Vergrote weergave, geactiveerd met de vergrotingstoets, kan worden gebruikt om beelden
nader op het scherm te onderzoeken.
Controleer of de overspeeloptie (transfer) in sectie 1 van het Setup-
menu is ingesteld op PTP. Sluit de camera aan op een PictBridge
compatible printer, met de USB-kabel van de camera. De grote stek-
ker moet in de printer worden gestoken. Open het deksel van de AV-
uitgang/USB-aansluiting eb steek de kleine stekker van de USB-
kabel in de camera. Zet de camera aan; het PictBridge scherm ver-
schijnt automatisch.
:select:move :print
In het PictBridge scherm kunt u individuele foto’s voor printen selecteren; TIFF, RAW en beelden met
een aangehecht kleurprofiel (blz. 102) worden niet weergegeven en kunnen niet worden geselecteerd.
Kijk voor andere printopties bij de navigatie door het menu op blz. 160.
159
Het aantal prints in de print-run verschijnt, samen met de print-para-
meters die met het menu werden geselecteerd. Kijk in de tekst over
navigeren door het menu op blz. 160 voor meer informatie. Druk op
de stuurtoets om het printen te starten, of druk op de menu-toets
om terug te keren naar het het PictBridge scherm.
Is het printen eenmaal begonnen, dan kan het worden gestopt
door op de stuurtoets te drukken. De melding “Printing finished”
meldt het einde van de procedure; zet de camera uit om te stop-
pen.
Is de batterij leeg voordat de printopdracht is voltooid, dan wordt het printen gestopt. Gebruik een
volle batterij of de als extra leverbare netstroomadapter.
Doet zich tijdens het printen een klein probleem voor, zoals het op raken van het papier, volg dan de
voor de printer aanbevolen procedure; op de camera hoeft u niets te doen. Doet zich een ingrijpen-
der printerfout voor, druk dan op de stuurtoets om de printroutine af te breken. Kijk in de gebruiksaan-
wijzing van de printer voor de te volgen procedure voor het probleem. Controleer de printerinstellin-
gen voordat u opnieuw begint en deselecteer de beelden die al waren geprint.
Opmerkingen over printfouten
Printing finished.
OK
No. of prints: 7
Print size: Printer setup
Layout: Printer setup
Print quality: Printer setup
Data print: Printer setup
:start
160
Overspeelstand
Navigeren door het pictbridge menu
Druk op de centrale toets van de stuur-
eenheid om de gemarkeerde instelling te
selecteren.
Gebruik de links-/rechts-toetsen van de stuureenheid om de juiste menutab te markeren;
als een andere tab wordt gemarkeerd verandert het menu.
Gebruik de op/neertoetsen om door de menu-opties te scrollen. Markeer de optie waarvan
de instelling moet worden veranderd.
De te veranderen optie is gemarkeerd, beweeg de stuurtoets naar rechts; de instellingen
verschijnen, met de huidige instelling gemarkeerd. Verschijnt “Start”, druk dan op de stuur-
toets om verder te gaan.
Gebruik de op/neertoetsen om de nieuwe instelling te markeren.
Is een instelling eenmaal geselecteerd, dan keert de
cursor terug naar de menu-opties en de nieuwe
instelling verschijnt. Druk op de menutoets om terug
te keren naar het PictBridge scherm. Lees de nu vol-
gende informatie over de menu-opties.
Door op de menu-toets (1) te drukken schakelt u het menu aan en uit. Beweeg de cursor door het
menu met der stuureenheid (2). Door op de centrale toets van de stuureenheid te drukken wordt een
instelling geactiveerd. Welke opties u kunt instellen varieert per printer.
Activeer het menu met de menutoets.
2
1
161
Serieprinten (Batch Print)
Batch print in sectie 1 van het menu selecteert alle foto’s op de geheugenkaart om te worden geprint.
Er zijn twee opties:
All-frames - print alle beelden op de geheugenkaart. Er wordt een scherm geopend waarin het aan-
tal afdrukken kan worden opgegeven. Het maximum aantal is vijftig.
