72
O
PNAMESTAND - GEAVANCEERDE TECHNIEKEN
GEHEUGEN - CAMERA-INSTELLINGEN OPSLAAN
Wilt u de huidige camera-instellingen opslaan, zet dan het functiewiel
in de stand M SET en druk op de functietoets om het registerselectie-
scherm te openen; de huidige camera-instellingen verschijnen.
U kunt de camera-instellingen niet uit het geheugen wissen door de camera uit te zetten. Ze worden
gewist met de terugzetfunctie (reset) in sectie 3 van het setup-menu.
Gebruik in het register-selectiescherm de instelwielen
of de links/rechtstoetsen van de stuureenheid (1) om
het geheugenregister te selecteren waarin u de instel-
lingen wilt opslaan; eerdere instellingen worden auto-
matisch vervangen. Druk op de centrale toets van de
stuureenheid (2)om de instelling te voltooien. Met de
menu-toets stopt u de instelprocedure zonder de instel-
lingen op te slaan.
:enter
Save to memory
:select
U kunt vijf sets camera-instellingen opslaan. Zo kunt u onder regelmatig terugkerende omstandighe-
den snel alle nodige instellingen realiseren, zonder ze stuk voor stuk te hoeven uitvoeren. Op functies
als onderwerpsprogramma’s, data in beeld, voice memo en directe weergave na worden de meeste
instellingen van het opnamemenu opgeslagen. Ook de positie van het Flex Scherpstelpunt, de weer-
gavemethode,en veranderingen die met het functiewiel en de regeleenheid digitale effecten zijn uitge-
voerd kunnen worden opgeslagen. Voordat ze worden opgeslagen worden de functies weergegeven.
Hoewel de bracketing-functie voor digitale effecten kan worden opgenomen moeten het type bracke-
ting (belichting, contrast, kleurverzadiging of filter) worden teruggezet met de stuureenheid digitale
effecten.
1
2