77
ń
De stand van de zoomreflector wordt niet automatisch aangepast aan de
actuele zoomstand van het objectief.
• De camera geeft geen digitale gegevens aan de flitser door.
• Er vindt geen uitwisseling van gegevens tussen camera en flitser plaats.
Ontspankop op de camera aantippen!
In het display knippert de aanduiding van de zoomstand van de reflector.
• Waarschuwing wegens vignettering lans de randen van het beeld: de op de
camera ingestelde brandpuntsafstand van het objectief (omgerekend naar
kleinbeeld 24 x 36 mm) is kleiner dan de op de flitser ingestelde zoomstand
van de reflector
De hulpreflector is niet te activeren, c.q. ontsteekt geen flits.
• In de flitsfuncties stroboscoop, remote en instellicht (ML) wordt de hulpreflector
niet ondersteund. In deze functies kan de hulpreflector niet worden geacti-
veerd, c.q. ontsteekt hij geen flits.
• De hoofdreflector staat in zijn normale stand of hij is naar beneden gezwenkt.
De hulpreflector flitst hoewel hij is uitgeschakeld.
• De mecablitz werkt als master in het remotesysteem. De hulpreflector van de
masterflitser stuurt de slaafflitser(s). Het licht van de hulpreflector draagt niet
bij aan de belichting van de opname.
De instelling voor met de hand in te stellen correcties op de TTL-flitsbelichting
werkt niet.
• De camera ondersteunt de met de hand in te stellen correctiesop de TTL-flitsbe-
lichting op de flitser niet.
De draadloze remote-functie als masterflitser laat zich niet instellen.
• Er heeft geen uitwisseling van gegevens tussen camera en flitser plaatsgevon-
den. Tip de ontspanknop op de camera even aan.
De automatische omschakeling naar de flitssynchronisatietijd vindt niet plaats.
• De camera werkt met een centraalsluiter (de meeste compactcamera’s). Er
hoeft daarbij geen omschakeling naar een flitssynchronisatietijd plaats te vin-
den.
• De camera werkt met de HSS-synchronisatie bij korte belichtingstijden. Daarbij
vindt omschakeling naar de flitssynchronisatietijd niet plaats.
• De camera werkt met een langere belichtingstijd dan de flitssynchronisatietijd
Afhankelijk van de camerafunctie wordt daarbij niet naar de flitssynchronisa-
tietijd omgeschakeld (zie de gebruiksaanwijzing van de camera).
De opnamen vertonen aan de onderzijde een schaduw.
• Door de parallax tussen objectief en flitser kan het onderwerp in het dichtbij-
bereik, afhankelijk van de brandpuntsafstand, aan de onderzijde van het
beeld niet geheel worden uitgelicht. Neig de hoofdreflector, c.q. zet de groo-
thoekdiffusor voor de reflector.
De opname zijn te donker.
• Het onderwerp ligt buiten het bereik van de flits. Let op: bij indirect flitsen ver-
mindert de reikwijdte van de flits.
• Het onderwerp bevat zeer lichte of reflecterende beelddetails. Daardoor wordt
het meetsysteem van de camera, c.q. van de flitser beïnvloed. Stel met de hand
een positieve correctie op de flitsbelichting van bijv. +1 EV in.
De opnamen zijn te licht.
• Bij opnamen in het dichtbijbereik moet u er op letten, dat bepaalde mini-
mumafstanden moeten worden aangehouden om te ruime belichting te vermij-
den. De minimale afstand tot het onderwerp moet minstens 10% van de aan-
gegeven reikwijdte bedragen.
De flitsparameters voor de lichtgevoeligheid ISO en de diafragmawaarde F
zijn op de flitser niet te verstellen.
• Tussen camera en flitser vindt een digitale uitwisseling van gegevens laats.
Daarbij worden de waarden van ISO en diafragma F automatisch op de flitser
ingesteld. Het met de hand verstellen van ISO en diafragmawaarde is daarbij
niet mogelijk!