817151
3
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/1012
Next page
C-Klasse Limousine
Handleiding +
F206 0105 07
Waarschuwing passagiersairbag
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar bij ingeschakelde bijrijders-
airbag
Als de bijrijdersairbag is ingeschakeld, kan een
kind op de bijrijdersstoel bij een ongeval door
de bijrijdersairbag worden geraakt.
#NOOIT een naar achteren gericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem op een stoel
met INGESCHAKELDE FRONTAIRBAG
gebruiken, want dat kan voor het kind
DODELIJKE of ERNSTIGE VERWONDIN-
GEN tot gevolg hebben.
Het hoofdstuk "Kinderen in de auto" in acht
nemen.
F206 0105 07
Welkom in de wereld van Mercedes-Benz
Voor de eerste rit dient u zich aan de hand van
deze handleiding vertrouwd te maken met de
auto. Voor uw eigen veiligheid en voor een langere
bedrijfsduur van de auto adviseren wij u de vol-
gende aanwijzingen en waarschuwingsaanwijzin-
gen in deze handleiding op te volgen. Onoplet-
tendheid kan tot schade aan de auto en tot per-
soonlijk letsel leiden.
De uitvoering of de productbenaming van de auto
kan verschillen en is afhankelijk van de volgende
factoren:
RModel
ROpdracht
RExportuitvoering
RBeschikbaarheid
Daarom kunnen de beschrijvingen en de afbeel-
dingen in sommige gevallen afwijken van uw auto.
De afbeeldingen in deze handleiding tonen een
auto met linkse besturing. De inbouwplaats van
onderdelen en van bedieningselementen wijken
bij een auto met rechtse besturing overeenkom-
stig af.
Mercedes-Benz ontwikkelt zijn auto's steeds ver-
der.
Mercedes-Benz behoudt zich daarom het recht
voor de volgende punten te wijzigen:
RVorm
RUitvoering
RTechniek
De volgende documentatie is onderdeel van de
auto:
RDigitale handleiding
RGedrukte handleiding
ROnderhoudsboekje
RUitrustingsafhankelijke aanvullende handleidin-
gen
RAanvullende documenten
Deze documentatie moet altijd in de auto aanwe-
zig zijn. Bij de verkoop of het uitlenen van de auto
moet alle documentatie in de auto aanwezig zijn
of worden overhandigd; dit controleren.
Disclaimer
De volgende online-versie van de handleiding
beschrij alle modellen, standaarduitrustingen en
opties van uw auto. Landspecieke afwijkingen in
de taalvarianten zijn mogelijk. Neem in acht dat
uw auto mogelijk niet met alle beschreven func-
ties is uitgerust. Dit betre ook veiligheidsrele-
vante systemen en functies.
Neem alstublie contact op met uw geautori-
seerde Mercedes-Benz-dealer om een gedrukte
handleiding voor andere modellen en modeljaren
te ontvangen. De online-handleiding is altijd de
meest actuele versie. Er kon geen rekening wor-
den gehouden met alle afwijkingen met het daad-
werkelijke voertuig, omdat Mercedes-Benz haar
voertuigen continu aanpast aan de nieuwste stand
der techniek en de vorm en uitvoering wijzigt.
Ook de gedrukte handleiding, aanvullende docu-
menten en de digitale handleiding lezen.
F206 0105 07
Auteursrecht
Alle rechten voorbehouden. Alle teksten,foto's en
afbeeldingen vallen onder het auteursrecht en
andere wetten ter bescherming van intellectueel
eigendom. Deze mogen niet voor handelsdoelein-
den of voor verspreiding worden gekopieerd, noch
veranderd en op andere websites worden
gebruikt.
F206 0105 07
Symbolen ........................................................ 7
Snelle start en tips .......................................... 8
Stoelen ........................................................... 8
Kinderen in de auto ......................................... 9
DIGITAL LIGHT .............................................. 10
Aanraakgevoelige bedieningselementen ......... 11
Radio ............................................................ 12
Wi-hotspot .................................................. 13
Mobiele telefoon aanmelden ......................... 13
MBUX spraakassistent ................................... 14
ENERGIZING Packages .................................. 14
Rijassistentiepakket ...................................... 15
Parkeerpakket ............................................... 15
Hoogspanningsaccu wisselstroomladen
(mode 2 of 3) ................................................ 16
Hoogspanningsaccu gelijkstroomladen
(mode 4) ....................................................... 16
Bestemmingsinvoer navigatie ........................ 16
Noviteiten van het multimediasysteem ........... 18
Bij het tankstation ......................................... 25
Vakantie voorbereiden ................................... 37
Bagage en beladen ........................................ 42
IJs en sneeuw ................................................ 53
Hulp bij pech ................................................. 59
Experttips ..................................................... 68
In één oogopslag ........................................... 74
Cockpit ......................................................... 74
Cockpit (plug-in-hybride) ............................... 76
Waarschuwings- en controlelampjes .............. 78
Bedieningspaneel dakconsole ........................ 80
Portierbedieningseenheid en stoelinstel-
lingen ............................................................ 82
In geval van nood en pech ............................. 84
Digitale handleiding ....................................... 86
Digitale handleiding oproepen ....................... 86
Algemene aanwijzingen ................................. 87
Milieubescherming ........................................ 87
Terugname van de oude auto ......................... 87
Mercedes-Benz Originele Onderdelen ............ 88
Aanraakgevoelige bedieningselementen ......... 89
Mercedes me app ......................................... 89
Bedrijfsveiligheid ........................................... 90
Aanwijzingen met betrekking tot de mon-
tage van het kenteken op de voorste ken-
tekenplaathouder .......................................... 93
Conformiteitsverklaringen en nationale
aanwijzingen ................................................. 94
Diagnose-interface ........................................ 97
Gekwaliceerde werkplaats ........................... 99
Registratie van de auto .................................. 99
Correct gebruik van de auto .......................... 99
Informatie over de REACH-verordening ........ 100
Informatie voor personen met elektroni-
sche medische hulpmiddelen ...................... 100
Aansprakelijkheid voor gebreken ................. 101
QR-codes voor reddingskaart ...................... 101
Gegevensopslag .......................................... 101
Auteursrecht ............................................... 105
Veiligheid voor inzittenden ........................... 106
Het belangrijkste in het kort ........................ 106
Informatie over de automatische werking
van het veiligheidssysteem .......................... 113
Doel en functie van het veiligheidssysteem .. 117
Veiligheidsgordels ....................................... 123
Airbags ....................................................... 123
Inhoudsopgave 3
F206 0105 07
Kinderen veilig in de auto vervoeren ............ 124
Het belangrijkste in het kort ........................ 124
Belangrijke veiligheidsaanwijzingen .............. 125
Geschikte kinderzitjesbevestigingssyste-
men voor het vervoeren van kinderen .......... 132
Geschikte zitplaatsen voor de bevestiging
van kinderzitjesbevestigingssystemen .......... 137
Kinderzitjesbevestigingssysteem bevesti-
gen ............................................................. 142
Kinderbeveiligingen ..................................... 147
Aanwezigheidsherinnering van personen ..... 150
Openen en sluiten ....................................... 151
Sleutel ........................................................ 151
Digitale voertuigsleutel ................................ 155
Portieren ..................................................... 161
Bagageruimte .............................................. 166
Zijruiten ...................................................... 172
Schuifdak .................................................... 175
Rolzonneschermen ...................................... 179
Diefstalbeveiliging ....................................... 180
Stoelen en opbergen ................................... 184
Aanwijzingen voor een correcte stand van
de bestuurdersstoel .................................... 184
Aanwijzingen met betrekking tot de hand-
grepen ........................................................ 184
Stoelen ....................................................... 185
Stuurwiel .................................................... 199
In- en uitstaphulp ........................................ 202
Geheugenfunctie ......................................... 204
Opbergmogelijkheden ................................. 206
Bekerhouder ............................................... 220
Asbak en sigarettenaansteker ...................... 225
Contactdozen ............................................. 226
Draadloos opladen van de mobiele tele-
foon en koppeling met de buitenantenne ..... 227
Vloermat verwijderen en aanbrengen ........... 230
Licht en zicht .............................................. 231
Exterieurverlichting ..................................... 231
Interieurverlichting ...................................... 244
Ruitenwissers en ruitensproeierinstallatie .... 246
Spiegels ...................................................... 248
Klimaatregeling ........................................... 252
Overzicht temperatuurregelsystemen .......... 252
Temperatuurregelsysteem bedienen ............ 255
Rijden en parkeren ...................................... 270
Rijden ......................................................... 270
DYNAMIC SELECT ....................................... 297
Automatische transmissie ........................... 305
Functie van de 4MATIC ................................ 314
Tanken ........................................................ 314
Hoogspanningsaccu opladen (plug-in-
hybride) ...................................................... 321
Parkeren ..................................................... 342
Rij- en rijveiligheidssystemen ....................... 349
Aanhangwagenvoorziening .......................... 442
Functie van de etsdrager ........................... 449
Aanwijzingen met betrekking tot het trek-
ken van auto's ............................................. 451
Bestuurdersdisplay ...................................... 452
Aanwijzingen met betrekking tot het
bestuurdersdisplay ...................................... 452
Bestuurdersdisplay bedienen ....................... 452
Menu's op het bestuurdersdisplay ............... 453
4Inhoudsopgave
F206 0105 07
Head-up-display .......................................... 466
Auto's met 48V-boordnet ............................ 468
Functie van de vermogensmeter .................. 468
Overzicht van de statusindicaties op het
bestuurdersdisplay ...................................... 468
Overzicht van de statusindicaties op het
bestuurdersdisplay ...................................... 470
Overzicht van de statusindicaties op het
bestuurdersdisplay (Mercedes-AMG
auto's) ........................................................ 471
Overzicht van de statusindicaties op het
bestuurdersdisplay (Mercedes-AMG
auto's) ........................................................ 472
MBUX spraakassistent ................................ 474
Aanwijzingen voor de bedrijfsveiligheid ........ 474
Bediening .................................................... 474
MBUX spraakassistent eectief gebruiken ... 476
Duidelijke gesproken opdrachten ................. 478
MBUX multimediasysteem ........................... 482
Overzicht en bediening ................................ 482
Systeeminstellingen .................................... 508
AMG TRACK PACE ....................................... 517
Instellingen Plug-in-hybride .......................... 522
Oroad-menu .............................................. 524
Fit & Healthy ............................................... 525
Navigatie en verkeer .................................... 530
Telefoon ...................................................... 575
Online- en internetfuncties .......................... 613
Media ......................................................... 622
Radio .......................................................... 629
Sound ......................................................... 633
Onderhoud en verzorging ............................ 637
Weergave onderhoudsinterval ASSYST
PLUS .......................................................... 637
Onderhoudsmanagement ............................ 638
Telediagnose ............................................... 639
Motorruimte ................................................ 639
Reiniging en verzorging ............................... 648
Pechhulp ..................................................... 657
Noodgeval ................................................... 657
Bandenpech ................................................ 659
Accu (auto) ................................................. 666
Aan- of wegslepen ....................................... 673
Elektrische zekeringen ................................. 679
Banden en velgen ........................................ 684
Aanwijzingen met betrekking tot geluids-
ontwikkeling of ongewoon rijgedrag ............. 684
Aanwijzingen met betrekking tot het regel-
matig controleren van de velgen en ban-
den ............................................................. 684
Aanwijzingen met betrekking tot sneeuw-
kettingen ..................................................... 684
Bandenspanning ......................................... 685
Verwisselen van een wiel ............................. 689
Noodwiel ..................................................... 699
Technische gegevens ................................... 703
Aanwijzingen met betrekking tot de tech-
nische gegevens .......................................... 703
Boordelektronica ......................................... 703
Informatie over wettelijke keurmerken
voor radio-apparatuur .................................. 705
Overzicht voertuigtypeplaatje, FIN en
motornummer ............................................. 810
Bedrijfsstoen ............................................. 812
Autogegevens ............................................. 824
Aanhangwagenvoorziening .......................... 830
Inhoudsopgave 5
F206 0105 07
Displaymeldingen met waarschuwings- en
controlelampjes .......................................... 834
Displaymeldingen ........................................ 834
Waarschuwings- en controlelampjes ............ 933
Trefwoordenregister .................................... 957
6Inhoudsopgave
F206 0105 07
In deze handleiding vindt u de volgende symbolen:
&WAARSCHUWING Gevaar door het niet in
acht nemen van waarschuwingsaanwijzin-
gen
Waarschuwingsaanwijzingen wijzen op gevaren
die uw gezondheid of uw leven resp. de
gezondheid of het leven van anderen in gevaar
kunnen brengen.
#Waarschuwingsaanwijzingen in acht
nemen.
+MILIEU-AANWIJZING Milieuschade door
het niet in acht nemen van milieu-aanwij-
zingen
Milieu-aanwijzingen geven informatie over mili-
eubewust handelen of milieubewust afvoeren.
#Milieu-aanwijzingen in acht nemen.
*AANWIJZING Materiële schade door het
niet in acht nemen van aanwijzingen
m.b.t. materiële schade
Aanwijzingen m.b.t. materiële schade wijzen
op risico's die tot schade aan de auto kunnen
leiden.
#Aanwijzingen m.b.t. materiële schade in
acht nemen.
%Nuttige aanwijzingen of andere informatie die
behulpzaam kan zijn.
#Handelingsinstructie
(/ pagina) Meer informatie over een onderwerp
Melding Melding in het centraal display
4Bovenste menuniveau, dat in het
multimediasysteem moet worden
geselecteerd
5Overeenkomstige submenu's, die in
het multimediasysteem moeten wor-
den geselecteerd
*Gee een oorzaak aan
Symbolen 7
F206 0105 07
Stoelen
Stoelen instellen
Auto's zonder zitcomfortpakket
1Stoellengterichting
2Zithoogte
3Rugleuninghoek
#In stoellengterichting instellen: De hendel 1
omhoogbrengen en de stoel in de gewenste
positie schuiven.
#Zorg ervoor dat de stoel vergrendeld is.
#Zithoogte instellen: De hendel 2 omhoog
trekken of omlaag drukken tot de gewenste
positie is bereikt.
#Rugleuninghoek instellen: De draaiknop 3
naar voren of naar achteren draaien tot de
gewenste positie is bereikt.
Auto's met zitcomfortpakket
1Rugleuninghoek
2Zithoogte
3Zittinghoek
4Zittingdiepte
5Stoellengterichting
8Snelle start en tips
F206 0105 07
#In stoellengterichting instellen: De hendel 5
omhoogbrengen en de stoel in de gewenste
positie schuiven.
#Zorg ervoor dat de stoel vergrendeld is.
Auto's met elektrisch bediende stoel
1Hoofdsteunhoogte
2Zittinghoek
3Zittingdiepte
4Stoellengterichting
5Zithoogte
6Rugleuninghoek
#De instellingen met de geheugenfunctie
opslaan (/ pagina 205).
Kinderen in de auto
Kinderen veilig in de auto vervoeren
#Altijd in acht nemen wanneer kinderen meerij-
den (/ pagina 125)
#Belangrijke waarschuwingsaanwijzingen
(/ pagina 126)
#Geadviseerde kinderzitjesbevestigingssyste-
men (/ pagina 134)
#Geschikte zitplaatsen in de auto voor het aan-
brengen van een kinderzitjesbevestigingssys-
teem (/ pagina 124)
#Toelatingscategorieën voor kinderzitjesbeves-
tigingssystemen (/ pagina 132)
#Geschiktheid van zitplaatsen voor bevestiging
van een ISOFIX-kinderzitjesbevestigingsys-
teem (/ pagina 137)
RISOFIX-kinderzitjesbevestigingsysteem op
de zitplaats achterin inbouwen
(/ pagina 144)
#Geschiktheid van de zitplaatsen voor de
bevestiging van i-Size-kinderzitjesbevestigings-
systemen (/ pagina 139)
Ri-Size-kinderzitjesbevestigingssysteem op
de zitplaats achterin inbouwen
(/ pagina 144)
#Top Tether-gordel bevestigen (/ pagina 145)
#Geschiktheid van zitplaatsen voor de bevesti-
ging van kinderzitjesbevestigingssystemen die
met de veiligheidsgordels worden bevestigd
(/ pagina 139)
RAanwijzingen met betrekking tot auto's
zonder automatische uitschakeling van de
passagiersairbag (/ pagina 132)
RAanwijzingen met betrekking tot naar ach-
teren en naar voren gerichte kinderzitjes-
bevestigingssystemen op de passagiers-
stoel (/ pagina 129)
Snelle start en tips 9
F206 0105 07
RKinderzitjesbevestigingssysteem met de
veiligheidsgordel bevestigen
(/ pagina 147)
#Automatische uitschakeling van de passagiers-
airbag (/ pagina 130)
#Kinderbeveiligingen voor de zijruiten achterin
(/ pagina 149)
#Kindersloten voor de achterportieren
(/ pagina 147)
DIGITAL LIGHT
Intelligent Light System met DIGITAL LIGHT kop-
lampen
Bij dit systeem passen de koplampen zich aan de
rij- en weerssituatie aan. Bovendien biedt het uit-
gebreide functies voor een verbeterde verlichting
van de rijbaan.
Het systeem bestaat uit de volgende adaptieve
functies:
RActieve bochtenverlichting (/ pagina 234)
RBochtenverlichting (/ pagina 235)
RVerlichting voor snelwegen (/ pagina 235)
RUitgebreid mistlicht (/ pagina 235)
RSlechtweerverlichting (/ pagina 236)
RCitylicht (/ pagina 236)
RTopograsche compensatie (/ pagina 236)
#DIGITAL LIGHT in- of uitschakelen:
R© op het display van het multimedia-
systeem aantippen.
RInstellingen selecteren.
RVerlichting selecteren.
RDIGITAL LIGHT selecteren.
RDynamisch dimlicht in- of uitschakelen.
#Uitgebreide assistentiefuncties in- of uitscha-
kelen:
ROndersteunende projecties selecteren.
RDe gewenste projectie in- of uitschakelen.
De beschikbaarheid van de assistentiefuncties
verschilt per land.
10 Snelle start en tips
F206 0105 07
Aanraakgevoelige bedieningselementen
Overzicht aanraakgevoelige bedieningselementen
Snelle start en tips 11
F206 0105 07
1Bedieningsgroep:
w Stoelverwarming in- en uitschakelen
s Stoelventilatie in- en uitschakelen
V Geheugenfunctie bedienen
2Bedieningsgroep:
Bestuurdersdisplay
I Actieve afstandsassistent DISTRONIC
en variabele limiter
3Bedieningsgroep MBUX multimediasysteem
4Bedieningsgroep:
c Interieurverlichting voorin in- en uit-
schakelen
u Interieurverlichting achterin in- en uit-
schakelen
; me-toets
D Achterste rolzonnescherm panorama-
schuifdak openen en sluiten
| Automatische interieurverlichtingsrege-
ling in- en uitschakelen
53 Panoramaschuifdak openen en sluiten
3 Voorste rolzonnescherm panorama-
schuifdak openen en sluiten
6Bedieningsgroep:
÷ DYNAMIC SELECT
c Actieve parkeerassistent
& Standverwarming in- en uitschakelen
\ Snelle toegang tot auto
ú Vingerafdruksensor
Ü MBUX multimediasysteem in- en uit-
schakelen
a Geluid uit- en inschakelen
ø Volume instellen
7Í Buitenspiegels bedienen
#De aanwijzingen met betrekking tot de aanra-
kingsgevoelige bedieningselementen in acht
nemen (/ pagina 89).
Radio
Radio bedienen
#Radio inschakelen:
R© op het display van het multimedia-
systeem aantippen.
RÞ aantippen.
#Frequentieband instellen:
R© op het display van het multimedia-
systeem aantippen.
RÞ aantippen.
REen frequentieband of een favoriet selecte-
ren.
#Radiozender instellen:
R© op het display van het multimedia-
systeem aantippen.
RÞ aantippen.
ROp het bedieningselement naar links of
rechts vegen of een radiozender selecte-
ren.
#Radiozenderlijst oproepen:
R© op het display van het multimedia-
systeem aantippen.
RÞ aantippen.
R4 selecteren.
#Radiozender via zendernaam of frequentie-
invoer zoeken:
R© op het display van het multimedia-
systeem aantippen.
RÞ aantippen.
12 Snelle start en tips
F206 0105 07
Rè selecteren.
REen zendernaam of een frequentie invoe-
ren.
REen zender selecteren.
#Radiozender opslaan:
R© op het display van het multimedia-
systeem aantippen.
RÞ aantippen.
Rf selecteren.
#Volumeverhoging verkeersinformatie instellen:
R© op het display van het multimedia-
systeem aantippen.
RZ aantippen.
RSysteem selecteren.
RAudio selecteren.
RNavigatie- en verkeersinformatie selecte-
ren.
REen waarde bij Volumeverhoging ver-
keersinformatieinstellen.
Wi-hotspot
Wi-hotspot instellen
Er zijn in principe twee soorten wi-verbinding
beschikbaar:
RMultimediasysteem als wi-hotspot gebruiken
Het multimediasysteem dient als wi-hotspot
voor mobiele communicatieapparatuur, bij-
voorbeeld een smartphone of tablet-PC.
Voor de gegevensverbinding wordt de data-
bundel van de auto of van een al verbonden
tetheringapparaat gebruikt.
Een databundel moet worden aangescha via
de Mercedes me-Portal.
Het gebruik van het datatarief van de auto
door externe apparaten is niet in alle landen
mogelijk.
RMobiel communicatie-apparaat als wi-hot-
spot gebruiken (tethering)
Voor de internetverbinding van het multime-
diasysteem wordt gebruikgemaakt van een
externe wi-hotspot.
Voor de gegevensverbinding wordt het data-
abonnement van het mobiele communicatie-
apparaat via Actief abonnement gebruikt.
Opties voor de verbindingsopbouw:
RQR-code
De verbinding wordt tot stand gebracht door
de QR-code op het multimediasysteem te
scannen.
RBeveiligingssleutel
De verbinding wordt tot stand gebracht door
de beveiligingssleutel in te voeren die op het
multimediasysteem wordt weergegeven.
Mobiele telefoon aanmelden
Mobiele telefoon aanmelden
#Bluetooth® inschakelen:
ROp de mobiele telefoon moet Bluetooth®
ingeschakeld zijn.
R© op het centraal display resp. media-
display aantippen.
RInstellingen selecteren.
Snelle start en tips 13
F206 0105 07
RSysteem selecteren.
RInternet en Bluetooth selecteren.
RBluetooth® inschakelen.
#Mobiele telefoon zoeken:
R© op het centraal display resp. media-
display aantippen.
RTelefoon selecteren.
RZ selecteren.
RApparaten selecteren.
RApparaten selecteren.
RNieuw apparaat verbinden selecteren.
#Mobiele telefoon autoriseren:
REen mobiele telefoon selecteren.
Op het multimediasysteem en op de mobiele
telefoon verschijnt een code.
#Wanneer de codes overeenkomen, op de
mobiele telefoon de code bevestigen.
MBUX spraakassistent
MBUX spraakassistent bedienen
Met de MBUX spraakassistent kunt u afhankelijk
van de uitrusting van de auto de volgende functies
bedienen:
RTelefoon
RSms en e-mail
RNavigatie
RRadio en media
RVoertuigfuncties
ROnline-functies
Voorbeelden voor bruikbare gesproken opdrach-
ten:
RTelefoon bedienen: Bel mijn vader op.
RE-mails beheren: Toon me mijn nieuwe E-
mails.
RNavigatie bedienen: Vind een Aziatisch res-
taurant, maar geen Japans, in Rotterdam-
Zuid.
RRadio bedienen: Naar welke zender luister ik
nu?
RMedia bedienen: Speel een vergelijkbare titel
af.
RKlimaatregeling bedienen: Ik heb koude voe-
ten.
RVoertuigfuncties bedienen: OPen de zijruit.
RWeer opvragen: Schijnt morgen de zon?
RAlgemene kennis opvragen: Wie heeft het
schilderij "De Schreeuw" geschilderd?
ENERGIZING Packages
ENERGIZING COMFORT bedienen
#ENERGIZING programma starten:
R© op het display van het multimedia-
systeem aantippen.
RComfort selecteren.
RENERGIZING COMFORT selecteren.
REen programma selecteren en met ;
starten.
#ENERGIZING programma congureren:
REen programma selecteren.
RInstellingen selecteren.
14 Snelle start en tips
F206 0105 07
RDe aan het programma deelnemende func-
ties in- of uitschakelen.
#Power Nap starten:
RPower Nap selecteren.
R; voor de gewenste stoel selecteren.
#Trainingsprogramma starten:
RTrainingen selecteren.
REen programma selecteren en met ;
starten.
RParfumering selecteren om een parfume-
ring voor de training te activeren.
#Tips starten:
RTips selecteren.
REen lichaamsgebied selecteren en
met ; starten.
Rijassistentiepakket
Functies van het rijassistentiepakket
Het rijassistentiepakket bevat verschillende func-
ties die u tijdens het rijden ondersteunen. Daartoe
bewaakt uw auto met behulp van camera's en
radarsensoren de omgeving voor, achter en naast
uw auto.
Afhankelijk van de landspecieke beschikbaarheid
zijn de volgende functies inbegrepen in het rijas-
sistentiepakket:
#Actieve afstandsassistent DISTRONIC
(/ pagina 366)
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
#Actieve snelheidslimietassistent (landsafhan-
kelijk) (/ pagina 372)
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
#Routegebaseerde snelheidsaanpassing (lands-
afhankelijk) (/ pagina 373)
#Active Brake Assist System (/ pagina 382)
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
#Actieve stuurassistent (landsafhankelijk)
(/ pagina 376)
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
#Actieve noodstopassistent (landsafhankelijk)
(/ pagina 378)
#Actieve rijstrookwisselassistent (landsafhanke-
lijk) (/ pagina 380)
#Actieve leassistent (landsafhankelijk)
(/ pagina 375)
#Actieve dodehoekassistent met uitstapwaar-
schuwing (/ pagina 398)
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
#Actieve spoorassistent (/ pagina 402)
Parkeerpakket
Functies van de parkeerpakketten
Afhankelijk van de landspecieke beschikbaarheid
kan uw auto zijn uitgerust met verschillende func-
ties die u ondersteunen bij het parkeren en
manoeuvreren. Daartoe bewaakt de auto de
Snelle start en tips 15
F206 0105 07
omgeving van de auto met camera's en ultrasone
sensoren.
Afhankelijk van de uitvoeringsvariant zijn de vol-
gende systemen en functies onderdeel van het
parkeerpakket:
#Achteruitrijcamera: Bewaakt het gebied achter
de auto en toont dit op het bestuurdersdisplay
(/ pagina 411).
#360°-camera: Een systeem dat uit vier came-
ra's bestaat, die de directe omgeving van de
auto vastleggen en op het bestuurdersdisplay
weergeven (/ pagina 416).
#PARKTRONIC-parkeerassistent: Een elektroni-
sche parkeerhulp die de omgeving van uw
auto en de afstand tot obstakels in uw omge-
ving met behulp van ultrasoongeluid bewaakt
(/ pagina 422).
#Actieve parkeerassistent: Een elektronische
parkeerhulp die het in- en uitparkeren onder-
steunt door middel van gas geven, remmen,
sturen en schakelen (/ pagina 426).
#Memory parkeerassistent: Kan uw auto in een
vooraf geregistreerde en opgeslagen parkeer-
plek in- en uitparkeren (/ pagina 436).
#Aanhangwagenmanoeuvreer-assistent: De
aanhangwagenmanoeuvreer-assistent onder-
steunt u bij het achteruitrijden met een aan-
hangwagen. Hij bewaakt met behulp van de
achteruitrijcamera de knikhoek tussen de auto
en de aanhangwagen en regelt deze op een
ingestelde waarde af. De aanhangwagenma-
noeuvreer-assistent begrenst hierbij de snel-
heid (/ pagina 440).
Hoogspanningsaccu wisselstroomladen (mode 2
of 3)
Wisselstroomladen (mode 2 of 3)
Opladen starten en beëindigen
#Verdere aanwijzingen met betrekking tot het
opladen van de hoogspanningsaccu
(/ pagina 321)
#Overzicht van de laadkabel-bedieningseenheid
(/ pagina 328)
Hoogspanningsaccu gelijkstroomladen (mode 4)
Gelijkstroomladen (mode 4)
Opladen starten en beëindigen
#Verdere aanwijzingen met betrekking tot het
opladen van de hoogspanningsaccu
(/ pagina 321)
#Overzicht van de laadkabel-bedieningseenheid
(/ pagina 328)
Bestemmingsinvoer navigatie
Bestemming in het navigatiesysteem invoeren
#© op het display van het multimediasys-
teem aantippen.
De zero-layer wordt weergegeven.
#ª selecteren.
De volgende mogelijkheden voor de bestem-
mingsinvoer selecteren:
REen speciale bestemming, een adres of een
driewoordenadres in de invoerregel invoeren.
Online zoekresultaten voor speciale bestem-
mingen (indien beschikbaar) kunnen aanvul-
16 Snelle start en tips
F206 0105 07
lende informatie bevatten, bijvoorbeeld ope-
ningstijden en prijzen. De informatie wordt
geleverd door een online kaartdienst.
Meer informatie over driewoordenadressen
vindt u onder: http://what3words.com
REen bestemmingsadvies selecteren.
Voorwaarden:
De optie Navigatie is in de gebruikersinstellin-
gen voor Adviezen ingeschakeld.
Het multimediasysteem hee voldoende gege-
vens verzameld om bestemmingsadviezen
weer te geven.
RLaatste bestemmingen selecteren.
Een laatste bestemming selecteren.
U kunt de bestemming als favoriet opslaan.
RSpeciale bestem. selecteren.
Een speciale-bestemmingscategorie selecte-
ren, bijvoorbeeld j of in de invoerregel de
naam of de categorie van een speciale
bestemming invoeren.
Wanneer er zoekresultaten worden weergege-
ven, deze met Filter bijvoorbeeld beperken op
zoekpositie of gewenste rijtijd.
RContacten selecteren.
Voorwaarden:
Een mobiele telefoon is met het multimedia-
systeem verbonden en de contacten zijn
gedownload.
Het contact bevat een navigeerbaar adres.
RIn de invoerregel geo-coördinaten als lengte-
en breedtegraad invoeren.
Voorbeeld 1: 47°58'11"N 7°57'25"E (graden,
minuten, seconden en windstreek)
Voorbeeld 2: 47.969722 7.956944 (decimale
graden)
REen bestemming in de kaart selecteren.
RFavorieten selecteren.
Voorwaarden:
De bestemmingen worden als favorieten opge-
slagen.
ROntvangen bestemmingen selecteren.
Voorwaarden:
Er is een internetverbinding aanwezig om
externe bronnen te kunnen ontvangen.
De bestemmingen zijn aan de auto verzonden.
Snelle start en tips 17
F206 0105 07
Noviteiten van het multimediasysteem
Informatie over het menu Telefoon
1Bluetooth®-apparaatnaam van de momenteel
verbonden mobiele telefoon (s)
2Bluetooth®-apparaatnaam van de momenteel
verbonden mobiele telefoon (s) (tweede tele-
foonfunctie)
3Veldsterkte van het mobiele-telefoonnet
4Batterijstatus van de verbonden mobiele tele-
foon
5Opties
6Berichten
7Mijn apparaten oproepen
8Cijferblok
9Contact zoeken starten
Overzicht telefoonmenu
Via het menu Telefoon kunt u de functies in com-
binatie met uw mobiele telefoon gebruiken.
De volgende functies kunnen worden gebruikt:
ROproeplijsten
RContacten
RBerichten
RApparatenmanager
Oproeplijst gebruiken
Wanneer uw mobiele telefoon het Bluetooth®-pro-
el PBAP ondersteunt, worden de oproeplijsten
van de mobiele telefoon weergegeven op het mul-
timediasysteem.
De volgende functies zijn beschikbaar:
RGesprekken uit de oproeplijst voeren
RContact uit de oproeplijst openen
Berichten
In het berichtenmenu kunt u sms-berichten ont-
vangen en met behulp van de MBUX spraakassis-
tent opstellen en verzenden. Bovendien kunt u tij-
dens het rijden de voorleesfunctie gebruiken.
Apparatenmanager
In de apparatenmanager kunt u uw mobiele tele-
foons met het multimediasysteem verbinden.
U hebt de mogelijkheid om uw mobiele telefoon
afzonderlijk in de single-telefoonmodus of samen
met een tweede mobiele telefoon in de tweede
telefoonfunctie te gebruiken.
Contacten gebruiken
Wanneer het multimediasysteem is geautoriseerd
voor toegang tot de contacten van uw mobiele
telefoon, dan kunt u deze in de auto gebruiken. U
kunt maximaal 8000 contacten opslaan.
18 Snelle start en tips
F206 0105 07
De volgende mogelijkheden zijn beschikbaar via
het contacten-menu:
RTelefoneren (een contact bellen)
RNavigeren
ROpstellen van berichten met de MBUX spraak-
assistent
ROverige opties
De contacten van de mobiele telefoon kunnen
automatisch of handmatig worden gedownload.
Telefoongesprekken voeren
Bij het telefoneren kunt u naast de functies
gesprek voeren, aannemen of weigeren nog over
de volgende functies beschikken. U kunt bijvoor-
beeld tussen gesprekken heen en weer schakelen,
een gesprek met meerdere deelnemers of confe-
rentiegesprekken voeren.
Ook is het mogelijk om wisselgesprekken aan te
nemen of te weigeren. Wanneer tijdens een
gesprek een andere oproep wordt ontvangen, ver-
schijnt er een aanwijzing.
Tijdens een gesprek kunt u de volgende functies
activeren:
RMicrofoon uit
RCijferblok weergeven voor het verzenden van
DTMF-tonen
RGesprek toevoegen
RHandsfree-modus om het gesprek naar voren
of naar achteren over te dragen
RPrivé-modus om het gesprek door te schake-
len naar de telefoon of de hoofdtelefoon
Informatie over de navigatie
Zero-layer met digitale kaart
1Navigatiemodule (verkleinde weergave)
Routebegeleiding actief:
De navigatiemodule toont in de verkleinde
weergave de voor de route relevante informa-
tie, bijvoorbeeld de bestemming of een ver-
keersvertraging
Snelle start en tips 19
F206 0105 07
£ actuele routebegeleiding beëindigen
Aantippen opent de navigatiemodule in de uit-
gebreide weergave met het route-overzicht
2Bestemming invoeren
3Parkeergelegenheid zoeken
4Kaartoriëntatie Ä en kaarttype instellen
5Actuele positie van de auto (voertuigsymbool
of pijl)
6Weergavegebied met entertainmentbronnen,
telefoon, actieve toepassingen en voorstellen
7Het navigatievenster toont de aanstaande rij-
manoeuvre (verkleinde weergave) of de route-
monitor (vergrote weergave)
Routebegeleiding actief: Routemonitor toont
bijvoorbeeld routegedeeltes, aanstaande rij-
manoeuvres met rijstrookadviezen, bestem-
ming, verkeersvertragingen, 3D-beelden van
snelwegafritten, online-inhoud
. Gesproken rij-aanwijzingen uitschakelen
Ì Gesproken rij-aanwijzingen inschakelen
Wanneer u het multimediasysteem inschakelt of
na het selecteren van © wordt de digitale
kaart in de zero-layer weergegeven.
De navigatie biedt een groot aantal opties voor de
bestemmingsinvoer, de routeplanning en de route-
begeleiding. Tijdens de routebegeleiding wordt
rekening gehouden met de verkeerssituatie. Bij de
routebegeleiding met augmented reality kan vóór
een afslagmanoeuvre extra informatie in een
camerabeeld worden weergegeven. Diensten,
apps en services helpen u om de bestemming
snel, veilig en comfortabel te bereiken.
De bestemmingsinvoer start u via 2 ª in de
digitale kaart. De bestemming kan als speciale
bestemming, adres of contact ON-Board worden
ingevoerd of online via een kaartdienst worden
gezocht. Of u kiest een van de laatste bestemmin-
gen. De bestemming kan hier als favoriet worden
aangemaakt of als adres voor thuis en werk wor-
den opgeslagen. Wanneer de optie Bestemmings-
adviezen toestaan ingeschakeld is, doet de auto
voorstellen gebaseerd op uw bezochte navigatie-
bestemmingen. Wanneer externe bestemmingen
en routes van apps of services worden ontvangen,
zijn deze eveneens beschikbaar.
Voor de routeplanning zijn bijvoorbeeld beschik-
baar:
RRoute-opties
Bijvoorbeeld vermijden of gebruiken van tolwe-
gen, tunnels, onverharde wegen of gebieden
RTussenbestemmingen
RAlternatieve routes
RWoon-werk route
RAutomatisch zoeken naar tankstations en weg-
restaurants
Het is mogelijk om routes te registreren, op te
slaan en deze via een usb-apparaat te selecteren
of door te geven.
Tijdens de routebegeleiding worden bij meerbaans
wegen rijstrookadviezen weergegeven. Wanneer
op een autosnelweg wordt gereden, kunnen voor-
uitliggende snelwegvoorzieningen worden weerge-
geven en voor een routebegeleiding worden
gebruikt.
De dienst Live Trac Information houdt rekening
met de verkeerssituatie. Op de kaart kunnen de
actuele verkeersstroom, verkeersincidenten of
waarschuwingsmeldingen, bijvoorbeeld voor een
gevaarlijke opdoemende le, worden weergege-
ven.
20 Snelle start en tips
F206 0105 07
Gevaarlijke situaties in het verkeer herkent de
auto automatisch via Car-to-X-Communication of
kunnen door de bestuurder worden gemeld. Dank-
zij een vroegtijdige waarschuwing kunt u uw rijge-
drag tijdig aanpassen. Ongevallen, stilgevallen
voertuigen (pech), gevaarlijke weersomstandighe-
den of een voertuig met ingeschakelde noodknip-
perlichten worden op de kaart weergegeven.
Bij de routebegeleiding met augmented reality
worden tijdens een rijmanoeuvre of bij een ver-
keerslicht informatie-objecten, bijvoorbeeld voor-
sorteerpijlen, straatnamen en huisnummers, in
een videobeeld weergegeven.
De kaart toont kaartgegevens van de databank of
de van een online-kaartendienst. In kleine schalen
worden bouwwerken in een realistische weergave
afgebeeld. Met de dienst Online kaartupdate is de
actualisering van de kaartgegevens mogelijk.
Het is mogelijk om weersinformatie en gegevens
van andere services op de kaart weer te geven.
Parkeergarages met een overeenkomstige uitrus-
ting leveren bijvoorbeeld data over de actuele
bezetting en over parkeertarieven.
De aangeboden opties verschillen afhankelijk van
het land, de uitrusting van de auto en beschikbare
services.
Navigatiemodule (uitgebreide weergave) met
route-overzicht
Routebegeleiding is actief (voorbeeld)
1Verkeersincident op de route
Afstand vanaf de actuele positie van de auto
en resterende reistijd
2Bestemming
3Tankstation zoeken
4Weergave verkeersinformatie in- of uitschake-
len
Snelle start en tips 21
F206 0105 07
Informatie over de radio
1Actieve frequentieband
2Zendernaam of ingestelde frequentie
3Instellingen
4Overige opties
5Verkeersmeldingen inschakelen
6Zenderlijst
7Zoeken
Via het menu Radio kunt u een groot aantal radio-
zenders afspelen en de Internetradio TuneIn
gebruiken. Zoek uw favoriete zender op en sla
deze als favoriet of in zenderlijsten op.
%De functie van de internetradio TuneIn is
landsafhankelijk.
Radiotekst: De functie toont u bijvoorbeeld de
zendernaam, titel en artiest van het actueel
gespeelde nummer.
DAB: Met de functie DAB kan aanvullende infor-
matie van een zender grasch worden weergege-
ven, bijvoorbeeld logo's, albumcover, muziektitels,
programma, nieuws of service-informatie.
Verkeersinformatie: Door het indrukken van .
kan verkeersinformatie worden weergegeven.
Informatie over media
1Albumcover
2Actieve mediabron
3Titel en artiest
4Actieve gegevensdrager en actuele titelnum-
mer/titel in weergavelijst
5Randomweergave
6Herhaling
22 Snelle start en tips
F206 0105 07
7Instellingen
8Overige opties
9Vorige of volgende titel en snel terugspoelen
of snel vooruitspoelen
AOverige categorieën
BWeergavelijst en categorieën
CMediazoeken
DWeergave regelen
ETijdbalk
Via de applicatie Media kunt u de audio- en video-
functies van uw multimediasysteem instellen en
gebruiken. U kunt bijvoorbeeld naar muziek luiste-
ren of video's bekijken.
USB: Via het menu USB kunt u van een via usb
verbonden gegevensdrager uw eigen audio- en
videobestanden laten afspelen.
Bluetooth®: Via het menu Bluetooth kunt u Blue-
tooth®-audioapparatuur met het multimediasys-
teem verbinden en de op de audioapparatuur aan-
wezige titels afspelen. Het verbinden van de appa-
ratuur vindt hierbij eenvoudig plaats via de appa-
ratenmanager, zodat u met een paar klikken alle
instellingen kunt uitvoeren.
Online-muziek: Via het menu Online muziek hebt
u toegang tot muziekstreamingdiensten.
Informatie over Comfort
Het menu Comfort stelt u alle functies ter
beschikking die tijdens het rijden of een pauze bij-
dragen aan uw welbevinden.
Zitcomfort
In het menu Stoel kunt u de contour van uw stoel
exibel aan uw wensen aanpassen door de zijwan-
gen en lendensteun onafhankelijk van elkaar in te
stellen. Deze instellingen kunt u opslaan in uw
Mercedes me proel, zodat ze bij elke rit kunnen
worden opgeroepen. Met de functie Zitkinematica
kunt u een programma starten dat tijdens het rij-
den voor lichte veranderingen van de zitpositie
zorgt. Deze veranderingen ondersteunen de
gezondheid van uw rug.
Massage
In het menu Massage vindt u de voor uw auto
beschikbare massageprogramma's. Door het
selecteren van het gewenste programma wordt dit
direct gestart en blij het gedurende circa tien
minuten actief, afhankelijk van het gekozen pro-
gramma. Met de functie Intensief kunt u de mas-
sagewerking verhogen.
Sfeerlicht
In het menu Sfeerverlichting kunt u de kleur en
helderheid van uw sfeerverlichting instellen. Door
de functie Zones koppelen worden de zones
Sfeer, Accent en Impressie afzonderlijk regelbaar,
zodat u de verlichting van uw auto individueel kunt
instellen.
Informatie over de smartphone-integratie
Via het menu Smartphone-integratie zijn verschil-
lende applicaties beschikbaar, die functies van uw
mobiele telefoon op het display van het multime-
diasysteem weergeven. De bediening is bijvoor-
beeld mogelijk via het touchscreen of spraakbe-
diening.
Er kan altijd maar één mobiele telefoon via Smart-
phone-integratie met het multimediasysteem ver-
bonden zijn. Ook in de tweede telefoonfunctie kan
bij het gebruik van Smartphone-integratie slechts
één andere mobiele telefoon via Bluetooth® met
het multimediasysteem verbonden zijn.
Snelle start en tips 23
F206 0105 07
Gebruik Android Auto voor mobiele telefoons met
het Android besturingssysteem, gebruik Apple
CarPlay® in combinatie met uw iPhone®. De volle-
dige functionaliteit van Android Auto en Apple
CarPlay® is alleen met een internetverbinding
mogelijk.
Informatie over Voertuiginfo
In het menu Info kunt u belangrijke voertuiginfor-
matie laten weergeven. In een oogopslag krijgt u
daarmee een overzicht van bijvoorbeeld voertuig-
en motorgegevens of actuele verbruikswaarden.
Bovendien kunt u via het menupunt Handleiding
de digitale handleiding oproepen.
Voertuiggegevens
De volgende gegevens worden bijvoorbeeld weer-
gegeven:
RActiviteit van gas- en rempedaal
RActiviteit van de veerpoten
RWielhoek
RG-krachtenweergave van de langs en dwars-
versnelling
Motorgegevens
De volgende gegevens worden weergegeven::
RVersnellingbakolietemperatuur
RMotor-/koelvloeistoemperatuur
RVermogen
RKoppel
RVuldruk
Brandstofverbruik
Afhankelijk van uw rijstijl gee deze weergave het
momentele en gemiddelde brandstofverbruik
weer. Samen met de voertuig- en motorgegevens
kan hiermee uw rijstijl eciënter en zuiniger wor-
den gemaakt.
Informatie over In-Car Oce
Via het menu In-Car Oce kunt u uw online-dien-
sten met het multimediasysteem verbinden.
Dit biedt u talrijke mogelijkheden:
RU kunt uw meetings en telefoonconferenties
organiseren.
RU kunt uw e-mails en afspraken beheren.
RU kunt zich naar de plaats van een bespreking
laten navigeren.
Informatie over Mercedes me apps
Via het menu Mercedes me Apps zijn verschil-
lende services en online-functies beschikbaar:
RDe Mercedes me services beheren
RDe dashcam gebruiken
RDe webbrowser voor het surfen op net inter-
net gebruiken
U hebt een gebruikersaccount nodig en moet uw
auto aan het gebruikersaccount koppelen om aan-
biedingen en dienstverleningen te kunnen gebrui-
ken.
%Wanneer op een mobiele telefoon de
Mercedes me app aanwezig is, kan de koppe-
ling van de auto via de weergegeven QR-code
plaatsvinden.
In acht nemen dat het aanbod landsafhankelijk is.
24 Snelle start en tips
F206 0105 07
Informatie over instellingen
In de Instellingen kunt u basisconguraties voor
uw multimediasysteem en de auto vastleggen. In
dit menu zijn alle functies bereikbaar, van het in-
en uitschakelen van de bestuurdersassistentiesys-
temen tot aan display- en taalinstellingen.
De instellingen zijn in de volgende menu's onder-
verdeeld:
RAssistentie
RVoertuig
RVerlichting
RSysteem
Menu Assistentie
Via het menu Assistentie hebt u direct toegang
tot de bestuurdersassistentiesystemen dat in uw
auto is ingebouwd, en kunt u deze ofwel in- of uit-
schakelen of naar uw wensen congureren.
Menu voertuig
Hier kunt u bijvoorbeeld de volgende functies acti-
veren:
RHet automatisch inklappen van de buitenspie-
gels bij het parkeren van de auto
RDe automatische instelling van stoel en stuur-
wiel, voor gemakkelijker in- en uitstappen
RDe automatische activering van de 360°-
camera bij het inschakelen van de achteruit-
versnelling
Menu Verlichting
Alle instellingen van de verlichting kunnen via het
menu Verlichting worden uitgevoerd. Hier kunt u
het Intelligent Light System in- of uitschakelen of
instellen, hoe lang uw auto na het parkeren of ont-
grendelen moet worden verlicht.
Menu Systeem
Alle belangrijke instellingen rondom het multime-
diasysteem kunnen in het menu Systeem worden
uitgevoerd.
U kunt onder andere de volgende instellingen uit-
voeren:
RDe instelling van de systeemtaal
RDe conguratie van wi en Bluetooth®
RDe instelling van tijd en datum
Bij het tankstation
Tanken
&WAARSCHUWING Brand‑ en explosiege-
vaar door brandstof
Brandstoen zijn licht ontvlambaar.
#Beslist vuur, open licht, roken en vonk-
vorming vermijden.
#Voor het tanken het voertuig en, indien
aanwezig, de standverwarming uitscha-
kelen en tijdens het tanken uitgescha-
keld laten.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
brandstoen
Brandstoen zijn giig en schadelijk voor de
gezondheid.
#Beslist voorkomen dat brandstof met de
huid, de ogen of de kleding in aanraking
komt, of dat het wordt ingeslikt.
#Brandstofdampen niet inademen.
Snelle start en tips 25
F206 0105 07
#Kinderen op afstand van brandstoen
houden.
#Tijdens het tanken portieren en ruiten
gesloten houden.
Als u of anderen met brandstof in aanraking
zijn geweest, de volgende punten in acht
nemen:
#Brandstof op de huid direct met water en
zeep afspoelen.
#Wanneer brandstof in de ogen terecht
gekomen is, de ogen direct grondig met
schoon water uitspoelen. Zo snel moge-
lijk naar een arts gaan.
#Wanneer brandstof is ingeslikt, zo snel
mogelijk naar een arts gaan. Geen bra-
ken opwekken.
#Met brandstof vervuilde kleren direct
wisselen.
&WAARSCHUWING Brand‑ en explosiege-
vaar door elektrostatische oplading
Elektrostatische oplading kan ervoor zorgen
dat brandstofdampen ontsteken.
#Voordat u de tankdop opent of het vul-
pistool vastpakt, de metalen carrosserie
van de auto aanraken.
#Om te voorkomen dat opnieuw een elek-
trostatische oplading optreedt, tijdens
het tanken niet weer in de auto stappen.
&WAARSCHUWING Brandgevaar door
brandstofmengsel
Voertuigen met dieselmotor:
Wanneer diesel met benzine wordt gemengd,
is het vlampunt van het brandstofmengsel
lager dan bij pure diesel.
Als het voertuig is ingeschakeld kunnen onder-
delen van het uitlaatsysteem ongemerkt over-
verhit raken.
#Nooit benzine tanken.
#Nooit benzine aan de diesel toevoegen.
*AANWIJZING Beschadiging door verkeerde
brandstof
Auto's met benzinemotor:
Kleine hoeveelheden van de verkeerde brand-
stof kunnen al leiden tot schade aan het
brandstofsysteem, de motor en het uitlaatgas-
reinigingssysteem.
#Alleen loodvrije, zwavelvrije benzine tan-
ken die voldoet aan de Europese norm
EN 228 of daaraan gelijkwaardig is.
Brandstof met deze specicatie kan maximaal
10% ethanol bevatten. Uw auto is geschikt
voor ‑.
In geen geval een van de volgende brandstof-
fen tanken:
RDiesel
RNormale benzine met een lager octaange-
tal dan 91 RON
RBenzine met meer dan 10 vol.‑% ethanol,
bijvoorbeeld E15, E20, E85, E100
26 Snelle start en tips
F206 0105 07
RBenzine met meer dan 3 vol.‑% methanol,
bijvoorbeeld M15, M30
RBenzine met metaalhoudende additieven
Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof
wordt getankt:
#De auto niet inschakelen.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
*AANWIJZING Beschadiging door verkeerde
brandstof
Auto's met dieselmotor:
Kleine hoeveelheden van de verkeerde brand-
stof kunnen al leiden tot schade aan het
brandstofsysteem, de motor en het uitlaatgas-
reinigingssysteem.
#Alleen zwavelvrije diesel tanken die vol-
doet aan de Europese norm EN 590 of
daaraan gelijkwaardig is.
In landen zonder zwavelvrije diesel alleen
zwavelarme diesel tanken met een zwa-
velgehalte van minder dan 50 ppm.
In geen geval een van de volgende brandstof-
fen tanken:
RBenzine
RMarinediesel
RStookolie
RPure biodiesel of plantaardige olie
RPetroleum of kerosine
Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof
wordt getankt:
#De auto niet inschakelen.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
*AANWIJZING Geen diesel tanken bij auto's
met benzinemotor
Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof
wordt getankt:
RDe auto niet inschakelen. Anders kan de
brandstof bij de motor komen.
Kleine hoeveelheden van de verkeerde
brandstof kunnen al leiden tot schade aan
het brandstofsysteem en de motor. De
reparatiekosten zijn hoog.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
#De brandstoank en de brandstoeidin-
gen volledig laten legen.
*AANWIJZING Geen benzine tanken bij
voertuigen met dieselmotor
Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof
wordt getankt:
RDe auto niet inschakelen. Anders kan de
brandstof bij de motor komen.
Kleine hoeveelheden van de verkeerde
brandstof kunnen al leiden tot schade aan
het brandstofsysteem en de motor. De
reparatiekosten zijn hoog.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Snelle start en tips 27
F206 0105 07
#De brandstoank en de brandstoeidin-
gen volledig legen.
*AANWIJZING Beschadiging aan het brand-
stofsysteem door overvulde brandstoank
#De brandstoank slechts zo ver vullen
tot het vulpistool afslaat.
Wanneer te veel brandstof is bijgevuld, bijvoor-
beeld vanwege een defecte tankzuil:
#De auto niet inschakelen.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
*AANWIJZING Eruit spuitende brandstof bij
het verwijderen van het vulpistool
#De brandstoank slechts zo ver vullen
tot het vulpistool afslaat.
Voorwaarden
RDe auto is ontgrendeld.
RPlug-in-hybride met benzinemotor: De brand-
stoank werd voor het tanken ontlucht
(/ pagina 318). Deze functie is landafhanke-
lijk.
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen en de brandstof in acht nemen.
Het geadviseerde octaangetal voor uw auto is te
vinden op het informatieplaatje in de tankdopklep.
1Tankdopklep
2Houder voor tankdop
3Bandenspanningstabel
4QR-code voor reddingskaart
5Brandstofsoort
%Plug-in-hybride met benzinemotor: De tank-
dopklep opent automatisch na het ontluchten
van de brandstoank (/ pagina 318).
#Op de achterzijde van de tankdopklep 1
drukken.
#De tankdop linksom draaien en verwijderen.
#De tankdop van bovenaf in de houder 2 aan-
brengen.
#De vulpijp van het vulpistool volledig in de
tankvulbuis schuiven, laten rusten en tanken.
#De brandstoank slechts zo ver vullen tot het
vulpistool afslaat.
%Auto's met dieselmotor: De opening van de
tankvulbuis is alleen geschikt voor de tankpis-
tolen van een dieselpomp.
28 Snelle start en tips
F206 0105 07
Om te voorkomen dat de verkeerde brandstof
wordt getankt, is uw auto uitgerust met een
tankbeveiliging. Deze functie kan in sommige
landen vanwege lokale omstandigheden
gedeactiveerd zijn. Voor meer informatie hier-
over contact opnemen met een Mercedes-
Benz-servicewerkplaats.
%Auto's met dieselmotor: De brandstoank niet
leegrijden.
Bij een volledig leeggereden brandstoank
vóór het starten ten minste 5 l dieselbrandstof
bijtanken.
%Auto's met dieselmotor: Bij het bijtanken met
behulp van een jerrycan voor dieselauto's een
vulpijp met een grote diameter gebruiken.
Anders kan de vulpijp niet in de tankvulbuis
worden geschoven.
#De tankdop op de tankvulbuis aanbrengen en
rechtsom draaien, tot deze hoorbaar vergren-
delt.
#De tankdopklep 1 sluiten.
AdBlue® bijvullen
*AANWIJZING Motorschade door AdBlue®
in de brandstof
#AdBlue® mag niet in de brandstoank
worden gevuld.
#AdBlue® alleen in de AdBlue®-tank vul-
len.
#Vermijden dat de AdBlue®-tank te ver
wordt gevuld.
*AANWIJZING Verontreiniging van het inte-
rieur door vrijkomende AdBlue®
#De AdBlue® navulverpakking na het vul-
len goed afsluiten.
#AdBlue® navulverpakkingen niet langdu-
rig in de auto vervoeren.
Voorwaarden
RDe auto is ontgrendeld.
De volgende na elkaar optredende meldingen op
het bestuurdersdisplay verzoeken u om de
AdBlue®-tank bij te vullen:
RAdBlue bijvullen zie handleiding. De AdBlue®-
voorraad is tot onder de reservemarkering
gedaald. Direct AdBlue® bijvullen.
RAdBlue bijvullen Noodloop over XXX km Zie
handleiding. De lage AdBlue®-voorraad leidt
tot een beperking van het vermogen nadat de
getoonde resterende afstand is gereden.
Direct AdBlue® bijvullen.
RXX,X l AdBlue bijvullen Noodloop: Max. XXX
km/h Geen start na XXX kmDe lage AdBlue®
voorraad leidt tot een beperking van het ver-
mogen vanaf de weergegeven snelheid. Na de
getoonde resterende afstand kan de auto niet
meer worden gestart. Ten minste de aangege-
ven hoeveelheid AdBlue® bijvullen.
RXX,Xl AdBlue bijvullen Auto aan, 60s wach-
ten, anders geen start mogelijk. De AdBlue®-
voorraad is opgebruikt. U kunt de auto niet
meer starten. Ten minste de aangegeven hoe-
veelheid AdBlue® bijvullen. De auto inschake-
Snelle start en tips 29
F206 0105 07
len en circa 60 seconden wachten. De auto
starten.
U kunt de AdBlue®-actieradius en het peil op het
bestuurdersdisplay in het menu Service laten
weergeven.
%De weergegeven AdBlue®-actieradius is sterk
afhankelijk van de rijstijl en de bedrijfsom-
standigheden. Daarom kan de werkelijke
actieradius van de berekende actieradius
afwijken.
AdBlue® tankdop openen
#Op de achterzijde van de tankdopklep 1
drukken.
#De AdBlue®-tankdop 2 linksom draaien en
verwijderen.
%De AdBlue®-tankdop kan ook in de tankdop-
houder in het scharnier van de tankdopklep
worden geplaatst.
AdBlue® bijvullen
Mercedes-Benz adviseert om AdBlue® bij te vullen
met behulp van een tankzuil. Wanneer er geen
AdBlue®-tankzuil beschikbaar is, kunt u ook
AdBlue® bijvullen met behulp van een jerrycan.
#De dop van de AdBlue®-jerrycan 4 los-
draaien.
30 Snelle start en tips
F206 0105 07
#De eenwegslang 3 met de hand op de ope-
ning van de AdBlue® bijvulcontainer 4 vast-
draaien.
#De eenwegslang 3 met de hand op de vulpijp
van de auto vastdraaien.
#De AdBlue®-bijvulcontainer 4 omhoogbren-
gen en kantelen.
Wanneer de AdBlue®-tank volledig gevuld is,
stopt het vullen.
De AdBlue® bijvulcontainer 4 kan gedeelte-
lijk geleegd worden verwijderd.
#De eenwegslang 3 en de AdBlue® bijvulcon-
tainer 4 in omgekeerde volgorde losdraaien
en afsluiten.
#De AdBlue®-tankdop 2 aanbrengen en
rechtsom draaien, tot hij hoorbaar vergrendelt.
#De tankdopklep 1 sluiten.
#De auto gedurende ten minste 60 seconden
inschakelen.
%Wanneer de auto door een lege AdBlue®-tank
niet meer kon worden gestart, duurt het maxi-
maal 60 seconden voordat het bijvullen wordt
herkend.
#De auto starten.
%Een AdBlue® navulverpakking niet continu in
de auto meenemen.
Ruitensproeierinstallatie bijvullen
&GEVAAR Levensgeaar bij het uitvoeren van
onderhoudswerken tijdens het laadproces
Tijdens het laadproces staat het hogevollt-
boordnet onder hoge elektrische spanning.
#Tijdens het laadproces geen onder-
houdswerken uitvoeren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den bij het openen van de motorkap
Wanneer u de motorkap bij een oververhitte
motor of brand in de motorruimte opent, kun-
nen zich de volgende situaties voordoen:
RU kunt met hete gassen in aanraking
komen.
RU kunt met andere vrijkomende, hete
bedrijfsstoen in aanraking komen.
#Voordat de motorkap wordt geopend, de
oververhitte motor laten afkoelen.
#Bij brand in de motorruimte de motorkap
gesloten houden en de brandweer waar-
schuwen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
bewegende delen
Bestanddelen in de motorruimte kunnen ook
bij uitgeschakeld aandrijfsysteem blijven wer-
ken of plotseling in werking treden.
Snelle start en tips 31
F206 0105 07
Het volgende in acht nemen als de motorkap
moet worden geopend:
#De auto uitschakelen.
#Nooit in de gevarenzone van bewegende
onderdelen, bijvoorbeeld het draaibereik
van de ventilator, grijpen.
#Sieraden en horloges afdoen.
#Kledingstukken en haren uit de buurt van
bewegende delen houden.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den door hete onderdelen in de motor-
ruimte
Bepaalde onderdelen in de motorruimte kun-
nen zeer heet zijn, bijvoorbeeld de motor, de
radiateur en onderdelen van het uitlaatsys-
teem.
#De motor laten afkoelen en alleen de
hierna beschreven onderdelen aanraken.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brand‑ en
letsel door ruitensproeiervloeistofconcen-
traat
Ruitensproeiervloeistofconcentraat is licht
ontvlambaar. Wanneer het op hete onderdelen
in de motorruimte of onderdelen van het uit-
laatsysteem terechtkomt, kan het ontsteken.
#Ervoor zorgen dat er geen ruitensproeier-
vloeistofconcentraat naast de vulopening
terecht komt.
#De afsluitdop 1 aan de lip openen.
#Ruitensproeiervloeistof bijvullen.
32 Snelle start en tips
F206 0105 07
Ruitenwisserbladen voorruit vervangen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar door inge-
schakelde ruitenwissers bij het vervangen
van de ruitenwisserbladen
Wanneer de ruitenwissers in beweging komen
bij het vervangen van de ruitenwisserbladen,
kunt u door de ruitenwisserarm bekneld raken
#Alvorens de ruitenwisserbladen te ver-
vangen, altijd de ruitenwissers en de
auto uitschakelen.
Ruitenwisserarmen in de vervangingsstand zetten
#De auto in- en direct weer uitschakelen.
#Binnen circa 15 seconden de toets î op
de combischakelaar gedurende circa drie
seconden indrukken (/ pagina 246).
De ruitenwisserarmen gaan naar de vervan-
gingsstand.
Ruitenwisserbladen verwijderen
#De ruitenwisserarmen van de voorruit weg-
klappen.
#De ruitenwisserarm met één hand vasthouden.
Met de andere hand het ruitenwisserblad in de
richting van de pijl 1 tot de aanslag van de
ruitenwisserarm wegdraaien.
#De ontgrendelingsknop 2 indrukken.
#Het ruitenwisserblad in de richting van de pijl
3 van de ruitenwisserarm verwijderen.
Ruitenwisserbladen aanbrengen
#Het nieuwe ruitenwisserblad in de richting van
de pijl 1 op de ruitenwisserarm aanbrengen,
tot de ontgrendelingsknop 2 aangrijpt.
#De bevestiging van het ruitenwisserblad con-
troleren.
#De ruitenwisserarmen weer naar de voorruit
klappen.
Snelle start en tips 33
F206 0105 07
#De auto inschakelen.
#Op de combischakelaar de toets î indruk-
ken.
De ruitenwisserarmen gaan terug naar de uit-
gangspositie.
#De auto uitschakelen.
%De toestand van de ruitenwisserbladen regel-
matig controleren en deze vervangen bij zicht-
bare beschadigingen of blijvende streepvor-
ming.
Onderhoudsindicatie
Bij de punt van het blad van het nieuwe ruitenwis-
serblad bevindt zich een onderhoudsindicatie.
#De beschermfolie 1 van de onderhoudsindi-
catie verwijderen.
Wanneer de kleur van de onderhoudsindicatie ver-
andert van zwart naar geel, moeten de ruitenwis-
serbladen worden vervangen.
Motoroliepeil via bestuurdersdisplay controleren
Voorwaarden
RDe motor is warmgedraaid.
RDe auto staat op een horizontale ondergrond.
RDe motor draait met stationair toerental.
RDe motorkap is gesloten.
Bij een normale rijstijl kan het bepalen van het
motoroliepeil tot 30 minuten duren, bij een
actieve rijstijl ook langer.
Bestuurdersdisplay:
4Service
Het motoroliepeil wordt weergegeven.
Op het bestuurdersdisplay verschijnt een van de
volgende meldingen:
RMotoroliepeil Oliepeil wordt gemeten: Er is
nog geen meting van het motoroliepeil moge-
lijk.
#Na maximaal 30 minuten rijden opnieuw pro-
beren.
RMotoroliepeil In orde en de balk voor de weer-
gave van het motoroliepeil op het bestuurders-
34 Snelle start en tips
F206 0105 07
display is groen en ligt tussen "min" en "max":
Het motoroliepeil is in orde.
RMotoroliepeil 1,0 l bijvullen en de balk voor
de weergave van het motoroliepeil op het
bestuurdersdisplay is geel en ligt onder "min":
#1 l motorolie bijvullen.
RMotoroliepeil verlagen en de balk voor de
weergave van het motoroliepeil op het
bestuurdersdisplay is geel en ligt boven "max":
#Te veel bijgevulde motorolie aappen. Daar-
voor naar een gekwaliceerde werkplaats
gaan.
RVoor motoroliepeil auto inschakelen
#De auto inschakelen om het motoroliepeil te
controleren.
RMotoroliepeil Systeem buiten werking: De
oliepeilsensor is defect of niet aangesloten.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
RMotoroliepeil Systeem nu niet beschikbaar
#De motorkap sluiten.
Aanwijzingen met betrekking tot het auto wassen
in een wasstraat
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door verminderde remwerking na het auto
wassen
Nadat de auto is gewassen, hebben de rem-
men een verminderde remwerking.
#Nadat de auto is gewassen, rekening
houdend met de verkeerssituatie, voor-
zichtig afremmen tot de volledige rem-
werking weer aanwezig is.
*AANWIJZING Beschadiging door zelfstan-
dig remmen
Wanneer een van de volgende functies inge-
schakeld is, remt de auto in bepaalde situaties
automatisch:
RActive Brake Assist System
RActieve afstandsassistent DISTRONIC
RHOLD-functie
RActieve parkeerassistent
Om schade aan de auto te vermijden, deze
systemen bijv. uitchakelen bij het slepen of in
de wasstraat.
*AANWIJZING Beschadigingen als gevolg
van ongeschikte wasstraat
#Voor het inrijden van een wasstraat con-
troleren of de wasstraat geschikt is voor
de afmetingen van de auto.
#Erop letten dat er voldoende bodemvrij-
heid tussen de bodemplaat en de gelei-
derails van de wasstraat aanwezig is.
#Erop letten dat de doorgangsbreedte van
de wasstraat, met name de breedte van
de geleiderails, voldoende is.
Om schade aan de auto te vermijden, het vol-
gende in acht nemen bij gebruik van een was-
straat:
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC is
uitgeschakeld.
RDe HOLD-functie is uitgeschakeld.
Snelle start en tips 35
F206 0105 07
RDe 360°-camera of de achteruitrijcamera is
uitgeschakeld.
RDe zijruiten en het schuifdak zijn volledig
gesloten.
RDe buitenspiegels zijn ingeklapt.
RDe aanjager van de ventilatie en de verwar-
ming is uitgeschakeld.
RDe schakelaar van de ruitenwissers staat in de
stand g.
RDe sleutel is ten minste 3 m van de auto ver-
wijderd. Anders kan het koerdeksel onbe-
doeld opengaan.
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuig-
sleutel.
RBij wasstraten met sleepinstallatie:
-De neutraalstand i is ingeschakeld.
-Als u de auto tijdens het wassen wilt verla-
ten, erop letten dat de sleutel zich in de
auto bevindt. Anders wordt de parkeer-
stand j automatisch ingeschakeld.
%Door na het auto wassen de was van de voor-
ruit en de ruitenwisserrubbers te verwijderen,
wordt streepvorming voorkomen en worden
wisgeluiden gereduceerd.
Wasstraatmodus
In de wasstraatmodus is de auto voorbereid voor
het binnenrijden in een wasstraat. De wasstraat-
modus kan tot een snelheid van 20 km/hwordt
geactiveerd. (/ pagina 649)
Bij activering van de wasstraatmodus verschijnt in
het bestuurdersdisplay de melding Wasstraatmo-
dus actief. De volgende instellingen worden inge-
voerd:
RDe buitenspiegels worden ingeklapt.
ROm het automatisch in werking treden van de
ruitensproeierinstallatie te voorkomen, wordt
de regensensor gedeactiveerd.
RDe zijruiten en het schuifdak worden eventu-
eel gesloten.
RDe PARKTRONIC-parkeerassistent wordt
gedeactiveerd.
RAuto's met 360°-camera: na circa acht secon-
den wordt het frontbeeld weergegeven.
RAuto's met HANDS-FREE ACCESS: de kick-
herkenning wordt gedeactiveerd.
Als een van de instellingen niet kan worden uitge-
voerd, wordt dit door een % achter de betref-
fende instelling weergegeven.
Het indrukken van Uitschakelen beëindigt de was-
straatmodus. Boven een snelheid van 20 km/h
wordt de wasstraatmodus automatisch gedeacti-
veerd.
De wasstraatmodus kan ook via het MBUX-multi-
mediasysteem worden uitgeschakeld
(/ pagina 649).
Bij deactivering van de wasstraatmodus worden
de volgende instellingen weer teruggezet:
RDe buitenspiegels klappen uit.
RDe regensensor wordt geactiveerd.
RDe PARKTRONIC-parkeerassistent wordt naar
de daarvoor geselecteerde instelling terugge-
zet.
RDe zijruiten en het schuifdak blijven gesloten.
RAuto's met 360°-camera: het frontbeeld wordt
vanaf een snelheid van 18 km/h uitgescha-
keld.
RAuto's met HANDS-FREE ACCESS: De kick-
herkenning wordt geactiveerd.
36 Snelle start en tips
F206 0105 07
Vakantie voorbereiden
Aanwijzingen voor het aanpassen van de verlich-
ting bij buitenlandse reizen
Als comfortfunctie worden de koplampen, bij het
oversteken van de grens in landen waar aan de
andere kant van de weg wordt gereden, automa-
tisch aangepast. Indien nodig kunnen de koplam-
pen ook in het menu Dimlicht handmatig worden
omgeschakeld (/ pagina 243).
De functie van het automatisch aanpassen van de
verlichting is beschikbaar:
Rwanneer in het menu Dimlicht Automatisch
geactiveerd is
Rwanneer de navigatie en de navigatiepositie
beschikbaar zijn
In de volgende gevallen de koplampinstelling con-
troleren en indien nodig handmatig aanpassen:
RWanneer de displaymelding Instelling dim-
licht (links/rechts verkeer) alleen handmatig
mogelijk wordt weergegeven.
RWanneer de displaymelding Instelling dim-
licht (links/rechts verkeer) controleren wordt
weergegeven.
Na de handmatige aanpassing:
RHet tegemoetkomend verkeer wordt niet ver-
blind.
RDe kant van de weg wordt niet meer zo ver en
hoog verlicht.
RDe functies "verlichting voor snelwegen" en
"uitgebreid mistlicht" zijn niet beschikbaar.
Aanwijzingen met betrekking tot het regelmatig
controleren van de velgen en banden
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door beschadigde banden
Beschadigde banden kunnen bandenspan-
ningsverlies veroorzaken.
#Banden regelmatig op schade controle-
ren en beschadigde banden direct ver-
vangen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor aquapla-
ning door te lage proeldiepte
Bij een te lage proeldiepte laat de grip van de
banden te wensen over.
Bij een natte rijbaan neemt het gevaar van
aquaplaning toe, in het bijzonder bij een niet
aangepaste snelheid.
#De proeldiepte en de toestand van het
loopvlak van de band over de gehele
breedte bij alle banden regelmatig con-
troleren.
Minimumproeldiepte bij
RZomerbanden: 3 mm
RM+S-banden: 4 mm
#De banden om veiligheidsredenen laten
vervangen voordat de wettelijk voorge-
schreven minimumproeldiepte bereikt
is.
Snelle start en tips 37
F206 0105 07
De volgende controles regelmatig, ten minste een-
maal per maand of indien nodig, bijvoorbeeld voor
een langere rit of voor o-road-rijden, aan alle
wielen uitvoeren:
RControle van de bandenspanning
(/ pagina 685)
RVisuele controle van de banden en velgen op
beschadigingen
RControle van de ventieldopjes
RVisuele controle van de proeldiepte en het
loopvlak van de band over de gehele breedte.
De minimumproeldiepte bij zomerbanden
bedraagt 3 mm en bij winterbanden 4 mm.
Veiligheidsvest uitnemen In de portieropbergvakken van alle portieren
bevindt zich een veiligheidsvestvak voor het
opbergen van een veiligheidsvest.
#Uitnemen: Het veiligheidsvestfoedraal 1 aan
de lus 2 eruit trekken.
#Het veiligheidsvestfoedraal 1 openen en het
veiligheidsvest eruit nemen.
#Terugplaatsen: Het veiligheidsvest opvouwen,
oprollen en in veiligheidsvestvak 1 opbergen.
#Het veiligheidsvestfoedraal 1 evenwijdig aan
de onderrand van de armsteun in het veilig-
heidsvestfoedraal schuiven. Daarbij erop let-
ten, dat de lus 2 gemakkelijk vast te pakken
is.
%Bij een nieuw veiligheidsvest de verpakkings-
folie verwijderen, voordat het vest met het
foedraal in het veiligheidsvestvak wordt
geschoven. Anders kan het veiligheidsvest
onbedoeld eruit glijden of wordt het verwijde-
ren bemoeilijkt.
De wettelijke bepalingen in de betreende
landen in acht nemen.
38 Snelle start en tips
F206 0105 07
1Maximum aantal wasbeurten
2Maximale wastemperatuur
3Niet bleken
4Niet strijken
5Geen wasdroger gebruiken
6Niet chemisch reinigen
7Veiligheidsvest klasse 2
Alleen wanneer het veiligheidsvest de juiste maat
hee en volledig gesloten is kan aan de in de wet-
telijke norm vastgelegde eisen worden voldaan.
Het veiligheidsvest in de volgende gevallen ver-
vangen:
RDe reecterende strepen zijn beschadigd of
vervuild.
RHet is te vaak gewassen.
RDe uorescerende werking van het veiligheids-
vest neemt af, bijvoorbeeld door permanent
zonlicht.
Het veiligheidsvest op milieuvriendelijke wijze
afvoeren:
RDaartoe contact opnemen met uw plaatselijke
afvalinzamelingsbedrijf.
Gevarendriehoek uitnemen
#De gevarendriehoekhouder 1 aan beide zij-
den in de richting van de pijl drukken en ope-
nen.
#De gevarendriehoek 2 uitnemen.
De gevarendriehoek bevindt zich in het koerdek-
sel.
Snelle start en tips 39
F206 0105 07
Overzicht EHBO-set
De EHBO-set 1 bevindt zich afhankelijk van de
uitvoering van de auto links of rechts in de baga-
geruimte.
Overzicht laatste update van de kaartgegevens
Aangezien de inhoud van een digitale wegenkaart
aan frequente wijzigingen onderhevig is, kunnen
verouderde gegevens een negatieve invloed heb-
ben op alle navigatiefuncties. Voor de beste
MBUX navigatie-ervaring moet u alle kaartupdates
installeren die door Mercedes-Benz worden aan-
geboden.
De volgende mogelijkheden zijn beschikbaar voor
het bijwerken van kaartgegevens:
ROnline kaartupdate
RUpdate via de Mercedes me-Portal
RUpdate bij een Mercedes-Benz-servicewerk-
plaats
Hierbij kunnen extra kosten ontstaan.
Online kaartupdate
Voorwaarden:
RMercedes me connect is beschikbaar.
RU beschikt over een Mercedes me gebruikers-
account.
RDe dienst online kaartupdate is beschikbaar
voor uw regio.
RDe dienst is geactiveerd.
%De dienst online kaartupdate is alleen in
bepaalde landen beschikbaar.
De installatie vindt plaats op de achtergrond als
automatische kaartupdate.
Het MBUX multimediasysteem installeert alle
beschikbare kaartupdates voor de regio's in
Europa waar de auto is of rijdt.
De online kaartupdate wordt uiterlijk na de eerst-
volgende keer inschakelen van de auto geacti-
veerd.
Update via de Mercedes me-Portal
De kaartgegevens van verschillende regio's kun-
nen ook handmatig worden bijgewerkt. Hiertoe
inloggen met uw Mercedes me gebruikersaccount
op: https://www.mercedes-benz.de/
Het menupad volgen: Mijn Mercedes Me-account
> Mijn auto's > Selectie van de auto > Online
kaartupdate. De gewenste regio's selecteren om
te downloaden op een opslagmedium.
Na het kopiëren van de kaartgegevens het opslag-
medium met uw auto verbinden. De melding
selecteren die u informeert over een nieuwe ver-
sie van de kaartgegevens en de installatie starten.
Na het opnieuw opstarten van het MBUX multime-
diasysteem worden de bijgewerkte kaartgegevens
gebruikt.
40 Snelle start en tips
F206 0105 07
Speciale bestemming of adres invoeren
Voorwaarden
RVoor het online-zoeken:
-Er is een internetverbinding aanwezig.
-Mercedes me connect is beschikbaar.
-U hebt een gebruikersaccount op de
Mercedes me-Portal aangemaakt.
-De auto is aan het gebruikersaccount
gekoppeld en u hebt de gebruiksvoorwaar-
den geaccepteerd.
-Meer informatie vindt u onder: https://
www.mercedes.me
-De dienst is beschikbaar en is geactiveerd.
%Wanneer de online zoekfunctie niet beschik-
baar is, wordt de zoekopdracht uitgevoerd aan
de hand van de digitale kaartgegevens.
Multimediasysteem:
4© 5ª
Speciale bestemming of adres invoeren (voor-
beeld)
1Invoerregel met actuele invoer
2Zoekresultaat
3Bestemming zoeken selecteren, met dubbele
pijl verdere gezochte bestemmingen weerge-
ven
4Invoer wissen
5Zoekresultaat overbrengen naar invoerregel
en zoeken voortzetten
6Laatst ingevoerde teken wissen
7Toetsenbord verbergen
8Omschakelen op handschriherkenning
(/ pagina 506)
9MBUX spraakassistent starten
(/ pagina 474)
ASchrijaal instellen
BNaar cijfers en speciale tekens omschakelen
CNaar hoofdletters of kleine letters omschake-
len
#De bestemming invoeren. Het invoeren kan in
willekeurige volgorde worden uitgevoerd.
De zoekresultaten worden in een lijst weerge-
geven.
Snelle start en tips 41
F206 0105 07
%Online zoekresultaten voor speciale bestem-
mingen kunnen aanvullende informatie bevat-
ten, bijvoorbeeld openingstijden en beoorde-
lingen. De informatie wordt geleverd door een
online kaartdienst.
De online-functie is niet in alle landen
beschikbaar.
U kunt bijvoorbeeld in 1 de volgende gegevens
invoeren:
RStad, straat, huisnummer of straat, stad
RPostcode
RNaam of categorie van de speciale bestem-
ming, bijvoorbeeld Restaurants
RStad, naam speciale bestemming
RContactnaam
RCoördinaten (/ pagina 536)
RDriewoordenadressen van what3words
(/ pagina 536)
Het invoeren van driewoordenadressen is
mogelijk bij het online zoeken.
#Het toetsenbord met a verbergen.
#De bestemming in de lijst selecteren.
Het volgende menu toont de geselecteerde
bestemming met de adresinformatie en een
bijbehorende kaartsectie.
Via het menu kunt u de route berekenen.
Radiozender via zendernaam of frequentie-invoer
zoeken
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio
#è selecteren.
#Een zendernaam of een frequentie invoeren.
#Een zender selecteren.
Bagage en beladen
Dakdrager bevestigen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij overschrijden van de maximumdakbe-
lasting
Het zwaartepunt van de auto en de ver-
trouwde rij-eigenschappen en het stuur- en
remgedrag veranderen.
Wanneer de maximumdakbelasting wordt
overschreden, worden de rij-eigenschappen
en het stuur- en remgedrag sterk nadelig beïn-
vloedt.
#Beslist de maximumdakbelasting aan-
houden en de rijstijl aanpassen.
De maximumdakbelasting vindt u in het hoofdstuk
"Technische gegevens" in de gedrukte handlei-
ding.
42 Snelle start en tips
F206 0105 07
*AANWIJZING Schade aan de auto bij niet
in acht nemen van de maximaal toege-
stane doorrijhoogte
Wanneer de hoogte van de auto de maximaal
toegestane doorrijhoogte overschrijdt, kunnen
het dak en andere onderdelen van de auto
worden beschadigd.
#De aangegeven doorrijhoogte in acht
nemen.
#Wanneer de toegestane doorijhoogte
wordt overschreden, niet verder rijden.
#De gewijzigde hoogte van de auto bij
dakopbouwen in acht nemen.
*AANWIJZING Schade aan de auto door
niet goedgekeurde imperial
Bij niet voor Mercedes-Benz geteste en goed-
gekeurde imperials kan schade aan de auto
ontstaan.
#Alleen voor Mercedes-Benz geteste en
goedgekeurde imperials gebruiken.
#Controleren of bij een gemonteerde
imperial, afhankelijk van de uitrusting
van de auto, het schuifdak volledig
omhoog kan worden gebracht.
#Controleren of bij een gemonteerde
imperial, afhankelijk van de uitrusting
van de auto, het koerdeksel volledig
kan worden geopend.
#De bagage zodanig op de imperial aan-
brengen dat de auto ook tijdens het rij-
den niet kan worden beschadigd.
*AANWIJZING Schade aan het panorama-
schuifdak door niet goedgekeurde impe-
rial
Wanneer het panoramaschuifdak wordt
geopend terwijl een niet voor Mercedes-Benz
geteste en goedgekeurde imperial is gemon-
teerd, kan het panoramaschuifdak door de
imperial worden beschadigd.
#Het panoramaschuifdak alleen openen
als een imperial is gemonteerd die voor
Mercedes-Benz is getest en goedge-
keurd.
Om het interieur te ventileren, kan het panora-
maschuifdak in de kantelstand worden gezet.
*AANWIJZING Beschadiging van het schuif-
dak bij gemonteerde dakdrager
Wanneer het schuifdak wordt geopend terwijl
een dakdrager is gemonteerd, kan het schuif-
dak door de dakdrager beschadigd worden.
#Het schuifdak niet openen wanneer een
dakdrager is gemonteerd.
Om het interieur te ventileren, kan het schuif-
dak in de kantelstand worden gezet.
Snelle start en tips 43
F206 0105 07
*AANWIJZING Beschadiging van de afdek-
kingen
De afdekkingen kunnen bij het openen worden
beschadigd en bekrast.
#Geen metalen of harde voorwerpen
gebruiken.
#De afdekkingen 1 voorzichtig in de richting
van de pijl omhoogklappen.
#De dakdrager aan de bevestigingspunten
onder de afdekkingen 1 bevestigen.
#De montagehandleiding van de fabrikant van
de dakdrager opvolgen.
#De bagage op de dakdrager beveiligen.
Rugleuningen achterin naar voren klappen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen
Wanneer een stoel wordt versteld, kunt u of
een van de inzittenden ingeklemd raken.
#Bij het verstellen van een stoel mogen
zich geen lichaamsdelen in het bewe-
gingsgebied van de stoel bevinden; dit
controleren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet vergrendelde rugleuning
De rugleuning kan naar voren klappen.
Hierbij bestaan in het bijzonder de volgende
risico's:
RDe inzittende kan in de veiligheidsgordel
worden gedrukt. De veiligheidsgordel kan
niet meer zoals bedoeld beschermen en
extra letsel veroorzaken.
REen kinderzitjesbevestigingssysteem wordt
niet meer correct ondersteund of op zijn
plaats gehouden en kan zijn functie niet
meer correct vervullen.
RDe rugleuning kan voorwerpen of bagage
in de bagageruimte niet tegenhouden.
Altijd controleren of de rugleuning vergrendeld
is, in het bijzonder:
Rnadat de stoel is ingesteld.
Rnadat de bagageruimtevergroting gebruikt
is.
De rode markering van de vergrendelingsindicator
mag niet meer zichtbaar zijn; dit controleren.
Anders is de rugleuning niet vergrendeld.
Altijd ervoor zorgen dat alle inzittenden de veilig-
heidsgordel correct dragen en een juiste zithou-
44 Snelle start en tips
F206 0105 07
ding hebben. In het bijzonder bij kinderen moet u
daarop letten.
Voorwaarden
RDe hoofdsteunen van de rugleuningen achterin
zijn volledig ingeschoven.
RDe armsteun achterin is omhoog geklapt.
Buitenste rugleuningen achterin naar voren klap-
pen
De middelste rugleuning en de rechter buitenste
rugleuning kunnen afzonderlijk naar voren worden
geklapt.
De linker rugleuning kan alleen in combinatie met
de middelste rugleuning naar voren worden
geklapt.
Wanneer u een neergeklapte rugleuning achterin
niet meer als laadvloer hoe te gebruiken, klapt u
de rugleuning weer terug.
#Controleren of de middelste rugleuning
rechtop is gezet en met de linker rugleuning
vergrendeld is (/ pagina 216).
#De gordelslottong van de veiligheidsgordel 1
in de aangegeven positie 2 drukken.
#Eventueel de bestuurders- of de passagiers-
stoel naar voren bewegen.
#Linker rugleuning naar voren klappen: Kort
aan de linker toets 1 trekken.
De linker rugleuning klapt samen met de mid-
delste rugleuning naar voren.
Wanneer de linker rugleuning niet vergrendeld
is met de middelste rugleuning, wordt dit
weergegeven op het centraal display.
Snelle start en tips 45
F206 0105 07
#Rechter rugleuning naar voren klappen: Kort
aan de rechter toets 1 trekken.
De rechter rugleuning klapt naar voren.
%Wanneer u slechts één van de buitenste rug-
leuningen naar voren wilt klappen, de rechter
rugleuning naar voren klappen.
Middelste rugleuning achterin separaat naar voren
klappen
Wanneer u de neergeklapte rugleuning niet meer
als laadvloer hoe te gebruiken, klapt u de rugleu-
ning weer terug.
#De ontgrendeling 3 indrukken.
#De rugleuning 2 naar voren klappen.
Rugleuning achterin terugklappen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen
Wanneer een stoel wordt versteld, kunt u of
een van de inzittenden ingeklemd raken.
#Bij het verstellen van een stoel mogen
zich geen lichaamsdelen in het bewe-
gingsgebied van de stoel bevinden; dit
controleren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet vergrendelde rugleuning
De rugleuning kan naar voren klappen.
Hierbij bestaan in het bijzonder de volgende
risico's:
RDe inzittende kan in de veiligheidsgordel
worden gedrukt. De veiligheidsgordel kan
niet meer zoals bedoeld beschermen en
extra letsel veroorzaken.
46 Snelle start en tips
F206 0105 07
REen kinderzitjesbevestigingssysteem wordt
niet meer correct ondersteund of op zijn
plaats gehouden en kan zijn functie niet
meer correct vervullen.
RDe rugleuning kan voorwerpen of bagage
in de bagageruimte niet tegenhouden.
Altijd controleren of de rugleuning vergrendeld
is, in het bijzonder:
Rnadat de stoel is ingesteld.
Rnadat de bagageruimtevergroting gebruikt
is.
De rode markering van de vergrendelingsindicator
mag niet meer zichtbaar zijn; dit controleren.
Anders is de rugleuning niet vergrendeld.
Altijd ervoor zorgen dat alle inzittenden de veilig-
heidsgordel correct dragen en een juiste zithou-
ding hebben. In het bijzonder bij kinderen moet u
daarop letten.
*AANWIJZING Beschadiging van de veilig-
heidsgordel door inklemmen bij het terug-
klappen van de rugleuning
De veiligheidsgordel kan bij het terugklappen
van de rugleuning bekneld raken en daardoor
worden beschadigd.
#Erop letten dat de veiligheidsgordel bij
het terugklappen van de rugleuning niet
bekneld raakt.
#Eventueel de bestuurders- of de passagiers-
stoel naar voren bewegen.
#De rugleuning 1 naar achteren kantelen, tot
deze vergrendelt.
Wanneer de rugleuning niet vastgeklikt en ver-
grendeld is, is de rode vergrendelingsindicator
2 zichtbaar.
Snelle start en tips 47
F206 0105 07
Opbergruimte onder bagageruimtebodem openen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
geopende bagageruimtebodem
Wanneer met geopende bagageruimtebodem
wordt gereden, kunnen voorwerpen rondslin-
geren en daarbij inzittenden raken. Er bestaat
gevaar voor letsel, in het bijzonder bij remma-
noeuvres of plotselinge richtingswijzigingen!
#Vóór de rit altijd de bagageruimtebodem
sluiten.
*AANWIJZING Beschadiging van de hand-
greep in de bagageruimtebodem
Wanneer de bagageruimtebodem met de
handgreep aan de regengoot is gehangen,
kunnen er bij het sluiten van het koerdeksel
beschadigingen optreden.
#De handgreep voor het sluiten van het
koerdeksel losmaken en de bagage-
ruimtebodem plaatsen.
#De handgreep 1 omhoogtrekken en in de
regengoot 2 bevestigen.
Kogelhals uit- of inklappen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door een niet vergrendelde kogelhals
Als de kogelhals niet vergrendeld is, kan de
aanhangwagen losraken.
#De kogelhals altijd zoals beschreven ver-
grendelen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
uitzwenken van de kogelhals
Wanneer de kogelhals wordt ontgrendeld of bij
het inklappen niet correct wordt vergrendeld,
kan deze uitzwenken.
In het zwenkbereik van de kogelhals bestaat
gevaar voor letsel!
#De kogelhals alleen ontgrendelen als het
zwenkbereik vrij is.
#Altijd controleren dat de kogelhals bij het
inklappen vergrendelt.
48 Snelle start en tips
F206 0105 07
*AANWIJZING Verhoogd risico op materiële
schade door uitgeklapte kogelhals
#Als geen aanhangwagen is aangekoppeld
en geen etsdrager is gemonteerd, de
kogelhals inklappen of bij een volledig
elektrische aanhangwagenvoorziening de
kogelhals inzwenken.
*AANWIJZING Beschadiging van de auto
door verkeerd gebruik van de aanhangwa-
genvoorziening
Bij het bergen van de auto door het lostrekken
met behulp van de aanhangwagenvoorziening
kan de auto of de aanhangwagenvoorziening
zelf beschadigd raken.
#De aanhangwagenvoorziening alleen
gebruiken voor het trekken van een aan-
hangwagen of voor de bevestiging van
goedgekeurde dragersystemen, bijvoor-
beeld een etsdrager.
Uitzondering: Omdat auto's met een aan-
hangwagenvoorziening aan de achter-
kant geen bevestiging voor een sleepoog
hebben, is af- of aanslepen toegestaan.
#Bij het af- of aanslepen met de aanhang-
wagenvoorziening de informatie in het
hoofdstuk "Sleepoog aanbrengen en ver-
wijderen“ in acht nemen.
Kogelhals uitklappen
#De auto tegen wegrollen beveiligen.
#Het zwenkbereik vrijhouden.
#De aanhangwagenkabel of de adapterstekker
verwijderen.
#Aan de toets 2 trekken, tot de kogelhals ont-
grendelt.
De kogelhals klapt onder de achterbumper uit.
Het controlelampje 1 knippert.
Snelle start en tips 49
F206 0105 07
#De kogelhals in de richting van de pijl drukken
tot deze hoorbaar in de verticale stand ver-
grendelt.
Het controlelampje 1 in de toets voor ont-
grendeling van de kogelhals doo.
Wanneer de kogelhals niet veilig is vergren-
deld, verschijnt op het bestuurdersdisplay de
displaymelding Aanhangwagenkoppeling Ver-
grendeling controleren.
#De afdekkap van de kogelkop verwijderen en
veilig opbergen.
Erop letten dat de kogel van de kogelhals schoon
is. Controleren of de trekhaak volgens de voor-
schrien van de betreende aanhangwagen inge-
vet of droog (zonder vet) moet worden gebruikt.
Kogelhals inklappen
#Aan de toets 2 trekken, tot de kogelhals ont-
grendelt.
De kogelhals klapt onder de achterbumper
weg.
Het controlelampje 1 knippert.
#De kogelhals in de richting van de pijl drukken
tot deze achter de bumper hoorbaar vergren-
delt.
Het controlelampje 1 doo en de melding op
het bestuurdersdisplay verdwijnt.
De informatie over de weergaven op het bestuur-
dersdisplay in acht nemen:
RWaarschuwings- en controlelampjes
(/ pagina 933)
50 Snelle start en tips
F206 0105 07
RDisplaymeldingen (/ pagina 834)
Overzicht van de sjorogen
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen (/ pagina 206).
1Sjorogen
%Alleen bij auto's met de uitrusting doorlaad-
mogelijkheid achterbank (EASY-PACK Quick-
fold) zijn vier sjorogen beschikbaar.
Overzicht van de voorste opbergvakken
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergen van voorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grote voorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen.
Snelle start en tips 51
F206 0105 07
1Opbergvakken in de portieren
2Opbergvak onder de armsteun met multime-
dia- en usb-aansluitingen
3Opbergvak in de middenconsole voorin met
bekerhouders, usb-aansluitingen en oplaad-
module voor het draadloos opladen van de
mobiele telefoon
4Dashboardkastje
%De rubbermat in het opbergvak in de midden-
console voorin 3 kan worden verwijderd om
te worden gereinigd met helder, lauw water.
Daarbij de aanwijzingen met betrekking tot de
verzorging van het interieur in acht nemen
(/ pagina 654).
Dashboardkastje ver- of ontgrendelen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergen van voorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grote voorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen.
#De noodsleutel een kwart omwenteling
rechtsom 2 (vergrendelen) of linksom 1
(ontgrendelen) draaien.
52 Snelle start en tips
F206 0105 07
IJs en sneeuw
Aanwijzingen met betrekking tot het regelmatig
controleren van de velgen en banden
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door beschadigde banden
Beschadigde banden kunnen bandenspan-
ningsverlies veroorzaken.
#Banden regelmatig op schade controle-
ren en beschadigde banden direct ver-
vangen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor aquapla-
ning door te lage proeldiepte
Bij een te lage proeldiepte laat de grip van de
banden te wensen over.
Bij een natte rijbaan neemt het gevaar van
aquaplaning toe, in het bijzonder bij een niet
aangepaste snelheid.
#De proeldiepte en de toestand van het
loopvlak van de band over de gehele
breedte bij alle banden regelmatig con-
troleren.
Minimumproeldiepte bij
RZomerbanden: 3 mm
RM+S-banden: 4 mm
#De banden om veiligheidsredenen laten
vervangen voordat de wettelijk voorge-
schreven minimumproeldiepte bereikt
is.
De volgende controles regelmatig, ten minste een-
maal per maand of indien nodig, bijvoorbeeld voor
een langere rit of voor o-road-rijden, aan alle
wielen uitvoeren:
RControle van de bandenspanning
(/ pagina 685)
RVisuele controle van de banden en velgen op
beschadigingen
RControle van de ventieldopjes
RVisuele controle van de proeldiepte en het
loopvlak van de band over de gehele breedte.
De minimumproeldiepte bij zomerbanden
bedraagt 3 mm en bij winterbanden 4 mm.
Snelheidsbegrenzing bij winterbanden instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Winterbanden-limiet
#Winterbanden-limiet in- of uitschakelen.
Snelheid instellen
#Winterbanden-limiet selecteren.
#Een snelheid selecteren.
Aanwijzingen met betrekking tot sneeuwkettingen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door verkeerde montage van de sneeuw-
kettingen
Wanneer sneeuwkettingen op de voorwielen
worden gemonteerd, kunnen de sneeuwkettin-
gen in contact komen met de carrosserie of
met onderdelen van het onderstel.
Snelle start en tips 53
F206 0105 07
#Nooit sneeuwkettingen op de voorwielen
monteren.
#Sneeuwkettingen op de achterwielen
altijd paarsgewijs monteren.
*AANWIJZING Beschadiging van onderde-
len van de carrosserie of het onderstel
door gemonteerde sneeuwkettingen
Wanneer bij auto's met 4MATIC sneeuwkettin-
gen op de voorwielen worden gemonteerd,
kunnen ze onderdelen van de carrosserie of
het onderstel beschadigen.
#Bij auto's met 4MATIC sneeuwkettingen
alleen op de achterwielen monteren.
Bij het gebruik maken van sneeuwkettingen het
volgende in acht nemen:
RSneeuwkettingen zijn slechts voor bepaalde
velg-bandcombinaties toegestaan. Informatie
hierover is verkrijgbaar bij een Mercedes-
Benz-servicewerkplaats.
ROm veiligheidsredenen alleen de voor
Mercedes-Benz goedgekeurde sneeuwkettin-
gen of sneeuwkettingen met dezelfde kwali-
teitsstandaard gebruiken.
RDe montagehandleiding van de fabrikant van
de sneeuwkettingen opvolgen.
RDe toegestane maximumsnelheid met gemon-
teerde sneeuwkettingen is 50 km/h.
RAuto's met actieve parkeerassistent: Met
gemonteerde sneeuwkettingen niet de actieve
parkeerassistent gebruiken.
RAuto's met niveauregeling: Met gemonteerde
sneeuwkettingen alleen met hogere voertuig-
hoogte rijden .
%De maximumsnelheid kan voor het gebruik
van winterbanden permanent worden
begrensd (/ pagina 365).
%Het ESP® kan voor het wegrijden worden uit-
geschakeld (/ pagina 357). Zo kunnen de
wielen doordraaien en een hogere aandrijf-
kracht opwekken.
Aanwijzingen met betrekking tot ruitreinigingsmid-
del
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen in acht nemen(/ pagina 812).
&WAARSCHUWING Gevaar voor brand‑ en
letsel door ruitensproeiervloeistofconcen-
traat
Ruitensproeiervloeistofconcentraat is licht
ontvlambaar. Wanneer het op hete onderdelen
in de motorruimte of onderdelen van het uit-
laatsysteem terechtkomt, kan het ontsteken.
#Ervoor zorgen dat er geen ruitensproeier-
vloeistofconcentraat naast de vulopening
terecht komt.
*AANWIJZING Beschadigingen aan de exte-
rieurverlichting door ongeschikt ruitrein-
igingsmiddel
Ongeschikte ruitreinigingsmiddelen kunnen
het kunststof oppervlak van de exterieurver-
lichting beschadigen.
54 Snelle start en tips
F206 0105 07
#Alleen ruitreinigingsmiddel gebruiken dat
ook geschikt is voor kunststof oppervlak-
ken, bijvoorbeeld MB SummerFit of MB
WinterFit.
*AANWIJZING Verstopte sproeiers door
menging van ruitensproeiervloeistoen
#MB SummerFit en MB WinterFit niet met
andere ruitensproeiervloeistoen men-
gen.
Geen gedestilleerd of gedemineraliseerd water
gebruiken, anders kan de niveausensor een
onjuist niveau detecteren.
Geadviseerd ruitreinigingsmiddel:
RBoven het vriespunt: Bijvoorbeeld MB Sum-
merFit
ROnder het vriespunt: Bijvoorbeeld MB Winter-
Fit
De correcte mengverhouding is te vinden in de
gegevens op de verpakking.
Ruitensproeiervloeistof het gehele jaar met rui-
treinigingsmiddel mengen.
Ruitensproeierinstallatie bijvullen
&GEVAAR Levensgeaar bij het uitvoeren van
onderhoudswerken tijdens het laadproces
Tijdens het laadproces staat het hogevollt-
boordnet onder hoge elektrische spanning.
#Tijdens het laadproces geen onder-
houdswerken uitvoeren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den bij het openen van de motorkap
Wanneer u de motorkap bij een oververhitte
motor of brand in de motorruimte opent, kun-
nen zich de volgende situaties voordoen:
RU kunt met hete gassen in aanraking
komen.
RU kunt met andere vrijkomende, hete
bedrijfsstoen in aanraking komen.
#Voordat de motorkap wordt geopend, de
oververhitte motor laten afkoelen.
#Bij brand in de motorruimte de motorkap
gesloten houden en de brandweer waar-
schuwen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
bewegende delen
Bestanddelen in de motorruimte kunnen ook
bij uitgeschakeld aandrijfsysteem blijven wer-
ken of plotseling in werking treden.
Het volgende in acht nemen als de motorkap
moet worden geopend:
#De auto uitschakelen.
#Nooit in de gevarenzone van bewegende
onderdelen, bijvoorbeeld het draaibereik
van de ventilator, grijpen.
#Sieraden en horloges afdoen.
#Kledingstukken en haren uit de buurt van
bewegende delen houden.
Snelle start en tips 55
F206 0105 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den door hete onderdelen in de motor-
ruimte
Bepaalde onderdelen in de motorruimte kun-
nen zeer heet zijn, bijvoorbeeld de motor, de
radiateur en onderdelen van het uitlaatsys-
teem.
#De motor laten afkoelen en alleen de
hierna beschreven onderdelen aanraken.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brand‑ en
letsel door ruitensproeiervloeistofconcen-
traat
Ruitensproeiervloeistofconcentraat is licht
ontvlambaar. Wanneer het op hete onderdelen
in de motorruimte of onderdelen van het uit-
laatsysteem terechtkomt, kan het ontsteken.
#Ervoor zorgen dat er geen ruitensproeier-
vloeistofconcentraat naast de vulopening
terecht komt.
#De afsluitdop 1 aan de lip openen.
#Ruitensproeiervloeistof bijvullen.
Ruitenwisserbladen voorruit vervangen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar door inge-
schakelde ruitenwissers bij het vervangen
van de ruitenwisserbladen
Wanneer de ruitenwissers in beweging komen
bij het vervangen van de ruitenwisserbladen,
kunt u door de ruitenwisserarm bekneld raken
#Alvorens de ruitenwisserbladen te ver-
vangen, altijd de ruitenwissers en de
auto uitschakelen.
Ruitenwisserarmen in de vervangingsstand zetten
#De auto in- en direct weer uitschakelen.
#Binnen circa 15 seconden de toets î op
de combischakelaar gedurende circa drie
seconden indrukken (/ pagina 246).
De ruitenwisserarmen gaan naar de vervan-
gingsstand.
Ruitenwisserbladen verwijderen
#De ruitenwisserarmen van de voorruit weg-
klappen.
56 Snelle start en tips
F206 0105 07
#De ruitenwisserarm met één hand vasthouden.
Met de andere hand het ruitenwisserblad in de
richting van de pijl 1 tot de aanslag van de
ruitenwisserarm wegdraaien.
#De ontgrendelingsknop 2 indrukken.
#Het ruitenwisserblad in de richting van de pijl
3 van de ruitenwisserarm verwijderen.
Ruitenwisserbladen aanbrengen
#Het nieuwe ruitenwisserblad in de richting van
de pijl 1 op de ruitenwisserarm aanbrengen,
tot de ontgrendelingsknop 2 aangrijpt.
#De bevestiging van het ruitenwisserblad con-
troleren.
#De ruitenwisserarmen weer naar de voorruit
klappen.
#De auto inschakelen.
#Op de combischakelaar de toets î indruk-
ken.
De ruitenwisserarmen gaan terug naar de uit-
gangspositie.
#De auto uitschakelen.
%De toestand van de ruitenwisserbladen regel-
matig controleren en deze vervangen bij zicht-
bare beschadigingen of blijvende streepvor-
ming.
Onderhoudsindicatie
Bij de punt van het blad van het nieuwe ruitenwis-
serblad bevindt zich een onderhoudsindicatie.
Snelle start en tips 57
F206 0105 07
#De beschermfolie 1 van de onderhoudsindi-
catie verwijderen.
Wanneer de kleur van de onderhoudsindicatie ver-
andert van zwart naar geel, moeten de ruitenwis-
serbladen worden vervangen.
Standverwarming/-ventilatie via bedieningseen-
heid in- of uitschakelen
&GEVAAR Levensgevaar door giige uitlaat-
gassen
Wanneer de uitlaateindpijp geblokkeerd is of
geen voldoende ventilatie mogelijk is, kunnen
giige uitlaatgassen, in het bijzonder koolmo-
noxide, de auto binnendringen. Dat is bijvoor-
beeld in gesloten ruimtes het geval, of als de
auto in de sneeuw vastzit.
#In gesloten ruimtes zonder afzuiginstalla-
tie de standverwarming uitschakelen, bij-
voorbeeld in de garage.
#Wanneer de auto draait of wanneer de
extra verwarming is ingeschakeld, de uit-
laateindpijp en de omgeving van de auto
sneeuwvrij houden.
#Aan de luwzijde van de auto een portier
of een dakluik openen, om voldoende
buitenlucht in het interieur te laten
komen.
&WAARSCHUWING Brandgevaar door hete
onderdelen van de standverwarming en
uitlaatgassen
Brandbaar materiaal, bijvoorbeeld bladeren,
gras of takken, kunnen ontsteken.
#Als de standverwarming is ingeschakeld
ervoor zorgen dat:
Rhete onderdelen van de auto niet in
contact komen met brandbaar mate-
riaal.
Rde uitlaatgassen ongehinderd via de
uitlaateindpijp van de standverwar-
ming naar buiten kunnen treden.
Rde uitlaatgassen niet met brandbaar
materiaal in aanraking komen.
*AANWIJZING Accu-ontlading door gebruik
van de standverwarming-ventilatie
Het gebruik van de standverwarming-ventilatie
belast de accu.
58 Snelle start en tips
F206 0105 07
#Uiterlijk na tweemaal verwarmen of ven-
tileren van de auto een langere afstand
rijden.
Voorwaarden
RDe auto beschikt over standverwarming.
RDe buitentemperatuur is lager dan 15 °C.
RDe brandstoank is voldoende gevuld.
%Wanneer het peil van de brandstoank te laag
is, kan de werking van de standverwarming
beperkt worden.
#De temperatuur met de pijlen s of r in
de klimaatregel van het centraal display instel-
len.
#De toets 1 indrukken.
Het rode of het blauwe controlelampje in de
toets 1 gaat branden of doo.
De kleuren van het controlelampje hebben de vol-
gende betekenis:
RBlauw: De standventilatie is ingeschakeld.
RRood: De standverwarming is ingeschakeld.
RGeel: De vertrektijd is voorgeselecteerd.
De standverwarming/-ventilatie wordt na
50 minuten uitgeschakeld.
Hulp bij pech
Noodknipperlichten in- of uitschakelen
Snelle start en tips 59
F206 0105 07
#De toets 1 indrukken.
In de volgende situaties wordt het noodknipper-
licht automatisch ingeschakeld:
RDe airbag werd geactiveerd.
RDe auto wordt, vanaf een snelheid hoger dan
70 km/h, hard afgeremd tot stilstand.
Wanneer vervolgens verder wordt gereden, wordt
de alarmknipperlichtinstallatie bij circa 10 km/h
automatisch uitgeschakeld. De alarmknipperlicht-
installatie kan ook met de alarmknipperlichten-
toets worden uitgeschakeld.
Brandblusser uitnemen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door een niet correct bevestigde brand-
blusser in de beenruimte van de bestuur-
der
Een brandblusser kan de slag van de pedalen
beperken of een ingedrukt pedaal blokkeren.
Hierdoor wordt de bedrijfs‑ en verkeersveilig-
heid van de auto in gevaar gebracht.
De brandblusser kan gaan rondslingeren en de
bestuurder of anderen inzittende verwonden.
#De brandblusser altijd correct in de hou-
der opbergen en bevestigen.
#De brandblusser tijdens het rijden niet
uitnemen.
#Auto met linkse besturing: De lip 1 omhoog-
trekken.
#Auto met rechtse besturing: De lip 1 omlaag-
trekken.
#De brandblusser 2 uitnemen.
Veiligheidsvest uitnemen
In de portieropbergvakken van alle portieren
bevindt zich een veiligheidsvestvak voor het
opbergen van een veiligheidsvest.
#Uitnemen: Het veiligheidsvestfoedraal 1 aan
de lus 2 eruit trekken.
#Het veiligheidsvestfoedraal 1 openen en het
veiligheidsvest eruit nemen.
60 Snelle start en tips
F206 0105 07
#Terugplaatsen: Het veiligheidsvest opvouwen,
oprollen en in veiligheidsvestvak 1 opbergen.
#Het veiligheidsvestfoedraal 1 evenwijdig aan
de onderrand van de armsteun in het veilig-
heidsvestfoedraal schuiven. Daarbij erop let-
ten, dat de lus 2 gemakkelijk vast te pakken
is.
%Bij een nieuw veiligheidsvest de verpakkings-
folie verwijderen, voordat het vest met het
foedraal in het veiligheidsvestvak wordt
geschoven. Anders kan het veiligheidsvest
onbedoeld eruit glijden of wordt het verwijde-
ren bemoeilijkt.
De wettelijke bepalingen in de betreende
landen in acht nemen.
1Maximum aantal wasbeurten
2Maximale wastemperatuur
3Niet bleken
4Niet strijken
5Geen wasdroger gebruiken
6Niet chemisch reinigen
7Veiligheidsvest klasse 2
Alleen wanneer het veiligheidsvest de juiste maat
hee en volledig gesloten is kan aan de in de wet-
telijke norm vastgelegde eisen worden voldaan.
Het veiligheidsvest in de volgende gevallen ver-
vangen:
RDe reecterende strepen zijn beschadigd of
vervuild.
RHet is te vaak gewassen.
RDe uorescerende werking van het veiligheids-
vest neemt af, bijvoorbeeld door permanent
zonlicht.
Het veiligheidsvest op milieuvriendelijke wijze
afvoeren:
RDaartoe contact opnemen met uw plaatselijke
afvalinzamelingsbedrijf.
Snelle start en tips 61
F206 0105 07
Gevarendriehoek uitnemen
#De gevarendriehoekhouder 1 aan beide zij-
den in de richting van de pijl drukken en ope-
nen.
#De gevarendriehoek 2 uitnemen.
De gevarendriehoek bevindt zich in het koerdek-
sel.
Overzicht EHBO-set
De EHBO-set 1 bevindt zich afhankelijk van de
uitvoering van de auto links of rechts in de baga-
geruimte.
QR-codes voor reddingskaart
In de tankdopklep en aan de tegenovergestelde
zijde op de B-stijl zijn QR-codes aangebracht. Bij
een ongeval kunnen reddingsdiensten met behulp
van de QR-codes snel de overeenkomstige red-
dingskaart voor de auto bepalen. Op de actuele
reddingskaart staat beknopt de belangrijkste
informatie over het voertuig, bijvoorbeeld de lig-
ging van de elektrische bedrading.
U vindt meer informatie onder: https://
www.mercedes-benz.de/qr-code
Starthulp en 12V‑accu opladen
Starthulp/opladen voorbereiden
#De auto met de elektrische parkeerrem bevei-
ligen.
#De transmissie in de stand j zetten.
#De auto en alle elektrische verbruikers uit-
schakelen.
#De motorkap openen.
62 Snelle start en tips
F206 0105 07
Voorbeeldafbeeldingen
#De afdekking 1 van het hulpstartpunt ope-
nen.
#De afdekking 2 van het pluscontact 3 bij
het hulpstartpunt openen.
Starthulp
#Het pluscontact 3 aan de eigen auto en de
pluspool van de externe accu met de startka-
bel verbinden. Daarbij beginnen met het plus-
contact 3 van de eigen auto.
#De motor van de andere auto met stationair
toerental laten draaien.
#De minpool van de externe accu en het mas-
sapunt 4 van de eigen auto met de startka-
bel verbinden. Daarbij met de externe accu
beginnen.
#De motor van de eigen auto starten.
#De motoren enkele minuten laten draaien.
#Voordat de startkabel wordt losgemaakt, een
elektrische verbruiker van de eigen auto, bij-
voorbeeld de achterruitverwarming of de ver-
lichting, inschakelen.
Wanneer de starthulp is beëindigd:
#De startkabel eerst van het massapunt 4 en
van de minpool van de externe accu losma-
ken, vervolgens van het pluscontact 3 en van
de pluspool van de externe accu. Hierbij tel-
kens beginnen bij de contacten van de eigen
auto.
#Na het verwijderen van de startkabels de
afdekking 2 van het pluscontact 3 sluiten.
#De afdekking 1 sluiten.
Snelle start en tips 63
F206 0105 07
Wanneer de auto met starthulp is gestart, kan de
elektro-aandrijving eventueel gedurende circa
30 minuten niet beschikbaar zijn.
Meer informatie is verkrijgbaar in een gekwali-
ceerde werkplaats.
Opladen
#Het pluscontact 3 van de auto en de plus-
pool van de oplader met de laadkabel verbin-
den. Daarbij beginnen met het pluscontact 3
van de auto.
#De minpool van de oplader en het massapunt
4 van de auto met behulp van de laadkabel
verbinden. Daarbij bij de oplader beginnen.
#Het opladen starten.
Wanneer het opladen is beëindigd:
#De laadkabel eerst van het massapunt 4 en
van de minpool van de oplader losmaken, ver-
volgens van het pluscontact 3 en van de
pluspool van de oplader. Hierbij telkens begin-
nen bij de contacten van de auto.
#Na het verwijderen van de laadkabel de afdek-
king 2 van het pluscontact 3 sluiten.
#De afdekking 1 sluiten.
Meer informatie is verkrijgbaar in een gekwali-
ceerde werkplaats.
Aanwijzingen met betrekking tot elektrische zeke-
ringen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door overbelaste bedrading
Wanneer een defecte zekering wordt gemani-
puleerd, overbrugd of door een zekering met
een hoger amperage wordt vervangen, kan de
elektrische bedrading overbelast worden.
Hierdoor kan brand ontstaan.
#Defecte zekeringen altijd door gespeci-
ceerde nieuwe zekeringen met het cor-
recte amperage vervangen.
*AANWIJZING Beschadiging door verkeerde
zekeringen
Door verkeerde zekeringen kunnen elektrische
componenten of systemen worden beschadigd
of aanzienlijk worden beperkt in hun werking.
#Alleen voor Mercedes-Benz goedge-
keurde zekeringen met het voorgeschre-
ven amperage gebruiken.
Doorgebrande zekeringen moeten worden vervan-
gen door gelijkwaardige zekeringen, herkenbaar
aan de kleur en de ampèrewaarde. De ampère-
waarden en verdere in acht te nemen informatie is
te vinden in het zekeringaansluitschema.
Zekeringaansluitschema: Op de zekeringenkast in
de bagageruimte (/ pagina 682)
*AANWIJZING Beschadiging of functiesto-
ring door vochtigheid
Door vochtigheid kunnen functiestoringen of
beschadigingen aan de elektrische installatie
ontstaan.
64 Snelle start en tips
F206 0105 07
#Bij een geopende zekeringenkast erop
letten dat geen vochtigheid in de zekerin-
genkasten kan binnendringen.
#Bij het sluiten van de zekeringenkast
erop letten dat de afdichting van het dek-
sel correct op de zekeringenkast is aan-
gebracht.
Wanneer een nieuw aangebrachte zekering
opnieuw doorbrandt, de oorzaak laten vaststellen
en verhelpen bij een gekwaliceerde werkplaats.
Voor het vervangen van zekeringen het volgende
controleren:
RDe auto is beveiligd tegen wegrollen.
RAlle elektrische verbruikers zijn uitgeschakeld.
RDe auto is uitgeschakeld.
De elektrische zekeringen zijn over verschillende
zekeringenkasten verdeeld:
RZekeringenkast in de motorruimte aan
bestuurderszijde (/ pagina 680)
RZekeringenkast in de cockpit aan bestuurders-
zijde (/ pagina 682)
RZekeringenkast in de beenruimte van de pas-
sagier (/ pagina 682)
RZekeringenkast in de bagageruimte
(/ pagina 682)
Aanwijzingen met betrekking tot bandenpech
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door drukloze banden
Een drukloze band beïnvloedt de rij-eigen-
schappen en het stuur‑ en remgedrag sterk.
Banden zonder noodloopeigenschappen:
#Niet met drukloze band rijden.
#De drukloze band direct laten vervangen
door een nood‑ of reservewiel of contact
opnemen met een gekwaliceerde werk-
plaats.
Banden met noodloopeigenschappen:
#De informatie en de waarschuwingsaan-
wijzingen over MOExtended banden
(banden met noodloopeigenschappen) in
acht nemen.
Afhankelijk van de uitrusting van de auto hebt u in
geval van bandenpech over de volgende mogelijk-
heden:
RAuto's met MOExtended-banden: Beperkt
doorrijden is mogelijk. Daarbij de waarschu-
wingsaanwijzingen over MOExtended banden
(banden met noodloopeigenschappen) in acht
nemen (/ pagina 660).
RAuto's met TIREFIT-set: U kunt de band afdich-
ten om beperkt te kunnen doorrijden. Daartoe
de TIREFIT-set gebruiken (/ pagina 661).
RAuto's met Mercedes me connect: U kunt in
geval van pech een pechoproep starten met
het bedieningspaneel dakconsole
(/ pagina 597).
RAlle auto's: Het wiel vervangen
(/ pagina 694).
Overzicht wielwisselgereedschap
Afgezien van enkele landspecieke varianten zijn
de auto's niet uitgerust met wielwisselgereed-
schap. Bij een gekwaliceerde werkplaats infor-
matie inwinnen, welk wielwisselgereedschap voor
Snelle start en tips 65
F206 0105 07
het verwisselen van een wiel van uw auto nodig en
goedgekeurd is.
Voor het verwisselen van een wiel zijn bijvoor-
beeld de volgende gereedschappen nodig:
RKrik
RWielkeg
RWielsleutel
RCentreerpen
%De krik hee een gewicht van circa 3,4 kg.
Het maximumdraagvermogen van de krik
vindt u op de sticker op de krik.
De krik is onderhoudsvrij. Bij een storing in de
werking contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Het wielwisselgereedschap bevindt zich in de
boordgereedschapstas 1 in de bagageruimte.
%Bij het opbergen van de boordgereedschaps-
tas letten op voldoende borging.
De boordgereedschapstas bevat:
RKrik
RHandschoenen
RWielsleutel
RCentreerpen
RUitklapbare wielkeg
RRatel voor krik
Plug-in-hybride
Het wielwisselgereedschap bevindt zich in de
boordgereedschapstas 1 op de bagageruimtebo-
dem.
Opbergplaats TIREFIT-set
Plug-in-hybride
66 Snelle start en tips
F206 0105 07
Bij aevering van de auto bevindt de TIREFIT-set
1 zich links in de bagageruimte.
Niet plug-in-hybride
Bij aevering van de auto bevindt de TIREFIT-set
1 zich links in de bagageruimte.
Afhankelijk van de uitvoering kan de TIREFIT-set
zich op een andere positie in de bagageruimte
bevinden.
%Afhankelijk van de vermogensklasse (LK) hee
de bandenvulcompressor het volgende
gewicht:
RLK1 – 12 V/10 A, 120 W, 0,8 kg
RLK2 – 12 V/15 A, 180 W, 0,9 kg
De opgave van de vermogensklasse (LK)
en/of de elektrische gegevens vindt u aan de
achterzijde van de bandenvulcompressor.
De bandenvulcompressor is onderhoudsvrij.
Bij een storing in de werking contact opne-
men met een gekwaliceerde werkplaats.
Auto slepen met beide assen op de grond
#De aanwijzingen met betrekking tot de toege-
stane sleepmethoden in acht nemen.
#Controleren of de accu aangesloten en opge-
laden is.
Wanneer de accu ontladen is, de volgende punten
in acht nemen:
RDe auto kan niet worden gestart.
RDe elektrische parkeerrem kan niet worden
uit- of ingeschakeld.
RAuto's met automatische transmissie: De
transmissie kan niet in de stand i of j wor-
den gezet.
%Auto's met automatische transmissie: Wan-
neer de transmissie niet in de stand i kan
worden gezet of het display niets weergee,
de auto vervoeren (/ pagina 677). Voor het
transport van de auto is een sleepwagen met
henrichting nodig.
*AANWIJZING Beschadiging door te snel of
te ver slepen
Door te snel of te ver slepen kan de aandrijijn
beschadigd raken.
#Een sleepsnelheid van 50 km/h niet
overschrijden.
#Een sleepafstand van 50 km niet over-
schrijden.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij het slepen van een voertuig met een te
hoog gewicht
Wanneer het te slepen voertuig zwaarder is
dan het toegestaan totaalgewicht van uw auto,
kunnen de volgende situaties zich voordoen:
RHet sleepoog breekt af.
RDe combinatie kan gaan slingeren en kan-
telen.
Snelle start en tips 67
F206 0105 07
#Vóór het aan- of afslepen controleren of
het voertuig dat moet worden aan- of
afgesleept zwaarder is dan het toege-
staan totaalgewicht.
Wanneer een auto moet worden weggesleept of
aangesleept, mag het toegestaan totaalgewicht
daarvan het toegestaan totaalgewicht van het
trekkende voertuig niet overschrijden.
#De gegevens over het toegestaan totaalge-
wicht van de betreende auto vindt u op het
voertuigtypeplaatje (/ pagina 810).
#Auto's met automatische transmissie: Het
bestuurders- of passagiersportier niet openen,
omdat anders de transmissie automatisch in
de stand j wordt gezet.
#Het sleepoog aanbrengen (/ pagina 678).
#De sleepkabel of -stang bevestigen.
*AANWIJZING Beschadiging door verkeerde
bevestiging van de sleepkabel of -stang
#De sleepkabel of sleepstang alleen aan
de sleepogen bevestigen.
#De automatische vergrendeling uitschakelen
(/ pagina 164).
#De HOLD-functie niet activeren.
#De wegsleepbeveiliging uitschakelen
(/ pagina 182).
#Het Active Brake Assist System uitschakelen
(/ pagina 388).
#Auto's met automatische transmissie: De
transmissie in de stand i zetten.
#De elektrische parkeerrem vrijzetten.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door beperkte veiligheidsrelevante func-
ties bij het slepen
Veiligheidsrelevante functies zijn in de vol-
gende situaties beperkt of niet meer beschik-
baar:
RDe auto is uitgeschakeld.
RHet remsysteem of de stuurbekrachtiging
vertoont een storing.
RDe energievoorziening of het boordnet ver-
toont een storing.
Wanneer uw auto wordt gesleept, kan voor het
sturen en remmen aanzienlijk meer kracht
nodig zijn.
#Een sleepstang gebruiken.
#Voor het slepen controleren of de stuur-
inrichting vrij kan bewegen.
*AANWIJZING Beschadiging door te hoge
trekkrachten
Plotseling wegrijden kan door hoge trekkrach-
ten de auto's beschadigen.
#Langzaam en niet plotseling wegrijden.
Experttips
Extra functies van de toetsen
Zijruiten sluiten en weer openen met de lucht-
recirculatietoets (comfortsluiting resp. -opening)
Bij het inschakelen van de luchtrecirculatie wor-
den de zijruiten automatisch gesloten, bijvoor-
beeld voordat een tunnel wordt binnengereden.
Bij het uitschakelen van de luchtrecirculatie wor-
68 Snelle start en tips
F206 0105 07
den de zijruiten automatisch in hun oorspronke-
lijke positie teruggebracht.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij onop-
lettende comfortsluiting
Bij het comfortsluiten kunnen lichaamsdelen
in het sluitgebied van de zijruiten en het
schuifdak bekneld raken.
#Bij de comfortsluiting de volledige sluit-
procedure controleren en erop letten dat
zich geen lichaamsdelen in het sluitge-
bied bevinden.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij onop-
lettende comfortsluiting
Bij de comfortsluiting kunnen lichaamsdelen in
het sluitgebied van de zijruiten bekneld raken.
#Bij de comfortsluiting de volledige sluit-
procedure controleren en erop letten dat
zich geen lichaamsdelen in het sluitge-
bied bevinden.
#Zijruiten sluiten: De toets g in de klimaat-
regel van het centraal display of in de aircobe-
dieningseenheid ingedrukt houden, tot de zij-
ruiten bewegen.