Reset - heft veranderingen op die zijn ingesteld met de batch print optie of het printselectiescherm.
Index Print
Het is mogelijk een index print van alle foto’s op de geheugenkaart te maken. De kwaliteit en grootte
van de index print kunnen worden opgegeven in het menu van de camera. Het aantal beelden per
pagina varieert per printer. Het print-setup bevestigingsscherm verschijnt voordat de printroutine start.
Batch print
Index print
162
Overspeelstand
Papiergrootte (Paper Size)
De papiergrootte van de print is instelbaar. De printer-setup optie
gebruikt de grootte die met de printer is ingesteld. De optie voor de
afmetingen (Sizes) option moet eerst worden ingesteld, zie hieron-
der.
Papiergrootte (Sizes)
De papierformaten variëren per regio. De optie Paper size is gebonden aan formaten die in bepaalde
regio's worden gebruikt.
Printkwaliteit (Print Quality)
De printkwaliteit kan worden ingesteld. De optie Printer-setup gebruikt de kwaliteit die werd ingesteld
met de printer. De kwaliteit Fine kan met de camera worden ingesteld.
Data Print
U kunt instellen of er informatie met het beeld mee moet worden geprint. De optie Printer-setup
gebruikt de opties die werden ingesteld met de printer. De opnamedatum en bestandsnaam kunnen
voor printen worden geselecteerd. Data printen kan met het menu ook worden uitgeschakeld.
Layout
De layout van de print kan worden ingesteld. De optie Printer-setup gebruikt de layout-parameters van
de printer. Randloos printen kan ook vanuit de camera worden opgegeven, net als het aantal beelden
per pagina.
Hier vindt u enkele printformaten, in millimeters en inches:
Print-info
L
Postcard
2L
89 X 127 mm
100 X 148 mm
127 X 178 mm
3.5 X 5.0 in.
3.9 X 5.9 in.
5.0 X 7.0 in.
Paper size Printer setup
Sizes N.American
Layout Printer setup
Print quality Printer setup
Data print Printer setup
163
DPOF Print
De DPOF-print-optie in sectie 3 stelt u in staat foto’s en een index print (geselecteerd met de DPOF
print-opties in sectie 2 van het weergavemenu) te printen vanuit een DPOF compatible PictBridge
compatible printer. Selecteer de Start-optie in het menu om te starten.
DPOF print
Het aantal prints in de print-run verschijnt. Index prints tellen als 1.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om het printen te
starten, of druk op de menutoets om terug te keren naar het
PictBridge scherm.
Als het printen begint kan de de procedure worden gestopt door
op de stuurtoets te drukken. De melding “printing finished” geeft
het einde aan; druk midden op de stuureenheid en zet de came-
ra uit om de procedure af te sluiten.
No. of prints: 7
Print size: Printer setup
Layout: Printer setup
Print quality: Printer setup
Data print: Printer setup
:start
Printing finished.
OK
164
Problemen oplossen
Probleem
Symptoom Oorzaak Oplossing
De camera werkt
niet.
Er verschijnt niets
op het LCD-
scherm of in de
zoeker/monitor.
De batterijen zijn leeg.
Netstroomadapter is niet goed
aangesloten.
Herlaad de batterijen (blz. 22).
Let er goed op dat de polen worden
geplaatst volgens de tekening aan de
onderkant van het batterijdeurtje
(blz.25).
Hieronder wordt een aantal eenvoudige bedieningsproblemen behandeld. Voor verdergaande proble-
men of defecten, of wanneer bepaalde problemen steeds terugkeren, kunt u het beste contact opna-
men met de Technische Dienst van Konica Minolta.
“Err” verschijnt op
het data-scherm.
De camera is heet geworden of
bevindt zich in een zeer warme
omgeving.
Schakel de camera uit en laat hem
afkoelen. Blijft "Err" na afkoeling ver-
schijnen, verwijder dan de batterijen en
plaats ze opnieuw, of verbreek en her-
stel de stroomaansluiting.
