33
7.3 Instellen van het
lintzaagblad
7.3.1 Juiste spanning van het
lintzaagblad
Het lintzaagblad wordt gespannen door de
spanschroef (7) rechtsom te draaien. De
getallen 3, 6, 10, 15 staan voor de breedte
van de verschillende lintzaagbladen.
Het lintzaagblad zó vast spannen tot de
wijzer (23) het betreffende getal aangeeft.
7.3.2 Positie van het blad op de
looprollen (Afb. 7)
Het lintzaagblad moet over het midden van
de looprollen draaien. Voor het instellen
moet U de tegenmoer (24) losdraaien, de
bovenste looprol met de hand in de
draairichting draaien en de instelschroef (35)
dienovereenkomstig verzetten.
Instelschroef met de wijzers van de klok
mee ȧȧȨȨ het lintzaagblad schuift naar
achteren.
Instelschroef tegen de wijzers van de klok in
ȤȤȥȥ het lintzaagblad schuift naar voren.
Het lintzaagblad mag daarbij niet tegen één
van de achtergeleidingsrollen (12)
aanleunen. Na de instelhandeling de
tegenmoer (3) vastdraaien en eventueel de
spanning van het lintzaagblad aanpassen.
7.4 Instellen van de
lintzaaggeleiding
Het lintzaagblad wordt door een bovenste en
onderste geleidingseenheid geleid als
bescherming tegen uitwijken en verdraaien. Elke
geleidingseenheid bestaat uit twee geleidings-
pennen (13) en één achtergeleidingsrol (12).
De bovenste geleidingseenheid moet zich altijd
zo dicht mogelijk bij het werkstuk bevinden.
7.4.1 Geleidingspennen
De pennen (13) geleiden het zaagblad
zijdelings. De grafiettoevoegingen smeren
en verminderen het verharsen.
Instelling
De geleidingsknop (32) met kartelschroef
(33) zo klemmen dat de geleidingspennen
(13) de hele bladbreedte geleiden, maar niet
in contact komen met de tanden. De
geleidingspennen (13) met de kartel-
schroeven (31) zo klemmen dat ze iets tegen
het zaagblad aankomen, maar het niet
klemmen.
Dezelfde handeling moet voor de onderste
geleidingseenheid worden uitgevoerd.
7.4.2 Achtergeleidingsrol
De rol (12) voorkomt het uitwijken van het
zaagblad naar achteren.
Instelling
De achtergeleidingsrol (12) zodanig
klemmen dat de afstand t.o.v. het
lintzaagblad ca. 0,5 mm bedraagt. De
achtergeleidingsrol is excentrisch op zijn as
bevestigd. Door de as te draaien verandert
de rol (12) zijn positie t.o.v. het lintzaagblad.
Dezelfde handeling moet voor de onderste
geleidingseenheid worden uitgevoerd. (34)
Klemschroef voor achtergeleidingsrol.
8 Controle vóór het
inschakelen
De tanden van het lintzaagblad moeten naar
beneden gericht zijn.
Juiste spanning van het lintzaagblad.
Juiste instelling van de geleidingspennen en
de achtergeleidingsrollen.
De lintzaagbescherming moet gezakt zijn op
werkstukdikte.
9 Netaansluiting
Voor het aansluiten van de lintbandzaag
voor eenfase-wisselstroom aan het net heeft
men een 3-aderige leiding met een
aderdwarsdoorsnede van 1,5 mm en een bij
de kraagstekker passende koppelingsdoos
nodig. De draaistroommachine heeft een
kraagstekker in CEE-uitvoering. Voor de
netaansluiting heeft men een 5-aderige
leiding met een dwarsdoorsnede van de
ader van 1,5 mm en een bijpassende
koppelingsdoos nodig.
De contactdoos, waarop de machine wordt
aangesloten, moet volgens de voorschriften
geaard worden en beveiligd zijn met een
smeltveiligheid van 10 A (langzaam; bij 16 A
is een snelle veiligheid voldoende) of met
een dienovereenkomstige contactverbreker.
9.1 Omlooprichting van het
lintzaagblad
Het lintzaagblad moet zo omlopen dat de
tanden op de afwaarts lopende kant van
boven naar beneden bewegen. Indien de
omlooprichting bij de draaistroommachine
niet klopt (gevaar van ongelukken), dan kan
dat daardoor worden veranderd dat twee
buitengeleiders van de aansluitleiding met
elkaar worden verwisseld. Dit werk mag
alleen door een vakkundige elektricien
worden uitgevoerd.
De verkeerde omlooprichting van het
zaagblad van de draaistroommachine kan
ook daardoor worden veroorzaakt dat de
contactdoos, waarop de machine
aangesloten wordt, niet juist geschakeld is.
Laat in dat geval de contactdoos door een
elektricien op correcte aansluiting nakijken
en (eventueel) in orde brengen.
De machine is in de fabriek op de juiste
draairichting van de onderste lintzaagrol
gecontroleerd.
10 Spaanafzuiging
Wanneer de lintzaagmachine vrij lange tijd
wordt gebruikt voor het zagen van hout of bij
industrieel gebruik van materialen, bij de
bewerking waarvan stof ontstaat dat
schadelijk is voor de gezondheid (bijv.
beuken- en eikenhout), dan moet deze aan
een voor dit doel geschikte afzuiginstallatie
aangesloten zijn.
Afb. 8
✘✘
Afb. 10
Afb. 11
✘✘
Afb. 7
24
35
23
7
Afb. 9
31
13 12 32 33 34
NEDERLANDS
