817144
1017
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/1028
Next page
EQS
Handleiding +
F296 0032 07
Waarschuwing passagiersairbag
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar bij ingeschakelde bijrijders-
airbag
Als de bijrijdersairbag is ingeschakeld, kan een
kind op de bijrijdersstoel bij een ongeval door
de bijrijdersairbag worden geraakt.
#NOOIT een naar achteren gericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem op een stoel
met INGESCHAKELDE FRONTAIRBAG
gebruiken, want dat kan voor het kind
DODELIJKE of ERNSTIGE VERWONDIN-
GEN tot gevolg hebben.
Het hoofdstuk "Kinderen in de auto" in acht
nemen.
F296 0032 07
Welkom in de wereld van Mercedes-Benz
Voor de eerste rit dient u zich aan de hand van
deze handleiding vertrouwd te maken met de
auto. Voor uw eigen veiligheid en voor een langere
bedrijfsduur van de auto adviseren wij u de vol-
gende aanwijzingen en waarschuwingsaanwijzin-
gen in deze handleiding op te volgen. Onoplet-
tendheid kan tot schade aan de auto en tot per-
soonlijk letsel leiden.
De uitvoering of de productbenaming van de auto
kan verschillen en is afhankelijk van de volgende
factoren:
RModel
ROpdracht
RExportuitvoering
RBeschikbaarheid
Daarom kunnen de beschrijvingen en de afbeel-
dingen in sommige gevallen afwijken van uw auto.
De afbeeldingen in deze handleiding tonen een
auto met linkse besturing. De inbouwplaats van
onderdelen en van bedieningselementen wijken
bij een auto met rechtse besturing overeenkom-
stig af.
Mercedes-Benz ontwikkelt zijn auto's steeds ver-
der.
Mercedes-Benz behoudt zich daarom het recht
voor de volgende punten te wijzigen:
RVorm
RUitvoering
RTechniek
De volgende documentatie is onderdeel van de
auto:
RDigitale handleiding
RGedrukte handleiding
ROnderhoudsboekje
RUitrustingsafhankelijke aanvullende handleidin-
gen
RAanvullende documenten
Deze documentatie moet altijd in de auto aanwe-
zig zijn. Bij de verkoop of het uitlenen van de auto
moet alle documentatie in de auto aanwezig zijn
of worden overhandigd; dit controleren.
Disclaimer
De volgende online-versie van de handleiding
beschrij alle modellen, standaarduitrustingen en
opties van uw auto. Landspecieke afwijkingen in
de taalvarianten zijn mogelijk. Neem in acht dat
uw auto mogelijk niet met alle beschreven func-
ties is uitgerust. Dit betre ook veiligheidsrele-
vante systemen en functies.
Neem alstublie contact op met uw geautori-
seerde Mercedes-Benz-dealer om een gedrukte
handleiding voor andere modellen en modeljaren
te ontvangen. De online-handleiding is altijd de
meest actuele versie. Er kon geen rekening wor-
den gehouden met alle afwijkingen met het daad-
werkelijke voertuig, omdat Mercedes-Benz haar
voertuigen continu aanpast aan de nieuwste stand
der techniek en de vorm en uitvoering wijzigt.
Ook de gedrukte handleiding, aanvullende docu-
menten en de digitale handleiding lezen.
F296 0032 07
Auteursrecht
Alle rechten voorbehouden. Alle teksten,foto's en
afbeeldingen vallen onder het auteursrecht en
andere wetten ter bescherming van intellectueel
eigendom. Deze mogen niet voor handelsdoelein-
den of voor verspreiding worden gekopieerd, noch
veranderd en op andere websites worden
gebruikt.
F296 0032 07
Symbolen ........................................................ 7
Snelle start en tips .......................................... 8
Stoelen ........................................................... 8
Kinderen in de auto ......................................... 8
DIGITAL LIGHT ................................................ 9
Aanraakgevoelige bedieningselementen ......... 10
Radio ............................................................ 11
Wi-hotspot .................................................. 12
Mobiele telefoon aanmelden ......................... 12
MBUX interieurassistent ................................ 13
MBUX spraakassistent ................................... 14
ENERGIZING Packages .................................. 14
Rijassistentiepakket ...................................... 15
Parkeerpakket ............................................... 15
Hoogspanningsaccu wisselstroomladen
(mode 2 of 3) ................................................ 16
Hoogspanningsaccu gelijkstroomladen
(mode 4) ....................................................... 16
Bestemmingsinvoer navigatie ........................ 17
Noviteiten van het multimediasysteem ........... 18
Bij het tankstation ......................................... 25
Vakantie voorbereiden ................................... 30
Bagage en beladen ........................................ 35
IJs en sneeuw ................................................ 45
Hulp bij pech ................................................. 51
Experttips ..................................................... 59
In één oogopslag ........................................... 64
Cockpit (centraal display) .............................. 64
Cockpit (MBUX Hyperscreen) ........................ 66
Waarschuwings- en controlelampjes
(standaard) ................................................... 68
Waarschuwings- en controlelampjes (met
bestuurderscamera) ...................................... 70
Bedieningspaneel dakconsole ........................ 72
Portierbedieningseenheid en stoelinstel-
lingen ............................................................ 74
Bedieningsinstellingen achterin ..................... 76
In geval van nood en pech ............................. 78
Digitale handleiding ....................................... 80
Digitale handleiding oproepen ....................... 80
Algemene aanwijzingen ................................. 81
Milieubescherming ........................................ 81
Terugname van de oude auto ......................... 81
Mercedes-Benz Originele Onderdelen ............ 82
Aanraakgevoelige bedieningselementen ......... 83
Mercedes me app ......................................... 83
Bedrijfsveiligheid ........................................... 84
Montage van de kentekenplaat op de
voorste kentekenplaathouder ......................... 87
Conformiteitsverklaringen en nationale
aanwijzingen ................................................. 87
Diagnose-interface ........................................ 93
Gekwaliceerde werkplaats ........................... 95
Registratie van de auto .................................. 95
Correct gebruik van de auto .......................... 95
REACH-verordening ....................................... 95
Informatie voor personen met elektroni-
sche medische hulpmiddelen ........................ 96
Aansprakelijkheid voor gebreken ................... 97
QR-codes voor reddingskaart ........................ 97
Gegevensopslag ............................................ 97
Auteursrecht ............................................... 101
Veiligheid voor inzittenden ........................... 102
Het belangrijkste in het kort ........................ 102
Informatie over de automatische werking
van het veiligheidssysteem .......................... 110
Doel en functie van het veiligheidssysteem .. 113
Inhoudsopgave 3
F296 0032 07
Veiligheidsgordels ....................................... 119
Airbags ....................................................... 119
Kinderen in de auto ..................................... 121
Het belangrijkste in het kort ........................ 121
Belangrijke veiligheidsaanwijzingen .............. 122
Geschikte kinderzitjesbevestigingssyste-
men voor het vervoeren van kinderen .......... 129
Geschikte zitplaatsen voor de bevestiging
van kinderzitjesbevestigingssystemen .......... 134
Kinderzitjesbevestigingssysteem bevesti-
gen ............................................................. 141
Kinderbeveiligingen ..................................... 147
Aanwezigheidsherinnering van personen ..... 149
Openen en sluiten ....................................... 151
Sleutel ........................................................ 151
Digitale voertuigsleutel ................................ 155
Portieren ..................................................... 161
Bagageruimte .............................................. 173
Zijruiten ...................................................... 180
Schuifdak .................................................... 183
Diefstalbeveiliging ....................................... 187
Stoelen en opbergen ................................... 191
Aanwijzingen voor een correcte stand van
de bestuurdersstoel .................................... 191
Aanwijzingen met betrekking tot de hand-
grepen ........................................................ 192
Stoelen ....................................................... 192
Stuurwiel .................................................... 208
In- en uitstaphulp ........................................ 210
Geheugenfunctie ......................................... 212
Opbergmogelijkheden ................................. 214
Bekerhouder ............................................... 232
Contactdozen ............................................. 236
Draadloos opladen van de mobiele tele-
foon en koppeling met de buitenantenne ..... 237
Vloermatten aanbrengen of verwijderen ...... 241
Licht en zicht .............................................. 243
Exterieurverlichting ..................................... 243
Interieurverlichting ...................................... 257
Ruitenwissers en ruitensproeierinstallatie .... 260
Spiegels ...................................................... 265
Vlak in de voorruit dat radiogolven door-
laat ............................................................. 268
Werking van de infrarood-reecterende
voorruit ....................................................... 268
Klimaatregeling ........................................... 269
Overzicht temperatuurregelsystemen .......... 269
Temperatuurregelsysteem bedienen ............ 272
Rijden en parkeren ...................................... 287
Rijden ......................................................... 287
DYNAMIC SELECT ....................................... 305
Transmissie ................................................. 308
Functie van de 4MATIC ................................ 312
Hoogspanningsaccu opladen ....................... 312
Parkeren ..................................................... 336
Rij- en rijveiligheidssystemen ....................... 346
Aanhangwagenvoorziening .......................... 441
Functie van de etsdrager ........................... 447
Aanwijzingen met betrekking tot het trek-
ken van auto's ............................................. 449
Bestuurdersdisplay ...................................... 451
Aanwijzingen met betrekking tot het
bestuurdersdisplay ...................................... 451
4Inhoudsopgave
F296 0032 07
Aanwijzingen met betrekking tot de actie-
radius ......................................................... 451
Bestuurdersdisplay bedienen ....................... 452
Menu's op het bestuurdersdisplay ............... 453
Head-up-display .......................................... 460
Werking van de weergave beschikbaar
vermogen .................................................... 464
Overzicht van de statusindicaties op het
bestuurdersdisplay ...................................... 465
MBUX spraakassistent ................................ 467
Aanwijzingen voor de bedrijfsveiligheid ........ 467
Bediening .................................................... 467
MBUX spraakassistent eectief gebruiken ... 470
Duidelijke gesproken opdrachten ................. 471
MBUX multimediasysteem ........................... 475
Overzicht en bediening ................................ 475
MBUX interieurassistent .............................. 506
Bestuurderscamera ..................................... 515
Systeeminstellingen .................................... 517
AMG TRACK PACE ....................................... 527
Instellingen aandrijfsysteem ........................ 532
Oroad-menu .............................................. 533
Fit & Healthy ............................................... 534
Navigatie en verkeer .................................... 539
Telefoon ...................................................... 588
Online- en internetfuncties .......................... 627
Media ......................................................... 636
Radio .......................................................... 646
Tv ................................................................ 650
Sound ......................................................... 657
MBUX tablet achterin .................................. 661
MBUX high-end entertainment achter .......... 664
Onderhoud en verzorging ............................ 680
Weergave onderhoudsinterval ASSYST
PLUS .......................................................... 680
Onderhoudsmanagement ............................ 681
Telediagnose ............................................... 682
Motorruimte ................................................ 682
Ruitensproeierinstallatie bijvullen ................. 685
Reiniging en verzorging ............................... 685
Pechhulp ..................................................... 697
Noodgeval ................................................... 697
Bandenpech ................................................ 699
Accu (auto) ................................................. 705
Aan- of wegslepen ....................................... 707
Elektrische zekeringen ................................. 714
Banden en velgen ........................................ 717
Aanwijzingen met betrekking tot geluids-
ontwikkeling of ongewoon rijgedrag ............. 717
Aanwijzingen met betrekking tot het regel-
matig controleren van de velgen en ban-
den ............................................................. 717
Aanwijzingen met betrekking tot sneeuw-
kettingen ..................................................... 717
Sneeuwkettingmodus in- of uitschakelen ..... 718
Bandentype selecteren ................................ 719
Bandenspanning ......................................... 719
Verwisselen van een wiel ............................. 723
Noodwiel ..................................................... 734
Drukloze thuiskomer ................................... 735
Technische gegevens ................................... 739
Aanwijzingen met betrekking tot de tech-
nische gegevens .......................................... 739
Boordelektronica ......................................... 739
Informatie over wettelijke keurmerken
voor radio-apparatuur .................................. 741
Inhoudsopgave 5
F296 0032 07
Overzicht voertuigtypeplaatje, FIN en
motornummer ............................................. 854
Bedrijfsstoen ............................................. 856
Autogegevens ............................................. 858
Aanhangwagenvoorziening .......................... 862
Displaymeldingen met waarschuwings- en
controlelampjes .......................................... 865
Displaymeldingen ........................................ 865
Waarschuwings- en controlelampjes ............ 956
Trefwoordenregister .................................... 976
6Inhoudsopgave
F296 0032 07
In deze handleiding vindt u de volgende symbolen:
&WAARSCHUWING Gevaar door het niet in
acht nemen van waarschuwingsaanwijzin-
gen
Waarschuwingsaanwijzingen wijzen op gevaren
die uw gezondheid of uw leven resp. de
gezondheid of het leven van anderen in gevaar
kunnen brengen.
#Waarschuwingsaanwijzingen in acht
nemen.
+MILIEU-AANWIJZING Milieuschade door
het niet in acht nemen van milieu-aanwij-
zingen
Milieu-aanwijzingen geven informatie over mili-
eubewust handelen of milieubewust afvoeren.
#Milieu-aanwijzingen in acht nemen.
*AANWIJZING Materiële schade door het
niet in acht nemen van aanwijzingen
m.b.t. materiële schade
Aanwijzingen m.b.t. materiële schade wijzen
op risico's die tot schade aan de auto kunnen
leiden.
#Aanwijzingen m.b.t. materiële schade in
acht nemen.
%Nuttige aanwijzingen of andere informatie die
behulpzaam kan zijn.
#Handelingsinstructie
(/ pagina) Meer informatie over een onderwerp
Melding Melding in het centraal display
4Bovenste menuniveau, dat in het
multimediasysteem moet worden
geselecteerd
5Overeenkomstige submenu's, die in
het multimediasysteem moeten wor-
den geselecteerd
*Gee een oorzaak aan
Symbolen 7
F296 0032 07
Stoelen
Stoelen instellen
1Hoofdsteunhoogte
2Zithoogte
3Zittinghoek
4Zittingdiepte
5Stoellengterichting
6Rugleuninghoek
#De instellingen met de geheugenfunctie
opslaan (/ pagina 213).
Kinderen in de auto
Kinderen veilig in de auto vervoeren
#Altijd in acht nemen wanneer kinderen meerij-
den (/ pagina 122)
#Belangrijke waarschuwingsaanwijzingen
(/ pagina 123)
#Geadviseerde kinderzitjesbevestigingssyste-
men (/ pagina 131)
#Geschikte zitplaatsen in de auto voor het aan-
brengen van een kinderzitjesbevestigingssys-
teem (/ pagina 121)
#Toelatingscategorieën voor kinderzitjesbeves-
tigingssystemen (/ pagina 130)
#Geschiktheid van zitplaatsen voor bevestiging
van een ISOFIX-kinderzitjesbevestigingssys-
teem (/ pagina 134)
RISOFIX-kinderzitjesbevestigingssysteem op
de zitplaats achterin inbouwen
(/ pagina 143)
#Geschiktheid van de zitplaatsen voor de
bevestiging van i-Size-kinderzitjesbevestigings-
systemen (/ pagina 137)
Ri-Size-kinderzitjesbevestigingssysteem op
de zitplaats achterin inbouwen
(/ pagina 143)
#Top Tether-gordel bevestigen (/ pagina 144)
#Geschiktheid van zitplaatsen voor de bevesti-
ging van kinderzitjesbevestigingssystemen die
met de veiligheidsgordels worden bevestigd
(/ pagina 137)
RAanwijzingen met betrekking tot auto's
zonder automatische uitschakeling van de
passagiersairbag (/ pagina 129)
RAanwijzingen met betrekking tot naar ach-
teren en naar voren gerichte kinderzitjes-
bevestigingssystemen op de passagiers-
stoel (/ pagina 126)
RKinderzitjesbevestigingssysteem met de
veiligheidsgordel bevestigen
(/ pagina 146)
8Snelle start en tips
F296 0032 07
#Automatische uitschakeling van de passagiers-
airbag (/ pagina 127)
#Kinderbeveiligingen voor de zijruiten achterin
(/ pagina 148)
#Kindersloten voor de achterportieren
(/ pagina 147)
DIGITAL LIGHT
Adaptieve functies DIGITAL LIGHT
Bij dit systeem passen de koplampen zich aan de
rij- en weerssituatie aan. Bovendien biedt het uit-
gebreide functies voor een verbeterde verlichting
van de rijbaan.
Het systeem bestaat uit de volgende adaptieve
functies:
RActieve bochtenverlichting (/ pagina 247)
RBochtenverlichting (/ pagina 247)
RVerlichting voor snelwegen (/ pagina 248)
RUitgebreid mistlicht (/ pagina 248)
RSlechtweerverlichting (/ pagina 248)
RCitylicht (/ pagina 248)
ROroad-licht (/ pagina 248)
RTopograsche compensatie (/ pagina 249)
#DIGITAL LIGHT in- of uitschakelen:
R© op het display van het multimedia-
systeem aantippen.
RInstellingen selecteren.
RVerlichting selecteren.
RDIGITAL LIGHT selecteren.
RDynamisch dimlicht in- of uitschakelen.
#Uitgebreide assistentiefuncties in- of uitscha-
kelen:
ROndersteunende projecties selecteren.
RDe gewenste projectie in- of uitschakelen.
De beschikbaarheid van de assistentiefuncties
verschilt per land.
Snelle start en tips 9
F296 0032 07
Aanraakgevoelige bedieningselementen
Overzicht aanraakgevoelige bedieningselementen
10 Snelle start en tips
F296 0032 07
1Bedieningsgroep:
w Stoelverwarming in- en uitschakelen
s Stoelventilatie in- en uitschakelen
w Passagiersstoel vanaf bestuurdersstoel
instellen
V Geheugenfunctie bedienen
2Bedieningsgroep:
Bestuurdersdisplay
I Actieve afstandsassistent DISTRONIC
en variabele limiter
3Bedieningsgroep MBUX multimediasysteem
4Bedieningsgroep:
c Interieurverlichting voorin in- en uit-
schakelen
u Interieurverlichting achterin in- en uit-
schakelen
; me-toets
| Automatische interieurverlichtingsrege-
ling in- en uitschakelen
53 Panoramaschuifdak openen en sluiten
3 Rolzonnescherm openen en sluiten
6Bedieningsgroep:
÷ DYNAMIC SELECT
c Actieve parkeerassistent
û EQ-menu oproepen
\ Snelle toegang tot auto
ú Vingerafdruksensor
Ü MBUX multimediasysteem in- en uit-
schakelen
a Geluid uit- en inschakelen
ø Volume instellen
7Í Buitenspiegels bedienen
#De aanwijzingen met betrekking tot de aanra-
kingsgevoelige bedieningselementen in acht
nemen (/ pagina 83).
Radio
Radio bedienen
#Radio inschakelen:
R© op het display van het multimedia-
systeem aantippen.
RÞ aantippen.
#Frequentieband instellen:
R© op het display van het multimedia-
systeem aantippen.
RÞ aantippen.
REen frequentieband of een favoriet selecte-
ren.
#Radiozender instellen:
R© op het display van het multimedia-
systeem aantippen.
RÞ aantippen.
ROp het bedieningselement naar links of
rechts vegen of een radiozender selecte-
ren.
#Radiozenderlijst oproepen:
R© op het display van het multimedia-
systeem aantippen.
RÞ aantippen.
R4 selecteren.
#Radiozender via zendernaam of frequentie-
invoer zoeken:
R© op het display van het multimedia-
systeem aantippen.
RÞ aantippen.
Snelle start en tips 11
F296 0032 07
Rè selecteren.
REen zendernaam of een frequentie invoe-
ren.
REen zender selecteren.
#Radiozender opslaan:
R© op het display van het multimedia-
systeem aantippen.
RÞ aantippen.
Rf selecteren.
#Volumeverhoging verkeersinformatie instellen:
R© op het display van het multimedia-
systeem aantippen.
RZ aantippen.
RSysteem selecteren.
RAudio selecteren.
RNavigatie- en verkeersinformatie selecte-
ren.
REen waarde bij Volumeverhoging ver-
keersinformatieinstellen.
Wi-hotspot
Wi-hotspot instellen
Er zijn in principe twee soorten wi-verbinding
beschikbaar:
RMultimediasysteem als wi-hotspot gebruiken
Het multimediasysteem dient als wi-hotspot
voor mobiele communicatieapparatuur, bij-
voorbeeld een smartphone of tablet-PC.
Voor de gegevensverbinding wordt de data-
bundel van de auto of van een al verbonden
tetheringapparaat gebruikt.
Een databundel moet worden aangescha via
de Mercedes me-Portal.
Het gebruik van het datatarief van de auto
door externe apparaten is niet in alle landen
mogelijk.
RMobiel communicatie-apparaat als wi-hot-
spot gebruiken (tethering)
Voor de internetverbinding van het multime-
diasysteem wordt gebruikgemaakt van een
externe wi-hotspot.
Voor de gegevensverbinding wordt het data-
abonnement van het mobiele communicatie-
apparaat via Actief abonnement gebruikt.
Opties voor de verbindingsopbouw:
RQR-code
De verbinding wordt tot stand gebracht door
de QR-code op het multimediasysteem te
scannen.
RBeveiligingssleutel
De verbinding wordt tot stand gebracht door
de beveiligingssleutel in te voeren die op het
multimediasysteem wordt weergegeven.
Mobiele telefoon aanmelden
Mobiele telefoon aanmelden
#Bluetooth® inschakelen:
ROp de mobiele telefoon moet Bluetooth®
ingeschakeld zijn.
R© op het centraal display resp. media-
display aantippen.
RInstellingen selecteren.
12 Snelle start en tips
F296 0032 07
RSysteem selecteren.
RInternet en Bluetooth selecteren.
RBluetooth® inschakelen.
#Mobiele telefoon zoeken:
R© op het centraal display resp. media-
display aantippen.
RTelefoon selecteren.
RZ selecteren.
RApparaten selecteren.
RApparaten selecteren.
RNieuw apparaat verbinden selecteren.
#Mobiele telefoon autoriseren:
REen mobiele telefoon selecteren.
Op het multimediasysteem en op de mobiele
telefoon verschijnt een code.
#Wanneer de codes overeenkomen, op de
mobiele telefoon de code bevestigen.
MBUX interieurassistent
MBUX interieurassistent gebruiken
De MBUX interieurassistent is uitgerust met een
front- en achtercamera. Eventueel is ook een uit-
rusting met alleen een frontcamera beschikbaar.
De MBUX interieurassistent detecteert de inzitten-
den met behulp van 3D-lasercamera's. De came-
ra's van de frontcamera bevinden zich in het
bedieningspaneel dakconsole. De camera's van
de achtercamera zijn aangebracht in het dak-
spant.
De assistent herkent interacties van de inzitten-
den via de camera's. Daarbij interpreteert de
assistent contextafhankelijk of op uitdrukkelijk
verzoek van de inzittenden de natuurlijke hand-,
hoofd- en lichaamsbewegingen. Op deze manier
kan de assistent automatisch interieurfuncties van
de auto activeren en situatiegericht assisteren.
De assistent ondersteunt auto- en infotainment-
functies op drie interactieniveaus:
RINTELLIGENT
De assistent herkent inzittenden en voorwer-
pen automatisch en activeert functies.
RREACTIEF
De assistent herkent de natuurlijke lichaams-
taal van een inzittende en voert bij de situatie
passende automatische functies uit.
RCONTACTLOOS
De inzittende verzoekt met een handbeweging
of een handgebaar actief om een functie uit te
voeren.
De assistent biedt functies over de volgende
onderwerpen:
RVEILIGHEID
De assistent ondersteunt de inzittenden bij het
gebruik van de veiligheidssystemen.
RCOMFORT
De assistent vergroot het comfort, doordat hij
de interieurfuncties automatiseert en de
natuurlijke interactie met de auto ondersteunt.
RINFOTAINMENT
De assistent vergemakkelijkt de bediening van
de infotainment-functies.
Een toepassingsvoorbeeld is het in- of uitschake-
len van het leeslicht.
Snelle start en tips 13
F296 0032 07
Uitvoering van de bediening van het leeslicht voor
bestuurder en passagier
Uitvoering van de bediening van het leeslicht voor de
inzittenden achterin
#De hand onder de binnenspiegel of vóór het
leeslampje achterin omhoog en omlaag bewe-
gen.
MBUX spraakassistent
MBUX spraakassistent bedienen
Met de MBUX spraakassistent kunt u afhankelijk
van de uitrusting van de auto de volgende functies
bedienen:
RTelefoon
RSms en e-mail
RNavigatie
RRadio en media
RVoertuigfuncties
ROnline-functies
Voorbeelden voor bruikbare gesproken opdrach-
ten:
RTelefoon bedienen: Bel mijn vader op.
RE-mails beheren: Toon me mijn nieuwe E-
mails.
RNavigatie bedienen: Vind een Aziatisch res-
taurant, maar geen Japans, in Rotterdam-
Zuid.
RRadio bedienen: Naar welke zender luister ik
nu?
RMedia bedienen: Speel een vergelijkbare titel
af.
RKlimaatregeling bedienen: Ik heb koude voe-
ten.
RVoertuigfuncties bedienen: Open de zijruit.
RWeer opvragen: Schijnt morgen de zon?
RAlgemene kennis opvragen: Wie heeft het
schilderij "De Schreeuw" geschilderd?
ENERGIZING Packages
ENERGIZING COMFORT bedienen
#ENERGIZING programma starten:
R© op het display van het multimedia-
systeem aantippen.
RComfort selecteren.
RENERGIZING COMFORT selecteren.
14 Snelle start en tips
F296 0032 07
REen programma selecteren en met ;
starten.
#ENERGIZING programma congureren:
REen programma selecteren.
RInstellingen selecteren.
RDe aan het programma deelnemende func-
ties in- of uitschakelen.
#Power Nap starten:
RPower Nap selecteren.
R; voor de gewenste stoel selecteren.
#Trainingsprogramma starten:
RTrainingen selecteren.
REen programma selecteren en met ;
starten.
RParfumering selecteren om een parfume-
ring voor de training te activeren.
#Tips starten:
RTips selecteren.
REen lichaamsgebied selecteren en
met ; starten.
Rijassistentiepakket
Functies van het rijassistentiepakket
Het rijassistentiepakket bevat verschillende func-
ties die u tijdens het rijden ondersteunen. Daartoe
bewaakt uw auto met behulp van camera's en
radarsensoren de omgeving voor, achter en naast
uw auto.
Afhankelijk van de landspecieke beschikbaarheid
zijn de volgende functies inbegrepen in het rijas-
sistentiepakket:
#Actieve afstandsassistent DISTRONIC
(/ pagina 362)
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
#Actieve snelheidslimietassistent (landsafhan-
kelijk) (/ pagina 368)
#Routegebaseerde snelheidsaanpassing (lands-
afhankelijk) (/ pagina 369)
#Active Brake Assist System (/ pagina 380)
#Actieve stuurassistent (landsafhankelijk)
(/ pagina 373)
#Actieve noodstopassistent (landsafhankelijk)
(/ pagina 376)
#Actieve rijstrookwisselassistent (landsafhanke-
lijk) (/ pagina 377)
#Actieve leassistent (landsafhankelijk)
(/ pagina 371)
#Actieve dodehoekassistent met uitstapwaar-
schuwing (/ pagina 396)
#Actieve spoorassistent (/ pagina 400)
Parkeerpakket
Functies van de parkeerpakketten
Afhankelijk van de landspecieke beschikbaarheid
kan uw auto zijn uitgerust met verschillende func-
ties die u ondersteunen bij het parkeren en
manoeuvreren. Daartoe bewaakt de auto de
omgeving van de auto met camera's en ultrasone
sensoren.
Afhankelijk van de uitvoeringsvariant zijn de vol-
gende systemen en functies onderdeel van het
parkeerpakket:
Snelle start en tips 15
F296 0032 07
#Achteruitrijcamera: Bewaakt het gebied achter
de auto en toont dit op het bestuurdersdisplay
(/ pagina 405).
#360°-camera: Een systeem dat uit vier came-
ra's bestaat, die de directe omgeving van de
auto vastleggen en op het bestuurdersdisplay
weergeven (/ pagina 408).
#PARKTRONIC-parkeerassistent: Een elektroni-
sche parkeerhulp die de omgeving van uw
auto en de afstand tot obstakels in uw omge-
ving met behulp van ultrasoongeluid bewaakt
(/ pagina 415).
#Actieve parkeerassistent: Een elektronische
parkeerhulp die het in- en uitparkeren onder-
steunt door middel van gas geven, remmen,
sturen en schakelen (/ pagina 419).
#Remote parkeerassistent: Kan uw auto in- en
uitparkeren, terwijl u zich buiten uw auto
bevindt (/ pagina 426).
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
#Memory parkeerassistent: Kan uw auto in een
vooraf geregistreerde en opgeslagen parkeer-
plek in- en uitparkeren (/ pagina 434).
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
#Aanhangwagenmanoeuvreer-assistent: De
aanhangwagenmanoeuvreer-assistent onder-
steunt u bij het achteruitrijden met een aan-
hangwagen. Hij bewaakt met behulp van de
achteruitrijcamera de knikhoek tussen de auto
en de aanhangwagen en regelt deze op een
ingestelde waarde af. De aanhangwagenma-
noeuvreer-assistent begrenst hierbij de snel-
heid (/ pagina 438).
Hoogspanningsaccu wisselstroomladen (mode 2
of 3)
Wisselstroomladen (mode 2 of 3)
Opladen starten en beëindigen (Combo-2-con-
tactdoos)
Opladen starten en beëindigen (Combo-1-con-
tactdoos)
#Verdere aanwijzingen met betrekking tot het
opladen van de hoogspanningsaccu
(/ pagina 312)
#Overzicht van de laadkabel-bedieningseenheid
(/ pagina 320)
Hoogspanningsaccu gelijkstroomladen (mode 4)
Gelijkstroomladen (mode 4)
Opladen starten en beëindigen (Combo-2-con-
tactdoos)
Opladen starten en beëindigen (Combo-1-con-
tactdoos)
#Verdere aanwijzingen met betrekking tot het
opladen van de hoogspanningsaccu
(/ pagina 312)
#Overzicht van de laadkabel-bedieningseenheid
(/ pagina 320)
16 Snelle start en tips
F296 0032 07
Bestemmingsinvoer navigatie
Bestemming in het navigatiesysteem invoeren
#© op het display van het multimediasys-
teem aantippen.
De zero-layer wordt weergegeven.
De zero-layer is uw persoonlijke grasche
gebruikersinterface met de digitale kaart op
de voorgrond en de door u vaak gebruikte toe-
passingen. U kunt tussen de zero-layer en het
startscherm met klassiek menu wisselen.
#ª Waarheen? selecteren.
De volgende mogelijkheden voor de bestem-
mingsinvoer selecteren:
REen speciale bestemming, een adres of een
driewoordenadres in de invoerregel invoeren.
Online zoekresultaten voor speciale bestem-
mingen (indien beschikbaar) kunnen aanvul-
lende informatie bevatten, bijvoorbeeld ope-
ningstijden en prijzen. De informatie wordt
geleverd door een online kaartdienst.
Meer informatie over driewoordenadressen
vindt u onder: http://what3words.com
REen bestemmingsadvies direct op de zero-
layer selecteren.
Voorwaarden:
De optie Navigatie is in de gebruikersinstellin-
gen voor Adviezen ingeschakeld.
Het multimediasysteem hee voldoende gege-
vens verzameld om bestemmingsadviezen
weer te geven.
RLaatste bestemmingen selecteren.
Een laatste bestemming selecteren.
U kunt de bestemming als favoriet opslaan.
RSpeciale bestem. selecteren.
Een speciale-bestemmingscategorie selecte-
ren, bijvoorbeeld j of in de invoerregel de
naam of de categorie van een speciale
bestemming invoeren.
Wanneer er zoekresultaten worden weergege-
ven, deze met Filter bijvoorbeeld beperken op
zoekpositie of gewenste rijtijd.
RContacten selecteren.
Voorwaarden:
Een mobiele telefoon is met het multimedia-
systeem verbonden en de contacten zijn
gedownload.
Het contact bevat een navigeerbaar adres.
RIn de invoerregel geo-coördinaten als lengte-
en breedtegraad invoeren.
Voorbeeld 1: 47°58'11"N 7°57'25"E (graden,
minuten, seconden en windstreek)
Voorbeeld 2: 47.969722 7.956944 (decimale
graden)
REen bestemming in de kaart selecteren.
RFavorieten selecteren.
Voorwaarden:
De bestemmingen worden als favorieten opge-
slagen.
ROntvangen bestemmingen selecteren.
Voorwaarden:
Er is een internetverbinding aanwezig om
externe bronnen te kunnen ontvangen.
De bestemmingen zijn aan de auto verzonden.
Snelle start en tips 17
F296 0032 07
Noviteiten van het multimediasysteem
Informatie over het menu Telefoon
1Bluetooth®-apparaatnaam van de momenteel
verbonden mobiele telefoon (s)
2Bluetooth®-apparaatnaam van de momenteel
verbonden mobiele telefoon (s) (tweede tele-
foonfunctie)
3Veldsterkte van het mobiele-telefoonnet
4Batterijstatus van de verbonden mobiele tele-
foon
5Opties
6Berichten
7Mijn apparaten oproepen
8Cijferblok
9Contact zoeken starten
Overzicht telefoonmenu
Via het menu Telefoon kunt u de functies in com-
binatie met uw mobiele telefoon gebruiken.
De volgende functies kunnen worden gebruikt:
ROproeplijsten
RContacten
RBerichten
RApparatenmanager
Oproeplijst gebruiken
Wanneer uw mobiele telefoon het Bluetooth®-pro-
el PBAP ondersteunt, worden de oproeplijsten
van de mobiele telefoon weergegeven op het mul-
timediasysteem.
De volgende functies zijn beschikbaar:
RGesprekken uit de oproeplijst voeren
RContact uit de oproeplijst openen
Berichten
In het berichtenmenu kunt u sms-berichten ont-
vangen en met behulp van de MBUX spraakassis-
tent opstellen en verzenden. Bovendien kunt u tij-
dens het rijden de voorleesfunctie gebruiken.
Apparatenmanager
In de apparatenmanager kunt u uw mobiele tele-
foons met het multimediasysteem verbinden.
U hebt de mogelijkheid om uw mobiele telefoon
afzonderlijk in de single-telefoonmodus of samen
met een tweede mobiele telefoon in de tweede
telefoonfunctie te gebruiken.
Contacten gebruiken
Wanneer het multimediasysteem is geautoriseerd
voor toegang tot de contacten van uw mobiele
telefoon, dan kunt u deze in de auto gebruiken. U
kunt maximaal 8000 contacten opslaan.
18 Snelle start en tips
F296 0032 07
De volgende mogelijkheden zijn beschikbaar via
het contacten-menu:
RTelefoneren (een contact bellen)
RNavigeren
ROpstellen van berichten met de MBUX spraak-
assistent
ROverige opties
De contacten van de mobiele telefoon kunnen
automatisch of handmatig worden gedownload.
Telefoongesprekken voeren
Bij het telefoneren kunt u naast de functies
gesprek voeren, aannemen of weigeren nog over
de volgende functies beschikken. U kunt bijvoor-
beeld tussen gesprekken heen en weer schakelen,
een gesprek met meerdere deelnemers of confe-
rentiegesprekken voeren.
Ook is het mogelijk om wisselgesprekken aan te
nemen of te weigeren. Wanneer tijdens een
gesprek een andere oproep wordt ontvangen, ver-
schijnt er een aanwijzing.
Tijdens een gesprek kunt u de volgende functies
activeren:
RMicrofoon uit
RCijferblok weergeven voor het verzenden van
DTMF-tonen
RGesprek toevoegen
RHandsfree-modus om het gesprek naar voren
of naar achteren over te dragen
RPrivé-modus om het gesprek door te schake-
len naar de telefoon of de hoofdtelefoon
Informatie over de navigatie
Digitale kaart en gebruikersspecieke toepassin-
gen
1Navigatiemodule (verkleinde weergave) of EQ-
module (verkleinde weergave)
Routebegeleiding actief:
De navigatiemodule toont in de verkleinde
weergave de voor de route relevante informa-
tie, bijvoorbeeld de volgende laadstop, de
bestemming en een verkeersvertraging
£ actuele routebegeleiding beëindigen
Aantippen opent de navigatiemodule in de uit-
gebreide weergave met de Route
Snelle start en tips 19
F296 0032 07
Routebegeleiding niet actief:
EQ-module wordt in de verkleinde weergave
weergegeven
Aantippen opent de uitgebreide weergave van
de EQ-module met de laadfuncties
2Bestemming invoeren
3Control Center in de statusregel oproepen
4Actuele positie van de auto (voertuigsymbool
of pijl)
5Weergavegebied met entertainmentbronnen,
telefoon, actieve toepassingen en voorstellen
6Speciale bestemmingen zoeken, bijvoorbeeld
laadstations w en parkeergelegenheden
j alsmede kaartoriëntatie en kaarttype
instellen
7Het navigatievenster toont de aanstaande rij-
manoeuvre (verkleinde weergave) of de route-
monitor (vergrote weergave)
Bijvoorbeeld bij actieve routebegeleiding
delen van de route uit de routelijst, weergave
van aanstaande rijmanoeuvres, rijstrookadvie-
zen
. Gesproken rij-aanwijzingen uitschakelen
Ì gesproken rij-aanwijzingen inschakelen
Navigatiemodule (uitgebreide weergave)
1Aankomsttijd bij de laadstop, soort laadpaal
2Laadstop toont de door de navigatie met Elec-
tric Intelligence aanbevolen oplaadtijd en
laadtoestanden bij aankomst en doorrijden
voor een optimale reistijd
3Afstand vanaf de actuele positie van de auto
en resterende reistijd
4Extra laadstation zoeken
Na het oproepen van © verschijnt de digitale
kaart in de Zero-Layer.
%De zero-layer is uw persoonlijke grasche
gebruikersinterface met de digitale kaart op
de voorgrond en de door u vaak gebruikte
toepassingen. U kunt tussen de zero-layer en
het startscherm met klassiek menu wisselen.
De navigatie biedt een groot aantal opties voor de
bestemmingsinvoer, de routeplanning en de route-
begeleiding. Tijdens de routebegeleiding wordt
rekening gehouden met de verkeerssituatie. Bij de
routebegeleiding met augmented reality kan vóór
een afslagmanoeuvre extra informatie in een
camerabeeld worden weergegeven. Diensten,
apps en services helpen u om de bestemming
snel, veilig en comfortabel te bereiken.
De bestemmingsinvoer kan worden gestart via
ª Waarheen? of in het startscherm via snelle
toegang Í onder de toepassing. De bestem-
ming kan als speciale bestemming, adres of con-
tact ON-Board worden ingevoerd of online via een
20 Snelle start en tips
F296 0032 07
kaartdienst worden gezocht. Of u kiest een van de
laatste bestemmingen. De bestemming kan hier
als favoriet worden aangemaakt of als adres voor
thuis en werk worden opgeslagen. Wanneer de
optie Bestemmingsadviezen toestaan is inge-
schakeld, zijn bestemmingsadviezen beschikbaar.
Deze worden aan de hand van uw rijgewoontes
bepaald en maken het comfortabel selecteren van
een bestemming mogelijk. Wanneer externe
bestemmingen en routes van apps of services
worden ontvangen, zijn deze eveneens beschik-
baar.
Een bestemming kan worden gedeeld door deze
te scannen via de weergegeven QR-code.
Voor de routeplanning zijn bijvoorbeeld beschik-
baar:
RRoute-opties
Bijvoorbeeld vermijden of gebruiken van tolwe-
gen, tunnels, onverharde wegen of gebieden
RTussenbestemmingen
RAlternatieve routes
RWoon-werk route
RAutomatisch naar een wegrestaurant zoeken
Het is mogelijk om routes te registreren, op te
slaan en deze via een usb-apparaat te selecteren
of door te geven.
Tijdens de routebegeleiding worden bij meerbaans
wegen rijstrookadviezen weergegeven. Wanneer
op een autosnelweg wordt gereden, kunnen voor-
uitliggende snelwegvoorzieningen worden weerge-
geven en voor een routebegeleiding worden
gebruikt.
De dienst Live Trac Information houdt rekening
met de verkeerssituatie. Op de kaart kunnen de
actuele verkeersstroom, verkeersincidenten of
waarschuwingsmeldingen, bijvoorbeeld voor een
gevaarlijke opdoemende le, worden weergege-
ven.
Gevaarlijke situaties in het verkeer herkent de
auto automatisch via Car-to-X-Communication of
kunnen door de bestuurder worden gemeld. Dank-
zij een vroegtijdige waarschuwing kunt u uw rijge-
drag tijdig aanpassen. Stilgevallen voertuigen
(pech), ongevallen, gevaarlijke weersomstandighe-
den of ingeschakelde noodknipperlichten worden
op de kaart weergegeven.
De kaart toont kaartgegevens van de database of
de inhoud van een online-kaartendienst. In kleine
schalen worden bouwwerken in een realistische
weergave afgebeeld.
Het is mogelijk om weersinformatie en data van
andere services in de kaart te integreren. Parkeer-
garages met een overeenkomstige uitrusting leve-
ren bijvoorbeeld data over de actuele bezetting en
over parkeertarieven. Met de dienst Online kaar-
tupdate is de laatste update van de kaartgegevens
mogelijk.
De aangeboden opties verschillen afhankelijk van
het land, de uitrusting van de auto en beschikbare
services.
Snelle start en tips 21
F296 0032 07
Informatie over de radio
1Actieve frequentieband
2Zendernaam of ingestelde frequentie
3Instellingen
4Overige opties
5Verkeersmeldingen inschakelen
6Zenderlijst
7Zoeken
Via het menu Radio kunt u een groot aantal radio-
zenders afspelen en de Internetradio TuneIn
gebruiken. Zoek uw favoriete zender op en sla
deze als favoriet of in zenderlijsten op.
%De functie van de internetradio TuneIn is
landsafhankelijk.
Radiotekst: De functie toont u bijvoorbeeld de
zendernaam, titel en artiest van het actueel
gespeelde nummer.
DAB: Met de functie DAB kan aanvullende infor-
matie van een zender grasch worden weergege-
ven, bijvoorbeeld logo's, albumcover, muziektitels,
programma, nieuws of service-informatie.
Verkeersinformatie: Door het indrukken van .
kan verkeersinformatie worden weergegeven.
Informatie over media
1Albumcover
2Actieve mediabron
3Titel en artiest
4Actieve gegevensdrager en actuele titelnum-
mer/titel in weergavelijst
5Randomweergave
6Herhaling
22 Snelle start en tips
F296 0032 07
7Instellingen
8Overige opties
9Vorige of volgende titel en snel terugspoelen
of snel vooruitspoelen
AOverige categorieën
BWeergavelijst en categorieën
CMediazoeken
DWeergave regelen
ETijdbalk
Via de applicatie Media kunt u de audio- en video-
functies van uw multimediasysteem instellen en
gebruiken. U kunt bijvoorbeeld naar muziek luiste-
ren of video's bekijken.
USB: Via het menu USB kunt u van een via usb
verbonden gegevensdrager uw eigen audio- en
videobestanden laten afspelen.
Bluetooth®: Via het menu Bluetooth kunt u Blue-
tooth®-audioapparatuur met het multimediasys-
teem verbinden en de op de audioapparatuur aan-
wezige titels afspelen. Het verbinden van de appa-
ratuur vindt hierbij eenvoudig plaats via de appa-
ratenmanager, zodat u met een paar klikken alle
instellingen kunt uitvoeren.
Online-muziek: Via het menu Online muziek hebt
u toegang tot muziekstreamingdiensten.
Informatie over Comfort
Het menu Comfort stelt u alle functies ter
beschikking die tijdens het rijden of een pauze bij-
dragen aan uw welbevinden.
Zitcomfort
In het menu Stoel kunt u de contour van uw stoel
exibel aan uw wensen aanpassen door de zijwan-
gen en lendensteun onafhankelijk van elkaar in te
stellen. Deze instellingen kunt u opslaan in uw
Mercedes me proel, zodat ze bij elke rit kunnen
worden opgeroepen. Met de functie Zitkinematica
kunt u een programma starten dat tijdens het rij-
den voor lichte veranderingen van de zitpositie
zorgt. Deze veranderingen ondersteunen de
gezondheid van uw rug.
Massage
In het menu Massage vindt u de voor uw auto
beschikbare massageprogramma's. Door het
selecteren van het gewenste programma wordt dit
direct gestart en blij het gedurende circa tien
minuten actief, afhankelijk van het gekozen pro-
gramma. Met de functie Intensief kunt u de mas-
sagewerking verhogen.
Sfeerlicht
In het menu Sfeerverlichting kunt u de kleur en
helderheid van uw sfeerverlichting instellen. Door
de functie Zones koppelen worden de zones
Sfeer, Accent en Impressie afzonderlijk regelbaar,
zodat u de verlichting van uw auto individueel kunt
instellen.
Informatie over de smartphone-integratie
Via het menu Smartphone-integratie zijn verschil-
lende applicaties beschikbaar, die functies van uw
mobiele telefoon op het display van het multime-
diasysteem weergeven. De bediening is bijvoor-
beeld mogelijk via het touchscreen of spraakbe-
diening.
Er kan altijd maar één mobiele telefoon via Smart-
phone-integratie met het multimediasysteem ver-
bonden zijn. Ook in de tweede telefoonfunctie kan
bij het gebruik van Smartphone-integratie slechts
Snelle start en tips 23
F296 0032 07
één andere mobiele telefoon via Bluetooth® met
het multimediasysteem verbonden zijn.
Gebruik Android Auto voor mobiele telefoons met
het Android besturingssysteem, gebruik Apple
CarPlay® in combinatie met uw iPhone®. De volle-
dige functionaliteit van Android Auto en Apple
CarPlay® is alleen met een internetverbinding
mogelijk.
Informatie over Voertuiginfo
In het menu Info kunt u belangrijke voertuiginfor-
matie laten weergeven. In een oogopslag krijgt u
daarmee een overzicht van bijvoorbeeld voertuig-
en motorgegevens of actuele verbruikswaarden.
Bovendien kunt u via het menupunt Handleiding
de digitale handleiding oproepen.
Voertuiggegevens
De volgende gegevens worden bijvoorbeeld weer-
gegeven:
RActiviteit van gas- en rempedaal
RActiviteit van de veerpoten
RWielhoek
RG-krachtenweergave van de langs en dwars-
versnelling
Motorgegevens
De volgende gegevens worden weergegeven::
RVersnellingbakolietemperatuur
RMotor-/koelvloeistoemperatuur
RVermogen
RKoppel
RVuldruk
Brandstofverbruik
Afhankelijk van uw rijstijl gee deze weergave het
momentele en gemiddelde brandstofverbruik
weer. Samen met de voertuig- en motorgegevens
kan hiermee uw rijstijl eciënter en zuiniger wor-
den gemaakt.
Informatie over In-Car Oce
Via het menu In-Car Office kunt u uw online-servi-
ces met het multimediasysteem verbinden.
Dit biedt u talrijke mogelijkheden:
RU kunt uw meetings en telefoonconferenties
organiseren.
RU kunt uw e-mails en afspraken beheren.
RU kunt zich naar de plaats van een bespreking
laten navigeren.
Informatie over Mercedes me apps
Via het menu Apps Mercedes me zijn verschil-
lende services en online-functies beschikbaar:
RDe Mercedes me services beheren
RDe dashcam gebruiken
RDe webbrowser voor het surfen op net inter-
net gebruiken
U hebt een gebruikersaccount nodig en moet uw
auto aan het gebruikersaccount koppelen om aan-
biedingen en dienstverleningen te kunnen gebrui-
ken.
%Wanneer op een mobiele telefoon de
Mercedes me app aanwezig is, kan de koppe-
ling van de auto via de weergegeven QR-code
plaatsvinden.
24 Snelle start en tips
F296 0032 07
In acht nemen dat het aanbod landsafhankelijk is.
Informatie over instellingen
In de Instellingen kunt u basisconguraties voor
uw multimediasysteem en de auto vastleggen. In
dit menu zijn alle functies bereikbaar, van het in-
en uitschakelen van de bestuurdersassistentiesys-
temen tot aan display- en taalinstellingen.
De instellingen zijn in de volgende menu's onder-
verdeeld:
RAssistentie
RVoertuig
RVerlichting
RSysteem
Menu Assistentie
Via het menu Assistentie hebt u direct toegang
tot de bestuurdersassistentiesystemen dat in uw
auto is ingebouwd, en kunt u deze ofwel in- of uit-
schakelen of naar uw wensen congureren.
Menu voertuig
Hier kunt u bijvoorbeeld de volgende functies acti-
veren:
RHet automatisch inklappen van de buitenspie-
gels bij het parkeren van de auto
RDe automatische instelling van stoel en stuur-
wiel, voor gemakkelijker in- en uitstappen
RDe automatische activering van de 360°-
camera bij het inschakelen van de achteruit-
versnelling
Menu Verlichting
Alle instellingen van de verlichting kunnen via het
menu Verlichting worden uitgevoerd. Hier kunt u
het Intelligent Light System in- of uitschakelen of
instellen, hoe lang uw auto na het parkeren of ont-
grendelen moet worden verlicht.
Menu Systeem
Alle belangrijke instellingen rondom het multime-
diasysteem kunnen in het menu Systeem worden
uitgevoerd.
U kunt onder andere de volgende instellingen uit-
voeren:
RDe instelling van de systeemtaal
RDe conguratie van wi en Bluetooth®
RDe instelling van tijd en datum
Bij het tankstation
Ruitensproeierinstallatie bijvullen
&WAARSCHUWING Gevaar voor brand en
letsel door ruitensproeiervloeistofconcen-
traat
Ruitensproeiervloeistofconcentraat is licht
ontvlambaar.
#Vuur, open licht, roken en vonkvorming
vermijden bij het werken met het ruiten-
sproeiervloeistofconcentraat.
Voorwaarden
RDe auto is ontgrendeld.
Snelle start en tips 25
F296 0032 07
#Op de achterzijde van de ruitensproeiervloei-
stofvulklep 1 drukken.
De ruitensproeiervloeistofvulklep 1 wordt
geopend.
#Ruitensproeiervloeistof bijvullen.
#De ruitensproeiervloeistofvulklep 1 sluiten.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Ruitenwisserbladen voorruit vervangen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar door inge-
schakelde ruitenwissers bij het vervangen
van de ruitenwisserbladen
Wanneer de ruitenwissers in beweging komen
bij het vervangen van de ruitenwisserbladen,
kunt u door de ruitenwisserarm bekneld raken
#Alvorens de ruitenwisserbladen te ver-
vangen, altijd de ruitenwissers en de
auto uitschakelen.
Ruitenwisserarmen in de vervangingsstand zetten
#De auto in- en direct weer uitschakelen.
#Binnen circa 15 seconden de toets î op
de combischakelaar gedurende circa drie
seconden indrukken (/ pagina 260).
De ruitenwisserarmen gaan naar de vervan-
gingsstand.
%Afhankelijk van het productietijdstip van de
auto worden verschillende varianten ruiten-
wisserbladen toegepast.
Wisserbladen demonteren (variant 1)
#De ruitenwisserarmen van de voorruit weg-
klappen.
#De ruitenwisserarm met één hand vasthouden.
Met de andere hand het ruitenwisserblad in de
richting van de pijl 1 tot de aanslag van de
ruitenwisserarm wegdraaien.
#De ontgrendelingsknop 2 indrukken.
26 Snelle start en tips
F296 0032 07
#Het ruitenwisserblad in de richting van de pijl
3 van de ruitenwisserarm verwijderen.
Wisserbladen demonteren (variant 2)
#De ruitenwisserarmen van de voorruit weg-
klappen.
#De ruitenwisserarm met één hand vasthouden.
Met de andere hand het ruitenwisserblad in de
richting van de pijl 1 tot de aanslag van de
ruitenwisserarm wegdraaien.
#De schuif 2 in de richting van de pijl 3
schuiven, tot deze in de demontagepositie ver-
grendelt.
#Het ruitenwisserblad in de richting van de pijl
4 van de ruitenwisserarm verwijderen.
Wisserbladen monteren (variant 1)
#Het nieuwe ruitenwisserblad in de richting van
de pijl 1 op de ruitenwisserarm aanbrengen,
tot de ontgrendelingsknop 2 aangrijpt.
#De bevestiging van het ruitenwisserblad con-
troleren.
#De ruitenwisserarmen weer naar de voorruit
klappen.
#De auto inschakelen.
#Op de combischakelaar de toets î indruk-
ken.
De ruitenwisserarmen gaan terug naar de uit-
gangspositie.
#De auto uitschakelen.
Snelle start en tips 27
F296 0032 07
Wisserbladen monteren (variant 2)
#Het nieuwe ruitenwisserblad in de richting van
de pijl 1 op de ruitenwisserarm aanbrengen.
#De schuif 2 in de richting van de pijl 3
schuiven, tot deze in de vergrendelingspositie
vergrendelt.
#De bevestiging van het ruitenwisserblad con-
troleren.
#De ruitenwisserarmen weer naar de voorruit
klappen.
#De auto inschakelen.
#Op de combischakelaar de toets î indruk-
ken.
De ruitenwisserarmen gaan terug naar de uit-
gangspositie.
#De auto uitschakelen.
Onderhoudsindicatie
Bij de punt van het blad van het nieuwe ruitenwis-
serblad bevindt zich een onderhoudsindicatie.
#De beschermfolie 1 van de onderhoudsindi-
catie verwijderen.
Wanneer de kleur van de onderhoudsindicatie ver-
andert van zwart naar geel, moeten de ruitenwis-
serbladen worden vervangen.
28 Snelle start en tips
F296 0032 07
Aanwijzingen met betrekking tot het auto wassen
in een wasstraat
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door verminderde remwerking na het auto
wassen
Nadat de auto is gewassen, hebben de rem-
men een verminderde remwerking.
#Nadat de auto is gewassen, rekening
houdend met de verkeerssituatie, voor-
zichtig afremmen tot de volledige rem-
werking weer aanwezig is.
*AANWIJZING Beschadiging door zelfstan-
dig remmen
Wanneer een van de volgende functies inge-
schakeld is, remt de auto in bepaalde situaties
automatisch:
RActive Brake Assist System
RActieve afstandsassistent DISTRONIC
RHOLD-functie
RActieve parkeerassistent
Om schade aan de auto te vermijden, deze
systemen bijv. uitchakelen bij het slepen of in
de wasstraat.
*AANWIJZING Beschadigingen als gevolg
van ongeschikte wasstraat
#Voor het inrijden van een wasstraat con-
troleren of de wasstraat geschikt is voor
de afmetingen van de auto.
#Erop letten dat er voldoende bodemvrij-
heid tussen de bodemplaat en de gelei-
derails van de wasstraat aanwezig is.
#Erop letten dat de doorgangsbreedte van
de wasstraat, met name de breedte van
de geleiderails, voldoende is.
Om schade aan de auto te vermijden, het vol-
gende in acht nemen bij gebruik van een was-
straat:
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC is
uitgeschakeld.
RDe HOLD-functie is uitgeschakeld.
RDe 360°-camera of de achteruitrijcamera is
uitgeschakeld.
RDe auto is vergrendeld en de portiergrepen
zijn ingeschoven.
RDe zijruiten en het schuifdak zijn volledig
gesloten.
RDe buitenspiegels zijn ingeklapt.
RDe aanjager van de ventilatie en de verwar-
ming is uitgeschakeld.
RDe schakelaar van de ruitenwissers staat in de
stand g.
RDe sleutel is ten minste 6 m van de auto ver-
wijderd. Anders kan de achterklep of een por-
tier onbedoeld opengaan.
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuig-
sleutel.
RBij wasstraten met sleepinstallatie:
-De neutraalstand i is ingeschakeld.
-De auto is van binnenuit vergrendeld.
RGeen handbewegingen maken in de omgeving
van het bedieningspaneel dakconsole of in de
Snelle start en tips 29
F296 0032 07
instellingen voor de MBUX interieurassistent
de optie Schuifdak en rolzonnescherm deacti-
veren (/ pagina 515).
%Door na het auto wassen de was van de voor-
ruit en de ruitenwisserrubbers te verwijderen,
wordt streepvorming voorkomen en worden
wisgeluiden gereduceerd.
Vakantie voorbereiden
Aanwijzingen voor het aanpassen van de verlich-
ting bij buitenlandse reizen
Auto's met statische LED-koplampen: Het
omschakelen van de koplampen is niet nodig. Er
wordt eveneens aan de wettelijke eisen voldaan in
landen waarin aan de andere kant van de weg
wordt gereden.
Auto's met DIGITAL LIGHT: Als comfortfunctie
worden de koplampen, bij het oversteken van de
grens in landen waar aan de andere kant van de
weg wordt gereden, automatisch aangepast.
Indien nodig kunnen de koplampen ook in het
menu Dimlicht handmatig worden omgeschakeld
(/ pagina 256).
De functie van het automatisch aanpassen van de
verlichting is beschikbaar:
Rwanneer in het menu Dimlicht Automatisch
geactiveerd is
Rwanneer de navigatie en de navigatiepositie
beschikbaar zijn
In de volgende gevallen de koplampinstelling con-
troleren en indien nodig handmatig aanpassen:
RWanneer de displaymelding Instelling dim-
licht (links/rechts verkeer) alleen handmatig
mogelijk wordt weergegeven.
RWanneer de displaymelding Instelling dim-
licht (links/rechts verkeer) controleren wordt
weergegeven.
Na de omschakeling:
RHet tegemoetkomend verkeer wordt niet ver-
blind.
RDe kant van de weg wordt niet meer zo ver en
hoog verlicht.
RDe functies "verlichting voor snelwegen" en
"uitgebreid mistlicht" zijn niet beschikbaar.
Aanwijzingen met betrekking tot het regelmatig
controleren van de velgen en banden
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door beschadigde banden
Beschadigde banden kunnen bandenspan-
ningsverlies veroorzaken.
#Banden regelmatig op schade controle-
ren en beschadigde banden direct ver-
vangen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor aquapla-
ning door te lage proeldiepte
Bij een te lage proeldiepte laat de grip van de
banden te wensen over.
Bij een natte rijbaan neemt het gevaar van
aquaplaning toe, in het bijzonder bij een niet
aangepaste snelheid.
#De proeldiepte en de toestand van het
loopvlak van de band over de gehele
breedte bij alle banden regelmatig con-
troleren.
30 Snelle start en tips
F296 0032 07
Minimumproeldiepte bij
RZomerbanden: 3 mm
RM+S-banden: 4 mm
#De banden om veiligheidsredenen laten
vervangen voordat de wettelijk voorge-
schreven minimumproeldiepte bereikt
is.
De volgende controles regelmatig, ten minste een-
maal per maand of indien nodig, bijvoorbeeld voor
een langere rit of voor o-road-rijden, aan alle
wielen uitvoeren:
RControle van de bandenspanning
(/ pagina 719)
RVisuele controle van de banden en velgen op
beschadigingen
RControle van de ventieldopjes
RVisuele controle van de proeldiepte en het
loopvlak van de band over de gehele breedte.
De minimumproeldiepte bij zomerbanden
bedraagt 3 mm en bij winterbanden 4 mm.
Veiligheidsvest uitnemen
In de portieropbergvakken van alle portieren
bevindt zich een veiligheidsvestvak voor het
opbergen van een veiligheidsvest.
#Uitnemen: Het veiligheidsvestfoedraal 1 aan
de lus 2 eruit trekken.
#Het veiligheidsvestfoedraal 1 openen en het
veiligheidsvest eruit nemen.
#Terugplaatsen: Het veiligheidsvest opvouwen,
oprollen en in veiligheidsvestvak 1 opbergen.
#Het veiligheidsvestfoedraal 1 evenwijdig aan
de onderrand van de armsteun in het veilig-
heidsvestfoedraal schuiven. Daarbij erop let-
ten, dat de lus 2 gemakkelijk vast te pakken
is.
%Bij een nieuw veiligheidsvest de verpakkings-
folie verwijderen, voordat het vest met het
foedraal in het veiligheidsvestvak wordt
geschoven. Anders kan het veiligheidsvest
onbedoeld eruit glijden of wordt het verwijde-
ren bemoeilijkt.
De wettelijke bepalingen in de betreende
landen in acht nemen.
Snelle start en tips 31
F296 0032 07
1Maximum aantal wasbeurten
2Maximale wastemperatuur
3Niet bleken
4Niet strijken
5Geen wasdroger gebruiken
6Niet chemisch reinigen
7Veiligheidsvest klasse 2
Alleen wanneer het veiligheidsvest de juiste maat
hee en volledig gesloten is kan aan de in de wet-
telijke norm vastgelegde eisen worden voldaan.
Het veiligheidsvest in de volgende gevallen ver-
vangen:
RDe reecterende strepen zijn beschadigd of
vervuild.
RHet is te vaak gewassen.
RDe uorescerende werking van het veiligheids-
vest neemt af, bijvoorbeeld door permanent
zonlicht.
Het veiligheidsvest op milieuvriendelijke wijze
afvoeren:
RDaartoe contact opnemen met uw plaatselijke
afvalinzamelingsbedrijf.
Gevarendriehoek uitnemen
#De bagageruimtebodem openen.
#De gevarendriehoek 1 uitnemen.
32 Snelle start en tips
F296 0032 07
EHBO-set
Auto's met twee rijen zitplaatsen
Bij aevering bevindt de EHBO-set 1 zich links in
de bagageruimte.
Auto's met drie rijen zitplaatsen
Bij aevering bevindt de EHBO-set 1 zich links in
de bagageruimte.
Overzicht laatste update van de kaartgegevens
Aangezien de inhoud van een digitale wegenkaart
aan frequente wijzigingen onderhevig is, kunnen
verouderde gegevens een negatieve invloed heb-
ben op alle navigatiefuncties. Voor de beste
MBUX navigatie-ervaring moet u alle kaartupdates
installeren die door Mercedes-Benz worden aan-
geboden.
De volgende mogelijkheden zijn beschikbaar voor
het bijwerken van kaartgegevens:
ROnline kaartupdate
RUpdate via de Mercedes me-Portal
RUpdate bij een Mercedes-Benz-servicewerk-
plaats
Hierbij kunnen extra kosten ontstaan.
Online kaartupdate
Voorwaarden:
RMercedes me connect is beschikbaar.
RU beschikt over een Mercedes me gebruikers-
account.
RDe dienst online kaartupdate is beschikbaar
voor uw regio.
RDe dienst is geactiveerd.
%De dienst online kaartupdate is alleen in
bepaalde landen beschikbaar.
De installatie vindt plaats op de achtergrond als
automatische kaartupdate.
Snelle start en tips 33
F296 0032 07
Het MBUX multimediasysteem installeert alle
beschikbare kaartupdates voor de regio's in
Europa waar de auto is of rijdt.
De online kaartupdate wordt uiterlijk na de eerst-
volgende keer inschakelen van de auto geacti-
veerd.
Update via de Mercedes me-Portal
De kaartgegevens van verschillende regio's kun-
nen ook handmatig worden bijgewerkt. Hiertoe
inloggen met uw Mercedes me gebruikersaccount
op: https://www.mercedes-benz.de/
Het menupad volgen: Mijn Mercedes Me-account
> Mijn auto's > Selectie van de auto > Online
kaartupdate. De gewenste regio's selecteren om
te downloaden op een opslagmedium.
Na het kopiëren van de kaartgegevens het opslag-
medium met uw auto verbinden. De melding
selecteren die u informeert over een nieuwe ver-
sie van de kaartgegevens en de installatie starten.
Na het opnieuw opstarten van het MBUX multime-
diasysteem worden de bijgewerkte kaartgegevens
gebruikt.
Speciale bestemming of adres invoeren
Voorwaarden
De aanwijzingen met betrekking tot de bestem-
mingsinvoer in acht nemen (/ pagina 540).
RVoor het online-zoeken:
-Er is een internetverbinding aanwezig.
-Mercedes me connect is beschikbaar.
-De auto is aan het gebruikersaccount
gekoppeld en u hebt de Mercedes me con-
nect gebruiksvoorwaarden geaccepteerd.
-Meer informatie vindt u onder: https://
www.mercedes.me
-De dienst is beschikbaar en is geactiveerd.
%Wanneer de online zoekfunctie niet beschik-
baar is, wordt de zoekopdracht uitgevoerd aan
de hand van de digitale kaartgegevens.
Multimediasysteem:
4© 5ª Waarheen?
Speciale bestemming of adres invoeren (voor-
beeld)
1Invoerregel met actuele invoer
2Zoekresultaat
34 Snelle start en tips
F296 0032 07
3Bestemming zoeken selecteren, met dubbele
pijl verdere gezochte bestemmingen weerge-
ven
4Invoer wissen
5Zoekresultaat overbrengen naar invoerregel
en zoeken voortzetten
6Laatst ingevoerde teken wissen
7Toetsenbord verbergen
8Omschakelen op handschriherkenning
(/ pagina 504)
9MBUX spraakassistent starten
(/ pagina 467)
ASchrijaal instellen
BNaar cijfers en speciale tekens omschakelen
CNaar hoofdletters of kleine letters omschake-
len
#De bestemming invoeren. Het invoeren kan in
willekeurige volgorde worden uitgevoerd.
De zoekresultaten worden in een lijst weerge-
geven.
%Online zoekresultaten voor speciale bestem-
mingen kunnen aanvullende informatie bevat-
ten, bijvoorbeeld openingstijden en beoorde-
lingen. De informatie wordt geleverd door een
online kaartdienst.
De online-functie is niet in alle landen
beschikbaar.
U kunt bijvoorbeeld in 1 de volgende gegevens
invoeren:
RStad, straat, huisnummer of straat, stad
RPostcode
RNaam of categorie van de speciale bestem-
ming, bijvoorbeeld Restaurants
RStad, naam speciale bestemming
RContactnaam
RCoördinaten (/ pagina 544)
RDriewoordenadressen van what3words
(/ pagina 544)
Het invoeren van driewoordenadressen is
mogelijk bij het online zoeken.
#Het toetsenbord met a verbergen.
#De bestemming in de lijst selecteren.
Het volgende menu toont de geselecteerde
bestemming met de adresinformatie en een
bijbehorende kaartsectie.
Via het menu kunt u de route berekenen.
Radiozender via zendernaam of frequentie-invoer
zoeken
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio
#è selecteren.
#Een zendernaam of een frequentie invoeren.
#Een zender selecteren.
Bagage en beladen
Dakdrager bevestigen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij overschrijden van de maximumdakbe-
lasting
Het zwaartepunt van de auto en de ver-
trouwde rij-eigenschappen en het stuur- en
remgedrag veranderen.
Snelle start en tips 35
F296 0032 07
Wanneer de maximumdakbelasting wordt
overschreden, worden de rij-eigenschappen
en het stuur- en remgedrag sterk nadelig beïn-
vloedt.
#Beslist de maximumdakbelasting aan-
houden en de rijstijl aanpassen.
De maximumdakbelasting vindt u in het hoofdstuk
"Technische gegevens".
*AANWIJZING Schade aan het voertuig bij
het niet in acht nemen van de maximaal
toegestane doorrijhoogte
Wanneer de hoogte van het voertuig de maxi-
maal toegestane doorrijhoogte overschrijdt,
kunnen het dak en andere onderdelen van het
voertuig worden beschadigd.
#De aangegeven doorrijhoogte in acht
nemen.
#Wanneer de toegestane doorrijhoogte
wordt overschreden, niet naar binnen rij-
den.
#De gewijzigde voertuighoogte bij dakop-
bouwen of andere dragersystemen in
acht nemen.
*AANWIJZING Schade aan de auto door
niet goedgekeurde dakdragers
Bij niet voor Mercedes-Benz geteste en goed-
gekeurde dakdragers kan schade aan de auto
ontstaan.
#Alleen voor Mercedes-Benz geteste en
goedgekeurde dakdragers gebruiken.
#Controleren of bij een gemonteerde dak-
drager, afhankelijk van de uitrusting van
de auto, de achterklep volledig kan wor-
den geopend.
#De bagage zodanig op de dakdrager aan-
brengen dat de auto ook tijdens het rij-
den niet kan worden beschadigd.
*AANWIJZING Beschadiging van panorama-
schuifdak door dakdrager
Wanneer het panoramaschuifdak wordt
geopend terwijl een dakdrager is gemonteerd,
kan het panoramaschuifdak door de dakdra-
ger beschadigd worden.
#Het panoramaschuifdak niet openen
wanneer een dakdrager is gemonteerd.
36 Snelle start en tips
F296 0032 07
*AANWIJZING Beschadiging van de afdek-
kingen
De afdekkingen kunnen bij het openen worden
beschadigd en bekrast.
#Geen metalen of harde voorwerpen
gebruiken.
#De afdekkingen 1 voorzichtig in de richting
van de pijl omhoogklappen.
#De dakdrager aan de bevestigingspunten
onder de afdekkingen 1 bevestigen.
#De montagehandleiding van de fabrikant van
de dakdrager opvolgen.
#De bagage op de dakdrager beveiligen.
Rugleuning achterin naar voren klappen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen
Wanneer een stoel wordt versteld, kunt u of
een van de inzittenden ingeklemd raken.
#Bij het verstellen van een stoel mogen
zich geen lichaamsdelen in het bewe-
gingsgebied van de stoel bevinden; dit
controleren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet vergrendelde rugleuning
De rugleuning kan naar voren klappen.
Hierbij bestaan in het bijzonder de volgende
risico's:
RDe inzittende kan in de veiligheidsgordel
worden gedrukt. De veiligheidsgordel kan
niet meer zoals bedoeld beschermen en
extra letsel veroorzaken.
REen kinderzitjesbevestigingssysteem wordt
niet meer correct ondersteund of op zijn
plaats gehouden en kan zijn functie niet
meer correct vervullen.
RDe rugleuning kan voorwerpen of bagage
in de bagageruimte niet tegenhouden.
Altijd controleren of de rugleuning vergrendeld
is, in het bijzonder:
Rvoordat personen op een stoel met in- en
uitstaphulp meerijden.
Rnadat de rugleuning is ingesteld.
Rnadat de in- en uitstaphulp is gebruikt.
Rnadat de bagageruimtevergroting gebruikt
is.
Wanneer u de neergeklapte rugleuning achterin
niet meer als laadvloer hoe te gebruiken, klapt u
de rugleuning weer terug.
Wanneer een rugleuning niet vergrendeld is, wordt
dit op het bestuurdersdisplay weergegeven.
Wanneer een stoel van de tweede rij zitplaatsen
niet aangegrepen en vergrendeld is, wordt dit
weergegeven op het bestuurdersdisplay.
Snelle start en tips 37
F296 0032 07
#Rugleuning naar voren klappen: De hoofdsteu-
nen in de onderste positie zetten
(/ pagina 200).
#Een van de toetsen 1 of 2 kort indrukken.
De zitplaats achterin klapt naar voren. De mid-
delste rugleuning klapt samen met de linker
rugleuning naar voren.
De volgende aanbevelingen in acht nemen:
RWanneer u slechts één van de buitenste rug-
leuningen naar voren wilt klappen, bij voorkeur
de rechter rugleuning naar voren klappen.
RWanneer u een van de buitenste rugleuningen
samen met de middelste rugleuning naar
voren wilt klappen, klapt u bij voorkeur de lin-
ker en de middelste rugleuning naar voren.
Middelste rugleuning achterin separaat naar voren
klappen
#De armsteun achterin opklappen.
#Aan de ontgrendelingsnok 3 trekken.
#De middelste rugleuning naar voren klappen.
38 Snelle start en tips
F296 0032 07
Rugleuning achterin terugklappen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen
Wanneer een stoel wordt versteld, kunt u of
een van de inzittenden ingeklemd raken.
#Bij het verstellen van een stoel mogen
zich geen lichaamsdelen in het bewe-
gingsgebied van de stoel bevinden; dit
controleren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet vergrendelde achterbank, zit-
plaats achterin en rugleuning
De achterbank, zitplaatsen achterin en rugleu-
ningen kunnen, ook tijdens het rijden, naar
voren klappen.
RDaardoor wordt de inzittende krachtiger in
de veiligheidsgordel gedrukt. De veilig-
heidsgordel kan niet meer zoals bedoeld
beschermen en extra letsel veroorzaken.
RVoorwerpen of bagage in de koer‑ of
bagageruimte kunnen niet door de rugleu-
ning worden tegengehouden.
#Vóór iedere rit opletten dat de achter-
bank, de zitplaats achterin en de rugleu-
ning vergrendeld is.
Middelste rugleuning terugklappen
#Indien alleen de middelste rugleuning achterin
afzonderlijk naar voren is geklapt: De rugleu-
ning naar achteren kantelen, tot deze vergren-
delt.
Zitplaats achterin elektrisch terugklappen
#Rugleuning terugklappen: Kort aan een van de
toetsen 1 of 2 trekken.
De zitplaats achterin klapt terug. De middelste
rugleuning klapt samen met de linker rugleu-
ning terug.
Snelle start en tips 39
F296 0032 07
#Auto's met een derde rij zitplaatsen: Nadat de
stoel stil staat, nogmaals aan de toets trekken
en deze vasthouden.
De stoel gaat naar de laatst ingestelde positie.
#Wanneer de eindstand is bereikt, de toets los-
laten.
Wanneer een rugleuning niet vergrendeld is, wordt
dit op het bestuurdersdisplay weergegeven.
Opbergvak onder de bagageruimtebodem openen
of sluiten
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
open bagageruimtebodem
Als met geopende bagageruimtebodem wordt
gereden, kunnen voorwerpen rondslingeren en
daarbij inzittenden raken. Er bestaat gevaar
voor letsel, in het bijzonder bij remmanoeuvres
of plotselinge richtingswijzigingen!
#Vóór de rit altijd de bagageruimtebodem
sluiten.
Openen
#De handgreep 1 omhoogtrekken.
#De bagageruimtebodem aan de ontgrende-
lingshendel 1 omhoogklappen.
Sluiten
#De bagageruimtebodem omlaagklappen en
vervolgens aan de handgreep 1 omlaagdruk-
ken, totdat deze vergrendelt.
Kogelhals volledig elektrisch uit- of inklappen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door een niet vergrendelde kogelhals
Als de kogelhals niet vergrendeld is, kan de
aanhangwagen losraken.
#De kogelhals moet in de veilig vergren-
delde positie vergrendeld zijn; dit contro-
leren.
*AANWIJZING Schade aan de volledig elek-
trische aanhangwagenvoorziening door
extra druk
De volledig elektrische aanhangwagenvoorzie-
ning kan door extra druk bij het in- en uitklap-
pen mechanisch worden beschadigd.
#Het in- en uitklappen van de kogelhals
niet door het uitoefenen van extra druk
versnellen.
40 Snelle start en tips
F296 0032 07
*AANWIJZING Verhoogd risico op materiële
schade door uitgeklapte kogelhals
#Als geen aanhangwagen is aangekoppeld
en geen etsdrager is gemonteerd, de
kogelhals inklappen of bij een volledig
elektrische aanhangwagenvoorziening de
kogelhals inzwenken.
*AANWIJZING Beschadiging van de auto
door verkeerd gebruik van de aanhangwa-
genvoorziening
Bij het bergen van de auto door het lostrekken
met behulp van de aanhangwagenvoorziening
kan de auto of de aanhangwagenvoorziening
zelf beschadigd raken.
#De aanhangwagenvoorziening alleen
gebruiken voor het trekken van een aan-
hangwagen of voor de bevestiging van
goedgekeurde dragersystemen, bijvoor-
beeld een etsdrager.
Uitzondering: Omdat auto's met een aan-
hangwagenvoorziening aan de achter-
kant geen bevestiging voor een sleepoog
hebben, is af- of aanslepen toegestaan.
#Bij het af- of aanslepen met de aanhang-
wagenvoorziening de informatie in het
hoofdstuk "Sleepoog aanbrengen en ver-
wijderen“ in acht nemen.
Kogelhals volledig elektrisch uitklappen
#De auto tegen wegrollen beveiligen.
#Het zwenkbereik vrijhouden.
#Aan de toets 1 trekken.
Het controlelampje 2 knippert en op het
bestuurdersdisplay verschijnt de displaymel-
ding Aanhangwagenkoppeling zwenkt.
De kogelhals wordt volledig elektrisch uitge-
klapt.
#Wachten tot de kogelhals met een duidelijk
vergrendelingsgeluid de uitgeklapte positie
hee bereikt.
De kogelhals is veilig vergrendeld wanneer het
controlelampje 2 permanent brandt.
Wanneer de kogelhals niet veilig is vergren-
deld, knippert het controlelampje 2 en ver-
schijnt op het bestuurdersdisplay de display-
melding Aanhangwagenkoppeling Vergrende-
ling controleren.
Snelle start en tips 41
F296 0032 07
Kogelhals volledig elektrisch inklappen
#De aanhangwagenkabel of de adapterstekker
verwijderen.
#Aan de toets 1 trekken.
Het controlelampje 2 knippert en op het
bestuurdersdisplay verschijnt de displaymel-
ding Aanhangwagenkoppeling zwenkt.
De kogelhals wordt volledig elektrisch inge-
klapt.
#Wachten tot de kogelhals de ingeklapte ver-
grendelde positie hee bereikt.
De kogelhals is veilig vergrendeld wanneer het
controlelampje 2 doo.
Wanneer de kogelhals niet veilig is vergren-
deld, knippert het controlelampje 2 en ver-
schijnt op het bestuurdersdisplay de display-
melding Aanhangwagenkoppeling Vergrende-
ling controleren.
De informatie over de weergaven op het bestuur-
dersdisplay in acht nemen:
RWaarschuwings- en controlelampjes
(/ pagina 956)
RDisplaymeldingen (/ pagina 865)
Overzicht van de sjorogen
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen (/ pagina 214).
1Sjorogen
Overzicht van de voorste opbergvakken
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergen van voorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
42 Snelle start en tips
F296 0032 07
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grote voorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door voorwerpen in de beenruimte van de
bestuurder en de passagier
Voorwerpen in de beenruimte van de bestuur-
der en de passagier kunnen de pedaalslag
beperken of een ingedrukt pedaal blokkeren.
Hierdoor worden de bedrijfs‑ en de verkeers-
veiligheid van de auto in gevaar gebracht.
#Alle voorwerpen in de auto veilig opber-
gen, opdat deze niet in de beenruimte
van de bestuurder of de passagier
terecht kunnen komen.
#Steeds voldoende vrije ruimte voor de
pedalen waarborgen.
#De vloermatten altijd stevig en zoals
voorgeschreven aanbrengen.
#Geen losse vloermatten gebruiken en
niet meerdere vloermatten op elkaar leg-
gen.
1Opbergvakken in de portieren
2Opberg- en telefoonvak onder de armsteun
met multimedia- en usb-aansluitingen en
opbergvak, bijvoorbeeld voor een mp3-speler
3Opbergvak in de middenconsole voorin,
afhankelijk van de uitvoering van de auto met
bekerhouders, usb-aansluitingen en oplaad-
module voor het draadloos opladen van de
mobiele telefoon
4Aegvak onder het centraal display van het
multimediasysteem met usb-aansluitingen
5Dashboardkastje
Snelle start en tips 43
F296 0032 07
%De rubbermat in het opbergvak in de midden-
console voorin 3 kan worden verwijderd om
te worden gereinigd met helder, lauw water.
De aanwijzingen met betrekking tot de verzor-
ging van het interieur in acht nemen
(/ pagina 693).
%Voorwerpen in het aegvak onder het centraal
display met de rubberriem veilig opbergen.
Dashboardkastje openen en sluiten
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergen van voorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grote voorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen.
#Openen: De toets 1 indrukken.
Het dashboardkastje is geopend.
#Sluiten: Het dashboardkastje naar boven
dichtklappen.
Het dashboardkastje is gesloten.
44 Snelle start en tips
F296 0032 07
IJs en sneeuw
Aanwijzingen met betrekking tot het regelmatig
controleren van de velgen en banden
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door beschadigde banden
Beschadigde banden kunnen bandenspan-
ningsverlies veroorzaken.
#Banden regelmatig op schade controle-
ren en beschadigde banden direct ver-
vangen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor aquapla-
ning door te lage proeldiepte
Bij een te lage proeldiepte laat de grip van de
banden te wensen over.
Bij een natte rijbaan neemt het gevaar van
aquaplaning toe, in het bijzonder bij een niet
aangepaste snelheid.
#De proeldiepte en de toestand van het
loopvlak van de band over de gehele
breedte bij alle banden regelmatig con-
troleren.
Minimumproeldiepte bij
RZomerbanden: 3 mm
RM+S-banden: 4 mm
#De banden om veiligheidsredenen laten
vervangen voordat de wettelijk voorge-
schreven minimumproeldiepte bereikt
is.
De volgende controles regelmatig, ten minste een-
maal per maand of indien nodig, bijvoorbeeld voor
een langere rit of voor o-road-rijden, aan alle
wielen uitvoeren:
RControle van de bandenspanning
(/ pagina 719)
RVisuele controle van de banden en velgen op
beschadigingen
RControle van de ventieldopjes
RVisuele controle van de proeldiepte en het
loopvlak van de band over de gehele breedte.
De minimumproeldiepte bij zomerbanden
bedraagt 3 mm en bij winterbanden 4 mm.
Snelheidsbegrenzing bij winterbanden instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Rijden 5Winterbanden-limiet
#Winterbanden-limiet in- of uitschakelen.
Snelheid instellen
#Winterbanden-limiet selecteren.
#Een snelheid selecteren.
Aanwijzingen met betrekking tot sneeuwkettingen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door verkeerde montage van de sneeuw-
kettingen
Wanneer sneeuwkettingen op de voorwielen
worden gemonteerd, kunnen de sneeuwkettin-
gen in contact komen met de carrosserie of
met onderdelen van het onderstel.
Snelle start en tips 45
F296 0032 07
#Nooit sneeuwkettingen op de voorwielen
monteren.
#Sneeuwkettingen op de achterwielen
altijd paarsgewijs monteren.
*AANWIJZING Beschadiging van onderde-
len van de carrosserie of het onderstel
door gemonteerde sneeuwkettingen
Wanneer bij auto's met 4MATIC sneeuwkettin-
gen op de voorwielen worden gemonteerd,
kunnen ze onderdelen van de carrosserie of
het onderstel beschadigen.
#Bij auto's met 4MATIC sneeuwkettingen
alleen op de achterwielen monteren.
*AANWIJZING Beschadiging van de wiel-
doppen door gemonteerde sneeuwkettin-
gen
Wanneer u sneeuwkettingen op aluminium
wielen monteert, kunnen de wieldoppen
beschadigen.
#Voor de montage van sneeuwkettingen
de wieldoppen van de aluminium wielen
verwijderen.
Bij het gebruik maken van sneeuwkettingen het
volgende in acht nemen:
RSneeuwkettingen zijn slechts voor bepaalde
velg-bandcombinaties toegestaan. Informatie
hierover is verkrijgbaar bij een Mercedes-
Benz-servicewerkplaats.
ROm veiligheidsredenen alleen de voor
Mercedes-Benz goedgekeurde sneeuwkettin-
gen of sneeuwkettingen met dezelfde kwali-
teitsstandaard gebruiken.
RDe montagehandleiding van de fabrikant van
de sneeuwkettingen opvolgen.
RDe toegestane maximumsnelheid met gemon-
teerde sneeuwkettingen is 50 km/h.
RAuto's met actieve parkeerassistent: Met
gemonteerde sneeuwkettingen niet de actieve
parkeerassistent gebruiken.
RAuto's met AIRMATIC: Met gemonteerde
sneeuwkettingen alleen met hogere voertuig-
hoogte rijden (/ pagina 404).
RAuto's met gestuurde achteras: Met gemon-
teerde sneeuwkettingen alleen met geacti-
veerde sneeuwkettingmodus rijden
(/ pagina 718).
%U kunt de snelheid voor het gebruik van win-
terbanden permanent begrenzen
(/ pagina 361).
%Het ESP® kan voor het wegrijden worden uit-
geschakeld (/ pagina 352). Zo kunnen de
wielen doordraaien en een hogere aandrijf-
kracht opwekken.
Aanwijzingen met betrekking tot ruitreinigingsmid-
del
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen in acht nemen (/ pagina 856).
46 Snelle start en tips
F296 0032 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor brand‑ en
letsel door ruitensproeiervloeistofconcen-
traat
Ruitensproeiervloeistofconcentraat is licht
ontvlambaar. Wanneer het op hete onderdelen
in de motorruimte terechtkomt, kan het ont-
steken.
#Ervoor zorgen dat er geen ruitensproeier-
vloeistofconcentraat naast de vulopening
terechtkomt.
*AANWIJZING Beschadigingen aan de exte-
rieurverlichting door ongeschikt ruitrein-
igingsmiddel
Ongeschikte ruitreinigingsmiddelen kunnen
het kunststof oppervlak van de exterieurver-
lichting beschadigen.
#Alleen ruitreinigingsmiddel gebruiken dat
ook geschikt is voor kunststof oppervlak-
ken, bijvoorbeeld MB SummerFit of MB
WinterFit.
*AANWIJZING Verstopte sproeiers door
menging van ruitensproeiervloeistoen
#MB SummerFit en MB WinterFit niet met
andere ruitensproeiervloeistoen men-
gen.
Geen gedestilleerd of gedemineraliseerd water
gebruiken. Anders kan de niveausensor een
onjuist niveau detecteren.
Geadviseerd ruitreinigingsmiddel:
RBoven het vriespunt: Bijvoorbeeld MB Sum-
merFit
ROnder het vriespunt: Bijvoorbeeld MB Winter-
Fit
De correcte mengverhouding is te vinden in de
gegevens op de verpakking.
Ruitensproeiervloeistof het gehele jaar met rui-
treinigingsmiddel mengen.
Ruitensproeierinstallatie bijvullen
&WAARSCHUWING Gevaar voor brand en
letsel door ruitensproeiervloeistofconcen-
traat
Ruitensproeiervloeistofconcentraat is licht
ontvlambaar.
#Vuur, open licht, roken en vonkvorming
vermijden bij het werken met het ruiten-
sproeiervloeistofconcentraat.
Voorwaarden
RDe auto is ontgrendeld.
Snelle start en tips 47
F296 0032 07
#Op de achterzijde van de ruitensproeiervloei-
stofvulklep 1 drukken.
De ruitensproeiervloeistofvulklep 1 wordt
geopend.
#Ruitensproeiervloeistof bijvullen.
#De ruitensproeiervloeistofvulklep 1 sluiten.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Ruitenwisserbladen voorruit vervangen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar door inge-
schakelde ruitenwissers bij het vervangen
van de ruitenwisserbladen
Wanneer de ruitenwissers in beweging komen
bij het vervangen van de ruitenwisserbladen,
kunt u door de ruitenwisserarm bekneld raken
#Alvorens de ruitenwisserbladen te ver-
vangen, altijd de ruitenwissers en de
auto uitschakelen.
Ruitenwisserarmen in de vervangingsstand zetten
#De auto in- en direct weer uitschakelen.
#Binnen circa 15 seconden de toets î op
de combischakelaar gedurende circa drie
seconden indrukken (/ pagina 260).
De ruitenwisserarmen gaan naar de vervan-
gingsstand.
%Afhankelijk van het productietijdstip van de
auto worden verschillende varianten ruiten-
wisserbladen toegepast.
Wisserbladen demonteren (variant 1)
#De ruitenwisserarmen van de voorruit weg-
klappen.
#De ruitenwisserarm met één hand vasthouden.
Met de andere hand het ruitenwisserblad in de
richting van de pijl 1 tot de aanslag van de
ruitenwisserarm wegdraaien.
#De ontgrendelingsknop 2 indrukken.
48 Snelle start en tips
F296 0032 07
#Het ruitenwisserblad in de richting van de pijl
3 van de ruitenwisserarm verwijderen.
Wisserbladen demonteren (variant 2)
#De ruitenwisserarmen van de voorruit weg-
klappen.
#De ruitenwisserarm met één hand vasthouden.
Met de andere hand het ruitenwisserblad in de
richting van de pijl 1 tot de aanslag van de
ruitenwisserarm wegdraaien.
#De schuif 2 in de richting van de pijl 3
schuiven, tot deze in de demontagepositie ver-
grendelt.
#Het ruitenwisserblad in de richting van de pijl
4 van de ruitenwisserarm verwijderen.
Wisserbladen monteren (variant 1)
#Het nieuwe ruitenwisserblad in de richting van
de pijl 1 op de ruitenwisserarm aanbrengen,
tot de ontgrendelingsknop 2 aangrijpt.
#De bevestiging van het ruitenwisserblad con-
troleren.
#De ruitenwisserarmen weer naar de voorruit
klappen.
#De auto inschakelen.
#Op de combischakelaar de toets î indruk-
ken.
De ruitenwisserarmen gaan terug naar de uit-
gangspositie.
#De auto uitschakelen.
Snelle start en tips 49
F296 0032 07
Wisserbladen monteren (variant 2)
#Het nieuwe ruitenwisserblad in de richting van
de pijl 1 op de ruitenwisserarm aanbrengen.
#De schuif 2 in de richting van de pijl 3
schuiven, tot deze in de vergrendelingspositie
vergrendelt.
#De bevestiging van het ruitenwisserblad con-
troleren.
#De ruitenwisserarmen weer naar de voorruit
klappen.
#De auto inschakelen.
#Op de combischakelaar de toets î indruk-
ken.
De ruitenwisserarmen gaan terug naar de uit-
gangspositie.
#De auto uitschakelen.
Onderhoudsindicatie
Bij de punt van het blad van het nieuwe ruitenwis-
serblad bevindt zich een onderhoudsindicatie.
#De beschermfolie 1 van de onderhoudsindi-
catie verwijderen.
Wanneer de kleur van de onderhoudsindicatie ver-
andert van zwart naar geel, moeten de ruitenwis-
serbladen worden vervangen.
50 Snelle start en tips
F296 0032 07
Hulp bij pech
Noodknipperlichten in- of uitschakelen
Auto's zonder MBUX Hyperscreen
Auto's met MBUX Hyperscreen
#De toets 1 indrukken.
In de volgende situaties wordt het noodknipper-
licht automatisch ingeschakeld:
RDe airbag werd geactiveerd.
RDe auto wordt, vanaf een snelheid hoger dan
70 km/h, hard afgeremd tot stilstand.
Wanneer vervolgens verder wordt gereden, wordt
de alarmknipperlichtinstallatie bij circa 10 km/h
automatisch uitgeschakeld. De alarmknipperlicht-
installatie kan ook met de alarmknipperlichten-
toets worden uitgeschakeld.
Brandblusser uitnemen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door een niet correct bevestigde brand-
blusser in de beenruimte van de bestuur-
der
Een brandblusser kan de slag van de pedalen
beperken of een ingedrukt pedaal blokkeren.
Hierdoor wordt de bedrijfs‑ en verkeersveilig-
heid van de auto in gevaar gebracht.
De brandblusser kan gaan rondslingeren en de
bestuurder of anderen inzittende verwonden.
#De brandblusser altijd correct in de hou-
der opbergen en bevestigen.
#De brandblusser tijdens het rijden niet
uitnemen.
Snelle start en tips 51
F296 0032 07
#De lip 1 omhoogtrekken.
#De lip 1 omlaagklappen.
#De brandblusser 2 uitnemen.
Veiligheidsvest uitnemen In de portieropbergvakken van alle portieren
bevindt zich een veiligheidsvestvak voor het
opbergen van een veiligheidsvest.
#Uitnemen: Het veiligheidsvestfoedraal 1 aan
de lus 2 eruit trekken.
#Het veiligheidsvestfoedraal 1 openen en het
veiligheidsvest eruit nemen.
#Terugplaatsen: Het veiligheidsvest opvouwen,
oprollen en in veiligheidsvestvak 1 opbergen.
#Het veiligheidsvestfoedraal 1 evenwijdig aan
de onderrand van de armsteun in het veilig-
heidsvestfoedraal schuiven. Daarbij erop let-
ten, dat de lus 2 gemakkelijk vast te pakken
is.
%Bij een nieuw veiligheidsvest de verpakkings-
folie verwijderen, voordat het vest met het
foedraal in het veiligheidsvestvak wordt
geschoven. Anders kan het veiligheidsvest
onbedoeld eruit glijden of wordt het verwijde-
ren bemoeilijkt.
De wettelijke bepalingen in de betreende
landen in acht nemen.
52 Snelle start en tips
F296 0032 07
1Maximum aantal wasbeurten
2Maximale wastemperatuur
3Niet bleken
4Niet strijken
5Geen wasdroger gebruiken
6Niet chemisch reinigen
7Veiligheidsvest klasse 2
Alleen wanneer het veiligheidsvest de juiste maat
hee en volledig gesloten is kan aan de in de wet-
telijke norm vastgelegde eisen worden voldaan.
Het veiligheidsvest in de volgende gevallen ver-
vangen:
RDe reecterende strepen zijn beschadigd of
vervuild.
RHet is te vaak gewassen.
RDe uorescerende werking van het veiligheids-
vest neemt af, bijvoorbeeld door permanent
zonlicht.
Het veiligheidsvest op milieuvriendelijke wijze
afvoeren:
RDaartoe contact opnemen met uw plaatselijke
afvalinzamelingsbedrijf.
Gevarendriehoek uitnemen
#De bagageruimtebodem openen.
#De gevarendriehoek 1 uitnemen.
Snelle start en tips 53
F296 0032 07
EHBO-set
Auto's met twee rijen zitplaatsen
Bij aevering bevindt de EHBO-set 1 zich links in
de bagageruimte.
Auto's met drie rijen zitplaatsen
Bij aevering bevindt de EHBO-set 1 zich links in
de bagageruimte.
QR-codes voor reddingskaart
In de contactdoosklep en aan de tegenoverge-
stelde zijde op de B-stijl zijn QR-codes aange-
bracht. Bij een ongeval kunnen reddingsdiensten
met behulp van de QR-codes snel de overeenkom-
stige reddingskaart voor de auto bepalen. Op de
actuele reddingskaart staat beknopt de belangrijk-
ste informatie over het voertuig, bijvoorbeeld de
ligging van de elektrische bedrading.
U vindt meer informatie onder: https://
www.mercedes-benz.de/qr-code
Starthulp en 12‑V‑accu opladen
#Starthulp alleen laten verlenen door een
gekwaliceerde werkplaats, bijvoorbeeld een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
#De accu alleen laten opladen bij een gekwali-
ceerde werkplaats, bijvoorbeeld een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
Aanwijzingen met betrekking tot elektrische zeke-
ringen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door overbelaste bedrading
Wanneer een defecte zekering wordt gemani-
puleerd, overbrugd of door een zekering met
een hoger amperage wordt vervangen, kan de
elektrische bedrading overbelast worden.
Hierdoor kan brand ontstaan.
54 Snelle start en tips
F296 0032 07
#Defecte zekeringen altijd door gespeci-
ceerde nieuwe zekeringen met het cor-
recte amperage vervangen.
*AANWIJZING Beschadiging door verkeerde
zekeringen
Door verkeerde zekeringen kunnen elektrische
componenten of systemen worden beschadigd
of aanzienlijk worden beperkt in hun werking.
#Alleen voor Mercedes-Benz goedge-
keurde zekeringen met het voorgeschre-
ven amperage gebruiken.
Doorgebrande zekeringen moeten worden vervan-
gen door gelijkwaardige zekeringen, herkenbaar
aan de kleur en de ampèrewaarde. De ampère-
waarden en verdere in acht te nemen informatie is
te vinden in het zekeringaansluitschema.
Zekeringaansluitschema: Op de zekeringendoos
onder de bagageruimtebodem (/ pagina 716)
*AANWIJZING Beschadiging of functiesto-
ring door vochtigheid
Door vochtigheid kunnen functiestoringen of
beschadigingen aan de elektrische installatie
ontstaan.
#Bij een geopende zekeringenkast erop
letten dat geen vochtigheid in de zekerin-
genkasten kan binnendringen.
#Bij het sluiten van de zekeringenkast
erop letten dat de afdichting van het dek-
sel correct op de zekeringenkast is aan-
gebracht.
Wanneer een nieuw aangebrachte zekering
opnieuw doorbrandt, de oorzaak laten vaststellen
en verhelpen bij een gekwaliceerde werkplaats.
Voor het vervangen van zekeringen het volgende
controleren:
RDe auto is beveiligd tegen wegrollen.
RAlle elektrische verbruikers zijn uitgeschakeld.
RDe auto is uitgeschakeld.
De elektrische zekeringen zijn over verschillende
zekeringendoosen verdeeld:
RZekeringendoos in de cockpit aan bestuur-
derszijde (/ pagina 715)
RZekeringendoos in de beenruimte van de pas-
sagier (/ pagina 716)
RZekeringendoos onder de bagageruimtebodem
(/ pagina 716)
Aanwijzingen met betrekking tot bandenpech
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door drukloze banden
Een drukloze band hee een sterk nadelige
invloed op de rij-eigenschappen en het stuur‑
en remgedrag.
Banden zonder noodloopeigenschappen:
#Niet met drukloze band rijden.
#De drukloze band direct laten vervangen
door een nood‑ of reservewiel of contact
opnemen met een gekwaliceerde werk-
plaats.
Snelle start en tips 55
F296 0032 07
Banden met noodloopeigenschappen:
#De informatie en de waarschuwingsaan-
wijzingen over MOExtended banden
(banden met noodloopeigenschappen) in
acht nemen.
Afhankelijk van de uitrusting van de auto hebt u in
geval van bandenpech over de volgende mogelijk-
heden:
RAuto's met TIREFIT-set: U kunt de band afdich-
ten om beperkt te kunnen doorrijden. Daartoe
de TIREFIT-set gebruiken (/ pagina 701).
RAuto's met Mercedes me connect: U kunt in
geval van pech een pechoproep starten met
het bedieningspaneel dakconsole
(/ pagina 611).
RAlle auto's: Het wiel vervangen
(/ pagina 727).
%Een noodwiel is alleen in bepaalde landen ver-
krijgbaar (/ pagina 734).
Overzicht wielwisselgereedschap
Afgezien van enkele landspecieke varianten zijn
de auto's niet uitgerust met wielwisselgereed-
schap. Bij een gekwaliceerde werkplaats infor-
matie inwinnen, welk wielwisselgereedschap voor
het verwisselen van een wiel van uw auto nodig en
goedgekeurd is.
Voor het verwisselen van een wiel zijn bijvoor-
beeld de volgende gereedschappen nodig:
RKrik
RWielkeg
RWielsleutel
RCentreerpen
%De krik hee een gewicht van circa 3,4 kg.
Het maximumdraagvermogen van de krik
vindt u op de sticker op de krik.
De krik is onderhoudsvrij. Bij een storing in de
werking contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Het wielwisselgereedschap bevindt zich in de
boordgereedschapstas 1 in de bagageruimte.
%Bij het opbergen van de boordgereedschaps-
tas letten op voldoende borging.
De boordgereedschapstas bevat:
RKrik
RHandschoenen
RWielsleutel
RCentreerpen
RUitklapbare wielkeg
RRatel voor krik
56 Snelle start en tips
F296 0032 07
Opbergplaats TIREFIT-set
Auto's met twee rijen zitplaatsen
1Bandenvulcompressor
2Fles bandenafdichtmiddel
De TIREFIT-set bevindt zich onder de bagageruim-
tebodem.
Auto's met drie rijen zitplaatsen
1TIREFIT-set
De TIREFIT-set bevindt zich links in de bagage-
ruimte.
%De informatie over de vermogensklasse (LK)
en/of de elektrische gegevens vindt u aan de
achterzijde van de bandenvulcompressor:
RLK3 – 12 V/20 A, 240 W, 1 kg
Op een afstand van circa 1 m tot de banden-
vulcompressor en circa 1,6 m boven de grond
geldt het volgende geluidsniveau:
RGeluidsemissieniveau LPA 84 dB(A)
RGeluidsvermogensniveau LWA 92 dB(A)
De bandenvulcompressor is onderhoudsvrij.
Bij een storing in de werking contact opne-
men met een gekwaliceerde werkplaats.
Auto slepen met beide assen op de grond
#De aanwijzingen met betrekking tot de toege-
stane sleepmethoden in acht nemen
(/ pagina 707).
#Controleren of de 12V‑accu aangesloten en
opgeladen is.
Wanneer de 12V‑accu losgekoppeld of ontladen
is, de volgende punten in acht nemen:
RHet aandrijfsysteem kan niet worden gestart.
RDe elektrische parkeerrem kan niet worden
uit- of ingeschakeld.
RDe keuzehendel kan niet in de stand i of j
worden gezet.
Snelle start en tips 57
F296 0032 07
Wanneer ten minste één van de volgende situaties
van toepassing is, is alleen transport toegestaan:
RWanneer de keuzehendel niet in de stand i
kan worden gezet.
RWanneer de 12V‑accu losgekoppeld of ontla-
den is.
RWanneer het display in het combi-instrument
is uitgevallen.
RWanneer de displaymelding á Wegslepen
verboden Zie handleiding wordt weergegeven.
RWanneer de displaymelding + Koelvloei-
stof bijvullen zie handleiding wordt weergege-
ven.
RWanneer de displaymelding d Stoppen
Auto uitschakelen wordt weergegeven.
#In deze gevallen de auto vervoeren
(/ pagina 710).
*AANWIJZING Beschadiging door te snel of
te ver slepen
Door te snel of te ver slepen kan de aandrijijn
beschadigd raken.
#Een sleepsnelheid van 50 km/h niet
overschrijden.
#Een sleepafstand van 50 km niet over-
schrijden.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij het slepen van een voertuig met een te
hoog gewicht
Wanneer het te slepen voertuig zwaarder is
dan het toegestaan totaalgewicht van uw auto,
kunnen de volgende situaties zich voordoen:
RHet sleepoog breekt af.
RDe combinatie kan gaan slingeren en kan-
telen.
#Vóór het aan- of afslepen controleren of
het voertuig dat moet worden aan- of
afgesleept zwaarder is dan het toege-
staan totaalgewicht.
Wanneer een auto moet worden weggesleept of
aangesleept, mag het toegestaan totaalgewicht
daarvan het toegestaan totaalgewicht van het
trekkende voertuig niet overschrijden.
#De gegevens over het toegestaan totaalge-
wicht van de betreende auto vindt u op het
voertuigtypeplaatje (/ pagina 854).
Auto slepen
#Het sleepoog aanbrengen (/ pagina 713).
#De sleepkabel of -stang bevestigen.
*AANWIJZING Beschadiging door verkeerde
bevestiging van de sleepkabel of -stang
#De sleepkabel of sleepstang alleen aan
de sleepogen bevestigen.
#De automatische vergrendeling uitschakelen
(/ pagina 166).
#De HOLD-functie niet activeren.
#De wegsleepbeveiliging uitschakelen
(/ pagina 189).
#Het Active Brake Assist System uitschakelen
(/ pagina 385).
#De keuzehendel in de stand i zetten.
#De elektrische parkeerrem vrijzetten.
58 Snelle start en tips
F296 0032 07
#Tijdens het slepen in de cockpit blijven en dis-
playmeldingen in acht nemen.
#De auto tijdens het slepen niet uitschakelen.
Niet de start-stoptoets bedienen nadat u de
keuzehendel in de stand i hebt gebracht.
#Het bestuurders- of passagiersportier niet
openen, omdat anders de keuzehendel auto-
matisch in de stand j wordt gezet.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door beperkte veiligheidsrelevante func-
ties bij het slepen
Veiligheidsrelevante functies zijn in de vol-
gende situaties beperkt of niet meer beschik-
baar:
RDe auto is uitgeschakeld.
RDe start-stoptoets is bediend nadat de
keuzehendel in de i stand is gebracht.
RHet remsysteem of de stuurbekrachtiging
vertoont een storing.
RDe energievoorziening of het boordnet ver-
toont een storing.
#De auto in deze situaties niet slepen.
#De auto vervoeren (/ pagina 710).
*AANWIJZING Beschadiging van het aan-
drijfsysteem door onjuist slepen
De auto mag in de volgende situaties niet wor-
den gesleept:
RDe auto is uitgeschakeld.
RDe start-stoptoets is bediend nadat de
keuzehendel in de i stand is gebracht.
RHet remsysteem of de stuurbekrachtiging
vertoont een storing.
RDe energievoorziening of het boordnet ver-
toont een storing.
#De auto in deze situaties niet slepen.
*AANWIJZING Beschadiging door te hoge
trekkrachten
Plotseling wegrijden kan door hoge trekkrach-
ten de auto's beschadigen.
#Langzaam en niet plotseling wegrijden.
Experttips
Extra functies van de toetsen
Zijruiten sluiten en weer openen met de lucht-
recirculatietoets (comfortsluiting resp. -opening)
Bij het inschakelen van de luchtrecirculatie wor-
den de zijruiten automatisch gesloten, bijvoor-
beeld voordat een tunnel wordt binnengereden.
Bij het uitschakelen van de luchtrecirculatie wor-
den de zijruiten automatisch in hun oorspronke-
lijke positie teruggebracht.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij onop-
lettende comfortsluiting
Bij het comfortsluiten kunnen lichaamsdelen
in het sluitgebied van de zijruiten en het
schuifdak bekneld raken.
#Bij de comfortsluiting de volledige sluit-
procedure controleren en erop letten dat
zich geen lichaamsdelen in het sluitge-
bied bevinden.
Snelle start en tips 59
F296 0032 07
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij onop-
lettende comfortsluiting
Bij de comfortsluiting kunnen lichaamsdelen in
het sluitgebied van de zijruiten bekneld raken.
#Bij de comfortsluiting de volledige sluit-
procedure controleren en erop letten dat
zich geen lichaamsdelen in het sluitge-
bied bevinden.
#Zijruiten sluiten: De toets g in de klimaat-
regel van het centraal display of in de aircobe-
dieningseenheid ingedrukt houden, tot de zij-
ruiten bewegen.
De zijruiten sluiten en de luchtrecirculatie
wordt ingeschakeld.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij de
comfortopening
Bij het openen van een zijruit kunnen
lichaamsdelen tussen de zijruit en het ruit-
frame getrokken worden of bekneld raken.
#Bij het openen controleren dat niemand
de zijruit aanraakt.
#Als iemand ingeklemd raakt, direct de
toets W in het portier voor het ope-
nen van de zijruit indrukken.
De zijruiten stoppen.
#Aan de toets W trekken, om de zijruit
weer te sluiten.
#Gesloten zijruiten weer openen: De toets g
in de klimaatregel van het centraal display of
in de aircobedieningseenheid ingedrukt hou-
den, tot de zijruiten bewegen.
De zijruiten keren in hun oorspronkelijke posi-
tie terug en de luchtrecirculatie wordt uitge-
schakeld.
Auto's met schuifdak: Tegelijkertijd wordt het
schuifdak gesloten of geopend.
Wanneer lichaamsdelen bekneld raken bij het
bedienen van het schuifdak:
#Stoppen: De toets 3 indrukken.
#Openen: De toets 3 naar achteren trek-
ken.
Klimaatinstellingen terugzetten
#Op de klimaatregel van het multimediasys-
teem de record Airco-menu indrukken en vijf
seconden ingedrukt houden.
De klimaatinstellingen worden op de basisin-
stellingen teruggezet.
Verkeersinformatie in- en uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio 5Z
#Radio-aankondigingen selecteren.
De verkeersinformatie wordt in- of uitgescha-
keld.
Nuttige functies van de auto
Aanwijzingen met betrekking tot de automa-
tisch actieve achterruitenwisser
De achterruitenwisser is automatisch actief, wan-
neer tegelijkertijd aan alle volgende voorwaarden
wordt voldaan:
RDe ruitenwissers van de voorruit zijn ingescha-
keld.
60 Snelle start en tips
F296 0032 07
RDe achteruitversnelling is ingeschakeld.
Inparkeerstand van de buitenspiegel aan passa-
gierszijde via de geheugentoets opslaan
Voorwaarden
RDe achteruitversnelling is niet ingeschakeld.
#De buitenspiegel aan passagierszijde selecte-
ren met de toets 2.
#Met de toets 1 de buitenspiegel aan passa-
gierszijde in de gewenste inparkeerstand bren-
gen.
#De geheugentoets V indrukken.
#Met de toets 1 direct de opslag bevestigen.
%Er mag maximaal drie seconden tussen het
indrukken van de geheugentoets V en de
toets 1 liggen. Na drie seconden wordt de
instelling van de spiegel afgebroken.
Goed om te weten
Werking van de sleutel deactiveren
Auto's met KEYLESS-GO: Wanneer u de werking
van de sleutel deactiveert, worden ook de KEY-
LESS-GO-functies gedeactiveerd. Een toegangs-
of wegrijbeveiliging door KEYLESS-GO is in dat
geval niet meer mogelijk met de betreende sleu-
tel. Activeer de werking van de sleutel, zodat alle
functies weer zoals gewend met deze sleutel
beschikbaar zijn.
U kunt de werking van de sleutel bovendien deac-
tiveren om het stroomverbruik van de betreende
sleutel te reduceren, wanneer u de auto of een
sleutel gedurende langere tijd niet gebruikt.
#De toets s van de sleutel indrukken en
ingedrukt houden.
#Met ingedrukte toets s onmiddellijk de
toets Ü van de sleutel tweemaal kort na
elkaar indrukken.
Het controlelampje van de sleutel gaat een-
maal kort en eenmaal lang branden.
%U hee de volgende mogelijkheden om de
sleutel weer te activeren:
REen willekeurige toets van de sleutel
indrukken.
RDe auto met de sleutel in het opbergvak
van de middenconsole starten
(/ pagina 293).
Overzicht van de noodoproepsystemen
Zowel het Mercedes-Benz noodoproepsysteem als
het 112-noodoproepsysteem (EU eCall) kan
belangrijke ondersteuning bieden bij het verkorten
van de tijd tussen het moment van het ongeval en
het arriveren van de reddingsdiensten op de
plaats van het ongeval. Ze ondersteunen de loca-
Snelle start en tips 61
F296 0032 07
tiebepaling bij een moeilijk te omschrijven onge-
valsplaats.
Beide noodoproepsystemen kunnen een noodop-
roep automatisch (/ pagina 622) of handmatig
(/ pagina 623) activeren.
Een noodoproep alleen activeren voor het redden
van uzelf of anderen. Geen noodoproep bij pech
of iets dergelijks activeren.
Weergaven op de displays
De volgende meldingen worden bij beide noodop-
roepsystemen weergegeven op centraal display
resp. het mediadisplay:
RSOS NOT READY: De auto is niet ingeschakeld
of er is een storing van het noodoproepsys-
teem aanwezig. Dit betekent niet noodzakelijk
een totale uitval van het noodoproepsysteem.
Noodoproepen kunnen nog steeds worden
verzonden.
De melding hee alleen betrekking op de auto
en houdt geen rekening met de beschikbaar-
heid van mobiele-telefoonnetten en de
Mercedes-Benz alarmcentrale.
De bedrijfsklare status van het noodoproep-
systeem van de auto is hieraan te herkennen,
dat de melding SOS NOT READY na het
inschakelen van de auto verdwijnt.
RG: De melding verschijnt op het display tij-
dens een actieve noodoproep.
%Wanneer er een storing van het noodoproep-
systeem is, zijn bijvoorbeeld een luidspreker,
microfoon, airbag of de SOS-toets defect.
Een storing van het noodoproepsysteem her-
kent u aan de volgende weergaven:
ROp het bestuurdersdisplay verschijnt een
overeenkomstige melding.
RDe SOS-toets blij permanent rood bran-
den.
Noodhulp
Bij ongevallen of pech toont de noodhulp veilig-
heidsaanwijzingen op het centraal display.
Daartoe behoren bijvoorbeeld:
RAdviezen voor het verlaten van de auto
RProcedure voor het veilig losmaken van de vei-
ligheidsgordel bij een ongeval waarbij de auto
op zijn dak ligt
In de volgende situaties wordt de noodhulp geacti-
veerd:
RGeactiveerd inzittendenbeschermingssysteem
RUitgevoerde noodoproep
RBepaalde pechsituaties
%De beschikbaarheid en de omvang van de
noodhulp kan afhankelijk van het land en de
uitrusting van de auto variëren.
62 Snelle start en tips
F296 0032 07
F296 0032 07
Auto met linkse besturing (met centraal display)
64 In één oogopslag – Cockpit (centraal display)
F296 0032 07
1± Recuperatie verhogen 301
q Recuperatie verlagen 301
2Combischakelaar 245
3Bestuurdersdisplay 452
4DIRECT SELECT-keuzehendel 308
5Centraal display 475
6Dashboardkastje 42
7Opbergvak 42
8Schakelaarpaneel voor:
÷ DYNAMIC SELECT-toets 306
c Actieve parkeerassistent 421
û EQ-menu oproepen 334
\ Snelle toegang tot auto
ú Vingerafdruksensor 486
Ü MBUX multimediasysteem in- en uitscha-
kelen
475
a Geluid uit- en inschakelen 501
ø Volume instellen 502
9£ Alarmknipperlichtinstallatie 51
AStart-stoptoets 291
BBedieningsgroep MBUX multimediasysteem 484
CStuurwiel instellen 209
D! Elektrische parkeerrem 342
EDiagnose-interface 93
FLichtschakelaar 243
GBedieningsgroep:
Bestuurdersdisplay 452
I Actieve afstandsassistent DISTRONIC en
variabele limiter
365
In één oogopslag – Cockpit (centraal display) 65
F296 0032 07
Linkse besturing (met MBUX Hyperscreen)
66 In één oogopslag – Cockpit (MBUX Hyperscreen)
F296 0032 07
1± Recuperatie verhogen 301
q Recuperatie verlagen 301
2Combischakelaar 245
3DIRECT SELECT-keuzehendel 308
4MBUX Hyperscreen met:
Bestuurdersdisplay 451
Centraal display 475
Voorpassagiersdisplay 475
5Bedieningsgroep MBUX multimediasysteem 484
6Dashboardkastje 42
7Opbergvak 42
8£ Alarmknipperlichtinstallatie 51
9Schakelaarpaneel voor:
÷ DYNAMIC SELECT-toets 306
c Actieve parkeerassistent 421
û EQ-menu oproepen 334
\ Snelle toegang tot auto
ú Vingerafdruksensor 486
Ü MBUX multimediasysteem in- en uitscha-
kelen
475
a Geluid uit- en inschakelen 501
ø Volume instellen 502
AStart-stoptoets 291
BStuurwiel instellen 209
C! Elektrische parkeerrem 342
DDiagnose-interface 93
ELichtschakelaar 243
FBedieningsgroep:
Bestuurdersdisplay 452
I Actieve afstandsassistent DISTRONIC en
variabele limiter
365
In één oogopslag – Cockpit (MBUX Hyperscreen) 67
F296 0032 07
Bestuurdersdisplay standaard
68 In één oogopslag – Waarschuwings- en controlelampjes (standaard)
F296 0032 07
1#! Knipperlichten 245
2Ú Systeemfout 961
3ï Aanhangwagenvoorziening 963
4ä Onderstel (rood) 968
ä Onderstel (geel) 968
5# Elektrische storing 961
6Ù Stuurbekrachtiging (rood) 963
Ù Stuurbekrachtiging (geel) 963
Ù Gestuurde achteras (rood) 963
Ù Gestuurde achteras (geel) 963
76 Veiligheidssysteem 959
8ü Veiligheidsgordel 959
9L Afstandswaarschuwing 968
A! ABS 968
Bh Bandenspanningscontrole 974
Cå ESP® OFF 968
÷ ESP®968
D_ Vermogen gereduceerd 961
Eõ Rijbereidheid aandrijfsysteem 291
F! Elektrische parkeerrem (geel) 965
G! Elektrische parkeerrem (rood) 965
HJ Remmen (rood) 965
J Remmen (geel) 965
IR Actieradius 455
JLaadtoestandweergave 455
KK Grootlicht 245
L Dimlicht 243
T Standlicht 243
LR Mistachterlicht 245
MH Mercedes-Benz noodoproepsysteem 974
In één oogopslag – Waarschuwings- en controlelampjes (standaard) 69
F296 0032 07
Bestuurdersdisplay met bestuurderscamera
70 In één oogopslag – Waarschuwings- en controlelampjes (met bestuurderscamera)
F296 0032 07
1Ú Systeemfout 961
2#! Knipperlicht 245
3ü Veiligheidsgordel 959
4L Afstandswaarschuwing 968
56 Veiligheidssysteem 959
6_ Vermogen gereduceerd 961
7h Bandenspanningscontrole 974
8å ESP® OFF 968
÷ ESP®968
9! ABS 968
Aõ Rijbereidheid aandrijfsysteem 291
B! Elektrische parkeerrem (geel) 965
C! Elektrische parkeerrem (rood) 965
DJ Remmen (rood) 965
J Remmen (geel) 965
ER Actieradius 455
FLaadtoestandweergave 455
GR Mistachterlicht 245
HK Grootlicht 245
L Dimlicht 243
T Standlicht 243
IH Mercedes-Benz noodoproepsysteem 974
Jï Aanhangwagenvoorziening 963
K# Elektrische storing 961
LÙ Stuurbekrachtiging (rood) 963
Ù Stuurbekrachtiging (geel) 963
Ù Gestuurde achteras (rood) 963
Ù Gestuurde achteras (geel) 963
Mä Onderstel (rood) 968
ä Onderstel (geel) 968
In één oogopslag – Waarschuwings- en controlelampjes (met bestuurderscamera) 71
F296 0032 07
72 In één oogopslag – Bedieningspaneel dakconsole
F296 0032 07
1Zonnekleppen
2c Interieurverlichting voorin in- en uitscha-
kelen
257
3u Interieurverlichting achterin in- en uit-
schakelen
257
4; me-toets 611
5| Automatische interieurverlichtingsrege-
ling in- en uitschakelen
257
6G SOS-toets 611
7Rechter leeslampje in- en uitschakelen 257
83 Panoramaschuifdak openen en sluiten 183
3 Rolzonnescherm panoramaschuifdak
openen en sluiten
183
9Controlelampje PASSENGER AIR BAG 108
ABinnenspiegel 266
BLinker leeslampje in- en uitschakelen 257
In één oogopslag – Bedieningspaneel dakconsole 73
F296 0032 07
74 In één oogopslag – Portierbedieningseenheid en stoelinstellingen
F296 0032 07
1ß Ü Auto ver- en ontgrendelen 162
2Portier openen 162
3Stoel elektrisch instellen 192
4w Stoelverwarming in- en uitschakelen 206
5s Stoelventilatie in- en uitschakelen 207
6V Geheugenfunctie bedienen 213
7q Achterklep openen en sluiten 173
8Í Buitenspiegels bedienen 265
9W Rechter zijruit openen en sluiten 180
AW Ruit rechts achterin openen en sluiten 180
BS Kinderslot voor zijruiten achterin 148
CW Ruit links achterin openen en sluiten 180
DW Linker zijruit openen en sluiten 180
EHoofdsteunen instellen 199
FStoelinstellingen met multimediasysteem 204
In één oogopslag – Portierbedieningseenheid en stoelinstellingen 75
F296 0032 07
76 In één oogopslag – Bedieningsinstellingen achterin
F296 0032 07
1Klimaatregeling bedieningseenheid achterin 271
2Elektronicavak in de middenconsole
3w Stoelverwarming achterin in- en uitscha-
kelen
206
4Zitplaats achterin elektrisch instellen 194
5Opbergvak in de armsteun achterin
6Mobiele telefoon draadloos opladen 240
In één oogopslag – Bedieningsinstellingen achterin 77
F296 0032 07
78 In één oogopslag – In geval van nood en pech
F296 0032 07
1B-stijl met:
QR-code voor het bepalen van de reddings-
kaart
54
Informatieplaatje voor bandenspanning 720
2Veiligheidsvesten 31
3; me-toets 611
G SOS-toets 611
4Slepen 707
5Bandenpech 55
6Hoogspanningsuitschakelsysteem gebruiken 287
7£ Alarmknipperlichtinstallatie 51
8Brandblusser 51
9Contactdoosklep met:
QR-code voor het bepalen van de reddings-
kaart
54
AEHBO-set 33
BSlepen 707
CGevarendriehoek 32
DTIREFIT-set 701
In één oogopslag – In geval van nood en pech 79
F296 0032 07
Digitale handleiding oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Info
5Handleiding 5Digitale handleiding openen
De digitale handleiding beschrij de functies en
de bediening van de auto en van het multimedia-
systeem.
#In de digitale handleiding een van de volgende
menupunten selecteren:
RSnelle start: Hier vindt u de eerste stappen
voor het instellen van uw zitplaats (bestuur-
derszijde).
RTips: Hier krijgt u informatie om u voor te
bereiden op bepaalde alledaagse situaties met
uw auto.
RAnimaties: Hier kunt u animaties over de voer-
tuigfuncties bekijken.
RMeldingen: Hier vindt u aanvullende informa-
tie over de meldingen op het bestuurdersdis-
play.
RTaal: Hier kunt u de taal voor de digitale hand-
leiding instellen.
In het zoekveld Zoeken kunt u zoeken op tref-
woord om snel antwoorden te vinden op vragen
over de werking van de auto.
1Menu
2Zoeken
3Terug
4Inhoudsgebied
Sommige hoofdstukken in de digitale handleiding,
zoals waarschuwingsaanwijzingen, kunnen worden
open- en dichtgeklapt.
Extra mogelijkheden, om de digitale handleiding
op te roepen:
Bestuurdersdisplay: Oproepen van beknopte infor-
matie over displaymeldingen in het bestuurders-
display
MBUX spraakassistent: Oproepen via het spraak-
gestuurd bedieningssysteem
Globale zoekfunctie: Oproepen van zoekresultaten
in de inhoud van de digitale handleiding in het
startscherm
Tijdens het rijden is de digitale handleiding om
veiligheidsredenen gedeactiveerd.
80 Digitale handleiding
F296 0032 07
Milieubescherming
+MILIEU-AANWIJZING Milieuschade door
bedrijfsomstandigheden en persoonlijke
rijstijl
Om een bijdrage te leveren aan de bescher-
ming van het milieu de auto op milieuvriende-
lijke wijze gebruiken. Daartoe de volgende
aanbeveling met betrekking tot de bedrijfsom-
standigheden en uw persoonlijke rijstijl in acht
nemen.
Bedrijfsomstandigheden:
#Zorg dragen voor een juiste bandenspan-
ning.
#Geen onnodige ballast meenemen (bij-
voorbeeld een niet meer benodigde dak-
drager).
#Het energieverbruik in de gaten houden.
#De onderhoudsintervallen aanhouden.
Een regelmatig onderhouden auto ontziet
het milieu.
#Onderhoudswerkzaamheden altijd laten
uitvoeren bij een gekwaliceerde werk-
plaats.
Uw persoonlijke rijstijl:
#Anticiperend rijden en voldoende afstand
houden.
#Veelvuldig en sterk accelereren en rem-
men vermijden.
#Energiebesparend rijden. Voor een zui-
nige rijstijl de ECO aanduiding in acht
nemen.
+MILIEU-AANWIJZING Milieuvervuiling door
niet op milieuvriendelijke wijze afvoeren
van de hoogspanningsaccu
Een hoogspanningsaccu bevat stoen die
schadelijk voor het milieu zijn.
#Een defecte hoogspanningsaccu bij een
gekwaliceerde werkplaats laten afvoe-
ren.
Terugname van de oude auto
Alleen voor EU-landen:
Mercedes-Benz neemt uw oude auto weer terug
om deze overeenkomstig de richtlijn autowrakken
van de Europese Unie (EU) milieuvriendelijk af te
voeren.
Voor terugname van de oude auto staat een net-
werk van verzamelpunten en demontagebedrijven
ter beschikking. Bij deze bedrijven kunt u uw auto
gratis inleveren. Hierdoor levert u een waardevolle
bijdrage aan het sluiten van de recyclingkringloop
en het ontzien van de hulpbronnen.
Meer informatie over de recycling van oude
auto's, het afvoeren en de voorwaarden voor de
terugname is verkrijgbaar op de nationale
Mercedes-Benz homepage.
Algemene aanwijzingen 81
F296 0032 07
Mercedes-Benz Originele Onderdelen
+MILIEU-AANWIJZING Milieuvervuiling door
niet gebruiken van gerecyclede ruilaggre-
gaten
Mercedes‑Benz AG biedt gerecyclede ruilag-
gregaten en -onderdelen met dezelfde kwali-
teit als nieuwe onderdelen aan. Daarbij geldt
dezelfde aansprakelijkheid voor gebreken als
bij nieuwe onderdelen.
#Gerecyclede ruilaggregaten en -onderde-
len van Mercedes‑Benz AG gebruiken.
*AANWIJZING Beïnvloeding van de werking
van de veiligheidssystemen door de instal-
latie van accessoires, reparaties of las-
werkzaamheden
In de volgende gebieden van de auto kunnen
airbags, gordelspanners en regeleenheden en
sensoren voor de veiligheidssystemen inge-
bouwd zijn:
RPortieren
RPortierstijlen
RDrempel
RStoelen
RCockpit
RBestuurdersdisplay
RMiddenconsole
RDakframe aan de zijkant
#In deze gedeelten geen toebehoren
installeren, zoals een audiosysteem.
#Geen reparaties of laswerkzaamheden
uitvoeren.
#Het naderhand aanbrengen van acces-
soires laten uitvoeren bij een gekwali-
ceerde werkplaats.
Wanneer door Mercedes-Benz niet vrijgegeven
onderdelen, banden en velgen evenals veiligheids-
relevante accessoires worden gebruikt, kan de
bedrijfsveiligheid van de auto in het geding
komen. De werking van veiligheidsrelevante syste-
men, bijvoorbeeld het remsysteem, kan worden
gestoord. Uitsluitend Mercedes-Benz Originele
Onderdelen of onderdelen van dezelfde kwaliteit
gebruiken. Alleen voor uw voertuigtype goedge-
keurde banden en velgen en accessoires gebrui-
ken.
Mercedes-Benz controleert originele onderdelen
en voor het voertuigtype goedgekeurde ombouw-
delen en accessoires op hun betrouwbaarheid,
veiligheid en geschiktheid. Andere onderdelen kan
Mercedes-Benz, ondanks voortdurende marktver-
kenningen, niet beoordelen. Ook als in een enkel
geval een goedkeuring door een keuringsinstantie
of ociële instantie aanwezig is, neemt
Mercedes-Benz geen verantwoordelijkheid voor
het gebruik in Mercedes-Benz-auto's.
Sommige onderdelen mogen alleen worden in- en
omgebouwd als deze aan de wettelijke voorschrif-
ten voldoen. Alle Mercedes-Benz Originele Onder-
delen voldoen aan de voorwaarden van de goed-
keuring. Niet goedgekeurde onderdelen kunnen
leiden tot het vervallen van de typegoedkeuring.
Dit is het geval in de volgende situaties:
RBij een wijziging van het in de typegoedkeuring
aangegeven type auto.
82 Algemene aanwijzingen
F296 0032 07
RBij een verwacht verhoogd risico voor ver-
keersdeelnemers.
RDe geluidsproductie verslechtert.
Bij het bestellen van Mercedes-Benz Originele
Onderdelen altijd het voertuigidenticatienummer
(VIN) vermelden (/ pagina 854).
Aanraakgevoelige bedieningselementen
Uw auto is naast de conventionele schakelaars en
toetsen uitgerust met aanraakgevoelige bedie-
ningselementen.
Deze bevinden zich op de volgende plaatsen in uw
auto:
RDak- en portierbedieningseenheid
RKlimaatregeling
RStuurwiel
RMBUX multimediasysteem
De bedieningselementen beschikken over aan-
raakgevoelige oppervlakken. De oppervlakken
worden aangestuurd door indrukken of door vee-
gbewegingen om bijvoorbeeld instellingen uit te
voeren of functies te activeren.
Bij de touchscreens krijgt u ook een haptische
feedback op het aanraakgevoelige oppervlak, bij-
voorbeeld in de vorm van een impuls, een trilling
of een veranderende oppervlaktestructuur.
In de volgende situaties kan bijvoorbeeld een hap-
tische feedback worden gegeven:
RBij het indrukken van een toets op het opper-
vlak
RBij het bladeren in een lijst of tabel
RBij het bereiken van een nieuw gedeelte op het
oppervlak, bijvoorbeeld een pop-upvenster
Bij de omgang met aanraakgevoelige oppervlak-
ken met de volgende punten rekening houden om
problemen met de bediening te voorkomen:
RGeen stickers of iets dergelijks op de opper-
vlakken plakken.
RGeen smartphone‑ of andersoortige houders
op het oppervlak van het centraal display
bevestigen.
RDe oppervlakken beschermen tegen vocht en
natheid.
RDe oppervlakken vrij van stof en vuil houden
(/ pagina 693).
Sommige aanraakgevoelige bedieningselementen
zijn naast een symbool ook voorzien van geïnte-
greerde controlelampjes. Bij de bediening erop
letten dat u op het symbool van het bedienings-
element drukt.
Mercedes me app
Aanwijzingen met betrekking tot de on-demand
uitrusting
Na de aanschaf van de auto kunnen verschillende
functies (on-demand uitrusting) naderhand via
Mercedes me worden geactiveerd.
Bij vragen kunt u zich tot een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats wenden.
Algemene aanwijzingen 83
F296 0032 07
On-demand uitrusting via Mercedes me activeren
Voorwaarden
RDe auto hee bovendien een mobiele verbin-
ding.
RDe auto is aan een Mercedes me gebruikers-
account gekoppeld.
On-demand uitrusting bestellen en activeren
#In de Mercedes me Store de voor de auto
gewenste on-demand uitrusting in het winkel-
mandje plaatsen.
#De bestelling afsluiten.
De on-demand uitrusting wordt geactiveerd
wanneer de auto wordt gebruikt.
Activering versnellen
#De auto uitschakelen en vergrendelen.
#Na circa twee minuten de auto ontgrendelen
en inschakelen.
De on-demand uitrusting is geactiveerd. Bij
enkele uitrustingen verschijnt bovendien een
melding in het multimediasysteem van de
auto.
Het proces herhalen wanneer de activering niet
succesvol was.
Bedrijfsveiligheid
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door storingen in de werking of systeem-
uitval
Wanneer u de voorgeschreven service-/onder-
houdswerkzaamheden of noodzakelijke repa-
raties niet laat uitvoeren, kan dit tot storingen
in de werking of systeemuitvallen leiden.
#De voorgeschreven service‑ en onder-
houdswerkzaamheden en noodzakelijke
reparaties altijd laten uitvoeren bij een
gekwaliceerde werkplaats.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door ondeskundige wijzigingen
aan elektronische onderdelen
Wijzigingen aan elektronische onderdelen, de
soware en bedrading hiervan kunnen de wer-
king en/of de werking van andere gekoppelde
onderdelen of veiligheidsrelevante systemen
nadelig beïnvloeden.
Daardoor kan de bedrijfsveiligheid van het
voertuig in het geding komen.
#Niet ingrijpen in de bedrading, de elek-
tronische onderdelen en de soware.
#Werkzaamheden aan elektrische en elek-
tronische apparaten altijd laten uitvoeren
bij een gekwaliceerde werkplaats.
Bij wijzigingen aan de voertuigelektronica vervalt
de typegoedkeuring.
Het onderwerp "Voertuigelektronica" in de "Tech-
nische gegevens" in acht nemen.
*AANWIJZING Beïnvloeing van de werking
van de auto of afzonderlijke componenten
door ingrepen in de voertuigelektronica
De auto is af fabriek met verschillende veilig-
heidssystemen uitgerust, die met elkaar in ver-
binding staan.
84 Algemene aanwijzingen
F296 0032 07
Wanneer het systeem een ingreep in de voer-
tuigelektronica door ongeoorloofde wijziging
van regeleenheden en/of de soware/gege-
vens ervan herkent, kan dit de volgende gevol-
gen hebben:
RAfzonderlijke voertuigfuncties werken (tij-
delijk) niet meer.
RDe hele auto werkt (tijdelijk) niet meer.
#De auto direct bij een gekwaliceerde
werkplaats laten controleren en zo nodig
de fabriekstoestand laten herstellen.
*AANWIJZING Beschadiging van de auto
door te snel rijden en door klappen tegen
de bodemplaat en onderdelen van het
onderstel
Met name in de volgende gevallen kan de auto
worden beschadigd:
RDe auto raakt de grond, bijvoorbeeld op
een hoge stoeprand of onverharde wegen.
RDe auto rijdt te snel over een obstakel, bij-
voorbeeld een stoeprand, een verkeers-
drempel of een kuil in de weg.
REen zwaar voorwerp slaat tegen de
bodemplaat of tegen onderdelen van het
onderstel.
De carrosserie, de bodemplaat, onderdelen
van het onderstel, wielen of banden en onder-
delen van de hoogspanningsaccu kunnen in
dergelijke of vergelijkbare situaties ook niet-
zichtbaar worden beschadigd . Dergelijke
beschadigde onderdelen kunnen onverwacht
uitvallen of de bij een ongeval optredende
krachten niet meer zoals bedoeld opnemen.
#De auto direct bij een gekwaliceerde
werkplaats laten controleren en repare-
ren.
of
#Als de rijveiligheid in gevaar komt als ver-
der wordt gereden, direct op een veilige
plaats stoppen en contact opnemen met
een gekwaliceerde werkplaats.
Elektrische auto's hebben een elektromotor. De
energievoorziening voor de elektromotor komt via
het hoogspanningsboordnet.
&GEVAAR Levensgevaar en brandgevaar
door gewijzigde en/of beschadigde onder-
delen van het hoogspanningsboordnet
Het hoogspanningsboordnet staat onder hoge
elektrische spanning. Als u onderdelen van het
hoogspanningsboordnet verandert of bescha-
digde onderdelen aanraakt, kunt u een
stroomstoot krijgen. Bovendien kunnen gewij-
zigde en/of beschadigde onderdelen tot een
brand leiden.
Onderdelen van het hoogspanningsboordnet
kunnen bij een ongeval of wanneer de bodem-
plaat de grond raakt ook niet-zichtbaar wor-
den beschadigd.
#Nooit wijzigingen aan het hoogspan-
ningsboordnet uitvoeren.
#De auto niet met gewijzigde of bescha-
digde onderdelen van het hoogspan-
ningsboordnet inschakelen en gebruiken.
Algemene aanwijzingen 85
F296 0032 07
#Nooit beschadigde onderdelen van het
hoogspanningsboordnet aanraken.
#Na een ongeval geen onderdelen van het
hoogspanningsboordnet aanraken.
#De auto na een ongeval laten transporte-
ren.
#Onderdelen van het hoogspannings-
boordnet bij een gekwaliceerde werk-
plaats laten controleren en indien nodig
laten vervangen.
De onderdelen van het hoogspanningsboordnet
zijn met gele waarschuwingsstickers gemarkeerd.
De kabels van het hoogspanningsboordnet zijn
oranje van kleur.
Voorbeeld
Hoogspanningscomponenten die zeer heet kun-
nen worden, zijn met een speciale waarschu-
wingssticker gemarkeerd:
Auto's met elektromotor produceren beduidend
minder rijgeluid dan auto's met verbrandingsmo-
tor.
Door het aanzienlijk lagere rijgeluid kunnen
andere verkeersdeelnemers de auto mogelijk niet
horen.
Daarom is de auto uitgerust met een soundgene-
rator als akoestisch voertuigwaarschuwingssys-
teem (AVAS). Deze beveiligingsmaatregel wordt
door de wetgever voorgeschreven.
Het buitengeluid van de soundgenerator (AVAS) is
bij lage snelheden in het interieur hoorbaar en is
geen functiestoring.
86 Algemene aanwijzingen
F296 0032 07
Montage van de kentekenplaat op de voorste
kentekenplaathouder
Het informatieplaatje is ofwel als sticker of als
reliëf op de kentekenplaathouder aanwezig.
*AANWIJZING Functiestoring en systeem-
uitvallen vanwege verkeerde montage van
het kenteken op de voorste kenteken-
plaathouder
Indien het kenteken verkeerd op de voorste
kentekenplaathouder wordt gemonteerd, kan
dit voor functiestoringen of het uitvallen van
sensoren, camera's of rij- en veiligheidssyste-
men zorgen.
Bij de montage van het kenteken op de voor-
ste kentekenplaathouder de volgende punten
in acht nemen:
#Het kenteken zonder reclamemiddelen of
een andere houders rechtstreeks op de
kentekenplaathouder monteren.
#Het kenteken zó monteren dat het aan
de bovenzijde of zijkanten niet over de
kentekenadapter uitsteekt.
Conformiteitsverklaringen en nationale aanwij-
zingen
Elektromagnetische verdraagzaamheid
De elektromagnetische verdraagzaamheid van de
onderdelen van de auto werd overeenkomstig de
regeling UN-R 10, in de actueel geldende versie,
gecontroleerd en aangetoond.
Nationale aanwijzingen met betrekking tot radio-
apparatuur waarvoor wettelijke keurmerken gel-
den
Aanwijzingen met betrekking tot het overschrijden
van landsgrenzen
Bij het gebruik van de auto de geldende radiore-
gelgeving in acht nemen van het land waar u zich
op dat moment bevindt.
Radiograsche onderdelen van de auto
Alleen voor EU- en EFTA-landen en landen die de
EU-conformiteitsverklaring van de fabrikant erken-
nen:
De volgende aanwijzing is geldig voor alle radio-
grasche componenten van de auto, en de in de
auto geïntegreerde informatiesystemen en com-
municatieapparatuur:
De fabrikant van de zendapparatuur verklaart, dat
alle in de auto gemonteerde zendapparatuur vol-
Algemene aanwijzingen 87
F296 0032 07
doet aan de richtlijn 2014/53/EU. De volledige
tekst van de EU-conformiteitsverklaring is te vin-
den op het volgende internetadres:
https://moba.i.mercedes-benz.com/markets/
ece-row/baix/cars/certicates-of-conformity/
nl_NL/index.html
Meer informatie is verkrijgbaar bij een Mercedes-
Benz-servicewerkplaats.
Alleen voor Israël:
Het is niet toegestaan wijzigingen door te voeren
aan een in de auto geïnstalleerde mobilofoon, die
uitwerkingen kunnen hebben op de radiospeci-
caties van het apparaat. Daaronder behoren wijzi-
gingen aan de soware, het vervangen van de ori-
ginele antenne of de mogelijkheid het apparaat
aan te sluiten op een externe antenne. Dergelijke
veranderingen mogen alleen worden uitgevoerd
met voorafgaande toestemming van het verant-
woordelijke ministerie voor telecommunicatie,
aangezien de mogelijkheid bestaat dat er radio-
storingen optreden.
Alleen voor het Verenigd Koninkrijk:
De volgende aanwijzing is geldig voor alle radio-
grasche componenten van de auto, en de in de
auto geïntegreerde informatiesystemen en com-
municatieapparatuur:
Hierbij verklaren de fabrikanten van de in de auto
gemonteerde componenten van de zendappara-
tuur dat alle in de auto gemonteerde componen-
ten van de zendapparatuur voldoen aan de rele-
vante wettelijke eisen. De volledige tekst van de
conformiteitsverklaring is te vinden op het vol-
gende internetadres:
https://moba.i.mercedes-benz.com/markets/
ece-row/baix/cars/certicates-of-conformity/
en_GB/index.html
88 Algemene aanwijzingen
F296 0032 07
Alleen voor Brazilië:
Aanwijzingen voor de zendapparatuur in de auto:
Deze systemen worden niet beschermd tegen
schadelijke storingen en mogen geen storingen in
correct goedgekeurde systemen veroorzaken.
Alleen voor Jamaica:
Alle radiograsche componenten van de auto heb-
ben van de SMA een typegoedkeuring ontvangen.
Alleen voor Nigeria:
Aansluiting en gebruik van de radiocommunicatie-
apparatuur in deze auto zijn toegestaan door de
Nigeriaanse Communicatiecommissie.
Alleen voor landen van de Euraziatische Economi-
sche Unie:
Hierbij verklaren de fabrikanten van de in de auto
gemonteerde componenten van de zendappara-
tuur dat alle in de auto gemonteerde componen-
ten van de zendapparatuur voldoen aan de techni-
sche voorschrien voor zendapparatuur. Meer
informatie is verkrijgbaar bij een Mercedes-Benz-
servicewerkplaats.
Algemene aanwijzingen 89
F296 0032 07
Alleen voor Oekraïne:
Hierbij verklaren de fabrikanten van de in de auto
gemonteerde componenten van de zendappara-
tuur dat alle in de auto gemonteerde componen-
ten van de zendapparatuur voldoen aan de techni-
sche voorschrien voor zendapparatuur. Meer
informatie is verkrijgbaar bij een Mercedes-Benz-
servicewerkplaats.
Krik
Alleen voor EU- en EFTA-landen en landen die de
EU-conformiteitsverklaring van de fabrikant erken-
nen:
CE conformiteitsverklaring
Afschri en vertaling van de originele conformi-
teitsverklaring:
EU-overeenstemmingsverklaring
1.
De ondergetekende
Fabrikant:
BRANO a.s.
747 41 Hradec nad Moravicí, Opavská 1000,
Tsjechië
Id.-nr.: 64-387-5933
BTW-nr.: CZ64-387-5933
gemachtigd als vertegenwoordiger van de fabri-
kant, verklaart hierbij dat:
2. a)
Benaming:
Krik
Type, nummer:
A) A 164 580 02 18, A 166 580 01 18
B) A 240 580 00 18
C) A 639 580 02 18
D) A 639 580 03 18
E) A 910 580 00 00
F) A 247 580 00 00, A 293 580 00 00
G) A 247 580 01 00, A 293 580 01 00
H) A 247 580 02 00, A 293 580 02 00
Productiejaar: 2022
de aangegeven machine in overeenstemming is
met de geldende Europese
Machinerichtlijn 2006/42/EG
b)
Beschrijving en gebruiksdoel:
De krik is uitsluitend bedoeld voor het omhoog-
brengen van de aangegeven auto overeenkomstig
de op de krik aangebrachte gebruiksaanwijzing.
3.
Verwijzing naar geharmoniseerde normen of spe-
cicaties
ISO 4063, EN ISO 14341-A, AS 2693, DBL
8230.10, DBL 7382.20, DBL 7392.10, DBL
8451.15, MBN 10435,
Technische documentatie van het product is in de
fabriek aanwezig. Gevolmachtigde voor de samen-
stelling van de technische documentatie: Hoofd
van de technische afdeling Brano a.s.
4.
Hradec nad Moravicí
90 Algemene aanwijzingen
F296 0032 07
Plaats
5.
14.03.2022
Datum
Dipl. Ing. Michal Koberský
[Handtekening]
Director SBU-CJ
UKCA-conformiteitsverklaring
Afschri en vertaling van de originele conformi-
teitsverklaring:
UK conformiteitsverklaring
1.
De ondergetekende
Fabrikant:
BRANO a.s.
74741 Hradec nad Moravicí, Opavská 1000, Tsje-
chië
Id.-nr.: 64-387-5933
BTW-nr.: CZ64-387-5933
gemachtigd als vertegenwoordiger van de fabri-
kant, verklaart hierbij dat:
2. a)
Benaming:
Krik
Type, nummer:
A) A 164 580 02 18, A 166 580 01 18
B) A 240 580 00 18
C) A 639 580 02 18
D) A 639 580 03 18
E) A 910 580 00 00
F) A 247 580 00 00, A 293 580 00 00
G) A 247 580 02 00, A 293 580 02 00
Productiejaar: 2022
de aangegeven machine in overeenstemming is
met de geldende Europese
Supply of Machinery (safety) Regulations 2008
b)
Beschrijving en gebruiksdoel:
De krik is uitsluitend bedoeld voor het omhoog-
brengen van de aangegeven auto overeenkomstig
de op de krik aangebrachte gebruiksaanwijzing.
3.
Verwijzing naar geharmoniseerde normen of spe-
cicaties
ISO 4063, EN ISO 14341-A, DBL 8230.10, DBL
7382.20, DBL 7392.10, DBL 8451.15, MBN
10435,
Technische documentatie van het product is in de
fabriek aanwezig. Gevolmachtigde voor de samen-
stelling van de technische documentatie: Hoofd
van de technische afdeling Brano a.s.
4. Hradec nad
Moravicí 5.
04.07.2022 [Handteke-
ning]
Dipl. Ing.
Michal Kobe-
rský
Plaats Datum Director SBU-
CJ
Algemene aanwijzingen 91
F296 0032 07
TIREFIT-set
Alleen voor EU- en EFTA-landen en landen die de
EU-conformiteitsverklaring van de fabrikant erken-
nen:
CE conformiteitsverklaring
Variant 1
Afschri en vertaling van de originele conformi-
teitsverklaring:
CE
EU-conformiteitsverklaring
Wij,
Dunlop Tech GmbH
Oenbacher Landstr. 8
D-63456 Hanau, Deutschland
verklaren onder onze eigen verantwoordelijkheid,
dat de
Productbeschrijving: Elektrische luchtpomp
Serienummer: 000000001 tot 999999999
Merk: Mercedes-Benz
Uitvoering: DT 200146 (UW0851ve-IBK LK2), DT
200177 (UW0872-IBK-LK2P), 200156 (UW0867-
LK3)
Mercedes Benz onderdeelnummer: A 000 583
8205, A 000 583 8305, A 000 583 8405
in overeenstemming is met de geldende bepalin-
gen van de richtlijn:
2014/30/EU over de elektromagnetische ver-
draagzaamheid
en voldoet aan de volgende normen:
EN IEC 55014-1:2021
EN IEC 55014-2:2021
Inclusief (categorie I)
Dunlop Tech GmbH, Oenbacher Landstr. 8,
D-63456 Hanau, Duitsland gevolmachtigde verte-
genwoordiger voor het opstellen van de techni-
sche documentatie.
Naam van de fabriek: UNIK WORLD IND. CO.,
LTD.
Adres: NO. 110-2, Xiwei, Shanhua Dist., Tainan
City 74163, Taiwan (R.O.C.)
Naam Dunlop Tech GmbH
Gevolmachtigde: Bernd Schuchhardt
Adres: Oenbacher Landstraße 8, D-63456
Hanau, Duitsland
15.07.2022 [B. Schuchhardt]
Handtekening
Plaats van de verklaring: Duitsland
Variant 2
Afschri en vertaling van de originele conformi-
teitsverklaring:
EU-conformiteitsverklaring
Overeenkomstig EU-richtlijn 2006/42/EG
Hiermee verklaren wij, dat het product
Productbenaming: Elektrische luchtpomp Daimler
Typeaanduiding: 0867, DT/UW 200056
MB-onderdeelnummer: A 000 583 5101
aan de volgende overeenkomstige bepalingen vol-
doet:
2004/108/EC
92 Algemene aanwijzingen
F296 0032 07
Toegepaste geharmoniseerde normen, in het bij-
zonder:
DIN EN 55014-1: 2012
DIN EN 55014-2: 2016
Fabrikant: Dunlop Tech GmbH
Adres: Oenbacher Landstr. 8, 63456 Hanau
Gevolmachtigde: Afdeling IMS
Datum: Oktober, 2019
Onderschri: i.o. [Handte-
kening] i.o. [Handte-
kening]
IMS-AE IMS-AE-L
UKCA-conformiteitsverklaring
Afschri en vertaling van de originele conformi-
teitsverklaring:
Dunlop Tech GmbH
UKCA conformiteitsverklaring
Product:
Product
Elektrische luchtpomp
Uitvoering/merk
DT 200146 (UW0851ve-IBK LK2), DT 200177
(UW0872), DT 200156 (UW0867-LK3)
Mercedes-Benz onderdeelnummer:
A 000 583 8205, A 000 583 8305, A 000 583
8405
Gevolmachtigde (GB):
Naam:
Adres:
Aanspreekpunt:
De gevolmachtigde is als enige verantwoordelijk
voor het afgeven van deze verklaring. Het in de
verklaring genoemde apparaat voldoet aan de vol-
gende GB-regelgeving(en):
Statutory Instruments 2016 No. 1091
The Electromagnetic Compatibility Regulations
2016
Conformiteit met de relevante Britse regelgeving
is verondersteld op basis van de volgende nor-
men:
BS EN IEC 55014-1:2021
BS EN IEC 55014-2:2021
Gevolmachtigde die verantwoordelijk is voor het
opstellen van deze verklaring:
Naam: Dunlop Tech GmbH
Gevolmachtigde: Bernd Schuchhardt
Adres: Oenbacher Landstraße 8, D-63456
Hanau, Duitsland
15.07.2022 [B. Schuchhardt]
(Datum) Handtekening
Diagnose-interface
De diagnose-interface is een technische interface
in de auto. Deze wordt in een werkplaats gebruikt
voor bijv. reparatie- en onderhoudswerkzaamhe-
den of voor het uitlezen van voertuiggegevens.
Diagnoseapparaten moeten daarom alleen in een
gekwaliceerde servicewerkplaats worden aange-
sloten.
Algemene aanwijzingen 93
F296 0032 07
&WAARSCHUWING Gevaar van ongevallen
door apparaten aan de diagnosekoppeling
aan te sluiten
Als u apparaten aan de diagnosekoppeling van
het voertuig aansluit, kan de functie van voer-
tuigsystemen en de bedrijfsveiligheid worden
beïnvloed.
#Om veiligheidredenen wordt aanbevolen
om alleen de door een Mercedes-Benz
Servicesteunpunt goedgekeurde produc-
ten te gebruiken en aan te sluiten.
&WAARSCHUWING Gevaar van ongevallen
door voorwerpen in de bestuurdersbeen-
ruimte
Voorwerpen in de bestuurdersbeenruimte kun-
nen de pedaalslag hinderen of een ingetrapt
pedaal blokkeren.
De bedrijfs- en verkeersveiligheid van het voer-
tuig is dan in gevaar.
#Zet alle voorwerpen in het voertuig goed
vast zodat ze niet in de bestuurdersbeen-
ruimte kunnen geraken.
#Zorg ervoor dat er voldoende vrije ruimte
is voor de pedalen.
#De vloermatten steeds vast monteren
volgens de instructies.
#Geen losse vloermatten gebruiken en
nooit vloermatten bovenop elkaar plaat-
sen.
*AANWIJZING Accu-ontlading door het
gebruik van apparaten op de diagnose-
interface
Door het gebruik van de apparaten op de dia-
gnose-interface wordt de accu belast.
#De laadtoestand van de accu controle-
ren.
#Bij een lage laadtoestand de accu opla-
den, bijvoorbeeld door het rijden van een
grotere afstand.
Het aansluiten en het gebruik van een ander
apparaat aan de diagnose-interface kan de vol-
gende uitwerkingen hebben:
RFunctiestoringen in voertuigsystemen
RPermanente beschadiging van voertuigcompo-
nenten
De hierop betrekking hebbende garantievoorwaar-
den in acht nemen.
94 Algemene aanwijzingen
F296 0032 07
Gekwaliceerde werkplaats
Een gekwaliceerde werkplaats beschikt over de
benodigde vakkennis, uitrusting en kwalicatie om
de vereiste werkzaamheden aan de auto uit te
voeren. Dit geldt in het bijzonder voor veiligheids-
relevante werkzaamheden.
De volgende werkzaamheden aan de auto altijd
laten uitvoeren bij een gekwaliceerde werk-
plaats:
RVeiligheidsrelevante werkzaamheden
RService‑ en onderhoudswerkzaamheden
RReparatiewerkzaamheden
RWijzigingen evenals in‑ en ombouwen
RWerkzaamheden aan elektronische onderde-
len
RWerkzaamheden aan hoogspanningscompo-
nenten
Mercedes‑Benz adviseert een Mercedes‑Benz ser-
vicewerkplaats.
Registratie van de auto
Het kan voorkomen dat Mercedes-Benz zijn servi-
cewerkplaatsen de instructie gee, aan bepaalde
auto's technische inspecties uit te voeren. Door
de inspectie worden de kwaliteit en de veiligheid
van de auto verbeterd.
Alleen wanneer Mercedes-Benz uw registratiege-
gevens hee, kan Mercedes-Benz u over de tech-
nische controles informeren.
In de volgende gevallen kan het zijn, dat de auto
nog niet onder uw naam is geregistreerd:
RAls de auto bij een niet-geautoriseerde dealer
is aangescha.
RAls de auto nog niet bij een Mercedes-Benz-
servicewerkplaats is onderzocht.
De auto bij voorkeur bij een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats laten registreren.
Gaarne Mercedes-Benz zo snel mogelijk informe-
ren over een adreswijziging of wisseling van eige-
naar. Dit kunt u bijvoorbeeld doen bij een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
Correct gebruik van de auto
Als waarschuwingsstickers worden verwijderd,
kunt u of kunnen anderen gevaren niet herken-
nen. Waarschuwingsstickers op hun plaats laten.
Bij gebruik van de auto in het bijzonder de vol-
gende informatie in acht nemen:
RDe veiligheidsaanwijzingen in deze handlei-
ding, autospecieke aanvullende handleidin-
gen en aanvullende documentatie
RDe technische gegevens van de auto
RDe verkeersregels en ‑voorschrien van het
land waar u zich bevindt
RDe wegenverkeerswetten en veiligheidsstan-
daards van het land waar u zich bevindt
RDe bepalingen voor radio-apparatuur van het
land waar u zich bevindt
REACH-verordening
Alleen voor EU- en EFTA-landen:
De REACH-verordening (verordening (EG) nr.
1907/2006, artikel 33) omvat een informatie-
Algemene aanwijzingen 95
F296 0032 07
plicht voor bijzonder zorgwekkende stoen
(SVHC).
Mercedes‑Benz AG handelt naar beste weten, om
de toepassing en het gebruik van deze SVHC's te
vermijden en de klant in staat te stellen veilig met
deze stoen om te gaan. Na navraag bij leveran-
ciers en interne productinformatie van
Mercedes‑Benz AG zijn SVHC's bekend, die zich
voor meer dan 0,1 gew.-% in afzonderlijke onder-
delen van deze auto bevinden.
Meer informatie is verkrijgbaar onder de volgende
URL's:
Rhttps://reach.mercedes-benz.com/de/
home/
Rhttps://reach.mercedes-benz.com/en/
home/
Informatie voor personen met elektronische
medische hulpmiddelen
Ondanks een zorgvuldige ontwikkeling kan
Mercedes‑Benz AG een onderlinge beïnvloeding
van voertuigsystemen en elektronische medische
hulpmiddelen, bijvoorbeeld pacemakers, niet hele-
maal uitsluiten.
Daarnaast zijn er in de auto componenten gemon-
teerd die onafhankelijk van de bedrijfstoestand
van de auto magnetische velden kunnen produce-
ren die overeen komen met die van een perma-
nente magneet. Deze velden kunnen bijvoorbeeld
aanwezig zijn in de omgeving van het multimedia-
systeem en het sound system of, afhankelijk van
de uitvoering van de auto, ook in de buurt van de
stoelen.
Daarom kunnen in enkele gevallen en afhankelijk
van de gebruikte hulpmiddelen de volgende eec-
ten optreden:
RStoringen van de hulpmiddelen
RGezondheidsschade
De instructies en waarschuwingen van de fabri-
kant van de hulpmiddelen in acht nemen en in
geval van twijfel contact opnemen met de fabri-
kant en/of uw arts. In het geval van aanhoudende
onzekerheid over mogelijke defecten van de hulp-
middelen, adviseert Mercedes‑Benz AG zo weinig
mogelijk elektrische voertuigsystemen te gebrui-
ken en/of een overeenkomstige afstand tot de
componenten te houden.
Bij het opladen van de hoogspanningsaccu ten
minste één armlengte afstand aanhouden tussen
het medische hulpmiddel en de volgende compo-
nenten:
RStroomvoorziening
Hiertoe behoren bijvoorbeeld laadstations in
de vorm van een wallbox of een openbare
laadpaal.
RSpanningsvoerende voertuigcomponenten
Hiertoe behoren bijvoorbeeld de laadkabel en
de laadregeleenheid.
Reparaties en onderhoudswerkzaamheden in de
buurt van de volgende componenten alleen door
een gekwaliceerde werkplaats laten uitvoeren:
RSpanningsvoerende voertuigcomponenten
RZendantennes
RHet multimediasysteem of het sound system
Bij vragen of opmerkingen kunt u contact opne-
men met een gekwaliceerde werkplaats.
96 Algemene aanwijzingen
F296 0032 07
Aansprakelijkheid voor gebreken
*AANWIJZING Schade aan de auto door
schending van de aanwijzingen in deze
handleiding
Door schending van de aanwijzingen in deze
handleiding kan schade aan uw auto ontstaan.
Dergelijke schade wordt noch door de
Mercedes-Benz aansprakelijkheid voor gebre-
ken noch door de garantie op nieuwe ‑of
gebruikte auto's gedekt.
#De aanwijzingen in deze gebruikshandlei-
ding over het voorgeschreven gebruik
van uw auto en mogelijke voertuigschade
in acht nemen.
QR-codes voor reddingskaart
In de contactdoosklep en aan de tegenoverge-
stelde zijde op de B-stijl zijn QR-codes aange-
bracht. Bij een ongeval kunnen reddingsdiensten
met behulp van de QR-codes snel de overeenkom-
stige reddingskaart voor de auto bepalen. Op de
actuele reddingskaart staat beknopt de belangrijk-
ste informatie over het voertuig, bijvoorbeeld de
ligging van de elektrische bedrading.
U vindt meer informatie onder: https://
www.mercedes-benz.de/qr-code
Gegevensopslag
Gegevensverwerking in de auto
Elektronische regeleenheden
In uw auto zijn elektronische regeleenheden
gemonteerd. Regeleenheden verwerken gegevens
die ze bijvoorbeeld ontvangen van voertuigsenso-
ren, zelf genereren of onderling uitwisselen. Som-
mige regeleenheden zijn noodzakelijk voor het vei-
lig functioneren van de auto, andere ondersteu-
nen u bij het rijden, zoals bestuurdersassistentie-
systemen, en weer andere maken comfort- of
infotainmentfuncties mogelijk.
Hieronder vindt u algemene informatie over de
gegevensverwerking in de auto. Aanvullende infor-
matie over welke specieke gegevens met welk
doel in uw auto worden verzameld, opgeslagen en
aan derden worden verzonden, kunt u in direct
verband met de aanwijzingen omtrent de betref-
fende functiekenmerken vinden in de diverse
handleidingen. Deze zijn ook online en afhankelijk
van de uitrusting digitaal in de auto beschikbaar.
Persoonsverband
Elke auto is voorzien van een uniek voertuigidenti-
catienummer. Afhankelijk van het land kan via dit
voertuigidenticatienummer, bijvoorbeeld door de
autoriteiten, ook de identiteit van de eigenaar wor-
den bepaald. Er zijn ook andere manieren om uit
de auto verzamelde gegevens te herleiden naar de
eigenaar of bestuurder, bijvoorbeeld via het kente-
ken van de auto.
De door regeleenheden gegenereerde of ver-
werkte gegevens kunnen daarom persoonsgerela-
teerd zijn of onder bepaalde voorwaarden per-
soonsgerelateerd worden. Afhankelijk van de
beschikbare voertuiggegevens kunnen eventueel
conclusies worden getrokken over bijvoorbeeld
uw rijgedrag, uw locatie, uw route of het gebruiks-
gedrag.
Wettelijke vereisten voor de openbaarmaking van
gegevens
In het kader van wettelijke voorschrien zijn fabri-
kanten in de regel verplicht om op verzoek van
Algemene aanwijzingen 97
F296 0032 07
overheidsinstanties binnen gepaste grenzen door
de fabrikant opgeslagen gegevens in individuele
gevallen vrij te geven. Dit kan bijvoorbeeld het
geval zijn bij het onderzoeken van een strafbaar
feit.
Krachtens de toepasselijke wetgeving zijn over-
heidsinstanties ook bevoegd om in individuele
gevallen zelf gegevens van auto's uit te lezen. Zo
kan bijvoorbeeld uit de regeleenheid van de airbag
na een ongeval informatie worden uitgelezen, die
meer opheldering over het ongeval kan geven.
Bedrijfsgegevens in de auto
Regeleenheden verwerken gegevens voor een
juiste werking van de auto.
Daartoe behoren bijvoorbeeld de volgende gege-
vens:
RInformatie over de voertuigstatus, bijvoorbeeld
snelheid, langsversnelling, dwarsversnelling,
wieltoerental, weergave van gesloten veilig-
heidsgordels
ROmgevingsomstandigheden, bijvoorbeeld tem-
peratuur, regensensor, afstandssensor
In de regel zijn deze gegevens tijdelijk, blijven ze
niet buiten hun verwerkingsduur bewaard en wor-
den ze alleen in de auto zelf verwerkt. Regeleen-
heden zoals de voertuigsleutel zijn vaak voorzien
van gegevensgeheugens. Deze worden gebruikt
om tijdelijk of permanent informatie te kunnen
documenteren over de toestand van de auto, de
belasting van componenten, de onderhoudsbe-
hoee of technische storingen en fouten.
Afhankelijk van de technische uitrusting worden
de volgende gegevens opgeslagen:
RBedrijfstoestanden van systeemcomponenten,
bijvoorbeeld niveaus, bandenspanning, accu-
status
RStoringen en defecten in belangrijke systeem-
componenten, bijvoorbeeld verlichting, rem-
men
RReacties van de systemen in specieke rijsi-
tuaties, bijvoorbeeld activeren van een airbag,
ingrepen van de stabiliteitsregelsystemen
RInformatie over storingen die de auto kunnen
beschadigen
RLaadtoestand van de hoogspanningsaccu,
geschatte actieradius
In speciale gevallen kan het nodig zijn om gege-
vens op te slaan die normaliter slechts tijdelijk
zijn. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer
de auto een functiestoring hee herkend.
Wanneer u services laat uitvoeren, bijvoorbeeld
reparatie- of onderhoudswerkzaamheden, kunnen
– indien noodzakelijk – de opgeslagen bedrijfsge-
gevens samen met het voertuigidenticatienum-
mer worden uitgelezen en gebruikt. Het uitlezen
kan worden gedaan door medewerkers van het
servicenetwerk, bijvoorbeeld garages, fabrikanten
of door derden, bijvoorbeeld pechdiensten. Het-
zelfde geldt voor garantiegevallen en kwaliteits-
waarborgingsmaatregelen.
Het uitlezen vindt in de regel plaats via de wette-
lijk voorgeschreven aansluiting voor de diagnose-
interface in de auto. De uitgelezen bedrijfsgege-
vens documenteren de technische toestand van
de auto of van afzonderlijke componenten, helpen
bij de storingsdiagnose, de naleving van garantie-
verplichtingen en bij de kwaliteitsverbetering.
Deze gegevens, in het bijzonder informatie over
de belasting van componenten, technische storin-
gen, foutieve bedieningen en andere fouten, wor-
den indien nodig samen met het voertuigidenti-
98 Algemene aanwijzingen
F296 0032 07
catienummer aan de fabrikant doorgegeven. Daar-
naast is de fabrikant verantwoordelijk voor de pro-
ductaansprakelijkheid. Ook hiervoor gebruikt de
fabrikant bedrijfsgegevens uit auto's, bijvoorbeeld
voor terugroepacties. Deze gegevens kunnen ook
worden gebruikt om aanspraken van de klant op
garantie en coulance te controleren.
De storingsgeheugens in de auto kunnen in het
kader van reparatie- of onderhoudswerkzaamhe-
den of op uw verzoek door een servicewerkplaats
worden gereset.
Comfort- en infotainmentfuncties
U kunt comfortinstellingen en individualiseringen
in uw auto opslaan en altijd wijzigen of resetten.
Daartoe behoren, afhankelijk van de betreende
uitrusting, bijvoorbeeld de volgende instellingen:
RZitposities en stuurwielpositie
ROnderstelafstellingen en klimaatregelingsin-
stellingen
RIndividualiseringen, bijvoorbeeld interieurver-
lichting
U kunt in het kader van de geselecteerde uitrus-
ting zelf gegevens invoeren in de infotainment-
functies van de auto.
Daartoe behoren, afhankelijk van de betreende
uitrusting, bijvoorbeeld de volgende gegevens:
RMultimedia-gegevens, bijvoorbeeld muziek,
lms of foto's voor de weergave in een geïnte-
greerd multimediasysteem
RAdresboekgegevens om te gebruiken in combi-
natie met een geïntegreerde handsfree-instal-
latie of een geïntegreerd navigatiesysteem
RIngevoerde navigatiebestemmingen
RGegevens over het gebruik van internetdien-
sten
Deze gegevens voor comfort- en infotainment-
functies kunnen lokaal in de auto worden opgesla-
gen, of ze bevinden zich op een apparaat dat u
met de auto hee verbonden, bijvoorbeeld smart-
phone, usb-stick of mp3-speler. Gegevens die u
zelf hebt ingevoerd kunt u op elk gewenst
moment verwijderen.
Het verzenden van deze gegevens vanuit de auto
gebeurt alleen op uw verzoek. Dit geldt met name
bij het gebruik van onlineservices in overeenstem-
ming met de door u geselecteerde instellingen.
Smartphone integratie (bijvoorbeeld Android Auto
of Apple CarPlay®)
Wanneer uw auto overeenkomstig is uitgerust,
kunt u uw smartphone of een ander mobiel appa-
raat met de auto verbinden. U kunt deze vervol-
gens aansturen met behulp van de in de auto
geïntegreerde bedieningselementen. Daarbij kun-
nen beeld en geluid van de smartphones via het
multimediasysteem worden weergegeven. Tegelij-
kertijd wordt bepaalde informatie doorgegeven
aan uw smartphone. Daartoe behoren afhankelijk
van de soort integratie bijvoorbeeld positiegege-
vens, dag-/nachtmodus en verdere algemene sta-
tussen van de auto. Raadpleeg hiervoor de hand-
leiding van de auto en het infotainmentsysteem.
De integratie maakt het gebruik van geselec-
teerde smartphone-apps, bijvoorbeeld navigatie of
muziekweergave, mogelijk. Verdere interactie tus-
sen smartphone en auto, in het bijzonder actieve
toegang tot de voertuiggegevens, vindt niet plaats.
De manier waarop de gegevens verder worden
verwerkt, wordt bepaald door de aanbieder van de
Algemene aanwijzingen 99
F296 0032 07
betreende app. Of en welke instellingen u daarbij
kunt kiezen, is afhankelijk van de betreende app
en van het besturingssysteem van uw smart-
phone.
Online-diensten
Mobiele-gegevensverbinding
Wanneer uw auto beschikt over een mobiele-
gegevensverbinding, maakt dit het uitwisselen van
gegevens tussen uw auto en verdere systemen
mogelijk. De mobiele-gegevensverbinding wordt
mogelijk gemaakt door een zend- en ontvangstap-
paraat van de auto of via een door u geïnstalleerd
mobiel apparaat, bijvoorbeeld een smartphone.
Via deze mobiele-gegevensverbinding kunnen
online-functies worden gebruikt. Daartoe behoren
onlinediensten en applicaties/apps, die door de
fabrikant of door andere bedrijven worden aange-
boden.
Diensten van de fabrikant
Bij onlinediensten van de fabrikant worden de
betreende functies op een geschikte plek, zoals
in de handleiding of op de website van de fabri-
kant, door de fabrikant beschreven en wordt de
daarmee verbonden informatie over de gegevens-
bescherming gegeven. Om de onlinediensten
mogelijk te maken, kunnen persoonlijke gegevens
worden gebruikt. De bijbehorende gegevensuit-
wisseling vindt plaats via een beveiligde verbin-
ding, bijvoorbeeld met de daarvoor voorziene IT-
systemen van de fabrikant. Het verrichten van ser-
vices buiten het verzamelen, verwerken en gebrui-
ken van persoonsgegevens vindt uitsluitend plaats
op basis van een wettelijke licentie. Dit is bijvoor-
beeld het geval bij een wettelijk voorgeschreven
noodoproepsysteem, een contractuele overeen-
komst of op basis van toestemming.
U kunt de gedeeltelijk betaalde services en func-
ties laten activeren of deactiveren. Een uitzonde-
ring hierop vormen wettelijk voorgeschreven func-
ties en services, bijvoorbeeld het noodoproepsys-
teem.
Diensten van derden
Wanneer u onlineservices van andere aanbieders
(derden) gebruikt, zijn deze services onderworpen
aan de verantwoordelijkheid en de algemene- en
gebruiksvoorwaarden van de betreende aanbie-
der. De fabrikant hee vaak geen invloed op de
inhoud die hierbij wordt uitgewisseld.
Win daarom informatie in bij de betreende aan-
bieder over het soort, de omvang en het doel van
het verzamelen en het gebruiken van persoonsge-
gevens in het kader van services door derden.
Gegevensbeschermingsrechten
Afhankelijk van het land, de uitrusting en functio-
naliteit van uw auto evenals van de gebruikte dien-
sten en serviceaanbiedingen kunt u aanspraak
maken op verschillende gegevensbeschermings-
rechten. Meer informatie over gegevensbescher-
ming en uw gegevensbeschermingsrechten kunt u
vinden op de website van de fabrikant of verkrij-
gen als onderdeel van de betreende diensten en
serviceaanbiedingen. Daar vindt u ook de contact-
gegevens van de fabrikant en zijn functionaris
voor gegevensbescherming.
Gegevens die alleen lokaal in de auto zijn opgesla-
gen kunt u met deskundige ondersteuning, bij-
voorbeeld in een werkplaats, eventueel tegen ver-
goeding laten uitlezen.
100 Algemene aanwijzingen
F296 0032 07
Auteursrecht
Meer informatie over de licenties van de gebruikte
freeware en open source soware in uw auto
vindt u op de gegevensdrager in uw map met
voertuigdocumentatie en bijgewerkt op internet
onder:
https://www.mercedes-benz.com/opensource
Algemene aanwijzingen 101
F296 0032 07
Het belangrijkste in het kort
Basisinformatie
In het bijzonder ervoor zorgen dat aan de vol-
gende voorwaarden is voldaan, opdat de compo-
nenten van het veiligheidssysteem hun bescher-
mende werking kunnen ontplooien:
RCorrect zitten (/ pagina 103).
RDe veiligheidsgordel correct omgespen
(/ pagina 104).
-Functie van het waarschuwingslampje vei-
ligheidsgordel ü (/ pagina 106).
-Functie van de statusindicatie veiligheids-
gordel achterin (/ pagina 107).
RHet waarschuwingslampje veiligheidssysteem
6 is na de zelfdiagnose gedoofd
(/ pagina 106).
RDe controlelampjes PASSENGER AIR BAG
geven de correcte status van de passagiersair-
bag weer (/ pagina 108).
Voor een duidelijk begrip
Het hoofdstuk "Veiligheid voor inzittenden" bevat
informatie over uitrusting, functies en gedragswij-
zen, die direct bijdragen aan de veiligheid van de
inzittenden.
De informatie is als volgt ingedeeld:
RHet belangrijkste in het kort: In dit hoofdstuk
krijgt u een overzicht van het samenwerken
van het veiligheidssysteem en het correcte
gedrag van alle inzittenden.
RSpecieke informatie: IN de verdere gedeeltes
in het hoofdstuk "Veiligheid voor inzittenden"
vindt u specieke informatie over de uitrusting
en de functies van het veiligheidssysteem.
RTrefwoordenregister: Bepaalde onderwerpen
in deze handleiding kunt u ook vinden via het
trefwoordenregister.
In het hoofdstuk "Veiligheid voor inzittenden" is
geen informatie opgenomen over o.a. de volgende
onderwerpen:
RKinderen in de auto (/ pagina 121)
RRijsystemen en rijveiligheidssystemen
(/ pagina 346)
ROpbergmogelijkheden (/ pagina 214)
Koppen duidelijk indelen
In deze handleiding worden de volgende koppen
gebruikt:
RVeiligheid voor inzittenden: Omvat de compo-
nenten en de systeemfuncties, die helpen de
belasting en de gevolgen van een ongeval voor
de inzittenden zo gering mogelijk te houden.
RVeiligheidssysteem: Omvat alle componenten,
die samen met de structuur van de auto
ervoor zorgen, mogelijk contact van de inzit-
tenden met delen van het interieur te vermij-
den. Bijvoorbeeld de veiligheidsgordels en de
airbags zijn componenten van het veiligheids-
systeem.
RKinderzitjesbevestigingssysteem: Alle informa-
tie vindt u in het hoofdstuk "Kinderen in de
auto" (/ pagina 121).
Consequent zijn
Een correcte zithouding en een correct omge-
gespte veiligheidsgordel zijn een doorslaggevende
factor ervoor dat de componenten van het veilig-
102 Veiligheid voor inzittenden – Het belangrijkste in het kort
F296 0032 07
heidssysteem hun beschermende werking kunnen
ontplooien.
Besef dat nalatigheid bij de zithouding en het
omgespen van de veiligheidsgordel ernstige gevol-
gen kan hebben. Wees consequent en controleer
voor elke rit dat alle inzittenden correct zitten en
de gordel correct hebben omgegespt
(/ pagina 103).
Informatie over de correcte zitpositie
De onderdelen van het veiligheidssysteem bieden
hun beschermingspotentieel in combinatie met de
correcte zitpositie.
De zitpositie beïnvloedt zowel het beschermings-
potentieel van de veiligheidsgordel als het extra
beschermingspotentieel van de airbag.
De correcte zitpositie met een zo rechtop moge-
lijke zithouding en de correct omgegespte veilig-
heidsgordel reduceren bovendien de risico's van
de ontplooiende airbag.
Bij de keuze van de zitplaats de beschikbare
ruimte in acht nemen. Bij een correcte zithouding,
zo rechtop mogelijk, mag het hoofd het dak niet
raken.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
verkeerde zitpositie
Wanneer wordt afgeweken van de correcte zit-
positie, kan de airbag niet meer zoals bedoeld
beschermen.
Elke inzittende moet de volgende punten in
acht nemen.
#De correcte zitpositie innemen.
#De veiligheidsgordel correct omgespen.
In het bijzonder erop letten, dat bij zwan-
gere vrouwen de heupgordel nooit over
buik of onderlichaam loopt.
#De volgende aanwijzingen in acht
nemen.
Om ervoor te zorgen dat het veiligheidssysteem
zijn beschermingspotentieel kan behalen, de vol-
gende aanwijzingen in acht nemen:
RVoor het wegrijden de stoelen correct instellen
(/ pagina 191).
Daarbij ervoor zorgen dat de veiligheidsgordel
correct kan worden omgegespt. De schouder-
gordelband moet vanaf de gordeldoorvoerope-
ning naar voren over het midden van de
schouder verlopen.
RAfstand houden tot de airbags, in het bijzon-
der tot de frontairbags. Rekening houdend met
de correct omgegespte veiligheidsgordel, de
bestuurders- en passagiersstoel zo ver moge-
lijk naar achteren zetten.
RWanneer personen op de zitplaatsen achterin
zitten, moeten de inzittenden een evenwichtig
afstand aanhouden tot de delen van het interi-
eur voor hen.
REr mogen zich geen andere personen, dieren
of voorwerpen tussen de inzittenden en de
verschillende airbags bevinden.
RAls bestuurder de informatie over de correcte
stand van de bestuurdersstoel in acht nemen
(/ pagina 191).
Het stuurwiel alleen aan de stuurwielrand
vasthouden. Op deze wijze kan de bestuur-
dersairbag ongehinderd worden opgeblazen.
Veiligheid voor inzittenden – Het belangrijkste in het kort 103
F296 0032 07
REen correcte zithouding, zo rechtop mogelijk,
met het zitvlak zo ver mogelijk naar achteren
in de spleet tussen de zitting en de rugleuning.
Daardoor ligt de rug zo vlak en stevig als
mogelijk tegen de rugleuning aan.
RTijdens het rijden niet naar voren buigen en
niet tegen het portier of de zijruit leunen.
Anders bevindt u zich in het ontplooiingsge-
bied van de airbags.
RIndien mogelijk zo zitten dat de voeten op de
vloer staan. Uw bovenbenen worden licht
ondersteund door de zitting.
De voeten bijvoorbeeld niet op de cockpit leg-
gen. Anders bevinden uw voeten zich in het
ontplooiingsgebied van de airbag.
RDe veiligheidsgordel correct omgespen
(/ pagina 104).
Aanwijzingen met betrekking tot het correct dra-
gen van de veiligheidsgordel
De veiligheidsgordel voor aanvang van de rit altijd
correct omgespen. Alleen een correct omge-
gespte veiligheidsgordel kan adequaat bescher-
mingspotentieel bieden.
&WAARSCHUWING Letsel‑ of levensgevaar
bij verkeerd omgegespte veiligheidsgordel
Wanneer de veiligheidsgordel verkeerd is
omgegespt, kan deze niet meer zoals bedoeld
beschermen.
Bovendien kan een verkeerd omgegespte vei-
ligheidsgordel bijvoorbeeld bij een ongeval,
remmanoeuvres of abrupte richtingswijzigin-
gen verwondingen veroorzaken.
#Altijd ervoor zorgen dat alle inzittenden
de veiligheidsgordel correct hebben
omgegespt en een juiste zithouding heb-
ben.
&WAARSCHUWING Letsel‑ of levensgevaar
zonder aanvullend veiligheidssysteem voor
kleine personen
Personen kleiner dan 1,50 m kunnen de veilig-
heidsgordel niet zonder geschikte aanvullende
veiligheidssystemen correct omgespen.
#Personen kleiner dan 1,50 m altijd in
speciaal voor hen geschikte aanvullende
veiligheidssystemen beveiligen.
De informatie over de correcte zitpositie en zit-
houding in acht nemen (/ pagina 103).
Elke inzittende moet met name de volgende aan-
wijzingen in acht nemen:
RDe veiligheidsgordel moet niet verdraaid zijn.
RDe schoudergordelband moet vanaf de gordel-
doorvoeropening naar voren over het midden
van de schouder verlopen.
RDe schoudergordelband mag niet de hals
raken en ook niet onder de arm of achter de
rug worden doorgevoerd.
RDe heupgordel moet zo dicht mogelijk tegen
de heup aan lopen.
Daartoe de heupgordel indien mogelijk omlaag
tegen de heup aan drukken en met de schou-
dergordelband straktrekken. De heupgordel
mag nooit over buik of onderlichaam lopen.
Ook zwangere vrouwen moeten daarop letten.
104 Veiligheid voor inzittenden – Het belangrijkste in het kort
F296 0032 07
RDe schoudergordelband en de heupgordel
moeten na het strak trekken nauw tegen het
lichaam aan liggen.
RDikke kleding vermijden, bijvoorbeeld een win-
terjas.
RDe veiligheidsgordel mag nooit over scherpe,
spitse, schurende of breekbare voorwerpen
lopen.
RDe veiligheidsgordel altijd slechts voor één
persoon gebruiken.
RNooit voorwerpen samen met een persoon
vastgespen.
Eveneens controleren dat zich nooit voorwer-
pen tussen een persoon en de zitting bevin-
den, zoals een kussen.
Wanneer een kind in de auto meerijdt, ook de
informatie in het hoofdstuk "Kinderen in de auto"
in acht nemen (/ pagina 121).
Voor het beveiligen van voorwerpen, bagage of
lading de aanwijzingen met betrekking tot het
beladen van de auto in acht nemen
(/ pagina 214).
Veiligheidsgordel omgespen en instellen
Wanneer de veiligheidsgordel snel of met een ruk
naar buiten wordt getrokken, blokkeert de gorde-
loprolautomaat. De gordelband kan niet verder
worden afgerold.
Auto's met verlichte designgordelsloten: De ver-
lichting van het gordelslot is geen indicatie voor
een correcte werking van het gordelslot.
#De gordelslottong 1 van de veiligheidsgordel
altijd in het bij de zitplaats behorende gordel-
slot 2 vergrendelen.
#Gordelhoogte instellen: De toets 3 van de
gordeldoorvoeropening indrukken en de gor-
deldoorvoeropening in de gewenste positie
schuiven.
#Gordeldoorvoeropening vergrendelen: De
toets 3 loslaten en controleren of de gordel-
doorvoeropening vergrendelt.
*AANWIJZING Activeren van bestanddelen
van het veiligheidssysteem door vergren-
delde veiligheidsgordel bij onbezette pas-
sagiersstoel
Als bij een onbezette passagiersstoel de gor-
delslottong van de veiligheidsgordel in het gor-
delslot vergrendeld is, kunnen bestanddelen
van het veiligheidssysteem aan passagiers-
zijde bij een ongeval onnodig worden geacti-
veerd, bijvoorbeeld de gordelspanner.
#De veiligheidsgordel alleen gebruiken
zoals bedoeld.
Veiligheid voor inzittenden – Het belangrijkste in het kort 105
F296 0032 07
Functie van het waarschuwingslampje veiligheids-
systeem
Bij ingeschakelde auto gaat het waarschuwings-
lampje veiligheidssysteem 6 tijdens de zelf-
diagnose branden. Deze doo uiterlijk enkele
seconden na het starten van de auto. De onder-
delen van het veiligheidssysteem zijn dan gereed
voor gebruik.
In de volgende gevallen is een storing van het vei-
ligheidssysteem aanwezig:
RBij ingeschakelde auto gaat het waarschu-
wingslampje veiligheidssysteem 6 niet
branden of het brandt continu.
RTijdens het rijden gaat het waarschuwings-
lampje veiligheidssysteem 6 continu of
herhaaldelijk branden.
Wanneer er componenten van het veiligheidssys-
teem zijn geactiveerd, brandt het waarschuwings-
lampje veiligheidssysteem 6 continu.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
storingen in de werking van het veilig-
heidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kun-
nen onbedoeld worden geactiveerd of bij een
ongeval niet zoals bedoeld worden geacti-
veerd.
#Het veiligheidssysteem direct laten con-
troleren en repareren bij een gekwali-
ceerde werkplaats.
Wanneer het veiligheidssysteem een storing ver-
toont, kan de automatische hoogspanningsnoo-
duitschakeling buiten werking zijn.
&GEVAAR Levensgevaar door storingen van
de automatische hoogspanningsnooduit-
schakeling
Bij een ongeval kan het hoogspanningsboord-
net mogelijk niet zoals bedoeld worden uitge-
schakeld.
Als beschadigde onderdelen van het hoog-
spanningsboordnet worden aangeraakt, kunt u
een stroomstoot krijgen.
#De automatische hoogspanningsnooduit-
schakeling direct bij een gekwaliceerde
werkplaats laten controleren en repare-
ren.
#Na een ongeval direct de auto uitschake-
len.
Mercedes-Benz adviseert om de auto naar een
gekwaliceerde werkplaats te laten slepen.
Functie van het waarschuwingslampje veiligheids-
gordel
Het waarschuwingslampje veiligheidsgordel ü
op het bestuurdersdisplay maakt u erop attent dat
alle inzittenden de veiligheidsgordel correct moe-
ten omgespen.
Bovendien kan een waarschuwingssignaal klinken.
De gordelwaarschuwing verdwijnt als de bestuur-
der en de passagier de veiligheidsgordel hebben
omgegespt.
106 Veiligheid voor inzittenden – Het belangrijkste in het kort
F296 0032 07
Functie van de statusindicatie veiligheidsgordel
achterin
De statusindicatie veiligheidsgordel achterin op
het bestuurdersdisplay maakt u erop attent dat
alle inzittenden de veiligheidsgordel correct moe-
ten omgespen.
Bovendien kan een waarschuwingssignaal klinken.
Indien een persoon achterin tijdens het rijden de
veiligheidsgordel losmaakt, wordt de statusindica-
tie veiligheidsgordel achterin opnieuw weergege-
ven.
Weergave op bestuurdersdisplay
Auto's met drie zitplaatsen achterin (voorbeeld)
Afhankelijk van de uitrusting van de auto herkent
u de status van de veiligheidsgordel achterin aan
de kleur van het stoelsymbool op het bestuurders-
display:
RAuto's met stoelbezettingsherkenning ach-
terin (gordelwaarschuwing)
Indien bij ingeschakelde auto een zitplaats
achterin op de e rij zitplaatsen bezet is en de
gordelslottong van de veiligheidsgordel ach-
terin niet in het bij de zitplaats behorende gor-
delslot is vastgeklikt, wordt de statusindicatie
veiligheidsgordel achterin weergegeven.
-Grijs: De zitplaats achterin is niet bezet.
-Groen: De gordelslottong van een van de
veiligheidsgordels achterin is in het gordel-
slot van de weergegeven zitplaats vergren-
deld.
-Rood: De persoon op de zitplaats achterin
hee niet de veiligheidsgordel omgegespt.
De gordelwaarschuwing doo, zodra de
persoon op de zitplaats achterin de gordel
hee vastgegespt.
RAuto's zonder stoelbezettingsherkenning ach-
terin
Telkens wanneer de auto wordt ingeschakeld
gee de statusindicatie veiligheidsgordel ach-
terin gedurende een bepaalde tijd aan, welke
veiligheidsgordel achterin niet is omgegespt.
-Grijs: De veiligheidsgordel achterin is niet
omgegespt.
-Groen: De gordelslottong van een van de
veiligheidsgordels achterin is in het gordel-
slot van de weergegeven zitplaats vergren-
deld.
-Rood: De persoon op de zitplaats achterin
hee de veiligheidsgordel vergrendeld.
Veiligheid voor inzittenden – Het belangrijkste in het kort 107
F296 0032 07
Functie van de controlelampjes PASSENGER AIR
BAG (passagiersairbag)
Auto's zonder automatische uitschakeling van de
passagiersairbag hebben aan passagierszijde een
speciale sticker op de zijkant van de cockpit
(/ pagina 129).
De controlelampjes PASSENGER AIR BAG geven
de status van de passagiersairbag weer.
Wanneer de passagiersstoel bezet is of wanneer
een kinderzitjesbevestigingssysteem op de passa-
giersstoel is gemonteerd, moet vóór en ook tij-
dens het rijden de, van de situatie afhankelijke,
correcte status van de passagiersairbag worden
gewaarborgd.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door voorwerpen onder de
bijrijdersstoel
Ingeklemde voorwerpen onder de bijrijders-
stoel kunnen de automatische uitschakeling
van de bijrijdersairbag verstoren of het sys-
teem beschadigen.
#Geen voorwerpen onder de bijrijders-
stoel opbergen.
#Bij een bezette bijrijdersstoel ervoor zor-
gen dat er geen voorwerpen onder de
bijrijdersstoel zijn ingeklemd.
Zelfdiagnose: Bij ingeschakelde auto gaan beide
controlelampjes PASSENGER AIR BAG ON en OFF
gedurende enkele seconden gelijktijdig branden.
Na de zelfdiagnose kan de status van de passa-
giersairbag als volgt worden herkend:
RPassagiersairbag uitgeschakeld: PASSENGER
AIR BAG OFF brandt permanent.
De passagiersairbag wordt bij een ongeval niet
geactiveerd. Wanneer PASSENGER AIR BAG
OFF brandt, mag de passagiersstoel niet door
personen worden gebruikt.
Wanneer een naar achteren gericht kinderzit-
jesbevestigingssysteem op de passagiersstoel
gemonteerd is, moet PASSENGER AIR BAG
OFF permanent branden.
RPassagiersairbag ingeschakeld: PASSENGER
AIR BAG ON brandt maximaal 60 seconden of
beide controlelampjes PASSENGER AIR BAG
ON en OFF branden niet.
De passagiersairbag kan tijdens een ongeval
geactiveerd worden. In deze status van de
passagiersairbag mag geen naar achteren
gericht kinderzitjesbevestigingssysteem op de
passagiersstoel gemonteerd zijn.
108 Veiligheid voor inzittenden – Het belangrijkste in het kort
F296 0032 07
%Wanneer een kind in de auto meerijdt, ook de
informatie in het hoofdstuk "Kinderen in de
auto" in acht nemen (/ pagina 121).
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar bij uitgeschakelde passa-
giersairbag
Als het controlelampje PASSENGER AIR BAG
OFF brandt, is de passagiersairbag uitgescha-
keld .
Een persoon op de passagiersstoel kan dan
bijvoorbeeldmet delen van het interieur in aan-
raking komen, in het bijzonder als hij dicht op
het dashboard zit.
Bij bezette passagiersstoel altijd ervoor zorgen
dat:
RDe classicatie van de persoon op de pas-
sagiersstoel correct is en dat de passa-
giersairbag overeenkomstig de persoon op
de passagiersstoel in- of uitgeschakeld is.
RDe passagiersstoel zo ver mogelijk naar
achteren gezet is.
RDe persoon correct zit.
#Voor en ook tijdens het rijden de cor-
recte status van de passagiersairbag
controleren.
Storing van de automatische uitschakeling van de
passagiersairbag
Het controlelampje PASSENGER AIR BAG OFF en
het waarschuwingslampje veiligheidssysteem
6 branden tegelijkertijd.
In dit geval mag niemand de passagiersstoel
gebruiken en mag geen kinderzitjesbevestigings-
systeem op de passagiersstoel worden gemon-
teerd.
De automatische uitschakeling van de passagiers-
airbag direct bij een gekwaliceerde werkplaats
laten controleren en repareren.
Passagiersairbag uit- of inschakelen
De automatische uitschakeling van de passagiers-
airbag kan de passagiersairbag afhankelijk van de
situatie in- of uitschakelen.
Dit vindt automatisch plaats door middel van een
classicatie van de persoon of van het kinderzit-
jesbevestigingssysteem op de passagiersstoel.
De passagiersairbag kan niet handmatig worden
uit- of ingeschakeld.
Informatie over het kinderzitjesbevestigingssys-
teem
Bij de montage van een kinderzitjesbevestigings-
systeem de aanwijzingen onder "Kinderen in de
auto" in acht nemen (/ pagina 121).
Aanwijzingen met betrekking tot het kinderzitjes-
bevestigingssysteem op de passagiersstoel
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar bij ingeschakelde bijrijders-
airbag
Als de bijrijdersairbag is ingeschakeld, kan een
kind op de bijrijdersstoel bij een ongeval door
de bijrijdersairbag worden geraakt.
#NOOIT een naar achteren gericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem op een stoel
Veiligheid voor inzittenden – Het belangrijkste in het kort 109
F296 0032 07
met INGESCHAKELDE FRONTAIRBAG
gebruiken, want dat kan voor het kind
DODELIJKE of ERNSTIGE VERWONDIN-
GEN tot gevolg hebben.
In het bijzonder ook de aanwijzingen met betrek-
king tot naar achteren of naar voren gerichte kin-
derzitjesbevestigingssystemen op de passagiers-
stoel in acht nemen (/ pagina 126).
Informatie over de automatische werking van
het veiligheidssysteem
Functie van de automatische uitschakeling van de
passagiersairbag
Een persoon op de passagiersstoel moet de vol-
gende aanwijzingen in acht nemen:
RCorrect zitten (/ pagina 103).
RDe veiligheidsgordel correct omgespen
(/ pagina 104).
De automatische uitschakeling van de passagiers-
airbag kan de passagiersairbag afhankelijk van de
situatie in- of uitschakelen.
Beslist de volgende informatie in acht nemen:
RStatus van de passagiersairbag, zie "Functie
van de controlelampjes PASSENGER AIR BAG"
(/ pagina 108).
RBij de montage van een kinderzitjesbevesti-
gingssysteem op de passagiersstoel de voer-
tuigspecieke aanwijzingen in acht nemen
(/ pagina 126).
Status van de passagiersairbag afhankelijk van het
postuur van de persoon:
RPassagiersairbag uitgeschakeld: PASSENGER
AIR BAG OFF brandt permanent.
De passagiersairbag wordt bij een ongeval niet
geactiveerd. Wanneer PASSENGER AIR BAG
OFF brandt, mag de passagiersstoel niet door
personen worden gebruikt.
RPassagiersairbag ingeschakeld: PASSENGER
AIR BAG ON brandt maximaal 60 seconden of
beide controlelampjes PASSENGER AIR BAG
ON en OFF branden niet.
De passagiersairbag kan tijdens een ongeval
geactiveerd worden. De informatie over de
correcte zitpositie in acht nemen
(/ pagina 103).
Auto's met zitplaatsen achterin: Een persoon
met een klein postuur moet een zitplaats ach-
terin gebruiken.
110 Veiligheid voor inzittenden – Informatie over de automatische werking van het veiligheidssysteem
F296 0032 07
Systeemgrenzen
De passagiersairbag kan in bijvoorbeeld de vol-
gende situaties abusievelijk worden uitgeschakeld:
RDe passagier verplaatst zijn gewicht door op
de armsteun in de auto te steunen.
RDe passagier zit zodanig dat hij het zitvlak ont-
last.
*AANWIJZING Activeren van bestanddelen
van het veiligheidssysteem bij een onbe-
zette passagiersstoel
Bij een ongeval kunnen aan passagierszijde de
bestanddelen van het veiligheidssysteem
onnodig worden geactiveerd:
ROp de passagiersstoel zijn zware voorwer-
pen geplaatst.
RDe gordelslottong van de veiligheidsgordel
is bij onbezette passagiersstoel in het gor-
delslot vergrendeld.
#Voorwerpen op een geschikte plaats
opbergen.
#De veiligheidsgordel altijd slechts voor
één persoon gebruiken.
Afhankelijk van de herkende ongevalssituatie kan
de windowbag aan passagierszijde worden geacti-
veerd. Het activeren is onafhankelijk van of de
passagiersstoel wel of niet bezet is.
Functie van PRE-SAFE® (preventieve inzittenden-
bescherming)
De PRE-SAFE® kan bepaalde kritieke rijsituaties
herkennen en preventieve maatregelen ter
bescherming van de inzittenden nemen.
De volgende maatregelen kunnen door de PRE-
SAFE® onafhankelijk van elkaar worden genomen:
RVeiligheidsgordels van de bestuurdersstoel en
passagiersstoel voorspannen.
RZijruiten sluiten.
RAuto's met schuifdak: Het schuifdak sluiten.
RAuto's met geheugenfunctie: Een gunstiger zit-
positie van de passagiersstoel instellen.
RAuto's met multicontourstoel: De zijdelingse
steun verhogen door het opblazen van de zij-
kanten van de rugleuning.
RPRE-SAFE® Sound: Kan het eigen bescher-
mingsmechanisme van het gehoor activeren
door een kort geluidssignaal bij ingeschakeld
multimediasysteem.
*AANWIJZING Beschadiging door voorwer-
pen in de beenruimte of achter de stoel
Door de automatische instelling van de stand
van de stoel kan de stoel en/of het voorwerp
worden beschadigd.
#Voorwerpen op een geschikte plaats
opbergen.
Maatregelen van het PRE-SAFE®-systeem onge-
daan maken
Wanneer er geen ongeval plaatsvindt, worden de
preventieve maatregelen ongedaan gemaakt.
Bepaalde instellingen dient u zelf uit te voeren.
Veiligheid voor inzittenden – Informatie over de automatische werking van het veiligheidssysteem 111
F296 0032 07
#Wanneer de gordelvoorspanning niet afneemt,
de rugleuning iets naar achteren zetten.
De gordelvoorspanning neemt af.
Functie van PRE-SAFE® PLUS (preventieve inzit-
tendenbescherming Plus)
De PRE-SAFE® PLUS kan een dreigende aanrij-
ding herkennen, met name een aanrijding van
achteren, en neemt preventieve maatregelen ter
bescherming van de inzittenden. Deze maatrege-
len kunnen een dreigend ongeval niet voorkomen.
De volgende maatregelen kunnen door de PRE-
SAFE® PLUS onafhankelijk van elkaar worden
genomen:
RVeiligheidsgordels van de bestuurdersstoel en
passagiersstoel voorspannen.
RAlarmknipperlichtinstallatie achter met een
verhoogde frequentie inschakelen.
RRemdruk verhogen wanneer de auto stilstaat.
Deze remingreep wordt bij het wegrijden auto-
matisch beëindigd.
Wanneer er geen ongeval plaatsvindt, worden de
preventieve maatregelen ongedaan gemaakt.
Systeemgrenzen
Het systeem neemt in de volgende situaties geen
maatregelen:
RBij achteruitrijden
of
RBij het rijden met een aanhangwagen en drei-
gende aanrijding van achteren
Het systeem voert in de volgende situaties geen
remingreep uit:
RTijdens het rijden
of
RBij het in- of uitparkeren met de actieve par-
keerassistent
Werking van PRE-SAFE® impuls zijkant
De PRE-SAFE® impuls zijkant kan bij herkenning
van een dreigende aanrijding van opzij het boven-
lichaam van de voorste inzittenden een impuls in
de richting van het midden van de auto geven.
Daartoe wordt aan de zijde van het ongeval zeer
snel een luchtkamer in de buitenste zijkant van de
rugleuning opgeblazen. De afstand tussen het por-
tier en de inzittende kan daardoor worden ver-
groot.
Wanneer de PRE-SAFE® impuls zijkant is geacti-
veerd of een storing vertoont, verschijnt de dis-
playmelding PRE-SAFE impuls zijkant functio-
neert niet zie handleiding.
Functie van de gordelaanpassing
Auto's met PRE-SAFE®: Na het omgespen van de
veiligheidsgordel van de voorstoel kan de gordel
door een lichte aanspanning vanaf de schouder
tegen het lichaam worden aangetrokken. De vei-
ligheidsgordel daarbij niet vasthouden.
Deze functie maakt u erop attent, dat alle inzitten-
den de veiligheidsgordels correct moeten omges-
pen.
De gordelaanpassing kan via het multimediasys-
teem worden in- of uitgeschakeld
(/ pagina 113).
112 Veiligheid voor inzittenden – Informatie over de automatische werking van het veiligheidssysteem
F296 0032 07
Gordelaanpassing via het multimediasysteem in-
of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Inzittendenbescherming
#De gordelaanpassing in- of uitschakelen.
Overzicht van de automatische maatregelen na
een ongeval
Afhankelijk van de soort en de ernst van het onge-
val en afhankelijk van de uitrusting van de auto,
kunnen bijvoorbeeld de volgende maatregelen
worden gestart:
RAutomatisch remmen (multicollision brake)
(/ pagina 113)
RAlarmknipperlichtinstallatie inschakelen
RAutomatische noodoproep activeren
(/ pagina 61)
RAandrijfsysteem en hoogspanningsboordnet
uitschakelen
RPortieren ontgrendelen
RZijruiten laten zakken
RNoodhulp op het centraal display weergeven
(/ pagina 62)
RInterieurverlichting inschakelen
Functie van de multicollision brake na een ongeval
Afhankelijk van de ongevalssituatie kan de multi-
collision brake de ernst van een tweede ongeval
verlagen of deze zelfs vermijden.
Wanneer een ongeval wordt herkend, kan de mul-
ticollision brake een automatische remming acti-
veren. Wanneer de auto tot stilstand is gekomen,
wordt de parkeerrem automatisch ingeschakeld.
De bestuurder kan de automatische remming
afbreken door de volgende acties uit te voeren:
RSterker remmen dan de automatische rem-
ming.
RHet gaspedaal krachtig geheel indrukken.
Doel en functie van het veiligheidssysteem
Overzicht van de activeringssituaties (veiligheids-
systeem)
In het bijzonder ervoor zorgen dat aan de vol-
gende voorwaarden is voldaan, opdat de compo-
nenten van het veiligheidssysteem hun bescher-
mende werking kunnen ontplooien:
RCorrect zitten (/ pagina 103).
RDe veiligheidsgordel correct omgespen
(/ pagina 104).
-Functie van het waarschuwingslampje vei-
ligheidsgordel (/ pagina 106).
-Functie van de statusindicatie veiligheids-
gordel achterin (/ pagina 107).
RHet waarschuwingslampje veiligheidssysteem
6 brandt niet na de zelfdiagnose
(/ pagina 106).
RDe controlelampjes PASSENGER AIR BAG
geven de correcte status van de passagiersair-
bag weer (/ pagina 108).
Veiligheid voor inzittenden – Doel en functie van het veiligheidssysteem 113
F296 0032 07
Afhankelijk van de herkende activeringssituatie,
kunnen de componenten van het veiligheidssys-
teem onafhankelijk van elkaar worden geacti-
veerd:
RGordelspanner: Frontale aanrijding, aanrijding
van achteren, aanrijding van opzij, over de kop
slaan
RBestuurdersairbag, passagiersairbag: Frontale
aanrijding
RKneebag: Frontale aanrijding
RSidebag: Aanrijding van opzij
RMiddenairbag in de rugleuning van de bestuur-
dersstoel: Aanrijding van opzij
RWindowbag: Aanrijding van opzij, over de kop
slaan, frontale aanrijding
RPRE-SAFE® impuls zijkant: Aanrijding van opzij
De inbouwplaats van een airbag kunt u herkennen
aan het opschri AIRBAG (/ pagina 119).
De informatie over de werkingswijze van het vei-
ligheidssysteem in acht nemen (/ pagina 114).
Informatie over de werking van het veiligheidssys-
teem
De werking van het veiligheidssysteem is afhanke-
lijk van de bepaalde zwaarte van de botsing en de
verwachte aard van het ongeval.
Informatie over de soort ongeval vindt u onder
"Overzicht van de activeringssituaties"
(/ pagina 113).
De activeringsdrempels voor de componenten van
het veiligheidssysteem worden bepaald door het
evalueren van de sensorwaarden die op verschil-
lende plaatsen in de auto worden gemeten. Deze
procedure hee een anticiperend karakter. De
activering van de componenten van het veilig-
heidssysteem moet tijdig, aan het begin van het
ongeval, plaatsvinden.
Factoren die pas na de aanrijding zichtbaar of
meetbaar zijn, hebben geen invloed op een airba-
gactivering. Ze geven daarvoor ook geen indicatie.
De auto kan behoorlijk worden vervormd zonder
dat een airbag wordt geactiveerd. Dit is het geval
wanneer alleen relatief gemakkelijk vervormbare
delen worden geraakt en geen grote vertraging
van de auto wordt gehaald. Omgekeerd kan een
airbag worden geactiveerd, hoewel de auto
slechts gering vervormd is. Wanneer bijvoorbeeld
zeer stijve onderdelen van de auto, zoals langs-
dragers, worden getroen, kan de vertraging van
de auto daardoor groot genoeg zijn.
Afhankelijk van het optredende ongeval en van de
herkende activeringssituatie kunnen gordelspan-
ners en/of airbags een aanvulling zijn op de cor-
rect omgegespte veiligheidsgordel.
Een airbag kan bij activering het beschermingspo-
tentieel voor de betreende inzittende vergroten.
Mogelijk beschermingspotentieel per airbag:
RKneebag: Bovenbeen, knie en onderbeen
RBestuurdersairbag, passagiersairbag: Hoofd
en borstkas
RWindowbag: Hoofd
RSidebag: Borstkas, voorin ook voor het bekken
RMiddenairbag: Hoofd en borstkas
Geen enkel modern systeem kan echter verwon-
dingen en overlijden in elke ongevalssituatie volle-
dig uitsluiten. Zo bieden veiligheidsgordels en air-
bags in het algemeen geen bescherming tegen
voorwerpen die van buitenaf de auto binnendrin-
114 Veiligheid voor inzittenden – Doel en functie van het veiligheidssysteem
F296 0032 07
gen. Ook het risico van verwondingen door de
zich ontplooiende airbag kan niet volledig worden
uitgesloten.
Mercedes-Benz adviseert om de auto na een
ongeval naar een gekwaliceerde werkplaats te
laten slepen. Dit advies in het bijzonder opvolgen
nadat een gordelspanner of airbag is geactiveerd.
Wanneer een gordelspanner of airbag wordt geac-
tiveerd, hoort u een knal en kan er poederstof vrij-
komen:
RDe knal hee over het algemeen geen nega-
tieve gevolgen voor het gehoor.
RHet vrijkomende poederstof is in het algemeen
niet schadelijk voor de gezondheid, maar kan
bij personen met astma of ademhalingsmoei-
lijkheden kortstondige ademhalingsmoeilijkhe-
den veroorzaken.
Zodra u zonder gevaar kunt uitstappen, moet u
de auto direct verlaten of een zijruit openen
om ademhalingsmoeilijkheden te voorkomen.
Aanwijzingen met betrekking tot het beperkte
beschermingspotentieel van het veiligheidssys-
teem
Risico door fouten van de inzittenden
Elke inzittende moet in het bijzonder de volgende
punten in acht nemen:
RDe informatie over de correcte zitpositie in
acht nemen (/ pagina 103).
REr mogen geen zware, scherpe of breekbare
voorwerpen in de zakken van uw kledingstuk-
ken aanwezig zijn. Dergelijke voorwerpen op
een geschikte plaats opbergen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door verkeerde zitpositie
Wanneer de rugleuning niet in nagenoeg verti-
cale positie staat, biedt de veiligheidsgordel
niet het beoogde beschermingspotentieel.
U kunt onder de gordel door glijden en daarbij
letsel oplopen.
#De stoel voor aanvang van de rit correct
instellen.
#De rugleuning moet in een nagenoeg ver-
ticale stand staan en de schoudergordel
moet over het midden van de schouder
lopen; dit controleren.
Risico door voorwerpen in het interieur
Elke inzittende moet in het bijzonder de volgende
punten in acht nemen:
RDe informatie over de correcte zitpositie in
acht nemen (/ pagina 103).
REr mogen geen voorwerpen tussen de stoel en
het portier of de portierstijl (B-stijl) liggen.
REr mogen geen harde voorwerpen zoals kleer-
hangers aan handgrepen of kledinghaken han-
gen.
REr mogen geen zware, scherpe of breekbare
voorwerpen in de zakken van uw kledingstuk-
ken aanwezig zijn. Dergelijke voorwerpen op
een geschikte plaats opbergen.
Veiligheid voor inzittenden – Doel en functie van het veiligheidssysteem 115
F296 0032 07
&WAARSCHUWING Letsel‑ of levensgevaar
door geblokkeerd gordelslot en gordelver-
ankering
Als voorwerpen naast de voorstoel het gordel-
slot of de verschuifbare gordelverankering bij
de voorstoel blokkeren, wordt de werking van
de gordelspanner nadelig beïnvloed.
#Voor aanvang van de rit controleren of
zich geen voorwerpen bij het gordelslot
of tussen de voorstoel en het portier
bevinden.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
voorwerpen in het ontplooiingsgebied van
een airbag
Voorwerpen in het ontplooiingsgebied van een
airbag kunnen het correct ontplooien van de
airbag belemmeren of verhinderen.
De airbag ontplooit zich dan mogelijk onge-
controleerd en kan bij de inzittenden door het
ontplooien zelfs extra letsel veroorzaken. Dat
kan vooral het geval zijn, wanneer de airbag in
de stoel geïntegreerd is.
#Voorwerpen altijd correct opbergen en
beveiligen.
#Voor vertrek controleren dat er geen
voorwerpen in het ontplooiingsgebied
van een airbag opgeborgen zijn.
De inbouwplaats van een airbag kunt u herkennen
aan het opschri AIRBAG (/ pagina 119).
De volgende aanwijzingen in acht nemen:
RAanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto (/ pagina 214)
RInformatie over de middenairbag in de rugleu-
ning van de bestuurdersstoel (/ pagina 120)
Risico door de montage van accessoires
Er mogen geen accessoires zoals mobiele naviga-
tiesystemen, mobiele telefoons of bekerhouders
in het ontplooiingsgebied van een airbag zijn aan-
gebracht, bijvoorbeeld op de cockpit, aan portie-
ren, zijruiten of zijbekledingen.
Bovendien mag geen aansluitkabel, spanband of
bevestigingsriem in het ontplooiingsgebied van
een airbag lopen of worden bevestigd. Altijd de
montagehandleiding van de fabrikant van het
accessoire in acht nemen, in het bijzonder ook de
aanwijzingen met betrekking tot een geschikte
montageplaats.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door ongeschikte stoelhoe-
zen
Door ingeschikte stoelhoezen kunnen de air-
bags de inzittenden niet meer zoals bedoeld
beschermen.
#Alleen stoelhoezen gebruiken die
Mercedes-Benz voor de betreende
stoel hee goedgekeurd.
Door een ongeschikte beschermhoes kan boven-
dien de werking van de automatische uitschake-
ling van de passagiersairbag nadelig beïnvloed
worden. Wanneer de passagiersstoel bezet con-
troleren dat de controlelampje PASSENGER AIR
BAG de correcte status van de passagiersairbag
weergeven (/ pagina 108).
116 Veiligheid voor inzittenden – Doel en functie van het veiligheidssysteem
F296 0032 07
Risico door huisdieren in het interieur
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door onbewaakte, niet vastge-
zette dieren in het voertuig
Als dieren zonder toezicht of los in het voer-
tuig worden gelaten, kunnen ze bijvoorbeeld
toetsen of schakelaars indrukken.
Daardoor kunnen de dieren bijvoorbeeld:
RUitrustingen van het voertuig activeren en
bijvoorbeeld bekneld raken.
RSystemen in‑ of uitschakelen en daardoor
andere verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
Bovendien kunnen niet-vastgezette dieren bij
een ongeval of abrupte stuur‑ en remmanoeu-
vres door het voertuig worden geslingerd en
daarbij inzittenden verwonden.
#Dieren nooit zonder toezicht in het voer-
tuig laten.
#Dieren tijdens het rijden altijd goed
beveiligen, bijvoorbeeld in een geschikte
transportbox.
Risico door verandering, beschadiging of slijtage
van bestanddelen van het veiligheidssysteem
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door wijzigingen aan het vei-
ligheidssysteem
Door veranderingen aan het veiligheidssys-
teem kan dit de inzittenden niet meer zoals
bedoeld beschermen.
#Nooit onderdelen van het veiligheidssys-
teem wijzigen.
#Geen ingrepen aan de bedrading en elek-
tronische onderdelen of de soware
daarvan uitvoeren.
Wanneer de auto moet worden aangepast aan een
persoon met een lichamelijke handicap, wendt u
zich dan tot een gekwaliceerde werkplaats.
Mercedes-Benz adviseert om rijhulpen te gebrui-
ken die Mercedes-Benz voor uw auto hee goed-
gekeurd.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
beschadigde of gewijzigde veiligheidsgor-
dels
Veiligheidsgordels kunnen met name in de vol-
gende situaties mogelijk geen bescherming
bieden:
RDe veiligheidsgordel is beschadigd, gewij-
zigd, sterk vervuild, gebleekt of gekleurd.
RHet gordelslot is beschadigd of sterk ver-
vuild.
REr zijn wijzigingen aan gordelspanners, gor-
delverankeringen of gordeloprolautomaten
uitgevoerd.
Veiligheidsgordels kunnen bij een ongeval ook
onzichtbaar worden beschadigd, bijvoorbeeld
door glassplinters.
Gewijzigde of beschadigde veiligheidsgordels
kunnen scheuren of uitvallen, bijvoorbeeld bij
een ongeval.
Gewijzigde gordelspanners kunnen ongewild
worden geactiveerd of niet zoals bedoeld wer-
ken.
Veiligheid voor inzittenden – Doel en functie van het veiligheidssysteem 117
F296 0032 07
#Nooit wijzigingen aan het veiligheidsgor-
delsysteem uitvoeren, bijvoorbeeld veilig-
heidsgordels, gordelsloten, gordelspan-
ners, gordelverankeringen en gordelo-
prolautomaten.
#De veiligheidsgordels moeten onbescha-
digd, niet versleten en schoon zijn; dit
controleren.
#De veiligheidsgordels na een ongeval
direct bij een gekwaliceerde werkplaats
laten controleren.
Mercedes-Benz adviseert om veiligheidsgordels te
gebruiken die door Mercedes-Benz voor uw auto
zijn goedgekeurd.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
wijzigingen aan de afdekking van een air-
bag
Als u de afdekking van een airbag wijzigt of
voorwerpen, bijvoorbeeld ook stickers, hierop
aanbrengt, kan de airbag niet meer zoals
bedoeld functioneren.
#Nooit veranderingen aan de afdekking
van een airbag uitvoeren.
#Geen voorwerpen op de afdekking aan-
brengen.
De inbouwplaats van een airbag is herkenbaar aan
het opschri AIRBAG (/ pagina 119).
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
storingen in de werking van de sensoren
in de portierbekleding
Door wijzigingen of ondeskundig uitgevoerde
werkzaamheden aan portieren of portierbekle-
dingen en door beschadigde portieren kan de
airbag niet meer zoals bedoeld werken.
#Nooit de portieren of delen waarvan wij-
zigen.
#Werkzaamheden aan portieren of por-
tierbekledingen bij een gekwaliceerde
werkplaats laten uitvoeren.
Risico door al geactiveerde bestanddelen van het
veiligheidssysteem
Mercedes-Benz adviseert om de auto na een
ongeval naar een gekwaliceerde werkplaats te
laten slepen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den door hete delen van de airbag
Na het activeren van een airbag zijn de delen
van de airbag heet.
#De delen van de airbag niet aanraken.
#Een geactiveerde airbag direct bij een
gekwaliceerde werkplaats laten vervan-
gen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
een reeds geactiveerde airbag
Een reeds geactiveerde airbag biedt geen
beschermende werking meer.
#Om een geactiveerde airbag te vervan-
gen, de auto naar een gekwaliceerde
werkplaats laten slepen.
118 Veiligheid voor inzittenden – Doel en functie van het veiligheidssysteem
F296 0032 07
Geactiveerde airbags direct laten vervangen.
&WAARSCHUWING Letsel‑ of levensgevaar
door pyrotechnisch geactiveerde gordel-
spanners
Pyrotechnisch reeds geactiveerde gordelspan-
ners werken niet meer en kunnen daarom niet
meer zoals bedoeld beschermen.
#De pyrotechnisch geactiveerde gordel-
spanners direct bij een gekwaliceerde
werkplaats laten vervangen.
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordel afdoen
#De ontgrendelingsknop in het gordelslot
indrukken en de veiligheidsgordel met de gor-
delslottong teruggeleiden.
*AANWIJZING Beschadiging door bekneld
raken van de veiligheidsgordel
Als een ongebruikte veiligheidsgordel niet vol-
ledig is opgerold, kan hij in het portier of in het
stoelmechanisme bekneld raken.
#Altijd controleren of ongebruikte veilig-
heidsgordels volledig zijn opgerold.
Airbags
Overzicht van de airbags
Bestuurders-/passagiersstoel:
1Kneebag
2Bestuurdersairbag
3Passagiersairbag
4Windowbag
5Sidebags
6Middenairbag1
1) Alleen voor bepaalde landen.
Veiligheid voor inzittenden 119
F296 0032 07
Zitplaatsen achterin:
4Windowbag
7Sidebags
De inbouwplaats van een airbag kunt u herkennen
aan het opschri AIRBAG. Bij bepaalde airbags
wijst bovendien een pijlsymbool M naar de
inbouwplaats.
De informatie onder "Overzicht van de activerings-
situaties" (/ pagina 113) in acht nemen.
Informatie over de middenairbag in de rugleuning
van de bestuurdersstoel
Bij het activeren ontplooit de middenairbag tussen
de voorstoelen. Geen voorwerpen opbergen in het
ontplooiingsgebied van de middenairbag.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen (/ pagina 214).
120 Veiligheid voor inzittenden
F296 0032 07
Het belangrijkste in het kort
Kinderen veilig in de auto vervoeren
Bij het vervoeren van kinderen altijd in acht
nemen:
RKinderen niet zonder toezicht in de auto ach-
terlaten (/ pagina 123).
RKinderen tot een lichaamslengte van 1,50 m
op de betreende zitplaats (zie bovenstaande
afbeelding) altijd met een geschikt en toege-
staan kinderzitjesbevestigingssysteem
(/ pagina 130) en kleine kinderen in een
naar achteren gericht kinderzitjesbevestigings-
systeem plaatsen.
RDe montagehandleiding van de fabrikant van
het kinderzitjesbevestigingssysteem in acht
nemen.
Linker/rechter zitplaats achterin (geprefereerde
zitplaatsen)
2e rij zitplaatsen - geprefereerd bevestigingssys-
teem:
®ISOFIX-bevestigingsbeugels
(/ pagina 134)
of
°i‑Size-bevestigingsbeugels (/ pagina 137)
en
¯De Top Tether, indien aanwezig, ook beves-
tigen (/ pagina 144).
2e rij zitplaatsen - alternatief bevestigingssys-
teem:
7Veiligheidsgordel van de zitplaats
(/ pagina 146)
¯De Top Tether, wanneer dit wordt geadvi-
seerd door de fabrikant van het kinderzit-
jesbevestigingssysteem, ook bevestigen
(/ pagina 144).
De volgende kinderzitjesbevestigingssystemen
van de categorie Universal zijn toegestaan: U, UF,
Kinderen in de auto 121
F296 0032 07
i-U, IUF. De verdere gebruiksvarianten in acht
nemen (/ pagina 134).
3e rij zitplaatsen – bevestigingssysteem:
7Veiligheidsgordel van de zitplaats
(/ pagina 146)
Passagiersstoel
Bevestigingssysteem:
7Veiligheidsgordel van de zitplaats
(/ pagina 146)
Beslist in acht nemen:
RWanneer de passagiersstoel bezet is afhanke-
lijk van de situatie de correcte status van de
passagiersairbag controleren (/ pagina 108).
De volgende kinderzitjesbevestigingssystemen
van de categorie Universal zijn toegestaan: U(*),
UF. De verdere gebruiksvarianten in acht nemen
(/ pagina 137).
(*) Naar achteren gerichte kinderzitjesbevesti-
gingssystemen alleen in combinatie met automati-
sche airbaguitschakeling
Middelste zitplaats achterin (alleen 2e rij zitplaat-
sen)
Bevestigingssysteem:
7Veiligheidsgordel van de zitplaats
(/ pagina 146)
De volgende kinderzitjesbevestigingssystemen die
met de veiligheidsgordels worden bevestigd van
de categorie Universal zijn toegestaan: U, UF. De
verdere gebruiksvarianten in acht nemen
(/ pagina 146).
Belangrijke veiligheidsaanwijzingen
Basisinformatie
Consequent zijn
Besef dat nalatigheid bij het beveiligen van kinde-
ren in kinderzitjesbevestigingssystemen ernstige
gevolgen kan hebben. Wees altijd consequent en
beveilig kinderen voor iedere rit zorgvuldig.
Nooit een baby of een kind op de schoot van een
inzittende meenemen.
Mercedes-Benz adviseert voor een betere
bescherming van kinderen jonger dan twaalf jaar
of kleiner dan 1,50 m, de volgende aanwijzingen
beslist in acht te nemen:
REen kind altijd beveiligen in een voor uw
Mercedes-Benz geschikt kinderzitjesbevesti-
gingssysteem.
RHet kinderzitjesbevestigingssysteem moet
geschikt zijn voor de leeijd, het gewicht en
de lengte.
RDe zitplaats van de auto moet geschikt zijn
voor het te gebruiken kinderzitjesbevestigings-
systeem:
-ISOFIX-bevestigingsbeugels:
(/ pagina 134)
-i‑Size-bevestigingsbeugels:
(/ pagina 137)
-Bevestiging met de veiligheidsgordel van
de zitplaats: (/ pagina 137)
Uit de ongevallenstatistieken blijkt, dat kinderen
die op de zitplaatsen achterin zijn beveiligd, veili-
ger zijn dan kinderen die op de voorstoel zijn
beveiligd. Daarom adviseert Mercedes-Benz drin-
122 Kinderen in de auto – Belangrijke veiligheidsaanwijzingen
F296 0032 07
gend het kinderzitjesbevestigingssysteem bij voor-
keur op een zitplaats achterin te monteren.
Het overkoepelend begrip kinderzitjesbevesti-
gingssysteem
In deze handleiding wordt het overkoepelend
begrip kinderzitjesbevestigingssysteem gebruikt.
Een kinderzitjesbevestigingssysteem is bijvoor-
beeld:
REen babyschaal
REen naar achteren gericht kinderzitje
REen naar voren gericht kinderzitje
REen stoelverhoging – Mercedes-Benz advi-
seert een stoelverhoging met rugleuning en
gordelgeleidingen te gebruiken.
De wetten en voorschrien in acht nemen
Bij het gebruik van een kinderzitjesbevestigings-
systeem in de auto altijd de wettelijke voorschrif-
ten in acht nemen.
Het kinderzitjesbevestigingssysteem moet volgens
de geldende testvoorschrien en richtlijnen toe-
gestaan zijn; dit controleren. Meer informatie is
verkrijgbaar in een gekwaliceerde werkplaats.
Mercedes-Benz adviseert een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats.
Bevestigingssystemen voor kinderzitjesbevesti-
gingssystemen in de auto
Alleen de volgende bevestigingssystemen voor
kinderzitjesbevestigingssystemen gebruiken:
Rde ISOFIX- of i-Size bevestigingsbeugels
Rhet veiligheidsgordelsysteem van de auto
Rde Top Tether-verankeringen
De eenvoudige montage aan de ISOFIX- of i‑Size-
bevestigingsbeugels van de auto kan het risico
van een verkeerd gemonteerd kinderzitjesbevesti-
gingssysteem reduceren.
Wanneer het kind met de geïntegreerde veilig-
heidsgordel van het ISOFIX- of i-Size-kinderzitjes-
bevestigingssysteem beveiligd is, beslist het
gewicht van het kind en het toegestaan totaalge-
wicht van het kinderzitjesbevestigingssysteem in
acht nemen (/ pagina 143).
Belangrijke waarschuwingsaanwijzingen
Kinderzitjesbevestigingssysteem altijd correct
bevestigen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door verkeerde montage van
het kinderzitjesbevestigingssysteem
Het kind kan niet zoals bedoeld worden bevei-
ligd of worden tegengehouden.
#Beslist de montagehandleiding van de
fabrikant van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem en de gebruiksmogelijkhe-
den in acht nemen.
#Het gehele draagvlak van het kinderzit-
jesbevestigingssysteem moet op de zit-
ting rusten; dit controleren.
#Nooit voorwerpen onder of achter het
kinderzitjesbevestigingssysteem leggen,
zoals een kussen.
#Kinderzitjesbevestigingssystemen alleen
met de bijgeleverde originele hoezen
gebruiken.
Kinderen in de auto – Belangrijke veiligheidsaanwijzingen 123
F296 0032 07
#Beschadigde hoezen alleen door origi-
nele hoezen vervangen.
RAltijd de voertuigspecieke aanwijzingen in
acht nemen.
-ISOFIX- of i‑Size-kinderzitjesbevestigings-
systeem op de zitplaats achterin inbouwen
(/ pagina 143).
-Kinderzitjesbevestigingssysteem met de
veiligheidsgordel bevestigen
(/ pagina 146).
RDe waarschuwingsstickers in het interieur van
de auto en op het kinderzitjesbevestigingssys-
teem in acht nemen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door niet-vastgezette kinder-
zitjesbevestigingssystemen in het voertuig
Wanneer het kinderzitjesbevestigingssysteem
verkeerd gemonteerd of niet vastgezet is, kan
het loskomen.
Het kind kan niet zoals bedoeld worden bevei-
ligd of worden tegengehouden.
Het ongebruikte kinderzitjesbevestigingssys-
teem kan rondslingeren en inzittenden raken.
#Beslist de montagehandleiding van de
fabrikant van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem en de gebruiksmogelijkhe-
den in acht nemen.
#Kinderzitjesbevestigingssystemen altijd
correct monteren, ook wanneer deze
ongebruikt in het voertuig worden ver-
voerd.
Kinderzitjesbevestigingssysteem niet veranderen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
veranderingen aan het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem
Het kinderzitjesbevestigingssysteem kan niet
meer naar behoren werken. Er bestaat ver-
hoogd gevaar voor letsel!
#Nooit een kinderzitjesbevestigingssys-
teem veranderen.
#Alleen accessoires aanbrengen die de
fabrikant van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem speciek voor dit kinderzit-
jesbevestigingssysteem hee goedge-
keurd.
Alleen intacte kinderzitjesbevestigingssystemen
gebruiken
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door het gebruik van
beschadigde kinderzitjesbevestigingssys-
temen
Beschadigde of bij een ongeval belaste kinder-
zitjesbevestigingssystemen of hun bevesti-
gingssystemen kunnen niet meer zoals
bedoeld beschermen.
Het kind wordt mogelijk niet tegengehouden.
#Beschadigde of bij een ongeval belaste
kinderzitjesbevestigingssystemen direct
vervangen.
#De bevestigingssystemen van de kinder-
zitjesbevestigingssystemen direct bij een
gekwaliceerde werkplaats laten contro-
leren, voordat weer een kinderzitjesbe-
vestigingssysteem wordt gemonteerd.