Sluiter kan niet
ontspannen wor-
den.
“000” Verschijnt in
de opnameteller.
De geheugenkaart is vol en kan
bij de huidige instellingen voor
beeldkwaliteit en beeldgrootte
geen opname meer opslaan.
Plaats een nieuwe geheugenkaart (blz.
26), wis een paar opnamen (blz. 41) of
kies een lagere grootte- of kwaliteitsin-
stelling (blz. 82).
Problemen oplossen
No-card waar-
schuwing ver-
schijnt.
Geen geheugenkaart in de
camera.
Plaats een geheugenkaart (blz. 26).
165
Opnamen zijn
niet scherp.
Scherptelsignaal is
rood.
Onderwerp is te dichtbij
Let op dat het onderwerp zich binnen
het scherpstelbereik bevindt (0,5 m –
oneindig) of gebruik de macrostand
(blz. 49).
Camera staat in de macrostand. Zet macro-instelling uit (blz. 49).
In de onderhavige situatie kan
er niet goed worden scherpge-
steld (blz. 29).
Gebruik de scherpstelvergrendeling om
op een object op dezelfde afstand als
het onderwerp in te stellen (blz. 34), of
stel handmatig scherp (blz. 46).
Opnamen zijn zon-
der flits binnen of
bij weinig licht
gemaakt.
Lange sluitertijden geven wan-
neer de camera in de hand
wordt gehouden trillingson-
scherpte.
Gebruik trillingsonderdrukking of een
statief, stel de cameragevoeligheid
hoger in (blz.74) of gebruik de flitser
(blz. 36).
Bij gebruikvan
de flitser zijn de
opnamen te don-
ker.
Onderwerp buiten het flitsbereik (blz. 75).
Ga dichter bij het onderwerp of stel de
cameragevoeligheid hoger in (blz. 74).
Probleem Symptoom Oorzaak Oplossing
Zonnekap gebruikt
bij flitsopname.
Zonnekap schermt deel van het
flitslicht af.
Verwijder bij gebruik van de ingebouw-
de flitser altijd de zonnekap.
Onderin beeld is
een schaduw te
zien.
166
Problemen oplossen
Werkt de camera niet naar behoren, schakel hem dan uit, verwijder en herplaats de batterijen of ver-
breek en herstel de netstroomverbinding. Schakel de camera altijd uit met het instelwiel (hoofdscha-
kelaar), anders kan de geheugenkaart beschadigd raken en worden de camera-instellingen op de
standaard instellingen teruggezet.
Bij langdurig gebruik stijgt de temperatuur van de camera. Houd daar rekening mee wanneer u de
camera, de batterijen of de geheugenkaart vastpakt.
Sluitertijd/diafragma-combinatie
geeft extreme onder- of overbe-
lichting van het live-beeld.
Verander de sluitertijd- en/of diafragma-
instelling totdat er een beeld op de
monitor verschijnt (blz. 56).
Opname-in-
formatie ver-
schijnt, maar het
live-beeld is
geheel wit of
zwart.
Camera staat op
handmatige
belichting (M).
Probleem Symptoom Oorzaak Oplossing
Live-beeld wordt
zwart-wit.
Camera wordt
gebruikt in situatie
met weinig licht.
Bij foto’s treedt automatische monitorversterking bij weinig licht in werking
(blz. 34). Hoewel het live-beeld zwart-wit is zal de opgenomen foto
gewoon in kleur zijn. Bij filmopnamen zal de stand Night Movie de beelden
in zwart-wit opnamen.
Gebruik van filters
In de groothoekstand (minder dan 50 mm op de zoomring) kan het voorkomen dat polarisatiefilters en
close-up-lenzen vignettering veroorzaken. Bij zeer sterke close-up-lenzen als een +3 of de Minolta
No.2 kan vignettering ook al onder de 100 mm optreden.
De meeste verloopringen veroorzaken vignettering. De Minolta Step-up Adapter (verloopring) voor
gebruik van 62 mm filters op de 49 mm vatting van de camera kan worden gebruikt.
