73
ń
de lage omgevingshelderheid. Daarbij worden door de camera automatisch
belichtingstijden gekozen, die langer zijn dan z’n flitssynchronisatietijd. Bij som-
mige camera’s wordt de synchronisatie met lange belichtingstijden in bepaalde
cameraprogramma’s (bijv. bij diafragmavoorkeuze ’Av’, nachtopnameprogram-
ma enz.) automatisch geactiveerd (zie de gebruiksaanwijzing van uw camera).
Op de flitser hoeft u voor deze functie niets in te stellen en vindt er ook geen
aanduiding plaats.
Gebruik bij lange belichtingen een statief om bewegen van de camera tij-
dens het opnemen te voorkomen!
15.4 FP-HSS-synchronisatie bij korte belichtingstijden
Sommige camera’s ondersteunen de FP-HSS-synchronisatie bij korte belichtings-
tijden (zie de gebruiksaanwijzing van uw camera). Met deze flitsfunctie is het
mogelijk, de flitser ook bij kortere belichtingstijden dan de flitssynchronisatietijd
te gebruiken. Interessant is deze functie bijv. bij portretopnamen in zeer lichte
omgevingen en door een wijd geopend diafragma (bijv. F 2.0) de scherptediepte
begrensd moet worden! De flitser ondersteunt de synchronisatie bij korte belich-
tingstijden in de flitsfuncties TTL (TTL HSS) en M (M HSS).
Natuurkundig bepaald, wordt door de synchronisatie bij korte belichtingstijden
FP-HSS echter het richtgetal en daarmee ook de reikwijdte van de flits soms flink
beperkt! Let daarom op de aanduiding van de reikwijdte in het LC-display van
de flitser! De FP-HSS-synchronisatie bij korte belichtingstijden wordt automatisch
uitgevoerd als op de camera automatisch door het belichtingsprogramma of met
de hand een kortere tijd dan de flitssynchronisatietijd ingesteld is.
Let er op, dat het richtgetal van de flitser bij de FP-HSS-synchronisatie bij
korte belichtingstijden ook van die belichtingstijd afhankelijk is: hoe kor-
ter de belichtingstijd, des te lager het richtgetal! De instelling vindt via het
Mode-menu plaats (zie 5.1).
☞
☞
16 Flitsen vooraf tegen het ‘rode-ogeneffect’
Het ‘rode-ogeneffect’ treedt op als de te fotograferen persoon meer of minder
recht in de camera kijkt, de omgeving donker is en de flitser zich dicht bij de
optische as van de camera bevindt. Het flitslicht verlicht daarbij door de pupil
heen, de achtergrond van de ogen.
Sommige cameratypes beschikken over een functie van vooraf flitsen tegen het
‘rode-ogeneffect’. Daarbij leiden een of meerdere flitsen ertoe, dat de pupillen
zich wat meer sluiten, waarmee het effect van de rode ogen vermindert.
Bij sommige camera’s ondersteunt de functie van flitsen vooraf alleen de
in de camera ingebouwde flitser, c.q. een schijnwerper in de camerabody.
Het instellen van deze functie moet dan op de camera gebeuren (zie de
gebruiksaanwijzing van uw camera)! Bij gebruik van de functie van flit-
sen vooraf is synchronisatie bij het dichtgaan van de sluiter (2nd curtain,
SLOW2) niet mogelijk!
17 Meerzone AF-meetflits
Zodra er niet meer voldoende omgevingslicht om voor automatisch scherp te
kunnen stellen, wordt door de camera de meerzone AF-meetflits
ቭ
in de flitser
geactiveerd. Daarbij wordt een streeppatroon op het onderwerp geprojecteerd
waar de camera op kan scherpstellen. De reikwijdte bedraagt, afhankelijk van
de geselecteerde AF-sensor in de camera, ong. 6 … 9 m (bij standaardobjectief
1,7 / 50 mm). De maximale reikwijdte wordt met de centrale AF-sensor van de
camera bereikt. Wegens de parallax tussen objectief en de AF-meetflits in de flit-
ser bedraagt de dichtbij-instelgrens met de AF-meetflits ong. 0,7 m tot 1 m.
Om de camera de AF-meetflits
ቭ
te laten activeren, moet op de camera
de autofocusfunctie ‘Single-AF (S)’ ingesteld zijn en de flitser moet flitspa-
raat zijn. Sommige cameratypes ondersteunen alleen de in de camera
ingebouwde AF-meetflits. De meerzone AF-meetflits
ቭ
van de flitser
wordt dan niet geactiveerd (bijv. bij compactcamera’s; zie de gebruik-
saanwijzing van uw camera)!
☞
☞