124 Kinderen in de auto – Belangrijke veiligheidsaanwijzingen
F296 0032 07
Direct invallend zonlicht vermijden
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den door direct invallend zonlicht op het
kinderzitje
Wanneer het kinderzitjesbevestigingssysteem
aan direct invallend zonlicht wordt blootge-
steld, kunnen delen hiervan zeer heet worden.
Kinderen kunnen zich branden aan deze delen,
in het bijzonder aan metalen delen van het
kinderzitjesbevestigingssysteem.
#Altijd erop letten dat het kinderzitjesbe-
vestigingssysteem niet aan direct inval-
lend zonlicht wordt blootgesteld.
#Het kinderzitjesbevestigingssysteem
beschermen, bijvoorbeeld met een
deken.
#Voordat het kind hierin wordt beveiligd,
het kinderzitjesbevestigingssysteem
laten afkoelen wanneer het aan direct
invallend zonlicht blootgesteld is
geweest.
#Kinderen nooit zonder toezicht in het
voertuig laten.
Bij het stoppen of parkeren in acht nemen
&WAARSCHUWING Levensgevaar door
grote blootstelling aan kou of warmte in
de auto
Wanneer personen – in het bijzonder kinderen
– langdurig aan hoge of lage temperaturen
worden blootgesteld, bestaat gevaar voor let-
sel of zelfs levensgevaar!
#Personen – in het bijzonder kinderen –
nooit zonder toezicht in de auto laten.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
het voertuig worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RDeuren openen en daardoor andere perso-
nen of verkeersdeelnemers in gevaar bren-
gen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van het voertuig bedienen en
bijvoorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen het voertuig in
beweging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrij te zetten.
RDe rijstand te wijzigen.
RHet voertuig te starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in het
voertuig achterlaten.
Kinderen in de auto – Belangrijke veiligheidsaanwijzingen 125
F296 0032 07
#Bij het verlaten van het voertuig altijd de
sleutel meenemen en het voertuig ver-
grendelen.
#De sleutel buiten het bereik van kinderen
bewaren.
Aanwijzingen met betrekking tot auto's met de
MBUX interieurassistent
Neemt u ook de extra functies van de MBUX inte-
rieurassistent in acht:
RWanneer een kinderzitjesbevestigingssysteem
niet in de gordel bevestigd is, verschijnt een
overeenkomstige melding in het centraal dis-
play (/ pagina 511).
Overzicht waarschuwingsstickers in de auto
1Waarschuwing passagiersairbag (op de zonne-
klep aan passagierszijde) (/ pagina 126)
2Waarschuwing auto's zonder automatische
uitschakeling van de passagiersairbag (zicht-
baar bij geopend passagiersportier)
(/ pagina 129)
Aanwijzingen met betrekking tot naar achteren en
naar voren gerichte kinderzitjesbevestigingssyste-
men op de passagiersstoel
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door gebruik van een naar
achteren gericht kinderzitjesbevestigings-
systeem bij ingeschakelde bijrijdersairbag
Wanneer een kind in een naar achteren
gericht kinderzitjesbevestigingssysteem op de
bijrijdersstoel wordt beveiligd en het controle-
lampje PASSENGER AIR BAG OFF is gedoofd,
kan de bijrijdersairbag bij een ongeval worden
geactiveerd.
Het kind kan door de airbag worden getroen.
#De bijrijdersairbag moet uitgeschakeld
zijn; dit controleren. Het controlelampje
PASSENGER AIR BAG OFF moet bran-
den.
#NOOIT een naar achteren gericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem op een stoel
met INGESCHAKELDE FRONTAIRBAG
gebruiken, want dat kan voor het kind
126 Kinderen in de auto – Belangrijke veiligheidsaanwijzingen
F296 0032 07
DODELIJKE of ERNSTIGE VERWONDIN-
GEN tot gevolg hebben.
De specieke aanwijzingen met betrekking tot
naar achteren en naar voren gerichte kinderzitjes-
bevestigingssystemen in acht nemen
(/ pagina 141).
Waarschuwingsaanwijzingen aan de binnenzijde
van de zonneklep
Wanneer door omstandigheden een kinderzitjes-
bevestigingssysteem op de passagiersstoel wordt
gemonteerd, beslist de volgende aanwijzingen in
acht nemen:
RDe aanwijzingen met betrekking tot de auto-
matische uitschakeling van de passagiersair-
bag (/ pagina 109).
RBij het gebruik van een naar achteren gericht
kinderzitjesbevestigingssysteem op de passa-
giersstoel moet altijd de passagiersairbag uit-
geschakeld zijn. Dit is alleen het geval wan-
neer het controlelampje PASSENGER AIR BAG
OFF continu brandt (/ pagina 108).
RWanneer het controlelampje PASSENGER AIR
BAG OFF niet brandt, is de passagiersairbag
geactiveerd. De passagiersairbag kan tijdens
een ongeval geactiveerd worden. In dit geval
geen naar achteren gericht kinderzitjesbeves-
tigingssysteem gebruiken.
Informatie over de automatische uitschakeling van
de passagiersairbag
Bij een bezette passagiersstoel vóór en ook tij-
dens het rijden de, van de situatie afhankelijke,
correcte status van de passagiersairbag controle-
ren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door voorwerpen tussen zit-
vlak en kinderzitjesbevestigingssysteem
Voorwerpen tussen de zitvlakken en het kin-
derzitjesbevestigingssysteem kunnen de wer-
king van de automatische uitschakeling van de
bijrijdersairbag verstoren.
#Geen voorwerpen tussen het zitvlak en
het kinderzitjesbevestigingssysteem leg-
gen.
#Het draagvlak van het kinderzitjesbeves-
tigingssysteem moet geheel op het zit-
vlak van de bijrijdersstoel rusten; dit con-
troleren.
#De leuning van een naar voren gericht
kinderzitjesbevestigingssysteem moet zo
Kinderen in de auto – Belangrijke veiligheidsaanwijzingen 127
F296 0032 07
volledig mogelijk tegen de rugleuning van
de bijrijdersstoel aan liggen; dit controle-
ren.
#Beslist de montagehandleiding van de
fabrikant van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem in acht nemen.
Bij de montage van een kinderzitjesbevestigings-
systeem op de passagiersstoel de voertuigspeci-
eke aanwijzingen in acht nemen
(/ pagina 126).
Naar achteren gericht kinderzitjesbevestigingssys-
teem op de passagiersstoel
Wanneer een naar achteren gericht kinderzitjes-
bevestigingssysteem op de passagiersstoel wordt
gemonteerd, moet de passagiersairbag uitgescha-
keld zijn. Het controlelampje PASSENGER AIR
BAG OFF moet permanent branden
(/ pagina 108).
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door gebruik van een naar
achteren gericht kinderzitjesbevestigings-
systeem bij ingeschakelde bijrijdersairbag
Wanneer een kind in een naar achteren
gericht kinderzitjesbevestigingssysteem op de
bijrijdersstoel wordt beveiligd en het controle-
lampje PASSENGER AIR BAG OFF is gedoofd,
kan de bijrijdersairbag bij een ongeval worden
geactiveerd.
Het kind kan door de airbag worden getroen.
#De bijrijdersairbag moet uitgeschakeld
zijn; dit controleren. Het controlelampje
PASSENGER AIR BAG OFF moet bran-
den.
#NOOIT een naar achteren gericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem op een stoel
met INGESCHAKELDE FRONTAIRBAG
gebruiken, want dat kan voor het kind
DODELIJKE of ERNSTIGE VERWONDIN-
GEN tot gevolg hebben.
%Afhankelijk van het kinderzitjesbevestigings-
systeem en het postuur van het kind is de
passagiersairbag ingeschakeld. Het controle-
lampje PASSENGER AIR BAG OFF brandt niet.
De passagiersairbag kan tijdens een ongeval
geactiveerd worden. In deze status van de
passagiersairbag mag geen naar achteren
gericht kinderzitjesbevestigingssysteem op de
passagiersstoel gemonteerd zijn.
In plaats daarvan het naar achteren gerichte
kinderzitjesbevestigingssysteem op een
geschikte zitplaats achterin aanbrengen.
Naar voren gericht kinderzitjesbevestigingssys-
teem op de passagiersstoel
Wanneer een naar voren gericht kinderzitjesbe-
vestigingssysteem op de passagiersstoel wordt
gemonteerd, kan de passagiersairbag automatisch
in- of uitgeschakeld zijn. De status van de passa-
giersairbag is afhankelijk van het kinderzitjesbe-
vestigingssysteem en van het postuur van het
kind.
Het controlelampje PASSENGER AIR BAG OFF
brandt ofwel permanent of het brandt niet
(/ pagina 108). Altijd de volgende aanwijzingen
in acht nemen.
128 Kinderen in de auto – Belangrijke veiligheidsaanwijzingen
F296 0032 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door verkeerde plaatsing van
het kinderzitjesbevestigingssysteem
Als een kind in een naar voren gericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem op de passagiers-
stoel wordt beveiligd en de passagiersstoel te
dicht bij de cockpit wordt geplaatst, kan het
kind bij een ongeval:
RBijvoorbeeld met delen van het interieur in
aanraking komen, als het controlelampje
PASSENGER AIR BAG OFF brandt.
RDoor de airbag worden geraakt, als het
controlelampje PASSENGER AIR BAG OFF
gedoofd is.
#De passagiersstoel zo ver mogelijk naar
achteren zetten. Daarbij altijd de cor-
recte ligging van de schoudergordel
vanaf de gordeldoorvoeropening van het
voertuig naar de schoudergordelgelei-
ding van het kinderzitjesbevestigingssys-
teem in acht nemen. De schoudergordel-
band moet vanaf de gordeldoorvoerope-
ning naar voren en omlaag verlopen.
Indien nodig de gordeldoorvoeropening
en de bijrijdersstoel overeenkomstig
instellen.
#Beslist de montagehandleiding van de
fabrikant van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem in acht nemen.
Aanwijzingen met betrekking tot auto's zonder
automatische uitschakeling van de passagiersair-
bag
Auto's zonder automatische uitschakeling van de
passagiersairbag hebben aan passagierszijde een
speciale sticker op de zijkant van de cockpit
(/ pagina 126).
Beslist de volgende aanwijzingen in acht nemen:
REen naar achteren gericht kinderzitjesbevesti-
gingssysteem nooit op de passagiersstoel
monteren.
REen naar achteren gericht kinderzitjesbevesti-
gingssysteem altijd op een geschikte zitplaats
achterin inbouwen.
RAanwijzingen met betrekking tot naar achteren
en naar voren gerichte kinderzitjesbevesti-
gingssystemen op de passagiersstoel
(/ pagina 126)
Geschikte kinderzitjesbevestigingssystemen
voor het vervoeren van kinderen
Informatie over het voordeel van een naar achte-
ren gericht kinderzitjesbevestigingssysteem
Een baby uitsluitend en een klein kind bij voorkeur
in een geschikt naar achteren gericht kinderzitjes-
bevestigingssysteem vervoeren. Het kind zit in dit
geval tegengesteld aan de rijrichting en kijkt naar
achteren.
Baby's en kleine kinderen hebben relatief zwakke
nekspieren in verhouding tot de grootte en het
gewicht van hun hoofd. In een naar achteren
gericht kinderzitjesbevestigingssysteem kan het
gevaar voor letsel aan de nekwervelkolom bij een
ongeval worden gereduceerd.
Kinderen in de auto – Geschikte kinderzitjesbevestigingssystemen voor het vervoeren van kinderen 129
F296 0032 07
Toelatingscategorieën voor kinderzitjesbevesti-
gingssystemen
In de auto mogen alleen kinderzitjesbevestigings-
systemen volgens deze UNECE-normen worden
gebruikt:
RUN-R44
RUN-R129
Kenmerk op kinderzitjesbevestigingssysteem
Op het goedkeuringslabel van het kinderzitjesbe-
vestigingssysteem bevinden zich bijvoorbeeld de
volgende gegevens:
RToelatingscategorie
RGewichtsgroep van het kind
RGoedkeuringsnummer
RGrootteklasse van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem
Toelatingscategorieën volgens UN-R44
Voorbeeld van een goedkeuringslabel
RUniversal: Kinderzitjesbevestigingssystemen
van de categorie "Universal" zijn toegestaan
voor het inbouwen in auto's. Ze kunnen over-
eenkomstig de overzichten met betrekking tot
de geschiktheid van de zitplaatsen voor de
bevestiging van kinderzitjesbevestigingssyste-
men op de met U, UF of IUF gekenmerkte zit-
plaatsen worden gebruikt.
De kenmerking IUF hee betrekking op
ISOFIX-kinderzitjesbevestigingsystemen van
de categorie "Universal". Deze kinderzitjesbe-
vestigingssystemen moeten bovendien worden
bevestigd met Top Tether of steunvoet.
RSemi-Universal: Kinderzitjesbevestigingssyste-
men van de categorie "Semi-Universal" mogen
alleen worden gebruikt wanneer de auto en de
zitplaats in de autotypelijst van de fabrikant
van het kinderzitjesbevestigingssysteem zijn
aangegeven.
RAutospeciek: Kinderzitjesbevestigingssyste-
men van de categorie "autospeciek" mogen
alleen worden gebruikt wanneer de auto en de
zitplaats in de autotypelijst van de fabrikant
van het kinderzitjesbevestigingssysteem zijn
aangegeven.
Toelatingscategorieën volgens UN-R129
130 Kinderen in de auto – Geschikte kinderzitjesbevestigingssystemen voor het vervoeren van kinderen
F296 0032 07
Voorbeeld van een goedkeuringslabel
Ri‑Size-kinderzitjesbevestigingssystemen en -
stoelverhogers met leuning: Geschikt voor
bevestiging aan i‑Size-bevestigingsbeugels. Ze
kunnen ook worden gebruik op i‑U geken-
merkte zitplaatsen.
Kinderzitjesbevestigingssystemen van deze
categorie kunnen ook worden bevestigd aan
ISOFIX-beugels, indien dit wordt toegestaan
door de fabrikant van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem. i‑Size-stoelverhogers met leu-
ning kunnen op de met U gekenmerkte zit-
plaatsen worden gebruikt, wanneer de zit-
plaats is goedgekeurd voor de categorie
B2/B3.
RKinderzitjesbevestigingssystemen die met de
veiligheidsgordels worden bevestigd en stoel-
verhogers die met de veiligheidsgordels wor-
den bevestigd zonder leuning van de categorie
Universal: Geschikt voor de bevestiging op de
met U gekenmerkte zitplaatsen.
RAutospecieke kinderzitjesbevestigingssyste-
men (ISOFIX-kinderzitjesbevestigingsystemen
of kinderzitjesbevestigingssystemen die met
de veiligheidsgordels worden bevestigd en kin-
derstoelverhogers met en zonder rugleuning):
Geschikt voor de bevestiging op de met i‑U of
U gekenmerkte zitplaatsen, wanneer dit wordt
toegestaan door de fabrikant van het kinder-
zitjesbevestigingssysteem.
Geschiktheid van de zitplaatsen in acht nemen
RGeschiktheid van zitplaatsen voor bevestiging
van een ISOFIX-kinderzitjesbevestigingsys-
teem (/ pagina 134)
RGeschiktheid van zitplaatsen voor bevestiging
van i‑Size-kinderzitjesbevestigingssystemen
(/ pagina 137)
RGeschiktheid van zitplaatsen voor de bevesti-
ging van kinderzitjesbevestigingssystemen die
met de veiligheidsgordels worden bevestigd
(/ pagina 137)
Overzicht geadviseerde kinderzitjesbevestigings-
systemen
%Meer informatie over het correcte kinderzit-
jesbevestigingssysteem is verkrijgbaar bij een
gekwaliceerde werkplaats. Mercedes-Benz
adviseert een Mercedes-Benz-servicewerk-
plaats.
Kinderen in de auto – Geschikte kinderzitjesbevestigingssystemen voor het vervoeren van kinderen 131
F296 0032 07
Bevestiging met ISOFIX
Gewichtsgroep 0+ (tot 13 kg en tot circa 15
maanden)
Type1BABY SAFE plus
(inclusief basisstation)
Grootteklasse E
Goedkeuring E1 04 301 146
Bestelnummer2B6 6 86 8224
1 Fabrikant: Britax Römer. 2 Met kleurcode 9H95.
Gewichtsgroep I (9 tot 18 kg en van circa 9 maan-
den tot 4 jaar)
Type1DUO plus
Grootteklasse B1
Goedkeuring E1 04 301 133
Bestelnummer2A 000 970 43 02
1 Fabrikant: Britax Römer. 2 Met kleurcode 9H95.
Bevestiging met i-Size (R129 kinderzitjesbevesti-
gingssysteem)
Gewicht tot 13 kg, grootte 40 tot 83 cm en leef-
tijd vanaf geboorte tot circa 15 maanden
Type1Baby Safe 3 i-Size
Grootteklasse R2
Goedkeuring E1*129R03/04*0060
*02
Bestelnummer A 000 970 68 02
Bestelnummer
FlexBase iSense
A 000 970 73 02
1 Fabrikant: Britax Römer.
Gewicht tot 18 kg, grootte 61 tot 105 cm en leef-
tijd van circa 3 maanden tot 4 jaar
Type1Dualx 3 i-Size
Grootteklasse F2X/R2
Goedkeuring E1*129R03/04*0060
*02
Bestelnummer A000 970 93 02
Bestelnummer
FlexBase iSense
A000 970 73 02
1 Fabrikant: Britax Römer.
Gewicht 15 tot 36 kg, grootte 100 tot 150 cm en
leeijd van circa 3,5 tot 12 jaar
Type1KIDFIX M i-Size
Grootteklasse B2
Goedkeuring E1*129R03/04*0061
*02
132 Kinderen in de auto – Geschikte kinderzitjesbevestigingssystemen voor het vervoeren van kinderen
F296 0032 07
Type1KIDFIX M i-Size
Bestelnummer A 000 970 89 02
1 Fabrikant: Britax Römer.
Gewicht 15 tot 36 kg, grootte 100 tot 150 cm en
leeijd van circa 3,5 tot 12 jaar
Type1AMG KIDFIX M i-Size
Grootteklasse B2
Goedkeuring E1*129R03/04*0061
*02
Bestelnummer A 000 970 91 02
1 Fabrikant: Britax Römer.
Bevestiging met de veiligheidsgordel van de zit-
plaats
Gewichtsgroep 0 (tot 10 kg en tot circa 6 maan-
den) en gewichtsgroep 0+ (tot 13 kg en tot circa
15 maanden)
Type1BABY SAFE plus II
Goedkeuring E1 04 301 146
Bestelnummer2A 000 970 38 02
1 Fabrikant: Britax Römer. 2 Met kleurcode 9H95.
R129 kinderzitjesbevestigingssystemen (gewicht
tot 13 kg, grootte 40 tot 83 cm en leeijd vanaf
geboorte tot circa 15 maanden)
Type1Baby Safe 3 i-Size
Grootteklasse R2
Goedkeuring E1*129R03/04*0060
*02
Type1Baby Safe 3 i-Size
Bestelnummer A 000 970 68 02
1 Fabrikant: Britax Römer.
Gewichtsgroep I (9 tot 18 kg en van circa 9 maan-
den tot 4 jaar)
Type1DUO plus
Goedkeuring E1 04 301 133
Bestelnummer2A 000 970 43 02
1 Fabrikant: Britax Römer. 2 Met kleurcode 9H95.
Gewichtsgroep II/III (15 tot 36 kg en van circa 3
tot 12 jaar)
Type1KIDFIX XP
Goedkeuring E1 04 301 304
Bestelnummer2A 000 970 49 02
1 Fabrikant: Britax Römer. 2 Met kleurcode 9H95.
Kinderen in de auto – Geschikte kinderzitjesbevestigingssystemen voor het vervoeren van kinderen 133
F296 0032 07
Gewichtsgroep II/III (15 tot 36 kg en van circa 3
tot 12 jaar)
Type1AMG KIDFIX XP
Goedkeuring E1 04 301 304
Bestelnummer2A 000 970 33 02
1 Fabrikant: Britax Römer. 2 Met kleurcode 9H95.
R129 kinderzitjesbevestigingssystemen (gewicht
15 tot 36 kg, grootte 100 tot 150 cm en leeijd
van circa 3,5 tot 12 jaar)
Type1KIDFIX M i-Size
Grootteklasse B2
Goedkeuring E1*129R03/04*0061
*02
Bestelnummer A 000 970 89 02
1 Fabrikant: Britax Römer.
R129 kinderzitjesbevestigingssystemen (gewicht
15 tot 36 kg, grootte 100 tot 150 cm en leeijd
van circa 3,5 tot 12 jaar)
Type1AMG KIDFIX M i-Size
Grootteklasse B2
Goedkeuring E1*129R03/04*0061
*02
Bestelnummer A 000 970 91 02
1 Fabrikant: Britax Römer.
Geschikte zitplaatsen voor de bevestiging van
kinderzitjesbevestigingssystemen
Overzicht geschiktheid van zitplaatsen voor beves-
tiging van ISOFIX-kinderzitjesbevestigingssyste-
men
ISOFIX is een gestandaardiseerd bevestigingssys-
teem voor speciale kinderzitjesbevestigingssyste-
men.
®Het symbool gee de geschikte zitplaatsen
aan voor de bevestiging van een ISOFIX-
kinderzitjesbevestigingssysteem conform
UN-R44 (/ pagina 130).
°ISOFIX-kinderzitjesbevestigingssystemen
kunnen ook op zitplaatsen met het i‑Size-
kenmerk worden gemonteerd
(/ pagina 137).
Alleen ISOFIX-kinderzitjesbevestigingssystemen
bevestigen, die conform UN-R44 overeenkomstig
de volgende ISOFIX-tabellen zijn goedgekeurd.
134 Kinderen in de auto – Geschikte zitplaatsen voor de bevestiging van kinderzitjesbevestigingssystemen
F296 0032 07
Babydraagzak
Grootteklasse –
Systeem
Linker/rechter zit-
plaats achterin (alleen
2e rij zitplaatsen)
F – ISO/L1 X
G – ISO/L2 X
X Niet geschikt voor een
ISOFIX-kinderzitjesbevestigings-
systeem in deze gewichtsgroep
en/of grootteklasse.
Gewichtsgroep 0 (tot 10 kg en tot circa 6 maan-
den)
Grootteklasse –
Systeem
Linker/rechter zit-
plaats achterin (alleen
2e rij zitplaatsen)
E – ISO/R1 IL
IL Geschikt voor ISOFIX-kinder-
zitjesbevestigingssystemen
overeenkomstig de tabel in
"Overzicht van de geadviseerde
kinderzitjesbevestigingssyste-
men" of wanneer de auto en de
zitplaats in de autotypelijst van
de fabrikant van het kinderzit-
jesbevestigingssysteem zijn ver-
meld.
Gewichtsgroep 0+ (tot 13 kg en tot circa 15
maanden)
Grootteklasse –
Systeem
Linker/rech-
ter zitplaats
achterin
(alleen 2e rij
zitplaatsen)
E – ISO/R1 IL
D – ISO/R2, ISO/R2X IL
Kinderen in de auto – Geschikte zitplaatsen voor de bevestiging van kinderzitjesbevestigingssystemen 135
F296 0032 07
Grootteklasse –
Systeem
Linker/rech-
ter zitplaats
achterin
(alleen 2e rij
zitplaatsen)
C – ISO/R3 IL (1)
IL Geschikt voor ISOFIX-kinderzitjesbevesti-
gingssystemen overeenkomstig de tabel in
"Overzicht van de geadviseerde kinderzitjes-
bevestigingssystemen" of wanneer de auto
en de zitplaats in de autotypelijst van de fabri-
kant van het kinderzitjesbevestigingssysteem
zijn vermeld.
(1) Bij gebruik van een kinderzitjesbevesti-
gingssysteem van de grootteklasse (ISO/R3)
de voorstoel in de bovenste stand plaatsen.
Daarbij erop letten dat de rugleuning van de
voorstoel niet tegen het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem aanligt.
Gewichtsgroep I (9 – 18 kg en ongeveer 9 maan-
den tot 4 jaar)
Grootteklasse –
Systeem
Linker/rech-
ter zitplaats
achterin
(alleen 2e rij
zitplaatsen)
D – ISO/R2, ISO/R2X IL
C – ISO/R3 IL (1)
B – ISO/F2 IUF
B1 – ISO/F2X IUF
Grootteklasse –
Systeem
Linker/rech-
ter zitplaats
achterin
(alleen 2e rij
zitplaatsen)
A – ISO/F3 IUF
IL Geschikt voor ISOFIX-kinderzitjesbevesti-
gingssystemen overeenkomstig de tabel in
"Overzicht van de geadviseerde kinderzitjes-
bevestigingssystemen" of wanneer de auto en
de zitplaats in de autotypelijst van de fabri-
kant van het kinderzitjesbevestigingssysteem
zijn vermeld.
IUF Geschikt voor naar voren gerichte ISOFIX-
kinderzitjesbevestigingssystemen van de cate-
gorie "Universal" in deze gewichtsgroep.
(1) Bij gebruik van een kinderzitjesbevesti-
gingssysteem van de grootteklasse (ISO/R3)
de voorstoel in de bovenste stand plaatsen.
Daarbij erop letten dat de rugleuning van de
voorstoel niet tegen het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem aanligt.
136 Kinderen in de auto – Geschikte zitplaatsen voor de bevestiging van kinderzitjesbevestigingssystemen
F296 0032 07
Overzicht geschiktheid van zitplaatsen voor beves-
tiging van i‑Size-kinderzitjesbevestigingssystemen
i‑Size is een gestandaardiseerd bevestigingssys-
teem voor speciale kinderzitjesbevestigingssyste-
men.
°i‑Size-kinderzitjesbevestigingssystemen
kunnen worden bevestigd op een zitplaats
met het i‑Size-kenmerk (/ pagina 130).
Er mogen kinderzitjesbevestigingssyste-
men worden bevestigd die zijn toegestaan
overeenkomstig de volgende i‑Size-tabel.
Linker en rechter zitplaats achterin (alleen 2e rij
zitplaatsen)
i‑Size-kinderzitjesbevestigingssystemen
(ISO/R1, ISO/R2, ISO/R2X, ISO/R3,
ISO/F2, ISO/F2X, ISO/F3, ISO/B2,
ISO/B3)
i‑U
i-U Geschikt voor een naar voren of een naar achteren
gericht i-Size-kinderzitjesbevestigingssysteem van de
categorie "Universal".
Passagiersstoel
i‑Size-kinderzitjesbevestigingssystemen
(ISO/R1, ISO/R2, ISO/R2X, ISO/R3,
ISO/F2, ISO/F2X, ISO/F3, ISO/B2,
ISO/B3)
X
X Niet geschikt voor een i-Size-kinderzitjesbevestigings-
systeem van de categorie "Universal".
Overzicht van de geschiktheid van zitplaatsen
voor de bevestiging van kinderzitjesbevestigings-
systemen die met de veiligheidsgordels worden
bevestigd
Geschiktheid van zitplaatsen voor de bevestiging
van kinderzitjesbevestigingssystemen die met de
veiligheidsgordels worden bevestigd
Zitplaatsen achterin (2e rij zitplaatsen)
Gewichtsgroep 0: Tot
10 kg
Linker/rechter zit-
plaats achterin U, L
Middelste zitplaats
achterin U, L
Gewichtsgroep 0+:
Tot 13 kg
Linker/rechter zit-
plaats achterin U, L
Middelste zitplaats
achterin U, L
Gewichtsgroep I: 9
tot 18 kg
Linker/rechter zit-
plaats achterin U, L
Middelste zitplaats
achterin U, L
Gewichtsgroep II: 15
tot 25 kg
Linker/rechter zit-
plaats achterin U, L
Kinderen in de auto – Geschikte zitplaatsen voor de bevestiging van kinderzitjesbevestigingssystemen 137
F296 0032 07
Middelste zitplaats
achterin U, L
Gewichtsgroep III: 22
tot 36 kg
Linker/rechter zit-
plaats achterin U, L
Middelste zitplaats
achterin U, L
UN-R129 kinderzitjes-
bevestigingssystemen
Linker/rechter zit-
plaats achterin U, L, B2, B3
Middelste zitplaats
achterin U, L, B2, B3
U Geschikt voor kinderzitjesbe-
vestigingssystemen van de cate-
gorie "Universal" in deze
gewichtsgroep
L Geschikt voor semi-universele
kinderzitjesbevestigingssyste-
men overeenkomstig de tabel
in "Geadviseerde kinderzitjesbe-
vestigingssystemen", of wan-
neer de auto en de zitplaats in
de autotypelijst van de fabri-
kant van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem zijn aangegeven.
B2, B3 Geschikt voor de mon-
tage van kinderzitjesbevesti-
gingssystemen, die overeenko-
men met de ISO/B2 en
ISO/B3 testopstellingen voor
zittingverhogers.
Zitplaatsen achterin (3e rij zitplaatsen)
Gewichtsgroep 0: Tot
10 kg
Linker/rechter1 zit-
plaats achterin
U, L
Gewichtsgroep 0+:
Tot 13 kg
Linker/rechter1 zit-
plaats achterin
U, L
Gewichtsgroep I: 9
tot 18 kg
Linker/rechter1 zit-
plaats achterin
U, L
Gewichtsgroep II: 15
tot 25 kg
Linker/rechter1 zit-
plaats achterin
U, L
Gewichtsgroep III: 22
tot 36 kg
Linker/rechter1 zit-
plaats achterin
U, L
UN-R129 kinderzitjes-
bevestigingssystemen
138 Kinderen in de auto – Geschikte zitplaatsen voor de bevestiging van kinderzitjesbevestigingssystemen
F296 0032 07
Linker/rechter1 zit-
plaats achterin
U, L, B2, B3
1 Rechter zitplaats achterin:
Kinderzitjesbevestigingssyste-
men met steunvoet zijn niet
geschikt voor deze zitplaats.
U Geschikt voor kinderzitjesbe-
vestigingssystemen van de cate-
gorie "Universal" in deze
gewichtsgroep
L Geschikt voor semi-universele
kinderzitjesbevestigingssyste-
men overeenkomstig de tabel
in "Geadviseerde kinderzitjesbe-
vestigingssystemen", of wan-
neer de auto en de zitplaats in
de autotypelijst van de fabri-
kant van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem zijn aangegeven.
B2, B3 Geschikt voor de mon-
tage van kinderzitjesbevesti-
gingssystemen, die overeenko-
men met de ISO/B2 en
ISO/B3 testopstellingen voor
zittingverhogers.
Aanwijzingen met betrekking tot de kinderzitjes-
bevestigingssystemen op de passagiersstoel
RWanneer u door omstandigheden een kinder-
zitjesbevestigingssysteem op de passagiers-
stoel moet monteren, beslist de aanwijzingen
voor kinderzitjesbevestigingssystemen op de
passagiersstoel in acht nemen
(/ pagina 126).
RDe specieke aanwijzingen met betrekking tot
naar achteren en naar voren gerichte kinder-
zitjesbevestigingssystemen in acht nemen. Bij
een bezette passagiersstoel vóór en ook tij-
dens het rijden de, van de situatie afhanke-
lijke, correcte status van de passagiersairbag
controleren (/ pagina 108).
Passagiersstoel
Gewichtsgroep 0: Tot
10 kg
Passagiersairbag
geactiveerd1X
Passagiersairbag uit-
geschakeld1, 2 U, L
Gewichtsgroep 0+:
Tot 13 kg
Passagiersairbag
geactiveerd1X
Kinderen in de auto – Geschikte zitplaatsen voor de bevestiging van kinderzitjesbevestigingssystemen 139
F296 0032 07
Passagiersairbag uit-
geschakeld1, 2 U, L
Gewichtsgroep I: 9
tot 18 kg
Passagiersairbag
geactiveerd1UF, L
Passagiersairbag uit-
geschakeld1, 2 U, L
Gewichtsgroep II: 15
tot 25 kg
Passagiersairbag
geactiveerd1UF, L
Passagiersairbag uit-
geschakeld1, 2 U, L
Gewichtsgroep III: 22
tot 36 kg
Passagiersairbag
geactiveerd1UF, L
Passagiersairbag uit-
geschakeld1, 2 U, L
UN-R129 kinderzitjes-
bevestigingssystemen
Passagiersairbag
geactiveerd1UF, L, B2, B3
Passagiersairbag uit-
geschakeld1, 2 U, L, B2, B3
1 De zittinghoek zodanig instel-
len dat de voorste rand van de
zitting zich in de bovenste en
de achterste rand van de zitting
zich in de onderste positie
bevinden.
2 De auto is uitgerust met de
automatische uitschakeling van
de passagiersairbag: Het con-
trolelampje PASSENGER AIR
BAG OFF moet branden.
X Niet geschikt voor kinderen in
deze gewichtsgroep.
U Geschikt voor kinderzitjesbe-
vestigingssystemen van de cate-
gorie "Universal" in deze
gewichtsgroep.
L Geschikt voor semi-universele
kinderzitjesbevestigingssyste-
men overeenkomstig de tabel
in "Geadviseerde kinderzitjesbe-
vestigingssystemen", of wan-
neer de auto en de zitplaats in
de autotypelijst van de fabri-
kant van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem zijn aangegeven.
140 Kinderen in de auto – Geschikte zitplaatsen voor de bevestiging van kinderzitjesbevestigingssystemen
F296 0032 07
UF Geschikt voor naar voren
gerichte kinderzitjesbevesti-
gingssystemen van de catego-
rie "Universal" in deze gewichts-
groep.
B2, B3 Geschikt voor de mon-
tage van kinderzitjesbevesti-
gingssystemen, die overeenko-
men met de ISO/B2 en
ISO/B3 testopstellingen voor
zittingverhogers.
Kinderzitjesbevestigingssysteem bevestigen
De stoel correct instellen
Bij de montage van een kinderzitjesbevestigings-
systeem op de linker of rechter zitplaats achterin
altijd het volgende in acht nemen:
#Ervoor zorgen dat de voeten van het kind de
voorstoel niet kunnen raken. Indien nodig de
voorstoel iets naar voren instellen.
Wanneer de hoofdsteun van het kinderzitjesbe-
vestigingssysteem in aangebrachte toestand in de
auto niet compleet kan worden uitgeschoven, leidt
dit tot een beperking in de maximale grootte-
instelling bij bepaalde kinderzitjesbevestigingssys-
temen. Hiertoe de montagehandleiding van de
fabrikant van het kinderzitjesbevestigingssysteem
in acht nemen.
%Contact met het dak bij volledig uitgeschoven
en vergrendelde hoofdsteun leidt niet tot een
beperking tijdens het gebruik.
®° Bij de montage van een ISOFIX- of
i‑Size-kinderzitjesbevestigingssysteem altijd het
volgende in acht nemen:
#Bij gebruik van een naar achteren gericht kin-
derzitjesbevestigingssysteem op een zitplaats
achterin: De voorstoel zodanig instellen dat
deze het kinderzitjesbevestigingssysteem niet
raakt.
#Bij gebruik van een naar voren gericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem met geïntegreerde
kinderzitjegordel: De hoofdsteun van de
betreende stoel zodanig instellen, dat deze
het kinderzitjesbevestigingssysteem niet naar
voren drukt. Zo nodig kan de betreende
hoofdsteun worden uitgebouwd. Bovendien
moet de leuning van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem zo volledig mogelijk tegen de
rugleuning van de zitplaats aan liggen. Na het
uitbouwen van het kinderzitjesbevestigings-
systeem de hoofdsteun van de auto direct
aanbrengen en correct instellen.
#Het kinderzitjesbevestigingssysteem niet inge-
klemd en/of gedraaid tussen het dak en het
zitvlak inbouwen. Indien mogelijk de zitting-
hoek overeenkomstig instellen.
#De hoofdsteun van de auto zodanig instellen,
dat het kinderzitjesbevestigingssysteem niet
door de hoofdsteun wordt belast.
7 Bij de montage van een kinderzitjesbevesti-
gingssysteem dat met de veiligheidsgordels wordt
bevestigd bovendien het volgende in acht nemen:
#Bij gebruik van een naar achteren gericht kin-
derzitjesbevestigingssysteem op een zitplaats
achterin: De voorstoel zodanig instellen dat
deze het kinderzitjesbevestigingssysteem niet
raakt.
Kinderen in de auto – Kinderzitjesbevestigingssysteem bevestigen 141
F296 0032 07
#Bij gebruik van een naar voren gericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem met geïntegreerde
kinderzitjegordel: De hoofdsteun van de
betreende stoel zodanig instellen, dat deze
het kinderzitjesbevestigingssysteem niet naar
voren drukt. Zo nodig kan de betreende
hoofdsteun worden uitgebouwd. Bovendien
moet de leuning van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem zo volledig mogelijk tegen de
rugleuning van de zitplaats aan liggen. Na het
uitbouwen van het kinderzitjesbevestigings-
systeem de hoofdsteun van de auto direct
aanbrengen en correct instellen.
#De leuning van een naar voren gericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem moet zo volledig
mogelijk tegen de rugleuning van de zitplaats
achterin aan liggen; dit controleren.
#Het kinderzitjesbevestigingssysteem niet inge-
klemd en/of gedraaid tussen het dak en het
zitvlak inbouwen. Indien mogelijk de zitting-
hoek overeenkomstig instellen.
#De hoofdsteun van de auto zodanig instellen,
dat het kinderzitjesbevestigingssysteem niet
door de hoofdsteun wordt belast.
#Ervoor zorgen dat de voeten van het kind de
voorstoel niet kunnen raken. Indien nodig de
voorstoel iets naar voren instellen.
7 Afhankelijk van de uitrusting van de auto bij
de montage van een geschikt kinderzitjesbevesti-
gingssysteem op de passagiersstoel altijd het vol-
gende in acht nemen:
#De aanwijzingen met betrekking tot naar ach-
teren en naar voren gerichte kinderzitjesbe-
vestigingssystemen op de passagiersstoel in
acht nemen (/ pagina 126).
#Bij gebruik van een naar voren gericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem met geïntegreerde
kinderzitjegordel: Indien mogelijk de hoofd-
steun van de passagiersstoel uitbouwen. Na
het uitbouwen van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem de hoofdsteun direct aanbren-
gen en correct instellen.
#De leuning van een naar voren gericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem moet zo volledig
mogelijk tegen de rugleuning van de passa-
giersstoel aan liggen; dit controleren.
#Het kinderzitjesbevestigingssysteem niet inge-
klemd en/of gedraaid tussen het dak en het
zitvlak inbouwen.
#De hoofdsteun van de auto zodanig instellen,
dat het kinderzitjesbevestigingssysteem niet
door de hoofdsteun wordt belast.
#Nooit voorwerpen, zoals een kussen, onder of
achter het kinderzitjesbevestigingssysteem
leggen.
#De passagiersstoel zo ver mogelijk naar achte-
ren instellen en de stoel zo mogelijk in de
bovenste stand zetten. Altijd de correcte lig-
ging van de schoudergordel vanaf de gordel-
doorvoeropening van de auto naar de schou-
dergordelgeleiding van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem in acht nemen. De schoudergor-
delband moet vanaf de gordeldoorvoerope-
ning naar voren en zo mogelijk omlaag naar
het kinderzitjesbevestigingssysteem verlopen.
#De zittinghoogteverstelling in de laagste stand
zetten.
#De zittinghoek zodanig instellen dat de voorste
rand van de zitting zich in de bovenste en de
142 Kinderen in de auto – Kinderzitjesbevestigingssysteem bevestigen
F296 0032 07
achterste rand van de zitting zich in de onder-
ste positie bevindt.
#De rugleuning zo rechtop mogelijk instellen.
ISOFIX- of i-Size-kinderzitjesbevestigingssysteem
monteren
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet vergrendelde achterbank, zit-
plaats achterin en rugleuning
De achterbank, zitplaatsen achterin en rugleu-
ningen kunnen, ook tijdens het rijden, naar
voren klappen.
RDaardoor wordt de inzittende krachtiger in
de veiligheidsgordel gedrukt. De veilig-
heidsgordel kan niet meer zoals bedoeld
beschermen en extra letsel veroorzaken.
RVoorwerpen of bagage in de koer‑ of
bagageruimte kunnen niet door de rugleu-
ning worden tegengehouden.
#Vóór iedere rit opletten dat de achter-
bank, de zitplaats achterin en de rugleu-
ning vergrendeld is.
2e rij zitplaatsen: Wanneer een zitplaats niet ver-
grendeld is, wordt dit op bestuurdersdisplay weer-
gegeven.
3e rij zitplaatsen: De rode markering van de ver-
grendelingsindicator mag niet meer zichtbaar zijn;
dit controleren. Anders is de rugleuning niet ver-
grendeld.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door het overschrijden van
het toegestaan totaalgewicht van kind en
kinderzitjesbevestigingssysteem
De ISOFIX‑ of i‑Size-kinderzitjesverankeringen
kunnen overbelast raken en het kind kan bij-
voorbeeld bij een ongeval niet meer worden
tegengehouden.
#Als het kind met de geïntegreerde veilig-
heidsgordel van het ISOFIX- of i-Size-kin-
derzitjesbevestigingssysteem beveiligd
is, mag het totaalgewicht van kind en
kinderzitjesbevestigingssysteem 33 kg
niet overschrijden.
Altijd de gegevens over het gewicht van het kin-
derzitjesbevestigingssysteem in acht nemen:
Rin de montage- en gebruikshandleiding van de
fabrikant van het gebruikte kinderzitjesbevesti-
gingssysteem
Rop een label aan het kinderzitjesbevestigings-
systeem, indien aanwezig
Regelmatig controleren dat het toegestaan totaal-
gewicht van kind en kinderzitjesbevestigingssys-
teem wordt aangehouden.
Bij de montage van een kinderzitjesbevestigings-
systeem altijd het volgende in acht nemen:
OAltijd het toepassingsgebied en de geschikt-
heid van zitplaatsen voor bevestiging van een
kinderzitjesbevestigingssysteem in acht
nemen.
® ISOFIX-bevestigingsbeugels
(/ pagina 134)
of
° i‑Size-bevestigingsbeugels
(/ pagina 137)
Kinderen in de auto – Kinderzitjesbevestigingssysteem bevestigen 143
F296 0032 07
#Beslist voor iedere rit controleren, of het
ISOFIX-kinderzitjesbevestigingssysteem of het
i‑Size-kinderzitjesbevestigingssysteem correct
in beide bevestigingsbeugels van de auto ver-
grendeld is.
*AANWIJZING Beschadiging van de veilig-
heidsgordel van de middelste zitplaats bij
de montage van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem
#Controleren dat de veiligheidsgordel niet
bekneld raakt.
#De afdekking 1 omhoogklappen.
#De lip aan de afdekking 1 omhoogtrekken en
op het steunvlak plaatsen.
De afdekking 1 blij omhooggeklapt.
#Het ISOFIX- of i‑Size-kinderzitjesbevestigings-
systeem op beide ISOFIX-bevestigingsbeugels
2 monteren.
#De afdekking 1 omhoogklappen om deze te
sluiten.
#De lip van het steunvlak tillen en in de sleuf
tussen de rugleuning en de zitting teruggelei-
den. Daarbij de bekledingsklep sluiten.
Top Tether bevestigen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar bij niet vergrendelde rugleu-
ningen van de zitplaatsen achterin na
montage van de Top Tether‑gordels
De rugleuningen van de zitplaatsen achterin
kunnen tijdens het rijden naar voren klappen.
Daardoor kunnen kinderzitjesbevestigingssys-
temen niet meer zoals bedoeld beschermen.
Bovendien kan extra letsel veroorzaakt wor-
den.
#De rugleuningen van de zitplaatsen ach-
terin na het monteren van de Top
Tether‑gordels altijd vergrendelen.
#Beslist de vergrendelingsindicator in acht
nemen.
144 Kinderen in de auto – Kinderzitjesbevestigingssysteem bevestigen
F296 0032 07
2e rij zitplaatsen: Wanneer een zitplaats niet ver-
grendeld is, wordt dit op bestuurdersdisplay weer-
gegeven.
3e rij zitplaatsen: De rode markering van de ver-
grendelingsindicator mag niet meer zichtbaar zijn;
dit controleren. Anders is de rugleuning niet ver-
grendeld.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door het instellen van de
stoel na montage van een kinderzitjesbe-
vestigingssysteem
Auto's met elektrisch instelbare zitplaatsen
achterin:
Het volgende kan gebeuren:
RDe Top Tether-gordel kan te los of te strak
worden gespannen.
RHet kinderzitjesbevestigingssysteem kan
loskomen, verkeerd gepositioneerd of
beschadigd worden en dan niet zoals
bedoeld beschermen.
#Nooit de stoel verstellen nadat het kin-
derzitjesbevestigingssysteem is gemon-
teerd.
¯ Indien het kinderzitjesbevestigingssysteem
van een Top Tether-gordel voorzien is:
Top Tether kan het gevaar voor letsel verminderen.
De Top Tether-gordel biedt de mogelijkheid voor
een extra verbinding tussen het met ISOFIX of
met i‑Size bevestigde kinderzitjesbevestigingssys-
teem en de auto.
#Indien nodig de hoofdsteun 1 omhoogschui-
ven (/ pagina 200).
#Het ISOFIX- of het i‑Size-kinderzitjesbevesti-
gingssysteem met Top Tether inbouwen. Daar-
bij de montagehandleiding van de fabrikant
van het kinderzitjesbevestigingssysteem in
acht nemen.
Kinderen in de auto – Kinderzitjesbevestigingssysteem bevestigen 145
F296 0032 07
#De Top Tether-gordel 4 onder de hoofdsteun
1 tussen de beide hoofdsteunstangen door-
voeren.
#De Top Tether-haak 3 zonder deze te ver-
draaien in de Top Tether-verankering 2
bevestigen.
#De Top Tether-gordel 4 spannen. Daarbij de
montagehandleiding van de fabrikant van het
kinderzitjesbevestigingssysteem in acht
nemen.
#Indien nodig de hoofdsteun 1 omlaagschui-
ven (/ pagina 200). Erop letten dat de Top
Tether-gordel 4 niet in het verloop wordt
gehinderd.
Kinderzitjesbevestigingssysteem met de veilig-
heidsgordel bevestigen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet vergrendelde achterbank, zit-
plaats achterin en rugleuning
De achterbank, zitplaatsen achterin en rugleu-
ningen kunnen, ook tijdens het rijden, naar
voren klappen.
RDaardoor wordt de inzittende krachtiger in
de veiligheidsgordel gedrukt. De veilig-
heidsgordel kan niet meer zoals bedoeld
beschermen en extra letsel veroorzaken.
RVoorwerpen of bagage in de koer‑ of
bagageruimte kunnen niet door de rugleu-
ning worden tegengehouden.
#Vóór iedere rit opletten dat de achter-
bank, de zitplaats achterin en de rugleu-
ning vergrendeld is.
2e rij zitplaatsen: Wanneer een zitplaats niet ver-
grendeld is, wordt dit op bestuurdersdisplay weer-
gegeven.
3e rij zitplaatsen: De rode markering van de ver-
grendelingsindicator mag niet meer zichtbaar zijn;
dit controleren. Anders is de rugleuning niet ver-
grendeld.
#Voor een kinderzitjesbevestigingssysteem van
de categorie "Universal" of "Semi-Universal"
controleren of dit voor de zitplaats van de auto
is toegestaan.
#Het kinderzitjesbevestigingssysteem monte-
ren.
Het draagvlak van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem moet volledig op het zitvlak van
de zitplaats rusten.
#Altijd de correcte ligging van de schoudergor-
del vanaf de gordeldoorvoeropening van de
auto naar de schoudergordelgeleiding van het
kinderzitjesbevestigingssysteem in acht
nemen.
De schoudergordelband moet vanaf de gordel-
doorvoeropening naar voren en zo mogelijk
omlaag naar het kinderzitjesbevestigingssys-
teem verlopen.
#Bij de montage op de zitplaats achterin: Indien
aanwezig, bovendien Top Tether bevestigen.
146 Kinderen in de auto – Kinderzitjesbevestigingssysteem bevestigen
F296 0032 07
#Bij de montage op de passagiersstoel: Indien
noodzakelijk de gordeldoorvoeropening en de
passagiersstoel overeenkomstig instellen.
Kinderbeveiligingen
Kinderslot voor achterportieren vergrendelen/
ontgrendelen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
het voertuig worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RDeuren openen en daardoor andere perso-
nen of verkeersdeelnemers in gevaar bren-
gen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van het voertuig bedienen en
bijvoorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen het voertuig in
beweging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrij te zetten.
RDe rijstand te wijzigen.
RHet voertuig te starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in het
voertuig achterlaten.
#Bij het verlaten van het voertuig altijd de
sleutel meenemen en het voertuig ver-
grendelen.
#De sleutel buiten het bereik van kinderen
bewaren.
&WAARSCHUWING Levensgevaar door
grote blootstelling aan kou of warmte in
de auto
Wanneer personen – in het bijzonder kinderen
– langdurig aan hoge of lage temperaturen
worden blootgesteld, bestaat gevaar voor let-
sel of zelfs levensgevaar!
#Personen – in het bijzonder kinderen –
nooit zonder toezicht in de auto laten.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen meerijden, kunnen deze
met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
#Wanneer kinderen meerijden, altijd de
aanwezige kinderbeveiligingen activeren.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
Kindersloten zijn aanwezig voor de achterportie-
ren en de zijruiten achterin.
Kinderen in de auto 147
F296 0032 07
Auto's voor het Verenigd Koninkrijk: De belang-
rijke veiligheidsaanwijzingen in het hoofdstuk
"Aanwijzingen met betrekking tot de extra portier-
vergrendeling" in acht nemen.
Het kinderslot in de achterportieren vergrendelt
elk portier afzonderlijk. Dit kan dan niet meer van
binnenuit worden geopend.
#De hendel in de richting van de pijl 1 (ver-
grendelen) of 2 (ontgrendelen) indrukken.
#De werking van het kinderslot controleren.
Kinderslot voor zijruiten achterin vergrendelen/
ontgrendelen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
het voertuig worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RDeuren openen en daardoor andere perso-
nen of verkeersdeelnemers in gevaar bren-
gen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van het voertuig bedienen en
bijvoorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen het voertuig in
beweging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrij te zetten.
RDe rijstand te wijzigen.
RHet voertuig te starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in het
voertuig achterlaten.
#Bij het verlaten van het voertuig altijd de
sleutel meenemen en het voertuig ver-
grendelen.
#De sleutel buiten het bereik van kinderen
bewaren.
&WAARSCHUWING Levensgevaar door
grote blootstelling aan kou of warmte in
de auto
Wanneer personen – in het bijzonder kinderen
– langdurig aan hoge of lage temperaturen
worden blootgesteld, bestaat gevaar voor let-
sel of zelfs levensgevaar!
#Personen – in het bijzonder kinderen –
nooit zonder toezicht in de auto laten.
148 Kinderen in de auto
F296 0032 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen meerijden, kunnen deze
met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
#Wanneer kinderen meerijden, altijd de
aanwezige kinderbeveiligingen activeren.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
Auto's voor het Verenigd Koninkrijk: De belang-
rijke veiligheidsaanwijzingen in het hoofdstuk
"Aanwijzingen met betrekking tot de extra portier-
vergrendeling" in acht nemen.
Kindersloten zijn aanwezig voor de achterportie-
ren en de zijruiten achterin.
#Vergrendelen/ontgrendelen: De toets 2
indrukken.
De zijruit achterin kan op de volgende manie-
ren worden geopend of gesloten:
RHet controlelampje 1 brandt: Met de
schakelaar op het bestuurdersportier
RHet controlelampje 1 is gedoofd: Met de
schakelaar op het betreende achterpor-
tier of het bestuurdersportier
Wanneer het kinderslot is geactiveerd, is de
bediening achterin geblokkeerd voor:
Rde zijruiten achterin
Rde instelling van de passagiersstoel vanuit
achterin
Rde rolzonneschermen in het dak
Aanwezigheidsherinnering van personen
Werking van de aanwezigheidsherinnering van
personen
De aanwezigheidsherinnering van personen kan
eraan bijdragen, op mogelijke achterin de auto
vergeten kinderen te wijzen. Deze wordt vanzelf
geactiveerd en gedeactiveerd, wanneer er door
langer openen van een achterportier van uit kan
worden gegaan, dat kleine kinderen konden in- of
uitstappen.
Bij het uitschakelen van de auto verschijnt op het
bestuurdersdisplay de aanwijzing Geen personen
Kinderen in de auto 149
F296 0032 07
of dieren in de auto achterlaten, wanneer het
systeem zich van tevoren automatisch geactiveerd
hee.
U kunt de functie permanent uitschakelen in het
multimediasysteem (/ pagina 150). Wanneer het
systeem is gedeactiveerd, brandt op het bestuur-
dersdisplay het controlelampje p.
Aanwezigheidsherinnering van personen in het
multimediasysteem in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Inzittendenbescherming
#De functie in- of uitschakelen.
150 Kinderen in de auto
F296 0032 07
Sleutel
Overzicht van de werking van de sleutel
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen de auto in bewe-
ging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrijzetten.
RDe transmissiestand wijzigen.
RHet voertuig starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Sleutel buiten bereik van kinderen bewa-
ren.
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuigsleu-
tel.
*AANWIJZING Beschadiging van de sleutel
door magnetische velden
#De sleutels uit de buurt van sterke mag-
netische velden houden.
Voertuigsleutel
1Controlelampje
2Vergrendelen
3Ontgrendelen (met voelhulp)
4Achterklep openen en sluiten
%Wanneer het controlelampje 1 bij het indruk-
ken van de toets Ü of s niet gaat bran-
den, is de batterij bijna leeg of eventueel ont-
laden. De batterij zo snel mogelijk vervangen.
De batterij van de sleutel vervangen
(/ pagina 154).
Openen en sluiten 151
F296 0032 07
%Auto's met comfortportieren: Wanneer in het
multimediasysteem de functie Comfortportie-
ren comfortportieren is ingeschakeld
(/ pagina 171), kunt u door het indrukken
van de toets Ü of s het bestuurders-
of passagiersportier openen of sluiten. Meer
informatie over de comfortportieren
(/ pagina 166).
Met de sleutel worden de volgende componenten
ver- en ontgrendeld:
RPortieren
RContactdoosklep
RAchterklep
Wanneer de auto niet binnen circa 40 seconden
na het ontgrendelen wordt geopend, wordt deze
weer vergrendeld. De diefstalbeveiliging wordt
opnieuw geactiveerd.
De sleutel niet bewaren bij elektronische appara-
ten of metalen voorwerpen. Dit kan de werking
van de sleutel nadelig beïnvloeden.
Akoestisch sluitsignaal in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Openen/sluiten
#Het Akoestisch sluitsignaal in- of uitschake-
len.
%Het volgende in acht nemen:
De geselecteerde instelling van het akoestisch
sluitsignaal dient in overeenstemming te zijn
met de betreende nationale verkeersregels.
In sommige landen, waaronder Duitsland, is
het gebruik van het akoestisch sluitsignaal
wettelijk niet toegestaan (in Duitsland con-
form §16 Abs. 1 en §30 Abs. 1 StVO). De
bestuurder van de auto dient zich aan de
voorschrien te houden. In landen waar het
gebruik van deze functie niet is toegestaan, is
deze functie in uw auto niet geactiveerd en
mag ook niet worden geactiveerd.
Ontgrendelingsinstellingen wijzigen
Mogelijke ontgrendelingsfuncties van de sleutel:
RCentraal ontgrendelen
RBestuurdersportier en contactdoosklep ont-
grendelen
#Tussen de instellingen omschakelen: De toet-
sen Ü en s tegelijkertijd circa zes
seconden indrukken, tot het controlelampje
tweemaal knippert.
Mogelijkheden wanneer de ontgrendelingsfunctie
bestuurdersportier en contactdoosklep is geko-
zen:
RAuto centraal ontgrendelen: De toets Ü
tweemaal indrukken.
RAuto's met KEYLESS-GO: Wanneer u de bin-
nenzijde van de portiergreep van het bestuur-
dersportier aanraakt, worden alleen het
bestuurdersportier en de contactdoosklep
ontgrendeld.
152 Openen en sluiten
F296 0032 07
Werking van de sleutel deactiveren
Auto's met KEYLESS-GO: Wanneer u de werking
van de sleutel deactiveert, worden ook de KEY-
LESS-GO-functies gedeactiveerd. Een toegangs-
of wegrijbeveiliging door KEYLESS-GO is in dat
geval niet meer mogelijk met de betreende sleu-
tel. Activeer de werking van de sleutel, zodat alle
functies weer zoals gewend met deze sleutel
beschikbaar zijn.
U kunt de werking van de sleutel bovendien deac-
tiveren om het stroomverbruik van de betreende
sleutel te reduceren, wanneer u de auto of een
sleutel gedurende langere tijd niet gebruikt.
#De toets s van de sleutel indrukken en
ingedrukt houden.
#Met ingedrukte toets s onmiddellijk de
toets Ü van de sleutel tweemaal kort na
elkaar indrukken.
Het controlelampje van de sleutel gaat een-
maal kort en eenmaal lang branden.
%U hee de volgende mogelijkheden om de
sleutel weer te activeren:
REen willekeurige toets van de sleutel
indrukken.
RDe auto met de sleutel in het opbergvak
van de middenconsole starten
(/ pagina 293).
Noodsleutel verwijderen en aanbrengen
Noodsleutel verwijderen
#De ontgrendelingsknop 1 indrukken.
De noodsleutel 2 wordt iets naar buiten
geschoven.
#De noodsleutel 2 er helemaal uit trekken.
Noodsleutel aanbrengen
#De noodsleutel 2 bij de markering 3 naar
binnen schuiven, tot deze vergrendelt.
%Om de sleutel aan een sleutelbos te bevesti-
gen, kan de noodsleutel 2 worden gebruikt.
Openen en sluiten 153
F296 0032 07
Batterij van de sleutel vervangen
&GEVAAR Levensgevaar door inslikken van
batterijen
Batterijen bevatten giige en agressieve com-
ponenten. Als batterijen worden ingeslikt of op
een andere manier in het lichaam terechtko-
men, kan dit binnen twee uur tot zware inwen-
dige verbrandingen leiden.
Er dreigt levensgevaar!
#Batterijen buiten bereik van kinderen
bewaren.
#Als de afdekking en/of het deksel van
het batterijenvak niet goed sluit, de sleu-
tel niet meer gebruiken en buiten het
bereik van kinderen bewaren.
#Als batterijen worden ingeslikt of op een
andere manier in het lichaam terechtko-
men, direct de hulp van een arts inroe-
pen.
+MILIEU-AANWIJZING Milieuschade door
een niet deskundige afvoer van accu's
Accu's bevatten schadelijke stoen. Het
is wettelijke verboden, deze samen met het
huisvuil af te voeren.
#
Accu's op milieuvriendelijke
wijze afvoeren. Ontladen batterijen bij
een gekwaliceerde werkplaats of bij
een inzamelpunt voor oude batterijen
afgeven.
Voorwaarden
REr is één 3V-knoopcel van het type CR 2032
nodig.
Mercedes-Benz adviseert om de batterij bij een
gekwaliceerde werkplaats te laten vervangen.
#De noodsleutel verwijderen (/ pagina 153).
#De noodsleutel 2 in de richting van de pijl in
de opening van de sleutel drukken, tot de
afdekking 1 opent. Hierbij de afdekking 1
niet dichtdrukken.
154 Openen en sluiten
F296 0032 07
#De noodsleutel 2 in de opening aanbrengen
en het deksel 3 openklappen en verwijderen.
#De sleutel tegen de binnenzijde van de hand
kloppen, tot de batterij 4 uit de sleutel valt.
#De nieuwe batterij met de pluspool omhoog
aanbrengen. Hiervoor een pluisvrije doek
gebruiken.
#Het oppervlak van de batterij moet vrij zijn van
pluizen, vet of andere verontreinigingen.
#Het deksel 3 met de voorste lippen eerst in
de behuizing aanbrengen en vervolgens aan
beide zijden dichtdrukken.
#Het deksel 3 moet volledig gesloten zijn.
#De afdekking 1 met de voorste lippen eerst
in de behuizing aanbrengen en dichtdrukken,
tot deze volledig gesloten is.
#De noodsleutel weer aanbrengen
(/ pagina 153).
Problemen met de sleutel verhelpen
U kunt de auto niet meer ver- of ontgrendelen.
Mogelijke oorzaken:
RDe batterij van de sleutel is zwak of leeg.
#Met het controlelampje de batterij controleren
(/ pagina 151).
#Eventueel de batterij van de sleutel vervangen
(/ pagina 154).
#De reservesleutel gebruiken.
#Voor het ver- of ontgrendelen de noodsleutel
gebruiken (/ pagina 172).
#De sleutel bij een gekwaliceerde werkplaats
laten controleren.
Een sterke radiobron veroorzaakt een storing.
Mogelijke oorzaken van een slechte werking van
de functie van de sleutel:
Rhoogspanningskabels
Rmobiele telefoons
Relektronische apparaten (notebooks, tablets)
Rafscherming door metalen voorwerpen of con-
tactlussen voor poort- of slagboominstallaties
#Op voldoende afstand tussen de sleutel en
een potentiële storingsbron letten.
U hee een sleutel verloren.
#De sleutel bij een gekwaliceerde werkplaats
laten blokkeren.
#Zo nodig de mechanische sloten laten vervan-
gen.
Digitale voertuigsleutel
Functie van de digitale voertuigsleutel
Wanneer u een geschikt eindapparaat, bijvoor-
beeld een smartphone, als digitale voertuigsleutel
hebt geactiveerd, kunt u dit op dezelfde manier
als een normale voertuigsleutel gebruiken.
Informatie over het aanmaken van een gebruikers-
account en voor het activeren van de service
"Digitale voertuigsleutel" vindt u op https://
www.mercedes.me.
Openen en sluiten 155
F296 0032 07
De digitale voertuigsleutel kan dan voor de vol-
gende functies worden gebruikt:
RAuto met KEYLESS-GO ver- en ontgrendelen
(/ pagina 163)
RAuto met de NFC-functie ver- en ontgrendelen
(/ pagina 159)
RFunctie HANDS-FREE ACCESS
(/ pagina 177)
RComfortsluiting (auto van buitenaf sluiten)
(/ pagina 182)
RDiefstalbeveiliging (/ pagina 187)
RAuto starten (/ pagina 291) of uitschakelen
(/ pagina 336)
RAuto met digitale voertuigsleutel in het
opbergvak starten (noodprogramma)
(/ pagina 292)
Instellen en beheren van de digitale voertuigsleu-
tel:
RDigitale voertuigsleutel instellen
(/ pagina 156)
RDigitale voertuigsleutel beheren
(/ pagina 157)
RDigitale voertuigsleutel verwijderen
(/ pagina 158)
RAuto met de digitale voertuigsleutel ont- en
vergrendelen (/ pagina 159)
ROntgrendelingsinstellingen voor de digitale
voertuigsleutel wijzigen (/ pagina 161)
RProblemen met de digitale voertuigsleutel ver-
helpen (/ pagina 161)
Digitale voertuigsleutel instellen
Voorwaarden
REr is een Mercedes me gebruikersaccount
aangemaakt: https://www.mercedes.me
RDe Mercedes me App is op het eindapparaat
geïnstalleerd (naar keuze).
RU hebt een e-mail van Mercedes me connect
ontvangen.
Wanneer u de uitrusting "Digitale voertuigsleu-
tel" hebt geselecteerd, ontvangt u een e-mail
met informatie over het instellen van de digi-
tale voertuigsleutel.
ROp het eindapparaat en in het voertuig is Blue-
tooth® ingeschakeld.
RHet eindapparaat is voldoende opgeladen.
U kunt het eindapparaat op de volgende manieren
als digitale voertuigsleutel instellen:
Rper Mercedes me App
Rper e-mail
Rper MBUX multimediasysteem
Instellen per Mercedes me App
#De Mercedes me App starten.
#Het menu "Digitale voertuigsleutel" selecteren.
#De stappen in de Mercedes me App volgen.
Wanneer de melding "Sleutel toevoegen en aan
de auto koppelen" verschijnt:
#Het eindapparaat in het opbergvak leggen
(/ pagina 292).
#De stappen op het mobiele apparaat volgen.
Uw digitale voertuigsleutel is nu opgeslagen in
de wallet‑app van uw eindapparaat.
156 Openen en sluiten
F296 0032 07
Instellen per e-mail
#De e-mail van Mercedes me connect openen.
#De in de e-mail beschreven stappen volgen.
Uw digitale voertuigsleutel is nu opgeslagen in
de wallet‑app van uw eindapparaat.
of
#De link in de e-mail openen met het eindappa-
raat dat u als digitale voertuigsleutel wilt
gebruiken.
#De stappen op het mobiele apparaat volgen.
Wanneer de melding "Sleutel toevoegen en
aan de auto koppelen" verschijnt:
#Het eindapparaat in het opbergvak leggen
(/ pagina 292).
#De stappen op het mobiele apparaat volgen.
Uw digitale voertuigsleutel is nu opgeslagen in
de wallet‑app van uw eindapparaat.
of
#Het eindapparaat op de auto instellen.
#Het eindapparaat in het opbergvak leggen
(/ pagina 292).
Op het eindapparaat wordt "Mercedes-Benz
digitale voertuigsleutel" weergegeven.
#"Code invoeren" indrukken.
De weergave voor het invoeren van de code
verschijnt.
#De in de e-mail weergegeven 8-cijferige code
invoeren.
Wanneer de melding "Sleutel toevoegen en
aan de auto koppelen" verschijnt:
#De stappen op het mobiele apparaat volgen.
Uw digitale voertuigsleutel is nu opgeslagen in
de wallet‑app van uw eindapparaat.
Instellen per MBUX multimediasysteem
#In het multimediasysteem de menu's Instellin-
gen, Voertuig, Openen/sluiten selecteren.
#Het menu Digitale voertuigsleutel selecteren.
#De stappen in het multimediasysteem volgen.
Uw digitale voertuigsleutel is nu opgeslagen in
de wallet‑app van uw eindapparaat.
%U kunt de digitale voertuigsleutel nu zoals een
conventionele sleutel gebruiken
(/ pagina 159).
%Instellen en beheren van de digitale voertuig-
sleutel:
RFunctie (/ pagina 155)
RBeheren (/ pagina 157)
RVerwijderen (/ pagina 158)
ROntgrendelingsinstellingen voor de digitale
voertuigsleutel wijzigen (/ pagina 161)
Digitale voertuigsleutel beheren
Voorwaarden
REen geschikt apparaat is als digitale voertuig-
sleutel geactiveerd.
ROp het eindapparaat (met de geactiveerde
digitale voertuigsleutel) en in de auto is Blue-
tooth® ingeschakeld.
RHet eindapparaat is voldoende opgeladen.
Openen en sluiten 157
F296 0032 07
Een digitale voertuigsleutel kan op de volgende
manieren worden beheerd:
RExpressmodus (comfortmodus) uit- of inscha-
kelen
RAndere eindapparaten van familieleden of
vrienden als digitale voertuigsleutel instellen
RAutorisaties van de digitale voertuigsleutel
instellen
Expressmodus uit- of inschakelen
#De wallet‑app op het eindapparaat openen.
#De expressmodus uit- of inschakelen.
%De expressmodus is standaard ingeschakeld.
Met deze instelling kunt u de digitale voertuig-
sleutel zo goed mogelijk gebruiken.
Wanneer de expressmodus is uitgeschakeld
en de accu van het eindapparaat zeer zwak
is, kunt u de auto niet meer via de NFC-func-
tie ontgrendelen.
De expressmodus alleen uitschakelen wan-
neer u de functie van de digitale voertuigsleu-
tel niet wilt gebruiken.
Andere eindapparaten als digitale voertuigsleutel
instellen
#De wallet‑app op het eindapparaat openen.
#Het menu "Personen voor het gebruiken van
een Mercedes-Benz sleutel uitnodigen" selec-
teren.
#De stappen op het mobiele apparaat volgen.
Autorisaties van de digitale voertuigsleutel instel-
len
U kunt de volgende autorisaties aan de digitale
voertuigsleutel toewijzen:
RToegangs- en wegrijbeveiliging voor de auto
RToegangsbevoegdheid voor de auto
#De wallet‑app op het eindapparaat openen.
#Het menu "Personen voor het gebruiken van
een Mercedes-Benz sleutel uitnodigen" selec-
teren.
#Het menu "Toegang tot autosleutel congure-
ren" selecteren.
#De stappen op het mobiele apparaat volgen.
%Meer informatie over de digitale voertuigsleu-
tel:
RFunctie (/ pagina 155)
RInstellen (/ pagina 156)
RVerwijderen (/ pagina 158)
ROntgrendelingsinstellingen voor de digitale
voertuigsleutel wijzigen (/ pagina 161)
Digitale voertuigsleutel verwijderen
Voorwaarden
REen geschikt apparaat is als digitale voertuig-
sleutel geactiveerd.
ROp het eindapparaat (met de geactiveerde
digitale voertuigsleutel) en in de auto is Blue-
tooth® ingeschakeld.
RHet eindapparaat is voldoende opgeladen.
Een digitale voertuigsleutel kan op de volgende
manieren worden verwijderd:
Rper wallet‑app
Rper iCloud
Rper Mercedes me gebruikersaccount
158 Openen en sluiten
F296 0032 07
Rper MBUX multimediasysteem
%U kunt afzonderlijke gebruikers verwijderen, of
uw eigen digitale voertuigsleutel van het eind-
apparaat verwijderen.
Verwijderen per wallet‑app
#De wallet‑app op het eindapparaat openen.
#De gebruiker selecteren waarvan de digitale
voertuigsleutel moet worden verwijderd.
#De stappen op het mobiele apparaat volgen.
De geselecteerde digitale voertuigsleutel is
verwijderd en kan niet meer worden gebruikt.
Verwijderen per iCloud
#Bij de iCloud aanmelden.
#De stappen volgen.
De geselecteerde digitale voertuigsleutel is
verwijderd en kan niet meer worden gebruikt.
Verwijderen per Mercedes me gebruikersaccount
De volgende mogelijkheden staan ter beschikking:
RDe gekoppelde auto verwijderen
RBezwaar maken tegen de gebruiksvoorwaar-
den en toestemmingen
RHet gebruikersaccount wissen
#In het Mercedes me gebruikersaccount aan-
melden.
#Een van de bovengenoemde mogelijkheden
selecteren.
De geselecteerde digitale voertuigsleutel is
verwijderd en kan niet meer worden gebruikt.
Verwijderen per MBUX multimediasysteem
De volgende mogelijkheden staan ter beschikking:
RAlle digitale voertuigsleutels loskoppelen
RDe digitale voertuigsleutel van de hoofdgebrui-
ker wijzigen
RDe digitale voertuigsleutel van de eigenaar los-
koppelen
REen digitale voertuigsleutel verwijderen
#In het multimediasysteem de menu's Instellin-
gen, Voertuig, Openen/sluiten selecteren.
#Het menu Digitale voertuigsleutel selecteren.
#Een van de bovengenoemde mogelijkheden
selecteren.
#De stappen in het multimediasysteem volgen.
De geselecteerde digitale voertuigsleutel is
verwijderd en kan niet meer worden gebruikt.
%Meer informatie over de digitale voertuigsleu-
tel:
RFunctie (/ pagina 155)
RInstellen (/ pagina 156)
RBeheren (/ pagina 157)
ROntgrendelingsinstellingen voor de digitale
voertuigsleutel wijzigen (/ pagina 161)
Auto met de digitale voertuigsleutel ont- en ver-
grendelen
Voorwaarden
RDe dienst "Digitale voertuigsleutel" is via
Mercedes me geactiveerd: http://
www.mercedes.me
REen geschikt apparaat is als digitale voertuig-
sleutel geactiveerd.
Openen en sluiten 159
F296 0032 07
ROp het eindapparaat en in het voertuig is Blue-
tooth® ingeschakeld.
RHet eindapparaat is voldoende opgeladen.
%Wanneer de verbinding via Bluetooth®
gestoord is, of de accu van de digitale voer-
tuigsleutel zeer zwak is, kunt u de auto ook
via de NFC-functie ver- en ontgrendelen of
starten (/ pagina 292).
Afhankelijk van het eindapparaat kunt u ook
bij een zeer zwakke accu van de digitale voer-
tuigsleutel voor een bepaalde tijd verder de
KEYLESS-GO functie gebruiken.
De digitale voertuigsleutel kan voor de volgende
functies gebruikt worden:
RAuto met de NFC-functie ver- en ontgrendelen
RAuto met KEYLESS-GO ver- en ontgrendelen
(/ pagina 163)
RFunctie HANDS-FREE ACCESS
(/ pagina 177)
RComfortsluiting (auto van buitenaf sluiten)
(/ pagina 182)
RDiefstalbeveiliging (/ pagina 187)
RAuto starten (/ pagina 291) of uitschakelen
(/ pagina 336)
RAuto met digitale voertuigsleutel in het
opbergvak starten (noodprogramma)
(/ pagina 292)
%Mercedes-Benz adviseert de noodsleutel mee
te nemen, voor het geval dat functiebeperkin-
gen optreden (/ pagina 153).
%Mercedes-Benz adviseert, de digitale voer-
tuigsleutel tijdens het rijden in het opbergvak
te leggen (/ pagina 292).
#Auto met de NFC-functie ver- en ontgrende-
len: De digitale voertuigsleutel bij de NFC-
antenne 1 van de portiergreep houden.
160 Openen en sluiten
F296 0032 07
Ontgrendelingsinstellingen voor de digitale voer-
tuigsleutel wijzigen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Openen/sluiten
Selectief of globaal ontgrendelen instellen
#Alleen bestuurdersportier ontgrendelen
inschakelen.
Het selectief ontgrendelen geactiveerd. Wan-
neer deze functie gedeactiveerd is, ontgren-
delt de sleutel van de eigenaar de gehele auto.
Problemen met de digitale voertuigsleutel verhel-
pen
De auto kan met de digitale voertuigsleutel niet
meer worden ver- of ontgrendeld.
Mogelijke oorzaken:
ROp de digitale voertuigsleutel of in de auto is
Bluetooth® uitgeschakeld.
RDe accu van de digitale voertuigsleutel is zwak
of leeg.
#Op de digitale voertuigsleutel of in de auto
Bluetooth® inschakelen.
#De laadtoestand van de accu van de digitale
voertuigsleutel controleren.
#Eventueel de accu van de digitale voertuig-
sleutel opladen.
#Voor het ver- of ontgrendelen de NFC-functie
van de digitale voertuigsleutel gebruiken
(/ pagina 159).
#De sleutel gebruiken.
#Voor het ver- of ontgrendelen de noodsleutel
gebruiken (/ pagina 172).
#De auto en de digitale voertuigsleutel bij een
gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
Een sterke radiobron veroorzaakt een storing.
Mogelijke oorzaken van de slechte werking van de
digitale voertuigsleutel:
Rhoogspanningskabels
Rmobiele telefoons
Relektronische apparaten (notebooks, tablets)
Rafscherming door metalen voorwerpen of con-
tactlussen voor poort- of slagboominstallaties
#Op voldoende afstand tussen de digitale voer-
tuigsleutel en een potentiële storingsbron let-
ten.
U bent een digitale voertuigsleutel verloren.
#De digitale voertuigsleutel verwijderen
(/ pagina 158).
Portieren
Aanwijzingen met betrekking tot extra portierver-
grendeling
De extra portiervergrendeling is alleen beschik-
baar bij auto's voor het Verenigd Koninkrijk.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel voor
personen in de auto bij geactiveerde extra
portiervergrendeling
Wanneer de extra portiervergrendeling geacti-
veerd is, kunnen de portieren niet meer van
binnenuit geopend worden.
Openen en sluiten 161
F296 0032 07
#Personen, in het bijzonder kinderen,
nooit zonder toezicht in de auto achterla-
ten.
#Wanneer zich personen in de auto bevin-
den, nooit de extra portiervergrendeling
activeren.
De extra portiervergrendeling wordt in de vol-
gende gevallen automatisch geactiveerd:
RDe auto wordt vergrendeld met de sleutel.
RDe auto wordt vergrendeld met KEYLESS-GO.
Als de auto via Mercedes me connect is vergren-
deld, is de extra portiervergrendeling niet actief
(/ pagina 616).
Wanneer de extra portiervergrendeling is geacti-
veerd, kunt u de portieren niet van binnenuit ope-
nen.
%Na de vergrendeling kunt u met de claxon een
signaal laten geven.
De activering van de extra portiervergrendeling
kan worden voorkomen, door voor het vergrende-
len van de auto de interieurbeveiliging uit te scha-
kelen (/ pagina 190).
Portieren van binnenuit ontgrendelen en openen
#Alleen voor het Verenigd Koninkrijk: De aan-
wijzingen voor de extra portiervergrendeling in
acht nemen (/ pagina 161).
#Aan de portiergreep 1 trekken.
Auto van binnenuit centraal ver- en ontgrendelen
#Ontgrendelen: De toets 1 indrukken.
#Vergrendelen: De toets 2 indrukken.
Wanneer de auto vergrendeld is, brandt het
rode controlelampje in de toets 2.
%De toetsen bevinden zich ook op het passa-
giersportier.
162 Openen en sluiten
F296 0032 07
De contactdoosklep wordt niet ver- en ontgren-
deld. Wanneer een sleutel in de auto wordt her-
kend, kan de contactdoosklep desondanks wor-
den geopend.
De auto wordt niet ontgrendeld:
RWanneer u de auto met de sleutel hebt ver-
grendeld
RWanneer u de auto met KEYLESS-GO hebt ver-
grendeld
Vlakke portiergrepen uit- of inschuiven
De portiergrepen schuiven automatisch uit:
RWanneer u de auto met de sleutel ontgrendelt
Rwanneer u een van de beide sensorvlakken
buiten aan de portiergreep aanraakt (als de
auto ontgrendeld is)
De portiergrepen schuiven automatisch in:
RWanneer u de auto met de sleutel vergrendelt
RBij het wegrijden
RNa een wachtperiode
#Portiergreep uitschuiven: De sensorvlakken
aan de buitenzijde 1 of 2 aanraken.
#Wanneer de auto automatisch is vergrendeld
en er wil nog iemand instappen: Om de auto
te ontgrendelen de toets in het bestuurders-
portier indrukken (/ pagina 162).
De portiergrepen schuiven uit.
Auto met KEYLESS-GO ver- en ontgrendelen
Voorwaarden
RDe sleutel bevindt zich buiten de auto.
RDe afstand van de sleutel tot de auto is niet
meer dan 1 m.
RHet bestuurdersportier en het portier, waarvan
de portiergreep wordt bediend, zijn gesloten.
%Auto's met digitale voertuigsleutel: De digitale
voertuigsleutel kan zoals een conventionele
sleutel worden gebruikt.
De portiergrepen schuiven automatisch uit:
RWanneer een voertuigsleutel wordt herkend
(de auto is dan nog niet ontgrendeld)
RWanneer u de auto met de sleutel ontgrendelt
Rwanneer u een van de beide sensorvlakken
buiten aan de portiergreep aanraakt (als de
auto ontgrendeld is)
De portiergrepen schuiven automatisch in:
RWanneer u de auto met de sleutel vergrendelt
Openen en sluiten 163
F296 0032 07
Rwanneer u voor het vergrendelen een van de
beide sensorvlakken buiten aan de portier-
greep aanraakt
RNa de comfortsluiting (/ pagina 182)
RBij het wegrijden
RNa een wachtperiode
*AANWIJZING Schade aan de auto door het
onbedoeld openen van de achterklep of
een portier
RBij het gebruik van een wasstraat
RBij het gebruik van een hogedrukreiniger
#In deze situaties de functie van de sleutel
deactiveren.
of
#Erop letten dat de sleutel ten minste 3 m
(hogedrukreiniger) of 6 m (wasstraat) van
de auto verwijderd is.
Auto's met digitale voertuigsleutel:
*AANWIJZING Schade aan de auto door het
onbedoeld openen van de achterklep of
een portier
RBij het gebruik van een wasstraat
RBij het gebruik van een hogedrukreiniger
#In deze situaties de digitale voertuigsleu-
tel uitschakelen.
of
#Erop letten dat de digitale voertuigsleutel
ten minste 3 m (hogedrukreiniger) of 6 m
(wasstraat) van de auto verwijderd is.
De aanwijzingen in acht nemen met betrekking
tot:
RHet wassen van de auto in een wasstraat
(/ pagina 29)
RHet gebruik van een hogedrukreiniger
(/ pagina 689)
#Auto ontgrendelen: Wanneer de portiergreep
uitgeschoven is de binnenzijde van de portier-
greep 1 aanraken.
164 Openen en sluiten
F296 0032 07
#Wanneer de auto ontgrendeld is: Om de por-
tiergreep naar buiten te laten komen het sen-
sorvlak 2 of 3 aanraken.
#Wanneer de voertuig vergrendeld is: Om te
ontgrendelen het sensorvlak 2 of 3 aanra-
ken.
#Auto vergrendelen: De sensorvlakken 2 of
3 aanraken.
#Comfortsluiting: Het verdiepte sensorvlak 3
lang aanraken.
%Meer informatie over de comfortsluiting
(/ pagina 182).
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Problemen met KEYLESS-GO verhelpen
De auto kan niet meer met de KEYLESS-GO wor-
den ver- en ontgrendeld.
Mogelijke oorzaken:
RDe functie van de sleutel is gedeactiveerd.
RDe batterij van de sleutel is zwak of leeg.
#De functie van de sleutel activeren
(/ pagina 61).
#Met het controlelampje de batterij controleren
(/ pagina 151).
#Eventueel de batterij van de sleutel vervangen
(/ pagina 154).
#De reservesleutel gebruiken.
#Voor het ver- of ontgrendelen de noodsleutel
gebruiken (/ pagina 172).
#De auto en de sleutel bij een gekwaliceerde
werkplaats laten controleren.
Een sterke radiobron veroorzaakt een storing.
Mogelijke oorzaken van de beïnvloeding van de
KEYLESS-GO-functie:
Rhoogspanningskabels
Rmobiele telefoons
Relektronische apparaten (notebooks, tablets)
Rafscherming door metalen voorwerpen of con-
tactlussen voor poort- of slagboominstallaties
#Op voldoende afstand tussen de sleutel en
een potentiële storingsbron letten.
Openen en sluiten 165
F296 0032 07
Automatische vergrendeling in- of uitschakelen in
het MBUX multimediasysteem
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Openen/sluiten
%Wanneer de auto is ingeschakeld en de wielen
sneller dan stapvoets draaien, wordt de auto
automatisch vergrendeld.
#Autom. vergrendeling in- of uitschakelen.
In de volgende situaties bestaat gevaar voor bui-
tensluiten wanneer de functie is ingeschakeld:
RDe auto wordt aangesleept of aangeduwd.
RDe auto bevindt zich op een rollentestbank.
Comfortportieren openen en sluiten
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij het
automatisch sluiten van de comfortportie-
ren
Er kunnen lichaamsdelen bekneld raken. Er
kunnen zich personen of dieren in het sluitge-
bied bevinden.
#Erop letten dat zich niemand in de omge-
ving van het sluitgebied bevindt.
#Om de sluitprocedure te stoppen, een
van de volgende mogelijkheden gebrui-
ken:
RBestuurders- of passagiersportier: De
toets Ü of s in de sleutel
indrukken.
RBestuurdersportier: Het rempedaal
indrukken.
RAlle portieren: Aan de binnen- of bui-
tenportiergreep trekken.
RAlle portieren: Het verzonken sensor-
vlak in de buitenportiergreep aanra-
ken.
RAlle portieren: Tegen het portier druk-
ken of aan het portier trekken.
RAlle portieren (behalve bestuurders-
portier): De hand van binnenuit kort
naar het portier bewegen en de
handbeweging stoppen.
RAlle portieren: In het menu Comfort
in het multimediasysteem de weer-
gave Proces afbreken selecteren.
*AANWIJZING Gevaar voor ongevallen bij
het automatisch openen en sluiten van de
comfortportieren
Het zicht op de omgeving kan beperkt zijn.
#Opletten dat zich bij het openen of slui-
ten geen personen, dieren of voorwer-
pen in het bereik van de portieren bevin-
den.
#Bij het openen in het bijzonder op lage
objecten en obstakels in het zwenkbe-
reik van de comfortportieren letten.
#Bij het openen in het bijzonder op objec-
ten en obstakels ter hoogte van de zijrui-
ten letten.
166 Openen en sluiten
F296 0032 07
Comfortportieren openen of sluiten
Om de comfortportieren achterin automatisch te
openen en te sluiten zijn de volgende functies
nodig:
RKEYLESS-GO (/ pagina 163)
RServosluiting (/ pagina 172)
RParkeerpakket met 360°-camera
(/ pagina 408)
of
Remote parkeerassistent met spiegelpakket
(/ pagina 426)
RActieve dodehoekassistent (/ pagina 396)
De comfortportieren kunnen dan automatisch
worden geopend of gesloten.
%Wanneer de actieve dodehoekassistent uitge-
schakeld of niet beschikbaar is, kunnen de
comfortportieren niet van binnenuit worden
geopend.
U kunt de comfortportieren achterin op de vol-
gende manieren openen of sluiten:
Rmet de sleutel (bestuurders- of passagierspor-
tier openen en sluiten)
Rde auto naderen (bestuurdersportier openen)
Rhet rempedaal bedienen (bestuurdersportier
sluiten)
Rmet de binnenste portiergrepen (portieren
openen en sluiten)
Rde buitenste portiergrepen (portieren sluiten)
RGebarenbediening (portieren van binnenuit
sluiten, behalve bestuurdersportier)
(/ pagina 507)
Rvia het multimediasysteem (/ pagina 171)
%Wanneer een achterportier met het kinderslot
beveiligd is, kan dit niet met de portiergreep
van binnenuit worden geopend. Voor meer
informatie over het kinderslot in de achterpor-
tieren (/ pagina 147).
Via het multimediasysteem kunnen de achter-
portieren nog wel van binnenuit worden
geopend (/ pagina 171).
Bijzonderheden van de comfortportieren achterin:
RWanneer een portier bij het sluiten de eerste
vergrendelingspositie hee bereikt, trekt de
servosluiting (/ pagina 172) dit portier auto-
matisch in het slot.
RWanneer de portieren via de comfortfunctie
worden gesloten, zijn deze niet automatisch
vergrendeld.
#Bestuurders- of passagiersportier met de sleu-
tel openen: De toets Ü van de sleutel
indrukken en ingedrukt houden, tot het portier
begint te openen.
%U kunt in het multimediasysteem instellen of
bij het indrukken van de toets Ü op de
sleutel het bestuurdersportier, het passagiers-
portier of geen portier opent (/ pagina 171).
Wanneer geen portier wordt geopend, wordt
bij het indrukken van de toets Ü de functie
comfortopening uitgevoerd. Bij comfortope-
ning worden bijvoorbeeld de zijruiten en het
panoramaschuifdak geopend. Meer informatie
over comfortopening (/ pagina 181).
Openen en sluiten 167
F296 0032 07
#Bestuurders- of passagiersportier met de sleu-
tel sluiten: De toets s van de sleutel
indrukken en ingedrukt houden, tot het portier
begint te sluiten.
Alle geopende portieren worden gesloten.
#Comfortsluiting met de sleutel: De toets s
van de sleutel indrukken en ingedrukt houden.
Alle geopende portieren, zijruiten en het pano-
ramaschuifdak worden gesloten.
%Om de auto te vergrendelen, moet u de toets
s op de sleutel opnieuw indrukken.
Bestuurdersportier openen wanneer de auto
wordt genaderd:
*AANWIJZING Schade aan de auto door
onbedoeld openen van een portier
RBij het langs de auto lopen
RBij het gebruik van een wasstraat
RBij het gebruik van een hogedrukreiniger
#In deze situaties de functie van de sleutel
deactiveren.
%U kunt het comfortabel openen van het por-
tier deactiveren door de wasstraatmodus in te
schakelen (/ pagina 687).
Wanneer u de auto nadert en de sleutel wordt her-
kend, wordt de auto ontgrendeld en opent het
bestuurdersportier automatisch.
#De functie in het multimediasysteem instellen
(/ pagina 171).
Bestuurdersportier met het rempedaal sluiten:
#Het rempedaal indrukken, tot het portier
begint te sluiten.
Comfortportieren van binnenuit openen of sluiten:
#Aan de portiergreep trekken en deze vasthou-
den tot het portier opent (/ pagina 162).
%Wanneer u tijdens de automatische beweging
aan de portiergreep trekt, wordt het openen
of sluiten gestopt. Wanneer u opnieuw aan de
portiergreep trekt, wordt de beweging in
omgekeerde richting hervat.
#Comfortportieren van buitenaf sluiten: Het ver-
diepte sensorvlak 1 van de portiergreep aan-
raken.
Objectherkenning
De objectherkenning bewaakt met meerdere sen-
soren het openingsbereik van de comfortportie-
ren, om objecten te herkennen. Wanneer een van
de sensoren een object herkent, worden de com-
168 Openen en sluiten
F296 0032 07
fortportieren gestopt en wordt in het multimedia-
systeem een waarschuwing weergegeven.
#Een in een tussenstand gestopt portier hand-
matig openen.
Ook wanneer de comfortportieren over sensoren
beschikken, kan niet gewaarborgd worden, dat
alle objecten herkend worden. De objectherken-
ning is slechts een hulpmiddel en kan de oplet-
tendheid van de inzittenden voor de directe omge-
ving bij het openen en sluiten van de comfortpor-
tieren niet vervangen. De verantwoordelijkheid
voor het veilig openen en sluiten van de portieren
ligt altijd bij de inzittenden.
Registratiegebied van de sensoren
1circa 1 m
*AANWIJZING Gevaar voor ongevallen door
objecten in de directe omgeving
De objectherkenning herkent bepaalde objec-
ten in de directe omgeving mogelijk niet.
#Bij het openen in het bijzonder op lage
objecten en obstakels in het zwenkbe-
reik van de comfortportieren letten.
#Bij het openen in het bijzonder op objec-
ten en obstakels ter hoogte van de zijrui-
ten letten.
De objectherkenning herkent zulke
objecten in de direct omgeving niet
altijd, vooral tijdens de beweging. Anders
kunnen de auto of andere objecten wor-
den beschadigd.
*AANWIJZING Gevaar voor ongevallen door
gestoorde sensoren
De sensoren worden mogelijk gestoord door
sneeuw of voorwerpen die ultrasone golven
absorberen.
#De automatische portieren moeten vrij
zijn van vuil, ijs of sneeuwophopingen; dit
controleren.
#Bij het openen van de automatische por-
tieren bijzonder voorzichtig zijn als er
andere ultrasone bronnen in de buurt
zijn.
*AANWIJZING Gevaar voor ongevallen bij
beperkte herkenning door de sensoren in
de automatische portieren
Wanneer de sensoren afgedekt zijn, kunnen
de automatische portieren niet betrouwbaar
functioneren.
Openen en sluiten 169
F296 0032 07
#Geen stickers, folie of andere bekleding
op de buitenzijde van de automatische
portieren aanbrengen.
Anders worden de sensoren mogelijk
geblokkeerd en obstakels niet of slechts
beperkt herkend.
Uitstapwaarschuwing bij het openen van de por-
tieren van binnenuit
Als extra veiligheid wordt de uitstapwaarschuwing
van de actieve dodehoekassistent gebruikt. Wan-
neer een obstakel wordt herkend, wordt de com-
fortfunctie uitgeschakeld en een bewegend por-
tier gestopt.
#Een in een tussenstand gestopt portier hand-
matig openen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks uitstapwaarschuwing
De uitstapwaarschuwing reageert niet op stil-
staande objecten en ook niet op personen of
andere verkeersdeelnemers die met een groot
snelheidsverschil dichterbij komen.
De uitstapwaarschuwing kan in deze situaties
niet waarschuwen.
#Bij het openen van de portieren altijd de
verkeerssituatie in de gaten houden en
erop letten dat voldoende vrije ruimte
aanwezig is.
De uitstapwaarschuwing is slechts een hulpmiddel
en ontslaat de inzittenden er niet van zelf goed te
blijven opletten. De inzittenden blijven altijd ver-
antwoordelijk voor het zonder gevaar openen van
de portieren en het veilig verlaten van de auto.
%Meer informatie over de actieve dodehoekas-
sistent met uitstapwaarschuwing
(/ pagina 396).
Blokkeerherkenning bij het openen van de portie-
ren
Wanneer een obstakel een portier tijdens het
automatisch openen hindert, wordt het achterpor-
tier gestopt door de blokkeerherkenning. De auto-
matische blokkeerherkenning is slechts een hulp-
middel. U dient zelf altijd goed te blijven opletten.
#Een in een tussenstand gestopt portier hand-
matig openen.
*AANWIJZING Beschadiging aan de auto-
matische portieren ondanks blokkeerher-
kenning
De blokkeerherkenning kan mogelijk niet in
alle gevallen het automatisch openen van de
portieren stoppen. Vooral bij lichte, zachte
objecten kan dit het geval zijn.
#Erop letten dat er voldoende plaats naast
de auto is.
Automatische anti-inklemfunctie bij het sluiten
van de portieren
De portieren zijn uitgerust met een automatische
blokkeerherkenning met anti-inklemfunctie. Wan-
neer een obstakel een portier tijdens het automa-
tisch sluiten blokkeert, wordt het portier automa-
tisch weer geopend. De automatische anti-inklem-
functie is slechts een hulpmiddel en is geen ver-
vanging van uw oplettendheid.
#Bij het sluiten controleren dat zich geen
lichaamsdelen in het sluitgebied bevinden.
170 Openen en sluiten
F296 0032 07
&WAARSCHUWING Inklemgevaar ondanks
anti-inklemfunctie
De anti-inklemfunctie reageert niet:
ROp zachte, lichte en dunne objecten, bij-
voorbeeld vingers
RTegen het einde van het sluitproces
de anti-inklemfunctie kan het inklemmen
vooral in deze situaties niet voorkomen.
#Ervoor zorgen dat zich geen lichaamsde-
len in het sluitgebied bevinden.
#Als iemand ingeklemd raakt, een van de
volgende mogelijkheden gebruiken:
RBestuurders- of passagiersportier: De
toets Ü of s in de sleutel
indrukken.
RBestuurdersportier: het rempedaal
indrukken.
RAlle portieren: Aan de binnen- of bui-
tenportiergreep trekken.
RAlle portieren: Tegen het portier druk-
ken of aan het portier trekken.
RAlle portieren: In het menu Comfort
in het multimediasysteem de weer-
gave Afbreken selecteren.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Comfortportieren instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Comfort
#Comfortportieren in- of uitschakelen.
Comfortportieren bedienen
#´ selecteren.
#Portierregeling openen selecteren.
Het menu voor het bedienen van de portieren
wordt geopend. Door het verschuiven van het
bedieningselement op het centraal display
kunnen de portieren worden geopend of
gesloten.
#Procedure annuleren selecteren.
Het proces wordt onderbroken en het portier
blij in de bereikte positie staan.
#Alles sluiten selecteren en ingedrukt houden.
Alle portieren worden tegelijkertijd gesloten.
%De comfortportieren kunnen ook via het
entertainmentsysteem achterin worden
geopend en gesloten.
Meer informatie over de bediening van de
comfortportieren in het entertainment ach-
terin: (/ pagina 670).
%Meer informatie over de functie van de com-
fortportieren (/ pagina 166).
Sleutelfunctie voor comfortportieren instellen
#´ selecteren.
#Key Assignment (sleuteltoewijzing) selecteren.
Comfortopening ruiten, Voorportier rechts
openen of Voorportier links openen kunnen
voor de bediening met de sleutel afzonderlijk
worden ingesteld.
Openen en sluiten 171
F296 0032 07
Waarschuwing voor herkende obstakels in het por-
tierbereik
#De functie in- of uitschakelen.
De auto waarschuwt voor herkende obstakels
in het portierbereik met een grasche weer-
gave.
Functie van de servosluiting
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij het
automatisch dichttrekken van de portieren
Er kunnen lichaamsdelen of voorwerpen
bekneld raken en letsel ontstaan.
#Ervoor zorgen dat zich geen lichaamsde-
len of voorwerpen in het sluitgebied
bevinden.
#Het automatisch dichttrekken van de
portieren kan worden onderbroken door
aan de binnenzijde of aan de buitenzijde
aan de portiergreep te trekken.
Als het portier tot in de eerste klikstand in het slot
wordt gedrukt, trekt de servosluiting het portier
automatisch in het slot.
%Als de auto van buitenaf wordt vergrendeld of
tijdens het wegrijden kunnen de portieren
automatisch worden dichtgetrokken.
Auto met de noodsleutel ver- en ontgrendelen
Linker portier met de noodsleutel ontgrendelen
%Wanneer het bestuurdersportier of het koer-
deksel met de noodsleutel wordt ontgrendeld
en vervolgens wordt geopend, wordt de dief-
stal-/inbraakalarminstallatie geactiveerd.
%Wanneer het bestuurdersportier met de nood-
sleutel wordt ontgrendeld, wordt de achter-
klep niet ontgrendeld.
#De noodsleutel verwijderen (/ pagina 153).
Wanneer de portiergreep ingeschoven is:
#Een plat, niet metalen voorwerp van boven
achter de ingeschoven portiergreep 1 schui-
ven en licht naar buiten wrikken.
#Van onderen achter de portiergreep 1 grij-
pen en tot de weerstand naar buiten trekken
en uitgetrokken houden..
172 Openen en sluiten
F296 0032 07
Wanneer de portiergreep uitgeschoven is:
#De portiergreep 1 tot de weerstand naar bui-
ten trekken en uitgetrokken houden.
#De noodsleutel in de slotcilinder steken.
#De noodsleutel linksom in de stand 1
draaien.
#De portiergreep 1 krachtig door de weer-
stand naar buiten trekken.
#De noodsleutel in de uitgangspositie terug-
draaien.
#De noodsleutel verwijderen en de portiergreep
loslaten.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Portieren vergrendelen
#Een geschikt voorwerp, bijvoorbeeld de nood-
sleutel, in de uitsparing 1 van het portierslot
aanbrengen.
#Linkerzijde van de auto vergrendelen: De
noodsleutel tot de aanslag rechtsom draaien.
#Rechterzijde van de auto vergrendelen: De
noodsleutel tot de aanslag linksom draaien.
Wanneer het vergrendelde portier vervolgens
wordt gesloten, kunt u dit niet meer van buitenaf
openen.
Bagageruimte
Achterklep openen
*AANWIJZING Beschadiging van de achter-
klep door obstakels op de auto
De achterklep zwenkt bij het openen naar ach-
teren en omhoog.
#Erop letten dat er voldoende plaats ach-
ter en boven de achterklep is.
Openen en sluiten 173
F296 0032 07
#Bij ontgrendelde achterklep aan de bovenkant
op de ster op de achterklep drukken.
#Auto's met HANDS-FREE ACCESS: Met een
voet onder de bumper schoppen
(/ pagina 177).
#Aan de afstandsbedieningstoets 1 trekken,
tot de achterklep opent.
of
#De toets H van de sleutel lang indrukken.
#Een achterklep die in de tussenstand is
gestopt omhoogtrekken. Loslaten zodra deze
begint te openen.
Wanneer een obstakel de achterklep tijdens het
automatisch openen hindert, wordt de achterklep
gestopt door de blokkeerherkenning. De automati-
sche blokkeerherkenning is slechts een hulpmid-
del. Deze ontslaat u er niet van zelf goed te blijven
opletten.
Achterklep sluiten
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
niet-vastgezette voorwerpen in de auto
Wanneer voorwerpen, bagage of lading niet of
onvoldoende vastgezet is, kan het verschui-
ven, kantelen of rondslingeren en daardoor
inzittenden raken.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze niet kunnen rondslingeren.
#Voorwerpen, bagage of lading voor het
wegrijden beveiligen tegen verschuiven
of kantelen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen.
Aanwijzingen met betrekking tot het sluiten van
de achterklep: Uw auto is uitgerust met automati-
sche sleutelherkenning.
In acht nemen dat de achterklep in de volgende
situatie niet wordt vergrendeld:
RU hebt de auto vergrendeld en sluit de achter-
klep, terwijl een bij de auto behorende sleutel
in de auto ligt en wordt herkend.
en
REr wordt geen tweede bij de auto behorende
sleutel buiten de auto herkend.
De automatische sleutelherkenning is slechts een
hulpmiddel en is geen vervanging van uw oplet-
tendheid.
174 Openen en sluiten
F296 0032 07
#Vóór het vergrendelen controleren of ten min-
ste één bij de auto behorende sleutel zich bui-
ten de auto bevindt.
#Achterklep sluiten: De achterklep iets omlaag-
trekken. Loslaten zodra deze begint te sluiten.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij het
automatisch sluiten van de achterklep
Er kunnen lichaamsdelen bekneld raken. Er
kunnen zich personen in het sluitgebied bevin-
den.
#Erop letten dat zich niemand in de omge-
ving van het sluitgebied bevindt.
Om de sluitprocedure te stoppen, een van de
volgende mogelijkheden gebruiken:
RDe toets H in de sleutel indrukken.
RDe afstandsbedieningstoets op het
bestuurdersportier indrukken of eraan
trekken.
RDe sluit‑ of vergrendelingstoets op de ach-
terklep indrukken.
ROp de bovenzijde van de Mercedes-Benz
ster in de achterklep drukken.
Auto's met HANDS-FREE ACCESS: De sluitproce-
dure kan ook met een schoppende beweging
onder de achterbumper worden gestopt.
#De spanningsvoorziening of de auto inschake-
len.
#De afstandsbedieningstoets 1 indrukken, tot
de achterklep volledig gesloten is.
#De sluittoets 1 in de achterklep indrukken.
Openen en sluiten 175
F296 0032 07
Auto's met KEYLESS-GO
#De vergrendelingstoets 2 in de achterklep
indrukken.
Wanneer een sleutel buiten de auto wordt her-
kend, wordt de achterklep gesloten en de auto
vergrendeld.
%Auto's met digitale voertuigsleutel: Dit geldt
ook voor de digitale voertuigsleutel, wanneer
de functie geactiveerd en de digitale voertuig-
sleutel met de auto verbonden is.
#De toets H van de sleutel lang indrukken.
De sleutel moet zich daarbij in de omgeving
van de auto bevinden.
Auto's met HANDS-FREE ACCESS
#Met de voet een schoppende beweging onder
de bumper maken (/ pagina 177).
Automatische anti-inklemfunctie van de achter-
klep
De achterklep is uitgerust met een automatische
blokkeerherkenning met anti-inklemfunctie. Wan-
neer een object de achterklep tijdens de automa-
tische sluitprocedure hindert, wordt deze automa-
tisch weer iets geopend. De automatische blok-
keerherkenning met anti-inklemfunctie is slechts
een hulpmiddel. U dient zelf altijd goed te blijven
opletten.
#Bij het sluiten controleren dat zich geen
lichaamsdelen in het sluitgebied bevinden.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar ondanks
anti-inklemfunctie
De anti-inklemfunctie reageert niet:
Rop zachte, lichte en dunne objecten, bij-
voorbeeld vingers
Rtegen het einde van het sluitproces
de anti-inklemfunctie kan het inklemmen
vooral in deze situaties niet voorkomen.
#Ervoor zorgen dat zich geen lichaamsde-
len in het sluitgebied bevinden.
Wanneer iemand bekneld raakt, ofwel:
RDe toets H in de sleutel indrukken.
RDe afstandsbedieningstoets op het
bestuurdersportier indrukken of eraan
trekken.
RDe sluit‑ of vergrendelingstoets op de ach-
terklep indrukken.
ROp de bovenzijde van de Mercedes-Benz
ster in de achterklep drukken.
176 Openen en sluiten
F296 0032 07
Functie HANDS-FREE ACCESS
Met HANDS-FREE ACCESS kunt u door een
schoppende beweging met de voet onder de bum-
per de achterklep openen, sluiten of stoppen.
Daarvoor moet de transmissie in de stand j
staan.
De schoppende beweging activeert afwisselend
een openings- of sluitingsprocedure.
RWanneer de openingsprocedure van de achter-
klep wordt gestopt door een schoppende
beweging, wordt de achterklep met de vol-
gende schoppende beweging gesloten.
RWanneer de sluitprocedure van de achterklep
wordt gestopt door een schoppende bewe-
ging, wordt de achterklep met de volgende
schoppende beweging geopend.
In de volgende gevallen kan de achterklep met
HANDS-FREE ACCESS alleen worden gesloten:
RAls de auto ingeschakeld is en de ontgrende-
lingsfunctie van de sleutel zo is ingesteld dat
bij het ontgrendelen alleen het bestuurders-
portier wordt ontgrendeld (/ pagina 152).
RWanneer de auto van binnenuit centraal ver-
grendeld werd (/ pagina 162).
De aanwijzingen met betrekking tot het openen
(/ pagina 173) en sluiten (/ pagina 174) van
de achterklep.
%Tijdens het openen of sluiten van de achter-
klep klinken er twee waarschuwingssignalen.
*AANWIJZING Schade aan de auto door het
onbedoeld openen van de achterklep of
een portier
RBij het gebruik van een wasstraat
RBij het gebruik van een hogedrukreiniger
#In deze situaties de functie van de sleutel
deactiveren.
of
#Erop letten dat de sleutel ten minste 3 m
(hogedrukreiniger) of 6 m (wasstraat) van
de auto verwijderd is.
Auto's met digitale voertuigsleutel:
*AANWIJZING Schade aan de auto door het
onbedoeld openen van de achterklep of
een portier
RBij het gebruik van een wasstraat
RBij het gebruik van een hogedrukreiniger
Openen en sluiten 177
F296 0032 07
#In deze situaties de digitale voertuigsleu-
tel uitschakelen.
of
#Erop letten dat de digitale voertuigsleutel
ten minste 3 m (hogedrukreiniger) of 6 m
(wasstraat) van de auto verwijderd is.
Ervoor zorgen dat u bij het maken van de schop-
pende beweging stevig staat. Anders kunt u bij-
voorbeeld bij ijzel uw evenwicht verliezen.
De volgende aanwijzingen in acht nemen:
RDe sleutel bevindt zich achter de auto.
Als de sleutel niet wordt niet herkend:
-De sleutel in de hand nemen.
of
-Controleren dat de functie van de sleutel
geactiveerd is (/ pagina 61).
RAuto's met digitale voertuigsleutel: De digitale
voertuigsleutel bevindt zich achter de auto.
RBij de schoppende beweging ten minste
30 cm van de auto verwijderd blijven.
RBij de schoppende beweging niet de bumper
aanraken.
RDe schoppende beweging niet te langzaam uit-
voeren.
RDe schoppende beweging moet naar de auto
toe en er vandaan plaatsvinden.
RAuto's met aanhangwagenvoorziening: De
schoppende beweging links of rechts naast de
kogelkop uitvoeren.
1Registratiegebied van de sensoren
Wanneer meerdere schoppende bewegingen ach-
ter elkaar zonder succes zijn, tien seconden
wachten.
Systeemgrenzen
Het systeem kan in de volgende gevallen mogelijk
niet correct werken of buiten werking zijn:
RDe sensoren zijn vervuild, bijvoorbeeld door
pekel of sneeuwophoping.
RWanneer de schoppende beweging met een
beenprothese wordt uitgevoerd.
De achterklep kan in de volgende situaties onbe-
doeld openen of sluiten:
RWanneer personen armen of benen in het regi-
stratiegebied bewegen, bijvoorbeeld bij het
poetsen van de auto of bij het oprapen van
voorwerpen.
RWanneer voorwerpen achter de auto langs
worden gevoerd of neergezet, bijvoorbeeld
een laadkabel of bagage.
RWanneer spanriemen, dekzeilen of andere
afdekkingen over de bumper worden getrok-
ken.
RWanneer een beschermingsmat wordt gebruikt
die over de laaddrempel omlaag in het regi-
stratiegebied van de sensoren hangt.
178 Openen en sluiten
F296 0032 07
RWanneer de beschermingsmat niet correct is
bevestigd.
RAuto's met aanhangwagenvoorziening: Bij het
werken aan de aanhangwagenvoorziening, aan
aanhangwagens of achteretsdragers.
In deze en vergelijkbare situaties de functie van
de sleutel deactiveren (/ pagina 61) of geen
sleutel bij u dragen.
Openingshoek van de achterklep begrenzen
Openingshoekbegrenzing inschakelen
U kunt de openingshoek van de achterklep in de
bovenste openingshel begrenzen tot net voor de
eindstand.
#De openingsbeweging van de achterklep in de
gewenste stand stoppen.
#De sluittoets in de achterklep ingedrukt hou-
den, tot een kort geluidssignaal klinkt.
De openingshoekbegrenzing is ingeschakeld.
De achterklep stopt nu bij het openen in de
opgeslagen positie.
Volledig openen van de achterklep na het automa-
tisch stoppen.
#Opnieuw aan de bovenkant op de ster op de
achterklep drukken.
Openingshoekbegrenzing uitschakelen
#De sluittoets in de achterklep ingedrukt hou-
den, tot twee korte geluidssignalen klinken.
Achterklep met de noodsleutel ontgrendelen
Voorwaarden
RDe rugleuning achterin is naar voren geklapt.
RDe bagageruimteafdekking is uitgebouwd.
#De noodsleutel verwijderen (/ pagina 153).
#De noodsleutel 2 in de opening in de bekle-
ding 1 schuiven en in de richting van de pijl
drukken.
De achterklep wordt ontgrendeld.
Openen en sluiten 179
F296 0032 07
Zijruiten
Zijruiten openen en sluiten
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij het
openen van een zijruit
Bij het openen van een zijruit kunnen
lichaamsdelen tussen de zijruit en het ruit-
frame getrokken worden of bekneld raken.
#Bij het openen controleren dat niemand
de zijruit aanraakt.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
de toets loslaten of aan de toets trekken
om de zijruit weer te sluiten.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij het
sluiten van een zijruit
Bij het sluiten van een zijruit kunnen lichaams-
delen in het sluitgebied bekneld raken.
#Bij het sluiten controleren, of zich geen
lichaamsdelen in het sluitgebied bevin-
den.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
de toets loslaten of de toets indrukken
om de zijruit weer te openen.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij het
bedienen van de zijruiten door kinderen
Wanneer kinderen de zijruiten bedienen, kun-
nen ze bekneld raken, in het bijzonder wan-
neer ze zonder toezicht zijn.
#De kinderbeveiliging voor de zijruiten
achterin activeren.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
Voorwaarden
RDe spanningsvoorziening of de auto is inge-
schakeld.
1Sluiten
2Openen
De toetsen in het bestuurdersportier hebben voor-
rang.
#Automatische beweging starten: De toets
W tot voorbij het drukpunt drukken of er
aan trekken en weer loslaten.
180 Openen en sluiten
F296 0032 07
#Automatische beweging onderbreken: De
toets W opnieuw indrukken of eraan trek-
ken.
Wanneer de auto is geparkeerd kunt u de zijruiten
nog steeds bedienen.
De functie is ook tot het opnieuw sluiten van de
portieren beschikbaar.
Automatische anti-inklemfunctie van de zijruiten
Wanneer een obstakel een zijruit tijdens de sluit-
procedure hindert, gaat de zijruit automatisch
weer open. De automatische anti-inklemfunctie is
slechts een hulpmiddel en is geen vervanging van
uw oplettendheid.
#Bij het sluiten controleren dat zich geen
lichaamsdelen in het sluitgebied bevinden.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar ondanks
anti-inklemfunctie van de zijruit
De anti-inklemfunctie reageert niet:
Rop zachte, lichte en dunne objecten, bij-
voorbeeld vingers
Rtijdens het initialiseren
In deze situaties kan de anti-inklemfunctie het
inklemmen niet voorkomen.
#Bij het sluiten controleren dat zich geen
lichaamsdelen in het sluitgebied bevin-
den.
#Wanneer iemand bekneld raakt, de toets
W indrukken om de zijruit weer te
openen.
Automatische functie van de zijruiten
In de volgende situaties worden de zijruiten auto-
matisch gesloten wanneer de auto is uitgescha-
keld:
RWanneer het gaat regenen
De regen wordt gedetecteerd door een regen-
sensor in de voorruit.
Rbij extreme temperaturen
Rna een bepaalde tijd (afhankelijk van de
boordnetspanning)
Rbij storingen in de spanningsvoorziening
De zijruiten worden gesloten tot de ventilatie-
stand.
Auto's met panoramaschuifdak: De zijruiten wor-
den volledig gesloten wanneer het schuifdak is
geopend.
Indien de zijruiten bij een automatische sluitpro-
cedure worden geblokkeerd, dan gaat de betref-
fende zijruit weer een stukje open. Na een vol-
gende automatische sluitprocedure kan de auto-
matische functie uitgeschakeld zijn. De volgende
keer dat de motor wordt gestart, is de automati-
sche functie weer actief.
Comfortopening (auto voor aanvang van de rit
ventileren)
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij het
openen van een zijruit
Bij het openen van een zijruit kunnen
lichaamsdelen tussen de zijruit en het ruit-
frame getrokken worden of bekneld raken.
#Bij het openen controleren dat niemand
de zijruit aanraakt.
Openen en sluiten 181
F296 0032 07
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
de toets loslaten.
Voorwaarden
RDe sleutel bevindt zich in de directe omgeving
van de auto.
#De toets Ü op de sleutel ingedrukt houden.
De volgende functies worden uitgevoerd:
RDe auto wordt ontgrendeld.
RDe zijruiten worden geopend.
RHet panoramaschuifdak wordt geopend.
RDe stoelventilatie van de bestuurdersstoel
wordt ingeschakeld.
%Wanneer het rolzonnescherm van het panora-
maschuifdak gesloten is, wordt als eerste het
rolzonnescherm geopend.
#Comfortopening onderbreken: De toets Ü
loslaten.
#Comfortopening voortzetten: De toets Ü
opnieuw indrukken en ingedrukt houden.
Comfortsluiting (auto van buitenaf sluiten)
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij onop-
lettende comfortsluiting
Bij het comfortsluiten kunnen lichaamsdelen
in het sluitgebied van de zijruiten en het
schuifdak bekneld raken.
#Bij de comfortsluiting de volledige sluit-
procedure controleren en erop letten dat
zich geen lichaamsdelen in het sluitge-
bied bevinden.
Voorwaarden
RDe sleutel bevindt zich in de directe omgeving
van de auto.
#De toets s op de sleutel ingedrukt houden.
De volgende functies worden uitgevoerd:
RDe auto wordt vergrendeld.
RDe zijruiten worden gesloten.
RHet panoramaschuifdak wordt gesloten.
#Comfortsluiting onderbreken: De toets s
loslaten.
#Comfortsluiting voortzetten: De toets s
opnieuw indrukken en ingedrukt houden.
%De comfortsluiting werkt ook met KEYLESS-
GO (/ pagina 163).
Problemen met de zijruiten verhelpen
&WAARSCHUWING Inklem- of levensgevaar
door niet actieve anti-inklemfunctie
Bij het opnieuw sluiten van een zijruit direct na
het blokkeren sluit de zijruit met verhoogde of
maximale kracht. De anti-inklemfunctie is
daarbij niet actief en er kunnen lichaamsdelen
bekneld raken.
#Erop letten, dat zich geen lichaamsdelen
in het sluitgebied bevinden.
#Om de sluitprocedure te stoppen de
toets loslaten of de toets opnieuw
indrukken, om de zijruit weer te openen.
182 Openen en sluiten
F296 0032 07
Een zijruit kan niet worden gesloten en de oorzaak
is niet zichtbaar.
#Controleer of er zich voorwerpen in de ruitge-
leider bevinden.
#De zijruiten initialiseren.
Zijruiten initialiseren
Als een zijruit bij het sluiten wordt geblokkeerd en
direct weer opent:
#Onmiddellijk na het blokkeren de betreende
toets opnieuw zo lang omhoogtrekken tot de
zijruit gesloten is, vervolgens nog ten minste
een seconde aan de toets blijven trekken
(opnieuw afstellen).
De zijruit wordt zonder automatische anti-
inklemfunctie gesloten.
Als de zijruit bij het sluiten opnieuw wordt geblok-
keerd en direct weer opent:
#Onmiddellijk na het blokkeren de betreende
toets opnieuw zo lang omhoogtrekken tot de
zijruit gesloten is, vervolgens nog ten minste
een seconde aan de toets blijven trekken (bij-
stellen).
De zijruit wordt zonder automatische anti-
inklemfunctie gesloten.
De zijruiten kunnen niet via de comfortopening
worden geopend of gesloten.
Mogelijke oorzaken:
RDe batterij van de sleutel is zwak of leeg.
#Met het controlelampje de batterij controleren
(/ pagina 151).
#Eventueel de batterij van de sleutel vervangen
(/ pagina 154).
Schuifdak
Schuifdak openen en sluiten
%Het begrip "schuifdak" hee betrekking op het
panoramaschuifdak.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij het
openen en sluiten van het schuifdak
Er kunnen lichaamsdelen in het bewegingsge-
bied bekneld raken.
#Bij het openen en sluiten controleren dat
zich geen lichaamsdelen in het bewe-
gingsgebied van het schuifdak bevinden.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
het bedieningsgedeelte loslaten.
of
#bij de automatische beweging het bedie-
ningsgedeelte aanraken.
Het openen of sluiten wordt gestopt.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij bedie-
ning van het schuifdak door kinderen
Wanneer kinderen het schuifdak bedienen,
kunnen deze bekneld raken, in het bijzonder
wanneer ze zonder toezicht zijn.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
Openen en sluiten 183
F296 0032 07
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij het
openen en sluiten van de rolzonnescher-
men
Er kunnen lichaamsdelen tussen het rolzonne-
scherm of het schuifdak en de omlijsting
bekneld raken.
#Bij het openen of sluiten controleren dat
zich geen lichaamsdelen in het bewe-
gingsgebied van de rolzonneschermen
bevinden.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
het bedieningsgedeelte loslaten.
of
#bij de automatische beweging het bedie-
ningsgedeelte aanraken.
Het openen of sluiten wordt gestopt.
*AANWIJZING Storing in de werking door
sneeuw en ijs
Sneeuw en ijs kunnen leiden tot storingen in
de werking van het schuifdak.
#Het schuifdak alleen openen als er geen
sneeuw of ijs op het dak ligt.
*AANWIJZING Beschadiging door uitste-
kende voorwerpen
Voorwerpen, die uit het schuifdak steken, kun-
nen de afdichtrubbers beschadigen.
#Geen voorwerpen uit het schuifdak laten
steken.
*AANWIJZING Beschadiging van panorama-
schuifdak door dakdrager
Wanneer het panoramaschuifdak wordt
geopend terwijl een dakdrager is gemonteerd,
kan het panoramaschuifdak door de dakdra-
ger beschadigd worden.
#Het panoramaschuifdak niet openen
wanneer een dakdrager is gemonteerd.
Met het bedieningsgedeelte 1 worden het
schuifdak en het rolzonnescherm bediend.
Het panoramaschuifdak kan alleen worden
bediend wanneer het rolzonnescherm geopend is.
#Openen: Naar achteren over het bedieningsge-
deelte 1 vegen en vasthouden.
#Sluiten: Naar voren over het bedieningsge-
deelte 1 vegen en vasthouden.
184 Openen en sluiten
F296 0032 07
#Omhoog- of omlaagbrengen: Kort op het
bedieningsgedeelte 1 drukken.
#Automatische beweging starten: Naar voren of
achteren over het bedieningsgedeelte 1
vegen.
#Automatische beweging onderbreken: Het
bedieningsgedeelte 1 opnieuw aanraken.
Het openen of sluiten wordt gestopt.
Automatische anti-inklemfunctie van het schuif-
dak
Wanneer een obstakel het schuifdak tijdens de
sluitprocedure hindert, wordt het schuifdak auto-
matisch weer geopend. De automatische anti-
inklemfunctie is slechts een hulpmiddel en is geen
vervanging van uw oplettendheid.
#Bij het sluiten controleren dat zich geen
lichaamsdelen in het sluitgebied bevinden.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar ondanks
anti-inklemfunctie
De anti-inklemfunctie reageert niet:
Rop zachte, lichte en dunne objecten, bij-
voorbeeld vingers.
Rtegen het einde van het sluitproces
Rtijdens het initialiseren.
#Bij het sluiten controleren dat zich geen
lichaamsdelen in het sluitgebied bevin-
den.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
het bedieningsgedeelte loslaten.
of
#Bij het automatisch sluiten het bedie-
ningsgedeelte aanraken.
Het sluiten wordt onderbroken.
Automatische anti-inklemfunctie van het rolzonne-
scherm
Wanneer een obstakel het rolzonnescherm tijdens
de sluitprocedure hindert, wordt het rolzonne-
scherm automatisch weer geopend. De automati-
sche anti-inklemfunctie is slechts een hulpmiddel
en is geen vervanging van uw oplettendheid.
#Bij het sluiten van het rolzonnescherm contro-
leren dat zich geen lichaamsdelen in het
bewegingsgebied bevinden.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar ondanks
anti-inklemfunctie
De anti-inklemfunctie reageert in het bijzonder
niet op zachte, lichte en dunne objecten, bij-
voorbeeld vingers.
#Bij het sluiten van het rolzonnescherm
controleren dat zich geen lichaamsdelen
in het bewegingsgebied bevinden.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
het bedieningsgedeelte loslaten.
of
#Bij het automatisch sluiten het bedie-
ningsgedeelte aanraken.
Het sluiten wordt onderbroken.
Openen en sluiten 185
F296 0032 07
Automatische functies van het schuifdak
%Het begrip "schuifdak" hee betrekking op het
panoramaschuifdak.
Het schuifdak wordt als de auto is afgezet in de
volgende situaties automatisch gesloten:
RWanneer het gaat regenen
De regen wordt gedetecteerd door een regen-
sensor in de voorruit.
Rbij extreme temperaturen
Rna een bepaalde tijd (afhankelijk van de
boordnetspanning)
Rbij storingen in de spanningsvoorziening
Om het interieur verder te ventileren wordt het
schuifdak vervolgens aan de achterzijde omhoog-
gekanteld.
Indien het schuifdak bij de automatische sluitpro-
cedure wordt geblokkeerd, gaat het automatisch
weer een stukje open. Daarna is de automatische
functie voor het schuifdak en de zijruiten uitge-
schakeld.
Regensluiting als de auto rijdt
Auto's met panoramaschuifdak: Als het gaat rege-
nen, wordt het gekantelde schuifdak tijdens het
rijden automatisch omlaaggebracht.
Automatisch omlaagbrengen
Auto's met panoramaschuifdak: Als het schuifdak
aan de achterzijde omhooggekanteld is, wordt het
bij hogere snelheden automatisch iets minder ver
geopend. Bij lage snelheden wordt het automa-
tisch weer verder geopend.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar door
automatisch omlaagbrengen van het
schuifdak
Het omhooggekantelde schuifdak komt bij
hogere snelheden aan de achterzijde automa-
tisch weer iets omlaag.
#Erop letten dat tijdens het rijden nie-
mand in het bewegingsgebied van het
schuifdak grijpt.
#Wanneer iemand bekneld raakt, het
bedieningsgedeelte aanraken.
Problemen met het schuifdak verhelpen
&WAARSCHUWING Inklem- of levensgevaar
bij opnieuw sluiten van het schuifdak
Bij het opnieuw sluiten direct na het blokkeren
of initialiseren sluit het schuifdak met ver-
hoogde of met maximale kracht.
Er bestaat inklem- of zelfs levensgevaar!
#Erop letten, dat zich geen lichaamsdelen
in het sluitgebied bevinden.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
het bedieningsgedeelte loslaten.
of
#Bij het automatisch sluiten het bedie-
ningsgedeelte aanraken.
Het sluiten wordt onderbroken.
Het schuifdak kan niet worden gesloten en de oor-
zaak is niet zichtbaar.
%Het begrip "schuifdak" hee betrekking op het
panoramaschuifdak.
Als het schuifdak bij het sluiten wordt geblokkeerd
en weer iets opent:
186 Openen en sluiten
F296 0032 07
#Direct na de automatische anti-inklemming
naar voren over het bedieningsgedeelte
(/ pagina 183) vegen en dit ingedrukt hou-
den totdat het schuifdak gesloten is.
Het schuifdak wordt met verhoogde sluit-
kracht gesloten.
Als het schuifdak bij het sluiten opnieuw wordt
geblokkeerd en weer iets opent:
#De vorige stap herhalen.
Het schuifdak wordt nogmaals met verhoogde
sluitkracht gesloten.
Het schuifdak of het rolzonnescherm kan alleen
schoksgewijs worden bewogen.
#Het schuifdak en het rolzonnescherm initiali-
seren.
Schuifdak en rolzonnescherm initialiseren
#Zo lang eerdere malen naar voren over het
bedieningsgedeelte (/ pagina 183) vegen en
het ingedrukt houden totdat het schuifdak vol-
ledig gesloten is.
#Over het bedieningsgedeelte wissen en dit nog
een seconde ingedrukt houden.
#Zo lang over het bedieningsgedeelte wissen en
dit ingedrukt houden, tot het rolzonnescherm
volledig gesloten is.
#Over het bedieningsgedeelte wissen en dit nog
een seconde ingedrukt houden.
#Het schuifdak met de automatische beweging
volledig openen en vervolgens weer sluiten.
Diefstalbeveiliging
Functie van de wegrijblokkering
De wegrijblokkering voorkomt dat de auto zonder
passende sleutel kan worden gestart.
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuigsleu-
tel.
De wegrijblokkering wordt automatisch ingescha-
keld bij het uitschakelen van de auto en uitge-
schakeld bij het inschakelen van de auto.
EDW (diefstal-/inbraakalarminstallatie)
Functie van de EDW
Wanneer de EDW is ingeschakeld, wordt in de vol-
gende situaties een optisch en akoestisch alarm
geactiveerd:
RBij het openen van een portier
RBij het openen van de achterklep
RBij het activeren van de interieurbeveiliging
(/ pagina 189)
RBij het activeren van de wegsleepbeveiliging
(/ pagina 188)
%Auto's met digitale voertuigsleutel: De EDW
functioneert met de digitale voertuigsleutel
net als met de conventionele voertuigsleutel.
De EDW wordt in de volgende gevallen na circa
tien seconden automatisch ingeschakeld:
RNa de vergrendeling met de sleutel
RNa de vergrendeling met KEYLESS-GO
RNa vergrendeling met de NFC-functie (auto's
met digitale voertuigsleutel)
Openen en sluiten 187
F296 0032 07
Voorbeeld met MBUX Hyperscreen
Bij ingeschakelde EDW knippert het controle-
lampje 1.
De EDW wordt in de volgende gevallen automa-
tisch uitgeschakeld:
RNa de ontgrendeling met de sleutel
RNa de ontgrendeling met KEYLESS-GO
RNa ontgrendeling met de NFC-functie (auto's
met digitale voertuigsleutel)
RNa het indrukken van de start-stoptoets met
de sleutel in het opbergvak (/ pagina 293)
Alarm van het EDW beëindigen
#De toets Ü, s of H op de sleutel
indrukken.
of
#De start-stoptoets indrukken met de sleutel in
het opbergvak (/ pagina 293).
#Auto's met digitale voertuigsleutel: De start-
stoptoets indrukken, met de digitale voertuig-
sleutel in het opbergvak (/ pagina 292).
Alarm met KEYLESS-GO beëindigen:
#De buitenste portiergreep aanraken, met de
sleutel buiten de auto.
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuig-
sleutel.
Werking van de wegsleepbeveiliging
Wanneer de wegsleepbeveiliging is geactiveerd en
een wijziging van de hellingshoek van de auto
wordt herkend, treedt een optisch en akoestisch
alarm in werking.
De wegsleepbeveiliging wordt automatisch na
circa 60 seconden geactiveerd:
RNa de vergrendeling met de sleutel
RNa de vergrendeling met KEYLESS-GO
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuig-
sleutel.
RNa vergrendeling met de NFC-functie (auto's
met digitale voertuigsleutel)
De wegsleepbeveiliging wordt alleen geactiveerd
wanneer de volgende componenten gesloten zijn:
RPortieren
RAchterklep
De wegsleepbeveiliging wordt automatisch
gedeactiveerd:
RNa het indrukken van de toets Ü of H
op de sleutel
188 Openen en sluiten
F296 0032 07
RNa het indrukken van de start-stoptoets met
de sleutel in het opbergvak (/ pagina 293)
Rna het indrukken van de start-stoptoets met
de digitale voertuigsleutel in het opbergvak
(auto's met digitale voertuigsleutel)
(/ pagina 292)
RNa de ontgrendeling met KEYLESS-GO
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuig-
sleutel.
RNa ontgrendeling met de NFC-functie (auto's
met digitale voertuigsleutel)
RBij de bediening van HANDS-FREE ACCESS
Informatie over botsingherkenning bij geparkeerde
auto (/ pagina 345).
Wegsleepbeveiliging in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Openen en sluiten 5Voertuigbeveiliging
#De Wegsleepbeveiliging in- of uitschakelen.
In de volgende gevallen wordt de wegsleepbeveili-
ging weer ingeschakeld:
RDe auto wordt opnieuw ontgrendeld.
REr wordt een portier geopend.
RDe auto wordt weer vergrendeld.
Functie van de interieurbeveiliging
Bij ingeschakelde interieurbeveiliging wordt een
optisch en akoestisch alarm geactiveerd, wanneer
een beweging in het interieur wordt herkend.
De interieurbeveiliging wordt automatisch na circa
tien seconden geactiveerd:
RNa de vergrendeling met de sleutel
RNa de vergrendeling met KEYLESS-GO
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuig-
sleutel.
RNa vergrendeling met de NFC-functie (auto's
met digitale voertuigsleutel)
De interieurbeveiliging wordt alleen geactiveerd
wanneer de volgende componenten gesloten zijn:
RPortieren
RAchterklep
De interieurbeveiliging wordt automatisch gedeac-
tiveerd:
RNa het indrukken van de toets Ü of H
op de sleutel
RNa het indrukken van de start-stoptoets met
de sleutel in het opbergvak (/ pagina 293)
Rna het indrukken van de start-stoptoets met
de digitale voertuigsleutel in het opbergvak
(auto's met digitale voertuigsleutel)
(/ pagina 292)
RNa de ontgrendeling met KEYLESS-GO
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuig-
sleutel.
RNa ontgrendeling met de NFC-functie (auto's
met digitale voertuigsleutel)
RBij de bediening van HANDS-FREE ACCESS
In de volgende situaties kan een vals alarm optre-
den:
RDoor bewegende voorwerpen, bijvoorbeeld
mascottes, in het interieur
Openen en sluiten 189
F296 0032 07
RBij een geopende zijruit
RBij een geopend panoramaschuifdak
Interieurbeveiliging in- en uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Openen en sluiten 5Voertuigbeveiliging
#De Interieurbeveiliging in- of uitschakelen.
In de volgende gevallen wordt de interieurbeveili-
ging weer ingeschakeld:
RDe auto wordt opnieuw ontgrendeld.
REr wordt een portier geopend.
RDe auto wordt weer vergrendeld.
190 Openen en sluiten
F296 0032 07
Aanwijzingen voor een correcte stand van de
bestuurdersstoel
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door voertuiginstellingen tijdens het rijden
U kunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
RWanneer u tijdens het rijden de bestuur-
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels verstelt.
RWanneer u tijdens het rijden de veiligheids-
gordel omgespt.
#Voordat de auto wordt gestart: In het bij-
zonder de bestuurdersstoel, de hoofd-
steunen, het stuurwiel en de spiegels
instellen en de veiligheidsgordel omges-
pen.
Het volgende in acht nemen bij het instellen van
het stuurwiel 1, de veiligheidsgordel 2 en de
bestuurdersstoel 3:
RMet inachtneming van de volgende punten zo
ver mogelijk van de bestuurdersairbag verwij-
derd zitten.
RU zit zo rechtop mogelijk.
RUw bovenbenen worden licht ondersteund
door de zitting.
RUw benen zijn niet volledig gestrekt en u kunt
de pedalen goed indrukken.
RUw achterhoofd wordt op ooghoogte door het
midden van de hoofdsteun ondersteund.
RU kunt het stuurwiel met licht gebogen armen
vastpakken.
RU kunt uw benen vrij bewegen.
RU kunt alle informatie op het bestuurdersdis-
play goed aezen.
RU hebt een goed overzicht van de verkeerssi-
tuatie.
RDe aanwijzingen met betrekking tot het cor-
rect omgespen van de veiligheidsgordel in
acht nemen (/ pagina 104).
Stoelen en opbergen 191
F296 0032 07
Aanwijzingen met betrekking tot de handgrepen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
overmatige belasting van de handgrepen
Als u de handgreep belast met uw hele
lichaamsgewicht of er plotseling aan trekt, kan
de handgreep worden beschadigd of losraken
uit de verankering. Daardoor kunt u letsel
oplopen.
#De handgrepen alleen gebruiken om de
zitpositie te stabiliseren of als ondersteu-
ning bij het in‑ en uitstappen.
Stoelen
Voorstoel elektrisch instellen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen door kinderen
Wanneer kinderen de stoelen instellen, kun-
nen zij bekneld raken, in het bijzonder wan-
neer ze zonder toezicht zijn.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
Ook wanneer de auto is afgezet kunt u de stoelen
instellen.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen
Wanneer u een stoel instelt, is het mogelijk dat
uzelf of andere inzittenden bekneld raken, bij-
voorbeeld door de geleiderail van de stoel.
#Bij het instellen van een stoel mogen zich
geen lichaamsdelen in het bewegingsge-
bied van de stoel bevinden; dit controle-
ren.
De veiligheidsaanwijzingen met betrekking tot de
"Airbags" en "Kinderen in de auto" in acht nemen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door voertuiginstellingen tijdens het rijden
U kunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
RWanneer u tijdens het rijden de bestuur-
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels verstelt.
RWanneer u tijdens het rijden de veiligheids-
gordel omgespt.
#Voordat de auto wordt gestart: In het bij-
zonder de bestuurdersstoel, de hoofd-
steunen, het stuurwiel en de spiegels
instellen en de veiligheidsgordel omges-
pen.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij onop-
lettend instellen van de zithoogte
Bij onoplettend instellen van de zithoogte kun-
nen uzelf of andere inzittenden bekneld raken
en daarbij letsel oplopen.
192 Stoelen en opbergen
F296 0032 07
In het bijzonder kinderen kunnen de toetsen
voor de elektrische stoelinstelling onbedoeld
bedienen en bekneld raken.
#Bij het bewegen van de stoel mogen
geen handen of andere lichaamsdelen
onder de hendels van het stoelinstelsys-
teem terechtkomen; dit controleren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
niet aangebrachte of verkeerd ingestelde
hoofdsteunen
Als hoofdsteunen niet zijn ingebouwd of niet
correct zijn ingesteld is er een verhoogd risico
op letsel aan het hoofd en de nek, bijvoor-
beeld bij een ongeval of remmanoeuvre!
#Altijd met gemonteerde hoofdsteunen rij-
den.
#Voor het rijden bij elke inzittende contro-
leren, of het midden van de hoofdsteun
het achterhoofd op ooghoogte onder-
steunt.
Met de verstelling in lengterichting voor de hoofd-
steun de hoofdsteun zodanig instellen, dat deze
zo dicht mogelijk bij het achterhoofd staat.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door verkeerde zitpositie
Wanneer de rugleuning niet in nagenoeg verti-
cale positie staat, biedt de veiligheidsgordel
niet het beoogde beschermingspotentieel.
U kunt onder de gordel door glijden en daarbij
letsel oplopen.
#De stoel voor aanvang van de rit correct
instellen.
#De rugleuning moet in een nagenoeg ver-
ticale stand staan en de schoudergordel
moet over het midden van de schouder
lopen; dit controleren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door voorwerpen onder de
bijrijdersstoel
Ingeklemde voorwerpen onder de bijrijders-
stoel kunnen de automatische uitschakeling
van de bijrijdersairbag verstoren of het sys-
teem beschadigen.
#Geen voorwerpen onder de bijrijders-
stoel opbergen.
#Bij een bezette bijrijdersstoel ervoor zor-
gen dat er geen voorwerpen onder de
bijrijdersstoel zijn ingeklemd.
*AANWIJZING Beschadiging van de stoelen
bij het instellen
De stoelen kunnen bij het instellen door voor-
werpen worden beschadigd.
#Bij het instellen van de stoelen mogen
zich geen voorwerpen in de beenruimte,
onder of achter de stoelen bevinden; dit
controleren.
De schakelaars voor het instellen van de stoelen
hebben geen slag. Wanneer u op de schakelaars
drukt, krijgt u daarom geen directe feedback van
de schakelaars. De feedback vindt alleen plaats
door de beweging van de stoel.
Stoelen en opbergen 193
F296 0032 07
1Hoofdsteunhoogte
2Zithoogte
3Zittinghoek
4Zittingdiepte
5Stoellengterichting
6Rugleuninghoek
#De instellingen met de geheugenfunctie
opslaan (/ pagina 213).
%Bij het instellen van de zithoogte of de stoel-
lengterichting wordt de hoofdsteunhoogte
automatisch ingesteld.
Viervoudig verstelbare lendensteun instellen
1Hoger
2Zwakker
3Lager
4Sterker
#Met de toetsen 1 tot 4 de rugleuningwel-
ving instellen.
Zitplaats achterin elektrisch instellen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen door kinderen
Wanneer kinderen de stoelen instellen, kun-
nen zij bekneld raken, in het bijzonder wan-
neer ze zonder toezicht zijn.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
Ook wanneer de auto is afgezet kunt u de stoelen
instellen.
194 Stoelen en opbergen
F296 0032 07
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen
Wanneer u een stoel instelt, is het mogelijk dat
uzelf of andere inzittenden bekneld raken, bij-
voorbeeld door de geleiderail van de stoel.
#Bij het instellen van een stoel mogen zich
geen lichaamsdelen in het bewegingsge-
bied van de stoel bevinden; dit controle-
ren.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij onop-
lettend instellen van de zithoogte
Bij onoplettend instellen van de zithoogte kun-
nen uzelf of andere inzittenden bekneld raken
en daarbij letsel oplopen.
In het bijzonder kinderen kunnen de toetsen
voor de elektrische stoelinstelling onbedoeld
bedienen en bekneld raken.
#Bij het bewegen van de stoel mogen
geen handen of andere lichaamsdelen
onder de hendels van het stoelinstelsys-
teem terechtkomen; dit controleren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
niet aangebrachte of verkeerd ingestelde
hoofdsteunen
Als hoofdsteunen niet zijn ingebouwd of niet
correct zijn ingesteld is er een verhoogd risico
op letsel aan het hoofd en de nek, bijvoor-
beeld bij een ongeval of remmanoeuvre!
#Altijd met gemonteerde hoofdsteunen rij-
den.
#Voor het rijden bij elke inzittende contro-
leren, of het midden van de hoofdsteun
het achterhoofd op ooghoogte onder-
steunt.
De hoofdsteun zodanig instellen, dat deze zo dicht
mogelijk bij het achterhoofd staat.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door verkeerde zitpositie
Wanneer de rugleuning niet in nagenoeg verti-
cale positie staat, biedt de veiligheidsgordel
niet het beoogde beschermingspotentieel.
U kunt onder de gordel door glijden en daarbij
letsel oplopen.
#De stoel voor aanvang van de rit correct
instellen.
#De rugleuning moet in een nagenoeg ver-
ticale stand staan en de schoudergordel
moet over het midden van de schouder
lopen; dit controleren.
*AANWIJZING Beschadiging van de hoofd-
steunen door contact met het scheidings-
net
Als het scheidingsnet is gemonteerd, kunnen
de hoofdsteunen achterin het scheidingsnet
raken wanneer de leuning van de zitplaatsen
achterin sterk naar achteren wordt gekanteld.
Hierdoor kunnen de hoofdsteunen worden
beschadigd.
#Contact van de hoofdsteunen achterin
met het scheidingsnet vermijden.
De schakelaars voor het instellen van de stoelen
hebben geen slag. Wanneer u op de schakelaars
drukt, krijgt u daarom geen directe feedback van
Stoelen en opbergen 195
F296 0032 07
de schakelaars. De feedback vindt alleen plaats
door de beweging van de stoel.
1Rugleuninghoek
2Stoelverstelling in lengterichting
#De betreende instellingen uitvoeren.
Zitplaatsen achterin elektrisch naar voren klappen
(auto's met derde rij zitplaatsen)
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij het
naar voren klappen van de stoelen
Wanneer u de een stoel naar voren klapt, kunt
uzelf of een van de inzittenden ingeklemd
raken.
#Bij het naar voren klappen van een stoel
mogen zich geen lichaamsdelen in het
bewegingsgebied van de stoel bevinden;
dit controleren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
overmatige belasting van de handgrepen
Als u de handgreep belast met uw hele
lichaamsgewicht of er plotseling aan trekt, kan
de handgreep worden beschadigd of losraken
uit de verankering. Daardoor kunt u letsel
oplopen.
#De handgrepen alleen gebruiken om de
zitpositie te stabiliseren of als ondersteu-
ning bij het in‑ en uitstappen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet vergrendelde rugleuning
De rugleuning kan naar voren klappen.
Hierbij bestaan in het bijzonder de volgende
risico's:
RDe inzittende kan in de veiligheidsgordel
worden gedrukt. De veiligheidsgordel kan
niet meer zoals bedoeld beschermen en
extra letsel veroorzaken.
REen kinderzitjesbevestigingssysteem wordt
niet meer correct ondersteund of op zijn
plaats gehouden en kan zijn functie niet
meer correct vervullen.
RDe rugleuning kan voorwerpen of bagage
in de bagageruimte niet tegenhouden.
Altijd controleren of de rugleuning vergrendeld
is, in het bijzonder:
Rvoordat personen op een stoel met in- en
uitstaphulp meerijden.
Rnadat de rugleuning is ingesteld.
196 Stoelen en opbergen
F296 0032 07
Rnadat de in- en uitstaphulp is gebruikt.
Rnadat de bagageruimtevergroting gebruikt
is.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
naar voren geklapte rugleuning
Wanneer de rugleuning van de zitplaats ach-
terin naar voren is geklapt, kunnen personen
op de derde rij zitplaatsen tegen delen van het
stoelmechanisme stoten, in het bijzonder bij
een ongeval, remmanoeuvre of abrupte veran-
dering van rijrichting.
#Wanneer een persoon zich op de derde
rij zitplaatsen bevindt, moet de zitplaats
achterin vóór hem voor aanvang van de
rit in de rijstand worden teruggeklapt.
#Personen op de derde rij zitplaatsen
mogen hun benen niet op de neerge-
klapte leuning van de zitplaatsen ach-
terin leggen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
een geopende bekerhouder in de opge-
klapte armsteun achterin
Wanneer de bekerhouder in de opgeklapte
armsteun achterin geopend is, bestaat voor
passagiers in de derde rij zitplaatsen verhoogd
gevaar voor letsel, in het bijzonder bij remma-
noeuvres of bij een ongeval.
#De bekerhouder altijd sluiten voordat de
armsteun achterin wordt opgeklapt.
Wanneer u de neergeklapte rugleuning niet meer
nodig hebt voor het beladen of het in- en uitstap-
pen, dient u de rugleuning weer terug te klappen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
overmatige belasting van de handgrepen
Als u de handgreep belast met uw hele
lichaamsgewicht of er plotseling aan trekt, kan
de handgreep worden beschadigd of losraken
uit de verankering. Daardoor kunt u letsel
oplopen.
#De handgrepen alleen gebruiken om de
zitpositie te stabiliseren of als ondersteu-
ning bij het in‑ en uitstappen.
Om te kunnen in- en uitstappen kunt u bij auto's
met een derde rij zitplaatsen de stoelen in de
tweede rij zitplaatsen naar voren klappen. Daarbij
klapt bij auto's met een middelste rugleuning de
middelste stoel samen met de linker stoel naar
voren en weer terug.
Voorwaarden
RHet gebied waar de stoel naartoe wordt
geklapt is vrij.
RDe stoel is teruggeklapt (/ pagina 39).
RDe middelste armsteun is opgeklapt.
Stoelen en opbergen 197
F296 0032 07
#Stoel in de voorste positie klappen: De hoofd-
steunen in de onderste positie zetten
(/ pagina 200).
#Kort aan de toets 1 trekken.
De rugleuning klapt in de voorste stand. De
stoelverstelling in lengterichting beweegt naar
voren.
#Stoel terugklappen: De toets 1 kort indruk-
ken.
De stoel klapt terug en blij staan.
#Om de klapprocedure te onderbreken, de
toets 1 indrukken of de schakelaar voor het
instellen van de stoelen in de portierbedie-
ningseenheid bedienen.
#De toets 1 opnieuw indrukken en ingedrukt
houden.
De stoel gaat naar de laatst ingestelde positie.
#Wanneer de eindstand is bereikt , de toets 1
loslaten.
Wanneer een van de stoelen in de tweede rij zit-
plaatsen zich niet in de eindstand bevindt, wordt
dit op het bestuurdersdisplay weergegeven.
%U kunt de rugleuningen voor het vergroten van
de bagageruimte in de vloerstand brengen
(/ pagina 37).
Zitplaatsen achterin mechanisch naar voren klap-
pen (noodontgrendeling)
De ontgrendelingslussen bevinden zich aan de
buiten- en de achterzijde van de stoelen van de
tweede rij zitplaatsen.
Ontgrendelingslussen aan de zijkant
Ontgrendelingslussen aan de achterzijde
198 Stoelen en opbergen
F296 0032 07
#Aan een van de ontgrendelingslussen 1 trek-
ken.
#De rugleuning naar voren klappen.
#Voor aanvang van de rit controleren of alle
rugleuningen vastgeklikt zijn.
Hoofdsteunen
Hoofdsteunen van de voorstoelen instellen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door voertuiginstellingen tijdens het rijden
U kunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
RWanneer u tijdens het rijden de bestuur-
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels verstelt.
RWanneer u tijdens het rijden de veiligheids-
gordel omgespt.
#Voordat de auto wordt gestart: In het bij-
zonder de bestuurdersstoel, de hoofd-
steunen, het stuurwiel en de spiegels
instellen en de veiligheidsgordel omges-
pen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
verkeerd ingestelde hoofdsteunen
Als hoofdsteunen zijn niet correct zijn inge-
steld is er een verhoogd risico op letsel aan
het hoofd en de nek, bijvoorbeeld bij een
ongeval of remmanoeuvre!
#Voor het rijden bij elke inzittende contro-
leren, of het midden van de hoofdsteun
het achterhoofd op ooghoogte onder-
steunt.
Met de verstelling in lengterichting voor de hoofd-
steun de hoofdsteun zodanig instellen, dat deze
zo dicht mogelijk bij het achterhoofd staat.
Naar voren of naar achteren verplaatsen
#De hoofdsteun aan beide zijden beetpakken
en de ontgrendelingsknop 1 indrukken.
#De hoofdsteun naar voren trekken of naar ach-
teren drukken.
#De ontgrendelingsknop 1 loslaten.
#Hoger of lager instellen: De hoofdsteun instel-
len met de toetsen in de portierbedienings-
eenheid (/ pagina 192).
Stoelen en opbergen 199
F296 0032 07
Extra kussen van de comforthoofdsteun op de
voorstoelen bevestigen en verwijderen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
verkeerd ingestelde hoofdsteunen
Als hoofdsteunen zijn niet correct zijn inge-
steld is er een verhoogd risico op letsel aan
het hoofd en de nek, bijvoorbeeld bij een
ongeval of remmanoeuvre!
#Voor het rijden bij elke inzittende contro-
leren, of het midden van de hoofdsteun
het achterhoofd op ooghoogte onder-
steunt.
Met de verstelling in lengterichting voor de hoofd-
steun de hoofdsteun zodanig instellen, dat deze
zo dicht mogelijk bij het achterhoofd staat.
#Extra kussen bevestigen: Het klittenband 4
aan de achterzijde van het extra kussen 1
losmaken.
#Het klittenband 4 tussen de hoofdsteun 2
en de band 3 door voeren.
#Het klittenband 4 vastmaken.
#Positie van het extra kussen wijzigen: Het
extra kussen 1 omhoog- of omlaagschuiven.
#Extra kussen verwijderen: Het klittenband 4
van het extra kussen 1 losmaken.
#Het extra kussen 1 verwijderen.
Hoofdsteunen van de zitplaatsen achterin
mechanisch instellen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
verkeerd ingestelde hoofdsteunen
Als hoofdsteunen zijn niet correct zijn inge-
steld is er een verhoogd risico op letsel aan
het hoofd en de nek, bijvoorbeeld bij een
ongeval of remmanoeuvre!
#Voor het rijden bij elke inzittende contro-
leren, of het midden van de hoofdsteun
het achterhoofd op ooghoogte onder-
steunt.
Met de verstelling in lengterichting voor de hoofd-
steun de hoofdsteun zodanig instellen, dat deze
zo dicht mogelijk bij het achterhoofd staat.
200 Stoelen en opbergen
F296 0032 07
#Hoger instellen: De ontgrendelingsknop 1 in
de richting van de pijl drukken en de hoofd-
steun omhoogtrekken en laten vergrendelen.
#Lager instellen: De ontgrendelingsknop 1 in
de richting van de pijl drukken en de hoofd-
steunen omlaagdrukken en laten vergrende-
len.
#Wanneer de middelste stoel van de tweede rij
zitplaatsen bezet is: De middelste hoofdsteun
voor aanvang van de rit omhoog trekken en
laten vergrendelen. Bij auto's met premium
stoelen de middelste hoofdsteun voor aanvang
van de rit in de gebruikspositie zetten
(/ pagina 203).
Auto's met derde rij zitplaatsen
De hoofdsteunen van de derde rij zitplaatsen
beschikken over een gebruikspositie en een niet-
gebruikspositie. De gebruikspositie is de uitge-
schoven positie, waarin de hoofdsteun vergren-
delt. De niet-gebruikspositie is de onderste,
omlaag geklapte positie van de hoofdsteun. Bij
gebruik van de derde rij zitplaatsen moeten de
hoofdsteunen zich in de bovenste, vergrendelde
gebruikspositie bevinden.
Bij de keuze van de zitplaats de beperkte ruimte in
acht nemen. Bij een correcte zithouding, zo
rechtop mogelijk, mag het hoofd de hemelbekle-
ding niet raken.
#Wanneer de zitplaats niet bezet is: De toets
1 indrukken.
De hoofdsteun klapt in de onderste niet-
gebruikspositie.
#Wanneer de zitplaats bezet is: De hoofdsteu-
nen geheel naar boven in de gebruikspositie
klappen en vergrendelen.
Stoelen en opbergen 201
F296 0032 07
Hoofdsteunen van de zitplaatsen achterin uit-
of inbouwen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
niet aangebrachte of verkeerd ingestelde
hoofdsteunen
Als hoofdsteunen niet zijn ingebouwd of niet
correct zijn ingesteld is er een verhoogd risico
op letsel aan het hoofd en de nek, bijvoor-
beeld bij een ongeval of remmanoeuvre!
#Altijd met gemonteerde hoofdsteunen rij-
den.
#Voor het rijden bij elke inzittende contro-
leren, of het midden van de hoofdsteun
het achterhoofd op ooghoogte onder-
steunt.
Verwijderen
Afhankelijk van de uitrusting van de auto kunt u
de hoofdsteunen achterin verwijderen.
#De rugleuning achterin ontgrendelen en iets
naar voren klappen (/ pagina 37).
#De ontgrendelingsknop 1 in de richting van
de pijl drukken en de hoofdsteun eruit trek-
ken.
Aanbrengen
#De hoofdsteun zodanig aanbrengen dat de
inkepingen in de bevestigingsbeugel zich, in
rijrichting gezien, aan de linkerzijde bevinden.
#De hoofdsteun omlaagdrukken, tot deze ver-
grendelt.
#De rugleuning achterin terugklappen, tot deze
vergrendelt.
Extra kussen van de hoofdsteun achterin beves-
tigen en verwijderen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
verkeerd ingestelde hoofdsteunen
Als hoofdsteunen zijn niet correct zijn inge-
steld is er een verhoogd risico op letsel aan
het hoofd en de nek, bijvoorbeeld bij een
ongeval of remmanoeuvre!
#Voor het rijden bij elke inzittende contro-
leren, of het midden van de hoofdsteun
het achterhoofd op ooghoogte onder-
steunt.
Met de verstelling in lengterichting voor de hoofd-
steun de hoofdsteun zodanig instellen, dat deze
zo dicht mogelijk bij het achterhoofd staat.
202 Stoelen en opbergen
F296 0032 07
Extra kussen bevestigen
#De lange band 3 van het extra kussen 1
boven de hoofdsteun 2 naar achteren leiden.
#De korte band 4 van het extra kussen 1
onder de hoofdsteun 2 naar achteren leiden.
#De beide banden 3 en 4 aan de onderzijde
van de hoofdsteun samenvoegen en de klitten-
bandsluiting 5 sluiten.
Extra kussen verwijderen
#De klittenbandsluiting 5 openen.
#Het extra kussen 1 verwijderen.
Middelste hoofdsteun mechanisch uitschuiven
en inklappen (premium stoelen)
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
verkeerd ingestelde hoofdsteunen
Als hoofdsteunen zijn niet correct zijn inge-
steld is er een verhoogd risico op letsel aan
het hoofd en de nek, bijvoorbeeld bij een
ongeval of remmanoeuvre!
#Voor het rijden bij elke inzittende contro-
leren, of het midden van de hoofdsteun
het achterhoofd op ooghoogte onder-
steunt.
De middelste hoofdsteun hee een gebruiks‑ en
een niet-gebruikspositie. De gebruikspositie is de
uitgeschoven positie, waarin de hoofdsteun ver-
grendelt; de niet-gebruikspositie is de volledig
naar beneden geschoven positie van de hoofd-
steun. Wanneer de middelste zitplaats wordt
gebruikt, moet de hoofdsteun zich in de uitge-
schoven, vergrendelde gebruikspositie bevinden.
#Uitschuiven: De hoofdsteun omhoogtrekken
tot deze vergrendelt.
Stoelen en opbergen 203
F296 0032 07
Inklappen
#De toets 1 indrukken.
#De hoofdsteun volledig naar beneden klappen.
Stoelinstellingen congureren
Multimediasysteem:
4© 5Comfort 5Stoel
Luchtkussens instellen
#In het betreende menu de luchtkussens voor
Lendensteun, of Zijwangen instellen.
Stoelverwarmingsbalans instellen
#Verwarmingsinstellingen selecteren.
#Stoelverwarmingsbalans selecteren.
#De warmteverdeling voor de gewenste stoel
instellen.
Automatische stoelaanpassing instellen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar door het
instellen van de bestuurdersstoel na het
oproepen van een rijdersproel
Door het selecteren van een gebruikersproel
kan de bestuurdersstoel naar de positie bewe-
gen die bij dat gebruikersproel is opgeslagen.
Hierdoor kunnen u of andere inzittenden letsel
oplopen.
#Er mogen zich geen personen of
lichaamsdelen in het verstelbereik van
de stoel bevinden tijdens de instelling
van de bestuurdersstoel via het multime-
diasysteem.
Wanneer een persoon ingeklemd dreigt te
raken, direct het instellen stoppen door:
#a) De waarschuwingsmelding op het cen-
traal display aan te tippen.
of
#b) Een positietoets van de geheugenfunc-
tie of een stoelinstelschakelaar in het
bestuurdersportier te bedienen.
De instelling wordt onderbroken.
204 Stoelen en opbergen
F296 0032 07
Multimediasysteem:
4© 5Comfort 5Stoel
5Automatische zitpositie
Bestuurdersstoel- en stuurwielpositie handmatig
aanpassen aan lichaamslengte
De auto berekent op basis van de lichaamslengte
van de bestuurder een geschikte bestuurders-
stoel- en stuurwielpositie en stelt deze direct in.
#De maateenheid instellen: cm of ft/in selecte-
ren.
#De lichaamslengte instellen op de schaal.
#Positie-instelling starten selecteren.
De bestuurdersstoel- en stuurwielpositie wor-
den aangepast aan de ingestelde lichaams-
lengte.
%Deze instellingen kunnen ook worden uitge-
voerd via de Mercedes me gebruikersaccount
voor uw gebruikersproel. Door de synchroni-
satie van de proelen in de auto en de
Mercedes me connect proelen worden deze
instellingen overgenomen door uw auto. Meer
informatie over het synchroniseren van
gebruikersproelen (/ pagina 492).
%Als de door de auto berekende bestuurders-
stoel- of stuurwielpositie niet praktisch of
handig is, kan deze op elk gewenst moment
handmatig worden aangepast met behulp van
de bedieningsknoppen.
De buitenspiegels worden niet ingesteld door
deze functie, maar moeten handmatig worden
ingesteld met behulp van de bedieningsscha-
kelaars.
Overzicht van de massageprogramma's
RClassic Massage: Ontspannende massage van
de rug.
RMobilizing Massage: Mobiliserende massage
door opwaartse massagegolven. Kan een lang-
zamere, diepere ademhaling bevorderen.
Daarmee kan de zuurstooevoer naar de cel-
len en hersenen worden verbeterd.
RActivating Massage: Activerende massage
door opwaartse massagegolven.
RHot Relaxing rug: Op basis van de Hot Stone-
massage combineert het programma warmte
en massage. Het begint met een massage van
de rug. Bovendien worden warme drukpunten
voelbaar, te beginnen in het bekkengebied.
RHot Relaxing schouders: Combinatie van
warmte en massage. Het begint met een mas-
sage van de schouders. Bovendien worden
warme drukpunten voelbaar, te beginnen in
het bekkengebied.
RGolfmassage: Regenererende massage door
massagegolven over de rug en in de zitting.
RDiepe golven: Golfbewegingen in het kussen
kunnen de doorbloeding en stofwisseling in de
onderrug en benen stimuleren.
RDiepe workout: Verbind de Workout leuning
met de Workout kussen. De vibrerende mas-
sage in het kussen versterkt de eectiviteit
van de aan- en ontspanning van de spieren,
terwijl u tegendruk gee op het drukpunt.
Daarmee kunnen de stofwisseling en door-
bloeding in het zitvlak en de benen worden
ondersteund.
RWorkout leuning en Workout kussen: Voor
deze programma's is uw medewerking vereist.
Door de afwisseling tussen aanspanning en
ontspanning bevordert u de doorbloeding van
Stoelen en opbergen 205
F296 0032 07
de spieren. Zodra u een drukpunt voelt, dient
u op deze plek tegendruk te geven om rug-,
buik- en beenspieren te activeren.
Massageprogramma voor voorstoelen selecteren
Multimediasysteem:
4© 5Comfort
#Massage selecteren.
#Een massageprogramma selecteren
(/ pagina 205).
#Het programma voor de gewenste stoel star-
ten ;.
#Massage-intensiteit instellen: Intensief in- of
uitschakelen.
#Massage stoppen: É selecteren.
%De beschikbaarheid van deze functie is afhan-
kelijk van de uitrusting.
Stoelinstellingen terugzetten
Multimediasysteem:
4© 5Comfort 5Stoel
#Terugzetten selecteren.
#ß voor de gewenste stoel selecteren.
De instellingen van de geselecteerde stoel
worden teruggezet.
Stoelverwarming in- of uitschakelen
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den door herhaaldelijk inschakelen van de
stoelverwarming
Wanneer u de stoelverwarming herhaaldelijk
inschakelt, kunnen de zitting en de rugleuning-
vulling zeer heet worden.
Met name bij personen met beperkte tempe-
ratuursensatie of met een beperkte reactie-
mogelijkheid op hogere temperaturen kan dit
tot gezondheidsklachten of zelfs op brandwon-
den gelijkende verwondingen leiden.
#De stoelverwarming niet herhaaldelijk
inschakelen.
Ter bescherming tegen oververhitting kan de
stoelverwarming na herhaaldelijk opnieuw inscha-
kelen tijdelijk worden gedeactiveerd.
*AANWIJZING Beschadiging van de stoelen
door voorwerpen of zittingaccessoires bij
ingeschakelde stoelverwarming
Wanneer de stoelverwarming is ingeschakeld,
kan door voorwerpen of zittingaccessoires op
de stoelen, bijvoorbeeld stoelkussens of kin-
derzitjes, warmteophoping optreden. Daar-
door kan het zittingvlak worden beschadigd.
#Bij ingeschakelde stoelverwarming
mogen zich geen voorwerpen of zittin-
gaccessoires op de stoelen bevinden; dit
controleren.
Voorwaarden
RDe spanningsvoorziening is ingeschakeld.
206 Stoelen en opbergen
F296 0032 07
Stoelverwarming in de portierbedieningseenheid van
de cockpit (voorbeeld)
#De toets 1 voor de betreende stoel zo vaak
indrukken, tot de gewenste verwarmingsstand
bereikt is.
Afhankelijk van de verwarmingsstand gaan
een tot drie controlelampjes branden. Wan-
neer alle controlelampjes gedoofd zijn, is de
stoelverwarming uitgeschakeld.
%De stoelverwarming schakelt automatisch na
8, 10 en 20 minuten terug uit de drie verwar-
mingsstanden tot het volledig uitschakelen
van de stoelverwarming.
%Wanneer u de spanningsvoorziening binnen
20 minuten uit- en weer inschakelt, blij de
laatste instelling van de stoelverwarming voor
de bestuurdersstoel actief.
Stoelventilatie in- of uitschakelen
Voorwaarden
RDe spanningsvoorziening is ingeschakeld.
Stoelventilatie in de portierbedieningseenheid van de
cockpit (voorbeeld)
#De toets 1 voor de betreende stoel zo vaak
indrukken, tot de gewenste aanjagerstand
bereikt is.
Afhankelijk van de aanjagerstand gaan een tot
drie controlelampjes branden. Wanneer alle
controlelampjes gedoofd zijn, is de stoelventi-
latie uitgeschakeld.
Stoelen en opbergen 207
F296 0032 07
%Wanneer u de spanningsvoorziening binnen
20 minuten uit- en weer inschakelt, blij de
laatste instelling van de stoelventilatie voor de
bestuurdersstoel actief.
Stuurwiel
Stuurwiel mechanisch instellen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door voertuiginstellingen tijdens het rijden
U kunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
RWanneer u tijdens het rijden de bestuur-
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels verstelt.
RWanneer u tijdens het rijden de veiligheids-
gordel omgespt.
#Voordat de auto wordt gestart: In het bij-
zonder de bestuurdersstoel, de hoofd-
steunen, het stuurwiel en de spiegels
instellen en de veiligheidsgordel omges-
pen.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar voor kin-
deren bij het instellen van het stuurwiel
Wanneer kinderen het stuurwiel instellen, kun-
nen ze bekneld raken.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
Ontgrendelen
#De ontgrendelingshendel 1 volledig omlaag-
klappen.
#De hoogte 2 en de afstand 3 tot het stuur-
wiel instellen.
208 Stoelen en opbergen
F296 0032 07
Vergrendelen
#De ontgrendelingshendel 1 volledig omhoog-
klappen.
#Door het stuurwiel te bewegen controleren of
de stuurkolom vergrendeld is.
Stuurwiel elektrisch instellen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door voertuiginstellingen tijdens het rijden
U kunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
RWanneer u tijdens het rijden de bestuur-
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels verstelt.
RWanneer u tijdens het rijden de veiligheids-
gordel omgespt.
#Voordat de auto wordt gestart: In het bij-
zonder de bestuurdersstoel, de hoofd-
steunen, het stuurwiel en de spiegels
instellen en de veiligheidsgordel omges-
pen.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar voor kin-
deren bij het instellen van het stuurwiel
Wanneer kinderen het stuurwiel instellen, kun-
nen ze bekneld raken.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuigsleu-
tel.
Het stuurwiel kan worden ingesteld als de span-
ningsvoorziening is uitgeschakeld.
Stoelen en opbergen 209
F296 0032 07
1Omhoog zetten
2Naar achteren zetten
3Omlaag zetten
4Naar voren zetten
#De instellingen met de geheugenfunctie
opslaan (/ pagina 213).
Stuurwielverwarming van stoelverwarming loskop-
pelen
Voorwaarden
RDe spanningsvoorziening of de auto is inge-
schakeld.
RDe stuurwielverwarming en de stoelverwar-
ming zijn gekoppeld.
Multimediasysteem:
4© 5Comfort 5Stoel
5Verwarmingsinstellingen
De functie is standaard ingeschakeld en de stuur-
wielverwarming wordt automatisch geactiveerd en
gedeactiveerd wanneer de stoelverwarming wordt
in- en uitgeschakeld.
#Tevens stuurwielverwarming aantippen.
De stuurwielverwarming wordt van de stoel-
verwarming losgekoppeld.
In- en uitstaphulp
Functie van de in- en uitstaphulp
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij wegrijden tijdens het instellen van de
in‑ en uitstaphulp
U kunt de controle over de auto verliezen.
#Alvorens weg te rijden altijd afwachten,
tot het instellen beëindigd is.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij instel-
len van de in‑ en uitstaphulp
U en andere inzittenden – in het bijzonder kin-
deren – kunnen bekneld raken.
#U ervan verzekeren dat er zich geen
lichaamsdelen in het bewegingsgebied
van het stuurwiel en de bestuurdersstoel
bevinden.
Bij gevaar voor inklemming door het stuurwiel:
210 Stoelen en opbergen
F296 0032 07
#De verstelhendel van het stuurwiel bewe-
gen.
De instelling wordt onderbroken.
Bij gevaar voor inklemming door de bestuur-
dersstoel:
#De schakelaar van de stoelverstelling
indrukken.
De instelling wordt onderbroken.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
achterlaten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
Auto's met geheugenfunctie: Het instellen kan
wordt gestopt door het indrukken van een geheu-
genplaatstoets van de geheugenfunctie.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij active-
ring van de in‑ en uitstaphulp door kinde-
ren
Wanneer kinderen de in‑ en uitstaphulp active-
ren, kunnen zij bekneld raken, in het bijzonder
wanneer ze zonder toezicht zijn.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
achterlaten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
Om ervoor te zorgen dat u de in- en uitstaphulp
kunt gebruiken moet de automatische stoelaan-
passing zijn ingeschakeld (/ pagina 204).
Bij een actieve in- en uitstaphulp bewegen het
stuurwiel en de bestuurdersstoel als volgt:
RHet stuurwiel zwenkt omhoog.
RDe bestuurdersstoel beweegt naar voren of
naar achteren in een voor het in- of uitstappen
ideale positie.
Dit gebeurt in de volgende situaties:
RU schakelt de auto uit wanneer het bestuur-
dersportier geopend is.
RU opent het bestuurdersportier wanneer de
auto uitgeschakeld is.
%Het stuurwiel zwenkt alleen omhoog, wanneer
dit zich niet al tegen de bovenste aanslag
bevindt. De bestuurdersstoel beweegt alleen
naar voren of naar achteren, wanneer deze
zich niet al in een voor het in- of uitstappen
ideale positie bevindt.
Het stuurwiel en de bestuurdersstoel bewegen in
de volgende gevallen in de laatste rijstand terug:
RU schakelt de spanningsvoorziening of de auto
in wanneer het bestuurdersportier gesloten is.
RU sluit het bestuurdersportier wanneer de
auto ingeschakeld is.
De laatste rijstand wordt in de volgende gevallen
opgeslagen:
RU schakelt de auto uit.
RAuto's met geheugenfunctie: De stoelinstellin-
gen worden met de geheugenfunctie opgeroe-
pen.
Auto's met geheugenfunctie: Wanneer een van de
positietoetsen van de geheugenfunctie wordt
ingedrukt, wordt het instellen gestopt.
Stoelen en opbergen 211
F296 0032 07
In- en uitstaphulp instellen
Voorwaarden
RDe automatische stoelaanpassing is geacti-
veerd (/ pagina 204).
RDe spanningsvoorziening of de auto is inge-
schakeld.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Comfort 5In- en uitstaphulp
In- en uitstaphulp instellen
#Stuurwiel en stoel, Alleen stuurwiel of Uit
selecteren.
%Wanneer u een individueel gebruikersproel
gebruikt, wordt deze invoer voor de in- en uit-
staphulp overgenomen. Daardoor bewegen de
bestuurdersstoel en het stuurwiel automa-
tisch naar de juiste positie (/ pagina 489).
Geheugenfunctie
Functie van de geheugenfunctie
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door gebruik van de geheugenfunctie tij-
dens het rijden
Als tijdens het rijden de geheugenfunctie aan
bestuurderszijde wordt gebruikt, kan door de
instelbewegingen de controle over de auto
worden verloren.
#De geheugenfunctie aan bestuurders-
zijde alleen gebruiken als de auto stil-
staat.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij het
instellen van de stoelen met de geheugen-
functie
Wanneer de geheugenfunctie de stoel instelt,
kunt u of kunnen andere inzittenden – in het
bijzonder kinderen – bekneld raken.
#Tijdens het instellen door de geheugen-
functie waarborgen, dat niemand
lichaamsdelen in het bewegingsgebied
van de stoel of het stuurwiel hee.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
een geheugenplaatstoets of stoelverstel-
schakelaar bedienen.
De instelling wordt onderbroken.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij active-
ring van de geheugenfunctie door kinde-
ren
Wanneer kinderen de geheugenfunctie active-
ren, kunnen deze bekneld raken, in het bijzon-
der wanneer ze zonder toezicht zijn.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
achterlaten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
U kunt de geheugenfunctie bij uitgeschakelde
auto gebruiken.
Met de geheugenfunctie kunnen stoelinstellingen
worden opgeslagen en opgeroepen voor maximaal
drie personen.
212 Stoelen en opbergen
F296 0032 07
De volgende instellingen van de voorstoelen kun-
nen worden opgeslagen:
RStoel-, rugleuning-, hoofdsteunpositie en rug-
leuningwelving van de stoel in het lendenge-
deelte
RStoelverwarming: Verdeling van de verwarmde
vlakken voor zitting en rugleuning
RBestuurderszijde: stuurwielpositie, buitenspie-
gelstand aan bestuurders- en passagierszijde
RHead-up-display
Geheugenfunctie bedienen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door gebruik van de geheugenfunctie tij-
dens het rijden
Als tijdens het rijden de geheugenfunctie aan
bestuurderszijde wordt gebruikt, kan door de
instelbewegingen de controle over de auto
worden verloren.
#De geheugenfunctie aan bestuurders-
zijde alleen gebruiken als de auto stil-
staat.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij het
instellen van de stoelen met de geheugen-
functie
Wanneer de geheugenfunctie de stoel instelt,
kunt u of kunnen andere inzittenden – in het
bijzonder kinderen – bekneld raken.
#Tijdens het instellen door de geheugen-
functie waarborgen, dat niemand
lichaamsdelen in het bewegingsgebied
van de stoel of het stuurwiel hee.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
een geheugenplaatstoets of stoelverstel-
schakelaar bedienen.
De instelling wordt onderbroken.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij active-
ring van de geheugenfunctie door kinde-
ren
Wanneer kinderen de geheugenfunctie active-
ren, kunnen deze bekneld raken, in het bijzon-
der wanneer ze zonder toezicht zijn.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
achterlaten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuigsleu-
tel.
U kunt de geheugenfunctie bij uitgeschakelde
auto gebruiken.
Stoelen en opbergen 213
F296 0032 07
Opslaan
#De voorstoel, het stuurwiel, het head-up-dis-
play en de buitenspiegels in de gewenste
stand instellen.
#De geheugentoets V indrukken en weer
loslaten.
#Binnen drie seconden een van de geheugen-
plaatstoetsen 4, T of U indrukken.
Er klinkt een geluidssignaal. De instellingen
zijn opgeslagen.
#Oproepen: De geheugenplaatstoets 4,
T of U indrukken.
De opgeslagen positie wordt aangestuurd. Na
het loslaten van de toets worden de voorstoel,
de buitenspiegels, het head-up-display en de
stuurkolom automatisch verder in de opgesla-
gen positie gezet.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Opbergmogelijkheden
Aanwijzingen met betrekking tot het beladen van
de auto
Voorwerpen in het ontplooiingsgebied van een air-
bag kunnen het correct functioneren van de air-
bag in gevaar brengen. Daartoe de aanwijzingen
met betrekking tot de airbags in acht nemen
(/ pagina 119).
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
niet-vastgezette voorwerpen in de auto
Wanneer voorwerpen, bagage of lading niet of
onvoldoende vastgezet is, kan het verschui-
ven, kantelen of rondslingeren en daardoor
inzittenden raken.
214 Stoelen en opbergen
F296 0032 07
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze niet kunnen rondslingeren.
#Voorwerpen, bagage of lading voor het
wegrijden beveiligen tegen verschuiven
of kantelen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergen van voorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of abrupte veranderingen
van richting!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grote voorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door voorwerpen in de beenruimte van de
bestuurder en de passagier
Voorwerpen in de beenruimte van de bestuur-
der en de passagier kunnen de pedaalslag
beperken of een ingedrukt pedaal blokkeren.
Hierdoor worden de bedrijfs‑ en de verkeers-
veiligheid van de auto in gevaar gebracht.
#Alle voorwerpen in de auto veilig opber-
gen, opdat deze niet in de beenruimte
van de bestuurder of de passagier
terecht kunnen komen.
#Steeds voldoende vrije ruimte voor de
pedalen waarborgen.
#De vloermatten altijd stevig en zoals
voorgeschreven aanbrengen.
#Geen losse vloermatten gebruiken en
niet meerdere vloermatten op elkaar leg-
gen.
Auto's met automatische uitschakeling van de
passagiersairbag: Onder de passagiersstoel inge-
klemde voorwerpen kunnen de werking van de
automatische uitschakeling van de passagiersair-
bag storen of het systeem beschadigen. Daarom
de aanwijzingen met betrekking tot de automati-
sche uitschakeling van de passagiersairbag in
acht nemen (/ pagina 109).
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel bij gebruik van de bekerhouder
tijdens het rijden
De bekerhouder kan tijdens het rijden geen
bekers beveiligen.
Stoelen en opbergen 215
F296 0032 07
Als tijdens het rijden een bekerhouder wordt
gebruikt, kan de beker kan en kan vloeistof
worden gemorst. Inzittenden kunnen met de
vloeistof in aanraking komen en, in het bijzon-
der door een hete vloeistof, brandwonden
oplopen. U kunt van de verkeerssituatie wor-
den afgeleid en de controle over de auto ver-
liezen.
#De bekerhouder alleen gebruiken als de
auto stilstaat.
#Alleen passende bekers in de bekerhou-
der plaatsen.
#De beker sluiten, in het bijzonder bij hete
vloeistoen.
*AANWIJZING Beschadiging van de arm-
steun achterin lichaamsgewicht
De uitgeklapte armsteun achterin kan worden
beschadigd door lichaamsgewicht.
#Niet op de armsteun achterin zitten of
erop leunen.
*AANWIJZING Beschadiging van de bagage-
ruimtebodem door een ongelijkmatige
belading of abrupte belasting
De bagageruimtebodem kan door een ongelijk-
matige belading of abrupte belasting worden
beschadigd.
#Belading gelijkmatig verdelen.
#Bij een beladen auto oplettend rijden.
Abrupt wegrijden, remmen en sturen als-
mede snel rijden door bochten vermij-
den.
%Leder is een natuurproduct. Het oppervlak
hee natuurlijke kenmerken, zoals verschillen
in de structuur, groei- en letselsporen of lichte
kleurnuances. Deze oppervlaktekenmerken
zijn bijzonderheden van leder, geen materiaal-
gebreken. Bovendien ondergaat leder een
natuurlijk verouderingsproces, waarbij de
oppervlaktekenmerken veranderen.
Het rijgedrag van de auto is afhankelijk van de ver-
deling van de bagage. Daarom bij het beladen de
volgende aanwijzingen in acht nemen:
RMet de lading en personen niet het toegestaan
totaalgewicht en de toegestane asbelastingen
van de auto overschrijden.
De gegevens op het voertuigtypeplaatje raad-
plegen (/ pagina 854).
RNiet tot boven de bovenzijde van de rugleunin-
gen beladen.
RBij het transport van voorwerpen in de baga-
geruimte altijd de bagageruimteafdekking en
het scheidingsnet aanbrengen.
RIndien mogelijk de bagage altijd achter de
niet-bezette stoelen plaatsen.
RDe lading aan de sjorogen beveiligen en deze
gelijkmatig belasten.
Aanwijzingen met betrekking tot het rijden met
dakbelasting:
RDe belading en de dakbelasting gelijkmatig
verdelen en zware voorwerpen zo laag moge-
lijk leggen. Hiertoe ook de aanwijzingen met
216 Stoelen en opbergen
F296 0032 07
betrekking tot het beladen van de auto in acht
nemen.
RBehoedzaam rijden. Abrupt wegrijden, rem-
men en sturen alsmede snel rijden door boch-
ten vermijden.
RBij het vervoeren van lading op het dak of bij
een volledig beladen of bezette auto een van
de rijprogramma's ; of A selecteren.
Deze zijn ontwikkeld met het oog op extra sta-
biliteit (/ pagina 305).
Opbergvakken in het interieur
Overzicht van de voorste opbergvakken
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergen van voorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grote voorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door voorwerpen in de beenruimte van de
bestuurder en de passagier
Voorwerpen in de beenruimte van de bestuur-
der en de passagier kunnen de pedaalslag
beperken of een ingedrukt pedaal blokkeren.
Hierdoor worden de bedrijfs‑ en de verkeers-
veiligheid van de auto in gevaar gebracht.
#Alle voorwerpen in de auto veilig opber-
gen, opdat deze niet in de beenruimte
van de bestuurder of de passagier
terecht kunnen komen.
#Steeds voldoende vrije ruimte voor de
pedalen waarborgen.
#De vloermatten altijd stevig en zoals
voorgeschreven aanbrengen.
#Geen losse vloermatten gebruiken en
niet meerdere vloermatten op elkaar leg-
gen.
Stoelen en opbergen 217
F296 0032 07
1Opbergvakken in de portieren
2Opberg- en telefoonvak onder de armsteun
met multimedia- en usb-aansluitingen en
opbergvak, bijvoorbeeld voor een mp3-speler
3Opbergvak in de middenconsole voorin,
afhankelijk van de uitvoering van de auto met
bekerhouders, usb-aansluitingen en oplaad-
module voor het draadloos opladen van de
mobiele telefoon
4Aegvak onder het centraal display van het
multimediasysteem met usb-aansluitingen
5Dashboardkastje
%De rubbermat in het opbergvak in de midden-
console voorin 3 kan worden verwijderd om
te worden gereinigd met helder, lauw water.
De aanwijzingen met betrekking tot de verzor-
ging van het interieur in acht nemen
(/ pagina 693).
%Voorwerpen in het aegvak onder het centraal
display met de rubberriem veilig opbergen.
Opbergvak in de middenconsole voorin openen
of sluiten
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergen van voorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grote voorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen.
218 Stoelen en opbergen
F296 0032 07
#Openen: Het deksel van het opbergvak in de
middenconsole voorin aan de handgreep 1
in de richting van de pijl geheel naar voren
schuiven.
#Sluiten: De handgreep 1 van het deksel van
het geopende opbergvak in de middenconsole
voorin kort naar voren drukken.
Het deksel sluit automatisch het opbergvak in
de middenconsole voorin.
Dashboardkastje openen en sluiten
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergen van voorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grote voorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen.
#Openen: De toets 1 indrukken.
Het dashboardkastje is geopend.
#Sluiten: Het dashboardkastje naar boven
dichtklappen.
Het dashboardkastje is gesloten.
Stoelen en opbergen 219
F296 0032 07
Doorlaadmogelijkheid naar de bagageruimte
Rugleuning achterin naar voren klappen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen
Wanneer een stoel wordt versteld, kunt u of
een van de inzittenden ingeklemd raken.
#Bij het verstellen van een stoel mogen
zich geen lichaamsdelen in het bewe-
gingsgebied van de stoel bevinden; dit
controleren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet vergrendelde rugleuning
De rugleuning kan naar voren klappen.
Hierbij bestaan in het bijzonder de volgende
risico's:
RDe inzittende kan in de veiligheidsgordel
worden gedrukt. De veiligheidsgordel kan
niet meer zoals bedoeld beschermen en
extra letsel veroorzaken.
REen kinderzitjesbevestigingssysteem wordt
niet meer correct ondersteund of op zijn
plaats gehouden en kan zijn functie niet
meer correct vervullen.
RDe rugleuning kan voorwerpen of bagage
in de bagageruimte niet tegenhouden.
Altijd controleren of de rugleuning vergrendeld
is, in het bijzonder:
Rvoordat personen op een stoel met in- en
uitstaphulp meerijden.
Rnadat de rugleuning is ingesteld.
Rnadat de in- en uitstaphulp is gebruikt.
Rnadat de bagageruimtevergroting gebruikt
is.
Wanneer u de neergeklapte rugleuning achterin
niet meer als laadvloer hoe te gebruiken, klapt u
de rugleuning weer terug.
Wanneer een rugleuning niet vergrendeld is, wordt
dit op het bestuurdersdisplay weergegeven.
Wanneer een stoel van de tweede rij zitplaatsen
niet aangegrepen en vergrendeld is, wordt dit
weergegeven op het bestuurdersdisplay.
#Rugleuning naar voren klappen: De hoofdsteu-
nen in de onderste positie zetten
(/ pagina 200).
220 Stoelen en opbergen
F296 0032 07
#Een van de toetsen 1 of 2 kort indrukken.
De zitplaats achterin klapt naar voren. De mid-
delste rugleuning klapt samen met de linker
rugleuning naar voren.
De volgende aanbevelingen in acht nemen:
RWanneer u slechts één van de buitenste rug-
leuningen naar voren wilt klappen, bij voorkeur
de rechter rugleuning naar voren klappen.
RWanneer u een van de buitenste rugleuningen
samen met de middelste rugleuning naar
voren wilt klappen, klapt u bij voorkeur de lin-
ker en de middelste rugleuning naar voren.
Middelste rugleuning achterin separaat naar voren
klappen
#De armsteun achterin opklappen.
#Aan de ontgrendelingsnok 3 trekken.
#De middelste rugleuning naar voren klappen.
Rugleuning achterin terugklappen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen
Wanneer een stoel wordt versteld, kunt u of
een van de inzittenden ingeklemd raken.
#Bij het verstellen van een stoel mogen
zich geen lichaamsdelen in het bewe-
gingsgebied van de stoel bevinden; dit
controleren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet vergrendelde achterbank, zit-
plaats achterin en rugleuning
De achterbank, zitplaatsen achterin en rugleu-
ningen kunnen, ook tijdens het rijden, naar
voren klappen.
RDaardoor wordt de inzittende krachtiger in
de veiligheidsgordel gedrukt. De veilig-
heidsgordel kan niet meer zoals bedoeld
beschermen en extra letsel veroorzaken.
Stoelen en opbergen 221
F296 0032 07
RVoorwerpen of bagage in de koer‑ of
bagageruimte kunnen niet door de rugleu-
ning worden tegengehouden.
#Vóór iedere rit opletten dat de achter-
bank, de zitplaats achterin en de rugleu-
ning vergrendeld is.
Middelste rugleuning terugklappen
#Indien alleen de middelste rugleuning achterin
afzonderlijk naar voren is geklapt: De rugleu-
ning naar achteren kantelen, tot deze vergren-
delt.
Zitplaats achterin elektrisch terugklappen
#Rugleuning terugklappen: Kort aan een van de
toetsen 1 of 2 trekken.
De zitplaats achterin klapt terug. De middelste
rugleuning klapt samen met de linker rugleu-
ning terug.
#Auto's met een derde rij zitplaatsen: Nadat de
stoel stil staat, nogmaals aan de toets trekken
en deze vasthouden.
De stoel gaat naar de laatst ingestelde positie.
#Wanneer de eindstand is bereikt, de toets los-
laten.
Wanneer een rugleuning niet vergrendeld is, wordt
dit op het bestuurdersdisplay weergegeven.
Rugleuning van de derde rij zitplaatsen naar
voren klappen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen
Wanneer een stoel wordt versteld, kunt u of
een van de inzittenden ingeklemd raken.
#Bij het verstellen van een stoel mogen
zich geen lichaamsdelen in het bewe-
gingsgebied van de stoel bevinden; dit
controleren.
222 Stoelen en opbergen
F296 0032 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet vergrendelde stoel en rugleuning
De stoel en rugleuning kunnen naar voren
klappen.
Hierbij bestaan in het bijzonder de volgende
risico's:
RDe inzittende kan in de veiligheidsgordel
worden gedrukt. De veiligheidsgordel kan
niet meer zoals bedoeld beschermen en
extra letsel veroorzaken.
REen kinderzitjesbevestigingssysteem wordt
niet meer correct ondersteund of op zijn
plaats gehouden en kan zijn functie niet
meer correct vervullen.
RDe rugleuning kan voorwerpen of bagage
in de bagageruimte niet tegenhouden.
Altijd erop letten dat de stoel en de rugleuning
vergrendeld zijn vooral:
Rvoordat personen op een stoel met in- en
uitstaphulp meerijden.
Rnadat de stoel is ingesteld.
Rnadat de in- en uitstaphulp is gebruikt.
Rnadat de bagageruimtevergroting gebruikt
is.
Altijd ervoor zorgen dat alle inzittenden de veilig-
heidsgordel correct dragen en een juiste zithou-
ding hebben. In het bijzonder bij kinderen moet u
daarop letten.
Wanneer u de neergeklapte rugleuning niet meer
als laadvloer hoe te gebruiken, klapt u de rugleu-
ning weer terug.
Voorwaarden
RDe stoelen en de rugleuningen van de tweede
rij zitplaatsen zijn voldoende ver naar voren
geplaatst. #De toets 1 indrukken.
De hoofdsteun klapt in de onderste niet-
gebruikspositie.
Stoelen en opbergen 223
F296 0032 07
#De handgreep 2 aan de rugleuning naar
voren trekken, tot de vergrendeling ontgren-
delt.
#De rugleuning naar voren klappen.
De rugleuning van de derde rij zitplaatsen
terugklappen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen
Wanneer een stoel wordt versteld, kunt u of
een van de inzittenden ingeklemd raken.
#Bij het verstellen van een stoel mogen
zich geen lichaamsdelen in het bewe-
gingsgebied van de stoel bevinden; dit
controleren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet vergrendelde stoel en rugleuning
De stoel en rugleuning kunnen naar voren
klappen.
Hierbij bestaan in het bijzonder de volgende
risico's:
RDe inzittende kan in de veiligheidsgordel
worden gedrukt. De veiligheidsgordel kan
niet meer zoals bedoeld beschermen en
extra letsel veroorzaken.
REen kinderzitjesbevestigingssysteem wordt
niet meer correct ondersteund of op zijn
plaats gehouden en kan zijn functie niet
meer correct vervullen.
RDe rugleuning kan voorwerpen of bagage
in de bagageruimte niet tegenhouden.
Altijd erop letten dat de stoel en de rugleuning
vergrendeld zijn vooral:
Rvoordat personen op een stoel met in- en
uitstaphulp meerijden.
Rnadat de stoel is ingesteld.
Rnadat de in- en uitstaphulp is gebruikt.
Rnadat de bagageruimtevergroting gebruikt
is.
Altijd ervoor zorgen dat alle inzittenden de veilig-
heidsgordel correct dragen en een juiste zithou-
ding hebben. In het bijzonder bij kinderen moet u
daarop letten.
*AANWIJZING Beschadiging van de veilig-
heidsgordel door inklemmen bij het terug-
klappen van de rugleuning
De veiligheidsgordel kan bij het terugklappen
van de rugleuning bekneld raken en daardoor
worden beschadigd.
224 Stoelen en opbergen
F296 0032 07
#Erop letten dat de veiligheidsgordel bij
het terugklappen van de rugleuning niet
bekneld raakt.
Voorwaarden
RDe stoelen en de rugleuningen van de tweede
rij zitplaatsen zijn voldoende ver naar voren
geplaatst.
#De rugleuning volledig naar achteren klappen,
tot deze hoorbaar vergrendelt.
#Bij gebruik van de zitplaatsen op de derde rij
zitplaatsen de hoofdsteunen helemaal naar
boven in de gebruiksstand klappen en vergren-
delen (/ pagina 200).
EASY-PACK-bagagescherm
Aanwijzingen met betrekking tot de bagage-
ruimteafdekking
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door slecht vastgezette voor-
werpen
De bagageruimteafdekking alleen kan geen
zware voorwerpen en zware bagage tegenhou-
den of beveiligen.
in het bijzonder bij abrupte richtingswijzigin-
gen, remmanoeuvres of een ongeval kunt u
geraakt worden door niet-vastgezette bagage.
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze niet kunnen rondslingeren.
#Voorwerpen en bagage ook bij gebruik
van de bagageruimteafdekking altijd
beveiligen tegen verschuiven of kantelen,
bijvoorbeeld door deze vast te zetten.
*AANWIJZING Beschadiging van de bagage-
ruimteafdekking bij het beladen van de
auto
Bij het beladen van de auto kan de bagage-
ruimteafdekking worden beschadigd.
#Geen voorwerpen boven de onderrand
van de zijruiten of op de bagageruimteaf-
dekking neerleggen.
Uitrollen en inrollen van de bagageruimteafdek-
king
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door slecht vastgezette voor-
werpen
De bagageruimteafdekking alleen kan geen
zware voorwerpen en zware bagage tegenhou-
den of beveiligen.
in het bijzonder bij abrupte richtingswijzigin-
gen, remmanoeuvres of een ongeval kunt u
geraakt worden door niet-vastgezette bagage.
Stoelen en opbergen 225
F296 0032 07
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze niet kunnen rondslingeren.
#Voorwerpen en bagage ook bij gebruik
van de bagageruimteafdekking altijd
beveiligen tegen verschuiven of kantelen,
bijvoorbeeld door deze vast te zetten.
*AANWIJZING Beschadiging van de bagage-
ruimteafdekking bij het beladen van de
auto
Bij het beladen van de auto kan de bagage-
ruimteafdekking worden beschadigd.
#Geen voorwerpen boven de onderrand
van de zijruiten of op de bagageruimteaf-
dekking neerleggen.
Uitrollen
#De bagageruimteafdekking aan de handgreep
1 naar achteren trekken en links en rechts in
de houders 2 bevestigen.
Oprollen
#De bagageruimteafdekking links en rechts uit
de houders verwijderen.
#De bagageruimteafdekking aan de handgreep
1 naar voren geleiden tot deze volledig is
ingerold.
226 Stoelen en opbergen
F296 0032 07
Bagageruimteafdekking verwijderen of aanbren-
gen
Voorwaarden
RDe bagageruimteafdekking is opgerold.
Bagageruimteafdekking verwijderen
#Links of rechts de eindkap 1 naar binnen
drukken.
#De bagageruimteafdekking naar achteren ver-
wijderen.
Bagageruimteafdekking opbergen
De bagageruimteafdekking kan onder de bagage-
ruimtebodem worden opgeborgen.
#Bagageruimtebodem openen (/ pagina 40).
#Aanbrengen: De bagageruimteafdekking 1
rechts onder de bekleding leggen en in de
bevestigingen 2 vastklikken.
#Verwijderen: De eindkap van de bagageruim-
teafdekking naar binnen drukken en uit de
bevestiging 2 verwijderen.
Bagageruimteafdekking aanbrengen
#De bagageruimteafdekking links en rechts in
de houders 1 plaatsen.
De eindkappen van de bagageruimteafdekking
vergrendelen hoorbaar.
Stoelen en opbergen 227
F296 0032 07
Scheidingsnet bevestigen of losmaken
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door slecht vastgezette voor-
werpen
Het scheidingsnet alleen kan geen zware voor-
werpen en zware bagage tegenhouden of
beveiligen.
in het bijzonder bij abrupte richtingswijzigin-
gen, remmanoeuvres of een ongeval kunt u
geraakt worden door niet-vastgezette bagage.
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze niet kunnen rondslingeren.
#Voorwerpen en bagage ook bij gebruik
van het scheidingsnet altijd beveiligen
tegen verschuiven of kantelen, bijvoor-
beeld. door deze vast te zetten.
Om veiligheidsredenen bij het transport van
bagage altijd een scheidingsnet gebruiken.
Beschadigde scheidingsnetten kunnen hun
beschermende functie niet meer vervullen en
moeten worden vervangen. Naar een gekwali-
ceerde werkplaats gaan.
Scheidingsnet in de voorste positie Scheidingsnet in de achterste positie
#Vastmaken: Het scheidingsnet uitrollen en uit-
vouwen.
#De bovenste haken van het scheidingsnet in
de houder 1 van de hemelbekleding haken.
#De onderste haken 2 in de ogen 3 links en
rechts bevestigen.
228 Stoelen en opbergen
F296 0032 07
#Aan de losse uiteinden van de sjorbanden
trekken, tot het scheidingsnet gespannen is.
#Na een korte rit de spanning van het schei-
dingsnet controleren en zo nodig naspannen.
#Losmaken: De gordelklemmen omhoogtrekken
tot de sjorbanden slap hangen.
#De onderste haken 2 uit de ogen 3 links en
rechts losmaken.
#De bovenste haken uit de houders 1 losma-
ken.
Scheidingsnet opbergen
De scheidingsnet kan onder de bagageruimtebo-
dem worden opgeborgen.
#He opgerolde scheidingsnet 1 naar rechts
onder de bekleding leggen.
Overzicht van de sjorogen
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen (/ pagina 214).
1Sjorogen
Overzicht van de tashaken
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel bij
gebruik van de tashaken met zware voor-
werpen
De tashaak kan zware voorwerpen of bagage
niet tegenhouden.
Voorwerpen of bagagestukken kunnen gaan
rondslingeren en inzittenden raken.
#Alleen lichte voorwerpen aan de tashaak
hangen.
#Nooit harde, scherpkantige of breekbare
voorwerpen aan de tashaak hangen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen (/ pagina 214).
De tashaken met maximaal 3 kg belasten en geen
lading eraan vastbinden.
Stoelen en opbergen 229
F296 0032 07
1Tashaken
Opbergvak onder de bagageruimtebodem openen
of sluiten
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
open bagageruimtebodem
Als met geopende bagageruimtebodem wordt
gereden, kunnen voorwerpen rondslingeren en
daarbij inzittenden raken. Er bestaat gevaar
voor letsel, in het bijzonder bij remmanoeuvres
of plotselinge richtingswijzigingen!
#Vóór de rit altijd de bagageruimtebodem
sluiten.
Openen
#De handgreep 1 omhoogtrekken.
#De bagageruimtebodem aan de ontgrende-
lingshendel 1 omhoogklappen.
Sluiten
#De bagageruimtebodem omlaagklappen en
vervolgens aan de handgreep 1 omlaagdruk-
ken, totdat deze vergrendelt.
Dakdrager bevestigen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij overschrijden van de maximumdakbe-
lasting
Het zwaartepunt van de auto en de ver-
trouwde rij-eigenschappen en het stuur- en
remgedrag veranderen.
Wanneer de maximumdakbelasting wordt
overschreden, worden de rij-eigenschappen
en het stuur- en remgedrag sterk nadelig beïn-
vloedt.
#Beslist de maximumdakbelasting aan-
houden en de rijstijl aanpassen.
230 Stoelen en opbergen
F296 0032 07
De maximumdakbelasting vindt u in het hoofdstuk
"Technische gegevens".
*AANWIJZING Schade aan het voertuig bij
het niet in acht nemen van de maximaal
toegestane doorrijhoogte
Wanneer de hoogte van het voertuig de maxi-
maal toegestane doorrijhoogte overschrijdt,
kunnen het dak en andere onderdelen van het
voertuig worden beschadigd.
#De aangegeven doorrijhoogte in acht
nemen.
#Wanneer de toegestane doorrijhoogte
wordt overschreden, niet naar binnen rij-
den.
#De gewijzigde voertuighoogte bij dakop-
bouwen of andere dragersystemen in
acht nemen.
*AANWIJZING Schade aan de auto door
niet goedgekeurde dakdragers
Bij niet voor Mercedes-Benz geteste en goed-
gekeurde dakdragers kan schade aan de auto
ontstaan.
#Alleen voor Mercedes-Benz geteste en
goedgekeurde dakdragers gebruiken.
#Controleren of bij een gemonteerde dak-
drager, afhankelijk van de uitrusting van
de auto, de achterklep volledig kan wor-
den geopend.
#De bagage zodanig op de dakdrager aan-
brengen dat de auto ook tijdens het rij-
den niet kan worden beschadigd.
*AANWIJZING Beschadiging van panorama-
schuifdak door dakdrager
Wanneer het panoramaschuifdak wordt
geopend terwijl een dakdrager is gemonteerd,
kan het panoramaschuifdak door de dakdra-
ger beschadigd worden.
#Het panoramaschuifdak niet openen
wanneer een dakdrager is gemonteerd.
*AANWIJZING Beschadiging van de afdek-
kingen
De afdekkingen kunnen bij het openen worden
beschadigd en bekrast.
Stoelen en opbergen 231
F296 0032 07
#Geen metalen of harde voorwerpen
gebruiken.
#De afdekkingen 1 voorzichtig in de richting
van de pijl omhoogklappen.
#De dakdrager aan de bevestigingspunten
onder de afdekkingen 1 bevestigen.
#De montagehandleiding van de fabrikant van
de dakdrager opvolgen.
#De bagage op de dakdrager beveiligen.
Bekerhouder
Bekerhouder in de middenconsole verwijderen en
aanbrengen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel bij gebruik van de bekerhouder
tijdens het rijden
De bekerhouder kan tijdens het rijden geen
bekers beveiligen.
Als tijdens het rijden een bekerhouder wordt
gebruikt, kan de beker kan en kan vloeistof
worden gemorst. Inzittenden kunnen met de
vloeistof in aanraking komen en, in het bijzon-
der door een hete vloeistof, brandwonden
oplopen. U kunt van de verkeerssituatie wor-
den afgeleid en de controle over de auto ver-
liezen.
#De bekerhouder alleen gebruiken als de
auto stilstaat.
#Alleen passende bekers in de bekerhou-
der plaatsen.
#De beker sluiten, in het bijzonder bij hete
vloeistoen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergen van voorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grote voorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
Voorwaarden
RVoor het aanbrengen: De vergrendelingsschuif
is in de richting van de bekerhouder gescho-
ven.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen (/ pagina 214).
232 Stoelen en opbergen
F296 0032 07
Aanbrengen
#De behuizing van de bekerhouder 1 iets
gekanteld in het opbergvak aanbrengen.
#De behuizing van de bekerhouder 1 met de
uitsparingen gelijkmatig op de twee naven 2
in het opbergvak aanbrengen.
#De bekerhouder omlaagdrukken.
Vergrendelen
#De vergrendelingsschuif 1 in de richting van
de zijwand van de middenconsole schuiven.
De bekerhouder is vergrendeld.
Verwijderen
#De vergrendelingsschuif 1 in de richting van
de bekerhouder schuiven.
De bekerhouder is ontgrendeld.
#De bekerhouder eerst in de richting van de pijl
2 omhoogtrekken en vervolgens iets gekan-
teld uit het opbergvak nemen.
Stoelen en opbergen 233
F296 0032 07
Bekerhouder gebruiken
#Een beker in de bekerhouder plaatsen.
De bodem 2van de bekerhouder gaat auto-
matisch omlaag en de zijwanden 1 van de
bekerhouder bewegen automatisch naar
voren.
%De bekerhouder past zich automatisch aan de
grootte van de geplaatste es of beker aan.
De zijwanden van de bekerhouder kunnen ook
handmatig worden geactiveerd:
RDe bodem met de es of beker iets omlaag-
drukken.
ROp het geribbelde vlak in de zijwand van de
bekerhouder drukken.
%Controleren of de geplaatste es of beker ste-
vig vastzit in de bekerhouder. Sommige es-
sen of bekers worden door hun vorm of afme-
ting niet voldoende vastgeklemd in de beker-
houder.
Uitgangspositie
Wanneer de bekerhouder niet wordt gebruikt, kun-
nen de zijwanden van de bekerhouder met de
hand worden ingeschoven. Daarbij worden ook de
houders van de bekerhouder automatisch inge-
schoven, zodat de klemfunctie niet meer werkt.
#De zijwanden van de bekerhouder 2 hand-
matig in de richting van de pijl terugschuiven.
234 Stoelen en opbergen
F296 0032 07
Bekerhouder in de armsteun achterin openen of
sluiten
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel bij gebruik van de bekerhouder
tijdens het rijden
De bekerhouder kan tijdens het rijden geen
bekers beveiligen.
Als tijdens het rijden een bekerhouder wordt
gebruikt, kan de beker kan en kan vloeistof
worden gemorst. Inzittenden kunnen met de
vloeistof in aanraking komen en, in het bijzon-
der door een hete vloeistof, brandwonden
oplopen. U kunt van de verkeerssituatie wor-
den afgeleid en de controle over de auto ver-
liezen.
#De bekerhouder alleen gebruiken als de
auto stilstaat.
#Alleen passende bekers in de bekerhou-
der plaatsen.
#De beker sluiten, in het bijzonder bij hete
vloeistoen.
*AANWIJZING Beschadiging van de arm-
steun achterin lichaamsgewicht
De uitgeklapte armsteun achterin kan worden
beschadigd door lichaamsgewicht.
#Niet op de armsteun achterin zitten of
erop leunen.
*AANWIJZING Beschadiging van de beker-
houder
De bekerhouder kan bij het terugklappen van
de armsteun achterin worden beschadigd. De
geopende bekerhouder kan worden bescha-
digd door lichaamsgewicht.
#De armsteun achterin alleen bij gesloten
bekerhouder terugklappen.
#Niet op de geopende bekerhouder zitten
of erop leunen.
Houder voor mobiele telefoons in de armsteun
achterin openen
#Het afdekpaneel 1 eenmaal indrukken.
De houder voor mobiele telefoons opent in de
richting van de pijl.
#De mobiele telefoon in de houder plaatsen of
uit de houder nemen.
%De aanwijzingen met betrekking tot het bela-
den van de auto in acht nemen
(/ pagina 214).
Stoelen en opbergen 235
F296 0032 07
%De houder voor mobiele telefoons is geschikt
voor twee mobiele telefoons of een tablet met
overeenkomstige afmetingen. Bovendien kun-
nen de apparaten in de houder worden opge-
laden, door de laadkabel door de opening aan
de onderzijde van de houder in de apparaten
te steken. De aanwijzingen met betrekking tot
Usb-aansluitingen (/ pagina 237) in acht
nemen.
Houder voor mobiele telefoons in de armsteun
achterin sluiten
#Het afdekpaneel 1 indrukken.
De houder voor mobiele telefoons en de
bekerhouder zijn beide geopend.
#Afdekpaneel 1 een tweede keer indrukken.
De houder voor mobiele telefoons is gesloten.
Auto's met derde rij zitplaatsen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
een geopende bekerhouder in de opge-
klapte armsteun achterin
Wanneer de bekerhouder in de opgeklapte
armsteun achterin geopend is, bestaat voor
passagiers in de derde rij zitplaatsen verhoogd
gevaar voor letsel, in het bijzonder bij remma-
noeuvres of bij een ongeval.
#De bekerhouder altijd sluiten voordat de
armsteun achterin wordt opgeklapt.
Bekerhouder in de armsteun achterin openen of
sluiten
#Openen: Tweemaal op het afdekpaneel 1
drukken.
De bekerhouder opent in de richting van de
pijl.
#Een es of beker in de bekerhouder plaatsen
of uit de bekerhouder verwijderen.
#Sluiten: De bekerhouder in de armsteun ach-
terin naar achteren schuiven.
Contactdozen
12V-aansluiting gebruiken
Voorwaarden
REr zijn slechts apparaten tot maximaal 180 W
(15 A) aangesloten.
Afhankelijk van de voertuiguitrusting hee het
voertuig 12 V-aansluitingen in de beenruimte van
de passagier en in de bagageruimte.
236 Stoelen en opbergen
F296 0032 07
12V-aansluiting in de beenruimte van de passagier
(voorbeeld)
#Het deksel van de contactdoos 1 openklap-
pen.
#De stekker van het apparaat aansluiten.
#Controleren dat geen kabels in het ont-
plooiingsgebied van een airbag lopen of zijn
bevestigd wanneer de contactdoos wordt
gebruikt. Daartoe de aanwijzingen met betrek-
king tot de airbags in acht nemen
(/ pagina 119).
Usb-aansluitingen
Afhankelijk van de uitrusting beschikt de auto over
de volgende usb-aansluitingen:
RIn het opbergvak in de middenconsole voorin
RIn het opbergvak onder de armsteun voorin
RVóór het aegvak onder het centraal display
van het multimediasysteem
RIn de middenconsole achterin
Via de usb-aansluitingen kunnen usb-apparaten,
zoals een mobiele telefoon, worden opgeladen
met een passende laadkabel. De apparaten,
afhankelijk van de uitrusting van de auto, met
maximaal 20 V (5 A) worden opgeladen wanneer
de auto is ingeschakeld.
Draadloos opladen van de mobiele telefoon en
koppeling met de buitenantenne
Aanwijzingen met betrekking tot het draadloos
opladen van de mobiele telefoon
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergen van voorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
Stoelen en opbergen 237
F296 0032 07
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grote voorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen.
&WAARSCHUWING Brandgevaar door het
bewaren van de voorwerpen in de
mobiele-telefoonhouder
Als u andere voorwerpen in de mobiele-tele-
foonhouder plaatst, kan er met name gevaar
voor brand ontstaan.
#Behalve een mobiele telefoon geen
andere voorwerpen in de mobiele-tele-
foonhouder plaatsen, vooral geen meta-
len voorwerpen.
*AANWIJZING Beschadiging van voorwer-
pen door het bewaren in de mobiele-tele-
foonhouder
Als voorwerpen in de houder van de mobiele
telefoon worden gelegd, kunnen ze door elek-
tromagnetische velden worden beschadigd.
#Geen creditcards, opslagmedia, skipas-
sen of andere gevoelig op elektromagne-
tische velden reagerende voorwerpen in
de mobiele-telefoonhouder leggen.
*AANWIJZING Beschadiging van de
mobiele-telefoonhouder door vloeistoen
Wanneer vloeistoen in de mobiele-telefoon-
houder terecht komen, kan deze beschadigd
raken.
#Erop letten dat er geen vloeistoen in de
mobiele-telefoonhouder terecht komen.
Altijd de informatie voor personen met elektroni-
sche medische hulpmiddelen in acht nemen
(/ pagina 96).
RAfhankelijk van de uitrusting van de auto
wordt de mobiele telefoon via de oplaadmo-
dule verbonden met de buitenantenne van de
auto.
RAlleen wanneer het contact is ingeschakeld
zijn de oplaadfunctie en de draadloze koppe-
ling van de mobiele telefoon met de buitenan-
tenne van de auto beschikbaar.
RKleine mobiele telefoons kunnen mogelijk niet
op elke plaats van de mobiele-telefoonhouder
worden opgeladen.
RGrote mobiele telefoons die niet in de
mobiele-telefoonhouder liggen, kunnen moge-
lijk niet worden opgeladen of worden gekop-
peld met de buitenantenne van de auto.
RDe mobiele telefoon kan bij het opladen warm
worden. Dat kan ook afhankelijk zijn van de
applicaties (apps) die op de achtergrond actief
zijn.
RVoor eciënter opladen en koppeling met de
buitenantenne van de auto de beschermhoes
van de mobiele telefoon verwijderen. Dit geldt
niet voor beschermhoezen die voor het draad-
loos opladen noodzakelijk zijn.
238 Stoelen en opbergen
F296 0032 07
Mobiele telefoon voorin draadloos opladen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergen van voorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grote voorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen.
Voorwaarden
RDe mobiele telefoon is geschikt voor draad-
loos opladen.
Een lijst met geschikte mobiele telefoons vindt
u op: https://www.mercedes-benz-
mobile.com/
Afhankelijk van de uitrusting beschikt de auto over
de volgende draadloze oplaadmogelijkheden voor
de mobiele telefoon in de cockpit:
RIn het voorste opbergvak van de middencon-
sole
Draadloos opladen van de mobiele telefoon in het
voorste opbergvak (met centraal display)
Draadloos opladen van de mobiele telefoon in het
voorste opbergvak (met MBUX Hyperscreen)
Stoelen en opbergen 239
F296 0032 07
#De mobiele telefoon zo mogelijk in het mid-
den, met het display omhoog, op de mat 1
leggen.
Wanneer in het multimediasysteem het oplaad-
symbool wordt weergegeven, wordt de mobiele
telefoon opgeladen. Storingen bij het opladen van
de mobiele telefoon worden weergegeven op het
display van het multimediasysteem.
%De mat kan worden verwijderd om te worden
gereinigd, bijvoorbeeld met helder, lauw
water.
Zendvergunning voor Brazilië
Dit apparaat werkt in de secundaire modus; d.w.z.
het beschikt niet over een bescherming tegen
schadelijke interferenties, ook niet van stations
van hetzelfde type, en het mag geen interferenties
veroorzaken met systemen, die in de primaire
modus werken.
Dit product is toegestaan conform de in de veror-
dening 242/2000 vastgelegde procedure van het
Braziliaanse telecommunicatie-agentschap ANA-
TEL en voldoet aan de geldende technische eisen.
Meer informatie is verkrijgbaar op de website van
ANATEL. www.anatel.gov.br
#Meer informatie over de conformiteitsverkla-
ring van radiograsche componenten van de
auto.
Mobiele telefoon achterin draadloos opladen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergen van voorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grote voorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen.
Voorwaarden
RDe mobiele telefoon is geschikt voor draad-
loos opladen.
Een lijst met geschikte mobiele telefoons vindt
u op: https://www.mercedes-benz-
mobile.com/
240 Stoelen en opbergen
F296 0032 07
Draadloos opladen achterin bij auto's zonder MBUX
tablet achterin
#De armsteun achterin omklappen.
#De mobiele telefoon zo mogelijk in het mid-
den, met het display omhoog, op de mat 1
leggen.
Wanneer het controlelampje in het voorste
gedeelte van het mobiele telefoonsysteem
brandt, wordt de mobiele telefoon opgeladen.
Storingen bij het opladen van de mobiele tele-
foon worden weergegeven doordat het contro-
lelampje drie keer knippert.
Draadloos opladen achterin bij auto's met MBUX
tablet achterin
#De armsteun achterin omklappen.
#Het opbergvak in de armsteun achterin 1
openen (/ pagina 235).
#De mobiele telefoon zo mogelijk in het mid-
den, met het display omhoog, op de mat 2
leggen.
Wanneer het controlelampje in het voorste
gedeelte van het mobiele telefoonsysteem
brandt, wordt de mobiele telefoon opgeladen.
Storingen bij het opladen van de mobiele tele-
foon worden weergegeven doordat het contro-
lelampje drie keer knippert.
%De aanwijzingen met betrekking tot het bela-
den van de auto in acht nemen
(/ pagina 214).
Vloermatten aanbrengen of verwijderen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door voorwerpen in de beenruimte van de
bestuurder
Voorwerpen in de beenruimte van de bestuur-
der kunnen de slag van de pedalen beperken
en een ingedrukt pedaal blokkeren.
Hierdoor wordt de bedrijfs‑ en verkeersveilig-
heid van de auto in gevaar gebracht.
#Alle voorwerpen in de auto veilig opber-
gen, opdat deze niet in de beenruimte
van de bestuurder terecht kunnen
komen.
#De vloermatten altijd stevig en zoals
voorgeschreven aanbrengen, zodat altijd
voldoende vrije ruimte voor de pedalen is
gewaarborgd.
Stoelen en opbergen 241
F296 0032 07
#Geen losse vloermatten gebruiken en
niet meerdere vloermatten op elkaar leg-
gen.
Vloermat aanbrengen
#De betreende stoel naar achteren schuiven
en de vloermat goed uitgelijnd in de been-
ruimte aanbrengen.
#De drukknoppen 1 op de houders 2 druk-
ken.
#De betreende stoel instellen.
Vloermat verwijderen
#De betreende stoel naar achteren schuiven
en de vloermat van de houders 2 trekken.
#De betreende stoel instellen.
242 Stoelen en opbergen
F296 0032 07
Exterieurverlichting
Aanwijzingen voor het aanpassen van de verlich-
ting bij buitenlandse reizen
Auto's met statische LED-koplampen: Het
omschakelen van de koplampen is niet nodig. Er
wordt eveneens aan de wettelijke eisen voldaan in
landen waarin aan de andere kant van de weg
wordt gereden.
Auto's met DIGITAL LIGHT: Als comfortfunctie
worden de koplampen, bij het oversteken van de
grens in landen waar aan de andere kant van de
weg wordt gereden, automatisch aangepast.
Indien nodig kunnen de koplampen ook in het
menu Dimlicht handmatig worden omgeschakeld
(/ pagina 256).
De functie van het automatisch aanpassen van de
verlichting is beschikbaar:
Rwanneer in het menu Dimlicht Automatisch
geactiveerd is
Rwanneer de navigatie en de navigatiepositie
beschikbaar zijn
In de volgende gevallen de koplampinstelling con-
troleren en indien nodig handmatig aanpassen:
RWanneer de displaymelding Instelling dim-
licht (links/rechts verkeer) alleen handmatig
mogelijk wordt weergegeven.
RWanneer de displaymelding Instelling dim-
licht (links/rechts verkeer) controleren wordt
weergegeven.
Na de omschakeling:
RHet tegemoetkomend verkeer wordt niet ver-
blind.
RDe kant van de weg wordt niet meer zo ver en
hoog verlicht.
RDe functies "verlichting voor snelwegen" en
"uitgebreid mistlicht" zijn niet beschikbaar.
Aanwijzingen over verlichtingssystemen en uw
verantwoordelijkheid
De verschillende verlichtingssystemen van de auto
zijn slechts hulpmiddelen. De verantwoordelijk-
heid voor de correcte voertuigverlichting overeen-
komstig de heersende licht- en zichtomstandighe-
den, de wettelijke bepalingen en de verkeerssitua-
tie ligt bij de bestuurder van de auto.
Verlichtingsschakelaar
Lichtschakelaar bedienen
1W Linker parkeerlicht
2X Rechter parkeerlicht
Licht en zicht 243
F296 0032 07
3T Standlicht en kentekenplaatverlichting
4Ã Automatisch rijlicht (aanbevolen stand
van de lichtschakelaar)
5L Dimlicht/grootlicht
6R Mistachterlicht in- of uitschakelen.
Bij activering van het dimlicht wordt het controle-
lampje voor het standlicht T gedeactiveerd en
door het controlelampje dimlicht L vervangen.
#De auto altijd overeenkomstig wettelijke rege-
lingen veilig en voldoende verlicht parkeren.
*AANWIJZING Accu-ontlading door stand-
licht
Het standlicht niet gedurende meerdere uren
ingeschakeld laten.
Bij auto's die breder dan 2 m of langer dan 6 m
zijn, is in enkele landen de eenzijdige parkeerver-
lichting niet toegestaan. In dit geval wordt ook in
de parkeerlichtstand het standlicht ingeschakeld.
Bij een sterke accu-ontlading wordt het stads- of
parkeerlicht ten gunste van de volgende voertuig-
start automatisch uitgeschakeld.
De exterieurverlichting (behalve stads- en par-
keerlicht) wordt automatisch uitgeschakeld wan-
neer het bestuurdersportier wordt geopend.
RDe aanwijzingen met betrekking tot de zoek-
verlichting in acht nemen (/ pagina 256).
Ongevalsverlichting inschakelen
#De auto uitschakelen.
#Het noodknipperlicht inschakelen
(/ pagina 51).
#De lichtschakelaar van de stand à in de
stand L draaien.
Het dimlicht wordt ondanks de uitgeschakelde
auto ingeschakeld.
In de volgende gevallen wordt de ongevalsverlich-
ting uitgeschakeld:
RU schakelt het noodknipperlicht uit.
RU draait de lichtschakelaar weer in de stand
Ã.
RDe accu is te diep ontladen.
Functie van de automatische rijverlichting
Wanneer de auto ingeschakeld is, worden het
standlicht, het dimlicht en het dagrijlicht overeen-
komstig het omgevingslicht automatisch gescha-
keld.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door uitgeschakeld dimlicht bij zichtbeper-
kingen
Als de verlichtingsschakelaar in de stand Ã
staat, schakelt het dimlicht bij mist, sneeuw
en andere zichtbeperkingen zoals spatwater
niet automatisch in.
#De verlichtingsschakelaar in dergelijke
situaties in de stand L draaien.
De automatisch rijverlichting is slechts een hulp-
middel. De verantwoordelijkheid voor het inscha-
kelen van de verlichting ligt altijd bij de bestuur-
der.
244 Licht en zicht
F296 0032 07
Mistachterlicht in- of uitschakelen
Voorwaarden
RDe lichtschakelaar bevindt zich in de stand
L of Ã.
#De toets R indrukken.
De landspecieke regelingen voor gebruik van het
mistachterlicht in acht nemen.
Combischakelaar verlichting bedienen
1Grootlicht
2Knipperlichten rechts
3Lichtsignaal
4Knipperlichten links
#Met de combischakelaar de betreende func-
tie selecteren.
Grootlicht inschakelen
#De lichtschakelaar in de stand L of Ã
draaien.
#De combischakelaar in de richting van de pijl
1 drukken.
Bij activering van het grootlicht wordt het con-
trolelampje voor het dimlicht L gedeacti-
veerd en door het controlelampje grootlicht
K vervangen.
Grootlicht uitschakelen
#De combischakelaar in de richting van de pijl
1 drukken of in de richting van de pijl 3
trekken.
Lichtsignaal
#De combischakelaar in de richting van de pijl
3 trekken.
Licht en zicht 245
F296 0032 07
Knipperlichten
#Kort knipperen: De combischakelaar kort tot
het drukpunt in de richting van de pijl 2 of
4 drukken.
De betreende knipperlichten knipperen drie-
maal.
#Permanent knipperen: De combischakelaar tot
voorbij het drukpunt in de richting van de pijl
2 of 4 drukken.
Auto's met actieve rijstrookwisselassistent:
RGedurende het veranderen van rijstrook
kan het door de bestuurder geactiveerde
knippersignaal worden verlengd.
RWanneer de bestuurder net de richtingaan-
wijzer hee bediend, maar het wisselen
van rijstrook niet meteen mogelijk was,
kan de richtingaanwijzer automatisch wor-
den geactiveerd.
Noodknipperlichten in- of uitschakelen
Auto's zonder MBUX Hyperscreen
Auto's met MBUX Hyperscreen
#De toets 1 indrukken.
In de volgende situaties wordt het noodknipper-
licht automatisch ingeschakeld:
RDe airbag werd geactiveerd.
RDe auto wordt, vanaf een snelheid hoger dan
70 km/h, hard afgeremd tot stilstand.
246 Licht en zicht
F296 0032 07
Wanneer vervolgens verder wordt gereden, wordt
de alarmknipperlichtinstallatie bij circa 10 km/h
automatisch uitgeschakeld. De alarmknipperlicht-
installatie kan ook met de alarmknipperlichten-
toets worden uitgeschakeld.
Adaptieve functies DIGITAL LIGHT
Werking van het dynamisch dimlicht
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Bij dit systeem passen de koplampen zich aan de
rij- en weerssituatie aan. Bovendien biedt het uit-
gebreide functies voor een verbeterde verlichting
van de rijbaan.
Het systeem bestaat uit de volgende functies:
RActieve bochtenverlichting (/ pagina 247)
RBochtenverlichting (/ pagina 247)
RVerlichting voor snelwegen (/ pagina 248)
RUitgebreid mistlicht (/ pagina 248)
RSlechtweerverlichting (/ pagina 248)
RCitylicht (/ pagina 248)
ROroad-licht (/ pagina 248)
RTopograsche compensatie (/ pagina 249)
Het systeem werkt alleen wanneer het donker is.
Functie van de actieve bochtenverlichting
RDe koplampen volgen de stuurbewegingen.
RDaardoor worden relevante gebieden tijdens
het rijden beter verlicht.
De functies zijn bij ingeschakeld dimlicht actief.
Afhankelijk van de uitrusting van de auto wordt
bovendien het verloop van de eigen rijstrook
geanalyseerd en de actieve bochtenverlichting
anticiperend aangestuurd.
Functie van de bochtenverlichting
De bochtenverlichting verbetert de verlichting van
de rijbaan in de rijrichtingsverandering, zodat bij-
voorbeeld scherpe bochten overzichtelijker zijn.
Alleen wanneer het dimlicht ingeschakeld is, kan
de bochtenverlichting geactiveerd worden.
In de volgende gevallen is de functie actief:
RBij snelheden onder 40 km/h en ingeschakeld
knipperlicht of gedraaid stuurwiel
RBij snelheden tussen 40 km/h en 70 km/h en
gedraaid stuurwiel
Rotonde- en kruisingsfunctie: De bochtenverlich-
ting wordt door de verwerking van de actuele
Licht en zicht 247
F296 0032 07
navigatiepositie van de auto aan beide zijden
geactiveerd. Het blij actief totdat de rotonde of
kruising wordt verlaten.
Functie van de verlichting voor snelwegen
De verlichting voor snelwegen vergroot het bereik
en de helderheid van de lichtbundel en maakt een
verder zicht mogelijk.
De functie is actief wanneer op een van de vol-
gende manieren een snelwegrit wordt herkend:
Raan de hand van de rijsnelheid
Rvia de multifunctionele camera
Rvia de navigatie
In de volgende gevallen is de functie niet actief:
Rbij snelheden onder 80 km/h
Functie van het uitgebreide mistlicht
Het uitgebreid mistlicht vermindert de eigenver-
blinding en verbetert de verlichting van de kant
van de weg.
De functie wordt in de volgende situatie automa-
tisch geactiveerd:
RBij snelheden onder 70 km/h en ingeschakeld
mistachterlicht
De functie wordt in de volgende situatie automa-
tisch gedeactiveerd:
REr worden snelheden boven 100 km/h
bereikt.
RHet mistachterlicht is uitgeschakeld.
Functie van de slechtweerverlichting
De slechtweerverlichting vermindert reecties bij
regen door het doelgericht dimmen van afzonder-
lijke gebieden van de koplampen. De bestuurder
en andere verkeersdeelnemers worden zo minder
verblind.
Functie van het Citylicht
Het Citylicht verbetert de verlichting van de zij-
kant van de weg binnen de bebouwde kom door
een brede lichtverdeling.
In de volgende gevallen is de functie actief:
Rbij lage snelheden
Rin verlichte gebieden binnen de bebouwde
kom
Functie van het oroad-licht
Het oroad-licht verbetert de verlichting bij het rij-
den in het terrein. Het dimlicht wordt symmetrisch
248 Licht en zicht
F296 0032 07
en met een brede hoek verdeeld, terwijl ook de
lichtsterkte wat wordt verhoogd. Dit vereenvou-
digt de oriëntatie in het terrein en het vroegtijdig
herkennen van obstakels. De actieve bochtenver-
lichting is daarbij uitgeschakeld, zodat stuurbewe-
gingen de verlichting niet veranderen.
Wanneer niet sneller dan 50 km/h wordt gereden
en het rijprogramma F (Oroad) gekozen is, is
de functie actief wanneer het dimlicht is ingescha-
keld.
Functie van de topograsche compensatie
Op basis van beschikbare kaartgegevens reageert
het verlichtingssysteem proactief op hoogtever-
schillen van de rijbaan. Daardoor wordt de licht-
bundel van de koplampen bij het rijden op hellin-
gen vrijwel constant gehouden.
%Deze functie is alleen bij auto's met een multi-
mediasysteem met navigatie beschikbaar.
Assistentiefunctie van het DIGITAL LIGHT
Het DIGITAL LIGHT is een visuele uitbreiding van
de bestuurdersassistentiesystemen, doordat tij-
dens het rijden assistentieweergaven vóór de auto
worden geprojecteerd. Op die manier kan het
DIGITAL LIGHT de bestuurder in kritische situaties
ondersteunen.
%De beschikbaarheid van de functies verschilt
per land.
Het systeem is actief in de volgende gevallen:
RDe lichtschakelaar staat in de stand Ã.
RHet grootlicht is ingeschakeld.
%Wanneer u het head-up-display met augmen-
ted reality activeert, worden de projecties
gedeactiveerd.
%Afhankelijk van het land waarin u zich bevindt
kunnen vanwege afwijkende wettelijke voor-
schrien bepaalde functies gedeactiveerd
zijn, ook wanneer deze in het multimediasys-
teem geactiveerd zijn. Bij grensovergangen
past de auto zich automatisch aan de gel-
dende voorschrien aan.