Onderwerp of scène buiten
meetbereik van de camera
Verander de cameragevoeligheid
(blz. 74) of de lichte niveaus.
Slecht belichte
(zeer donkere of
lichte) opnamen.
Aanduiding licht-
meetmethode is
rood.
167
bevestiging van de ferrietkern frc-100
Over het snoer van de Lithium-Ion Batterijlader
Het meegeleverde netsnoer is afgestemd op de regio van verkoop. Gebruik alleen de kabel van de
regio van aankoop.
Japan (100V)
Continentaal Europa, China, Korea, Singapore (220-240V)
Groot-Brittannië, Hong Kong (220V-240V)
Verenigde Staten, Canada (110V-120V)
APC-140
APC-110
APC-120
APC-130
Regio Productcode
Gebruikt u de als extra leverbare afstandsbedieningskabel (RC-1000S of RC-1000L), of
gebruikt u de camera met als extra leverbare DiMAGE Capture software, dan dienen het net-
snoer en de USB-kabel van de meegeleverde ferrietkern (FRC-100) worden voorzien. De fer-
rietkern vermindert schadelijke interferentie.
Schuif een dun object tussen de twee klemmetjes om de
kern te openen.
De kern moet aan het eind van de kabel worden geplaatst
dat met de kabel verbonden is, zoals rechts weergegeven.
Plaats de kern rond de kabel en sluit de kern. Controleer
of de sluitklemmen goed dicht zitten.
USB-
kabel
Afstandbedienings-
kabel
168
Care and storage
Reinigen
Is de camera vuil, veeg hem dan zachtjes schoon met een zachte, schone en droge doek. Komt de
camera in contact met zand, blaas dan eerst de losse deeltjes weg, anders kan vegen of poetsen tot
krassen leiden.
Wilt u het oppervlak van het objectief schoonmaken, blaas dan eerst stof of zand weg; is verdere
reiniging nodig, bevochtig dan een lenstissue of een zachte doek met lensreinigingsvloeistof en poets
het glas voorzichtig schoon.
Gebruik nooit organische oplossingen voor het reinigen van de camera.
Raak het lensoppervlak nooit met uw vingers aan.
Onderhoud
Stel de camera niet bloot aan slagen of schokken.
Zet de camera tijdens transport uit.
Deze camera is niet waterdicht of spatwaterdicht. Met natte handen plaatsen/verwijderen van de
batterijen of de CompactFlash kaart, of met natte handen bedienen van de camera kan tot schade
leiden.
Denk er aan het water en op het strand aan dat u de camera niet aan water en zand blootstelt. Water,
zand, stof of zout kan de camera beschadigen.
Laat de camera niet lang in de zon liggen. Richt het objectief niet rechtstreeks naar de zon; de CCD kan
erdoor beschadigd raken.
Opslag
Bewaar de camera op een koele, droge, goed geventileerde plaats, uit de buurt van stof en chemicaliën.
Gaat u de camera lange tijd niet gebruiken, bewaar hem dan in een luchtdichte doos met silicagel
droogmiddel.
•Verwijder de batterijen en de CompactFlash kaart uit de camera wanneer u de camera langere tijd niet
gaat gebruiken.
Bewaar de camera niet in een ruimte waar naftaleen of mottenballen worden gebruikt.
Tijdens lange opslag is het goed de camera af en toe eens te laten werken. Gaat u hem na langdurige
opslag weer gebruiken, controleer dan eerst of alles goed functioneert.
ONDERHOUD EN OPSLAG
Lees om het maximum uit uw camera te halen dit hoofdstuk goed door. Met goede verzorging zal hij
jarenlang dienst doen.
169
Bedrijfstemperatuur en -omstandigheden
Deze camera is ontworpen voor gebruik in temperaturen van 0°C tot 40°C.
Laat de camera nooit achter in een omgeving waarin het erg warm kan worden, zoals in een auto die in
de zon staat, of waar het erg vochtig is.