De zijruiten sluiten en de luchtrecirculatie
wordt ingeschakeld.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij de
comfortopening
Bij het openen van een zijruit kunnen
lichaamsdelen tussen de zijruit en het ruit-
frame getrokken worden of bekneld raken.
#Bij het openen controleren dat niemand
de zijruit aanraakt.
#Als iemand ingeklemd raakt, direct de
toets W in het portier voor het ope-
nen van de zijruit indrukken.
De zijruiten stoppen.
#Aan de toets W trekken, om de zijruit
weer te sluiten.
#Gesloten zijruiten weer openen: De toets g
in de klimaatregel van het centraal display of
in de aircobedieningseenheid ingedrukt hou-
den, tot de zijruiten bewegen.
De zijruiten keren in hun oorspronkelijke posi-
tie terug en de luchtrecirculatie wordt uitge-
schakeld.
Auto's met schuifdak: Tegelijkertijd wordt het
schuifdak gesloten of geopend.
Wanneer lichaamsdelen bekneld raken bij het
bedienen van het schuifdak:
#Stoppen: De toets 3 indrukken.
#Openen: De toets 3 naar achteren trek-
ken.
Klimaatinstellingen terugzetten
#Op de klimaatregel van het multimediasys-
teem de record Airco-menu indrukken en vier
seconden ingedrukt houden.
De klimaatinstellingen worden op de basisin-
stellingen teruggezet.
Snelle start en tips 69
F206 0105 07
Verkeersinformatie in- en uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio
#. selecteren.
De verkeersinformatie wordt in- of uitgescha-
keld.
Nuttige functies van de auto
Inparkeerstand van de buitenspiegel aan passa-
gierszijde via de geheugentoets opslaan
Voorwaarden
RDe achteruitversnelling is niet ingeschakeld.
#De buitenspiegel aan passagierszijde selecte-
ren met de toets 2.
#Met de toets 1 de buitenspiegel aan passa-
gierszijde in de gewenste inparkeerstand bren-
gen.
#De geheugentoets V indrukken.
#Met de toets 1 direct de opslag bevestigen.
%Er mag maximaal drie seconden tussen het
indrukken van de geheugentoets V en de
toets 1 liggen. Na drie seconden wordt de
instelling van de spiegel afgebroken.
Tips voor onderweg
Voorwaarden met betrekking tot de auto voor
de automatische motorstop of -start
Voorwaarden voor de automatische motorstop:
RHet ECO start-stopsysteem is ingeschakeld.
RHet remsysteem vereist geen draaiende
motor.
RDe atmosferische luchtdruk ligt binnen een
voor het systeem geschikt bereik.
RDe motor is op bedrijfstemperatuur.
REen motordiagnose is niet actief.
RDe versnellingbakolietemperatuur ligt binnen
een voor het systeem geschikt bereik.
RDe temperatuur in het interieur ligt binnen het
ingestelde bereik.
RDe brandstoank is voldoende gevuld.
70 Snelle start en tips
F206 0105 07
RHet systeem herkent bij ingeschakelde aircon-
ditioning geen condens op de voorruit.
RHet systeem herkent geen steile helling.
RDe motorkap is gesloten.
Voorwaarden voor de automatische motorstart:
RHet remsysteem vereist een draaiende motor.
RDe atmosferische luchtdruk verlaat het voor
het systeem geschikte bereik.
RVoor een motordiagnose moet de motor
draaien.
RDe versnellingbakolietemperatuur ligt buiten
het voor het systeem geschikte bereik.
RDe temperatuur in het interieur verlaat het
ingestelde bereik.
RHet systeem herkent bij ingeschakelde aircon-
ditioning condens op de voorruit.
Goed om te weten
Werking van de sleutel deactiveren
Wanneer u de werking van de sleutel deactiveert,
worden ook de KEYLESS-GO-functies gedeacti-
veerd. Een toegangs- of wegrijbeveiliging door
KEYLESS-GO is in dat geval niet meer mogelijk
met de betreende sleutel. Activeer de werking
van de sleutel, zodat alle functies weer zoals
gewend met deze sleutel beschikbaar zijn. U kunt
de werking van de sleutel bovendien deactiveren
om het stroomverbruik van de betreende sleutel
te reduceren, wanneer u de auto of een sleutel
gedurende langere tijd niet gebruikt.
Wanneer u de auto of een sleutel gedurende lan-
gere tijd niet gebruikt, kunt u de werking van de
sleutel deactiveren, om het stroomverbruik van de
betreende sleutel te reduceren.
#De toets s van de sleutel indrukken en
ingedrukt houden.
#Met ingedrukte toets s onmiddellijk de
toets Ü van de sleutel tweemaal kort na
elkaar indrukken.
Het controlelampje van de sleutel gaat een-
maal kort en eenmaal lang branden.
%U hee de volgende mogelijkheden om de
sleutel weer te activeren:
REen willekeurige toets van de sleutel
indrukken.
RDe auto met de sleutel in het opbergvak
van de middenconsole starten
(/ pagina 277).
Overzicht van de noodoproepsystemen
Zowel het Mercedes-Benz noodoproepsysteem als
het 112-noodoproepsysteem (EU eCall) kan
belangrijke ondersteuning bieden bij het verkorten
van de tijd tussen het moment van het ongeval en
het arriveren van de reddingsdiensten op de
plaats van het ongeval. Ze ondersteunen de loca-
tiebepaling bij een moeilijk te omschrijven onge-
valsplaats.
Beide noodoproepsystemen kunnen een noodop-
roep automatisch (/ pagina 608) of handmatig
(/ pagina 609) activeren.
Een noodoproep alleen activeren voor het redden
van uzelf of anderen. Geen noodoproep bij pech
of iets dergelijks activeren.
Snelle start en tips 71
F206 0105 07
Weergaven op de displays
De volgende meldingen worden bij beide noodop-
roepsystemen weergegeven op centraal display
resp. het mediadisplay:
RSOS NOT READY: De auto is niet ingeschakeld
of er is een storing van het noodoproepsys-
teem aanwezig. Dit betekent niet noodzakelijk
een totale uitval van het noodoproepsysteem.
Noodoproepen kunnen nog steeds worden
verzonden.
De melding hee alleen betrekking op de auto
en houdt geen rekening met de beschikbaar-
heid van mobiele-telefoonnetten en de
Mercedes-Benz alarmcentrale.
De bedrijfsklare status van het noodoproep-
systeem van de auto is hieraan te herkennen,
dat de melding SOS NOT READY na het
inschakelen van de auto verdwijnt.
RG: De melding verschijnt op het display tij-
dens een actieve noodoproep.
%Wanneer er een storing van het noodoproep-
systeem is, zijn bijvoorbeeld een luidspreker,
microfoon, airbag of de SOS-toets defect.
Een storing van het noodoproepsysteem her-
kent u aan de volgende weergaven:
ROp het bestuurdersdisplay verschijnt een
overeenkomstige melding.
RDe SOS-toets blij permanent rood bran-
den.
Noodhulp
Bij ongevallen of pech toont de noodhulp veilig-
heidsaanwijzingen op het centraal display.
Daartoe behoren bijvoorbeeld:
RAdviezen voor het verlaten van de auto
RProcedure voor het veilig losmaken van de vei-
ligheidsgordel bij een ongeval waarbij de auto
op zijn dak ligt
In de volgende situaties wordt de noodhulp geacti-
veerd:
RGeactiveerd inzittendenbeschermingssysteem
RUitgevoerde noodoproep
RBepaalde pechsituaties
%De beschikbaarheid en de omvang van de
noodhulp kan afhankelijk van het land en de
uitrusting van de auto variëren.
72 Snelle start en tips
F206 0105 07
F206 0105 07
Linkse besturing
74 In één oogopslag – Cockpit
F206 0105 07
1Stuurwielschakelpaddles 310
2Combischakelaar 233
3Bestuurdersdisplay 452
4DIRECT SELECT-keuzehendel 305
5ü Start-stoptoets 274
è ECO start-stopsysteem 287
6Centraal display 482
7Dashboardkastje 51
8Opbergvak 51
9Schakelaarpaneel voor:
÷ DYNAMIC SELECT-toets 301
c Actieve parkeerassistent 428
& Standverwarming in- en uitschakelen 58
\ Snelle toegang tot auto
ú Vingerafdruksensor 493
Ü MBUX multimediasysteem in- en uitscha-
kelen
482
a Geluid uit- en inschakelen 503
ø Volume instellen 504
A£ Alarmknipperlichtinstallatie 59
BBedieningsgroep MBUX multimediasysteem 491
CStuurwiel instellen 201
ý Stuurwielverwarming in- en uitschakelen 202
DBedieningsgroep:
Bestuurdersdisplay 452
TEMPOMAT of variabele limiter 363
I Actieve afstandsassistent DISTRONIC 369
EDiagnose-interface 97
FMotorkap openen 640
G! Elektrische parkeerrem 344
HLichtschakelaar 231
In één oogopslag – Cockpit 75
F206 0105 07
Linkse besturing
76 In één oogopslag – Cockpit (plug-in-hybride)
F206 0105 07
1± Recuperatie verhogen 291
2Bestuurdersdisplay:
õ Stand-bystand 471
Vermogensmeter 468
Tripcomputer
ECO-assistent 289
3q Recuperatie verlagen 291
4Centraal display:
Instellingen voor plug-in-hybride 522
Energiestroomdisplay 524
5Oplaadtijden instellen 522
6÷ DYNAMIC SELECT-toets 299
7° Haptisch gaspedaal 295
86 Brandstoank ontluchten 318
In één oogopslag – Cockpit (plug-in-hybride) 77
F206 0105 07
Bestuurdersdisplay
78 In één oogopslag – Waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
1#! Knipperlicht 233
2ï Aanhangwagenvoorziening 939
3ä Controlelampje buiten werking
4# Elektrische storing 941
5Ù Stuurbekrachtiging (rood) 939
Ù Stuurbekrachtiging (geel) 939
Ù Gestuurde achteras (geel) 939
66 Veiligheidssysteem 935
7ü Veiligheidsgordel 935
8L Afstandswaarschuwing 947
9! ABS 947
Ah Bandenspanningscontrole 955
B; Motordiagnose 941
Cå ESP® OFF 947
÷ ESP®947
D% Dieselmotor: Voorgloeien
E_ Plug-in-hybride: Vermogen gereduceerd 938
Fp Benzinemotor: Vermogen gereduceerd 941
Gÿ Koelvloeistoemperatuur 941
HKoelvloeistoemperatuurmeter 455
I! Elektrische parkeerrem (geel) 945
J! Elektrische parkeerrem (rood) 945
KJ Remmen (rood) 945
J Remmen (geel) 945
L8 Brandstofreserve met aanduiding tank-
dopkleppositie
941
MBrandstofpeil 455
NK Grootlicht 233
L Dimlicht 231
T Standlicht 231
OR Mistachterlicht 232
PH Mercedes-Benz noodoproepsysteem 954
In één oogopslag – Waarschuwings- en controlelampjes 79
F206 0105 07
80 In één oogopslag – Bedieningspaneel dakconsole
F206 0105 07
1Zonnekleppen (opklapbaar, als optie uittrek-
baar)
2c Interieurverlichting voorin in- en uitscha-
kelen
244
3u Interieurverlichting achterin in- en uit-
schakelen
244
4; me-toets 597
5| Automatische interieurverlichtingsrege-
ling in- en uitschakelen
244
6G SOS-toets 597
7Rechter leeslampje in- en uitschakelen 244
83 Panoramaschuifdak openen en sluiten 175
3 Rolzonnescherm panoramaschuifdak
openen en sluiten
175
9Controlelampje PASSENGER AIR BAG 111
ABinnenspiegel 250
BLinker leeslampje in- en uitschakelen 244
In één oogopslag – Bedieningspaneel dakconsole 81
F206 0105 07
82 In één oogopslag – Portierbedieningseenheid en stoelinstellingen
F206 0105 07
1ß Ü Auto ver- en ontgrendelen 162
2Portier openen 162
3Stoel elektrisch instellen 189
4w Stoelverwarming in- en uitschakelen 198
5s Stoelventilatie in- en uitschakelen 199
6V Geheugenfunctie bedienen 205
7W Ruit links achterin openen en sluiten 172
8W Linker zijruit openen en sluiten 172
9Í Buitenspiegels bedienen 248
Ap Koerdeksel openen en sluiten 166
BW Rechter zijruit openen en sluiten 172
CW Ruit rechts achterin openen en sluiten 172
DD Rolzonnescherm achterruit 180
ES Kinderslot voor zijruiten achterin 149
FHoofdsteunen instellen 193
GStoelinstellingen met multimediasysteem 196
HStoellengterichting instellen 185
IViervoudig verstelbare lendensteun instellen 192
JRugleuninghoek instellen 187
KZithoogte instellen 187
LZittinghoek instellen 187
In één oogopslag – Portierbedieningseenheid en stoelinstellingen 83
F206 0105 07
84 In één oogopslag – In geval van nood en pech
F206 0105 07
1B-stijl met:
QR-code voor het bepalen van de reddings-
kaart
62
2Veiligheidsvesten 38
3; me-toets 597
G SOS-toets 597
4Bedrijfsstoen controleren en bijvullen 812
5Aan- of wegslepen 67
6Bandenpech 65
7Starthulp 62
8£ Alarmknipperlichtinstallatie 59
9Brandblusser 60
ATankdopklep met:
Informatieplaatje voor brandstofsoort 25
Informatieplaatje voor bandenspanning 686
QR-code voor het bepalen van de reddings-
kaart
62
BAan- of wegslepen 67
CEHBO-set 40
DTIREFIT-set 661
EGevarendriehoek 39
In één oogopslag – In geval van nood en pech 85
F206 0105 07
Digitale handleiding oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Info
5Handleiding 5Digitale handleiding openen
De digitale handleiding beschrij de functies en
de bediening van de auto en van het multimedia-
systeem.
#In de digitale handleiding een van de volgende
menupunten selecteren:
RSnelle start: Hier vindt u de eerste stappen
voor het instellen van uw zitplaats (bestuur-
derszijde).
RTips: Hier krijgt u informatie om u voor te
bereiden op bepaalde alledaagse situaties met
uw auto.
RAnimaties: Hier kunt u animaties over de voer-
tuigfuncties bekijken.
RMeldingen: Hier vindt u aanvullende informa-
tie over de meldingen op het bestuurdersdis-
play.
RTaal: Hier kunt u de taal voor de digitale hand-
leiding instellen.
In het zoekveld Zoeken kunt u zoeken op tref-
woord om snel antwoorden te vinden op vragen
over de werking van de auto.
1Menu
2Zoeken
3Terug
4Inhoudsgebied
Sommige hoofdstukken in de digitale handleiding,
zoals waarschuwingsaanwijzingen, kunnen worden
open- en dichtgeklapt.
Extra mogelijkheden, om de digitale handleiding
op te roepen:
Bestuurdersdisplay: Oproepen van beknopte infor-
matie over displaymeldingen in het bestuurders-
display
MBUX spraakassistent: Oproepen via het spraak-
gestuurd bedieningssysteem
Globale zoekfunctie: Oproepen van zoekresultaten
in de inhoud van de digitale handleiding in het
startscherm
Tijdens het rijden is de digitale handleiding om
veiligheidsredenen gedeactiveerd.
86 Digitale handleiding
F206 0105 07
Milieubescherming
+MILIEU-AANWIJZING Milieuschade door
bedrijfsomstandigheden en persoonlijke
rijstijl
De uitstoot van schadelijke stoen van de auto
hee een directe samenhang met het autoge-
bruik.
De auto op milieuvriendelijke wijze gebruiken
om een bijdrage te leveren aan de bescher-
ming van het milieu. Daartoe de volgende aan-
beveling met betrekking tot de bedrijfsomstan-
digheden en uw persoonlijke rijstijl in acht
nemen.
Bedrijfsomstandigheden:
#Zorg dragen voor een juiste bandenspan-
ning.
#Geen onnodige ballast meenemen (bij-
voorbeeld een niet meer benodigde dak-
drager).
#De onderhoudsintervallen aanhouden.
Een regelmatig onderhouden auto ontziet
het milieu.
#Onderhoudswerkzaamheden altijd laten
uitvoeren bij een gekwaliceerde werk-
plaats.
Uw persoonlijke rijstijl:
#Tijdens het starten geen gas geven.
#De auto niet stationair laten warm-
draaien.
#Anticiperend rijden en voldoende afstand
houden.
#Veelvuldig en sterk accelereren en rem-
men vermijden.
#Tijdig schakelen en in de versnellingen
slechts tot Ô van het maximumtoerental
doortrekken.
#De auto als het verkeer gedurende lan-
gere tijd stilstaat afzetten, bijvoorbeeld
het ECO start-stopsysteem gebruiken.
#Brandstofbesparend rijden. Voor een zui-
nige rijstijl de ECO-aanduiding in acht
nemen.
Plug-in-hybride
+MILIEU-AANWIJZING Milieuvervuiling door
niet op milieuvriendelijke wijze afvoeren
van de hoogspanningsaccu
Een hoogspanningsaccu bevat stoen die
schadelijk voor het milieu zijn.
#Een defecte hoogspanningsaccu bij een
gekwaliceerde werkplaats laten afvoe-
ren.
Terugname van de oude auto
Alleen voor EU-landen:
Mercedes-Benz neemt uw oude auto weer terug
om deze overeenkomstig de richtlijn autowrakken
van de Europese Unie (EU) milieuvriendelijk af te
voeren.
Voor terugname van de oude auto staat een net-
werk van verzamelpunten en demontagebedrijven
ter beschikking. Bij deze bedrijven kunt u uw auto
gratis inleveren. Hierdoor levert u een waardevolle
bijdrage aan het sluiten van de recyclingkringloop
en het ontzien van de hulpbronnen.
Algemene aanwijzingen 87
F206 0105 07
Meer informatie over de recycling van oude
auto's, het afvoeren en de voorwaarden voor de
terugname is verkrijgbaar op de nationale
Mercedes-Benz homepage.
Mercedes-Benz Originele Onderdelen
+MILIEU-AANWIJZING Milieuvervuiling door
niet gebruiken van gerecyclede ruilaggre-
gaten
Mercedes‑Benz AG biedt gerecyclede ruilag-
gregaten en -onderdelen met dezelfde kwali-
teit als nieuwe onderdelen aan. Daarbij geldt
dezelfde aansprakelijkheid voor gebreken als
bij nieuwe onderdelen.
#Gerecyclede ruilaggregaten en -onderde-
len van Mercedes‑Benz AG gebruiken.
*AANWIJZING Beïnvloeding van de werking
van de veiligheidssystemen door de instal-
latie van accessoires, reparaties of las-
werkzaamheden
In de volgende gebieden van de auto kunnen
airbags, gordelspanners en regeleenheden en
sensoren voor de veiligheidssystemen inge-
bouwd zijn:
RPortieren
RPortierstijlen
RDrempel
RStoelen
RCockpit
RBestuurdersdisplay
RMiddenconsole
RDakframe aan de zijkant
#In deze gedeelten geen toebehoren
installeren, zoals een audiosysteem.
#Geen reparaties of laswerkzaamheden
uitvoeren.
#Het naderhand aanbrengen van acces-
soires laten uitvoeren bij een gekwali-
ceerde werkplaats.
Wanneer door Mercedes-Benz niet vrijgegeven
onderdelen, banden en velgen evenals veiligheids-
relevante accessoires worden gebruikt, kan de
bedrijfsveiligheid van de auto in het geding
komen. De werking van veiligheidsrelevante syste-
men, bijvoorbeeld het remsysteem, kan worden
gestoord. Uitsluitend Mercedes-Benz Originele
Onderdelen of onderdelen van dezelfde kwaliteit
gebruiken. Alleen voor uw voertuigtype goedge-
keurde banden en velgen en accessoires gebrui-
ken.
Mercedes-Benz controleert originele onderdelen
en voor het voertuigtype goedgekeurde ombouw-
delen en accessoires op hun betrouwbaarheid,
veiligheid en geschiktheid. Andere onderdelen kan
Mercedes-Benz, ondanks voortdurende marktver-
kenningen, niet beoordelen. Ook als in een enkel
geval een goedkeuring door een keuringsinstantie
of ociële instantie aanwezig is, neemt
Mercedes-Benz geen verantwoordelijkheid voor
het gebruik in Mercedes-Benz-auto's.
88 Algemene aanwijzingen
F206 0105 07
Sommige onderdelen mogen alleen worden in- en
omgebouwd als deze aan de wettelijke voorschrif-
ten voldoen. Alle Mercedes-Benz Originele Onder-
delen voldoen aan de voorwaarden van de goed-
keuring. Niet goedgekeurde onderdelen kunnen
leiden tot het vervallen van de typegoedkeuring.
Dit is het geval in de volgende situaties:
RBij een wijziging van het in de typegoedkeuring
aangegeven type auto.
RBij een verwacht verhoogd risico voor ver-
keersdeelnemers.
RBij een negatieve invloed op de uitstoot van
uitlaatgassen of de geluidsproductie.
Bij het bestellen van Mercedes-Benz Originele
Onderdelen altijd het voertuigidenticatienummer
(VIN) vermelden (/ pagina 810).
Aanraakgevoelige bedieningselementen
Uw auto is naast de conventionele schakelaars en
toetsen uitgerust met aanraakgevoelige bedie-
ningselementen.
Deze bevinden zich op de volgende plaatsen in uw
auto:
RDak- en portierbedieningseenheid
RKlimaatregeling
RStuurwiel
RMBUX multimediasysteem
De bedieningselementen beschikken over aan-
raakgevoelige oppervlakken. De oppervlakken
worden aangestuurd door indrukken of door vee-
gbewegingen om bijvoorbeeld instellingen uit te
voeren of functies te activeren.
Bij de omgang met aanraakgevoelige oppervlak-
ken met de volgende punten rekening houden om
problemen met de bediening te voorkomen:
RGeen stickers of iets dergelijks op de opper-
vlakken plakken.
RGeen smartphone‑ of andersoortige houder op
het oppervlak van het centraal display aan-
brengen.
RDe oppervlakken beschermen tegen vocht en
natheid.
RDe oppervlakken vrij van stof en vuil houden
(/ pagina 654).
Sommige aanraakgevoelige bedieningselementen
zijn naast een symbool ook voorzien van geïnte-
greerde controlelampjes. Bij de bediening erop
letten dat u op het symbool van het bedienings-
element drukt.
Mercedes me app
Aanwijzingen met betrekking tot de on-demand
uitrusting
Na de aanschaf van de auto kunnen verschillende
functies (on-demand uitrusting) naderhand via
Mercedes me worden geactiveerd.
Bij vragen kunt u zich tot een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats wenden.
On-demand uitrusting via Mercedes me activeren
Voorwaarden
RDe auto hee bovendien een mobiele verbin-
ding.
Algemene aanwijzingen 89
F206 0105 07
RDe auto is aan een Mercedes me gebruikers-
account gekoppeld.
On-demand uitrusting bestellen en activeren
#In de Mercedes me Store de voor de auto
gewenste on-demand uitrusting in het winkel-
mandje plaatsen.
#De bestelling afsluiten.
De on-demand uitrusting wordt geactiveerd
wanneer de auto wordt gebruikt.
Activering versnellen
#De auto uitschakelen en vergrendelen.
#Na circa twee minuten de auto ontgrendelen
en inschakelen.
De on-demand uitrusting is geactiveerd. Bij
enkele uitrustingen verschijnt bovendien een
melding in het multimediasysteem van de
auto.
Het proces herhalen wanneer de activering niet
succesvol was.
Bedrijfsveiligheid
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door storingen in de werking of systeem-
uitval
Wanneer u de voorgeschreven service-/onder-
houdswerkzaamheden of noodzakelijke repa-
raties niet laat uitvoeren, kan dit tot storingen
in de werking of systeemuitvallen leiden.
#De voorgeschreven service‑ en onder-
houdswerkzaamheden en noodzakelijke
reparaties altijd laten uitvoeren bij een
gekwaliceerde werkplaats.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door ondeskundige wijzigingen
aan elektronische onderdelen
Wijzigingen aan elektronische onderdelen, de
soware en bedrading hiervan kunnen de wer-
king en/of de werking van andere gekoppelde
onderdelen of veiligheidsrelevante systemen
nadelig beïnvloeden.
Daardoor kan de bedrijfsveiligheid van het
voertuig in het geding komen.
#Niet ingrijpen in de bedrading, de elek-
tronische onderdelen en de soware.
#Werkzaamheden aan elektrische en elek-
tronische apparaten altijd laten uitvoeren
bij een gekwaliceerde werkplaats.
Bij wijzigingen aan de voertuigelektronica vervalt
de typegoedkeuring.
Het onderwerp "Voertuigelektronica" in de "Tech-
nische gegevens" in acht nemen.
&WAARSCHUWING Brandgevaar door
brandbaar materiaal op hete onderdelen
van het uitlaatsysteem
Als brandbare materialen, bijvoorbeeld blade-
ren, gras of takken, met hete onderdelen van
het uitlaatsysteem in contact komen, kunnen
deze materialen ontsteken.
#Tijdens het rijden op onverharde wegen
of in het terrein regelmatig de onderzijde
van de auto controleren.
90 Algemene aanwijzingen
F206 0105 07
#In het bijzonder ingeklemde delen van
planten of ander brandbaar materiaal
verwijderen.
#Bij beschadigingen meteen contact
opnemen met een gekwaliceerde werk-
plaats.
*AANWIJZING Beschadiging van de auto
door te snel rijden en door stoten tegen
de bodemplaat of onderdelen van het
onderstel
Met name in de volgende gevallen kan de auto
worden beschadigd:
RDe auto raakt de grond, bijvoorbeeld op
een hoge stoeprand of onverharde wegen.
RDe auto rijdt te snel over een obstakel, bij-
voorbeeld een stoeprand, een verkeers-
drempel of een kuil in de weg.
REen zwaar voorwerp slaat tegen de
bodemplaat of onderdelen van het onder-
stel.
De carrosserie, de bodemplaat, onderdelen
van het onderstel, wielen of banden kunnen in
dergelijke of vergelijkbare situaties ook niet-
zichtbaar worden beschadigd. Op deze manier
beschadigde onderdelen kunnen onverwacht
uitvallen of de bij een ongeval optredende
belastingen niet meer zoals bedoeld opnemen.
Als de bodembekleding beschadigd is, kan
zich brandbaar materiaal, bijvoorbeeld blade-
ren, gras of takken, tussen de bodemplaat en
bodembekleding verzamelen. Als dit materiaal
met hete onderdelen van het uitlaatsysteem in
contact komt, kan dit ontsteken.
#De auto direct bij een gekwaliceerde
werkplaats laten controleren en repare-
ren.
of
#Als de rijveiligheid in gevaar komt als ver-
der wordt gereden, direct op een veilige
plaats stoppen en contact opnemen met
een gekwaliceerde werkplaats.
Plug-in-hybride
Hybride voertuigen hebben een verbrandingsmo-
tor en minimaal één elektromotor. De energie-
voorziening bij elektrisch rijden vindt plaats via
het hoogspanningsboordnet.
&GEVAAR Levensgevaar en brandgevaar
door gewijzigde en/of beschadigde onder-
delen van het hoogspanningsboordnet
Het hoogspanningsboordnet staat onder hoge
elektrische spanning. Als u onderdelen van het
hoogspanningsboordnet verandert of bescha-
digde onderdelen aanraakt, kunt u een
stroomstoot krijgen. Bovendien kunnen gewij-
zigde en/of beschadigde onderdelen brand
veroorzaken.
Bij een ongeval of contact van de bodemplaat
met de grond kunnen onderdelen van het
hoogspanningsboordnet ook niet-zichtbaar
worden beschadigd.
#Nooit wijzigingen aan het hoogspan-
ningsboordnet uitvoeren.
Algemene aanwijzingen 91
F206 0105 07
#De auto niet met gewijzigde of bescha-
digde onderdelen van het hoogspan-
ningsboordnet inschakelen en gebruiken.
#Nooit beschadigde onderdelen van het
hoogspanningsboordnet aanraken.
#Na een ongeval geen onderdelen van het
hoogspanningsboordnet aanraken.
#De auto na een ongeval laten transporte-
ren.
#Onderdelen van het hoogspannings-
boordnet bij een gekwaliceerde werk-
plaats laten controleren en indien nodig
laten vervangen.
De onderdelen van het hoogspanningsboordnet
zijn met gele waarschuwingsstickers gemarkeerd.
De kabels van het hoogspanningsboordnet zijn
oranje van kleur.
Voorbeeld
Hoogspanningscomponenten die zeer heet kun-
nen worden, zijn met een speciale waarschu-
wingssticker gemarkeerd:
Auto's met een hybride systeem produceren
beduidend minder rijgeluid dan auto's met ver-
brandingsmotor.
In de elektro-modus wordt de auto mogelijk
akoestisch niet waargenomen door andere ver-
keersdeelnemers als gevolg van de beduidend
lagere geluidsproductie tijdens het rijden.
Daarom is de auto uitgerust met een soundgene-
rator als akoestisch voertuigwaarschuwingssys-
teem (AVAS). Deze beveiligingsmaatregel wordt
door de wetgever voorgeschreven.
Het buitengeluid van de soundgenerator (AVAS) is
bij lage snelheden in het interieur hoorbaar en is
geen functiestoring.
Auto's met 48V-boordnet
&GEVAAR Levensgevaar door het aanraken
van beschadigde hoogspanningsonderde-
len
Auto's met 48V-boordnet bevatten individuele
hoogspanningsonderdelen. Deze hoogspan-
ningsonderdelen staan onder hoge spanning.
92 Algemene aanwijzingen
F206 0105 07
Als u componenten van deze hoogspannings-
onderdelen verandert of beschadigde compo-
nenten aanraakt, kunt u een stroomstoot krij-
gen.
Hoogspanningsonderdelen kunnen bij een
ongeval ook onzichtbaar beschadigd worden.
#Nooit veranderingen aan componenten
van hoogspanningsonderdelen uitvoeren.
#Nooit beschadigde componenten van
hoogspanningsonderdelen aanraken.
#Na een ongeval nooit componenten van
hoogspanningsonderdelen aanraken.
Auto's met 48V-boordnet bevatten hoogspan-
ningscomponenten. Deze componenten zijn met
een hoogspanningslabel gemarkeerd:
Voorbeeld
Alle werkzaamheden aan hoogspanningscompo-
nenten mogen alleen in een gekwaliceerde werk-
plaats worden uitgevoerd.
Aanwijzingen met betrekking tot de montage van
het kenteken op de voorste kentekenplaathou-
der
*AANWIJZING Functiestoring en systeem-
uitvallen vanwege verkeerde montage van
het kenteken op de voorste kenteken-
plaathouder
Indien het kenteken verkeerd op de voorste
kentekenplaathouder wordt gemonteerd, kan
dit voor functiestoringen of het uitvallen van
sensoren, camera's of rij- en veiligheidssyste-
men zorgen.
Bij de montage van het kenteken op de voor-
ste kentekenplaathouder de volgende punten
in acht nemen:
#Het kenteken zonder reclamemiddelen of
een andere houders rechtstreeks op de
kentekenplaathouder monteren.
#Het kenteken zó monteren dat het aan
de bovenzijde of zijkanten niet over de
kentekenadapter uitsteekt.
Algemene aanwijzingen 93
F206 0105 07
Conformiteitsverklaringen en nationale aanwij-
zingen
Elektromagnetische verdraagzaamheid
De elektromagnetische verdraagzaamheid van de
onderdelen van de auto werd overeenkomstig de
regeling UN-R 10, in de actueel geldende versie,
gecontroleerd en aangetoond.
Nationale aanwijzingen met betrekking tot radio-
apparatuur waarvoor wettelijke keurmerken gel-
den
Aanwijzingen met betrekking tot het overschrijden
van landsgrenzen
Bij het gebruik van de auto de geldende radiore-
gelgeving in acht nemen van het land waar u zich
op dat moment bevindt.
Alleen voor EU- en EFTA-landen en landen die de
EU-conformiteitsverklaring van de fabrikant erken-
nen:
De volgende aanwijzing is geldig voor alle radio-
grasche componenten van de auto, en de in de
auto geïntegreerde informatiesystemen en com-
municatieapparatuur:
De fabrikant van de zendapparatuur verklaart, dat
alle in de auto gemonteerde zendapparatuur vol-
doet aan de richtlijn 2014/53/EU. De volledige
tekst van de EU-conformiteitsverklaring is te vin-
den op het volgende internetadres:
https://moba.i.mercedes-benz.com/markets/
ece-row/baix/cars/certicates-of-conformity/
nl_NL/index.html
Meer informatie is verkrijgbaar bij een Mercedes-
Benz-servicewerkplaats.
Alleen voor Israël:
Het is niet toegestaan wijzigingen door te voeren
aan een in de auto geïnstalleerde mobilofoon, die
uitwerkingen kunnen hebben op de radiospeci-
caties van het apparaat. Daaronder behoren wijzi-
gingen aan de soware, het vervangen van de ori-
ginele antenne of de mogelijkheid het apparaat
94 Algemene aanwijzingen
F206 0105 07
aan te sluiten op een externe antenne zonder
voorafgaande toestemming van het verantwoorde-
lijke ministerie voor telecommunicatie, aangezien
de mogelijkheid bestaat dat radiostoringen ver-
oorzaakt kunnen worden.
Alleen voor het Verenigd Koninkrijk:
De volgende aanwijzing is geldig voor alle radio-
grasche componenten van de auto, en de in de
auto geïntegreerde informatiesystemen en com-
municatieapparatuur:
Hierbij verklaren de fabrikanten van de in de auto
gemonteerde componenten van de zendappara-
tuur dat alle in de auto gemonteerde componen-
ten van de zendapparatuur voldoen aan de rele-
vante wettelijke eisen. De volledige tekst van de
conformiteitsverklaring is te vinden op het vol-
gende internetadres:
https://moba.i.mercedes-benz.com/markets/
ece-row/baix/cars/certicates-of-conformity/
en_GB/index.html
Alleen voor Brazilië:
Aanwijzingen voor de zendapparatuur in de auto:
Deze systemen worden niet beschermd tegen
schadelijke storingen en mogen geen storingen in
correct goedgekeurde systemen veroorzaken.
Alleen voor Jamaica:
Alle radiograsche componenten van de auto heb-
ben van de SMA een typegoedkeuring ontvangen.
Alleen voor Nigeria:
Aansluiting en gebruik van de radiocommunicatie-
apparatuur in deze auto zijn toegestaan door de
Nigeriaanse Communicatiecommissie.
Algemene aanwijzingen 95
F206 0105 07
Alleen voor Rusland:
Hierbij verklaren de fabrikanten van de in de auto
gemonteerde componenten van de zendappara-
tuur dat alle in de auto gemonteerde componen-
ten van de zendapparatuur voldoen aan de techni-
sche voorschrien voor zendapparatuur. Meer
informatie is verkrijgbaar bij een Mercedes-Benz-
servicewerkplaats.
Alleen voor Oekraïne:
Hierbij verklaren de fabrikanten van de in de auto
gemonteerde componenten van de zendappara-
tuur dat alle in de auto gemonteerde componen-
ten van de zendapparatuur voldoen aan de techni-
sche voorschrien voor zendapparatuur. Meer
informatie is verkrijgbaar bij een Mercedes-Benz-
servicewerkplaats.
TIREFIT-set
Alleen voor EU- en EFTA-landen:
Afschri en vertaling van de originele conformi-
teitsverklaring:
CE
EU-conformiteitsverklaring
Wij,
Dunlop Tech GmbH
Oenbacher Landstr. 8
D-63456 Hanau, Deutschland
verklaren onder onze eigen verantwoordelijkheid,
dat de
Productbeschrijving: Elektrische luchtpomp
Serienummer: 000000001 tot 999999999
Merk: Mercedes-Benz
Uitvoering: DT 200146 (UW0851ve-IBK LK2), DT
200177 (UW0872-IBK-LK2P), 200156 (UW0867-
LK3)
Mercedes Benz onderdeelnummer: A 000 583
8205, A 000 583 8305, A 000 583 8405
in overeenstemming is met de geldende bepalin-
gen van de richtlijn:
2014/30/EU over de elektromagnetische ver-
draagzaamheid
en voldoet aan de volgende normen:
EN IEC 55014-1:2021
EN IEC 55014-2:2021
Inclusief (categorie I)
Dunlop Tech GmbH, Oenbacher Landstr. 8,
D-63456 Hanau, Duitsland gevolmachtigde verte-
genwoordiger voor het opstellen van de techni-
sche documentatie.
Naam van de fabriek: UNIK WORLD IND. CO.,
LTD.
Adres: NO. 110-2, Xiwei, Shanhua Dist., Tainan
City 74163, Taiwan (R.O.C.)
96 Algemene aanwijzingen
F206 0105 07
Naam Dunlop Tech GmbH
Gevolmachtigde: Bernd Schuchhardt
Adres: Oenbacher Landstraße 8, D-63456
Hanau, Duitsland
15.07.2022 [B. Schuchhardt]
Handtekening
Plaats van de verklaring: Duitsland
Alleen voor het Verenigd Koninkrijk:
Afschri en vertaling van de originele conformi-
teitsverklaring:
Dunlop Tech GmbH
UKCA conformiteitsverklaring
Product:
Product
Elektrische luchtpomp
Uitvoering/merk
DT 200146 (UW0851ve-IBK LK2), DT 200177
(UW0872), DT 200156 (UW0867-LK3)
Mercedes-Benz onderdeelnummer:
A 000 583 8205, A 000 583 8305, A 000 583
8405
Gevolmachtigde (GB):
Naam:
Adres:
Aanspreekpunt:
De gevolmachtigde is als enige verantwoordelijk
voor het afgeven van deze verklaring. Het in de
verklaring genoemde apparaat voldoet aan de vol-
gende GB-regelgeving(en):
Statutory Instruments 2016 No. 1091
The Electromagnetic Compatibility Regulations
2016
Conformiteit met de relevante Britse regelgeving
is verondersteld op basis van de volgende nor-
men:
BS EN IEC 55014-1:2021
BS EN IEC 55014-2:2021
Gevolmachtigde die verantwoordelijk is voor het
opstellen van deze verklaring:
Naam: Dunlop Tech GmbH
Gevolmachtigde: Bernd Schuchhardt
Adres: Oenbacher Landstraße 8, D-63456
Hanau, Duitsland
15.07.2022 [B. Schuchhardt]
(Datum) Handtekening
Diagnose-interface
De diagnose-interface is een technische interface
in de auto. Deze wordt in een werkplaats gebruikt
voor bijv. reparatie- en onderhoudswerkzaamhe-
den of voor het uitlezen van voertuiggegevens.
Diagnoseapparaten moeten daarom alleen in een
gekwaliceerde servicewerkplaats worden aange-
sloten.
&WAARSCHUWING Gevaar van ongevallen
door apparaten aan de diagnosekoppeling
aan te sluiten
Als u apparaten aan de diagnosekoppeling van
het voertuig aansluit, kan de functie van voer-
tuigsystemen en de bedrijfsveiligheid worden
beïnvloed.
Algemene aanwijzingen 97
F206 0105 07
#Om veiligheidredenen wordt aanbevolen
om alleen de door een Mercedes-Benz
Servicesteunpunt goedgekeurde produc-
ten te gebruiken en aan te sluiten.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door voorwerpen in de beenruimte van de
bestuurder
Voorwerpen in de beenruimte van de bestuur-
der kunnen de slag van de pedalen beperken
en een ingedrukt pedaal blokkeren.
Hierdoor wordt de bedrijfs‑ en verkeersveilig-
heid van de auto in gevaar gebracht.
#Alle voorwerpen in de auto veilig opber-
gen, opdat deze niet in de beenruimte
van de bestuurder terecht kunnen
komen.
#De vloermatten altijd stevig en zoals
voorgeschreven aanbrengen, zodat altijd
voldoende vrije ruimte voor de pedalen is
gewaarborgd.
#Geen losse vloermatten gebruiken en
niet meerdere vloermatten op elkaar leg-
gen.
*AANWIJZING Accu-ontlading door het
gebruik van apparaten op de diagnose-
interface
Door het gebruik van de apparaten op de dia-
gnose-interface wordt de accu belast.
#De laadtoestand van de accu controle-
ren.
#Bij een lage laadtoestand de accu opla-
den, bijvoorbeeld door het rijden van een
grotere afstand.
Ook de aanwijzing met betrekking tot de 12V-
accu en het rijden van korte afstanden in het
hoofdstuk "Rijden en parkeren" (/ pagina 282) in
acht nemen.
Het aansluiten en het gebruik van een ander
apparaat aan de diagnose-interface kan de vol-
gende uitwerkingen hebben:
RFunctiestoringen in voertuigsystemen
RPermanente beschadiging van voertuigcompo-
nenten
De hierop betrekking hebbende garantievoorwaar-
den in acht nemen.
98 Algemene aanwijzingen
F206 0105 07
Bovendien kan het aansluiten van apparaten op
de diagnose-interface ertoe leiden dat bijv. . infor-
matie van de uitlaatgasbewaking wordt terugge-
zet. Daardoor bestaat de mogelijkheid, dat de
auto niet meer voldoet aan de eisen van de vol-
gende uitlaatgasanalyse van de Algemene Perio-
dieke Keuring.
Gekwaliceerde werkplaats
Een gekwaliceerde werkplaats beschikt over de
benodigde vakkennis, uitrusting en kwalicatie om
de vereiste werkzaamheden aan de auto uit te
voeren. Dit geldt in het bijzonder voor veiligheids-
relevante werkzaamheden.
De volgende werkzaamheden aan de auto altijd
laten uitvoeren bij een gekwaliceerde werk-
plaats:
RVeiligheidsrelevante werkzaamheden
RService‑ en onderhoudswerkzaamheden
RReparatiewerkzaamheden
RWijzigingen evenals in‑ en ombouwen
RWerkzaamheden aan elektronische onderde-
len
RPlug-in-hybride: Werken aan het hybride aan-
drijfsysteem
RAuto's met 48V-boordnet: Werken aan hoog-
spanningscomponenten van het 48V-boordnet
Mercedes‑Benz adviseert een Mercedes‑Benz ser-
vicewerkplaats.
Registratie van de auto
Het kan voorkomen dat Mercedes-Benz zijn servi-
cewerkplaatsen de instructie gee, aan bepaalde
auto's technische inspecties uit te voeren. Door
de inspectie worden de kwaliteit en de veiligheid
van de auto verbeterd.
Alleen wanneer Mercedes-Benz uw registratiege-
gevens hee, kan Mercedes-Benz u over de tech-
nische controles informeren.
In de volgende gevallen kan het zijn, dat de auto
nog niet onder uw naam is geregistreerd:
RAls de auto bij een niet-geautoriseerde dealer
is aangescha.
RAls de auto nog niet bij een Mercedes-Benz-
servicewerkplaats is onderzocht.
De auto bij voorkeur bij een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats laten registreren.
Gaarne Mercedes-Benz zo snel mogelijk informe-
ren over een adreswijziging of wisseling van eige-
naar. Dit kunt u bijvoorbeeld doen bij een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
Correct gebruik van de auto
Als waarschuwingsstickers worden verwijderd,
kunt u of kunnen anderen gevaren niet herken-
nen. Waarschuwingsstickers op hun plaats laten.
Bij gebruik van de auto in het bijzonder de vol-
gende informatie in acht nemen:
RDe veiligheidsaanwijzingen in deze handlei-
ding, autospecieke aanvullende handleidin-
gen en aanvullende documentatie
RDe technische gegevens van de auto
RDe verkeersregels en ‑voorschrien van het
land waar u zich bevindt
RDe wegenverkeerswetten en veiligheidsstan-
daards van het land waar u zich bevindt
Algemene aanwijzingen 99
F206 0105 07
RDe bepalingen voor radio-apparatuur van het
land waar u zich bevindt
Informatie over de REACH-verordening
Alleen voor EU- en EFTA-landen:
De REACH-verordening (verordening (EG) nr.
1907/2006, artikel 33) omvat een informatie-
plicht voor bijzonder zorgwekkende stoen
(SVHC).
Mercedes‑Benz AG handelt naar beste weten, om
de toepassing en het gebruik van deze SVHC's te
vermijden en de klant in staat te stellen veilig met
deze stoen om te gaan. Na navraag bij leveran-
ciers en interne productinformatie van
Mercedes‑Benz AG zijn SVHC's bekend, die zich
voor meer dan 0,1 gew.-% in afzonderlijke onder-
delen van deze auto bevinden.
Meer informatie is verkrijgbaar onder de volgende
URL's:
Rhttps://reach.mercedes-benz.com/de/
home/
Rhttps://reach.mercedes-benz.com/en/
home/
Informatie voor personen met elektronische
medische hulpmiddelen
Ondanks een zorgvuldige ontwikkeling kan
Mercedes‑Benz AG een onderlinge beïnvloeding
van voertuigsystemen en elektronische medische
hulpmiddelen, bijvoorbeeld pacemakers, niet hele-
maal uitsluiten.
Daarnaast zijn er in de auto componenten gemon-
teerd die onafhankelijk van de bedrijfstoestand
van de auto magnetische velden kunnen produce-
ren die overeen komen met die van een perma-
nente magneet. Deze velden kunnen bijvoorbeeld
aanwezig zijn in de omgeving van het multimedia-
systeem en het sound system of, afhankelijk van
de uitvoering van de auto, ook in de buurt van de
stoelen.
Daarom kunnen in enkele gevallen en afhankelijk
van de gebruikte hulpmiddelen de volgende eec-
ten optreden:
RStoringen van de hulpmiddelen
RGezondheidsschade
De instructies en waarschuwingen van de fabri-
kant van de hulpmiddelen in acht nemen en in
geval van twijfel contact opnemen met de fabri-
kant en/of uw arts. In het geval van aanhoudende
onzekerheid over mogelijke defecten van de hulp-
middelen, adviseert Mercedes‑Benz AG zo weinig
mogelijk elektrische voertuigsystemen te gebrui-
ken en/of een overeenkomstige afstand tot de
componenten te houden.
Plug-in-hybride-technologie
Bij het opladen van de hoogspanningsaccu ten
minste één armlengte afstand aanhouden tussen
het medische hulpmiddel en de volgende compo-
nenten:
RStroomvoorziening
Hiertoe behoren bijvoorbeeld laadstations in
de vorm van een wallbox of een openbare
laadpaal.
RSpanningsvoerende voertuigcomponenten
Hiertoe behoren bijvoorbeeld de laadkabel en
de laadregeleenheid.
Reparaties en onderhoudswerkzaamheden in de
buurt van de volgende componenten alleen door
een gekwaliceerde werkplaats laten uitvoeren:
RSpanningsvoerende voertuigcomponenten
100 Algemene aanwijzingen
F206 0105 07
RZendantennes
RHet multimediasysteem of het sound system
Bij vragen of opmerkingen kunt u contact opne-
men met een gekwaliceerde werkplaats.
Aansprakelijkheid voor gebreken
*AANWIJZING Schade aan de auto door
schending van de aanwijzingen in deze
handleiding
Door schending van de aanwijzingen in deze
handleiding kan schade aan uw auto ontstaan.
Dergelijke schade wordt noch door de
Mercedes-Benz aansprakelijkheid voor gebre-
ken noch door de garantie op nieuwe ‑of
gebruikte auto's gedekt.
#De aanwijzingen in deze gebruikshandlei-
ding over het voorgeschreven gebruik
van uw auto en mogelijke voertuigschade
in acht nemen.
QR-codes voor reddingskaart
In de tankdopklep en aan de tegenovergestelde
zijde op de B-stijl zijn QR-codes aangebracht. Bij
een ongeval kunnen reddingsdiensten met behulp
van de QR-codes snel de overeenkomstige red-
dingskaart voor de auto bepalen. Op de actuele
reddingskaart staat beknopt de belangrijkste
informatie over het voertuig, bijvoorbeeld de lig-
ging van de elektrische bedrading.
U vindt meer informatie onder: https://
www.mercedes-benz.de/qr-code
Gegevensopslag
Gegevensverwerking in de auto
Elektronische regeleenheden
In uw auto zijn elektronische regeleenheden
gemonteerd. Regeleenheden verwerken gegevens
die ze bijvoorbeeld ontvangen van voertuigsenso-
ren, zelf genereren of onderling uitwisselen. Som-
mige regeleenheden zijn noodzakelijk voor het vei-
lig functioneren van de auto, andere ondersteu-
nen u bij het rijden, zoals bestuurdersassistentie-
systemen, en weer andere maken comfort- of
infotainmentfuncties mogelijk.
Hieronder vindt u algemene informatie over de
gegevensverwerking in de auto. Aanvullende infor-
matie over welke specieke gegevens met welk
doel in uw auto worden verzameld, opgeslagen en
aan derden worden verzonden, kunt u in direct
verband met de aanwijzingen omtrent de betref-
fende functiekenmerken vinden in de diverse
handleidingen. Deze zijn ook online en afhankelijk
van de uitrusting digitaal in de auto beschikbaar.
Persoonsverband
Elke auto is voorzien van een uniek voertuigidenti-
catienummer. Afhankelijk van het land kan via dit
voertuigidenticatienummer, bijvoorbeeld door de
autoriteiten, ook de identiteit van de eigenaar wor-
den bepaald. Er zijn ook andere manieren om uit
de auto verzamelde gegevens te herleiden naar de
eigenaar of bestuurder, bijvoorbeeld via het kente-
ken van de auto.
De door regeleenheden gegenereerde of ver-
werkte gegevens kunnen daarom persoonsgerela-
teerd zijn of onder bepaalde voorwaarden per-
soonsgerelateerd worden. Afhankelijk van de
Algemene aanwijzingen 101
F206 0105 07
beschikbare voertuiggegevens kunnen eventueel
conclusies worden getrokken over bijvoorbeeld
uw rijgedrag, uw locatie, uw route of het gebruiks-
gedrag.
Wettelijke vereisten voor de openbaarmaking van
gegevens
In het kader van wettelijke voorschrien zijn fabri-
kanten in de regel verplicht om op verzoek van
overheidsinstanties binnen gepaste grenzen door
de fabrikant opgeslagen gegevens in individuele
gevallen vrij te geven. Dit kan bijvoorbeeld het
geval zijn bij het onderzoeken van een strafbaar
feit.
Krachtens de toepasselijke wetgeving zijn over-
heidsinstanties ook bevoegd om in individuele
gevallen zelf gegevens van auto's uit te lezen. Zo
kan bijvoorbeeld uit de regeleenheid van de airbag
na een ongeval informatie worden uitgelezen, die
meer opheldering over het ongeval kan geven.
Bedrijfsgegevens in de auto
Regeleenheden verwerken gegevens voor een
juiste werking van de auto.
Daartoe behoren bijvoorbeeld de volgende gege-
vens:
RInformatie over de voertuigstatus, bijvoorbeeld
snelheid, langsversnelling, dwarsversnelling,
wieltoerental, weergave van gesloten veilig-
heidsgordels
ROmgevingsomstandigheden, bijvoorbeeld tem-
peratuur, regensensor, afstandssensor
In de regel zijn deze gegevens tijdelijk, blijven ze
niet buiten hun verwerkingsduur bewaard en wor-
den ze alleen in de auto zelf verwerkt. Regeleen-
heden zoals de voertuigsleutel zijn vaak voorzien
van gegevensgeheugens. Deze worden gebruikt
om tijdelijk of permanent informatie te kunnen
documenteren over de toestand van de auto, de
belasting van componenten, de onderhoudsbe-
hoee of technische storingen en fouten.
Afhankelijk van de technische uitrusting worden
de volgende gegevens opgeslagen:
RBedrijfstoestanden van systeemcomponenten,
bijvoorbeeld niveaus, bandenspanning, accu-
status
RStoringen en defecten in belangrijke systeem-
componenten, bijvoorbeeld verlichting, rem-
men
RReacties van de systemen in specieke rijsi-
tuaties, bijvoorbeeld activeren van een airbag,
ingrepen van de stabiliteitsregelsystemen
RInformatie over storingen die de auto kunnen
beschadigen
In speciale gevallen kan het nodig zijn om gege-
vens op te slaan die normaliter slechts tijdelijk
zijn. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de auto
een functiestoring hee herkend.
Wanneer u diensten laat uitvoeren, bijvoorbeeld
reparatie- of onderhoudswerkzaamheden, kunnen
- indien noodzakelijk - de opgeslagen bedrijfsge-
gevens samen met het voertuigidenticatienum-
mer worden uitgelezen en gebruikt. Het uitlezen
kan worden gedaan door medewerkers van het
servicenetwerk, bijvoorbeeld garages, fabrikanten
of door derden, bijvoorbeeld pechdiensten. Het-
zelfde geldt voor garantiegevallen en kwaliteits-
waarborgingsmaatregelen.
Het uitlezen vindt in de regel plaats via de wette-
lijk voorgeschreven aansluiting voor de diagnose-
102 Algemene aanwijzingen
F206 0105 07
interface in de auto. De uitgelezen bedrijfsgege-
vens documenteren de technische toestand van
de auto of van afzonderlijke componenten, helpen
bij de storingsdiagnose, de naleving van garantie-
verplichtingen en bij de kwaliteitsverbetering.
Deze gegevens, in het bijzonder informatie over
de belasting van componenten, technische storin-
gen, foutieve bedieningen en andere fouten, wor-
den indien nodig samen met het voertuigidenti-
catienummer aan de fabrikant doorgegeven. Daar-
naast is de fabrikant verantwoordelijk voor de pro-
ductaansprakelijkheid. Ook hiervoor gebruikt de
fabrikant bedrijfsgegevens uit auto's, bijvoorbeeld
voor terugroepacties. Deze gegevens kunnen ook
worden gebruikt om aanspraken van de klant op
garantie en coulance te controleren.
De storingsgeheugens in de auto kunnen in het
kader van reparatie- of onderhoudswerkzaamhe-
den of op uw verzoek door een servicewerkplaats
worden gereset.
Comfort- en infotainmentfuncties
U kunt comfortinstellingen en individualiseringen
in uw auto opslaan en altijd wijzigen of resetten.
Daartoe behoren, afhankelijk van de betreende
uitrusting, bijvoorbeeld de volgende instellingen:
RZitposities en stuurwielpositie
ROnderstelafstellingen en klimaatregelingsin-
stellingen
RIndividualiseringen, bijvoorbeeld interieurver-
lichting
U kunt in het kader van de geselecteerde uitrus-
ting zelf gegevens invoeren in de infotainment-
functies van de auto.
Daartoe behoren, afhankelijk van de betreende
uitrusting, bijvoorbeeld de volgende gegevens:
RMultimedia-gegevens, bijvoorbeeld muziek,
lms of foto's voor de weergave in een geïnte-
greerd multimediasysteem
RAdresboekgegevens om te gebruiken in combi-
natie met een geïntegreerde handsfree-instal-
latie of een geïntegreerd navigatiesysteem
RIngevoerde navigatiebestemmingen
RGegevens over het gebruik van internetdien-
sten
Deze gegevens voor comfort- en infotainment-
functies kunnen lokaal in de auto worden opgesla-
gen, of ze bevinden zich op een apparaat dat u
met de auto hee verbonden, bijvoorbeeld smart-
phone, usb-stick of mp3-speler. Gegevens die u
zelf hebt ingevoerd kunt u op elk gewenst
moment verwijderen.
Het verzenden van deze gegevens vanuit de auto
gebeurt alleen op uw verzoek. Dit geldt met name
bij het gebruik van onlineservices in overeenstem-
ming met de door u geselecteerde instellingen.
Smartphone integratie (bijvoorbeeld Android Auto
of Apple CarPlay®)
Wanneer uw auto overeenkomstig is uitgerust,
kunt u uw smartphone of een ander mobiel appa-
raat met de auto verbinden. U kunt deze vervol-
gens aansturen met behulp van de in de auto
geïntegreerde bedieningselementen. Daarbij kun-
nen beeld en geluid van de smartphones via het
multimediasysteem worden weergegeven. Tegelij-
kertijd wordt bepaalde informatie doorgegeven
aan uw smartphone. Daartoe behoren afhankelijk
van de soort integratie bijvoorbeeld positiegege-
vens, dag-/nachtmodus en verdere algemene sta-
Algemene aanwijzingen 103
F206 0105 07
tussen van de auto. Raadpleeg hiervoor de hand-
leiding van de auto en het infotainmentsysteem.
De integratie maakt het gebruik van geselec-
teerde smartphone-apps, bijvoorbeeld navigatie of
muziekweergave, mogelijk. Verdere interactie tus-
sen smartphone en auto, in het bijzonder actieve
toegang tot de voertuiggegevens, vindt niet plaats.
De manier waarop de gegevens verder worden
verwerkt, wordt bepaald door de aanbieder van de
betreende app. Of en welke instellingen u daarbij
kunt kiezen, is afhankelijk van de betreende app
en van het besturingssysteem van uw smart-
phone.
Online-diensten
Mobiele-gegevensverbinding
Wanneer uw auto beschikt over een mobiele-
gegevensverbinding, maakt dit het uitwisselen van
gegevens tussen uw auto en verdere systemen
mogelijk. De mobiele-gegevensverbinding wordt
mogelijk gemaakt door een zend- en ontvangstap-
paraat van de auto of via een door u geïnstalleerd
mobiel apparaat, bijvoorbeeld een smartphone.
Via deze mobiele-gegevensverbinding kunnen
online-functies worden gebruikt. Daartoe behoren
onlinediensten en applicaties/apps, die door de
fabrikant of door andere bedrijven worden aange-
boden.
Diensten van de fabrikant
Bij onlinediensten van de fabrikant worden de
betreende functies op een geschikte plek, zoals
in de handleiding of op de website van de fabri-
kant, door de fabrikant beschreven en wordt de
daarmee verbonden informatie over de gegevens-
bescherming gegeven. Om de onlinediensten
mogelijk te maken, kunnen persoonlijke gegevens
worden gebruikt. De bijbehorende gegevensuit-
wisseling vindt plaats via een beveiligde verbin-
ding, bijvoorbeeld met de daarvoor voorziene IT-
systemen van de fabrikant. Het verrichten van ser-
vices buiten het verzamelen, verwerken en gebrui-
ken van persoonsgegevens vindt uitsluitend plaats
op basis van een wettelijke licentie. Dit is bijvoor-
beeld het geval bij een wettelijk voorgeschreven
noodoproepsysteem, een contractuele overeen-
komst of op basis van toestemming.
U kunt de gedeeltelijk betaalde services en func-
ties laten activeren of deactiveren. Een uitzonde-
ring hierop vormen wettelijk voorgeschreven func-
ties en services, bijvoorbeeld het noodoproepsys-
teem.
Diensten van derden
Wanneer u onlineservices van andere aanbieders
(derden) gebruikt, zijn deze services onderworpen
aan de verantwoordelijkheid en de algemene- en
gebruiksvoorwaarden van de betreende aanbie-
der. De fabrikant hee vaak geen invloed op de
inhoud die hierbij wordt uitgewisseld.
Win daarom informatie in bij de betreende aan-
bieder over het soort, de omvang en het doel van
het verzamelen en het gebruiken van persoonsge-
gevens in het kader van services door derden.
Gegevensbeschermingsrechten
Afhankelijk van het land, de uitrusting en functio-
naliteit van uw auto evenals van de gebruikte dien-
sten en serviceaanbiedingen kunt u aanspraak
maken op verschillende gegevensbeschermings-
rechten. Meer informatie over gegevensbescher-
ming en uw gegevensbeschermingsrechten kunt u
vinden op de website van de fabrikant of verkrij-
gen als onderdeel van de betreende diensten en
serviceaanbiedingen. Daar vindt u ook de contact-
104 Algemene aanwijzingen
F206 0105 07
gegevens van de fabrikant en zijn functionaris
voor gegevensbescherming.
Gegevens die alleen lokaal in de auto zijn opgesla-
gen kunt u met deskundige ondersteuning, bij-
voorbeeld in een werkplaats, eventueel tegen ver-
goeding laten uitlezen.
Auteursrecht
Meer informatie over de licenties van de gebruikte
freeware en open source soware in uw auto
vindt u op de gegevensdrager in uw map met
voertuigdocumentatie en bijgewerkt op internet
onder:
https://www.mercedes-benz.com/opensource
Algemene aanwijzingen 105
F206 0105 07
Het belangrijkste in het kort
Basisinformatie
In het bijzonder ervoor zorgen dat aan de vol-
gende voorwaarden is voldaan, opdat de compo-
nenten van het veiligheidssysteem hun bescher-
mende werking kunnen ontplooien:
RCorrect zitten (/ pagina 107).
RDe veiligheidsgordel correct omgespen
(/ pagina 108).
-Functie van het waarschuwingslampje vei-
ligheidsgordel ü (/ pagina 110).
-Functie van de statusindicatie veiligheids-
gordel achterin (/ pagina 110).
RHet waarschuwingslampje veiligheidssysteem
6 brandt niet na de zelfdiagnose
(/ pagina 109).
RDe controlelampjes PASSENGER AIR BAG
geven de correcte status van de passagiersair-
bag weer (/ pagina 111).
Voor een duidelijk begrip
Het hoofdstuk "Veiligheid voor inzittenden" bevat
informatie over uitrusting, functies en gedragswij-
zen, die direct bijdragen aan de veiligheid van de
inzittenden.
De informatie is als volgt ingedeeld:
RHet belangrijkste in het kort: In dit hoofdstuk
krijgt u een overzicht van het samenwerken
van het veiligheidssysteem en het correcte
gedrag van alle inzittenden.
RSpecieke informatie: IN de verdere gedeeltes
in het hoofdstuk "Veiligheid voor inzittenden"
vindt u specieke informatie over de uitrusting
en de functies van het veiligheidssysteem.
RTrefwoordenregister: Bepaalde onderwerpen
in deze handleiding kunt u ook vinden via het
trefwoordenregister.
In het hoofdstuk "Veiligheid voor inzittenden" is
geen informatie opgenomen over o.a. de volgende
onderwerpen:
RKinderen in de auto (/ pagina 124)
RRijsystemen en rijveiligheidssystemen
(/ pagina 349)
ROpbergmogelijkheden (/ pagina 206)
Koppen duidelijk indelen
In deze handleiding worden de volgende koppen
gebruikt:
RVeiligheid voor inzittenden: Omvat de compo-
nenten en de systeemfuncties, die helpen de
belasting en de gevolgen van een ongeval voor
de inzittenden zo gering mogelijk te houden.
RVeiligheidssysteem: Omvat alle componenten,
die samen met de structuur van de auto
ervoor zorgen, mogelijk contact van de inzit-
tenden met delen van het interieur te vermij-
den. Bijvoorbeeld de veiligheidsgordels en de
airbags zijn componenten van het veiligheids-
systeem.
RKinderzitjesbevestigingssysteem: Alle informa-
tie vindt u in het hoofdstuk "Kinderen in de
auto" (/ pagina 124).
Consequent zijn
Een correcte zithouding en een correct omge-
gespte veiligheidsgordel zijn een doorslaggevende
factor ervoor dat de componenten van het veilig-
heidssysteem hun beschermende werking kunnen
ontplooien.
106 Veiligheid voor inzittenden – Het belangrijkste in het kort
F206 0105 07
Besef dat nalatigheid bij de zithouding en het
omgespen van de veiligheidsgordel ernstige gevol-
gen kan hebben. Wees consequent en controleer
voor elke rit dat alle inzittenden correct zitten en
de gordel correct hebben omgegespt
(/ pagina 107).
Informatie over de correcte zitpositie
De onderdelen van het veiligheidssysteem bieden
hun beschermingspotentieel in combinatie met de
correcte zitpositie.
De zitpositie beïnvloedt zowel het beschermings-
potentieel van de veiligheidsgordel als het extra
beschermingspotentieel van de airbag.
De correcte zitpositie met een zo rechtop moge-
lijke zithouding en de correct omgegespte veilig-
heidsgordel reduceren bovendien de risico's van
de ontplooiende airbag.
Bij de keuze van de zitplaats de beschikbare
ruimte in acht nemen. Bij een correcte zithouding,
zo rechtop mogelijk, mag het hoofd het dak niet
raken.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
verkeerde zitpositie
Wanneer wordt afgeweken van de correcte zit-
positie, kan de airbag niet meer zoals bedoeld
beschermen.
Elke inzittende moet de volgende punten in
acht nemen.
#De correcte zitpositie innemen.
#De veiligheidsgordel correct omgespen.
In het bijzonder erop letten, dat bij zwan-
gere vrouwen de heupgordel nooit over
buik of onderlichaam loopt.
#De volgende aanwijzingen in acht
nemen.
Om ervoor te zorgen dat het veiligheidssysteem
zijn beschermingspotentieel kan behalen, de vol-
gende aanwijzingen in acht nemen:
RVoor het wegrijden de stoelen correct instellen
(/ pagina 184).
Daarbij ervoor zorgen dat de veiligheidsgordel
correct kan worden omgegespt. De schouder-
gordelband moet vanaf de gordeldoorvoerope-
ning naar voren over het midden van de
schouder verlopen.
RAfstand houden tot de airbags, in het bijzon-
der tot de frontairbags. Rekening houdend met
de correct omgegespte veiligheidsgordel, de
bestuurders- en passagiersstoel zo ver moge-
lijk naar achteren zetten.
RWanneer personen op de zitplaatsen achterin
zitten, moeten de inzittenden een evenwichtig
afstand aanhouden tot de delen van het interi-
eur voor hen.
REr mogen zich geen andere personen, dieren
of voorwerpen tussen de inzittenden en de
verschillende airbags bevinden.
RAls bestuurder de informatie over de correcte
stand van de bestuurdersstoel in acht nemen
(/ pagina 184).
Het stuurwiel alleen aan de stuurwielrand
vasthouden. Op deze wijze kan de bestuur-
dersairbag ongehinderd worden opgeblazen.
REen correcte zithouding, zo rechtop mogelijk,
met het zitvlak zo ver mogelijk naar achteren
in de spleet tussen de zitting en de rugleuning.
Veiligheid voor inzittenden – Het belangrijkste in het kort 107
F206 0105 07
Daardoor ligt de rug zo vlak en stevig als
mogelijk tegen de rugleuning aan.
RTijdens het rijden niet naar voren buigen en
niet tegen het portier of de zijruit leunen.
Anders bevindt u zich in het ontplooiingsge-
bied van de airbags.
RIndien mogelijk zo zitten dat de voeten op de
vloer staan. Uw bovenbenen worden licht
ondersteund door de zitting.
De voeten bijvoorbeeld niet op de cockpit leg-
gen. Anders bevinden uw voeten zich in het
ontplooiingsgebied van de airbag.
RDe veiligheidsgordel correct omgespen
(/ pagina 108).
Aanwijzingen met betrekking tot het correct dra-
gen van de veiligheidsgordel
De veiligheidsgordel voor aanvang van de rit altijd
correct omgespen. Alleen een correct omge-
gespte veiligheidsgordel kan adequaat bescher-
mingspotentieel bieden.
&WAARSCHUWING Letsel‑ of levensgevaar
bij verkeerd omgegespte veiligheidsgordel
Wanneer de veiligheidsgordel verkeerd is
omgegespt, kan deze niet meer zoals bedoeld
beschermen.
Bovendien kan een verkeerd omgegespte vei-
ligheidsgordel bijvoorbeeld bij een ongeval,
remmanoeuvres of abrupte richtingswijzigin-
gen verwondingen veroorzaken.
#Altijd ervoor zorgen dat alle inzittenden
de veiligheidsgordel correct hebben
omgegespt en een juiste zithouding heb-
ben.
&WAARSCHUWING Letsel‑ of levensgevaar
zonder aanvullend veiligheidssysteem voor
kleine personen
Personen kleiner dan 1,50 m kunnen de veilig-
heidsgordel niet zonder geschikte aanvullende
veiligheidssystemen correct omgespen.
#Personen kleiner dan 1,50 m altijd in
speciaal voor hen geschikte aanvullende
veiligheidssystemen beveiligen.
De informatie over de correcte zitpositie en zit-
houding in acht nemen (/ pagina 107).
Elke inzittende moet met name de volgende aan-
wijzingen in acht nemen:
RDe veiligheidsgordel moet niet verdraaid zijn.
RDe schoudergordelband moet vanaf de gordel-
doorvoeropening naar voren over het midden
van de schouder verlopen.
RDe schoudergordelband mag niet de hals
raken en ook niet onder de arm of achter de
rug worden doorgevoerd.
RDe heupgordel moet zo dicht mogelijk tegen
de heup aan lopen.
Daartoe de heupgordel indien mogelijk omlaag
tegen de heup aan drukken en met de schou-
dergordelband straktrekken. De heupgordel
mag nooit over buik of onderlichaam lopen.
Ook zwangere vrouwen moeten daarop letten.
RDe schoudergordelband en de heupgordel
moeten na het strak trekken nauw tegen het
lichaam aan liggen.
RDikke kleding vermijden, bijvoorbeeld een win-
terjas.
108 Veiligheid voor inzittenden – Het belangrijkste in het kort
F206 0105 07
RDe veiligheidsgordel mag nooit over scherpe,
spitse, schurende of breekbare voorwerpen
lopen.
RDe veiligheidsgordel altijd slechts voor één
persoon gebruiken.
RNooit voorwerpen samen met een persoon
vastgespen.
Eveneens controleren dat zich nooit voorwer-
pen tussen een persoon en de zitting bevin-
den, zoals een kussen.
Wanneer een kind in de auto meerijdt, ook de
informatie in het hoofdstuk "Kinderen in de auto"
in acht nemen (/ pagina 124).
Voor het beveiligen van voorwerpen, bagage of
lading de aanwijzingen met betrekking tot het
beladen van de auto in acht nemen
(/ pagina 206).
Veiligheidsgordel omgespen en instellen
Wanneer de veiligheidsgordel snel of met een ruk
naar buiten wordt getrokken, blokkeert de gorde-
loprolautomaat. De gordelband kan niet verder
worden afgerold.
#De gordelslottong 1 van de veiligheidsgordel
altijd in het bij de zitplaats behorende gordel-
slot 2 vergrendelen.
#Gordelhoogte instellen: De toets 3 van de
gordeldoorvoeropening indrukken en de gor-
deldoorvoeropening in de gewenste positie
schuiven.
#Gordeldoorvoeropening vergrendelen: De
toets 3 loslaten en controleren of de gordel-
doorvoeropening vergrendelt.
*AANWIJZING Activeren van bestanddelen
van het veiligheidssysteem door vergren-
delde veiligheidsgordel bij onbezette pas-
sagiersstoel
Als bij een onbezette passagiersstoel de gor-
delslottong van de veiligheidsgordel in het gor-
delslot vergrendeld is, kunnen bestanddelen
van het veiligheidssysteem aan passagiers-
zijde bij een ongeval onnodig worden geacti-
veerd, bijvoorbeeld de gordelspanner.
#De veiligheidsgordel alleen gebruiken
zoals bedoeld.
Functie van het waarschuwingslampje veiligheids-
systeem
Bij ingeschakelde auto gaat het waarschuwings-
lampje veiligheidssysteem 6 tijdens de zelf-
diagnose branden. Deze doo uiterlijk enkele
seconden na het starten van de auto. De onder-
Veiligheid voor inzittenden – Het belangrijkste in het kort 109
F206 0105 07
delen van het veiligheidssysteem zijn dan gereed
voor gebruik.
In de volgende gevallen is een storing van het vei-
ligheidssysteem aanwezig:
RBij ingeschakelde auto gaat het waarschu-
wingslampje veiligheidssysteem 6 niet
branden.
RTijdens het rijden gaat het waarschuwings-
lampje veiligheidssysteem 6 continu of
herhaaldelijk branden.
Wanneer er componenten van het veiligheidssys-
teem zijn geactiveerd, brandt het waarschuwings-
lampje veiligheidssysteem 6 continu.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
storingen in de werking van het veilig-
heidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kun-
nen onbedoeld worden geactiveerd of bij een
ongeval niet zoals bedoeld worden geacti-
veerd.
#Het veiligheidssysteem direct laten con-
troleren en repareren bij een gekwali-
ceerde werkplaats.
Plug-in-hybride auto's: Wanneer het veiligheids-
systeem een storing vertoont, kan de automati-
sche hoogspanningsnooduitschakeling buiten wer-
king zijn.
&GEVAAR Levensgevaar door storingen van
de automatische hoogspanningsnooduit-
schakeling
Bij een ongeval kan het hoogspanningsboord-
net mogelijk niet zoals bedoeld worden uitge-
schakeld.
Als beschadigde onderdelen van het hoog-
spanningsboordnet worden aangeraakt, kunt u
een stroomstoot krijgen.
#De automatische hoogspanningsnooduit-
schakeling direct bij een gekwaliceerde
werkplaats laten controleren en repare-
ren.
#Na een ongeval direct de auto uitschake-
len.
Mercedes-Benz adviseert om de auto naar een
gekwaliceerde werkplaats te laten slepen.
Functie van het waarschuwingslampje veiligheids-
gordel
Het waarschuwingslampje veiligheidsgordel ü
op het bestuurdersdisplay maakt u erop attent dat
alle inzittenden de veiligheidsgordel correct moe-
ten omgespen.
Bovendien kan een waarschuwingssignaal klinken.
De gordelwaarschuwing stopt zodra de bestuurder
en passagier de veiligheidsgordel hebben omge-
gespt.
Functie van de statusindicatie veiligheidsgordel
achterin
De statusindicatie veiligheidsgordel achterin op
het bestuurdersdisplay maakt u erop attent dat
alle inzittenden de veiligheidsgordel correct moe-
ten omgespen.
Bovendien kan een waarschuwingssignaal klinken.
110 Veiligheid voor inzittenden – Het belangrijkste in het kort
F206 0105 07
Indien een persoon achterin tijdens het rijden de
veiligheidsgordel losmaakt, wordt de statusindica-
tie veiligheidsgordel achterin opnieuw weergege-
ven.
Weergave op bestuurdersdisplay
Telkens wanneer de auto wordt ingeschakeld gee
de statusindicatie veiligheidsgordel achterin gedu-
rende een bepaalde tijd aan, welke veiligheidsgor-
del achterin niet is omgegespt.
U herkent de status van de veiligheidsgordel ach-
terin aan de kleur van het stoelsymbool op het
bestuurdersdisplay:
RGrijs: De veiligheidsgordel achterin is niet
omgegespt.
RGroen: De gordelslottong van een van de vei-
ligheidsgordels achterin is in het gordelslot
van de weergegeven zitplaats vergrendeld.
RRood: De persoon op de zitplaats achterin
hee de veiligheidsgordel vergrendeld.
Functie van de controlelampjes PASSENGER AIR
BAG (passagiersairbag)
Auto's zonder automatische uitschakeling van de
passagiersairbag hebben aan passagierszijde een
speciale sticker op de zijkant van de cockpit
(/ pagina 132).
De controlelampjes PASSENGER AIR BAG geven
de status van de passagiersairbag weer.
Wanneer de passagiersstoel bezet is of wanneer
een kinderzitjesbevestigingssysteem op de passa-
giersstoel is gemonteerd, moet vóór en ook tij-
dens het rijden de, van de situatie afhankelijke,
correcte status van de passagiersairbag worden
gewaarborgd.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door voorwerpen onder de
bijrijdersstoel
Ingeklemde voorwerpen onder de bijrijders-
stoel kunnen de automatische uitschakeling
van de bijrijdersairbag verstoren of het sys-
teem beschadigen.
#Geen voorwerpen onder de bijrijders-
stoel opbergen.
Veiligheid voor inzittenden – Het belangrijkste in het kort 111
F206 0105 07
#Bij een bezette bijrijdersstoel ervoor zor-
gen dat er geen voorwerpen onder de
bijrijdersstoel zijn ingeklemd.
Zelfdiagnose: Bij ingeschakelde auto gaan beide
controlelampjes PASSENGER AIR BAG ON en OFF
gedurende enkele seconden gelijktijdig branden.
Na de zelfdiagnose kan de status van de passa-
giersairbag als volgt worden herkend:
RPassagiersairbag uitgeschakeld: PASSENGER
AIR BAG OFF brandt permanent.
De passagiersairbag wordt bij een ongeval niet
geactiveerd. Wanneer PASSENGER AIR BAG
OFF brandt, mag de passagiersstoel niet door
personen worden gebruikt.
Wanneer een naar achteren gericht kinderzit-
jesbevestigingssysteem op de passagiersstoel
gemonteerd is, moet PASSENGER AIR BAG
OFF permanent branden.
RPassagiersairbag ingeschakeld: PASSENGER
AIR BAG ON brandt maximaal 60 seconden of
beide controlelampjes PASSENGER AIR BAG
ON en OFF branden niet.
De passagiersairbag kan tijdens een ongeval
geactiveerd worden. In deze status van de
passagiersairbag mag geen naar achteren
gericht kinderzitjesbevestigingssysteem op de
passagiersstoel gemonteerd zijn.
%Wanneer een kind in de auto meerijdt, ook de
informatie in het hoofdstuk "Kinderen in de
auto" in acht nemen (/ pagina 124).
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar bij uitgeschakelde passa-
giersairbag
Als het controlelampje PASSENGER AIR BAG
OFF brandt, is de passagiersairbag uitgescha-
keld .
Een persoon op de passagiersstoel kan dan
bijvoorbeeldmet delen van het interieur in aan-
raking komen, in het bijzonder als hij dicht op
het dashboard zit.
Bij bezette passagiersstoel altijd ervoor zorgen
dat:
RDe classicatie van de persoon op de pas-
sagiersstoel correct is en dat de passa-
giersairbag overeenkomstig de persoon op
de passagiersstoel in- of uitgeschakeld is.
RDe passagiersstoel zo ver mogelijk naar
achteren gezet is.
RDe persoon correct zit.
#Voor en ook tijdens het rijden de cor-
recte status van de passagiersairbag
controleren.
Storing van de automatische uitschakeling van de
passagiersairbag
Het controlelampje PASSENGER AIR BAG OFF en
het waarschuwingslampje veiligheidssysteem
6 branden tegelijkertijd.
In dit geval mag niemand de passagiersstoel
gebruiken en mag geen kinderzitjesbevestigings-
systeem op de passagiersstoel worden gemon-
teerd.
112 Veiligheid voor inzittenden – Het belangrijkste in het kort
F206 0105 07
De automatische uitschakeling van de passagiers-
airbag direct bij een gekwaliceerde werkplaats
laten controleren en repareren.
Passagiersairbag uit- of inschakelen
De automatische uitschakeling van de passagiers-
airbag kan de passagiersairbag afhankelijk van de
situatie in- of uitschakelen.
Dit vindt automatisch plaats door middel van een
classicatie van de persoon of van het kinderzit-
jesbevestigingssysteem op de passagiersstoel.
De passagiersairbag kan niet handmatig worden
uit- of ingeschakeld.
Informatie over het kinderzitjesbevestigingssys-
teem
Bij de montage van een kinderzitjesbevestigings-
systeem de aanwijzingen onder "Kinderen in de
auto" in acht nemen (/ pagina 124).
Aanwijzingen met betrekking tot het kinderzitjes-
bevestigingssysteem op de passagiersstoel
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar bij ingeschakelde bijrijders-
airbag
Als de bijrijdersairbag is ingeschakeld, kan een
kind op de bijrijdersstoel bij een ongeval door
de bijrijdersairbag worden geraakt.
#NOOIT een naar achteren gericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem op een stoel
met INGESCHAKELDE FRONTAIRBAG
gebruiken, want dat kan voor het kind
DODELIJKE of ERNSTIGE VERWONDIN-
GEN tot gevolg hebben.
In het bijzonder ook de aanwijzingen met betrek-
king tot naar achteren of naar voren gerichte kin-
derzitjesbevestigingssystemen op de passagiers-
stoel in acht nemen (/ pagina 129).
Informatie over de automatische werking van
het veiligheidssysteem
Functie van de automatische uitschakeling van de
passagiersairbag
Een persoon op de passagiersstoel moet de vol-
gende aanwijzingen in acht nemen:
RCorrect zitten (/ pagina 107).
RDe veiligheidsgordel correct omgespen
(/ pagina 108).
De automatische uitschakeling van de passagiers-
airbag kan de passagiersairbag afhankelijk van de
situatie in- of uitschakelen.
Beslist de volgende informatie in acht nemen:
RStatus van de passagiersairbag, zie "Functie
van de controlelampjes PASSENGER AIR BAG"
(/ pagina 111).
RBij de montage van een kinderzitjesbevesti-
gingssysteem op de passagiersstoel de voer-
tuigspecieke aanwijzingen in acht nemen
(/ pagina 129).
Veiligheid voor inzittenden – Informatie over de automatische werking van het veiligheidssysteem 113
F206 0105 07
Status van de passagiersairbag afhankelijk van het
postuur van de persoon:
RPassagiersairbag uitgeschakeld: PASSENGER
AIR BAG OFF brandt permanent.
De passagiersairbag wordt bij een ongeval niet
geactiveerd. Wanneer PASSENGER AIR BAG
OFF brandt, mag de passagiersstoel niet door
personen worden gebruikt.
RPassagiersairbag ingeschakeld: PASSENGER
AIR BAG ON brandt maximaal 60 seconden of
beide controlelampjes PASSENGER AIR BAG
ON en OFF branden niet.
De passagiersairbag kan tijdens een ongeval
geactiveerd worden. De informatie over de
correcte zitpositie in acht nemen
(/ pagina 107).
Auto's met zitplaatsen achterin: Een persoon
met een klein postuur moet een zitplaats ach-
terin gebruiken.
Systeemgrenzen
De passagiersairbag kan in bijvoorbeeld de vol-
gende situaties abusievelijk worden uitgeschakeld:
RDe passagier verplaatst zijn gewicht door op
de armsteun in de auto te steunen.
RDe passagier zit zodanig dat hij het zitvlak ont-
last.
*AANWIJZING Activeren van bestanddelen
van het veiligheidssysteem bij een onbe-
zette passagiersstoel
Bij een ongeval kunnen aan passagierszijde de
bestanddelen van het veiligheidssysteem
onnodig worden geactiveerd:
ROp de passagiersstoel zijn zware voorwer-
pen geplaatst.
RDe gordelslottong van de veiligheidsgordel
is bij onbezette passagiersstoel in het gor-
delslot vergrendeld.
#Voorwerpen op een geschikte plaats
opbergen.
#De veiligheidsgordel altijd slechts voor
één persoon gebruiken.
Afhankelijk van de herkende ongevalssituatie kan
de windowbag aan passagierszijde worden geacti-
veerd. Het activeren is onafhankelijk van of de
passagiersstoel wel of niet bezet is.
114 Veiligheid voor inzittenden – Informatie over de automatische werking van het veiligheidssysteem
F206 0105 07
Functie van PRE-SAFE® (preventieve inzittenden-
bescherming)
De PRE-SAFE® kan bepaalde kritieke rijsituaties
herkennen en preventieve maatregelen ter
bescherming van de inzittenden nemen.
De volgende maatregelen kunnen door de PRE-
SAFE® onafhankelijk van elkaar worden genomen:
RVeiligheidsgordels van de bestuurdersstoel en
passagiersstoel voorspannen.
RZijruiten sluiten.
RAuto's met schuifdak: Het schuifdak sluiten.
RAuto's met geheugenfunctie: Een gunstiger zit-
positie van de passagiersstoel instellen.
RAuto's met multicontourstoel: De zijdelingse
steun verhogen door het opblazen van de zij-
kanten van de rugleuning.
RPRE-SAFE® Sound: Kan het eigen bescher-
mingsmechanisme van het gehoor activeren
door een kort geluidssignaal bij ingeschakeld
multimediasysteem.
*AANWIJZING Beschadiging door voorwer-
pen in de beenruimte of achter de stoel
Door de automatische instelling van de stand
van de stoel kan de stoel en/of het voorwerp
worden beschadigd.
#Voorwerpen op een geschikte plaats
opbergen.
Maatregelen van het PRE-SAFE®-systeem onge-
daan maken
Wanneer er geen ongeval plaatsvindt, worden de
preventieve maatregelen ongedaan gemaakt.
Bepaalde instellingen dient u zelf uit te voeren.
#Wanneer de gordelvoorspanning niet afneemt,
de rugleuning iets naar achteren zetten.
De gordelvoorspanning neemt af.
Werking van PRE-SAFE® PLUS (preventieve inzit-
tendenbescherming Plus)
De PRE-SAFE® PLUS kan een dreigende aanrij-
ding herkennen, met name een aanrijding van
achteren, en neemt preventieve maatregelen ter
bescherming van de inzittenden. Deze maatrege-
len kunnen een dreigend ongeval niet voorkomen.
De volgende maatregelen kunnen door de PRE-
SAFE® PLUS onafhankelijk van elkaar worden
genomen:
RVeiligheidsgordels van de bestuurdersstoel en
passagiersstoel voorspannen.
RAlarmknipperlichtinstallatie achter met een
verhoogde frequentie inschakelen.
RRemdruk verhogen wanneer de auto stilstaat.
Deze remingreep wordt bij het wegrijden auto-
matisch beëindigd.
Wanneer er geen ongeval plaatsvindt, worden de
preventieve maatregelen ongedaan gemaakt.
Systeemgrenzen
Het systeem neemt in de volgende situaties geen
maatregelen:
RBij achteruitrijden
of
RBij het rijden met een aanhangwagen en drei-
gende aanrijding van achteren
Veiligheid voor inzittenden – Informatie over de automatische werking van het veiligheidssysteem 115
F206 0105 07
Het systeem voert in de volgende situaties geen
remingreep uit:
RTijdens het rijden
of
RBij het in- of uitparkeren met de actieve par-
keerassistent
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Functie van PRE-SAFE® impuls zijkant
De PRE-SAFE® impuls zijkant kan bij herkenning
van een dreigende aanrijding van opzij het boven-
lichaam van de voorste inzittenden een impuls in
de richting van het midden van de auto geven.
Daartoe wordt aan de zijde van het ongeval zeer
snel een luchtkamer in de buitenste zijkant van de
rugleuning opgeblazen. De afstand tussen het por-
tier en de inzittende kan daardoor worden ver-
groot.
Wanneer de PRE-SAFE® impuls zijkant is geacti-
veerd of een storing vertoont, verschijnt de dis-
playmelding PRE-SAFE impuls zijkant functio-
neert niet zie handleiding.
Functie van de gordelaanpassing
Auto's met PRE-SAFE®: Na het omgespen van de
veiligheidsgordel van de voorstoel kan de gordel
door een lichte aanspanning vanaf de schouder
tegen het lichaam worden aangetrokken. De vei-
ligheidsgordel daarbij niet vasthouden.
Deze functie maakt u erop attent, dat alle inzitten-
den de veiligheidsgordels correct moeten omges-
pen.
De gordelaanpassing kan via het multimediasys-
teem worden in- of uitgeschakeld
(/ pagina 116).
Gordelaanpassing via het multimediasysteem in-
of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Inzittendenbescherming
#De gordelaanpassing in- of uitschakelen.
Overzicht van de automatische maatregelen na
een ongeval
Afhankelijk van de soort en de ernst van het onge-
val en afhankelijk van de uitrusting van de auto,
kunnen bijvoorbeeld de volgende maatregelen
worden gestart:
RAutomatisch remmen (multicollision brake)
(/ pagina 117)
RAlarmknipperlichtinstallatie inschakelen
RAutomatische noodoproep activeren
(/ pagina 71)
RMotor afzetten
Voor het opnieuw starten de auto uit- en weer
inschakelen (/ pagina 274). Afhankelijk van
de soort en de ernst van het ongeval kan de
auto mogelijk niet meer worden gestart.
RBrandstooevoersysteem uitschakelen
RPlug-in-hybride: Hybride systeem en hoog-
spanningsboordnet uitschakelen
RPortieren ontgrendelen
RZijruiten laten zakken
116 Veiligheid voor inzittenden – Informatie over de automatische werking van het veiligheidssysteem
F206 0105 07
RNoodhulp op het centraal display weergeven
(/ pagina 72)
RInterieurverlichting inschakelen
Functie van de multicollision brake na een ongeval
Afhankelijk van de ongevalssituatie kan de multi-
collision brake de ernst van een tweede ongeval
verlagen of deze zelfs vermijden.
Wanneer een ongeval wordt herkend, kan de mul-
ticollision brake een automatische remming acti-
veren. Wanneer de auto tot stilstand is gekomen,
wordt de parkeerrem automatisch ingeschakeld.
De bestuurder kan de automatische remming
afbreken door de volgende acties uit te voeren:
RSterker remmen dan de automatische rem-
ming.
RHet gaspedaal krachtig geheel indrukken.
Doel en functie van het veiligheidssysteem
Overzicht van de activeringssituaties (veiligheids-
systeem)
In het bijzonder ervoor zorgen dat aan de vol-
gende voorwaarden is voldaan, opdat de compo-
nenten van het veiligheidssysteem hun bescher-
mende werking kunnen ontplooien:
RCorrect zitten (/ pagina 107).
RDe veiligheidsgordel correct omgespen
(/ pagina 108).
-Functie van het waarschuwingslampje vei-
ligheidsgordel (/ pagina 110).
-Functie van de statusindicatie veiligheids-
gordel achterin (/ pagina 110).
RHet waarschuwingslampje veiligheidssysteem
6 brandt niet na de zelfdiagnose
(/ pagina 109).
RDe controlelampjes PASSENGER AIR BAG
geven de correcte status van de passagiersair-
bag weer (/ pagina 111).
Afhankelijk van de herkende activeringssituatie,
kunnen de componenten van het veiligheidssys-
teem onafhankelijk van elkaar worden geacti-
veerd:
RGordelspanner: Frontale aanrijding, aanrijding
van achteren, aanrijding van opzij, over de kop
slaan
RBestuurdersairbag, passagiersairbag: Frontale
aanrijding
RKneebag: Frontale aanrijding
RSidebag: Aanrijding van opzij
RMiddenairbag in de rugleuning van de bestuur-
dersstoel: Aanrijding van opzij
RWindowbag: Aanrijding van opzij, over de kop
slaan, frontale aanrijding
RPRE-SAFE® impuls zijkant: Aanrijding van opzij
De inbouwplaats van een airbag kunt u herkennen
aan het opschri AIRBAG (/ pagina 123).
De informatie over de werkingswijze van het vei-
ligheidssysteem in acht nemen (/ pagina 118).
Veiligheid voor inzittenden – Doel en functie van het veiligheidssysteem 117
F206 0105 07
Informatie over de werking van het veiligheidssys-
teem
De werking van het veiligheidssysteem is afhanke-
lijk van de bepaalde zwaarte van de botsing en de
verwachte aard van het ongeval.
Informatie over de soort ongeval vindt u onder
"Overzicht van de activeringssituaties"
(/ pagina 117).
De activeringsdrempels voor de componenten van
het veiligheidssysteem worden bepaald door het
evalueren van de sensorwaarden die op verschil-
lende plaatsen in de auto worden gemeten. Deze
procedure hee een anticiperend karakter. De
activering van de componenten van het veilig-
heidssysteem moet tijdig, aan het begin van het
ongeval, plaatsvinden.
Factoren die pas na de aanrijding zichtbaar of
meetbaar zijn, hebben geen invloed op een airba-
gactivering. Ze geven daarvoor ook geen indicatie.
De auto kan behoorlijk worden vervormd zonder
dat een airbag wordt geactiveerd. Dit is het geval
wanneer alleen relatief gemakkelijk vervormbare
delen worden geraakt en geen grote vertraging
van de auto wordt gehaald. Omgekeerd kan een
airbag worden geactiveerd, hoewel de auto
slechts gering vervormd is. Wanneer bijvoorbeeld
zeer stijve onderdelen van de auto, zoals langs-
dragers, worden getroen, kan de vertraging van
de auto daardoor groot genoeg zijn.
Afhankelijk van het optredende ongeval en van de
herkende activeringssituatie kunnen gordelspan-
ners en/of airbags een aanvulling zijn op de cor-
rect omgegespte veiligheidsgordel.
Een airbag kan bij activering het beschermingspo-
tentieel voor de betreende inzittende vergroten.
Mogelijk beschermingspotentieel per airbag:
RKneebag: Bovenbeen, knie en onderbeen
RBestuurdersairbag, passagiersairbag: Hoofd
en borstkas
RWindowbag: Hoofd
RSidebag: Borstkas, voorin ook voor het bekken
RMiddenairbag: Hoofd en borstkas
Geen enkel modern systeem kan echter verwon-
dingen en overlijden in elke ongevalssituatie volle-
dig uitsluiten. Zo bieden veiligheidsgordels en air-
bags in het algemeen geen bescherming tegen
voorwerpen die van buitenaf de auto binnendrin-
gen. Ook het risico van verwondingen door de
zich ontplooiende airbag kan niet volledig worden
uitgesloten.
Mercedes-Benz adviseert om de auto na een
ongeval naar een gekwaliceerde werkplaats te
laten slepen. Dit advies in het bijzonder opvolgen
nadat een gordelspanner of airbag is geactiveerd.
Wanneer een gordelspanner of airbag wordt geac-
tiveerd, hoort u een knal en kan er poederstof vrij-
komen:
RDe knal hee over het algemeen geen nega-
tieve gevolgen voor het gehoor.
RHet vrijkomende poederstof is in het algemeen
niet schadelijk voor de gezondheid, maar kan
bij personen met astma of ademhalingsmoei-
lijkheden kortstondige ademhalingsmoeilijkhe-
den veroorzaken.
Zodra u zonder gevaar kunt uitstappen, moet u
de auto direct verlaten of een zijruit openen
om ademhalingsmoeilijkheden te voorkomen.
118 Veiligheid voor inzittenden – Doel en functie van het veiligheidssysteem
F206 0105 07
Aanwijzingen met betrekking tot het beperkte
beschermingspotentieel van het veiligheidssys-
teem
Risico door fouten van de inzittenden
Elke inzittende moet in het bijzonder de volgende
punten in acht nemen:
RDe informatie over de correcte zitpositie in
acht nemen (/ pagina 107).
REr mogen geen zware, scherpe of breekbare
voorwerpen in de zakken van uw kledingstuk-
ken aanwezig zijn. Dergelijke voorwerpen op
een geschikte plaats opbergen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door verkeerde zitpositie
Wanneer de rugleuning niet in nagenoeg verti-
cale positie staat, biedt de veiligheidsgordel
niet het beoogde beschermingspotentieel.
U kunt onder de gordel door glijden en daarbij
letsel oplopen.
#De stoel voor aanvang van de rit correct
instellen.
#De rugleuning moet in een nagenoeg ver-
ticale stand staan en de schoudergordel
moet over het midden van de schouder
lopen; dit controleren.
Risico door voorwerpen in het interieur
Elke inzittende moet in het bijzonder de volgende
punten in acht nemen:
RDe informatie over de correcte zitpositie in
acht nemen (/ pagina 107).
REr mogen geen voorwerpen tussen de stoel en
het portier of de portierstijl (B-stijl) liggen.
REr mogen geen harde voorwerpen zoals kleer-
hangers aan handgrepen of kledinghaken han-
gen.
REr mogen geen zware, scherpe of breekbare
voorwerpen in de zakken van uw kledingstuk-
ken aanwezig zijn. Dergelijke voorwerpen op
een geschikte plaats opbergen.
&WAARSCHUWING Letsel‑ of levensgevaar
door geblokkeerd gordelslot en gordelver-
ankering
Als voorwerpen naast de voorstoel het gordel-
slot of de verschuifbare gordelverankering bij
de voorstoel blokkeren, wordt de werking van
de gordelspanner nadelig beïnvloed.
#Voor aanvang van de rit controleren of
zich geen voorwerpen bij het gordelslot
of tussen de voorstoel en het portier
bevinden.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
voorwerpen in het ontplooiingsgebied van
een airbag
Voorwerpen in het ontplooiingsgebied van een
airbag kunnen het correct ontplooien van de
airbag belemmeren of verhinderen.
De airbag ontplooit zich dan mogelijk onge-
controleerd en kan bij de inzittenden door het
ontplooien zelfs extra letsel veroorzaken. Dat
kan vooral het geval zijn, wanneer de airbag in
de stoel geïntegreerd is.
Veiligheid voor inzittenden – Doel en functie van het veiligheidssysteem 119
F206 0105 07
#Voorwerpen altijd correct opbergen en
beveiligen.
#Voor vertrek controleren dat er geen
voorwerpen in het ontplooiingsgebied
van een airbag opgeborgen zijn.
De inbouwplaats van een airbag kunt u herkennen
aan het opschri AIRBAG (/ pagina 123).
De volgende aanwijzingen in acht nemen:
RAanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto (/ pagina 206)
RInformatie over de middenairbag in de rugleu-
ning van de bestuurdersstoel (/ pagina 123)
Risico door de montage van accessoires
Er mogen geen accessoires zoals mobiele naviga-
tiesystemen, mobiele telefoons of bekerhouders
in het ontplooiingsgebied van een airbag zijn aan-
gebracht, bijvoorbeeld op de cockpit, aan portie-
ren, zijruiten of zijbekledingen.
Bovendien mag geen aansluitkabel, spanband of
bevestigingsriem in het ontplooiingsgebied van
een airbag lopen of worden bevestigd. Altijd de
montagehandleiding van de fabrikant van het
accessoire in acht nemen, in het bijzonder ook de
aanwijzingen met betrekking tot een geschikte
montageplaats.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door ongeschikte stoelhoe-
zen
Door ingeschikte stoelhoezen kunnen de air-
bags de inzittenden niet meer zoals bedoeld
beschermen.
#Alleen stoelhoezen gebruiken die
Mercedes-Benz voor de betreende
stoel hee goedgekeurd.
Door een ongeschikte beschermhoes kan boven-
dien de werking van de automatische uitschake-
ling van de passagiersairbag nadelig beïnvloed
worden. Wanneer de passagiersstoel bezet con-
troleren dat de controlelampje PASSENGER AIR
BAG de correcte status van de passagiersairbag
weergeven (/ pagina 111).
Risico door huisdieren in het interieur
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door onbewaakte, niet vastge-
zette dieren in het voertuig
Als dieren zonder toezicht of los in het voer-
tuig worden gelaten, kunnen ze bijvoorbeeld
toetsen of schakelaars indrukken.
Daardoor kunnen de dieren bijvoorbeeld:
RUitrustingen van het voertuig activeren en
bijvoorbeeld bekneld raken.
RSystemen in‑ of uitschakelen en daardoor
andere verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
Bovendien kunnen niet-vastgezette dieren bij
een ongeval of abrupte stuur‑ en remmanoeu-
vres door het voertuig worden geslingerd en
daarbij inzittenden verwonden.
#Dieren nooit zonder toezicht in het voer-
tuig laten.
#Dieren tijdens het rijden altijd goed
beveiligen, bijvoorbeeld in een geschikte
transportbox.
120 Veiligheid voor inzittenden – Doel en functie van het veiligheidssysteem
F206 0105 07
Risico door verandering, beschadiging of slijtage
van bestanddelen van het veiligheidssysteem
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door wijzigingen aan het vei-
ligheidssysteem
Door veranderingen aan het veiligheidssys-
teem kan dit de inzittenden niet meer zoals
bedoeld beschermen.
#Nooit onderdelen van het veiligheidssys-
teem wijzigen.
#Geen ingrepen aan de bedrading en elek-
tronische onderdelen of de soware
daarvan uitvoeren.
Wanneer de auto moet worden aangepast aan een
persoon met een lichamelijke handicap, wendt u
zich dan tot een gekwaliceerde werkplaats.
Mercedes-Benz adviseert om rijhulpen te gebrui-
ken die Mercedes-Benz voor uw auto hee goed-
gekeurd.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
beschadigde of gewijzigde veiligheidsgor-
dels
Veiligheidsgordels kunnen met name in de vol-
gende situaties mogelijk geen bescherming
bieden:
RDe veiligheidsgordel is beschadigd, gewij-
zigd, sterk vervuild, gebleekt of gekleurd.
RHet gordelslot is beschadigd of sterk ver-
vuild.
REr zijn wijzigingen aan gordelspanners, gor-
delverankeringen of gordeloprolautomaten
uitgevoerd.
Veiligheidsgordels kunnen bij een ongeval ook
onzichtbaar worden beschadigd, bijvoorbeeld
door glassplinters.
Gewijzigde of beschadigde veiligheidsgordels
kunnen scheuren of uitvallen, bijvoorbeeld bij
een ongeval.
Gewijzigde gordelspanners kunnen ongewild
worden geactiveerd of niet zoals bedoeld wer-
ken.
#Nooit wijzigingen aan het veiligheidsgor-
delsysteem uitvoeren, bijvoorbeeld veilig-
heidsgordels, gordelsloten, gordelspan-
ners, gordelverankeringen en gordelo-
prolautomaten.
#De veiligheidsgordels moeten onbescha-
digd, niet versleten en schoon zijn; dit
controleren.
#De veiligheidsgordels na een ongeval
direct bij een gekwaliceerde werkplaats
laten controleren.
Mercedes-Benz adviseert om veiligheidsgordels te
gebruiken die door Mercedes-Benz voor uw auto
zijn goedgekeurd.
De stoel is ontworpen voor de standaard drie-
puntsveiligheidsgordel. Wanneer andere meer-
puntsveiligheidsgordels worden ingebouwd, bij-
voorbeeld vierpuntsveiligheidsgordels, kan het vei-
ligheidssysteem niet de beschermende werking
zoals bedoeld bieden.
Afhankelijk van de uitrusting van de auto kunnen
openingen in de rugleuning aanwezig zijn. Deze
openingen hebben geen functie.
Veiligheid voor inzittenden – Doel en functie van het veiligheidssysteem 121
F206 0105 07
&WAARSCHUWING Letsel‑ of levensgevaar
door gewijzigde veiligheidsgordelsystemen
Als de veiligheidsgordel door de opening in de
rugleuning wordt geleidt, kan de rugleuning bij
een ongeval beschadigd raken of zelfs breken.
#Uitsluitend de standaard driepuntsveilig-
heidsgordel gebruiken.
#Nooit het veiligheidsgordelsysteem wijzi-
gen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
wijzigingen aan de afdekking van een air-
bag
Als u de afdekking van een airbag wijzigt of
voorwerpen, bijvoorbeeld ook stickers, hierop
aanbrengt, kan de airbag niet meer zoals
bedoeld functioneren.
#Nooit veranderingen aan de afdekking
van een airbag uitvoeren.
#Geen voorwerpen op de afdekking aan-
brengen.
De inbouwplaats van een airbag is herkenbaar aan
het opschri AIRBAG (/ pagina 123).
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
storingen in de werking van de sensoren
in de portierbekleding
Door wijzigingen of ondeskundig uitgevoerde
werkzaamheden aan portieren of portierbekle-
dingen en door beschadigde portieren kan de
airbag niet meer zoals bedoeld werken.
#Nooit de portieren of delen waarvan wij-
zigen.
#Werkzaamheden aan portieren of por-
tierbekledingen bij een gekwaliceerde
werkplaats laten uitvoeren.
Risico door al geactiveerde bestanddelen van het
veiligheidssysteem
Mercedes-Benz adviseert om de auto na een
ongeval naar een gekwaliceerde werkplaats te
laten slepen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den door hete delen van de airbag
Na het activeren van een airbag zijn de delen
van de airbag heet.
#De delen van de airbag niet aanraken.
#Een geactiveerde airbag direct bij een
gekwaliceerde werkplaats laten vervan-
gen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
een reeds geactiveerde airbag
Een reeds geactiveerde airbag biedt geen
beschermende werking meer.
#Om een geactiveerde airbag te vervan-
gen, de auto naar een gekwaliceerde
werkplaats laten slepen.
Geactiveerde airbags direct laten vervangen.
122 Veiligheid voor inzittenden – Doel en functie van het veiligheidssysteem
F206 0105 07
&WAARSCHUWING Letsel‑ of levensgevaar
door pyrotechnisch geactiveerde gordel-
spanners
Pyrotechnisch reeds geactiveerde gordelspan-
ners werken niet meer en kunnen daarom niet
meer zoals bedoeld beschermen.
#De pyrotechnisch geactiveerde gordel-
spanners direct bij een gekwaliceerde
werkplaats laten vervangen.
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordel afdoen
#De ontgrendelingsknop in het gordelslot
indrukken en de veiligheidsgordel met de gor-
delslottong teruggeleiden.
*AANWIJZING Beschadiging door bekneld
raken van de veiligheidsgordel
Als een ongebruikte veiligheidsgordel niet vol-
ledig is opgerold, kan hij in het portier of in het
stoelmechanisme bekneld raken.
#Altijd controleren of ongebruikte veilig-
heidsgordels volledig zijn opgerold.
Airbags
Overzicht van de airbags
1Kneebag
2Bestuurdersairbag
3Passagiersairbag
4Windowbag
5Sidebags
6Middenairbag1
1) Alleen voor bepaalde landen.
De inbouwplaats van een airbag kunt u herkennen
aan het opschri AIRBAG. Bij bepaalde airbags
wijst bovendien een pijlsymbool M naar de
inbouwplaats.
De informatie onder "Overzicht van de activerings-
situaties" (/ pagina 117) in acht nemen.
Informatie over de middenairbag in de rugleuning
van de bestuurdersstoel
Bij het activeren ontplooit de middenairbag tussen
de voorstoelen. Geen voorwerpen opbergen in het
ontplooiingsgebied van de middenairbag.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen (/ pagina 206).
Veiligheid voor inzittenden 123
F206 0105 07
Het belangrijkste in het kort
Kinderen veilig in de auto vervoeren
Bij het vervoeren van kinderen altijd in acht
nemen:
RKinderen niet zonder toezicht in de auto ach-
terlaten (/ pagina 126).
RKinderen tot een lichaamslengte van 1,50 m
op de betreende zitplaats (zie bovenstaande
afbeelding) altijd met een geschikt en toege-
staan kinderzitjesbevestigingssysteem
(/ pagina 132) en kleine kinderen in een
naar achteren gericht kinderzitjesbevestigings-
systeem plaatsen.
RDe montagehandleiding van de fabrikant van
het kinderzitjesbevestigingssysteem in acht
nemen.
Linker/rechter zitplaats achterin (geprefereerde
zitplaatsen)
Geprefereerd bevestigingssysteem:
®ISOFIX-bevestigingsbeugels
(/ pagina 137)
of
°i‑Size-bevestigingsbeugels (/ pagina 139)
en
¯De Top Tether, indien aanwezig, ook beves-
tigen (/ pagina 145).
Alternatief bevestigingssysteem:
7Veiligheidsgordel van de zitplaats
(/ pagina 147)
¯De Top Tether, wanneer dit wordt geadvi-
seerd door de fabrikant van het kinderzit-
jesbevestigingssysteem, ook bevestigen
(/ pagina 145).
De volgende kinderzitjesbevestigingssystemen
van de categorie Universal zijn toegestaan: U, UF,
i-U, IUF. De verdere gebruiksvarianten in acht
nemen (/ pagina 137).
Passagiersstoel
Bevestigingssysteem:
7Veiligheidsgordel van de zitplaats
(/ pagina 147)
Beslist in acht nemen:
RWanneer de passagiersstoel bezet is afhanke-
lijk van de situatie de correcte status van de
passagiersairbag controleren (/ pagina 111).
De volgende kinderzitjesbevestigingssystemen
van de categorie Universal zijn toegestaan: U(*),
124 Kinderen veilig in de auto vervoeren
F206 0105 07
UF. De verdere gebruiksvarianten in acht nemen
(/ pagina 139).
(*) Naar achteren gerichte kinderzitjesbevesti-
gingssystemen alleen in combinatie met automati-
sche airbaguitschakeling
Middelste zitplaats achterin
Bevestigingssysteem:
7Veiligheidsgordel van de zitplaats
(/ pagina 147)
De volgende kinderzitjesbevestigingssystemen die
met de veiligheidsgordels worden bevestigd van
de categorie Universal zijn toegestaan: U, UF. De
verdere gebruiksvarianten in acht nemen
(/ pagina 147).
Belangrijke veiligheidsaanwijzingen
Basisinformatie
Consequent zijn
Besef dat nalatigheid bij het beveiligen van kinde-
ren in kinderzitjesbevestigingssystemen ernstige
gevolgen kan hebben. Wees altijd consequent en
beveilig kinderen voor iedere rit zorgvuldig.
Nooit een baby of een kind op de schoot van een
inzittende meenemen.
Mercedes-Benz adviseert voor een betere
bescherming van kinderen jonger dan twaalf jaar
of kleiner dan 1,50 m, de volgende aanwijzingen
beslist in acht te nemen:
REen kind altijd beveiligen in een voor uw
Mercedes-Benz geschikt kinderzitjesbevesti-
gingssysteem.
RHet kinderzitjesbevestigingssysteem moet
geschikt zijn voor de leeijd, het gewicht en
de lengte.
RDe zitplaats van de auto moet geschikt zijn
voor het te gebruiken kinderzitjesbevestigings-
systeem:
-ISOFIX-bevestigingsbeugels:
(/ pagina 137)
-i‑Size-bevestigingsbeugels:
(/ pagina 139)
-Bevestiging met de veiligheidsgordel van
de zitplaats: (/ pagina 139)
Uit de ongevallenstatistieken blijkt, dat kinderen
die op de zitplaatsen achterin zijn beveiligd, veili-
ger zijn dan kinderen die op de voorstoel zijn
beveiligd. Daarom adviseert Mercedes-Benz drin-
gend het kinderzitjesbevestigingssysteem bij voor-
keur op een zitplaats achterin te monteren.
Het overkoepelend begrip kinderzitjesbevesti-
gingssysteem
In deze handleiding wordt het overkoepelend
begrip kinderzitjesbevestigingssysteem gebruikt.
Een kinderzitjesbevestigingssysteem is bijvoor-
beeld:
REen babyschaal
REen naar achteren gericht kinderzitje
REen naar voren gericht kinderzitje
REen stoelverhoging – Mercedes-Benz advi-
seert een stoelverhoging met rugleuning en
gordelgeleidingen te gebruiken.
De wetten en voorschrien in acht nemen
Bij het gebruik van een kinderzitjesbevestigings-
systeem in de auto altijd de wettelijke voorschrif-
ten in acht nemen.
Het kinderzitjesbevestigingssysteem moet volgens
de geldende testvoorschrien en richtlijnen toe-
gestaan zijn; dit controleren. Meer informatie is
Kinderen veilig in de auto vervoeren – Belangrijke veiligheidsaanwijzingen 125
F206 0105 07
verkrijgbaar in een gekwaliceerde werkplaats.
Mercedes-Benz adviseert een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats.
Bevestigingssystemen voor kinderzitjesbevesti-
gingssystemen in de auto
Alleen de volgende bevestigingssystemen voor
kinderzitjesbevestigingssystemen gebruiken:
Rde ISOFIX- of i-Size bevestigingsbeugels
Rhet veiligheidsgordelsysteem van de auto
Rde Top Tether-verankeringen
De eenvoudige montage aan de ISOFIX- of i‑Size-
bevestigingsbeugels van de auto kan het risico
van een verkeerd gemonteerd kinderzitjesbevesti-
gingssysteem reduceren.
Wanneer het kind met de geïntegreerde veilig-
heidsgordel van het ISOFIX- of i-Size-kinderzitjes-
bevestigingssysteem beveiligd is, beslist het
gewicht van het kind en het toegestaan totaalge-
wicht van het kinderzitjesbevestigingssysteem in
acht nemen (/ pagina 144).
Belangrijke waarschuwingsaanwijzingen
Kinderzitjesbevestigingssysteem altijd correct
bevestigen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door verkeerde montage van
het kinderzitjesbevestigingssysteem
Het kind kan niet zoals bedoeld worden bevei-
ligd of worden tegengehouden.
#Beslist de montagehandleiding van de
fabrikant van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem en de gebruiksmogelijkhe-
den in acht nemen.
#Het gehele draagvlak van het kinderzit-
jesbevestigingssysteem moet op de zit-
ting rusten; dit controleren.
#Nooit voorwerpen onder of achter het
kinderzitjesbevestigingssysteem leggen,
zoals een kussen.
#Kinderzitjesbevestigingssystemen alleen
met de bijgeleverde originele hoezen
gebruiken.
#Beschadigde hoezen alleen door origi-
nele hoezen vervangen.
RAltijd de voertuigspecieke aanwijzingen in
acht nemen.
-ISOFIX- of i‑Size-kinderzitjesbevestigings-
systeem op de zitplaats achterin inbouwen
(/ pagina 144).
-Kinderzitjesbevestigingssysteem met de
veiligheidsgordel bevestigen
(/ pagina 147).
RDe waarschuwingsstickers in het interieur van
de auto en op het kinderzitjesbevestigingssys-
teem in acht nemen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door niet-vastgezette kinder-
zitjesbevestigingssystemen in het voertuig
Wanneer het kinderzitjesbevestigingssysteem
verkeerd gemonteerd of niet vastgezet is, kan
het loskomen.
Het kind kan niet zoals bedoeld worden bevei-
ligd of worden tegengehouden.
126 Kinderen veilig in de auto vervoeren – Belangrijke veiligheidsaanwijzingen
F206 0105 07
Het ongebruikte kinderzitjesbevestigingssys-
teem kan rondslingeren en inzittenden raken.
#Beslist de montagehandleiding van de
fabrikant van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem en de gebruiksmogelijkhe-
den in acht nemen.
#Kinderzitjesbevestigingssystemen altijd
correct monteren, ook wanneer deze
ongebruikt in het voertuig worden ver-
voerd.
Kinderzitjesbevestigingssysteem niet veranderen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
veranderingen aan het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem
Het kinderzitjesbevestigingssysteem kan niet
meer naar behoren werken. Er bestaat ver-
hoogd gevaar voor letsel!
#Nooit een kinderzitjesbevestigingssys-
teem veranderen.
#Alleen accessoires aanbrengen die de
fabrikant van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem speciek voor dit kinderzit-
jesbevestigingssysteem hee goedge-
keurd.
Alleen intacte kinderzitjesbevestigingssystemen
gebruiken
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door het gebruik van
beschadigde kinderzitjesbevestigingssys-
temen
Beschadigde of bij een ongeval belaste kinder-
zitjesbevestigingssystemen of hun bevesti-
gingssystemen kunnen niet meer zoals
bedoeld beschermen.
Het kind wordt mogelijk niet tegengehouden.
#Beschadigde of bij een ongeval belaste
kinderzitjesbevestigingssystemen direct
vervangen.
#De bevestigingssystemen van de kinder-
zitjesbevestigingssystemen direct bij een
gekwaliceerde werkplaats laten contro-
leren, voordat weer een kinderzitjesbe-
vestigingssysteem wordt gemonteerd.
Direct invallend zonlicht vermijden
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den door direct invallend zonlicht op het
kinderzitje
Wanneer het kinderzitjesbevestigingssysteem
aan direct invallend zonlicht wordt blootge-
steld, kunnen delen hiervan zeer heet worden.
Kinderen kunnen zich branden aan deze delen,
in het bijzonder aan metalen delen van het
kinderzitjesbevestigingssysteem.
#Altijd erop letten dat het kinderzitjesbe-
vestigingssysteem niet aan direct inval-
lend zonlicht wordt blootgesteld.
#Het kinderzitjesbevestigingssysteem
beschermen, bijvoorbeeld met een
deken.
#Voordat het kind hierin wordt beveiligd,
het kinderzitjesbevestigingssysteem
laten afkoelen wanneer het aan direct
invallend zonlicht blootgesteld is
geweest.
Kinderen veilig in de auto vervoeren – Belangrijke veiligheidsaanwijzingen 127
F206 0105 07
#Kinderen nooit zonder toezicht in het
voertuig laten.
Bij het stoppen of parkeren in acht nemen
&WAARSCHUWING Levensgevaar door
grote blootstelling aan kou of warmte in
de auto
Wanneer personen – in het bijzonder kinderen
– langdurig aan hoge of lage temperaturen
worden blootgesteld, bestaat gevaar voor let-
sel of zelfs levensgevaar!
#Personen – in het bijzonder kinderen –
nooit zonder toezicht in de auto laten.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen de auto in bewe-
ging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrijzetten.
RDe transmissiestand wijzigen.
RHet voertuig starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Sleutel buiten bereik van kinderen bewa-
ren.
128 Kinderen veilig in de auto vervoeren – Belangrijke veiligheidsaanwijzingen
F206 0105 07
Overzicht waarschuwingsstickers in de auto
1Waarschuwing passagiersairbag (op de zonne-
klep aan passagierszijde) (/ pagina 129)
2Waarschuwing auto's zonder automatische
uitschakeling van de passagiersairbag (zicht-
baar bij geopend passagiersportier)
(/ pagina 132)
Aanwijzingen met betrekking tot naar achteren en
naar voren gerichte kinderzitjesbevestigingssyste-
men op de passagiersstoel
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door gebruik van een naar
achteren gericht kinderzitjesbevestigings-
systeem bij ingeschakelde bijrijdersairbag
Wanneer een kind in een naar achteren
gericht kinderzitjesbevestigingssysteem op de
bijrijdersstoel wordt beveiligd en het controle-
lampje PASSENGER AIR BAG OFF is gedoofd,
kan de bijrijdersairbag bij een ongeval worden
geactiveerd.
Het kind kan door de airbag worden getroen.
#De bijrijdersairbag moet uitgeschakeld
zijn; dit controleren. Het controlelampje
PASSENGER AIR BAG OFF moet bran-
den.
#NOOIT een naar achteren gericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem op een stoel
met INGESCHAKELDE FRONTAIRBAG
gebruiken, want dat kan voor het kind
DODELIJKE of ERNSTIGE VERWONDIN-
GEN tot gevolg hebben.
De specieke aanwijzingen met betrekking tot
naar achteren en naar voren gerichte kinderzitjes-
bevestigingssystemen in acht nemen
(/ pagina 142).
Waarschuwingsaanwijzingen aan de binnenzijde
van de zonneklep
Kinderen veilig in de auto vervoeren – Belangrijke veiligheidsaanwijzingen 129
F206 0105 07
Wanneer door omstandigheden een kinderzitjes-
bevestigingssysteem op de passagiersstoel wordt
gemonteerd, beslist de volgende aanwijzingen in
acht nemen:
RDe aanwijzingen met betrekking tot de auto-
matische uitschakeling van de passagiersair-
bag (/ pagina 113).
RBij het gebruik van een naar achteren gericht
kinderzitjesbevestigingssysteem op de passa-
giersstoel moet altijd de passagiersairbag uit-
geschakeld zijn. Dit is alleen het geval wan-
neer het controlelampje PASSENGER AIR BAG
OFF continu brandt (/ pagina 111).
RWanneer het controlelampje PASSENGER AIR
BAG OFF niet brandt, is de passagiersairbag
geactiveerd. De passagiersairbag kan tijdens
een ongeval geactiveerd worden. In dit geval
geen naar achteren gericht kinderzitjesbeves-
tigingssysteem gebruiken.
Informatie over de automatische uitschakeling van
de passagiersairbag
Bij een bezette passagiersstoel vóór en ook tij-
dens het rijden de, van de situatie afhankelijke,
correcte status van de passagiersairbag controle-
ren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door voorwerpen tussen zit-
vlak en kinderzitjesbevestigingssysteem
Voorwerpen tussen de zitvlakken en het kin-
derzitjesbevestigingssysteem kunnen de wer-
king van de automatische uitschakeling van de
bijrijdersairbag verstoren.
#Geen voorwerpen tussen het zitvlak en
het kinderzitjesbevestigingssysteem leg-
gen.
#Het draagvlak van het kinderzitjesbeves-
tigingssysteem moet geheel op het zit-
vlak van de bijrijdersstoel rusten; dit con-
troleren.
#De leuning van een naar voren gericht
kinderzitjesbevestigingssysteem moet zo
volledig mogelijk tegen de rugleuning van
de bijrijdersstoel aan liggen; dit controle-
ren.
#Beslist de montagehandleiding van de
fabrikant van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem in acht nemen.
Bij de montage van een kinderzitjesbevestigings-
systeem op de passagiersstoel de voertuigspeci-
eke aanwijzingen in acht nemen
(/ pagina 129).
Naar achteren gericht kinderzitjesbevestigingssys-
teem op de passagiersstoel
Wanneer een naar achteren gericht kinderzitjes-
bevestigingssysteem op de passagiersstoel wordt
gemonteerd, moet de passagiersairbag uitgescha-
keld zijn. Het controlelampje PASSENGER AIR
BAG OFF moet permanent branden
(/ pagina 111).
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door gebruik van een naar
achteren gericht kinderzitjesbevestigings-
systeem bij ingeschakelde bijrijdersairbag
Wanneer een kind in een naar achteren
gericht kinderzitjesbevestigingssysteem op de
bijrijdersstoel wordt beveiligd en het controle-
130 Kinderen veilig in de auto vervoeren – Belangrijke veiligheidsaanwijzingen
F206 0105 07
lampje PASSENGER AIR BAG OFF is gedoofd,
kan de bijrijdersairbag bij een ongeval worden
geactiveerd.
Het kind kan door de airbag worden getroen.
#De bijrijdersairbag moet uitgeschakeld
zijn; dit controleren. Het controlelampje
PASSENGER AIR BAG OFF moet bran-
den.
#NOOIT een naar achteren gericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem op een stoel
met INGESCHAKELDE FRONTAIRBAG
gebruiken, want dat kan voor het kind
DODELIJKE of ERNSTIGE VERWONDIN-
GEN tot gevolg hebben.
%Afhankelijk van het kinderzitjesbevestigings-
systeem en het postuur van het kind is de
passagiersairbag ingeschakeld. Het controle-
lampje PASSENGER AIR BAG OFF brandt niet.
De passagiersairbag kan tijdens een ongeval
geactiveerd worden. In deze status van de
passagiersairbag mag geen naar achteren
gericht kinderzitjesbevestigingssysteem op de
passagiersstoel gemonteerd zijn.
In plaats daarvan het naar achteren gerichte
kinderzitjesbevestigingssysteem op een
geschikte zitplaats achterin aanbrengen.
Naar voren gericht kinderzitjesbevestigingssys-
teem op de passagiersstoel
Wanneer een naar voren gericht kinderzitjesbe-
vestigingssysteem op de passagiersstoel wordt
gemonteerd, kan de passagiersairbag automatisch
in- of uitgeschakeld zijn. De status van de passa-
giersairbag is afhankelijk van het kinderzitjesbe-
vestigingssysteem en van het postuur van het
kind.
Het controlelampje PASSENGER AIR BAG OFF
brandt ofwel permanent of het brandt niet
(/ pagina 111). Altijd de volgende aanwijzingen
in acht nemen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door verkeerde plaatsing van
het kinderzitjesbevestigingssysteem
Als een kind in een naar voren gericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem op de passagiers-
stoel wordt beveiligd en de passagiersstoel te
dicht bij de cockpit wordt geplaatst, kan het
kind bij een ongeval:
RBijvoorbeeld met delen van het interieur in
aanraking komen, als het controlelampje
PASSENGER AIR BAG OFF brandt.
RDoor de airbag worden geraakt, als het
controlelampje PASSENGER AIR BAG OFF
gedoofd is.