Spotlight
De spotlightfunctie werkt op de achtergrond en
beschijnt herkende personen binnen de rijstrook-
markeringen met de koplampen met vier korte
impulsen. De bestuurder wordt bovendien door
middel van een projectie gewezen op de positie
van de persoon.
De functie is actief in de volgende situaties:
RU rijdt buiten verlichte bebouwde omgevingen.
RHet systeem herkent een rijstrookmarkering.
Licht en zicht 249
F296 0032 07
Waarschuwingen
Wanneer de verkeerstekenassistent een van de
onderstaande situaties herkent, wordt bij snelhe-
den van ten minste 30 km/h in de volgende situ-
aties een driehoek op de rijbaan geprojecteerd:
RU rijdt tegen de toegestane rijrichting in, bij-
voorbeeld op een snelwegoprit.
RU nadert een stopbord, zonder snelheid te ver-
minderen.
RU nadert een rood verkeerslicht, zonder snel-
heid te verminderen.
De systeemgrenzen van de verkeerstekenassis-
tent in acht nemen (/ pagina 390).
Aanwijzingen
Wanneer de verkeerstekenassistent wegwerk-
zaamheden herkent, ondersteunt het systeem als
volgt:
RBij het naderen van wegwerkzaamheden wordt
een overeenkomstig symbool op de rijbaan
geprojecteerd.
RBij het passeren van wegwerkzaamheden wor-
den geleidelijnen op de rijbaan geprojecteerd,
die ongeveer overeenkomen met de totale
breedte van de auto. In nauwe bochten wor-
den de geleidelijnen tijdelijk uitgeschakeld.
De systeemgrenzen van de verkeerstekenassis-
tent in acht nemen (/ pagina 390).
Aanrijdingswaarschuwing
250 Licht en zicht
F296 0032 07
Wanneer u de veiligheidsafstand onderschrijdt,
wordt bij een snelheid van ten minste 30 km/h
een botswaarschuwingsymbool op de rijbaan
geprojecteerd.
De systeemgrenzen van de spoorassistent in acht
nemen (/ pagina 380).
Rijstrookwisselaanwijzing
Bij een snelheid van ten minste 30 km/h wordt bij
het ondersteund veranderen van rijstrook het ver-
loop van de verandering van rijstrook lichter weer-
gegeven. Op deze manier kunt u mogelijke geva-
ren op de nieuwe rijstrook vroegtijdig herkennen.
De systeemgrenzen van de spoorassistent in acht
nemen (/ pagina 377).
Rijrichting- en dodehoekassistent
Bij een snelheid van ten minste 30 km/h wordt in
de volgende gevallen een driehoek op de rijbaan
geprojecteerd, die duidt op een correctie van de
rijrichting, en de richting hiervan aangee:
RDe rijstrook wordt onbedoeld verlaten.
De systeemgrenzen van de spoorassistent in
acht nemen (/ pagina 400).
RU schakelt het knipperlicht in terwijl zich
object of obstakel in de dode hoek bevindt.
De systeemgrenzen van de actieve dodehoe-
kassistent in acht nemen (/ pagina 396).
Dynamisch dimlicht in- of uitschakelen
Voorwaarden
RDe auto is ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Verlichting
5DIGITAL LIGHT
#Dynamisch dimlicht in- of uitschakelen.
Uitgebreide assistentiefuncties in- of uitschakelen
%De beschikbaarheid van de functies verschilt
per land.
%Deze functie is een on-demand uitrusting
(/ pagina 83).
%Landsafhankelijk kan de Spotlight-functie ook
direct in het menu DIGITAL LIGHT worden in-
of uitgeschakeld.
#Ondersteunende projecties selecteren.
#De gewenste projecties in- of uitschakelen.
Licht en zicht 251
F296 0032 07
#Projectie bij begroeting/afscheid in- of uit-
schakelen.
Een hoge resolutie-scenario ter begroeting of
als afscheid wordt bij het openen of het uit-
schakelen van de auto gedurende een korte
periode buiten de auto afgespeeld, wanneer
de zoekverlichting of de uitschakelvertragings-
tijd van de verlichting is geactiveerd. Er kan
worden gekozen uit de scenario's Digital Rain
of Particle Flow.
%Meer informatie over de zoekverlichting
(/ pagina 256).
Meer informatie over de uitschakelvertra-
gingstijd van de verlichting buiten
(/ pagina 256).
Adaptieve grootlichtassistent
Functie van de adaptieve grootlichtassistent
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks adaptieve grootlichtassistent
De adaptieve grootlichtassistent reageert niet
op:
RVerkeersdeelnemers die geen verlichting
hebben, bijvoorbeeld voetgangers
RVerkeersdeelnemers die een zwakke ver-
lichting hebben, bijvoorbeeld etsers
RVerkeersdeelnemers waarvan de verlich-
ting afgedekt is, bijvoorbeeld door een
vangrail
In zeer sporadische gevallen reageert de adap-
tieve grootlichtassistent niet of niet tijdig op
andere verkeersdeelnemers met eigen verlich-
ting.
Daarom wordt het automatische grootlicht in
deze of vergelijkbare situaties niet gedeacti-
veerd of desondanks geactiveerd.
#Altijd goed de verkeerssituatie in de
gaten houden en het grootlicht tijdig uit-
schakelen.
De adaptieve grootlichtassistent kan geen reke-
ning houden met de weg- en weersomstandighe-
den en de verkeerssituatie.
De herkenning kan in de volgende gevallen
beperkt zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door mist, hevige
regen of sneeuw
RBij vervuilde of afgedekte sensoren
De adaptieve grootlichtassistent is slechts een
hulpmiddel. De verantwoordelijkheid voor de cor-
recte voertuigverlichting overeenkomstig de heer-
sende licht- en zichtomstandigheden en de ver-
keerssituatie ligt bij u.
252 Licht en zicht
F296 0032 07
De adaptieve grootlichtassistent wisselt automa-
tisch tussen de volgende lichttypen:
RDimlicht
RGrootlicht
Bij snelheden boven 30 km/h:
RWanneer geen andere verkeersdeelnemers
worden herkend, wordt automatisch het groot-
licht ingeschakeld.
In de volgende gevallen wordt het grootlicht auto-
matisch uitgeschakeld:
Rbij snelheden onder 25 km/h
Rwanneer andere verkeersdeelnemers worden
herkend
Rbij voldoende straatverlichting
%De optische sensor voor het systeem bevindt
zich achter de voorruit bij het bedieningspa-
neel dakconsole.
Adaptieve grootlichtassistent in- of uitschakelen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks adaptieve grootlichtassistent
De adaptieve grootlichtassistent reageert niet
op:
RVerkeersdeelnemers die geen verlichting
hebben, bijvoorbeeld voetgangers
RVerkeersdeelnemers die een zwakke ver-
lichting hebben, bijvoorbeeld etsers
RVerkeersdeelnemers waarvan de verlich-
ting afgedekt is, bijvoorbeeld door een
vangrail
In zeer sporadische gevallen reageert de adap-
tieve grootlichtassistent niet of niet tijdig op
andere verkeersdeelnemers met eigen verlich-
ting.
Daarom wordt het automatische grootlicht in
deze of vergelijkbare situaties niet gedeacti-
veerd of desondanks geactiveerd.
#Altijd goed de verkeerssituatie in de
gaten houden en het grootlicht tijdig uit-
schakelen.
Inschakelen
#De lichtschakelaar in de stand à draaien.
#Het grootlicht via de combischakelaar inscha-
kelen.
Als de adaptieve grootlichtassistent wordt
ingeschakeld, gaat het controlelampje _
op het bestuurdersdisplay branden.
Licht en zicht 253
F296 0032 07
Uitschakelen
#Het grootlicht via de combischakelaar uitscha-
kelen.
Adaptieve grootlichtassistent Plus
Functie van de adaptieve grootlichtassistent
Plus
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks adaptieve grootlichtassistent
Plus
De adaptieve grootlichtassistent Plus reageert
niet op:
RVerkeersdeelnemers die geen verlichting
hebben, bijvoorbeeld voetgangers
RVerkeersdeelnemers die een zwakke ver-
lichting hebben, bijvoorbeeld etsers
RVerkeersdeelnemers waarvan de verlich-
ting afgedekt is, bijvoorbeeld door een
vangrail
In zeer sporadische gevallen reageert de adap-
tieve grootlichtassistent Plus niet of niet tijdig
op andere verkeersdeelnemers met eigen ver-
lichting.
Daarom wordt het automatische grootlicht in
deze of vergelijkbare situaties niet gedeacti-
veerd of desondanks geactiveerd.
#Altijd goed de verkeerssituatie in de
gaten houden en het grootlicht tijdig uit-
schakelen.
De adaptieve grootlichtassistent Plus kan geen
rekening houden met de weg- en weersomstan-
digheden en de verkeerssituatie.
De herkenning kan in de volgende gevallen
beperkt zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door mist, hevige
regen of sneeuw
RBij vervuilde of afgedekte sensoren
De adaptieve grootlichtassistent Plus is slechts
een hulpmiddel. De verantwoordelijkheid voor de
correcte voertuigverlichting overeenkomstig de
heersende licht- en zichtomstandigheden en de
verkeerssituatie ligt bij u.
De adaptieve grootlichtassistent Plus wisselt auto-
matisch tussen de volgende lichttypen:
RDimlicht
RGedeeltelijk grootlicht
RGrootlicht
RULTRA RANGE grootlicht
254 Licht en zicht
F296 0032 07
Het ULTRA RANGE grootlicht vergroot de helder-
heid van de lichtbundel tot het wettelijk toege-
stane maximum.
Het gedeeltelijk grootlicht zondert andere ver-
keersdeelnemers af van het grootlichtgebied. Het
verblindt hen niet en verscha de bestuurder toch
volledig grootlicht rond de afgezonderde voertui-
gen. Sterk reecterende borden worden boven-
dien minder fel beschenen.
Bij snelheden onder 25 km/h of voldoende straat-
verlichting:
RHet gedeeltelijk grootlicht en grootlicht scha-
kelen automatisch uit.
Bij snelheden boven 30 km/h:
RWanneer geen andere verkeersdeelnemers
worden herkend, wordt automatisch het groot-
licht ingeschakeld.
RWanneer andere verkeersdeelnemers worden
herkend, wordt automatisch het gedeeltelijk
grootlicht ingeschakeld.
Bij snelheden onder 40 km/h:
RHet ULTRA RANGE grootlicht schakelt automa-
tisch uit.
Bij snelheden boven 50 km/h:
RWanneer geen andere verkeersdeelnemers
worden herkend, de rijbaan recht verloopt en
het niet hevig regent, wordt automatisch het
ULTRA RANGE grootlicht ingeschakeld.
RWanneer andere verkeersdeelnemers worden
herkend, worden automatisch het ULTRA
RANGE grootlicht en het gedeeltelijk grootlicht
ingeschakeld.
RWanneer sterk reecterende borden worden
herkend, wordt het ULTRA RANGE grootlicht
automatisch uitgeschakeld.
%De optische sensor voor het systeem bevindt
zich achter de voorruit bij het bedieningspa-
neel dakconsole.
Adaptieve grootlichtassistent Plus in- of uit-
schakelen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks adaptieve grootlichtassistent
Plus
De adaptieve grootlichtassistent Plus reageert
niet op:
RVerkeersdeelnemers die geen verlichting
hebben, bijvoorbeeld voetgangers
RVerkeersdeelnemers die een zwakke ver-
lichting hebben, bijvoorbeeld etsers
RVerkeersdeelnemers waarvan de verlich-
ting afgedekt is, bijvoorbeeld door een
vangrail
In zeer sporadische gevallen reageert de adap-
tieve grootlichtassistent Plus niet of niet tijdig
op andere verkeersdeelnemers met eigen ver-
lichting.
Daarom wordt het automatische grootlicht in
deze of vergelijkbare situaties niet gedeacti-
veerd of desondanks geactiveerd.
Licht en zicht 255
F296 0032 07
#Altijd goed de verkeerssituatie in de
gaten houden en het grootlicht tijdig uit-
schakelen.
Inschakelen
#De lichtschakelaar in de stand à draaien.
#Het grootlicht via de combischakelaar inscha-
kelen.
Wanneer de adaptieve grootlichtassistent Plus
wordt ingeschakeld, gaat het controle-
lampje _ op het bestuurdersdisplay bran-
den. Wanneer het grootlicht of gedeeltelijk
grootlicht in ingeschakeld, brandt tevens het
betreende blauwe controlelampje.
Uitschakelen
#Het grootlicht via de combischakelaar uitscha-
kelen.
Dimlicht instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Verlichting
5DIGITAL LIGHT 5Dimlicht
#Rechts verkeer, Links verkeer of Automatisch
selecteren.
Uitschakelvertragingstijd exterieurverlichting
instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Verlichting
5Interieur-/exterieurverlicht.
5Uitschakelvertraging buiten
#Een uitschakelvertragingstijd van de verlich-
ting instellen.
Na het parkeren en afsluiten van de auto
wordt de exterieurverlichting gedurende de
ingestelde tijd geactiveerd.
Zoekverlichting in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Verlichting
5Interieur-/exterieurverlicht.
#De Zoekverlichting in- of uitschakelen.
Wanneer de functie geactiveerd is, brandt de exte-
rieurverlichting gedurende 40 seconden na het
ontgrendelen van de auto of het openen van het
bestuurdersportier, wanneer de auto niet vergren-
deld is geparkeerd. Wanneer de auto wordt
gestart, wordt de zoekverlichting gedeactiveerd
en de automatisch rijverlichting geactiveerd.
256 Licht en zicht
F296 0032 07
Interieurverlichting
Interieurverlichting instellen
1 cInterieurverlichting voorin in- of uitscha-
kelen.
2 uInterieurverlichting achterin in- of uit-
schakelen.
3 |Automatische interieurverlichtingsrege-
ling in- of uitschakelen.
#Leeslampjes in- of uitschakelen: Het betref-
fende leeslampje 4 of 5 aanraken.
Bedieningseenheid achterin
1 pLeeslampje aan de betreende zijde
van de auto
2 uInterieurverlichting achter
#Leeslampjes inschakelen: De toets 1 indruk-
ken.
Het leeslampje, de interieurverlichting boven
het achterportier en de plafondverlichting aan
de betreende zijde van de auto gaan bran-
den.
#Leeslampjes uitschakelen: De toets 1 een- of
tweemaal indrukken.
Bij de eerste keer indrukken doven de inte-
rieurverlichting boven het achterportier en de
plafondverlichting aan de betreende zijde van
de auto.
Bij de tweede keer indrukken doo het lees-
lampje aan de betreende zijde van de auto.
#Interieurverlichting achter in- of uitschakelen:
De toets 2 indrukken.
De leeslampjes, de interieurverlichting boven
het achterportier en de plafondverlichting aan
beide zijden van de auto gaan branden of
doven.
Sfeerverlichting instellen
Multimediasysteem:
4© 5Comfort 5Sfeerverlichting
Kleur instellen
#Kleur selecteren.
#Eenkleurig of Meerkleurig selecteren.
Licht en zicht 257
F296 0032 07
#De gewenste kleur of kleurencombinatie
instellen.
Energy Shine
RDe interactieve kleurenwereld Energy Shine
gee de verschillende fasen tijdens het rijden
weer. Afhankelijk van de rijsituatie (snelheid,
boost-eect of recuperatie) wordt dit door de
actieve sfeerverlichting met kleuren weergege-
ven.
Helderheid instellen
#Helderheid selecteren.
#De helderheid instellen.
%Afhankelijk van de helderheid van de omge-
ving wisselt de sfeerverlichting automatisch
tussen de dag- en de nachtmodus.
Lichtsterkte van de zones activeren
#Helderheid selecteren.
#Zones koppelen uitschakelen.
De zones Direct, Indirect en Accenten zijn
afzonderlijk instelbaar.
%Bij auto's met actieve sfeerverlichting kan
bovendien de zone Lichtband worden inge-
steld.
Eecten activeren
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij niet ingeschakelde eecten van de
sfeerverlichting en actieve sfeerverlichting
De eecten voor de waarschuwingsondersteu-
ning zijn alleen volledig actief, wanneer de
betreende rij- of rijveiligheidssystemen in het
rijassistentiemenu ingeschakeld zijn. .
#De betreende rij- of rijveiligheidssyste-
men moeten ingeschakeld zijn; dit con-
troleren.
%De aanwijzingen met betrekking tot de rijsys-
temen en uw verantwoording in acht nemen,
anders kunt u gevaren niet herkennen
(/ pagina 346).
#Effecten selecteren.
#Het gewenste eect activeren.
%Afhankelijk van de uitrusting van de auto zijn
verschillende eecten beschikbaar.
Eecten terugkoppelingsmelding
RKlimaatregeling: Bij wijzigingen van de tempe-
ratuurinstelling in de auto verandert kort de
kleur van het sfeerlicht.
RSpraakassistent: Bij auto's met actieve sfeer-
verlichting wordt de spraakassistent visueel
geanimeerd.
RBegroeting: Bij het instappen in de auto wordt
een bijzondere kleuranimatie weergegeven.
RLaadanimatie: De sfeerverlichting gee een
visuele terugmelding over de verschillende
laadtoestanden, wanneer de auto op het laad-
station wordt aangesloten of daarvan wordt
losgekoppeld.
Eecten waarschuwingsondersteuningen
RUitstapwaarschuwing: Indien bij het verlaten
van de auto een object in de dode hoek wordt
herkend, knippert de sfeerverlichting in het
betreende portier rood.
Meer informatie over de uitstapwaarschuwing
(/ pagina 396).
258 Licht en zicht
F296 0032 07
RActieve spoorassistent: Wanneer een waar-
schuwing van de actieve spoorassistent wordt
gegeven, knippert de actieve sfeerverlichting
rood.
Meer informatie over de actieve spoorassis-
tent (/ pagina 400).
RActieve remassistent: Wanneer een waar-
schuwing van het Active Brake Assist System
wordt gegeven, knippert de actieve sfeerver-
lichting in het midden van de cockpit fel rood.
Meer informatie over het Active Brake Assist
System (/ pagina 380).
RActieve dodehoekassistent: Bij auto's met
actieve sfeerverlichting knippert de sfeerver-
lichting aan de betreende zijde rood, wan-
neer een waarschuwing van de actieve dode-
hoekassistent wordt gegeven.
Meer informatie over de actieve dodehoekas-
sistent (/ pagina 396).
RParkeerassistent PARKTRONIC: De informatie
van de parkeersensoren bij het parkeren wordt
met kleuren weergegeven.
Meer informatie over de PARKTRONIC-par-
keerassistent (/ pagina 415)
Meerkleurig geanimeerd
RDe ingestelde kleurencombinatie verandert
met een vast ritme.
%Bij auto's met actieve sfeerverlichting wordt
een animatie afgespeeld.
%De gewenste terugkoppelingsmeldingen en
waarschuwingsondersteuningen kunnen via
het symbool Z worden in- en uitgescha-
keld. Afhankelijk van de uitrusting zijn ver-
schillende terugkoppelingsmeldingen en waar-
schuwingsondersteuningen beschikbaar.
%Wanneer de helderheid op een laag niveau is
ingesteld, vinden waarschuwingsanimaties
plaats met een hogere basishelderheid.
Uitschakelvertragingstijd interieurverlichting in- of
uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Verlichting
5Interieur-/exterieurverlicht.
5Uitschakelvertraging binnen
#Uitschakelvertraging binnen in- of uitschake-
len.
Wanneer deze functie actief is, wordt de inte-
rieurverlichting na het einde van de rit gedu-
rende korte tijd ingeschakeld.
Licht en zicht 259
F296 0032 07
Ruitenwissers en ruitensproeierinstallatie
Ruitenwissers voorruit in- of uitschakelen
1g Ruitenwissers uit
2Ä Automatisch wissen normaal
3Å Automatisch wissen vaak
4° Continu wissen langzaam
5¯ Continu wissen snel
#De combischakelaar in de betreende stand
1 - 5 draaien.
#í Eenmaal wissen: De toets 1 tot het
drukpunt bedienen.
#î Wissen met ruitensproeiervloeistof: De
toets 1 tot voorbij het drukpunt bedienen.
%De aanwijzingen met betrekking tot het was-
sen van de auto in de wasstraat in acht
nemen (/ pagina 29).
Achterruitenwisser in- of uitschakelen
1ô Eenmaal wissen/sproeien
2è Intervalwissen
#Eenmaal wissen: De toets 1 tot het drukpunt
bedienen.
#Wissen met ruitensproeiervloeistof: De toets
1 tot voorbij het drukpunt bedienen.
260 Licht en zicht
F296 0032 07
#Intervalwissen in- of uitschakelen: De toets 2
indrukken.
Bij ingeschakelde achterruitenwisser verschijnt
op het bestuurdersdisplay het symbool è.
Ruitenwisserbladen voorruit vervangen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar door inge-
schakelde ruitenwissers bij het vervangen
van de ruitenwisserbladen
Wanneer de ruitenwissers in beweging komen
bij het vervangen van de ruitenwisserbladen,
kunt u door de ruitenwisserarm bekneld raken
#Alvorens de ruitenwisserbladen te ver-
vangen, altijd de ruitenwissers en de
auto uitschakelen.
Ruitenwisserarmen in de vervangingsstand zetten
#De auto in- en direct weer uitschakelen.
#Binnen circa 15 seconden de toets î op
de combischakelaar gedurende circa drie
seconden indrukken (/ pagina 260).
De ruitenwisserarmen gaan naar de vervan-
gingsstand.
%Afhankelijk van het productietijdstip van de
auto worden verschillende varianten ruiten-
wisserbladen toegepast.
Wisserbladen demonteren (variant 1)
#De ruitenwisserarmen van de voorruit weg-
klappen.
#De ruitenwisserarm met één hand vasthouden.
Met de andere hand het ruitenwisserblad in de
richting van de pijl 1 tot de aanslag van de
ruitenwisserarm wegdraaien.
#De ontgrendelingsknop 2 indrukken.
#Het ruitenwisserblad in de richting van de pijl
3 van de ruitenwisserarm verwijderen.
Licht en zicht 261
F296 0032 07
Wisserbladen demonteren (variant 2)
#De ruitenwisserarmen van de voorruit weg-
klappen.
#De ruitenwisserarm met één hand vasthouden.
Met de andere hand het ruitenwisserblad in de
richting van de pijl 1 tot de aanslag van de
ruitenwisserarm wegdraaien.
#De schuif 2 in de richting van de pijl 3
schuiven, tot deze in de demontagepositie ver-
grendelt.
#Het ruitenwisserblad in de richting van de pijl
4 van de ruitenwisserarm verwijderen.
Wisserbladen monteren (variant 1)
#Het nieuwe ruitenwisserblad in de richting van
de pijl 1 op de ruitenwisserarm aanbrengen,
tot de ontgrendelingsknop 2 aangrijpt.
#De bevestiging van het ruitenwisserblad con-
troleren.
#De ruitenwisserarmen weer naar de voorruit
klappen.
#De auto inschakelen.
#Op de combischakelaar de toets î indruk-
ken.
De ruitenwisserarmen gaan terug naar de uit-
gangspositie.
#De auto uitschakelen.
262 Licht en zicht
F296 0032 07
Wisserbladen monteren (variant 2)
#Het nieuwe ruitenwisserblad in de richting van
de pijl 1 op de ruitenwisserarm aanbrengen.
#De schuif 2 in de richting van de pijl 3
schuiven, tot deze in de vergrendelingspositie
vergrendelt.
#De bevestiging van het ruitenwisserblad con-
troleren.
#De ruitenwisserarmen weer naar de voorruit
klappen.
#De auto inschakelen.
#Op de combischakelaar de toets î indruk-
ken.
De ruitenwisserarmen gaan terug naar de uit-
gangspositie.
#De auto uitschakelen.
Onderhoudsindicatie
Bij de punt van het blad van het nieuwe ruitenwis-
serblad bevindt zich een onderhoudsindicatie.
#De beschermfolie 1 van de onderhoudsindi-
catie verwijderen.
Wanneer de kleur van de onderhoudsindicatie ver-
andert van zwart naar geel, moeten de ruitenwis-
serbladen worden vervangen.
Licht en zicht 263
F296 0032 07
Ruitenwisserblad achterruit vervangen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar door inge-
schakelde ruitenwissers bij het vervangen
van de ruitenwisserbladen
Wanneer de ruitenwissers in beweging komen
bij het vervangen van de ruitenwisserbladen,
kunt u door de ruitenwisserarm bekneld raken
#Alvorens de ruitenwisserbladen te ver-
vangen, altijd de ruitenwissers en de
auto uitschakelen.
Ruitenwisserblad verwijderen
#De auto uitschakelen.
#De ruitenwisserarm 2 van de achterruit weg-
klappen, tot deze in de vervangingsstand ver-
grendelt.
#Het ruitenwisserblad 1 op de ruitenwisse-
rarm 2 losmaken en in de richting van de pijl
3 verwijderen.
Ruitenwisserblad aanbrengen
#Het ruitenwisserblad 1 met de beide nokken
3 in de houder 2 van de ruitenwisserarm
aanbrengen.
#Het ruitenwisserblad 1 in de richting van de
pijl 4 drukken, tot het in de houder 2 vast-
klikt.
264 Licht en zicht
F296 0032 07
#De bevestiging van het ruitenwisserblad 1
controleren.
#De ruitenwisserarm uit de vervangingsstand
terug naar de achterruit klappen.
Spiegels
Buitenspiegels bedienen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door voertuiginstellingen tijdens het rijden
U kunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
RWanneer u tijdens het rijden de bestuur-
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels verstelt.
RWanneer u tijdens het rijden de veiligheids-
gordel omgespt.
#Voordat de auto wordt gestart: In het bij-
zonder de bestuurdersstoel, de hoofd-
steunen, het stuurwiel en de spiegels
instellen en de veiligheidsgordel omges-
pen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij gebruik van de buitenspiegel door ver-
keerde inschatting van de afstand
De buitenspiegels geven een verkleind beeld.
De zichtbare objecten zijn dichterbij dan het
lijkt.
#Daarom altijd de daadwerkelijke afstand
tot andere verkeersdeelnemers inschat-
ten door over de schouder te kijken.
Buitenspiegels instellen
#Met de toets 2 of 4 de gewenste spiegel
selecteren.
Licht en zicht 265
F296 0032 07
%Bij auto's met MBUX interieurassistent en
bestuurderscamera kan de gewenste buiten-
spiegel ook door de natuurlijke beweging van
het hoofd naar links of naar rechts automa-
tisch worden voorgeselecteerd
(/ pagina 513).
#Met de toets 1 de stand van de geselec-
teerde spiegel instellen.
Buitenspiegels in- en uitklappen
#De toets 3 kort indrukken.
%Nadat de accukabels losgemaakt zijn of wan-
neer de accu ontladen was, moeten de bui-
tenspiegels kort worden bewogen met de
toets 3. Alleen dan werkt het automatisch
inklappen van de spiegels.
Buitenspiegel vergrendelen
Wanneer een buitenspiegel met geweld uit de ver-
grendeling is gedrukt, als volgt te werk gaan.
#De toets 3 ingedrukt houden.
Er is een klikkend geluid hoorbaar, gevolgd
door een vergrendelgeluid. De buitenspiegel
neemt de correcte positie in.
Functie van de automatisch dimmende spiegels
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel en
vergiigingsgevaar door elektrolyt van de
dimmende spiegel
Wanneer het glas van een automatisch dim-
mende spiegel breekt, kan elektrolyt naar bui-
ten komen.
De elektrolyt is schadelijk voor de gezondheid
en veroorzaakt irritaties. Het mag niet in con-
tact met huid, ogen, ademhalingsorganen of
kleding komen of ingeslikt worden.
#Bij contact met elektrolyt het volgende in
acht nemen:
RElektrolyt op de huid direct met
water afspoelen en zo snel mogelijk
de hulp van een arts inroepen.
RElektrolyt in de ogen direct grondig
met schoon water uitspoelen en zo
snel mogelijk de hulp van een arts
inroepen.
RWanneer elektrolyt is ingeslikt, direct
grondig de mond uitspoelen. Geen
braken opwekken. Zo snel mogelijk
naar een arts gaan.
RMet elektrolyt vervuilde kleding
direct vervangen.
RBij allergische reacties direct naar
een arts gaan.
Wanneer licht van koplampen op de sensor in de
binnenspiegel schijnt, dan dimmen de binnenspie-
gel en de buitenspiegel aan bestuurderszijde auto-
matisch.
Systeemgrenzen
In de volgende situaties dimt het systeem niet:
RDe auto is uitgeschakeld.
RDe achteruitversnelling is ingeschakeld.
RDe interieurverlichting is ingeschakeld.
Functie van de inparkeerstand van de buitenspie-
gel aan passagierszijde
De inparkeerstand helpt u bij het inparkeren.
266 Licht en zicht
F296 0032 07
In de volgende situaties klapt de buitenspiegel aan
passagierszijde omlaag in de richting van het ach-
terwiel aan passagierszijde:
RDe inparkeerstand is opgeslagen
(/ pagina 267).
RDe buitenspiegel aan passagierszijde is gese-
lecteerd.
RDe achteruitversnelling is ingeschakeld.
De buitenspiegel aan passagierszijde wordt in de
volgende situaties teruggezet:
RU plaatst de transmissie in een andere trans-
missiestand.
REr wordt sneller dan 15 km/h gereden.
RDe toets voor de buitenspiegel aan bestuur-
derszijde wordt ingedrukt.
Inparkeerstand van de buitenspiegel aan passa-
gierszijde via de achteruitversnelling opslaan en
oproepen
Opslaan
#Via de toets 2 de buitenspiegel aan passa-
gierszijde selecteren.
#De achteruitversnelling inschakelen.
#Met de toets 1 de buitenspiegel aan passa-
gierszijde in de gewenste inparkeerstand bren-
gen.
Oproepen
#Via de toets 2 de buitenspiegel aan passa-
gierszijde selecteren.
#De achteruitversnelling inschakelen.
De buitenspiegel aan passagierszijde kantelt
naar de opgeslagen inparkeerstand.
Automatisch spiegels inklappen in- of uitschake-
len
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Openen/sluiten
#Automatisch spiegels inklappen in- of uit-
schakelen.
Licht en zicht 267
F296 0032 07
Vlak in de voorruit dat radiogolven doorlaat
Apparatuur die met radiogolven werkt, bijvoor-
beeld tolhengssystemen, alleen in de vlakken in
de voorruit die radiogolven doorlaten 1 monte-
ren.
De vlakken die radiogolven doorlaten 1 zijn het
beste vanaf de buitenzijde zichtbaar als de voor-
ruit wordt beschenen met een extra lichtbron.
Neem de positie in acht bij auto's met:
RVoorruitverwarming
RInfrarood-reecterende voorruit
Werking van de infrarood-reecterende voorruit
De infrarood-reecterende voorruit is voorzien van
een coating en voorkomt een te sterke opwarming
van het interieur.
De coating beschermt het interieur tegen radio-
golven.
268 Licht en zicht
F296 0032 07
Overzicht temperatuurregelsystemen
Aanwijzingen met betrekking tot de klimaatrege-
ling
Opdat de airconditioning, de controle op schade-
lijke stoen en de ltering van de lucht correct
werken, moet altijd een interieurlter samen met
het voorlter in de motorruimte worden gebruikt.
Door Mercedes-Benz geadviseerde en vrijgegeven
lters gebruiken. Onderhoudswerkzaamheden
altijd laten uitvoeren bij een gekwaliceerde werk-
plaats.
Overzicht klimaatregel THERMATIC
De controlelampjes geven aan dat de betreende
functie geactiveerd is. Klimaatregel vóór op het centraal display
(voorbeeld)
1s Temperatuur verhogen
2Bovenste weergavegebied van de klimaatregel
met de voorbeelden j klimaatregeling in-
of uitschakelen (/ pagina 272) en 0 syn-
chronisatiefunctie (/ pagina 276)
3¬ Voorruit ontwasemen (/ pagina 273)
4g Luchtrecirculatie in- of uitschakelen
(/ pagina 277) of
¯ Statusindicatie jnstofvoorlter
(/ pagina 273)
5¤ Achterruitverwarming in- of uitschake-
len
6r Temperatuur verlagen
7Afhankelijk van de uitrusting en instelling van
de auto: Temperatuuraanduiding, weergave
voor de ontwasemingsfunctie, luchthoeveel-
heid, klimaatregeling vooraf of voor de kli-
maatmodus
8¿ A/C-functie in- of uitschakelen
(/ pagina 274)
9± Klimaatmenu oproepen (/ pagina 273)
AÃ Klimaatregeling automatisch regelen
(/ pagina 274)
BJ Luchthoeveelheid verhogen of klimaat-
regeling inschakelen (/ pagina 272)
CI Luchthoeveelheid verlagen of klimaatre-
geling uitschakelen (/ pagina 272)
Klimaatregeling 269
F296 0032 07
%De klimaatregel is ook zichtbaar wanneer de
auto is geparkeerd of wanneer de airconditio-
ning is uitgeschakeld (/ pagina 272).
%De beschikbaarheid van de verschillende
functies is afhankelijk van het land en de uit-
rusting.
Overzicht klimaatregel THERMOTRONIC
De controlelampjes geven aan dat de betreende
functie geactiveerd is.
Klimaatregel vóór op het centraal display
(voorbeeld)
1s Temperatuur verhogen
20 Synchroniseringsfunctie
(/ pagina 276)
j Klimaatregeling uitschakelen
(/ pagina 272)
¿ A/C-functie in- of uitschakelen
(/ pagina 274)
3¬ Voorruit ontwasemen
4g Luchtrecirculatie in- of uitschakelen
(/ pagina 277) of
¯ Statusindicatie jnstofvoorlter
(/ pagina 273)
5¤ Achterruitverwarming in- of uitschake-
len
6Afhankelijk van de uitrusting en de instelling
van de auto:
Temperatuuraanduiding
¬ Weergave bij de ontwasemingsfunctie
J Luchthoeveelheid
& Klimaatregeling vooraf
7J Luchthoeveelheid verhogen of klimaat-
regeling inschakelen (/ pagina 272)
8r Temperatuur verlagen
9Ã Klimaatregeling automatisch regelen,
rechts (/ pagina 274)
A± Klimaatmenu oproepen (/ pagina 273)
BÃ Klimaatregeling automatisch regelen,
links (/ pagina 274)
CI Luchthoeveelheid verlagen of klimaatre-
geling uitschakelen (/ pagina 272)
270 Klimaatregeling
F296 0032 07
%Bij een binnenkomende oproep wordt de
luchthoeveelheid automatisch verlaagd, om
geluidsbronnen zo stil mogelijk te houden. Via
7 of C kan de luchthoeveelheid weer wor-
den aangepast.
%De klimaatregel is ook zichtbaar wanneer de
auto is geparkeerd of wanneer de airconditio-
ning is uitgeschakeld (/ pagina 272).
%De beschikbaarheid van de verschillende
functies is afhankelijk van het land en de uit-
rusting.
Overzicht bedieningseenheid achterin
De bedieningseenheid achterin is alleen beschik-
baar bij auto's met de aircobedieningseenheid
THERMOTRONIC. 1Luchtverdeling op middelste luchtuitstroom-
openingen links achterin instellen
2Temperatuur achterin instellen, links
3Luchthoeveelheid instellen of klimaatregeling
in- en uitschakelen, links achterin
(/ pagina 272)
4Klimaatregeling in- of uitschakelen
(/ pagina 272)
5Luchthoeveelheid instellen of klimaatregeling
in- en uitschakelen, rechts achterin
(/ pagina 272)
6Temperatuur achterin instellen, rechts
7Luchtverdeling op middelste luchtuitstroom-
openingen rechts achterin instellen
8Klimaatregeling achterin automatisch regelen,
rechts (/ pagina 274)
9Luchtverdeling op luchtuitstroomopeningen in
beenruimte instellen, rechts achterin
ASynchronisatie is ingeschakeld
(/ pagina 276)
BLuchtverdeling op luchtuitstroomopeningen in
beenruimte instellen, links achterin
CKlimaatregeling achterin automatisch regelen,
links (/ pagina 274)
Afhankelijk van de uitrusting kunnen de instellin-
gen voor de 2e rij zitplaatsen via de volgende
apparaten worden uitgevoerd:
Rvia de bedieningseenheid achterin
Rvia een display van het MBUX High-End enter-
tainment achterin
Klimaatregeling 271
F296 0032 07
Rvia de tablet achterin
Rvia het voorpassagiersdisplay (CDD-Co-Driver
display)
Rvia het centraal display
Temperatuurregelsysteem bedienen
Klimaatregeling in- of uitschakelen
Klimaatregeling inschakelen
#De luchthoeveelheid met J in de klimaat-
regel van het centraal display in de stand 1 of
hoger zetten.
of
#Ã, s, r of ± indrukken.
Klimaatregeling uitschakelen
#De luchthoeveelheid met I in de klimaat-
regel van het centraal display in de stand 0
zetten
of
#j indrukken.
Wanneer de klimaatregeling is uitgeschakeld, kun-
nen de ruiten sneller beslaan. Klimaatregeling
slechts kortstondig uitschakelen.
%Wanneer de klimaatregeling met j wordt
uitgeschakeld, verschijnt OFF in de klimaatre-
gel.
%Wanneer de functie maximaliseren van de
actieradius wordt geactiveerd, worden
bepaalde klimaatregelingsfuncties beperkt, en
worden de ruit- en spiegelverwarmingen uitge-
schakeld. Dit kan, afhankelijk van de weers-
omstandigheden, leiden tot beslagen ramen
en beperkt zicht. Om de klimaatregelingsfunc-
ties snel weer opnieuw te activeren, op de
toets ¬ in de klimaatregel van het centraal
display drukken.
Klimaatregeling via bedieningseenheid achterin in-
of uitschakelen
Inschakelen
#De toets 4 indrukken.
of
272 Klimaatregeling
F296 0032 07
#De luchthoeveelheid met de toetsen 3 en 5
in de stand 1 of hoger zetten.
of
#De toetsen 2, 6, 8 of C indrukken.
Uitschakelen
#De toets 4 indrukken.
of
#De luchthoeveelheid met de toetsen 3 en 5
in de stand 0 zetten.
%Wanneer de klimaatregeling achterin met de
toets 4 is uitgeschakeld, verschijnt op het
display OFF.
A/C-functie via klimaatregel in- of uitschakelen
Voorwaarden
RDe automatische airconditioning THERMATIC
is in de auto aanwezig.
De A/C-functie verwarmt, koelt en droogt de inte-
rieurlucht van de auto.
#Op ¿ in de klimaatregel van het centraal
display drukken.
%De A/C-functie slechts kortstondig uitschake-
len, omdat anders de ruiten sneller beslaan.
Aan de onderzijde van de auto kan tijdens het
koelen condenswater naar buiten komen. Dat
is geen teken van een defect.
Klimaatmenu via klimaatregel oproepen
Het klimaatmenu kan via de klimaatregel worden
opgeroepen. De klimaatregel wordt altijd onder-
aan het centraal display weergegeven.
#Het item Airco-menu op de klimaatregel selec-
teren.
Het menu 1e rij zitplaatsen wordt geopend.
Direct naar het menu Luchtkwaliteit gaan
#De statusindicatie jnstofvoorlter ¯ in de
klimaatregel selecteren.
Het menu Luchtkwaliteit wordt geopend. Er
wordt een animatie van de automatische
luchtreiniging getoond.
%De statusindicatie jnstofwaarde bevindt zich
op het startscherm naast de rechter tempera-
tuuraanduiding en informeert u over de actu-
ele jnstofwaarden binnen en buiten de auto.
De meetwaarden worden in de eenheid
µg/m3 (microgram per kubieke meter) weer-
gegeven.
Voorruit via klimaatregel ontwasemen
Inschakelen
#In de klimaatregel van het centraal display
op ¬ drukken.
Uitschakelen
#In de klimaatregel van het centraal display op
¬, Ã of j drukken.
of
#De luchthoeveelheid in de stand 0 zetten.
%Wanneer de ontwasemingsfunctie wordt geac-
tiveerd, worden sommige functies, zoals de
temperatuurinstelling, automatisch gedeacti-
veerd.
Klimaatregeling 273
F296 0032 07
A/C-functie via klimaatmenu in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4Airco-menu 51e rij zitplaatsen
Wanneer de A/C-functie geactiveerd is, wordt,
afhankelijk van de omstandigheden buiten, een
betere afkoeling en droging van de interieurlucht
ondersteund. Wanneer er in de klimaatregel van
het centraal display geen mogelijkheid is om de
A/C-functie te bedienen, kan de functie in het kli-
maatmenu van het centraal display worden in- of
uitgeschakeld.
#A/C (A/C) selecteren.
De A/C-functie slechts kortstondig uitschakelen,
omdat anders de ruiten sneller beslaan.
Aan de onderzijde van de auto kan tijdens het
koelen condenswater naar buiten komen. Dat is
geen teken van een defect.
Klimaatregeling via klimaatregel automatisch rege-
len
In de automatische stand wordt de ingestelde
interieurtemperatuur automatisch door de lucht-
toevoer geregeld en constant gehouden.
#In de klimaatregel van het centraal display
opAUTO drukken.
#Omschakelen naar handmatige functie: De
automatische stand uitschakelen of een lucht-
verdeling, bijvoorbeeld P instellen.
%Door het indrukken van K op de klimaatre-
gel van het centraal display kunt u de lucht-
hoeveelheid handmatig verhogen of verlagen.
Klimaatregeling via bedieningseenheid achterin
automatisch regelen
In de automatische stand wordt de ingestelde
temperatuur door de temperatuur van de uitstro-
mende lucht en de luchthoeveelheid geregeld.
#De toets 1 Ãindrukken.
Klimaatmodi via klimaatmenu selecteren
Multimediasysteem:
4Airco-menu 51e rij zitplaatsen
In het klimaatmenu kan tussen verschillende kli-
maatmodi worden geselecteerd.
274 Klimaatregeling
F296 0032 07
Wanneer daarbij de modus ECO of ECO+ is geac-
tiveerd, worden bepaalde klimaatregelingsfuncties
beperkt ten gunste van het energieverbruik en de
actieradius van de auto.
De volgende modi in het klimaatmenu zijn
beschikbaar:
RComfort: Maximaal klimaatcomfort
RECO: Bij een beperkte verwarmings- en koel-
capaciteit is de bediening van de klimaatrege-
ling nog steeds onbeperkt mogelijk. Bij het
activeren van ¬ wordt automatisch naar de
modus Comfort gewisseld.
RECO+: Modus met uitsluitend gebruik van de
aanjager en eventueel gebruik van afgegeven
warmte. De temperatuur kan niet meer wor-
den ingesteld. Bij het activeren van ¬
wordt automatisch naar de modus Comfort
gewisseld.
%Wanneer de modus ECO of ECO+ ingescha-
keld is, kunnen de ruiten meer beslaan.
%De klimaatmodus ECO+ kan eveneens via de
toets voor de actieradiusmaximalisering in het
EQ-menu onder Actieradius worden in- of uit-
geschakeld. Bij het deactiveren van de actie-
radiusmaximalisatie wordt automatisch omge-
schakeld naar de laatst geselecteerde kli-
maatmodus. Door op de temperatuur- of aan-
jagerweergave in de klimaatregel van het cen-
traal display te drukken, kan bij actieve ECO
of ECO+-modus het klimaatmenu direct wor-
den geopend. Hier kan de klimaatmodus wor-
den gewijzigd door op de ECO-toets te druk-
ken.
%De klimaatregeling van de auto herkent auto-
matisch welke zitplaatsen bezet zijn. Wanneer
de auto onbezette zitplaatsen herkent, worden
de klimaatregelingsfuncties beperkt. Als u
¬ activeert, wisselt de klimaatregeling
automatisch naar de modus Comfort.
%Wanneer de auto in de modus ECO of ECO+
kortstondig wordt uitgeschakeld, dan is de
eerder geselecteerde modus de volgende keer
dat de auto wordt gestart nog steeds inge-
schakeld. Wanneer de auto in de modus ECO
of ECO+ gedurende langere tijd wordt uitge-
schakeld, dan wordt de volgende keer dat de
auto wordt ingeschakeld automatisch de
modus Comfort geselecteerd.
#ECO aantippen.
#Comfort, ECO of ECO+ selecteren.
Wordt een ECO-modus via het klimaatmenu gese-
lecteerd, verschijnen in de temperatuuraanduiding
van de klimaatregel twee LED's. Wanneer de
modus ECO ingeschakeld is, brandt een LED in de
temperatuuraanduiding groen. Wanneer de modus
ECO+ ingeschakeld is, branden beide LED's groen
en verschijnt de weergave ECO+.
Overzicht instellingen voor de luchtverdeling
De symbolen op het centraal display geven aan,
door welke luchtroosters de lucht wordt gestuurd:
¯Ontwasemingsroosters
PMiddelste luchtuitstroomopeningen
OLuchtuitstroomopeningen in de beenruimte
Klimaatregeling 275
F296 0032 07
Luchtverdeling via klimaatmenu instellen
Multimediasysteem:
4Airco-menu
#1e rij zitplaatsen of 2e rij zitplaatsen selecte-
ren.
#De luchtverdeling instellen: ¯, P of
O selecteren.
#De luchthoeveelheid instellen.
%Bij ingeschakelde airconditioning is altijd ten
minste één zone actief. Er kunnen meerdere
luchtverdelingen tegelijkertijd worden geselec-
teerd, om bijvoorbeeld de temperatuur bij de
voorruit en in de beenruimte gelijktijdig te
regelen. Daarbij kan de klimaatregeling van de
voorruit ¯ alleen voor de eerste rij zit-
plaatsen worden geselecteerd. Bij een actieve
automatische stand worden de buttons voor
het instellen van de luchtverdeling automa-
tisch gedeactiveerd. Wordt de airconditioning
uitgeschakeld, kunnen de buttons nog steeds
worden bediend en wordt automatisch de
laatste instelling opgeslagen.
Klimaatregeling achterin via klimaatmenu instellen
Multimediasysteem:
4Airco-menu
Luchthoeveelheid instellen
#2e rij zitplaatsen of 3e zitrij selecteren.
#De luchthoeveelheid met J of I instel-
len.
Temperatuur instellen
#2e rij zitplaatsen selecteren.
#De temperatuur instellen.
%De 3e rij zitplaatsen kan naast de reeds inge-
stelde temperatuur voor de 1e of 2e rij zit-
plaatsen extra worden gekoeld. Om de extra
koeling te activeren, s indrukken en op
stand 1 of hoger instellen.
Klimaatregeling achterin automatisch regelen
#AUTO selecteren.
%Wanneer de ontwasemingsfunctie wordt geac-
tiveerd, worden sommige functies, zoals de
temperatuurinstelling, automatisch gedeacti-
veerd. Om de ontwasemingsfunctie te deacti-
veren ¬, Ã of j indrukken of de
luchthoeveelheid in de stand 0 zetten
(/ pagina 273).
Synchronisatiefunctie via klimaatmenu in- of uit-
schakelen
Multimediasysteem:
4Airco-menu 51e rij zitplaatsen
De synchroniseringsfunctie regelt de klimaatrege-
ling centraal. Daarbij worden de instelling van de
temperatuur, luchthoeveelheid en luchtverdeling
van de bestuurder automatisch overgenomen voor
elke klimaatzone.
#SYNC (SYNC) selecteren.
Condens van de ruiten verwijderen
Aan de binnenzijde beslagen ruiten
#In de klimaatregel van het centraal display
op à drukken.
276 Klimaatregeling
F296 0032 07
#Wanneer de ruiten beslagen blijven: In de kli-
maatregel van het centraal display op ¬
drukken.
Aan de buitenzijde beslagen ruiten
#De ruitenwissers inschakelen.
#In de klimaatregel van het centraal display
op à drukken.
Luchtrecirculatie via klimaatregel in- of uitschake-
len
Voorwaarden
RIn de auto is geen jnstofvoorlter gemon-
teerd.
#In de klimaatregel van het centraal display op
g drukken.
De interieurlucht wordt gerecirculeerd.
Na enige tijd schakelt de luchtrecirculatie automa-
tisch over naar toevoer van buitenlucht.
%Wanneer de luchtrecirculatie is ingeschakeld
kunnen de ruiten sneller beslaan. De luchtre-
circulatie slechts kortstondig inschakelen.
Luchtrecirculatie via klimaatmenu in- of uitschake-
len
Voorwaarden
RDe auto is uitgerust met een jnstofvoorlter.
Multimediasysteem:
4Airco-menu 5Luchtkwaliteit
#Op g in het bovenste weergavegebied van
de klimaatregel drukken.
De interieurlucht wordt gerecirculeerd.
Na enige tijd schakelt de luchtrecirculatie automa-
tisch over naar toevoer van buitenlucht.
%Wanneer de luchtrecirculatie is ingeschakeld
kunnen de ruiten sneller beslaan. De luchtre-
circulatie slechts kortstondig inschakelen.
%Door het selecteren van de jnstofstatusindi-
cator ¯ in de klimaatregel kan recht-
streeks naar het menu Luchtkwaliteit worden
gegaan.
Ionisering via klimaatmenu in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4Airco-menu 5Luchtkwaliteit
Bij activering van de ionisering wordt de interieur-
lucht verrijkt met negatieve zuurstoonen. Deze
kunnen het welzijn van de inzittenden bevorderen.
#Ionisering selecteren.
%De functie kan alleen worden uitgevoerd wan-
neer de AUTO-modus is geactiveerd of de
luchtverdeling naar de zijluchtroosters is inge-
steld. Wanneer het zijluchtrooster aan
bestuurderszijde is gesloten, is de functie
beperkt.
Parfumeringssysteem
Parfumeringssysteem via multimediasysteem
in- of uitschakelen
Voorwaarden
RDe automatische airconditioning is ingescha-
keld.
RHet dashboardkastje is gesloten.
Klimaatregeling 277
F296 0032 07
REen acon is geplaatst.
Multimediasysteem:
4Airco-menu 5Luchtkwaliteit
Het parfumeringssysteem verspreidt met behulp
van een acon in het dashboardkastje een aange-
name geur in het interieur.
#Omlaag navigeren tot de klimaatinstellingenre-
gel actief is.
#Parfumering selecteren.
#De parfumering in- of uitschakelen.
Parfumeringssysteem via multimediasysteem
instellen
Voorwaarden
REen acon is geplaatst.
RHet dashboardkastje is gesloten.
RDe klimaatregeling is ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4Airco-menu 5Luchtkwaliteit
Het parfumeringssysteem verspreidt met behulp
van een acon in het dashboardkastje een aange-
name geur in het interieur.
#Parfumering selecteren.
#Net zo vaak drukken totdat de gewenste inten-
siteit is bereikt.
Flacon van het parfumeringssysteem aanbren-
gen of verwijderen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
parfumvloeistof
Wanneer kinderen de acon openen, zouden
ze de parfumvloeistof kunnen drinken of in de
ogen kunnen krijgen.
#Kinderen niet zonder toezicht in de auto
achterlaten.
#Wanneer de parfumvloeistof is gedron-
ken, direct naar een arts gaan.
#Wanneer parfumvloeistof in de ogen
terecht is gekomen, de ogen met schoon
water uitspoelen.
#Bij aanhoudende klachten naar een arts
gaan.
+MILIEU-AANWIJZING Milieuschade door
niet deskundige afvoer van volle acons
Volle acons mogen niet met het huis-
vuil worden afgevoerd.
#
Volle acons bij een afval inza-
melstation inleveren.
278 Klimaatregeling
F296 0032 07
1Deksel
2Flacon
#Aanbrengen: De acon tot de aanslag in de
houder schuiven.
#Verwijderen: Na het openen van het dash-
boardkastje circa zeven seconden wachten en
de acon verwijderen.
Wanneer niet originele Mercedes-Benz parfums
worden gebruikt, de veiligheidsaanwijzingen op de
verpakking van de parfumvloeistof in acht nemen.
De acon met origineel Mercedes-Benz parfum
nadat deze opgebruikt is afvoeren en niet opnieuw
vullen.
Flacon om zelf te vullen
#De dop van de lege acon losdraaien.
#De acon met maximaal 15 ml vullen.
#De dop op de acon draaien.
De lege, zelf te vullen acon altijd met dezelfde
parfumvloeistof vullen. Het afzonderlijke informa-
tieblad dat bij de acon is gevoegd in acht nemen.
Informatie over de voorruitverwarming
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den door aanraken van de voorruit bij
ingeschakelde voorruitverwarming
De voorruit kan zeer heet worden als de voor-
ruitverwarming is ingeschakeld.
Bij personen met beperkte temperatuursensa-
tie of met een beperkte reactiemogelijkheid
op hogere temperaturen kan dit tot gezond-
heidsklachten of zelfs op brandwonden gelij-
kende verwondingen leiden.
#De voorruit alleen aanraken als de voor-
ruitverwarming is uitgeschakeld.
#De voorruit laten afkoelen alvorens deze
aan te raken.
De voorruitverwarming wordt automatisch geacti-
veerd wanneer ¬ in de klimaatregel van het
centraal display is ingeschakeld.
Nadat de auto is gestart wordt de voorruitverwar-
ming automatisch naar behoee ingeschakeld.
%Bij een geringe boordnetspanning kan de wer-
king van de voorruitverwarming negatief wor-
den beïnvloed.
Klimaatregeling 279
F296 0032 07
Klimaatregeling vooraf bij ontgrendeling
Functie van de klimaatregeling vooraf bij ont-
grendeling
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Het gebied van de zitplaatsen kan al vóór het
instappen kortstondig worden voorverwarmd of
voorgekoeld.
Afhankelijk van de uitrusting van de auto worden
bij het voorkoelen de volgende functies vraagge-
richt ingeschakeld:
RAutomatische airconditioning
RAanjager
RStoelventilatie
Afhankelijk van de uitrusting van de auto worden
bij het voorverwarmen de volgende functies
vraaggericht ingeschakeld:
RAutomatische airconditioning
RAanjager
RStoelverwarming
RStuurwielverwarming
RSpiegelverwarming
RAchterruitverwarming
RVoorruitverwarming
RRuitenwisserruststandverwarming
Afhankelijk van de uitvoering van de auto worden
bij de klimaatregeling vooraf bovendien de vol-
gende functies geregeld, wanneer deze reeds tij-
dens het normale gebruik van de auto ingescha-
keld waren:
RParfumering
RIonisering
Klimaatregeling vooraf bij ontgrendeling in het
multimediasysteem instellen
Multimediasysteem:
4Airco-menu 5Voorklimatisering
%Deze functie is alleen beschikbaar bij auto's
met plug-in-hybride.
#De functie in- of uitschakelen.
Stoelen selecteren
#Bestuurder, Voorpassagier, Linksachter of
Rechtsachter selecteren.
De zitplaatsspecieke functies van de klimaat-
regeling vooraf, bijvoorbeeld de stoelverwar-
ming, worden voor de geselecteerde stoelen
uitgevoerd.
Wanneer de klimaatregeling vooraf is geactiveerd,
brandt een LED in de klimaatregel op het centraal
display bij een gekoelde auto blauw en bij een ver-
warmde auto rood.
Klimaatregeling vooraf bij ontgrendeling in- of
uitschakelen
Voorwaarden
RDe hoogspanningsaccu is voldoende opgela-
den.
RDe functie is via het multimediasysteem geac-
tiveerd.
#Inschakelen: De auto ontgrendelen.
De klimaatregelingsfuncties worden bij het
voorverwarmen en bij het voorkoelen maxi-
maal vijf minuten ingeschakeld.
280 Klimaatregeling
F296 0032 07
De klimaatregeling vooraf bij ontgrendeling kan
niet meer dan driemaal achter elkaar worden
geactiveerd wanneer de auto geparkeerd is.
#Uitschakelen: Op & in de klimaatregel van
het centraal display drukken.
De volgende functies blijven ook na het starten
van de auto ingeschakeld:
RStoelverwarming
RStoelventilatie
Afhankelijk van de uitvoering van de auto worden
bij de klimaatregeling vooraf bovendien de vol-
gende functies geregeld, wanneer deze reeds tij-
dens het normale gebruik van de auto ingescha-
keld waren:
RParfumering
RIonisering
Klimaatregeling vooraf op de vertrektijd
Functie van de klimaatregeling vooraf op de
vertrektijd
&WAARSCHUWING Levensgevaar door
grote blootstelling aan kou of warmte in
de auto
Wanneer personen – in het bijzonder kinderen
– langdurig aan hoge of lage temperaturen
worden blootgesteld, bestaat gevaar voor let-
sel of zelfs levensgevaar!
#Personen – in het bijzonder kinderen –
nooit zonder toezicht in de auto laten.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den door herhaaldelijk inschakelen van de
stoelverwarming
Wanneer u de stoelverwarming herhaaldelijk
inschakelt, kunnen de zitting en de rugleuning-
vulling zeer heet worden.
Met name bij personen met beperkte tempe-
ratuursensatie of met een beperkte reactie-
mogelijkheid op hogere temperaturen kan dit
tot gezondheidsklachten of zelfs op brandwon-
den gelijkende verwondingen leiden.
#De stoelverwarming niet herhaaldelijk
inschakelen.
Ter bescherming tegen oververhitting kan de
stoelverwarming na herhaaldelijk opnieuw inscha-
kelen tijdelijk worden gedeactiveerd.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
De lucht in het interieur kan bij een geparkeerde
auto op de ingestelde temperatuur worden ver-
warmd, geventileerd of gekoeld.
Wanneer de auto is aangesloten op een stroom-
voorziening, hee het opladen van de hoogspan-
ningsaccu tot een vastgelegde minimale laadtoe-
stand voorrang.
Onder de volgende voorwaarden kan de draaiperi-
ode van de klimaatregeling vooraf korter worden:
RDe auto is niet op een stroomvoorziening aan-
gesloten.
Klimaatregeling 281
F296 0032 07
RDe hoogspanningsaccu is niet volledig opgela-
den.
Door de actieve klimaatregeling vooraf kan de
laadtoestand van de hoogspanningsaccu ook bij
een aangesloten laadkabelstekker teruglopen.
Tijdens het koelen en ventileren wordt de stoel-
ventilatie, indien aanwezig, geactiveerd.
Tijdens het verwarmen worden de volgende func-
ties, indien aanwezig, geactiveerd:
RStoelverwarming
RStuurwielverwarming
RSpiegelverwarming
RAchterruitverwarming
RVoorruitverwarming
RRuitenwisserruststandverwarming
Bij een wijziging van de ingestelde temperatuur
wordt automatisch de klimaatregelingsfunctie
geactualiseerd. Hierbij wordt van verwarmen naar
ventileren of koelen, van koelen naar ventileren of
verwarmen of van ventileren naar verwarmen of
koelen omgeschakeld.
Afhankelijk van de uitvoering van de auto worden
bij de klimaatregeling vooraf bovendien de vol-
gende functies geregeld, wanneer deze reeds tij-
dens het normale gebruik van de auto ingescha-
keld waren:
RParfumering
RIonisering
Klimaatregeling vooraf op de vertrektijd via kli-
maatregel instellen
Multimediasysteem:
4Airco-menu 5Voorklimatisering
Vertrektijd instellen
%De ingestelde vertrektijden worden voor de
klimaatregeling vooraf van de auto en voor de
prognose van de laadtoestand en de actiera-
dius op het geselecteerde tijdstip gebruikt.
Meer informatie over de laadinstellingen
(/ pagina 334).
#Vertrektijd bewerken u selecteren.
#Een vertrektijd selecteren of een nieuwe ver-
trektijd instellen.
%Wanneer de functie actieradiusmaximalisering
is geactiveerd, wordt bij een laadstop automa-
tisch een geschatte tijd bepaald waarop de
gewenste laadtoestand zal worden bereikt.
Deze wordt als geschatte vertrektijd voor de
klimaatregeling vooraf gebruikt en automa-
tisch ingesteld. Vooraf ingestelde vertrektij-
den kunnen bij ingeschakelde functie niet
worden bewerkt. De automatisch bepaalde
vertrektijd kan via het klimaatmenu worden
geactiveerd of gedeactiveerd.
Herhalingsdagen instellen
#Vertrektijd bewerken u selecteren.
#De gewenste vertrektijd instellen en de betref-
fende dagen van de week selecteren waarop
deze vertrektijd van toepassing is.
#Met OK bevestigen.
Stoelen selecteren
#Bestuurder, Voorpassagier, Linksachter of
Rechtsachter selecteren.
De klimaatregeling vooraf wordt voor de gese-
lecteerde stoelen uitgevoerd.
282 Klimaatregeling
F296 0032 07
Is een vertrektijd ingesteld, dan brandt een gele
LED in de klimaatregel van het centraal display.
Bovendien toont een LED in de klimaatregel aan,
wanneer de klimaatregeling vooraf geactiveerd is.
Deze brandt blauw wanneer de auto gekoeld
wordt en rood wanneer deze verwarmd wordt.
Klimaatregeling vooraf op de vertrektijd in- of
uitschakelen
&WAARSCHUWING Levensgevaar door
grote blootstelling aan kou of warmte in
de auto
Wanneer personen – in het bijzonder kinderen
– langdurig aan hoge of lage temperaturen
worden blootgesteld, bestaat gevaar voor let-
sel of zelfs levensgevaar!
#Personen – in het bijzonder kinderen –
nooit zonder toezicht in de auto laten.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den door herhaaldelijk inschakelen van de
stoelverwarming
Wanneer u de stoelverwarming herhaaldelijk
inschakelt, kunnen de zitting en de rugleuning-
vulling zeer heet worden.
Met name bij personen met beperkte tempe-
ratuursensatie of met een beperkte reactie-
mogelijkheid op hogere temperaturen kan dit
tot gezondheidsklachten of zelfs op brandwon-
den gelijkende verwondingen leiden.
#De stoelverwarming niet herhaaldelijk
inschakelen.
Ter bescherming tegen oververhitting kan de
stoelverwarming na herhaaldelijk opnieuw inscha-
kelen tijdelijk worden gedeactiveerd.
Voorwaarden
RDe hoogspanningsaccu is voldoende opgela-
den.
RDe functie is via het multimediasysteem geac-
tiveerd.
#Inschakelen: De vertrektijd instellen
(/ pagina 282).
De klimaatregeling vooraf op de vertrektijd
wordt maximaal 55 minuten voor de gekozen
vertrektijd ingeschakeld. Bij vertraging van de
vertrektijd blij de klimaatregeling nog vijf
minuten werken.
#Klimaatregeling vooraf op de vertrektijd voort-
ijdig uitschakelen: Op & in de klimaatregel
van het centraal display drukken of de voorse-
lectie van de klok in het klimaatmenu uitscha-
kelen.
Afhankelijk van de uitvoering van de auto blijven
de volgende functies ook na het starten van de
auto ingeschakeld:
RStoelverwarming
RStoelventilatie
Afhankelijk van de uitvoering van de auto worden
bij de klimaatregeling vooraf bovendien de vol-
gende functies geregeld, wanneer deze reeds tij-
dens het normale gebruik van de auto ingescha-
keld waren:
RParfumering
Klimaatregeling 283
F296 0032 07
RIonisering
Directe klimaatregeling vooraf via klimaatregel
bedienen
&WAARSCHUWING Levensgevaar door
grote blootstelling aan kou of warmte in
de auto
Wanneer personen – in het bijzonder kinderen
– langdurig aan hoge of lage temperaturen
worden blootgesteld, bestaat gevaar voor let-
sel of zelfs levensgevaar!
#Personen – in het bijzonder kinderen –
nooit zonder toezicht in de auto laten.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den door herhaaldelijk inschakelen van de
stoelverwarming
Wanneer u de stoelverwarming herhaaldelijk
inschakelt, kunnen de zitting en de rugleuning-
vulling zeer heet worden.
Met name bij personen met beperkte tempe-
ratuursensatie of met een beperkte reactie-
mogelijkheid op hogere temperaturen kan dit
tot gezondheidsklachten of zelfs op brandwon-
den gelijkende verwondingen leiden.
#De stoelverwarming niet herhaaldelijk
inschakelen.
Ter bescherming tegen oververhitting kan de
stoelverwarming na herhaaldelijk opnieuw inscha-
kelen tijdelijk worden gedeactiveerd.
Voorwaarden
RDe auto is uitgeschakeld.
Het interieur kan, bijvoorbeeld tijdens een riton-
derbreking, tot 50 minuten verder worden ver-
warmd of gekoeld.
#Op de toets & in de klimaatregel van het
centraal display drukken.
#De temperatuur met de pijlen s of r
in de klimaatregel van het centraal display
instellen.
Een LED in de klimaatregel van het centraal dis-
play gee aan, wanneer de klimaatregeling vooraf
geactiveerd is. Deze brandt blauw wanneer de
auto gekoeld wordt en rood wanneer deze ver-
warmd wordt.
Luchtuitstroomopeningen
Luchtuitstroomopeningen vóór instellen
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den of bevriezing door een te geringe
afstand tot de luchtuitstroomopeningen
Uit de luchtuitstroomopeningen kan zeer hete
of zeer koude lucht stromen.
#Altijd ervoor zorgen, dat alle inzittenden
voldoende afstand houden tot de lucht-
uitstroomopeningen.
#Naar behoee de luchtstroom naar een
ander gebied van het interieur leiden.
Om de toevoer van buitenlucht via de luchtuit-
stroomopeningen naar het interieur te waarbor-
gen, de volgende aanwijzingen in acht nemen:
RDe luchtroosters in het interieur altijd vrijhou-
den.
284 Klimaatregeling
F296 0032 07
RDe luchtinlaatroosters vrij van afzettingen hou-
den (/ pagina 685).
#Zijluchtroosters openen of sluiten: Het betref-
fende zijluchtrooster 1 bij de buitenste ring
vastpakken en tot de aanslag links- of
rechtsom draaien.
#Middelste luchtuitstroomopeningen openen of
sluiten: De betreende regelaar 2 vastpak-
ken en tot de aanslag naar binnen of naar bui-
ten bewegen.
#Luchtstroomrichting van de zijluchtroosters
instellen: Het zijluchtrooster 1 in het midden
vastpakken en omhoog, omlaag, naar links of
rechts bewegen.
#Luchtstroomrichting van de middelste luchtuit-
stroomopeningen instellen: De middelste
luchtuitstroomopening 2 bij de regelaar vast-
pakken en omhoog, omlaag, naar links of
rechts bewegen.
Uitstroomopeningen achterin instellen
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den of bevriezing door een te geringe
afstand tot de luchtuitstroomopeningen
Uit de luchtuitstroomopeningen kan zeer hete
of zeer koude lucht stromen.
#Altijd ervoor zorgen, dat alle inzittenden
voldoende afstand houden tot de lucht-
uitstroomopeningen.
#Naar behoee de luchtstroom naar een
ander gebied van het interieur leiden.
Uitstroomopeningen achterin instellen 2e rij zit-
plaatsen
#Uitstroomopeningen achterin openen of slui-
ten: De betreende uitstroomopening ach-
terin 1 bij de regelaar vastpakken en tot de
aanslag naar binnen of naar buiten bewegen.
#Luchtstroomrichting van de uitstroomopenin-
gen achterin instellen: De betreende rege-
laar 1 vastpakken en naar boven, beneden,
links of rechts bewegen.
Klimaatregeling 285
F296 0032 07
Zijluchtroosters achterin 2e rij zitplaatsen instel-
len
#Zijluchtroosters achterin openen of sluiten:
Het zijluchtrooster 1 bij de regelaar vastpak-
ken en tot de aanslag omlaag of omhoog
bewegen.
#Luchtstroomrichting van de zijluchtroosters
instellen: De regelaar 1 vastpakken en naar
boven, beneden, links of rechts bewegen.
Zijluchtroosters achterin 3e rij zitplaatsen instel-
len
#Zijluchtroosters achterin openen of sluiten: De
toets 2 indrukken.
#Luchtstroomrichting van de zijluchtroosters
instellen: De regelaar 1 vastpakken en naar
links of rechts bewegen.
286 Klimaatregeling
F296 0032 07
Rijden
Aanwijzingen met betrekking tot elektro-modus
&WAARSCHUWING Brandwonden‑ en ver-
giigingsgevaar bij beschadigde hoog-
spanningsaccu
Als het huis van de hoogspanningsaccu wordt
beschadigd, kunnen de elektrolyt en gassen
ontsnappen.
#Contact met de huid, ogen of kleding
voorkomen.
#Elektrolytspatten direct met water
afspoelen en zo snel mogelijk de hulp
van een arts inroepen.
&GEVAAR Brand- en explosiegevaar bij
overschrijding van de inwendige druk van
de hoogspanningsaccu
Bij een autobrand kan brandbaar gas ontsnap-
pen en ontbranden.
#Bij een ongewone geurontwikkeling, rook
of brandvlekken direct het opladen
afbreken.
#Direct de gevarenzone verlaten. De geva-
renzone op voldoende afstand beveili-
gen.
#Contact opnemen met de brandweer.
De volgende aanwijzingen met betrekking tot de
rijgeluiden en het akoestisch voertuigwaarschu-
wingssysteem in acht nemen:
RDe auto beschikt over een puur elektrisch aan-
drijfsysteem en produceert beduidend minder
rijgeluid dan auto's met verbrandingsmotor.
Daarom is de auto uitgerust met een soundge-
nerator als akoestisch voertuigwaarschuwings-
systeem (AVAS). Deze veiligheidsvoorziening is
vanwege de wetgever voorgeschreven.
Het buitengeluid van de soundgenerator is bij
lage snelheden in het interieur waarneembaar
en vormt geen functiestoring.
RDe soundgenerator genereert tot een snelheid
van circa 30 km/h snelheidsafhankelijke rijg-
eluiden bij het vooruit en achteruit rijden.
Andere verkeersdeelnemers, met name voet-
gangers en etsers, kunnen de auto op die
manier beter opmerken.
RVanaf een snelheid van 20 km/h wordt het
akoestisch voertuigwaarschuwingssysteem
geleidelijk uitgeschakeld.
RDe auto wordt ondanks de soundgenerator
eventueel door andere verkeersdeelnemers
niet akoestisch waargenomen. Uw rijstijl over-
eenkomstig aanpassen.
RDe soundgenerator is uitgeschakeld wanneer
de auto stilstaat.
Hoogspanningsboordnet handmatig uitschakelen
&GEVAAR Levensgevaar en brandgevaar
door gewijzigde en/of beschadigde onder-
delen van het hoogspanningsboordnet
Het hoogspanningsboordnet staat onder hoge
elektrische spanning. Als u onderdelen van het
Rijden en parkeren 287
F296 0032 07
hoogspanningsboordnet verandert of bescha-
digde onderdelen aanraakt, kunt u een
stroomstoot krijgen. Bovendien kunnen gewij-
zigde en/of beschadigde onderdelen brand
veroorzaken.
Bij een ongeval of contact van de bodemplaat
met de grond kunnen onderdelen van het
hoogspanningsboordnet ook niet-zichtbaar
worden beschadigd.
#Nooit wijzigingen aan het hoogspan-
ningsboordnet uitvoeren.
#De auto niet met gewijzigde of bescha-
digde onderdelen van het hoogspan-
ningsboordnet inschakelen en gebruiken.
#Nooit beschadigde onderdelen van het
hoogspanningsboordnet aanraken.
#Na een ongeval geen onderdelen van het
hoogspanningsboordnet aanraken.
#De auto na een ongeval laten transporte-
ren.
#Onderdelen van het hoogspannings-
boordnet bij een gekwaliceerde werk-
plaats laten controleren en indien nodig
laten vervangen.
Voorwaarden
Het hoogspanningsboordnet mag alleen in de vol-
gende situaties handmatig worden uitgeschakeld:
RHet waarschuwingslampje veiligheidssysteem
6 brandt op het bestuurdersdisplay, bij-
voorbeeld na een ongeval.
RDe auto is zwaar beschadigd en componenten
van het veiligheidssysteem zijn niet geacti-
veerd, bijvoorbeeld na een ongeval.
Hoogspanningsuitschakelsysteem gebruiken
Het hoogspanningsboordnet mag alleen in de
hiervoor genoemde situaties handmatig worden
uitgeschakeld.
#De auto uitschakelen.
#De transmissie in de stand j zetten.
#De elektrische parkeerrem inschakelen.
#De auto tegen wegrollen beveiligen.
#De klep 1 van de zekeringenkast in de been-
ruimte passagierszijde voorzichtig verwijderen.
Het hoogspanningsuitschakelsysteem 4
bevindt zich aan de achterzijde van de klep
1.
288 Rijden en parkeren
F296 0032 07
#Het extra label 3 voor het hoogspanningsuit-
schakelsysteem 4 in acht nemen.
#De ontgrendelingsnok 2 van het hoogspan-
ningsuitschakelsysteem 4 in de richting van
de pijl drukken en eruit trekken.
#De stekker 5 in de richting van de pijl trek-
ken, tot deze vergrendelt.
Het hoogspanningsboordnet is uitgeschakeld.
Alle werkzaamheden aan het aandrijfsysteem -
ook na het handmatig uitschakelen van het hoog-
spanningsboordnet - mogen alleen bij een gekwa-
liceerde werkplaats worden uitgevoerd.
Spanningsvoorziening of auto inschakelen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen de auto in bewe-
ging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrijzetten.
RDe transmissiestand wijzigen.
RHet voertuig starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Sleutel buiten bereik van kinderen bewa-
ren.
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuigsleu-
tel.
Voorwaarden
RDe sleutel bevindt zich in de auto en wordt
herkend.
RVoertuigen met Digitale Voertuigsleutel: Een
Digitale Voertuigsleutel met wegrijbeveiliging
wordt erkend.
RHet rempedaal wordt niet bediend.
Rijden en parkeren 289
F296 0032 07
Auto's met centraal display Auto's met MBUX Hyperscreen
#Spanningsvoorziening inschakelen: De toets
1 eenmaal indrukken.
U kunt bijvoorbeeld de ruitenwissers inschake-
len.
Wanneer aan de volgende voorwaarden is vol-
daan, wordt de spanningsvoorziening weer uitge-
schakeld:
RHet bestuurdersportier wordt geopend.
RDe toets 1 wordt nog tweemaal ingedrukt.
#Auto inschakelen: De toets 1 tweemaal
indrukken.
Op het bestuurdersdisplay gaan waarschu-
wings- en controlelampjes branden.
Wanneer aan een van de volgende voorwaarden is
voldaan, wordt de auto weer uitgeschakeld:
RDe auto wordt niet binnen 15 minuten gestart
en de transmissie staat in de stand j of de
elektrische parkeerrem is ingeschakeld.
RDe toets 1 wordt eenmaal ingedrukt.
290 Rijden en parkeren
F296 0032 07
Auto starten
Auto met start-stoptoets starten
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen de auto in bewe-
ging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrijzetten.
RDe transmissiestand wijzigen.
RHet voertuig starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Sleutel buiten bereik van kinderen bewa-
ren.
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuigsleu-
tel.
Voorwaarden
RDe sleutel bevindt zich in de auto en wordt
herkend.
RVoertuigen met Digitale Voertuigsleutel: Een
Digitale Voertuigsleutel met wegrijbeveiliging
wordt erkend. Auto's met centraal display
Rijden en parkeren 291
F296 0032 07
Auto's met MBUX Hyperscreen
#De transmissie in de stand j of i zetten.
#Het rempedaal indrukken en de toets 1 een-
maal indrukken.
RDe auto wordt gestart.
RDe weergave õ verschijnt op het
bestuurdersdisplay: De auto is rijklaar.
#Wanneer de auto niet start: Niet benodigde
verbruikers uitschakelen en de toets 1 een-
maal indrukken.
#Wanneer de auto nog steeds niet start en op
het bestuurdersdisplay de displaymelding
Sleutel in aangegeven bergplaats leggen zie
handleiding verschijnt: De auto starten met de
sleutel in het opbergvak (noodprogramma)
(/ pagina 293).
%U kunt de auto tijdens het rijden uitschakelen.
Hiertoe gedurende circa drie seconden de
toets 1 indrukken of binnen drie seconden
de toets 1 driemaal indrukken. De transmis-
sie schakelt daarbij automatisch in de neu-
traalstand i. Wanneer u de toets 1
opnieuw indrukt, start de auto weer en kunt u
weer de rijstand h inschakelen. Hiertoe
beslist de veiligheidsaanwijzingen onder "Aan-
wijzingen met betrekking tot het rijden"
(/ pagina 295) in acht nemen.
Let op de informatie op het displaymeldingen die
op het bestuurderdisplay kunnen verschijnen.
Auto met digitale voertuigsleutel in het opberg-
vak starten (noodprogramma)
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen de auto in bewe-
ging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrijzetten.
RDe transmissiestand wijzigen.
RHet voertuig starten.
292 Rijden en parkeren
F296 0032 07
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Sleutel buiten bereik van kinderen bewa-
ren.
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuigsleu-
tel.
Voorwaarden
RDe auto is uitgerust met de voorbereiding
"Digitale voertuigsleutel".
REen geschikt apparaat is als digitale voertuig-
sleutel geactiveerd.
%Mercedes-Benz adviseert de noodsleutel mee
te nemen, voor het geval dat functiebeperkin-
gen optreden.
Als de auto niet start en op het bestuurdersdis-
play de displaymelding Sleutel wordt in opberg-
vak of digitale sleutel in mobiele telefoonhouder
gezocht… Zie handleiding verschijnt, kan de auto
in het noodprogramma worden gestart.
#De sleutel 1 in het opbergvak leggen 2.
#De digitale voertuigsleutel in het opbergvak
3 leggen.
#Het rempedaal indrukken en de auto met de
start-stoptoets starten.
Het kan een paar seconden duren voordat de
auto start.
#Wanneer het displaymelding Sleutel niet her-
kend op het bestuurdersdisplay verschijnt,
drukt u nogmaals op de start-stoptoets.
Wanneer de weergave õ op het bestuurders-
display verschijnt, is de auto rijklaar.
Auto starten met sleutel in opbergvak (nood-
programma)
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
Rijden en parkeren 293
F296 0032 07
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen de auto in bewe-
ging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrijzetten.
RDe transmissiestand wijzigen.
RHet voertuig starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Sleutel buiten bereik van kinderen bewa-
ren.
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuigsleu-
tel.
Wanneer de voertuig niet start en op het bestuur-
dersdisplay de displaymelding Sleutel in aangege-
ven bergplaats leggen zie handleiding verschijnt,
kan de auto in het noodprogramma worden
gestart.
Auto's met digitale voertuigsleutel: Als de auto
niet start en op het bestuurdersdisplay de display-
melding Sleutel wordt in opbergvak of digitale
sleutel in mobiele telefoonhouder gezocht… Zie
handleiding verschijnt, kan de auto in het nood-
programma worden gestart.
#Het opbergvak 2 moet leeg zijn; dit controle-
ren.
#De sleutel 1 van de sleutelbos verwijderen.
#De sleutel 1 in het opbergvak 2 op het
symbool leggen.
De auto wordt na korte tijd gestart.
Wanneer u de sleutel 1 uit het opbergvak 2
neemt, is de auto nog steeds rijklaar. Om de
auto opnieuw te kunnen starten moet de sleu-
tel 1 echter tijdens de gehele rit in het
opbergvak 2 op het symbool liggen.
#De sleutel 1 bij een gekwaliceerde werk-
plaats laten controleren.
Als de auto niet start:
#De sleutel 1 in het opbergvak 2 laten lig-
gen.
#Het rempedaal indrukken en de auto met de
start-stoptoets starten.
%Met de start-stoptoets kan ook alleen de
spanningsvoorziening of de auto worden inge-
schakeld.
Let op de informatie op het displaymeldingen die
op het bestuurderdisplay kunnen verschijnen.
Inrij-aanwijzingen
RNa aevering van de auto of na een reparatie
initialiseren de sensoren van enkele rijsyste-
men en rijveiligheidssystemen zich over een
294 Rijden en parkeren
F296 0032 07
bepaalde afstand. De volledige functionaliteit
van deze systemen wordt pas bereikt na
afsluiting van deze inleerprocedure.
RNieuwe of vervangen remblokken, remschijven
en banden bereiken pas na enkele honderden
kilometers de optimale remwerking en grip.
De verminderde remwerking door krachtiger
indrukken van het rempedaal compenseren.
Aanwijzingen met betrekking tot het rijden
&WAARSCHUWING Gevaar van ongevallen
door voorwerpen in de bestuurdersbeen-
ruimte
Voorwerpen in de bestuurdersbeenruimte kun-
nen de pedaalslag hinderen of een ingetrapt
pedaal blokkeren.
De bedrijfs- en verkeersveiligheid van het voer-
tuig is dan in gevaar.
#Zet alle voorwerpen in het voertuig goed
vast zodat ze niet in de bestuurdersbeen-
ruimte kunnen geraken.
#Zorg ervoor dat er voldoende vrije ruimte
is voor de pedalen.
#De vloermatten steeds vast monteren
volgens de instructies.
#Geen losse vloermatten gebruiken en
nooit vloermatten bovenop elkaar plaat-
sen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door ongeschikte schoenen
Ongeschikte schoenen zijn bijvoorbeeld:
RSchoenen met plateauzolen
RSchoenen met hoge hakken
RPantoels
Er bestaat gevaar voor ongevallen!
#Om de pedalen veilig te kunnen bedie-
nen altijd geschikte schoenen dragen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij uitgeschakelde auto tijdens het rijden
Als u de auto tijdens het rijden uitschakelt, zijn
veiligheidsrelevante functies beperkt of niet
meer beschikbaar.
Dat kan bijvoorbeeld de stuurbekrachtiging en
de rembekrachtiging betreen.
Er is dan aanzienlijk meer kracht voor bijvoor-
beeld het sturen en remmen vereist.
#De auto niet uitschakelen tijdens het rij-
den.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door oververhit geraakt remsysteem
Als u tijdens het rijden de voet op het rempe-
daal laat rusten, kan het remsysteem overver-
hit raken.
Daardoor wordt de remweg langer en kan het
remsysteem zelfs uitvallen.
#Het rempedaal nooit als voetensteun
gebruiken.
Rijden en parkeren 295
F296 0032 07
#Tijdens het rijden niet tegelijkertijd het
rem- en gaspedaal indrukken.
*AANWIJZING Schade aan het voertuig bij
het niet in acht nemen van de maximaal
toegestane doorrijhoogte
Wanneer de hoogte van het voertuig de maxi-
maal toegestane doorrijhoogte overschrijdt,
kunnen het dak en andere onderdelen van het
voertuig worden beschadigd.
#De aangegeven doorrijhoogte in acht
nemen.
#Wanneer de toegestane doorrijhoogte
wordt overschreden, niet naar binnen rij-
den.
#De gewijzigde voertuighoogte bij dakop-
bouwen of andere dragersystemen in
acht nemen.
%In acht nemen dat alle snelheidsspecicaties
in deze handleiding globale specicaties zijn
en dat de waarden aan bepaalde toleranties
onderhevig zijn.
Aanwijzingen met betrekking tot het rijden met
dakbelasting, aanhangwagen of volledig beladen
auto
Bij het rijden met een beladen dakdrager of aan-
hangwagen en bij een volledig beladen of bezette
auto verandert het rij- en stuurgedrag van uw
auto.
Daarom de volgende aanwijzingen in acht nemen:
RDe toegestane dakbelasting en het toegestane
aanhangwagengewicht niet overschrijden.
Hiertoe ook de informatie in de technische
gegevens in acht nemen.
RDe belading en de dakbelasting gelijkmatig
verdelen en zware voorwerpen zo laag moge-
lijk leggen. Hiertoe ook de aanwijzingen met
betrekking tot het beladen van de auto in acht
nemen (/ pagina 214).
RBehoedzaam rijden; abrupt wegrijden, remmen
en sturen alsmede snel rijden door bochten
vermijden.
Aanwijzingen met betrekking tot het rijden op
wegen waarop gestrooid is
De remwerking is beperkt op wegen waarop
gestrooid is.
Daarom de volgende aanwijzingen in acht nemen:
RDoor een zoutlaag op de remschijven en rem-
blokken kan de remweg aanzienlijk langer wor-
den of kan de auto aan één kant sterker of
zwakker remmen.
REen bovengemiddeld grote afstand tot het
voor u rijdende verkeer aanhouden.
De zoutlaag als volgt verwijderen:
RRegelmatig remmen en hierbij rekening hou-
den met de verkeerssituatie.
RBij het einde van de rit en bij aanvang van de
volgende rit voorzichtig het rempedaal indruk-
ken.
Aanwijzingen met betrekking tot de remonder-
houdsmodus bij corrosie op de remschijven
Op de remschijven van een auto kan corrosie ont-
staan, bijvoorbeeld door een lange standtijd, tem-
peratuur en een hoge luchtvochtigheid of natheid.
296 Rijden en parkeren
F296 0032 07
Ook agressieve reinigingsmiddelen of pekel kun-
nen leiden tot meer corrosie op de remschijf.
De corrosie als volgt verwijderen:
RIn het multimediasysteem de remonderhouds-
modus inschakelen (/ pagina 688).
%Meer informatie over de remonderhoudsmo-
dus (/ pagina 688).
Aanwijzingen met betrekking tot aquaplaning
Vanaf een bepaalde waterhoogte op de rijbaan
kan aquaplaning optreden.
Bij sterke neerslag of bij omstandigheden waarbij
aquaplaning optreden kan, de volgende aanwijzin-
gen in acht nemen:
RVoorzichtig de snelheid verlagen.
RDoor spoorvorming ontstane geulen vermij-
den.
RSnelle stuurbewegingen vermijden.
RVoorzichtig remmen.
%Eveneens de aanwijzingen met betrekking tot
het regelmatig controleren van wielen en ban-
den in acht nemen (/ pagina 30).
Aanwijzingen met betrekking tot het rijden door
water op de straat
In de auto binnendringend water kan het aandrijf-
systeem, de elektronica en de transmissie
beschadigen.
De volgende aanwijzingen in acht nemen wanneer
u door water moet rijden:
RDe waterhoogte bij rustig water mag maximaal
tot de onderrand van de carrosserie staan.
RNiet sneller dan stapvoets rijden, anders kan
water in de auto binnendringen.
RVoorliggers of tegenliggers kunnen voor golven
zorgen, waardoor de maximaal toegestane
hoeveelheid water op de weg kan worden
overschreden.
Na het rijden door water hebben de remmen een
verminderde remwerking. De auto, rekening hou-
dend met de verkeerssituatie, voorzichtig afrem-
men tot de volledige remwerking weer beschik-
baar is.
Functie van de gestuurde achteras
%Deze functie is een on-demand uitrusting
(/ pagina 83).
De gestuurde achteras is een extra elektromecha-
nische stuurinrichting van de achteras, die afhan-
kelijk van de snelheid de besturing van de achter-
wielen aanpast aan de stand van de voorwielen.
Daardoor is er sprake van een grotere beweeglijk-
heid en een verbeterde rijstabiliteit voor de auto.
De gestuurde achteras hee de volgende eigen-
schappen:
RMinder stuurkracht en een kleinere draaicirkel
en daardoor is een lagere inspanning bij het
parkeren nodig
RMeer directe besturing en daardoor een verbe-
terde beheersbaarheid van de auto
Rverbeterd bochtengedrag van de auto
De aanwijzingen met betrekking tot sneeuwkettin-
gen en de sneeuwkettingmodus in acht nemen
(/ pagina 718).
Rijden en parkeren 297
F296 0032 07
Aanwijzingen met betrekking tot het rijden in het
terrein
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij het niet aanhouden van de vallijn op
hellingen
Als een helling schuin wordt bereden of op
een helling wordt gekeerd, kan het voertuig zij-
delings wegglijden, kantelen en over de kop
slaan.
#Een helling altijd in de vallijn (in rechte
lijn naar boven of naar beneden) berijden
en niet keren.
Bij het rijden in het terrein kunnen bijvoorbeeld
zand, modder en water, eventueel vermengd met
olie, in de remmen terechtkomen. Dit kan leiden
tot een verminderde remwerking of tot het volle-
dig uitvallen van de remmen, ook door extra slij-
tage. De remeigenschappen veranderen, afhanke-
lijk van het binnengedrongen materiaal. De rem-
men reinigen na het rijden in het terrein. Wanneer
u vervolgens een verminderde remwerking of
schurende geluiden opmerkt, het remsysteem
direct laten controleren bij een gekwaliceerde
werkplaats. Uw rijstijl aanpassen aan de veran-
derde remeigenschappen.
*AANWIJZING Beschadigingen door het rij-
den over obstakels
De auto kan worden beschadigd door:
Rhet raken van de grond, bijvoorbeeld op
een hoge stoeprand of onverharde wegen
Rhet snel rijden over obstakels zoals stoe-
pranden, verkeersdrempels of kuilen en
wegoneenheden
Rzware voorwerpen die de bodemplaat of
onderdelen van het onderstel raken
#Niet over obstakels rijden die de auto
kunnen beschadigen.
#Bij het rijden in het terrein regelmatig de
auto op schade controleren.
#De rijsnelheid aanpassen aan de wegom-
standigheden.
#Bij beschadigingen meteen contact
opnemen met een gekwaliceerde werk-
plaats.
+MILIEU-AANWIJZING Milieuschade door
het niet in acht nemen van verbodsborden
Eerste prioriteit is het ontzien van het milieu.
Respectvol met de natuur omgaan.
#Verbodsborden beslist in acht nemen.
%Vanwege zijn constructie is de auto alleen
geschikt voor licht en middelzwaar terrein. Bij
gebruik in het terrein moet op de noodzake-
lijke bodemvrijheid worden gelet.
Vooral de hoogspanningsaccu kan door sla-
gen tegen de bodemplaat beschadigd raken.
Daarom ook de aanwijzingen met betrekking
tot de bedrijfsveiligheid in acht nemen
(/ pagina 84).
Checklist voor rijden in het terrein
Vóór het rijden in het terrein altijd de volgende
punten controleren:
RLaadtoestand van de hoogspanningsaccu
RWielwisselgereedschap en reservewiel
RBanden en wielen
298 Rijden en parkeren
F296 0032 07
%Informatie over montage achteraf van speci-
ale All-Terrain banden is verkrijgbaar bij een
gekwaliceerde werkplaats.
Het oroad-menu in het multimediasysteem kan u
ondersteunen tijdens het rijden in het terrein.
Maakt u zich voor het rijden in het terrein ver-
trouwd met de weergaven en de uitrustingsafhan-
kelijke instellingsmogelijkheden ervan
(/ pagina 533).
Rijden in het terrein
Dit gedeelte zorgvuldig doorlezen voordat u met
de auto in het terrein gaat rijden. Ter oefening
allereerst in makkelijker begaanbaar terrein rijden.
RDe aanwijzingen met betrekking tot het ter-
rein-ABS in acht nemen (/ pagina 349).
RVóór een passage door het terrein het rijpro-
gramma F (/ pagina 306) selecteren.
De auto wordt 25 mm tot het terreinniveau
omhooggebracht. Altijd erop letten dat vol-
doende bodemvrijheid beschikbaar is, om te
voorkomen dat de auto wordt beschadigd.
ROp hellingen en taluds alleen met gestarte
auto en ingeschakelde versnelling h of k
rijden. De aanwijzingen met betrekking tot het
rijden op hellingen in acht nemen.
RNiet in onbekend terrein rijden dat niet is te
overzien en op gemarkeerde wegen blijven.
RDe portieren en zijruiten tijdens het rijden
altijd gesloten houden.
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC, de
TEMPOMAT en de variabele limiter uitschake-
len.
RUw rijgedrag aan het terrein aanpassen.
RGeen HOLD-functie gebruiken bij steile hellin-
gen of hellingen met een gladde of losse
grond.
Rijden door zand
Bij het rijden door zand tevens de volgende aan-
wijzingen in acht nemen:
RSnel rijden om de rolweerstand te overwinnen.
Anders kan de auto zich ingraven.
RIndien mogelijk in de rijsporen van andere
auto's rijden. Controleren of aan de volgende
voorwaarden is voldaan:
-De sporen zijn niet te diep.
-De zandgrond is voldoende stevig.
-De bodemvrijheid is voldoende.
Door water rijden
Bij het rijden door water tevens de volgende aan-
wijzingen in acht nemen:
RMaximaal 10 km/h rijden.
RDe waterhoogte bij rustig water mag maximaal
tot de onderrand van de carrosserie staan.
RDe automatische airconditioning uitschakelen
(/ pagina 274).
RErop letten dat tijdens het rijden geen boeg-
golf wordt gevormd.
RIn het water niet stoppen.
Rijden in de bergen
Bij het rijden in de bergen tevens de volgende
aanwijzingen in acht nemen:
RBij helling afwaarts rijden de recuperatiestand
h± van het recuperatief remsysteem
gebruiken (/ pagina 301).
RVóór een afdaling indien nodig de DSR inscha-
kelen (/ pagina 371).
Rijden en parkeren 299
F296 0032 07
Checklist na rijden in het terrein
Het rijden in het terrein betekent een zwaardere
belasting van de auto dan normaal weggebruik.
Na het rijden in het terrein altijd de volledige auto
op schade en binnengedrongen voorwerpen con-
troleren. Binnengedrongen voorwerpen in de wie-
len of in de aandrijijn kunnen voor onbalans en
daarmee trillingen zorgen.
RWanneer het rijprogramma F geselecteerd
is: Een ander rijprogramma selecteren.
De auto zakt naar het normale niveau.
RDe DSR uitschakelen.
RNa het rijden door het water de remmen
droogremmen.
RNa een lange afdaling de remwerking van de
bedrijfsrem controleren.
RNa het rijden in het terrein altijd de volgende
onderdelen reinigen:
-Kenteken
-Koplampen en achterlichten
-Banden, wielen en spatbordranden
-Bodemplaat
RNa het rijden door zand, modder, water of
grind bovendien de volgende onderdelen con-
troleren en reinigen:
-Remschijven en remblokken
-Banden en wielen
-Fusees
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Functie van de ECO aanduiding
De ECO aanduiding toont afhankelijk van de situ-
atie een analyse van uw rijstijl op het bestuurders-
display. U kunt de eciëntie van uw rijstijl contro-
leren en eventueel aanpassen. In het menu ECO-
aanduiding wordt een bal 2 afgebeeld, die pas-
send bij het rijgedrag op een gestileerde weg in
rijrichting vooruit of achteruit rolt.
Boven en onder de weg geven lijnen het gebied
met een eciënte rijstijl aan 3. De bal 2 is
groen wanneer deze binnen de lijnen rolt. Buiten
de lijnen wordt de bal oranje.
De ECO aanduiding evalueert de volgende criteria
voor een brandstofbesparende rijstijl:
Rtijdig uitrollen
Rgelijkmatige snelheid
Rbeheerst accelereren
De totale analyse van uw rijstijl "na vertrek" wordt
met sterren 1 aangegeven. Er wordt gestart met
vijf lege sterren, die bij een eciënte rijstijl achter
elkaar kunnen worden opgevuld. Wanneer alle vijf
de sterren opgevuld zijn, verschijnt een licht-
schijnsel op de achtergrond.
%U kunt de functie ECO-weerg. via het menu
Klassiek oproepen (/ pagina 453).
300 Rijden en parkeren
F296 0032 07
Recuperatief remsysteem
Functie van het recuperatief remsysteem
Het recuperatief remsysteem zet bij deceleratie
en bij het remmen de bewegingsenergie van de
auto om in elektrische energie.
De elektromotoren worden, afhankelijk van de
geselecteerde recuperatiestand, tijdens de dece-
leratie en bij het remmen als dynamo gebruikt, om
de hoogspanningsaccu tijdens het rijden op te
laden. Zodra u tijdens het rijden in de transmissie-
stand h of k de voet van het gaspedaal neemt,
wordt de recuperatie bij deceleratie geactiveerd.
Hoe hoger de recuperatie, hoe sterker de auto tij-
dens het rollen wordt afgeremd en hoe meer elek-
trische energie naar de hoogspanningsaccu wordt
geleid.
De vertraging bij deceleratie kan, afhankelijk van
de rijsituatie, niet voldoende zijn. Indien nodig
tevens afremmen met de bedrijfsrem. Pas uw
snelheid altijd aan de rijsituatie aan en houd vol-
doende afstand.
%Wanneer u krachtig afremt, wordt bovendien
de mechanische rem gebruikt. Daardoor kan
niet de maximale recuperatie-energie worden
teruggewonnen. Hoe anticiperender u gas
gee en remt, hoe eciënter de energie kan
worden gerecupereerd.
Systeemgrenzen
Bij de recuperatie bij deceleratie is de remwerking
van de elektromotor in de volgende situaties
slechts beperkt of helemaal niet aanwezig:
Rmet een toenemende laadtoestand van de
hoogspanningsaccu
Rwanneer de hoogspanningsaccu nog niet op
bedrijfstemperatuur is
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Recuperatieve vertraging handmatig instellen
In de transmissiestand h kunt u met behulp van
de stuurwielschakelpaddles de mate van recupe-
ratie bij deceleratie handmatig aanpassen.
%Na het opnieuw starten van de auto is auto-
matisch h als recuperatiestand ingesteld.
De volgende recuperatiestanden zijn beschikbaar:
Rhà Intelligente, anticiperende recupera-
tie met de ECO assistent (/ pagina 302)
Rhq Geen recuperatie: De auto rolt uit
Rh Normale recuperatie (standaardinstelling)
Rijden en parkeren 301
F296 0032 07
Rh± Versterkte recuperatie: Grotere vertra-
ging van de auto bij deceleratie
#De transmissiestand h inschakelen.
#Recuperatie verhogen: Kort aan de schakel-
paddle 1 trekken.
#Recuperatie verlagen: Lang aan de schakel-
paddle 2 trekken.
#hà selecteren: Wanneer hq geselec-
teerd is, kort aan de schakelpaddle 2 trek-
ken. Anders lang aan de schakelpaddle 1 of
2 trekken.
%Wanneer hà geselecteerd is, activeert
het opnieuw kort trekken aan de schakel-
paddle 2 weer hq.
Bij het inschakelen van de transmissiestand k
wordt de actuele recuperatiestand overgenomen,
met uitzondering van hÃ. Wanneer daarvoor
hà was geselecteerd, wordt in de transmis-
siestand k de voertuigvertraging van recupera-
tiestand h ingesteld. Als vervolgens de transmis-
siestand h wordt ingeschakeld, wordt de eerder
geselecteerde variabele recuperatie hà weer
ingesteld.
Het bestuurdersdisplay toont de momenteel inge-
stelde recuperatiestand naast de transmissies-
tandaanduiding.
ECO-assistent
Functie van de ECO-assistent
De ECO-assistent is slechts een hulpmiddel. Deze
kan uw waarneming van de omgeving niet vervan-
gen en ontslaat u niet van uw verkeersrechtelijke
verantwoordelijkheid. De bestuurder is altijd zelf
verantwoordelijk voor de veilige afstand, de snel-
heid en het tijdig remmen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij een onvoldoende grote vertraging door
de ECO-assistent
De ECO Assistent remt uw auto pas af wan-
neer u de voet van het gaspedaal neemt. Wan-
neer voertuigen te laat worden herkend, bij-
voorbeeld na scherpe bochten, of wanneer u
niet direct op de weergave van de ECO-assis-
tent reageert, kan de vertraging eventueel
onvoldoende zijn.
#Tijdig op de aanbeveling van de ECO-
assistent reageren en de voet van het
gaspedaal nemen.
#De snelheid aan de rijsituatie aanpassen
en voldoende afstand houden.
#Zelf remmen en/of uitwijken.
De ECO-assistent is alleen actief in hÃ
(/ pagina 301).
De ECO-assistent analyseert uitrustingsafhanke-
lijke gegevens van de geplande route van de auto.
Daardoor kan het systeem helpen om de rijstijl
optimaal aan de geplande route aan te passen,
minimaal energie te verbruiken en maximaal te
recupereren. Wanneer het systeem een komende
situatie of een voorligger herkent en de auto de
situatie nadert, berekent de ECO-assistent op
basis van de afstand, de snelheid en de beschik-
bare route-informatie het optimale snelheidsver-
loop.
Wanneer u in deze situatie het gaspedaal niet
meer bedient, wordt de intelligente recuperatie bij
deceleratie geactiveerd. Wanneer de ECO-assis-
tent een voorligger of stilstaand voertuig herkend
302 Rijden en parkeren
F296 0032 07
hee, kan uw auto ook tot stilstand afremmen. Dit
is bijvoorbeeld het geval bij een opdoemende le
of wanneer de herkende voorligger stopt.
Indien de vertraging door de ECO-assistent niet
voldoende is, moet u bovendien met de bedrijfs-
rem afremmen. Dit geldt met name wanneer u bij-
voorbeeld bij leverkeer weer optrekt en de
afstand tot de voorligger zeer klein is.
Bij een lage rijsnelheid, bijvoorbeeld in een par-
keergarage of in woonerven, is er afhankelijk van
de uitrusting geen regeling voor stilstaande voer-
tuigen en daarmee ook geen weergave.
1Advies "Voet van het gas"
2Komende routegebeurtenis
%De ECO-assistent kan ook op het head-up-dis-
play worden weergegeven.
Wanneer een komende routegebeurtenis of een
voorligger wordt herkend die een aanpassing van
de rijstijl vereist, worden het betreende symbool
2 en het symbool ý (grijs) weergegeven.
Wanneer u de voet van het gaspedaal neemt,
wordt het symbool ý groen en wordt de recu-
peratie bij deceleratie geactiveerd. Wanneer de
vertraging niet voldoende is, moet u bovendien
met de bedrijfsrem afremmen.
Wanneer de ECO-assistent reageert op een nade-
rende routegebeurtenis en u het gaspedaal
indrukt, wordt de regeling van de ECO-assistent
beëindigd. Dit geldt niet bij een voorligger.
De weergave van de ECO-assistent wordt in de
volgende gevallen weer uitgeschakeld:
RU reageert gedurende langere tijd niet op de
aanbeveling van de ECO-assistent.
RU drukt, wanneer de ECO-assistent reageert
op een naderende routegebeurtenis, opnieuw
het gaspedaal in. Dit geldt niet bij een voorlig-
ger.
RDe ECO-assistent kan uit de komende route-
gebeurtenis geen verdere aanbeveling aei-
den.
Naast de voorligger ¥ kunnen de volgende
situaties op de route 2 uitrustingsafhankelijk
door de ECO-assistent herkend worden:
~Rotonde
¢Scherpe bocht
&Afslag
£T-kruising
¤Afdaling
¦Snelheidslimieten
De ECO-assistent kan ook op andere kruispunten
of splitsingen reageren, wanneer u de richtingaan-
wijzer tijdig bedient.
%Bij straten waarop verplicht rechts moet wor-
den gereden worden ook voertuigen op de rij-
strook links van u als voorligger herkend.
Om ervoor te zorgen dat de ECO-assistent op een
aankomende routegebeurtenis kan reageren,
moeten de functies voor de snelheidsaanpassing
Rijden en parkeren 303
F296 0032 07
van de actieve afstandsassistent actief zijn
(/ pagina 370).
Systeemgrenzen
Wanneer de berekende route bij een actieve rou-
tebegeleiding wordt gehandhaafd, kan de ECO-
assistent nog nauwkeuriger werken. De basisfunc-
tie functioneert ook zonder actieve routebegelei-
ding. Niet op alle verkeerstekens en verkeerssitua-
ties kan worden geanticipeerd. De kwaliteit is
afhankelijk van het kaartmateriaal.
%De ECO-assistent is na het wegrijden beschik-
baar, zodra de controle van de sensoren is
afgesloten.
Het systeem kan in de volgende situaties mogelijk
niet correct werken of buiten werking zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door onvoldoende
verlichting van de weg, bij sterk wisselende
schaduwen of door regen, sneeuw, mist of
veel spatwater
RBij verblinding, bijvoorbeeld door tegemoetko-
mend verkeer, direct invallend zonlicht of door
reecties
RBij verontreiniging van de voorruit in de omge-
ving van de multifunctionele camera
RBij een beslagen, beschadigde of afgedekte
multifunctionele camera
RBij slecht herkenbare verkeersborden, bijvoor-
beeld door vervuiling, afdekking, sneeuw of
onvoldoende verlichting
RBij onjuiste of verouderde informatie in de
digitale wegenkaart van het navigatiesysteem
RBij meerdere wegmarkeringen, bijvoorbeeld
verkeerstekens bij wegwerkzaamheden of aan-
grenzende rijstroken
RBij vervuilde of afgedekte radarsensoren
RBij het rijden op wegen met steile hellingen
RBij smalle voorliggers, zoals etsen of motor-
etsen
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Functie van het haptisch gaspedaal
Het haptisch gaspedaal helpt u in het rijpro-
gramma ; door middel van een extra druk-
punt een zo eciënt mogelijke rijstijl te bereiken.
Actieradiusmaximalisering
Functie van de actieradiusmaximalisering
De functie actieradiusmaximalisering maakt een
maximale actieradiuswinst mogelijk. Daartoe
schakelt de functie comfortsystemen die niet rele-
vant zijn voor het rijden gedeeltelijk of volledig uit
en activeert rijfuncties die de eciëntie vergro-
ten.
De functie actieradiusmaximalisering regelt de
beperkingen van de volgende functiegroepen:
RKlimaatregeling
-Beperking van klimaatregelfuncties en uit-
schakeling van de voorruit-, achterruit en
spiegelverwarmingen
RInterieur
-Uitschakeling van de sfeerverlichting, van
displays en van bepaalde laadfuncties
304 Rijden en parkeren
F296 0032 07
RZitcomfort
-Deactivering van de stuurwielverwarming,
de stoelverwarming en -ventilatie en uit-
schakeling van het massageprogramma
RECO rijfuncties
-Omschakeling naar het rijpro-
gramma ;, activering van de ECO-
assistent en de recuperatiefase hÃ
Indien gewenst kunt u de beperkingen van afzon-
derlijke functiegroepen weer deactiveren. Hier-
door wordt de maximale actieradiuswinst met de
voor de functiegroep aangegeven waarde ver-
kleind.
Indien u bij geactiveerde actieradiusmaximalise-
ring een uitgeschakelde functie inschakelt, wor-
den alle beperkingen van de betreende functie-
groep opgeheven en neemt de maximale actiera-
diuswinst overeenkomstig af. Wanneer u bijvoor-
beeld de stoelverwarming opnieuw inschakelt,
worden alle beperkingen van de functiegroep zit-
comfort opgeheven.
Dit geldt niet voor de functiegroep ECO rijfunc-
ties, omdat hier de actieradiuswinst vooral
afhangt van uw rijgedrag en uw persoonlijke rij-
stijl. De geactiveerde ECO-rijfuncties ondersteu-
nen u om energie-eciënt te rijden. De aangege-
ven actieradiuswinst voor de ECO-rijfuncties kan
alleen worden bereikt als u de weergegeven rij-
adviezen en -aanwijzingen in acht neemt en zon-
der kickdown rijdt.
Actieradiusmaximalisering in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5EQ
5Actieradius
#Maximale actieradius in- of uitschakelen.
Alle betrokken functiegroepen worden in- of
uitgeschakeld.
of
#De afzonderlijke subsystemen van de vier
functiegroepen Klimaatregeling, Interieur, Zit-
comfort of ECO-rijfuncties afzonderlijk in- of
uitschakelen.
DYNAMIC SELECT
Functie van de DYNAMIC SELECT
Met DYNAMIC SELECT kunt u snel een rijpro-
gramma selecteren op basis van de actuele rijsitu-
atie of de gewenste voertuigkenmerken.
Afhankelijk van het geselecteerde rijprogramma
worden de volgende eigenschappen van de auto
gewijzigd:
RAandrijving
ROnderstel (/ pagina 403)
-Vering en demping
-Voertuighoogte (snelheidsafhankelijk)
RStuurinrichting
RESP®
RDrukpunt in het haptisch gaspedaal
%In het rijprogramma ; wordt een extra
drukpunt in het haptisch gaspedaal geacti-
veerd.
R1e drukpunt: Bij circa 60 % pedaalslag
(alleen in ;)
Rijden en parkeren 305
F296 0032 07
R2e drukpunt: Overgang naar de kickdown
(altijd beschikbaar)
Beschikbare rijprogramma's
= Individual
RIndividuele instellingen van de volgende eigen-
schappen van de auto (/ pagina 307):
-Aandrijving
-Onderstel
-Stuurinrichting
-ESP®
C Sport
RSportief en dynamisch rijgedrag
RAlleen geschikt voor goede wegdekcondities,
een droog wegdek en een overzichtelijke ver-
keerssituatie
A Comfort
RComfortabel rijgedrag
RVoor alle wegomstandigheden geadviseerd
RBeste balans tussen eciëntie en prestaties
voor alle rijsituaties
; Eco
ROp een laag verbruik gerichte afstemming van
de functies van de auto
RVoor alle wegomstandigheden geadviseerd
RHet extra 1e drukpunt in het haptisch gaspe-
daal gee een eciënte, zuinige rijstijl aan
F Offroad
RVoor het rijden in licht en middelzwaar terrein,
bijvoorbeeld op landwegen, losse ondergron-
den, grind of zand, alsmede in oneen terrein,
van de verharde weg af
RGrijpt bij het onder- of oversturen later in en
verbetert zo de tractie
RNiet geschikt voor de openbare weg
RTot maximaal 100 km/h selecteerbaar
RHe voertuig naar terreinniveau +1
RVanaf 70 km/h Verlagen van het voertuig tot
het normale niveau
ROnder 50 km/ het voertuig weer omhoogbren-
gen tot terreinniveau +1
RVanaf 110 km/h omschakelen in A
Bij de ESP® instellingen in de rijprogram-
ma's ; en A ligt de nadruk op de stabili-
teit. Daarom in het bijzonder bij het vervoeren van
lading op het dak, bij het rijden met aanhangwa-
gen en bij een volledig beladen of volledig bezette
auto een van deze rijprogramma's kiezen.
Rijprogramma kiezen
306 Rijden en parkeren
F296 0032 07
#De DYNAMIC SELECT toets 1 links of rechts
indrukken.
Het geselecteerde rijprogramma verschijnt op
het bestuurdersdisplay.
%In het rijprogramma F zijn sommige rijsys-
temen beperkt in hun functie of niet beschik-
baar. Wanneer het rijprogramma F wordt
geselecteerd, verschijnt daarom een veilig-
heidsvraag in het centraal display voordat het
rijprogramma wordt geactiveerd.
DYNAMIC SELECT congureren in MMS
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5DYNAMIC SELECT
Rijprogramma I instellen
#= Individual selecteren.
#Een categorie selecteren en instellen.
Rijprogramma C instellen
#Comfort selecteren.
#Routegebaseerd of Standaard selecteren.
Wanneer een routebegeleiding actief is en de
optie Routegebaseerd ingeschakeld is, wordt
de elektrische energie doelmatig binnen en
buiten de bebouwde kom over het gehele tra-
ject verdeeld.
Met de optie Standaard rijdt de auto in zijn
standaard rijprogramma ( A Comfort). De
elektrische energie wordt niet over de gehele
rit verdeeld. De hoogspanningsaccu wordt
leeggereden.
Herstelweergave in- en uitschakelen
#Vragen bij starten in- of uitschakelen.
%Deze functie moet voor elk gebruikersproel
afzonderlijk worden ingeschakeld. Alleen wan-
neer deze functie is ingeschakeld, wordt voor
het betreende gebruikersproel het rijpro-
gramma van de laatste rit opgeslagen.
Functie aan: De volgende keer dat de auto wordt
gestart, verschijnt de vraag of het laatst actieve
rijprogramma weer moet worden ingesteld.
%De vraag verschijnt alleen wanneer de laatste
actieve instellingen van de standaardinstellin-
gen afwijken.
Functie uit: De volgende keer dat de auto wordt
gestart, wordt automatisch het rijprogramma
A ingesteld.
Voertuiggegevens weergeven
Multimediasysteem:
4© 5Informatie
#Voertuig selecteren.
De voertuiggegevens worden weergegeven.
Verbruiksindicatie oproepen
Multimediasysteem:
4© 5EQ
#Verbruik selecteren.
De actuele en gemiddelde verbruikswaarden
worden weergegeven.
Rijden en parkeren 307
F296 0032 07
Transmissie
DIRECT SELECT-keuzehendel
Werking van de DIRECT SELECT-keuzehendel
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen de auto in bewe-
ging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrijzetten.
RDe transmissiestand wijzigen.
RHet voertuig starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Sleutel buiten bereik van kinderen bewa-
ren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel bij niet ingeschakelde transmis-
siestand
De actuele transmissiestand wordt nadrukke-
lijk op het bestuurdersdisplay weergegeven.
Wanneer de geselecteerde transmissiestand
niet nadrukkelijk wordt weergegeven, kan het
voertuig in de verkeerde richting rijden of weg-
rollen.
#Nadat u een andere transmissiestand
hebt gekozen, moet u telkens de trans-
missiestandweergave op het bestuur-
dersdisplay controleren.
Wanneer de transmissiestand op het bestuur-
dersdisplay ook na korte tijd niet nadrukkelijk
wordt weergegeven:
#De displaymeldingen in acht nemen.
#Voorzichtig beginnen rijden en de geko-
zen transmissiestand controleren.
#Bij het stilstaan de parkeerrem bedienen
en het voertuig beveiligen tegen wegrol-
len.
#De transmissie direct bij een gekwali-
ceerde werkplaats laten controleren.
Met de DIRECT SELECT-keuzehendel wordt de
transmissiestand gewijzigd. De actuele transmis-
siestand wordt nadrukkelijk op het bestuurders-
display weergegeven.
308 Rijden en parkeren
F296 0032 07
jParkeerstand
kAchteruitversnelling
iNeutraalstand
hRijstand
Achteruitversnelling R inschakelen
#Het rempedaal indrukken en de DIRECT
SELECT-keuzehendel door de eerste weer-
stand omhoogdrukken.
Neutraalstand N inschakelen
#Het rempedaal indrukken en de DIRECT
SELECT-keuzehendel tot de eerste weerstand
naar boven of naar beneden drukken en vast-
houden tot op het bestuurdersdisplay de
transmissiestand i wordt weergegeven.
Rijden en parkeren 309
F296 0032 07
Wanneer u vervolgens het rempedaal loslaat, kan
de auto vrij worden bewogen, bijv. om te worden
weggeduwd of gesleept.
Wanneer de transmissie ook bij uitgeschakeld
voertuig in de neutraalstand N moet blijven:
#De auto starten.
#Het rempedaal indrukken en de neutraalstand
i inschakelen.
#Het rempedaal loslaten.
#De auto uitschakelen.
%Wanneer het voertuig aansluitend wordt verla-
ten en de sleutel zich in het voertuig bevindt,
blij de transmissie verder in de neutraal-
stand i.
Auto's met digitale autosleutel: Controleer dat
een contactsleutel of een digitale voertuig-
sleutel in de auto aanwezig is en dat de auto-
matische transmissie in de neutraalstand i
blij.
Wanneer de automatische transmissie niet in
de neutraalstand i blij:
RDe auto opnieuw starten en de procedure
herhalen.
Parkeerstand P inschakelen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen de auto in bewe-
ging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrijzetten.
RDe transmissiestand wijzigen.
RHet voertuig starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Sleutel buiten bereik van kinderen bewa-
ren.
*AANWIJZING Beschadiging door inschake-
len van de parkeerstand j wanneer het
voertuig rolt
Wanneer de transmissie in de parkeerstand
j wordt geschakeld wanneer het voertuig
rolt, kan de transmissie worden beschadigd.
#Geen deur openen wanneer het voertuig
rolt.
310 Rijden en parkeren
F296 0032 07
#De parkeerstand j alleen inschakelen
wanneer het voertuig stilstaat.
#De aanwijzingen met betrekking tot het afzet-
ten van de auto in acht nemen
(/ pagina 336).
#Het rempedaal indrukken, tot de auto stilstaat.
#Als de auto stilstaat de toets 1 indrukken.
Als de transmissiestandaanduiding j wordt
weergegeven, is de parkeerstand geactiveerd.
Als de transmissiestandaanduiding j niet
weergegeven wordt, de parkeerrem inschake-
len en de auto tegen wegrollen beveiligen.
%Afhankelijk van de situatie kan het enige tijd
duren voordat j is ingeschakeld. Daarom
altijd op de transmissiestandaanduiding let-
ten.
Als aan een van de volgende voorwaarden is vol-
daan, wordt de parkeerstand j automatisch
ingeschakeld:
RU schakelt de stilstaande auto uit in de trans-
missiestand h of k.
RU opent bij een stilstaand voertuig in transmis-
siestand h of k het bestuurdersportier.
RU schakelt de auto tijdens het rollen uit in de
transmissiestand h of k en brengt deze tot
stilstand.
RU schakelt terwijl de auto rolt de transmissie-
stand i in, brengt de auto tot stilstand en
opent daarna het bestuurdersportier.
RHet automatisch inschakelen van de parkeer-
stand j is voertuigtechnisch noodzakelijk.
%Om met geopend bestuurdersportier te
manoeuvreren, opent u bij stilstand het
bestuurdersportier en schakelt u opnieuw de
transmissiestand h of k in.
Rijstand D inschakelen
Rijden en parkeren 311
F296 0032 07
#Het rempedaal indrukken en de DIRECT
SELECT-keuzehendel door de eerste weer-
stand omlaagdrukken.
Functie van de 4MATIC
Door de exibele vierwielkoppelverdeling van de
4MATIC wordt de aandrijving altijd ideaal over de
twee assen verdeeld. Afhankelijk van de situatie
kan alleen de voor- of alleen de achteras worden
aangedreven of kan de aandrijving traploos over
beide assen worden verdeeld.
Daardoor kan de recuperatie nog eectiever wor-
den benut en de actieradius van de auto worden
vergroot (/ pagina 301).
Als een aangedreven wiel vanwege onvoldoende
grip doordraait, verbetert de 4MATIC samen met
het ESP® en het 4ETS de grip van de auto.
De 4MATIC kan het gevaar voor ongevallen bij een
niet aangepaste rijstijl niet verminderen en de
natuurkundige grenzen niet verleggen. Het sys-
teem kan geen rekening houden met de weg- en
weersomstandigheden en de verkeerssituatie. De
4MATIC is slechts een hulpmiddel. De verantwoor-
delijkheid, in het bijzonder voor een veilige
afstand, de snelheid, het tijdig remmen en het
aanhouden van de rijstrook, ligt bij u.
%Alleen als bij een winterse staat van het weg-
dek winterbanden (M+S-banden) worden
gebruikt, zo nodig met sneeuwkettingen,
wordt de maximale werking van de exibele
vierwielkoppelverdeling bereikt.
Hoogspanningsaccu opladen
Aanwijzingen met betrekking tot het opladen van
de hoogspanningsaccu
&GEVAAR Levensgevaar bij niet deskundig
gebruik van het exibele laadsysteem Pro
Wanneer het exibele laadsysteem Pro niet
deskundig wordt gebruikt, kan dit bijvoorbeeld
leiden tot brand of een stroomstoot.
#De aanwijzingen in de handleiding van
het exibele laadsysteem Pro in acht
nemen. Anders kunnen gevaren niet wor-
den herkend.
*AANWIJZING Beschadiging van de hoog-
spanningsaccu door lange standtijden
Lithium-ion-accu's zijn onderhevig aan natuur-
lijke zelfontlading.
Daarom kan bij standtijden van meerdere
maanden diepontlading optreden. Dit kan de
hoogspanningsaccu beschadigen.
#Om mogelijke schade te voorkomen de
hierna beschreven aanbeveling voor de
omgang met de hoogspanningsaccu in
acht nemen.
*AANWIJZING Snellere veroudering van de
hoogspanningsaccu bij het niet in acht
nemen van de volgende aanbevelingen
Als gevolg van de fundamentele eigenschap-
pen van de hoogspanningsaccu nemen in de
loop van de tijd de opslagcapaciteit en de
bruikbare energiehoeveelheid van de hoog-
spanningsaccu af. Daardoor neemt de maxi-
maal haalbare elektrische actieradius af en
kunnen de maximale prestaties van het voer-
tuig worden beïnvloed.
312 Rijden en parkeren
F296 0032 07
De volgende factoren kunnen de veroudering
van de hoogspanningsaccu versnellen:
RVaak volledig opladen (laadtoestand 100%)
van de hoogspanningsaccu, vooral zonder
direct erna weg te rijden
RVeelvuldig opladen met een snellader met
gelijkstroom (mode 4)
RHoge omgevingstemperaturen bij langere
standtijden
#Om een versnelde veroudering te voorko-
men de hierna beschreven aanbevelin-
gen voor de omgang met de hoogspan-
ningsaccu in acht nemen.
*AANWIJZING Beschadiging van het aan-
drijfsysteem bij het opladen van de hoog-
spanningsaccu op extreme hoogten
Bij het opladen van de hoogspanningsaccu op
extreme hoogten van meer dan4000 m boven
zeeniveau kan het aandrijfsysteem beschadigd
raken.
Verder rijden is dan eventueel niet meer
mogelijk.
#Opladen op extreme hoogten vermijden.
Advies voor de omgang met de hoogspannings-
accu:
RElk half jaar bij een buitentemperatuur hoger
dan 10 °C de auto 's nachts met een laadtoe-
stand lager dan 20 % parkeren.
RDe hoogspanningsaccu alleen wanneer nodig
met gelijkstroom (mode 4) snelladen.
RDe hoogspanningsaccu gemiddeld tot een
laadtoestand van 80% opladen. Vanaf een
laadtoestand van 80% wordt de oplaadtijd ook
excessief langer.
RBij langere standtijden ervoor zorgen dat de
laadtoestand van de hoogspanningsaccu tus-
sen 30% en 50% is wanneer de auto wordt
geparkeerd. De hoogspanningsaccu niet per-
manent op een stroomvoorziening aansluiten.
RBij langere standtijden hoge buitentemperatu-
ren zo mogelijk vermijden.
RDe laadtoestand van de hoogspanningsaccu
om de zes weken controleren
(/ pagina 333).
RDe hoogspanningsaccu bijladen wanneer de
laadtoestand onder 20% daalt.
RDe 12V-accu ook bij langere standtijden niet
loskoppelen. Anders kan de staat van de
hoogspanningsaccu niet door de auto worden
gecontroleerd.
U kunt als volgt aan de reductie van het energie-
verbruik van de auto bijdragen:
Reen vooruitziende rijstijl (/ pagina 300)
Rgereduceerd gebruik van elektrische verbrui-
kers
Rregelmatig onderhoud van de auto
Gedurende de levensduur van een accu kan de
oplaadtijd van een hoogspanningsaccu wijzigen.
%Afhankelijk van de exportuitvoering is uw auto
uitgerust met een van de volgende voertuig-
stekkerdozen.
Rijden en parkeren 313
F296 0032 07
U kunt de hoogspanningsaccu zowel met wis-
selstroom (mode 2/3) als met gelijkstroom
(mode 4) opladen.
Voertuigstekkerdoos type Combo 1
Voertuigstekkerdoos type Combo 2
1Aansluiting wisselstroomladen type 1 of type
2
2Uitbreiding aansluiting gelijkstroomladen
%Bij gebruik van een CCS-laadkabel (Combined
Charging System) voor het gelijkstroomladen
op een voertuigstekkerdoos type Combo wor-
den beide aansluitingen van de voertuigstek-
kerdoos 1 en 2 voor het opladen gebruikt.
Oplaadmogelijkheden van de hoogspanningsaccu
(mode 2, 3 of 4):
ROpladen tijdens het rijden door recuperatie
RStationair wisselstroomladen:
-via een netcontactdoos (mode 2)
-via een wallbox of laadstation (mode 3)
RStationair gelijkstroomladen:
-via een snellaadstation (mode 4)
Afhankelijk van de landspecieke uitvoering en de
laadkabel van uw auto is ook eenfasig wissel-
stroomladen mogelijk.
Bij het opladen altijd de verschillende netwerkver-
eisten van het land waarin u zich op dat moment
bevindt in acht nemen. Alleen laadkabels gebrui-
ken die geschikt zijn voor deze netwerkvereisten.
Bij vragen over de netwerkvereisten contact opne-
men met een elektrotechnicus of de lokale netbe-
heerder.
314 Rijden en parkeren
F296 0032 07
De hoogspanningsaccu vanwege het grotere laad-
vermogen en het betere laadrendement bij voor-
keur bij een wallbox of een laadstation opladen.
Systeemgrenzen
De capaciteit van de hoogspanningsaccu kan
nadelig worden beïnvloed door de volgende
invloeden:
RLage of hoge buitentemperaturen
RHet inschakelen van elektrische nevenverbrui-
kers in de auto, bijvoorbeeld het klimaatregel-
systeem
REen langere standtijd zonder lading
De oplaadtijd of het laadvermogen van de hoog-
spanningsaccu kan nadelig worden beïnvloed
door de volgende invloeden:
RLage of hoge buitentemperaturen
REen lage of hoge laadtoestand van de hoog-
spanningsaccu
RDe maximaal beschikbare laadstroom van de
laadinrichting
RDe instellingen voor het opladen in het multi-
mediasysteem (/ pagina 334)
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Laadkabel opbergen
De bij de auto behorende laadkabel altijd in de
meegeleverde laadkabeltas opbergen en de laad-
kabeltas met de bijbehorende bevestigingsriem in
de koer- of bagageruimte beveiligen. Anders is
de laadkabeltas met de laadkabel niet voldoende
beveiligd.
Laadkabeltas in de koer- of bagageruimte (voor-
beeld)
In de aeveringstoestand bevindt de laadkabeltas
1 zich met de bevestigingsriem 2 in de koer-
of bagageruimte. Voor het beveiligen van de laad-
kabeltas moet de bevestigingsriem aan een sjor-
oog 3 worden bevestigd. Geen tashaken gebrui-
ken voor het bevestigen van de bevestigingsriem.
Rijden en parkeren 315
F296 0032 07
#Het lusuiteinde van de bevestigingsriem 2
door de sjorogen 3 in de koer- of bagage-
ruimte voeren.
#Het uiteinde met de karabijnhaken door de lus
van de bevestigingsriem 2 voeren.
#De bevestigingsriem 2 zo vastzetten, dat de
knoop die het sjoroog 3 omsluit vast en
goed zit.
#De karabijnhaak van de bevestigingsriem 2
in een van de bevestigingsogen van de laadka-
beltas 1 vasthaken.
Aanwijzingen met betrekking tot het opladen van
de hoogspanningsaccu aan de netcontactdoos
(mode 2)
&GEVAAR Levensgevaar bij niet deskundig
gebruik van het exibele laadsysteem Pro
Wanneer het exibele laadsysteem Pro niet
deskundig wordt gebruikt, kan dit bijvoorbeeld
leiden tot brand of een stroomstoot.
#De aanwijzingen in de handleiding van
het exibele laadsysteem Pro in acht
nemen. Anders kunnen gevaren niet wor-
den herkend.
&GEVAAR Levensgevaar door niet deskun-
dig gemonteerde onderdelen
Als u niet deskundig geïnstalleerde onderdelen
gebruikt om de laadkabel op een netcontact-
doos aan te sluiten, kan dit bijvoorbeeld leiden
tot brand of een stroomstoot.
#De laadkabel alleen op een netcontact-
doos aansluiten, die:
316 Rijden en parkeren
F296 0032 07
Rvolgens voorschrien geïnstalleerd is en
Rdoor een elektrotechnicus is gecontro-
leerd.
#Om veiligheidsredenen alleen laadkabels
gebruiken die bij de aevering van de
auto zijn meegeleverd of een originele
Mercedes‑Benz laadkabel.
#Deze onderdelen kunt u kopen bij een
Mercedes‑Benz-servicewerkplaats, waar
u ook gedegen advies krijgt.
Mercedes‑Benz test deze originele laadkabels
uitvoerig op hun geschiktheid voor het hoog-
spanningsladen van uw auto.
#Geen beschadigde laadkabel gebruiken.
#Niet gebruiken:
RVerlengsnoeren
RKabelhaspels
RStekkerdozen.
#Geen stekkerdoosadapter gebruiken om
de laadkabel op de netcontactdoos aan
te sluiten. De enige uitzondering is wan-
neer de adapter door de fabrikant is
getest en goedgekeurd voor het opladen
van de hoogspanningsaccu van een elek-
trische auto.
#Beslist de veiligheidsaanwijzingen in de
handleiding van de stekkerdoosadapter
in acht nemen.
Alleen de volgende laadkabels mogen worden
gebruikt:
RDe bij de auto gevoegde laadkabel
REen voor de auto goedgekeurde laadkabel
Het opladen kan afhankelijk van de stroomvoor-
ziening verschillend zijn. De oplaadtijd bij het
opladen van de hoogspanningsaccu aan een net-
contactdoos is aanzienlijk langer dan bij het opla-
den aan een wallbox of een laadstation.
Daartoe de aanwijzingen ter plekke in acht
nemen.
Het bedieningselement van de laadkabel niet vrij
aan een netcontactdoos laten hangen.
Het bedieningselement mag niet aan de volgende
onderdelen worden opgetild:
Raan de laadkabelstekker
Raan de voedingsstekker
Het bedieningselement van de laadkabel bij het
opladen tegen overmatige opwarming bescher-
men, bijvoorbeeld door invallend zonlicht. Anders
kan het opladen worden afgebroken.
Aanwijzingen met betrekking tot het opladen van
de hoogspanningsaccu aan de wallbox of bij het
laadstation (mode 3)
&GEVAAR Levensgevaar door ondeskundig
gemonteerde onderdelen
Als u ondeskundig geïnstalleerde onderdelen
gebruikt om de laadkabel op de wallbox aan te
sluiten, kan dit bijvoorbeeld leiden tot brand of
een stroomstoot.
#De laadkabel alleen op een wallbox aan-
sluiten, die:
Rijden en parkeren 317
F296 0032 07
Rvolgens voorschrien geïnstalleerd is en
Rdoor een elektrotechnicus is gecontro-
leerd.
#Om veiligheidsredenen alleen laadkabels
gebruiken die door de fabrikant zijn
getest en goedgekeurd voor het opladen
van de hoogspanningsaccu van een elek-
trische auto.
#Geen beschadigde laadkabels gebruiken.
#Laadkabels niet verlengen.
#Geen adapters gebruiken.
#Beslist de veiligheidsvoorschrien in de
handleiding van de wallbox in acht
nemen.
Voor het opladen aan een wallbox zonder vast
gemonteerde kabel de als optie verkrijgbare laad-
kabel voor wallbox en laadstation (mode 3) gebrui-
ken. De laadkabel bevindt zich in een foedraal in
de bagage- of laadruimte.
Alleen laadkabels gebruiken die door de fabrikant
zijn gecontroleerd en goedgekeurd voor het opla-
den van de hoogspanningsaccu van een elektri-
sche auto.
&GEVAAR Levensgevaar door beschadigde
onderdelen
Wanneer u een beschadigd onderdeel gebruikt
om de auto op het laadstation aan te sluiten,
kan dit bijvoorbeeld leiden tot brand of een
stroomstoot.
#Visuele controle van het laadstation op
uitwendige gebreken uitvoeren, bijvoor-
beeld ernstige beschadigingen van de
behuizing of de laadkabelaansluiting.
#Geen beschadigde laadkabels gebruiken.
#Laadkabels niet verlengen.
#Geen adapters gebruiken.
#Beslist de veiligheidsaanwijzingen op het
laadstation in acht nemen.
De meeste laadstations moeten voor het opladen
worden vrijgeschakeld, bijvoorbeeld met een
RFID-kaart of via Plug-and-Charge. Hiertoe de
aanwijzingen van de aanbieder van het lokale
laadstation en de aanwijzingen met betrekking tot
Mercedes me Charge in acht nemen
(/ pagina 552).
De op het laadstation voor het opladen weergege-
ven afgegeven hoeveelheid energie kan hoger zijn
dan de hoeveelheid energie die daadwerkelijk
door de hoogspanningsaccu wordt opgenomen.
Dit eect komt voort uit verschillende laadverlie-
zen en wordt laadrendement genoemd. Laadver-
liezen ontstaan bijvoorbeeld door warmteontwik-
keling tijdens het laden of door ingeschakelde
nevenverbruikers. Meer informatie over het laad-
rendement is verkrijgbaar bij een gekwaliceerde
werkplaats.
Aanwijzingen met betrekking tot het opladen van
de hoogspanningsaccu bij het snellaadstation
(mode 4)
&GEVAAR Levensgevaar door beschadigde
onderdelen
Wanneer u een beschadigd onderdeel gebruikt
om de auto op het laadstation aan te sluiten,
kan dit bijvoorbeeld leiden tot brand of een
stroomstoot.
318 Rijden en parkeren
F296 0032 07
#Visuele controle van het laadstation op
uitwendige gebreken uitvoeren, bijvoor-
beeld ernstige beschadigingen van de
behuizing of de laadkabelaansluiting.
#Geen beschadigde laadkabels gebruiken.
#Laadkabels niet verlengen.
#Geen adapters gebruiken.
#Beslist de veiligheidsaanwijzingen op het
laadstation in acht nemen.
&GEVAAR Levensgeaar bij het uitvoeren van
onderhoudswerken tijdens het laadproces
Tijdens het laadproces staat het hogevollt-
boordnet onder hoge elektrische spanning.
#Tijdens het laadproces geen onder-
houdswerken uitvoeren.
De meeste laadstations moeten voor het opladen
worden vrijgeschakeld, bijvoorbeeld met een
RFID-kaart of via Plug-and-Charge. Hiertoe de
aanwijzingen van de aanbieder van het lokale
laadstation en de aanwijzingen met betrekking tot
Mercedes me Charge in acht nemen
(/ pagina 552).
Op basis van wettelijke bepalingen in de afzonder-
lijke landen mag de laadkabel naar de auto in
totaal niet langer dan 30 m zijn. Dit is om te voor-
komen dat er ontvangststoringen in radiograsche
apparatuur in de auto of in de nabije omgeving
van het laadstation ontstaan. Houd er rekening
mee, dat ook delen van de laadkabel onder de
grond aangelegd kunnen zijn. Vraag bij twijfel voor
het opladen van de hoogspanningsaccu de eige-
naar van het laadstation of dit het geval is.
De op het laadstation weergegeven geleverde
hoeveelheid energie voor het opladen kan hoger
zijn dan de hoeveelheid energie die daadwerkelijk
door de hoogspanningsaccu is opgenomen. Dit
eect komt voort uit verschillende laadverliezen
en wordt laadrendement genoemd. Laadverliezen
ontstaan bijvoorbeeld door warmteontwikkeling
tijdens het laden of door ingeschakelde nevenver-
bruikers. Meer informatie over het laadrendement
is verkrijgbaar bij een gekwaliceerde werkplaats.
Maximaal toegestane laadstroom voor het opla-
den aan een netcontactdoos
&GEVAAR Levensgevaar bij niet deskundig
gebruik van het exibele laadsysteem Pro
Wanneer het exibele laadsysteem Pro niet
deskundig wordt gebruikt, kan dit bijvoorbeeld
leiden tot brand of een stroomstoot.
#De aanwijzingen in de handleiding van
het exibele laadsysteem Pro in acht
nemen. Anders kunnen gevaren niet wor-
den herkend.
*AANWIJZING Overbelasting van de net-
contactdoos door te hoge laadstroom
Een te hoge laadstroom kan tot het activeren
van de zekering of oververhitting van het
externe stroomnet leiden.
#Controleren of het externe stroomnet
geschikt is voor de geleverde laad-
stroom.
#Om veiligheidsredenen alleen laadkabels
gebruiken die bij de aevering van de
Rijden en parkeren 319
F296 0032 07
auto zijn meegeleverd of een originele
Mercedes‑Benz laadkabel.
Mercedes‑Benz test deze originele laad-
kabels uitvoerig op hun geschiktheid
voor het hoogspanningsladen van uw
auto.
#Deze onderdelen kunt u kopen bij een
Mercedes‑Benz-servicewerkplaats, waar
u ook gedegen advies krijgt.
#De maximale laadstroom controleren
aan de hand van het weergegeven laad-
vermogen op het bestuurdersdisplay.
Voor de meegeleverde laadkabel is de maximum-
waarde voor de laadstroom landspeciek inge-
steld. Bij het opladen in het buitenland kan de
maximumwaarde de daar toegestane waarde
overschrijden.
Wanneer u het Mercedes-Benz exibele laadsys-
teem Pro gebruikt, kan de maximale laadstroom
landspeciek worden ingesteld (zie de handleiding
van het laadsysteem).
#Vóór het opladen via een netcontactdoos de
maximaal toegestane laadstroom van de
betreende netcontactdoos of de netvoe-
dingsinstallatie door een elektricien laten con-
troleren.
#De landspecieke regelingen bij het opladen in
het buitenland in acht nemen.
Bij vragen over de laadstroom of een storing in de
werking contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Overzicht laadkabel-bedieningseenheid
&GEVAAR Levensgevaar bij niet deskundig
gebruik van het exibele laadsysteem Pro
Wanneer het exibele laadsysteem Pro niet
deskundig wordt gebruikt, kan dit bijvoorbeeld
leiden tot brand of een stroomstoot.
#De aanwijzingen in de handleiding van
het exibele laadsysteem Pro in acht
nemen. Anders kunnen gevaren niet wor-
den herkend.
De hierna beschreven laadkabel-bedieningseen-
heid van de standaard laadkabel gee de actuele
toestand van het opladen aan.
1Weergave netspanning
2Weergave opladen
3Weergave temperatuurbewaking
4Weergave veiligheidsvoorziening
Weergave netspanning 1
Melding Betekenis
Brandt wit Netspanning is aanwe-
zig
320 Rijden en parkeren
F296 0032 07
Weergave opladen 2
Melding Betekenis
Knippert groen Hoogspanningsaccu
wordt opgeladen
Weergave temperatuurbewaking 3
Melding Betekenis
Brandt rood Groene LED knippert
tegelijkertijd: Te hoge
temperatuur – laadver-
mogen wordt geredu-
ceerd
Groene LED knippert
niet: Te hoge tempera-
tuur – opladen beëin-
digd
Knippert rood Te hoge temperatuur
van de voedingsstek-
ker – opladen beëin-
digd
Weergave veiligheidsvoorziening 4
Melding Betekenis
Knippert rood Laadkabel storing –
Opladen niet mogelijk,
laadkabel-bedienings-
eenheid terugzetten
Brandt rood Witte LED is gedoofd:
Storing in de netaan-
sluiting – Opladen niet
mogelijk, andere net-
contactdoos kiezen
Witte LED brandt: Sto-
ring van de auto –
opladen niet mogelijk,
laadkabel-bedienings-
eenheid terugzetten
Wanneer alle vier de weergaven branden, voert de
laadkabel-bedieningseenheid een zelfdiagnose uit.
Wanneer de temperatuurbewaking 3 een storing
aangee, kan het helpen om de laadkabel te
beschermen tegen direct zonlicht.
Laadkabel-bedieningseenheid resetten: Wanneer
de veiligheidsvoorziening 4 een storing van de
laadkabel of een storing van de auto aangee,
eerst de laadkabel-bedieningseenheid terugzet-
ten. Daartoe de laadkabel loskoppelen van de
auto en van de netcontactdoos en circa vijf
seconden wachten. Wanneer de storing na het
opnieuw aansluiten van de laadkabel zich blij
voordoen, is opladen via de netcontactdoos niet
mogelijk. Overeenkomstig de weergave moet de
laadkabel worden vervangen of moet de voertuig-
stekker bij een gekwaliceerde werkplaats worden
gecontroleerd.
Functies van het controlelampje op de voertuig-
stekkerdoos
De contactdoosklep wordt samen met de auto
centraal ver- en ontgrendeld.
Rijden en parkeren 321
F296 0032 07
Voertuigstekkerdoos type Combo 2 (voorbeeld)
De kleur en de signalering van de statusindicatie
1 hebben de volgende betekenis.
Vergrendelingsstatus
RBrandt wit: Voertuigstekkerdoos ontgrendeld,
laadkabel aansluiten of verwijderen
RKnippert wit: Verbinding wordt verbroken of
storing bij het ver- of ontgrendelen
Laadtoestand
RBlauw brandend (voor circa 90 s): opladen
afgesloten
RKnippert blauw: Opladen; actieve energie-
stroom
ROranje brandend (circa 90 s): Laadpauze
RKnippert oranje: Verbinding wordt opgebouwd
RKnippert rood (circa 90 s): Storing aan auto;
opladen niet mogelijk
%Auto's met actieve sfeerverlichting: Wanneer
het laadscenario ingeschakeld is, wordt de
laadtoestand extra door de sfeerverlichting
benadrukt (/ pagina 257).
Wisselstroom-opladen starten (mode 2/3)
&GEVAAR Levensgevaar bij niet deskundig
gebruik van het exibele laadsysteem Pro
Wanneer het exibele laadsysteem Pro niet
deskundig wordt gebruikt, kan dit bijvoorbeeld
leiden tot brand of een stroomstoot.
#De aanwijzingen in de handleiding van
het exibele laadsysteem Pro in acht
nemen. Anders kunnen gevaren niet wor-
den herkend.
&GEVAAR Levensgevaar bij het opladen met
een beschadigde contactdoos
Het opladen gebeurt met een hoge spanning.
Wanneer de laadkabel, de voertuigstekkerdoos
of de netcontactdoos beschadigd is, kunt u
een stroomstoot krijgen.
#Alleen een onbeschadigde laadkabel
gebruiken.
#Mechanische beschadigingen, bijvoor-
beeld door platdrukken, knikken en er
overheen rijden, vermijden.
#Een beschadigde voertuigstekkerdoos
direct bij een gekwaliceerde werkplaats
laten vervangen.
#De laadkabel nooit in een beschadigde
voertuigstekkerdoos steken.
322 Rijden en parkeren
F296 0032 07
*AANWIJZING Schade door oververhitting
van laadkabel en laadaansluiting
De laadkabel en de laadaansluiting kunnen tij-
dens het opladen binnen de toegestane grens-
waarden warm worden.
Het opwarmen van de laadkabel en laadaan-
sluiting wordt door de volgende factoren beïn-
vloed:
RDe stroomvoorziening van het stroomnet
en de laadkabel zijn intact.
RDe aanwijzingen met betrekking tot het
gebruik van de laadkabel en het bedie-
ningselement op de laadkabel zijn in acht
genomen.
#Wanneer de laadkabel of de laadaanslui-
ting te warm wordt, de stroomvoorzie-
ning van het stroomnet laten controle-
ren.
*AANWIJZING Beschadiging of vervuiling
van de voertuigstekkerdoos bij geopende
contactdoosklep
#Als er geen laadkabel is aangesloten, het
contactdoosdeksel en de contactdoos-
klep altijd gesloten houden. Deze
beschermen de voertuigstekkerdoos
tegen vervuiling en beschadiging.
#Vóór het sluiten van de contactdoosklep
controleren, of het contactdoosdeksel
correct gesloten is. Anders kunnen
beschadigingen optreden en kan de con-
tactdoosklep niet meer worden geopend.
*AANWIJZING Beschadiging van de voer-
tuigstekkerdoos of de laadkabelstekker bij
niet-deskundig gebruik
De laadkabelstekker niet met overmatige
kracht (maximaal 300 N) tot de aanslag in de
voertuigstekkerdoos steken. Anders kunt u de
voertuigstekkerdoos, de laadkabelstekker of
de contacten beschadigen.
#Bij een verhoogde krachtsinspanning de
laadkabelstekker uit de contactdoos
trekken en opnieuw aansluiten.
Voorwaarden
RDe transmissie staat in de stand j.
RDe auto is ontgrendeld of de auto is vergren-
deld en de afstand van de sleutel tot de auto
is niet groter dan 1 m.
RDe auto is niet gestart. De melding õ op
het bestuurdersdisplay is uit.
RDe laadkabel staat niet onder trekspanning.
%Afhankelijk van de exportuitvoering is de auto
uitgerust met een van de volgende voertuig-
stekkerdozen.
Rijden en parkeren 323
F296 0032 07
Voertuigstekkerdoos Combo 1 Voertuigstekkerdoos Combo 2
#De contactdoosklep 1 via de EQ-module van
het multimediasysteem openen
(/ pagina 481).
of
#Midden op de achterzijde van de contactdoos-
klep 1 drukken.
De contactdoosklep 1 zwenkt open en de
statusindicatie 2 brandt wit.
Auto's met elektrische contactdoosklep: Wanneer
een obstakel de contactdoosklep tijdens het ope-
nen hindert, wordt de contactdoosklep automa-
tisch weer gesloten.
%Wanneer de auto is gestart (melding õ op
het bestuurdersdisplay aan), kan de contact-
doosklep 1 niet worden geopend.
%Voor de laadkabelstekker is alleen de boven-
ste aansluiting 3 nodig.
#Voor het opladen aan een netcontactdoos de
netstekker tot de aanslag in de netcontact-
doos van de externe stroombron steken.
#Flexibel laadsysteem Pro: Schakel indien nodig
de aardleidingherkenning uit en stel de maxi-
male laadstroom in (zie de handleiding van het
laadsysteem).
#De laadkabelstekker tot de aanslag in de aan-
sluiting 3 van de voertuigstekkerdoos ste-
ken. Wanneer de wallbox of het laadstation
niet met een aansluitkabel is uitgerust, de
324 Rijden en parkeren
F296 0032 07
stekker van de eigen laadkabel van de auto tot
de aanslag in de contactdoos van de wallbox
of het laadstation steken.
Erop letten dat de aangesloten laadkabel niet
op trekspanning wordt belast.
De statusindicatie 2 knippert oranje en,
zodra de hoogspanningsaccu wordt opgela-
den, blauw.
%Wanneer de laadindicatie voor de sfeerverlich-
ting geactiveerd is, brandt de sfeerverlichting
circa 30 seconden, net als de statusindicatie
2 (/ pagina 257).
Wanneer de Sound Experience ingeschakeld
is, worden verschillende situaties, zoals het
aansluiten van de laadkabelstekker of het
begin van het opladen, begeleid met geselec-
teerde geluiden (/ pagina 660).
Auto's met elektrische contactdoosklep: Wanneer
na het openen van de contactdoosklep geen laad-
kabel op de auto wordt aangesloten, sluit de con-
tactdoosklep na circa 60 seconden automatisch.
Wanneer de laadkabel op de auto is aangesloten,
kan de auto niet worden ingeschakeld en niet wor-
den bewogen.
Bij het begin van het opladen wordt op het
bestuurdersdisplay de laadtoestandweergave met
een laadprognose weergegeven. De laadprognose
is het tijdstip waarop de hoogspanningsaccu volle-
dig is opgeladen.
%Tijdens het opladen kunnen, afhankelijk van
de temperatuur, de ventilator en het accukoel-
systeem hoorbaar inschakelen.
%Wanneer de auto gedurende langere standtij-
den op het stroomnet is aangesloten, wordt
de hoogspanningsaccu automatisch opgela-
den wanneer dat nodig is of wanneer elektri-
sche verbruikers (bijvoorbeeld de klimaatrege-
ling vooraf) worden geactiveerd.
Wisselstroom-opladen beëindigen (mode 2/3)
&GEVAAR Levensgevaar bij het opladen met
een beschadigde contactdoos
Het opladen gebeurt met een hoge spanning.
Wanneer de laadkabel, de voertuigstekkerdoos
of de netcontactdoos beschadigd is, kunt u
een stroomstoot krijgen.
#Alleen een onbeschadigde laadkabel
gebruiken.
#Mechanische beschadigingen, bijvoor-
beeld door platdrukken, knikken en er
overheen rijden, vermijden.
#Een beschadigde voertuigstekkerdoos
direct bij een gekwaliceerde werkplaats
laten vervangen.
#De laadkabel nooit in een beschadigde
voertuigstekkerdoos steken.
*AANWIJZING Schade door oververhitting
van laadkabel en laadaansluiting
De laadkabel en de laadaansluiting kunnen tij-
dens het opladen binnen de toegestane grens-
waarden warm worden.
Het opwarmen van de laadkabel en laadaan-
sluiting wordt door de volgende factoren beïn-
vloed:
RDe stroomvoorziening van het stroomnet
en de laadkabel zijn intact.
Rijden en parkeren 325
F296 0032 07
RDe aanwijzingen met betrekking tot het
gebruik van de laadkabel en het bedie-
ningselement op de laadkabel zijn in acht
genomen.
#Wanneer de laadkabel of de laadaanslui-
ting te warm wordt, de stroomvoorzie-
ning van het stroomnet laten controle-
ren.
*AANWIJZING Beschadiging of vervuiling
van de voertuigstekkerdoos bij geopende
contactdoosklep
#Als er geen laadkabel is aangesloten, het
contactdoosdeksel en de contactdoos-
klep altijd gesloten houden. Deze
beschermen de voertuigstekkerdoos
tegen vervuiling en beschadiging.
#Vóór het sluiten van de contactdoosklep
controleren, of het contactdoosdeksel
correct gesloten is. Anders kunnen
beschadigingen optreden en kan de con-
tactdoosklep niet meer worden geopend.
Voorwaarden
RDe auto is ontgrendeld of de auto is vergren-
deld en de afstand van de sleutel tot de auto
is niet groter dan 1 m.
%Afhankelijk van de exportuitvoering is de auto
uitgerust met een van de volgende voertuig-
stekkerdozen.
Voertuigstekkerdoos type Combo 1
#De laadannuleringsknop 2 indrukken.
Het opladen wordt beëindigd. De statusindica-
tie 1 brandt wit. De voertuigstekkerdoos is
ontgrendeld.
%Alleen als de laadonderbrekingstoets 2 niet
werkt, kunt u de auto alternatief met de sleu-
tel ontgrendelen, om het opladen te beëindi-
gen. Daartoe eenmaal de toets Ü op de
autosleutel indrukken. Wanneer vervolgens de
statusindicatie 1 wit gaat branden, is de
voertuigstekkerdoos gedurende circa
30 seconden ontgrendeld.
#De toets 3 op de laadkabelstekker ingedrukt
houden en de laadkabelstekker uit de voer-
tuigstekkerdoos trekken.
%Wanneer u de laadkabelstekker niet kunt los-
koppelen, de ontgrendelingsprocedure herha-
len. Wanneer de laadkabelstekker nog steeds
geblokkeerd is, contact opnemen met een
gekwaliceerde werkplaats.
326 Rijden en parkeren
F296 0032 07
#De contactdoosklep sluiten.
Daartoe bij auto's met elektrische contact-
doosklep de aanwijzingen aan het einde van
het hoofdstuk in acht nemen.
#Eventueel de laadkabelstekker uit de netcon-
tactdoos of uit de contactdoos van de wallbox
of het laadstation trekken en de eigen laadka-
bel van de auto veilig in de auto opbergen
(/ pagina 315).
Voertuigstekkerdoos type Combo 2
#De laadannuleringsknop 2 indrukken.
Het opladen wordt beëindigd. De statusindica-
tie 1 brandt wit. De voertuigstekkerdoos is
ontgrendeld.
%Alleen als de laadonderbrekingstoets 2 niet
werkt, kunt u de auto alternatief met de sleu-
tel ontgrendelen, om het opladen te beëindi-
gen. Daartoe eenmaal de toets Ü op de
autosleutel indrukken. Wanneer vervolgens de
statusindicatie 1 wit gaat branden, is de
voertuigstekkerdoos gedurende circa
30 seconden ontgrendeld.
#De laadkabelstekker 3 uit de voertuigstek-
kerdoos trekken.
%Wanneer u de laadkabelstekker niet kunt los-
koppelen, de ontgrendelingsprocedure herha-
len. Wanneer de laadkabelstekker nog steeds
geblokkeerd is, contact opnemen met een
gekwaliceerde werkplaats.
%De statusindicatie 1 brandt na het lostrek-
ken van de laadkabelstekker nog enige tijd en
doo dan.
#De contactdoosklep sluiten.
Daartoe bij auto's met elektrische contact-
doosklep de volgende aanwijzingen voor het
sluiten van de contactdoosklep in acht nemen.
#Eventueel de laadkabelstekker uit de netcon-
tactdoos of uit de contactdoos van de wallbox
of het laadstation trekken en de eigen laadka-
bel van de auto veilig in de auto opbergen
(/ pagina 315).
Rijden en parkeren 327
F296 0032 07
De elektrische contactdoosklep sluit in de vol-
gende gevallen automatisch:
Rkorte tijd na het losmaken van de laadkabel-
stekker
Rna het aantikken van de contactdoosklep in de
sluitrichting
Rna het inschakelen van de transmissiestand
i, h of k
Automatische anti-inklemfunctie van de elektri-
sche contactdoosklep
Wanneer een obstakel de elektrisch contactdoos-
klep tijdens de sluitprocedure hindert, wordt de
contactdoosklep automatisch weer geopend.
#Bij het sluiten van de contactdoosklep contro-
leren of zich geen lichaamsdelen of voorwer-
pen in het sluitgebied bevinden.
Gelijkstroom-opladen starten (mode 4)
&GEVAAR Levensgevaar bij het opladen met
een beschadigde contactdoos
Het opladen gebeurt met een hoge spanning.
Wanneer de laadkabel, de voertuigstekkerdoos
of de netcontactdoos beschadigd is, kunt u
een stroomstoot krijgen.
#Alleen een onbeschadigde laadkabel
gebruiken.
#Mechanische beschadigingen, bijvoor-
beeld door platdrukken, knikken en er
overheen rijden, vermijden.
#Een beschadigde voertuigstekkerdoos
direct bij een gekwaliceerde werkplaats
laten vervangen.
#De laadkabel nooit in een beschadigde
voertuigstekkerdoos steken.
*AANWIJZING Schade door oververhitting
van laadkabel en laadaansluiting
De laadkabel en de laadaansluiting kunnen tij-
dens het opladen binnen de toegestane grens-
waarden warm worden.
Het opwarmen van de laadkabel en laadaan-
sluiting wordt door de volgende factoren beïn-
vloed:
RDe stroomvoorziening van het stroomnet
en de laadkabel zijn intact.
RDe aanwijzingen met betrekking tot het
gebruik van de laadkabel en het bedie-
ningselement op de laadkabel zijn in acht
genomen.
#Wanneer de laadkabel of de laadaanslui-
ting te warm wordt, de stroomvoorzie-
ning van het stroomnet laten controle-
ren.
*AANWIJZING Beschadiging of vervuiling
van de voertuigstekkerdoos bij geopende
contactdoosklep
#Als er geen laadkabel is aangesloten, het
contactdoosdeksel en de contactdoos-
klep altijd gesloten houden. Deze
beschermen de voertuigstekkerdoos
tegen vervuiling en beschadiging.
328 Rijden en parkeren
F296 0032 07
#Vóór het sluiten van de contactdoosklep
controleren, of het contactdoosdeksel
correct gesloten is. Anders kunnen
beschadigingen optreden en kan de con-
tactdoosklep niet meer worden geopend.
*AANWIJZING Beschadiging van de voer-
tuigstekkerdoos of de laadkabelstekker bij
niet-deskundig gebruik
De laadkabelstekker niet met overmatige
kracht (maximaal 300 N) tot de aanslag in de
voertuigstekkerdoos steken. Anders kunt u de
voertuigstekkerdoos, de laadkabelstekker of
de contacten beschadigen.
#Bij een verhoogde krachtsinspanning de
laadkabelstekker uit de contactdoos
trekken en opnieuw aansluiten.
Voorwaarden
RDe transmissie staat in de stand j.
RDe auto is ontgrendeld of de auto is vergren-
deld en de afstand van de sleutel tot de auto
is niet groter dan 1 m.
RDe auto is niet gestart. De melding õ op
het bestuurdersdisplay is uit.
RDe laadkabel staat niet onder trekspanning.
%Afhankelijk van de exportuitvoering is de auto
uitgerust met een van de volgende voertuig-
stekkerdozen.
Voertuigstekkerdoos Combo 1
Voertuigstekkerdoos Combo 2
#De contactdoosklep 1 via de EQ-module van
het multimediasysteem openen
(/ pagina 481).
of
Rijden en parkeren 329
F296 0032 07
#Midden op de achterzijde van de contactdoos-
klep 1 drukken.
De contactdoosklep 1 zwenkt open en de
statusindicatie 2 brandt wit.
Auto's met elektrische contactdoosklep: Wanneer
een obstakel de contactdoosklep tijdens het ope-
nen hindert, wordt de contactdoosklep automa-
tisch weer gesloten.
%Wanneer de auto is gestart (melding õ op
het bestuurdersdisplay aan), kan de contact-
doosklep 1 niet worden geopend.
#De contactdoosdeksel 4 van de onderste
aansluiting van de voertuigstekkerdoos 3
openklappen tot hij vergrendelt.
%Voor de CCS-laadkabelstekker zijn beide aan-
sluitingen van de voertuigstekkerdoos 3
nodig.
#De laadkabelstekker tot de aanslag in de voer-
tuigstekkerdoos 3 steken.
Erop letten dat de aangesloten laadkabel niet
op trekspanning wordt belast.
De statusindicatie 2 knippert oranje en,
zodra de hoogspanningsaccu wordt opgela-
den, blauw.
%Wanneer de laadindicatie voor de sfeerverlich-
ting geactiveerd is, brandt de sfeerverlichting
circa 30 seconden, net als de statusindicatie
2 (/ pagina 257).
Wanneer de Sound Experience ingeschakeld
is, worden verschillende situaties, zoals het
aansluiten van de laadkabelstekker of het
begin van het opladen, begeleid met geselec-
teerde geluiden (/ pagina 660).
Auto's met elektrische contactdoosklep: Wanneer
na het openen van de contactdoosklep geen laad-
kabel op de auto wordt aangesloten, sluit de con-
tactdoosklep na circa 60 seconden automatisch.
Wanneer de laadkabel op de auto is aangesloten,
kan de auto niet worden ingeschakeld en niet wor-
den bewogen.
Bij het begin van het opladen wordt op het
bestuurdersdisplay de laadtoestandweergave met
een laadprognose weergegeven. De laadprognose
is het tijdstip waarop de hoogspanningsaccu volle-
dig is opgeladen.
%Tijdens het opladen kunnen, afhankelijk van
de temperatuur, de ventilator en het accukoel-
systeem hoorbaar inschakelen.
%Wanneer de auto gedurende langere standtij-
den op het stroomnet is aangesloten, wordt
de hoogspanningsaccu automatisch opgela-
den wanneer dat nodig is of wanneer elektri-
sche verbruikers (bijvoorbeeld de klimaatrege-
ling vooraf) worden geactiveerd.
Gelijkstroom-opladen beëindigen (mode 4)
&GEVAAR Levensgevaar bij het opladen met
een beschadigde contactdoos
Het opladen gebeurt met een hoge spanning.
Wanneer de laadkabel, de voertuigstekkerdoos
of de netcontactdoos beschadigd is, kunt u
een stroomstoot krijgen.
#Alleen een onbeschadigde laadkabel
gebruiken.
#Mechanische beschadigingen, bijvoor-
beeld door platdrukken, knikken en er
overheen rijden, vermijden.
330 Rijden en parkeren
F296 0032 07
#Een beschadigde voertuigstekkerdoos
direct bij een gekwaliceerde werkplaats
laten vervangen.
#De laadkabel nooit in een beschadigde
voertuigstekkerdoos steken.
*AANWIJZING Schade door oververhitting
van laadkabel en laadaansluiting
De laadkabel en de laadaansluiting kunnen tij-
dens het opladen binnen de toegestane grens-
waarden warm worden.
Het opwarmen van de laadkabel en laadaan-
sluiting wordt door de volgende factoren beïn-
vloed:
RDe stroomvoorziening van het stroomnet
en de laadkabel zijn intact.
RDe aanwijzingen met betrekking tot het
gebruik van de laadkabel en het bedie-
ningselement op de laadkabel zijn in acht
genomen.
#Wanneer de laadkabel of de laadaanslui-
ting te warm wordt, de stroomvoorzie-
ning van het stroomnet laten controle-
ren.
*AANWIJZING Beschadiging of vervuiling
van de voertuigstekkerdoos bij geopende
contactdoosklep
#Als er geen laadkabel is aangesloten, het
contactdoosdeksel en de contactdoos-
klep altijd gesloten houden. Deze
beschermen de voertuigstekkerdoos
tegen vervuiling en beschadiging.
#Vóór het sluiten van de contactdoosklep
controleren, of het contactdoosdeksel
correct gesloten is. Anders kunnen
beschadigingen optreden en kan de con-
tactdoosklep niet meer worden geopend.
Voorwaarden
RDe auto is ontgrendeld of de auto is vergren-
deld en de afstand van de sleutel tot de auto
is niet groter dan 1 m.
%Afhankelijk van de exportuitvoering is de auto
uitgerust met een van de volgende voertuig-
stekkerdozen.
Voertuigstekkerdoos type Combo 1
#De laadannuleringsknop 2 indrukken.
Het opladen wordt beëindigd. De statusindica-
tie 1 brandt wit. De voertuigstekkerdoos is
ontgrendeld.
Rijden en parkeren 331
F296 0032 07
%Alleen als de laadonderbrekingstoets 2 niet
werkt, kunt u de auto alternatief met de sleu-
tel ontgrendelen, om het opladen te beëindi-
gen. Daartoe eenmaal de toets Ü op de
autosleutel indrukken. Wanneer vervolgens de
statusindicatie 1 wit gaat branden, is de
voertuigstekkerdoos gedurende circa
30 seconden ontgrendeld.
#De toets 3 op de laadkabelstekker ingedrukt
houden en de laadkabelstekker uit de voer-
tuigstekkerdoos trekken.
De opklapbare contactdoosdeksel klapt
omhoog en sluit de onderste aansluiting van
de voertuigstekkerdoos af.
%Wanneer u de laadkabelstekker niet kunt los-
trekken, de auto ontgrendelen en de ontgren-
delingsprocedure herhalen. Wanneer de laad-
kabelstekker nog steeds geblokkeerd is, con-
tact opnemen met een gekwaliceerde werk-
plaats.
%De statusindicatie 1 brandt na het lostrek-
ken van de laadkabelstekker nog enige tijd en
doo dan.
#De contactdoosklep sluiten.
Daartoe bij auto's met elektrische contact-
doosklep de aanwijzingen aan het einde van
het hoofdstuk in acht nemen.
Voertuigstekkerdoos type Combo 2
#De laadannuleringsknop 2 indrukken.
Het opladen wordt beëindigd. De statusindica-
tie 1 brandt wit. De voertuigstekkerdoos is
ontgrendeld.
%Alleen als de laadonderbrekingstoets 2 niet
werkt, kunt u de auto alternatief met de sleu-
tel ontgrendelen, om het opladen te beëindi-
gen. Daartoe eenmaal de toets Ü op de
autosleutel indrukken. Wanneer vervolgens de
statusindicatie 1 wit gaat branden, is de
voertuigstekkerdoos gedurende circa
30 seconden ontgrendeld.
#De laadkabelstekker 3 uit de voertuigstek-
kerdoos trekken.
De opklapbare contactdoosdeksel klapt
omhoog en sluit de onderste aansluiting van
de voertuigstekkerdoos af.
%Wanneer u de laadkabelstekker niet kunt los-
trekken, de auto ontgrendelen en de ontgren-
delingsprocedure herhalen. Wanneer de laad-
kabelstekker nog steeds geblokkeerd is, con-
tact opnemen met een gekwaliceerde werk-
plaats.
332 Rijden en parkeren
F296 0032 07
%De statusindicatie 1 brandt na het lostrek-
ken van de laadkabelstekker nog enige tijd en
doo dan.
#De contactdoosklep sluiten.
Daartoe bij auto's met elektrische contact-
doosklep de volgende aanwijzingen voor het
sluiten van de contactdoosklep in acht nemen.
De elektrische contactdoosklep sluit in de vol-
gende gevallen automatisch:
Rkorte tijd na het losmaken van de laadkabel-
stekker
Rna het aantikken van de contactdoosklep in de
sluitrichting
Rna het inschakelen van de transmissiestand
i, h of k
Automatische anti-inklemfunctie van de elektri-
sche contactdoosklep
Wanneer een obstakel de elektrisch contactdoos-
klep tijdens de sluitprocedure hindert, wordt de
contactdoosklep automatisch weer geopend. De
automatische anti-inklemfunctie is slechts een
hulpmiddel en is geen vervanging van uw oplet-
tendheid.
#Bij het sluiten van de contactdoosklep contro-
leren of zich geen lichaamsdelen of voorwer-
pen in het sluitgebied bevinden.
Functie van de laadtoestandweergave op het
bestuurdersdisplay
%De gegevens in de afbeelding zijn voorbeel-
den.
1Resterende actieradius bij actuele laadtoe-
stand
2Actuele laadtoestand van de hoogspannings-
accu
3Maximale laadtoestand (afhankelijk van de
instelling)
4Verwacht laadproceseinde of resterende tijd
tot volledige lading (tot de gekozen maximale
laadtoestand)
5Door de Range Assistant geadviseerde laad-
toestand om de volgende bestemming te
bereiken
6Dynamische laadtoestandweergave
7Actueel laadvermogen
%De weergegeven resterende actieradius 1
kan op basis van verschillende factoren, bij-
voorbeeld rijstijl of topograe, variëren.
Wanneer de auto met het stroomnet verbonden
en uitgeschakeld is, toont het bestuurdersdisplay
de laadtoestandweergave gedurende circa
twee minuten.
%De waarde voor het actueel laadvermogen 7
kan afwijken van de weergave van het laadsta-
tion. Vanaf een laadvermogen van 10 kW
wordt de waarde in de laadtoestandweergave
afgerond en weergegeven zonder decimalen.
Rijden en parkeren 333
F296 0032 07
De onder 4 weergegeven waarde varieert afhan-
kelijk van de instelling voor het opladen. Deze
toont de laadprognose, bijvoorbeeld het tijdstip
voor het bereiken van de gekozen laadtoestand of
de laadtoestand op de voorgeselecteerde vertrek-
tijd.
Laadinstellingen congureren
Multimediasysteem:
4© 5EQ 5Laden
Laadprogramma instellen
#Thuis, Werk of Standaard selecteren.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Contactdoosklep openen en sluiten in het MBUX
multimediasysteem
#Op Laadklep openen drukken om de contact-
doosklep te openen.
#Het actieve laadproces kan met Opladen
annuleren worden onderbroken. Het opladen
wordt beëindigd en de laadkabel wordt ont-
grendeld.
#Op Contactdoosklep sluiten drukken om de
contactdoosklep te sluiten. De contactdoos-
klep sluit eveneens automatisch wanneer de
transmissie uit de stand j wordt geschakeld.
De contactdoosklep sluit bovendien automa-
tisch na een minuut, wanneer deze werd
geopend maar geen stekker aangebracht
werd, en tien tot vijien seconden na het los-
nemen van de stekker.
%Het sluiten van de contactdoosklep via het
MBUX multimediasysteem is alleen bij auto's
met elektrische contactdoosklep beschikbaar.
%Verdere aanwijzingen met betrekking tot het
opladen met wisselstroom: (/ pagina 322) of
gelijkstroom: (/ pagina 328).
Laadkabel ontgrendelen (mode 3 of 4)
%Wanneer de functie actief is, wordt bij het
bereiken van de maximale laadtoestand de
laadkabel ontgrendeld.
#Thuis of Werk selecteren.
#Laadkabel ontgrendelen in- of uitschakelen.
Locatiegebaseerd laden in- of uitschakelen
#Laadprogramma Thuis of Laadprogramma
Werk selecteren.
#Selecteren op locatiebasis in- of uitschakelen.
Wanneer de functie wordt geactiveerd, wordt de
actuele positie van de auto opgeslagen als een
van de geselecteerde opties. Bij het opnieuw
bereiken van het adres wordt automatisch omge-
schakeld naar het laadprogramma zodra de par-
keerstand j is ingeschakeld.
ECO laden in- of uitschakelen
#De functie in- of uitschakelen.
De functie ECO laden begrenst de laadstroom van
laadstations om de accu van de auto te ontzien.
Automatische accuvoorconditionering in- of uit-
schakelen
#Accuvoorconditionering selecteren.
#De functie in- of uitschakelen.
Bij het naderen van een laadstation wordt de
hoogspanningsaccu voorgeconditioneerd, zodat
een optimale laadervaring kan worden gereali-
334 Rijden en parkeren
F296 0032 07
seerd. Op het centraal display wordt de actieve
voorconditionering van de accu aangeduid met
. De aanduiding verdwijnt als het juiste tem-
peratuurniveau is bereikt, als de bestuurder de
navigatiebegeleiding afbreekt of als de laadstek-
ker wordt aangesloten.
%Als de accu moet worden voorgeconditio-
neerd, hee dat gevolgen voor de resterende
actieradius van de auto. Bij gebruik van Elec-
tric Intelligence navigatie wordt bij de energie-
prognose rekening gehouden met de voorcon-
ditionering. Meer informatie over navigatie
met Electric Intelligence(/ pagina 548)
Vertrektijd instellen
De ingestelde vertrektijden worden voor de kli-
maatregeling vooraf van de auto en voor de prog-
nose van de laadtoestand en de actieradius op
het geselecteerde tijdstip gebruikt.
Gelijkstroomladen: Het opladen start altijd zonder
vertraging.
Wisselstroomladen: Wanneer de functie ECO
laden is ingeschakeld, wordt het opladen onder-
broken en wordt dit afhankelijk van de ingestelde
laadtoestand zo laat mogelijk weer voortgezet.
Het opladen is op tijd gebaseerd.
#Vertrektijd selecteren.
De volgende oplaadtijden kunnen worden inge-
steld:
RIndividuele oplaadtijden
RAan Weekprofiel
Individuele vertrektijd instellen
#Nieuwe tijd toevoegen selecteren en een
nieuwe vertrektijd instellen.
of
#´ selecteren en een bestaande vertrektijd
aanpassen.
Herhalingsdagen instellen
#Nieuwe tijd toevoegen selecteren en een
nieuwe vertrektijd instellen.
#De betreende dagen van de week markeren
waarop de vertrektijd van toepassing is en met
a bevestigen.
of
#´ selecteren en bestaande herhalingsda-
gen aanpassen.
Laadpauzes instellen (alleen wisselstroom)
Er kunnen maximaal vier laadpauzes worden inge-
steld waarin de auto niet wordt opgeladen, zelfs
wanneer deze is aangesloten op een laadstation.
#Laadonderbrekingen selecteren.
#Nieuwe tijd toevoegen selecteren en een
begin- en eindtijd instellen en opslaan.
#De aangemaakte laadpauzes activeren of
deactiveren.
Aangemaakte laadpauzes kunnen met ´ wor-
den bewerkt en met E worden gewist.
Rijden en parkeren 335
F296 0032 07
Parkeren
Auto afzetten
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door wegrollen van een onvol-
doende beveiligde auto
Als de auto zonder voldoende beveiliging
wordt geparkeerd, kan deze ook bij een lichte
helling ongecontroleerd wegrollen.
#Op hellingen de voorwielen zo draaien
dat de auto in de richting van de stoep-
rand rolt als deze in beweging komt.
#De parkeerrem bedienen.
#De transmissie in de stand j zetten.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen de auto in bewe-
ging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrijzetten.
RDe transmissiestand wijzigen.
RHet voertuig starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Sleutel buiten bereik van kinderen bewa-
ren.
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuigsleu-
tel.
*AANWIJZING Beschadiging van de auto
door wegrollen
#De auto altijd tegen wegrollen beveiligen.
*AANWIJZING Beschadigingen door het
laten zakken van de auto
De auto kan door temperatuurverschillen of
langere standtijden omlaaggaan. Daarbij kun-
nen carrosseriedelen worden beschadigd.
#Bij het parkeren van de auto en bij het
wegrijden mogen zich geen obstakels,
zoals stoepranden, onder of in de buurt
van de carrosserie bevinden; dit contro-
leren.
336 Rijden en parkeren
F296 0032 07
%Als het voertuig gedurende langere tijd buiten
bedrijf wordt gesteld, de volgende aanwijzin-
gen in acht nemen:
RIn het bijzonder bij een zeer lage buiten-
temperatuur zorgen dat de hoogspan-
ningsaccu voldoende is opgeladen. Zo ver-
mijdt u eventuele problemen wanneer het
voertuig weer wordt gestart.
RVermijd indien mogelijk parkeerplekken
met direct invallend zonlicht.
De aanwijzingen met betrekking tot het opla-
den van de hoogspanningsaccu in acht
nemen (/ pagina 312).
Auto's met centraal display Auto's met MBUX Hyperscreen
#De auto tot stilstand brengen door het rempe-
daal in te drukken.
#Op hellingen de voorwielen zo draaien dat het
voertuig in de richting van de stoeprand rolt
als deze in beweging komt.
#De elektrische parkeerrem inschakelen.
Rijden en parkeren 337
F296 0032 07
#Bij stilstaande auto en ingedrukt rempedaal de
transmissiestand j inschakelen
(/ pagina 310).
#De auto uitschakelen door de toets 1 in te
drukken.
#De bedrijfsrem langzaam loslaten.
#Uitstappen en het voertuig vergrendelen.
%Als het voertuig wordt geparkeerd, kunt u de
zijruiten en het panoramaschuifdak nog circa
vier minuten bedienen nadat het bestuurders-
portier is gesloten.
Garagedeurbediening
Toetsen van de garagedeurbediening program-
meren
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
beknelling bij het openen en sluiten van
een garagedeur
Wanneer de garagedeur met de geïntegreerde
garagedeurbediening wordt bediend of gepro-
grammeerd, kunnen personen in het bewe-
gingsgebied van de garagedeur worden inge-
klemd of worden geraakt.
#Altijd opletten dat zich niemand in het
bewegingsgebied van de garagedeur
bevindt.
Om een garagedeurbediening te programmeren
de auto buiten de garage parkeren. Ervoor zorgen
dat de auto ingeschakeld, maar niet gestart is.
Voorwaarden
RDe auto is buiten de garage of buiten het
zwenkbereik van de garagedeur geparkeerd.
RDe auto is ingeschakeld.
RDe auto is niet gestart.
%De garagedeuropeningsfunctie is altijd moge-
lijk bij ingeschakelde auto.
#De in te leren toets 1, 2 of 3 indrukken
en ingedrukt houden.
Het controlelampje 4 knippert geel.
%Het kan tot 20 seconden duren voordat het
controlelampje geel gaat knipperen.
#De eerder ingedrukte toetsen loslaten.
Het controlelampje 4 knippert verder geel.
338 Rijden en parkeren
F296 0032 07
#De afstandsbediening 5 op een afstand tus-
sen 1 cm en 8 cm op de toets 1, 2 of 3
richten.
#De toets 6 van de afstandsbediening 5
indrukken en ingedrukt houden tot een van de
volgende signalen verschijnt:
RHet controlelampje 4 brandt permanent
groen. De programmering is afgesloten.
RHet controlelampje 4 knippert groen. De
programmering was succesvol. Bovendien
moet een wisselcode-synchronisatie met
het garagedeurbedieningssysteem worden
uitgevoerd.
#Wanneer het controlelampje 4 niet groen
brandt of knippert: De procedure herhalen.
#Alle toetsen loslaten.
%De afstandsbediening van de garagedeurbe-
diening behoort niet tot de leveringsomvang
van de garagedeurbediening.
Wisselcode-synchronisatie uitvoeren
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
beknelling bij het openen en sluiten van
een garagedeur
Wanneer de garagedeur met de geïntegreerde
garagedeurbediening wordt bediend of gepro-
grammeerd, kunnen personen in het bewe-
gingsgebied van de garagedeur worden inge-
klemd of worden geraakt.
#Altijd opletten dat zich niemand in het
bewegingsgebied van de garagedeur
bevindt.
Om een garagedeurbediening te programmeren
de auto buiten de garage parkeren. Ervoor zorgen
dat de auto ingeschakeld, maar niet gestart is.
Voorwaarden
RHet deurbedieningssysteem werkt met een
wisselcode.
RUw auto bevindt zich binnen het bereik van
het garage- of het buitendeurbedieningssys-
teem.
RDe auto evenals personen en voorwerpen
bevinden zich buiten het bewegingsgebied van
het portier.
%De garagedeuropeningsfunctie is altijd moge-
lijk bij ingeschakelde auto.
Rijden en parkeren 339
F296 0032 07
#De programmeertoets van de deuraandrij-
vingseenheid indrukken.
U hebt circa 30 seconden de tijd om de vol-
gende stap te starten.
#Meerdere keren na elkaar de geprogram-
meerde toets 1, 2 of 3 indrukken, totdat
het portier sluit.
Wanneer het portier sluit, is de programmering
afgesloten.
%Bovendien de handleiding van de deurbedie-
ning lezen.
Problemen bij het programmeren van de
afstandsbediening verhelpen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
beknelling bij het openen en sluiten van
een garagedeur
Wanneer de garagedeur met de geïntegreerde
garagedeurbediening wordt bediend of gepro-
grammeerd, kunnen personen in het bewe-
gingsgebied van de garagedeur worden inge-
klemd of worden geraakt.
#Altijd opletten dat zich niemand in het
bewegingsgebied van de garagedeur
bevindt.
Om een garagedeurbediening te programmeren
de auto buiten de garage parkeren. Ervoor zorgen
dat de auto ingeschakeld, maar niet gestart is.
%De garagedeuropeningsfunctie is altijd moge-
lijk bij ingeschakelde auto.
#Controleren of de zendfrequentie van de
afstandsbediening 5 wordt ondersteund.
#De batterijen in de afstandsbediening 5 ver-
vangen.
#De afstandsbediening 5 onder verschillende
hoeken op een afstand tussen 1 cm en 8 cm
voor de binnenspiegel houden. Daarbij elke
instelstand ten minste 25 seconden aanhou-
den.
#De afstandsbediening 5 onder dezelfde hoe-
ken op verschillende afstanden van de binnen-
spiegel houden. Daarbij elke instelstand ten
minste 25 seconden aanhouden.
#Bij afstandsbedieningen die slechts gedurende
bepaalde tijd zenden, voor het verstrijken van
de zendtijd opnieuw de toets 6 van de
afstandsbediening 5 indrukken.
#De antennekabel van de garagedeurbediening
uitlijnen met de afstandsbediening.
%Bij oudere garagedeuren kan het mogelijk zijn,
dat deze ondanks het correct doorlopen van
de hierboven beschreven stappen niet met de
afstandsbediening in de binnenspiegel kan
worden bediend. Neemt u in dit geval contact
op met de HomeLink® Hotline.
340 Rijden en parkeren
F296 0032 07
%Ondersteuning en aanvullende informatie voor
de programmering:
RBij de HomeLink® Hotline via het nummer
(0) 0800 046 635 465 of +49 (0) 7132
3455 733 (hierbij worden kosten in reke-
ning gebracht)
ROp het internet onder https://
www.homelink.com
Garagedeur openen of sluiten
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
beknelling bij het openen en sluiten van
een garagedeur
Wanneer de garagedeur met de geïntegreerde
garagedeurbediening wordt bediend of gepro-
grammeerd, kunnen personen in het bewe-
gingsgebied van de garagedeur worden inge-
klemd of worden geraakt.
#Altijd opletten dat zich niemand in het
bewegingsgebied van de garagedeur
bevindt.
Om een garagedeurbediening te programmeren
de auto buiten de garage parkeren. Ervoor zorgen
dat de auto ingeschakeld, maar niet gestart is.
Voorwaarden
RDe betreende toets is voor het bedienen van
de garagedeur geprogrammeerd.
%De garagedeuropeningsfunctie is altijd moge-
lijk bij ingeschakelde auto.
#De toets 1, 2 of 3 indrukken en ingedrukt
houden, tot de garagedeur opent of sluit.
#Wanneer het controlelampje 4 na circa
20 seconden geel knippert: Opnieuw de eer-
der ingedrukte toets indrukken en ingedrukt
houden, tot de garagedeur opent of sluit.
Geheugen van de garagedeurbediening wissen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
beknelling bij het openen en sluiten van
een garagedeur
Wanneer de garagedeur met de geïntegreerde
garagedeurbediening wordt bediend of gepro-
grammeerd, kunnen personen in het bewe-
gingsgebied van de garagedeur worden inge-
klemd of worden geraakt.
#Altijd opletten dat zich niemand in het
bewegingsgebied van de garagedeur
bevindt.
Om een garagedeurbediening te programmeren
de auto buiten de garage parkeren. Ervoor zorgen
dat de auto ingeschakeld, maar niet gestart is.
Rijden en parkeren 341
F296 0032 07
%De garagedeuropeningsfunctie is altijd moge-
lijk bij ingeschakelde auto.
#De toetsen 1 en 3 indrukken en ingedrukt
houden.
Het controlelampje 4 brandt geel.
#Wanneer het controlelampje 4 groen knip-
pert: De toetsen 1 en 3 loslaten.
Het volledige geheugen is gewist.
Elektrische parkeerrem
Werking van de elektrische parkeerrem (auto-
matisch inschakelen)
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen de auto in bewe-
ging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrijzetten.
RDe transmissiestand wijzigen.
RHet voertuig starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Sleutel buiten bereik van kinderen bewa-
ren.
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuigsleu-
tel.
De elektrische parkeerrem wordt automatisch
ingeschakeld, als de transmissie in de stand j
staat en aan een van de volgende voorwaarden is
voldaan:
RDe auto wordt uitgeschakeld.
RDe gordelslottong steekt niet in het gordelslot
van de bestuurdersstoel en het bestuurders-
portier wordt geopend.
%Inschakelen verhinderen: Aan de handgreep
van de elektrische parkeerrem trekken
(/ pagina 343).
342 Rijden en parkeren
F296 0032 07
In de volgende situaties wordt de elektrische par-
keerrem ook vastgezet:
RDe HOLD-functie houdt de auto in stilstand op
zijn plaats.
RDe actieve parkeerassistent houdt de auto in
stilstand op zijn plaats.
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC
brengt de auto tot stilstand.
RDaartoe moet bovendien aan een van de vol-
gende voorwaarden zijn voldaan:
-De auto wordt uitgeschakeld.
-De gordelslottong steekt niet in het gordel-
slot van de bestuurdersstoel en het
bestuurdersportier wordt geopend.
-Er treedt een systeemstoring op.
-De spanningsvoorziening is niet vol-
doende.
-De auto staat langere tijd stil.
Wanneer de elektrische parkeerrem ingeschakeld
is, brandt op het bestuurdersdisplay het rode con-
trolelampje !.
Functie van de elektrische parkeerrem (auto-
matisch vrijzetten)
De elektrische parkeerrem wordt vrijgezet, wan-
neer aan de volgende voorwaarden is voldaan:
RHet bestuurdersportier is gesloten.
RHet voertuig is gestart.
RDe transmissie staat in de stand h of k en
u trapt het gaspedaal in of u schakelt op een
vlakke ondergrond van transmissiestand j
naar h of k.
RAls de transmissie in de stand k staat, moet
de achterklep gesloten zijn.
RDe gordelslottong steekt in het gordelslot van
de bestuurdersstoel.
Wanneer de gordelslottong niet in het gordel-
slot van de bestuurdersstoel steekt, moet aan
één van de volgende voorwaarden voldaan
zijn:
-De transmissiestand j wordt verlaten.
of
-U hee voorheen sneller dan 3 km/h gere-
den.
Wanneer de elektrische parkeerrem wordt vrijge-
zet, doo op het bestuurdersdisplay het rode con-
trolelampje !.
Elektrische parkeerrem handmatig inschakelen
of vrijzetten
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen de auto in bewe-
ging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrijzetten.
Rijden en parkeren 343
F296 0032 07
RDe transmissiestand wijzigen.
RHet voertuig starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Sleutel buiten bereik van kinderen bewa-
ren.
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuigsleu-
tel.
Aantrekken
#Op de handgreep 1 drukken.
Het rode controlelampje ! brandt op het
bestuurdersdisplay.
%Alleen wanneer het rode controlelampje !
continu brandt, is de elektrische parkeerrem
correct ingeschakeld.
Vrijzetten
#De auto inschakelen.
#Aan de handgreep 1 trekken.
Op het bestuurdersdisplay doo het rode con-
trolelampje !.
344 Rijden en parkeren
F296 0032 07
Noodremming uitvoeren
#De handgreep 1 indrukken en ingedrukt hou-
den.
Zolang de auto nog rijdt, wordt de melding
Parkeerrem ontgrendelen weergegeven en
knippert het rode controlelampje !.
Wanneer de auto tot stilstand is afgeremd,
wordt de elektrische parkeerrem ingescha-
keld. Het rode controlelampje ! brandt op
het bestuurdersdisplay.
Informatie over botsingherkenning bij geparkeerde
auto
Wanneer bij ingeschakelde botsingherkenning en
wegsleepbeveiliging een botsing bij de vergren-
delde auto wordt herkend, ontvangt u in het multi-
mediasysteem bij het inschakelen van de auto een
bericht.
Hierbij ontvangt u informatie over de volgende
punten:
Rpotentieel getroen gedeelte van de auto
Rkracht van de botsing
In de volgende situatie kan een abusievelijke acti-
vering optreden:
RDe geparkeerde auto wordt verplaatst, bijvoor-
beeld in een garage met een dubbele etage.
%Om een abusievelijke activering te voorko-
men, de wegsleepbeveiliging uitschakelen.
Wanneer de wegsleepbeveiliging wordt uitge-
schakeld, wordt ook de botsingherkenning uit-
geschakeld.
De botsingherkenning kan via het multimedia-
systeem permanent worden uitgeschakeld
(/ pagina 346).
Systeemgrenzen
De herkenning kan in de volgende situaties
beperkt zijn:
Rbij schade zonder botsing, bijvoorbeeld bij een
afgebroken buitenspiegel of lakschade door
een sleutel
Rbij een botsing met lage snelheid
Rwanneer de elektrische parkeerrem niet inge-
schakeld is
%De verantwoordelijkheid voor de auto ligt bij
u. Overtuig u daarom ervan dat de auto scha-
devrij en geschikt om te rijden is.
Rijden en parkeren 345
F296 0032 07
Botsingherkenning bij geparkeerde auto instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Openen/sluiten 5Voertuigbeveiliging
#De functie onder Botsmeldingin- of uitschake-
len.
%Er kunnen maximaal drie incidenten worden
geregistreerd. Bij elk incident worden maxi-
maal vijien foto's gemaakt. Bij een volgend
incident worden de foto's van het eerste inci-
dent overschreven, wanneer deze niet al eer-
der zijn gewist.
Botsfoto's in- of uitschakelen
Eventuele wettelijke beperkingen in sommige lan-
den met betrekking tot het automatisch maken
van foto's van de omgeving van de auto in acht
nemen.
#Botsfoto's in- of uitschakelen.
Botsfoto's met de Mercedes me App verzenden
#Botsfoto's uploaden selecteren.
of
#Automatisch uploaden selecteren.
#De gegenereerde QR-code op het centraal dis-
play met de Mercedes me App scannen.
De botsfoto's worden versleuteld geüpload
naar Mercedes me.
%U kunt de botsfoto's in de Mercedes me App
op alle apparaten bekijken, waarmee de QR-
code is gescand.
Botsfoto's op usb-stick kopiëren
#Een usb-stick aansluiten (/ pagina 639).
#Botsfoto's beheren selecteren.
#Kopie (USB) selecteren.
Alle botsfoto's worden naar de usb-stick geko-
pieerd.
%Voor een goede werking alleen FAT32 of
exFAT geformatteerde usb-opslagmedia
gebruiken.
Botsfoto's wissen
#Botsfoto's beheren selecteren.
#Wissen selecteren.
Alle botsfoto's worden gewist.
Rij- en rijveiligheidssystemen
Rijsystemen en uw verantwoordelijkheid
Uw auto is voorzien van rijsystemen die u onder-
steunen bij het rijden, parkeren en manoeuvreren.
De rijsystemen zijn slechts hulpmiddelen. Deze
kunnen uw waarneming van de omgeving niet ver-
vangen en ontslaan u niet van uw verkeersrechte-
lijke verantwoordelijkheid. De bestuurder is zelf
verantwoordelijk voor de veilige afstand, de gere-
den snelheid, het tijdig remmen en het aanhouden
van de rijstrook. Voortdurend de verkeerssituatie
in de gaten houden en indien nodig ingrijpen. De
grenzen voor een veilig gebruik in acht nemen.
Rijsystemen kunnen het gevaar voor ongevallen
van een niet aangepaste rijstijl niet verminderen
en de natuurkundige grenzen niet verleggen. Het
systeem kan niet altijd rekening houden met de
weg- en weersomstandigheden en de verkeerssi-
tuatie.
%Enkele rijsystemen kunnen de snelheid afre-
gelen of begrenzen op een vooraf ingestelde
waarde. Bij het wisselen van bestuurder atten-
deren op de opgeslagen snelheid.
346 Rijden en parkeren
F296 0032 07
Informatie over de sensoren en camera's van de
auto
Sommige rijsystemen en rijveiligheidssystemen
bewaken met camera's en radarsensoren of ultra-
sone sensoren de omgeving voor, achter of naast
uw auto.
1Multifunctionele camera
2Camera's in de buitenspiegels
3Frontradar
4Frontcamera
5Hoekradars
6Ultrasone sensoren
7Achteruitrijcamera
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij beperkte herkenningsmogelijkheid van
de sensoren en camera's van de auto
Als de gebieden van de sensoren en camera's
van de auto afgedekt, beschadigd of vervuild
zijn, kunnen sommige rijsystemen en rijveilig-
heidssystemen niet meer correct functione-
ren. Er bestaat gevaar voor ongevallen!
#De omgeving van de sensoren en came-
ra's van de auto altijd vrij en schoon hou-
den.
#Beschadigingen aan de bumper, in de
radiateurgrille of steenslag op de voor- of
achterruit bij een gekwaliceerde werk-
plaats laten repareren.
Met name de omgeving van de sensoren en
camera's vrijhouden van vuil, ijs of natte sneeuw
(/ pagina 691). De sensoren en camera's, als-
mede hun registratiegebieden, mogen niet worden
afgedekt. Geen extra kentekenplaathouders,
reclameborden, stickers, wrapfolie of steenslagfo-
lie in het registratiegebied van de sensoren en
Rijden en parkeren 347
F296 0032 07
camera's aanbrengen. Erop letten dat er geen uit-
stekende lading in het registratiegebied hangt.
Bij een beschadiging van de bumper of de radia-
teurgrille of na een botsing de werking van de
sensoren laten controleren bij een gekwali-
ceerde werkplaats. Beschadigingen of steenslag
in de omgeving van de camera's in de voorruit en
de achterruit bij een gekwaliceerde werkplaats
laten repareren.
%De achteruitrijcamera kan voor kalibratiedoel-
einden automatisch worden in- en uitgescho-
ven, ook wanneer geen camerabeeld op het
display verschijnt.
Overzicht van de rijsystemen en rijveiligheidssys-
temen
RABS (/ pagina 349)
RBAS (/ pagina 350)
RESP® (/ pagina 350)
RESP® zijwindassistent (/ pagina 351)
RESP®-aanhangwagenstabilisatie
(/ pagina 351)
REBD (/ pagina 352)
RStuurassistent STEER CONTROL
(/ pagina 352)
RHOLD-functie (/ pagina 352)
RWegrijhulp voor op hellingen (/ pagina 354)
RAdaptief remlicht (/ pagina 354)
RParkeerservicemodus (/ pagina 354)
RModus beginnende bestuurder
(/ pagina 355)
RATTENTION ASSIST (/ pagina 356)
RTEMPOMAT (/ pagina 358)
RLimiter (/ pagina 358)
RSnelheidslimietassistent (landsafhankelijk)
(/ pagina 386)
RVerkeerstekenassistent (/ pagina 390)
RVerkeerslichtweergave (/ pagina 395)
RAIRMATIC (/ pagina 403)
Rijassistentiepakket
%De beschikbaarheid van enkele functies of
deelfuncties van het rijassistentiepakket is uit-
voerings- of landspeciek. De werking van uw
rijassistentiepakket kan van de hier genoemde
functies afwijken.
De functies actieve afstandsassistent
DISTRONIC, actieve dodehoekassistent,
Active Brake Assist System, actieve spooras-
sistent en actieve noodstopassistent zijn, met
beperkte functionaliteit, ook verkrijgbaar zon-
der rijassistentiepakket.
RActieve afstandsassistent DISTRONIC
(/ pagina 362)
RActieve snelheidslimietassistent
(/ pagina 368)
RRoutegebaseerde snelheidsaanpassing
(/ pagina 369)
RDSR (/ pagina 371)
RActive Brake Assist System (/ pagina 380)
RActieve stuurassistent (/ pagina 373)
RActieve noodstopassistent (/ pagina 376)
RActieve rijstrookwisselassistent
(/ pagina 377)
RActieve leassistent (/ pagina 371)
348 Rijden en parkeren
F296 0032 07
RDodehoek- en actieve dodehoekassistent met
uitstapwaarschuwing (/ pagina 396)
RActieve spoorassistent (/ pagina 400)
RPRE-SAFE® impuls zijkant (/ pagina 112)
Parkeerpakket
%De beschikbaarheid van de verschillende
functies is afhankelijk van het land en de uit-
rusting.
RAchteruitrijcamera (/ pagina 405)
R360°-camera (/ pagina 408)
RPARKTRONIC-parkeerassistent
(/ pagina 415)
RActieve parkeerassistent (/ pagina 419)
RRemote parkeerassistent (/ pagina 426)
RMemory parkeerassistent (/ pagina 434)
RAanhangwagenmanoeuvreer-assistent
(/ pagina 438)
Functie van het ABS
Het antiblokkeersysteem (ABS) regelt de remdruk
in kritieke situaties:
RBij het remmen, bijvoorbeeld bij een noodstop
of onvoldoende grip van de banden, wordt het
blokkeren van de wielen voorkomen.
RBij het remmen blij de bestuurbaarheid van
de auto gewaarborgd.
Wanneer het ABS regelt, is pulseren van het rem-
pedaal voelbaar. Het pulserende rempedaal kan
een aanwijzing voor gevaarlijke wegomstandighe-
den zijn en u eraan herinneren bijzonder voorzich-
tig te rijden.
Systeemgrenzen
RHet ABS functioneert vanaf een snelheid van
circa 5 km/h.
RHet ABS kan niet correct werken of niet functi-
oneren wanneer een storing aanwezig is en
het gele ABS-waarschuwingslampje ! na
het starten van de auto permanent brandt.
Functie van het terrein-ABS
%Wanneer u het rijprogramma F selecteert
wordt het terrein-ABS automatisch geacti-
veerd.
Het terrein-ABS is speciaal op het rijden in het
terrein afgestemd:
RDe voorwielen blokkeren bij het remmen
cyclisch.
RDe remweg wordt dankzij de freeswerking ver-
kort.
Systeemgrenzen
RHet terrein-ABS functioneert bij een snelheid
beneden 40 km/h.
RWanneer het terrein-ABS regelt, kan de
bestuurbaarheid beperkt zijn.
Rijden en parkeren 349
F296 0032 07
Werking van het BAS
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door storing in het BAS (remassistentie-
systeem)
Wanneer het BAS een storing vertoont, kan de
remweg langer worden bij een noodstop.
#In noodstopsituaties het rempedaal met
volle kracht indrukken. Het ABS voor-
komt daarbij het blokkeren van de wie-
len.
Het Brake Assist System (BAS) ondersteunt u bij
een noodstop met extra remkracht.
Wanneer het rempedaal snel wordt ingedrukt,
wordt het BAS geactiveerd:
RHet BAS verhoogt automatisch de remdruk
van de rem.
RHet BAS kan de remweg verkorten.
RHet ABS voorkomt daarbij het blokkeren van
de wielen.
Wanneer het rempedaal wordt losgelaten, werkt
de rem weer normaal. Het BAS wordt gedeacti-
veerd.
Werking van het ESP®
&WAARSCHUWING Slipgevaar door uitge-
schakeld ESP®
Als het ESP® wordt uitgeschakeld, zorgt het
ESP® niet meer voor stabilisatie van de auto.
#Het ESP® alleen uitschakelen, zolang de
hieronder beschreven situaties zich voor-
doen.
Het elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP®)
kan, binnen de natuurkundige grenzen, de rijstabi-
liteit en de tractie in de volgende situaties bewa-
ken en verbeteren:
RBij het wegrijden op een natte of gladde rij-
baan
RBij het remmen
Wanneer de auto van de door de bestuurder
gewenste koers afwijkt, kan het ESP® de auto
door de volgende ingrepen stabiliseren:
REen of meerdere wielen worden doelgericht
afgeremd.
RDe prestaties van het aandrijfsysteem worden
afhankelijk van de situatie aangepast.
Wanneer het waarschuwingslampje å perma-
nent brandt, is het ESP® uitgeschakeld:
RDe rijstabiliteit wordt niet meer verbeterd.
RDe aangedreven wielen kunnen doordraaien.
RDe tractieregeling ETS/4ETS is nog steeds
actief.
%Ook wanneer het ESP® is uitgeschakeld,
wordt u bij het remmen nog steeds onder-
steund door het ESP®.
Wanneer het waarschuwingslampje ÷ knip-
pert, hebben een of meerdere wielen hun slip-
grens bereikt:
RDe rijstijl aan de actuele verkeers- en weers-
omstandigheden aanpassen.
350 Rijden en parkeren
F296 0032 07
RHet ESP® in geen geval uitschakelen.
RHet gaspedaal bij het wegrijden slechts zo ver
indrukken als nodig is.
Om de tractie te verbeteren het ESP® in de vol-
gende situaties uitschakelen:
RBij gebruik van sneeuwkettingen
RIn diepe sneeuw
ROp zand of grind
%De doordraaiende wielen zorgen door frees-
werking voor een betere tractie.
Als het waarschuwingslampje ESP ÷ perma-
nent brandt, is het ESP® vanwege een storing niet
beschikbaar.
De volgende informatie in acht nemen:
RWaarschuwings- en controlelamp-
jes(/ pagina 956)
RDisplaymeldingen (/ pagina 865)
ETS/4ETS
De tractieregeling ETS/4ETS (elektronisch tractie-
systeem) is onderdeel van het ESP® en maakt het
mogelijk weg te rijden en te accelereren op een
gladde rijbaan.
Wanneer u het rijprogramma F selecteert,
wordt automatisch een speciaal op terreinrijden
afgestemd ETS/4ETS geactiveerd.
Het ETS/4ETS kan door de volgende ingrepen de
tractie van de auto verbeteren:
RWanneer de aangedreven wielen doordraaien,
worden ze afzonderlijk afgeremd.
REr wordt meer aandrijfkoppel overgebracht
naar het wiel of de wielen met grip.
Invloed van de rijprogramma's op het ESP®
De rijprogramma's maken een aanpassing van het
ESP® aan verschillende weersomstandigheden, de
staat van het wegdek en de gewenste rijstijl
mogelijk. Afhankelijk van het gekozen rijpro-
gramma wordt de betreende ESP® modus geac-
tiveerd (/ pagina 306).
Functie van de ESP® zijwindassistent
De ESP® zijwindassistent herkent plotseling optre-
dende zijwind en helpt de bestuurder om de auto
in het goede spoor te houden:
RDe ESP® zijwindassistent is bij rechtuit rijden
of auwe bochten in het snelheidsbereik van
circa 80 km/h tot 200 km/h actief.
RDe auto wordt gestabiliseerd door een
gerichte en eenzijdige remingreep.
Functie van de ESP® aanhangwagenstabilisatie
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij slechte verkeers‑ en weersomstandig-
heden
Bij slechte verkeers‑ en weersomstandigheden
kan de aanhangwagenstabilisatie slingeren
van de combinatie niet voorkomen. Aanhang-
wagens met een hoog zwaartepunt kunnen
kantelen voordat het ESP® dit herkent.
#De rijstijl altijd aan de actuele verkeers‑
en weersomstandigheden aanpassen.
Rijden en parkeren 351
F296 0032 07
De ESP® aanhangwagenstabilisatie kan uw auto
tijdens het rijden met een aanhangwagen stabili-
seren, als deze gaat slingeren:
RDe ESP® aanhangwagenstabilisatie is vanaf
een snelheid van 65 km/h actief.
REen lichte slingering wordt gestabiliseerd door
een gerichte en eenzijdige remingreep.
RBij sterk slingeren wordt bovendien het aan-
drijfvermogen verminderd en worden alle wie-
len afgeremd.
De ESP® aanhangwagenstabilisatie kan onder de
volgende omstandigheden beperkt of helemaal
niet werken:
RDe aanhangwagen is niet correct aangesloten
of wordt door de auto niet correct herkend.
ESP® (elektronisch stabiliteitsprogramma) in- of
uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5ß 5y
#ESP selecteren.
#Aan of Uit selecteren.
Wanneer op het bestuurdersdisplay het waarschu-
wingslampje ESP® OFF å continu brandt, is
het ESP® uitgeschakeld.
De informatie over de waarschuwingslampjes en
de displaymeldingen die in het bestuurdersdisplay
kunnen worden weergegeven, in acht nemen.
Functie van de EBD
De Electronic Brakeforce Distribution (EBD) hee
de volgende eigenschappen:
RBewaking en regeling van de remdruk op de
achterwielen
RVerbetering van de rijstabiliteit bij het rem-
men, in het bijzonder in bochten
Functie van de stuurassistent STEER CONTROL
De stuurassistent STEER CONTROL ondersteunt u
door met een in het stuurwiel merkbare kracht in
de voor de stabilisatie van de auto juiste richting
te sturen.
Dit stuuradvies krijgt u in de volgende situaties:
RTijdens het remmen bevinden de beide rechter
of linker wielen zich op een natte of gladde rij-
baan.
RDe auto geraakt in een slip.
Systeemgrenzen
De stuurassistent STEER CONTROL kan in de vol-
gende situaties nadelig beïnvloed of buiten wer-
king zijn:
RHet ESP® is uitgeschakeld.
RHet ESP® vertoont een storing.
RDe stuurinrichting vertoont een storing.
Wanneer het ESP® een storing vertoont, wordt u
nog steeds door de stuurbekrachtiging onder-
steund.
HOLD-functie
HOLD-functie
De HOLD-functie houdt de auto vast zonder dat
het rempedaal moet worden ingedrukt, bijvoor-
beeld bij het wachten in het verkeer.
352 Rijden en parkeren
F296 0032 07
De HOLD-functie is slechts een hulpmiddel. De
verantwoordelijkheid voor het veilig stil blijven
staan van de auto ligt bij de bestuurder.
Systeemgrenzen
De HOLD-functie dient uitsluitend voor de onder-
steuning tijdens het rijden en vormt geen vol-
doende beveiliging van de stilstaande auto tegen
wegrollen.
RDe helling mag niet groter zijn dan 30%.
HOLD-functie in- en uitschakelen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door ingeschakelde HOLD-functie bij het
verlaten van de auto
Als de auto wordt verlaten terwijl deze alleen
door de HOLD-functie wordt afgeremd, kan hij
in de volgende situaties wegrollen:
RWanneer er een storing optreedt in het
systeem of in de spanningsvoorziening.
RWanneer de HOLD-functie door bediening
van het gaspedaal of het rempedaal wordt
uitgeschakeld, bijvoorbeeld door een inzit-
tende.
#De auto bij het verlaten altijd tegen weg-
rollen beveiligen.
Voorwaarden
RDe auto staat stil.
RHet bestuurdersportier is gesloten of de veilig-
heidsgordel aan bestuurderszijde is omge-
gespt.
RDe auto is gestart.
RDe elektrische parkeerrem is vrijgezet.
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC is
uitgeschakeld.
RDe transmissie staat in de stand h, k of
i.
HOLD-functie inschakelen
#Het rempedaal indrukken en na korte tijd snel
verder indrukken, tot de melding ë op het
bestuurdersdisplay verschijnt.
#Het rempedaal loslaten.
HOLD-functie uitschakelen
#Om weg te rijden het gaspedaal indrukken.
of
#Het rempedaal indrukken, tot de melding
ë van het bestuurdersdisplay verdwijnt.
De HOLD-functie wordt in de volgende situaties
uitgeschakeld:
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC
wordt ingeschakeld.
RDe transmissie wordt in de stand j gezet.
RDe auto wordt met de elektrische parkeerrem
beveiligd.
In de volgende situaties wordt het vastzetten van
de auto door de transmissiestand j en/of de
elektrische parkeerrem gewaarborgd:
RDe veiligheidsgordel wordt losgemaakt en het
bestuurdersportier wordt geopend.
RDe auto wordt geparkeerd.
REr treedt een systeemstoring op.
RDe spanningsvoorziening is onvoldoende.
Rijden en parkeren 353
F296 0032 07
Bovendien kan op het bestuurdersdisplay de mel-
ding Direct remmen verschijnen en een regelma-
tig waarschuwingssignaal klinken.
#Direct stevig de rem indrukken tot de waar-
schuwingsmelding verdwijnt.
De HOLD-functie wordt uitgeschakeld.
#Bovendien de auto tegen wegrollen beveiligen.
Functie van de wegrijhulp voor op hellingen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en gevaar voor letsel door wegrollen van
de auto
Na korte tijd houdt de wegrijhulp voor op hel-
lingen de auto niet meer tegen.
#De voet snel van het rem‑ op het gaspe-
daal zetten. De auto niet verlaten als
deze met de wegrijhulp voor op hellingen
wordt vastgehouden.
De wegrijhulp voor op hellingen houdt de auto
onder de volgende voorwaarden gedurende korte
tijd vast bij het wegrijden bergop:
RDe transmissie staat in de stand h of k.
RDe elektrische parkeerrem is vrijgezet.
Zo is er voldoende tijd om uw voet van het rempe-
daal op het gaspedaal te plaatsen en weg te rijden
zonder dat de auto terugrolt.
Functie van het adaptieve remlicht
Het adaptieve remlicht waarschuwt het achterop-
komend verkeer bij een noodstopsituatie door de
volgende acties:
Rknipperende remlichten
Rinschakelen van de alarmknipperlichtinstallatie
(/ pagina 51)
Wanneer de auto vanaf een snelheid hoger dan
50 km/h krachtig wordt afgeremd, knipperen de
remlichten snel. Daardoor wordt het achteropko-
mende verkeer op zeer opvallende wijze gewaar-
schuwd.
Parkeerservicemodus
Functie van de parkeerservicemodus
%Deze functie is een on-demand uitrusting
(/ pagina 83).
In de parkeerservicemodus wordt de voertuigac-
celeratie beperkt om het risico op beschadigingen
en oneigenlijk gebruik van de auto te verminderen
als deze wordt overgedragen aan derden.
De parkeerservicemodus hee de volgende eigen-
schappen:
RHet vermogen is gereduceerd.
REen maximumsnelheid van 80 km/h kan wor-
den bereikt.
RDe sportieve rijprogramma's en het rijpro-
gramma = zijn niet beschikbaar.
RHet ESP® kan niet worden gedeactiveerd.
RIngelogde proelen worden uitgelogd en niet-
beveiligde proelen worden beveiligd.
Parkeerservicemodus in- of uitschakelen
Voorwaarden
RVoor de activering: De auto staat stil.
354 Rijden en parkeren
F296 0032 07
RVoor de deactivering: De parkeerstand j is
ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5Parkeerservicemodus
%Deze functie is een on-demand uitrusting
(/ pagina 83).
#De functie in- of uitschakelen.
Wanneer de parkeerservicemodus is geacti-
veerd, brandt een controlelampje op het
bestuurdersdisplay.
%De parkeerservicemodus is alleen in combina-
tie met Mercedes me connect beveiligd tegen
deactivering door derden. Wanneer de auto
met Mercedes me connect is verbonden, kan
alleen het proel dat de modus hee geacti-
veerd of de opgegeven hoofdgebruiker deze
ook weer deactiveren.
%De parkeerservicemodus blij ook bij een pro-
elwisseling of het uit- en inschakelen van de
auto actief en moet bewust door de bevoegde
gebruiker worden uitgeschakeld.
Modus beginnende bestuurder
Functie van de modus beginnende bestuurder
%Deze functie is een on-demand uitrusting
(/ pagina 83).
In de modus beginnende bestuurder wordt de
voertuigacceleratie beperkt om de veiligheid voor
onervaren bestuurders te vergroten.
De modus beginnende bestuurder hee de vol-
gende eigenschappen:
RHet vermogen is gereduceerd.
REen maximumsnelheid van 120 km/h kan
worden bereikt.
RDe sportieve rijprogramma's en het rijpro-
gramma = zijn niet beschikbaar.
RHet ESP® kan niet worden gedeactiveerd.
Modus beginnende bestuurder in- of uitschake-
len
Voorwaarden
RVoor de activering: De auto staat stil.
RVoor de deactivering: De parkeerstand j is
ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4© 5Apps
5Modus beginnende bestuurder
%Deze functie is een on-demand uitrusting
(/ pagina 83).
#De functie in- of uitschakelen.
Wanneer de modus beginnende bestuurder is
geactiveerd, brandt een controlelampje op het
bestuurdersdisplay.
%De modus beginnende bestuurder is alleen in
combinatie met Mercedes me connect bevei-
ligd tegen deactivering door derden. Wanneer
de auto met Mercedes me connect is verbon-
den, kan alleen het proel dat de modus hee
geactiveerd of de opgegeven hoofdgebruiker
deze ook weer deactiveren.
%De modus beginnende bestuurder blij ook bij
een proelwisseling of het uit- en inschakelen
van de auto actief en moet bewust door de
bevoegde gebruiker worden uitgeschakeld.
Rijden en parkeren 355
F296 0032 07
ATTENTION ASSIST
Werking van de ATTENTION ASSIST
%De ATTENTION ASSIST is afhankelijk van het
land en de uitrusting ook uitgerust met de
deelfunctie microslaapherkenning. Deze func-
tie is alleen in combinatie met de bestuur-
derscamera in het bestuurdersdisplay
beschikbaar (/ pagina 515).
De ATTENTION ASSIST ondersteunt u bij lange,
monotone ritten op bijvoorbeeld autosnelwegen.
Indien tekenen van vermoeidheid of toenemende
onoplettendheid bij de bestuurder worden her-
kend, wordt een pauze voorgesteld door het sys-
teem.
De ATTENTION ASSIST is slechts een hulpmiddel.
Hij kan vermoeidheid of toenemende onoplettend-
heid niet altijd tijdig herkennen. Het systeem is
geen vervanging van een uitgeruste en opmerk-
zame bestuurder. Bij langere ritten tijdig en regel-
matig pauzes nemen, waarbij u goed kunt uitrus-
ten.
U kunt kiezen tussen twee instellingen:
RStandaard: Normale gevoeligheid van het sys-
teem
RGevoelig: Verhoogde gevoeligheid van het sys-
teem. De bestuurder wordt eerder gewaar-
schuwd en de door het systeem bepaalde
alertheidstoestand wordt overeenkomstig aan-
gepast.
Wanneer vermoeidheid of een toenemende onop-
lettendheid wordt herkend, verschijnt op het
bestuurdersdisplay de waarschuwing: Attention
Assist: pauze!. U kunt de melding bevestigen en
naar behoee pauze nemen. Wanneer u geen
pauze neemt en de ATTENTION ASSIST nog
steeds toenemende onoplettendheid vaststelt,
wordt u op z'n vroegst na 15 minuten opnieuw
gewaarschuwd.
Wanneer de ATTENTION ASSIST geen Attention
Level kan berekenen en zo doende geen waar-
schuwing kan geven, verschijnt de melding Sys-
teem passief.
Wanneer het bestuurdersdisplay een waarschu-
wing toont, wordt op het multimediasysteem voor-
gesteld om naar een wegrestaurant te zoeken. U
kunt een wegrestaurant selecteren en de naviga-
tie daarnaartoe starten.
Wanneer de auto opnieuw wordt gestart, is de
ATTENTION ASSIST automatisch ingeschakeld. De
laatst geselecteerde gevoeligheid blij opgesla-
gen.
Op het bestuurdersdisplay wordt de volgende
informatie weergegeven:
RDe ritduur sinds de laatste pauze
RDe door de ATTENTION ASSIST vastgestelde
aandachtstoestand:
356 Rijden en parkeren
F296 0032 07
-Hoe meer cirkelsegmenten 2 worden
weergegeven, hoe hoger de vastgestelde
aandachtstoestand is.
-Naarmate de aandacht afneemt, worden
minder cirkelsegmenten 2 weergegeven.
RDe status van de microslaapherkenning 1
P:
-Grijs: Ingeschakeld, maar niet operatio-
neel.
-Groen: Ingeschakeld en operationeel.
-Uitgeschakeld: De indicatie wordt niet
weergegeven.
Microslaapherkenning
Wanneer het systeem met behulp van de bestuur-
derscamera voortekenen van een microslaap her-
kent, verschijnt op het bestuurdersdisplay de
waarschuwingsmelding ATTENTION ASSIST
Secondeslaap Pauze!, en klinkt tegelijkertijd een
waarschuwingssignaal. De waarschuwingsmelding
moet met de Touch-Control worden bevestigd.
Geadviseerd wordt om direct een pauze te
nemen.
Wanneer de bestuurder niet op de microslaap-
waarschuwing reageert, kan door het systeem een
noodstop worden ingeleid (/ pagina 376).
Systeemgrenzen
De ATTENTION ASSIST is actief in het snelheids-
bereik tussen 60 km/h en 200 km/h.
De functie microslaapherkenning is beschikbaar
vanaf 20 km/h.
Wanneer het systeem vanwege een storing niet
beschikbaar is, brandt het waarschuwingslampje
ATTENTION ASSIST Û permanent op het
bestuurdersdisplay.
De ATTENTION ASSIST werkt met name in de vol-
gende situaties slechts beperkt en waarschuwin-
gen wordt vertraagd of helemaal niet gegeven:
RBij een ritduur van minder dan circa 30 minu-
ten
RBij een slechte staat van het wegdek (kuilen
en wegoneenheden)
RBij sterke zijwind
RBij een sportieve rijstijl (hoge bochtsnelheden
of krachtige acceleraties)
RBij een actieve stuurassistent van de actieve
afstandsassistent DISTRONIC
RBij een verkeerd ingestelde tijd
RIn actieve rijsituaties, bij frequente wisseling
van rijstrook en snelheid
RWanneer het ESP® niet beschikbaar is
De microslaapherkenning werkt bovendien niet
wanneer de bestuurderscamera niet de ogen van
de bestuurder kan vastleggen, bijvoorbeeld van-
wege de volgende factoren:
RAfgedekte ogen, bijvoorbeeld door de stuurko-
lominstelling
ROngunstige lichtomstandigheden
RBepaalde brillen en zonnebrillen
RKijkrichting buiten het gezichtsveld van de
bestuurderscamera
Hiertoe eveneens de informatie over de display-
meldingen die op het bestuurdersdisplay kunnen
worden weergegeven in acht nemen.
Rijden en parkeren 357
F296 0032 07
In de volgende situaties wordt de vermoeidheids-
en opmerkzaamheidsanalyse van de ATTENTION
ASSIST teruggezet en bij verder rijden opnieuw
gestart:
RU schakelt de auto uit.
RU doet de veiligheidsgordel af en opent het
bestuurdersportier (bijvoorbeeld wisselen van
bestuurder of pauze).
ATTENTION ASSIST instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Ondersteuning 5ATTENTION ASSIST
Gevoeligheid instellen
#Z naast ATTENTION ASSIST selecteren.
#Standaard of Gevoelig selecteren.
TEMPOMAT en limiter
Werking van de TEMPOMAT
De TEMPOMAT regelt de snelheid op de door de
bestuurder ingevoerde waarde af.
Wanneer u bijvoorbeeld accelereert om in te
halen, wordt de opgeslagen snelheid niet gewist.
Wanneer u na de inhaalmanoeuvre de voet van
het gaspedaal neemt, regelt de TEMPOMAT de
snelheid weer terug naar de opgeslagen snelheid.
U kunt elke snelheid vanaf 20 km/h tot de door
de constructie bepaalde maximumsnelheid, de
door de actieve actieradiusbewaking geadviseerde
snelheid of de opgeslagen winterbandenlimiet
instellen.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/ pagina 346).
Weergaven op het bestuurdersdisplay
hGrijs: TEMPOMAT is geselecteerd, maar
nog niet geactiveerd, of tijdelijk passief.
hGroen: TEMPOMAT is geactiveerd.
Een opgeslagen snelheid wordt onder de weer-
gave h weergegeven en gemarkeerd in de
snelheidsmeter.
Systeemgrenzen
Op een helling kan het voorkomen dat de TEMPO-
MAT de snelheid niet kan aanhouden. Wanneer
het einde van de helling is bereikt, wordt de opge-
slagen snelheid weer aangehouden.
Bij lange en steile hellingen moet de recuperatie
vroegtijdig worden verhoogd. Hier vooral op letten
wanneer de auto beladen is. Op die manier maakt
u gebruik van de remwerking van de elektromotor
en laadt u de hoogspanningsaccu op. Daardoor
wordt het remsysteem ontlast en wordt voorko-
men dat de remmen oververhit raken en te snel
slijten.
De TEMPOMAT in de volgende situaties niet
gebruiken:
RIn verkeerssituaties met veelvuldige snelheids-
wisselingen, bijvoorbeeld bij druk verkeer of
op wegen met veel bochten
ROp gladde wegen. De aangedreven wielen
kunnen bij het accelereren hun grip verliezen
en de auto kan in een slip raken
RBij slecht zicht
Werking van de limiter
De limiter begrenst de snelheid van de auto. Om
op de opgeslagen snelheid af te regelen, remt de
limiter automatisch.
358 Rijden en parkeren
F296 0032 07
De snelheid kan op de volgende manieren worden
begrensd:
RVariabel: Voor een kortstondige begrenzing
van de rijsnelheid, bijvoorbeeld binnen de
bebouwde kom
RPermanent: Voor een langdurige begrenzing
van de rijsnelheid, bijvoorbeeld bij het gebruik
van winterbanden
U kunt elke snelheid vanaf 20 km/h tot de door
de constructie bepaalde maximumsnelheid of de
opgeslagen winterbandenlimiet instellen. Wanneer
de auto is gestart, kunt u de instelling ook uitvoe-
ren bij stilstaande auto.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/ pagina 346).
Weergaven op het bestuurdersdisplay
MGrijs: Variabele limiter is geselecteerd,
maar nog niet geactiveerd.
MGrijs knipperend: Variabele limiter is tijde-
lijk passief.
MGroen: Variabele limiter is geactiveerd.
Een opgeslagen snelheid wordt onder de weer-
gave M weergegeven en gemarkeerd in de
snelheidsmeter.
Wanneer het gaspedaal tot voorbij het drukpunt
wordt ingedrukt (kickdown), wordt de variabele
limiter passief geschakeld. Op het bestuurdersdis-
play verschijnt de melding M passief en de
weergave M knippert.
De variabele limiter wordt in de volgende situaties
opnieuw geactiveerd:
RDe rijsnelheid daalt tot onder de opgeslagen
snelheid.
RDe opgeslagen snelheid wordt opgeroepen.
REen nieuwe snelheid wordt opgeslagen.
TEMPOMAT of variabele limiter bedienen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door opgeslagen snelheid
Wanneer u de opgeslagen snelheid oproept en
deze lager is dan de actuele snelheid, remt de
auto af.
#Rekening houden met de verkeerssituatie
voordat de opgeslagen snelheid wordt
opgeroepen.
Voorwaarden
TEMPOMAT
RDe TEMPOMAT is geselecteerd.
RHet ESP® is ingeschakeld, maar mag niet
regelen.
RDe rijsnelheid bedraagt minimaal 20 km/h.
RDe transmissie staat in de stand h.
Variabele limiter
RDe variabele limiter is geselecteerd.
Rijden en parkeren 359
F296 0032 07
Bedieningspaneel van het stuurwiel TEMPOMAT en
variabele limiter
JOpgeslagen of herkende snelheid
overnemen
±TEMPOMAT of variabele limiter
deactiveren
1®¯ Bedieningspaneel snelheid verho-
gen of verlagen
hTEMPOMAT selecteren
MVariabele limiter selecteren
TEMPOMAT en variabele limiter bedienen:
#Met slechts één vinger de betreende toets
indrukken of over het schakelaarpaneel vegen.
Omschakelen tussen TEMPOMAT en variabele
limiter:
#TEMPOMAT selecteren: h indrukken.
#Variabele limiter selecteren: M indrukken.
%Auto's met actieve afstandsassistent
DISTRONIC: De variabele limiter wordt via een
andere toets gekozen (/ pagina 365).
TEMPOMAT of variabele limiter activeren:
#® of ¯ op het schakelaarpaneel 1
indrukken.
De actueel gereden snelheid wordt opgesla-
gen en door de auto via de TEMPOMAT aange-
houden of door de variabele limiter begrensd.
of
#J indrukken.
De laatst opgeslagen snelheid wordt opgeroe-
pen en door de auto via de TEMPOMAT aange-
houden of door de variabele limiter begrensd.
Wanneer daarvoor de laatst opgeslagen snel-
heid is gewist, wordt de momenteel gereden
snelheid opgeslagen.
%Wanneer de auto wordt geparkeerd, wordt de
laatst opgeslagen snelheid gewist.
Wanneer u de TEMPOMAT of de actieve
afstandsassistent DISTRONIC activeert, wordt
de laatst opgeslagen snelheid voor de varia-
bele limiter gewist.
Opgeslagen snelheid verhogen/verlagen:
#Opgeslagen snelheid verhogen: Van onder
naar boven over het schakelaarpaneel 1
vegen.
RDe opgeslagen snelheid wordt met 1 km/h
verhoogd.
#Opgeslagen snelheid verlagen: Van boven naar
onder over het schakelaarpaneel 1 vegen.
RDe opgeslagen snelheid wordt met 1 km/h
verlaagd.
of
360 Rijden en parkeren
F296 0032 07
#Kort ® of ¯ op het schakelaarpaneel
1 indrukken.
De opgeslagen snelheid wordt tot het vol-
gende tiental (bijvoorbeeld 50 km/h of
60 km/h) verhoogd of verlaagd.
of
#® of ¯ op het schakelaarpaneel 1
indrukken en ingedrukt houden.
De opgeslagen snelheid wordt tot het vol-
gende tiental en vervolgens in stappen van
10 km/h verhoogd of verlaagd.
of
#De auto op de gewenste snelheid brengen.
#® op het schakelaarpaneel 1 indrukken.
%Wanneer de variabele limiter op passief wordt
geschakeld, kunt u de opgeslagen snelheid
daarvan niet in stappen van 1 km/h verhogen
of verlagen.
Herkende snelheid overnemen:
Wanneer de verkeerstekenassistent bij geacti-
veerde TEMPOMAT of variabele limiter een ver-
keersbord met een toegestane maximumsnelheid
hee herkend en dit op het bestuurdersdisplay
wordt weergegeven:
#J indrukken.
De toegestane maximumsnelheid van het ver-
keersbord wordt opgeslagen en door de auto
aangehouden of overeenkomstig begrensd.
TEMPOMAT of variabele limiter deactiveren:
#± indrukken.
%Wanneer u remt, het ESP® uitschakelt of wan-
neer het ESP® regelt, wordt de TEMPOMAT
gedeactiveerd. De variabele limiter wordt niet
gedeactiveerd.
%Wanneer de auto wordt geparkeerd, wordt de
laatst opgeslagen snelheid gewist.
Wanneer u de TEMPOMAT of de actieve
afstandsassistent DISTRONIC activeert, wordt
de laatst opgeslagen snelheid voor de varia-
bele limiter gewist.
Informatie over de permanente limiter
Als de auto langdurig een bepaalde snelheid niet
mag overschrijden (bijvoorbeeld bij het gebruik
van winterbanden), kan dit met de permanente
limiter worden ingesteld.
In het multimediasysteem kunt u daartoe de snel-
heid op een waarde tussen 160 km/h en
240 km/h begrenzen (/ pagina 45).
Kort voor het bereiken van de ingestelde snelheid
verschijnt deze op het bestuurdersdisplay. Als u
de melding bevestigt, wordt zolang de auto niet
wordt geparkeerd geen melding meer gegeven.
Een nieuwe melding verschijnt pas weer nadat de
auto opnieuw is gestart of wanneer de ingestelde
snelheid wordt gewijzigd.
Ook bij kickdown kan de permanente limiter niet
passief worden geschakeld en blij de rijsnelheid
onder de ingestelde snelheid.
Snelheidsbegrenzing bij winterbanden instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Rijden 5Winterbanden-limiet
#Winterbanden-limiet in- of uitschakelen.
Snelheid instellen
#Winterbanden-limiet selecteren.
Rijden en parkeren 361
F296 0032 07
#Een snelheid selecteren.
Actieve afstandsassistent DISTRONIC
Werking van de actieve afstandsassistent
DISTRONIC
De actieve afstandsassistent DISTRONIC houdt bij
een vrije doorgang de ingestelde snelheid aan.