•Brengt u de camera van een koude naar een warme omgeving, doe hem dan in een goed afgesloten
plastic zak om condensvorming te voorkomen. Laat de camera acclimatiseren en haal hem dan uit de
plastic zak.
Opslagmedia - Voorzorgen en gebruik
Geheugenkaarten bevatten elektronische precisiecomponenten. Schade aan een geheugenkaart kan
onder meer ontstaan door:
Onjuist gebruik van de kaart.
Buigen, laten vallen, borgstelling aan stoten
Hitte, vocht, direct zonlicht
Statische elektrische ontlading of elektromagnetische velden in de omgeving van de kaart.
•Verwijdering van de kaart of stroomonderbreking terwijl de camera toegang tot de kaart heeft
(lezen, schrijven, formatteren).
Aanraking van de elektrische contacten met uw vingers of metalen objecten
De kaart na het verstrijken van zijn levensduur gebruiken.
Konica Minolta draagt geen verantwoordelijkheid voor verlies of beschadiging van informatie. Het is
aan te bevelen een kopie te maken van de op de kaart opgeslagen informatie.
170
Care and storage
Voorzorgen LCD-monitor
De LCD-monitor en de zoeker zijn met high tech precisie vervaardigd; meer dan 99,99 % van de pixels
werken naar behoren. Minder dan 0,01 % van de monitorpixels verschijnen als gekleurde of heldere
punten; dat is geen defect en heeft geen invloed op het opgenomen beeld.
Oefen geen druk uit op het oppervlak van het LCD-scherm. Er kan permanente schade door ontstaan.
Bij lage temperaturen zal het LCD-scherm tijdelijk donker worden. Bij normale temperaturen wordt de
normale weergave weer hersteld.
De LCD-monitor kan bij lage temperaturen traag werken en bij hoge temperturen zwart worden.
Wanneer de camera weer in een normale temperatuur komt zal de monitor ook weer normaal
functioneren.
Zitten er vingerafdrukken op het oppervlak van de LCD-monitor, poets hem dan zachtjes schoon met
een zachte, schone en droge doek.
Copyright
Op TV programma’s, film, videotapes, foto’s en andere materialen rust auteursrecht. Ongeoorloofd
opnemen of dupliceren van zulk materiaal kan een inbreuk op de auteursrechten zijn. Zonder
toestemming opnemen van uitvoeringen, tentoonstellingen, enzovoorts is verboden. Materialen waarop
auteursrecht rust kunnen alleen worden gebruikt wanneer aan de voorwaarden van het auteursrecht is
voldaan.
Batterijen
Batterijprestaties nemen af naarmate het kouder is. In een koude omgeving is het aan te bevelen
reservebatterijen op een warme plaats te bewaren, onder een jas bijvoorbeeld. Wanneer ze weer op
temperatuur komen kunnen batterijen zich weer herstellen.
Berg de batterij niet op wanneer hij volledig geladen is.
Bergt u de batterij voor langere tijd op, herlaad hem dan elke zes maanden vijf minuten. Als een batterij
geheel leeg raakt is het soms niet meer mogelijk hem weer op te laden.
Een speciale ingebouwde batterij met een lange levensduur voedt de klok en het geheugen wanneer de
camera uit staat. Keert de camera elke keer na uitschakeling terug naar de fabrieksinstellingen, dan is
batterij leeg. Hij dient te worden verwisseld door de Technische Dienst van Konica Minolta.
Houd de contacten van camera en batterij schoon. Vuile contacten kunnen een goede lading
verhinderen. Zijn de contacten vuil, veeg ze dan schoon met een katoenen doek.
171
Voor belangrijke gebeurtenissen of reizen
Controleer de werking van de camera, maak testopnamen en koop reservebatterijen.
Konica Minolta draagt geen verantwoordelijkheid voor schade of verlies als gevolg van een defect aan
de apparatuur.
Vragen en Service
Hebt u vragen omtrent uw camera of laadapparaat, neem dan contact met uw handelaar of neem
contact op met Konica Minolta.