#De passagiersstoel zo ver mogelijk naar
achteren zetten. Daarbij altijd de cor-
recte ligging van de schoudergordel
vanaf de gordeldoorvoeropening van het
voertuig naar de schoudergordelgelei-
ding van het kinderzitjesbevestigingssys-
teem in acht nemen. De schoudergordel-
band moet vanaf de gordeldoorvoerope-
ning naar voren en omlaag verlopen.
Indien nodig de gordeldoorvoeropening
Kinderen veilig in de auto vervoeren – Belangrijke veiligheidsaanwijzingen 131
F206 0105 07
en de bijrijdersstoel overeenkomstig
instellen.
#Beslist de montagehandleiding van de
fabrikant van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem in acht nemen.
Aanwijzingen met betrekking tot auto's zonder
automatische uitschakeling van de passagiersair-
bag
Auto's zonder automatische uitschakeling van de
passagiersairbag hebben aan passagierszijde een
speciale sticker op de zijkant van de cockpit
(/ pagina 129).
Beslist de volgende aanwijzingen in acht nemen:
REen naar achteren gericht kinderzitjesbevesti-
gingssysteem nooit op de passagiersstoel
monteren.
REen naar achteren gericht kinderzitjesbevesti-
gingssysteem altijd op een geschikte zitplaats
achterin inbouwen.
RAanwijzingen met betrekking tot naar achteren
en naar voren gerichte kinderzitjesbevesti-
gingssystemen op de passagiersstoel
(/ pagina 129)
Geschikte kinderzitjesbevestigingssystemen
voor het vervoeren van kinderen
Informatie over het voordeel van een naar achte-
ren gericht kinderzitjesbevestigingssysteem
Een baby uitsluitend en een klein kind bij voorkeur
in een geschikt naar achteren gericht kinderzitjes-
bevestigingssysteem vervoeren. Het kind zit in dit
geval tegengesteld aan de rijrichting en kijkt naar
achteren.
Baby's en kleine kinderen hebben relatief zwakke
nekspieren in verhouding tot de grootte en het
gewicht van hun hoofd. In een naar achteren
gericht kinderzitjesbevestigingssysteem kan het
gevaar voor letsel aan de nekwervelkolom bij een
ongeval worden gereduceerd.
Toelatingscategorieën voor kinderzitjesbevesti-
gingssystemen
In de auto mogen alleen kinderzitjesbevestigings-
systemen volgens deze UNECE-normen worden
gebruikt:
RUN-R44
RUN-R129
Kenmerk op kinderzitjesbevestigingssysteem
Op het goedkeuringslabel van het kinderzitjesbe-
vestigingssysteem bevinden zich bijvoorbeeld de
volgende gegevens:
RToelatingscategorie
RGewichtsgroep van het kind
RGoedkeuringsnummer
RGrootteklasse van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem
Toelatingscategorieën volgens UN-R44
132 Kinderen veilig in de auto vervoeren – Geschikte kinderzitjesbevestigingssystemen voor het vervoeren van kinderen
F206 0105 07
Voorbeeld van een goedkeuringslabel
RUniversal: Kinderzitjesbevestigingssystemen
van de categorie "Universal" zijn toegestaan
voor het inbouwen in auto's. Ze kunnen over-
eenkomstig de overzichten met betrekking tot
de geschiktheid van de zitplaatsen voor de
bevestiging van kinderzitjesbevestigingssyste-
men op de met U, UF of IUF gekenmerkte zit-
plaatsen worden gebruikt.
De kenmerking IUF hee betrekking op
ISOFIX-kinderzitjesbevestigingsystemen van
de categorie "Universal". Deze kinderzitjesbe-
vestigingssystemen moeten bovendien worden
bevestigd met Top Tether of steunvoet.
RSemi-Universal: Kinderzitjesbevestigingssyste-
men van de categorie "Semi-Universal" mogen
alleen worden gebruikt wanneer de auto en de
zitplaats in de autotypelijst van de fabrikant
van het kinderzitjesbevestigingssysteem zijn
aangegeven.
RAutospeciek: Kinderzitjesbevestigingssyste-
men van de categorie "autospeciek" mogen
alleen worden gebruikt wanneer de auto en de
zitplaats in de autotypelijst van de fabrikant
van het kinderzitjesbevestigingssysteem zijn
aangegeven.
Toelatingscategorieën volgens UN-R129
Voorbeeld van een goedkeuringslabel
Ri‑Size-kinderzitjesbevestigingssystemen en -
stoelverhogers met leuning: Geschikt voor
bevestiging aan i‑Size-bevestigingsbeugels. Ze
kunnen ook worden gebruik op i‑U geken-
merkte zitplaatsen.
Kinderzitjesbevestigingssystemen van deze
categorie kunnen ook worden bevestigd aan
ISOFIX-beugels, indien dit wordt toegestaan
Kinderen veilig in de auto vervoeren – Geschikte kinderzitjesbevestigingssystemen voor het vervoeren van kinderen 133
F206 0105 07
door de fabrikant van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem. i‑Size-stoelverhogers met leu-
ning kunnen op de met U gekenmerkte zit-
plaatsen worden gebruikt, wanneer de zit-
plaats is goedgekeurd voor de categorie
B2/B3.
RKinderzitjesbevestigingssystemen die met de
veiligheidsgordels worden bevestigd en stoel-
verhogers die met de veiligheidsgordels wor-
den bevestigd zonder leuning van de categorie
Universal: Geschikt voor de bevestiging op de
met U gekenmerkte zitplaatsen.
RAutospecieke kinderzitjesbevestigingssyste-
men (ISOFIX-kinderzitjesbevestigingsystemen
of kinderzitjesbevestigingssystemen die met
de veiligheidsgordels worden bevestigd en kin-
derstoelverhogers met en zonder rugleuning):
Geschikt voor de bevestiging op de met i‑U of
U gekenmerkte zitplaatsen, wanneer dit wordt
toegestaan door de fabrikant van het kinder-
zitjesbevestigingssysteem.
Geschiktheid van de zitplaatsen in acht nemen
RGeschiktheid van zitplaatsen voor bevestiging
van een ISOFIX-kinderzitjesbevestigingsys-
teem (/ pagina 137)
RGeschiktheid van zitplaatsen voor bevestiging
van i‑Size-kinderzitjesbevestigingssystemen
(/ pagina 139)
RGeschiktheid van zitplaatsen voor de bevesti-
ging van kinderzitjesbevestigingssystemen die
met de veiligheidsgordels worden bevestigd
(/ pagina 139)
Overzicht geadviseerde kinderzitjesbevestigings-
systemen
%Meer informatie over het correcte kinderzit-
jesbevestigingssysteem is verkrijgbaar bij een
gekwaliceerde werkplaats. Mercedes-Benz
adviseert een Mercedes-Benz-servicewerk-
plaats.
Bevestiging met ISOFIX
Gewichtsgroep 0+ (tot 13 kg en tot circa 15
maanden)
Type1BABY SAFE plus
(inclusief basisstation)
Grootteklasse E
Goedkeuring E1 04 301 146
Bestelnummer2B6 6 86 8224
1 Fabrikant: Britax Römer. 2 Met kleurcode 9H95.
Gewichtsgroep I (9 tot 18 kg en van circa 9 maan-
den tot 4 jaar)
Type1DUO plus
Grootteklasse B1
Goedkeuring E1 04 301 133
Bestelnummer2A 000 970 43 02
1 Fabrikant: Britax Römer. 2 Met kleurcode 9H95.
134 Kinderen veilig in de auto vervoeren – Geschikte kinderzitjesbevestigingssystemen voor het vervoeren van kinderen
F206 0105 07
Bevestiging met i-Size (R129 kinderzitjesbevesti-
gingssysteem)
Gewicht tot 13 kg, grootte 40 tot 83 cm en leef-
tijd vanaf geboorte tot circa 15 maanden
Type1Baby Safe 3 i-Size
Grootteklasse R2
Goedkeuring E1*129R03/04*0060
*02
Bestelnummer A 000 970 68 02
Bestelnummer
FlexBase iSense
A 000 970 73 02
1 Fabrikant: Britax Römer.
Gewicht tot 18 kg, grootte 61 tot 105 cm en leef-
tijd van circa 3 maanden tot 4 jaar
Type1Dualx 3 i-Size
Grootteklasse F2X/R2
Goedkeuring E1*129R03/04*0060
*02
Bestelnummer A000 970 93 02
Bestelnummer
FlexBase iSense
A000 970 73 02
1 Fabrikant: Britax Römer.
Gewicht 15 tot 36 kg, grootte 100 tot 150 cm en
leeijd van circa 3,5 tot 12 jaar
Type1KIDFIX M i-Size
Grootteklasse B2
Goedkeuring E1*129R03/04*0061
*02
Type1KIDFIX M i-Size
Bestelnummer A 000 970 89 02
1 Fabrikant: Britax Römer.
Gewicht 15 tot 36 kg, grootte 100 tot 150 cm en
leeijd van circa 3,5 tot 12 jaar
Type1AMG KIDFIX M i-Size
Grootteklasse B2
Goedkeuring E1*129R03/04*0061
*02
Bestelnummer A 000 970 91 02
1 Fabrikant: Britax Römer.
Kinderen veilig in de auto vervoeren – Geschikte kinderzitjesbevestigingssystemen voor het vervoeren van kinderen 135
F206 0105 07
Bevestiging met de veiligheidsgordel van de zit-
plaats
Gewichtsgroep 0 (tot 10 kg en tot circa 6 maan-
den) en gewichtsgroep 0+ (tot 13 kg en tot circa
15 maanden)
Type1BABY SAFE plus II
Goedkeuring E1 04 301 146
Bestelnummer2A 000 970 38 02
1 Fabrikant: Britax Römer. 2 Met kleurcode 9H95.
R129 kinderzitjesbevestigingssystemen (gewicht
tot 13 kg, grootte 40 tot 83 cm en leeijd vanaf
geboorte tot circa 15 maanden)
Type1Baby Safe 3 i-Size
Grootteklasse R2
Goedkeuring E1*129R03/04*0060
*02
Type1Baby Safe 3 i-Size
Bestelnummer A 000 970 68 02
1 Fabrikant: Britax Römer.
Gewichtsgroep I (9 tot 18 kg en van circa 9 maan-
den tot 4 jaar)
Type1DUO plus
Goedkeuring E1 04 301 133
Bestelnummer2A 000 970 43 02
1 Fabrikant: Britax Römer. 2 Met kleurcode 9H95.
Gewichtsgroep II/III (15 tot 36 kg en van circa 3
tot 12 jaar)
Type1KIDFIX XP
Goedkeuring E1 04 301 304
Bestelnummer2A 000 970 49 02
1 Fabrikant: Britax Römer. 2 Met kleurcode 9H95.
Gewichtsgroep II/III (15 tot 36 kg en van circa 3
tot 12 jaar)
Type1AMG KIDFIX XP
Goedkeuring E1 04 301 304
Bestelnummer2A 000 970 33 02
1 Fabrikant: Britax Römer. 2 Met kleurcode 9H95.
R129 kinderzitjesbevestigingssystemen (gewicht
15 tot 36 kg, grootte 100 tot 150 cm en leeijd
van circa 3,5 tot 12 jaar)
Type1KIDFIX M i-Size
Grootteklasse B2
Goedkeuring E1*129R03/04*0061
*02
Bestelnummer A 000 970 89 02
1 Fabrikant: Britax Römer.
136 Kinderen veilig in de auto vervoeren – Geschikte kinderzitjesbevestigingssystemen voor het vervoeren van kinderen
F206 0105 07
R129 kinderzitjesbevestigingssystemen (gewicht
15 tot 36 kg, grootte 100 tot 150 cm en leeijd
van circa 3,5 tot 12 jaar)
Type1AMG KIDFIX M i-Size
Grootteklasse B2
Goedkeuring E1*129R03/04*0061
*02
Bestelnummer A 000 970 91 02
1 Fabrikant: Britax Römer.
Geschikte zitplaatsen voor de bevestiging van
kinderzitjesbevestigingssystemen
Overzicht geschiktheid van zitplaatsen voor beves-
tiging van ISOFIX-kinderzitjesbevestigingsystemen
ISOFIX is een gestandaardiseerd bevestigingssys-
teem voor speciale kinderzitjesbevestigingssyste-
men.
®Het symbool gee de geschikte zitplaatsen
aan voor de bevestiging van een ISOFIX-
kinderzitjesbevestigingsysteem conform
UN-R44 (/ pagina 132).
°ISOFIX-kinderzitjesbevestigingsystemen
kunnen ook op zitplaatsen met het i‑Size-
kenmerk worden gemonteerd
(/ pagina 139).
Alleen ISOFIX-kinderzitjesbevestigingsystemen
bevestigen, die conform UN-R44 overeenkomstig
de volgende ISOFIX-tabellen zijn goedgekeurd.
Babydraagzak
Grootteklasse –
Systeem
Linker/rechter zit-
plaats achterin
F – ISO/L1 X
G – ISO/L2 X
X Niet geschikt voor een
ISOFIX-kinderzitjesbevestiging-
systeem in deze gewichtsgroep
en/of grootteklasse.
Gewichtsgroep 0 (tot 10 kg en tot circa 6 maan-
den)
Grootteklasse –
Systeem
Linker/rechter zit-
plaats achterin
E – ISO/R1 IL
IL Geschikt voor ISOFIX-kinder-
zitjesbevestigingsystemen over-
eenkomstig de tabel in "Over-
zicht van de geadviseerde kin-
derzitjesbevestigingssystemen"
of wanneer de auto en de zit-
plaats in de autotypelijst van de
fabrikant van het kinderzitjesbe-
vestigingssysteem zijn vermeld.
Kinderen veilig in de auto vervoeren – Geschikte zitplaatsen voor de bevestiging van kinderzitjesbevestigingssystemen 137
F206 0105 07
Gewichtsgroep 0+ (tot 13 kg en tot circa 15
maanden)
Grootteklasse –
Systeem
Linker/rech-
ter zitplaats
achterin
E – ISO/R1 IL
D – ISO/R2, ISO/R2X IL
Grootteklasse –
Systeem
Linker/rech-
ter zitplaats
achterin
C – ISO/R3 IL (1)
IL Geschikt voor ISOFIX-kinderzitjesbevestig-
ingsystemen overeenkomstig de tabel in
"Overzicht van de geadviseerde kinderzitjes-
bevestigingssystemen" of wanneer de auto
en de zitplaats in de autotypelijst van de
fabrikant van het kinderzitjesbevestigingssys-
teem zijn vermeld.
(1) Bij gebruik van een kinderzitjesbevesti-
gingssysteem van de grootteklasse (ISO/R3)
de voorstoel in de bovenste stand plaatsen.
Daarbij erop letten dat de rugleuning van de
voorstoel niet tegen het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem aanligt.
Gewichtsgroep I (9 – 18 kg en ongeveer 9 maan-
den tot 4 jaar)
Grootteklasse –
Systeem
Linker/rech-
ter zitplaats
achterin
D – ISO/R2, ISO/R2X IL
C – ISO/R3 IL (1)
B – ISO/F2 IUF
B1 – ISO/F2X IUF
138 Kinderen veilig in de auto vervoeren – Geschikte zitplaatsen voor de bevestiging van kinderzitjesbevestigingssystemen
F206 0105 07
Grootteklasse –
Systeem
Linker/rech-
ter zitplaats
achterin
A – ISO/F3 IUF
IL Geschikt voor ISOFIX-kinderzitjesbevestig-
ingsystemen overeenkomstig de tabel in
"Overzicht van de geadviseerde kinderzitjes-
bevestigingssystemen" of wanneer de auto
en de zitplaats in de autotypelijst van de fabri-
kant van het kinderzitjesbevestigingssysteem
zijn vermeld.
IUF Geschikt voor naar voren gerichte ISOFIX-
kinderzitjesbevestigingsystemen van de cate-
gorie "Universal" in deze gewichtsgroep.
(1) Bij gebruik van een kinderzitjesbevesti-
gingssysteem van de grootteklasse (ISO/R3)
de voorstoel in de bovenste stand plaatsen.
Daarbij erop letten dat de rugleuning van de
voorstoel niet tegen het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem aanligt.
Overzicht geschiktheid van zitplaatsen voor beves-
tiging van i‑Size-kinderzitjesbevestigingssystemen
i‑Size is een gestandaardiseerd bevestigingssys-
teem voor speciale kinderzitjesbevestigingssyste-
men.
°i‑Size-kinderzitjesbevestigingssystemen
kunnen worden bevestigd op een zitplaats
met het i‑Size-kenmerk (/ pagina 132).
Er mogen kinderzitjesbevestigingssyste-
men worden bevestigd die zijn toegestaan
overeenkomstig de volgende i‑Size-tabel.
Linker en rechter zitplaats achterin
i‑Size-kinderzitjesbevestigingssystemen
(ISO/R1, ISO/R2, ISO/R2X, ISO/R3,
ISO/F2, ISO/F2X, ISO/F3, ISO/B2,
ISO/B3)
i‑U
i-U Geschikt voor een naar voren of een naar achteren
gericht i-Size-kinderzitjesbevestigingssysteem van de
categorie "Universal".
Passagiersstoel
i‑Size-kinderzitjesbevestigingssystemen
(ISO/R1, ISO/R2, ISO/R2X, ISO/R3,
ISO/F2, ISO/F2X, ISO/F3, ISO/B2,
ISO/B3)
X
X Niet geschikt voor een i-Size-kinderzitjesbevestigings-
systeem van de categorie "Universal".
Overzicht van de geschiktheid van zitplaatsen
voor de bevestiging van kinderzitjesbevestigings-
systemen die met de veiligheidsgordels worden
bevestigd
Geschiktheid van zitplaatsen voor de bevestiging
van kinderzitjesbevestigingssystemen die met de
veiligheidsgordels worden bevestigd
Zitplaatsen achterin
Gewichtsgroep 0: Tot
10 kg
Linker/rechter zit-
plaats achterin U, L
Kinderen veilig in de auto vervoeren – Geschikte zitplaatsen voor de bevestiging van kinderzitjesbevestigingssystemen 139
F206 0105 07
Middelste zitplaats
achterin1U, L
Gewichtsgroep 0+:
Tot 13 kg
Linker/rechter zit-
plaats achterin U, L
Middelste zitplaats
achterin1U, L
Gewichtsgroep I: 9
tot 18 kg
Linker/rechter zit-
plaats achterin U, L
Middelste zitplaats
achterin1U, L
Gewichtsgroep II: 15
tot 25 kg
Linker/rechter zit-
plaats achterin U, L
Middelste zitplaats
achterin1U, L
Gewichtsgroep III: 22
tot 36 kg
Linker/rechter zit-
plaats achterin U, L
Middelste zitplaats
achterin1U, L
UN-R129 kinderzitjes-
bevestigingssystemen
Linker/rechter zit-
plaats achterin U, L, B2, B3
Middelste zitplaats
achterin1U, L, B2, B3
1 Kinderzitjesbevestigingssyste-
men met steunvoet zijn niet
geschikt voor deze zitplaats.
U Geschikt voor kinderzitjesbe-
vestigingssystemen van de cate-
gorie "Universal" in deze
gewichtsgroep.
L Geschikt voor semi-universele
kinderzitjesbevestigingssyste-
men overeenkomstig de tabel
in "Geadviseerde kinderzitjesbe-
vestigingssystemen", of wan-
neer de auto en de zitplaats in
de autotypelijst van de fabri-
kant van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem zijn aangegeven.
B2, B3 Geschikt voor de mon-
tage van kinderzitjesbevesti-
gingssystemen, die overeenko-
men met de ISO/B2 en
ISO/B3 testopstellingen voor
zittingverhogers.
140 Kinderen veilig in de auto vervoeren – Geschikte zitplaatsen voor de bevestiging van kinderzitjesbevestigingssystemen
F206 0105 07
Aanwijzingen met betrekking tot de kinderzitjes-
bevestigingssystemen op de passagiersstoel
RWanneer u door omstandigheden een kinder-
zitjesbevestigingssysteem op de passagiers-
stoel moet monteren, beslist de aanwijzingen
voor kinderzitjesbevestigingssystemen op de
passagiersstoel in acht nemen
(/ pagina 129).
RDe specieke aanwijzingen met betrekking tot
naar achteren en naar voren gerichte kinder-
zitjesbevestigingssystemen in acht nemen. Bij
een bezette passagiersstoel vóór en ook tij-
dens het rijden de, van de situatie afhanke-
lijke, correcte status van de passagiersairbag
controleren (/ pagina 111).
Passagiersstoel
Gewichtsgroep 0: Tot
10 kg
Passagiersairbag
geactiveerd1X
Passagiersairbag uit-
geschakeld1, 2 U, L
Gewichtsgroep 0+:
Tot 13 kg
Passagiersairbag
geactiveerd1X
Passagiersairbag uit-
geschakeld1, 2 U, L
Gewichtsgroep I: 9
tot 18 kg
Passagiersairbag
geactiveerd1UF, L
Passagiersairbag uit-
geschakeld1, 2 U, L
Gewichtsgroep II: 15
tot 25 kg
Passagiersairbag
geactiveerd1UF, L
Passagiersairbag uit-
geschakeld1, 2 U, L
Gewichtsgroep III: 22
tot 36 kg
Passagiersairbag
geactiveerd1UF, L
Passagiersairbag uit-
geschakeld1, 2 U, L
UN-R129 kinderzitjes-
bevestigingssystemen
Passagiersairbag
geactiveerd1UF, L, B2, B3
Passagiersairbag uit-
geschakeld1, 2 U, L, B2, B3
1 De zittinghoek zodanig instel-
len dat de voorste rand van de
zitting zich in de bovenste en
de achterste rand van de zitting
zich in de onderste positie
bevinden.
Kinderen veilig in de auto vervoeren – Geschikte zitplaatsen voor de bevestiging van kinderzitjesbevestigingssystemen 141
F206 0105 07
2 De auto is uitgerust met de
automatische uitschakeling van
de passagiersairbag: Het con-
trolelampje PASSENGER AIR
BAG OFF moet branden.
X Niet geschikt voor kinderen in
deze gewichtsgroep.
U Geschikt voor kinderzitjesbe-
vestigingssystemen van de cate-
gorie "Universal" in deze
gewichtsgroep.
L Geschikt voor semi-universele
kinderzitjesbevestigingssyste-
men overeenkomstig de tabel
in "Geadviseerde kinderzitjesbe-
vestigingssystemen", of wan-
neer de auto en de zitplaats in
de autotypelijst van de fabri-
kant van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem zijn aangegeven.
UF Geschikt voor naar voren
gerichte kinderzitjesbevesti-
gingssystemen van de catego-
rie "Universal" in deze gewichts-
groep.
B2, B3 Geschikt voor de mon-
tage van kinderzitjesbevesti-
gingssystemen, die overeenko-
men met de ISO/B2 en
ISO/B3 testopstellingen voor
zittingverhogers.
Kinderzitjesbevestigingssysteem bevestigen
De stoel correct instellen
Bij de montage van een kinderzitjesbevestigings-
systeem op de linker of rechter zitplaats achterin
altijd het volgende in acht nemen:
#Ervoor zorgen dat de voeten van het kind de
voorstoel niet kunnen raken. Indien nodig de
voorstoel iets naar voren instellen.
Wanneer de hoofdsteun van het kinderzitjesbe-
vestigingssysteem in aangebrachte toestand in de
auto niet compleet kan worden uitgeschoven, leidt
dit tot een beperking in de maximale grootte-
instelling bij bepaalde kinderzitjesbevestigingssys-
temen. Hiertoe de montagehandleiding van de
fabrikant van het kinderzitjesbevestigingssysteem
in acht nemen.
%Contact met het dak bij volledig uitgeschoven
en vergrendelde hoofdsteun leidt niet tot een
beperking tijdens het gebruik.
®° Bij de montage van een ISOFIX- of
i‑Size-kinderzitjesbevestigingssysteem altijd het
volgende in acht nemen:
#Bij gebruik van een naar achteren gericht kin-
derzitjesbevestigingssysteem op een zitplaats
achterin: De voorstoel zodanig instellen dat
deze het kinderzitjesbevestigingssysteem niet
raakt.
#Bij gebruik van een naar voren gericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem met geïntegreerde
kinderzitjegordel: De hoofdsteun van de
betreende stoel zodanig instellen, dat deze
het kinderzitjesbevestigingssysteem niet naar
142 Kinderen veilig in de auto vervoeren – Kinderzitjesbevestigingssysteem bevestigen
F206 0105 07
voren drukt. Zo nodig kan de betreende
hoofdsteun worden uitgebouwd. Bovendien
moet de leuning van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem zo volledig mogelijk tegen de
rugleuning van de zitplaats aan liggen. Na het
uitbouwen van het kinderzitjesbevestigings-
systeem de hoofdsteun van de auto direct
aanbrengen en correct instellen.
#Het kinderzitjesbevestigingssysteem niet inge-
klemd en/of gedraaid tussen het dak en het
zitvlak inbouwen. Indien mogelijk de zitting-
hoek overeenkomstig instellen.
#De hoofdsteun van de auto zodanig instellen,
dat het kinderzitjesbevestigingssysteem niet
door de hoofdsteun wordt belast.
7 Bij de montage van een kinderzitjesbevesti-
gingssysteem dat met de veiligheidsgordels wordt
bevestigd bovendien het volgende in acht nemen:
#Bij gebruik van een naar achteren gericht kin-
derzitjesbevestigingssysteem op een zitplaats
achterin: De voorstoel zodanig instellen dat
deze het kinderzitjesbevestigingssysteem niet
raakt.
#Bij gebruik van een naar voren gericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem met geïntegreerde
kinderzitjegordel: De hoofdsteun van de
betreende stoel zodanig instellen, dat deze
het kinderzitjesbevestigingssysteem niet naar
voren drukt. Zo nodig kan de betreende
hoofdsteun worden uitgebouwd. Bovendien
moet de leuning van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem zo volledig mogelijk tegen de
rugleuning van de zitplaats aan liggen. Na het
uitbouwen van het kinderzitjesbevestigings-
systeem de hoofdsteun van de auto direct
aanbrengen en correct instellen.
#De leuning van een naar voren gericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem moet zo volledig
mogelijk tegen de rugleuning van de zitplaats
achterin aan liggen; dit controleren.
#Het kinderzitjesbevestigingssysteem niet inge-
klemd en/of gedraaid tussen het dak en het
zitvlak inbouwen. Indien mogelijk de zitting-
hoek overeenkomstig instellen.
#De hoofdsteun van de auto zodanig instellen,
dat het kinderzitjesbevestigingssysteem niet
door de hoofdsteun wordt belast.
#Ervoor zorgen dat de voeten van het kind de
voorstoel niet kunnen raken. Indien nodig de
voorstoel iets naar voren instellen.
7 Afhankelijk van de uitrusting van de auto bij
de montage van een geschikt kinderzitjesbevesti-
gingssysteem op de passagiersstoel altijd het vol-
gende in acht nemen:
#De aanwijzingen met betrekking tot naar ach-
teren en naar voren gerichte kinderzitjesbe-
vestigingssystemen op de passagiersstoel in
acht nemen (/ pagina 129).
#Bij gebruik van een naar voren gericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem met geïntegreerde
kinderzitjegordel: Indien mogelijk de hoofd-
steun van de betreende stoel uitbouwen. Na
het uitbouwen van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem de hoofdsteun direct aanbren-
gen en correct instellen.
#De leuning van een naar voren gericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem moet zo volledig
mogelijk tegen de rugleuning van de passa-
giersstoel aan liggen; dit controleren.
Kinderen veilig in de auto vervoeren – Kinderzitjesbevestigingssysteem bevestigen 143
F206 0105 07
#Het kinderzitjesbevestigingssysteem niet inge-
klemd en/of gedraaid tussen het dak en het
zitvlak inbouwen.
#De hoofdsteun van de auto zodanig instellen,
dat het kinderzitjesbevestigingssysteem niet
door de hoofdsteun wordt belast.
#Nooit voorwerpen, zoals een kussen, onder of
achter het kinderzitjesbevestigingssysteem
leggen.
#De passagiersstoel zo ver mogelijk naar achte-
ren instellen en de stoel zo mogelijk in de
bovenste stand zetten. Altijd de correcte lig-
ging van de schoudergordel vanaf de gordel-
doorvoeropening van de auto naar de schou-
dergordelgeleiding van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem in acht nemen. De schoudergor-
delband moet vanaf de gordeldoorvoerope-
ning naar voren en zo mogelijk omlaag naar
het kinderzitjesbevestigingssysteem verlopen.
#De zittinghoogteverstelling in de laagste stand
zetten.
#De zittinghoek zodanig instellen dat de voorste
rand van de zitting zich in de bovenste en de
achterste rand van de zitting zich in de onder-
ste positie bevindt.
#De rugleuning zo rechtop mogelijk instellen.
ISOFIX- of i-Size-kinderzitjesbevestigingssysteem
monteren
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet vergrendelde achterbank, zit-
plaats achterin en rugleuning
De achterbank, zitplaatsen achterin en rugleu-
ningen kunnen, ook tijdens het rijden, naar
voren klappen.
RDaardoor wordt de inzittende krachtiger in
de veiligheidsgordel gedrukt. De veilig-
heidsgordel kan niet meer zoals bedoeld
beschermen en extra letsel veroorzaken.
RVoorwerpen of bagage in de koer‑ of
bagageruimte kunnen niet door de rugleu-
ning worden tegengehouden.
#Vóór iedere rit opletten dat de achter-
bank, de zitplaats achterin en de rugleu-
ning vergrendeld is.
Wanneer de rugleuning achterin niet vergrendeld
is, is de rode vergrendelingsindicator zichtbaar.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door het overschrijden van
het toegestaan totaalgewicht van kind en
kinderzitjesbevestigingssysteem
De ISOFIX‑ of i‑Size-kinderzitjesverankeringen
kunnen overbelast raken en het kind kan bij-
voorbeeld bij een ongeval niet meer worden
tegengehouden.
#Als het kind met de geïntegreerde veilig-
heidsgordel van het ISOFIX- of i-Size-kin-
derzitjesbevestigingssysteem beveiligd
is, mag het totaalgewicht van kind en
kinderzitjesbevestigingssysteem 33 kg
niet overschrijden.
Altijd de gegevens over het gewicht van het kin-
derzitjesbevestigingssysteem in acht nemen:
Rin de montage- en gebruikshandleiding van de
fabrikant van het gebruikte kinderzitjesbevesti-
gingssysteem
144 Kinderen veilig in de auto vervoeren – Kinderzitjesbevestigingssysteem bevestigen
F206 0105 07
Rop een label aan het kinderzitjesbevestigings-
systeem, indien aanwezig
Regelmatig controleren dat het toegestaan totaal-
gewicht van kind en kinderzitjesbevestigingssys-
teem wordt aangehouden.
Bij de montage van een kinderzitjesbevestigings-
systeem altijd het volgende in acht nemen:
OAltijd het toepassingsgebied en de geschikt-
heid van zitplaatsen voor bevestiging van een
kinderzitjesbevestigingssysteem in acht
nemen.
® ISOFIX-bevestigingsbeugels
(/ pagina 137)
of
° i‑Size-bevestigingsbeugels
(/ pagina 139)
1ISOFIX-bevestigingsbeugels
2i‑Size-bevestigingsbeugels
Voor iedere rit beslist controleren, dat het ISOFIX-
kinderzitjesbevestigingsysteem of het i‑Size-kin-
derzitjesbevestigingssysteem correct in beide
bevestigingsbeugels van de auto vergrendeld is.
*AANWIJZING Beschadiging van de veilig-
heidsgordel van de middelste zitplaats bij
de montage van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem
#Controleren dat de veiligheidsgordel niet
bekneld raakt.
#De betreende afdekkingen 1 of 2 naar
achteren klappen.
#Het ISOFIX- of het i‑Size-kinderzitjesbevesti-
gingssysteem aan beide ISOFIX-bevestigings-
beugels monteren.
Top Tether bevestigen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar bij niet vergrendelde rugleu-
ningen van de zitplaatsen achterin na
montage van de Top Tether‑gordels
De rugleuningen van de zitplaatsen achterin
kunnen tijdens het rijden naar voren klappen.
Kinderen veilig in de auto vervoeren – Kinderzitjesbevestigingssysteem bevestigen 145
F206 0105 07
Daardoor kunnen kinderzitjesbevestigingssys-
temen niet meer zoals bedoeld beschermen.
Bovendien kan extra letsel veroorzaakt wor-
den.
#De rugleuningen van de zitplaatsen ach-
terin na het monteren van de Top
Tether‑gordels altijd vergrendelen.
#Beslist de vergrendelingsindicator in acht
nemen.
Wanneer de rugleuning achterin niet vergrendeld
is, is de rode vergrendelingsindicator zichtbaar.
¯ Indien het kinderzitjesbevestigingssysteem
van een Top Tether-gordel voorzien is:
Top Tether kan het gevaar voor letsel verminderen.
De Top Tether-gordel biedt de mogelijkheid voor
een extra verbinding tussen het met ISOFIX of
met i‑Size bevestigde kinderzitjesbevestigingssys-
teem en de auto.
#Indien nodig de hoofdsteun 1 omhoogschui-
ven (/ pagina 194).
#De afdekking 2 van de Top Tether-veranke-
ring 3 omhoogklappen.
#Het ISOFIX- of het i‑Size-kinderzitjesbevesti-
gingssysteem met Top Tether inbouwen. Daar-
bij de montagehandleiding van de fabrikant
van het kinderzitjesbevestigingssysteem in
acht nemen.
#De Top Tether-gordel 4 onder de hoofdsteun
1 tussen de beide hoofdsteunstangen door-
voeren.
#De Top Tether-haak 5 van de Top Tether-gor-
del 4 zonder deze te verdraaien in de Top
Tether-verankering 3 bevestigen.
#De Top Tether-gordel 4 spannen. Daarbij de
montagehandleiding van de fabrikant van het
kinderzitjesbevestigingssysteem in acht
nemen.
146 Kinderen veilig in de auto vervoeren – Kinderzitjesbevestigingssysteem bevestigen
F206 0105 07
#De afdekking 2 van de Top Tether-veranke-
ring 3 omlaagklappen.
#Indien nodig de hoofdsteun 1 omlaagschui-
ven (/ pagina 194). Erop letten dat de Top
Tether-gordel 4 niet in het verloop wordt
gehinderd.
Kinderzitjesbevestigingssysteem met de veilig-
heidsgordel bevestigen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet vergrendelde achterbank, zit-
plaats achterin en rugleuning
De achterbank, zitplaatsen achterin en rugleu-
ningen kunnen, ook tijdens het rijden, naar
voren klappen.
RDaardoor wordt de inzittende krachtiger in
de veiligheidsgordel gedrukt. De veilig-
heidsgordel kan niet meer zoals bedoeld
beschermen en extra letsel veroorzaken.
RVoorwerpen of bagage in de koer‑ of
bagageruimte kunnen niet door de rugleu-
ning worden tegengehouden.
#Vóór iedere rit opletten dat de achter-
bank, de zitplaats achterin en de rugleu-
ning vergrendeld is.
Wanneer de rugleuning achterin niet vergrendeld
is, is de rode vergrendelingsindicator zichtbaar.
#Voor een kinderzitjesbevestigingssysteem van
de categorie "Universal" of "Semi-Universal"
controleren of dit voor de zitplaats van de auto
is toegestaan.
#Het kinderzitjesbevestigingssysteem monte-
ren.
Het draagvlak van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem moet volledig op het zitvlak van
de zitplaats rusten.
#Altijd de correcte ligging van de schoudergor-
del vanaf de gordeldoorvoeropening van de
auto naar de schoudergordelgeleiding van het
kinderzitjesbevestigingssysteem in acht
nemen.
De schoudergordelband moet vanaf de gordel-
doorvoeropening naar voren en zo mogelijk
omlaag naar het kinderzitjesbevestigingssys-
teem verlopen.
#Bij de montage op de zitplaats achterin: Indien
aanwezig, bovendien Top Tether bevestigen.
#Bij de montage op de passagiersstoel: Indien
noodzakelijk de gordeldoorvoeropening en de
passagiersstoel overeenkomstig instellen.
Kinderbeveiligingen
Kinderslot voor achterportieren vergrendelen of
ontgrendelen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
Kinderen veilig in de auto vervoeren 147
F206 0105 07
Bovendien kunnen kinderen de auto in bewe-
ging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrijzetten.
RDe transmissiestand wijzigen.
RHet voertuig starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Sleutel buiten bereik van kinderen bewa-
ren.
&WAARSCHUWING Levensgevaar door
grote blootstelling aan kou of warmte in
de auto
Wanneer personen – in het bijzonder kinderen
– langdurig aan hoge of lage temperaturen
worden blootgesteld, bestaat gevaar voor let-
sel of zelfs levensgevaar!
#Personen – in het bijzonder kinderen –
nooit zonder toezicht in de auto laten.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen meerijden, kunnen deze
met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
#Wanneer kinderen meerijden, altijd de
aanwezige kinderbeveiligingen activeren.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
Auto's voor het Verenigd Koninkrijk: De belang-
rijke veiligheidsaanwijzingen in het hoofdstuk
"Aanwijzingen met betrekking tot de extra portier-
vergrendeling" in acht nemen.
Kindersloten zijn aanwezig voor de achterportie-
ren en de zijruiten achterin.
Het kinderslot in de achterportieren vergrendelt
elk portier afzonderlijk. Dit kan dan niet meer van
binnenuit worden geopend.
#De hendel in de richting van de pijl 1 (ver-
grendelen) of 2 (ontgrendelen) indrukken.
#De werking van het kinderslot controleren.
148 Kinderen veilig in de auto vervoeren
F206 0105 07
Kinderslot voor zijruiten achterin vergrendelen of
ontgrendelen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen de auto in bewe-
ging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrijzetten.
RDe transmissiestand wijzigen.
RHet voertuig starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Sleutel buiten bereik van kinderen bewa-
ren.
&WAARSCHUWING Levensgevaar door
grote blootstelling aan kou of warmte in
de auto
Wanneer personen – in het bijzonder kinderen
– langdurig aan hoge of lage temperaturen
worden blootgesteld, bestaat gevaar voor let-
sel of zelfs levensgevaar!
#Personen – in het bijzonder kinderen –
nooit zonder toezicht in de auto laten.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen meerijden, kunnen deze
met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
#Wanneer kinderen meerijden, altijd de
aanwezige kinderbeveiligingen activeren.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
Auto's voor het Verenigd Koninkrijk: De belang-
rijke veiligheidsaanwijzingen in het hoofdstuk
"Aanwijzingen met betrekking tot de extra portier-
vergrendeling" in acht nemen.
Kinderen veilig in de auto vervoeren 149
F206 0105 07
Kindersloten zijn aanwezig voor de achterportie-
ren en de zijruiten achterin.
#Vergrendelen/ontgrendelen: De toets 2
indrukken.
De zijruit achterin kan in de volgende gevallen
worden geopend of gesloten:
RHet controlelampje 1 brandt: Met de
schakelaar op het bestuurdersportier
RHet controlelampje 1 is gedoofd: Met de
schakelaar op het betreende achterpor-
tier of het bestuurdersportier
Aanwezigheidsherinnering van personen
Werking van de aanwezigheidsherinnering van
personen
De aanwezigheidsherinnering van personen kan
eraan bijdragen, op mogelijke achterin de auto
vergeten kinderen te wijzen. Deze wordt vanzelf
geactiveerd en gedeactiveerd, wanneer er door
langer openen van een achterportier van uit kan
worden gegaan, dat kleine kinderen konden in- of
uitstappen.
Bij het uitschakelen van de auto verschijnt op het
bestuurdersdisplay de aanwijzing Geen personen
of dieren in de auto achterlaten, wanneer het
systeem zich van tevoren automatisch geactiveerd
hee.
U kunt de functie permanent uitschakelen in het
multimediasysteem (/ pagina 150). Wanneer het
systeem is gedeactiveerd, brandt op het bestuur-
dersdisplay het controlelampje p.
Aanwezigheidsherinnering van personen in het
multimediasysteem in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Inzittendenbescherming
#De functie in- of uitschakelen.
150 Kinderen veilig in de auto vervoeren
F206 0105 07
Sleutel
Overzicht van de werking van de sleutel
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen de auto in bewe-
ging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrijzetten.
RDe transmissiestand wijzigen.
RHet voertuig starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Sleutel buiten bereik van kinderen bewa-
ren.
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuigsleu-
tel.
*AANWIJZING Beschadiging van de sleutel
door magnetische velden
#De sleutels uit de buurt van sterke mag-
netische velden houden.
Voertuigsleutel
1Controlelampje
2Vergrendelen
3Ontgrendelen (met voelhulp)
4Koerdeksel openen en sluiten
%Wanneer het controlelampje 1 bij het indruk-
ken van de toets Ü of s niet gaat bran-
den, is de batterij bijna leeg of eventueel ont-
laden. De batterij zo snel mogelijk vervangen.
De batterij van de sleutel vervangen
(/ pagina 154).
Openen en sluiten 151
F206 0105 07
Met de sleutel worden de volgende componenten
ver- en ontgrendeld:
RPortieren
RTankdopklep
RContactdoosklep (plug-in-hybride)
RKoerdeksel
Wanneer de auto niet binnen circa 40 seconden
na het ontgrendelen wordt geopend, wordt deze
weer vergrendeld. De diefstalbeveiliging wordt
opnieuw geactiveerd.
De sleutel niet bewaren bij elektronische appara-
ten of metalen voorwerpen. Dit kan de werking
van de sleutel nadelig beïnvloeden.
Akoestisch sluitsignaal in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Openen/sluiten
#Het Akoestisch sluitsignaal in- of uitschake-
len.
%Het volgende in acht nemen:
De geselecteerde instelling van het akoestisch
sluitsignaal dient in overeenstemming te zijn
met de betreende nationale verkeersregels.
In sommige landen, waaronder Duitsland, is
het gebruik van het akoestisch sluitsignaal
wettelijk niet toegestaan (in Duitsland con-
form §16 Abs. 1 en §30 Abs. 1 StVO). De
bestuurder van de auto dient zich aan de
voorschrien te houden. In landen waar het
gebruik van deze functie niet is toegestaan, is
deze functie in uw auto niet geactiveerd en
mag ook niet worden geactiveerd.
Ontgrendelingsinstellingen wijzigen
Mogelijke ontgrendelingsfuncties van de sleutel:
RCentraal ontgrendelen
RBestuurdersportier en tankdopklep ontgrende-
len
RPlug-in-hybride: Bestuurdersportier en tank-/
contactdoosklep ontgrendelen
#Tussen de instellingen omschakelen: De toet-
sen Ü en s tegelijkertijd circa zes
seconden indrukken, tot het controlelampje
tweemaal knippert.
Mogelijkheden wanneer de ontgrendelingsfunctie
bestuurdersportier en tankdopklep is gekozen:
RAuto centraal ontgrendelen: De toets Ü
tweemaal indrukken.
RAuto's met KEYLESS-GO: Wanneer u de bin-
nenzijde van de portiergreep van het bestuur-
dersportier aanraakt, worden alleen het
bestuurdersportier en de tankdopklep ont-
grendeld.
Mogelijkheden wanneer de ontgrendelingsfunctie
bestuurdersportier en tank-/contactdoosklep
(plug-in-hybride) is gekozen:
RAuto centraal ontgrendelen: De toets Ü
tweemaal indrukken.
RAuto's met KEYLESS-GO: Wanneer u de bin-
nenzijde van de portiergreep van het bestuur-
dersportier aanraakt, worden alleen het
bestuurdersportier en de tank-/contactdoos-
klep ontgrendeld.
152 Openen en sluiten
F206 0105 07
Werking van de sleutel deactiveren
Wanneer u de werking van de sleutel deactiveert,
worden ook de KEYLESS-GO-functies gedeacti-
veerd. Een toegangs- of wegrijbeveiliging door
KEYLESS-GO is in dat geval niet meer mogelijk
met de betreende sleutel. Activeer de werking
van de sleutel, zodat alle functies weer zoals
gewend met deze sleutel beschikbaar zijn. U kunt
de werking van de sleutel bovendien deactiveren
om het stroomverbruik van de betreende sleutel
te reduceren, wanneer u de auto of een sleutel
gedurende langere tijd niet gebruikt.
Wanneer u de auto of een sleutel gedurende lan-
gere tijd niet gebruikt, kunt u de werking van de
sleutel deactiveren, om het stroomverbruik van de
betreende sleutel te reduceren.
#De toets s van de sleutel indrukken en
ingedrukt houden.
#Met ingedrukte toets s onmiddellijk de
toets Ü van de sleutel tweemaal kort na
elkaar indrukken.
Het controlelampje van de sleutel gaat een-
maal kort en eenmaal lang branden.
%U hee de volgende mogelijkheden om de
sleutel weer te activeren:
REen willekeurige toets van de sleutel
indrukken.
RDe auto met de sleutel in het opbergvak
van de middenconsole starten
(/ pagina 277).
Noodsleutel verwijderen en aanbrengen
Noodsleutel verwijderen
#De ontgrendelingsknop 1 indrukken.
De noodsleutel 2 wordt iets naar buiten
geschoven.
#De noodsleutel 2 er helemaal uit trekken.
Noodsleutel aanbrengen
#De noodsleutel 2 bij de markering 3 naar
binnen schuiven, tot deze vergrendelt.
%Om de sleutel aan een sleutelbos te bevesti-
gen, kan de noodsleutel 2 worden gebruikt.
Openen en sluiten 153
F206 0105 07
Batterij van de sleutel vervangen
&GEVAAR Levensgevaar door inslikken van
batterijen
Batterijen bevatten giige en agressieve com-
ponenten. Als batterijen worden ingeslikt of op
een andere manier in het lichaam terechtko-
men, kan dit binnen twee uur tot zware inwen-
dige verbrandingen leiden.
Er dreigt levensgevaar!
#Batterijen buiten bereik van kinderen
bewaren.
#Als de afdekking en/of het deksel van
het batterijenvak niet goed sluit, de sleu-
tel niet meer gebruiken en buiten het
bereik van kinderen bewaren.
#Als batterijen worden ingeslikt of op een
andere manier in het lichaam terechtko-
men, direct de hulp van een arts inroe-
pen.
+MILIEU-AANWIJZING Milieuschade door
een niet deskundige afvoer van accu's
Accu's bevatten schadelijke stoen. Het
is wettelijke verboden, deze samen met het
huisvuil af te voeren.
#
Accu's op milieuvriendelijke
wijze afvoeren. Ontladen batterijen bij
een gekwaliceerde werkplaats of bij
een inzamelpunt voor oude batterijen
afgeven.
Voorwaarden
REr is één 3V-knoopcel van het type CR 2032
nodig.
Mercedes-Benz adviseert om de batterij bij een
gekwaliceerde werkplaats te laten vervangen.
#De noodsleutel verwijderen (/ pagina 153).
#De noodsleutel 2 in de richting van de pijl in
de opening van de sleutel drukken, tot de
afdekking 1 opent. Hierbij de afdekking 1
niet dichtdrukken.
154 Openen en sluiten
F206 0105 07
#De noodsleutel 2 in de opening aanbrengen
en het deksel 3 openklappen en verwijderen.
#De sleutel tegen de binnenzijde van de hand
kloppen, tot de batterij 4 uit de sleutel valt.
#De nieuwe batterij met de pluspool omhoog
aanbrengen. Hiervoor een pluisvrije doek
gebruiken.
#Het oppervlak van de batterij moet vrij zijn van
pluizen, vet of andere verontreinigingen.
#Het deksel 3 met de voorste lippen eerst in
de behuizing aanbrengen en vervolgens aan
beide zijden dichtdrukken.
#Het deksel 3 moet volledig gesloten zijn.
#De afdekking 1 met de voorste lippen eerst
in de behuizing aanbrengen en dichtdrukken,
tot deze volledig gesloten is.
#De noodsleutel weer aanbrengen
(/ pagina 153).
Problemen met de sleutel verhelpen
U kunt de auto niet meer ver- of ontgrendelen.
Mogelijke oorzaken:
RDe batterij van de sleutel is zwak of leeg.
#Met het controlelampje de batterij controleren
(/ pagina 151).
#Eventueel de batterij van de sleutel vervangen
(/ pagina 154).
#De reservesleutel gebruiken.
#Voor het ver- of ontgrendelen de noodsleutel
gebruiken (/ pagina 164).
#De sleutel bij een gekwaliceerde werkplaats
laten controleren.
Een sterke radiobron veroorzaakt een storing.
Mogelijke oorzaken van een slechte werking van
de functie van de sleutel:
Rhoogspanningskabels
Rmobiele telefoons
Relektronische apparaten (notebooks, tablets)
Rafscherming door metalen voorwerpen of con-
tactlussen voor poort- of slagboominstallaties
#Op voldoende afstand tussen de sleutel en
een potentiële storingsbron letten.
U hee een sleutel verloren.
#De sleutel bij een gekwaliceerde werkplaats
laten blokkeren.
#Zo nodig de mechanische sloten laten vervan-
gen.
Digitale voertuigsleutel
Functie van de digitale voertuigsleutel
Wanneer u een geschikt eindapparaat, bijvoor-
beeld een smartphone, als digitale voertuigsleutel
hebt geactiveerd, kunt u dit op dezelfde manier
als een normale voertuigsleutel gebruiken.
Informatie over het aanmaken van een gebruikers-
account en voor het activeren van de service
"Digitale voertuigsleutel" vindt u op https://
www.mercedes.me.
Openen en sluiten 155
F206 0105 07
De digitale voertuigsleutel kan dan voor de vol-
gende functies worden gebruikt:
RAuto met KEYLESS-GO ver- en ontgrendelen
(/ pagina 162)
RAuto met de NFC-functie ver- en ontgrendelen
(/ pagina 159)
RFunctie HANDS-FREE ACCESS
(/ pagina 169)
RComfortsluiting (auto van buitenaf sluiten)
(/ pagina 174)
RDiefstalbeveiliging (/ pagina 180)
RAuto starten (/ pagina 274) of uitschakelen
(/ pagina 342)
RAuto met digitale voertuigsleutel in het
opbergvak starten (noodprogramma)
(/ pagina 275)
Instellen en beheren van de digitale voertuigsleu-
tel:
RDigitale voertuigsleutel instellen
(/ pagina 156)
RDigitale voertuigsleutel beheren
(/ pagina 157)
RDigitale voertuigsleutel verwijderen
(/ pagina 158)
RAuto met de digitale voertuigsleutel ont- en
vergrendelen (/ pagina 159)
ROntgrendelingsinstellingen voor de digitale
voertuigsleutel wijzigen (/ pagina 160)
RProblemen met de digitale voertuigsleutel ver-
helpen (/ pagina 160)
Digitale voertuigsleutel instellen
Voorwaarden
REr is een Mercedes me gebruikersaccount
aangemaakt: https://www.mercedes.me
RDe Mercedes me App is op het eindapparaat
geïnstalleerd (naar keuze).
RU hebt een e-mail van Mercedes me connect
ontvangen.
Wanneer u de uitrusting "Digitale voertuigsleu-
tel" hebt geselecteerd, ontvangt u een e-mail
met informatie over het instellen van de digi-
tale voertuigsleutel.
ROp het eindapparaat en in het voertuig is Blue-
tooth® ingeschakeld.
RHet eindapparaat is voldoende opgeladen.
U kunt het eindapparaat op de volgende manieren
als digitale voertuigsleutel instellen:
Rper Mercedes me App
Rper e-mail
Rper MBUX multimediasysteem
Instellen per Mercedes me App
#De Mercedes me App starten.
#Het menu "Digitale voertuigsleutel" selecteren.
#De stappen in de Mercedes me App volgen.
Wanneer de melding "Sleutel toevoegen en aan
de auto koppelen" verschijnt:
#Het eindapparaat in het opbergvak leggen
(/ pagina 275).
#De stappen op het mobiele apparaat volgen.
Uw digitale voertuigsleutel is nu opgeslagen in
de wallet‑app van uw eindapparaat.
156 Openen en sluiten
F206 0105 07
Instellen per e-mail
#De e-mail van Mercedes me connect openen.
#De in de e-mail beschreven stappen volgen.
Uw digitale voertuigsleutel is nu opgeslagen in
de wallet‑app van uw eindapparaat.
of
#De link in de e-mail openen met het eindappa-
raat dat u als digitale voertuigsleutel wilt
gebruiken.
#De stappen op het mobiele apparaat volgen.
Wanneer de melding "Sleutel toevoegen en
aan de auto koppelen" verschijnt:
#Het eindapparaat in het opbergvak leggen
(/ pagina 275).
#De stappen op het mobiele apparaat volgen.
Uw digitale voertuigsleutel is nu opgeslagen in
de wallet‑app van uw eindapparaat.
of
#Het eindapparaat op de auto instellen.
#Het eindapparaat in het opbergvak leggen
(/ pagina 275).
Op het eindapparaat wordt "Mercedes-Benz
digitale voertuigsleutel" weergegeven.
#"Code invoeren" indrukken.
De weergave voor het invoeren van de code
verschijnt.
#De in de e-mail weergegeven 8-cijferige code
invoeren.
Wanneer de melding "Sleutel toevoegen en
aan de auto koppelen" verschijnt:
#De stappen op het mobiele apparaat volgen.
Uw digitale voertuigsleutel is nu opgeslagen in
de wallet‑app van uw eindapparaat.
Instellen per MBUX multimediasysteem
#In het multimediasysteem de menu's Instellin-
gen, Voertuig, Openen/sluiten selecteren.
#Het menu Digitale voertuigsleutel selecteren.
#De stappen in het multimediasysteem volgen.
Uw digitale voertuigsleutel is nu opgeslagen in
de wallet‑app van uw eindapparaat.
%U kunt de digitale voertuigsleutel nu zoals een
conventionele sleutel gebruiken
(/ pagina 159).
%Instellen en beheren van de digitale voertuig-
sleutel:
RFunctie (/ pagina 155)
RBeheren (/ pagina 157)
RVerwijderen (/ pagina 158)
ROntgrendelingsinstellingen voor de digitale
voertuigsleutel wijzigen (/ pagina 160)
Digitale voertuigsleutel beheren
Voorwaarden
REen geschikt apparaat is als digitale voertuig-
sleutel geactiveerd.
ROp het eindapparaat (met de geactiveerde
digitale voertuigsleutel) en in de auto is Blue-
tooth® ingeschakeld.
RHet eindapparaat is voldoende opgeladen.
Een digitale voertuigsleutel kan op de volgende
manieren worden beheerd:
RExpressmodus (comfortmodus) uit- of inscha-
kelen
RAndere eindapparaten van familieleden of
vrienden als digitale voertuigsleutel instellen
RAutorisaties van de digitale voertuigsleutel
instellen
Openen en sluiten 157
F206 0105 07
Expressmodus uit- of inschakelen
#De wallet‑app op het eindapparaat openen.
#Expressmodus uit- of inschakelen.
%De expressmodus is standaard ingeschakeld.
Met deze instelling kunt u de digitale voertuig-
sleutel zo goed mogelijk gebruiken.
Wanneer de expressmodus is uitgeschakeld
en de accu van het eindapparaat leeg is, kunt
u de auto niet meer via de NFC-functie ont-
grendelen.
De expressmodus alleen uitschakelen wan-
neer u de functie van de digitale voertuigsleu-
tel niet wilt gebruiken.
Andere eindapparaten als digitale voertuigsleutel
instellen
#De wallet‑app op het eindapparaat openen.
#Het menu "Personen voor het gebruiken van
een Mercedes-Benz sleutel uitnodigen" selec-
teren.
#De stappen op het mobiele apparaat volgen.
Autorisaties van de digitale voertuigsleutel instel-
len
U kunt de volgende autorisaties aan de digitale
voertuigsleutel toewijzen:
RToegangs- en wegrijbevoegdheid voor de auto
RToegangsbevoegdheid voor de auto
#De wallet‑app op het eindapparaat openen.
#Het menu "Personen voor het gebruiken van
een Mercedes-Benz sleutel uitnodigen" selec-
teren.
#Het menu "Toegang tot autosleutel congure-
ren" selecteren.
#De stappen op het mobiele apparaat volgen.
%Meer informatie over de digitale voertuigsleu-
tel:
RFunctie (/ pagina 155)
RInstellen (/ pagina 156)
RVerwijderen (/ pagina 158)
ROntgrendelingsinstellingen voor de digitale
voertuigsleutel wijzigen (/ pagina 160)
Digitale voertuigsleutel verwijderen
Voorwaarden
REen geschikt apparaat is als digitale voertuig-
sleutel geactiveerd.
ROp het eindapparaat (met de geactiveerde
digitale voertuigsleutel) en in de auto is Blue-
tooth® ingeschakeld.
RHet eindapparaat is voldoende opgeladen.
Een digitale voertuigsleutel kan op de volgende
manieren worden verwijderd:
Rper wallet‑app
Rper iCloud
Rper Mercedes me gebruikersaccount
Rper MBUX multimediasysteem
%U kunt afzonderlijke gebruikers verwijderen, of
uw eigen digitale voertuigsleutel van het eind-
apparaat verwijderen.
Verwijderen per wallet‑app
#De wallet‑app op het eindapparaat openen.
158 Openen en sluiten
F206 0105 07
#De gebruiker selecteren waarvan de digitale
voertuigsleutel moet worden verwijderd.
#De stappen op het mobiele apparaat volgen.
De geselecteerde digitale voertuigsleutel is
verwijderd en kan niet meer worden gebruikt.
Verwijderen per iCloud
#Bij de iCloud aanmelden.
#De stappen volgen.
De geselecteerde digitale voertuigsleutel is
verwijderd en kan niet meer worden gebruikt.
Verwijderen per Mercedes me gebruikersaccount
De volgende mogelijkheden staan ter beschikking:
RDe gekoppelde auto verwijderen
RBezwaar maken tegen de gebruiksvoorwaar-
den en toestemmingen
RHet gebruikersaccount wissen
#In het Mercedes me gebruikersaccount aan-
melden.
#Een van de bovengenoemde mogelijkheden
selecteren.
De geselecteerde digitale voertuigsleutel is
verwijderd en kan niet meer worden gebruikt.
Verwijderen per MBUX multimediasysteem
De volgende mogelijkheden staan ter beschikking:
RAlle digitale voertuigsleutels loskoppelen
RDe digitale voertuigsleutel van de hoofdgebrui-
ker wijzigen
RDe digitale voertuigsleutel van de eigenaar los-
koppelen
REen digitale voertuigsleutel verwijderen
#In het multimediasysteem de menu's Instellin-
gen, Voertuig, Openen/sluiten selecteren.
#Het menu Digitale voertuigsleutel selecteren.
#Een van de bovengenoemde mogelijkheden
selecteren.
#De stappen in het multimediasysteem volgen.
De geselecteerde digitale voertuigsleutel is
verwijderd en kan niet meer worden gebruikt.
%Meer informatie over de digitale voertuigsleu-
tel:
RFunctie (/ pagina 155)
RInstellen (/ pagina 156)
RBeheren (/ pagina 157)
ROntgrendelingsinstellingen voor de digitale
voertuigsleutel wijzigen (/ pagina 160)
Auto met de digitale voertuigsleutel ont- en ver-
grendelen
Voorwaarden
RDe dienst "Digitale voertuigsleutel" is via
Mercedes me geactiveerd: http://
www.mercedes.me
REen geschikt apparaat is als digitale voertuig-
sleutel geactiveerd.
ROp het eindapparaat en in het voertuig is Blue-
tooth® ingeschakeld.
RHet eindapparaat is voldoende opgeladen.
%Wanneer de verbinding via Bluetooth®
gestoord is, of de accu van de digitale voer-
tuigsleutel leeg is, kunt u de auto ook via de
NFC-functie ver- en ontgrendelen of starten
(/ pagina 275).
Openen en sluiten 159
F206 0105 07
De digitale voertuigsleutel kan voor de volgende
functies gebruikt worden:
RAuto met de NFC-functie ver- en ontgrendelen
RAuto met KEYLESS-GO ver- en ontgrendelen
(/ pagina 162)
RFunctie HANDS-FREE ACCESS
(/ pagina 169)
RComfortsluiting (auto van buitenaf sluiten)
(/ pagina 174)
RDiefstalbeveiliging (/ pagina 180)
RAuto starten (/ pagina 274) of uitschakelen
(/ pagina 342)
RAuto met digitale voertuigsleutel in het
opbergvak starten (noodprogramma)
(/ pagina 275)
%Mercedes-Benz adviseert de noodsleutel mee
te nemen, voor het geval dat functiebeperkin-
gen optreden (/ pagina 153).
%Mercedes-Benz adviseert, de digitale voer-
tuigsleutel tijdens het rijden in het opbergvak
te leggen (/ pagina 275).
#Auto met de NFC-functie ver- en ontgrende-
len: De digitale voertuigsleutel bij de NFC-
antenne 1 van de portiergreep houden.
Ontgrendelingsinstellingen voor de digitale voer-
tuigsleutel wijzigen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Openen/sluiten
Selectief of globaal ontgrendelen instellen
#Alleen bestuurdersportier ontgrendelen
inschakelen.
Het selectief ontgrendelen geactiveerd. Wan-
neer deze functie gedeactiveerd is, ontgren-
delt de sleutel van de eigenaar de gehele auto.
Problemen met de digitale voertuigsleutel verhel-
pen
De auto kan met de digitale voertuigsleutel niet
meer worden ver- of ontgrendeld.
Mogelijke oorzaken:
ROp de digitale voertuigsleutel of in de auto is
Bluetooth® uitgeschakeld.
RDe accu van de digitale voertuigsleutel is zwak
of leeg.
160 Openen en sluiten
F206 0105 07
#Op de digitale voertuigsleutel of in de auto
Bluetooth® inschakelen.
#De laadtoestand van de accu van de digitale
voertuigsleutel controleren.
#Eventueel de accu van de digitale voertuig-
sleutel opladen.
#Voor het ver- of ontgrendelen de NFC-functie
van de digitale voertuigsleutel gebruiken
(/ pagina 159).
#De sleutel gebruiken.
#Voor het ver- of ontgrendelen de noodsleutel
gebruiken (/ pagina 164).
#De auto en de digitale voertuigsleutel bij een
gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
Een sterke radiobron veroorzaakt een storing.
Mogelijke oorzaken van de slechte werking van de
digitale voertuigsleutel:
Rhoogspanningskabels
Rmobiele telefoons
Relektronische apparaten (notebooks, tablets)
Rafscherming door metalen voorwerpen of con-
tactlussen voor poort- of slagboominstallaties
#Op voldoende afstand tussen de digitale voer-
tuigsleutel en een potentiële storingsbron let-
ten.
U bent een digitale voertuigsleutel verloren.
#De digitale voertuigsleutel verwijderen
(/ pagina 158).
Portieren
Aanwijzingen met betrekking tot extra portierver-
grendeling
De extra portiervergrendeling is alleen beschik-
baar bij auto's voor het Verenigd Koninkrijk.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel voor
personen in de auto bij geactiveerde extra
portiervergrendeling
Wanneer de extra portiervergrendeling geacti-
veerd is, kunnen de portieren niet meer van
binnenuit geopend worden.
#Personen, in het bijzonder kinderen,
nooit zonder toezicht in de auto achterla-
ten.
#Wanneer zich personen in de auto bevin-
den, nooit de extra portiervergrendeling
activeren.
De extra portiervergrendeling wordt in de vol-
gende gevallen automatisch geactiveerd:
RDe auto wordt vergrendeld met de sleutel.
RDe auto wordt vergrendeld met KEYLESS-GO.
Als de auto via Mercedes me connect is vergren-
deld, is de extra portiervergrendeling niet actief
(/ pagina 602).
Wanneer de extra portiervergrendeling is geacti-
veerd, kunt u de portieren niet van binnenuit ope-
nen.
%Na de vergrendeling kunt u met de claxon een
signaal laten geven.
De activering van de extra portiervergrendeling
kan worden voorkomen, door voor het vergrende-
len van de auto de interieurbeveiliging uit te scha-
kelen (/ pagina 183).
Openen en sluiten 161
F206 0105 07
Portieren van binnenuit ontgrendelen en openen
#Alleen voor het Verenigd Koninkrijk: De aan-
wijzingen voor de extra portiervergrendeling in
acht nemen (/ pagina 161).
#Aan de portiergreep 1 trekken.
Auto van binnenuit centraal ver- en ontgrendelen
#Ontgrendelen: De toets 1 indrukken.
#Vergrendelen: De toets 2 indrukken.
Wanneer de auto vergrendeld is, brandt het
rode controlelampje in de toets 2.
De tankdopklep wordt niet ver- en ontgrendeld.
Plug-in-hybride: De contactdoosklep wordt ook
ver- en ontgrendeld. Wanneer een sleutel in de
auto wordt herkend, kan de contactdoosklep
desondanks worden geopend.
De auto wordt niet ontgrendeld:
RWanneer u de auto met de sleutel hebt ver-
grendeld
RWanneer u de auto met KEYLESS-GO hebt ver-
grendeld
Auto met KEYLESS-GO ver- en ontgrendelen
Voorwaarden
RDe sleutel bevindt zich buiten de auto.
RDe afstand van de sleutel tot de auto is niet
meer dan 1 m.
RHet bestuurdersportier en het portier, waarvan
de portiergreep wordt bediend, zijn gesloten.
%Auto's met digitale voertuigsleutel: De digitale
voertuigsleutel kan zoals een conventionele
sleutel worden gebruikt.
162 Openen en sluiten
F206 0105 07
*AANWIJZING Schade aan de auto door het
onbewust openen van het koerdeksel
RBij het gebruik van een wasstraat
RBij het gebruik van een hogedrukreiniger
#In deze situaties de functie van de sleutel
deactiveren.
of
#Erop letten dat de sleutel ten minste 3 m
van de auto verwijderd is.
Auto's met digitale voertuigsleutel:
*AANWIJZING Schade aan de auto door het
onbedoeld openen van het koerdeksel of
een portier
RBij het gebruik van een wasstraat
RBij het gebruik van een hogedrukreiniger
#In deze situaties de digitale voertuigsleu-
tel uitschakelen.
of
#Erop letten dat de sleutel ten minste 3 m
(hogedrukreiniger) of 6 m (wasstraat) van
de auto verwijderd is.
De aanwijzingen in acht nemen met betrekking
tot:
RHet wassen van de auto in een wasstraat
(/ pagina 35)
RHet gebruik van een hogedrukreiniger
(/ pagina 650)
#Auto ontgrendelen: De binnenzijde van de por-
tiergreep aanraken.
#Auto vergrendelen: Het sensorvlak 1 of 2
aanraken.
#Comfortsluiting: Het verdiepte sensorvlak 2
lang aanraken.
%Meer informatie over de comfortsluiting
(/ pagina 174).
Openen en sluiten 163
F206 0105 07
Problemen met KEYLESS-GO verhelpen
De auto kan niet meer met de KEYLESS-GO wor-
den ver- en ontgrendeld.
Mogelijke oorzaken:
RDe functie van de sleutel is gedeactiveerd.
RDe batterij van de sleutel is zwak of leeg.
#De functie van de sleutel activeren
(/ pagina 71).
#Met het controlelampje de batterij controleren
(/ pagina 151).
#Eventueel de batterij van de sleutel vervangen
(/ pagina 154).
#De reservesleutel gebruiken.
#Voor het ver- of ontgrendelen de noodsleutel
gebruiken (/ pagina 164).
#De auto en de sleutel bij een gekwaliceerde
werkplaats laten controleren.
Een sterke radiobron veroorzaakt een storing.
Mogelijke oorzaken van de beïnvloeding van de
KEYLESS-GO-functie:
Rhoogspanningskabels
Rmobiele telefoons
Relektronische apparaten (notebooks, tablets)
Rafscherming door metalen voorwerpen of con-
tactlussen voor poort- of slagboominstallaties
#Op voldoende afstand tussen de sleutel en
een potentiële storingsbron letten.
Automatische vergrendeling in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Openen/sluiten
%Wanneer de auto is ingeschakeld en de wielen
sneller dan stapvoets draaien, wordt de auto
automatisch vergrendeld.
#Autom. vergrendeling in- of uitschakelen.
In de volgende situaties bestaat gevaar voor bui-
tensluiten wanneer de functie is ingeschakeld:
RDe auto wordt aangesleept of aangeduwd.
RDe auto bevindt zich op een rollentestbank.
Auto met de noodsleutel ver- en ontgrendelen
Linker portier met de noodsleutel ontgrendelen
%Wanneer het bestuurdersportier of het koer-
deksel met de noodsleutel wordt ontgrendeld
en vervolgens wordt geopend, wordt de dief-
stal-/inbraakalarminstallatie geactiveerd.
%Wanneer het bestuurdersportier met de nood-
sleutel wordt ontgrendeld, wordt het koer-
deksel niet ontgrendeld.
#De noodsleutel verwijderen (/ pagina 153).
164 Openen en sluiten
F206 0105 07
#Iets aan de portiergreep 1 trekken en deze
vasthouden.
#De noodsleutel 2 zoals getoond in de slotci-
linder steken.
#De noodsleutel 2 linksom in de stand 1
draaien.
#De noodsleutel 2 in de uitgangspositie terug-
draaien.
#De noodsleutel 2 verwijderen en de portier-
greep 1 loslaten.
Portieren vergrendelen
#Een geschikt voorwerp, bijvoorbeeld de nood-
sleutel, in de uitsparing 1 van het portierslot
aanbrengen.
#Linkerzijde van de auto vergrendelen: De
noodsleutel tot de aanslag linksom draaien.
#Rechterzijde van de auto vergrendelen: De
noodsleutel tot de aanslag rechtsom draaien.
Openen en sluiten 165
F206 0105 07
Wanneer het vergrendelde portier vervolgens
wordt gesloten, kunt u dit niet meer van buitenaf
openen.
Bagageruimte
Koerdeksel openen
&GEVAAR Vergiigingsgevaar door uitlaat-
gassen
Verbrandingsmotoren stoten giige uitlaatgas-
sen uit, bijvoorbeeld koolmonoxide. Als het
koerdeksel is geopend als de motor draait, in
het bijzonder tijdens het rijden, kunnen uitlaat-
gassen in het interieur binnendringen.
#Altijd de motor afzetten alvorens het kof-
ferdeksel te openen.
#Nooit met een geopend koerdeksel rij-
den.
*AANWIJZING Beschadiging van de achter-
klep door obstakels boven de auto
De achterklep zwenkt bij het openen omhoog
uit.
#Erop letten dat er voldoende plaats
boven de achterklep is.
#Aan de handgreep van het koerdeksel trek-
ken.
#Auto's met HANDS-FREE ACCESS: Met een
voet onder de bumper schoppen
(/ pagina 169).
Auto's met comfortsluiting van het koerdeksel
#Aan de afstandsbedieningstoets 1 trekken,
tot het koerdeksel opent.
of
#De toets H van de sleutel lang indrukken.
#Een in een tussenstand gestopt koerdeksel
omhoogtrekken. Loslaten zodra dit begint te
openen.
166 Openen en sluiten
F206 0105 07
#Bij ingeschakelde koerdekselbegrenzing het
gestopte koerdeksel handmatig omhoogtrek-
ken.
Wanneer een obstakel het koerdeksel tijdens het
automatisch openen hindert, wordt het koerdek-
sel gestopt door de blokkeerherkenning. De auto-
matische blokkeerherkenning is slechts een hulp-
middel. U dient zelf altijd goed te blijven opletten.
Koerdeksel sluiten
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
niet-vastgezette voorwerpen in de auto
Wanneer voorwerpen, bagage of lading niet of
onvoldoende vastgezet is, kan het verschui-
ven, kantelen of rondslingeren en daardoor
inzittenden raken.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze niet kunnen rondslingeren.
#Voorwerpen, bagage of lading voor het
wegrijden beveiligen tegen verschuiven
of kantelen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen.
Aanwijzingen met betrekking tot het sluiten van
het koerdeksel: Uw auto is uitgerust met auto-
matische sleutelherkenning. Wanneer wordt her-
kend dat een bij de auto behorende sleutel zich in
de auto bevindt, wordt het koerdeksel niet ver-
grendeld en gaat het weer van het slot.
In acht nemen dat het koerdeksel in de volgende
situatie niet wordt vergrendeld:
RU hebt de auto vergrendeld en sluit het koer-
deksel, terwijl een bij de auto behorende sleu-
tel in de auto ligt.
en
REr wordt geen tweede bij de auto behorende
sleutel buiten de auto herkend.
De automatische sleutelherkenning is slechts een
hulpmiddel en is geen vervanging van uw oplet-
tendheid.
#Vóór het vergrendelen controleren of ten min-
ste één bij de auto behorende sleutel zich bui-
ten de auto bevindt.
#Koerdeksel sluiten: Het koerdeksel aan de
handgreepkom omlaagtrekken en dichtdruk-
ken.
%Auto's met comfortsluiting van het koerdek-
sel: Wanneer u het koerdeksel zacht dicht-
drukt, trekt de servosluiting het koerdeksel
automatisch in het slot.
Auto's met comfortsluiting van het koerdeksel
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij auto-
matisch sluiten van het koerdeksel
Er kunnen lichaamsdelen bekneld raken. Er
kunnen zich personen in het sluitgebied bevin-
den.
#Erop letten dat zich niemand in de omge-
ving van het sluitgebied bevindt.
#Om de sluitprocedure te stoppen, een
van de volgende mogelijkheden gebrui-
ken:
Openen en sluiten 167
F206 0105 07
RDe toets H in de sleutel indruk-
ken.
RDe afstandsbedieningstoets op het
bestuurdersportier indrukken of
eraan trekken.
RDe sluit‑ of vergrendelingstoets in het
koerdeksel indrukken.
RAan de handgreep van het koerdek-
sel trekken.
Auto's met HANDS-FREE ACCESS: De sluitproce-
dure kan ook met een schoppende beweging
onder de achterbumper worden gestopt.
#Aan de handgreep van het koerdeksel trek-
ken. Loslaten zodra dit begint te sluiten.
#Een in een tussenstand gestopt koerdeksel
omlaag drukken.
Het koerdeksel wordt verder gesloten.
#De afstandsbedieningstoets 1 indrukken, tot
het koerdeksel volledig gesloten is.
#De sluittoets 1 in het koerdeksel indrukken.
Auto's met KEYLESS-GO
#De vergrendelingstoets 2 in het koerdeksel
indrukken.
Wanneer een sleutel buiten de auto wordt her-
kend, wordt het koerdeksel gesloten en de
auto vergrendeld.
168 Openen en sluiten
F206 0105 07
%Auto's met digitale voertuigsleutel: Dit geldt
ook voor de digitale voertuigsleutel, wanneer
de functie geactiveerd en de digitale voertuig-
sleutel met de auto verbonden is.
#Bij een volledig geopend koerdeksel de toets
H van de sleutel lang indrukken. De sleutel
moet zich daarbij in de omgeving van de auto
bevinden.
Auto's met HANDS-FREE ACCESS
#Bij volledig geopend koerdeksel met de voet
een schoppende beweging onder de bumper
maken (/ pagina 169).
Automatische anti-inklemfunctie van het koer-
deksel
Het koerdeksel is uitgerust met een automati-
sche blokkeerherkenning met anti-inklemfunctie.
Wanneer een object het koerdeksel tijdens de
automatische sluitprocedure hindert, wordt het
koerdeksel automatisch weer geopend. De auto-
matische anti-inklemfunctie is slechts een hulp-
middel en is geen vervanging van uw oplettend-
heid.
#Bij het sluiten controleren dat zich geen
lichaamsdelen in het sluitgebied bevinden.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar ondanks
anti-inklemfunctie
De anti-inklemfunctie reageert niet:
Rop zachte, lichte en dunne objecten, bij-
voorbeeld vingers
Rtegen het einde van het sluitproces
De anti-inklemfunctie kan het inklemmen
vooral in deze situaties niet voorkomen.
#Ervoor zorgen dat zich geen lichaamsde-
len in het sluitgebied bevinden.
#Als iemand ingeklemd raakt, een van de
volgende mogelijkheden gebruiken:
RDe toets H in de sleutel indruk-
ken.
RDe afstandsbedieningstoets op het
bestuurdersportier indrukken.
RDe sluit‑ of vergrendelingstoets in het
koerdeksel indrukken.
RAan de handgreep van het koerdek-
sel trekken.
Functie HANDS-FREE ACCESS
Met HANDS-FREE ACCESS kunt u door een
schoppende beweging met de voet onder de bum-
per het koerdeksel openen, sluiten of stoppen.
De schoppende beweging activeert afwisselend
een openings- of sluitingsprocedure.
De aanwijzingen met betrekking tot het openen
(/ pagina 166) en sluiten (/ pagina 167) van
het koerdeksel in acht nemen.
Openen en sluiten 169
F206 0105 07
%Tijdens het openen of sluiten van het koer-
deksel klinkt er een waarschuwingssignaal.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den door heet uitlaatsysteem
Het uitlaatsysteem van de auto kan zeer heet
zijn. Als u HANDS-FREE ACCESS gebruikt,
kunt u zich bij het aanraken van het uitlaatsys-
teem branden.
#Altijd ervoor zorgen dat de schoppende
beweging alleen in het herkenningsge-
bied van de sensoren wordt uitgevoerd.
*AANWIJZING Schade aan de auto door het
onbewust openen van het koerdeksel
RBij het gebruik van een wasstraat
RBij het gebruik van een hogedrukreiniger
#In deze situaties de functie van de sleutel
deactiveren.
of
#Erop letten dat de sleutel ten minste 3 m
van de auto verwijderd is.
Auto's met digitale voertuigsleutel:
*AANWIJZING Schade aan de auto door het
onbedoeld openen van het koerdeksel of
een portier
RBij het gebruik van een wasstraat
RBij het gebruik van een hogedrukreiniger
#In deze situaties de digitale voertuigsleu-
tel uitschakelen.
of
#Erop letten dat de sleutel ten minste 3 m
(hogedrukreiniger) of 6 m (wasstraat) van
de auto verwijderd is.
Ervoor zorgen dat u bij het maken van de schop-
pende beweging stevig staat. Anders kunt u bij-
voorbeeld bij ijzel uw evenwicht verliezen.
De volgende aanwijzingen in acht nemen:
RDe sleutel bevindt zich achter de auto.
RAuto's met digitale voertuigsleutel: De digitale
voertuigsleutel bevindt zich achter de auto.
RBij de schoppende beweging ten minste
30 cm van de auto verwijderd blijven.
RBij de schoppende beweging niet de bumper
aanraken.
RDe schoppende beweging niet te langzaam uit-
voeren.
RDe schoppende beweging moet naar de auto
toe en er vandaan plaatsvinden.
1Registratiegebied van de sensoren
Wanneer meerdere schoppende bewegingen ach-
ter elkaar zonder succes zijn, tien seconden
wachten.
170 Openen en sluiten
F206 0105 07
Systeemgrenzen
Het systeem kan in de volgende gevallen mogelijk
niet correct werken of buiten werking zijn:
RDe sensoren zijn vervuild, bijvoorbeeld door
pekel of sneeuwophoping.
RWanneer de schoppende beweging met een
beenprothese wordt uitgevoerd.
Het koerdeksel kan in de volgende situaties
onbedoeld openen of sluiten:
RWanneer personen armen of benen in het regi-
stratiegebied bewegen, bijvoorbeeld bij het
poetsen van de auto of bij het oprapen van
voorwerpen.
RWanneer voorwerpen achter de auto langs
worden gevoerd of neergezet, bijvoorbeeld de
slang van een pompzuil, een laadkabel of
bagage.
RWanneer spanbanden, dekzeilen of andere
afdekkingen over de bumper worden getrok-
ken.
RWanneer een beschermingsmat wordt gebruikt
die over de laaddrempel omlaag in het regi-
stratiegebied van de sensoren hangt.
RWanneer de beschermingsmat niet correct is
bevestigd.
RBij het werken aan de aanhangwagenvoorzie-
ning, aan aanhangwagens of achteretsdra-
gers.
In deze en vergelijkbare situaties de functie van
de sleutel deactiveren (/ pagina 71) of geen
sleutel bij u dragen.
Afzonderlijke vergrendeling van de bagageruimte
in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Sluitfuncties
Afzonderlijke vergrendeling van de bagageruimte
inschakelen
#Kofferruimte blokkeren selecteren.
#Een pincode invoeren.
#De pincode met OK bevestigen.
#De pincode opnieuw invoeren en bevestigen.
Wanneer de auto centraal wordt ontgrendeld,
blij de bagageruimte vergrendeld.
%Wanneer een ongeval wordt herkend, wordt
de bagageruimte ontgrendeld, ook wanneer
de afzonderlijke vergrendeling ingeschakeld
is.
Afzonderlijke vergrendeling van de bagageruimte
uitschakelen
#Kofferruimte blokkeren selecteren.
#De pincode invoeren.
Wanneer de pincode correct is, wordt de
afzonderlijke vergrendeling van de bagage-
ruimte uitgeschakeld en wordt de pincode
gewist.
Koerdekselbegrenzing in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Verdere functies
#Openingsbegrenzing in- of uitschakelen.
Openen en sluiten 171
F206 0105 07
Deze functie verhindert dat het koerdeksel bij-
voorbeeld een laag garageplafond raakt.
Zijruiten
Zijruiten openen en sluiten
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij het
openen van een zijruit
Bij het openen van een zijruit kunnen
lichaamsdelen tussen de zijruit en het ruit-
frame getrokken worden of bekneld raken.
#Bij het openen controleren dat niemand
de zijruit aanraakt.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
de toets loslaten of aan de toets trekken
om de zijruit weer te sluiten.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij het
sluiten van een zijruit
Bij het sluiten van een zijruit kunnen lichaams-
delen in het sluitgebied bekneld raken.
#Bij het sluiten controleren, of zich geen
lichaamsdelen in het sluitgebied bevin-
den.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
de toets loslaten of de toets indrukken
om de zijruit weer te openen.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij het
bedienen van de zijruiten door kinderen
Wanneer kinderen de zijruiten bedienen, kun-
nen ze bekneld raken, in het bijzonder wan-
neer ze zonder toezicht zijn.
#De kinderbeveiliging voor de zijruiten
achterin activeren.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
Voorwaarden
RDe spanningsvoorziening of de auto is inge-
schakeld.
1Sluiten
2Openen
De toetsen in het bestuurdersportier hebben voor-
rang.
#Automatische beweging starten: De toets
W tot voorbij het drukpunt drukken of er
aan trekken en weer loslaten.
172 Openen en sluiten
F206 0105 07
#Automatische beweging onderbreken: De
toets W opnieuw indrukken of eraan trek-
ken.
Wanneer de auto is geparkeerd kunt u de zijruiten
nog steeds bedienen.
De functie is ook tot het opnieuw sluiten van de
portieren beschikbaar.
Automatische anti-inklemfunctie van de zijruiten
Wanneer een obstakel een zijruit tijdens de sluit-
procedure hindert, gaat de zijruit automatisch
weer open. De automatische anti-inklemfunctie is
slechts een hulpmiddel en is geen vervanging van
uw oplettendheid.
#Bij het sluiten controleren dat zich geen
lichaamsdelen in het sluitgebied bevinden.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar ondanks
anti-inklemfunctie van de zijruit
De anti-inklemfunctie reageert niet:
Rop zachte, lichte en dunne objecten, bij-
voorbeeld vingers
Rtijdens het initialiseren
In deze situaties kan de anti-inklemfunctie het
inklemmen niet voorkomen.
#Bij het sluiten controleren dat zich geen
lichaamsdelen in het sluitgebied bevin-
den.
#Wanneer iemand bekneld raakt, de toets
W indrukken om de zijruit weer te
openen.
Automatische functie van de zijruiten
In de volgende situaties worden de zijruiten auto-
matisch gesloten wanneer de auto is uitgescha-
keld:
RWanneer het gaat regenen
De regen wordt gedetecteerd door een regen-
sensor in de voorruit.
Rbij extreme temperaturen
Rna een bepaalde tijd (afhankelijk van de
boordnetspanning)
Rbij storingen in de spanningsvoorziening
De zijruiten worden gesloten tot de ventilatie-
stand.
Auto's met schuifdak: De zijruiten worden volledig
gesloten wanneer het schuifdak is geopend.
Indien de zijruiten bij een automatische sluitpro-
cedure worden geblokkeerd, dan gaat de betref-
fende zijruit weer een stukje open. Na een vol-
gende automatische sluitprocedure kan de auto-
matische functie uitgeschakeld zijn. De volgende
keer dat de motor wordt gestart, is de automati-
sche functie weer actief.
Comfortopening (auto voor aanvang van de rit
ventileren)
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij het
openen van een zijruit
Bij het openen van een zijruit kunnen
lichaamsdelen tussen de zijruit en het ruit-
frame getrokken worden of bekneld raken.
#Bij het openen controleren dat niemand
de zijruit aanraakt.
Openen en sluiten 173
F206 0105 07
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
de toets loslaten.
Voorwaarden
RDe sleutel bevindt zich in de directe omgeving
van de auto.
#De toets Ü op de sleutel ingedrukt houden.
De volgende functies worden uitgevoerd:
RDe auto wordt ontgrendeld.
RDe zijruiten worden geopend.
RHet schuifdak wordt geopend.
RHet panoramaschuifdak wordt geopend.
RDe stoelventilatie van de bestuurdersstoel
wordt ingeschakeld.
%Wanneer het rolzonnescherm van het panora-
maschuifdak gesloten is, wordt als eerste het
rolzonnescherm geopend.
#Comfortopening onderbreken: De toets Ü
loslaten.
#Comfortopening voortzetten: De toets Ü
opnieuw indrukken en ingedrukt houden.
Comfortsluiting (auto van buitenaf sluiten)
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij onop-
lettende comfortsluiting
Bij het comfortsluiten kunnen lichaamsdelen
in het sluitgebied van de zijruiten en het
schuifdak bekneld raken.
#Bij de comfortsluiting de volledige sluit-
procedure controleren en erop letten dat
zich geen lichaamsdelen in het sluitge-
bied bevinden.
Voorwaarden
RDe sleutel bevindt zich in de directe omgeving
van de auto.
#De toets s op de sleutel ingedrukt houden.
De volgende functies worden uitgevoerd:
RDe auto wordt vergrendeld.
RDe zijruiten worden gesloten.
RHet schuifdak wordt gesloten.
RHet panoramaschuifdak wordt gesloten.
#Comfortsluiting onderbreken: De toets s
loslaten.
#Comfortsluiting voortzetten: De toets s
opnieuw indrukken en ingedrukt houden.
%De comfortsluiting werkt ook met KEYLESS-
GO (/ pagina 162).
Problemen met de zijruiten verhelpen
&WAARSCHUWING Inklem- of levensgevaar
door niet actieve anti-inklemfunctie
Bij het opnieuw sluiten van een zijruit direct na
het blokkeren sluit de zijruit met verhoogde of
maximale kracht. De anti-inklemfunctie is
daarbij niet actief en er kunnen lichaamsdelen
bekneld raken.
#Erop letten, dat zich geen lichaamsdelen
in het sluitgebied bevinden.
#Om de sluitprocedure te stoppen de
toets loslaten of de toets opnieuw
indrukken, om de zijruit weer te openen.
174 Openen en sluiten
F206 0105 07
Een zijruit kan niet worden gesloten en de oorzaak
is niet zichtbaar.
#Controleer of er zich voorwerpen in de ruitge-
leider bevinden.
#De zijruiten initialiseren.
Zijruiten initialiseren
Als een zijruit bij het sluiten wordt geblokkeerd en
direct weer opent:
#Onmiddellijk na het blokkeren de betreende
toets opnieuw zo lang omhoogtrekken tot de
zijruit gesloten is, vervolgens nog ten minste
een seconde aan de toets blijven trekken
(opnieuw afstellen).
De zijruit wordt zonder automatische anti-
inklemfunctie gesloten.
Als de zijruit bij het sluiten opnieuw wordt geblok-
keerd en direct weer opent:
#Onmiddellijk na het blokkeren de betreende
toets opnieuw zo lang omhoogtrekken tot de
zijruit gesloten is, vervolgens nog ten minste
een seconde aan de toets blijven trekken (bij-
stellen).
De zijruit wordt zonder automatische anti-
inklemfunctie gesloten.
De zijruiten kunnen niet via de comfortopening
worden geopend of gesloten.
Mogelijke oorzaken:
RDe batterij van de sleutel is zwak of leeg.
#Met het controlelampje de batterij controleren
(/ pagina 151).
#Eventueel de batterij van de sleutel vervangen
(/ pagina 154).
Schuifdak
Schuifdak openen en sluiten
%Het begrip "schuifdak" hee ook betrekking
op het panoramaschuifdak.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij het
openen en sluiten van het schuifdak
Er kunnen lichaamsdelen in het bewegingsge-
bied bekneld raken.
#Bij het openen en sluiten controleren dat
zich geen lichaamsdelen in het bewe-
gingsgebied van het schuifdak bevinden.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
het bedieningsgedeelte loslaten.
of
#bij de automatische beweging het bedie-
ningsgedeelte aanraken.
Het openen of sluiten wordt gestopt.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij bedie-
ning van het schuifdak door kinderen
Wanneer kinderen het schuifdak bedienen,
kunnen deze bekneld raken, in het bijzonder
wanneer ze zonder toezicht zijn.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
Openen en sluiten 175
F206 0105 07
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij het
openen en sluiten van de rolzonnescher-
men
Er kunnen lichaamsdelen tussen het rolzonne-
scherm of het schuifdak en de omlijsting
bekneld raken.
#Bij het openen of sluiten controleren dat
zich geen lichaamsdelen in het bewe-
gingsgebied van de rolzonneschermen
bevinden.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
het bedieningsgedeelte loslaten.
of
#bij de automatische beweging het bedie-
ningsgedeelte aanraken.
Het openen of sluiten wordt gestopt.
*AANWIJZING Storing in de werking door
sneeuw en ijs
Sneeuw en ijs kunnen leiden tot storingen in
de werking van het schuifdak.
#Het schuifdak alleen openen als er geen
sneeuw of ijs op het dak ligt.
*AANWIJZING Beschadiging door uitste-
kende voorwerpen
Voorwerpen, die uit het schuifdak steken, kun-
nen de afdichtrubbers beschadigen.
#Geen voorwerpen uit het schuifdak laten
steken.
*AANWIJZING Beschadiging van het schuif-
dak bij gemonteerde dakdrager
Wanneer het schuifdak wordt geopend terwijl
een dakdrager is gemonteerd, kan het schuif-
dak door de dakdrager beschadigd worden.
#Het schuifdak niet openen wanneer een
dakdrager is gemonteerd.
Om het interieur te ventileren, kan het schuif-
dak in de kantelstand worden gezet.
Met het bedieningsgedeelte 1 worden het
schuifdak en het rolzonnescherm bediend.
Het panoramaschuifdak kan alleen worden
bediend wanneer het rolzonnescherm geopend is.
176 Openen en sluiten
F206 0105 07
#Openen: Naar achteren over het bedieningsge-
deelte 1 vegen en vasthouden.
#Sluiten: Naar voren over het bedieningsge-
deelte 1 vegen en vasthouden.
#Omhoog- of omlaagbrengen: Kort op het
bedieningsgedeelte 1 drukken.
#Automatische beweging starten: Naar voren of
achteren over het bedieningsgedeelte 1
vegen.
#Automatische beweging onderbreken: Het
bedieningsgedeelte 1 opnieuw aanraken.
Het openen of sluiten wordt gestopt.
Automatische anti-inklemfunctie van het schuif-
dak
Wanneer een obstakel het schuifdak tijdens de
sluitprocedure hindert, wordt het schuifdak auto-
matisch weer geopend. De automatische anti-
inklemfunctie is slechts een hulpmiddel en is geen
vervanging van uw oplettendheid.
#Bij het sluiten controleren dat zich geen
lichaamsdelen in het sluitgebied bevinden.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar ondanks
anti-inklemfunctie
De anti-inklemfunctie reageert niet:
Rop zachte, lichte en dunne objecten, bij-
voorbeeld vingers.
Rtegen het einde van het sluitproces
Rtijdens het initialiseren.
#Bij het sluiten controleren dat zich geen
lichaamsdelen in het sluitgebied bevin-
den.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
het bedieningsgedeelte loslaten.
of
#Bij het automatisch sluiten het bedie-
ningsgedeelte aanraken.
Het sluiten wordt onderbroken.
Automatische anti-inklemfunctie van het rolzonne-
scherm
Wanneer een obstakel het rolzonnescherm tijdens
de sluitprocedure hindert, wordt het rolzonne-
scherm automatisch weer geopend. De automati-
sche anti-inklemfunctie is slechts een hulpmiddel
en is geen vervanging van uw oplettendheid.
#Bij het sluiten van het rolzonnescherm contro-
leren dat zich geen lichaamsdelen in het
bewegingsgebied bevinden.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar ondanks
anti-inklemfunctie
De anti-inklemfunctie reageert in het bijzonder
niet op zachte, lichte en dunne objecten, bij-
voorbeeld vingers.
#Bij het sluiten van het rolzonnescherm
controleren dat zich geen lichaamsdelen
in het bewegingsgebied bevinden.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
het bedieningsgedeelte loslaten.
of
#Bij het automatisch sluiten het bedie-
ningsgedeelte aanraken.
Het sluiten wordt onderbroken.
Openen en sluiten 177
F206 0105 07
Automatische functies van het schuifdak
%Het begrip "schuifdak" hee ook betrekking
op het panoramaschuifdak.
Het schuifdak wordt als de auto is afgezet in de
volgende situaties automatisch gesloten:
RWanneer het gaat regenen
De regen wordt gedetecteerd door een regen-
sensor in de voorruit.
Rbij extreme temperaturen
Rna een bepaalde tijd (afhankelijk van de
boordnetspanning)
Rbij storingen in de spanningsvoorziening
Om het interieur verder te ventileren wordt het
schuifdak vervolgens aan de achterzijde omhoog-
gekanteld.
Indien het schuifdak bij de automatische sluitpro-
cedure wordt geblokkeerd, gaat het dak automa-
tisch weer een stukje open. Daarna is de automa-
tische functie voor het schuifdak en de zijruiten
uitgeschakeld.
Regensluiting als de auto rijdt
Auto's met panoramaschuifdak: Als het gaat rege-
nen, wordt het gekantelde schuifdak tijdens het
rijden automatisch omlaaggebracht.
Automatisch omlaagbrengen
Auto's met panoramaschuifdak: Als het schuifdak
aan de achterzijde omhooggekanteld is, wordt het
bij hogere snelheden automatisch iets minder ver
geopend. Bij lage snelheden wordt het automa-
tisch weer verder geopend.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar door
automatisch omlaagbrengen van het
schuifdak
Het omhooggekantelde schuifdak komt bij
hogere snelheden aan de achterzijde automa-
tisch weer iets omlaag.
#Erop letten dat tijdens het rijden nie-
mand in het bewegingsgebied van het
schuifdak grijpt.
#Wanneer iemand bekneld raakt, het
bedieningsgedeelte aanraken.
Problemen met het schuifdak verhelpen
&WAARSCHUWING Inklem- of levensgevaar
bij opnieuw sluiten van het schuifdak
Bij het opnieuw sluiten direct na het blokkeren
of initialiseren sluit het schuifdak met ver-
hoogde of met maximale kracht.
Er bestaat inklem- of zelfs levensgevaar!
#Erop letten, dat zich geen lichaamsdelen
in het sluitgebied bevinden.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
het bedieningsgedeelte loslaten.
of
#Bij het automatisch sluiten het bedie-
ningsgedeelte aanraken.
Het sluiten wordt onderbroken.
Het schuifdak kan niet worden gesloten en de oor-
zaak is niet zichtbaar.
%Het begrip "schuifdak" hee ook betrekking
op het panoramaschuifdak.
Als het schuifdak bij het sluiten wordt geblokkeerd
en weer iets opent:
178 Openen en sluiten
F206 0105 07
#Direct na de automatische anti-inklemming
naar voren over het bedieningsgedeelte
(/ pagina 175) vegen en dit ingedrukt hou-
den totdat het schuifdak gesloten is.
Het schuifdak wordt met verhoogde sluit-
kracht gesloten.
Als het schuifdak bij het sluiten opnieuw wordt
geblokkeerd en weer iets opent:
#De vorige stap herhalen.
Het schuifdak wordt nogmaals met verhoogde
sluitkracht gesloten.
Auto's zonder panoramaschuifdak: Het schuifdak
beweegt alleen stapsgewijs.
#Het schuifdak initialiseren.
Schuifdak initialiseren
#Zo lang meerdere malen naar voren over het
bedieningsgedeelte (/ pagina 175) vegen en
het ingedrukt houden totdat het schuifdak vol-
ledig geopend is.
#Over het bedieningsgedeelte wissen en dit nog
een seconde ingedrukt houden.
#Het schuifdak sluiten.
Auto's met panoramaschuifdak: Het schuifdak of
het rolzonnescherm beweegt alleen stapsgewijs.
#Het schuifdak en het rolzonnescherm initiali-
seren.
Schuifdak en rolzonnescherm initialiseren
#Zo lang meerdere malen naar voren over het
bedieningsgedeelte (/ pagina 175) vegen en
het ingedrukt houden totdat het schuifdak vol-
ledig gesloten is.
#Over het bedieningsgedeelte wissen en dit nog
een seconde ingedrukt houden.
#Zo lang over het bedieningsgedeelte wissen en
dit ingedrukt houden, tot het rolzonnescherm
volledig gesloten is.
#Over het bedieningsgedeelte wissen en dit nog
een seconde ingedrukt houden.
#Het schuifdak met de automatische beweging
volledig openen en vervolgens weer sluiten.
Rolzonneschermen
Rolzonneschermen bij de achterste zijruiten uitrol-
len
*AANWIJZING Beschadiging van de oprol-
automaat door terugschieten
Door het plotseling terugschieten kan de
oprolautomaat worden beschadigd.
#Het zonnescherm altijd met de hand
geleiden.
#Niet met een bevestigd rolzonnescherm
en tegelijkertijd geopende achterste zij-
ruiten rijden.
Openen en sluiten 179
F206 0105 07
#Het rolzonnescherm aan lip 1 uittrekken en
boven in de houders 2 bevestigen.
Rolzonnescherm van de achterruit uit- of inrollen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij het uit‑
of inrollen van het rolzonnescherm
Lichaamsdelen in het bewegingsbereik van het
rolzonnescherm kunnen bekneld raken.
#Ervoor zorgen dat zich geen lichaamsde-
len in het bewegingsgebied bevinden.
#Als iemand bekneld raakt, de toets
opnieuw kort indrukken.
Het openen of sluiten wordt kort gestopt.
Vervolgens gaat het rolzonnescherm
weer naar de uitgangspositie terug.
*AANWIJZING Beschadiging door voorwer-
pen
Voorwerpen kunnen tot storingen in de wer-
king van het rolzonnescherm leiden.
#Geen voorwerpen op de hoedenplank
leggen.
#Erop letten dat het rolzonnescherm vrij
kan bewegen.
#Uit- of inrollen: De toets 1 indrukken.
Diefstalbeveiliging
Functie van de wegrijblokkering
De wegrijblokkering voorkomt dat de auto zonder
passende sleutel kan worden gestart.
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuigsleu-
tel.
180 Openen en sluiten
F206 0105 07
De wegrijblokkering wordt automatisch ingescha-
keld bij het uitschakelen van de auto en uitge-
schakeld bij het inschakelen van de auto.
EDW (diefstal-/inbraakalarminstallatie)
Functie van de EDW
Wanneer de EDW is ingeschakeld, wordt in de vol-
gende situaties een optisch en akoestisch alarm
geactiveerd:
RBij het openen van een portier
RBij het openen van het koerdeksel
RBij het openen van de motorkap
RBij het activeren van de interieurbeveiliging
(/ pagina 182)
RBij het activeren van de wegsleepbeveiliging
(/ pagina 182)
%Auto's met digitale voertuigsleutel: De EDW
functioneert met de digitale voertuigsleutel
net als met de conventionele voertuigsleutel.
De EDW wordt in de volgende gevallen na circa
tien seconden automatisch ingeschakeld:
RNa de vergrendeling met de sleutel
RNa de vergrendeling met KEYLESS-GO
RNa vergrendeling met de NFC-functie (auto's
met digitale voertuigsleutel)
Bij ingeschakelde EDW knippert het controle-
lampje 1.
De EDW wordt in de volgende gevallen automa-
tisch uitgeschakeld:
RNa de ontgrendeling met de sleutel
RNa de ontgrendeling met KEYLESS-GO
RNa ontgrendeling met de NFC-functie (auto's
met digitale voertuigsleutel)
RNa het indrukken van de start-stoptoets met
de sleutel in het opbergvak (/ pagina 277)
Alarm van het EDW beëindigen
#De toets Ü, s of H op de sleutel
indrukken.
of
#De start-stoptoets indrukken met de sleutel in
het opbergvak (/ pagina 277).
#Auto's met digitale voertuigsleutel: De start-
stoptoets indrukken, met de digitale voertuig-
sleutel in het opbergvak (/ pagina 275).
Alarm met KEYLESS-GO beëindigen:
#De buitenste portiergreep vastpakken, met de
sleutel buiten de auto.
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuig-
sleutel.
Openen en sluiten 181
F206 0105 07
Werking van de wegsleepbeveiliging
Wanneer de wegsleepbeveiliging is geactiveerd en
een wijziging van de hellingshoek van de auto
wordt herkend, treedt een optisch en akoestisch
alarm in werking.
De wegsleepbeveiliging wordt automatisch na
circa 60 seconden geactiveerd:
RNa de vergrendeling met de sleutel
RNa de vergrendeling met KEYLESS-GO
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuig-
sleutel.
RNa vergrendeling met de NFC-functie (auto's
met digitale voertuigsleutel)
De wegsleepbeveiliging wordt alleen geactiveerd
wanneer de volgende componenten gesloten zijn:
RPortieren
RKoerdeksel
De wegsleepbeveiliging wordt automatisch
gedeactiveerd:
RNa het indrukken van de toets Ü of H
op de sleutel
RNa het indrukken van de start-stoptoets met
de sleutel in het opbergvak (/ pagina 277)
Rna het indrukken van de start-stoptoets met
de digitale voertuigsleutel in het opbergvak
(auto's met digitale voertuigsleutel)
(/ pagina 275)
RNa de ontgrendeling met KEYLESS-GO
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuig-
sleutel.
RNa ontgrendeling met de NFC-functie (auto's
met digitale voertuigsleutel)
RBij de bediening van HANDS-FREE ACCESS
Informatie over botsingherkenning bij geparkeerde
auto (/ pagina 347).
Wegsleepbeveiliging in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Openen en sluiten 5Voertuigbeveiliging
#De Wegsleepbeveiliging in- of uitschakelen.
In de volgende gevallen wordt de wegsleepbeveili-
ging weer ingeschakeld:
RDe auto wordt opnieuw ontgrendeld.
REr wordt een portier geopend.
RDe auto wordt weer vergrendeld.
Functie van de interieurbeveiliging
Bij ingeschakelde interieurbeveiliging wordt een
optisch en akoestisch alarm geactiveerd, wanneer
een beweging in het interieur wordt herkend.
De interieurbeveiliging wordt automatisch na circa
tien seconden geactiveerd:
RNa de vergrendeling met de sleutel
RNa de vergrendeling met KEYLESS-GO
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuig-
sleutel.
RNa vergrendeling met de NFC-functie (auto's
met digitale voertuigsleutel)
De interieurbeveiliging wordt alleen geactiveerd
wanneer de volgende componenten gesloten zijn:
RPortieren
182 Openen en sluiten
F206 0105 07
RKoerdeksel
De interieurbeveiliging wordt automatisch gedeac-
tiveerd:
RNa het indrukken van de toets Ü of H
op de sleutel
RNa het indrukken van de start-stoptoets met
de sleutel in het opbergvak (/ pagina 277)
Rna het indrukken van de start-stoptoets met
de digitale voertuigsleutel in het opbergvak
(auto's met digitale voertuigsleutel)
(/ pagina 275)
RNa de ontgrendeling met KEYLESS-GO
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuig-
sleutel.
RNa ontgrendeling met de NFC-functie (auto's
met digitale voertuigsleutel)
RBij de bediening van HANDS-FREE ACCESS
In de volgende situaties kan een vals alarm optre-
den:
RDoor bewegende voorwerpen, bijvoorbeeld
mascottes, in het interieur
RBij een geopende zijruit
RBij een geopend schuifdak
RBij een geopend panoramaschuifdak
Interieurbeveiliging in- en uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Openen en sluiten 5Voertuigbeveiliging
#De Interieurbeveiliging in- of uitschakelen.
In de volgende gevallen wordt de interieurbeveili-
ging weer ingeschakeld:
RDe auto wordt opnieuw ontgrendeld.
REr wordt een portier geopend.
RDe auto wordt weer vergrendeld.
Openen en sluiten 183
F206 0105 07
Aanwijzingen voor een correcte stand van de
bestuurdersstoel
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door voertuiginstellingen tijdens het rijden
U kunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
RWanneer u tijdens het rijden de bestuur-
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels verstelt.
RWanneer u tijdens het rijden de veiligheids-
gordel omgespt.
#Voordat de auto wordt gestart: In het bij-
zonder de bestuurdersstoel, de hoofd-
steunen, het stuurwiel en de spiegels
instellen en de veiligheidsgordel omges-
pen.
Het volgende in acht nemen bij het instellen van
het stuurwiel 1, de veiligheidsgordel 2 en de
bestuurdersstoel 3:
RMet inachtneming van de volgende punten zo
ver mogelijk van de bestuurdersairbag verwij-
derd zitten.
RU zit zo rechtop mogelijk.
RUw bovenbenen worden licht ondersteund
door de zitting.
RUw benen zijn niet volledig gestrekt en u kunt
de pedalen goed indrukken.
RUw achterhoofd wordt op ooghoogte door het
midden van de hoofdsteun ondersteund.
RU kunt het stuurwiel met licht gebogen armen
vastpakken.
RU kunt uw benen vrij bewegen.
RU kunt alle informatie op het bestuurdersdis-
play goed aezen.
RU hebt een goed overzicht van de verkeerssi-
tuatie.
RDe aanwijzingen met betrekking tot het cor-
rect omgespen van de veiligheidsgordel in
acht nemen (/ pagina 108).
Aanwijzingen met betrekking tot de handgrepen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
overmatige belasting van de handgrepen
Als u de handgreep belast met uw hele
lichaamsgewicht of er plotseling aan trekt, kan
de handgreep worden beschadigd of losraken
184 Stoelen en opbergen
F206 0105 07
uit de verankering. Daardoor kunt u letsel
oplopen.
#De handgrepen alleen gebruiken om de
zitpositie te stabiliseren of als ondersteu-
ning bij het in‑ en uitstappen.
Stoelen
Voorstoel mechanisch instellen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen door kinderen
Wanneer kinderen de stoelen instellen, kun-
nen zij bekneld raken, in het bijzonder wan-
neer ze zonder toezicht zijn.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen
Wanneer u een stoel instelt, is het mogelijk dat
uzelf of andere inzittenden bekneld raken, bij-
voorbeeld door de geleiderail van de stoel.
#Bij het instellen van een stoel mogen zich
geen lichaamsdelen in het bewegingsge-
bied van de stoel bevinden; dit controle-
ren.
De veiligheidsaanwijzingen met betrekking tot de
"Airbags" en "Kinderen in de auto" in acht nemen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door een niet vergrendelde chaueurs-
stoel
De chaueursstoel kan tijdens het rijden
onverwacht bewegen.
Daardoor kunt u de controle over het voertuig
verliezen.
#De chaueursstoel moet altijd vergren-
deld zijn voordat het voertuig wordt
gestart; dit controleren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door voertuiginstellingen tijdens het rijden
U kunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
RWanneer u tijdens het rijden de bestuur-
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels verstelt.
RWanneer u tijdens het rijden de veiligheids-
gordel omgespt.
#Voordat de auto wordt gestart: In het bij-
zonder de bestuurdersstoel, de hoofd-
steunen, het stuurwiel en de spiegels
instellen en de veiligheidsgordel omges-
pen.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij onop-
lettend instellen van de zithoogte
Bij onoplettend instellen van de zithoogte kun-
nen uzelf of andere inzittenden bekneld raken
en daarbij letsel oplopen.
Stoelen en opbergen 185
F206 0105 07
In het bijzonder kinderen kunnen de toetsen
voor de elektrische stoelinstelling onbedoeld
bedienen en bekneld raken.
#Bij het bewegen van de stoel mogen
geen handen of andere lichaamsdelen
onder de hendels van het stoelinstelsys-
teem terechtkomen; dit controleren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
niet aangebrachte of verkeerd ingestelde
hoofdsteunen
Als hoofdsteunen niet zijn ingebouwd of niet
correct zijn ingesteld is er een verhoogd risico
op letsel aan het hoofd en de nek, bijvoor-
beeld bij een ongeval of remmanoeuvre!
#Altijd met gemonteerde hoofdsteunen rij-
den.
#Voor het rijden bij elke inzittende contro-
leren, of het midden van de hoofdsteun
het achterhoofd op ooghoogte onder-
steunt.
Met de verstelling in lengterichting voor de hoofd-
steun de hoofdsteun zodanig instellen, dat deze
zo dicht mogelijk bij het achterhoofd staat.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door verkeerde zitpositie
Wanneer de rugleuning niet in nagenoeg verti-
cale positie staat, biedt de veiligheidsgordel
niet het beoogde beschermingspotentieel.
U kunt onder de gordel door glijden en daarbij
letsel oplopen.
#De stoel voor aanvang van de rit correct
instellen.
#De rugleuning moet in een nagenoeg ver-
ticale stand staan en de schoudergordel
moet over het midden van de schouder
lopen; dit controleren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door voorwerpen onder de
bijrijdersstoel
Ingeklemde voorwerpen onder de bijrijders-
stoel kunnen de automatische uitschakeling
van de bijrijdersairbag verstoren of het sys-
teem beschadigen.
#Geen voorwerpen onder de bijrijders-
stoel opbergen.
#Bij een bezette bijrijdersstoel ervoor zor-
gen dat er geen voorwerpen onder de
bijrijdersstoel zijn ingeklemd.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
overmatige belasting van de handgrepen
Als u de handgreep belast met uw hele
lichaamsgewicht of er plotseling aan trekt, kan
de handgreep worden beschadigd of losraken
uit de verankering. Daardoor kunt u letsel
oplopen.
#De handgrepen alleen gebruiken om de
zitpositie te stabiliseren of als ondersteu-
ning bij het in‑ en uitstappen.
*AANWIJZING Beschadiging van de stoelen
bij het instellen
De stoelen kunnen bij het instellen door voor-
werpen worden beschadigd.
186 Stoelen en opbergen
F206 0105 07
#Bij het instellen van de stoelen mogen
zich geen voorwerpen in de beenruimte,
onder of achter de stoelen bevinden; dit
controleren.
#In stoellengterichting instellen: De hendel 1
omhoogbrengen en de stoel in de gewenste
positie schuiven.
#Zorg ervoor dat de stoel vergrendeld is.
#Zithoogte instellen: De hendel 2 omhoog
trekken of omlaag drukken tot de gewenste
zithoogte is bereikt.
#Rugleuninghoek instellen: Het handwiel 3
naar voren of naar achteren draaien tot de
gewenste positie is bereikt.
Voorstoel mechanisch en elektrisch instellen (met
zitcomfortpakket)
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen door kinderen
Wanneer kinderen de stoelen instellen, kun-
nen zij bekneld raken, in het bijzonder wan-
neer ze zonder toezicht zijn.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
Ook wanneer de auto is afgezet kunt u de stoelen
instellen.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen
Wanneer u een stoel instelt, is het mogelijk dat
uzelf of andere inzittenden bekneld raken, bij-
voorbeeld door de geleiderail van de stoel.
#Bij het instellen van een stoel mogen zich
geen lichaamsdelen in het bewegingsge-
bied van de stoel bevinden; dit controle-
ren.
De veiligheidsaanwijzingen met betrekking tot de
"Airbags" en "Kinderen in de auto" in acht nemen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door een niet vergrendelde chaueurs-
stoel
De chaueursstoel kan tijdens het rijden
onverwacht bewegen.
Daardoor kunt u de controle over het voertuig
verliezen.
#De chaueursstoel moet altijd vergren-
deld zijn voordat het voertuig wordt
gestart; dit controleren.
Stoelen en opbergen 187
F206 0105 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door voertuiginstellingen tijdens het rijden
U kunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
RWanneer u tijdens het rijden de bestuur-
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels verstelt.
RWanneer u tijdens het rijden de veiligheids-
gordel omgespt.
#Voordat de auto wordt gestart: In het bij-
zonder de bestuurdersstoel, de hoofd-
steunen, het stuurwiel en de spiegels
instellen en de veiligheidsgordel omges-
pen.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij onop-
lettend instellen van de zithoogte
Bij onoplettend instellen van de zithoogte kun-
nen uzelf of andere inzittenden bekneld raken
en daarbij letsel oplopen.
In het bijzonder kinderen kunnen de toetsen
voor de elektrische stoelinstelling onbedoeld
bedienen en bekneld raken.
#Bij het bewegen van de stoel mogen
geen handen of andere lichaamsdelen
onder de hendels van het stoelinstelsys-
teem terechtkomen; dit controleren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
niet aangebrachte of verkeerd ingestelde
hoofdsteunen
Als hoofdsteunen niet zijn ingebouwd of niet
correct zijn ingesteld is er een verhoogd risico
op letsel aan het hoofd en de nek, bijvoor-
beeld bij een ongeval of remmanoeuvre!
#Altijd met gemonteerde hoofdsteunen rij-
den.
#Voor het rijden bij elke inzittende contro-
leren, of het midden van de hoofdsteun
het achterhoofd op ooghoogte onder-
steunt.
Met de verstelling in lengterichting voor de hoofd-
steun de hoofdsteun zodanig instellen, dat deze
zo dicht mogelijk bij het achterhoofd staat.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door verkeerde zitpositie
Wanneer de rugleuning niet in nagenoeg verti-
cale positie staat, biedt de veiligheidsgordel
niet het beoogde beschermingspotentieel.
U kunt onder de gordel door glijden en daarbij
letsel oplopen.
#De stoel voor aanvang van de rit correct
instellen.
#De rugleuning moet in een nagenoeg ver-
ticale stand staan en de schoudergordel
moet over het midden van de schouder
lopen; dit controleren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door voorwerpen onder de
bijrijdersstoel
Ingeklemde voorwerpen onder de bijrijders-
stoel kunnen de automatische uitschakeling
188 Stoelen en opbergen
F206 0105 07
van de bijrijdersairbag verstoren of het sys-
teem beschadigen.
#Geen voorwerpen onder de bijrijders-
stoel opbergen.
#Bij een bezette bijrijdersstoel ervoor zor-
gen dat er geen voorwerpen onder de
bijrijdersstoel zijn ingeklemd.
*AANWIJZING Beschadiging van de stoelen
bij het instellen
De stoelen kunnen bij het instellen door voor-
werpen worden beschadigd.
#Bij het instellen van de stoelen mogen
zich geen voorwerpen in de beenruimte,
onder of achter de stoelen bevinden; dit
controleren. 1Rugleuninghoek
2Zithoogte
3Zittinghoek
4Zittingdiepte
5Stoellengterichting
#In stoellengterichting instellen: De hendel 5
omhoogbrengen en de stoel in de gewenste
positie schuiven.
#Zorg ervoor dat de stoel vergrendeld is.
Voorstoel elektrisch instellen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen door kinderen
Wanneer kinderen de stoelen instellen, kun-
nen zij bekneld raken, in het bijzonder wan-
neer ze zonder toezicht zijn.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
Ook wanneer de auto is afgezet kunt u de stoelen
instellen.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen
Wanneer u een stoel instelt, is het mogelijk dat
uzelf of andere inzittenden bekneld raken, bij-
voorbeeld door de geleiderail van de stoel.
Stoelen en opbergen 189
F206 0105 07
#Bij het instellen van een stoel mogen zich
geen lichaamsdelen in het bewegingsge-
bied van de stoel bevinden; dit controle-
ren.
De veiligheidsaanwijzingen met betrekking tot de
"Airbags" en "Kinderen in de auto" in acht nemen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door voertuiginstellingen tijdens het rijden
U kunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
RWanneer u tijdens het rijden de bestuur-
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels verstelt.
RWanneer u tijdens het rijden de veiligheids-
gordel omgespt.
#Voordat de auto wordt gestart: In het bij-
zonder de bestuurdersstoel, de hoofd-
steunen, het stuurwiel en de spiegels
instellen en de veiligheidsgordel omges-
pen.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij onop-
lettend instellen van de zithoogte
Bij onoplettend instellen van de zithoogte kun-
nen uzelf of andere inzittenden bekneld raken
en daarbij letsel oplopen.
In het bijzonder kinderen kunnen de toetsen
voor de elektrische stoelinstelling onbedoeld
bedienen en bekneld raken.
#Bij het bewegen van de stoel mogen
geen handen of andere lichaamsdelen
onder de hendels van het stoelinstelsys-
teem terechtkomen; dit controleren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
niet aangebrachte of verkeerd ingestelde
hoofdsteunen
Als hoofdsteunen niet zijn ingebouwd of niet
correct zijn ingesteld is er een verhoogd risico
op letsel aan het hoofd en de nek, bijvoor-
beeld bij een ongeval of remmanoeuvre!
#Altijd met gemonteerde hoofdsteunen rij-
den.
#Voor het rijden bij elke inzittende contro-
leren, of het midden van de hoofdsteun
het achterhoofd op ooghoogte onder-
steunt.
Met de verstelling in lengterichting voor de hoofd-
steun de hoofdsteun zodanig instellen, dat deze
zo dicht mogelijk bij het achterhoofd staat.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door verkeerde zitpositie
Wanneer de rugleuning niet in nagenoeg verti-
cale positie staat, biedt de veiligheidsgordel
niet het beoogde beschermingspotentieel.
U kunt onder de gordel door glijden en daarbij
letsel oplopen.
#De stoel voor aanvang van de rit correct
instellen.
#De rugleuning moet in een nagenoeg ver-
ticale stand staan en de schoudergordel
moet over het midden van de schouder
lopen; dit controleren.
190 Stoelen en opbergen
F206 0105 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door voorwerpen onder de
bijrijdersstoel
Ingeklemde voorwerpen onder de bijrijders-
stoel kunnen de automatische uitschakeling
van de bijrijdersairbag verstoren of het sys-
teem beschadigen.
#Geen voorwerpen onder de bijrijders-
stoel opbergen.
#Bij een bezette bijrijdersstoel ervoor zor-
gen dat er geen voorwerpen onder de
bijrijdersstoel zijn ingeklemd.
*AANWIJZING Beschadiging van de stoelen
bij het instellen
De stoelen kunnen bij het instellen door voor-
werpen worden beschadigd.
#Bij het instellen van de stoelen mogen
zich geen voorwerpen in de beenruimte,
onder of achter de stoelen bevinden; dit
controleren.
De schakelaars voor het instellen van de stoelen
hebben geen slag. Wanneer u op de schakelaars
drukt, krijgt u daarom geen directe feedback van
de schakelaars. De feedback vindt alleen plaats
door de beweging van de stoel.
1Hoofdsteunhoogte
2Zittinghoek
3Zittingdiepte
4Stoellengterichting
5Zithoogte
6Rugleuninghoek
#De instellingen met de geheugenfunctie
opslaan (/ pagina 205).
%Bij het instellen van de zithoogte of de stoel-
lengterichting wordt de hoofdsteunhoogte
automatisch ingesteld.
Stoelen en opbergen 191
F206 0105 07
Viervoudig verstelbare lendensteun instellen
1Hoger
2Zwakker
3Lager
4Sterker
#Met de toetsen 1 tot 4 de rugleuningwel-
ving instellen.
Hoofdsteunen
Hoofdsteunen van de voorstoelen mechanisch
instellen (2-weg hoofdsteunen)
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door voertuiginstellingen tijdens het rijden
U kunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
RWanneer u tijdens het rijden de bestuur-
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels verstelt.
RWanneer u tijdens het rijden de veiligheids-
gordel omgespt.
#Voordat de auto wordt gestart: In het bij-
zonder de bestuurdersstoel, de hoofd-
steunen, het stuurwiel en de spiegels
instellen en de veiligheidsgordel omges-
pen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
niet aangebrachte of verkeerd ingestelde
hoofdsteunen
Als hoofdsteunen niet zijn ingebouwd of niet
correct zijn ingesteld is er een verhoogd risico
op letsel aan het hoofd en de nek, bijvoor-
beeld bij een ongeval of remmanoeuvre!
#Altijd met gemonteerde hoofdsteunen rij-
den.
#Voor het rijden bij elke inzittende contro-
leren, of het midden van de hoofdsteun
het achterhoofd op ooghoogte onder-
steunt.
Met de verstelling in lengterichting voor de hoofd-
steun de hoofdsteun zodanig instellen, dat deze
zo dicht mogelijk bij het achterhoofd staat.
192 Stoelen en opbergen
F206 0105 07
#De hoofdsteun aan beide zijden beetpakken
en de ontgrendelingsknop 1 indrukken.
#Hoger of lager instellen: De hoofdsteun
omhoog trekken of omlaag drukken.
#De ontgrendelingsknop 1 loslaten.
Hoofdsteunen van de voorstoelen mechanisch
instellen (4-weg hoofdsteunen)
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door voertuiginstellingen tijdens het rijden
U kunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
RWanneer u tijdens het rijden de bestuur-
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels verstelt.
RWanneer u tijdens het rijden de veiligheids-
gordel omgespt.
#Voordat de auto wordt gestart: In het bij-
zonder de bestuurdersstoel, de hoofd-
steunen, het stuurwiel en de spiegels
instellen en de veiligheidsgordel omges-
pen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
niet aangebrachte of verkeerd ingestelde
hoofdsteunen
Als hoofdsteunen niet zijn ingebouwd of niet
correct zijn ingesteld is er een verhoogd risico
op letsel aan het hoofd en de nek, bijvoor-
beeld bij een ongeval of remmanoeuvre!
#Altijd met gemonteerde hoofdsteunen rij-
den.
#Voor het rijden bij elke inzittende contro-
leren, of het midden van de hoofdsteun
het achterhoofd op ooghoogte onder-
steunt.
Met de verstelling in lengterichting voor de hoofd-
steun de hoofdsteun zodanig instellen, dat deze
zo dicht mogelijk bij het achterhoofd staat.
Stoelen en opbergen 193
F206 0105 07
Auto's met mechanische en elektrische stoelver-
stelling
#De hoofdsteun aan beide zijden beetpakken
en de ontgrendelingsknop 1 indrukken.
De hoofdsteun wordt tegelijkertijd ontgrendeld
in alle bewegingsrichtingen.
#Hoger of lager instellen: De hoofdsteun
omhoog trekken of omlaag drukken.
#Naar voren of naar achteren verstellen: De
hoofdsteun naar voren trekken of naar achte-
ren drukken.
#De ontgrendelingsknop 1 loslaten.