Wanneer er voorliggers worden herkend wordt de
ingestelde afstand aangehouden, indien nodig tot
stilstand. De auto wordt afhankelijk van de
afstand tot de voorligger en de ingestelde snel-
heid versneld of vertraagd. Snelheid en de afstand
worden in het stuurwiel ingesteld en opgeslagen.
Beschikbaar snelheidsbereik:
RAuto's zonder rijassistentiepakket: 20 km/h -
160 km/h
RAuto's met rijassistentiepakket: 20 km/h -
210 km/h
%Wanneer een snelheidsbegrenzing is opgesla-
gen, bijvoorbeeld een winterbandenlimiet, kan
de instelbare regelsnelheid afwijken
(/ pagina 361).
%Wanneer de actieve afstandsassistent
DISTRONIC actief is en de actieradiusbewa-
king een lagere snelheid adviseert, dan wordt
deze automatisch overgenomen als nieuwe
regelsnelheid. Indien gewenst kan de regel-
snelheid handmatig worden verhoogd.
Verdere eigenschappen van de actieve afstands-
assistent DISTRONIC:
RAanpassing van de rijstijl overeenkomstig het
gekozen rijprogramma (energiebesparend,
comfortabel of dynamisch) (/ pagina 305)
RInleiding van een acceleratie naar de opgesla-
gen snelheid wanneer de richtingaanwijzer
wordt ingeschakeld om naar de snellere rij-
strook te wisselen
RAuto's met rijassistentiepakket:
-Reactie op herkende stilstaande voertui-
gen binnen de bebouwde kom, met uitzon-
dering van etsen en motoretsen
-Inachtneming van eenzijdige inhaalverbo-
den op autosnelwegen of meerbaans
wegen met gescheiden rijbanen (landsaf-
hankelijk)
%In het menu DYNAMIC SELECT kan de rijstijl
van de actieve afstandsassistent DISTRONIC
worden ingesteld. Afhankelijk van het gekozen
rijprogramma is het rijgedrag energiebespa-
rend, comfortabel of dynamisch georiënteerd.
In het menu Actieve afstandsassistent kan de
rijstijl permanent op comfortabel of dyna-
misch worden ingesteld (/ pagina 370).
Auto's met actieve parkeerassistent en rijassisten-
tiepakket: Wanneer de auto door de actieve
afstandsassistent DISTRONIC tot stilstand wordt
afgeremd, kan deze binnen 30 seconden automa-
tisch de weer wegrijdende voorligger volgen, wan-
neer het systeem herkent dat de bestuurder het
stuurwiel aanraakt. Wanneer bij het wegrijden een
kritieke situatie in de omgeving wordt herkend,
bijvoorbeeld een persoon voor de auto, vindt een
optische en akoestische overnamewaarschuwing
plaats en moet de bestuurder zelf ingrijpen. De
auto wordt niet verder versneld.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/ pagina 346).
362 Rijden en parkeren
F296 0032 07
Weergave op bestuurdersdisplay in het menu Assis-
tentie
1Voorligger
2Afstandsschaal
3Ingestelde voorgeschreven afstand
Een herkende voorligger 1 wordt groen geaccen-
tueerd. Deze kan zich eveneens op de aangren-
zende linker rijstrook bevinden wanneer rechts
inhalen niet is toegestaan, bijvoorbeeld op auto-
snelwegen.
Permanente statusindicatie
çGrijs: Actieve afstandsassistent DISTRONIC
geselecteerd, maar nog niet actief.
çGroene snelheidsmeter, grijs voertuig:
Actieve afstandsassistent DISTRONIC
actief, snelheid ingesteld.
çGroen: Actieve afstandsassistent
DISTRONIC actief en voertuig herkend.
De opgeslagen snelheid onder de permanente
statusindicatie weergegeven en wordt gemarkeerd
in de snelheidsmeter. Wanneer de actieve
afstandsassistent DISTRONIC passief is, wordt de
statusindicatie grijs weergegeven.
Wanneer de snelheid van de voorligger of de snel-
heidsaanpassing op basis van de verwachte route-
gebeurtenis lager is dan de opgeslagen snelheid,
branden de segmenten in de snelheidsmeter.
Wanneer de ingestelde voorgeschreven afstand
3 wordt vergroot of verkleint, verschijnt kort de
weergave h.
%De stand-by stand wordt via het groene auto-
symbool ç cyclisch weergegeven.
%Wanneer u het gaspedaal tot voorbij de instel-
ling voor de actieve afstandsassistent
DISTRONIC bedient, wordt het systeem pas-
sief geschakeld. Op het bestuurdersdisplay
verschijnt gedurende korte tijd de melding
ç passief.
Systeemgrenzen
Het systeem kan bijvoorbeeld in de volgende situ-
aties mogelijk niet correct werken of buiten wer-
king zijn:
RBij sneeuw, regen, mist, veel spatwater, ver-
blinding, direct invallend zonlicht of sterk wis-
selende lichtomstandigheden
RWanneer de voorruit in de omgeving van de
camera vervuild, beslagen, beschadigd of
afgedekt is
RWanneer de radarsensoren vervuild of afge-
dekt zijn
RIn parkeergarages of op wegen met steile hel-
lingen
RBij smalle voorliggers, zoals etsen of motor-
etsen
Bovendien kunnen op gladde wegen een of meer-
dere wielen door remmen of accelereren hun grip
verliezen en kan de auto in een slip raken.
Rijden en parkeren 363
F296 0032 07
De actieve afstandsassistent DISTRONIC in deze
situaties niet gebruiken.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door accelereren of remmen van de
actieve afstandsassistent DISTRONIC
De actieve afstandsassistent DISTRONIC kan
in bijvoorbeeld de volgende gevallen accelere-
ren of remmen:
RWanneer de actieve afstandsassistent
DISTRONIC het wegrijden regelt.
RWanneer de opgeslagen snelheid wordt
opgeroepen terwijl deze duidelijk hoger of
lager is dan de actueel gereden snelheid.
RWanneer de actieve afstandsassistent
DISTRONIC een voorligger niet meer her-
kent of reageert op niet relevante objec-
ten.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en klaar zijn om te rem-
men.
#Rekening houden met de verkeerssituatie
voordat de opgeslagen snelheid wordt
opgeroepen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij onvoldoende vertraging van de actieve
afstandsassistent DISTRONIC
De actieve afstandsassistent DISTRONIC remt
uw auto met tot 50% van de mogelijke vertra-
ging af. Wanneer deze vertraging niet vol-
doende is, waarschuwt de actieve afstandsas-
sistent DISTRONIC u optisch en akoestisch.
#De snelheid aanpassen en voldoende
afstand houden.
#Zelf remmen en/of uitwijken.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door beperkte herkenning van de actieve
afstandsassistent DISTRONIC
De actieve afstandsassistent DISTRONIC rea-
geert niet of beperkt:
Rbij het schuin achter elkaar rijden of wisse-
len van rijstrook
Rop voetgangers, dieren, tweewielers of stil-
staande voertuigen of onverwachte obsta-
kels
Rop complexe verkeerssituaties
Rop tegenliggers en kruisend verkeer
De actieve afstandsassistent DISTRONIC kan
in deze situaties niet waarschuwen of onder-
steunend ingrijpen.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en overeenkomstig reage-
ren.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
364 Rijden en parkeren
F296 0032 07
Actieve afstandsassistent DISTRONIC en varia-
bele limiter bedienen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door beperkte herkenning van de actieve
afstandsassistent DISTRONIC
De actieve afstandsassistent DISTRONIC rea-
geert niet of beperkt:
Rbij het schuin achter elkaar rijden of wisse-
len van rijstrook
Rop voetgangers, dieren, tweewielers of stil-
staande voertuigen of onverwachte obsta-
kels
Rop complexe verkeerssituaties
Rop tegenliggers en kruisend verkeer
De actieve afstandsassistent DISTRONIC kan
in deze situaties niet waarschuwen of onder-
steunend ingrijpen.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en overeenkomstig reage-
ren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door accelereren of remmen van de
actieve afstandsassistent DISTRONIC
De actieve afstandsassistent DISTRONIC kan
in bijvoorbeeld de volgende gevallen accelere-
ren of remmen:
RWanneer de actieve afstandsassistent
DISTRONIC het wegrijden regelt.
RWanneer de opgeslagen snelheid wordt
opgeroepen terwijl deze duidelijk hoger of
lager is dan de actueel gereden snelheid.
RWanneer de actieve afstandsassistent
DISTRONIC een voorligger niet meer her-
kent of reageert op niet relevante objec-
ten.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en klaar zijn om te rem-
men.
#Rekening houden met de verkeerssituatie
voordat de opgeslagen snelheid wordt
opgeroepen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij onvoldoende vertraging van de actieve
afstandsassistent DISTRONIC
De actieve afstandsassistent DISTRONIC remt
uw auto met tot 50% van de mogelijke vertra-
ging af. Wanneer deze vertraging niet vol-
doende is, waarschuwt de actieve afstandsas-
sistent DISTRONIC u optisch en akoestisch.
#De snelheid aanpassen en voldoende
afstand houden.
#Zelf remmen en/of uitwijken.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door aanpassing van de snelheid door de
actieve snelheidslimietassistent
De snelheid die door de actieve snelheidsli-
mietassistent wordt overgenomen kan in som-
mige gevallen te hoog of onjuist zijn:
Rbij snelheidsbegrenzingen onder 20 km/h
Rbij regen of mist
Rijden en parkeren 365
F296 0032 07
#Erop letten dat de rijsnelheid altijd over-
eenkomt met de verkeersregels.
#De gereden snelheid aanpassen aan de
actuele verkeers- en weersomstandighe-
den.
Voorwaarden
Actieve afstandsassistent DISTRONIC:
RDe elektrische parkeerrem is vrijgezet.
RHet ESP® is ingeschakeld en regelt niet.
RDe transmissie staat in de stand h.
RAlle portieren zijn gesloten.
RDe controle van het radarsensorsysteem is
succesvol afgesloten.
RDe sneeuwkettingmodus is niet actief
(/ pagina 718).
RDe DSR is uitgeschakeld (/ pagina 372).
RHet rijprogramma F is uitgeschakeld
(/ pagina 305).
Variabele limiter:
RDe variabele limiter is geselecteerd.
JOpgeslagen of herkende snelheid
overnemen
±Actieve afstandsassistent
DISTRONIC of variabele limiter
deactiveren
1®¯ Bedieningspaneel snelheid verho-
gen of verlagen
KVoorgeschreven afstand vergroten/
verkleinen
IOmschakelen tussen variabele limi-
ter en actieve afstandsassistent
DISTRONIC
#Actieve afstandsassistent DISTRONIC of varia-
bele limiter bedienen: Met slechts één vinger
de betreende toets indrukken of over het
schakelaarpaneel vegen.
Omschakelen tussen variabele limiter en actieve
afstandsassistent DISTRONIC
#I indrukken.
Actieve afstandsassistent DISTRONIC of variabele
limiter activeren
#Activeren zonder opgeslagen snelheid: ®,
¯ of J indrukken. Actieve afstandsas-
sistent DISTRONIC: De voet van het gaspedaal
nemen.
De actueel gereden snelheid wordt opgesla-
gen en door de auto door de actieve afstands-
assistent DISTRONIC aangehouden of door de
variabele limiter begrensd.
366 Rijden en parkeren
F296 0032 07
of
#Activeren met opgeslagen snelheid: J
indrukken. Actieve afstandsassistent
DISTRONIC: De voet van het gaspedaal
nemen.
De laatst opgeslagen snelheid wordt opgeroe-
pen en door de auto door de actieve afstands-
assistent DISTRONIC aangehouden of door de
variabele limiter begrensd.
Wanneer de opgeslagen snelheid is gewist,
wordt de momenteel gereden snelheid opge-
slagen.
%Wanneer de auto wordt geparkeerd, wordt de
opgeslagen snelheid gewist. Wanneer u de
actieve afstandsassistent DISTRONIC acti-
veert, wordt de opgeslagen snelheid voor de
variabele limiter gewist.
Snelheid verhogen of verlagen
#Opgeslagen snelheid verhogen: Van onder
naar boven over het schakelaarpaneel 1
vegen.
RDe opgeslagen snelheid wordt met 1 km/h
verhoogd.
#Opgeslagen snelheid verlagen: Van boven naar
onder over het schakelaarpaneel 1 vegen.
RDe opgeslagen snelheid wordt met 1 km/h
verlaagd.
of
#Kort aan de bovenzijde ® of onderzijde
¯ op het schakelaarpaneel 1 indrukken.
De opgeslagen snelheid wordt 10 km/h ver-
hoogd of verlaagd.
of
#Aan de bovenzijde ® of onderzijde ¯
op het schakelaarpaneel 1 indrukken en
ingedrukt houden.
De opgeslagen snelheid wordt in stappen van
10 km/h verhoogd of verlaagd.
of
#De auto op de gewenste snelheid brengen.
#Aan de bovenzijde ® op het schakelaarpa-
neel 1 indrukken.
Op het bestuurdersdisplay weergegeven snel-
heidslimiet overnemen
#De actieve afstandsassistent DISTRONIC of
variabele limiter activeren: ®, ¯ of
J indrukken.
#Weergegeven snelheidsbegrenzing overne-
men: J indrukken.
De op het bestuurdersdisplay weergegeven
snelheidslimiet wordt als opgeslagen snelheid
overgenomen. De auto past de snelheid aan
die van de voorligger aan, tot maximaal de
opgeslagen snelheid of begrenst de rijsnelheid
overeenkomstig.
%Een op het bestuurdersdisplay weergegeven
snelheidsbegrenzing wordt alleen tijdens het
rijden overgenomen, niet bij stilstand.
Met behulp van de actieve afstandsassistent
DISTRONIC wegrijden
#De actieve afstandsassistent DISTRONIC acti-
veren en de voet van het rempedaal nemen.
#J indrukken.
of
Rijden en parkeren 367
F296 0032 07
#Het gaspedaal kort en duidelijk indrukken.
De functies van de actieve afstandsassistent
DISTRONIC zijn verder actief.
Voorgeschreven afstand tot de voorligger vergro-
ten of verkleinen
#K indrukken.
De weergave h verschijnt. De voorge-
schreven afstand wordt met één stand kleiner.
Wanneer de laagste stand al is geselecteerd,
springt de selectie naar de hoogste stand.
Actieve afstandsassistent DISTRONIC of variabele
limiter deactiveren
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door ingeschakelde actieve afstandsassis-
tent DISTRONIC bij het verlaten van de
bestuurdersstoel
Als de auto alleen door de actieve afstandsas-
sistent DISTRONIC wordt afgeremd en de
bestuurder de bestuurdersstoel verlaat, kan de
auto wegrollen.
#De actieve afstandsassistent DISTRONIC
altijd uitschakelen en de auto tegen weg-
rollen beveiligen, voordat de bestuur-
dersstoel wordt verlaten.
#± indrukken.
%Wanneer u remt, het ESP® uitschakelt of wan-
neer het ESP® regelt, wordt de actieve
afstandsassistent DISTRONIC gedeactiveerd.
De variabele limiter wordt niet gedeactiveerd.
Functie van de actieve snelheidslimietassistent
Wanneer een gewijzigde snelheidsbegrenzing
wordt herkend terwijl het automatisch overnemen
van snelheidsbegrenzingen is ingeschakeld, wordt
deze automatisch overgenomen als opgeslagen
snelheid (/ pagina 370). Snelheidsbegrenzingen
onder 20 km/h worden niet overgenomen.
De rijsnelheid wordt uiterlijk ter hoogte van de
verkeersborden aangepast. Bij plaatsnaamborden
wordt de snelheid overeenkomstig de in de
bebouwde kom geldende snelheid aangepast. De
weergave van de snelheidslimiet op het bestuur-
dersdisplay wordt altijd geactualiseerd ter hoogte
van het verkeersbord.
Indien op Duitse autosnelwegen geen snelheids-
begrenzing geldt, gebruikt het systeem op de
onbegrensde weg de opgeslagen snelheid als
regelsnelheid. Wanneer de opgeslagen snelheid
op een onbegrensde wegen niet wordt veranderd,
komt deze overeen met de richtsnelheid van
130 km/h.
Wanneer de actieve afstandsassistent DISTRONIC
door bediening van het gaspedaal passief gescha-
keld is, worden alleen snelheidslimieten overgeno-
men die hoger zijn dan de ingestelde snelheid.
Bij de toegestane maximumsnelheid wordt geen
rekening gehouden met de staat van het wegdek
en de actuele weers- en verkeerssituatie. Uw snel-
heid indien nodig aanpassen.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/ pagina 346).
Systeemgrenzen
Voor de herkenning van verkeerstekens gelden de
systeemgrenzen van de verkeerstekenassistent
(/ pagina 390).
Snelheidsbegrenzingen lager dan 20 km/h wor-
den door het systeem niet automatisch als opge-
368 Rijden en parkeren
F296 0032 07
slagen snelheid overgenomen. Beperkte snel-
heidsbegrenzingen (bijvoorbeeld tijdelijk of van-
wege het weer) kunnen door het systeem niet
eenduidig worden herkend.
In deze situaties de snelheid aanpassen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door aanpassing van de snelheid door de
actieve snelheidslimietassistent
De snelheid die door de actieve snelheidsli-
mietassistent wordt overgenomen kan in som-
mige gevallen te hoog of onjuist zijn:
Rbij snelheidsbegrenzingen onder 20 km/h
Rbij regen of mist
#Erop letten dat de rijsnelheid altijd over-
eenkomt met de verkeersregels.
#De gereden snelheid aanpassen aan de
actuele verkeers- en weersomstandighe-
den.
Werking van de routegebaseerde snelheidsaan-
passing
Wanneer de actieve afstandsassistent DISTRONIC
geactiveerd is, wordt de rijsnelheid aangepast aan
naderende routesituaties. Een naderende routege-
beurtenis wordt, afhankelijk van het gekozen rij-
programma, energiebesparend, comfortabel of
dynamisch gereden. Is de routegebeurtenis
gepasseerd, dan accelereert de auto weer naar de
opgeslagen snelheid. Daarbij worden de inge-
stelde afstand, herkende voorligger en naderende
snelheidslimieten in acht genomen.
De routegebaseerde snelheidsaanpassing kan in
het multimediasysteem worden geactiveerd
(/ pagina 370).
De volgende routegebeurtenissen worden in aan-
merking genomen:
RBochten
RRotondes
RT-kruisingen
RSplitsingen en afritten
RFiles die worden genaderd (alleen met Live
Trac (/ pagina 569))
Daarnaast wordt de snelheid verlaagd, wanneer
bij ingeschakelde richtingaanwijzer een van de
volgende situaties wordt herkend:
RAfslaan op kruisingen
RRijden op uitvoegstroken
RRijden op rijstroken aangrenzend op uitvoeg-
stroken
De bestuurder is altijd verantwoordelijk voor de
keuze van een passende snelheid en voor het in
acht nemen van andere verkeersdeelnemers. Dit
geldt in het bijzonder op kruisingen, rotondes en
verkeerspleinen en bij verkeerslichtsystemen,
omdat de routegebaseerde snelheidsaanpassing
de auto niet tot stilstand afremt.
Bij actieve routebegeleiding wordt automatisch
een eerste aanpassing van de snelheid uitge-
voerd. Met het inschakelen van de richtingaanwij-
zer wordt de gekozen routebegeleiding bevestigd
en de verdere aanpassing van de snelheid geacti-
veerd.
Rijden en parkeren 369
F296 0032 07
De aanpassing van de snelheid wordt in de vol-
gende gevallen beëindigd:
RWanneer de richtingaanwijzer voorafgaand aan
de routegebeurtenis wordt uitgeschakeld en
ervan wordt uitgegaan, dat de routegebeurte-
nis niet van belang is voor de bestuurder
Rwanneer de bestuurder tijdens de procedure
het gas- of rempedaal bedient
Systeemgrenzen
De routegebaseerde snelheidsaanpassing houdt
geen rekening met eventuele voorrangsregels. De
bestuurder is verantwoordelijk voor het aanhou-
den van het wegenverkeersreglement en een aan-
gepaste snelheid.
Bij lastige omgevingsomstandigheden kan de
keuze van de snelheid door het systeem niet
geschikt zijn voor de situatie. Dit is bijvoorbeeld
het geval in de volgende situaties:
ROnoverzichtelijk verloop van de rijbaan
RRijstrookversmallingen
RVerschillende toegestane maximumsnelheden
op afzonderlijke rijstroken, bijvoorbeeld bij tol-
poorten
RNatheid, sneeuw of ijs
RWanneer een transportinrichting, bijvoorbeeld
een aanhangwagen of etsdrager, op de aan-
hangwagenvoorziening is bevestigd en de
elektrische verbinding correct tot stand is
gebracht
In deze situaties moet de bestuurder zelf overeen-
komstig ingrijpen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks routegebaseerde snelheidsaan-
passing
De routegebaseerde snelheidsaanpassing kan
in de volgende situaties onjuist zijn of tijdelijk
niet beschikbaar zijn:
Rals de bestuurder niet de vooruitberekende
route volgt
Rwanneer kaartgegevens niet actueel of niet
beschikbaar zijn
Rbij wegwerkzaamheden
Rbij slechte weers‑ en wegdekomstandighe-
den
Rwanneer het gaspedaal wordt bediend
Rbij elektronisch weergegeven snelheidsbe-
grenzingen
#De snelheid aan de verkeerssituatie aan-
passen.
Rijstijl van de actieve afstandsassistent instel-
len
Voorwaarden
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC is
ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Rijden 5Actieve afstandsassistent
Rijstijl selecteren
#Op basis van DYNAMIC SELECT, Dynamisch
of Comfortabel selecteren.
%Meer informatie over de actieve afstandsas-
sistent DISTRONIC (/ pagina 365).
370 Rijden en parkeren
F296 0032 07
Snelheidsaanpassing instellen
#Snelheidslimiet-overname of Routegeba-
seerde snelheidsaanpassing selecteren.
Wanneer deze functies actief zijn, wordt de rij-
snelheid aangepast aan een vooruitliggende
routegebeurtenis of een snelheidsbegrenzing.
%Wanneer een van de volgende systemen actief
is, kan de herkende snelheid handmatig als
toegestane maximumsnelheid worden overge-
nomen:
RActieve afstandsassistent DISTRONIC
RVariabele limiter
%Meer informatie over de snelheidsaanpassing
(/ pagina 369).
Werking van de actieve le-assistent
De actieve leassistent ondersteunt u in de le op
wegen met gescheiden rijbanen en meerdere
afzonderlijke rijstroken binnen maximaal
60 seconden met automatisch wegrijden en sub-
tiele stuurbewegingen. De leassistent richt zich
op de voorligger en op rijstrookmarkeringen. De
actieve leassistent houdt automatisch een veilige
afstand tot de voorligger en tot invoegende voer-
tuigen aan.
De actieve leassistent vereist dat de bestuurder
het stuurwiel voortdurend vasthoudt, zodat hij
altijd koers- of spoorcorrigerend kan ingrijpen.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/ pagina 346).
Wanneer aan alle volgende voorwaarden is vol-
daan, wordt de actieve leassistent automatisch
geactiveerd:
RU rijdt op een autosnelweg of een autoweg in
de le.
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC is
ingeschakeld en actief (/ pagina 365).
RDe actieve stuurassistent is ingeschakeld en
actief (/ pagina 375).
RDe rijsnelheid is max. 60 km/h.
Wanneer de actieve le-assistent actief is, ver-
schijnt de statusindicatie ¬ op het bestuur-
dersdisplay.
Systeemgrenzen
Voor de actieve leassistent gelden de systeem-
grenzen van de actieve afstandsassistent
DISTRONIC en de actieve stuurassistent
(/ pagina 373).
DSR (Downhill Speed Regulation)
Functie van de DSR
De DSR is een bergafrijhulp. De rijsnelheid wordt
afgeregeld op de geselecteerde doelsnelheid. Hoe
steiler de helling, hoe sterker de DSR de auto
afremt. Op vlakke wegen of tijdens het bergop-
waarts rijden remt de DSR nauwelijks of helemaal
niet.
Wanneer de DSR is ingeschakeld en de transmis-
sie in de stand h, k of i staat, regelt de DSR
de rijsnelheid. De doelsnelheid kan worden inge-
steld op een waarde tussen 2 km/h en 18 km/h.
U kunt altijd langzamer of sneller dan de doelsnel-
heid rijden door te remmen of gas te geven.
De DSR wordt automatisch uitgeschakeld
Rwanneer sneller dan 45 km/h wordt gereden
Rwanneer het rijprogramma wordt gewijzigd
Rijden en parkeren 371
F296 0032 07
Op het bestuurdersdisplay verschijnt de melding
î Uit. De statusindicatie op het bestuurders-
display verdwijnt. Bovendien klinkt er een waar-
schuwingssignaal.
%In het rijprogramma F blij DSR verder
geactiveerd.
Aanwijzingen voor de DSR
&WAARSCHUWING Slipgevaar en gevaar
voor ongevallen bij ingeschakelde DSR op
gladde rijbaan
Wanneer de gereden snelheid en de doelsnel-
heid verschillend zijn, kunnen de wielen hun
grip verliezen.
#Vóór het inschakelen van de DSR de
staat van de ondergrond en het verschil
tussen rijsnelheid en doelsnelheid in
acht nemen.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/ pagina 346).
De verantwoordelijkheid voor het beheersen van
de afdaling en de controle over de auto ligt altijd
bij de bestuurder. Afhankelijk van de staat van de
ondergrond en de banden kan de DSR de doel-
snelheid niet altijd aanhouden. Een aan de omge-
vingsomstandigheden aangepaste doelsnelheid
kiezen en indien nodig zelf remmen.
DSR (Downhill Speed Regulation) in- en uit-
schakelen
Voorwaarden
RU rijdt 40 km/h of langzamer.
Wanneer de rijsnelheid te hoog is, verschijnt
op het bestuurdersdisplay de melding Max.
40 km/h rijden.
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC, de
TEMPOMAT, de variabele limiter en de recupe-
ratiestand DAuto zijn uitgeschakeld.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
#î selecteren.
Wanneer de functie uitgeschakeld is, ver-
schijnt op het bestuurdersdisplay een statusin-
dicatie.
Doelsnelheid wijzigen
Wanneer de DSR ingeschakeld is, kan de doel-
snelheid op een waarde tussen 2 km/h en
18 km/h worden ingesteld.
372 Rijden en parkeren
F296 0032 07
#Doelsnelheid verhogen: Van onder naar boven
over het schakelaarpaneel 1 vegen.
RDe doelsnelheid wordt met 1 km/h ver-
hoogd.
of
#Bovenaan het schakelaarpaneel 1 ®
indrukken en ingedrukt houden.
De doelsnelheid wordt in stappen van 1 km/h
verhoogd.
#Doelsnelheid verlagen: Van boven naar bene-
den over het schakelaarpaneel 1 vegen.
RDe doelsnelheid wordt met 1 km/h ver-
laagd.
of
#Onderaan het schakelaarpaneel 1 ¯
indrukken en ingedrukt houden.
De doelsnelheid wordt in stappen van 1 km/h
verlaagd.
De ingestelde doelsnelheid wordt op het bestuur-
dersdisplay weergegeven naast de statusindicatie
î.
Actieve stuurassistent
Functie van de actieve stuurassistent
De actieve stuurassistent is slechts tot een snel-
heid van 210 km/h beschikbaar. Het systeem
ondersteunt u met subtiele stuuringrepen, om in
het midden van de rijstrook te blijven rijden. De
actieve stuurassistent richt zich, afhankelijk van
de gereden snelheid, op voorliggers en rijstrook-
markeringen.
%Afhankelijk van het land kan de actieve stuur-
assistent zich bij lagere snelheden oriënteren
op het omringende verkeer. Indien nodig kan
de actieve stuurassistent dan ook buiten de
centrale positie op de rijstrook ondersteunen.
Wanneer de herkenning van rijstrookmarkeringen
en voorligger nadelig wordt beïnvloed, wisselt de
actieve stuurassistent naar de passieve toestand.
Het systeem biedt in dat geval geen ondersteu-
ning.
Permanente statusindicatie op het bestuurders-
display
ØGrijs: Ingeschakeld en passief
ØGroen: Ingeschakeld en actief
ØRood knipperend: Verzoek om actieve
terugmelding door de bestuurder of over-
gang van de actieve naar de passieve toe-
stand, herkenning van systeemgrenzen
Rijden en parkeren 373
F296 0032 07
%In de overgang van de actieve naar de pas-
sieve toestand wordt het symbool Ø ver-
groot en knipperend weergegeven. Wanneer
de passieve toestand bereikt is, wordt het
symbool Ø op het bestuurdersdisplay grijs
weergegeven.
Aanrakingsherkenning
Het is vereist dat de bestuurder het stuurwiel
voortdurend vasthoudt, zodat hij altijd kan sturen
en zo koers- of spoorcorrigerend kan ingrijpen. De
bestuurder moet voortdurend rekening houden
met een omschakeling van de actieve toestand
naar de passieve toestand of omgekeerd.
Wanneer het systeem herkent dat de bestuurder
gedurende langere tijd niet zelf stuurt of de han-
den van het stuurwiel neemt, wordt eerst optisch
gewaarschuwd. Op het bestuurdersdisplay ver-
schijnt de melding 1. Wanneer de bestuurder
nog steeds niet actief stuurt of geen terugmelding
aan het systeem gee, klinkt naast de optische
waarschuwing herhaalt een waarschuwingssig-
naal.
Wanneer de bestuurder gedurende langere tijd
niet op deze waarschuwing reageert, kan een
noodstop worden ingeleid (/ pagina 376).
De waarschuwing wordt niet gegeven of wordt
beëindigd, zodra het systeem herkent dat de
bestuurder het stuurwiel vasthoudt.
De aanrakingsherkenning kan beperkt zijn of niet
functioneren als geen direct contact tussen een
hand en het stuurwiel aanwezig is, bijvoorbeeld bij
het dragen van handschoenen of als het stuurwiel
van een stuurwielhoes is voorzien.
Wanneer de actieve stuurassistent herkent dat
een systeemgrens is bereikt, wordt een optische
waarschuwing gegeven en klinkt een waarschu-
wingssignaal.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/ pagina 346).
Systeemgrenzen
De actieve stuurassistent beschikt over een
begrensd stuurmoment voor de dwarsgeleiding.
De stuuringreep is eventueel niet voldoende om
de auto in de rijstrook te houden.
Het systeem kan in de volgende situaties mogelijk
niet correct werken of buiten werking zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door sneeuw,
regen, mist, veel spatwater, sterk wisselende
lichtomstandigheden of schaduwen op de rij-
baan
RWanneer de auto wordt verblind, bijvoorbeeld
door tegemoetkomend verkeer, direct inval-
lend zonlicht of reecties
RBij ontoereikende verlichting van de rijbaan
RWanneer de voorruit in de omgeving van de
camera vervuild, beslagen, beschadigd of
afgedekt is, bijvoorbeeld door een sticker
RWanneer geen of meerdere niet eenduidige
rijstrookmarkeringen voor een rijstrook aanwe-
374 Rijden en parkeren
F296 0032 07
zig zijn of de markeringen snel veranderen, bij-
voorbeeld bij wegwerkzaamheden of splitsin-
gen
RWanneer de rijstrookmarkeringen versleten,
donker of bedekt zijn, bijvoorbeeld door vuil of
sneeuw
RWanneer de afstand tot de voorligger te klein
is en daardoor de rijstrookmarkeringen niet
worden herkend
RBij zeer smalle en bochtige rijbanen
RBij obstakels die op de rijstrook staan of over
de rand van de rijstrook uitsteken, bijvoor-
beeld geleidebakens
RWanneer een transportinrichting, bijvoorbeeld
een aanhangwagen of etsdrager, op de aan-
hangwagenvoorziening is bevestigd en de
elektrische verbinding correct tot stand is
gebracht
Het systeem biedt in de volgende situaties geen
ondersteuning:
RIn zeer krappe bochten of bij het afslaan
RBij het oversteken van kruisingen
ROp rotondes of bij tolpoortjes
RBij het veranderen van rijstrook of het inscha-
kelen van de richtingaanwijzer
RBij een te lage bandenspanning
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door onverwachte afbreking van de wer-
king van de actieve stuurassistent
Wanneer de systeemgrenzen van de actieve
stuurassistent worden bereikt, is niet gewaar-
borgd dat het systeem actief blij of dat de rij-
strook gevolgd wordt.
#De handen altijd aan het stuurwiel hou-
den en de verkeerssituatie opmerkzaam
in acht nemen.
#De auto altijd afhankelijk van het verkeer
en de situatie besturen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door onverwachte stuuringrepen door de
actieve stuurassistent
De herkenning van rijstrookmarkeringen en
objecten kan een storing vertonen en tot
onverwachte stuuringrepen leiden.
#Overeenkomstig de verkeerssituatie stu-
ren.
Actieve stuurassistent in- of uitschakelen
Voorwaarden
RHet ESP® is ingeschakeld, maar regelt niet.
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC is
ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Rijden
#Actieve stuurassistent in- of uitschakelen.
Rijden en parkeren 375
F296 0032 07
Functie van de actieve noodstopassistent
De actieve noodstopassistent bewaakt het stuur-
wiel alsmede het gas- en rempedaal. Wanneer het
systeem een gebrek aan activiteit van de bestuur-
der herkent of detecteert dat de auto dreigt de rij-
strook te verlaten, kan een waarschuwing worden
gegeven en een noodstop worden ingeleid.
Auto's zonder rijassistentiepakket: Het systeem is
vanaf een snelheid van circa 60 km/h beschik-
baar.
Auto's met rijassistentiepakket: Wanneer de
actieve stuurassistent uitgeschakeld is, is het sys-
teem vanaf een snelheid van circa 60 km/h
beschikbaar.
Wanneer de auto dreigt de rijstrook te verlaten,
wordt in de volgende gevallen een waarschuwing
gegeven:
RDe bestuurder raakt het stuurwiel langere tijd
niet aan of er is langere tijd geen stuurbewe-
ging gemeten (afhankelijk van de uitrusting
van de auto).
RNoch het gaspedaal, noch het rempedaal wor-
den bediend.
%Auto's met rijassistentiepakket: Wanneer de
actieve stuurassistent ingeschakeld en actief
is, wordt alleen het stuurwiel door het sys-
teem bewaakt. Wanneer de bestuurder lan-
gere tijd het stuurwiel niet aanraakt, kan
ondanks pedaalbediening een waarschuwing
worden weergegeven.
De aanwijzingen met betrekking tot de aanra-
kingsherkenning van de actieve stuurassistent
in acht nemen (/ pagina 373).
De actieve noodstopassistent gee na elkaar de
volgende waarschuwingen:
RDe melding 1 verschijnt op het bestuurders-
display.
RNaast de weergave 1 klinkt er ook een waar-
schuwingssignaal.
RDe melding Noodstop wordt gestart ver-
schijnt op het bestuurdersdisplay, er klinkt een
continu waarschuwingssignaal, de auto acce-
lereert niet meer en eventueel wordt de veilig-
heidsgordel voortdurend licht aangespannen.
RDe snelheid van de auto wordt stapsgewijs
verlaagd tot stilstand. Daarbij worden abrupte
rempulsen gegeven.
%Auto's met rijassistentiepakket: Wanneer de
actieve afstandsassistent DISTRONIC actief is
en de bestuurder de veiligheidsgordel en het
bestuurdersportier opent, kan direct een
noodstop worden ingeleid.
Auto's met rijassistentiepakket: Indien mogelijk
wordt naar de naastgelegen rechter rijstrook
gewisseld (landsafhankelijk). De rijstrookwisseling
is alleen mogelijk naar de buitenste rijstrook, niet
naar de vluchtstrook.
Zodra het automatisch afremmen begint wordt de
actieve afstandsassistent DISTRONIC beëindigd.
Landsafhankelijk wordt bovendien de alarmknip-
perlichtinstallatie ingeschakeld.
376 Rijden en parkeren
F296 0032 07
Wanneer de auto tot stilstand is gekomen, wordt:
Rde auto met de elektrische parkeerrem bevei-
ligd.
Rde auto ontgrendeld.
RIndien mogelijk, een noodoproep naar de
Mercedes-Benz alarmcentrale verstuurd.
Voordat de automatische afremming begint, kunt
u de actieve noodstopassistent annuleren door te
sturen.
Nadat de automatische afremming is begonnen
kunt u de actieve noodstopassistent als volgt
annuleren:
RGas geven of remmen: De noodstop wordt
afgebroken, de waarschuwingsmelding, het
waarschuwingssignaal en de stuurondersteu-
ning blijven actief.
RSturen: De stuurondersteuning wordt afgebro-
ken, de waarschuwingsmelding en het waar-
schuwingssignaal blijven actief, de auto wordt
verder afgeremd.
%De actieve noodstopassistent kan maximaal
drie keer binnen een rijcyclus een noodstop
starten. Daarna zijn de actieve stuurassistent
en de actieve noodstopassistent geblokkeerd
tot de auto opnieuw gestart wordt.
Systeemgrenzen
Voor de herkenning van voertuigen en andere
obstakels dient u de systeemgrenzen van de vol-
gende functies in acht te nemen:
RActieve afstandsassistent DISTRONIC
(/ pagina 362)
RActieve stuurassistent (/ pagina 373)
RActieve rijstrookwisselassistent
(/ pagina 377)
RActieve spoorassistent (/ pagina 400)
RActive Brake Assist System (/ pagina 380)
Auto's zonder rijassistentiepakket:
De actieve noodstopassistent is in de volgende
gevallen niet actief:
RDe actieve spoorassistent hee een systeem-
grens bereikt.
Rï De actieve spoorassistent is uitgescha-
keld (witte statusindicatie).
Rð De actieve spoorassistent niet gereed
om te werken (grijze statusindicatie).
Actieve rijstrookwisselassistent
Functie van de actieve rijstrookwisselassistent
De actieve rijstrookwisselassistent ondersteunt de
bestuurder bij het wisselen van rijstrook door
stuurmomenten en wordt geactiveerd door kort
knipperen.
Daartoe moet aan de volgende voorwaarde zijn
voldaan:
RU rijdt op een autosnelweg of een autoweg.
RDe rijsnelheid ligt tussen 80 km/h en
180 km/h.
RDe aangrenzende rijstrook is van de eigen rij-
strook afgescheiden door een onderbroken
rijstrookmarkering.
REr wordt geen voertuig of obstakel herkend op
de aangrenzende rijstrook.
RDe sensoren hebben sinds de laatste keer
starten van de auto eenmaal een voertuig met
Rijden en parkeren 377
F296 0032 07
voldoende afstand achter de eigen auto her-
kend.
RDe actieve rijstrookwisselassistent is in het
multimediasysteem geselecteerd.
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC en
de actieve stuurassistent worden op de auto-
snelweg geactiveerd.
Het systeem is niet beschikbaar en moet opnieuw
worden geactiveerd:
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC en
de actieve stuurassistent werden reeds vóór
het oprijden van de autosnelweg geactiveerd.
RHet systeem herkent de weg waarop wordt
gereden kortstondig niet meer als autosnel-
weg of snelwegachtige weg, bijvoorbeeld bij
een snelwegknooppunt.
Wanneer de actieve rijstrookwisselassistent weer
een geschikte weg herkent, kunt u deze via een
van de toetsen J, ® of ¯ opnieuw acti-
veren.
Weergave op bestuurdersdisplay in het menu Assis-
tentie
1Groene pijl: Wisselen van rijstrook gestart
2Rode pijl: Veranderen van rijstrook afgebroken
Wanneer de actieve rijstrookwisselassistent
beschikbaar is, verschijnt de weergave ± met
groene pijlen op het bestuurdersdisplay. Wanneer
het systeem is geactiveerd maar momenteel niet
beschikbaar is, verschijnt de weergave ± met
grijze pijlen op het bestuurdersdisplay.
Wanneer op de aangrenzende rijstrook geen voer-
tuig of obstakel wordt herkend en wanneer het
wisselen van rijstrook is toegestaan, dan wordt
hiermee begonnen nadat de bestuurder het kort
knipperen hee geactiveerd. Het wisselen van rij-
strook wordt aan de bestuurder getoond met een
groen knipperende pijl naast het stuurwielsym-
bool ± . Op het bestuurdersdisplay wordt in
het menu Assistentie een groene pijl 1 op de
betreende naastgelegen rijstrook weergegeven.
Bovendien verschijnt bijvoorbeeld de mel-
dingRijstrookwisseling naar links.
De actieve rijstrookwisselassistent kan in onder
andere de volgende situaties worden afgebroken:
RDe omgevingsomstandigheden veranderen
(bijvoorbeeld herkend obstakel).
RDe bestuurder neemt de handen van het
stuurwiel.
RDe bestuurder stuurt te sterk of in de tegenge-
stelde richting.
378 Rijden en parkeren
F296 0032 07
RDe bestuurder bedient de richtingaanwijzers in
de tegengestelde richting.
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC of de
actieve stuurassistent worden gedeactiveerd.
RHet veranderen van rijstrook kan niet zoals
gepland door de auto worden uitgevoerd.
Het afbreken van de actieve rijstrookwisselassis-
tent wordt als volgt weergegeven:
RDe pijl in de geselecteerde rijrichting wordt
rood.
ROp het bestuurdersdisplay verschijnt een over-
eenkomstige melding.
RIn bepaalde gevallen klinkt een waarschu-
wingssignaal.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door verwisselen van rijstrook naar
bezette rijstrook
De rijstrookwisselassistent kan niet altijd een-
duidig herkennen of de naastgelegen rijstrook
vrij is.
Het verwisselen van rijstrook kan ondanks
bezette aangrenzende rijstrook worden inge-
leid.
#Vóór het wisselen van rijstrook controle-
ren dat de aangrenzende rijstrook vrij is
en dat gevaar voor andere verkeersdeel-
nemers uitgesloten is.
#Het verwisselen van rijstrook controle-
ren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door onverwachte afbreking van de wer-
king van de rijstrookwisselassistent
Wanneer de systeemgrenzen van de rijstrook-
wisselassistent worden bereikt, is niet gewaar-
borgd dat het systeem actief blij.
De rijstrookwisselassistent biedt dan geen
ondersteunende stuurmomenten meer.
#Het verwisselen van rijstrook altijd uit-
voeren met de handen aan het stuurwiel
en controleren. De verkeerssituatie con-
troleren en indien nodig sturen en/of
remmen.
Systeemgrenzen
Voor de actieve rijstrookwisselassistent gelden de
systeemgrenzen van de actieve stuurassistent
(/ pagina 373).
Bovendien kan het systeem in de volgende situ-
aties mogelijk niet correct werken of buiten wer-
king zijn:
RDe sensoren zijn beschadigd, afgedekt of ver-
vuild (/ pagina 347).
RDe exterieurverlichting gee een defect aan.
RHet systeem herkent geen geschikte weg, bij-
voorbeeld bij scherpe bochten of kort na een
oprit.
RDe auto bevindt zich bij wegwerkzaamheden.
%Na aevering van de auto initialiseren de sen-
soren van de actieve rijstrookwisselassistent
zich automatisch over een bepaalde afstand.
Tijdens deze inleerprocedure is de actieve
rijstrookwisselassistent niet beschikbaar en
verschijnen er geen pijlen naast het symbool
van de actieve stuurassistent Ø.
Rijden en parkeren 379
F296 0032 07
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/ pagina 346).
Actieve rijstrookwisselassistent instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Rijden 5Actieve rijstrookwisselassistent
#Actieve rijstrookwisselassistent selecteren.
#Kiezen uit de instellingsmogelijkheden Aan of
Uit.
%Wanneer de Actieve stuurassistent is uitge-
schakeld, dan kan de Actieve rijstrookwisse-
lassistent niet worden bediend.
Active Brake Assist System
Functie van het Active Brake Assist System
Het Active Brake Assist System bestaat uit de vol-
gende functies:
RAfstandswaarschuwingsfunctie
RBotswaarschuwing
RAutonome remfunctie
RAan de situatie aangepaste rembekrachtiging
RAuto's met rijassistentiepakket: Uitwijkstuur-
assistent
RAuto's met rijassistentiepakket: Kruispuntfunc-
tie
Het Active Brake Assist System kan u helpen om
het aanrijdingsgevaar met voertuigen, etsers en
voetgangers te minimaliseren of de gevolgen van
een ongeval te beperken.
Wanneer het Active Brake Assist System het
gevaar van een botsing herkent, klinkt een waar-
schuwingssignaal en gaat het waarschuwings-
lampje afstandswaarschuwing L branden.
Weergave op bestuurdersdisplay in het menu Assis-
tentie
1Afstand te klein
2Rode radargolven
In het menu Assistentie wordt een te geringe
afstand tot een voorligger 1 rood weergegeven.
Wanneer u de afstand verder verkleind, wordt ook
de voorligger rood geaccentueerd. Bij een her-
kend aanrijdingsgevaar verschijnen rode radargol-
ven 2 vóór uw auto.
380 Rijden en parkeren
F296 0032 07
%Auto's met PRE-SAFE®: Afhankelijk van het
land wordt bovendien een haptische waar-
schuwing gegeven door de gordel aan
bestuurderszijde herhaaldelijk licht aan te
spannen.
%Auto's met actieve sfeerverlichting: Wanneer
de Waarschuwingsondersteuning ingescha-
keld is, wordt de waarschuwing van het Active
Brake Assist System bovendien aangegeven
door de sfeerverlichting (/ pagina 257).
Wanneer u niet op de waarschuwing reageert, kan
in kritische situaties autonoom worden afgeremd.
In bijzonder kritische situaties kan het Active
Brake Assist System ervoor zorgen dat ook direct
autonoom kan worden afgeremd. Het waarschu-
wingssignaal en het waarschuwingslampje
afstandswaarschuwing L worden in dit geval
samen met het remmen geactiveerd.
Wanneer u in een kritieke situatie zelf remt of tij-
dens het autonoom remmen het rempedaal
indrukt, volgt er een aan de situatie aangepaste
rembekrachtiging. Indien nodig wordt de remdruk
verhoogd tot een noodstop.
Wanneer het systeem autonoom remt of een aan
de situatie aangepaste rembekrachtiging uitvoert,
verschijnt de pop-up 1 op het bestuurdersdis-
play; deze doo na korte tijd.
Door de activering van de autonome remfunctie of
de aan de situatie aangepaste rembekrachtiging
kunnen bovendien preventieve maatregelen voor
de veiligheid van de inzittenden PRE-SAFE® wor-
den gestart.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij een beperkte herkenning door het
Active Brake Assist System
Het Active Brake Assist System kan objecten
en complexe verkeerssituaties niet altijd
ondubbelzinnig herkennen.
In deze gevallen kan het Active Brake Assist
System:
Rzonder reden waarschuwen of remmen
Rniet waarschuwen of niet remmen.
Het Active Brake Assist System is slechts een
hulpmiddel. De bestuurder is zelf verantwoor-
delijk voor een voldoende veilige afstand, de
snelheid en het tijdig remmen.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en niet uitsluitend op het
Active Brake Assist System vertrouwen.
#Gereed zijn om te remmen en eventueel
uit te wijken.
Wanneer het Active Brake Assist System is uitge-
schakeld of de werking, bijvoorbeeld door active-
ring van een ander rijsysteem, beperkt is, ver-
Rijden en parkeren 381
F296 0032 07
schijnt het waarschuwingslampje Active Brake
Assist System ê op het bestuurdersdisplay.
Wanneer het systeem als gevolg van vervuilde of
beschadigde sensoren of vanwege een storing
niet beschikbaar is of wanneer de functionaliteit
beperkt is, gaat het waarschuwingslampje Active
Brake Assist System Ó in het bestuurdersdis-
play branden.
Eveneens de systeemgrenzen van het Active
Brake Assist System in acht nemen.
De afzonderlijke deelfuncties zijn in de volgende
genoemde snelheidsbereiken beschikbaar.
Afstandswaarschuwingsfunctie
De afstandswaarschuwingsfunctie waarschuwt u,
wanneer vanaf circa 30 km/h gedurende meer-
dere seconden de afstand tot de voorligger te
gering is voor de gereden snelheid. In dit geval
gaat het waarschuwingslampje afstandswaarschu-
wing L op het bestuurdersdisplay branden.
Wanneer bij hogere snelheden de afstand tot de
voorligger verkleint, begint het waarschuwings-
lampje afstandswaarschuwing L te knipperen.
Botswaarschuwing
De botswaarschuwing kan u in de volgende situ-
aties vanaf circa 7 km/h met een onderbroken
waarschuwingssignaal en het waarschuwings-
lampje afstandswaarschuwing L ondersteu-
nen.
Auto's zonder rijassistentiepakket:
Rbij snelheden tot circa 250 km/h op voorlig-
gers
Rbij snelheden tot circa 80 km/h op stilstaande
voertuigen, voorbij lopende voetgangers en
vooruitrijdende etsers
Rbij snelheden tot circa 70 km/h op kruisende
voetgangers en etsers
Rbij snelheden tot circa 60 km/h op stilstaande
voetgangers en etsers
Auto's met rijassistentiepakket:
Rbij snelheden tot circa 250 km/h op voorlig-
gers
Rbij snelheden tot circa 120 km/h op krui-
sende voertuigen, voetgangers en etsers
Rbij snelheden tot circa 100 km/h op stil-
staande voertuigen
Rbij snelheden tot circa 80 km/h op vooruitrij-
dende etsers
Rbij snelheden tot circa 70 km/h op stilstaande
voetgangers en etsers
Autonome remfunctie
De autonome remfunctie kan vanaf een snelheid
van circa 7 km/h in de volgende situaties ingrij-
pen.
Auto's zonder rijassistentiepakket:
Rbij snelheden tot circa 250 km/h op voorlig-
gers
Rbij snelheden tot circa 80 km/h op vooruitrij-
dende etsers, voorbij lopende voetgangers
en stilstaande voertuigen
Rbij snelheden tot circa 70 km/h op kruisende
voetgangers en etsers
Auto's met rijassistentiepakket:
Rbij snelheden tot circa 250 km/h op voorlig-
gers
382 Rijden en parkeren
F296 0032 07
Rbij snelheden tot circa 120 km/h op krui-
sende voertuigen, voetgangers en etsers
Rbij snelheden tot circa 100 km/h op stil-
staande voertuigen
Rbij snelheden tot circa 80 km/h op vooruitrij-
dende etsers
Rbij snelheden tot circa 70 km/h op stilstaande
voetgangers en etsers
Aan de situatie aangepaste rembekrachtiging
De aan de situatie aangepaste rembekrachtiging
kan vanaf een snelheid van circa 7 km/h in de
volgende situaties ingrijpen.
Auto's zonder rijassistentiepakket:
Rbij snelheden tot circa 250 km/h op voorlig-
gers
Rbij snelheden tot circa 80 km/h op vooruitrij-
dende etsers, voorbij lopende voetgangers
en stilstaande voertuigen
Rbij snelheden tot circa 70 km/h op kruisende
voetgangers en etsers
Rbij snelheden tot circa 60 km/h op stilstaande
voetgangers en etsers
Auto's met rijassistentiepakket:
Rbij snelheden tot circa 250 km/h op voorlig-
gers
Rbij snelheden tot circa 120 km/h op krui-
sende voertuigen, voetgangers en etsers
Rbij snelheden tot circa 100 km/h op stil-
staande voertuigen
Rbij snelheden tot circa 80 km/h op vooruitrij-
dende etsers
Rbij snelheden tot circa 70 km/h op stilstaande
voetgangers en etsers
Afbreken van een remingreep van het Active
Brake Assist System
Een remingreep van het Active Brake Assist Sys-
tem kunt u op elk moment als volgt beëindigen:
Rdoor maximale bediening van het gaspedaal of
de kickdown
Rdoor het loslaten van het rempedaal
Wanneer aan een van de volgende voorwaarden is
voldaan, kan het Active Brake Assist System de
remingreep beëindigen:
RU wijkt uit voor een obstakel door te sturen.
REr bestaat geen aanrijdingsgevaar meer.
REr wordt geen obstakel meer in het traject van
de auto herkend.
Reactie op tegenliggers (alleen auto's met rijassis-
tentiepakket)
Het Active Brake Assist System kan ook reageren
op herkende tegenliggers:
RReactie tot een snelheid van circa 100 km/h
RWaarschuwing voor tegenliggers door waar-
schuwingssignaal en waarschuwingslampje
afstandswaarschuwing L
RAutonome remingreep, om de ernst van het
ongeval te reduceren
Rijden en parkeren 383
F296 0032 07
Kruispuntfunctie (alleen auto's met rijassistentie-
pakket)
Wanneer bij het wegrijden en bij stapvoets rijden
gevaar voor een botsing met kruisend verkeer
wordt herkend, gaan achtereenvolgens drie rode
pijlen in de betreende richting op het bestuur-
dersdisplay branden, samen met het waarschu-
wingslampje afstandswaarschuwing L in het
bestuurdersdisplay. Wanneer de situatie bijzonder
kritisch is, knipperen de pijlen. Bovendien klinkt
een waarschuwingssignaal. Wanneer u niet op de
waarschuwing reageert, kan in kritische situaties
de acceleratie worden begrensd of autonoom
worden afgeremd. Het autonome remmen kan
ook verhinderen dat kan worden weggereden en
de auto op zijn plaats houden. In bijzonder kriti-
sche situaties kan het Active Brake Assist System
ervoor zorgen dat ook direct autonoom kan wor-
den afgeremd. Het waarschuwingslampje
afstandswaarschuwing L en het waarschu-
wingssignaal worden in dit geval samen met het
remmen geactiveerd.
Wanneer het systeem autonoom remt of een aan
de situatie aangepaste rembekrachtiging uitvoert,
verschijnt een pop-up op het bestuurdersdisplay;
deze doo na korte tijd.
In de instelling Laat van het Active Brake Assist
System is de zuiver optische waarschuwingsfunc-
tie en de begrenzing van de mogelijke acceleratie
gedeactiveerd. Wanneer de situatie bijzonder kri-
tisch is, kan nog steeds een optische waarschu-
wing en een waarschuwingssignaal worden uitge-
geven en autonoom remmen worden geactiveerd.
Uitwijkstuurassistent
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks uitwijk-stuurassistent
De uitwijkstuurassistent kan objecten en com-
plexe verkeerssituaties niet altijd ondubbelzin-
nig herkennen.
Bovendien is de stuurondersteuning van de
uitwijk-stuurassistent niet voldoende om een
aanrijding te vermijden.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en niet uitsluitend op de
uitwijk-stuurassistent vertrouwen.
#Gereed zijn om te remmen en eventueel
uit te wijken.
#De ondersteuning door actief sturen in
niet-kritische rijsituaties beëindigen.
#Met aangepaste snelheid rijden, als zich
voetgangers in de buurt van de auto
bevinden.
384 Rijden en parkeren
F296 0032 07
De uitwijkstuurassistent hee de volgende eigen-
schappen:
RHerkenning van voetgangers, etsers en voer-
tuigen
RHulp bij herkende uitwijkmanoeuvres met
extra stuurondersteuning
RActivering door snelle stuurbeweging bij een
uitwijkmanoeuvre
ROndersteuning bij het uitwijken en weer in
rechte lijn brengen van de auto
RReactie vanaf een snelheid van circa 20 km/h
tot een snelheid van circa 110 km/h
U kunt de ondersteuning van de uitwijkstuurassis-
tent altijd beëindigen door tegen te sturen.
Systeemgrenzen
Na het inschakelen van de auto of na het wegrij-
den is gedurende korte tijd nog niet de volledige
werking van het systeem beschikbaar. Zolang de
werking beperkt is, kan ook het waarschuwings-
lampje Active Brake Assist System Æ in het
bestuurdersdisplay worden weergegeven. Afhan-
kelijk van de omgevingsomstandigheden kan het
enkele minuten duren tot de volledige werking
beschikbaar is.
Het systeem kan met name in de volgende situ-
aties mogelijk niet correct werken of buiten wer-
king zijn:
RBij sneeuw, regen, mist, veel spatwater, ver-
blinding, direct invallend zonlicht of sterk wis-
selende lichtomstandigheden
RWanneer de sensoren vervuild, beslagen,
beschadigd of afgedekt zijn (/ pagina 347)
RWanneer de sensoren door andere radarbron-
nen worden gehinderd, bijvoorbeeld bij sterke
radarreectie in parkeergarages
RWanneer bandenspanningsverlies of een
beschadigde band is herkend of weergegeven
RBij complexe verkeerssituaties waarbij objec-
ten niet altijd eenduidig kunnen worden her-
kend
RWanneer voetgangers, etsers of voertuigen
zich snel binnen het registratiegebied van de
sensoren bewegen
RWanneer verkeersdeelnemers door andere
objecten worden afgedekt of zich dicht naast
andere objecten bevinden
RWanneer de typische contour van een voet-
ganger of een etser niet voldoende opvalt
tegen de achtergrond
RWanneer een voetganger of een etser niet
meer als zodanig wordt herkend, bijvoorbeeld
door speciale kleding of andere objecten
RWanneer de bestuurder de gordel niet hee
omgegespt
RIn scherpe bochten
Active Brake Assist System instellen
Voorwaarden
RDe auto is ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Botsingspreventie
#De functie in- of uitschakelen.
%Geadviseerd wordt om het Active Brake Assist
System altijd ingeschakeld te laten.
Rijden en parkeren 385
F296 0032 07
Wanneer het Active Brake Assist System wordt
uitgeschakeld, worden de afstandswaarschu-
wingsfunctie, de botswaarschuwing, de autonome
remfunctie en de actieve uitwijkassistent (met
rijassistentiepakket - landsafhankelijk) uitgescha-
keld.
%Wanneer het Active Brake Assist System is
uitgeschakeld, verschijnt op het bestuurders-
display in het statusgedeelte het symbool
æ. De volgende keer dat de auto wordt
gestart is het systeem weer ingeschakeld.
Waarschuwingstijdstip instellen
#Z naast Actieve remassistent selecteren.
#Vroeg, Gemiddeld of Laat selecteren.
%Wanneer de ATTENTION ASSIST tekenen van
vermoeidheid of een microslaap herkend
hee, kan het systeem landsafhankelijk eer-
der dan ingesteld waarschuwen. Meer infor-
matie over de ATTENTION ASSIST
(/ pagina 358).
Snelheidslimietassistent
Werking van de snelheidslimietassistent
%De snelheidslimietassistent maakt gebruik van
Open Street Map-gegevens, die onder de
voorwaarden van de Open Database Licence
(ODbL) beschikbaar worden gesteld. Meer
informatie vindt u onder: https://
www.osmfoundation.org/wiki/licence.
De snelheidslimietassistent registreert snelheidsli-
mieten met behulp van een multifunctionele
camera en gee deze weer op het bestuurdersdis-
play.
Snelheidsbegrenzingen kunnen optioneel ook op
het head-up-display worden weergegeven.
Snelheidslimieten met een beperking op een
onderbord (bijvoorbeeld bij nat wegdek) worden
eveneens door de camera herkend.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/ pagina 346).
Aanwijzingen voor rijden met aanhangwagen
%Ook de aanwijzingen met betrekking tot het
rijden met een aanhangwagen in acht nemen
(/ pagina 441).
Wanneer een aanhangwagen of etsdrager cor-
rect wordt aangesloten, verschijnt op het centraal
display de vraag over het type aanhangwagen en
over de volgens de typegoedkeuring toegestane
maximumsnelheid (/ pagina 447).
De bestuurder is verantwoordelijk voor het hand-
matig aanpassen van de toegestane maximum-
snelheid in de categorie kleine of grote aanhang-
wagen.
Hierbij moeten met name de landspecieke wet-
ten in acht worden genomen, bijvoorbeeld met
betrekking tot:
Rde door de constructie of typegoedkeuring
bepaalde maximumsnelheid
Rhet toegestaan totaalgewicht met of zonder
trekkend voertuig
Rhet benodigde aantal jaren dat de bestuurder
over een overeenkomstig rijbewijs moet
beschikken
386 Rijden en parkeren
F296 0032 07
Rsoort en gesteldheid van de weg waarop wordt
gereden
Rde weersomstandigheden
De aan de auto met aanhangwagen aangepaste
toegestane maximumsnelheid kan tijdens het rij-
den in de handmatige of in de automatische snel-
heidsadaptatie worden overgenomen (afhankelijk
van de uitrusting).
Het systeem kan voor een auto met een aanhang-
wagen rekening houden met relevante onderbor-
den met betrekking tot de snelheidsbegrenzing
een eenduidige verkeersregels die voor het betref-
fende wegtype gelden (landsafhankelijk).
Voor een etsdrager kan in het multimediasys-
teem geen toegestane maximumsnelheid worden
geselecteerd. Bij het gebruik van een etsdrager
de voorschrien met betrekking tot de toegestane
maximumsnelheid in de handleiding van de fabri-
kant in acht nemen.
Bovendien de volgende aanwijzingen in acht
nemen:
REen snelheid kiezen die is aangepast aan de
rij-, milieu- en weersomstandigheden.
RDe werkelijke verkeerstekens in acht nemen.
RDe geldende verkeersregels en voorschrien
in acht nemen.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/ pagina 346).
Waarschuwing bij overschrijding van de toege-
stane maximumsnelheid
Het systeem kan u waarschuwen wanneer u per
ongeluk de toegestane maximumsnelheid over-
schrijdt. Landspeciek kunt u in het multimedia-
systeem instellen, met welke waarde de toege-
stane maximumsnelheid mag worden overschre-
den voordat een waarschuwing wordt gegeven. U
kunt instellen of de waarschuwing optisch, door
knipperen van het verkeersteken op het bestuur-
dersdisplay, of optisch en akoestisch moet plaats-
vinden. De selectie van de soort waarschuwing
wordt landspeciek door een melding op het
bestuurdersdisplay bevestigd.
1Waarschuwing alleen optisch
2Waarschuwing uit
%De soort, duur en activeringsdrempel van de
snelheidswaarschuwing en de mogelijkheid
voor het instellen van de activeringsdrempel,
vanaf welke overschrijding moet worden
gewaarschuwd, zijn gebonden aan de lands-
pecieke wetgeving van het land waar de auto
geleverd is.
Rijden en parkeren 387
F296 0032 07
Weergaven op het bestuurdersdisplay
1Toegestane snelheid
2Toegestane snelheid bij beperking
3Onderbord met beperking
%Verkeerstekens die van invloed zijn op de toe-
gestane maximumsnelheid, bijvoorbeeld bor-
den die het begin en einde van autowegen
aangeven, kunnen eveneens worden herkend.
Het systeem kan maximaal twee verkeerstekens
tegelijkertijd op het bestuurdersdisplay weerge-
ven. Snelheidslimieten worden daarbij altijd met
prioriteit weergegeven. Op het head-up-display
kan maximaal één verkeersbord met een snel-
heidslimiet worden weergegeven. Wanneer er
twee snelheidsborden op het bestuurdersdisplay
worden weergegeven, bijvoorbeeld wanneer er
beperkingen zijn herkend, wordt altijd de waarde
van de linker snelheidslimiet 1 doorgegeven voor
overname door de limiter, de TEMPOMAT of de
actieve afstandsassistent DISTRONIC en weerge-
geven op het head-up-display.
Belangrijke informatie van andere systemen kan
kortstondig over de verkeerstekens worden weer-
gegeven.
Wanneer de snelheidslimietassistent de toege-
stane maximumsnelheid ter plaatse niet kan bepa-
len, bijvoorbeeld vanwege ontoereikende beweg-
wijzering, verschijnt de volgende weergave op het
bestuurdersdisplay:
Deze weergave is permanent wanneer de auto
zich in een land bevindt waar de snelheidslimiet-
assistent niet wordt ondersteund. De snelheidsli-
mietassistent is niet in alle landen verkrijgbaar.
Wanneer het systeem als gevolg van een techni-
sche storing of een verontreiniging van de voorruit
tijdelijk of permanent niet beschikbaar is, ver-
schijnt een overeenkomstige displaymelding op
het bestuurdersdisplay. Landsafhankelijk brandt
bovendien het waarschuwingslampje snelheidsli-
mietassistent ê op het bestuurdersdisplay.
%Hiertoe ook de informatie met betrekking tot
de displaymeldingen (/ pagina 865) in acht
nemen.
Systeemgrenzen
Het systeem kan in het bijzonder in de volgende
situaties mogelijk niet correct werken of buiten
werking zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door onvoldoende
verlichting van de weg, bij sterk wisselende
schaduwen of door sneeuw, regen, mist, wer-
velend stof of veel spatwater
RBij verblinding, bijvoorbeeld door tegemoetko-
mend verkeer, direct invallend zonlicht of door
reecties
388 Rijden en parkeren
F296 0032 07
RBij vervuiling van de voorruit in het gebied van
de multifunctionele camera of wanneer de
camera beslagen, beschadigd of afgedekt is
RWanneer de verkeerstekens slecht herkenbaar
zijn omdat ze bijvoorbeeld vervuild, afgedekt,
verbleekt, met ijs bedekt, beschadigd, ongun-
stig geplaatst, onvoldoende verlicht of ver-
draaid zijn
RDynamische verkeerssignalering met LED-indi-
catoren wordt vanwege technische omstandig-
heden (bijvoorbeeld zendfrequenties) mogelijk
niet of niet juist herkend
RWanneer de borden of wegmarkeringen dub-
belzinnig zijn, bijvoorbeeld vanwege verkeers-
tekens bij wegwerkzaamheden, bij op- en afrit-
ten, bij aangrenzende rijstroken of bij paral-
lelle wegen, bij markeringen van voetgangers-
oversteekplaatsen bij verkeerslichten
RWanneer de bewegwijzering of de wegmarke-
ring niet aan de norm voldoet
RWanneer de bewegwijzering of wegmarkering
landspeciek is en afwijkingen vertoont ten
opzichte van de routebegeleiding van het navi-
gatiesysteem, bijvoorbeeld bij of na wegwerk-
zaamheden
RNa scherpe bochten, wanneer verkeerstekens
buiten het gezichtsveld van de camera gepas-
seerd worden
RBij het inhalen van voertuigen met opgeplakte
of gemonteerde verkeerstekens
RBij het gebruik van transportmiddelen die op
de aanhangwagenkoppeling van de auto zijn
bevestigd, bijvoorbeeld etsdragers, kan het
systeem mogelijk op beperkingen voor combi-
naties reageren
Snelheidslimietassistent instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Ondersteuning 5Snelheidslimietassistent
Snelheidswaarschuwing in- of uitschakelen
%De snelheidswaarschuwing is standaard inge-
schakeld (landsafhankelijk).
#Snelheidswaarschuwing uitschakelen.
De snelheidswaarschuwing blij overeenkom-
stig landsafhankelijke wetgeving uitgeschakeld
totdat de auto de volgende keer wordt in- of
uitgeschakeld en (afhankelijk van de uitrus-
ting) het bestuurdersportier wordt geopend.
%Die akoestische snelheidswaarschuwing kan
ook via snelle toegang, door langer indrukken
van de Mute-toets op het stuurwiel, door
indrukken van het snelheidspictogram in de
statusregel van het centraal display of via een
gesproken opdracht worden uit- en ingescha-
keld (functies zijn landsafhankelijk beschik-
baar).
Soort snelheidswaarschuwing wijzigen
#De waarschuwing wijzigen naar Optisch of
Optisch & Akoestisch.
Geluidssignaal bij nieuwe toegestane maximum-
snelheid in- of uitschakelen
%Het geluidssignaal bij een nieuwe toegestane
maximumsnelheid is af fabriek uitgeschakeld.
De functie legt vast of elke wijziging van de weer-
gegeven snelheid op het bestuurdersdisplay met
een subtiel, niet storend geluid wordt onder-
steund.
#De functie in- of uitschakelen.
Rijden en parkeren 389
F296 0032 07
%De beschikbaarheid van de functie is landsaf-
hankelijk.
Verkeerstekenassistent
Functie van de verkeerstekenassistent
%Deze functie is een on-demand uitrusting
(/ pagina 83).
De verkeerstekenassistent registreert de ver-
keerstekens met de multifunctionele camera en
vergelijkt deze met de informatie op de digitale
wegenkaart van het navigatiesysteem. Deze
ondersteunt u, door herkende snelheidslimieten
en inhaalverboden weer te geven op het bestuur-
dersdisplay.
Snelheidsbegrenzingen kunnen ook op het head-
up-display worden weergegeven.
Bij het overschrijden van de toegestane maxi-
mumsnelheid kan het systeem u waarschuwen.
In sommige landen kan het systeem u meer func-
ties bieden en u waarschuwen wanneer u voet-
gangersoversteekplaatsen nadert of wanneer u op
het punt staat, per ongeluk een stopbord of een
rood verkeerslicht te negeren.
Verkeerstekens met een beperking op een onder-
bord (bijvoorbeeld bij nat wegdek) kunnen even-
eens door de camera worden herkend en geanaly-
seerd.
De verkeerstekenassistent gee alleen geselec-
teerde borden op het bestuurdersdisplay weer. De
werkelijke verkeerstekens en snelheidslimieten
hebben voorrang boven de verkeerstekens en
snelheidslimieten die op het bestuurdersdisplay
worden weergegeven.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/ pagina 346).
Aanwijzingen voor rijden met aanhangwagen
%Ook de aanwijzingen met betrekking tot het
rijden met een aanhangwagen in acht nemen
(/ pagina 441).
Wanneer een aanhangwagen of etsdrager cor-
rect wordt aangesloten, verschijnt op het centraal
display de vraag over het type aanhangwagen en
over de volgens de typegoedkeuring toegestane
maximumsnelheid (/ pagina 447).
De bestuurder is verantwoordelijk voor het hand-
matig aanpassen van de toegestane maximum-
snelheid in de categorie kleine of grote aanhang-
wagen.
Hierbij moeten met name de landspecieke wet-
ten in acht worden genomen, bijvoorbeeld met
betrekking tot:
Rde door de constructie of typegoedkeuring
bepaalde maximumsnelheid
Rhet toegestaan totaalgewicht met of zonder
trekkend voertuig
Rhet benodigde aantal jaren dat de bestuurder
over een overeenkomstig rijbewijs moet
beschikken
Rsoort en gesteldheid van de weg waarop wordt
gereden
Rde weersomstandigheden
De aan de auto met aanhangwagen aangepaste
toegestane maximumsnelheid kan tijdens het rij-
den in de handmatige of in de automatische snel-
heidsadaptatie worden overgenomen (afhankelijk
van de uitrusting).
390 Rijden en parkeren
F296 0032 07
Het systeem kan voor een auto met een aanhang-
wagen rekening houden met relevante onderbor-
den met betrekking tot de snelheidsbegrenzing
een eenduidige verkeersregels die voor het betref-
fende wegtype gelden (landsafhankelijk).
Voor een etsdrager kan in het multimediasys-
teem geen toegestane maximumsnelheid worden
geselecteerd. Bij het gebruik van een etsdrager
de voorschrien met betrekking tot de toegestane
maximumsnelheid in de handleiding van de fabri-
kant in acht nemen.
Bovendien de volgende aanwijzingen in acht
nemen:
REen snelheid kiezen die is aangepast aan de
rij-, milieu- en weersomstandigheden.
RDe werkelijke verkeerstekens in acht nemen.
RDe geldende verkeersregels en voorschrien
in acht nemen.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/ pagina 346).
Weergaven op het bestuurdersdisplay
1Toegestane snelheid
2Toegestane snelheid bij beperking
3Onderbord met beperking
Het systeem kan maximaal twee verkeerstekens
tegelijkertijd op het bestuurdersdisplay weerge-
ven. Snelheidslimieten worden daarbij altijd met
prioriteit weergegeven. Op het head-up-display
kan maximaal één verkeersbord met een snel-
heidslimiet worden weergegeven. Wanneer er
twee snelheidsborden op het bestuurdersdisplay
worden weergegeven, bijvoorbeeld wanneer er
beperkingen zijn herkend, wordt altijd de waarde
van de linker snelheidslimiet 1 doorgegeven voor
overname door de limiter, de TEMPOMAT of de
actieve afstandsassistent DISTRONIC en weerge-
geven op het head-up-display.
Belangrijke informatie van andere systemen kan
kortstondig over de verkeerstekens worden weer-
gegeven.
Voorbeelden van weer te geven verkeerstekens
De verkeerstekenassistent kan de volgende ver-
keerstekens 1 herkennen en weergeven:
RSnelheidsbeperkingen
RBeëindigingen van snelheidsbeperkingen
RInhaalverboden
Rijden en parkeren 391
F296 0032 07
RWoonerven
RLandsafhankelijk: Borden die het begin of het
einde van snelwegen en autosnelwegen aan-
geven
De verkeerstekenassistent kan de volgende onder-
borden 3 herkennen en indien nodig de relevan-
tie van de beperkingen met behulp van andere
voertuigsensoren analyseren:
Rbij nat wegdek
Rbij gladheid
Rbij mist
Rtijdelijke beperkingen
Ruitritten
Rbeperkingen voor aanhangwagens
De verkeerstekenassistent maakt ook gebruik van
de gegevens van de digitale wegenkaart van het
navigatiesysteem. Wanneer u een gemeentegrens
passeert of een andere weg inslaat, bijvoorbeeld
bij een snelwegoprit of -afrit of na het afslaan bij
een kruising, kan de weergave op het bestuur-
dersdisplay daarom ook zonder herkende ver-
keerstekens steeds actueel blijven.
%De digitale wegenkaart van het navigatiesys-
teem regelmatig actualiseren, zodat de ver-
keerstekenassistent optimaal blij functione-
ren (/ pagina 33).
Bovendien kan het systeem ook naderende snel-
heidslimieten op het bestuurdersdisplay en op het
head-up-display weergeven. Op het bestuurders-
display kan bovendien de afstand tot een nade-
rende, lagere snelheidslimiet worden weergege-
ven. Hierbij wordt gebruikgemaakt van informatie
uit de digitale wegenkaart van het navigatiesys-
teem. In het menu Assistentie kan eveneens een
dynamische visualisatie van naderende snelheids-
begrenzingen worden weergegeven.
Wanneer de verkeerstekenassistent de toegestane
maximumsnelheid ter plaatse niet kan bepalen,
bijvoorbeeld vanwege ontoereikende bewegwijze-
ring, verschijnt de volgende weergave op het
bestuurdersdisplay:
De verkeerstekenassistent is niet in alle landen
beschikbaar. Wanneer de auto zich in een land
bevindt waar de verkeerstekenassistent niet wordt
ondersteund, is deze weergave permanent.
Wanneer het systeem als gevolg van een techni-
sche storing of een verontreiniging van de voorruit
tijdelijk of permanent niet beschikbaar is, ver-
schijnt een overeenkomstige displaymelding op
het bestuurdersdisplay. Afhankelijk van het betref-
fende land brandt bovendien het waarschuwings-
lampje verkeerstekenassistent ê op het
bestuurdersdisplay.
%Hiertoe ook de informatie over de displaymel-
dingen van de verkeerstekenassistent in acht
nemen (/ pagina 865).
Waarschuwing bij overschrijding van de toege-
stane maximumsnelheid
Het systeem kan u waarschuwen wanneer u per
ongeluk de toegestane maximumsnelheid over-
schrijdt. Landspeciek kunt u in het multimedia-
systeem instellen, met welke waarde de toege-
stane maximumsnelheid mag worden overschre-
den voordat een waarschuwing wordt gegeven. U
kunt de waarschuwing uitzetten of instellen of de
waarschuwing optisch, door knipperen van het
verkeersteken op het bestuurdersdisplay, of
392 Rijden en parkeren
F296 0032 07
optisch en akoestisch moet plaatsvinden. De
selectie van de soort waarschuwing wordt lands-
peciek door een melding op het bestuurdersdis-
play bevestigd.
1Waarschuwing alleen optisch
2Waarschuwing uit
%De soort, de duur en de activeringsfases van
de snelheidswaarschuwing en de mogelijkheid
voor het instellen van de activeringsfases,
vanaf welke overschrijding moet worden
gewaarschuwd, zijn gebonden aan de lands-
pecieke wetgeving van het land waar de auto
geleverd is.
Verdere functies van de verkeerstekenassistent
(landspeciek)
Waarschuwing bij borden die een inrijverbod aan-
geven: De verkeerstekenassistent kan u waar-
schuwen, bijvoorbeeld wanneer u een afrit van
een autosnelweg of een eenrichtingsstraat aan de
verkeerde kant inrijdt.
Waarschuwing bij voetgangersoversteekplaatsen:
De verkeerstekenassistent kan u tot een rijsnel-
heid van circa 70 km/h waarschuwen, wanneer u
een voetgangersoversteekplaats nadert en zich
voetgangers in de gevarenzone bevinden of zich
hierheen begeven.
Waarschuwing bij stopborden: De verkeersteke-
nassistent kan u tot een rijsnelheid van circa
70 km/h waarschuwen, wanneer u op het punt
staat, per ongeluk een stopbord te negeren. Daar-
toe moeten de borden ondubbelzinnig zijn, bij-
voorbeeld wanneer het systeem meerdere stop-
borden herkent of een stopbord aan de hand van
de digitale navigatiekaart kan bevestigen. Wan-
neer meerdere borden met verschillende aandui-
dingen worden herkend, kan er geen waarschu-
wing worden gegeven.
Waarschuwing bij rode verkeerslichten De ver-
keerstekenassistent kan u tot een rijsnelheid van
circa 70 km/h waarschuwen, wanneer u op het
punt staat, per ongeluk een rood verkeerslicht te
negeren.
Daartoe moet aan de volgende voorwaarden zijn
voldaan:
REr worden meerdere verkeerslichten herkend.
RAlle herkende verkeerslichten zijn rood.
RMinstens een van de rode verkeerslichten
bevindt zich aan passagierszijde naast de
eigen rijstrook.
RDe verkeerslichten hebben de volgende sig-
naalvolgorde (van boven naar beneden): Rood,
oranje, groen.
%U kunt, indien beschikbaar, de waarschuwin-
gen in het menu van de verkeerstekenassis-
tent onder Verdere waarschuwingen in- en
uitschakelen (/ pagina 394).
Rijden en parkeren 393
F296 0032 07
Systeemgrenzen
Het systeem kan in het bijzonder in de volgende
situaties mogelijk niet correct werken of buiten
werking zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door onvoldoende
verlichting van de weg, bij sterk wisselende
schaduwen of door sneeuw, regen, mist, wer-
velend stof of veel spatwater
RBij verblinding, bijvoorbeeld door tegemoetko-
mend verkeer, direct invallend zonlicht of door
reecties
RBij vervuiling van de voorruit in het gebied van
de multifunctionele camera of wanneer de
camera beslagen, beschadigd of afgedekt is
RWanneer de verkeerstekens slecht herkenbaar
zijn omdat ze bijvoorbeeld vervuild, afgedekt,
verbleekt, met ijs bedekt, beschadigd, ongun-
stig geplaatst, onvoldoende verlicht of ver-
draaid zijn
RDynamische verkeerssignalering met LED-indi-
catoren wordt vanwege technische omstandig-
heden (bijvoorbeeld zendfrequenties) mogelijk
niet of niet juist herkend
RWanneer de informatie op de digitale wegen-
kaart van het navigatiesysteem onjuist, onvol-
ledig of verouderd is
RWanneer de borden of wegmarkeringen dub-
belzinnig zijn, bijvoorbeeld vanwege verkeers-
tekens bij wegwerkzaamheden, bij op- en afrit-
ten, bij aangrenzende rijstroken of bij paral-
lelle wegen, bij markeringen van voetgangers-
oversteekplaatsen bij verkeerslichten
RWanneer de bewegwijzering of de wegmarke-
ring niet aan de norm voldoet
RWanneer de bewegwijzering of wegmarkering
landspeciek is en afwijkingen vertoont ten
opzichte van de routebegeleiding van het navi-
gatiesysteem, bijvoorbeeld bij of na wegwerk-
zaamheden
RNa scherpe bochten, wanneer verkeerstekens
buiten het gezichtsveld van de camera gepas-
seerd worden
RBij het inhalen van voertuigen met opgeplakte
of gemonteerde verkeerstekens
RBij het gebruik van transportmiddelen die met
een aanhangwagenkoppeling aan de auto zijn
bevestigd, bijvoorbeeld etsdragers, kunnen
mogelijk de beperkingen voor aanhangwagens
als van toepassing worden verondersteld
Verkeerstekenassistent instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Ondersteuning 5Verkeerstekenassistent
Snelheidswaarschuwing in- of uitschakelen
%De snelheidswaarschuwing is standaard inge-
schakeld (landsafhankelijk).
#Snelheidswaarschuwing uitschakelen.
De snelheidswaarschuwing blij overeenkom-
stig landsafhankelijke wetgeving uitgeschakeld
totdat de auto de volgende keer wordt in- of
uitgeschakeld.
%Die akoestische snelheidswaarschuwing kan
ook via snelle toegang, door langer indrukken
van de Mute-toets op het stuurwiel, door
indrukken van het snelheidspictogram in de
statusregel van het centraal display of via een
gesproken opdracht worden uit- en ingescha-
keld (functies zijn landsafhankelijk beschik-
baar).
394 Rijden en parkeren
F296 0032 07
Soort snelheidswaarschuwing wijzigen
#De waarschuwing wijzigen naar Optisch of
Optisch & Akoestisch.
Waarschuwingsdrempels instellen
Deze waarde bepaalt, vanaf welke snelheidsover-
schrijding de waarschuwing plaatsvindt.
#Onder waarschuwingsdrempel de gewenste
snelheid instellen.
%De beschikbaarheid van de functie is afhanke-
lijk van landsafhankelijke wetgeving.
Geluidssignaal bij nieuwe toegestane maximum-
snelheid in- of uitschakelen
%Het geluidssignaal bij een nieuwe toegestane
maximumsnelheid is af fabriek uitgeschakeld.
De functie legt vast of elke wijziging van de weer-
gegeven snelheid op het bestuurdersdisplay met
een subtiel, niet storend geluid wordt onder-
steund.
#De functie in- of uitschakelen.
%De beschikbaarheid van de functie is landsaf-
hankelijk.
Verdere functies van de verkeerstekenassistent in-
of uitschakelen
#Verdere waarschuwingen in- of uitschakelen.
De beschikbare functies worden in- of uitge-
schakeld.
Het soort waarschuwing voor verdere functies
instellen
#Optisch of Optisch & Akoestisch selecteren.
Verkeerslichtweergave
Informatie over de verkeerslichtweergave
De verkeerslichtweergave ondersteunt de bestuur-
der tijdens het wachten voor een rood verkeers-
licht door de weergave van het camerabeeld op
het centraal display. Het camerabeeld wordt weer-
gegeven, wanneer de bestuurder de eerste auto
voor het rode verkeerslicht is en het wordt uitge-
schakeld wanneer de auto wegrijdt.
Verkeerslichtweergave tonen
Voorwaarden
RDe optie Verkeerslichtweergave is ingescha-
keld .
REen verkeerslichtweergave is beschikbaar.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Ondersteuning 5Verkeerslichtweergave
%Deze functie is niet in alle landen beschikbaar.
Wanneer de auto vooraan bij een verkeerslicht
staat, wordt het camerabeeld met verkeerslicht-
weergave op het centraal display weergegeven.
Wanneer de auto wegrijdt wordt het camerabeeld
uitgeschakeld.
#Verkeerslichtweergave in- D of uitschake-
len E.
Verdere beschikbare functies gebruiken
#Z selecteren.
#Op verzoek of Automatisch selecteren.
Wanneer Op verzoek is ingesteld en een ver-
keerslichtweergave beschikbaar is, wordt de
Rijden en parkeren 395
F296 0032 07
melding Voor verkeerslichtweergave hier
aantippen. weergegeven. Na bevestiging van
de melding verschijnt het camerabeeld.
Wanneer Automatisch is ingesteld, verschijnt
het camerabeeld automatisch wanneer een
verkeerslichtweergave beschikbaar is.
Dodehoek- en actieve dodehoekassistent
Functie van de dodehoek- en actieve dodehoe-
kassistent met uitstapwaarschuwing
De dodehoekassistent en de actieve dodehoekas-
sistent bewaken met radarsensoren het gebied tot
40 m achter en 3 m naast de auto.
Het systeem kan vanaf een rijsnelheid van circa
12 km/h voertuigen herkennen die in dit contro-
legebied rijden en een waarschuwing geven.
Statusindicatie op het bestuurdersdisplay
¸Grijs: Het systeem is ingeschakeld maar
niet operationeel.
¸Groen: Het systeem is ingeschakeld en
operationeel.
Weergave op bestuurdersdisplay in het menu Assis-
tentie
1Waarschuwingslampje in buitenspiegel
2Rode radargolven
Wanneer vanaf een snelheid 12 km/h een voer-
tuig wordt herkend dat direct daarna het waar-
schuwingsgebied naast de auto binnenrijdt, gaat
het waarschuwingslampje in de betreende bui-
tenspiegel rood branden. In het menu Assistentie
brandt eveneens het lampje in de buitenspiegel
1 rood en wordt de rijstrook waarop het voertuig
is herkend, gearceerd weergegeven.
Wanneer een voertuig in het waarschuwingsge-
bied wordt herkend en u de richtingaanwijzer in
de betreende richting inschakelt, klinkt eenmaal
een dubbel waarschuwingssignaal en knippert het
waarschuwingslampje in de betreende buiten-
spiegel rood. In de assistentieweergave verschij-
nen rode radargolven 2 naast uw auto.
Wanneer de richtingaanwijzer ingeschakeld blij,
knippert de weergave in de buitenspiegel bij alle
volgende herkende voertuigen, maar klinkt er
geen waarschuwingssignaal. Wanneer u een voer-
tuig snel inhaalt, vindt er geen waarschuwing
plaats.
%Auto's met actieve sfeerverlichting: Wanneer
de Waarschuwingsondersteuning ingescha-
keld is, wordt de waarschuwing bovendien
aangegeven door de sfeerverlichting
(/ pagina 257).
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/ pagina 346).
396 Rijden en parkeren
F296 0032 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks de dodehoekassistent
De dodehoekassistent reageert niet op voer-
tuigen die met een groot snelheidsverschil
naderen en u inhalen.
De dodehoekassistent kan in deze situatie niet
waarschuwen.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en voldoende zijdelingse
afstand aanhouden.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks de actieve dodehoekassistent
De actieve dodehoekassistent reageert in de
volgende situaties niet:
RAls u voertuigen inhaalt met geringe zijde-
lingse afstand en deze zich in het dode-
hoekgebied bevinden.
RAls voertuigen met een groot snelheidsver-
schil naderen en u inhalen.
De actieve dodehoekassistent kan in deze
situaties niet waarschuwen of ingrijpen.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en voldoende zijdelingse
afstand aanhouden.
Uitstapwaarschuwing
De uitstapwaarschuwing is een extra functie van
de dodehoekassistent en van de actieve dodehoe-
kassistent en kan de inzittenden bij het verlaten
van de auto waarschuwen voor naderende voer-
tuigen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks uitstapwaarschuwing
De uitstapwaarschuwing reageert niet op stil-
staande objecten en ook niet op personen of
andere verkeersdeelnemers die met een groot
snelheidsverschil dichterbij komen.
De uitstapwaarschuwing kan in deze situaties
niet waarschuwen.
#Bij het openen van de portieren altijd de
verkeerssituatie in de gaten houden en
erop letten dat voldoende vrije ruimte
aanwezig is.
Wanneer een voertuig het controlegebied binnen-
rijdt, gaat het waarschuwingslampje in de betref-
fende buitenspiegel rood branden.
Wanneer een inzittende aan de portiergreep aan
de zijde met het dreigende gevaar trekt, wordt
een dubbel waarschuwingssignaal gegeven en
gaan de sfeerverlichting in het betreende portier
en het waarschuwingslampje in de betreende
buitenspiegel rood knipperen.
Auto's met MBUX interieurassistent: De visuele
waarschuwing begint al wanneer de inzittende de
hand in de buurt van het portier houdt.
%Auto's met sfeerverlichting of met actieve
sfeerverlichting: U kunt de Waarschuwingson-
dersteuning van de sfeerverlichting in- en uit-
schakelen (/ pagina 257).
%De weergave van de waarschuwingsonder-
steuning kan afhankelijk van de uitvoeringsva-
riant en de instelling variëren.
De uitstapwaarschuwing is alleen bij een inge-
schakelde of actieve dodehoekassistent beschik-
baar.
Na het uitschakelen van de auto blij de uitstap-
waarschuwing nog een aantal minuten werken.
Rijden en parkeren 397
F296 0032 07
Wanneer een deur wordt geopend terwijl de auto
is uitgeschakeld, is de uitstapwaarschuwing
opnieuw gedurende enkele minuten actief. Wan-
neer het waarschuwingslampje in de buitenspiegel
driemaal knippert, is de uitstapwaarschuwing niet
meer beschikbaar.
De uitstapwaarschuwing is slechts een hulpmiddel
en ontslaat de inzittenden er niet van zelf goed te
blijven opletten. De inzittenden blijven altijd ver-
antwoordelijk voor het zonder gevaar openen van
de portieren en het veilig verlaten van de auto.
Systeemgrenzen
De dodehoek- en actieve dodehoekassistent kun-
nen in het bijzonder in de volgende situaties
beperkt beschikbaar zijn:
RBij vervuilde of afgedekte sensoren
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door mist, hevige
regen of sneeuw
RBij smalle voertuigen, bijvoorbeeld etsen of
motoretsen
RBij zeer brede of smalle rijstroken
RBij sterk zijdelings versprongen rijdende voer-
tuigen
Bij vangrails en dergelijke obstakels kunnen onge-
gronde waarschuwingen worden gegeven. Altijd
voldoende zijdelingse afstand tot andere verkeers-
deelnemers en obstakels aanhouden.
Wanneer lang naast lange voertuigen wordt gere-
den, bijvoorbeeld een vrachtwagen, kan de waar-
schuwing worden onderbroken.
Bij ingeschakelde achteruitversnelling zijn de
dodehoekassistent en de actieve dodehoekassis-
tent niet bedrijfsklaar.
Wanneer een transportmiddel, bijvoorbeeld een
aanhangwagen of etsdrager, aan de aanhangwa-
genvoorziening bevestigd is en de elektrische ver-
binding correct is aangesloten, zijn de dodehoe-
kassistent en de actieve dodehoekassistent niet
actief.
Daarnaast kan de werking van de uitstapwaar-
schuwing in de volgende situaties beperkt zijn:
RBij sensorafschaduwing door naburige voertui-
gen in krappe parkeerplekken
RBij het naderen van mensen
RBij stilstaande of langzaam bewegende objec-
ten
Functie van de remingreep van de actieve
dodehoekassistent
%De functie van de remingreep is alleen
beschikbaar voor auto's met rijassistentiepak-
ket.
Wanneer de actieve dodehoekassistent in het
controlegebied een zijdelings botsingsgevaar her-
kent, wordt een corrigerende remingreep uitge-
voerd. Deze moet door u worden ondersteund,
om een botsing te voorkomen.
De corrigerende remingreep is in het snelheidsbe-
reik tussen circa 30 km/h en circa 200 km/h
beschikbaar.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks remingreep van de actieve dode-
hoekassistent
De corrigerende remingreep kan een aanrij-
ding niet altijd voorkomen.
#Altijd zelf sturen, remmen of accelere-
ren, in het bijzonder als de actieve dode-
hoekassistent waarschuwt of corrigerend
remt.
398 Rijden en parkeren
F296 0032 07
#Altijd voldoende zijdelingse afstand aan-
houden.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks actieve dodehoekassistent
De actieve dodehoekassistent reageert niet in
de volgende situaties:
RWanneer andere voertuigen met een hoge
snelheid worden ingehaald.
RWanneer voertuigen met een groot snel-
heidsverschil naderen en u inhalen.
De actieve dodehoekassistent kan in deze
situaties niet waarschuwen of ingrijpen.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en voldoende zijdelingse
afstand aanhouden.
Wanneer een corrigerende remingreep plaats-
vindt, knippert het rode waarschuwingslampje in
de buitenspiegel en klinkt er een dubbel waar-
schuwingssignaal. Bovendien verschijnt er op het
bestuurdersdisplay een melding 1 die u atten-
deert op het zijdelingse aanrijdingsgevaar.
In sporadische gevallen kan het systeem een
onjuiste remingreep uitvoeren. Deze remingreep
kunt u afbreken met licht tegensturen of gas
geven.
Systeemgrenzen
De systeemgrenzen van de actieve dodehoekas-
sistent in acht nemen, anders kunt u gevaren niet
herkennen (/ pagina 396).
In het bijzonder in de volgende situaties vindt er
geen of een aan de rijsituatie aangepaste corrige-
rende remingreep plaats:
RAan beide zijden van de auto bevinden zich
voertuigen of obstakels, bijvoorbeeld van-
grails.
REen voertuig nadert u met geringe zijdelingse
afstand.
RU rijdt sportief, met hoge bochtsnelheden.
RU remt nadrukkelijk of gee nadrukkelijk gas.
REen rijveiligheidssysteem grijpt in, bijvoorbeeld
het ESP® of het Active Brake Assist System.
RHet ESP® is uitgeschakeld.
REen bandenspanningsverlies of een bescha-
digde band is herkend.
REen transportmiddel, bijvoorbeeld een aan-
hangwagen of etsdrager, is aan de aanhang-
wagenvoorziening bevestigd en de elektrische
verbinding is correct aangesloten.
Rijden en parkeren 399
F296 0032 07
Dodehoekassistent of actieve dodehoekassis-
tent in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Botsingspreventie
#Actieve dodehoekassistent in- of uitschake-
len.
Actieve spoorassistent
Functie van de actieve spoorassistent
De actieve spoorassistent bewaakt het gebied
vóór uw auto met de multifunctionele camera
(/ pagina 347) en kan u voor het ongewenst ver-
laten van uw rijstrook behoeden. Het systeem kan
u door een corrigerende stuuringreep terug in uw
rijstrook brengen en bovendien door een merk-
bare terugmelding van het stuurwiel waarschu-
wen.
De actieve spoorassistent is beschikbaar in het
snelheidsbereik tussen 60 km/h en 200 km/h.
Het systeem kan onder de volgende voorwaarden
ingrijpen:
RDe actieve spoorassistent herkent een rijst-
rookmarkering.
RU rijdt met een voorwiel over deze rijstrook-
markering.
Wanneer u de richtingaanwijzer inschakelt, vindt
geen stuuringreep aan de betreende zijde plaats.
Wanneer u de rijstrook zonder activering van de
richtingaanwijzer verlaat maar gevaar voor een
aanrijding met een bewegend obstakel op de
eigen rijstrook wordt herkend, vindt geen stuurin-
greep plaats.
Auto's met dodehoekassistent of rijassistentiepak-
ket: Wanneer het systeem een obstakel, bijvoor-
beeld een ander voertuig, op de naastgelegen rij-
strook herkent, vindt ondanks het gebruik van de
richtingaanwijzer een stuuringreep plaats.
Landsafhankelijk kan de actieve spoorassistent in
de volgende situaties reeds vanaf een snelheid
van circa 45 km/hreageren:
RWanneer de auto door een andere verkeers-
deelnemer wordt ingehaald en gevaar voor
een botsing wordt herkend, volgt een corrige-
rende stuuringreep.
RWanneer een herkende rijstrookmarkering
gekruist wordt, volgt een waarschuwing door
een voelbare terugkoppeling in het stuurwiel.
In de volgende gevallen verschijnt de melding 1
op het bestuurdersdisplay en klinkt een waarschu-
wingssignaal:
REen stuuringreep van de actieve spoorassis-
tent duurt langer dan circa tien seconden.
REr vinden twee of meer stuuringrepen van het
systeem binnen circa drie minuten zonder een
stuuringreep van de bestuurder plaats.
400 Rijden en parkeren
F296 0032 07
In de instellingen van de actieve spoorassistent
kunt u de gevoeligheid van het systeem instellen
en zo bepalen hoe groot de ondersteuning moet
zijn. Ook kunt u vastleggen of het systeem op
onderbroken of alleen op ononderbroken rijstrook-
markeringen moet reageren (/ pagina 403).
Wanneer de ATTENTION ASSIST tekenen van ver-
moeidheid of een microslaap herkent, wordt auto-
matisch de gevoeligste instellingen geselecteerd
(/ pagina 356).
Statusindicaties van de actieve spoorassistent
ïWit: De actieve spoorassistent is uitge-
schakeld.
Wanneer het ESP® uitgeschakeld is of een
bandenspanningswaarschuwing wordt
weergegeven, wordt de actieve spoorassis-
tent automatisch uitgeschakeld.
ïGeel: Er is een storing aanwezig. Hiertoe
ook de displaymeldingen in acht nemen.
ðGrijs: De actieve spoorassistent is inge-
schakeld, maar niet gereed om te werken.
ðGroen: De actieve spoorassistent is inge-
schakeld en gereed om te werken. Wan-
neer het systeem slechts aan één zijde
gereed is, wordt alleen de rijstrookmarke-
ring aan de betreende zijde groen weer-
gegeven.
ðRood: De actieve spoorassistent hee u
door middel van een corrigerende stuurin-
greep naar uw rijstrook teruggevoerd. Wan-
neer bovendien een haptische waarschu-
wing in het stuurwiel plaatsvindt, knippert
de statusindicatie. Alleen de rijstrookmar-
kering aan de zijde waarvoor de waarschu-
wing geldt wordt rood weergegeven.
Auto's zonder rijassistentiepakket: Wan-
neer beide rijstrookmarkeringen in de sta-
tusindicatie tegelijkertijd rood worden
weergegeven, hee de actieve spoorassis-
tent een noodstop gestart
(/ pagina 376).
Weergave op bestuurdersdisplay in het menu Assis-
tentie
Wanneer u met een voorwiel over een herkende
rijstrookmarkering rijdt, wordt dit in het menu
Assistentie op het bestuurdersdisplay rood geac-
centueerd.
%Auto's met actieve sfeerverlichting: Wanneer
de Waarschuwingsondersteuning ingescha-
keld is, wordt de waarschuwing van de actieve
spoorassistent bovendien aangegeven door
de sfeerverlichting (/ pagina 257).
Rijden en parkeren 401
F296 0032 07
Systeemgrenzen
In de volgende situaties vindt geen corrigerende
stuuringreep plaats, maar wordt afhankelijk van
de situatie een waarschuwing via het stuurwiel
gegeven:
RWanneer u duidelijk actief stuurt, remt of gas
gee
RWanneer een rijveiligheidssysteem ingrijpt, bij-
voorbeeld het ESP® of het Active Brake Assist
System
RWanneer sportief wordt gereden, bij hoge
bochtsnelheden of snelle acceleraties
RWanneer een transportinrichting, bijvoorbeeld
een aanhangwagen of etsdrager, op de aan-
hangwagenvoorziening is bevestigd en de
elektrische verbinding correct tot stand is
gebracht
Het systeem kan in het bijzonder in de volgende
situaties mogelijk niet correct werken of buiten
werking zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door onvoldoende
verlichting van de weg, bij sterk wisselende
schaduwen of door regen, sneeuw, mist of
veel spatwater
RBij verblinding, bijvoorbeeld door tegemoetko-
mend verkeer, direct invallend zonlicht of
reecties
RBij vervuiling van de voorruit in het gebied van
de multifunctionele camera of wanneer de
camera beslagen, beschadigd of afgedekt is
RBij vervuiling van de bumper bij de radarsen-
soren of wanneer de radarsensoren bescha-
digd of bedekt zijn
RWanneer er geen of meerdere, niet duidelijk
herkenbare rijstrookmarkeringen voor een rij-
strook aanwezig zijn, bijvoorbeeld in de omge-
ving van wegwerkzaamheden
RWanneer de rijstrookmarkeringen versleten,
donker of bedekt zijn
RWanneer de afstand tot de voorligger te klein
is en daardoor de rijstrookmarkeringen niet
worden herkend
RWanneer rijstrookmarkeringen snel wijzigen,
bijvoorbeeld bij aakkingen, kruisingen of
wegversmallingen
RBij zeer smalle en bochtige rijbanen
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/ pagina 346).
Actieve spoorassistent in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Botsingspreventie
5Actieve spoorassistent
#De functie in- of uitschakelen.
Als alternatief kan de actieve spoorassistent via
de Snelle toegangen tot de auto y worden in-
en uitgeschakeld.
%De instelling na het starten van de auto is
landafhankelijk.
402 Rijden en parkeren
F296 0032 07
Actieve spoorassistent instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Botsingspreventie
5Actieve spoorassistent
Gevoeligheid instellen
#Z selecteren.
#Vroeg, Gem. of Laat selecteren.
De laatst geselecteerde instelling wordt geacti-
veerd wanneer de auto weer wordt gestart.
%De standaardinstelling van deze functie ver-
schilt per land.
Ondersteuning op onderbroken rijstrookmarkering
in- of uitschakelen
#Uitgebreide ondersteuning selecteren.
De laatst geselecteerde instelling wordt geacti-
veerd wanneer de auto weer wordt gestart.
%De standaardinstelling van deze functie ver-
schilt per land.
%Deze functie moet bij auto's zonder rijassis-
tentiepakket geactiveerd zijn, zodat de nood-
stopassistent volledig beschikbaar is.
Meer informatie over de noodstopassistent.
(/ pagina 376)
AIRMATIC
Functie van de AIRMATIC
De AIRMATIC is een luchtvering met variabele
demping voor een beter rijcomfort. De niveaure-
geling rondom zorgt ook bij beladen voertuig voor
de best mogelijke vering en een gelijkblijvende
bodemvrijheid. Om de rijveiligheid te vergroten en
het energieverbruik te verlagen, wordt het voer-
tuig bij snel rijden automatisch omlaaggebracht.
Bovendien bestaat de mogelijkheid om het voer-
tuigniveau handmatig in te stellen.
De AIRMATIC omvat de volgende bestanddelen en
functies:
Rluchtvering met automatische niveauregeling
rondom
RADS PLUS (adaptief dempingssysteem met
continue verstelling van de dempingskarakte-
ristiek)
Rsnelheidsafhankelijk omlaagbrengen van het
voertuigniveau
RVia het multimediasysteem selecteerbare ver-
hoogde voertuighoogte voor grotere bodem-
vrijheid
Onderstelafstelling en voertuighoogte afhankelijk
van rijprogramma
Rijprogramma A, ; en C:
RComfortabele onderstelafstelling in de rijpro-
gramma's A en ;
RStuggere, sportieve onderstelafstelling in het
rijprogramma C
RInstelling van het voertuig op het normale
niveau
RVanaf 120 km/ verlagen van het voertuig om
energie te besparen:
-Met ca. - 10 mm in A en ;
-Met ca. - 15 mm in C
Rijden en parkeren 403
F296 0032 07
ROnder 80 km/ het voertuig op normaal niveau
brengen
Rijprogramma F:
ROnderstelafstelling voor terrein
ROnder 50 km/ het voertuig omhoogbrengen
tot het terreinniveau +1 met ca. + 25 mm.
RVanaf 70 km/ verlagen van het voertuig tot
het normale niveau
ROnder 50 km/ het voertuig weer omhoogbren-
gen tot terreinniveau +1
RVanaf 110 km/h omschakelen in A
In het rijprogramma= worden individuele
onderstelafstellingen opgeroepen
(/ pagina 307).
%Rijden met aanhangwagen of etsdrager: wan-
neer een transportmiddel, bijvoorbeeld een
aanhangwagen of etsdrager, aan de aan-
hangwagenvoorziening bevestigd is en de
elektrische verbinding correct is aangesloten,
blij de auto in alle rijprogramma's met uit-
zondering van F altijd op het normale
niveau. In het rijprogramma F gaat de
auto omlaag vanaf een snelheid van ca.
30 km/h naar het normale niveau.
Voertuighoogte instellen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door te grote voertuighoogte
De rijeigenschappen kunnen nadelig worden
beïnvloed.
De auto kan bijvoorbeeld bij het sturen of bij
het rijden in een bocht naar buiten glijden.
#Een voertuighoogte kiezen die overeen-
komt met de rijstijl en de staat van het
wegdek.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar door zak-
kende auto
Bij het laten zakken van de auto kunnen
lichaamsdelen van personen klem raken, die
zich tussen carrosserie en banden of onder
het voertuig bevinden.
#Zorg ervoor dat bij het laten zakken van
de auto er zich niemand in de directe
omgeving van de spatbordranden of
onder de auto bevinden.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar door zak-
kende auto
Auto's met AIRMATIC resp. niveauregeling: Bij
het uitladen of uitstappen gaat de auto eerst
iets omhoog en zakt vervolgens na korte tijd
tot de ingestelde hoogte.
Daardoor kunnen u en personen in de buurt
van de spatbordrand of de bodemplaat
bekneld raken.
De auto kan ook na het vergrendelen omlaag
gaan.
#Bij het verlaten van de auto controleren
dat zich niemand in de omgeving van de
spatbordranden of de bodemplaat
bevindt.
*AANWIJZING Beschadigingen door zak-
kende auto
Bij het zakken van de auto kunnen carrosserie-
delen worden beschadigd.
404 Rijden en parkeren
F296 0032 07
#Bij het zakken van de auto mogen zich
geen hindernissen zoals stoepranden
onder of in de buurt van de carrosserie
bevinden.
Voorwaarden
RHet voertuig is gestart.
RDe auto rijdt niet sneller dan 50 km/h.
RAls de aanhangwagencontactdoos is aangeslo-
ten (aanhangwagen of achteretsdrager): het
voertuig rijdt niet sneller dan 30 km/h.
Multimediasysteem:
4© 5ß 5y
Voertuig omhoogbrengen
#t selecteren.
Het controlelampje brandt permanent.
Het voertuig komt omhoog naar terreinniveau
+1.
Uw selectie wordt opgeslagen. Het ingestelde ter-
reinniveau +1 blij ook na het uitschakelen van de
auto opgeslagen.
In de volgende situaties zakt het voertuig weer:
Ru rijdt sneller dan 70 km/h.
RAls de aanhangwagencontactdoos is aangeslo-
ten (aanhangwagen of achteretsdrager): het
voertuig rijdt sneller dan 30 km/h.
Op GPS gebaseerd omhoogbrengen
Wanneer deze functie is geactiveerd, bestaat bij
het omhoogbrengen van de voertuighoogte de
mogelijkheid om de positie van de auto op te
slaan.
#De vraag bevestigen.
De positie van de auto wordt opgeslagen. Als
de eerder opgeslagen positie opnieuw wordt
bereikt, verschijnt in de Zero layer de vraag of
de voertuighoogte weer moet worden ver-
hoogd.
%Instellingen van het op GPS gebaseerde
omhoogbrengen (/ pagina 405).
%Functie van de Zero layer (/ pagina 478) .
het voertuig omlaagbrengen
#t selecteren.
Het controlelampje doo.
De auto wordt ingesteld op het normale
niveau.
%Bij het rijden met een aanhangwagen het nor-
male niveau gebruiken. Op openbare wegen is
het rijden op het terreinniveau met een aan-
hangwagen niet toegestaan.
Op GPS gebaseerd omhoogbrengen van de
voertuighoogte instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Rijden 5GPS-gebaseerde verhoging
#Posities opslaan op verzoek, Posities altijd
opslaan of Alle opgeslagen posities wissen
selecteren.
Achteruitrijcamera
Werking van de achteruitrijcamera
De achteruitrijcamera is slechts een hulpmiddel.
Hij kan uw waarneming van de omgeving niet ver-
vangen. De bestuurder blij altijd verantwoordelijk
voor het veilig manoeuvreren en parkeren. Bij het
manoeuvreren of parkeren mogen zich onder
Rijden en parkeren 405
F296 0032 07
andere geen personen, dieren of voorwerpen in
het manoeuvreergebied bevinden; dit controleren.
%Het gebied achter de auto wordt net als in de
binnenspiegel in spiegelbeeld weergegeven.
De volgende cameraweergaven zijn beschikbaar
op het centraal display:
Menu Cameraweergaven (Top View)
1Menu Parkeerassistentie
2Achteruitrijcamera met Top View
3Groothoekweergave
4Aanhangwagenweergave
5PARKTRONIC-parkeerassistent in- of uitscha-
kelen (/ pagina 418)
6Waarschuwingsindicatie van de PARKTRONIC-
parkeerassistent (/ pagina 415)
7Hulplijnen op circa 0,5 m, 1,0 m, 1,5 m en
3,0 m van het achtergedeelte van de auto
8Rijspoor van de banden bij actuele stuuruit-
slag (dynamisch)
9Rijvlak afhankelijk van de actuele stuuruitslag
(dynamisch)
AHulplijn op circa 0,3 m afstand tot het achter-
gedeelte
%Wanneer de actieve parkeerassistent is inge-
schakeld, worden de rijstroken 8 groen
weergegeven (/ pagina 419).
406 Rijden en parkeren
F296 0032 07
Groothoekweergave
6Waarschuwingsindicatie van de PARKTRONIC-
parkeerassistent (/ pagina 415)
Aanhangwagenweergave
1Gele hulplijn, richthulp
2Rode hulplijn op circa 0,3 m afstand tot de
kogelkop van de aanhangwagenvoorziening
3Kogelkop van de aanhangwagenvoorziening
Systeemgrenzen
Wanneer er geen activering hee plaatsgevonden,
verschijnt de melding Systeem buiten werking op
het centraal display.
De achteruitrijcamera werkt in onder andere de
volgende situaties slechts beperkt of helemaal
niet:
RU rijdt vooruit met een snelheid van meer dan
circa 16 km/h.
RDe achterklep is geopend.
RDe weersomstandigheden zijn slecht, bijvoor-
beeld door hevige regen, sneeuw, mist, storm
of spatwater.
RDe lichtomstandigheden zijn slecht, bijvoor-
beeld 's nachts of door tegenlicht.
RDe cameralens is afgedekt, vervuild of besla-
gen. De aanwijzingen voor het reinigen van de
achteruitrijcamera in acht nemen
(/ pagina 691).
RDe camera of de achterzijde van de auto is
beschadigd. In dit geval de camera, diens
stand en de afstelling laten controleren bij een
gekwaliceerde werkplaats.
Rijden en parkeren 407
F296 0032 07
%In deze situaties de achteruitrijcamera niet
gebruiken. Anders kunt u anderen bij het par-
keren verwonden of in botsing komen met
voorwerpen.
Door extra voertuigaanbouwen, bijvoorbeeld ken-
tekenplaathouders of etsdragers, kunnen het
gezichtsveld en verdere functies van het camera-
systeem worden beperkt.
%Het contrast van het display kan nadelig wor-
den beïnvloed door invallend zonlicht of
andere lichtbronnen, bijvoorbeeld wanneer
een garage wordt verlaten. In dit geval extra
voorzichtig zijn.
%Het display bij een aanzienlijke beperking van
de bruikbaarheid, bijvoorbeeld als gevolg van
pixelfouten, laten repareren of vervangen.
Eveneens de informatie over de sensoren en
camera's van de auto (/ pagina 347) in acht
nemen.
360°-camera
Functie van de 360°-camera
De 360°-camera is een systeem dat bestaat uit
vier camera's, die de directe omgeving van de
auto vastleggen. De camera's ondersteunen u bij-
voorbeeld bij het parkeren of bij onoverzichtelijke
uitritten.
De 360°-camera bevat en verwerkt de beelden
van de volgende camera's:
RAchteruitrijcamera
RFrontcamera
RTwee buitenspiegelcamera's
De camera's zijn slechts een hulpmiddel en tonen
mogelijkerwijs obstakels in een ander perspectief,
niet goed of geheel niet. Deze kunnen uw waarne-
ming van de omgeving niet vervangen. De
bestuurder blij altijd verantwoordelijk voor het
veilig manoeuvreren en parkeren. Bij het manoeu-
vreren of parkeren mogen zich onder andere geen
personen, dieren of voorwerpen in het manoeu-
vreergebied bevinden; dit controleren.
De volgende cameraweergaven zijn beschikbaar
op het centraal display:
Menu-overzicht Cameraweergaven
1Menu Parkeerassistentie
2Top View met beeld van de frontcamera
3Top View met beeld van de achteruitrijcamera
43D-View linkerzijde van de auto
53D-View rechterzijde van de auto
63D-Auto-View
408 Rijden en parkeren
F296 0032 07
7PARKTRONIC-parkeerassistent in- of uitscha-
kelen (/ pagina 418)
8GPS activeringspunt instellen (/ pagina 414)
9Wisselen tussen standaard- en breedbeeld-
weergave
AWisselen tussen standaard- en aanhangwa-
genweergave
%In alle weergaven wordt de waarschuwings-
melding van de PARKTRONIC-parkeerassis-
tent weergegeven (/ pagina 415). Functie van de hulplijnen
1Hulplijnen op circa 0,5 m, 1,0 m, 1,5 m en
3,0 m van het achtergedeelte van de auto
2Rijspoor van de banden bij actuele stuuruit-
slag (dynamisch)
3Rijvlak afhankelijk van de actuele stuuruitslag
(dynamisch)
4Hulplijn op circa 0,3 m afstand tot het achter-
gedeelte
%Wanneer de actieve parkeerassistent is inge-
schakeld, worden de rijstroken en de hulplij-
nen groen in plaats van geel afgebeeld
(/ pagina 419).
Top View met beeld van de voorcamera of de achter-
uitrijcamera
1Waarschuwingsindicatie van de PARKTRONIC-
parkeerassistent (/ pagina 415)
2Eigen auto van bovenaf
3Traject van de auto bij actuele stuuruitslag
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet of sterk vervormd weergegeven
objecten
Door de projectie van de camera's kunnen
objecten in de 3D-weergaven sterk vervormd
of helemaal niet worden weergegeven.
Rijden en parkeren 409
F296 0032 07
#Bij het manoeuvreren of parkeren mogen
zich onder andere geen personen, dieren
of voorwerpen in het manoeuvreergebied
bevinden; dit controleren.
3D-View linker-/rechterzijde van de auto
1Weergave van de PARKTRONIC-parkeerassis-
tent (/ pagina 415)
In de 3D-View linker-/rechterzijde van de auto
beweegt de virtuele camera naar de betreende
zijde van de auto. Wanneer van transmissiestand
wordt gewisseld, wordt het perspectief automa-
tisch aangepast.
%Het gebied achter de auto wordt in de 3D-
weergaven niet zoals gewend in spiegelbeeld
weergegeven.
3D-Auto-View
1Weergave van de PARKTRONIC-parkeerassis-
tent (/ pagina 415)
2Hulplijnen
In de 3D-Auto-View beweegt de virtuele camera
naar het standaardperspectief en kijkt vanaf de
achterzijde over het dak naar voren. Het perspec-
tief verandert automatisch wanneer een obstakel
wordt genaderd.
Wanneer u het touchscreen aanraakt, wisselt de
weergave naar de 3D-View met vrije rotatie. U
kunt het perspectief met de Touch-Control
draaien, kantelen en zoomen.
Groothoekweergave
1Weergave van de PARKTRONIC-parkeerassis-
tent (/ pagina 415)
2Wisselen tussen standaard- en breedbeeld-
weergave
Wanneer u de aanhangwagenweergave selecteert
terwijl geen aanhangwagen aan de auto is gekop-
peld, verschijnt het volgende beeld:
410 Rijden en parkeren
F296 0032 07
Aanhangwagenweergave
1Wisselen tussen standaard- en aanhangwa-
genweergave
2Gele hulplijn, richthulp
3Kogelkop van de aanhangwagenvoorziening
4Rode hulplijn op circa 0,3 m afstand tot de
kogelkop van de aanhangwagenvoorziening
%De hulplijnen in de aanhangwagenmodus wor-
den ter hoogte van de aanhangwagenvoorzie-
ning afgebeeld.
Wanneer de elektrische verbinding van de auto
met de aanhangwagen tot stand is gebracht, wis-
selt het beeld naar een aanzicht van de zijcame-
ra's.
Zijaanzicht van de buitenspiegelcamera in de aan-
hangwagenweergave
1Wissel naar zijaanzicht van de buitenspiegel-
camera
Systeemgrenzen
Wanneer er geen activering hee plaatsgevonden,
verschijnt de melding Systeem buiten werking op
het centraal display.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door functiebeperkingen van de 360°-
camera
Bij functiebeperkingen van de 360°-camera
bestaat gevaar voor aanrijdingen met perso-
nen of voorwerpen.
#De 360°-camera bij functiebeperkingen
niet gebruiken.
#Bij het manoeuvreren of parkeren mogen
zich onder andere geen personen, dieren
of voorwerpen in het manoeuvreergebied
bevinden; dit controleren.
De 360°-camera werkt in onder andere de vol-
gende situaties slechts beperkt of helemaal niet:
RU rijdt vooruit met een snelheid van meer dan
circa 16 km/h.
RDe portieren zijn geopend.
REen buitenspiegel is niet volledig uitgeklapt.
RDe achterklep is geopend.
RDe weersomstandigheden zijn slecht, bijvoor-
beeld door hevige regen, sneeuw, mist, storm
of spatwater.
Rijden en parkeren 411
F296 0032 07
RDe lichtomstandigheden zijn slecht, bijvoor-
beeld 's nachts of door tegenlicht.
RDe cameralens is afgedekt, vervuild of besla-
gen. De aanwijzingen voor het reinigen van de
360°-camera in acht nemen (/ pagina 691).
RCamera's of onderdelen van de auto waarin de
camera's zijn ingebouwd, zijn beschadigd. In
dit geval de camera's, hun stand en afstelling
laten controleren bij een gekwaliceerde werk-
plaats.
Bij zwaar beladen auto's kunnen bij het verlaten
van de standaardhoogte om technische redenen
onnauwkeurigheden bij de hulplijnen en in de
weergave van de berekende afbeeldingen optre-
den.
Door extra voertuigaanbouwen, bijvoorbeeld ken-
tekenplaathouders of etsdragers, kunnen het
gezichtsveld en verdere functies van het camera-
systeem worden beperkt.
%Het contrast van het display kan door plotse-
ling invallend zonlicht of andere lichtbronnen
nadelig worden beïnvloed, bijvoorbeeld bij het
uitrijden van een garage. In dit geval extra
voorzichtig zijn.
%Het display bij een aanzienlijke beperking van
de bruikbaarheid, bijvoorbeeld als gevolg van
pixelfouten, laten repareren of vervangen.
Eveneens de informatie over de sensoren en
camera's van de auto (/ pagina 347) in ook acht
nemen.
Oroad-functie van de 360°-camera
De 360°-camera kan u met verschillende aanzich-
ten bij het rijden in het terrein ondersteunen.
De volgende aanzichten zijn beschikbaar:
RTransparante motorkap
RVooraanzicht
RAchteraanzicht
Om de functie op te roepen, roept u het Oroad-
menu op het multimediasysteem op
(/ pagina 533).
%De actieve parkeerassistent, de PARKTRONIC-
parkeerassistent en de functies van de
manoeuvreerondersteuning zijn in het rijpro-
gramma F niet beschikbaar. Houdt u hier-
bij ook de systeemgrenzen van de betreende
functies in acht.
Transparante motorkap
Weergave van de transparante motorkap (voorbeeld)
1Windstreek
2Cameraweergave in- of uitschakelen
3PARKTRONIC-parkeerassistent in- of uitscha-
kelen (/ pagina 415)
4Positie van de wielen
5Gebied onder de motorkap
412 Rijden en parkeren
F296 0032 07
6Traject van de auto bij actuele stuuruitslag
7Hoogte boven de zeespiegel
Wanneer het Oroad-menu in het centraal display
geopend en de toets 2 ingeschakeld is, wordt in
de transmissiestand h automatisch het aanzicht
transparante motorkap weergegeven.
Het aanzicht transparante motorkap toont een vir-
tueel beeld van het gebied direct voor de bumper,
voor de banden en onder de motorkap. Bovendien
wordt de actuele rijstrook weergegeven. De trans-
parante motorkap kan u bij het rijden in moeilijk
terrein, bijvoorbeeld op rotsachtige of ongelijke
ondergrond, ondersteunen.
Het gearceerde gebied onder de motorkap 5
werd door de frontcamera geregistreerd en weer-
gegeven. Zodra de auto over het gebied is gere-
den, wordt dit weergegeven. Wanneer de auto
enige tijd niet bewogen werd, wordt het geregi-
streerde gebied in grijstinten weergegeven en ver-
borgen.
Voor- en achteraanzicht
Weergave van het voor- en achteraanzicht (voor-
beeld)
1Windstreek
2Cameraweergave in- of uitschakelen
3PARKTRONIC-parkeerassistent in- of uitscha-
kelen (/ pagina 415)
4Hellingsindicator
5Traject van de auto bij actuele stuuruitslag
6Kantelindicator
7Hoogte boven de zeespiegel
%In acht nemen dat het gebied tussen de auto
en circa 1 m voor de auto niet weergegeven
wordt.
De hellings- en kantelingsindicator worden
alleen in het vooraanzicht weergegeven.
Wanneer de auto sneller dan circa 8 km/h rijdt,
wisselt het aanzicht automatisch van de transpa-
rante motorkap naar het vooraanzicht. Wanneer
de auto sneller dan circa 20 km/h - 30 km/h rijdt
(afhankelijk van het rijprogramma), wordt het
camerabeeld gesloten.
Wanneer u de achteruitversnelling inschakelt,
wordt automatisch het beeld van de achteruitrijca-
mera weergegeven.
Systeemgrenzen
Het gebied onder de motorkap kan in de volgende
situaties niet correct worden weergegeven:
Rbij regen
Rbij duisternis
Rijden en parkeren 413
F296 0032 07
Rwanneer schaduwen op het door de camera
geregistreerde gebied vallen
De aanwijzingen met betrekking tot de functie van
de 360°-camera en de systeemgrenzen ervan in
acht nemen, anders kunt u gevaren niet herken-
nen (/ pagina 408).
Weergaven van de 360°-camera met de toets
oproepen
%Afhankelijk van de uitrusting van de auto kan
de toets 1 zich ook op een andere plaats in
de middenconsole bevinden.
#De toets 1 indrukken.
#Het menu Cameraweergaven selecteren.
#In het multimediasysteem de gewenste weer-
gave selecteren (/ pagina 408).
Weergave van de 360°-camera selecteren (ach-
teruitversnelling)
#De achteruitversnelling inschakelen.
#In het multimediasysteem de gewenste weer-
gave selecteren (/ pagina 408).
360°-camera met GPS-activeringspunten behe-
ren
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Camera
Activeringspositie hernoemen
%Activeringspunten worden in het menu Came-
raweergaven vastgelegd. (/ pagina 408)
#u voor de gewenste activeringspositie
selecteren.
#Bewerken selecteren.
#Een naam invoeren en bevestigen.
De activeringspositie wordt onder de nieuwe
naam opgeslagen.
Activeringspositie wissen
#u voor de gewenste activeringspositie
selecteren.
#Item wissen selecteren.
#De vraag bevestigen.
De activeringspositie wordt gewist.
Camera-afdekking openen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Camera
#Camera-afdekking openen selecteren.
%De camera-afdekking sluit automatisch na
enige tijd of nadat de auto is in- of uitgescha-
keld.
414 Rijden en parkeren
F296 0032 07
PARKTRONIC-parkeerassistent
Werking van de PARKTRONIC-parkeerassistent
De PARKTRONIC-parkeerassistent is een elektro-
nische parkeerhulp die de omgeving van uw auto
bewaakt. De afstand tussen uw auto en een her-
kend obstakel wordt optisch en akoestisch weer-
gegeven.
De passieve ankbescherming waarschuwt boven-
dien voor obstakels aan de zijkant. Deze moeten
tijdens het voorbijrijden eerst door de sensoren in
de voor- of achterbumper worden herkend. Wan-
neer u in de richting van een gedetecteerd obsta-
kel stuurt en daardoor een zijdelings aanrijdings-
gevaar bestaat, volgt een waarschuwing.
U kunt de passieve ankbescherming in het multi-
mediasysteem in- en uitschakelen
(/ pagina 419).
Om ervoor te zorgen dat obstakels aan de zijkant
voor of achter kunnen worden weergegeven, moet
de auto eerst een afstand van ten minste een
halve autolengte aeggen. Wanneer een afstand
van een autolengte is afgelegd, kunnen obstakels
rondom worden weergegeven.
De PARKTRONIC-parkeerassistent is slechts een
hulpmiddel. Hij kan uw waarneming van de omge-
ving niet vervangen. De bestuurder blij altijd ver-
antwoordelijk voor het veilig manoeuvreren en in-
en uitparkeren. Bij het manoeuvreren, in- en uit-
parkeren mogen zich onder andere geen perso-
nen, dieren of voorwerpen in het manoeuvreerge-
bied bevinden; dit controleren.
Weergaven op het centraal display
Auto's met 360°-camera
Auto's met achteruitrijcamera
1Voor en achter gereed voor weergave
2Rondom gereed voor weergave
3Rondom gereed voor weergave en obstakels
herkend
Zodra de PARKTRONIC-parkeerassistent gereed
voor de weergave is, worden de betreende
gebieden 1 tot 3 van de weergave blauw weer-
gegeven.
De kleur van de weergave verandert afhankelijk
van de afstand tot het herkende obstakel:
RBlauw: > 1 m (geen obstakel herkend)
RGeel: Circa 1 m - 0,7 m
Rijden en parkeren 415
F296 0032 07
ROranje: Circa 0,7 m - 0,4 m
RRood: < 0,4 m
Auto's met 360°-camera: Daarbij verschui de
begrenzingslijn dynamisch afhankelijk van de posi-
tie en afstand van herkende obstakels.
Bovendien klinkt afhankelijk van de afstand tot het
herkende obstakel een onderbroken waarschu-
wingssignaal. U kunt het waarschuwingstijdstip
instellen in het multimediasysteem. In de instelling
Vroeg waarschuwen waarschuwt het systeem al
vanaf een afstand van 1 m, in de standaardinstel-
ling pas vanaf 0,4 m.
Auto's met 360°-camera Auto's met achteruitrijcamera
Wanneer u zich niet in het menu Camera & parke-
ren bevindt en een obstakel in het traject van de
auto wordt herkend, verschijnt onder de volgende
voorwaarde de pop-up 1 op het centraal display:
RAuto's zonder actieve parkeerassistent: U rijdt
niet sneller dan 12 km/h.
416 Rijden en parkeren
F296 0032 07
RAuto's met actieve parkeerassistent: U rijdt
niet sneller dan 18 km/h.
Weergave op het head-up-display (voorbeeld)
Optioneel kunnen door de PARKTRONIC-parkeer-
assistent herkende obstakels vanaf een afstand
van circa 1,0 m aan de voorzijde 2 en 0,7 m aan
de zijkanten 3 ook op het head-up-display wor-
den weergegeven.
Auto's met actieve sfeerverlichting en parkeerpak-
ket met remote parkeerfuncties
Wanneer de Waarschuwingsondersteuning inge-
schakeld is, wordt de weergave van de PARKTRO-
NIC-parkeerassistent bovendien door de sfeerver-
lichting ondersteund. Wanneer een obstakel wordt
herkend, dan gaat de sfeerverlichting in dezelfde
kleur branden als de weergave op het centraal
display.
De ondersteuning van de weergave van de PARK-
TRONIC-parkeerassistent door de actieve sfeer-
verlichting dient slechts als hulpmiddel en ver-
vangt niet de weergave op het centraal display.
Meer informatie over de sfeerverlichting.
(/ pagina 257)
%Bij het bestuurdersdisplay en achter de ach-
terportieren vindt geen weergave via de sfeer-
verlichting plaats.
%Afhankelijk van de gewenste instelling kunnen
andere functies de weergave van de PARK-
TRONIC-parkeerassistent via de sfeerverlich-
ting overlappen. In dit geval wordt de PARK-
TRONIC-parkeerassistent niet via de sfeerver-
lichting weergegeven.
Systeemgrenzen
De PARKTRONIC-parkeerassistent houdt eventu-
eel geen rekening met de volgende obstakels:
RObstakels die zich onder het registratiegebied
bevinden, bijvoorbeeld personen, dieren of
voorwerpen
RObstakels die zich boven het registratiegebied
bevinden, bijvoorbeeld uitstekende lading,
overhangen of laadplatforms van vrachtwa-
gens
RVoetgangers of dieren die aan de zijkant van
de auto lopen
RObjecten die aan de zijkant van de auto staan
Zijdelingse obstakels worden in onder andere de
volgende situaties niet weergegeven:
RU parkeert de auto en schakelt deze uit.
RDe portieren worden geopend.
Na het starten van de motor moeten obstakels
opnieuw tijdens het voorbijrijden worden gedetec-
teerd voordat een nieuwe waarschuwing kan vol-
gen.
Rijden en parkeren 417
F296 0032 07
Bovendien de systeemgrenzen van de volgende
systemen in acht nemen:
RAchteruitrijcamera (/ pagina 405)
R360°-camera (/ pagina 408)
De informatie over de sensoren en camera's in
acht nemen, anders kan het systeem niet correct
functioneren (/ pagina 347).
Auto's met aanhangwagenvoorziening: Wanneer
een transportmiddel, bijvoorbeeld een aanhang-
wagen of etsdrager, aan de aanhangwagenvoor-
ziening bevestigd is en de elektrische verbinding
correct is aangesloten, is de PARKTRONIC-par-
keerassistent voor achter de auto gedeactiveerd.
Problemen met de PARKTRONIC-parkeerassistent
Wanneer de weergave van de PARKTRONIC-par-
keerassistent gedurende circa drie seconden rood
gaat branden, vervolgens wordt uitgeschakeld en
het symbool é op het bestuurdersdisplay ver-
schijnt, is het systeem mogelijk vanwege een sig-
naalstoring uitgeschakeld. De auto opnieuw star-
ten en controleren of de PARKTRONIC-parkeeras-
sistent op een andere plaats functioneert.
Wanneer bovendien een waarschuwingssignaal
klinkt, kan dit de volgende oorzaak hebben:
RDe sensoren zijn vervuild: De sensoren reini-
gen (/ pagina 691).
RDe PARKTRONIC-parkeerassistent is vanwege
een functiestoring uitgeschakeld: De auto
opnieuw starten. Indien het probleem blij
bestaan contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
PARKTRONIC-parkeerassistent in- of uitschake-
len
*AANWIJZING Beschadiging van de auto bij
het parkeren of manoeuvreren door objec-
ten in de directe omgeving
De PARKTRONIC-parkeerassistent herkent
bepaalde objecten in de directe omgeving
mogelijk niet.
#Bij het parkeren of manoeuvreren in het
bijzonder op obstakels letten die zich
onder of boven de sensoren bevinden,
bijvoorbeeld bloembakken of aanhang-
wagendissels. Anders kunnen de auto of
andere objecten worden beschadigd.
Voorwaarden
RHet menu camera is geopend.
ROf: Het pop-upvenster van de PARKTRONIC-
parkeerassistent verschijnt.
#= op het centraal display aantippen.
De PARKTRONIC-parkeerassistent is actief, wan-
neer het controlelampje brandt. Wanneer het con-
trolelampje niet brandt of het symbool é
wordt weergegeven, is de PARKTRONIC-parkeer-
assistent niet actief.
%Als de auto wordt gestart, is de PARKTRONIC-
parkeerassistent automatisch ingeschakeld.
Als alternatief kan de PARKTRONIC-parkeerassis-
tent in het menu Snelle toegang worden in- of uit-
geschakeld.
418 Rijden en parkeren
F296 0032 07
Waarschuwingssignalen van de PARKTRONIC-
parkeerassistent instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Parkeren 5PARKTRONIC
Waarschuwingssignalen instellen
#Waarschuwingssignalen instellen selecteren.
#Onder Volume of Toonhoogte de gewenste
waarde instellen.
Geluidsverlaging in- of uitschakelen
#Verlaging audiovolume selecteren en Audio-
verlag. bij wrsch.sig. in- of uitschakelen.
Het volume van de actuele mediabron wordt
tijdens een waarschuwingssignaal van de
PARKTRONIC-parkeerassistent verlaagd.
of
#Verlaging audiovolume selecteren en Verla-
ging audiovolume bij R in- of uitschakelen.
Het volume van de actuele mediabron wordt
verlaagd, zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld.
Waarschuwingstijdstip instellen
#Waarschuwingstijdstip selecteren.
#Het gewenste waarschuwingstijdstip Voor of
Achter instellen.
#Waarschuwing zijkant in- of uitschakelen.
Actieve parkeerassistent
Werking van de actieve parkeerassistent
De actieve parkeerassistent is een elektronische
parkeerhulp op basis van ultrasoon geluid, onder-
steund door de achteruitrij- en de 360°-camera.
Het systeem meet bij het vooruitrijden automa-
tisch, tot circa 35 km/h, parkeerplekken aan
beide zijden van de auto op.
De actieve parkeerassistent is slechts een hulp-
middel. Hij kan uw waarneming van de omgeving
niet vervangen. De bestuurder blij altijd verant-
woordelijk voor het veilig manoeuvreren en in- en
uitparkeren. Erop letten dat zich geen personen,
dieren of voorwerpen in het traject van de auto
bevinden.
De actieve parkeerassistent biedt de volgende
functies:
Auto's met achteruitrijcamera
RInparkeren op parkeerplekken langs de rijbaan
RAchteruit inparkeren in een parkeerplek dwars
op de rijbaan
De parkeerplek kan vrij worden geselecteerd. De
auto wordt achteruit ingeparkeerd.
Auto's met 360°-camera
RInparkeren op parkeerplekken langs de rijbaan
RInparkeren op parkeerplekken dwars op de rij-
baan (naar keuze vooruit of achteruit)
RInparkeren op parkeerplekken die alleen maar
als zodanig herkenbaar zijn door markeringslij-
nen (bijvoorbeeld aan de kant van de weg)
RUitparkeren uit parkeerplekken, wanneer is
ingeparkeerd met de actieve parkeerassistent
De parkeerplek kan vrij worden geselecteerd. De
inparkeerrichting (vooruit of achteruit) kan, afhan-
kelijk van de parkeerplek, eveneens vrij worden
gekozen.
Wanneer de actieve parkeerassistent beschikbaar
is, verschijnt de weergave Ç op het bestuur-
dersdisplay. Wanneer het systeem parkeerplekken
Rijden en parkeren 419
F296 0032 07
herkent, verschijnt de weergave È. De pijlen
geven aan, aan welke zijde van de rijbaan her-
kende parkeerplekken aanwezig zijn. Deze worden
vervolgens weergegeven op het centraal display.
Wanneer de actieve parkeerassistent geactiveerd
is, worden op basis van de berekende weg de
richtingaanwijzers geactiveerd. Het in- en het uit-
parkeren worden ondersteund door gas geven,
remmen, sturen en schakelen.
Om het inparkeren te starten, de toets c
(/ pagina 421) indrukken of in de navigatieweer-
gave(bijvoorbeeld in de buurt van de bestemming)
Actieve parkeerassistent (/ pagina 479) selec-
teren.
De actieve parkeerassistent wordt in de volgende
situaties afgebroken:
RU drukt opnieuw de toets c in.
REr wordt gestuurd.
RDe parkeerstand j wordt ingeschakeld.
RU schakelt de elektrische parkeerrem in.
RHet ESP® regelt.
RHet bestuurdersportier wordt geopend.
Systeemgrenzen
In het rijprogramma F of wanneer de exte-
rieurverlichting een storing vertoont, is de actieve
parkeerassistent niet beschikbaar.
Bovendien de systeemgrenzen van de volgende
systemen in acht nemen:
RAchteruitrijcamera (/ pagina 405)
R360°-camera (/ pagina 408)
Objecten die zich boven of onder het registratie-
gebied van de actieve parkeerassistent bevinden,
bijvoorbeeld uitstekende lading, overhangen of
laadplatforms van vrachtwagens of begrenzingen
van parkeerplekken, worden bij het opmeten van
de parkeerplek niet herkend. Daarom wordt hier-
mee ook geen rekening gehouden bij het bereke-
nen van de parkeerprocedure. De actieve parkeer-
assistent stuurt daarom eventueel mogelijk te
vroeg de parkeerplek in of remt te laat.
Bepaalde weersomstandigheden, bijvoorbeeld
sneeuw of zware regenval, kunnen ertoe leiden
dat de afmetingen van de parkeerplek niet nauw-
keurig kunnen worden bepaald. Parkeerplekken
vóór geparkeerde aanhangwagens, waarvan de
aanhangwagendissel over de rand van de parkeer-
plek steekt, worden mogelijkerwijs niet als par-
keerplek herkend of niet correct gemeten. De
actieve parkeerassistent alleen gebruiken op een
vlakke, stroeve ondergrond.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door objecten boven of onder het registra-
tiegebied van de actieve parkeerassistent
Als zich objecten boven of onder het registra-
tiegebied bevinden, kunnen de volgende situ-
aties optreden:
RDe actieve parkeerassistent kan te vroeg
insturen.
RDe auto stopt niet voor deze objecten.
Er bestaat gevaar voor een aanrijding!
#De actieve parkeerassistent in deze situ-
aties niet gebruiken.
De actieve parkeerassistent kan ook ongeschikte
parkeerplekken weergeven, bijvoorbeeld parkeer-
plekken waar parkeren niet toegestaan is, of par-
keerplekken op een ongeschikte ondergrond.
420 Rijden en parkeren
F296 0032 07
De actieve parkeerassistent in onder andere de
volgende situaties niet gebruiken:
RBij extreme weersomstandigheden, bijvoor-
beeld ijs, sneeuw of bij zware regenval
RBij het transport van ladingen die voorbij de
auto uitsteken
RWanneer de parkeerplek zich op een steile hel-
ling bevindt
RWanneer sneeuwkettingen zijn gemonteerd
RBij een aangekoppelde aanhangwagen of ets-
drager
RDirect na een bandenwissel of wanneer ver-
vangende banden zijn gemonteerd
RBij een te lage of te hoge bandenspanning
RBij steile hellingen van meer dan 15%
RBij gewijzigde voertuighoogte, bijvoorbeeld na
het oprijden van de stoeprand (auto's met
niveauregeling)
Met de actieve parkeerassistent inparkeren
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door objecten boven of onder het registra-
tiegebied van de actieve parkeerassistent
Als zich objecten boven of onder het registra-
tiegebied bevinden, kunnen de volgende situ-
aties optreden:
RDe actieve parkeerassistent kan te vroeg
insturen.
RDe auto stopt niet voor deze objecten.
Er bestaat gevaar voor een aanrijding!
#De actieve parkeerassistent in deze situ-
aties niet gebruiken. %Afhankelijk van de uitrusting van de auto kan
de toets 1 zich ook op een andere plaats in
de middenconsole bevinden.
#De toets 1 indrukken.
Rijden en parkeren 421
F296 0032 07
Menu Parkeerassistent (voorbeeld)
#Het menu Parkeerassistentie 2 selecteren.
Op het centraal display worden de door het sys-
teem herkende parkeerplekken 3 weergegeven.
Menu Parkeerassistent (voorbeeld)
Wanneer de auto stilstaat verschijnt bovendien
het aangeduide traject van de auto 4 in de actu-
eel geselecteerde parkeerplek 5.
#Wanneer een parkeerplek wordt weergegeven:
De auto tot stilstand brengen.
#Zo nodig een andere parkeerplek selecteren.
#Auto's met 360°-camera: Wanneer de inpar-
keerrichting moet worden gewijzigd, de gese-
lecteerde parkeerplek opnieuw aantippen.
#Inparkeren starten: Opnieuw de toets 1
indrukken.
of
#Het rempedaal indrukken en Inparkeren star-
ten 6 selecteren (afhankelijk van de uitrus-
ting).
#De handen van het stuurwiel verwijderen.
De auto parkeert in de geselecteerde parkeer-
plek.
De richtingaanwijzer wordt automatisch ingescha-
keld wanneer het inparkeren wordt gestart. De
verantwoordelijkheid voor het correct inschakelen
van de richtingaanwijzers ligt altijd bij u. Indien
noodzakelijk de richtingaanwijzers overeenkom-
stig gebruiken.
422 Rijden en parkeren
F296 0032 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door opzij bewegen van de auto bij het in-
en uitparkeren
De auto beweegt bij het in‑ en uitparkeren
opzij en kan daarbij ook op de andere rijstrook
komen.
Daardoor kunt u in botsing komen met andere
weggebruikers of objecten.
#Op andere verkeersdeelnemers en
objecten letten.
#Eventueel stoppen of de parkeerproce-
dure met de actieve parkeerassistent
afbreken.
Nadat het parkeren beëindigd is verschijnt de
melding Actieve parkeerassistent beëindigd.
#De auto tegen wegrollen beveiligen. Wanneer
de wettelijke voorschrien of de plaatselijke
omstandigheden dit vereisen: De wielen in de
richting van de stoeprand draaien.
%U kunt de auto tijdens het inparkeren tot stil-
stand brengen en een andere transmissie-
stand kiezen. Daarop berekent het systeem
een nieuw traject. Wanneer geen nieuw tra-
ject voor de auto beschikbaar is, kan opnieuw
van transmissiestand worden gewisseld.
Direct inparkeren vanuit het menu Cameraweerga-
ven
#Het menu Cameraweergaven selecteren.
#Wanneer de auto stilstaat en in de transmis-
siestand k het symbool 7 in het camera-
beeld verschijnt: Opnieuw de toets 1 indruk-
ken.
Het inparkeren van de auto in de herkende
parkeerplek wordt gestart.
%De parkeerplek en de parkeerrichting kunnen
bij het direct inparkeren niet worden gewij-
zigd.
Met de actieve parkeerassistent uitparkeren
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door objecten boven of onder het registra-
tiegebied van de actieve parkeerassistent
Als zich objecten boven of onder het registra-
tiegebied bevinden, kunnen de volgende situ-
aties optreden:
RDe actieve parkeerassistent kan te vroeg
insturen.
RDe auto stopt niet voor deze objecten.
Er bestaat gevaar voor een aanrijding!
#De actieve parkeerassistent in deze situ-
aties niet gebruiken.
Voorwaarden
RDe auto is met een 360°-camera uitgerust.
RDe auto werd met de actieve parkeerassistent
ingeparkeerd.
Rijden en parkeren 423
F296 0032 07
#De auto starten.
%Afhankelijk van de uitrusting van de auto kan
de toets 1 zich ook op een andere plaats in
de middenconsole bevinden.
#De toets 1 indrukken.
Menu Parkeerassistent (voorbeeld)
#Het menu Parkeerassistentie 2 selecteren.
#Eventueel de uitparkeerrichting 3 wijzigen.
#Uitparkeren starten: Opnieuw de toets 1
indrukken.
of
#Het rempedaal indrukken en Uitparkeren star-
ten 4 selecteren (afhankelijk van de uitrus-
ting).
#Indien nodig de transmissiestand wijzigen.
Hiertoe de meldingen die op het bestuurders-
en het centraal display worden weergegeven
in acht nemen.
De auto rijdt uit de parkeerplek.
De richtingaanwijzer wordt automatisch ingescha-
keld wanneer het uitparkeren wordt gestart en
automatisch uitgeschakeld wanneer het inparke-
ren is voltooid. De verantwoordelijkheid voor het
correct inschakelen van de richtingaanwijzers ligt
altijd bij u. Indien noodzakelijk de richtingaanwij-
zers overeenkomstig gebruiken.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door opzij bewegen van de auto bij het in-
en uitparkeren
De auto beweegt bij het in‑ en uitparkeren
opzij en kan daarbij ook op de andere rijstrook
komen.
Daardoor kunt u in botsing komen met andere
weggebruikers of objecten.
424 Rijden en parkeren
F296 0032 07
#Op andere verkeersdeelnemers en
objecten letten.
#Eventueel stoppen of de parkeerproce-
dure met de actieve parkeerassistent
afbreken.
Na beëindiging van het uitparkeren verzoeken een
waarschuwingssignaal en de melding Ø
Actieve parkeerassistent beëindigd, auto overne-
men u om de besturing over te nemen. U dient
weer zelf gas te geven, te remmen, te sturen en te
schakelen.
Wanneer u niet op het overnameverzoek reageert,
wordt de auto door het systeem tot stilstand afge-
remd.
De actieve parkeerassistent pauzeren
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door objecten boven of onder het registra-
tiegebied van de actieve parkeerassistent
Als zich objecten boven of onder het registra-
tiegebied bevinden, kunnen de volgende situ-
aties optreden:
RDe actieve parkeerassistent kan te vroeg
insturen.
RDe auto stopt niet voor deze objecten.
Er bestaat gevaar voor een aanrijding!
#De actieve parkeerassistent in deze situ-
aties niet gebruiken.
U kunt het in- of uitparkeren van de actieve par-
keerassistent bijvoorbeeld als volgt onderbreken:
#Het rempedaal indrukken.
#Het passagiersportier, een achterportier of de
achterklep openen.
#De elektrische parkeerrem of de HOLD-functie
activeren.
#Het in- of uitparkeren voortzetten: Het gaspe-
daal iets indrukken.
%Wanneer de elektrische parkeerrem vóór het
activeren van de actieve parkeerassistent
ingeschakeld was, moet u het gaspedaal iets
indrukken om het in- of uitparkeren te starten.
Uw omgeving controleren voordat u een gepau-
zeerde parkeerprocedure voortzet. Opnieuw con-
troleren dat zich geen personen, dieren of voor-
werpen in het manoeuvreergebied van de auto
bevinden. Hiertoe ook de systeemgrenzen van de
actieve parkeerassistent in acht nemen.
Rijden en parkeren 425
F296 0032 07
Automatisch remfunctie van de actieve parkeer-
assistent
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door objecten boven of onder het registra-
tiegebied van de actieve parkeerassistent
Als zich objecten boven of onder het registra-
tiegebied bevinden, kunnen de volgende situ-
aties optreden:
RDe actieve parkeerassistent kan te vroeg
insturen.
RDe auto stopt niet voor deze objecten.
Er bestaat gevaar voor een aanrijding!
#De actieve parkeerassistent in deze situ-
aties niet gebruiken.
In het traject van de auto herkende personen of
objecten kunnen voor sterk afremmen zorgen en
daarmee het in- of uitparkeren onderbreken. De
auto wordt dan in stilstand vastgehouden. Wan-
neer u het gaspedaal indrukt, wordt het in- of uit-
parkeren voortgezet.
Uw omgeving controleren voordat u het in- of uit-
parkeren voortzet. Opnieuw controleren dat zich
geen personen, dieren of voorwerpen in het
manoeuvreergebied van de auto bevinden. Hier-
toe ook de systeemgrenzen van de actieve par-
keerassistent in acht nemen.
Remote parkeerassistent
Werking van de remote parkeerassistent
%De remote parkeerassistent is een extra func-
tie van de actieve parkeerassistent. De lokale
voorschrien en wetgeving voor het gebruik
van de remote parkeerassistent in het open-
bare verkeer in acht nemen.
Wanneer voorgeschreven is dat de wielen in
de richting van de stoep moeten wijzen, mag
de remote parkeerassistent niet worden
gebruikt.
Erop letten dat de remote parkeerassistent
alleen mag worden bediend, indien u in het
bezit bent van een geldig rijbewijs en in een
geschikte toestand om een voertuig te bestu-
ren.
De remote parkeerassistent parkeert uw auto in of
uit, terwijl u zich buiten de auto bevindt. Het
manoeuvreren en parkeren kunt u daarbij via uw
mobiele telefoon controleren.
Met de remote parkeerassistent kan het in- en uit-
parkeren volledig door de actieve parkeerassistent
worden uitgevoerd. Bovendien kan de auto direct
voor een garage of een inrit worden geplaatst, om
de auto vervolgens met de remote parkeerassis-
tent in of uit te parkeren.
De remote parkeerassistent zorgt voor het wegrij-
den, remmen en sturen. De auto is vergrendeld
wanneer de remote parkeerassistent actief is.
De remote parkeerassistent is slechts een hulp-
middel. Hij kan uw waarneming van de omgeving
niet vervangen. De bestuurder blij altijd verant-
woordelijk voor het veilig manoeuvreren en in- en
uitparkeren. Indien noodzakelijk het parkeren
onderbreken of beëindigen. Erop letten dat zich
geen personen, dieren of voorwerpen in het tra-
ject van de auto bevinden. Ook op andere voertui-
gen letten.
426 Rijden en parkeren
F296 0032 07
Systeemgrenzen
Wanneer het systeem tijdens het manoeuvreren of
parkeren een storing of systeemgrens herkent,
wordt het proces afgebroken:
RDe auto wordt tot stilstand gebracht.
RDe transmissiestand j wordt ingeschakeld
en de elektrische parkeerrem wordt automa-
tisch bediend.
RDe auto wordt uitgeschakeld.
RDe auto is nog steeds vergrendeld.
Wanneer het parkeren wordt afgebroken, ver-
schijnt een overeenkomstige melding op de
mobiele telefoon.
Afhankelijk van de situatie kunt u het proces over-
nemen, de auto terug naar de uitgangspositie
manoeuvreren of de controle in de auto overne-
men.
De systeemgrenzen van de actieve parkeerassis-
tent gelden (/ pagina 419).
Bepaalde weersomstandigheden, bijvoorbeeld
sneeuw of zware regenval, kunnen ertoe leiden
dat de afmetingen van de parkeerplek niet nauw-
keurig kunnen worden bepaald of dat er verbin-
dingsproblemen met de mobiele telefoon ont-
staan. De remote parkeerassistent alleen gebrui-
ken op een vlakke, stroeve ondergrond.
Tijdens het parkeren mag uw afstand tot de auto
niet groter zijn dan circa 3,0 m. Bij een grotere
afstand wordt het proces afgebroken en wordt
een overeenkomstige melding op de mobiele tele-
foon weergegeven. Wanneer u weer dichter bij de
auto komt, kunt u het proces voortzetten.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Remote parkeerassistent bedienen
Voorwaarden
Voor de functie Remote parkeerassistent hebt u
het volgende nodig:
REen gebruikersaccount bij Mercedes me
RDe actuele remote parkeerassistent app voor
uw voertuigtype
REen mobiele telefoon
%Een lijst met geschikte mobiele telefoons
vindt u op: https://www.mercedes-benz-
mobile.com/
De volgende besturingssystemen worden onder-
steund:
RAndroid™
RApple® iOS
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door objecten boven of onder het registra-
tiegebied van de actieve parkeerassistent
Als zich objecten boven of onder het registra-
tiegebied bevinden, kunnen de volgende situ-
aties optreden:
RDe actieve parkeerassistent kan te vroeg
insturen.
RDe auto stopt niet voor deze objecten.
Er bestaat gevaar voor een aanrijding!
#De actieve parkeerassistent in deze situ-
aties niet gebruiken.
Rijden en parkeren 427
F296 0032 07
Objecten die zich boven het registratiegebied van
de actieve parkeerassistent bevinden, kunnen bij
het opmeten van de parkeerplek niet worden her-
kend. Hiermee wordt daarom ook geen rekening
gehouden bij het berekenen van de parkeerproce-
dure. Dit geldt bijvoorbeeld voor uitstekende
lading, overhangen of laadplatforms van vrachtwa-
gens. De actieve parkeerassistent stuurt daarom
mogelijk te vroeg de parkeerplek in.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door onvoldoende zicht op de omgeving
van de auto
De volgende punten in acht nemen bij het
manoeuvreren en het in- en uitparkeren van
de auto met de remote parkeerassistent:
#In acht nemen dat altijd een optimaal
zicht op de auto en de omgeving van de
auto aanwezig is.
#Controleren dat zich geen personen, die-
ren of objecten in de baan van de auto
bevinden.
#Ervoor zorgen dat er voldoende afstand
tot de auto aanwezig is en dat zowel u
als andere verkeersdeelnemers niet in
gevaar worden gebracht.
#Altijd de omgeving van de auto in de
gaten houden en mogelijke gevaren her-
kennen.
#Eventueel het parkeren afbreken.
Tijdens het parkeren mogen zich geen personen
of huisdieren in de auto bevinden. Er altijd op let-
ten dat de systeemgrenzen worden aangehouden.
Het parkeren eventueel afbreken. Altijd ervoor
zorgen dat de toegangstoestemming voor andere
verkeersdeelnemers gewaarborgd is.
#De service "Remote parkeerassistent" bijvoor-
beeld via de Mercedes me Homepage active-
ren.
#De mobiele telefoon met de remote parkeeras-
sistent app in de auto autoriseren
(/ pagina 430).
Manoeuvre voor parkeren in de auto voorselecte-
ren
#De auto stoppen en de transmissiestand j
inschakelen.
%Afhankelijk van de uitrusting van de auto kan
de toets 1 zich ook op een andere plaats in
de middenconsole bevinden.
#De toets 1 indrukken.
428 Rijden en parkeren
F296 0032 07
#Het menu Parkeerassistentie2 selecteren.
#Voor meer informatie over de remote parkeer-
assistent: 3 selecteren.
#Eventueel een andere parkeerplek 4 kiezen
of 5 selecteren om rechtuit, bijvoorbeeld in
een garage, te rijden.
#Eventueel de parkeerrichting 6 wijzigen.
%Als alternatief kunt u het parkeren starten met
de actieve parkeerassistent (/ pagina 421)
en op een willekeurige positie van de auto ver-
dergaan met de remote parkeerassistent.
Daartoe het parkeren stoppen en de transmis-
siestand j inschakelen.
#De auto uitschakelen en bij het verlaten ervan
de sleutel meenemen.
Parkeren zonder voorselectie starten
#De auto stoppen en de transmissiestand j
inschakelen.
#De auto uitschakelen en bij het verlaten ervan
de sleutel meenemen.
Parkeren buiten de auto starten
#De auto ontgrendelen.
Parkeren met de remote parkeerassistent
%De sleutel tijdens het parkeren bij u houden.
Door een sleuteltoets in te drukken kunt u het
parkeren afbreken en de auto tot stilstand
brengen.
%Wanneer het inparkeren is voltooid, is de auto
automatisch vergrendeld.
Wanneer het parkeren is gestart zoals hierboven
beschreven, is de auto gedurende korte tijd
gereed om te verbinden met de mobiele telefoon.
#De remote parkeerassistent app op de
mobiele telefoon starten en met de auto ver-
binden.
#De aanwijzingen van de remote parkeerassis-
tent app in acht nemen.
%De richtingaanwijzer wordt automatisch inge-
schakeld wanneer het parkeren wordt gestart
en uitgeschakeld wanneer het parkeren is vol-
tooid.
%Wanneer de verbinding tussen de auto en de
mobiele telefoon tijdens het parkeren wordt
onderbroken, kan het proces worden voortge-
zet wanneer de verbinding binnen korte tijd
weer is hersteld.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door opzij bewegen van de auto bij het in-
en uitparkeren
De auto beweegt bij het in‑ en uitparkeren
opzij en kan daarbij ook op de andere rijstrook
komen.
Rijden en parkeren 429
F296 0032 07
Daardoor kunt u in botsing komen met andere
weggebruikers of objecten.
#Op andere verkeersdeelnemers en
objecten letten.
#Eventueel stoppen of de parkeerproce-
dure van de remote parkeerassistent
afbreken.
#Na het beëindigen van het inparkeren contro-
leren of alle portieren, zijruiten en de achter-
klep gesloten zijn. De auto tegen wegrollen
beveiligen.
Parkeren annuleren
U kunt het parkeren door de remote parkeerassis-
tent op elk moment annuleren en de auto tot stil-
stand brengen.
#Breek het parkeren in de remote parkeerassis-
tent app af.
of
#Druk op een toets in de sleutel.
of
#Trek aan een portiergreep.
Mobiele telefoon voor de remote parkeerassis-
tent autoriseren of deautoriseren
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Parkeren 5Remote parkeerassistent
Nieuwe mobiele telefoon autoriseren
Om de functie van de remote parkeerassistent te
kunnen gebruiken, moet uw mobiele telefoon wor-
den geautoriseerd. Er kunnen maximaal tien
mobiele telefoons worden geautoriseerd.
#Remote parkeerassistent selecteren.
#In het geopende venster Nieuw apparaat
autoriseren selecteren.
De remote parkeerassistent is gereed voor de
verbinding.
#De remote parkeerassistent app starten en de
autorisatieprocedure daar eveneens starten.
Er verschijnt een verbindingsverzoek.
#De QR-code op het centraal display scannen.
De mobiele telefoon is geautoriseerd.
Mobiele telefoons deautoriseren
#Remote parkeerassistent selecteren.
#In het geopende venster het te deautoriseren
apparaat selecteren.
#Een mobiele telefoon deautoriseren: Een
mobiele telefoon selecteren en met Ja bevesti-
gen.
De mobiele telefoon wordt uit de apparaten-
lijst verwijderd.
#Alle mobiele telefoons deautoriseren: Alle
apparaten deautoriseren selecteren en met Ja
bevestigen.
Alle mobiele telefoons worden uit de appara-
tenlijst gewist.
Manoeuvreerondersteuning
Functie van de wegrij-assistentie
De wegrij-assistentie kan de ernst van en aanrij-
ding bij het wegrijden beperken. Wanneer het sys-
teem een obstakel in rijrichting herkent, wordt de
rijsnelheid kortstondig begrensd tot circa 2 km/h.
In de volgende situaties kan bijvoorbeeld gevaar
voor een aanrijding ontstaan:
RDe bestuurder verwisselt het rij- en rempe-
daal.
430 Rijden en parkeren
F296 0032 07
RDe bestuurder schakelt een verkeerde versnel-
ling in.
RDe bestuurder drukt het gaspedaal te krachtig
in.
De wegrij-assistentie is onder de volgende voor-
waarden actief:
RDe auto stond stil en de transmissiestand
werd naar k of h gewijzigd.
RDe auto hee sinds de stilstand minder dan
circa 1,0 m gerold.
RHet herkende obstakel is minder dan circa
1,0 m verwijderd.
De Wegrij-assistentie kan in het menu Manoeu-
vreerondersteuning worden uit- of ingeschakeld
(/ pagina 434).
Wanneer een kritische situatie wordt herkend, ver-
schijnt het symbool É rood in de geselec-
teerde weergave in het menu Camera & parkeren.
%Wanneer de wegrij-assistentie niet beschik-
baar is, verschijnt het symbool É in het
grijs. Wanneer het menu Camera & parkeren
niet op het centraal display geopend is, ver-
schijnt het symbool samen met de pop-up van
de PARKTRONIC-parkeerassistent.
De wegrij-assistentie is slechts een hulpmiddel.
Hij kan uw waarneming van de omgeving niet ver-
vangen. De bestuurder blij altijd verantwoordelijk
voor het veilig manoeuvreren en in- en uitparke-
ren. Erop letten dat zich geen personen, dieren of
voorwerpen in het traject van de auto bevinden.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij beperkte herkenningsmogelijkheid van
de wegrij-assistentie
De wegrij-assistentie kan objecten en com-
plexe verkeerssituaties niet altijd ondubbelzin-
nig herkennen.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en niet uitsluitend op de
wegrij-assistentie vertrouwen.
#Klaar zijn om te kunnen remmen en
eventueel uit te wijken, in zoverre de ver-
keerssituatie dit toelaat en uitwijken zon-
der gevaar mogelijk is.
Systeemgrenzen
In het rijprogramma F is de wegrij-assistentie
niet beschikbaar.
De systeemgrenzen van de actieve parkeerassis-
tent gelden (/ pagina 419).
Op hellingen is de werking van de wegrij-assisten-
tie beperkt.
Wanneer een transportinrichting, bijvoorbeeld een
aanhangwagen of etsdrager, op de aanhangwa-
genvoorziening is bevestigd en de elektrische ver-
binding correct tot stand is gebracht, is de wegrij-
assistentie bij het achteruitrijden niet beschikbaar.
Functie van de waarschuwing bij kruisend ver-
keer
De waarschuwing bij kruisend verkeer kan bij het
uitparkeren voor kruisend verkeer waarschuwen.
Daartoe bewaken de radarsensoren in de bumper
het gebied dat aan de auto grenst.
De waarschuwing bij kruisend verkeer is onder de
volgende voorwaarden actief:
RWaarsch. bij kruis. verkeer achter: De auto
rijdt langzamer dan circa 10 km/h achteruit.
Rijden en parkeren 431
F296 0032 07
RWaarsch. bij kruisend verkeer voor: De auto
rijdt langzamer dan circa 10 km/h vooruit en
het camerabeeld wordt weergegeven op het
centraal display (/ pagina 414).
De Waarsch. bij kruisend verkeer voor kan in het
menu Manoeuvreerondersteuning worden uit- of
ingeschakeld.
Afhankelijk van het betreende land kan de
Waarsch. bij kruis. verkeer achter eveneens wor-
den uit- of ingeschakeld (/ pagina 434).
Wanneer een kritische situatie wordt herkend, ver-
schijnt het symbool L rood in de geselec-
teerde weergave in het menu Camera & parkeren.
Waarsch. bij kruis. verkeer achter
RDe auto kan automatisch worden afgeremd
wanneer kruisend verkeer wordt herkend.
RWanneer het menu Camera & parkeren niet
geopend is en een kritische situatie wordt her-
kend, verschijnt een waarschuwing samen met
de pop-up van de PARKTRONIC-parkeerassis-
tent op het centraal display.
Waarsch. bij kruisend verkeer voor
RWanneer de actieve parkeerassistent actief is,
kan de auto automatisch worden afgeremd
wanneer kruisend verkeer wordt herkend.
RWanneer de actieve parkeerassistent niet
actief is, maar het menu Camera & parkeren
is geopend, verschijnt een waarschuwing.
RWanneer het menu Camera & parkeren niet is
geopend, kan het systeem niet reageren op
kruisend verkeer.
De waarschuwing bij kruisend verkeer is slechts
een hulpmiddel en kan uw waarneming van de
omgeving niet vervangen. De bestuurder blij
altijd verantwoordelijk voor het veilig manoeuvre-
ren en in- en uitparkeren. Erop letten dat zich
geen personen, dieren of voorwerpen in het tra-
ject van de auto bevinden.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij beperkte herkenningsmogelijkheid van
de waarschuwing bij kruisend verkeer
De waarschuwing bij kruisend verkeer kan
objecten en verkeerssituaties niet altijd
ondubbelzinnig herkennen.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en niet uitsluitend op de
waarschuwing bij kruisend verkeer ver-
trouwen.
#Klaar zijn om te kunnen remmen en
eventueel uit te wijken, in zoverre de ver-
keerssituatie dit toelaat en uitwijken zon-
der gevaar mogelijk is.
Systeemgrenzen
%Wanneer de waarschuwing bij kruisend ver-
keer niet beschikbaar is, wordt het symbool
L grijs weergegeven.
In het rijprogramma F is de waarschuwing bij
kruisend verkeer niet beschikbaar.
De systeemgrenzen van de actieve parkeerassis-
tent gelden (/ pagina 419).
432 Rijden en parkeren
F296 0032 07
Wanneer de radarsensoren door voertuigen of
andere objecten zijn afgedekt, vindt er geen her-
kenning plaats.
In de volgende situaties is de waarschuwing bij
kruisend verkeer niet beschikbaar:
ROp hellingen
RWaarsch. bij kruis. verkeer achter: Wanneer
een transportinrichting, bijvoorbeeld een aan-
hangwagen of etsdrager, op de aanhangwa-
genvoorziening is bevestigd en de elektrische
verbinding correct functioneert.
Functie van de manoeuvreerafremming
De manoeuvreerafremming kan een botsing met
personen voorkomen wanneer langzaam achteruit
wordt gereden. Wanneer via de achteruitrijcamera
een persoon op het traject wordt herkend, kan de
auto tot stilstand worden afgeremd.
De manoeuvreerafremming kan onder de vol-
gende voorwaarden ingrijpen:
R: De auto rijdt langzamer dan 10 km/h achter-
uit.
RHet camerabeeld wordt weergegeven op het
centraal display (/ pagina 414).
Landsafhankelijk kan de manoeuvreerafremming
in het menu Manoeuvreerondersteuning worden
uit- of ingeschakeld (/ pagina 434).
Wanneer de manoeuvreerafremming wordt geacti-
veerd, verschijnt het symbool º rood in de
geselecteerde weergave in het menu Camera &
parkeren.
%Wanneer de manoeuvreerafremming niet
beschikbaar is, verschijnt het symbool º
in het grijs.
De manoeuvreerafremming is slechts een hulp-
middel. Hij kan uw waarneming van de omgeving
niet vervangen. De bestuurder blij altijd verant-
woordelijk voor het veilig manoeuvreren en in- en
uitparkeren. Erop letten dat zich geen personen,
dieren of voorwerpen in het traject van de auto
bevinden.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij beperkte herkenningsmogelijkheid van
het remmen bij het manoeuvreren
De functie van het remmen bij het manoeuvre-
ren kan personen niet altijd ondubbelzinnig
herkennen. Andere hindernissen worden niet
door de functie herkend.
In deze gevallen kan de functie onterecht of
zelfs helemaal niet remmen.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en niet uitsluitend op het
remmen bij het manoeuvreren vertrou-
wen.
#Klaar zijn om te remmen.
Systeemgrenzen
In het rijprogramma F is de manoeuvreera-
fremming niet beschikbaar.
De systeemgrenzen van de volgende functies in
acht nemen:
RActieve parkeerassistent (/ pagina 419)
R360°-camera (/ pagina 408)
RAchteruitrijcamera (/ pagina 405)
In de volgende situaties is de functie manoeuvree-
rafremming niet beschikbaar:
ROp hellingen
Rijden en parkeren 433
F296 0032 07
RWanneer een transportinrichting, bijvoorbeeld
een aanhangwagen of etsdrager, op de aan-
hangwagenvoorziening is bevestigd en de
elektrische verbinding correct tot stand is
gebracht
Manoeuvreerondersteuning in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Parkeren
%Deze functie is een on-demand uitrusting
(/ pagina 83).
%Deze functie manoeuvreerondersteuning in- of
uitschakelen is niet in alle landen beschikbaar.
#Manoeuvreerondersteuning selecteren.
#De gewenste manoeuvreerondersteuning in- of
uitschakelen.
Memory parkeerassistent
Functie van de memory parkeerassistent
De memory parkeerassistent kan uw auto auto-
matisch in een vooraf opgeslagen parkeerplek
inparkeren. U kunt parkeermanoeuvres met een
totale afstand van maximaal 500 m (100 m per in-
of uitparkeermanoeuvre) opslaan.
Het systeem kan bij het in- of uitparkeren maxi-
maal een opgeslagen afstand van circa 100 m tot
of vanaf de gewenste parkeerplek aeggen, bij-
voorbeeld vanaf de inrit tot in de garage.
Binnen een straal van circa 150 m kan slechts
een in- en uitparkeermanoeuvre worden geregi-
streerd.
De memory parkeerassistent alleen op privéter-
rein gebruiken. Het gebruik op de openbare weg,
bijvoorbeeld op openbare parkeerplekken, is niet
toegestaan.
De memory parkeerassistent is slechts een hulp-
middel. Hij kan uw waarneming van de omgeving
niet vervangen. De bestuurder blij altijd verant-
woordelijk voor het veilig manoeuvreren en in- en
uitparkeren. Erop letten dat zich geen personen,
dieren of voorwerpen in het traject van de auto
bevinden.
Systeemgrenzen
De systeemgrenzen van de actieve parkeerassis-
tent in acht nemen (/ pagina 419).
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door objecten boven of onder het registra-
tiegebied van de memory parkeerassistent
Als zich objecten boven of onder het registra-
tiegebied bevinden, kunnen de volgende situ-
aties optreden:
RDe memory parkeerassistent kan te vroeg
insturen.
RDe auto stopt niet voor deze objecten.
Daardoor kunt u een aanrijding veroorzaken.
#De memory parkeerassistent in deze
situaties niet gebruiken.
Voorwerpen die zich boven of onder het registra-
tiegebied van de memory parkeerassistent bevin-
den, kunnen bij het inparkeren niet worden her-
kend.
Onder andere aanhangwagendissels van gepar-
keerde aanhangwagens die in de parkeerplek uit-
steken, worden mogelijk niet herkend.
434 Rijden en parkeren
F296 0032 07
De memory parkeerassistent in onder andere de
volgende situaties niet gebruiken:
RBij extreme weersomstandigheden, bijvoor-
beeld ijs, sneeuw of bij zware regenval
RBij het transport van ladingen die voorbij de
auto uitsteken
RWanneer de parkeerplek zich op een steile hel-
ling bevindt
RWanneer sneeuwkettingen zijn gemonteerd
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Inparkeren met de memory parkeerassistent
opnemen
Voorwaarden
RDe gehele route bevindt zich buiten het open-
bare wegverkeer, bijvoorbeeld op eigen ter-
rein.
RHet systeem hee referentiepunten in de
omgeving nodig om zich te oriënteren, bijvoor-
beeld hekken, muren of bomen. Daarom moet
na het starten van de auto eerst een bepaalde
afstand worden afgelegd. Wanneer onvol-
doende referentiepunten in de omgeving wor-
den herkend, kan geen nieuwe route worden
opgeslagen.
%Afhankelijk van de uitrusting van de auto kan
de toets 1 zich ook op een andere plaats in
de middenconsole bevinden.
#De toets 1 indrukken.
De weergave Camera & parkeren wordt
geopend op het centraal display.
#Het menu Geheugen parkeerassistent 2
selecteren.
#De auto op het gewenste startpunt van het
ondersteund inparkeren, bijvoorbeeld op de
oprit, tot stilstand brengen.
#Opnemen starten: Op 3 tippen.
Rijden en parkeren 435
F296 0032 07
%Indien niet aan alle voorwaarden voor een
opname wordt voldaan, wordt het symbool 3
grijs weergegeven.
#De auto in de gewenste parkeerplek parkeren.
Daarbij een snelheid van 8 km/h niet over-
schrijden.
#Opname beëindigen: De auto stoppen en
opnieuw op 3 tippen.
De registratie is opgeslagen.
%In de instellingen van de memory parkeeras-
sistent kunt u de opgeslagen parkeermanoeu-
vres wissen en hernoemen.
Met de memory parkeerassistent inparkeren
Voorwaarden
RInparkeren is geregistreerd. %Afhankelijk van de uitrusting van de auto kan
de toets 1 zich ook op een andere plaats in
de middenconsole bevinden.
#De toets 1 indrukken.
De weergave Camera & parkeren wordt
geopend op het centraal display.
#Het menu Geheugen parkeerassistent2
selecteren.
#De auto op het startpunt van de opgeslagen
inparkeermanoeuvre tot stilstand brengen.
#Inparkeren starten: 6 indrukken.
#De opgeslagen inparkeermanoeuvre uit de lijst
selecteren.
436 Rijden en parkeren
F296 0032 07
#De aanwijzingen op het centraal display vol-
gen.
De auto parkeert in de geselecteerde parkeer-
plek.
%De richtingaanwijzer wordt niet automatisch
ingeschakeld. De verantwoordelijkheid voor
het correct inschakelen van de richtingaanwij-
zers ligt altijd bij u.
#Wanneer het inparkeren is voltooid, de auto
tegen wegrollen beveiligen.
Met de memory parkeerassistent uitparkeren
Voorwaarden
RHet uitparkeren werd samen met het bijbeho-
rende inparkeren binnen een rijcyclus opgeno-
men en afzonderlijk opgeslagen.
RDe auto werd door de memory parkeerassis-
tent ingeparkeerd.
%Afhankelijk van de uitrusting van de auto kan
de toets 1 zich ook op een andere plaats in
de middenconsole bevinden.
#De toets 1 indrukken.
De weergave Camera & parkeren wordt
geopend op het centraal display.
#Het menu Geheugen parkeerassistent2
selecteren.
Uitparkeren starten
#6 indrukken.
#De opgeslagen uitparkeerprocedure bevesti-
gen.
Rijden en parkeren 437
F296 0032 07
#De aanwijzingen op het centraal display vol-
gen.
De auto rijdt de opgeslagen afstand.
%De richtingaanwijzer wordt niet automatisch
ingeschakeld. De verantwoordelijkheid voor
het correct inschakelen van de richtingaanwij-
zers ligt altijd bij u.
#Na beëindiging van het uitparkeren de auto
overnemen.
Memory parkeerassistent instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Parkeren 5Geheugen parkeerassistent
Opname hernoemen
#Geheugen parkeerassistent selecteren.
#´ naast de gewenste opname selecteren.
#Een naam invoeren en met OK bevestigen.
Opname wissen
#Geheugen parkeerassistent selecteren.
#E naast de gewenste opname selecteren.
De geselecteerde registratie wordt gewist.
Alle opnames wissen
#Geheugen parkeerassistent selecteren.
#Alle sporen wissen selecteren.
%Als alternatief kunt u alle gegevens van de
memory parkeerassistent wissen, door het
multimediasysteem terug te zetten
(/ pagina 527).
Aanhangwagenmanoeuvreer-assistent
Functie van de aanhangwagenmanoeuvreer-
assistent
%Deze functie is een on-demand uitrusting
(/ pagina 83).
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door ongeschikte aanhangwagen
Aanhangwagens met gestuurde assen of een
molenasstel kunnen niet door de aanhangwa-
genmanoeuvreer-assistent worden geleid.
Hierdoor kan de aanhangwagen niet in de
gewenste richting worden gemanoeuvreerd en
kan er een aanrijding ontstaan of kan de aan-
hangwagen kantelen.
#De aanhangwagenmanoeuvreer-assistent
alleen gebruiken voor aanhangwagens
waarbij de aanhangwagendissel en de as
star zijn uitgevoerd.
*AANWIJZING Schade door naar voren uit-
stekende lading of disselopbouwen
Door naar voren uitstekende lading of disse-
lopbouwen op de aanhangwagen kunnen de
auto en de aanhangwagen tijdens het
manoeuvreren beschadigd raken.
#Bij het manoeuvreren op uitstekende
lading of disselopbouwen letten.
De aanhangwagenmanoeuvreer-assistent onder-
steunt u bij het achteruitrijden met een aanhang-
wagen. Hij bewaakt met behulp van de achteruit-
rijcamera de knikhoek tussen de auto en de aan-
hangwagen en regelt deze op een ingestelde
438 Rijden en parkeren
F296 0032 07
waarde af. De aanhangwagenmanoeuvreer-assis-
tent begrenst hierbij de snelheid.
De aanhangwagenmanoeuvreer-assistent is
slechts een hulpmiddel. Hij kan uw waarneming
van de omgeving niet vervangen. De bestuurder
blij altijd verantwoordelijk voor het veilig
manoeuvreren en in- en uitparkeren. Bij het
manoeuvreren, in- en uitparkeren mogen zich
onder andere geen personen, dieren of voorwer-
pen in het manoeuvreergebied bevinden; dit con-
troleren.
U kunt de waarde voor de knikhoek rechtstreeks
via het multimediasysteem invoeren of het
manoeuvre rechttrekken of het 90° manoeuvre
gebruiken. Bij het manoeuvre rechttrekken bere-
kent het systeem de knikhoek automatisch en
wordt de combinatie overeenkomstig de actuele
richting van de aanhangwagen gericht.
De aanwijzingen met betrekking tot het rijden met
een aanhangwagen (/ pagina 441) in acht
nemen.
Systeemgrenzen
De systeemgrenzen van de volgende functies in
acht nemen:
RActieve parkeerassistent (/ pagina 419)
R360°-camera (/ pagina 408)
RAchteruitrijcamera (/ pagina 405)
Het systeem kan in de volgende situaties mogelijk
niet correct werken of buiten werking zijn:
RDe helling is meer dan circa 15%.
Aanhangwagenmanoeuvreer-assistent gebrui-
ken
Voorwaarden
RDe auto is gestart en staat stil.
RIn het menu Voertuig is een aanhangwagen
geselecteerd (/ pagina 447).
REr is een aanhangwagen herkend.
RDe helling is minder dan circa 15%.
RDe achterklep is gesloten.
RDe elektrische parkeerrem is niet bediend.
RDe bestuurder hee de veiligheidsgordel
omgegespt.
%Afhankelijk van de uitrusting van de auto kan
de toets 1 zich ook op een andere plaats in
de middenconsole bevinden.
#De achteruitversnelling k inschakelen.
Rijden en parkeren 439
F296 0032 07
#De toets 1 indrukken.
Het camerabeeld wordt weergegeven op het
centraal display.
#De handen van het stuurwiel verwijderen.
%Het beeld is een voorbeeld en afgebeeld zon-
der aanhangwagen.
In het menu van de aanhangwagenmanoeuvreer-
assistent kunt u verschillende manoeuvres selec-
teren. Welke manoeuvres beschikbaar zijn hangt
af van de actuele knikhoek en de lengte van de
aanhangwagen.
#De knikhoek instellen: 4 selecteren. Om de
knikhoek te veranderen op het centraal dis-
play in het gehele gebied van het camerabeeld
naar links of rechts vegen.
of
#Manoeuvre rechttrekken activeren: 2 selec-
teren.
Het systeem berekent de knikhoek zodanig,
dat de richting van de aanhangwagen op het
moment van activering gehandhaafd blij.
Daarbij vindt bij het achteruitrijden een korte
beweging van de aanhangwagen in tegenge-
stelde richting plaats, waarna wordt terugge-
keerd naar de gewenste lijn. Op die manier
wordt de auto recht uitgelijnd ten opzichte van
de aanhangwagen en blij tegelijkertijd de
richting van de aanhangwagen gehandhaafd.
of
#90° manoeuvre activeren:
RDe auto recht uitlijnen ten opzichte van de
aanhangwagen.
R3 (links of rechts) selecteren.
Het systeem berekent de knikhoek zo, dat een
aanhangwagen onder een zo klein mogelijke
hoek in een inrit kan worden gemanoeuvreerd,
wanneer deze zich onder een rechte hoek ten
opzichte van de eigen auto bevindt. Na het
afslaan wordt de auto weer recht uitgelijnd ten
opzichte van de aanhangwagen.
#Gas geven en remmen zoals vereist.
%De maximale knikhoek is afhankelijk van de
lengte van de aanhangwagen. Deze wordt
door het systeem berekend door een stuk
vooruit te rijden met een aantal bochten.
Voordat de lengte van de aanhangwagen is
berekend, bedraagt de maximale knikhoek
circa 23°. Hoe langer de aanhangwagen, hoe
groter de maximale knikhoek (max. circa
60°).
%De gehele omgeving in de gaten houden en
altijd klaar zijn om te remmen.
440 Rijden en parkeren
F296 0032 07
Aanhangwagenvoorziening
Aanwijzingen voor rijden met aanhangwagen
*AANWIJZING Mogelijk vervallen van de
typegoedkeuring door illegale bevestiging
van aanhangwagenvoorzieningen
De montage, ook achteraf, van een niet-
inklapbare of een niet verwijderbare aanhang-
wagenvoorziening, die het kenteken of het ver-
lichtingssysteem bedekt, ook slechts gedeel-
telijk, is verboden.
#De geldende wettelijke regelingen over
de montage van aanhangwagenvoorzie-
ningen in acht nemen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door slingeren van de combinatie
Als u met een aanhangwagen te snel rijdt, kan
de combinatie gaan slingeren.
Daardoor kunt u de controle over de combina-
tie verliezen. De combinatie kan zelfs kante-
len.
#In geen geval proberen de combinatie
recht te trekken door de snelheid te ver-
hogen.
#De snelheid verlagen en niet tegenstu-
ren.
#Zo nodig afremmen.
Alleen wanneer in de autopapieren een aanhang-
wagengewicht is opgenomen, mag naderhand een
aanhangwagenvoorziening worden gemonteerd.
Wanneer dit niet het geval is, mag met de auto
niet met een aanhangwagen worden gereden.
Meer informatie is verkrijgbaar in een gekwali-
ceerde werkplaats.
De volgende aanwijzingen met betrekking tot de
kogeldruk in acht nemen:
RDe toegestane kogeldruk niet over- of onder-
schrijden.
RDe maximumkogeldruk zoveel mogelijk benut-
ten.
De volgende waarden mogen niet worden over-
schreden:
RToegestaan aanhangwagengewicht
RToegestane achterasbelasting van de trek-
kende auto
RToegestaan totaalgewicht van de trekkende
auto
RToegestaan totaalgewicht van de aanhangwa-
gen
RToegestane maximumsnelheid van de aan-
hangwagen
Voor het wegrijden het volgende controleren:
ROp de achteras van de trekkende auto is de
bandenspanning voor maximale belading inge-
steld.
RDe verlichting van de aangesloten aanhangwa-
gen functioneert.
Bij een grotere achterasbelasting mag in verband
met de typegoedkeuring met de auto met aan-
hangwagen niet sneller dan 100 km/h worden
gereden. Dit geldt ook in landen waar voor auto's
Rijden en parkeren 441
F296 0032 07
met aanhangwagen in principe een maximumsnel-
heid boven 100 km/h is toegestaan.
Wanneer de contactdoos van de aanhangwagen-
voorziening bezet is, bijvoorbeeld door een aan-
hangwagen of achteretsdrager, wordt de auto
boven een snelheid van 30 km/h ongeacht het rij-
programma op het normale niveau ingesteld.
%Bij het achteruitrijden met een aanhangwagen
de functie van de aanhangwagenmanoeu-
vreer-assistent in acht nemen
(/ pagina 438).
Kogelhals volledig elektrisch uit- of inklappen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door een niet vergrendelde kogelhals
Als de kogelhals niet vergrendeld is, kan de
aanhangwagen losraken.
#De kogelhals moet in de veilig vergren-
delde positie vergrendeld zijn; dit contro-
leren.
*AANWIJZING Schade aan de volledig elek-
trische aanhangwagenvoorziening door
extra druk
De volledig elektrische aanhangwagenvoorzie-
ning kan door extra druk bij het in- en uitklap-
pen mechanisch worden beschadigd.
#Het in- en uitklappen van de kogelhals
niet door het uitoefenen van extra druk
versnellen.
*AANWIJZING Verhoogd risico op materiële
schade door uitgeklapte kogelhals
#Als geen aanhangwagen is aangekoppeld
en geen etsdrager is gemonteerd, de
kogelhals inklappen of bij een volledig
elektrische aanhangwagenvoorziening de
kogelhals inzwenken.
*AANWIJZING Beschadiging van de auto
door verkeerd gebruik van de aanhangwa-
genvoorziening
Bij het bergen van de auto door het lostrekken
met behulp van de aanhangwagenvoorziening
kan de auto of de aanhangwagenvoorziening
zelf beschadigd raken.
#De aanhangwagenvoorziening alleen
gebruiken voor het trekken van een aan-
hangwagen of voor de bevestiging van
goedgekeurde dragersystemen, bijvoor-
beeld een etsdrager.
Uitzondering: Omdat auto's met een aan-
hangwagenvoorziening aan de achter-
kant geen bevestiging voor een sleepoog
hebben, is af- of aanslepen toegestaan.
#Bij het af- of aanslepen met de aanhang-
wagenvoorziening de informatie in het
hoofdstuk "Sleepoog aanbrengen en ver-
wijderen“ in acht nemen.
442 Rijden en parkeren
F296 0032 07
Kogelhals volledig elektrisch uitklappen
#De auto tegen wegrollen beveiligen.
#Het zwenkbereik vrijhouden.
#Aan de toets 1 trekken.
Het controlelampje 2 knippert en op het
bestuurdersdisplay verschijnt de displaymel-
ding Aanhangwagenkoppeling zwenkt.
De kogelhals wordt volledig elektrisch uitge-
klapt.
#Wachten tot de kogelhals met een duidelijk
vergrendelingsgeluid de uitgeklapte positie
hee bereikt.
De kogelhals is veilig vergrendeld wanneer het
controlelampje 2 permanent brandt.
Wanneer de kogelhals niet veilig is vergren-
deld, knippert het controlelampje 2 en ver-
schijnt op het bestuurdersdisplay de display-
melding Aanhangwagenkoppeling Vergrende-
ling controleren.
Kogelhals volledig elektrisch inklappen
#De aanhangwagenkabel of de adapterstekker
verwijderen.
#Aan de toets 1 trekken.
Het controlelampje 2 knippert en op het
bestuurdersdisplay verschijnt de displaymel-
ding Aanhangwagenkoppeling zwenkt.
Rijden en parkeren 443
F296 0032 07
De kogelhals wordt volledig elektrisch inge-
klapt.
#Wachten tot de kogelhals de ingeklapte ver-
grendelde positie hee bereikt.
De kogelhals is veilig vergrendeld wanneer het
controlelampje 2 doo.
Wanneer de kogelhals niet veilig is vergren-
deld, knippert het controlelampje 2 en ver-
schijnt op het bestuurdersdisplay de display-
melding Aanhangwagenkoppeling Vergrende-
ling controleren.
De informatie over de weergaven op het bestuur-
dersdisplay in acht nemen:
RWaarschuwings- en controlelampjes
(/ pagina 956)
RDisplaymeldingen (/ pagina 865)
Aanhangwagen aan- of afkoppelen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
verandering van de voertuighoogte
De voertuighoogte kan onbedoeld worden
gewijzigd, bijvoorbeeld door andere personen.
Als u ondertussen de aanhangwagen aan‑ of
afkoppelt, kunt u bekneld raken. Bovendien
kunnen lichaamsdelen van personen bekneld
raken, die zich tussen de carrosserie en de
banden of onder de auto bevinden.
Bij het aan‑ of afkoppelen het volgende in acht
nemen:
#Geen portieren of de achterklep openen
of sluiten.
#De auto niet ver‑ of ontgrendelen.
De aanhangwagen wordt alleen door de auto her-
kend indien aan de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
RDe kogelhals is uitgeklapt en correct vergren-
deld in de vergrendelde positie.
RDe auto moet zich op het normale niveau
bevinden, dit controleren (/ pagina 404).
Bij het rijden met een aanhangwagen het nor-
male niveau gebruiken. Op openbare wegen is
het rijden op het terreinniveau met een aan-
hangwagen niet toegestaan.
RIn het menu Voertuig is een aanhangwagen
geselecteerd (/ pagina 447).
Een aanhangwagen met een 7-polige stekker via
de volgende adapters op de auto aansluiten:
RAdapterstekker
RAdapterkabel
De aanhangwagen wordt alleen door de auto her-
kend indien aan de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
RDe aanhangwagen is correct aangesloten.
RHet verlichtingssysteem van de aanhangwagen
is intact.
444 Rijden en parkeren
F296 0032 07
Een correct aangesloten aanhangwagen hee
onder meer invloed op de functies van de vol-
gende systemen:
RESP®-aanhangwagenstabilisatie
RAanhangwagenmanoeuvreer-assistent
RActieve spoorassistent
RPARKTRONIC-parkeerassistent
RActieve parkeerassistent
RDodehoekassistent
RActieve dodehoekassistent
RWegrij-assistentie
RWaarschuwing bij kruisend verkeer
RManoeuvreerafremming
RAchteruitrijcamera
R360°-camera
RAIRMATIC
Aanhangwagen aankoppelen
*AANWIJZING Beschadiging van de start-
accu door volledige ontlading
Door het opladen van de aanhangwagenaccu
via de spanningsvoorziening van de aanhang-
wagen kan de startaccu worden beschadigd.
#De spanningsvoorziening van de auto
niet gebruiken om de aanhangwagen-
accu op te laden.
#De auto tegen wegrollen beveiligen.
#De afdekkap van de kogelkop verwijderen en
veilig opbergen.
#De aanhangwagen horizontaal achter de auto
zetten en aankoppelen.
#Het deksel van de contactdoos openen.
#De stekker met nok 1 in groef 3 van de
contactdoos aanbrengen.
#De bajonetverbinding 2 tot de aanslag
rechtsom draaien.
#Het deksel laten vergrendelen.
#De kabel met kabelbinders aan de aanhangwa-
gen bevestigen (alleen bij adapterkabels).
#Controleren of de kabel bij het rijden door
bochten vrij kan bewegen.
Rijden en parkeren 445
F296 0032 07
Ook bij een correct aangesloten aanhangwagen
kan onder de volgende omstandigheden een mel-
ding op het bestuurdersdisplay verschijnen:
RHet verlichtingssysteem van de aanhangwagen
is van LED's voorzien.
RDe minimumstroom (50 mA) van de aanhang-
wagenverlichting werd onderschreden.
%Op de permanente spanningsvoorziening kunt
u accessoires aansluiten tot maximaal 180 W
en aan de via het contactslot geschakelde
spanningsvoorziening.
Aanhangwagen afkoppelen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij het
afkoppelen
Wanneer u een aanhangwagen met oplooprem
in geremde staat afkoppelt, kunt u met uw
hand tussen de auto en de aanhangwagendis-
sel bekneld raken.
#De aanhangwagen niet in geremde staat
afkoppelen.
*AANWIJZING Beschadiging bij het afkop-
pelen wanneer de aanhangwagen geremd
is
Wanneer de aanhangwagen bij het afkoppelen
geremd is, kan de auto beschadigd raken.
#De aanhangwagen niet in geremde staat
afkoppelen.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij het
losmaken van de aanhangwagenkabel
Wanneer u de aanhangwagen losmaakt, kan
de auto zakken.
Daardoor kunnen lichaamsdelen van personen
bekneld raken, die zich tussen de carrosserie
en de banden of onder de auto bevinden.
#Bij het losmaken van de aanhangwagen-
kabel mag zich niemand in de directe
omgeving van de spatbordranden of
onder de auto bevinden.
*AANWIJZING Schade aan de achterbum-
per door gemonteerde adapterkabel of
adapterstekker
Bij het volledig elektrisch uit- en inklappen van
de kogelhals kunnen de volgende onderdelen
worden beschadigd:
RBumper
RAdapterkabel
RAdapterstekker
#Voor het volledig elektrisch uit- en
inklappen van de kogelhals altijd de
adapterkabel of de adapterstekker ver-
wijderen.
#De auto tegen wegrollen beveiligen.
#De elektrische verbinding tussen auto en aan-
hangwagen losmaken.
#De aanhangwagen afkoppelen.
#De afdekkap op de kogelkop drukken.
%Aanhangwagen met LED-verlichting: Na het
afkoppelen van de aanhangwagen de auto in-
en weer uitschakelen.
446 Rijden en parkeren
F296 0032 07
Type aanhangwagen selecteren
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Rijden 5Type aanhangwagen
Aanhangwagen instellen
De instellingen in dit menu verbeteren de energie-
prognose aan het begin van de rit. Dit betekent
bijvoorbeeld dat de selectie van de laadstations
nauwkeuriger is en dat de oplaadtijd wordt geopti-
maliseerd.
#Het gewenste type aanhangwagen selecteren.
#De toegestane maximumsnelheid van de inge-
stelde aanhangwagen selecteren.
#Wijzigingen opslaan: Bevestigen selecteren.
%Wanneer iets (aanhangwagen/achteretsdra-
ger) op de aanhangwagencontactdoos is aan-
gesloten, verschijnt op het display automa-
tisch een menu.
De volgende keuzemogelijkheden zijn beschik-
baar:
Retsdrager
Rkleine aanhangwagen
Rgrote aanhangwagen
Functie van de etsdrager
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij niet deskundig omgaan met de ets-
drager
De etsdrager kan in de volgende gevallen van
de auto losraken:
RHet toegestane draagvermogen van de
aanhangwagenvoorziening wordt over-
schreden.
RDe etsdrager wordt niet deskundig
gebruikt.
RDe etsdrager is op de kogelhals onder de
kogelkop bevestigd.
Voor uw eigen veiligheid en die van andere
verkeersdeelnemers het volgende in acht
nemen:
RAltijd het toegestane draagvermogen van
de aanhangwagenvoorziening aanhouden.
RAltijd de toegestane achterasbelasting van
de trekkende auto in acht nemen.
RDe etsdrager uitsluitend voor het vervoe-
ren van etsen gebruiken.
RDe etsdrager altijd volgens de voorschrif-
ten bevestigen door deze op de kogelkop
vast te klemmen en indien mogelijk boven-
dien aan de geleidepen van de kogelhals.
RVoor het vervoeren van vier etsen altijd
een etsdrager met extra ondersteuning
op de geleidepen van de kogelhals gebrui-
ken.
RAlleen door Mercedes-Benz goedgekeurde
etsdragers gebruiken.
ROok altijd de handleiding van de etsdra-
ger in acht nemen.
Rijden en parkeren 447
F296 0032 07
*AANWIJZING Beschadiging of breuk van
de aanhangwagenvoorziening door onge-
schikte of niet deskundig gebruikte ets-
drager
#Alleen door Mercedes-Benz goedge-
keurde etsdragers zoals hierna beschre-
ven op vakkundige wijze gebruiken.
*AANWIJZING Verhoogd risico op materiële
schade door uitgeklapte kogelhals
#Als geen aanhangwagen is aangekoppeld
en geen etsdrager is gemonteerd, de
kogelhals inklappen of bij een volledig
elektrische aanhangwagenvoorziening de
kogelhals inzwenken.
*AANWIJZING Mogelijk vervallen van de
typegoedkeuring door illegale bevestiging
van aanhangwagenvoorzieningen
De montage, ook achteraf, van een niet-
inklapbare of een niet verwijderbare aanhang-
wagenvoorziening, die het kenteken of het ver-
lichtingssysteem bedekt, ook slechts gedeel-
telijk, is verboden.
#De geldende wettelijke regelingen over
de montage van aanhangwagenvoorzie-
ningen in acht nemen.
Aanhangwagenvoorziening met extra geleidepen
Afhankelijk van de constructie van de etsdrager
kunt u verschillende hoeveelheden etsen vervoe-
ren.
De volgende constructies van de etsdrager zijn
mogelijk:
RBij bevestiging door vastklemmen op de kogel-
kop 1 bedraagt het maximumdraagvermogen
75 kg. U kunt maximaal drie etsen vervoeren.
RBij bevestiging op de kogelkop 1 en boven-
dien op de geleidepen 2, bedraagt het maxi-
mumdraagvermogen 100 kg. U kunt maximaal
vier etsen vervoeren.
Het maximumdraagvermogen wordt berekend uit
het gewicht van de etsdrager en de belading van
de etsdrager.
De aanwijzingen met betrekking tot het rijden met
dakbelasting, een aanhangwagen of een volledig
beladen auto in acht nemen (/ pagina 295).
Pas bij gebruik van een etsdrager de banden-
spanning aan voor een verhoogde belading van de
achteras van de auto. Meer informatie over de
bandenspanning vindt u in de bandenspanningsta-
bel (/ pagina 720).
448 Rijden en parkeren
F296 0032 07
Beladingsaanwijzingen
Hoe groter de afstand van het zwaartepunt van de
lading ten opzichte van de kogelkop, hoe hoger de
belasting op de aanhangwagenvoorziening.
De volgende aanwijzingen in acht nemen:
RZware etsen zo dicht mogelijk bij de auto
bevestigen.
RDe lading op de etsdrager altijd zo symme-
trisch mogelijk ten opzichte van de lengteas
van de auto verdelen.
Mercedes-Benz adviseert om voor het beladen
van de etsdrager alle aanbouwdelen van de et-
sen te verwijderen, bijvoorbeeld etsmanden, kin-
derzitjes of accu's. Daardoor kan de luchtweer-
stand en het zwaartepunt van de etsdrager wor-
den verbeterd.
De etsen altijd tegen verschuiven vastzetten en
regelmatig controleren of ze nog goed vastzitten.
Geen dekzeilen of andere afdekkingen gebruiken.
Het rijgedrag en het zicht naar achteren kunnen
slechter worden. Bovendien neemt de luchtweer-
stand toe en daarmee de belasting op de aan-
hangwagenvoorziening.
Verdeling van de lading op de etsdrager
1Afstand van het zwaartepunt naar de kogelkop
in verticale richting
2Afstand van het zwaartepunt naar de kogelkop
naar achteren
3Het zwaartepunt bevindt zich op de middenas
van de auto.
Bij het beladen van de etsdrager de volgende
gegevens in acht nemen.
Belading van de etsdrager
3 etsen 4 etsen
Totaalgewicht
van etsdra-
ger en bela-
ding
Tot 75 kg Tot 100 kg
Max. afstand
1
420 mm 420 mm
Max. afstand
2
300 mm 400 mm
Bij het vervoer van vier etsen of een totaalge-
wicht tussen 75 kg en 100 kg uitsluitend een
etsdrager met een extra bevestiging op de beide
geleidepennen van de aanhangwagenvoorziening
gebruiken.
Aanwijzingen met betrekking tot het trekken van
auto's
De auto is niet geschikt voor het gebruik van Tow-
Bar-systemen, die bijvoorbeeld worden gebruikt
voor Flat Towing of Dinghy Towing. Het aanbren-
Rijden en parkeren 449
F296 0032 07
gen of gebruik van Tow-Bar-systemen kan tot
schade aan de auto leiden. Bij het trekken of sle-
pen van een auto met Tow-Bar-systemen is een
veilig rijdynamisch gedrag van de trekkende auto
en de getrokken auto niet veiliggesteld. De combi-
natie kan gaan slingeren.
De volgende aanwijzingen in acht nemen:
RToegestane sleepmethoden (/ pagina 707)
RDe aanwijzingen met betrekking tot het slepen
met beide assen op de grond (/ pagina 57)
450 Rijden en parkeren
F296 0032 07
Aanwijzingen met betrekking tot het bestuur-
dersdisplay
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij het uitvallen van het bestuurdersdis-
play
Bij het uitvallen of een storing van het bestuur-
dersdisplay kunt u geen functiebeperkingen
van veiligheidsrelevante systemen herkennen.
Dit kan de bedrijfsveiligheid nadelig beïnvloe-
den.
#De auto direct op een veilige plaats par-
keren en contact opnemen met een
gekwaliceerde werkplaats.
Wanneer de bedrijfsveiligheid van de auto in
gevaar komt, de auto direct op een veilige plaats
neerzetten. Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Op het bestuurdersdisplay wordt de volgende
belangrijke informatie weergegeven:
RSnelheid en vermogensmeter
RActieradius conform het normverbruik, de per-
soonlijke rijstijl en bij rijstijl met hoog verbruik
RLaadtoestand van de hoogspanningsaccu
RWaarschuwings- en controlelampjes
Daarnaast zijn o.a. de volgende functies beschik-
baar:
RVerschillende menu's, bijvoorbeeld voor Assis-
tentie en Navigatie
RStatusindicaties bij de rijsystemen
RDisplaymeldingen
In sommige menu's kan de inhoud individueel
worden aangepast en kunnen instellingen worden
gewijzigd (/ pagina 454).
Aanwijzingen met betrekking tot de actieradius
Actieradius algemeen
RAlle weergegeven actieradiussen zijn aanna-
mes op basis van verschillende uitgangspun-
ten. De werkelijke actieradius kan van de
weergegeven actieradius afwijken.
RDe buitentemperatuur, instellingen van de kli-
maatregeling, interieurtemperaturen, wegom-
standigheden, rijstijl enzovoort zijn recht-
streeks van invloed op de haalbare actiera-
dius.
RTe allen tijde de laadverzoeken in acht nemen.
Actieradius volgens persoonlijke rijstijl
RBij de berekening van de actieradius wordt
rekening gehouden met het voorafgaande indi-
viduele verbruik.
RBij actieve navigatie of een actieve woon-werk
route kan extra informatie over de komende
route bij de berekening van de actieradius
worden meegenomen.
Actieradius bij laag verbruik
RDe maximale actieradius toont de potentiële
actieradius bij een laag verbruik, bijvoorbeeld
door een zuinige rijstijl of uitgeschakelde air-
conditioning.
Actieradius bij hoog verbruik
RDe minimale actieradius toont de actieradius
bij een hoog verbruik, bijvoorbeeld door een
Bestuurdersdisplay 451
F296 0032 07
sportieve rijstijl of ingeschakelde airconditio-
ning.
RDeze actieradius wordt bepaald op basis van
voorafgaande en actuele verbruikswaarden.
Elektrisch verbruik
RBij de verbruikswaarden Na vertrek en Na
reset wordt rekening gehouden met alle
actieve verbruikers bij rijbereidheid van het
aandrijfsysteem õ.
%Wanneer de functie actieradiusmaximalisering
is ingeschakeld, kan de actieradius in de snel-
heidsmeter afhankelijk van de potentiële
actieradius groter worden (/ pagina 304).
Bestuurdersdisplay bedienen
&WAARSCHUWING Gevaar voor aeiding
door informatiesystemen en communica-
tieapparatuur
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde informatiesystemen en communicatie-
apparatuur bedient, kunt u van de verkeerssi-
tuatie worden afgeleid. Bovendien kunt u de
controle over de auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen wan-
neer de verkeerssituatie dit toelaat.
#Wanneer dit niet kan worden gewaar-
borgd, op een veilige plek stoppen en de
invoering wanneer de auto stilstaat uit-
voeren.
Bij het bedienen van het bestuurdersdisplay de
wettelijke bepalingen in acht nemen van het land
waarin u zich bevindt.
Door de menulijst bladeren
1Terugtoets
2Toets hoofdmenu
3Touch-Control
De inhouden van het bestuurdersdisplay stuurt u
aan met de bedieningselementen links in het
stuurwiel. U kunt door de inhouden navigeren
door met een vinger in verticale en horizontale
452 Bestuurdersdisplay
F296 0032 07
richting op de Touch-Control 3 te vegen. Door
het indrukken van de Touch-Control wordt de
selectie bevestigd.
%Voor een optimale bediening van de Touch-
Control 3 indien mogelijk de toppen van de
duimen gebruiken. Bovendien kunt u de
gevoeligheid van de Touch-Control instellen in
het centraal display (/ pagina 485).
#De toets hoofdmenu 2 kort indrukken.
#Op de Touch-Control 3 naar links of rechts
vegen en een menu selecteren.
#Bevestigen: Op de Touch-Control 3 drukken.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Menu's op het bestuurdersdisplay
Aanwijzingen met betrekking tot de menu's op het
bestuurdersdisplay
&WAARSCHUWING Gevaar voor aeiding
door informatiesystemen en communica-
tieapparatuur
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde informatiesystemen en communicatie-
apparatuur bedient, kunt u van de verkeerssi-
tuatie worden afgeleid. Bovendien kunt u de
controle over de auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen wan-
neer de verkeerssituatie dit toelaat.
#Wanneer dit niet kan worden gewaar-
borgd, op een veilige plek stoppen en de
invoering wanneer de auto stilstaat uit-
voeren.
Bij het bedienen van het bestuurdersdisplay de
wettelijke bepalingen in acht nemen van het land
waarin u zich bevindt.
De volgende menu's kunnen via de menulijst op
het bestuurdersdisplay worden opgeroepen:
RIngetogen
RSportief
RKlassiek
RNavigatie
RAssistentie
ROffroad (auto met 4MATIC)
RService
In sommige van deze menu's kunt u uit verschil-
lende soorten informatie voor de inhoud van het
display midden kiezen.
In de meeste menu's kunt u met de Opties ver-
dere menuspecieke displayinhouden instellen.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Bestuurdersdisplay 453
F296 0032 07
Menu's op het bestuurdersdisplay oproepen en
bedienen
Een menu in het bestuurdersdisplay oproepen
1Terugtoets
2Toets hoofdmenu
3Touch-Control
#De toets Hoofdmenu 2 in het stuurwiel
indrukken.
De menulijst wordt in het onderste gedeelte
van het bestuurdersdisplay weergegeven.
#Op de Touch-Control 3 naar links of rechts
vegen en een menu (bijvoorbeeld het menu
Klassiek) in de menulijst selecteren.
#Bevestigen: Op de Touch-Control 3 drukken.
Het submenu Opties oproepen of verlaten
#Oproepen: Op de Touch-Control 3 drukken.
#Verlaten: De terugtoets 1 indrukken.
Door weergave-inhoud of lijsten bladeren
#Op de Touch-Control 3 verticaal of horizon-
taal vegen.
%In sommige menu's wordt aan de rechterrand
van de displayinhoud een indexteken in het
midden weergegeven dat verduidelijkt op
welke positie de informatie gesorteerd is.
Weergave congureren
U kunt individueel gekozen informatie van een
menu congureren en deze als standaardweer-
gave instellen.
#De Touch-Control 3 zo lang indrukken, tot de
weergegeven balk volledig gevuld is.
De vraag Directe link instellen? als volgt
beantwoorden.
#Op de Touch-Control 3 naar links vegen en
Ja selecteren.
#Bevestigen: Op de Touch-Control 3 drukken.
#Standaardweergave oproepen: In het bovenste
niveau van een menu de terugtoets 1 indruk-
ken.
454 Bestuurdersdisplay
F296 0032 07
%Het indrukken van de terugtoets 1 in de
standaardweergave opent het vorige menu.
Waarden terugzetten
#Submenu Opties oproepen: Op de Touch-Con-
trol 3 drukken.
#Ja selecteren.
#Bevestigen: Op de Touch-Control 3 drukken.
Menu Klassiek of Decent
Bestuurdersdisplay:
4Klassiek
Informatie voor displayinhoud midden selecteren
Het menu Klassiek toont de opdeling van het
bestuurdersdisplay in snelheidsmeter en weergave
beschikbaar vermogen. Het gedeelte ertussen kan
met verschillende informatie worden gevuld.
1Snelheidsmeter
2Geadviseerde maximumsnelheid bij actieve
actieradiusbewaking en actieve routebegelei-
ding
3Digitale snelheidsweergave
4Weergavegebied van de aandrijfkracht
5Weergavegebied van het teruggewonnen ver-
mogen (recuperatie)
6Buitentemperatuur
7Displayinhoud midden (voorbeeld tripcompu-
ter)
8Tijd
9Laadtoestandweergave
AActieradius volgens persoonlijke rijstijl
(/ pagina 451)
BActieradius bij laag verbruik (/ pagina 451)
In de displayinhoud midden 7 kan de volgende
informatie worden weergegeven:
RDagteller en kilometertotaalstand
RAfstand Na vertrek en Na reset
RECO aanduiding
RWeergave tendens actieradius
RActueel verbruik
RATTENTION ASSIST
RAudio
RNavigatie (met wisselende navigatie-aanwijzin-
gen)
Voor de tripcomputer 7 worden de volgende
waarden weergegeven:
RElektrisch afgelegde afstand
RElektrisch verbruik
RGereden tijd
RGemiddelde snelheid
Bestuurdersdisplay 455
F296 0032 07
#Op de Touch-Control omhoog of omlaag vegen
en de displayinhoud selecteren.
De volgende aanwijzingen met betrekking tot het
menu Klassiek in acht nemen:
RMet de aanbevolen maximale snelheid 2
wordt gewaarborgd dat de bestemming bij
actieve routebegeleiding bereikt wordt. Daarbij
wordt rekening gehouden met de gewenste en
ingevoerde laadtoestand. Wordt een snel-
heidsbegrenzing nodig om te zorgen dat de
bestemming met de opgegeven laadtoestand
bereikt wordt, toont de snelheidsmeter de
aanbevolen maximumsnelheid. Er verschijnt
een melding op het bestuurdersdisplay.
Daarbij in acht nemen dat u ondanks de aan-
bevolen maximumsnelheid 2 de maximum
toegestane snelheid niet mag overschrijden.
RWanneer de intelligente recuperatie geacti-
veerd is, verandert het display 5 de weer-
gave (/ pagina 301).
Schakelen tussen radiozenders of titels in de zen-
der- of titellijst
In de displayinhoud midden met Audio informatie
kunt u in de zender- of titellijst schakelen tussen
radiozenders of titels.
Daardoor wordt in het MBUX multimediasysteem
het volgende aangepast:
RZender- en titellijsten congureren
RTussen de titels wisselen
RFrequentieband instellen
1Titellijst als displayinhoud midden in het menu
(voorbeeld)
#Radiozender of titel wisselen: Op de Touch-
Control naar links of rechts vegen en een radi-
ozender of titel in de zender- of titellijst 1
selecteren.
%De weergegeven radiozender of titel bij het
opnieuw starten de auto is afhankelijk van het
gebruikersproel dat is gebruikt bij de vorige
rit.
In het submenu Opties kunnen bijvoorbeeld de
volgende functies beschikbaar zijn:
RNavigatie: Zoom, routebegeleiding en kaartin-
stellingen selecteren en instellen
RDagteller terugzetten
RTripcomputer Na vertrek terugzetten
RTripcomputer Na reset terugzetten
RWaarden van de ECO aanduiding terugzetten
Kleurinstelling in het menu Ingetogen wijzigen
#Het menu Ingetogen via de menulijst van het
bestuurdersdisplay oproepen.
#Kleurenlijst oproepen: Op de Touch-Control
drukken.
456 Bestuurdersdisplay
F296 0032 07
#Kleurinstelling selecteren: Op de Touch-Con-
trol omhoog of omlaag vegen en de kleurin-
stelling selecteren.
#Om te bevestigen de Touch-Control indrukken.
#Kleurenlijst verlaten: De terugtoets G
indrukken.
%Afhankelijk van de uitrusting wordt de gese-
lecteerde kleurinstelling voor de sfeerverlich-
ting en het MBUX multimediasysteem uitge-
voerd. Bij de selectie van het menu Ingetogen
in het bestuurdersdisplay wordt ook de inhoud
in het MBUX multimediasysteem gereduceerd.
Menu Service
Bestuurdersdisplay:
4Service
In het menu Service wordt de actuele toestand
van de auto weergegeven.
#Menu oproepen: Op de Touch-Control druk-
ken.
De volgende displayinhoud is in het menu Service
beschikbaar (afhankelijk van de uitrusting):
RInformatie over hoeveel meldingen in het mel-
dingengeheugen zijn opgeslagen
RBandenspanning:
-Bandenspanning met bandenspannings-
controle controleren (/ pagina 721)
-Bandenspanningscontrole opnieuw starten
(/ pagina 722)
RASSYST PLUS: Onderhoudstermijn oproepen
(/ pagina 680)
De volgende functies zijn beschikbaar in het sub-
menu Opties:
RBandenspanning (/ pagina 721)
RMeldingengeheugen (/ pagina 865)
Menu Assistentie
Bestuurdersdisplay:
4Assistentie
In het menu Assistentie worden verschillende
bestuurdersassistentiesystemen en navigatie-aan-
wijzingen weergegeven.
#Menu oproepen: In het bestuurdersdisplay
Assistentie selecteren.
#Op de Touch-Control drukken.
Weergave van de actieve afstandsassistent
DISTRONIC in de assistentieweergave (voor-
beeld)
Bestuurdersdisplay 457
F296 0032 07
De volgende weergaven kunnen afhankelijk van de
rijsituatie variëren:
RDe navigatie-aanwijzingen in het linker weerga-
veveld
RDe verkeerslichtweergave in het rechter weer-
gaveveld
RDe weergave van de bestuurdersassistentie-
systemen
RHet detailniveau in de assistentieweergave
De volgende statusindicaties zijn beschikbaar in
de assistentieweergave:
RY groen: Personenherkenning actief
RY grijs: Personenherkenning ingeschakeld
R¸ Groene radargolven naast auto: Actieve
dodehoekassistent ingeschakeld en gereed
voor gebruik
R¸ Grijze radargolven naast auto: Actieve
dodehoekassistent ingeschakeld maar niet
gereed voor gebruik
De assistentieweergave wordt aangepast aan de
volgende situaties:
RAantal herkende rijstroken
RRijmanoeuvres, bijvoorbeeld veranderen van
rijstrook
RActuele staat van het wegdek
RHerkende verkeersdeelnemers
%Met uitzondering van de verkeersdeelnemers
gee de assistentieweergave geen andere
herkende obstakels weer.
De volgende functies zijn beschikbaar in het sub-
menu Opties:
RRoutebegeleiding starten
RBij een actieve routebegeleiding: Routebege-
leiding beëindigen
RDe laatste bestemmingen en favorieten oproe-
pen
RNieuwe routebegeleiding naar een van de laat-
ste bestemmingen starten
RNieuwe routebegeleiding naar een favoriet
starten
Menu Sportief
Bestuurdersdisplay:
4Sportief
Het menu Sportief toont informatie over de elek-
tro-modus.
#Menu oproepen: Op de Touch-Control druk-
ken.
1Maximaal beschikbaar vermogen
2Actuele aandrijfkracht
3Recuperatief remmen
4Weergave G-Force
5Geselecteerd recuperatieniveau
458 Bestuurdersdisplay
F296 0032 07
6Weergave tendens actieradius
7Laadtoestand van de hoogspanningsaccu
Afhankelijk van het gekozen menu varieert de
weergave van de actieradius op het bestuurders-
display.
Displayinhoud actieradius
1Actieradius bij hoog verbruik (/ pagina 451)
2Actieradius volgens persoonlijke rijstijl
(/ pagina 451)
3Actieradius bij laag verbruik (/ pagina 451)
Menu Oroad
Bestuurdersdisplay:
4Offroad
Het menu toont onder andere de volgende infor-
matie:
RStuurhoek
ROnderstelhoogte
RHoogte boven NAP
RKompas met rijrichting
RCoördinaten
#Menu oproepen: Op de Touch-Control druk-
ken.
Menu Navigatie
Bestuurdersdisplay:
4Navigatie
Het menu Navigatie toont de relevante kaart met
navigatie-aanwijzingen.
#Menu oproepen: Op de Touch-Control druk-
ken.
Schaal van de geselecteerde kaartweergave wijzi-
gen
1Afstand tot de rijmanoeuvre
2Straat waarin de rijmanoeuvre u stuurt
3Weergave verkeersincident
4Momenteel geselecteerde route
5Weergave van de actuele positie van de auto
6Symbool rijmanoeuvre
7Aanbevolen rijstrook (wit)
Bestuurdersdisplay 459
F296 0032 07
8Niet aanbevolen rijstrook (grijs)
9Actuele rijstrook
%Het detailniveau van de navigatie-aanwijzingen
in het linker weergaveveld kan variëren.
#Direct op de kaart in- of uitzoomen: Op de
Touch-Control omhoog of omlaag vegen.
%Indien u in de Autozoom niets bedient, scha-
kelt het systeem na korte tijd terug naar de
schaal van het reeds geselecteerde kaartper-
spectief.
U kunt de schaal in het MBUX multimediasys-
teem permanent instellen (/ pagina 577).
De volgende functies zijn beschikbaar in het sub-
menu Opties:
RBij een actieve routebegeleiding: Routebege-
leiding beëindigen
RRoutebegeleiding selecteren
RKaart-instellingen
%Wanneer de actuele routebegeleiding in het
menu Navigatie van het bestuurdersdisplay
wordt beëindigd, wordt de routebegeleiding
ook in het MBUX multimediasysteem beëin-
digd.
In het submenu Opties kunt u in de categorieën
Bestemmingen en Kaart-instellingen verdere
functies gebruiken.
In de categorie Bestemmingen kunt u de vol-
gende functies gebruiken:
RDe laatste bestemmingen en favorieten oproe-
pen
REen nieuwe routebegeleiding naar een favoriet
starten
%In de Favorieten worden de twee opties Werk
en Thuis ook weergegeven wanneer er geen
adres is opgeslagen.
In de categorie Kaart-instellingen kunt u de vol-
gende functies gebruiken:
RDe autozoom activeren
RDe kaartweergave, satellietweergave en route-
overzicht instellen
De volgende kaartperspectieven zijn in het menu
Navigatie beschikbaar:
RTotale route
R2D rijrichting
R2D noorden boven
R3D kaart
%Op het voorpassagiersdisplay is er nog een
navigatieweergave. De passagier kan de
bestuurder daarmee ondersteunen bij de rou-
tebegeleiding (/ pagina 563).
Head-up-display
Functie van het head-up-display
Het head-up-display projecteert bijvoorbeeld
diverse gegevens in het zicht van de bestuurder.
Via de menulijst van het head-up-display kunt u
verschillende contexten selecteren, bijvoorbeeld:
RMinimaal
RSportief
RStandaard
460 Bestuurdersdisplay
F296 0032 07
RAugmented Reality
ROffroad (auto's met 4MATIC)
RInstellingen
RHead-up-display aan/uit
Weergave-inhoud head-up-display met navigatie
(9x3°)
1Navigatie-aanwijzingen
2Navigatie-aanwijzingen (afstand tot de vol-
gende routegebeurtenis)
3Status stuurassistent
4Actueel gereden snelheid
5Ingestelde snelheid in het rijsysteem (bijvoor-
beeld TEMPOMAT)
6Herkend verkeersteken (verkeerstekenassis-
tent)
Wanneer u wordt opgebeld, tonen het head-up-
display en het bestuurdersdisplay een melding
6 Wisselgesprek.
Head-up-display met navigatie en augmented rea-
lity (10x5°)
1Navigatie-aanwijzingen
2Navigatie-aanwijzingen augmented reality
3Statusindicaties navigatie, bijvoorbeeld reste-
rende afstand tot de bestemming, verwachte
aankomsttijd
4Status actieve spoorassistent
5Status stuurassistent
6Actueel gereden snelheid
7Ingestelde snelheid in het rijsysteem (bijvoor-
beeld actieve afstandsassistent DISTRONIC)
8Herkend verkeersteken (verkeerstekenassis-
tent)
9ECO-assistent (/ pagina 302)
Wanneer u wordt opgebeld, tonen het head-up-
display en het bestuurdersdisplay een melding
6 Wisselgesprek.
Systeemgrenzen
De zichtbaarheid wordt met name door de vol-
gende omstandigheden beïnvloed:
RZitpositie
RInstelling van de beeldpositie
RLichtverhoudingen
RNatte rijbaan
Bestuurdersdisplay 461
F296 0032 07
RVoorwerpen op de displayafdekking
RPolarisatie in zonnebrillen
Werking van het head-up-display met augmented
reality
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door onjuiste plaatsing van de
extra informatie
De extra informatie van de Augmented-Reality-
weergave kan onnauwkeurig zijn en kan niet
de waarneming en inschatting van de werke-
lijke rijsituatie vervangen.
#De daadwerkelijke rijsituatie bij alle rijsi-
tuaties altijd in het blikveld houden.
%Augmented reality is alleen in combinatie met
het head-up-display 10x5° beschikbaar.
Het head-up-display met augmented reality pro-
jecteert bijvoorbeeld de volgende inhouden in het
zicht van de bestuurder:
RInformatie en visualisatie van het navigatiesys-
teem
RInformatie en visualisatie van de bestuurders-
assistentiesystemen, bijvoorbeeld van de
actieve afstandsassistent DISTRONIC
RInformatie uit de betreende menu's van het
bestuurdersdisplay
Head-up-display met augmented reality (voor-
beeld)
1Markering van de herkende voorligger (actieve
afstandsassistent DISTRONIC)
2Rijmanoeuvrepijlen voor het verloop van de
route (navigatie)
3Statusregel bestuurdersassistentiesysteem
De markering van de herkende voorligger en de
rijmanoeuvrepijlen voor het verloop van de route
zijn dynamische weergaven. De voertuigmarkering
richt zich op de voorligger, op basis waarvan de
actieve afstandsassistent regelt. De rijmanoeuvre-
pijlen wijzen in de richting van het door de naviga-
tie berekende traject van de auto.
Systeemgrenzen
De markering van de herkende voorligger kan in
sommige situaties onnauwkeurig zijn of niet het
juiste voertuig treen. Altijd de daadwerkelijke
verkeerssituatie in acht nemen.
De routebegeleiding met augmented reality is in
sommige situaties niet beschikbaar, bijvoorbeeld
bij een slechte satellietontvangst of niet-gedigitali-
seerde straten.
De zichtbaarheid wordt onder andere door de vol-
gende omstandigheden beïnvloed:
RRegistratie van de bestuurderscamera en de
multifunctionele camera
RVervuilingsgraad van de voorruit in de buurt
van de multifunctionele camera of als de
camera beslagen, beschadigd of afgedekt is
462 Bestuurdersdisplay
F296 0032 07
Verdere systeemgrenzen van het head-up-display
(/ pagina 460).
Head-up-display bedienen
Weergave-inhoud van het head-up-display via de
menulijst op het bestuurdersdisplay selecteren
#De toets Hoofdmenu ò indrukken.
#Menulijst van het Head-up-display selecteren:
Op de Touch-Control omhoog vegen.
Tussen weergave-inhoud op het head-up-display
wisselen
#Op de Touch-Control naar links of rechts
vegen.
Op het head-up-display verschijnt een voor-
beeld van de geselecteerde weergave-inhoud.
#Bevestigen: De toets a indrukken.
Terug naar het bestuurdersdisplay wisselen
#De toets G of ò indrukken.
Positie en helderheid instellen
#Op de Touch-Control naar links of rechts
vegen en in de menulijst van het Head-up-dis-
playInstellingen selecteren.
#Op de Touch-Control drukken.
De actuele instellingen van positie en helder-
heid worden grasch op het head-up-display
en op het bestuurdersdisplay weergegeven.
#Positie instellen: Op de Touch-Control omhoog
of omlaag vegen.
#Helderheid instellen: Op de Touch-Control
naar rechts of links vegen.
De uitgevoerde instellingen voor positie en
helderheid worden automatisch opgeslagen.
#De toets G of a indrukken om de
instellingen te verlaten.
%Auto's met augmented reality functie: Bij het
instellen van de positie wordt de statusregel
omhoog geschoven en het weergaveveld ver-
kleind. Dat kan het oppervlak, waarop de aug-
mented reality inhoud wordt weergegeven,
enigszins nadelig beïnvloeden.
Head-up-display met augmented reality selecteren
#De toets Hoofdmenu ò indrukken.
#Menulijst van het Head-up-display selecteren:
Op de Touch-Control omhoog vegen.
#Head-up-display met augmented reality selec-
teren: Op de Touch-Control een veegbeweging
naar links of naar rechts maken om de inhoud
te activeren.
Bestuurdersdisplay 463
F296 0032 07
Head-up-display in- en uitschakelen
Bestuurdersdisplay:
4©
Inschakelen
#Op de Touch-Control omhoog vegen.
#Op de Touch-Control a drukken.
Uitschakelen
#Op de Touch-Control omhoog vegen.
#Op de Touch-Control vegen en Head-up dis-
play selecteren.
#Op de Touch-Control a drukken.
Head-up-display in het multimediasysteem instel-
len
Multimediasysteem:
4© 5ß 5y
3D-weergave van het bestuurdersdisplay in- of uit-
schakelen
#3D-bestuurdersdisplay selecteren.
De 3D-weergave van het bestuurdersdisplay
wordt in- of uitgeschakeld.
%De 3D-weergave van het bestuurdersdisplay
wordt pas geactiveerd als de bestuurdersca-
mera de bestuurder herkent. Anders schakelt
het bestuurdersdisplay van de 3D-weergave
over naar de 2D-weergave .
Head-up-display in- of uitschakelen
#Head-up display selecteren.
Het head-up-display wordt in- of uitgescha-
keld.
Werking van de weergave beschikbaar vermogen
1Actuele aandrijfkracht
2Beschikbare aandrijfkracht
3Teruggewonnen vermogen (recuperatie)
4Ingestelde recuperatiefase
In de normale bedrijfstoestand is de maximale
aandrijfkracht beschikbaar.
In de volgende gevallen kan de beschikbare aan-
drijfkracht van de maximumwaarde afwijken:
RBij zeer hoge of lage buitentemperaturen
RBij een zeer hoog vermogensverzoek gedu-
rende een langere tijd
464 Bestuurdersdisplay
F296 0032 07
RWanneer de laadtoestand van de hoogspan-
ningsaccu zeer laag is
RHet aandrijfsysteem een storing vertoont
De weergegeven waarden dienen slechts als richt-
lijn. De weergegeven waarde voor de aandrijf-
kracht kan van de daadwerkelijke waarde afwij-
ken.
Wanneer het maximaal teruggewonnen vermogen
3 bereikt is, wordt de extra gevraagde vertraging
door het remregelsysteem ingesteld. Indien nodig
tevens afremmen met de bedrijfsrem.
Overzicht van de statusindicaties op het
bestuurdersdisplay
De statusindicaties voor de rijsystemen en rijvei-
ligheidssystemen bevinden zich in de weergave-
velden 1 tot 4.
%Het aantal, de positie en de weergave van de
statusindicaties op het bestuurdersdisplay zijn
afhankelijk van welke systemen zijn geacti-
veerd of gedeactiveerd.