Neem voordat u apparatuur ter reparatie opstuurt eerst contact op met de Technische Dienst van Konica
Minolta.
172
Notes
Aantekeningen
173
FCC Compliance Statement
Declaration on Conformity
Responsible Party: Konica Minolta Photo Imaging U.S.A. Inc.
Address: 725 Darlington Avenue, Mahwah, NJ 07430
This device complies with Part 15 of the FCC Rules. Operation is subject to the following two condi-
tions: (1) This device may not cause harmful interference, and (2) this device must accept any interfe-
rence received, including interference that may cause undesired operation. Changes or modifications
not approved by the party responsible for compliance could void the user's authority to operate the
equipment. This equipment has been tested and found to comply with the limits for a Class B digital
device, pursuant to Part 15 of the FCC Rules. These limits are designed to provide reasonable pro-
tection against harmful interference in a residential installation.
This equipment generates, uses and can radiate radio frequency energy and, if not installed and used
in accordance with the instructions, may cause harmful interference to radio communications.
However, there is no guarantee that interference will not occur in a particular installation. If this equip-
ment does cause harmful interference to radio or television reception, which can be determined by
turning the equipment off and on, the user is encouraged to try to correct the interference by one or
more of the following measures:
Reorient or relocate the receiving antenna.
Increase the separation between the equipment and the receiver.
Connect the equipment to an outlet on a circuit different from that to which the receiver is connected.
Consult the dealer or an experienced radio/TV technician for help.
Do not remove the ferrite cores from the cables.
Dit teken op uw camera geeft aan dat het voldoet aan de eisen van de EU
(Europese Unie) op het gebied van apparatuur die storing kan veroorzaken.
CE staat voor Conformité Européenne (Europese Conformiteit).
Digital Camera:
Tested To Comply
With FCC Standards
FOR HOME OR OFFICE USE
This Class B digital apparatus complies with Canadian ICES-003.
Op het product kunt u de volgende merktekens tegenkomen:
DiMAGE A2
174
Index
Index
Adobe RGB, 2, 102, 103, 152
Autofocus
Continu, 46
Enkelvoudig, 46
Flex Scherpstelpunt 48, 49, 107
Fulltime, 143
Signalen, 35, 46
Subject Tracking, 46, 106
Automatische spaarschakeling, 24, 142, 151
Batterij
Conditie, 24
Opladen, 4, 5, 22
Verwisselen, 23
Verzorging en opslag, 4, 170
Beeldgrootte, 82-83, 85
Beeldkwaliteit, 82-84
Beeldselectiescherm, 118
Bestandsindeling, 152
Bestandsnaam, 152-153
Camera
Cameragevoeligheid (ISO), 56, 74, 75
Camerahuis, 14
Continu transport
Bracketing, 62
High speed, 64
Standaard, 64
UHS, 64
Contrastcorrectie, 62, 78
Correctie kleurverzadiging, 62, 79
Data in beeld, 98
Datascherm, 17
Datum en tijd
Setup, 20, 138
Weergave, 19, 153
Diashow, 124-125
Digitale Effecten
Bracketing, 62
