55
Sluitertijdvoorkeuze kiest u met de belichtings-keuzeknopl (blz. 50). De foto-
graaf kiest de sluitertijd en de camera kiest het diafragma dat nodig is om een
goede belichting te krijgen. Wanneer de S-stand is geselecteerd wordt de slui-
tertijdaanduiding in de zoeker/monitor blauw.
SLUITERTIJDVOORKEUZE - S
De sluitertijden zijn instelbaar tot op 1/3 stop, tussen 30
seconden en 1/16.000 s.Leidt de gekozen sluitertijd tot een
diafragma dat de camera niet kan instellen, dan knippert de
diafragma-aanduiding op het datascherm en wordt het dia-
fragma op de zoeker/monitor rood.
Draai aan een van beide instelwie-
len om de gewenste sluiter-
tijdwaarde in te stellen. Druk de ont-
spanknop half in om het belich-
tingssysteem te activeren; het ge-
kozen diafragma wordt weergege-
ven.
Bij gebruik van flitslicht dient de te gebruiken sluitertijd overeen te stemmen met de flitsduur, anders
kan er onderbelichting ontstaan. Bij gebruik van de ingebouwde flitser is het aan te raden geen korte-
re sluitertijd in te stellen dan 1/1000 s, bij een externe dedicated flitser is het beter geen kortere tijd dan
1/250 s in te stellen.
In de S-stand verschijnen de gele en witte aanduidingen van de trillingsonderdrukking niet.
U kunt de zelfontspanner (blz. 68) gebruiken om bij lange tijdopnamen cameratrilling te vermij-
den. Wanneer u vanaf statief fotografeert kunt u opnamen van statische onderwerpen (land-
schappen, stillevens, macro-opnamen) met de zelfontspanner maken. Omdat er op het moment
dat de opname begint geen contact met de camera is kan de fotograaf geen trilling veroorza-
ken.
Opnametips