Auto's met elektrische stoelverstelling
#Hoger of lager instellen: De hoofdsteun instel-
len met de toetsen in de portierbedienings-
eenheid (/ pagina 189).
#Naar voren of naar achteren verstellen: De
hoofdsteun aan beide zijden beetpakken en de
ontgrendelingsknop 1 indrukken.
#De hoofdsteun naar voren trekken of naar ach-
teren drukken.
#De ontgrendelingsknop 1 loslaten.
Hoofdsteunen van de zitplaatsen achterin
mechanisch instellen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
niet aangebrachte of verkeerd ingestelde
hoofdsteunen
Als hoofdsteunen niet zijn ingebouwd of niet
correct zijn ingesteld is er een verhoogd risico
op letsel aan het hoofd en de nek, bijvoor-
beeld bij een ongeval of remmanoeuvre!
#Altijd met gemonteerde hoofdsteunen rij-
den.
#Voor het rijden bij elke inzittende contro-
leren, of het midden van de hoofdsteun
het achterhoofd op ooghoogte onder-
steunt.
Met de verstelling in lengterichting voor de hoofd-
steun de hoofdsteun zodanig instellen, dat deze
zo dicht mogelijk bij het achterhoofd staat.
194 Stoelen en opbergen
F206 0105 07
#Hoger instellen: De ontgrendelingsknop 1 in
de richting van de pijl drukken en de hoofd-
steun omhoogtrekken tot deze vergrendelt.
#Lager instellen: De ontgrendelingsknop 1 in
de richting van de pijl drukken en de hoofd-
steun omlaagdrukken tot deze vergrendelt.
Hoofdsteunen van de zitplaatsen achterin uit-
of inbouwen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
niet aangebrachte of verkeerd ingestelde
hoofdsteunen
Als hoofdsteunen niet zijn ingebouwd of niet
correct zijn ingesteld is er een verhoogd risico
op letsel aan het hoofd en de nek, bijvoor-
beeld bij een ongeval of remmanoeuvre!
#Altijd met gemonteerde hoofdsteunen rij-
den.
#Voor het rijden bij elke inzittende contro-
leren, of het midden van de hoofdsteun
het achterhoofd op ooghoogte onder-
steunt.
Met de verstelling in lengterichting voor de hoofd-
steun de hoofdsteun zodanig instellen, dat deze
zo dicht mogelijk bij het achterhoofd staat.
Verwijderen
De hoofdsteunen kunnen alleen worden uitge-
bouwd bij auto's met omklapbare rugleuningen
achterin.
#De rugleuning achterin ontgrendelen en iets
naar voren klappen (/ pagina 44).
#De ontgrendelingsknop 2 indrukken en de
hoofdsteun tot de aanslag omhoogtrekken.
De ontgrendelingsknop 1 komt naar buiten.
#De beide ontgrendelingsknoppen 1 en 2
tegelijkertijd in de richting van de pijl drukken
en de hoofdsteun eruit trekken.
Stoelen en opbergen 195
F206 0105 07
#De rugleuning achterin terugklappen, tot deze
vergrendelt.
Aanbrengen
#De rugleuning achterin ontgrendelen en iets
naar voren klappen (/ pagina 44).
#De hoofdsteun zodanig aanbrengen dat de
inkepingen in de bevestigingsbeugel zich, in
rijrichting gezien, aan de linkerzijde bevinden.
#De hoofdsteun omlaagdrukken, tot deze ver-
grendelt.
#De rugleuning achterin terugklappen, tot deze
vergrendelt.
Stoelinstellingen congureren
Multimediasysteem:
4© 5Comfort 5Stoel
Luchtkussens instellen
#In het betreende menu de luchtkussens voor
Lendensteun, of Zijwangen instellen.
Automatische stoelaanpassing instellen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar door het
instellen van de bestuurdersstoel na het
oproepen van een rijdersproel
Door het selecteren van een gebruikersproel
kan de bestuurdersstoel naar de positie bewe-
gen die bij dat gebruikersproel is opgeslagen.
Hierdoor kunnen u of andere inzittenden letsel
oplopen.
#Er mogen zich geen personen of
lichaamsdelen in het verstelbereik van
de stoel bevinden tijdens de instelling
van de bestuurdersstoel via het multime-
diasysteem.
Wanneer een persoon ingeklemd dreigt te
raken, direct het instellen stoppen door:
#a) De waarschuwingsmelding op het cen-
traal display aan te tippen.
of
#b) Een positietoets van de geheugenfunc-
tie of een stoelinstelschakelaar in het
bestuurdersportier te bedienen.
De instelling wordt onderbroken.
Multimediasysteem:
4© 5Comfort 5Stoel
5Automatische zitpositie
Bestuurdersstoel- en stuurwielpositie handmatig
aanpassen aan lichaamslengte
De auto berekent op basis van de lichaamslengte
van de bestuurder een geschikte bestuurders-
stoel- en stuurwielpositie en stelt deze direct in.
#De maateenheid instellen: cm of ft/in selecte-
ren.
#De lichaamslengte instellen op de schaal.
#Positie-instelling starten selecteren.
De bestuurdersstoel- en stuurwielpositie wor-
den aangepast aan de ingestelde lichaams-
lengte.
196 Stoelen en opbergen
F206 0105 07
%Deze instellingen kunnen ook worden uitge-
voerd via de Mercedes me gebruikersaccount
voor uw gebruikersproel. Door de synchroni-
satie van de proelen in de auto en de
Mercedes me connect proelen worden deze
instellingen overgenomen door uw auto. Meer
informatie over het synchroniseren van
gebruikersproelen (/ pagina 498).
%Als de door de auto berekende bestuurders-
stoel- of stuurwielpositie niet praktisch of
handig is, kan deze op elk gewenst moment
handmatig worden aangepast met behulp van
de bedieningsknoppen.
De buitenspiegels worden niet ingesteld door
deze functie, maar moeten handmatig worden
ingesteld met behulp van de bedieningsscha-
kelaars.
Overzicht van de massageprogramma's
RClassic Massage: Ontspannende massage van
de rug
RMobilizing Massage: Mobiliserende massage
door opwaartse massagegolven. Kan een lang-
zamere, diepere ademhaling bevorderen.
Daarmee kan de zuurstooevoer naar de cel-
len en hersenen worden verbeterd.
RActivating Massage: Activerende massage
door opwaartse massagegolven
RRelaxing Massage: Ontspannende massage
van de rug door opwaartse golfbewegingen
met daaropvolgende uitstrijkbewegingen
RDiepe golven: Golfbewegingen in het kussen
kunnen de doorbloeding en stofwisseling in de
onderrug en benen stimuleren
RDiepe workout: Golfbewegingen in het kussen
worden gecombineerd met golfbewegingen uit
de rugleuning en kunnen de doorbloeding en
stofwisseling in de onderrug, het zitvlak en de
benen stimuleren
%De programma's diepe golven en diepe wor-
kout zijn alleen beschikbaar in de bestuur-
dersstoel.
Massageprogramma voor voorstoelen selecteren
Multimediasysteem:
4© 5Comfort 5Massage
#Een massageprogramma selecteren
(/ pagina 197).
#Het programma voor de gewenste stoel star-
ten ;.
#Massage-intensiteit instellen: Intensief in- of
uitschakelen.
#Massage stoppen: É selecteren.
%De beschikbaarheid van deze functie is afhan-
kelijk van de uitrusting.
Stoelinstellingen terugzetten
Multimediasysteem:
4© 5Comfort 5Stoel
#Terugzetten selecteren.
#ß voor de gewenste stoel selecteren.
De instellingen van de geselecteerde stoel
worden teruggezet.
Stoelen en opbergen 197
F206 0105 07
Stoelverwarming in- of uitschakelen
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den door herhaaldelijk inschakelen van de
stoelverwarming
Wanneer u de stoelverwarming herhaaldelijk
inschakelt, kunnen de zitting en de rugleuning-
vulling zeer heet worden.
Met name bij personen met beperkte tempe-
ratuursensatie of met een beperkte reactie-
mogelijkheid op hogere temperaturen kan dit
tot gezondheidsklachten of zelfs op brandwon-
den gelijkende verwondingen leiden.
#De stoelverwarming niet herhaaldelijk
inschakelen.
Ter bescherming tegen oververhitting kan de
stoelverwarming na herhaaldelijk opnieuw inscha-
kelen tijdelijk worden gedeactiveerd.
*AANWIJZING Beschadiging van de stoelen
door voorwerpen of zittingaccessoires bij
ingeschakelde stoelverwarming
Wanneer de stoelverwarming is ingeschakeld,
kan door voorwerpen of zittingaccessoires op
de stoelen, bijvoorbeeld stoelkussens of kin-
derzitjes, warmteophoping optreden. Daar-
door kan het zittingvlak worden beschadigd.
#Bij ingeschakelde stoelverwarming
mogen zich geen voorwerpen of zittin-
gaccessoires op de stoelen bevinden; dit
controleren.
Voorwaarden
RDe spanningsvoorziening is ingeschakeld.
#De toets 1 voor de betreende stoel zo vaak
indrukken, tot de gewenste verwarmingsstand
bereikt is.
Afhankelijk van de verwarmingsstand gaan
een tot drie controlelampjes branden. Wan-
neer alle controlelampjes gedoofd zijn, is de
stoelverwarming uitgeschakeld.
198 Stoelen en opbergen
F206 0105 07
%De stoelverwarming schakelt automatisch na
8, 10 en 20 minuten terug uit de drie verwar-
mingsstanden tot het volledig uitschakelen
van de stoelverwarming.
%Wanneer u de spanningsvoorziening binnen
20 minuten uit- en weer inschakelt, blij de
laatste instelling van de stoelverwarming voor
de bestuurdersstoel actief.
Stoelventilatie in- of uitschakelen
Voorwaarden
RDe spanningsvoorziening is ingeschakeld.
#De toets 1 voor de betreende stoel zo vaak
indrukken, tot de gewenste aanjagerstand
bereikt is.
Afhankelijk van de aanjagerstand gaan een tot
drie controlelampjes branden. Wanneer alle
controlelampjes gedoofd zijn, is de stoelventi-
latie uitgeschakeld.
%Wanneer u de spanningsvoorziening binnen
20 minuten uit- en weer inschakelt, blij de
laatste instelling van de stoelventilatie voor de
bestuurdersstoel actief.
Stuurwiel
Stuurwiel mechanisch instellen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door voertuiginstellingen tijdens het rijden
U kunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
RWanneer u tijdens het rijden de bestuur-
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels verstelt.
RWanneer u tijdens het rijden de veiligheids-
gordel omgespt.
#Voordat de auto wordt gestart: In het bij-
zonder de bestuurdersstoel, de hoofd-
steunen, het stuurwiel en de spiegels
instellen en de veiligheidsgordel omges-
pen.
Stoelen en opbergen 199
F206 0105 07
&WAARSCHUWING Inklemgevaar voor kin-
deren bij het instellen van het stuurwiel
Wanneer kinderen het stuurwiel instellen, kun-
nen ze bekneld raken.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
Ontgrendelen
#De ontgrendelingshendel 1 volledig omlaag-
klappen.
#De hoogte 2 en de afstand 3 tot het stuur-
wiel instellen.
Vergrendelen
#De ontgrendelingshendel 1 volledig omhoog-
klappen.
#Door het stuurwiel te bewegen controleren of
de stuurkolom vergrendeld is.
200 Stoelen en opbergen
F206 0105 07
Stuurwiel elektrisch instellen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door voertuiginstellingen tijdens het rijden
U kunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
RWanneer u tijdens het rijden de bestuur-
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels verstelt.
RWanneer u tijdens het rijden de veiligheids-
gordel omgespt.
#Voordat de auto wordt gestart: In het bij-
zonder de bestuurdersstoel, de hoofd-
steunen, het stuurwiel en de spiegels
instellen en de veiligheidsgordel omges-
pen.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar voor kin-
deren bij het instellen van het stuurwiel
Wanneer kinderen het stuurwiel instellen, kun-
nen ze bekneld raken.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
Het stuurwiel kan worden ingesteld als de span-
ningsvoorziening is uitgeschakeld.
1Omhoog zetten
2Naar achteren zetten
3Omlaag zetten
4Naar voren zetten
#De instellingen met de geheugenfunctie
opslaan (/ pagina 205).
Stoelen en opbergen 201
F206 0105 07
Stuurwielverwarming in- en uitschakelen
Afhankelijk van de uitrusting van de auto kan de
stuurwielverwarming met een schakelaar in het
stuurwiel worden in- en uitgeschakeld.
Voorwaarden
RDe auto is ingeschakeld.
#Inschakelen: De schakelaar in de stand 1
drukken.
Wanneer het controlelampje 3 brandt, is de
stuurwielverwarming ingeschakeld.
#Uitschakelen: De schakelaar in de stand 2
drukken.
Wanneer u de auto uitschakelt, wordt de stuur-
wielverwarming ook uitgeschakeld.
Stuurwielverwarming van stoelverwarming loskop-
pelen
Voorwaarden
RDe spanningsvoorziening of de auto is inge-
schakeld.
RDe stuurwielverwarming en de stoelverwar-
ming zijn gekoppeld.
Multimediasysteem:
4© 5Comfort 5Stoel
5Verwarmingsinstellingen
De functie is standaard ingeschakeld en de stuur-
wielverwarming wordt automatisch geactiveerd en
gedeactiveerd wanneer de stoelverwarming wordt
in- en uitgeschakeld.
#Tevens stuurwielverwarming aantippen.
De stuurwielverwarming wordt van de stoel-
verwarming losgekoppeld.
In- en uitstaphulp
Functie van de in- en uitstaphulp
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij wegrijden tijdens het instellen van de
in‑ en uitstaphulp
U kunt de controle over de auto verliezen.
#Alvorens weg te rijden altijd afwachten,
tot het instellen beëindigd is.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij instel-
len van de in‑ en uitstaphulp
U en andere inzittenden – in het bijzonder kin-
deren – kunnen bekneld raken.
#U ervan verzekeren dat er zich geen
lichaamsdelen in het bewegingsgebied
202 Stoelen en opbergen
F206 0105 07
van het stuurwiel en de bestuurdersstoel
bevinden.
Bij gevaar voor inklemming door het stuurwiel:
#De verstelhendel van het stuurwiel bewe-
gen.
De instelling wordt onderbroken.
Bij gevaar voor inklemming door de bestuur-
dersstoel:
#De schakelaar van de stoelverstelling
indrukken.
De instelling wordt onderbroken.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
achterlaten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
Auto's met geheugenfunctie: Het instellen kan
wordt gestopt door het indrukken van een geheu-
genplaatstoets van de geheugenfunctie.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij active-
ring van de in‑ en uitstaphulp door kinde-
ren
Wanneer kinderen de in‑ en uitstaphulp active-
ren, kunnen zij bekneld raken, in het bijzonder
wanneer ze zonder toezicht zijn.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
achterlaten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
Om ervoor te zorgen dat u de in- en uitstaphulp
kunt gebruiken moet de automatische stoelaan-
passing zijn ingeschakeld (/ pagina 196).
Bij een actieve in- en uitstaphulp bewegen het
stuurwiel en de bestuurdersstoel als volgt:
RHet stuurwiel zwenkt omhoog.
RDe bestuurdersstoel gaat naar voren of naar
achteren in een zitpositie die geschikt is voor
het uitstappen.
Dit gebeurt in de volgende situaties:
RU schakelt de auto uit wanneer het bestuur-
dersportier geopend is.
RU opent het bestuurdersportier wanneer de
auto uitgeschakeld is.
%Het stuurwiel zwenkt alleen omhoog, wanneer
dit zich niet al tegen de bovenste aanslag
bevindt. De bestuurdersstoel schui alleen
naar achteren, wanneer deze niet al in de ach-
terste stand staat.
Het stuurwiel en de bestuurdersstoel bewegen in
de volgende gevallen in de laatste rijstand terug:
RU schakelt de spanningsvoorziening of de auto
in wanneer het bestuurdersportier gesloten is.
RU sluit het bestuurdersportier wanneer de
auto ingeschakeld is.
De laatste rijstand wordt in de volgende gevallen
opgeslagen:
RU schakelt de auto uit.
RAuto's met geheugenfunctie: De stoelinstellin-
gen worden met de geheugenfunctie opgeroe-
pen.
Stoelen en opbergen 203
F206 0105 07
RAuto's met geheugenfunctie: De stoelverstel-
ling wordt met de geheugenfunctie opgesla-
gen.
Auto's met geheugenfunctie: Wanneer een van de
positietoetsen van de geheugenfunctie wordt
ingedrukt, wordt het instellen gestopt.
In- en uitstaphulp instellen
Voorwaarden
RDe automatische stoelaanpassing is geacti-
veerd (/ pagina 196).
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5In- en uitstaphulp
#Stuurwiel en stoel, Alleen stuurwiel of Uit
selecteren.
%Wanneer u een individueel gebruikersproel
gebruikt, wordt deze invoer voor de in- en uit-
staphulp overgenomen. Daardoor bewegen de
bestuurdersstoel en het stuurwiel automa-
tisch naar de juiste positie (/ pagina 495).
Geheugenfunctie
Functie van de geheugenfunctie
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door gebruik van de geheugenfunctie tij-
dens het rijden
Als tijdens het rijden de geheugenfunctie aan
bestuurderszijde wordt gebruikt, kan door de
instelbewegingen de controle over de auto
worden verloren.
#De geheugenfunctie aan bestuurders-
zijde alleen gebruiken als de auto stil-
staat.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij het
instellen van de stoelen met de geheugen-
functie
Wanneer de geheugenfunctie de stoel instelt,
kunt u of kunnen andere inzittenden – in het
bijzonder kinderen – bekneld raken.
#Tijdens het instellen door de geheugen-
functie waarborgen, dat niemand
lichaamsdelen in het bewegingsgebied
van de stoel of het stuurwiel hee.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
een geheugenplaatstoets of stoelverstel-
schakelaar bedienen.
De instelling wordt onderbroken.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij active-
ring van de geheugenfunctie door kinde-
ren
Wanneer kinderen de geheugenfunctie active-
ren, kunnen deze bekneld raken, in het bijzon-
der wanneer ze zonder toezicht zijn.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
achterlaten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
U kunt de geheugenfunctie bij uitgeschakelde
auto gebruiken.
Met de geheugenfunctie kunnen stoelinstellingen
worden opgeslagen en opgeroepen voor maximaal
drie personen.
204 Stoelen en opbergen
F206 0105 07
De volgende instellingen van de voorstoelen kun-
nen worden opgeslagen:
RStoel-, rugleuning-, hoofdsteunpositie en rug-
leuningwelving van de stoel in het lendenge-
deelte
RStoelverwarming: Verdeling van de verwarmde
vlakken voor zitting en rugleuning
RBestuurderszijde: stuurwielpositie, buitenspie-
gelstand aan bestuurders- en passagierszijde
RHead-up-display
Geheugenfunctie bedienen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door gebruik van de geheugenfunctie tij-
dens het rijden
Als tijdens het rijden de geheugenfunctie aan
bestuurderszijde wordt gebruikt, kan door de
instelbewegingen de controle over de auto
worden verloren.
#De geheugenfunctie aan bestuurders-
zijde alleen gebruiken als de auto stil-
staat.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij het
instellen van de stoelen met de geheugen-
functie
Wanneer de geheugenfunctie de stoel instelt,
kunt u of kunnen andere inzittenden – in het
bijzonder kinderen – bekneld raken.
#Tijdens het instellen door de geheugen-
functie waarborgen, dat niemand
lichaamsdelen in het bewegingsgebied
van de stoel of het stuurwiel hee.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
een geheugenplaatstoets of stoelverstel-
schakelaar bedienen.
De instelling wordt onderbroken.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij active-
ring van de geheugenfunctie door kinde-
ren
Wanneer kinderen de geheugenfunctie active-
ren, kunnen deze bekneld raken, in het bijzon-
der wanneer ze zonder toezicht zijn.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
achterlaten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuigsleu-
tel.
U kunt de geheugenfunctie bij uitgeschakelde
auto gebruiken.
Stoelen en opbergen 205
F206 0105 07
Opslaan
#De voorstoel, het stuurwiel, het head-up-dis-
play en de buitenspiegels in de gewenste
stand instellen.
#De geheugentoets V indrukken en weer
loslaten.
#Binnen drie seconden een van de geheugen-
plaatstoetsen 4, T of U indrukken.
Er klinkt een geluidssignaal. De instellingen
zijn opgeslagen.
#Oproepen: De geheugenplaatstoets 4,
T of U indrukken.
De opgeslagen positie wordt aangestuurd. Na
het loslaten van de toets worden de voorstoel,
de buitenspiegels, het head-up-display en de
stuurkolom automatisch verder in de opgesla-
gen positie gezet.
Opbergmogelijkheden
Aanwijzingen met betrekking tot het beladen van
de auto
&GEVAAR Vergiigingsgevaar door uitlaat-
gassen
Verbrandingsmotoren stoten giige uitlaatgas-
sen uit, bijvoorbeeld koolmonoxide. Als het
koerdeksel is geopend als de motor draait, in
het bijzonder tijdens het rijden, kunnen uitlaat-
gassen in het interieur binnendringen.
#Altijd de motor afzetten alvorens het kof-
ferdeksel te openen.
#Nooit met een geopend koerdeksel rij-
den.
Voorwerpen in het ontplooiingsgebied van een air-
bag kunnen het correct functioneren van de air-
bag in gevaar brengen. Daartoe de aanwijzingen
206 Stoelen en opbergen
F206 0105 07
met betrekking tot de airbags in acht nemen
(/ pagina 123) .
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
niet-vastgezette voorwerpen in de auto
Wanneer voorwerpen, bagage of lading niet of
onvoldoende vastgezet is, kan het verschui-
ven, kantelen of rondslingeren en daardoor
inzittenden raken.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze niet kunnen rondslingeren.
#Voorwerpen, bagage of lading voor het
wegrijden beveiligen tegen verschuiven
of kantelen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergen van voorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grote voorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door voorwerpen in de beenruimte van de
bestuurder en de passagier
Voorwerpen in de beenruimte van de bestuur-
der en de passagier kunnen de pedaalslag
beperken of een ingedrukt pedaal blokkeren.
Hierdoor wordt de bedrijfs‑ en verkeersveilig-
heid van de auto in gevaar gebracht.
#Alle voorwerpen in de auto veilig opber-
gen, opdat deze niet in de beenruimte
van de bestuurder of de passagier
terecht kunnen komen.
#De vloermatten altijd stevig en zoals
voorgeschreven aanbrengen, zodat altijd
voldoende vrije ruimte voor de pedalen is
gewaarborgd.
#Geen losse vloermatten gebruiken en
niet meerdere vloermatten op elkaar leg-
gen.
Auto's met automatische uitschakeling van de
passagiersairbag: Ingeklemde voorwerpen onder
de passagiersstoel kunnen de automatische uit-
schakeling van de passagiersairbag verstoren of
Stoelen en opbergen 207
F206 0105 07
het systeem beschadigen. Daarom de aanwijzin-
gen met betrekking tot de automatische uitscha-
keling van de passagiersairbag in acht nemen
(/ pagina 113).
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den door uitlaateindpijpen en uitlaatsier-
stukken
Uitlaateindpijpen en uitlaatsierstukken kunnen
zeer heet zijn. Als deze onderdelen van de
auto worden aangeraakt, kunt u zich branden.
#In de omgeving van de uitlaateindpijpen
en uitlaatsierstukken altijd bijzonder
voorzichtig zijn en in deze omgeving in
het bijzonder kinderen in de gaten hou-
den.
#Onderdelen van de auto laten afkoelen
alvorens ze aan te raken.
%Leder is een natuurproduct. Het oppervlak
hee natuurlijke kenmerken, zoals verschillen
in de structuur, groei- en letselsporen of lichte
kleurnuances. Deze oppervlaktekenmerken
zijn bijzonderheden van leder, geen materiaal-
gebreken. Bovendien ondergaat leder een
natuurlijk verouderingsproces, waarbij de
oppervlaktekenmerken veranderen.
Het rijgedrag van de auto is afhankelijk van de ver-
deling van de bagage. Daarom bij het beladen de
volgende aanwijzingen in acht nemen:
RMet de lading en personen niet het toegestaan
totaalgewicht en de toegestane asbelastingen
van de auto overschrijden.
De gegevens op het voertuigtypeplaatje raad-
plegen (/ pagina 810).
RNiet tot boven de bovenzijde van de rugleunin-
gen beladen.
RIndien mogelijk de bagage altijd achter de
niet-bezette stoelen plaatsen.
RDe lading aan de sjorogen beveiligen en deze
gelijkmatig belasten.
Aanwijzingen met betrekking tot het rijden met
dakbelasting
RDe belading en de dakbelasting gelijkmatig
verdelen en zware voorwerpen zo laag moge-
lijk leggen. Hiertoe ook de aanwijzingen met
betrekking tot het beladen van de auto in acht
nemen (/ pagina 206).
RBehoedzaam rijden; abrupt wegrijden, remmen
en sturen alsmede snel rijden door bochten
vermijden.
RBij het vervoeren van lading op het dak en bij
een volledig beladen of volledig bezette auto
een van de rijprogramma's ; en A
selecteren. Deze zijn ontwikkeld met het oog
op extra stabiliteit (/ pagina 297).
%Meer informatie over opbergvakken en
opbergmogelijkheden vindt u in de digitale
handleiding.
Opbergvakken in het interieur
Overzicht van de voorste opbergvakken
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergen van voorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
208 Stoelen en opbergen
F206 0105 07
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grote voorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen.
1Opbergvakken in de portieren
2Opbergvak onder de armsteun met multime-
dia- en usb-aansluitingen
3Opbergvak in de middenconsole voorin met
bekerhouders, usb-aansluitingen en oplaad-
module voor het draadloos opladen van de
mobiele telefoon
4Dashboardkastje
%De rubbermat in het opbergvak in de midden-
console voorin 3 kan worden verwijderd om
te worden gereinigd met helder, lauw water.
Daarbij de aanwijzingen met betrekking tot de
verzorging van het interieur in acht nemen
(/ pagina 654).
Opbergvak in de middenconsole voorin openen
of sluiten
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergen van voorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
Stoelen en opbergen 209
F206 0105 07
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grote voorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen.
#Openen: Het deksel van het opbergvak in de
middenconsole voorin aan de handgreep 1
in de richting van de pijl geheel naar voren
schuiven.
#Sluiten: De handgreep 1 van het deksel van
het geopende opbergvak in de middenconsole
voorin kort naar voren drukken.
Het deksel sluit automatisch het opbergvak in
de middenconsole voorin.
Opbergvak in de armsteun voorin openen of
sluiten
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergen van voorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grote voorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen.
210 Stoelen en opbergen
F206 0105 07
#Openen: De ontgrendeling 1 omlaagdrukken.
De deksels van de opbergvakken in de arm-
steun voorin 2 klappen automatisch open in
de richting van de pijl.
#Sluiten: De deksels van de opbergvakken in de
armsteun voorin 2 in de richting van de pijl
naar binnen zwenken.
Het opbergvak in de armsteun voorin is geslo-
ten.
Dashboardkastje ver- of ontgrendelen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergen van voorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grote voorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen.
#De noodsleutel een kwart omwenteling
rechtsom 2 (vergrendelen) of linksom 1
(ontgrendelen) draaien.
Stoelen en opbergen 211
F206 0105 07
Elektronicavak in de middenconsole achterin
openen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergen van voorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grote voorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen.
#De afdekking 1 aantippen.
Het elektronicavak in de middenconsole ach-
terin opent.
Doorlaadmogelijkheid achterbank (EASY-PACK-
Quickfold)
Rugleuningen achterin naar voren klappen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen
Wanneer een stoel wordt versteld, kunt u of
een van de inzittenden ingeklemd raken.
#Bij het verstellen van een stoel mogen
zich geen lichaamsdelen in het bewe-
gingsgebied van de stoel bevinden; dit
controleren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet vergrendelde rugleuning
De rugleuning kan naar voren klappen.
Hierbij bestaan in het bijzonder de volgende
risico's:
RDe inzittende kan in de veiligheidsgordel
worden gedrukt. De veiligheidsgordel kan
niet meer zoals bedoeld beschermen en
extra letsel veroorzaken.
212 Stoelen en opbergen
F206 0105 07
REen kinderzitjesbevestigingssysteem wordt
niet meer correct ondersteund of op zijn
plaats gehouden en kan zijn functie niet
meer correct vervullen.
RDe rugleuning kan voorwerpen of bagage
in de bagageruimte niet tegenhouden.
Altijd controleren of de rugleuning vergrendeld
is, in het bijzonder:
Rnadat de stoel is ingesteld.
Rnadat de bagageruimtevergroting gebruikt
is.
De rode markering van de vergrendelingsindicator
mag niet meer zichtbaar zijn; dit controleren.
Anders is de rugleuning niet vergrendeld.
Altijd ervoor zorgen dat alle inzittenden de veilig-
heidsgordel correct dragen en een juiste zithou-
ding hebben. In het bijzonder bij kinderen moet u
daarop letten.
Voorwaarden
RDe hoofdsteunen van de rugleuningen achterin
zijn volledig ingeschoven.
RDe armsteun achterin is omhoog geklapt.
Buitenste rugleuningen achterin naar voren klap-
pen
De middelste rugleuning en de rechter buitenste
rugleuning kunnen afzonderlijk naar voren worden
geklapt.
De linker rugleuning kan alleen in combinatie met
de middelste rugleuning naar voren worden
geklapt.
Wanneer u een neergeklapte rugleuning achterin
niet meer als laadvloer hoe te gebruiken, klapt u
de rugleuning weer terug.
#Controleren of de middelste rugleuning
rechtop is gezet en met de linker rugleuning
vergrendeld is (/ pagina 216). #De gordelslottong van de veiligheidsgordel 1
in de aangegeven positie 2 drukken.
#Eventueel de bestuurders- of de passagiers-
stoel naar voren bewegen.
Stoelen en opbergen 213
F206 0105 07
#Linker rugleuning naar voren klappen: Kort
aan de linker toets 1 trekken.
De linker rugleuning klapt samen met de mid-
delste rugleuning naar voren.
Wanneer de linker rugleuning niet vergrendeld
is met de middelste rugleuning, wordt dit
weergegeven op het centraal display.
#Rechter rugleuning naar voren klappen: Kort
aan de rechter toets 1 trekken.
De rechter rugleuning klapt naar voren.
%Wanneer u slechts één van de buitenste rug-
leuningen naar voren wilt klappen, de rechter
rugleuning naar voren klappen.
Middelste rugleuning achterin separaat naar voren
klappen
Wanneer u de neergeklapte rugleuning niet meer
als laadvloer hoe te gebruiken, klapt u de rugleu-
ning weer terug.
#De ontgrendeling 3 indrukken.
#De rugleuning 2 naar voren klappen.
Rugleuning achterin terugklappen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen
Wanneer een stoel wordt versteld, kunt u of
een van de inzittenden ingeklemd raken.
214 Stoelen en opbergen
F206 0105 07
#Bij het verstellen van een stoel mogen
zich geen lichaamsdelen in het bewe-
gingsgebied van de stoel bevinden; dit
controleren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet vergrendelde rugleuning
De rugleuning kan naar voren klappen.
Hierbij bestaan in het bijzonder de volgende
risico's:
RDe inzittende kan in de veiligheidsgordel
worden gedrukt. De veiligheidsgordel kan
niet meer zoals bedoeld beschermen en
extra letsel veroorzaken.
REen kinderzitjesbevestigingssysteem wordt
niet meer correct ondersteund of op zijn
plaats gehouden en kan zijn functie niet
meer correct vervullen.
RDe rugleuning kan voorwerpen of bagage
in de bagageruimte niet tegenhouden.
Altijd controleren of de rugleuning vergrendeld
is, in het bijzonder:
Rnadat de stoel is ingesteld.
Rnadat de bagageruimtevergroting gebruikt
is.
De rode markering van de vergrendelingsindicator
mag niet meer zichtbaar zijn; dit controleren.
Anders is de rugleuning niet vergrendeld.
Altijd ervoor zorgen dat alle inzittenden de veilig-
heidsgordel correct dragen en een juiste zithou-
ding hebben. In het bijzonder bij kinderen moet u
daarop letten.
*AANWIJZING Beschadiging van de veilig-
heidsgordel door inklemmen bij het terug-
klappen van de rugleuning
De veiligheidsgordel kan bij het terugklappen
van de rugleuning bekneld raken en daardoor
worden beschadigd.
#Erop letten dat de veiligheidsgordel bij
het terugklappen van de rugleuning niet
bekneld raakt.
#Eventueel de bestuurders- of de passagiers-
stoel naar voren bewegen.
#De rugleuning 1 naar achteren kantelen, tot
deze vergrendelt.
Wanneer de rugleuning niet vastgeklikt en ver-
grendeld is, is de rode vergrendelingsindicator
2 zichtbaar.
Stoelen en opbergen 215
F206 0105 07
Ontgrendeling van de middelste rugleuning ach-
terin blokkeren en deblokkeren
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen
Wanneer een stoel wordt versteld, kunt u of
een van de inzittenden ingeklemd raken.
#Bij het verstellen van een stoel mogen
zich geen lichaamsdelen in het bewe-
gingsgebied van de stoel bevinden; dit
controleren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet vergrendelde rugleuning
De rugleuning kan naar voren klappen.
Hierbij bestaan in het bijzonder de volgende
risico's:
RDe inzittende kan in de veiligheidsgordel
worden gedrukt. De veiligheidsgordel kan
niet meer zoals bedoeld beschermen en
extra letsel veroorzaken.
REen kinderzitjesbevestigingssysteem wordt
niet meer correct ondersteund of op zijn
plaats gehouden en kan zijn functie niet
meer correct vervullen.
RDe rugleuning kan voorwerpen of bagage
in de bagageruimte niet tegenhouden.
Altijd controleren of de rugleuning vergrendeld
is, in het bijzonder:
Rnadat de stoel is ingesteld.
Rnadat de bagageruimtevergroting gebruikt
is.
Wanneer de rugleuningen niet vastgeklikt en ver-
grendeld zijn, zijn de rode vergrendelingsindicato-
ren zichtbaar.
Altijd ervoor zorgen dat alle inzittenden de veilig-
heidsgordel correct dragen en een juiste zithou-
ding hebben. In het bijzonder bij kinderen moet u
daarop letten.
U kunt de bagageruimte tegen onbevoegde toe-
gang beveiligen door de ontgrendeling van de
middelste rugleuning te blokkeren. Deze kan dan
alleen nog samen met de linker rugleuning naar
voren worden geklapt.
#Blokkeren of deblokkeren: De schuif 1
omhoog of omlaagschuiven.
Overzicht van de sjorogen
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen (/ pagina 206).
216 Stoelen en opbergen
F206 0105 07
1Sjorogen
%Alleen bij auto's met de uitrusting doorlaad-
mogelijkheid achterbank (EASY-PACK Quick-
fold) zijn vier sjorogen beschikbaar.
Overzicht van de tashaken
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel bij
gebruik van de tashaken met zware voor-
werpen
De tashaak kan zware voorwerpen of bagage
niet tegenhouden.
Voorwerpen of bagagestukken kunnen gaan
rondslingeren en inzittenden raken.
#Alleen lichte voorwerpen aan de tashaak
hangen.
#Nooit harde, scherpkantige of breekbare
voorwerpen aan de tashaak hangen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen (/ pagina 206).
De tashaken met maximaal 3 kg belasten en geen
bagage eraan vastbinden.
1Tashaken
Opbergruimte onder bagageruimtebodem openen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
geopende bagageruimtebodem
Wanneer met geopende bagageruimtebodem
wordt gereden, kunnen voorwerpen rondslin-
Stoelen en opbergen 217
F206 0105 07
geren en daarbij inzittenden raken. Er bestaat
gevaar voor letsel, in het bijzonder bij remma-
noeuvres of plotselinge richtingswijzigingen!
#Vóór de rit altijd de bagageruimtebodem
sluiten.
*AANWIJZING Beschadiging van de hand-
greep in de bagageruimtebodem
Wanneer de bagageruimtebodem met de
handgreep aan de regengoot is gehangen,
kunnen er bij het sluiten van het koerdeksel
beschadigingen optreden.
#De handgreep voor het sluiten van het
koerdeksel losmaken en de bagage-
ruimtebodem plaatsen. #De handgreep 1 omhoogtrekken en in de
regengoot 2 bevestigen.
Dakdrager bevestigen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij overschrijden van de maximumdakbe-
lasting
Het zwaartepunt van de auto en de ver-
trouwde rij-eigenschappen en het stuur- en
remgedrag veranderen.
Wanneer de maximumdakbelasting wordt
overschreden, worden de rij-eigenschappen
en het stuur- en remgedrag sterk nadelig beïn-
vloedt.
#Beslist de maximumdakbelasting aan-
houden en de rijstijl aanpassen.
De maximumdakbelasting vindt u in het hoofdstuk
"Technische gegevens" in de gedrukte handlei-
ding.
218 Stoelen en opbergen
F206 0105 07
*AANWIJZING Schade aan de auto bij niet
in acht nemen van de maximaal toege-
stane doorrijhoogte
Wanneer de hoogte van de auto de maximaal
toegestane doorrijhoogte overschrijdt, kunnen
het dak en andere onderdelen van de auto
worden beschadigd.
#De aangegeven doorrijhoogte in acht
nemen.
#Wanneer de toegestane doorijhoogte
wordt overschreden, niet verder rijden.
#De gewijzigde hoogte van de auto bij
dakopbouwen in acht nemen.
*AANWIJZING Schade aan de auto door
niet goedgekeurde imperial
Bij niet voor Mercedes-Benz geteste en goed-
gekeurde imperials kan schade aan de auto
ontstaan.
#Alleen voor Mercedes-Benz geteste en
goedgekeurde imperials gebruiken.
#Controleren of bij een gemonteerde
imperial, afhankelijk van de uitrusting
van de auto, het schuifdak volledig
omhoog kan worden gebracht.
#Controleren of bij een gemonteerde
imperial, afhankelijk van de uitrusting
van de auto, het koerdeksel volledig
kan worden geopend.
#De bagage zodanig op de imperial aan-
brengen dat de auto ook tijdens het rij-
den niet kan worden beschadigd.
*AANWIJZING Schade aan het panorama-
schuifdak door niet goedgekeurde impe-
rial
Wanneer het panoramaschuifdak wordt
geopend terwijl een niet voor Mercedes-Benz
geteste en goedgekeurde imperial is gemon-
teerd, kan het panoramaschuifdak door de
imperial worden beschadigd.
#Het panoramaschuifdak alleen openen
als een imperial is gemonteerd die voor
Mercedes-Benz is getest en goedge-
keurd.
Om het interieur te ventileren, kan het panora-
maschuifdak in de kantelstand worden gezet.
*AANWIJZING Beschadiging van het schuif-
dak bij gemonteerde dakdrager
Wanneer het schuifdak wordt geopend terwijl
een dakdrager is gemonteerd, kan het schuif-
dak door de dakdrager beschadigd worden.
#Het schuifdak niet openen wanneer een
dakdrager is gemonteerd.
Om het interieur te ventileren, kan het schuif-
dak in de kantelstand worden gezet.
Stoelen en opbergen 219
F206 0105 07
*AANWIJZING Beschadiging van de afdek-
kingen
De afdekkingen kunnen bij het openen worden
beschadigd en bekrast.
#Geen metalen of harde voorwerpen
gebruiken.
#De afdekkingen 1 voorzichtig in de richting
van de pijl omhoogklappen.
#De dakdrager aan de bevestigingspunten
onder de afdekkingen 1 bevestigen.
#De montagehandleiding van de fabrikant van
de dakdrager opvolgen.
#De bagage op de dakdrager beveiligen.
Bekerhouder
Bekerhouder in de middenconsole verwijderen en
aanbrengen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel bij gebruik van de bekerhouder
tijdens het rijden
De bekerhouder kan tijdens het rijden geen
bekers beveiligen.
Als tijdens het rijden een bekerhouder wordt
gebruikt, kan de beker kan en kan vloeistof
worden gemorst. Inzittenden kunnen met de
vloeistof in aanraking komen en, in het bijzon-
der door een hete vloeistof, brandwonden
oplopen. U kunt van de verkeerssituatie wor-
den afgeleid en de controle over de auto ver-
liezen.
#De bekerhouder alleen gebruiken als de
auto stilstaat.
#Alleen passende bekers in de bekerhou-
der plaatsen.
#De beker sluiten, in het bijzonder bij hete
vloeistoen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergen van voorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
220 Stoelen en opbergen
F206 0105 07
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grote voorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen.
Vleugels van de bekerhouder uitbouwen
De vleugels van de bekerhouder kunnen worden
uitgebouwd om kleinere voorwerpen op te bergen.
%Het in- en uitbouwen en de bediening van de
vleugels van de bekerhouder worden afge-
beeld aan de hand van de bekerhouder met
dubbele vleugels.
#De vergrendelingsbeugels 1 van de vleugels
naar binnen schuiven, tot ze ontgrendeld zijn.
#De vleugels van de bekerhouder omhoog uit
het opbergvak nemen.
Vleugels van de bekerhouder inbouwen
#Eventueel het deksel van het opbergvak in de
middenconsole voor openen.
#De vleugels van de bekerhouder zoals afge-
beeld op de rand in het opbergvak aanbren-
gen.
#De vergrendelingsbeugels 2 naar buiten
schuiven, tot ze vergrendelen.
Stoelen en opbergen 221
F206 0105 07
Vleugels van de bekerhouder bedienen
#De toetsen 1 en/of 3 indrukken.
De vleugels van de bekerhouder 4 klappen
omhoog.
De vleugels van de bekerhouder kunnen omlaag
worden geklapt, tot de vleugels vergrendelen en in
de ingeklapte positie blijven. In dat geval werkt de
klemfunctie van de bekerhouder niet.
%Bij het gebruik van de bekerhouder voor ver-
schillende verpakkingen passen de vleugels
van de bekerhouder zich automatisch aan de
diameter van deze verpakkingen aan.
Behuizing van de bekerhouder inbouwen
#De behuizing van de bekerhouder 1 iets
gekanteld in het opbergvak in de middencon-
sole voor aanbrengen.
#De haak 2 in de uitsparing aan de zijkant in
het opbergvak vasthaken.
#Het voorste gedeelte van de behuizing 3
omlaagdrukken tot dit vergrendelt.
#Aansluitend de schuif 1 aan de behuizing van
de bekerhouder naar achteren schuiven.
De behuizing van de bekerhouder is vergren-
deld.
222 Stoelen en opbergen
F206 0105 07
Behuizing van de bekerhouder uitbouwen
#De schuif 1 aan de behuizing van de beker-
houder naar voren schuiven.
De behuizing van de bekerhouder is ontgren-
deld.
#Het voorste gedeelte van de behuizing 3 met
een lichte ruk omhoog trekken.
#De haak 2 losmaken uit de zijdelingse uit-
sparing in het opbergvak in de middenconsole.
#De behuizing van de bekerhouder 1 iets
gekanteld uit het opbergvak in de middencon-
sole voor verwijderen.
%De bekerhouder en de rubbermat eronder
kunnen worden verwijderd om te worden
gereinigd, bijvoorbeeld met helder, lauw
water.
Bekerhouder en houder voor mobiele telefoons in
de armsteun achterin openen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel bij gebruik van de bekerhouder
tijdens het rijden
De bekerhouder kan tijdens het rijden geen
bekers beveiligen.
Als tijdens het rijden een bekerhouder wordt
gebruikt, kan de beker kan en kan vloeistof
worden gemorst. Inzittenden kunnen met de
vloeistof in aanraking komen en, in het bijzon-
der door een hete vloeistof, brandwonden
oplopen. U kunt van de verkeerssituatie wor-
den afgeleid en de controle over de auto ver-
liezen.
#De bekerhouder alleen gebruiken als de
auto stilstaat.
#Alleen passende bekers in de bekerhou-
der plaatsen.
Stoelen en opbergen 223
F206 0105 07
#De beker sluiten, in het bijzonder bij hete
vloeistoen.
*AANWIJZING Beschadiging van de beker-
houder
De bekerhouder kan bij het terugklappen van
de armsteun achterin worden beschadigd. De
geopende bekerhouder kan worden bescha-
digd door lichaamsgewicht.
#De armsteun achterin alleen bij gesloten
bekerhouder terugklappen.
#Niet op de geopende bekerhouder zitten
of erop leunen.
Bekerhouder in de armsteun achterin openen
#Het afdekpaneel 1 tweemaal indrukken.
De bekerhouder opent in de richting van de
pijl.
#Een es of beker in de bekerhouder plaatsen
of uit de bekerhouder verwijderen.
Bekerhouder in de armsteun achterin sluiten
#Het afdekpaneel 1 indrukken.
Houder voor mobiele telefoons in de armsteun
achterin openen
#Het afdekpaneel 1 eenmaal indrukken.
De houder voor mobiele telefoons opent in de
richting van de pijl.
#De mobiele telefoon in de houder plaatsen of
uit de houder nemen.
Houder voor mobiele telefoons in de armsteun
achterin sluiten
#Het afdekpaneel 1 indrukken.
De houder voor mobiele telefoons en de
bekerhouder zijn beide geopend.
224 Stoelen en opbergen
F206 0105 07
#Afdekpaneel 1 een tweede keer indrukken.
De houder voor mobiele telefoons is gesloten.
%De houder voor mobiele telefoons is geschikt
voor twee mobiele telefoons of een tablet met
overeenkomstige afmetingen. Bovendien kun-
nen de apparaten in de houder worden opge-
laden, door de laadkabel door de opening aan
de onderzijde van de houder in de apparaten
te steken.
%De aanwijzingen met betrekking tot het bela-
den van de auto in acht nemen
(/ pagina 206)
Asbak en sigarettenaansteker
Asbak gebruiken
*AANWIJZING Beschadiging van het
opbergvak onder de asbak door grote
hitte
Het opbergvak onder de asbak is niet hittebe-
stendig en kan worden beschadigd door het
neerleggen van brandende sigaretten.
#De asbak moet volledig vergrendeld zijn.
#De asbak 2 in een van de bekerhouders in
de middenconsole of achterin plaatsen.
#Controleren of deze stevig op zijn plaats zit.
#De aanwijzingen met betrekking tot het bela-
den van de auto in acht nemen
(/ pagina 206).
#Asbak openen: Het deksel 1 omhoogklap-
pen.
#Asbak sluiten: Het deksel 1 omlaagdrukken.
%Het bovenste gedeelte van de asbak kan door
opendraaien worden verwijderd om de asbak
te kunnen reinigen of legen. De asbak reini-
gen met bijvoorbeeld schoon, lauwwarm
water.
Stoelen en opbergen 225
F206 0105 07
Asbak achterin gebruiken
Asbak in het achterportier (voorbeeld)
#De asbak in een van de bekerhouders achterin
of in de houder in het achterportier plaatsen.
#Controleren of deze stevig op zijn plaats zit.
#De aanwijzingen met betrekking tot het bela-
den van de auto in acht nemen
(/ pagina 206).
Asbak openen
#Het deksel 1 omhoogklappen.
Als de asbak niet wordt gebruikt, deze gesloten in
de houder in het achterportier of in de bekerhou-
der achterin plaatsen.
Contactdozen
12V-aansluiting gebruiken
Voorwaarden
REr zijn slechts apparaten tot maximaal 180 W
(15 A) aangesloten.
Afhankelijk van de uitrusting van de auto beschikt
deze over de volgende 12V-aansluitingen:
RIn de beenruimte van de passagier
RIn het elektronicavak in de middenconsole
achterin
12V-aansluiting in de beenruimte van de passagier
(voorbeeld)
#Het deksel 1 van de contactdoos openklap-
pen.
#De stekker van het apparaat aansluiten.
226 Stoelen en opbergen
F206 0105 07
Usb-aansluitingen
Afhankelijk van de uitrusting beschikt de auto over
de volgende usb-aansluitingen:
RIn het opbergvak in de middenconsole voorin
RIn het opbergvak onder de armsteun voorin
RIn het elektronicavak in de middenconsole
achterin
In het opbergvak in de middenconsole voorin en
onder de armsteun voorin beschikt de auto,
afhankelijk van de uitrusting, ofwel over een of
twee usb-aansluitingen.
Afhankelijk van de uitrusting van de auto beschikt
de auto in de middenconsole achterin over twee
usb-aansluitingen. Usb-aansluitingen in het elektronicavak in de
middenconsole achterin (voorbeeld)
Via de usb-aansluitingen 1 kunnen usb-appara-
ten, zoals een mobiele telefoon, worden opgela-
den met een passende laadkabel. De apparaten
kunnen, afhankelijk van de uitrusting van de auto,
met maximaal 20 V (5 A) worden opgeladen wan-
neer de auto is ingeschakeld.
Draadloos opladen van de mobiele telefoon en
koppeling met de buitenantenne
Aanwijzingen met betrekking tot het draadloos
opladen van de mobiele telefoon
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergen van voorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
Stoelen en opbergen 227
F206 0105 07
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grote voorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen.
&WAARSCHUWING Brandgevaar door het
bewaren van de voorwerpen in de
mobiele-telefoonhouder
Als u andere voorwerpen in de mobiele-tele-
foonhouder plaatst, kan er met name gevaar
voor brand ontstaan.
#Behalve een mobiele telefoon geen
andere voorwerpen in de mobiele-tele-
foonhouder plaatsen, vooral geen meta-
len voorwerpen.
*AANWIJZING Beschadiging van voorwer-
pen door het bewaren in de mobiele-tele-
foonhouder
Als voorwerpen in de houder van de mobiele
telefoon worden gelegd, kunnen ze door elek-
tromagnetische velden worden beschadigd.
#Geen creditcards, opslagmedia, skipas-
sen of andere gevoelig op elektromagne-
tische velden reagerende voorwerpen in
de mobiele-telefoonhouder leggen.
*AANWIJZING Beschadiging van de
mobiele-telefoonhouder door vloeistoen
Wanneer vloeistoen in de mobiele-telefoon-
houder terecht komen, kan deze beschadigd
raken.
#Erop letten dat er geen vloeistoen in de
mobiele-telefoonhouder terecht komen.
Altijd de informatie voor personen met elektroni-
sche medische hulpmiddelen in acht nemen
(/ pagina 100).
RAfhankelijk van de uitrusting van de auto
wordt de mobiele telefoon via de oplaadmo-
dule verbonden met de buitenantenne van de
auto.
RAlleen wanneer het contact is ingeschakeld
zijn de oplaadfunctie en de draadloze koppe-
ling van de mobiele telefoon met de buitenan-
tenne van de auto beschikbaar.
RKleine mobiele telefoons kunnen mogelijk niet
op elke plaats van de mobiele-telefoonhouder
worden opgeladen.
RGrote mobiele telefoons die niet in de
mobiele-telefoonhouder liggen, kunnen moge-
lijk niet worden opgeladen of worden gekop-
peld met de buitenantenne van de auto.
RDe mobiele telefoon kan bij het opladen warm
worden. Dat kan ook afhankelijk zijn van de
applicaties (apps) die op de achtergrond actief
zijn.
RVoor eciënter opladen en koppeling met de
buitenantenne van de auto de beschermhoes
van de mobiele telefoon verwijderen. Dit geldt
niet voor beschermhoezen die voor het draad-
loos opladen noodzakelijk zijn.
228 Stoelen en opbergen
F206 0105 07
Mobiele telefoon voorin draadloos opladen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergen van voorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grote voorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen.
Voorwaarden
RDe mobiele telefoon is geschikt voor draad-
loos opladen.
Een lijst met geschikte mobiele telefoons vindt
u op: https://www.mercedes-benz-
mobile.com/
Draadloos opladen van de mobiele telefoon in het
voorste opbergvak
#De mobiele telefoon in het voorste opbergvak
zo mogelijk in het midden, met het display
omhoog, op de mat 1 naast de usb-aanslui-
tingen leggen.
Wanneer in het bestuurdersdisplay het oplaad-
symbool wordt weergegeven, wordt de mobiele
telefoon opgeladen. Bovendien worden storingen
bij het opladen van de mobiele telefoon weergege-
ven op het centraal display.
%De mat kan worden verwijderd om te worden
gereinigd, bijvoorbeeld met helder, lauw
water.
Zendvergunning voor Brazilië
Dit apparaat werkt in de secundaire modus; d.w.z.
het beschikt niet over een bescherming tegen
schadelijke interferenties, ook niet van stations
van hetzelfde type, en het mag geen interferenties
veroorzaken met systemen, die in de primaire
modus werken.
Dit product is toegestaan conform de in de veror-
dening 242/2000 vastgelegde procedure van het
Braziliaanse telecommunicatie-agentschap ANA-
TEL en voldoet aan de geldende technische eisen.
Stoelen en opbergen 229
F206 0105 07
Meer informatie is verkrijgbaar op de website van
ANATEL. https://www.anatel.gov.br
#Zie voor meer informatie over de conformi-
teitsverklaring voor radiograsche componen-
ten van de auto (/ pagina 94).
Vloermat verwijderen en aanbrengen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door voorwerpen in de beenruimte van de
bestuurder
Voorwerpen in de beenruimte van de bestuur-
der kunnen de slag van de pedalen beperken
en een ingedrukt pedaal blokkeren.
Hierdoor wordt de bedrijfs‑ en verkeersveilig-
heid van de auto in gevaar gebracht.
#Alle voorwerpen in de auto veilig opber-
gen, opdat deze niet in de beenruimte
van de bestuurder terecht kunnen
komen.
#De vloermatten altijd stevig en zoals
voorgeschreven aanbrengen, zodat altijd
voldoende vrije ruimte voor de pedalen is
gewaarborgd.
#Geen losse vloermatten gebruiken en
niet meerdere vloermatten op elkaar leg-
gen.
Vloermatten aanbrengen
#De betreende stoel naar achteren schuiven
en de vloermat in de beenruimte aanbrengen.
#De drukknoppen 1 op de houders 2 druk-
ken.
#De betreende stoel instellen.
Vloermatten verwijderen
#De betreende stoel naar achteren schuiven.
#De vloermatten van de houders 2 trekken.
#De vloermat verwijderen.
Vloermatten in de tweede rij zitplaatsen aanbren-
gen of verwijderen
#Aanbrengen: De betreende stoel van de eer-
ste rij zitplaatsen naar voren schuiven en de
vloermat overeenkomstig de pasvorm in de
beenruimte achterin leggen.
#Verwijderen: De betreende stoel van de eer-
ste rij zitplaatsen naar voren schuiven en de
vloermat uit de beenruimte achterin verwijde-
ren.
230 Stoelen en opbergen
F206 0105 07
Exterieurverlichting
Aanwijzingen voor het aanpassen van de verlich-
ting bij buitenlandse reizen
Als comfortfunctie worden de koplampen, bij het
oversteken van de grens in landen waar aan de
andere kant van de weg wordt gereden, automa-
tisch aangepast. Indien nodig kunnen de koplam-
pen ook in het menu Dimlicht handmatig worden
omgeschakeld (/ pagina 243).
De functie van het automatisch aanpassen van de
verlichting is beschikbaar:
Rwanneer in het menu Dimlicht Automatisch
geactiveerd is
Rwanneer de navigatie en de navigatiepositie
beschikbaar zijn
In de volgende gevallen de koplampinstelling con-
troleren en indien nodig handmatig aanpassen:
RWanneer de displaymelding Instelling dim-
licht (links/rechts verkeer) alleen handmatig
mogelijk wordt weergegeven.
RWanneer de displaymelding Instelling dim-
licht (links/rechts verkeer) controleren wordt
weergegeven.
Na de handmatige aanpassing:
RHet tegemoetkomend verkeer wordt niet ver-
blind.
RDe kant van de weg wordt niet meer zo ver en
hoog verlicht.
RDe functies "verlichting voor snelwegen" en
"uitgebreid mistlicht" zijn niet beschikbaar.
Aanwijzingen over verlichtingssystemen en uw
verantwoordelijkheid
De verschillende verlichtingssystemen van de auto
zijn slechts hulpmiddelen. De verantwoordelijk-
heid voor de correcte voertuigverlichting overeen-
komstig de heersende licht- en zichtomstandighe-
den, de wettelijke bepalingen en de verkeerssitua-
tie ligt bij de bestuurder van de auto.
Verlichtingsschakelaar
Lichtschakelaar bedienen
1W Linker parkeerlicht
2X Rechter parkeerlicht
3T Standlicht en kentekenplaatverlichting
4Ã Automatisch rijlicht (aanbevolen stand
van de lichtschakelaar)
Licht en zicht 231
F206 0105 07
5L Dimlicht/grootlicht
6R Mistachterlicht in- of uitschakelen.
Bij activering van het dimlicht wordt het controle-
lampje voor het standlicht T gedeactiveerd en
door het controlelampje dimlicht L vervangen.
#De auto altijd overeenkomstig wettelijke rege-
lingen veilig en voldoende verlicht parkeren.
*AANWIJZING Accu-ontlading door stand-
licht
Het standlicht niet gedurende meerdere uren
ingeschakeld laten.
Bij auto's die breder dan 2 m of langer dan 6 m
zijn, is in enkele landen de eenzijdige parkeerver-
lichting niet toegestaan. In dit geval wordt ook in
de parkeerlichtstand het standlicht ingeschakeld.
Bij een sterke accu-ontlading wordt het stads- of
parkeerlicht ten gunste van de volgende voertuig-
start automatisch uitgeschakeld.
De exterieurverlichting (behalve stads- en par-
keerlicht) wordt automatisch uitgeschakeld wan-
neer het bestuurdersportier wordt geopend.
RDe aanwijzingen met betrekking tot de zoek-
verlichting in acht nemen (/ pagina 244).
Ongevalsverlichting inschakelen
#De auto uitschakelen.
#Het noodknipperlicht inschakelen
(/ pagina 59).
#De lichtschakelaar van de stand à in de
stand L draaien.
Het dimlicht wordt ondanks de uitgeschakelde
auto ingeschakeld.
In de volgende gevallen wordt de ongevalsverlich-
ting uitgeschakeld:
RU schakelt het noodknipperlicht uit.
RU draait de lichtschakelaar weer in de stand
Ã.
RDe accu is te diep ontladen.
Functie van de automatische rijverlichting
Wanneer de auto ingeschakeld is, worden het
standlicht, het dimlicht en het dagrijlicht overeen-
komstig het omgevingslicht automatisch gescha-
keld.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door uitgeschakeld dimlicht bij zichtbeper-
kingen
Als de verlichtingsschakelaar in de stand Ã
staat, schakelt het dimlicht bij mist, sneeuw
en andere zichtbeperkingen zoals spatwater
niet automatisch in.
#De verlichtingsschakelaar in dergelijke
situaties in de stand L draaien.
De automatisch rijverlichting is slechts een hulp-
middel. De verantwoordelijkheid voor het inscha-
kelen van de verlichting ligt altijd bij de bestuur-
der.
Mistachterlicht in- of uitschakelen
Voorwaarden
RDe lichtschakelaar bevindt zich in de stand
L of Ã.
#De toets R indrukken.
232 Licht en zicht
F206 0105 07
De landspecieke regelingen voor gebruik van het
mistachterlicht in acht nemen.
Combischakelaar verlichting bedienen
1Grootlicht
2Knipperlichten rechts
3Lichtsignaal
4Knipperlichten links
#Met de combischakelaar de betreende func-
tie selecteren.
Grootlicht inschakelen
#De lichtschakelaar in de stand L of Ã
draaien.
#De combischakelaar in de richting van de pijl
1 drukken.
Bij activering van het grootlicht wordt het con-
trolelampje voor het dimlicht L gedeacti-
veerd en door het controlelampje grootlicht
K vervangen.
Grootlicht uitschakelen
#De combischakelaar in de richting van de pijl
1 drukken of in de richting van de pijl 3
trekken.
Lichtsignaal
#De combischakelaar in de richting van de pijl
3 trekken.
Knipperlichten
#Kort knipperen: De combischakelaar kort tot
het drukpunt in de richting van de pijl 2 of
4 drukken.
De betreende knipperlichten knipperen drie-
maal.
#Permanent knipperen: De combischakelaar tot
voorbij het drukpunt in de richting van de pijl
2 of 4 drukken.
Auto's met actieve rijstrookwisselassistent:
RGedurende het veranderen van rijstrook
kan het door de bestuurder geactiveerde
knippersignaal worden verlengd.
RWanneer de bestuurder net de richtingaan-
wijzer hee bediend, maar het wisselen
van rijstrook niet meteen mogelijk was,
kan de richtingaanwijzer automatisch wor-
den geactiveerd.
Licht en zicht 233
F206 0105 07
Noodknipperlichten in- of uitschakelen
#De toets 1 indrukken.
In de volgende situaties wordt het noodknipper-
licht automatisch ingeschakeld:
RDe airbag werd geactiveerd.
RDe auto wordt, vanaf een snelheid hoger dan
70 km/h, hard afgeremd tot stilstand.
Wanneer vervolgens verder wordt gereden, wordt
de alarmknipperlichtinstallatie bij circa 10 km/h
automatisch uitgeschakeld. De alarmknipperlicht-
installatie kan ook met de alarmknipperlichten-
toets worden uitgeschakeld.
Adaptieve functies DIGITAL LIGHT
Functie van het dynamisch dimlicht
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Bij dit systeem passen de koplampen zich aan de
rij- en weerssituatie aan. Bovendien biedt het uit-
gebreide functies voor een verbeterde verlichting
van de rijbaan.
Het systeem bestaat uit de volgende functies:
RActieve bochtenverlichting (/ pagina 234)
RBochtenverlichting (/ pagina 235)
RVerlichting voor snelwegen (/ pagina 235)
RUitgebreid mistlicht (/ pagina 235)
RSlechtweerverlichting (/ pagina 236)
RCitylicht (/ pagina 236)
RTopograsche compensatie (/ pagina 236)
Het systeem werkt alleen wanneer het donker is.
Functie van de actieve bochtenverlichting
RDe koplampen volgen de stuurbewegingen.
RDaardoor worden relevante gebieden tijdens
het rijden beter verlicht.
De functies zijn bij ingeschakeld dimlicht actief.
Afhankelijk van de uitrusting van de auto wordt
bovendien het verloop van de eigen rijstrook
geanalyseerd en de actieve bochtenverlichting
anticiperend aangestuurd.
234 Licht en zicht
F206 0105 07
Functie van de bochtenverlichting
De bochtenverlichting verbetert de verlichting van
de rijbaan in de rijrichtingsverandering, zodat bij-
voorbeeld scherpe bochten overzichtelijker zijn.
Alleen wanneer het dimlicht ingeschakeld is, kan
de bochtenverlichting geactiveerd worden.
In de volgende gevallen is de functie actief:
RBij snelheden onder 40 km/h en ingeschakeld
knipperlicht of gedraaid stuurwiel
RBij snelheden tussen 40 km/h en 70 km/h en
gedraaid stuurwiel
Rotonde- en kruisingsfunctie: De bochtenverlich-
ting wordt door de verwerking van de actuele
navigatiepositie van de auto aan beide zijden
geactiveerd. Het blij actief totdat de rotonde of
kruising wordt verlaten.
Functie van de verlichting voor snelwegen
De verlichting voor snelwegen vergroot het bereik
en de helderheid van de lichtbundel en maakt een
verder zicht mogelijk.
De functie is actief wanneer op een van de vol-
gende manieren een snelwegrit wordt herkend:
Raan de hand van de rijsnelheid
Rvia de multifunctionele camera
Rvia de navigatie
In de volgende gevallen is de functie niet actief:
Rbij snelheden onder 80 km/h
Functie van het uitgebreide mistlicht
Het uitgebreid mistlicht vermindert de eigenver-
blinding en verbetert de verlichting van de kant
van de weg.
De functie wordt in de volgende situatie automa-
tisch geactiveerd:
RBij snelheden onder 70 km/h en ingeschakeld
mistachterlicht
Licht en zicht 235
F206 0105 07
De functie wordt in de volgende situatie automa-
tisch gedeactiveerd:
REr worden snelheden boven 100 km/h
bereikt.
RHet mistachterlicht is uitgeschakeld.
Functie van de slechtweerverlichting
De slechtweerverlichting vermindert reecties bij
regen door het doelgericht dimmen van afzonder-
lijke gebieden van de koplampen. De bestuurder
en andere verkeersdeelnemers worden zo minder
verblind.
Functie van het Citylicht
Het Citylicht verbetert de verlichting van de zij-
kant van de weg binnen de bebouwde kom door
een brede lichtverdeling.
In de volgende gevallen is de functie actief:
Rbij lage snelheden
Rin verlichte gebieden binnen de bebouwde
kom
Functie van de topograsche compensatie
Op basis van beschikbare kaartgegevens reageert
het verlichtingssysteem proactief op hoogtever-
schillen van de rijbaan. Daardoor wordt de licht-
bundel van de koplampen bij het rijden op hellin-
gen vrijwel constant gehouden.
%Deze functie is alleen bij auto's met een multi-
mediasysteem met navigatie beschikbaar.
Assistentiefunctie van het DIGITAL LIGHT
Het DIGITAL LIGHT is een visuele uitbreiding van
de bestuurdersassistentiesystemen, doordat tij-
dens het rijden assistentieweergaven vóór de auto
worden geprojecteerd. Op die manier kan het
DIGITAL LIGHT de bestuurder in kritische situaties
ondersteunen.
%De beschikbaarheid van de functies verschilt
per land.
%De assistentiefuncties van het DIGITAL LIGHT
kan een on-demand uitrusting zijn
(/ pagina 89).
Het systeem is actief in de volgende gevallen:
RDe lichtschakelaar staat in de stand Ã.
RHet grootlicht is ingeschakeld.
%Afhankelijk van het land waarin u zich bevindt
kunnen vanwege afwijkende wettelijke voor-
schrien bepaalde functies gedeactiveerd
zijn, ook wanneer deze in het multimediasys-
teem geactiveerd zijn. Bij grensovergangen
past de auto zich automatisch aan de gel-
dende voorschrien aan.
Spotlight
De spotlightfunctie werkt op de achtergrond en
beschijnt herkende personen binnen de rijstrook-
markeringen met de koplampen met vier korte
impulsen. De bestuurder wordt bovendien door
middel van een projectie gewezen op de positie
van de persoon.
236 Licht en zicht
F206 0105 07
De functie is actief in de volgende situaties:
RU rijdt buiten verlichte bebouwde omgevingen.
RHet systeem herkent een rijstrookmarkering.
Waarschuwingen
Wanneer de verkeerstekenassistent een van de
onderstaande situaties herkent, wordt bij snelhe-
den van ten minste 30 km/h in de volgende situ-
aties een driehoek op de rijbaan geprojecteerd:
RU rijdt tegen de toegestane rijrichting in, bij-
voorbeeld op een snelwegoprit.
RU nadert een stopbord, zonder snelheid te ver-
minderen.
RU nadert een rood verkeerslicht, zonder snel-
heid te verminderen.
De systeemgrenzen van de verkeerstekenassis-
tent in acht nemen (/ pagina 392).
Aanwijzingen
Wanneer de verkeerstekenassistent wegwerk-
zaamheden herkent, ondersteunt het systeem als
volgt:
RBij het naderen van wegwerkzaamheden wordt
een overeenkomstig symbool op de rijbaan
geprojecteerd.
RBij het passeren van wegwerkzaamheden wor-
den geleidelijnen op de rijbaan geprojecteerd,
die ongeveer overeenkomen met de totale
breedte van de auto. In nauwe bochten wor-
den de geleidelijnen tijdelijk uitgeschakeld.
De systeemgrenzen van de verkeerstekenassis-
tent in acht nemen (/ pagina 392).
Licht en zicht 237
F206 0105 07
Aanrijdingswaarschuwing
Wanneer u de veiligheidsafstand onderschrijdt,
wordt bij een snelheid van ten minste 30 km/h
een botswaarschuwingsymbool op de rijbaan
geprojecteerd.
De systeemgrenzen van de spoorassistent in acht
nemen (/ pagina 382).
Rijstrookwisselaanwijzing
Bij een snelheid van ten minste 30 km/h wordt bij
het ondersteund veranderen van rijstrook het ver-
loop van de verandering van rijstrook lichter weer-
gegeven. Op deze manier kunt u mogelijke geva-
ren op de nieuwe rijstrook vroegtijdig herkennen.
De systeemgrenzen van de spoorassistent in acht
nemen (/ pagina 380).
Rijrichting- en dodehoekassistent
Bij een snelheid van ten minste 30 km/h wordt in
de volgende gevallen een driehoek op de rijbaan
geprojecteerd, die duidt op een correctie van de
rijrichting, en de richting hiervan aangee:
RDe rijstrook wordt onbedoeld verlaten.
De systeemgrenzen van de spoorassistent in
acht nemen (/ pagina 402).
RU schakelt het knipperlicht in terwijl zich
object of obstakel in de dode hoek bevindt.
De systeemgrenzen van de actieve dodehoe-
kassistent in acht nemen (/ pagina 398).
238 Licht en zicht
F206 0105 07
Intelligent Light System in- of uitschakelen
Voorwaarden
RDe auto is ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Verlichting
5DIGITAL LIGHT
#Dynamisch dimlicht in- of uitschakelen.
Uitgebreide assistentiefuncties in- of uitschakelen
%De beschikbaarheid van de functies verschilt
per land.
%Deze functie is een on-demand uitrusting
(/ pagina 89).
#Ondersteunende projecties selecteren.
#De gewenste projecties in- of uitschakelen.
#Projectie bij begroeting/afscheid in- of uit-
schakelen.
Een hoge resolutie-scenario ter begroeting of
als afscheid wordt bij het openen of het uit-
schakelen van de auto gedurende een korte
periode buiten de auto afgespeeld, wanneer
de zoekverlichting of de uitschakelvertragings-
tijd van de verlichting is geactiveerd. Er kan
worden gekozen uit de scenario's Digital Rain
of Star Wave.
%Meer informatie over de zoekverlichting
(/ pagina 244).
Meer informatie over de uitschakelvertra-
gingstijd van de verlichting buiten
(/ pagina 243).
Adaptieve grootlichtassistent
Functie van de adaptieve grootlichtassistent
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks adaptieve grootlichtassistent
De adaptieve grootlichtassistent reageert niet
op:
RVerkeersdeelnemers die geen verlichting
hebben, bijvoorbeeld voetgangers
RVerkeersdeelnemers die een zwakke ver-
lichting hebben, bijvoorbeeld etsers
RVerkeersdeelnemers waarvan de verlich-
ting afgedekt is, bijvoorbeeld door een
vangrail
In zeer sporadische gevallen reageert de adap-
tieve grootlichtassistent niet of niet tijdig op
andere verkeersdeelnemers met eigen verlich-
ting.
Daarom wordt het automatische grootlicht in
deze of vergelijkbare situaties niet gedeacti-
veerd of desondanks geactiveerd.
#Altijd goed de verkeerssituatie in de
gaten houden en het grootlicht tijdig uit-
schakelen.
De adaptieve grootlichtassistent kan geen reke-
ning houden met de weg- en weersomstandighe-
den en de verkeerssituatie.
De herkenning kan in de volgende gevallen
beperkt zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door mist, hevige
regen of sneeuw
RBij vervuilde of afgedekte sensoren
Licht en zicht 239
F206 0105 07
De adaptieve grootlichtassistent is slechts een
hulpmiddel. De verantwoordelijkheid voor de cor-
recte voertuigverlichting overeenkomstig de heer-
sende licht- en zichtomstandigheden en de ver-
keerssituatie ligt bij u.
%De adaptieve grootlichtassistent kan een on-
demand uitrusting zijn (/ pagina 89).
De adaptieve grootlichtassistent wisselt automa-
tisch tussen de volgende lichttypen:
RDimlicht
RGrootlicht
Bij snelheden boven 30 km/h:
RWanneer geen andere verkeersdeelnemers
worden herkend, wordt automatisch het groot-
licht ingeschakeld.
In de volgende gevallen wordt het grootlicht auto-
matisch uitgeschakeld:
Rbij snelheden onder 25 km/h
Rwanneer andere verkeersdeelnemers worden
herkend
Rbij voldoende straatverlichting
%De optische sensor voor het systeem bevindt
zich achter de voorruit bij het bedieningspa-
neel dakconsole.
Adaptieve grootlichtassistent in- of uitschakelen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks adaptieve grootlichtassistent
De adaptieve grootlichtassistent reageert niet
op:
RVerkeersdeelnemers die geen verlichting
hebben, bijvoorbeeld voetgangers
RVerkeersdeelnemers die een zwakke ver-
lichting hebben, bijvoorbeeld etsers
RVerkeersdeelnemers waarvan de verlich-
ting afgedekt is, bijvoorbeeld door een
vangrail
In zeer sporadische gevallen reageert de adap-
tieve grootlichtassistent niet of niet tijdig op
andere verkeersdeelnemers met eigen verlich-
ting.
Daarom wordt het automatische grootlicht in
deze of vergelijkbare situaties niet gedeacti-
veerd of desondanks geactiveerd.
#Altijd goed de verkeerssituatie in de
gaten houden en het grootlicht tijdig uit-
schakelen.
240 Licht en zicht
F206 0105 07
Inschakelen
#De lichtschakelaar in de stand à draaien.
#Het grootlicht via de combischakelaar inscha-
kelen.
Als de adaptieve grootlichtassistent wordt
ingeschakeld, gaat het controlelampje _
op het bestuurdersdisplay branden.
Uitschakelen
#Het grootlicht via de combischakelaar uitscha-
kelen.
Adaptieve grootlichtassistent Plus
Functie van de adaptieve grootlichtassistent
Plus
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks adaptieve grootlichtassistent
Plus
De adaptieve grootlichtassistent Plus reageert
niet op:
RVerkeersdeelnemers die geen verlichting
hebben, bijvoorbeeld voetgangers
RVerkeersdeelnemers die een zwakke ver-
lichting hebben, bijvoorbeeld etsers
RVerkeersdeelnemers waarvan de verlich-
ting afgedekt is, bijvoorbeeld door een
vangrail
In zeer sporadische gevallen reageert de adap-
tieve grootlichtassistent Plus niet of niet tijdig
op andere verkeersdeelnemers met eigen ver-
lichting.
Daarom wordt het automatische grootlicht in
deze of vergelijkbare situaties niet gedeacti-
veerd of desondanks geactiveerd.
#Altijd goed de verkeerssituatie in de
gaten houden en het grootlicht tijdig uit-
schakelen.
De adaptieve grootlichtassistent Plus kan geen
rekening houden met de weg- en weersomstan-
digheden en de verkeerssituatie.
De herkenning kan in de volgende gevallen
beperkt zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door mist, hevige
regen of sneeuw
RBij vervuilde of afgedekte sensoren
De adaptieve grootlichtassistent Plus is slechts
een hulpmiddel. De verantwoordelijkheid voor de
correcte voertuigverlichting overeenkomstig de
heersende licht- en zichtomstandigheden en de
verkeerssituatie ligt bij u.
Licht en zicht 241
F206 0105 07
De adaptieve grootlichtassistent Plus wisselt auto-
matisch tussen de volgende lichttypen:
RDimlicht
RGedeeltelijk grootlicht
RGrootlicht
RULTRA RANGE grootlicht
Het ULTRA RANGE grootlicht vergroot de helder-
heid van de lichtbundel tot het wettelijk toege-
stane maximum.
Het gedeeltelijk grootlicht zondert andere ver-
keersdeelnemers af van het grootlichtgebied. Het
verblindt hen niet en verscha de bestuurder toch
volledig grootlicht rond de afgezonderde voertui-
gen. Sterk reecterende borden worden boven-
dien minder fel beschenen.
Bij snelheden onder 25 km/h of voldoende straat-
verlichting:
RHet gedeeltelijk grootlicht en grootlicht scha-
kelen automatisch uit.
Bij snelheden boven 30 km/h:
RWanneer geen andere verkeersdeelnemers
worden herkend, wordt automatisch het groot-
licht ingeschakeld.
RWanneer andere verkeersdeelnemers worden
herkend, wordt automatisch het gedeeltelijk
grootlicht ingeschakeld.
Bij snelheden onder 40 km/h:
RHet ULTRA RANGE grootlicht schakelt automa-
tisch uit.
Bij snelheden boven 50 km/h:
RWanneer geen andere verkeersdeelnemers
worden herkend, de rijbaan recht verloopt en
het niet hevig regent, wordt automatisch het
ULTRA RANGE grootlicht ingeschakeld.
RWanneer andere verkeersdeelnemers worden
herkend, worden automatisch het ULTRA
RANGE grootlicht en het gedeeltelijk grootlicht
ingeschakeld.
RWanneer sterk reecterende borden worden
herkend, wordt het ULTRA RANGE grootlicht
automatisch uitgeschakeld.
%De optische sensor voor het systeem bevindt
zich achter de voorruit bij het bedieningspa-
neel dakconsole.
242 Licht en zicht
F206 0105 07
Adaptieve grootlichtassistent Plus in- of uit-
schakelen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks adaptieve grootlichtassistent
Plus
De adaptieve grootlichtassistent Plus reageert
niet op:
RVerkeersdeelnemers die geen verlichting
hebben, bijvoorbeeld voetgangers
RVerkeersdeelnemers die een zwakke ver-
lichting hebben, bijvoorbeeld etsers
RVerkeersdeelnemers waarvan de verlich-
ting afgedekt is, bijvoorbeeld door een
vangrail
In zeer sporadische gevallen reageert de adap-
tieve grootlichtassistent Plus niet of niet tijdig
op andere verkeersdeelnemers met eigen ver-
lichting.
Daarom wordt het automatische grootlicht in
deze of vergelijkbare situaties niet gedeacti-
veerd of desondanks geactiveerd.
#Altijd goed de verkeerssituatie in de
gaten houden en het grootlicht tijdig uit-
schakelen.
Inschakelen
#De lichtschakelaar in de stand à draaien.
#Het grootlicht via de combischakelaar inscha-
kelen.
Wanneer de adaptieve grootlichtassistent Plus
wordt ingeschakeld, gaat het controle-
lampje _ op het bestuurdersdisplay bran-
den. Wanneer het grootlicht of gedeeltelijk
grootlicht in ingeschakeld, brandt tevens het
betreende blauwe controlelampje.
Uitschakelen
#Het grootlicht via de combischakelaar uitscha-
kelen.
Dimlicht instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Verlichting
5DIGITAL LIGHT 5Dimlicht
#Rechts verkeer, Links verkeer of Automatisch
selecteren.
Uitschakelvertragingstijd exterieurverlichting
instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Verlichting
5Interieur-/exterieurverlicht.
5Uitschakelvertraging buiten
#Een uitschakelvertragingstijd van de verlich-
ting instellen.
Bij het parkeren van de auto wordt de exte-
rieurverlichting gedurende de ingestelde tijd
geactiveerd.
Licht en zicht 243
F206 0105 07
Zoekverlichting in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Verlichting
5Interieur-/exterieurverlicht.
#De Zoekverlichting in- of uitschakelen.
Wanneer de functie geactiveerd is, brandt de exte-
rieurverlichting gedurende 40 seconden na het
ontgrendelen van de auto of het openen van het
bestuurdersportier, wanneer de auto niet vergren-
deld is geparkeerd. Wanneer de auto wordt
gestart, wordt de zoekverlichting gedeactiveerd
en de automatisch rijverlichting geactiveerd.
Interieurverlichting
Interieurverlichting instellen
1 cInterieurverlichting voorin in- of uitscha-
kelen.
2 uInterieurverlichting achterin in- of uit-
schakelen.
3 |Automatische interieurverlichtingsrege-
ling in- of uitschakelen.
#Leeslampjes in- of uitschakelen: De hand
onder het betreende leeslampje 4 of 5
houden.
Bedieningseenheid in handgreep (achter)
1 pLeeslampje achterin
#In- of uitschakelen: De toets 1 indrukken.
Sfeerverlichting instellen
Multimediasysteem:
4© 5Comfort 5Sfeerverlichting
Kleur instellen
#Kleur selecteren.
#Eenkleurig of Meerkleurig selecteren.
244 Licht en zicht
F206 0105 07
#De gewenste kleur of kleurencombinatie
instellen.
Helderheid instellen
#Helderheid selecteren.
#De helderheid instellen.
%Afhankelijk van de helderheid van de omge-
ving wisselt de sfeerverlichting automatisch
tussen de dag- en de nachtmodus.
Lichtsterkte van de zones activeren
#Helderheid selecteren.
#Zones koppelen uitschakelen.
De zones Direct, Indirect en Accenten zijn
afzonderlijk instelbaar.
Eecten activeren
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij niet ingeschakelde eecten van de
sfeerverlichting en actieve sfeerverlichting
De eecten voor de waarschuwingsondersteu-
ning zijn alleen volledig actief, wanneer de
betreende rij- of rijveiligheidssystemen in het
rijassistentiemenu ingeschakeld zijn. .
#De betreende rij- of rijveiligheidssyste-
men moeten ingeschakeld zijn; dit con-
troleren.
%De aanwijzingen met betrekking tot de rijsys-
temen en uw verantwoording in acht nemen,
anders kunt u gevaren niet herkennen
(/ pagina 349).
#Effecten selecteren.
#Het gewenste eect activeren.
%Afhankelijk van de uitrusting van de auto zijn
verschillende eecten beschikbaar.
Eecten terugkoppelingsmelding
RKlimaatregeling: Bij wijzigingen van de tempe-
ratuurinstelling in de auto verandert kort de
kleur van het sfeerlicht.
RBegroeting: Bij het instappen in de auto wordt
een bijzondere kleuranimatie weergegeven.
Eecten waarschuwingsondersteuningen
RUitstapwaarschuwing: Indien bij het verlaten
van de auto een object in de dode hoek wordt
herkend, knippert de sfeerverlichting in het
betreende portier rood.
Meer informatie over de uitstapwaarschuwing
(/ pagina 398).
RSnelheidslimietassistent: Bij auto's met
actieve sfeerverlichting knippert de sfeerver-
lichting achter het stuurwiel rood, wanneer de
toegestane snelheid wordt overschreden.
Meer informatie over de snelheidslimietassis-
tent (/ pagina 372).
RParkeerassistent PARKTRONIC: De informatie
van de parkeersensoren bij het parkeren wordt
met kleuren weergegeven.
Meer informatie over de parkeerassistent
PARKTRONIC: (/ pagina 422)
Meerkleurig geanimeerd
RDe ingestelde kleurencombinatie verandert
met een vast ritme.
Licht en zicht 245
F206 0105 07
Uitschakelvertragingstijd interieurverlichting in- of
uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Verlichting
5Interieur-/exterieurverlicht.
5Uitschakelvertraging binnen
#Uitschakelvertraging binnen in- of uitschake-
len.
Wanneer deze functie actief is, wordt de inte-
rieurverlichting na het einde van de rit gedu-
rende korte tijd ingeschakeld.
Ruitenwissers en ruitensproeierinstallatie
Ruitenwissers voorruit in- of uitschakelen
1g Ruitenwissers uit
2Ä Automatisch wissen normaal
3Å Automatisch wissen vaak
4° Continu wissen langzaam
5¯ Continu wissen snel
#De combischakelaar in de betreende stand
1 - 5 draaien.
#í Eenmaal wissen: De toets 1 tot het
drukpunt bedienen.
#î Wissen met ruitensproeiervloeistof: De
toets 1 tot voorbij het drukpunt bedienen.
%De aanwijzingen met betrekking tot het was-
sen van de auto in de wasstraat in acht
nemen (/ pagina 35).
Ruitenwisserbladen voorruit vervangen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar door inge-
schakelde ruitenwissers bij het vervangen
van de ruitenwisserbladen
Wanneer de ruitenwissers in beweging komen
bij het vervangen van de ruitenwisserbladen,
kunt u door de ruitenwisserarm bekneld raken
#Alvorens de ruitenwisserbladen te ver-
vangen, altijd de ruitenwissers en de
auto uitschakelen.
246 Licht en zicht
F206 0105 07
Ruitenwisserarmen in de vervangingsstand zetten
#De auto in- en direct weer uitschakelen.
#Binnen circa 15 seconden de toets î op
de combischakelaar gedurende circa drie
seconden indrukken (/ pagina 246).
De ruitenwisserarmen gaan naar de vervan-
gingsstand.
Ruitenwisserbladen verwijderen
#De ruitenwisserarmen van de voorruit weg-
klappen.
#De ruitenwisserarm met één hand vasthouden.
Met de andere hand het ruitenwisserblad in de
richting van de pijl 1 tot de aanslag van de
ruitenwisserarm wegdraaien.
#De ontgrendelingsknop 2 indrukken.
#Het ruitenwisserblad in de richting van de pijl
3 van de ruitenwisserarm verwijderen.
Ruitenwisserbladen aanbrengen
#Het nieuwe ruitenwisserblad in de richting van
de pijl 1 op de ruitenwisserarm aanbrengen,
tot de ontgrendelingsknop 2 aangrijpt.
#De bevestiging van het ruitenwisserblad con-
troleren.
#De ruitenwisserarmen weer naar de voorruit
klappen.
Licht en zicht 247
F206 0105 07
#De auto inschakelen.
#Op de combischakelaar de toets î indruk-
ken.
De ruitenwisserarmen gaan terug naar de uit-
gangspositie.
#De auto uitschakelen.
%De toestand van de ruitenwisserbladen regel-
matig controleren en deze vervangen bij zicht-
bare beschadigingen of blijvende streepvor-
ming.
Onderhoudsindicatie
Bij de punt van het blad van het nieuwe ruitenwis-
serblad bevindt zich een onderhoudsindicatie.
#De beschermfolie 1 van de onderhoudsindi-
catie verwijderen.
Wanneer de kleur van de onderhoudsindicatie ver-
andert van zwart naar geel, moeten de ruitenwis-
serbladen worden vervangen.
Spiegels
Buitenspiegels bedienen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door voertuiginstellingen tijdens het rijden
U kunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
RWanneer u tijdens het rijden de bestuur-
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels verstelt.
RWanneer u tijdens het rijden de veiligheids-
gordel omgespt.
#Voordat de auto wordt gestart: In het bij-
zonder de bestuurdersstoel, de hoofd-
steunen, het stuurwiel en de spiegels
instellen en de veiligheidsgordel omges-
pen.
248 Licht en zicht
F206 0105 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij gebruik van de buitenspiegel door ver-
keerde inschatting van de afstand
De buitenspiegels geven een verkleind beeld.
De zichtbare objecten zijn dichterbij dan het
lijkt.
#Daarom altijd de daadwerkelijke afstand
tot andere verkeersdeelnemers inschat-
ten door over de schouder te kijken.
Buitenspiegels instellen
#Met de toets 2 of 4 de gewenste spiegel
selecteren.
#Met de toets 1 de stand van de geselec-
teerde spiegel instellen.
Buitenspiegels in- of uitklappen (auto's met elek-
trisch inklapbare buitenspiegels)
#De toets 3 kort indrukken.
%Nadat de accukabels losgemaakt zijn of wan-
neer de accu ontladen was, moeten de bui-
tenspiegels kort worden bewogen met de
toets 3. Alleen dan werkt het automatisch
inklappen van de spiegels.
Buitenspiegel vergrendelen
Wanneer een buitenspiegel met geweld uit de ver-
grendeling is gedrukt, als volgt te werk gaan.
#Auto's zonder elektrisch inklapbare buiten-
spiegels: De buitenspiegel met de hand in de
juiste stand drukken.
#Auto's met elektrisch inklapbare buitenspie-
gels: De toets 3 ingedrukt houden.
Er is een klikkend geluid hoorbaar, gevolgd
door een vergrendelgeluid. De buitenspiegel
neemt de correcte positie in.
Licht en zicht 249
F206 0105 07
Functie van de automatisch dimmende spiegels
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel en
vergiigingsgevaar door elektrolyt van de
dimmende spiegel
Wanneer het glas van een automatisch dim-
mende spiegel breekt, kan elektrolyt naar bui-
ten komen.
De elektrolyt is schadelijk voor de gezondheid
en veroorzaakt irritaties. Het mag niet in con-
tact met huid, ogen, ademhalingsorganen of
kleding komen of ingeslikt worden.
#Bij contact met elektrolyt het volgende in
acht nemen:
RElektrolyt op de huid direct met
water afspoelen en zo snel mogelijk
de hulp van een arts inroepen.
RElektrolyt in de ogen direct grondig
met schoon water uitspoelen en zo
snel mogelijk de hulp van een arts
inroepen.
RWanneer elektrolyt is ingeslikt, direct
grondig de mond uitspoelen. Geen
braken opwekken. Zo snel mogelijk
naar een arts gaan.
RMet elektrolyt vervuilde kleding
direct vervangen.
RBij allergische reacties direct naar
een arts gaan.
Wanneer licht van koplampen op de sensor in de
binnenspiegel schijnt, dan dimmen de binnenspie-
gel en de buitenspiegel aan bestuurderszijde auto-
matisch.
Systeemgrenzen
In de volgende situaties dimt het systeem niet:
RDe auto is uitgeschakeld.
RDe achteruitversnelling is ingeschakeld.
RDe interieurverlichting is ingeschakeld.
Functie van de inparkeerstand van de buitenspie-
gel aan passagierszijde
De inparkeerstand helpt u bij het inparkeren.
In de volgende situaties klapt de buitenspiegel aan
passagierszijde omlaag in de richting van het ach-
terwiel aan passagierszijde:
RDe inparkeerstand is opgeslagen
(/ pagina 251).
RDe buitenspiegel aan passagierszijde is gese-
lecteerd.
RDe achteruitversnelling is ingeschakeld.
De buitenspiegel aan passagierszijde wordt in de
volgende situaties teruggezet:
RU plaatst de transmissie in een andere trans-
missiestand.
REr wordt sneller dan 15 km/h gereden.
RDe toets voor de buitenspiegel aan bestuur-
derszijde wordt ingedrukt.
250 Licht en zicht
F206 0105 07
Inparkeerstand van de buitenspiegel aan passa-
gierszijde via de achteruitversnelling opslaan en
oproepen
Opslaan
#Via de toets 2 de buitenspiegel aan passa-
gierszijde selecteren.
#De achteruitversnelling inschakelen.
#Met de toets 1 de buitenspiegel aan passa-
gierszijde in de gewenste inparkeerstand bren-
gen.
Oproepen
#Via de toets 2 de buitenspiegel aan passa-
gierszijde selecteren.
#De achteruitversnelling inschakelen.
De buitenspiegel aan passagierszijde kantelt
naar de opgeslagen inparkeerstand.
Automatisch spiegels inklappen in- of uitschake-
len
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Openen/sluiten
#Automatisch spiegels inklappen in- of uit-
schakelen.
Licht en zicht 251
F206 0105 07
Overzicht temperatuurregelsystemen
Aanwijzingen met betrekking tot de klimaatrege-
ling
Opdat de airconditioning, de controle op schade-
lijke stoen en de ltering van de lucht correct
werken, moet altijd een interieurlter samen met
het voorlter in de motorruimte worden gebruikt.
Door Mercedes-Benz geadviseerde en vrijgegeven
lters gebruiken. Onderhoudswerkzaamheden
altijd laten uitvoeren bij een gekwaliceerde werk-
plaats.
Overzicht klimaatregel THERMATIC (1 zone)
De controlelampjes geven aan dat de betreende
functie geactiveerd is. 1s Temperatuur verhogen
2Het bovenste weergavegebied van de klimaat-
regel aan de hand van het voorbeeld j kli-
maatregeling in- of uitschakelen
(/ pagina 255)
3¬ Voorruit ontwasemen
4g Luchtrecirculatie in- of uitschakelen
(/ pagina 259) of
G Fijnstofstatusindicator oproepen
(/ pagina 256)
5¤ Achterruitverwarming in- of uitschake-
len
6J Luchthoeveelheid verhogen of klimaat-
regeling inschakelen (/ pagina 255)
7I Luchthoeveelheid verlagen of klimaatre-
geling uitschakelen (/ pagina 255)
8¿ A/C-functie in- of uitschakelen
(/ pagina 256)
9± Klimaatmenu oproepen (/ pagina 256)
AÃ Klimaatregeling automatisch regelen
(/ pagina 257)
Br Temperatuur verlagen
%De beschikbaarheid van de verschillende
functies is afhankelijk van het land en de uit-
rusting.
Overzicht klimaatregel THERMATIC (2 zones)
De controlelampjes geven aan dat de betreende
functie geactiveerd is.
252 Klimaatregeling
F206 0105 07
1s Temperatuur verhogen
2Bovenste weergavegebied van de klimaatregel
met de voorbeelden j klimaatregeling in-
of uitschakelen (/ pagina 255) en 0 syn-
chronisatiefunctie (/ pagina 259)
3¬ Voorruit ontwasemen
4g Luchtrecirculatie in- of uitschakelen
(/ pagina 259) of
G Fijnstofstatusindicator oproepen
(/ pagina 256) of
Plug-in-hybride-auto's: & Klimaatregeling
vooraf in- of uitschakelen
5¤ Achterruitverwarming in- of uitschake-
len
6r Temperatuur verlagen
7Afhankelijk van de uitrusting en instelling van
de auto: Temperatuuraanduiding, weergave
voor de ontwasemingsfunctie, weergave voor
de klimaatregeling vooraf of voor de standver-
warming
8¿ A/C-functie in- of uitschakelen
(/ pagina 257)
9± Klimaatmenu oproepen (/ pagina 256)
AÃ Klimaatregeling automatisch regelen
(/ pagina 257)
BJ Luchthoeveelheid verhogen of klimaat-
regeling inschakelen (/ pagina 255)
CI Luchthoeveelheid verlagen of klimaatre-
geling uitschakelen (/ pagina 255)
%De beschikbaarheid van de verschillende
functies is afhankelijk van het land en de uit-
rusting.
Overzicht klimaatregel THERMOTRONIC
De controlelampjes geven aan dat de betreende
functie geactiveerd is.
Klimaatregeling 253
F206 0105 07
Klimaatregel vóór op het centraal display
(voorbeeld)
1s Temperatuur verhogen
2Bovenste weergavegebied van de klimaatregel
met de voorbeelden j klimaatregeling uit-
schakelen (/ pagina 255), ¿ A/C-functie
in- of uitschakelen (/ pagina 257) en 0
synchronisatiefunctie (/ pagina 259)
3¬ Voorruit ontwasemen
4g Luchtrecirculatie in- of uitschakelen
(/ pagina 259) of
G Fijnstofstatusindicator oproepen
(/ pagina 256) of
Restwarmtebenutting in- of uitschakelen
(/ pagina 259) of
Plug-in-hybride-auto's: & Klimaatregeling
vooraf in- of uitschakelen
5¤ Achterruitverwarming in- of uitschake-
len
6Afhankelijk van de uitrusting en instelling van
de auto: Temperatuuraanduiding, weergave
voor de ontwasemingsfunctie, luchthoeveel-
heid, klimaatregeling vooraf of standverwar-
ming
7J Luchthoeveelheid verhogen of klimaat-
regeling inschakelen (/ pagina 255)
8r Temperatuur verlagen
9Ã Klimaatregeling automatisch regelen,
rechts (/ pagina 257)
A± Klimaatmenu oproepen (/ pagina 256)
BÃ Klimaatregeling automatisch regelen,
links (/ pagina 257)
CI Luchthoeveelheid verlagen of klimaatre-
geling uitschakelen (/ pagina 255)
%De klimaatregel is ook zichtbaar wanneer de
auto is geparkeerd of wanneer de airconditio-
ning is uitgeschakeld (/ pagina 255).
%De beschikbaarheid van de verschillende
functies is afhankelijk van het land en de uit-
rusting.
Overzicht bedieningseenheid achterin
De bedieningseenheid achterin is alleen beschik-
baar bij auto's met de aircobedieningseenheid
THERMOTRONIC.
254 Klimaatregeling
F206 0105 07
1Luchtverdeling op middelste luchtuitstroom-
openingen links achterin instellen
2Temperatuur achterin instellen, links
3Luchthoeveelheid instellen of klimaatregeling
in- en uitschakelen, links achterin
(/ pagina 256)
4Klimaatregeling in- of uitschakelen
(/ pagina 256)
5Luchthoeveelheid instellen of klimaatregeling
in- en uitschakelen, rechts achterin
(/ pagina 256)
6Temperatuur achterin instellen, rechts
7Luchtverdeling op middelste luchtuitstroom-
openingen rechts achterin instellen
8Klimaatregeling achterin automatisch regelen,
rechts (/ pagina 257)
9Luchtverdeling op luchtuitstroomopeningen in
beenruimte instellen, rechts achterin
ASynchronisatie is ingeschakeld
(/ pagina 259)
BLuchtverdeling op luchtuitstroomopeningen in
beenruimte instellen, links achterin
CKlimaatregeling achterin automatisch regelen,
links (/ pagina 257)
De instellingen voor de tweede rij zitplaatsen kun-
nen afhankelijk van de uitrusting via de bedie-
ningseenheid achterin of het multimediasysteem
(/ pagina 258) worden uitgevoerd.
Temperatuurregelsysteem bedienen
Klimaatregeling in- of uitschakelen
Klimaatregeling inschakelen
#De luchthoeveelheid met J in de klimaat-
regel van het centraal display in de stand 1 of
hoger zetten
of
# Ã, s, r of ± indrukken.
Klimaatregeling uitschakelen
#De luchthoeveelheid met I in de klimaat-
regel van het centraal display in de stand 0
zetten
of
# j indrukken.
Wanneer de klimaatregeling is uitgeschakeld, kun-
nen de ruiten sneller beslaan. Klimaatregeling
slechts kortstondig uitschakelen.
%Wanneer de klimaatregeling door het drukken
op j wordt uitgeschakeld, wordt automa-
tisch ook de parfumering, indien aanwezig,
uitgeschakeld.
Klimaatregeling 255
F206 0105 07
Klimaatregeling via bedieningseenheid achterin in-
of uitschakelen
Inschakelen
#De toets 4 indrukken.
of
#De luchthoeveelheid met de toetsen 3 en 5
in de stand 1 of hoger zetten.
of
#De toetsen 2, 6, 8 of C indrukken.
Uitschakelen
#De toets 4 indrukken.
of
#De luchthoeveelheid met de toetsen 3 en 5
in de stand 0 zetten.
%Wanneer de klimaatregeling achterin met de
toets 4 is uitgeschakeld, verschijnt op het
display OFF.
A/C-functie via aircobedieningseenheid in- of uit-
schakelen
De A/C-functie verwarmt, koelt en droogt de inte-
rieurlucht van de auto.
#De toets ¿ indrukken.
De A/C-functie slechts kortstondig uitschakelen,
omdat anders de ruiten sneller beslaan.
Aan de onderzijde van de auto kan tijdens het
koelen condenswater naar buiten komen. Dat is
geen teken van een defect.
Klimaatmenu via klimaatregel of aircobedienings-
eenheid oproepen
Het klimaatmenu kan via de klimaatregel worden
opgeroepen. De klimaatregel wordt altijd onder-
aan het centraal display weergegeven.
#Het item Airco-menu op de klimaatregel selec-
teren.
Het menu 1e rij zitplaatsen wordt geopend.
Direct naar het menu Luchtkwaliteit gaan
#De jnstofstatusindicator G selecteren.
Het menu Luchtkwaliteit wordt geopend. Er
wordt een animatie van de automatische
luchtreiniging getoond.
%De jnstofstatusindicator bevindt zich op het
startscherm naast de rechter temperatuur-
aanduiding en informeert u over de actuele
jnstofwaarden binnen en buiten de auto.
De meetwaarden worden in de eenheid
µg/m3 (microgram per kubieke meter) weer-
gegeven.
De in het interieur gemeten jnstofwaarde kan bij
het verwarmen, vooral bij een hoge aanjager-
stand, worden beïnvloed door de instromende
256 Klimaatregeling
F206 0105 07
lucht. Dit kan leiden tot een niet-representatieve
weergave van de jnstofwaarde.
Voorruit via klimaatregel ontwasemen
Inschakelen
#In de klimaatregel van het centraal display
op ¬ drukken.
Uitschakelen
#In de klimaatregel van het centraal display
op ¬, Ã of j drukken
of
#De luchthoeveelheid in de stand 0 zetten.
%Wanneer de ontwasemingsfunctie wordt geac-
tiveerd, worden sommige functies, zoals de
temperatuurinstelling, automatisch gedeacti-
veerd.
A/C-functie via klimaatmenu in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4Airco-menu 51e rij zitplaatsen
Wanneer de A/C-functie geactiveerd is, wordt,
afhankelijk van de omstandigheden buiten, een
betere afkoeling en droging van de interieurlucht
ondersteund. Wanneer er in de klimaatregel van
het centraal display geen mogelijkheid is om de
A/C-functie te bedienen, kan de functie in het kli-
maatmenu van het centraal display worden in- of
uitgeschakeld.
#A/C (A/C) selecteren.
De A/C-functie slechts kortstondig uitschakelen,
omdat anders de ruiten sneller beslaan.
Aan de onderzijde van de auto kan tijdens het
koelen condenswater naar buiten komen. Dat is
geen teken van een defect.
Klimaatregeling automatisch regelen
In de automatische stand wordt de ingestelde
interieurtemperatuur automatisch door de lucht-
toevoer geregeld en constant gehouden.
#In de klimaatregel van het centraal display
opAUTO drukken.
%Door het indrukken van K op de klimaatre-
gel van het multimediasysteem kan de lucht-
hoeveelheid worden verhoogd of verlaagd.
#Omschakelen naar handmatige functie: De
automatische stand uitschakelen of een lucht-
verdeling, bijvoorbeeld P, instellen.
Klimaatregeling via bedieningseenheid achterin
automatisch regelen
In de automatische stand wordt de ingestelde
temperatuur door de temperatuur van de uitstro-
mende lucht en de luchthoeveelheid geregeld.
Klimaatregeling 257
F206 0105 07
#De toets 8 of C indrukken.
Overzicht instellingen voor de luchtverdeling
De symbolen op het centraal display geven aan,
door welke luchtroosters de lucht wordt gestuurd:
¯Ontwasemingsroosters
PMiddelste luchtuitstroomopeningen
OLuchtuitstroomopeningen in de beenruimte
Luchtverdeling via klimaatmenu instellen
Multimediasysteem:
4Airco-menu
#1e rij zitplaatsen of 2e rij zitplaatsen selecte-
ren.
#De luchtverdeling instellen: ¯, P of
O selecteren.
#De luchthoeveelheid instellen.
%Bij ingeschakelde airconditioning is altijd ten
minste één zone actief. Er kunnen meerdere
luchtverdelingen tegelijkertijd worden geselec-
teerd, om bijvoorbeeld de temperatuur bij de
voorruit en in de beenruimte gelijktijdig te
regelen. Daarbij kan de klimaatregeling van de
voorruit ¯ alleen voor de eerste rij zit-
plaatsen worden geselecteerd. Bij een actieve
automatische stand worden de buttons voor
het instellen van de luchtverdeling automa-
tisch gedeactiveerd. Wordt de airconditioning
uitgeschakeld, kunnen de buttons nog steeds
worden bediend en wordt automatisch de
laatste instelling opgeslagen.
Klimaatregeling achterin via klimaatmenu instellen
Multimediasysteem:
4Airco-menu
Temperatuur instellen
#2e rij zitplaatsen selecteren.
#De temperatuur instellen.
Luchthoeveelheid instellen
#2e rij zitplaatsen selecteren.
#De luchthoeveelheid met s of r instel-
len.
Klimaatregeling achterin automatisch regelen
#AUTO selecteren.
258 Klimaatregeling
F206 0105 07
%Wanneer de ontwasemingsfunctie wordt geac-
tiveerd, worden sommige functies, zoals de
temperatuurinstelling, automatisch gedeacti-
veerd. Om de ontwasemingsfunctie te deacti-
veren ¬, Ã of j indrukken of de
luchthoeveelheid in de stand 0 zetten
(/ pagina 257).
Klimaatregeling achterin uitschakelen
#REAR OFF selecteren.
Synchronisatiefunctie via klimaatmenu in- of uit-
schakelen
Multimediasysteem:
4Airco-menu 51e rij zitplaatsen
De synchroniseringsfunctie regelt de klimaatrege-
ling centraal. Daarbij worden de instelling van de
temperatuur, luchthoeveelheid en luchtverdeling
van de bestuurder automatisch overgenomen voor
elke klimaatzone.
#SYNC (SYNC) selecteren.
Condens van de ruiten verwijderen
Aan de binnenzijde beslagen ruiten
#Op à in de klimaatregel van het centraal
display drukken.
#Wanneer de ruiten beslagen blijven: Op ¬
in de klimaatregel van het centraal display
drukken.
Aan de buitenzijde beslagen ruiten
#De ruitenwissers inschakelen.
Luchtrecirculatie via multimediasysteem in- of uit-
schakelen
Voorwaarden
RDe statusindicatie jnstofvoorlter is zichtbaar
in de klimaatregel.
Multimediasysteem:
4Airco-menu 51e rij zitplaatsen
#Op g in het bovenste weergavegebied van
de klimaatregel drukken.
De interieurlucht wordt gerecirculeerd.
Na enige tijd schakelt de luchtrecirculatie automa-
tisch over naar toevoer van buitenlucht.
%Wanneer de luchtrecirculatie is ingeschakeld
kunnen de ruiten sneller beslaan. De luchtre-
circulatie slechts kortstondig inschakelen.
Luchtrecirculatie in- of uitschakelen
#Op g in de klimaatregel van het centraal
display drukken.
De interieurlucht wordt gerecirculeerd.
De luchtrecirculatie schakelt na enige tijd automa-
tisch over naar de buitenluchtmodus.
%Wanneer de luchtrecirculatie is ingeschakeld
kunnen de ruiten sneller beslaan. De luchtre-
circulatie slechts kortstondig inschakelen.
Restwarmte via klimaatregel in- of uitschakelen
Voorwaarden
RDe functie restwarmte is beschikbaar.
RDe auto is geparkeerd.
RDe koelvloeistoemperatuur is voldoende
hoog.
Klimaatregeling 259
F206 0105 07
Met de restwarmte van de motor kan de fron-
truimte van de auto, afhankelijk van de ingestelde
temperatuur, circa 30 minuten worden verwarmd
of geventileerd.
#In- of uitschakelen: In de klimaatregel van het
centraal display Restwarmte selecteren.
De restwarmte wordt na enige tijd automatisch
uitgeschakeld.
%Wanneer de restwarmtebenutting wordt geac-
tiveerd, worden de twee knoppen voor het
instellen van de temperatuur en de luchtver-
deling automatisch gedeactiveerd.
Ionisering in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4Airco-menu 5Luchtkwaliteit
De functie is alleen beschikbaar in auto's met de
aircobedieningseenheid THERMATIC (2 zones) of
THERMOTRONIC.
Bij activering van de ionisering wordt de interieur-
lucht verrijkt met negatieve zuurstoonen. Deze
kunnen het welzijn van de inzittenden bevorderen.
#Ionisering selecteren.
%De functie kan alleen worden uitgevoerd wan-
neer de AUTO-modus is geactiveerd of de
luchtverdeling naar de zijluchtroosters is inge-
steld. Wanneer de zijluchtroosters aan
bestuurderszijde zijn gesloten, is de functie
beperkt.
Parfumeringssysteem
Parfumeringssysteem via multimediasysteem
in- of uitschakelen
Voorwaarden
RDe automatische airconditioning is ingescha-
keld.
RHet dashboardkastje is gesloten.
REen acon is geplaatst.
Multimediasysteem:
4Airco-menu 5Luchtkwaliteit
Het parfumeringssysteem verspreidt met behulp
van een acon in het dashboardkastje een aange-
name geur in het interieur.
#Omlaag navigeren tot de klimaatinstellingenre-
gel actief is.
#Parfumering selecteren.
#De parfumering in- of uitschakelen.
Parfumeringssysteem instellen
Voorwaarden
RDe aircobedieningseenheid THERMATIC (2
zones) of THERMOTRONIC is aanwezig.
RHet systeem klimaatregeling is ingeschakeld.
RHet dashboardkastje is gesloten.
REen acon is geplaatst.
Multimediasysteem:
4Airco-menu 5Luchtkwaliteit
Het parfumeringssysteem verspreidt met behulp
van een acon in het dashboardkastje een aange-
name geur in het interieur.
#Parfumering selecteren.
#Net zo vaak drukken totdat de gewenste inten-
siteit is bereikt.
260 Klimaatregeling
F206 0105 07
Flacon van het parfumeringssysteem aanbren-
gen of verwijderen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
parfumvloeistof
Wanneer kinderen de acon openen, zouden
ze de parfumvloeistof kunnen drinken of in de
ogen kunnen krijgen.
#Kinderen niet zonder toezicht in de auto
achterlaten.
#Wanneer de parfumvloeistof is gedron-
ken, direct naar een arts gaan.
#Wanneer parfumvloeistof in de ogen
terecht is gekomen, de ogen met schoon
water uitspoelen.
#Bij aanhoudende klachten naar een arts
gaan.
+MILIEU-AANWIJZING Milieuschade door
niet deskundige afvoer van volle acons
Volle acons mogen niet met het huis-
vuil worden afgevoerd.
#
Volle acons bij een afval inza-
melstation inleveren.
1Deksel
2Flacon
#Aanbrengen: De acon tot de aanslag in de
houder schuiven.
#Verwijderen: Na het openen van het dash-
boardkastje circa zeven seconden wachten en
de acon verwijderen.
Klimaatregeling 261
F206 0105 07
Wanneer niet originele Mercedes-Benz parfums
worden gebruikt, de veiligheidsaanwijzingen op de
verpakking van de parfumvloeistof in acht nemen.
De acon met origineel Mercedes-Benz parfum
nadat deze opgebruikt is afvoeren en niet opnieuw
vullen.
Flacon om zelf te vullen
#De dop van de lege acon losdraaien.
#De acon met maximaal 15 ml vullen.
#De dop op de acon draaien.
De lege, zelf te vullen acon altijd met dezelfde
parfumvloeistof vullen. Het afzonderlijke informa-
tieblad dat bij de acon is gevoegd in acht nemen.
Klimaatregeling vooraf bij ontgrendeling
Functie van de klimaatregeling vooraf bij ont-
grendeling
Het gebied van de zitplaatsen kan al vóór het
instappen kortstondig worden voorverwarmd of
voorgekoeld.
Afhankelijk van de uitrusting van de auto worden
bij het voorkoelen de volgende functies vraagge-
richt ingeschakeld:
RAutomatische airconditioning
RAanjager
RStoelventilatie
Afhankelijk van de uitrusting van de auto worden
bij het voorverwarmen de volgende functies
vraaggericht ingeschakeld:
RAutomatische airconditioning
RAanjager
RStoelverwarming
RStuurwielverwarming
RSpiegelverwarming
RAchterruitverwarming
Afhankelijk van de uitvoering van de auto worden
bij de klimaatregeling vooraf bovendien de vol-
gende functies geregeld, wanneer deze reeds tij-
dens het normale gebruik van de auto ingescha-
keld waren:
RParfumering
RIonisering
Klimaatregeling vooraf bij ontgrendeling in het
multimediasysteem instellen
Multimediasysteem:
4Airco-menu 5Voorklimatisering
#De functie in- of uitschakelen.
Stoelen selecteren
#Bestuurder, Voorpassagier, Linksachter of
Rechtsachter selecteren.
De zitplaatsspecieke functies van de klimaat-
regeling vooraf, bijvoorbeeld de stoelverwar-
ming, worden voor de geselecteerde stoelen
uitgevoerd.
Wanneer de klimaatregeling vooraf is geactiveerd,
brandt een LED in de klimlaatregel op het centraal
display bij een gekoelde auto blauw en bij een ver-
warmde auto rood.
Klimaatregeling vooraf bij ontgrendeling in- of
uitschakelen
Voorwaarden
RDe hoogspanningsaccu is voldoende opgela-
den.
262 Klimaatregeling
F206 0105 07
RDe functie is via het multimediasysteem geac-
tiveerd.
#Inschakelen: De auto ontgrendelen.
De klimaatregelingsfuncties worden bij het
voorverwarmen en bij het voorkoelen maxi-
maal vijf minuten ingeschakeld.
De klimaatregeling vooraf bij ontgrendeling kan
niet meer dan tweemaal worden ingeschakeld
wanneer de auto geparkeerd is.
#Uitschakelen: Op & in de klimaatregel van
het centraal display drukken.
Afhankelijk van de uitrusting van de auto blijven
de volgende functies ook na het starten van de
auto ingeschakeld:
RStoelverwarming
RStoelventilatie
RParfumering
RIonisering
Klimaatregeling vooraf op de vertrektijd
Functie van de klimaatregeling vooraf op de
vertrektijd
&WAARSCHUWING Levensgevaar door
grote blootstelling aan kou of warmte in
de auto
Wanneer personen – in het bijzonder kinderen
– langdurig aan hoge of lage temperaturen
worden blootgesteld, bestaat gevaar voor let-
sel of zelfs levensgevaar!
#Personen – in het bijzonder kinderen –
nooit zonder toezicht in de auto laten.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den door herhaaldelijk inschakelen van de
stoelverwarming
Wanneer u de stoelverwarming herhaaldelijk
inschakelt, kunnen de zitting en de rugleuning-
vulling zeer heet worden.
Met name bij personen met beperkte tempe-
ratuursensatie of met een beperkte reactie-
mogelijkheid op hogere temperaturen kan dit
tot gezondheidsklachten of zelfs op brandwon-
den gelijkende verwondingen leiden.
#De stoelverwarming niet herhaaldelijk
inschakelen.
Ter bescherming tegen oververhitting kan de
stoelverwarming na herhaaldelijk opnieuw inscha-
kelen tijdelijk worden gedeactiveerd.
%Deze functie is alleen beschikbaar bij auto's
met hoogspanningsaccu of bij enkele model-
len met 48V-boordnet.
De lucht in het interieur kan bij een geparkeerde
auto op de ingestelde temperatuur worden ver-
warmd, geventileerd of gekoeld.
Plug-in-hybride: Wanneer de auto is aangesloten
op een stroomvoorziening, hee het opladen van
de hoogspanningsaccu tot een vastgelegde mini-
male laadtoestand voorrang.
Onder de volgende voorwaarden kan de draaiperi-
ode van de klimaatregeling vooraf korter worden:
RPlug-in-hybride: De auto is niet op een stroom-
voorziening aangesloten.
Klimaatregeling 263
F206 0105 07
RDe hoogspanningsaccu of de 48V-accu is niet
volledig opgeladen.
Plug-in-hybride: Door de actieve klimaatregeling
vooraf kan de laadtoestand van de hoogspan-
ningsaccu ook bij een aangesloten laadkabelstek-
ker teruglopen.
Tijdens het koelen en ventileren wordt de stoel-
ventilatie, indien aanwezig, geactiveerd.
Afhankelijk van de uitrusting van de auto worden
tijdens het verwarmen de volgende functies,
indien aanwezig, geactiveerd:
RStoelverwarming
RStuurwielverwarming
RSpiegelverwarming
RAchterruitverwarming
Wanneer de ingestelde temperatuur verandert,
wordt de klimaatregelingsfunctie als volgt automa-
tisch omgeschakeld:
Rvan verwarmen naar ventilatie of koelen of
Rvan koelen naar ventilatie of verwarmen of
Rvan ventilatie naar verwarmen of koelen
Klimaatregeling vooraf op de vertrektijd via mul-
timediasysteem instellen
Multimediasysteem:
4Airco-menu 5Voorklimatisering
Vertrektijd instellen
%Plug-in-hybride: De ingestelde vertrektijden
worden voor de klimaatregeling vooraf van de
auto en voor de prognose van de laadtoe-
stand en de actieradius op het geselecteerde
tijdstip gebruikt. Meer informatie over de
laadinstellingen: (/ pagina 522)
#Vertrektijd bewerken ´ selecteren.
#Een vertrektijd selecteren of een nieuwe ver-
trektijd instellen.
Herhalingsdagen instellen
#Vertrektijd bewerken ´ selecteren.
#De gewenste vertrektijd instellen en de betref-
fende dagen van de week selecteren waarop
deze vertrektijd van toepassing is.
#Met OK bevestigen.
Stoelen selecteren
#Bestuurder, Voorpassagier, Linksachter of
Rechtsachter selecteren.
De klimaatregeling vooraf wordt voor de gese-
lecteerde stoelen uitgevoerd.
Klimaatregeling vooraf op de vertrektijd in- of
uitschakelen
&WAARSCHUWING Levensgevaar door
grote blootstelling aan kou of warmte in
de auto
Wanneer personen – in het bijzonder kinderen
– langdurig aan hoge of lage temperaturen
worden blootgesteld, bestaat gevaar voor let-
sel of zelfs levensgevaar!
#Personen – in het bijzonder kinderen –
nooit zonder toezicht in de auto laten.
264 Klimaatregeling
F206 0105 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den door herhaaldelijk inschakelen van de
stoelverwarming
Wanneer u de stoelverwarming herhaaldelijk
inschakelt, kunnen de zitting en de rugleuning-
vulling zeer heet worden.
Met name bij personen met beperkte tempe-
ratuursensatie of met een beperkte reactie-
mogelijkheid op hogere temperaturen kan dit
tot gezondheidsklachten of zelfs op brandwon-
den gelijkende verwondingen leiden.
#De stoelverwarming niet herhaaldelijk
inschakelen.
Ter bescherming tegen oververhitting kan de
stoelverwarming na herhaaldelijk opnieuw inscha-
kelen tijdelijk worden gedeactiveerd.
Voorwaarden
RDe 48V-accu of de hoogspanningsaccu is vol-
doende opgeladen.
RDe functie is via het multimediasysteem geac-
tiveerd.
#Inschakelen: De vertrektijd instellen
(/ pagina 264).
Auto's met 48V-boordnet: De klimaatregeling
vooraf op de vertrektijd wordt maximaal vijf
minuten voor de gekozen vertrektijd ingescha-
keld.
Plug-in-hybride: De klimaatregeling vooraf op
de vertrektijd wordt maximaal 55 minuten
voor de gekozen vertrektijd ingeschakeld. Bij
vertraging van de vertrektijd blij de klimaat-
regeling nog vijf minuten werken.
#Klimaatregeling vooraf op de vertrektijd voort-
ijdig uitschakelen: Op & in de klimaatregel
van het centraal display drukken of de voorse-
lectie van de klok in het klimaatmenu uitscha-
kelen.
De volgende functies, indien aanwezig, blijven ook
na het starten van de auto ingeschakeld:
RStoelverwarming
RStoelventilatie
Afhankelijk van de uitvoering van de auto worden
bij de klimaatregeling vooraf bovendien de vol-
gende functies geregeld, wanneer deze reeds tij-
dens het normale gebruik van de auto ingescha-
keld waren:
RParfumering
RIonisering
Directe klimaatregeling vooraf in- of uitschakelen
&WAARSCHUWING Levensgevaar door
grote blootstelling aan kou of warmte in
de auto
Wanneer personen – in het bijzonder kinderen
– langdurig aan hoge of lage temperaturen
worden blootgesteld, bestaat gevaar voor let-
sel of zelfs levensgevaar!
#Personen – in het bijzonder kinderen –
nooit zonder toezicht in de auto laten.
Klimaatregeling 265
F206 0105 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den door herhaaldelijk inschakelen van de
stoelverwarming
Wanneer u de stoelverwarming herhaaldelijk
inschakelt, kunnen de zitting en de rugleuning-
vulling zeer heet worden.
Met name bij personen met beperkte tempe-
ratuursensatie of met een beperkte reactie-
mogelijkheid op hogere temperaturen kan dit
tot gezondheidsklachten of zelfs op brandwon-
den gelijkende verwondingen leiden.
#De stoelverwarming niet herhaaldelijk
inschakelen.
Ter bescherming tegen oververhitting kan de
stoelverwarming na herhaaldelijk opnieuw inscha-
kelen tijdelijk worden gedeactiveerd.
Voorwaarden
RDe auto is uitgeschakeld.
Het interieur kan, bijvoorbeeld tijdens een riton-
derbreking, bij een plug-in-hybride tot 50 minuten
en bij enkele modellen met 48V-boordnet tot
5 minuten verder worden verwarmd of gekoeld.
#Op & in de klimaatregel van het centraal
display drukken.
Het rode of het blauwe controlelampje
onder & in de klimaatregel van het cen-
traal display gaat branden of doo.
#De temperatuur met de pijlen w op de kli-
maatregel van het centraal display instellen.
De kleuren van het controlelampje hebben de vol-
gende betekenis:
RBlauw: De standventilatie is ingeschakeld.
RRood: De standverwarming is ingeschakeld.
RGeel: De vertrektijd is voorgeselecteerd.
Standverwarming/-ventilatie
Werking van de standverwarming/-ventilatie
%De volgende functie is afhankelijk van de uit-
rusting.
RDe lucht in het interieur wordt tot de inge-
stelde temperatuur verwarmd of gekoeld.
RDe lucht in het interieur kan niet tot onder de
buitentemperatuur worden afgekoeld.
RWanneer de buitentemperatuur wijzigt, wordt
automatisch omgeschakeld van de verwar-
mings- naar de ventilatiefunctie, of van de ven-
tilatie- naar de verwarmingsfunctie.
De standverwarming en de uitgang van de uitlaat-
gassen bevinden zich achter het rechter voorwiel.
Standverwarming/-ventilatie via bedienings-
eenheid in- of uitschakelen
&GEVAAR Levensgevaar door giige uitlaat-
gassen
Wanneer de uitlaateindpijp geblokkeerd is of
geen voldoende ventilatie mogelijk is, kunnen
giige uitlaatgassen, in het bijzonder koolmo-
noxide, de auto binnendringen. Dat is bijvoor-
beeld in gesloten ruimtes het geval, of als de
auto in de sneeuw vastzit.
#In gesloten ruimtes zonder afzuiginstalla-
tie de standverwarming uitschakelen, bij-
voorbeeld in de garage.
#Wanneer de auto draait of wanneer de
extra verwarming is ingeschakeld, de uit-
266 Klimaatregeling
F206 0105 07
laateindpijp en de omgeving van de auto
sneeuwvrij houden.
#Aan de luwzijde van de auto een portier
of een dakluik openen, om voldoende
buitenlucht in het interieur te laten
komen.
&WAARSCHUWING Brandgevaar door hete
onderdelen van de standverwarming en
uitlaatgassen
Brandbaar materiaal, bijvoorbeeld bladeren,
gras of takken, kunnen ontsteken.
#Als de standverwarming is ingeschakeld
ervoor zorgen dat:
Rhete onderdelen van de auto niet in
contact komen met brandbaar mate-
riaal.
Rde uitlaatgassen ongehinderd via de
uitlaateindpijp van de standverwar-
ming naar buiten kunnen treden.
Rde uitlaatgassen niet met brandbaar
materiaal in aanraking komen.
*AANWIJZING Accu-ontlading door gebruik
van de standverwarming-ventilatie
Het gebruik van de standverwarming-ventilatie
belast de accu.
#Uiterlijk na tweemaal verwarmen of ven-
tileren van de auto een langere afstand
rijden.
Voorwaarden
RDe auto beschikt over standverwarming.
RDe buitentemperatuur is lager dan 15 °C.