Stuureenheid, 77-79, 179
Dioptrie-instelling, 29
Directe Handmatige Scherpstelling, 105, 107
DPOF print, 126-127, 152
Draagriem, 20
Elektronisch toetsenbord, 98, 99, 138
Externe voeding, 25, 177, 178
EVF-stand, 108, 134, 143
Filter, 62, 79, 179
Flex Digitale Loep, 105, 133
Flex Scherpstelpunt, 48, 49, 107, 133
Flits
Compatible flitsers, 75, 93
Flitsaansluiting, 76
Flitsbereik, 36, 75
Flitscorrectie, 59, 110
Flitser bevestigen, 75, 76, 88
Flitsmeting, 92-93
Flitssignalen, 36
Flitsstanden
Draadloos, 88-91
Eindsynchronisatie 87
Flitsen met lange sluitertijd, 87
Handinstelling, 92-93
Invulflits, 86
Los van de camera, 88-91
Rode-ogen-reductie, 86
175
PictBridge, 158
Quick View, 40
Reset
Camera, 139-141
Filmstand, 114
Opnamestand, 95
Scherpstelsignalen, 35, 46
Scherpstelsituaties, 35
Scherpstelvergrendeling, 34, 35
Scherptedieptecontrole, 77, 136
Toetscombinaties, 65, 132-134
Trillingsonderdrukking, 37, 143
Vergrendeling, 121
Verscherping, 97
Versnelde-weergave-film, 66
Weergave
Afspelen, 19
Direct, 100
Enkelbeeld, 40-41
Film, 44
Formaten, 42, 45
Histogram, 19, 40, 41
Index, 42, 121
Opname, 18, 45
Vergroot, 43
Voice memo, 115
Wissen, 41, 119
Witbalans
Auto, 70
Eigen instelling, 70, 76
Kalibratie, 71, 76
Lichtbronnen, 70, 111
Vaste instellingen, 70
Zelfontspanner,
Formatteren, geheugenkaart, 27, 120, 153
Geheugen, 72-73, 106
Geheugenkaart
Formatteren, 27, 120, 153
Verwisselen, 26-27
Handmatige scherpstelling, 47
Directe, 105, 107
Interval
Instelling, 66
Setup, 96
Versnelde-weergave-film, 66
Kleurverzadiging, correctie, 62, 78
Kleurinstelling, 2, 102, 103, 136
Kopiëren, 122, 152
Lichtnetadapter, 25, 67, 147
LW
Geprogrammeerd handinstelling, 145
Programma, 51, 144
Programma-shift, 56
Sluitertijdvoorkeuze, 55, 144
Macro, 37, 49
Map
Aanmaken, 138
Mapindeling, 152-153
Mapnaam, 19, 137, 152-153
Nieuwe map 138
Monitor
Versterking, 34, 104
Weergave, 18-19
Netstroomadapter, 25, 67, 147
Opname
Basishandelingen, 33
Film, 38, 111-114
Voice memo, 101
176
Technische gegevens
Effectief aantal pixels: 8,0 miljoen
CCD: 2/3-type progressieve primaire-kleuren-CCD met
een totaal van 8,3 miljoen pixels
Cameragevoeligheid (ISO): Auto en 64, 100, 200, 400 en 800 ISO equivalenten.
Beeldverhouding: 4:3
Objectiefconstructie: 16 elementen in 13 groepen
Lichtsterkte: f/2,8 (groothoekstand), f/3,5 (telestand)
Brandpuntsafstand: 7,2 - 50,8 mm, kleinbeeld-equivalent: 28 - 200 mm
Scherpstelbereik: 0,5 m - oneindig (vanaf CCD gemeten)
0,25 - 0,6 m, macrostand, tele
0,30 - 0,6 m, macrostand, groothoek
Filterdiameter: 49 mm
Autofocus-systeem: Video AF
Sluiter: CCD elektronische sluiter plus mechanische sluiter
Oplaadtijd ingebouwde flitser: Circa 5 s
Zoeker-LCD: 11 mm (0,44 inch) color-filter type VGA full-color
display.
Monitor-LCD: 46 mm(1,8 inch) low temperature polysilicon TFT
Beelddekking: Circa 100%
A/D-conversie: 14 bits
Opslagmedia: Type I en II CompactFlash kaarten, 170 MB, 340
MB, 512 MB en 1 GB IBM Microdrives
Bestandsformaten: JPEG, TIFF, Motion JPEG mov, WAV en RAW.
