13
HANTERING VAN DE
ELEKTRISCHE ROLSTOEL
Elektrische rolstoel vergren-
delen
De elektrische rolstoel moet tegen on-
gewilde rolbewegingen als volgt ver-
grendeld worden:
1. De omschakelhendel Rijden/Vrij-
loop aan beide kanten naar boven
naar Rijden zwenken.
2. Het bedieningsmodule uitschake-
len.
Functietest
Voor de aanvang van elke rit dient de
rolstoel op juiste werking en veilig-
heid gecontroleerd te worden.
☞ Daarvoor in de toegevoegde docu-
mentaties het hoofdstuk < Contro-
le voor het rijden > in acht nemen.
Rijgedrag
De snelheid en rijrichting kiest u zelf
tijdens de rit door het bewegen van
de joystick (rij en stuurhendel), het-
zelfde geldt voor de ingestelde maxi-
male eindsnelheid van uw elektrische
rolstoel.
REMMEN
Bedrijfsrem
De motoren werken elektrisch als be-
drijfsrem en remmen de elektrische
rolstoel zacht en zonder stoten tot de
stilstand.
Afremmen van de rolstoel
Voor een gedoseerd afremmen van
de rolstoel de joystick (stuur- en rij-
hendel) langzaam in de uitgangsposi-
tie (nulstand) terugbrengen.
☞ De elektrische rolstoel stopt met
een zo kort mogelijk remweg na
het loslaten van de joystick.
Parkeerrem
De handremmen werken alleen, als
de omschakelhendels Rijden/Vrijloop
van beide aandrijvingen op Rijden
gezwenkt zijn. Ze ontgrendelen auto-
matisch wanneer u gaat rijden.
Met de hand worden de handremmen
gelost, door de omschakelhendels Rij-
den/Vrijloop van beide aandrijvingen
op Vrijloop te zwenken.