RDe brandstoank is voldoende gevuld.
%Wanneer het peil van de brandstoank te laag
is, kan de werking van de standverwarming
beperkt worden. #De temperatuur met de pijlen s of r in
de klimaatregel van het centraal display instel-
len.
#De toets 1 indrukken.
Het rode of het blauwe controlelampje in de
toets 1 gaat branden of doo.
De kleuren van het controlelampje hebben de vol-
gende betekenis:
RBlauw: De standventilatie is ingeschakeld.
Klimaatregeling 267
F206 0105 07
RRood: De standverwarming is ingeschakeld.
RGeel: De vertrektijd is voorgeselecteerd.
De standverwarming/-ventilatie wordt na
50 minuten uitgeschakeld.
Standverwarming/-ventilatie via multimediasys-
teem instellen
Voorwaarden
RDe uitrusting standverwarming is gemonteerd.
Multimediasysteem:
4Airco-menu 5Standverwarming
Vertrektijd selecteren
#Tijd A, Tijd B of Tijd C selecteren.
Vertrektijd instellen
#Tijd A, Tijd B of Tijd C selecteren.
#De pen naast de tijd selecteren.
#Een tijd instellen.
Luchtuitstroomopeningen
Luchtuitstroomopeningen vóór instellen
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den of bevriezing door een te geringe
afstand tot de luchtuitstroomopeningen
Uit de luchtuitstroomopeningen kan zeer hete
of zeer koude lucht stromen.
#Altijd ervoor zorgen, dat alle inzittenden
voldoende afstand houden tot de lucht-
uitstroomopeningen.
#Naar behoee de luchtstroom naar een
ander gebied van het interieur leiden.
Om de toevoer van buitenlucht via de luchtuit-
stroomopeningen naar het interieur te waarbor-
gen, de volgende aanwijzingen in acht nemen:
RDe luchtuitstroomopeningen en luchtroosters
in het interieur altijd vrijhouden.
RDe luchtinlaat vrijhouden van afzettingen
(/ pagina 647).
#Openen of sluiten: De luchtuitstroomope-
ning 1 in het midden vastpakken en tot de
aanslag omhoog, omlaag, linksom (open) of
rechtsom (dicht) draaien.
#Luchtstroomrichting instellen: De luchtuit-
stroomopening 1 in het midden vastpakken
en naar boven, beneden, links of rechts zwen-
ken.
268 Klimaatregeling
F206 0105 07
Luchtuitstroomopeningen achterin instellen
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den of bevriezing door een te geringe
afstand tot de luchtuitstroomopeningen
Uit de luchtuitstroomopeningen kan zeer hete
of zeer koude lucht stromen.
#Altijd ervoor zorgen, dat alle inzittenden
voldoende afstand houden tot de lucht-
uitstroomopeningen.
#Naar behoee de luchtstroom naar een
ander gebied van het interieur leiden.
#Openen of sluiten: De regelaar 1 tot de aan-
slag rechts- of linksom draaien.
#Luchtstroomrichting instellen: De regelaar 1
in het midden vastpakken en naar boven,
beneden, links of rechts zwenken.
Klimaatregeling 269
F206 0105 07
Rijden
Aanwijzingen met betrekking tot plug-in-hybride
Aanwijzingen met betrekking tot de plug-in-
hybridefunctie
&WAARSCHUWING Brandwonden‑ en ver-
giigingsgevaar bij beschadigde hoog-
spanningsaccu
Als het huis van de hoogspanningsaccu wordt
beschadigd, kunnen de elektrolyt en gassen
ontsnappen.
#Contact met de huid, ogen of kleding
voorkomen.
#Elektrolytspatten direct met water
afspoelen en zo snel mogelijk de hulp
van een arts inroepen.
&GEVAAR Brand- en explosiegevaar bij
overschrijding van de inwendige druk van
de hoogspanningsaccu
Bij een autobrand kan brandbaar gas ontsnap-
pen en ontbranden.
#Bij een ongewone geurontwikkeling, rook
of brandvlekken direct het opladen
afbreken.
#Direct de gevarenzone verlaten. De geva-
renzone op voldoende afstand beveili-
gen.
#Contact opnemen met de brandweer.
Het hybride systeem combineert een verbran-
dingsmotor met een elektromotor.
Eigenschappen wanneer de auto stilstaat:
RDe verbrandingsmotor wordt in de regel uitge-
schakeld.
RDe motor draait slechts sporadisch stationair.
Eigenschappen bij het starten van de auto:
RAls de hoogspanningsaccu voldoende opgela-
den is, kan de auto met elektrische aandrijving
zonder verbrandingsmotor starten (geruisloos
starten).
RAls de hoogspanningsaccu voor de elektrische
aandrijving niet voldoende opgeladen is of
wanneer aan de zijde van de auto niet is vol-
daan aan de voorwaarden voor een geruisloze
start, start de auto met de verbrandingsmotor.
%Als gevolg van de werking van het systeem is
het mogelijk dat ondanks een opgeladen
hoogspanningsaccu de elektro-modus niet of
slechts beperkt beschikbaar is. Als voldoende
lang met de verbrandingsmotor is gereden en
de omgevingsomstandigheden het toelaten, is
de elektro-modus weer onbeperkt beschik-
baar.
Eigenschappen bij gematigd vermogensverzoek:
RDe verbrandingsmotor wordt tijdens het rijden
zo vaak mogelijk afgezet.
RDe auto kan, afhankelijk van het gekozen rij-
programma en los van de laadtoetstand van
de hogevoltbatterij, tot een snelheid van circa
140 km/h elektrisch worden versneld.
Mercedes-AMG auto's kunnen tot een snel-
heid van circa 125 km/h elektrisch worden
versneld.
270 Rijden en parkeren
F206 0105 07
Eigenschappen bij hoog vermogensverzoek:
RDe elektromotor ondersteunt de verbrandings-
motor (boost-eect), bijv. bij het optrekken of
accelereren.
RDe hoogspanningsaccu wordt ontladen.
Eigenschappen bij het loslaten van het gaspedaal
tijdens het rijden:
RDe elektromotor wordt bij deceleratie en bij
het remmen als dynamo gebruikt.
RDe hoogspanningsaccu wordt opgeladen.
Aanwijzingen met betrekking tot de elektro-
modus:
RAuto's met een hybride systeem produceren
beduidend minder geluid bij stilstand en tij-
dens het rijden dan auto's met verbrandings-
motor.
RIn de elektro-modus wordt de auto mogelijk
akoestisch niet waargenomen door andere
verkeersdeelnemers als gevolg van de bedui-
dend lagere geluidsproductie tijdens het rij-
den.
Daarom is de auto uitgerust met een soundge-
nerator als akoestisch voertuigwaarschuwings-
systeem (AVAS). Deze veiligheidsvoorziening is
vanwege de wetgever voorgeschreven.
Het buitengeluid van de soundgenerator is bij
lage snelheden in het interieur waarneembaar
en vormt geen functiestoring.
RAls met betrekking tot de auto niet aan alle
voorwaarden voor de elektro-modus is vol-
daan, wordt de verbrandingsmotor gestart.
RVermogensbeperkingen bij elektro-modus zijn
mogelijk als gevolg van de bedrijfstemperatuur
van de hoogspanningsbatterij en het aandrijf-
systeem, de omgevingstemperatuur en verou-
dering van de hoogspanningsaccu.
RIn de elektro-modus is het maximumvermogen
niet permanent beschikbaar en kan het dalen
tot het continue vermogen.
%Auto's met dieselpartikellter: Tijdens de
regeneratie van het dieselpartikellter kunnen
rijprogramma's niet of slechts beperkt
beschikbaar zijn en kan de laadtoestand van
de hoogspanningsaccu veranderen.
Aanwijzingen met betrekking tot het akoestisch
voertuigwaarschuwingssysteem:
RDe soundgenerator genereert tot een snelheid
van circa 30 km/h snelheidsafhankelijke rijg-
eluiden bij het vooruit en achteruit rijden.
RAndere verkeersdeelnemers, met name voet-
gangers en etsers, kunnen de auto op die
manier beter opmerken.
RVanaf een snelheid van 20 km/h wordt het
akoestisch voertuigwaarschuwingssysteem
geleidelijk uitgeschakeld.
RDe soundgenerator is uitgeschakeld wanneer
de auto stilstaat.
%Mercedes-AMG auto's: De soundgenerator
van het akoestisch voertuigwaarschuwings-
systeem produceert ook standgeluiden.
Rijden en parkeren 271
F206 0105 07
Hoogspanningsboordnet handmatig uitschake-
len
&GEVAAR Levensgevaar en brandgevaar
door gewijzigde en/of beschadigde onder-
delen van het hoogspanningsboordnet
Het hoogspanningsboordnet staat onder hoge
elektrische spanning. Als u onderdelen van het
hoogspanningsboordnet verandert of bescha-
digde onderdelen aanraakt, kunt u een
stroomstoot krijgen. Bovendien kunnen gewij-
zigde en/of beschadigde onderdelen brand
veroorzaken.
Bij een ongeval of contact van de bodemplaat
met de grond kunnen onderdelen van het
hoogspanningsboordnet ook niet-zichtbaar
worden beschadigd.
#Nooit wijzigingen aan het hoogspan-
ningsboordnet uitvoeren.
#De auto niet met gewijzigde of bescha-
digde onderdelen van het hoogspan-
ningsboordnet inschakelen en gebruiken.
#Nooit beschadigde onderdelen van het
hoogspanningsboordnet aanraken.
#Na een ongeval geen onderdelen van het
hoogspanningsboordnet aanraken.
#De auto na een ongeval laten transporte-
ren.
#Onderdelen van het hoogspannings-
boordnet bij een gekwaliceerde werk-
plaats laten controleren en indien nodig
laten vervangen.
Voorwaarden
Het hoogspanningsboordnet mag alleen in de vol-
gende situaties handmatig worden uitgeschakeld:
RHet waarschuwingslampje veiligheidssysteem
6 brandt op het bestuurdersdisplay, bij-
voorbeeld na een ongeval.
RDe auto is zwaar beschadigd en componenten
van het veiligheidssysteem zijn niet geacti-
veerd, bijvoorbeeld na een ongeval.
Hoogspanningsuitschakelsysteem gebruiken
#De auto uitschakelen.
#De transmissie in de stand j zetten.
#De elektrische parkeerrem inschakelen.
#De auto tegen wegrollen beveiligen.
#De motorkap openen.
272 Rijden en parkeren
F206 0105 07
#De ontgrendelingsnok 1 in de richting van de
pijl drukken en eruit trekken.
#Het hoogspanningsuitschakelsysteem 2 in
de richting van de pijl trekken, tot dit vergren-
delt.
Het hoogspanningsboordnet is uitgeschakeld.
Alle werkzaamheden aan het hybride systeem –
ook na het handmatig uitschakelen van het hoog-
spanningsboordnet – mogen alleen in een gekwa-
liceerde werkplaats worden uitgevoerd.
Spanningsvoorziening of auto inschakelen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen de auto in bewe-
ging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrijzetten.
RDe transmissiestand wijzigen.
RHet voertuig starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Sleutel buiten bereik van kinderen bewa-
ren.
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuigsleu-
tel.
Voorwaarden
RDe sleutel bevindt zich in de auto en wordt
herkend.
RVoertuigen met Digitale Voertuigsleutel: Een
Digitale Voertuigsleutel met wegrijbeveiliging
wordt erkend.
RHet rempedaal wordt niet bediend.
#Spanningsvoorziening inschakelen: De toets
1 eenmaal indrukken.
U kunt bijvoorbeeld de ruitenwissers inschake-
len.
Rijden en parkeren 273
F206 0105 07
Wanneer aan de volgende voorwaarden is vol-
daan, wordt de spanningsvoorziening weer uitge-
schakeld:
RHet bestuurdersportier wordt geopend.
RDe toets 1 wordt nog tweemaal ingedrukt.
#Auto inschakelen: De toets 1 tweemaal
indrukken.
Op het bestuurdersdisplay gaan waarschu-
wings- en controlelampjes branden.
Wanneer aan een van de volgende voorwaarden is
voldaan, wordt de auto weer uitgeschakeld:
RDe auto wordt niet binnen 15 minuten gestart
en de transmissie staat in de stand j of de
elektrische parkeerrem is ingeschakeld.
RDe toets 1 wordt eenmaal ingedrukt.
Auto starten
Auto met start-stoptoets starten
&GEVAAR Levensgevaar door uitlaatgassen
Verbrandingsmotoren stoten giige uitlaatgas-
sen, bijvoorbeeld koolmonoxide, uit. Het
inademen van deze uitlaatgassen is schadelijk
voor de gezondheid en leidt tot vergiiging.
#De motor en, indien aanwezig, de stand-
verwarming nooit in een gesloten ruimte
zonder voldoende ventilatie laten
draaien.
&WAARSCHUWING Brandgevaar door
brandbare materialen in de motorruimte
of op het uitlaatsysteem
Brandbare materialen kunnen ontbranden.
#Controleer daarom regelmatig of er zich
geen brandbaar vreemd materiaal in de
motorruimte of op het uitlaatsysteem
bevindt.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen de auto in bewe-
ging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrijzetten.
RDe transmissiestand wijzigen.
RHet voertuig starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
274 Rijden en parkeren
F206 0105 07
#Sleutel buiten bereik van kinderen bewa-
ren.
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuigsleu-
tel.
Voorwaarden
RDe sleutel bevindt zich in de auto en wordt
herkend.
RVoertuigen met Digitale Voertuigsleutel: Een
Digitale Voertuigsleutel met wegrijbeveiliging
wordt erkend.
#De transmissie in de stand j of i zetten.
#Het rempedaal indrukken en de toets 1 een-
maal indrukken.
#Wanneer de auto niet start: Niet benodigde
verbruikers uitschakelen en de toets 1 een-
maal indrukken.
#Wanneer de auto nog steeds niet start en op
het bestuurdersdisplay de displaymelding
Sleutel in aangegeven bergplaats leggen zie
handleiding verschijnt: De auto starten met de
sleutel in het opbergvak (noodprogramma)
(/ pagina 277).
%U kunt de auto tijdens het rijden uitschakelen.
Hiertoe gedurende circa drie seconden de
toets 1 indrukken of binnen drie seconden
de toets 1 driemaal indrukken. Hiertoe
beslist de veiligheidsaanwijzingen onder "Aan-
wijzingen met betrekking tot het rijden"
(/ pagina 282) in acht nemen.
Let op de informatie op het displaymeldingen die
op het bestuurderdisplay kunnen verschijnen.
Auto met digitale voertuigsleutel in het opberg-
vak starten (noodprogramma)
&GEVAAR Levensgevaar door uitlaatgassen
Verbrandingsmotoren stoten giige uitlaatgas-
sen, bijvoorbeeld koolmonoxide, uit. Het
inademen van deze uitlaatgassen is schadelijk
voor de gezondheid en leidt tot vergiiging.
#De motor en, indien aanwezig, de stand-
verwarming nooit in een gesloten ruimte
Rijden en parkeren 275
F206 0105 07
zonder voldoende ventilatie laten
draaien.
&WAARSCHUWING Brandgevaar door
brandbare materialen in de motorruimte
of op het uitlaatsysteem
Brandbare materialen kunnen ontbranden.
#Controleer daarom regelmatig of er zich
geen brandbaar vreemd materiaal in de
motorruimte of op het uitlaatsysteem
bevindt.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen de auto in bewe-
ging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrijzetten.
RDe transmissiestand wijzigen.
RHet voertuig starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Sleutel buiten bereik van kinderen bewa-
ren.
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuigsleu-
tel.
Voorwaarden
RDe auto is uitgerust met de voorbereiding
"Digitale voertuigsleutel".
REen geschikt apparaat is als digitale voertuig-
sleutel geactiveerd.
%Mercedes-Benz adviseert de noodsleutel mee
te nemen, voor het geval dat functiebeperkin-
gen optreden.
Als de auto niet start en op het bestuurdersdis-
play de displaymelding Sleutel wordt in opberg-
vak of digitale sleutel in mobiele telefoonhouder
gezocht… Zie handleiding verschijnt, kan de auto
in het noodprogramma worden gestart.
#De sleutel 1 in het opbergvak leggen 2.
276 Rijden en parkeren
F206 0105 07
#De digitale voertuigsleutel in het opbergvak
3 leggen.
#Het rempedaal indrukken en de auto met de
start-stoptoets starten.
Het kan een paar seconden duren voordat de
auto start.
#Wanneer het displaymelding Sleutel niet her-
kend op het bestuurdersdisplay verschijnt,
drukt u nogmaals op de start-stoptoets.
Auto starten met sleutel in opbergvak (nood-
programma)
&GEVAAR Levensgevaar door uitlaatgassen
Verbrandingsmotoren stoten giige uitlaatgas-
sen, bijvoorbeeld koolmonoxide, uit. Het
inademen van deze uitlaatgassen is schadelijk
voor de gezondheid en leidt tot vergiiging.
#De motor en, indien aanwezig, de stand-
verwarming nooit in een gesloten ruimte
zonder voldoende ventilatie laten
draaien.
&WAARSCHUWING Brandgevaar door
brandbare materialen in de motorruimte
of op het uitlaatsysteem
Brandbare materialen kunnen ontbranden.
#Controleer daarom regelmatig of er zich
geen brandbaar vreemd materiaal in de
motorruimte of op het uitlaatsysteem
bevindt.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen de auto in bewe-
ging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrijzetten.
RDe transmissiestand wijzigen.
RHet voertuig starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
Rijden en parkeren 277
F206 0105 07
#Sleutel buiten bereik van kinderen bewa-
ren.
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuigsleu-
tel.
Als de auto niet start en op het bestuurdersdis-
play de displaymelding Sleutel in aangegeven
bergplaats leggen zie handleiding verschijnt, kan
de auto in het noodprogramma worden gestart.
Auto's met Digitale Voertuigsleutel: Als de auto
niet start en op het bestuurdersdisplay de display-
melding Sleutel wordt in opbergvak of digitale
sleutel in mobiele telefoonhouder gezocht… Zie
handleiding verschijnt, kan de auto in het nood-
programma worden gestart.
#Het opbergvak 2 moet leeg zijn; dit controle-
ren.
#De sleutel 1 van de sleutelbos verwijderen.
#De sleutel 1 in het opbergvak 2 op het
symbool leggen.
De auto wordt na korte tijd gestart.
Als u de sleutel 1 uit het opbergvak 2
neemt, is de auto nog steeds rijklaar. Om de
auto opnieuw te kunnen starten moet de sleu-
tel 1 echter tijdens de gehele rit in het
opbergvak 2 op het symbool liggen.
#De sleutel 1 bij een gekwaliceerde werk-
plaats laten controleren.
Als de auto niet start:
#De sleutel 1 in het opbergvak 2 laten lig-
gen.
#Het rempedaal indrukken en de auto met de
start-stoptoets starten.
%Met de start-stoptoets kan ook alleen de
spanningsvoorziening of de auto worden inge-
schakeld.
Let op de informatie op het displaymeldingen die
op het bestuurderdisplay kunnen verschijnen.
Auto via Remote Online services starten
Het interieur voor aanvang van de rit koelen of
verwarmen
Voor het starten het volgende controleren:
RDe wettelijke bepalingen die van toepassing
zijn voor de betreende parkeerplek maken
het starten van de auto met een smartphone
mogelijk.
RHet starten en laten draaien van de auto is
zonder gevaar mogelijk op de parkeerplek.
RDe brandstoank is voldoende gevuld.
RDe startaccu is voldoende opgeladen.
Startaccu voor begin van de rit opladen
Wanneer de laadtoestand van de startaccu laag
is, kunt u op uw smartphone een bericht ontvan-
gen. Dan kunt u de auto starten met behulp van
de smartphone om de accu op te laden. Na tien
minuten wordt de auto weer automatisch afgezet.
278 Rijden en parkeren
F206 0105 07
Voor het starten het volgende controleren:
RDe wettelijke bepalingen die van toepassing
zijn voor de betreende parkeerplek maken
het starten van de auto met een smartphone
mogelijk.
RHet starten en laten draaien van de auto is
zonder gevaar mogelijk op de parkeerplek.
RDe brandstoank is voldoende gevuld.
Auto starten (Remote Online)
&GEVAAR Levensgevaar door uitlaatgassen
Verbrandingsmotoren stoten giige uitlaatgas-
sen, bijvoorbeeld koolmonoxide, uit. Het
inademen van deze uitlaatgassen is schadelijk
voor de gezondheid en leidt tot vergiiging.
#De motor en, indien aanwezig, de stand-
verwarming nooit in een gesloten ruimte
zonder voldoende ventilatie laten
draaien.
&WAARSCHUWING Brandgevaar door
brandbare materialen in de motorruimte
of op het uitlaatsysteem
Brandbare materialen kunnen ontbranden.
#Controleer daarom regelmatig of er zich
geen brandbaar vreemd materiaal in de
motorruimte of op het uitlaatsysteem
bevindt.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar door het
ongewild in werking treden van de motor
Als de motor tijdens onderhouds‑ of reparatie-
werkzaamheden ongewild in werking treedt,
kunnen lichaamsdelen bekneld raken.
#De motor altijd tegen ongewild in wer-
king treden beveiligen, voordat onder-
houds‑ of reparatiewerkzaamheden wor-
den uitgevoerd.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen de auto in bewe-
ging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrijzetten.
RDe transmissiestand wijzigen.
RHet voertuig starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
Rijden en parkeren 279
F206 0105 07
#Sleutel buiten bereik van kinderen bewa-
ren.
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuigsleu-
tel.
Voorwaarden
RDe parkeerstand j is ingeschakeld.
RHet alarm van het diefstal-/inbraakalarmin-
stallatie is niet actief.
RDe alarmknipperlichtinstallatie is uitgescha-
keld.
RDe motorkap is gesloten.
RDe portieren zijn gesloten en vergrendeld.
RDe zijruiten en het schuifdak zijn gesloten.
#De auto met de smartphone starten.
Na iedere start draait de motor tien minuten.
U kunt maximaal twee startpogingen na elkaar uit-
voeren. Voordat u de auto opnieuw met de smart-
phone kunt starten, moet u de auto eenmaal met
de sleutel starten.
U kunt de auto altijd als volgt uitschakelen:
Rvia de smartphone app
Rdoor het indrukken van de toets Ü of s
op de sleutel
%Meer Informatie vindt u in de smartphone
app.
Starten van de auto voor onderhouds- of repara-
tiewerkzaamheden verhinderen:
#Schakel de alarmknipperlichtinstallatie in of
ontgrendel de portieren.
#Een zijruit of het schuifdak openen.
Inrij-aanwijzingen
De motor gedurende de eerste 1500 km ontzien:
RMet wisselende snelheid en wisselend motor-
toerental rijden.
R< 140 km/h rijden.
RIn het rijprogramma A of ; rijden.
RTijdig opschakelen, uiterlijk wanneer de wijzer
van de toerenteller het laatste derde deel vóór
het rode gebied hee bereikt.
ROm te remmen niet handmatig terugschake-
len.
RHoge belastingen en volgas vermijden.
RHet gaspedaal niet tot voorbij het drukpunt
indrukken (kickdown).
RPas vanaf 1500 km kan het motortoerental
geleidelijk worden verhoogd en het volledige
snelheidsbereik worden gebruikt.
Dit geldt eveneens wanneer de motor of onderde-
len van de aandrijijn zijn vervangen.
Bovendien de volgende inrij-aanwijzingen in acht
nemen:
RNa aevering van de auto of na een reparatie
initialiseren de sensoren van enkele rijsyste-
men en rijveiligheidssystemen zich over een
bepaalde afstand. De volledige functionaliteit
van deze systemen wordt pas bereikt na
afsluiting van deze inleerprocedure.
RNieuwe of vervangen remblokken, remschijven
en banden bereiken pas na enkele honderden
kilometers de optimale remwerking en grip.
De verminderde remwerking door krachtiger
indrukken van het rempedaal compenseren.
280 Rijden en parkeren
F206 0105 07
Aanwijzingen met betrekking tot motorvermogen
en motorkoppel (Mercedes-AMG auto's)
%De daadwerkelijk haalbare (maximum) waar-
den voor motorvermogen en motorkoppel
kunnen afwijken van de gecerticeerde waar-
den, binnen de toleranties die volgens de
landspecieke specicaties zijn toegestaan
(gebaseerd op UN-ECE nr. 85 of landspeci-
eke specicaties).
Voorbeelden van factoren die van invloed zijn:
RLocatie boven zeeniveau
RBrandstofkwaliteit
RBuitentemperatuur
RBedrijfstemperatuur van de motor
Totdat de motor op bedrijfstemperatuur is, brandt
het waarschuwingslampje bedrijfstemperatuur van
de motor p.
Het motorvermogen en motorkoppel zijn in dat
geval gereduceerd. Houd hier bij uw rijstijl reke-
ning mee.
Pas als het waarschuwingslampje voor de bedrijfs-
temperatuur van de motor p is gedoofd, zijn
het motorvermogen en motorkoppel volledig
beschikbaar.
Aanwijzingen met betrekking tot de geoptimali-
seerde acceleratie
Wanneer aan alle benodigde (activerings-)voor-
waarden wordt voldaan, kan een optimale accele-
ratie uit stilstand worden bereikt.
De geoptimaliseerde acceleratie niet op de open-
bare weg gebruiken. Wielen kunnen daarbij afzon-
derlijk doordraaien en de auto kan uitbreken. Er
bestaat verhoogd slipgevaar en gevaar voor onge-
vallen.
Beslist de veiligheidsaanwijzingen en de informa-
tie over het onderwerp ESP® in acht nemen
(/ pagina 353).
Wegrijden met geoptimaliseerde acceleratie
&WAARSCHUWING Slipgevaar en gevaar
voor ongevallen door doordraaiende wie-
len
Als u wegrijden met een optimale acceleratie,
kunnen afzonderlijke wielen doordraaien en de
auto kan uitbreken.
Vooral als ESP® is uitgeschakeld, is er een ver-
hoogd risico op slipgevaar en gevaar voor
ongevallen!
#Er mogen zich geen personen of voor-
werpen in de omgeving van de auto
bevinden; dit controleren.
Voorwaarden
RDe auto is ingereden (/ pagina 280).
RDe auto en de banden zijn in goede staat.
RHet rijbaan hee een goede grip.
RMotor en transmissie zijn op bedrijfstempera-
tuur.
Rijden en parkeren 281
F206 0105 07
*AANWIJZING Verhoogde slijtage door
geoptimaliseerde acceleratie
Bij het wegrijden met geoptimaliseerde acce-
leratie worden alle componenten van de aan-
drijijn zeer zwaar belast.
Dat kan tot verhoogde onderdeelslijtage lei-
den.
#Niet voortdurend wegrijden met geopti-
maliseerde acceleratie.
#De rijstand h inschakelen (/ pagina 309).
#Het stuurwiel in de rechtuitstand zetten.
#Het rijprogramma C selecteren
(/ pagina 301, 300).
#Het ESP® uitschakelen (/ pagina 357).
#Met de linkervoet het rempedaal krachtig
indrukken en vasthouden.
#Met de rechtervoet het gaspedaal volledig
indrukken.
#Na uiterlijk vijf seconden de linkervoet vlot van
het rempedaal nemen, daarbij het gaspedaal
ingedrukt houden.
De auto rijdt met maximale acceleratie weg.
#Het ESP® inschakelen, zodra het accelereren
beëindigd is.
Beëindigen van de geoptimaliseerde acceleratie
#De voet van het gaspedaal nemen.
#Het ESP® weer inschakelen.
%Na het wegrijden met geoptimaliseerde acce-
leratie kunnen onderdelen van de aandrijijn
sterk opgewarmd zijn. Daardoor kunnen de
geoptimaliseerde acceleratiewaarden pas na
enkele minuten opnieuw worden bereikt.
Aanwijzingen met betrekking tot het rijden
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door voorwerpen in de beenruimte van de
bestuurder
Voorwerpen in de beenruimte van de bestuur-
der kunnen de slag van de pedalen beperken
en een ingedrukt pedaal blokkeren.
Hierdoor wordt de bedrijfs‑ en verkeersveilig-
heid van de auto in gevaar gebracht.
#Alle voorwerpen in de auto veilig opber-
gen, opdat deze niet in de beenruimte
van de bestuurder terecht kunnen
komen.
#De vloermatten altijd stevig en zoals
voorgeschreven aanbrengen, zodat altijd
voldoende vrije ruimte voor de pedalen is
gewaarborgd.
#Geen losse vloermatten gebruiken en
niet meerdere vloermatten op elkaar leg-
gen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door ongeschikte schoenen
Ongeschikte schoenen zijn bijvoorbeeld:
RSchoenen met plateauzolen
RSchoenen met hoge hakken
RPantoels
Er bestaat gevaar voor ongevallen!
282 Rijden en parkeren
F206 0105 07
#Om de pedalen veilig te kunnen bedie-
nen altijd geschikte schoenen dragen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij uitgeschakelde auto tijdens het rijden
Als u de auto tijdens het rijden uitschakelt, zijn
veiligheidsrelevante functies beperkt of niet
meer beschikbaar.
Dat kan bijvoorbeeld de stuurbekrachtiging en
de rembekrachtiging betreen.
Er is dan aanzienlijk meer kracht voor bijvoor-
beeld het sturen en remmen vereist.
#De auto niet uitschakelen tijdens het rij-
den.
&GEVAAR Levensgevaar door uitlaatgassen
Verbrandingsmotoren stoten giige uitlaatgas-
sen, bijvoorbeeld koolmonoxide, uit. Het
inademen van deze uitlaatgassen is schadelijk
voor de gezondheid en leidt tot vergiiging.
#De motor en, indien aanwezig, de stand-
verwarming nooit in een gesloten ruimte
zonder voldoende ventilatie laten
draaien.
&WAARSCHUWING Slipgevaar en gevaar
voor ongevallen door terugschakelen op
een glad wegdek
Als op glad wegdek wordt teruggeschakeld om
de remwerking van de motor te verhogen, kun-
nen de aangedreven wielen hun grip verliezen.
#Op glad wegdek niet terugschakelen om
de remwerking van de motor te verho-
gen.
&GEVAAR Levensgevaar door giige uitlaat-
gassen
Wanneer de uitlaateindpijp geblokkeerd is of
geen voldoende ventilatie mogelijk is, kunnen
giige uitlaatgassen, in het bijzonder koolmo-
noxide, de auto binnendringen. Dat is bijvoor-
beeld het geval wanneer de auto in de sneeuw
vastzit.
#Wanneer de motor of de standverwar-
ming moet blijven draaien, de uitlaateind-
pijp en de omgeving van de auto snee-
uwvrij houden.
#Aan de luwzijde van de auto een ruit ope-
nen, om voldoende buitenlucht in het
interieur te laten komen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door oververhit geraakt remsysteem
Als u tijdens het rijden de voet op het rempe-
daal laat rusten, kan het remsysteem overver-
hit raken.
Daardoor wordt de remweg langer en kan het
remsysteem zelfs uitvallen.
#Het rempedaal nooit als voetensteun
gebruiken.
#Tijdens het rijden niet tegelijkertijd het
rem- en gaspedaal indrukken.
*AANWIJZING Motorschade door te hoog
motortoerental
Als in het maximumtoerentalbereik wordt
gereden, wordt de motor beschadigd.
Rijden en parkeren 283
F206 0105 07
#De motor niet voorbij het maximumtoe-
rentalbereik laten draaien.
*AANWIJZING Slijtage van de remblokken
door het continu indrukken van het rem-
pedaal
#Het rempedaal niet continu indrukken tij-
dens het rijden.
#Om de remwerking van de motor te
benutten, vroegtijdig een versnelling
terugschakelen.
*AANWIJZING Beschadiging van de aan-
drijijn en de motor bij het wegrijden
#De motor niet stationair laten warm-
draaien. Meteen wegrijden.
#Hoge motortoerentallen en volgas ver-
mijden totdat de motor de bedrijfstempe-
ratuur hee bereikt.
*AANWIJZING Beschadiging van de kataly-
sator door onverbrande brandstof
De motor draait onregelmatig en slaat over.
Onverbrande brandstof kan in de katalysator
geraken.
#Maar weinig gas geven.
#De oorzaak zo snel mogelijk laten verhel-
pen bij een gekwaliceerde werkplaats.
*AANWIJZING Gereduceerde levensduur
van de accu door het vaak rijden van
korte afstanden
Wanneer de auto alleen wordt gebruikt voor
korte afstanden, kan de 12V-accu niet goed
worden opgeladen. Hierdoor neemt de levens-
duur van de accu af.
#Regelmatig een langere afstand rijden,
om de accu op te laden.
*AANWIJZING Schade aan de auto bij niet
in acht nemen van de maximaal toege-
stane doorrijhoogte
Wanneer de hoogte van de auto de maximaal
toegestane doorrijhoogte overschrijdt, kunnen
het dak en andere onderdelen van de auto
worden beschadigd.
#De aangegeven doorrijhoogte in acht
nemen.
#Wanneer de toegestane doorijhoogte
wordt overschreden, niet verder rijden.
#De gewijzigde hoogte van de auto bij
dakopbouwen in acht nemen.
%In acht nemen dat alle snelheidsspecicaties
in deze handleiding globale specicaties zijn
en dat de waarden aan bepaalde toleranties
onderhevig zijn.
Aanwijzingen met betrekking tot het rijden met
dakbelasting, aanhangwagen of volledig beladen
auto
Bij het rijden met een beladen dakdrager of aan-
hangwagen en bij een volledig beladen of bezette
284 Rijden en parkeren
F206 0105 07
auto verandert het rij- en stuurgedrag van uw
auto.
Daarom de volgende aanwijzingen in acht nemen:
RDe toegestane dakbelasting en het toegestane
aanhangwagengewicht niet overschrijden.
Hiertoe ook de informatie in de technische
gegevens in acht nemen.
RDe belading en de dakbelasting gelijkmatig
verdelen en zware voorwerpen zo laag moge-
lijk leggen. Hiertoe ook de aanwijzingen met
betrekking tot het beladen van de auto in acht
nemen (/ pagina 206).
RBehoedzaam rijden; abrupt wegrijden, remmen
en sturen alsmede snel rijden door bochten
vermijden.
Aanwijzingen met betrekking tot het rijden op
wegen waarop gestrooid is
De remwerking is beperkt op wegen waarop
gestrooid is.
Daarom de volgende aanwijzingen in acht nemen:
RDoor een zoutlaag op de remschijven en rem-
blokken kan de remweg aanzienlijk langer wor-
den of kan de auto aan één kant sterker of
zwakker remmen.
REen bovengemiddeld grote afstand tot het
voor u rijdende verkeer aanhouden.
De zoutlaag als volgt verwijderen:
RRegelmatig remmen en hierbij rekening hou-
den met de verkeerssituatie.
RBij het einde van de rit en bij aanvang van de
volgende rit voorzichtig het rempedaal indruk-
ken.
Aanwijzingen met betrekking tot aquaplaning
Vanaf een bepaalde waterhoogte op de rijbaan
kan aquaplaning optreden.
Bij sterke neerslag of bij omstandigheden waarbij
aquaplaning optreden kan, de volgende aanwijzin-
gen in acht nemen:
RVoorzichtig de snelheid verlagen.
RDoor spoorvorming ontstane geulen vermij-
den.
RSnelle stuurbewegingen vermijden.
RVoorzichtig remmen.
%Eveneens de aanwijzingen met betrekking tot
het regelmatig controleren van wielen en ban-
den in acht nemen (/ pagina 37).
Aanwijzingen met betrekking tot het rijden door
water op de straat
In de auto binnendringend water kan de motor, de
elektronica en de transmissie beschadigen.
Ook kan water via de luchtaanzuigaansluiting door
de motor worden aangezogen en motorschade
veroorzaken.
De volgende aanwijzingen in acht nemen wanneer
u door water moet rijden:
RDe waterhoogte bij rustig water mag maximaal
tot de onderrand van de carrosserie staan.
RMaximaal stapvoets rijden, anders kan water
in het interieur of de motorruimte binnendrin-
gen.
RVoorliggers of tegenliggers kunnen voor golven
zorgen, waardoor de maximaal toegestane
hoeveelheid water op de weg kan worden
overschreden.
Na het rijden door water hebben de remmen een
verminderde remwerking. De auto, rekening hou-
Rijden en parkeren 285
F206 0105 07
dend met de verkeerssituatie, voorzichtig afrem-
men tot de volledige remwerking weer beschik-
baar is.
Functie van de gestuurde achteras
De gestuurde achteras is een extra elektromecha-
nische stuurinrichting van de achteras, die afhan-
kelijk van de snelheid de besturing van de achter-
wielen aanpast aan de stand van de voorwielen.
Dit zorgt voor een grotere wendbaarheid en een
verbeterde rijstabiliteit, bijv. in bochten.
De gestuurde achteras hee de volgende eigen-
schappen:
RMinder stuurkracht en een kleinere draaicirkel
en daardoor is een lagere inspanning bij het
parkeren nodig
RVerbeterde rijstabiliteit, bijv. in bochten
RDirectere besturing en daardoor een verbe-
terde stuurrespons van de auto
Informatie over het AMG remsysteem met hoog-
waardige keramische composietremschijven
Het remsysteem is geschikt voor hoge belastin-
gen. Daardoor kunnen er tijdens het remmen
geluiden ontstaan. Ook na het wassen van de
auto kan dit fenomeen optreden.
De geluiden zijn afhankelijk van de volgende fac-
toren:
RSnelheid
RRemkracht
ROmgevingsomstandigheden, zoals tempera-
tuur en luchtvochtigheid
%Na een extreme belasting het remsysteem bij
een gekwaliceerde werkplaats laten contro-
leren.
ECO start-stopsysteem
ECO start-stopsysteem
%Plug-in-hybride: De functie is niet beschik-
baar.
%Afhankelijk van het motortype is het ECO
start-stopsysteem niet in alle rijprogramma's
beschikbaar. Hiertoe de statusindicatie op het
bestuurdersdisplay in acht nemen.
Als met betrekking tot de auto is voldaan aan alle
voorwaarden voor de automatische motorstop,
wordt de motor in de volgende situaties automa-
tisch afgezet:
RDe auto wordt in de transmissiestand h of
i gestopt.
RU drukt bij lage snelheid het rempedaal in.
Als het systeem een van de volgende situaties
hee herkend, wordt de motor niet uitgeschakeld:
RU stopt bij een stopbord, er bevindt zich geen
voertuig vóór u.
RHet voertuig dat vóór u staat rijdt weer weg.
RU manoeuvreert, verdraait het stuurwiel sterk
of schakelt de achteruitversnelling in.
%Als het systeem een intelligente stopverhinde-
raar hee herkend, bijv. een stopbord, wordt
de motor niet uitgeschakeld.
Als u de HOLD-functie activeert of de parkeer-
stand j inschakelt, kan de motor ondanks
een intelligente stopverhinderaar worden uit-
geschakeld.
286 Rijden en parkeren
F206 0105 07
De motor wordt in de volgende gevallen weer
automatisch gestart:
RDe transmissiestand h of k wordt inge-
schakeld.
RHet gaspedaal wordt ingedrukt.
REr moet een automatische motorstart bij de
auto worden uitgevoerd.
RU laat het rempedaal los.
RU laat het rempedaal los op de helling en de
auto begint niet te rollen.
RDe auto begint te rollen op een helling en gaat
vanaf 20 km/h niet automatisch over op de
modus uitrollen.
Weergaven van het ECO start-stopsysteem op het
bestuurdersdisplay:
RHet symbool è (groen) verschijnt bij stil-
stand: De motor is door het ECO start-stop-
systeem afgezet.
RHet symbool ç (geel) verschijnt bij stil-
stand: Er is niet aan alle voorwaarden voor
een motorstop voldaan.
RNoch het symbool è noch ç verschijnt
wanneer de auto stilstaat: er is een intelligente
stopverhinderaar herkend, bijvoorbeeld een
stopbord.
RHet symbool s verschijnt: Het ECO start-
stopsysteem is uitgeschakeld of er is een sto-
ring aanwezig.
Als de motor door het ECO start-stopsysteem is
afgezet en de auto wordt verlaten, klinkt een
waarschuwingssignaal en wordt de motor niet
opnieuw gestart. Bovendien verschijnt op het
bestuurdersdisplay de volgende displaymelding:
Auto klaar om te rijden Voor het verlaten auto
uitschakelen
Als de auto niet wordt uitgeschakeld, wordt deze
na drie minuten automatisch uitgeschakeld.
ECO start-stopsysteem uit- of inschakelen
#De toets 1 indrukken.
Bij het uit- of inschakelen van het ECO start-
stopsysteem verschijnt een weergave op het
bestuurdersdisplay.
%Wanneer het ECO start-stopsysteem uitge-
schakeld is, verschijnt permanent de weer-
gave s op het bestuurdersdisplay.
Rijden en parkeren 287
F206 0105 07
ECO start-stop-functie met stuurwieltoets uit-
of inschakelen (Mercedes-AMG-voertuigen)
De aanwijzingen met betrekking tot de ECO start-
stop-functie in de bedieningshandleiding van het
voertuig.
%Plug-in-Hybride: de ECO Start-Stop-functie is
niet beschikbaar.
%U kunt de ECO Start-Stop-Functie ook via het
multimediasysteem uit- of inschakelen.
#De bovenste of onderste displaytoets 1 her-
haald indrukken, tot de displaytoets het sym-
bool è toont.
%Indien de displaytoets niet het symbool toont,
is deze uitgeschakeld. De weergave van de
functies en hun volgorde kan in het multime-
diasysteem worden ingesteld
(/ pagina 297).
#De betreende toets 2 indrukken.
Het symbool toont de actuele status van het
ECO start-stopsysteem:
Rs (rood): Uitgeschakeld
Rè (groen): Actief
Rç (geel): Inactief
Functie van de ECO aanduiding
De ECO aanduiding toont afhankelijk van de situ-
atie een analyse van uw rijstijl op het bestuurders-
display. U kunt de eciëntie van uw rijstijl contro-
leren en eventueel aanpassen. In het menu ECO-
aanduiding wordt een bal 2 afgebeeld, die pas-
send bij het rijgedrag op een gestileerde weg in
rijrichting vooruit of achteruit rolt.
Boven en onder de weg geven lijnen het gebied
met een eciënte rijstijl aan 3. De bal 2 is
groen wanneer deze binnen de lijnen rolt. Buiten
de lijnen wordt de bal oranje.
De ECO aanduiding evalueert de volgende criteria
voor een brandstofbesparende rijstijl:
Rtijdig uitrollen
Rgelijkmatige snelheid
Rbeheerst accelereren
De totale analyse van uw rijstijl "na vertrek" wordt
met sterren 1 aangegeven. Er wordt gestart met
vijf lege sterren, die bij een eciënte rijstijl achter
elkaar kunnen worden opgevuld. Wanneer alle vijf
de sterren opgevuld zijn, verschijnt een licht-
schijnsel op de achtergrond.
288 Rijden en parkeren
F206 0105 07
%U kunt de functie ECO-weerg. via het menu
Klassiek oproepen (/ pagina 453).
Functie van de ECO-assistent (auto's met 48V-
boordnet)
Voor de plug-in-hybride de informatie over de
ECO-assistent in acht nemen (/ pagina 293).
%De ECO-assistent is uitsluitend actief in de rij-
programma's ; en A.
De ECO-assistent analyseert gegevens van de
geplande route van de auto. Daardoor kan het
systeem helpen om de rijstijl optimaal aan de
geplande route aan te passen, brandstof te bespa-
ren en te recupereren. Wanneer het systeem een
voorligger hee herkend en de auto de situatie
nadert, berekent de ECO-assistent op basis van
afstand, snelheid en helling de optimale snelheid
voor een maximale brandstofbesparing en recupe-
ratie-energie.
Indien de vertraging door de ECO-assistent niet
voldoende is, moet u bovendien met de bedrijfs-
rem afremmen. Dit geldt met name wanneer u bij-
voorbeeld bij leverkeer weer optrekt en de
afstand tot de voorligger zeer klein is.
1Advies "Voet van het gas"
2Komende routegebeurtenis
Wanneer een komende routegebeurtenis of een
voorligger wordt herkend die voor een hogere e-
ciëntie een aanpassing van de rijstijl vereist, wor-
den het betreende symbool 2 en het symbool
ý grijs weergegeven.
Wanneer u de voet van het gaspedaal neemt,
wordt het symbool ý groen en wordt de recu-
peratie bij deceleratie geactiveerd. Wanneer de
vertraging niet voldoende is, moet u bovendien
met de bedrijfsrem afremmen. Wanneer de ECO-
assistent reageert op een naderende routegebeur-
tenis (niet op een voorligger) en u vervolgens
opnieuw het gaspedaal indrukt, wordt de regeling
van de ECO-assistent beëindigd.
De weergave van de ECO-assistent wordt in de
volgende gevallen weer uitgeschakeld:
RU reageert gedurende langere tijd niet op de
aanbeveling van de ECO-assistent.
RU drukt, wanneer de ECO-assistent reageert
op een naderende routegebeurtenis (niet op
een voorligger), opnieuw het gaspedaal in.
RDe ECO Assistent kan uit de komende route-
gebeurtenis geen verdere aanbeveling aei-
den.
Naast de voorligger ¥ kunnen de volgende
situaties op de route 2 uitrustingsafhankelijk
door de ECO-assistent herkend worden:
~Rotonde
¡S-bocht
¢Scherpe bocht
£T-kruising
¤Afdaling
¦Snelheidslimieten
Rijden en parkeren 289
F206 0105 07
%In het rijprogramma A reageert de ECO-
assistent alleen op de routegebeurtenis "Voor-
ligger".
Systeemgrenzen
Wanneer de berekende route bij een actieve rou-
tebegeleiding wordt gehandhaafd, kan de ECO-
assistent nog nauwkeuriger werken. De basisfunc-
tie functioneert ook zonder actieve routebegelei-
ding. Niet op alle verkeerstekens en verkeerssitua-
ties kan worden geanticipeerd. De kwaliteit is
afhankelijk van het kaartmateriaal.
De ECO-assistent is slechts een hulpmiddel. De
bestuurder is zelf verantwoordelijk voor de veilige
afstand, de snelheid en het tijdig remmen.
Het systeem kan in de volgende situaties mogelijk
niet correct werken of buiten werking zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door onvoldoende
verlichting van de weg, bij sterk wisselende
schaduwen of door regen, sneeuw, mist of
veel spatwater
RBij verblinding, bijvoorbeeld door tegemoetko-
mend verkeer, direct invallend zonlicht of door
reecties
RBij verontreiniging van de voorruit in de omge-
ving van de multifunctionele camera
RBij een beslagen, beschadigde of afgedekte
multifunctionele camera
RBij slecht herkenbare verkeersborden, bijvoor-
beeld door vervuiling, afdekking, sneeuw of
onvoldoende verlichting
RBij onjuiste of verouderde informatie in de
digitale wegenkaart van het navigatiesysteem
RBij meerdere wegmarkeringen, bijvoorbeeld
verkeerstekens bij wegwerkzaamheden of aan-
grenzende rijstroken
RBij vervuilde of afgedekte radarsensoren
RBij het rijden op wegen met steile hellingen
RBij smalle voorliggers, zoals etsen of motor-
etsen
Recuperatief remsysteem (plug-in-hybride)
Functie van het recuperatief remsysteem
%De functie is alleen beschikbaar voor een
plug-in-hybride.
Tijdens het rijden wordt de elektromotor, afhanke-
lijk van de geselecteerde recuperatiefase, bij
deceleratie en bij het remmen als dynamo
gebruikt om de hoogspanningsaccu op te laden.
Zodra u tijdens het rijden in de transmissiestand
h de voet van het gas neemt, wordt de recupe-
ratie bij deceleratie geactiveerd.
Hoe hoger de recuperatie, hoe sterker de auto tij-
dens het rollen wordt afgeremd en hoe meer elek-
trische energie naar de hoogspanningsaccu wordt
geleid.
De vertraging bij deceleratie kan, afhankelijk van
de rijsituatie, niet voldoende zijn. Er wordt niet
gedecelereerd tot stilstand. Indien nodig tevens
afremmen met de bedrijfsrem. Pas uw snelheid
altijd aan de rijsituatie aan en houd voldoende
afstand.
Het recuperatief remsysteem hee de volgende
eigenschappen:
ROndersteuning bij het remmen via een elektro-
nisch geregelde rembekrachtiging
ROmzetting van de bewegingsenergie van de
auto in elektrische energie
290 Rijden en parkeren
F206 0105 07
%Wanneer u krachtig afremt, wordt bovendien
de mechanische rem gebruikt. Daardoor kan
niet de maximale recuperatie-energie worden
teruggewonnen. Hoe anticiperender u gas
gee en remt, hoe eciënter de energie kan
worden gerecupereerd.
Systeemgrenzen
Bij de recuperatie bij deceleratie is de remwerking
van de elektromotor in de volgende situaties
slechts beperkt of helemaal niet aanwezig:
Rmet een toenemende laadtoestand van de
hoogspanningsaccu
Rwanneer de hoogspanningsaccu nog niet op
bedrijfstemperatuur is
In deze gevallen wordt de gewenste vertraging
ingesteld via het remregelsysteem.
Recuperatieve vertraging handmatig instellen
%De functie is alleen beschikbaar voor een
plug-in-hybride.
In de rijprogramma's n, o en Î
kunt u de mate van recuperatie bij deceleratie
met de stuurwielschakelpaddles instellen.
De volgende recuperatiefasen zijn beschikbaar:
Rhà Intelligente, anticiperende recupera-
tie met de ECO assistent (/ pagina 293)
Rhq Geen recuperatie: De auto rolt uit
Rh Normale recuperatie
Rh± Versterkte recuperatie: Sterke vertra-
ging van de auto bij deceleratie, bijvoorbeeld
bij het bergaf rijden
Standaardinstelling:
RhÃ: Wanneer de functie ECO Assistent in
het multimediasysteem ingeschakeld is
(/ pagina 294).
Rh: Wanneer de functie ECO-assistent in het
multimediasysteem uitgeschakeld is.
%hà is alleen beschikbaar wanneer de
functie ECO-assistent in het multimediasys-
teem ingeschakeld is en de werking van de
radarsensoren niet wordt belemmerd. Hiertoe
eveneens de informatie over de sensoren en
camera's van de auto (/ pagina 350) in acht
nemen.
#Recuperatie verhogen: Kort aan de schakel-
paddle 1 trekken.
#Recuperatie verlagen: Lang aan de schakel-
paddle 2 trekken.
#Standaardinstelling: Lang aan de schakel-
paddle 1 of 2 trekken of opnieuw de trans-
missiestand h inschakelen.
%Na het opnieuw starten van de auto wordt
eveneens de standaardinstelling ingesteld.
Het bestuurdersdisplay toont de momenteel inge-
stelde recuperatiefase naast de transmissiestand-
aanduiding.
Rijden en parkeren 291
F206 0105 07
Recuperatieve vertraging handmatig instellen
(Mercedes-AMG-auto's)
Voorwaarden
RHet rijprogramma Î, o, A, C of
B is geselecteerd.
RHet ESP® is ingeschakeld – ESP® ON.
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC is
niet geactiveerd.
Hoe hoger de recuperatie, hoe sterker de auto tij-
dens het rollen wordt afgeremd en hoe meer elek-
trische energie naar de hoogspanningsaccu wordt
geleid.
%Na het opnieuw starten van de auto of na het
weer inschakelen van de transmissiestand h
is automatisch de normale recuperatie inge-
steld.
#De displaytoets 1 indrukken.
De displaytoets toont het symbool d met
een segmentweergave in drie delen voor de
instelling van de recuperatie.
%Wanneer de weergave grijs is, is niet voldaan
aan de voorwaarden en is een instelling niet
mogelijk.
Wanneer het laadpotentieel van de hoogspan-
ningsaccu gereduceerd is, bijv. vanwege een
hoge laadtoestand of een hoogspanningsaccu
die nog niet op bedrijfstemperatuur is, kan het
voorkomen dat een recuperatiefase tijdelijk
niet kan worden ingesteld. Het instrumenten-
display toont dan de melding Gewenste recu-
peratiefase momenteel niet beschikbaar.
Wanneer de displaytoets het symbool d
met een rode ! toont, dan vertoont het recu-
peratief remsysteem een storing. De informa-
tie over waarschuwingslampjes en displaymel-
dingen die in het bestuurdersdisplay worden
weergegeven in acht nemen.
#Recuperatie verhogen: De draaischakelaar 2
rechtsom in de richting q draaien.
#Recuperatie verlagen: De draaischakelaar 2
linksom in de richting ± draaien.
De volgende recuperatiefasen zijn beschikbaar en
worden weergegeven op de displaytoets 1:
Rd en geen segment brandt: Geen recupe-
ratie, de auto rolt uit
Rd en één segment brandt: Normale recu-
peratie
Rd en twee segmenten branden: Versterkte
recuperatie, verhoogde vertraging van de auto
bij deceleratie, bijvoorbeeld bij het bergaf rij-
den
Rd en drie segmenten branden: Maximale
recuperatie, maximale vertraging van de auto
bij deceleratie
292 Rijden en parkeren
F206 0105 07
%In de rijprogramma's Î, A en o
wordt de mate van recuperatie op hellingen
naar behoee aangepast: Hoe steiler de hel-
ling, hoe hoger de recuperatie. Desondanks
kan het, afhankelijk van de situatie, noodzake-
lijk zijn om ook nog het rempedaal in te druk-
ken.
Wanneer het laadpotentieel van de hoogspan-
ningsaccu moet worden gereduceerd vanwege
een hoge en toenemende laadtoestand, bijv. van-
wege lange tijd bergaf rijden, dan wordt automa-
tisch de recuperatiefase verlaagd. Het instrumen-
tendisplay toont dan de melding Recuperatieve
vertraging tijdelijk verminderd.
ECO-assistent (plug-in-hybride)
Functie van de ECO-assistent
%De volgende functie is uitvoerings- en landaf-
hankelijk en alleen voor een plug-in-hybride
beschikbaar.
De ECO-assistent analyseert gegevens van de
geplande route van de auto. Daardoor kan het
systeem helpen om de rijstijl optimaal aan de
geplande route aan te passen, brandstof te bespa-
ren en te recupereren. Wanneer het systeem een
voorligger hee herkend en de auto de situatie
nadert, berekent de ECO-assistent op basis van
afstand, snelheid en helling de optimale snelheid
voor een maximale brandstofbesparing en recupe-
ratie-energie.
Indien de vertraging door de ECO-assistent niet
voldoende is, moet u bovendien met de bedrijfs-
rem afremmen. Dit geldt met name wanneer u bij-
voorbeeld bij leverkeer weer optrekt en de
afstand tot de voorligger zeer klein is.
De functie is onder de volgende voorwaarden
actief:
RDe functie is in het multimediasysteem inge-
schakeld (/ pagina 294).
RDe recuperatiefase hà is geselecteerd
(/ pagina 291, 292).
RHet handmatig schakelen p is niet geacti-
veerd.
RHet rijprogramma C of F is niet gese-
lecteerd.
1Advies "Voet van het gas"
2Komende routegebeurtenis
Wanneer een komende routegebeurtenis wordt
herkend die eciënter kan worden genomen door
een aanpassing van de rijstijl, worden het betref-
fende symbool 2 en het symbool ý grijs
weergegeven.
Wanneer u de voet van het gaspedaal neemt,
wordt het symbool ý groen en wordt de recu-
peratie bij deceleratie geactiveerd. Wanneer de
vertraging niet voldoende is, moet u bovendien
met de bedrijfsrem afremmen.
Wanneer de ECO-assistent reageert op een nade-
rende routegebeurtenis en u het gaspedaal
Rijden en parkeren 293
F206 0105 07
indrukt, wordt de regeling van de ECO-assistent
beëindigd. Dit geldt niet bij een voorligger.
De weergave van de ECO-assistent wordt in de
volgende gevallen weer uitgeschakeld:
RU reageert gedurende langere tijd niet op de
aanbeveling van de ECO-assistent.
RU drukt, wanneer de ECO-assistent reageert
op een naderende routegebeurtenis, opnieuw
het gaspedaal in. Dit geldt niet bij een voorlig-
ger.
RDe ECO Assistent kan uit de komende route-
gebeurtenis geen verdere aanbeveling aei-
den.
Naast de voorligger ¥ kunnen de volgende
situaties op de route 2 uitrustingsafhankelijk
door de ECO-assistent herkend worden:
~Rotonde
¡S-bocht
¢Scherpe bocht
£T-kruising
¤Afdaling
¦Snelheidslimieten
Systeemgrenzen
Wanneer de berekende route bij een actieve rou-
tebegeleiding wordt gehandhaafd, kan de ECO-
assistent nog nauwkeuriger werken. De basisfunc-
tie functioneert ook zonder actieve routebegelei-
ding. Niet op alle verkeerstekens en verkeerssitua-
ties kan worden geanticipeerd. De kwaliteit is
afhankelijk van het kaartmateriaal.
De ECO-assistent is slechts een hulpmiddel. De
bestuurder is zelf verantwoordelijk voor de veilige
afstand, de snelheid en het tijdig remmen.
Het systeem kan in de volgende situaties mogelijk
niet correct werken of buiten werking zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door onvoldoende
verlichting van de weg, bij sterk wisselende
schaduwen of door regen, sneeuw, mist of
veel spatwater
RBij verblinding, bijvoorbeeld door tegemoetko-
mend verkeer, direct invallend zonlicht of door
reecties
RBij verontreiniging van de voorruit in de omge-
ving van de multifunctionele camera
RBij een beslagen, beschadigde of afgedekte
multifunctionele camera
RBij slecht herkenbare verkeersborden, bijvoor-
beeld door vervuiling, afdekking, sneeuw of
onvoldoende verlichting
RBij onjuiste of verouderde informatie in de
digitale wegenkaart van het navigatiesysteem
RBij meerdere wegmarkeringen, bijvoorbeeld
verkeerstekens bij wegwerkzaamheden of aan-
grenzende rijstroken
RBij vervuilde of afgedekte radarsensoren
RBij het rijden op wegen met steile hellingen
RBij smalle voorliggers, zoals etsen of motor-
etsen
ECO-assistent in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Rijden
#De functie in- of uitschakelen.
294 Rijden en parkeren
F206 0105 07
Functie van de routegebaseerde werkingsstrategie
(plug-in-hybride)
%De volgende functie is landsafhankelijk en
alleen in combinatie met een geïntegreerd
navigatiesysteem beschikbaar.
De routegebaseerde werkingsstrategie is onder
de volgende voorwaarden actief:
RHet rijprogramma n is geselecteerd.
RIn het menu DYNAMIC SELECT is voor het rij-
programma n de optie " Gebaseerd op
routetype"(/ pagina 302) geselecteerd.
RDe routebegeleiding is actief.
RDe laadtoestand van de hoogspanningsaccu is
voldoende.
Als de functie actief is, worden gegevens over het
verdere verloop van de route geanalyseerd. Daar-
toe behoren bijv. wegtype, snelheidsbegrenzingen
en gegevens over de hoogte.
Het hybride systeem past de werkingsstrategie
vervolgens aan de hand van het verdere verloop
van de route aan:
RHet gebruik van elektrische energie en van de
verbrandingsmotor wordt aangepast.
RDe laadtoestand van de hoogspanningsaccu
wordt gericht aangestuurd.
RDe elektrische energie wordt met name gere-
serveerd voor de elektro-modus, bijv. voor het
rijden in de stad of milieuzones.
RDe auto selecteert automatisch de bedrijfs-
stand.
Werking van het haptisch gaspedaal (plug-in-
hybride)
Het haptisch gaspedaal helpt u met behulp van
een extra drukpunt en vervolgens een verhoogde
pedaalweerstand om puur elektrisch te rijden.
Eigenschappen van het extra drukpunt:
RAlleen beschikbaar in het rijprogramma Î
RWordt geactiveerd bij de limiet van de weer-
gave beschikbaar vermogen van de elektromo-
tor (POWER)
RGee de maximaal beschikbare elektrische
aandrijfkracht aan
De vervolgens verhoogde pedaalweerstand
gee het verder rijden met de verbrandings-
motor aan.
AMG Real Performance Sound
Soundproel met stuurwieltoets selecteren
%U kunt een comfortabel (Balanced) of sportief
(Powerful) soundproel selecteren via de
stuurwieltoets of via het multimediasysteem
(/ pagina 304).
Rijden en parkeren 295
F206 0105 07
#De bovenste of onderste displaytoets 1 her-
haald indrukken, tot de displaytoets het sym-
bool ö toont.
Plug-in-hybride: De displaytoets 1 toont het sym-
bool N voor het soundproel.
%Indien de displaytoets niet het symbool toont,
is deze uitgeschakeld. De weergave van de
functies en hun volgorde kan in het multime-
diasysteem worden ingesteld
(/ pagina 297).
#De betreende toets 2 indrukken.
De kleur van het toetssymbool toont het actu-
eel geselecteerde soundproel:
RBlauw: Balanced – comfortabel
RRood: Powerful – sportief
Functie van de AMG stuurwieltoetsen
Bij de AMG stuurwieltoetsen gaat het om een
extra bedieningselement met twee toetsen in het
stuurwiel.
Onder het bedieningselement kunt u twee voer-
tuigfuncties naar keuze opslaan. Door herhaald
indrukken van de displaytoetsen 1 in het boven-
ste of onderste gedeelte, kan tussen de beschik-
bare functies voor de betreende toets 2 wor-
den gewisseld. De displaytoetsen 1 tonen de
actueel geselecteerde functie.
De volgende functies zijn afhankelijk van de uit-
rusting beschikbaar:
åESP® (/ pagina 354)
äAMG RIDE CONTROL
dHandmatig schakelen (/ pagina 311)
çECO start-stopsysteem (/ pagina 288)
öAMG Real Performance Sound
(/ pagina 295)
NPlug-in-hybride: AMG Real Performance
Sound (/ pagina 295)
eCameraweergaven (/ pagina 416)
gAMG DYNAMICS (/ pagina 299)
¨Plug-in-hybride: Boost Strategie
(/ pagina 410)
Bovendien zijn alle functies beschikbaar, die u in
het multimediasysteem als favoriet hee opgesla-
gen. Informatie over favorieten
296 Rijden en parkeren
F206 0105 07
%Afzonderlijke functies kunnen uitgeschakeld
zijn. De weergave van de functies en hun volg-
orde kan in het multimediasysteem worden
ingesteld (/ pagina 297).
Wanneer u een functie hee toegewezen aan een
van de displaytoetsen 1, kan deze functie wor-
den bediend met de betreende toets 2.
De toewijzing van de displaytoetsen 1 blij ook
na het opnieuw starten van de auto opgeslagen.
De bedrijfstoestand van de betreende functie
wordt echter weer op de basisinstelling terugge-
zet.
AMG stuurwieltoetsen instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Bedieningselem. 5AMG stuurwieltoetsen
%Het menu SETTINGS SELECT kan ook via de
toets AMG in de middenconsole of door lang
indrukken van de betreende displaytoets
worden opgeroepen.
In het menu SETTINGS SELECT kunnen de linker
displaytoetsen in het stuurwiel worden ingesteld.
#Op het centraal display de bovenste of onder-
ste displaytoets selecteren en door lang
indrukken naar de bewerkingsmodus wisselen.
#q indrukken en de gewenste functie uit de
lijst selecteren.
De geselecteerde functie is aan de betref-
fende displaytoets toegewezen en kan nu met
een enkele druk op de toets worden opgeroe-
pen.
Toetsbezetting wissen
#De bovenste of onderste displaytoets selecte-
ren en door lang indrukken naar de bewer-
kingsmodus wisselen.
#£ indrukken om de geselecteerde bezet-
ting van de displaytoets te wissen.
DYNAMIC SELECT
Functie van de DYNAMIC SELECT
Met DYNAMIC SELECT kunt u snel een rijpro-
gramma selecteren op basis van de actuele rijsitu-
atie of de gewenste voertuigkenmerken. U kunt
kiezen uit de volgende rijprogramma's.
%Afhankelijk van het motortype en de uitrusting
beschikt de auto over verschillende rijpro-
gramma's.
Het geselecteerde rijprogramma verschijnt op het
bestuurdersdisplay.
= Individual
RIndividuele instellingen (/ pagina 302)
RIndividuele instellingen (plug-in-hybride)
(/ pagina 302)
B Sport+
RBijzonder sportief rijden
RBenadrukt de bij de auto behorende onder- en
overstuureigenschappen voor een nog actie-
vere rijstijl
RAlleen geschikt voor goede wegdekcondities,
een droog wegdek en een overzichtelijke ver-
keerssituatie
C Sport
RHet maximale aandrijfvermogen is beschikbaar
RSportief rijden
Rijden en parkeren 297
F206 0105 07
RSportieve, maar op stabiliteit georiënteerde
instelling
RStelt de op sportiviteit gerichte bestuurder in
staat een actieve rijstijl aan te houden
RAlleen geschikt voor goede wegdekcondities,
een droog wegdek en een overzichtelijke ver-
keerssituatie
n Hybride (plug-in-hybride)
RComfortabel en brandstofbesparend rijden
RCompromis tussen grip en stabiliteit
RVoor alle wegomstandigheden geadviseerd
RVolledige inzet van alle intelligente hybride
functies
RInstelbare recuperatie bij deceleratie
RSelectie van de passende soort aandrijving
door het hybride systeem afhankelijk van rijsi-
tuatie en afstand
A Comfort
RComfortabel en brandstofbesparend rijden
RCompromis tussen grip en stabiliteit
RVoor alle wegomstandigheden geadviseerd
Î Electric (plug-in-hybride)
RElektro-modus – elektrisch rijden zonder de
verbrandingsmotor is mogelijk tot circa
140 km/h
RInstelbare recuperatie bij deceleratie
RAanpassing van de actieve afstandsassistent
DISTRONIC voor de elektro-modus
RAfhankelijk van de uitrusting kan de maximale
instelsnelheid voor de TEMPOMAT, de limiter
en de actieve afstandsassistent DISTRONIC op
de elektrische maximumsnelheid begrensd zijn
RActivering van de verbrandingsmotor door het
gaspedaal voorbij het drukpunt in te drukken
(kickdown)
o Battery Hold (plug-in-hybride)
RVoorrang aan het behoud van de laadtoestand
van de hoogspanningsaccu, bijv. voor later
gebruik in de binnenstad of een milieuzone
RSelectie van de passende soort aandrijving
door het hybride systeem afhankelijk van rijsi-
tuatie en afstand
RInstelbare recuperatie bij deceleratie
; Eco
RBijzonder brandstofbesparend rijden
RCompromis tussen grip en stabiliteit
RVoor alle wegomstandigheden geadviseerd
%Bij de ESP® instellingen in de rijprogram-
ma's ; en A ligt de nadruk op de sta-
biliteit. Daarom in het bijzonder bij het vervoe-
ren van lading op het dak, bij het rijden met
aanhangwagen en bij een volledig beladen of
volledig bezette auto een van deze rijprogram-
ma's kiezen.
Plug-in-hybride: dit geldt ook voor de rijpro-
gramma's n, Î en o.
De eigenschappen van de volgende systemen ver-
anderen door het ingestelde rijprogramma:
RAandrijving
-Motor- en transmissiemanagement
-Actieve afstandsassistent DISTRONIC
-Beschikbaarheid van de modus uitrollen
RESP®
RStuurinrichting
298 Rijden en parkeren
F206 0105 07
Werking van de DYNAMIC SELECT (Mercedes-
AMG auto's)
Met DYNAMIC SELECT kunt u snel een rijpro-
gramma selecteren op basis van de actuele rijsitu-
atie of de gewenste voertuigkenmerken.
%Afhankelijk van het motortype en de uitrusting
beschikt de auto over verschillende rijpro-
gramma's.
U kunt kiezen uit de volgende rijprogramma's:
Ro Gladheid
-Geoptimaliseerd wegrij- en rijgedrag bij
winterse en gladde wegomstandigheden
-Aandrijving alleen met verbrandingsmotor
(plug-in-hybride)
Ro Battery Hold (plug-in-hybride)
-Voorrang aan het behoud van de laadtoe-
stand van de hoogspanningsaccu, bijv.
voor later gebruik in de binnenstad of een
milieuzone
-Selectie van de passende soort aandrijving
door het hybride systeem afhankelijk van
rijsituatie
RÎ Electric (plug-in-hybride)
-Elektro-modus: rijden zonder verbrandings-
motor is mogelijk tot circa 125 km/h.
-Begrenzing van de maximale instelsnelheid
voor de TEMPOMAT, de limiter en de
actieve afstandsassistent DISTRONIC op
de elektrische maximumsnelheid
-Activering van de verbrandingsmotor door
het haptisch gaspedaal voorbij het eerste
drukpunt in te drukken
RA Comfort
-Comfortabel en brandstofbesparend rijden
-Selectie van de passende soort aandrijving
door het hybride systeem afhankelijk van
rijsituatie (plug-in-hybride)
R= Individual
-Individuele instellingen van aandrijving,
onderstel, stuurinrichting en ESP®
RC Sport
-Sportief rijden
-Compromis tussen stabiliteit en sportiviteit
-Alleen geschikt voor goede wegdekcondi-
ties, een droog wegdek en een overzichte-
lijke verkeerssituatie
-Aandrijving met verbrandingsmotor en ver-
sterkt boost-eect (plug-in-hybride)
RB Sport+
-Bijzonder sportief rijden
-Nadruk op de eigen onder- en overstuurei-
genschappen van het auto
-Alleen geschikt voor goede wegdekcondi-
ties, een droog wegdek en een overzichte-
lijke verkeerssituatie
-Aandrijving met verbrandingsmotor en ver-
sterkt boost-eect (plug-in-hybride)
RI Race
-Maximale sportiviteit
-Circuitwaardig rijgedrag met continu
boost-eect (plug-in-hybride)
-Bijzonder stugge onderstelafstelling
-Sportief soundproel van het uitlaatsys-
teem
Rijden en parkeren 299
F206 0105 07
%Het rijprogramma I is alleen beschikbaar
voor het model Mercedes‑AMG C 63 S E Per-
formance en voor auto's met AMG DYNAMIC
Plus-pakket.
Het rijprogramma I biedt een circuitgeoriën-
teerd rijgedrag en mag niet bij normaal wegge-
bruik worden gebruikt. Het rijprogramma I
mag alleen op afgesloten circuits, buiten het
publieke verkeer, worden geactiveerd en gebruikt.
Plug-in-Hybrid: Wanneer in het rijprogramma
I de Boost Strategie is ingeschakeld, dan
vindt de energie-afgie van het elektrische aan-
drijfvermogen race-track-geoptimaliseert en gedo-
seerd. Het maximale boost-eect kan dan alleen
bewust en doelgericht worden gebruikt via de
kickdown (/ pagina 410).
Mercedes-AMG adviseert om voor stadsverkeer
en stop-and-go-verkeer het rijprogramma A te
kiezen.
Afhankelijk van het geselecteerde rijprogramma
worden de volgende eigenschappen van de auto
gewijzigd:
RAandrijving
-Energievoorziening van de elektrische aan-
drijfkracht (plug-in hybride)
RAMG DYNAMICS
-De vier agiliteitsfuncties Basic, Advanced,
Pro en Master worden automatisch gese-
lecteerd, afhankelijk van het rijprogramma.
-De besturing, het schakeltijdstip, de vier-
wielaandrijving en de stabiliteitsfuncties
worden afgestemd op het geselecteerde
rijprogramma.
-In het rijprogramma I wordt met inge-
schakeld ESP® de agiliteitsfunctie Pro
geselecteerd. Als het ESP® wordt gedeac-
tiveerd, wordt automatisch de functie
Master geselecteerd.
RReal Performance Sound
RSound van het aandrijfsysteem in het interieur
ROnderstel
RStuurinrichting
RBeschikbaarheid van de modus uitrollen
%De rijprogrammaeigenschappen kunnen via
het multimediasysteem worden ingesteld
(/ pagina 304).
%Bepaalde agiliteitsfuncties van AMG Dynamics
kunnen worden ingesteld met de AMG stuur-
wieltoetsen.
Rijprogramma kiezen
300 Rijden en parkeren
F206 0105 07
#De DYNAMIC SELECT toets 1 links of rechts
indrukken.
Het geselecteerde rijprogramma verschijnt op
het bestuurdersdisplay.
Rijprogramma selecteren (Mercedes-AMG voer-
tuigen)
Selectie met rechter stuurwieltoets
#Aan de draaischakelaar 2 draaien.
Het geselecteerde rijprogramma verschijnt op
de displaytoets 1 en op het bestuurdersdis-
play.
%Sommige rijprogramma's kunnen verborgen
zijn. De weergave van de rijprogramma's en
hun volgorde kan in het multimediasysteem
worden ingesteld (/ pagina 304).
#Rijprogramma = direct selecteren: De dis-
playtoets 1 indrukken.
%Plug-in-hybride: Een directe keuze van het rij-
programma = door op de displaytoets
1te drukken, is niet mogelijk. Bij een plug-in-
hybride wisselt u met de displaytoets 1 naar
de instelling van de recuperatiefase
(/ pagina 292).
Selectie via centraal display (multimediasysteem)
#De toets 3 indrukken en het rijprogramma
via het centraal display selecteren
(/ pagina 304).
Rijden en parkeren 301
F206 0105 07
DYNAMIC SELECT congureren in MMS
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5DYNAMIC SELECT
Rijprogramma I instellen
#= Individual selecteren.
#Een categorie selecteren en instellen.
%Een sportieve ESP-modus kan in combinatie
met een sportieve onderstel-modus worden
ingesteld.
Herstelweergave in- en uitschakelen
#Vragen bij starten in- of uitschakelen.
%Deze functie moet voor elk gebruikersproel
afzonderlijk worden ingeschakeld. Alleen wan-
neer deze functie is ingeschakeld, wordt voor
het betreende gebruikersproel het rijpro-
gramma en de ECO start-stop instelling van
de laatste rit opgeslagen.
Functie aan: De volgende keer dat de auto wordt
gestart, verschijnt de vraag of het laatst actieve
rijprogramma weer moet worden ingesteld. Wan-
neer het ECO start-stopsysteem uitgeschakeld
was, verschijnt bovendien de vraag of de functie
gedeactiveerd moet blijven.
%De vraag verschijnt alleen wanneer de laatste
actieve instellingen van de standaardinstellin-
gen afwijken.
Functie uit: De volgende keer dat de auto wordt
gestart, wordt automatisch het rijprogramma
A ingesteld. Het ECO start-stopsysteem wordt
automatisch geactiveerd.
DYNAMIC SELECT congureren in het MMS (plug-
in-hybride of elektrische auto's)
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5DYNAMIC SELECT
Rijprogramma I instellen
#= Individual selecteren.
#Een categorie selecteren en instellen.
Rijprogramma H instellen (plug-in-hybride)
#Hybride selecteren.
#Routegebaseerd of Standaard selecteren.
Wanneer een routebegeleiding actief is en de
optie Routegebaseerd ingeschakeld werd,
wordt de elektrische energie zinvol over de
gehele route verdeeld. Binnen de bebouwde
kom krijgt de elektro-modus de voorkeur, op
de autosnelweg het rijden met de verbran-
dingsmotor.
Met de optie Standaard rijdt de auto in zijn
standaard rijprogramma (Î Electric of
n Hybride). De elektrische energie wordt
niet over de gehele rit verdeeld. De hoogspan-
ningsaccu wordt leeggereden, aansluitend
volgt de rit met de verbrandingsmotor.
Rijprogramma C instellen (AMG plug-in-hybride)
#Comfort selecteren.
#Routegebaseerd of Standaard selecteren.
Wanneer een routebegeleiding actief is en de
optie Routegebaseerd ingeschakeld werd,
wordt de elektrische energie zinvol over de
gehele route verdeeld. Binnen de bebouwde
kom krijgt de elektro-modus de voorkeur, op
de autosnelweg het rijden met de verbran-
dingsmotor.
302 Rijden en parkeren
F206 0105 07
Met de optie Standaard rijdt de auto in zijn
standaard rijprogramma (Î Electric of
A Comfort). De elektrische energie wordt
niet over de gehele rit verdeeld. De hoogspan-
ningsaccu wordt leeggereden, aansluitend
volgt de rit met de verbrandingsmotor.
Herstelweergave in- en uitschakelen
#Vragen bij starten in- of uitschakelen.
%Deze functie moet voor elk gebruikersproel
afzonderlijk worden ingeschakeld. Alleen wan-
neer deze functie is ingeschakeld, wordt voor
het betreende gebruikersproel het rijpro-
gramma van de laatste rit opgeslagen.
Functie aan: De volgende keer dat de auto wordt
gestart, verschijnt de vraag of het laatst actieve
rijprogramma weer moet worden ingesteld.
%De vraag verschijnt alleen wanneer de laatste
actieve instellingen van de standaardinstellin-
gen afwijken.
Functie uit ( plug-in-hybride): Wanneer het rijpro-
gramma Î als laatste actief was en aan alle
voorwaarden voor het rijprogramma is voldaan,
wordt dit na het starten van de auto automatisch
weer ingesteld. Indien een ander rijprogramma
actief was, wordt automatisch het rijprogramma
n ingesteld.
Functie uit AMG ( plug-in-hybride): Wanneer het
rijprogramma Î als laatste actief was en aan
alle voorwaarden voor het rijprogramma is vol-
daan, wordt dit na het starten van de auto auto-
matisch weer ingesteld. Indien een ander rijpro-
gramma actief was, wordt automatisch het rijpro-
gramma A ingesteld.
Voertuiggegevens weergeven
Multimediasysteem:
4© 5Informatie
#Voertuig selecteren.
De voertuiggegevens worden weergegeven.
Motorgegevens weergeven
Multimediasysteem:
4© 5Informatie
#Motor selecteren.
De motorgegevens worden weergegeven.
%De daadwerkelijk haalbare maximumwaarden
voor motorvermogen en motorkoppel kunnen
afwijken van de gecerticeerde waarden, bin-
nen de toleranties die volgens de landspeci-
eke specicaties zijn toegestaan (gebaseerd
op UN-ECE nr. 85 resp. landspecieke speci-
caties).
Voorbeelden van factoren die van invloed zijn:
RZeeniveau
RBrandstofkwaliteit
RBuitentemperatuur
RBedrijfstemperatuur van de motor
De rijstijl aanpassen aan de situatie.
Totdat de motor op bedrijfstemperatuur is
brandt het waarschuwingslampje p in het
bestuurdersdisplay.
%De weergegeven waarden dienen slechts als
richtlijn. De op het centraal display weergege-
ven waarden voor motorvermogen en motor-
koppel kunnen van de werkelijke waarden
afwijken.
Rijden en parkeren 303
F206 0105 07
%Het waarschuwingslampje p voor de weer-
gave van de vermogensbegrenzing na het
starten van de auto is niet bij alle modellen
beschikbaar.
Verbruiksindicatie oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Informatie
#Verbruik selecteren.
De actuele en gemiddelde verbruikswaarden
worden weergegeven.
AMG DYNAMIC SELECT instellen in het MBUX
multimediasysteem
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5DYNAMIC SELECT
Overzicht AMG DYNAMIC SELECT menu
De weergave en plaats van de inhoud is
afhankelijk van de uitrusting.
1AMG rijprogramma Instellingen
2Rijprogramma's
3ESP® (/ pagina 354)
304 Rijden en parkeren
F206 0105 07
%Het menu AMG DYNAMIC SELECT kan,
afhankelijk van de uitrusting, ook via de toets
AMG in de middenconsole worden opgeroe-
pen.
#Het betreende rijprogramma selecteren.
De instellingen van de rijprogramma's kunnen
individueel worden aangepast.
#Het gewenste tabblad links selecteren en de
betreende instelling uitvoeren.
Instelmogelijkheden voor de rijprogramma's
(afhankelijk van de uitrusting):
RAMG DYNAMICS:
Basic/Advanced/Pro
ROnderstel:
Comfort/Sport/Sport+
RSound:
Balanced/Sport/Powerful
RAandrijving (kan alleen in het rijprogramma
= worden ingesteld):
Reduced/Moderate/Sport/Dynamic
Automatische transmissie
DIRECT SELECT-keuzehendel
Werking van de DIRECT SELECT-keuzehendel
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door ondeskundig schakelen
Als het motortoerental hoger is dan het statio-
nair toerental en vervolgens de transmissie-
stand h of k wordt ingeschakeld, kan de
auto met een schok accelereren.
#Als de auto stilstaat en de transmissie-
stand h of k wordt ingeschakeld,
altijd het rempedaal stevig indrukken en
niet tegelijkertijd gas geven.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen de auto in bewe-
ging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrijzetten.
RDe transmissiestand wijzigen.
RHet voertuig starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
Rijden en parkeren 305
F206 0105 07
#Sleutel buiten bereik van kinderen bewa-
ren.
Met de DIRECT SELECT-keuzehendel wordt de
transmissiestand gewijzigd. De actuele transmis-
siestand wordt op het bestuurdersdisplay weerge-
geven.
jParkeerstand
kAchteruitversnelling
iNeutraalstand
hRijstand
Achteruitversnelling R inschakelen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door ondeskundig schakelen
Als het motortoerental hoger is dan het statio-
nair toerental en vervolgens de transmissie-
stand h of k wordt ingeschakeld, kan de
auto met een schok accelereren.
#Als de auto stilstaat en de transmissie-
stand h of k wordt ingeschakeld,
altijd het rempedaal stevig indrukken en
niet tegelijkertijd gas geven.
306 Rijden en parkeren
F206 0105 07
#Het rempedaal indrukken en de DIRECT
SELECT-keuzehendel door de eerste weer-
stand omhoogdrukken.
Neutraalstand N inschakelen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door ondeskundig schakelen
Als het motortoerental hoger is dan het statio-
nair toerental en vervolgens de transmissie-
stand h of k wordt ingeschakeld, kan de
auto met een schok accelereren.
#Als de auto stilstaat en de transmissie-
stand h of k wordt ingeschakeld,
altijd het rempedaal stevig indrukken en
niet tegelijkertijd gas geven.
#Het rempedaal indrukken en de DIRECT
SELECT-keuzehendel tot de eerste weerstand
omhoog- of omlaagdrukken.
%Om de neutraalstand i te kiezen als de auto
is ingeschakeld, de keuzehendel meerdere
seconden tot de eerste weerstand omhoog- of
omlaagdrukken.
Rijden en parkeren 307
F206 0105 07
Als vervolgens het rempedaal wordt losgelaten,
kan de auto vrij worden verplaatst, bijv. om te
worden geduwd of gesleept.
Als de automatische transmissie ook als de auto
is uitgeschakeld of als het bestuurdersportier
wordt geopend in de neutraalstand i moet blij-
ven, als volgt te werk gaan:
#Het rempedaal indrukken en als de auto stil-
staat de neutraalstand i inschakelen.
#Het rempedaal loslaten.
#De auto uitschakelen.
Op het bestuurdersdisplay verschijnt de melding
Wegrolgevaar N handmatig ingeschakeld Geen
automatische inschakeling van P .
%Als de auto aansluitend wordt verlaten en de
sleutel zich in de auto bevindt, blij de auto-
matische transmissie in de neutraalstand i.
Het automatisch inschakelen van de parkeerstand
j wordt opnieuw geactiveerd zodra aan één van
de volgende voorwaarden is voldaan:
REr wordt in transmissiestand h of k gewis-
seld.
RDe toets j wordt ingedrukt.
Parkeerstand P inschakelen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen de auto in bewe-
ging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrijzetten.
RDe transmissiestand wijzigen.
RHet voertuig starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Sleutel buiten bereik van kinderen bewa-
ren.
*AANWIJZING Beschadiging door inschake-
len van de parkeerstand j wanneer het
voertuig rolt
Wanneer de transmissie in de parkeerstand
j wordt geschakeld wanneer het voertuig
rolt, kan de transmissie worden beschadigd.
#Geen deur openen wanneer het voertuig
rolt.
#De parkeerstand j alleen inschakelen
wanneer het voertuig stilstaat.
308 Rijden en parkeren
F206 0105 07
#De aanwijzingen met betrekking tot het afzet-
ten van de auto in acht nemen
(/ pagina 342).
#Het rempedaal indrukken, tot de auto stilstaat.
#Als de auto stilstaat de toets 1 indrukken.
Als de transmissiestandaanduiding j wordt
weergegeven, is de parkeerstand geactiveerd.
Als de transmissiestandaanduiding j niet
weergegeven wordt, de parkeerrem inschake-
len en de auto tegen wegrollen beveiligen.
%Afhankelijk van de situatie kan het enige tijd
duren voordat j is ingeschakeld. Daarom
altijd op de transmissiestandaanduiding let-
ten.
Als aan een van de volgende voorwaarden is vol-
daan, wordt de parkeerstand j automatisch
ingeschakeld:
RU schakelt de stilstaande auto uit in de trans-
missiestand h of k.
RU opent bij een stilstaand voertuig in transmis-
siestand h of k het bestuurdersportier.
RU schakelt de auto tijdens het rollen uit in de
transmissiestand h of k en brengt deze tot
stilstand.
RU schakelt terwijl de auto rolt de transmissie-
stand i in, brengt de auto tot stilstand en
opent daarna het bestuurdersportier.
RHet automatisch inschakelen van de parkeer-
stand j is voertuigtechnisch noodzakelijk.
%Om met geopend bestuurdersportier te
manoeuvreren, opent u bij stilstand het
bestuurdersportier en schakelt u opnieuw de
transmissiestand h of k in.
Rijstand D inschakelen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door ondeskundig schakelen
Als het motortoerental hoger is dan het statio-
nair toerental en vervolgens de transmissie-
stand h of k wordt ingeschakeld, kan de
auto met een schok accelereren.
#Als de auto stilstaat en de transmissie-
stand h of k wordt ingeschakeld,
altijd het rempedaal stevig indrukken en
niet tegelijkertijd gas geven.
Rijden en parkeren 309
F206 0105 07
#Het rempedaal indrukken en de DIRECT
SELECT-keuzehendel door de eerste weer-
stand omlaagdrukken.
De automatische transmissie schakelt de versnel-
lingen in de transmissiestand h automatisch. Dit
is onder meer afhankelijk van de volgende facto-
ren:
RHet geselecteerde rijprogramma
RDe stand van het gaspedaal
RDe gereden snelheid
Auto vrij rijden
Het vrij rijden kan helpen om een in modder of
sneeuw vastgereden auto vrij te krijgen.
Om los te rijden de DIRECT SELECT-keuzehendel
tot voorbij het drukpunt omhoog en omlaag bewe-
gen, en zo tussen de transmissiestanden h en
k heen en weer te schakelen.
%De maximumsnelheid bij het heen en weer
schakelen tussen h en k bedraagt ca.
9 km/h.
Handmatig schakelen
%Voor plug-in-hybride de informatie met betrek-
king tot het recuperatief remsysteem in acht
nemen (/ pagina 290).
Als de automatische transmissie in de stand h
staat, kunt u met de stuurwielschakelpaddles
handmatig schakelen. Indien toegestaan, schakelt
de automatische transmissie, afhankelijk van aan
welke stuurwielschakelpaddle is getrokken, naar
een hogere of een lagere versnelling.
Om de automatische transmissie handmatig te
schakelen, hebt u twee mogelijkheden:
RKortstondige instelling
RPermanente instelling
Als het handmatig schakelen wordt gedeactiveerd,
worden de versnellingen automatisch geschakeld.
Kortstondige instelling:
310 Rijden en parkeren
F206 0105 07
#Activeren: aan de stuurwielschakelpaddle 1
of 2 trekken.
Het handmatig schakelen is gedurende korte
tijd geactiveerd. De transmissiestandaandui-
ding gee p en de actuele versnelling aan.
%Hoe lang het handmatig schakelen geacti-
veerd moet blijven, is afhankelijk van verschil-
lende factoren.
In de volgende gevallen kan het handmatige
schakelen automatisch worden uitgeschakeld:
RWisselen van rijprogramma
ROpnieuw starten van de auto
ROpnieuw inschakelen van de transmissie-
stand h
RRijstijl
#Opschakelen: aan de stuurwielschakelpaddle
2 trekken.
#Terugschakelen: aan de stuurwielschakel-
paddle 1 trekken.
#Deactiveren: aan de stuurwielschakelpaddle
2 trekken en deze vasthouden.
De transmissiestandaanduiding gee h aan.
%Het handmatig schakelen kan in het multime-
diasysteem permanent worden in- of uitge-
schakeld.
Handmatig schakelen (Mercedes-AMG auto's)
%U kunt het handmatig schakelen ook via het
multimediasysteem activeren en deactiveren
(/ pagina 312).
#De bovenste of onderste displaytoets 1 her-
haald indrukken, tot de displaytoets het sym-
bool d toont.
%Indien de displaytoets niet het symbool toont,
is deze uitgeschakeld. De weergave van de
functies en hun volgorde kan in het multime-
diasysteem worden ingesteld
(/ pagina 297).
#Activeren of deactiveren: De betreende toets
2 indrukken.
Het symbool toont de actueel geselecteerde
transmissiestand:
Rd M (rood): Handmatig schakelen
Rd D (blauw): Automatisch
Plug-in-hybride: voor de elektro-modus moet Auto-
matisch gekozen zijn. Als u het handmatige scha-
kelen in het rijprogramma Î kiest, wisselt het
rijprogramma in A en de verbrandingsmotor
start. Als u in het rijprogramma o of A
elektrisch rijden en het handmatige schakelen
kiest, start de verbrandingsmotor..
Rijden en parkeren 311
F206 0105 07
Op- en terugschakelen
*AANWIJZING Beschadiging van de motor
door te laat opschakelen
De automatische transmissie schakelt in de
handmatige modus ook bij het bereiken van
het afregeltoerental van de motor niet op.
Om het overschrijden van het maximumtoe-
rental van de motor te vermijden wordt de
benzinetoevoer onderbroken.
#Opschakelen voordat het motortoerental
het rode gebied in de toerenteller
bereikt.
#Opschakelen: Aan de stuurwielschakelpaddle
2 trekken.
#Terugschakelen: Aan de stuurwielschakel-
paddle 1 trekken.
Als het motortoerental te hoog of te laag is, kan
niet met de stuurwielschakelpaddles worden
geschakeld. In dit geval gaan de segmenten 1
rood branden in het bestuurderdisplay.
Handmatig schakelen permanent in- of uitschake-
len
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Rijden
#De functie permanent in- of uitschakelen.
Schakeladvies
Het schakeladvies gee aanwijzingen voor een
brandstofbesparende rijstijl.
312 Rijden en parkeren
F206 0105 07
#Wanneer op het bestuurdersdisplay het scha-
keladvies 1 verschijnt, de geadviseerde ver-
snelling inschakelen.
Kickdown gebruiken
#Maximaal accelereren: Het gaspedaal tot voor-
bij het drukpunt indrukken.
Om de motor tegen een te hoog motortoerental te
beschermen, schakelt de automatische transmis-
sie bij het maximummotortoerental in de eerstvol-
gende hogere versnelling.
Functie van de modus uitrollen
Bij anticiperende rijstijl wordt u door de modus
uitrollen geholpen om het brandstofverbruik te
reduceren.
De modus uitrollen hee de volgende eigenschap-
pen:
RDe verbrandingsmotor wordt van de aandrijf-
lijn losgekoppeld en draait stationair verder.
RDe transmissiestandaanduiding h wordt
groen weergegeven.
RDe verbrandingsmotor kan worden uitgescha-
keld. Alle functies van de auto blijven verder
actief.
Wanneer aan de volgende voorwaarden is vol-
daan, wordt de modus uitrollen geactiveerd:
RHet rijprogramma ; is geselecteerd.
RDe snelheid ligt in het geschikte gebied.
REr is een geschikt wegverloop aanwezig, bij-
voorbeeld geen steile hellingen of krappe
bochten.
RAan de aanhangwagenvoorziening is geen aan-
hangwagen gekoppeld of etsdrager beves-
tigd.
RHet gas- of rempedaal wordt niet ingedrukt
(met uitzondering van lichte remmingen).
%De modus uitrollen kan ook worden geacti-
veerd wanneer in het rijprogramma = voor
de aandrijving de instelling "Eco" is geselec-
teerd.
Wanneer niet meer aan een van de voorwaarden
wordt voldaan, wordt de modus uitrollen weer uit-
geschakeld.
De modus uitrollen kan ook door de volgende
parameters verhinderd worden:
RHelling
RAfdaling
RTemperatuur
RHoogte
RSnelheid
RBedrijfstoestand van de motor
RVerkeerssituatie
Functie modus uitrollen (Mercedes-AMG auto's)
Bij anticiperende rijstijl wordt u door de modus
uitrollen geholpen om het brandstofverbruik te
reduceren.
Bij het rijden in de uitrolmodus verschijnt het sym-
bool J op het bestuurdersdisplay en de ver-
brandingsmotor is uitgeschakeld. Alle functies van
de auto blijven verder actief.
Als aan de volgende voorwaarden is voldaan,
wordt de modus uitrollen geactiveerd:
RHet ECO start-stopsysteem is ingeschakeld.
Rijden en parkeren 313
F206 0105 07
RHet rijprogramma = is met de aandrijn-
stelling "Moderate" of "Reduced" geselecteerd.
RDe snelheid ligt in een hiervoor geschikt
bereik.
REr is een geschikt wegverloop aanwezig, bijv.
geen steile hellingen of krappe bochten.
RDe laadtoestand van de accu is voldoende.
RHet gas- of rempedaal wordt niet meer inge-
drukt.
Als niet meer aan een van de voorwaarden wordt
voldaan, wordt de modus uitrollen weer uitgescha-
keld.
Functie van de 4MATIC
De 4MATIC zorgt voor aandrijving van alle vier de
wielen. Als een aangedreven wiel vanwege onvol-
doende grip doordraait, verbetert de 4MATIC
samen met het ESP® en het 4ETS de grip van de
auto.
De 4MATIC kan het gevaar voor ongevallen bij een
niet aangepaste rijstijl niet verminderen en de
natuurkundige grenzen niet verleggen. De 4MATIC
kan geen rekening houden met de weg- en weers-
omstandigheden en de verkeerssituatie. De
4MATIC is slechts een hulpmiddel. De verantwoor-
delijkheid, in het bijzonder voor een veilige
afstand, de snelheid, het tijdig remmen en het
aanhouden van de rijstrook, ligt bij u.
%Alleen als bij een winterse staat van het weg-
dek winterbanden (M+S-banden) worden
gebruikt, zo nodig met sneeuwkettingen,
wordt de maximale werking van de 4MATIC
bereikt.
Tanken
Tanken
&WAARSCHUWING Brand‑ en explosiege-
vaar door brandstof
Brandstoen zijn licht ontvlambaar.
#Beslist vuur, open licht, roken en vonk-
vorming vermijden.
#Voor het tanken het voertuig en, indien
aanwezig, de standverwarming uitscha-
kelen en tijdens het tanken uitgescha-
keld laten.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
brandstoen
Brandstoen zijn giig en schadelijk voor de
gezondheid.
#Beslist voorkomen dat brandstof met de
huid, de ogen of de kleding in aanraking
komt, of dat het wordt ingeslikt.
#Brandstofdampen niet inademen.
#Kinderen op afstand van brandstoen
houden.
#Tijdens het tanken portieren en ruiten
gesloten houden.
Als u of anderen met brandstof in aanraking
zijn geweest, de volgende punten in acht
nemen:
#Brandstof op de huid direct met water en
zeep afspoelen.
#Wanneer brandstof in de ogen terecht
gekomen is, de ogen direct grondig met
314 Rijden en parkeren
F206 0105 07
schoon water uitspoelen. Zo snel moge-
lijk naar een arts gaan.
#Wanneer brandstof is ingeslikt, zo snel
mogelijk naar een arts gaan. Geen bra-
ken opwekken.
#Met brandstof vervuilde kleren direct
wisselen.
&WAARSCHUWING Brand‑ en explosiege-
vaar door elektrostatische oplading
Elektrostatische oplading kan ervoor zorgen
dat brandstofdampen ontsteken.
#Voordat u de tankdop opent of het vul-
pistool vastpakt, de metalen carrosserie
van de auto aanraken.
#Om te voorkomen dat opnieuw een elek-
trostatische oplading optreedt, tijdens
het tanken niet weer in de auto stappen.
&WAARSCHUWING Brandgevaar door
brandstofmengsel
Voertuigen met dieselmotor:
Wanneer diesel met benzine wordt gemengd,
is het vlampunt van het brandstofmengsel
lager dan bij pure diesel.
Als het voertuig is ingeschakeld kunnen onder-
delen van het uitlaatsysteem ongemerkt over-
verhit raken.
#Nooit benzine tanken.
#Nooit benzine aan de diesel toevoegen.
*AANWIJZING Beschadiging door verkeerde
brandstof
Auto's met benzinemotor:
Kleine hoeveelheden van de verkeerde brand-
stof kunnen al leiden tot schade aan het
brandstofsysteem, de motor en het uitlaatgas-
reinigingssysteem.
#Alleen loodvrije, zwavelvrije benzine tan-
ken die voldoet aan de Europese norm
EN 228 of daaraan gelijkwaardig is.
Brandstof met deze specicatie kan maximaal
10% ethanol bevatten. Uw auto is geschikt
voor ‑.
In geen geval een van de volgende brandstof-
fen tanken:
RDiesel
RNormale benzine met een lager octaange-
tal dan 91 RON
RBenzine met meer dan 10 vol.‑% ethanol,
bijvoorbeeld E15, E20, E85, E100
RBenzine met meer dan 3 vol.‑% methanol,
bijvoorbeeld M15, M30
RBenzine met metaalhoudende additieven
Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof
wordt getankt:
#De auto niet inschakelen.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
*AANWIJZING Beschadiging door verkeerde
brandstof
Auto's met dieselmotor:
Kleine hoeveelheden van de verkeerde brand-
stof kunnen al leiden tot schade aan het
Rijden en parkeren 315
F206 0105 07
brandstofsysteem, de motor en het uitlaatgas-
reinigingssysteem.
#Alleen zwavelvrije diesel tanken die vol-
doet aan de Europese norm EN 590 of
daaraan gelijkwaardig is.
In landen zonder zwavelvrije diesel alleen
zwavelarme diesel tanken met een zwa-
velgehalte van minder dan 50 ppm.
In geen geval een van de volgende brandstof-
fen tanken:
RBenzine
RMarinediesel
RStookolie
RPure biodiesel of plantaardige olie
RPetroleum of kerosine
Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof
wordt getankt:
#De auto niet inschakelen.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
*AANWIJZING Geen diesel tanken bij auto's
met benzinemotor
Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof
wordt getankt:
RDe auto niet inschakelen. Anders kan de
brandstof bij de motor komen.
Kleine hoeveelheden van de verkeerde
brandstof kunnen al leiden tot schade aan
het brandstofsysteem en de motor. De
reparatiekosten zijn hoog.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
#De brandstoank en de brandstoeidin-
gen volledig laten legen.
*AANWIJZING Geen benzine tanken bij
voertuigen met dieselmotor
Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof
wordt getankt:
RDe auto niet inschakelen. Anders kan de
brandstof bij de motor komen.
Kleine hoeveelheden van de verkeerde
brandstof kunnen al leiden tot schade aan
het brandstofsysteem en de motor. De
reparatiekosten zijn hoog.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
#De brandstoank en de brandstoeidin-
gen volledig legen.
*AANWIJZING Beschadiging aan het brand-
stofsysteem door overvulde brandstoank
#De brandstoank slechts zo ver vullen
tot het vulpistool afslaat.
Wanneer te veel brandstof is bijgevuld, bijvoor-
beeld vanwege een defecte tankzuil:
#De auto niet inschakelen.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
316 Rijden en parkeren
F206 0105 07
*AANWIJZING Eruit spuitende brandstof bij
het verwijderen van het vulpistool
#De brandstoank slechts zo ver vullen
tot het vulpistool afslaat.
Voorwaarden
RDe auto is ontgrendeld.
RPlug-in-hybride met benzinemotor: De brand-
stoank werd voor het tanken ontlucht
(/ pagina 318). Deze functie is landafhanke-
lijk.
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen en de brandstof in acht nemen.
Het geadviseerde octaangetal voor uw auto is te
vinden op het informatieplaatje in de tankdopklep. 1Tankdopklep
2Houder voor tankdop
3Bandenspanningstabel
4QR-code voor reddingskaart
5Brandstofsoort
%Plug-in-hybride met benzinemotor: De tank-
dopklep opent automatisch na het ontluchten
van de brandstoank (/ pagina 318).
#Op de achterzijde van de tankdopklep 1
drukken.
#De tankdop linksom draaien en verwijderen.
#De tankdop van bovenaf in de houder 2 aan-
brengen.
#De vulpijp van het vulpistool volledig in de
tankvulbuis schuiven, laten rusten en tanken.
#De brandstoank slechts zo ver vullen tot het
vulpistool afslaat.
%Auto's met dieselmotor: De opening van de
tankvulbuis is alleen geschikt voor de tankpis-
tolen van een dieselpomp.
Om te voorkomen dat de verkeerde brandstof
wordt getankt, is uw auto uitgerust met een
tankbeveiliging. Deze functie kan in sommige
landen vanwege lokale omstandigheden
gedeactiveerd zijn. Voor meer informatie hier-
over contact opnemen met een Mercedes-
Benz-servicewerkplaats.
%Auto's met dieselmotor: De brandstoank niet
leegrijden.
Rijden en parkeren 317
F206 0105 07
Bij een volledig leeggereden brandstoank
vóór het starten ten minste 5 l dieselbrandstof
bijtanken.
%Auto's met dieselmotor: Bij het bijtanken met
behulp van een jerrycan voor dieselauto's een
vulpijp met een grote diameter gebruiken.
Anders kan de vulpijp niet in de tankvulbuis
worden geschoven.
#De tankdop op de tankvulbuis aanbrengen en
rechtsom draaien, tot deze hoorbaar vergren-
delt.
#De tankdopklep 1 sluiten.
Brandstoank ontluchten (plug-in-hybride met
benzinemotor)
#Eenmaal kort aan de schakelaar1 trekken.
Het controlelampje 2 knippert en de mel-
ding Wachten a.u.b… Brandstoftank wordt
ontlucht verschijnt op het bestuurdersdisplay.
Het controlelampje 2 brandt permanent
wanneer de brandstoank ontlucht is.
De melding Brandstoftank is ontlucht Gereed
om te tanken verschijnt op het instrumenten-
display en de tankdopklep opent automatisch.
%Het ontluchten van de brandstoank kan
onder bepaalde omstandigheden meerdere
minuten duren.
De brandstoank kan alleen worden ontlucht
wanneer aan de hiervoor genoemde voorwaarden
wordt voldaan. Anders ten minste 0,5 km met de
auto rijden en het proces herhalen.
%In de volgende situaties is een functiestoring
aanwezig:
RHet controlelampje 2 knippert eerst en
doo vervolgens.
RHet gele waarschuwingslampje motordia-
gnose ; brandt.
*AANWIJZING Beschadiging van de tank-
dopklep bij het openen
Wanneer geprobeerd wordt een niet ontgren-
delde tankdopklep te openen, kan de tankdop-
klep of het openingsmechanisme beschadigd
worden.
318 Rijden en parkeren
F206 0105 07
#Alleen tanken wanneer de tankdopklep
zich automatisch geopend hee.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
AdBlue® (alleen auto's met dieselmotor)
Aanwijzingen met betrekking tot het bijvullen
van AdBlue®
AdBlue® is een in water oplosbare vloeistof voor
de NOx-uitlaatgasnabehandeling bij dieselmoto-
ren. Voor een correcte werking van de uitlaatgas-
nabehandeling alleen AdBlue® volgens ISO 22241
gebruiken.
AdBlue® hee de volgende eigenschappen:
Rniet-giig
Rkleur- en reukloos
Rniet-brandbaar
Als u de AdBlue®-tank opent, kan een kleine hoe-
veelheid ammoniakdamp vrijkomen. De AdBlue®-
tank alleen bijvullen in goed geventileerde ruim-
tes.
Vermijden dat AdBlue® met de huid, ogen of kle-
ding in contact komt. Kinderen uit de buurt van
AdBlue® houden.
AdBlue® niet inslikken. Als AdBlue® is ingeslikt,
de mond direct grondig met schoon water uit-
spoelen. Daarna veel water drinken. Onmiddellijk
de hulp van een arts inroepen.
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen in acht nemen (/ pagina 812).
AdBlue® is hier verkrijgbaar:
RAdBlue® kunt u bij een gekwaliceerde werk-
plaats, bijvoorbeeld bij een Mercedes-Benz-
servicewerkplaats, in het kader van de snel-
service laten bijvullen.
RAdBlue® is bij een groot aantal tankstations
via AdBlue® tankzuilen beschikbaar.
RAls alternatief is AdBlue® bij gekwaliceerde
werkplaatsen, bijvoorbeeld een Mercedes-
Benz-servicewerkplaats en bij talrijke tanksta-
tions als AdBlue® bijvulcontainer of AdBlue®
navulacon verkrijgbaar.
%Bij navulverpakkingen erop letten dat een
druppelvrije verbindingsmogelijkheid met de
vulopening van de auto aanwezig is.
AdBlue® bijvullen
*AANWIJZING Motorschade door AdBlue®
in de brandstof
#AdBlue® mag niet in de brandstoank
worden gevuld.
#AdBlue® alleen in de AdBlue®-tank vul-
len.
#Vermijden dat de AdBlue®-tank te ver
wordt gevuld.
*AANWIJZING Verontreiniging van het inte-
rieur door vrijkomende AdBlue®
#De AdBlue® navulverpakking na het vul-
len goed afsluiten.
#AdBlue® navulverpakkingen niet langdu-
rig in de auto vervoeren.
Rijden en parkeren 319
F206 0105 07
Voorwaarden
RDe auto is ontgrendeld.
De volgende na elkaar optredende meldingen op
het bestuurdersdisplay verzoeken u om de
AdBlue®-tank bij te vullen:
RAdBlue bijvullen zie handleiding. De AdBlue®-
voorraad is tot onder de reservemarkering
gedaald. Direct AdBlue® bijvullen.
RAdBlue bijvullen Noodloop over XXX km Zie
handleiding. De lage AdBlue®-voorraad leidt
tot een beperking van het vermogen nadat de
getoonde resterende afstand is gereden.
Direct AdBlue® bijvullen.
RXX,X l AdBlue bijvullen Noodloop: Max. XXX
km/h Geen start na XXX kmDe lage AdBlue®
voorraad leidt tot een beperking van het ver-
mogen vanaf de weergegeven snelheid. Na de
getoonde resterende afstand kan de auto niet
meer worden gestart. Ten minste de aangege-
ven hoeveelheid AdBlue® bijvullen.
RXX,Xl AdBlue bijvullen Auto aan, 60s wach-
ten, anders geen start mogelijk. De AdBlue®-
voorraad is opgebruikt. U kunt de auto niet
meer starten. Ten minste de aangegeven hoe-
veelheid AdBlue® bijvullen. De auto inschake-
len en circa 60 seconden wachten. De auto
starten.
U kunt de AdBlue®-actieradius en het peil op het
bestuurdersdisplay in het menu Service laten
weergeven.
%De weergegeven AdBlue®-actieradius is sterk
afhankelijk van de rijstijl en de bedrijfsom-
standigheden. Daarom kan de werkelijke
actieradius van de berekende actieradius
afwijken.
AdBlue® tankdop openen
#Op de achterzijde van de tankdopklep 1
drukken.
#De AdBlue®-tankdop 2 linksom draaien en
verwijderen.
%De AdBlue®-tankdop kan ook in de tankdop-
houder in het scharnier van de tankdopklep
worden geplaatst.
320 Rijden en parkeren
F206 0105 07
AdBlue® bijvullen
Mercedes-Benz adviseert om AdBlue® bij te vullen
met behulp van een tankzuil. Wanneer er geen
AdBlue®-tankzuil beschikbaar is, kunt u ook
AdBlue® bijvullen met behulp van een jerrycan.
#De dop van de AdBlue®-jerrycan 4 los-
draaien.
#De eenwegslang 3 met de hand op de ope-
ning van de AdBlue® bijvulcontainer 4 vast-
draaien.
#De eenwegslang 3 met de hand op de vulpijp
van de auto vastdraaien.
#De AdBlue®-bijvulcontainer 4 omhoogbren-
gen en kantelen.
Wanneer de AdBlue®-tank volledig gevuld is,
stopt het vullen.
De AdBlue® bijvulcontainer 4 kan gedeelte-
lijk geleegd worden verwijderd.
#De eenwegslang 3 en de AdBlue® bijvulcon-
tainer 4 in omgekeerde volgorde losdraaien
en afsluiten.
#De AdBlue®-tankdop 2 aanbrengen en
rechtsom draaien, tot hij hoorbaar vergrendelt.
#De tankdopklep 1 sluiten.
#De auto gedurende ten minste 60 seconden
inschakelen.
%Wanneer de auto door een lege AdBlue®-tank
niet meer kon worden gestart, duurt het maxi-
maal 60 seconden voordat het bijvullen wordt
herkend.
#De auto starten.
%Een AdBlue® navulverpakking niet continu in
de auto meenemen.
Hoogspanningsaccu opladen (plug-in-hybride)
Aanwijzingen met betrekking tot het opladen van
de hoogspanningsaccu
*AANWIJZING Beschadiging van de hoog-
spanningsaccu door lange standtijden
Lithium-ion-accu's zijn onderhevig aan natuur-
lijke zelfontlading.
Daarom kan bij standtijden van meerdere
maanden diepontlading optreden. Dit kan de
hoogspanningsaccu beschadigen.
#Om mogelijke schade te voorkomen de
hierna beschreven aanbeveling voor de
omgang met de hoogspanningsaccu in
acht nemen.
Rijden en parkeren 321
F206 0105 07
*AANWIJZING Snellere veroudering van de
hoogspanningsaccu bij het niet in acht
nemen van de volgende aanbevelingen
Als gevolg van de fundamentele eigenschap-
pen van de hoogspanningsaccu nemen in de
loop van de tijd de opslagcapaciteit en de
bruikbare energiehoeveelheid van de hoog-
spanningsaccu af. Daardoor neemt de maxi-
maal haalbare elektrische actieradius af en
kunnen de maximale prestaties van de auto
worden beïnvloed.
De volgende factoren kunnen de veroudering
van de hoogspanningsaccu versnellen:
REen hoge laadtoestand van de hoogspan-
ningsaccu, in het bijzonder wanneer de
auto gedurende langere tijd wordt gepar-
keerd
RVeelvuldig opladen met een snellader met
gelijkstroom (mode 4)
RHoge omgevingstemperaturen bij langere
standtijden
#Om een versnelde veroudering te voorko-
men de hierna beschreven aanbevelin-
gen voor de omgang met de hoogspan-
ningsaccu in acht nemen.
Advies voor de omgang met de hoogspannings-
accu:
RDe hoogspanningsaccu alleen wanneer nodig
met gelijkstroom (mode 4) snelladen.
RBij langere standtijden ervoor zorgen dat de
laadtoestand van de hoogspanningsaccu tus-
sen 25% en 30% is wanneer de auto wordt
geparkeerd. De hoogspanningsaccu niet per-
manent op een stroomvoorziening aansluiten.
RBij langere standtijden hoge buitentemperatu-
ren zo mogelijk vermijden.
RDe laadtoestand van de hoogspanningsaccu
om de zes weken controleren
(/ pagina 341).
RDe hoogspanningsaccu bijladen wanneer de
laadtoestand onder 15% daalt.
RDe 12V-accu ook bij langere standtijden niet
loskoppelen. Anders kan de staat van de
hoogspanningsaccu niet door de auto worden
gecontroleerd.
RWanneer de hoogspanningsaccu uitsluitend
wordt gebruikt met een lage laadtoestand, de
hoogspanningsaccu elk half jaar volledig opla-
den.
Afhankelijk van de uitrusting en de exportuitvoe-
ring is uw auto uitgerust met een van de volgende
voertuigstekkerdozen:
RType 1 voor wisselstroomladen (mode 2/3)
RType Combo 1 voor wisselstroomladen
(mode 2/3) en gelijkstroomladen (mode 4)
RType 2 voor wisselstroomladen (mode 2/3)
RType Combo 2 voor wisselstroomladen
(mode 2/3) en gelijkstroomladen (mode 4)
322 Rijden en parkeren
F206 0105 07
Voertuigstekkerdoos type Combo 1 Voertuigstekkerdoos type Combo 2
1Aansluiting wisselstroomladen type 1 of type
2
2Uitbreiding aansluiting gelijkstroomladen
%Bij gebruik van een CCS-laadkabel (Combined
Charging System) voor het gelijkstroomladen
op een voertuigstekkerdoos type Combo wor-
den beide aansluitingen van de voertuigstek-
kerdoos 1 en 2 voor het opladen gebruikt.
Oplaadmogelijkheden van de hoogspanningsaccu
(mode 2, 3 of 4):
ROpladen tijdens het rijden door recuperatie
RStationair wisselstroomladen:
-via een netcontactdoos (mode 2)
-via een wallbox of laadstation (mode 3)
RStationair gelijkstroomladen (auto's met voer-
tuigstekkerdoos type Combo):
-via een snellaadstation (mode 4)
Afhankelijk van de landspecieke uitvoering en de
laadkabel van uw auto is ook eenfasig wissel-
stroomladen mogelijk.
Bij het opladen altijd de verschillende netwerkver-
eisten van het land waarin u zich op dat moment
bevindt in acht nemen. Alleen laadkabels gebrui-
ken die geschikt zijn voor deze netwerkvereisten.
Bij vragen over de netwerkvereisten contact opne-
men met een elektrotechnicus of de lokale netbe-
heerder.
Rijden en parkeren 323
F206 0105 07
De hoogspanningsaccu vanwege het grotere laad-
vermogen en het betere laadrendement bij voor-
keur bij een wallbox of een laadstation opladen.
Systeemgrenzen
De capaciteit van de hoogspanningsaccu kan
nadelig worden beïnvloed door de volgende
invloeden:
RLage of hoge buitentemperaturen
RHet inschakelen van elektrische nevenverbrui-
kers in de auto, bijvoorbeeld het klimaatregel-
systeem
REen langere standtijd zonder lading
De oplaadtijd of het laadvermogen van de hoog-
spanningsaccu kan nadelig worden beïnvloed
door de volgende invloeden:
RLage of hoge buitentemperaturen
REen lage of hoge laadtoestand van de hoog-
spanningsaccu
RDe maximaal beschikbare laadstroom van de
laadinrichting
Laadkabel opbergen
De bij de auto behorende laadkabel altijd in de
meegeleverde laadkabeltas opbergen en de laad-
kabeltas met de bijbehorende bevestigingsriem in
de koer- of bagageruimte beveiligen. Anders is
de laadkabeltas met de laadkabel niet voldoende
beveiligd.
Laadkabeltas in de koer- of bagageruimte (voor-
beeld)
In de aeveringstoestand bevindt de laadkabeltas
1 zich met de bevestigingsriem 2 in de koer-
of bagageruimte. Voor het beveiligen van de laad-
kabeltas moet de bevestigingsriem aan een sjor-
oog 3 worden bevestigd. Geen tashaken gebrui-
ken voor het bevestigen van de bevestigingsriem.
#Het lusuiteinde van de bevestigingsriem 2
door de sjorogen 3 in de koer- of bagage-
ruimte voeren.
#Het uiteinde met de karabijnhaken door de lus
van de bevestigingsriem 2 voeren.
324 Rijden en parkeren
F206 0105 07
#De bevestigingsriem 2 zo vastzetten, dat de
knoop die het sjoroog 3 omsluit vast en
goed zit.
#De karabijnhaak van de bevestigingsriem 2
in een van de bevestigingsogen van de laadka-
beltas 1 vasthaken.
Aanwijzingen met betrekking tot het opladen van
de hoogspanningsaccu aan de netcontactdoos
(mode 2)
&GEVAAR Levensgevaar door niet deskun-
dig gemonteerde onderdelen
Als u niet deskundig geïnstalleerde onderdelen
gebruikt om de laadkabel op een netcontact-
doos aan te sluiten, kan dit bijvoorbeeld leiden
tot brand of een stroomstoot.
#De laadkabel alleen op een netcontact-
doos aansluiten, die:
Rvolgens voorschrien geïnstalleerd is en
Rdoor een elektrotechnicus is gecontro-
leerd.
#Om veiligheidsredenen alleen laadkabels
gebruiken die bij de aevering van de
auto zijn meegeleverd of een originele
Mercedes‑Benz laadkabel.
#Deze onderdelen kunt u kopen bij een
Mercedes‑Benz-servicewerkplaats, waar
u ook gedegen advies krijgt.
Mercedes‑Benz test deze originele laadkabels
uitvoerig op hun geschiktheid voor het hoog-
spanningsladen van uw auto.
#Geen beschadigde laadkabel gebruiken.
#Niet gebruiken:
RVerlengsnoeren
RKabelhaspels
RStekkerdozen.
#Geen stekkerdoosadapter gebruiken om
de laadkabel op de netcontactdoos aan
te sluiten. De enige uitzondering is wan-
neer de adapter door de fabrikant is
getest en goedgekeurd voor het opladen
van de hoogspanningsaccu van een elek-
trische auto.
#Beslist de veiligheidsaanwijzingen in de
handleiding van de stekkerdoosadapter
in acht nemen.
Alleen de volgende laadkabels mogen worden
gebruikt:
RDe bij de auto gevoegde laadkabel
Rijden en parkeren 325
F206 0105 07
REen voor de auto goedgekeurde laadkabel
Het opladen kan afhankelijk van de stroomvoor-
ziening verschillend zijn. De oplaadtijd bij het
opladen van de hoogspanningsaccu aan een net-
contactdoos is aanzienlijk langer dan bij het opla-
den aan een wallbox of een laadstation.
Daartoe de aanwijzingen ter plekke in acht
nemen.
Het bedieningselement van de laadkabel niet vrij
aan een netcontactdoos laten hangen.
Het bedieningselement mag niet aan de volgende
onderdelen worden opgetild:
Raan de laadkabelstekker
Raan de voedingsstekker
Bescherm het bedieningselement van de laadka-
bel bij het opladen tegen overmatige opwarming,
bijvoorbeeld door invallend zonlicht. Anders kan
het opladen worden afgebroken.
Aanwijzingen met betrekking tot het opladen van
de hoogspanningsaccu aan de wallbox of bij het
laadstation (mode 3)
&GEVAAR Levensgevaar door ondeskundig
gemonteerde onderdelen
Als u ondeskundig geïnstalleerde onderdelen
gebruikt om de laadkabel op de wallbox aan te
sluiten, kan dit bijvoorbeeld leiden tot brand of
een stroomstoot.
#De laadkabel alleen op een wallbox aan-
sluiten, die:
Rvolgens voorschrien geïnstalleerd is en
Rdoor een elektrotechnicus is gecontro-
leerd.
#Om veiligheidsredenen alleen laadkabels
gebruiken die door de fabrikant zijn
getest en goedgekeurd voor het opladen
van de hoogspanningsaccu van een elek-
trische auto.
#Geen beschadigde laadkabels gebruiken.
#Laadkabels niet verlengen.
#Geen adapters gebruiken.
#Beslist de veiligheidsvoorschrien in de
handleiding van de wallbox in acht
nemen.
Voor het opladen aan een wallbox zonder vast
gemonteerde kabel de als optie verkrijgbare laad-
kabel voor wallbox en laadstation (mode 3) gebrui-
ken. De laadkabel bevindt zich in een foedraal in
de bagage- of laadruimte.
Alleen laadkabels gebruiken die door de fabrikant
zijn gecontroleerd en goedgekeurd voor het opla-
den van de hoogspanningsaccu van een elektri-
sche auto.
&GEVAAR Levensgevaar door beschadigde
onderdelen
Wanneer u een beschadigd onderdeel gebruikt
om de auto op het laadstation aan te sluiten,
kan dit bijvoorbeeld leiden tot brand of een
stroomstoot.
#Visuele controle van het laadstation op
uitwendige gebreken uitvoeren, bijvoor-
326 Rijden en parkeren
F206 0105 07
beeld ernstige beschadigingen van de
behuizing of de laadkabelaansluiting.
#Geen beschadigde laadkabels gebruiken.
#Laadkabels niet verlengen.
#Geen adapters gebruiken.
#Beslist de veiligheidsaanwijzingen op het
laadstation in acht nemen.
De meeste laadstations moeten voor het opladen
worden vrijgeschakeld, bijvoorbeeld met een
RFID-kaart of via Plug-and-Charge. Hiertoe de
aanwijzingen van de aanbieder van het lokale
laadstation en de aanwijzingen met betrekking tot
Mercedes me Charge in acht nemen
(/ pagina 540).
De op het laadstation voor het opladen weergege-
ven afgegeven hoeveelheid energie kan hoger zijn
dan de hoeveelheid energie die daadwerkelijk
door de hoogspanningsaccu wordt opgenomen.
Dit eect komt voort uit verschillende laadverlie-
zen en wordt laadrendement genoemd. Laadver-
liezen ontstaan bijvoorbeeld door warmteontwik-
keling tijdens het laden of door ingeschakelde
nevenverbruikers. Meer informatie over het laad-
rendement is verkrijgbaar bij een gekwaliceerde
werkplaats.
Aanwijzingen met betrekking tot het opladen van
de hoogspanningsaccu bij het snellaadstation
(mode 4)
&GEVAAR Levensgevaar door beschadigde
onderdelen
Wanneer u een beschadigd onderdeel gebruikt
om de auto op het laadstation aan te sluiten,
kan dit bijvoorbeeld leiden tot brand of een
stroomstoot.
#Visuele controle van het laadstation op
uitwendige gebreken uitvoeren, bijvoor-
beeld ernstige beschadigingen van de
behuizing of de laadkabelaansluiting.
#Geen beschadigde laadkabels gebruiken.
#Laadkabels niet verlengen.
#Geen adapters gebruiken.
#Beslist de veiligheidsaanwijzingen op het
laadstation in acht nemen.
&GEVAAR Levensgeaar bij het uitvoeren van
onderhoudswerken tijdens het laadproces
Tijdens het laadproces staat het hogevollt-
boordnet onder hoge elektrische spanning.
#Tijdens het laadproces geen onder-
houdswerken uitvoeren.
De meeste laadstations moeten voor het opladen
worden vrijgeschakeld, bijvoorbeeld met een
RFID-kaart of via Plug-and-Charge. Hiertoe de
aanwijzingen van de aanbieder van het lokale
laadstation en de aanwijzingen met betrekking tot
Mercedes me Charge in acht nemen
(/ pagina 540).
Op basis van wettelijke bepalingen in de afzonder-
lijke landen mag de laadkabel naar de auto in
totaal niet langer dan 30 m zijn. Dit is om te voor-
komen dat er ontvangststoringen in radiograsche
apparatuur in de auto of in de nabije omgeving
van het laadstation ontstaan. Houd er rekening
mee, dat ook delen van de laadkabel onder de
grond aangelegd kunnen zijn. Vraag bij twijfel voor
het opladen van de hoogspanningsaccu de eige-
naar van het laadstation of dit het geval is.
