100
Het instellen voor de synchronisatie bij lange
belichtingstijden SLOW moet op de camera plaats-
vinden (zie de gebruiksaanwijzing van de camera)!
Gebruik bij lange belichtingstijden een statief om
onscherpte door bewegen van de camera te voorko-
men!
13.4 Synchronisatie bij het dichtgaan van de
sluiter (REAR)
Sommige camera’s bieden de mogelijkheid tot syn-
chronisatie bij het dichtgaan van de sluiter (REAR).
Daarbij wordt de flits aan het einde van de belich-
tingstijd ontstoken.
Dit is vooral geschikt bij belichtingen met een lan-
gere belichtingstijden (> 1/30 s.) en bewegende
onderwerpen die een eigen lichtbron voeren, omdat
die bewegende onderwerpen dan een lichtstaart
achter zich trekken in plaats van - zoals bij synchro-
nisatie bij het opengaan van de sluiter - voor zich
opbouwen. Zo wordt bij bewegende lichtbronnen
een ‘natuurlijker’ weergave van de opnamesituatie
verkregen!
Afhankelijk van de er op ingestelde functie stelt de
camera langere belichtingstijden in dan de flitssyn-
chronisatietijd.
Bij sommige camera’s is in bepaalde functies (bijv.
bepaalde vari-, c.q. onderwerpsprogramma’s of bij
een functie met flits vooraf tegen het ‘rode ogen-
effect’ de REAR-functie niet mogelijk. De REAR-
functie kan dan niet worden gekozen, c.q. wordt
automatisch uitgeschakeld of niet uitgevoerd (zie
de gebruiksaanwijzing van de camera).
De REAR-functie moet op de camera worden inge-
steld (zie de gebruiksaanwijzing van de camera).
Gebruik bij lange belichtingstijden een statief om
onscherpte door bewegen van de camera te voorko-
men!
x
+
+