YPersonenherkenning (alleen in de assisten-
tieweergave) (/ pagina 249)
ÇActieve parkeerassistent beschikbaar
(/ pagina 421)
ÈActieve parkeerassistent herkent parkeer-
plekken (/ pagina 421)
éPARKTRONIC-parkeerassistent uitgescha-
keld (/ pagina 418)
hTEMPOMAT (/ pagina 358)
ÈLimiter (/ pagina 358)
çActieve afstandsassistent DISTRONIC
(/ pagina 362)
ÒVoorgeschreven afstand actieve afstands-
assistent DISTRONIC (/ pagina 362)
æActive Brake Assist System uitgeschakeld
(/ pagina 385)
ÄActive Brake Assist System werkt niet cor-
rect of is buiten werking (/ pagina 385)
ØActieve stuurassistent (/ pagina 373)
±Actieve rijstrookwisselassistent
(/ pagina 377)
ðActieve spoorassistent (/ pagina 400)
ZActieve dodehoekassistent (alleen in de
assistentieweergave) (/ pagina 398)
°Haptisch gaspedaal (/ pagina 304)
Bestuurdersdisplay 465
F296 0032 07
ëHOLD-functie (/ pagina 352)
_Adaptieve grootlichtassistent
(/ pagina 252)
Adaptieve grootlichtassistent Plus
(/ pagina 254)
ðMaximaal toegestane snelheid overschre-
den (alleen voor bepaalde landen)
¬Actieve leassistent (/ pagina 371)
ÒWaarschuwing voor gladheid
Auto's met snelheidslimietassistent: Herkende
aanwijzingen en verkeerstekens (/ pagina 386)
Auto's met verkeerstekenassistent: Herkende aan-
wijzingen en verkeerstekens (/ pagina 390)
Bij belangrijke informatie van andere rijsystemen
kan deze kortstondig in plaats van de weergege-
ven verkeerstekens worden aangegeven.
466 Bestuurdersdisplay
F296 0032 07
Aanwijzingen voor de bedrijfsveiligheid
Voor uw eigen veiligheid beslist de volgende pun-
ten in acht nemen bij de bediening van mobiele
communicatieapparatuur en met name van uw
spraakgestuurd bedieningssysteem:
RDe wettelijke bepalingen van het land waar u
zich op dat moment bevindt in acht nemen.
RWanneer u het spraakgestuurd bedieningssys-
teem in een noodsituatie gebruikt, kan uw
stem veranderen en daardoor uw telefoonge-
sprek, bijvoorbeeld voor een noodoproep, ver-
tragen.
RMaakt u zich voor het begin van de rit eerst
vertrouwd met de functies van het spraakge-
stuurd bedieningssysteem.
%Het spraakgestuurd bedieningssysteem ver-
vangt de handleiding niet.
De antwoorden van het spraakgestuurd bedie-
ningssysteem geven niet de volledige informa-
tie in de handleiding weer. Het spraakge-
stuurd bedieningssysteem gee ook geen
gedetailleerde informatie met betrekking tot
waarschuwingen en schade. Daarom de hand-
leiding lezen, zodat u volledig op de hoogte
bent van de functies en de veilige bediening
van de auto.
Bediening
Functie van de MBUX spraakassistent
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Met de MBUX spraakassistent kunnen voertuig-
functies en verschillende elementen van het
MBUX multimediasysteem, bijvoorbeeld de navi-
gatie of de telefoon, worden bediend door middel
van spraakinvoer. De MBUX spraakassistent is
ongeveer een halve minuut na het inschakelen van
de auto klaar voor gebruik en kan (afhankelijk van
de opties) vanaf alle zitplaatsen worden bediend.
Gesprek voeren
Voorwaarden
RDe spraakactivering is ingeschakeld in het
multimediasysteem (/ pagina 469).
RVoor correcties tijdens de spraakweergave is
de optie Spreken tijdens gespr. weergave
ingeschakeld in het multimediasysteem
(/ pagina 469).
Dialoog starten
#Hey Mercedes zeggen om de MBUX spraakas-
sistent te activeren.
of
#De toets £ in het multifunctioneel stuur-
wiel indrukken.
In het MBUX multimediasysteem verschijnt
een golf. De dialoog kan worden gestart.
Voor de dialoog met de MBUX spraakassistent
kunnen volledige zinnen uit de spreektaal als
gesproken opdrachten worden gebruikt. De
spraakactivering kan ook direct worden gecombi-
neerd met een gesproken opdracht, bijvoorbeeld
Hey Mercedes, hoe warm is het buiten?.
Dialoog onderbreken
#Tijdens de dialoog Pauze zeggen.
De dialoog wordt onderbroken.
#Hey Mercedes zeggen om de dialoog voort te
zetten.
MBUX spraakassistent 467
F296 0032 07
Invoer corrigeren
#Tijdens de dialoog Correctie zeggen.
of
#Interrumperen tijdens gesproken aanwijzingen
van het systeem.
Van dialoogniveau wisselen
#Tijdens de dialoog Terug zeggen.
De MBUX spraakassistent springt naar de
vorige dialoogstap.
#Tijdens de dialoog Nogmaals van voor af aan
zeggen.
De MBUX spraakassistent springt naar het
bovenste dialoogniveau.
In de keuzelijst navigeren
Wanneer een gesproken opdracht geen eenduidig
resultaat oplevert, wordt een keuzelijst weergege-
ven.
#Bestemmingsnummer of inhoud uitspreken om
een invoer te kiezen en verdere details te laten
weergeven.
#Volgende pagina of Vorige pagina zeggen om
door de keuzelijst te bladeren.
Hulp opvragen
#Informatie over de MBUX spraakassistent:Hey
Mercedes, wat kun je? zeggen.
#Actuele applicatie: Hulp zeggen.
U ontvangt voorstellen en informatie over de
bediening van de MBUX spraakassistent voor
de actuele applicatie.
#Bepaalde functie: De gesproken opdracht voor
de gewenste functie oproepen, bijvoorbeeld
met Hey Mercedes, ik heb hulp nodig met de
radio.
#Digitale handleiding: Toon mij de handleiding
zeggen.
Wanneer de auto stilstaat is de digitale hand-
leiding op het centraal display volledig
beschikbaar.
Overzicht van de bedienbare functies van de
MBUX spraakassistent
Met de MBUX spraakassistent kunt u afhankelijk
van de uitrusting van de auto de volgende functies
bedienen:
RTelefoon
RSms en e-mail
RNavigatie
RRadio en media
RVoertuigfuncties
ROnline-functies
De volledige functionaliteit van het spraakge-
stuurd bedieningssysteem is alleen beschikbaar
bij geactiveerde online-spraakbediening
(/ pagina 469).
Informatie over de ingestelde taal
De taal van de MBUX spraakassistent kan worden
gewijzigd via de instelling van de systeemtaal
(/ pagina 522). Wanneer de MBUX spraakassis-
468 MBUX spraakassistent
F296 0032 07
tent de ingestelde systeemtaal niet ondersteunt,
wordt Engels geselecteerd.
Functies van de MBUX spraakassistent via het
multimediasysteem instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Spraakassistent
Spraakactivering van de MBUX spraakassistent in-
en uitschakelen
%Bij auto's met bestuurderscamera of MBUX
interieurassistent kan de MBUX spraakassis-
tent in het menu Intelligente assistent worden
in- en uitgeschakeld.
#Hey Mercedes selecteren.
Wanneer de functie actief is, kan de dialoog-
voering worden geactiveerd met de gesproken
opdracht Hey Mercedes.
Directe gesproken opdrachten in- of uitschakelen
#Z selecteren.
#De functie in- of uitschakelen.
Wanneer de functie actief is, kunnen sommige
gesproken opdrachten ook worden gebruikt
zonder Hey Mercedes, bijvoorbeeldVolgende
titel.
Spraakactivering voor individuele zitplaatsen in- of
uitschakelen
#Z selecteren.
#De functie in- of uitschakelen voor de gewen-
ste stoelen.
Spraakonderbreking in- of uitschakelen
#Verdere instellingen selecteren.
#Spreken tijdens gespr. weergave selecteren.
Wanneer de functie actief is, kan tijdens een
gesproken aanwijzing van het systeem een
commando worden uitgesproken.
Proactiviteit in- of uitschakelen
#Verdere instellingen selecteren.
#De gewenste situatie selecteren, bijvoorbeeld
Profielactivering of Telefoon vergeten.
Wanneer de functie actief is, gee de spraak-
assistent in specieke situaties proactief infor-
matie.
Online-spraakbediening in- en uitschakelen
%De LINGUATRONIC online spraakbediening is
af fabriek ingeschakeld.
#Online-spraakbediening selecteren.
#De functie in- of uitschakelen.
Wanneer de functie is ingeschakeld en een
Mercedes me gebruikersaccount aan de auto
is gekoppeld, zijn dankzij externe informatie
aanvullende resultaten beschikbaar, bijvoor-
beeld informatie over speciale bestemmingen.
Door het symbool in de golf aan te tikken kan
meer informatie over de LINGUATRONIC
online spraakbediening worden weergegeven.
Contacten voor online-gebruik in- of uitschakelen
#Contacten voor online-gebruik selecteren.
Wanneer de functie actief is, worden contac-
ten beter en gemakkelijker via de spraakinvoer
gevonden.
MBUX spraakassistent 469
F296 0032 07
MBUX spraakassistent eectief gebruiken
Aanwijzingen voor een optimaal gebruik van de
MBUX spraakassistent
RDe MBUX spraakassistent is ongeveer een
halve minuut na het inschakelen van de auto
klaar voor gebruik en kan afhankelijk van de
opties vanaf alle zitplaatsen worden bediend.
Het systeem herkent vanaf welke zitplaats de
opdracht is uitgesproken en voert acties over-
eenkomstig de zitpositie uit.
RWanneer een dialoog is beëindigd, blij de
MBUX spraakassistent actief zolang de golf in
het multimediasysteem wordt weergegeven. U
kunt een volgende gesproken opdracht geven
zonder Hey Mercedes te zeggen.
RMet de directe gesproken opdracht Change
language to English kan de systeemtaal op elk
gewenst moment zonder Hey Mercedes naar
het Engels worden omgezet. Hiervoor moeten
directe gesproken opdrachten geactiveerd
zijn.
RWanneer een gebruikersproel opgeslagen en
geactiveerd is, kan de MBUX spraakassistent
voorstellen geven op basis van de gewoonten
van de gebruiker. Wanneer een gesproken
opdracht niet duidelijk is, selecteert het sys-
teem een actie. De actie kan met een nieuwe
gesproken opdracht worden gecorrigeerd.
Hey Mercedes, laad mijn persoonlijke profiel
zeggen om het proel te activeren. De stem
van de gebruiker moet eerst door het systeem
worden ingeleerd en aan een proel worden
toegewezen.
Meer informatie over gebruikersproelen
(/ pagina 489).
RMet de MBUX spraakassistent kunnen binnen-
komende gesprekken zonder het sleutelwoord
Hey Mercedes worden aangenomen of gewei-
gerd.
Informatie over de MBUX online spraakassistent
De online-spraakbediening maakt een betere her-
kenning mogelijk en stelt dankzij externe informa-
tie aanvullende resultaten beschikbaar.
Daarom adviseert Mercedes-Benz, de online-
spraakbediening te activeren (/ pagina 469).
Hiertoe moet u over een Mercedes me gebrui-
kersaccount beschikken. Wanneer u nog geen
gebruikersaccount hebt, moet u dit aanmaken en
aan uw auto koppelen (/ pagina 618).
Roep dan uw gebruikersaccount van Mercedes
me op. De Services van Mercedes me worden
weergegeven en kunnen worden geactiveerd
(/ pagina 618).
Door op het weergegeven pictogram in de golf te
klikken, wordt verdere informatie over de Online-
Status weergegeven.
Wanneer de online-spraakbediening actief is, zijn
er extra functies beschikbaar, zoals:
RWeer
RAlgemene kennis
RAlgemeen erkende feestdagen en vakanties
RSmarthome
RBerichten
RTijd, datum en tijdzones
RRekenmachine en valuta-omzetter
RVoetbaluitslagen en wedstrijdschema's
RBeurskoersen
470 MBUX spraakassistent
F296 0032 07
RAgenda
RChitChat
RHoroscoop
RGeo Quiz
%De beschikbaarheid van deze functies is
afhankelijk van het land en de uitrusting.
%De inhoud van de tekst stamt van Wikipedia,
overeenkomstig de licentie CC BY-SA 3.0.
Duidelijke gesproken opdrachten
Aanwijzingen met betrekking tot gesproken
opdrachten
Het is niet nodig om exacte gesproken opdrachten
te gebruiken voor het oproepen van een bepaalde
functie. De MBUX spraakassistent begrijpt u ook
wanneer u uw spreektaal gebruikt. Hierna zijn
enkele voorbeelden weergegeven. Voor sommige
talen zijn deze voorbeelden echter slechts beperkt
aanwezig.
Voorbeelden van gesproken opdrachten:
RNavigatie (/ pagina 471)
RTelefoon (/ pagina 471)
RRadio en TV (/ pagina 472)
RMediaspeler (/ pagina 472)
RBerichten (/ pagina 472)
RVoertuigfuncties (/ pagina 472)
ROnline-functies (/ pagina 473)
Voorbeelden gesproken navigatie-opdrachten
Met de MBUX spraakassistent kunt u de navigatie
bedienen. De volgende lijst bevat slechts een
kleine selectie van de mogelijke gesproken navi-
gatie-opdrachten. Wanneer u Hulp voor de navi-
gatie uitspreekt, krijgt u meer voorstellen.
RBreng mij naar huis.
RWaar is het dichtstbijzijnde tankstation?
RIs er een stopplaats langs de route?
RStel Artis in als tussenbestemming.
RAnnuleer de routebegeleiding.
RToon mijn laatste bestemmingen.
RIk wil peut kopen.
RVind een Aziatisch restaurant, maar geen
Japans, in Rotterdam-Zuid.
Voorbeelden gesproken telefoonopdrachten
Met de MBUX spraakassistent kunt u telefoons
bedienen die zijn verbonden met het MBUX multi-
mediasysteem. De volgende lijst bevat slechts een
kleine selectie van de mogelijke gesproken tele-
foonopdrachten. Wanneer u Hulp voor de tele-
foon uitspreekt, krijgt u meer voorstellen.
RBel Peter Mulder op de mobiele telefoon.
RBel 0711 17 0.
RBel mijn vader op.
RGesprek aannemen.
RGesprek weigeren.
RZoek het contact, Peter Mulder.
RGa naar het adresboek.
RLaat mij de ontvangen gesprekken zien.
RWissel van telefoon.
MBUX spraakassistent 471
F296 0032 07
Voorbeelden gesproken radio- en tv-opdrachten
Met de MBUX spraakassistent kunt u afhankelijk
van de uitrusting van de auto de radio en tv bedie-
nen. De volgende lijst bevat slechts een kleine
selectie van de mogelijke gesproken opdrachten
voor de radio of TV. Wanneer u Hulp voor radio of
Hulp voor TV uitspreekt, krijgt u meer voorstellen.
RSpeel de radiozender Radio 1 af.
RVolgende zender.
RVorige zender.
RToon mij de radiozenderlijst.
RSla de zender op.
RWat hoor ik nu?
Voorbeelden gesproken media-opdrachten
Met de MBUX spraakassistent kunt u verbonden
mediabronnen en online-muziek bedienen. De vol-
gende lijst bevat slechts een kleine selectie van
de mogelijke gesproken media-opdrachten. Wan-
neer u Hulp voor media of Hulp voor speler uit-
spreekt, krijgt u meer voorstellen.
RSpeel Michael Jackson af.
RSpeel "Yellow Submarine" van de Beatles af.
RVolgende titel.
RVorige titel.
RSpeel vergelijkbare titels af.
RHerhaal deze titel.
RSchakel de random-weergave in.
RDemp de muziek.
RWissel naar USB.
Voorbeelden gesproken berichtenopdrachten
Met de MBUX spraakassistent kunnen berichten
worden opgesteld, bewerkt en beluisterd. De vol-
gende lijst bevat slechts een kleine selectie van
de mogelijke gesproken berichtenopdrachten.
Wanneer u Hulp voor berichten uitspreekt, krijgt
u meer voorstellen.
RSchrijf een sms aan Erica Jansen: Wanneer
vindt de volgende meeting plaats?
RToon me mijn nieuwe e-mails.
RSchrijf een e-mail aan Erica Jansen.
RLees mijn nieuwe sms voor.
RLaat alle nieuwe sms-berichten zien.
RSchrijf een e-mail aan Frans Fonteyn in het
Engels.
Voorbeelden gesproken auto-opdrachten
Met de MBUX spraakassistent kunt u voertuigin-
stellingen en voertuigfuncties bedienen. De vol-
gende lijst bevat slechts een kleine selectie van
de mogelijke gesproken auto-opdrachten.
%Wanneer bij opdrachten geen zitplaats wordt
genoemd, wordt de actie automatisch uitge-
voerd voor de zitplaats waarvandaan de
opdracht is uitgesproken of uitgevoerd voor
de functie, die zich het dichtst bij de zitplaats
bevindt.
RSchakel de stoelverwarming in de stand 2.
RIk heb koude voeten.
RStart het programma Frisheid.
RZet de massage aan.
RZet het sfeerlicht op blauw.
RSchakel het leeslampje in.
ROpen alle ruiten.
472 MBUX spraakassistent
F296 0032 07
RWanneer is de volgende onderhoudstermijn?
RHoe warm is het buiten?
RToon mij de laadopties.
RSelecteer het laadprogramma Thuis.
RStel de laadlimiet in op 80%.
ROp hoeveel procent wordt de accu opgela-
den?
RStel mijn vertrektijd in het weekend in op 10
uur.
RMet hoeveel kW wordt de accu opgeladen?
RHoe lang moet ik nog opladen?
Bovendien kan informatie over de auto worden
opgevraagd:
RInformatie over de individuele uitrusting van
de auto
-Hey Mercedes, welke massageprogram-
ma's heb je?
-Hey Mercedes, heb ik een dodehoekas-
sistent?
-Hey Mercedes, waar is de gevarendrie-
hoek?
RInformatie over de werking van de systemen
en onderdelen in de auto
-Hey Mercedes, wat is de DISTRONIC?
-Hey Mercedes, waarvoor heb ik ESP
nodig?
-Hey Mercedes, wat is MBUX?
RInformatie over de bediening van de systemen
en onderdelen in de auto
-Hey Mercedes, hoe verbind ik mijn smart-
phone?
-Hey Mercedes, hoe kan ik mijn grootlicht
inschakelen?
-Hey Mercedes, hoe beëindig ik de ionise-
ringsfunctie?
Voorbeelden online-functies
Wanneer de online-spraakbediening actief is, zijn
er afhankelijk van het land, de taal en de uitrus-
ting van de auto extra functies beschikbaar. Het
systeem hee toegang tot externe informatie en
kan daarmee bijvoorbeeld algemene kennisvragen
beantwoorden en berekeningen uitvoeren.
RSchijnt de zon in Berlijn?
RRegent het op mijn bestemming?
RHoe zijn de skicondities op de Zugspitze?
RHoe laat is het nu in Sydney?
RIn welk land betalen ze met dollars?
RHoeveel Zwitserse Franken zijn 25 euro?
RHoe lang nog tot de vakantie?
RWelke dag is het morgen?
RHoeveel is 20% van 29?
RWat zegt mijn horoscoop?
RHoe hoog staat het aandeel van de
Mercedes-Benz Group?
RLaten we Geo Quiz spelen.
RIk verveel me.
RWie is op dit moment minister-president?
RWat weet je over de Brandenburger Tor in
Berlijn?
RWie heeft het schilderij "De Schreeuw"
geschilderd?
RPraat me bij over de eredivisie.
MBUX spraakassistent 473
F296 0032 07
RMaak een agenda-item morgen om 09:00
uur.
RWat is mijn volgende taak?
RVertel me een mop.
RHoeveel talen spreek je?
RWat is je lievelingsdier?
RWat is er voor nieuws?
RBrandt het licht in de keuken nog?
RSchakel alle apparaten in mijn huis uit.
RStel de temperatuur in de woonkamer in op
24 graden.
Voorbeelden directe gesproken opdrachten
Met korte gesproken opdrachten kunnen som-
mige functies worden bediend zonder eerst de
gesproken opdracht Hey Mercedes te hoeven
zeggen. Om korte gesproken opdrachten te kun-
nen gebruiken, moet de functie in het multimedia-
systeem geactiveerd zijn (/ pagina 469).
RVolgende tv-zender
RVorige tv-zender
RVolgende radiozender
RVorige radiozender
RVolgende zender
RVorige zender
RVolgende titel
RVorige titel
RDashcam-opname starten
RDashcam-opname beëindigen
RKaart weergeven
RKaart in 3D
RKaart in 2D
RKaart naar het noorden oriënteren
RKaart in rijrichting oriënteren
RRoute weergeven
RVerkeer weergeven
RNavigeer naar het werk
RNavigeer naar huis
RRijaanwijzing herhalen
RRoutebegeleiding afbreken
RChange language to English
474 MBUX spraakassistent
F296 0032 07
Overzicht en bediening
Overzicht MBUX multimediasysteem
&WAARSCHUWING Gevaar voor aeiding
door informatiesystemen en communica-
tieapparatuur
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde informatiesystemen en communicatie-
apparatuur bedient, kunt u van de verkeerssi-
tuatie worden afgeleid. Bovendien kunt u de
controle over de auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen wan-
neer de verkeerssituatie dit toelaat.
#Wanneer dit niet kan worden gewaar-
borgd, op een veilige plek stoppen en de
invoering wanneer de auto stilstaat uit-
voeren.
Bij het gebruik van het multimediasysteem de wet-
telijke bepalingen in acht nemen van het land
waar u zich op dat moment bevindt.
*AANWIJZING Verhoogde oppervlaktetem-
peratuur door direct zonlicht op het cen-
traal display/voorpassagiersdisplay
Het oppervlak van het display is zeer donker.
Wanneer het display aan direct zonlicht wordt
blootgesteld, kan het oppervlak zeer heet wor-
den.
#Als u het centraal display langere tijd
moet aanraken, het display eerst laten
afkoelen wanneer het aan direct zonlicht
blootgesteld is geweest. Auto's met centraal display
1Touch-Control en bedieningsgroep MBUX mul-
timediasysteem
MBUX staat voor Mercedes-Benz User Expe-
rience.
• Touch Control bedienen (/ pagina 484)
2Centraal display met touch-functionaliteit
• Overzicht zero-layer (/ pagina 479)
• Zero-layer oproepen en bedienen
(/ pagina 481)
• Overzicht startscherm (/ pagina 483)
• Touchscreen bedienen (/ pagina 485)
3Schakelaarpaneel met:
MBUX multimediasysteem 475
F296 0032 07
ú Vingerafdruksensor
Ü MBUX multimediasysteem in- of uit-
schakelen, centraal display uitschakelen
a Geluid uit- of inschakelen
ø Volume instellen
Auto's met MBUX Hyperscreen
1Touch-Control en bedieningsgroep MBUX mul-
timediasysteem
• Touch-Control bedienen (/ pagina 484)
2Centraal display met touch-functionaliteit voor
de bestuurder
• Overzicht zero-layer (/ pagina 479)
• Zero-layer oproepen en bedienen
(/ pagina 481)
• Overzicht startscherm (/ pagina 483)
• Touchscreen bedienen (/ pagina 485)
3Voorpassagiersdisplay met touch-functionali-
teit
4Schakelaarpaneel met:
ú Vingerafdruksensor
Ü MBUX multimediasysteem in- of uit-
schakelen, centraal display en voorpassa-
giersdisplay in- of uitschakelen
a Geluid uit- of inschakelen
ø Volume instellen
%Verschillende apps van het MBUX multimedia-
systeem bieden de mogelijkheid van koppe-
ling door middel van een QR-code. Scan deze
QR-code voor het wegrijden met de mobiele
telefoon scannen.
%Als alternatief maakt de MBUX spraakassis-
tent een spraakdialoog mogelijk. De bediening
met natuurlijke spraak start na de wekroep
"Hey Mercedes" (/ pagina 467). U kunt bij-
voorbeeld een gesproken navigatieopdracht
starten door een driewoordenadres van
what3words in te voeren.
%Wanneer de auto met de MBUX interieurassis-
tent is uitgerust, kunnen voertuig- en infotain-
mentfuncties contactloos worden gebruikt.
Daarbij vindt de interactie intelligent, reactief
of met bewegingen van de hand of het hoofd
plaats.
Er zijn verschillende toepassingen, online-servi-
ces, services en apps beschikbaar. Deze kunt u
via het startscherm oproepen.
In de zero-layer zijn entertainmentbronnen en
telefoon, actieve toepassingen en voorstellen
direct beschikbaar. Uw favorieten kunt u comfor-
tabel via de toets ß in het stuurwiel oproepen.
Snelle toegangen in het startscherm en in de toe-
passingen dienen voor een snelle selectie van
functies.
Wanneer u de leerfunctie van het multimediasys-
teem gebruikt, worden u tijdens het gebruik bij-
voorbeeld gekozentelefoonnummers, actieve mas-
sageprogramma's of voertuigfuncties voorgesteld.
De adviezen worden, gebaseerd op de context en
uw gebruikersgedrag, weergegeven in de zero-
476 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
layer. De conguratie van de adviezen vindt plaats
in de systeeminstellingen. Uw gebruikersproel
bestaat uit verschillende voertuiginstellingen en
instellingen van het multimediasysteem. Sommige
functies en services zijn beveiligd met een pin-
code. U kunt biometrische procedures inleren om
u hiermee te identiceren in plaats van met de
viercijferige Mercedes me PIN.
Het berichten-center verzamelt binnenkomende
berichten, bijvoorbeeld over een beschikbare so-
ware-update. Een bericht biedt afhankelijk van het
type verschillende acties aan. De oproep vindt
plaats via het control center.
Via globaal zoeken kunt u in het startscherm via
categorieën, bijvoorbeeld in de navigatie, en op
het internet zoeken.
Voorpassagiersdisplay (alleen auto's met MBUX
Hyperscreen)
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door aeiding van het verkeer als
de bestuurder naar het voorpassagiersdis-
play kijkt
Wanneer u tijdens het rijden naar het voorpas-
sagiersdisplay kijkt, kunt u van de verkeerssi-
tuatie worden afgeleid. Bovendien kunt u de
controle over de auto verliezen. Het voorpas-
sagiersdisplay is uitsluitend voor de voorpas-
sagier bestemd.
#Voortdurend de werkelijke verkeerssitua-
tie in de gaten houden.
#Kijk tijdens het rijden niet naar het voor-
passagiersdisplay.
Het voorpassagiersdisplay is een extra touch-
screen speciaal voor de passagier.
Voorwaarden voor de weergave van inhoud op het
voorpassagiersdisplay tijdens het rijden:
RDe passagier zit op de passagiersstoel.
RDe bestuurderscamera is ingeschakeld
(/ pagina 517).
In de statusregel van het centraal display
wordt è als wit symbool weergegeven.
RDe bestuurderscamera herkent het hoofd en
kijkrichting van de bestuurder.
Onafhankelijk van het centraal display wordt
inhoud van het MBUX multimediasysteem weerge-
geven. Afhankelijk van de applicatie geschiedt de
bediening onafhankelijk van de bestuurder. Uitge-
breide inhoud, bijvoorbeeld de weergave van
media-inhoud, is marktafhankelijk ook tijdens het
rijden beschikbaar.
Wanneer de bestuurder de blik te lang op het
voorpassagiersdisplay richt, wordt de inhoud, bij-
voorbeeld bewegende beelden, gesloten. Hiervoor
wordt een intelligent, cameragebaseerd sluitcon-
cept gebruikt.
%Wanneer de auto is geparkeerd, kan de passa-
gier het voorpassagiersdisplay onder de vol-
gende voorwaarden gebruiken:
RDe passagier zit op de passagiersstoel.
MBUX multimediasysteem 477
F296 0032 07
REr vindt interactie met het MBUX multime-
diasysteem plaats.
Wanneer de bestuurder de auto kort verlaten
hee, bijvoorbeeld voor boodschappen, kan
het voorpassagiersdisplay eveneens worden
bediend.
%Wanneer geen passagier aanwezig is, kan op
het voorpassagiersdisplay een digitale sieraf-
beelding worden weergegeven
(/ pagina 517).
Diefstalbeveiliging
Dit apparaat is met technische maatregelen tegen
diefstal beveiligd. Meer informatie over de dief-
stalbeveiliging is verkrijgbaar bij een gekwali-
ceerde werkplaats.
Zero-layer
Werking van de zero-layer
De zero-layer biedt u dynamische inhouden van
het MBUX multimediasysteem en dient voor de
snelle toegang en controle op de door u gebruikte
toepassingen. Wanneer u op het centraal display
© selecteert, verschijnt de digitale kaart met
de toepassingen in het onderste weergavegebied.
In vergelijking met het startscherm met klassiek
menu zijn voor het oproepen van de toepassingen
minder handelingen nodig. U kunt tussen de zero-
layer en het startscherm met klassiek menu wis-
selen.
De toepassingen kunnen in het weergavescherm
worden verborgen en weer worden weergegeven.
De zero-layer stelt de volgende modules en toe-
passingen beschikbaar:
REQ-module en navigatiemodule
De EQ-module wordt altijd in de digitale kaart
weergegeven. In de uitgebreide weergave wor-
den laadinstellingen en navigatiefuncties aan-
geboden.
REntertainment (media, radio) en telefoon
Wanneer het onderste weergavegebied wordt
weergegeven, worden de Entertainment-bron-
nen altijd weergegeven.
Om ervoor te zorgen dat de telefoon wordt
weergegeven, moet een mobiele telefoon met
het MBUX multimediasysteem verbonden zijn.
RActieve toepassingen
In het onderste weergavegebied wordt bijvoor-
beeld een actief massageprogramma weerge-
geven.
RAdviezen
De voorstellen worden, gebaseerd op de con-
text en uw gebruikersgedrag, in het onderste
weergavegebied weergegeven. Hier zijn enkele
voorbeelden:
-Gekozen telefoonnummers
-Actieve massageprogramma's
-Voertuigfuncties
-Online spraaktoepassingen
ROnline spraaktoepassingen
In het onderste weergavegebied zijn contextaf-
hankelijke, via spraak uitvoerbare services
beschikbaar die direct toegankelijk zijn.
De toepassingen worden in eerste instantie ver-
kleind weergegeven. Door middel van aantippen
kunt u deze bedienen of het bijbehorende menu
openen (uitgebreide weergave).
478 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Na lang drukken op een voorstel wordt een con-
textmenu geopend, waarin nog meer functies
beschikbaar zijn.
De leerfunctie kan voor de opties worden in- en
uitgeschakeld (/ pagina 523).
Overzicht zero-layer
Digitale kaart en gebruikersspecieke toepassin-
gen (voorbeeld)
1EQ-module (verkleinde weergave)
2Bestemming invoeren (/ pagina 34)
3Laadstation zoeken
4Control Center oproepen: Lip omlaag trekken
5Gebruikersproel-instellingen oproepen
6Menu Inhoud delen (/ pagina 498)
7Statusregel
8Adviezen
Voorwaarde: De voorstellen zijn geactiveerd
(/ pagina 523).
9Actieve toepassing, bijvoorbeeld massagepro-
gramma
A©
Kort indrukken: Alle toepassingen en alge-
meen zoeken weergeven (/ pagina 481)
Lang indrukken: Startscherm met klassiek
menu oproepen (/ pagina 483)
BEntertainment-bronnen (media, radio) en tele-
foon
Voorwaarde telefoon: De mobiele telefoon is
met het MBUX multimediasysteem verbon-
den.
De zero-layer toont de digitale kaart en de gebrui-
kersspecieke toepassingen.
In het onderste weergavegebied worden de vol-
gende gebruikersspecieke toepassingen weerge-
geven:
RAdviezen 8
RActieve toepassingen 9
REntertainment-bronnen en telefoon B
ROnline-spraaktoepassingen
Het onderste weergavegebied kan worden in- en
uitgeschakeld (/ pagina 481).
Informatie over Entertainment-bronnen
U kunt de toepassingen in de verkleinde weergave
of in het menu (uitgebreide weergave) bedienen
(/ pagina 481).
Voorbeelden:
RMediabron aansturen, bijvoorbeeld pauze/
weergave, volgende titel, zender instellen
RTitel uit de actuele weergavelijst of zender uit
de zenderlijst selecteren
RMediabron selecteren
De mediabron moet met het MBUX multime-
diasysteem verbonden zijn.
MBUX multimediasysteem 479
F296 0032 07
Informatie over de telefoon
Om de functies te kunnen gebruiken, moet de
mobiele telefoon verbonden zijn met het MBUX
multimediasysteem.
Voorwaarde voor adviezen: De optie Gesprekken
& berichten is in de adviezen geactiveerd.
Voorbeelden:
RGesprek aannemen en gemist gesprek bellen
De gemiste oproepen worden voor de actueel
met het MBUX multimediasysteem verbonden
mobiele telefoon weergegeven.
RContacten en nummerlijsten weergeven en
contact bellen
RGespreksfuncties gebruiken
RContacten voorstellen
De contacten worden voorgesteld voor de
mobiele telefoon die met het MBUX multime-
diasysteem is verbonden. Er worden geen con-
tacten voorgesteld voor een mobiele telefoon
die aan een andere gebruikersproel is gekop-
peld.
RBericht aan contact opstellen (voorstel)
RApparaat via de apparatenmanager verbinden
(voorstel)
Informatie over actieve toepassingen
De volgende functies zijn beschikbaar:
RMassageprogramma bedienen
RActieve parkeerassistent bedienen
RENERGIZING COMFORT programma bedienen
RVoertuighoogte omhoog- of omlaagbrengen
Voorstellen voor comfort- en voertuigfuncties en
voor de navigatie
Voorwaarde: De opties Comfort, Voertuig en
Navigatie zijn in de voorstellen geactiveerd.
RMassageprogramma bedienen
Het multimediasysteem adviseert bijvoorbeeld
op een bepaald tijdstip een programma.
RENERGIZING COMFORT programma bedienen
RAchterklep openen
Voorwaarde: De auto is met comfortsluiting
van het koerdeksel uitgerust.
RComfortportieren openen en sluiten
Voorwaarde: De auto is met comfortportieren
uitgerust.
RVoertuighoogte instellen
RVerwarmingsinstellingen uitvoeren
RPARKTRONIC-parkeerassistent in- of uitscha-
kelen
RLaatste bestemmingen en bestemmingen uit
favorieten selecteren
Adviezen over online-spraaktoepassingen
Voorwaarde: De optie Online spraakdiensten is in
de adviezen geactiveerd.
De voorgestelde spraaktoepassingen worden
online beschikbaar gesteld en zijn gebaseerd op
uw spraakinvoeren tot dan toe.
Voorbeelden:
RHoe wordt het weer morgen?
RLaat het nieuws horen.
RStart geoquiz.
ROpen de garagedeur.
480 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Zero-layer oproepen en bedienen
Zero-layer oproepen
Wanneer de auto is ingeschakeld, wordt de zero-
layer met de digitale kaart weergegeven. De navi-
gatie is actief.
#Vanuit een andere toepassing: De toets ©
in het stuurwiel rechts indrukken.
of
#© aantippen.
Toepassingen in de verkleinde weergave bedienen
(voorbeelden)
#Media: Om de vorige of volgende titel af te
spelen, û of ü aantippen.
#Gesprek aannemen of gemiste oproep bellen:
Het contact aantippen.
Na het opbouwen van de verbinding zijn de
gespreksfuncties beschikbaar.
#Gesprek beëindigen: Opnieuw het contact
aantippen.
#Bericht beantwoorden: Een bericht aantippen
en het bericht via de MBUX spraakassistent
dicteren.
#Massageprogramma starten: De toepassing
aantippen en het massageprogramma starten.
#Laatste bestemming selecteren: De toepas-
sing aantippen en een van de laatste bestem-
mingen selecteren.
#Bestemming uit favorieten selecteren: De toe-
passing aantippen en de bestemming selecte-
ren.
Weergavegebied met toepassingen verbergen en
weergeven
#Verbergen: De toepassingen omlaagslepen.
#Weergeven: De rand boven © naar boven
slepen.
of
#© selecteren.
of
#De toets © rechts in het stuurwiel indruk-
ken.
EQ-module (uitgebreide weergave)
1Laadprogramma instellen (/ pagina 334)
2Actuele laadtoestand van de hoogspannings-
accu
3Maximale laadtoestand (afhankelijk van de
instelling)
4Volgende laadpauze instellen (om van gunstig
tarief gebruik te maken)
MBUX multimediasysteem 481
F296 0032 07
5Vertrektijd instellen
6Contactdoosklep openen
7ECO laden in- of uitschakelen
#De EQ-module aantippen (/ pagina 479).
De laadinstellingen worden weergegeven.
In de onderste menulijst zijn nog meer EQ- en
navigatiefuncties beschikbaar:
RSymbool ª
Een bestemming invoeren (/ pagina 34)
RRoute
De route toont laadstops en de bestem-
ming.
RActieradius
De actieradiusmaximalisering in- of uit-
schakelen (/ pagina 305).
RVerbruik
De actuele en gemiddelde verbruikswaar-
den worden weergegeven.
RSymbool Z
Instellingen voor Weergave, Meldingen &
Attentiegeluid. en Route uitvoeren.
#Menu sluiten: G selecteren.
Navigatiemodule (uitgebreide weergave)
Navigatiemodule bij actieve routebegeleiding
(voorbeeld)
1Aankomsttijd bij de laadstop, soort laadpaal
2Laadstop toont de door de navigatie met Elec-
tric Intelligence aanbevolen oplaadtijd en
laadtoestanden bij aankomst en doorrijden
voor een optimale reistijd
3Afstand vanaf de actuele positie van de auto
en resterende reistijd
4Extra laadstation zoeken
#De EQ-module aantippen (/ pagina 479).
#In de onderste menulijst Route selecteren.
482 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Menu in het onderste weergavegebied bedienen
(voorbeeld actief massageprogramma)
1Massageprogramma selecteren
2Massageprogramma voor de bestuurder star-
ten of stoppen
3Massageprogramma voor de passagier star-
ten of stoppen
4Massage-intensiteit voor bestuurders- of pas-
sagiersstoel instellen
#De toepassing aantippen.
De uitgebreide weergave van de toepassing
wordt weergegeven.
#Menu sluiten: G selecteren.
Contextmenu voor een voorstel openen en sluiten
#Lang op een voorstel drukken.
Het contextmenu wordt geopend en toont bij-
voorbeeld de optie Niet meer voorstellen.
#Sluiten: Omlaagvegen.
Voorstel uit het weergavegebied verwijderen
#Het voorstel omhoogvegen.
Alle toepassingen weergeven
#Kort op © drukken.
De beschikbare toepassingen worden weerge-
geven. Het algemeen zoeken is beschikbaar.
#Toepassingen verbergen: Opnieuw kort op
© drukken.
Tussen zero-layer en startscherm met klassiek
menu wisselen
#Lang op © drukken.
Het startscherm met het klassieke menu
wordt weergegeven.
#Terug naar de zero-layer: Lang op © druk-
ken.
Overzicht startscherm
1Weergaven op de statusregel
2Gebruikersproel-instellingen oproepen en
van gebruiker wisselen
3Control Center oproepen: Lip omlaag trekken
4Favorieten oproepen
5Weergaven op de statusregel
6Verdere toepassingen weergeven
7Toepassing oproepen
8Snelle toegangen van de toepassing
9Algemeen menu
G Vorig menu oproepen
MBUX multimediasysteem 483
F296 0032 07
© Lang indrukken: Tussen startscherm en
zero-layer wisselen
û Vorige titel of vorige zender
ü Volgende titel of volgende zender
%Tijdens het telefoneren wordt in het algemene
menu 9 de gespreksduur weergegeven.
Om tussen het startscherm en de zero-layer te
wisselen, alternatief de toets © rechts in het
stuurwiel lang indrukken.
De volgende functies worden in het Control Cen-
ter opgeroepen:
RBerichten-center
RMenu Inhoud delen
RFavorieten
RSnelle toegangen tot de auto
Touch-Control
Touch-Control bedienen (MBUX multimediasys-
teem)
1© Zero-layer/startscherm weergeven
2Touch-Control
=9Ì: in de richting van de pijl
vegen (navigeren)
a Indrukken (bevestigen)
3G Terug naar laatste weergave
46 Gesprek voeren of aannemen
5~ Oproep weigeren of beëindigen
6Volume verhogen: Omhoog vegen
Volume verlagen: Omlaag vegen
8 Geluid uitschakelen: Drukken
7ß Favorieten oproepen
8£ MBUX spraakassistent starten
%Voor een optimale bediening van de Touch-
Control 2 indien mogelijk de toppen van de
duimen gebruiken.
De navigatie in menu's en lijsten gebeurt via het
aanrakingsgevoelige oppervlak van de Touch-Con-
trol 2 met een-vinger-veegbewegingen, bijvoor-
beeld:
#Tekens invoeren: Een teken via het toetsen-
bord selecteren en op de Touch-Control 2
drukken.
#Menu-optie selecteren: In een lijst scrollen en
op de Touch-Control 2 drukken.
#Digitale kaart verschuiven: In een willekeurige
richting vegen.
484 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Gevoeligheid voor de Touch-Control instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Bedieningselem.
5Touch-Control-gevoeligheid
#Snel, Gemiddeld of Langzaam selecteren.
Akoestische terugkoppelingsmeldingen voor
alle bedieningselementen instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Bedieningselem. 5Akoestische feedback
De functie ondersteunt bij het maken van een
keuze in een lijst.
#Uit, Euro 95 of Luid instellen.
Wanneer de functie is ingeschakeld, hoort u
bij het selecteren van bedieningselementen en
bij het scrollen in een lijst een klikgeluid. Wan-
neer het begin of einde van de lijst wordt
bereikt, is een ander klikgeluid te horen.
Touchscreen
Touchscreen bedienen
Aantippen
#Menupunt of item selecteren: Een symbool of
een item aantippen.
#Kaartschaal vergroten: Met een vinger kort na
elkaar tweemaal aantippen.
#Kaartschaal verkleinen: Met twee vingers aan-
tippen.
#Tekeninvoer via toetsenbord: Een toets aantip-
pen.
Een-vinger-veegbewegingen
#In menu's navigeren: Omhoog, omlaag, naar
links of naar rechts vegen.
#Digitale kaart verschuiven: In alle richtingen
vegen.
#Tekeninvoer via handschri: Het teken met
een vinger op het touchscreen schrijven.
Twee-vinger-veegbewegingen
#Schaal van de kaart vergroten of verkleinen:
Twee vingers uit elkaar of naar elkaar toe
bewegen.
#Stuk van een website vergroten of verkleinen:
Twee vingers uit elkaar of naar elkaar toe
bewegen.
#Kaart draaien: Twee vingers naar links of
rechts draaien.
Drie-vinger-veegbewegingen
#Startscherm oproepen: In een toepassing met
drie vingers omhoog vegen.
Aanraken, vasthouden en slepen
#Kaart verschuiven: Het touchscreen aanraken
en de vinger in een willekeurige richting bewe-
gen.
#Volume op een schaal instellen: Het touch-
screen aanraken en de vinger naar links of
rechts bewegen.
MBUX multimediasysteem 485
F296 0032 07
Aanraken en vasthouden
#Bestemming op de kaart opslaan: Het touch-
screen aanraken en vasthouden, tot een mel-
ding verschijnt.
#In toepassingen een algemeen menu oproe-
pen: Het touchscreen aanraken en vasthou-
den, tot het menu Opties verschijnt.
Haptische bediening voor het touchscreen
instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Bedieningselem. 5Display haptiek
#Uit, Euro 95 of Sterk instellen.
Wanneer de functie uitgeschakeld is, hoe u
voor het invoeren alleen maar het display aan
te tippen.
Wanneer de functie ingeschakeld is, dient u
voor het invoeren op het display te drukken.
Daarbij ondersteunt het systeem u met sub-
tiele voelhulpen en drukweerstanden.
%De functie kunt u voor het centraal display en
het voorpassagiersdisplay bedienen.
Overzicht vingerafdruksensor
Uitrusting met centraal display
Uitrusting met MBUX Hyperscreen
De vingerafdruksensor 1 maakt een comforta-
bele toegang tot beveiligde functies en services
van uw MBUX multimediasysteem mogelijk. In ver-
gelijking met de beveiliging met de Mercedes me
pincode kan het invoeren van het viercijferige
nummer bij het vrijschakelen van services en
functies met persoonlijke informatie vervallen.
486 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
De vingerafdruksensor moet vóór gebruik worden
ingesteld (/ pagina 489).
Bij de uitvoering met voorpassagiersdisplay kan
zowel voor de bestuurdersstoel als voor de passa-
giersstoel een vingerafdruk worden ingeleerd.
Deze vingerafdrukken zijn dan gekoppeld aan de
betreende zitplaats. Deze kunnen worden
gebruikt voor authenticatie of voor activering van
het persoonlijke gebruikersproel op het daaraan
gekoppelde display.
%De vingerafdruksensor slaat alleen een data-
model op en geen afbeelding van de vingeraf-
druk. Het datamodel wordt alleen in de auto
zelf verwerkt en niet vanuit de auto naar bui-
ten verzonden.
Gebruiker
Aanwijzingen met betrekking tot gebruikerspro-
elen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar door het
instellen van de bestuurdersstoel na het
oproepen van een rijdersproel
Door het selecteren van een gebruikersproel
kan de bestuurdersstoel naar de positie bewe-
gen die bij dat gebruikersproel is opgeslagen.
Hierdoor kunnen u of andere inzittenden letsel
oplopen.
#Er mogen zich geen personen of
lichaamsdelen in het verstelbereik van
de stoel bevinden tijdens de instelling
van de bestuurdersstoel via het multime-
diasysteem.
Wanneer een persoon ingeklemd dreigt te
raken, direct het instellen stoppen door:
#a) De waarschuwingsmelding op het cen-
traal display aan te tippen.
of
#b) Een positietoets van de geheugenfunc-
tie of een stoelinstelschakelaar in het
bestuurdersportier te bedienen.
De instelling wordt onderbroken.
De bestuurdersstoel is met een automatische
anti-inklemfunctie uitgerust.
Wanneer het bestuurdersportier geopend is,
wordt de bestuurdersstoel na het oproepen van
een rijdersproel niet ingesteld.
Overzicht gebruikersproelen
Voorwaarden voor het gebruik
RU beschikt over een Mercedes me gebruikers-
account.
RU hebt een Mercedes me pincode.
RU bent akkoord gegaan met de gebruiksvoor-
waarden.
RDe auto is aan een Mercedes me gebruikers-
account gekoppeld.
MBUX multimediasysteem 487
F296 0032 07
%Wanneer aan een van de vermelde voorwaar-
den niet wordt voldaan of wanneer er geen
gebruikersproel is geselecteerd, worden de
hieronder beschreven gegevens als stan-
daardinstelling in de auto opgeslagen. Stan-
daardinstellingen kunnen door alle gebruikers
van de auto worden gewijzigd.
Gebruikersproelen slaan persoonlijke instellingen
op. Wanneer de auto door meerdere personen
wordt gebruikt, kan een gebruiker instellingen aan
zijn proel uitvoeren zonder de instellingen van
andere gebruikers te wijzigen.
Wanneer de auto met het MBUX high-end enter-
tainment achter is uitgerust, kunnen de inzitten-
den achterin zich als Mercedes me gebruiker op
hun zitplaats aanmelden. Het multistoel-proel-
management maakt het gelijktijdige gebruik van
drie proelen mogelijk. Een gebruikersproel kan
slechts op één display tegelijk worden geacti-
veerd.
%Sommige instellingen gelden voor de gehele
auto en worden in alle gebruikersproelen
weergegeven, bijvoorbeeld de sfeerverlichting
en de actuele instellingen van de navigatie.
Deze zijn in eerste instantie van de bestuur-
der, maar kunnen ook door de andere inzit-
tenden in hun gebruikersproel worden gewij-
zigd.
U kunt een gebruikersproel in de auto aanpassen
via de conguratie-assistent of via de instellingen
van uw gebruikersproel. Sommige instellingen,
bijvoorbeeld de Mercedes me PIN en een proel-
foto, moet u in de Mercedes me App of in de
Mercedes me-Portal uitvoeren.
%Wanneer het gebruikersproel tijdens het rij-
den wordt gedownload, wordt het gebruikers-
proel niet ingesteld via de conguratie-assis-
tent.
Gebruikersspecieke inhouden en toepassingen
met persoonlijke gegevens zijn door verschillende
veiligheidsniveaus beveiligd (/ pagina 489).
Om toegang te krijgen tot beveiligde inhoud, wor-
den de Mercedes me pincode en, afhankelijk van
de uitrusting van de auto, biometrische sensoren
gebruikt.
%Het beveiligingsniveau wordt gedenieerd
door het multimediasysteem en berekend op
basis van de combinatie van alle sensorinvoer.
Sommige beveiligingsniveaus kunnen niet
worden uitgeschakeld.
Wanneer de sleutel aan het gebruikersproel is
gekoppeld, wordt het gebruikersproel bij het ont-
grendelen van de auto of bij het naderen van een
auto met KEYLESS-GO initieel geactiveerd. Daar-
bij worden de betreende licht-, spiegel- en stoel-
instellingen uitgevoerd. De contactsleutel dient
bovendien als sensorinvoer voor de autorisatie om
een gebruikersproel of een applicatie te kunnen
gebruiken.
%Wanneer een gebruikersproel wordt geacti-
veerd, kunnen bijvoorbeeld de volgende
gepersonaliseerde comfortsystemen worden
versteld of de instellingen hiervan worden
geladen:
RStoel
RSfeerlicht
RBuitenspiegels
RRollo's
RKlimaatinstellingen
488 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Wanneer het gebruikersproel tijdens het rij-
den wordt geactiveerd, vindt er geen verstel-
ling van de bestuurdersstoel plaats.
Gebruikersspecieke inhoud
Afhankelijk van de uitrusting van de auto kunt u
als gebruiker bijvoorbeeld de volgende instellingen
opslaan:
RBestuurdersstoel-, stuurwiel- en spiegelinstel-
lingen
RKlimaatregeling
RSfeerlicht
RRadio (inclusief zenderlijst)
RAdviezen en favorieten
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Gebruiker toevoegen
Voorwaarden
RDe auto staat stil.
Multimediasysteem:
4© 5f 5Gebruiker selecteren
#f Gebruiker toevoegen selecteren.
Er wordt een QR-code geladen.
#De weergegeven QR-code met de Mercedes
me app of een willekeurige QR-code scanner
op een mobiel apparaat scannen. Wanneer de
Mercedes me app nog niet op het mobiele
apparaat is geïnstalleerd, wordt u doorverwe-
zen naar de store van uw mobiele apparaat.
#De stappen in de Mercedes me app volgen.
De auto wordt gekoppeld aan uw Mercedes
me gebruikersaccount. Daarbij wordt automa-
tisch uw gebruikersproel in de auto aange-
maakt.
Wanneer uw gebruikersproel beschikbaar is,
wordt u hiervan op de hoogte gebracht.
Wanneer de auto stilstaat, start de congura-
tie-assistent automatisch na de gebruikersse-
lectie.
%Indien de gebruiker is toegevoegd, kan deze
worden geselecteerd (/ pagina 492).
Gebruikersopties selecteren
Multimediasysteem:
4© 5f 5Instellingen
Gebruikersspecieke inhouden en toepassingen
beveiligen
Wanneer u een nieuwe gebruiker toevoegt, is de
toegangsbeveiliging voor het gebruikersproel
reeds geactiveerd. Voor de toegang zijn de
Mercedes me PIN en afhankelijk van de uitrusting
van de auto biometrische sensoren beschikbaar.
Biometrische sensoren moeten in de auto worden
ingeleerd. Bij de authenticatie wordt dan rekening
gehouden met alle ingeleerde en beschikbare sen-
soren.
De volgende gebruikersspecieke inhoud en toe-
passingen worden bijvoorbeeld beveiligd:
RGebruikersselectie en instellingen van het
gebruikersproel
RBiometrische sensoren
Het inleren van biometrische sensoren
Biometrische herkenning inleren en bewerken,
zie het volgende hoofdstuk.
MBUX multimediasysteem 489
F296 0032 07
RAdviezen
De gegevens en het bepalen van de meest
waarschijnlijke navigatiebestemmingen,
mediabronnen, radiozenders, contacten en
berichten
RENERGIZING COACH
De opgeslagen gezondheidsgegevens en de
verwerking hiervan
RIn-Car Oce
De agenda, de taken en de e-mails
RService parkeren
De betalingen
RMercedes me Store
Het verkrijgen van services
RSysteemactiveringen van betaalde voertuig-
functies
In de volgende gevallen wordt u om authenticatie
of opnieuw om authenticatie gevraagd door een
sensor of de Mercedes me PIN:
RBij het selecteren van een beveiligd gebrui-
kersproel
RBij het oproepen van een functie met een
hoog beveiligingsniveau
RWanneer de biometrische sensoren onvol-
doende of tegenstrijdige informatie leveren
RWanneer het multimediasysteem een sensor
niet langer vertrouwt
RWanneer het gordelslot en het portier bij
dezelfde zitplaats geopend worden en een
functie met een hoog beveiligingsniveau wordt
opgeroepen
RWanneer de auto van buitenaf werd vergren-
deld
%De gezichtsherkenning voor hernieuwde
authenticatie bij de bestuurdersstoel is alleen
mogelijk wanneer het portier of het gordelslot
gesloten zijn.
#Beveiliging van inhoud selecteren.
#Toegangsbeveiliging uit- of inschakelen.
%Wanneer de toegangsbeveiliging is uitgescha-
keld, is het vanaf elke zitplaats mogelijk om
uw gebruikersproel te benaderen en wijzigin-
gen aan te brengen.
%De toegangsbeveiliging wordt afhankelijk van
de auto in- of uitgeschakeld.
%In acht nemen dat de authenticatie voor een
aantal functies, bijvoorbeeld In-Car Oce,
noodzakelijk is en daarom niet volledig kan
worden uitgeschakeld.
Biometrische herkenning instellen en bewerken
De biometrische gegevensmodellen worden in de
sensoren in de auto opgeslagen. Wanneer een
herkenning is ingesteld, dient deze sensor als bij-
drage aan de authenticatie op het multimediasys-
teem.
#Beveiliging van inhoud selecteren.
#Gezichtsherkenning, Vingerafdrukherkenning
of Stemherkenning selecteren.
%Authenticeer uzelf indien nodig op het multi-
mediasysteem.
Gezichtsherkenning instellen
#De aanwijzingen van het systeem volgen.
Uw gezicht wordt gescand. Een melding op
het bestuurdersdisplay of centraal display
gee aan of de gezichtsherkenning is
geslaagd. U kunt uw gebruikersproel en
490 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
beveiligde toepassingen met een gezichtsscan
deblokkeren.
Vingerafdrukherkenning instellen
#Uw vinger meerdere keren op de vingerafdruk-
sensor onder het touchscreen plaatsen op
weer optillen (/ pagina 486).
De vinger wordt gescand. Indien het scannen
gelukt is, verschijnt een melding op het cen-
traal display. U kunt uw gebruikersproel en
beveiligde toepassingen met een vingerafdruk
deblokkeren.
Stemherkenning instellen
#De op het centraal display weergegeven zin
inspreken en de aanwijzingen van de spraak-
assistent opvolgen.
Indien de stemherkenning gelukt is, verschijnt
een melding op het centraal display. U kunt
uw gebruikersproel deblokkeren.
%Tijdens de stemherkenning achtergrond- en
storende geluiden vermijden.
Biometrische gegevens wissen
#E bijvoorbeeld achter Vingerafdrukher-
kenning aantippen.
#Ja selecteren.
Conguratie-assistent oproepen
#Profiel selecteren.
#Configuratie-assistent selecteren.
#De stappen van de conguratie-assistent vol-
gen.
Gebruikersnaam of proelfoto wijzigen
#Profiel selecteren.
#Gebruikersnaam wijzigen selecteren.
of
#Gebruikersfoto selecteren.
#De gebruikersnaam invoeren of een gebrui-
kersfoto selecteren.
#Gereed selecteren.
%In het Mercedes me gebruikersaccount kunt u
in de app of op de portal uw foto opslaan. De
foto wordt vervolgens weergegeven in de
auto. In de auto zelf kunt u in plaats van de
foto ook andere voorbeeldafbeeldingen selec-
teren.
Gebruikersproel verwijderen
#Profiel selecteren.
#Verwijderen selecteren.
#Gebruikersprofiel verwijderen selecteren.
%Uw Mercedes me gebruikersaccount en uw
persoonlijke gegevens blijven bewaard in het
Mercedes me ecosysteem.
Gebruikersproel terugzetten naar fabrieksinstel-
lingen
#Profiel selecteren.
#Terugzetten selecteren.
#Ja selecteren.
%Daarbij wordt de inhoud van het gebruikers-
proel op fabrieksinstellingen teruggezet,
maar niet de auto.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
MBUX multimediasysteem 491
F296 0032 07
Gebruiker selecteren
Multimediasysteem:
4© 5f
%Wanneer u een bestuurdersproel oproept,
kunnen de bestuurdersstoel en het stuurwiel
worden ingesteld.
Het instellen kan als volgt worden afgebroken:
RDe melding Hier aantippen om te annule-
ren. op het centraal display aantippen.
REen van de stoelbedieningstoetsen in het
bestuurdersportier indrukken.
#Gebruiker selecteren selecteren.
#Een gebruiker selecteren.
#Wanneer daarnaar wordt gevraagd, dient u
zich te identiceren met de Mercedes me PIN
of een ingeleerde biometrische functie.
Het gebruikersproel wordt geladen en geacti-
veerd.
%Wanneer u Doorgaan zonder gebruikersse-
lectie selecteert, worden geen specieke
instellingen van het gebruikersproel geladen.
Gebruikersproelen synchroniseren
Voorwaarden
RU beschikt over een Mercedes me gebruikers-
account.
RDe auto is aan uw Mercedes me gebruikersac-
count gekoppeld.
Multimediasysteem:
4© 5f 5Instellingen
5Synchronisatie
#Automatisch synchroniseren inschakelen.
Wanneer de auto wordt in- of uitgeschakeld,
worden de in de auto opgeslagen gegevens
automatisch met de Mercedes me gebruikers-
accounts gesynchroniseerd. Deze synchroni-
satie gebeurt voor alle gebruikersproelen en
is niet proelspeciek.
of
#Nu synchronis. selecteren.
De in de auto opgeslagen gegevens worden na
het selecteren van deze optie gesynchroni-
seerd met de Mercedes me gebruikersac-
counts.
%Tijdens de synchronisatie zijn niet alle gebrui-
kersproelfuncties beschikbaar.
%Wanneer de dienst Personalisatie in de auto is
gedeactiveerd, worden alleen de volgende
basisgegevens van het gebruikersproel
gesynchroniseerd:
RProelnaam
RProelfoto
RMercedes me pin
Favorieten
Overzicht Favorieten
Favorieten bieden een snelle toegang tot vaak
gebruikte toepassingen. Er zijn in totaal 100 favor-
ieten beschikbaar.
Favorieten kunt u uit categorieën selecteren of
kunt u direct uit een toepassing toevoegen.
492 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Favorieten oproepen
Multimediasysteem:
4© 5ß
#Als alternatief in het startscherm de lip 3 in
het midden van de statusregel omlaagtrekken
(/ pagina 483).
#In het Control Center ß selecteren.
Favorieten toevoegen
Multimediasysteem:
4© 5ß
Favorieten uit categorie selecteren
#r selecteren.
#W Nieuwe favoriet aanmaken selecteren.
#De categorie selecteren.
#Een favoriet selecteren.
De favoriet wordt op de volgende vrije positie
opgeslagen.
#Alle posities in de favorieten zijn bezet: De
weergegeven melding bevestigen.
Een lijst toont alle favorieten.
#Een favoriet selecteren die moet worden over-
schreven.
Favorieten uit een andere toepassing toevoegen
U kunt bijvoorbeeld een contact (voorbeeld)
opslaan of een ENERGIZING COMFORT pro-
gramma toevoegen.
#Contact als algemene favoriet opslaan: Een
contact selecteren (/ pagina 597).
#Een telefoonnummer zo lang ingedrukt hou-
den, tot een menu verschijnt.
#Opslaan als favoriet selecteren.
Het contact wordt als favoriet toegevoegd.
Favoriet met V-gebaar van de MBUX interieuras-
sistent koppelen
%Wanneer een favoriet aan het V-gebaar is
gekoppeld, kunt u deze oproepen
(/ pagina 514).
#r selecteren.
#Bestuurder of Voorpassagier selecteren.
#De categorie selecteren.
#Een favoriet selecteren.
Wanneer de favoriet met het V-gebaar is
gekoppeld, verschijnt er een bericht.
%Het gekoppelde favorietengebaar kan voor de
bestuurder en passagier worden in- en uitge-
schakeld.
Favorieten hernoemen
Multimediasysteem:
4© 5ß
#Een favoriet zo lang ingedrukt houden, tot een
menu verschijnt.
#Hernoemen selecteren.
#De naam invoeren.
#De naam opslaan.
Favorieten verschuiven
Multimediasysteem:
4© 5ß
#Een favoriet zo lang ingedrukt houden, tot een
menu verschijnt.
#Verplaatsen selecteren.
MBUX multimediasysteem 493
F296 0032 07
#De favoriet naar de nieuwe positie verschui-
ven.
#ø aantippen.
Favorieten wissen
Multimediasysteem:
4© 5ß
#Een favoriet zo lang ingedrukt houden, tot een
menu verschijnt.
#Wissen selecteren.
#Ja selecteren.
Favorieten terugzetten
#In het menu Alle favorieten terugzetten selec-
teren.
#Ja selecteren.
Berichten-center
Overzicht berichten-center
In het berichten-center worden de volgende
mededelingen verzameld:
RMededelingen die door de auto of door het
multimediasysteem worden gegenereerd.
RMededelingen die door het gebruik van servi-
ces en services binnenkomen.
Deze typen berichten zijn beschikbaar:
RNavigeerbare bestemmingen en routes
RBerichten (SMS)
RAgenda-items en herinneringen, bijvoorbeeld
van In-Car Oce
Deze functie is niet in alle landen beschikbaar.
RSysteeminformatie, bijvoorbeeld. Belangrijke
software-update beschikbaar. Bevestigen
om de update te starten.
ROverige berichten, bijvoorbeeld van andere te
boeken online-services, noodgevalmeldingen
(bijvoorbeeld een tornado)
Het berichten-center vindt u in het Control Center.
Afhankelijk van de ingestelde stijl worden nieuw
binnengekomen berichten weergegeven door een
gekleurde cirkel.
Berichten worden bij het binnenkomen meestal
kort weergegeven. Wanneer u geen actie onder-
neemt, worden deze in het berichten-center opge-
slagen en kunnen deze later worden opgeroepen.
De berichten zijn chronologisch gesorteerd. De
nieuwste berichten staan helemaal bovenaan.
494 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Voorbeeld van een bericht
1Berichten-center oproepen
2Symbool voor een vastgepind bericht
3Tijd van het ontvangen bericht
4Instellingen oproepen
5Berichten wissen
6Weergave beschikbare acties
7Beschrijving van het bericht en uitgevende
dienst
8Symbool voor het bericht
9Datum van de ontvangen berichten
Afhankelijk van het soort bericht zijn maximaal
vier verschillende acties beschikbaar.
Voorbeelden van acties zijn:
RVoorlezen
ROpbellen
RBeantwoorden
RWebsite oproepen
RNavigeren
Enkele berichten, bijvoorbeeld een navigatiebe-
stemming, worden langer bewaard. Daarom hoe-
ven beschikbare acties niet direct na het binnen-
komen van het bericht te worden uitgevoerd. Een
routebegeleiding kan ook op een later tijdstip wor-
den gestart.
U kunt een bericht vastpinnen, zodat dit na een
bepaalde tijd niet automatisch wordt gewist. Het
bericht hee dan het symbool 2.
Berichten oproepen
Berichten-center openen
#In zero-layer de lip 4 in de statusregel
omlaagtrekken (/ pagina 479).
of
#In het startscherm de lip 3 in de statusregel
omlaagtrekken (/ pagina 483).
Het Control Center wordt geopend.
#In het Control Center 3 selecteren.
Bericht selecteren
#Wanneer meerdere berichten beschikbaar zijn,
omhoog of omlaag vegen.
#Een actie selecteren.
Berichten-center sluiten
#G selecteren.
Acties voor een bericht selecteren
De volgende mogelijkheden staan ter beschikking:
RDe actie direct na het binnenkomen en weer-
geven van het bericht selecteren.
MBUX multimediasysteem 495
F296 0032 07
RDe actie later na het oproepen in het berich-
ten-center selecteren.
#Maximaal twee acties beschikbaar: De actie
selecteren.
#Meer dan twee acties beschikbaar: q
selecteren.
#De actie selecteren.
Het bericht is nog steeds beschikbaar.
#Met r de acties dichtklappen.
Berichten bewerken
#Het berichten-center oproepen
(/ pagina 495).
Instellingen uitvoeren
#Z Instellingen selecteren.
#De dienst of de service selecteren.
#De opties in- of uitschakelen.
Afhankelijk van de service zijn de volgende
opties beschikbaar:
RNotificaties toestaan
RWeergeven in notificatiecentrum
RNotificaties weergeven
RAttentiegeluiden in- of uitschakelen
RExterne toegang
De optie zorgt ervoor dat een externe
service toegang tot specieke gegevens
kan krijgen, bijvoorbeeld de actuele positie
van de auto. Met Õ wordt de gedetail-
leerde, goedgekeurde informatie weerge-
geven.
Wanneer Notificaties toestaan is uitgescha-
keld, kunnen de opties met uitzondering van
Externe toegang niet worden geselecteerd.
Bericht vastpinnen
#Een bericht op het touchscreen naar rechts
trekken.
Er verschijnt een pin.
#De pin aantippen.
Het bericht wordt met een pin gemarkeerd.
Berichten wissen
#Een bericht op het touchscreen naar links sle-
pen.
of
#E selecteren.
#Ja selecteren.
Alle berichten worden gewist.
Globaal zoeken
Overzicht globaal zoeken
Globaal zoeken kunt u oproepen in het start-
scherm. U kunt symbolen via het toetsenbord of
de handschriherkenning invoeren. Als alternatief
maakt de MBUX spraakassistent een spraakinvoer
mogelijk.
Globaal zoeken levert zoekresultaten voor de vol-
gende categorieën op:
RNavigatie
REntertainment
RTelefoon, In-Car Oce
In-Car Oce is niet in alle landen beschikbaar.
RDigitale handleiding
RInternet
496 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Via globaal zoeken kunt u bijvoorbeeld steden,
straten en bezienswaardigheden binnen de cate-
gorie navigatie zoeken.
Met globaal zoeken kunt u ook een driewoorden-
adres (/ pagina 544) invoeren.
Wanneer het zoekveld leeg is, krijgt u in de cate-
gorie Adviezen eerst intelligente adviezen te zien.
Voorwaarde hiervoor is dat de intelligente advie-
zen in de systeeminstellingen geactiveerd zijn
(/ pagina 523).
Zodra een letter is ingevoerd, worden in de cate-
gorie Alles de beste overeenkomsten getoond.
Meer zoekresultaten vindt u in de afzonderlijke
categorieën. Naast de categorie staat het aantal
treers.
Na het selecteren van een categorie kunt u de
zoekresultaten binnen de categorie selecteren.
Wanneer u een zoekresultaat selecteert, wordt
afhankelijk van de categorie een detailoverzicht
geopend.
Globaal zoeken gebruiken
Multimediasysteem:
4© 5ª Zoeken
In de categorie Adviezen worden maximaal zes
intelligente adviezen getoond, ook als er nog geen
zoekterm is ingevoerd.
#De zoekterm in het zoekveld invoeren.
Zodra u een teken invoert, wordt de categorie
Alles gemarkeerd. Daarbij worden maximaal
tien zoekresultaten per categorie getoond.
In de andere categorieën worden bijpassende
zoekresultaten voor de ingevoerde zoekterm
getoond.
%Als alternatief is spraakinvoer mogelijk met de
MBUX spraakassistent via p of u schakelt
over naar handschriherkenning v
(/ pagina 504).
#Zoeken beëindigen: a selecteren.
#Zoekresultaten voor een categorie weerge-
ven: Een categorie selecteren.
#Zoekresultaat overnemen: Het zoekresultaat
selecteren.
Er wordt een actie gestart, zoals het instellen
van een radiozender of er wordt een detail-
overzicht getoond, bijvoorbeeld voor een con-
tact.
Menu Inhoud delen
Overzicht menu Inhoud delen
Het menu Inhoud delen vindt u in het controle-
centrum. Dit toont de beschikbare displays in de
auto en hun weergavestatus. Actuele inhoud op
een display kan worden gedeeld met andere dis-
plays, bijvoorbeeld het afspelen van een entertain-
mentbron. Statussymbolen op de displays geven
informatie over de actuele instellingen, bijvoor-
beeld "hoofdtelefoon verbonden".
Op het centraal display kunt u het kinderslot voor
de displays achterin inschakelen.
Inhoud wordt gedeeld vanuit het menu zelf of
rechtstreeks vanuit een toepassing.
Actieve inhoud wordt op het ene display gedeeld
en op het ontvangende display weergegeven.
MBUX multimediasysteem 497
F296 0032 07
Inactieve inhoud kan in een toepassing worden
opgezocht en van daaruit worden gedeeld.
De volgende displayinhoud kan bijvoorbeeld wor-
den gedeeld:
RRadiozender
RMedia
RBrowser
RENERGIZING COMFORT programma's
Menu Inhoud delen in het Control Center
oproepen
Menu Inhoud delen (voorbeeld)
1Menu oproepen
2Centraal display met actieve inhoud (cover-
weergave)
3Voorpassagiersdisplay
4Animatie oproepen voor inhoud delen
5Statusinformatie, bijvoorbeeld Ä Blue-
tooth® hoofdtelefoon met het voorpassagiers-
display rechts verbonden
%Wanneer de auto met MBUX high-end enter-
tainment achter en MBUX tablet achterin is
uitgerust, worden onder 2 en 3 weergege-
ven:
Rde displays achterin
Rde MBUX tablet achterin
#In de Zero-Layer het Control Center oproepen
(/ pagina 479).
of
#In het startscherm het Control Center oproe-
pen (/ pagina 483).
Het Control Center wordt geopend.
#1 selecteren.
5 toont de volgende statusinformatie:
RAudioweergave, bijvoorbeeld via Bluetooth®
hoofdtelefoon Ä of autoluidsprekers Ã
498 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
RAfspeelstatus, bijvoorbeeld pauze of geluids-
uitschakelfunctie actief
RKinderslot actief
Het kinderslot wordt in het MBUX multimedia-
systeem geactiveerd voor de displays achterin
(/ pagina 500)Wanneer het kinderslot actief
is wordt er wel inhoud afgespeeld, maar kan
het display achterin niet worden bediend.
De volgende informatie wordt afhankelijk van de
displaystatus in 2 en 3 weergegeven:
RDe cover
RDe geactiveerde privacy-modus É
RDisplay uit
RSysteem uit
%De MBUX tablet achterin kan met een van de
displays achterin worden verbonden. Daarbij
wordt de scherminhoud overgenomen van het
display achterin.
Kinderslot voor de displays achterin of de MBUX
tablet achterin in- of uitschakelen
#Een display achterin of de MBUX tablet ach-
terin aantippen.
#Blokkeren in- of uitschakelen.
Het kinderslot vindt plaats via het geselec-
teerde display achterin of de MBUX tablet ach-
terin .
MBUX displayinhoud delen
In het menu Inhoud delen kunt u op een display
de actueel weergegeven inhoud delen met andere
displays.
U kunt ook inhoud vanuit een toepassing in de
auto delen, bijvoorbeeld in een menu of in een
zoekopdracht.
%Inhouden kunnen niet met de MBUX tablet
achterin worden gedeeld.
#In het menu een display over een ander dis-
play trekken en neerzetten.
De inhoud van het ene display wordt naar het
andere display gestuurd of van het andere dis-
play opgehaald.
of
#Delen met allen of Delen met achterin selec-
teren.
De inhoud van een display wordt met alle dis-
plays in de auto of met de displays achterin
gedeeld.
of
#Inhoud rechtstreeks vanuit een toepassing
doorsturen met Delen, bijvoorbeeld een radio-
zender in de auto delen.
Met MBUX spraakassistent entertainment-bron-
nen aansturen
#De spraakassistent met "Hey Mercedes" acti-
veren.
#Een gesproken opdracht geven, bijvoorbeeld
"Speel Rihanna op de zitplaats rechtsachter.".
MBUX multimediasysteem 499
F296 0032 07
Mediaweergave in het Control Center aanstu-
ren
Besturingsmenu (voorbeeld)
1Cover (indien beschikbaar)
2Titel en verdere informatie
3Afspelen van de entertainmentbron bedienen
Vorige titel/scène, afspelen/pauze of geluid
aan/uit, volgende titel/scène
4Op alle displays het entertainmentsysteem
achterin uitschakelen
5Op het centraal display het kinderslot voor de
displays achterin in- of uitschakelen
Op de zitplaats de privacy-modus É in- of
uitschakelen
6Selecteert de actuele audiobron van de zit-
plaats voor weergave via de luidsprekers van
de auto
De beschikbare opties zijn afhankelijk van de zit-
plaats. Op het voorpassagiersdisplay kan voor de
aangesloten hoofdtelefoons naast het instellen
van het volume tevens het geluid worden in- en
uitgeschakeld.
%De beschikbaarheid van de opties in 3 is
afhankelijk van de toepassing.
%Wanneer de privacy-modus É is geacti-
veerd, is de weergegeven displayinhoud ver-
borgen voor de andere zitplaatsen. De dis-
playinhoud kan worden gedeeld, maar niet
worden opgehaald.
#In het startscherm het Control Center oproe-
pen (/ pagina 483).
Het Control Center wordt geopend.
#Een display aantippen.
Het besturingsmenu voor de mediaweergave
wordt opgeroepen.
#De instellingen uitvoeren.
Volume instellen voor hoofdtelefoon
#. selecteren.
#De volumeknop omhoog- of omlaagschuiven.
Geluid voor hoofdtelefoons in- en uitschakelen
#Uitschakelen: Lang op . drukken.
De momenteel actieve audiobron wordt
gedempt.
#Inschakelen: Opnieuw lang op . drukken.
500 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Geluid voor het MBUX multimediasysteem in- of
uitschakelen
In het stuurwiel
Op het bedieningspaneel van het centraal dis-
play Op het bedieningspaneel bij de uitvoering met
MBUX Hyperscreen
#Uitschakelen: De toets 1 indrukken.
De momenteel actieve audiobron wordt
gedempt.
In de statusregel van het centraal display ver-
schijnt het symbool 8.
MBUX multimediasysteem 501
F296 0032 07
Wanneer u bijvoorbeeld naar een radiozender luis-
tert en het geluid uitschakelt, worden alle media-
bronnen gedempt.
Verkeersinformatie en gesproken rij-aanwijzingen
blijven in dit geval gewoon hoorbaar. De MBUX
spraakassistent en de telefoon worden evenmin
beïnvloed.
Inschakelen
#De toets 1 opnieuw indrukken.
of
#Het volume instellen.
of
#Van mediabron wisselen.
Volume voor het MBUX multimediasysteem instel-
len
Met toets instellen
In het stuurwiel
Op het bedieningspaneel van het centraal dis-
play
#Op 1 ± of q drukken.
of
#Over de toets 1 vegen.
Het volume van de actuele audiobron op de
voorgrond wordt ingesteld.
502 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Op het bedieningspaneel bij de uitvoering met
MBUX Hyperscreen
#Op 1 ± of q drukken.
Het volume van de actuele audiobron op de
voorgrond wordt ingesteld.
Het volume wordt aangepast voor de volgende
groepen:
REntertainment
RBeltoon
RGesprekken, bijvoorbeeld telefoongesprekken
RGesproken aanwijzingen, bijvoorbeeld MBUX
spraakassistent
RGesproken rij-aanwijzingen
%Wanneer u het volume van de gesproken aan-
wijzingen op bijvoorbeeld "0" instelt, wordt de
volgende keer dat de MBUX spraakassistent
wordt opgeroepen automatisch een minimum-
volume ingesteld. Voor het volume van het
entertainment wordt de automatische aanpas-
sing na het opnieuw opstarten van het multi-
mediasysteem uitgevoerd.
In het menu instellen
#Rechts in het stuurwiel de toets © lang
indrukken.
of
#Op het touchscreen lang op © drukken.
Het startscherm verschijnt.
#Instellingen selecteren.
#Systeem selecteren.
#Audio selecteren.
#Een volume-instelling selecteren.
%De volume-instelling kan voor alle groepen,
behalve voor het volume van het entertain-
ment, worden uitgevoerd.
#Het volume instellen.
De volgende instellingen zijn eveneens in het
menu beschikbaar:
RIn- of uitschakelen van de gesproken rij-aan-
wijzingen in de navigatie tijdens een telefoon.
RVerlagen van het entertainment-volume tijdens
het weergeven van een gesproken rij-aanwij-
zing.
Invoeren van tekens
Tekeninvoer gebruiken
Voorwaarden
RVoor de voorleesfunctie van de handschriher-
kenning: Het MBUX multimediasysteem is met
de MBUX spraakassistent uitgerust.
RDe voorleesfunctie is beschikbaar voor de
gekozen systeemtaal.
MBUX multimediasysteem 503
F296 0032 07
RDe voorleesfunctie van de handschriherken-
ning is ingeschakeld.
De tekeninvoer via de Touch-Control of het touch-
screen uitvoeren. De tekeninvoer kan met het ene
bedieningselement worden gestart en met een
ander worden voortgezet.
#Wanneer het toetsenbord wordt weergegeven,
de tekens door vegen en indrukken op de
Touch-Control of door aantippen op het touch-
screen invoeren.
of
#Wanneer de handschriherkenning is geselec-
teerd, de tekens op het touchscreen schrijven.
Voorbeelden voor de tekeninvoer zijn bijvoorbeeld
het globaal zoeken, het invoeren van een bestem-
ming in het navigatiesysteem of het hernoemen
van een favoriet.
De touchscreen ondersteunt de tekeninvoer met
de volgende functies:
RDe handschriherkenning biedt tekenvoorstel-
len aan.
RWanneer de voorleesfuncties van de hand-
schriherkenning is ingeschakeld, worden
ingevoerde tekens voorgelezen.
Tekens op het touchscreen invoeren
Voorwaarden
RIndien u de tekeninvoer wilt laten voorlezen:
De voorleesfunctie van de handschriherken-
ning is ingeschakeld (/ pagina 506).
RVoor enkele functies is een bestaande online-
verbinding noodzakelijk.
Invoeren van tekens met toetsenbord (voor-
beeld)
1Invoerregel met actuele invoer
2Zoekresultaat
3Bestemmingsinvoer selecteren, met dubbele
pijl verdere bestemmingsinvoeren weergeven
4Invoer wissen
5Zoekresultaat overbrengen naar invoerregel
en zoeken voortzetten
504 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
6Laatst ingevoerde teken wissen
7Toetsenbord verbergen
8Omschakelen op handschriherkenning
9MBUX spraakassistent starten
(/ pagina 467)
ASchrijaal instellen
BNaar cijfers en speciale tekens omschakelen
CNaar hoofdletters of kleine letters omschake-
len
#Voorbeeld: De navigatie oproepen en een
bestemming invoeren (/ pagina 34).
#Een teken aantippen.
Het teken wordt in de invoerregel 1 inge-
voerd.
#Het invoeren van tekens voortzetten.
%De beschikbare bewerkingsfuncties zijn
afhankelijk van de bewerkingstaak, de inge-
stelde schrijaal en het karakterniveau.
Alternatieve tekens invoeren
#Lang op een teken drukken.
#Het teken selecteren.
Invoeren van tekens beëindigen
#Het toetsenbord 7 verbergen.
Invoeren van tekens met handschriherken-
ning (voorbeeld)
1Invoerregel
2Voorstellen tijdens het invoeren weergeven
3Invoer wissen
4Laatst ingevoerd teken
Door aanraken en vasthouden wordt de invoer
gewist
5Naar invoer via toetsenbord wisselen
6Spatie invoegen
7Invoer overnemen
8Schrijfvlak
Indien beschikbaar maakt het symbool p wis-
selen naar de spraakinvoer mogelijk.
#Wanneer het toetsenbord wordt weergegeven,
v selecteren.
#Het teken met een vinger op het touchscreen
schrijven. De tekens kunnen naast elkaar of
over elkaar worden geschreven.
Het teken wordt in de invoerregel 1 inge-
voerd. Adviezen worden in 2 weergeven.
#Een van de voorstellen selecteren.
#Indien beschikbaar verdere adviezen met
q of r weergeven.
#Tekeninvoer beëindigen: G aantippen.
MBUX multimediasysteem 505
F296 0032 07
Toetsenbord en handschriherkenning voor het
invoeren van tekens instellen
Voorwaarden
RDe voorleesfunctie is beschikbaar voor de
gekozen systeemtaal.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Toetsenborden/handschrift
Toetsenbordtaal instellen
#Toetsenbordtalen selecteren.
#Een of meer toetsenbordtalen selecteren.
Schrijfsnelheid instellen
#Handschriftherkenning selecteren.
#Een optie selecteren, bijvoorbeeld Gemiddeld.
Voorleesfunctie inschakelen
#Handschriftherkenning selecteren.
#Voorlezen inschakelenD.
De tekens, die u op het touchscreen schrij,
worden voorgelezen.
Handschriherkenning op het toetsenbord inscha-
kelen
#Handschriftherkenning selecteren.
#Handschriftherkenning inschakelenD.
U kunt rechtstreeks op het toetsenbord tekens
schrijven.
Gebruikerswoordenboek wissen
Het gebruikerswoordenboek leert door uw invoe-
ren en biedt tijdens het invoeren van tekens sug-
gesties aan. U kunt het gebruikerswoordenboek
terugzetten.
#Mijn woordenboek terugzetten selecteren.
#Ja selecteren.
MBUX interieurassistent
Aanwijzingen met betrekking tot laser en laser-
classicatie
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
laserstralen van de camera
Dit product maakt gebruik van een klasse 1
lasersysteem. Wanneer de behuizing geopend
of beschadigd is, kunnen laserstralen uw net-
vlies beschadigen.
#De behuizing niet openen.
#Onderhoudswerkzaamheden en repara-
ties altijd bij een gekwaliceerde werk-
plaats laten uitvoeren.
Dit apparaat is een laserproduct van klasse 1
overeenkomstig 60825-1:2014 en DIN EN
60825-1:2014.
%De camera registreert beeldgegevens voor de
toepassingen, bijvoorbeeld lichaams-, hoofd-
en handherkenning.
506 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
De camera zet de beeldgegevens direct in
metagegevens om. Daarbij worden geen
beeldgegevens opgeslagen. De gegevens wor-
den in de auto zelf verwerkt en niet vanuit de
auto naar buiten verzonden.
%U kunt de interieurassistent in- of uitschake-
len (/ pagina 515). De instelling wordt in uw
actuele gebruikersproel opgeslagen en is
gekoppeld aan de zitplaats. Via het gebrui-
kersproel is deze ook in andere auto's met
MBUX interieurassistent beschikbaar. Daar-
door hoe u de instelling slechts eenmaal uit
te voeren en kunt u deze meenemen naar de
andere auto.
%De front- en achtercamera van de interieuras-
sistent kunt u via Voor en Achter in- of uit-
schakelen (/ pagina 515). De geselecteerde
camera-instellingen (aan/uit) worden niet
opgeslagen in het gebruikersproel en gelden
alleen voor de actuele auto. Wanneer u in een
andere auto met MBUX interieurassistent gaat
rijden, dient u de instellingen te controleren
en indien nodig aan te passen.
Overzicht MBUX interieurassistent
De MBUX interieurassistent is uitgerust met een
front- en achtercamera.
%Eventueel is ook een uitrusting met alleen een
frontcamera beschikbaar.
De frontcamera bestaat uit twee camera's die de
bestuurder en de passagier ondersteunen.
De achtercamera bestaat uit twee camera's die
de inzittenden links en rechts achterin ondersteu-
nen.
De MBUX interieurassistent detecteert de inzitten-
den met behulp van 3D-lasercamera's. De came-
ra's van de frontcamera bevinden zich in het
bedieningspaneel dakconsole. De camera's van
de achtercamera zijn aangebracht in het dak-
spant.
De assistent herkent interacties van de inzitten-
den via de camera's. Daarbij interpreteert de
assistent contextafhankelijk of op uitdrukkelijk
verzoek van de inzittenden de natuurlijke hand-,
hoofd- en lichaamsbewegingen. Op deze manier
kan de assistent automatisch interieurfuncties van
de auto activeren en situatiegericht assisteren.
De toepassingen zijn onder de volgende voorwaar-
den beschikbaar:
RDe front- en/of de achtercamera zijn inge-
schakeld.
RHet MBUX multimediasysteem is ingescha-
keld.
De camera's 1 bevinden zich in het bedienings-
paneel dakconsole.
MBUX multimediasysteem 507
F296 0032 07
De camera achterin 1 bevindt zich in de dak-
spant.
De assistent ondersteunt auto- en infotainment-
functies op drie interactieniveaus:
RINTELLIGENT
De assistent herkent inzittenden en voorwer-
pen automatisch en activeert functies.
RREACTIEF
De assistent herkent de natuurlijke lichaams-
taal van een inzittende en voert bij de situatie
passende automatische functies uit.
RCONTACTLOOS
De inzittende verzoekt met een handbeweging
of een handgebaar actief om een functie uit te
voeren.
De assistent biedt functies over de volgende
onderwerpen:
RVEILIGHEID
De assistent ondersteunt de inzittenden bij het
gebruik van de veiligheidssystemen.
RCOMFORT
De assistent vergroot het comfort, doordat hij
de interieurfuncties automatiseert en de
natuurlijke interactie met de auto ondersteunt.
RINFOTAINMENT
De inzittenden kunnen met een handgebaar
een favorietenfunctie uitvoeren.
Systeemgrenzen, displaymeldingen en aanwijzin-
gen met betrekking tot het opheen hiervan
%Systeemgrenzen die slechts voor één toepas-
sing gelden, worden in het betreende hoofd-
stuk beschreven.
De storingsmeldingen worden bijvoorbeeld op het
centraal display weergegeven.
Het systeem kan in de volgende situaties mogelijk
niet correct werken of buiten werking zijn:
RDe camera's kunnen door het gebruik warm
worden. Daardoor kunnen de camera's vooral
na langdurig gebruik en bij hoge buitentempe-
raturen worden uitgeschakeld.
De camera's niet aanraken of afdekken, maar
wachten tot de camera's zijn afgekoeld en
weer beschikbaar zijn.
De melding Interieurassistent nu niet
beschikbaar. Melding volgt indien gereed
voor gebruik. verschijnt.
Wanneer de camera weer beschikbaar is, ont-
vangt u een bericht.
RDe front- of achtercamera is afgedekt, ver-
vuild, beslagen of gekrast.
Wachten tot de camera is afgekoeld alvorens
de camera-afdekking te reinigen.
De melding Momenteel niet beschikbaar. Zie
handleiding. verschijnt.
De camera-afdekking met een droge of voch-
tige katoenen doek van buitenaf reinigen.
508 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Geen microvezeldoek gebruiken. De afdekking
bij het reinigen niet verwijderen.
REen van de inzittenden is zeer groot. De gedra-
gen kleding (handschoenen, hoed, doek, kle-
dingkleur) of voorwerpen op het lichaam, bij-
voorbeeld een horloge met een grote wijzer-
plaat, kunnen het camerazicht belemmeren.
Of het registratiegebied van de camera is
beperkt.
Er verschijnt geen melding.
Het zicht van de camera vrijhouden.
Voorwerpen in het registratiegebied van de
camera kunnen het camerazicht beperken.
Erop letten dat er bijvoorbeeld geen voorwer-
pen aan de binnenspiegel hangen.
RDe MBUX interieurassistent vertoont een sto-
ring.
De melding MBUX Interieurassistent niet
beschikbaar. Neem contact op met uw MB-
dealer. verschijnt.
Een Mercedes-Benz servicewerkplaats opzoe-
ken.
RBij de volgende omstandigheden verschijnt de
melding Interieurassistent achterin momen-
teel niet beschikbaar, zie handleiding:
-Auto's met achterbank: Zodra de middel-
ste zitplaats achterin bezet is, worden de
functies achterin niet ondersteund.
Om de interieurassistent achterin te kun-
nen gebruiken, de middelste zitplaats ach-
terin vrijhouden.
-De passagiersstoel staat te ver naar achte-
ren en bevindt zich in zicht van de camera.
De passagiersstoel naar voren verstellen.
-De 2e rij zitplaatsen is niet helemaal naar
achteren versteld. De inzittenden op deze
rij zitplaatsen bevinden zich te dicht bij de
camera.
De 2e rij zitplaatsen naar achteren verstel-
len.
-De auto is met een 3e rij zitplaatsen uitge-
rust. De gordelslottong van een veiligheids-
gordel is in een gordelslot vergrendeld.
Om de interieurassistent achterin te kun-
nen gebruiken, de zitplaats of rij zitplaat-
sen vrijhouden.
Controleren dat de gordelslottong van de
veiligheidsgordel achterin niet in het gor-
delslot van de bijbehorende stoel is inge-
stoken.
MBUX multimediasysteem 509
F296 0032 07
De drie soorten interactie:
Soort interactie Beschrijving en toepassingsvoorbeeld
INTELLIGENT De assistent herkent de aanwezigheid van inzittenden en voorwerpen.
Afhankelijk van de situatie worden automatisch functies uitgevoerd.
Toepassingsvoorbeeld: Aanwijzing voor het bevestigen van het kinderzitje met de veiligheidsgordel (veilig-
heid)
REACTIEF De natuurlijke lichaamstaal van een inzittende, bijvoorbeeld een hand- of hoofdbeweging, wordt herkend
en zorgt impliciet voor het activeren van een functie.
Toepassingsvoorbeeld: Zoeklicht in- of uitschakelen (comfort)
CONTACTLOOS De inzittende activeert de functie, doordat hij deze met een handbeweging of een handgebaar actief aan-
vraagt.
Toepassingsvoorbeeld: Favoriet met V-gebaar oproepen (infotainment)
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken: Anticiperende uitstapwaarschuwing (VEILIGHEID/
reactief)
Voorwaarden
RDe auto is uitgerust met de actieve dodehoe-
kassistent met uitstapwaarschuwing.
RDe actieve dodehoekassistent is ingeschakeld
(/ pagina 400).
RDe auto is uitgerust met een actieve sfeerver-
lichting of sfeerverlichting.
RDe camera's zijn ingeschakeld:
De frontcamera activeert de voorportieren.
De achtercamera activeert de achterportieren.
510 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
%De informatie over de systeemgrenzen van de
actieve dodehoekassistent met uitstapwaar-
schuwing in acht nemen (/ pagina 396).
De functie kan de inzittenden bij het verlaten van
de auto voor een mogelijke botsing met een nade-
rend voertuig of ets waarschuwen.
Zodra een inzittende een hand naar de portier-
greep beweegt, worden afhankelijk van de uitrus-
ting van de auto de volgende waarschuwingen
gegeven:
RDe actieve sfeerverlichting of de sfeerverlich-
ting knippert rood.
RBij een van de voorportieren knippert boven-
dien het waarschuwingslampje in de buiten-
spiegel rood.
RWanneer het portier wordt geopend, klinkt een
waarschuwingssignaal.
%De optische waarschuwing vindt daarmee
reeds voor het openen van het portier plaats.
%Meer informatie over de actieve dodehoekas-
sistent met uitstapwaarschuwing
(/ pagina 396) en de sfeerverlichting
(/ pagina 257).
Aanwijzing voor het bevestigen van het kinderzitje
met de veiligheidsgordel (VEILIGHEID/intelligent)
Voorwaarden
RDe frontcamera is ingeschakeld.
De MBUX interieurassistent herkent kinderzitjes-
bevestigingssystemen op de passagiersstoel.
Wanneer een kinderzitjesbevestigingssysteem, bij-
voorbeeld een naar achteren gericht kinderzitje,
niet met een veiligheidsgordel is bevestigd, ver-
schijnt een aanwijzing op het centraal display.
De functie ondersteunt u bij het bevestigen van
een kinderzitjesbevestigingssysteem met de vei-
ligheidsgordel op de passagiersstoel.
%Meer informatie over de bevestiging van een
kinderzitjesbevestigingssysteem met de veilig-
heidsgordel op de passagiersstoel
(/ pagina 141).
%De MBUX interieurassistent kan niet controle-
ren of bij het kind in het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem de veiligheidsgordel correct is
omgegespt.
Hoofdsteunen achterin aanpassen (COMFORT/
intelligent)
Voorwaarden
RDe achtercamera is ingeschakeld.
Wanneer er inzittenden achterin worden herkend
die de gordel om hebben, stelt de MBUX interieu-
rassistent de hoofdsteunen achterin automatisch
in op een middenpositie.
Zodra een zitplaats achterin niet meer bezet is,
gaat de hoofdsteun naar de laagste positie. Hier-
door hee de bestuurder een beter zicht naar
achteren.
%Meer informatie over de mechanisch instelling
van de buitenste comforthoofdsteunen van de
zitplaatsen achterin (/ pagina 200).
Comfortpositie voor zitplaats achterin aan passa-
gierszijde (comfort/intelligent)
Voorwaarden
RDe front- en de achtercamera zijn ingescha-
keld.
RDe bestuurder bevindt zich in de auto.
MBUX multimediasysteem 511
F296 0032 07
REr bevindt zich geen groot voorwerp op de
passagiersstoel.
Anders verschijnt de melding De interieuras-
sistent kan alleen een vrije passagiersstoel
verstellen.
%De achtercamera herkent mogelijk geen voor-
werpen, bijvoorbeeld in de beenruimte voor of
achter de passagiersstoel.
*AANWIJZING Beschadiging van de stoelen
bij het terugzetten
De stoelen kunnen bij het terugzetten door
voorwerpen worden beschadigd.
#Bij het terugzetten van de stoelen mogen
zich geen voorwerpen in de beenruimte,
onder of achter de stoelen bevinden; dit
controleren.
Wanneer een inzittende achterin aan passagiers-
zijde de veiligheidsgordel hee omgegespt en de
auto wegrijdt, wordt de passagiersstoel voor de
inzittende achterin automatisch naar voren
geschoven. Dit maakt een comfortabele zitpositie
mogelijk.
Onder de volgende voorwaarden beweegt de pas-
sagiersstoel automatisch naar achteren tot de
middelste stand:
RDe bestuurder bevindt zich in de auto.
RDe inzittende achterin is uitgestapt.
RDe passagiersstoel staat naar voren.
RHet passagiersportier wordt geopend.
Op die manier kan de passagier comfortabel
instappen.
Indien nodig het verstelproces met de volgende
handelingen annuleren:
ROp de melding Hier aantippen om te annule-
ren. in het centraal display of op het display
achterin aantippen.
RDe hand naar de passagiersstoel bewegen en
de handbeweging stoppen.
REen stoelverstelschakelaar voor de passagiers-
stoel vanaf de bestuurdersstoel of vanuit het
achtercompartiment bedienen.
%Meer informatie over de instelling van de pas-
sagiersstoel vanaf de bestuurdersstoel .
Leeslicht in- of uitschakelen (COMFORT/contact-
loos)
Voorwaarden
RDe camera's zijn ingeschakeld:
De frontcamera activeert het leeslicht voor de
bestuurder en de passagier.
De achtercamera activeert het leeslicht voor
de inzittenden links en rechts achterin.
RDe handbeweging wordt voor zowel de
bestuurder als voor de passagier onder de bin-
nenspiegel uitgevoerd. Inzittenden achterin
bewegen de hand vóór het leeslampje.
Het leeslicht wordt door de beweging van de hand
in- of uitgeschakeld.
512 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Uitvoering van de bediening van het leeslicht voor
bestuurder en passagier
Uitvoering van de bediening van het leeslicht voor de
inzittenden achterin
#De hand onder de binnenspiegel omhoog of
omlaag bewegen.
of
#De hand vóór de leeslampje omhoog of
omlaag bewegen.
Het leeslicht wordt in- of uitgeschakeld.
%Meer informatie over het in- en uitschakelen
van de leeslampjes (/ pagina 257).
Zoeklicht in- of uitschakelen (COMFORT/reactief)
Voorwaarden
RDe functie is in het donker in de auto beschik-
baar.
RDe camera's zijn ingeschakeld:
De frontcamera registreert het interactiege-
bied van de niet-bezette passagiersstoel.
De achtercamera registreert het interactiege-
bied van de niet-bezette zitplaats links of
rechts achterin.
RDe geregistreerde stoelen zijn niet bezet of er
zit een kind in een kinderzitjesbevestigingssys-
teem.
De functie vergroot het comfort in het interieur.
Wanneer de hand wordt uitgestrekt naar het
gebied van een niet-bezette stoel, wordt in het
donker het zoeklicht voor de inzittenden automa-
tisch ingeschakeld. Wanneer de hand wordt terug-
getrokken, schakelt het zoeklicht weer uit.
Interactiegebied voor activering van het zoeklicht
Automatische voorselectie van de buitenspiegels
(COMFORT/reactief)
Voorwaarden
RDe frontcamera is ingeschakeld.
MBUX multimediasysteem 513
F296 0032 07
Voor het instellen van de buitenspiegels werd tot
nu toe de gewenste spiegel via een voorselectie-
toets in het bestuurdersportier geselecteerd.
Met de MBUX interieurassistent wordt de in te
stellen spiegel door de natuurlijke hoofdbeweging
naar links of rechts automatisch voorgeselec-
teerd. Wanneer de hand de toets voor het instel-
len van de buitenspiegel aanraakt, gaat de LED
onder de toets aan de voorgeselecteerde spiegel-
zijde branden.
Via de toets de positie van de actieve buitenspie-
gel instellen.
%De voorselectie van de buitenspiegels via de
toetsen is nog steeds mogelijk. Meer informa-
tie over het instellen van de buitenspiegels
(/ pagina 265).
%Voor deze toepassing wordt bovendien de
bestuurderscamera gebruikt.
Meer informatie over de bestuurderscamera
(/ pagina 515).
Comfortportier sluiten
Voorwaarden
RDe auto is voor aan passagierszijde en/of ach-
ter met comfortportieren uitgerust.
RDe bediening van het passagiersportier voor
wordt door de frontcamera en de bediening
van de achterportieren wordt door de achter-
camera ondersteund.
#De hand uit de auto naar het portier bewegen
en aansluitend naar het lichaam trekken.
#Sluiten onderbreken: De hand kort naar het
portier toe bewegen en de handbeweging
stoppen.
%De portieren zijn uitgerust met een automati-
sche blokkeerherkenning met anti-inklemfunc-
tie.
Meer informatie over het openen en sluiten
van comfortportieren (/ pagina 166).
Favorieten met V-gebaar oproepen (INFOTAIN-
MENT/contactloos)
Voorwaarden
RDe frontcamera is ingeschakeld.
REr is ten minste één favoriet in de favorieten-
lijst opgeslagen.
RDe favoriet is gekoppeld aan de MBUX interi-
eurassistent (/ pagina 515).
RHet gebied voor de herkenning van de favorie-
tengebaar (V-gebaar) bevindt zich boven de
middenconsole vóór het centraal display.
RHet V-gebaar wordt eventjes aangehouden.
Het V-gebaar vergemakkelijkt het oproepen van
een favoriet.
De voorste inzittenden kunnen een eigen favoriet
aan het V-gebaar koppelen. Bijvoorbeeld een
bestemming in het navigatiesysteem, een radio-
zender of een massageprogramma voor een stoel.
Wanneer de auto met een voorpassagiersdisplay
is uitgerust, kan de passagier het V-gebaar recht-
streeks koppelen aan een favoriet op het voorpas-
sagiersdisplay. Wanneer de passagier het V-
514 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
gebaar uitvoert zoals beschreven, wordt de favo-
riet geopend op het voorpassagiersdisplay.
%Wanneer nog geen favoriet is aangemaakt en
aan de MBUX interieurassistent is gekoppeld,
ondersteunt het multimediasysteem u hierbij.
Uitvoering van het V-gebaar boven het opbergvak van
de middenconsole ter hoogte van het centraal dis-
play
#De hand boven het opbergvak van de midden-
console ter hoogte van het centraal display
plaatsen. De rug van de hand wijst omhoog.
Daarbij de wijs- en middelvinger strekken en
spreiden tot een V. De andere vingers buigen.
#Het V-gebaar kort houden.
De favoriet wordt opgeroepen.
Instellingen voor de MBUX interieurassistent
selecteren
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Intelligente assistenten
MBUX interieurassistent in- of uitschakelen
De front- en achtercamera kunnen afzonderlijk
worden in- en uitgeschakeld. Deze instellingen
gelden alleen voor de actuele auto.
#Voor en Achter activeren D of deactiveren
E.
Voor schakelt de frontcamera in of uit.
Achter schakelt de achtercamera in of uit.
Wanneer beide camera's zijn geactiveerd,
wordt de volledige functionaliteit van de assis-
tent voorin en achterin gebruikt.
%Het favorietengebaar kan in het favorieten-
menu worden gekoppeld en worden in- en uit-
geschakeld (/ pagina 493).
Bestuurderscamera
Overzicht bestuurderscamera
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
infraroodstraling van de camera
Dit product maakt gebruik van een infrarood
verlichtingssysteem van risicogroep 0 (RG0).
Wanneer de behuizing geopend of beschadigd
is, kan infraroodstraling uw netvlies beschadi-
gen.
#De behuizing niet openen.
#Onderhoudswerkzaamheden en repara-
ties altijd bij een gekwaliceerde werk-
plaats laten uitvoeren.
MBUX multimediasysteem 515
F296 0032 07
Dit apparaat is een product van risicogroep 0
(RG0) volgens IEC 62471: 2006 (First Edition) &
DIN EN 62471: 2008.
De bestuurderscamera bevindt zich in het
bestuurdersdisplay.
De bestuurderscamera is als stereocamera uitge-
voerd.
De bestuurderscamera registreert de volgende
kenmerken:
Rde positie van het hoofd
Rde kijkrichting
Rhet oogknippergedrag
Rhet gezicht van de bestuurder
%De bestuurderscamera wordt bij het openen
van de auto met de sleutel altijd automatisch
geactiveerd.
De actuele status van de bestuurderscamera
è wordt in de statusregel van het centraal
display weergegeven.
%De bestuurderscamera registreert beeldgege-
vens voor toepassingen zoals de ATTENTION
ASSIST en de gezichtsherkenning.
De bestuurderscamera zet de beeldgegevens
direct in metagegevens om. Daarbij worden
geen beeldgegevens opgeslagen. De gege-
vens worden alleen in de auto zelf verwerkt en
niet vanuit de auto naar buiten verzonden.
De bestuurderscamera moet vóór gebruik worden
ingesteld voor gezichtsherkenning
(/ pagina 489).
Systeemgrenzen
Het systeem kan in de volgende situaties mogelijk
niet correct werken of buiten werking zijn:
RDe bestuurderscamera is afgedekt of vervuild,
beslagen of bekrast.
RHet gezicht en/of de ogen van de bestuurder
zijn afgedekt.
RDe bestuurder draagt een bril die geen infra-
roodlicht doorlaat.
Displaymeldingen
In de volgende situaties kunnen displaymeldingen
worden weergegeven:
RWanneer de bestuurderscamera niet werkt.
De bestuurderscamera is defect.
De melding Bestuurderscamera buiten wer-
king Zie handleiding verschijnt.
RWanneer de bestuurderscamera de positie van
uw hoofd niet kan registreren in verband met
de stuurwielpositie of zitpositie.
De melding Stuurwiel-/zitpositie wijzigen tot
er 6 punten aan de bovenkant van het
scherm zichtbaar zijn verschijnt.
RWanneer het zicht van de bestuurderscamera
verminderd of beperkt is.
De melding Momenteel geen vrij zicht van
camera op de bestuurder Betrokken func-
ties: zie handleiding verschijnt.
De melding kan bijvoorbeeld in de volgende
gevallen verschijnen:
-Het camerazicht is geblokkeerd, bijvoor-
beeld doordat u een sjaal of muts draagt.
-De bestuurder draagt een bril die geen
infraroodlicht doorlaat.
-Wanneer het hoofdhaar de ogen gedeelte-
lijk bedekt, bijvoorbeeld bij een lange
pony.
516 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
-Bij sterk zonlicht. De bestuurderscamera
kan de ogen van de bestuurder niet her-
kennen wanneer het licht-donkercontrast
te groot is.
-Wanneer één hand of de handen zich
bovenop het stuurwiel bevinden (twaalf-
uurspositie).
Aanwijzingen met betrekking tot de verzorging
De aanwijzingen met betrekking tot de verzorging
van het display in acht nemen (/ pagina 693).
Bestuurderscamera in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Intelligente assistenten
De bestuurderscamera wordt altijd automatisch
geactiveerd wanneer de auto wordt ingeschakeld.
#Aan of Uit selecteren.
Wanneer de bestuurderscamera uitgeschakeld is
of de melding Momenteel geen vrij zicht van
camera op de bestuurder Betrokken functies:
zie handleiding verschijnt, zijn de volgende func-
ties niet of beperkt beschikbaar:
RHet 3D-bestuurdersdisplay
RHet MBUX augmented reality head-up-display
(/ pagina 460)
RDe microslaapherkenning van de ATTENTION
ASSIST (/ pagina 356)
RDe gezichtsherkenning
Deze functie dient als sensorinvoer voor de
authenticatie en ontgrendeling van het gebrui-
kersproel en beveiligde toepassingen
(/ pagina 489).
Rde spiegelvoorselectie
Deze functie maakt het mogelijk om met een
hoofdbeweging naar links of rechts, de te ver-
stellen buitenspiegel te selecteren
(/ pagina 265).
Systeeminstellingen
Display
Display-instellingen congureren
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Display
Helderheid instellen
#Helderheid display selecteren.
#Auto's met bestuurdersdisplay en centraal dis-
play: De helderheid van het bestuurdersdis-
play of het centraal display instellen.
#Auto's met MBUX Hyperscreen: De helderheid
van het bestuurdersdisplay, van het centraal
display of van het voorpassagiersdisplay instel-
len.
Sierbeeld voor het voorpassagiersdisplay instellen
(auto's met MBUX Hyperscreen)
%De functie is landafhankelijk.
#Decoratief beeld passagiersdisplay selecte-
ren.
Er verschijnt een selectie aan sierbeelden.
MBUX multimediasysteem 517
F296 0032 07
#Het gewenste sierbeeld selecteren.
%Het aantal sierbeelden is variabel.
%Via de Mercedes me App kunt u een persoon-
lijk beeld voor het voorpassagiersdisplay
selecteren.
%Wanneer geen gebruiker op het voorpassa-
giersdisplay is ingelogd en het voorpassa-
giersdisplay is ingeschakeld, is het sierbeeld
of het persoonlijke beeld zichtbaar.
Tijd en datum
Tijdzone instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Tijd en datum
#Tijdzone selecteren.
De landenlijst wordt weergegeven.
%Wanneer in een land meerdere tijdzones
beschikbaar zijn, worden deze na het selecte-
ren van het land weergegeven.
#Een land en eventueel een tijdzone selecteren.
De ingestelde tijdzone wordt achter Tijdzone
weergegeven.
of
#In de landenlijst het item Automatische tijd-
zone selecteren.
De tijdzone wordt automatisch ingesteld op
basis van de voertuiglocatie.
%De optie Automatische tijdzone is alleen
beschikbaar voor auto's met satellietont-
vangst.
Tijd- en datumformaat instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Tijd en datum 5Formaat instellen
#Een tijd- en datumformaat selecteren.
Tijd en datum handmatig instellen
Voorwaarden
RDe auto hee geen satellietontvangst.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Tijd en datum
Tijd instellen
#Tijd instellen selecteren.
#Een tijd instellen.
#Met OK bevestigen.
Datum instellen
#Datum instellen selecteren.
#Een datum selecteren.
#Met OK bevestigen.
%Bij auto's met satellietontvangst worden de
tijd en datum automatisch aan de hand van de
voertuiglocatie bepaald en kunnen deze niet
handmatig worden ingesteld.
Tijd aanpassen
#Tijd aanpassen selecteren.
#Een waarde instellen.
#Met OK bevestigen.
518 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
%De functie is alleen beschikbaar in auto's met
satellietontvangst.
Positie van de auto
Overdracht van de locatie van de auto in- en
uitschakelen
Voorwaarden
REen Mercedes me-gebruikersaccount is
beschikbaar.
RIn de Mercedes me gebruikersaccount is ten
minste één dienst geactiveerd die toegang
hee tot de verzonden positiegegevens.
%De functie is landafhankelijk. Voor meer infor-
matie hierover contact opnemen met een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Privacy
#De functie Positie auto doorgeven in- of uit-
schakelen.
%Als alternatief kunt u de functie ook in de sta-
tusregel via Ô in- of uitschakelen.
Autorisaties instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Privacy 5Machtigingen
in het menu Machtigingen kunt u voor verschil-
lende gegevensbronnen (bijvoorbeeld microfoon,
camera) die in het kader van een toepassing wor-
den gebruikt, toegangsbevoegdheden instellen.
Ook kunt u hier reeds gegeven autorisaties wijzi-
gen. U kunt de autorisaties voor afzonderlijke
gegevensbronnen of voor bepaalde toepassingen
of websites instellen.
#Aanvragen of Apps/websites selecteren.
#De gewenste instellingen voor de autorisatie
instellen.
Bluetooth®
Informatie over Bluetooth®
Bluetooth® is een techniek voor draadloze gege-
vensoverdracht over korte afstanden tot circa
10 m.
Via Bluetooth® kunt u bijvoorbeeld uw mobiele
telefoon met het multimediasysteem verbinden en
de volgende functies gebruiken:
RHandsfree-installatie met toegang tot de vol-
gende opties:
-Contacten (/ pagina 597)
-Nummerlijsten (/ pagina 599)
-Sms (/ pagina 600)
RInternetverbinding (/ pagina 627)
Bluetooth® is een geregistreerde handelsmerk van
de Bluetooth Special Interest Group (SIG) Inc.
%Internetverbinding via Bluetooth® is niet in alle
landen beschikbaar.
MBUX multimediasysteem 519
F296 0032 07
Bluetooth® in- en uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Internet en Bluetooth
#Bluetooth in- of uitschakelen.
Wi
Overzicht wi-verbinding
U kunt gebruikmaken van wi om verbinding met
internet of met externe netwerkapparaten tot
stand te brengen.
%De beschikbaarheid van de functie is landsaf-
hankelijk.
Er zijn in principe twee soorten wi-verbinding
beschikbaar:
RMultimediasysteem als wi-hotspot gebruiken
(/ pagina 520)
Het multimediasysteem van de auto dient als
wi-hotspot voor mobiele communicatieappa-
ratuur, zoals een smartphone of tablet–PC.
RMobiel communicatie-apparaat als wi-hot-
spot gebruiken (tethering) (/ pagina 629)
Voor de internetverbinding van het multime-
diasysteem van de auto wordt gebruikgemaakt
van een externe wi-hotspot.
Wi in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Internet en Bluetooth
#Wi-Fi selecteren.
De regelaar staat rechts: Wi is ingeschakeld.
Wanneer wi is ingeschakeld, kunt u het multime-
diasysteem met externe hotspots verbinden of
beschikbaar stellen als hotspot voor externe appa-
raten.
Wanneer wi is uitgeschakeld, is het niet mogelijk
om een verbinding via hotspots tot stand te bren-
gen.
Wanneer wi is uitgeschakeld, kan er geen verbin-
ding met de MBUX tablet achterin worden
gemaakt.
%De beschikbaarheid van de functie is landsaf-
hankelijk.
Multimediasysteem als wi-hotspot gebruiken
Voorwaarden
RHet te verbinden apparaat ondersteunt ten
minste een van de beschreven verbindings-
soorten.
De weergegeven verbindingssoorten zijn
afhankelijk van het te verbinden apparaat. De
functie moet door het multimediasysteem en
door het te verbinden apparaat worden onder-
steund. Het type verbindingsopbouw moet op
het multimediasysteem en op het te verbinden
apparaat worden geselecteerd.
%Voor de gegevensverbinding wordt de data-
bundel van de auto of van een al verbonden
tetheringapparaat gebruikt.
520 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Gegevensvolume van de auto: Afhankelijk van
de uitrusting van de auto kunt u bij de
Mercedes me Store een datapakket direct bij
een provider van een mobiel netwerk aan-
schaen. Om gebruik te kunnen maken van
het datapakket sluit u via de Mercedes me
Store uw eigen contract met een provider van
een mobiel netwerk af, dat op elk moment
kan worden opgezegd en waaraan geen kos-
ten zijn verbonden. Dit contract is een voor-
waarde voor het gebruik van de services uit
het eerder aangeschae pakket. De beschik-
baarheid van deze optie is landsafhankelijk.
Wanneer de optie van een datapakket niet
beschikbaar is of niet achteraf kan worden
aangescha, kunt u tegen betaling gegevens-
volume rechtstreeks bij de provider van een
mobiel netwerk kopen.
%Indien nodig moeten eerst individuele functies
op het te verbinden apparaat worden geacti-
veerd. Meer informatie vindt u in de handlei-
ding van de fabrikant.
%Het gebruik van het datatarief van de auto
door externe apparaten is net in alle landen
beschikbaar.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Internet en Bluetooth
#MBUX-hotspot selecteren.
#Een van de volgende verbindingsmogelijkhe-
den selecteren.
Via QR-code verbinden
Voorwaarde: Een app voor het scannen van de
QR-code is geïnstalleerd op het te verbinden
apparaat.
Alternatief: Het te verbinden apparaat beschikt
over een geïntegreerde scanner voor QR-codes
(zie de handleiding van de fabrikant).
#De weergegeven QR-code scannen.
De wi-verbinding wordt tot stand gebracht.
Via beveiligingssleutel verbinden
#Op het te verbinden apparaat de auto selecte-
ren. Deze wordt weergegeven met de netwerk-
naam MBUX XXXXX.
#De beveiligingssleutel die op het centraal dis-
play wordt weergegeven, bij het te verbinden
apparaat invoeren.
#De invoer bevestigen.
Nieuwe beveiligingssleutel genereren
#In het menu MBUX-hotspot de optie Nieuwe
beveiligingssleutel genereren selecteren.
#De vraag met Ja bevestigen.
Een nieuwe beveiligingssleutel wordt gegene-
reerd.
Voortaan wordt een verbinding met de nieuw
gegenereerde beveiligingssleutel opgebouwd.
%Wanneer een nieuwe beveiligingssleutel wordt
gegenereerd, worden alle bestaande wi-ver-
bindingen verbroken. Wanneer opnieuw wi-
verbindingen worden gemaakt, moet de
nieuwe beveiligingssleutel worden ingevoerd.
MBUX multimediasysteem 521
F296 0032 07
Kinderslot voor de MBUX tablet achterin in- en uit-
schakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Displays en weergave
%Bij auto's met een voorpassagiersdisplay of
displays achterin kan het kinderslot voor de
MBUX tablet achterin via het Control Center
worden in- of uitgeschakeld. Meer informatie
over het Control Center (/ pagina 498).
#MBUX-tablet achterin selecteren.
#Blokkeren selecteren.
r: De blokkering is actief. De MBUX tablet
achterin wordt geblokkeerd en kan niet wor-
den bediend.
s: De blokkering is gedeactiveerd. De
MBUX tablet achterin is ontgrendeld en kan
worden bediend.
Systeemtaal
Aanwijzingen voor de systeemtaal
Met deze functie wordt de taal voor de menumel-
dingen en de gesproken rij-aanwijzingen vastge-
legd. De taalselectie is van invloed op de moge-
lijkheid voor het invoeren van tekens. Niet alle
talen worden ondersteund voor de gesproken rij-
aanwijzingen. Als een taal niet wordt ondersteund,
hoort u de gesproken rij-aanwijzingen in het
Engels.
Taal instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Taal
Systeemtaal instellen
Er verschijnt een lijst met de beschikbare sys-
teemtalen.
#Een taal selecteren.
De systeemtaal wordt omgeschakeld naar de
geselecteerde taal.
Eenheid voor afstand instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Display
%Deze functie is niet in alle landen verkrijgbaar.
#Een eenheid voor de afstand selecteren.
#Voor een extra weergave op het bestuurders-
display Digitale snelheidsmeter inschakelen.
Systeem-pincode-beveiliging in- en uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Privacy 5PIN-beveiliging
Systeem-pincode bepalen
#PIN-code instellen selecteren.
#Een viercijferige systeem-pincode invoeren.
#De viercijferige systeem-pincode opnieuw
invoeren.
Wanneer beide systeem-pincodes overeenko-
men, is de systeem-pincode-beveiliging actief.
522 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Systeem-pincode wijzigen
#Instellingen wijzigen selecteren.
#De actuele systeem-pincode invoeren.
#PIN wijzigen selecteren.
#Een nieuwe systeem-pincode opslaan.
Systeem-pincode-beveiliging voor soware-upda-
tes activeren
#Software-updates beveiligen selecteren.
#De functie in- of uitschakelen.
Adviezen congureren
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Adviezen
#Z selecteren.
#De opties afzonderlijk in- of uitschakelen.
Wanneer een optie is ingeschakeld en vol-
doende gegevens zijn verzameld, worden per-
soonlijke suggesties aangeboden die op uw
gebruikersgedrag zijn gebaseerd. Dat zijn bij-
voorbeeld bezochte navigatiebestemmingen,
gekozen telefoonnummers en suggesties
gebaseerd op uw muzieksmaak.
Navigatie
Wanneer Bestemmingsadviezen toestaan
ingeschakeld is, doet de auto suggesties geba-
seerd op uw bezochte navigatiebestemmin-
gen.
Wanneer Woon-werk route ingeschakeld is,
herkent de navigatie automatisch dat de auto
zich op een woon-werk route bevindt.
Gesprekken & berichten
Er worden suggesties gedaan voor gekozen
telefoonnummers en verzonden berichten.
Comfort
De auto doet sugesties op basis van het
gebruik van uw comfortfuncties, bijvoorbeeld
welk massageprogramma op welk tijdstip
moet worden gestart.
Entertainment
Er worden suggesties gedaan voor de media-
bron die momenteel wordt afgespeeld. Boven-
dien worden suggesties gedaan voor digitale
online-services, bijvoorbeeld Spotify, TuneIn
Radio en streamingservices, en voor catego-
rieën, bijvoorbeeld genre, artiest en stemming.
Voertuig
De suggesties voor voertuigfuncties zoals de
PARKTRONIC-parkeerassistent, de instellingen
van de voertuighoogte en de comfortportieren
worden weergegeven in de zero-layer.
De zero-layer is uw persoonlijke grasche
gebruikersinterface met de digitale kaart op
de voorgrond en de door u vaak gebruikte toe-
passingen. U kunt tussen de zero-layer en het
startscherm met klassiek menu wisselen.
Online spraakdiensten
De suggesties worden online beschikbaar
gesteld op basis van uw spraakinvoer en aan-
geboden in de zero-layer.
%De suggesties zijn afhankelijk van de uitrus-
ting.
MBUX multimediasysteem 523
F296 0032 07
Alle suggesties wissen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Adviezen
#Î selecteren.
#Ja selecteren.
De suggesties worden gereset.
Soware-update
Informatie over soware-updates
Soware-updates zorgen ervoor dat uw auto en
de daarbij behorende systemen in de actuele ver-
sie blijven en voorkomen beveiligingsproblemen.
Voor onderdelen van de auto zoals regeleenhe-
den, comfortsystemen, sluit- en veiligheidssyste-
men, bestuurdersassistentiesystemen, onderstel-
en aandrijfsystemen en het MBUX multimediasys-
teem worden online soware-updates beschik-
baar gesteld. De soware-updates worden via de
communicatiemodule of een wi-verbinding aan
een externe hotspot beschikbaar gesteld.
De navigatiekaarten worden ook via updates vanaf
externe opslagmedia (bijvoorbeeld een usb-stick)
bijgewerkt.
De beschikbare soware-updates regelmatig ini-
tialiseren. Anders kan de veiligheid van uw MBUX
multimediasysteem en afzonderlijke onderdelen
van de auto niet meer worden gewaarborgd.
%Soware-updates kunnen met een systeem-
pincode beveiligd worden. Zie voor meer infor-
matie over de systeem-pincode:
(/ pagina 522).
Meer informatie over soware-update is verkrijg-
baar onder: https://me.secure.mercedes-
benz.com.
Soware-update uitvoeren
Voorwaarden
Voor soware-updates via de communicatiemo-
dule en wi:
RUw auto is gekoppeld aan een Mercedes me
gebruikersaccount (/ pagina 618).
RSoware-updates zonder Mercedes me
gebruikersaccount: De optie Software-upda-
tes toestaan in het menu Software-update is
geactiveerd.
RVoor soware-updates via de communicatie-
module: Er is een internetverbinding via de
communicatiemodule aanwezig
(/ pagina 628).
RVoor soware-updates via wi: Er is een ver-
binding met een externe wihotspot aanwezig
(/ pagina 629).
%Afhankelijk van de soware-update wordt
deze via de z communicatiemodule, ö
wi of een 4 extern opslagmedium
gestart.
%Online soware-updates kunnen niet worden
uitgevoerd via externe wi-hotspots die via
TKIP versleuteld zijn.
%Wanneer de wi-hotspot een login via de
browser vereist, zal de browser na de succes-
volle verbinding openen om de update te star-
ten. De aanwijzingen in de browser opvolgen
om de download te starten.
524 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Software-update 5Z
Kaartupdate vanaf een extern opslagmedium star-
ten
#Het opslagmedium via een media-interface
met de auto verbinden.
Op het centraal display verschijnt een melding
over een beschikbare kaartupdate.
#De melding selecteren.
#Starten selecteren.
De kaartupdate wordt gestart.
Soware-update via de communicatiemodule star-
ten
Wanneer de optie Automatische online-update is
ingeschakeld, worden beschikbare updates auto-
matisch gedownload en geïnstalleerd. Om uw
auto op een actuele stand te houden en veilig-
heidsrisico's te vermijden, deze optie activeren.
#Automatische online-update selecteren.
De soware-update wordt automatisch
gedownload en geïnstalleerd.
Wanneer de optie gedeactiveerd is, wordt u een-
malig van nieuwe soware-updates op de hoogte
gebracht. De updates kunnen gedurende een
beperkte periode worden gedownload.
#Een update uit de lijst beschikbare updates
selecteren.
#De laatste update starten.
De soware-update wordt automatisch
gedownload en geïnstalleerd.
Soware-update via wi starten
Voor sommige soware-updates is bovendien een
verbinding met een wi-hotspot nodig. De verbin-
ding met een externe hotspot kan bij het starten
van de soware-update tot stand worden
gebracht.
#Een update uit de lijst beschikbare updates
selecteren.
#De laatste update starten.
#De verbinding met een wi-hotspot tot stand
brengen.
De update wordt automatisch gedownload en
geïnstalleerd.
Voor soware-updates waarbij de auto veilig
moet stilstaan: Bij het bereiken van de laatste
installatiestap verschijnt na het uitschakelen van
de auto een melding op het centraal display. Volg
de stapsgewijze aanwijzingen op het centraal dis-
play om de installatie af te sluiten.
Er zijn soware-updates die alleen kunnen worden
geïnstalleerd wanneer de auto veilig geparkeerd
is, zich geen personen meer in de auto bevinden
en wanneer de auto afgesloten is.
Soware-updates installeren
Soware-updates worden na het downloaden
automatisch geïnstalleerd. Zodra een soware-
update is voltooid, verschijnt er een bericht op het
centraal display. Eventueel moet het MBUX multi-
mediasysteem opnieuw worden opgestart.
Voor enkele soware-updates moet de auto, om
de installatie te kunnen afsluiten, op een veilige
plek stilstaan. Deze kunnen alleen worden uitge-
voerd wanneer de auto veilig is geparkeerd en is
uitgeschakeld. Wanneer dit nodig is, verschijnt na
het uitschakelen van de auto een melding op het
centraal display.
MBUX multimediasysteem 525
F296 0032 07
#De aanwijzingen in het centraal display opvol-
gen.
Voor enkele soware-updates kunt u een tijdstip
voor de installatie vastleggen. De installatie wordt
automatisch uitgevoerd op het geplande tijdstip. U
hoe tijdens de installatie niet in de auto te zijn.
Houd er rekening mee dat de geplande installatie
wordt afgebroken, zodra het portier wordt
geopend.
Wanneer een installatie beschikbaar is, waarbij
het tijdstip kan worden vastgelegd, verschijnt na
het uitschakelen van de auto een melding in het
centraal display.
#De aanwijzingen in het centraal display opvol-
gen.
Tijdens de installatie van deze soware-update
kan geen gebruik worden gemaakt van de auto.
Ervoor zorgen dat zich geen personen of dieren in
de auto bevinden. Opgeslagen meldingen in de
regeleenheden van de auto kunnen worden over-
schreven.
Beschikbaarheid van het bestuurdersdisplay en
het centraal display
Tijdens de installatie van soware-updates kun-
nen de auto, het bestuurdersdisplay en het cen-
traal display niet worden gebruikt. Wanneer een
installatie bezig is kunt u de volgende displaymel-
dingen ontvangen:
%De displaymelding verschijnt niet bij elke
installatie van een soware-update.
In sporadische gevallen kan tijdens de installatie
een fout optreden. Er wordt automatisch gepro-
beerd om de vorige versie weer te herstellen.
Wanneer het herstellen van de vorige versie niet
mogelijk is, verschijnt de hierboven weergegeven
displaymelding iedere keer dat de auto wordt
gestart.
Uitvallen van het bestuurdersdisplay:
Wanneer het bestuurdersdisplay is uitgevallen of
wanneer een storing aanwezig is, kunt u bijvoor-
beeld functiebeperkingen van veiligheidsrelevante
systemen niet herkennen of de snelheidsmeter
niet aezen. Dit kan de bedrijfsveiligheid van de
auto nadelig beïnvloeden. De auto direct op een
veilige plaats parkeren en contact opnemen met
een gekwaliceerde werkplaats. (/ pagina 903)
Meer informatie over soware-updates is verkrijg-
baar onder: https://me.secure.mercedes-
benz.com
Uitvallen van het centraal display:
Wanneer het centraal display is uitgevallen of
wanneer de hierboven weergegeven displaymel-
ding permanent verschijnt, zijn sommige syste-
men, bijvoorbeeld de achteruitrijcamera, de PARK-
TRONIC-parkeerassistent of de klimaatregeling,
niet meer beschikbaar. Voorzichtig verder rijden
en direct een gekwaliceerde werkplaats opzoe-
ken.
526 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Uitvallen van het voorpassagiersdisplay (auto's
met MBUX Hyperscreen):
Wanneer het voorpassagiersdisplay is uitgevallen
of een displaymelding permanent verschijnt, zijn
functies en systemen via het voorpassagiersdis-
play niet meer beschikbaar. Naar een gekwali-
ceerde werkplaats gaan.
Multimediasysteem terugzetten (reset-functie)
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door het uitvallen van functies van het
centraal display
Terwijl het multimediasysteem wordt terugge-
zet zijn de functies hiervan, zoals de achteruit-
rijcamera, niet beschikbaar.
#Het terugzetten van het multimediasys-
teem alleen uitvoeren wanneer de auto
stilstaat.
Voorwaarden
RDe auto is ingeschakeld.
RDe auto staat stil.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Terugzetten
Door het terugzetten van het systeem worden per-
soonlijke gegevens en instellingen gewist, bijvoor-
beeld:
RVerbonden apparaten
RIndividueel gebruikersproel
RBiometriegegevens
%Door rijsystemen en rijveiligheidssystemen
gebruikte en opgeslagen gegevens en geacti-
veerde functies in het multimediasysteem
worden gewist.
#Terugzetten selecteren.
Er verschijnt een vraag of het systeem werke-
lijk moet worden teruggezet.
#Ja selecteren.
Het multimediasysteem wordt in de aeve-
ringstoestand teruggezet. Na de systeemreset
wordt het multimediasysteem opnieuw
gestart.
%Vanwege de gegevensbescherming en de wer-
king van individuele rijsystemen en rijveilig-
heidssystemen is het noodzakelijk om een vol-
ledige systeemreset uit te voeren voordat de
auto wordt verkocht of overgedragen aan der-
den of nadat deze is gebruikt als huurauto.
AMG TRACK PACE
Functie van AMG TRACK PACE
%Deze functie is een on-demand uitrusting
(/ pagina 83).
Met AMG TRACK PACE kan het rijgedrag op cir-
cuits worden geanalyseerd en daardoor worden
geoptimaliseerd. Er kan worden gereden op vooraf
opgeslagen circuits (bijvoorbeeld de Hockenheim-
ring), of er kunnen nieuwe circuits worden geregi-
streerd en opgeslagen. Op ieder circuit worden de
gereden rondetijden opgeslagen. Deze kunnen
worden geanalyseerd en worden vergeleken met
andere rondetijden, om zo het optimale raceresul-
taat te bereiken. Bovendien kunnen het accelere-
ren en het afremmen gemeten en opgeslagen
worden.
MBUX multimediasysteem 527
F296 0032 07
N.b.: AMG TRACK PACE alleen gebruiken op afge-
sloten circuits, niet op de openbare weg. De rijstijl
aanpassen aan uw persoonlijke bekwaamheid en
aan de omgevingscondities. Als bestuurder draagt
u als enige de verantwoordelijkheid voor het
besturen van uw auto. De auto veilig parkeren,
alvorens de toepassing te bedienen.
Track Race instellen
Multimediasysteem:
4TRACK PACE 5Track Race
Nieuw circuit registreren
#Ü Nieuw circuit selecteren.
#Op het gewenste startpunt Ì Registratie
starten selecteren.
De registratie van het circuit begint op dit
punt.
Tijdens de registratie van het circuit kunnen sec-
toren worden ingesteld, om het circuit te verde-
len.
#ö Sector instellen selecteren.
#Om de registratie van het circuit te beëindigen
É Registratie beëindigen selecteren of
opnieuw over de startlijn rijden.
#De vraag met Ja bevestigen.
#Het weer selecteren.
%De temperatuur wordt automatisch vastge-
legd.
#Een naam invoeren.
#Met a bevestigen.
Het circuit wordt onder de ingevoerde naam
opgeslagen.
Naar circuitnaam zoeken
#ª Zoeken selecteren.
#De naam van het gewenste circuit invoeren.
Het circuit met de gezochte naam wordt weer-
gegeven.
Tijd op opgeslagen circuit meten
#ß Alle circuits selecteren.
#Het gewenste circuit selecteren.
#u selecteren.
#Tijdregistratie starten selecteren, wanneer u
reeds aan de start staat.
of
#Navigeer naar selecteren, om naar de startlijn
te navigeren.
De tijdregistratie begint automatisch bij het over-
schrijden van de startlijn.
%Door ¨ te selecteren, kan naar het AR-
aanzicht van het circuit worden gewisseld.
Bovendien kan door het selecteren van ò
naar de telemetrieweergave worden gewis-
seld.
#Om de tijdregistratie te beëindigen ð Tijd-
registratie beëindigen selecteren.
#De vraag met OK bevestigen.
#Het weer selecteren.
#Ja selecteren, om de op dit circuit gereden tij-
den op te slaan.
Weergaven tijdens Track Race weergeven
De volgende weergaven kunnen worden weerge-
geven:
RBandentemperatuur
528 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
RMiniatuurkaart
RSectoroverzicht
RG-Force weergave
RRondenoverzicht
#ï Tijdregistratie starten selecteren.
#à selecteren.
#De gewenste weergave uit het raster bij de lin-
ker of de rechter rand van het centraal display
slepen.
De weergaven worden tijdens de Track Race
weergegeven.
Door het selecteren van ¨ op de actieve weer-
gave wordt deze gedeactiveerd.
Analyse weergeven
#ß Alle circuits selecteren.
Er verschijnt een overzicht van alle gereden
circuits.
#Een circuit selecteren.
#Een sessie selecteren.
De volgende gegevens worden weergegeven:
RRonde- en sectortijden
RGemiddelde snelheid en maximumsnelheid
RBestuurder
RAuto
RDatum
RWeer
#Registratie toevoegen selecteren, om een
andere sessie als vergelijking te gebruiken.
#% selecteren, om terug te keren naar het
overzicht.
#Diagram selecteren.
#De gewenste parameters instellen.
De analyse wordt weergegeven. 1Rondenoverzicht
2Parameteroverzicht
3Parameters bewerken
4Parameters wissen
5Nieuwe parameter toevoegen
%Voor de parameters kunnen bijvoorbeeld de
volgende waarden worden ingesteld:
RSnelheid
MBUX multimediasysteem 529
F296 0032 07
RLangs-/dwarsversnelling
RStuurhoek
RMotortoerental
RMotorolie-/bandentemperatuur
Aan de hand van de analyse kan het rijgedrag op
elk willekeurig punt van het circuit gecontroleerd
en geoptimaliseerd worden.
Circuits exporteren (USB)
#ß Circuits selecteren.
Er verschijnt een overzicht van alle opgeslagen
circuits.
#Het gewenste circuit selecteren.
#Opties u van het gewenste circuit selecte-
ren.
#Circuit exporteren naar… selecteren.
Het geselecteerde circuit kan worden geëxpor-
teerd naar een met de auto verbonden usb-
geheugenapparaat.
Circuits en registraties bewerken
#ß Circuits selecteren.
#Het gewenste circuit selecteren.
#Opties u van het gewenste circuit selecte-
ren.
#Hernoemen of Wissen selecteren.
of
#Het circuit selecteren.
#De gewenste registratie markeren.
#u Opties selecteren.
#Exporteren naar… of Wissen selecteren.
Drag Race instellen
Multimediasysteem:
4TRACK PACE 5Drag Race
Acceleratie meten
#Z Drag Race opties selecteren.
#Acceleratie selecteren.
#Een startsnelheid instellen of Automatisch
selecteren.
De meting begint zodra de ingevoerde start-
snelheid is bereikt.
#Een doelsnelheid instellen.
De meting eindigt, zodra de ingevoerde doel-
snelheid is bereikt.
#Wegrijden en de meting beginnen.
De meting begint wanneer met de auto wordt
geaccelereerd.
De meting kan voortijdig worden beëindigd door
het accelereren af te breken.
Kwart mijl race
#Z Drag Race opties selecteren.
#Kwart mijl selecteren.
#Een doelafstand instellen.
De meting eindigt, zodra de ingevoerde doelaf-
stand is bereikt.
#Wegrijden en de meting beginnen.
De meting begint wanneer met de auto wordt
geaccelereerd. De tijdregistratie loopt, tot de
doelafstand of maximaal een mijl is afgelegd.
De meting kan voortijdig worden beëindigd door
het accelereren af te breken.
530 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Afremmen meten
#Z Drag Race opties selecteren.
#Remmen selecteren.
#Een startsnelheid instellen of Automatisch
selecteren.
#Wegrijden en de meting beginnen.
#Tot stilstand remmen.
De meting vindt plaats in stappen van
10 km/h tot stilstand. Wanneer het afremmen
wordt gestart bij bijvoorbeeld een snelheid van
157 km/h, start de meting zodra 150 km/h
wordt bereikt.
Meetwaarden opslaan en oproepen
Wanneer een meting wordt afgesloten of afgebro-
ken, verschijnt de vraag of de meting moet wor-
den opgeslagen.
#De vraag met OK bevestigen om op te slaan.
Opgeslagen metingen oproepen
#± Geschiedenis selecteren.
#Acceleratie, Kwart mijl of Remmen selecte-
ren.
#Een meting selecteren.
De geselecteerde meting wordt gedetailleerd
weergegeven.
of
#Een meting wissen.
Telemetrieweergave oproepen
Multimediasysteem:
4TRACK PACE 5Telemetrie
De telemetrieweergave toont actuele voertuigge-
gevens als digitale waarde en als diagram. Hierbij
kunnen maximaal vier parameters worden gese-
lecteerd die op het display moeten worden weer-
gegeven.
Bijvoorbeeld:
RMotortoerental
RWielhoek
RSnelheid
RStuurhoek
#De gewenste parameters instellen.
#De tijdsduur instellen.
De ingestelde parameters worden gedurende
de gekozen tijd in het diagram geanalyseerd.
AMG TRACK PACE congureren
Voorwaarden
Voor de verbinding van een mobiel apparaat met
de TRACK PACE app:
RDe TRACK PACE app is op de mobiele appara-
tuur geïnstalleerd.
RDe mobiele apparatuur is via wi met het mul-
timediasysteem verbonden (/ pagina 520).
Multimediasysteem:
4TRACK PACE 5Z
Mobiel apparaat via TRACK PACE App verbinden
De TRACK PACE App maakt het mogelijk om vide-
o's op te zoeken en deze met opgeslagen circuits
te synchroniseren.
#TRACK PACE app selecteren.
#Nieuw apparaat autoriseren selecteren.
MBUX multimediasysteem 531
F296 0032 07
#De TRACK PACE App op het te verbinden
apparaat starten.
#Verder selecteren en de autoriseringsvraag
bevestigen.
Een viercijferige code wordt weergegeven op
het centraal display.
#De code in de smartphone invoeren.
Het apparaat wordt geautoriseerd.
Mobiel apparaat deautoriseren
#TRACK PACE app selecteren.
#Een apparaat selecteren.
#De vraag met Ja bevestigen.
Het apparaat wordt gedeautoriseerd.
TRACK PACE weergave op het head-up-display en
bestuurdersdisplay instellen
#IC- en HUD-inhoud selecteren.
#De gewenste inhoud in- of uitschakelen.
De inhoud op het head-up-display en op het
bestuurdersdisplay wordt aangepast.
%Meer informatie over de weergave van het
head-up-display (/ pagina 460).
%Meer informatie over het bestuurdersdisplay
(/ pagina 451).
Akoestische feedback instellen
#Akoestische feedback selecteren.
Een schaal met waarden van 0 tot 10 wordt
weergegeven.
#Een instelling selecteren.
Statistiek weergeven
#TRACK PACE statistieken selecteren.
Een statistiek bij het actuele gebruikersproel
wordt weergegeven.
De volgende gegevens worden weergegeven:
RReistijd
RAfgelegde afstand
RGeregistreerde circuits
RGeregistreerde Track Races
RGeregistreerde rondes
RGeregistreerde Drag Races
RMaximumsnelheid
Sfeerlicht activeren
Wanneer deze functie actief is, wordt het interieur
na Delta tijd rood of groen verlicht.
#Sfeerverlichting selecteren.
#De functie in- of uitschakelen.
Dashcam instellen
Wanneer de auto met een dashcam is uitgerust,
kan deze in AMG TRACK PACE worden gebruikt.
#Dashcam selecteren.
#Track Race of Drag Race selecteren en
Opname activeren inschakelen.
#Onder Inhoud video-overlay kan worden inge-
steld, welke overlay in de getoonde video moet
worden gebruikt.
Instellingen aandrijfsysteem
Overzicht van de energiestroomdisplay in het mul-
timediasysteem
In het energiestroomdisplay worden de actieve
componenten van het aandrijfsysteem licht afge-
532 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
beeld. De energiestroom tussen de afzonderlijke
componenten wordt gekleurd weergegeven.
De weergegeven componenten zijn:
RLaadtoestand van de hoogspanningsaccu
RElektromotoren (aandrijfsysteem)
REnergiestroom
RHoogspanningsaccu
Afhankelijk van de bedrijfstoestand hee de ener-
giestroom verschillende kleuren:
Rwit: Sterke acceleratie (boost-eect)
Rkoper: Rijden met constante snelheid of gema-
tigde acceleratie
Rblauw: Recuperatie (opladen van de hoog-
spanningsaccu) of uitrollen
Energiestroomdisplay oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Informatie
#Energiestroom selecteren.
De energiestroom in de auto wordt weergege-
ven.
Oroad-menu
Overzicht menu Oroad in het MBUX multimedia-
systeem
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Het menu Offroad biedt een overzicht van de
belangrijkste, meest relevante gegevens voor het
rijden buiten de gebaande wegen, evenals func-
ties ter ondersteuning van het rijden buiten de
gebaande wegen en de mogelijkheid om routes
vast te leggen om deze later te kunnen gebruiken
of te delen met andere bestuurders.
Cockpit
Dit tabblad biedt een overzicht van de belangrijk-
ste gegevens. De inhoud wordt weergegeven in
verschillende tegels, die kunnen worden gewijzigd
met richtingspijlen of met vegen. Bovendien bevat
dit menu buttons voor snelle toegang tot bepaalde
functies van de auto die relevant zijn voor gebruik
in het terrein.
Weergegeven gegevens zijn bijvoorbeeld:
RKunstmatige horizon
RKompas
RHoogte
RStuurhoek van de voor- en achterwielen
RKoppel en vermogen
RBandenspanning en -temperatuur
RTransparante motorkap
Meer informatie over het tabblad Cockpit
(/ pagina 533).
Oroad-menu in het multimediasysteem instellen
Multimediasysteem:
4© 5Offroad 5Cockpit
Weergaven op het centraal display instellen
#,, . of op de weergave zelf drukken
om naar de volgende weergave te springen.
Snelle toegang: PARKTRONIC-parkeerassistent in-
of uitschakelen
#= indrukken om de functie in of uit te
schakelen.
MBUX multimediasysteem 533
F296 0032 07
%Meer informatie over de PARKTRONIC-par-
keerassistent (/ pagina 415).
Snelle toegang: ESP® (elektronisch stabiliteitspro-
gramma) in- of uitschakelen
#å indrukken om de functie in of uit te
schakelen.
%Meer informatie over het ESP
(/ pagina 350).
Snelle toegang: DSR (Downhill Speed Regulation)
in- of uitschakelen
#î indrukken om de functie in of uit te
schakelen.
%Meer informatie over de DSR
(/ pagina 371).
Snelle toegang: Voertuighoogte instellen
#t indrukken om de auto omhoog of
omlaag te brengen.
%Meer informatie over de voertuighoogte
(/ pagina 403).
%De beschikbaarheid van de verschillende
functies is afhankelijk van het land en de uit-
rusting.
Fit & Healthy
ENERGIZING-stoelkinematica instellen
Voorwaarden
%Deze functies zijn alleen beschikbaar voor vol-
ledig elektrisch instelbare stoelen met geheu-
genfunctie.
Multimediasysteem:
4© 5Comfort 5Stoel
#Zitkinematica selecteren.
De ENERGIZING-stoelkinematica kan de gezond-
heid van de rug ondersteunen door het verande-
ren van de zithouding tijdens het rijden. Daarbij
worden door kleine bewegingen van het kussen
en de leuning de spieren en de gewrichten steeds
belast en ontlast.
Stoelkinematica starten
#; voor de gewenste stoel selecteren.
Het programma is actief gedurende de inge-
stelde duur.
Stoelkinematica congureren
#Z voor de gewenste stoel selecteren.
#Rugleuning, Rugleuning en zitvlak of Zitvlak
selecteren.
#De gewenste duur voor de geselecteerde stoel
selecteren.
Auto's met multicontourstoel:
Naast de rugleuning en de zitting kan ook de len-
densteun deel uitmaken van de functie.
#Inclusief lendensteun in- of uitschakelen.
534 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
ENERGIZING COMFORT
Overzicht ENERGIZING COMFORT programma's
%In acht nemen dat de beschikbare program-
ma's en de betreende functies van de uitrus-
ting van uw auto afhankelijk zijn. Afhankelijk
van de uitrusting kunnen minder functies
beschikbaar zijn.
Programma-overzicht
RFrisheid: Kan door korte, koele luchtvlagen
verfrissend werken. De stoel wordt geventi-
leerd, het interieur verlicht met koele kleuren
en het programma met een betreend geluid
gecompleteerd. Bovendien kan de trillingsmas-
sage in het kussen de spieren ontspannen
RWarmte: Kan het welzijn van de inzittenden
verhogen. Stoel-, vlakken- en stuurwielverwar-
ming zorgen voor weldadige warmte. Het pro-
gramma wordt aangevuld door een decent
geluid en warme kleuren.
RVitaliteit: Kan afnemende aandacht in mono-
tone rijsituaties tegengaan. De activerende sti-
mulatie van de inzittenden vindt plaats door
stimulerend geluid, verkwikkend licht en een
vitaliserende massage.
RPlezier: Kan voor een positieve stemming van
de inzittenden zorgen en de mentale regenera-
tie bevorderen. Dit gebeurt door de activering
van een massageprogramma, een vriendelijk
geluid en verlichting met overeenkomstige
kleuren.
RBehaaglijkheid: Kan bijdragen aan de ontspan-
ning van de inzittenden. Dit gebeurt door een
ontspannende massage, vriendelijk licht en
rustgevend geluid.
ROpen bosplek: Kan door de akoestiek van het
bos een kalmerend en onthaastend eect heb-
ben op de inzittenden. De sfeer wordt met bij-
passende animatie, kleuren en geluid onder-
steund.
RZeegeluiden: Kan bijdragen aan de rustgeving
van de inzittenden. De akoestiek van golf- en
zeemeeuwgeluiden in combinatie met andere
voertuigfuncties zorgen voor een ontspannen
strandsfeer.
RZomerregen: Kan bijdragen aan de ontspan-
ning van de inzittenden. Het ontspannende
eect van een regenbui wordt ervaren door de
akoestiek en andere voertuigfuncties in het
interieur van de auto.
RPower Nap: Het programma bestaat uit drie
fasen.
-Inslaapfase: Hierbij wordt ontspannende
muziek gespeeld en de lucht gezuiverd
door ionisering.
-Slaapfase: De actieve functies worden
zoveel mogelijk uitgeschakeld of beperkt.
-Ontwaakfase: Hierbij wordt licht active-
rende muziek gespeeld en de lucht gezui-
verd door ionisering. Daarnaast worden
functies zoals de stoelventilatie en mas-
sage geactiveerd.
RTrainingen: Kan optredende spierspanningen,
ingeslapen ledematen of stress tegengaan
door gerichte ontspannings- of activeringsoe-
feningen. De oefeningen worden op korte
video's gedemonstreerd.
De trainingen bestaan uit audio-inhoud en een
korte animatie. De audio-inhoud is zodanig
opgesteld dat deze ook tijdens het rijden kan
worden weergegeven. De animatie wordt
MBUX multimediasysteem 535
F296 0032 07
alleen bij stilstaande auto getoond. Bij het uit-
voeren van trainingen tijdens het rijden altijd
op de verkeerssituatie letten.
RTips: Het systeem gee auditieve tips over
mogelijke oefeningen of maatregelen ter ver-
betering van het welzijn van de inzittenden.
Door selectie van het gewenste lichaamsge-
bied kunt u gerichte tips voor het welzijn van
dit gebied krijgen.
U kunt de meeste programma's die voor één stoel
zijn gestart, ook tegelijkertijd voor een andere
stoel gebruiken.
ENERGIZING Comfort programma starten
&WAARSCHUWING Verhoogd gevaar voor
ongevallen bij gebruik van de ENERGIZING
Comfort programma's Tips en Trainingen
De ENERGIZING COMFORT programma's Tips
en Trainingen kunnen u tijdens het rijden aei-
den.
#Oefeningen alleen uitvoeren als de ver-
keerssituatie dit toelaat.
#Bij het luisteren naar de tips altijd alert
blijven op de verkeerssituatie om u heen.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij
gebruik van het ENERGIZING COMFORT
programma Power Nap
Met het ENERGIZING COMFORT programma
Power Nap worden de volgende systemen
indien nodig automatisch versteld:
RStoelen
RZijruiten
RSchuifdak
RRolzonneschermen
Daardoor kunt u of een andere inzittende
bekneld raken.
#Erop letten dat er voldoende ruimte ach-
ter de voorstoelen is.
#Er mogen zich geen lichaamsdelen in de
bewegingszones bevinden; dit controle-
ren.
Voorwaarden
RDe auto is ingeschakeld.
Om Power Nap te starten:
RAlleen spanningsvoorziening aan.
RDe portieren zijn gesloten.
RDe auto is beveiligd tegen wegrollen.
RDe laadtoestand van de hoogspanningsaccu
volstaat voor het gebruik van de klimaatrege-
ling bij stilstand.
Multimediasysteem:
4© 5Comfort
5ENERGIZING COMFORT
Programma starten en stoppen
#Een programma selecteren.
#; voor de gewenste stoel selecteren.
#É selecteren, om het programma te stop-
pen.
%Wanneer tijdens een actief programma een
functievoorwaarde wordt gedeactiveerd, ver-
schijnt een overeenkomstige melding. Het
actieve programma wordt afgebroken.
536 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Programma congureren
#Een programma selecteren.
#Instellingen selecteren.
#De aan het programma deelnemende functies
in- of uitschakelen.
Duur instellen
#Een programma selecteren.
#Instellingen selecteren.
#De gewenste duur selecteren.
Power Nap starten
#Power Nap selecteren.
#; voor de gewenste stoel selecteren.
Wanneer de auto stilstaat worden bij de start van
Power Nap worden automatisch de volgende
acties uitgevoerd:
RDe rolzonneschermen worden uitgerold.
RDe portieren worden vergrendeld.
RDe zijruiten en het schuifdak worden gesloten.
RDe stoelen worden in de ligstand gezet.
RDe parkeerrem wordt bediend.
#É selecteren, om het programma te stop-
pen.
%Voor de zitplaatsen achterin is het programma
tijdens het rijden beschikbaar. Bovenstaande
functies zijn hier evt. beperkt beschikbaar.
Trainingsprogramma starten
#Trainingen selecteren.
#Een programma selecteren Ì.
#Parfumering voor de training activeren: Parfu-
mering selecteren.
#É selecteren, om het trainingsprogramma
te stoppen.
%De animatie voor de demonstratie van de
oefeningen wordt tijdens het rijden verborgen
en de instructies worden alleen nog akoes-
tisch weergegeven.
Tips starten
#Tips selecteren.
#Een lichaamsgebied selecteren Ì.
#É selecteren om het afspelen van de tip te
stoppen.
ENERGIZING COACH
Functie van de ENERGIZING COACH
Voorwaarden
RDe dienst ENERGIZING COACH is in de
Mercedes me-Portal of de Mercedes me app
geactiveerd.
RDe Mercedes Me ENERGIZING app is voor het
gebruik van de service op de mobiele telefoon
geïnstalleerd.
De ENERGIZING COACH zorgt voor analyse van
de rij- en bestuurderssituatie. Afhankelijk van de
situatie biedt de dienst aanbevelingen voor het
starten van een geschikt ENERGIZING COMFORT
programma.
De volgende programma's kunnen worden geadvi-
seerd:
RVitaliteit
MBUX multimediasysteem 537
F296 0032 07
Als verkwikkend programma in bijvoorbeeld
monotone rijsituaties of bij het rijden over
lange afstanden
Voor informatie over het programma Vitaliteit,
zie (/ pagina 535).
RWelbehagen
Als compenserend programma in veeleisende
rijsituaties
Voor informatie over het programma Welbeha-
gen, zie (/ pagina 535).
RFrisheid
Als verfrissend programma bij stijgende tem-
peraturen
Voor informatie over het programma Frisheid,
zie (/ pagina 535).
RWarmte
Als verwarmend programma bij dalende tem-
peraturen
Voor informatie over het programma Warmte,
zie (/ pagina 535).
Door het koppelen van een GARMIN tness trac-
ker, zoals de GARMIN Vívoactive® 3, kan extra
informatie worden opgenomen in de analyse voor
het aanbevelen van een ENERGIZING COMFORT
programma. De extra informatie omvat onder
andere het stressniveau dat wordt berekend door
de tness tracker. Het stressniveau is voorname-
lijk gebaseerd op de polsslag.
Voorwaarden voor de integratie van verdere infor-
matie door een GARMIN tness tracker:
RUw tness tracker is gekoppeld aan uw GAR-
MIN-account.
RUw GARMIN-account is gekoppeld aan uw
Mercedes me gebruikersaccount.
Wanneer u uw GARMIN tness tracker ook 's
nachts draagt, worden de slaapgegevens meege-
nomen in de analyse van de ENERGIZING COACH.
Voorwaarde voor de integratie van de slaapgege-
vens:
RDe GARMIN tness tracker wordt voor aan-
vang van de rit gesynchroniseerd met het
GARMIN-account.
%Wanneer de ATTENTION ASSIST een te groot
gebrek aan aandacht constateert, worden
door de ENERGIZING COACH geen adviezen
meer gegeven. Meer informatie over de
ATTENTION ASSIST (/ pagina 358).
ENERGIZING COACH weergave oproepen
Voorwaarden:
RDe tness tracker is gekoppeld aan uw GAR-
MIN-account
RUw GARMIN-account is gekoppeld aan uw
Mercedes me gebruikersaccount in de
Mercedes Me ENERGIZING app.
RDe mobiele telefoon is met het multimediasys-
teem verbonden (/ pagina 591).
RU bent met uw Mercedes me proel zowel in
de auto als in de Mercedes me ENERGIZING
app aangemeld.
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5ENERGIZING COACH
#Uw actuele polsslag en een evaluatie van uw
polsslag gedurende de laatste 30 minuten rij-
tijd worden weergegeven.
Wanneer er geen mobiele telefoon is verbon-
den of gedurende langere tijd geen polsslag
naar het systeem kan worden verzonden, ver-
538 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
schijnt er een overeenkomstige storingsmel-
ding.
%Polsslagwaarden worden op het centraal dis-
play alleen in het bereik van 30 ‑ 140 (eventu-
eel 150) bpm weergegeven. De polsslagwaar-
den hebben geen medische geldigheid, maar
alleen een informatief karakter en daarom kan
er geen aanspraak op juistheid worden
gemaakt.
Navigatie en verkeer
Navigatie inschakelen
Multimediasysteem:
4©
#Als alternatief de toets © rechts in het
stuurwiel indrukken (/ pagina 484).
De zero-layer met de digitale kaart wordt
weergegeven.
Overzicht navigatie
Digitale kaart en gebruikersspecieke toepassin-
gen
1Navigatiemodule (verkleinde weergave) of EQ-
module (verkleinde weergave)
Routebegeleiding actief:
De navigatiemodule toont in de verkleinde
weergave de voor de route relevante informa-
tie, bijvoorbeeld de volgende laadstop, de
bestemming en een verkeersvertraging
£ actuele routebegeleiding beëindigen
Aantippen opent de navigatiemodule in de uit-
gebreide weergave met de Route
(/ pagina 558)
Routebegeleiding niet actief:
EQ-module wordt in de verkleinde weergave
weergegeven
Aantippen opent de uitgebreide weergave van
de EQ-module met de laadfuncties
(/ pagina 481)
2Bestemming invoeren
3Control Center in de statusregel oproepen
4Actuele positie van de auto (voertuigsymbool
of pijl)
5Weergavegebied met entertainmentbronnen,
telefoon, actieve toepassingen en voorstellen
6Speciale bestemmingen zoeken, bijvoorbeeld
laadstations w en parkeergelegenheden
j alsmede kaartoriëntatie Ä en kaart-
type instellen
7Het navigatievenster toont de aanstaande rij-
manoeuvre (verkleinde weergave) of de route-
monitor (vergrote weergave)
MBUX multimediasysteem 539
F296 0032 07
Routebegeleiding actief: Routemonitor toont
bijvoorbeeld routegedeeltes, aanstaande rij-
manoeuvres met rijstrookadviezen, laadstops,
bestemming, verkeersvertragingen, 3D-beel-
den van snelwegafritten, online-inhoud
. Gesproken rij-aanwijzingen uitschakelen
Ì Gesproken rij-aanwijzingen inschakelen
De volgende kaartoriëntaties 6 zijn beschikbaar:
R2D en naar het noorden
R2D en in rijrichting
R3D en in rijrichting
RKaart met volledige route
%Wanneer u de kaart verschui schakelt de ori-
ëntatie om tussen 3D-rijrichting en 2D-noor-
den boven.
De volgende kaarttypes 6 zijn beschikbaar:
RDagweergave
RNachtweergave
RSatellietkaart
%Wanneer u een probleem vaststelt met de
digitale kaart, dan kunt u dit melden onder
https://mapfeedback.here.com/#/report.
Bestemmingsinvoer
Aanwijzingen over bestemmingsinvoer
&WAARSCHUWING Gevaar voor aeiding
door het bedienen van de geïntegreerde
communicatieapparatuur tijdens het rij-
den
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde communicatieapparatuur bedient,
kunt u van de verkeerssituatie worden afge-
leid. Bovendien kunt u de controle over de
auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen als de
verkeerssituatie dit toelaat.
#Als dit niet kan worden gewaarborgd, op
een veilige plek stoppen en de invoering
als de auto stilstaat uitvoeren.
Bij het gebruik van het multimediasysteem de wet-
telijke bepalingen in acht nemen van het land
waar u zich op dat moment bevindt.
Speciale bestemming of adres invoeren
Voorwaarden
De aanwijzingen met betrekking tot de bestem-
mingsinvoer in acht nemen (/ pagina 540).
RVoor het online-zoeken:
-Er is een internetverbinding aanwezig.
-Mercedes me connect is beschikbaar.
-De auto is aan het gebruikersaccount
gekoppeld en u hebt de Mercedes me con-
nect gebruiksvoorwaarden geaccepteerd.
-Meer informatie vindt u onder: https://
www.mercedes.me
-De dienst is beschikbaar en is geactiveerd.
%Wanneer de online zoekfunctie niet beschik-
baar is, wordt de zoekopdracht uitgevoerd aan
de hand van de digitale kaartgegevens.
540 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Multimediasysteem:
4© 5ª Waarheen?
Speciale bestemming of adres invoeren (voor-
beeld)
1Invoerregel met actuele invoer
2Zoekresultaat
3Bestemming zoeken selecteren, met dubbele
pijl verdere gezochte bestemmingen weerge-
ven
4Invoer wissen
5Zoekresultaat overbrengen naar invoerregel
en zoeken voortzetten
6Laatst ingevoerde teken wissen
7Toetsenbord verbergen
8Omschakelen op handschriherkenning
(/ pagina 504)
9MBUX spraakassistent starten
(/ pagina 467)
ASchrijaal instellen
BNaar cijfers en speciale tekens omschakelen
CNaar hoofdletters of kleine letters omschake-
len
#De bestemming invoeren. Het invoeren kan in
willekeurige volgorde worden uitgevoerd.
De zoekresultaten worden in een lijst weerge-
geven.
%Online zoekresultaten voor speciale bestem-
mingen kunnen aanvullende informatie bevat-
ten, bijvoorbeeld openingstijden en beoorde-
lingen. De informatie wordt geleverd door een
online kaartdienst.
De online-functie is niet in alle landen
beschikbaar.
U kunt bijvoorbeeld in 1 de volgende gegevens
invoeren:
RStad, straat, huisnummer of straat, stad
RPostcode
RNaam of categorie van de speciale bestem-
ming, bijvoorbeeld Restaurants
RStad, naam speciale bestemming
RContactnaam
RCoördinaten (/ pagina 544)
RDriewoordenadressen van what3words
(/ pagina 544)
Het invoeren van driewoordenadressen is
mogelijk bij het online zoeken.
#Het toetsenbord met a verbergen.
#De bestemming in de lijst selecteren.
Het volgende menu toont de geselecteerde
bestemming met de adresinformatie en een
bijbehorende kaartsectie.
MBUX multimediasysteem 541
F296 0032 07
Via het menu kunt u de route berekenen.
Bestemmingsadvies selecteren
Voorwaarden
RDe optie Bestemmingsadviezen toestaan is
ingeschakeld (/ pagina 523).
RHet multimediasysteem hee voldoende gege-
vens verzameld om bestemmingsadviezen
weer te geven.
Multimediasysteem:
4© 5ª Waarheen?
#Adviezen selecteren.
of
#Een bestemmingsadvies direct op de zero-
layer selecteren (/ pagina 478).
In het volgende menu wordt de route bere-
kend.
%Wanneer Adviezen geselecteerd is, is via
Ä een menu beschikbaar. Het menu biedt
instellingen voor de voorstellen en opslagfunc-
ties.
%De bestemmingsadviezen bewerken
(/ pagina 569).
Laatste bestemmingen selecteren
Multimediasysteem:
4© 5ª Waarheen?
#Laatste bestemmingen selecteren.
#De bestemming selecteren.
Met het volgende menu kunt u de route bere-
kenen.
%U kunt een bestemming als favoriet opslaan
(/ pagina 568).
Speciale bestemming selecteren
Voorwaarden
RVoor het gebruik van persoonlijke speciale
bestemmingen:
-Een usb-apparaat is met het multimedia-
systeem verbonden.
-Op het usb-apparaat zijn persoonlijke spe-
ciale bestemmingen in het bestandsfor-
maat GPS Exchange Format (.gpx) in de
map PersonalPOI opgeslagen.
Multimediasysteem:
4© 5ª Waarheen?
#Speciale bestem. selecteren.
#Een van de weergegeven snelle toegang-cate-
gorieën selecteren, bijvoorbeeld j.
#De speciale bestemming selecteren.
Met het volgende menu kunt u de route bere-
kenen.
of
#Alle categorieën of Persoonl. spec. bestem.
(zie voorwaarden) selecteren.
#De categorie selecteren.
#De speciale bestemming selecteren.
Met het volgende menu kunt u de route bere-
kenen.
Zoeklter instellen na selectie van een speciale-
bestemmingencategorie
De vooraf ingestelde zoekpositie is afhankelijk van
de status van de routebegeleiding:
RWanneer er geen routebegeleiding actief is,
wordt In de omgeving gezocht.
542 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
RWanneer een routebegeleiding actief is, wordt
Langs de route gezocht.
#Wanneer de zoekresultaten worden weergege-
ven, Filter selecteren.
#De zoekpositie, bijvoorbeeld In de omgeving
selecteren.
#Wanneer er al een route met tussenbestem-
mingen bestaat en In omgev. bestemming via
het zoeklter is geselecteerd, de bestemming
voor de zoekopdracht selecteren.
of
#De gewenste reistijd naar de speciale bestem-
ming selecteren.
#Zoekresultaten selecteren.
Categorieën voor snelle toegang congureren
De categorieën worden weergegeven:
RAls symbolen na het oproepen van de bestem-
mingsinvoer via ª
RAls lijst na het oproepen van Alle categorieën
#In het menu speciale bestemmingen Alle cate-
gorieën selecteren.
#Voor een categorie f of ß selecteren.
Bij het aantippen van f wordt de categorie
toegevoegd.
Bij het aantippen van ß wordt de categorie
verwijderd.
#Met G terugkeren naar het vorige niveau.
De nieuwe categorieën worden de volgende
keer na het oproepen van de bestemmingsin-
voer weergegeven.
%Wanneer alle beschikbare snelle toegangen
bezet zijn, de categorie selecteren die moet
worden vervangen.
Volgorde van de categorieën voor snelle toegang
wijzigen
#In het menu Speciale bestemmingen lang op
een categorie voor de snelle toegang drukken.
#De pijlen naast geselecteerde categorie aan-
tippen.
De pijlen voor de andere categorieën worden
grijs weergegeven.
#De categorie omhoog of omlaag slepen.
#ø selecteren.
Categorie voor snelle toegang wissen
#In het menu Speciale bestemmingen lang op
een categorie voor de snelle toegang drukken.
#Voor de geselecteerde categorie ß selec-
teren.
#Wissen selecteren.
#ø selecteren.
Categorie voor persoonlijke speciale bestemmin-
gen wijzigen
#Persoonl. spec. bestem. selecteren.
#Op een categorie drukken totdat er een menu
verschijnt.
#Naam wijzigen selecteren en een naam invoe-
ren.
#Icoon wijzigen selecteren en een symbool
selecteren.
#Wissen selecteren en de vraag met Ja bevesti-
gen.
MBUX multimediasysteem 543
F296 0032 07
Contact voor de bestemmingsinvoer selecteren
Voorwaarden
REen mobiele telefoon is met het multimedia-
systeem verbonden (/ pagina 591).
RDe contacten van de mobiele telefoon zijn
gedownload.
RHet contact bevat een navigeerbaar adres.
RDe adresgegevens kunnen worden gekoppeld
aan de digitale kaart.
Multimediasysteem:
4© 5ª Waarheen?
#Een contact op de invoerregel invoeren.
#Het adres selecteren.
Als alternatief kunt u na het oproepen van de
bestemmingsinvoer in het zoekvenster de
naam van een contact invoeren.
Geo-coördinaten invoeren
Multimediasysteem:
4© 5ª Waarheen?
#De geo-coördinaten als lengte- en breedte-
graad invoeren.
Voorbeelden van invoerformaten:
R47°58'11"N 7°57'25"E (graden, minuten en
seconden)
R47.969722 7.956944 (decimale graden)
#De invoer bevestigen.
Met het volgende menu kunt u de route bere-
kenen.
Bestemming als driewoordenadres invoeren
Voorwaarden
REen actieve internetverbinding wordt in de sta-
tusregel van het centraal display aangegeven
met het symbool Q.
RHet online-zoeken is actief.
Multimediasysteem:
4© 5ª Waarheen?
#De bestemming als driewoordenadres van
what3words invoeren. De invoer kan plaatsvin-
den met spaties tussen de woorden in plaats
van punten.
De zoekresultaten worden weergegeven.
#De bestemming in de lijst selecteren.
Met het volgende menu kunt u de route bere-
kenen.
De Brandenburger Tor hee het volgende taalaf-
hankelijke driewoordenadres:
RDuits: tapfer.gebäude.verliehen
REngels: that.lands.winning
RFrans: posteaux.bobineur.ombrant
%Bestemming zoeken via het driewoordenadres
invoeren is niet in alle talen beschikbaar.
Als alternatief de volgende invoeropties gebruiken:
RGlobale zoekfunctie (/ pagina 497)
RGesproken navigatieopdracht (/ pagina 467)
Voorbeeld: Tijdens een telefoongesprek wordt
een driewoordenadres aan u doorgegeven. Na
activering van de MBUX spraakassistent zegt u
een van de beide gesproken opdrachten:
-Navigeer naar tapfer gebäude verliehen
-Navigeer naar tapfer Punkt gebäude Punkt
verliehen
544 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Driewoordenadressen van what3words zijn een
alternatief adresseringssysteem voor het meerta-
lig georefereren van alle locaties op aarde, die
daarbij in hokjes van drie bij drie meter worden
ingedeeld. Door deze rastering worden eveneens
plaatsen op het aardoppervlak afgedekt die geen
gebouwadres, zoals een straat en huisnummer,
hebben.
%Driewoordenadres zijn ondubbelzinnig,
gemakkelijk te onthouden en geschikt voor de
meeste alledaagse toepassingen.
Adressen kunnen naar driewoordenadressen
worden geconverteerd en andersom:
Rop de website https://what3words.com
Rin de apps van what3words
Bestemming op de kaart selecteren
Multimediasysteem:
4©
#Indien nodig de kaart verschuiven
(/ pagina 576).
#Lang op de kaart drukken.
De beschikbare bestemmingen wordt weerge-
geven.
of
#Een symbool voor een speciale bestemming
aantippen.
De speciale bestemming wordt geselecteerd.
Wanneer zich meerdere speciale bestemmin-
gen op de kaartpositie bevinden, verschijnt er
een lijst.
#De bestemming in de lijst Geselect. objecten
selecteren.
Met het volgende menu kunt u de route bere-
kenen.
Bestemming uit favorieten selecteren
Voorwaarden
RBestemmingen zijn als favorieten opgeslagen.
Een laatste bestemming of een bestemmings-
advies als favoriet opslaan (/ pagina 568).
Multimediasysteem:
4© 5ª Waarheen?
#Favorieten selecteren.
#Een favoriet selecteren.
Met het volgende menu kunt u de route bere-
kenen.
Adressen voor thuis en werk zijn al ingesteld
#Thuis of Werk selecteren.
In het volgende menu wordt de route bere-
kend.
Adressen voor thuis en werk zijn nog niet inge-
steld
#Thuis of Werk selecteren.
Er verschijnt een vraag, bijvoorbeeld Geen
adres voor "Thuis" beschikbaar. Adres nu
instellen?.
MBUX multimediasysteem 545
F296 0032 07
#Ja selecteren.
#Het adres zoeken of selecteren.
#Opslaan selecteren.
Favorieten wissen
#Voor een favoriet Ä selecteren.
#Wissen selecteren.
of
#Alles wissen selecteren.
#De vraag bevestigen.
Wanneer alle favorieten zijn gewist, is bijvoor-
beeld Favoriet toevoegen beschikbaar.
Ontvangen bestemmingen selecteren
Voorwaarden
REr is een internetverbinding aanwezig om
externe bronnen te kunnen ontvangen.
REr zijn bestemmingen aan de auto verzonden.
RDe bestemmingen werden in de auto vanaf
een andere zitplaats gedeeld.
Multimediasysteem:
4© 5ª Waarheen?
De auto kan bestemmingen ontvangen van servi-
ces of apps. Wanneer een bestemming wordt ont-
vangen, krijgt u een melding.
#Ontvangen bestemmingen selecteren.
#Een bestemming selecteren.
In het volgende menu wordt de route bere-
kend.
%Een ontvangbare bestemming kunt u in de
favorieten opslaan (/ pagina 568).
Ontvangen bestemmingen wissen
#Een bestemming met E wissen.
of
#Alles wissen selecteren.
Route
Route met Electric Intelligence berekenen
Voorwaarden
RDe bestemming is ingevoerd.
RDe bestemmingsinformatie wordt weergege-
ven.
RVoor navigatie met Electric Intelligence:
-Mercedes me connect is beschikbaar.
-U beschikt over een gebruikersaccount op
Mercedes me connect en de auto is aan
het account gekoppeld.
-De dienst "Navigatie met Electric Intelli-
gence" is in de Mercedes me-Portal
beschikbaar en geactiveerd.
Voor een optimale werking zijn de Services
"Navigatie met Electric Intelligence",
"Weergave oplaadpalen" en "Mercedes me
Charge" vereist.
-De route-optie Laadstops inplannen is
ingeschakeld (/ pagina 549).
546 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Detailweergave (voorbeeld)
1Bestemming als favoriet opslaan (Laadstops
inplannen is ingeschakeld)
Alternatieve routes oproepen (Laadstops
inplannen is uitgeschakeld)
2Route berekenen en routebegeleiding starten
3Speciale bestemming dicht bij de bestemming
selecteren
4Bestemmingsinformatie, online-inhoud (bij-
voorbeeld foto's openingstijden), driewoor-
denadres van what3words
Na selectie van de bestemming wordt de route
met Electric Intelligence automatisch en intelli-
gent berekend. Deze wordt tijdens de routebege-
leiding geactualiseerd. De route met Electric Intel-
ligence bevat de noodzakelijke laadstations als
tussenbestemmingen. De laadstations worden
met inachtneming van de afstand en de geschatte
oplaadtijden bepaald.
#Een van de opties selecteren.
%Wanneer de route-optie Laadstops inplannen
uitgeschakeld is, wordt een route zonder laad-
stations berekend.
%Wanneer de bestemming bijvoorbeeld in een
parkeergarage ligt en betreende gegevens
beschikbaar zijn, worden de parkeerniveaus
weergegeven.
Bestemming als favoriet opslaan
#ß Favoriet selecteren.
#Een optie selecteren.
Routeoverzicht oproepen
%Wanneer Laadstops inplannen uitgeschakeld
is, is deze optie in plaats van de favoriete
functie beschikbaar.
#Routes selecteren.
#Een alternatieve route selecteren.
Bestemmingsgeleiding starten
#¥ Gaan! selecteren.
Detailweergave met bestemmingsadres oproepen
#De lip boven het symbool ¥ Gaan!
omhoogtrekken.
Afhankelijk van de geselecteerde bestemming
en de beschikbaarheid wordt online-inhoud,
zoals beoordelingen, prijzen en weersinforma-
tie, weergegeven.
Wanneer de bestemming in een andere tijd-
zone ligt, wordt een melding weergegeven.
MBUX multimediasysteem 547
F296 0032 07
#Bestemming delen: Ç Delen selecteren.
Met deze optie kan de weergegeven QR-code
worden gescand.
#Internetadres oproepen: Wanneer een interne-
tadres beschikbaar is, Browser selecteren.
#Op de bestemming bellen: Wanneer een tele-
foonnummer beschikbaar is, Bellen selecte-
ren.
Speciale bestemmingen in de omgeving van de
aangegeven bestemming zoeken
#In de omgeving selecteren.
#Via categorieën zoeken, een zoekterm invoe-
ren of naar persoonlijke speciale bestemmin-
gen zoeken (/ pagina 542).
Tussenbestemming aan de aanwezige route toe-
voegen of nieuwe routebegeleiding starten
#¦ Toevoegen selecteren.
De geselecteerde bestemming wordt ingesteld
als volgende tussenbestemming. De routebe-
geleiding begint.
#Er zijn vier tussenbestemmingen: De vraag
met Ja bevestigen en in het route-overzicht
(/ pagina 558) een tussenbestemming selec-
teren die met de nieuwe tussenbestemming
moet worden overschreven.
of
#Í Vervangen selecteren.
De geselecteerde bestemming wordt ingesteld
als nieuwe bestemming. De routebegeleiding
begint.
%Wanneer u het menu oproept tijdens de route-
begeleiding, zijn er nog meer opties beschik-
baar:
ROm de volgorde van de bestemmingen te
wijzigen, Verplaatsen selecteren
(/ pagina 559).
ROm de bestemming te wissen, Wissen
selecteren (/ pagina 559).
ROm de routebegeleiding te beëindigen
Routebegeleiding annuleren selecteren.
Overzicht: Navigatie met Electric Intelligence
Wanneer de route-optie Laadstops inplannen
ingeschakeld is, wordt de snelste route met de
noodzakelijke laadstops berekend. De laadstops
worden met inachtneming van afstand en oplaad-
tijden bepaald en als tussenbestemmingen voor
de routebegeleiding ingesteld.
De Navigatie met Electric Intelligence controleert
continu een veelvoud aan waarden die van invloed
zijn, bijvoorbeeld instellingen voor de klimaatrege-
ling in het interieur of weersveranderingen. Voor
elk stuk van de route wordt de actueel benodigde
hoeveelheid energie van de hoogspanningsaccu
berekend. Het multimediasysteem bepaalt langs
de route de ideale laadstations aan de hand van
de beschikbaarheid en het laadvermogen.
Voor elke laadstop wordt de benodigde hoeveel-
heid energie en de geschatte oplaadtijd vooruit
berekend en weergegeven. Wanneer de bestuur-
der dit wenst, wordt hij per bericht op zijn mobiele
telefoon over het bereiken van de benodigde laad-
toestand geïnformeerd. De hoogspanningsaccu
wordt verder opgeladen, tot het proces door de
bestuurder onderbroken wordt.
%De aanwijzingen met betrekking tot het opla-
den van de hoogspanningsaccu in acht
nemen (/ pagina 312).
U kunt de door de navigatie met Electric Intelli-
gence berekende route beïnvloeden.
548 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Daartoe zijn de opties "laadstation negeren" en
"laadstation toevoegen" beschikbaar
(/ pagina 558).
%De navigatie met Electric Intelligence probeert
eventueel de totale reistijd door de volgende
laadstrategieën te verkorten:
RTweemaal kort met hoog laadvermogen
opladen in plaats van eenmaal lang met
laag laadvermogen opladen
REenmaal kort met laag laadvermogen
laden om een laadstation met hoger laad-
vermogen te bereiken
De navigatie met Electric Intelligence maakt
gebruik van de volgende gegevens:
ROnline-route
De routeberekening bepaalt een online-route.
De online route wordt tijdens het rijden con-
tinu geactualiseerd, bijvoorbeeld wanneer ver-
keersinformatie beschikbaar is.
RSpecieke voertuiginformatie
Er wordt bijvoorbeeld rekening gehouden met
de actuele laadtoestand van de hoogspan-
ningsaccu en het elektrische verbruik.
RLaadstations
Deze worden als tussenbestemming voor de
online-route beschikbaar gesteld.
%Deze functie is niet in alle landen beschikbaar.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Route-optie Electric Intelligence inschakelen
Multimediasysteem:
4© 5EQ 5Z 5Route
#De route-optie Laadstops inplannen inschake-
len.
Wanneer de route wordt berekend en de laad-
toestand van de hoogspanningsaccu niet vol-
doende is om de bestemming te kunnen berei-
ken, worden automatisch laadstations als tus-
senbestemmingen ingesteld.
%Deze functie is niet in alle landen beschikbaar.
%Wanneer iets (aanhangwagen/achteretsdra-
ger) op de aanhangwagencontactdoos is aan-
gesloten, verschijnt op het display automa-
tisch een menu.
De volgende keuzemogelijkheden zijn beschik-
baar:
Retsdrager
Rkleine aanhangwagen
Rgrote aanhangwagen
De instellingen in dit menu verbeteren de
energieprognose aan het begin van de rit. Dit
betekent bijvoorbeeld dat de selectie van de
oplaadpunten nauwkeuriger is en dat de
oplaadtijd wordt geoptimaliseerd.
U kunt de selectie wijzigen en andere instellin-
gen uitvoeren (/ pagina 447).
Instellingen voor laadstations op de route
selecteren
Voorwaarden
RDe dienst "Navigatie met Electric Intelligence"
is in de Mercedes me-Portal beschikbaar en
geactiveerd.
Voor een optimale werking zijn de Services
"Navigatie met Electric Intelligence", "Weer-
MBUX multimediasysteem 549
F296 0032 07
gave van laadstations" en "Mercedes me
Charge" vereist.
Multimediasysteem:
4© 5EQ 5Z 5Route
Laadtoestand van de hoogspanningsaccu bij het
bereiken van het laadstation en de bestemming
instellen
#Laadtoestand op de bestemming of Laadtoe-
stand bij laadstations selecteren.
#De instelknop naar links of rechts schuiven en
de gewenste laadtoestand in procenten (%)
instellen.
Voor het bereiken van een laadstation wordt door
het systeem de accucapaciteit tot bijvoorbeeld
10% restcapaciteit (laadtoestand) of zelfs lager
benut. In het centraal display verschijnt min..
Deze laadtoestand bij aankomst bij het laadsta-
tion en bij de bestemming kunt u verhogen, naar
bijvoorbeeld 25% bij het laadstation en naar 50%
bij de bestemming.
%Bij een verhoogd energieverbruik tijdens het
rijden, bijvoorbeeld bij tegenwind, zijn de vol-
gende mogelijkheden beschikbaar in het sys-
teem:
RHet laadstation wordt ook bij laadtoestan-
den van minder dan 10% veilig bereikt.
RDe navigatie met Electric Intelligence
selecteert een dichterbij gelegen laadsta-
tion voor de route.
%Wanneer er op de bestemming een oplaadmo-
gelijkheid is, kan de laadtoestand worden ver-
laagd tot onder de 10%. In het centraal display
verschijnt min.. Controleren of de actieradius-
bewaking ingeschakeld is.
%Bij de routeplanning kan een volgende
bestemming of de terugreis worden inge-
voerd. De navigatie met Electric Intelligence
houdt dan rekening met de benodigde laad-
toestand bij de bestemming. Zo wordt bij het
doorrijden een optimaal laadstation of de
nieuwe bestemming zeker bereikt.
Provider voor laadstations selecteren
#Mercedes me Charge in- of uitschakelen.
Wanneer de optie ingeschakeld is, wordt bij de
keuze van het laadstation uitsluitend rekening
gehouden met laadstations die via Mercedes
me Charge kunnen worden betaald.
of
#Allen inschakelen.
Ongeacht het betaaltype wordt bij het bereke-
nen van een route met Electric Intelligence
met alle bij de navigatie bekende laadstations
rekening gehouden.
Mogelijk is een registratie bij een provider
nodig.
%Wanneer de routebegeleiding actief is, wordt
de temperatuur van de hoogspanningsaccu
voor een laadstop afhankelijk van de actuele
laadtoestand en de accutemperatuur gere-
geld.
550 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Actieradiusbewaking in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5EQ 5Z 5Route
De ingeschakelde actieradiusbewaking assisteert
door meldingen op het bestuurdersdisplay en het
centraal display, bij een zekere aankomst op de
bestemming.
#Actieradiusbewaking in- of uitschakelen.
Om de bestemming met de door de bestuur-
der ingestelde laadtoestand te bereiken, wordt
bij ingeschakelde optie de actieradius perma-
nent bewaakt.
%Indien nodig gee de actieradiusbewaking in
de snelheidsmeter een aanbevolen maximum-
snelheid weer en informeert u op het bestuur-
dersdisplay bijvoorbeeld met de meldingExtra
laadstop vermijden: onder 100 km/h rijden.
Op het centraal display worden dan boven-
dien tijdens het rijden tips om energie te
besparen weergegeven.
%De aanbevolen maximumsnelheid wordt door
de volgende rijsystemen in acht genomen:
RActieve afstandsassistent DISTRONIC
(/ pagina 365)
RTEMPOMAT (/ pagina 359)
%Deze functie is niet in alle landen beschikbaar.
Laadstations op de kaart weergeven
Voorwaarden
RVoor de weergave van de online-laadstations:
-Mercedes me connect is beschikbaar.
-U beschikt over een gebruikersaccount op
Mercedes me connect en de auto is aan
het account gekoppeld.
-De Service "Weergave van laadstations" is
in de Mercedes me-Portal beschikbaar en
geactiveerd.
Multimediasysteem:
4© 5EQ 5Z 5Weergave
#Laadstops inplannen selecteren.
Onboard-laadstations weergeven
ON-board-laadstations zijn in de kaartgegevens
van de navigatie van het MBUX multimediasys-
teem aanwezig. De gegevens over deze laadstati-
ons worden niet regelmatig geactualiseerd. In
tegenstelling daartoe worden de online-laadstati-
ons via een internetverbinding naar de auto over-
gedragen en op de kaart weegegeven.
#Symbolen spec. bestem. r selecteren.
#Alle categorieën r selecteren.
#De categorie Laadstations inschakelen.
Op de kaart herkent u laadstations in de omgeving
van de actuele positie van de auto aan de hand
van de volgende symbolen:
ROnline-laadstations
Het laadvermogen en de beschikbaarheid wor-
den in het symbool voor het laadstation via pij-
len en een statusindicatie weergegeven.
RON-board-laadstations
Op de kaart worden de laadstations met witte
symbolen zonder detailinformatie weergege-
ven.
MBUX multimediasysteem 551
F296 0032 07
%De weergave van de online-laadstations is niet
in alle landen verkrijgbaar.
Opladen op een route betalen met Mercedes
me Charge
Voorwaarden
RDe service Mercedes me Charge is in de
Mercedes me-Portal beschikbaar en geboekt.
RDe services "Weergave oplaadpalen" en
"Mercedes me Charge" zijn geactiveerd.
RVoor de selectie van het laadstation door de
navigatie met Electric Intelligence: De service
"Navigatie met Electric Intelligence" is geacti-
veerd en de optie Laadstops inplannen is in
het multimediasysteem ingeschakeld.
RVoor de authenticatie bij het laadstation: U
hebt na de activering in het Mercedes me-Por-
tal een laadabonnement met uw betalingsge-
gevens bij de betreende providers afgeslo-
ten.
RVoor een authenticatie per app: De Mercedes
me app is op het externe apparaat, bijvoor-
beeld de tablet of smartphone, geïnstalleerd.
RVoor laadstations zonder mogelijkheid voor
activering via de app hee u een RFID-kaart
bij de contractpartner aangescha.
%Deze functie is niet in alle landen beschikbaar.
Multimediasysteem:
4©
%De volgende informatie in acht nemen:
RDe aanwijzingen met betrekking tot het
opladen van de hoogspanningsaccu lezen
(/ pagina 312).
RDe aanwijzingen met betrekking tot het
opladen van de hoogspanningsaccu op het
laadstation (/ pagina 317) en
(/ pagina 318) lezen.
RVoor de selectie van een laadstation: De
gegevens van de laadstations zijn geba-
seerd op de online informatie die door de
betreende derde aanbieder is verstrekt.
RDe lokale informatie en omstandigheden
in acht nemen.
%Met de Plug & Charge laadfunctie van
Mercedes me Charge kunt u de auto opladen
bij openbare Plug & Charge compatibele laad-
stations. Het opladen begint direct na het
aansluiten van de laadkabel op het laadsta-
tion. Er is geen verdere authenticatie vereist.
De communicatie tussen de auto en het laad-
station gebeurt rechtstreeks via de laadkabel.
De laadfunctie is niet in alle landen beschik-
baar.
#Laadstation selecteren: In de kaart een sym-
bool voor een laadstation of een symbool-
groep voor meerdere laadstations aantippen.
of
#Een laadstation als speciale bestemming
selecteren en in de lijst overnemen
(/ pagina 542).
of
#Wanneer de routebegeleiding actief is met de
navigatie met Electric Intelligence een laad-
stop 1 in het route-overzicht selecteren
(/ pagina 558).
#Details selecteren.
Bij aankomst bij een laadstation wordt het
betreende scherm mogelijk automatisch
weergegeven.
552 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
De volgende informatie wordt op het laadstation
weergegeven (indien beschikbaar):
RNaam van de aanbieder van het laadstation
RAdres van het laadstation
RStekker met beschikbaarheid en informatie
over het laadvermogen
ROpeningstijden
RNaam van het laadstation
RTijd en afstand van het laadstation tot de auto
RAuthenticatiemethode
RContactinformatie van de aanbieder van het
laadstation
RAlgemene kosten en laadkosten
RGeschatte laadkosten en, indien beschikbaar,
uw beschikbare gecontracteerde volume
RWeergave beschikbare beoordelingen en
beoordelingsmogelijkheid tot vijf sterren
RBeschikbaarheidsprognose
RInformatie over Green Charging
Met hoogwaardige bewijzen van oorsprong
maakt Mercedes-Benz het mogelijk om een
gelijkwaardige hoeveelheid elektriciteit uit her-
nieuwbare energiebronnen aan het elektrici-
teitsnet te leveren voor de laadprocessen die
via Mercedes me Charge worden uitgevoerd.
#De route berekenen (/ pagina 546).
%Indien de functie beschikbaar is, kan het star-
ten en stoppen van het opladen worden gese-
lecteerd.
Authenticatie bij het laadstation (start/stop)
%Tijdens de authenticatie worden de contract-
gegevens bij het laadstation gecontroleerd.
Als de controle succesvol is, wordt het opla-
den geautoriseerd. De betaling vindt automa-
tisch plaats via de in het contract aangegeven
betalingsmethode.
Afhankelijk van de aanbieder van het laadsta-
tion vindt eerst de authenticatie bij het laad-
station plaats. Vervolgens wordt de laadkabel
van het laadstation vrijgegeven. U kunt ook
eerst de laadkabelstekker in de aansluiting
van de voertuigstekkerdoos steken en vervol-
gens de authenticatie bij het laadstation uit-
voeren.
%Bij sommige laadstations is vrijgave van het
laadstation via de app niet beschikbaar.
Gebruik in dit geval uw RFID-kaart om het
opladen te activeren (indien beschikbaar).
#In de app of het MBUX multimediasysteem
een laadstation in het kaartmenu selecteren.
#De details over de widget (programmasym-
bool) weergeven.
#Opladen starten selecteren.
Het opladen start. Bovendien wordt de door
de derde aanbieder gedeponeerde betaalover-
eenkomst geautoriseerd.
#Indien noodzakelijk de pincode voor de perso-
nalisatie invoeren.
#De actie bevestigen.
#Indien noodzakelijk de stekker-ID uit de weer-
gegeven lijst selecteren.
De geselecteerde laadaansluiting wordt ont-
grendeld.
#Het opladen starten.
De start van het opladen wordt weergegeven.
MBUX multimediasysteem 553
F296 0032 07
#In de app de displaytoets Opladen stoppen
selecteren.
Het opladen wordt beëindigd.
De betaling vindt automatisch plaats.
Wanneer gegevens van derde aanbieders
beschikbaar zijn, ontvangt u deze informatie:
ROverzicht bij het opladen
RGeschatte kosten
%Bij de opgesomde kosten kunnen er afwijkin-
gen zijn bij de verrekende kosten.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Overzicht van de service Actieradius op kaart
Wanneer zich binnen de elektrische actieradius
van de auto slechts weinig snellaadstations of
laadstations beschikbaar zijn, waarschuwt de
service u met een bericht. In de berichten worden
laadstations aanbevolen die door de aanbieders/
exploitanten van de laadstations aan de dienst
beschikbaar worden gesteld.
De functie is onder de volgende voorwaarden
beschikbaar:
RDe betaalde service "Actieradius op kaart" is
in de Mercedes me-Portal beschikbaar en
geactiveerd.
RHet routetype Online routes is uitgeschakeld
(/ pagina 555).
Er zijn drie soorten meldingen:
RComfortwaarschuwing
Er zijn niet meer voldoende snellaadstations in
de buurt.
RWaarschuwing bij onderschrijding van de elek-
trische actieradius van 50 km
Zodra de auto de elektrische actieradius van
50 km onderschrijdt, worden de volgende
laadstations in de buurt aangeboden.
RKritische waarschuwing
Er zijn minder dan vijf laadstations inclusief
snellaadstations in de buurt.
%Wanneer u geen berichten wilt ontvangen,
deactiveert u voor de service "Actieradius op
kaart" de optie Notificaties toestaan
(/ pagina 496).
Bovendien kan de elektrische actieradius op de
kaart worden weergegeven (/ pagina 581).
%Wanneer de elektrische actieradius van de
auto kleiner dan 6 km is, volgt geen weergave
op de kaart. Zijn er niet voldoende laadstati-
ons binnen deze actieradius beschikbaar, ont-
vangt u geen bericht.
%Wanneer het routetype Online routes is inge-
schakeld, ontvangt u geen berichten.
Overzicht opladen in de buurt van de bestem-
ming
De functie is onder de volgende voorwaarden
beschikbaar:
RDe bestemming is ingevoerd.
RDe bestemmingsinformatie wordt weergege-
ven.
RVoor navigatie met Electric Intelligence:
-Mercedes me connect is beschikbaar.
554 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
-U beschikt over een gebruikersaccount op
Mercedes me connect en de auto is aan
het account gekoppeld.
-De dienst "Navigatie met Electric Intelli-
gence" is in de Mercedes me-Portal
beschikbaar en geactiveerd.
Voor een optimale werking zijn de Services
"Navigatie met Electric Intelligence",
"Weergave oplaadpalen" en "Mercedes me
Charge" vereist.
De functie stelt een optimale laadstop voor, waar-
vandaan u de bestemming te voet kunt bereiken.
De digitale kaart toont bijvoorbeeld de volgende
informatie:
RDe route naar de bestemming
RDe route naar de laadstop
RDe route te voet van de laadstop naar de
bestemming en de looptijd in minuten
De volgende functies kunnen bijvoorbeeld
gebruikt worden:
RHet laadstation als bestemming selecteren en
de route berekenen.
RDe kaart verschuiven en de kaart op de actu-
ele positie van de auto terugzetten.
RDe schaal van de kaart veranderen.
RAndere kaartsymbolen selecteren, bijvoor-
beeld voor de weergave van verkeersinforma-
tie of gevarenmeldingen van Car-2-X.
Routetype selecteren
Multimediasysteem:
4© 5EQ 5Z 5Route
Online-routes gebruiken
Deze route wordt berekend als snelle route met
een korte reistijd.
U kunt online-routes selecteren, indien beschik-
baar.
%Online-routes zijn niet in alle landen en voor
alle auto's beschikbaar.
#Online routes gebruiken: De optie inschakelen.
Verkeersinformatie in de routeberekening opne-
men
#Dynamische routebegeleiding r selecte-
ren.
#Een van de opties selecteren.
Verklaring van de opties:
RAutomatisch
Er wordt rekening gehouden met verkeersin-
formatie van Live Trac Information
(/ pagina 569).
Live Trac Information en FM RDS-TMC zijn
niet in alle landen beschikbaar.
RNa bevestigingsvraag
Wanneer op basis van verkeersinformatie een
nieuwe route met een kortere reistijd wordt
bepaald, verschijnt er een vraag. In dat geval
kunt u de actuele route verder gebruiken of de
dynamische route overnemen
(/ pagina 556).
RUit
Voor de route wordt geen rekening gehouden
met verkeersmeldingen.
Alternatieve routes berekenen
Voorwaarden
RDe optie Laadstops inplannen is uitgescha-
keld (/ pagina 549).
MBUX multimediasysteem 555
F296 0032 07
Multimediasysteem:
4© 5EQ 5Z 5Weergave
#Routeoverzicht na start inschakelen.
Voor elke route worden alternatieve routes
berekend.
%Wanneer Laadstops inplannen ingeschakeld
is, wordt de route met Electric Intelligence
berekend.
Omleidingsadvies na vraag overnemen
Voorwaarden
RIn het menu Dyn. routebegeleiding is Na
bevestigingsvraag ingeschakeld
(/ pagina 555) .
RDe routebegeleiding is actief.
REr zijn verkeersmeldingen voor de actueel
route aanwezig.
Wanneer een nieuwe route met een kortere reis-
tijd wordt bepaald, worden de actuele en de
nieuwe route weergegeven.
Wanneer een andere toepassing actief is, ver-
schijnt een noticatie.
#De berichtgeving bevestigen.
#Nieuwe route overnemen: Overnemen selec-
teren.
#Actuele route aanhouden: Actuele route blij-
ven volgen selecteren.
Route-opties selecteren
Multimediasysteem:
4© 5EQ 5Z 5Route
5Vermijd-opties
Routegedeeltes vermijden of gebruiken, bijvoor-
beeld autosnelwegen of veerboten
#De vermijd-opties in- of uitschakelen.
Vermijden: De optie is ingeschakeld. De route
vermijdt bijvoorbeeld autosnelwegen.
Gebruiken: De optie is uitgeschakeld. De route
houdt rekening met bijvoorbeeld autosnelwe-
gen.
%Met de geselecteerde route-opties kan niet
altijd rekening worden gehouden. Een route
kan bijvoorbeeld een veerboot bevatten, hoe-
wel de vermijd-optie Veerboten vermijden
ingeschakeld is. Dan verschijnt een melding
en hoort u een gesproken aanwijzing.
Tolwegen vermijden of gebruiken
Voor het gebruik van tolwegen moet een gebruiks-
afhankelijke vergoeding (tol) worden betaald.
#Tolwegen r selecteren.
#Alles vermijden in- of uitschakelen.
Wanneer de optie is ingeschakeld, worden tol-
wegen op de route vermeden.
Wanneer de optie is uitgeschakeld, wordt reke-
ning gehouden met tolwegen op de route.
of
#Voor Contant of met card betalen of Elektro-
nisch betalen een optie selecteren.
Vermijden: De route vermijdt tolwegen met de
geselecteerde betalingswijze.
Gebruiken: De route houdt rekening met
wegen waarvoor een tol overeenkomstig de
gekozen betalingswijze moet worden betaald.
Vignetwegen vermijden of gebruiken
Met een vignet kan gedurende een bepaalde
periode gebruik worden gemaakt van het wegen-
net.
556 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
#Vignetwegen vermijden r selecteren.
#Alles vermijden in- of uitschakelen.
of
#In de lijst individuele landen in- of uitschake-
len.
Vermijden: De optie is ingeschakeld. De route
vermijdt vignetwegen in de geselecteerde lan-
den.
Gebruiken: De optie is uitgeschakeld. De route
houdt rekening met wegen in het geselec-
teerde land, waarvoor een tijdgebonden ver-
goeding (vignet) moet worden betaald.
%Deze route-opties zijn niet in alle landen
beschikbaar.
Te vermijden gebieden
#Gebieden vermijden r selecteren
(/ pagina 578).
Meldingen voor de route selecteren
Voorwaarden
RVoor een akoestische aanwijzing bij nadering
van een persoonlijke speciale bestemming:
Het usb-apparaat bevat persoonlijke speciale
bestemmingen.
RHet usb-apparaat is met het multimediasys-
teem verbonden.
RDe categorie die bij de persoonlijke speciale
bestemming behoort is ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4© 5EQ 5Z
5Meldingen & Attentiegeluid.
Gesproken rij-aanwijzingen in- of uitschakelen
#Gereduceerde meldingen inschakelen.
Wanneer een rij-aanwijzing bij een eenvoudige
rijmanoeuvre wordt gegeven, hoort u een
korte aankondiging, bijvoorbeeld "Over 200 m
rechts afslaan". Het aantal rij-aanwijzingen
langs de route is geminimaliseerd.
#Gedetailleerde meldingen inschakelen.
Wanneer een rij-aanwijzing bij een onoverzich-
telijke rijsituatie wordt gegeven, hoort u aan-
vullende informatie, bijvoorbeeld "Over 200 m
rechts afslaan en de voorrangsweg blijven vol-
gen". Langs de route worden extra rij-aanwij-
zingen gegeven, bijvoorbeeld bij afbuigende
voorrangswegen.
#Straatnamen voorlezen inschakelen.
De naam van de straat waarin de auto afslaat,
wordt uitgesproken.
%De optie is niet in alle landen en talen
beschikbaar.
Gesproken verkeersinformatie in- of uitschakelen
#Verkeerswaarschuwingen voorlezen in- of uit-
schakelen.
Indien beschikbaar worden verkeerswaarschu-
wingen weergegeven, bijvoorbeeld voor
gevaarlijke opdoemende les.
Akoestische aanwijzing bij nadering van een per-
soonlijke speciale bestemming
#Persoonlijke speciale bestemmingen selecte-
ren.
#Een categorie inschakelen.
Bij het naderen van een persoonlijke speciale
bestemming van de ingeschakelde categorie
wordt een akoestische aanwijzing gegeven.
MBUX multimediasysteem 557
F296 0032 07
Route-overzicht met laadstation weergeven
Voorwaarden
RDe bestemming is ingevoerd.
Multimediasysteem:
4© 5EQ 5Route
1Aankomsttijd bij de laadstop, soort laadpaal
2Laadstop toont de door de navigatie met Elec-
tric Intelligence aanbevolen oplaadtijd en
laadtoestanden bij aankomst en doorrijden
voor een optimale reistijd
3Afstand vanaf de actuele positie van de auto
en resterende reistijd
4Extra laadstation zoeken
Wanneer de routebegeleiding actief is, worden
laadstops, ingevoerde tussenbestemmingen en de
bestemming weergegeven.
Afhankelijk van de route, verkeerssituatie en
beschikbare data wordt meer informatie weerge-
geven:
RNaam, bestemming
RSymbolen voor tussenbestemming en bestem-
ming
RTelefoonnummer (indien beschikbaar)
RInternetadressen (indien beschikbaar)
RVerkeersinformatie
De door de navigatie met Electric Intelligence
berekende route kan met de opties 1 en 4
worden beïnvloed.
#Een van de opties selecteren.
558 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Laadstation negeren
Wanneer u het geselecteerde laadstation niet wilt
aandoen, kan dit voor de actuele routebegeleiding
worden verwijderd. De navigatie met Electric
Intelligence probeert het best mogelijke alterna-
tieve laadstation voor de route in te plannen.
#1 selecteren.
Het verwachte laadvermogen, de dynamische
laadtoestandweergave, de actuele laadtoe-
stand en het voorspelde laaddoel worden bij-
voorbeeld weergegeven.
#Negeren selecteren.
#Tijdens deze rit negeren selecteren.
Het laadstation wordt uit de route verwijderd.
%Na selectie van Details wordt de detailinfor-
matie over het laadstation weergegeven.
Laadstation toevoegen
Wanneer u op de route bijvoorbeeld eerder bij een
laadstation wilt stoppen, kunt u naar een extra
laadstation zoeken. Wanneer het laadstation voor
de route geschikt is, wordt dit door de navigatie
met Electric Intelligence overgenomen.
#4 selecteren.
#Eventueel de weergave van de laadstations op
laadvermogen lteren.
#Een laadstation selecteren.
%Het zoeken naar een laadstation is ook via het
symbool w in de digitale kaart of naast
ª Waarheen? mogelijk. (/ pagina 539)
Route plannen
Voorwaarden
RDe bestemming is ingevoerd.
Multimediasysteem:
4© 5EQ 5ª
#De tussenbestemming invoeren
(/ pagina 34).
Na het invoeren van de bestemming en het
opnieuw berekenen van de route wordt weer
het route-overzicht weergegeven. De route
bevat een nieuwe tussenbestemming.
%Wanneer er reeds vier tussenbestemmingen
zijn, een tussenbestemming wissen
(/ pagina 559).
Route met tussenbestemmingen bewerken
Voorwaarden
RDe bestemming en ten minste één tussenbe-
stemming zijn ingevoerd.
Multimediasysteem:
4© 5EQ 5Route
Volgorde van de bestemmingen wijzigen
#In het routeoverzicht lang op een bestemming
drukken.
#De bestemming met = of Ì verplaat-
sen.
#ø aantippen.
De bewerkingsmodus wordt beëindigd.
Bestemming wissen
#In het routeoverzicht lang op een bestemming
drukken.
#E aantippen.
De bewerkingsmodus wordt beëindigd.
MBUX multimediasysteem 559
F296 0032 07
Routelijst weergeven
Multimediasysteem:
4©
#Het navigatievenster 7 aantippen
(/ pagina 539).
Routelijst (voorbeeld)
1Routegedeeltes met voorsorteerpijl, afstand
tot de rijmanoeuvre, straatnummer, straat-
naam
Actuele rijmanoeuvre bovenaan de lijst
Bestemming onderaan de lijst
2Actuele positie van auto
De routegedeeltes worden in het navigatievenster
weergegeven. De routelijst wordt tijdens het rijden
geactualiseerd.
%Snelweginformatie toont de beschikbare ser-
vicepunten. Na het selecteren van symbolen,
bijvoorbeeld voor parkeerplekken, wegrestau-
rants of snelwegafritten, wordt de speciale
bestemming als tussenbestemming of
bestemming ingesteld.
#Omhoog of omlaag vegen.
#Een routegedeelte selecteren.
De kaartsectie wordt weergegeven.
#Terug naar de positie van de auto: Actuele
positie selecteren.
Alternatieve route selecteren
Voorwaarden
REr is een route.
RDe optie Routeoverzicht na start is ingescha-
keld (/ pagina 555).
RDe optie Laadstops inplannen is uitgescha-
keld (/ pagina 549).
%Wanneer Laadstops inplannen ingeschakeld
is, wordt de route met Electric Intelligence
berekend. Alternatieve routes zijn dan niet
beschikbaar.
Multimediasysteem:
4© 5EQ 5Route
5Alternatieve routes
De originele route en alternatieve routes met ver-
melding van het verschil in rijtijd worden in de
kaart weergegeven. Een alternatieve route kan
ook een snellere route zijn, die echter duidelijk
langer is.
De volgende route-informatie wordt weergegeven:
RReistijd
RAankomsttijd
RAfstand tot bestemming
RVermijd-opties overeenkomstig de ingestelde
route-opties
RReistijdwinst of -verlies in vergelijking met de
originele route
560 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
#Wanneer de alternatieve routes zijn berekend,
de route in het navigatievenster door vegen
naar rechts of links weergeven.
Routetype wijzigen
#Filter selecteren.
#Het routetype in- of uitschakelen.
Route-opties vermijden of gebruiken
#Filter selecteren.
#De route-opties in- of uitschakelen
(/ pagina 556).
#De instellingen met Gereed bevestigen.
#Routebegeleiding naar alternatieve route star-
ten: Start selecteren.
#Alternatieve route in de kaart selecteren: Een
willekeurig punt op de alternatieve route aan-
raken.
De alternatieve route wordt geaccentueerd.
Woon-werk route activeren
Voorwaarden
RU hee een proel aangemaakt
(/ pagina 489).
RDe optie Bestemmingsadviezen toestaan is
ingeschakeld (/ pagina 523).
RDe optie Woon-werk route is ingeschakeld.
RHet multimediasysteem hee voldoende gege-
vens verzameld om bestemmingsadviezen
weer te geven.
RVoor deze bestemmingsadviezen zijn routes
ingeleerd.
REr is geen routebegeleiding actief.
%De woon-werk route is niet in alle landen ver-
krijgbaar.
Multimediasysteem:
4© 5EQ 5Z 5Route
#Woon-werk route inschakelen.
De navigatie herkent automatisch, dat de auto
zich op een woon-werk route bevindt.
Voor de dagelijkse woon-werk route worden
ook tijdens het rijden zonder actieve routebe-
geleiding verkeersincidenten op de route
gemeld.
#Woon-werk route selecteren: Start selecteren.
De routebegeleiding start zonder gesproken
rijtips.
%Een woon-werk route wordt ook bij vertraging
op de route voorgesteld.
#Woon-werk route wissen: ¨ selecteren.
Route op de kaart aanpassen
Voorwaarden
REr is een route.
U kunt verloop van de originele route op de kaart
wijzigen. Daarbij wordt een nieuwe tussenbestem-
ming ingesteld.
%De functie wordt niet ondersteund, wanneer
het maximale aantal tussenbestemmingen is
bereikt. De melding met OK bevestigen.
#De route licht indrukken en ingedrukt houden
toetsen.
Een symbool verschijnt. De route kan worden
gewijzigd.
MBUX multimediasysteem 561
F296 0032 07
#De route met de vinger naar een gewenste
positie op de kaart trekken en daar houden.
Het nieuwe verloop van de route wordt weer-
gegeven. De route wordt nieuw berekend.
Wanneer de route berekend is, worden de rij-
tijd en de afstand vergeleken met de originele
route.
Wanneer de vinger wordt verwijderd van het
display, wordt de tussenbestemming weerge-
geven in de kaart.
#De route met Bevestigen overnemen of met
Annuleren weigeren en terugkeren naar de
originele route.
Automatisch naar een wegrestaurant zoeken
starten
Voorwaarden
RDe ATTENTION ASSIST is ingeschakeld
(/ pagina 358).
RU rijdt op een autosnelweg.
RWegrestaurants bevinden zich langs het
komende weggedeelte.
Rijsituatie
Op het centraal display wordt het volgende
bericht weergegeven ATTENTION ASSIST Hier
aantippen om rustplaatsen te zoeken..
#De berichtgeving bevestigen.
Het zoeken naar een wegrestaurant start. De
beschikbare wegrestaurants worden langs de
route en in de omgeving van de actuele positie
van de auto weergegeven.
#Een wegrestaurant selecteren.
#De route met het wegrestaurant als tussenbe-
stemming ¦ of als bestemming ¥ bere-
kenen (/ pagina 546).
#Wanneer er reeds vier tussenbestemmingen
zijn: Op de vraag Ja selecteren.
Het geselecteerde wegrestaurant wordt in het
routeoverzicht op positie 1 gezet. Tussenbe-
stemming 4 wordt gewist. De routebegeleiding
begint.
Opgeslagen route starten en bewerken
Voorwaarden
REen usb-apparaat met opgeslagen routes is
met het multimediasysteem verbonden
(/ pagina 639).
RDe route is opgeslagen in het bestandsformaat
GPS Exchange Format (.gpx) in de map "Rou-
tes".
Multimediasysteem:
4© 5ª Waarheen?
#De dubbele pijl in de regel met bestemmings-
invoeren aantippen tot Opgeslagen routes
wordt weergegeven.
#Opgeslagen routes selecteren.
Opgeslagen route starten
#Een route selecteren.
#Start: Routebegin of Start: Actuele positie
selecteren.
De routebegeleiding begint.
562 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Route hernoemen
#Zo lang op een route drukken, totdat een
menu verschijnt.
#Hernoemen selecteren.
#De naam invoeren.
#OK selecteren.
Route registreren en opslaan
Voorwaarden
REen usb-apparaat is met het multimediasys-
teem verbonden (/ pagina 639).
Multimediasysteem:
4© 5ª Waarheen?
#De dubbele pijl in de regel met bestemmings-
invoeren aantippen tot Opgeslagen routes
wordt weergegeven.
#Opgeslagen routes selecteren.
Registratie starten
#Registratie starten selecteren.
Er wordt een witte rechthoek weergegeven.
De route wordt op het usb-apparaat opgesla-
gen.
Registratie stoppen
#Op de witte rechthoek drukken.
#Registratie beëindigen selecteren.
Routebegeleiding
Aanwijzing met betrekking tot routebegeleiding
&WAARSCHUWING Gevaar voor aeiding
door het bedienen van de geïntegreerde
communicatieapparatuur tijdens het rij-
den
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde communicatieapparatuur bedient,
kunt u van de verkeerssituatie worden afge-
leid. Bovendien kunt u de controle over de
auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen als de
verkeerssituatie dit toelaat.
#Als dit niet kan worden gewaarborgd, op
een veilige plek stoppen en de invoering
als de auto stilstaat uitvoeren.
Bij het gebruik van het multimediasysteem de wet-
telijke bepalingen in acht nemen van het land
waar u zich op dat moment bevindt.
De routebegeleiding begint nadat een route is
berekend. Verkeersregelingen hebben altijd voor-
rang op de rij-instructies van het multimediasys-
teem. Rijtips zijn bijvoorbeeld gesproken rij-aan-
wijzingen, rijmanoeuvres en rijstrookadviezen.
Rij-aanwijzingen en rijstrookadviezen worden in
het navigatievenster weergegeven.
De volgende weergaven en functies zijn bijvoor-
beeld eveneens in het navigatievenster beschik-
baar:
RRoutelijst
RBestemmingsinformatie
RVerkeersinformatie, bijvoorbeeld lelengte,
vertraging
RAutosnelwegpunten
RParkeerplek zoeken
MBUX multimediasysteem 563
F296 0032 07
RNoodrijbanen voor hulpdiensten
Wanneer u de rij-instructies niet opvolgt of de
berekende route verlaat, wordt automatisch een
nieuwe route berekend.
Wanneer bijvoorbeeld de route gewijzigd is of de
richting van een eenrichtingsweg omgekeerd is,
kunnen rij-instructies afwijken van de daadwerke-
lijke verkeerssituatie.
Tijdens de routebegeleiding kunnen alternatieven
worden aangeboden, bijvoorbeeld voordat een
afrit van een snelweg wordt gepasseerd. Wanneer
een afrit van een snelweg wordt genegeerd wordt
de extra reistijd weergegeven.
Tijdens het rijden daarom zelf op de betreende
verkeersregelingen en de actuele verkeerssituatie
letten.
De route kan bijvoorbeeld bij wegwerkzaamheden
of onvolledige digitale kaartgegevens afwijken van
de ideale route.
Aanwijzingen met betrekking tot satellietontvangst
De correcte werking van het navigatiesysteem is
onder meer afhankelijk van de ontvangst van het
gebruikte satellietsysteem. In bepaalde situaties
kan de satellietontvangst beperkt, verstoord of
zelfs onmogelijk zijn, bijvoorbeeld in tunnels of
parkeergarages.
Overzicht rijmanoeuvres
Rijmanoeuvres worden in de volgende weergaven
afgebeeld:
RGedetailleerde weergave van de kruising
De weergave verschijnt bij het rijden op krui-
singen.
R3D-beeld
De weergave verschijnt bij het rijden op krui-
singsvrij aangelegde wegen, bijvoorbeeld bij
snelwegafritten en splitsingen van snelwegen.
Gedetailleerde weergave van de kruising met
aankondiging van de rijmanoeuvre (voorbeeld)
1Naam van de straat waarnaar afgeslagen
wordt
2Manoeuvrepijl (ook op de kaart)
3Actuele afstand tot de rijmanoeuvre
564 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
3D-beeld van de eerstvolgende rijmanoeuvre
(voorbeeld)
1Rij-aanwijzing
2Manoeuvrepijl (ook op de kaart)
Bij grotere kaartschalen worden manoeuvreer-
punten weergegeven in plaats van manoeu-
vrepijlen.
3Actuele afstand tot de rijmanoeuvre
4Actuele positie van auto
De rijmanoeuvre bestaat uit drie fasen:
RVoorbereidingsfase
Wanneer voldoende tijd tussen de rijmanoeu-
vres bestaat, bereidt het multimediasysteem u
op de volgende rijmanoeuvre voor. Een
gesproken rij-aanwijzing, bijvoorbeeld "Zo
meteen rechts afslaan", wordt weergegeven.
In het navigatievenster worden weergegeven:
De richtingsinformatie of de straatnaam waar-
naar moet worden afgeslagen en de afstand
tot het manoeuvreerpunt.
RAankondigingsfase
Het multimediasysteem kondigt de eerstvol-
gende rijmanoeuvre aan, bijvoorbeeld met de
gesproken aanwijzing "Over 300 m rechts
afslaan".
Wanneer de kaartoriëntatie Autozoom uitge-
schakeld is (/ pagina 580), verschijnt in het
navigatievenster een gedetailleerde weergave
van de kruising of een 3D-beeld van de aan-
staande rijmanoeuvre.
RManoeuvrefase
Het multimediasysteem kondigt de eerstvol-
gende rijmanoeuvre aan, bijvoorbeeld met de
gesproken aanwijzing "Nu rechts afslaan".
Voorbeeld 3D-beeld: Wanneer de afstand tot
het manoeuvreerpunt 1 met 0 m wordt aan-
gegeven en het symbool voor de actuele posi-
tie van de auto 4 het manoeuvreerpunt 1
hee bereikt, vindt de rijmanoeuvre plaats.
%Rijmanoeuvres worden ook op het bestuur-
dersdisplay en op het head-up-display weerge-
geven.
MBUX multimediasysteem 565
F296 0032 07
Overzicht rijstrookadviezen
Rijstrookadviezen (voorbeeld)
1Niet-geadviseerde rijstrook (grijze pijl)
2Mogelijke rijstrook (witte pijl)
3Geadviseerde rijstrook (witte pijl, blauwe ach-
tergrond)
De aanwijzing geschiedt bij wegen met meerdere
rijstroken.
Wanneer de digitale kaart overeenkomstige gege-
vens bevat, worden rijstrookadviezen in het navi-
gatievenster weergegeven.
Verklaring van de getoonde rijstroken:
RAanbevolen rijstrook
Op deze rijstrook is het mogelijk om de vol-
gende en de daaropvolgende rijmanoeuvre uit
te voeren.
RMogelijke rijstrook
Op deze rijstrook is het mogelijk om de vol-
gende rijmanoeuvre uit te voeren.
RNiet-aanbevolen rijstrook
Op deze rijstrook is het niet mogelijk de vol-
gende rijmanoeuvre zonder veranderen van rij-
strook uit te voeren.
Tijdens het verloop van een rijmanoeuvre kunnen
er extra rijstroken bijkomen. Busbanen worden
eveneens weergegeven.
%Rijstrookadviezen worden ook op het bestuur-
dersdisplay en op het head-up-display weerge-
geven.
Snelweginformatie gebruiken
Tijdens de snelwegrit worden de vooruitliggende
snelwegservicevoorzieningen en de beschikbare
servicevoorzieningen binnen de routelijst weerge-
geven. Dat zijn bijvoorbeeld parkeerplekken, weg-
restaurants of snelwegafritten met speciale servi-
cebestemmingen.
De items zijn gesorteerd in oplopende volgorde
van afstand tot de actuele positie van de auto.
#Een item selecteren.
#Wanneer er meerdere servicevoorzieningen
beschikbaar zijn, een servicevoorziening in de
lijst selecteren.
De bestemming en de kaartpositie worden
weergegeven.
#De route berekenen (/ pagina 546).
of
#Een speciale bestemming in de omgeving zoe-
ken.
of
#Verdere functies gebruiken, bijvoorbeeld het
bestemmingsadres van het servicepunt
opslaan.
566 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Bestemming bereikt
Wanneer de bestemming is bereikt, ziet u de
bestemmingsvlag Í. De routebegeleiding is
beëindigd. Het menu Navigatie wordt weergege-
ven.
Wanneer een tussenbestemming is bereikt, ver-
schijnt de tussenbestemmingsvlag met het num-
mer van de tussenbestemming Î. De routebe-
geleiding gaat verder.
Gesproken rij-aanwijzingen in- of uitschakelen
Uitschakelen
#Tijdens een gesproken rij-aanwijzing de toets
Ì in het stuurwiel rechts of op het MBUX
multimediasysteem indrukken
(/ pagina 501).
De melding De gesproken rij-aanwijzingen
zijn uitgeschakeld. verschijnt.
of
#In het navigatievenster . voor een aanko-
mende rij-aanwijzing selecteren.
Het symbool wisselt naar Ì.
Inschakelen
#Opnieuw de toets Ì in het stuurwiel rechts
of op het MBUX multimediasysteem indruk-
ken.
of
#In het navigatievenster Ì voor een aanko-
mende rij-aanwijzing selecteren.
De actuele gesproken rij-aanwijzing wordt
weergegeven.
Het symbool wisselt naar ..
Gesproken rij-aanwijzingen met betrekking tot
telefoongesprekken in- of uitschakelen
#Wanneer de zero-layer wordt weergegeven, de
toets © in het stuurwiel rechts indrukken
(/ pagina 484).
of
#© in de zero-layer selecteren.
De toepassingen worden weergegeven.
#Instellingen selecteren.
#Systeem selecteren.
#Audio selecteren.
#Navigatie- en verkeersinformatie selecteren.
#Rij-aanwijzingen tijdens telefoongesprek in-
of uitschakelen.
#Menu verlaten: G selecteren.
Volume van de gesproken rij-aanwijzingen
instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Audio 5Navigatie- en verkeersinformatie
#Volume rij-aanwijzingen selecteren.
#Het volume instellen.
#Menu verlaten: G selecteren.
Routebegeleiding is actief
Verlaging audiovolume tijdens gesproken rij-aan-
wijzingen in- of uitschakelen
#De toets © rechts in het stuurwiel indruk-
ken.
of
#© op het centraal display aantippen.
#Instellingen selecteren.
#Systeem selecteren.
MBUX multimediasysteem 567
F296 0032 07
#Audio selecteren.
#Navigatie- en verkeersinformatie selecteren.
#Verlaging audiovolume bij rij-aanwijzing in- of
uitschakelen.
#Menu verlaten: G selecteren.
Gesproken rij-aanwijzingen herhalen
Voorwaarden
REr is een route.
RDe routebegeleiding is actief.
Multimediasysteem:
4©
#In het navigatievenster . voor een aanko-
mende rij-aanwijzing selecteren.
#Ì selecteren.
De actuele gesproken rij-aanwijzing wordt her-
haald.
Routebegeleiding annuleren
Voorwaarden
REr is een route.
RDe routebegeleiding is actief.
#£ in de navigatiemodule selecteren
(/ pagina 539).
Overzicht oroad tijdens de routebegeleiding
Het daadwerkelijke wegverloop kan van de gege-
vens in de digitale kaart afwijken, bijvoorbeeld als
gevolg van wegwerkzaamheden. In dergelijke
gevallen kan het multimediasysteem de actuele
positie van de auto tijdelijk niet in de digitale kaart
plaatsen. De auto is Oroad. Straat niet opgeno-
men wordt weergegeven. De routebegeleiding kan
beperkt zijn.
Wanneer de auto weer op een in het multimedia-
systeem bekende weg rijdt, wordt de routebege-
leiding weer op de gebruikelijke wijze voortgezet.
Bestemming
Actuele positie van auto opslaan
Multimediasysteem:
4©
#Wanneer de kaart wordt weergegeven, de
actuele positie van de auto ¥ aantippen.
#Positie opslaan selecteren.
#Als favoriet opslaan: Opslaan als favoriet
selecteren.
#Als adres voor thuis opslaan: Thuis selecteren.
#Als werkadres opslaan: Werk selecteren.
Laatste bestemmingen bewerken
Multimediasysteem:
4© 5ª Waarheen?
#Laatste bestemmingen selecteren.
Laatste bestemming als favoriet opslaan
#Voor een laatste bestemming Ä selecte-
ren.
Een menu verschijnt.
#Als favoriet opslaan: Opslaan als favoriet
selecteren.
#Als adres voor thuis opslaan: Thuis selecteren.
#Als werkadres opslaan: Werk selecteren.
Laatste bestemming wissen
#Voor een laatste bestemming Ä selecte-
ren.
#Wissen selecteren.
568 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
of
#Alles wissen selecteren.
#De vraag bevestigen.
Wanneer alle favorieten zijn gewist, is bijvoor-
beeld Favoriet toevoegen beschikbaar.
Bestemmingsadviezen bewerken
Voorwaarden
RDe optie Bestemmingsadviezen toestaan is
ingeschakeld (/ pagina 523).
RVoor de weergave van bestemmingsadviezen:
Het multimediasysteem hee voldoende gege-
vens verzameld.
Multimediasysteem:
4© 5ª Waarheen?
#Een bestemmingsadvies lang indrukken.
Een menu verschijnt.
#Geen bestemmingssuggesties doen: Nu niet
voorstellen of Niet meer voorstellen selecte-
ren.
#Bestemmingsadvies opslaan: Opslaan als
favoriet, Thuis of Werk selecteren.
%Een bestemmingsadvies in de favorieten wis-
sen (/ pagina 545).
Routebegeleiding met actuele verkeersinformatie
Overzicht verkeersinformatie
Actuele verkeersinformatie wordt met de abonne-
mentsdienst Live Trac Information ontvangen.
Wanneer het abonnement afgelopen is, dan is in
geselecteerde landen FM RDS-TMC beschikbaar.
%Live Trac Information is niet in alle landen
verkrijgbaar.
De dienst moet in het Mercedes me gebruikersac-
count worden geregistreerd (/ pagina 570).
Daarmee wordt de gratis gebruiksperiode van drie
jaar gewaarborgd.
De dienst actualiseert de verkeerssituatie in korte,
regelmatige tijdsintervallen via de internetverbin-
ding.
Regelmatig wordt de positie van de auto naar
Mercedes-Benz AG gezonden. Die gegevens wor-
den door Mercedes-Benz AG direct geanonimi-
seerd en doorgestuurd naar de verkeersinforma-
tie-provider. Met behulp van deze gegevens wordt
de verkeersinformatie naar de auto gestuurd, die
voor de positie van de auto van belang zijn. De
auto is tegelijkertijd sensor voor de verkeers-
stroom en helpt om de kwaliteit van de verkeers-
informatie te verbeteren.
%Afwijkingen tussen de ontvangen verkeersin-
formatie en de daadwerkelijke verkeerssitua-
tie zijn mogelijk.
Wanneer u geen posities van de auto wilt verstu-
ren, hee u de volgende mogelijkheden:
RU deactiveert de dienst in het Mercedes me
gebruikersaccount.
RU laat de dienst bij een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats deactiveren.
%Verdere gevarenmeldingen worden via de
dienst Car-to-X ontvangen (/ pagina 573).
Providerinformatie voor Live Trac Information
weergeven
Voorwaarden
RDe auto is met Live Trac Information uitge-
rust.
MBUX multimediasysteem 569
F296 0032 07
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5Mercedes me
5Mijn diensten
#Live Traffic selecteren.
Wanneer het abonnement voor Live Trac Infor-
mation afgelopen is, dan is in geselecteerde lan-
den FM RDS-TMC beschikbaar.
Live Trac Information registreren
Voorwaarden
RDe auto is met Live Trac Information uitge-
rust.
RU beschikt over een Mercedes me gebruikers-
account.
#Een Mercedes me gebruikersaccount aanma-
ken op: https://www.mercedes.me. Daartoe
is een geldig e-mailadres vereist.
#De auto met het voertuigidenticatienummer
(VIN) aanmaken.
#De auto aan uw Mercedes me gebruikersac-
count koppelen.
Er wordt een code aan het multimediasysteem
verzonden.
#De code in het multimediasysteem invoeren.
#De algemene en bijzondere gebruiksvoorwaar-
den bevestigen.
%Als alternatief kunt u de koppeling in een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats laten uit-
voeren.
Abonnement op Live Trac Information verlen-
gen
Voorwaarden
RDe auto is met Live Trac Information uitge-
rust.
RU beschikt over een Mercedes me gebruikers-
account.
#De website van Mercedes me oproepen.
#Het Mercedes me gebruikersaccount oproe-
pen.
#Via de gekoppelde auto naar de Mercedes me
Store gaan.
#Live Trac Information selecteren.
#De verlengingsduur selecteren.
#Het product in het winkelmandje plaatsen.
#De algemene en bijzondere gebruiksvoorwaar-
den bevestigen.
Live Trac Information is gedurende de gese-
lecteerde verlengingsduur geactiveerd. De
datum van de verlenging is het begin van de
gebruiksperiode.
Verkeersinformatie op de kaart aangeven
Voorwaarden
RVerkeersincidenten en Vrije verkeersstroom
zijn ingeschakeld (/ pagina 572).
Multimediasysteem:
4©
#Indien nodig de kaart verschuiven
(/ pagina 576).
570 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
De kaart toont afhankelijk van de geactiveerde
instellingen de volgende verkeersinformatie:
RVerkeersincidenten
Dat zijn bijvoorbeeld wegwerkzaamheden,
wegafsluitingen en waarschuwingsmeldingen.