Rijden en parkeren 327
F206 0105 07
De op het laadstation weergegeven geleverde
hoeveelheid energie voor het opladen kan hoger
zijn dan de hoeveelheid energie die daadwerkelijk
door de hoogspanningsaccu is opgenomen. Dit
eect komt voort uit verschillende laadverliezen
en wordt laadrendement genoemd. Laadverliezen
ontstaan bijvoorbeeld door warmteontwikkeling
tijdens het laden of door ingeschakelde nevenver-
bruikers. Meer informatie over het laadrendement
is verkrijgbaar bij een gekwaliceerde werkplaats.
Maximaal toegestane laadstroom voor het opla-
den aan een netcontactdoos
*AANWIJZING Overbelasting van de net-
contactdoos door te hoge laadstroom
Een te hoge laadstroom kan tot het activeren
van de zekering of oververhitting van het
externe stroomnet leiden.
#Controleren of het externe stroomnet
geschikt is voor de geleverde laad-
stroom.
#Om veiligheidsredenen alleen laadkabels
gebruiken die bij de aevering van de
auto zijn meegeleverd of een originele
Mercedes‑Benz laadkabel.
Mercedes‑Benz test deze originele laad-
kabels uitvoerig op hun geschiktheid
voor het hoogspanningsladen van uw
auto.
#Deze onderdelen kunt u kopen bij een
Mercedes‑Benz-servicewerkplaats, waar
u ook gedegen advies krijgt.
#De maximale laadstroom controleren
aan de hand van het weergegeven laad-
vermogen op het bestuurdersdisplay.
Voor de meegeleverde laadkabel is de maximum-
waarde voor de laadstroom landspeciek inge-
steld. Bij het opladen in het buitenland kan de
maximumwaarde de daar toegestane waarde
overschrijden.
#Vóór het opladen via een netcontactdoos de
maximaal toegestane laadstroom van de
betreende netcontactdoos of de netvoe-
dingsinstallatie door een elektricien laten con-
troleren.
#De landspecieke regelingen bij het opladen in
het buitenland in acht nemen.
Bij vragen over de laadstroom of een storing in de
werking contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Overzicht laadkabel-bedieningseenheid
De laadkabel-bedieningseenheid gee de actuele
toestand van het opladen aan.
1Weergave netspanning
2Weergave opladen
328 Rijden en parkeren
F206 0105 07
3Weergave temperatuurbewaking
4Weergave veiligheidsvoorziening
Weergave netspanning 1
Melding Betekenis
Brandt wit Netspanning is aanwe-
zig
Weergave opladen 2
Melding Betekenis
Knippert groen Hoogspanningsaccu
wordt opgeladen
Weergave temperatuurbewaking 3
Melding Betekenis
Brandt rood Groene LED knippert
tegelijkertijd: Te hoge
temperatuur – laadver-
mogen wordt geredu-
ceerd
Groene LED knippert
niet: Te hoge tempera-
tuur – opladen beëin-
digd
Knippert rood Te hoge temperatuur
van de voedingsstek-
ker – opladen beëin-
digd
Weergave veiligheidsvoorziening 4
Melding Betekenis
Knippert rood Laadkabel storing –
Opladen niet mogelijk,
laadkabel-bedienings-
eenheid terugzetten
Brandt rood Witte LED is gedoofd:
Storing in de netaan-
sluiting – Opladen niet
mogelijk, andere net-
contactdoos kiezen
Witte LED brandt: Sto-
ring van de auto –
opladen niet mogelijk,
laadkabel-bedienings-
eenheid terugzetten
Wanneer alle vier de weergaven branden, voert de
laadkabel-bedieningseenheid een zelfdiagnose uit.
Wanneer de temperatuurbewaking 3 een storing
aangee, kan het helpen om de laadkabel te
beschermen tegen direct zonlicht.
Rijden en parkeren 329
F206 0105 07
Laadkabel-bedieningseenheid resetten: Wanneer
de veiligheidsvoorziening 4 een storing van de
laadkabel of een storing van de auto aangee,
eerst de laadkabel-bedieningseenheid terugzet-
ten. Daartoe de laadkabel loskoppelen van de
auto en van de netcontactdoos en circa vijf
seconden wachten. Wanneer de storing na het
opnieuw aansluiten van de laadkabel zich blij
voordoen, is opladen via de netcontactdoos niet
mogelijk. Overeenkomstig de weergave moet de
laadkabel worden vervangen of moet de voertuig-
stekker bij een gekwaliceerde werkplaats worden
gecontroleerd.
Functies van de controlelampjes op de voertuig-
stekkerdoos
%Afhankelijk van de exportuitvoering is uw auto
uitgerust met een van de volgende voertuig-
stekkerdozen.
De contactdoosklep wordt samen met de auto
centraal ver- en ontgrendeld.
Voertuigstekkerdoos type Combo 1
1Contactdoosverlichting
2Controlelampje opladen
3Controlelampje vergrendelingsstatus
Voertuigstekkerdoos type Combo 2
1Contactdoosverlichting
2Controlelampje opladen
3Controlelampje vergrendelingsstatus
De bovenste boog van de contactdoosverlichting
1 dient ter verlichting en knippert of brandt in
overeenstemming met het controlelampje 3. De
onderste boog dient als statusindicatie en knip-
330 Rijden en parkeren
F206 0105 07
pert of brandt in overeenstemming met het con-
trolelampje 2.
Overzicht vergrendelingsstatus
Vergrende-
lingsstatus
3
Melding Betekenis
% Brandt wit Voertuigstek-
kerdoos ont-
grendeld,
laadkabel
aansluiten of
verwijderen
% Knippert wit Storing bij het
ver- of ont-
grendelen
Overzicht status van het opladen
Status van het
opladen 2
Melding Betekenis
# Knippert
oranje Verbinding
wordt opge-
bouwd
# Knippert
groen Actieve ener-
giestroom
# Brandt oranje
(gedurende
circa 60 s)
Laadpauze
# Brandt groen
(gedurende
circa 60 s)
Opladen vol-
tooid
# Knippert rood
(gedurende
circa 90 s)
Storing in de
auto; opladen
niet mogelijk
Wisselstroom-opladen starten (mode 2/3)
&GEVAAR Levensgevaar bij het opladen met
een beschadigde contactdoos
Het opladen gebeurt met een hoge spanning.
Wanneer de laadkabel, de voertuigstekkerdoos
of de netcontactdoos beschadigd is, kunt u
een stroomstoot krijgen.
#Alleen een onbeschadigde laadkabel
gebruiken.
#Mechanische beschadigingen, bijvoor-
beeld door platdrukken, knikken en er
overheen rijden, vermijden.
#Een beschadigde voertuigstekkerdoos
direct bij een gekwaliceerde werkplaats
laten vervangen.
#De laadkabel nooit in een beschadigde
voertuigstekkerdoos steken.
Rijden en parkeren 331
F206 0105 07
*AANWIJZING Schade door oververhitting
van laadkabel en laadaansluiting
De laadkabel en de laadaansluiting kunnen tij-
dens het opladen binnen de toegestane grens-
waarden warm worden.
De toegestane grenswaarden worden door de
volgende factoren beïnvloed:
RDe stroomvoorziening van het stroomnet
en de laadkabel zijn intact.
RDe aanwijzingen met betrekking tot het
gebruik van de laadkabel en het bedie-
ningselement op de laadkabel zijn in acht
genomen.
#Wanneer de laadkabel of de laadaanslui-
ting te warm wordt, de stroomvoorzie-
ning van het stroomnet laten controle-
ren.
*AANWIJZING Beschadiging of vervuiling
van de voertuigstekkerdoos bij geopende
contactdoosklep
#Als er geen laadkabel is aangesloten, het
contactdoosdeksel en de contactdoos-
klep altijd gesloten houden. Deze
beschermen de voertuigstekkerdoos
tegen vervuiling en beschadiging.
#Vóór het sluiten van de contactdoosklep
controleren, of het contactdoosdeksel
correct gesloten is. Anders kunnen
beschadigingen optreden en kan de con-
tactdoosklep niet meer worden geopend.
*AANWIJZING Beschadiging van de voer-
tuigstekkerdoos of de laadkabelstekker bij
niet-deskundig gebruik
De laadkabelstekker niet met overmatige
kracht (maximaal 300 N) tot de aanslag in de
voertuigstekkerdoos steken. Anders kunt u de
voertuigstekkerdoos, de laadkabelstekker of
de contacten beschadigen.
#Bij verhoogde weerstand de laadkabel-
stekker uit de contactdoos trekken en
opnieuw aansluiten.
Voorwaarden
RDe transmissie staat in de stand j.
RDe auto is ontgrendeld of de auto is vergren-
deld en de afstand van de sleutel tot de auto
is niet groter dan 1 m.
RDe laadkabel staat niet onder trekspanning.
Uw auto is afhankelijk van de uitvoering en de
exportuitvoering met een van de volgende voer-
tuigstekkerdozen uitgerust:
RType 1 voor wisselstroomladen (mode 2 of 3)
RType Combo 1 voor wisselstroomladen (mode
2 of 3) en gelijkstroomladen (mode 4)
RType 2 voor wisselstroomladen (mode 2 of 3)
RType Combo 2 voor wisselstroomladen (mode
2 of 3) en gelijkstroomladen (mode 4)
332 Rijden en parkeren
F206 0105 07
Voertuigstekkerdoos Combo 1 Voertuigstekkerdoos Combo 2
#De contactdoosklep 1 midden achterop
indrukken en de contactdoosklep naar voren
openklappen.
Het controlelampje 3 % en de bovenste
statusindicatie 4 branden wit.
%De contactdoosklep 1 kan ook via het multi-
mediasysteem worden geopend
(/ pagina 522).
#De sluiting 7 naar rechts drukken en het
contactdoosdeksel 2 openklappen.
%Bij auto's met een voertuigstekkerdoos
Combo is voor de laadkabelstekker alleen de
aansluiting 6 nodig. Alleen het bovenste
deel van het contactdoosdeksel openen 2.
#Voor het opladen aan een netcontactdoos de
netstekker tot de aanslag in de netcontact-
doos van de externe stroombron steken.
#De laadkabelstekker tot de aanslag in de aan-
sluiting 6 van de voertuigstekkerdoos ste-
ken. Wanneer de wallbox of het laadstation
niet met een aansluitkabel is uitgerust, de
stekker van de eigen laadkabel van de auto tot
de aanslag in de contactdoos van de wallbox
of het laadstation steken.
Erop letten dat de aangesloten laadkabel niet
op trekspanning wordt belast.
Rijden en parkeren 333
F206 0105 07
Het controlelampje 5 # en de onder sta-
tusindicatie 4 knipperen oranje en, zodra de
hoogspanningsaccu wordt opgeladen, groen.
Wanneer de laadkabel op de auto is aangesloten,
kan de auto niet worden ingeschakeld en niet wor-
den bewogen.
Bij het begin van het opladen wordt op het
bestuurdersdisplay de laadtoestandweergave met
een laadprognose weergegeven. De laadprognose
is het tijdstip waarop de hoogspanningsaccu volle-
dig is opgeladen.
%Tijdens het opladen kunnen, afhankelijk van
de temperatuur, de ventilator en het accukoel-
systeem hoorbaar inschakelen.
%Wanneer de auto gedurende langere standtij-
den op het stroomnet is aangesloten, wordt
de hoogspanningsaccu automatisch opgela-
den wanneer dat nodig is of wanneer elektri-
sche verbruikers (bijvoorbeeld de klimaatrege-
ling vooraf) worden geactiveerd.
%De auto is uitgerust met een elektrische zeke-
ring tegen te hoge spanningen in het stroom-
net. Deze elektrische zekering kan bijvoor-
beeld bij zwaar onweer worden geactiveerd en
kan tot activering van de zekering van het
pand en een laadonderbreking leiden. Deze
functies dienen ter bescherming van de auto.
Na het weer inschakelen van de zekering van
het pand wordt het opladen automatisch
voortgezet. Bij een laadonderbreking zonder
dat de zekering van het pand wordt geacti-
veerd, kan het tot tien minuten duren alvorens
het opladen automatisch wordt voortgezet.
Wisselstroom-opladen beëindigen (mode 2/3)
&GEVAAR Levensgevaar bij het opladen met
een beschadigde contactdoos
Het opladen gebeurt met een hoge spanning.
Wanneer de laadkabel, de voertuigstekkerdoos
of de netcontactdoos beschadigd is, kunt u
een stroomstoot krijgen.
#Alleen een onbeschadigde laadkabel
gebruiken.
#Mechanische beschadigingen, bijvoor-
beeld door platdrukken, knikken en er
overheen rijden, vermijden.
#Een beschadigde voertuigstekkerdoos
direct bij een gekwaliceerde werkplaats
laten vervangen.
#De laadkabel nooit in een beschadigde
voertuigstekkerdoos steken.
*AANWIJZING Schade door oververhitting
van laadkabel en laadaansluiting
De laadkabel en de laadaansluiting kunnen tij-
dens het opladen binnen de toegestane grens-
waarden warm worden.
De toegestane grenswaarden worden door de
volgende factoren beïnvloed:
RDe stroomvoorziening van het stroomnet
en de laadkabel zijn intact.
RDe aanwijzingen met betrekking tot het
gebruik van de laadkabel en het bedie-
ningselement op de laadkabel zijn in acht
genomen.
#Wanneer de laadkabel of de laadaanslui-
ting te warm wordt, de stroomvoorzie-
334 Rijden en parkeren
F206 0105 07
ning van het stroomnet laten controle-
ren.
*AANWIJZING Beschadiging of vervuiling
van de voertuigstekkerdoos bij geopende
contactdoosklep
#Als er geen laadkabel is aangesloten, het
contactdoosdeksel en de contactdoos-
klep altijd gesloten houden. Deze
beschermen de voertuigstekkerdoos
tegen vervuiling en beschadiging.
#Vóór het sluiten van de contactdoosklep
controleren, of het contactdoosdeksel
correct gesloten is. Anders kunnen
beschadigingen optreden en kan de con-
tactdoosklep niet meer worden geopend.
Voorwaarden
RDe auto is ontgrendeld of de auto is vergren-
deld en de afstand van de sleutel tot de auto
is niet groter dan 1 m.
Uw auto is afhankelijk van de uitvoering en de
exportuitvoering met een van de volgende voer-
tuigstekkerdozen uitgerust:
RType 1 voor wisselstroomladen (mode 2 of 3)
RType Combo 1 voor wisselstroomladen (mode
2 of 3) en gelijkstroomladen (mode 4)
RType 2 voor wisselstroomladen (mode 2 of 3)
RType Combo 2 voor wisselstroomladen (mode
2 of 3) en gelijkstroomladen (mode 4)
Voertuigstekkerdoos type Combo 1
%Auto's die zijn uitgerust met een voertuigstek-
kerdoos type 1 voor wisselstroomladen, heb-
ben geen laadonderbrekingstoets 3.
Rijden en parkeren 335
F206 0105 07
#Voertuigstekkerdoos type Combo 1: De laad-
onderbrekingstoets 3 indrukken.
Het opladen wordt beëindigd. Het controle-
lampje % 1 brandt wit. De voertuigstek-
kerdoos is ontgrendeld.
%Het opladen kan voor een voertuigstekker-
doos van het type Combo ook via het multi-
mediasysteem worden beëindigd
(/ pagina 522).
#Voertuigstekkerdoos type 1: De auto met de
sleutel of centraal van binnenuit ontgrendelen.
Het opladen wordt beëindigd. Het controle-
lampje % 1 brandt wit. De voertuigstek-
kerdoos is ontgrendeld.
#De toets 2 op de laadkabelstekker ingedrukt
houden en de laadkabelstekker uit de voer-
tuigstekkerdoos trekken.
%Wanneer u de laadkabelstekker niet kunt los-
koppelen, de ontgrendelingsprocedure herha-
len. Wanneer de laadkabelstekker nog steeds
geblokkeerd is, contact opnemen met een
gekwaliceerde werkplaats.
#Het contactdoosdeksel en de contactdoosklep
sluiten.
#Eventueel de laadkabelstekker uit de netcon-
tactdoos of uit de contactdoos van de wallbox
of het laadstation trekken en de eigen laadka-
bel van de auto veilig in de auto opbergen
(/ pagina 324).
Voertuigstekkerdoos type Combo 2
%Auto's die alleen zijn uitgerust met een voer-
tuigstekkerdoos type 2 voor wisselstroomla-
den, hebben geen laadonderbrekingstoets
2.
#Voertuigstekkerdoos type Combo 2: De laad-
onderbrekingstoets 2 indrukken.
Het opladen wordt beëindigd. Het controle-
lampje % 1 brandt wit. De voertuigstek-
kerdoos is ontgrendeld.
%Het opladen kan voor een voertuigstekker-
doos van het type Combo ook via het multi-
mediasysteem worden beëindigd
(/ pagina 522).
#Voertuigstekkerdoos type 2: De auto met de
sleutel of centraal van binnenuit ontgrendelen.
Het opladen wordt beëindigd. Het controle-
lampje % 1 brandt wit. De voertuigstek-
kerdoos is ontgrendeld.
#De laadkabelstekker binnen 30 seconden uit
de voertuigstekkerdoos losmaken.
Na 30 seconden wordt de voertuigstekker-
doos weer vergrendeld.
336 Rijden en parkeren
F206 0105 07
%Wanneer u de laadkabelstekker niet kunt los-
koppelen, de ontgrendelingsprocedure herha-
len. Wanneer de laadkabelstekker nog steeds
geblokkeerd is, contact opnemen met een
gekwaliceerde werkplaats.
#Het contactdoosdeksel en de contactdoosklep
sluiten.
#Eventueel de laadkabelstekker uit de netcon-
tactdoos of uit de contactdoos van de wallbox
of het laadstation trekken en de eigen laadka-
bel van de auto veilig in de auto opbergen
(/ pagina 324).
%Het controlelampje % 1 op de voertuig-
stekkerdoos brandt na het losmaken van de
laadkabelstekker nog enige tijd en doo dan.
Gelijkstroom-opladen starten (mode 4)
&GEVAAR Levensgevaar bij het opladen met
een beschadigde contactdoos
Het opladen gebeurt met een hoge spanning.
Wanneer de laadkabel, de voertuigstekkerdoos
of de netcontactdoos beschadigd is, kunt u
een stroomstoot krijgen.
#Alleen een onbeschadigde laadkabel
gebruiken.
#Mechanische beschadigingen, bijvoor-
beeld door platdrukken, knikken en er
overheen rijden, vermijden.
#Een beschadigde voertuigstekkerdoos
direct bij een gekwaliceerde werkplaats
laten vervangen.
#De laadkabel nooit in een beschadigde
voertuigstekkerdoos steken.
*AANWIJZING Schade door oververhitting
van laadkabel en laadaansluiting
De laadkabel en de laadaansluiting kunnen tij-
dens het opladen binnen de toegestane grens-
waarden warm worden.
De toegestane grenswaarden worden door de
volgende factoren beïnvloed:
RDe stroomvoorziening van het stroomnet
en de laadkabel zijn intact.
RDe aanwijzingen met betrekking tot het
gebruik van de laadkabel en het bedie-
ningselement op de laadkabel zijn in acht
genomen.
#Wanneer de laadkabel of de laadaanslui-
ting te warm wordt, de stroomvoorzie-
ning van het stroomnet laten controle-
ren.
*AANWIJZING Beschadiging of vervuiling
van de voertuigstekkerdoos bij geopende
contactdoosklep
#Als er geen laadkabel is aangesloten, het
contactdoosdeksel en de contactdoos-
klep altijd gesloten houden. Deze
beschermen de voertuigstekkerdoos
tegen vervuiling en beschadiging.
#Vóór het sluiten van de contactdoosklep
controleren, of het contactdoosdeksel
Rijden en parkeren 337
F206 0105 07
correct gesloten is. Anders kunnen
beschadigingen optreden en kan de con-
tactdoosklep niet meer worden geopend.
*AANWIJZING Beschadiging van de voer-
tuigstekkerdoos of de laadkabelstekker bij
niet-deskundig gebruik
De laadkabelstekker niet met overmatige
kracht (maximaal 300 N) tot de aanslag in de
voertuigstekkerdoos steken. Anders kunt u de
voertuigstekkerdoos, de laadkabelstekker of
de contacten beschadigen.
#Bij verhoogde weerstand de laadkabel-
stekker uit de contactdoos trekken en
opnieuw aansluiten.
Voorwaarden
RDe transmissie staat in de stand j.
RDe auto is ontgrendeld of de auto is vergren-
deld en de afstand van de sleutel tot de auto
is niet groter dan 1 m.
RDe laadkabel staat niet onder trekspanning.
%Afhankelijk van de exportuitvoering is de auto
uitgerust met een van de volgende voertuig-
stekkerdozen.
Voertuigstekkerdoos Combo 1
Voertuigstekkerdoos Combo 2
#De contactdoosklep 1 midden achterop
indrukken en de contactdoosklep naar voren
openklappen.
Het controlelampje 3 % en de bovenste
statusindicatie 4 branden wit.
338 Rijden en parkeren
F206 0105 07
%De contactdoosklep 1 kan ook via het multi-
mediasysteem worden geopend
(/ pagina 522).
#De sluiting 7 naar rechts drukken en het
contactdoosdeksel 2 openklappen.
%Voor de CCS-laadkabelstekker zijn de aanslui-
tingen 6 en 8 nodig. Daarom beide delen
van het contactdoosdeksel openen 2.
#De CCS-laadkabelstekker tot de aanslag in de
voertuigstekkerdoos steken.
Erop letten dat de aangesloten laadkabel niet
op trekspanning wordt belast.
Het controlelampje 5 # en de onder sta-
tusindicatie 4 knipperen oranje en, zodra de
hoogspanningsaccu wordt opgeladen, groen.
Wanneer de laadkabel op de auto is aangesloten,
kan de auto niet worden ingeschakeld en niet wor-
den bewogen.
Bij het begin van het opladen wordt op het
bestuurdersdisplay de laadtoestandweergave met
een laadprognose weergegeven. De laadprognose
is het tijdstip waarop de hoogspanningsaccu volle-
dig is opgeladen.
%Tijdens het opladen kunnen, afhankelijk van
de temperatuur, de ventilator en het accukoel-
systeem hoorbaar inschakelen.
%Wanneer de auto gedurende langere standtij-
den op het stroomnet is aangesloten, wordt
de hoogspanningsaccu automatisch opgela-
den wanneer dat nodig is of wanneer elektri-
sche verbruikers (bijvoorbeeld de klimaatrege-
ling vooraf) worden geactiveerd.
Gelijkstroom-opladen beëindigen (mode 4)
&GEVAAR Levensgevaar bij het opladen met
een beschadigde contactdoos
Het opladen gebeurt met een hoge spanning.
Wanneer de laadkabel, de voertuigstekkerdoos
of de netcontactdoos beschadigd is, kunt u
een stroomstoot krijgen.
#Alleen een onbeschadigde laadkabel
gebruiken.
#Mechanische beschadigingen, bijvoor-
beeld door platdrukken, knikken en er
overheen rijden, vermijden.
#Een beschadigde voertuigstekkerdoos
direct bij een gekwaliceerde werkplaats
laten vervangen.
#De laadkabel nooit in een beschadigde
voertuigstekkerdoos steken.
*AANWIJZING Schade door oververhitting
van laadkabel en laadaansluiting
De laadkabel en de laadaansluiting kunnen tij-
dens het opladen binnen de toegestane grens-
waarden warm worden.
De toegestane grenswaarden worden door de
volgende factoren beïnvloed:
RDe stroomvoorziening van het stroomnet
en de laadkabel zijn intact.
RDe aanwijzingen met betrekking tot het
gebruik van de laadkabel en het bedie-
ningselement op de laadkabel zijn in acht
genomen.
#Wanneer de laadkabel of de laadaanslui-
ting te warm wordt, de stroomvoorzie-
Rijden en parkeren 339
F206 0105 07
ning van het stroomnet laten controle-
ren.
*AANWIJZING Beschadiging of vervuiling
van de voertuigstekkerdoos bij geopende
contactdoosklep
#Als er geen laadkabel is aangesloten, het
contactdoosdeksel en de contactdoos-
klep altijd gesloten houden. Deze
beschermen de voertuigstekkerdoos
tegen vervuiling en beschadiging.
#Vóór het sluiten van de contactdoosklep
controleren, of het contactdoosdeksel
correct gesloten is. Anders kunnen
beschadigingen optreden en kan de con-
tactdoosklep niet meer worden geopend.
Voorwaarden
RDe auto is ontgrendeld of de auto is vergren-
deld en de afstand van de sleutel tot de auto
is niet groter dan 1 m.
%Afhankelijk van de exportuitvoering is de auto
uitgerust met een van de volgende voertuig-
stekkerdozen.
Voertuigstekkerdoos type Combo 1
#De laadannuleringsknop 3 indrukken.
Het opladen wordt beëindigd. Het controle-
lampje % 1 brandt wit. De voertuigstek-
kerdoos is ontgrendeld.
%Het opladen kan ook via het multimediasys-
teem worden beëindigd (/ pagina 522).
#De toets 2 op de laadkabelstekker ingedrukt
houden en de laadkabelstekker uit de voer-
tuigstekkerdoos trekken.
%Wanneer u de laadkabelstekker niet kunt los-
trekken, de auto ontgrendelen en de ontgren-
delingsprocedure herhalen. Wanneer de laad-
kabelstekker nog steeds geblokkeerd is, con-
tact opnemen met een gekwaliceerde werk-
plaats.
#Het contactdoosdeksel en de contactdoosklep
sluiten.
340 Rijden en parkeren
F206 0105 07
Voertuigstekkerdoos type Combo 2
#De laadannuleringsknop 2 indrukken.
Het opladen wordt beëindigd. Het controle-
lampje % 1 brandt wit. De voertuigstek-
kerdoos is ontgrendeld.
%Het opladen kan ook via het multimediasys-
teem worden beëindigd (/ pagina 522).
#De laadkabelstekker uit de voertuigstekker-
doos trekken.
%Wanneer u de laadkabelstekker niet kunt los-
trekken, de auto ontgrendelen en de ontgren-
delingsprocedure herhalen. Wanneer de laad-
kabelstekker nog steeds geblokkeerd is, con-
tact opnemen met een gekwaliceerde werk-
plaats.
#Het contactdoosdeksel en de contactdoosklep
sluiten.
%Het linker controlelampje % 1 op de
voertuigstekkerdoos brandt na het losmaken
van de laadkabelstekker nog enige tijd en
doo dan.
Functie van de laadtoestandweergave op het
bestuurdersdisplay
1Resterende actieradius bij actuele laadtoe-
stand
2Actuele laadtoestand van de hoogspannings-
accu
3Maximale laadtoestand (afhankelijk van de
instelling)
4Resterende tijd tot volledige lading (tot de
gekozen maximale laadtoestand)
5Dynamische laadtoestandweergave
6Actueel laadvermogen
Rijden en parkeren 341
F206 0105 07
%De weergegeven resterende actieradius 1
kan op basis van verschillende factoren, bij-
voorbeeld rijstijl of topograe, variëren.
Wanneer de auto met het stroomnet verbonden
en uitgeschakeld is, toont het bestuurdersdisplay
de laadtoestandweergave gedurende circa
twee minuten.
%De waarde voor het actueel laadvermogen 6
kan afwijken van de weergave van het laadsta-
tion.
Mercedes-AMG auto's: De prognose van de reste-
rende actieradius 1 en de vermelding van de
maximale laadtoestand 3 worden niet weergege-
ven.
Parkeren
Auto afzetten
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door wegrollen van een onvol-
doende beveiligde auto
Als de auto zonder voldoende beveiliging
wordt geparkeerd, kan deze ook bij een lichte
helling ongecontroleerd wegrollen.
#Op hellingen de voorwielen zo draaien
dat de auto in de richting van de stoep-
rand rolt als deze in beweging komt.
#De parkeerrem bedienen.
#De transmissie in de stand j zetten.
&WAARSCHUWING Brandgevaar bij hete
onderdelen van het uitlaatsysteem
Brandbaar materiaal, bijvoorbeeld bladeren,
gras of takken, kunnen ontsteken.
#De auto zo parkeren dat geen brandbaar
materiaal met hete onderdelen van de
auto in contact kan komen.
#Niet op een droge wei of afgeoogste
graanvelden parkeren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen de auto in bewe-
ging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrijzetten.
RDe transmissiestand wijzigen.
RHet voertuig starten.
342 Rijden en parkeren
F206 0105 07
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Sleutel buiten bereik van kinderen bewa-
ren.
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuigsleu-
tel.
*AANWIJZING Beschadiging van de auto
door wegrollen
#De auto altijd tegen wegrollen beveiligen.
*AANWIJZING Beschadigingen door het
laten zakken van de auto
Auto's met achteras-niveauregeling: De auto
kan door temperatuurverschillen of langere
standtijden omlaaggaan. Daarbij kunnen car-
rosseriedelen worden beschadigd.
#Bij het parkeren van de auto en bij het
wegrijden controleren of zich geen
obstakels, zoals stoepranden, onder of in
de buurt van de carrosserie bevinden.
#De auto tot stilstand brengen door het rempe-
daal in te drukken.
#Op hellingen de voorwielen zo draaien dat de
auto in de richting van de stoeprand rolt als
deze in beweging komt.
#De elektrische parkeerrem inschakelen.
#Bij stilstaande auto en ingedrukt rempedaal de
transmissiestand j inschakelen
(/ pagina 308).
#De auto uitschakelen door de toets 1 in te
drukken.
#De bedrijfsrem langzaam loslaten.
#Uitstappen en de auto vergrendelen.
%Als de auto wordt geparkeerd, kunt u de zijrui-
ten en het schuifdak nog circa vier minuten
bedienen nadat het bestuurdersportier is
gesloten.
%Als de auto wordt geparkeerd, kunt u de zijrui-
ten en het panoramaschuifdak nog circa vier
minuten bedienen nadat het bestuurderspor-
tier is gesloten.
Automatische uitschakeling van de auto bij het
vergrendelen
Uw auto is uitgerust met een automatische uit-
schakeling van de motor.
Rijden en parkeren 343
F206 0105 07
Als u de auto rijklaar achterlaat, wordt de auto uit-
geschakeld wanneer het vergrendeld is onder de
volgende omstandigheden:
RHet ontsteking is ingeschakeld of de motor
draait.
RDe transmissiestand j is ingeschakeld.
RHet bestuurdersportier is gesloten.
RDaartoe moet bovendien aan een van de vol-
gende voorwaarden zijn voldaan:
-De auto is vergrendeld met de sleutel.
-Auto's met KEYLESS-GO: De auto wordt
vergrendeld met de vergrendelingsknop in
het koerdeksel.
%De motor zal blijven draaien als de auto niet
vergrendeld is zoals beschreven na het verla-
ten. Schakel in dat geval de auto handmatig
uit.
Automatische uitschakeling van de auto na een
bepaalde tijd (afhankelijk van de uitrusting)
Bij draaiende motor, verschijnt bij het verlaten van
de auto of na een bepaalde tijd in de transmissie-
stand j het volgende displaybericht op het dis-
play van de bestuurder: Auto is klaar om te rij-
den Uitschakeling vindt plaats bij vergrendeling
of automatisch na XX min
De auto wordt dan automatisch uitgeschakeld na
een totale stoptijd van 20 minuten.
%Om automatische uitschakeling na aoop van
de tijd te voorkomen, bevestigt u de melding
op het centraal display van het multimediasys-
teem.
De motor blij draaien in de volgende gevallen:
Rals de auto niet vergrendeld is zoals beschre-
ven na het verlaten
Rals de automatische uitschakeling niet door de
displaymelding wordt weergegeven
Rals de automatische uitschakeling na aoop
van de tijd is gedeactiveerd via de desbetref-
fende melding op het centrale display
Schakel in dat geval de auto handmatig uit.
Elektrische parkeerrem
Werking van de elektrische parkeerrem (auto-
matisch inschakelen)
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen de auto in bewe-
ging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrijzetten.
RDe transmissiestand wijzigen.
RHet voertuig starten.
344 Rijden en parkeren
F206 0105 07
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Sleutel buiten bereik van kinderen bewa-
ren.
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuigsleu-
tel.
De elektrische parkeerrem wordt automatisch
ingeschakeld, als de transmissie in de stand j
staat en aan een van de volgende voorwaarden is
voldaan:
RDe auto wordt uitgeschakeld.
RDe gordelslottong steekt niet in het gordelslot
van de bestuurdersstoel en het bestuurders-
portier wordt geopend.
%Inschakelen verhinderen: Aan de handgreep
van de elektrische parkeerrem trekken
(/ pagina 346).
In de volgende situaties wordt de elektrische par-
keerrem ook vastgezet:
RDe HOLD-functie houdt de auto in stilstand op
zijn plaats.
RDe actieve parkeerassistent houdt de auto in
stilstand op zijn plaats.
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC
brengt de auto tot stilstand.
RDaartoe moet bovendien aan een van de vol-
gende voorwaarden zijn voldaan:
-De auto wordt uitgeschakeld.
-De gordelslottong steekt niet in het gordel-
slot van de bestuurdersstoel en het
bestuurdersportier wordt geopend.
-Er treedt een systeemstoring op.
-De spanningsvoorziening is niet vol-
doende.
-De auto staat langere tijd stil.
Wanneer de elektrische parkeerrem ingeschakeld
is, brandt op het bestuurdersdisplay het rode con-
trolelampje !.
%Wanneer de auto door het ECO start-stopsys-
teem wordt uitgeschakeld, wordt de elektri-
sche parkeerrem niet automatisch ingescha-
keld.
Functie van de elektrische parkeerrem (auto-
matisch vrijzetten)
De elektrische parkeerrem wordt vrijgezet, wan-
neer aan de volgende voorwaarden is voldaan:
RHet bestuurdersportier is gesloten.
RDe auto is gestart.
RDe transmissie staat in de stand h of k en
u trapt het gaspedaal in of u schakelt op een
vlakke ondergrond van transmissiestand j
naar h of k.
RAls de transmissie in de stand k staat, moet
het koerdeksel gesloten zijn.
RDe gordelslottong steekt in het gordelslot van
de bestuurdersstoel.
Wanneer de gordelslottong niet in het gordel-
slot van de bestuurdersstoel steekt, moet aan
één van de volgende voorwaarden voldaan
zijn:
Rijden en parkeren 345
F206 0105 07
-U verlaat transmissiestand j.
of
-U hee voorheen sneller dan 3 km/h gere-
den.
Wanneer de elektrische parkeerrem wordt vrijge-
zet, doo op het bestuurdersdisplay het rode con-
trolelampje !.
Elektrische parkeerrem handmatig inschakelen
of vrijzetten
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen de auto in bewe-
ging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrijzetten.
RDe transmissiestand wijzigen.
RHet voertuig starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Sleutel buiten bereik van kinderen bewa-
ren.
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuigsleu-
tel.
Aantrekken
#Op de handgreep 1 drukken.
Het rode controlelampje ! brandt op het
bestuurdersdisplay.
%Alleen wanneer het rode controlelampje !
continu brandt, is de elektrische parkeerrem
correct ingeschakeld.
346 Rijden en parkeren
F206 0105 07
Vrijzetten
#De auto inschakelen.
#Aan de handgreep 1 trekken.
Op het bestuurdersdisplay doo het rode con-
trolelampje !.
Noodremming uitvoeren
#De handgreep 1 indrukken en ingedrukt hou-
den.
Zolang de auto nog rijdt, wordt de melding
Parkeerrem ontgrendelen weergegeven en
knippert het rode controlelampje !.
Wanneer de auto tot stilstand is afgeremd,
wordt de elektrische parkeerrem ingescha-
keld. Het rode controlelampje ! brandt op
het bestuurdersdisplay.
Informatie over botsingherkenning bij geparkeerde
auto
Wanneer bij ingeschakelde botsingherkenning en
wegsleepbeveiliging een botsing bij de vergren-
delde auto wordt herkend, ontvangt u in het multi-
mediasysteem bij het inschakelen van de auto een
bericht.
Hierbij ontvangt u informatie over de volgende
punten:
Rpotentieel getroen gedeelte van de auto
Rkracht van de botsing
In de volgende situatie kan een abusievelijke acti-
vering optreden:
RDe geparkeerde auto wordt verplaatst, bijvoor-
beeld in een garage met een dubbele etage.
Rijden en parkeren 347
F206 0105 07
%Om een abusievelijke activering te voorko-
men, de wegsleepbeveiliging uitschakelen.
Wanneer de wegsleepbeveiliging wordt uitge-
schakeld, wordt ook de botsingherkenning uit-
geschakeld.
De botsingherkenning kan via het multimedia-
systeem permanent worden uitgeschakeld
(/ pagina 348).
Systeemgrenzen
De herkenning kan in de volgende situaties
beperkt zijn:
Rbij schade zonder botsing, bijvoorbeeld bij een
afgebroken buitenspiegel of lakschade door
een sleutel
Rbij een botsing met lage snelheid
Rwanneer de elektrische parkeerrem niet inge-
schakeld is
%De verantwoordelijkheid voor de auto ligt bij
u. Overtuig u daarom ervan dat de auto scha-
devrij en geschikt om te rijden is.
Botsingherkenning bij geparkeerde auto instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Openen/sluiten 5Voertuigbeveiliging
#De functie onder Botsmeldingin- of uitschake-
len.
%Er kunnen maximaal drie incidenten worden
geregistreerd. Bij elk incident worden maxi-
maal vijien foto's gemaakt. Bij een volgend
incident worden de foto's van het eerste inci-
dent overschreven, wanneer deze niet al eer-
der zijn gewist.
Botsfoto's in- of uitschakelen
Eventuele wettelijke beperkingen in sommige lan-
den met betrekking tot het automatisch maken
van foto's van de omgeving van de auto in acht
nemen.
#Botsfoto's in- of uitschakelen.
Botsfoto's met de Mercedes me App verzenden
#Botsfoto's uploaden selecteren.
#Automatisch uploaden selecteren.
#De gegenereerde QR-code op het centraal dis-
play met de Mercedes me App scannen.
De botsfoto's worden versleuteld geüpload
naar Mercedes me.
%U kunt de botsfoto's in de Mercedes me App
op alle apparaten bekijken, waarmee de QR-
code is gescand.
Botsfoto's op usb-stick kopiëren
#Een usb-stick aansluiten (/ pagina 625).
#Botsfoto's beheren selecteren.
#Kopie (USB) selecteren.
Alle botsfoto's worden naar de usb-stick geko-
pieerd.
%Voor een goede werking alleen FAT32 of
exFAT geformatteerde usb-opslagmedia
gebruiken.
Botsfoto's wissen
#Botsfoto's beheren selecteren.
#Wissen selecteren.
Alle botsfoto's worden gewist.
348 Rijden en parkeren
F206 0105 07
Aanwijzingen met betrekking tot het buiten
gebruik stellen van de auto
Als de auto langer dan zes weken buiten gebruik
wordt gesteld, kan door het stilstaan schade ont-
staan.
Eveneens kan de 12V-accu door volledige ontla-
ding beschadigd raken.
%Meer informatie is verkrijgbaar in een gekwali-
ceerde werkplaats.
Rusttoestand (verlenging van de standtijd van de
startaccu)
Werking van de ruststand
%Deze functie is niet voor alle modellen
beschikbaar.
Wanneer de ruststand wordt geactiveerd, wordt
het energieverlies bij langere standtijd geminimali-
seerd.
De ruststand hee de volgende eigenschappen:
RDe startaccu wordt ontzien.
ROp het bestuurdersdisplay verschijnt de maxi-
male standtijd.
RDe verbinding met online-services wordt
onderbroken.
Wanneer aan de volgende voorwaarden is vol-
daan, kan de ruststand via het multimediasysteem
worden geactiveerd of gedeactiveerd:
RDe auto is ingeschakeld.
RDe auto is niet gestart.
Wanneer de weergegeven standtijd van de auto
wordt overschreden, kan dit tot een verminderd
comfort leiden en is het mogelijk dat de startaccu
de motor eventueel niet kan starten.
De startaccu in de volgende situaties opladen:
RU wilt de standtijd van de auto verlengen.
RDe laadtoestand van de startaccu is niet vol-
doende voor de ruststand.
%De ruststand wordt automatisch gedeacti-
veerd wanneer de auto wordt ingeschakeld.
Ruststand activeren of deactiveren (auto uit-
schakelen)
Voorwaarden
RDe spanningsvoorziening is ingeschakeld.
RDe auto is niet ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Verdere functies
#Ruststand in- of uitschakelen.
Rij- en rijveiligheidssystemen
Rijsystemen en uw verantwoordelijkheid
Uw auto is voorzien van rijsystemen die u onder-
steunen bij het rijden, parkeren en manoeuvreren.
De rijsystemen zijn slechts hulpmiddelen. Deze
kunnen uw waarneming van de omgeving niet ver-
vangen en ontslaan u niet van uw verkeersrechte-
lijke verantwoordelijkheid. De bestuurder is zelf
verantwoordelijk voor de veilige afstand, de gere-
den snelheid, het tijdig remmen en het aanhouden
van de rijstrook. Voortdurend de verkeerssituatie
in de gaten houden en indien nodig ingrijpen. De
grenzen voor een veilig gebruik in acht nemen.
Rijsystemen kunnen het gevaar voor ongevallen
van een niet aangepaste rijstijl niet verminderen
en de natuurkundige grenzen niet verleggen. Het
Rijden en parkeren 349
F206 0105 07
systeem kan niet altijd rekening houden met de
weg- en weersomstandigheden en de verkeerssi-
tuatie.
%Enkele rijsystemen kunnen de snelheid afre-
gelen of begrenzen op een vooraf ingestelde
waarde. Bij het wisselen van bestuurder atten-
deren op de opgeslagen snelheid.
Informatie over de sensoren en camera's van de
auto
Sommige rijsystemen en rijveiligheidssystemen
bewaken met camera's en radarsensoren of ultra-
sone sensoren de omgeving voor, achter of naast
uw auto.
1Multifunctionele camera
2Camera's in de buitenspiegels
3Frontradar
4Frontcamera
5Hoekradars
6Ultrasone sensoren
7Achteruitrijcamera
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij beperkte herkenningsmogelijkheid van
de sensoren en camera's van de auto
Als de gebieden van de sensoren en camera's
van de auto afgedekt, beschadigd of vervuild
zijn, kunnen sommige rijsystemen en rijveilig-
heidssystemen niet meer correct functione-
ren. Er bestaat gevaar voor ongevallen!
#De omgeving van de sensoren en came-
ra's van de auto altijd vrij en schoon hou-
den.
#Beschadigingen aan de bumper, in de
radiateurgrille of steenslag op de voor- of
achterruit bij een gekwaliceerde werk-
plaats laten repareren.
Met name de omgeving van de sensoren en
camera's vrijhouden van vuil, ijs of natte sneeuw
(/ pagina 652). De sensoren en camera's, als-
mede hun registratiegebieden, mogen niet worden
afgedekt. Geen extra kentekenplaathouders,
reclameborden, stickers, wrapfolie of steenslagfo-
lie in het registratiegebied van de sensoren en
350 Rijden en parkeren
F206 0105 07
camera's aanbrengen. Erop letten dat er geen uit-
stekende lading in het registratiegebied hangt.
Bij een beschadiging van de bumper of de radia-
teurgrille of na een botsing de werking van de
sensoren laten controleren bij een gekwali-
ceerde werkplaats. Beschadigingen of steenslag
in de omgeving van de camera's in de voorruit en
de achterruit bij een gekwaliceerde werkplaats
laten repareren.
%De achteruitrijcamera kan voor kalibratiedoel-
einden automatisch worden in- en uitgescho-
ven, ook wanneer geen camerabeeld op het
display verschijnt.
Overzicht van de rijsystemen en rijveiligheidssys-
temen
RABS (/ pagina 352)
RBAS (/ pagina 352)
RESP® (/ pagina 353)
RESP® (Mercedes-AMG-auto's) (/ pagina 354)
RESP® zijwindassistent (/ pagina 356)
RESP®-aanhangwagenstabilisatie
(/ pagina 356)
REBD (/ pagina 358)
RStuurassistent STEER CONTROL
(/ pagina 358)
RHOLD-functie (/ pagina 359)
RWegrijhulp voor op hellingen (/ pagina 360)
RAdaptief remlicht (/ pagina 360)
RATTENTION ASSIST (/ pagina 360)
RTEMPOMAT (/ pagina 362)
RLimiter (/ pagina 363)
RSnelheidslimietassistent (landsafhankelijk)
(/ pagina 388)
RVerkeerstekenassistent (/ pagina 392)
RVerkeerslichtweergave (/ pagina 397)
RAMG RIDE CONTROL
RRACE START (/ pagina 407)
RDRIFT MODE (/ pagina 408)
Rijassistentiepakket
%De beschikbaarheid van enkele functies of
deelfuncties van het rijassistentiepakket is uit-
voerings- of landspeciek. De werking van uw
rijassistentiepakket kan van de hier genoemde
functies afwijken.
De functies actieve afstandsassistent
DISTRONIC, actieve dodehoekassistent,
Active Brake Assist System, actieve spooras-
sistent en actieve noodstopassistent zijn, met
beperkte functionaliteit, ook verkrijgbaar zon-
der rijassistentiepakket.
RActieve afstandsassistent DISTRONIC
(/ pagina 366)
RActieve snelheidslimietassistent
(/ pagina 372)
RRoutegebaseerde snelheidsaanpassing
(/ pagina 373)
RActive Brake Assist System (/ pagina 382)
RActieve stuurassistent (/ pagina 376)
RActieve noodstopassistent (/ pagina 378)
RActieve rijstrookwisselassistent
(/ pagina 380)
Rijden en parkeren 351
F206 0105 07
RActieve leassistent (/ pagina 375)
RActieve dodehoekassistent met uitstapwaar-
schuwing (/ pagina 398)
RActieve spoorassistent (/ pagina 402)
RPRE-SAFE® impuls zijkant (/ pagina 116)
Parkeerpakket
%De achteruitrijcamera is, landsafhankelijk, ook
verkrijgbaar zonder parkeerpakket.
%De beschikbaarheid van de verschillende
functies is afhankelijk van het land en de uit-
rusting.
RAchteruitrijcamera (/ pagina 411)
R360°-camera (/ pagina 416)
RPARKTRONIC-parkeerassistent
(/ pagina 422)
RActieve parkeerassistent (/ pagina 426)
RMemory parkeerassistent (landsafhankelijk)
(/ pagina 436)
RAanhangwagenmanoeuvreer-assistent
(/ pagina 440)
Functie van het ABS
Het antiblokkeersysteem (ABS) regelt de remdruk
in kritieke situaties:
RBij het remmen, bijvoorbeeld bij een noodstop
of onvoldoende grip van de banden, wordt het
blokkeren van de wielen voorkomen.
RBij het remmen blij de bestuurbaarheid van
de auto gewaarborgd.
Wanneer het ABS regelt, is pulseren van het rem-
pedaal voelbaar. Het pulserende rempedaal kan
een aanwijzing voor gevaarlijke wegomstandighe-
den zijn en u eraan herinneren bijzonder voorzich-
tig te rijden.
Systeemgrenzen
RHet ABS functioneert vanaf een snelheid van
circa 5 km/h.
RHet ABS kan niet correct werken of niet functi-
oneren wanneer een storing aanwezig is en
het gele ABS-waarschuwingslampje ! na
het starten van de auto permanent brandt.
Werking van het BAS
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door storing in het BAS (remassistentie-
systeem)
Wanneer het BAS een storing vertoont, kan de
remweg langer worden bij een noodstop.
#In noodstopsituaties het rempedaal met
volle kracht indrukken. Het ABS voor-
komt daarbij het blokkeren van de wie-
len.
Het Brake Assist System (BAS) ondersteunt u bij
een noodstop met extra remkracht.
Wanneer het rempedaal snel wordt ingedrukt,
wordt het BAS geactiveerd:
RHet BAS verhoogt automatisch de remdruk
van de rem.
RHet BAS kan de remweg verkorten.
RHet ABS voorkomt daarbij het blokkeren van
de wielen.
352 Rijden en parkeren
F206 0105 07
Wanneer het rempedaal wordt losgelaten, werkt
de rem weer normaal. Het BAS wordt gedeacti-
veerd.
Functie van het ESP®
&WAARSCHUWING Slipgevaar door uitge-
schakeld ESP®
Als het ESP® wordt uitgeschakeld, zorgt het
ESP® niet meer voor stabilisatie van de auto.
#Het ESP® alleen uitschakelen, zolang de
hieronder beschreven situaties zich voor-
doen.
Het elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP®)
kan, binnen de natuurkundige grenzen, de rijstabi-
liteit en de tractie in de volgende situaties bewa-
ken en verbeteren:
RBij het wegrijden op een natte of gladde rij-
baan
RBij het remmen
Wanneer de auto van de door de bestuurder
gewenste koers afwijkt, kan het ESP® de auto
door de volgende ingrepen stabiliseren:
REen of meerdere wielen worden doelgericht
afgeremd.
RHet motorvermogen wordt aangepast aan de
situatie.
Wanneer het waarschuwingslampje å perma-
nent brandt, is het ESP® uitgeschakeld:
RDe rijstabiliteit wordt niet meer verbeterd.
RDe aangedreven wielen kunnen doordraaien.
RDe tractieregeling ETS/4ETS is nog steeds
actief.
%Ook wanneer het ESP® is uitgeschakeld,
wordt u bij het remmen nog steeds onder-
steund door het ESP®.
Wanneer het waarschuwingslampje ÷ knip-
pert, hebben een of meerdere wielen hun slip-
grens bereikt:
RDe rijstijl aan de actuele verkeers- en weers-
omstandigheden aanpassen.
RHet ESP® in geen geval uitschakelen.
RHet gaspedaal bij het wegrijden slechts zo ver
indrukken als nodig is.
Om de tractie te verbeteren het ESP® in de vol-
gende situaties uitschakelen:
RBij gebruik van sneeuwkettingen
RIn diepe sneeuw
ROp zand of grind
%De doordraaiende wielen zorgen door frees-
werking voor een betere tractie.
Als het waarschuwingslampje ESP ÷ perma-
nent brandt, is het ESP® vanwege een storing niet
beschikbaar.
De volgende informatie in acht nemen:
RWaarschuwings- en controlelamp-
jes(/ pagina 933)
RDisplaymeldingen (/ pagina 834)
ETS/4ETS (elektronisch tractiesysteem)
De tractieregeling ETS/4ETS is onderdeel van het
ESP® en maakt het mogelijk weg te rijden op een
gladde rijbaan.
Rijden en parkeren 353
F206 0105 07
Het ETS/4ETS kan door de volgende ingrepen de
tractie van de auto verbeteren:
RWanneer de aangedreven wielen doordraaien,
worden ze afzonderlijk afgeremd.
REr wordt meer aandrijfkoppel overgebracht
naar het wiel of de wielen met grip.
Invloed van de rijprogramma's op het ESP®
De rijprogramma's maken een aanpassing van het
ESP® aan verschillende weersomstandigheden, de
staat van het wegdek en de gewenste rijstijl
mogelijk. Afhankelijk van het gekozen rijpro-
gramma wordt de betreende ESP® modus geac-
tiveerd (/ pagina 301, 300).
Functies van het ESP® (Mercedes-AMG auto's)
U kunt uit de volgende instellingen van het elek-
tronisch stabiliteitsprogramma (ESP®) kiezen:
RESP® ON
RESP® SPORT
RESP® OFF
Eigenschappen bij ingeschakeld ESP®
Het ESP® controleert en verbetert de rijstabiliteit
en tractie, met name in de volgende situaties:
RBij het wegrijden op een natte of gladde rij-
baan
RBij het remmen
RAuto's met aanhangwagenvoorziening: Bij het
rijden met aanhangwagen vanaf een snelheid
van 65 km/h, wanneer de combinatie gaat
slingeren
RBij sterke zijwind en een snelheid van circa
80 km/h tot 200 km/h
Het ESP® kan de auto stabiliseren door middel
van de volgende ingrepen:
REen of meerdere wielen worden doelgericht
afgeremd.
RHet motorvermogen wordt aangepast aan de
situatie.
RDe prestaties van het aandrijfsysteem worden
afhankelijk van de situatie aangepast.
Iedere keer wanneer de auto wordt gestart is het
ESP® ingeschakeld, ongeacht of het ESP® vóór
het afzetten van de auto in het ESP® SPORT stond
of uitgeschakeld was.
Wanneer het waarschuwingslampje ÷ knip-
pert, hebben een of meerdere wielen hun slip-
grens bereikt:
RUw rijstijl aan de verkeers- en weersomstan-
digheden aanpassen.
RHet ESP® in geen geval uitschakelen.
RHet gaspedaal bij het wegrijden slechts zo ver
indrukken als nodig is.
Eigenschappen van het ESP® SPORT
&WAARSCHUWING Slipgevaar bij verkeerd
gebruik van het ESP® SPORT
Als het ESP® SPORT wordt ingeschakeld,
bestaat verhoogd slipgevaar en gevaar voor
ongevallen!
#Het ESP® SPORT alleen onder de hierna
beschreven omstandigheden inschake-
len.
354 Rijden en parkeren
F206 0105 07
Wanneer ESP® SPORT geselecteerd is, branden
de waarschuwingslampjes å en Æ continu.
Het ESP® SPORT selecteren wanneer de bij de
auto behorende over- en onderstuureigenschap-
pen gewenst zijn, bijvoorbeeld op afgezette
wegen.
Het rijden met ingeschakeld ESP® SPORT of met
uitgeschakeld ESP® vereist een buitengewoon
gekwaliceerde en ervaren bestuurder.
Wanneer het ESP® SPORT ingeschakeld is en een
of meerdere wielen doordraaien, knippert het
waarschuwingslampje ÷. Het ESP® stabili-
seert de auto dan slechts beperkt.
Het ESP® SPORT hee tevens de volgende eigen-
schappen:
RHet ESP® verbetert de rijstabiliteit nog maar in
beperkte mate.
RDe tractieregeling ETS/4ETS is nog steeds
actief.
RDe motor wordt qua koppel slechts beperkt
begrensd en de aandrijfwielen kunnen door-
draaien.
Het vermogen van het aandrijfsysteem wordt
afhankelijk van de situatie slechts beperkt
begrensd en de aangedreven wielen kunnen
doordraaien.
Op een losse ondergrond zorgen de doordraai-
ende wielen door freeswerking voor een
betere tractie.
RU kunt bij krachtige bediening van het rempe-
daal nog steeds met ondersteuning van het
ESP® remmen.
RAuto's met aanhangwagenvoorziening: Het
aanhangwagenstabilisatiesysteem is niet meer
actief.
RDe zijwindassistent is niet meer actief.
Eigenschappen bij uitgeschakeld ESP®
&WAARSCHUWING Slipgevaar door uitge-
schakeld ESP®
Als het ESP® wordt uitgeschakeld, zorgt het
ESP® niet meer voor stabilisatie van de auto.
#Het ESP® alleen uitschakelen, zolang de
hieronder beschreven situaties zich voor-
doen.
Wanneer ESP® SPORT uitgeschakeld is, branden
de waarschuwingslampjes å en ¤ continu.
Het uitschakelen van het ESP® hee de volgende
consequenties:
RDe rijstabiliteit wordt niet meer verbeterd.
RDe aangedreven wielen kunnen doordraaien.
RDe tractieregeling ETS/4ETS is nog steeds
actief.
RAuto's met aanhangwagenvoorziening: Het
aanhangwagenstabilisatiesysteem is niet meer
actief.
RDe zijwindassistent is niet meer actief.
%Ook wanneer het ESP® is uitgeschakeld,
ondersteunt het ESP® u nog bij sterk afrem-
men.
Rijden en parkeren 355
F206 0105 07
In de volgende situaties kan het beter zijn om het
ESP® SPORT in te schakelen of het ESP® uit te
schakelen:
RBij gebruik van sneeuwkettingen
RIn diepe sneeuw
ROp zand of grind
%De doordraaiende wielen zorgen door frees-
werking voor een betere tractie.
%Het ESP® inschakelen zodra de hiervoor
beschreven situaties niet meer van toepassing
zijn. Anders wordt de auto niet door het ESP®
gestabiliseerd wanneer de auto in een slip
raakt of er een wiel doordraait.
Als het waarschuwingslampje ESP ÷ perma-
nent brandt, is het ESP® vanwege een storing niet
beschikbaar.
De weergegeven displaymeldingen en waarschu-
wings- en controlelampjes in acht nemen:
RWaarschuwings- en controlelampjes
(/ pagina 933)
RDisplaymeldingen (/ pagina 834)
ETS/4ETS (elektronisch tractiesysteem)
De tractieregeling ETS/4ETS is een onderdeel van
het ESP®.
Het ETS/4ETS kan door de volgende ingrepen de
tractie van de auto verbeteren:
RWanneer de aangedreven wielen doordraaien,
worden ze afzonderlijk afgeremd.
REr wordt meer aandrijfkoppel overgebracht
naar het wiel of de wielen met grip.
Functie van de ESP® zijwindassistent
De ESP® zijwindassistent herkent plotseling optre-
dende zijwind en helpt de bestuurder om de auto
in het goede spoor te houden:
RDe ESP® zijwindassistent is bij rechtuit rijden
of auwe bochten in het snelheidsbereik van
circa 80 km/h tot 200 km/h actief.
RDe auto wordt gestabiliseerd door een
gerichte en eenzijdige remingreep.
Functie van de ESP® aanhangwagenstabilisatie
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij slechte verkeers‑ en weersomstandig-
heden
Bij slechte verkeers‑ en weersomstandigheden
kan de aanhangwagenstabilisatie slingeren
van de combinatie niet voorkomen. Aanhang-
wagens met een hoog zwaartepunt kunnen
kantelen voordat het ESP® dit herkent.
#De rijstijl altijd aan de actuele verkeers‑
en weersomstandigheden aanpassen.
De ESP® aanhangwagenstabilisatie kan uw auto
tijdens het rijden met een aanhangwagen stabili-
seren, als deze gaat slingeren:
RDe ESP® aanhangwagenstabilisatie is vanaf
een snelheid van 65 km/h actief.
REen lichte slingering wordt gestabiliseerd door
een gerichte en eenzijdige remingreep.
RBij sterk slingeren wordt bovendien het aan-
drijfvermogen verminderd en worden alle wie-
len afgeremd.
356 Rijden en parkeren
F206 0105 07
De ESP® aanhangwagenstabilisatie kan onder de
volgende omstandigheden beperkt of helemaal
niet werken:
RDe aanhangwagen is niet correct aangesloten
of wordt door de auto niet correct herkend.
ESP® (elektronisch stabiliteitsprogramma) in- of
uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5ß 5y
#ESP selecteren.
#Aan of Uit selecteren.
Wanneer op het bestuurdersdisplay het waarschu-
wingslampje ESP® OFF å continu brandt, is
het ESP® uitgeschakeld.
De informatie over de waarschuwingslampjes en
de displaymeldingen die in het bestuurdersdisplay
kunnen worden weergegeven, in acht nemen.
ESP® met stuurwieltoets instellen
%U kunt het ESP® ook via het multimediasys-
teem instellen (/ pagina 358).
#ESP® instellen: De bovenste of onderste dis-
playtoets 1 herhaaldelijk indrukken, tot de
displaytoets het symbool å toont.
%Indien de displaytoets niet het symbool toont,
is deze uitgeschakeld. De weergave van de
functies en hun volgorde kan in het multime-
diasysteem worden ingesteld
(/ pagina 297).
De rijbaankleur van het toetssymbool å toont
de actuele instelling:
Rå (blauw): ESP® ON
Rå (geel): ESP® SPORT
Rå (rood): ESP® OFF
#ESP® SPORT instellen: Bij ingeschakeld ESP®
de toets 2 kort indrukken.
De rijbaan van het toetssymbool å brandt
geel.
De waarschuwingslampjes å en Æ
branden in het bestuurdersdisplay.
#ESP® uitschakelen: ESP® SPORT instellen, ver-
volgens de toets 2 lang indrukken.
De rijbaan van het toetssymbool å brandt
rood.
De waarschuwingslampjes å en ¤
branden in het bestuurdersdisplay.
%Wanneer u in het rijprogramma I het
ESP® uitschakelt ¤, wisselt de AMG Dyna-
mics automatisch naar het niveau Master.
Rijden en parkeren 357
F206 0105 07
#ESP® inschakelen: In ESP® SPORT of bij uitge-
schakeld ESP® de toets 2 kort indrukken.
De rijbaan van het toetssymbool å brandt
blauw.
De waarschuwingslampjes å en Æ of
¤ doven.
Wanneer de displaytoets het symbool ÷ met
een rode ! toont, vertoont het ESP® een storing.
De informatie over waarschuwingslampjes en dis-
playmeldingen die in het bestuurdersdisplay wor-
den weergegeven in acht nemen.
ESP® in het multimediasysteem instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5DYNAMIC SELECT
%Het menu AMG DYNAMIC SELECT kan,
afhankelijk van de uitrusting, ook via de toets
AMG in de middenconsole worden opgeroe-
pen.
Na het starten van de auto is het ESP altijd inge-
schakeld. De rijbaan van het toetssymbool å
brandt blauw.
#ESP SPORT instellen: Bij ingeschakeld ESP
å kort indrukken, om naar het programma
Sport te wisselen.
De rijbaan van het toetssymbool å brandt
geel.
#Het ESP uitschakelen: Het programma
ESP SPORT instellen en å lang ingedrukt
houden om het ESP uit te schakelen.
De rijbaan van het toetssymbool å brandt
rood. De waarschuwingslampjes å en
¤ branden in het bestuurdersdisplay.
#ESP inschakelen: In ESP SPORT of bij uitge-
schakeld ESP å kort indrukken .
De rijbaan van het toetssymbool å brandt
blauw.
De waarschuwingslampjes å en Æ of
¤ doven.
%Het ESP kan ook via de stuurwieltoetsen wor-
den ingesteld (/ pagina 357).
Functie van de EBD
De Electronic Brakeforce Distribution (EBD) hee
de volgende eigenschappen:
RBewaking en regeling van de remdruk op de
achterwielen
RVerbetering van de rijstabiliteit bij het rem-
men, in het bijzonder in bochten
Functie van de stuurassistent STEER CONTROL
De stuurassistent STEER CONTROL ondersteunt u
door met een in het stuurwiel merkbare kracht in
de voor de stabilisatie van de auto juiste richting
te sturen.
Wanneer de rechter of linker wielen zich bij het
remmen op een natte of gladde rijbaan bevinden,
krijgt u een stuuradvies.
Dit stuuradvies krijgt u in de volgende situaties:
RTijdens het remmen bevinden de beide rechter
of linker wielen zich op een natte of gladde rij-
baan.
RDe auto geraakt in een slip.
358 Rijden en parkeren
F206 0105 07
Systeemgrenzen
De stuurassistent STEER CONTROL kan in de vol-
gende situaties nadelig beïnvloed of buiten wer-
king zijn:
RHet ESP® is uitgeschakeld.
RHet ESP® vertoont een storing.
RDe stuurinrichting vertoont een storing.
Wanneer het ESP® een storing vertoont, wordt u
verder ondersteund door de elektrische stuurbe-
krachtiging.
HOLD-functie
HOLD-functie
De HOLD-functie houdt de auto vast zonder dat
het rempedaal moet worden ingedrukt, bijvoor-
beeld bij het wachten in het verkeer.
De HOLD-functie is slechts een hulpmiddel. De
verantwoordelijkheid voor het veilig stil blijven
staan van de auto ligt bij de bestuurder.
Systeemgrenzen
De HOLD-functie dient uitsluitend voor de onder-
steuning tijdens het rijden en vormt geen vol-
doende beveiliging van de stilstaande auto tegen
wegrollen.
RDe helling mag niet groter zijn dan 30%.
HOLD-functie in- en uitschakelen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door ingeschakelde HOLD-functie bij het
verlaten van de auto
Als de auto wordt verlaten terwijl deze alleen
door de HOLD-functie wordt afgeremd, kan hij
in de volgende situaties wegrollen:
RWanneer er een storing optreedt in het
systeem of in de spanningsvoorziening.
RWanneer de HOLD-functie door bediening
van het gaspedaal of het rempedaal wordt
uitgeschakeld, bijvoorbeeld door een inzit-
tende.
#De auto bij het verlaten altijd tegen weg-
rollen beveiligen.
Voorwaarden
RDe auto staat stil.
RHet bestuurdersportier is gesloten of de veilig-
heidsgordel aan bestuurderszijde is omge-
gespt.
RDe auto is gestart of door het ECO start-stop-
systeem afgezet.
RDe elektrische parkeerrem is vrijgezet.
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC is
uitgeschakeld.
RDe transmissie staat in de stand h, k of
i.
HOLD-functie inschakelen
#Het rempedaal indrukken en na korte tijd snel
verder indrukken, tot de melding ë op het
bestuurdersdisplay verschijnt.
#Het rempedaal loslaten.
HOLD-functie uitschakelen
#Om weg te rijden het gaspedaal indrukken.
of
#Het rempedaal indrukken, tot de melding
ë van het bestuurdersdisplay verdwijnt.
Rijden en parkeren 359
F206 0105 07
De HOLD-functie wordt in de volgende situaties
uitgeschakeld:
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC
wordt ingeschakeld.
RDe transmissie wordt in de stand j gezet.
RDe auto wordt met de elektrische parkeerrem
beveiligd.
In de volgende situaties wordt het vastzetten van
de auto door de transmissiestand j en/of de
elektrische parkeerrem gewaarborgd:
RDe veiligheidsgordel wordt losgemaakt en het
bestuurdersportier wordt geopend.
RDe auto wordt geparkeerd.
REr treedt een systeemstoring op.
RDe spanningsvoorziening is onvoldoende.
Bovendien kan op het bestuurdersdisplay de mel-
ding Direct remmen verschijnen en een regelma-
tig waarschuwingssignaal klinken.
#Direct stevig de rem indrukken tot de waar-
schuwingsmelding verdwijnt.
De HOLD-functie wordt uitgeschakeld.
#Bovendien de auto tegen wegrollen beveiligen.
Functie van de wegrijhulp voor op hellingen
De wegrijhulp voor op hellingen houdt de auto
onder de volgende voorwaarden gedurende korte
tijd vast bij het wegrijden bergop:
RDe transmissie staat in de stand h of k.
RDe elektrische parkeerrem is vrijgezet.
Zo is er voldoende tijd om uw voet van het rempe-
daal op het gaspedaal te plaatsen en weg te rijden
zonder dat de auto terugrolt.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en gevaar voor letsel door wegrollen van
de auto
Na korte tijd houdt de wegrijhulp voor op hel-
lingen de auto niet meer tegen.
#De voet snel van het rem‑ op het gaspe-
daal zetten. De auto niet verlaten als
deze met de wegrijhulp voor op hellingen
wordt vastgehouden.
Functie van het adaptieve remlicht
Het adaptieve remlicht waarschuwt het achterop-
komend verkeer bij een noodstopsituatie door de
volgende acties:
Rknipperende remlichten
Rinschakelen van de alarmknipperlichtinstallatie
(/ pagina 59)
Wanneer de auto vanaf een snelheid hoger dan
50 km/h krachtig wordt afgeremd, knipperen de
remlichten snel. Daardoor wordt het achteropko-
mende verkeer op zeer opvallende wijze gewaar-
schuwd.
ATTENTION ASSIST
Werking van de ATTENTION ASSIST
De ATTENTION ASSIST ondersteunt u bij lange,
monotone ritten op bijvoorbeeld autosnelwegen.
Indien tekenen van vermoeidheid of toenemende
onoplettendheid bij de bestuurder worden her-
kend, wordt een pauze voorgesteld door het sys-
teem.
360 Rijden en parkeren
F206 0105 07
De ATTENTION ASSIST is slechts een hulpmiddel.
Hij kan vermoeidheid of toenemende onoplettend-
heid niet altijd tijdig herkennen. Het systeem is
geen vervanging van een uitgeruste en opmerk-
zame bestuurder. Bij langere ritten tijdig en regel-
matig pauzes nemen, waarbij u goed kunt uitrus-
ten.
U kunt kiezen tussen twee instellingen:
RStandaard: Normale gevoeligheid van het sys-
teem
RGevoelig: Verhoogde gevoeligheid van het sys-
teem. De bestuurder wordt eerder gewaar-
schuwd en de door het systeem bepaalde
alertheidstoestand wordt overeenkomstig aan-
gepast.
Wanneer vermoeidheid of een toenemende onop-
lettendheid wordt herkend, verschijnt op het
bestuurdersdisplay de waarschuwing: Attention
Assist: pauze!. U kunt de melding bevestigen en
naar behoee pauze nemen. Wanneer u geen
pauze neemt en de ATTENTION ASSIST nog
steeds toenemende onoplettendheid vaststelt,
wordt u op z'n vroegst na 15 minuten opnieuw
gewaarschuwd.
Op het bestuurdersdisplay wordt de volgende
informatie weergegeven:
RDe ritduur sinds de laatste pauze
RDe door de ATTENTION ASSIST vastgestelde
aandachtstoestand
Hoe meer cirkelsegmenten 1 worden weergege-
ven, hoe hoger de vastgestelde aandachtstoe-
stand is. Naarmate de aandacht afneemt, worden
minder cirkelsegmenten 1 weergegeven.
Wanneer de ATTENTION ASSIST geen Attention
Level kan berekenen en zo doende geen waar-
schuwing kan geven, verschijnt de melding Sys-
teem passief.
Wanneer het bestuurdersdisplay een waarschu-
wing toont, wordt op het multimediasysteem voor-
gesteld om naar een wegrestaurant te zoeken. U
kunt een wegrestaurant selecteren en de naviga-
tie daarnaartoe starten.
Wanneer de auto opnieuw wordt gestart, is de
ATTENTION ASSIST automatisch ingeschakeld. De
laatst geselecteerde gevoeligheid blij opgesla-
gen.
Systeemgrenzen
De ATTENTION ASSIST is actief in het snelheids-
bereik tussen 60 km/h en 200 km/h.
Wanneer het systeem vanwege een storing niet
beschikbaar is, brandt het waarschuwingslampje
ATTENTION ASSIST Û permanent op het
bestuurdersdisplay.
De ATTENTION ASSIST werkt met name in de vol-
gende situaties slechts beperkt en waarschuwin-
gen wordt vertraagd of helemaal niet gegeven:
RBij een ritduur van minder dan circa 30 minu-
ten
RBij een slechte staat van het wegdek (kuilen
en wegoneenheden)
Rijden en parkeren 361
F206 0105 07
RBij sterke zijwind
RBij een sportieve rijstijl (hoge bochtsnelheden
of krachtige acceleraties)
RBij een actieve stuurassistent van de actieve
afstandsassistent DISTRONIC
RBij een verkeerd ingestelde tijd
RIn actieve rijsituaties, bij frequente wisseling
van rijstrook en snelheid
RWanneer het ESP® niet beschikbaar is
Hiertoe eveneens de informatie over de display-
meldingen die op het bestuurdersdisplay kunnen
worden weergegeven in acht nemen.
In de volgende situaties wordt de vermoeidheids-
en opmerkzaamheidsanalyse van de ATTENTION
ASSIST teruggezet en bij verder rijden opnieuw
gestart:
RU schakelt de auto uit.
RU doet de veiligheidsgordel af en opent het
bestuurdersportier, bijvoorbeeld bij het wisse-
len van bestuurder of bij een pauze.
ATTENTION ASSIST instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Ondersteuning 5ATTENTION ASSIST
Gevoeligheid instellen
#Z naast ATTENTION ASSIST selecteren.
#Standaard of Gevoelig selecteren.
TEMPOMAT en limiter
Werking van de TEMPOMAT
De TEMPOMAT regelt de snelheid op de door de
bestuurder ingevoerde waarde af.
Wanneer u bijvoorbeeld accelereert om in te
halen, wordt de opgeslagen snelheid niet gewist.
Wanneer u na de inhaalmanoeuvre de voet van
het gaspedaal neemt, regelt de TEMPOMAT de
snelheid weer terug naar de opgeslagen snelheid.
U kunt elke snelheid vanaf 20 km/h tot de door
de constructie bepaalde maximumsnelheid of de
opgeslagen winterbandenlimiet instellen.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/ pagina 349).
Mercedes‑AMG auto's: De TEMPOMAT is slechts
tot een snelheid van maximaal 250 km/h beschik-
baar.
Weergaven op het bestuurdersdisplay
Rh (grijs): De TEMPOMAT is geselecteerd,
maar nog niet geactiveerd, of tijdelijk passief.
Rh (groen): De TEMPOMAT is geactiveerd.
Een opgeslagen snelheid wordt onder de weer-
gave h weergegeven en gemarkeerd in de
snelheidsmeter.
Systeemgrenzen
Op een helling kan het voorkomen dat de TEMPO-
MAT de snelheid niet kan aanhouden. Wanneer
het einde van de helling is bereikt, wordt de opge-
slagen snelheid weer aangehouden.
Bij lange en steile afdalingen moet vroegtijdig in
een lagere versnelling worden geschakeld. Hier
vooral op letten wanneer de auto beladen is. Zo
wordt gebruikgemaakt van de remwerking van de
motor. Daardoor wordt het remsysteem ontlast en
362 Rijden en parkeren
F206 0105 07
wordt voorkomen dat de remmen oververhit raken
en te snel slijten.
De TEMPOMAT in de volgende situaties niet
gebruiken:
RIn verkeerssituaties met veelvuldige snelheids-
wisselingen, bijvoorbeeld bij druk verkeer of
op wegen met veel bochten
ROp gladde wegen. De aangedreven wielen
kunnen bij het accelereren hun grip verliezen
en de auto kan in een slip raken
RBij slecht zicht
Werking van de limiter
De limiter begrenst de snelheid van de auto. Om
op de opgeslagen snelheid af te regelen, remt de
limiter automatisch.
De snelheid kan op de volgende manieren worden
begrensd:
RVariabel: Voor een kortstondige begrenzing
van de rijsnelheid, bijvoorbeeld binnen de
bebouwde kom
RPermanent: Voor een langdurige begrenzing
van de rijsnelheid, bijvoorbeeld bij het gebruik
van winterbanden
U kunt elke snelheid vanaf 20 km/h tot de door
de constructie bepaalde maximumsnelheid of de
opgeslagen winterbandenlimiet instellen. Wanneer
de auto is gestart, kunt u de instelling ook uitvoe-
ren bij stilstaande auto.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/ pagina 349).
Mercedes‑AMG auto's: De limiter is slechts tot
een snelheid van maximaal 250 km/h beschik-
baar.
Weergaven op het bestuurdersdisplay
RÈ (grijs): Variabele limiter is geselecteerd,
maar nog niet geactiveerd.
RÈ (knippert grijs): Variabele limiter is tijde-
lijk passief.
RÈ (groen): Variabele limiter is geactiveerd.
Een opgeslagen snelheid wordt onder de weer-
gave È weergegeven en gemarkeerd in de
snelheidsmeter.
Wanneer het gaspedaal tot voorbij het drukpunt
wordt ingedrukt (kickdown), wordt de variabele
limiter passief geschakeld. Op het bestuurdersdis-
play verschijnt de melding È passief en de
weergave È knippert.
De variabele limiter wordt in de volgende situaties
opnieuw geactiveerd:
RDe rijsnelheid daalt tot onder de opgeslagen
snelheid.
RDe opgeslagen snelheid wordt opgeroepen.
REen nieuwe snelheid wordt opgeslagen.
TEMPOMAT of variabele limiter bedienen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door opgeslagen snelheid
Wanneer u de opgeslagen snelheid oproept en
deze lager is dan de actuele snelheid, remt de
auto af.
#Rekening houden met de verkeerssituatie
voordat de opgeslagen snelheid wordt
opgeroepen.
Voorwaarden
TEMPOMAT
RDe TEMPOMAT is geselecteerd.
Rijden en parkeren 363
F206 0105 07
RHet ESP® is ingeschakeld, maar mag niet
regelen.
RDe rijsnelheid bedraagt minimaal 20 km/h.
RDe transmissie staat in de stand h.
Variabele limiter
RDe variabele limiter is geselecteerd.
Bedieningspaneel van het stuurwiel TEMPOMAT en
variabele limiter
JOpgeslagen of herkende snelheid overne-
men
±TEMPOMAT of variabele limiter deactiveren
hTEMPOMAT selecteren
ÈVariabele limiter selecteren
1Bedieningspaneel snelheid verhogen of ver-
lagen
TEMPOMAT en variabele limiter bedienen:
#Met slechts één vinger de betreende toets
indrukken of over het bedieningspaneel vegen.
Omschakelen tussen TEMPOMAT en variabele
limiter:
#TEMPOMAT selecteren: h indrukken.
#Variabele limiter selecteren: È indrukken.
%Auto's met actieve afstandsassistent
DISTRONIC: De variabele limiter wordt via een
andere toets gekozen (/ pagina 369).
TEMPOMAT of variabele limiter activeren:
#M of N op het bedieningspaneel 1
indrukken.
De actueel gereden snelheid wordt opgesla-
gen en door de auto aangehouden (TEMPO-
MAT) of begrensd (variabele limiter).
of
#J indrukken.
De laatst opgeslagen snelheid wordt opgeroe-
pen en door de auto aangehouden (TEMPO-
MAT) of begrensd (variabele limiter).
364 Rijden en parkeren
F206 0105 07
Wanneer daarvoor de laatst opgeslagen snel-
heid is gewist, wordt de momenteel gereden
snelheid opgeslagen.
%Wanneer de auto wordt geparkeerd, wordt de
laatst opgeslagen snelheid gewist.
Wanneer u de TEMPOMAT of de actieve
afstandsassistent DISTRONIC activeert, wordt
de laatst opgeslagen snelheid voor de varia-
bele limiter gewist.
Opgeslagen snelheid verhogen/verlagen:
#Opgeslagen snelheid verhogen: Van onder
naar boven over het bedieningspaneel 1
vegen.
RDe opgeslagen snelheid wordt met 1 km/h
verhoogd.
#Opgeslagen snelheid verlagen: Van boven naar
onder over het bedieningspaneel 1 vegen.
RDe opgeslagen snelheid wordt met 1 km/h
verlaagd.
of
#Kort M of N op het bedieningspaneel
1 indrukken.
De opgeslagen snelheid wordt tot het vol-
gende tiental (bijvoorbeeld 50 km/h of
60 km/h) verhoogd of verlaagd.
of
#M of N op het bedieningspaneel 1
indrukken en ingedrukt houden.
De opgeslagen snelheid wordt tot het vol-
gende tiental en vervolgens in stappen van
10 km/h verhoogd of verlaagd.
of
#De auto op de gewenste snelheid brengen.
#M op het bedieningspaneel 1 indrukken.
%Wanneer de variabele limiter op passief wordt
geschakeld, kunt u de opgeslagen snelheid
daarvan niet in stappen van 1 km/h verhogen
of verlagen.
Herkende snelheid overnemen:
Wanneer de verkeerstekenassistent bij geacti-
veerde TEMPOMAT of variabele limiter een ver-
keersbord met een toegestane maximumsnelheid
hee herkend en dit op het bestuurdersdisplay
wordt weergegeven:
#J indrukken.
De toegestane maximumsnelheid van het ver-
keersbord wordt opgeslagen en door de auto
aangehouden of overeenkomstig begrensd.
TEMPOMAT of variabele limiter deactiveren:
#± indrukken.
%Wanneer u remt, het ESP® uitschakelt of wan-
neer het ESP® regelt, wordt de TEMPOMAT
gedeactiveerd. De variabele limiter wordt niet
gedeactiveerd.
%Wanneer de auto wordt geparkeerd, wordt de
laatst opgeslagen snelheid gewist.
Wanneer u de TEMPOMAT of de actieve
afstandsassistent DISTRONIC selecteert,
wordt de laatst opgeslagen snelheid voor de
variabele limiter gewist.
Informatie over de permanente limiter
Als de auto langdurig een bepaalde snelheid niet
mag overschrijden (bijvoorbeeld bij het gebruik
van winterbanden), kan dit met de permanente
limiter worden ingesteld.
Rijden en parkeren 365
F206 0105 07
In het multimediasysteem kunt u daartoe de snel-
heid op een waarde tussen 160 km/h en
240 km/h begrenzen (/ pagina 53).
Kort voor het bereiken van de ingestelde snelheid
verschijnt deze op het bestuurdersdisplay. Als u
de melding bevestigt, wordt zolang de auto niet
wordt geparkeerd geen melding meer gegeven.
Een nieuwe melding verschijnt pas weer nadat de
auto opnieuw is gestart of wanneer de ingestelde
snelheid wordt gewijzigd.
Ook bij kickdown kan de permanente limiter niet
passief worden geschakeld en blij de rijsnelheid
onder de ingestelde snelheid.
Snelheidsbegrenzing bij winterbanden instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Winterbanden-limiet
#Winterbanden-limiet in- of uitschakelen.
Snelheid instellen
#Winterbanden-limiet selecteren.
#Een snelheid selecteren.
Actieve afstandsassistent DISTRONIC
Werking van de actieve afstandsassistent
DISTRONIC
De actieve afstandsassistent DISTRONIC houdt bij
een vrije doorgang de ingestelde snelheid aan.
Wanneer er voorliggers worden herkend wordt de
ingestelde afstand aangehouden, indien nodig tot
stilstand. De auto wordt afhankelijk van de
afstand tot de voorligger en de ingestelde snel-
heid versneld of vertraagd. Snelheid en de afstand
worden in het stuurwiel ingesteld en opgeslagen.
Beschikbaar snelheidsbereik:
RAuto's zonder rijassistentiepakket: 20 km/h -
160 km/h
RAuto's met rijassistentiepakket: 20 km/h -
210 km/h
%De instelbare regelsnelheid kan afwijken, wan-
neer een snelheidsbegrenzing (bijvoorbeeld
winterbandenlimiet) (/ pagina 365) is opge-
slagen.
Verdere eigenschappen van de actieve afstands-
assistent DISTRONIC:
RAanpassing van de rijstijl overeenkomstig het
gekozen rijprogramma (energiebesparend,
comfortabel of dynamisch) (/ pagina 297)
RInleiding van een acceleratie naar de opgesla-
gen snelheid wanneer de richtingaanwijzer
wordt ingeschakeld om naar de snellere rij-
strook te wisselen
RAuto's met rijassistentiepakket:
-Reactie op herkende stilstaande voertui-
gen binnen de bebouwde kom (met uitzon-
dering van etsen en motoretsen)
-Inachtneming van eenzijdige inhaalverbo-
den op autosnelwegen of meerbaans
wegen met gescheiden rijbanen (landsaf-
hankelijk)
366 Rijden en parkeren
F206 0105 07
%In het menu DYNAMIC SELECT kan de rijstijl
van de actieve afstandsassistent DISTRONIC
worden ingesteld. Afhankelijk van het gekozen
rijprogramma is het rijgedrag energiebespa-
rend, comfortabel of dynamisch georiënteerd.
In het menu Actieve afstandsassistent kan de
rijstijl permanent op comfortabel of dyna-
misch worden ingesteld (/ pagina 375).
Auto's met actieve parkeerassistent en rijassisten-
tiepakket: Wanneer de auto door de actieve
afstandsassistent DISTRONIC tot stilstand wordt
afgeremd, kan deze binnen 30 seconden automa-
tisch de weer wegrijdende voorligger volgen, als
het systeem herkent dat de bestuurder het stuur-
wiel aanraakt. Wanneer bij het wegrijden een kri-
tieke situatie in de omgeving wordt herkend, bij-
voorbeeld een persoon voor de auto, vindt een
optische en akoestische overnamewaarschuwing
plaats en moet de bestuurder zelf ingrijpen. De
auto wordt niet verder versneld.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/ pagina 349).
Weergave op bestuurdersdisplay in het menu
Assistentie
1Voorligger
2Afstandsschaal
3Ingestelde voorgeschreven afstand
Een herkende voorligger 1 wordt groen geaccen-
tueerd. Deze kan zich eveneens op de aangren-
zende linker rijstrook bevinden wanneer rechts
inhalen niet is toegestaan, bijvoorbeeld op auto-
snelwegen.
Permanente statusindicatie
Rç (grijs): Actieve afstandsassistent
DISTRONIC geselecteerd, maar nog niet actief
Rç (groene snelheidsmeter, grijs voertuig):
Actieve afstandsassistent DISTRONIC actief,
snelheid ingesteld
Rç (groen): Actieve afstandsassistent
DISTRONIC actief en voertuig herkend
De opgeslagen snelheid onder de permanente
statusindicatie weergegeven en wordt gemarkeerd
in de snelheidsmeter. Wanneer de actieve
afstandsassistent DISTRONIC passief is, wordt de
statusindicatie grijs weergegeven.
Is de snelheid van de voorligger of de snelheids-
aanpassing op basis van de verwachte routege-
beurtenis lager dan de opgeslagen snelheid, dan
branden de segmenten in de snelheidsmeter.
Wanneer de ingestelde voorgeschreven afstand
wordt vergroot of verkleint, verschijnt kort de
weergave h.
%De stand-by stand wordt via het groene auto-
symbool ç cyclisch weergegeven.
Rijden en parkeren 367
F206 0105 07
%Wanneer u het gaspedaal tot voorbij de instel-
ling voor de actieve afstandsassistent
DISTRONIC bedient, wordt het systeem pas-
sief geschakeld. Op het bestuurdersdisplay
verschijnt gedurende korte tijd de melding
ç passief.
Systeemgrenzen
Het systeem kan bijvoorbeeld in de volgende situ-
aties mogelijk niet correct werken of buiten wer-
king zijn:
RBij sneeuw, regen, mist, veel spatwater, ver-
blinding, direct invallend zonlicht of sterk wis-
selende lichtomstandigheden
RWanneer de voorruit in de omgeving van de
camera vervuild, beslagen, beschadigd of
afgedekt is
RWanneer de radarsensoren vervuild of afge-
dekt zijn
RIn parkeergarages of op wegen met steile hel-
lingen
RBij smalle voorliggers, zoals etsen of motor-
etsen
Op gladde wegen kunnen bovendien een of meer-
dere wielen door remmen of accelereren hun grip
verliezen en kan de auto in een slip raken.
De actieve afstandsassistent DISTRONIC in deze
situaties niet gebruiken.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door accelereren of remmen van de
actieve afstandsassistent DISTRONIC
De actieve afstandsassistent DISTRONIC kan
in bijvoorbeeld de volgende gevallen accelere-
ren of remmen:
RWanneer de actieve afstandsassistent
DISTRONIC het wegrijden regelt.
RWanneer de opgeslagen snelheid wordt
opgeroepen terwijl deze duidelijk hoger of
lager is dan de actueel gereden snelheid.
RWanneer de actieve afstandsassistent
DISTRONIC een voorligger niet meer her-
kent of reageert op niet relevante objec-
ten.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en klaar zijn om te rem-
men.
#Rekening houden met de verkeerssituatie
voordat de opgeslagen snelheid wordt
opgeroepen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij onvoldoende vertraging van de actieve
afstandsassistent DISTRONIC
De actieve afstandsassistent DISTRONIC remt
uw auto met tot 50% van de mogelijke vertra-
ging af. Wanneer deze vertraging niet vol-
doende is, waarschuwt de actieve afstandsas-
sistent DISTRONIC u optisch en akoestisch.
#De snelheid aanpassen en voldoende
afstand houden.
#Zelf remmen en/of uitwijken.
368 Rijden en parkeren
F206 0105 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door beperkte herkenning van de actieve
afstandsassistent DISTRONIC
De actieve afstandsassistent DISTRONIC rea-
geert niet of beperkt:
Rbij het schuin achter elkaar rijden of wisse-
len van rijstrook
Rop voetgangers, dieren, tweewielers of stil-
staande voertuigen of onverwachte obsta-
kels
Rop complexe verkeerssituaties
Rop tegenliggers en kruisend verkeer
De actieve afstandsassistent DISTRONIC kan
in deze situaties niet waarschuwen of onder-
steunend ingrijpen.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en overeenkomstig reage-
ren.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Actieve afstandsassistent DISTRONIC en varia-
bele limiter bedienen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door beperkte herkenning van de actieve
afstandsassistent DISTRONIC
De actieve afstandsassistent DISTRONIC rea-
geert niet of beperkt:
Rbij het schuin achter elkaar rijden of wisse-
len van rijstrook
Rop voetgangers, dieren, tweewielers of stil-
staande voertuigen of onverwachte obsta-
kels
Rop complexe verkeerssituaties
Rop tegenliggers en kruisend verkeer
De actieve afstandsassistent DISTRONIC kan
in deze situaties niet waarschuwen of onder-
steunend ingrijpen.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en overeenkomstig reage-
ren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door accelereren of remmen van de
actieve afstandsassistent DISTRONIC
De actieve afstandsassistent DISTRONIC kan
in bijvoorbeeld de volgende gevallen accelere-
ren of remmen:
RWanneer de actieve afstandsassistent
DISTRONIC het wegrijden regelt.
RWanneer de opgeslagen snelheid wordt
opgeroepen terwijl deze duidelijk hoger of
lager is dan de actueel gereden snelheid.
RWanneer de actieve afstandsassistent
DISTRONIC een voorligger niet meer her-
kent of reageert op niet relevante objec-
ten.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en klaar zijn om te rem-
men.
#Rekening houden met de verkeerssituatie
voordat de opgeslagen snelheid wordt
opgeroepen.
Rijden en parkeren 369
F206 0105 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij onvoldoende vertraging van de actieve
afstandsassistent DISTRONIC
De actieve afstandsassistent DISTRONIC remt
uw auto met tot 50% van de mogelijke vertra-
ging af. Wanneer deze vertraging niet vol-
doende is, waarschuwt de actieve afstandsas-
sistent DISTRONIC u optisch en akoestisch.
#De snelheid aanpassen en voldoende
afstand houden.
#Zelf remmen en/of uitwijken.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door aanpassing van de snelheid door de
actieve snelheidslimietassistent
De snelheid die door de actieve snelheidsli-
mietassistent wordt overgenomen kan in som-
mige gevallen te hoog of onjuist zijn:
Rbij snelheidsbegrenzingen tot onder
20 km/h
RBij regen of mist
Rbij het rijden met een aanhangwagen
#Erop letten dat de rijsnelheid altijd over-
eenkomt met de verkeersregels.
#De gereden snelheid aanpassen aan de
actuele verkeers- en weersomstandighe-
den.
Voorwaarden
Actieve afstandsassistent DISTRONIC:
RDe elektrische parkeerrem is vrijgezet.
RHet ESP® is ingeschakeld en regelt niet.
RDe transmissie staat in de stand h.
RAlle portieren zijn gesloten.
RDe controle van het radarsensorsysteem is
succesvol afgesloten.
Variabele limiter:
RDe variabele limiter is geselecteerd.
JOpgeslagen of herkende snelheid overne-
men
±Actieve afstandsassistent DISTRONIC of
variabele limiter deactiveren
1Snelheid verhogen/verlagen
KVoorgeschreven afstand vergroten/verklei-
nen
IOmschakelen tussen variabele limiter en
actieve afstandsassistent DISTRONIC
370 Rijden en parkeren
F206 0105 07
#Actieve afstandsassistent DISTRONIC of varia-
bele limiter bedienen: Met slechts één vinger
de betreende toets indrukken of over het
schakelaarpaneel vegen.
Omschakelen tussen variabele limiter en actieve
afstandsassistent DISTRONIC
#I indrukken.
Actieve afstandsassistent DISTRONIC of variabele
limiter activeren
#Activeren zonder opgeslagen snelheid: M,
N of J indrukken. Actieve afstandsas-
sistent DISTRONIC: De voet van het gaspedaal
nemen.
De actueel gereden snelheid wordt opgesla-
gen en door de auto aangehouden (actieve
afstandsassistent DISTRONIC) of begrensd
(variabele limiter).
of
#Activeren met opgeslagen snelheid: J
indrukken. Actieve afstandsassistent
DISTRONIC: De voet van het gaspedaal
nemen.
De laatst opgeslagen snelheid wordt opgeroe-
pen en door de auto aangehouden (actieve
afstandsassistent DISTRONIC) of begrensd
(variabele limiter).
Wanneer de opgeslagen snelheid is gewist,
wordt de momenteel gereden snelheid opge-
slagen.
%Wanneer de auto wordt geparkeerd, wordt de
opgeslagen snelheid gewist. Wanneer u de
actieve afstandsassistent DISTRONIC acti-
veert, wordt de opgeslagen snelheid voor de
variabele limiter gewist.
Snelheid verhogen of verlagen
#Opgeslagen snelheid verhogen: Van onder
naar boven over het schakelaarpaneel 1
vegen.
RDe opgeslagen snelheid wordt met 1 km/h
verhoogd.
#Opgeslagen snelheid verlagen: Van boven naar
onder over het schakelaarpaneel 1 vegen.
RDe opgeslagen snelheid wordt met 1 km/h
verlaagd.
of
#Kort aan de bovenzijde M of onderzijde
N op het schakelaarpaneel 1 indrukken.
De opgeslagen snelheid wordt 10 km/h ver-
hoogd of verlaagd.
of
#Aan de bovenzijde M of onderzijde N
op het schakelaarpaneel 1 indrukken en
ingedrukt houden.
De opgeslagen snelheid wordt in stappen van
10 km/h verhoogd of verlaagd.
of
#De auto op de gewenste snelheid brengen.
#Aan de bovenzijde M op het schakelaarpa-
neel 1 indrukken.
Op het bestuurdersdisplay weergegeven snel-
heidslimiet overnemen
#De actieve afstandsassistent DISTRONIC of
variabele limiter activeren: M, N of
J indrukken.
Rijden en parkeren 371
F206 0105 07
#Weergegeven snelheidsbegrenzing overne-
men: J indrukken.
De op het bestuurdersdisplay weergegeven
snelheidslimiet wordt als opgeslagen snelheid
overgenomen. De auto past de snelheid aan
die van de voorligger aan, tot maximaal de
opgeslagen snelheid of begrenst de rijsnelheid
overeenkomstig.
%Een op het bestuurdersdisplay weergegeven
snelheidsbegrenzing wordt alleen tijdens het
rijden overgenomen, niet bij stilstand.
Met behulp van de actieve afstandsassistent
DISTRONIC wegrijden
#De actieve afstandsassistent DISTRONIC acti-
veren en de voet van het rempedaal nemen.
#J indrukken.
of
#Het gaspedaal kort en duidelijk indrukken.
De functies van de actieve afstandsassistent
DISTRONIC worden verder uitgevoerd.
Voorgeschreven afstand tot de voorligger vergro-
ten of verkleinen
#K indrukken.
De weergave h verschijnt. De voorge-
schreven afstand wordt met één stand kleiner.
Wanneer de laagste stand al is geselecteerd,
springt de selectie naar de hoogste stand.
Actieve afstandsassistent DISTRONIC of variabele
limiter deactiveren
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door ingeschakelde actieve afstandsassis-
tent DISTRONIC bij het verlaten van de
bestuurdersstoel
Als de auto alleen door de actieve afstandsas-
sistent DISTRONIC wordt afgeremd en de
bestuurder de bestuurdersstoel verlaat, kan de
auto wegrollen.
#De actieve afstandsassistent DISTRONIC
altijd uitschakelen en de auto tegen weg-
rollen beveiligen, voordat de bestuur-
dersstoel wordt verlaten.
#± indrukken.
%Wanneer u remt, het ESP® uitschakelt of wan-
neer het ESP® regelt, wordt de actieve
afstandsassistent DISTRONIC gedeactiveerd.
De variabele limiter wordt niet gedeactiveerd.
Functie van de actieve snelheidslimietassistent
Als een gewijzigde snelheidsbegrenzing wordt her-
kend terwijl het automatisch overnemen van snel-
heidsbegrenzingen is ingeschakeld, wordt deze
automatisch overgenomen als opgeslagen snel-
heid (/ pagina 375). Snelheidsbegrenzingen
onder 20 km/h worden niet overgenomen.
De rijsnelheid wordt uiterlijk ter hoogte van de
verkeersborden aangepast. Bij plaatsnaamborden
wordt de snelheid overeenkomstig de in de
bebouwde kom geldende snelheid aangepast. De
weergave van de snelheidslimiet op het bestuur-
dersdisplay wordt altijd geactualiseerd ter hoogte
van het verkeersbord.
Indien op Duitse autosnelwegen geen snelheids-
begrenzing geldt, gebruikt het systeem op de
onbegrensde weg de opgeslagen snelheid als
regelsnelheid. Wanneer de opgeslagen snelheid
op een onbegrensde wegen niet wordt veranderd,
372 Rijden en parkeren
F206 0105 07
komt deze overeen met de richtsnelheid van
130 km/h.
Wanneer de actieve afstandsassistent DISTRONIC
door bediening van het gaspedaal passief gescha-
keld is, worden alleen snelheidslimieten overgeno-
men die hoger zijn dan de ingestelde snelheid.
Bij de toegestane maximumsnelheid wordt geen
rekening gehouden met de staat van het wegdek
en de actuele weers- en verkeerssituatie. Uw snel-
heid indien nodig aanpassen.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/ pagina 349).
Systeemgrenzen
Voor de herkenning van verkeerstekens gelden de
systeemgrenzen van de verkeerstekenassistent
(/ pagina 392).
Snelheidsbegrenzingen lager dan 20 km/h wor-
den door het systeem niet automatisch als opge-
slagen snelheid overgenomen. Beperkte snel-
heidsbegrenzingen (bijvoorbeeld tijdelijk of van-
wege het weer) kunnen door het systeem niet
eenduidig worden herkend.
De toegestane maximumsnelheid voor een combi-
natie wordt door het systeem niet herkend.
In deze situaties de snelheid aanpassen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door aanpassing van de snelheid door de
actieve snelheidslimietassistent
De snelheid die door de actieve snelheidsli-
mietassistent wordt overgenomen kan in som-
mige gevallen te hoog of onjuist zijn:
Rbij snelheidsbegrenzingen tot onder
20 km/h
RBij regen of mist
Rbij het rijden met een aanhangwagen
#Erop letten dat de rijsnelheid altijd over-
eenkomt met de verkeersregels.
#De gereden snelheid aanpassen aan de
actuele verkeers- en weersomstandighe-
den.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Werking van de routegebaseerde snelheidsaan-
passing
Wanneer de actieve afstandsassistent DISTRONIC
geactiveerd is, wordt de rijsnelheid aangepast aan
naderende routesituaties. Een naderende routege-
beurtenis wordt, afhankelijk van het gekozen rij-
programma, energiebesparend, comfortabel of
dynamisch gereden. Is de routegebeurtenis
gepasseerd, dan accelereert de auto weer naar de
opgeslagen snelheid. Daarbij worden de inge-
stelde afstand, herkende voorligger en naderende
snelheidslimieten in acht genomen.
De routegebaseerde snelheidsaanpassing kan in
het multimediasysteem worden geactiveerd
(/ pagina 375).
De volgende routegebeurtenissen worden in aan-
merking genomen:
RBochten
RRotondes
RT-kruisingen
RSplitsingen en afritten
RFiles die worden genaderd (alleen met Live
Trac (/ pagina 557))
Rijden en parkeren 373
F206 0105 07
Daarnaast wordt de snelheid verlaagd, wanneer
bij ingeschakelde richtingaanwijzer een van de
volgende situaties wordt herkend:
RAfslaan op kruisingen
RRijden op uitvoegstroken
RRijden op rijstroken aangrenzend op uitvoeg-
stroken
De bestuurder is altijd verantwoordelijk voor de
keuze van een passende snelheid en voor het in
acht nemen van andere verkeersdeelnemers. Dit
geldt in het bijzonder op kruisingen, rotondes en
verkeerspleinen en bij verkeerslichtsystemen,
omdat de routegebaseerde snelheidsaanpassing
de auto niet tot stilstand afremt.
De aanpassing van de snelheid wordt in de vol-
gende gevallen beëindigd:
RWanneer de richtingaanwijzer voorafgaand aan
de routegebeurtenis wordt uitgeschakeld en
ervan wordt uitgegaan, dat de routegebeurte-
nis niet van belang is voor de bestuurder.
RWanneer de bestuurder tijdens de procedure
het gas- of rempedaal bedient.
Systeemgrenzen
De routegebaseerde snelheidsaanpassing houdt
geen rekening met eventuele voorrangsregels. De
bestuurder is verantwoordelijk voor het aanhou-
den van het wegenverkeersreglement en een aan-
gepaste snelheid.
Bij lastige omgevingsomstandigheden kan de
keuze van de snelheid door het systeem niet
geschikt zijn voor de situatie. Dit is bijvoorbeeld
het geval in de volgende situaties:
ROnoverzichtelijk verloop van de rijbaan
RRijstrookversmallingen
RVerschillende toegestane maximumsnelheden
op afzonderlijke rijstroken, bijvoorbeeld bij tol-
poorten
RNatheid, sneeuw of ijs
RWanneer een transportinrichting, bijvoorbeeld
een aanhangwagen of etsdrager, op de aan-
hangwagenvoorziening is bevestigd en de
elektrische verbinding correct tot stand is
gebracht
In deze situaties moet de bestuurder zelf overeen-
komstig ingrijpen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks routegebaseerde snelheidsaan-
passing
De routegebaseerde snelheidsaanpassing kan
in de volgende situaties onjuist zijn of tijdelijk
niet beschikbaar zijn:
Rals de bestuurder niet de vooruitberekende
route volgt
Rwanneer kaartgegevens niet actueel of niet
beschikbaar zijn
Rbij wegwerkzaamheden
Rbij slechte weers‑ en wegdekomstandighe-
den
Rwanneer het gaspedaal wordt bediend
Rbij elektronisch weergegeven snelheidsbe-
grenzingen
#De snelheid aan de verkeerssituatie aan-
passen.
374 Rijden en parkeren
F206 0105 07
Rijstijl van de actieve afstandsassistent instel-
len
Voorwaarden
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC is
ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Rijden 5Actieve afstandsassistent
Rijstijl selecteren
#Op basis van DYNAMIC SELECT, Dynamisch
of Comfortabel selecteren.
%Meer informatie over de actieve afstandsas-
sistent DISTRONIC (/ pagina 369).
Snelheidsaanpassing instellen
#Snelheidslimiet-overname of Routegeba-
seerde snelheidsaanpassing selecteren.
Wanneer deze functies actief zijn, wordt de rij-
snelheid aangepast aan een vooruitliggende
routegebeurtenis of een snelheidsbegrenzing.
%Wanneer een van de volgende systemen actief
is, kan de herkende snelheid handmatig als
toegestane maximumsnelheid worden overge-
nomen:
RActieve afstandsassistent DISTRONIC
RTEMPOMAT
RVariabele limiter
%Meer informatie over de snelheidsaanpassing
(/ pagina 373).
Werking van de actieve le-assistent
De actieve leassistent ondersteunt u in de le op
wegen met gescheiden rijbanen en meerdere
afzonderlijke rijstroken binnen maximaal
60 seconden met automatisch wegrijden en sub-
tiele stuurbewegingen. De leassistent richt zich
op de voorligger en op rijstrookmarkeringen. De
actieve leassistent houdt automatisch een veilige
afstand tot de voorligger en tot invoegende voer-
tuigen aan.
De actieve leassistent vereist dat de bestuurder
het stuurwiel voortdurend vasthoudt, zodat hij
altijd koers- of spoorcorrigerend kan ingrijpen.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/ pagina 349).
De actieve leassistent wordt automatisch geacti-
veerd wanneer aan alle volgende voorwaarden is
voldaan:
RU rijdt op een autosnelweg of een autoweg in
de le.
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC is
ingeschakeld en actief (/ pagina 369).
RDe actieve stuurassistent is ingeschakeld en
actief (/ pagina 378).
RDe rijsnelheid is max. 60 km/h.
Wanneer de actieve le-assistent actief is, ver-
schijnt de statusindicatie ¬ op het bestuur-
dersdisplay.
Systeemgrenzen
Voor de actieve leassistent gelden de systeem-
grenzen van de actieve afstandsassistent
DISTRONIC en de actieve stuurassistent
(/ pagina 376).
Rijden en parkeren 375
F206 0105 07
Actieve stuurassistent
Werking van de actieve stuurassistent
De actieve stuurassistent is slechts tot een snel-
heid van 210 km/h beschikbaar. Het systeem
ondersteunt u met subtiele stuuringrepen, om in
het midden van de rijstrook te blijven rijden. De
actieve stuurassistent richt zich, afhankelijk van
de gereden snelheid, op voorliggers en rijstrook-
markeringen.
%Afhankelijk van het land kan de actieve stuur-
assistent zich bij lagere snelheden oriënteren
op het omringende verkeer. Indien nodig kan
de actieve stuurassistent dan ook buiten de
centrale positie op de rijstrook ondersteunen.
Wanneer de herkenning van rijstrookmarkeringen
en voorligger nadelig wordt beïnvloed, wisselt de
actieve stuurassistent naar de passieve toestand.
Het systeem biedt in dat geval geen ondersteu-
ning.
Permanente statusindicatie op het bestuurders-
display
ØGrijs: Ingeschakeld en passief
ØGroen: Ingeschakeld en actief
ØRood knipperend: Verzoek om actieve
terugmelding door de bestuurder of over-
gang van de actieve naar de passieve toe-
stand, herkenning van systeemgrenzen
%In de overgang van de actieve naar de pas-
sieve toestand wordt het symbool Ø ver-
groot en knipperend weergegeven. Wanneer
de passieve toestand bereikt is, wordt het
symbool Ø op het bestuurdersdisplay grijs
weergegeven.
Aanrakingsherkenning
Het is vereist dat de bestuurder het stuurwiel
voortdurend vasthoudt, zodat hij altijd kan sturen
en zo koers- of spoorcorrigerend kan ingrijpen. De
bestuurder moet voortdurend rekening houden
met een omschakeling van de actieve toestand
naar de passieve toestand of omgekeerd.
Wanneer het systeem herkent dat de bestuurder
gedurende langere tijd niet zelf stuurt of de han-
den van het stuurwiel neemt, wordt eerst optisch
gewaarschuwd. Op het bestuurdersdisplay ver-
schijnt de melding 1. Wanneer de bestuurder
nog steeds niet actief stuurt of geen terugmelding
aan het systeem gee, klinkt naast de optische
waarschuwing herhaalt een waarschuwingssig-
naal.
Wanneer de bestuurder gedurende langere tijd
niet op deze waarschuwing reageert, kan een
noodstop worden ingeleid (/ pagina 378).
De waarschuwing wordt niet gegeven of wordt
beëindigd, zodra het systeem herkent dat de
bestuurder het stuurwiel vasthoudt.
376 Rijden en parkeren
F206 0105 07
De aanrakingsherkenning kan beperkt zijn of niet
functioneren als geen direct contact tussen een
hand en het stuurwiel aanwezig is, bijvoorbeeld bij
het dragen van handschoenen of als het stuurwiel
van een stuurwielhoes is voorzien.
Wanneer de actieve stuurassistent herkent dat
een systeemgrens is bereikt, wordt een optische
waarschuwing gegeven en klinkt een waarschu-
wingssignaal.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/ pagina 349).
Systeemgrenzen
De actieve stuurassistent beschikt over een
begrensd stuurmoment voor de dwarsgeleiding.
De stuuringreep is eventueel niet voldoende om
de auto in de rijstrook te houden.
Het systeem kan in de volgende situaties mogelijk
niet correct werken of buiten werking zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door sneeuw,
regen, mist, veel spatwater, sterk wisselende
lichtomstandigheden of schaduwen op de rij-
baan
RWanneer de auto wordt verblind, bijvoorbeeld
door tegemoetkomend verkeer, direct inval-
lend zonlicht of reecties
RBij ontoereikende verlichting van de rijbaan
RWanneer de voorruit in de omgeving van de
camera vervuild, beslagen, beschadigd of
afgedekt is, bijvoorbeeld door een sticker
RWanneer geen of meerdere niet eenduidige
rijstrookmarkeringen voor een rijstrook aanwe-
zig zijn of de markeringen snel veranderen, bij-
voorbeeld bij wegwerkzaamheden of splitsin-
gen
RWanneer de rijstrookmarkeringen versleten,
donker of bedekt zijn, bijvoorbeeld door vuil of
sneeuw
RWanneer de afstand tot de voorligger te klein
is en daardoor de rijstrookmarkeringen niet
worden herkend
RBij zeer smalle en bochtige rijbanen
RBij obstakels die op de rijstrook staan of over
de rand van de rijstrook uitsteken, bijvoor-
beeld geleidebakens
RWanneer een transportinrichting, bijvoorbeeld
een aanhangwagen of etsdrager, op de aan-
hangwagenvoorziening is bevestigd en de
elektrische verbinding correct tot stand is
gebracht
Het systeem biedt in de volgende situaties geen
ondersteuning:
RIn zeer krappe bochten of bij het afslaan
RBij het oversteken van kruisingen
ROp rotondes of bij tolpoortjes
RBij het veranderen van rijstrook of het inscha-
kelen van de richtingaanwijzer
RBij een te lage bandenspanning
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door onverwachte afbreking van de wer-
king van de actieve stuurassistent
Wanneer de systeemgrenzen van de actieve
stuurassistent worden bereikt, is niet gewaar-
borgd dat het systeem actief blij of dat de rij-
strook gevolgd wordt.
Rijden en parkeren 377
F206 0105 07
#De handen altijd aan het stuurwiel hou-
den en de verkeerssituatie opmerkzaam
in acht nemen.
#De auto altijd afhankelijk van het verkeer
en de situatie besturen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door onverwachte stuuringrepen door de
actieve stuurassistent
De herkenning van rijstrookmarkeringen en
objecten kan een storing vertonen en tot
onverwachte stuuringrepen leiden.
#Overeenkomstig de verkeerssituatie stu-
ren.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Actieve stuurassistent in- of uitschakelen
Voorwaarden
RHet ESP® is ingeschakeld, maar regelt niet.
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC is
ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Rijden
#Actieve stuurassistent in- of uitschakelen.
Functie van de actieve noodstopassistent
De actieve noodstopassistent bewaakt het stuur-
wiel alsmede het gas- en rempedaal. Wanneer het
systeem een gebrek aan activiteit van de bestuur-
der herkent en detecteert dat de auto dreigt de
rijstrook te verlaten, kan een waarschuwing wor-
den gegeven en een noodstop worden ingeleid.
Auto's zonder rijassistentiepakket: Het systeem is
vanaf een snelheid van circa 60 km/h beschik-
baar.
Auto's met rijassistentiepakket: Wanneer de
actieve stuurassistent uitgeschakeld is, is het sys-
teem vanaf een snelheid van circa 60 km/h
beschikbaar.
Wanneer de auto dreigt de rijstrook te verlaten,
wordt in de volgende gevallen een waarschuwing
gegeven:
RDe bestuurder raakt het stuurwiel langere tijd
niet aan of er is langere tijd geen stuurbewe-
ging gemeten (afhankelijk van de uitrusting
van de auto).
RNoch het gaspedaal, noch het rempedaal wor-
den bediend.
%Auto's met rijassistentiepakket: Wanneer de
actieve stuurassistent ingeschakeld en actief
is, wordt alleen het stuurwiel door het sys-
teem bewaakt. Wanneer de bestuurder lan-
gere tijd het stuurwiel niet aanraakt, kan
ondanks pedaalbediening een waarschuwing
worden weergegeven.
De aanwijzingen met betrekking tot de aanra-
kingsherkenning van de actieve stuurassistent
in acht nemen (/ pagina 376).
378 Rijden en parkeren
F206 0105 07
De actieve noodstopassistent gee na elkaar de
volgende waarschuwingen:
RDe melding 1 verschijnt op het bestuurders-
display.
RNaast de weergave 1 klinkt er ook een waar-
schuwingssignaal.
RDe melding Noodstop wordt gestart ver-
schijnt op het bestuurdersdisplay, er klinkt een
continu waarschuwingssignaal, de auto acce-
lereert niet meer en eventueel wordt de veilig-
heidsgordel voortdurend licht aangespannen.
RDe snelheid van de auto wordt stapsgewijs
verlaagd tot stilstand. Daarbij worden abrupte
rempulsen gegeven.
%Auto's met rijassistentiepakket: Wanneer de
actieve afstandsassistent DISTRONIC actief is
en de bestuurder de veiligheidsgordel en het
bestuurdersportier opent, kan direct een
noodstop worden ingeleid.
Auto's met rijassistentiepakket: Landsafhankelijk
wordt, indien mogelijk, naar de naastgelegen rij-
strook gewisseld. De rijstrookwisseling is alleen
mogelijk naar de buitenste rijstrook, niet naar de
vluchtstrook.
Zodra het automatisch afremmen begint wordt de
actieve afstandsassistent DISTRONIC beëindigd.
Landsafhankelijk wordt bovendien de alarmknip-
perlichtinstallatie ingeschakeld.
Wanneer de auto stilstaat, worden de volgende
handelingen uitgevoerd:
RDe auto wordt met de elektrische parkeerrem
beveiligd.
RDe auto wordt ontgrendeld.
RIndien mogelijk, wordt een noodoproep naar
de Mercedes-Benz alarmcentrale verstuurd.
Voordat de automatische afremming begint, kunt
u de actieve noodstopassistent annuleren door te
sturen.
Nadat de automatische afremming is begonnen
kunt u de actieve noodstopassistent als volgt
annuleren:
RGas geven of remmen: De noodstop wordt
afgebroken, de waarschuwingsmelding, het
waarschuwingssignaal en de stuurondersteu-
ning blijven actief.
RSturen: De stuurondersteuning wordt afgebro-
ken, de waarschuwingsmelding en het waar-
schuwingssignaal blijven actief, de auto wordt
verder afgeremd.
%De actieve noodstopassistent kan maximaal
drie keer binnen een rijcyclus een noodstop
starten. Daarna zijn de actieve stuurassistent
en de actieve noodstopassistent geblokkeerd
tot de auto opnieuw gestart wordt.
Rijden en parkeren 379
F206 0105 07
Systeemgrenzen
Voor de herkenning van voertuigen en andere
obstakels dient u de systeemgrenzen van de vol-
gende functies in acht te nemen:
RActieve afstandsassistent DISTRONIC
(/ pagina 366)
RActieve stuurassistent (/ pagina 376)
RActieve rijstrookwisselassistent
(/ pagina 380)
RActive Brake Assist System (/ pagina 382)
Auto's zonder rijassistentiepakket:
De actieve noodstopassistent is in de volgende
gevallen niet actief:
RDe actieve spoorassistent hee een systeem-
grens bereikt.
RDe actieve spoorassistent is niet gereed (grijze
statusindicatie) of uitgeschakeld (witte status-
indicatie) (/ pagina 402).
Actieve rijstrookwisselassistent
Functie van de actieve rijstrookwisselassistent
De actieve rijstrookwisselassistent ondersteunt de
bestuurder bij het wisselen van rijstrook en wordt
geactiveerd door kort knipperen.
Daartoe moet aan de volgende voorwaarde zijn
voldaan:
RU rijdt op een autosnelweg of een autoweg.
RDe rijsnelheid ligt tussen 80 km/h en
180 km/h.
RDe aangrenzende rijstrook is van de eigen rij-
strook afgescheiden door een onderbroken
rijstrookmarkering.
REr wordt geen voertuig of obstakel herkend op
de aangrenzende rijstrook.
RDe sensoren hebben sinds de laatste keer
starten van de auto eenmaal een voertuig met
voldoende afstand achter de eigen auto her-
kend.
RDe actieve rijstrookwisselassistent is in het
multimediasysteem geselecteerd.
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC en
de actieve stuurassistent worden op de auto-
snelweg geactiveerd.
In de volgende gevallen is het systeem niet
beschikbaar en moet dit opnieuw worden geacti-
veerd:
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC en
de actieve stuurassistent werden reeds vóór
het oprijden van de autosnelweg geactiveerd.
RHet systeem herkent de weg waarop wordt
gereden kortstondig niet meer als autosnel-
weg of snelwegachtige weg, bijvoorbeeld bij
een snelwegknooppunt.
Wanneer de actieve rijstrookwisselassistent weer
een geschikte weg herkent, kunt u deze via een
van de toetsen J, M of N opnieuw acti-
veren.
380 Rijden en parkeren
F206 0105 07
Weergave op bestuurdersdisplay in het menu
Assistentie
1Groene pijl: Wisselen van rijstrook gestart
2Rode pijl: Veranderen van rijstrook afgebroken
Wanneer de actieve rijstrookwisselassistent
beschikbaar is, verschijnt de weergave ± met
groene pijlen op het bestuurdersdisplay. Wanneer
het systeem is geactiveerd maar momenteel niet
beschikbaar is, verschijnt de weergave ± met
grijze pijlen op het bestuurdersdisplay.
Wanneer op de aangrenzende rijstrook geen voer-
tuig of obstakel wordt herkend en wanneer het
wisselen van rijstrook is toegestaan, dan wordt
hiermee begonnen nadat de bestuurder het kort
knipperen hee geactiveerd. Het wisselen van rij-
strook wordt aan de bestuurder getoond met een
groen knipperende pijl naast het stuurwielsym-
bool ± . Op het bestuurdersdisplay wordt in
het menu Assistentie een groene pijl 1 op de
betreende naastgelegen rijstrook weergegeven.
Bovendien verschijnt bijvoorbeeld de mel-
dingRijstrookwisseling naar links.
De actieve rijstrookwisselassistent kan in onder
andere de volgende situaties worden afgebroken:
RDe omgevingsomstandigheden veranderen
(bijvoorbeeld herkend obstakel).
RDe bestuurder neemt de handen van het
stuurwiel.
RDe bestuurder stuurt te sterk of in de tegenge-
stelde richting.
RDe bestuurder bedient de richtingaanwijzers in
de tegengestelde richting.
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC of de
actieve stuurassistent worden gedeactiveerd.
RHet veranderen van rijstrook kan niet zoals
gepland door de auto worden uitgevoerd.
Het afbreken van de actieve rijstrookwisselassis-
tent wordt als volgt weergegeven:
RDe pijl in de geselecteerde rijrichting wordt
rood.
ROp het bestuurdersdisplay verschijnt een over-
eenkomstige melding.
RIn bepaalde gevallen klinkt een waarschu-
wingssignaal.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door verwisselen van rijstrook naar
bezette rijstrook
De rijstrookwisselassistent kan niet altijd een-
duidig herkennen of de naastgelegen rijstrook
vrij is.
Het verwisselen van rijstrook kan ondanks
bezette aangrenzende rijstrook worden inge-
leid.
Rijden en parkeren 381
F206 0105 07
#Vóór het wisselen van rijstrook controle-
ren dat de aangrenzende rijstrook vrij is
en dat gevaar voor andere verkeersdeel-
nemers uitgesloten is.
#Het verwisselen van rijstrook controle-
ren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door onverwachte afbreking van de wer-
king van de rijstrookwisselassistent
Wanneer de systeemgrenzen van de rijstrook-
wisselassistent worden bereikt, is niet gewaar-
borgd dat het systeem actief blij.
De rijstrookwisselassistent biedt dan geen
ondersteunende stuurmomenten meer.
#Het verwisselen van rijstrook altijd uit-
voeren met de handen aan het stuurwiel
en controleren. De verkeerssituatie con-
troleren en indien nodig sturen en/of
remmen.
Systeemgrenzen
Voor de actieve rijstrookwisselassistent gelden de
systeemgrenzen van de actieve stuurassistent
(/ pagina 376).
Bovendien kan het systeem in de volgende situ-
aties mogelijk niet correct werken of buiten wer-
king zijn:
RDe sensoren zijn beschadigd, afgedekt of ver-
vuild (/ pagina 350).
RDe exterieurverlichting gee een defect aan.
RHet systeem herkent geen geschikte weg, bij-
voorbeeld bij scherpe bochten of kort na een
oprit.
RDe auto bevindt zich bij wegwerkzaamheden.
%Na aevering van de auto initialiseren de sen-
soren van de actieve rijstrookwisselassistent
zich automatisch over een bepaalde afstand.
Tijdens deze inleerprocedure is de actieve
rijstrookwisselassistent niet beschikbaar en
verschijnen er geen pijlen naast het symbool
van de actieve stuurassistent Ø.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/ pagina 349).
Actieve rijstrookwisselassistent instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Rijden 5Actieve rijstrookwisselassistent
#Actieve rijstrookwisselassistent selecteren.
#Kiezen uit de instellingsmogelijkheden Aan of
Uit.
%Wanneer de Actieve stuurassistent is uitge-
schakeld, dan kan de Actieve rijstrookwisse-
lassistent niet worden bediend.
Active Brake Assist System
Werking van het Active Brake Assist System
Het Active Brake Assist System bestaat uit de vol-
gende functies:
RAfstandswaarschuwingsfunctie
RBotswaarschuwing
RAutonome remfunctie
382 Rijden en parkeren
F206 0105 07
RAan de situatie aangepaste rembekrachtiging
RAuto's met rijassistentiepakket en actieve
stuurassistent: Uitwijkstuurassistent
RAuto's met rijassistentiepakket: Uitwijkstuur-
assistent
RAuto's met rijassistentiepakket: Kruispuntfunc-
tie
Het Active Brake Assist System kan u helpen om
het aanrijdingsgevaar met voertuigen, etsers en
voetgangers te minimaliseren of de gevolgen van
een ongeval te beperken.
Wanneer het Active Brake Assist System het
gevaar van een botsing herkent, klinkt een waar-
schuwingssignaal en gaat het waarschuwings-
lampje afstandswaarschuwing L branden.
In het menu Assistentie wordt een te geringe
afstand 1 tot een voorligger rood weergegeven.
Wanneer u de afstand verder verkleind, wordt ook
de voorligger rood geaccentueerd. Bij een her-
kend aanrijdingsgevaar verschijnen rode radargol-
ven 2 vóór de auto.
%Auto's met PRE-SAFE®: Afhankelijk van het
land wordt bovendien een haptische waar-
schuwing gegeven door de gordel licht te
spannen.
Wanneer u niet op de waarschuwing reageert, kan
in kritische situaties autonoom worden afgeremd.
In bijzonder kritische situaties kan het Active
Brake Assist System ervoor zorgen dat ook direct
autonoom kan worden afgeremd. Het waarschu-
wingssignaal en het waarschuwingslampje
afstandswaarschuwing L worden in dit geval
samen met het remmen geactiveerd.
Wanneer u in een kritieke situatie zelf remt of tij-
dens het autonoom remmen het rempedaal
indrukt, volgt er een aan de situatie aangepaste
rembekrachtiging. Indien nodig wordt de remdruk
verhoogd tot een noodstop.
Wanneer het systeem autonoom remt of een aan
de situatie aangepaste rembekrachtiging uitvoert,
verschijnt de pop-up 1 op het bestuurdersdis-
play; deze doo na korte tijd.
Rijden en parkeren 383
F206 0105 07
Door de activering van de autonome remfunctie of
de aan de situatie aangepaste rembekrachtiging
kunnen bovendien preventieve maatregelen voor
de veiligheid van de inzittenden (PRE-SAFE®) wor-
den gestart.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij een beperkte herkenning door het
Active Brake Assist System
Het Active Brake Assist System kan objecten
en complexe verkeerssituaties niet altijd
ondubbelzinnig herkennen.