DCF 1.0, DPOF en EXIF 2.2 ondersteunend
PRINT Image Matching II: Ja
Menutalen: Engels, Duits, Frans, Spaans en Chinees
AV-output: NTSC en PAL
Batterij: Een NP-400 lithium-ion batterij
Extra stroombron Lichtnetadapter (AC-1L of AC-11)
(als extra leverbaar) Externe High-Power Battery Pack Kit EBP-100
Battery Pack BP-400
Technische gegevens
177
Batterijprestaties (opname): Aantal opnamen: ca. 280 beelden. Gebaseerd op de
CIPA standaard met een NP-400 lithium-ion batterij,
Lexar 256 MB 24X CompactFlash kaart, beelden op
vol formaat (2364 x 2448), Fine beeldkwaliteit, zoe-
ker uit, LCD-monitor aan, flits gebruikt bij 50% van
de opnamen, geen directe weergave, geen voice
memo.
Batterijprestaties (weergave): Continu weergavetijd: ca. 240 minuten. Gebaseerd
op de Konica Minolta standaard met een NP-400
lithium-ion-batterij, LCD-monitor aan.
Externe stroombron: Netstroomadapter (AC-1L of AC-2L)
Externe High-Power battery Pack set EBP-100
Battery Pack (BP-400)
Afmetingen: 117 (W) X 85 (H) X 113,5 (D) mm
Gewicht: Circa 565 gram
(zonder batterijen of geheugenkaart)
Bedrijfstemperatuur: 0° - 40°C
Toegestane luchtvochtigheid: 5 - 85% (niet condenserend)
Lithium-ion Batterijlader BC-400
Inputvoltage: AC 100-240 V, 50-60 Hz
Gewicht: 86 gram
Afmetingen: 65 (W) X 90 (H) X 30 (D) mm
Lithium-ion batterij NP-400
Voltage: 7,4 V, 1500 mAh
Gewicht: 85 gram
Afmetingen: 56,0 (W) X 39,5 (H) X 21.0 (D) mm
Specificaties zijn gebaseerd op meest recente informatie op moment van druk en kunnen zonder aan-
kondiging worden gewijzigd.
178
De Battery Pack BP-400 is een handzame extra stroombron voor de
camera. Met dit accessoire kunt u twee NP-400 lithium-ion batterijen of
zes Ni-MH of alkaline batterijen gebruiken om de camera te voeden.
Neem voor meer informatie over het Battery Pack BP-400 of andere
accessoires contact op met uw Konica Minolta dealer.
Battery Pack BP-400
Battery pack
Globale opnamecapaciteit
Met twee NP-400 lithium-ion batterijen
Met zes 2100 mAh Ni-MH batterijen
560 beelden
290 beelden
Gegevens gebaseerd op de volgende testomstandigheden: volle beeldgrootte, standaard kwaliteit,
zoeker uit, LCD-monitor aan, flits voor 50 % van beelden, geen directe weergave, geen voice memo.
Globale weergavecapaciteit
Met twee NP-400 lithium-ion batterijen
Met zes 2100mAh Ni-MH batterijen
480 minuten
270 minuten
Gegevens gebaseerd op de volgende testomstandighede: LCD-monitor aan, zoeker uit.
Deze gebruiksaanwijzing bevat informatie over producten en accessoires die verkrijgbaar waren op
het moment van druk. Wend u voor informatie over compatibliteit en producten die niet in deze
gebruiksaanwijzing voorkomen tot uw handelaar of Konica Minolta.
179
Filterniveaus
bij kleurenopnamen
Filterinstellingen met zwart-wit-
beelden.
Meer over Filtereffecten op blz. 79.
Filtervoorbeelden
+2+1 +3 +4 +5
–1 –2 –3 –4 –5
±0
© 2003 Konica Minolta Camera, Inc. under the Berne Convention
and the Universal Copyright Convention.
9222-2720-15 SY-A312/0401
Printed in Germany
1AG6P1P1613
0-43325-53276-4
24 uur per dag productondersteuning vindt u op
www.konicaminoltasupport.com.
Camera-info, opnametips, digitale beeldbewerking: ontdek
Konica Minolta’s nieuwe internetwereld en bezoek
www.konicaminoltaphotoworld.com
30


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Minolta Dimage A2 at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Minolta Dimage A2 in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 5,33 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of Minolta Dimage A2

Minolta Dimage A2 User Manual - German - 180 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info