De symbolen voor verkeersincidenten worden
bij actieve routebegeleiding op de route
gekleurd weergegeven. Naast de route zijn
deze grijs.
RWaarschuwingsmeldingen
Waarschuwingsmeldingen worden als symbool
d weergegeven.
Er kunnen verkeersveiligheidsaanwijzingen
worden weergegeven, bijvoorbeeld bij perso-
nen op de rijbaan.
Wanneer de auto een gevaarlijk punt, bijvoor-
beeld een gevaarlijke opdoemende le,
nadert, wordt het symbool Ë op de kaart
weergegeven. Wanneer Verkeerswaarschu-
wingen voorlezen ingeschakeld is en een mel-
ding aanwezig is, wordt bovendien een gespro-
ken aanwijzing gegeven.
RVerkeersstroominformatie
-File (rode lijn)
-Langzaamrijdend verkeer (oranje
gekleurde pijl)
-Druk verkeer (gele lijn)
-Vrij verkeer (groene lijn)
RWeergave van verkeersvertragingen op de
actuele route
De kleinste waarde voor het weergeven van de
verkeersvertraging is één minuut.
Verkeersincidenten op de route weergeven
Voorwaarden
RDe weergave Verkeersincidenten is ingescha-
keld (/ pagina 572).
Multimediasysteem:
4© 5EQ 5Route
Indien verkeersincidenten op de route aanwezig
zijn, worden deze op de kaart en in het route-over-
zicht weergegeven.
%Met de MBUX spraakassistent kunt u informa-
tie opvragen over verkeersincidenten op de
route. U kunt bijvoorbeeld vragen: Hoe is het
verkeer op mijn route? of Hoe is het verkeer
naar huis?. Er volgt een gesproken aanwijzing.
Verkeersincidenten op de route (voorbeeld)
1Vertraging
MBUX multimediasysteem 571
F296 0032 07
2Kleurenweergave van de verkeersstroominfor-
matie, vertraging en omvang, straatnaam of
straatnummer
3Weergave verkeersinformatie in- of uitschake-
len
%Tijdens een actieve routebegeleiding wordt de
totale vertraging op de route weergegeven:
Rin de navigatie in het navigatievenster
Rbij andere toepassingen in de statusregel
boven
Een verkeersincidentsymbool is bijvoorbeeld
Ò voor wegwerkzaamheden.
In de kaart kunnen meerdere verkeersinci-
dentsymbolen boven elkaar worden afge-
beeld. Het verkeersincidentsymbool is voor-
zien van een plusteken.
Indien beschikbaar kan in plaats van het
straatnummer een straatnaam of beide gege-
vens worden weergegeven.
%Indien een bericht voor het vormen van een
noodrijbaan voor hulpdiensten is ontvangen,
wordt Noodrijbaan v. hulpd. in het navigatie-
venster weergegeven.
#Om alle verkeersincidenten op de route te
bekijken naar rechts of links vegen.
Het routegedeelte wordt op de kaart geaccen-
tueerd weergegeven.
#Detailinformatie in het route-overzicht weerge-
ven: Een weergave in het route-overzicht aan-
tippen.
De detailinformatie wordt weergegeven, bij-
voorbeeld het weggedeelte en de richting.
Detailinformatie in de kaart oproepen
#Verkeersstroominformatie op de kaart aantip-
pen, bijvoorbeeld een rode lijn voor een
gedeelte met le.
De detailinformatie wordt weergegeven.
#Wanneer meerdere lijnen boven elkaar worden
weergegeven, eerst in de lijst een verkeers-
stroominformatie selecteren.
Verkeersincidenten op de kaart weergeven
#Een verkeersincidentsymbool aantippen.
De detailinformatie wordt weergegeven.
#Meerdere verkeersincidenten liggen in de
directe omgeving: Het bovenste verkeersinci-
dentsymbool aantippen en in de lijst het ver-
keersincident selecteren.
Weergave verkeersinformatie inschakelen
Multimediasysteem:
4© 5EQ 5Z
#Weergave selecteren.
#Verkeer inschakelen.
#Verkeersincidenten en Vrije verkeersstroom
inschakelen.
Er worden verkeersincidenten op de route
weergegeven, bijvoorbeeld wegwerkzaamhe-
den, gebiedsmeldingen (bijvoorbeeld mist) en
waarschuwingsmeldingen.
#Verkeersinformatie in de snelle toegang in- of
uitschakelen: In het route-overzicht º aan-
tippen (/ pagina 558).
Het controlelampje brandt of is gedoofd.
572 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Car-to-X-Communication
Overzicht Car-to-X-Communication
Voor de dienst Car-to-X-Communication zijn de
volgende voorwaarden van toepassing:
RDe auto is uitgerust met een MBUX multime-
diasysteem met navigatie.
REen abonnement op de dienst Live Trac
Information is beschikbaar.
RDe dienst Car-to-X-Communication is geacti-
veerd in uw Mercedes me gebruikersaccount.
%Car-to-X-Communication is beschikbaar in
geselecteerde landen.
De communicatiemodule brengt na het inschake-
len van de auto automatisch een internetverbin-
ding tot stand. Wanneer er gevarenmeldingen aan-
wezig zijn, worden deze kort daarna doorgegeven.
Afhankelijk van de mobiele verbinding kan het
doorgeven tussen een seconde en een minuut
duren.
Voordelen van Car-to-X-Communication:
RGevaren worden automatisch herkend door de
auto of kunnen door de bestuurder worden
gemeld. Deze informatie wordt vervolgens
naar voertuigen met Car-to-X-Communication
in de nabije omgeving gestuurd.
RIndien beschikbaar wordt actuele informatie
ontvangen over gevaarlijke punten in de omge-
ving van de actuele positie van de auto.
Daarmee kan de rijstijl tijdig aan de verkeers-
situatie worden aangepast.
Voor het gebruik van Car-to-X-Communication is
het noodzakelijk, dat er regelmatig voertuiggege-
vens naar Mercedes-Benz AG worden verzonden.
De gegevens worden door Mercedes-Benz AG
direct geanonimiseerd. De voertuiggegevens wor-
den na een redelijke termijn (enkele weken)
gewist, deze worden niet permanent opgeslagen.
%Gegevens die dienen voor de identicatie wor-
den vervangen bij de anonimisering. Daarmee
wordt uw identiteit beschermd tegen toegang
door onbevoegde derden.
Gevarenmeldingen weergeven
Multimediasysteem:
4©
Wanneer gevarenmeldingen beschikbaar zijn, kun-
nen deze als symbolen op de kaart worden weer-
gegeven. De weergave is afhankelijk van de instel-
lingen van de optie Verkeersincidenten.
#EQ selecteren.
#Z selecteren.
#Verkeersincidenten in- of uitschakelen.
Wanneer de optie ingeschakeld is, worden alle
symbolen weergegeven.
Wanneer de optie uitgeschakeld is, worden
symbolen alleen bij waarschuwing voor een
gevaar weergegeven.
De volgende gevaren kunnen op de kaart worden
weergegeven:
ROngevallen en pechgevallen
RGladheid, mist, zijwind en zware regen
RHandmatig gemelde gevaren
RAuto met ingeschakeld noodknipperlicht
RWegwerkzaamheden
MBUX multimediasysteem 573
F296 0032 07
RVerdere gevaren (indien beschikbaar)
%Wanneer Verkeerswaarschuwingen voorlezen
is ingeschakeld (/ pagina 557), kan een
gesproken aanwijzing attenderen op een
gevaarlijke situatie.
Gevarenmeldingen verzenden
Gevaren handmatig melden
%Automatisch herkende gevarenmeldingen wor-
den verzonden door de auto.
#Wanneer de kaart wordt weergegeven, de
actuele positie van de auto ¥ aantippen.
Het menu Positie wordt weergegeven.
#Verkeershinder melden selecteren.
De melding Dank voor uw hulp bij het voorko-
men van ongevallen! verschijnt.
Routebegeleiding met augmented reality
Overzicht routebegeleiding met augmented rea-
lity
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door aeiding, verkeerde weer-
gave of verkeerde interpretatie van de
weergave
Niet uitsluitend op het camerabeeld van de
Augmented-Reality-weergave vertrouwen.
#Voortdurend de werkelijke verkeerssitua-
tie in de gaten houden.
#Niet langdurig naar het camerabeeld kij-
ken.
Tijdens de routebegeleiding met augmented rea-
lity wordt vóór een afslagmanoeuvre op het cen-
traal display een camerabeeld van de werkelijke
rijsituatie weergegeven. Het camerabeeld bevat
aanvullende informatie, bijvoorbeeld rijmanoeu-
vrepijlen.
Wanneer de opties ingeschakeld zijn en deze aan-
vullende informatie beschikbaar is, worden straat-
namen en huisnummers weergegeven
(/ pagina 575).
1Huisnummer
2Straatnaam
3Rijmanoeuvrepijlen
De routebegeleiding met augmented reality is in
sommige situaties niet beschikbaar, bijvoorbeeld
bij een slechte satellietontvangst of niet-gedigitali-
seerde straten.
De routebegeleiding met augmented reality is niet
in alle landen beschikbaar.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
574 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Routebegeleiding met augmented reality active-
ren
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door onjuiste plaatsing van de
extra informatie
De extra informatie van de Augmented-Reality-
weergave kan onnauwkeurig zijn en kan niet
de waarneming en inschatting van de werke-
lijke rijsituatie vervangen.
#De daadwerkelijke rijsituatie bij alle rijsi-
tuaties altijd in het blikveld houden.
Multimediasysteem:
4© 5EQ 5Z
#Weergave selecteren.
#Augmented reality video selecteren.
#Augmented reality video in- of uitschakelen.
Vóór een afslagmanoeuvre wordt op het cen-
traal display het videobeeld van de camera
weergegeven. In het videobeeld is extra infor-
matie aanwezig.
Objectinformatie voor de routebegeleiding met
augmented reality weergeven
Voorwaarden
RAugmented reality is geactiveerd
(/ pagina 575).
Multimediasysteem:
4© 5EQ 5Z
#Weergave selecteren.
#Augmented reality video selecteren.
#Straatnamen en Huisnummers inschakelen.
Tijdens de routebegeleiding worden de inge-
schakelde opties wanneer extra informatie in
het camerabeeld weergegeven.
Kaart en kompas
Schaal instellen
Multimediasysteem:
4©
Inzoomen
#Wanneer de kaart wordt weergegeven, met
een vinger tweemaal kort na elkaar het cen-
traal display aantippen.
of
#Op het centraal display twee vingers uit elkaar
bewegen.
Verkleinen
#Het centraal display met twee vingers aantip-
pen.
of
#Op het centraal display twee vingers uit elkaar
bewegen.
%De maateenheid voor de schaal kan worden
ingesteld (/ pagina 522).
MBUX multimediasysteem 575
F296 0032 07
Kaart verschuiven
Multimediasysteem:
4©
#Wanneer de kaart wordt weergegeven, met
één vinger in een willekeurige richting over het
centraal display vegen.
#Kaart op actuele positie van de auto terugzet-
ten: \ Centreren selecteren.
Routeoverzicht na start in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5EQ 5Z
#Weergave selecteren.
#Routeoverzicht na start activeren D of
deactiveren E.
Wanneer de optie is ingeschakeld, toont de
kaart na het starten van de routebegeleiding
de volledige route en, indien beschikbaar, alle
alternatieve routes.
Symbolen voor speciale bestemmingen voor de
kaartweergave selecteren
Multimediasysteem:
4© 5EQ 5Z
Speciale bestemmingen zijn bijvoorbeeld restau-
rants en hotels. Deze worden als symbolen op de
kaart aangegeven. Niet alle speciale bestemmin-
gen zijn in alle landen beschikbaar.
Persoonlijke speciale bestemmingen zijn bestem-
mingen die u bijvoorbeeld op een usb-apparaat
hebt opgeslagen.
%De weergave van symbolen voor speciale
bestemmingen in de kaart kunt u als favoriet
in- of uitschakelen.
#Weergave selecteren.
#Symbol. spec. bestem. op kaart r selec-
teren.
#Alle spec. bestemmingen verbergen inscha-
kelen.
Wanneer de optie ingeschakeld is, worden de
symbolen voor speciale bestemmingen op de
kaart weergegeven overeenkomstig de instel-
lingen in de speciale-bestemmingencatego-
rieën.
%Wanneer aan de voorwaarden is voldaan, wor-
den symbolen voor speciale bestemmingen
weergegeven met actuele online-informatie
(/ pagina 581).
Weergave van categorieën voor snelle toegang in-
of uitschakelen
#In het menu een categorie in- of uitschakelen.
Categorieën selecteren
#In het menu Meer categorieën r selecte-
ren.
#Alles weergeven in- of uitschakelen.
Wanneer de optie ingeschakeld is, worden de
symbolen voor speciale bestemmingen van
alle categorieën op de kaart weergegeven.
of
#De categorieën r selecteren.
#De categorieën in- of uitschakelen.
De symbolen voor speciale bestemmingen van
de geselecteerde categorieën worden op de
kaart weergegeven.
576 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Categorieën persoonlijke speciale bestemmingen
selecteren
#In het menu Persoonl. spec. bestem. r
selecteren.
#Een categorie r selecteren.
#Op de kaart weergeven in- of uitschakelen.
#Aanwijzing bij nadering weergeven: Optische
aanwijzing en Akoestisch signaal inschakelen.
Weergave van de symbolen voor speciale bestem-
mingen terugzetten
#In het menu Spec. bestem. terugzetten selec-
teren.
De instellingen worden op standaardinstellin-
gen teruggezet.
Extra informatie voor de weergave op de kaart
selecteren
Multimediasysteem:
4© 5EQ 5Z
#Weergave selecteren.
#Extra informatie weergeven selecteren.
#De opties in- of uitschakelen.
De volgende opties staan ter beschikking:
RHuidige straat
Wanneer de optie ingeschakeld is, wordt deze
in het navigatievenster weergegeven.
RSchaal
Wanneer de optie uitgeschakeld is, wordt de
schaal alleen bij het in- en uitzoomen op de
kaart weergegeven.
Wanneer de optie ingeschakeld is, wordt de
schaal permanent op de kaart weergegeven.
De optie beïnvloedt eveneens de weergave op
het bestuurdersdisplay.
RHoogte
RVolgende kruising
Wanneer de optie ingeschakeld is en de rit
zonder routebegeleiding plaatsvindt, wordt in
het navigatievenster de naam van de volgende
kruisende weg weergegeven.
Kaartversie weergeven
Multimediasysteem:
4© 5EQ 5Z
#Weergave selecteren.
#Kaartgegevens-versie selecteren.
De detailinformatie wordt weergegeven.
%Met de dienst online kaartupdate van
Mercedes me connect kunt u de kaartgege-
vens actualiseren (/ pagina 33).
Wanneer een nieuwe kaartversie beschikbaar
is, wordt er een melding weergegeven op het
centraal display.
%Informatie over nieuwe versies van de digitale
kaart is verkrijgbaar bij een Mercedes-Benz-
servicewerkplaats.
Overzicht gebied op de route vermijden
U kunt voor een route gebieden mijden, waar u
niet wilt rijden.
Autosnelwegen of meerbaans snelwegen die door
een te mijden gebied voeren, kunnen ondanks de
blokkering in de route zijn opgenomen.
MBUX multimediasysteem 577
F296 0032 07
Nieuw gebied voor de route vermijden
Multimediasysteem:
4© 5EQ 5Z 5Route
5Gebieden vermijden
#Nieuw gebied mijden selecteren.
Starten op de kaart
#Via kaart selecteren.
Een rode rechthoek verschijnt. Deze markeert
het gebied, dat moet worden gemeden.
#De kaart verschuiven (/ pagina 576).
#De schaal van de kaart instellen
(/ pagina 575).
#a selecteren.
Het gebied is in de lijst opgeslagen.
Starten via bestemming zoeken
#Via adresinvoer selecteren.
#Het adres invoeren (/ pagina 34).
#De bestemming in de lijst selecteren.
De kaart verschijnt. Het gebied is opgeslagen.
Te vermijden gebied wijzigen
Multimediasysteem:
4© 5EQ 5Z 5Route
5Gebieden vermijden
#Een gebied in de lijst selecteren.
#Bewerken selecteren.
#Gebied op de kaart verschuiven: Op het cen-
traal display in een willekeurige richting vegen.
Grootte van gebied wijzigen
#Twee vingers op het centraal display uit elkaar
of naar elkaar toe bewegen.
#a selecteren.
Het gebied is in de lijst opgeslagen.
Rekening houden met het gebied voor de route
#Het gebied in de lijst selecteren.
#Gebied vermijden inschakelen.
Wanneer de routebegeleiding actief is, wordt
een nieuwe route berekend.
Wanneer er nog geen route is, wordt de instel-
ling voor de volgende routebegeleiding overge-
nomen.
De route kan in de volgende gevallen een te
vermijden gebied bevatten:
RDe bestemming ligt in een te vermijden
gebied.
RDe route bevat autosnelwegen of meer-
baans snelwegen die door een te mijden
gebied voeren.
REr is geen zinvolle alternatieve route.
Te vermijden gebied wissen
Multimediasysteem:
4© 5EQ 5Z 5Route
5Gebieden vermijden
Te vermijden gebied wissen
#Een gebied in de lijst selecteren.
#Wissen selecteren.
#De vraag met Ja bevestigen.
Alle te vermijden gebieden wissen
#Wanneer ten minste twee te vermijden gebie-
den zijn ingesteld, Alles wissen selecteren.
#De vraag met Ja bevestigen.
578 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Overzicht laatste update van de kaartgegevens
Aangezien de inhoud van een digitale wegenkaart
aan frequente wijzigingen onderhevig is, kunnen
verouderde gegevens een negatieve invloed heb-
ben op alle navigatiefuncties. Voor de beste
MBUX navigatie-ervaring moet u alle kaartupdates
installeren die door Mercedes-Benz worden aan-
geboden.
De volgende mogelijkheden zijn beschikbaar voor
het bijwerken van kaartgegevens:
ROnline kaartupdate
RUpdate via de Mercedes me-Portal
RUpdate bij een Mercedes-Benz-servicewerk-
plaats
Hierbij kunnen extra kosten ontstaan.
Online kaartupdate
Voorwaarden:
RMercedes me connect is beschikbaar.
RU beschikt over een Mercedes me gebruikers-
account.
RDe dienst online kaartupdate is beschikbaar
voor uw regio.
RDe dienst is geactiveerd.
%De dienst online kaartupdate is alleen in
bepaalde landen beschikbaar.
De installatie vindt plaats op de achtergrond als
automatische kaartupdate.
Het MBUX multimediasysteem installeert alle
beschikbare kaartupdates voor de regio's in
Europa waar de auto is of rijdt.
De online kaartupdate wordt uiterlijk na de eerst-
volgende keer inschakelen van de auto geacti-
veerd.
Update via de Mercedes me-Portal
De kaartgegevens van verschillende regio's kun-
nen ook handmatig worden bijgewerkt. Hiertoe
inloggen met uw Mercedes me gebruikersaccount
op: https://www.mercedes-benz.de/
Het menupad volgen: Mijn Mercedes Me-account
> Mijn auto's > Selectie van de auto > Online
kaartupdate. De gewenste regio's selecteren om
te downloaden op een opslagmedium.
Na het kopiëren van de kaartgegevens het opslag-
medium met uw auto verbinden. De melding
selecteren die u informeert over een nieuwe ver-
sie van de kaartgegevens en de installatie starten.
Na het opnieuw opstarten van het MBUX multime-
diasysteem worden de bijgewerkte kaartgegevens
gebruikt.
Overzicht kaartgegevens
Als de kaartgegevens in een auto opnieuw worden
geïnstalleerd, hoe er geen activeringscode te
worden ingevoerd.
Voor kaartgegevens die zijn aangescha op een
gegevensdrager, moet de bijgevoegde activerings-
code na het starten van de installatie worden
ingevoerd.
Activeringscodes zijn altijd maar geldig voor één
auto.
Bij de volgende problemen naar een Mercedes-
Benz-servicewerkplaats gaan:
RHet multimediasysteem accepteert de vrij-
schakelcode niet.
RU hee de vrijschakelcode verloren.
MBUX multimediasysteem 579
F296 0032 07
Kompas weergeven
Multimediasysteem:
4©
#Wanneer de kaart wordt weergegeven, de
actuele positie van de auto ¥ aantippen,
tot het menu Positie wordt weergegeven.
#Kompas selecteren.
De kompasweergave toont de volgende infor-
matie:
RActuele rijrichting met richtingshoek (360-
graden formaat) en windstreek
RLengte en breedtegraad coördinaten in
graden, minuten en seconden
RAantal ontvangen satellieten
De informatie is niet in alle landen beschikbaar.
Qibla weergaven
Multimediasysteem:
4©
#Wanneer de kaart wordt weergegeven, de
actuele positie van de auto ¥ aantippen,
tot het menu Positie wordt weergegeven.
#Aanwijzingen selecteren.
De pijl op het kompas gee de richting naar
Mekka ten opzichte van de actuele rijrichting
aan.
Het aantal ontvangen satellieten wordt weer-
gegeven.
%Deze functie is niet in alle landen beschikbaar.
Positie van de auto met een contact delen
Voorwaarden
REen mobiele telefoon is met het MBUX multi-
mediasysteem verbonden.
RDe verbonden mobiele telefoon ondersteunt
het zenden van SMS vanuit de auto
(/ pagina 600).
Multimediasysteem:
4© 5EQ 5Route
De actuele positie van de auto kan met een con-
tact worden gedeeld.
#In het routemenu Rit delen selecteren.
De aanduiding verandert in Rit delen beëindi-
gen.
#Het contact selecteren (/ pagina 597).
De SMS wordt verzonden. Het display wisselt
terug naar de digitale kaart. In de statusregel
wordt een symbool weergegeven. Wanneer het
bericht verzonden is, wordt een melding weer-
gegeven.
Schaal automatisch instellen
Multimediasysteem:
4© 5EQ 5Z
#Weergave selecteren.
#Autozoom worden geactiveerd D.
Wanneer de optie is ingeschakeld, wordt de
schaal afhankelijk van de rijsnelheid en het
wegtype automatisch ingesteld.
%De automatisch ingestelde schaal kan hand-
matig worden gewijzigd. Deze wordt na enkele
seconden weer automatisch ongedaan
gemaakt.
Wanneer de optie is ingeschakeld, wordt bij
een aanstaande rijmanoeuvre geen gedetail-
leerde weergave van de kruising of een 3D-
beeld in het navigatievenster getoond.
580 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Satellietkaart weergeven
Multimediasysteem:
4© 5EQ 5Z
#Weergave selecteren.
#Satellietkaart in- of uitschakelen.
Wanneer Satellietkaart is geactiveerd, wordt
deze weergegeven in de volgende kaartscha-
len:
ROnboard-kaarten
De satellietkaarten worden weergegeven in
kaartschalen vanaf 2 km.
ROnline-kaarten
De satellietkaarten worden weergegeven in
kaartschalen met een hoge resolutie vanaf
10 m.
Wanneer Satellietkaart is uitgeschakeld, wor-
den er geen satellietkaarten weergegeven.
%De satellietkaarten voor deze schalen zijn niet
in alle landen verkrijgbaar.
Elektrische actieradius op de kaart weergeven
Voorwaarden
REr is een internetverbinding aanwezig.
RMercedes me connect is beschikbaar.
RU beschikt over een Mercedes me gebruikers-
account.
RDe auto is aan het gebruikersaccount gekop-
peld en u hebt de Mercedes me connect
gebruiksvoorwaarden geaccepteerd.
Meer informatie vindt u onder: https://
www.mercedes.me
RDe service is beschikbaar en is vrijgeschakeld.
Multimediasysteem:
4© 5EQ 5Z
#Weergave selecteren.
#Actieradius inschakelen.
De elektrische actieradius wordt op de kaart
met een witte lijn rond de actuele positie van
de auto weergegeven.
%De weergave van de elektrische actieradius
op de kaart is niet in alle landen beschikbaar.
Online kaartinhoud weergeven
Voorwaarden
REr is een internetverbinding aanwezig.
RMercedes me connect is beschikbaar.
RU beschikt over een Mercedes me gebruikers-
account.
RDe auto is aan het gebruikersaccount gekop-
peld en u hebt de Mercedes me connect
gebruiksvoorwaarden geaccepteerd.
Meer informatie vindt u onder: https://
www.mercedes.me
RDe service is beschikbaar en is vrijgeschakeld.
Multimediasysteem:
4© 5EQ 5Z
#Weergave selecteren.
#Een online-service inschakelen, bijvoorbeeld
Weer.
Op de navigatiekaart wordt actuele weersin-
formatie weergegeven, bijvoorbeeld tempera-
tuur of bewolking.
MBUX multimediasysteem 581
F296 0032 07
De informatie van de services, bijvoorbeeld
weersymbolen, wordt niet in alle schalen van
de kaart weergegeven.
%De weergave van online kaartinhoud is niet in
alle landen beschikbaar.
Service parkeren
Aanwijzingen met betrekking tot de service par-
keren
*AANWIJZING Schade aan het voertuig bij
het niet in acht nemen van de maximaal
toegestane doorrijhoogte
Wanneer de hoogte van het voertuig de maxi-
maal toegestane doorrijhoogte overschrijdt,
kunnen het dak en andere onderdelen van het
voertuig worden beschadigd.
#De aangegeven doorrijhoogte in acht
nemen.
#Wanneer de toegestane doorrijhoogte
wordt overschreden, niet naar binnen rij-
den.
#De gewijzigde voertuighoogte bij dakop-
bouwen of andere dragersystemen in
acht nemen.
%De service is niet in alle landen beschikbaar.
Parkeermogelijkheden in de kaart weergeven
Voorwaarden
RDe service navigatieservices is in uw
Mercedes me gebruikersaccount geactiveerd.
RTot de omvang van de navigatieservices
behoort de service Parkeren.
Multimediasysteem:
4© 5EQ 5Z
#Parkeren inschakelen.
De parkeermogelijkheden in de omgeving van
de actuele positie van de auto worden weerge-
geven.
Parkeermogelijkheid selecteren
*AANWIJZING Schade aan het voertuig
wanneer de lokale informatie en parkeer-
voorwaarden niet in acht worden geno-
men
De gegevens zijn gebaseerd op de informatie
die door de betreende dienstenaanbieder is
verstrekt.
Mercedes-Benz aanvaardt geen garantie voor
de juistheid van de verstrekte informatie met
betrekking tot de parkeergarage of de parkeer-
plek.
#Altijd de lokale informatie en omstandig-
heden in acht nemen.
Voorwaarden
RDe service navigatieservices is in uw
Mercedes me gebruikersaccount geactiveerd.
RTot de omvang van de navigatieservices
behoort de service Parkeren.
RParkeren is ingeschakeld (/ pagina 582).
582 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Multimediasysteem:
4©
#Op de kaart j aantippen.
of
#In het route-overzicht j Parkeerplaatsen
selecteren (/ pagina 558).
#De zoekpositie en het zoeklter selecteren,
bijvoorbeeld In buurt van bestemming en Par-
keergarages.
De kaart toont de parkeermogelijkheden voor
de geselecteerde instellingen.
#Een parkeermogelijkheid selecteren.
De kaart toont de parkeermogelijkheden in de
omgeving.
De volgende informatie wordt weergegeven
(indien beschikbaar):
RBestemming, afstand vanaf de actuele
positie van de auto en aankomsttijd
RInformatie over de parkeergarage/parkeer-
plek, bijvoorbeeld:
-Openingstijden
-Parkeertarieven
-Actuele bezetting
-Maximale parkeerduur
-Maximale inrijhoogte
De door de service parkeren weergege-
ven maximale inrijhoogte vervangt niet
het zelf in de gaten houden van de
daadwerkelijke omstandigheden.
RBeschikbare betalingsmogelijkheden
(Mercedes pay, muntgeld, bankbiljetten,
kaart)
RDetails over de parkeertarieven
RAantal vrije parkeerplekken
RSoort betaling (bijvoorbeeld bij de auto-
maat)
RServices resp. voorzieningen van de par-
keermogelijkheid
RTelefoonnummer
#De route berekenen (/ pagina 546).
De volgende functies kunnen ook worden geselec-
teerd (indien beschikbaar):
RSpeciale bestemmingen in de omgeving zoe-
ken.
RDe bestemming opslaan.
RDe bestemming bellen.
RDe bestemming via QR-code delen.
RHet webadres oproepen.
RDe bestemming op de kaart weergeven.
Parkeerplek van tevoren reserveren
Voorwaarden
RDe service navigatieservices is in uw
Mercedes me gebruikersaccount geactiveerd.
RTot de omvang van de navigatieservices
behoort de service Parkeren.
RU hebt zich in de Mercedes me-Portal bij
Mercedes Pay en de betreende contractpart-
ners met uw betalingsgegevens voor het beta-
len van parkeren geregistreerd.
RParkeren is ingeschakeld (/ pagina 582).
%De optie is niet in alle landen beschikbaar.
MBUX multimediasysteem 583
F296 0032 07
Multimediasysteem:
4©
#Op de kaart een parkeermogelijkheid selecte-
ren.
#Wanneer een reserveerbare parkeerplek is
geselecteerd, Parkeerplek reserveren selecte-
ren.
#De gewenste reserveringsperiode selecteren.
De annuleringsinformatie in acht nemen.
Wanneer de parkeerplek gedurende de gese-
lecteerde periode beschikbaar is, wordt de
prijs weergegeven.
#Met a bevestigen.
#In het reserveringsoverzicht Reserveren
bevestigen.
#Indien nodig de Mercedes me PIN invoeren.
De parkeerplek wordt op de achtergrond gere-
serveerd.
U ontvangt een reserveringsbevestiging en
een parkeerkaart op uw opgeslagen e-maila-
dres.
Reservering vastleggen of annuleren
#De Mercedes me App op uw smartphone star-
ten.
#Menu openen.
#Mijn transacties selecteren.
#Parkeertransacties selecteren.
#De gewenste reservering selecteren.
#Reservering vastleggen: Parkeerkaart tonen
selecteren.
of
#Reservering annuleren: Reservering annule-
ren selecteren.
%Indien mogelijk kan een reservering van een
parkeerplek tot het aangegeven tijdstip wor-
den geannuleerd. Wanneer een reservering
niet kan worden geannuleerd, wordt u hiervan
tijdens het reserveringsproces op de hoogte
gesteld.
Parkeertarief betalen
Voorwaarden
RDe service navigatieservices is in uw
Mercedes me gebruikersaccount geactiveerd.
RTot de omvang van de navigatieservices
behoort de service Parkeren.
RU hebt zich in de Mercedes me-Portal bij
Mercedes Pay en de betreende contractpart-
ners met uw betalingsgegevens voor het beta-
len van parkeren geregistreerd.
RParkeren is ingeschakeld (/ pagina 582).
%De optie is niet in alle landen beschikbaar.
Multimediasysteem:
4©
#Op de kaart een parkeermogelijkheid selecte-
ren.
#Wanneer een betaalbare parkeerplek is gese-
lecteerd, in de parkeerdetails omlaagscrollen.
#Betaling selecteren.
Wanneer de auto een parkeerplek met betaal-
functie hee bereikt en de auto is uitgescha-
keld, verschijnt een melding. Via deze melding
kunt u vanuit de auto betalen en de betaalpro-
cedure starten.
Betaalprocedure starten
#De melding bevestigen.
584 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
#De aangegeven maximale parkeerduur en,
indien aanwezig, andere beperkingen in acht
nemen. Indien nodig informeert een melding
over het noodzakelijke tonen van het bewijs
voor de online-betaling van de parkeerplek.
%Dit bewijs krijgt u na het succesvol afsluiten
van de betaalprocedure als print uit de par-
keerautomaat.
#De betaalprocedure starten selecteren.
#Indien nodig de Mercedes me PIN invoeren.
#Met a bevestigen.
De succesvolle start van uw parkeertransactie
wordt aangegeven.
#De reservering met OK voltooien.
#Parkeertransactie annuleren: Na ontvangst
van het bevestigingsverzoek Annuleren selec-
teren.
Hierbij kunnen minimumkosten in rekening
worden gebracht.
Parkeertransactie beëindigen
#De actieve transactie via de Mercedes me App
stoppen.
U ontvangt een samenvatting van de proce-
dure en van de kosten.
Wanneer bij het verder rijden een niet-vol-
tooide parkeertransactie voor uw auto wordt
herkend, verschijnt er een melding met de
vraag of u deze wilt beëindigen.
#De melding bevestigen.
Wanneer de parkeertransactie succesvol is
gestopt, ontvangt u nog een melding met de
details over uw voltooide parkeerprocedure.
Dashcam
Aanwijzingen met betrekking tot de dashcam
*AANWIJZING Risico op juridische gevolgen
door overtreding van wettelijke verorde-
ningen en voorschrien voor de gegevens-
bescherming
De bediening en het gebruik van de functies
van de dashcam zijn wettelijk gezien uw ver-
antwoordelijkheid.
De wettelijke regelingen voor de bediening en
het gebruik van de dashcam kunnen afhanke-
lijk van het land waarin de dashcam wordt
gebruikt verschillen.
De functie is niet in alle landen toegestaan.
#Vóór het gebruik van de dashcam de
inhoud van de wettelijke regelingen, in
het bijzonder de voorschrien voor gege-
vensbescherming, in het land van
gebruik raadplegen.
#De wettelijke regelingen, in het bijzonder
de voorschrien voor gegevensbescher-
ming, in acht nemen.
MBUX multimediasysteem 585
F296 0032 07
%Voor een goede werking de volgende aanwij-
zingen in acht nemen:
RAlleen FAT32 of exFAT geformatteerde
usb-opslagmedia gebruiken.
RMaak gebruik van USB-gecerticeerde
USB-opslagmedia.
USB-IF is een non-protbedrijf en betekent
USB Implementers Forum. Op basis van
de USB-specicatie certiceert de USB-IF
bijvoorbeeld USB-versies, bijbehorende
kabels en stekkers, evenals procedures
voor energievoorziening via de USB-inter-
face.
RBij regelmatige en permanente overschrij-
ding van de maximumsnelheid kunnen de
USB-opslagmedia beschadigd raken.
Mercedes-Benz raadt een hoogwaardige
externe SSD-schijf aan.
De afkorting SSD betekent Solid-State-
Drive.
%De grootte van het bestand en daarmee de
duur van opnamen in de modus voor afzon-
derlijke opnamen wordt beperkt door de
beperkingen bij de formattering van de usb-
stick. Zo laten bijvoorbeeld FAT32 geformat-
teerde usb-sticks geen bestanden groter dan
circa 4 GB toe.
Na het bereiken van de bestandsgrootte
wordt de opname beëindigd en ontvangt u
een melding.
%In de Gallery app zijn de volgende functies
beschikbaar:
RSchrijfbeveiliging in- of uitschakelen
RVideobestand wissen
Meer informatie over de Gallery app
(/ pagina 619).
Usb-apparaat voor een video-opname met de
dashcam selecteren
Voorwaarden
RTen minste een usb-apparaat is met het multi-
mediasysteem verbonden (/ pagina 639).
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5Dashcam
#Het usb-symbool selecteren.
#Het usb-apparaat selecteren.
%Wanneer usb-apparaten meerdere partities
bevatten, worden opgenomen videobestanden
niet altijd in de opnamelijst weergegeven.
Mercedes-Benz adviseert het gebruik van usb-
apparaten met één partitie.
Loop-opname met de Dashcam starten of stop-
pen
Voorwaarden
RVoor het opnemen en opslaan van een video-
bestand: Een usb-apparaat is met het multi-
mediasysteem verbonden (/ pagina 639).
RDe auto is ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5Dashcam
#Als er meerdere usb-apparaten met het multi-
mediasysteem verbonden zijn, een usb-appa-
raat selecteren (/ pagina 586).
Wanneer geen usb-apparaat wordt geselec-
teerd, vindt de selectie bij het starten van een
opname automatisch plaats.
586 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
#Opnamemodus selecteren: Lusopname selec-
teren.
Met Lusopname worden continu korte video-
bestanden opgenomen. Wanneer het geheu-
gen vol is, wordt de opname automatisch
voortgezet. Daarbij wordt telkens het oudste
videobestand overschreven.
#Starten: Registratie starten selecteren.
De opnameduur wordt weergegeven. De mel-
ding Opslagmedium tijdens de opname niet
verwijderen. Voordat u het opslagmedium
verwijdert, dit eerst uitwerpen. verschijnt.
Het videobestand wordt opgeslagen op het
usb-apparaat.
#Beëindigen: Registratie beëindigen selecte-
ren.
%In sommige landen worden geo-coördinaten
(lengte- en breedtegraad) in het videobeeld
weergegeven.
De geo-coördinaten kunnen om technische
redenen een zekere mate van onnauwkeurig-
heid vertonen.
In de volgende gevallen kan een melding verschij-
nen:
RDe camera werkt niet, de melding Camera
niet beschikbaar verschijnt.
De camera bij een Mercedes-Benz-service-
werkplaats laten controleren.
RWanneer de landsgrensmelding is ingescha-
keld (/ pagina 588).
RWanneer tijdens een dashcam-opname een
buitenopname met de camera-app wordt
gestart, wordt de dashcam-opname gepau-
zeerd en wordt deze na beëindigen van de
camera-opname automatisch hervat. Een aan-
wijzing hierover verschijnt.
Afzonderlijke opname met de dashcam starten
of stoppen
Voorwaarden
RVoor het opnemen en opslaan van een video-
bestand: Een usb-apparaat is met het multi-
mediasysteem verbonden (/ pagina 639).
RDe auto is ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5Dashcam
#Als er meerdere usb-apparaten met het multi-
mediasysteem verbonden zijn, een usb-appa-
raat selecteren (/ pagina 586).
Wanneer geen usb-apparaat wordt geselec-
teerd, vindt de selectie bij het starten van een
opname automatisch plaats.
#Opnamemodus selecteren: Enkele opname
selecteren.
Enkele opname stopt de registratie bij het
bereiken van de geheugenlimiet. Een enkele
opname is beveiligd tegen automatisch over-
schrijven.
#Starten: Registratie starten selecteren.
De opnameduur wordt weergegeven. De mel-
ding Opslagmedium tijdens de opname niet
verwijderen. Voordat u het opslagmedium
verwijdert, dit eerst uitwerpen. verschijnt.
Het videobestand wordt opgeslagen op het
usb-apparaat.
#Beëindigen: Registratie beëindigen selecte-
ren.
MBUX multimediasysteem 587
F296 0032 07
%In sommige landen worden geo-coördinaten
(lengte- en breedtegraad) in het videobeeld
weergegeven.
De geo-coördinaten kunnen om technische
redenen een zekere mate van onnauwkeurig-
heid vertonen.
In de volgende gevallen kan een melding verschij-
nen:
REnkele opname: Het geheugen is vol of er zijn
nog maar een paar minuten opnametijd
beschikbaar. De video-opname stopt of stopt
binnenkort.
Een ander usb-apparaat kiezen of een video-
bestand wissen.
RDe camera werkt niet, de melding Camera
niet beschikbaar verschijnt.
De camera bij een Mercedes-Benz-service-
werkplaats laten controleren.
RWanneer de landsgrensmelding is ingescha-
keld (/ pagina 588).
RWanneer tijdens een dashcam-opname een
buitenopname met de camera-app wordt
gestart, wordt de dashcam-opname gepau-
zeerd en wordt deze na beëindigen van de
camera-opname automatisch hervat. Een aan-
wijzing hierover verschijnt.
Instellingen van de dashcam congureren
Voorwaarden
REen usb-apparaat is met het multimediasys-
teem verbonden (/ pagina 639).
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5Dashcam
#Z selecteren.
Bericht na passeren van een grensovergang ont-
vangen
#Landgrens-melding inschakelen.
Wanneer een video-opname bezig is en de
auto een grensovergang is gepasseerd, wordt
een melding weergegeven.
%Deze functie is niet in alle landen beschikbaar.
Automatische videoregistratie starten
#Automatische lusopname selecteren.
#Automatische lusopname inschakelen.
Wanneer de auto wordt gestart, start de video-
opname automatisch.
%Deze functie is niet in alle landen beschikbaar.
Telefoon
Telefoneren
Aanwijzingen voor het telefoneren
&WAARSCHUWING Gevaar voor aeiding
door het bedienen van de geïntegreerde
communicatieapparatuur tijdens het rij-
den
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde communicatieapparatuur bedient,
kunt u van de verkeerssituatie worden afge-
leid. Bovendien kunt u de controle over de
auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen als de
verkeerssituatie dit toelaat.
588 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
#Als dit niet kan worden gewaarborgd, op
een veilige plek stoppen en de invoering
als de auto stilstaat uitvoeren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door het bedienen van mobiele communi-
catieapparatuur tijdens het rijden
Mobiele communicatieapparatuur leidt de
chaueur af van de verkeerssituatie. Boven-
dien kan de bestuurder de controle over de
auto verliezen.
#Als bestuurder de mobiele communica-
tieapparaten alleen bedienen wanneer
de auto stilstaat.
#Als inzittende mobiele communicatieap-
paratuur alleen gebruiken op daarvoor
geschikte plaatsen, bijvoorbeeld ach-
terin .
Bij het gebruik van mobiele communicatieappara-
tuur en het multimediasysteem in de auto de wet-
telijke voorschrien in acht nemen van het land
waarin u zich bevindt.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergen van voorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grote voorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
De verdere aanwijzingen met betrekking tot het
correct opbergen van mobiele communicatieap-
paratuur in acht nemen:
RBeladen van de auto (/ pagina 214)
Meer informatie is verkrijgbaar bij een Mercedes-
Benz-servicewerkplaats of onder: https://
www.mercedes-benz-mobile.com/
MBUX multimediasysteem 589
F296 0032 07
Overzicht telefoonmenu
1Bluetooth®-apparaatnaam van de momenteel
verbonden mobiele telefoon(s)
2Bluetooth®-apparaatnaam van de momenteel
verbonden mobiele telefoon(s) (tweede tele-
foonfunctie)
3Veldsterkte van het mobiele-telefoonnet
4Batterijstatus van de verbonden mobiele tele-
foon
5Opties
6Berichten
7Apparaten oproepen
8Cijferblok
9Contact zoeken starten
Overzicht Bluetooth® proelen
Bluetooth®-proel van
de mobiele telefoon
Functie
PBAP (Phone Book
Access Prole) Contacten worden
automatisch weerge-
geven op het multime-
diasysteem
MAP (Message Access
Prole) Berichtenfuncties kun-
nen worden gebruikt
Bluetooth®-proel van
de mobiele telefoon
Functie
HFP (Hands-Free
Prole) Draadloze telefoon is
beschikbaar
SAP (SIM Access
Prole) De autotelefoon krijgt
toegang tot de sim-
kaartgegevens en
maakt via de buitenan-
tenne contact met het
mobiele-telefoonnet
Overzicht telefoonfuncties
Afhankelijk van de uitrusting zijn de volgende tele-
foonfuncties beschikbaar:
REen mobiele telefoon is via Bluetooth® met het
multimediasysteem verbonden
(/ pagina 591).
RTwee mobiele telefoons zijn via Bluetooth®
met het multimediasysteem verbonden
(tweede telefoonfunctie) (/ pagina 591).
590 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
-Met beide mobiele telefoons kunt u alle
functies van het multimediasysteem
gebruiken.
%De Bluetooth®-audio-functionaliteit kan onaf-
hankelijk hiervan met een willekeurige
mobiele telefoon worden gebruikt
(/ pagina 640).
Informatie over telefonie
In de volgende situaties kunnen gesprekken tij-
dens het rijden worden onderbroken:
RIn een gebied is er onvoldoende netwerkdek-
king beschikbaar.
RU wisselt van het ene naar het andere zend-
en ontvangststation en in de nieuwe cel is
geen gesprekskanaal vrij.
RDe gebruikte simkaart is niet compatibel met
het beschikbare netwerk.
REen mobiele telefoon met Twin Card is met de
tweede simkaart tegelijkertijd in het netwerk
aangemeld.
Het multimediasysteem ondersteunt voor een
betere spraakkwaliteit gesprekken in HD Voice®.
Daarvoor moeten de mobiele telefoons en de
mobiele-telefoonaanbieder van de gesprekspart-
ner HD Voice® ondersteunen.
De spraakkwaliteit kan wijzigen afhankelijk van de
kwaliteit van de verbinding.
Mobiele telefoon aanmelden
Voorwaarden
RBluetooth® op de mobiele telefoon is inge-
schakeld (zie de handleiding van de fabrikant).
RBluetooth® op multimediasysteem is ingescha-
keld (/ pagina 520).
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Z
5Apparaten 5Apparaten
Mobiele telefoon zoeken
#Nieuw apparaat verbinden selecteren.
Mobiele telefoon autoriseren
#Een mobiele telefoon selecteren.
Op het multimediasysteem en op de mobiele
telefoon verschijnt een code.
#Codes komen overeen: Op de mobiele tele-
foon bevestigen.
%Bij oudere mobiele telefoons voor de autorisa-
tie een 1- tot 16-cijferige code in de mobiele
telefoon en in het multimediasysteem invoe-
ren.
%Er kunnen tot vijien mobiele telefoons bij het
multimediasysteem worden geautoriseerd.
Geautoriseerde mobiele telefoons worden
automatisch opnieuw aangemeld.
%De verbonden mobiele telefoon kan ook als
Bluetooth® audioapparatuur worden gebruikt
(/ pagina 640).
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Tweede mobiele telefoon koppelen (tweede
telefoonfunctie)
Voorwaarden
REr is ten minste al één mobiele telefoon via
Bluetooth® met het multimediasysteem ver-
bonden.
MBUX multimediasysteem 591
F296 0032 07
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Z
5Apparaten 5Apparaten
#Nieuw apparaat verbinden selecteren.
#De mobiele telefoon selecteren.
#In sommige gevallen verschijnt de vraag om
de selectie van het mobiele telefoonpaar te
bevestigen door het selecteren van de optie
Apparaatnaam 1 + Apparaatnaam 2.
De geselecteerde mobiele telefoon wordt ver-
bonden met het multimediasysteem.
Van mobiele telefoon wisselen (tweede tele-
foonfunctie)
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon
De twee mobiele telefoons worden afzonderlijk
weergegeven in verschillende tabbladen.
#Het tabblad met de gewenste mobiele telefoon
selecteren.
Door het tabblad van een bepaalde mobiele
telefoon te selecteren, wordt de bijbehorende
telefooninhoud weergegeven.
Door het andere tabblad te selecteren kan de
weergave worden gewijzigd naar de andere
telefoon.
De submenu's in het menu Telefoon (bijvoor-
beeld contacten, gespreksgeschiedenis,
berichten) met uitzondering van de telefoonin-
stellingen hebben betrekking op de momen-
teel geselecteerde mobiele telefoon. In de
telefooninstellingen kunnen instellingen voor
beide mobiele telefoons worden uitgevoerd.
Functie van een mobiele telefoon wijzigen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Z
5Apparaten 5Apparaten
Functie activeren
#In de regel van een mobiele telefoon een grijs
symbool selecteren.
De betreende functie wordt geactiveerd.
Functie deactiveren
#Een functie is actief: In de regel van een
mobiele telefoon het gekleurde symbool selec-
teren.
De mobiele telefoon wordt losgekoppeld van
het multimediasysteem.
#Meerdere functies zijn actief: In de regel van
een mobiele telefoon een actieve functie
deactiveren.
De betreende functie wordt gedeactiveerd.
Mobiele telefoons vervangen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Z
5Apparaten 5Apparaten
Geen geautoriseerde mobiele telefoon beschik-
baar:
#Nieuw apparaat verbinden selecteren.
#Een mobiele telefoon selecteren.
#Nieuw geautoriseerde mobiele telefoon: De
cijfercode op de mobiele telefoon bevestigen.
592 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Gebruik in de single-telefoonmodus
#Apparaatnaam selecteren.
Een nieuw geautoriseerde mobiele telefoon
wordt in de single-telefoonmodus verbonden.
Wanneer de mobiele telefoon reeds geautori-
seerd en in de single-telefoonmodus verbon-
den was, wordt deze weer in de single-tele-
foonmodus verbonden.
Wanneer een mobiele telefoon reeds geautori-
seerd en in de tweede telefoonfunctie met een
andere mobiele telefoon verbonden was, kan
eventueel de vraag verschijnen of de mobiele
telefoon voortaan in de single-telefoonmodus
of in de tweede telefoonfunctie met een
andere mobiele telefoon moet worden verbon-
den.
#De vraag over de bedrijfsstand (single-tele-
foonmodus of tweede telefoonfunctie) indien
nodig bevestigen door het selecteren van de
optie Apparaatnaam.
Gebruik in de tweede telefoonfunctie
#Apparaatnaam 1 + Apparaatnaam 2 selecte-
ren.
Een nieuw geautoriseerde mobiele telefoon
wordt met de geselecteerde mobiele telefoon
in de tweede telefoonfunctie verbonden.
Wanneer de mobiele telefoon reeds geautori-
seerd was en in de single-telefoonmodus ver-
bonden was, wordt deze voortaan samen met
de geselecteerde mobiele telefoon in de
tweede telefoonfunctie verbonden.
Wanneer de mobiele telefoon eerder met een
andere mobiele telefoon verbonden was,
wordt deze verbinding gewist.
Mobiele telefoon loskoppelen of verwijderen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Z
5Apparaten
Mobiele telefoon loskoppelen
#Verbreken selecteren.
Wanneer de auto weer wordt gestart, wordt de
mobiele telefoon zo nodig automatisch
opnieuw verbonden.
Mobiele telefoon verwijderen
#Apparaten selecteren.
#In de regel van de mobiele telefoon Ä
selecteren.
#Apparaat wissen selecteren.
De mobiele telefoon wordt uit het systeem
verwijderd.
Ontvangst- en overdrachtsvolume instellen
Voorwaarden
REr is een mobiele telefoon verbonden
(/ pagina 591).
MBUX multimediasysteem 593
F296 0032 07
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Z
5Apparaten 5Apparaten
Deze functie maakt een optimale spraakkwaliteit
mogelijk.
%In acht nemen dat de betreende mobiele
telefoon moet worden geselecteerd om het
ontvangst- en overdrachtsvolume aan te pas-
sen.
#In de regel van de mobiele telefoon Ä
selecteren.
#Volume selecteren.
#Het ontvangst- en overdrachtsvolume via Ont-
vangstvolume en Zendvolume instellen.
Meer over het geadviseerde ontvangst- en zend-
volume: https://www.mercedes-benz-
mobile.com/
Beltoon instellen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Z 5Beltonen
#De beltoon instellen.
%Als de mobiele telefoon de overdracht van de
beltoon ondersteunt, hoort u de beltoon van
de mobiele telefoon in plaats van die van het
audiosysteem van de auto.
Spraakherkenning van de mobiele telefoon
starten of stoppen
Voorwaarden
RTen minste één mobiele telefoon is met het
multimediasysteem verbonden
(/ pagina 591).
RHet tabblad met de mobiele telefoon waarop
de spraakherkenning moet worden gestart, is
geselecteerd (/ pagina 592).
Spraakherkenning van de mobiele telefoon star-
ten
#In het multifunctioneel stuurwiel de toets
£ langer dan een seconde indrukken.
De spraakherkenning van de momenteel gese-
lecteerde mobiele telefoon wordt gestart.
Spraakherkenning van de mobiele telefoon stop-
pen
#In het multifunctioneel stuurwiel de toets
8 of ~indrukken.
%Altijd wanneer een mobiele telefoon via
Smartphone-integratie is verbonden, wordt de
spraakherkenning van deze mobiele telefoon
gestart of gestopt.
Aanwijzing met betrekking tot contactadviezen
Het multimediasysteem kan op basis van vaak
gebruikte contacten, uitgaande oproepen en sms-
berichten contactadviezen weergeven. Daartoe
moet de optie Contactadviezen toestaan inge-
schakeld zijn (/ pagina 523).
Wanneer u de oproeplijst of het berichten-menu
opent, krijgt u de contacten te zien die u kunt bel-
len of een bericht kunt sturen. De adviezen wor-
den in het tabblad Adviezen weergegeven.
%Het multimediasysteem gebruikt de inhoud
van de berichten niet voor adviezen.
594 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Opties voor contactadviezen selecteren
Voorwaarden
RDe optie Contactadviezen toestaan is inge-
schakeld (/ pagina 523).
RHet multimediasysteem hee voldoende gege-
vens verzameld om contactadviezen weer te
geven.
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon
#Oproeplijst of Contacten selecteren.
#Adviezen selecteren.
#In de regel van het voorgestelde contact Ä
selecteren.
De volgende opties zijn beschikbaar:
RNu niet voorstellen
Gesprekken
Telefoneren
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon
Bellen via nummerinvoer
#_ selecteren.
#Een nummer invoeren.
#R selecteren.
De oproep wordt tot stand gebracht.
Oproep aannemen
#R Aannemen selecteren.
Oproep weigeren
#k Weigeren selecteren.
Op oproep antwoorden met bericht
#s Bericht selecteren.
Gesprek beëindigen
#k selecteren.
Gesprek naar to-do-lijst van In-Car Oce overzet-
ten
#À Naar In-Car Office Call to-do-lijst over-
zetten selecteren.
Functies tijdens oproep activeren
De volgende functies zijn beschikbaar tijdens het
bellen:
Rk Gespr. beëind.
Rm Microfoon uit
R_ Cijferblok (weergeven voor het verzen-
den van DTMF-tonen)
RÁ Gesprek toev.
RHandsfree
Het gesprek bijvoorbeeld naar Voor, Achter of
Alle zitplaatsen doorgeven.
RPrivémodus
Het gesprek bijvoorbeeld aan de telefoon of
hoofdtelefoon doorgeven.
#Een functie selecteren.
MBUX multimediasysteem 595
F296 0032 07
%In acht nemen, dat de functies en symbolen
afhankelijk van de uitrusting van de auto kun-
nen verschillen.
Gesprek met meerdere deelnemers voeren
Voorwaarden
REr is een actief gesprek aanwezig
(/ pagina 595).
REr is nog een gesprek tot stand gebracht.
Tussen de gesprekken heen en weer schakelen
#Het contact selecteren.
Het geselecteerde gesprek is actief. Het
andere gesprek wordt in de wacht gezet.
In de wacht gezet gesprek activeren
#Het contact van het in de wacht gezette
gesprek selecteren.
Conferentiegesprek voeren
#Â Conferentie selecteren.
De nieuwe gespreksdeelnemer wordt opgeno-
men in de conferentie.
Actief gesprek beëindigen
#k Gespr. beëind. selecteren.
%Bij sommige mobiele telefoons wordt het vast-
gehouden gesprek direct na het beëindigen
van het actieve gesprek geactiveerd.
Wisselgesprek aannemen of weigeren
Voorwaarden
REr is een actief gesprek aanwezig
(/ pagina 595).
Wanneer tijdens een gesprek een andere oproep
wordt ontvangen, verschijnt er een aanwijzing.
Afhankelijk van de mobiele telefoon en provider
mobiel netwerk klinkt er een aanklopsignaal.
Als alternatief hoort u bij de tweede telefoonfunc-
tie een geluidssignaal, wanneer de oproep bij de
andere (nog niet actieve) mobiele telefoon binnen-
komt.
#R Aannemen selecteren.
De binnenkomende oproep is actief.
Wanneer slechts één mobiele telefoon met het
multimediasysteem is verbonden, wordt het
vorige gesprek vastgehouden.
Wanneer u in de tweede telefoonfunctie tij-
dens een gesprek een oproep op de andere
mobiele telefoon beantwoordt, wordt de
bestaande oproep beëindigd.
of
#Bericht selecteren.
Het binnenkomende gesprek wordt niet aan-
genomen.
U antwoordt met een bericht.
of
#k Weigeren selecteren.
%De functie en het gedrag zijn afhankelijk van
de provider van het mobiele netwerk en de
mobiele telefoon (zie de handleiding van de
fabrikant).
Toegangscode voor internationale oproepen
gebruiken
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5_
#De "0" ingedrukt houden, tot een "+" in het
selectieveld verschijnt.
596 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
#De cijfers van het landnummer, netnummer en
het abonneenummer invoeren.
#R selecteren.
De oproep wordt tot stand gebracht.
Contacten
Informatie over het menu Contacten
Het contacten-menu bevat alle contacten uit de
aanwezige gegevensbronnen, zoals de mobiele
telefoon of de gegevensdrager.
Afhankelijk van de gegevensbron kan het volgende
aantal contacten worden opgeslagen/geladen:
Rpermanent opgeslagen contacten: 3000
records
RVan de mobiele telefoon gedownloade contac-
ten: 5000 records per mobiele telefoon
Vanuit het menu Contacten kunnen de volgende
acties worden uitgevoerd:
RTelefoneren, bijvoorbeeld een contact bellen
(/ pagina 598)
RNavigeren (/ pagina 544)
RBerichten opstellen (/ pagina 600)
ROverige opties (/ pagina 598)
De contacten van de mobiele telefoon worden
automatisch weergegeven wanneer een mobiele
telefoon met het multimediasysteem is verbonden
(/ pagina 591).
Favorietencontacten van de mobiele telefoon
Wanneer de mobiele telefoon deze functie onder-
steunt, worden de favorieten van de mobiele tele-
foon automatisch geladen en verschijnen deze in
het overzicht van het telefoonmenu.
Contact oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Contacten
De volgende mogelijkheden zijn beschikbaar voor
het zoeken naar contacten:
RZoeken naar initialen
RZoeken op naam
RZoeken naar telefoonnummer
#De tekens in het zoekveld invoeren.
#Het contact selecteren.
Een contact kan de volgende gegevens bevatten:
RTelefoonnummers
RNavigatie-adressen
RInternetadres
RE-mailadressen
RRelatie (indien ingesteld)
Naamformaat van de contacten wijzigen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Z
#Naamformaat selecteren.
#Een optie selecteren.
MBUX multimediasysteem 597
F296 0032 07
Overzicht voor het importeren van contacten
Contacten in het contacten-menu importeren
Bron Voorwaarden
°Usb-apparaat Het usb-apparaat is op
de usb-aansluiting
aangesloten.
Mobiele telefoon Een mobiele telefoon
is via Bluetooth® met
het multimediasys-
teem verbonden.
Contacten zijn
beschikbaar.
%Houd er rekening mee dat de geïmporteerde
contacten in de auto blijven en onafhankelijk
van de verbonden mobiele telefoon altijd toe-
gankelijk zijn.
Contacten in het contacten-menu importeren
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Z
5Contacten 5Contacten importeren
#Een mobiele telefoon <Apparaatnaam> selec-
teren, waarvandaan de contacten moeten wor-
den geïmporteerd.
#Een optie selecteren.
Contact van de mobiele telefoon opslaan
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Contacten
#In de regel van het contact van de mobiele
telefoon r selecteren.
#Ä selecteren.
#Opslaan selecteren.
#Ja selecteren.
Het in het multimediasysteem opgeslagen
contact wordt aangeduid met het MBUX sym-
bool.
Contact bellen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Contacten
#ª Contact zoeken selecteren.
#De tekens in het zoekveld invoeren.
#Het contact selecteren.
#Het telefoonnummer selecteren.
Het nummer wordt gekozen.
Overige opties in het contacten-menu selecte-
ren
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Contacten
#In de regel van het contact r selecteren.
#Ä selecteren.
#Een optie selecteren.
Contacten wissen
Voorwaarden
RDe contacten zijn in de auto opgeslagen.
RVoor het wissen van een afzonderlijk contact
werd dit handmatig in de auto ingevoerd.
598 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon
Alle contacten wissen
#Z selecteren.
#Contacten selecteren.
#Alle MBUX contacten wissen selecteren.
#Een optie selecteren.
Een contact wissen
#Contacten selecteren.
#In de regel van het contact r selecteren.
#Ä selecteren.
#Contact wissen selecteren.
#Ja selecteren.
Oproeplijst
Overzicht van de oproeplijst
Afhankelijk van of uw mobiele telefoon het Blue-
tooth® proel PBAP wel of niet ondersteunt, kan
deze verschillende eecten op de weergave en
functies van de oproeplijst hebben.
Wanneer het Bluetooth® proel PBAP wordt
ondersteund, hee dit onderstaande gevolgen:
RDe oproeplijsten van de mobiele telefoon wor-
den op het multimediasysteem weergegeven.
RBij het verbinden van de mobiele telefoon
moet de verbinding voor het Bluetooth® proel
PBAP eventueel worden bevestigd.
Wanneer het Bluetooth® proel PBAP niet wordt
ondersteund, hee dit onderstaande gevolgen:
RHet multimediasysteem genereert zelf een
oproeplijst, zodra gesprekken in de auto wor-
den gevoerd.
RDe oproeplijst is niet synchroon met de
oproeplijsten op uw mobiele telefoon.
Oproep uit oproeplijst voeren
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon
#ª Oproeplijst selecteren.
#Een item selecteren.
De oproep wordt tot stand gebracht.
Overige opties in de oproeplijst selecteren
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon
#ª Oproeplijst selecteren.
#Bij de contacten die in het adresboek aanwe-
zig zijn: Opties selecteren.
De contactgegevens worden opgeroepen.
#Bij de contacten waarbij alleen een nummer
wordt weergegeven (niet in het adresboek
aanwezig): ç selecteren.
Nummerlijst wissen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5<Apparaatnaam>
5Z 5Apparaten
#Oproeplijst wissen selecteren.
#Ja selecteren.
%Deze functie is alleen beschikbaar als uw
mobiele telefoon het Bluetooth® proel PBAP
niet ondersteunt.
MBUX multimediasysteem 599
F296 0032 07
Sms
Overzicht van de berichten-functies
In het berichtenmenu kunt u sms-berichten ont-
vangen en met behulp van de MBUX spraakassis-
tent opstellen en verzenden.
Als de verbonden mobiele telefoon het Bluetooth®
proel MAP ondersteunt, kunnen op het multime-
diasysteem de berichten-functies worden
gebruikt.
Meer informatie over instellingen en onder-
steunde functies van voor Bluetooth® geschikte
mobiele telefoons is verkrijgbaar bij een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats of via: https://
www.mercedes-benz-mobile.com/
Bij sommige mobiele telefoons zijn na de verbin-
ding met het multimediasysteem verdere instellin-
gen nodig om de berichtenfunctionaliteit te active-
ren (zie de handleiding van de fabrikant).
Berichtenweergave instellen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5<Apparaatnaam>
5Z 5Apparaten
#Berichtenweergave selecteren.
#Aan of Uit selecteren.
Bericht lezen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5<Apparaatnaam>
5ç
Voorleesfunctie gebruiken
Er wordt een berichtenlijst weergegeven.
#Voor het voorlezen het symbool ¬ bij een
conversatie selecteren.
Het bericht wordt voorgelezen.
Nieuw bericht opstellen en verzenden
Voorwaarden
REr is een internetverbinding aanwezig.
RTen minste één mobiele telefoon met beschik-
bare ontvangst is verbonden.
RDe berichtenfunctie op de mobiele telefoon
moet zo nodig geactiveerd zijn.
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5<Apparaatnaam>
5ç
#Via de MBUX spraakassistent de gesproken
opdracht Stuur een bericht aan uitspreken en
het gewenste contact benoemen
(/ pagina 467).
Tekst dicteren
#Het bericht inspreken.
U wordt door de spraakdialoog geleid.
Een bericht in de berichtengeschiedenis beant-
woorden
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5<Apparaatnaam>
5ç
Er wordt een berichtenlijst weergegeven.
600 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
#r naast een contact selecteren.
De berichtgeschiedenis van het contact wordt
geopend. U wordt met behulp van een spraak-
dialoog door de stappen geleid.
#Het bericht inspreken.
Bericht doorsturen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5<Apparaatnaam>
5ç
Er wordt een berichtenlijst weergegeven.
#De gesproken opdracht Bericht doorsturen
uitspreken.
U wordt door de spraakdialoog geleid.
Afzender van een bericht bellen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5<Apparaatnaam>
5ç
Er wordt een berichtenlijst weergegeven.
#r naast een contact selecteren.
De berichtgeschiedenis van het contact wordt
geopend.
#Ä selecteren.
#Bellen selecteren.
Telefoonnummer, URL of e-mailadres uit een
sms gebruiken
Voorwaarden
RVoor het oproepen van een URL is een inter-
netverbinding aanwezig.
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5<Apparaatnaam>
5ç
Er wordt een berichtenlijst weergegeven.
#r naast een contact selecteren.
De berichtgeschiedenis van het contact wordt
geopend.
#Een telefoonnummer of een URL in het bericht
selecteren.
Bij het selecteren van een URL wordt de web-
browser geopend.
Bij het selecteren van een telefoonnummer
zijn de volgende opties beschikbaar:
RBellen
RNieuw bericht
of
#Wanneer In-Car Oce en e-mail-functies
beschikbaar zijn: Een e-mailadres selecteren.
In-Car Oce opent.
%De beschikbaarheid van In-Car Oce verschilt
per land.
#Een optie selecteren.
Bericht wissen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5<Apparaatnaam>
5ç
Er wordt een berichtenlijst weergegeven.
#Een contact selecteren.
#Lang op een bericht drukken.
#Bericht wissen: Wissen selecteren.
In-Car Oce
Functies van In-Car Oce
Met In-Car Oce kunt u uw online-services met
het multimediasysteem verbinden.
MBUX multimediasysteem 601
F296 0032 07
De volgende functies staan ter beschikking:
RAgenda
Afspraken weergeven en acties activeren, bij-
voorbeeld voorlezen, bellen, navigeren
RE-mail
E-mails lezen, voorlezen en opstellen, beant-
woorden en doorsturen
RTaken en telefoongesprekken
Taken en gemarkeerde telefoongesprekken
beheren
RSpraakinvoer
Afspraken/herinneringen en taken opstellen
%Als alternatief kan de tekst met de MBUX
spraakassistent of met de dicteerfunctie wor-
den ingesproken.
Meer informatie over de MBUX spraakassis-
tent (/ pagina 468).
%In de zero-layer worden berichten of herinne-
ringen van In-Car Oce, bijvoorbeeld verjaar-
dagen of uit te voeren oproepen weergegeven
(/ pagina 478).
%In acht nemen dat bepaalde functies alleen
beschikbaar zijn wanneer de auto stilstaat.
In-Car Oce oproepen
Voorwaarden
RU beschikt over een Mercedes me gebruikers-
account.
RDe dienst In-Car Oce is in uw Mercedes me
gebruikersaccount geactiveerd.
RU beschikt over een gebruikersaccount bij een
online-dienst, bijvoorbeeld bij Oce 365 of bij
Gmail.
Daarmee kunnen afspraken, e-mails en taken
worden gesynchroniseerd en gereed worden
gezet.
Multimediasysteem:
4© 5Apps
#In-Car Office selecteren.
Een aantal functies van In-Car Oce kan wor-
den opgeroepen.
Gebruikersaccount koppelen
#De gewenste onlineservice selecteren.
#De QR-code scannen.
#De aanwijzingen op het apparaat volgen.
Kalenderfunctie in In-Car Oce selecteren
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5In-Car Office
5Agenda
#Een afspraak selecteren.
De volgende functies zijn beschikbaar:
R. Voorlezen
RR Bellen
RZ Navigeren
RE Wissen
#Een functie selecteren.
%Indien overeenkomstige afspraakinformatie is
opgeslagen, zijn functies beschikbaar.
Voorbeelden daarvan zijn:
RWanneer voor een afspraak een telefoon-
nummer is opgeslagen, is Bellen beschik-
baar.
602 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
RWanneer in het online account een navi-
geerbaar adres voor de afspraak is opge-
slagen, is Navigeren beschikbaar.
Functies van Taken & Gesprekken in In-Car
Oce selecteren
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5In-Car Office
5Taken & gesprekken
#Een functie voor een invoer selecteren.
De volgende functies zijn beschikbaar:
RVoorlezen .
ROpbellen R
Voor deze takenfunctie is een telefoonnummer
vereist.
RAls afgehandeld markeren O
Bij de actuele bewerking kan een item dat als
afgehandeld is gemarkeerd door het verwijde-
ren van het vinkje weer als openstaand wor-
den gemarkeerd.
RWissen E
RDetails weergeven r
Invoer in Taken & Gesprekken als afgehandeld
markeren
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5In-Car Office
5Taken & gesprekken
#Taken & gesprekken selecteren.
Er verschijnt een overzicht.
#O selecteren.
E-mails lezen en beheren
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5In-Car Office 5E-mail
#Een e-mail selecteren.
De e-mail wordt geopend.
Verdere functies zijn beschikbaar:
R. E-mail voorlezen
Re E-mail beantwoorden (/ pagina 604)
R¥ E-mail doorsturen aan (/ pagina 604)
RE E-mail wissen
Nieuwe e-mail opstellen
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5In-Car Office 5E-mail
#W E-mail opstellen selecteren.
#f selecteren.
#E-mailadres via het toetsenbord vrij invoeren.
of
#E-mailadres uit contacten selecteren.
%Contacten kunnen uit het contacten-menu of
uit de gekoppelde online-services, bijvoor-
beeld Oce 365 of Gmail, worden gebruikt.
Meer informatie over het contacten-menu
(/ pagina 597).
%In acht nemen dat het schrijven van e-mails
alleen mogelijk is wanneer de auto stilstaat.
#Het onderwerp en de tekst van de e-mail in de
betreende velden invoeren via het toetsen-
bord.
#Verzenden selecteren.
MBUX multimediasysteem 603
F296 0032 07
E-mails beantwoorden
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5In-Car Office 5E-mail
#Een e-mail selecteren.
#Beantwoorden selecteren.
#De tekst van de e-mail in het betreende veld
invoeren via het toetsenbord.
#Verzenden selecteren.
%In acht nemen dat het schrijven van e-mails
alleen mogelijk is wanneer de auto stilstaat.
E-mail doorsturen
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5In-Car Office 5E-mail
#Een e-mail selecteren.
#Doorsturen selecteren.
#Met bijlage doorsturen: Doorsturen met bij-
lage selecteren.
%Contacten kunnen uit het contacten-menu of
uit de gekoppelde online-services worden
gebruikt, bijvoorbeeld Oce 365 of Gmail.
Informatie over het contacten-menu
(/ pagina 597).
%Het met een bijlage doorsturen is alleen
mogelijk als een bijlage aanwezig is.
#Zonder bijlage doorsturen: Doorsturen zon-
der bijlage selecteren.
#De tekst van de e-mail in het betreende veld
invoeren via het toetsenbord.
#Verzenden selecteren.
In-Car Oce via MBUX spraakassistent en dic-
teerfunctie bedienen
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5In-Car Office 5E-mail
In-Car Oce via dicteerfunctie bedienen
De dicteerfunctie biedt u de mogelijkheid, teksten
zoals het onderwerp of de tekst van een e-mail in
te spreken in plaats van de inhoud via het toetsen-
bord in te voeren.
%De dicteerfunctie is niet overal en onbeperkt
beschikbaar. Voor de initiële activering van de
functie kan het accepteren van de Mercedes
me connect gebruiksvoorwaarden in uw
Mercedes me gebruikersaccount noodzakelijk
zijn.
Hierna wordt als voorbeeld aangegeven, hoe u het
onderwerp en de tekst van een e-mail kunt inspre-
ken.
#W E-mail opstellen selecteren.
#Ontvanger toevoegen via f.
#p selecteren.
De dicteerfunctie wordt gestart.
#Het onderwerp en de tekst van de e-mail
inspreken.
Na verwerking van de spraakinvoer wordt dit
als tekst weergegeven.
#Verzenden selecteren.
In-Car Oce via MBUX spraakassistent bedienen
Met de spraakbediening van de MBUX spraakas-
sistent kunt u verschillende functies van In-Car
Oce bedienen en teksten inspreken.
%Meer informatie over de bediening van de
MBUX spraakassistent (/ pagina 467).
604 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Hierna wordt als voorbeeld een aantal gesproken
opdrachten uitgevoerd die u voor de bediening
van In-Car Oce kunt gebruiken.
#Nieuwe e-mail schrijven: De gesproken
opdracht Schrijf een e-mail aan Peter Mulder
uitspreken.
U wordt door de dialoog geleid.
#E-mail beantwoorden: De gesproken opdracht
Antwoord op e-mail uitspreken.
U wordt door de dialoog geleid.
#E-mail doorsturen: De gesproken opdracht E-
mail doorsturen uitspreken.
De tekst van de e-mail inspreken.
#Taken weergeven: De gesproken opdracht
Toon mijn taken uitspreken.
De taak/taken worden weergegeven.
#Agenda-item opstellen: De gesproken
opdracht Maak een kalenderinvoer voor mor-
gen om 9 uur uitspreken.
U wordt door de dialoog geleid.
Apple CarPlay®
Overzicht Apple CarPlay®
&WAARSCHUWING Gevaar voor aeiding
door informatiesystemen en communica-
tieapparatuur
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde informatiesystemen en communicatie-
apparatuur bedient, kunt u van de verkeerssi-
tuatie worden afgeleid. Bovendien kunt u de
controle over de auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen wan-
neer de verkeerssituatie dit toelaat.
#Wanneer dit niet kan worden gewaar-
borgd, op een veilige plek stoppen en de
invoering wanneer de auto stilstaat uit-
voeren.
Bij het gebruik van het multimediasysteem de wet-
telijke bepalingen in acht nemen van het land
waar u zich op dat moment bevindt.
Met Apple CarPlay® kunnen iPhone®-functies via
het multimediasysteem worden gebruikt. De
bediening gebeurt via touchscreen, Touch-Control
of spraakbediening Siri®. De spraakbediening kan
worden geactiveerd door het lang indrukken van
de toets £ in het multifunctioneel stuurwiel.
%Het multimediasysteem kunt u nog steeds via
de MBUX spraakassistent door het kort
indrukken van de toets £ in het multifunc-
tioneel stuurwiel bedienen (/ pagina 467).
Er kan altijd maar één iPhone® via Apple CarPlay®
met het multimediasysteem verbonden zijn.
Ook bij de tweede telefoonfunctie kan bij het
gebruik van Apple CarPlay® slechts één andere
mobiele telefoon via Bluetooth® met het multime-
diasysteem verbonden zijn.
Aangezien de toegang tot de iPhone® in het geval
van een actieve CarPlay®-sessie door de MBUX
wordt beperkt, zijn niet alle MBUX-functies (o.a.
kiezen uit het adresboek) volledig beschikbaar
voor het verbonden apparaat. In dat geval Apple
CarPlay® gebruiken.
De volledige functionaliteit van Apple CarPlay® is
alleen mogelijk met een internetverbinding.
De beschikbaarheid van Apple CarPlay® kan per
land variëren.
MBUX multimediasysteem 605
F296 0032 07
Voor de applicatie en de daarmee verbonden ser-
vices en inhouden is de betreende provider ver-
antwoordelijk.
Apple CarPlay® is een geregistreerd handelsmerk
van Apple Inc.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Informatie over Apple CarPlay®
Het Apple CarPlay®-symbool in de statusregel
wisselt binnen Apple CarPlay® naar de weergave
die het laatst actief was.
Wanneer op de mobiele telefoon een routebege-
leiding wordt gestart terwijl er op het multimedia-
systeem een routebegeleiding actief is, wordt
deze beëindigd.
iPhone® via Apple CarPlay® verbinden (kabel)
Voorwaarden
RDe actuele besturingssysteem-versie van uw
apparaat wordt gebruikt (zie de handleiding
van de fabrikant).
%De eerste activering van Apple CarPlay® via
het multimediasysteem moet om veiligheids-
redenen worden uitgevoerd wanneer de auto
stilstaat en de parkeerrem is bediend.
#De iPhone® via een geschikte kabel met een
usb-aansluiting van het multimediasysteem
verbinden (/ pagina 639).
Nadat de applicatie voor de eerste keer is ver-
bonden, verschijnt een melding met betrek-
king tot de gegevensbeveiligingsbepalingen.
#Wanneer de applicatie moet worden gestart,
Accepteren & starten selecteren.
of
#De apparatenmanager openen
(/ pagina 591).
#Apple CarPlay® via het betreende symbool
naast de apparaatnaam starten.
%Eventueel verschijnt ook hier een melding met
betrekking tot de gegevensbeveiligingsbepa-
lingen.
#Indien nodig het gebruik van Apple CarPlay®
op uw iPhone® bevestigen.
Apple CarPlay® verlaten
#© selecteren.
of
#De toets © in het multifunctioneel stuur-
wiel (MBUX multimediasysteem) indrukken.
%Indien Apple CarPlay® vóór de laatste loskop-
peling niet op de voorgrond werd weergege-
ven, start de applicatie weer op de achter-
grond wanneer opnieuw verbinding wordt
gemaakt. U kunt Apple CarPlay® via het Apple
CarPlay®-symbool in de statusregel oproepen.
iPhone® via Apple CarPlay® verbinden (draad-
loos)
Voorwaarden
RDe actuele besturingssysteem-versie van uw
apparaat wordt gebruikt (zie de handleiding
van de fabrikant).
RBluetooth® op het apparaat is ingeschakeld
(zie de handleiding van de fabrikant).
RHet apparaat is "zichtbaar" voor andere appa-
raten.
606 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
%De eerste activering van Apple CarPlay® via
het multimediasysteem moet om veiligheids-
redenen worden uitgevoerd wanneer de auto
stilstaat en de parkeerrem is bediend.
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Z
5Apparaten
#De mobiele telefoon via Bluetooth® verbinden
(/ pagina 591).
Nadat de applicatie voor de eerste keer is ver-
bonden, verschijnt een melding met betrek-
king tot de gegevensbeveiligingsbepalingen.
#Wanneer de applicatie moet worden gestart,
OK & Apple CarPlay starten selecteren.
#Indien nodig het gebruik van Apple CarPlay®
op uw iPhone® bevestigen.
%Het is op elk gewenst moment mogelijk om in
de apparatenlijst om te schakelen tussen een
verbinding via Bluetooth® of via Apple Car-
Play® (draadloos).
%Wanneer u reeds een mobiele telefoon via
Bluetooth® verbonden hebt, kunt u voor het
gebruik van Apple CarPlay® via de apparaten-
manager een extra iPhone® via Bluetooth®
verbinden.
Apple CarPlay® verlaten
#© selecteren.
of
#De toets © op de Touch-Control (MBUX
multimediasysteem) indrukken.
%Indien Apple CarPlay® vóór de laatste loskop-
peling niet op de voorgrond werd weergege-
ven, start de applicatie weer op de achter-
grond wanneer opnieuw verbinding wordt
gemaakt. U kunt Apple CarPlay® via het Apple
CarPlay®-symbool in de statusregel oproepen.
Klankinstellingen van Apple CarPlay® oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Audio
#De klankinstellingen selecteren.
Apple CarPlay® beëindigen
#In de apparatenmanager (telefoon, media) het
Apple CarPlay®-symbool selecteren dat zich
naast de apparaatnaam van de iPhone®
bevindt.
%Als Apple CarPlay® opnieuw moet worden
gestart, het Apple CarPlay®-symbool in de
apparatenmanager in de applicaties Telefoon
of Media selecteren.
%Indien Apple CarPlay® vóór de laatste loskop-
peling niet op de voorgrond werd weergege-
ven, start de applicatie de volgende keer dat
deze automatisch wordt gestart op de achter-
grond. U kunt Apple CarPlay® oproepen via
het betreende symbool in de statusregel.
Android Auto
Overzicht Android Auto
&WAARSCHUWING Gevaar voor aeiding
door informatiesystemen en communica-
tieapparatuur
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde informatiesystemen en communicatie-
apparatuur bedient, kunt u van de verkeerssi-
MBUX multimediasysteem 607
F296 0032 07
tuatie worden afgeleid. Bovendien kunt u de
controle over de auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen wan-
neer de verkeerssituatie dit toelaat.
#Wanneer dit niet kan worden gewaar-
borgd, op een veilige plek stoppen en de
invoering wanneer de auto stilstaat uit-
voeren.
Bij het gebruik van het multimediasysteem de wet-
telijke bepalingen in acht nemen van het land
waar u zich op dat moment bevindt.
Met Android Auto kunnen functies van mobiele
telefoons met Android-besturingssysteem via het
multimediasysteem worden gebruikt. De bedie-
ning geschiedt via het touchscreen, de Touch-
Control of spraakbediening. De spraakbediening
activeren door het lang indrukken van de toets
£ in het multifunctioneel stuurwiel.
%Het multimediasysteem kunt u nog steeds via
de MBUX spraakassistent door het kort
indrukken van de toets £ in het multifunc-
tioneel stuurwiel bedienen (/ pagina 467).
Er kan altijd maar één mobiele telefoon via
Android Auto met het multimediasysteem verbon-
den zijn.
Ook bij tweede telefoonfunctie kan bij het gebruik
van Android Auto slechts één andere mobiele
telefoon via Bluetooth® met het multimediasys-
teem verbonden zijn.
De volledige functionaliteit van Android Auto is
alleen mogelijk met een internetverbinding.
De beschikbaarheid van Android Auto en Android
Auto apps kan landafhankelijk variëren.
Voor de applicatie en de daarmee verbonden ser-
vices en inhouden is de betreende provider ver-
antwoordelijk.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Informatie over Android Auto
Het Android Auto-symbool in de statusregel wis-
selt binnen Android Auto naar de weergave die
het laatst actief was.
Wanneer op de mobiele telefoon een routebege-
leiding wordt gestart terwijl er op het multimedia-
systeem een routebegeleiding actief is, wordt
deze beëindigd.
Mobiele telefoon via Android Auto verbinden
(kabel)
Voorwaarden
RDe mobiele telefoon ondersteunt Android Auto
vanaf Android 5.0.
ROp de mobiele telefoon is de actuele versie de
Android Auto app geïnstalleerd.
RVoor de telefoonfuncties is de mobiele tele-
foon via Bluetooth® met het multimediasys-
teem verbonden (/ pagina 591).
Wanneer tot dan toe geen verbinding aanwezig
is geweest, wordt deze bij het gebruik van de
mobiele telefoon met Android Auto tot stand
gebracht.
%De eerste activering van Android Auto via het
multimediasysteem moet om veiligheidsrede-
nen worden uitgevoerd wanneer de auto stil-
staat en de parkeerrem is bediend.
608 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
#De mobiele telefoon via een geschikte kabel
met een usb-aansluiting van het multimedia-
systeem verbinden (/ pagina 639).
Nadat de applicatie voor de eerste keer is ver-
bonden, verschijnt een melding met betrek-
king tot de gegevensbeveiligingsbepalingen.
#Wanneer de applicatie moet worden gestart,
Accepteren & starten selecteren.
of
#De apparatenmanager openen
(/ pagina 591).
#Android Auto via het betreende symbool
naast de apparaatnaam starten.
Android Auto verlaten
#© selecteren.
of
#De toets © op de Touch-Control (MBUX
multimediasysteem) indrukken.
%Indien Android Auto vóór de laatste loskoppe-
ling niet op de voorgrond werd weergegeven,
start de applicatie weer op de achtergrond
wanneer opnieuw verbinding wordt gemaakt.
U kunt Android Auto via het Android Auto-
symbool in de statusregel oproepen.
Mobiele telefoon via Android Auto verbinden
(draadloos)
Voorwaarden
RDe actuele versie van het besturingssysteem
van uw apparaat wordt gebruikt (zie de hand-
leiding van de fabrikant).
RHet apparaat ondersteunt de Android Auto-
functie (draadloos).
RBluetooth® op het apparaat is ingeschakeld
(zie de handleiding van de fabrikant).
RHet apparaat is "zichtbaar" voor andere appa-
raten.
RBluetooth® op het multimediasysteem is inge-
schakeld (/ pagina 520)
%De eerste activering van Android Auto via het
multimediasysteem moet om veiligheidsrede-
nen worden uitgevoerd wanneer de auto stil-
staat en de parkeerrem is bediend.
%De Android Auto-functie (draadloos) is niet in
alle landen beschikbaar.
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Z
5Apparaten
#De mobiele telefoon via Bluetooth® verbinden
(/ pagina 591).
%Afhankelijk van de apparaatconguratie ver-
schijnt na het verbinden van de mobiele tele-
foon via Bluetooth® de vraag of Android Auto
moet worden gestart. In dat geval moet de
vraag, indien gewenst, met Ja worden beant-
woord.
#Android Auto starten selecteren.
Nadat de applicatie voor de eerste keer is ver-
bonden, verschijnt een melding met betrek-
king tot de gegevensbeveiligingsbepalingen.
#Accepteren & starten selecteren.
%Het is op elk gewenst moment mogelijk om in
de apparatenlijst om te schakelen tussen een
verbinding via Bluetooth® of Android Auto
(draadloos).
MBUX multimediasysteem 609
F296 0032 07
%Wanneer u reeds een mobiele telefoon via
Bluetooth® verbonden hebt, kunt u voor het
gebruik van Android Auto via de apparatenma-
nager een extra mobiele telefoon via Blue-
tooth® verbinden.
Android Auto verlaten
#© selecteren.
of
#De toets © op de Touch-Control (MBUX
multimediasysteem) indrukken.
%Indien Android Auto vóór de laatste loskoppe-
ling niet op de voorgrond werd weergegeven,
start de applicatie weer op de achtergrond
wanneer opnieuw verbinding wordt gemaakt.
U kunt Android Auto via het Android Auto-
symbool in de statusregel oproepen.
Klankinstellingen van Android Auto oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Audio
#De klankinstellingen selecteren.
Android Auto beëindigen
#In de apparatenmanager (telefoon, media) het
Android Auto-symbool selecteren dat zich
naast de apparaatnaam van de mobiele tele-
foon bevindt.
%Als een Android Auto opnieuw moet worden
gestart, het Android Auto-symbool in de appa-
ratenmanager selecteren.
%Indien Android Auto vóór de laatste loskoppe-
ling niet op de voorgrond werd weergegeven,
start de applicatie bij het automatisch starten
op de achtergrond. U kunt Android Auto via
het Android Auto-symbool in de statusregel
oproepen.
Verzonden voertuiggegevens bij Android Auto en
Apple CarPlay®
Overzicht van de overgebrachte voertuiggege-
vens
Bij het gebruik van Smartphone-integratie worden
gedenieerde voertuiggegevens naar de mobiele
telefoon verstuurd. Hierdoor is optimaal gebruik
van geselecteerde services van de mobiele tele-
foon mogelijk. Er vindt geen actieve toegang tot
voertuiggegevens plaats.
De volgende systeeminformatie wordt verstuurd:
RSowareversie van het multimediasysteem
RSystem ID (geanonimiseerd)
De overdracht van deze gegevens dient ertoe, de
communicatie tussen auto en mobiele telefoon te
optimaliseren.
Hiertoe, en voor het toekennen van meerdere
auto's op de mobiele telefoon, wordt een voer-
tuigcode voor de auto op willekeurige manier
gegenereerd.
Deze hangt samen met het voertuigidenticatie-
nummer (VIN) en wordt gewist bij het resetten van
het multimediasysteem (/ pagina 527).
De volgende rijtoestandsgegevens worden ver-
stuurd:
RIngeschakelde transmissiestand
ROnderscheid tussen parkeren, stilstaan, rollen
en rijden
RDag-/nachtmodus van het bestuurdersdisplay
RType aandrijving
610 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
De overdracht van deze gegevens dient ertoe, de
weergave van deze inhoud aan te passen aan de
rijsituatie.
De volgende positiegegevens worden verstuurd:
RCoördinaten
RSnelheid
RKompasrichting
RVersnellingsrichting
Deze gegevens worden door de mobiele telefoon
gebruikt voor het verbeteren van de nauwkeurig-
heid van de navigatie (wanneer bijvoorbeeld in
een tunnel wordt gereden).
Mercedes me oproepen
Gesprekken via het bedieningspaneel dakcon-
sole voeren
%Mercedes me gesprekken zijn niet in elk land
mogelijk. Bij een Mercedes-Benz-servicewerk-
plaats informeren of deze functies in uw land
beschikbaar zijn.
1me-toets voor service- of informatieoproep
2Afdekking van de SOS-toets
3SOS-toets (noodoproepsysteem)
Mercedes me oproep activeren
#De me-toets 1 indrukken.
Noodoproep activeren
#De afdekking van de SOS-toets 2 kort
indrukken om deze te openen.
#De SOS-toets 3 ten minste één seconde lang
indrukken.
Wanneer een Mercedes me oproep actief is, kan
toch een noodoproep worden geactiveerd. Deze
hee voorrang boven alle andere actieve oproe-
pen.
Informatie over de Mercedes me-oproep via de
me-toets
Er hee een oproep via de me-toets naar de
Mercedes-Benz klantenservice via het bedienings-
paneel dakconsole of het multimediasysteem
plaatsgevonden (/ pagina 611).
Het spraakdialoogsysteem brengt u bij de gewen-
ste service:
ROngeval- en pechmanagement
RMercedes-Benz klantenservice voor algemene
informatie rondom de auto
MBUX multimediasysteem 611
F296 0032 07
U ontvangt onder andere over de volgende onder-
werpen informatie:
RActivering van Mercedes me connect
RBediening van de auto
RDichtstbijzijnde Mercedes-Benz servicewerk-
plaats
RAndere producten en services van Mercedes-
Benz
Tijdens de verbinding met de Mercedes-Benz
klantenservice worden gegevens overgebracht
(/ pagina 614).
Mercedes-Benz klantenservice via multimedia-
systeem bellen
Voorwaarden
REr is toegang tot een gsm-netwerk beschik-
baar.
RIn de betreende regio is een gsm-netwerk-
dekking van de provider beschikbaar.
RVoor het automatisch verzenden van voertuig-
gegevens moet de auto ingeschakeld zijn.
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5©
#Mercedes me connect bellen.
Met uw toestemming verzendt het multimedia-
systeem de benodigde voertuiggegevens. De
gegevensoverdracht wordt op het display
weergegeven.
Vervolgens kunt u een service selecteren en
wordt u verbonden met een contactpersoon van
de Mercedes-Benz klantenservice.
Mercedes-Benz klantenservice bellen na auto-
matische ongeval- of pechherkenning
Voorwaarden
RDe auto hee een ongevals- of pechsituatie
herkend (/ pagina 345).
RDe auto staat stil.
RHet noodknipperlicht is ingeschakeld.
%Deze functie is niet in alle landen verkrijgbaar.
De auto kan onder beperkte voorwaarden onge-
vals- of pechsituaties herkennen.
Voorwaarden voor de botsingherkenning in het
kader van het ongevalmanagement:
RDe auto is uitgerust met een diefstal-/inbraa-
kalarminstallatie (EDW) (code 551).
RDe auto is uitgerust met de interieurbeveiliging
(code 882).
RDe auto is uitgerust met het antidiefstalpakket
(code P54).
RDe dienst botsingherkenning met diefstalmel-
ding is geactiveerd op Mercedes me connect.
Wanneer bij de vergrendelde auto met ingescha-
kelde wegsleepbeveiliging een botsing wordt her-
kend, ontvangt u in het multimediasysteem bij het
inschakelen van de auto een bericht.
Het bericht gee informatie over het mogelijk
betrokken gedeelte van de auto en de kracht van
de botsing.
Bij herkende ongevallen of pech toont de nood-
hulp veiligheidsaanwijzingen op het display van
het multimediasysteem. Dit kan enkele seconden
duren.
%De beschikbaarheid van de botsingherkenning
is afhankelijk van de auto.
612 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Na het verlaten van de weergave van de noodhulp
in het multimediasysteem verschijnt de vraag, of u
ondersteuning wilt van de Mercedes-Benz klan-
tenservice.
#Bellen selecteren.
RDe voertuiggegevens worden na uw toe-
stemming, of wanneer de dienst "Ongeval-
en Pechmanagement" in Mercedes me
connect is geactiveerd, automatisch over-
gedragen (/ pagina 616).
RDe Mercedes-Benz klantenservice neemt
uw oproep aan en organiseert de pech- en
ongevalshulp.
Voor deze dienstverlening kunnen kosten wor-
den berekend.
%Afhankelijk van de ernst van het ongeval kan
de noodoproep automatisch plaatsvinden.
Deze hee voorrang boven alle andere actieve
oproepen (/ pagina 622).
%Als aanvulling kan bij een actieve Mercedes
me connect dienst "Telediagnose" bij een
pechgeval op een later tijdstip een soortge-
lijke vraag verschijnen. Wanneer u al in con-
tact staat met de Mercedes-Benz klantenser-
vice, of wanneer u al hulp hebt gekregen, kan
deze vraag worden genegeerd of worden
geweigerd.
%Wanneer u de vraag voor ondersteuning door
de Mercedes-Benz klantenservice beant-
woordt met Later bellen, verdwijnt de melding
en verschijnt deze op een later tijdstip
opnieuw.
De vraag die wordt geactiveerd door de
Mercedes me connect dienst "Telediagnose",
kan worden bevestigd of worden geweigerd.
Na de weigering wordt deze niet meer weer-
gegeven.
Onderhoudstermijn via Mercedes me oproep
afspreken
Wanneer de dienst onderhoudsmanagement geac-
tiveerd is, worden automatisch de relevante voer-
tuiggegevens verzonden aan de Mercedes-Benz
klantenservice. Daardoor verkrijgt u individuele
adviezen voor het onderhoud van de auto.
Ongeacht of u hebt ingestemd met het onder-
houdsmanagement, herinnert het multimediasys-
teem u na een bepaalde periode aan een noodza-
kelijke onderhoudsbeurt. Er verschijnt een vraag
of u een afspraak wilt maken.
#Onderhoudstermijn afspreken: Bellen selecte-
ren.
De voertuiggegevens worden na uw toestem-
ming verzonden en de Mercedes-Benz klan-
tenservice maakt een onderhoudsafspraak
met u. De informatie wordt aan de door u
gewenste servicewerkplaats doorgegeven.
Deze neemt contact met u op om de afspraak
te bevestigen en, indien nodig, gedetailleerde
afspraken te maken.
%Wanneer u na het verschijnen van de onder-
houdsmelding Later bellen selecteert, ver-
dwijnt de melding en verschijnt deze na een
bepaalde tijd opnieuw.
Toestemming voor gegevensoverdracht bij
Mercedes me oproep geven
Voorwaarden
REr is een actieve Mercedes me oproep via het
multimediasysteem of de me-toets in het
bedieningspaneel dakconsole tot stand
gebracht (/ pagina 611).
MBUX multimediasysteem 613
F296 0032 07
%De vraag ter bevestiging van de gegevensover-
dracht verschijnt niet in alle landen.
Wanneer de services ongeval- en pechmanage-
ment niet geactiveerd zijn op Mercedes me, ver-
schijnt de melding Voor een betere afhandeling
van uw aanvraag de gegevens en positie van de
auto naar de Mercedes-Benz Klantenservice ver-
sturen?.
%De exacte tekst kan verschillen, afhankelijk
van het gemonteerde multimediasysteem.
#Ja selecteren.
RRelevante voertuiggegevens worden auto-
matisch doorgegeven (/ pagina 614).
of
#Nee selecteren en bevestigen.
REr worden alleen gegevens voor de
gespreksregeling doorgegeven
(/ pagina 614).
Meer informatie over Mercedes me: https://
www.mercedes.me
Verstuurde gegevens tijdens een Mercedes me
oproep
Wanneer u via Mercedes me een service-oproep
activeert, worden er gegevens verzonden, om
doelgericht advies en een vlotte service mogelijk
te maken.
Voor de gegevensoverdracht moet aan de vol-
gende voorwaarden zijn voldaan:
RDe auto is ingeschakeld.
RDe noodzakelijke gegevensoverdrachtstechno-
logie wordt ondersteund door de provider
mobiel netwerk.
REen voldoende kwaliteit van de mobiele ver-
binding is gewaarborgd.
De meertraps overdracht is afhankelijk van de vol-
gende factoren:
RReden voor activering van de oproep
RAanwezige overdrachtstechnologie op het
mobiele netwerk
RGeactiveerde Mercedes me connect services
RGeselecteerde service in het spraakdialoog-
systeem
%Een vraag over het geven van toestemming
voor de gegevensoverdracht vindt alleen
plaats, wanneer de overeenkomstige
Mercedes me connect dienst niet is geacti-
veerd.
%De omvang van de verstuurde gegevens is
afhankelijk van het voertuigtype en van de
voertuiguitrusting. Door technische omstan-
digheden zijn niet alle gegevens op elk
moment beschikbaar.
Gegevensoverdracht bij niet geactiveerde
Mercedes me connect services
De volgende gegevens worden verzonden wan-
neer er geen Mercedes me connect services zijn
geactiveerd en de gegevensbeveiligingsvraag is
bevestigd:
RVoertuigidenticatienummer
RTijdstip van de oproep
RReden voor activering van de oproep
RBevestiging van gegevensbeveiligingsvraag
RLandcode van de auto
RIngestelde taal van het multimediasysteem
614 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
RTelefoonnummer van het in de auto gemon-
teerde communicatieplatform
De volgende gegevens worden bovendien verzon-
den wanneer een oproep voor het afspreken van
een onderhoudstermijn via de onderhoudsherin-
nering hee plaatsgevonden:
RActuele kilometerstand en onderhoudsgege-
vens
De volgende gegevens worden bovendien verzon-
den wanneer een oproep na een automatische
ongeval- of pechherkenning via het multimedia-
systeem hee plaatsgevonden:
RActuele kilometerstand en onderhoudsgege-
vens
RMomentele locatie van de auto
Wanneer via het spraakdialoogsysteem de selec-
tie ongeval- en pechmanagement is geselecteerd
en geen dienst is geactiveerd, maar wel de gege-
vensbeveiligingsvraag is bevestigd, kunnen de vol-
gende gegevens door de Mercedes-Benz klanten-
service van de auto worden opgevraagd:
RMomentele locatie van de auto
Wanneer de gegevensbeveiligingsvraag is gewei-
gerd, worden de volgende gegevens verzonden,
om doelgericht advies en een vlotte service moge-
lijk te maken:
RVoertuigidenticatienummer
RTijdstip van de oproep
RReden voor activering van de oproep
RWeigering van de gegevensbeveiligingsvraag
RLandcode van de auto
RIngestelde taal van het multimediasysteem
RTelefoonnummer van het in de auto gemon-
teerde communicatieplatform
Gegevensoverdracht bij geactiveerde Mercedes
me connect services
Pas bij de tweede stap worden, alleen bij de
betreende geactiveerde services, verdere voor
de gebeurtenis specieke gegevens overgedragen,
om een optimale service mogelijk te maken.
Een overzicht van de overgedragen gegevens vindt
u in de privacyverklaringen voor de Mercedes me
connect services. Deze vindt u in uw Mercedes
me gebruikersaccount.
Gegevensverwerking
De in het kader van de oproep overgedragen
gegevens worden na afsluiting van de oproep
gewist uit de overdragende systemen, voor zover
ze niet worden gebruikt voor andere geactiveerde
Mercedes me connect services.
De gegevens over de gebeurtenis worden bij de
Mercedes-Benz klantenservice verwerkt, opgesla-
gen en, indien noodzakelijk voor de verwerking
van de gebeurtenis, door gestuurd aan de service-
partner die van de Mercedes-Benz klantenservice
de opdracht hee gekregen assistentie te verle-
nen. De privacyverklaringen op de Mercedes me
internetpagina onder https://www.mercedes.me
MBUX multimediasysteem 615
F296 0032 07
of in de opgenomen boodschap direct nadat de
verbinding met de Mercedes-Benz klantenservice
tot stand is gekomen in acht nemen.
%De opgenomen boodschap is niet in elk land
beschikbaar.
Mercedes me connect
Informatie over Mercedes me connect
%Mercedes me connect of afzonderlijke
Mercedes me connect services zijn niet in elk
land beschikbaar. Bij een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats informeren of deze functies in
uw land beschikbaar zijn.
Mercedes me connect bestaat uit een veelvoud
aan services.
Via het multimediasysteem en het bedieningspa-
neel dakconsole kunt u bijvoorbeeld de volgende
services gebruiken:
ROngeval- en pechmanagement (me-toets of de
van de situatie afhankelijke melding in het mul-
timediasysteem)
RMercedes-Benz noodoproepsysteem (automa-
tische noodoproep en SOS-toets)
Het Mercedes me connect Ongeval- en pechma-
nagement en de Mercedes-Benz alarmcentrale
zijn 24 uur per dag voor u beschikbaar.
De me-toets en de SOS-toets kunt u vinden in het
bedieningspaneel dakconsole van de auto
(/ pagina 611).
De Mercedes-Benz klantenservice kan ook via het
multimediasysteem worden gebeld
(/ pagina 612).
Houd er alstublie rekening mee, dat Mercedes
me connect een service van Mercedes-Benz is. In
noodgevallen eerst het bekende landelijke alarm-
nummer bellen. In geval van nood kunt u ook het
Mercedes-Benz noodoproepsysteem
(/ pagina 61) gebruiken.
De Mercedes me connect gebruiksvoorwaarden
en de privacyverklaringen voor de Mercedes me
connect services in acht nemen. Deze vindt u in
uw Mercedes me gebruikersaccount.
Informatie over het Mercedes me connect
ongeval- en pechmanagement
%Het ongeval- en pechmanagement is niet in
elk land beschikbaar. Bij een Mercedes-Benz-
servicewerkplaats informeren of deze functie
in uw land beschikbaar is.
Het ongeval- en pechmanagement kan onder
andere de volgende functies omvatten:
RAanvulling op het Mercedes-Benz noodop-
roepsysteem (/ pagina 61)
Indien nodig stuurt de contactpersoon van de
Mercedes-Benz alarmcentrale de oproep door
aan het Mercedes me connect ongeval- en
pechmanagement. Het doorsturen van de
oproep is echter niet in alle landen mogelijk.
RPechhulp door een technisch specialist ter
plaatse en/of slepen van de auto naar de
dichtstbijzijnde Mercedes-Benz-servicewerk-
plaats
Voor deze dienstverlening kunnen kosten wor-
den berekend.
RAanvulling op noodhulp na automatische onge-
val- of pechherkenning (/ pagina 612)
616 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Bij pech of een ongeval worden aanvullende
voertuiggegevens verzonden, die een optimale
ondersteuning mogelijk maken van de
Mercedes-Benz klantenservice en van de ser-
vicepartner of de pechhulp die de opdracht
krijgt assistentie te verlenen.
RAanvulling op de dienst Mercedes me connect
Telediagnose
Met de functie Telediagnose worden bepaalde
meldingen over slijtage of uitvallen, voor zover
deze eenduidig kunnen worden geïnterpre-
teerd en beschikbaar zijn door de bewaking
van voor diagnose geschikte onderdelen, door
de provider geregistreerd.
Wanneer uw auto een pechgeval of een drei-
gend pechgeval herkent, kunt u via het multi-
mediasysteem worden gevraagd contact op te
nemen met de Mercedes-Benz klantenservice
voor verdere assistentie. Dit verzoek in het
multimediasysteem verschijnt alleen wanneer
de auto stilstaat.
%Deze services zijn onderhevig aan technische
beperkingen zoals de dekking en de kwaliteit
van mobiele telefoonnetwerken en de mate
waarin de verwerkende systemen de gege-
vens kunnen interpreteren. Onder omstandig-
heden kunnen de aanwijzingen in het multi-
mediasysteem daardoor vertraagd of geheel
niet worden weergegeven.
In acht nemen dat de service- en de pechhulp een
service van Mercedes-Benz is. In noodgevallen
beslist eerst het bekende landelijke alarmnummer
bellen, of het Mercedes-Benz noodoproepsysteem
gebruiken (/ pagina 620).
Meer informatie over Mercedes me connect servi-
ces vindt u in de Mercedes me-Portal: https://
me.secure.mercedes-benz.com
Verstuurde gegevens bij de Mercedes me con-
nect oproepdiensten
De bij de Mercedes me connect oproep ver-
stuurde gegevens zijn afhankelijk van:
Rde reden voor activering van de oproep
Rde in het spraakdialoogsysteem geselecteerde
service
Ren de geactiveerde Mercedes me connect
diensten
Welke gegevens bij de diensten worden verzon-
den, kunt u in de actueel geldige Mercedes me
connect gebruiksvoorwaarden en de privacyver-
klaringen van Mercedes me connect vinden. Deze
vindt u in uw Mercedes me gebruikersaccount.
Mercedes me apps
Informatie over Mercedes me
Met een Mercedes me gebruikersaccount kunt u
over dienstverleningen en aanbiedingen van
Mercedes-Benz beschikken.
De beschikbaarheid is landsafhankelijk en afhan-
kelijk van de uitrusting.
Meer informatie is verkrijgbaar bij een Mercedes-
Benz-servicewerkplaats of via de Mercedes me-
Portal: https://me.secure.mercedes-benz.com
Meer informatie over on-demand uitrusting via
Mercedes me is te vinden in het hoofdstuk "Alge-
mene aanwijzingen" (/ pagina 83).
%Houd de Mercedes me apps altijd up-to-date.
MBUX multimediasysteem 617
F296 0032 07
Mercedes me gebruikersaccount oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5Mercedes me
Auto is aan de gebruikersaccount gekoppeld en
Mercedes me is beschikbaar
#Mercedes me ID selecteren.
Er verschijnt informatie over de gekoppelde
gebruikersaccount.
Voertuig is niet aan gebruikersaccount gekoppeld
%Wanneer u nog niet over een Mercedes me
gebruikersaccount beschikt, kunt u een
gebruikersaccount aanmaken onder: https://
www.mercedes.me of in de Mercedes me
app. Daartoe is een geldig e-mailadres of een
geldig telefoonnummer vereist.
#© selecteren.
#Apps selecteren.
#Mercedes me selecteren.
#Om uw gebruikersaccount aan de auto te kop-
pelen, de aanwijzingen op het display volgen.
%Wanneer op een mobiele telefoon de
Mercedes me app aanwezig is, kan de koppe-
ling van de auto via de weergegeven QR-code
plaatsvinden.
Services van Mercedes me oproepen
Voorwaarden
RDe auto is aan het gebruikersaccount gekop-
peld.
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5Mercedes me
#Mijn diensten selecteren.
De Mercedes me connect services waarvoor u
over een geldige licentie beschikt, worden in
alfabetische volgorde weergegeven.
Mercedes me connect services bestellen of ver-
lengen
Voor het bestellen of verlengen van Mercedes me
connect services de store gebruiken.
#© selecteren.
#Store selecteren.
Koppeling tussen gebruikersaccount en auto
wissen
Voorwaarden
RHet gebruikersproel van het gebruikersac-
count dat oorspronkelijk aan de auto is gekop-
peld, is geselecteerd.
RHet gebruikersproel is gesynchroniseerd
(/ pagina 492).
REr is een Mercedes me pincode opgeslagen.
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5Mercedes me
#Mercedes me ID selecteren.
#Voertuigkoppeling verwijderen selecteren.
%Alleen de gebruiker, waarvan de gebruikersac-
count oorspronkelijk aan de auto is gekop-
peld, kan de koppeling tussen alle gebruikers-
accounts en de auto ongedaan maken.
Apps selecteren
Voorwaarden
RAfhankelijk van de app zijn de algemene leve-
ringsvoorwaarden bevestigd.
618 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Multimediasysteem:
4© 5Apps
#Een app selecteren.
De volgende apps zijn bijvoorbeeld beschikbaar:
RWeer
RBrowser
RVerdere apps, die aangescha of naderhand
geïnstalleerd kunnen worden
%U kunt de eerste twee app ook via de snelle
toegang onder Apps oproepen.
%Het aanbod is landsafhankelijk.
Mogelijk wordt een licentietarief in rekening
gebracht.
De volgende functies zijn bijvoorbeeld voor apps
beschikbaar:
RZoekfunctie
RFilterfunctie, voor de weergave van zoekresul-
taten op de actuele positie van de auto of op
de bestemming
RWeergave van detailinformatie
RVoorleesfunctie
RInstelfuncties
Gallery App bedienen
Multimediasysteem:
4© 5Apps
#Galerij selecteren.
Foto's en video-opnamen worden bijvoorbeeld
van de volgende bronnen weergegeven:
RVideo-opnamen van de dashcam
RBeelden van de botsingherkenning
RVideo-opnamen en beelden van verdere
beschikbare bronnen
RFavorieten
#Een tab selecteren.
%De Gallery App is ook op het voorpassagiers-
display en op de displays achterin beschik-
baar.
Weergave lteren
#Z selecteren.
#Een optie selecteren.
Er worden alle bestanden, alle foto's of alle
video-opnamen weergegeven.
Video-opname afspelen
#6 selecteren.
De weergave start.
#Weergave in de modus volledig beeld voortzet-
ten: op het display aantippen.
#Weergave pauzeren: 8 selecteren.
#Weergave op de gewenste positie voortzetten:
Op de tijdlijn de positie · door middel van
vegen verschuiven.
#Vorige of volgende video-opname selecteren:
Naar rechts of links vegen.
Door foto's scrollen en zoomen
#Scrollen: Op de foto in een richting vegen.
#Zoomen: Tweemaal kort na elkaar de foto aan-
tippen.
#Vorige of volgende foto selecteren: Naar
rechts of links vegen.
Bestand aan de favorieten toevoegen of uit de
favorieten verwijderen
#Lang op een bestand drukken.
MBUX multimediasysteem 619
F296 0032 07
#Toevoegen aan favorieten/Uit favorieten ver-
wijderen selecteren.
Er verschijnt een overeenkomstige melding.
Schrijfbeveiliging in- of uitschakelen
%Een actieve schrijfbeveiliging wordt niet door
elke app ondersteund.
#Lang op een bestand drukken.
#Schrijfbeveiliging activeren D of deactive-
ren E.
Bestanden wissen
#´ selecteren.
#Afzonderlijk bestand selecteren: Een bestand
aantippen.
ø verschijnt.
#Alle bestanden selecteren: / aantippen.
#Wissen: E selecteren.
Een bevestigingsvraag verschijnt.
#Ja selecteren.
%Een afzonderlijk bestand kan ook door het
lang drukken op het bestand worden gewist.
Mercedes-Benz noodoproepsysteem
Informatie over beschikbare noodoproepsyste-
men
In de auto zijn twee soorten noodoproepsystemen
beschikbaar:
RMercedes-Benz noodoproepsysteem
R112-noodoproepsysteem (EU eCall)
Het Mercedes-Benz noodoproepsysteem is niet in
alle landen beschikbaar. Informatie over de regio-
nale beschikbaarheid van het Mercedes-Benz
noodoproepsysteem is verkrijgbaar op: https://
www.mercedes-benz-mobile.com/extra/ecall/
Voor beide noodoproepsystemen geldt het vol-
gende:
RVoor de correcte werking van beide noodop-
roepsystemen moeten bepaalde gegevens
kunnen worden verzonden. Deze worden in
het hoofdstuk "Gegevensoverdracht" uitgelegd
(/ pagina 623).
RBeide noodoproepsystemen behoren tot de
standaarduitrusting van uw auto en zijn af
fabriek geactiveerd.
RHet gebruik van beide noodoproepsystemen is
gratis.
RBeide noodoproepsystemen werken alleen in
gebieden waarin de providers van het mobiele
netwerk mobiele communicatie aanbieden.
Bij beide systemen kan een onvoldoende net-
werkdekking door de providers ertoe leiden
dat een noodoproep niet wordt verstuurd.
620 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Verschillen tussen het Mercedes-Benz noodoproepsysteem en het 112-noodoproepsysteem (EU eCall)
Mercedes-Benz noodoproepsysteem 112-noodoproepsysteem (EU eCall)
RHet Mercedes-Benz noodoproepsysteem is permanent bij het mobiele-
telefoonnet aangemeld.
RAutomatische en handmatige Mercedes-Benz noodoproepen worden
naar een Mercedes-Benz alarmcentrale verstuurd.
Wanneer de alarmcentrale van het Mercedes-Benz noodoproepsysteem
niet kan worden bereikt (bijvoorbeeld als gevolg van een ontbrekende
netwerkdekking), wordt automatisch de 112-noodoproep uitgevoerd.
RWanneer u alleen voor het gebruik van het 112-noodoproepsysteem (EU
eCall) kiest, dan meldt het systeem zich pas na activering van een hand-
matige of automatische noodoproep bij het mobiele-telefoonnet aan.
RHet 112-noodoproepsysteem (EU eCall) stuurt automatische en hand-
matige noodoproepen rechtstreeks naar openbare alarmcentrales.
%Het 112-noodoproepsysteem (EU eCall) in uw
auto voldoet aan de gedelegeerde verordening
EU 2017/79. De correcte en volledige wer-
king van het 112-noodoproepsysteem (EU
eCall) is afhankelijk van omstandigheden die
buiten de invloedssfeer van Mercedes-
Benz AG liggen. Hieronder vallen onder
andere de mobiele-telefoonnetwerkdekking
en de technische uitrusting van de openbare
ontvangstcentrales in de betreende landen.
%In acht nemen, dat bij reparaties de originele
Mercedes-Benz batterijen moeten worden
gebruikt, die zijn gecerticeerd als onderdeel
van de Gedelegeerde Verordening EU
2017/79 (bijlage I). Andere fabrikanten zijn
ook toegestaan, op voorwaarde dat hun
accu's zijn gecerticeerd volgens Gedele-
geerde Verordening (EU) 2017/79.
Het is echter mogelijk om het Mercedes-Benz
noodoproepsysteem te deactiveren en uitsluitend
het 112-noodoproepsysteem (EU eCall) te gebrui-
ken. Deactiveringsverzoeken voor het Mercedes-
Benz noodoproepsysteem kunnen bij de lokale
dealers in behandeling worden genomen.
Mercedes-Benz adviseert de activering van het
Mercedes-Benz noodoproepsysteem om de vol-
gende redenen:
RBij noodgevallen in het buitenland kunt u ook
ondersteuning in een van de door u gesproken
talen krijgen.
REr worden meerdere overdrachtstechnolo-
gieën gebruikt om de overdracht van de onge-
valsgegevens te waarborgen en de betrouw-
baarheid van de overdracht te vergroten.
RHet Mercedes-Benz noodoproepsysteem is
permanent bij het mobiele-telefoonnet aange-
MBUX multimediasysteem 621
F296 0032 07
meld, wat voor een snelle opbouw van de
noodoproep en een snellere overdracht van de
ongevalsgegevens zorgt.
Op deze manier kunnen zo snel mogelijk maat-
regelen voor de redding, berging of het weg-
slepen in gang worden gezet.
RBij een Mercedes-Benz noodoproep worden
de ongevalsgegevens alleen met toestemming
van de klant aan de openbare alarmcentrale
doorgegeven.
Bij een automatisch geactiveerde noodoproep
waarbij geen spraakcontact aanwezig is, wor-
den de ongevalsgegevens direct naar de open-
bare alarmcentrale gestuurd.
RWanneer de Mercedes-Benz alarmcentrale
niet bereikbaar is, wordt automatisch de 112-
noodoproep uitgevoerd.
Overzicht van de noodoproepsystemen
Zowel het Mercedes-Benz noodoproepsysteem als
het 112-noodoproepsysteem (EU eCall) kan
belangrijke ondersteuning bieden bij het verkorten
van de tijd tussen het moment van het ongeval en
het arriveren van de reddingsdiensten op de
plaats van het ongeval. Ze ondersteunen de loca-
tiebepaling bij een moeilijk te omschrijven onge-
valsplaats.
Beide noodoproepsystemen kunnen een noodop-
roep automatisch (/ pagina 622) of handmatig
(/ pagina 623) activeren.
Een noodoproep alleen activeren voor het redden
van uzelf of anderen. Geen noodoproep bij pech
of iets dergelijks activeren.
Weergaven op de displays
De volgende meldingen worden bij beide noodop-
roepsystemen weergegeven op centraal display
resp. het mediadisplay:
RSOS NOT READY: De auto is niet ingeschakeld
of er is een storing van het noodoproepsys-
teem aanwezig. Dit betekent niet noodzakelijk
een totale uitval van het noodoproepsysteem.
Noodoproepen kunnen nog steeds worden
verzonden.
De melding hee alleen betrekking op de auto
en houdt geen rekening met de beschikbaar-
heid van mobiele-telefoonnetten en de
Mercedes-Benz alarmcentrale.
De bedrijfsklare status van het noodoproep-
systeem van de auto is hieraan te herkennen,
dat de melding SOS NOT READY na het
inschakelen van de auto verdwijnt.
RG: De melding verschijnt op het display tij-
dens een actieve noodoproep.
%Wanneer er een storing van het noodoproep-
systeem is, zijn bijvoorbeeld een luidspreker,
microfoon, airbag of de SOS-toets defect.
Een storing van het noodoproepsysteem her-
kent u aan de volgende weergaven:
ROp het bestuurdersdisplay verschijnt een
overeenkomstige melding.
RDe SOS-toets blij permanent rood bran-
den.
Automatische noodoproep activeren
Voorwaarden
RDe auto is ingeschakeld.
RDe startaccu is voldoende opgeladen.
622 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Zowel het Mercedes-Benz noodoproepsysteem als
het 112-noodoproepsysteem (EU eCall) activeren
automatisch een noodoproep:
Rna de activering van de veiligheidssystemen
zoals airbag of gordelspanner na een ongeval
RNa een automatisch geactiveerde noodstop
door de actieve noodstopassistent
De noodoproep is geactiveerd:
REr wordt een spraakverbinding met de alarm-
centrale opgebouwd.
REr wordt een sms met ongevalsgegevens aan
de alarmcentrale gestuurd.
De SOS-toets in het bedieningspaneel dakconsole
knippert tot de noodoproep afgesloten is.
Wanneer ook geen verbinding met de openbare
alarmcentrale kan worden gemaakt, verschijnt
een overeenkomstige melding op het display.
#Het alarmnummer 112 of het betreende
lokale alarmnummer op de mobiele telefoon
invoeren.
Wanneer een noodoproep wordt geactiveerd:
RAls de verkeerssituatie en de gevaarsituatie
het toelaten, in de auto blijven tot de spraak-
verbinding met de alarmcentrale is opge-
bouwd.
RDe alarmcentrale bepaalt aan de hand van de
opname van het ongeval of een ambulance
en/of de politie op de plaats van het ongeval
noodzakelijk is.
RWanneer geen inzittende antwoordt, wordt
direct een ambulance naar de auto gestuurd.
Handmatige noodoproep activeren
#Via de SOS-toets in het bedieningspaneel dak-
console: De SOS-toets ten minste een
seconde lang indrukken (/ pagina 611).
of
#Via de spraakbediening: De gesproken
opdrachten van de MBUX spraakassistent
gebruiken (/ pagina 471).
De noodoproep is geactiveerd:
REr wordt een spraakverbinding met een alarm-
centrale opgebouwd.
RIndien de verkeerssituatie dit toelaat, zolang in
de auto blijven, tot de spraakverbinding met
de alarmcentrale is opgebouwd.
RDe alarmcentrale bepaalt aan de hand van de
opname van het ongeval, of een ambulance en
de politie op de plaats van het ongeval nood-
zakelijk is.
REr wordt een sms met ongevalsgegevens aan
de alarmcentrale gestuurd.
Wanneer ook geen verbinding met de openbare
alarmcentrale kan worden gemaakt, verschijnt
een overeenkomstige melding op het display.
#Het alarmnummer 112 of het betreende
lokale alarmnummer op de mobiele telefoon
invoeren.
Gegevensoverdracht noodoproepsysteem
Zowel bij het Mercedes-Benz noodoproepsysteem
als bij het 112-noodoproepsysteem (EU eCall)
worden gegevens naar de Mercedes-Benz alarm-
centrale of de openbare alarmcentrale verstuurd.
Afhankelijk van het geactiveerde noodoproepsys-
teem (/ pagina 620) worden verschillende gege-
vens naar de betreende alarmcentrale verstuurd.
MBUX multimediasysteem 623
F296 0032 07
Verstuurde gegevens afhankelijk van het geactiveerde noodoproepsysteem:
Mercedes-Benz noodoproep 112-noodoproep
RPositiegegevens van de auto
RPositiegegevens van de rijroute (een paar 100 m vóór het ongeval)
RRijrichting
RVoertuigidenticatienummer
RSoort aandrijving van de auto (bijvoorbeeld benzine, diesel, CNG, LPG,
elektrisch, waterstof)
RHet herkende aantal personen in de auto
RHandmatig of automatisch geactiveerde noodoproep
RHet tijdstip van het ongeval
RSpraakinstelling bij het multimediasysteem
RMercedes me connect beschikbaar of niet
Het hangt er van af of de oproep, indien nodig, aan de Mercedes-Benz
klantenservice kan worden doorgegeven.
RPositiegegevens van de auto
RPositiegegevens van de rijroute (een paar 100 m vóór het ongeval)
RRijrichting
RVoertuigidenticatienummer
RSoort aandrijving van de auto (bijvoorbeeld benzine, diesel, CNG, LPG,
elektrisch, waterstof)
RHet herkende aantal personen in de auto
RHandmatig of automatisch geactiveerde noodoproep
RHet tijdstip van het ongeval
%Wanneer in de auto alleen het 112-noodop-
roepsysteem (EU eCall) geactiveerd is, wor-
den de ongevalsgegevens direct aan de open-
bare alarmcentrale doorgegeven.
624 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Voor meer informatie over het verloop van het
ongeval kunnen tot een uur na het activeren van
de noodoproep de volgende maatregelen worden
genomen:
RDe actuele positie van de auto kan worden
opgeroepen.
REen spraakverbinding met de inzittenden kan
worden opgebouwd.
RNoodoproepgegevens kunnen worden opge-
roepen.
%Voor Rusland: Tot twee uur na een verstuurde
noodoproep kunnen verschillende functies,
bijvoorbeeld het ontvangen van verkeersinfor-
matie, niet worden gebruikt.
Functie van de zelfdiagnose van het noodop-
roepsysteem
Uw auto controleert de werking van het noodop-
roepsysteem elke keer wanneer de auto wordt
ingeschakeld. Gedurende deze tijd brandt de
SOS-toets gedurende vijf seconden permanent
rood. Bij uitval van het systeem wordt u via een
tekstbericht op het bestuurdersdisplay en de rode
melding SOS NOT READY op het centraal display
of het mediadisplay geïnformeerd.
Controleren of binnen 30 seconden na het inscha-
kelen van de auto de rode melding SOS NOT
READY in de rechter bovenhoek van het centraal
display uitgeschakeld is. Dit betekent dat het
noodoproepsysteem de diagnose met succes
doorstaan hee.
Testmodus ERA-GLONASS starten/stoppen
Voorwaarden
RDe startaccu is voldoende opgeladen.
RDe auto is ingeschakeld.
RDe auto staat ten minste een minuut stil.
%De testmodus is op dit moment in bijvoor-
beeld de volgende landen beschikbaar:
RRusland
RWit-Rusland
RKazachstan
RArmenië
RKirgizië
#Testmodus starten: De toets ~ in het mul-
tifunctioneel stuurwiel ten minste vijf secon-
den lang indrukken.
De testmodus wordt gestart en eindigt auto-
matisch na het doorlopen van de taaltest.
#Testmodus handmatig stoppen: De auto uit-
schakelen.
De testmodus wordt onderbroken.
Informatie over de gegevensverwerking
Verwerking van persoonsgegevens via het
Mercedes-Benz noodoproepsysteem
Elke verwerking van persoonsgegevens door het
Mercedes-Benz noodoproepsysteem voldoet aan
de voorschrien van de EU-verordening
2016/679 "betreende de bescherming van
natuurlijke personen in verband met de verwer-
king van persoonsgegevens" (DS-GVO).
De gegevens worden uitsluitend door het
Mercedes-Benz noodoproepsysteem voor de red-
ding en berging bij een ongeval gebruikt.
De eigenaar van een auto die naast het 112-nood-
oproepsysteem (EU eCall) met een Mercedes-
Benz noodoproepsysteem is uitgerust, hee het
MBUX multimediasysteem 625
F296 0032 07
recht om het 112-noodoproepsysteem in plaats
van het Mercedes-Benz noodoproepsysteem te
gebruiken.
Deactiveringsverzoeken voor het Mercedes-Benz
noodoproepsysteem kunnen bij de lokale dealers
in behandeling worden genomen.
Verwerking persoonsgegevens via het 112-nood-
oproepsysteem (EU eCall)
Elke verwerking van persoonsgegevens via het
112-noodoproepsysteem (EU eCall) voldoet aan
de voorschrien van de EU-verordening
2016/679 "betreende de bescherming van
natuurlijke personen in verband met de verwer-
king van persoonsgegevens (DS-GVO)" en berust
in het bijzonder op de noodzaak van het waarbor-
gen van vitale belangen van de betreende per-
soon conform artikel 6 par.1 letter d DS-GVO.
De verwerking van dergelijke gegevens is strikt
beperkt tot het verwerken van noodoproepen aan
het uniforme Europese alarmnummer 112.
Ontvangers van gegevens
De ontvangers van gegevens die via het 112-
noodoproepsysteem (EU eCall) worden verwerkt
zijn de betreende alarmcentrales. Deze worden
door de autoriteiten van het land waarin u zich
bevindt aangewezen om noodoproepen aan het
uniforme Europese alarmnummer 112 als eerste
aan te nemen en te verwerken.
Organisatie van de gegevensverwerking
Beide noodoproepsystemen zijn zo opgezet dat
aan de volgende eisen wordt voldaan:
RBuiten het systeem is het niet mogelijk om
met de in het systeemgeheugen aanwezige
gegevens een noodoproep te activeren.
RBeide noodoproepsystemen zijn niet traceer-
baar en tijdens het normale gebruik vindt geen
permanente tracering plaats.
RDe gegevens in het interne geheugen van het
systeem worden automatisch en continu
gewist.
RDe gegevens over de locatie van de auto in het
interne geheugen van het systeem worden
continu overschreven, zodat altijd ten hoogste
de drie laatste actuele locaties van de auto,
die voor de normale werking van het systeem
noodzakelijk zijn, beschikbaar zijn.
RHet protocol van de werkgegevens van de
beide noodoproepsystemen wordt uiterlijk zo
lang bewaard als noodzakelijk is om aan de
doelstelling voor de handhaving van de nood-
oproep te kunnen voldoen, en in geen geval
langer dan 13 uur na het tijdstip waarop een
noodoproep werd geactiveerd.
Rechten van de door de gegevensverwerking
getroen personen
De door de gegevensverwerking getroen per-
soon (de autobezitter) hee het recht op toegang
tot de gegevens en kan eventueel het corrigeren,
wissen of blokkeren verlangen van gegevens die
hem of haar betreen en waarvan de verwerking
niet aan de voorschrien van de DS-GVO voldoet.
Elke conform deze verordening uitgevoerde cor-
rectie, wissing of blokkering moet derden waaraan
de gegevens werden verstuurd worden medege-
deeld, voor zover dit niet onmogelijk is en geen
onevenredige inspanningen vereist.
De door de gegevensverwerking getroen per-
soon hee het recht om bij de verantwoordelijke
instantie een klacht in te dienen wanneer deze
van mening is dat door de verwerking van zijn per-
soonsgegevens zijn rechten zijn aangetast.
626 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Het bevoegd contactpunt voor de verwerking van
toegangsrechten: Gevolmachtigde voor de gege-
vensbeveiliging, Mercedes-Benz Group AG, HPC
E600, D-70546 Stuttgart, Duitsland
Online- en internetfuncties
Internetverbinding
Informatie over internetverbinding
&WAARSCHUWING Gevaar voor aeiding
door informatiesystemen en communica-
tieapparatuur
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde informatiesystemen en communicatie-
apparatuur bedient, kunt u van de verkeerssi-
tuatie worden afgeleid. Bovendien kunt u de
controle over de auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen wan-
neer de verkeerssituatie dit toelaat.
#Wanneer dit niet kan worden gewaar-
borgd, op een veilige plek stoppen en de
invoering wanneer de auto stilstaat uit-
voeren.
Bij het gebruik van het multimediasysteem de wet-
telijke bepalingen in acht nemen van het land
waar u zich op dat moment bevindt.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door het bedienen van mobiele communi-
catieapparatuur tijdens het rijden
Mobiele communicatieapparatuur leidt de
chaueur af van de verkeerssituatie. Boven-
dien kan de bestuurder de controle over de
auto verliezen.
#Als bestuurder de mobiele communica-
tieapparaten alleen bedienen wanneer
de auto stilstaat.
#Als inzittende mobiele communicatieap-
paratuur alleen gebruiken op daarvoor
geschikte plaatsen, bijvoorbeeld ach-
terin .
Bij het gebruik van mobiele communicatieappara-
tuur in de auto de wettelijke voorschrien in acht
nemen van het land waarin u zich bevindt.
Afhankelijk van de uitrusting van de auto en de
beschikbaarheid in het betreende land zijn er de
volgende mogelijkheden om een internetverbin-
ding tot stand te brengen:
RAuto's met communicatiemodule:
-Via de communicatiemodule inclusief data-
roaming (/ pagina 628)
-Via Bluetooth® of wi met voor data
geschikte mobiele telefoon
RAuto's zonder communicatiemodule::
-Via Bluetooth® met voor data geschikte
mobiele telefoon
-Via wi met voor data geschikte mobiele
telefoon
Tijdens het rijden zijn de internetfuncties beperkt
bruikbaar.
MBUX multimediasysteem 627
F296 0032 07
Internetverbinding via communicatiemodule
instellen
Voorwaarden
RDe auto is uitgerust met een vast geïnstal-
leerde communicatiemodule.
REen Mercedes me-gebruikersaccount is
beschikbaar.
RDe auto is aan een Mercedes me gebruikers-
account gekoppeld.
RHet entertainmentpakket is geactiveerd.
RDe dienst Comfort Data Volume is geacti-
veerd.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Internet en Bluetooth
5Internettoegangen beheren
#Actief data-abonnement selecteren.
Bij de meeste Mercedes me connect services is
bij aankoop van de services gegevensvolume
beschikbaar.
Voor het gebruik van enkele functies, bijvoorbeeld
de webbrowser of wi-hotspot, is extra gegevens-
volume nodig.
Wanneer uw gegevenslimiet wordt bereikt, zijn de
Mercedes me connect services nog slechts
beperkt beschikbaar.
Afhankelijk van de uitrusting van de auto kunt u bij
de Mercedes me Store een datapakket direct bij
een provider van een mobiel netwerk aanschaf-
fen. Om gebruik te kunnen maken van het data-
pakket sluit u via de Mercedes me Store uw eigen
contract met een provider van een mobiel net-
werk af, dat op elk moment kan worden opgezegd
en waaraan geen kosten zijn verbonden. Dit con-
tract is een voorwaarde voor het gebruik van de
services uit het eerder aangeschae pakket. De
beschikbaarheid van deze optie is landsafhanke-
lijk.
Wanneer de optie van een datapakket niet
beschikbaar is of niet achteraf kan worden aange-
scha, kunt u tegen betaling gegevensvolume
rechtstreeks bij de provider van een mobiel net-
werk kopen.
%Bij een Mercedes-Benz-servicewerkplaats
navragen of het in uw land mogelijk is om
rechtstreeks bij een provider mobiel netwerk
een databundel te kopen.
%Als alternatief en indien beschikbaar kunt u
voor het gebruik van een webbrowser of wi-
hotspot de tethering-functie van een mobiele
telefoon via wi of Bluetooth® gebruiken.
%Bij externe wihotspots die via TKIP versleu-
teld zijn, kunnen online soware-updates niet
via de externe wi-hotspot worden uitgevoerd.
Automatische internetverbinding via communi-
catiemodule verbreken
Voorwaarden
RWi- of Bluetooth® tethering zijn in de auto
beschikbaar.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Internet en Bluetooth
5Internettoegangen beheren
#De instellingen Ä in de regel van Actief
data-abonnement selecteren.
628 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
#Automatische verbinding verbreken: De optie
Item wissen selecteren.
%De communicatiemodule wordt verwijderd uit
de lijst met bekende hotspots, maar kan op
elk gewenst moment handmatig opnieuw wor-
den verbonden (/ pagina 628).
Met de optie Item wissen kunt u het gebruik van
de aangeschae databundel beperken. Na het
activeren van deze optie wordt een automatische
verbindingsopbouw met de communicatiemodule
voorkomen.
Internetverbinding via wi instellen
Voorwaarden
RDe wi-functie op het multimediasysteem is
geactiveerd (/ pagina 520).
RDe functie wihotspot op de mobiele telefoon
is geactiveerd (zie de handleiding van de fabri-
kant).
RInternet delen via wi is geactiveerd (zie de
handleiding van de fabrikant).
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Internet en Bluetooth
5Internettoegangen beheren
%Deze functie is landafhankelijk.
De mobiele telefoon is aanwezig in de internet-
apparatenmanager
#De mobiele telefoon met het wi-symbool
ö selecteren.
De mobiele telefoon is niet aanwezig in de inter-
net-apparatenmanager
#Toegang zoeken selecteren.
#De mobiele telefoon met het wi-symbool
ö selecteren.
Het kan een paar seconden duren tot het
apparaat door de wi-zoekfunctie gevonden
wordt.
#Bij wi-netwerk aanmelden (/ pagina 520).
De internetverbinding via wi vertoont in de vol-
gende gevallen een storing of functioneert niet:
RDe mobiele telefoon is uitgeschakeld.
RIn de mobiele telefoon is het gebruik van
mobiele-telefoondata gedeactiveerd.
ROp het multimediasysteem is de functie wi
uitgeschakeld.
ROp de mobiele telefoon is de functie wi uitge-
schakeld.
ROp de mobiele telefoon is internet delen via
wi gedeactiveerd.
Internetverbinding via Bluetooth® instellen
Voorwaarden
RDe mobiele telefoon ondersteunt het Blue-
tooth®-proel PAN (Personal Area Network).
RDe mobiele telefoon is via Bluetooth® met het
multimediasysteem verbonden
(/ pagina 591).
RInternet delen via Bluetooth® is geactiveerd
(zie de handleiding van de fabrikant).
MBUX multimediasysteem 629
F296 0032 07
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Internet en Bluetooth
5Internettoegangen beheren
%Deze functie is landafhankelijk.
De mobiele telefoon is aanwezig in de internet-
apparatenmanager
#De mobiele telefoon met het Bluetooth®-sym-
bool \ selecteren.
De mobiele telefoon is niet aanwezig in de inter-
net-apparatenmanager
#Toegang zoeken selecteren.
In de weergegeven lijst worden alle mobiele
telefoons getoond die reeds bij het multime-
diasysteem bekend zijn. Nieuwe apparaten
kunnen via de telefoon-applicatie worden inge-
steld.
#De mobiele telefoon via Bluetooth® verbinden
(/ pagina 591).
%Wanneer een nieuwe mobiele telefoon via
Bluetooth® is verbonden, wordt deze ook
gebruikt voor de telefoon-applicatie.
De internetverbinding via Bluetooth® vertoont in
de volgende gevallen een storing of functioneert
niet:
RDe mobiele telefoon is uitgeschakeld.
REr is niet voldoende mobiele-telefoonnetwerk-
dekking beschikbaar.
RIn de mobiele telefoon is het gebruik van
mobiele-telefoondata gedeactiveerd.
RDe functie Bluetooth® is op het multimedia-
systeem uitgeschakeld en de mobiele telefoon
moet via Bluetooth® worden verbonden.
RDe functie Bluetooth® is op de mobiele tele-
foon uitgeschakeld en de mobiele telefoon
moet via Bluetooth® worden verbonden.
RHet mobiele-telefoonnet of de mobiele tele-
foon voorkomen dat er gelijktijdig een tele-
foon- en internetverbinding is.
ROp de mobiele telefoon is gedeeld internet via
Bluetooth® niet vrijgegeven.
Vrijgave van een mobiele telefoon voor internet-
toegang annuleren
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Internet en Bluetooth
5Internettoegangen beheren
#De opties Ä naast de naam van de mobiele
telefoon selecteren.
#Configuratie wissen selecteren.
#Ja selecteren.
Internetverbinding opbouwen
Multimediasysteem:
4© 5Apps
#Bijvoorbeeld z Browser selecteren.
Wanneer u een functie selecteert, die een inter-
netverbinding nodig hee en het systeem actueel
oine is, wordt een menu geopend voor de selec-
tie van de beschikbare internettoegang, zoals alle
Tethering-apparaten die zich binnen het bereik
bevinden.
630 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
#Selecteert u een internettoegang uit de lijst.
De internetverbinding wordt opgebouwd.
%De lijst met mogelijke internettoegangen kunt
u ook via de uitgebreide statusregel laten
weergeven.
%Afhankelijk van de uitrusting van de auto en
de beschikbaarheid in het betreende land
kan via de communicatiemodule of verbonden
mobiele telefoons een internetverbinding wor-
den opgebouwd.
%De beschikbaarheid van de webbrowser is
landsafhankelijk.
Verbindingsstatus
Overzicht verbindingsstatus
Afhankelijk van de verbindingsstatus kunnen de
volgende symbolen in de statusregel van het cen-
traal display verschijnen:
Rö: Een wi-apparaat is geselecteerd als
internettoegang.
R\: Een Bluetooth®-apparaat is geselec-
teerd als internettoegang.
RStandaard voor mobiele netwerken (bijvoor-
beeld 4G + dubbele pijl-symbool): De commu-
nicatiemodule is als hotspot geselecteerd.
Verbindingsstatus weergeven
Multimediasysteem:
4©
#De statusregel aantippen.
De uitgebreide statusregel wordt weergege-
ven.
#Het internet-symbool in het symbooloverzicht
aantippen.
De actuele verbindingsstatus wordt weergege-
ven.
Aanwijzingen met betrekking tot de weergave van
de verbindingsstatus
RBij verbinding via wi worden de verbindings-
status en de apparaatnaam weergegeven.
RBij een verbinding via een Bluetooth®-apparaat
worden de verbindingsstatus, de apparaat-
naam en het netwerk weergegeven.
RBij een verbinding via de communicatiemodule
kan de volgende statusinformatie worden
weergegeven:
-Netwerk
-Status (online, oine, databundel beschik-
baar of opgebruikt, beperkte dienst)
RBij auto's met een communicatiemodule kun-
nen via Mercedes me connect de verbindings-
gegevens van niet door de gebruiker betaalde
services worden weergegeven.
Webbrowser
Website oproepen
&WAARSCHUWING Gevaar voor aeiding
door informatiesystemen en communica-
tieapparatuur
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde informatiesystemen en communicatie-
apparatuur bedient, kunt u van de verkeerssi-
tuatie worden afgeleid. Bovendien kunt u de
controle over de auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen wan-
neer de verkeerssituatie dit toelaat.
#Wanneer dit niet kan worden gewaar-
borgd, op een veilige plek stoppen en de
MBUX multimediasysteem 631
F296 0032 07
invoering wanneer de auto stilstaat uit-
voeren.
Bij het gebruik van het multimediasysteem de wet-
telijke bepalingen in acht nemen van het land
waar u zich op dat moment bevindt.
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5z Browser
Nieuwe website oproepen
#Zoeken selecteren.
#Een internetadres invoeren.
#OK selecteren.
%De functie is landafhankelijk.
%Tijdens het rijden kunnen via het multimedia-
systeem geen websites worden weergegeven.
Website uit geschiedenis oproepen
#De vorige site uit de geschiedenis oproepen:
q selecteren.
Overzicht webbrowser
1Vorige website
2Volgende website
3Bijwerken
4URL
5Favoriet toevoegen/verwijderen
6Opties
7Instellingen
%Onder Ä hebt u de volgende opties:
RTabbladen
RBladwijzers & Geschiedenis
RLeesmodus
RLink delen
RInhoud delen
RMobiele website opvragen
Webbrowseropties oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5z Browser
5Ä 5Bladwijzers & Geschiedenis
De volgende functies zijn beschikbaar:
RBladwijzers
RBrowsergeschiedenis
RIngevoerde URL's
#Een optie selecteren.
#De instellingen uitvoeren.
632 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Webbrowserinstellingen oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5z Browser
5Z 5Instellingen
De volgende functies zijn beschikbaar:
RPopups blokkeren
RCookies toestaan
RJavascript activeren
#Een functie in- D of uitschakelen E.
Browserdata wissen
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5z Browser
5Z 5Browsergegevens
De volgende specieke browsergegevens kunnen
worden gewist:
RCache
RCookies
RFormuliergegevens
#Een van de weergegeven opties selecteren.
Favorieten beheren
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5z Browser
5Ä
#Bladwijzers & Geschiedenis selecteren.
#Ä achter het leesteken selecteren.
Een menu met opties wordt geopend.
De volgende opties staan ter beschikking:
RItem wissen
RAlles wissen
RBewerken
RDelen
#Een van de weergegeven opties selecteren.
Tabbladen beheren
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5z Browser
5Ä 5Tabbladen
Nieuw tabblad openen
#Nw. tabblad selecteren.
Van tabblad wisselen
#Het icoon van het gewenste tabblad selecte-
ren.
Tabblad sluiten
#Zo lang op het icoon van het tabblad dat u wilt
sluiten blijven drukken, totdat een menu ver-
schijnt.
#Sluiten selecteren.
Het tabblad wordt gesloten.
Privé-modus
#Privé-modus in- D of uitschakelen E.
Wanneer de privé-modus is ingeschakeld, ver-
schijnt in de invoerregel van de webbrowser
een icoon.
%In de privé-modus worden noch de cookies,
noch de browsergeschiedenis opgeslagen.
Favorieten kunnen ook in de privé-modus wor-
den opgeslagen.
MBUX multimediasysteem 633
F296 0032 07
URL uit de webbrowser delen
Voorwaarden
RDelen via QR-code: Een app voor het scannen
van de QR-code is geïnstalleerd op het
mobiele eindapparaat.
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5z Browser
5Ä
URL via QR-code delen
#Link delen selecteren.
Er verschijnt een QR-code.
#De weergegeven QR-code scannen met het
mobiele eindapparaat.
URL met een ander display delen
#Inhoud delen selecteren.
#In het menu een display over een ander dis-
play trekken en neerzetten.
De weergegeven website wordt geopend op
het andere display.
%Meer informatie over het delen van de dis-
playinhoud: (/ pagina 499)
Webbrowser op de achtergrond plaatsen
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5z Browser
#© indrukken.
De audio-weergave vindt verder plaats.
TuneIn radio
TuneIn Radio oproepen
Voorwaarden
REr is een gebruikersaccount onder http://
www.mercedes.me aanwezig.
RDe auto is aan een Mercedes me gebruikers-
account gekoppeld.
RDe dienst TuneIn Radio is geactiveerd.
RGegevensvolume is aanwezig.
Afhankelijk van het betreende land moet dit
worden aangekocht.
REr is een snelle internetverbinding voor een
storingsvrije overdracht aanwezig.
%De functies en Services zijn afhankelijk van
het betreende land. Voor meer informatie
hierover contact opnemen met een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio
#TuneIn Radio selecteren.
Het menu TuneIn Radio verschijnt. U hoort de
laatst ingestelde zender.
%De verbindingskwaliteit is afhankelijk van de
plaatselijke ontvangst van het mobiele-tele-
foonnet.
634 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Overzicht TuneIn Radio
1Internetradio provider
2Extra informatie van de actuele zender
3Weergave regelen
4Instellingen
5Overige opties
6Favorieten
7Zenderlijst
8Zoeken
TuneIn radiozenders selecteren en verbinden
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio 5TuneIn Radio
#= selecteren.
#Een categorie selecteren.
#Een zender selecteren.
De verbinding wordt automatisch opgebouwd.
of
#Het zoekveld selecteren.
#Een zendernaam invoeren.
%Bij het gebruik van de internetradio kunnen
grote hoeveelheden data worden overge-
bracht.
Tuneln radiozender als favoriet opslaan/wissen
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio 5TuneIn radio
Favorieten opslaan
#Een zender selecteren.
#Het symbool naast de zendernaam indrukken.
Favorieten wissen
#Een zender selecteren.
#Het symbool naast de zendernaam indrukken.
Opties van de internetradio instellen
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio 5TuneIn radio
5Z 5TuneIn
De volgende opties staan ter beschikking:
RStream selecteren: Selecteren van de stream-
kwaliteit
RTuneIn account aanmelden: Aanmelden van
uw TuneIn gebruikersaccount
RAccount afmelden: Afmelden van uw TuneIn
gebruikersaccount
#Een optie selecteren.
MBUX multimediasysteem 635
F296 0032 07
Media
Informatie over de mediafunctie
Informatie over ondersteunde formaten en
gegevensdragers
&WAARSCHUWING Gevaar voor aeiding
door bediening van gegevensdragers
Wanneer u tijdens het rijden gegevensdragers
bedient, kunt u van de verkeerssituatie worden
afgeleid. Bovendien kunt u de controle over de
auto verliezen.
#Gegevensdragers alleen bedienen als de
auto stilstaat.
%De bestuurder kan door de geluiden van de
mediaweergave van het verkeer worden afge-
leid. Gebruik hoofdtelefoons voor de media-
weergave, om aeiding van de bestuurder te
vermijden (/ pagina 667).
Ondersteunde formaten en gegevensdragers:
Toegestane
gegevenssys-
temen
FAT32, exFAT, NTFS
Toegestane
gegevensdra-
gers
Usb-apparatuur, iPod®/
iPhone®, MTP-apparatuur,
Bluetooth® audioapparatuur
Ondersteunde
audioforma-
ten
MP3, WMA, AAC, WAV, FLAC,
ALAC
Ondersteunde
videoforma-
ten
MPEG, AVI, MKV, MP4, M4V,
WMV
%De volgende aanwijzingen in acht nemen:
RHet multimediasysteem beheert in totaal
tot 50000 ondersteunde bestanden.
REr worden gegevensdragers tot 2 TB
ondersteund (32‑bit-architectuur).
RVanwege de grote verscheidenheid aan
beschikbare muziek- en videobestanden
op het gebied van encoders, bemonste-
ringsfrequenties en gegevensoverdracht-
snelheden kan het afspelen niet worden
gewaarborgd.
RDoor de grote hoeveelheid verschillende
usb-apparaten op de markt kan het afspe-
len van alle usb-apparaten niet worden
gegarandeerd.
RVideo's worden tot FullHD (1920x1080)
ondersteund.
RKopieerbeveiligde muziek- en videobestan-
den of met DRM (Digital Rights Manage-
ment) gecodeerde bestanden kunnen niet
worden afgespeeld.
RMp3-spelers moeten het Media Transfer
Protocol (MTP) ondersteunen.
RBestanden in het betreende formaat kun-
nen door het usb-apparaat in Dolby Atmos
worden afgespeeld.
Informatie over auteursrecht en merksymbolen
Zelfgemaakte audiobestanden (bijvoorbeeld zelf-
gemaakte kopieën van gegevensdragers) vallen
onder het auteursrecht. In veel landen mogen
zonder toestemming van de rechthebbende geen
636 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
kopieën worden gemaakt – ook niet voor privé-
doeleinden. Zorg ervoor dat u met de geldende
voorschrien met betrekking tot het auteursrecht
bekend bent en deze in acht neemt.
Onder licentie van Dolby Laboratories geprodu-
ceerd. Dolby en het dubbel-D-symbool zijn geregi-
streerde handelsmerken van de Dolby Laborato-
ries Licensing Corporation. Vertrouwelijke niet-
gepubliceerde werken. Copyright 2020-2022
Dolby Laboratories. Alle rechten voorbehouden.
Onder licentie van Dolby Laboratories geprodu-
ceerd. Dolby, Dolby Audio en het dubbel-D-sym-
bool zijn handelsmerken van Dolby Laboratories.
Zie voor DTS patenten http://patents.dts.com.
Geproduceerd onder licentie van DTS Licensing
Limited. DTS, het symbool en DTS samen met het
symbool zijn geregistreerde handelsmerken, en
DTS TruVolume is een handelsmerk van DTS,
Inc.© DTS, Inc. Alle rechten voorbehouden.
MBUX multimediasysteem 637
F296 0032 07
DTS® Connected Radio™
Zie voor DTS patenten http://patents.dts.com.
Geproduceerd onder licentie van DTS Licensing
Limited. DTS, DTS Connected Radio en het DTS-
logo zijn gedeponeerde handelsmerken of han-
delsmerken van DTS, Inc. in de Verenigde Staten
en andere landen. © 2020 DTS, Inc. ALLE RECH-
TEN VOORBEHOUDEN. Songteksten gelicentieerd
en geleverd door Lyric Find™. Inhoud gelicenti-
eerd en afkomstig van Radioplayer™.
Gracenote, MusicID, Playlist Plus, het Gracenote-
logo en het opschri "Powered by Gracenote" zijn
geregistreerde merknamen of merknamen van
Gracenote, Inc. in de USA en/of andere landen.
Dit product bevat Spotify-soware, waarvoor de
volgende licenties van derden gelden: https://
www.spotify.com/connect/third-party-licenses
TIDAL en het TIDAL logo zijn in de Europese Unie
en in andere landen geregistreerde handelsmer-
ken van Aspiro AB.
638 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Overzicht menu Media
1Albumcover
2Actieve mediabron
3Titel en artiest
4Actieve gegevensdrager en actuele titelnum-
mer/titel in weergavelijst
5Randomweergave
6Herhaling
7Instellingen
8Overige opties
9Vorige of volgende titel en snel terugspoelen
of snel vooruitspoelen
AOverige categorieën
BWeergavelijst en categorieën
CMediazoeken
DWeergave regelen
ETijdbalk
Wanneer het besturingsmenu in de zero‑layer is
opgeroepen, zijn de volgende functies beschik-
baar:
RMediaweergave aansturen
RTitel uit de actuele weergavelijst selecteren
RWeergavelijst selecteren
RMediazoeken
RMediabron selecteren
RFavoriet aanmaken
RInstellingen uitvoeren
%Meer informatie over:
ROverzicht zero‑layer (/ pagina 479).
RBediening zero‑layer (/ pagina 481).
Gegevensdrager met het multimediasysteem ver-
binden
Usb-apparaten aansluiten
*AANWIJZING Schade bij hoge temperatu-
ren
Hoge temperaturen kunnen usb-apparaten
beschadigen.
#Sd-apparaten na gebruik verwijderen en
uit de auto nemen.
MBUX multimediasysteem 639
F296 0032 07
Auto's met bekerhouders (voorbeeld)
De multimedia-aansluiteenheid bevindt zich in het
opbergvak van de middenconsole en beschikt
over twee usb-aansluitingen 1 van het type C.
Afhankelijk van de uitrusting van de auto bevinden
zich nog meer usb-aansluitingen in het opbergvak
onder de armsteun en in het klapvak achterin.
Het laadvermogen van de usb-aansluitingen is ten
minste 5 V (3 A) en afhankelijk van de uitrusting
van de auto maximaal 20 V (5 A).
#Het usb-apparaat met de usb-aansluiting ver-
binden.
Bluetooth® audioapparatuur zoeken en autori-
seren
Voorwaarden
ROp het multimediasysteem en op de audioap-
paratuur is Bluetooth® ingeschakeld.
RDe audioapparatuur ondersteunt de Blue-
tooth® audioproelen A2DP en AVRCP.
RDe audioapparatuur is voor andere apparatuur
"zichtbaar".
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Bluetooth
Nieuwe Bluetooth®-audioapparatuur autoriseren
#Apparaat verbinden selecteren.
De gevonden apparatuur wordt in de appara-
tenlijst weergegeven.
#Audioapparatuur selecteren.
De autorisatie wordt gestart. Op het multime-
diasysteem en op de mobiele telefoon ver-
schijnt een code.
#Wanneer de codes identiek zijn, dit op de
audioapparatuur bevestigen.
#Nee, alleen muziek selecteren.
De Bluetooth®-audioapparatuur wordt met het
multimediasysteem verbonden.
Al geautoriseerde Bluetooth®-audioapparatuur
verbinden
#Bluetooth® audioapparatuur uit de lijst selec-
teren.
De verbinding wordt opgebouwd.
Mediaweergave starten
Voorwaarden
REen gegevensdrager is met het multimediasys-
teem verbonden.
640 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Multimediasysteem:
4© 5Media
#Een mediabron selecteren.
Mediaweergave aansturen
Multimediasysteem:
4© 5Media
#Weergave pauzeren: 8 selecteren.
#Weergave voortzetten: 6 selecteren.
#Titel herhalen: : selecteren.
Voor het herhalen bestaan de volgende instel-
lingen:
REenmaal selecteren: De actieve playlist
wordt herhaald.
RTweemaal selecteren: De actuele titel
wordt herhaald.
RDriemaal selecteren: De herhaling wordt
gedeactiveerd.
#Titel in willekeurige volgorde afspelen: 9
selecteren.
#Titel vooruit- of terugspoelen: de tijdbalk op de
gewenste plaats aantippen.
#Volgende titel selecteren: ü selecteren.
#Vorige titel selecteren: û selecteren.
#Titel snel doorspoelen: û of ü inge-
drukt houden.
#Actuele titellijst weergeven: 5 selecteren.
%U kunt de mediaweergave ook in de zero‑layer
via het weergegeven besturingsmenu bedie-
nen (/ pagina 479).
Overige opties voor de mediaweergave instellen
Multimediasysteem:
4© 5Media
Meer opties oproepen
#Ä selecteren.
De verdere opties worden weergegeven.
#Een optie selecteren.
Mediazoeken
Informatie over zoeken in categorieën
Onder 5 kunnen alle beschikbare mediabe-
standen worden doorzocht. Hiervoor zijn verschil-
lende categorieën beschikbaar. De weergegeven
categorieën zijn afhankelijk van het verbonden
apparaat en bestandsformaat.
%De categorieën zijn beschikbaar, zodra de
gehele inhoud van het medium gelezen en
geanalyseerd is.
De mediazoekfunctie bij Android-apparaten is
eventueel beperkt beschikbaar.
Zoeken in categorieën starten
Multimediasysteem:
4© 5Media 55
#Een categorie selecteren.
Zoeken op trefwoord gebruiken
Multimediasysteem:
4© 5Media
Via zoeken op trefwoord kan door vrije tekstinvoer
naar inhoud worden gezocht.
MBUX multimediasysteem 641
F296 0032 07
#ª selecteren.
Er verschijnt een toetsenbord voor het invoe-
ren van tekens.
#Het gezochte begrip invoeren.
%Het zoeken begint met het eerst ingevoerde
teken. Des te meer tekens worden ingevoerd,
des te concreter worden de zoekresultaten.
#Het gewenste item uit de lijst met treers
selecteren.
Als een lijst met meerdere titels wordt gese-
lecteerd, wordt deze in de zoekfunctie
geopend.
Om alle titels in de lijst af te spelen, Ä en
vervolgens Direct afspelen selecteren.
Mediafunctie op het voorpassagiersdisplay (alleen
auto's met MBUX Hyperscreen)
Informatie over de mediafunctie op het voor-
passagiersdisplay (alleen auto's met MBUX Hyper-
screen)
De functies van het MBUX multimediasysteem
kunnen ook op het voorpassagiersdisplay worden
gebruikt.
Meer informatie vindt u over de volgende onder-
werpen:
RInformatie over ondersteunde formaten en
gegevensdragers (/ pagina 636)
RInformatie over auteursrecht en merksymbo-
len (/ pagina 636)
ROverzicht menu Media (/ pagina 639)
Via het voorpassagiersdisplay kan een Blue-
tooth®-hoofdtelefoon met het MBUX multimedia-
systeem worden verbonden (/ pagina 667).
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
niet-vastgezette voorwerpen in de auto
Wanneer voorwerpen zoals een hoofdtele-
foon/headset of een externe audio‑/video-
bron los in het interieur van de auto rondslin-
geren en daardoor inzittende kunnen treen.
#Deze of vergelijkbare voorwerpen altijd
zo opbergen dat ze niet kunnen rondslin-
geren, bijvoorbeeld in een afsluitbaar
opbergvak van de auto.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen.
&WAARSCHUWING Schade voor de
gezondheid door hoog volume bij de
hoofdtelefoon
Te hoge volumes kunnen uw gehoor beschadi-
gen.
#Vermijd het gebruik van rfhoofdtelefoons
gedurende een langere periode en met
een te hoog volume (85 decibel).
642 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
#Controleren dat het volume op een aan-
gename waarde is ingesteld.
%De hoofdtelefoons zijn optie bij het MBUX
multimediasysteem.
De hoofdtelefoons zijn ook verkrijgbaar via
Mercedes-Benz Customer Solutions of bij een
specialist (zie handleiding van de fabrikant).
%De werking van de draadloze hoofdtelefoons
kan door andere radiograsche elektronische
apparaten, zoals mobiele telefoons, worden
beïnvloed.
Mediaweergave op het voorpassagiersdisplay
starten en bedienen (alleen auto's met MBUX
Hyperscreen)
Voorwaarden
REen gegevensdrager is met het multimediasys-
teem verbonden.
Multimediasysteem:
4© 5Media
#Een mediabron selecteren.
#Volume instellen: In de menuregel ø selec-
teren en op ± of q drukken.
#Weergave over de luidsprekers van de auto
starten: In de menuregel à indrukken.
#Bluetooth® hoofdtelefoon met het voorpassa-
giersdisplay verbinden: In de menuregel op
Ï drukken en de gewenste hoofdtelefoon
selecteren (/ pagina 667).
De volgende functies zijn beschikbaar:
RMediaweergave aansturen (/ pagina 641)
ROpties voor de mediaweergave instellen
(/ pagina 641)
RZoeken in categorieën starten (/ pagina 641)
RZoeken op trefwoord gebruiken
(/ pagina 641)
Online-muziek
Voorwaarden
REr is een account voor de muziekstreaming-
dienst aanwezig.
REr is een abonnement voor de muziekstrea-
mingdienst afgesloten.
RGegevensvolume is aanwezig.
Afhankelijk van het betreende land moet dit
worden aangekocht.
REr is een snelle internetverbinding voor een
storingsvrije overdracht aanwezig.
%De functies en Services zijn afhankelijk van
het betreende land. Voor meer informatie
hierover contact opnemen met een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
Multimediasysteem:
4© 5Media
Een streaming-provider bij de eerste keer starten
van de toepassing toevoegen
#Online muziek selecteren.
Het overzicht van alle ondersteunde strea-
ming-providers verschijnt.
#Een streaming-provider selecteren.
Op het display verschijnt een QR-code.
#De QR-code scannen met de mobiele tele-
foon.
MBUX multimediasysteem 643
F296 0032 07
#Het verbindingsverzoek op de mobiele tele-
foon bevestigen.
Meer streaming-providers toevoegen
#Online muziek selecteren.
De als laatste actieve streaming-provider is
actief.
#Z selecteren.
#Muziekdiensten selecteren.
Het overzicht van alle ondersteunde strea-
ming-providers verschijnt.
#Een streaming-provider selecteren.
Op het display verschijnt een QR-code.
#De QR-code scannen met de mobiele tele-
foon.
#Het verbindingsverzoek op de mobiele tele-
foon bevestigen.
Uitloggen bij een streaming-provider
#Online muziek selecteren.
De als laatste actieve streaming-provider is
actief.
#Z selecteren.
#Muziekdiensten selecteren.
Het overzicht van alle ondersteunde strea-
ming-providers verschijnt.
#Z naast de streaming-provider selecteren.
#Afmelden aantippen.
Online-muziek oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Media
#Online muziek selecteren.
De muziekweergave kan worden bediend met de
Touch-Control of via de media-applicatie.
Muziek in online-muziek zoeken
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Online muziek
Op categorieën zoeken in online-muziek
In het zoeken op categorieën kun de media-
inhoud van de streaming-provider worden door-
zocht. De beschikbare categorieën en het sym-
bool voor het zoeken op categorieën zijn afhanke-
lijk van de streaming-provider.
#Het zoeken naar categorieën starten.
Een lijst met beschikbare categorieën ver-
schijnt.
#Een categorie selecteren.
Op trefwoorden zoeken in online-muziek
Via zoeken op trefwoord kan door vrije tekstinvoer
naar inhoud worden gezocht.
#ª selecteren.
Er verschijnt een toetsenbord voor het invoe-
ren van tekens.
#Het gezochte begrip invoeren.
%Hoe meer tekens u bij de trefwoordenzoek-
functie invoert, des te concreter worden de
zoekresultaten.
#Het gewenste item uit de lijst met treers
selecteren.
Afhankelijk van het geselecteerde item wordt
het afspelen gestart of een lager niveau in de
zoekfunctie geopend.
644 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Online-muziekinstellingen oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Online muziek
#Z selecteren.
#Muziekdiensten selecteren.
#Z naast een streaming-provider selecte-
ren.
#Een instelling selecteren.
%Via het tandwielsymbool Z naast de gese-
lecteerde streaming-providers kan informatie
over de gekoppelde accounts worden weerge-
geven. De beschikbare informatie is afhanke-
lijk van het aanbod van de streaming-provider.
Informatie over Dolby Atmos®
Het MBUX multimediasysteem maakt het afspelen
van Dolby Atmos®-inhoud via het Burmester®-
sound system mogelijk voor een nog meeslepen-
dere, driedimensionale geluidservaring.
%De functie is met Apple Music®-Streaming of
via een usb-apparaat met overeenkomstige
bestandsformaten beschikbaar.
%De beschikbaarheid van deze functie is afhan-
kelijk van de uitrusting.
Dolby Atmos® in- of uitschakelen
Voorwaarden
REr is een account voor de muziekstreaming-
dienst Apple Music® aanwezig.
REr is een abonnement voor de muziekstrea-
mingdienst Apple Music® afgesloten.
REr is een voldoende grote databundel beschik-
baar.
Afhankelijk van het betreende land moet dit
worden aangekocht.
REr is een snelle internetverbinding voor een
storingsvrije overdracht aanwezig.
%De functies en Services zijn afhankelijk van
het betreende land. Voor meer informatie
hierover contact opnemen met een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
Multimediasysteem:
4© 5Media
#Online muziek selecteren.
Het overzicht van alle ondersteunde strea-
ming-providers verschijnt.
#Apple Music® selecteren.
#Z selecteren.
#E aantippen, om Dolby Atmos® in te
schakelen.
of
#D aantippen, om Dolby Atmos® uit te
schakelen.
Titels, die in Dolby Atmos® bestaan of
beschikbaar zijn, worden overeenkomstig in
dit formaat door het sound system afgespeeld.
MBUX multimediasysteem 645
F296 0032 07
Radio
Radio inschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio
#De toepassing op het startscherm van het
multimediasysteem starten.
De radioweergave verschijnt. U hoort de laatst
ingestelde zender in de laatst ingestelde fre-
quentieband.
Overzicht radio
1Vooruitblikscherm
2Actieve frequentieband
3Zendernaam of ingestelde frequentie
4Instellingen
5Overige opties
6Verkeersmeldingen inschakelen
In de DAB-uitrusting: Radio-aankondigingen
inschakelen
7Zenderlijst
8Zoeken
%De beschikbaarheid van de frequentiebanden
is afhankelijk van de uitrusting.
Wanneer het besturingsmenu in de zero‑layer is
opgeroepen, zijn de volgende functies beschik-
baar:
RRadiozender instellen
RRadiozender uit zenderlijst instellen
RRadiozender opslaan
RFrequentieband
RZoekfunctie
RFavoriet aanmaken
RInstellingen uitvoeren
%Meer informatie over:
ROverzicht zero‑layer (/ pagina 479).
RBediening zero‑layer (/ pagina 481).
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
646 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Frequentieband instellen
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio
#Een frequentieband of een favoriet selecteren.
Radiozender instellen
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio
#Op het bedieningselement naar links of rechts
vegen of een radiozender selecteren.
%U kunt de vorige of volgende radiozender ook
in de zerolayer via het weergegeven bestu-
ringsmenu instellen (/ pagina 479).
Radiozenderlijst oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio
#4 selecteren.
De zenderlijst verschijnt.
#De zenderlijst omhoog of omlaag vegen.
#Een zender selecteren.
Radiozender via zendernaam of frequentie-invoer
zoeken
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio
#è selecteren.
#Een zendernaam of een frequentie invoeren.
#Een zender selecteren.
Voorgestelde radiozender selecteren
Voorwaarden
RDe optie Muziekadviezen toestaan is inge-
schakeld (/ pagina 523).
RHet multimediasysteem hee voldoende gege-
vens verzameld om zendervoorstellen weer te
geven.
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio
#è selecteren.
De voorgestelde zenders worden weergege-
ven.
#Een voorgestelde zender selecteren.
De geselecteerde zender is hoorbaar.
Radiozender opslaan
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio
#Een radiozender instellen.
#f selecteren.
Favoriet bewerken
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio 5Favorieten
Zender verschuiven
#· indrukken.
De lijst met favorieten verschijnt.
MBUX multimediasysteem 647
F296 0032 07
#Ä geheel rechts naast de zendernaam
indrukken.
#Verplaatsen selecteren.
#De zender op de nieuwe plaats schuiven.
Zender volgen via internetradio instellen
Voorwaarden
REr is een snelle internetverbinding voor een
storingsvrije overdracht aanwezig.
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio
#Z selecteren.
#Internetradio selecteren.
#De functie Zender volgen in- of uitschakelen.
Als de functie ingeschakeld is, wordt de zen-
der opgezocht op de internetradio.
Wanneer u het uitzendgebied van de zender
verlaat en de zender beschikbaar is via inter-
netradio, verschijnt de melding Slechte ont-
vangst. Hier aantippen om naar internetra-
dio om te schakelen. op het centraal display.
Slideshow oproepen (FM/DAB-radiofunctie)
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio
De slideshow gee aanvullende informatie van de
zender grasch weer. Deze kunnen bijvoorbeeld
logo's, albumcovers, muziektitels, programma's,
berichten of onderhoudsinformatie omvatten.
%De slideshow is beschikbaar voor DAB+‑zen-
ders, die extra informatie verzenden.
#Op het zenderbeeld op het centraal display
drukken.
De afbeelding wordt vergroot.
Slideshow in- of uitschakelen (FM/DAB-radiofunc-
tie)
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio 5Z
#DAB slideshow of Uitgebreide radio slide-
show in- D of uitschakelen E.
Wanneer beide Slideshows ingeschakeld zijn,
worden hun weergaven afgewisseld.
Functie frequentie vastzetten in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio 5Z
5Actieve frequentieband
#Frequentie vast in- of uitschakelen.
Als de functie is ingeschakeld, wordt dezelfde
frequentie vastgehouden, ook als de ontvangst
slecht is.
Verkeersinformatie in- en uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio 5Z
#Radio-aankondigingen selecteren.
De verkeersinformatie wordt in- of uitgescha-
keld.
648 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Radio-aankondigingen in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio
#DAB slideshow inschakelen.
De geselecteerde radio-aankondigingen wor-
den afgespeeld.
Bij het de eerste keer inschakelen van DAB sli-
deshow zijn Verkeersinformatie (TA), Reizen
en Waarschuwing ingesteld.
of
#DAB slideshow uitschakelen.
Er worden geen radio-aankondigingen afge-
speeld.
DAB Slideshow selecteren
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio 5Z
5DAB Slideshow
#Een gesproken aanwijzing in- O of uitschake-
len.
Er kan bijvoorbeeld Verkeersinformatie (TA),
Reizen of Waarschuwing worden gekozen.
%De radio-aankondigingen zijn zenderafhanke-
lijk.
Volumeverhoging verkeersinformatie instellen
Multimediasysteem:
4© 5Z 5Systeem 5Audio
#Navigatie- en verkeersinformatie selecteren.
#Een waarde bij Volumeverhoging verkeersin-
formatieinstellen.
Radiotekst weergeven
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio 5Z
5Actieve frequentieband
#Radiotekstinformatie in- of uitschakelen.
Songtekst weergeven of verbergen
%De functie is afhankelijk van de uitrusting.
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio 5Ä
Songtekst weergeven
#Songtekst weergeven selecteren.
De songtekst, de albumcover, de titel en de
artiest van het actueel op de radio afge-
speelde nummer worden weergegeven.
Omhoog of omlaag vegen om naar het onder-
ste of bovenste deel van de songtekst te gaan.
Wanneer bij het actueel op de radio afge-
speelde nummer geen songtekst beschikbaar
is, wordt Songtekst weergeven grijs weerge-
geven.
MBUX multimediasysteem 649
F296 0032 07
Songtekst verbergen
#Het kruis boven de songtekstweergave selec-
teren.
of
#G selecteren.
De radioweergave verschijnt.
Tv
Informatie over de tv-functie
Informatie over auteursrecht en merksymbolen
Copyright® 2015 Ubiquitous Corp.
DVB en de DVB logo's zijn gedeponeerde handels-
merken van DVB Project.
De tv-tuner kan programma's in Dolby Digital Plus
ontvangen.
Onder licentie van Dolby Laboratories geprodu-
ceerd. Dolby, Dolby Audio en het dubbel-D-sym-
bool zijn handelsmerken van Dolby Laboratories.
De tv-tuner stelt de tv-norm automatisch in.
De tv-ontvangst is afhankelijk van de volgende
factoren:
RSnelheid
RZendeigenschappen van de ingestelde tv-zen-
ders
De tv-ontvangst kan door de volgende factoren
beïnvloed worden:
RElektronische apparaten die in de auto worden
meegenomen, kunnen de tv-ontvangst storen.
RDe ontvangstomstandigheden kunnen tijdens
het rijden variëren.
Slechte ontvangstomstandigheden kunnen het
volgende veroorzaken:
RDe tv-tuner schakelt naar beter te ontvangen
alternatieve digitale zenders met dezelfde pro-
gramma-inhoud.
RDe tv-tuner schakelt het geluid stom en
bevriest het beeld of laat het verdwijnen. Op
het display verschijnt het symbool t.
650 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Tv-functie inschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Media
#TV selecteren.
Het tv-beeld verschijnt. Indien beschikbaar
wordt de zender- en programma-informatie
weergegeven.
Als sneller dan 5 km/h wordt gereden, is het
tv-beeld voor de bestuurder uitgeschakeld.
Indien beschikbaar wordt de zender- en pro-
gramma-informatie continu weergegeven.
#TV-programma met volledig scherm weerge-
ven: Het vooruitblikscherm indrukken.
Overzicht tv-functie
1Vooruitblikscherm
2Zendernaam
3Kenmerken van de tv-zender en van het actu-
ele programma
4Begin- en eindtijd van het actuele programma,
graek toont resterende zendtijd
5Instellingen
6Overige opties
7Favorieten
8Vorige of volgende tv-zender in de zenderlijst
instellen
9Zenderlijst
ATv-zender zoeken
Overzicht symbolen
1Tv-standaard
2Zender vastzetten ingeschakeld
3Audiotalen beschikbaar
4Ondertiteling beschikbaar
MBUX multimediasysteem 651
F296 0032 07
5Tv-zender is versleuteld
Open slot: tv-zender kan met de actueel aan-
gebrachte CI+-module worden gedecodeerd
Volledig scherm weergeven of verbergen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5TV
#Volledig beeld weergeven: Op het vooruitblik-
scherm drukken.
#Volledig beeld niet meer weergeven: Op het
centraal display G drukken.
Het tv-menu verschijnt.
Tv-zender instellen
Tv-zender in het menu instellen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5TV
#Op het centrale display û of ü druk-
ken.
De tv-tuner stelt de vorige of volgende zender
uit de zenderlijst in.
Tv-zender in de zenderlijst instellen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5TV
#In het menu 4 selecteren.
#Een tv-zender selecteren.
De tv-tuner stelt de zender uit de zenderlijst
in.
#Op het vooruitblikscherm drukken.
Tv-zender zoeken
#De zoekbalk naast ª selecteren
(/ pagina 651).
#De eerste tekens invoeren.
#De tv-zender in de zenderlijst selecteren.
%Meer informatie over de zenderlijst
(/ pagina 653).
Tv-zender in favorieten instellen
Voorwaarden
RDe tv-zender is opgeslagen.
Multimediasysteem:
4© 5Media 5TV
In favorieten instellen
#In het menu · selecteren (/ pagina 651).
#De tv-zender selecteren.
Tv-zender op de achtergrond instellen
Voorwaarden
REen andere toepassing, bijvoorbeeld de navi-
gatie, is actief op de voorgrond.
ROp de achtergrond is de tv-functie ingescha-
keld en is het geluid van de ingestelde tv-zen-
der hoorbaar.
#Op het centraal display û of ü druk-
ken.
De tv-tuner stelt de vorige of volgende zender
uit de zenderlijst in.
652 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Actuele programma-informatie voor de inge-
stelde zender weergeven (EPG)
Multimediasysteem:
4© 5Media 5TV 5Õ
EPG toont de volgende informatie (indien beschik-
baar):
RUitzendtijden
RProgrammanamen van de actuele en het vol-
gende programma
#Een programmanaam met r selecteren.
De programma-informatie wordt weergegeven.
#Bladeren: Omhoog- of omlaagvegen.
#Weergave van de programma-informatie verla-
ten: q selecteren.
Werking van de instelling zender vastzetten
Zender vastzetten is ingeschakeld
Het kanaal wordt niet gewisseld. Dit is bijvoor-
beeld zinvol in gevallen waarbij met de auto door
ontvangstgebieden wordt gereden die elkaar over-
lappen. Daarmee wordt frequent heen en weer
schakelen tussen de kanalen vermeden.
De indicator FIX wordt achter de naam van een
tv-zender weergegeven.
Zender vastzetten is uitgeschakeld
De tv-tuner schakelt afhankelijk van de ontvangst-
situatie automatisch om naar alternatieve, beter
te ontvangen zenders met dezelfde programma-
inhoud. Daarmee kan bij elke ontvangstsituatie
het best mogelijke tv-beeld worden weergegeven.
Zender vast in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5TV 5Z 5TV
#Zender vast in- of uitschakelen.
Als de optie is ingeschakeld, is de displaytoets
geactiveerd.
Landspecieke tekenset voor de tv-zender in-
of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5TV 5Z 5TV
#Landsspecifieke tekenset in- of uitschakelen.
Wanneer de optie is ingeschakeld, wordt voor
de weergave een landspecieke tekenset
gebruikt.
Wanneer de optie is uitgeschakeld, wordt voor
de weergave de tekenset gebruikt die door de
actueel ingestelde tv-zender wordt meege-
stuurd.
Voor de overdracht van de zenderafhankelijke
tekenset is de betreende tv-zender verant-
woordelijk.
Overzicht zenderlijst
De tv-tuner gee het actuele programma van de
momenteel te ontvangen digitale tv- of radiozen-
der in eigen zenderlijsten weer.
Zenderlijsten zijn alfabetisch of landspeciek
gesorteerd.
Voor de actualisering van de informatie hee de
tv-tuner een enige tijd nodig.
De zenderlijsten tonen de volgende informatie:
ROntvangbare zendernamen
RProgrammatitel
De informatie wordt onder de volgende voorwaar-
den weergegeven:
RDe digitale zenders zenden dit uit.
MBUX multimediasysteem 653
F296 0032 07
RDe ontvangtstomstandigheden zijn voldoende.
Favorieten
Overzicht tv-zenders (favorieten)
U kunt tot 100 digitale tv-zenders in de favorieten
opslaan.
Voor de snelle toegang kunt u tv-zenders als
favorieten opslaan.
Tv-zender opslaan
Multimediasysteem:
4© 5Media 5TV
Tv-zender aan favorieten toevoegen
#Een tv-zender instellen.
#f selecteren.
Tv-zender binnen de favorieten verschuiven
#· indrukken.
De lijst met favorieten verschijnt.
#þ naast de zendernaam indrukken.
#Verplaatsen selecteren.
#De zender op de nieuwe plaats schuiven.
Tv-zender uit favorieten verwijderen
#Een tv-zender instellen.
#ß selecteren.
Tv-uitzending
Audiotaal in de tv instellen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5TV 5Z 5TV
#Onder de rubriek Audio-taal een van de
beschikbare audiotalen r selecteren.
#Voor de geselecteerde audiotaal een van de
beschikbare opties selecteren.
De geselecteerde audiotaal, bijvoorbeeld
Frans, blij zo lang behouden tot het multime-
diasysteem wordt uitgeschakeld.
Wanneer u het multimediasysteem opnieuw
inschakelt, wordt als audiotaal de systeemtaal
geladen. Als deze niet beschikbaar is, wordt
de audiotaal geladen die aan het begin van de
lijst verschijnt.
Ondertiteling in de tv instellen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5TV 5Z 5TV
#Onder de rubriek Ondertiteling een van de
beschikbare talen r selecteren.
#Voor de geselecteerde taal een van de
beschikbare opties selecteren.
De geselecteerde taal, bijvoorbeeld Frans,
blij zo lang behouden tot het multimediasys-
teem wordt uitgeschakeld.
Wanneer u het multimediasysteem opnieuw
inschakelt, wordt als taal de systeemtaal gela-
den. Als deze niet beschikbaar is, wordt de
taal geladen die aan het begin van de lijst ver-
schijnt.
#Geen ondertiteling weergeven: Activeren uit-
schakelen.
654 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Gecodeerde tv-zenders verbergen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5TV 5Z 5TV
#Gecodeerde zenders verbergen selecteren.
Wanneer de toepassing voor de eerste keer
wordt gestart of nadat het systeem is gereset,
worden alle tv-zenders weergegeven.
Wanneer Gecodeerde zenders verbergen
actief is, worden alle vrij te ontvangen tv-zen-
ders en bijvoorbeeld door de CI+-module
gedecodeerde tv-zenders weergegeven.
Teletekst
Overzicht teletekst
De teletekstpagina's bevinden zich tussen pagina
100 tot pagina 899.
Een dynamische teletekstpagina bestaat uit meer-
dere subpagina's.
Informatie over digitale teletekst MHEG-5:
RDigitale teletekst is slechts in enkele landen
beschikbaar, bijvoorbeeld in Groot-Brittannië
en Nieuw-Zeeland.
RInteractieve multimedia-toepassingen, zoals
bijvoorbeeld weerberichten, nieuws en sport-
uitslagen, zijn beschikbaar.
RHet kan enige tijd duren voordat alle pagina's
geladen zijn.
Videotekst weergeven
Multimediasysteem:
4© 5Media 5TV 5Z 5TV
5Teletekst
#Paginakeuze omschakelen: Met Í en 123
tussen cijferinvoer en selectie via pijltoetsen
omschakelen.
#Pagina oproepen: De cijfers kort na elkaar
invoeren.
of
#De pijltoetsen selecteren.
#Naar tv-uitzending terugkeren: TV selecteren.
Digitale teletekst MHEG-5
Naast de hierboven beschreven functies kunnen
nog meer opties worden gebruikt.
#Gegevensinhoud via kleuren oproepen: Een
kleur selecteren.
#Een niveau teruggaan: Een lijstsymbool selec-
teren.
Beeldinstellingen
Beeldinstellingen voor de tv selecteren
Multimediasysteem:
4© 5Media 5TV 5Z 5TV
5Video-instellingen
#Beeldformaat instellen: Een van de display-
toetsen Automatisch, 4:3, 8:3, 16:9, 21:9 of
Zoom activeren.
De helderheid wordt automatisch ingesteld.
MBUX multimediasysteem 655
F296 0032 07
HD-programma's
Gecodeerde HD-programma's ontvangen
*AANWIJZING Beschadiging van de CI+-
compatibele CA-module (Conditional
Access-module) en de Smart Card door
aanhoudend hoge temperatuur
De voor CI+ geschikte CA-module is bedoeld
voor thuisgebruik. De voor CI+ geschikte CA-
module kan bij aanhoudend hoge buitentem-
peraturen oververhit en beschadigd raken.
#Erop letten dat de voor CI+ geschikte
CA-module niet lang aan aanhoudend
hoge temperaturen wordt blootgesteld.
Wanneer de voor CI+ geschikte CA-
module beschadigd is, kunnen geen
gecodeerde zenders meer worden ont-
vangen.
Voor het decoderen van HD-programma's volgens
de Cl+-standaard dient een voor CI+ geschikte
CA-module (voor Common-Interface-plus
geschikte CA-module), die niet tot de leverings-
omvang behoort.
In enkele landen is tevens een Smart Card nood-
zakelijk, die in de voor CI+ geschikte CA-module
wordt gestoken (zie handleiding van de fabrikant).
De voor CI+ geschikte CA-module wordt in de CI
+-box in het dashboardkastje aangebracht.
#Voor CI+ geschikte CA-module in de CI+-box
aanbrengen of verwijderen: Om de voor CI+
geschikte CA-module in de CI+-box aan te
brengen of te verwijderen de vergrendelings-
nok omlaagdrukken.
De vergrendelingsnok moet bij het aanbrengen of
verwijderen niet tegen de zijkant van de voor CI+
geschikte CA-module drukken; dit controleren.
#Smart Card in de voor CI+ geschikte CA-
module aanbrengen: Indien nodig (landafhan-
kelijk) de Smart Card in de schacht van de
voor CI+ geschikte CA-module aanbrengen.
Versleutelde HD-programma's kunnen volgens
de CI+-standaard worden ontvangen.
%De CI+-box is niet in alle landen verkrijgbaar.
%De CI+-box is ontwikkeld voor een bedrijfs-
temperatuur tussen 0 °C en 65 °C. Bij een te
hoge of te lage bedrijfstemperatuur verschijnt
een melding in het multimediasysteem en
wordt de voor CI+ geschikte CA-module auto-
matisch uitgeschakeld. Wanneer de voor CI+
geschikte CA-module uitgeschakeld is, kun-
nen geen gecodeerde zenders meer worden
ontvangen.
%Wanneer een voor CI+ geschikte CA-module
is aangebracht, Herinneren aan kaartstatus
ingeschakeld is (/ pagina 656) en de auto
wordt uitgeschakeld, verschijnt de melding CI
+-kaart bevindt zich nog in de auto. op het
centraal display.
Menu voor de voor CI+ geschikte module
oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5TV
Herinnering aan een aangesloten voor CI+
geschikte module in- of uitschakelen
%De voor CI+ geschikte module is niet in alle
landen verkrijgbaar.
#Z selecteren.
#Algemene instellingen selecteren.
656 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
#De optie Herinneren aan kaartstatus in- of
uitschakelen.
Voor CI+ geschikte module menu oproepen
#CI+-module selecteren.
#Menu openen selecteren.
In het menu kan bijvoorbeeld het abonne-
mentsnummer worden weergegeven. De
inhoud van het menu is afhankelijk van de
fabrikant van de voor CI+ geschikte module.
%Het abonnementsnummer is bijvoorbeeld
nodig om het abonnement te kunnen verlen-
gen.
Meer informatie vindt u in de handleiding van
de fabrikant.
#Tv-tuner terugzetten: TV-tuner terugzetten
selecteren.
Wanneer de weergave stoort, kan met een her-
start worden geprobeerd om het probleem te ver-
helpen.
#CI+-geschikte CA-module opnieuw starten: CI
+-module opnieuw starten selecteren.
Sound
Klankinstellingen
Informatie over het sound system
Het sound system beschikt over een totaalvermo-
gen van 125 W en is uitgerust met zeven luidspre-
kers. Het is beschikbaar voor alle radio- en media-
functies.
%De oproep kan ook plaatsvinden uit andere
audiobronnen. Vervang in het menupad media
bijvoorbeeld door radio.
Geluidsmenu oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z
#Een van de weergegeven functies selecteren
om instellingen uit te voeren.
Hoge tonen, middentonen en bassen instellen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z
#Treble, Middle of Bass instellen.
Luidheidnormalisatie in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z
5Luidheidnormalisatie
De functie compenseert het luidheidsverschil bij
wisseling tussen audiobronnen en binnen een
audiobron. Hiertoe zijn verschillende standen
beschikbaar. De momenteel ingestelde stand
wordt weergegeven.
De luidheidnormalisatie kan ook worden uitge-
schakeld.
#Een stand inschakelen.
of
#De luidheidnormalisatie uitschakelen.
MBUX multimediasysteem 657
F296 0032 07
Balans en fader instellen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z
5Balans en Fader
Balans instellen
#In het weergegeven raster de volumeverdeling
tussen de luidsprekers aan de rechter- en lin-
kerzijde van de auto instellen.
Het volume wordt verdeeld tussen de luidspre-
kers aan de rechter- en linkerzijde van de
auto.
Fader instellen
#In het weergegeven raster de volumeverdeling
tussen de luidsprekers voor- en achterin de
auto instellen.
Het volume wordt verdeeld tussen de luidspre-
kers voor- en achterin de auto.
Burmester® 3D-surround sound system
Informatie over het Burmester® 3D-surround
sound system
Het Burmester® 3D-surround sound system
beschikt over een totaalvermogen van 710 watt
en is uitgerust met 15 luidsprekers. Het is
beschikbaar voor alle radio- en mediafuncties.
%De oproep kan ook plaatsvinden uit andere
audiobronnen. Vervang in het menupad media
bijvoorbeeld door radio.
Geluidsmenu in het Burmester® 3D-surround
sound system oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z
#Een van de weergegeven functies selecteren
om instellingen uit te voeren.
Hoge tonen, middentonen en bassen in het Bur-
mester® 3D-surround sound system instellen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z 5Equalizer
#Treble, Middle of Bass instellen.
Luidheidnormalisatie in het Burmester® 3D-sur-
round sound system in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z 5Equalizer
5Luidheidnormalisatie
De functie compenseert het luidheidsverschil bij
wisseling tussen audiobronnen en binnen een
audiobron. Hiertoe zijn verschillende standen
beschikbaar. De momenteel ingestelde stand
wordt weergegeven.
De luidheidnormalisatie kan ook worden uitge-
schakeld.
#Een stand inschakelen.
of
#De luidheidnormalisatie uitschakelen.
658 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Balans en fader in het Burmester® 3D-surround
sound system instellen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z
5Balans en Fader
Balans instellen
#In het weergegeven raster de volumeverdeling
tussen de rechter- en linkerzijde van de auto
verschuiven.
Het volume wordt verdeeld tussen de linker en
rechter luidsprekers in de auto.
Fader instellen
#In het weergegeven raster de volumeverdeling
tussen het voorste en achterste deel van de
auto verschuiven.
Het volume wordt verdeeld tussen de voorste
en achterste luidsprekers in de auto.
%Voor een hoogwaardige muziek- en spraak-
weergave wordt de instelling 0 aanbevolen.
Geluidsproel in Burmester® 3D-surround
sound system selecteren
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z
Een bestaand geluidsproel instellen
#Een geluidsproel selecteren.
Een persoonlijk geluidsproel instellen
#Persoonlijk geluidsprofiel en Z selecte-
ren.
#Opnieuw configureren selecteren.
#De conguratie-assistent opnieuw starten.
Persoonlijk geluidsproel eerste keer instellen:
#Persoonlijk geluidsprofiel selecteren.
#De conguratie-assistent openen met Start.
#De meldingen op het display in acht nemen en
de gewenste instellingen selecteren.
Het persoonlijke geluidsproel met de gese-
lecteerde instellingen wordt aangemaakt en
kan in het menu Geluidsprofielen worden
geselecteerd.
Afzonderlijke instellingen van het persoonlijke
geluidsproel naderhand wijzigen:
#Persoonlijk geluidsprofiel en Z selecte-
ren.
#De gewenste instellingen aanpassen.
%De beschikbaarheid van Persoonlijk geluids-
profiel is afhankelijk van de uitrusting.
De conguratie-assistent is beschikbaar wan-
neer de auto stilstaat.
Geluidsfocus in het Burmester® 3D-surround
sound system instellen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z
5Geluidsfocus
#Een zitplaats of een rij zitplaatsen voor de
geluidsfocus selecteren.
De geluidsfocus wordt geactiveerd.
of
#De zitplaats of de rij zitplaatsen opnieuw
selecteren.
De geluidsfocus wordt gedeactiveerd.
MBUX multimediasysteem 659
F296 0032 07
Advanced sound system
Informatie over het advanced sound system
Het advanced sound system beschikt over een
totaalvermogen van 225 watt en is uitgerust met
elf luidsprekers. Het is beschikbaar voor alle
radio- en mediafuncties.
%De oproep kan ook plaatsvinden uit andere
audiobronnen. Vervang in het menupad media
bijvoorbeeld door radio.
Geluidsmenu in het advanced sound system
oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z
Klankinstellingen uitvoeren
#Een van de weergegeven functies selecteren.
Hoge tonen, middentonen en bassen in het
advanced sound system instellen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z
#Treble, Middle of Bass instellen.
Volumeaanpassing in het advanced sound sys-
tem in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z 5Equalizer
5Luidheidnormalisatie
De luidheidnormalisatie uitschakelen
#Een stand inschakelen.
of
#De luidheidnormalisatie uitschakelen.
Balans/fader in het advanced sound system
instellen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z
5Balans en Fader
Balans instellen
#In het weergegeven raster de volumeverdeling
tussen de rechter- en linkerzijde van de auto
verschuiven.
Het volume wordt verdeeld tussen de linker en
rechter luidsprekers in de auto.
Fader instellen
#In het weergegeven raster de volumeverdeling
tussen het voorste en achterste deel van de
auto verschuiven.
Het volume wordt verdeeld tussen de voorste
en achterste luidsprekers in de auto.
Sound Experience
Informatie over Sound Experience
Uw rit wordt tot een akoestische belevenis. Daar-
toe begeleidt de ingeschakelde Sound Experience
bepaalde situaties van de auto met geselecteerde
geluiden.
In het interieur worden bijvoorbeeld de volgende
situaties begeleid met geselecteerde geluiden:
Rhet instappen in de auto
Rhet starten van de aandrijving
Rhet accelereren van de auto
Rhet terugwinnen van energie tijdens het rem-
men
Rhet verlaten van de auto
660 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Aan de buitenzijde worden bijvoorbeeld de vol-
gende situaties begeleid met geselecteerde gelui-
den:
Rhet ver- en ontgrendelen van de auto
Rhet aansluiten en verwijderen van de voertuig-
stekker
Het geluid bij het verwijderen van de voertuig-
stekker is afhankelijk van de laadtoestand van
de auto.
Rhet ontgrendelen van de voertuigstekker
Rhet succesvol beginnen met opladen
Reen fout bij het laden
Bovendien begroet uw auto u buiten met een
omgevingsgeluid wanneer de auto stilstaat en ont-
grendeld is.
%De beschikbaarheid van de geluiden aan de
buitenzijde verschilt per land.
Sound Experience oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Rijden 5Sound Experience
Sound Experience in- of uitschakelen
#Sound Experience binnen of Sound Expe-
rience buiten in- en uitschakelen.
%De beschikbaarheid van de Sound Experience
buiten verschilt per land.
Sound Experience stijl selecteren
#Een stijl selecteren.
Er zijn reeds stijlen beschikbaar, bijvoorbeeld
Vivid Flux.
Verdere stijlen kunnen worden aangescha via de
Mercedes me-Portal.
%De beschikbaarheid van aan te schaen stij-
len is landsafhankelijk.
MBUX tablet achterin
Informatie over de MBUX tablet achterin
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door het bedienen van mobiele communi-
catieapparatuur tijdens het rijden
Mobiele communicatieapparatuur leidt de
chaueur af van de verkeerssituatie. Boven-
dien kan de bestuurder de controle over de
auto verliezen.
#Als bestuurder de mobiele communica-
tieapparaten alleen bedienen wanneer
de auto stilstaat.
#Als inzittende mobiele communicatieap-
paratuur alleen gebruiken op daarvoor
geschikte plaatsen, bijvoorbeeld ach-
terin .
Bij het gebruik van mobiele communicatieappara-
tuur in de auto de wettelijke voorschrien in acht
nemen van het land waarin u zich bevindt.
MBUX multimediasysteem 661
F296 0032 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor aeiding
door toegang tot het multimediasysteem
met de MBUX tablet achterin
Andere inzittenden kunnen met de MBUX
tablet achterin wijzigingen aan het multimedia-
systeem doorvoeren.
Ongewenste wijzigingen kunnen van de ver-
keerssituatie aeiden en een ongeval veroor-
zaken.
#De toegang van de MBUX tablets ach-
terin indien nodig blokkeren.
#De kinderbeveiliging in het multimedia-
systeem activeren.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij bedie-
ning van de MBUX tablet achterin
Wanneer de MBUX tablet achterin wordt
bediend, kunnen de stoelen via de stoelbedie-
ning worden versteld. Hierdoor kunnen inzit-
tenden en dieren bekneld raken.
#Controleren dat zich niets in het bewe-
gingsgebied bevindt.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
niet vastgezette MBUX tablet achterin in
de auto
Wanneer de MBUX tablet achterin los in het
interieur ligt, kan deze rondslingeren en daar-
bij inzittenden raken.
#De MBUX tablet achterin altijd veilig in
de daarvoor bedoelde tablethouder ver-
grendelen.
De MBUX tablet achterin bestaat uit een tablet
(/ pagina 662) en een in de armsteun achterin
geïntegreerde tablethouder (/ pagina 663). De
beladingsrichtlijnen in acht nemen
(/ pagina 214).
Wanneer de tablet aan het multimediasysteem is
gekoppeld, kunnen met de MBUX tablet achterin
instellingen via het multimediasysteem achterin
worden uitgevoerd.
%De functie om het multimediasysteem met de
gekoppelde tablet te bedienen, kan in het mul-
timediasysteem worden geblokkeerd.
U kunt de MBUX tablet achterin ook buiten de
auto gebruiken.
Overzicht MBUX tablet achterin
1Toets aan/uit
2Usb-aansluiting
Met de MBUX tablet achterin kunt u het multime-
diasysteem van de auto bedienen. De bediening
van de tablet vindt plaats via het touchscreen (zie
de handleiding van de fabrikant).
U kunt de MBUX tablet achterin ook onafhankelijk
van de auto gebruiken.
%Wijzig met de MBUX tablet achterin geen
instellingen van de stoel of het multimediasys-
teem, wanneer u zich buiten de auto bevindt.
662 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Soware van de MBUX tablet achterin updaten
Voorwaarden
RDe MBUX tablet achterin wordt ingesteld met
behulp van de assistent (Android).
REen wi-hotspot met een onbeperkte of toerei-
kende databundel is beschikbaar.
%Soware-updates kunnen in grootte variëren
en daardoor bij een beperkte databundel tot
extra kosten leiden. Daarom ervoor zorgen
dat u verbonden bent met een wi-hotspot die
de beschikking hee over een onbeperkte of
ruime databundel, bijvoorbeeld het privé-net-
werk thuis.
%Het gebruik van het datatarief van de auto
door externe apparaten is net in alle landen
beschikbaar.
#De systeeminstellingen van de MBUX app ope-
nen.
%Het is niet mogelijk de MBUX app te verlaten.
%In de systeeminstellingen MBUX (app) bevat-
ten onder andere de instellingen voor wi en
soware-updates.
#Verbinding maken met de wi-hotspot.
De MBUX tablet achterin is verbonden met
wi.
#Naar soware-updates zoeken.
#Soware-update handmatig starten.
De MBUX tablet achterin is up-to-date.
%U kunt de soware-update ook via de stan-
daardweergave van de MBUX tablet achterin
starten.
%U kunt de soware van uw MBUX tablet ach-
terin ook laten updaten door een Mercedes-
Benz-servicewerkplaats.
%Meer informatie over het updaten van de so-
ware van de MBUX tablet achterin vindt u in
de handleiding van de fabrikant.
Overzicht houder MBUX tablet achterin
1MBUX tablet achterin uit de houder losmaken
2Toets lang indrukken: MBUX tablet achterin
in- of uitschakelen
Toets kort indrukken: Beeldscherm van de
MBUX tablet achterin activeren of deactiveren
Wanneer de MBUX tablet achterin in de houder is
vergrendeld, wordt deze opgeladen.
MBUX multimediasysteem 663
F296 0032 07
%De MBUX tablet achterin moet tijdens het rij-
den in de daarvoor bedoelde houder vergren-
deld zijn wanneer deze niet wordt gebruikt; dit
controleren.
MBUX high-end entertainment achter
Bedrijfsveiligheid
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
niet-vastgezette voorwerpen in de auto
Wanneer voorwerpen zoals een hoofdtele-
foon/headset of een externe audio‑/video-
bron los in het interieur van de auto rondslin-
geren en daardoor inzittende kunnen treen.
#Deze of vergelijkbare voorwerpen altijd
zo opbergen dat ze niet kunnen rondslin-
geren, bijvoorbeeld in een afsluitbaar
opbergvak van de auto.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen.
%De luchtuitstroomopeningen van de klimaatre-
geling mogen niet door tijdschrien, doeken,
kleding, gordijnen, enz. worden afgedekt.
%Geen open vlambronnen, zoals aangestoken
kaarsen, op het apparaat plaatsen.
Overzicht High-End entertainmentsysteem ach-
terin
Het High-End entertainmentsysteem achterin
bestaat uit:
RTwee displays achterin 1 achter de hoofd-
steunen van de voorstoelen
RBij elk daarvan een aansluitbus voor bedrade
hoofdtelefoons
RTwee usb-aansluitingen voor het laden van
usb-apparaten (/ pagina 237)
RTwee aansluitingen voor HDMI mini
Uitvoering met achterbank: In het elektronica-
vak in de middenconsole achterin
Uitvoering met elektrisch instelbare buitenste
zitplaatsen achterin: In het opbergvak in de
armsteun achterin
Het High-End entertainmentsysteem achterin kunt
u afhankelijk van de uitrusting bedienen:
ROp de displays achterin
RMet de MBUX tablet achterin
RVia de MBUX spraakassistent
664 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Displays achterin
Overzicht displays achterin
1Aansluitbus voor bedrade hoofdtelefoon met
4-polige jack-plug (hoofdtelefoon met micro-
foon) of 3-polige jack-plug 3,5 mm stereo
De displays achterin bevinden zich achter de
hoofdsteunen van de voorstoelen.
De displays achterin zijn uitgerust met capacitieve
touchscreens.
Meer informatie over de bediening van het touch-
screen (/ pagina 485).
Wanneer het achterportier wordt gesloten, ver-
schijnt het opstartscherm.
Nagenoeg alle functies van het MBUX multimedia-
systeem worden ook via het entertainmentsys-
teem achterin ondersteund. Instellingen voor de
bestuurder of voor bestuurdersassistentiesyste-
men en sommige systeeminstellingen zijn echter
niet mogelijk. Externe grasche gebruikersinterfa-
ces, bijvoorbeeld Apple CarPlay® en Android Auto,
kunnen niet via de displays achterin worden
gebruikt. De inhoud van de digitale handleiding
kan alleen via het MBUX multimediasysteem wor-
den opgeroepen.
Display achterin in- of uitschakelen
#Op het display achterin de toets q aanraken.
Het display achterin wordt in- of uitgescha-
keld.
Gebruiker selecteren of toevoegen
#Wanneer de auto aan uw Mercedes me gebrui-
kersaccount is gekoppeld, een gebruiker
selecteren.
De instellingsassistent voert u bij het eerste
gebruik door de belangrijkste instellingen.
of
#Een gebruiker toevoegen (/ pagina 489).
%Wanneer u Doorgaan zonder gebruikersse-
lectie selecteert, worden geen specieke
instellingen van het gebruikersproel geladen.
Gebruikersproelen worden afhankelijk van de
zitplaats gebruikt.
%Meer informatie over gebruikersproelen
ROverzicht gebruikersproelen
(/ pagina 487)
RGebruikersopties selecteren
(/ pagina 489)
RGebruikersproelen synchroniseren
(/ pagina 492)
%Bij de zitplaatsen achterin kunnen geen bio-
metrische gegevens worden opgeslagen.
MBUX multimediasysteem 665
F296 0032 07
Overzicht Startscherm (display achterin)
Startscherm op het rechter display achterin
(voorbeeld)
1Gebruikersproel-instellingen oproepen en
van gebruiker wisselen
2Globaal zoeken gebruiken
3Control Center oproepen (omlaagtrekken)
• Favorieten oproepen
• Displayinhoud delen
• Berichten-center oproepen
4Favorieten oproepen
5Weergaven statusregel, bijvoorbeeld verbin-
dingsstatus, tijd t slechte radio- of tv-ont-
vangst
6Klimaatregeling instellen, bijvoorbeeld via het
rechter display achterin
7Weergave van de automatische luchtreiniging
en jnstof-statusindicatie (PM2.5-sensor)
8MBUX spraakassistent starten
9Startscherm oproepen
AToepassing oproepen, inclusief snelle toegang
BApparatenmanager oproepen
Weergave verbindingsstatus hoofdtelefoon,
bijvoorbeeld Ä voor verbonden Blue-
tooth®-hoofdtelefoons
CWeergave via autoluidsprekers selecteren
DKort indrukken: Volume instellen voor hoofd-
telefoon (indien verbonden) of voor autoluid-
sprekers
Lang indrukken: Geluid uitschakelen voor
hoofdtelefoon (indien verbonden) of voor
autoluidsprekers
%De indeling van de toetsen 6, 7 en 8
evenals B, C en D in de onderste menure-
gel is afhankelijk van de zitplaats.
Hoofdtelefoon
Overzicht hoofdtelefoons (entertainmentsys-
teem achterin)
&WAARSCHUWING Schade voor de
gezondheid door hoog volume bij de
hoofdtelefoon
Te hoge volumes kunnen uw gehoor beschadi-
gen.
#Vermijd het gebruik van rfhoofdtelefoons
gedurende een langere periode en met
een te hoog volume (85 decibel).
666 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
#Controleren dat het volume op een aan-
gename waarde is ingesteld.
Met elk display achterin kunnen de volgende
externe hoofdtelefoons worden verbonden:
Reen Bluetooth® hoofdtelefoon
REen hoofdtelefoon met microfoon via een 4-
polige jack-plug
REen bedrade hoofdtelefoon via een 3-polige
jack-plug, 3,5 mm stereo
%De hoofdtelefoons zijn opties voor het enter-
tainmentsysteem achterin.
De hoofdtelefoons zijn ook verkrijgbaar via
Mercedes-Benz Customer Solutions of bij een
specialist (zie handleiding van de fabrikant).
%De werking van de draadloze hoofdtelefoons
kan door andere radiograsche elektronische
apparaten, zoals mobiele telefoons, worden
beïnvloed.
Bluetooth® hoofdtelefoon met het entertain-
mentsysteem achterin verbinden
Voorwaarden
RBluetooth® op het multimediasysteem is inge-
schakeld (/ pagina 520).
#Op de hoofdtelefoon: De toets Ü op de MB
hoofdtelefoon lang indrukken.
De hoofdtelefoon wordt ingeschakeld en de
laadtoestand van de batterij wordt weergege-
ven.
De koppelingsmodus wordt geactiveerd.
%Wanneer een andere hoofdtelefoon wordt
gebruikt, kan de toets voor het inschakelen er
anders uitzien.
%Wanneer de Bluetooth® hoofdtelefoon met
meerdere voertuigen of apparaten is verbon-
den, kan het opnieuw verbinden lang duren. In
dit geval kunt u de hoofdtelefoon resetten en
vervolgens opnieuw verbinden (zie de handlei-
ding van de fabrikant).
#Op het display achterin: Het hoofdtelefoon-
symbool Ï in de onderste menuregel
selecteren.
#Nw. apparaat verbinden selecteren.
#MB Hoofdtelefoon in de apparatenlijst selec-
teren.
De verbinding wordt opgebouwd. Wanneer de
verbinding tot stand is gebracht, worden op de
hoofdtelefoon de gesproken aanwijzingen
"Bluetooth® verbonden" en "MBUX zitplaats
achterin" gegeven.
In de onderste menuregel wordt het hoofdtele-
foonsymbool Ä op het linker of rechter dis-
play achterin weergegeven.
%Bij het verbinden van hoofdtelefoons hebben
bedrade exemplaren prioriteit boven Blue-
tooth® hoofdtelefoons.
MBUX multimediasysteem 667
F296 0032 07
Zitplaatsen achterin
Zitplaatsen achterin in het entertainmentsys-
teem achterin instellen
Entertainmentsysteem achterin:
4© 5Comfort 5Stoel
Stoelpositionering uitvoeren
#Zitpositie selecteren.
#De stoel positioneren en bijvoorbeeld de rug-
leuninghoek en de hoofdsteunhoogte instel-
len.
#Om de instellingen op te slaan, V selecte-
ren.
#Een van de geheugenplaatstoetsen 4,
T of U selecteren.
Luchtkussens instellen
#In het betreende menu de luchtkussens voor
Lendensteun, of Zijwangen instellen.
Stoelverwarming instellen
#Stoelklimatisering selecteren.
#Stoelverwarming selecteren.
#Het stoelsymbool zo vaak aantippen, tot de
gewenste verwarmingsstand is ingesteld.
Afhankelijk van de verwarmingsstand gaan
een tot drie controlelampjes branden. Wan-
neer alle controlelampjes gedoofd zijn, is de
stoelverwarming uitgeschakeld.
Vlakkenverwarming in- of uitschakelen
Voor deze functie moet de stoelverwarming inge-
schakeld zijn.
#Stoelklimatisering selecteren.
#Tevens vlakkenverwarming selecteren.
#De functie voor de gewenste stoel instellen.
Als de vlakkenverwarming is ingeschakeld,
worden de armsteunen, de portierpanelen en
de middenconsole verwarmd.
Nekverwarmer instellen
Voor deze functie moet de stoelverwarming inge-
schakeld zijn.
#Stoelklimatisering selecteren.
#Tevens nekverwarmer selecteren.
#De functie voor de gewenste stoel instellen.
Stoelventilatie instellen
#Stoelklimatisering selecteren.
#Stoelventilatie selecteren.
#Het stoelsymbool zo vaak aantippen, tot de
gewenste aanjagerstand is ingesteld.
Afhankelijk van de aanjagerstand gaan een tot
drie controlelampjes branden. Wanneer alle
controlelampjes gedoofd zijn, is de stoelventi-
latie uitgeschakeld.
Massageprogramma voor zitplaatsen achterin
selecteren
Entertainmentsysteem achterin:
4© 5Comfort 5Massage
#Een massageprogramma selecteren
(/ pagina 205).
#Het programma voor de gewenste zitplaats
achterin starten ;.
#Massage-intensiteit instellen: Intensief in- of
uitschakelen.
#Massage stoppen: É selecteren.
668 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
%Het massageprogramma kan ook via de tablet
achterin of via de spraakbediening worden
gestart.
%De beschikbaarheid van deze functie is afhan-
kelijk van de uitrusting.
Instellingen voor de zitplaats achterin terugzet-
ten
Entertainmentsysteem achterin:
4© 5Comfort 5Stoel
#Terugzetten selecteren.
#ß voor de gewenste stoel selecteren.
De instellingen van de geselecteerde stoel
worden teruggezet.
Klimaatregeling achterin via het entertainmentsys-
teem achterin instellen
Luchthoeveelheid instellen
#De temperatuuraanduiding in de onderste
rand van het display achterin selecteren.
#Op de linker of rechter zitplaats de luchthoe-
veelheid met J of I instellen.
Temperatuur instellen
#De temperatuuraanduiding in de onderste
rand van het display achterin selecteren.
#Op de linker of rechter zitplaats de tempera-
tuur met 4 of s instellen.
Luchtverdeling instellen
#P of O voor de linker of de rechter zit-
plaats selecteren.
P De lucht wordt door de middelste lucht-
uitstroomopeningen en de luchtuitstroomope-
ningen opzij geleid.
O De lucht wordt door de luchtuitstroom-
openingen in de beenruimte en de luchtuit-
stroomopeningen opzij geleid.
Klimaatregeling achterin automatisch regelen
#Op de linker of rechter zitplaats AUTO selecte-
ren.
De klimaatregeling achterin wordt automatisch
geregeld.
Klimaatregeling achterin uitschakelen
#Op de linker of rechter zitplaats met Aanjager
omlaag de instelling terugregelen naar 0.
De klimaatregeling achterin wordt uitgescha-
keld.
Indien beschikbaar zijn nog meer klimaatrege-
lingsfuncties beschikbaar:
RLuchtkwaliteit
RStandverwarming
Menu Luchtkwaliteit openen
De jnstof-statusindicatie informeert u over de
actuele jnstofwaarden binnen en buiten de auto.
De meetwaarden worden in de eenheid µg/m3
(microgram per kubieke meter) weergegeven.
#De jnstof-statusindicatie selecteren.
Er wordt een animatie van de automatische
luchtreiniging getoond.
#Kwaliteit van de interieurlucht verbeteren: Ioni-
sering inschakelen.
#Geur in het interieur verspreiden: Zo vaak op
Parfumering drukken, tot de gewenste intensi-
teit is ingesteld.
MBUX multimediasysteem 669
F296 0032 07
#Luchtrecirculatie inschakelen: Het autosym-
bool selecteren.
Sfeerverlichting achterin instellen
Entertainmentsysteem achterin:
4© 5Comfort 5Sfeerverlichting
Kleur instellen
#Kleur selecteren.
#Eenkleurig of Meerkleurig selecteren.
#De gewenste kleur of kleurencombinatie
instellen.
Helderheid instellen
#Helderheid selecteren.
#De helderheid instellen.
%Afhankelijk van de helderheid van de omge-
ving wisselt de sfeerverlichting automatisch
tussen de dag- en de nachtmodus.
Lichtsterkte van de zones activeren
#Helderheid selecteren.
#Zones koppelen uitschakelen.
De zones Direct, Indirect en Accenten zijn
afzonderlijk instelbaar.
%Bij auto's met actieve sfeerverlichting kan
bovendien de zone Lichtband worden inge-
steld.
Eecten activeren
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij niet ingeschakelde eecten van de
sfeerverlichting en actieve sfeerverlichting
De eecten voor de waarschuwingsondersteu-
ning zijn alleen volledig actief, wanneer de
betreende rij- of rijveiligheidssystemen in het
rijassistentiemenu ingeschakeld zijn. .
#De betreende rij- of rijveiligheidssyste-
men moeten ingeschakeld zijn; dit con-
troleren.
#Effecten selecteren.
#Het gewenste eect activeren.
%Meer informatie over eecten
(/ pagina 257)
Rolzonneschermen achterin openen of sluiten
Entertainmentsysteem achterin:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Rolzonneschermen
#Alles openen of Alles sluiten selecteren.
De rolzonneschermen van de achterruit, het
dak en de zijruiten achterin worden geopend
of gesloten.
#Rolzonneschermen van de achterruit openen
of sluiten: Rolzonnescherm achter selecteren.
#Rolzonneschermen van het dak openen of slui-
ten: Voor of Achter selecteren.
#Rolzonneschermen van de zijruiten achterin
openen of sluiten: Links of Rechts selecteren.
Comfortportieren achter openen of sluiten
Entertainmentsysteem achterin:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Comfort 5Comfortportieren
Comfortportieren openen of sluiten
#Portierregeling openen selecteren.
670 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
#De portieren via de regelschuif openen of slui-
ten.
Systeeminstellingen achterin selecteren
Entertainmentsysteem achterin:
4© 5Instellingen 5Systeem
Helderheid instellen
#Display selecteren.
#Helderheid display selecteren.
#De helderheid instellen.
Stijlen instellen
#Display selecteren.
#Stijlen selecteren.
#De stijl instellen.
of
#Het overnemen van de stijl door het centraal
display inschakelen.
Intelligente startscherm in- of uitschakelen
#Display selecteren.
#Intelligent startscherm in- of uitschakelen.
Toetsenborden en handschri instellen
#Display selecteren.
#Toetsenborden/handschrift selecteren.
De volgende functies zijn beschikbaar:
RToetsenbordtalen selecteren
RHandschriftherkenning voorlezen inschakelen
RHandschriftherkenning inschakelen
RSchrijfsnelheid r selecteren
RMijn woordenboek terugzetten selecteren
%Meer informatie over het toetsenbord en de
handschriherkenning voor het invoeren van
tekens (/ pagina 506)
Volume voor audio instellen
#Snelle toegang: Het luidsprekersymbool in de
onderste menuregel selecteren.
#Het volume van de hoofdtelefoon (indien ver-
bonden) of het volume van de autoluidspre-
kers instellen.
#In het menu Systeem: Audio selecteren.
#Een instelling, bijvoorbeeld Navigatie- en ver-
keersinformatie, selecteren (/ pagina 567).
Apparaat in de apparatenmanager verbinden
#Snelle toegang: Het hoofdtelefoonsymbool
Ï in de onderste menuregel selecteren.
of
#In het menu Systeem: Mijn apparaten selecte-
ren.
#Appar. zoeken selecteren.
#Een apparaat selecteren, dat verbonden moet
worden.
Hoofdtelefoons of headsets worden met het
display achterin verbonden.
Mobiele telefoons of andere apparaten wor-
den met het multimediasysteem verbonden.
Gevoeligheid voor het display achterin instellen
#Aanraakgevoeligheid selecteren.
#Een optie selecteren.
Systeeminformatie weergeven
#Systeeminformatie selecteren.
MBUX multimediasysteem 671
F296 0032 07
Internet en Bluetooth® instellen
Entertainmentsysteem achterin:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Internet en Bluetooth
Instelling voor Bluetooth®
#Bluetooth in- of uitschakelen.
%Meer informatie over Bluetooth®
(/ pagina 519).
Multimediasysteem als wi-hotspot gebruiken
Het multimediasysteem dient als wi-hotspot voor
mobiele communicatieapparatuur, bijvoorbeeld
een smartphone of tablet-PC. Met verbonden
apparaten kunt u apps gebruiken die met het mul-
timediasysteem samenwerken. Voor de gegevens-
verbinding wordt de databundel van de auto of
van een al verbonden tetheringapparaat gebruikt.
#Wi-Fi inschakelen . (/ pagina 520)
#MBUX-hotspot selecteren.
#Verder selecteren.
Met de MBUX-hotspot verbinden
#De weergegeven QR-code scannen.
%Meer informatie over wi-verbindingen
(/ pagina 520).
%Meer informatie over voorwaarden en het
gebruik van het multimediasysteem als wi-
hotspot (/ pagina 520).
Mobiel communicatie-apparaat als wi-hotspot
gebruiken (tethering)
Voor de internetverbinding van het multimediasys-
teem wordt gebruikgemaakt van een externe wi-
hotspot. Voor de gegevensverbinding wordt het
data-abonnement van het mobiele communicatie-
apparaat gebruikt.
%Deze functie is landafhankelijk.
#Wi-Fi inschakelen.
#Internettoegangen beheren selecteren.
#Internetbron selecteren: Centraal display
selecteren.
Daarmee wordt de internettoegang voor de
hele auto gebruikt.
of
#Achter selecteren.
Daarmee wordt de internettoegang via een
wi-hotspot gebruikt.
%Actief abonnement kan alleen op het centraal
display worden geselecteerd.
#Verder selecteren.
#Toegang zoeken selecteren.
#Het netwerk selecteren.
#Bij de wi-hotspot aanmelden
(/ pagina 520).
#Verder selecteren.
%Meer informatie over voorwaarden en het
gebruik van mobiele communicatieapparatuur
als wi-hotspot (/ pagina 629).
Navigatie
Navigatie achterin inschakelen
Entertainmentsysteem achterin:
4© 5Navigatie
De kaart verschijnt en toont de actuele positie
van de auto.
672 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
#In het menu Navigatie een optie selecteren
(/ pagina 539).
In principe kunt u de functies van het multimedia-
systeem ook via het entertainmentsysteem ach-
terin gebruiken.
De volgende opties zijn bijvoorbeeld op het dis-
play achterin beschikbaar:
RDe bestemming bijvoorbeeld als speciale
bestemming of adres invoeren (/ pagina 34).
RDe bestemming van het multimediasysteem
overnemen of met een andere zitplaats delen.
RDe schaal van de kaart instellen
(/ pagina 575).
RDe route berekenen (/ pagina 546).
Voor de route zijn route-instellingen en route-
opties, bijvoorbeeld tolwegen, beschikbaar.
Voor de routeplanning kunt u tussenbestem-
mingen toevoegen en bewerken
(/ pagina 559).
Er zijn alternatieve routes beschikbaar.
RTijdens de routebegeleiding worden de route
en bestemmingsinformatie weergegeven.
RDe dienst Live Trac Information toont ver-
keersincidenten, verkeersstroominformatie en
waarschuwingsmeldingsymbolen.
De optie is niet in alle landen beschikbaar.
%Wanneer de navigatie voor het eerst in het
achtercompartiment wordt gestart, kunnen de
kaartgegevens van het multimediasysteem
nog gesynchroniseerd worden. Er verschijnt
een overeenkomstige melding op het display
van de navigatie in het achtercompartiment.
Na een succesvolle synchronisatie wordt de
navigatie in het achtercompartiment opnieuw
opgestart en kan deze worden gebruikt.
Overzicht telefoonfuncties achterin
Wanneer de auto met een telefoon achterin is uit-
gerust, zijn de functies van het multimediasys-
teem ook via het entertainmentsysteem achterin
beschikbaar.
De volgende functies zijn op het display achterin
beschikbaar:
RTelefoneren (/ pagina 595)
RGesprekken met meerdere gesprekspartners
voeren, bijvoorbeeld een conferentie
(/ pagina 596)
RContacten oproepen (/ pagina 597)
-Contact zoeken via initialen, naam of tele-
foonnummer
-Weergave van contactdetails
-Gebruik van het cijferblok
ROproeplijst oproepen en gesprek voeren
(/ pagina 599)
RSms
-Bericht lezen en voorleesfunctie gebruiken
(/ pagina 600)
-Afzender van een bericht bellen
(/ pagina 601)
-Bericht wissen (/ pagina 601)
Mobiele telefoon achterin gebruiken
Voorwaarden
REen mobiele telefoon is met het multimedia-
systeem verbonden (/ pagina 591).
MBUX multimediasysteem 673
F296 0032 07
Entertainmentsysteem achterin:
4© 5Telefoon
#Telefoon 1 of Telefoon 2 selecteren.
De toegang tot de telefooninhoud via het mul-
timediasysteem wordt mogelijk gemaakt.
#Op het display achterin: Toegangsverzoek ver-
sturen selecteren.
#Op het centraal display: De toegangsvraag
met Ja bevestigen.
U hebt achterin bijvoorbeeld toegang tot de
contacten van de mobiele telefoon.
Privé-instellingen en stille modus voor de telefonie
achterin in- of uitschakelen
Voorwaarden
REen mobiele telefoon is met het multimedia-
systeem verbonden (/ pagina 591).
Entertainmentsysteem achterin:
4© 5Telefoon 5Z
5Telefonie achterin
#Privacy-modus of Stille modus in- of uitscha-
kelen.
Wanneer de Privacy-modus is ingeschakeld,
wordt de telefooninhoud op het centraal dis-
play verborgen.
Wanneer de Stille modus is ingeschakeld, wor-
den inkomende signalen gedempt.
%Beide opties kunnen ook op het centraal dis-
play worden in- of uitgeschakeld.
Toegang tot telefooninhoud toestaan
#Op het centraal display Toegang toestaan in-
of uitschakelen.
Wanneer de optie wordt uitgeschakeld, is ach-
terin geen toegang tot de telefooninhoud meer
mogelijk. Op het display achterin verschijnt
een melding.
Toegang kan als volgt weer mogelijk worden
gemaakt.
#Op het display achterin: Toegangsverzoek ver-
sturen selecteren.
#Op het centraal display: De toegangsvraag
met Ja bevestigen.
Services en webbrowser
Overzicht webbrowser (entertainmentsysteem
achterin)
Afhankelijk van het land en de uitrusting van de
auto kan op het display achterin een webbrowser
worden opgeroepen.
De internetverbinding kan via de communicatie-
module, Bluetooth® of wi tot stand worden
gebracht.
Meer informatie over het tot stand brengen van
een internetverbinding:
RVia communicatiemodule (/ pagina 628)
Rvia wi (/ pagina 629)
Rvia Bluetooth® (/ pagina 629)
674 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
Webbrowser oproepen (entertainmentsysteem
achterin)
Voorwaarden
RDe auto is uitgerust met een vast geïnstal-
leerde communicatiemodule.
RAls alternatief kan de internetverbinding via
wi (/ pagina 629) of Bluetooth®
(/ pagina 629) worden ingesteld en tot stand
worden gebracht.
Entertainmentsysteem achterin:
4© 5Apps 5z Browser
#Een site oproepen.
#Webbrowser beëindigen: © selecteren.
De volgende functies zijn beschikbaar:
RWebbrowserinstellingen oproepen
(/ pagina 633)
RBrowserdata wissen (/ pagina 633)
RFavorieten beheren (/ pagina 633)
Media
Informatie over de mediafunctie achterin
Het entertainmentsysteem achterin hee twee
HDMI mini aansluitingen die beide displays ach-
terin kunnen gebruiken. Meer informatie over de
aansluitingen (/ pagina 664).
Het entertainmentsysteem achterin hee twee
usb-aansluitingen voor het opladen van usb-appa-
raten (/ pagina 237), bijvoorbeeld een Blue-
tooth® hoofdtelefoon.
Gegevensdragers voor het afspelen via het enter-
tainmentsysteem achterin worden via de usb-aan-
sluitingen van het multimediasysteem in het
opbergvak van de middenconsole aangesloten
(/ pagina 639).
Het entertainmentsysteem achterin ondersteunt
de volgende gegevensdragers:
RUsb-apparaten
RiPhone® of iPod®
Apple CarPlay® wordt achterin niet onder-
steund.
RApparaten die het Media Transfer Protocol
ondersteunen
RAndroid-apparaten die als MTP-apparaten wor-
den gebruikt
Android Auto wordt achterin niet ondersteund.
RBluetooth® audioapparatuur
De autorisatie van een Bluetooth® audioappa-
ratuur gebeurt via het multimediasysteem
(/ pagina 640) of het entertainmentsysteem
achterin.
Het entertainmentsysteem achterin hee toegang
tot de bestanden van het multimediasysteem.
Meer informatie over de mediafunctie
(/ pagina 636).
MBUX multimediasysteem 675
F296 0032 07
De begrippen HDMI en HDMI High-Denition Mul-
timedia Interface en het HDMI-logo zijn merken of
geregistreerde handelsmerken van HDMI Licen-
sing LLC in de USA en in andere landen.
Mediafunctie achterin inschakelen
Voorwaarden
REen gegevensdrager is met het multimediasys-
teem verbonden.
REr is Bluetooth®-audioapparatuur met het mul-
timediasysteem verbonden.
Entertainmentsysteem achterin:
4© 5Media
#De mediabron aansluiten.
#Bluetooth, USB, HDMI 1 of HDMI 2 selecte-
ren.
%Een mogelijke audiobron is Online muziek.
Meer informatie over beschikbaarheid en
voorwaarden (/ pagina 644).
De volgende functies zijn beschikbaar:
RMediaweergave aansturen (/ pagina 676)
Rª Mediazoekfunctie gebruiken
(/ pagina 641)
R5 Mediabestanden op categorie zoeken
(/ pagina 641)
RÄ Opties oproepen (/ pagina 641)
RZ Instellingen oproepen (video- en klankin-
stellingen)
Mediabron in de auto delen:
#Ä selecteren.
#Delen selecteren.
Mediaweergave in het entertainmentsysteem
achterin bedienen
Entertainmentsysteem achterin:
4© 5Media
#Weergave pauzeren of voortzetten: Ë
of ; selecteren.
#Volgende of vorige titel selecteren: ü of
û selecteren.
#Titel snel doorspoelen: û of ü inge-
drukt houden.
#Titel vooruit- of terugspoelen: de tijdbalk op de
gewenste plaats aantippen.
#Titel in willekeurige volgorde afspelen: 9
selecteren.
#Titel herhalen: : selecteren.
Voor het herhalen bestaan de volgende opties:
REenmaal aantippen: De actieve playlist
wordt herhaald.
RTweemaal aantippen: De actuele titel
wordt herhaald.
676 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
RDriemaal aantippen: De herhaling wordt
gedeactiveerd.
#Volledig scherm weergeven: De cover selecte-
ren.
HDMI-video via het entertainmentsysteem ach-
terin inschakelen
Entertainmentsysteem achterin:
4© 5Media 5HDMI
#Een HDMI-apparaat via een van de beide aan-
sluitingen voor HDMI mini verbinden.
%Informatie over de HDMI-aansluitingen vindt u
hier (/ pagina 675).
%Bij HDMI inhouden kunnen in verband met de
technologie geen inhouden via het touch-
screen worden aangestuurd.
Radio
Radio achterin inschakelen
Entertainmentsysteem achterin:
4© 5Radio
#Op de display achterin naar links of rechts
vegen.
of
#Een zender selecteren met û of ü.
%Wanneer via het multimediasysteem van zen-
der wordt gewisseld, verandert deze ook op
het display achterin. Dat gebeurt andersom
ook wanneer het instellen van de zender of
selecteren van een favoriete radiozender op
het display achterin wordt uitgevoerd.
Radiozender in de auto delen:
#Ä selecteren.
#Delen selecteren.