In deze gevallen kan het Active Brake Assist
System:
Rzonder reden waarschuwen of remmen
Rniet waarschuwen of niet remmen.
Het Active Brake Assist System is slechts een
hulpmiddel. De bestuurder is zelf verantwoor-
delijk voor een voldoende veilige afstand, de
snelheid en het tijdig remmen.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en niet uitsluitend op het
Active Brake Assist System vertrouwen.
#Gereed zijn om te remmen en eventueel
uit te wijken.
Wanneer het Active Brake Assist System is uitge-
schakeld of de werking, bijvoorbeeld door active-
ring van een ander rijsysteem, beperkt is, gaat het
waarschuwingslampje Active Brake Assist System
ê op het bestuurdersdisplay branden.
Wanneer het systeem als gevolg van vervuilde of
beschadigde sensoren of vanwege een storing
niet beschikbaar is of wanneer de functionaliteit
beperkt is, gaat het waarschuwingslampje Active
Brake Assist System Ó in het bestuurdersdis-
play branden.
Eveneens de systeemgrenzen van het Active
Brake Assist System in acht nemen.
De afzonderlijke deelfuncties zijn in de volgende
genoemde snelheidsbereiken beschikbaar.
Afstandswaarschuwingsfunctie
De afstandswaarschuwingsfunctie waarschuwt u,
wanneer vanaf circa 30 km/h gedurende meer-
dere seconden de afstand tot de voorligger te
gering is voor de gereden snelheid. In dit geval
gaat het waarschuwingslampje afstandswaarschu-
wing L op het bestuurdersdisplay branden.
Wanneer bij hogere snelheden de afstand tot de
voorligger verkleint, begint het waarschuwings-
lampje afstandswaarschuwing L te knipperen.
Botswaarschuwing
De botswaarschuwing kan u in de volgende situ-
aties vanaf circa 7 km/h met een onderbroken
waarschuwingssignaal en het waarschuwings-
lampje afstandswaarschuwing L ondersteu-
nen.
Auto's zonder rijassistentiepakket:
Rbij snelheden tot circa 250 km/h op voorlig-
gers
Rbij snelheden tot circa 80 km/h op stilstaande
voertuigen, voorbij lopende voetgangers en
vooruitrijdende etsers
Rbij snelheden tot circa 70 km/h op kruisende
voetgangers en etsers
Rbij snelheden tot circa 60 km/h op stilstaande
voetgangers en etsers
384 Rijden en parkeren
F206 0105 07
Auto's met rijassistentiepakket:
Rbij snelheden tot circa 250 km/h op voorlig-
gers
Rbij snelheden tot circa 120 km/h op krui-
sende voertuigen, voetgangers en etsers
Rbij snelheden tot circa 100 km/h op stil-
staande voertuigen
Rbij snelheden tot circa 80 km/h op vooruitrij-
dende etsers
Rbij snelheden tot circa 70 km/h op stilstaande
voetgangers en etsers
Autonome remfunctie
De autonome remfunctie kan vanaf een snelheid
van circa 7 km/h in de volgende situaties ingrij-
pen.
Auto's zonder rijassistentiepakket:
Rbij snelheden tot circa 250 km/h op voorlig-
gers
Rbij snelheden tot circa 80 km/h op vooruitrij-
dende etsers, voorbij lopende voetgangers
en stilstaande voertuigen
Rbij snelheden tot circa 70 km/h op kruisende
voetgangers en etsers
Auto's met rijassistentiepakket:
Rbij snelheden tot circa 250 km/h op voorlig-
gers
Rbij snelheden tot circa 120 km/h op krui-
sende voertuigen, voetgangers en etsers
Rbij snelheden tot circa 100 km/h op stil-
staande voertuigen
Rbij snelheden tot circa 80 km/h op vooruitrij-
dende etsers
Rbij snelheden tot circa 70 km/h op stilstaande
voetgangers en etsers
Aan de situatie aangepaste rembekrachtiging
De aan de situatie aangepaste rembekrachtiging
kan vanaf een snelheid van circa 7 km/h in de
volgende situaties ingrijpen.
Auto's zonder rijassistentiepakket:
Rbij snelheden tot circa 250 km/h op voorlig-
gers
Rbij snelheden tot circa 80 km/h op vooruitrij-
dende etsers, voorbij lopende voetgangers
en stilstaande voertuigen
Rbij snelheden tot circa 70 km/h op kruisende
voetgangers en etsers
Rbij snelheden tot circa 60 km/h op stilstaande
voetgangers en etsers
Auto's met rijassistentiepakket:
Rbij snelheden tot circa 250 km/h op voorlig-
gers
Rbij snelheden tot circa 120 km/h op krui-
sende voertuigen, voetgangers en etsers
Rbij snelheden tot circa 100 km/h op stil-
staande voertuigen
Rbij snelheden tot circa 80 km/h op vooruitrij-
dende etsers
Rbij snelheden tot circa 70 km/h op stilstaande
voetgangers en etsers
Rijden en parkeren 385
F206 0105 07
Afbreken van een remingreep van het Active
Brake Assist System
Een remingreep van het Active Brake Assist Sys-
tem kunt u op elk moment als volgt beëindigen:
Rdoor maximale bediening van het gaspedaal of
de kickdown
Rdoor het loslaten van het rempedaal
Wanneer aan een van de volgende voorwaarden is
voldaan, kan het Active Brake Assist System de
remingreep beëindigen:
RU wijkt uit voor een obstakel door te sturen.
REr bestaat geen aanrijdingsgevaar meer.
REr wordt geen obstakel meer in het traject van
de auto herkend.
Reactie op tegenliggers (alleen auto's met rijassis-
tentiepakket)
Het Active Brake Assist System kan ook reageren
op herkende tegenliggers:
RReactie tot een snelheid van circa 100 km/h
RWaarschuwing voor tegenliggers door waar-
schuwingssignaal en waarschuwingslampje
afstandswaarschuwing L
RAutonome remingreep, om de ernst van het
ongeval te reduceren
Kruispuntfunctie (alleen auto's met rijassistentie-
pakket)
Wanneer bij het wegrijden en bij stapvoets rijden
gevaar voor een botsing met kruisend verkeer
wordt herkend, gaan achtereenvolgens drie rode
pijlen in de betreende richting op het bestuur-
dersdisplay branden, samen met het waarschu-
wingslampje afstandswaarschuwing L in het
bestuurdersdisplay. Wanneer de situatie bijzonder
kritisch is, knipperen de pijlen. Bovendien klinkt
een waarschuwingssignaal. Wanneer u niet op de
waarschuwing reageert, kan in kritische situaties
de acceleratie worden begrensd of autonoom
worden afgeremd. Het autonome remmen kan
ook verhinderen dat kan worden weggereden en
de auto op zijn plaats houden. In bijzonder kriti-
sche situaties kan het Active Brake Assist System
ervoor zorgen dat ook direct autonoom kan wor-
den afgeremd. Het waarschuwingslampje
afstandswaarschuwing L en het waarschu-
wingssignaal worden in dit geval samen met het
remmen geactiveerd.
Wanneer het systeem autonoom remt of een aan
de situatie aangepaste rembekrachtiging uitvoert,
verschijnt een pop-up op het bestuurdersdisplay;
deze doo na korte tijd.
In de instelling Laat van het Active Brake Assist
System is de zuiver optische waarschuwingsfunc-
tie en de begrenzing van de mogelijke acceleratie
gedeactiveerd. Wanneer de situatie bijzonder kri-
tisch is, kan nog steeds een optische waarschu-
wing en een waarschuwingssignaal worden uitge-
geven en autonoom remmen worden geactiveerd.
386 Rijden en parkeren
F206 0105 07
Uitwijkstuurassistent
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks uitwijk-stuurassistent
De uitwijkstuurassistent kan objecten en com-
plexe verkeerssituaties niet altijd ondubbelzin-
nig herkennen.
Bovendien is de stuurondersteuning van de
uitwijk-stuurassistent niet voldoende om een
aanrijding te vermijden.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en niet uitsluitend op de
uitwijk-stuurassistent vertrouwen.
#Gereed zijn om te remmen en eventueel
uit te wijken.
#De ondersteuning door actief sturen in
niet-kritische rijsituaties beëindigen.
#Met aangepaste snelheid rijden, als zich
voetgangers in de buurt van de auto
bevinden.
De uitwijkstuurassistent hee de volgende eigen-
schappen:
RHerkenning van voetgangers, etsers en voer-
tuigen
RHulp bij herkende uitwijkmanoeuvres met
extra stuurondersteuning
RActivering door snelle stuurbeweging bij een
uitwijkmanoeuvre
ROndersteuning bij het uitwijken en weer in
rechte lijn brengen van de auto
RReactie vanaf een snelheid van circa 20 km/h
tot een snelheid van circa 110 km/h
U kunt de ondersteuning van de uitwijkstuurassis-
tent altijd beëindigen door tegen te sturen.
Systeemgrenzen
Na het inschakelen van de auto of na het wegrij-
den is gedurende korte tijd nog niet de volledige
werking van het systeem beschikbaar. Zolang de
werking beperkt is, kan ook het waarschuwings-
lampje Active Brake Assist System Æ in het
bestuurdersdisplay worden weergegeven. Afhan-
kelijk van de omgevingsomstandigheden kan het
enkele minuten duren tot de volledige werking
beschikbaar is.
Het systeem kan met name in de volgende situ-
aties mogelijk niet correct werken of buiten wer-
king zijn:
RBij sneeuw, regen, mist, veel spatwater, ver-
blinding, direct invallend zonlicht of sterk wis-
selende lichtomstandigheden
RWanneer de sensoren vervuild, beslagen,
beschadigd of afgedekt zijn (/ pagina 350)
RWanneer de sensoren door andere radarbron-
nen worden gehinderd, bijvoorbeeld bij sterke
radarreectie in parkeergarages
RWanneer bandenspanningsverlies of een
beschadigde band is herkend of weergegeven
RBij complexe verkeerssituaties waarbij objec-
ten niet altijd eenduidig kunnen worden her-
kend
RWanneer voetgangers, etsers of voertuigen
zich snel binnen het registratiegebied van de
sensoren bewegen
Rijden en parkeren 387
F206 0105 07
RWanneer verkeersdeelnemers door andere
objecten worden afgedekt of zich dicht naast
andere objecten bevinden
RWanneer de typische contour van een voet-
ganger of een etser niet voldoende opvalt
tegen de achtergrond
RWanneer een voetganger of een etser niet
meer als zodanig wordt herkend, bijvoorbeeld
door speciale kleding of andere objecten
RWanneer de bestuurder de gordel niet hee
omgegespt
RIn scherpe bochten
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Active Brake Assist System instellen
Voorwaarden
RDe auto is ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Botsingspreventie
#De functie in- of uitschakelen.
%Geadviseerd wordt om het Active Brake Assist
System altijd ingeschakeld te laten.
Wanneer het Active Brake Assist System wordt
uitgeschakeld, worden de afstandswaarschu-
wingsfunctie, de botswaarschuwing, de autonome
remfunctie en de uitwijkstuurassistent uitgescha-
keld.
%Wanneer het Active Brake Assist System is
uitgeschakeld, verschijnt op het bestuurders-
display in het statusgedeelte het symbool
æ. De volgende keer dat de auto wordt
gestart is het systeem weer ingeschakeld.
Waarschuwingstijdstip instellen
#Z naast Actieve remassistent selecteren.
#Vroeg, Gemiddeld of Laat selecteren.
%Wanneer de ATTENTION ASSIST tekenen van
vermoeidheid of een microslaap herkend
hee, kan het systeem landsafhankelijk eer-
der dan ingesteld waarschuwen. Meer infor-
matie over de ATTENTION ASSIST
(/ pagina 360).
Snelheidslimietassistent
Werking van de snelheidslimietassistent
%De snelheidslimietassistent maakt gebruik van
Open Street Map-gegevens, die onder de
voorwaarden van de Open Database Licence
(OBbL) beschikbaar worden gesteld. Meer
informatie vindt u onder: https://
www.osmfoundation.org/wiki/licence.
De snelheidslimietassistent registreert snelheidsli-
mieten met een multifunctionele camera en toont
deze op het bestuurdersdisplay en optioneel op
het head-up-display. Snelheidslimieten met een
beperking op een onderbord (bijvoorbeeld bij nat
wegdek) worden eveneens door de camera her-
kend.
Stopborden worden door het systeem herkend,
waardoor het afzetten van de motor door het ECO
start-stopsysteem voorkomen wordt.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/ pagina 349).
388 Rijden en parkeren
F206 0105 07
Aanwijzingen voor rijden met een aanhangwagen
%Ook de aanwijzingen met betrekking tot het
rijden met een aanhangwagen in acht nemen
(/ pagina 442).
Wanneer een aanhangwagen of etsdrager cor-
rect wordt aangesloten, verschijnt op het centraal
display de vraag over het type aanhangwagen en
over de volgens de typegoedkeuring toegestane
maximumsnelheid (/ pagina 448).
De bestuurder is verantwoordelijk voor het hand-
matig aanpassen van de toegestane maximum-
snelheid in de categorie kleine of grote aanhang-
wagen.
Hierbij moeten met name de landspecieke wet-
ten in acht worden genomen, bijvoorbeeld met
betrekking tot:
Rde door de constructie of typegoedkeuring
bepaalde maximumsnelheid
Rhet toegestaan totaalgewicht met of zonder
trekkend voertuig
Rhet benodigde aantal jaren dat de bestuurder
over een overeenkomstig rijbewijs moet
beschikken
Rsoort en gesteldheid van de weg waarop wordt
gereden
Rde weersomstandigheden
De aan de auto met aanhangwagen aangepaste
toegestane maximumsnelheid kan tijdens het rij-
den in toegestane maximumsnelheide handmatige
of in de automatische snelheidsadaptatie worden
overgenomen (afhankelijk van de uitrusting).
Het systeem kan voor auto met aanhangwagen
rekening houden met relevante onderborden met
betrekking tot de snelheidsbegrenzing een een-
duidige verkeersregels die voor het betreende
wegtype gelden (landsafhankelijk).
Voor een etsdrager kan in het multimediasys-
teem geen toegestane maximumsnelheid worden
geselecteerd. Bij het gebruik van een etsdrager
de voorschrien met betrekking tot de toegestane
maximumsnelheid in de handleiding van de fabri-
kant in acht nemen.
Waarschuwing bij overschrijding van de toege-
stane maximumsnelheid
Het systeem kan u waarschuwen wanneer u per
ongeluk de toegestane maximumsnelheid over-
schrijdt. Landspeciek kunt u in het multimedia-
systeem instellen, met welke waarde de toege-
stane maximumsnelheid mag worden overschre-
den voordat een waarschuwing wordt gegeven. U
kunt instellen of de waarschuwing optisch (door
knipperend verkeersteken op het bestuurdersdis-
play) of optisch en akoestisch moet plaatsvinden.
De selectie van de soort waarschuwing wordt
landspeciek door een melding op het bestuur-
dersdisplay bevestigd.
1Waarschuwing alleen optisch
2Waarschuwing uit
Rijden en parkeren 389
F206 0105 07
%De soort, duur en activeringsdrempel van de
snelheidswaarschuwing en de mogelijkheid
voor het instellen van de activeringsdrempel,
vanaf welke overschrijding moet worden
gewaarschuwd, zijn gebonden aan de lands-
pecieke wetgeving van het land waar de auto
geleverd is.
Weergave op bestuurdersdisplay
1Toegestane snelheid
2Toegestane snelheid bij beperking
3Onderbord met beperking
%Verkeerstekens die van invloed zijn op de toe-
gestane maximumsnelheid, bijvoorbeeld bor-
den die het begin en einde van autowegen
aangeven, kunnen eveneens worden herkend.
Het systeem kan maximaal twee verkeersborden
tegelijkertijd op het bestuurdersdisplay weerge-
ven. Snelheidslimieten worden daarbij altijd met
prioriteit weergegeven. Op het head-up-display
kan maximaal één verkeersbord met een snel-
heidslimiet worden weergegeven. Wanneer er
twee snelheidsborden op het bestuurdersdisplay
worden weergegeven, bijvoorbeeld wanneer er
beperkingen zijn herkend, wordt altijd de waarde
van de linker snelheidslimiet 1 doorgegeven voor
overname door de limiter, de TEMPOMAT of de
actieve afstandsassistent DISTRONIC en weerge-
geven op het head-up-display.
Wanneer de snelheidslimietassistent de toege-
stane maximumsnelheid ter plaatse niet kan bepa-
len, bijvoorbeeld vanwege ontoereikende beweg-
wijzering, verschijnt de volgende weergave op het
bestuurdersdisplay:
Deze weergave is permanent wanneer de auto
zich in een land bevindt waar de snelheidslimiet-
assistent niet wordt ondersteund. De snelheidsli-
mietassistent is niet in alle landen verkrijgbaar.
Wanneer het systeem als gevolg van een techni-
sche storing of een verontreiniging van de voorruit
tijdelijk of permanent niet beschikbaar is, ver-
schijnt een overeenkomstige displaymelding op
het bestuurdersdisplay. Landsafhankelijk brandt
bovendien het waarschuwingslampje ê in het
bestuurdersdisplay.
%Hiertoe ook de informatie met betrekking tot
de displaymeldingen (/ pagina 834) in acht
nemen.
Systeemgrenzen
Het systeem kan in het bijzonder in de volgende
situaties mogelijk niet correct werken of buiten
werking zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door onvoldoende
verlichting van de weg, bij sterk wisselende
schaduwen of door sneeuw, regen, mist, wer-
velend stof of veel spatwater
390 Rijden en parkeren
F206 0105 07
RBij verblinding, bijvoorbeeld door tegemoetko-
mend verkeer, direct invallend zonlicht of door
reecties
RBij vervuiling van de voorruit in het gebied van
de multifunctionele camera of wanneer de
camera beslagen, beschadigd of afgedekt is
RWanneer de verkeerstekens slecht herkenbaar
zijn omdat ze bijvoorbeeld vervuild, afgedekt,
verbleekt, met ijs bedekt, beschadigd, ongun-
stig geplaatst, onvoldoende verlicht of ver-
draaid zijn
RDynamische verkeerssignalering met LED-indi-
cators wordt vanwege technische omstandig-
heden (bijvoorbeeld zendfrequenties) mogelijk
niet of niet juist herkend
RWanneer de borden of wegmarkeringen dub-
belzinnig zijn, bijvoorbeeld vanwege verkeers-
tekens bij wegwerkzaamheden, bij op- en afrit-
ten, bij aangrenzende rijstroken of bij paral-
lelle wegen, bij markeringen van voetgangers-
oversteekplaatsen bij verkeerslichten
RWanneer de bewegwijzering of de wegmarke-
ring niet aan de norm voldoet
RWanneer de bewegwijzering of wegmarkering
landspeciek is en afwijkingen vertoont ten
opzichte van de routebegeleiding van het navi-
gatiesysteem, bijvoorbeeld bij of na wegwerk-
zaamheden
RNa scherpe bochten, wanneer verkeerstekens
buiten het gezichtsveld van de camera gepas-
seerd worden
RBij het inhalen van voertuigen met opgeplakte
of gemonteerde verkeerstekens
RBij het gebruik van transportmiddelen die op
de aanhangwagenkoppeling van de auto zijn
bevestigd, bijvoorbeeld etsdragers, kan het
systeem mogelijk op beperkingen voor combi-
naties reageren
Snelheidslimietassistent instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Ondersteuning 5Snelheidslimietassistent
Snelheidswaarschuwing in- of uitschakelen
%De snelheidswaarschuwing is standaard inge-
schakeld (landsafhankelijk).
#Snelheidswaarschuwing uitschakelen.
De snelheidswaarschuwing blij overeenkom-
stig landsafhankelijke wetgeving uitgeschakeld
totdat de auto de volgende keer wordt in- of
uitgeschakeld en (afhankelijk van de uitrus-
ting) het bestuurdersportier wordt geopend.
%Die akoestische snelheidswaarschuwing kan
ook via snelle toegang, door langer indrukken
van de Mute-toets op het stuurwiel, door
indrukken van het snelheidspictogram in de
statusregel van het centraal display of via een
gesproken opdracht worden uit- en ingescha-
keld (functies zijn landsafhankelijk beschik-
baar).
Soort snelheidswaarschuwing wijzigen
#De waarschuwing wijzigen naar Optisch of
Optisch & Akoestisch.
Geluidssignaal bij nieuwe toegestane maximum-
snelheid in- of uitschakelen
%Het geluidssignaal bij een nieuwe toegestane
maximumsnelheid is af fabriek uitgeschakeld.
De functie legt vast of elke wijziging van de weer-
gegeven snelheid op het bestuurdersdisplay met
Rijden en parkeren 391
F206 0105 07
een subtiel, niet storend geluid wordt onder-
steund.
#De functie in- of uitschakelen.
%De beschikbaarheid van de functie is landsaf-
hankelijk.
Waarschuwingsdrempels instellen
Deze waarde bepaalt, vanaf welke snelheidsover-
schrijding de waarschuwing plaatsvindt.
#Onder waarschuwingsdrempel de gewenste
snelheid instellen.
De beschikbaarheid van de functie is afhankelijk
van landsafhankelijke wetgeving.
Wanneer een van de volgende systemen actief is,
kan de herkende snelheid handmatig als toege-
stane maximumsnelheid worden overgenomen:
RActieve afstandsassistent DISTRONIC
RTEMPOMAT
RVariabele limiter
%Meer informatie over de actieve afstandsas-
sistent DISTRONIC (/ pagina 369).
Verkeerstekenassistent
Functie van de verkeerstekenassistent
De verkeerstekenassistent registreert de ver-
keerstekens met de multifunctionele camera en
vergelijkt deze met de informatie op de digitale
wegenkaart van het navigatiesysteem. Deze
ondersteunt u, door herkende snelheidslimieten
en inhaalverboden weer te geven op het bestuur-
dersdisplay. Snelheidsbegrenzingen kunnen ook
op het Head-up-display worden weergegeven.
Bij het overschrijden van de toegestane maxi-
mumsnelheid kan het systeem u waarschuwen.
In sommige landen kan het systeem u meer func-
ties bieden en u waarschuwen wanneer u voet-
gangersoversteekplaatsen nadert of wanneer u op
het punt staat, per ongeluk een stopbord of een
rood verkeerslicht te negeren.
Verkeerstekens met een beperking op een onder-
bord (bijvoorbeeld bij nat wegdek) kunnen even-
eens door de camera worden herkend en geanaly-
seerd.
De verkeerstekenassistent gee alleen geselec-
teerde borden op het bestuurdersdisplay weer. De
werkelijke verkeerstekens en snelheidslimieten
hebben voorrang boven de verkeerstekens en
snelheidslimieten die op het bestuurdersdisplay
worden weergegeven.
Aanwijzingen voor rijden met een aanhangwagen
%Ook de aanwijzingen met betrekking tot het
rijden met een aanhangwagen in acht nemen
(/ pagina 442).
Wanneer een aanhangwagen of etsdrager cor-
rect wordt aangesloten, verschijnt op het centraal
display de vraag over het type aanhangwagen en
over de volgens de typegoedkeuring toegestane
maximumsnelheid (/ pagina 448).
De bestuurder is verantwoordelijk voor het hand-
matig aanpassen van de toegestane maximum-
snelheid in de categorie kleine of grote aanhang-
wagen.
Hierbij moeten met name de landspecieke wet-
ten in acht worden genomen, bijvoorbeeld met
betrekking tot:
Rde door de constructie of typegoedkeuring
bepaalde maximumsnelheid
Rhet toegestaan totaalgewicht met of zonder
trekkend voertuig
392 Rijden en parkeren
F206 0105 07
Rhet benodigde aantal jaren dat de bestuurder
over een overeenkomstig rijbewijs moet
beschikken
Rsoort en gesteldheid van de weg waarop wordt
gereden
Rde weersomstandigheden
De aan de auto met aanhangwagen aangepaste
toegestane maximumsnelheid kan tijdens het rij-
den in de handmatige of in de automatische snel-
heidsadaptatie worden overgenomen (afhankelijk
van de uitrusting).
Het systeem kan voor auto met aanhangwagen
rekening houden met relevante onderborden met
betrekking tot de snelheidsbegrenzing een een-
duidige verkeersregels die voor het betreende
wegtype gelden (landsafhankelijk).
Voor een etsdrager kan in het multimediasys-
teem geen toegestane maximumsnelheid worden
geselecteerd. Bij het gebruik van een etsdrager
de voorschrien met betrekking tot de toegestane
maximumsnelheid in de handleiding van de fabri-
kant in acht nemen.
Bovendien de volgende aanwijzingen in acht
nemen:
REen snelheid kiezen die is aangepast aan de
rij-, milieu- en weersomstandigheden.
RDe werkelijke verkeerstekens in acht nemen.
RDe geldende verkeersregels en voorschrien
in acht nemen.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/ pagina 349).
Weergaven op het bestuurdersdisplay
1Toegestane snelheid
2Toegestane snelheid bij beperking
3Onderbord met beperking
Het systeem kan maximaal twee verkeersborden
tegelijkertijd op het bestuurdersdisplay weerge-
ven. Snelheidslimieten worden daarbij altijd met
prioriteit weergegeven. Op het head-up-display
kan maximaal één verkeersbord met een snel-
heidslimiet worden weergegeven. Wanneer er
twee snelheidsborden op het bestuurdersdisplay
worden weergegeven, bijvoorbeeld wanneer er
beperkingen zijn herkend, wordt altijd de waarde
van de linker snelheidslimiet 1 doorgegeven voor
Rijden en parkeren 393
F206 0105 07
overname door de limiter, de TEMPOMAT of de
actieve afstandsassistent DISTRONIC en weerge-
geven op het head-up-display.
Voorbeelden van weer te geven verkeerstekens
De verkeerstekenassistent kan de volgende ver-
keerstekens 1 herkennen en weergeven:
RSnelheidsbeperkingen
RBeëindigingen van snelheidsbeperkingen
RInhaalverboden
RWoonerven
RLandsafhankelijk: Borden die het begin of het
einde van snelwegen en autosnelwegen aan-
geven
De verkeerstekenassistent kan de volgende onder-
borden 3 herkennen en indien nodig de relevan-
tie van de beperkingen met behulp van andere
voertuigsensoren analyseren:
Rbij nat wegdek
Rbij gladheid
Rbij mist
Rtijdelijke beperkingen
Ruitritten
Rbeperkingen voor aanhangwagens
De verkeerstekenassistent maakt ook gebruik van
de gegevens van de digitale wegenkaart van het
navigatiesysteem. Wanneer u een gemeentegrens
passeert of een andere weg inslaat, bijvoorbeeld
bij een snelwegoprit of -afrit of na het afslaan bij
een kruising, kan de weergave op het bestuur-
dersdisplay daarom ook zonder herkende ver-
keerstekens steeds actueel blijven.
%De digitale wegenkaart van het navigatiesys-
teem regelmatig actualiseren, zodat de ver-
keerstekenassistent optimaal blij functione-
ren (/ pagina 40).
Bovendien kan het systeem ook naderende snel-
heidslimieten op het bestuurdersdisplay en op het
head-up-display weergeven. Op het bestuurders-
display kan bovendien de afstand tot een nade-
rende, lagere snelheidslimiet worden weergege-
ven. Hierbij wordt gebruikgemaakt van informatie
uit de digitale wegenkaart van het navigatiesys-
teem. In het menu Assistentie kan eveneens een
dynamische visualisatie van naderende snelheids-
begrenzingen worden weergegeven.
Wanneer de verkeerstekenassistent de toegestane
maximumsnelheid ter plaatse niet kan bepalen,
bijvoorbeeld vanwege ontoereikende bewegwijze-
ring, verschijnt de volgende weergave op het
bestuurdersdisplay:
De verkeerstekenassistent is niet in alle landen
beschikbaar. Wanneer de auto zich in een land
bevindt waar de verkeerstekenassistent niet wordt
ondersteund, is deze weergave permanent.
Wanneer de verkeerstekenassistent als gevolg van
een technische storing of een verontreiniging van
394 Rijden en parkeren
F206 0105 07
de voorruit tijdelijk of permanent niet beschikbaar
is, verschijnt het waarschuwingslampje verkeers-
tekenassistent ê op het bestuurdersdisplay.
%Hiertoe ook de informatie over de displaymel-
dingen van de verkeerstekenassistent in acht
nemen (/ pagina 834).
Waarschuwing bij overschrijding van de toege-
stane maximumsnelheid
Het systeem kan u waarschuwen wanneer u per
ongeluk de toegestane maximumsnelheid over-
schrijdt. Landspeciek kunt u in het multimedia-
systeem instellen, met welke waarde de toege-
stane maximumsnelheid mag worden overschre-
den voordat een waarschuwing wordt gegeven. U
kunt de waarschuwing uitzetten of instellen of de
waarschuwing optisch (door knipperend verkeers-
teken op het bestuurdersdisplay) of optisch en
akoestisch moet plaatsvinden. De gekozen instel-
ling wordt door een melding op het bestuurders-
display bevestigd.
1Waarschuwing alleen optisch
2Waarschuwing uit
%De soort, de duur en de activeringsfases van
de snelheidswaarschuwing en de mogelijkheid
voor het instellen van de activeringsfases,
vanaf welke overschrijding moet worden
gewaarschuwd, zijn gebonden aan de lands-
pecieke wetgeving van het land waar de auto
geleverd is.
Verdere functies van de verkeerstekenassistent
(landspeciek)
Waarschuwing bij borden die een inrijverbod aan-
geven: De verkeerstekenassistent kan u waar-
schuwen, bijvoorbeeld wanneer u een afrit van
een autosnelweg of een eenrichtingsstraat aan de
verkeerde kant inrijdt.
Waarschuwing bij voetgangersoversteekplaatsen:
De verkeerstekenassistent kan u tot een rijsnel-
heid van circa 70 km/h waarschuwen, wanneer u
een voetgangersoversteekplaats nadert en zich
voetgangers in de gevarenzone bevinden of zich
hierheen begeven.
Waarschuwing bij stopborden: De verkeersteke-
nassistent kan u tot een rijsnelheid van circa
70 km/h waarschuwen, wanneer u op het punt
staat, per ongeluk een stopbord te negeren. Daar-
toe moeten de borden ondubbelzinnig zijn, bij-
voorbeeld wanneer het systeem meerdere stop-
borden herkent of een stopbord aan de hand van
de digitale navigatiekaart kan bevestigen. Wan-
neer meerdere borden met verschillende aandui-
dingen worden herkend, kan er geen waarschu-
wing worden gegeven.
Waarschuwing bij rode verkeerslichten De ver-
keerstekenassistent kan u tot een rijsnelheid van
circa 70 km/h waarschuwen, wanneer u op het
punt staat, per ongeluk een rood verkeerslicht te
negeren.
Rijden en parkeren 395
F206 0105 07
Daartoe moet aan de volgende voorwaarden zijn
voldaan:
REr worden meerdere verkeerslichten herkend.
RAlle herkende verkeerslichten zijn rood.
RMinstens een van de rode verkeerslichten
bevindt zich aan passagierszijde naast de
eigen rijstrook.
RDe verkeerslichten hebben de volgende sig-
naalvolgorde (van boven naar beneden): Rood,
oranje, groen.
%U kunt, indien beschikbaar, de waarschuwing
bij voetgangersoversteekplaatsen, stopborden
en rode verkeerslichten in het menu van de
verkeerstekenassistent onder Verdere waar-
schuwingen in- en uitschakelen
(/ pagina 397).
Systeemgrenzen
Het systeem kan in het bijzonder in de volgende
situaties mogelijk niet correct werken of buiten
werking zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door onvoldoende
verlichting van de weg, bij sterk wisselende
schaduwen of door sneeuw, regen, mist, wer-
velend stof of veel spatwater
RBij verblinding, bijvoorbeeld door tegemoetko-
mend verkeer, direct invallend zonlicht of door
reecties
RBij vervuiling van de voorruit in het gebied van
de multifunctionele camera of wanneer de
camera beslagen, beschadigd of afgedekt is
RWanneer de verkeerstekens slecht herkenbaar
zijn omdat ze bijvoorbeeld vervuild, afgedekt,
verbleekt, met ijs bedekt, beschadigd, ongun-
stig geplaatst, onvoldoende verlicht of ver-
draaid zijn
RDynamische verkeerssignalering met LED-indi-
cators wordt vanwege technische omstandig-
heden (bijvoorbeeld zendfrequenties) mogelijk
niet of niet juist herkend
RWanneer de informatie op de digitale wegen-
kaart van het navigatiesysteem onjuist, onvol-
ledig of verouderd is
RWanneer de borden of wegmarkeringen dub-
belzinnig zijn, bijvoorbeeld vanwege verkeers-
tekens bij wegwerkzaamheden, bij op- en afrit-
ten, bij aangrenzende rijstroken of bij paral-
lelle wegen, bij markeringen van voetgangers-
oversteekplaatsen bij verkeerslichten
RWanneer de bewegwijzering of de wegmarke-
ring niet aan de norm voldoet
RWanneer de bewegwijzering of wegmarkering
landspeciek is en afwijkingen vertoont ten
opzichte van de routebegeleiding van het navi-
gatiesysteem, bijvoorbeeld bij of na wegwerk-
zaamheden
RNa scherpe bochten, wanneer verkeerstekens
buiten het gezichtsveld van de camera gepas-
seerd worden
RBij het inhalen van voertuigen met opgeplakte
of gemonteerde verkeerstekens
RBij het gebruik van transportmiddelen die met
een aanhangwagenkoppeling aan de auto zijn
bevestigd, bijvoorbeeld etsdragers, kunnen
mogelijk de beperkingen voor aanhangwagens
als van toepassing worden verondersteld
396 Rijden en parkeren
F206 0105 07
Verkeerstekenassistent instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Ondersteuning 5Verkeerstekenassistent
Snelheidswaarschuwing in- of uitschakelen
%De snelheidswaarschuwing is standaard inge-
schakeld (landsafhankelijk).
#Snelheidswaarschuwing uitschakelen.
De snelheidswaarschuwing blij overeenkom-
stig landsafhankelijke wetgeving uitgeschakeld
totdat de auto de volgende keer wordt in- of
uitgeschakeld of totdat het bestuurdersportier
wordt geopend (afhankelijk van de uitrusting).
%Die akoestische snelheidswaarschuwing kan
ook via snelle toegang, door langer indrukken
van de Mute-toets op het stuurwiel, door
indrukken van het snelheidspictogram in de
statusregel van het centraal display of via een
gesproken opdracht worden uit- en ingescha-
keld (functies zijn landsafhankelijk beschik-
baar).
Soort snelheidswaarschuwing wijzigen
#De waarschuwing wijzigen naar Optisch of
Optisch & Akoestisch.
Waarschuwingsdrempels instellen
Deze waarde bepaalt, vanaf welke snelheidsover-
schrijding de waarschuwing plaatsvindt.
#Onder waarschuwingsdrempel de gewenste
snelheid instellen.
%De beschikbaarheid van de functie is afhanke-
lijk van landsafhankelijke wetgeving.
Geluidssignaal bij nieuwe toegestane maximum-
snelheid in- of uitschakelen
%Het geluidssignaal bij een nieuwe toegestane
maximumsnelheid is af fabriek uitgeschakeld.
De functie legt vast of elke wijziging van de weer-
gegeven snelheid op het bestuurdersdisplay met
een subtiel, niet storend geluid wordt onder-
steund.
#De functie in- of uitschakelen.
%De beschikbaarheid van de functie is landsaf-
hankelijk.
Verdere functies van de verkeerstekenassistent in-
of uitschakelen
#Verdere waarschuwingen in- of uitschakelen.
De beschikbare functies worden in- of uitge-
schakeld.
Het soort waarschuwing voor verdere functies
instellen
#Optisch of Optisch & Akoestisch selecteren.
Verkeerslichtweergave
Informatie over de verkeerslichtweergave
De verkeerslichtweergave ondersteunt de bestuur-
der tijdens het wachten voor een rood verkeers-
licht door de weergave van het camerabeeld op
het centraal display. Het camerabeeld wordt weer-
gegeven, wanneer de bestuurder de eerste auto
voor het rode verkeerslicht is en het wordt uitge-
schakeld wanneer de auto wegrijdt.
Verkeerslichtweergave tonen
Voorwaarden
RDe optie Verkeerslichtweergave is ingescha-
keld .
Rijden en parkeren 397
F206 0105 07
REen verkeerslichtweergave is beschikbaar.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Ondersteuning 5Verkeerslichtweergave
%Deze functie is niet in alle landen beschikbaar.
Wanneer de auto vooraan bij een verkeerslicht
staat, wordt het camerabeeld met verkeerslicht-
weergave op het centraal display weergegeven.
Wanneer de auto wegrijdt wordt het camerabeeld
uitgeschakeld.
#Verkeerslichtweergave in- D of uitschake-
len E.
Verdere beschikbare functies gebruiken
#Z selecteren.
#Op verzoek of Automatisch selecteren.
Wanneer Op verzoek is ingesteld en een ver-
keerslichtweergave beschikbaar is, wordt de
melding Voor verkeerslichtweergave hier
aantippen. weergegeven. Na bevestiging van
de melding verschijnt het camerabeeld.
Wanneer Automatisch is ingesteld, verschijnt
het camerabeeld automatisch wanneer een
verkeerslichtweergave beschikbaar is.
Dodehoek- en actieve dodehoekassistent
Functie van de dodehoek- en actieve dodehoe-
kassistent met uitstapwaarschuwing
De dodehoekassistent en de actieve dodehoekas-
sistent bewaken met radarsensoren het gebied tot
40 m achter en 3 m naast de auto.
Het systeem kan vanaf een rijsnelheid van circa
12 km/h voertuigen herkennen die in dit contro-
legebied rijden en een waarschuwing geven.
Statusindicatie op het bestuurdersdisplay
¸Grijs: Het systeem is ingeschakeld maar
niet operationeel.
¸Groen: Het systeem is ingeschakeld en
operationeel.
Weergave op bestuurdersdisplay in het menu Assis-
tentie
Wanneer vanaf een snelheid 12 km/h een voer-
tuig wordt herkend dat direct daarna het waar-
schuwingsgebied naast de auto binnenrijdt, gaat
het waarschuwingslampje in de betreende bui-
tenspiegel rood branden. In het menu Assistentie
brandt eveneens het lampje in de buitenspiegel
1 rood en wordt de rijstrook waarop het voertuig
is herkend, gearceerd weergegeven.
Wanneer een voertuig in het waarschuwingsge-
bied wordt herkend en u de richtingaanwijzer in
de betreende richting inschakelt, klinkt eenmaal
een dubbel waarschuwingssignaal en knippert het
398 Rijden en parkeren
F206 0105 07
waarschuwingslampje in de betreende buiten-
spiegel rood. In de assistentieweergave verschij-
nen rode radargolven 2 naast uw auto.
Wanneer de richtingaanwijzer ingeschakeld blij,
knippert de weergave in de buitenspiegel bij alle
volgende herkende voertuigen, maar klinkt er
geen waarschuwingssignaal. Wanneer u een voer-
tuig snel inhaalt, vindt er geen waarschuwing
plaats.
%Auto's met actieve sfeerverlichting: Wanneer
de Waarschuwingsondersteuning ingescha-
keld is, wordt de waarschuwing bovendien
door de sfeerverlichting bena-
drukt(/ pagina 244).
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/ pagina 349).
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks de dodehoekassistent
De dodehoekassistent reageert niet op voer-
tuigen die met een groot snelheidsverschil
naderen en u inhalen.
De dodehoekassistent kan in deze situatie niet
waarschuwen.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en voldoende zijdelingse
afstand aanhouden.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks de actieve dodehoekassistent
De actieve dodehoekassistent reageert in de
volgende situaties niet:
RAls u voertuigen inhaalt met geringe zijde-
lingse afstand en deze zich in het dode-
hoekgebied bevinden.
RAls voertuigen met een groot snelheidsver-
schil naderen en u inhalen.
De actieve dodehoekassistent kan in deze
situaties niet waarschuwen of ingrijpen.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en voldoende zijdelingse
afstand aanhouden.
Uitstapwaarschuwing
De uitstapwaarschuwing is een extra functie van
de dodehoekassistent en van de actieve dodehoe-
kassistent en kan de inzittenden bij het verlaten
van de auto waarschuwen voor naderende voer-
tuigen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks uitstapwaarschuwing
De uitstapwaarschuwing reageert niet op stil-
staande objecten en ook niet op personen of
andere verkeersdeelnemers die met een groot
snelheidsverschil dichterbij komen.
De uitstapwaarschuwing kan in deze situaties
niet waarschuwen.
#Bij het openen van de portieren altijd de
verkeerssituatie in de gaten houden en
erop letten dat voldoende vrije ruimte
aanwezig is.
Wanneer een voertuig het controlegebied binnen-
rijdt, gaat het waarschuwingslampje in de betref-
fende buitenspiegel rood branden.
Rijden en parkeren 399
F206 0105 07
Wanneer een inzittende aan de portiergreep aan
de zijde met het dreigende gevaar trekt, wordt
een dubbel waarschuwingssignaal gegeven en
gaan de sfeerverlichting in het betreende portier
en het waarschuwingslampje in de betreende
buitenspiegel rood knipperen.
%Auto's met sfeerverlichting of met actieve
sfeerverlichting: U kunt de Waarschuwingson-
dersteuning van de sfeerverlichting in- en uit-
schakelen (/ pagina 244).
%De weergave van de waarschuwingsonder-
steuning kan afhankelijk van de uitvoeringsva-
riant en de instelling variëren.
De uitstapwaarschuwing is alleen bij een inge-
schakelde of actieve dodehoekassistent beschik-
baar.
Na het uitschakelen van de auto blij de uitstap-
waarschuwing nog een aantal minuten werken.
Wanneer een deur wordt geopend terwijl de auto
is uitgeschakeld, is de uitstapwaarschuwing
opnieuw gedurende enkele minuten actief. Wan-
neer het waarschuwingslampje in de buitenspiegel
driemaal knippert, is de uitstapwaarschuwing niet
meer beschikbaar.
De uitstapwaarschuwing is slechts een hulpmiddel
en ontslaat de inzittenden er niet van zelf goed te
blijven opletten. De inzittenden blijven altijd ver-
antwoordelijk voor het zonder gevaar openen van
de portieren en het veilig verlaten van de auto.
Systeemgrenzen
De dodehoek- en actieve dodehoekassistent kun-
nen in het bijzonder in de volgende situaties
beperkt beschikbaar zijn:
RBij vervuilde of afgedekte sensoren
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door mist, hevige
regen of sneeuw
RBij smalle voertuigen, bijvoorbeeld etsen of
motoretsen
RBij zeer brede of smalle rijstroken
RBij sterk zijdelings versprongen rijdende voer-
tuigen
Bij vangrails en dergelijke obstakels kunnen onge-
gronde waarschuwingen worden gegeven. Altijd
voldoende zijdelingse afstand tot andere verkeers-
deelnemers en obstakels aanhouden.
Wanneer lang naast lange voertuigen wordt gere-
den, bijvoorbeeld een vrachtwagen, kan de waar-
schuwing worden onderbroken.
Bij ingeschakelde achteruitversnelling zijn de
dodehoekassistent en de actieve dodehoekassis-
tent niet bedrijfsklaar.
Wanneer een transportmiddel, bijvoorbeeld een
aanhangwagen of etsdrager, aan de aanhangwa-
genvoorziening bevestigd is en de elektrische ver-
binding correct is aangesloten, zijn de dodehoe-
kassistent en de actieve dodehoekassistent niet
actief.
Daarnaast kan de werking van de uitstapwaar-
schuwing in de volgende situaties beperkt zijn:
RBij sensorafschaduwing door naburige voertui-
gen in krappe parkeerplekken
RBij het naderen van mensen
RBij stilstaande of langzaam bewegende objec-
ten
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
400 Rijden en parkeren
F206 0105 07
Functie van de remingreep van de actieve
dodehoekassistent
%De functie van de remingreep is alleen
beschikbaar voor auto's met rijassistentiepak-
ket.
Wanneer de actieve dodehoekassistent in het
controlegebied een zijdelings botsingsgevaar her-
kent, wordt een corrigerende remingreep uitge-
voerd. Deze moet door u worden ondersteund,
om een botsing te voorkomen.
De corrigerende remingreep is in het snelheidsbe-
reik tussen circa 30 km/h en circa 200 km/h
beschikbaar.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks remingreep van de actieve dode-
hoekassistent
De corrigerende remingreep kan een aanrij-
ding niet altijd voorkomen.
#Altijd zelf sturen, remmen of accelere-
ren, in het bijzonder als de actieve dode-
hoekassistent waarschuwt of corrigerend
remt.
#Altijd voldoende zijdelingse afstand aan-
houden.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks actieve dodehoekassistent
De actieve dodehoekassistent reageert niet in
de volgende situaties:
RWanneer andere voertuigen met een hoge
snelheid worden ingehaald.
RWanneer voertuigen met een groot snel-
heidsverschil naderen en u inhalen.
De actieve dodehoekassistent kan in deze
situaties niet waarschuwen of ingrijpen.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en voldoende zijdelingse
afstand aanhouden.
Wanneer een corrigerende remingreep plaats-
vindt, knippert het rode waarschuwingslampje in
de buitenspiegel en klinkt er een dubbel waar-
schuwingssignaal. Bovendien verschijnt er op het
bestuurdersdisplay een melding 1 die u atten-
deert op het zijdelingse aanrijdingsgevaar.
In sporadische gevallen kan het systeem een
onjuiste remingreep uitvoeren. Deze remingreep
kunt u afbreken met licht tegensturen of gas
geven.
Systeemgrenzen
De systeemgrenzen van de actieve dodehoekas-
sistent in acht nemen, anders kunt u gevaren niet
herkennen (/ pagina 398).
Rijden en parkeren 401
F206 0105 07
In het bijzonder in de volgende situaties vindt er
geen of een aan de rijsituatie aangepaste corrige-
rende remingreep plaats:
RAan beide zijden van de auto bevinden zich
voertuigen of obstakels, bijvoorbeeld van-
grails.
REen voertuig nadert u met geringe zijdelingse
afstand.
RU rijdt sportief, met hoge bochtsnelheden.
RU remt nadrukkelijk of gee nadrukkelijk gas.
REen rijveiligheidssysteem grijpt in, bijvoorbeeld
het ESP® of het Active Brake Assist System.
RHet ESP® is uitgeschakeld.
REen bandenspanningsverlies of een bescha-
digde band is herkend.
REen transportmiddel, bijvoorbeeld een aan-
hangwagen of etsdrager, is aan de aanhang-
wagenvoorziening bevestigd en de elektrische
verbinding is correct aangesloten.
Dodehoekassistent of actieve dodehoekassis-
tent in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Botsingspreventie
#Actieve dodehoekassistent in- of uitschake-
len.
Actieve spoorassistent
Functie van de actieve spoorassistent
De actieve spoorassistent bewaakt het gebied
vóór uw auto met de multifunctionele camera
(/ pagina 350) en kan u voor het ongewenst ver-
laten van uw rijstrook behoeden. Het systeem kan
u door een corrigerende stuuringreep terug in uw
rijstrook brengen en bovendien door een merk-
bare terugmelding van het stuurwiel waarschu-
wen. De actieve spoorassistent is beschikbaar in
het snelheidsbereik tussen 60 km/h en
200 km/h.
Het systeem kan onder de volgende voorwaarden
ingrijpen:
RDe actieve spoorassistent herkent een rijst-
rookmarkering.
RU rijdt met een voorwiel over deze rijstrook-
markering.
Wanneer u de richtingaanwijzer inschakelt, vindt
geen stuuringreep aan de betreende zijde plaats.
Wanneer u de rijstrook zonder activering van de
richtingaanwijzer verlaat maar gevaar voor een
aanrijding met een bewegend obstakel op de
eigen rijstrook wordt herkend, vindt geen stuurin-
greep plaats.
Auto's met dodehoekassistent of rijassistentiepak-
ket: Wanneer het systeem een obstakel, bijvoor-
beeld een ander voertuig, op de naastgelegen rij-
strook herkent, vindt ondanks het gebruik van de
richtingaanwijzer een stuuringreep plaats.
Landsafhankelijk kan de Actieve spoorassistent in
de volgende situaties reeds vanaf een snelheid
van circa 45 km/h reageren:
RWanneer de auto door een andere verkeers-
deelnemer wordt ingehaald en gevaar voor
402 Rijden en parkeren
F206 0105 07
een botsing wordt herkend, volgt een corrige-
rende stuuringreep.
RWanneer een herkende rijstrookmarkering
gekruist wordt, volgt een waarschuwing door
een voelbare terugkoppeling in het stuurwiel.
In de volgende gevallen verschijnt de melding 1
op het bestuurdersdisplay en klinkt een waarschu-
wingssignaal:
REen stuuringreep van de actieve spoorassis-
tent duurt langer dan circa tien seconden.
REr vinden twee of meer stuuringrepen van het
systeem binnen circa drie minuten zonder een
stuuringreep van de bestuurder plaats.
In de instellingen van de actieve spoorassistent
kunt u de gevoeligheid van het systeem instellen
en zo bepalen hoe groot de ondersteuning moet
zijn. Ook kunt u vastleggen of het systeem op
onderbroken of alleen op ononderbroken rijstrook-
markeringen moet reageren (/ pagina 405).
Wanneer de ATTENTION ASSIST tekenen van ver-
moeidheid herkent, wordt automatisch de gevoe-
ligste instellingen geselecteerd (/ pagina 360).
Statusindicaties van de actieve spoorassistent
ïWit: De actieve spoorassistent is uitge-
schakeld.
Wanneer het ESP® uitgeschakeld is of een
bandenspanningswaarschuwing wordt
weergegeven, wordt de actieve spoorassis-
tent automatisch uitgeschakeld.
ïGeel: Er is een storing aanwezig. Hiertoe
ook de displaymeldingen in acht nemen.
ðGrijs: De actieve spoorassistent is inge-
schakeld, maar niet gereed om te werken.
ðGroen: De actieve spoorassistent is inge-
schakeld en gereed om te werken. Wan-
neer het systeem slechts aan één zijde
gereed is, wordt alleen de rijstrookmarke-
ring aan de betreende zijde groen weer-
gegeven.
ðRood: De actieve spoorassistent hee u
door middel van een corrigerende stuurin-
greep naar uw rijstrook teruggevoerd. Wan-
neer bovendien een haptische waarschu-
wing in het stuurwiel plaatsvindt, knippert
de statusindicatie. Alleen de rijstrookmar-
kering aan de zijde waarvoor de waarschu-
wing geldt wordt rood weergegeven.
Auto's zonder rijassistentiepakket: Wan-
neer beide rijstrookmarkeringen in de sta-
tusindicatie tegelijkertijd rood worden
weergegeven, hee de actieve spoorassis-
tent een noodstop gestart
(/ pagina 378).
Rijden en parkeren 403
F206 0105 07
Weergave van de actieve spoorassistent in het
menu "Assistentie"
Wanneer u met een voorwiel over een herkende
rijstrookmarkering rijdt, wordt dit in het menu
Assistentie op het bestuurdersdisplay rood geac-
centueerd.
%Auto's met actieve sfeerverlichting: Wanneer
de Waarschuwingsondersteuning ingescha-
keld is, wordt de waarschuwing van de actieve
spoorassistent bovendien ondersteund door
de sfeerverlichting (/ pagina 244).
Systeemgrenzen
In de volgende situaties vindt geen corrigerende
stuuringreep plaats, maar wordt afhankelijk van
de situatie een waarschuwing via het stuurwiel
gegeven:
RWanneer u duidelijk actief stuurt, remt of gas
gee
RWanneer een rijveiligheidssysteem ingrijpt, bij-
voorbeeld het ESP®, het Active Brake Assist
System of de actieve dodehoekassistent
RWanneer sportief wordt gereden, bij hoge
bochtsnelheden of snelle acceleraties
RWanneer een transportinrichting, bijvoorbeeld
een aanhangwagen of etsdrager, op de aan-
hangwagenvoorziening is bevestigd en de
elektrische verbinding correct tot stand is
gebracht
Het systeem kan in het bijzonder in de volgende
situaties mogelijk niet correct werken of buiten
werking zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door onvoldoende
verlichting van de weg, bij sterk wisselende
schaduwen of door regen, sneeuw, mist of
veel spatwater
RBij verblinding, bijvoorbeeld door tegemoetko-
mend verkeer, direct invallend zonlicht of
reecties
RBij vervuiling van de voorruit in het gebied van
de multifunctionele camera of wanneer de
camera beslagen, beschadigd of afgedekt is
RBij vervuiling van de bumper bij de radarsen-
soren of wanneer de radarsensoren bescha-
digd of bedekt zijn
RWanneer er geen of meerdere, niet duidelijk
herkenbare rijstrookmarkeringen voor een rij-
strook aanwezig zijn, bijvoorbeeld in de omge-
ving van wegwerkzaamheden
RWanneer de rijstrookmarkeringen versleten,
donker of bedekt zijn
RWanneer de afstand tot de voorligger te klein
is en daardoor de rijstrookmarkeringen niet
worden herkend
RWanneer rijstrookmarkeringen snel wijzigen,
bijvoorbeeld bij aakkingen, kruisingen of
wegversmallingen
404 Rijden en parkeren
F206 0105 07
RBij zeer smalle en bochtige rijbanen
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/ pagina 349).
Actieve spoorassistent in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Botsingspreventie
5Actieve spoorassistent
#De functie in- of uitschakelen.
Als alternatief kan de actieve spoorassistent via
de Snelle toegangen tot de auto y worden in-
en uitgeschakeld.
%De instelling na het starten van de auto is
landafhankelijk.
Actieve spoorassistent instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Botsingspreventie
5Actieve spoorassistent
Gevoeligheid instellen
#Z selecteren.
#Vroeg, Gem. of Laat selecteren.
De laatst geselecteerde instelling wordt geacti-
veerd wanneer de auto weer wordt gestart.
%De standaardinstelling van deze functie ver-
schilt per land.
Ondersteuning op onderbroken rijstrookmarkering
in- of uitschakelen
#Uitgebreide ondersteuning selecteren.
De laatst geselecteerde instelling wordt geacti-
veerd wanneer de auto weer wordt gestart.
%De standaardinstelling van deze functie ver-
schilt per land.
%Deze functie moet bij auto's zonder rijassis-
tentiepakket geactiveerd zijn, zodat de nood-
stopassistent volledig beschikbaar is.
Meer informatie over de noodstopassistent.
(/ pagina 378)
Werking van de DYNAMIC BODY CONTROL
De DYNAMIC BODY CONTROL past de karakteris-
tiek van de dempers continu aan de actuele
bedrijfstoestanden en rijsituatie aan.
De instelling van de demping wordt voor elk wiel
afzonderlijk geregeld en wordt beïnvloed door de
volgende factoren:
Rde staat van het wegdek
Rde belading van de auto
Rde selectie van het rijprogramma
Rde rijstijl
U kunt het rijprogramma instellen met DYNAMIC
SELECT.
Rijden en parkeren 405
F206 0105 07
Functie van de achteras-niveauregeling
%De achteras-niveauregeling is alleen beschik-
baar voor een plug-in-hybride.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar door zak-
kende auto
Auto's met niveauregeling op de achteras: Bij
het uitladen of uitstappen gaat de auto eerst
iets omhoog en zakt vervolgens na korte tijd
tot de ingestelde hoogte.
Daardoor kunnen u en personen in de buurt
van de spatbordrand of de bodemplaat
bekneld raken.
De auto kan ook na het vergrendelen omlaag
gaan.
#Bij het verlaten van de auto controleren
dat zich niemand in de omgeving van de
spatbordranden of de bodemplaat
bevindt.
*AANWIJZING Beschadigingen door het
laten zakken van de auto
Auto's met achteras-niveauregeling: De auto
kan door temperatuurverschillen of langere
standtijden omlaaggaan. Daarbij kunnen car-
rosseriedelen worden beschadigd.
#Bij het parkeren van de auto en bij het
wegrijden controleren of zich geen
obstakels, zoals stoepranden, onder of in
de buurt van de carrosserie bevinden.
De achteras-niveauregeling zorgt voor een con-
stante voertuighoogte bij de achteras, ook als de
auto beladen is.
De achteras-niveauregeling bestaat uit:
RLuchtvering op de achteras
RAutomatische niveauregeling voor het com-
penseren van de belading
AMG RIDE CONTROL
Functie van de AMG RIDE CONTROL
AMG RIDE CONTROL is een elektronisch geregeld
dempingssysteem voor een beter rijcomfort en
een hogere rijveiligheid.
De instelling van de demping wordt voor elk wiel
afzonderlijk geregeld en is afhankelijk van de vol-
gende factoren:
RDe rijstijl, bijvoorbeeld sportief
RDe staat van het wegdek, bijvoorbeeld onef-
fenheden
RIndividuele selectie SPORT, SPORT + of COM-
FORT
De onderstelafstelling is afhankelijk van de rijpro-
grammakeuze.
Bovendien kan de afstelling in elk rijprogramma
individueel via de AMG stuurwieltoets worden
gekozen (/ pagina 407). Na een rijprogramma-
wissel is de automatische onderstelafstelling van
het rijprogramma weer actief.
%Na het opnieuw starten van de auto is auto-
matisch de instelling COMFORT actief.
406 Rijden en parkeren
F206 0105 07
Onderstelafstelling selecteren
%U kunt de onderstelafstelling ook via het mul-
timediasysteem instellen (/ pagina 304).
U kunt kiezen tussen drie verschillende onderstel-
afstellingen:
RCOMFORT voor een comfortabele onderstelaf-
stelling. Deze instelling selecteren wanneer u
de voorkeur gee aan een comfortabele rij-
stijl.
RSPORT voor een hardere onderstelafstelling.
Deze instelling selecteren bij een vlotte rijstijl,
bijv. op bochtige landwegen.
RSPORT + voor een zeer stugge onderstelafstel-
ling.
#De bovenste of onderste displaytoets 1 her-
haald indrukken, tot de displaytoets het sym-
bool ä toont.
%Indien de displaytoets niet het symbool toont,
is deze uitgeschakeld. De weergave van de
functies en hun volgorde kan in het multime-
diasysteem worden ingesteld
(/ pagina 297).
#De betreende toets 2 indrukken.
Het bestuurdersdisplay toont de geselec-
teerde instelling als melding.
Het symbool ä toont de actueel geselecteerde
afstelling:
Rä (blauw): COMFORT
Rä (geel): SPORT
Rä (rood): SPORT +
RACE START
Informatie over de RACE START
%RACE START is alleen beschikbaar voor
Mercedes-AMG voertuigen.
RACE START biedt een optimale voertuigaccelera-
tie vanuit stilstand. Voorwaarden daarvoor zijn
een overeenkomstig stroeve rijbaan en een cor-
recte toestand van het voertuig en de banden.
%RACE START pas gebruiken wanneer het voer-
tuig is ingereden.
%RACE START mag niet bij normaal weggebruik
worden gebruikt. RACE START mag alleen op
afgesloten circuits, buiten het publieke ver-
keer, worden geactiveerd en gebruikt.
De veiligheidsaanwijzingen en de informatie
over het onderwerp ESP® lezen
(/ pagina 354).
&WAARSCHUWING Slipgevaar en gevaar
voor ongevallen door doordraaiende wie-
len
Als u RACE START gebruikt, is er afhankelijk
van de ingestelde ESP® modus verhoogd slip-
gevaar en gevaar voor ongevallen!
#Er mogen zich geen personen of voor-
werpen in de omgeving van de auto
bevinden; dit controleren.
Rijden en parkeren 407
F206 0105 07
RACE START inschakelen
&WAARSCHUWING Slipgevaar en gevaar
voor ongevallen door doordraaiende wie-
len
Als u RACE START gebruikt, is er afhankelijk
van de ingestelde ESP® modus verhoogd slip-
gevaar en gevaar voor ongevallen!
#Er mogen zich geen personen of voor-
werpen in de omgeving van de auto
bevinden; dit controleren.
Voorwaarden
RDe auto is ingeschakeld en de transmissie en
de motor zijn op bedrijfstemperatuur.
RHet bestuurdersportier is gesloten.
RDe voorwielen staan in de rechtuitstand.
RDe auto staat vlak.
RDe auto staat stil, de rem is ingedrukt (linker-
voet) en de parkeerrem wordt niet bediend.
RDe transmissie bevindt zich in de stand h.
REen van de rijprogramma's C, B of
I is geselecteerd (/ pagina 299).
%RACE START mag niet bij normaal weggebruik
worden gebruikt. RACE START mag alleen op
afgesloten circuits, buiten het publieke ver-
keer, worden geactiveerd en gebruikt.
De veiligheidsaanwijzingen en de informatie
over het onderwerp ESP® lezen
(/ pagina 354).
#Het gaspedaal volledig en vlot indrukken.
Het motortoerental wordt hoger.
%Wanneer niet aan de inschakelvoorwaarden
wordt voldaan, kan de RACE START niet wor-
den gebruikt worden. Op het bestuurdersdis-
play verschijnt de melding RACE START niet
mogelijk zie handleiding .
#Op het bestuurdersdisplay verschijnt de mel-
ding RACE START Om te starten rem losla-
ten.
%In deze fase kan de RACE START worden aan-
gepast aan de wegomstandigheden: Door aan
een van de stuurwielschakelpaddles te trek-
ken kan het motortoerental worden aange-
past. De segmenten in het bestuurdersdisplay
itsen snel.
%Wanneer het rempedaal niet na korte tijd
wordt losgelaten, wordt de RACE START afge-
broken. Op het bestuurdersdisplay verschijnt
de melding RACE START afgebroken.
#De voet van het rempedaal nemen, daarbij het
gaspedaal ingedrukt houden.
De auto rijdt met maximale acceleratie weg.
Op het bestuurdersdisplay verschijnt de mel-
ding RACE START actief.
Wanneer tijdens de RACE START het gaspedaal
wordt losgelaten of niet meer aan de voorwaarden
voor de activering wordt voldaan, eindigt de RACE
START direct. Op het bestuurdersdisplay ver-
schijnt de melding RACE START afgebroken.
%De RACE START is na kort op elkaar herhaal-
delijk gebruik pas weer na een bepaalde
afstand beschikbaar.
DRIFT MODE
Functies van de DRIFT MODE
%De DRIFT MODE is alleen beschikbaar voor
het model Mercedes‑AMG C 63 S E Perfor-
mance.
408 Rijden en parkeren
F206 0105 07
Met de DRIFT MODE is het mogelijk, de auto in
een instabiele en oversturende rijtoestand te
brengen (drien). Hiertoe moet voldaan zijn aan
alle inschakelvoorwaarden (/ pagina 409).
%Het gebruik van de DRIFT MODE vereist een
buitengewoon gekwaliceerde en ervaren
bestuurder.
De veiligheidsaanwijzingen en de informatie
over het onderwerp ESP® lezen
(/ pagina 354).
&WAARSCHUWING Slipgevaar en gevaar
voor ongevallen door doordraaiende wie-
len
Wanneer de DRIFT MODE wordt gebruikt, is
het ESP® niet beschikbaar.
Er bestaat verhoogd slipgevaar en gevaar voor
ongevallen!
#DRIFT MODE niet tijdens het normale
gebruik op straat gebruiken.
#DRIFT MODE mag alleen op afgesloten
circuits, buiten het publieke verkeer, wor-
den geactiveerd en gebruikt.
#Er mogen zich geen personen of voor-
werpen in de omgeving van de auto
bevinden; dit controleren.
Als de DRIFT MODE actief is, worden alleen de
achterwielen aangedreven. ESP® en 4MATIC+ zijn
uitgeschakeld.
Vanaf een snelheid van circa 115 km/h tot
150 km/h wordt de 4MATIC+ continu opnieuw
geactiveerd. Vanaf een snelheid van 150 km/h is
de 4MATIC+ weer volledig actief, het ESP® blij
echter uitgeschakeld. Onder een snelheid van
150 km/h tot circa 115 km/h wordt de 4MATIC+
weer continu gedeactiveerd.
%De DRIFT MODE is pas beschikbaar als de
auto is ingereden.
DRIFT MODE in- en uitschakelen
&WAARSCHUWING Slipgevaar en gevaar
voor ongevallen door doordraaiende wie-
len
Wanneer de DRIFT MODE wordt gebruikt, is
het ESP® niet beschikbaar.
Er bestaat verhoogd slipgevaar en gevaar voor
ongevallen!
#DRIFT MODE niet tijdens het normale
gebruik op straat gebruiken.
#DRIFT MODE mag alleen op afgesloten
circuits, buiten het publieke verkeer, wor-
den geactiveerd en gebruikt.
#Er mogen zich geen personen of voor-
werpen in de omgeving van de auto
bevinden; dit controleren.
Voorwaarden
RHet ESP® is uitgeschakeld (/ pagina 357).
RHet rijprogramma I is geselecteerd
(/ pagina 299).
RDe portieren, de motorkap en het koerdek-
sel/de achterklep zijn gesloten.
RDe auto is gestart en de transmissie en de
motor zijn op bedrijfstemperatuur.
RDe transmissie staat in de handmatige modus,
– handmatig schakelen is geactiveerd
(/ pagina 311).
Rijden en parkeren 409
F206 0105 07
DRIFT MODE inschakelen
%Het gebruik van de DRIFT MODE vereist een
buitengewoon gekwaliceerde en ervaren
bestuurder.
De veiligheidsaanwijzingen en de informatie
over het onderwerp ESP® lezen
(/ pagina 354).
#Gedurende een halve seconde aan de stuur-
wielschakelpaddles 1 en 2 trekken.
Als aan alle inschakelvoorwaarden is voldaan,
toont het bestuurdersdisplay de melding
DRIFT MODE bevestigen: Paddle UP annule-
ren: Paddle DOWN en knippert het waarschu-
wingslampje â.
#Om te annuleren: Aan de stuurwielschakel-
paddle 1 trekken.
Het bestuurdersdisplay toont de melding
DRIFT MODE afgebroken en het waarschu-
wingslampje â doo.
#Om te bevestigen: Aan de stuurwielschakel-
paddle 2 trekken.
Het bestuurdersdisplay toont de melding
DRIFT MODE actief en het waarschuwings-
lampje â brandt.
DRIFT MODE uitschakelen
#Gedurende een halve seconde aan de stuur-
wielschakelpaddles 1 en 2 trekken.
De melding DRIFT MODE actief verdwijnt en
het waarschuwingslampje â doo.
In de volgende gevallen wordt de DRIFT MODE
automatisch uitgeschakeld:
RHet ESP® wordt ingeschakeld.
RHet handmatig schakelen wordt gedeactiveerd
– de transmissie staat in de stand h.
RHet rijprogramma I wordt uitgeschakeld.
RDe auto wordt geparkeerd.
RAutomatisch uitschakelen is bij de auto nood-
zakelijk.
%Na het drien en alvorens verder te rijden de
wielen en banden controleren op beschadigin-
gen. Controleert u vooral de proeldiepte en
het loopvlak over de gehele breedte van de
banden (/ pagina 37).
Boost-eect strategie
Functie van de boost-eect strategie
%De boost-eect strategie is alleen voor het
model Mercedes‑AMG C 63 S E Performance
beschikbaar.
De boost-eect strategie dient voor de bevorde-
ring van de performance op een circuit en is
alleen in het rijprogramma I selecteerbaar.
De boost-eect strategie is een bestanddeel van
AMG TRACK PACE en kan ofwel via de stuurwiel-
toets (/ pagina 411) of via de instellingen voor
track race worden ingeschakeld (/ pagina 521)..
Afhankelijk van de lengte van het circuit en de
baaneigenschappen ervan kunt u de energie-
410 Rijden en parkeren
F206 0105 07
stroom en daarmee de energietoevoer van het
elektrische aandrijfvermogen instellen.
Activeer voor lange races de boost-eect strate-
gie om het maximale boost-eect uitsluitend via
de kickdown volgens de behoee te gebruiken.
Deactiveer voor korte races de boost-eect stra-
tegie om steeds het maximale elektrische vermo-
gen te benutten.
Boost-eect strategie met stuurwieltoets in- of
uitschakelen
Voorwaarden
RHet rijprogramma I is geselecteerd
(/ pagina 299).
RDe laadtoestand van de hoogspanningsaccu is
voldoende.
%Je kunt de boost-eect strategie ook aan- of
uitzetten via de Track Race-instellingen
(/ pagina 521).
#De bovenste of onderste displaytoets 1 her-
haald indrukken, tot de displaytoets het sym-
bool ¨ toont.
%Indien de displaytoets niet het symbool toont,
is deze uitgeschakeld. De weergave van de
functies en hun volgorde kan in het multime-
diasysteem worden ingesteld
(/ pagina 297).
%Als de weergave grijs is, is niet voldaan aan de
eisen voor de boost-eect strategie en is
inschakelen niet mogelijk.
#De betreende toets 2 indrukken.
Het symbool toont de actuele status:
R¨ (blauw): Boost-eect strategie is
ingeschakeld
R¨ (geel): Boost-eect strategie is uitge-
schakeld
Wanneer de boost-eect strategie is ingescha-
keld, verschijnt op het bestuurderdisplay ook
het symbool ¨ in blauw.
Wanneer een boost-proces actief is via de
kickdown, verschijnt de boodschap BOOST op
het bestuurderdisplay en lichten de symbolen
¨ op het bestuurderdisplay en op de dis-
playtoets geel op.
Achteruitrijcamera
Werking van de achteruitrijcamera
De achteruitrijcamera is slechts een hulpmiddel.
Hij kan uw waarneming van de omgeving niet ver-
vangen. De bestuurder blij altijd verantwoordelijk
voor het veilig manoeuvreren en parkeren. Bij het
manoeuvreren of parkeren mogen zich onder
Rijden en parkeren 411
F206 0105 07
andere geen personen, dieren of voorwerpen in
het manoeuvreergebied bevinden; dit controleren.
%Het gebied achter de auto wordt net als in de
binnenspiegel in spiegelbeeld weergegeven.
Auto's zonder parkeerpakket
De volgende cameraweergaven zijn beschikbaar
in het multimediasysteem:
Standaardweergave
1Hulplijnen op circa 0,5 m, 1,0 m, 1,5 m en
3,0 m afstand tot het achtergedeelte
2Rijspoor van de banden bij actuele stuuruit-
slag (dynamisch)
3Rijvlak afhankelijk van de actuele stuuruitslag
(dynamisch)
4Hulplijn op circa 0,3 m afstand tot het achter-
gedeelte
Groothoekweergave
412 Rijden en parkeren
F206 0105 07
Aanhangwagenweergave
1Gele hulplijn, richthulp
2Rode hulplijn op circa 0,3 m afstand tot de
kogelkop van de aanhangwagenvoorziening
3Kogelkop van de aanhangwagenvoorziening
Werking van de functie remmen voor voetgangers
%De functie is alleen voor auto's zonder par-
keerpakket beschikbaar. Auto's met parkeer-
pakket zijn met de functies van de manoeu-
vreerondersteuning uitgerust (/ pagina 432).
De functie remmen voor voetgangers kan een bot-
sing met personen voorkomen wanneer langzaam
achteruit wordt gereden. Wanneer via de achter-
uitrijcamera een persoon op het traject wordt her-
kend, kan de auto tot stilstand worden afgeremd.
De functie remmen voor voetgangers kan onder
de volgende voorwaarden ingrijpen:
RDe auto rijdt langzamer dan 15 km/h achter-
uit.
RHet camerabeeld wordt weergegeven op het
centraal display.
Wanneer het automatisch afremmen wordt geacti-
veerd, verschijnt het symbool º rood in het
camerabeeld.
Bovendien verschijnt de melding º Voetgan-
ger! Voor noodstop Uit: hier tikken.
De bestuurder kan deze melding sluiten of nege-
ren. De functie remmen voor voetgangers blij
dan verder actief. Wanneer de bestuurder de mel-
ding aantipt, wordt de functie remmen voor voet-
gangers kort gedeactiveerd.
In de volgende gevallen wordt de functie remmen
voor voetgangers opnieuw geactiveerd:
RDe auto rijdt sneller dan 16 km/h vooruit.
RDe auto wordt uit- en weer ingeschakeld.
%Wanneer de functie niet beschikbaar of
gedeactiveerd is, wordt hetzelfde symbool
º grijs in het camerabeeld weergegeven.
De functie remmen voor voetgangers is slechts
een hulpmiddel. Hij kan uw waarneming van de
omgeving niet vervangen. De bestuurder blij
altijd verantwoordelijk voor het veilig manoeuvre-
ren en in- en uitparkeren. Erop letten dat zich
geen personen, dieren of voorwerpen in het tra-
ject van de auto bevinden.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij beperkte herkenningsmogelijkheid van
de functie remmen voor voetgangers
De functie remmen voor voetgangers kan per-
sonen niet altijd ondubbelzinnig herkennen.
Andere obstakels worden niet door de functie
herkend.
Rijden en parkeren 413
F206 0105 07
In deze gevallen kan de functie onterecht of
zelfs helemaal niet remmen.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en niet uitsluitend op de
functie remmen voor voetgangers ver-
trouwen.
#Klaar zijn om te remmen.
In de volgende situaties is de functie remmen voor
voetgangers niet beschikbaar:
ROp hellingen
RWanneer een transportinrichting, bijvoorbeeld
een aanhangwagen of etsdrager, op de aan-
hangwagenvoorziening is bevestigd en de
elektrische verbinding correct tot stand is
gebracht
RWanneer de achteruitrijcamera niet klaar voor
gebruik is
%Eveneens de systeemgrenzen van de achter-
uitrijcamera aan het eind van het hoofdstuk in
acht nemen.
Auto's met parkeerpakket
Menu Cameraweergaven op het 9,5'' centraal
display (Top View)
Menu Cameraweergaven op het 11,9'' cen-
traal display (Top View)
1Menu Parkeerassistentie
2Achteruitrijcamera met Top View
3Groothoekweergave
4Aanhangwagenweergave
5PARKTRONIC-parkeerassistent in- of uitscha-
kelen (/ pagina 425)
414 Rijden en parkeren
F206 0105 07
6Waarschuwingsindicatie van de PARKTRONIC-
parkeerassistent (/ pagina 422, 440)
7Hulplijnen op circa 0,5 m, 1,0 m, 1,5 m en
3,0 m afstand tot het achtergedeelte
8Rijspoor van de banden bij actuele stuuruit-
slag (dynamisch)
9Rijvlak afhankelijk van de actuele stuuruitslag
(dynamisch)
AHulplijn op circa 0,3 m afstand tot het achter-
gedeelte
%Wanneer de actieve parkeerassistent is inge-
schakeld, worden de rijstroken 8 groen
weergegeven (/ pagina 426).
Groothoekweergave (voorbeeld op het 11,9"
centraal display) Aanhangwagenweergave (voorbeeld op het
11,9" centraal display)
1Gele hulplijn, richthulp
2Rode hulplijn op circa 0,3 m afstand tot de
kogelkop van de aanhangwagenvoorziening
3Kogelkop van de aanhangwagenvoorziening
Rijden en parkeren 415
F206 0105 07
Systeemgrenzen
Wanneer er geen activering hee plaatsgevonden,
verschijnt de melding Systeem buiten werking op
het centraal display.
De achteruitrijcamera werkt in onder andere de
volgende situaties slechts beperkt of helemaal
niet:
RU rijdt vooruit met een snelheid van meer dan
circa 16 km/h.
RHet koerdeksel is geopend.
RDe weersomstandigheden zijn slecht, bijvoor-
beeld door hevige regen, sneeuw, mist, storm
of spatwater.
RDe lichtomstandigheden zijn slecht, bijvoor-
beeld 's nachts of door tegenlicht.
RDe cameralens is afgedekt, vervuild of besla-
gen. De aanwijzingen voor het reinigen van de
achteruitrijcamera in acht nemen
(/ pagina 652).
RDe camera of de achterzijde van de auto is
beschadigd. In dit geval de camera, diens
stand en de afstelling laten controleren bij een
gekwaliceerde werkplaats.
%In deze situaties de achteruitrijcamera niet
gebruiken. Anders kunt u anderen bij het par-
keren verwonden of in botsing komen met
voorwerpen.
Door op de auto gemonteerde voertuigaanbouwen
(bijvoorbeeld kentekenplaathouder, etsdrager)
kunnen het gezichtsveld en verdere functies van
het camerasysteem worden beperkt.
%Het contrast van het display kan nadelig wor-
den beïnvloed door invallend zonlicht of
andere lichtbronnen, bijvoorbeeld wanneer
een garage wordt verlaten. In dit geval extra
voorzichtig zijn.
%Het display bij een aanzienlijke beperking van
de bruikbaarheid, bijvoorbeeld als gevolg van
pixelfouten, laten repareren of vervangen.
Eveneens de informatie over de sensoren en
camera's van de auto (/ pagina 350) in ook acht
nemen.
360°-camera
Functie van de 360°-camera
De 360°-camera is een systeem dat bestaat uit
vier camera's, die de directe omgeving van de
auto vastleggen. De camera's ondersteunen u bij-
voorbeeld bij het parkeren of bij onoverzichtelijke
uitritten.
De 360°-camera bevat en verwerkt de beelden
van de volgende camera's:
RAchteruitrijcamera
RFrontcamera
RTwee zijcamera's in de buitenspiegels
De camera's zijn slechts een hulpmiddel en tonen
mogelijkerwijs obstakels in een ander perspectief,
niet goed of geheel niet. Deze kunnen uw waarne-
ming van de omgeving niet vervangen. De
bestuurder blij altijd verantwoordelijk voor het
veilig manoeuvreren en parkeren. Bij het manoeu-
vreren of parkeren mogen zich onder andere geen
personen, dieren of voorwerpen in het manoeu-
vreergebied bevinden; dit controleren.
416 Rijden en parkeren
F206 0105 07
Menu-overzicht Cameraweergaven
Menu Cameraweergaven op het 9,5'' centraal
display
Menu Cameraweergaven op het 11,9'' cen-
traal display
1Menu Parkeerassistentie
2Top View met beeld van de frontcamera
3Top View met beeld van de achteruitrijcamera
43D-View linkerzijde van de auto
53D-View rechterzijde van de auto
63D-Auto-View
7PARKTRONIC-parkeerassistent in- of uitscha-
kelen (/ pagina 425)
8GPS activeringspunt instellen (/ pagina 421)
9Wisselen tussen standaard- en breedbeeld-
weergave
AWisselen tussen standaard- en aanhangwa-
genweergave
%In alle weergaven wordt de waarschuwings-
melding van de PARKTRONIC-parkeerassis-
tent weergegeven (/ pagina 422).
Rijden en parkeren 417
F206 0105 07
Functie van de hulplijnen
1Hulplijnen op circa 0,5 m, 1,0 m, 1,5 m en
3,0 m afstand tot het achtergedeelte
2Rijspoor van de banden bij actuele stuuruit-
slag (dynamisch)
3Rijvlak afhankelijk van de actuele stuuruitslag
(dynamisch)
4Hulplijn op circa 0,3 m afstand tot het achter-
gedeelte
%Wanneer de actieve parkeerassistent is inge-
schakeld, worden de rijstroken en de hulplij-
nen groen in plaats van geel afgebeeld
(/ pagina 426).
Top View met beeld van de voorcamera of de ach-
teruitrijcamera
1Waarschuwingsindicatie van de PARKTRONIC-
parkeerassistent (/ pagina 422)
2Eigen auto van bovenaf
3Traject van de auto bij actuele stuuruitslag
3D-View linker-/rechterzijde van de auto
*AANWIJZING Gevaar voor ongevallen door
niet of sterk vervormd weergegeven
objecten
Door de projectie van de camera's kunnen
objecten in de 3D-weergaven sterk vervormd
of helemaal niet worden weergegeven.
#Bij het manoeuvreren of parkeren mogen
zich onder andere geen personen, dieren
of voorwerpen in het manoeuvreergebied
bevinden; dit controleren.
418 Rijden en parkeren
F206 0105 07
1Weergave van de PARKTRONIC-parkeerassis-
tent (/ pagina 422)
In de 3D-View linker-/rechterzijde van de auto
beweegt de virtuele camera naar de betreende
zijde van de auto. Wanneer van transmissiestand
wordt gewisseld, wordt het perspectief automa-
tisch aangepast.
3D-Auto-View
%Het gebied achter de auto wordt in de 3D-
weergaven niet zoals gewend in spiegelbeeld
weergegeven.
1Weergave van de PARKTRONIC-parkeerassis-
tent (/ pagina 422)
2Hulplijnen
In de 3D-Auto-View beweegt de virtuele camera
naar het standaardperspectief en kijkt vanaf de
achterzijde over het dak naar voren. Het perspec-
tief verandert automatisch wanneer een obstakel
wordt genaderd.
Wanneer u het touchscreen aanraakt, wisselt de
weergave naar de 3D-View met vrije rotatie. U
kunt het perspectief met de Touch-Control
draaien, kantelen en zoomen.
Groothoekweergave
1Weergave van de PARKTRONIC-parkeerassis-
tent (/ pagina 422)
2Wisselen tussen standaard- en breedbeeld-
weergave
Aanhangwagenweergave
%De hulplijnen in de aanhangwagenmodus wor-
den ter hoogte van de aanhangwagenvoorzie-
ning afgebeeld.
Wanneer u de aanhangwagenweergave selecteert
terwijl geen aanhangwagen aan de auto is gekop-
peld, verschijnt het volgende beeld:
Rijden en parkeren 419
F206 0105 07
Aanhangwagenweergave, richthulp
1Wisselen tussen standaard- en aanhangwa-
genweergave
2Gele richthulp
3Kogelkop van de aanhangwagenvoorziening
4Rode hulplijn op circa 0,3 m afstand tot de
kogelkop van de aanhangwagenvoorziening
Wanneer de elektrische verbinding van de auto
met de aanhangwagen tot stand is gebracht, wis-
selt het beeld naar een aanzicht van de zijcame-
ra's.
Aanhangwagenweergave: Zij-aanzicht van de
spiegelcamera's
1Wisselen tussen standaard- en aanhangwa-
genweergave
Systeemgrenzen
Wanneer er geen activering hee plaatsgevonden,
verschijnt de melding Systeem buiten werking op
het centraal display.
De 360°-camera werkt in onder andere de vol-
gende situaties slechts beperkt of helemaal niet:
RU rijdt vooruit met een snelheid van meer dan
circa 16 km/h.
RDe portieren zijn geopend.
REen buitenspiegel is niet volledig uitgeklapt.
RHet koerdeksel is geopend.
RDe weersomstandigheden zijn slecht, bijvoor-
beeld door hevige regen, sneeuw, mist, storm
of spatwater.
RDe lichtomstandigheden zijn slecht, bijvoor-
beeld 's nachts of door tegenlicht.
RDe cameralens is afgedekt, vervuild of besla-
gen. De aanwijzingen voor het reinigen van de
360°-camera in acht nemen (/ pagina 652).
RCamera's of onderdelen van de auto waarin de
camera's zijn ingebouwd, zijn beschadigd. In
dit geval de camera's, hun stand en afstelling
laten controleren bij een gekwaliceerde werk-
plaats.
%In deze situaties de 360°-camera niet gebrui-
ken. Anders kunt u anderen bij het parkeren
verwonden of in botsing komen met voorwer-
pen.
Bij zwaar beladen auto's kunnen bij het verlaten
van de standaardhoogte om technische redenen
onnauwkeurigheden bij de hulplijnen en in de
420 Rijden en parkeren
F206 0105 07
weergave van de berekende afbeeldingen optre-
den.
Door op de auto gemonteerde voertuigaanbouwen
(bijvoorbeeld kentekenplaathouder, etsdrager)
kunnen het gezichtsveld en verdere functies van
het camerasysteem worden beperkt.
%Het contrast van het display kan door plotse-
ling invallend zonlicht of andere lichtbronnen
nadelig worden beïnvloed, bijvoorbeeld bij het
uitrijden van een garage. In dit geval extra
voorzichtig zijn.
%Het display bij een aanzienlijke beperking van
de bruikbaarheid, bijvoorbeeld als gevolg van
pixelfouten, laten repareren of vervangen.
Eveneens de informatie over de sensoren en
camera's van de auto (/ pagina 350) in ook acht
nemen.
Weergaven van de 360°-camera met de toets
oproepen
#De toets 1 indrukken.
#Het menu Cameraweergaven selecteren.
#In het multimediasysteem de gewenste weer-
gave selecteren (/ pagina 416).
Weergave van de 360°-camera selecteren (ach-
teruitversnelling)
Voorwaarden
RIn het multimediasysteem is de instelling Acti-
vering bij R geactiveerd .
#De achteruitversnelling inschakelen.
#In het multimediasysteem de gewenste weer-
gave selecteren (/ pagina 416).
360°-camera met GPS-activeringspunten behe-
ren
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Camera
Activeringspositie hernoemen
%Activeringspunten worden in het menu Came-
raweergaven vastgelegd. (/ pagina 416)
#u voor de gewenste activeringspositie
selecteren.
#Bewerken selecteren.
Rijden en parkeren 421
F206 0105 07
#Een naam invoeren en bevestigen.
De activeringspositie wordt onder de nieuwe
naam opgeslagen.
Activeringspositie wissen
#u voor de gewenste activeringspositie
selecteren.
#Item wissen selecteren.
#De vraag bevestigen.
De activeringspositie wordt gewist.
Camera-afdekking openen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Camera
#Camera-afdekking openen selecteren.
%De camera-afdekking sluit automatisch na
enige tijd of nadat de auto is in- of uitgescha-
keld.
PARKTRONIC-parkeerassistent
Werking van de PARKTRONIC-parkeerassistent
De PARKTRONIC-parkeerassistent is een elektro-
nische parkeerhulp, die de omgeving van uw auto
bewaakt en de afstand tussen uw auto en een
herkend obstakel optisch en akoestisch weer-
gee.
De passieve ankbescherming waarschuwt boven-
dien voor obstakels aan de zijkant. Deze moeten
tijdens het voorbijrijden eerst door de sensoren in
de voor- of achterbumper worden herkend. Wan-
neer u in de richting van een gedetecteerd obsta-
kel stuurt en daardoor een zijdelings aanrijdings-
gevaar bestaat, volgt een waarschuwing. U kunt
de passieve ankbescherming in het multimedia-
systeem in- en uitschakelen.
Om ervoor te zorgen dat obstakels aan de zijkant
voor of achter kunnen worden weergegeven, moet
de auto eerst een afstand van ten minste een
halve autolengte aeggen. Wanneer een afstand
van een autolengte is afgelegd, kunnen obstakels
rondom worden weergegeven.
De PARKTRONIC-parkeerassistent is slechts een
hulpmiddel. Hij kan uw waarneming van de omge-
ving niet vervangen. De bestuurder blij altijd ver-
antwoordelijk voor het veilig manoeuvreren en in-
en uitparkeren. Bij het manoeuvreren, in- en uit-
parkeren mogen zich onder andere geen perso-
nen, dieren of voorwerpen in het manoeuvreerge-
bied bevinden; dit controleren.
Weergaven op het centraal display
Auto's met 360°-camera
422 Rijden en parkeren
F206 0105 07
Auto's met achteruitrijcamera
Zodra de PARKTRONIC-parkeerassistent gereed
voor de weergave is, worden de betreende
gebieden van de weergave blauw weergegeven.
1Voor en achter gereed voor weergave
2Rondom gereed voor weergave
3Rondom gereed voor weergave en obstakels
herkend
De kleur van de weergave verandert afhankelijk
van de afstand tot het herkende obstakel:
RBlauw: > 1 m (geen obstakel herkend)
RGeel: Circa 1 m - 0,7 m
ROranje: Circa 0,7 m - 0,4 m
RRood: < 0,4 m
Auto's met 360°-camera: Daarbij verschui de
begrenzingslijn dynamisch afhankelijk van de posi-
tie en afstand van herkende obstakels.
Bovendien klinkt afhankelijk van de afstand tot het
herkende obstakel een onderbroken waarschu-
wingssignaal. U kunt het waarschuwingstijdstip
instellen in het multimediasysteem. In de instelling
Vroeg waarschuwen waarschuwt het systeem al
vanaf een afstand van 1 m, in de standaardinstel-
ling pas vanaf 0,4 m.
Auto's met 360°-camera
Rijden en parkeren 423
F206 0105 07
Auto's met achteruitrijcamera
Wanneer u zich niet in het menu Camera & parke-
ren bevindt en een obstakel in het traject van de
auto wordt herkend, verschijnt onder de volgende
voorwaarde de pop-up 1 op het centraal display:
RAuto's zonder actieve parkeerassistent: U rijdt
niet sneller dan 12 km/h.
RAuto's met actieve parkeerassistent: U rijdt
niet sneller dan 18 km/h.
Optioneel kunnen door de PARKTRONIC-parkeer-
assistent herkende obstakels vanaf een afstand
van circa 1,0 m aan de voorzijde 2 en 0,7 m aan
de zijkanten 3 ook op het head-up-display wor-
den weergegeven.
Systeemgrenzen
De PARKTRONIC-parkeerassistent houdt eventu-
eel geen rekening met de volgende obstakels:
RObstakels die zich onder het registratiegebied
bevinden, bijvoorbeeld personen, dieren of
voorwerpen
RObstakels die zich boven het registratiegebied
bevinden, bijvoorbeeld uitstekende lading,
overhangen of laadplatforms van vrachtwa-
gens
RVoetgangers of dieren die aan de zijkant van
de auto lopen
RObjecten die aan de zijkant van de auto staan
Zijdelingse obstakels worden in onder andere de
volgende situaties niet weergegeven:
RU parkeert de auto en schakelt deze uit.
RDe portieren worden geopend.
Na het starten van de motor moeten obstakels
opnieuw tijdens het voorbijrijden worden gedetec-
teerd voordat een nieuwe waarschuwing kan vol-
gen.
Bovendien de systeemgrenzen van de volgende
systemen in acht nemen:
RAchteruitrijcamera (/ pagina 411)
R360°-camera (/ pagina 416)
De informatie over de sensoren en camera's in
acht nemen, anders kan het systeem niet correct
functioneren (/ pagina 350).
424 Rijden en parkeren
F206 0105 07
Auto's met aanhangwagenvoorziening: Wanneer
een transportmiddel, bijvoorbeeld een aanhang-
wagen of etsdrager, aan de aanhangwagenvoor-
ziening bevestigd is en de elektrische verbinding
correct is aangesloten, is de PARKTRONIC-par-
keerassistent voor achter de auto gedeactiveerd.
Problemen met de PARKTRONIC-parkeerassistent
Wanneer de weergave van de PARKTRONIC-par-
keerassistent gedurende circa drie seconden rood
gaat branden, vervolgens wordt uitgeschakeld en
het symbool é op het bestuurdersdisplay ver-
schijnt, is het systeem mogelijk vanwege een sig-
naalstoring uitgeschakeld. De auto opnieuw star-
ten en controleren of de PARKTRONIC-parkeeras-
sistent op een andere plaats functioneert.
Wanneer bovendien een waarschuwingssignaal
klinkt, kan dit de volgende oorzaak hebben:
RDe sensoren zijn vervuild: De sensoren reini-
gen en hierbij de aanwijzingen met betrekking
tot de verzorging van onderdelen van de auto
in acht nemen (/ pagina 652).
RDe PARKTRONIC-parkeerassistent is vanwege
een functiestoring uitgeschakeld: De auto
opnieuw starten. Indien het probleem blij
bestaan contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
PARKTRONIC-parkeerassistent in- of uitschake-
len
*AANWIJZING Gevaar voor ongevallen door
objecten in de directe omgeving
De PARKTRONIC-parkeerassistent herkent
bepaalde objecten in de directe omgeving
mogelijk niet.
#Bij het parkeren of manoeuvreren in het
bijzonder op obstakels letten die zich
onder of boven de sensoren bevinden,
bijvoorbeeld bloembakken of aanhang-
wagendissels. Anders kunnen de auto of
andere objecten worden beschadigd.
Voorwaarden
RHet menu camera is geopend.
ROf: Het pop-upvenster PARKTRONIC ver-
schijnt.
#= op het centraal display aantippen.
De PARKTRONIC-parkeerassistent is actief, wan-
neer het controlelampje brandt. Wanneer het con-
trolelampje niet brandt of het symbool é
wordt weergegeven, is de PARKTRONIC-parkeer-
assistent niet actief.
%Als de auto wordt gestart, is de PARKTRONIC-
parkeerassistent automatisch ingeschakeld.
Als alternatief kan de PARKTRONIC-parkeerassis-
tent in het menu Snelle toegang worden in- of uit-
geschakeld.
Waarschuwingssignalen van de PARKTRONIC-
parkeerassistent instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Parkeren
Waarschuwingssignalen instellen
#Waarschuwingssignalen instellen selecteren.
#Onder Volume of Toonhoogte de gewenste
waarde instellen.
Rijden en parkeren 425
F206 0105 07
Geluidsverlaging in- of uitschakelen
#Verlaging audiovolume selecteren en Audio-
verlag. bij wrsch.sig. in- of uitschakelen.
Het volume van de actuele mediabron wordt
tijdens een waarschuwingssignaal van de
PARKTRONIC-parkeerassistent verlaagd.
of
#Verlaging audiovolume selecteren en Verla-
ging audiovolume bij R in- of uitschakelen.
Het volume van de actuele mediabron wordt
verlaagd, zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld.
Waarschuwingstijdstip instellen
#Waarschuwingstijdstip selecteren.
#Waarschuwing zijkant in- of uitschakelen.
#Het gewenste waarschuwingstijdstip Voor of
Achter instellen.
Actieve parkeerassistent
Werking van de actieve parkeerassistent
De actieve parkeerassistent is een elektronische
parkeerhulp op basis van ultrasoon geluid, onder-
steund door de achteruitrij- en de 360°-camera.
Het systeem meet bij het vooruitrijden automa-
tisch, tot circa 35 km/h, parkeerplekken aan
beide zijden van de auto op.
De actieve parkeerassistent biedt de volgende
functies:
Auto's met achteruitrijcamera
RInparkeren op parkeerplekken langs de rijbaan
RAchteruit inparkeren in een parkeerplek dwars
op de rijbaan
Auto's met 360°-camera
RInparkeren op parkeerplekken langs de rijbaan
RInparkeren op parkeerplekken dwars op de rij-
baan (naar keuze vooruit of achteruit)
RInparkeren op parkeerplekken die alleen maar
als zodanig herkenbaar zijn door markeringslij-
nen (bijvoorbeeld aan de kant van de weg)
RUitparkeren uit parkeerplekken, wanneer is
ingeparkeerd met de actieve parkeerassistent
De actieve parkeerassistent is slechts een hulp-
middel. Hij kan uw waarneming van de omgeving
niet vervangen. De bestuurder blij altijd verant-
woordelijk voor het veilig manoeuvreren en in- en
uitparkeren. Erop letten dat zich geen personen,
dieren of voorwerpen in het traject van de auto
bevinden.
Wanneer de actieve parkeerassistent beschikbaar
is, verschijnt de weergave Ç op het bestuur-
dersdisplay. Wanneer het systeem parkeerplekken
herkent, verschijnt de weergave È. De pijlen
geven aan, aan welke zijde van de rijbaan her-
kende parkeerplekken aanwezig zijn. Deze worden
vervolgens weergegeven op het centraal display.
Wanneer de actieve parkeerassistent geactiveerd
is, worden op basis van de berekende weg de
richtingaanwijzers geactiveerd. Het in- en het uit-
parkeren worden ondersteund door gas geven,
remmen, sturen en schakelen.
Om het inparkeren te starten, de toets c
(/ pagina 428) indrukken.
De actieve parkeerassistent wordt in de volgende
situaties afgebroken:
RU drukt opnieuw de toets c in.
REr wordt gestuurd.
RDe parkeerstand j wordt ingeschakeld.
426 Rijden en parkeren
F206 0105 07
RHet ESP® regelt.
RHet bestuurdersportier wordt geopend.
Systeemgrenzen
Bovendien de systeemgrenzen van de volgende
systemen in acht nemen:
RAchteruitrijcamera (/ pagina 411)
R360°-camera (/ pagina 416)
Objecten die zich boven of onder het registratie-
gebied van de actieve parkeerassistent bevinden,
bijvoorbeeld uitstekende lading, overhangen of
laadplatforms van vrachtwagens of begrenzingen
van parkeerplekken, worden bij het opmeten van
de parkeerplek niet herkend. Daarom wordt hier-
mee ook geen rekening gehouden bij het bereke-
nen van de parkeerprocedure. De actieve parkeer-
assistent stuurt daarom eventueel mogelijk te
vroeg de parkeerplek in of remt te laat.
Bepaalde weersomstandigheden, bijvoorbeeld
sneeuw of zware regenval, kunnen ertoe leiden
dat de afmetingen van de parkeerplek niet nauw-
keurig kunnen worden bepaald. Parkeerplekken
vóór geparkeerde aanhangwagens, waarvan de
aanhangwagendissel over de rand van de parkeer-
plek steekt, worden mogelijkerwijs niet als par-
keerplek herkend of niet correct gemeten. De
actieve parkeerassistent alleen gebruiken op een
vlakke, stroeve ondergrond.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door objecten boven of onder het registra-
tiegebied van de actieve parkeerassistent
Als zich objecten boven of onder het registra-
tiegebied bevinden, kunnen de volgende situ-
aties optreden:
RDe actieve parkeerassistent kan te vroeg
insturen.
RDe auto stopt niet voor deze objecten.
Er bestaat gevaar voor een aanrijding!
#De actieve parkeerassistent in deze situ-
aties niet gebruiken.
De actieve parkeerassistent kan ook ongeschikte
parkeerplekken weergeven, bijvoorbeeld parkeer-
plekken waar parkeren niet toegestaan is, of par-
keerplekken op een ongeschikte ondergrond.
De actieve parkeerassistent in onder andere de
volgende situaties niet gebruiken:
RBij extreme weersomstandigheden, bijvoor-
beeld ijs, sneeuw of bij zware regenval
RBij het transport van ladingen die voorbij de
auto uitsteken
RWanneer de parkeerplek zich op een steile hel-
ling bevindt
RWanneer sneeuwkettingen zijn gemonteerd
RBij een aangekoppelde aanhangwagen of ets-
drager
RDirect na een bandenwissel of wanneer ver-
vangende banden zijn gemonteerd
RBij een te lage of te hoge bandenspanning
RBij een vervorming van het onderstel, bijvoor-
beeld na rijden tegen een stoeprand
RBij steile hellingen van meer dan 15%
Rijden en parkeren 427
F206 0105 07
Met de actieve parkeerassistent inparkeren
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door objecten boven of onder het registra-
tiegebied van de actieve parkeerassistent
Als zich objecten boven of onder het registra-
tiegebied bevinden, kunnen de volgende situ-
aties optreden:
RDe actieve parkeerassistent kan te vroeg
insturen.
RDe auto stopt niet voor deze objecten.
Er bestaat gevaar voor een aanrijding!
#De actieve parkeerassistent in deze situ-
aties niet gebruiken.
#De toets1 indrukken. #Het menu 2 Parkeerassistentie selecteren.
Op het centraal display worden de door het sys-
teem herkende parkeerplekken 3 weergegeven.
428 Rijden en parkeren
F206 0105 07
Wanneer de auto stilstaat verschijnt bovendien
het aangeduide traject van de auto 4 in de actu-
eel geselecteerde parkeerplek 5.
#Wanneer een parkeerplek wordt weergegeven:
De auto tot stilstand brengen.
#Zo nodig een andere parkeerplek selecteren.
#Auto's met 360°-camera: Wanneer de inpar-
keerrichting moet worden gewijzigd, de gese-
lecteerde parkeerplek opnieuw aantippen.
#Inparkeren starten: Opnieuw de toets 1
indrukken.
#De handen van het stuurwiel verwijderen.
De auto parkeert in de geselecteerde parkeer-
plek.
De richtingaanwijzer wordt automatisch ingescha-
keld wanneer het inparkeren wordt gestart. De
verantwoordelijkheid voor het correct inschakelen
van de richtingaanwijzers ligt altijd bij u. Indien
noodzakelijk de richtingaanwijzers overeenkom-
stig gebruiken.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door opzij bewegen van de auto bij het in-
en uitparkeren
De auto beweegt bij het in‑ en uitparkeren
opzij en kan daarbij ook op de andere rijstrook
komen.
Daardoor kunt u in botsing komen met andere
weggebruikers of objecten.
#Op andere verkeersdeelnemers en
objecten letten.
#Eventueel stoppen of de parkeerproce-
dure met de actieve parkeerassistent
afbreken.
Na beëindiging van het parkeren verschijnt de
melding Actieve parkeerassistent beëindigd.
#De auto tegen wegrollen beveiligen. Wanneer
de wettelijke voorschrien of de plaatselijke
omstandigheden dit vereisen: De wielen in de
richting van de stoeprand draaien.
%U kunt de auto tijdens het inparkeren tot stil-
stand brengen en een andere transmissie-
stand kiezen. Daarop berekent het systeem
een nieuw traject. Wanneer geen nieuw tra-
ject voor de auto beschikbaar is, kan opnieuw
van transmissiestand worden gewisseld.
Rijden en parkeren 429
F206 0105 07
Direct inparkeren vanuit het menu Cameraweer-
gaven
#Het menu Cameraweergaven selecteren.
#Wanneer de auto stilstaat en in de transmis-
siestand k het symbool 6 in het camera-
beeld verschijnt: Opnieuw de toets 1 indruk-
ken.
Het inparkeren van de auto in de herkende
parkeerplek wordt gestart.
%De parkeerplek en de parkeerrichting kunnen
bij het direct inparkeren niet worden gewij-
zigd.
Met de actieve parkeerassistent uitparkeren
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door objecten boven of onder het registra-
tiegebied van de actieve parkeerassistent
Als zich objecten boven of onder het registra-
tiegebied bevinden, kunnen de volgende situ-
aties optreden:
RDe actieve parkeerassistent kan te vroeg
insturen.
RDe auto stopt niet voor deze objecten.
Er bestaat gevaar voor een aanrijding!
#De actieve parkeerassistent in deze situ-
aties niet gebruiken.
Voorwaarden
RDe auto is met een 360°-camera uitgerust.
RDe auto werd met de actieve parkeerassistent
ingeparkeerd.
#De auto starten.
#De toets 1 indrukken.
430 Rijden en parkeren
F206 0105 07
#Het menu Parkeerassistentie 2 selecteren.
#Eventueel de uitparkeerrichting 3 wijzigen.
#Uitparkeren starten: Opnieuw de toets 1
indrukken.
#Indien nodig de transmissiestand wijzigen.
Hiertoe de meldingen die op het bestuurders-
en het centraal display worden weergegeven
in acht nemen.
De auto rijdt uit de parkeerplek.
De richtingaanwijzer wordt automatisch ingescha-
keld wanneer het uitparkeren wordt gestart en
automatisch uitgeschakeld wanneer het inparke-
ren is voltooid. De verantwoordelijkheid voor het
correct inschakelen van de richtingaanwijzers ligt
altijd bij u. Indien noodzakelijk de richtingaanwij-
zers overeenkomstig gebruiken.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door opzij bewegen van de auto bij het in-
en uitparkeren
De auto beweegt bij het in‑ en uitparkeren
opzij en kan daarbij ook op de andere rijstrook
komen.
Daardoor kunt u in botsing komen met andere
weggebruikers of objecten.
#Op andere verkeersdeelnemers en
objecten letten.
#Eventueel stoppen of de parkeerproce-
dure met de actieve parkeerassistent
afbreken.
Na beëindiging van het uitparkeren verzoeken een
waarschuwingssignaal en de melding Ø
Actieve parkeerassistent beëindigd, auto overne-
men u om de besturing over te nemen. U dient
weer zelf gas te geven, te remmen, te sturen en te
schakelen.
Wanneer u niet op het overnameverzoek reageert,
wordt de auto door het systeem tot stilstand afge-
remd.
De actieve parkeerassistent pauzeren
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door objecten boven of onder het registra-
tiegebied van de actieve parkeerassistent
Als zich objecten boven of onder het registra-
tiegebied bevinden, kunnen de volgende situ-
aties optreden:
RDe actieve parkeerassistent kan te vroeg
insturen.
RDe auto stopt niet voor deze objecten.
Er bestaat gevaar voor een aanrijding!
#De actieve parkeerassistent in deze situ-
aties niet gebruiken.
Rijden en parkeren 431
F206 0105 07
U kunt het in- of uitparkeren van de actieve par-
keerassistent bijvoorbeeld als volgt onderbreken:
#Het rempedaal indrukken.
#Het passagiersportier, een achterportier, de
bagageruimte of de motorkap openen.
#De elektrische parkeerrem of de HOLD-functie
activeren.
#Het in- of uitparkeren voortzetten: Het gaspe-
daal iets indrukken.
%Wanneer de elektrische parkeerrem vóór het
activeren van de actieve parkeerassistent
ingeschakeld was, moet u het gaspedaal iets
indrukken om het in- of uitparkeren te starten.
Uw omgeving controleren voordat u een gepau-
zeerde parkeerprocedure voortzet. Opnieuw con-
troleren dat zich geen personen, dieren of voor-
werpen in het manoeuvreergebied van de auto
bevinden. Hiertoe ook de systeemgrenzen van de
actieve parkeerassistent in acht nemen.
Automatisch remfunctie van de actieve parkeer-
assistent
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door objecten boven of onder het registra-
tiegebied van de actieve parkeerassistent
Als zich objecten boven of onder het registra-
tiegebied bevinden, kunnen de volgende situ-
aties optreden:
RDe actieve parkeerassistent kan te vroeg
insturen.
RDe auto stopt niet voor deze objecten.
Er bestaat gevaar voor een aanrijding!
#De actieve parkeerassistent in deze situ-
aties niet gebruiken.
In het traject van de auto herkende personen of
objecten kunnen voor sterk afremmen zorgen en
daarmee het in- of uitparkeren onderbreken. De
auto wordt dan in stilstand vastgehouden. Wan-
neer u het gaspedaal indrukt, wordt het in- of uit-
parkeren voortgezet.
Uw omgeving controleren voordat u het in- of uit-
parkeren voortzet. Opnieuw controleren dat zich
geen personen, dieren of voorwerpen in het
manoeuvreergebied van de auto bevinden. Hier-
toe ook de systeemgrenzen van de actieve par-
keerassistent in acht nemen.
Manoeuvreerondersteuning
Functie van de wegrij-assistentie
De wegrij-assistentie kan de ernst van en aanrij-
ding bij het wegrijden beperken. Wanneer het sys-
teem een obstakel in rijrichting herkent, wordt de
rijsnelheid kortstondig begrensd tot circa 2 km/h.
In de volgende situaties kan bijvoorbeeld gevaar
voor een aanrijding ontstaan:
RDe bestuurder verwisselt het rij- en rempe-
daal.
RDe bestuurder schakelt een verkeerde versnel-
ling in.
RDe bestuurder drukt het gaspedaal te krachtig
in.
432 Rijden en parkeren
F206 0105 07
De wegrij-assistentie is onder de volgende voor-
waarden actief:
RDe auto stond stil en de transmissiestand
werd naar k of h gewijzigd.
RDe auto hee sinds de stilstand minder dan
circa 1,0 m gerold.
RHet herkende obstakel is minder dan circa
1,0 m verwijderd.
De Wegrij-assistentie kan in het menu Manoeu-
vreerondersteuning worden uit- of ingeschakeld
(/ pagina 435).
Wanneer een kritische situatie wordt herkend, ver-
schijnt het symbool É rood in de geselec-
teerde weergave in het menu Camera & parkeren.
%Wanneer de wegrij-assistentie niet beschik-
baar is, verschijnt hetzelfde symbool in het
grijs. Wanneer niet het menu Camera & par-
keren op het centraal display geopend is, ver-
schijnt het symbool samen met de pop-up van
de PARKTRONIC-parkeerassistent.
De wegrij-assistentie is slechts een hulpmiddel.
Hij kan uw waarneming van de omgeving niet ver-
vangen. De bestuurder blij altijd verantwoordelijk
voor het veilig manoeuvreren en in- en uitparke-
ren. Erop letten dat zich geen personen, dieren of
voorwerpen in het traject van de auto bevinden.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij beperkte herkenningsmogelijkheid van
de wegrij-assistentie
De wegrij-assistentie kan objecten en com-
plexe verkeerssituaties niet altijd ondubbelzin-
nig herkennen.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en niet uitsluitend op de
wegrij-assistentie vertrouwen.
#Klaar zijn om te kunnen remmen en
eventueel uit te wijken, in zoverre de ver-
keerssituatie dit toelaat en uitwijken zon-
der gevaar mogelijk is.
Systeemgrenzen
De systeemgrenzen van de actieve parkeerassis-
tent gelden (/ pagina 426).
Op hellingen is de werking van de wegrij-assisten-
tie beperkt.
Wanneer een transportinrichting, bijvoorbeeld een
aanhangwagen of etsdrager, op de aanhangwa-
genvoorziening is bevestigd en de elektrische ver-
binding correct tot stand is gebracht, is de wegrij-
assistentie bij het achteruitrijden niet beschikbaar.
Functie van de waarschuwing bij kruisend ver-
keer
De waarschuwing bij kruisend verkeer kan bij het
uitparkeren voor kruisend verkeer waarschuwen.
Daartoe bewaken de radarsensoren in de bumper
het gebied dat aan de auto grenst.
De waarschuwing bij kruisend verkeer is onder de
volgende voorwaarden actief:
RWaarsch. bij kruis. verkeer achter: De auto
rijdt langzamer dan circa 10 km/h achteruit.
RWaarsch. bij kruisend verkeer voor: De auto
rijdt langzamer dan circa 10 km/h vooruit en
het camerabeeld wordt weergegeven op het
centraal display (/ pagina 421).
De Waarsch. bij kruisend verkeer voor kan in het
menu Manoeuvreerondersteuning worden uit- of
ingeschakeld.
Rijden en parkeren 433
F206 0105 07
Afhankelijk van het betreende land kan de
Waarsch. bij kruis. verkeer achter eveneens wor-
den uit- of ingeschakeld (/ pagina 435).
Wanneer een kritische situatie wordt herkend, ver-
schijnt het symbool L rood in de geselec-
teerde weergave in het menu Camera & parkeren.
Waarsch. bij kruis. verkeer achter
RDe auto kan automatisch worden afgeremd
wanneer kruisend verkeer wordt herkend.
RWanneer het menu Camera & parkeren niet
geopend is en een kritische situatie wordt her-
kend, verschijnt een waarschuwing samen met
de pop-up van de PARKTRONIC-parkeerassis-
tent op het centraal display.
Waarsch. bij kruisend verkeer voor
RWanneer de actieve parkeerassistent actief is,
kan de auto automatisch worden afgeremd
wanneer kruisend verkeer wordt herkend.
RWanneer de actieve parkeerassistent niet
actief is, maar het menu Camera & parkeren
is geopend, verschijnt een waarschuwing.
RWanneer het menu Camera & parkeren niet is
geopend, kan het systeem niet reageren op
kruisend verkeer.
De waarschuwing bij kruisend verkeer is slechts
een hulpmiddel en kan uw waarneming van de
omgeving niet vervangen. De bestuurder blij
altijd verantwoordelijk voor het veilig manoeuvre-
ren en in- en uitparkeren. Erop letten dat zich
geen personen, dieren of voorwerpen in het tra-
ject van de auto bevinden.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij beperkte herkenningsmogelijkheid van
de waarschuwing bij kruisend verkeer
De waarschuwing bij kruisend verkeer kan
objecten en verkeerssituaties niet altijd
ondubbelzinnig herkennen.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en niet uitsluitend op de
waarschuwing bij kruisend verkeer ver-
trouwen.
#Klaar zijn om te kunnen remmen en
eventueel uit te wijken, in zoverre de ver-
keerssituatie dit toelaat en uitwijken zon-
der gevaar mogelijk is.
Systeemgrenzen
%Wanneer de waarschuwing bij kruisend ver-
keer niet beschikbaar is, wordt het symbool
L grijs weergegeven.
De systeemgrenzen van de actieve parkeerassis-
tent gelden (/ pagina 426).
Wanneer de radarsensoren door voertuigen of
andere objecten zijn afgedekt, vindt er geen her-
kenning plaats.
In de volgende situaties is de waarschuwing bij
kruisend verkeer niet beschikbaar:
ROp hellingen
RWaarsch. bij kruis. verkeer achter: Wanneer
een transportinrichting, bijvoorbeeld een aan-
hangwagen of etsdrager, op de aanhangwa-
genvoorziening is bevestigd en de elektrische
verbinding correct functioneert.
Functie van de manoeuvreerafremming
De manoeuvreerafremming kan een botsing met
personen voorkomen wanneer langzaam achteruit
434 Rijden en parkeren
F206 0105 07
wordt gereden. Wanneer via de achteruitrijcamera
een persoon op het traject wordt herkend, kan de
auto tot stilstand worden afgeremd.
De manoeuvreerafremming kan onder de vol-
gende voorwaarden ingrijpen:
R: De auto rijdt langzamer dan 10 km/h achter-
uit.
RHet camerabeeld wordt weergegeven op het
centraal display (/ pagina 421).
U kunt de functie van de manoeuvreerafremming
in het menu Manoeuvreerondersteuning uit- en
inschakelen (/ pagina 435).
Wanneer de manoeuvreerafremming wordt geacti-
veerd, verschijnt het symbool º rood in de
geselecteerde weergave in het menu Camera &
parkeren.
%Wanneer de manoeuvreerafremming niet
beschikbaar is, verschijnt hetzelfde symbool
in het grijs.
De manoeuvreerafremming is slechts een hulp-
middel. Hij kan uw waarneming van de omgeving
niet vervangen. De bestuurder blij altijd verant-
woordelijk voor het veilig manoeuvreren en in- en
uitparkeren. Erop letten dat zich geen personen,
dieren of voorwerpen in het traject van de auto
bevinden.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij beperkte herkenningsmogelijkheid van
het remmen bij het manoeuvreren
De functie van het remmen bij het manoeuvre-
ren kan personen niet altijd ondubbelzinnig
herkennen. Andere hindernissen worden niet
door de functie herkend.
In deze gevallen kan de functie onterecht of
zelfs helemaal niet remmen.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en niet uitsluitend op het
remmen bij het manoeuvreren vertrou-
wen.
#Klaar zijn om te remmen.
Systeemgrenzen
De systeemgrenzen van de volgende functies in
acht nemen:
RActieve parkeerassistent (/ pagina 426)
R360°-camera (/ pagina 416)
RAchteruitrijcamera (/ pagina 411)
In de volgende situaties is de functie manoeuvree-
rafremming niet beschikbaar:
ROp hellingen
RWanneer een transportinrichting, bijvoorbeeld
een aanhangwagen of etsdrager, op de aan-
hangwagenvoorziening is bevestigd en de
elektrische verbinding correct tot stand is
gebracht
Manoeuvreerondersteuning in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Parkeren
%Deze functie is een on-demand uitrusting
(/ pagina 89).
%Deze functie manoeuvreerondersteuning in- of
uitschakelen is niet in alle landen beschikbaar.
#Manoeuvreerondersteuning selecteren.
#De gewenste manoeuvreerondersteuning in- of
uitschakelen.
Rijden en parkeren 435
F206 0105 07
Memory parkeerassistent
Functie van de memory parkeerassistent
De memory parkeerassistent kan uw auto auto-
matisch in een vooraf opgeslagen parkeerplek
inparkeren. U kunt parkeermanoeuvres met een
totale afstand van maximaal 500 m (100 m per in-
of uitparkeermanoeuvre) opslaan.
Het systeem kan bij het in- of uitparkeren maxi-
maal een opgeslagen afstand van circa 100 m tot
of vanaf de gewenste parkeerplek aeggen, bij-
voorbeeld vanaf de inrit tot in de garage.
Binnen een straal van circa 150 m kan slechts
een in- en uitparkeermanoeuvre worden geregi-
streerd.
De memory parkeerassistent alleen op privéter-
rein gebruiken. Het gebruik op de openbare weg,
bijvoorbeeld op openbare parkeerplekken, is niet
toegestaan.
De memory parkeerassistent is slechts een hulp-
middel. Hij kan uw waarneming van de omgeving
niet vervangen. De bestuurder blij altijd verant-
woordelijk voor het veilig manoeuvreren en in- en
uitparkeren. Erop letten dat zich geen personen,
dieren of voorwerpen in het traject van de auto
bevinden.
Systeemgrenzen
De systeemgrenzen van de actieve parkeerassis-
tent in acht nemen (/ pagina 426).
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door objecten boven of onder het registra-
tiegebied van de memory parkeerassistent
Als zich objecten boven of onder het registra-
tiegebied bevinden, kunnen de volgende situ-
aties optreden:
RDe memory parkeerassistent kan te vroeg
insturen.
RDe auto stopt niet voor deze objecten.
Daardoor kunt u een aanrijding veroorzaken.
#De memory parkeerassistent in deze
situaties niet gebruiken.
Voorwerpen die zich boven of onder het registra-
tiegebied van de memory parkeerassistent bevin-
den, kunnen bij het inparkeren niet worden her-
kend.
Onder andere aanhangwagendissels van gepar-
keerde aanhangwagens die in de parkeerplek uit-
steken, worden mogelijk niet herkend.
De memory parkeerassistent in onder andere de
volgende situaties niet gebruiken:
RBij extreme weersomstandigheden, bijvoor-
beeld ijs, sneeuw of bij zware regenval
RBij het transport van ladingen die voorbij de
auto uitsteken
RWanneer de parkeerplek zich op een steile hel-
ling bevindt
RWanneer sneeuwkettingen zijn gemonteerd
Inparkeren met de memory parkeerassistent
opnemen
Voorwaarden
RDe gehele route bevindt zich buiten het open-
bare wegverkeer, bijvoorbeeld op het eigen
terrein.
RHet systeem hee referentiepunten in de
omgeving nodig om zich te oriënteren, bijvoor-
beeld hekken, muren of bomen. Daarom moet
na het starten van de auto eerst een bepaalde
afstand worden afgelegd. Wanneer onvol-
436 Rijden en parkeren
F206 0105 07
doende referentiepunten in de omgeving wor-
den herkend, kan geen nieuwe route worden
opgeslagen.
#De toets 1 indrukken.
De weergave Camera & parkeren wordt
geopend op het centraal display.
#Het menu 2 Geheugen parkeerassistent
selecteren.
#De auto op het gewenste startpunt van het
ondersteund inparkeren, bijvoorbeeld op de
oprit, tot stilstand brengen.
#Opnemen starten: Op 3 tippen.
%Indien niet aan alle voorwaarden voor een
opname wordt voldaan, wordt het symbool 3
grijs weergegeven.
#De auto in de gewenste parkeerplek parkeren.
Daarbij een snelheid van 8 km/h niet over-
schrijden.
#Opname beëindigen: De auto stoppen en
opnieuw op 3 tippen.
De registratie is opgeslagen.
%In de instellingen van de memory parkeeras-
sistent kunt u de opgeslagen parkeermanoeu-
vres wissen en hernoemen.
Met de memory parkeerassistent inparkeren
Voorwaarden
RInparkeren is geregistreerd.
Rijden en parkeren 437
F206 0105 07
#De toets 1 indrukken.
De weergave Camera & parkeren wordt
geopend op het centraal display.
#Het menu Geheugen parkeerassistent 2
selecteren.
#De auto op het startpunt van de opgeslagen
inparkeermanoeuvre tot stilstand brengen.
#Inparkeren starten: 6 indrukken.
#De opgeslagen inparkeermanoeuvre uit de lijst
selecteren.
#De aanwijzingen op het centraal display vol-
gen.
De auto parkeert in de geselecteerde parkeer-
plek.
%De richtingaanwijzer wordt niet automatisch
ingeschakeld. De verantwoordelijkheid voor
het correct inschakelen van de richtingaanwij-
zers ligt altijd bij u.
#Wanneer het inparkeren is voltooid, de auto
tegen wegrollen beveiligen.
Met de memory parkeerassistent uitparkeren
Voorwaarden
RHet uitparkeren werd samen met het bijbeho-
rende inparkeren binnen een rijcyclus opgeno-
men en afzonderlijk opgeslagen.
RDe auto werd door de memory parkeerassis-
tent ingeparkeerd.
438 Rijden en parkeren
F206 0105 07
#De toets 1 indrukken.
De weergave Camera & parkeren wordt
geopend op het centraal display.
#Het menu Geheugen parkeerassistent 2
selecteren.
Uitparkeren starten
#6 indrukken.
#De opgeslagen uitparkeerprocedure bevesti-
gen.
#De aanwijzingen op het centraal display vol-
gen.
De auto rijdt de opgeslagen afstand.
%De richtingaanwijzer wordt niet automatisch
ingeschakeld. De verantwoordelijkheid voor
het correct inschakelen van de richtingaanwij-
zers ligt altijd bij u.
#Na beëindiging van het uitparkeren de auto
overnemen.
Memory parkeerassistent instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Parkeren 5Geheugen parkeerassistent
Opname hernoemen
#Geheugen parkeerassistent selecteren.
#´ naast de gewenste opname selecteren.
#Een naam invoeren en met OK bevestigen.
Opname wissen
#Geheugen parkeerassistent selecteren.
#E naast de gewenste opname selecteren.
De geselecteerde registratie wordt gewist.
Rijden en parkeren 439
F206 0105 07
Alle opnames wissen
#Geheugen parkeerassistent selecteren.
#Alle sporen wissen selecteren.
%Als alternatief kunt u alle gegevens van de
memory parkeerassistent wissen, door het
multimediasysteem terug te zetten
(/ pagina 516).
Aanhangwagenmanoeuvreer-assistent
Functie van de aanhangwagenmanoeuvreer-
assistent
%Deze functie is een on-demand uitrusting
(/ pagina 89).
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door ongeschikte aanhangwagen
Aanhangwagens met gestuurde assen of een
molenasstel kunnen niet door de aanhangwa-
genmanoeuvreer-assistent worden geleid.
Hierdoor kan de aanhangwagen niet in de
gewenste richting worden gemanoeuvreerd en
kan er een aanrijding ontstaan of kan de aan-
hangwagen kantelen.
#De aanhangwagenmanoeuvreer-assistent
alleen gebruiken voor aanhangwagens
waarbij de aanhangwagendissel en de as
star zijn uitgevoerd.
*AANWIJZING Schade door naar voren uit-
stekende lading of disselopbouwen
Door naar voren uitstekende lading of disse-
lopbouwen op de aanhangwagen kunnen de
auto en de aanhangwagen tijdens het
manoeuvreren beschadigd raken.
#Bij het manoeuvreren op uitstekende
lading of disselopbouwen letten.
De aanhangwagenmanoeuvreer-assistent onder-
steunt u bij het achteruitrijden met een aanhang-
wagen. Hij bewaakt met behulp van de achteruit-
rijcamera de knikhoek tussen de auto en de aan-
hangwagen en regelt deze op een ingestelde
waarde af. De aanhangwagenmanoeuvreer-assis-
tent begrenst hierbij de snelheid.