De volgende functies zijn beschikbaar:
Rª Radiozender zoeken (/ pagina 35)
RRadiozender in de zenderlijst instellen
(/ pagina 647)
RRadiozender opslaan (/ pagina 647)
RFrequentieband instellen (/ pagina 647)
RSlideshow oproepen (/ pagina 648)
Rvia Z Instellingen in- of uitschakelen:
Frequentie vast
Radiotekstinformatie
Klankinstellingen uitvoeren
Tv-functie
Tv-functie achterin inschakelen
Entertainmentsysteem achterin:
4© 5Media 5TV
#Een zender selecteren met û of ü.
%Wanneer via het multimediasysteem van zen-
der wordt gewisseld, verandert deze ook op
het display achterin. Dat gebeurt andersom
ook wanneer de zender op het display ach-
terin wordt ingesteld.
#Volledig scherm weergeven: De miniatuuraf-
beelding aantippen.
MBUX multimediasysteem 677
F296 0032 07
#TV-menu weergeven: Het touchscreen aantip-
pen.
De volgende functies zijn beschikbaar:
Rª Tv-zender zoeken (/ pagina 652)
RÕActuele programma-informatie voor de
ingestelde tv-zender weergeven (EPG)
(/ pagina 653)
RTv-zender opslaan en bewerken
(/ pagina 654)
RZ Opties instellen:
Audio-taal Instellen
Ondertiteling Instellen
Zender vast in- of uitschakelen
Teletekst weergeven
Video-instellingen selecteren
%Voor het decoderen van HD-programma's vol-
gens de Cl+-standaard dient een voor CI+
geschikte CA-module (Common-Interface-
plus-module), die niet tot de leveringsomvang
behoort.
Sound
Overzicht klankinstellingen achterin
De klankinstellingen zijn afhankelijk van welk
sound system beschikbaar is.
Afhankelijk van de uitrusting wordt één van de vol-
gende sound systems ondersteund:
RSound system (/ pagina 657)
RBurmester® surround sound system
(/ pagina 658)
Klankinstellingen achterin selecteren
Entertainmentsysteem achterin:
4© 5Instellingen 5Systeem
#Geluid selecteren.
#De klankinstellingen selecteren.
Autoluidsprekers in- of uitschakelen en volumes
instellen
De audioweergave kan van de hoofdtelefoons
naar het interieur worden overgebracht.
#© selecteren.
#Autoluidsprekers à in de onderste menure-
gel selecteren.
De weergave via de autoluidsprekers wordt in-
of uitgeschakeld.
#Volumes instellen: De instelknop op een van
de meters naar links of rechts verschuiven en
vasthouden, tot het gewenste volume is
bereikt.
MBUX spraakassistent gebruiken
Voorwaarden
RDe wekroep "Hey Mercedes" van de spraakas-
sistent is in de systeeminstellingen via het
MBUX multimediasysteem ingeschakeld
(/ pagina 469).
RBij de volledige functie-omvang is de online-
functionaliteit beschikbaar.
Met de MBUX spraakassistent kunt u het MBUX
entertainmentsysteem achterin via spraakinvoer
bedienen. Daarvoor kunt u zinnen uit de
omgangstaal gebruiken. De spraakassistent her-
kent verschillende stemmen, leert en kan op die
manier geschikte voorstellen doen.
678 MBUX multimediasysteem
F296 0032 07
#Spraakassistent activeren: De wekroep "Hey
Mercedes" spreken.
of
#£ in de onderste menuregel selecteren.
#Een gesproken opdracht uitspreken, bijvoor-
beeld Zender instellen.
#Spraakassistent deactiveren: £ in de
onderste menuregel selecteren.
of
#De gesproken opdracht "Sluiten" uitspreken.
%U kunt de spraakassistent vanaf verschillende
zitplaatsen activeren en deactiveren.
Meer informatie over de spraakassistent:
RGesprek voeren (/ pagina 467)
RLINGUATRONIC online spraakbediening op het
multimediasysteem inschakelen
(/ pagina 469)
RInstelling Contacten voor online-gebruik op
het multimediasysteem activeren of deactive-
ren (/ pagina 469)
RAkoestische hulp gebruiken (/ pagina 472)
RInformatie over de online-spraakbediening
(/ pagina 470)
MBUX multimediasysteem 679
F296 0032 07
Weergave onderhoudsinterval ASSYST PLUS
Werking van de weergave onderhoudsinterval
ASSYST PLUS
De weergave van het onderhoudsinterval ASSYST
PLUS informeert u op het bestuurdersdisplay over
de volgende reguliere onderhoudstermijn.
Afhankelijk van de gebruiksomstandigheden van
de auto wordt de resterende tijd of de resterende
afstand tot de onderhoudstermijn weergegeven.
Met de terugtoets G in het stuurwiel kunt u de
onderhoudsindicator verbergen.
Informatie met betrekking tot het onderhoud van
uw auto is verkrijgbaar bij een gekwaliceerde
werkplaats, bijvoorbeeld een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats (/ pagina 95).
Onderhoudstermijn weergeven
Bestuurdersdisplay:
4Service
De volgende onderhoudstermijn wordt weergege-
ven.
#Weergave verlaten: De terugtoets G in het
stuurwiel indrukken.
Informatie over het regelmatig uitvoeren van
onderhoudswerkzaamheden
*AANWIJZING Voortijdige slijtage door niet
aanhouden van de onderhoudstermijn
Niet tijdig of onvolledig uitgevoerde onder-
houdswerkzaamheden kunnen leiden tot ver-
hoogde slijtage en schade aan de auto.
#De voorgeschreven onderhoudsinterval-
len aanhouden.
#De voorgeschreven onderhoudswerk-
zaamheden laten uitvoeren bij een
gekwaliceerde werkplaats.
*AANWIJZING Onherstelbare schade aan
de hoogspanningsaccu door niet-uitge-
voerde onderhoudswerkzaamheden
De hoogspanningsaccu is onderhevig aan slij-
tage. Niet tijdig uitgevoerde onderhoudswerk-
zaamheden kunnen leiden tot onherstelbare
schade aan de hoogspanningsaccu.
#De waarschuwingsmeldingen over de
hoogspanningsaccu altijd in acht nemen
en meteen naar een gekwaliceerde
werkplaats gaan.
#De benodigde onderhoudswerkzaamhe-
den aan de hoogspanningsaccu bij een
gekwaliceerde werkplaats laten uitvoe-
ren.
Aanwijzingen met betrekking tot bijzondere onder-
houdsmaatregelen
Het voorgeschreven onderhoudsinterval is afge-
stemd op normale bedrijfsomstandigheden van de
auto. Bij zwaardere bedrijfsomstandigheden of
zwaardere belasting van de auto laat u de onder-
houdswerkzaamheden vaker dan voorgeschreven
uitvoeren. Dat is bijvoorbeeld het geval bij veelvul-
dig gebruik in bergachtig gebied of op slechtere
straten.
Bij deze of vergelijkbare bedrijfsomstandigheden
bijvoorbeeld het interieurlter vaker laten vervan-
680 Onderhoud en verzorging
F296 0032 07
gen. Bij hogere belastingen de banden vaker con-
troleren. Meer informatie is verkrijgbaar in een
gekwaliceerde werkplaats.
De weergave van het onderhoudsinterval ASSYST
PLUS is slechts een hulpmiddel. De bestuurder
van de auto is zelf verantwoordelijk voor het even-
tueel vaker dan voorgeschreven uitvoeren van
onderhoudswerkzaamheden wanneer de bedrijfs-
omstandigheden en/of belastingen daartoe aan-
leiding geven.
Standtijd met accukabels losgemaakt
De weergave van het onderhoudsinterval ASSYST
PLUS berekent de onderhoudstermijn alleen wan-
neer de accukabels aangesloten zijn.
#Vóór het losmaken van de accukabels de
onderhoudstermijn op het bestuurdersdisplay
laten weergeven en noteren (/ pagina 680).
Onderhoudsmanagement
Aanwijzingen met betrekking tot het onderhouds-
management
Wanneer de dienst onderhoudsmanagement geac-
tiveerd is, worden automatisch de relevante gege-
vens verzonden aan de Mercedes-Benz klanten-
service.
De klantenservice gee de informatie door aan de
Service Partner die door u op de website van
Mercedes me onder: http://www.mercedes.me
is opgeslagen. Daardoor verkrijgt u individuele
adviezen voor het onderhoud van de auto.
%De berekening van het optimale verzendtijd-
stip van de onderhoudsvraag aan de Service
Partner is afhankelijk van technische beper-
kingen. Deze kunnen ervoor zorgen dat het
onderhoudsadvies als te vroeg of te laat wordt
waargenomen, of in het geheel niet plaats-
vindt. In dat geval kunt u via de onderhouds-
herinnering in het multimediasysteem eenvou-
dig een onderhoudsafspraak maken met de
klantenservice.
%Het onderhoudsmanagement en de onder-
houdsherinnering in het multimediasysteem
zijn niet in elk land beschikbaar. Bij een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats informeren
of deze functie in uw land beschikbaar is.
Verstuurde gegevens bij gebruik van onderhouds-
management
Wanneer de service geactiveerd is, worden auto-
matisch relevante gegevens voor het vastleggen
van de noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden
en het herkennen en verhelpen van storingen ver-
zonden.
Meer informatie over de gegevensoverdracht is te
vinden in de privacyverklaringen van de Mercedes
me connect services. Deze vindt u op: http://
www.mercedes.me onder "Mijn Mercedes me
account", "Gebruiksvoorwaarden".
%Het onderhoudsmanagement en de onder-
houdsherinnering in het multimediasysteem
zijn niet in elk land beschikbaar.
Onderhoud en verzorging 681
F296 0032 07
Telediagnose
Aanwijzingen met betrekking tot telediagnose
%De dienst is niet in alle landen beschikbaar.
De auto kan herkennen dat bepaalde slijtagedelen
moeten worden vervangen, of dat er functiestorin-
gen zijn opgetreden aan voertuigsystemen. Wan-
neer de dienst Telediagnose geactiveerd is, wor-
den automatisch de relevante gegevens verzon-
den aan de fabrikant. Wanneer door de zelfdiag-
nose van de voertuigsystemen storingen worden
herkend, verstuurt het systeem afhankelijk van de
herkende storingen instructies naar de Mercedes-
Benz klantenservice. De klantenservice gee de
informatie door aan de Service Partner die door u
op de website van Mercedes me onder: http://
www.mercedes.me is opgeslagen.
Bij enkele functiestoringen kan in het multimedia-
systeem de melding verschijnen dat een functie-
storing is herkend, met het verzoek contact op te
nemen met de Mercedes-Benz klantenservice.
Vanuit deze melding kan direct worden gebeld
met de klantenservice om hulp te verkrijgen.
%Het doorgeven van een bericht aan het multi-
mediasysteem is afhankelijk van het land, het
voertuigtype en de uitrusting en vereist een
snelle gegevensverbinding – de provider hee
hier geen invloed op.
%Een betrouwbare storingsherkenning is afhan-
kelijk van technische beperkingen. Daarom
kan slechts een beperkt aantal storingen wor-
den herkend en een beperkt aantal instructies
worden doorgegeven aan de klantenservice
en de Service Partner. Mercedes-Benz AG
werkt continu aan de uitbreiding van deze
service. De storingsherkenning is afhankelijk
van het land, het voertuigtype en de uitrus-
ting.
Verstuurde gegevens bij gebruik van telediagnose
Wanneer de service geactiveerd is, worden auto-
matisch relevante gegevens voor het vastleggen
van de noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden
en het herkennen en verhelpen van storingen ver-
zonden.
Meer informatie over de gegevensoverdracht is te
vinden in de privacyverklaringen van de Mercedes
me connect services. Deze vindt u op: http://
www.mercedes.me onder "Mijn Mercedes me
account", "Gebruiksvoorwaarden".
%De omvang van de verstuurde gegevens hangt
af van het type en de uitrusting van de auto.
Door technische omstandigheden zijn niet alle
gegevens op elk moment beschikbaar.
Motorruimte
Aanwijzingen met betrekking tot de motorkap
Het openen van de motorkap mag uitsluitend door
het geschoold personeel van een gekwaliceerde
werkplaats worden uitgevoerd. Het is de klant niet
toegestaan dit zelf te doen.
Voor het openen van de motorkap contact opne-
men met een gekwaliceerde werkplaats.
&GEVAAR Levensgeaar bij het uitvoeren van
onderhoudswerken tijdens het laadproces
Tijdens het laadproces staat het hogevollt-
boordnet onder hoge elektrische spanning.
#Tijdens het laadproces geen onder-
houdswerken uitvoeren.
682 Onderhoud en verzorging
F296 0032 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door ontgrendelde motorkap tijdens het
rijden
De motorkap kan zich openen en het zicht
belemmeren.
#Nooit de motorkap ontgrendelen tijdens
het rijden.
#Voor iedere rit controleren dat de motor-
kap vergrendeld is.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel bij het openen en sluiten van de
motorkap
De motorkap kan plotseling in de eindstand
vallen.
Voor personen die zich in het draaibereik van
de motorkap bevinden bestaat gevaar voor let-
sel!
#Als een persoon zich in het zwenkbereik
bevindt, de motorkap niet openen of slui-
ten.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
oververhitte auto
Wanneer u de motorkap bij een oververhitte
auto of een brand in de motorruimte opent,
kunnen zich de volgende situaties voordoen:
RU kunt met hete gassen in contact komen.
RU kunt met andere ontsnappende, hete
bedrijfsstoen in aanraking komen.
#Bij een oververhitting of brand in de
motorruimte de motorkap gesloten hou-
den en de brandweer waarschuwen.
#De oververhitte auto eerst laten afkoe-
len, als de motorkap moet worden
geopend.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
bewegende delen
Bestanddelen in de motorruimte kunnen ook
bij uitgeschakeld aandrijfsysteem blijven wer-
ken of plotseling in werking treden.
Het volgende in acht nemen als de motorkap
moet worden geopend:
#De auto uitschakelen.
#Nooit in de gevarenzone van bewegende
onderdelen, bijvoorbeeld het draaibereik
van de ventilator, grijpen.
#Sieraden en horloges afdoen.
#Kledingstukken en haren uit de buurt van
bewegende delen houden.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
het gebruik van de ruitenwissers bij geo-
pende motorkap
Als de ruitenwissers zich in beweging zetten
als de motorkap geopend is, kunt u bekneld
raken in de wisserstangen.
#Altijd eerst de ruitenwissers en de auto
uitschakelen wanneer de motorkap moet
worden geopend.
Onderhoud en verzorging 683
F296 0032 07
Aanwijzingen met betrekking tot het koelvloeistof-
niveau
Het controleren of bijvullen va koelvloeistof mag
uitsluitend worden uitgevoerd door het geschoold
personeel van een gekwaliceerde werkplaats.
Het is de klant niet toegestaan dit zelf te doen.
Voor het controleren of bijvullen van koelvloeistof
contact opnemen met een gekwaliceerde werk-
plaats.
&GEVAAR Levensgeaar bij het uitvoeren van
onderhoudswerken tijdens het laadproces
Tijdens het laadproces staat het hogevollt-
boordnet onder hoge elektrische spanning.
#Tijdens het laadproces geen onder-
houdswerken uitvoeren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
oververhitte auto
Wanneer u de motorkap bij een oververhitte
auto of een brand in de motorruimte opent,
kunnen zich de volgende situaties voordoen:
RU kunt met hete gassen in contact komen.
RU kunt met andere ontsnappende, hete
bedrijfsstoen in aanraking komen.
#Bij een oververhitting of brand in de
motorruimte de motorkap gesloten hou-
den en de brandweer waarschuwen.
#De oververhitte auto eerst laten afkoe-
len, als de motorkap moet worden
geopend.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
bewegende delen
Bestanddelen in de motorruimte kunnen ook
bij uitgeschakeld aandrijfsysteem blijven wer-
ken of plotseling in werking treden.
Het volgende in acht nemen als de motorkap
moet worden geopend:
#De auto uitschakelen.
#Nooit in de gevarenzone van bewegende
onderdelen, bijvoorbeeld het draaibereik
van de ventilator, grijpen.
#Sieraden en horloges afdoen.
#Kledingstukken en haren uit de buurt van
bewegende delen houden.
&WAARSCHUWING Verbrandingsgevaar
door heet koelmiddel
Als u bij een bedrijfswarm aandrijfsysteem het
afsluitdeksel opent, kunt u zich verbranden.
#Vóór het openen van het afsluitdeksel
het aandrijfsysteem laten afkoelen.
#Bij het openen veiligheidshandschoenen
en veiligheidsbril dragen.
#Om de druk af te laten het afsluitdeksel
langzaam openen.
684 Onderhoud en verzorging
F296 0032 07
Lucht-waterkanaal vrijhouden
#Het gebied tussen de motorkap en de voorruit
vrijhouden van afzettingen, bijvoorbeeld ijs,
sneeuw of bladeren.
Ruitensproeierinstallatie bijvullen
&WAARSCHUWING Gevaar voor brand en
letsel door ruitensproeiervloeistofconcen-
traat
Ruitensproeiervloeistofconcentraat is licht
ontvlambaar.
#Vuur, open licht, roken en vonkvorming
vermijden bij het werken met het ruiten-
sproeiervloeistofconcentraat.
Voorwaarden
RDe auto is ontgrendeld.
#Op de achterzijde van de ruitensproeiervloei-
stofvulklep 1 drukken.
De ruitensproeiervloeistofvulklep 1 wordt
geopend.
#Ruitensproeiervloeistof bijvullen.
#De ruitensproeiervloeistofvulklep 1 sluiten.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Reiniging en verzorging
Aanwijzingen met betrekking tot het auto wassen
in een wasstraat
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door verminderde remwerking na het auto
wassen
Nadat de auto is gewassen, hebben de rem-
men een verminderde remwerking.
#Nadat de auto is gewassen, rekening
houdend met de verkeerssituatie, voor-
zichtig afremmen tot de volledige rem-
werking weer aanwezig is.
*AANWIJZING Beschadiging door zelfstan-
dig remmen
Wanneer een van de volgende functies inge-
schakeld is, remt de auto in bepaalde situaties
automatisch:
RActive Brake Assist System
RActieve afstandsassistent DISTRONIC
Onderhoud en verzorging 685
F296 0032 07
RHOLD-functie
RActieve parkeerassistent
Om schade aan de auto te vermijden, deze
systemen bijv. uitchakelen bij het slepen of in
de wasstraat.
*AANWIJZING Beschadigingen als gevolg
van ongeschikte wasstraat
#Voor het inrijden van een wasstraat con-
troleren of de wasstraat geschikt is voor
de afmetingen van de auto.
#Erop letten dat er voldoende bodemvrij-
heid tussen de bodemplaat en de gelei-
derails van de wasstraat aanwezig is.
#Erop letten dat de doorgangsbreedte van
de wasstraat, met name de breedte van
de geleiderails, voldoende is.
Om schade aan de auto te vermijden, het vol-
gende in acht nemen bij gebruik van een was-
straat:
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC is
uitgeschakeld.
RDe HOLD-functie is uitgeschakeld.
RDe 360°-camera of de achteruitrijcamera is
uitgeschakeld.
RDe auto is vergrendeld en de portiergrepen
zijn ingeschoven.
RDe zijruiten en het schuifdak zijn volledig
gesloten.
RDe buitenspiegels zijn ingeklapt.
RDe aanjager van de ventilatie en de verwar-
ming is uitgeschakeld.
RDe schakelaar van de ruitenwissers staat in de
stand g.
RDe sleutel is ten minste 6 m van de auto ver-
wijderd. Anders kan de achterklep of een por-
tier onbedoeld opengaan.
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuig-
sleutel.
RBij wasstraten met sleepinstallatie:
-De neutraalstand i is ingeschakeld.
-De auto is van binnenuit vergrendeld.
RGeen handbewegingen maken in de omgeving
van het bedieningspaneel dakconsole of in de
instellingen voor de MBUX interieurassistent
de optie Schuifdak en rolzonnescherm deacti-
veren (/ pagina 515).
%Door na het auto wassen de was van de voor-
ruit en de ruitenwisserrubbers te verwijderen,
wordt streepvorming voorkomen en worden
wisgeluiden gereduceerd.
Wasstraatmodus
In de wasstraatmodus is de auto voorbereid voor
het binnenrijden in een wasstraat. De wasstraat-
modus kan tot een snelheid van 20 km/h worden
geactiveerd (/ pagina 687).
686 Onderhoud en verzorging
F296 0032 07
Bij activering van de wasstraatmodus verschijnt in
het bestuurdersdisplay de melding Wasstraatmo-
dus actief. De volgende instellingen worden inge-
voerd:
RDe buitenspiegels worden ingeklapt.
ROm het automatisch in werking treden van de
ruitensproeierinstallatie te voorkomen, wordt
de regensensor gedeactiveerd.
RDe luchtrecirculatie wordt ingeschakeld.
RDe achterruitenwisser wordt gedeactiveerd.
RDe zijruiten en het schuifdak worden eventu-
eel gesloten.
RComfortabel portier openen buiten werking.
RDe PARKTRONIC-parkeerassistent wordt
gedeactiveerd.
RHet actieve Brake-Assist systeem wordt even-
tueel gedeactiveerd.
RAuto's met 360°-camera: na circa acht secon-
den wordt het frontbeeld weergegeven.
RAuto's met HANDS-FREE ACCESS: de kick-
herkenning wordt gedeactiveerd.
RAuto's met AIRMATIC: De auto wordt tot de
maximaal mogelijke voertuighoogte omhoog-
gebracht (/ pagina 403)
Als het omhoogbrengen langer dan 25 secon-
den duurt, verschijnt de volgende melding op
het bestuurdersdisplay:
Voorbereiding voor de wasstraat onvolledig
Zie centraal display. Na enige tijd wordt het
omhoogbrengen van de auto automatisch
voortgezet.
Als een van de instellingen niet kan worden uitge-
voerd, wordt dit door een % achter de betref-
fende instelling weergegeven.
Het indrukken van Uitschakelen beëindigt de was-
straatmodus. Boven een snelheid van 20 km/h
wordt de wasstraatmodus automatisch gedeacti-
veerd.
De wasstraatmodus kan ook via het MBUX-multi-
mediasysteem worden uitgeschakeld
(/ pagina 687).
Bij deactivering van de wasstraatmodus worden
de volgende instellingen weer teruggezet:
RDe buitenspiegels klappen uit.
RDe regensensor wordt geactiveerd.
RDe luchtrecirculatie wordt uitgeschakeld.
RDe achterruitenwisser wordt geactiveerd.
RComfortabel portier openen weer actief.
RDe PARKTRONIC-parkeerassistent wordt naar
de daarvoor geselecteerde instelling terugge-
zet.
RHet actieve Brake Assist System wordt eventu-
eel gedeactiveerd.
RDe zijruiten en het schuifdak blijven gesloten.
RAuto's met 360°-camera: het frontbeeld wordt
vanaf een snelheid van 18 km/h uitgescha-
keld.
RAuto's met HANDS-FREE ACCESS: De kick-
herkenning wordt geactiveerd.
RAuto's met AIRMATIC: De auto wordt tot de
daarvoor ingestelde voertuighoogte omlaagge-
bracht.
Wasstraatmodus in- of uitschakelen
Voorwaarden
RDe auto staat stil.
Onderhoud en verzorging 687
F296 0032 07
RDe auto is ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Rijden
Wasstraatmodus inschakelen
#Wasstraatmodus selecteren.
#Activeren selecteren.
Als een van de instellingen niet kan worden uitge-
voerd, wordt dit door een % achter de betref-
fende instelling weergegeven.
%Voor een overzicht van de instellingen die bij
het inschakelen van de wasstraatmodus wor-
den uitgevoerd (/ pagina 686).
Wasstraatmodus uitschakelen
#Uitschakelen selecteren.
De instellingen van de wasstraatmodus wor-
den teruggezet.
%Zodra een snelheid van 20 km/h wordt over-
schreden, wordt de wasstraatmodus automa-
tisch gedeactiveerd.
Remmenonderhoudsmodus
Met de remmenonderhoudsmodus wordt zicht-
baar roest verwijderd. Daarbij wordt de remschijf
tijdens het rijden gereinigd. Schakel de remme-
nonderhoudsmodus in zodra de eerste tekenen
van roest zichtbaar zijn.
De remmenonderhoudsmodus wordt ingeschakeld
met het multimediasysteem (/ pagina 688).
Voorwaarden voor de activering:
RDe remschijf hee door vorige remhandelin-
gen geen verhoogde temperatuur.
RDe remmenonderhoudsmodus werd de afgelo-
pen twee weken minder dan drie keer volledig
uitgevoerd.
Wanneer niet versneld of vertraagd werd, is de
modus actief vanaf een snelheid van 65 km/h.
De remmenonderhoudsmodus genereert een lage
remdruk waardoor de remschijf gereinigd wordt.
Daarbij ontstaat een minimaal snelheidsverlies.
Het remmenonderhoud kan enkele minuten in
beslag nemen. Deze procedure wordt afgesloten
zodra het vereiste aantal wielomwentelingen is
bereikt. Wanneer tijdens het remmenonderhoud
een onderbreking is, wordt de procedure gepau-
zeerd. De remmenonderhoudsmodus wordt ver-
der uitgevoerd zodra de beginsituatie weer is
bereikt.
In de volgende gevallen wordt de remmenonder-
houdsmodus automatisch gedeactiveerd:
RDe auto wordt uitgeschakeld.
RDe remschijven hebben een duidelijk ver-
hoogde temperatuur.
RDe ESP®-functie grijpt in.
%Als de remmenonderhoudsmodus automa-
tisch werd gedeactiveerd, moet die opnieuw
worden gestart.
Remmenonderhoudsmodus in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Rijden
#De functie in- of uitschakelen.
688 Onderhoud en verzorging
F296 0032 07
Als aan de startvoorwaarden voor de remmenon-
derhoudsmodus niet is voldaan, is het bedienings-
veld grijs.
%Meer informatie over de remmenonderhouds-
modus (/ pagina 688).
Aanwijzingen met betrekking tot het gebruik van
een hogedrukreiniger
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij gebruik van een hogedrukreiniger met
rondstraalsproeier
De waterstraal kan niet zichtbare schade ver-
oorzaken.
Beschadigde onderdelen kunnen onverwachts
uitvallen.
#Geen hogedrukreiniger met rondstraals-
proeiers gebruiken.
#Beschadigde banden of onderdelen van
het onderstel direct laten vervangen.
Om schade aan de auto te vermijden, het vol-
gende in acht nemen bij gebruik van een hoge-
drukreiniger:
RDe sleutel is ten minste 3 m van de auto ver-
wijderd. Anders kan de achterklep of een por-
tier onbedoeld opengaan.
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuig-
sleutel.
REen minimale afstand van 30 cm tot de auto
aanhouden.
RAuto's met decorfolie: Onderdelen van de auto
zijn bedekt met een decorfolie. Een minimale
afstand van 70 cm tussen de met folie
bedekte delen van de auto en de sproeier-
mond van de hogedrukreiniger aanhouden. De
sproeier van de hogedrukreiniger tijdens de
reiniging bewegen. De watertemperatuur van
de hogedrukreiniger mag niet hoger zijn dan
60 °C.
RDe opgaven over de correcte afstand in de
handleiding van de fabrikant van de hogedruk-
reiniger in acht nemen.
RDe sproeier van de hogedrukreiniger niet
rechtstreeks op gevoelige onderdelen richten,
zoals bijv. banden, kieren, elektrische onder-
delen, accu's, lichtbronnen en ventilatieroos-
ters.
Auto met de hand wassen
De wettelijke bepalingen in acht nemen, in som-
mige landen is het met de hand wassen bijvoor-
beeld alleen toegestaan bij speciale wasplaatsen.
#Een mild schoonmaakmiddel, bijvoorbeeld
autoshampoo, gebruiken.
#Gebruik geen zuurhoudende reinigingsmidde-
len.
#De auto met lauw water en een zachte auto-
spons wassen. De auto daarbij niet aan direct
invallend zonlicht blootstellen.
#De auto voorzichtig met water afspoelen en
met een zeem afdrogen.
%De aanwijzingen met betrekking tot de verzor-
ging van onderdelen van de auto in acht
nemen (/ pagina 691).
Onderhoud en verzorging 689
F296 0032 07
Aanwijzingen met betrekking tot de verzorging van
lak en matte lak
Om beschadigingen van de lak en beïnvloeding
van de rijassistentiesystemen te vermijden, de vol-
gende aanwijzingen in acht nemen:
Lak
RDode insecten: Met insectenverwijderaar
inweken en vervolgens afspoelen.
RVogeluitwerpselen: Met water inweken en ver-
volgens afspoelen.
RBoomhars, olie, brandstof en vet: met een in
wasbenzine of aanstekervloeistof gedrenkte
doek door licht wrijven verwijderen.
RKoelvloeistof en remvloeistof: Met een voch-
tige doek en schoon water verwijderen.
RTeerspatten: Teerverwijderingsmiddel gebrui-
ken.
RWax: Siliconenverwijderaar gebruiken.
RGeen stickers, folie of iets dergelijks aanbren-
gen. Het aanbrengen van folie op de bumpers
uitsluitend bij een gekwaliceerde werkplaats
laten uitvoeren.
RVervuiling indien mogelijk direct verwijderen.
Geen zuuroplossingen en zuurhoudende reini-
gingsmiddelen gebruiken.
Matte lak
RAlleen voor Mercedes-Benz goedgekeurde
onderhoudsproducten gebruiken.
RGeen stickers, folie of iets dergelijks aanbren-
gen. Het aanbrengen van folie op de bumpers
uitsluitend bij een gekwaliceerde werkplaats
laten uitvoeren.
RDe auto en de lichtmetalen velgen niet
poetsen.
RUitsluitend wasstraten gebruiken die voldoen
aan de huidige stand van de techniek.
RIn wasstraten geen wasprogramma's met een
aansluitende behandeling met hete wax
gebruiken.
RGeen cleaners, schuur-/polijstproducten of
glansconserveringsmiddelen, bijvoorbeeld
wax, gebruiken.
Bij lakschade:
RLakwerkzaamheden uitsluitend laten uitvoeren
bij een gekwaliceerde werkplaats.
RDe werking van de radarsensoren controleren
(/ pagina 347).
Aanwijzingen met betrekking tot het reinigen van
decorfolie
Neem de „Aanwijzingen voor lak- en matlakonder-
houd“ (/ pagina 690) in acht. Deze aanwijzingen
gelden ook voor matte decorfolie.
Om schade te vermijden de aanwijzingen met
betrekking tot de reiniging van decorfolie in acht
nemen.
Reiniging
RBij reinigen met de hogedrukreiniger moet een
minimale afstand van 70 cm tussen de met
folie bedekte delen van de auto en de sproei-
ermond van de hogedrukreiniger worden aan-
gehouden.
RVoor het reinigen veel water en een mild reini-
gingsmiddel zonder toevoegingen of schu-
690 Onderhoud en verzorging
F296 0032 07
rende stoen gebruiken, bijvoorbeeld een voor
Mercedes-Benz goedgekeurde autoshampoo.
RGebruik geen zuurhoudende reinigingsproduc-
ten.
RVervuiling indien mogelijk direct verwijderen.
Om te voorkomen dat de decorfolie onherstel-
baar beschadigd raakt, sterk wrijven vermij-
den.
RBij vervuiling in het oppervlak of een doe
decorfolie: Het voor Mercedes-Benz geadvi-
seerde en vrijgegeven reinigingsmiddel Paint
Cleaner gebruiken.
RDode insecten: Met insectenverwijderaar
inweken en vervolgens afspoelen.
RVogeluitwerpselen: Met water inweken en ver-
volgens afspoelen.
ROm watervlekken te vermijden, een auto die
van folie is voorzien na het wassen altijd met
een zachte, goed absorberende doek drogen.
Schade aan de decorfolie vermijden
RDe levensduur en de kleurechtheid van decor-
folie kan door de volgende zaken worden beïn-
vloed:
-Zonlicht
-Temperatuur, bijvoorbeeld door de aanja-
ger
-Weersomstandigheden
-Steenslag en vervuiling
-Chemische reinigingsmiddelen
-Vethoudende stoen
RGeen poetsmiddelen op matte decorfolie
gebruiken. Poetsen leidt ertoe dat het opper-
vlak gaat glanzen.
RMatte decorfolie of structuurfolie niet met wax
behandelen. Hierdoor kunnen vlekken ont-
staan die niet kunnen worden verwijderd.
Krassen, agressieve aanslag, vlekken door invloe-
den van buitenaf en beschadigingen die ontstaan
zijn door niet deskundige verzorging kunnen niet
altijd worden hersteld. In dit geval contact opne-
men met een gekwaliceerde werkplaats.
Informatie over speciale verzorgings- en reini-
gingsmiddelen is verkrijgbaar bij de fabrikant.
Bij met folie bedekte oppervlakken kunnen na het
verwijderen van decorfolie optische verschillen
optreden met de oppervlakken die niet door
decorfolie beschermd waren.
%Werkzaamheden of reparaties aan decorfolie
bij een gekwaliceerde werkplaats laten uit-
voeren, bijvoorbeeld een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats.
Aanwijzingen met betrekking tot de reiniging en
verzorging van onderdelen van de auto
&WAARSCHUWING Inklemgevaar door inge-
schakelde ruitenwissers bij het reinigen
van de voorruit
Als de ruitenwissers zich tijdens het reinigen
van de voorruit of van de ruitenwisserbladen in
beweging zetten, kunt u bekneld raken.
#Alvorens de voorruit of de ruitenwisser-
bladen te reinigen, altijd de ruitenwissers
en het aandrijfsysteem uitschakelen.
Onderhoud en verzorging 691
F296 0032 07
*AANWIJZING Beschadigingen door zuur-
houdende reinigingsproducten
#Geen zuurhoudende reinigingsmiddelen
gebruiken. Anders kunnen de oppervlak-
ken worden beschadigd.
Om schade aan de auto te vermijden, de aanwij-
zingen met betrekking tot reiniging en verzorging
van de volgende onderdelen van de auto in acht
nemen:
Wielen en velgen
RWater en een zuurvrije velgreiniger gebruiken.
RVoor het verwijderen van remstof geen zuur-
houdende velgreiniger gebruiken. Anders wor-
den eventueel de wielbouten en onderdelen
van de remmen beschadigd.
RTer vermijding van corrosievorming op de rem-
schijven en remblokken na het reinigen enkele
minuten rijden en de auto dan pas parkeren.
De remschijven en remblokken worden warm
en drogen.
Ruiten
*AANWIJZING Beschadiging van elektroni-
sche onderdelen door overmatig binnen-
dringen van vloeistoen
Bij het reinigen van de ruiten van binnenuit
kunnen naar beneden stromende vloeistoen,
bijv.reinigingsmiddelen of water, achter bekle-
dingsonderdelen van het voertuiginterieur
terechtkomen en schade aan elektronische
onderdelen veroorzaken.
#Gebruik reinigingsmiddelen zo spaar-
zaam mogelijk.
#Vang gemorste vloeistoen onmiddellijk
op.
RDe ruiten aan de binnen- en buitenzijde met
een vochtige doek en een door Mercedes-
Benz geadviseerd reinigingsmiddel reinigen.
RVoor het reinigen van de binnenzijde geen
droge doeken, schuurmiddelen of oplosmidde-
len bevattende reinigingsmiddelen gebruiken.
%Na het vervangen van de ruitenwisserbladen
of de behandeling van de auto met wax de
voorruit grondig met voor Mercedes-Benz
geadviseerde reinigingsmiddelen reinigen. Het
niet in acht nemen van de gebruiksvoorschrif-
ten kan tot schade, smeersporen of verblin-
dende gedeeltes leiden.
%Condens of vuil op de buitenzijde van de voor-
ruit ter plaatse van de multifunctionele
camera verwijderen. Anders kunnen rijsyste-
men en rijveiligheidssystemen worden beïn-
vloed of uitvallen (/ pagina 347).
Ruitenwisserbladen
RDe ruitenwisserarmen gaan naar de vervan-
gingsstand (/ pagina 26).
RBij weggeklapte ruitenwisserarmen de ruiten-
wisserbladen met een vochtige doek reinigen.
%In acht nemen dat de ruitenwisserbladen van
een coating zijn voorzien. De coating kan res-
ten achterlaten op een doek. De ruitenwisser-
bladen niet overmatig en niet te vaak reinigen.
Exterieurverlichting
RDe ruiten met een natte spons en een mild rei-
nigingsmiddel, bijvoorbeeld autoshampoo, rei-
nigen.
692 Onderhoud en verzorging
F296 0032 07
RAlleen voor kunststof glas geschikte reini-
gingsmiddelen of doeken gebruiken.
Voertuigstekkerdoos (hoogspanningsaccu)
RDe voertuigstekkerdoos met schoon water en
een zachte doek reinigen.
RGeen hogedrukreiniger en geen reinigingsmid-
delen, bijvoorbeeld zeep, gebruiken.
Sensoren
RDe sensoren aan de voor- en achterzijde van
de auto reinigen met autoshampoo, rijkelijk
water en een zachte doek(/ pagina 347).
RBij het gebruik van een hogedrukreiniger een
minimumafstand van 30 cm aanhouden.
Camera's
RDe camera-afdekking met het multimediasys-
teem openen (/ pagina 414).
RDe cameralenzen met schoon water en een
zachte doek reinigen.
RGeen hogedrukreiniger gebruiken.
%Condens of vuil op de buitenzijde van de voor-
ruit ter plaatse van de multifunctionele
camera verwijderen. Anders kunnen rijsyste-
men en rijveiligheidssystemen worden beïn-
vloed of uitvallen (/ pagina 347).
Aanhangwagenvoorziening
RDe verzorgingstips in de handleiding van de
fabrikant van de aanhangwagenvoorziening in
acht nemen.
RDe kogelhals niet met een hogedrukreiniger of
oplosmiddel reinigen.
RRoestaanslag op de kogel bijvoorbeeld met
een staalborstel verwijderen.
RVuil met een pluisvrije doek verwijderen.
RNa reiniging van de kogelkop deze dun met
olie of met vet insmeren.
%Vóór het gebruik van een aanhangwagen met
antislingerkoppeling de handleiding van de
fabrikant in acht nemen.
Aanwijzingen met betrekking tot de verzorging van
het interieur
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
het losraken van kunststof delen na het
gebruik van oplosmiddelhoudende verzor-
gingsmiddelen
De oppervlakken in de cockpit kunnen poreus
worden. Wanneer de airbags dan worden
geactiveerd, kunnen kunststof delen losraken.
#Voor de reiniging van de cockpit geen
oplosmiddelhoudende verzorgings‑ en
reinigingsmiddelen gebruiken.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door gebleekte veiligheids-
gordels
Veiligheidsgordels kunnen door bleken of kleu-
ren aanzienlijk verzwakken.
Daardoor kunnen de veiligheidsgordels bij-
voorbeeld bij een ongeval scheuren of uitval-
len.
Onderhoud en verzorging 693
F296 0032 07
#Veiligheidsgordels nooit bleken of kleu-
ren.
*AANWIJZING Materiële schade door desin-
fectiemiddelen
Het interieur bevat een groot aantal gevoelige
oppervlakken, zoals displays, kunststoen en
leder.
Desinfectiemiddelen kunnen alcohol en
andere stoen bevatten, die door oppervlak-
ken dringen en deze beschadigen. Ook tech-
niek die zich achter toetsen en displays
bevindt kan worden beschadigd.
#Geen desinfectiemiddelen gebruiken op
oppervlakken in het interieur.
Om schade aan de auto te vermijden, de volgende
aanwijzingen met betrekking tot de reiniging en
verzorging in acht nemen:
Veiligheidsgordels
RMet lauw water en een zeepsopoplossing rei-
nigen.
RGeen chemische reinigingsmiddelen gebrui-
ken.
RNiet door verwarming boven 80°C of in direct
invallend zonlicht drogen.
Display
RHet display uitschakelen en laten afkoelen.
RHet oppervlak voorzichtig met een microvezel-
doek en een geschikt onderhoudsmiddel voor
displays (TFT-LCD) reinigen.
RGeen andere middelen gebruiken.
Head-up-display
RMet een zachte, niet-statische, pluisvrije doek
reinigen.
RGeen reinigingsmiddelen gebruiken.
Kunststof bekleding
RMet een vochtige microvezeldoek reinigen.
RBij sterke vervuiling: Een voor Mercedes-Benz
geadviseerd reinigingsmiddel gebruiken.
RGeen stickers, folie of iets dergelijks aanbren-
gen.
RNiet in contact laten komen met cosmetica,
insectenspray en zonnebrandcrème.
Echt hout en sierdelen
RMet een microvezeldoek reinigen.
RPianolaklook zwart: Met een vochtige doek en
een zeepsopoplossing reinigen.
RBij sterke vervuiling: Een voor Mercedes-Benz
geadviseerd reinigingsmiddel gebruiken.
RGeen oplosmiddelhoudende reinigingsmidde-
len, poetsmiddelen of wax gebruiken.
Interieurhemel
RMet een borstel of droogshampoo reinigen.
Vloerbedekking
REen voor Mercedes-Benz geadviseerd tapijt-
en textielreinigingsmiddel gebruiken.
Stuurwiel van kunstleder
RMet een vochtige katoenen doek en een 1%-
zeepoplossing het gehele stuurwiel reinigen.
Niet alleen afzonderlijke vlekken reinigen.
REen voor Mercedes-Benz aanbevolen reini-
gings- en verzorgingsmiddel gebruiken.
694 Onderhoud en verzorging
F296 0032 07
RGeen microvezeldoek gebruiken.
RGeen oliehoudende reinigings- en verzorgings-
middelen gebruiken.
Stuurwiel van echt leder of DINAMICA
*AANWIJZING Beschadigingen door ver-
keerde reinigingsmiddelen
#Geen oplosmiddelhoudende reinigings-
middelen, zoals teerverwijderingsmiddel
of velgenreiniger, poetsmiddelen of wax
gebruiken. Anders kan het oppervlak
worden beschadigd.
RMet een vochtige doek en een 1%-zeepsopop-
lossing reinigen en met een droge doek nave-
gen.
RBij sterke vervuiling: Een voor Mercedes-Benz
geadviseerd reinigingsmiddel gebruiken.
RLederverzorging: Een voor Mercedes-Benz
geadviseerd lederverzorgingsmiddel gebrui-
ken.
RHet leder niet te nat reinigen.
RGeen microvezeldoek gebruiken.
%Leder is een natuurproduct. Het oppervlak
hee natuurlijke kenmerken, zoals verschillen
in de structuur, groei- en letselsporen of lichte
kleurnuances. Deze oppervlaktekenmerken
zijn bijzonderheden van leder, geen materiaal-
gebreken. Bovendien ondergaat leder een
natuurlijk verouderingsproces, waarbij de
oppervlaktekenmerken veranderen.
Stoelhoezen van echt leder
RVerontreinigingen, bv. kruimels of stof, afzui-
gen en aansluitend de stoelhoezen met een
vochtige katoenen doek reinigen en met een
droge doek navegen. De stoelhoezen regelma-
tig reinigen.
RBij sterke vervuiling: een voor Mercedes-Benz
aanbevolen lederverzorgingsproduct voor de
nabehandeling gebruiken.
RLederverzorging: Een voor Mercedes-Benz
geadviseerd lederverzorgingsmiddel gebrui-
ken.
RGeen microvezeldoek gebruiken.
RHet leder niet te nat reinigen.
RGeen oliehoudende reinigings- en verzorgings-
middelen gebruiken.
%Leder is een natuurproduct. Het oppervlak
hee natuurlijke kenmerken, zoals verschillen
in de structuur, groei- en letselsporen of lichte
kleurnuances. Deze oppervlaktekenmerken
zijn bijzonderheden van leder, geen materiaal-
gebreken. Bovendien ondergaat leder een
natuurlijk verouderingsproces, waarbij de
oppervlaktekenmerken veranderen.
Door het natuurlijke materiaal leder kan de
stoelhoes gaan golven of rimpelen als ze
wordt belast.
Een regelmatige reiniging en verzorging van
het leder reduceert verontreinigingen,
gebruikssporen en schade als gevolg van ver-
oudering en verlengt daardoor duidelijk de
levensduur. Kleurafgevende kleding, bijvoor-
beeld jeans, kan verkleuringen op het leder
achterlaten.
Stoelhoezen van kunstleder
RVerontreinigingen, bv. kruimels of stof afzuigen
en aansluitend met een vochtige microvezel-
doek en een zeepsopoplossing van 1% de vol-
Onderhoud en verzorging 695
F296 0032 07
ledige stoelhoes reinigen. Niet alleen afzonder-
lijke vlekken reinigen.
REen voor Mercedes-Benz aanbevolen reini-
gings- en verzorgingsmiddel gebruiken.
RGeen microvezeldoek gebruiken.
RGeen oliehoudende reinigings- en verzorgings-
middelen gebruiken.
Stoelhoezen van stof
RVerontreinigingen, bv. kruimels of stof afzuigen
en aansluitend met een vochtige microvezel-
doek en een zeepsopoplossing van 1% de vol-
ledige stoelhoes reinigen. Niet alleen afzonder-
lijke vlekken reinigen.
REen voor Mercedes-Benz aanbevolen reini-
gings- en verzorgingsmiddel gebruiken.
RGeen oliehoudende reinigings- en verzorgings-
middelen gebruiken.
696 Onderhoud en verzorging
F296 0032 07
Noodgeval
Veiligheidsvest uitnemen
In de portieropbergvakken van alle portieren
bevindt zich een veiligheidsvestvak voor het
opbergen van een veiligheidsvest.
#Uitnemen: Het veiligheidsvestfoedraal 1 aan
de lus 2 eruit trekken.
#Het veiligheidsvestfoedraal 1 openen en het
veiligheidsvest eruit nemen.
#Terugplaatsen: Het veiligheidsvest opvouwen,
oprollen en in veiligheidsvestvak 1 opbergen.
#Het veiligheidsvestfoedraal 1 evenwijdig aan
de onderrand van de armsteun in het veilig-
heidsvestfoedraal schuiven. Daarbij erop let-
ten, dat de lus 2 gemakkelijk vast te pakken
is.
%Bij een nieuw veiligheidsvest de verpakkings-
folie verwijderen, voordat het vest met het
foedraal in het veiligheidsvestvak wordt
geschoven. Anders kan het veiligheidsvest
onbedoeld eruit glijden of wordt het verwijde-
ren bemoeilijkt.
De wettelijke bepalingen in de betreende
landen in acht nemen.
1Maximum aantal wasbeurten
2Maximale wastemperatuur
3Niet bleken
4Niet strijken
5Geen wasdroger gebruiken
6Niet chemisch reinigen
7Veiligheidsvest klasse 2
Alleen wanneer het veiligheidsvest de juiste maat
hee en volledig gesloten is kan aan de in de wet-
telijke norm vastgelegde eisen worden voldaan.
Pechhulp 697
F296 0032 07
Het veiligheidsvest in de volgende gevallen ver-
vangen:
RDe reecterende strepen zijn beschadigd of
vervuild.
RHet is te vaak gewassen.
RDe uorescerende werking van het veiligheids-
vest neemt af, bijvoorbeeld door permanent
zonlicht.
Het veiligheidsvest op milieuvriendelijke wijze
afvoeren:
RDaartoe contact opnemen met uw plaatselijke
afvalinzamelingsbedrijf.
Gevarendriehoek
Gevarendriehoek uitnemen
#De bagageruimtebodem openen.
#De gevarendriehoek 1 uitnemen.
Gevarendriehoek uitklappen
#De reectoren aan de zijkant tot een drie-
hoeksvorm omhoogtrekken en met de boven-
ste drukknop verbinden.
#De poten zijdelings naar onderen uitklappen.
EHBO-set
Auto's met twee rijen zitplaatsen
Bij aevering bevindt de EHBO-set 1 zich links in
de bagageruimte.
698 Pechhulp
F296 0032 07
Auto's met drie rijen zitplaatsen
Bij aevering bevindt de EHBO-set 1 zich links in
de bagageruimte.
Brandblusser uitnemen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door een niet correct bevestigde brand-
blusser in de beenruimte van de bestuur-
der
Een brandblusser kan de slag van de pedalen
beperken of een ingedrukt pedaal blokkeren.
Hierdoor wordt de bedrijfs‑ en verkeersveilig-
heid van de auto in gevaar gebracht.
De brandblusser kan gaan rondslingeren en de
bestuurder of anderen inzittende verwonden.
#De brandblusser altijd correct in de hou-
der opbergen en bevestigen.
#De brandblusser tijdens het rijden niet
uitnemen.
#De lip 1 omhoogtrekken.
#De lip 1 omlaagklappen.
#De brandblusser 2 uitnemen.
Bandenpech
Aanwijzingen met betrekking tot bandenpech
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door drukloze banden
Een drukloze band hee een sterk nadelige
invloed op de rij-eigenschappen en het stuur‑
en remgedrag.
Banden zonder noodloopeigenschappen:
#Niet met drukloze band rijden.
#De drukloze band direct laten vervangen
door een nood‑ of reservewiel of contact
opnemen met een gekwaliceerde werk-
plaats.
Banden met noodloopeigenschappen:
#De informatie en de waarschuwingsaan-
wijzingen over MOExtended banden
(banden met noodloopeigenschappen) in
acht nemen.
Pechhulp 699
F296 0032 07
Afhankelijk van de uitrusting van de auto hebt u in
geval van bandenpech over de volgende mogelijk-
heden:
RAuto's met TIREFIT-set: U kunt de band afdich-
ten om beperkt te kunnen doorrijden. Daartoe
de TIREFIT-set gebruiken (/ pagina 701).
RAuto's met Mercedes me connect: U kunt in
geval van pech een pechoproep starten met
het bedieningspaneel dakconsole
(/ pagina 611).
RAlle auto's: Het wiel vervangen
(/ pagina 727).
%Een noodwiel is alleen in bepaalde landen ver-
krijgbaar (/ pagina 734).
Opbergplaats TIREFIT-set
Auto's met twee rijen zitplaatsen
1Bandenvulcompressor
2Fles bandenafdichtmiddel
De TIREFIT-set bevindt zich onder de bagageruim-
tebodem.
Auto's met drie rijen zitplaatsen
1TIREFIT-set
De TIREFIT-set bevindt zich links in de bagage-
ruimte.
%De informatie over de vermogensklasse (LK)
en/of de elektrische gegevens vindt u aan de
achterzijde van de bandenvulcompressor:
RLK3 – 12 V/20 A, 240 W, 1 kg
Op een afstand van circa 1 m tot de banden-
vulcompressor en circa 1,6 m boven de grond
geldt het volgende geluidsniveau:
RGeluidsemissieniveau LPA 84 dB(A)
700 Pechhulp
F296 0032 07
RGeluidsvermogensniveau LWA 92 dB(A)
De bandenvulcompressor is onderhoudsvrij.
Bij een storing in de werking contact opne-
men met een gekwaliceerde werkplaats.
TIREFIT-set gebruiken
Voorwaarden
RFles bandenafdichtmiddel en bandenvulcom-
pressor staan klaar (/ pagina 57).
RSticker TIREFIT is beschikbaar.
RHandschoenen zijn beschikbaar.
Met het bandenplakmiddel TIREFIT kunnen kleine
perforaties tot 4 mm, in het bijzonder in het loop-
vlak van de band, worden afgedicht. TIREFIT is
bruikbaar bij een buitentemperatuur tot circa
-20 °C.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij gebruik van bandenplakmiddel
Met name in de volgende gevallen kan het
bandenplakmiddel de band niet afdichten:
RBij grotere insnijdingen of perforaties (gro-
ter dan eerder genoemd)
RVelgschade
RNa het rijden met een zeer lage banden-
spanning of lege banden
#Niet verder rijden.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel en
vergiigingsgevaar door bandenplakmid-
del
Het bandenplakmiddel is schadelijk voor de
gezondheid en veroorzaakt irritaties. Het mag
niet in contact met huid, ogen of kleding
komen of ingeslikt worden. De dampen niet
inademen. Bandenplakmiddel uit de buurt van
kinderen houden.
Bij contact met het bandenplakmiddel het vol-
gende in acht nemen:
#Bandenplakmiddel op de huid direct met
water afspoelen.
#Bandenplakmiddel in de ogen direct
grondig met schoon water uitspoelen.
#Als het bandenplakmiddel ingeslikt is,
direct de mond grondig uitspoelen en
veel water drinken. Geen braken opwek-
ken en zo snel mogelijk naar een arts
gaan!
#Met bandenplakmiddel vervuilde kleding
direct vervangen.
#Bij allergische reacties direct naar een
arts gaan.
*AANWIJZING Oververhitting door te lange
looptijd van de bandenvulcompressor
#De bandenvulcompressor niet langer dan
tien minuten zonder onderbreking
gebruiken.
De veiligheidsaanwijzingen van de fabrikant op de
sticker van de bandenvulcompressor in acht
nemen.
De es bandenafdichtmiddel elke vijf jaar laten
vervangen bij een gekwaliceerde werkplaats.
Pechhulp 701
F296 0032 07
#De binnengedrongen voorwerpen in de band
laten zitten.
#Deel 1 van de TIREFIT-sticker in het gezichts-
veld van de bestuurder op het combi-instru-
ment plakken.
#Deel 2 van de TIREFIT-sticker in de buurt van
het ventiel op de velg van het wiel met de
lekke band plakken.
#De stekker 4 met de kabel en de slang 5
uit de behuizing van de bandenvulcompressor
trekken.
#De stekker van de slang 5 in de ens 6 van
de es bandenafdichtmiddel 1 schuiven, tot
de stekker vergrendelt.
#De es bandenafdichtmiddel 1 met de
bovenzijde naar beneden in de uitsparing 2
van de bandenvulcompressor steken.
#Het ventieldopje van het ventiel 7 van de
lekke band draaien.
#De vulslang 8 op het ventiel 7 schroeven.
702 Pechhulp
F296 0032 07
#De stekker 4 in een 12V‑aansluiting van uw
auto steken.
#De auto inschakelen.
#De bandenvulcompressor met de in- en uit-
schakelaar 3 inschakelen.
De band wordt opgepompt. Eerst wordt het
bandenplakmiddel in de band gepompt. Daar-
bij kan de druk kortstondig naar circa 500 kPa
(5,0 bar, 73 psi) stijgen.
De bandenvulcompressor tijdens deze fase niet
uitschakelen!
#De bandenvulcompressor maximaal tien minu-
ten laten draaien.
Vervolgens moet een bandenspanning van ten
minste 200 kPa (2,0 bar, 29 psi) bereikt zijn.
Wanneer bandenplakmiddel weggelekt is, de
getroen plaatsen zo snel mogelijk reinigen. Bij
voorkeur schoon water gebruiken.
Wanneer uw kleding met bandenplakmiddel is ver-
vuild, deze zo snel mogelijk bij een stomerij met
perchloorethyleen laten reinigen.
Wanneer na tien minuten de bandenspanning van
200 kPa (2,0 bar, 29 psi) niet wordt bereikt:
#De bandenvulcompressor uitschakelen.
#De vulslang losdraaien van het ventiel van de
lekke band.
In acht nemen dat bij het losdraaien van de vul-
slang eventueel bandenplakmiddel kan ontsnap-
pen.
#Met de auto zeer langzaam circa 10 m vooruit-
of achteruitrijden.
#De band opnieuw oppompen.
Na maximaal tien minuten moet de banden-
spanning ten minste 200 kPa (2,0 bar, 29 psi)
bedragen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet bereikte bandenspanning
Als de aangegeven bandenspanning na de
aangegeven tijd niet wordt bereikt, is de band
te zwaar beschadigd. Het bandenplakmiddel
kan hier geen pechhulp bieden.
Het remgedrag en de rij-eigenschappen kun-
nen sterk nadelig worden beïnvloed.
#Niet verder rijden.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Wanneer na tien minuten de bandenspanning van
200 kPa (2,0 bar, 29 psi) wordt bereikt:
#De bandenvulcompressor uitschakelen.
#De vulslang losdraaien van het ventiel van de
lekke band.
Pechhulp 703
F296 0032 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
tijdens het rijden met afgedichte banden
Een met bandenplakmiddel tijdelijk afgedichte
band is niet geschikt voor hogere snelheden.
#De rijstijl aanpassen en voorzichtig rij-
den.
#De toegestane maximumsnelheid voor
een met bandenplakmiddel afgedichte
band in acht nemen.
#De toegestane maximumsnelheid voor een
met bandenplakmiddel afgedichte band van
80 km/h in acht nemen.
*AANWIJZING Vlekvorming door uitlopend
bandenplakmiddel
Resten bandenplakmiddel kunnen na het
gebruik uit de vulslang lopen.
#De vulslang in de plastic zak van de TIRE-
FIT-set leggen.
+MILIEU-AANWIJZING Milieuvervuiling door
verkeerde afvoer
Bandenplakmiddel bevat schadelijke stoen.
#De gebruikte es bandenafdichtmiddel
vakkundig afvoeren, bijvoorbeeld bij een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
#De es bandenafdichtmiddel en de bandenvul-
compressor opbergen.
#Meteen wegrijden.
#Na circa tien minuten stoppen en de banden-
spanning controleren met de bandenvulcom-
pressor.
De bandenspanning moet nu ten minste
130 kPa (1,3 bar, 19 psi) bedragen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet bereikte bandenspanning
Als de aangegeven bandenspanning niet wordt
bereikt, is de band te zwaar beschadigd. Het
bandenplakmiddel kan hier geen pechhulp bie-
den.
Het remgedrag en de rij-eigenschappen kun-
nen sterk nadelig worden beïnvloed.
#Niet verder rijden.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Landen met Mercedes-Benz Service24h: Een stic-
ker met het telefoonnummer van Mercedes-
BenzService24h bevindt zich bijvoorbeeld op de
B‑stijl aan bestuurderszijde.
#De bandenspanning corrigeren, wanneer deze
nog ten minste 130 kPa (1,3 bar, 19 psi)
bedraagt. Zie voor de waarden de banden-
spanningstabel op de B‑stijl aan bestuurders-
zijde.
#Bandenspanning verhogen: De bandenvulcom-
pressor inschakelen.
704 Pechhulp
F296 0032 07
#Bandenspanning verlagen: De afblaasknop 1
naast de manometer 2 indrukken.
#Wanneer de bandenspanning correct is, de
vulslang losdraaien van het ventiel van de
gerepareerde band.
#Het ventieldopje op het ventiel van de gerepa-
reerde band draaien.
#De es bandenafdichtmiddel uit de bandenvul-
compressor trekken.
De vulslang blij op de es bandenafdichtmid-
del.
#Naar de dichtstbijzijnde gekwaliceerde werk-
plaats rijden en de band, de es bandenaf-
dichtmiddel en de vulslang laten vervangen.
Accu (auto)
Aanwijzingen met betrekking tot de 12V‑accu
&WAARSCHUWING Explosiegevaar door
elektrostatische oplading
Door elektrostatische oplading kan het licht
explosieve gasmengsel van een accu ontste-
ken.
#Om aanwezige elektrostatische oplading
af te bouwen, de metalen carrosserie
aanraken voordat de accu wordt vastge-
pakt.
Het zeer explosieve gasmengsel ontstaat bij het
opladen van de accu en tijdens de starthulp.
Mercedes-Benz adviseert in verband met de vei-
ligheid alleen accu's te gebruiken die door
Mercedes-Benz speciaal voor de auto zijn getest
en goedgekeurd.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den door accuzuur
Accuzuur is een agressieve stof.
#Contact met de huid, ogen of kleding
voorkomen.
#Niet over de accu buigen.
#Geen accugassen inademen.
#Kinderen van de accu verwijderd hou-
den.
#Accuzuur direct grondig met veel schoon
water afspoelen en direct de hulp van
een arts inroepen.
+MILIEU-AANWIJZING Milieuschade door
een niet deskundige afvoer van accu's
Accu's bevatten schadelijke stoen. Het
is wettelijke verboden, deze samen met het
huisvuil af te voeren.
#
Accu's op milieuvriendelijke
wijze afvoeren. Ontladen batterijen bij
een gekwaliceerde werkplaats of bij
Pechhulp 705
F296 0032 07
een inzamelpunt voor oude batterijen
afgeven.
Wanneer de 12V‑accu moet worden losgekoppeld,
contact opnemen met een gekwaliceerde werk-
plaats.
Bij het werken met de accu's de veiligheidsaanwij-
zingen en beschermende maatregelen in acht
nemen.
Explosiegevaar
Vuur, open licht en roken zijn bij het wer-
ken aan de accu verboden. Vonkvorming
voorkomen.
Elektrolyt of accuzuur is agressief. Het
mag niet met de huid, ogen of kleding in
aanraking komen. Geschikte bescher-
mende kleding dragen, in het bijzonder
handschoenen, schort en gezichtsbe-
scherming. Elektrolyt- of zuurspatten
direct wegspoelen met schoon water.
Direct naar een arts gaan.
Een veiligheidsbril dragen.
Kinderen uit de buurt houden.
Deze handleiding lezen.
Wanneer u de auto gedurende een langere
periode niet wilt gebruiken, vraagt u advies bij een
gekwaliceerde werkplaats.
Aanwijzingen met betrekking tot de hoogspan-
ningsaccu
&GEVAAR Brand- en explosiegevaar bij
overschrijding van de inwendige druk van
de hoogspanningsaccu
Bij een autobrand kan brandbaar gas ontsnap-
pen en ontbranden.
#Bij een ongewone geurontwikkeling, rook
of brandvlekken direct het opladen
afbreken.
#Direct de gevarenzone verlaten. De geva-
renzone op voldoende afstand beveili-
gen.
#Contact opnemen met de brandweer.
De aanwijzingen met betrekking tot het opladen
van de hoogspanningsaccu in acht nemen
(/ pagina 312).
Explosiegevaar
Vuur, open licht en roken zijn bij het wer-
ken aan de accu verboden. Vonkvorming
voorkomen.
Elektrolyt of accuzuur is agressief. Het
mag niet met de huid, ogen of kleding in
aanraking komen. Geschikte bescher-
mende kleding dragen, in het bijzonder
handschoenen, schort en gezichtsbe-
scherming. Elektrolyt- of zuurspatten
direct wegspoelen met schoon water.
Direct naar een arts gaan.
706 Pechhulp
F296 0032 07
Een veiligheidsbril dragen.
Kinderen uit de buurt houden.
Deze handleiding lezen.
Starthulp en 12‑V‑accu opladen
#Starthulp alleen laten verlenen door een
gekwaliceerde werkplaats, bijvoorbeeld een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
#De accu alleen laten opladen bij een gekwali-
ceerde werkplaats, bijvoorbeeld een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
12V‑accu vervangen
#De accu alleen laten vervangen bij een gekwa-
liceerde werkplaats, bijvoorbeeld een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
Aan- of wegslepen
Overzicht van toegestane sleepmethoden
*AANWIJZING Beschadiging door zelfstan-
dig remmen
Wanneer een van de volgende functies inge-
schakeld is, remt de auto in bepaalde situaties
automatisch:
RActive Brake Assist System
RActieve afstandsassistent DISTRONIC
RHOLD-functie
RActieve parkeerassistent
Om schade aan de auto te vermijden, deze
systemen bijv. uitchakelen bij het slepen of in
de wasstraat.
Mercedes-Benz adviseert om de auto bij pech te
transporteren in plaats van te slepen.
Bij het slepen met beiden assen op de grond een
sleepkabel of een sleepstang gebruiken. Geen
triangelsystemen gebruiken.
Wanneer u ziet dat de auto koelvloeistof hee ver-
loren, de auto niet laten wegslepen. De auto in
plaats daarvan laten transporteren.
*AANWIJZING Schade aan de auto door
ondeskundig slepen
#De aanwijzingen voor het slepen in acht
nemen.
Auto's met achterwielaandrijving
Toegestane sleepmethoden
Beide assen op de
grond Ja, maximaal 50 km
met 50 km/h, alleen
vooruit met bestuur-
der in de cockpit
Vooras opgetild Nee
Achteras opgetild Ja, maximaal 50 km
met 50 km/h
Pechhulp 707
F296 0032 07
4MATIC auto's
Toegestane sleepmethoden
Beide assen op de
grond Ja, maximaal 50 km
met 50 km/h, alleen
vooruit met bestuur-
der in de cockpit
Vooras opgetild Nee
Achteras opgetild Nee
Auto slepen met beide assen op de grond
#De aanwijzingen met betrekking tot de toege-
stane sleepmethoden in acht nemen
(/ pagina 707).
#Controleren of de 12V‑accu aangesloten en
opgeladen is.
Wanneer de 12V‑accu losgekoppeld of ontladen
is, de volgende punten in acht nemen:
RHet aandrijfsysteem kan niet worden gestart.
RDe elektrische parkeerrem kan niet worden
uit- of ingeschakeld.
RDe keuzehendel kan niet in de stand i of j
worden gezet.
Wanneer ten minste één van de volgende situaties
van toepassing is, is alleen transport toegestaan:
RWanneer de keuzehendel niet in de stand i
kan worden gezet.
RWanneer de 12V‑accu losgekoppeld of ontla-
den is.
RWanneer het display in het combi-instrument
is uitgevallen.
RWanneer de displaymelding á Wegslepen
verboden Zie handleiding wordt weergegeven.
RWanneer de displaymelding + Koelvloei-
stof bijvullen zie handleiding wordt weergege-
ven.
RWanneer de displaymelding d Stoppen
Auto uitschakelen wordt weergegeven.
#In deze gevallen de auto vervoeren
(/ pagina 710).
*AANWIJZING Beschadiging door te snel of
te ver slepen
Door te snel of te ver slepen kan de aandrijijn
beschadigd raken.
#Een sleepsnelheid van 50 km/h niet
overschrijden.
#Een sleepafstand van 50 km niet over-
schrijden.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij het slepen van een voertuig met een te
hoog gewicht
Wanneer het te slepen voertuig zwaarder is
dan het toegestaan totaalgewicht van uw auto,
kunnen de volgende situaties zich voordoen:
RHet sleepoog breekt af.
RDe combinatie kan gaan slingeren en kan-
telen.
#Vóór het aan- of afslepen controleren of
het voertuig dat moet worden aan- of
708 Pechhulp
F296 0032 07
afgesleept zwaarder is dan het toege-
staan totaalgewicht.
Wanneer een auto moet worden weggesleept of
aangesleept, mag het toegestaan totaalgewicht
daarvan het toegestaan totaalgewicht van het
trekkende voertuig niet overschrijden.
#De gegevens over het toegestaan totaalge-
wicht van de betreende auto vindt u op het
voertuigtypeplaatje (/ pagina 854).
Auto slepen
#Het sleepoog aanbrengen (/ pagina 713).
#De sleepkabel of -stang bevestigen.
*AANWIJZING Beschadiging door verkeerde
bevestiging van de sleepkabel of -stang
#De sleepkabel of sleepstang alleen aan
de sleepogen bevestigen.
#De automatische vergrendeling uitschakelen
(/ pagina 166).
#De HOLD-functie niet activeren.
#De wegsleepbeveiliging uitschakelen
(/ pagina 189).
#Het Active Brake Assist System uitschakelen
(/ pagina 385).
#De keuzehendel in de stand i zetten.
#De elektrische parkeerrem vrijzetten.
#Tijdens het slepen in de cockpit blijven en dis-
playmeldingen in acht nemen.
#De auto tijdens het slepen niet uitschakelen.
Niet de start-stoptoets bedienen nadat u de
keuzehendel in de stand i hebt gebracht.
#Het bestuurders- of passagiersportier niet
openen, omdat anders de keuzehendel auto-
matisch in de stand j wordt gezet.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door beperkte veiligheidsrelevante func-
ties bij het slepen
Veiligheidsrelevante functies zijn in de vol-
gende situaties beperkt of niet meer beschik-
baar:
RDe auto is uitgeschakeld.
RDe start-stoptoets is bediend nadat de
keuzehendel in de i stand is gebracht.
RHet remsysteem of de stuurbekrachtiging
vertoont een storing.
RDe energievoorziening of het boordnet ver-
toont een storing.
#De auto in deze situaties niet slepen.
#De auto vervoeren (/ pagina 710).
Pechhulp 709
F296 0032 07
*AANWIJZING Beschadiging van het aan-
drijfsysteem door onjuist slepen
De auto mag in de volgende situaties niet wor-
den gesleept:
RDe auto is uitgeschakeld.
RDe start-stoptoets is bediend nadat de
keuzehendel in de i stand is gebracht.
RHet remsysteem of de stuurbekrachtiging
vertoont een storing.
RDe energievoorziening of het boordnet ver-
toont een storing.
#De auto in deze situaties niet slepen.
*AANWIJZING Beschadiging door te hoge
trekkrachten
Plotseling wegrijden kan door hoge trekkrach-
ten de auto's beschadigen.
#Langzaam en niet plotseling wegrijden.
Auto voor transport opladen
Voorwaarden
RDe auto staat stil.
RDe auto is uitgeschakeld.
RHet bestuurdersdisplay bevindt zich in de uit-
gangstoestand zonder geopende menu's
(/ pagina 452). Ook wanneer een waarschu-
wingsmelding zichtbaar is, is transport moge-
lijk.
RDe 12V‑accu is opgeladen.
#Indien nodig de systeemtaal instellen
(/ pagina 522).
#De aanwijzingen met betrekking tot het slepen
in acht nemen (/ pagina 57).
#Om de auto op te laden de sleepkabel of -
stang aan het sleepoog bevestigen.
%Auto's met aanhangwagenvoorziening: De
sleepkabel of -stang kan ook aan de aanhang-
wagenvoorziening worden bevestigd.
#De spanningsvoorziening inschakelen
(/ pagina 289).
#De keuzehendel in de stand i zetten.
%Bij storingen aan de elektronica kan de keuze-
hendel in de stand j geblokkeerd zijn. Om
i in te schakelen het boordnet van spanning
voorzien (/ pagina 54).
*AANWIJZING Mogelijke schade aan de
auto bij het op- en aaden
Bij het op- of aaden moet de auto tot het
transportniveau omhoog zijn gebracht.
Wanneer de transportinstellingen niet worden
weergegeven of als de displaymelding Auto
niet klaar om te verladen wordt weergegeven,
mag de auto niet worden op- of afgeladen.
#De auto indien nodig opnieuw tot het
transportniveau omhoogbrengen.
#Een auto die niet tot het transportniveau
omhoog kan worden gebracht, mag niet
via een afrijplank worden op- of afgela-
den. Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
710 Pechhulp
F296 0032 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door geactiveerd transportniveau
Als u het transportniveau gebruikt zijn de rij-
systemen en rijveiligheidssystemen slechts
beperkt beschikbaar en is het zicht vanuit de
auto beperkt.
De rijveiligheid wordt ernstig beperkt en er
bestaat gevaar voor ongevallen!
#Het transportniveau mag niet bij normaal
weggebruik worden gebruikt.
#Het transportniveau alleen voor het
laden voor transport van de auto en
alleen buiten het publieke verkeer active-
ren en gebruiken.
#Er mogen zich geen personen of voor-
werpen in de omgeving van de auto
bevinden; dit controleren.
Auto tot transportniveau omhoogbrengen
#De toets G gedurende ten minste vijf
seconden indrukken.
#Direct de toets a gedurende ten minste
vijf seconden indrukken.
De displaymelding Voor transportniveau auto
inschakelen wordt weergegeven.
#Voertuigtransport selecteren.
%De geluidscerticeringsmodus is uitsluitend
bedoeld voor de technische keuringsorganisa-
tie. Deze beperkt het aandrijfvermogen van de
auto en mag niet worden gebruikt bij normale
rijomstandigheden.
#De auto inschakelen (/ pagina 291).
De transportinstellingen worden weergegeven.
#Met een veegbeweging omlaag Transportni-
veau selecteren en a indrukken.
De auto gaat omhoog en de displaymelding
Auto komt omhoog… Oprijplank nog niet
berijden wordt gedurende 5 seconden weer-
gegeven. Het omhoogbrengen kan tot
60 seconden duren en kan met de toets G
worden geannuleerd.
#Tijdens het omhoogbrengen de auto niet uit-
schakelen.
Terwijl de auto omhoog wordt gebracht, kunt u
reeds met een snelheid van maximaal 40 km/h
manoeuvreren.
Pechhulp 711
F296 0032 07
#Bij het opladen voor transport afwachten tot
het transportniveau is bereikt en de status
Transportniveau wordt weergegeven.
%Wanneer de auto tot het transportniveau
omhoog is gebracht, worden de transportin-
stellingen ook na het opnieuw starten nog
steeds weergegeven. Daarbij is de bediening
van het bestuurdersdisplay beperkt.
Wanneer de auto zich op transportniveau bevindt,
wordt deze in de volgende situaties weer omlaag-
gebracht:
REr wordt sneller dan 40 km/h gereden.
RDe 12V‑accu is ontladen.
De auto wordt ingesteld op de hoogte van het
laatst actieve niveau.
Auto vervoeren
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij het transport van auto's
Bij het transport van auto's kan de combinatie
gaan slingeren en in een slip raken.
#De auto aan alle vier wielen vastzetten
met geschikte spanriemen.
*AANWIJZING Schade aan de auto door
verkeerd vastsjorren
#Na het opladen moet de auto aan alle
vier wielen worden vastgezet. Anders kan
de auto worden beschadigd.
#De auto op de transporter zetten.
#De keuzehendel in de stand j zetten.
#De auto met de elektrische parkeerrem tegen
wegrollen beveiligen.
#De auto en de spanningsvoorziening uitscha-
kelen.
#De auto alleen bij de wielen vastzetten.
Auto's met adaptieve instelbare demping
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij het transport van auto's met adaptieve
instelbare demping
Bij het vervoer van auto's met adaptieve instel-
bare demping kan de combinatie gaan slinge-
ren.
#De auto in de juiste positie op de trans-
porter zetten.
#De auto aan alle vier wielen vastzetten
met geschikte spanriemen.
*AANWIJZING Schade aan de auto door
verkeerd vastsjorren
#Na het opladen moet de auto aan alle
vier wielen worden vastgezet. Anders kan
de auto worden beschadigd.
#Een minimumafstand tot het transport-
platform van 20 cm naar boven en
10 cm naar beneden moet worden aan-
gehouden.
712 Pechhulp
F296 0032 07
#Na het opladen de auto aan alle vier wielen
vastzetten.
Auto aaden
#Erop letten dat de auto vóór het aaden tot
het transportniveau omhoog is gebracht
(/ pagina 404).
Auto na het aaden omlaagbrengen
#De spanningsvoorziening inschakelen.
#De auto inschakelen.
#In de transportinstellingen met een veegbewe-
ging naar boven Standaardniveau selecteren
en op a drukken.
De auto wordt ingesteld op de hoogte van het
laatst actieve niveau en de displaymelding
Auto komt omlaag wordt weergegeven.
#Nadat de auto is gezakt de toets G gedu-
rende ten minste twee seconden indrukken.
De transportinstellingen worden gesloten.
Opbergplaats sleepoog
Het sleepoog 1 bevindt zich onder de bagage-
ruimtebodem.
Sleepoog aanbrengen en verwijderen
Voorbeeld
#De afdekking 1 bij de markering naar binnen
drukken en verwijderen.
#Het sleepoog rechtsom tot de aanslag erin
draaien en vastzetten.
Pechhulp 713
F296 0032 07
Auto's met aanhangwagenvoorziening: Achter aan
de auto bevindt zich geen bevestiging voor het
inschroefbare sleepoog. De sleepkabel of -stang
aan de aanhangwagenvoorziening bevestigen.
#Na het verwijderen van het sleepoog de afdek-
king 1 in de bumper vergrendelen.
*AANWIJZING Beschadiging van de auto
door verkeerd gebruik van het sleepoog of
de aanhangwagenvoorziening
Bij het bergen van de auto door het lostrekken
met behulp van het sleepoog of de aanhang-
wagenvoorziening kan de auto beschadigd
raken.
#Het sleepoog of de aanhangwagenvoor-
ziening alleen gebruiken voor het slepen
of aanslepen van de auto.
#De sleepogen of de aanhangwagenvoor-
ziening niet gebruiken om de auto te ber-
gen.
Auto aanslepen
#Wanneer het aandrijfsysteem niet start, de
auto naar een gekwaliceerde servicewerk-
plaats laten transporteren, bijvoorbeeld een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
#Het aandrijfsysteem kan niet worden gestart
door middel van aanslepen. Geen pogingen tot
aanslepen ondernemen.
Elektrische zekeringen
Aanwijzingen met betrekking tot elektrische zeke-
ringen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door overbelaste bedrading
Wanneer een defecte zekering wordt gemani-
puleerd, overbrugd of door een zekering met
een hoger amperage wordt vervangen, kan de
elektrische bedrading overbelast worden.
Hierdoor kan brand ontstaan.
#Defecte zekeringen altijd door gespeci-
ceerde nieuwe zekeringen met het cor-
recte amperage vervangen.
*AANWIJZING Beschadiging door verkeerde
zekeringen
Door verkeerde zekeringen kunnen elektrische
componenten of systemen worden beschadigd
of aanzienlijk worden beperkt in hun werking.
#Alleen voor Mercedes-Benz goedge-
keurde zekeringen met het voorgeschre-
ven amperage gebruiken.
Doorgebrande zekeringen moeten worden vervan-
gen door gelijkwaardige zekeringen, herkenbaar
aan de kleur en de ampèrewaarde. De ampère-
waarden en verdere in acht te nemen informatie is
te vinden in het zekeringaansluitschema.
Zekeringaansluitschema: Op de zekeringendoos
onder de bagageruimtebodem (/ pagina 716)
714 Pechhulp
F296 0032 07
*AANWIJZING Beschadiging of functiesto-
ring door vochtigheid
Door vochtigheid kunnen functiestoringen of
beschadigingen aan de elektrische installatie
ontstaan.
#Bij een geopende zekeringenkast erop
letten dat geen vochtigheid in de zekerin-
genkasten kan binnendringen.
#Bij het sluiten van de zekeringenkast
erop letten dat de afdichting van het dek-
sel correct op de zekeringenkast is aan-
gebracht.
Wanneer een nieuw aangebrachte zekering
opnieuw doorbrandt, de oorzaak laten vaststellen
en verhelpen bij een gekwaliceerde werkplaats.
Voor het vervangen van zekeringen het volgende
controleren:
RDe auto is beveiligd tegen wegrollen.
RAlle elektrische verbruikers zijn uitgeschakeld.
RDe auto is uitgeschakeld.
De elektrische zekeringen zijn over verschillende
zekeringendoosen verdeeld:
RZekeringendoos in de cockpit aan bestuur-
derszijde (/ pagina 715)
RZekeringendoos in de beenruimte van de pas-
sagier (/ pagina 716)
RZekeringendoos onder de bagageruimtebodem
(/ pagina 716)
Zekeringendoos op de cockpit openen en sluiten
Voorwaarden
RDe aanwijzingen met betrekking tot elektri-
sche zekeringen in acht nemen
(/ pagina 54).
De zekeringendoos bevindt zich aan bestuurders-
zijde aan de zijkant van de cockpit onder een
afdekking.
#Openen: De afdekking 1 in de richting van
de pijl openklappen en verwijderen.
#Sluiten: De afdekking 1 weer aanbrengen.
Mercedes-Benz adviseert de zekeringendoos bij
een Mercedes-Benz-servicewerkplaats te laten
openen.
Pechhulp 715
F296 0032 07
Zekeringendoos in de beenruimte van de passa-
gier openen en sluiten
Voorwaarden
RDe aanwijzingen met betrekking tot elektri-
sche zekeringen in acht nemen
(/ pagina 54).
Auto's met rechtse besturing: De zekeringendoos
bevindt zich aan de linkerzijde.
#Zekeringendoos openen: De afdekking 1 ver-
wijderen.
#Zekeringendoos sluiten: De afdekking 1 weer
aanbrengen.
Zekeringendoos in de bagageruimte openen en
sluiten
Voorwaarden
De aanwijzingen met betrekking tot elektrische
zekeringen in acht nemen (/ pagina 54).
Auto's met twee rijen zitplaatsen
De zekeringendoos bevindt zich onder de bagage-
ruimtebodem onder een vilten afdekking.
#Voor het openen en sluiten kunt u zich wen-
den tot een gekwaliceerde werkplaats, bij-
voorbeeld een Mercedes-Benz-servicewerk-
plaats.
Auto's met drie rijen zitplaatsen
#De bagageruimtebodem openen
(/ pagina 40).
#Openen: De afdekking 1 in de richting van
de pijl omhoogklappen.
Het zekeringaansluitschema bevindt zich aan de
zijkant op de zekeringendoos.
#Sluiten: De afdekking 1 omlaagklappen.
716 Pechhulp
F296 0032 07
Aanwijzingen met betrekking tot geluidsontwik-
keling of ongewoon rijgedrag
Tijdens het rijden letten op trillingen, geluiden en
ongewoon rijgedrag. Dit kan wijzen op beschadi-
gingen aan banden of velgen. Onzichtbare
beschadigingen van de banden kunnen eveneens
de oorzaak van het ongewone rijgedrag zijn.
Als wordt vermoed dat er iets met de banden of
velgen niet in orde is de snelheid verminderen en
de wielen en banden bij een gekwaliceerde werk-
plaats laten controleren.
Aanwijzingen met betrekking tot het regelmatig
controleren van de velgen en banden
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door beschadigde banden
Beschadigde banden kunnen bandenspan-
ningsverlies veroorzaken.
#Banden regelmatig op schade controle-
ren en beschadigde banden direct ver-
vangen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor aquapla-
ning door te lage proeldiepte
Bij een te lage proeldiepte laat de grip van de
banden te wensen over.
Bij een natte rijbaan neemt het gevaar van
aquaplaning toe, in het bijzonder bij een niet
aangepaste snelheid.
#De proeldiepte en de toestand van het
loopvlak van de band over de gehele
breedte bij alle banden regelmatig con-
troleren.
Minimumproeldiepte bij
RZomerbanden: 3 mm
RM+S-banden: 4 mm
#De banden om veiligheidsredenen laten
vervangen voordat de wettelijk voorge-
schreven minimumproeldiepte bereikt
is.
De volgende controles regelmatig, ten minste een-
maal per maand of indien nodig, bijvoorbeeld voor
een langere rit of voor o-road-rijden, aan alle
wielen uitvoeren:
RControle van de bandenspanning
(/ pagina 719)
RVisuele controle van de banden en velgen op
beschadigingen
RControle van de ventieldopjes
RVisuele controle van de proeldiepte en het
loopvlak van de band over de gehele breedte.
De minimumproeldiepte bij zomerbanden
bedraagt 3 mm en bij winterbanden 4 mm.
Aanwijzingen met betrekking tot sneeuwkettin-
gen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door verkeerde montage van de sneeuw-
kettingen
Wanneer sneeuwkettingen op de voorwielen
worden gemonteerd, kunnen de sneeuwkettin-
Banden en velgen 717
F296 0032 07
gen in contact komen met de carrosserie of
met onderdelen van het onderstel.
#Nooit sneeuwkettingen op de voorwielen
monteren.
#Sneeuwkettingen op de achterwielen
altijd paarsgewijs monteren.
*AANWIJZING Beschadiging van onderde-
len van de carrosserie of het onderstel
door gemonteerde sneeuwkettingen
Wanneer bij auto's met 4MATIC sneeuwkettin-
gen op de voorwielen worden gemonteerd,
kunnen ze onderdelen van de carrosserie of
het onderstel beschadigen.
#Bij auto's met 4MATIC sneeuwkettingen
alleen op de achterwielen monteren.
*AANWIJZING Beschadiging van de wiel-
doppen door gemonteerde sneeuwkettin-
gen
Wanneer u sneeuwkettingen op aluminium
wielen monteert, kunnen de wieldoppen
beschadigen.
#Voor de montage van sneeuwkettingen
de wieldoppen van de aluminium wielen
verwijderen.
Bij het gebruik maken van sneeuwkettingen het
volgende in acht nemen:
RSneeuwkettingen zijn slechts voor bepaalde
velg-bandcombinaties toegestaan. Informatie
hierover is verkrijgbaar bij een Mercedes-
Benz-servicewerkplaats.
ROm veiligheidsredenen alleen de voor
Mercedes-Benz goedgekeurde sneeuwkettin-
gen of sneeuwkettingen met dezelfde kwali-
teitsstandaard gebruiken.
RDe montagehandleiding van de fabrikant van
de sneeuwkettingen opvolgen.
RDe toegestane maximumsnelheid met gemon-
teerde sneeuwkettingen is 50 km/h.
RAuto's met actieve parkeerassistent: Met
gemonteerde sneeuwkettingen niet de actieve
parkeerassistent gebruiken.
RAuto's met AIRMATIC: Met gemonteerde
sneeuwkettingen alleen met hogere voertuig-
hoogte rijden (/ pagina 404).
RAuto's met gestuurde achteras: Met gemon-
teerde sneeuwkettingen alleen met geacti-
veerde sneeuwkettingmodus rijden
(/ pagina 718).
%U kunt de snelheid voor het gebruik van win-
terbanden permanent begrenzen
(/ pagina 361).
%Het ESP® kan voor het wegrijden worden uit-
geschakeld (/ pagina 352). Zo kunnen de
wielen doordraaien en een hogere aandrijf-
kracht opwekken.
Sneeuwkettingmodus in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5ß 5y
#Sneeuwkettingmodus in- of uitschakelen.
Als de functie actief is, zijn de instellingen van de
auto aangepast op gemonteerde sneeuwkettin-
gen. Daarbij wordt onder andere de maximale
718 Banden en velgen
F296 0032 07
stuuruitslag van de achterwielen beperkt en de
draaicirkel wordt groter.
Bovendien zijn bij een geactiveerde sneeuwket-
tingmodus onderdelen van de rijsystemen en rij-
veiligheidssystemen niet beschikbaar.
Bandentype selecteren
Voorwaarden
RDe dienst "Navigatie met Electric Intelligence"
is in de Mercedes me-Portal beschikbaar en
geactiveerd.
%Verdere voorwaarden voor navigatie met Elec-
tric Intelligence (/ pagina 546).
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Rijden 5Bandentype
De instelling in dit menu optimaliseert de energie-
prognose voor navigatie met Electric Intelligence
aan het begin van de rit. Hierdoor wordt bijvoor-
beeld een betere selectie van oplaadpunten
gemaakt.
%Na het verwisselen van een wiel en enkele
kilometers rijden verschijnt automatisch het
menu voor het selecteren van het gemon-
teerde bandentype.
#Het bandentype selecteren, bijvoorbeeld Win-
terbanden.
Bandenspanning
Aanwijzingen met betrekking tot de bandenspan-
ning
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door te lage of te hoge bandenspanning
Banden met een te lage of een te hoge ban-
denspanning kunnen met name de volgende
gevaren opleveren:
RDe banden kunnen klappen.
RDe banden kunnen overmatig en/of onge-
lijkmatig slijten.
RDe rij-eigenschappen en het stuur‑ en rem-
gedrag kunnen sterk nadelig beïnvloed
worden.
#De geadviseerde bandenspanningen in
acht nemen en de bandenspanning van
alle banden inclusief het reservewiel
controleren:
Rmaandelijks
Rbij veranderde belading
Rvoor aanvang van een langere rit
Rbij gewijzigde gebruiksomstandigheden,
bijvoorbeeld rijden in het terrein
#Indien nodig de bandenspanning aanpas-
sen.
Een te lage of te hoge bandenspanning hee de
volgende gevolgen:
RDe levensduur van de band wordt verkort.
RBeschadiging van de banden wordt in de hand
gewerkt.
RHet rijgedrag en daarmee de rijveiligheid wor-
den nadelig beïnvloed, bijvoorbeeld door aqua-
planing.
Banden en velgen 719
F296 0032 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij herhaaldelijk drukverlies in de band
Velg, ventiel of band kunnen beschadigd zijn.
Een te lage bandenspanning kan tot een klap-
band leiden.
#Banden op binnengedrongen voorwerpen
onderzoeken.
#Controleren of de velg of het ventiel lek
is.
#Als de schade niet verholpen worden
kan, contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Gegevens over de aanbevolen bandenspanning
voor de af fabriek op uw auto gemonteerde ban-
den vindt u in de bandenspanningstabel aan de
B‑-stijl aan de bestuurderszijde (/ pagina 720).
Voor het controleren van de bandenspanning een
geschikte bandenspanningsmeter gebruiken. Het
uiterlijk van een band gee geen uitsluitsel over
de bandenspanning.
De bandenspanning alleen corrigeren wanneer de
banden koud zijn. Voorwaarden voor koude ban-
den:
RDe auto was ten minste drie uur geparkeerd
zonder zonlicht op de band.
RDe auto hee minder dan 1,6 km gereden.
Banden worden tijdens het rijden warm. Naarmate
de temperatuur van de band toeneemt wordt ook
de bandenspanning hoger.
Auto's met bandenspanningscontrole: U kunt de
bandenspanning ook via het bestuurdersdisplay
laten weergeven (/ pagina 721).
Aanwijzingen voor rijden met een aanhangwagen
Voor de banden van de achteras geldt uitsluitend
de in de bandenspanningstabel geadviseerde ban-
denspanning voor een verhoogde belading.
Bandenspanningstabel
De bandenspanningstabel bevindt zich aan de
‑stijl aan de bestuurderszijde
De bandenspanningstabel toont de geadviseerde
bandenspanning voor alle af fabriek voor deze
auto goedgekeurde banden. De aanbevolen ban-
denspanningen gelden voor banden in koude toe-
stand bij verschillende bedrijfsomstandigheden
van belading en/of snelheid van de auto.
Als bij de bandenspanningen een of meerdere
bandenmaten worden vermeld, dan geldt de
720 Banden en velgen
F296 0032 07
betreende bandenspanning alleen voor deze
bandenmaten.
Als de bandenmaten vergezeld gaan van het sym-
bool +, dan is de betreende bandenspanning
een alternatieve bandenspanning. Deze banden-
spanningen kunnen het afrolcomfort van de auto
verbeteren. Het energieverbruik kan dan iets toe-
nemen.
De beladingstoestanden "gedeeltelijk beladen" of
"volledig beladen" worden in de tabel weergege-
ven door een verschillend aantal personen en
bagage. Het daadwerkelijke aantal zitplaatsen kan
daarvan afwijken.
Ook beslist de volgende aanvullende informatie in
acht nemen:
RAanwijzingen met betrekking tot de banden-
spanning (/ pagina 719)
Bandenspanningscontrole
Functie van de bandenspanningscontrole
Het systeem controleert met behulp van de ban-
denspanningssensor de bandenspanning en de
bandentemperatuur van de op de auto gemon-
teerde banden.
De bandenspanning en de bandentemperatuur
worden op het bestuurdersdisplay weergegeven.
Bij duidelijk drukverlies of te hoge temperatuur
van de band wordt de bestuurder door displaymel-
dingen (/ pagina 952) of het waarschuwings-
lampje h op het bestuurdersdisplay
(/ pagina 974) gewaarschuwd.
De bandenspanningscontrole is slechts een hulp-
middel. De bestuurder is ervoor verantwoordelijk,
de bandenspanning in te stellen op de geadvi-
seerde, voor de bedrijfsomstandigheden
geschikte bandenspanning voor koude banden.
In de meeste gevallen herkent de bandenspan-
ningscontrole de referentiewaarde automatisch
nadat de bandenspanning is gewijzigd. De refe-
rentiewaarden kunnen echter ook door handmatig
opnieuw starten van de bandenspanningscontrole
worden geactualiseerd (/ pagina 722).
Systeemgrenzen
Het systeem kan in het bijzonder in de volgende
situaties mogelijk niet correct werken of buiten
werking zijn:
REr zijn verkeerde referentiewaarden ingeleerd.
REr treedt een plotseling drukverlies op, bijvoor-
beeld veroorzaakt door een binnengedrongen
voorwerp.
REr treedt een storing door een andere radio-
bron op.
Bandenspanning met bandenspanningscontrole
controleren
Voorwaarden
RDe auto is ingeschakeld.
Bestuurdersdisplay:
4© 5Service
#Met a bevestigen.
Een van de volgende weergave verschijnt:
RActuele bandenspanning van de afzonderlijke
banden:
Banden en velgen 721
F296 0032 07
RBandenspanningsaanduiding verschijnt na
enkele minuten rijden: Actuele waarden zijn
nog niet bekend in het systeem. Zodra het sys-
teem de druk- en temperatuurwaarden van
elke band kent, worden deze weergegeven.
RBandenspanningscontrole actief: De inleer-
procedure van het systeem is nog niet vol-
tooid. De bandenspanningen worden dan
reeds gecontroleerd.
#De actuele bandenspanning vergelijken met
de voor de actuele bedrijfstoestand geadvi-
seerde bandenspanning (/ pagina 720).
Daarbij de aanwijzingen over koude banden in
acht nemen (/ pagina 719).
%De op het bestuurdersdisplay weergegeven
waarden kunnen afwijken van de waarden van
de bandenspanningsmeter, omdat deze voor
zeeniveau gelden. Op hoger gelegen locaties
geven bandenspanningsmeters een hogere
bandenspanning weer dan het bestuurdersdis-
play.
Bandenspanningscontrole opnieuw starten
Voorwaarden
RDe geadviseerde bandenspanning is bij alle
vier de banden correct ingesteld voor de
betreende bedrijfstoestand (/ pagina 719).
De bandenspanningscontrole in de volgende situ-
aties opnieuw starten:
RDe bandenspanning is gewijzigd.
RDe banden of de wielen zijn gewisseld of
nieuw gemonteerd.
Bestuurdersdisplay:
4© 5Service
#a indrukken om de bandenspanning weer
te geven.
#a opnieuw indrukken om de opties weer te
geven.
#Bandenspanning selecteren en met a
bevestigen.
Het bestuurdersdisplay toont de melding.
Actuele bandenspanningen als nieuwe richt-
waarden overnemen?
#Ja selecteren en met a het opnieuw
opstarten bevestigen.
Het bestuurdersdisplay toont de melding. Ban-
denspanningscontrole opnieuw gestart
Actuele waarschuwingsmeldingen worden
gewist en het gele waarschuwingslampje h
doo.
Na enkele minuten rijden controleert het sys-
teem of de actuele bandenspanningswaarden
binnen het geadviseerde gebied liggen. Vervol-
gens worden de actuele bandenspannings-
waarden als nieuwe referentiewaarden aange-
nomen en bewaakt.
Wanneer de bandenspanningswaarden niet in
het voorgeschreven gebied liggen, verschijnt
de melding Bandenspanning corrigeren.
722 Banden en velgen
F296 0032 07
Verwisselen van een wiel
Aanwijzingen over de selectie, montage en ver-
vanging van banden
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door verkeerde afmetingen van de banden
en velgen
Wanneer banden en velgen met verkeerde
afmetingen worden gemonteerd, kunnen de
bedrijfsremmen of onderdelen van het remsys-
teem en de wielophanging worden bescha-
digd.
#Banden en velgen altijd vervangen door
banden en velgen die aan de specica-
ties van de originele onderdelen voldoen.
Daarbij bij velgen het volgende in acht nemen:
ROmschrijving
RType
Daarbij bij banden het volgende in acht
nemen:
ROmschrijving
RFabrikant
RType
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door overschrijden van het draagvermo-
gen van de band of de toegestane snel-
heidsindex
Het overschrijden kan leiden tot beschadiging
van de banden of tot het klappen van de ban-
den.
#Alleen voor het voertuigtype goedge-
keurde bandentypes en ‑maten gebrui-
ken.
#Het voor uw auto noodzakelijke draagver-
mogen van de band en de snelheidsindex
in acht nemen.
*AANWIJZING Schade aan de auto en de
banden door niet goedgekeurde banden-
typen en -maten
Om veiligheidsredenen alleen banden, velgen
en accessoires gebruiken die door Mercedes-
Benz speciaal voor uw auto zijn goedgekeurd.
Deze banden zijn speciaal op actieve veilig-
heidssysteem zoals het ABS, het ESP® en de
4MATIC afgestemd en als volgt gekenmerkt:
RMO = Originele Mercedes-Benz-onderde-
len
RMOE = Mercedes-Benz Original Extended
(banden met noodloopeigenschappen voor
bepaalde wielen)
RMO1 = Mercedes-Benz Original (alleen
bepaalde AMG banden)
Anders kunnen bepaalde eigenschappen,
zoals rijgedrag, rijgeluid, verbruik, nadelig wor-
den beïnvloed. Bovendien kunnen banden met
andere maten onder belasting tegen de car-
rosserie en delen van de wielophanging aanlo-
Banden en velgen 723
F296 0032 07
pen. Beschadiging aan de banden of de auto
kunnen het gevolg zijn.
Alleen de door Mercedes-Benz gecontroleerde
en geadviseerde banden, velgen en accessoi-
res gebruiken.
*AANWIJZING Negatieve invloed op de rij-
veiligheid door gecoverde banden
Gecoverde banden worden door Mercedes-
Benz niet getest en geadviseerd, omdat bij het
coveren beschadigingen niet altijd herkend
worden.
De rijveiligheid kan daarom niet gewaarborgd
worden.
#Geen gebruikte banden gebruiken, waar-
van het eerdere gebruik onbekend is.
*AANWIJZING Mogelijke beschadiging van
de velgen en banden bij het rijden over
obstakels
Om grote velgen zitten banden met een lagere
verhouding tussen de hoogte en de breedte.
Met een lagere hoogte/breedteverhouding
neemt het gevaar, dat bij het rijden over obsta-
kels de velgen en banden beschadigd raken,
toe.
#Obstakels vermijden of zeer voorzichting
oprijden.
#Bij het rijden over stoepranden, verkeers-
drempels, putdeksels en kuilen en weg-
oneenheden de snelheid verlagen.
#Zeer hoge stoepranden vermijden.
*AANWIJZING Mogelijke wiel- en band-
schade bij het parkeren op boordstenen of
kuilen in de weg
Bij het parkeren op boordstenen of in kuilen
kunnen de wielen en banden beschadigd wor-
den.
#Alleen op een zo vlak mogelijk oppervlak
parkeren.
#Boordstenen en kuilen bij het parkeren
vermijden.
*AANWIJZING Beschadiging van elektroni-
sche onderdelen door het gebruik van
montagegereedschap
Auto's met bandenspanningscontrole: in het
wiel bevinden zich elektronische onderdelen.
Als in het ventielgebied montagegereedschap
wordt geplaatst, kunnen de elektronische
onderdelen worden beschadigd.
#In het ventielgebied mag geen montage-
gereedschap worden geplaatst.
#Banden alleen bij een gekwaliceerde
werkplaats laten vervangen.
*AANWIJZING Schade aan zomerbanden bij
lage omgevingstemperaturen
Bij lage omgevingstemperaturen kunnen tij-
dens het rijden scheuren in zomerbanden ont-
staan, die de banden permanent beschadigen.
#Bij temperaturen lager dan 7 °C i
M+S-banden gebruiken.
Accessoires die niet door Mercedes-Benz voor uw
auto zijn goedgekeurd, of waar niet vakkundig
724 Banden en velgen
F296 0032 07
mee wordt omgegaan, kunnen de rijveiligheid
nadelig beïnvloeden.
Voor de aanschaf of het gebruik van niet goedge-
keurde accessoires bij een gekwaliceerde werk-
plaats informatie vragen over:
RDoelmatigheid
RWettelijke voorschrien
RAanbevelingen af fabriek
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij sportbanden
Bij sportbanden bestaat op vochtige of natte
weg een verhoogd risico voor slippen‑ en
aquaplaning.
Daarnaast neemt de grip van de band bij een
lage buitentemperatuur en bandenbedrijfstem-
peratuur duidelijk af.
#ESP® inschakelen en rijstijl aanpassen.
#Gebruik bij een lagere buitentemperatuur
dan 7°C i M+S ‑banden.
#Gebruik uitsluitend banden die geschikt
zijn voor het doel.
Bij het kiezen, monteren en vervangen van ban-
den het volgende in acht nemen:
RLandspecieke goedkeuringseisen voor ban-
den, die een bepaald bandentype voor uw
auto vastleggen.
RVoor bepaalde regio's en toepassingen kan
het gebruik van bepaalde bandentypen wor-
den aanbevolen.
RAlleen banden en velgen volgens dezelfde con-
structie, dezelfde uitvoering (zomerbanden,
winterbanden, MOExtended-banden) en van
hetzelfde merk gebruiken.
ROp een as alleen wielen van dezelfde afmetin-
gen monteren (links en rechts).
Uitsluitend in geval van pech mag voor het rij-
den naar de werkplaats hiervan worden afge-
weken.
RGeen nabewerking aan het remsysteem, de
velgen en de banden uitvoeren.
Het gebruik van vulplaten en remstofplaten is
niet toegestaan en leidt tot het verlies van de
typegoedkeuring.
RAuto's met bandenspanningscontrole: Alle
gemonteerde wielen moeten zijn uitgerust met
functionerende sensoren voor de bandenspan-
ningscontrole.
RBij temperaturen onder 7°C winterbanden of
all-seasonbanden met het i M+S-keur-
merk op alle wielen gebruiken.
Onder winterse omstandigheden bieden win-
terbanden de best mogelijke grip.
RBij M+S-banden alleen banden met hetzelfde
proel gebruiken.
RDe toegestane maximumsnelheid van de
gemonteerde M+S-banden in acht nemen.
Wanneer de toegestane maximumsnelheid
lager is dan die van de auto, moet een sticker
in het gezichtsveld van de bestuurder hiervoor
waarschuwen.
RNieuwe banden tijdens de eerste 100 km met
matige snelheid inrijden.
RDe banden uiterlijk om de zes jaar laten ver-
vangen, ongeacht de slijtage.
RBij het monteren van banden zonder nood-
loopeigenschappen: Auto's met MOExtended-
Banden en velgen 725
F296 0032 07
banden zijn af fabriek niet met een TIREFIT-set
uitgerust. Na het wisselen naar banden zonder
noodloopeigenschappen, bijv. winterbanden,
de auto met een TIREFIT-set uitrusten.
%U kunt de snelheid voor het gebruik van win-
terbanden permanent begrenzen
(/ pagina 361).
Voor meer informatie over banden en velgen con-
tact opnemen met een gekwaliceerde werk-
plaats.
Aanwijzingen met betrekking tot het verwisselen
van wielen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door verschillende wielafmetingen
Als de voor‑ met de achterwielen worden ver-
wisseld, kunnen de rij-eigenschappen sterk
nadelig worden beïnvloed .
Ook kunnen de schijfremmen of onderdelen
van de wielophanging worden beschadigd.
#De voor en achterwielen uitsluitend ver-
wisselen wanneer de banden en velgen
identieke afmetingen hebben.
Als bij verschillende afmetingen van banden en
velgen de voor- met de achterwielen worden ver-
wisseld, kan dit leiden tot verlies van de typegoed-
keuring.
De aanwijzingen en de veiligheidsaanwijzingen
met betrekking tot "Verwisselen van een wiel"
(/ pagina 723) in acht nemen.
Voor- en achterwielen slijten verschillend:
RVoorwielen sterker bij de bandschouder
RAchterwielen sterker in het midden van de
band
De band niet te ver laten slijten. Anders wordt de
grip op natte wegen sterk nadelig beïnvloed
(aquaplaning).
Verwissel bij auto's met dezelfde wielmaat afhan-
kelijk van de slijtagegraad de wielen elke
5000 tot 10000 km. Op de draairichting van de
wielen letten.
Wanneer na de bandenwissel enkele kilometer is
gereden, wordt automatisch het menu weergege-
ven om het gemonteerde bandentype te selecte-
ren (/ pagina 719).
Het menu kan ook door een gekwaliceerde werk-
plaats of uzelf worden geopend.
Instructies voor de bandenwissel bij gebruik van
de dienst Navigation met Electric Intelligence
Wanneer na de bandenwissel enkele kilometer is
gereden, wordt automatisch het menu weergege-
ven om het gemonteerde bandentype te selecte-
ren (/ pagina 719).
Het menu kan ook door een gekwaliceerde werk-
plaats of uzelf worden geopend.
Aanwijzingen met betrekking tot het opslaan van
wielen
Bij het opslaan van wielen de volgende aanwijzin-
gen opvolgen:
RGedemonteerde wielen koel, droog en zo
mogelijk donker bewaren.
726 Banden en velgen
F296 0032 07
RDe banden tegen olie, vet en brandstof
beschermen.
Overzicht wielwisselgereedschap
Afgezien van enkele landspecieke varianten zijn
de auto's niet uitgerust met wielwisselgereed-
schap. Bij een gekwaliceerde werkplaats infor-
matie inwinnen, welk wielwisselgereedschap voor
het verwisselen van een wiel van uw auto nodig en
goedgekeurd is.
Voor het verwisselen van een wiel zijn bijvoor-
beeld de volgende gereedschappen nodig:
RKrik
RWielkeg
RWielsleutel
RCentreerpen
%De krik hee een gewicht van circa 3,4 kg.
Het maximumdraagvermogen van de krik
vindt u op de sticker op de krik.
De krik is onderhoudsvrij. Bij een storing in de
werking contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Het wielwisselgereedschap bevindt zich in de
boordgereedschapstas 1 in de bagageruimte.
%Bij het opbergen van de boordgereedschaps-
tas letten op voldoende borging.
De boordgereedschapstas bevat:
RKrik
RHandschoenen
RWielsleutel
RCentreerpen
RUitklapbare wielkeg
RRatel voor krik
Auto voorbereiden op het verwisselen van een
wiel
Voorwaarden
RDe auto bevindt zich niet op een helling.
RDe auto staat op een stevige, stroeve en
vlakke ondergrond.
RHet noodzakelijke wielwisselgereedschap is
aanwezig.
%Wanneer uw auto niet met wielwisselgereed-
schap is uitgerust, informeert u dan bij een
gekwaliceerde werkplaats naar passend
gereedschap.
#De elektrische parkeerrem handmatig bedie-
nen.
#De voorwielen in de rechtuitstand draaien.
#De transmissie in de stand j zetten.
#De verhoogde voertuighoogte voor een gro-
tere bodemvrijheid instellen (/ pagina 404).
#De auto uitschakelen.
#Zorg ervoor dat de auto niet kan worden
gestart.
Banden en velgen 727
F296 0032 07
#Het wiel dat diagonaal staat ten opzichte van
het te verwisselen wiel, aan de voor- en ach-
terzijde met een wielkeg of iets dergelijks blok-
keren.
#De auto ontladen.
Velgen/naafdoppen verwijderen en aanbrengen
Voorwaarden
RDe auto is voorbereid voor het verwisselen van
een wiel (/ pagina 727).
Velgen
Bij auto's met aluminium velgen dekt de velg de
wielbouten af. Voor het losdraaien van de wielbou-
ten de velg verwijderen.
#Verwijderen: met beide handen voorzichtig in
twee velgopeningen grijpen en de velg lostrek-
ken.
#Monteren: plaats het wieldeksel en druk stevig
aan tot deze vastklikt.
Auto bij het verwisselen van een wiel opkrikken
Voorwaarden
REr bevinden zich geen personen in de auto.
RDe auto is voorbereid voor het verwisselen van
een wiel (/ pagina 727).
Belangrijke aanwijzingen met betrekking tot het
gebruik van de krik:
RAlleen de voertuigspecieke, door Mercedes-
Benz goedgekeurde krik gebruiken voor het
opkrikken van de auto.
RDe krik is uitsluitend geschikt voor het kort-
stondig opkrikken van de auto en niet voor
onderhoudswerkzaamheden onder de auto.
RDe ondergrond waar de krik op rust moet ste-
vig, vlak en stroef zijn. Indien nodig een grote,
vlakke, stevige en stroeve ondergrond gebrui-
ken.
RDe voet van de krik moet zich loodrecht onder
het kriksteunpunt bevinden.
728 Banden en velgen
F296 0032 07
Veiligheidsregels bij opgekrikte auto:
RNooit handen of voeten onder de auto houden.
RNooit onder de auto gaan liggen.
RDe auto niet starten en de elektrische parkeer-
rem niet vrijzetten.
RDe portieren of de achterklep niet openen of
sluiten.
#Van het te verwisselen wiel de wielbouten met
de wielsleutel circa een omwenteling los-
draaien. De bouten niet verwijderen.
Positie van de kriksteunpunten
Banden en velgen 729
F296 0032 07
Afdekking van de kriksteunpunten
Vóór het aanbrengen van de krik moet u de afdek-
kingen voor de kriksteunpunten verwijderen.
#Verwijderen: de bevestigingsklem 1 op de
afdekking een kwart slag draaien en verwijde-
ren.
#De afdekking bij de handgreep 2 omlaag-
trekken, zodat de afdekking boven bij de
langsdragerbekleding loskomt.
#De afdekking verwijderen.
Afdekking van de kriksteunpunten
#Monteren: de lippen 3 van de afdekking in
de uitsparingen van de langsdragerbekleding
aanbrengen en de afdekkingen terugdrukken.
#De bevestigingsklem 1 zoals afgebeeld in de
afdekking aanbrengen, tot deze hoorbaar in de
vloerhuls vastklikt.
Erop letten dat de vloerhuls in de auto correct
ten opzichte van de afdekking is uitgericht.
730 Banden en velgen
F296 0032 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
verkeerd plaatsen van de krik
Als de krik niet correct bij de betreende krik-
steunpunten wordt geplaatst, kan de krik kan-
telen als de auto omhoog is gebracht.
#De krik uitsluitend plaatsen bij de betref-
fende kriksteunpunten van de auto. De
voet van de krik moet zich loodrecht
onder het kriksteunpunt van de auto
bevinden.
*AANWIJZING Schade aan de auto door
niet geschikte krik
Wanneer u een krik gebruikt die niet ontwor-
pen is voor de kriksteunpunten van de auto,
kunt u uw auto, en dan in het bijzonder de
hoogspanningsaccu, beschadigen.
#Alleen een krik gebruiken die ontworpen
is voor de kriksteunpunten van de auto,
of een passende adapter gebruiken.
*AANWIJZING Schade aan de auto door
foutief plaatsen van de krik
Wanneer u de krik niet op de daarvoor
bedoelde kriksteunpunten aanbrengt, kunt u
uw auto, en dan in het bijzonder de hoogspan-
ningsaccu, beschadigen.
#De krik uitsluitend alleen op de daarvoor
bedoelde kriksteunpunten aanbrengen.
#De ratel uit het wielwisselgereedschap zodanig
op het zeskant van de krik steken, dat de tekst
"AUF" zichtbaar is.
#De steun 2 van de krik 4 in het kriksteun-
punt 1 aanbrengen.
#De ratel 3 rechtsom draaien, tot de kriksteun
2 zich volledig in het kriksteunpunt 1
bevindt en de voet van de krik gelijkmatig de
grond raakt.
#De ratel 3 draaien, tot de band maximaal
3 cm van de grond verwijderd is.
Banden en velgen 731
F296 0032 07
#Het wiel losmaken en verwijderen
(/ pagina 732).
Wiel verwijderen
Voorwaarden
RDe auto is opgekrikt.
Bij het verwisselen van een wiel elke vorm van
krachtinwerking op de remschijven voorkomen,
omdat dit tot comfortklachten bij het remmen
zouden kunnen leiden.
*AANWIJZING Beschadiging van de kunst-
stof elementen van de wielen bij het ver-
wisselen van een wiel
Bij wielen met kunststof elementen kunnen
deze bij het verwijderen en het aanbrengen
van het wiel worden beschadigd.
#De wielen bij het verwijderen en het aan-
brengen niet optillen aan de kunststof
elementen.
*AANWIJZING Beschadiging van de
schroefdraad door vervuilde wielbouten
#De wielbouten niet in zand of vuil leggen.
#De bovenste wielbout helemaal eruit draaien.
#In plaats van de wielbout, de centreerpen 1
in de schroefdraad schroeven.
#De overige wielbouten eruit schroeven.
#Het wiel verwijderen.
Nieuw wiel monteren
Voorwaarden
RHet te verwisselen wiel is verwijderd en de
centreerpen is aangebracht (/ pagina 732).
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door verliezen van een wiel
Als wielbouten met olie of vet zijn ingesmeerd,
of als de schroefdraad van wielbouten‑ of
naven beschadigd is, kunnen de wielbouten
loskomen.
#Nooit de wielbouten met olie of vet
insmeren.
#Als schroefdraad beschadigd is, direct
contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
#Beschadigde wielbouten of beschadigde
schroefdraad in de naaf laten vervangen.
#Niet verder rijden.
#De aanwijzingen met betrekking tot de selec-
tie van banden in acht nemen
(/ pagina 723).
732 Banden en velgen
F296 0032 07
Bij banden met voorgeschreven draairichting mar-
keert een pijl op de wang de draairichting van de
band. Bij de montage op de draairichting van de
wielen letten.
*AANWIJZING Beschadiging van de kunst-
stof elementen van de wielen bij het ver-
wisselen van een wiel
Bij wielen met kunststof elementen kunnen
deze bij het verwijderen en het aanbrengen
van het wiel worden beschadigd.
#De wielen bij het verwijderen en het aan-
brengen niet optillen aan de kunststof
elementen.
#Het te monteren wiel op de centreerpen schui-
ven en aandrukken.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel bij
het vastdraaien van wielbouten en ‑moe-
ren
Als de wielbouten of wielmoeren worden vast-
gedraaid als de auto omhooggebracht is, kan
de krik kantelen.
#Wielbouten of wielmoeren alleen vast-
draaien met het wiel op de grond.
#Beslist de aanwijzingen en de veiligheidsaan-
wijzingen met betrekking tot "Verwisselen van
een wiel" in acht nemen (/ pagina 723).
#Om veiligheidsredenen alleen de voor
Mercedes-Benz en het betreende wiel goed-
gekeurde wielbouten gebruiken.
#De wielbouten erin draaien en in de aangege-
ven volgorde kruiselings gelijkmatig licht aan-
draaien.
#De centreerpen eruit schroeven.
#De laatste wielbout erin draaien en licht vast-
draaien.
#Wanneer de drukloze thuiskomer gemonteerd
is, de drukloze thuiskomer oppompen
(/ pagina 736).
#Het voertuig laten zakken en wielbouten met
het voorschreven aanhaalmoment aandraaien.
(/ pagina 733).
Auto na verwisselen van een wiel neerlaten
Voorwaarden
RHet nieuwe wiel is gemonteerd
(/ pagina 732).
*AANWIJZING Beschadiging van het nood-
wiel bij het laten zakken van de auto
Bij het laten zakken van de auto zonder de
drukloze thuiskomer vooraf op te pompen kan
de velg hiervan worden beschadigd.
#Voor het laten zakken van de auto, de
drukloze thuiskomer met de bandenvul-
compressor oppompen.
Banden en velgen 733
F296 0032 07
*AANWIJZING Inklemgevaar van de krik
door het AIRMATIC systeem
Wanneer het AIRMATIC systeem bij het opkrik-
ken lucht hee afgeblazen, kan de krik inge-
klemd raken wanneer u de auto laat zakken.
#Het aandrijfsysteem starten. Daardoor
wordt de voertuighoogte aangepast.
#De krik onder de auto verwijderen.
#Auto laten zakken: de ratel zodanig op het zes-
kant van de krik steken, dat de tekst "AB"
zichtbaar is en de ratel van de krik linksom
draaien.
#De wielbouten in de aangegeven volgorde 1
tot 5 diagonaal en gelijkmatig met maximaal
80 Nm vastzetten.
#De wielbouten vervolgens in de aangegeven
volgorde 1 tot 5 kruiselings en gelijkmatig
met het voorgeschreven aanhaalmoment van
150 Nm vastzetten.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door onjuist aanhaalmoment
Als de wielbouten of de wielmoeren niet met
het voorgeschreven aanhaalmoment zijn vast-
gezet, kunnen de wielen loskomen.
#De wielbouten of de wielmoeren moeten
met het voorgeschreven aanhaalmoment
aangetrokken zijn; dit controleren.
#Indien nodig contact opnemen met een
gekwaliceerde werkplaats en het voer-
tuig niet verplaatsen.
#De bandenspanning van het nieuwe wiel con-
troleren en naar behoee aanpassen.
%Het het volgende geldt niet wanneer het
nieuwe wiel een noodwiel is.
#Auto's met bandenspanningscontrole: de ban-
denspanningscontrole opnieuw starten
(/ pagina 722).
Noodwiel
Aanwijzingen met betrekking tot het noodwiel
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door verkeerde wiel- en bandenmaten
De wiel‑ en bandenmaten en het bandentype
van het nood‑ of reservewiel en het te verwis-
selen wiel kunnen verschillend zijn. Het nood‑
of reservewiel kan de rij-eigenschappen sterk
nadelig beïnvloeden.
Om risico's te vermijden, de volgende punten
in acht nemen:
#Voorzichtig rijden.
#Nooit meer dan één noodwiel of reserve-
wiel monteren dat afwijkt van het te ver-
wisselen wiel.
734 Banden en velgen
F296 0032 07
#Het noodwiel of reservewiel slechts kort-
stondig gebruiken.
#Het ESP® niet uitschakelen.
#Een noodwiel of reservewiel met ver-
schillende afmetingen bij de eerstvol-
gende gekwaliceerde werkplaats laten
vervangen. Beslist op de correcte wiel‑
en bandenmaten en het bandentype let-
ten.
%Het noodwiel is in de bagageruimte op de
bagageruimtebodem bevestigd.
De volgende aanwijzingen met betrekking tot de
montage van een noodwiel in acht nemen:
RDe toegestane maximumsnelheid met gemon-
teerd noodwiel is 80 km/h.
RGeen sneeuwkettingen op het noodwiel aan-
brengen.
RHet noodwiel uiterlijk om de zes jaar laten ver-
vangen, ongeacht de slijtage.
RDe bij het noodwiel geleverde wielbouten
gebruiken.
RDe bandenspanning van het gemonteerde
noodwiel controleren. Deze eventueel aanpas-
sen.
%De voorgeschreven bandenspanning is aange-
geven op de sticker van het noodwiel.
%Auto's met bandenspanningscontrole: Bij een
gemonteerd noodwiel kan de bandenspan-
ningscontrole niet betrouwbaar werken. De
bandenspanning van het verwijderde wiel kan
nog enkele minuten worden aangegeven.
Deze pas opnieuw starten nadat het noodwiel
door een nieuw wiel is vervangen.
Ook de volgende aanvullende informatie in acht
nemen:
RAanwijzingen met betrekking tot de banden-
spanning (/ pagina 719)
RBandenspanningstabel (/ pagina 720)
RAanwijzingen met betrekking tot de montage
van banden (/ pagina 723)
RMontage van een noodwiel (/ pagina 727)
Drukloze thuiskomer
Aanwijzingen met betrekking tot de drukloze
thuiskomer
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door verkeerde wiel- en bandenmaten
De wiel‑ en bandenmaten en het bandentype
van het nood‑ of reservewiel en het te verwis-
selen wiel kunnen verschillend zijn. Het nood‑
of reservewiel kan de rij-eigenschappen sterk
nadelig beïnvloeden.
Om risico's te vermijden, de volgende punten
in acht nemen:
#Voorzichtig rijden.
#Nooit meer dan één noodwiel of reserve-
wiel monteren dat afwijkt van het te ver-
wisselen wiel.
#Het noodwiel of reservewiel slechts kort-
stondig gebruiken.
#Het ESP® niet uitschakelen.
#Een noodwiel of reservewiel met ver-
schillende afmetingen bij de eerstvol-
Banden en velgen 735
F296 0032 07
gende gekwaliceerde werkplaats laten
vervangen. Beslist op de correcte wiel‑
en bandenmaten en het bandentype let-
ten.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel‑ of
levensgevaar door ongeborgde thuiskomer
Als de thuiskomer niet correct geborgd is, kan
hij wegglijden, kantelen of rondgeslingerd wor-
den.
Daardoor kunnen inzittenden zwaar gewond
raken.
#Thuiskomer altijd in het noodwielfoedraal
opbergen.
#Zorg ervoor dat de sjorbanden van het
noodwielfoedraal stevig aan de achterste
sjorogen van de bagageruimtebodem
bevestigd en vastgetrokken zijn.
%De drukloze thuiskomer is in het noodwielfoe-
draal in de bagageruimte bevestigd.
%De drukloze thuiskomer is alleen in bepaalde
landen verkrijgbaar.
De volgende aanwijzingen met betrekking tot de
montage van een noodwiel in acht nemen:
RDe drukloze thuiskomer is een noodwiel, dat
slechts geschikt is voor kortstondig gebruik
onder beperkte omstandigheden na banden-
pech, bijv. tot de dichtstbijzijnde werkplaats.
RDe bandwangen zijn in transporttoestand
gevouwen. Voor het gebruik de drukloze thuis-
komer met de bijbehorende compressor
oppompen.
RDe bandenspanning van de gemonteerde
drukloze thuiskomer controleren en zo nodig
aanpassen.
RDe toegestane maximumsnelheid met gemon-
teerde drukloze thuiskomer is 80 km/h.
RGeen sneeuwkettingen om de drukloze thuis-
komer aanbrengen.
RDe drukloze thuiskomer uiterlijk om de zes
jaar laten vervangen, ongeacht de slijtage.
%Auto's met bandenspanningscontrole: bij een
gemonteerde drukloze thuiskomer kan de
bandenspanningscontrole niet betrouwbaar
werken. De bandenspanning van het verwij-
derde wiel kan nog enkele minuten worden
aangegeven. Dit pas opnieuw starten, nadat
de drukloze thuiskomer door een nieuw wiel is
vervangen.
Ook de volgende aanvullende informatie in acht
nemen:
RAanwijzingen met betrekking tot de banden-
spanning (/ pagina 719)
RBandenspanningstabel (/ pagina 720)
Drukloze thuiskomer oppompen
*AANWIJZING Beschadiging van de thuisko-
mer bij het laten zakken van de auto
Het laten zakken van de auto zonder de druk-
loze thuiskomer vooraf op te pompen kan de
velg hiervan beschadigen.
#Voor het laten zakken van de auto, de
drukloze thuiskomer met de bandencom-
pressor oppompen.
736 Banden en velgen
F296 0032 07
*AANWIJZING Oververhitting door te lange
looptijd van de bandenvulcompressor
#De bandenvulcompressor niet langer dan
acht minuten zonder onderbreking
gebruiken.
Voorwaarden
RDe veiligheidsaanwijzingen van de fabrikant op
de sticker van de bandenvulcompressor en op
de es bandenafdichtmiddel in acht nemen.
RDe drukloze thuiskomer zoals beschreven
monteren (/ pagina 727).
De drukloze thuiskomer moet eerst worden
gemonteerd alvorens deze wordt opgepompt.
RDe bandenvulcompressor uit de opbergruimte
onder de bagageruimtebodem nemen
(/ pagina 57).
#De stekker 5 en de vulslang uit de behuizing
van de bandenvulcompressor trekken.
#Het ventieldopje van het ventiel van het nood-
wiel draaien.
#De wartelmoer 1 van de vulslang op het ven-
tiel schroeven.
Van tevoren eventueel de aansluiting van de
wartelmoer schroeven.
#Controleren dat de in- en uitschakelknop 2
van de bandenvulcompressor in de stand 0
staat.
#De stekker 5 in een contactdoos in de auto
steken.
R12–volt–contactdoos: (/ pagina 236)
RDe aanwijzingen met betrekking tot de con-
tactdozen in acht nemen: (/ pagina 236)
#De auto inschakelen.
#De in- en uitschakelknop 2 op de bandenvul-
compressor in de stand I drukken.
De bandenvulcompressor is ingeschakeld. De
band wordt opgepompt. De bandenspanning
wordt op de manometer 3 afgelezen.
#De band tot de voorgeschreven bandenspan-
ning oppompen.
De voorgeschreven bandenspanning is in geel
op de thuiskomer aangegeven.
#Als de voorgeschreven bandenspanning is
bereikt, de in- en uitschakelknop 2 op de
bandenvulcompressor in de stand 0 drukken.
De bandenvulcompressor is uitgeschakeld.
Banden en velgen 737
F296 0032 07
#De auto uitschakelen.
#Wanneer de bandenspanning hoger is dan
voorgeschreven, de afblaasknop 4 indruk-
ken, tot de correcte bandenspanning ingesteld
is.
#De wartelmoer 1 van de vulslang van het
ventiel losdraaien.
Eventueel de aansluiting weer op de wartel-
moer schroeven.
#Het ventieldopje van de drukloze thuiskomer
weer op het ventiel schroeven.
#De stekker 5 en de vulslang in het onderste
gedeelte van het compressorhuis opbergen.
#De bandenvulcompressor in de auto opber-
gen.
738 Banden en velgen
F296 0032 07
Aanwijzingen met betrekking tot de technische
gegevens
De technische gegevens worden volgens EU-richt-
lijnen bepaald. De genoemde gegevens gelden
alleen voor auto's met standaarduitrusting. Meer
informatie is verkrijgbaar bij een Mercedes-Benz-
servicewerkplaats.
Alleen voor bepaalde landen: De voertuigspeci-
eke voertuiggegevens kunt u in de COC-docu-
menten (EC-CERTIFICATE OF CONFORMITY) vin-
den. Deze documenten ontvangt u bij aevering
van de auto.
Boordelektronica
Aanwijzingen met betrekking tot ingrepen in het
aandrijfsysteem
*AANWIJZING Vroegtijdige slijtage door niet
deskundig onderhoud
Door niet deskundig onderhoud kunnen onder-
delen van de auto sneller slijten; dit kan leiden
tot verlies van de typegoedkeuring.
#Het aandrijfsysteem en de bijbehorende
onderdelen alleen bij een gekwali-
ceerde werkplaats laten onderhouden.
Mobilofoons
Aanwijzingen met betrekking tot het inbouwen
van mobilofoons
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door ondeskundige werkzaamheden aan
mobilofoons
Wanneer mobilofoons worden gemanipuleerd
of niet vakkundig worden ingebouwd, kan de
elektromagnetische straling ervan de voertui-
gelektronica storen en de bedrijfsveiligheid
van de auto in gevaar brengen.
#Werkzaamheden aan elektrische en elek-
tronische apparaten altijd laten uitvoeren
bij een gekwaliceerde werkplaats.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door ondeskundig gebruik van mobilo-
foons
Als in het voertuig op ondeskundige wijze
gebruik wordt gemaakt van een mobilofoon,
kan de elektromagnetische straling daarvan
de voertuigelektronica storen. Dit geldt met
name in de volgende gevallen:
RWanneer de mobilofoon niet op een bui-
tenantenne is aangesloten.
RWanneer de buitenantenne verkeerd
gemonteerd of niet reectiearm is.
Daardoor kan de bedrijfsveiligheid van het
voertuig in gevaar komen.
#De reectiearme buitenantenne laten
inbouwen bij een gekwaliceerde werk-
plaats.
#De mobilofoon bij gebruik in het voertuig
altijd aansluiten op de reectiearme bui-
tenantenne.
Technische gegevens 739
F296 0032 07
*AANWIJZING Vervallen van de typegoed-
keuring door het niet in acht nemen van
installatie- en gebruiksvoorwaarden
Wanneer de installatie- en gebruiksvoorwaar-
den voor mobilofoons niet in acht worden
genomen, kan de typegoedkeuring vervallen.
#Alleen vrijgegeven frequentiebanden
gebruiken.
#Het maximaal toegestane uitgangsver-
mogen in deze frequentiebanden in acht
nemen.
#Alleen vrijgegeven antenneposities
gebruiken.
1Achterste dakbereik
Bij auto's met panoramaschuifdak is het inbouwen
van een antenne niet toegestaan.
Voor het naderhand inbouwen van mobilofoons
moet de technische richtlijn ISO/TS 21609 (Road
Vehicles — EMC guidelines for installation of aer-
market radio frequency transmitting equipment)
worden aangehouden. De wettelijke bepalingen
voor aanbouwdelen moeten worden aangehou-
den.
Als de auto met een mobilofoon is uitgerust, moe-
ten de in de voorbereiding aanwezige spannings-
voorziening- en antenne-aansluiting worden
gebruikt. Bij het monteren de aanvullende handlei-
dingen van de fabrikant in acht nemen.
Zendvermogen mobilofoons
Het maximale zendvermogen (PEAK) bij de voet-
punt van de antenne mag de waarden in de vol-
gende tabel niet overschrijden.
Frequentieband en maximaal zendvermogen
Frequentieband Maximaal zendvermo-
gen
2‑m‑band
144 - 174 MHz
50W
Terrestrial Trunked
Radio (TETRA)
380 - 460 MHz
10W
740 Technische gegevens
F296 0032 07
Frequentieband Maximaal zendvermo-
gen
Mobiele telefoonnet-
werkverbinding
2G
2W
Mobiele telefoonnet-
werkverbinding
3G/4G/5G
0,5W
De volgende onderdelen kunnen zonder beperkin-
gen in de auto worden gebruikt:
RMobilofoons met een maximaal zendvermogen
tot 100 mW
RMobilofoons met zendfrequenties in de fre-
quentieband 380 -410 MHz en een maximaal
zendvermogen tot 2 W (TETRA)
RMobiele telefoon (2G/3G/4G/5G)
Voor de volgende frequentiebanden is er geen
beperking voor de antennepositie aan de buiten-
zijde van de auto:
RTerrestrial Trunked Radio (TETRA)
R2G/3G/4G/5G
Informatie over wettelijke keurmerken voor
radio-apparatuur
Specieke informatie over radiograsche toepas-
singen conform 2014/53/EU
Naast de typische frequenties voor mobiele com-
municatie maken auto's van Mercedes-Benz
gebruik van de volgende radiograsche toepassin-
gen:
Soort radiograsche toepassingen en specicatie conform 2014/53/EU
Technologie Frequentiebereik Zendvermogen/sterkte van het magnetisch veld
Comfort-sluitsysteem 20 kHz (9 - 90 kHz) ≤ 72 dBμA/m bij 10 m
Draadloze vermogensoverdracht 105 kHz (90 - 119 kHz) ≤ 42 dBμA/m bij 10 m
Comfort-sluitsysteem 120 kHz (119 - 135 kHz) ≤ 42 dBμA/m bij 10 m
Technische gegevens 741
F296 0032 07
Technologie Frequentiebereik Zendvermogen/sterkte van het magnetisch veld
Draadloze vermogensoverdracht 127 kHz (119 - 135 kHz) ≤ 66 dBµA/m op een afstand van 10 m bij een
afname van de magneetveldsterkte van 3 dB per
octaaf boven 119 kHz
Near Field Communication 13,553 – 13,567 MHz ≤ 42 dBμA/m bij 10 m
Comfort-sluitsysteem, garagedeurbediening, ban-
denspanningscontrole 433 MHz (433,05 – 434,79 MHz) ≤ 10 mW ERP
Afstandsbediening en ontvanger functie "extra
verwarmen", garagedeurbediening 868 MHz (868,0 – 868,6 MHz) ≤ 25 mW ERP
Afstandsbediening en ontvanger functie "extra
verwarmen", garagedeurbediening 869 MHz (868,7 – 869,2 MHz) ≤ 25 mW ERP
Bluetooth®, Kleer, RLAN, radiograsche afstands-
bedieningen, draadloze hoofdtelefoons
2,4 GHz ISM-band (2400 – 2483,5 MHz) ≤ 100 mW EIRP
RLAN 5,1 GHz UNII-1 (5150 - 5250 MHz) ≤ 40 mW EIRP
Sensor voor interieurbeveiliging, RLAN 5,8 GHz UNII-3 (5725 – 5875 MHz) ≤ 40 mW EIRP
Comfort-sluitsysteem 7,25 GHz UWB (6,0 - 8,5 GHz) ≤ -41,3 dBm/MHz EIRP mean ≤ 0 dBm/MHz EIRP
Peak
76 GHz radar 76 – 77 GHz ≤ 55 dBm Peak EIRP
742 Technische gegevens
F296 0032 07
Technologie Frequentiebereik Zendvermogen/sterkte van het magnetisch veld
Compensator ECE DE003 en ECE DE004 GSM (E-GSM 900)
GSM (E-GSM 1800)
+33 dBm
< +30 dBm
UMTS (I, III, VIII) < +23 dBm
LTE (B1, B3, B7, B8, B20) < +23 dBm
HERMES (Hardware for Enhanced Remote-, Mobi-
lity- & Emergency Services) Wi (2400-2483,5 MHz)
Wi (5736-5833 MHz)
< 20 dBm
< 14 dBm
GSM (E-GSM 900, Class 4)
GSM (E-GSM 1800, Class 1)
GSM (E-GSM 900 8-PSK, Class E2)
GSM (E-GSM 1800 8-PSK, Class E2)
< +33 dBm (±2 dB)
< +30 dBm (±2 dB)
< +27 dBm (±3 dB)
< +26 dBm (± 3 dB/-4 dB)
UMTS (2100 WCDMA FDD B1, Class 3) < +24 dBm (±1 dB/-3 dB)
LTE (FDD B I, B III, B38, B39, B40, B41, Class 3) < +23 dBm (±2 dB)
GPS (1575,42 MHz +/- 2 MHz) Receiving only
RAMSES (Router And Mobile SErviceS) GSM (E-GSM 850 / E-GSM 900, Class 4)
GSM (E-GSM 1800 / E-GSM 1900, Class 4)
< +32,5 dBm (±1 dB)
< +29,5 dBm (±1 dB)
Technische gegevens 743
F296 0032 07
Technologie Frequentiebereik Zendvermogen/sterkte van het magnetisch veld
UMTS (WCDMA FDD I, II, III, IV, V, VIII, XIX, Class
3) < +23,5 dBm (±1 dB)
LTE (FDD B1, B2, B3, B4, B5, B7, B8, B9, B18,
B19, B21, B28, Class 3) < +23 dBm (±1 dB)
LTE (TDD B38, B40, B41, Class 3) < +23 dBm (±1 dB)
GNSS (1559 - 1610 MHz) Receiving only
Meer informatie over updates is verkrijgbaar op
het volgende internetadres:
https://
regulatoryradioinformation.corpinter.net/nl
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur en
specieke aanwijzingen
De tabellen en de hoofdstukken bevatten de vol-
gende informatie over wettelijke keurmerken voor
radio-apparatuur:
RInformatie van de fabrikant
RWettelijk vereiste keurmerken voor radio-appa-
ratuur, gerangschikt per land/regio:
-Voorschrien fabrikant
-Modelaanduidingen
-Zendvergunningen
RSpecieke aanwijzingen met betrekking tot
radiograsche onderdelen van de auto
Meer informatie over updates is verkrijgbaar op
het volgende internetadres:
https://
regulatoryradioinformation.corpinter.net/nl
744 Technische gegevens
F296 0032 07
Overzicht fabrikanten
Fabrikant Informatie van de
fabrikant
ADC ADC Automotive Dis-
tance Control Systems
GmbH, Peter-Dornier-
Straße 10, 88131 Lin-
dau, Duitsland
Bosch Robert Bosch GmbH,
Daimlerstraße 6,
71229 Leonberg,
Duitsland
Continental Antenna Continental Advanced
Antenna GmbH,
Römerring 1, 31137
Hildesheim, Duitsland
Continental Automo-
tive Continental Automo-
tive GmbH, Siemens-
straße 12, 93055
Regensburg, Duitsland
Fabrikant Informatie van de
fabrikant
Continental Automo-
tive Technologies Continental Automo-
tive Technologies
GmbH, VDO-Straße 1,
64832 Babenhausen,
Duitsland
Gentex Gentex Corporation,
600 North Centennial
Street, Zeeland MI
49464, USA
Harman Becker Harman Becker Auto-
motive Systems
GmbH, Becker-Goeh-
ring-Straße 18, 76307
Karlsbad, Duitsland
HELLA HELLA KGaA Hueck &
Co., Rixbecker Straße
75, 59552 Lippstadt,
Duitsland
Fabrikant Informatie van de
fabrikant
Hirschmann Hirschmann Car Com-
munication GmbH,
Stuttgarter Straße
45-51, 72654 Neckar-
tenzlingen, Duitsland
Huf Baolong Huf Baolong Electro-
nics Bretten GmbH,
Gewerbestraße 40,
75015 Bretten, Duits-
land
HUF HUF Hülsbeck & Fürst
GmbH & Co. KG, Stee-
ger Straße 17, 42551
Velbert, Duitsland
KATHREIN
Id
KATHREIN Automotive
GmbH & Co. KG,
Römerring 1, 31137
Hildesheim, Duitsland
Technische gegevens 745
F296 0032 07
Fabrikant Informatie van de
fabrikant
LEOPOLD KOSTAL LEOPOLD KOSTAL
GmbH & Co. KG,
Hauert 11, 44227
Dortmund, Duitsland
MARQUARDT MARQUARDT GmbH,
Schloßstraße 16,
78604 Rietheim-Weil-
heim, Duitsland
Meta System Meta System S.P.A.,
Via T. Galimberti 5,
42124 Reggio Emilia,
Italië
Molex Molex CVS Dabendorf
GmbH, Märkische
Straße 72, 15806 Zos-
sen, Duitsland
Fabrikant Informatie van de
fabrikant
Panasonic Panasonic Automotive
Systems Europe
GmbH, Robert-Bosch-
Straße 27, 63225
Langen, Duitsland
Schrader Schrader Electronics
Ltd., 11 Technology
Park, Belfast Road,
Antrim BT41 1QS,
Noord-Ierland, Vere-
nigd Koninkrijk
Sennheiser Sennheiser electronic
GmbH & Co. KG, Am
Labor 1, 30900 Wed-
emark, Duitsland
Fabrikant Informatie van de
fabrikant
Veoneer Veoneer Sweden AB,
Wallentinsvägen 22,
44737 Vårgårda, Zwe-
den
WITTE-Velbert WITTE-Velbert GmbH
& Co. KG, Hoeferstr.
3-15, 42551 Velbert,
Duitsland
Algerije
746 Technische gegevens
F296 0032 07
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE223GNS
(Sluitsysteem) 71/H/ANF/
2021
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) 122/H/ANF/
2021
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem) 123/H/ANF/
2023
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) 122/H/ANF/
2021
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) 123/H/ANF/
2021
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) 106/H/ANF/
2020
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) 107/H/ANF/
2020
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) 133/H/ANF/
2022
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) 105/H/ANF/
2022
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) 172/H/ANF/
2021
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) 188/H/ANF/
2021
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) 189/H/ANF/
2021
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) 190/H/ANF/
2021
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) 195/H/ANF/
2021
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) 193/H/ANF/
2021
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) 194/H/ANF/
2021
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) 186/H/ANF/
2021
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
3681/1-73.O
A
1639/DT/DG
/ARPT/15
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
652/1/DT/D
G/ARPCE/
2020
Technische gegevens 747
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
56/H/ANF/
2021
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningsensor)
3994/1.69-
DA/
2098/DT/DG
/ARPT/17
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningsensor)
2695/1-
NO.431396/
DT/DG/
ARPT/17
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningsensor)
2695/1-
NO.431396/
DT/DG/
ARPT/17
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) 32/H/ANF/
2021
Argentinië
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS441DP10
(Radarsensor) C-2377
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
H-26206
Continental
Antenna RKE223E1
(Antennever-
sterker)
H-24637
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) H-24376
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem) H-28998
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) H-17929
Continental
Automotive D-WMI2020A
(Regeleen-
heid)
H-23974
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) H-17845
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) H-15694
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) H-15695
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) H-28310
748 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningsensor)
H-20027
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) H-28067
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) H-15541
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) H-11545
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) H-16874
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) H-17689
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) H-21034
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) H-21035
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) H-17598
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) H-23101
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) H-24933
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) H-17213
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) H-17212
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) H-23166
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
H-4788
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
H-23292
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
H-25586
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningsensor)
H-20495
Technische gegevens 749
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningsensor)
H-20959
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) H-24664
Australië
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam
ADC ARS4-A (Radarsensor)
ADC ARS4-C (Radarsensor)
Fabrikant Modelnaam
ADC ARS441DP10 (Radar-
sensor)
Bosch MRR1Rear (Radarsen-
sor)
Bosch MRRe14FCR (Radar-
sensor)
Bosch FR5CPCCF (Radarsen-
sor)
Continental Antenna RKE213E1 (Antenne-
versterker)
Continental Antenna RKE223E1 (Antenne-
versterker)
Continental Automo-
tive CMKG1 (Sluitsysteem)
Fabrikant Modelnaam
Continental Automo-
tive CMKG2 (Sluitsysteem)
Continental Automo-
tive MARS Keyless (Sluit-
systeem)
Continental Automo-
tive Technologies NTG7Q MID LF2
(Headunit)
Continental Automo-
tive Technologies NTG7Q HIGH LF2
(Headunit)
Continental Automo-
tive Technologies NTG7Q PREMIUM LF2
(Headunit)
Hirschmann 920287A (Sluitsys-
teem)
Hirschmann 920287B (Sluitsys-
teem)
750 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam
Hirschmann 920702A (Sluitsys-
teem)
Huf Baolong TSSRE4A (Banden-
spanningsensor)
LEOPOLD KOSTAL KK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK2 (Sluitsysteem)
MARQUARDT 3350.38 (Sluitsys-
teem)
Schrader AG5SP4 (Bandenspan-
ningsensor)
Schrader AG3PF4 (Bandenspan-
ningsensor)
Fabrikant Modelnaam
Schrader BG3FP4 (Bandenspan-
ningsensor)
Schrader GG4T (Bandenspan-
ningsensor)
Schrader DG6W2D4 (Banden-
spanningsensor)
Veoneer 77V12BSM (Radar-
sensor)
Veoneer 77V12CRN (Radarsen-
sor)
Veoneer 77V125CRN (Radar-
sensor)
Veoneer MMRV1 (Radarsensor)
Bahama's
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-A
(Radarsensor) URCA_TA_20
14_082
ADC ARS4-C
(Radarsensor) URCA_TA_20
19_167
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) URCA_TA/
2017_184
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) URCA_TA/
2017_157
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) URCA_TA_20
19_195
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) URCA_TA/
2020_068
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem) URCA_TA/
2023_028
Technische gegevens 751
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) URCA_TA/
2017_119
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
UCRA_TA/
2016_009
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
UCRA_TA/
2020_032
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) URCA_TA/
2017_078
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) URCA_TA/
2019_053
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) URCA_TA/
2019_052
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) URCA_TA/
2022_043
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) URCA_TA_20
22_057
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) URCA_TA/
2015_087
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) URCA_TA/
2015_087
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningsensor)
URCA_TA/
2017_094
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) URCA_TA/
2015_081
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) URCA_TA_20
17_042
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) URCA_TA_20
19_128
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) URCA_TA_20
19_129
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) URCA_TA/
2017_021
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) URCA_TA_20
19_141
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) URCA_TA_20
20_141,
URCA_TA_20
22_228
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) URCA_TA/
2015_031
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) URCA_TA/
2015_033
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) URCA_TA/
2019_250
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
URCA_TA_TA
/2015_009
752 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
URCA_TA_20
19_101
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
URCA_TA_20
21_001
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningsensor)
URCA_TA_20
20_046
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningsensor)
URCA_TA_20
19_247
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) URCA_TA_20
19_169
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) URCA_TA_20
19_168
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) URCA_TA_20
21_027
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer MMRV1
(Radarsensor) URCA_TA/
2015_063
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) URCA_TA_20
20_056
Wit-Rusland
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam
ADC ARS4-A (Radarsensor)
ADC ARS4-C (Radarsensor)
Bosch MRR1Rear (Radarsen-
sor)
Fabrikant Modelnaam
Bosch MRRe14FCR (Radar-
sensor)
Bosch FR5CPCCF (Radarsen-
sor)
Continental Antenna RKE213E1 (Antenne-
versterker)
Continental Antenna RKE223E1GNS
(Antenneversterker)
Continental Automo-
tive CMKG1 (Sluitsysteem)
Continental Automo-
tive CMKG2 (Sluitsysteem)
Continental Automo-
tive MARS Keyless (Sluit-
systeem)
Technische gegevens 753
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam
Harman Becker HERMES 3.0 (commu-
nicatiemodule)
HELLA DM4 (Sluitsysteem)
LEOPOLD KOSTAL KK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12A (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12B (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12K (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS2 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS4 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS5 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK2 (Sluitsysteem)
Fabrikant Modelnaam
MARQUARDT 3350.38 (Sluitsys-
teem)
Veoneer 77V12BSM (Radar-
sensor)
Veoneer 77V12CRN (Radarsen-
sor)
Veoneer 77V125CRN (Radar-
sensor)
Veoneer MMRV1 (Radarsensor)
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC (Sluit-
systeem)
Botswana
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-A
(Radarsensor) BOCRA/TA/
2018/2026
ADC ARS4-C
(Radarsensor) BOCRA/TA/
2020/5186
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) BOCRA/TA/
2019/4674
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) BOCRA/TA/
2019/4975
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) BOCRA/TA/
2017/3788
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
BOCRA/TA/
2019/4387
754 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
BOCRA/TA/
2019/5050
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) BOCRA/TA/
2019/5075
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem) BOCRA/TA/
2023/8144
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) BOCRA/TA/
2019/4661
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) BOCRA/TA/
2019/4662
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) BOCRA/TA/
2019/4724
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) BOCRA/TA/
2019/4723
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) BOCRA/TA/
2022/7099
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) HUF13145
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) BOCRA/TA/
2019/4664
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) BOCRA/TA/
2019/4593
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) BOCRA/TA/
2019/4389
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) BOCRA/TA/
2019/4388
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) BOCRA/TA/
2019/4390
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) BOCRA/TA/
2019/5135
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) BOCRA/TA/
2019/4758
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) BOCRA/TA/
2020/5473
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) BOCRA/TA/
2019/4359
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) BOCRA/TA/
2019/4360
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) BOCRA/TA/
2019/4687
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) BOCRA/TA/
2019/4975
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) BOCRA/TA/
2019/4980
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) BOCRA/TA/
2021/6191
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) BOCRA/TA/
2020/5342
Technische gegevens 755
F296 0032 07
Brazilië
Aanwijzingen voor de zendapparatuur in de auto:
Deze systemen worden niet beschermd tegen
schadelijke storingen en mogen geen storingen in
correct goedgekeurde systemen veroorzaken.
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS441DP10
(Radarsensor) 06783-19-02
496
Continental
Antenna RKE223E1
(Antennever-
sterker)
03691-15-05
298
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
07359-21-12
817
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
3691-15-529
8
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) 00325-20-02
149
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem) 01334-23-02
149
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) 03189-17-02
856
Continental
Automotive
Technologies
NTG7Q MID
LF2 (Head-
unit)
04336-23-02
149
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive
Technologies
NTG7Q HIGH
LF2 (Head-
unit)
04338-23-02
149
Continental
Automotive
Technologies
NTG7Q PRE-
MIUM LF2
(Headunit)
04337-23-02
149
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) 04689-17-05
364
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) 1855-12-576
2
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) 1787-12-805
8
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) HUF13145
756 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) 03627-15-06
643
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) 00053-13-06
643
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) 02712-15-03
366
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) 01333-17-02
930
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) 01395-11-02
930
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) 01392-11-02
930
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) 00616-17-02
930
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) 06218-19-02
930
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) 11149-20-02
930
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) 03149-19-02
930
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) 03756-15-02
930
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) 03757-15-02
930
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) 03034-20-07
018
Verdere specieke aanwijzingen
Rear seat entertainment (entertainmentsysteem
achterin):
Dit systeem wordt niet beschermd tegen schade-
lijke storingen en mag geen storingen in correct
goedgekeurde systemen veroorzaken.
Dit product is door ANATEL goedgekeurd volgens
de procedures die zijn opgenomen in resolutie
242/2000 en voldoet aan de overeenkomstige
technische vereisten. Meer informatie vindt u op
de website van de ANATEL https://
www.anatel.gov.br
Technische gegevens 757
F296 0032 07
Brunei Darussalam
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-C
(Radarsensor) DTA-004005
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) DTA-004222
Bosch LRR3 (Radar-
sensor) DTA-011039
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) DTA-006601
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) DTA-006678
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
DTA-006665
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
DTA-004998
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) DTA-005043
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem) DTA-023993
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) DTA-017264
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) DTA-020187
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) DTA-001661
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) DTA-000794
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) DTA-018051
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningsensor)
DTA-000310
Huf Baolong TSSSG4G6b
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
DTA-003757
758 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) DTA-017926
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) DTA-006138
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) DTA-000615
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) DTA-007245
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) DTA-019403
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) DTA-000068
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) DTA-000066
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) LPD-38890
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) DTA-003525
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) DTA-005850
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) DTA-011312
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) DTA-011313
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) DTA-003662
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
LPD-29665
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
LPD-29665
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
DRQ-D-
JATI-07-2000-
109000
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningsensor)
DTA-001514
Technische gegevens 759
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader MFR (Regel-
eenheid ban-
denspan-
ningscontrole)
DTA No.
003893
Schrader MFR3 (Regel-
eenheid ban-
denspan-
ningscontrole)
DRQ-D-
MAJU-02-201
1-111083
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) DTA-004000
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) DTA-003999
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) DTA-010423
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
DTA-006216
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) DTA-005628
Euraziatische Economische Unie
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam
ADC ARS4-A (Radarsensor)
ADC ARS4-C (Radarsensor)
ADC ARS441DP10 (Radar-
sensor)
Bosch FR5CPCCF (Radarsen-
sor)
Bosch LRR3 (Radarsensor)
Bosch MRR1Rear (Radarsen-
sor)
Bosch MRRe14FCR (Radar-
sensor)
760 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam
Continental Antenna RKE213E1 (Antenne-
versterker)
Continental Antenna RKE223E1GNS
(Antenneversterker)
Continental Automo-
tive MARS Keyless (Sluit-
systeem)
Continental Automo-
tive CMKG1 (Sluitsysteem)
Continental Automo-
tive CMKG2 (Sluitsysteem)
HELLA DM4 (Sluitsysteem)
Hirschmann 920287A (Sluitsys-
teem)
Fabrikant Modelnaam
Hirschmann 920287B (Sluitsys-
teem)
Hirschmann 920702A (Sluitsys-
teem)
Huf Baolong TSSRE4A (Banden-
spanningsensor)
HUF HUF13145 (Sluitsys-
teem)
HUF HUF4761 (Sluitsys-
teem)
HUF HUF14632 (Sluitsys-
teem)
LEOPOLD KOSTAL KK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12A (Sluitsysteem)
Fabrikant Modelnaam
MARQUARDT DC12B (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12K (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS2 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS4 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS5 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK2 (Sluitsysteem)
MARQUARDT 3350.38 (Sluitsys-
teem)
Schrader AG5SP4 (Bandenspan-
ningsensor)
Schrader AG3PF4 (Bandenspan-
ningsensor)
Technische gegevens 761
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam
Schrader BG3FP4 (Bandenspan-
ningsensor)
Schrader GG4T (Bandenspan-
ningsensor)
Schrader DG6W2D4 (Banden-
spanningsensor)
Veoneer 77GHz MMRV1
(Radarsensor)
Veoneer 77V12BSM (Radar-
sensor)
Veoneer 77V12CRN (Radarsen-
sor)
Fabrikant Modelnaam
Veoneer 77V125CRN (Radar-
sensor)
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC (Sluit-
systeem)
Ghana
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
NCA APPRO-
VED
ADC ARS4-C
(Radarsensor) ZRO-1H-7E3-
152
ADC ARS441DP10
(Radarsensor) ZRO-1H-7E3-
152
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) ZRO-
M8-7E3-230
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
ZRO-M8-7E3-
X53
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
ZRO-
M8-7E3-225
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) ZRO-
M8-7E3-277
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem) 7M-7E7-X25-
DSR
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) BR3-1M-
GE2-16A
Continental
Automotive
Technologies
NTG7Q MID
LF2 (Head-
unit)
7M-7E7-X09-
DSR
762 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive
Technologies
NTG7Q HIGH
LF2 (Head-
unit)
7M-7E7-X05-
DSR
Continental
Automotive
Technologies
NTG7Q PRE-
MIUM LF2
(Headunit)
7M-7E7-X03-
DSR
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) BR3-1M-
GE2-157
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) ZRO-M8-7E3-
X45
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) ZRO-M8-7E3-
X47
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) 7E6-M1-X14-
SRD
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) EX6-6M-
GE2-16C
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) ZRO-M8-7E3-
X49
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) ZRO-M8-7E3-
X50
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) ZRO-M8-7E3-
X51
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) ZRO-M8-7E3-
X52
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) BR3-1M-
GE-129
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) ZRO-1H-7E3-
26E
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) SRO-1M-7E4-
11B
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) ZRO-M8-7E3-
X4A
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) ZRO-M8-7E3-
X4C
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) ZRO-M8-7E3-
X3C
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) ZRO-1H-7E3-
142
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) ZRO-
M8-7E3-230
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) 7E5-7M-X72-
RDR
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) SRO-1M-7E4-
X59
Technische gegevens 763
F296 0032 07
Indonesië
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-C
(Radarsensor) 68676/
SDPPI/2020
7163
ADC ARS4-A
(Radarsensor) 70266/
SDPPI/2020
7163
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS441DP10
(Radarsensor) 89748/
SDPPI/2023
7163
Bosch LRR3 (Radar-
sensor) 74264/
SDPPI/2021
7163
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) 74267/
SDPPI/2021
7163
Bosch MRRevo14F
(Radarsensor) 74265/
SDPPI/2021
7163
764 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) 74266/
SDPPI/2021
7163
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) 67882/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Technische gegevens 765
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
76621/
SDPPI/2021
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
86957/
SDPPI/ 2022
10325
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
766 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) 87836/
SDPPI/2023
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Technische gegevens 767
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem) 88721/
SDPPI/2023
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) 69379/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
768 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive D-WMI2020A
(Regeleen-
heid)
66678/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Technische gegevens 769
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive NTG7 MID
(Headunit)
70732/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive NTG7 HIGH
(Headunit)
70733/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
770 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive NTG7 PRE-
MIUM
(Headunit)
70731/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Technische gegevens 771
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive NTG7 PRE-
MIUM PLUS
(Headunit)
70734/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Harman Bec-
ker NTG6N
ENTRY/MID
(Headunit)
Production:
Germany
64019/
SDPPI/2019
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
772 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Harman Bec-
ker NTG6N HIGH
(Headunit)
Production:
Germany
64018/
SDPPI/2019
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Technische gegevens 773
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Harman Bec-
ker NTG6N
ENTRY/MID
(Headunit)
Production:
Hungary
63775/
SDPPI/2019
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Harman Bec-
ker NTG6N HIGH
(Headunit)
Production:
Hungary
63774/
SDPPI/2019
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
774 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Harman Bec-
ker NTG7 MID
(Headunit)
65544/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Technische gegevens 775
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Harman Bec-
ker NTG7 HIGH
(Headunit)
70513/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Harman Bec-
ker NTG7 PRE-
MIUM
(Headunit)
65543/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
776 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Harman Bec-
ker NTG7 PRE-
MIUM PLUS
(Headunit)
70512/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Technische gegevens 777
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Harman Bec-
ker NTG7 RSU
(Regeleen-
heid)
66387/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) 69378/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
778 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningsensor)
72438/
SDPPI/2021
7163
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) 71369 /
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Technische gegevens 779
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) 72974 /
SDPPI/2021
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) 82675/
SDPPI/2022
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
780 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) 78368/
SDPPI/2021
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Technische gegevens 781
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) 26742/
SDPPI/2015
3533
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF13145
(NFC reader) 83988/
SDPPI/2022
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
782 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) 41121/
SDPPI/2018
5125
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) 67373/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Technische gegevens 783
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) 80676/
SDPPI/2022
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) 80621/
SDPPI/2022
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
784 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) 67372/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Technische gegevens 785
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) 64126/
SDPPI/2019
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) 69077/
SDPPI/2020
7163
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
786 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) 75282/
SDPPI/ 2021
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Technische gegevens 787
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) 75285/
SDPPI/ 2021
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) 82980/
SDPPI/2022
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
788 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Molex WCH-302b
(Regeleen-
heid)
71668/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Technische gegevens 789
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Molex WCH-302d
(Regeleen-
heid)
71220/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Molex WCH-302e
(Regeleen-
heid)
71669/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
790 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Panasonic DAIRSE
(Regeleen-
heid)
63550/
SDPPI/2019
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningsensor)
72023/
SDPPI/2020
9338
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
75465/
SDPPI/2021
7163
Technische gegevens 791
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
72765/
SDPP/2021
7163
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningsensor)
57058/
SDPPI/2018
3612
Schrader MC34MA4
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
25626/
SDPPI/2015
3612
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
62396/
SDPPI/2020
7163
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningsensor)
72023/
SDPPI/2020
7163
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
74749/
SDPPI/2021
7163
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) 66830/
SDPPI/2020
7163
792 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) 78366/
SDPPI/2021
7163
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) 66792/
SDPPI/2020
7163
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) 67233/
SDPPI/2020
10325
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Technische gegevens 793
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Israël
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Goedkeu-
ringsnummer
van het minis-
terie van com-
municatie:
ADC ARS4-A
(Radarsensor) 55-09697
ADC ARS4-C
(Radarsensor) 55-07525
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) 55-08783
Bosch LRR3 (Radar-
sensor) 55-08334
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) 55-08333
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) 55-08395
Bosch MBCI2LS3PR
1 (Headunit) 51-91228
Bosch MBCI2LS4PR
1 (Headunit) 51-91226
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
55-13929
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive D-WMI2017B
(Regeleen-
heid)
51-75654
Continental
Automotive D-WMI2017A
(Regeleen-
heid)
51-75367
Continental
Automotive D-WMI2016A
(Regeleen-
heid)
55-08177
Continental
Automotive D-WMI2020A
(Regeleen-
heid)
55-08179
Continental
Automotive RKE213E1
(Antennenver-
stärker)
55-13929
Continental
Automotive RKE223E1GNS
(Antennenver-
stärker)
51-70799
794 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive CMKG1
(Schließsys-
tem)
51-87871
Continental
Automotive CMKG2
(Schließsys-
tem)
51-92059
Continental
Automotive MARS Keyless
(Schließsys-
tem)
55-13749
Continental
Automotive
Technologies
NTG7Q MID
LF2 (Head-
unit)
51-90718
Continental
Automotive
Technologies
NTG7Q HIGH
LF2 (Head-
unit)
51-90717
Continental
Automotive
Technologies
NTG7Q PRE-
MIUM LF2
(Headunit)
51-90719
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Harman Bec-
ker NTG7 HIGH-IL
(Headunit)
51-89476
Harman Bec-
ker NTG7 PRE-
MIUMPLUS-IL
(Headunit)
51-89475
HELLA DM4
(Schließsys-
tem)
55-14271
Hirschmann 920287A
(Schließsys-
tem)
51-62759
Hirschmann 920287B
(Schließsys-
tem)
51-49357
Hirschmann 920702A
(Schließsys-
tem)
55-12320
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningsensor)
63-63571
Huf Baolong TSSSG4G6b
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
63-66757
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) 55-14153
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) 51-87872
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) 55-13847
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) 55-12215
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) 55-12214
Technische gegevens 795
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) 51-85192
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) 51-86840
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) 55-14331
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
51-78338
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
51-73152
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
51-77898
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningsensor)
51-64111
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningsensor)
55-09441
Schrader MC34MA4
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
51-29611
Schrader MFR (Regel-
eenheid ban-
denspan-
ningscontrole)
55-06040
Schrader MFR3 (Regel-
eenheid ban-
denspan-
ningscontrole)
51-79817
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) 55-08176
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) 55-08301
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) 55-12216
Jamaica
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam
Continental Automo-
tive CMKG1 (Sluitsysteem)
Continental Automo-
tive CMKG2 (Sluitsysteem)
Continental Automo-
tive RKE213E1 (Antenne-
versterker)
Continental Automo-
tive RKE223E1GNS
(Antenneversterker)
796 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam
Continental Automo-
tive MARS Keyless (Sluit-
systeem)
Hirschmann 920287A (Sluitsys-
teem)
Hirschmann 920287B (Sluitsys-
teem)
Hirschmann 920702A (Sluitsys-
teem)
HELLA DM4 (Sluitsysteem)
HUF HUF13145 (Sluitsys-
teem)
LEOPOLD KOSTAL KK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12A (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12B (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12K (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS2 (Sluitsysteem)
Fabrikant Modelnaam
MARQUARDT MS4 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS5 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK2 (Sluitsysteem)
MARQUARDT 3350.38 (Sluitsys-
teem)
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC (Sluit-
systeem)
Japan
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem) TMWK221100
4648KR
Continental
Automotive
Technologies
NTG7Q HIGH
LF2 (Head-
unit)
003-230113
Continental
Automotive
Technologies
NTG7Q PRE-
MIUM LF2
(Headunit)
003-230112
Sennheiser M3IETW2R
(Earbud) 201-190814
(R)
Technische gegevens 797
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Sennheiser M3IETW2L
(Earbud) 201-190815
(L)
Sennheiser BTT100 (Blue-
tooth Audio
Transmitter)
020-180077
Canada
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem) IC: 7812D-
CMKG2
Continental
Automotive
Technologies
NTG7Q MID
LF2 (Head-
unit)
IC:
NTG7QMIDLF
2
Continental
Automotive
Technologies
NTG7Q HIGH
LF2 (Head-
unit)
IC:
NTG7QHIGLF
2
Continental
Automotive
Technologies
NTG7Q PRE-
MIUM LF2
(Headunit)
IC:
NTG7QPREF2
Sennheiser M3IETW2R
(Earbud) IC:2099A-
M3IETW2R
Sennheiser M3IETW2L
(Earbud) IC:2099A-
M3IETW2L
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Sennheiser BTT100 (Blue-
tooth Audio
Transmitter)
IC:2099A-
BTT100
Sennheiser M3IETW2 C
(Charging
Case)
CAN
ICS-3(B)/
NMB-3(B)
798 Technische gegevens
F296 0032 07
Koeweit
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem) Ref. 6716
Sennheiser M3IETW2
(Momentum
True Wireless
2)
Ref. 4870
Sennheiser BTT100 (Blue-
tooth Audio
Transmitter)
Ref. 4871
Maleisië
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-C
(Radarsensor) HIDF1500015
3
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) CIDF1500049
0
Bosch LRR3 (Radar-
sensor) CIDF1500049
0
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) CIDF1500049
0
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) CIDF1500049
0
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch MRRevo14F
(Radarsensor) CIDF1500049
0
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
HIDF1500015
3
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
HIDF1600013
6
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) HIDF1500015
3
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem) HIDF1500015
3
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) CIDF1500057
8
Technische gegevens 799
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive UWBTRX1
(Sluitsysteem) HIDF1500015
3
Continental
Automotive D-WMI2020A
(Regeleen-
heid)
RGEZ/12A/
1019/
S(19-4128)
Continental
Automotive
Technologies
NTG7Q MID
LF2 (Head-
unit)
RCCT/92G/
0423/
S(23-0350)
Continental
Automotive
Technologies
NTG7Q HIGH
LF2 (Head-
unit)
CCT/91G/
0323/
S(23-1291)
Continental
Automotive
Technologies
NTG7Q PRE-
MIUM LF2
(Headunit)
RGQB/05A/
0323/
S(23-1293)
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) CIDF1500057
8
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) RAUU/63A/
0311/
S(11-0432)
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) RAUU/22C/
0615/
S(15-1864)
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) HIDF1500015
3
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningsensor)
CIDF1700018
4
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) RFBY/09A/
0422/
S(22-1843)
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) RAYN/25A/
0715/
S(15-2385)
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) RAAU/16B/
1112/
S(12-2053)
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) HIDF1500015
3
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) RDDK/33A/
0317/
S(17-0669)
800 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) RAUU/62A/
0311/
S(11-0263)
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) RAUU/62A/
0311/
S(11-0264)
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) RDDK/31A/
0217/
S(17-0405)
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) RDDK/25B/
1019/
S(19-0943)
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) RGLO/02A/
0720/
S(20-2580)
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) CIDF1900002
9
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) CIDF1900002
9
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) CIDF1900002
9
Meta System ITS/TPS (Inte-
rieurbeveili-
ging)
RAVG/18Q/
0212/
S(11-2068)
Meta System MUW II (Inte-
rieurbeveili-
ging)
RAVG/17Q/
0212/
S(11-2067)
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
RCDD/03A/
0615/
S(19-2094)
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
RBEF/28A/
0419/S/
(19-1542)
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
RBEF/51A/
0121/S/
(20-5642)
Schrader MFR (Regel-
eenheid ban-
denspan-
ningscontrole)
RAQP/62A/
0419/
S(19-1694)
Technische gegevens 801
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader MFR3 (Regel-
eenheid ban-
denspan-
ningscontrole)
RAQP/62A/
0419/
S(19-1694)
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
HIDF1500015
3
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) HIDF1500015
3
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) HIDF1500015
3
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) HIDF1500015
3
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) RDDK/43B/
0420/
S(20-1749)
Marokko
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
AGREE PAR
LANRT
MAROC
ADC ARS4-A
(Radarsensor) MR 9490
ANTR
2014-07-23
ADC ARS4-C
(Radarsensor) MR 20231
ANRT
2019-06-27
ADC ARS441DP10
(Radarsensor) MR 20231
ANRT
2019-06-27
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) MR 20575
ANRT
2019-07-29
802 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch LRR3 (Radar-
sensor) MR 5371
ANRT 2010
2019-12-05
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) MR 9186
ANTR
2014-04-22
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) MR 13900
ANTR
2017-05-04
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
MR 10631
ANTR
2015-07-16
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
MR 21174
ANTR
2019-10-14
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) MR 21701
ANTR
2019-12-05
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem) MR 36542
ANRT
2023-02-01
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) MR 13681
ANTR
2017-04-04
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) MR 14426
ANTR
2017-07-28
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) MR 6700
ANTR
2011-11-16
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) MR 7260
ANTR
2012-06-13
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) MR 32214
ANTR
2022-03-08
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Huf Baolong TSSRE4A
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
MR 14320
ANTR
2017-07-07
Huf Baolong TSSSG4G6b
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
MR 19561
ANTR
2019-04-26
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) MR 32395
ANRT
2022-03-24
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) MR 10506
ANTR
2015-06-22
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) MR 7829
ANTR
2013-02-14
Technische gegevens 803
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) MR 10697
ANTR
2015-08-05
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) MR 13429
ANTR
2017-03-03
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) MR 6698
ANTR
2021-11-04
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) MR 6699
ANTR
2021-11-04
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) MR 13300
ANTR
2017-02-15
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) MR 19199
ANTR
2019-03-25
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) MR 23805
ANRT
2020-04-22
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) MR 10645
ANTR
2015-07-21
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) MR 10987
ANTR
2015-10-22
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) MR 18817
ANTR
2019-02-12
Schrader AG5SP4
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
MR 10216
ANRT 2015
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
MR 19241
ANRT 2019
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
MR00026829
ANRT2020
Schrader MFR (Regel-
eenheid ban-
denspan-
ningscontrole)
MR 19527
ANRT
2019-04-30
Schrader MFR3 (Regel-
eenheid ban-
denspan-
ningscontrole)
MR 19527
ANRT 2019
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningsensor)
MR 14777
ANRT
2017-09-20
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningsensor)
MR 16355
ANRT
2018-04-19
804 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader MC34MA4
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
MR 6706
ANRT
2011-11-17
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
MR 10436
ANRT
2015-05-25
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) MR 20097
ANRT
2019-06-14
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) MR 20149
ANRT
2019-06-19
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) MR 27966
ANRT
2021-03-29
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) MR 23310
ANRT
2020-03-10
Mexico
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-A
(Radarsensor) IFETEL:
RCPCOAR14-
1191
ADC ARS4-C
(Radarsensor) IFETEL:
RLVCOR19-1
062
ADC ARS441DP10
(Radarsensor) IFETEL:
RLVCOR19-1
062
Bosch LRR3 (Radar-
sensor) IFETEL:
RCPBOLR09-
0828
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) IFETEL:
RCPBOMR14-
0922
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) IFETEL:
RCPBOMR17-
0598
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
IFETEL:
RLVKARK15-1
741
Continental
Antenna RKE223E1
(Antennever-
sterker)
IFETEL:
RLVCORK19-
2174
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) IFETEL:
RCPCOCM19-
2315
Technische gegevens 805
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem) IFETEL:
COCOCM22-
31003
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) IFETEL:
RLVDAMA18-
1827
Continental
Automotive UWBTRX1
(Sluitsysteem) IFETEL:
MECOCM22-
17609
Continental
Automotive
Technologies
NTG7Q MID
LF2 (Head-
unit)
IFETEL:
MEMENT23 -
12200
Continental
Automotive
Technologies
NTG7Q HIGH
LF2 (Head-
unit)
IFETEL:
MEMENT23 -
11923
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive
Technologies
NTG7Q PRE-
MIUM LF2
(Headunit)
IFETEL:
MEMENT23 -
12204
Gentex MUAHL 5
(Comfortsys-
teem)
IFETEL:
RCPGEMU15-
0448
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) IFETEL:
RLVHEDM17-
10
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) IFETEL:
RLVHI9211-0
472
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) IFETEL:
RLVHI9212-0
608
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) IFETEL:
RLVHI9222-2
674
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningsensor)
IFETEL:
RLVHUTS17-0
806
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) IFETEL:
RCPHUHU22-
2505
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) IFETEL:
RLVHUHU15-
1204
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) IFETEL:
RLVHUHU12-
1587
806 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) IFETEL:
RLVKOKK15-0
891
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) IFETEL:
RLVMEDC17-
0348
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) IFETEL:
RLVMADC11-
0446
MARQUARDT DC12K (Interi-
eurbeveili-
ging)
IFETEL:
RLVMADC11-
0446
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) IFETEL:
RLVMAMS17-
0222
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) IFETEL:
RLVMAMS19-
0449
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) IFETEL:
RLVMEMS20-
0957
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) IFETEL:
RLVMAMK15-
1042
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) IFETEL:
RLVMAMK15-
1043
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) IFETEL:
RCPMA3319-
0530
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
IFETEL:
RCPSCAG15-
0627
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
IFETEL:
RLVSCAG19-0
705
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
IFETEL:
RLVSCBG21-0
750
Schrader MFR (Banden-
spanningsen-
sor)
IFETEL:
RLVSCMF15-
0959
Schrader MFR3 (Ban-
denspan-
ningsensor)
IFETEL:
RLVSCMF19-
0777
Technische gegevens 807
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningsensor)
IFETEL:
RLVSCGG17-
1665
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningsensor)
IFETEL:
RLVSCDG18-
04
Schrader MC34MA4
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
IFETEL:
RCPSCMR14-
062
Sennheiser M3IETW2R
(Earbud) IFETEL:
RCPSEM320-
0435-A1
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Sennheiser M3IETW2L
(Earbud) IFETEL:
RCPSEM320-
0435
Sennheiser BTT100 (Blue-
tooth Audio
Transmitter)
IFETEL:
RCPSEBT18-1
407
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) IFETEL:
RCPWISD20-
0943
Mongolië
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) A19000633
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem) A23000900
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) A18000328
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) A18000329
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) A22000649
808 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) A22000674
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) A19000400
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) A19000371
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) A19000372
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) A18000289
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) A19000516
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) A20000085
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) A19000374
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) A19000374
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) A19000401
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) A20000067
Niger
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
029/
ARCEP/DG/1
9
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) 083/
ARCEP/DG/1
9
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) 082/
ARCEP/DG/1
9
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) 097/
ARCEP/DG/1
9
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) 098/
ARCEP/DG/1
9
Technische gegevens 809
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) 053/
ARCEP/DG/1
9
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) 037/
ARCEP/DG/1
9
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) 010/
ARCEP/DG/1
9
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) 008/
ARCEP/DG/1
9
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) 009/
ARCEP/DG/1
9
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) 014/
ARCEP/DG/1
9
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) HOMO-0096/
ARCEP/DG/
2019
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) 034/
ARCEP/DG/1
9
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) 035/
ARCEP/DG/1
9
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) 015/
ARCEP/DG/1
9
MARQUARDT MU1 (Sluit-
systeem) HOMO-0095/
ARCEP/DG/
2019
Nigeria
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam
ADC ARS4-A (Radarsensor)
ADC ARS4-C (Radarsensor)
Bosch FR5CPCCF (Radarsen-
sor)
Bosch MRR1Rear (Radarsen-
sor)
Bosch MRRe14FCR (Radar-
sensor)
Continental Antenna RKE213E1 (Antenne-
versterker)
Continental Antenna RKE223E1GNS
(Antenneversterker)
Continental Automo-
tive CMKG1 (Sluitsysteem)
810 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam
Continental Automo-
tive CMKG2 (Sluitsysteem)
Continental Automo-
tive MARS Keyless (Sluit-
systeem)
HELLA DM4 (Sluitsysteem)
Hirschmann 920287A (Sluitsys-
teem)
Hirschmann 920287B (Sluitsys-
teem)
Hirschmann 920702A (Sluitsys-
teem)
HUF HUF13145 (Sluitsys-
teem)
HUF HUF14632 (Sluitsys-
teem)
HUF HUF4761 (Sluitsys-
teem)
Fabrikant Modelnaam
LEOPOLD KOSTAL KK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12A (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12B (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12K (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS2 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS4 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS5 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK2 (Sluitsysteem)
MARQUARDT 3350.38 (Sluitsys-
teem)
Schrader AG3PF4 (Bandenspan-
ningsensor)
Schrader BG3FP4 (Bandenspan-
ningsensor)
Fabrikant Modelnaam
Schrader MFR3 (Regeleenheid)
Veoneer 77V12BSM (Radar-
sensor)
Veoneer 77V12CRN (Radarsen-
sor)
Veoneer 77V125CRN (Radar-
sensor)
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC (Sluit-
systeem)
Technische gegevens 811
F296 0032 07
Oman
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-A
(Radarsensor) TRA/TA-R/
2016/14
D080134
ADC ARS4-C
(Radarsensor) TRA/TA-R/
7769/19
D172338
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) TRA/TA-R/
7983/19
D172338
Bosch LRR3 (Radar-
sensor) TRA/TA-R/
1049/09
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) TRA/TA-R/
1849/14
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) TRA/TA-R/
4353/17
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
TRA/TA-R/
2715/15
D090258
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
TRA/TA-R/
8337/19
D172338
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) TRA/TA-R/
8642/19
D172338
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem) TRA/TA-R/
15164/23
D100428
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) TRA/TA-R/
4158/17
D080134
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) TRA/TA-R/
4548/17
D080134
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) TRA/TA-R/
0210/11
D080353
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) TRA/TA-R/
0655/12
D080353
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) TRA/TA-R/
13300/22
D172338
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningsensor)
TRA/TA-R/
4516/17
D100428
812 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Huf Baolong TSSSG4G6b
(Bandenspan-
ningsensor)
TTRA/TA-R/
7506/19
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) TRA/TA-R/
13465/22
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) TRA/TA-R/
2665/15
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) TRA/TA-R/
0920/12
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) TRA/TA-R/
3129/16
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) TRA/TA-RD/
4056/17
D100428
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) TRA/TA-R/
0227/11
D080353
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) TRA/TA-R/
0228/11
D080353
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) TRA/TA-R/
4136/17
D080134
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) TRA/TA-R/
7316/19
D172249
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) TRA/TA-R/
9324/20
D100428
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) TRA/TA-R/
2848/15
D080353
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) TRA/TA-R/
2900/15
D080353
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) TRA/TA-R/
7051/19
D172249
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
TTRA R/
2380/15
D080134
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
TRA R/
7287/19
D172338
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
TRA/TA-R/
10694/20
D172338
Technische gegevens 813
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader MFR (Regel-
eenheid ban-
denspan-
ningscontrole)
TRA/TA-R/
7464/19
D090258
Schrader MFR3 (Regel-
eenheid ban-
denspan-
ningscontrole)
TRA/TA-R/
7467/19
D090258
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningsensor)
TRA/TA-R/
4686/17
D080134
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningsensor)
TRA/TA-R/
5511/18
D172249
Sennheiser M3IETW2R
(Earbud) TRA/TA-R/
10988/21
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Sennheiser BTT100 (Blue-
tooth Audio
Transmitter)
TRA/TA-R/
10976/21
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
TRA/TA-R/
2706/15
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) TRA/TA-R/
7706/19
D172338
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) TRA/TA-R/
7707/19
D172338
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) TRA/TA-R/
11335/21
D172338
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) TRA/TA-R/
9150/20
Pakistan
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-A
(Radarsensor) TAC NO:
9.9014/2019
ADC ARS4-C
(Radarsensor) TAC NO:
9.9389/2019
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) TAC NO:
9.198/2020
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
TAC NO:
9.142/2016
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
TAC NO:
9.100169/20
19
814 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) TAC
NO:9.100175
/2019
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem) TAC NO:
9.153/2023
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) TAC NO:
9.213/2017
Continental
Automotive D-WMI2020A
(Regeleen-
heid)
TAC NO:
9.9836/2019
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) TAC NO:
9.409/2017
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) TAC NO:
9.845/2013
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) TAC NO:
9.846/2013
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) TAC NO.
9.412/2022
HUF Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningsensor)
TAC NO:
9.620/2017
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) TAC NO:
9.598/2015
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) TAC NO:
9.790/2013
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) TAC NO:
9.118/2016
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) TAC NO:
9.131/2017
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) TAC NO:
9.829/2013
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) TAC NO:
9.830/2013
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) TAC NO:
9.133/2017
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) TAC NO:
9.100171/20
19
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) TAC.NO:
9.774/2020
Technische gegevens 815
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) TAC NO:
9.486/2015
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) TAC NO:
9.497/2015
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
TAC
NO:9.039/20
16
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
TAC
NO:9.9167/2
019
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
TAC
NO:9.68/202
1
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningsensor)
TAC
NO:9.538/20
17
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningsensor)
TAC NO:
9.789/2018
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
TAC NO:
9.9284/2019
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) TAC NO:
9.9391/2019
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) TAC NO:
9.9391/2019
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) TAC NO:
9.477/2021
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) TAC NO:
9.527/2020
816 Technische gegevens
F296 0032 07
Paraguay
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-A
(Radarsensor)
2019-05-
I-0271
ADC ARS4-C
(Radarsensor)
2019-11-
I-0602
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-C
(Radarsensor)
2019-11-
I-0602
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor)
2019-09-
I-0508
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor)
2017-06-
I-0000162
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor)
2019-05-
I-000236
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
2021-02-
I-00101 y
2016-02-
I-0000038
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
2019-12-
I-0656
Technische gegevens 817
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem)
2020-02-
I-0110
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem)
2023-03-
I-0153
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem)
2017-05-
I-0000136 y
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HELLA DM4 (Sluit-
systeem)
2022-06-
I-0388 y
2017-08-
I-0000261
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem)
2016-5-
I-000134 y
2011-06-
I-0059
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem)
2017-04-
I-0000119 y
2012-05-
I-0096
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem)
2022-03-
I-0149
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningsensor)
2017-09-
I-0000328
818 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF13145
(Sluitsysteem)
2022-04-
I-0235
HUF HUF14632
(Sluitsysteem)
2020-06-
I-0284 y
2015-08-
I-0000226
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF4761
(Sluitsysteem)
2017-12-
I-0000409 y
2012-10-
I-0178
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem)
2015-06-
I-0000181
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem)
2020-12-
I-0898 y
2015-06-
I-0000181
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem)
2021-05-
I-0304;
2016-5-
I-000144 y
2011-06-
I-0067
Technische gegevens 819
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem)
2021-05-
I-0305;
2016-5-
I-000143 y
2011-06-
I-0068
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem)
2017-04-
I-0000101
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem)
2019-10-
I-0581
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem)
2020-08-
I-0604
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem)
2020-07-
I-0390 y
2015-07-
I-0000200
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem)
2020-07-
I-0391 y
2015-07-
I-0000201
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem)
2019-04-
I-000216
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
2015-04-
I-0000150
820 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
2019-05-1-00
0261
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
2021-02-
I-0063
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningsensor)
2020-02-1-00
44
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningsensor)
2019-11-1-06
32
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
2020-07-
I-0510
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor)
2019-07-
I-0399
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor)
2019-07-
I-0398
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor)
2021-04-
I-0188
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem)
2020-06-
I-0326
Verdere specieke aanwijzingen
Technische gegevens 821
F296 0032 07
Oplaadeenheid voor het draadloos opladen van
mobiele apparaten (WMI):
D-WMI2020A:
Deze auto is uitgerust met de volgende radiofre-
quentiecomponent, die is goedgekeurd door
CONATEL - Paraguay: Draadloze interface voor
mobiele apparatuur, merk Continental, model D-
WMI2020A Gefabriceerd door Continental Auto-
motive GmbH.
Zendvergunning: 2019-11-I-0600
Rear seat entertainment (entertainmentsysteem
achterin):
DAIRSE:
Importeur: Condor S.A.C.I Casa Central, J.B.
Gorostiaga 315 y Guaraníes, Asunción, Paraguay,
(595 21) 569 7000, sac@condor.com.py
Filipijnen
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-A
(Radarsensor) ESD-1409466
C
ADC ARS4-C
(Radarsensor) ESD-1920226
C
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) ESD-1920531
C
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) ESD-1408917
C
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) ESD-1716172
C
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
ESD-1511856
C
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
ESD-1921015
C
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) ESD-2021556
C
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem) ESD-
RCE-2332806
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) ESD-1714865
C
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) ESD-1715539
C
822 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) ESD-1105246
C
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) ESD-1206044
C
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) ESD-
RCE-2229632
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningsensor)
ESD-1715393
C
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) ESD-
RCE-2229722
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) ESD-1511236
C
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) ESD-1206521
C
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) ESD-1510698
C
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) ESD-1714489
C
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) ESD-1105216
C
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) ESD-1105215
C
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) ESD-1715652
C
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) ESD-1919133
C
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) ESD-2022426
C
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) ESD-1510644
C
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) ESD-1510645
C
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) ESD-1919198
C
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
ESD-1715393
C
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
ESD-1919585
C
Technische gegevens 823
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
ESD-
RCE-2124846
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningsensor)
ESD-1715977
C
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningsensor)
ESD-1817081
C
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
ESD-1510921
C
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) ESD-2022599
C
Zambia
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE223E1
(Antennever-
sterker)
ZMB/
ZICTA/TA/
2019/3/11
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/3/3
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/3/4
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/7/12
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/7/11
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) ZMB/
ZICTA/TA/
2018/12/18
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/3/48
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/5/16
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/5/17
824 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/5/18
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) ZMB/
ZICTA/TA/
2018/9/30
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/7/123
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/3/20
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/3/21
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/3/6
MARQUARDT MU1 (Sluit-
systeem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/7/124
Servië
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-A
(Radarsensor) И011 20
ADC ARS4-C
(Radarsensor) И011 19
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) И011 19
Bosch LRR3 (Radar-
sensor) И011 19
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) И011 17
Technische gegevens 825
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) И005 17
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
И005 21
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
И005 22
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) И005 20
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem) И005 23
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) И005 20
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive
Technologies
NTG7Q MID
LF2 (Head-
unit)
И005 23
Continental
Automotive
Technologies
NTG7Q HIGH
LF2 (Head-
unit)
И005 23
Continental
Automotive
Technologies
NTG7Q PRE-
MIUM LF2
(Headunit)
И005 23
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) И005 20
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) И005 18
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) И005 18
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) И005 22
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningsensor)
И005 20
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) И005 22
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) И005 21
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) И005 21
826 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) И005 18
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) И005 20
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) И005 20
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) И005 20
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) И011 17
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) И005 19
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) И005 20
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) И005 21
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) И005 21
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) И005 22
Meta System MUW II (Inte-
rieurbeveili-
ging)
И011 19
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
И005 15
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
И005 15
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
И005 20
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningsensor)
И005 17
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningsensor)
И005 18
Technische gegevens 827
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader MC34MA4
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
И011 11
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
И011 18
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) И011 19
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) И011 19
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) И038 21
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) И005 20
Singapore
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Complies with
IMDA Stan-
dards
ADC ARS4-A
(Radarsensor) DA103365
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-C
(Radarsensor) DA103365
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) DA103365
Bosch LRR3 (Radar-
sensor) DA103365
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) DA103365
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) DA103365
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
DA105282
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
DA107248
828 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) DA103365
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem) DB106440
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) DA105282
Continental
Automotive UWBTRX1
(Sluitsysteem) DB107091
Continental
Automotive D-WMI2020A
(Regeleen-
heid)
DA103365
Continental
Automotive
Technologies
NTG7Q MID
LF2 (Head-
unit)
DA105282
Continental
Automotive
Technologies
NTG7Q HIGH
LF2 (Head-
unit)
DA105282
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive
Technologies
NTG7Q PRE-
MIUM LF2
(Headunit)
DA105282
Harman Bec-
ker HERMES 3.0
(communica-
tiemodule)
DB107091
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) DA103365
N3308-22
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) DA103365
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) DA103365
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) DA105282
HUF Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningsensor)
DA30668
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF Baolong TSSSG4G6b
(Bandenspan-
ningsensor)
DA28467
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) DA105282
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) DA103365
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) DA103365
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) DA103787
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) DA103365
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) DA103365
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) DA103787
Technische gegevens 829
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) DA103787
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) DB107091
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) DA103365
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) DA103365
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) DA103787
Meta System ITS/TPS (Inte-
rieurbeveili-
ging)
DA103365
Meta System MUW II (Inte-
rieurbeveili-
ging)
DA103365
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
DA103787
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
DA107968
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
DA103365
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningsensor)
DA105282
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningsensor)
DA105282
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
DA103365
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) DA103365
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) DA103365
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) DA103365
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) DA107248
830 Technische gegevens
F296 0032 07
Zuid-Afrika
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-A
(Radarsensor) TA-2014/163
7
ADC ARS4-C
(Radarsensor) TA-2019/159
5
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) TA-2019/120
0
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) TA-2014/212
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) TA-2017/201
3
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch LRR3 (Radar-
sensor) TA-2009/464
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
TA-2015/143
8
Continental
Antenna RKE223E1
(Antennever-
sterker)
TA-2020/043
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) TA-2019/540
5
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem) TA-2022/361
1_CMKG2
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) TA-2016/350
0
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive UWBTRX1
(Sluitsysteem) TA-2021/346
0
Continental
Automotive
Technologies
NTG7Q MID
LF2 (Head-
unit)
TA-2023/009
1
Continental
Automotive
Technologies
NTG7Q HIGH
LF2 (Head-
unit)
TA-2023/011
1
Continental
Automotive
Technologies
NTG7Q PRE-
MIUM LF2
(Headunit)
TA-2023/009
0
Gentex MUAHL 5
(Comfortsys-
teem)
TA-2015/138
6
Technische gegevens 831
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) TA-2017/251
8
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) TA-2011/374
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) TA-2013/126
2
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) TA-2022/016
2
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningsensor)
TA-2017/139
3
Huf Baolong TSSSG4G6b
(Bandenspan-
ningsensor)
TA-2019/144
0
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) TA-2022/037
5
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) TA-2015/107
7
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) TA-2012/154
3
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) TA-2015/595
Meta System ITS Master
(Interieurbe-
veiliging)
TA-2011/163
6
Meta System ITS Sensor
(Interieurbe-
veiliging)
TA-2011/122
7
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Meta System MUW II (Inte-
rieurbeveili-
ging)
TA-2019/261
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) TA-2017/312
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) TA-2011/370
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) TA-2012/154
2
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) TA-2016/331
4
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) TA-2019/843
832 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) TA-2020/576
5
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) TA-2015/179
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) TA-2015/180
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) TA-2018/398
5
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
TA-2015/072
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
TA-2019-133
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
TA-2020/773
Schrader MFR (Regel-
eenheid) TA-2019/273
Schrader MFR3 (Regel-
eenheid) TA-2019-273
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningsensor)
TA-2017/388
4
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningsensor)
TA-2017/293
3
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader MC34MA4
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
TA-2011/137
0
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
TA-2015/208
7
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) TA-2019/138
0
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) TA-2019/138
2
Technische gegevens 833
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) TA-2021/015
0
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) TA-2020/055
Zuid-Korea
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE223E1
(Antennever-
sterker)
R-C-Ca3-
RKE223E1
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem) R-R-TeH-
CMKG2
Continental
Automotive
Technologies
NTG7Q LF2
(Headunit) R-R-TeH-
NTG7QLF2
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningsensor)
R-C-Ca3-
RKE223E1
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) MSIP-CRM-
HHF-
HUF-14632
Schrader MFR (Regel-
eenheid) MSIP-REM-
SRD-MFR
Schrader MFR3 (Regel-
eenheid) KCC R-R-SRD-
MFR3A
Schrader MC34MA4
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
KCC-REM-
SRD-
MRXMC34MA
4
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
MSIP-CRM-
SRD-AG5SP4
834 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
R-C-SRD-
AG3PF4
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
R-C-SRD-
BG3FP4
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningsensor)
MSIP-CRM-
SRD-GG4T
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningsensor)
R-CRM-SRD-
DG6W2D4
Togo
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE223E1
(Antennever-
sterker)
No. 024/19
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) No. 040/19
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) No. 039/19
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) No. 089/19
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) No. 088/19
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) No. 041/19
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) No. 060/19
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) No. 055/19
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) No. 057/19
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) No. 056/19
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) No. 008/19
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) No. 101/19
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) No. 021/19
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) No. 022/19
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) No. 016/20
Technische gegevens 835
F296 0032 07
Oekraïne
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
UKR.355-123
/19
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
UA.R.TR.052.
682-19
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) UA1.001.021
175-20-TE
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem) UA.032.CT.01
05-23
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) RTS.UKR.355-
34/18
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive
Technologies
NTG7Q MID
LF2 (Head-
unit)
UA.TR.052
Continental
Automotive
Technologies
NTG7Q HIGH
LF2 (Head-
unit)
UA.TR.052
Continental
Automotive
Technologies
NTG7Q PRE-
MIUM LF2
(Headunit)
UA.TR.052
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) UA.TR.109
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) UKR.355-7/2
0
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) UKR.355-8/2
0
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningsensor)
UA
1.001.01856
8-19-TE
Huf Baolong TSSSG4G6b
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
UA
1.001.01928
9-19-TE
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) UKR.355-113
/19
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) UKR.355-113
/19
836 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) UA1.001.018
653-19-TE
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) 1O094.00668
2-19
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) UA.R.TR.052.
307-19
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) UA.R.TR.052.
308-19
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) UA.R.TR.052.
309-19
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) UA1.001.019
129-19-TE
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) UA.R.TR.052.
528-19
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) 632.16-CET
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) UA1.001.019
233-19-TE
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) UA1.001.019
234-19-TE
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) UA1.001.018
888-19-TE
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
UA.TR. 032
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
UA-TR-001
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
UA-TR-109
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningsensor)
UA.TR. 028
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningsensor)
UA.TR. 028
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) UA.R.TR.052.
120-20
Technische gegevens 837
F296 0032 07
Oezbekistan
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam
Continental Automo-
tive RKE213E1 (Antenne-
versterker)
Continental Automo-
tive RKE223E1GNS
(Antenneversterker)
Continental Automo-
tive CMKG1 (Sluitsysteem)
Continental Automo-
tive CMKG2 (Sluitsysteem)
Continental Automo-
tive MARS Keyless (Sluit-
systeem)
HELLA DM4 (Sluitsysteem)
Fabrikant Modelnaam
Hirschmann 920287A (Sluitsys-
teem)
Hirschmann 920287B (Sluitsys-
teem)
Hirschmann 920702A (Sluitsys-
teem)
HUF HUF13145 (Sluitsys-
teem)
LEOPOLD KOSTAL KK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12A (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12B (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12K (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS2 (Sluitsysteem)
Fabrikant Modelnaam
MARQUARDT MS4 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS5 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK2 (Sluitsysteem)
MARQUARDT 3350.38 (Sluitsys-
teem)
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC (Sluit-
systeem)
838 Technische gegevens
F296 0032 07
Verenigde Arabische Emiraten Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-A
(Radarsensor) TA RTTE:
Er558296/17
,
DA40068/15
ADC ARS4-C
(Radarsensor) TA RTTE:
ER77062/19,
DA40068/15
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) TA RTTE:
ER74533/19,
DA36758/14
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
TRA
ER64693/18,
DA65993/17
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
TRA
ER76442/19,
DA65993/17
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) TRA
ER77964/20,
DA0018994/
09
Technische gegevens 839
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem) TRA
ER17713/23,
DA36975/14
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) TRA
ER56005/17,
DA44932/15
Continental
Automotive UWBTRX1
(Sluitsysteem) TRA
ER11321/22,
DA36975/14
Gentex MUAHL 5
(Comfortsys-
teem)
TRA
ER41849/15,
DA35176/14
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Harman Bec-
ker HERMES 3.0
(communica-
tiemodule)
TRA
ER03601/21,
DA0028019/
10
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) TRA
ER56616/17,
DA44932/15
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) TRA
ER52213/17,
DA35219/14
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) TRA
ER42011/15,
DA35219/14
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) TRA
ER10723/22,
DA35219/14
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningsensor)
TRA
ER57806/17,
DA36976/14
Huf Baolong TSSSG4G6b
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
TRA
ER7307/19,
DA0086237/
12
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) TRA
ER08607/22,
DA36976/14
840 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) TRA
ER63716/18,
DA36976/14
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) TRA
ER55496/17,
DA36976/14
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) TRA
ER08607/22
DA36976/14
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) TRA
ER62622/18,
DA0105247/
13
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) TRA
ER53465/17,
DA0018994/
09
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) TRA
ER0067828/
11,
DA0018994/
09
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) TRA
ER0067829/
11,
DA0018994/
09
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) TRA
ER52668/17,
DA0018994/
09
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) TRA
ER71616/19,
DA0018994/
09
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) TRA
ER80720/20,
DA0018994/
09
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) TRA
ER64145/18,
DA0018994/
09
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) TRA
ER64146/18,
DA0018994/
09
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) TRA
ER69280/19,
0018994/09
Technische gegevens 841
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
TRA
ER37156/15,
DA0047074/
10
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
TRA
ER70533/19,
DA0047074/
10
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
TRA
ER96175/21,
DA0047074/
10
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningsensor)
TRA
ER57985/17,
DA0047074/
10
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningsensor)
TRA
ER960528/1
8,
DA0047074/
10
Schrader MC34MA4
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
TRA
ER37066/15,
DA0047074/
10
Sennheiser M3IETW2L
(Earbud) ER78231/20
Sennheiser BTT100 (Blue-
tooth Audio
Transmitter)
ER64728/18
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
TA RTTE:
ER96352/21;
0020858/10
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) TA RTTE:
ER72324/19;
0020858/10
842 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) TA RTTE:
ER72323/19;
0020858/10
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) TA RTTE:
ER95775/21;
0020858/10
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) TRA
ER79695/20,
DA0018994/
09
Verenigd Koninkrijk
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam
Continental Antenna RKE213E1 (Antenne-
versterker)
Continental Antenna RKE223E1GNS
(Antenneversterker)
Continental Automo-
tive CMKG1 (Sluitsysteem)
Continental Automo-
tive CMKG2 (Sluitsysteem)
Continental Automo-
tive MARS Keyless (Sluit-
systeem)
Fabrikant Modelnaam
Continental Automo-
tive UWBTRX1 (Sluitsys-
teem)
Continental Automo-
tive Technologies NTG7Q MID LF2
(Headunit)
Continental Automo-
tive Technologies NTG7Q HIGH LF2
(Headunit)
Continental Automo-
tive Technologies NTG7Q PREMIUM LF2
(Headunit)
HUF HUF13145 (Sluitsys-
teem)
Huf Baolong TSSRE4A (Banden-
spanningsensor)
HELLA DM4 (Sluitsysteem)
Technische gegevens 843
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam
Hirschmann 920287A (Sluitsys-
teem)
Hirschmann 920287B (Sluitsys-
teem)
Hirschmann 920702A (Sluitsys-
teem)
LEOPOLD KOSTAL KK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12B (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12K (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK2 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS2 (Sluitsysteem)
Fabrikant Modelnaam
MARQUARDT MS4 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS5 (Sluitsysteem)
MARQUARDT 3350.38 (Sluitsys-
teem)
Schrader AG5SP4 (Bandenspan-
ningsensor)
Schrader AG3PF4 (Bandenspan-
ningsensor)
Schrader BG3FP4 (Bandenspan-
ningsensor)
Schrader GG4T (Bandenspan-
ningsensor)
Fabrikant Modelnaam
Schrader DG6W2D4 (Banden-
spanningsensor)
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC (Sluit-
systeem)
Verdere specieke aanwijzingen
Oplaadeenheid voor het draadloos opladen van
mobiele apparaten (WMI):
D-WMI2016A, D-WMI2017A, D-WMI2017B:
Beperkingen en eisen in het Verenigd Koninkrijk:
Tussen alle personen en het apparaat moet altijd
een minimale afstand van 10 cm worden aange-
houden. Het apparaat mag niet samen met
andere antennes of zenders worden opgesteld of
gebruikt.
D-WMI2020A:
844 Technische gegevens
F296 0032 07
Beperkingen en eisen in het Verenigd Koninkrijk:
Tussen alle personen en het apparaat moet altijd
een minimale afstand van 0 cm worden aange-
houden. Het apparaat mag niet samen met
andere antennes of zenders worden opgesteld of
gebruikt.
Verenigde Staten
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem) FCC ID:
KR5CMKG2
Continental
Automotive
Technologies
NTG7Q MID
LF2 (Head-
unit)
FCC ID:
NTG7QMIDLF
2
Continental
Automotive
Technologies
NTG7Q HIGH
LF2 (Head-
unit)
FCC ID:
NTG7QHIGLF
2
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive
Technologies
NTG7Q PRE-
MIUM LF2
(Headunit)
FCC ID:
NTG7QPRELF
2
Sennheiser M3IETW2R
(Earbud) FCC ID:
DMOM3IETW
2R
Sennheiser M3IETW2L
(Earbud) FCC ID:
DMOM3IETW
2L
Sennheiser BTT100 (Blue-
tooth Audio
Transmitter)
FCC ID:
DMOBTT100
Informatie over inbouwafstanden
Oplaadeenheid voor het draadloos opladen van
mobiele apparaten (WMI):
De oplaadeenheid voor het draadloos opladen van
mobiele apparaten (WMI) voldoet aan de grens-
waarden voor de blootstelling aan radiograsche
golven van de FCC en de IC, die zijn vastgelegd
voor een niet gecontroleerde omgeving. Dit appa-
raat moet met een afstand van ten minste 0 cm
(in contact) tussen de stralingsbron en uw
lichaam worden geïnstalleerd en gebruikt. Deze
zender mag niet op dezelfde locatie worden
geplaatst of gelijktijdig worden gebruikt met een
andere zender of antenne.
Rear seat entertainment (entertainmentsysteem
achterin):
USA: "Dit apparaat voldoet aan Deel 15 van de
FCC-regels en de licentievrije RSS-norm(en) van
Industry Canada. Het gebruik is onderworpen aan
de volgende twee voorwaarden: (1) Dit apparaat
mag geen storingen veroorzaken. (2) Het apparaat
moet bestand zijn tegen ontvangen functiestorin-
gen, waaronder functiestoringen die ongewenste
functies kunnen veroorzaken.
Wijzigingen of aanpassingen die niet uitdrukkelijk
zijn goedgekeurd door de partij die verantwoorde-
lijk is voor de naleving, kunnen de bevoegdheid
van de gebruiker om het apparaat te bedienen
ongeldig maken.
Technische gegevens 845
F296 0032 07
Dit apparaat moet op een afstand van ten minste
6 cm van het lichaam worden geïnstalleerd en
gebruikt."
Canada: "Dit apparaat voldoet aan de RSS-nor-
men van Industry Canada voor licentievrije mobi-
lofoons. Het gebruik is toegestaan onder de vol-
gende twee voorwaarden: (1) Het apparaat mag
geen schadelijke interferentie veroorzaken en (2)
de gebruiker van het apparaat moet alle ontvan-
gen radio-interferentie accepteren, ook al kan de
interferentie een nadelige invloed op de werking
hebben.
Dit apparaat voldoet aan de ISED-limieten voor
blootstelling aan radiofrequente straling die zijn
vastgelegd voor een niet gecontroleerde omge-
ving. Dit apparaat moet met een afstand van ten
minste 5 cm tussen de stralingsbron en uw
lichaam worden geïnstalleerd en gebruikt."
Radarsensoren:
ARS4-C (ADC), ARS4-B (ADC), ARS4-A (ADC),
FR5CPCCF (Bosch), MRR1REAR (Bosch),
MRREVO14F (Bosch), LRR3 (Bosch), 77V12BSM
(Veoneer), 77V12CRN (Veoneer), MMRV1 (Veo-
neer)
Alleen voor USA: Informatie over de blootstelling
aan hoogfrequente straling:
Dit apparaat voldoet aan de FCC-limieten voor
blootstelling aan radiofrequente straling die zijn
vastgelegd voor een niet gecontroleerde omge-
ving. Dit apparaat moet met een afstand van ten
minste 20 cm tussen de stralingsbron en uw
lichaam worden ingebouwd en gebruikt.
Deze zender mag niet tezamen met een andere
antenne of een andere zender worden geplaatst
of in combinatie met deze worden gebruikt.
Alleen voor Canada: Dit apparaat met een afstand
van ten minste 20 cm tussen de stralingsbron en
uw lichaam worden geïnstalleerd en gebruikt.
BT Audio Transmitter (BTT100):
Dit apparaat voldoet aan de FCC- en IC-limieten
voor blootstelling aan radiofrequente straling die
zijn vastgelegd voor een niet gecontroleerde
omgeving. Dit apparaat moet met een afstand van
ten minste 9 cm tussen de stralingsbron en uw
lichaam worden ingebouwd en gebruikt.
Deze zender mag niet tezamen met een andere
antenne of een andere zender worden geplaatst
of in combinatie met deze worden gebruikt.
Vietnam
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-A
(Radarsensor) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
ADC ARS4-C
(Radarsensor) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
846 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C027415111
8AF04A2
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
B152201112
1AF04A3
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C000107012
0AF04A2
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
B00172019
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
B074824041
9AF04A2
Technische gegevens 847
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
CO20403032
1AF04A3
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
B042407042
2AF04A3
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningsensor)
C011220071
7AF04A2
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF13145
(Bandenspan-
ningsensor)
C107105092
2AF04A3
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
C031314042
1AF0403
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C020803032
1AF04A3
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C007621012
1AF04A3
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C007721012
1AF04A3
848 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C007521012
1AF04A3
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C091311082
1AF04A3
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C014114052
0AF04A2
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C004915012
1AF04A3
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C005015012
1AF04A3
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C013103022
1AF04A3
Technische gegevens 849
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C000205011
9AF042A
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningsensor)
Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C012022051
9AF04A2
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningsensor)
Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C017019101
7AF04A2
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningsensor)
Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C007807051
8AF04A2
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
850 Technische gegevens
F296 0032 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
A084713082
0AF04A3
Informatie over de specieke absorptiewaarde
(SAR)
Gegevens over de specieke mate van absorptie
De waarden werden conform de richtlijn
Décret n° 2019-1186 met betrekking tot de
opgave van de specieke mate van absorptie
(SAR) van radiograsche onderdelen van de auto
bepaald en gecontroleerd.
Meer informatie over updates is verkrijgbaar op
het volgende internetadres:
https://
regulatoryradioinformation.corpinter.net/nl
Technische gegevens 851
F296 0032 07
Gegevens over de specieke mate van absorptie
Onderdelen van de auto SAR-waarde in W/kg Toe te passen grenswaarde
Compensator ECE DE003 & ECE DE004 < 0,2 W/kg 2 W/kg
DAI RSE 1,8 W/kg 2 W/kg
D-WMI2020A 0,018 W/kg 4 W/kg
Communicatiemodule Hermes < 0,4 W/kg 2 W/kg
Communicatiemodule RAMSES 0,036 W/kg 2 W/kg
NRCS2P 0,003 W/kg 2 W/kg
NTG6 0,199 W/kg 4 W/kg
NTG7 0,08 W/kg 2 W/kg
NTG7RSU 0,07 W/kg 2 W/kg
Gen20x.i2 LS3+ 2,2 W/kg 4 W/kg
Gen20x.i2 LS4+ 2,5 W/kg 4 W/kg
Tablet-PC SM-T230NZ 0,7 W/kg 4 W/kg
Telefooninstallatie datacommunicatie 0,24 W/kg 2 W/kg
852 Technische gegevens
F296 0032 07
Importeursinformatie over wettelijke keurmerken
voor apparatuur
Alleen voor Moldavië:
Importeur
S.C. GRAND PREMIUM S.R.L. Moldova
mun. Chisinau, str. Hîncesti sos., 2/2
Alleen voor Turkije:
Importeur
Mercedes Benz Otomotiv Ticaret ve Hizmetler
A.Ş. Genel Merkez
Akçaburgaz Mah. Süleyman Şah Cad. No: 6/1
34522 Esenyurt/İstanbul
Alleen voor Oekraïne:
Importeur
PJSC “AUTOCAPITAL
Velyka Vasylkivska str. 15/2
01004 Kyiv
Oekraïne
Alleen voor het Verenigd Koninkrijk:
Importeur
Mercedes-Benz Cars UK Limited
Delaware Drive, Tongwell
Milton Keynes, MK15 8BA
Engeland
Importeur Mercedes-Benz Vans
Mercedes-Benz Vans UK Limited
Delaware Drive, Tongwell
Milton Keynes, MK15 8BA
Importeur Mercedes-Benz onderdelen
Mercedes-Benz Parts Logistics
Delaware Drive, Tongwell
Milton Keynes, MK15 8BA
Engeland
Meer informatie over updates is verkrijgbaar op
het volgende internetadres:
https://
regulatoryradioinformation.corpinter.net/nl
Technische gegevens 853
F296 0032 07
Overzicht voertuigtypeplaatje, FIN en motornum-
mer
Voertuigtypeplaatje
Voertuigtypeplaatje (voorbeeld - Koeweit)
1Autofabrikant
2Fabricageplaats
3Productiedatum
4Voertuigtype
5FIN (voertuigidenticatienummer)
Voertuigtypeplaatje (voorbeeld - alle andere
landen)
1Autofabrikant
2EG-typegoedkeuringsnummer (alleen voor
bepaalde landen)
3FIN (voertuigidenticatienummer)
4Toegestaan totaalgewicht (kg)
5Toegestaan totaalgewicht (kg) (alleen voor
bepaalde landen)
854 Technische gegevens
F296 0032 07
6Toegestane voorasbelasting (kg)
7Toegestane achterasbelasting (kg)
8Lakcode
%De gegevens in de afbeelding zijn voorbeel-
den.
FIN onder de rechter voorstoel
1Ingeslagen FIN (voertuigidenticatienummer)
2Vloerbekleding
FIN bij de onderste rand van de voorruit
1FIN (voertuigidenticatienummer) als label
Het FIN als label op de onderste rand van de voor-
ruit is alleen voor bepaalde landen beschikbaar.
Motornummer
Meer informatie over het motornummer is ver-
krijgbaar in een gekwaliceerde werkplaats.
Technische gegevens 855
F296 0032 07
Bedrijfsstoen
Aanwijzingen met betrekking tot bedrijfsstoen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
voor de gezondheid schadelijke bedrijfs-
stoen
Bedrijfsstoen kunnen giig zijn.
#Bij het gebruik, de opslag en de afvoer
van de bedrijfsstoen de opdrukken van
de originele verpakking in acht nemen.
#Bedrijfsstoen altijd in de afgesloten ori-
ginele verpakking bewaren.
#Kinderen altijd op afstand van bedrijfs-
stoen houden.
+MILIEU-AANWIJZING Milieuvervuiling als
gevolg van het niet-milieuvriendelijk afvoe-
ren van bedrijfsstoen
Het onjuist afvoeren van bedrijfsstoen kan
aanzienlijke schade aan het milieu veroorza-
ken.
#Bedrijfsstoen op milieuvriendelijke wijze
afvoeren.
Bedrijfsstoen zijn:
RSmeermiddelen
RKoelvloeistof
RRemvloeistof
RRuitreinigingsmiddel
RKoelmiddel van het temperatuurregelsysteem
Alleen door Mercedes-Benz goedgekeurde pro-
ducten gebruiken. Schade die aan de auto is ont-
staan door het gebruik van niet-goedgekeurde
producten, valt niet onder de Mercedes-Benz
garantie en coulance.
De door Mercedes-Benz goedgekeurde bedrijfs-
stoen zijn te herkennen aan het volgende
opschri op de verpakking:
RMB-Freigabe (bijvoorbeeld MB-Freigabe
229.51)
RMB-Approval (bijvoorbeeld MB-Approval
229.51)
Meer informatie over goedgekeurde bedrijfsstof-
fen is te vinden:
RIn de Mercedes-Benz-bedrijfsstofvoorschrien
onder vermelding van de specicatie
-Op internet https://
operatinguids.mercedes-benz.com
RBij een gekwaliceerde werkplaats
Aanwijzingen met betrekking tot remvloeistof
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen in acht nemen (/ pagina 856).
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door vorming van dampbellen in het rem-
systeem
De remvloeistof neemt voortdurend vocht uit
de atmosfeer op. Daardoor daalt het kookpunt
van de remvloeistof. Wanneer het kookpunt te
laag wordt, kunnen zich bij een hoge belasting
van de remmen dampbellen in het remsys-
teem vormen.
Daardoor wordt de remwerking nadelig beïn-
vloedt.
856 Technische gegevens
F296 0032 07
#De remvloeistof met het voorgeschreven
interval laten verversen.
De remvloeistof regelmatig laten verversen bij een
gekwaliceerde werkplaats.
Alleen een door Mercedes-Benz goedgekeurde
remvloeistof volgens MB-Freigabe of MB-Approval
331.0 gebruiken.
Koelvloeistof
Aanwijzingen met betrekking tot koelvloeistof
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen in acht nemen (/ pagina 856).
&WAARSCHUWING Gevaar voor brand en
letsel door antivriesmiddel
Wanneer antivriesmiddel op hete onderdelen
in de motorruimte terecht komt, kan het ont-
steken.
#Het aandrijfsysteem laten afkoelen alvo-
rens antivriesmiddel bij te vullen.
#Ervoor zorgen dat er geen antivriesmid-
del naast de vulopening terecht komt.
#Alvorens de auto te starten de met anti-
vriesmiddel vervuilde onderdelen grondig
reinigen.
*AANWIJZING Beschadiging door verkeerde
koelvloeistof
#Gebruik alleen voorgemengde koelvloei-
stof met de gewenste vorstbescherming.
Meer informatie over de koelvloeistof vindt u
op de volgende plaatsen:
RIn het Mercedes-Benz bedrijfsstoenvoor-
schri 320.1
-Op internet https://
operatinguids.mercedes-benz.com
RBij een gekwaliceerde werkplaats
*AANWIJZING Oververhitting bij hoge bui-
tentemperaturen
Als een ongeschikt koelmiddel wordt gebruikt,
is het koelsysteem bij hoge buitentemperatu-
ren niet voldoende tegen oververhitting en
corrosie beschermd.
#Alleen een voor Mercedes-Benz goedge-
keurde koelvloeistof gebruiken.
#De aanwijzingen in het Mercedes-Benz
bedrijfsstoenvoorschri 320.1 in acht
nemen.
De koelvloeistof regelmatig laten verversen bij een
gekwaliceerde werkplaats.
Aandeel aan antivriesmiddel‑Concentraat in het
koelsysteem:
RTen minste 50 % (vorstbescherming tot circa
-37 °C)
RMaximaal 55 % (vorstbescherming tot -45 °C)
Technische gegevens 857
F296 0032 07
Aanwijzingen met betrekking tot ruitreinigingsmid-
del
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen in acht nemen (/ pagina 856).
&WAARSCHUWING Gevaar voor brand‑ en
letsel door ruitensproeiervloeistofconcen-
traat
Ruitensproeiervloeistofconcentraat is licht
ontvlambaar. Wanneer het op hete onderdelen
in de motorruimte terechtkomt, kan het ont-
steken.
#Ervoor zorgen dat er geen ruitensproeier-
vloeistofconcentraat naast de vulopening
terechtkomt.
*AANWIJZING Beschadigingen aan de exte-
rieurverlichting door ongeschikt ruitrein-
igingsmiddel
Ongeschikte ruitreinigingsmiddelen kunnen
het kunststof oppervlak van de exterieurver-
lichting beschadigen.
#Alleen ruitreinigingsmiddel gebruiken dat
ook geschikt is voor kunststof oppervlak-
ken, bijvoorbeeld MB SummerFit of MB
WinterFit.
*AANWIJZING Verstopte sproeiers door
menging van ruitensproeiervloeistoen
#MB SummerFit en MB WinterFit niet met
andere ruitensproeiervloeistoen men-
gen.
Geen gedestilleerd of gedemineraliseerd water
gebruiken. Anders kan de niveausensor een
onjuist niveau detecteren.
Geadviseerd ruitreinigingsmiddel:
RBoven het vriespunt: Bijvoorbeeld MB Sum-
merFit
ROnder het vriespunt: Bijvoorbeeld MB Winter-
Fit
De correcte mengverhouding is te vinden in de
gegevens op de verpakking.
Ruitensproeiervloeistof het gehele jaar met rui-
treinigingsmiddel mengen.
Autogegevens
Afmetingen
De aangegeven hoogten kunnen in verband met
de volgende factoren variëren:
RBanden
RBelading
RToestand van het onderstel
ROpties
Afmetingen
Alle modellen
Lengte 5125 mm
Breedte over buiten-
spiegels 2157 mm
Breedte zonder bui-
tenspiegels 1959 mm
Hoogte 1718 mm
Wielbasis 3210 mm
858 Technische gegevens
F296 0032 07
Alle modellen
Maximum bodemvrij-
heid 222 mm
Minimum bodemvrij-
heid 163 mm
Gewichten en belastingen
Met betrekking tot de aangegeven voertuiggege-
vens de volgende aanwijzingen in acht nemen:
ROpties verhogen het leeggewicht en verlagen
het nuttig laadvermogen.
RSpecieke gewichtsaanduidingen vindt u op
het voertuigtypeplaatje (/ pagina 854).
Dakbelasting
Model Maximumdakbelasting
Alle modellen 100 kg
Door de constructie bepaalde maximum snelheid
De door de constructie bepaalde maximum snel-
heid kan in de praktijk afwijken van de aangege-
ven waarden. Het is afhankelijk van de bedrijfsom-
standigheden, de opties en de bandenmaat.
Ontbrekende waarden waren bij de redactieslui-
ting nog niet beschikbaar.
Door de constructie bepaalde maximum snelheid
Model
Alle modellen
Terreinrijden
Ook de aanwijzingen met betrekking tot het rijden
in het terrein, over bergen en door water in acht
nemen (/ pagina 298).
Rijden door water
*AANWIJZING Beschadigingen door water
bij het rijden door het water
In de volgende gevallen kan water in de motor-
ruimte en in het interieur binnendringen:
RDe maximaal toegestane waaddiepte tij-
dens het rijden door stilstaand water wordt
overschreden.
RBij het rijden door het water vormt zich
een boeggolf.
RBij het rijden door stromend water wordt
water opgestuwd.
#De maximaal toegestane waaddiepte niet
overschrijden en langzaam door het
water rijden.
De aangegeven waarde is de maximaal toege-
stane waaddiepte voor auto's in rijklare toestand
en geldt voor langzaam rijden door stilstaand
water.
Rijklare toestand:
RAlle vloeistoen bijgevuld
Technische gegevens 859
F296 0032 07
RMet bestuurder
Tijdens het rijden door stromend water is de toe-
gestane waaddiepte lager vanwege het opstu-
wende water.
Waaddiepte
Model 1 Waaddiepte
Alle modellen 30 cm
Aanwijzingen aan- en aoophoek
De aangegeven waarden zijn maximumwaarden
voor auto's in rijklare toestand. De waarden zijn
afhankelijk van de gemonteerde banden en het
autogewicht.
Rijklare toestand:
RAlle vloeistoen bijgevuld
RMet bestuurder
Bij auto's met AIRMATIC hee een belading tot
aan de maximale belading geen invloed op de
aan- en aoophoek.
Aan- en aoophoek
Alle modellen 1 Voor 2 Achter
Normaal
niveau 17,2° 18,8°
Verhoogd
niveau 21,2° 21,7°
Hoogspanningsaccu
Aanwijzingen met betrekking tot de energievoor-
ziening voor auto's met hoogspanningsaccu
Overeenkomstig de Europese norm
EN 17186:2019 bevinden de voertuigcodes op de
auto zich op de volgende plaatsen:
RAan de binnenzijde van de contactdoosklep
ROp de laadkabelstekker
Bovendien zijn in landen in Europa de laadstations
voorzien van een code met betrekking tot de
energievoorziening. U kunt uw auto opladen bij
een laadstation wanneer de code van het laadsta-
tion overeenkomt met de voertuigcode.
860 Technische gegevens
F296 0032 07
Meer informatie over het opladen van de hoog-
spanningsaccu is te vinden in het hoofdstuk
"Hoogspanningsaccu opladen" (/ pagina 312).
1Soort voeding: AC
Norm: EN 62196-2
Constructievorm: Type 2
Soort stekker: Voertuigkoppeling en voertuig-
stekker
Spanningsbereik: 480 V RMS
2Soort voeding: DC
Norm: EN 62196-3
Constructievorm: FF
Soort stekker: Voertuigkoppeling en voertuig-
stekker
Spanningsbereik: 50 V tot 500 V
3Soort voeding: DC
Norm: EN 62196-3
Constructievorm: FF
Soort stekker: Voertuigkoppeling en voertuig-
stekker
Spanningsbereik: 200 V tot 920 V
Ontbrekende waarden waren bij de redactieslui-
ting nog niet beschikbaar.
Energie-inhoud en oplaadtijden (EQS 500
4MATIC)
EQS 500 4MATIC
Type Lithium-ion
Energie-inhoud bruik-
baar 108,4 kWh
Actieradius puur elek-
trisch
EQS 500 4MATIC
Oplaadtijd – mode 4
Met maximaal 200 kW
Peak laadvermogen
Circa 31 min
Oplaadtijd – mode 3
met 22 kW laadvermo-
gen
Circa 5 h 30 min
Oplaadtijd – mode 3
met 11 kW laadvermo-
gen
Circa 11 h 15 min
Oplaadtijd – mode 3
met 7,4 kW laadver-
mogen
Circa 16 h 45 min
Technische gegevens 861
F296 0032 07
Energie-inhoud en oplaadtijden (alle andere
modellen)
Alle andere modellen
Type Lithium-ion
Energie-inhoud bruik-
baar 108,4 kWh
Actieradius
Oplaadtijd – mode 4
Met maximaal 200 kW
Peak laadvermogen
Circa 31 min
Oplaadtijd – mode 3
met 22 kW laadvermo-
gen
Circa 5 h 30 min
Oplaadtijd – mode 3
met 11 kW laadvermo-
gen
Circa 11 h 15 min
Alle andere modellen
Oplaadtijd – mode 3
met 7,4 kW laadver-
mogen
Circa 16 h 45 min
Oplaadtijd – mode 3
Met 7 kW laadvermo-
gen
Circa 17 h 30 min
De oplaadtijd – mode 3 geldt voor het wissel-
stroomladen van 0% tot 100% van de bruikbare
energie-inhoud. De oplaadtijd – mode 4 geldt voor
het gelijkstroomladen van 10% tot 80% van de
bruikbare energie-inhoud.
De oplaadtijd is afhankelijk van de accutoestand,
de omgevingstemperatuur en het laadvermogen.
Het laadvermogen is weer afhankelijk van de net-
spanning, de stroomsterkte en het type netaan-
sluiting.
Het nominale spanningsgebied voor uw auto vindt
u op het informatieplaatje in de contactdoosklep
(/ pagina 312).
Aanhangwagenvoorziening
Algemene aanwijzingen over de aanhangwagen-
voorziening
Afhankelijk van het voertuigtype zijn wijzigingen
aan het koelsysteem noodzakelijk. Het naderhand
inbouwen van een aanhangwagenvoorziening is
alleen toegestaan, wanneer in de voertuigdocu-
mentatie een aanhangwagengewicht is ingevoerd.
Meer informatie is verkrijgbaar in een gekwali-
ceerde werkplaats.
Inbouwmaten van de aanhangwagenvoorziening
De achteroverbouw en de bevestigingspunten gel-
den voor een af fabriek gemonteerde aanhangwa-
genvoorziening.
862 Technische gegevens
F296 0032 07
1Bevestigingspunten
2Achteroverbouw
3Hartlijn achteras
Lengte achteroverbouw
Model 2 Achteroverbouw
Alle modellen 1112 mm
Aanhangwagengewicht
%De kogeldruk is niet bij het aanhangwagenge-
wicht inbegrepen.
Aanhangwagengewicht, geremd (bij minimum
klimvermogen bij wegrijden van 12%)
Model Aanhangwagenge-
wicht, geremd
EQS 450+ 750 kg
Alle andere modellen 1800 kg
Aanhangwagengewicht, ongeremd
Model Aanhangwagenge-
wicht, ongeremd
Alle modellen 750 kg
Maximum kogeldruk‑ en draagvermogen
*AANWIJZING Beschadiging door het losra-
ken van de aanhangwagen
Bij een te geringe kogeldruk kan de aanhang-
wagen losraken.
#Een kogeldruk van 50 kg niet overschrij-
den.
#De maximaal toegestane kogeldruk
indien mogelijk benutten.
*AANWIJZING Beschadiging door het losra-
ken van de etsdrager
Bij het gebruik van een etsdrager moet naast
de maximale kogeldruk eveneens het maxi-
male draagvermogen in acht worden geno-
men.
#Het maximaal toegestane draagvermo-
gen niet overschrijden.
De aanwijzingen voor het maximale draagvermo-
gen in acht nemen (/ pagina 447).
Technische gegevens 863
F296 0032 07
Kogeldruk
Model Maximumkogeldruk
Alle modellen 100 kg
Draagvermogen
Alle modellen Maximumdraagvermo-
gen
Bij bevestiging van de
etsdrager aan de
kogelkop
75 kg
Bij bevestiging van de
etsdrager aan de
kogelkop en boven-
dien aan de geleide-
pen
100 kg
Toegestane asbelasting achteras (rijden met aan-
hangwagen)
Asbelasting rijden met aanhangwagen
Model Asbelasting
Alle modellen 1965 kg
864 Technische gegevens
F296 0032 07
Displaymeldingen
Inleiding
Aanwijzingen met betrekking tot displaymeldin-
gen
Displaymeldingen verschijnen op het bestuurders-
display.
Displaymeldingen met grasche weergaven kun-
nen in de handleiding vereenvoudigd zijn afge-
beeld en afwijken van de weergave op het
bestuurdersdisplay. Het bestuurdersdisplay gee
displaymeldingen met hoge prioriteit rood weer.
Bij bepaalde displaymeldingen klinkt bovendien
een waarschuwingssignaal.
De betreende displaymeldingen opvolgen en de
extra aanwijzingen in deze handleiding in acht
nemen.
Bij enkele displaymeldingen worden bovendien
symbolen weergegeven:
RÕ Meer informatie
R¨ Displaymelding verbergen
Met de Touch-Control links kunt u met een vee-
gbeweging naar links of rechts het betreende
symbool selecteren. Door te drukken op Õ wordt
meer informatie op het centraal display weergege-
ven. Door te drukken op ¨ verdwijnt de dis-
playmelding.
Displaymeldingen die kunnen worden bevestigd
kunnen door indrukken van de toets G of op
de Touch-Control links worden verwijderd. Daarbij
worden de displaymeldingen in het meldingenge-
heugen opgeslagen.
De oorzaak van een displaymelding zo snel moge-
lijk verhelpen.
Displaymeldingen met hoge prioriteit kunnen niet
door u worden uitgeschakeld. Het bestuurdersdis-
play toont deze displaymeldingen permanent, tot
de oorzaak van de displaymelding verholpen is.
Opgeslagen displaymeldingen oproepen
Bestuurdersdisplay:
4Service
Op het bestuurdersdisplay verschijnt Meldingen-
geheugen: XX.
#Met een veegbeweging naar boven of naar
beneden op de Touch-Control links door de
displaymeldingen bladeren.
#Weergave verlaten: De terugtoets G
indrukken.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 865
F296 0032 07
Veiligheid voor inzittenden
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
6
Veiligheidssysteem Storing
Werkplaats opzoeken
* Werking van het veiligheidssysteem vertoont een storing (/ pagina 106).
&GEVAAR Levensgevaar door storingen van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals
bedoeld worden geactiveerd. Bij een ongeval kan het hoogspanningsboordnet mogelijk niet zoals bedoeld worden
uitgeschakeld.
Als beschadigde onderdelen van het hoogspanningsboordnet worden aangeraakt, kunt u een stroomstoot krijgen.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
#Na een ongeval direct de auto uitschakelen.
Herkenning van een storing van het veiligheidssysteem:
RBij ingeschakelde auto gaat het waarschuwingslampje veiligheidssysteem 6 niet branden.
RTijdens het rijden gaat het waarschuwingslampje veiligheidssysteem 6 continu of herhaaldelijk branden.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
866 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
6
Linksvoor Storing Werk-
plaats opzoeken
* Werking van het veiligheidssysteem vertoont een storing (/ pagina 106).
&GEVAAR Levensgevaar door storingen van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals
bedoeld worden geactiveerd. Bij een ongeval kan het hoogspanningsboordnet mogelijk niet zoals bedoeld worden
uitgeschakeld.
Als beschadigde onderdelen van het hoogspanningsboordnet worden aangeraakt, kunt u een stroomstoot krijgen.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
#Na een ongeval direct de auto uitschakelen.
Herkenning van een storing van het veiligheidssysteem:
RBij ingeschakelde auto gaat het waarschuwingslampje veiligheidssysteem 6 niet branden.
RTijdens het rijden gaat het waarschuwingslampje veiligheidssysteem 6 continu of herhaaldelijk branden.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
6
Rechtsvoor Storing Werk-
plaats opzoeken
* Werking van het veiligheidssysteem vertoont een storing (/ pagina 106).
&GEVAAR Levensgevaar door storingen van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals
bedoeld worden geactiveerd. Bij een ongeval kan het hoogspanningsboordnet mogelijk niet zoals bedoeld worden
uitgeschakeld.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 867
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Als beschadigde onderdelen van het hoogspanningsboordnet worden aangeraakt, kunt u een stroomstoot krijgen.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
#Na een ongeval direct de auto uitschakelen.
Herkenning van een storing van het veiligheidssysteem:
RBij ingeschakelde auto gaat het waarschuwingslampje veiligheidssysteem 6 niet branden.
RTijdens het rijden gaat het waarschuwingslampje veiligheidssysteem 6 continu of herhaaldelijk branden.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
6
2e rij zitplaatsen links Sto-
ring Werkplaats opzoeken
* Werking van het veiligheidssysteem vertoont een storing (/ pagina 106).
&GEVAAR Levensgevaar door storingen van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals
bedoeld worden geactiveerd. Bij een ongeval kan het hoogspanningsboordnet mogelijk niet zoals bedoeld worden
uitgeschakeld.
Als beschadigde onderdelen van het hoogspanningsboordnet worden aangeraakt, kunt u een stroomstoot krijgen.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
#Na een ongeval direct de auto uitschakelen.
868 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Herkenning van een storing van het veiligheidssysteem:
RBij ingeschakelde auto gaat het waarschuwingslampje veiligheidssysteem 6 niet branden.
RTijdens het rijden gaat het waarschuwingslampje veiligheidssysteem 6 continu of herhaaldelijk branden.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
6
2e rij zitplaatsen rechts
Storing Werkplaats opzoe-
ken
* Werking van het veiligheidssysteem vertoont een storing (/ pagina 106).
&GEVAAR Levensgevaar door storingen van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals
bedoeld worden geactiveerd. Bij een ongeval kan het hoogspanningsboordnet mogelijk niet zoals bedoeld worden
uitgeschakeld.
Als beschadigde onderdelen van het hoogspanningsboordnet worden aangeraakt, kunt u een stroomstoot krijgen.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
#Na een ongeval direct de auto uitschakelen.
Herkenning van een storing van het veiligheidssysteem:
RBij ingeschakelde auto gaat het waarschuwingslampje veiligheidssysteem 6 niet branden.
RTijdens het rijden gaat het waarschuwingslampje veiligheidssysteem 6 continu of herhaaldelijk branden.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 869
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
6
Windowbag links Storing
Werkplaats opzoeken
* Werking van het veiligheidssysteem vertoont een storing (/ pagina 106).
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel‑ of levensgevaar door storingen in de werking van de windowbag
Als de windowbag een storing vertoont, kan deze onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet worden
geactiveerd.
#De windowbag direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren en repareren.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
6
Windowbag rechts Storing
Werkplaats opzoeken
* Werking van het veiligheidssysteem vertoont een storing (/ pagina 106).
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel‑ of levensgevaar door storingen in de werking van de windowbag
Als de windowbag een storing vertoont, kan deze onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet worden
geactiveerd.
#De windowbag direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren en repareren.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Passagiersairbag uitgescha-
keld Zie handleiding
* De passagiersairbag is gedeactiveerd, hoewel een volwassen persoon of een persoon met een overeenkomstig pos-
tuur op de passagiersstoel zit. Wanneer extra krachten op de stoel worden uitgeoefend, kan het systeem een te gering
gewicht meten.
870 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel ‑ of levensgevaar bij uitgeschakelde passagiersairbag
Wanneer de passagiersairbag uitgeschakeld is, wordt deze bij een ongeval niet geactiveerd en kan deze dan niet
meer zoals bedoeld beschermen.
Een persoon op de passagiersstoel kan dan bijvoorbeeld met onderdelen van het interieur in contact komen, in het
bijzonder als deze dicht op het dashboard zit.
#Voor en ook tijdens het rijden de correcte status van de passagiersairbag controleren.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#Er mogen geen voorwerpen onder de passagiersstoel worden ingeklemd; dit controleren.
#De status van de automatische uitschakeling van de passagiersairbag controleren (/ pagina 108).
#Indien nodig meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Passagiersairbag ingescha-
keld Zie handleiding
*De passagiersairbag is in de volgende situaties tijdens het rijden geactiveerd:
RHoewel zich een kind, een klein persoon of een voorwerp met een gewicht beneden de grenswaarde van het sys-
teem op de passagiersstoel bevindt.
RHoewel de passagiersstoel leeg is.
Het systeem herkent eventueel extra gewicht door voorwerpen op de stoel of krachten die op de stoel werken.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 871
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of levensgevaar door gebruik van een kinderzitjesbevestigingssysteem bij
ingeschakelde passagiersairbag
Als een kind in een kinderzitjesbevestigingssysteem op de passagiersstoel wordt beveiligd en de passagiersairbag
ingeschakeld is, kan de passagiersairbag bij een ongeval worden geactiveerd.
Het kind kan door de airbag worden getroen.
#Voor en ook tijdens het rijden de correcte status van de passagiersairbag controleren.
NOOIT een naar achteren gericht kinderbeveiligingssysteem op een stoel met INGESCHAKELDE FRONTAIRBAG
gebruiken, want dat kan voor het kind DODELIJKE of ERNSTIGE VERWONDINGEN tot gevolg hebben.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#Er mogen geen voorwerpen onder de passagiersstoel worden ingeklemd; dit controleren.
#De status van de automatische uitschakeling van de passagiersairbag controleren (/ pagina 108).
#Indien nodig meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Aanwezigheidsherinnering
personen buiten werking
* De aanwezigheidsherinnering van personen vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
872 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
æ
Geen personen of dieren in
de auto achterlaten
* De aanwezigheidsherinnering van personen vermoedt dat personen of dieren achterin de auto aanwezig zijn.
#Bij het verlaten van de auto geen personen of dieren achterlaten.
Sleutel
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
®
Sleutel vervangen
* De sleutel laten vervangen.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
®
Batterij sleutel vervangen
* De batterij van de sleutel is leeg.
#De batterij vervangen (/ pagina 154).
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 873
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
®
Sleutel niet herkend (witte
displaymelding)
* De sleutel wordt momenteel niet herkend.
#De plaats van de sleutel in de auto veranderen.
#Proberen om de auto te starten.
#Wanneer de sleutel nog steeds niet wordt herkend, de sleutel in het opbergvak voor het starten met de sleutel
plaatsen (/ pagina 293).
#De auto starten.
®
Sleutel niet herkend (rode
displaymelding)
* De sleutel wordt tijdens het rijden niet herkend en is eventueel niet meer in de auto aanwezig.
Wanneer de sleutel zich niet meer in de auto bevindt en u de auto uitschakelt:
RKunt u de auto niet meer starten.
RKunt u de auto niet centraal vergrendelen.
#De sleutel moet zich in de auto bevinden.
Wanneer de sleutel zich in de auto bevindt en desondanks niet wordt herkend:
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#De sleutel in het opbergvak voor het starten met de sleutel plaatsen (/ pagina 293).
De batterij van de sleutel is zwak of leeg.
#Met het controlelampje de batterij controleren (/ pagina 151).
#Eventueel de batterij van de sleutel vervangen (/ pagina 154).
874 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
®
Sleutel wordt ingeleerd
Wachten a.u.b.
* De auto rekent om de nieuwe sleutel in te leren.
#Wacht tot de rekenprocedure afgesloten is.
Sleutel in aangegeven berg-
plaats leggen zie handlei-
ding
* De herkenning van de sleutel vertoont een storing.
#De plaats van de sleutel in de auto veranderen.
#De sleutel in het opbergvak voor het starten met de sleutel plaatsen (/ pagina 293).
Sleutel wordt in opbergvak
of digitale sleutel in
mobiele telefoonhouder
gezocht… Zie handleiding
* De sleutel werd niet herkend.
#De sleutel in het opbergvak leggen (/ pagina 293).
Wanneer de sleutel nog steeds niet herkend wordt:
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
* De digitale voertuigsleutel wordt niet herkend.
#De digitale voertuigsleutel in het opbergvak leggen (/ pagina 292).
Wanneer de digitale voertuigsleutel nog steeds niet herkend wordt:
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 875
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
õ
Sleutel niet herkend
* De sleutel of de digitale voertuigsleutel wordt momenteel niet herkend.
#De positie van de sleutel of de digitale voertuigsleutel in de auto verandert.
#Proberen om de auto te starten.
#Wanneer de sleutel nog steeds niet herkend wordt, de sleutel in het opbergvak leggen (/ pagina 293).
#Wanneer de digitale voertuigsleutel nog steeds niet herkend wordt, de digitale voertuigsleutel in het opbergvak leg-
gen (/ pagina 292).
#De auto starten.
õ
Sleutel niet herkend Digi-
tale sleutel in mobieletele-
foonhouder plaatsen
* De sleutel of de digitale voertuigsleutel wordt tijdens het rijden niet meer herkend en is mogelijk niet meer in de auto.
Wanneer de sleutel of de digitale voertuigsleutel zich niet meer in de auto bevindt en u de auto uitschakelt:
RKunt u de auto niet meer starten.
RKunt u de auto niet centraal vergrendelen.
#Controleren of de sleutel of de digitale voertuigsleutel zich in de auto bevindt.
Wanneer de sleutel of de digitale voertuigsleutel zich in de auto bevindt en desondanks niet wordt herkend:
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#De sleutel in het opbergvak leggen (/ pagina 293).
#De digitale voertuigsleutel in het opbergvak leggen (/ pagina 292).
De batterij van de sleutel is zwak of leeg.
876 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Met het controlelampje de batterij controleren (/ pagina 151).
#Eventueel de batterij van de sleutel vervangen (/ pagina 154).
De laadtoestand van de accu van het apparaat met de digitale voertuigsleutel is te laag.
#De accu van het apparaat met de digitale voertuigsleutel direct laden.
Anders kan de auto na het parkeren niet meer opnieuw worden gestart.
Wanneer de sleutel of de digitale voertuigsleutel nog steeds niet herkend wordt:
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
í
Sleutel vernieuwen Zie
handleiding
* Wanneer de digitale voertuigsleutel niet geüpdatet wordt, kan de auto niet worden ontgrendeld, vergrendeld of gestart.
#Het systeem updatet automatisch de digitale voertuigsleutel.
Wanneer de update afgesloten is, gaat de melding uit en is de digitale voertuigsleutel weer beschikbaar.
õ
Sleutel meenemen
* Bovendien klinkt een waarschuwingssignaal. Deze melding attendeert u erop, bij het verlaten van de auto de sleutel
mee te nemen. Dit geldt eveneens voor de digitale voertuigsleutel.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 877
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
í
Digitale sleutel Apparaat
opladen
* De laadtoestand van de accu van het apparaat met de digitale voertuigsleutel is te laag.
#De accu van het apparaat met de digitale voertuigsleutel direct laden.
õ
Sleutel wordt ingeleerd
Wachten a.u.b.
* De auto rekent om de nieuwe digitale voertuigsleutel in te leren.
#Wacht tot de rekenprocedure afgesloten is.
í
Sleutel hoort niet bij het
voertuig
* De auto kan niet worden ontgrendeld, vergrendeld of gestart.
#De bij de auto horende digitale voertuigsleutel gebruiken.
878 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Verlichting
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
:
Storing Zie handleiding
* De exterieurverlichting vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
*Auto's met aanhangwagenvoorziening: Een zekering kan doorgebrand zijn.
#Stoppen; daarbij op de verkeerssituatie letten.
#De zekeringen controleren en eventueel vervangen (/ pagina 54).
:
AUTO-verlichting functio-
neert niet
* De lichtsensor voor de automatisch rijverlichting vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Verlichting inschakelen
* U rijdt zonder dimlicht.
#De lichtschakelaar in de stand L of à draaien.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 879
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
:
Licht uitschakelen
* De auto wordt verlaten en de verlichting is nog ingeschakeld.
#De lichtschakelaar in de standà draaien.
DIGITAL LIGHT Functie
beperkt beschikbaar
* Het DIGITAL LIGHT-systeem vertoont een storing. Het verlichtingssysteem blij werken, maar zonder de functies van
het DIGITAL LIGHT-systeem.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Instelling dimlicht (links/
rechts verkeer) controleren
* De verkeerssoort is handmatig geselecteerd.
#De instelling controleren en zo nodig handmatig aanpassen (/ pagina 256).
Instelling dimlicht (links/
rechts verkeer) alleen hand-
matig mogelijk
* De automatische omschakeling van de koplampen voor links-/rechtsrijdend verkeer vertoont een storing.
#De koplampen handmatig omschakelen (/ pagina 256).
Adaptieve grootlichtassis-
tent nu niet beschikbaar
zie handleiding
* De adaptieve grootlichtassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
De systeemgrenzen zijn bereikt (/ pagina 252).
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de oorzaken niet meer aanwezig zijn. De displaymelding Adaptieve groot-
lichtassistent weer beschikbaar verschijnt.
#Verder rijden.
#Het grootlicht handmatig bedienen, tot de adaptieve grootlichtassistent weer beschikbaar is.
880 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Adaptieve grootlichtassis-
tent functioneert niet
* De adaptieve grootlichtassistent vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
#Tot dat moment het grootlicht handmatig bedienen.
Adaptieve grootlichtassis-
tent Plus nu niet beschik-
baar Zie handleiding
* De adaptieve grootlichtassistent Plus is tijdelijk niet beschikbaar.
De systeemgrenzen zijn bereikt (/ pagina 254).
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de oorzaken niet meer aanwezig zijn. De displaymelding Adaptieve groot-
lichtassistent Plus weer beschikbaar verschijnt.
#Verder rijden.
#Het grootlicht handmatig bedienen, tot de adaptieve grootlichtassistent Plus weer beschikbaar is.
Adaptieve grootlichtassis-
tent Plus functioneert niet
* De adaptieve grootlichtassistent Plus vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
#Tot dat moment het grootlicht handmatig bedienen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 881
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Alarmknipperlichtinstallatie
Storing
* De alarmknipperlichtenschakelaar vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Parkeerlicht linksvoor
* Het parkeerlicht linksvoor vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Parkeerlicht rechtsvoor
* Het parkeerlicht rechtsvoor vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Dimlicht links
* Het linker dimlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Dimlicht rechts
* Het rechter dimlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
882 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
:
Grootlicht links
* Het linker grootlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Grootlicht rechts
* Het rechter grootlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Dagverlichting links
* Het linker dagrijlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Dagverlichting rechts
* Het rechter dagrijlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 883
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
:
Afslagverlichting links
* De linker bochtenverlichting vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Afslagverlichting rechts
* De rechter bochtenverlichting vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Richtingaanwijzer linksvoor
* Het knipperlicht linksvoor vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Richtingaanwijzer linksach-
ter
* Het knipperlicht linksachter vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
884 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
:
Richtingaanwijzer rechts-
voor
* Het knipperlicht rechtsvoor vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Richtingaanwijzer rechts-
achter
* Het knipperlicht rechtsachter vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Richtingaanwijzer spiegel
links
* Het knipperlicht in de linker spiegel vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 885
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
:
Richtingaanwijzer spiegel
rechts
* Het knipperlicht in de rechter spiegel vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Remlicht links
* Het linker remlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Remlicht rechts
* Het rechter remlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Derde remlicht
* Het 3e remlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
886 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
:
Achterlicht links
* Het linker achterlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Achterlicht rechts
* Het rechter achterlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Achteruitrijlicht
* Het achteruitrijlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Mistachterlicht
* Het mistachterlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 887
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
:
Kentekenplaatverlichting
* De kentekenplaatverlichting vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Aanhanger richtingaanwij-
zer links
* Het linker knipperlicht van de aanhangwagen vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Aanhanger richtingaanwij-
zer rechts
* Het rechter knipperlicht van de aanhangwagen vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Aanhanger remlicht
* Het remlicht van de aanhangwagen vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
888 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
:
Aanhanger achterlicht
* Een achterlicht van de aanhangwagen vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Controlelampje op bestuur-
dersdisplay werkt niet
Werkplaats opzoeken
* Een controlelampje op het bestuurdersdisplay is defect.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Klimaatregeling
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
&
momenteel niet beschik-
baar Opladen van hoog-
spanningsaccu niet voltooid
* De hoogspanningsaccu wordt opgeladen. De klimaatregeling vooraf kan niet worden ingeschakeld.
#Wachten tot het opladen een minimale laadtoestand hee bereikt.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 889
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
&
momenteel niet beschik-
baar Hoogspanningsaccu
opladen
* De spanning van de hoogspanningsaccu is te laag. De klimaatregeling vooraf kan niet worden ingeschakeld.
#De hoogspanningsaccu opladen (/ pagina 312).
&
Voorklimatisering via sleu-
tel na starten van de auto
weer beschikbaar
* U hebt bij een geparkeerde auto meer dan driemaal geprobeerd de klimaatregeling vooraf in te schakelen.
#De auto gedurende tien seconden starten.
De klimaatregeling vooraf kan weer worden ingeschakeld.
&
Voorklimatisering via sleu-
tel momenteel niet beschik-
baar Hoogspanningsaccu
zwak
* De spanning van de hoogspanningsaccu is te laag. De klimaatregeling vooraf kan niet worden ingeschakeld.
#De hoogspanningsaccu opladen (/ pagina 312).
Wanneer de hoogspanningsaccu voldoende opgeladen is, is de klimaatregeling vooraf weer ingeschakeld.
890 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Aandrijfsysteem
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
v
Wegslepen verboden Zie
handleiding
* Het aandrijfsysteem vertoont een storing.
#De auto alleen vervoeren op een auto-ambulance of een aanhangwagen (/ pagina 707).
ò
Akoestische omgevingsbe-
veiliging functioneert niet
* De soundgenerator (akoestisch voertuigwaarschuwingssysteem) vertoont een storing. Er worden geen rijgeluiden
gegenereerd. De auto wordt eventueel niet door andere verkeersdeelnemers akoestisch waargenomen.
#In het bijzonder anticiperend rijden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Om de auto uit te schake-
len de start-stoptoets gedu-
rende min. 3 seconden of
3 keer indrukken
* U hebt tijdens het rijden de start-stoptoets ingedrukt.
#Om het aandrijfsysteem tijdens het rijden af te zetten (/ pagina 291).
Auto starten niet mogelijk
Zie handleiding
* De auto kan niet worden ingeschakeld.
Er is een storing in het aandrijfsysteem opgetreden.
#De auto uitschakelen en vergrendelen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 891
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Na een korte wachttijd de auto ontgrendelen en opnieuw inschakelen.
#Neem contact op met een gekwaliceerde werkplaats, wanneer de displaymelding opnieuw verschijnt en de auto
niet inschakelt.
+
Koelvloeistof bijvullen zie
handleiding
* Het koelvloeistofniveau is te laag.
*AANWIJZING Beschadiging van het aandrijfsysteem door te weinig koelvloeistof
#Langere ritten met te weinig koelvloeistof vermijden.
#Het koelsysteem van het aandrijfsysteem bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
ÿ
Koelvloeistof Stoppen Auto
uitschakelen
* De koelvloeistof is te warm.
#Rekening houdend met de verkeerssituatie zo snel mogelijk stoppen en het aandrijfsysteem afzetten.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door oververhitte auto
Wanneer u de motorkap bij een oververhitte auto of een brand in de motorruimte opent, kunnen zich de volgende
situaties voordoen:
RU kunt met hete gassen in contact komen.
RU kunt met andere ontsnappende, hete bedrijfsstoen in aanraking komen.
#Bij een oververhitting of brand in de motorruimte de motorkap gesloten houden en de brandweer waarschu-
wen.
892 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#De oververhitte auto eerst laten afkoelen, als de motorkap moet worden geopend.
#Wachten tot het aandrijfsysteem is afgekoeld.
#De luchttoevoer naar de radiateur mag niet worden belemmerd.
#Zonder hoge belasting van het aandrijfsysteem naar de dichtstbijzijnde gekwaliceerde werkplaats verder rijden.
ÿ* Het koelsysteem hee een storing van een component vastgesteld.
#Zonder hoge belasting van het aandrijfsysteem naar de dichtstbijzijnde gekwaliceerde werkplaats verder rijden.
Contactdoosklep geblok-
keerd Handmatig openen
a.u.b.
* De contactdoosklep opent niet automatisch. Mogelijk wordt het openen geblokkeerd door een obstakel.
#Ervoor zorgen dat zich geen voorwerpen in het openingsgebied bevinden.
#De contactdoosklep opnieuw openen.
Contactdoosklep handma-
tig sluiten a.u.b. Inklembe-
veiliging actief
* De contactdoosklep sluit niet automatisch. Mogelijk wordt het sluiten geblokkeerd door een obstakel.
#Ervoor zorgen dat zich geen voorwerpen in het sluitgebied bevinden.
#De contactdoosklep opnieuw sluiten.
Contactdoosklep handma-
tig sluiten a.u.b. Aandrij-
ving buiten werking
* De contactdoosklep sluit niet automatisch. Mogelijk is de motor van de contactdoosklep defect.
#De contactdoosklep met de hand sluiten.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 893
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
è
Laadkabel aangesloten
* Er kan niet worden weggereden zo lang de laadkabel is aangesloten.
#De laadkabel van de auto losmaken.
Laadkabel ontgrendelen
niet mogelijk Zie handlei-
ding
* De laadkabelstekker kan niet uit de voertuigstekkerdoos worden losgemaakt.
#Als de laadkabel onder trekspanning staat, de laadkabelstekker ontlasten door voorzichtig aan de laadkabel te trek-
ken.
#Laadonderbrekingstoets indrukken (/ pagina 325).
Wanneer de laadkabelstekker vervolgens niet kan worden verwijderd:
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Auto wordt momenteel niet
opgeladen Storing van het
laadstation
* Er is een storing van het laadstation opgetreden of de RFID-kaart wordt niet herkend.
#Het opladen bij een ander laadstation starten.
of
#Een alternatieve authenticatiemogelijkheid of betaalmanier gebruiken.
Laadstoring Andere laad-
modus kiezen a.u.b. Zie
handleiding
* Er is een tijdelijke storing van het laadstation opgetreden.
#Wachten tot de storing voorbij is.
of
894 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Het opladen bij een ander laadstation starten.
of
#Een alternatieve authenticatiemogelijkheid of betaalmanier gebruiken.
Wisselstroomladen buiten
werking Werkplaats opzoe-
ken
* Het opladen kan vanwege een storing niet worden gestart.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Gelijkstroomladen buiten
werking Werkplaats opzoe-
ken
* Het opladen kan vanwege een storing niet worden gestart.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Aanmelding mislukt
Andere authenticatieme-
thode kiezen of ander laad-
station bezoeken
* Plug-and-Charge is waarschijnlijk niet beschikbaar bij dit laadstation.
#Een alternatieve authenticeringsmogelijkheid of betaalmogelijkheid gebruiken.
of
#Het opladen bij een ander laadstation starten.
Aandrijfvermogen geredu-
ceerd Zie handleiding
* De temperatuur van het aandrijfsysteem ligt buiten het normale bedrijfstemperatuurgebied, bijvoorbeeld vanwege
extreem lage of hoge buitentemperaturen.
Het vermogen van het aandrijfsysteem is gereduceerd. Het gele waarschuwingslampje vermogen gereduceerd _
brandt.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 895
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Wanneer de bedrijfstemperatuur van het aandrijfsysteem is genormaliseerd (bijvoorbeeld na een korte rit), is het volle-
dige aandrijfvermogen weer beschikbaar. De displaymelding verdwijnt en het gele waarschuwingslampje vermogen
gereduceerd _ doo.
#Voorzichtig verder rijden.
* De hoogspanningsaccu is niet voldoende opgeladen.
Het vermogen van het aandrijfsysteem is gereduceerd. Het gele waarschuwingslampje vermogen gereduceerd _
brandt.
#Voorzichtig verder rijden.
#De hoogspanningsaccu direct opladen.
* Wanneer het vermogen van het aandrijfsysteem daarna nog steeds gereduceerd is, is er een storing in het aandrijfsys-
teem aanwezig.
#Voorzichtig verder rijden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Hoogspanningsaccu opla-
den a.u.b. Starten van de
auto anders niet gewaar-
borgd
* Vanwege een mogelijke temperatuurdaling van de hoogspanningsaccu kunnen de startcapaciteit of de actieradius sig-
nicant dalen totdat de auto opnieuw wordt gestart.
#De hoogspanningsaccu opladen (/ pagina 312).
In de status READY wach-
ten Accu wordt verwarmd
Zie handleiding
* De rijbereidheid õ is tot stand gebracht en de transmissiestand j is ingeschakeld.
896 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
De hoogspanningsaccu wordt op bedrijfstemperatuur verwarmd. Dit proces duurt een aantal minuten en kan bij geac-
tiveerde voorruitontwaseming ¬ langer duren.
Met het inschakelen van de transmissiestand h wordt het opwarmen beëindigd. Maar in de rijmodus is de aandrijf-
kracht duidelijk beperkt, tot de hoogspanningsaccu zijn bedrijfstemperatuur hee bereikt.
Aandrijfsysteem wordt
voorbereid…
* De isolatie van het aandrijfsysteem wordt gecontroleerd. Dit proces kan tot tien seconden duren.
Û
Accucapaciteit te laag
Stoppen, direct laden
* De laadtoestand van de hoogspanningsaccu is zo laag, dat rijden niet meer mogelijk is. Het aandrijfsysteem kan dan
niet meer worden gestart.
Wanneer het aandrijfsysteem opnieuw wordt gestart, verschijnt opnieuw de melding Accucapaciteit te laag Stoppen,
direct laden.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#De hoogspanningsaccu opladen (/ pagina 312).
Û
Accu oververhit Stop, ieder-
een uitstappen! Liefst in de
openlucht
* De hoogspanningsaccu is oververhit. Brandgevaar!
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#Indien mogelijk de auto buiten parkeren en alle inzittenden laten uitstappen.
%Ondersteunende voertuigfuncties kunnen automatisch worden geactiveerd, bijvoorbeeld de luchtrecirculatie van
de klimaatregeling.
#Niet verder rijden!
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 897
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Bij rookontwikkeling de gevarenzone verlaten en onmiddellijk contact opnemen met de brandweer.
#Ook zonder dat tekenen voor een brand aanwezig zijn, contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Û
Storing
* Het aandrijfsysteem vertoont een storing. Bovendien klinkt een waarschuwingssignaal.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Û
Storing Werkplaats opzoe-
ken
* Het aandrijfsysteem vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Û
Hoogspanningssysteem
laten controleren Zie hand-
leiding
* Er is een functiestoring in het aandrijfsysteem opgetreden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Zonder opnieuw te starten
werkplaats opzoeken
* Vanwege een storing is het opnieuw starten van het aandrijfsysteem niet mogelijk.
#Zonder het aandrijfsysteem af te zetten tot de volgende gekwaliceerde werkplaats verder rijden.
898 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Û
Aandrijfvermogen en actie-
radius gereduceerd Zie
handleiding
* In de hoogspanningsaccu is een storing opgetreden.
Aandrijfvermogen en actieradius zijn sterk gereduceerd.
#De auto uitschakelen en vergrendelen.
#Na een korte wachttijd de auto ontgrendelen en opnieuw inschakelen.
Wanneer de displaymelding opnieuw verschijnt:
#Voorzichtig verder rijden.
#De hoogspanningsaccu volledig opladen (/ pagina 312).
Wanneer het aandrijfvermogen en de actieradius nog steeds gereduceerd zijn, is er een storing in het aandrijfsysteem
aanwezig.
#Voorzichtig verder rijden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Auto starten niet mogelijk
Zie handleiding
* De auto kan niet worden ingeschakeld.
Er is een storing in het aandrijfsysteem opgetreden.
#De auto uitschakelen en vergrendelen.
#Na een korte wachttijd de auto ontgrendelen en opnieuw inschakelen.
#Neem contact op met een gekwaliceerde werkplaats, wanneer de displaymelding opnieuw verschijnt en de auto
niet inschakelt.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 899
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Aandrijfstoring Bereikbare
snelheid beperkt Straks
stoppen
* Het aandrijfsysteem vertoont een storing.
De maximale voertuigsnelheid is beperkt. Het aandrijfsysteem wordt over een aantal kilometers uitgeschakeld.
#Rekening houdend met de verkeerssituatie zo snel mogelijk stoppen en het aandrijfsysteem afzetten. Niet verder
rijden!
#De auto niet slepen, zo nodig het slepen stoppen.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Aandrijfstoring Bereikbare
snelheid sterk gereduceerd
Zie handleiding
* Het aandrijfsysteem vertoont een storing.
De maximale voertuigsnelheid is beperkt.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
ô
Accureserve Hoogspan-
ningsaccu opladen
* De laadtoestand van de hoogspanningsaccu hee het reservegebied bereikt.
#De hoogspanningsaccu opladen (/ pagina 312).
d
Storing
* Het aandrijfsysteem vertoont een storing. Het aandrijfkracht van de auto is beperkt.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
900 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
d
Stoppen Auto uitschakelen
* Het aandrijfsysteem vertoont een storing.
#Rekening houdend met de verkeerssituatie zo snel mogelijk stoppen en het aandrijfsysteem afzetten. Niet verder
rijden!
#De auto niet slepen, zo nodig het slepen stoppen.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
d
Storing Werkplaats opzoe-
ken
* Het aandrijfsysteem vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
d
Vermogen sterk geredu-
ceerd
* In de hoogspanningsaccu is een storing opgetreden.
Aandrijfvermogen en actieradius zijn sterk gereduceerd.
#De auto uitschakelen en vergrendelen.
#Na een korte wachttijd de auto ontgrendelen en de auto opnieuw inschakelen.
Wanneer de displaymelding opnieuw verschijnt:
#Voorzichtig verder rijden.
#De hoogspanningsaccu volledig opladen (/ pagina 312).
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 901
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Wanneer het aandrijfvermogen en de actieradius nog steeds gereduceerd zijn, is er een storing in het aandrijfsysteem
aanwezig.
#Voorzichtig verder rijden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Hoogspanningsaccu sto-
ring Starten niet mogelijk
over circa XXX km Werk-
plaats opzoeken (gele dis-
playmelding)
* In de hoogspanningsaccu is een storing opgetreden.
Nadat de weergegeven afstand is afgelegd, kan het elektrische aandrijfsysteem niet meer worden gestart.
#De benodigde onderhoudswerkzaamheden aan de hoogspanningsaccu bij een gekwaliceerde werkplaats laten uit-
voeren.
Hoogspanningsaccu sto-
ring Starten niet mogelijk
over circa XXX km Werk-
plaats opzoeken(rode dis-
playmelding)
* In de hoogspanningsaccu is een storing opgetreden.
Nadat de weergegeven afstand is afgelegd, kan het elektrische aandrijfsysteem niet meer worden gestart.
#De benodigde onderhoudswerkzaamheden aan de hoogspanningsaccu direct bij een gekwaliceerde werkplaats
laten uitvoeren.
Hoogspanningsaccu sto-
ring Zonder opnieuw te
starten werkplaats opzoe-
ken
* In de hoogspanningsaccu is een storing opgetreden.
Na het afzetten van het aandrijfsysteem kan niet meer opnieuw worden gestart.
#Zonder het aandrijfsysteem af te zetten tot de volgende gekwaliceerde werkplaats verder rijden.
902 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Auto
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
* Het bestuurdersdisplay is vanwege een mislukte soware-update uitgevallen.
De displaymelding wordt elke keer dat de auto wordt gestart weergegeven.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen bij het uitvallen van het bestuurdersdisplay
Bij het uitvallen of een storing van het bestuurdersdisplay kunt u geen functiebeperkingen van veiligheidsrelevante
systemen herkennen. Dit kan de bedrijfsveiligheid nadelig beïnvloeden.
#De auto direct op een veilige plaats parkeren en contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Wanneer de bedrijfsveiligheid van de auto in gevaar komt, de auto direct op een veilige plaats neerzetten. Contact
opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Wanneer het bestuurdersdisplay is uitgevallen, kunt u bijvoorbeeld functiebeperkingen van veiligheidsrelevante syste-
men niet herkennen of de snelheidsmeter niet aezen. De bedrijfsveiligheid van de auto kan beperkt zijn
(/ pagina 526).
#De auto direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
Auto is klaar om te rijden
Uitschakeling vindt plaats
bij vergrendeling of na
enkele minuten
* U wilt de auto in rijklare toestand verlaten.
#De auto uitschakelen, beveiligen tegen wegrollen en de sleutel verwijderen.
#Wanneer de auto niet wordt verlaten, de elektrische verbruikers, bijvoorbeeld de stoelverwarming, uitschakelen.
Anders kan de 12V-accu worden ontladen en is starten alleen met een externe accu (starthulp) mogelijk.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 903
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
ï
Bediening alleen in trans-
missiestand P
* De kogelhals zwenkt niet, omdat de transmissiestand h, k of de neutraalstand i is ingeschakeld.
#Het rempedaal indrukken.
#De parkeerstand j inschakelen.
ï
Aanhangwagenkoppeling
zwenkt
* De kogelhals zwenkt in- of uit.
De zwenkprocedure niet met de hand, de voet of andere hulpmiddelen versnellen, vertragen of de kogelhals bewegen
als deze stilstaat. Tijdens de zwenkprocedure geen aanhangwagen aankoppelen.
De displaymelding verdwijnt wanneer de kogelhals zich in een bedrijfsklare positie bevindt.
ï
Aanhangwagenkoppeling
Vergrendeling controle-
ren(witte displaymelding)
* De aanhangwagenvoorziening is niet klaar voor gebruik tijdens het rijden met een aanhangwagen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door niet vergrendelde kogelhals
De aanhangwagen kan loskomen.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#De aanhangwagen afkoppelen en voorkomen dat deze kan wegrollen.
#De zwenkprocedure opnieuw activeren en de aanhangwagen pas weer aankoppelen als de displaymelding
verdwijnt.
904 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#De auto direct op een veilige plaats stoppen en uitschakelen.
#De aanhangwagen afkoppelen en voorkomen dat deze kan wegrollen.
#Een nieuwe zwenkprocedure uitvoeren (/ pagina 40).
#Wanneer de displaymelding is verdwenen de aanhangwagen aankoppelen en verder rijden.
Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, vertoont de aanhangwagenvoorziening een storing en is de kogelhals niet
vergrendeld.
#De aanhangwagen niet aankoppelen en verder rijden zonder aanhangwagen. Daarbij letten op de beperkte bodem-
vrijheid door de niet vergrendelde kogelhals.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
* Wanneer de auto met aangekoppelde aanhangwagen stilstaat, is de aanhangwagenvoorziening niet klaar voor gebruik.
#De aangekoppelde aanhangwagen afkoppelen en voorkomen dat deze kan wegrollen.
#Wanneer de kogelhals is ingeklapt: Een nieuwe zwenkprocedure activeren (/ pagina 40).
De kogelhals vergrendelt verticaal in de vergrendelde positie en vervolgens onder de bumper.
#Wanneer de kogelhals is uitgeklapt: Een nieuwe zwenkprocedure activeren (/ pagina 40).
De kogelhals vergrendelt onder de bumper.
Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, vertoont de aanhangwagenvoorziening een storing en is de kogelhals niet
vergrendeld.
#De aanhangwagen niet aankoppelen en verder rijden zonder aanhangwagen. Daarbij letten op de beperkte bodem-
vrijheid door de niet vergrendelde kogelhals.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 905
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
ï
Aanhangwagenkoppeling
Vergrendeling controle-
ren(rode displaymelding)
* De aanhangwagenvoorziening is niet klaar voor gebruik tijdens het rijden met een aanhangwagen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door niet vergrendelde kogelhals
De aanhangwagen kan loskomen.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#De aanhangwagen afkoppelen en voorkomen dat deze kan wegrollen.
#De zwenkprocedure opnieuw activeren en de aanhangwagen pas weer aankoppelen als de displaymelding
verdwijnt.
#De auto direct op een veilige plaats stoppen en uitschakelen.
#De aanhangwagen afkoppelen en voorkomen dat deze kan wegrollen.
#Een nieuwe zwenkprocedure uitvoeren (/ pagina 40).
#Wanneer de displaymelding is verdwenen de aanhangwagen aankoppelen en verder rijden.
Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, vertoont de aanhangwagenvoorziening een storing en is de kogelhals niet
vergrendeld.
#De aanhangwagen niet aankoppelen en verder rijden zonder aanhangwagen. Daarbij letten op de beperkte bodem-
vrijheid door de niet vergrendelde kogelhals.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
906 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
* Wanneer de auto met aangekoppelde aanhangwagen stilstaat, is de aanhangwagenvoorziening niet klaar voor gebruik.
#De aangekoppelde aanhangwagen afkoppelen en voorkomen dat deze kan wegrollen.
#Wanneer de kogelhals is ingeklapt: Een nieuwe zwenkprocedure activeren (/ pagina 40).
De kogelhals vergrendelt verticaal in de vergrendelde positie en vervolgens onder de bumper.
#Wanneer de kogelhals is uitgeklapt: Een nieuwe zwenkprocedure activeren (/ pagina 40).
De kogelhals vergrendelt onder de bumper.
Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, vertoont de aanhangwagenvoorziening een storing en is de kogelhals niet
vergrendeld.
#De aanhangwagen niet aankoppelen en verder rijden zonder aanhangwagen. Daarbij letten op de beperkte bodem-
vrijheid door de niet vergrendelde kogelhals.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Aanhangwagenkoppeling
opnieuw inleren a.u.b. via
toets in bagageruimte Uit-
en inzwenken afwachten
* De zwenkprocedure van de aanhangwagenvoorziening vertoont een storing.
#Met de toets in de achterklep een nieuwe, volledige zwenkprocedure starten, tot de kogelhals onder de bumper
vergrendelt.
Head-up-display momen-
teel niet beschikbaar Zie
handleiding
*Het head-up-display is tijdelijk niet beschikbaar. Mogelijke oorzaken:
RStoringen in de spanningsvoorziening
RSignaalstoringen
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 907
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#De auto op een veilige plaats stoppen en uit- en weer inschakelen.
#Wanneer de displaymelding nog steeds verschijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Head-up-display functio-
neert niet
* Het head-up-display hee een interne storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Head-up display Helder-
heid momenteel vermin-
derd Zie handleiding
*De helderheid van het head-up-display is verminderd. Mogelijke oorzaken:
RVervuiling van de voorruit in het blikveld van de camera
RFoutieve signalen van de helderheid buiten
#De ruitenwissers inschakelen.
#Indien nodig de voorruit reinigen.
#De auto uit- en weer inschakelen.
#Wanneer de displaymelding nog steeds verschijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Ù
Storing stuurinrichting
Voorzichtig rijden Werk-
plaats opzoeken
* Er is een functiestoring in de stuurbekrachtiging opgetreden. Het stuurgedrag kan daardoor beperkt zijn.
#Voorzichtig verder rijden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
908 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Ù
Storing stuurinrichting
Meer kracht vereist Zie
handleiding
* De bekrachtiging van de stuurinrichting vertoont een storing.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door gewijzigd stuurgedrag
Wanneer de bekrachtiging van de stuurinrichting gedeeltelijk of geheel uitvalt, is er meer kracht nodig om te stu-
ren.
#Als veilig kan worden gestuurd, voorzichtig verder rijden.
#Direct naar een gekwaliceerde werkplaats gaan of contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#Als veilig kan worden gestuurd, voorzichtig verder rijden.
#Direct naar een gekwaliceerde werkplaats gaan of contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Ù
Storing stuurinrichting
Direct stoppen Zie handlei-
ding
* De stuurinrichting vertoont een storing. De bestuurbaarheid is sterk nadelig beïnvloed.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen bij beperkte bestuurbaarheid
Wanneer de stuurinrichting niet meer zoals bedoeld functioneert, is de bedrijfsveiligheid van de auto in gevaar.
#Direct op een veilige plaats stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 909
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Ù
Gestuurde achteras heeft
momenteel een storing
* De gestuurde achteras is tijdelijk niet beschikbaar. De draaicirkel kan groter worden.
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
Wanneer de displaymelding niet verdwijnt:
#Voorzichtig verder rijden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Ù
Gestuurde achteras Sto-
ring Werkplaats opzoeken
* De gestuurde achteras vertoont een storing.
De bestuurbaarheid van de achteras is niet gegarandeerd.
Tijdens het rechtuit rijden kan het stuurwiel scheef staan.
#Voorzichtig met aangepaste snelheid verder rijden.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Ù
Gestuurde achteras Sto-
ring Direct stoppen
* De gestuurde achteras vertoont een storing.
De bestuurbaarheid van de achteras is niet gegarandeerd.
Tijdens het rechtuit rijden kan het stuurwiel zeer scheef staan.
Afhankelijk van de scheefstand van het stuurwiel treedt er bovendien stuurwieltrilling op en klinkt een ononderbroken
waarschuwingssignaal.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen bij beperkte bestuurbaarheid
Wanneer de stuurinrichting niet meer zoals bedoeld functioneert, is de bedrijfsveiligheid van de auto in gevaar.
910 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Direct op een veilige plaats stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#Bij het stoppen rekening houden met de extra breedte van de auto.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Sneeuwkettingmodus Maxi-
mum snelheid overschre-
den
* De toegestane maximumsnelheid voor de sneeuwkettingmodus is overschreden.
#Langzamer rijden.
Sfeerlicht Waarschuwings-
ondersteuning buiten wer-
king
* Er vindt mogelijk geen volledige visuele waarschuwingsondersteuning van de sfeerverlichting plaats.
#De auto vergrendelen en na enkele minuten weer ontgrendelen.
#Wanneer de displaymelding regelmatig verschijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
C* Ten minste een portier is geopend.
#Alle portieren sluiten.
?* De motorkap is geopend.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 911
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door ontgrendelde motorkap tijdens het rijden
De motorkap kan zich openen en het zicht belemmeren.
#Nooit de motorkap ontgrendelen tijdens het rijden.
#Voor iedere rit controleren dat de motorkap vergrendeld is.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
A* De achterklep is geopend.
#De achterklep sluiten.
_
Leuning achter midden niet
vergrendeld
* De rugleuning van de betreende stoel is niet vergrendeld.
#De rugleuning terugklappen tot deze vergrendelt.
912 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
_
2e rij zitplaatsen midden
niet vergrendeld
* De rugleuning van de betreende stoel is niet vergrendeld.
#De rugleuning terugklappen tot deze vergrendelt.
_
Rugleuning achterbank
links niet vergrendeld
* De rugleuning van de betreende stoel is niet vergrendeld.
#De rugleuning terugklappen tot deze vergrendelt.
_
2e rij zitplaatsen links kan
niet worden omgeklapt De
voorstoel verstellen
* Het naar voren klappen van de linker rugleuning van de tweede rij zitplaatsen is niet mogelijk.
#De betreende voorstoel verstellen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 913
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
_
Rugleuning achterbank
rechts niet vergrendeld
* De rugleuning van de betreende stoel is niet vergrendeld.
#De rugleuning terugklappen tot deze vergrendelt.
_
2e rij zitplaatsen rechts
kan niet worden omgeklapt
De voorstoel verstellen
* Het naar voren klappen van de rechter rugleuning van de tweede rij zitplaatsen is niet mogelijk.
#De betreende voorstoel verstellen.
¥
Ruitensproeiervloeistof bij-
vullen
* Het ruitensproeiervloeistofniveau in het ruitensproeiervloeistofreservoir is tot onder het minimum gedaald.
#Ruitensproeiervloeistof bijvullen (/ pagina 25).
914 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
¥
Ruitensproeiervloeistof
Klep open
* De ruitensproeiervloeistofvulklep is geopend.
#De ruitensproeiervloeistofvulklep sluiten (/ pagina 25).
Ruitenwissers Storing * De werking van de ruitenwissers vertoont een storing.
#De auto opnieuw starten.
Wanneer de displaymelding nog steeds verschijnt:
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Transmissie
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Rijstand P alleen bij voer-
tuigstilstand
* Het inschakelen van de parkeerstand j is alleen mogelijk wanneer de auto stilstaat.
#Om te stoppen het rempedaal indrukken.
#Wanneer de auto stilstaat de transmissie in de parkeerstand j zetten.
Voor verlaten van rijstand
P rem bedienen
* U hebt geprobeerd om vanuit de parkeerstand j een andere transmissiestand in te schakelen.
#Het rempedaal indrukken.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 915
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#De transmissiestand h, k of de neutraalstand i inschakelen.
Om rijstand P of N te verla-
ten rempedaal indrukken
en auto starten
* U hebt geprobeerd om vanuit de parkeerstand j of de neutraalstand i een andere transmissiestand in te schake-
len.
#Het rempedaal indrukken.
#De auto starten.
#De transmissiestand wijzigen.
Voor inschakelen van rij-
stand D of R eerst rem
bedienen
* U hebt geprobeerd om de transmissiestand h of k in te schakelen.
#Het rempedaal indrukken.
#De transmissiestand h of k inschakelen.
Voor inschakelen van rij-
stand R eerst rem bedienen
* U hebt geprobeerd om de transmissiestand k in te schakelen.
#Het rempedaal indrukken.
#De transmissiestand k inschakelen.
Om te parkeren parkeer-
rem bedienen Werkplaats
opzoeken
* Er is een storing in de noodspanningsvoorziening voor de parkeerstand j.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
#Tot die tijd voordat u de auto uitschakelt altijd handmatig de parkeerstand j inschakelen.
#Voordat u de auto verlaat de elektrische parkeerrem bedienen.
916 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Wegrolgevaar Bestuurders-
portier open Rijstand P niet
ingeschakeld
* Het bestuurdersportier is niet volledig gesloten en de transmissiestand h of k of de neutraalstand i is ingescha-
keld.
De auto kan wegrollen.
#Bij het parkeren van de auto de parkeerstand j inschakelen.
Wegrolgevaar Om te parke-
ren parkeerrem bedienen
* De transmissie vertoont een storing. De parkeerstand j kan niet worden ingeschakeld.
#De auto op een veilige plaats stoppen.
#De auto met de elektrische parkeerrem tegen wegrollen beveiligen.
#Op hellingen de voorwielen zo draaien dat de auto in de richting van de stoeprand rolt wanneer deze in beweging
komt.
Wegrolgevaar N handmatig
ingeschakeld Geen automa-
tische inschakeling van P
* Er is met ingeschakeld aandrijfsysteem of ingeschakelde auto de neutraalstand i ingeschakeld toen de auto stilstond
of zeer langzaam reed.
*AANWIJZING Beschadiging van de auto door wegrollen
Bij het uitschakelen van de auto of het openen van het bestuurdersportier is het automatisch inschakelen van de
parkeerstand j uitgeschakeld.
De auto kan wegrollen.
#Klaar zijn om te remmen.
#De auto niet onbeheerd achterlaten.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 917
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Het rempedaal indrukken, tot de auto stilstaat.
#Wanneer de auto stilstaat en het rempedaal wordt ingedrukt, de parkeerstand j inschakelen.
#Om verder te rijden met ingedrukt rempedaal de transmissiestand h of k inschakelen.
N automatisch ingescha-
keld Rijstand a.u.b.
opnieuw inschakelen
* Bij rollende of rijdende auto werd automatisch de neutraalstand i ingeschakeld.
%Als in de neutraalstand i het bestuurdersportier wordt geopend, wordt automatisch de parkeerstand j inge-
schakeld.
#Wanneer de auto stilstaat en het rempedaal wordt ingedrukt, de parkeerstand j inschakelen.
#Om verder te rijden met ingedrukt rempedaal de transmissiestand h of k inschakelen.
N is ingeschakeld Gewen-
ste rijstand inschakelen
a.u.b.
* Bij een rollende of rijdende auto werd in de neutraalstand i het gaspedaal ingedrukt.
#Om met de auto te accelereren de transmissiestand h of k inschakelen.
Om naar N te schakelen,
keuzehendel langer in N
houden
* Keuzehendel niet lang genoeg in de stand i gehouden.
Het inschakelen van de neutraalstand i vanuit de parkeerstand j is alleen mogelijk als de keuzehendel langere tijd
in i wordt gehouden.
Als de keuzehendel te kort wordt vastgehouden, blij de parkeerstand j ingeschakeld.
#Bij het inschakelen van de neutraalstand i vanuit de parkeerstand j de keuzehendel langer in de stand i
houden.
918 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Achteruit rijden niet moge-
lijk Werkplaats opzoeken
* De transmissie vertoont een storing. Het inschakelen van de transmissiestand k is niet mogelijk.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Transmissie Storing Stop-
pen
* De transmissie vertoont een storing. De transmissie schakelt daarbij automatisch in de neutraalstand i.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#Het rempedaal indrukken.
#De parkeerstand j inschakelen.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Zonder van rijstand te wis-
selen werkplaats opzoeken
* De transmissie vertoont een storing. Het wijzigen van de transmissiestand is niet meer mogelijk.
#Wanneer de transmissiestand h is ingeschakeld, de transmissiestand niet meer wijzigen en naar een gekwali-
ceerde werkplaats gaan.
#Bij alle andere transmissiestanden de auto op een veilige plaats parkeren.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Ondersteunende accu Sto-
ring(witte displaymelding) * De extra accu vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
#Tot die tijd voordat u de auto uitschakelt altijd handmatig de parkeerstand j inschakelen.
#Voordat u de auto verlaat de elektrische parkeerrem bedienen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 919
F296 0032 07
Remmen
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
!
Parkeerrem zie handleiding
* Het gele controlelampje ! brandt. De elektrische parkeerrem vertoont een storing.
Om in te schakelen:
#De auto uit- en weer inschakelen.
#De elektrische parkeerrem handmatig bedienen (/ pagina 343).
Wanneer de elektrische parkeerrem niet kan worden ingeschakeld:
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
#Bij het parkeren de auto naar behoee bovendien tegen wegrollen beveiligen.
* Het gele controlelampje ! en het rode controlelampje ! branden. De elektrische parkeerrem vertoont een sto-
ring.
Om te lossen:
#De auto uit- en weer inschakelen.
#De elektrische parkeerrem handmatig vrijzetten (/ pagina 343).
of
#De elektrische parkeerrem automatisch vrijzetten (/ pagina 343).
Wanneer de elektrische parkeerrem vervolgens niet kan worden vrijgezet:
#Niet verder rijden! Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
920 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
* Het gele controlelampje ! brandt en het rode controlelampje ! knippert. De elektrische parkeerrem vertoont
een storing.
De elektrische parkeerrem kan niet worden vastgezet of gelost.
#De auto uit- en weer inschakelen.
Om in te schakelen:
#De elektrische parkeerrem handmatig vrijzetten en vervolgens weer bedienen (/ pagina 343).
Om te lossen:
#De elektrische parkeerrem handmatig bedienen en vervolgens weer vrijzetten.
Wanneer de elektrische parkeerrem nog steeds niet kan worden vastgezet, of als het rode controlelampje ! nog
steeds knippert:
#Niet verder rijden! Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#Bij het parkeren de auto naar behoee bovendien tegen wegrollen beveiligen.
* Het gele controlelampje ! knippert en het rode controlelampje ! knippert gedurende circa tien seconden na
het inschakelen of vrijzetten van de elektrische parkeerrem. Vervolgens blij het branden of het doo. De elektrische
parkeerrem vertoont een storing.
Wanneer de laadtoestand te laag is:
#De 12V-accu opladen (/ pagina 54).
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 921
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Om in te schakelen:
#De elektrische parkeerrem handmatig bedienen.
Wanneer de elektrische parkeerrem niet kan worden ingeschakeld:
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
#Bij het parkeren de auto naar behoee bovendien tegen wegrollen beveiligen.
Om te lossen:
#Wanneer is voldaan aan de voorwaarden voor het automatisch vrijzetten, en de elektrische parkeerrem wordt niet
automatisch vrijgezet, de elektrische parkeerrem handmatig vrijzetten (/ pagina 343).
Wanneer de elektrische parkeerrem vervolgens niet kan worden vrijgezet:
#Niet verder rijden! Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
!
Parkeerrem ontgrendelen
* Het rode controlelampje ! knippert.
De elektrische parkeerrem is vastgezet tijdens het rijden:
RAan een voorwaarde voor het automatisch vrijzetten van de elektrische parkeerrem is niet voldaan
(/ pagina 343).
RU voert een noodremming uit met de elektrische parkeerrem (/ pagina 345).
#De voorwaarden voor het automatisch vrijzetten van de elektrische parkeerrem controleren.
#De elektrische parkeerrem handmatig vrijzetten.
922 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
!
Parkeerrem Om te ontgren-
delen auto inschakelen
* Het rode controlelampje ! brandt.
Wanneer de elektrische parkeerrem wordt gelost, is de auto uitgeschakeld.
#De auto inschakelen.
J
Direct remmen
* Bij ingeschakelde HOLD-functie is een storing opgetreden.
Bovendien klinkt een regelmatig waarschuwingssignaal.
U kunt de auto niet starten.
#Direct stevig het rempedaal indrukken, tot de displaymelding verdwijnt.
U kunt de auto weer starten.
J
Storing Zie handleiding
* De werking van de rembekrachtiging vertoont een storing.
De wegrijhulp voor op hellingen kan een storing vertonen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen bij storing van het remsysteem
Wanneer het remsysteem een storing vertoont, kan het remgedrag nadelig beïnvloed zijn.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het remsysteem direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
#Voorzichtig met aangepaste snelheid en voldoende afstand tot voorliggers verder rijden.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 923
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
J
Storing Stoppen
* De werking van de rembekrachtiging vertoont een storing en het remgedrag kan veranderen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen en letsel bij storing van de rembekrachtiging
Wanneer de rembekrachtiging een storing vertoont, is het mogelijk dat er meer kracht op het rempedaal moet wor-
den uitgeoefend tijdens het remmen. Het remgedrag kan nadelig zijn beïnvloed. De remweg kan bij een noodstop
langer worden.
#Direct op een veilige plaats stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
J
Remvloeistofniveau contro-
leren
* Er bevindt zich te weinig remvloeistof in het remvloeistofreservoir.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen bij een te laag remvloeistofniveau
Wanneer het remvloeistofniveau te laag is, kan de remwerking en daarmee het remgedrag nadelig beïnvloed zijn.
#Direct op een veilige plaats stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#Geen remvloeistof bijvullen.
924 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#Geen remvloeistof bijvullen.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Remblokken controleren
Zie handleiding
* De remvoeringen hebben de slijtagegrens bereikt.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Rijsystemen en rijveiligheidssystemen
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
!
÷
nu niet beschikbaar zie
handleiding(ABS en ESP®)
*Het ABS en het ESP® zijn tijdelijk niet beschikbaar.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen, bijvoorbeeld het BAS, kunnen tijdelijk niet beschikbaar zijn.
Het remsysteem werkt verder op normale wijze. De remweg kan bij een noodstop langer worden.
&WAARSCHUWING Slipgevaar bij storing van het ABS en het ESP®
De wielen kunnen bij het remmen blokkeren en het ESP® voert geen stabilisatie van de auto uit.
De bestuurbaarheid en het remgedrag worden sterk nadelig beïnvloed en de remweg kan langer zijn. Bovendien
zijn verdere rijveiligheidssystemen uitgeschakeld.
#Voorzichtig een korte route met wat auwe bochten rijden met een snelheid boven 30 km/h.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 925
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, direct naar een gekwaliceerde werkplaats gaan. Daarbij voorzich-
tig rijden.
#Voorzichtig een korte route met wat auwe bochten rijden met een snelheid boven 30 km/h.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, direct naar een gekwaliceerde werkplaats gaan. Daarbij voorzichtig rij-
den.
!
÷
functioneren niet zie hand-
leiding (ABS en ESP®)
*Het ABS en het ESP® vertonen een storing.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen, bijvoorbeeld het BAS, kunnen een storing vertonen.
Het remsysteem werkt verder op normale wijze. De remweg kan bij een noodstop langer worden.
&WAARSCHUWING Slipgevaar bij storing van het ABS en het ESP®
De wielen kunnen bij het remmen blokkeren en het ESP® voert geen stabilisatie van de auto uit.
De bestuurbaarheid en het remgedrag worden sterk nadelig beïnvloed en de remweg kan langer zijn. Bovendien
zijn verdere rijveiligheidssystemen uitgeschakeld.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het ABS en het ESP® direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
#Voorzichtig verder rijden.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
926 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
÷
nu niet beschikbaar Zie
handleiding (ESP®)
*Het ESP® is tijdelijk niet beschikbaar.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen, bijvoorbeeld het BAS, kunnen een storing vertonen.
&WAARSCHUWING Slipgevaar door een storing in het ESP®
Als het ESP® is uitgeschakeld, wordt de auto niet door het ESP® gestabiliseerd. Bovendien zijn verdere rijveilig-
heidssystemen uitgeschakeld.
#Voorzichtig een korte route met wat auwe bochten rijden met een snelheid boven 30 km/h.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, direct naar een gekwaliceerde werkplaats gaan. Daarbij voorzich-
tig rijden.
#Voorzichtig een korte route met wat auwe bochten rijden met een snelheid boven 30 km/h.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, direct naar een gekwaliceerde werkplaats gaan. Daarbij voorzichtig rij-
den.
÷
functioneert niet zie hand-
leiding (ESP®)
*Het ESP® vertoont een storing.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen, bijvoorbeeld het BAS, kunnen een storing vertonen.
Het remsysteem werkt verder op normale wijze. De remweg kan bij een noodstop langer worden.
&WAARSCHUWING Slipgevaar door een storing in het ESP®
Als het ESP® is uitgeschakeld, wordt de auto niet door het ESP® gestabiliseerd. Bovendien zijn verdere rijveilig-
heidssystemen uitgeschakeld.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 927
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Voorzichtig verder rijden.
#Het ESP® bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
#Voorzichtig verder rijden.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
T
!
÷
functioneren niet zie hand-
leiding (EBD, ABS en ESP®)
*Het EBD, het ABS en het ESP® vertonen een storing.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen, bijvoorbeeld het BAS, kunnen een storing vertonen.
&WAARSCHUWING Slipgevaar bij storing van het EBD, het ABS en het ESP®
De wielen kunnen bij het remmen blokkeren en het ESP® voert geen stabilisatie van de auto uit.
De bestuurbaarheid en het remgedrag worden sterk nadelig beïnvloed en de remweg kan langer zijn. Bovendien
zijn verdere rijveiligheidssystemen uitgeschakeld.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het remsysteem direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
#Voorzichtig verder rijden.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
928 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
ë
Uit
* De HOLD-functie is uitgeschakeld, omdat de auto slipt of omdat niet is voldaan aan een inschakelvoorwaarde.
#De HOLD-functie later weer inschakelen of de inschakelvoorwaarden van de HOLD-functie controleren
(/ pagina 352).
Beperkende modus geacti-
veerd Aandrijfvermogen
gereduceerd
* De Parkeerservicemodus is geactiveerd. De voertuigacceleratie is begrenst (/ pagina 354).
* De Modus beginnende bestuurder is geactiveerd. De voertuigacceleratie is begrenst (/ pagina 355).
é
Attention Assist: pauze!
* De ATTENTION ASSIST hee vermoeidheid of een toenemende onoplettendheid bij de bestuurder vastgesteld
(/ pagina 356).
#Zo nodig pauze nemen.
P
ATTENTION ASSIST Secon-
deslaap Pauze!
* De ATTENTION ASSIST hee de voortekenen van een microslaap herkend (/ pagina 356).
Bovendien klinkt een waarschuwingssignaal.
#Direct een pauze inlassen.
#Op de Touch-Control links drukken en de displaymelding bevestigen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 929
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
h
- - - km/h
* De TEMPOMAT kan niet worden ingeschakeld, omdat niet aan alle inschakelvoorwaarden voldaan is.
#De inschakelvoorwaarden van de TEMPOMAT controleren (/ pagina 359).
TEMPOMAT functioneert
niet
* De TEMPOMAT vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
TEMPOMAT en limiter func-
tioneren niet
* De TEMPOMAT en de limiter vertonen een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
TEMPOMAT Uit * De TEMPOMAT is uitgeschakeld.
Wanneer bovendien een waarschuwingssignaal klinkt, is de TEMPOMAT automatisch uitgeschakeld (/ pagina 358).
È
- - - km/h
* De limiter kan tijdelijk niet worden ingeschakeld. Het systeem is weer beschikbaar als de oorzaken niet meer aanwezig
zijn.
È
passief
* Wanneer het gaspedaal tot voorbij het drukpunt wordt ingedrukt (kickdown), wordt de limiter passief geschakeld
(/ pagina 358).
930 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Limiter functioneert niet * De limiter vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Snelheidslimietassistent nu
niet beschikbaar Zie hand-
leiding
* De snelheidslimietassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
#Verder rijden.
Het systeem is weer beschikbaar als de oorzaken niet meer aanwezig zijn.
Snelheidslimietassistent
functioneert niet
* De snelheidslimietassistent vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Snelheidsbegrenzing (win-
terbanden) XXX km/h
* U hebt de opgeslagen toegestane maximumsnelheid voor winterbanden bereikt. Deze snelheid kan niet worden over-
schreden.
ð
Maximum snelheid over-
schreden
* De maximum toegestane snelheid is overschreden (alleen bepaalde landen).
#Langzamer rijden.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 931
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Verkeerstekenassistent nu
niet beschikbaar Zie hand-
leiding
* De verkeerstekenassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de oorzaken niet meer aanwezig zijn.
#Met inachtneming van de verkeersregels verder rijden.
Verkeerstekenassistent
functioneert niet
* De verkeerstekenassistent vertoont een storing.
#Met inachtneming van de verkeersregels verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
ä
Storing Maximaal 80 km/h
rijden
* De AIRMATIC werkt slechts beperkt. Het rijgedrag kan daardoor worden beïnvloed.
*AANWIJZING Er is schade aan de voorwielen en de spatborden voor mogelijk bij te grote stuuruitslagen
#Tijdens het rijden grote stuuruitslagen vermijden en letten op schurende geluiden.
#Bij schurende geluiden op een veilige wijze stoppen en indien mogelijk een grotere voertuighoogte instellen.
#Overeenkomstig de actuele hoogte rijden, echter niet sneller dan 80 km/h.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
932 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Á
STOP Voertuigniveau te
laag
* U bent weggereden hoewel de voertuighoogte te laag was.
#Stoppen; daarbij op de verkeerssituatie letten.
De auto wordt tot de geselecteerde voertuighoogte omhooggebracht.
#Pas verder rijden wanneer de displaymelding verdwijnt.
Wanneer de displaymelding niet verdwijnt en er bovendien een waarschuwingssignaal klinkt, vertoont de AIRMATIC
een storing:
#Niet sneller dan 80 km/h bewegen en direct naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
*AANWIJZING Er is schade aan de voorwielen en de spatborden voor mogelijk bij te grote stuuruitslagen
#Tijdens het rijden grote stuuruitslagen vermijden en letten op schurende geluiden.
#Bij schurende geluiden op een veilige wijze stoppen en indien mogelijk een grotere voertuighoogte instellen.
#Een hogere voertuighoogte instellen (/ pagina 404).
Afhankelijk van de storing komt de auto omhoog.
Â
komt omlaag
*De voertuighoogte gaat om de volgende redenen omlaag:
RU hee een ander rijprogramma geselecteerd.
RU hee de snelheidsgrens overschreden.
RU hee de voertuighoogte met een druk op de toets gewijzigd.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 933
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
RGebruik met aanhangwagen of etsdrager: U hebt bij een correct tot stand gebrachte elektrische verbinding de
snelheidsgrens overschreden.
Á
komt omhoog
* De auto stelt zich op de gekozen rijhoogte in.
Á
Auto komt omhoog Een
ogenblik geduld a.u.b.
* De voertuighoogte is te laag. De auto wordt tot de geselecteerde voertuighoogte omhooggebracht.
#Pas wegrijden wanneer de displaymelding verdwijnt.
Á
max. 20 km/h rijden
* De AIRMATIC werkt slechts beperkt.
De actuele hoogte is te hoog. Het rijgedrag kan daardoor worden beïnvloed.
#< 20 km/h rijden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
934 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Á
Langzamer rijden
* U rijdt te snel voor de instelling van de geselecteerde voertuighoogte.
#Langzamer rijden en de gewenste voertuighoogte opnieuw selecteren.
U rijdt te snel met een aanhangwagen of de contactdoos van de aanhangwagenvoorziening is bezet, bijvoorbeeld door
een achteretsdrager.
#Aanwijzingen met betrekking tot het rijden met aanhangwagen in acht nemen (/ pagina 441).
Á
Compressor koelt af
* Vanwege regelmatige niveauveranderingen binnen korte tijd moet de compressor eerst afkoelen alvorens de geselec-
teerde voertuighoogte kan worden ingesteld.
#Overeenkomstig het ingestelde niveau verder rijden. Daarbij op voldoende bodemvrijheid letten.
Wanneer de compressor is afgekoeld, gaat de auto verder met het instellen van de geselecteerde voertuighoogte.
î
niet in act. rijprogramma
* De DSR is niet beschikbaar in het actueel gekozen rijprogramma.
#Een ander rijprogramma selecteren.
î
functioneert niet
* De DSR vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 935
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
î
max. 40 km/h rijden
* De maximumsnelheid van 40 km/h voor de DSR is overschreden.
#Langzamer rijden.
Rijassistentiesystemen
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
ç
- - - km/h
* De actieve afstandsassistent DISTRONIC kan niet worden ingeschakeld, omdat niet aan alle inschakelvoorwaarden vol-
daan is.
#De inschakelvoorwaarden van de actieve afstandsassistent DISTRONIC in acht nemen (/ pagina 365).
ç
passief
* Wanneer u het gaspedaal verder dan de instelling voor de actieve afstandsassistent DISTRONIC indrukt, wordt het sys-
teem passief geschakeld (/ pagina 362).
936 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
ç
Uit
* De actieve afstandsassistent DISTRONIC is gedeactiveerd. Wanneer bovendien een waarschuwingssignaal klinkt, is de
actieve afstandsassistent DISTRONIC automatisch gedeactiveerd (/ pagina 365).
Actieve afstandsassistent
nu niet beschikbaar Zie
handleiding
* De actieve afstandsassistent DISTRONIC is tijdelijk niet beschikbaar.
De omgevingsomstandigheden liggen buiten de systeemgrenzen (/ pagina 362).
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de omgevingsomstandigheden binnen de systeemgrenzen liggen.
#Opmerkzaam verder rijden.
of
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, op een veilige plaats stoppen en de auto opnieuw starten.
Actieve afstandsassistent
functioneert niet
* De actieve afstandsassistent DISTRONIC vertoont een storing.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen kunnen een storing vertonen.
#Opmerkzaam verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Actieve afstandsassistent
weer beschikbaar
* De actieve afstandsassistent DISTRONIC is weer gereed voor gebruik.
#De actieve afstandsassistent DISTRONIC inschakelen (/ pagina 365).
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 937
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Actieve remassistent Func-
tie nu beperkt beschikbaar
Zie handleiding
*Bij auto's met rijassistentiepakket kunnen de volgende functies tijdelijk niet of slechts beperkt beschikbaar zijn:
RActive Brake Assist System met kruisingsfunctie
RUitwijkstuurassistent
RPRE‑SAFE® PLUS
Auto's met dodehoekassistent: PRE‑SAFE® PLUS is tijdelijk niet beschikbaar.
De omgevingsomstandigheden liggen buiten de systeemgrenzen (/ pagina 380).
Auto's zonder rijassistentiepakket: Het Active Brake Assist System is tijdelijk niet beschikbaar.
#Opmerkzaam verder rijden.
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de omgevingsomstandigheden binnen de systeemgrenzen liggen.
of
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, op een veilige plaats stoppen en de auto opnieuw starten.
Actieve remassistent Func-
tie beperkt beschikbaar Zie
handleiding
*Bij auto's met rijassistentiepakket kunnen de volgende functies tijdelijk niet of slechts beperkt beschikbaar zijn:
RActive Brake Assist System met kruisingsfunctie
RUitwijkstuurassistent
RPRE‑SAFE® PLUS
Auto's zonder rijassistentiepakket: Het Active Brake Assist System is tijdelijk niet of slechts ten dele beschikbaar.
#Opmerkzaam verder rijden.
of
938 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Actieve stuurassistent nu
niet beschikbaar Zie hand-
leiding
* De actieve stuurassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
De omgevingsomstandigheden liggen buiten de systeemgrenzen (/ pagina 373).
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de omgevingsomstandigheden binnen de systeemgrenzen liggen.
#Verder rijden.
#Wanneer nodig de bandenspanning controleren.
Actieve stuurassistent bui-
ten werking
* De actieve stuurassistent vertoont een storing. De actieve afstandsassistent DISTRONIC blij beschikbaar.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Ø* De actieve stuurassistent hee de systeemgrens bereikt (/ pagina 373).
U hebt al geruime tijd niet zelf gestuurd.
#De besturing overnemen en op veilige wijze verder rijden.
Actieve stuurassistent
momenteel niet beschik-
baar wegens meerdere
noodstops
* De actieve stuurassistent is vanwege meerdere noodstops tijdelijk niet beschikbaar.
#De besturing overnemen en op een veilige manier stoppen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 939
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#De auto uit- en weer inschakelen.
De actieve stuurassistent is weer beschikbaar.
Ø
Noodstop wordt gestart
* U hebt de handen niet aan het stuurwiel. De actieve stuurassistent start de noodstop (/ pagina 373).
#De handen op het stuurwiel leggen.
Informatie over het annuleren van de noodstop (/ pagina 376).
Actieve noodstopassistent
momenteel niet beschik-
baar Zie handleiding
* De actieve noodstopassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
De omgevingsomstandigheden liggen buiten de systeemgrenzen (/ pagina 376).
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de omgevingsomstandigheden binnen de systeemgrenzen liggen.
#Verder rijden.
of
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, op een veilige plaats stoppen en de auto opnieuw starten.
*Auto's zonder rijassistentiepakket: De actieve noodstopassistent is vanwege meerdere noodstops tijdelijk niet beschik-
baar.
#De besturing overnemen en op een veilige manier stoppen.
#De auto uit- en weer inschakelen.
De actieve noodstopassistent is weer beschikbaar.
Actieve noodstopassistent
buiten werking
* De actieve noodstopassistent vertoont een storing.
940 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Actieve rijstrookwisselas-
sistent momenteel niet
beschikbaar Zie handleiding
* De actieve rijstrookwisselassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
De omgevingsomstandigheden liggen buiten de systeemgrenzen (/ pagina 377).
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de omgevingsomstandigheden binnen de systeemgrenzen liggen.
#Verder rijden.
of
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, op een veilige plaats stoppen en de auto opnieuw starten.
Actieve rijstrookwisselas-
sistent buiten werking
* De actieve rijstrookwisselassistent vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Actieve fileassistent
momenteel niet beschik-
baar Zie handleiding
* De actieve leassistent is tijdelijk niet beschikbaar. De actieve afstandsassistent DISTRONIC en de actieve stuurassis-
tent zijn nog steeds beschikbaar.
De omgevingsomstandigheden liggen buiten de systeemgrenzen (/ pagina 362).
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 941
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de omgevingsomstandigheden binnen de systeemgrenzen liggen.
#Verder rijden.
Actieve fileassistent buiten
werking Zie handleiding
* De actieve leassistent vertoont een storing.
De actieve leassistent wordt gedeactiveerd. De actieve afstandsassistent DISTRONIC en de actieve stuurassistent
zijn nog steeds beschikbaar.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Dodehoekassistent nu niet
beschikbaar zie handleiding
* De dodehoekassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
De systeemgrenzen zijn bereikt (/ pagina 396).
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de oorzaken niet meer aanwezig zijn.
#Verder rijden.
of
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, op een veilige plaats stoppen en de auto opnieuw starten.
Dodehoekassistent functio-
neert niet
* De dodehoekassistent of de uitstapwaarschuwing vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
942 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Dodehoekassistent bij rij-
den met aanhangwagen
niet beschikbaar Zie hand-
leiding
* Wanneer de elektrische verbinding met de aanhangwagen wordt gemaakt, is de dodehoekassistent niet beschikbaar.
#Op de Touch-Control links drukken en de displaymelding bevestigen.
Actieve dodehoekassistent
nu niet beschikbaar Zie
handleiding
* De actieve dodehoekassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
De systeemgrenzen zijn bereikt (/ pagina 396).
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de oorzaken niet meer aanwezig zijn.
#Verder rijden.
of
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, op een veilige plaats stoppen en de auto opnieuw starten.
Actieve dodehoekassistent
functioneert niet
* De actieve dodehoekassistent of de uitstapwaarschuwing vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 943
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Actieve dodehoekassistent
bij rijden met aanhangwa-
gen niet beschikbaar Zie
handleiding
* Wanneer de elektrische verbinding met de aanhangwagen wordt gemaakt, is de actieve dodehoekassistent niet
beschikbaar.
#Op de Touch-Control links drukken en de displaymelding bevestigen.
Actieve spoorassistent nu
niet beschikbaar zie hand-
leiding
* De actieve spoorassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
De omgevingsomstandigheden liggen buiten de systeemgrenzen (/ pagina 400).
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de omgevingsomstandigheden binnen de systeemgrenzen liggen.
#Verder rijden.
Actieve spoorassistent
functioneert niet
* De actieve spoorassistent vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Actieve spoorassistent
Functie beperkt beschik-
baar Zie handleiding
* De actieve spoorassistent is beperkt beschikbaar.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
944 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Ø
Noodstop wordt gestart
* U hebt de handen niet aan het stuurwiel. De actieve spoorassistent start de noodstop (/ pagina 400).
#De handen op het stuurwiel leggen.
Informatie over het annuleren van de noodstop (/ pagina 376).
¸
ð
ç
Ó
Tijdelijk niet beschikbaar
Sensoren vervuild
*De front- en hoekradars (hierna "sensoren" genoemd) vertonen een storing. Mogelijke oorzaken:
RVervuiling van de sensoren
RHevige neerslag
RLange ritten buiten de bebouwde kom zonder doorstromend verkeer, bijvoorbeeld in de woestijn
Rijsystemen en rijveiligheidssystemen kunnen een storing vertonen of tijdelijk niet beschikbaar zijn. Het remsysteem,
de stuurinrichting en de aandrijving blijven normaal werken.
#Opmerkzaam verder rijden.
Wanneer de oorzaken niet meer aanwezig zijn, zijn de rijsystemen en rijveiligheidssystemen weer beschikbaar en wor-
den de bijbehorende symbolen uitgeschakeld.
Wanneer de displaymelding niet verdwijnt:
#Stoppen; daarbij op de verkeerssituatie letten.
#Alle sensorafdekkingen aan de buitenzijde reinigen (/ pagina 347).
#De auto opnieuw starten.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 945
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
ê
ð
Ó
¬
ç
Ô
Camerazicht gereduceerd
Zie handleiding
*Het zicht van de multifunctionele camera is beperkt. Mogelijke oorzaken:
RVervuiling van de voorruit in het gezichtsveld van de multifunctionele camera
RZware neerslag of mist
RCondens aan de binnen- of buitenzijde van de voorruit: Bij bepaalde weersomstandigheden kan zich aan de bin-
nen- of buitenzijde van de voorruit condens vormen, vooral in het koude jaargetijde.
%Deze condens op de voorruit wordt met behulp van de verwarming zeer snel automatisch verwijderd. De beper-
king is tijdelijk.
Rijsystemen en rijveiligheidssystemen kunnen een storing vertonen of tijdelijk niet beschikbaar zijn. Het remsysteem,
de stuurinrichting en de aandrijving blijven normaal werken.
#Opmerkzaam verder rijden.
#Om de condens aan de buitenzijde te verwijderen, eenmaal wissen (/ pagina 260).
#Om de condens aan de binnenzijde te verwijderen, ¬ indrukken (/ pagina 276).
Wanneer de oorzaken niet meer aanwezig zijn, zijn de rijsystemen en rijveiligheidssystemen weer beschikbaar en wor-
den de bijbehorende symbolen uitgeschakeld.
Wanneer de displaymelding ook na circa 15 minuten rijden niet verdwijnt:
#Stoppen; daarbij op de verkeerssituatie letten.
#De voorruit reinigen, vooral in de omgeving van de multifunctionele camera (/ pagina 347).
#De auto opnieuw starten.
946 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
ð
¸
±
Bij rijden met aanhangwa-
gen beperkt beschikbaar
* Wanneer de aanhangwagencontactdoos bezet is, zijn sommige rijsystemen slechts beperkt beschikbaar.
#Bij het rijden met aanhangwagen of bij een gemonteerde etsdrager geconcentreerd rijden.
Momenteel geen vrij zicht
van camera op de bestuur-
der Betrokken functies: zie
handleiding
*Het zicht van de bestuurderscamera is beperkt. Mogelijke oorzaken:
REr bevinden zich voorwerpen of stickers in het zicht van de bestuurderscamera.
RDe bestuurderscamera is vervuild.
#Het zicht van de bestuurderscamera vrijhouden.
#Eventueel de bestuurderscamera reinigen. Daarbij de aanwijzingen met betrekking tot de verzorging van het dis-
play in acht nemen (/ pagina 693).
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 947
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Stuurwiel-/zitpositie wijzi-
gen tot er 6 punten aan de
bovenkant van het scherm
zichtbaar zijn
* De bestuurderscamera kan uw kijkrichting niet registreren.
#De stuurwiel- en zitpositie wijzigen tot er zes punten aan de bovenkant van het scherm zichtbaar zijn.
De displaymelding verschijnt opnieuw wanneer de bestuurderscamera na 30 minuten uw kijkrichting opnieuw niet
kan registreren.
De displaymelding verschijnt niet meer wanneer u de displaymelding bevestigt en de bestuurderscamera tijdens de
gehele rit uw kijkrichting niet kan registreren.
Bestuurderscamera buiten
werking Zie handleiding
* De bestuurderscamera vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
PRE-SAFE functioneert niet
zie handleiding
*De PRE‑SAFE® functies vertonen een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
PRE-SAFE impuls zijkant
functioneert niet zie hand-
leiding
*Het systeem PRE‑SAFE® impuls zijkant vertoont een storing of is vanwege de activering uitgeschakeld.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
PRE-SAFE PLUS buiten wer-
king Zie handleiding
*Het systeem PRE‑SAFE® PLUS vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
948 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Parkeerassistentiesystemen
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
PARKTRONIC buiten wer-
king Zie handleiding
* De PARKTRONIC-parkeerassistent vertoont een storing.
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de oorzaken niet meer aanwezig zijn.
#Verder rijden, daarbij op de omgeving van de auto letten.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding nog steeds verschijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
PARKTRONIC & manoeu-
vreerondersteuning achter
bij rijden met aanhangwa-
gen niet beschikbaar
* Wanneer een transportinrichting, bijvoorbeeld een aanhangwagen of etsdrager, op de aanhangwagenvoorziening is
bevestigd en de elektrische verbinding correct tot stand is gebracht, is de PARKTRONIC-parkeerassistent achter bij het
achteruitrijden niet beschikbaar. Ook de manoeuvreerondersteuning achter is dan niet beschikbaar.
#Op de Touch-Control links drukken en de displaymelding bevestigen.
Actieve parkeerassistent
en PARKTRONIC buiten
werking Zie handleiding
* De actieve parkeerassistent en de PARKTRONIC-parkeerassistent vertonen een storing.
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de oorzaken niet meer aanwezig zijn.
#Verder rijden, daarbij op de omgeving van de auto letten.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding nog steeds verschijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 949
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Actieve parkeerassistent
Manoeuvreerondersteu-
ning beperkt beschikbaar
Zie handleiding
* De manoeuvreerondersteuning van de actieve parkeerassistent is tijdelijk niet of slechts beperkt beschikbaar.
#Alle sensoren van het parkeer- en camerasysteem reinigen (/ pagina 691).
#Wanneer de displaymelding nog steeds verschijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Mercedes-Benz noodoproepsysteem
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
G
functioneert niet
* Het Mercedes-Benz noodoproepsysteem vertoont een storing. Bovendien vertoont het systeem Mercedes me connect
een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
950 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Accu
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#
12V-boordnet Werkplaats
opzoeken
* Het 12V-boordnet vertoont een storing.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
#
Stoppen zie handleiding
* De 12V-accu wordt niet meer opgeladen en hee een te lage laadtoestand bereikt.
*AANWIJZING Mogelijke schade aan het aandrijfsysteem bij verder rijden
#Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#De auto uitschakelen.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 951
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#
Om de 12V-accu op te
laden de auto starten
* De auto is uitgeschakeld en de laadtoestand van de 12V-accu is te gering.
#Niet benodigde elektrische verbruikers uitschakelen.
#30 - 60 minuten met de auto rijden.
of
#De auto opladen bij een laadstation (/ pagina 312).
#
Auto stoppen Om de 12V-
accu op te laden de auto
niet uitschakelen
* De 12V-accu hee een te lage laadtoestand.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#De auto laten draaien.
#Wanneer de displaymelding verdwijnt: Verder rijden.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt: Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Bandenspanningscontrole
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Bandenspanningscontrole
nu niet beschikbaar
* Een sterke radiobron veroorzaakt een storing. Daardoor worden geen signalen van de bandenspanningssensoren ont-
vangen. De bandenspanningscontrole is tijdelijk niet beschikbaar.
Zodra de oorzaak is verholpen, start de bandenspanningscontrole vanzelf weer.
#Verder rijden.
952 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Bandensp.contr. functio-
neert niet
* De bandenspanningscontrole vertoont een storing.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen bij storing van de bandenspanningscontrole
De bandenspanningscontrole kan niet meer zoals bedoeld waarschuwen bij drukverlies bij één of meer banden.
Banden met een te lage bandenspanning kunnen bijvoorbeeld het rijgedrag en het stuur‑ en remgedrag beïnvloe-
den.
#De bandenspanningscontrole bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Bandenspanningscontrole
buiten werking Geen ban-
denspanningsensoren
* De gemonteerde wielen hebben geen geschikte bandenspanningssensoren. De bandenspanningscontrole is uitgescha-
keld.
#Wielen met geschikte bandenspanningssensoren monteren.
é
Wielsensor(en) niet
beschikbaar
* Van een of meerdere banden ontbreekt het signaal van de bandenspanningssensor. Bij de betreende band wordt
geen bandenspanningswaarde weergegeven.
#De defecte bandenspanningssensor laten vervangen bij een gekwaliceerde werkplaats.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 953
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
é
Banden controleren
* Van één of meerdere banden is de bandenspanning sterk gedaald.
De wielpositie wordt weergegeven. Bovendien klinkt een waarschuwingssignaal.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door een te lage bandenspanning
RDe banden kunnen klappen.
RDe banden kunnen overmatig en/of ongelijkmatig slijten.
RDe rij-eigenschappen en het stuur‑ en remgedrag kunnen sterk nadelig beïnvloed worden.
U kunt dan de controle over de auto verliezen.
#De geadviseerde bandenspanningen in acht nemen.
#Indien noodzakelijk de bandenspanning aanpassen.
#De auto op een veilige plaats stoppen.
#De bandenspanning (/ pagina 719) en de banden controleren.
é
Bandenspanning corrigeren
* Ten minste één band hee een te lage bandenspanning, of de bandenspanningen van de afzonderlijke banden wijken
te sterk van elkaar af.
#De bandenspanning controleren en eventueel lucht bijvullen.
#Bij een correct ingestelde bandenspanning de bandenspanningscontrole opnieuw activeren (/ pagina 722).
954 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
é
Let op: band defect
* Van één of meerdere banden daalt de bandenspanning plotseling. De wielpositie wordt weergegeven.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen tijdens het rijden met drukloze banden
RDe banden kunnen overmatig verhit raken en worden beschadigd.
RDe rij-eigenschappen en het stuur‑ en remgedrag kunnen sterk nadelig beïnvloed worden.
U kunt dan de controle over de auto verliezen.
#Niet met drukloze band rijden.
#Bij drukloze MOExtended-band de toegestane nog af te leggen afstand en toegestane maximumsnelheid niet
overschrijden.
#De aanwijzingen met betrekking tot bandenpech in acht nemen.
Aanwijzingen met betrekking tot bandenpech (/ pagina 55).
#De auto op een veilige plaats stoppen.
#De banden controleren.
é
Banden oververhit
* Ten minste een band is oververhit. De betroen banden worden rood afgebeeld. Bij een temperatuur dicht bij de
grenswaarde worden de banden geel afgebeeld.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen tijdens het rijden met oververhitte banden
Oververhitte banden kunnen klappen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 955
F296 0032 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#De snelheid verlagen, opdat de banden afkoelen.
#De snelheid verlagen, opdat de banden afkoelen.
é
Snelheid verlagen
* Ten minste een band is oververhit. De betroen banden worden rood afgebeeld. Bij een temperatuur dicht bij de
grenswaarde worden de banden geel afgebeeld.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen tijdens het rijden met oververhitte banden
Oververhitte banden kunnen klappen.
#De snelheid verlagen, opdat de banden afkoelen.
#De snelheid verlagen, opdat de banden afkoelen.
Waarschuwings- en controlelampjes
Overzicht waarschuwings- en controlelampjes
Wanneer de auto wordt ingeschakeld, voeren ver-
schillende systemen een zelfdiagnose uit. Enkele
waarschuwings- en controlelampjes kunnen daar-
bij tijdelijk branden of knipperen. Dit gedrag is
niet kritisch. Pas wanneer deze waarschuwings-
en controlelampjes na het starten van de auto of
tijdens het rijden gaan branden of knipperen,
geven ze een storing aan.
De waarschuwings- en controlelampjes bevinden
zich in de geaccentueerde weergavevelden.
956 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Bestuurdersdisplay
Bestuurdersdisplay met bestuurderscamera
Waarschuwings- en controlelampjes
Veiligheid voor inzittenden
6Veiligheidssysteem (/ pagina 959)
üVeiligheidsgordel (/ pagina 959)
pAanwezigheidsherinnering van personen
(wit) (/ pagina 959)
pAanwezigheidsherinnering van personen
(geel) (/ pagina 959)
Aandrijfsysteem
_Vermogen gereduceerd (/ pagina 961)
ÚSysteemfout (/ pagina 961)
#Elektrische storing (/ pagina 961)
Auto
ïAanhangwagenvoorziening (/ pagina 963)
ÙStuurbekrachtiging (geel) (/ pagina 963)
ÙStuurbekrachtiging (rood) (/ pagina 963)
ÙGestuurde achteras (geel) (/ pagina 963)
ÙGestuurde achteras (rood) (/ pagina 963)
Remmen
!Elektrische parkeerrem (geel)
(/ pagina 965)
!Elektrische parkeerrem (rood)
(/ pagina 965)
JRemmen (geel) (/ pagina 965)
JRemmen (rood) (/ pagina 965)
Rijsystemen en rijveiligheidssystemen
!ABS (/ pagina 968)
÷ESP® (/ pagina 968)
åESP® OFF (/ pagina 968)
ÛATTENTION ASSIST (/ pagina 968)
êVerkeerstekenassistent (/ pagina 968)
êSnelheidslimietassistent (/ pagina 968)
LAfstandswaarschuwing (/ pagina 968)
ÓActive Brake Assist System
(/ pagina 968)
êActive Brake Assist System
(/ pagina 968)
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 957
F296 0032 07
ÆActive Brake Assist System
(/ pagina 968)
äAIRMATIC (/ pagina 968)
Mercedes-Benz noodoproepsysteem
HMercedes-Benz noodoproepsysteem
(/ pagina 974)
Bandenspanningscontrole
hBandenspanningscontrole (/ pagina 974)
Exterieurverlichting
TStandlicht (/ pagina 243)
LDimlicht (/ pagina 243)
KGrootlicht (/ pagina 245)
#! Knipperlichten (/ pagina 245)
RMistachterlicht (/ pagina 243)
Symbolen op het centraal display
ÉWegrij-assistentie (/ pagina 430)
LWaarschuwing bij kruisend verkeer achter
(/ pagina 431)
ºManoeuvreerafremming (/ pagina 433)
958 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Veiligheid voor inzittenden
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
6
Waarschuwingslampje veilig-
heidssysteem
* Het rode waarschuwingslampje veiligheidssysteem brandt terwijl de auto gestart is.
Werking van het veiligheidssysteem vertoont een storing (/ pagina 106).
&GEVAAR Levensgevaar door storingen van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals bedoeld
worden geactiveerd. Bij een ongeval kan het hoogspanningsboordnet mogelijk niet zoals bedoeld worden uitgescha-
keld.
Als beschadigde onderdelen van het hoogspanningsboordnet worden aangeraakt, kunt u een stroomstoot krijgen.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
#Na een ongeval direct de auto uitschakelen.
#Voorzichtig verder rijden.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 959
F296 0032 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
ü
Waarschuwingslampje veilig-
heidsgordel knippert
*Het rode waarschuwingslampje veiligheidsgordels knippert en er klinkt een onderbroken waarschuwingssignaal.
De bestuurder of de passagier hebben hun gordel niet omgegespt tijdens het rijden.
#De veiligheidsgordel omgespen (/ pagina 105).
Er liggen voorwerpen op de passagiersstoel.
#De voorwerpen van de passagiersstoel verwijderen.
ü
Waarschuwingslampje veilig-
heidsgordel brandt
* Het rode waarschuwingslampje veiligheidsgordel brandt na het starten van de auto.
Bovendien kan een onderbroken waarschuwingssignaal klinken.
Het rode waarschuwingslampje veiligheidsgordels herinnert bestuurder en passagier eraan de gordel om te gespen.
#De veiligheidsgordel omgespen (/ pagina 105).
Voorwerpen op de passagiersstoel kunnen ervoor zorgen dat het rode waarschuwingslampje veiligheidsgordels niet
doo.
p
Waarschuwingslampje aan-
wezigheidsherinnering van
personen (wit)
* Het witte waarschuwingslampje aanwezigheidsherinnering van personen brandt.
De aanwezigheidsherinnering van personen is gedeactiveerd.
960 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
p
Waarschuwingslampje aan-
wezigheidsherinnering van
personen (geel)
* Het gele waarschuwingslampje aanwezigheidsherinnering van personen brandt.
De aanwezigheidsherinnering van personen vertoont een storing.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
Aandrijfsysteem
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
_
Waarschuwingslampje ver-
mogen gereduceerd
* Het gele waarschuwingslampje vermogen gereduceerd brandt.
Het vermogen van het aandrijfsysteem is gereduceerd.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 961
F296 0032 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Ú
Waarschuwingslampje sys-
teemfout
* Het rode waarschuwingslampje systeemfout brandt terwijl de auto rijklaar õ is.
Er is een storing in het aandrijfsysteem aanwezig.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
#
Waarschuwingslampje elek-
trische storing
* Het rode waarschuwingslampje elektrische storing brandt.
Er is een storing in de elektronica aanwezig.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
962 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Auto
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
ï
Waarschuwingslampje aan-
hangwagenvoorziening
* Het rode waarschuwingslampje aanhangwagenvoorziening brandt.
De aanhangwagenvoorziening is niet klaar voor gebruik of zwenkt.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door niet vergrendelde kogelhals
De aanhangwagen kan loskomen.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#De aanhangwagen afkoppelen en voorkomen dat deze kan wegrollen.
#De zwenkprocedure opnieuw activeren en de aanhangwagen pas weer aankoppelen als de displaymelding ver-
dwijnt.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
Wanneer de aanhangwagenvoorziening zwenkt:
#Wachten tot de kogelhals de bedrijfsklare positie hee bereikt.
Ù
Waarschuwingslampje stuur-
bekrachtiging (geel)
*Het gele waarschuwingslampje stuurbekrachtiging brandt terwijl de auto ingeschakeld is.
De stuurbekrachtiging of de stuurinrichting zelf vertoont een storing.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 963
F296 0032 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Ù
Waarschuwingslampje stuur-
bekrachtiging (rood)
*Het rode waarschuwingslampje stuurbekrachtiging brandt terwijl de auto ingeschakeld is.
De stuurbekrachtiging of de stuurinrichting zelf vertoont een storing.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen bij beperkte bestuurbaarheid
Wanneer de stuurinrichting niet meer zoals bedoeld functioneert, is de bedrijfsveiligheid van de auto in gevaar.
#Direct op een veilige plaats stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
Ù
Waarschuwingslampje
gestuurde achteras (geel)
*Het gele waarschuwingslampje gestuurde achteras brandt terwijl de auto ingeschakeld is.
De gestuurde achteras vertoont een storing.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
Ù
Waarschuwingslampje
gestuurde achteras (rood)
*Het rode waarschuwingslampje gestuurde achteras brandt terwijl de auto ingeschakeld is.
De gestuurde achteras vertoont een storing.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen bij beperkte bestuurbaarheid
Wanneer de stuurinrichting niet meer zoals bedoeld functioneert, is de bedrijfsveiligheid van de auto in gevaar.
964 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Direct op een veilige plaats stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
Remmen
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
!
Controlelampje elektrische
parkeerrem (rood)
!
Controlelampje elektrische
parkeerrem (geel)
* Het rode controlelampje elektrische parkeerrem knippert of brandt.
Het gele controlelampje elektrische parkeerrem brandt bovendien bij een storing.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 965
F296 0032 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
J
Remwaarschuwingslampje
(geel)
* Het gele waarschuwingslampje remmen brandt terwijl de auto ingeschakeld is.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen bij storing van het remsysteem
Wanneer het remsysteem een storing vertoont, kan het remgedrag nadelig beïnvloed zijn.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het remsysteem direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
De wegrijhulp voor op hellingen kan een storing vertonen.
#Voorzichtig met aangepaste snelheid en voldoende afstand tot voorliggers verder rijden.
#Wanneer het bestuurdersdisplay een displaymelding weergee, deze in acht nemen.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
J
Waarschuwingslampje rem-
men (rood)
* De rode waarschuwingslampjes remmen branden terwijl de auto ingeschakeld is.
Mogelijke oorzaken:
RDe rembekrachtiging vertoont een storing en het remgedrag kan veranderen.
REr bevindt zich te weinig remvloeistof in het remvloeistofreservoir.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
966 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen en letsel bij storing van de rembekrachtiging
Wanneer de rembekrachtiging een storing vertoont, is het mogelijk dat er meer kracht op het rempedaal moet wor-
den uitgeoefend tijdens het remmen. Het remgedrag kan nadelig zijn beïnvloed. De remweg kan bij een noodstop
langer worden.
#Direct op een veilige plaats stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen bij een te laag remvloeistofniveau
Wanneer het remvloeistofniveau te laag is, kan de remwerking en daarmee het remgedrag nadelig beïnvloed zijn.
#Direct op een veilige plaats stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#Geen remvloeistof bijvullen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 967
F296 0032 07
Rijsystemen en rijveiligheidssystemen
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
!
ABS-waarschuwingslampje
* Het gele waarschuwingslampje ABS brandt terwijl de auto ingeschakeld is.
Het ABS vertoont een storing.
Wanneer bovendien een waarschuwingssignaal klinkt, vertoont de EBD een storing.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen kunnen een storing vertonen.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
&WAARSCHUWING Slipgevaar bij storing van de EBD of het ABS
De wielen kunnen bij het remmen blokkeren.
De bestuurbaarheid en het remgedrag worden sterk nadelig beïnvloed en de remweg kan langer zijn. Bovendien zijn
verdere rijveiligheidssystemen uitgeschakeld.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het remsysteem direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
#Voorzichtig verder rijden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
968 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
÷
Waarschuwingslampje ESP®
knippert
*Het gele waarschuwingslampje ESP® knippert tijdens het rijden.
Een of meerdere wielen hebben hun slipgrens bereikt (/ pagina 350).
#De rijstijl aan de weersomstandigheden en de toestand van het wegdek aanpassen.
÷
Waarschuwingslampje ESP®
brandt
*Het gele waarschuwingslampje ESP® brandt terwijl de auto ingeschakeld is.
Het ESP® vertoont een storing.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen, bijvoorbeeld het BAS, kunnen een storing vertonen.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
&WAARSCHUWING Slipgevaar door een storing in het ESP®
Als het ESP® is uitgeschakeld, wordt de auto niet door het ESP® gestabiliseerd. Bovendien zijn verdere rijveiligheids-
systemen uitgeschakeld.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het ESP® bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
#Voorzichtig verder rijden.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 969
F296 0032 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
å
Waarschuwingslampje ESP®
OFF
*Het gele waarschuwingslampje ESP® OFF brandt terwijl de auto ingeschakeld is.
Het ESP® is uitgeschakeld.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen kunnen niet werken.
&WAARSCHUWING Slipgevaar tijdens het rijden met uitgeschakeld ESP®
Het ESP® voert geen stabilisatie van de auto uit. Bovendien zijn verder rijveiligheidssystemen slechts beperkt
beschikbaar.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het ESP® slechts zo lang uitschakelen als de situatie dit vereist.
Als het ESP® niet kan worden ingeschakeld, vertoont het ESP® een storing.
#Het ESP® direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
#De aanwijzingen met betrekking tot het uitschakelen van het ESP® in acht nemen (/ pagina 350).
Û
Waarschuwingslampje
ATTENTION ASSIST
* Het waarschuwingslampje ATTENTION ASSIST brandt.
De ATTENTION ASSIST vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
970 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
ê
Waarschuwingslampje ver-
keerstekenassistent
* Het waarschuwingslampje verkeerstekenassistent brandt.
De verkeerstekenassistent vertoont een storing.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
ê
Waarschuwingslampje snel-
heidslimietassistent
* Het waarschuwingslampje snelheidslimietassistent brandt.
De snelheidslimietassistent vertoont een storing.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
L
Waarschuwingslampje
afstandswaarschuwing
* Het rode waarschuwingslampje afstandswaarschuwing brandt tijdens het rijden.
De afstand tot de voorligger is voor de gekozen snelheid te gering.
Wanneer bovendien het waarschuwingssignaal klinkt, wordt een obstakel met een te hoge snelheid genaderd.
#Klaar zijn om direct te kunnen remmen.
#De afstand vergroten.
Werking van het Active Brake Assist System (/ pagina 380).
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 971
F296 0032 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Ó
Waarschuwingslampje
Active Brake Assist System
* Het waarschuwingslampje Active Brake Assist System brandt.
Het systeem is als gevolg van vervuilde sensoren of een storing niet beschikbaar of de functionaliteit is beperkt.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
ê
Waarschuwingslampje
Active Brake Assist System
* Het waarschuwingslampje Active Brake Assist System brandt.
Het systeem is uitgeschakeld of de functionaliteit werd automatisch beperkt.
Dit kan het geval zijn wanneer de bestuurder geen gordel om hee of een ander rijsysteem geactiveerd werd.
#De aanwijzingen met betrekking tot het Active Brake Assist System (/ pagina 380) in acht nemen.
Æ
Waarschuwingslampje
Active Brake Assist System
* Het waarschuwingslampje Active Brake Assist System brandt.
Na het wegrijden is de functionaliteit van het systeem beperkt vanwege de inleerprocedure.
Afhankelijk van de omgevingsomstandigheden kan de inleerprocedure enkele minuten duren.
#De aanwijzingen met betrekking tot het Active Brake Assist System (/ pagina 380) in acht nemen.
972 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
ä
Waarschuwingslampje
onderstel (geel)
* Het gele waarschuwingslampje AIRMATIC brandt.
Er is een storing in de AIRMATIC aanwezig.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
ä
Waarschuwingslampje
onderstel (rood)
* Het rode waarschuwingslampje AIRMATIC brandt.
Er is een storing in de AIRMATIC aanwezig.
*AANWIJZING Het rijgedrag van de auto is sterk gewijzigd!
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 973
F296 0032 07
Mercedes-Benz noodoproepsysteem
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
H
Waarschuwingslampje
Mercedes-Benz noodop-
roepsysteem
*Het Mercedes-Benz noodoproepsysteem vertoont een storing. Bovendien vertoont het systeem Mercedes me connect
een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Bandenspanningscontrole
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
h
Waarschuwingslampje ban-
denspanningscontrole knip-
pert
*Het gele waarschuwingslampje bandenspanningscontrole (drukverlies/storing) knippert circa één minuut lang en brandt
dan permanent.
De bandenspanningscontrole vertoont een storing.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen bij storing van de bandenspanningscontrole
De bandenspanningscontrole kan niet meer zoals bedoeld waarschuwen bij drukverlies bij één of meer banden.
Banden met een te lage bandenspanning kunnen bijvoorbeeld het rijgedrag en het stuur‑ en remgedrag beïnvloeden.
974 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F296 0032 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#De bandenspanningscontrole bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
h
Waarschuwingslampje ban-
denspanningscontrole
brandt
*Het gele waarschuwingslampje bandenspanningscontrole (drukverlies/storing) brandt.
De bandenspanningscontrole hee bandenspanningsverlies bij ten minste één band geconstateerd.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door een te lage bandenspanning
RDe banden kunnen klappen.
RDe banden kunnen overmatig en/of ongelijkmatig slijten.
RDe rij-eigenschappen en het stuur‑ en remgedrag kunnen sterk nadelig beïnvloed worden.
U kunt dan de controle over de auto verliezen.
#De geadviseerde bandenspanningen in acht nemen.
#Indien noodzakelijk de bandenspanning aanpassen.
#De auto op een veilige plaats stoppen.
#De bandenspanning en de banden controleren.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 975
F296 0032 07
1, 2, 3 ...
4MATIC........................................................ 312
A
A/C-functie
In- en uitschakelen (bedieningseen-
heid)...................................................... 273
In- en uitschakelen (MBUX).................... 274
Aandrijfsysteem
Handmatig uitschakelen......................... 287
Starten (noodprogramma)...................... 293
Aanduiding rijprogramma............................. 306
Aanhangwagendissel, Trekken/slepen.......... 449
Aanhangwagenkoppeling........................ 40, 442
Aanhangwagenmanoeuvreer-assistent
Functie.................................................. 438
Gebruiken.............................................. 439
Aanhangwagenstabilisatie............................ 351
Aanhangwagenvoorziening
Aanhangwagen aan- of afkoppelen......... 444
Aanhangwagengewicht........................... 863
Aanhangwagenmanoeuvreer-assistent.... 438
Achteroverbouw..................................... 862
Algemene aanwijzingen.......................... 862
Asbelasting............................................ 864
Bevestigingspunten................................ 862
Contactdoos.......................................... 444
Fietsdrager............................................ 447
Inbouwmaten......................................... 862
Kogeldruk.............................................. 863
Kogelhals uit- en inklappen............... 40, 442
Verzorging............................................. 691
Aanraakgevoelige bedieningselementen......... 83
Aanrijdingsbeveiliging
Remmen bij het manoeuvreren............... 433
Wegrij-assistentie................................... 430
Aanslepen.................................................... 714
Aansprakelijkheid voor gebreken.................... 97
Aanwezigheidsherinnering van personen
Functie.................................................. 149
In- en uitschakelen................................. 150
ABS............................................................. 349
Accu............................................................ 706
Accu (12V-accu)
Aanwijzingen.......................................... 705
Opladen........................................... 54, 707
Starthulp.......................................... 54, 707
Vervangen............................................. 707
Accu (hoogspanningsboordnet).................... 860
Achterklep, Koerdeksel
HANDS-FREE ACCESS........................... 177
Noodsleutel........................................... 179
Openen.................................................. 173
Openingshoek begrenzen....................... 179
Sluiten................................................... 174
Achterportier (kinderslot)
Beveiligen.............................................. 147
Achterruitenwisser
Automatisch actief................................... 60
In- en uitschakelen................................. 260
Ruitenwisserblad vervangen................... 264
Achterruitverwarming........................... 269, 270
Achteruitrijcamera
360°-camera......................................... 405
Activeringspunten beheren..................... 414
Camera-afdekking openen..................... 414
Functie.................................................. 405
via GPS activeren................................... 414
Achteruitversnelling...................................... 309
976 Trefwoordenregister
F296 0032 07
Achterzitplaats............................................. 194
Actief onderhoudssysteem PLUS.................. 680
Actieradius
Aanwijzingen.......................................... 451
Actieradiusbewaking
In- en uitschakelen................................. 551
Actieradiusmaximalisering, ERM (Exten-
ded Range Mode)
Functie.................................................. 304
In- en uitschakelen................................. 305
Actieradiusweergave
op kaart................................................. 554
Actieve afstandsassistent DISTRONIC
Actieve noodstopassistent...................... 376
Actieve rijstrookwisselassistent.............. 377
Actieve snelheidslimietassistent............. 368
Activeren of deactiveren......................... 365
Functie.................................................. 362
Routegebaseerde snelheidsaanpassing... 369
Snelheid oproepen................................. 365
Snelheid opslaan.................................... 365
Snelheid verhogen/verlagen.................. 365
Variabele limiter activeren of deactive-
ren......................................................... 365
Actieve bochtenverlichting........................... 247
Actieve dodehoekassistent
Functie.................................................. 396
In- en uitschakelen................................. 400
Remingreep........................................... 398
Rijden met een aanhangwagen............... 398
Uitstapwaarschuwing............................. 396
Actieve leassistent..................................... 371
Actieve noodstopassistent............................ 376
Actieve parkeerassistent
Automatische remfunctie....................... 426
Functie.................................................. 419
Inparkeren............................................. 421
Memory parkeerassistent....................... 434
Pauzeren............................................... 425
Remmen bij het manoeuvreren............... 433
Remote parkeerassistent........................ 426
Uitparkeren............................................ 423
Waarschuwing bij kruisend verkeer......... 431
Wegrij-assistentie................................... 430
Actieve rijstrookwisselassistent
Functie.................................................. 377
In- en uitschakelen................................. 380
Actieve snelheidslimietassistent................... 368
Actieve spoorassistent
Functie.................................................. 400
Gevoeligheid instellen............................ 403
In- en uitschakelen................................. 402
Rijden met een aanhangwagen............... 400
Actieve stuurassistent
Actieve noodstopassistent...................... 376
Actieve rijstrookwisselassistent.............. 377
Functie.................................................. 373
In- en uitschakelen................................. 375
Active Brake Assist System
Functie.................................................. 380
Instellen................................................. 385
Activeringssituaties...................................... 113
Adaptief remlicht.......................................... 354
Adaptieve grootlichtassistent
In- en uitschakelen................................. 253
Adaptieve grootlichtassistent Plus
In- en uitschakelen................................. 255
Adaptieve snelheidsregeling......................... 369
ADS PLUS dempingssysteem
Voertuighoogte instellen......................... 404
Trefwoordenregister 977
F296 0032 07
Advanced sound system, Sound
Balans/fader instellen............................ 660
Geluidsmenu oproepen.......................... 660
Hoge, midden en bassen instellen.......... 660
Informatie.............................................. 660
Luidheidnormalisatie in- en uitschake-
len......................................................... 660
Adviezen
Congureren.......................................... 523
Wissen................................................... 524
Afmetingen.................................................. 858
Afstandsregeling.......................................... 362
Afstandsregeltempomaat............................. 362
Afstandswaarschuwing................................. 380
Airbag
Activering.............................................. 113
Controlelampje PASSENGER AIR BAG.... 108
Overzicht............................................... 119
Waarschuwingslampje............................ 106
AIRMATIC
Op GPS gebaseerde voertuighoogte....... 405
Voertuighoogte...................................... 403
Voertuighoogte instellen......................... 404
Akoestisch sluitsignaal in- en uitschakelen.... 152
Akoestisch voertuigwaarschuwingssysteem.. 287
Akoestische omgevingsbeveiliging................ 287
Alarmsysteem.............................................. 187
Alertheidsassistent....................................... 356
Algemene rijtips........................................... 295
Alternatieve route......................................... 560
AMG TRACK PACE
Congureren.......................................... 531
Drag Race.............................................. 530
Functie.................................................. 527
Telemetrieweergave............................... 531
Track Race............................................. 528
Android Auto
Informatie.............................................. 608
Klankinstellingen.................................... 610
Mobiele telefoon verbinden (draadloos).. 609
Mobiele telefoon verbinden (kabel)......... 608
Overgebrachte voertuiggegevens............ 610
Stop...................................................... 610
Android smartphone.................................... 607
Antiblokkeersysteem.................................... 349
Antislipkettingen.................................... 45, 717
Apple CarPlay®, Smartphone
Aanwijzingen.......................................... 606
iPhone® aanmelden (draadloos)............. 606
iPhone® verbinden (kabel)...................... 606
Klankinstellingen.................................... 607
Overgebrachte voertuiggegevens............ 610
Overzicht............................................... 605
Stop...................................................... 607
Apps, Mercedes me
Mercedes me connect........................... 616
Mercedes me oproepen......................... 611
Oproepen (entertainmentsysteem
achterin)................................................ 675
Overzicht (entertainmentsysteem ach-
terin)...................................................... 674
Remote parkeerassistent........................ 426
Selecteren (MBUX multimediasysteem).. 618
Asbelasting
Rijden met een aanhangwagen............... 864
Assistentiesysteem...................................... 348
Assistentieweergave
Menu (bestuurdersdisplay)..................... 457
978 Trefwoordenregister
F296 0032 07
ASSYST PLUS
Servicemaatregelen............................... 680
Standtijd met accukabels losgemaakt..... 681
Weergave onderhoudsinterval................ 680
ATTENTION ASSIST
Functie.................................................. 356
Instellen................................................. 358
Augmented reality
Head-up-display..................................... 462
Routebegeleiding MBUX......................... 574
Auteursrecht................................................ 101
Auto, Ontsteking inschakelen
Aansprakelijkheid voor gebreken.............. 97
Afzetten................................................. 336
Automatisch vergrendelen (MMS)........... 166
Botsingherkenning instellen............ 345, 346
Correct gebruik........................................ 95
Diagnose-interface................................... 93
Extra portiervergrendeling...................... 161
Gegevensopslag....................................... 97
Gesproken opdrachten MBUX spraak-
assistent................................................ 472
Informatie................................................ 24
Inschakelen (start-stoptoets).................. 289
KEYLESS-GO.......................................... 163
Laten zakken.......................................... 733
Medische hulpmiddelen........................... 96
Noodsleutel........................................... 172
Omhoogkantelen.................................... 728
Ont- en vergrendelen (Digitale voer-
tuigsleutel )............................................ 159
QR-code reddingskaart...................... 54, 97
REACH-verordening.................................. 95
Registratie............................................... 95
Slepen................................................... 707
Starten (Digitale Voertuigsleutel)............ 292
Starten (noodprogramma)...................... 293
Starten (start-stoptoets)......................... 291
Stoppen................................................. 336
SVHC/bijzonder zorgwekkende stoen.... 95
Trekken.................................................. 449
Uitschakelen (start-stoptoets)................ 336
Ventileren / comfortopening.................. 181
Ver- en ontgrendelen (noodsleutel)......... 172
Ver- en ontgrendelen (van binnenuit)...... 162
Vervoeren.............................................. 710
Auto wassen
Hogedrukreiniger................................... 689
Met de hand wassen.............................. 689
Wasstraat........................................ 29, 685
Automatisch inklappen van de buitenspie-
gels.............................................................. 267
Automatisch rijlicht...................................... 244
Automatische afstandsregeling..................... 362
Automatische airconditioning....................... 274
Automatische klimaatregeling....................... 274
Automatische maatregelen na een ongeval... 113
Automatische noodoproep........................... 622
Automatische stoelaanpassing..................... 204
Automatische transmissie............................ 305
Automatische uitschakeling van de bijrij-
dersairbag
Functie.................................................. 110
Automatische uitschakeling van de passa-
giersairbag
Controlelampje PASSENGER AIR BAG.... 108
Informatie (kinderzitjesbevestigings-
systeem op de passagiersstoel).............. 127
Autonoom remmen...................................... 380
Autorisaties
Instellen................................................. 519
Trefwoordenregister 979
F296 0032 07
Autosleutel................................................... 151
Autowasstraat
Wasstraatmodus.................................... 686
AVAS........................................................... 287
B
Bagage........................................................ 214
Bagagedrager............................................... 214
Bagageruimteafdekking
Aanwijzingen.......................................... 225
Uit- en inrollen....................................... 225
Verwijderen en aanbrengen.................... 227
Balans/fader instellen
Advanced sound system......................... 660
Burmester® 3D-surround sound sys-
tem........................................................ 659
Banden
Aanwijzingen met betrekking tot mon-
tage....................................................... 723
Bandenspanningstabel........................... 720
Controleren............................... 30, 45, 717
Geluidontwikkeling................................. 717
Instructies bij gebruik van Electric
Intelligence............................................ 726
Monteren............................................... 732
Naafdop verwijderen/installeren............ 728
Ongewoon rijgedrag............................... 717
Opslaan................................................. 726
Pech................................................ 55, 699
Selectie................................................. 723
Sneeuwkettingen............................. 45, 717
Temperatuur controleren........................ 721
TIREFIT-set............................................. 701
Vervanging............................................. 723
Verwijderen........................................... 732
Verwijderen/installeren van de wiel-
deksel.................................................... 728
Verwisselen................................... 726, 727
Bandenpech
Aanwijzingen.................................... 55, 699
TIREFIT-set............................................. 701
Verwisselen van een wiel........................ 727
Bandenplakmiddel........................................ 701
Bandenproel................................... 30, 45, 717
Bandenspanning
Aanwijzingen.......................................... 719
Bandenspanningstabel........................... 720
Controleren........................................... 721
TIREFIT-set............................................. 701
Bandenspanningscontrole
Functie.................................................. 721
Opnieuw starten.................................... 722
Bandenspanningstabel................................. 720
Bandentype
Selecteren (MBUX)................................. 719
Bandenwisselgereedschap..................... 56, 727
BAS............................................................. 350
Basisinformatie............................................ 102
Batterij
Hoogspanningsaccu............................... 706
Batterij (sleutel)............................................ 154
Bedieningselement (MBUX multimediasys-
teem)
Akoestische bedieningsfeedback
instellen................................................. 485
Bedieningselementen..................................... 83
Bedieningspaneel dakconsole........................ 72
980 Trefwoordenregister
F296 0032 07
Bedrijfsstoen
Aanwijzingen.......................................... 856
Koelvloeistof.......................................... 857
Remvloeistof.......................................... 856
Ruitreinigingsmiddel......................... 46, 858
Bedrijfsveiligheid............................................ 84
Bekerhouder
Achterin................................................. 235
Bekerhouders............................................... 232
Beladen
Aanwijzingen.......................................... 214
Bagageruimtebodem openen en slui-
ten................................................... 40, 230
Imperial........................................... 35, 230
Sjorogen.......................................... 42, 229
Tashaken............................................... 229
Belading....................................................... 214
Beladingsrichtlijnen...................................... 214
Bergafrijhulp................................................ 371
Berichten, Tekstberichten
Afzender opbellen.................................. 601
Beantwoorden....................................... 600
Dicteren................................................. 600
Doorsturen............................................ 601
Gesproken opdrachten MBUX................ 472
Instellen van weergegeven sms-
berichten............................................... 600
Overzicht............................................... 600
Telefoonnummer of URL gebruiken......... 601
Verzenden............................................. 600
Voorleesfunctie...................................... 600
Voorlezen.............................................. 600
Wissen................................................... 601
Berichten-center
Acties selecteren................................... 495
Bericht bewerken................................... 496
Bericht oproepen................................... 495
Overzicht............................................... 494
Typen berichten..................................... 494
Beschadiging
Beschermingspotentieel beperkt............ 115
Beschermingspotentieel
Beperkt.................................................. 115
Bestemming
Advies bewerken.................................... 569
Als favoriet opslaan................................ 568
Laatste bestemmingen bewerken........... 568
Tussenbestemmingen bewerken............. 559
Bestemmingsadvies als favoriet opslaan....... 569
Bestemmingsinvoer
Bestemmingsadvies overnemen............. 542
Contact selecteren................................ 544
Driewoordenadres invoeren.................... 544
Geo-coördinaten invoeren...................... 544
Laatste bestemmingen selecteren.......... 542
Ontvangen bestemming selecteren......... 546
Op de kaart selecteren........................... 545
Tussenbestemming invoeren.................. 559
Uit Favorieten selecteren....................... 545
Bestemmingsinvoer (multimediasysteem)
Aanwijzing............................................. 540
Speciale bestemming selecteren............ 542
Bestuurderscamera
Functie.................................................. 515
In- en uitschakelen................................. 517
Bestuurdersdisplay, Combi-instrument
Aanwijzingen.......................................... 451
Assistentieweergave............................... 457
Bedienen............................................... 452
Head-up-display..................................... 460
Menu Ingetogen..................................... 455
Trefwoordenregister 981
F296 0032 07
Menu Klassiek....................................... 455
Menu Navigatie...................................... 459
Menu Oroad........................................ 459
Menu Service......................................... 457
Menu Sportief........................................ 458
Menu's.................................................. 453
Onderhoudstermijn................................ 680
Statusindicaties..................................... 465
Waarschuwings- en controlelampjes
.................................................. 68, 70, 956
Bestuurdersstoel
Elektrisch instellen................................. 192
In- en uitstaphulp................................... 210
Stoelverwarming.................................... 206
Binnenspiegel
Automatisch dimmen............................. 266
Bluetooth®
In- en uitschakelen................................. 520
Informatie.............................................. 519
Instellen (entertainmentsysteem ach-
terin)...................................................... 672
Internetverbinding instellen.................... 629
Mobiele telefoon aanmelden............ 12, 591
Bochtenverlichting....................................... 247
Bochtverlichting........................................... 247
Boordgereedschap
Sleepoog............................................... 713
TIREFIT-set....................................... 57, 700
Botsingherkenning (geparkeerde auto)
Instellen......................................... 345, 346
Bouwserie.................................................... 854
Brake Assist
Active Brake Assist System.................... 380
Brake Assist System............................... 350
Brake Assist System..................................... 350
Brandblusser.......................................... 51, 699
Buitenlandse reis
Omschakeling licht dimlicht.............. 30, 243
Buitenspiegels
Automatisch dimmen............................. 266
Automatisch spiegels inklappen.............. 267
Dodehoek-/actieve dodehoekassistent.. 396
Geheugenfunctie.................................... 213
In-/uitklappen....................................... 265
Inparkeerstand....................................... 266
Instellen................................................. 265
Voorselectie MBUX................................ 513
Waarschuwingslampje............................ 396
Burmester® 3D-surround sound system,
Sound
Automatische luidheidnormalisatie......... 658
Balans/fader instellen............................ 659
Geluidsfocus instellen............................ 659
Geluidsmenu oproepen.......................... 658
Geluidsproel selecteren........................ 659
Hoge, midden en bassen instellen.......... 658
Informatie.............................................. 658
C
Camera
360°-camera......................................... 408
Achteruitrijcamera................................. 405
Activeringspunten beheren..................... 414
Bestuurderscamera................................ 515
Camera-afdekking openen (achteruit-
rijcamera).............................................. 414
Functie.................................................. 408
Informatie.............................................. 347
Oroad-functie...................................... 412
Reiniging................................................ 691
Toets..................................................... 414
Transparante motorkap.......................... 412
982 Trefwoordenregister
F296 0032 07
Verzorging............................................. 691
Via GPS activeren (achteruitrijcamera)... 414
Weergave selecteren.............................. 414
Car-to-X-Communication
Gevarenmeldingen verzenden................. 574
Overzicht............................................... 573
Weergave op kaart................................. 573
Centraal display
Bedienen............................................... 485
Centrale vergrendeling
Sleutel................................................... 152
Toets..................................................... 162
Citylicht....................................................... 248
COC-documenten, CERTIFICATE OF CON-
FORMITY..................................................... 739
Cockpit
Overzicht (centraal display)...................... 64
Overzicht (MBUX Hyperscreen)................ 66
Combischakelaar
Ruitenwissers......................................... 260
Verlichting............................................. 245
Comfort
Informatie................................................ 23
Comfortbediening
Zijruiten sluiten/openen (luchtrecircu-
latietoets)................................................ 59
Comfortopening........................................... 181
Comfortsluiting............................................ 182
Communicatiemodule
Automatische internetverbinding ver-
breken................................................... 628
Internetverbinding instellen.................... 628
Conformiteitsverklaring
Elektromagnetische verdraagzaamheid..... 87
Krik.......................................................... 90
Radio-apparatuur waarvoor wettelijke
keurmerken gelden.................................. 87
TIREFIT-set............................................... 92
Contactdoos
12V (beenruimte van de passagier)........ 236
Rijden met een aanhangwagen............... 444
Contactdoosklep.......................................... 312
Contacten, Adresboek, Telefoonboek
Aanwijzing met betrekking tot adviezen.. 594
Bellen.................................................... 598
Importeren (overzicht)............................ 598
Informatie.............................................. 597
Naamformaat......................................... 597
Oproepen.............................................. 597
Opslaan................................................. 598
Opties.................................................... 598
Opties voor suggesties selecteren.......... 595
Wissen................................................... 598
Worden geïmporteerd............................ 598
Controle- en waarschuwingslampjes
Bestuurdersdisplay................................. 956
PASSENGER AIR BAG............................. 108
Correct gebruik.............................................. 95
D
DAB Slideshow
inschakelen of uitschakelen.................... 649
Selecteren............................................. 649
Dakbelasting................................................ 859
Dashboardkastje
Openen en sluiten............................ 44, 219
Dashcam
Afzonderlijke opname starten/stoppen.. 587
Instellingen congureren........................ 588
Loop-opname starten/stoppen.............. 586
Usb-apparaat selecteren........................ 586
Trefwoordenregister 983
F296 0032 07
Datumformaat instellen................................ 518
Dealerwerkplaats........................................... 95
Decorfolie.................................................... 690
Dempings-systeem ADS PLUS
AIRMATIC.............................................. 403
Derde rij zitplaatsen, Doorlaadmogelijk-
heidDe rugleuning van de derde rij zit-
plaatsen terugklappen............................ 224
Rugleuning van de derde rij zitplaat-
sen naar voren klappen.......................... 222
Diagnose-interface......................................... 93
Diefstal-/inbraakalarminstallatie.................. 187
Diefstalbeveiliging
Extra portiervergrendeling...................... 161
Wegrijblokkering.................................... 187
Dieren.......................................................... 115
DIGITAL LIGHT
Actieve bochtenverlichting..................... 247
Adaptieve grootlichtassistent.................. 252
Adaptieve grootlichtassistent Plus.......... 254
Assistentiefuncties................................. 249
Bochtenverlichting................................. 247
Citylicht................................................. 248
Dynamisch dimlicht................................ 247
In- en uitschakelen................................. 251
Oroad-licht........................................... 248
Overzicht............................................... 247
Slechtweerverlichting............................. 248
Topograsche compensatie.................... 249
Uitgebreid mistlicht................................ 248
Verlichting voor snelwegen..................... 248
Digitale handleiding........................................ 80
Digitale voertuigsleutel
Auto ont- en vergrendelen...................... 159
Auto starten........................................... 292
Beheren................................................. 157
Functie.................................................. 155
Instellen................................................. 156
Ontgrendelingsinstelling......................... 161
Probleem............................................... 161
verwijderen............................................ 158
Dimlicht
In- en uitschakelen................................. 243
instellen................................................. 256
Links-/rechtsrijdend verkeer.................. 256
Omschakeling licht buitenlandse reis
........................................................ 30, 243
Dinghy Towing
Trekken/slepen..................................... 449
DIRECT SELECT-keuzehendel
Achteruitversnelling inschakelen............. 309
Functie.................................................. 308
Neutraalstand inschakelen..................... 309
Parkeerstand automatisch inschakelen... 310
Parkeerstand inschakelen....................... 310
Rijstand inschakelen.............................. 311
Directe gesproken opdrachten
Gesproken opdrachten MBUX spraak-
assistent................................................ 474
Directe klimaatregeling vooraf...................... 284
Display
Verzorging............................................. 693
Display (bestuurdersdisplay)
Overzicht van de weergaven................... 465
Display (MBUX multimediasysteem)
Instellingen.................................... 464, 517
Display achterin
Blokkeren (kinderslot)............................ 522
In- en uitschakelen................................. 665
Overzicht homescreen........................... 666
984 Trefwoordenregister
F296 0032 07
Displayinhoud menu Decent
Selecteren............................................. 455
Displayinhoud menu Klassiek
Selecteren............................................. 455
Displaymelding
Aanwijzingen.......................................... 865
Oproepen op het bestuurdersdisplay...... 865
Displaymeldingen
ç - - - km/h.................................... 936
È - - - km/h.................................... 930
h - - - km/h.................................... 930
_ 2e rij zitplaatsen links kan niet
worden omgeklapt De voorstoel ver-
stellen.................................................... 913
6 2e rij zitplaatsen links Storing
Werkplaats opzoeken............................. 868
_ 2e rij zitplaatsen midden niet
vergrendeld............................................ 913
_ 2e rij zitplaatsen rechts kan
niet worden omgeklapt De voorstoel
verstellen............................................... 914
6 2e rij zitplaatsen rechts Storing
Werkplaats opzoeken............................. 869
# 12V-boordnet Werkplaats
opzoeken............................................... 951
Û Aandrijfvermogen en actiera-
dius gereduceerd Zie handleiding........... 899
: Aanhanger achterlicht.................. 889
: Aanhanger remlicht...................... 888
: Aanhanger richtingaanwijzer
links....................................................... 888
: Aanhanger richtingaanwijzer
rechts.................................................... 888
ï Aanhangwagenkoppeling Ver-
grendeling controleren(rode display-
melding)................................................ 906
ï Aanhangwagenkoppeling Ver-
grendeling controleren(witte display-
melding)................................................ 904
ï Aanhangwagenkoppeling zwenkt.. 904
Û Accu oververhit Stop, iedereen
uitstappen! Liefst in de openlucht........... 897
Û Accucapaciteit te laag Stop-
pen, direct laden.................................... 897
ô Accureserve Hoogspannings-
accu opladen......................................... 900
: Achterlicht links........................... 887
: Achterlicht rechts........................ 887
: Achteruitrijlicht............................ 887
: Afslagverlichting links................... 884
: Afslagverlichting rechts................ 884
ò Akoestische omgevingsbeveili-
ging functioneert niet............................. 891
P ATTENTION ASSIST Secondes-
laap Pauze!............................................ 929
é Attention Assist: pauze!................ 929
Á Auto komt omhoog Een ogen-
blik geduld a.u.b.................................... 934
# Auto stoppen Om de 12V-accu
op te laden de auto niet uitschakelen..... 952
Trefwoordenregister 985
F296 0032 07
: AUTO-verlichting functioneert
niet........................................................ 879
é Banden controleren..................... 954
é Banden oververhit........................ 955
é Bandenspanning corrigeren.......... 954
® Batterij sleutel vervangen............. 873
ï Bediening alleen in transmissie-
stand P.................................................. 904
ð Bij rijden met aanhangwagen
beperkt beschikbaar.............................. 947
ê Camerazicht gereduceerd Zie
handleiding............................................ 946
Á Compressor koelt af..................... 935
: Dagverlichting links...................... 883
: Dagverlichting rechts................... 883
: Derde remlicht............................. 886
í Digitale sleutel Apparaat opla-
den........................................................ 878
: Dimlicht links............................... 882
: Dimlicht rechts............................ 882
J Direct remmen............................. 923
÷ functioneert niet zie handlei-
ding (ESP®)........................................... 927
G functioneert niet.......................... 950
î functioneert niet.......................... 935
T functioneren niet zie handlei-
ding (EBD, ABS en ESP®)..................... 928
! functioneren niet zie handlei-
ding (ABS en ESP®)............................... 926
æ Geen personen of dieren in de
auto achterlaten..................................... 873
Ù Gestuurde achteras hee
momenteel een storing.......................... 910
Ù Gestuurde achteras Storing
Direct stoppen....................................... 910
Ù Gestuurde achteras Storing
Werkplaats opzoeken............................. 910
: Grootlicht links............................. 883
: Grootlicht rechts.......................... 883
Û Hoogspanningssysteem laten
controleren Zie handleiding.................... 898
: Kentekenplaatverlichting.............. 888
+ Koelvloeistof bijvullen zie hand-
leiding.................................................... 892
ÿ Koelvloeistof Stoppen Auto uit-
schakelen.............................................. 892
Á komt omhoog.............................. 934
 komt omlaag................................ 933
è Laadkabel aangesloten................. 894
Á Langzamer rijden......................... 935
é Let op: band defect...................... 955
_ Leuning achter midden niet ver-
grendeld................................................ 912
: Licht uitschakelen........................ 880
6 Linksvoor Storing Werkplaats
opzoeken............................................... 867
Á max. 20 km/h rijden.................... 934
î max. 40 km/h rijden.................... 936
986 Trefwoordenregister
F296 0032 07
ð Maximum snelheid overschre-
den........................................................ 931
: Mistachterlicht............................. 887
& momenteel niet beschikbaar
Hoogspanningsaccu opladen.................. 890
& momenteel niet beschikbaar
Opladen van hoogspanningsaccu niet
voltooid.................................................. 889
î niet in act. rijprogramma.............. 935
Ø Noodstop wordt gestart....... 940, 945
÷ nu niet beschikbaar Zie hand-
leiding (ESP®)....................................... 927
! nu niet beschikbaar zie handlei-
ding (ABS en ESP®)................................ 925
# Om de 12V-accu op te laden
de auto starten...................................... 952
: Parkeerlicht linksvoor................... 882
: Parkeerlicht rechtsvoor................ 882
! Parkeerrem Om te ontgrende-
len auto inschakelen.............................. 923
! Parkeerrem ontgrendelen............. 922
! Parkeerrem zie handleiding.......... 920
ç passief......................................... 936
È passief......................................... 930
6 Rechtsvoor Storing Werkplaats
opzoeken............................................... 867
: Remlicht links.............................. 886
: Remlicht rechts............................ 886
J Remvloeistofniveau controleren.... 924
: Richtingaanwijzer linksachter....... 884
: Richtingaanwijzer linksvoor.......... 884
: Richtingaanwijzer rechtsachter..... 885
: Richtingaanwijzer rechtsvoor........ 885
: Richtingaanwijzer spiegel links..... 885
: Richtingaanwijzer spiegel rechts... 886
_ Rugleuning achterbank links
niet vergrendeld..................................... 913
_ Rugleuning achterbank rechts
niet vergrendeld..................................... 914
¥ Ruitensproeiervloeistof bijvullen... 914
¥ Ruitensproeiervloeistof Klep
open...................................................... 915
í Sleutel hoort niet bij het voer-
tuig........................................................ 878
õ Sleutel meenemen....................... 877
® Sleutel niet herkend (rode dis-
playmelding).......................................... 874
® Sleutel niet herkend (witte dis-
playmelding).......................................... 874
õ Sleutel niet herkend Digitale
sleutel in mobieletelefoonhouder
plaatsen................................................. 876
õ Sleutel niet herkend..................... 876
í Sleutel vernieuwen Zie handlei-
ding....................................................... 877
® Sleutel vervangen........................ 873
® Sleutel wordt ingeleerd Wach-
ten a.u.b................................................ 875
õ Sleutel wordt ingeleerd Wach-
ten a.u.b................................................ 878
Trefwoordenregister 987
F296 0032 07
é Snelheid verlagen........................ 956
Á STOP Voertuigniveau te laag......... 933
d Stoppen Auto uitschakelen........... 901
# Stoppen zie handleiding............... 951
ä Storing Maximaal 80 km/h rij-
den........................................................ 932
J Storing Stoppen........................... 924
Ù Storing stuurinrichting Direct
stoppen Zie handleiding......................... 909
Ù Storing stuurinrichting Meer
kracht vereist Zie handleiding................. 909
Ù Storing stuurinrichting Voor-
zichtig rijden Werkplaats opzoeken......... 908
d Storing Werkplaats opzoeken....... 901
Û Storing Werkplaats opzoeken....... 898
: Storing Zie handleiding................. 879
J Storing Zie handleiding................. 923
d Storing......................................... 900
Û Storing......................................... 898
¸ Tijdelijk niet beschikbaar Sen-
soren vervuild........................................ 945
ç Uit............................................... 937
ë Uit............................................... 929
6 Veiligheidssysteem Storing
Werkplaats opzoeken............................. 866
: Verlichting inschakelen................ 879
d Vermogen sterk gereduceerd....... 901
& Voorklimatisering via sleutel
momenteel niet beschikbaar Hoog-
spanningsaccu zwak.............................. 890
& Voorklimatisering via sleutel na
starten van de auto weer beschikbaar.... 890
v Wegslepen verboden Zie hand-
leiding.................................................... 891
é Wielsensor(en) niet beschikbaar... 953
6 Windowbag links Storing Werk-
plaats opzoeken..................................... 870
6 Windowbag rechts Storing
Werkplaats opzoeken............................. 870
Aandrijfstoring Bereikbare snelheid
beperkt Straks stoppen.......................... 900
Aandrijfstoring Bereikbare snelheid
sterk gereduceerd Zie handleiding.......... 900
Aandrijfsysteem wordt voorbereid…........ 897
Aandrijfvermogen gereduceerd Zie
handleiding............................................ 895
Aanhangwagenkoppeling opnieuw
inleren a.u.b. via toets in bagage-
ruimte Uit- en inzwenken afwachten....... 907
Aanmelding mislukt Andere authenti-
catiemethode kiezen of ander laadsta-
tion bezoeken........................................ 895
Aanwezigheidsherinnering personen
buiten werking....................................... 872
Achteruit rijden niet mogelijk Werk-
plaats opzoeken..................................... 919
Actieve afstandsassistent functio-
neert niet............................................... 937
988 Trefwoordenregister
F296 0032 07
Actieve afstandsassistent nu niet
beschikbaar Zie handleiding................... 937
Actieve afstandsassistent weer
beschikbaar........................................... 937
Actieve dodehoekassistent bij rijden
met aanhangwagen niet beschikbaar
Zie handleiding...................................... 944
Actieve dodehoekassistent functio-
neert niet............................................... 943
Actieve dodehoekassistent nu niet
beschikbaar Zie handleiding................... 943
Actieve leassistent buiten werking
Zie handleiding...................................... 942
Actieve leassistent momenteel niet
beschikbaar Zie handleiding................... 941
Actieve noodstopassistent buiten wer-
king....................................................... 940
Actieve noodstopassistent momenteel
niet beschikbaar Zie handleiding............ 940
Actieve parkeerassistent en PARK-
TRONIC buiten werking Zie handleiding.. 949
Actieve parkeerassistent Manoeuvree-
rondersteuning beperkt beschikbaar
Zie handleiding...................................... 950
Actieve remassistent Functie beperkt
beschikbaar Zie handleiding................... 938
Actieve remassistent Functie nu
beperkt beschikbaar Zie handleiding...... 938
Actieve rijstrookwisselassistent buiten
werking.................................................. 941
Actieve rijstrookwisselassistent
momenteel niet beschikbaar Zie
handleiding............................................ 941
Actieve spoorassistent Functie
beperkt beschikbaar Zie handleiding...... 944
Actieve spoorassistent functioneert
niet........................................................ 944
Actieve spoorassistent nu niet
beschikbaar zie handleiding................... 944
Actieve stuurassistent buiten werking..... 939
Actieve stuurassistent momenteel niet
beschikbaar wegens meerdere nood-
stops..................................................... 939
Actieve stuurassistent nu niet
beschikbaar Zie handleiding................... 939
Adaptieve grootlichtassistent functio-
neert niet............................................... 881
Adaptieve grootlichtassistent nu niet
beschikbaar zie handleiding................... 880
Adaptieve grootlichtassistent Plus
functioneert niet.................................... 881
Adaptieve grootlichtassistent Plus nu
niet beschikbaar Zie handleiding............ 881
Alarmknipperlichtinstallatie Storing........ 882
Auto is klaar om te rijden Uitschake-
ling vindt plaats bij vergrendeling of
na enkele minuten.................................. 903
Auto starten niet mogelijk Zie handlei-
ding............................................... 891, 899
Trefwoordenregister 989
F296 0032 07
Auto wordt momenteel niet opgeladen
Storing van het laadstation..................... 894
Bandensp.contr. functioneert niet.......... 953
Bandenspanningscontrole buiten wer-
king Geen bandenspanningsensoren...... 953
Bandenspanningscontrole nu niet
beschikbaar........................................... 952
Beperkende modus geactiveerd Aan-
drijfvermogen gereduceerd.................... 929
Bestuurderscamera buiten werking
Zie handleiding...................................... 948
Contactdoosklep geblokkeerd Hand-
matig openen a.u.b................................ 893
Contactdoosklep handmatig sluiten
a.u.b. Aandrijving buiten werking............ 893
Contactdoosklep handmatig sluiten
a.u.b. Inklembeveiliging actief................ 893
Controlelampje op bestuurdersdisplay
werkt niet Werkplaats opzoeken............. 889
DIGITAL LIGHT Functie beperkt
beschikbaar........................................... 880
Dodehoekassistent bij rijden met aan-
hangwagen niet beschikbaar Zie
handleiding............................................ 943
Dodehoekassistent functioneert niet...... 942
Dodehoekassistent nu niet beschik-
baar zie handleiding............................... 942
Gelijkstroomladen buiten werking
Werkplaats opzoeken............................. 895
Head-up display Helderheid momen-
teel verminderd Zie handleiding.............. 908
Head-up-display functioneert niet........... 908
Head-up-display momenteel niet
beschikbaar Zie handleiding................... 907
Hoogspanningsaccu opladen a.u.b.
Starten van de auto anders niet
gewaarborgd.......................................... 896
Hoogspanningsaccu storing Starten
niet mogelijk over circa XXX km Werk-
plaats opzoeken  (gele displaymelding)... 902
Hoogspanningsaccu storing Starten
niet mogelijk over circa XXX km Werk-
plaats opzoeken (rode displaymelding).... 902
Hoogspanningsaccu storing Zonder
opnieuw te starten werkplaats opzoe-
ken........................................................ 902
In de status READY wachten Accu
wordt verwarmd Zie handleiding............. 896
Instelling dimlicht (links/rechts ver-
keer) alleen handmatig mogelijk............. 880
Instelling dimlicht (links/rechts ver-
keer) controleren................................... 880
Laadkabel ontgrendelen niet mogelijk
Zie handleiding...................................... 894
Laadstoring Andere laadmodus kiezen
a.u.b. Zie handleiding............................. 894
Limiter functioneert niet......................... 931
990 Trefwoordenregister
F296 0032 07
Momenteel geen vrij zicht van camera
op de bestuurder Betrokken functies:
zie handleiding....................................... 947
N automatisch ingeschakeld Rijstand
a.u.b. opnieuw inschakelen.................... 918
N is ingeschakeld Gewenste rijstand
inschakelen a.u.b................................... 918
Om de auto uit te schakelen de start-
stoptoets gedurende min. 3 seconden
of 3 keer indrukken................................ 891
Om naar N te schakelen, keuzehendel
langer in N houden................................. 918
Om rijstand P of N te verlaten rempe-
daal indrukken en auto starten............... 916
Om te parkeren parkeerrem bedienen
Werkplaats opzoeken............................. 916
Ondersteunende accu Storing (witte
displaymelding)...................................... 919
PARKTRONIC & manoeuvreeronders-
teuning achter bij rijden met aanhang-
wagen niet beschikbaar.......................... 949
PARKTRONIC buiten werking Zie
handleiding............................................ 949
Passagiersairbag ingeschakeld Zie
handleiding............................................ 871
Passagiersairbag uitgeschakeld Zie
handleiding............................................ 870
PRE-SAFE functioneert niet zie hand-
leiding.................................................... 948
PRE-SAFE impuls zijkant functioneert
niet zie handleiding................................ 948
PRE-SAFE PLUS buiten werking Zie
handleiding............................................ 948
Remblokken controleren Zie handlei-
ding....................................................... 925
Rijstand P alleen bij voertuigstilstand..... 915
Ruitenwissers Storing............................. 915
Sfeerlicht Waarschuwingsondersteu-
ning buiten werking................................ 911
Sleutel in aangegeven bergplaats leg-
gen zie handleiding................................ 875
Sleutel wordt in opbergvak of digitale
sleutel in mobiele telefoonhouder
gezocht… Zie handleiding....................... 875
Sneeuwkettingmodus Maximum snel-
heid overschreden................................. 911
Snelheidsbegrenzing (winterbanden)
XXX km/h.............................................. 931
Snelheidslimietassistent functioneert
niet........................................................ 931
Snelheidslimietassistent nu niet
beschikbaar Zie handleiding................... 931
Stuurwiel-/zitpositie wijzigen tot er 6
punten aan de bovenkant van het
scherm zichtbaar zijn............................. 948
TEMPOMAT en limiter functioneren
niet........................................................ 930
Trefwoordenregister 991
F296 0032 07
TEMPOMAT functioneert niet................. 930
TEMPOMAT Uit...................................... 930
Transmissie Storing Stoppen.................. 919
Verkeerstekenassistent functioneert
niet........................................................ 932
Verkeerstekenassistent nu niet
beschikbaar Zie handleiding................... 932
Voor inschakelen van rijstand D of R
eerst rem bedienen................................ 916
Voor inschakelen van rijstand R eerst
rem bedienen......................................... 916
Voor verlaten van rijstand P rem
bedienen............................................... 915
Wegrolgevaar Bestuurdersportier
open Rijstand P niet ingeschakeld.......... 917
Wegrolgevaar N handmatig ingescha-
keld Geen automatische inschakeling
van P..................................................... 917
Wegrolgevaar Om te parkeren par-
keerrem bedienen.................................. 917
Wisselstroomladen buiten werking
Werkplaats opzoeken............................. 895
Zonder opnieuw te starten werkplaats
opzoeken............................................... 898
Zonder van rijstand te wisselen werk-
plaats opzoeken..................................... 919
DISTRONIC.................................................. 362
Dodehoekassistent
Functie.................................................. 396
In- en uitschakelen................................. 400
Dolby Atmos®
Dolby Atmos® oproepen........................ 645
Informatie.............................................. 645
Downhill Speed Regulation........................... 371
Draadloos opladen
Aanwijzingen.......................................... 237
Mobiele telefoon (achterin)..................... 240
Mobiele telefoon (voorin)........................ 239
Draagvermogen
Fietsdrager............................................ 863
Drag Race, Acceleratierace.......................... 530
Drukloze thuiskomer
Aanwijzingen.................................. 735, 736
Oppompen............................................. 736
DSR
Aanwijzingen.......................................... 372
Doelsnelheid wijzigen............................. 372
Functie.................................................. 371
In- en uitschakelen................................. 372
DYNAMIC SELECT
Aanduiding rijprogramma....................... 306
Functie.................................................. 305
Rijprogramma I congureren.................. 307
Rijprogramma kiezen............................. 306
Rijprogramma's...................................... 305
Verbruiksindicatie oproepen................... 307
Voertuiggegevens weergeven................. 307
Dynamisch dimlicht
Overzicht............................................... 247
E
E-mails......................................................... 472
EBD, Electronic Brakeforce Distribution........ 352
ECO aanduiding........................................... 300
992 Trefwoordenregister
F296 0032 07
ECO-assistent
Functie.................................................. 302
EDW
Functie.................................................. 187
Functie interieurbeveiliging..................... 189
Functie wegsleepbeveiliging................... 188
Het alarm beëindigen............................. 188
Interieurbeveiliging................................. 190
Wegsleepbeveiliging............................... 189
Eenheid voor afstand instellen...................... 522
Eerste hulp
EHBO-set................................... 33, 54, 698
EG-typegoedkeuringsnummer....................... 854
EHBO-set......................................... 33, 54, 698
Electric Intelligence
Route met laadstations.......................... 549
Elektrische parkeerrem
Automatisch bedienen........................... 342
Automatisch vrijzetten............................ 343
Handmatig inschakelen/vrijzetten.......... 343
Noodremming uitvoeren......................... 345
Elektrische zekeringen............................ 54, 714
Elektro-modus, Aanwijzingen........................ 287
Elektromagnetische verdraagzaamheid
Conformiteitsverklaring............................ 87
Elektronisch stabiliteitsprogramma............... 350
Energiestroomdisplay
Werking en aanwijzingen........................ 532
ENERGIZING Coach
Functie.................................................. 537
Oproepen.............................................. 538
ENERGIZING COMFORT
Overzicht van programma's.................... 535
Programma starten................................ 536
Entertainmentsysteem achterin
Apparatenmanager oproepen................. 671
Bedrijfsveiligheid.................................... 664
Display in- en uitschakelen..................... 665
HDMI-video inschakelen......................... 677
Helderheid instellen............................... 671
Informatie over de mediafunctie............. 675
Internet en Bluetooth® instellen.............. 672
Klankinstellingen selecteren................... 678
Klimaatregeling...................................... 669
Massageprogramma's............................ 668
MBUX spraakassistent........................... 678
Mediafunctie inschakelen....................... 676
Mobiele telefoon achterin gebruiken....... 673
Navigatie inschakelen............................. 672
Overzicht............................................... 664
Overzicht displays achterin..................... 665
Overzicht hoofdtelefoons....................... 666
Overzicht klankinstellingen..................... 678
Overzicht services, apps en webbrow-
ser......................................................... 674
Privé-instellingen in- en uitschakelen
(telefoon achterin).................................. 674
Radio inschakelen.................................. 677
Rolzonneschermen openen en sluiten.... 670
Services, apps en webbrowser oproe-
pen........................................................ 675
Sfeerverlichting instellen........................ 670
Stille modus instellen (telefoon ach-
terin)...................................................... 674
Systeeminstellingen selecteren.............. 671
Telefoonfuncties achterin....................... 673
TV inschakelen....................................... 677
Weergave regelen.................................. 676
Zitplaatsen achterin instellen.................. 668
Zitplaatsen achterin terugzetten............. 669
ERA-GLONASS testmodus............................ 625
ESC, Electronic Stability Control................... 350
Trefwoordenregister 993
F296 0032 07
ESP®
Aanhangwagenstabilisatie...................... 351
Functie.................................................. 350
In- of uitschakelen.................................. 352
Zijwindassistent..................................... 351
Exterieurverlichting
Omschakeling licht buitenlandse reis
........................................................ 30, 243
Verzorging............................................. 691
Extern apparaat blokkeren (kinderslot)......... 522
Extra portiervergrendeling............................ 161
F
Favorieten
Adres thuis............................................ 545
Adres werkzaamheden........................... 545
Bestemming toevoegen.......................... 545
Hernoemen............................................ 493
Oproepen.............................................. 493
Overzicht............................................... 492
Verschuiven........................................... 493
Wissen................................................... 494
Fietsdrager
Draagvermogen..................................... 863
Rijden met een aanhangwagen............... 447
Fijnstofstatusindicator.................................. 273
Fileassistent................................................. 371
FIN Motorruimte........................................... 854
Stoel...................................................... 854
Typeplaatje............................................ 854
Flacon.......................................................... 278
Flat Towing
Trekken/slepen..................................... 449
Flexibel laadsysteem Pro.............................. 320
Foto's
Gallery App............................................ 619
Fouten van de inzittenden
Beschermingspotentieel beperkt............ 115
Frequenties
Mobiele telefoon.................................... 740
Mobilofoon............................................ 740
Frontairbag
Activering.............................................. 113
Functionele stoel............................................ 74
Functionele stoel (achterin)............................ 76
G
G-meter (bestuurdersdisplay, menu Spor-
tief).............................................................. 458
Gallery App
Bedienen............................................... 619
Garagedeur openen en sluiten...................... 341
Garagedeurbediening
Geheugen wissen................................... 341
Poort openen en sluiten......................... 341
Probleem............................................... 340
Toetsen programmeren.......................... 338
Wisselcode-synchronisatie uitvoeren...... 339
Gaspedaal.................................................... 304
Geactiveerde onderdelen
Beschermingspotentieel beperkt............ 115
Gebruikersproelen, Personalisatie
Aanwijzingen.......................................... 487
Gebruiker selecteren.............................. 492
Gebruiker toevoegen.............................. 489
Gebruikersspecieke inhoud.................. 487
Opties selecteren................................... 489
Overzicht............................................... 487
Synchroniseren...................................... 492
994 Trefwoordenregister
F296 0032 07
Voorwaarden voor het gebruik................ 487
Gegevensbeschermingsrechten.................... 100
Gegevensbeveiliging
Autorisaties toekennen........................... 519
Gegevensopslag
Elektronische regeleenheden................... 97
Gegevensbeschermingsrechten.............. 100
Online-diensten...................................... 100
Gegevensverwerking in de auto...................... 97
Geheugenfunctie
Buitenspiegels........................................ 213
Head-up-display..................................... 213
Stoel...................................................... 213
Stuurwiel............................................... 213
Gekwaliceerde werkplaats............................ 95
Geluid
PRE-SAFE® Sound................................. 111
Wielen/Banden...................................... 717
Geluidsfocus instellen
Burmester® 3D-surround sound sys-
tem........................................................ 659
Geluidsmenu oproepen
Advanced sound system......................... 660
Burmester® 3D-surround sound sys-
tem........................................................ 658
Geluidsproel selecteren
Burmester® 3D-surround sound sys-
tem........................................................ 659
Gespecialiseerde werkplaats.......................... 95
Gesprekken, Telefoneren
Aannemen............................................. 595
Binnenkomend gesprek tijdens een
gesprek................................................. 596
Functies tijdens gesprek activeren......... 595
Gesprek beëindigen............................... 595
Gesprek met meerdere deelnemers........ 596
Mercedes me......................................... 611
Telefoon................................................. 595
Toegangscode voor internationale
oproepen gebruiken............................... 596
via bedieningspaneel dakconsole........... 611
Voeren................................................... 595
Weigeren............................................... 595
Gesproken rij-aanwijzingen
Geluidsverlaging in- en uitschakelen....... 567
Herhalen................................................ 568
In- en uitschakelen................................. 567
Volume instellen..................................... 567
Gestuurde achteras...................................... 297
Gevarendriehoek.............................. 32, 53, 698
Gevarenmeldingen
Car-to-X-Communication........................ 573
Gewichtsaanduidingen................................. 854
Globaal zoeken
Functie.................................................. 497
Overzicht............................................... 496
Gordel
Aanwijzingen met betrekking tot het
correct dragen....................................... 104
Afdoen................................................... 119
Hoogte instellen..................................... 105
Omgespen............................................. 105
Gordelaanpassing
Functie.................................................. 112
In- en uitschakelen................................. 113
Gordelspanners
Activering.............................................. 113
Gordelwaarschuwing.................................... 106
Grootlicht..................................................... 245
Trefwoordenregister 995
F296 0032 07
H
Handgrepen................................................. 192
Handleiding digitaal........................................ 80
Handrem...................................................... 342
HANDS-FREE ACCESS................................. 177
Handschriherkenning................................. 506
Handsfree-installatie.................................... 588
Haptisch gaspedaal, Drukpunt...................... 304
Hard geluid
PRE-SAFE® Sound................................. 111
HDMI-video
Van het entertainmentsysteem ach-
terin inschakelen.................................... 677
Head-up-display
Augmented reality.................................. 462
Bedienen............................................... 463
Functie.................................................. 460
Geheugenfunctie.................................... 213
In- en uitschakelen................................. 464
Selecteren (met augmented reality)........ 463
Verzorging............................................. 693
Herstel fabrieksinstellingen
Reset-functie MBUX............................... 527
Het alarm beëindigen................................... 188
Hoge, midden en bassen instellen
Advanced sound system......................... 660
Burmester® 3D-surround sound sys-
tem........................................................ 658
Hogedrukreiniger......................................... 689
HOLD-functie
Functie.................................................. 352
In- en uitschakelen................................. 353
Hoofdsteun
Aanbrengen en verwijderen (achterin).... 202
Achterin aanpassen (MBUX interieu-
rassistent).............................................. 511
Extra kussen bevestigen/verwijderen
(achterin)............................................... 202
Extra kussen bevestigen/verwijderen
(voorin).................................................. 200
Instellen (achterin)................................. 200
Mechanisch in-/opklappen (achter)........ 203
Mechanisch instellen (voorin, 4-weg)...... 199
Hoofdtelefoon (entertainmentsysteem
achterin)
Overzicht............................................... 666
Verbinden.............................................. 667
Hoogspanningsaccu
Aansluittypen......................................... 860
Aanwijzingen.......................................... 706
Actieradius............................................ 860
Actieradiusmaximalisering...................... 304
Algemene aanwijzingen met betrek-
king tot het laden................................... 312
Energiestroomdisplay............................. 533
Flexibel laadsysteem Pro........................ 320
Laadduur............................................... 860
Laadkabel opbergen............................... 315
Laadkabel-bedieningseenheid................ 320
Laadstation, mode 3.............................. 317
Laadtoestandweergave.......................... 333
Maximale laadstroom (netcontact-
doos)..................................................... 319
Netcontactdoos, mode 2........................ 316
Opladen beëindigen (gelijkstroom,
mode 4)................................................. 330
Opladen beëindigen (wisselstroom,
mode 2/3)............................................. 325
996 Trefwoordenregister
F296 0032 07
Opladen starten (gelijkstroom, mode
4).......................................................... 328
Opladen starten (wisselstroom, mode
2/3)...................................................... 322
Opladen voor de vertrektijd.................... 334
Recuperatie........................................... 301
Snellaadstation, mode 4......................... 318
Spanningstypen..................................... 860
Type....................................................... 860
Uitschakelsysteem................................. 287
Wallbox, mode 3.................................... 317
Weekproel congureren....................... 334
Hoogspanningsboordnet
Controlelampjes voertuigstekkerdoos..... 321
Handmatig uitschakelen......................... 287
Laadkabel-bedieningseenheid................ 320
Uitschakelsysteem................................. 287
Huisdieren in de auto................................... 115
Hulp bij het manoeuvreren........................... 431
I
i-Size-kinderzitjesbevestigingssysteem
Geschikte zitplaatsen............................. 137
Monteren............................................... 143
Imperial
Beladen........................................... 35, 230
Bevestigen....................................... 35, 230
Importeursinformatie
Wettelijke keurmerken voor radio-
apparatuur............................................. 853
In geval van nood
EHBO-set................................... 33, 54, 698
Gevarendriehoek.................................... 698
Noodhulp................................................. 62
Overzicht hulp.......................................... 78
Veiligheidsvest........................... 31, 52, 697
In-Car Oce
E-mail doorsturen................................... 604
E-mail opstellen............................. 603, 604
E-mails beantwoorden............................ 604
E-mails beheren..................................... 603
Functies selecteren (agenda-item).......... 602
Functies selecteren (Taken &
Gesprekken).......................................... 603
Oproepen.............................................. 602
Taak als afgehandeld markeren.............. 603
Individueel rijprogramma
Congureren.......................................... 307
Informatie over wettelijke keurmerken
voor radio-apparatuur
Importeursinformatie............................. 853
Radiograsche toepassingen.................. 741
Specieke absorptiewaarde.................... 851
Wettelijke keurmerken voor radio-
apparatuur............................................. 744
Inparkeerstand
Buitenspiegel aan passagierszijde
opslaan via de achteruitversnelling......... 267
Buitenspiegel aan passagierszijde
opslaan via de geheugentoets.................. 61
Buitenspiegels........................................ 266
Inrij-aanwijzingen......................................... 294
Instaphulp
Functie.................................................. 210
Instellen................................................. 212
Instellingen
Informatie................................................ 25
Intelligent Light System
In- en uitschakelen................................. 251
Interieurbeveiliging....................................... 190
Interieurhemel verzorgen.............................. 693
Trefwoordenregister 997
F296 0032 07
Interieurverlichting
Instellen................................................. 257
Leeslicht MBUX..................................... 512
Sfeerverlichting...................................... 257
Sfeerverlichting (entertainmentsys-
teem achterin)....................................... 670
Uitschakelvertragingstijd verlichting....... 259
Internet
Browserdata wissen............................... 633
Favoriet wissen...................................... 633
Favorieten beheren................................ 633
Mercedes me connect........................... 616
Smartphone-integratie............................. 23
Webbrowser........................................... 632
Webbrowser op de achtergrond.............. 634
Webbrowserinstellingen oproepen.......... 633
Webbrowseropties oproepen.................. 632
Website oproepen.................................. 631
Wi-hotspot instellen.............................. 520
Internetverbinding
Automatische verbinding verbreken
(communicatiemodule)........................... 628
Beperkingen.......................................... 627
Informatie.............................................. 627
Instellen (Bluetooth®)............................. 629
Instellen (communicatiemodule)............. 628
Instellen (entertainmentsysteem ach-
terin)...................................................... 672
Instellen (wi)........................................ 629
Opbouwen............................................. 630
Toegangsgegevens instellen (Blue-
tooth®).................................................. 629
Verbindingsstatus overzicht.................... 631
Verbindingsstatus weergeven................. 631
Vrijgave annuleren (mobiele telefoon)..... 630
Invoeren van tekens
Handschriherkenning........................... 506
Op het touchscreen............................... 504
Schrijfsnelheid selecteren...................... 506
Toetsenbordtaal instellen....................... 506
Werking en aanwijzingen........................ 503
Ionisering..................................................... 277
iPhone®
Smartphone-integratie........................... 605
ISOFIX-kinderzitjesbevestigingsysteem
Geschikte zitplaatsen............................. 134
Monteren............................................... 143
K
Kaart, Verkeerskaart
Actieradius weergeven........................... 581
Actualisering.................................... 33, 579
Extra informatie selecteren.................... 577
Gebied mijden........................................ 578
Gebied mijden (overzicht)....................... 577
Gebied wijzigen...................................... 578
Gebied wissen....................................... 578
Kaartgegevens....................................... 579
Kaartversie weergeven........................... 577
Kompas weergeven................................ 580
Laadstations.......................................... 551
Online kaartinhoud weergeven............... 581
Qibla weergaven.................................... 580
Routeoverzicht na start.......................... 576
Satellietkaart weergeven........................ 581
Schaal automatisch instellen.................. 580
Schaal instellen...................................... 575
Symbolen voor speciale bestemmin-
gen selecteren....................................... 576
Verkeerskaart weergeven....................... 570
Verschuiven........................................... 576
Weersinformatie weergeven................... 581
Kaartfuncties............................................... 575
998 Trefwoordenregister
F296 0032 07
Kenteken monteren (vóór).............................. 87
Keuzehendel................................................ 308
KEYLESS-GO
Auto ver- en ontgrendelen...................... 163
Deactiveren..................................... 61, 153
Ontgrendelingsinstelling......................... 152
Probleem............................................... 165
Kinderbeveiliging
Achterportier......................................... 147
in- en uitschakelen (MBUX entertain-
mentsysteem achterin)........................... 522
In- en uitschakelen (MBUX tablet ach-
terin)...................................................... 522
Zijruiten (achterin).................................. 148
Kinderen
Algemene aanwijzingen.......................... 122
Gevaren in de auto vermijden................. 123
Kinderzitje
Aanbevelingen kinderzitjesbevesti-
gingssystemen....................................... 131
Aanwijzing voor het bevestigen met
de veiligheidsgordel (MBUX interieu-
rassistent).............................................. 511
Algemene aanwijzingen.......................... 122
Het belangrijkste in het kort................... 121
ISOFIX/i-Size monteren......................... 143
Naar achteren gericht............................ 129
Op passagiersstoel met gordel beves-
tigen...................................................... 146
Op zitplaats achterin met gordel
bevestigen............................................. 146
Overzicht waarschuwingsstickers........... 126
Passagiersstoel...................................... 126
Risico's en gevaren................................ 123
Toelatingscategorieën............................ 130
Top Tether.............................................. 144
Zitplaats instellen................................... 141
Zitplaatsen geschikt voor i-Size-kin-
derzitjesbevestigingssystemen............... 137
Zitplaatsen geschikt voor ISOFIX-kin-
derzitjesbevestigingsystemen................. 134
Zitplaatsen geschikt voor met een
gordel bevestigde kinderzitjesbevesti-
gingssystemen....................................... 137
Zonder automatische uitschakeling
van de bijrijdersairbag............................ 129
Klankinstellingen, Sound
Automatische volumenormalisering........ 657
Balans en fader instellen........................ 658
Geluidsmenu oproepen.......................... 657
Hoge, midden en lage tonen instellen..... 657
Informatie.............................................. 657
Overzicht (entertainmentsysteem ach-
terin)...................................................... 678
Selecteren (entertainmentsysteem
achterin)................................................ 678
Klantenservice............................................. 680
Klantenservice Mercedes-Benz bellen........... 612
Klimaatinstellingen
Terugzetten.............................................. 60
Klimaatmenu
Ionisering............................................... 277
Klimaatmodi selecteren.......................... 274
Klimaatregeling...................................... 274
Klimaatregeling achterin......................... 276
Klimaatregeling voorin............................ 273
Luchtverdeling....................................... 276
Oproepen.............................................. 273
Parfumeringssysteem............................. 277
Klimaatregeling, Airconditioning
A/C-functie in- en uitschakelen
(bedieningseenheid)............................... 273
Trefwoordenregister 999
F296 0032 07
A/C-functie in- en uitschakelen
(MBUX).................................................. 274
Aanwijzingen.......................................... 269
Achterin instellen (entertainmentsys-
teem achterin)....................................... 669
Achterruitverwarming..................... 269, 270
Automatisch regelen.............................. 274
Automatisch regelen (bedieningseen-
heid achterin)......................................... 274
Bedieningseenheid......................... 269, 270
Bedieningseenheid achterin............. 76, 271
Condens van de ruiten verwijderen......... 276
Directe klimaatregeling vooraf................ 284
Fijnstofstatusindicator............................ 273
Flacon aanbrengen/verwijderen (par-
fumeringssysteem)................................. 278
In- en uitschakelen................................. 272
In- en uitschakelen (bedieningseen-
heid achterin)......................................... 272
Instellen................................................. 273
Instellingen voor de luchtverdeling.......... 275
Ionisering............................................... 277
Klimaatinstellingen terugzetten................. 60
Klimaatmenu.......................................... 273
Klimaatregeling vooraf bij ontgrende-
ling........................................................ 280
Klimaatregeling vooraf op de vertrek-
tijd......................................................... 281
Luchthoeveelheid........................... 269, 270
Luchtrecirculatie in- en uitschakelen...... 277
Luchtuitstroomopeningen (achterin)....... 285
Luchtuitstroomopeningen (vóór)............. 284
Luchtverdeling............................... 269, 270
Parfumeringssysteem..................... 277, 278
Ruit ontwasemen................................... 273
Synchronisatiefunctie............................. 276
Temperatuur.................................. 269, 270
Ventileren met comfortopening.............. 181
Voorruit ontwasemen..................... 269, 270
Voorruitverwarming................................ 279
Zijruiten sluiten/openen (luchtrecircu-
latietoets)................................................ 59
Klimaatregeling achterin............................... 276
Klimaatregeling vooraf
Bij ontgrendeling.................................... 280
Directe.................................................. 284
op de vertrektijd in- en uitschakelen....... 283
Voor de vertrektijd......................... 281, 282
Kneebag...................................................... 119
Knipperlichten.............................................. 245
Koeling................................................. 269, 270
Koelvloeistof
Aanwijzingen.......................................... 857
Koelvloeistofniveau controleren.................... 684
Kogeldruk.................................................... 863
Kogelhals
Aanhangwagenkoppeling........................ 444
uit- en inklappen.............................. 40, 442
Kompas....................................................... 580
Koplamp...................................................... 243
Koplampen................................................... 243
Koplampregeling.......................................... 249
KrikConformiteitsverklaring............................ 90
Opbergplaats................................... 56, 727
Kruisend verkeer (waarschuwing).................. 431
Kunststof bekleding verzorgen...................... 693
L
Laadinstellingen........................................... 334
Laadkabel
Bedieningseenheid................................. 320
1000 Trefwoordenregister
F296 0032 07
Flexibel laadsysteem Pro........................ 320
Opbergen............................................... 315
Laadruimtebodem
Openen en sluiten............................ 40, 230
Laadstations
Op de kaart weergeven.......................... 551
Laadsysteem................................................ 320
Laadtoestand/-weergave............................. 333
Laadtoestandweergave................................. 333
Laatste bestemmingen
Selecteren............................................. 542
Laden in de buurt van de bestemming
Route..................................................... 554
Lage, midden en hoge tonen instellen
Advanced sound system......................... 660
Burmester® 3D-surround sound sys-
tem........................................................ 658
Lak reinigen................................................. 690
Lakcode....................................................... 854
Leeslampje
Interieurverlichting................................. 257
Leeslicht MBUX............................................ 512
Lendensteun................................................ 194
Lichtschakelaar............................................ 243
Lichtsignaal.................................................. 245
Limiter
Activeren of deactiveren......................... 365
Functie.................................................. 358
In- en uitschakelen................................. 359
Passief................................................... 358
Permanente instelling............................. 361
Selecteren............................................. 359
Snelheid instellen................................... 359
Snelheid oproepen................................. 359
Snelheid opslaan.................................... 359
Toetsen.................................................. 359
Voorwaarden......................................... 359
Live Trac Information
Abonnement verlengen.......................... 570
Informatie van de provider...................... 569
Op Mercedes me registreren.................. 570
Verkeerskaart weergeven....................... 570
Verkeerssituatie weergeven.................... 571
Losmaken.................................................... 119
Lucht-waterkanaal........................................ 685
Luchtdruk.................................................... 719
Luchthoeveelheid
Instellen......................................... 269, 270
Luchtinlaat................................................... 685
Luchtrecirculatie in- en uitschakelen............. 277
Luchtroosters
Luchtuitstroomopeningen....................... 284
Luchtuitstroomopeningen
Instellen................................................. 284
Luchtverdeling
Instellen................................. 269, 270, 276
Overzicht............................................... 275
Luchtvering.................................................. 403
Luidheidnormalisatie in- en uitschakelen
Advanced sound system......................... 660
Burmester® 3D-surround sound sys-
tem........................................................ 658
M
Maateenheden
Instellen................................................. 522
Manoeuvreer-assistent................................. 438
Manoeuvreerondersteuning
In- en uitschakelen................................. 434
Trefwoordenregister 1001
F296 0032 07
Remmen bij het manoeuvreren............... 433
Waarschuwing bij kruisend verkeer......... 431
Wegrij-assistentie................................... 430
Manoeuvreren
Remmen bij het manoeuvreren............... 433
Wegrij-assistentie................................... 430
Massageprogramma's
Zitplaats achterin................................... 668
Maximumsnelheden..................................... 859
MBUX
Dashcam............................................... 585
MBUX entertainmentsysteem achterin
Displays blokkeren (kinderslot)............... 522
MBUX interieurassistent
Aanwijzing voor het bevestigen van
het kinderzitje met de veiligheidsgor-
del......................................................... 511
Bestuurderscamera................................ 515
Camera en parkeren.............................. 515
Comfortportier sluiten............................ 514
Comfortpositie voor zitplaats achterin.... 511
Favorieten.............................................. 514
Favorietenpose bedienen....................... 514
Hoofdsteunen achterin aanpassen......... 511
Instellingen selecteren........................... 515
Laser en laserclassicatie...................... 506
Leeslicht................................................ 512
Overzicht............................................... 507
Uitstapwaarschuwing............................. 510
Voorselectie buitenspiegel...................... 513
Zoeklicht................................................ 513
MBUX multimediasysteem
Autorisaties............................................ 519
Botsingherkenning instellen............ 345, 346
Display-instellingen................................ 517
Display-instellingen congureren............ 464
DSR in- en uitschakelen......................... 372
ENERGIZING Comfort programma
starten................................................... 536
ENERGIZING Comfort programma's
(overzicht).............................................. 535
ENERGIZING-stoelkinematica................. 534
Fabrieksinstelling................................... 527
Geluid in- en uitschakelen...................... 501
Globaal zoeken...................................... 497
Klimaatmenu.......................................... 273
MBUX interieurassistent......................... 507
Memory parkeerassistent....................... 438
Mercedes me & apps....................... 24, 617
Overzicht............................................... 475
Rijprogramma's...................................... 307
Routegebaseerde snelheidsaanpas-
sing instellen.......................................... 370
Sneeuwkettingmodus............................. 718
Startscherm........................................... 483
Stuurwiel-/stoelverwarming................... 210
Taalinstellingen...................................... 467
Toetsenbord en handschriherken-
ning instellen......................................... 506
Touchscreen.......................................... 485
Vingerafdruksensor................................ 486
Volume instellen..................................... 502
Zero-layer.............................................. 478
Zero-layer bedienen............................... 481
Zero-layer oproepen............................... 481
MBUX spraakassistent
Bedienbare functies............................... 468
Bedrijfsveiligheid.................................... 467
Dialoogvoering....................................... 467
E-mails................................................... 472
Functie.................................................. 467
Gebruiken (entertainmentsysteem
achterin)................................................ 678
Gesproken media-opdrachten................ 472
1002 Trefwoordenregister
F296 0032 07
Gesproken online-opdrachten................. 473
Gesproken opdrachten........................... 471
Instellen................................................. 469
Online-spraakbediening.......................... 470
Spraakkwaliteit...................................... 470
Taalinstelling.......................................... 468
MBUX tablet achterin
Aanwijzingen.......................................... 661
Blokkeren (kinderslot)............................ 522
Informatie.............................................. 661
Mobiele-telefoonhouder......................... 663
Overzicht............................................... 662
Soware-update.................................... 663
Uitrusting............................................... 661
Media
Algemene informatie................................ 22
Mediafunctie
Auteursrecht en merksymbolen.............. 636
Bluetooth®-audioapparatuur verbinden... 640
Favoriete lied toevoegen......................... 641
Favoriete lied verwijderen....................... 641
Informatie.............................................. 642
Informatie (Entertainmentsysteem
achterin)................................................ 675
Informatie over zoeken in categorieën.... 641
Inschakelen (entertainmentsysteem
achterin)................................................ 676
Mediaweergave aansturen...................... 641
Mediaweergave starten.......................... 640
Ondersteunde formaten en gegevens-
dragers.................................................. 636
Overzicht menu Media........................... 639
Usb-apparatuur aansluiten..................... 639
Vergelijkbare muziektitels afspelen......... 641
Verrassingsmix....................................... 641
Weergave regelen (entertainmentsys-
teem achterin)....................................... 676
Weergave starten en bedienen............... 643
Zoeken in categorieën starten................ 641
Zoeken op trefwoord gebruiken.............. 641
Medische hulpmiddelen................................. 96
Mekka......................................................... 580
Meldingengeheugen..................................... 865
Memory parkeerassistent
Functie.................................................. 434
Inparkeren............................................. 436
Instellen................................................. 438
Registreren............................................ 435
Uitparkeren............................................ 437
Menu Inhoud delen
MBUX displayinhoud delen..................... 499
Mediaweergave aansturen...................... 500
Oproepen.............................................. 498
Menu's (bestuurdersdisplay), Stuurwiel-
toetsen
Aanwijzingen.......................................... 453
Assistentieweergave............................... 457
Bedienen............................................... 454
Menu Ingetogen..................................... 455
Menu Klassiek....................................... 455
Navigatie............................................... 459
Oroad.................................................. 459
Service.................................................. 457
Sportief................................................. 458
Mercedes me App
On-demand uitrusting activeren................ 84
Mercedes me apps
Gebruikersaccount oproepen................. 618
Koppeling van gebruikersaccount ver-
breken................................................... 618
Services oproepen................................. 618
Mercedes me Charge, Betalen
Weergave laadstations........................... 552
Trefwoordenregister 1003
F296 0032 07
Mercedes me connect
Informatie.............................................. 616
Ongevals- / pechmanagement............... 616
Verstuurde gegevens.............................. 617
Mercedes me oproepen
Informatie.............................................. 611
Instemmen gegevensoverdracht............. 613
Mercedes-Benz klantenservice............... 612
Mercedes-Benz klantenservice bellen
na automatische ongeval- of pechher-
kenning.................................................. 612
Onderhoudstermijn afspreken................ 613
Oproepen via bedieningspaneel dak-
console.................................................. 611
Verstuurde gegevens.............................. 614
Mercedes-Benz noodoproepsysteem,
Hulpoproep
Automatische noodoproep..................... 622
Gegevensoverdracht.............................. 623
Gegevensverwerking.............................. 625
Handmatige noodoproep........................ 623
Informatie.............................................. 620
Overzicht......................................... 61, 622
Testmodus ERA-GLONASS..................... 625
Zelfdiagnose.......................................... 625
Mercedes-Benz Originele Onderdelen............. 82
Mercedes-Benz servicesteunpunt................... 95
Met de hand wassen.................................... 689
Microslaap................................................... 356
Midden, hoge en lage tonen instellen
Advanced sound system......................... 660
Burmester® 3D-surround sound sys-
tem........................................................ 658
Middenairbag (chaueursrugleuning)............ 119
Middenairbag (rugleuning bestuurders-
stoel)
Activering.............................................. 113
Informatie.............................................. 120
Milieubescherming
Rijstijl...................................................... 81
Terugname van de oude auto.................... 81
Milieuvriendelijke rijstijl.................................. 81
Mistachterlicht............................................. 245
Mistlicht....................................................... 245
Mistlicht (uitgebreid).................................... 248
Mobiele telefoon
Aanwijzingen met betrekking tot het
draadloos opladen................................. 237
Autoriseren, remote parkeerassistent..... 430
Draadloos opladen (achterin)........... 76, 240
Draadloos opladen (voorin).................... 239
Frequenties............................................ 740
Gebruiken (entertainmentsysteem
achterin)................................................ 673
Maximaal zendvermogen........................ 740
Privé-instellingen in- en uitschakelen
(telefoon achterin).................................. 674
Smartphone-integratie............................. 23
Stille modus instellen (telefoon ach-
terin)...................................................... 674
Telefoon................................................... 23
Vrijgave voor internetverbinding ophef
fen......................................................... 630
Mobilofoons
Aanbrengen........................................... 739
Frequenties............................................ 740
Zendvermogen....................................... 740
Modus beginnende bestuurder
Functie.................................................. 355
In- en uitschakelen................................. 355
1004 Trefwoordenregister
F296 0032 07
Moeheidsherkenning.................................... 356
Montage
Banden/Wielen...................................... 732
Sneeuwkettingen............................. 45, 717
Montage kenteken (vóór)................................ 87
Montage van accessoires
Beschermingspotentieel beperkt............ 115
Motor
Afzetten (start-stoptoets)....................... 336
Motornummer........................................ 854
Starten (Digitale Voertuigsleutel)............ 292
Motorelektronica.......................................... 739
Motorkap
Openen en sluiten.................................. 682
Motornummer.............................................. 854
Motorstart
Start-stoptoets....................................... 291
Multicollision brake...................................... 113
Multimediasysteem...................................... 475
N
Naar achteren gericht kinderzitje
Informatie.............................................. 129
Navigatie
Actualisering van kaartgegevens....... 33, 579
Bestemmingsinvoer.......................... 34, 540
Electric Intelligence................................ 549
Gesproken opdrachten MBUX................ 471
Informatie................................................ 19
Inschakelen........................................... 539
Menu (bestuurdersdisplay)..................... 459
Overzicht............................................... 539
Route met laadstations.......................... 549
Near Field Communication (NFC)
Auto ont- en vergrendelen (Digitale
voertuigsleutel)...................................... 159
Starten van het voertuig (Digitale
Voertuigsleutel)...................................... 292
Neutraalstand.............................................. 309
Niveauregeling
AIRMATIC.............................................. 403
Noodgeval
Brandblusser.................................... 51, 699
Noodknipperlichten................................ 51, 246
Noodoproep
Automatisch.......................................... 622
Handmatig............................................. 623
Mercedes-Benz noodoproepsysteem
........................................................ 61, 622
Noodoproepsysteem
Mercedes me connect..................... 61, 622
Noodprogramma
Auto starten........................................... 293
Noodremming
Active Brake Assist System.................... 380
Brake Assist System............................... 350
Elektrische parkeerrem/handrem.......... 342
Uitvoeren............................................... 345
Noodsleutel
Achterklep............................................. 179
Portier................................................... 172
Verwijderen/aanbrengen....................... 153
Noodstart (aandrijfsysteem)......................... 714
Noodstop..................................................... 350
Noodstopassistent....................................... 376
Trefwoordenregister 1005
F296 0032 07
Nooduitschakeling (hoogspanningsboord-
net).............................................................. 287
O
Oroad........................................................ 459
Oroad rijden............................................... 298
Oroad-licht................................................. 248
Oroad-menu
Instellen................................................. 533
Overzicht............................................... 533
Omschakeling licht
Buitenlandse reis............................. 30, 243
On-demand uitrusting............................... 83, 84
Onboard-diagnose-interface........................... 93
Onderhoud................................................... 680
Onderhoudsmanagement
Aanwijzingen.......................................... 681
Verstuurde gegevens.............................. 681
Onderhoudstermijn...................................... 680
Onderstel
AIRMATIC.............................................. 403
Onderstelhoogte instellen (AIRMATIC).... 404
Ongeval
ERA-GLONASS testmodus...................... 625
Ongeval, noodoproep............................. 61, 622
Online-diensten............................................ 100
Online-muziek
Instellingen oproepen............................. 645
Oproepen.............................................. 644
Provider toevoegen................................ 643
Voorwaarden......................................... 643
Zoekfunctie............................................ 644
Online-muziek streamen............................... 644
Onoplettendheidsherkenning........................ 356
Ontgrendelingsinstelling
Digitale voertuigsleutel........................... 161
Ontwasemingsfunctie................................... 273
Op GPS gebaseerde voertuighoogte
AIRMATIC.............................................. 405
instellen................................................. 405
Opbergmogelijkheden............................ 42, 217
Opbergvak onder bagageruimtebodem
Openen en sluiten............................ 40, 230
Opbergvakken
Armsteun (voor)............................... 42, 217
Dashboardkastje.............................. 42, 217
Middenconsole (voor)............... 42, 217, 218
Portier............................................. 42, 217
Open-source soware.................................. 101
Opening van de achterklep met de voet
HANDS-FREE ACCESS........................... 177
Openingshoek
Begrenzen (achterklep).......................... 179
Opladen
12V-accu......................................... 54, 707
Aanwijzingen met betrekking tot de
hoogspanningsaccu............................... 706
Aanwijzingen met betrekking tot het
opladen van de hoogspanningsaccu....... 312
Betalen.................................................. 552
Controlelampjes voertuigstekkerdoos..... 321
Flexibel laadsysteem Pro........................ 320
Laadkabel opbergen............................... 315
Laadkabel-bedieningseenheid................ 320
Laadstation, mode 3.............................. 317
Laadtoestandweergave.......................... 333
1006 Trefwoordenregister
F296 0032 07
Maximale laadstroom (netcontact-
doos)..................................................... 319
Mobiele telefoon draadloos opladen....... 237
Netcontactdoos, mode 2........................ 316
Opladen beëindigen (gelijkstroom,
mode 4)................................................. 330
Opladen beëindigen (wisselstroom,
mode 2/3)............................................. 325
Opladen starten (gelijkstroom, mode
4).......................................................... 328
Opladen starten (wisselstroom, mode
2/3)...................................................... 322
Recuperatie........................................... 301
Snellaadstation, mode 4......................... 318
Usb-aansluiting........................ 42, 217, 237
Voor de vertrektijd................................. 334
Wallbox, mode 3.................................... 317
Weekproel congureren....................... 334
Oproeplijst
Bellen.................................................... 599
Opties selecteren................................... 599
Overzicht............................................... 599
Wissen................................................... 599
Originele onderdelen...................................... 82
Overgebrachte voertuiggegevens
Android Auto.......................................... 610
Apple CarPlay®...................................... 610
P
Paravan........................................................ 685
Parfumering................................................. 277
Parfumeringssysteem
Flacon aanbrengen/verwijderen............. 278
In- en uitschakelen................................. 277
Instellen................................................. 278
Parfumacon......................................... 278
Parkeerassistent
Actieve parkeerassistent........................ 419
Memory parkeerassistent....................... 434
PARKTRONIC......................................... 415
Remote parkeerassistent........................ 426
Parkeerhulp
Actieve parkeerassistent........................ 419
Memory parkeerassistent....................... 434
PARKTRONIC......................................... 415
Remmen bij het manoeuvreren............... 433
Remote parkeerassistent........................ 426
Wegrij-assistentie................................... 430
Parkeerlicht.................................................. 243
Parkeermogelijkheid
Op de kaart weergeven.......................... 582
Selecteren............................................. 582
Parkeerplek
Van tevoren reserveren.......................... 583
Vinden................................................... 582
Parkeerrem.................................................. 342
Parkeerservicemodus
Functie.................................................. 354
In- en uitschakelen................................. 354
Parkeerstand................................................ 310
Parkeertarief
Betalen.................................................. 584
Parkeren
Actieve parkeerassistent........................ 419
PARKTRONIC......................................... 415
PARKTRONIC............................................... 415
PARKTRONIC-parkeerassistent
Functie.................................................. 415
In- en uitschakelen................................. 418
Waarschuwingssignalen instellen............ 419
Trefwoordenregister 1007
F296 0032 07
Passagiersairbag
Uit- en inschakelen................................ 109
Passagiersstoel
Elektrisch instellen................................. 192
PASSENGER AIR BAG
Statusindicatie passagiersairbag............ 108
Pech
Aanslepen.............................................. 714
Auto vervoeren...................................... 710
Bandenpech..................................... 55, 699
Overzicht hulp.......................................... 78
Sleepmethoden................................ 57, 708
Verwisselen van een wiel........................ 727
Pinbeveiliging
Systeem-pincode-beveiliging.................. 522
Poort openen en sluiten............................... 341
Portier, Comfortportieren
Automatische portieren instellen............ 171
Comfortportier sluiten (MBUX interi-
eurassistent).......................................... 514
Comfortportieren openen en sluiten....... 166
Extra portiervergrendeling...................... 161
Kinderslot (achterportier)....................... 147
Noodsleutel........................................... 172
Ontgrendelen (binnen)........................... 162
Openen (binnen).................................... 162
Portiergrepen uit- en inklappen.............. 163
Servosluiting.......................................... 172
Portierbedieningseenheid
Functionele stoel...................................... 74
Portierbedieningseenheid (achterin)............... 76
Portiergrepen
Uit- en inschuiven.................................. 163
Positie van de auto
Met een contact delen........................... 580
Opslaan................................................. 568
PRE-SAFE®, Preventieve inzittendenbescherming
Functie.................................................. 111
Maatregelen ongedaan maken................ 111
PRE-SAFE® Sound................................. 111
PRE-SAFE® impuls zijkant
Activering.............................................. 113
Functie.................................................. 112
PRE-SAFE® PLUS
Functie.................................................. 112
Maatregelen ongedaan maken................ 111
Preventief inzittendenbeschermingssys-
teem.................................................... 111, 112
Programma-informatie
Tv-zender............................................... 653
Programma's............................................... 305
Q
Qibla............................................................ 580
QR-code reddingskaart............................. 54, 97
R
Radar- en ultrasone sensoren....................... 347
Radio
Directe frequentie-invoer.................. 35, 647
Favoriet bewerken.................................. 647
Frequentie xeren.................................. 648
Frequentieband instellen........................ 647
Gesproken opdrachten MBUX................ 472
Inschakelen........................................... 646
Inschakelen (entertainmentsysteem
achterin)................................................ 677
Menu....................................................... 22
Overzicht............................................... 646
Radiotekst in- en uitschakelen................ 649
1008 Trefwoordenregister
F296 0032 07
Radiotekst weergeven............................ 649
Slideshow oproepen............................... 648
Slideshow uit-/inschakelen.................... 648
Songtext weergeven of verbergen........... 649
Volumeverhoging verkeersinformatie
instellen................................................. 649
Zender instellen..................................... 647
Zender opslaan...................................... 647
Zender verschuiven................................ 647
Zender volgen instellen.......................... 648
Zender volgen instellen (Internetradio).... 648
Zendergeheugen bewerken.................... 647
Zenderlijst oproepen.............................. 647
Zenders wissen...................................... 647
Zendervoorstel....................................... 647
Zenderzoeken.................................. 35, 647
Radio (audiosysteem)
Verkeersinformatie in- en uitschake-
len................................................... 60, 648
Radio-apparatuur waarvoor wettelijke
keurmerken gelden
Conformiteitsverklaring............................ 87
Radiograsche toepassingen........................ 741
REACH-verordening........................................ 95
Recuperatie
Functie.................................................. 301
Instellen................................................. 301
Recuperatief remmen (bestuurdersdis-
play, menu Sportief)..................................... 458
Recycling....................................................... 81
Reddingskaart QR-code............................ 54, 97
Regensensor
Ruitenwissers......................................... 260
Schuifdak.............................................. 186
Zijruiten................................................. 181
Regensluiting
Schuifdak.............................................. 186
Zijruiten................................................. 181
Registratie..................................................... 95
Reiniging
Camera.................................................. 691
Decorfolie.............................................. 690
Echt hout/sierdelen............................... 693
Hogedrukreiniger................................... 689
Interieur................................................. 693
Lak........................................................ 690
Lucht-waterkanaal.................................. 685
Met de hand wassen.............................. 689
Onderdelen van de auto......................... 691
Remmenonderhoudsmodus.................... 688
Sensoren............................................... 691
Voertuigstekkerdoos van de hoog-
spanningsaccu....................................... 691
Wasstraat........................................ 29, 685
Wasstraatmodus.................................... 686
Rem
ABS (antiblokkeersysteem)..................... 349
Active Brake Assist System.................... 380
Adaptief remlicht................................... 354
BAS (Brake Assist System)..................... 350
Beperkte remwerking (met zout
gestrooide wegen).................................. 295
EBD (Electronic Brakeforce Distribu-
tion)....................................................... 352
Elektrische parkeerrem.......................... 342
Handrem............................................... 342
HOLD-functie......................................... 352
Inrij-aanwijzingen................................... 294
Multicollision brake................................ 113
Nieuwe/vervangen remvoeringen/
remschijven........................................... 294
Parkeerrem............................................ 342
Recuperatie........................................... 301
Trefwoordenregister 1009
F296 0032 07
Remmenonderhoudsmodus.................... 688
Rijtips.................................................... 295
Remhulp
Active Brake Assist System.................... 380
Brake Assist System............................... 350
Remkrachtverdeling..................................... 352
Remlicht
Adaptief remlicht................................... 354
Remmen bij het manoeuvreren..................... 433
Remmenonderhoudsmodus
In- of uitschakelen.................................. 688
Remote parkeerassistent
Bedienen............................................... 427
Functie.................................................. 426
Mobiele telefoon autoriseren.................. 430
Remschijven................................................ 294
Remvloeistof................................................ 856
Remvoeringen.............................................. 294
Remweg verkorten
Brake Assist System............................... 350
Reserve-onderdelen....................................... 82
Reservesleutel............................................. 155
Reservewiel, Noodwiel................................. 734
Richtingaanwijzers....................................... 245
Rijden in de winter
Sneeuwkettingen............................. 45, 717
Sneeuwkettingmodus in/uitschakelen.... 718
Rijden in het terrein...................................... 298
Rijden met een aanhangwagen
Aanhangwagen aan- of afkoppelen......... 444
Aanwijzingen.......................................... 441
Actieve dodehoekassistent..................... 398
Actieve spoorassistent........................... 400
Asbelasting............................................ 864
Contactdoos.......................................... 444
Fietsdrager............................................ 447
Instellen................................................. 447
Kogelhals uit- en inklappen............... 40, 442
Rijdynamische regeling................................. 350
Rijgedrag
ongewoon.............................................. 717
Rijprogramma's
Selecteren............................................. 306
Rijstand....................................................... 311
Rijstrookherkenning
Actieve rijstrookwisselassistent.............. 377
Actieve spoorassistent........................... 400
Rijsysteem................................................... 348
Rijtips
Akoestische omgevingsbeveiliging
(soundgenerator)................................... 287
Algemene rijtips..................................... 295
Elektro-modus....................................... 287
Gestuurde achteras................................ 297
Inrij-aanwijzingen................................... 294
Omschakeling licht buitenlandse reis
........................................................ 30, 243
Recuperatie........................................... 301
Terreinrijden.......................................... 298
Rijveiligheidssysteem
Aanhangwagenmanoeuvreer-assistent.... 438
ABS (antiblokkeersysteem)..................... 349
Actieve rijstrookwisselassistent.............. 377
Actieve stuurassistent............................ 373
Active Brake Assist System.................... 380
Adaptief remlicht................................... 354
ATTENTION ASSIST................................ 356
BAS (Brake Assist System)..................... 350
Camera's............................................... 347
1010 Trefwoordenregister
F296 0032 07
Dodehoek-/actieve dodehoekassistent.. 396
EBD (Electronic Brakeforce Distribu-
tion)....................................................... 352
ESP® (elektronisch stabiliteitspro-
gramma)................................................ 350
HOLD-functie......................................... 352
Overzicht............................................... 348
Radar- en ultrasone sensoren................. 347
Snelheidslimietassistent......................... 386
Stuurassistent STEER CONTROL............. 352
TEMPOMAT............................................ 358
Terrein-ABS........................................... 349
Uw verantwoordelijkheid........................ 346
Verkeerstekenassistent.......................... 390
Wegrijhulp voor op hellingen................... 354
Rijverlichting................................................ 243
Rollo............................................................ 183
Rolzonnescherm
Schuifdak.............................................. 183
Rolzonneschermen
Openen en sluiten (entertainmentsys-
teem achterin)....................................... 670
Route
Actieradiusbewaking in- of uitschake-
len......................................................... 551
Alternatieve route.................................. 560
Alternatieve routes berekenen................ 555
Automatisch naar een wegrestaurant
zoeken starten....................................... 562
Bestemmingsinformatie weergeven........ 558
Electric Intelligence................................ 549
Electric Intelligence (overzicht)............... 548
Geregistreerde route opslaan................. 563
Instellingen voor laadstation selecte-
ren (navigatie met Electric Intelligence).. 549
Meldingen selecteren............................. 557
met Electric Intelligence berekenen........ 546
Navigatie............................................... 539
Omleidingsadvies overnemen................. 556
Op de kaart aanpassen.......................... 561
Opgeslagen route bewerken................... 562
Opgeslagen route starten....................... 562
Opladen in de buurt van de bestem-
ming...................................................... 554
Opties selecteren................................... 556
Plannen................................................. 559
Registreren............................................ 563
Routelijst weergeven.............................. 560
Service Actieradius op kaart.................. 554
Type selecteren...................................... 555
Woon-werk route.................................... 561
Routebegeleiding
Aanwijzingen.......................................... 563
Afbreken................................................ 568
Bestemming bereikt............................... 567
Oroad.................................................. 568
Rijstrookadviezen................................... 566
Routewijziging........................................ 564
Snelweginformatie................................. 566
Tussenbestemming bereikt..................... 567
Routebegeleiding met augmented reality
Activeren............................................... 575
Head-up-display..................................... 462
Overzicht............................................... 574
Straatnamen/huisnummers weerge-
ven........................................................ 575
Verkeerslichtweergave in- en uitscha-
kelen..................................................... 395
Routegebaseerde snelheidsaanpassing
Functie.................................................. 369
Instellen................................................. 370
Trefwoordenregister 1011
F296 0032 07
Ruiten
Comfortopening..................................... 181
Condens verwijderen............................. 276
Met sleutel openen................................ 181
Ontdooien.............................................. 273
Openen en sluiten.................................. 180
Verzorging............................................. 691
Ruitensproeierinstallatie................... 25, 47, 685
Ruitensproeiervloeistof
Bijvullen..................................... 25, 47, 685
Ruitreinigingsmiddel......................... 46, 858
Ruitenwisserbladen
Vervangen (voorruit)................... 26, 48, 261
Verzorging............................................. 691
Ruitenwissers
In- en uitschakelen................................. 260
Ruitenwisserbladen vervangen (ach-
terruit)................................................... 264
Ruitenwisserbladen vervangen (voor-
ruit)........................................... 26, 48, 261
Ruitenwissers voorruit
Ruitenwisserbladen vervangen.... 26, 48, 261
Ruitreinigingsmiddel............................... 46, 858
S
Satellietkaart................................................ 581
Schuifdak, Panoramaschuifdak
Automatische functies............................ 186
Met sleutel openen................................ 181
Openen en sluiten.................................. 183
Probleem............................................... 186
Regensluiting......................................... 186
Sluiten met de sleutel............................. 182
Sensoren
Informatie.............................................. 347
Reiniging................................................ 691
Service
Menu (bestuurdersdisplay)..................... 457
Service parkeren
Parkeermogelijkheden op de kaart
weergeven............................................. 582
Parkeermogelijkheid selecteren.............. 582
Parkeerplek van tevoren reserveren........ 583
Parkeertarief betalen.............................. 584
Services
Oproepen (entertainmentsysteem
achterin)................................................ 675
Overzicht (entertainmentsysteem ach-
terin)...................................................... 674
Servicesteunpunt........................................... 95
Servicewerkplaats.......................................... 95
Servosluiting
Portier................................................... 172
Sfeerverlichting
Instellen (entertainmentsysteem ach-
terin)...................................................... 670
Sidebags...................................................... 119
Sjorogen................................................ 42, 229
Slechtweerverlichting................................... 248
Sleepmethoden
Beide assen op de grond.................. 57, 708
Overzicht............................................... 707
Sleepoog
Opbergplaats......................................... 713
Sleutel
Akoestisch sluitsignaal........................... 152
Batterij................................................... 154
Functie.................................................. 151
Functie deactiveren.......................... 61, 153
Noodsleutel........................................... 153
1012 Trefwoordenregister
F296 0032 07
Ontgrendelingsinstelling......................... 152
Probleem............................................... 155
Reservesleutel....................................... 155
Sleutelbosbevestiging............................ 153
Stroomverbruik................................ 61, 153
Slijtage
Beschermingspotentieel beperkt............ 115
Smart Card
Aanbrengen........................................... 656
Smartphone-integratie
Apple CarPlay®/Android Auto.................. 23
Smeermiddelen............................................ 856
Sms............................................................. 472
Sneeuwkettingen.................................... 45, 717
Sneeuwkettingmodus................................... 718
Snelheid
Begrenzen, limiter.................................. 358
Opslaan, DISTRONIC.............................. 365
Opslaan, limiter...................................... 365
Opslaan, TEMPOMAT............................. 365
Snelheidsaanpassing, Routegebaseerd......... 369
Snelheidslimietassistent
Instellen................................................. 389
Systeemgrenzen.................................... 386
Snelheidslimieten
Winterbanden.................................. 45, 361
Snelheidsregeling
Actieve afstandsassistent DISTRONIC.... 362
Limiter................................................... 358
TEMPOMAT............................................ 358
Soware-update, Systeemupdate, Update
Informatie.............................................. 524
Storingsmelding..................................... 526
Uitvoeren............................................... 524
SOS-toets.................................................... 611
Sound Experience
Informatie.............................................. 660
Sound Experience oproepen.................. 661
Soundgenerator........................................... 287
Spanningsvoorziening
Inschakelen (start-stoptoets).................. 289
Speciale bestemming
Selecteren............................................. 542
Specieke absorptiewaarde (SAR)................ 851
Spiegels
Binnenspiegel........................................ 266
Buitenspiegels........................................ 265
Spiegels inklappen................................. 267
Spiegelverwarming....................................... 280
Spoorassistent..................................... 377, 400
Spraakassistent
Dialoogvoering....................................... 467
Spraakherkenning........................................ 594
Standlicht.................................................... 243
Start-stoptoets
Auto afzetten......................................... 336
Auto starten........................................... 291
Spanningsvoorziening/auto inschake-
len......................................................... 289
Starten
Start-stoptoets....................................... 291
Starthulp................................................ 54, 707
Starthulpaansluiting............................... 54, 707
Startscherm
Centraal display..................................... 483
Statusindicatie
Passagiersairbag.................................... 108
Veiligheidsgordel achterin...................... 107
Trefwoordenregister 1013
F296 0032 07
STEER CONTROL......................................... 352
Stoel, Doorlaadmogelijkheid, Voorstoel
Automatische aanpassing....................... 204
Comfortpositie voor zitplaats achterin
(MBUX interieurassistent)....................... 511
Correcte stand van de bestuurders-
stoel...................................................... 191
De rugleuning van de derde rij zit-
plaatsen terugklappen............................ 224
Elektrisch instellen................................. 192
Elektrisch instellen (achterin)................. 194
ENERGIZING-stoelkinematica................. 534
Geheugenfunctie.................................... 213
Instellen (entertainmentsysteem ach-
terin)...................................................... 668
Instellingen.............................................. 74
Instellingen congureren........................ 204
Instellingen terugzetten (massagepro-
gramma)................................................ 206
Lendensteun.......................................... 194
Leuning (achter) naar voren klappen
om in te stappen.................................... 196
Leuning naar voren klappen (achterin)
........................................................ 37, 220
Leuning terugklappen (achter).......... 39, 221
Massageprogramma's............................ 205
Massageprogramma's (achterin)............ 668
Middenairbag (chaueursrugleuning)...... 119
Rugleuning van de derde rij zitplaat-
sen naar voren klappen.......................... 222
Sidebags................................................ 119
Workoutprogramma's............................. 205
Zitplaatsen achterin terugzetten
(entertainmentsysteem achterin)............ 669
Stoel (achterin)
Instellingen.............................................. 76
Stoelhoes reinigen....................................... 693
Stoelkinematica
Instellen................................................. 534
Stoelventilatie
In- en uitschakelen................................. 207
Stoelverwarming
In- en uitschakelen................................. 206
Stoppen
Auto afzetten......................................... 336
Storing
Veiligheidssysteem................................. 106
Storingsmelding
Bestuurdersdisplay................................. 865
Straatnamen/huisnummers weergeven........ 575
Stroomvoorziening
Start-stoptoets....................................... 289
Stuurassistent
Actieve stuurassistent............................ 373
STEER CONTROL................................... 352
Stuurinrichting
Gestuurde achteras................................ 297
Stuurkolominstellingen................................. 209
Stuurwiel
Bestuurdersairbag.................................. 119
Elektrisch instellen................................. 209
Geheugenfunctie.................................... 213
mechanisch instellen.............................. 208
Stuurwiel verzorgen...................................... 693
Stuurwielverwarming
Van stoelverwarming loskoppelen........... 210
SVHC
Bijzonder zorgwekkende stoen............... 95
Symbolen voor speciale bestemmingen
Selecteren............................................. 576
1014 Trefwoordenregister
F296 0032 07
Systeem-pincode-beveiliging
In- en uitschakelen................................. 522
Systeeminstellingen
Eenheid voor afstand instellen................ 522
Overdracht van de locatie van de auto.... 519
Reset-functie MBUX............................... 527
Selecteren (entertainmentsysteem
achterin)................................................ 671
Systeem-pincode-beveiliging in- en
uitschakelen.......................................... 522
Tijd- en datumformaat instellen.............. 518
Tijdzone instellen................................... 518
T
TaalAanwijzingen.......................................... 522
Instellen................................................. 522
Tabbladen
Beheren................................................. 633
Tashaken...................................................... 229
Technische gegevens
Aanhangwagengewicht........................... 863
Achteroverbouw aanhangwagenvoor-
ziening................................................... 862
Afmetingen............................................ 858
Asbelasting (rijden met aanhangwa-
gen)....................................................... 864
Bevestigingspunten aanhangwagen-
voorziening............................................ 862
Dakbelasting.......................................... 859
Hoogspanningsaccu............................... 860
Inbouwmaten aanhangwagenvoorzie-
ning....................................................... 862
Informatie.............................................. 739
Informatie over wettelijke keurmerken
voor radio-apparatuur............................. 744
Kogeldruk.............................................. 863
Maximumsnelheden............................... 859
Specieke absorptiewaarde (SAR).......... 851
Zendfrequenties..................................... 740
Telediagnose
Diagnosegegevens................................. 682
Verstuurde gegevens.............................. 682
Telefoon, Smartphone
Aanwijzing............................................. 588
Aanwijzingen met betrekking tot
draadloos opladen (mobiele telefoon)..... 237
Bedrijfsstanden...................................... 590
Beltoon instellen.................................... 594
Binnenkomend gesprek tijdens een
gesprek................................................. 596
Contacten importeren (overzicht)........... 598
Contacten worden geïmporteerd............ 598
Draadloos opladen (mobiele telefoon
achterin)................................................ 240
Draadloos opladen (mobiele telefoon
voorin)................................................... 239
Functie wijzigen..................................... 592
Functies tijdens gesprek activeren......... 595
Gesprek met meerdere deelnemers........ 596
Gesproken opdrachten MBUX................ 471
Informatie........................................ 18, 591
Mobiele telefoon aanmelden............ 12, 591
Mobiele telefoon autoriseren, remote
parkeerassistent.................................... 430
Mobiele telefoon loskoppelen................. 593
Noodoproep..................................... 61, 622
Ontvangst- en overdrachtsvolume.......... 593
Overzicht functies (entertainmentsys-
teem achterin)....................................... 673
Overzicht telefoonmenu......................... 590
Privé-instellingen in- en uitschakelen
(telefoon achterin).................................. 674
Secure Simple Pairing...................... 12, 591
Smartphone-integratie............................. 23
Trefwoordenregister 1015
F296 0032 07
Spraakherkenning.................................. 594
Stille modus instellen (telefoon ach-
terin)...................................................... 674
Telefoneren............................................ 595
Van mobiele telefoon wisselen............... 592
Telefoon (audiosysteem)
Mobiele telefoon vervangen................... 592
Telefoonfuncties
Bluetooth® telefonie............................... 590
Telemetrieweergave..................................... 531
Teletekst
Overzicht............................................... 655
Televisie, Digitale tv
Gesproken opdrachten MBUX................ 472
Temperatuur
Instellen......................................... 269, 270
TEMPOMAT
Functie.................................................. 358
In- en uitschakelen................................. 359
Snelheid instellen................................... 359
Snelheid oproepen................................. 359
Snelheid opslaan.................................... 359
Voorwaarden......................................... 359
Terrein-ABS.................................................. 349
Terreinrijden................................................. 298
Terugname van de oude auto.......................... 81
Terugzetten
Reset-functie MBUX............................... 527
THERMATIC
Aircobedieningseenheid......................... 269
THERMOTRONIC
Aircobedieningseenheid......................... 270
Tijd Handmatige tijdinstelling........................ 518
Tijd- en datumformaat instellen.............. 518
Tijdzone instellen................................... 518
TIREFIT-set, Bandenvulcompressor
Conformiteitsverklaring............................ 92
Opbergplaats................................... 57, 700
Toegangsgegevens
Instellen (Bluetooth®)............................. 629
Toegestaan totaalgewicht............................. 854
Toegestane asbelasting................................ 854
Toegestane sleepmethoden
Overzicht............................................... 707
Tolhengssysteem
Voorruit................................................. 268
Top Tether.................................................... 144
Topograsche compensatie, Vooruit-
ziende koplampregeling................................ 249
Totaalgewicht............................................... 854
Touch-Control
Bestuurdersdisplay................................. 452
Gevoeligheid instellen............................ 485
MBUX.................................................... 484
Touchscreen
Haptische bediening in- en uitschake-
len......................................................... 486
Invoeren van tekens............................... 504
Tow-Bar-systeem
Slepen................................................... 449
Track Race................................................... 528
Transmissie
Achteruitversnelling inschakelen............. 309
DIRECT SELECT-keuzehendel................. 308
DYNAMIC SELECT-toets......................... 305
Neutraalstand inschakelen..................... 309
Parkeerstand inschakelen....................... 310
1016 Trefwoordenregister
F296 0032 07
Rijprogramma's...................................... 305
Rijstand inschakelen.............................. 311
Transmissiestandaanduiding................... 308
Transmissiestanden............................... 308
Transmissiestandaanduiding......................... 308
Trekken
Sleepmethoden...................................... 707
TuneIn
Aanmelden............................................ 635
Afmelden............................................... 635
Opties instellen...................................... 635
Overzicht............................................... 635
Stream selecteren.................................. 635
Zender opslaan...................................... 635
Zender selecteren en verbinden............. 635
Zender wissen........................................ 635
Tussenbestemming
Automatisch naar een wegrestaurant
zoeken starten....................................... 562
Bewerkt................................................. 559
Tv Audiotaal instellen.................................. 654
Beeldinstellingen.................................... 655
Gecodeerde tv-zenders verbergen.......... 655
Gesproken opdrachten MBUX................ 472
Helderheid instellen............................... 655
Informatie.............................................. 650
Inschakelen........................................... 651
Inschakelen (entertainmentsysteem
achterin)................................................ 677
Menu oproepen (voor CI+ geschikte
module)................................................. 656
Ondertiteling instellen............................ 654
Overzicht............................................... 651
Overzicht teletekst................................. 655
Videotekst weergeven............................ 655
Volledig scherm in- en uitschakelen........ 652
Tv-zender
EPG (elektronische programmagids)....... 653
In besturingsmenu instellen.................... 652
In de zenderlijst instellen........................ 652
In favorieten instellen............................. 652
Landspecieke tekenset......................... 653
Op de achtergrond instellen................... 652
Opslaan................................................. 654
Overzicht Favorieten.............................. 654
Overzicht zenderlijst............................... 653
Zender vast in- en uitschakelen.............. 653
Zender vastzetten.................................. 653
Tweede sleutel............................................. 155
Tweede telefoon
Verbinden.............................................. 591
Typegoedkeuringsnummer EG...................... 854
Typeplaatje
Auto...................................................... 854
Motor.................................................... 854
U
Uitparkeren
Actieve parkeerassistent........................ 419
PARKTRONIC......................................... 415
Wegrij-assistentie................................... 430
Uitschakeling passagiersairbag
Informatie (kinderzitjesbevestigings-
systeem op de passagiersstoel).............. 127
Uitschakeling van de bijrijdersairbag, PAS-
SENGER AIR BAG OFF.................................. 110
Uitschakelsysteem (hoogspanningsboord-
net).............................................................. 287
Uitschakelvertragingstijd verlichting
Binnen................................................... 259
Buiten.................................................... 256
Trefwoordenregister 1017
F296 0032 07
Uitstaphulp
Functie.................................................. 210
Instellen................................................. 212
Uitstapwaarschuwing
Dodehoek-/actieve dodehoekassistent.. 396
MBUX interieurassistent......................... 510
URLDelen..................................................... 634
Usb-aansluiting
Achterin................................................. 237
Opbergvakken (voor)........................ 42, 217
Usb-aansluiting (multimediasysteem)
Apparaten aansluiten............................. 639
V
Variabele limiter........................................... 358
Veiligheid voor inzittenden
Aanwezigheidsherinnering van perso-
nen........................................................ 149
Airbag.................................................... 119
Basisinformatie...................................... 102
Huisdieren in de auto............................. 115
Informatie over de correcte zitpositie..... 103
Informatie over het kinderzitjesbeves-
tigingssysteem....................................... 109
Kinderzitje............................................. 122
PRE-SAFE®............................................ 111
Veiligheidsafstand aanhouden
Actieve afstandsassistent DISTRONIC.... 365
Veiligheidsgordel
Aanwijzingen met betrekking tot het
correct dragen....................................... 104
Afdoen................................................... 119
Automatisch voorspannen...................... 112
Gordelaanpassing in- en uitschakelen..... 113
Hoogte instellen..................................... 105
Omgespen............................................. 105
Statusindicatie veiligheidsgordels ach-
terin....................................................... 107
Verzorging............................................. 693
Waarschuwingslampje............................ 106
Veiligheidsgordel achterin
Statusindicatie....................................... 107
Veiligheidsnet
Bevestigen............................................. 228
Veiligheidssysteem
Activeringssituaties................................ 113
Algemene aanwijzingen voor kinderen.... 122
Basisinformatie...................................... 102
Bedrijfsklare status................................ 106
Beschermingspotentieel......................... 103
Beschermingspotentieel beperkt............ 115
Informatie over de correcte zitpositie..... 103
Informatie over de werkingswijze............ 114
Storing................................................... 106
Waarschuwingslampje............................ 106
Zelfdiagnose.......................................... 106
Veiligheidsvest................................. 31, 52, 697
velgen
Aanwijzingen met betrekking tot mon-
tage....................................................... 723
Selectie................................................. 723
Vervanging............................................. 723
Velgen verzorgen.......................................... 691
Ventilatie..................................................... 284
Ventileren.................................................... 181
Ver- en ontgrendeling
Automatische vergrendeling (MMS)........ 166
Digitale voertuigsleutel........................... 159
Extra portiervergrendeling...................... 161
KEYLESS-GO.......................................... 163
1018 Trefwoordenregister
F296 0032 07
Mercedes me connect........................... 161
Noodsleutel........................................... 172
Portieren (binnen).................................. 162
Verantwoordelijkheid
Rijveiligheidssystemen........................... 346
Verbindingsstatus
Overzicht............................................... 631
Weergeven............................................. 631
Verbruiksindicatie......................................... 307
Verkeersinformatie
Car-to-X-Communication........................ 573
Informatie over Live Trac Information... 569
Live Trac Information abonnement
verlengen............................................... 570
Live Trac Information registreren......... 570
Overzicht............................................... 569
Verkeersincidenten weergeven............... 571
Verkeerskaart weergeven....................... 570
Verkeersinformatie (audiosysteem)
In- en uitschakelen........................... 60, 648
Verkeerslichtwaarschuwing/-weergave......... 390
Verkeerslichtweergave
In- en uitschakelen................................. 395
Informatie.............................................. 395
Verkeerstekenassistent
Functie.................................................. 390
Instellen................................................. 394
Verlichting
Actieve bochtenverlichting..................... 247
Adaptief remlicht................................... 354
Adaptieve grootlichtassistent.................. 252
Adaptieve grootlichtassistent Plus.......... 254
Assistentiefuncties................................. 249
Automatisch rijlicht................................ 244
Bochtenverlichting................................. 247
Citylicht................................................. 248
Combischakelaar................................... 245
DIGITAL LIGHT....................................... 247
Dimlicht instellen................................... 256
Dynamisch dimlicht................................ 247
Grootlicht.............................................. 245
Intelligent Light System in- en uitscha-
kelen..................................................... 251
Interieurverlichting................................. 257
Knipperlichten........................................ 245
Leeslampje............................................ 257
Mistachterlicht....................................... 245
Mistlicht (uitgebreid).............................. 248
Noodknipperlichten.......................... 51, 246
Oroad-licht........................................... 248
Omschakeling licht buitenlandse reis
........................................................ 30, 243
Slechtweerverlichting............................. 248
Topograsche compensatie.................... 249
Uitschakelvertragingstijd verlichting....... 256
Verantwoordelijkheid voor verlich-
tingssystemen........................................ 243
Verlichting voor snelwegen..................... 248
Zoekverlichting...................................... 256
Verlichting voor snelwegen........................... 248
Vermoeidheidsherkenning............................ 356
Vermogen (bestuurdersdisplay, menu
Sportief)...................................................... 458
Vervoeren
Auto...................................................... 710
Verwarming
Achterruit.............................................. 270
In- en uitschakelen................................. 272
Klimaatregeling.............................. 269, 270
Middenconsole...................................... 271
Stoel...................................................... 206
Stuurwiel............................................... 210
Voorruit................................................. 279
Trefwoordenregister 1019
F296 0032 07
Verwisselen van een wiel
Auto laten zakken................................... 733
Auto omhoogbrengen............................. 728
Nieuw wiel monteren.............................. 732
Verwijderen/installeren van de wiel-
deksel.................................................... 728
Voorbereiden......................................... 727
Wiel verwijderen.................................... 732
Wieldoppen verwijderen en aanbren-
gen........................................................ 728
Verzorging
Aanhangwagenvoorziening..................... 691
Camera.................................................. 691
Decorfolie.............................................. 690
Display................................................... 693
Echt hout/sierdelen............................... 693
Exterieurverlichting................................ 691
Head-up-display..................................... 693
Hogedrukreiniger................................... 689
Interieur................................................. 693
Interieurhemel....................................... 693
Kunststof bekleding............................... 693
Lak........................................................ 690
Lucht-waterkanaal.................................. 685
Met de hand wassen.............................. 689
Onderdelen van de auto......................... 691
Remmenonderhoudsmodus.................... 688
Stuurwiel............................................... 693
Veiligheidsgordel.................................... 693
Voertuigstekkerdoos van de hoog-
spanningsaccu....................................... 691
Wasstraat........................................ 29, 685
Wasstraatmodus.................................... 686
Wielen/velgen....................................... 691
Vestiging........................................................ 95
Video-opnamen
Gallery App............................................ 619
Videotekst
Weergeven............................................. 655
Vierwielaandrijving....................................... 312
Vingerafdruksensor
MBUX multimediasysteem...................... 486
Vloerbedekking reinigen............................... 693
Vloermat...................................................... 241
Voertuigcamera's......................................... 347
Voertuigelektronica
Mobilofoons........................................... 739
Motorelektronica................................... 739
Voertuiggegevens
Aan- en aoophoek................................ 859
Breedte.................................................. 858
Dakbelasting.......................................... 859
Hoogte.................................................. 858
Lengte................................................... 858
Maximumsnelheden............................... 859
Versturen naar Android Auto.................. 610
Versturen naar Apple CarPlay®............... 610
Waaddiepte............................................ 859
Weergave, MBUX................................... 307
Weergeven, DYNAMIC SELECT............... 307
Wielbasis............................................... 858
Voertuighoogte
AIRMATIC.............................................. 403
Instellen (AIRMATIC).............................. 404
Voertuigidenticatienummer......................... 854
Voertuiglocatie
Overdracht in- en uitschakelen............... 519
Voertuigsensoren......................................... 347
Voertuigsleutel............................................. 151
Voertuigstart
Start-stoptoets....................................... 291
1020 Trefwoordenregister
F296 0032 07
Voertuigstekkerdoos
Controlelampjes.................................... 321
Verzorging............................................. 691
Voertuigtypeplaatje
Asbelasting............................................ 854
Bouwserie.............................................. 854
EG-typegoedkeuringsnummer................. 854
FIN........................................................ 854
Lakcode................................................. 854
Totaalgewicht......................................... 854
Volumeverhoging verkeersinformatie
Instellen................................................. 649
Voor CI plus geschikte CA-module
Smart Card aanbrengen......................... 656
Voor CI+ geschikte module, HD-program-
ma's
Menu oproepen..................................... 656
Voorkomen van ongevallen........................... 430
Voorpassagiersdisplay
Bedienen............................................... 643
Informatie.............................................. 642
Voorruit
Infrarood reecterend............................ 268
Ontdooien.............................................. 273
Ontwasemen.................................. 269, 270
Radiogolven........................................... 268
Tolhengssysteem................................. 268
Voorruitverwarming...................................... 279
Voorverwarmen............................................ 280
Voorwerpen in het interieur
Beschermingspotentieel beperkt............ 115
Vrije soware............................................... 101
W
Waarschuwings- en controlelampjes
Bestuurdersdisplay................................. 956
PASSENGER AIR BAG............................. 108
Waarschuwings-/controlelampje
! ABS-waarschuwingslampje........... 968
! Controlelampje elektrische par-
keerrem (geel)........................................ 965
! Controlelampje elektrische par-
keerrem (rood)....................................... 965
J Remwaarschuwingslampje
(geel)..................................................... 966
ï Waarschuwingslampje aan-
hangwagenvoorziening........................... 963
p Waarschuwingslampje aanwe-
zigheidsherinnering van personen
(geel)..................................................... 961
p Waarschuwingslampje aanwe-
zigheidsherinnering van personen (wit)... 960
Ó Waarschuwingslampje Active
Brake Assist System............................... 972
L Waarschuwingslampje
afstandswaarschuwing........................... 971
Û Waarschuwingslampje ATTEN-
TION ASSIST.......................................... 970
h Waarschuwingslampje banden-
spanningscontrole brandt....................... 975
h Waarschuwingslampje banden-
spanningscontrole knippert.................... 974
# Waarschuwingslampje elektri-
sche storing........................................... 962
Trefwoordenregister 1021
F296 0032 07
÷ Waarschuwingslampje ESP®
brandt.................................................... 969
÷ Waarschuwingslampje ESP®
knippert................................................. 969
å Waarschuwingslampje ESP®
OFF....................................................... 970
Ù Waarschuwingslampje
gestuurde achteras (geel)....................... 964
Ù Waarschuwingslampje
gestuurde achteras (rood)...................... 964
H Waarschuwingslampje
Mercedes-Benz noodoproepsysteem...... 974
ä Waarschuwingslampje onder-
stel (geel)............................................... 973
ä Waarschuwingslampje onder-
stel (rood).............................................. 973
J Waarschuwingslampje remmen
(rood).................................................... 966
ê Waarschuwingslampje snel-
heidslimietassistent................................ 971
Ù Waarschuwingslampje stuurbe-
krachtiging (geel)................................... 963
Ù Waarschuwingslampje stuurbe-
krachtiging (rood)................................... 964
Ú Waarschuwingslampje sys-
teemfout................................................ 962
ü Waarschuwingslampje veilig-
heidsgordel brandt................................. 960
ü Waarschuwingslampje veilig-
heidsgordel knippert.............................. 960
6 Waarschuwingslampje veilig-
heidssysteem......................................... 959
ê Waarschuwingslampje ver-
keerstekenassistent............................... 971
_ Waarschuwingslampje vermo-
gen gereduceerd.................................... 961
Waarschuwingssysteem................................ 187
Wasstraat............................................... 29, 685
Wasstraatmodus.......................................... 687
Webbrowser
Browserdata wissen............................... 633
Favoriet wissen...................................... 633
Favorieten beheren................................ 633
Instellingen oproepen............................. 633
Op de achtergrond plaatsen................... 634
Oproepen (entertainmentsysteem
achterin)................................................ 675
Opties oproepen.................................... 632
Overzicht (entertainmentsysteem ach-
terin)...................................................... 674
Tabblad.................................................. 633
URL delen.............................................. 634
Website oproepen.................................. 631
Website oproepen........................................ 631
Weergave beschikbaar vermogen
Werking en aanwijzingen........................ 464
Weergave onderhoudsinterval....................... 680
Weersinformatie........................................... 581
Wegrij-assistentie
Wegrij-assistentie................................... 430
Wegrijassistent
Wegrijhulp voor op hellingen................... 354
Wegrijblokkering.......................................... 187
1022 Trefwoordenregister
F296 0032 07
Wegrijden
Wegrij-assistentie................................... 430
Wegrijhulp voor op hellingen................... 354
Wegrijhulp
Wegrij-assistentie................................... 430
Wegrijhulp voor op hellingen................... 354
Wegrijhulp voor op hellingen......................... 354
Wegrolbeveiliging......................................... 352
Wegsleepbeveiliging..................................... 189
Werking bij een ongeval................................ 114
what3words
Bestemmingsinvoer met driewoorden-
adres..................................................... 544
Wielen
Bandenspanning.................................... 719
Bandenspanningscontrole...................... 721
Bandentemperatuur controleren............. 721
Controleren............................... 30, 45, 717
Geluidontwikkeling................................. 717
Monteren............................................... 732
Naafdop verwijderen/installeren............ 728
Ongewoon rijgedrag............................... 717
Opslaan................................................. 726
Pech................................................ 55, 699
Sneeuwkettingen............................. 45, 717
TIREFIT-set............................................. 701
Verwijderen........................................... 732
Verwijderen/installeren van de wiel-
deksel.................................................... 728
Verwisselen................................... 726, 727
Verzorging............................................. 691
Wielkeg.................................................. 56, 727
Wielwisselgereedschap........................... 56, 727
Wi Hotspot instellen.................................... 520
In- en uitschakelen................................. 520
Informatie over de verbinding................. 520
Internetverbinding instellen.................... 629
Wijziging
Beschermingspotentieel beperkt............ 115
Windowbag.................................................. 119
Winterbanden
Limiter............................................. 45, 361
Permanente snelheidsbegrenzing
instellen........................................... 45, 361
Wissers........................................................ 260
Woon-werk route.......................................... 561
Workoutprogramma's................................... 205
Wrappen
Op camera/sensoren............................. 347
Radar- en ultrasone sensoren................. 347
Z
Zekeringen
Aansluitschema................................ 54, 714
Aanwijzingen.................................... 54, 714
Bagageruimte......................................... 716
Beenruimte passagierszijde.................... 716
Cockpit.................................................. 715
Zelfdiagnose
Automatische uitschakeling van de
passagiersairbag.................................... 108
Veiligheidssysteem................................. 106
Zender
Directe frequentie-invoer.................. 35, 647
Favoriet bewerken.................................. 647
Frequentie xeren.................................. 648
Instellen................................................. 647
Opslaan................................................. 647
Verschuiven........................................... 647
Wissen................................................... 647
Trefwoordenregister 1023
F296 0032 07
Zender volgen
Instellen................................................. 648
instellen (Internetradio).......................... 648
Zendergeheugen
Bewerkt................................................. 647
Zenderlijst
Oproepen.............................................. 647
Zendervoorstel
Radio..................................................... 647
Zenderzoeken........................................ 35, 647
Zero-layer
Functie.................................................. 478
Overzicht............................................... 479
Zicht
Condens van de ruiten verwijderen......... 276
Voorruitverwarming................................ 279
Zijruiten
Automatische functie............................. 181
Comfortopening..................................... 181
Comfortsluiting...................................... 182
Kinderslot (achterin)............................... 148
Met sleutel openen................................ 181
Openen en sluiten.................................. 180
Probleem............................................... 182
Regensluiting......................................... 181
Sluiten met de sleutel............................. 182
Sluiten/openen (luchtrecirculatietoets).... 59
Zijwindassistent........................................... 351
Zitplaats achterin
Instellen (entertainmentsysteem ach-
terin)...................................................... 668
Zoeken naar wegrestaurant
Automatisch zoeken starten................... 562
Zoeklicht MBUX........................................... 513
Zoekverlichting............................................ 256
1024 Trefwoordenregister
F296 0032 07
Impressum
Internet
Meer informatie over Mercedes-Benz-voertuigen
en over Mercedes‑Benz AG vindt u op internet
onder:
https://www.mercedes-benz.com
https://group.mercedes-benz.com
Redactie
Bij vragen of suggesties ten aanzien van deze
handleiding kunt u de Technische Redactie op het
volgende adres bereiken:
Mercedes‑Benz AG, HPC: CAC, Customer Service,
70546 Stuttgart, Duitsland
© Mercedes‑Benz AG: Nadruk, vertaling en repro-
ductie, volledig of gedeeltelijk, is zonder schrie-
lijke toestemming van Mercedes‑Benz AG niet toe-
gestaan.
Autofabrikant
Mercedes‑Benz AG
Mercedesstraße 120
70372 Stuttgart
Duitsland
Redactiesluiting 19.04.23
F296 0032 07
Digitaal in de auto Map met voertuigdocumentatie in
de auto
Digitaal op het internet Digitaal als app
U vindt de handleiding in het multi-
mediasysteem onder “Voertuig“.
Start met het snelmenu, ontdek
highlights en nuttige tips.
Hier vindt u alle informatie over de
bediening, de serviceverleningen
en de garantie van uw auto in
gedrukte vorm.
U vindt de handleiding op uw
Mercedes-Benz homepage.
De Mercedes-Benz Guides app is
gratis beschikbaar in de gangbare
app-stores.
Apple® iOS AndroidTM
Bestelnummer F296 0032 07
Uitgave ÄJ2023-2
F296 0032 07
1017


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Mercedes EQS 2023 - SUV at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Mercedes EQS 2023 - SUV in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 47.97 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info