De aanhangwagenmanoeuvreer-assistent is
slechts een hulpmiddel. Hij kan uw waarneming
van de omgeving niet vervangen. De bestuurder
blij altijd verantwoordelijk voor het veilig
manoeuvreren en in- en uitparkeren. Bij het
manoeuvreren, in- en uitparkeren mogen zich
onder andere geen personen, dieren of voorwer-
pen in het manoeuvreergebied bevinden; dit con-
troleren.
U kunt de waarde voor de knikhoek rechtstreeks
via het multimediasysteem invoeren of het
manoeuvre rechttrekken of het 90° manoeuvre
gebruiken. Bij het manoeuvre rechttrekken bere-
kent het systeem de knikhoek automatisch en
wordt de combinatie overeenkomstig de actuele
richting van de aanhangwagen gericht.
De aanwijzingen met betrekking tot het rijden met
een aanhangwagen (/ pagina 442) in acht
nemen.
Systeemgrenzen
De systeemgrenzen van de volgende functies in
acht nemen:
RActieve parkeerassistent (/ pagina 426)
440 Rijden en parkeren
F206 0105 07
R360°-camera (/ pagina 416)
RAchteruitrijcamera (/ pagina 411)
Het systeem kan in de volgende situaties mogelijk
niet correct werken of buiten werking zijn:
RDe helling is meer dan circa 15%.
Aanhangwagenmanoeuvreer-assistent gebrui-
ken
Voorwaarden
RDe auto is gestart en staat stil.
RIn het menu Voertuig is een aanhangwagen
geselecteerd (/ pagina 448).
REr is een aanhangwagen herkend.
RDe helling is minder dan circa 15%.
RHet koerdeksel is gesloten.
RDe elektrische parkeerrem is niet bediend.
RDe bestuurder hee de veiligheidsgordel
omgegespt.
Aanhangwagenmanoeuvreer-assistent gebruiken
#De achteruitversnelling k inschakelen.
#De toets 1 indrukken.
Het camerabeeld wordt weergegeven op het
centraal display.
%Het beeld is een voorbeeld en afgebeeld zon-
der aanhangwagen.
In het menu van de aanhangwagenmanoeuvreer-
assistent kunt u verschillende manoeuvres selec-
teren. Welke manoeuvres beschikbaar zijn hangt
af van de actuele knikhoek en de lengte van de
aanhangwagen.
#De knikhoek instellen: 3 selecteren. Op het
centraal display in het gehele gebied van het
camerabeeld naar links of rechts vegen om de
knikhoek te veranderen.
of
Rijden en parkeren 441
F206 0105 07
#Manoeuvre rechttrekken activeren: 1 selec-
teren.
Het systeem berekent de knikhoek zodanig,
dat de richting van de aanhangwagen op het
moment van activering gehandhaafd blij.
Daarbij vindt bij het achteruitrijden een korte
beweging van de aanhangwagen in tegenge-
stelde richting plaats, waarna wordt terugge-
keerd naar de gewenste lijn. Op die manier
wordt de auto recht uitgelijnd ten opzichte van
de aanhangwagen en blij tegelijkertijd de
richting van de aanhangwagen gehandhaafd.
of
#90° manoeuvre activeren:
RDe auto recht uitlijnen ten opzichte van de
aanhangwagen.
R2 (links of rechts) selecteren.
Het systeem berekent de knikhoek zo, dat de
aanhangwagen onder een zo klein mogelijke
hoek in een inrit kan worden gemanoeuvreerd
die zich onder een rechte hoek ten opzichte
van de eigen auto bevindt. Na het afslaan
wordt de auto weer recht uitgelijnd ten
opzichte van de aanhangwagen.
#Gas geven en remmen zoals vereist.
%De maximale knikhoek is afhankelijk van de
lengte van de aanhangwagen. Deze wordt
door het systeem berekend door een stuk
vooruit te rijden met een aantal bochten.
Voordat de lengte van de aanhangwagen is
berekend, bedraagt de maximale knikhoek
circa 23°. Hoe langer de aanhangwagen, hoe
groter de maximale knikhoek (max. circa
60°).
%De gehele omgeving in de gaten houden en
altijd klaar zijn om te remmen.
Aanhangwagenvoorziening
Aanwijzingen voor rijden met een aanhangwagen
*AANWIJZING Mogelijk vervallen van de
typegoedkeuring door illegale bevestiging
van aanhangwagenvoorzieningen
De montage, ook achteraf, van een niet-
inklapbare of een niet verwijderbare aanhang-
wagenvoorziening, die het kenteken of het ver-
lichtingssysteem bedekt, ook slechts gedeel-
telijk, is verboden.
#De geldende wettelijke regelingen over
de montage van aanhangwagenvoorzie-
ningen in acht nemen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door slingeren van de combinatie
Als u met een aanhangwagen te snel rijdt, kan
de combinatie gaan slingeren.
Daardoor kunt u de controle over de combina-
tie verliezen. De combinatie kan zelfs kante-
len.
#In geen geval proberen de combinatie
recht te trekken door de snelheid te ver-
hogen.
#De snelheid verlagen en niet tegenstu-
ren.
#Zo nodig afremmen.
442 Rijden en parkeren
F206 0105 07
*AANWIJZING Beschadiging van de motor
door oververhitting
#Afhankelijk van het type auto zijn bij het
achteraf inbouwen van een aanhangwa-
genvoorziening wijzigingen aan het
motorkoelsysteem noodzakelijk.
Bij inbouw van een aanhangwagenvoorziening
achteraf op de bevestigingspunten aan het
onderstel letten.
Alleen wanneer in de autopapieren een aanhang-
wagengewicht is opgenomen, mag naderhand een
aanhangwagenvoorziening worden gemonteerd.
Wanneer dit niet het geval is, mag met de auto
niet met een aanhangwagen worden gereden.
Meer informatie is verkrijgbaar in een gekwali-
ceerde werkplaats.
De volgende aanwijzingen met betrekking tot de
kogeldruk in acht nemen:
RDe toegestane kogeldruk niet over- of onder-
schrijden.
RDe maximumkogeldruk zoveel mogelijk benut-
ten.
De volgende waarden mogen niet worden over-
schreden:
RToegestaan aanhangwagengewicht
RToegestane achterasbelasting van de trek-
kende auto
RToegestaan totaalgewicht van de trekkende
auto
RToegestaan totaalgewicht van de aanhangwa-
gen
RToegestane maximumsnelheid van de aan-
hangwagen
Voor het wegrijden het volgende controleren:
ROp de achteras van de trekkende auto is de
bandenspanning voor maximale belading inge-
steld.
RDe verlichting van de aangesloten aanhangwa-
gen functioneert.
Bij een grotere achterasbelasting mag in verband
met de typegoedkeuring met de auto met aan-
hangwagen niet sneller dan 100 km/h worden
gereden. Dit geldt ook in landen waar voor auto's
met aanhangwagen in principe een maximumsnel-
heid boven 100 km/h is toegestaan.
%Bij het achteruitrijden met een aanhangwagen
de functie van de aanhangwagenmanoeu-
vreer-assistent in acht nemen
(/ pagina 440).
Kogelhals uit- of inklappen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door een niet vergrendelde kogelhals
Als de kogelhals niet vergrendeld is, kan de
aanhangwagen losraken.
#De kogelhals altijd zoals beschreven ver-
grendelen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
uitzwenken van de kogelhals
Wanneer de kogelhals wordt ontgrendeld of bij
het inklappen niet correct wordt vergrendeld,
kan deze uitzwenken.
In het zwenkbereik van de kogelhals bestaat
gevaar voor letsel!
Rijden en parkeren 443
F206 0105 07
#De kogelhals alleen ontgrendelen als het
zwenkbereik vrij is.
#Altijd controleren dat de kogelhals bij het
inklappen vergrendelt.
*AANWIJZING Verhoogd risico op materiële
schade door uitgeklapte kogelhals
#Als geen aanhangwagen is aangekoppeld
en geen etsdrager is gemonteerd, de
kogelhals inklappen of bij een volledig
elektrische aanhangwagenvoorziening de
kogelhals inzwenken.
*AANWIJZING Beschadiging van de auto
door verkeerd gebruik van de aanhangwa-
genvoorziening
Bij het bergen van de auto door het lostrekken
met behulp van de aanhangwagenvoorziening
kan de auto of de aanhangwagenvoorziening
zelf beschadigd raken.
#De aanhangwagenvoorziening alleen
gebruiken voor het trekken van een aan-
hangwagen of voor de bevestiging van
goedgekeurde dragersystemen, bijvoor-
beeld een etsdrager.
Uitzondering: Omdat auto's met een aan-
hangwagenvoorziening aan de achter-
kant geen bevestiging voor een sleepoog
hebben, is af- of aanslepen toegestaan.
#Bij het af- of aanslepen met de aanhang-
wagenvoorziening de informatie in het
hoofdstuk "Sleepoog aanbrengen en ver-
wijderen“ in acht nemen.
Kogelhals uitklappen
#De auto tegen wegrollen beveiligen.
#Het zwenkbereik vrijhouden.
#De aanhangwagenkabel of de adapterstekker
verwijderen.
#Aan de toets 2 trekken, tot de kogelhals ont-
grendelt.
De kogelhals klapt onder de achterbumper uit.
444 Rijden en parkeren
F206 0105 07
Het controlelampje 1 knippert.
#De kogelhals in de richting van de pijl drukken
tot deze hoorbaar in de verticale stand ver-
grendelt.
Het controlelampje 1 in de toets voor ont-
grendeling van de kogelhals doo.
Wanneer de kogelhals niet veilig is vergren-
deld, verschijnt op het bestuurdersdisplay de
displaymelding Aanhangwagenkoppeling Ver-
grendeling controleren.
#De afdekkap van de kogelkop verwijderen en
veilig opbergen.
Erop letten dat de kogel van de kogelhals schoon
is. Controleren of de trekhaak volgens de voor-
schrien van de betreende aanhangwagen inge-
vet of droog (zonder vet) moet worden gebruikt.
Kogelhals inklappen
#Aan de toets 2 trekken, tot de kogelhals ont-
grendelt.
De kogelhals klapt onder de achterbumper
weg.
Het controlelampje 1 knippert.
Rijden en parkeren 445
F206 0105 07
#De kogelhals in de richting van de pijl drukken
tot deze achter de bumper hoorbaar vergren-
delt.
Het controlelampje 1 doo en de melding op
het bestuurdersdisplay verdwijnt.
De informatie over de weergaven op het bestuur-
dersdisplay in acht nemen:
RWaarschuwings- en controlelampjes
(/ pagina 933)
RDisplaymeldingen (/ pagina 834)
Aanhangwagen aan- of afkoppelen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
verandering van de voertuighoogte
Auto's met niveauregeling op de achteras: De
voertuighoogte kan onbedoeld worden gewij-
zigd, bijvoorbeeld door andere personen. Als u
ondertussen de aanhangwagen aan‑ of afkop-
pelt, kunt u bekneld raken. Bovendien kunnen
lichaamsdelen van personen bekneld raken,
die zich tussen de carrosserie en de banden
of onder de auto bevinden.
Bij het aan‑ of afkoppelen het volgende in acht
nemen:
#Geen portieren of het koerdeksel ope-
nen of sluiten.
#De niveauregeling niet starten en DYNA-
MIC SELECT niet bedienen.
#De auto niet ver‑ of ontgrendelen.
De aanhangwagen wordt alleen door de auto her-
kend indien aan de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
RDe kogelhals is uitgeklapt en correct vergren-
deld in de vergrendelde positie.
RAuto's met niveauregeling op de achteras: De
auto moet zich op het normale niveau bevin-
den, dit controleren (/ pagina 406).
Bij het rijden met een aanhangwagen het nor-
male niveau gebruiken. Op openbare wegen is
het rijden op het hoge niveau met een aan-
hangwagen niet toegestaan.
Een aanhangwagen met een 7-polige stekker via
de volgende adapters op de auto aansluiten:
RAdapterstekker
RAdapterkabel
De aanhangwagen wordt alleen door de auto her-
kend indien aan de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
RDe aanhangwagen is correct aangesloten.
RHet verlichtingssysteem van de aanhangwagen
is intact.
446 Rijden en parkeren
F206 0105 07
Een correct aangesloten aanhangwagen hee
onder meer invloed op de functies van de vol-
gende systemen:
RESP®-aanhangwagenstabilisatie
RAanhangwagenmanoeuvreer-assistent
RActieve spoorassistent
RPARKTRONIC-parkeerassistent
RActieve parkeerassistent
RDodehoek- of actieve dodehoekassistent
RWegrij-assistentie
RWaarschuwing bij kruisend verkeer
RManoeuvreerafremming
RAchteruitrijcamera
R360°-camera
Aanhangwagen aankoppelen
*AANWIJZING Beschadiging van de start-
accu door volledige ontlading
Door het opladen van de aanhangwagenaccu
via de spanningsvoorziening van de aanhang-
wagen kan de startaccu worden beschadigd.
#De spanningsvoorziening van de auto
niet gebruiken om de aanhangwagen-
accu op te laden.
#De auto tegen wegrollen beveiligen.
#De afdekkap van de kogelkop verwijderen en
veilig opbergen.
#De aanhangwagen horizontaal achter de auto
zetten en aankoppelen.
#Het deksel van de contactdoos openen.
#De stekker met nok 1 in groef 3 van de
contactdoos aanbrengen.
#De bajonetverbinding 2 tot de aanslag
rechtsom draaien.
#Het deksel laten vergrendelen.
#De kabel met kabelbinders aan de aanhangwa-
gen bevestigen (alleen bij adapterkabels).
#Controleren of de kabel bij het rijden door
bochten vrij kan bewegen.
Ook bij een correct aangesloten aanhangwagen
kan onder de volgende omstandigheden een mel-
ding op het bestuurdersdisplay verschijnen:
RHet verlichtingssysteem van de aanhangwagen
is van LED's voorzien.
RDe minimumstroom (50 mA) van de aanhang-
wagenverlichting werd onderschreden.
%Op de permanente spanningsvoorziening kunt
u accessoires aansluiten tot maximaal 180 W
en aan de via het contactslot geschakelde
spanningsvoorziening.
Rijden en parkeren 447
F206 0105 07
Aanhangwagen afkoppelen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij het
afkoppelen
Wanneer u een aanhangwagen met oplooprem
in geremde staat afkoppelt, kunt u met uw
hand tussen de auto en de aanhangwagendis-
sel bekneld raken.
#De aanhangwagen niet in geremde staat
afkoppelen.
*AANWIJZING Beschadiging bij het afkop-
pelen wanneer de aanhangwagen geremd
is
Wanneer de aanhangwagen bij het afkoppelen
geremd is, kan de auto beschadigd raken.
#De aanhangwagen niet in geremde staat
afkoppelen.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij het
losmaken van de aanhangwagenkabel
Auto's met niveauregeling op de achteras:
Wanneer u de aanhangwagenkabel losmaakt,
kan de auto zakken.
Daardoor kunnen lichaamsdelen van personen
bekneld raken, die zich tussen de carrosserie
en de banden of onder de auto bevinden.
#Bij het losmaken van de aanhangwagen-
kabel mag zich niemand in de directe
omgeving van de spatbordranden of
onder de auto bevinden.
#De auto tegen wegrollen beveiligen.
#De elektrische verbinding tussen auto en aan-
hangwagen losmaken.
#De aanhangwagen afkoppelen.
#De afdekkap op de kogelkop drukken.
%Aanhangwagen met LED-verlichting: Na het
afkoppelen van de aanhangwagen de auto in-
en weer uitschakelen.
Rijden met aanhangwagen instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Rijden 5Type aanhangwagen
Aanhangwagen instellen
De instellingen in dit menu maken het berekenen
van een geschikte route voor de geselecteerde
aanhangwagen mogelijk en optimaliseren de bere-
kende aankomsttijd.
#Het gewenste type aanhangwagen selecteren.
#De toegestane maximumsnelheid van de inge-
stelde aanhangwagen invoeren.
#Wijzigingen opslaan: Bevestigen selecteren.
448 Rijden en parkeren
F206 0105 07
Functie van de etsdrager
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij niet deskundig omgaan met de ets-
drager
De etsdrager kan in de volgende gevallen van
de auto losraken:
RHet toegestane draagvermogen van de
aanhangwagenvoorziening wordt over-
schreden.
RDe etsdrager wordt niet deskundig
gebruikt.
RDe etsdrager is op de kogelhals onder de
kogelkop bevestigd.
Voor uw eigen veiligheid en die van andere
verkeersdeelnemers het volgende in acht
nemen:
RAltijd het toegestane draagvermogen van
de aanhangwagenvoorziening aanhouden.
RAltijd de toegestane achterasbelasting van
de trekkende auto in acht nemen.
RDe etsdrager uitsluitend voor het vervoe-
ren van etsen gebruiken.
RDe etsdrager altijd volgens de voorschrif-
ten bevestigen door deze op de kogelkop
vast te klemmen en indien mogelijk boven-
dien aan de geleidepen van de kogelhals.
RVoor het vervoeren van vier etsen altijd
een etsdrager met extra ondersteuning
op de geleidepen van de kogelhals gebrui-
ken.
RAlleen door Mercedes-Benz goedgekeurde
etsdragers gebruiken.
ROok altijd de handleiding van de etsdra-
ger in acht nemen.
*AANWIJZING Beschadiging of breuk van
de aanhangwagenvoorziening door onge-
schikte of niet deskundig gebruikte ets-
drager
#Alleen door Mercedes-Benz goedge-
keurde etsdragers zoals hierna beschre-
ven op vakkundige wijze gebruiken.
*AANWIJZING Verhoogd risico op materiële
schade door uitgeklapte kogelhals
#Als geen aanhangwagen is aangekoppeld
en geen etsdrager is gemonteerd, de
kogelhals inklappen of bij een volledig
elektrische aanhangwagenvoorziening de
kogelhals inzwenken.
*AANWIJZING Mogelijk vervallen van de
typegoedkeuring door illegale bevestiging
van aanhangwagenvoorzieningen
De montage, ook achteraf, van een niet-
inklapbare of een niet verwijderbare aanhang-
wagenvoorziening, die het kenteken of het ver-
lichtingssysteem bedekt, ook slechts gedeel-
telijk, is verboden.
#De geldende wettelijke regelingen over
de montage van aanhangwagenvoorzie-
ningen in acht nemen.
Rijden en parkeren 449
F206 0105 07
Aanhangwagenvoorziening (voorbeeld met extra
geleidepen)
Afhankelijk van de constructie van de etsdrager
kunt u verschillende hoeveelheden etsen vervoe-
ren.
De volgende constructies van de etsdrager zijn
mogelijk:
RBij bevestiging door vastklemmen op de kogel-
kop 1 bedraagt het maximumdraagvermogen
75 kg. U kunt maximaal drie etsen vervoeren.
RBij bevestiging op de kogelkop 1 en boven-
dien op de geleidepen 2, bedraagt het maxi-
mumdraagvermogen 100 kg. U kunt maximaal
vier etsen vervoeren.
Het maximumdraagvermogen wordt berekend uit
het gewicht van de etsdrager en de belading van
de etsdrager.
De aanwijzingen met betrekking tot het rijden met
dakbelasting, een aanhangwagen of een volledig
beladen auto in acht nemen (/ pagina 282).
Pas bij gebruik van een etsdrager de banden-
spanning aan voor een verhoogde belading van de
achteras van de auto. Meer informatie over de
bandenspanning vindt u in de bandenspanningsta-
bel (/ pagina 686).
Beladingsaanwijzingen
Hoe groter de afstand van het zwaartepunt van de
lading ten opzichte van de kogelkop, hoe hoger de
belasting op de aanhangwagenvoorziening.
De volgende aanwijzingen in acht nemen:
RZware etsen zo dicht mogelijk bij de auto
bevestigen.
RDe lading op de etsdrager altijd zo symme-
trisch mogelijk ten opzichte van de lengteas
van de auto verdelen.
Mercedes-Benz adviseert om voor het beladen
van de etsdrager alle aanbouwdelen van de et-
sen te verwijderen, bijvoorbeeld etsmanden, kin-
derzitjes of accu's. Daardoor kan de luchtweer-
stand en het zwaartepunt van de etsdrager wor-
den verbeterd.
De etsen altijd tegen verschuiven vastzetten en
regelmatig controleren of ze nog goed vastzitten.
Geen dekzeilen of andere afdekkingen gebruiken.
Het rijgedrag en het zicht naar achteren kunnen
slechter worden. Bovendien neemt de luchtweer-
stand toe en daarmee de belasting op de aan-
hangwagenvoorziening.
450 Rijden en parkeren
F206 0105 07
Verdeling van de lading op de etsdrager
1Afstand van het zwaartepunt naar de kogelkop
in verticale richting
2Afstand van het zwaartepunt naar de kogelkop
naar achteren
3Het zwaartepunt bevindt zich op de middenas
van de auto.
Bij het beladen van de etsdrager de volgende
gegevens in acht nemen.
Belading van de etsdrager
3 etsen 4 etsen
Totaalgewicht
van etsdra-
ger en bela-
ding
Tot 75 kg Tot 100 kg
Max. afstand
1
420 mm 420 mm
Max. afstand
2
300 mm 400 mm
Bij het vervoer van vier etsen of een totaalge-
wicht tussen 75 kg en 100 kg uitsluitend een
etsdrager met een extra bevestiging op de beide
geleidepennen van de aanhangwagenvoorziening
gebruiken.
Aanwijzingen met betrekking tot het trekken van
auto's
De auto is niet geschikt voor het gebruik van Tow-
Bar-systemen, die bijvoorbeeld worden gebruikt
voor Flat Towing of Dinghy Towing. Het aanbren-
gen of gebruik van Tow-Bar-systemen kan tot
schade aan de auto leiden. Bij het trekken of sle-
pen van een auto met Tow-Bar-systemen is een
veilig rijdynamisch gedrag van de trekkende auto
en de getrokken auto niet veiliggesteld. De combi-
natie kan gaan slingeren.
De volgende aanwijzingen in acht nemen:
RToegestane sleepmethoden (/ pagina 673)
RPlug-in-hybride: Toegestane sleepmethoden
(/ pagina 674, 675)
RDe aanwijzingen met betrekking tot het slepen
met beide assen op de grond (/ pagina 67)
Rijden en parkeren 451
F206 0105 07
Aanwijzingen met betrekking tot het bestuur-
dersdisplay
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij uitvallen van het bestuurdersdisplay
Wanneer het bestuurdersdisplay uitgevallen is
of als een storing aanwezig is, kunt u functie-
beperkingen van veiligheidsrelevante syste-
men niet herkennen.
De bedrijfsveiligheid van de auto kan beperkt
zijn.
#Voorzichtig verder rijden.
#De auto direct bij een gekwaliceerde
werkplaats laten controleren.
Wanneer de bedrijfsveiligheid van de auto in
gevaar komt, de auto direct op een veilige plaats
neerzetten. Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Het bestuurdersdisplay toont belangrijke informa-
tie, bijvoorbeeld snelheid, motortoerental, brand-
stofpeil, koelvloeistoemperatuur en waarschu-
wings- en controlelampjes.
Daarnaast zijn o.a. de volgende functies beschik-
baar:
RVerschillende menu's, bijvoorbeeld voor assis-
tentie en navigatie
RStatusindicaties bij de rijsystemen
RDisplaymeldingen
RInformatie over snelheid, Verbruik en actiera-
dius
RVermogensmeter en laadtoestand van de
hoogspanningsaccu
RWaarschuwings- en controlelampjes
Aanvullende aanwijzingen voor plug-in-hybride
voertuigen:
RVerdere weergaven op het bestuurdersdisplay:
-õ Aandrijving is geactiveerd
-° "Voet van het gas" (/ pagina 295)
In sommige menu's kan de inhoud individueel
worden aangepast en kunnen instellingen worden
uitgevoerd (/ pagina 454).
Bestuurdersdisplay bedienen
&WAARSCHUWING Gevaar voor aeiding
door informatiesystemen en communica-
tieapparatuur
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde informatiesystemen en communicatie-
apparatuur bedient, kunt u van de verkeerssi-
tuatie worden afgeleid. Bovendien kunt u de
controle over de auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen wan-
neer de verkeerssituatie dit toelaat.
#Wanneer dit niet kan worden gewaar-
borgd, op een veilige plek stoppen en de
invoering wanneer de auto stilstaat uit-
voeren.
Bij het bedienen van het bestuurdersdisplay de
wettelijke bepalingen in acht nemen van het land
waarin u zich bevindt.
452 Bestuurdersdisplay
F206 0105 07
Door de menulijst bladeren
1Terugtoets
2Toets hoofdmenu
3Touch-Control
De inhoud van het bestuurdersdisplay wordt met
de bedieningselementen aan de linkerzijde van
het stuurwiel geregeld. De navigatie vindt plaats
met de Touch-Control 3 in verticale en horizon-
tale richting wissen met een vinger. Door het
indrukken van de Touch-Control wordt de selectie
bevestigd.
%Voor een optimale bediening van de Touch-
Control 3 indien mogelijk de toppen van de
duimen gebruiken. Bovendien kunt u de
gevoeligheid van de Touch-Control instellen in
het centraal display (/ pagina 492).
#De toets hoofdmenu 2 kort indrukken.
#Op de Touch-Control 3 naar links of rechts
vegen en een menu selecteren.
#Bevestigen: Op de Touch-Control 3 drukken.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Menu's op het bestuurdersdisplay
Aanwijzingen met betrekking tot de menu's op het
bestuurdersdisplay
&WAARSCHUWING Gevaar voor aeiding
door informatiesystemen en communica-
tieapparatuur
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde informatiesystemen en communicatie-
apparatuur bedient, kunt u van de verkeerssi-
tuatie worden afgeleid. Bovendien kunt u de
controle over de auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen wan-
neer de verkeerssituatie dit toelaat.
#Wanneer dit niet kan worden gewaar-
borgd, op een veilige plek stoppen en de
invoering wanneer de auto stilstaat uit-
voeren.
Bij het bedienen van het bestuurdersdisplay de
wettelijke bepalingen in acht nemen van het land
waarin u zich bevindt.
Bestuurdersdisplay 453
F206 0105 07
De volgende menu's kunnen via de menulijst op
het bestuurdersdisplay worden opgeroepen:
RIngetogen
RSportief
RKlassiek
RNavigatie
RAssistentie
RService
RMercedes-AMG auto's: TRACK PACE
In sommige van deze menu's kunt u een keuze
maken uit verschillende displayinhoud in het mid-
delste weergavegebied.
In de meeste menu's kunt u met de Opties ver-
dere instellingen uitvoeren voor menuspecieke
displayinhoud.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Menu's op het bestuurdersdisplay oproepen en
bedienen
Een menu via de menulijst van het bestuurdersdis-
play oproepen
1Terugtoets
2Toets hoofdmenu
3Touch-Control
#De toets Hoofdmenu 2 in het stuurwiel
indrukken.
De menulijst van het bestuurdersdisplay wordt
geopend.
#Op de Touch-Control links 3 naar links of
rechts vegen en een menu (bijvoorbeeld het
menu Klassiek) in de menulijst selecteren.
#Bevestigen: Op de Touch-Control links 3
drukken.
Het submenu Opties oproepen of verlaten
#Oproepen: Op de Touch-Control links 3 druk-
ken.
#Verlaten: De terugtoets 1 indrukken.
454 Bestuurdersdisplay
F206 0105 07
Door weergave-inhoud of lijsten bladeren
#Op de Touch-Control links 3 omhoog,
omlaag, naar links of rechts vegen.
%Binnen verschillende menu's verschijnen aan
de rechter rand van het middelste weergave-
veld eveneens indexsymbolen ter oriëntatie,
op welke positie in een lijst u zich momenteel
bevindt.
Een displayinhoud als standaardweergave instel-
len
U kunt individueel gecongureerde displayinhoud
van een menu als standaardweergave instellen.
#De Touch-Control links 3 lang indrukken, tot-
dat het staafdiagram volledig is gevuld.
De vraag Directe link instellen? verschijnt.
#Op de Touch-Control links 3 naar links
vegen en Ja selecteren.
#Bevestigen: Op de Touch-Control links 3
drukken.
#Standaardweergave oproepen: In het bovenste
niveau van een menu de terugtoets 1 indruk-
ken.
%Door in de standaardweergave de terugtoets
1 in te drukken, wordt het vorige menu
opgeroepen.
Waarden terugzetten
#Submenu Opties oproepen: Op de Touch-Con-
trol links 3 drukken.
#Ja selecteren.
#Bevestigen: Op de Touch-Control links 3
drukken.
Instellingen in de menu's Klassiek of Decent uit-
voeren
Bestuurdersdisplay:
4Klassiek
Displayinhoud in het middelste weergavegebied
van het menu Klassiek selecteren
#Het menu Klassiek via de menulijst van het
bestuurdersdisplay oproepen.
#Displayinhoud selecteren: Op de Touch-Con-
trol links omhoog of omlaag vegen en de
gewenste displayinhoud selecteren.
1Snelheidsmeter
2Toerenteller of tijd
3Transmissiestand
4Temperatuurindicatie koelvloeistof
5Buitentemperatuur
6Displayinhoud midden in het menu Klassiek
(voorbeeld dagteller)
Bestuurdersdisplay 455
F206 0105 07
7Tijd
8Brandstofpeil en aanduiding tankdopklepposi-
tie
In het middelste weergavegebied 6 van het
menu Klassiek kan de volgende displayinhoud
worden weergegeven:
RDagteller en kilometertotaalstand
RTripcomputer Na vertrek en Na reset
RECO aanduiding
RVerbruik
RATTENTION ASSIST
RAudio
RNavigatie
Tripcomputer bij plug-in-hybride auto's (voor-
beeld)
1Aandeel elektrisch rijden (elektrisch afgelegde
afstand van de totaal afgelegde afstand)
Informatie over de actieradius
RDe werkelijke actieradius kan van de weerge-
geven actieradius afwijken. Bij de berekening
van de actieradius wordt rekening gehouden
met de rijstijl in het verleden.
RFactoren zoals de buitentemperatuur of kli-
maatregelingsinstellingen zijn rechtstreeks van
invloed op de haalbare actieradius.
RBij actieve navigatie of een actieve woon-werk
route kan extra informatie over de komende
route bij de berekening van de actieradius
worden meegenomen.
Informatie over het elektrisch verbruik
RBij de verbruikswaarden Na vertrek en Na
reset wordt rekening gehouden met alle
actieve verbruikers bij rijbereidheid van het
aandrijfsysteem õ.
Informatie over het aandeel elektrisch rijden
RVoor het bepalen van het aandeel elektrisch
rijden wordt uitsluitend rekening gehouden
met afstanden die onder de volgende voor-
waarden zijn gereden
-De verbrandingsmotor is uitgeschakeld.
-Het rijprogramma Electric of Hybrid is
actief.
-De hoogspanningsaccu is opgeladen
Met elektrisch gereden afstanden die in het rijpro-
gramma Battery Level of bij een lege hoogspan-
ningsaccu zijn afgelegd wordt geen rekening
gehouden voor het aandeel elektrisch rijden.
456 Bestuurdersdisplay
F206 0105 07
%Voor het vergroten van het aandeel elektrisch
rijden de hoogspanningsaccu zo vaak moge-
lijk bij een geschikte laadinrichting opladen.
Radiozenders of titels in de zender- of titellijst
selecteren
In de displayinhoud Audio van het menu Klassiek
kunnen radiozenders of titels in de zender- of titel-
lijst worden geselecteerd.
De volgende aanpassingen worden in het MBUX
multimediasysteem gedaan:
RConguratie van de zender- of titellijst
RWissel tussen de mediabronnen
RInstelling van de frequentieband
1Titellijst van de displayinhoud Audio in het
middelste weergavegebied (voorbeeld)
#Radiozender of titel wisselen: Op de Touch-
Control links naar links of rechts vegen en een
radiozender of titel in de zender- of titellijst 1
selecteren.
%Wanneer na het openen van de zender- of
titellijst 1 geen onmiddellijke bediening
plaatsvindt, gaat de weergave terug naar de
geselecteerde radiozender of titel.
%De weergegeven radiozender of titel bij het
opnieuw starten van de auto is van het
gebruikte gebruikersproel tijdens de vorige
rit afhankelijk.
Submenu Opties in het menu Klassiek oproepen
of verlaten
In het submenu Opties kunt u afhankelijk van de
geselecteerde displayinhoud in het middelste
weergavegebied verschillende instellingen uitvoe-
ren.
#Submenu Opties oproepen: Op de Touch-Con-
trol links drukken.
#Submenu Opties verlaten: De terugtoets G
indrukken.
De volgende functies kunnen in het submenu
Opties bijvoorbeeld beschikbaar zijn:
RNavigatie: Zoom, routebegeleiding en kaartin-
stellingen selecteren en instellen
RDagteller terugzetten
RTripcomputer Na vertrek terugzetten
Bestuurdersdisplay 457
F206 0105 07
RTripcomputer Na reset terugzetten
RWaarden van de ECO aanduiding terugzetten
Kleurinstelling in het menu Ingetogen wijzigen
#Het menu Ingetogen via de menulijst van het
bestuurdersdisplay oproepen.
#Kleurenlijst oproepen: De Touch-Control links
indrukken.
De kleurenlijst in het menu Ingetogen ver-
schijnt.
#Kleurinstelling selecteren: Op de Touch-Con-
trol links naar boven of onder vegen en de
gewenste kleurinstelling selecteren.
%Wanneer na het openen van de kleurenlijst
binnen een bepaalde tijd geen bediening
plaatsvindt, verandert de weergave terug naar
de standaardweergave van het menu Ingeto-
gen.
#Kleurenlijst verlaten: De terugtoets G
indrukken.
%Afhankelijk van de uitrusting wordt de geko-
zen kleurinstelling ook voor de sfeerverlich-
ting en het MBUX multimediasysteem overge-
nomen. Wanneer u in het bestuurdersdisplay
het menu Ingetogen kiest, wordt ook de
inhoud van het MBUX multimediasysteem
gereduceerd.
Instellingen in de menu's Klassiek of Decent uit-
voeren (Mercedes-AMG auto's)
Bestuurdersdisplay:
4Klassiek
Displayinhoud in het middelste weergavegebied
van het menu Klassiek selecteren
#Het menu Klassiek via de menulijst van het
bestuurdersdisplay oproepen.
#Displayinhoud selecteren: Op de Touch-Con-
trol links omhoog of omlaag vegen en de
gewenste displayinhoud selecteren.
1Snelheidsmeter
2Toerenteller
3Schakelindicatie
4Laadtoestand van de hoogspanningsaccu
5Buitentemperatuur
6Recuperatieweergave en weergave van de
elektrische aandrijfondersteuning
458 Bestuurdersdisplay
F206 0105 07
7Displayinhoud midden in het menu Klassiek
(voorbeeld temperatuur)
8Tijd
9Brandstofpeil en aanduiding tankdopklepposi-
tie
In het middelste weergaveveld 7 van het menu
Klassiek kan de volgende displayinhoud worden
weergegeven:
RDagteller en kilometertotaalstand
RTripcomputer Na vertrek en Na reset
RECO aanduiding
RVerbruik
RATTENTION ASSIST
RAudio
RNavigatie
RTemperatuur (transmissie-olie, motorolie, koel-
vloeistof, hoogspanningsaccu en hoogspan-
ningsmotor)
RSet-up (aandrijving, AMG DYNAMICS, onder-
stel en sound)
RMotorgegevens (actueel vermogen en actueel
koppel)
%Afhankelijk van de uitrusting van de auto wor-
den AMG-specieke inhouden voor de tempe-
ratuur, de setup en de motorgegevens weer-
gegeven. De instellingen van de display-
inhoud kunnen ofwel via de toetsen in het
multifunctioneel stuurwiel of via het MBUX
multimediasysteem worden gewijzigd
(/ pagina 304).
Radiozenders of titels in de zender- of titellijst
selecteren
In de displayinhoud Audio van het menu Klassiek
kunnen radiozenders of titels in de zender- of titel-
lijst worden geselecteerd.
De volgende aanpassingen worden in het MBUX
multimediasysteem gedaan:
RConguratie van de zender- of titellijst
RWissel tussen de mediabronnen
RInstelling van de frequentieband
1Radiozender van de displayinhoud audio in het
middelste weergaveveld (voorbeeld)
#Radiozender of titel wisselen: Op de Touch-
Control links naar links of rechts vegen en een
radiozender of titel in de zender- of titellijst 1
selecteren.
%Wanneer na het openen van de zender- of
titellijst 1 geen onmiddellijke bediening
plaatsvindt, gaat de weergave terug naar de
geselecteerde radiozender of titel.
%De weergegeven radiozender of titel bij het
opnieuw starten van de auto is van het
gebruikte gebruikersproel tijdens de vorige
rit afhankelijk.
Bestuurdersdisplay 459
F206 0105 07
In het submenu Opties kunnen bijvoorbeeld de
volgende functies beschikbaar zijn:
RNavigatie: Zoom, routebegeleiding en kaartin-
stellingen selecteren en instellen
RDagteller terugzetten
RTripcomputer Na vertrek terugzetten
RTripcomputer Na reset terugzetten
RWaarden van de ECO aanduiding terugzetten
Kleurinstelling in het menu Ingetogen wijzigen
#Het menu Ingetogen via de menulijst van het
bestuurdersdisplay oproepen.
#Kleurenlijst oproepen: De Touch-Control links
indrukken.
De kleurenlijst in het menu Ingetogen ver-
schijnt.
#Kleurinstelling selecteren: Op de Touch-Con-
trol links naar boven of onder vegen en de
gewenste kleurinstelling selecteren.
%Wanneer na het openen van de kleurenlijst
geen directe bediening plaatsvindt, wisselt de
weergave terug naar de standaardweergave
van het menu Ingetogen.
#Kleurenlijst verlaten: De terugtoets G
indrukken.
%Afhankelijk van de uitrusting wordt de geko-
zen kleurinstelling voor de sfeerverlichting en
het MBUX multimediasysteem overgenomen.
Wanneer u in het bestuurdersdisplay het
menu Ingetogen kiest, wordt ook de inhoud
van het MBUX multimediasysteem geredu-
ceerd.
Menu Service oproepen
Bestuurdersdisplay:
4Service
In het menu Service wordt de actuele toestand
van de auto weergegeven.
#Menu oproepen: Op de Touch-Control links
drukken.
De volgende displayinhoud is in het menu Service
beschikbaar (afhankelijk van de uitrusting):
RInformatie over hoeveel meldingen zich in het
meldingengeheugen bevinden
RAdBlue: Adblue® actieradius en niveau
RBandenspanning:
-Bandenspanning met bandenspannings-
controle controleren (/ pagina 688)
-Bandenspanningscontrole opnieuw starten
(/ pagina 688)
RASSYST PLUS: Onderhoudstermijn oproepen
(/ pagina 637)
RMotoroliepeil: Motoroliepeil controleren
(/ pagina 34)
RKoelvloeistofmeter
RMercedes-AMG auto's: Temperatuuraandui-
ding (transmissie-olie, motorolie, koelvloeistof,
hoogspanningsaccu en hoogspanningsmotor)
De volgende functies zijn beschikbaar in het sub-
menu Opties:
RBandenspanning (/ pagina 688)
RMeldingengeheugen (/ pagina 834)
460 Bestuurdersdisplay
F206 0105 07
Assistentieweergave oproepen(menu Assistentie)
Bestuurdersdisplay:
4Assistentie
In de assistentieweergave worden verschillende
bestuurdersassistentiesystemen en navigatie-aan-
wijzingen weergegeven.
#Menu oproepen: In het bestuurdersdisplay
Assistentie selecteren.
Weergave van de actieve afstandsassistent
DISTRONIC in de assistentieweergave (voor-
beeld)
Bij auto's met een rijassistentiepakket kunnen
afhankelijk van de rijsituatie de volgende weerga-
ven variëren:
RDe navigatie-aanwijzingen in het linker weerga-
veveld
RDe verkeerslichtweergave in het rechter weer-
gaveveld
RDe weergave van de bestuurdersassistentie-
systemen
RHet detailniveau in de assistentieweergave
Bij auto's zonder rijassistentiepakket worden de
eigen rijstrook en de voorligger weergegeven.
De volgende statusindicaties zijn beschikbaar in
de assistentieweergave:
RY groen: Personenherkenning actief
RY grijs: Personenherkenning ingeschakeld
R¸ Groene radargolven naast auto: Dode-
hoekassistent of actieve dodehoekassistent
ingeschakeld en gereed voor gebruik
R¸ Grijze radargolven naast auto: Dodehoe-
kassistent of actieve dodehoekassistent inge-
schakeld maar niet gereed voor gebruik
De presentatie van de assistentieweergave wordt
aangepast aan de volgende situaties:
RAantal herkende rijstroken
RRijmanoeuvres, bijvoorbeeld veranderen van
rijstrook
RActuele staat van het wegdek
RHerkende verkeersdeelnemers
%Met uitzondering van de verkeersdeelnemers
gee de assistentieweergave geen andere
herkende obstakels weer.
De volgende functies zijn beschikbaar in het sub-
menu Opties:
RRoutebegeleiding starten
RBij een actieve routebegeleiding: Routebege-
leiding beëindigen
RDe laatste bestemmingen en favorieten oproe-
pen
RNieuwe routebegeleiding naar een van de laat-
ste bestemmingen starten
RNieuwe routebegeleiding naar een favoriet
starten
Bestuurdersdisplay 461
F206 0105 07
Weergaven in het menu Sportief oproepen
Voorwaarden
RAlleen voor Mercedes-AMG auto's.
Bestuurdersdisplay:
4Sportief
Het menu Sportief toont informatie over de
motorgegevens, de setup en de temperatuur van
de auto.
#Menu oproepen: Op de Touch-Control links
naar links of rechts vegen.
#Bevestigen: Op de Touch-Control drukken.
1Actueel koppel
2Temperatuur (versnellingbakolietemperatuur,
motorolietemperatuur, koelvloeistoempera-
tuur)
3Actueel vermogen
4Setup (aandrijfstand, transmissiestand, AMG
DYNAMICS, onderstelafstelling, uitlaatsys-
teem, ESP®)
5Motortoerental
%Afhankelijk van de uitrusting van de auto wor-
den AMG-specieke inhouden voor de tempe-
ratuur, de setup en de motorgegevens weer-
gegeven. De instellingen van de displayinhoud
setup kunnen ofwel met de toetsen in het
multifunctioneel stuurwiel of via het MBUX
multimediasysteem worden ingesteld
(/ pagina 304). Het ESP® kunt u met de
stuurwieltoets of via het MBUX multimedia-
systeem (/ pagina 357) in- of uitschakelen.
Weergaven in het menu Sportief oproepen (plug-
in-hybride)
Bestuurdersdisplay:
4Sportief
In het menu Sportief wordt bovendien informatie
over de aandrijfkracht en het teruggewonnen ver-
mogen van de auto beschikbaar gesteld.
%Wanneer u het menu Sportief in de menuregel
van het bestuurdersdisplay oproept, wordt
automatisch de kleurinstelling voor het menu
voor het MBUX multimediasysteem overgeno-
men.
#Menu oproepen: Op de Touch-Control links
drukken.
462 Bestuurdersdisplay
F206 0105 07
1Weergavegebied van het teruggewonnen ver-
mogen (recuperatie)
2Weergavegebied van de aandrijfkracht
3Verdere weergavegebieden van de aandrijf-
kracht
Instellingen in het menu Supersport uitvoeren
Voorwaarden
RAlleen voor Mercedes-AMG auto's.
Bestuurdersdisplay:
4Supersport
Displayinhoud in het middelste weergavegebied
van het menu Supersport selecteren
#De toets Hoofdmenu ò in het stuurwiel
indrukken.
#Op de Touch-Control links naar links of rechts
vegen en het menu Supersport via de menu-
lijst van het bestuurdersdisplay oproepen.
#Displayinhoud selecteren: Op de Touch-Con-
trol links omhoog of omlaag vegen.
1Actueel koppel en recuperatieweergave
2Displayinhoud midden (voorbeeld geselec-
teerde versnelling en weergave van de elektri-
sche aandrijfondersteuning)
3Actueel vermogen en recuperatieweergave
%De weergaven 1 en 3 variëren afhankelijk
van de displayinhoud in het middelste weerga-
vegebied.
Het middelste weergavegebied 2 van het menu
Supersport toont de volgende displayinhoud:
RTransmissiestandaanduiding
Bestuurdersdisplay 463
F206 0105 07
RTemperatuuraanduiding (transmissie-olie,
motorolie, koelvloeistof, hoogspanningsaccu
en hoogspanningsmotor)
RSet-up (aandrijving, AMG DYNAMICS, onder-
stel en sound)
RG-Force
RDagteller en kilometertotaalstand
RAfstand Na vertrek en Na reset
RVerbruik
RAudio
RNavigatie
%Afhankelijk van de uitrusting van de auto wor-
den AMG-specieke inhouden voor de tempe-
ratuur, de setup en de motorgegevens weer-
gegeven. De instellingen van de inhoud van
het display Set-up kunnen ofwel via de toet-
sen in het multifunctioneel stuurwiel of via het
MBUX multimediasysteem worden gewijzigd
(/ pagina 304).
Menu Track Pace oproepen
Voorwaarden
RAlleen voor Mercedes-AMG auto's.
Bestuurdersdisplay:
4TRACK PACE
De functie Track Pace is alleen bedoeld voor
gebruik op afgesloten circuits. De functie niet op
de openbare weg gebruiken en uw rijstijl aan uw
persoonlijke capaciteiten en de omgevingsom-
standigheden aanpassen.
In het menu TRACK PACE worden de volgende
opties weergegeven:
RG-meter
RGeselecteerd racecircuit
RRemmen en accelereren
RActueel geselecteerde versnelling
Weergaven in het menu Track Pace (voor-
beeld)
1G-meter
2Displayinhoud midden (voorbeeld schakelindi-
catie)
3Telemetrieweergave (voorbeeld geselecteerd
circuit)
#Menu oproepen: Op de Touch-Control links
drukken.
De displayinhoud van menu TRACK PACE past
zich aan de geselecteerde instellingen op het cen-
traal display aan:
RSchakelindicatie
464 Bestuurdersdisplay
F206 0105 07
RRempunten
RAccelereren
RKwart mijl
ROp het centraal display geselecteerd circuit
RActieve race
RTrackregistratie
De G-meter toont de krachten die tijdens het rij-
den in lengte- en in dwarsrichting op de inzitten-
den werken. De maximumwaarden verschijnen
rood in het coördinatensysteem.
Navigatie-aanwijzingen op het bestuurdersdisplay
oproepen
Bestuurdersdisplay:
4Navigatie
#Menu oproepen: Op de Touch-Control links
drukken.
Schaal van de geselecteerde kaartweergave wijzi-
gen
1Afstand tot de rijmanoeuvre
2Straat waarin de rijmanoeuvre u stuurt
3Weergave verkeersincident
4Momenteel geselecteerde route
5Weergave van de actuele positie van de auto
6Symbool rijmanoeuvre
7Aanbevolen rijstrook (wit)
8Niet aanbevolen rijstrook (grijs)
9Actuele rijstrook
%Het detailniveau van de navigatie-aanwijzingen
in het linker weergaveveld kan variëren.
#Direct op de kaart in- of uitzoomen: Op de
Touch-Control links omhoog of omlaag vegen.
%Wanneer na de activering van autozoom na
korte tijd niet wordt bevestigd, verschijnt de
ingestelde schaal van de kaart van de al gese-
lecteerde kaartweergave.
De permanente weergave van de schaal van
de kaart kan worden ingesteld in het MBUX
multimediasysteem (/ pagina 564).
De volgende functies zijn beschikbaar in het sub-
menu Opties:
RBij een actieve routebegeleiding: Routebege-
leiding beëindigen
RRoutebegeleiding selecteren
RKaart-instellingen
%Wanneer de actuele routebegeleiding in het
menu Navigatie van het bestuurdersdisplay
wordt beëindigd, wordt de routebegeleiding
ook in het MBUX multimediasysteem beëin-
digd.
In het submenu Opties kunt u in de categorieën
Bestemmingen en Kaart-instellingen verdere
functies gebruiken.
In de categorie Bestemmingen kunt u de vol-
gende functies gebruiken:
RDe laatste bestemmingen en favorieten oproe-
pen
Bestuurdersdisplay 465
F206 0105 07
REen nieuwe routebegeleiding naar een favoriet
starten
%In de Favorieten worden de twee selectiemo-
gelijkheden Werk en Thuis ook weergegeven
wanneer er geen adres is opgeslagen.
In de categorie Kaart-instellingen kunt u de vol-
gende functies gebruiken:
RDe autozoom activeren
RDe kaartweergave, satellietweergave en route-
overzicht instellen
De volgende kaartperspectieven zijn in het menu
Navigatie beschikbaar:
RTotale route
R2D rijrichting
R2D noorden boven
Head-up-display
Functie van het head-up-display
Het head-up-display projecteert onder meer
diverse gegevens in het zicht van de bestuurder.
Via de menulijst van het head-up-display kunt u
verschillende contexten selecteren, bijvoorbeeld:
RMercedes-AMG auto's: Supersport
RMercedes-AMG auto's: TRACK PACE
RMercedes-AMG auto's: RACE START
RMercedes-AMG auto's: Race
RMinimaal
RSportief
RStandaard
RECO aanduiding (afhankelijk van model en uit-
rusting) (/ pagina 288)
RInstellingen
RHead-up-display aan/uit
Weergave-inhoud head-up-display met navigatie
(9x3°)
1Navigatie-aanwijzingen
2Navigatie-aanwijzingen (afstand tot de vol-
gende routegebeurtenis)
3Status stuurassistent
4Actueel gereden snelheid
5Ingestelde snelheid in het rijsysteem (bijvoor-
beeld TEMPOMAT)
6Herkend verkeersteken (verkeerstekenassis-
tent)
466 Bestuurdersdisplay
F206 0105 07
Wanneer u wordt opgebeld, tonen het head-up-
display en het bestuurdersdisplay een melding
6 Wisselgesprek.
Systeemgrenzen
De zichtbaarheid wordt met name door de vol-
gende omstandigheden beïnvloed:
RZitpositie
RInstelling van de beeldpositie
RLichtverhoudingen
RNatte rijbaan
RVoorwerpen op de displayafdekking
RPolarisatie in zonnebrillen
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Head-up-display bedienen
Weergave-inhoud van het head-up-display via de
menulijst op het bestuurdersdisplay selecteren
#De toets hoofdmenu links ò indrukken.
#Menulijst van het head-up-display selecteren:
Op de Touch-Control links omhoog vegen.
Tussen weergave-inhoud op het head-up-display
wisselen
#Op de Touch-Control links naar links of rechts
vegen.
Op het head-up-display verschijnt een voor-
beeld van de geselecteerde weergave-inhoud.
#Bevestigen: De toets a indrukken.
Terug naar het bestuurdersdisplay wisselen
#De toets G of ò indrukken.
Positie en helderheid instellen
#Op de Touch-Control links naar links of rechts
vegen en in de menulijst van het head-up-dis-
play Instellingen selecteren.
#Op de Touch-Control links drukken.
De actuele instellingen van positie en helder-
heid worden grasch op het head-up-display
en op het bestuurdersdisplay weergegeven.
#Positie instellen: Op de Touch-Control links
omhoog of omlaag vegen.
#Helderheid instellen: Op de Touch-Control
links naar rechts of links vegen.
De uitgevoerde instellingen voor positie en
helderheid worden automatisch opgeslagen.
#De toets G of a indrukken om de
instellingen te verlaten.
Head-up-display in- en uitschakelen
Bestuurdersdisplay:
4©
Inschakelen
#Op de Touch-Control links omhoog vegen.
Bestuurdersdisplay 467
F206 0105 07
#Op de Touch-Control links a drukken.
Uitschakelen
#Op de Touch-Control links omhoog vegen.
#Op de Touch-Control links vegen en Head-up
display selecteren.
#Op de Touch-Control links a drukken.
Auto's met 48V-boordnet
1Elektrische aandrijfondersteuning
2Recuperatiegedrag van de elektromotor
%Vanwege verschillende systeemgrenzen kun-
nen de weergegeven waarden tijdelijk iets
afwijken van de daadwerkelijke waarde.
Functie van de vermogensmeter
1Begin van het weergavegebied van de elektri-
sche aandrijfondersteuning
2Einde van het weergavegebied van de elektri-
sche aandrijfondersteuning
3Actuele laadtoestand van de hoogspannings-
accu
4Maximaal teruggewonnen vermogen
5Begin van het weergavegebied voor het terug-
gewonnen vermogen
%Wanneer de minimale laadtoestand van de
hoogspanningsaccu van 25% 3 wordt onder-
schreden, is het rijprogramma Electric niet
beschikbaar. De elektro-modus is bij een laag
vermogensverzoek of bij stilstaande auto nog
steeds mogelijk.
De vermogensmeter hee de volgende functies:
RHet gebied 1 - 2 toont in de elektro-modus,
welk aandeel van de elektrische aandrijving
actueel wordt gebruikt. Bij een aandeel van
100 % wordt de verbrandingsmotor ingescha-
keld. In de boostfunctie wordt de elektrische
ondersteuning van de aandrijving weergege-
ven.
RHet gebied 4 - 5 toont het recuperatie- en
laadgedrag met behulp van de verbrandings-
motor.
%Vanwege verschillende systeemgrenzen kan
de weergegeven waarde 4 tijdelijk iets van
de daadwerkelijke waarde afwijken.
Overzicht van de statusindicaties op het
bestuurdersdisplay
De statusindicaties voor de rijsystemen en rijvei-
ligheidssystemen bevinden zich in de weergave-
velden 1 tot 6.
468 Bestuurdersdisplay
F206 0105 07
YPersonenherkenning (alleen in de assisten-
tieweergave)
ÇActieve parkeerassistent beschikbaar
(/ pagina 428)
ÈActieve parkeerassistent herkent parkeer-
plekken (/ pagina 428)
éPARKTRONIC-parkeerassistent uitgescha-
keld (/ pagina 425)
hTEMPOMAT (/ pagina 362)
ÈLimiter (/ pagina 363)
çActieve afstandsassistent DISTRONIC
(/ pagina 366)
ÒVoorgeschreven afstand actieve afstands-
assistent DISTRONIC (/ pagina 366)
æActive Brake Assist System uitgeschakeld
(/ pagina 388)
ÄActive Brake Assist System werkt niet cor-
rect of is buiten werking (/ pagina 388)
ØActieve stuurassistent (/ pagina 376)
±Actieve rijstrookwisselassistent
(/ pagina 380)
ðActieve spoorassistent (/ pagina 402)
ZActieve dodehoekassistent (alleen in de
assistentieweergave) (/ pagina 401)
õPLUG‑IN‑HYBRIDE-modus ingeschakeld
°Haptisch gaspedaal
(/ pagina 289, 295, 293)
òSoundgenerator werkt niet (/ pagina 862)
èECO start-stopsysteem (/ pagina 286)
ëHOLD-functie (/ pagina 359)
_Adaptieve grootlichtassistent
(/ pagina 239)
Adaptieve grootlichtassistent Plus
(/ pagina 241)
ðMaximaal toegestane snelheid overschre-
den (alleen voor bepaalde landen)
¬Actieve leassistent (/ pagina 375)
ÒWaarschuwing voor gladheid
Auto's met snelheidslimietassistent: Herkende
aanwijzingen en verkeerstekens (/ pagina 388)
Auto's met verkeerstekenassistent: Herkende aan-
wijzingen en verkeerstekens (/ pagina 392)
Wanneer het ECO start-stopsysteem wordt inge-
schakeld en het rijprogramma A wordt geko-
zen, schakelt de motorelektronica indien nodig
van het gebruik van 8 cilinders over op het
gebruik van 4 cilinders. Het bestuurdersdisplay
toont in het statusgedeelte het symbool /.
Bestuurdersdisplay 469
F206 0105 07
Overzicht van de statusindicaties op het
bestuurdersdisplay
De statusindicaties voor de rijsystemen en rijvei-
ligheidssystemen bevinden zich in de weergave-
velden 1 tot 4.
YPersonenherkenning (alleen in de assisten-
tieweergave)
ÇActieve parkeerassistent beschikbaar
(/ pagina 428)
ÈActieve parkeerassistent herkent parkeer-
plekken (/ pagina 428)
éPARKTRONIC-parkeerassistent uitgescha-
keld (/ pagina 425)
hTEMPOMAT (/ pagina 362)
ÈLimiter (/ pagina 363)
çActieve afstandsassistent DISTRONIC
(/ pagina 366)
ÒVoorgeschreven afstand actieve afstands-
assistent DISTRONIC (/ pagina 366)
æActive Brake Assist System uitgeschakeld
(/ pagina 388)
ÄActive Brake Assist System werkt niet cor-
rect of is buiten werking (/ pagina 388)
ØActieve stuurassistent (/ pagina 376)
±Actieve rijstrookwisselassistent
(/ pagina 380)
ðActieve spoorassistent (/ pagina 402)
ZActieve dodehoekassistent (alleen in de
assistentieweergave) (/ pagina 401)
õPLUG‑IN‑HYBRIDE-modus ingeschakeld
°Haptisch gaspedaal
(/ pagina 289, 295, 293)
èECO start-stopsysteem (/ pagina 286)
ëHOLD-functie (/ pagina 359)
_Adaptieve grootlichtassistent
(/ pagina 239)
Adaptieve grootlichtassistent Plus
(/ pagina 241)
ðMaximaal toegestane snelheid overschre-
den (alleen voor bepaalde landen)
¬Actieve leassistent (/ pagina 375)
ÒWaarschuwing voor gladheid
Auto's met snelheidslimietassistent: Herkende
aanwijzingen en verkeerstekens (/ pagina 388)
Auto's met verkeerstekenassistent: Herkende aan-
wijzingen en verkeerstekens (/ pagina 392)
470 Bestuurdersdisplay
F206 0105 07
Overzicht van de statusindicaties op het
bestuurdersdisplay (Mercedes-AMG auto's)
De statusindicaties voor de rijsystemen en rijvei-
ligheidssystemen bevinden zich in de weergave-
velden 1 tot 6.
%Het aantal, de positie en de weergave van de
statusindicaties op het bestuurdersdisplay zijn
afhankelijk van welke systemen zijn geacti-
veerd of gedeactiveerd.
Afhankelijk van de uitrusting van de auto kunnen
Mercedes-AMG auto's o.a. over de volgende sta-
tusindicaties beschikken:
YPersonenherkenning (alleen in de assisten-
tieweergave)
ÇActieve parkeerassistent beschikbaar
(/ pagina 428)
ÈActieve parkeerassistent herkent parkeer-
plekken (/ pagina 428)
éPARKTRONIC-parkeerassistent uitgescha-
keld (/ pagina 425)
hTEMPOMAT (/ pagina 362)
ÈLimiter (/ pagina 363)
çActieve afstandsassistent DISTRONIC
(/ pagina 366)
ÒVoorgeschreven afstand actieve afstands-
assistent DISTRONIC (/ pagina 366)
æActive Brake Assist System uitgeschakeld
(/ pagina 388)
ÄActive Brake Assist System werkt niet cor-
rect of is buiten werking (/ pagina 388)
ØActieve stuurassistent (/ pagina 376)
±Actieve rijstrookwisselassistent
(/ pagina 380)
ðActieve spoorassistent (/ pagina 402)
ZActieve dodehoekassistent (alleen in de
assistentieweergave) (/ pagina 401)
õPLUG‑IN‑HYBRIDE-modus ingeschakeld
°Haptisch gaspedaal
(/ pagina 289, 295, 293)
èECO start-stopsysteem (/ pagina 286)
ëHOLD-functie (/ pagina 359)
_Adaptieve grootlichtassistent
(/ pagina 239)
Adaptieve grootlichtassistent Plus
(/ pagina 241)
ðMaximaal toegestane snelheid overschre-
den (alleen voor bepaalde landen)
¬Actieve leassistent (/ pagina 375)
ÒWaarschuwing voor gladheid
Bestuurdersdisplay 471
F206 0105 07
pWaarschuwingslampje motorbedrijfstempe-
ratuur (/ pagina 281)
tWeergave knippert: De voertuighoogte
wordt verhoogd of verlaagd.
Weergave brandt: De auto is op het hoog-
ste niveau .
Auto's met snelheidslimietassistent: Herkende
aanwijzingen en verkeerstekens (/ pagina 388)
Auto's met verkeerstekenassistent: Herkende aan-
wijzingen en verkeerstekens (/ pagina 392)
Overzicht van de statusindicaties op het
bestuurdersdisplay (Mercedes-AMG auto's)
De statusindicaties voor de rijsystemen en rijvei-
ligheidssystemen bevinden zich in de weergave-
velden 1 tot 6.
%Het aantal, de positie en de weergave van de
statusindicaties op het bestuurdersdisplay zijn
afhankelijk van welke systemen zijn geacti-
veerd of gedeactiveerd.
Afhankelijk van de uitrusting van de auto kunnen
Mercedes-AMG auto's over de volgende statusin-
dicaties beschikken:
YPersonenherkenning (alleen in de assisten-
tieweergave)
ÇActieve parkeerassistent beschikbaar
(/ pagina 428)
ÈActieve parkeerassistent herkent parkeer-
plekken (/ pagina 428)
éPARKTRONIC-parkeerassistent uitgescha-
keld (/ pagina 425)
hTEMPOMAT (/ pagina 362)
ÈLimiter (/ pagina 363)
çActieve afstandsassistent DISTRONIC
(/ pagina 366)
ÒVoorgeschreven afstand actieve afstands-
assistent DISTRONIC (/ pagina 366)
æActive Brake Assist System uitgeschakeld
(/ pagina 388)
ÄActive Brake Assist System werkt niet cor-
rect of is buiten werking (/ pagina 388)
ØActieve stuurassistent (/ pagina 376)
±Actieve rijstrookwisselassistent
(/ pagina 380)
ðActieve spoorassistent (/ pagina 402)
472 Bestuurdersdisplay
F206 0105 07
ZActieve dodehoekassistent (alleen in de
assistentieweergave) (/ pagina 401)
°Haptisch gaspedaal
(/ pagina 289, 295, 293)
èECO start-stopsysteem (/ pagina 286)
ëHOLD-functie (/ pagina 359)
_Adaptieve grootlichtassistent
(/ pagina 239)
Adaptieve grootlichtassistent Plus
(/ pagina 241)
ðMaximaal toegestane snelheid overschre-
den (alleen voor bepaalde landen)
¬Actieve leassistent (/ pagina 375)
ÒWaarschuwing voor gladheid
pWaarschuwingslampje motorbedrijfstempe-
ratuur (/ pagina 281)
tWeergave knippert: De voertuighoogte
wordt verhoogd of verlaagd.
Weergave brandt: De auto is op het hoog-
ste niveau .
Auto's met snelheidslimietassistent: Herkende
aanwijzingen en verkeerstekens (/ pagina 388)
Auto's met verkeerstekenassistent: Herkende aan-
wijzingen en verkeerstekens (/ pagina 392)
Bestuurdersdisplay 473
F206 0105 07
Aanwijzingen voor de bedrijfsveiligheid
Voor uw eigen veiligheid beslist de volgende pun-
ten in acht nemen bij de bediening van mobiele
communicatieapparatuur en met name van uw
spraakgestuurd bedieningssysteem:
RDe wettelijke bepalingen van het land waar u
zich op dat moment bevindt in acht nemen.
RWanneer u het spraakgestuurd bedieningssys-
teem in een noodsituatie gebruikt, kan uw
stem veranderen en daardoor uw telefoonge-
sprek, bijvoorbeeld voor een noodoproep, ver-
tragen.
RMaakt u zich voor het begin van de rit eerst
vertrouwd met de functies van het spraakge-
stuurd bedieningssysteem.
%Het spraakgestuurd bedieningssysteem ver-
vangt de handleiding niet.
De antwoorden van het spraakgestuurd bedie-
ningssysteem geven niet de volledige informa-
tie in de handleiding weer. Het spraakge-
stuurd bedieningssysteem gee ook geen
gedetailleerde informatie met betrekking tot
waarschuwingen en schade. Daarom de hand-
leiding lezen, zodat u volledig op de hoogte
bent van de functies en de veilige bediening
van de auto.
Bediening
Functie van de MBUX spraakassistent
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Met de MBUX spraakassistent kunnen voertuig-
functies en verschillende elementen van het
MBUX multimediasysteem, bijvoorbeeld de navi-
gatie of de telefoon, worden bediend door middel
van spraakinvoer. De MBUX spraakassistent is
ongeveer een halve minuut na het inschakelen van
de auto klaar voor gebruik en kan (afhankelijk van
de opties) vanaf alle zitplaatsen worden bediend.
Gesprek voeren
Voorwaarden
RDe spraakactivering is ingeschakeld in het
multimediasysteem (/ pagina 476).
RVoor correcties tijdens de spraakweergave is
de optie Spreken tijdens gespr. weergave
ingeschakeld in het multimediasysteem
(/ pagina 476).
Dialoog starten
#Hey Mercedes zeggen om de MBUX spraakas-
sistent te activeren.
of
#De toets £ in het multifunctioneel stuur-
wiel indrukken.
In het MBUX multimediasysteem verschijnt
een golf. De dialoog kan worden gestart.
Voor de dialoog met de MBUX spraakassistent
kunnen volledige zinnen uit de spreektaal als
gesproken opdrachten worden gebruikt. De
spraakactivering kan ook direct worden gecombi-
neerd met een gesproken opdracht, bijvoorbeeld
Hey Mercedes, hoe warm is het buiten?.
Dialoog onderbreken
#Tijdens de dialoog Pauze zeggen.
De dialoog wordt onderbroken.
#Hey Mercedes zeggen om de dialoog voort te
zetten.
474 MBUX spraakassistent
F206 0105 07
Invoer corrigeren
#Tijdens de dialoog Correctie zeggen.
of
#Interrumperen tijdens gesproken aanwijzingen
van het systeem.
Van dialoogniveau wisselen
#Tijdens de dialoog Terug zeggen.
De MBUX spraakassistent springt naar de
vorige dialoogstap.
#Tijdens de dialoog Nogmaals van voor af aan
zeggen.
De MBUX spraakassistent springt naar het
bovenste dialoogniveau.
In de keuzelijst navigeren
Wanneer een gesproken opdracht geen eenduidig
resultaat oplevert, wordt een keuzelijst weergege-
ven.
#Bestemmingsnummer of inhoud uitspreken om
een invoer te kiezen en verdere details te laten
weergeven.
#Volgende pagina of Vorige pagina zeggen om
door de keuzelijst te bladeren.
Hulp opvragen
#Informatie over de MBUX spraakassistent:Hey
Mercedes, wat kun je? zeggen.
#Actuele applicatie: Hulp zeggen.
U ontvangt voorstellen en informatie over de
bediening van de MBUX spraakassistent voor
de actuele applicatie.
#Bepaalde functie: De gesproken opdracht voor
de gewenste functie oproepen, bijvoorbeeld
met Hey Mercedes, ik heb hulp nodig met de
radio.
#Digitale handleiding: Toon mij de handleiding
zeggen.
Wanneer de auto stilstaat is de digitale hand-
leiding op het centraal display volledig
beschikbaar.
Overzicht van de bedienbare functies van de
MBUX spraakassistent
Met de MBUX spraakassistent kunt u afhankelijk
van de uitrusting van de auto de volgende functies
bedienen:
RTelefoon
RSms en e-mail
RNavigatie
RRadio en media
RVoertuigfuncties
ROnline-functies
De volledige functionaliteit van het spraakge-
stuurd bedieningssysteem is alleen beschikbaar
bij geactiveerde online-spraakbediening
(/ pagina 476).
Informatie over de ingestelde taal
De taal van de MBUX spraakassistent kan worden
gewijzigd via de instelling van de systeemtaal
(/ pagina 512). Wanneer de MBUX spraakassis-
tent de ingestelde systeemtaal niet ondersteunt,
wordt Engels geselecteerd.
MBUX spraakassistent 475
F206 0105 07
Functies van de MBUX spraakassistent via het
multimediasysteem instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Spraakassistent
Spraakactivering van de MBUX spraakassistent in-
en uitschakelen
#Hey Mercedes selecteren.
Wanneer de functie actief is, kan de dialoog-
voering worden geactiveerd met de gesproken
opdracht Hey Mercedes.
Directe gesproken opdrachten in- of uitschakelen
#Z selecteren.
#De functie in- of uitschakelen.
Wanneer de functie actief is, kunnen sommige
gesproken opdrachten ook worden gebruikt
zonder Hey Mercedes, bijvoorbeeldVolgende
titel.
Spraakactivering voor individuele zitplaatsen in- of
uitschakelen
#Z selecteren.
#De functie in- of uitschakelen voor de gewen-
ste stoelen.
Spraakonderbreking in- of uitschakelen
#Verdere instellingen selecteren.
#Spreken tijdens gespr. weergave selecteren.
Wanneer de functie actief is, kan tijdens een
gesproken aanwijzing van het systeem een
commando worden uitgesproken.
Proactiviteit in- of uitschakelen
#Verdere instellingen selecteren.
#De gewenste situatie selecteren, bijvoorbeeld
Profielactivering of Telefoon vergeten.
Wanneer de functie actief is, gee de spraak-
assistent in specieke situaties proactief infor-
matie.
Online-spraakbediening in- en uitschakelen
%De LINGUATRONIC online spraakbediening is
af fabriek ingeschakeld.
#Online-spraakbediening selecteren.
#De functie in- of uitschakelen.
Wanneer de functie is ingeschakeld en een
Mercedes me gebruikersaccount aan de auto
is gekoppeld, zijn dankzij externe informatie
aanvullende resultaten beschikbaar, bijvoor-
beeld informatie over speciale bestemmingen.
Door het symbool in de golf aan te tikken kan
meer informatie over de LINGUATRONIC
online spraakbediening worden weergegeven.
Contacten voor online-gebruik in- of uitschakelen
#Contacten voor online-gebruik selecteren.
Wanneer de functie actief is, worden contac-
ten beter en gemakkelijker via de spraakinvoer
gevonden.
MBUX spraakassistent eectief gebruiken
Aanwijzingen voor een optimaal gebruik van de
MBUX spraakassistent
RDe MBUX spraakassistent is ongeveer een
halve minuut na het inschakelen van de auto
klaar voor gebruik en kan afhankelijk van de
opties vanaf alle zitplaatsen worden bediend.
Het systeem herkent vanaf welke zitplaats de
opdracht is uitgesproken en voert acties over-
eenkomstig de zitpositie uit.
476 MBUX spraakassistent
F206 0105 07
RWanneer een dialoog is beëindigd, blij de
MBUX spraakassistent actief zolang de golf in
het multimediasysteem wordt weergegeven. U
kunt een volgende gesproken opdracht geven
zonder Hey Mercedes te zeggen.
RMet de directe gesproken opdracht Change
language to English kan de systeemtaal op elk
gewenst moment zonder Hey Mercedes naar
het Engels worden omgezet. Hiervoor moeten
directe gesproken opdrachten geactiveerd
zijn.
RWanneer een gebruikersproel opgeslagen en
geactiveerd is, kan de MBUX spraakassistent
voorstellen geven op basis van de gewoonten
van de gebruiker. Wanneer een gesproken
opdracht niet duidelijk is, selecteert het sys-
teem een actie. De actie kan met een nieuwe
gesproken opdracht worden gecorrigeerd.
Hey Mercedes, laad mijn persoonlijke profiel
zeggen om het proel te activeren. De stem
van de gebruiker moet eerst door het systeem
worden ingeleerd en aan een proel worden
toegewezen.
Meer informatie over gebruikersproelen
(/ pagina 496).
RMet de MBUX spraakassistent kunnen binnen-
komende gesprekken zonder het sleutelwoord
Hey Mercedes worden aangenomen of gewei-
gerd.
Informatie over de MBUX online spraakassistent
De online-spraakbediening maakt een betere her-
kenning mogelijk en stelt dankzij externe informa-
tie aanvullende resultaten beschikbaar.
Daarom adviseert Mercedes-Benz, de online-
spraakbediening te activeren (/ pagina 476).
Hiertoe moet u over een Mercedes me gebrui-
kersaccount beschikken. Wanneer u nog geen
gebruikersaccount hebt, moet u dit aanmaken en
aan uw auto koppelen (/ pagina 604).
Roep dan uw gebruikersaccount van Mercedes
me op. De Services van Mercedes me worden
weergegeven en kunnen worden geactiveerd
(/ pagina 604).
Door op het weergegeven pictogram in de golf te
klikken, wordt verdere informatie over de Online-
Status weergegeven.
Wanneer de online-spraakbediening actief is, zijn
er extra functies beschikbaar, zoals:
RWeer
RAlgemene kennis
RAlgemeen erkende feestdagen en vakanties
RSmarthome
RBerichten
RTijd, datum en tijdzones
RRekenmachine en valuta-omzetter
RVoetbaluitslagen en wedstrijdschema's
RBeurskoersen
RAgenda
RChitChat
RHoroscoop
RGeo Quiz
%De beschikbaarheid van deze functies is
afhankelijk van het land en de uitrusting.
MBUX spraakassistent 477
F206 0105 07
%De inhoud van de tekst stamt van Wikipedia,
overeenkomstig de licentie CC BY-SA 3.0.
Duidelijke gesproken opdrachten
Aanwijzingen met betrekking tot gesproken
opdrachten
Het is niet nodig om exacte gesproken opdrachten
te gebruiken voor het oproepen van een bepaalde
functie. De MBUX spraakassistent begrijpt u ook
wanneer u uw spreektaal gebruikt. Hierna zijn
enkele voorbeelden weergegeven. Voor sommige
talen zijn deze voorbeelden echter slechts beperkt
aanwezig.
Voorbeelden van gesproken opdrachten:
RNavigatie (/ pagina 478)
RTelefoon (/ pagina 478)
RRadio en TV (/ pagina 478)
RMediaspeler (/ pagina 479)
RBerichten (/ pagina 479)
RVoertuigfuncties (/ pagina 479)
ROnline-functies (/ pagina 480)
Voorbeelden gesproken navigatie-opdrachten
Met de MBUX spraakassistent kunt u de navigatie
bedienen. De volgende lijst bevat slechts een
kleine selectie van de mogelijke gesproken navi-
gatie-opdrachten. Wanneer u Hulp voor de navi-
gatie uitspreekt, krijgt u meer voorstellen.
RBreng mij naar huis.
RWaar is het dichtstbijzijnde tankstation?
RIs er een stopplaats langs de route?
RStel Artis in als tussenbestemming.
RAnnuleer de routebegeleiding.
RToon mijn laatste bestemmingen.
RIk wil peut kopen.
RVind een Aziatisch restaurant, maar geen
Japans, in Rotterdam-Zuid.
Voorbeelden gesproken telefoonopdrachten
Met de MBUX spraakassistent kunt u telefoons
bedienen die zijn verbonden met het MBUX multi-
mediasysteem. De volgende lijst bevat slechts een
kleine selectie van de mogelijke gesproken tele-
foonopdrachten. Wanneer u Hulp voor de tele-
foon uitspreekt, krijgt u meer voorstellen.
RBel Peter Mulder op de mobiele telefoon.
RBel 0711 17 0.
RBel mijn vader op.
RGesprek aannemen.
RGesprek weigeren.
RZoek het contact, Peter Mulder.
RGa naar het adresboek.
RLaat mij de ontvangen gesprekken zien.
RWissel van telefoon.
Voorbeelden gesproken radio- en tv-opdrachten
Met de MBUX spraakassistent kunt u afhankelijk
van de uitrusting van de auto de radio en tv bedie-
nen. De volgende lijst bevat slechts een kleine
selectie van de mogelijke gesproken opdrachten
voor de radio of TV. Wanneer u Hulp voor radio of
Hulp voor TV uitspreekt, krijgt u meer voorstellen.
RSpeel de radiozender Radio 1 af.
RVolgende zender.
478 MBUX spraakassistent
F206 0105 07
RVorige zender.
RToon mij de radiozenderlijst.
RSla de zender op.
RWat hoor ik nu?
Voorbeelden gesproken media-opdrachten
Met de MBUX spraakassistent kunt u verbonden
mediabronnen en online-muziek bedienen. De vol-
gende lijst bevat slechts een kleine selectie van
de mogelijke gesproken media-opdrachten. Wan-
neer u Hulp voor media of Hulp voor speler uit-
spreekt, krijgt u meer voorstellen.
RSpeel Michael Jackson af.
RSpeel "Yellow Submarine" van de Beatles af.
RVolgende titel.
RVorige titel.
RSpeel vergelijkbare titels af.
RHerhaal deze titel.
RSchakel de random-weergave in.
RDemp de muziek.
RWissel naar USB.
Voorbeelden gesproken berichtenopdrachten
Met de MBUX spraakassistent kunnen berichten
worden opgesteld, bewerkt en beluisterd. De vol-
gende lijst bevat slechts een kleine selectie van
de mogelijke gesproken berichtenopdrachten.
Wanneer u Hulp voor berichten uitspreekt, krijgt
u meer voorstellen.
RSchrijf een sms aan Erica Jansen: Wanneer
vindt de volgende meeting plaats?
RToon me mijn nieuwe e-mails.
RSchrijf een e-mail aan Erica Jansen.
RLees mijn nieuwe sms voor.
RLaat alle nieuwe sms-berichten zien.
RSchrijf een e-mail aan Frans Fonteyn in het
Engels.
Voorbeelden gesproken auto-opdrachten
Met de MBUX spraakassistent kunt u voertuigin-
stellingen en voertuigfuncties bedienen. De vol-
gende lijst bevat slechts een kleine selectie van
de mogelijke gesproken auto-opdrachten.
%Wanneer bij opdrachten geen zitplaats wordt
genoemd, wordt de actie automatisch uitge-
voerd voor de zitplaats waarvandaan de
opdracht is uitgesproken of uitgevoerd voor
de functie, die zich het dichtst bij de zitplaats
bevindt.
RSchakel de stoelverwarming in de stand 2.
RIk heb koude voeten.
RStart het programma Frisheid.
RZet de massage aan.
RZet de sfeerlicht op blauw.
RSchakel het leeslampje in.
RDoe het licht achterin uit.
ROpen alle ruiten.
RZet het bestuurdersdisplay op 3D.
RHoe snel mag ik hier rijden?
RWanneer is de volgende onderhoudstermijn?
RHoe warm is het buiten?
MBUX spraakassistent 479
F206 0105 07
Bovendien kan informatie over de auto worden
opgevraagd:
RInformatie over de individuele uitrusting van
de auto
-Hey Mercedes, welke massageprogram-
ma's heb je?
-Hey Mercedes, heb ik een dodehoekas-
sistent?
-Hey Mercedes, waar is de gevarendrie-
hoek?
RInformatie over de werking van de systemen
en onderdelen in de auto
-Hey Mercedes, wat is de DISTRONIC?
-Hey Mercedes, waarvoor heb ik ESP
nodig?
-Hey Mercedes, wat is MBUX?
RInformatie over de bediening van de systemen
en onderdelen in de auto
-Hey Mercedes, hoe verbind ik mijn smart-
phone?
-Hey Mercedes, hoe kan ik mijn grootlicht
inschakelen?
-Hey Mercedes, hoe beëindig ik de ionise-
ringsfunctie?
Met de gesproken auto-opdrachten kunt u ook
direct de menu's voor de plug-in-hybride-instellin-
gen oproepen en de overeenkomstige autofunc-
ties bedienen.
R"Toon mij de energiestroom."
R"Ga naar de laadinstellingen."
R"Schakel de klimaatregeling vooraf in."
R"Waar is het dichtstbijzijnde laadstation?"
R"Hoe ver kan ik nog rijden?"
R"Stel de vertrektijd in op morgenochtend 8
uur."
Voorbeelden online-functies
Wanneer de online-spraakbediening actief is, zijn
er afhankelijk van het land, de taal en de uitrus-
ting van de auto extra functies beschikbaar. Het
systeem hee toegang tot externe informatie en
kan daarmee bijvoorbeeld algemene kennisvragen
beantwoorden en berekeningen uitvoeren.
RSchijnt de zon in Berlijn?
RRegent het op mijn bestemming?
RHoe zijn de skicondities op de Zugspitze?
RHoe laat is het nu in Sydney?
RIn welk land betalen ze met dollars?
RHoeveel Zwitserse Franken zijn 25 euro?
RHoe lang nog tot de vakantie?
RWelke dag is het morgen?
RHoeveel is 20% van 29?
RWat zegt mijn horoscoop?
RHoe hoog staat het aandeel van de
Mercedes-Benz Group?
RLaten we Geo Quiz spelen.
RIk verveel me.
RWie is op dit moment minister-president?
RWat weet je over de Brandenburger Tor in
Berlijn?
RWie heeft het schilderij "De Schreeuw"
geschilderd?
RPraat me bij over de eredivisie.
RMaak een agenda-item morgen om 09:00
uur.
480 MBUX spraakassistent
F206 0105 07
RWat is mijn volgende taak?
RVertel me een mop.
RHoeveel talen spreek je?
RWat is je lievelingsdier?
RWat is er voor nieuws?
RBrandt het licht in de keuken nog?
RSchakel alle apparaten in mijn huis uit.
RStel de temperatuur in de woonkamer in op
24 graden.
Voorbeelden directe gesproken opdrachten
Met korte gesproken opdrachten kunnen som-
mige functies worden bediend zonder eerst de
gesproken opdracht Hey Mercedes te hoeven
zeggen. Om korte gesproken opdrachten te kun-
nen gebruiken, moet de functie in het multimedia-
systeem geactiveerd zijn (/ pagina 476).
RVolgende tv-zender
RVorige tv-zender
RVolgende radiozender
RVorige radiozender
RVolgende zender
RVorige zender
RVolgende titel
RVorige titel
RDashcam-opname starten
RDashcam-opname beëindigen
RKaart weergeven
RKaart in 3D
RKaart in 2D
RKaart naar het noorden oriënteren
RKaart in rijrichting oriënteren
RRoute weergeven
RVerkeer weergeven
RNavigeer naar het werk
RNavigeer naar huis
RRijaanwijzing herhalen
RRoutebegeleiding afbreken
RChange language to English
MBUX spraakassistent 481
F206 0105 07
Overzicht en bediening
Overzicht MBUX multimediasysteem (Mercedes-
AMG auto's)
&WAARSCHUWING Gevaar voor aeiding
door informatiesystemen en communica-
tieapparatuur
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde informatiesystemen en communicatie-
apparatuur bedient, kunt u van de verkeerssi-
tuatie worden afgeleid. Bovendien kunt u de
controle over de auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen wan-
neer de verkeerssituatie dit toelaat.
#Wanneer dit niet kan worden gewaar-
borgd, op een veilige plek stoppen en de
invoering wanneer de auto stilstaat uit-
voeren.
Bij het gebruik van het multimediasysteem de wet-
telijke bepalingen in acht nemen van het land
waar u zich op dat moment bevindt.
*AANWIJZING Verhoogde oppervlaktetem-
peratuur door direct zonlicht op het cen-
trale display
Het oppervlak van het centrale display is zeer
donker.
Wanneer het display aan direct zonlicht wordt
blootgesteld, kan het oppervlak zeer heet wor-
den.
#Als u het centrale display langere tijd
moet aanraken, het display eerst laten
afkoelen wanneer het aan direct zonlicht
blootgesteld is geweest.
1Touch-Control en bedieningsgroep MBUX mul-
timediasysteem
MBUX staat voor Mercedes-Benz User Expe-
rience.
• Touch-Control bedienen (/ pagina 491)
2Centraal display met touch-functionaliteit
• Overzicht Startscherm (/ pagina 490)
• Touchscreen bedienen (/ pagina 492)
3Bedieningspaneel met:
ú Vingerafdruksensor
Ü MBUX multimediasysteem in- of uit-
schakelen, centraal display uitschakelen
482 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
a Geluid uit- of inschakelen
ø Volume instellen
%Als alternatief maakt de MBUX spraakassis-
tent een spraakdialoog mogelijk. De bediening
met natuurlijke spraak start na de wekroep
"Hey Mercedes" (/ pagina 474). U kunt bij-
voorbeeld een gesproken navigatieopdracht
starten door een driewoordenadres van
what3words in te voeren.
%Wanneer de auto met de MBUX interieurassis-
tent is uitgerust, kunnen voertuig- en infotain-
mentfuncties worden gebruikt. Daarbij vindt
de interactie intelligent, reactief of met bewe-
gingen van de hand of het hoofd plaats.
Er zijn verschillende toepassingen, online-servi-
ces, services en apps beschikbaar. Deze kunt u
via het startscherm oproepen.
Uw favorieten kunt u comfortabel via de toets
ß in het stuurwiel oproepen. Snelle toegangen
in het startscherm en in de toepassingen dienen
voor een snelle selectie van functies.
Indien u de leerfunctie van het multimediasys-
teem gebruikt, worden tijdens het gebruik de
meest waarschijnlijke navigatiebestemmingen,
mediabronnen, radiozenders en contacten voor-
gesteld. De conguratie van de adviezen vindt
plaats in de systeeminstellingen. Uw gebruikers-
proel bestaat uit verschillende voertuiginstellin-
gen en instellingen van het multimediasysteem.
Sommige functies en services zijn beveiligd met
een pincode. U kunt biometrische procedures
inleren om u hiermee te identiceren in plaats van
met de viercijferige Mercedes me PIN.
Het berichten-center verzamelt binnenkomende
berichten, bijvoorbeeld over een beschikbare so-
ware-update. Een bericht biedt afhankelijk van het
type verschillende acties aan. Het oproepen
gebeurt in het startscherm via het Control Center.
Via globaal zoeken kunt u in het startscherm via
categorieën, bijvoorbeeld in de navigatie en op
het internet zoeken.
Diefstalbeveiliging
Dit apparaat is met technische maatregelen tegen
diefstal beveiligd. Meer informatie over de dief-
stalbeveiliging is verkrijgbaar bij een gekwali-
ceerde werkplaats.
Overzicht MBUX multimediasysteem
&WAARSCHUWING Gevaar voor aeiding
door informatiesystemen en communica-
tieapparatuur
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde informatiesystemen en communicatie-
apparatuur bedient, kunt u van de verkeerssi-
tuatie worden afgeleid. Bovendien kunt u de
controle over de auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen wan-
neer de verkeerssituatie dit toelaat.
#Wanneer dit niet kan worden gewaar-
borgd, op een veilige plek stoppen en de
invoering wanneer de auto stilstaat uit-
voeren.
Bij het gebruik van het multimediasysteem de wet-
telijke bepalingen in acht nemen van het land
waar u zich op dat moment bevindt.
MBUX multimediasysteem 483
F206 0105 07
*AANWIJZING Verhoogde oppervlaktetem-
peratuur door direct zonlicht op het cen-
trale display
Het oppervlak van het centrale display is zeer
donker.
Wanneer het display aan direct zonlicht wordt
blootgesteld, kan het oppervlak zeer heet wor-
den.
#Als u het centrale display langere tijd
moet aanraken, het display eerst laten
afkoelen wanneer het aan direct zonlicht
blootgesteld is geweest.
1Touch-Control en bedieningsgroep MBUX mul-
timediasysteem
MBUX staat voor Mercedes-Benz User Expe-
rience.
• Touch-Control bedienen (/ pagina 491)
2Centraal display met touch-functionaliteit
• Overzicht startscherm (/ pagina 490)
• Touchscreen bedienen (/ pagina 492)
3Bedieningspaneel met:
ú Vingerafdruksensor
Ü MBUX multimediasysteem in- of uit-
schakelen, centraal display uitschakelen
a Geluid uit- of inschakelen
ø Volume instellen
Mercedes-AMG auto's
1Touch-Control en bedieningsgroep MBUX mul-
timediasysteem
MBUX staat voor Mercedes-Benz User Expe-
rience.
• Touch-Control bedienen (/ pagina 491)
2Centraal display met touch-functionaliteit
• Overzicht startscherm (/ pagina 490)
• Touchscreen bedienen (/ pagina 492)
3Bedieningspaneel met:
ú Vingerafdruksensor
484 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
Ü MBUX multimediasysteem in- of uit-
schakelen, centraal display uitschakelen
a Geluid uit- of inschakelen
ø Volume instellen
%Als alternatief maakt de MBUX spraakassis-
tent een spraakdialoog mogelijk. De bediening
met natuurlijke spraak start na de wekroep
"Hey Mercedes" (/ pagina 474). U kunt bij-
voorbeeld een gesproken navigatieopdracht
starten door een driewoordenadres van
what3words in te voeren.
Er zijn verschillende toepassingen, online-servi-
ces, services en apps beschikbaar. Deze kunt u
via het startscherm oproepen.
Uw favorieten kunt u comfortabel via de toets
ß in het stuurwiel oproepen. Snelle toegangen
in het startscherm en in de toepassingen dienen
voor een snelle selectie van functies.
Indien u de leerfunctie van het multimediasys-
teem gebruikt, worden tijdens het gebruik de
meest waarschijnlijke navigatiebestemmingen,
mediabronnen, radiozenders en contacten voor-
gesteld. De conguratie van de adviezen vindt
plaats in de systeeminstellingen. Uw gebruikers-
proel bestaat uit verschillende voertuiginstellin-
gen en instellingen van het multimediasysteem.
Sommige functies en services zijn beveiligd met
een pincode. U kunt biometrische procedures
inleren om u hiermee te identiceren in plaats van
met de viercijferige Mercedes me PIN.
Het berichten-center verzamelt binnenkomende
berichten, bijvoorbeeld over een beschikbare so-
ware-update. Een bericht biedt afhankelijk van het
type verschillende acties aan. De oproep vindt
plaats via het control center.
Via globaal zoeken kunt u in het startscherm via
categorieën, bijvoorbeeld in de navigatie en op
het internet zoeken.
Diefstalbeveiliging
Dit apparaat is met technische maatregelen tegen
diefstal beveiligd. Meer informatie over de dief-
stalbeveiliging is verkrijgbaar bij een gekwali-
ceerde werkplaats.
Zero-layer
Werking van de zero-layer
%Uw soware kan op een later tijdstip ook op
een actuelere stand worden gebracht.
De zero-layer biedt u dynamische inhouden van
het MBUX multimediasysteem en dient voor de
snelle toegang en controle op de door u gebruikte
toepassingen. Wanneer u op het centraal display
© selecteert, verschijnt de digitale kaart met
de toepassingen in het onderste weergavegebied.
In vergelijking met het startscherm met klassiek
menu zijn voor het oproepen van de toepassingen
minder handelingen nodig. U kunt tussen de zero-
layer en het startscherm met klassiek menu wis-
selen.
De toepassingen kunnen in het weergavescherm
worden verborgen en weer worden weergegeven.
De zero-layer stelt de volgende modules en toe-
passingen beschikbaar:
RNavigatiemodule
In de uitgebreide weergave kan bijvoorbeeld
het route-overzicht worden weergegeven, de
weergave van de verkeersinformatie worden
MBUX multimediasysteem 485
F206 0105 07
ingeschakeld en kunnen instellingen voor
Weergave (kaart), Meldingen & Attentiege-
luid., Route worden gewijzigd.
REntertainment (media, radio) en telefoon
Wanneer het onderste weergavegebied wordt
weergegeven, worden de Entertainment-bron-
nen altijd weergegeven.
Om ervoor te zorgen dat de telefoon wordt
weergegeven, moet een mobiele telefoon met
het MBUX multimediasysteem verbonden zijn.
RActieve toepassingen
In het onderste weergavegebied wordt bijvoor-
beeld een actief massageprogramma weerge-
geven.
RAdviezen
De voorstellen worden, gebaseerd op de con-
text en uw gebruikersgedrag, in het onderste
weergavegebied weergegeven. Hier zijn enkele
voorbeelden:
-Gekozen telefoonnummers
-Actieve massageprogramma's
-Voertuigfuncties
-Online spraaktoepassingen
De toepassingen worden in eerste instantie ver-
kleind weergegeven. Door middel van aantippen
kunt u deze bedienen of het bijbehorende menu
openen (uitgebreide weergave).
Na lang drukken op een voorstel wordt een con-
textmenu geopend, waarin nog meer functies
beschikbaar zijn.
De leerfunctie kan voor de opties worden in- en
uitgeschakeld (/ pagina 513).
Overzicht zero-layer
Digitale kaart en gebruikersspecieke toepassin-
gen (voorbeeld)
1Navigatiemodule (verkleinde weergave)
2Bestemming invoeren (/ pagina 41)
Parkeerplek zoeken
3Control Center oproepen (lip omlaag trekken)
486 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
4Statusregel
5Gebruikersproel-instellingen oproepen
6Menu Inhoud delen (indien beschikbaar)
7Telefoon
Voorwaarde telefoon: De mobiele telefoon is
met het MBUX multimediasysteem verbon-
den.
8Entertainmentbronnen (Media, radio)
9©
Kort indrukken: alle toepassingen weergeven
(/ pagina 488)
Lang indrukken: Startscherm met klassiek
menu oproepen (/ pagina 490)
ARoutemonitor
bijvoorbeeld routelijst, rijstrookadviezen, 3D-
beeld van de aanstaande rijmanoeuvre
De zero-layer toont de digitale kaart en de gebrui-
kersspecieke toepassingen.
In het onderste weergavegebied worden de vol-
gende gebruikersspecieke toepassingen weerge-
geven:
RAdviezen
Voorwaarde: De voorstellen zijn geactiveerd
(/ pagina 513).
RActieve toepassingen
bijvoorbeeld een massageprogramma
RTelefoon 7
REntertainmentbronnen 8
ROnline-spraaktoepassingen
Het onderste weergavegebied kan worden in- en
uitgeschakeld (/ pagina 488).
Informatie over Entertainment-bronnen
U kunt de toepassingen in de verkleinde weergave
of in het menu (uitgebreide weergave) bedienen
(/ pagina 488).
Voorbeelden:
RMediabron aansturen, bijvoorbeeld pauze/
weergave, volgende titel, zender instellen
RTitel uit de actuele weergavelijst of zender uit
de zenderlijst selecteren
RMediabron selecteren
De mediabron moet met het MBUX multime-
diasysteem verbonden zijn.
Informatie over de telefoon
Om de functies te gebruiken moeten de mobiele
telefoons met het MBUX multimediasysteem ver-
bonden zijn.
Voorwaarde voor adviezen: De optie Gesprekken
& berichten is in de adviezen geactiveerd.
Voorbeelden:
RGesprek aannemen en gemist gesprek bellen
De gemiste oproepen worden voor de met het
MBUX multimediasysteem verbonden mobiele
telefoons weergegeven.
RContacten en nummerlijsten weergeven en
contact bellen
RGespreksfuncties gebruiken
RContacten voorstellen
De contacten worden voorgesteld voor die
mobiele telefoons die met het MBUX multime-
diasysteem verbonden zijn. Er worden geen
contacten voor de mobiele telefoons voorge-
steld, die met een ander gebruikersproel ver-
bonden zijn.
RBericht aan contact opstellen (voorstel)
MBUX multimediasysteem 487
F206 0105 07
RApparaat via de apparatenmanager verbinden
(voorstel)
Informatie over actieve toepassingen
De volgende functies zijn beschikbaar:
RMassageprogramma bedienen
Voorstellen voor comfort- en voertuigfuncties en
voor de navigatie
Voorwaarde: De opties Comfort, Voertuig en
Navigatie zijn in de voorstellen geactiveerd.
RMassageprogramma bedienen
Het multimediasysteem adviseert bijvoorbeeld
op een bepaald tijdstip een programma.
RKoerdeksel openen
Voorwaarde: De auto is met comfortsluiting
van het koerdeksel uitgerust.
RVerwarmingsinstellingen uitvoeren
RPARKTRONIC-parkeerassistent in- of uitscha-
kelen
RLaatste bestemmingen en bestemmingen uit
favorieten selecteren
Adviezen over online-spraaktoepassingen
Voorwaarde: De optie Online spraakdiensten is in
de adviezen geactiveerd.
De voorgestelde spraaktoepassingen worden
online beschikbaar gesteld en zijn gebaseerd op
uw spraakinvoeren tot dan toe.
Voorbeelden:
RHoe wordt het weer morgen?
RLaat het nieuws horen.
RStart geoquiz.
ROpen de garagedeur.
Zero-layer oproepen en bedienen
Zero-layer oproepen
Wanneer de auto is ingeschakeld, wordt de zero-
layer met de digitale kaart weergegeven. De navi-
gatie is actief.
#Vanuit een andere toepassing: De toets ©
in het stuurwiel rechts indrukken.
of
#© aantippen.
Toepassingen in de verkleinde weergave bedienen
(voorbeelden)
#Media: Om de vorige of volgende titel af te
spelen, û of ü aantippen.
#Gesprek aannemen of gemiste oproep bellen:
Het contact aantippen.
Na het opbouwen van de verbinding zijn de
gespreksfuncties beschikbaar.
#Gesprek beëindigen: Opnieuw het contact
aantippen.
#Bericht beantwoorden: Een bericht aantippen
en het bericht via de MBUX spraakassistent
dicteren.
#Massageprogramma starten: De toepassing
aantippen en het massageprogramma starten.
#Laatste bestemming selecteren: De toepas-
sing aantippen en een van de laatste bestem-
mingen selecteren.
#Bestemming uit favorieten selecteren: De toe-
passing aantippen en de bestemming selecte-
ren.
488 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
Weergavegebied met toepassingen verbergen en
weergeven
#Verbergen: De toepassingen omlaagslepen.
#Weergeven: De rand boven © naar boven
slepen.
of
#© selecteren.
of
#De toets © rechts in het stuurwiel indruk-
ken.
Navigatiemodule (uitgebreide weergave)
Routebegeleiding is actief (voorbeeld)
1Verkeersincident op de route
Afstand vanaf de actuele positie van de auto
en resterende reistijd
2Bestemming
3Tankstation zoeken
4Weergave verkeersinformatie in- of uitschake-
len
#De navigatiemodule aantippen
(/ pagina 486).
#In de onderste menulijst Route selecteren.
Menu in het onderste weergavegebied bedienen
(voorbeeld actief massageprogramma)
1Massageprogramma selecteren
2Massageprogramma voor de bestuurder star-
ten of stoppen
MBUX multimediasysteem 489
F206 0105 07
3Massageprogramma voor de passagier star-
ten of stoppen
4Massage-intensiteit voor bestuurders- of pas-
sagiersstoel instellen
#De toepassing aantippen.
De uitgebreide weergave van de toepassing
wordt weergegeven.
#Menu sluiten: G selecteren.
Contextmenu voor een voorstel openen en sluiten
#Lang op een voorstel drukken.
Het contextmenu wordt geopend en toont bij-
voorbeeld de optie Niet meer voorstellen.
#Sluiten: Omlaagvegen.
Voorstel uit het weergavegebied verwijderen
#Het voorstel omhoogvegen.
Alle toepassingen weergeven
#Kort op © drukken.
De beschikbare toepassingen worden weerge-
geven. Het algemeen zoeken is beschikbaar.
#Toepassingen verbergen: Opnieuw kort op
© drukken.
Tussen zero-layer en startscherm met klassiek
menu wisselen
#Lang op © drukken.
Het startscherm met het klassieke menu
wordt weergegeven.
#Terug naar de zero-layer: Lang op © druk-
ken.
Overzicht startscherm
1Statusregel
2Gebruikersproel-instellingen oproepen en
van gebruiker wisselen
3Globaal zoeken gebruiken
4Control Center oproepen: Lip omlaag trekken
5Favorieten oproepen
6Weergaven op de statusregel
490 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
7Toepassing oproepen
8Snelle toegangen van de toepassing
9Algemeen menu
G Vorig menu oproepen
© Lang indrukken: Tussen startscherm en
zero-layer wisselen
û Vorige titel of vorige zender
ü Volgende titel of volgende zender
%Tijdens het telefoneren wordt in het algemene
menu 9 de gespreksduur weergegeven.
Om tussen het startscherm en de zero-layer te
wisselen, alternatief de toets © rechts in het
stuurwiel lang indrukken.
De volgende functies worden in het Control Cen-
ter opgeroepen:
RBerichten-center
RFavorieten
RSnelle toegangen tot de auto
Touch-Control
Touch-Control bedienen (MBUX multimediasys-
teem)
Mercedes-AMG auto's
1© Zero-layer/startscherm weergeven
2Touch-Control
=9Ì: in de richting van de pijl
vegen (navigeren)
a Indrukken (bevestigen)
3G Terug naar laatste weergave
46 Gesprek voeren of aannemen
5~ Oproep weigeren of beëindigen
6Volume verhogen: Omhoog vegen
Volume verlagen: Omlaag vegen
8 Geluid uitschakelen: Drukken
MBUX multimediasysteem 491
F206 0105 07
7ß Favorieten oproepen
8£ MBUX spraakassistent starten
%Voor een optimale bediening van de Touch-
Control 2 indien mogelijk de toppen van de
duimen gebruiken.
De navigatie in menu's en lijsten gebeurt via het
aanrakingsgevoelige oppervlak van de Touch-Con-
trol 2 met een-vinger-veegbewegingen, bijvoor-
beeld:
#Tekens invoeren: Een teken via het toetsen-
bord selecteren en op de Touch-Control 2
drukken.
#Menu-optie selecteren: In een lijst scrollen en
op de Touch-Control 2 drukken.
#Digitale kaart verschuiven: In een willekeurige
richting vegen.
Gevoeligheid voor de Touch-Control instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Bedieningselem.
5Touch-Control-gevoeligheid
#Snel, Gemiddeld of Langzaam selecteren.
Akoestische terugkoppelingsmeldingen voor
alle bedieningselementen instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Bedieningselem. 5Akoestische feedback
De functie ondersteunt bij het maken van een
keuze in een lijst.
#Uit, Euro 95 of Luid instellen.
Wanneer de functie is ingeschakeld, hoort u
bij het selecteren van bedieningselementen en
bij het scrollen in een lijst een klikgeluid. Wan-
neer het begin of einde van de lijst wordt
bereikt, is een ander klikgeluid te horen.
Touchscreen
Touchscreen bedienen
Aantippen
#Menupunt of item selecteren: Een symbool of
een item aantippen.
#Kaartschaal vergroten: Met een vinger kort na
elkaar tweemaal aantippen.
#Kaartschaal verkleinen: Met twee vingers aan-
tippen.
#Tekeninvoer via toetsenbord: Een toets aantip-
pen.
Een-vinger-veegbewegingen
#In menu's navigeren: Omhoog, omlaag, naar
links of naar rechts vegen.
#Digitale kaart verschuiven: In alle richtingen
vegen.
#Tekeninvoer via handschri: Het teken met
een vinger op het touchscreen schrijven.
Twee-vinger-veegbewegingen
#Schaal van de kaart vergroten of verkleinen:
Twee vingers uit elkaar of naar elkaar toe
bewegen.
#Stuk van een website vergroten of verkleinen:
Twee vingers uit elkaar of naar elkaar toe
bewegen.
#Kaart draaien: Twee vingers naar links of
rechts draaien.
492 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
Drie-vinger-veegbewegingen
#Startscherm oproepen: In een toepassing met
drie vingers omhoog vegen.
Aanraken, vasthouden en slepen
#Kaart verschuiven: Het touchscreen aanraken
en de vinger in een willekeurige richting bewe-
gen.
#Volume op een schaal instellen: Het touch-
screen aanraken en de vinger naar links of
rechts bewegen.
Aanraken en vasthouden
#Bestemming op de kaart opslaan: Het touch-
screen aanraken en vasthouden, tot een mel-
ding verschijnt.
#In toepassingen een algemeen menu oproe-
pen: Het touchscreen aanraken en vasthou-
den, tot het menu Opties verschijnt.
Haptische bediening voor het touchscreen
instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Bedieningselem. 5Display haptiek
#Uit, Euro 95 of Sterk instellen.
Wanneer de functie uitgeschakeld is, hoe u
voor het invoeren alleen maar het display aan
te tippen.
Wanneer de functie ingeschakeld is, dient u
voor het invoeren op het display te drukken.
Daarbij ondersteunt het systeem u met sub-
tiele voelhulpen en drukweerstanden.
Overzicht vingerafdruksensor
De vingerafdruksensor 1 maakt een comforta-
bele toegang tot beveiligde functies en services
van uw MBUX multimediasysteem mogelijk. In ver-
gelijking met de beveiliging met de Mercedes me
pincode kan het invoeren van het viercijferige
nummer bij het vrijschakelen van services en
functies met persoonlijke informatie vervallen.
MBUX multimediasysteem 493
F206 0105 07
De vingerafdruksensor moet vóór gebruik worden
ingesteld (/ pagina 496).
%De vingerafdruksensor slaat alleen een data-
model op en geen afbeelding van de vingeraf-
druk. Het datamodel wordt alleen in de auto
zelf verwerkt en niet vanuit de auto naar bui-
ten verzonden.
Gebruiker
Aanwijzingen met betrekking tot gebruikerspro-
elen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar door het
instellen van de bestuurdersstoel na het
oproepen van een rijdersproel
Door het selecteren van een gebruikersproel
kan de bestuurdersstoel naar de positie bewe-
gen die bij dat gebruikersproel is opgeslagen.
Hierdoor kunnen u of andere inzittenden letsel
oplopen.
#Er mogen zich geen personen of
lichaamsdelen in het verstelbereik van
de stoel bevinden tijdens de instelling
van de bestuurdersstoel via het multime-
diasysteem.
Wanneer een persoon ingeklemd dreigt te
raken, direct het instellen stoppen door:
#a) De waarschuwingsmelding op het cen-
traal display aan te tippen.
of
#b) Een positietoets van de geheugenfunc-
tie of een stoelinstelschakelaar in het
bestuurdersportier te bedienen.
De instelling wordt onderbroken.
De bestuurdersstoel is met een automatische
anti-inklemfunctie uitgerust.
Wanneer het bestuurdersportier geopend is,
wordt de bestuurdersstoel na het oproepen van
een rijdersproel niet ingesteld.
Overzicht gebruikersproelen
Voorwaarden voor het gebruik
RU beschikt over een Mercedes me gebruikers-
account.
RU hebt een Mercedes me pincode.
RU bent akkoord gegaan met de gebruiksvoor-
waarden.
RDe auto is aan een Mercedes me gebruikers-
account gekoppeld.
%Wanneer aan een van de vermelde voorwaar-
den niet wordt voldaan of wanneer er geen
gebruikersproel is geselecteerd, worden de
hieronder beschreven gegevens als stan-
daardinstelling in de auto opgeslagen. Stan-
daardinstellingen kunnen door alle gebruikers
van de auto worden gewijzigd.
Gebruikersproelen slaan persoonlijke instellingen
op. Wanneer de auto door meerdere personen
wordt gebruikt, kan een gebruiker instellingen aan
zijn proel uitvoeren zonder de instellingen van
andere gebruikers te wijzigen.
U kunt een gebruikersproel in de auto aanpassen
via de conguratie-assistent of via de instellingen
van uw gebruikersproel. Sommige instellingen,
bijvoorbeeld de Mercedes me PIN en een proel-
foto, moet u in de Mercedes me App of in de
Mercedes me-Portal uitvoeren.
494 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
%Wanneer het gebruikersproel tijdens het rij-
den wordt gedownload, wordt het gebruikers-
proel niet ingesteld via de conguratie-assis-
tent.
Gebruikersspecieke inhouden en toepassingen
met persoonlijke gegevens zijn door verschillende
veiligheidsniveaus beveiligd (/ pagina 496).
Om toegang te krijgen tot beveiligde inhoud, wor-
den de Mercedes me pincode en, afhankelijk van
de uitrusting van de auto, biometrische sensoren
gebruikt.
%Het beveiligingsniveau wordt gedenieerd
door het multimediasysteem en berekend op
basis van de combinatie van alle sensorinvoer.
Sommige beveiligingsniveaus kunnen niet
worden uitgeschakeld.
%Wanneer een gebruikersproel wordt geacti-
veerd, kunnen bijvoorbeeld de volgende
gepersonaliseerde comfortsystemen worden
versteld of de instellingen hiervan worden
geladen:
RStoel
RSfeerlicht
RBuitenspiegels
RRollo's
RKlimaatinstellingen
Wanneer het gebruikersproel tijdens het rij-
den wordt geactiveerd, vindt er geen verstel-
ling van de bestuurdersstoel plaats.
Gebruikersspecieke inhoud
Afhankelijk van de uitrusting van de auto kunt u
als gebruiker bijvoorbeeld de volgende instellingen
opslaan:
RBestuurdersstoel-, stuurwiel- en spiegelinstel-
lingen
RKlimaatregeling
RSfeerlicht
RRadio (inclusief zenderlijst)
RAdviezen en favorieten
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Gebruiker toevoegen
Voorwaarden
RDe auto staat stil.
Multimediasysteem:
4© 5f 5Gebruiker selecteren
#f Gebruiker toevoegen selecteren.
Er wordt een QR-code geladen.
#De weergegeven QR-code met de Mercedes
me app of een willekeurige QR-code scanner
op een mobiel apparaat scannen. Wanneer de
Mercedes me app nog niet op het mobiele
apparaat is geïnstalleerd, wordt u doorverwe-
zen naar de store van uw mobiele apparaat.
#De stappen in de Mercedes me app volgen.
De auto wordt gekoppeld aan uw Mercedes
me gebruikersaccount. Daarbij wordt automa-
tisch uw gebruikersproel in de auto aange-
maakt.
Wanneer uw gebruikersproel beschikbaar is,
wordt u hiervan op de hoogte gebracht.
Wanneer de auto stilstaat, start de congura-
tie-assistent automatisch na de gebruikersse-
lectie.
MBUX multimediasysteem 495
F206 0105 07
%Indien de gebruiker is toegevoegd, kan deze
worden geselecteerd (/ pagina 498).
Gebruikersopties selecteren
Multimediasysteem:
4© 5f 5Instellingen
Gebruikersspecieke inhouden en toepassingen
beveiligen
Wanneer u een nieuwe gebruiker toevoegt, is de
toegangsbeveiliging voor het gebruikersproel
reeds geactiveerd. Voor de toegang zijn de
Mercedes me PIN en afhankelijk van de uitrusting
van de auto biometrische sensoren beschikbaar.
Biometrische sensoren moeten in de auto worden
ingeleerd. Bij de authenticatie wordt dan reke-
ning gehouden met alle ingeleerde en beschikbare
sensoren.
De volgende gebruikersspecieke inhoud en toe-
passingen worden bijvoorbeeld beveiligd:
RGebruikersselectie en instellingen van het
gebruikersproel
RBiometrische sensoren
Het inleren van biometrische sensoren
Biometrische herkenning inleren en bewerken,
zie het volgende hoofdstuk.
RAdviezen
De gegevens en het bepalen van de meest
waarschijnlijke navigatiebestemmingen,
mediabronnen, radiozenders, contacten en
berichten
RENERGIZING COACH
De opgeslagen gezondheidsgegevens en de
verwerking hiervan
RIn-Car Oce
De agenda, de taken en de e-mails
RService parkeren
De betalingen
RMercedes me Store
Het verkrijgen van services
RSysteemactiveringen van betaalde voertuig-
functies
In de volgende gevallen wordt u om authenticatie
of opnieuw om authenticatie gevraagd door een
sensor of de Mercedes me PIN:
RBij het selecteren van een beveiligd gebrui-
kersproel
RBij het oproepen van een functie met een
hoog beveiligingsniveau
RWanneer de biometrische sensoren onvol-
doende of tegenstrijdige informatie leveren
RWanneer het multimediasysteem een sensor
niet langer vertrouwt
RWanneer het gordelslot en het portier bij
dezelfde zitplaats geopend worden en een
functie met een hoog beveiligingsniveau wordt
opgeroepen
RWanneer de auto van buitenaf werd vergren-
deld
#Beveiliging van inhoud selecteren.
#Toegangsbeveiliging uit- of inschakelen.
%Wanneer de toegangsbeveiliging is uitgescha-
keld, is het vanaf elke zitplaats mogelijk om
uw gebruikersproel te benaderen en wijzigin-
gen aan te brengen.
496 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
%De toegangsbeveiliging wordt afhankelijk van
de auto in- of uitgeschakeld.
%In acht nemen dat de authenticatie voor een
aantal functies, bijvoorbeeld In-Car Oce,
noodzakelijk is en daarom niet volledig kan
worden uitgeschakeld.
Biometrische herkenning instellen en bewerken
De biometrische gegevensmodellen worden in de
sensoren in de auto opgeslagen. Wanneer een
herkenning is ingesteld, dient deze sensor als bij-
drage aan de authenticatie op het multimediasys-
teem.
#Beveiliging van inhoud selecteren.
#Vingerafdrukherkenning of Stemherkenning
selecteren.
%Authenticeer uzelf indien nodig op het multi-
mediasysteem.
Vingerafdrukherkenning instellen
#Uw vinger meerdere keren op de vingerafdruk-
sensor onder het touchscreen plaatsen op
weer optillen (/ pagina 493).
De vinger wordt gescand. Indien het scannen
gelukt is, verschijnt een melding op het cen-
traal display. U kunt uw gebruikersproel en
beveiligde toepassingen met een vingerafdruk
deblokkeren.
Stemherkenning instellen
#De op het centraal display weergegeven zin
inspreken en de aanwijzingen van de spraak-
assistent opvolgen.
Indien de stemherkenning gelukt is, verschijnt
een melding op het centraal display. U kunt
uw gebruikersproel deblokkeren.
%Tijdens de stemherkenning achtergrond- en
storende geluiden vermijden.
Biometrische gegevens wissen
#E bijvoorbeeld achter Vingerafdrukher-
kenning aantippen.
#Ja selecteren.
Conguratie-assistent oproepen
#Profiel selecteren.
#Configuratie-assistent selecteren.
#De stappen van de conguratie-assistent vol-
gen.
Gebruikersnaam of proelfoto wijzigen
#Profiel selecteren.
#Gebruikersnaam wijzigen selecteren.
of
#Gebruikersfoto selecteren.
#De gebruikersnaam invoeren of een gebrui-
kersfoto selecteren.
#Gereed selecteren.
%In het Mercedes me gebruikersaccount kunt u
in de app of op de portal uw foto opslaan. De
foto wordt vervolgens weergegeven in de
auto. In de auto zelf kunt u in plaats van de
foto ook andere voorbeeldafbeeldingen selec-
teren.
Gebruikersproel verwijderen
#Profiel selecteren.
#Verwijderen selecteren.
#Gebruikersprofiel verwijderen selecteren.
%Uw Mercedes me gebruikersaccount en uw
persoonlijke gegevens blijven bewaard in het
Mercedes me ecosysteem.
MBUX multimediasysteem 497
F206 0105 07
Gebruikersproel terugzetten naar fabrieksinstel-
lingen
#Profiel selecteren.
#Terugzetten selecteren.
#Ja selecteren.
%Daarbij wordt de inhoud van het gebruikers-
proel op fabrieksinstellingen teruggezet,
maar niet de auto.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Gebruiker selecteren
Multimediasysteem:
4© 5f
%Wanneer u een bestuurdersproel oproept,
kunnen de bestuurdersstoel en het stuurwiel
worden ingesteld.
Het instellen kan als volgt worden afgebroken:
RDe melding Hier aantippen om te annule-
ren. op het centraal display aantippen.
REen van de stoelbedieningstoetsen in het
bestuurdersportier indrukken.
#Gebruiker selecteren selecteren.
#Een gebruiker selecteren.
#Wanneer daarnaar wordt gevraagd, dient u
zich te identiceren met de Mercedes me PIN
of een ingeleerde biometrische functie.
Het gebruikersproel wordt geladen en geacti-
veerd.
%Wanneer u Doorgaan zonder gebruikersse-
lectie selecteert, worden geen specieke
instellingen van het gebruikersproel geladen.
Gebruikersproelen synchroniseren
Voorwaarden
RU beschikt over een Mercedes me gebruikers-
account.
RDe auto is aan uw Mercedes me gebruikersac-
count gekoppeld.
Multimediasysteem:
4© 5f 5Instellingen
5Synchronisatie
#Synchronisatie toestaan inschakelen.
Wanneer de auto wordt in- of uitgeschakeld,
worden de in de auto opgeslagen gegevens
automatisch met de Mercedes me gebruikers-
accounts gesynchroniseerd. Deze synchroni-
satie gebeurt voor alle gebruikersproelen en
is niet proelspeciek.
of
#Nu synchronis. selecteren.
De in de auto opgeslagen gegevens worden na
het selecteren van deze optie gesynchroni-
seerd met de Mercedes me gebruikersac-
counts.
%Tijdens de synchronisatie zijn niet alle gebrui-
kersproelfuncties beschikbaar.
%Wanneer de dienst Personalisatie in de auto is
gedeactiveerd, worden alleen de volgende
basisgegevens van het gebruikersproel
gesynchroniseerd:
RProelnaam
RProelfoto
RMercedes me pin
498 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
Favorieten
Overzicht Favorieten
Favorieten bieden een snelle toegang tot vaak
gebruikte toepassingen. Er zijn in totaal 100 favor-
ieten beschikbaar.
Favorieten kunt u uit categorieën selecteren of
kunt u direct uit een toepassing toevoegen.
Favorieten oproepen
Multimediasysteem:
4© 5ß
#Als alternatief in het startscherm de lip 4 in
het midden van de statusregel omlaagtrekken
(/ pagina 490).
#In het Control Center ß selecteren.
Favorieten toevoegen
Multimediasysteem:
4© 5ß
Favorieten uit categorie selecteren
#r selecteren.
#W Nieuwe favoriet aanmaken selecteren.
#De categorie selecteren.
#Een favoriet selecteren.
De favoriet wordt op de volgende vrije positie
opgeslagen.
#Alle posities in de favorieten zijn bezet, de
weergegeven melding bevestigen.
Een lijst toont alle favorieten.
#Een favoriet selecteren die moet worden over-
schreven.
Favorieten uit een andere toepassing toevoegen
U kunt bijvoorbeeld een contact (voorbeeld)
opslaan of een ENERGIZING COMFORT pro-
gramma toevoegen.
#Een contact selecteren (/ pagina 583).
#Een telefoonnummer zo lang ingedrukt hou-
den, tot een menu verschijnt.
#Opslaan als favoriet selecteren.
Het contact wordt als favoriet toegevoegd.
Favorieten hernoemen
Multimediasysteem:
4© 5ß
#Een favoriet zo lang ingedrukt houden, tot een
menu verschijnt.
#Hernoemen selecteren.
#De naam invoeren.
#De naam opslaan.
Favorieten verschuiven
Multimediasysteem:
4© 5ß
#Een favoriet zo lang ingedrukt houden, tot een
menu verschijnt.
#Verplaatsen selecteren.
#De favoriet naar de nieuwe positie verschui-
ven.
#ø aantippen.
MBUX multimediasysteem 499
F206 0105 07
Favorieten wissen
Multimediasysteem:
4© 5ß
#Een favoriet zo lang ingedrukt houden, tot een
menu verschijnt.
#Wissen selecteren.
#Ja selecteren.
Favorieten terugzetten
#In het menu Alle favorieten terugzetten selec-
teren.
#Ja selecteren.
Berichten-center
Overzicht berichten-center
In het berichten-center worden de volgende
mededelingen verzameld:
RMededelingen die door de auto of door het
multimediasysteem worden gegenereerd.
RMededelingen die door het gebruik van servi-
ces en services binnenkomen.
Deze typen berichten zijn beschikbaar:
RNavigeerbare bestemmingen en routes
RBerichten (SMS)
RAgenda-items en herinneringen, bijvoorbeeld
van In-Car Oce
Deze functie is niet in alle landen beschikbaar.
RSysteeminformatie, bijvoorbeeld Belangrijke
software-update beschikbaar. Bevestigen
om de update te starten.
ROverige berichten, bijvoorbeeld van andere te
boeken online-services, noodgevalmeldingen
(bijvoorbeeld een tornado)
Het berichten-center vindt u in het Control Center.
Afhankelijk van de ingestelde stijl worden nieuw
binnengekomen berichten weergegeven door een
gekleurde cirkel.
Berichten worden bij het binnenkomen meestal
kort weergegeven. Wanneer u geen actie onder-
neemt, worden deze in het berichten-center opge-
slagen en kunnen deze later worden opgeroepen.
De berichten zijn chronologisch gesorteerd. De
nieuwste berichten staan helemaal bovenaan.
Voorbeeld van een bericht
1Berichten-center oproepen
2Symbool voor een vastgepind bericht
3Tijd van het ontvangen bericht
4Instellingen oproepen
5Berichten wissen
6Weergave beschikbare acties
500 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
7Beschrijving van het bericht en uitgevende
dienst
8Symbool voor het bericht
9Datum van de ontvangen berichten
Afhankelijk van het soort bericht zijn maximaal
vier verschillende acties beschikbaar.
Voorbeelden van acties zijn:
RVoorlezen
ROpbellen
RBeantwoorden
RWebsite oproepen
RNavigeren
Enkele berichten, bijvoorbeeld een navigatiebe-
stemming, worden langer bewaard. Daarom hoe-
ven beschikbare acties niet direct na het binnen-
komen van het bericht te worden uitgevoerd. Een
routebegeleiding kan ook op een later tijdstip wor-
den gestart.
U kunt een bericht vastpinnen, zodat dit na een
bepaalde tijd niet automatisch wordt gewist. Het
bericht hee dan het symbool 2.
Berichten oproepen
Berichten-center openen
#In zero-layer de lip 3 in de statusregel
omlaagtrekken (/ pagina 486).
of
#In het startscherm de lip 4 in de statusregel
omlaagtrekken (/ pagina 490).
Het Control Center wordt geopend.
#In het Control Center 3 selecteren.
Bericht selecteren
#Wanneer meerdere berichten beschikbaar zijn,
omhoog of omlaag vegen.
#Een actie selecteren.
Berichten-center sluiten
#G selecteren.
Acties voor een bericht selecteren
De volgende mogelijkheden staan ter beschikking:
RDe actie direct na het binnenkomen en weer-
geven van het bericht selecteren.
RDe actie later na het oproepen in het berich-
ten-center selecteren.
#Maximaal twee acties beschikbaar: De actie
selecteren.
#Meer dan twee acties beschikbaar: q
selecteren.
#De actie selecteren.
Het bericht is nog steeds beschikbaar.
#Met r de acties dichtklappen.
Berichten bewerken
#Het berichten-center oproepen
(/ pagina 501).
Instellingen uitvoeren
#Z Instellingen selecteren.
#De dienst of de service selecteren.
#De opties in- of uitschakelen.
Afhankelijk van de service zijn de volgende
opties beschikbaar:
RNotificaties toestaan
RWeergeven in notificatiecentrum
RNotificaties weergeven
MBUX multimediasysteem 501
F206 0105 07
RAttentiegeluiden in- of uitschakelen
RExterne toegang
De optie zorgt ervoor dat een externe
service toegang tot specieke gegevens
kan krijgen, bijvoorbeeld de actuele positie
van de auto. Met Õ wordt de gedetail-
leerde, goedgekeurde informatie weerge-
geven.
Wanneer Notificaties toestaan is uitgescha-
keld, kunnen de opties met uitzondering van
Externe toegang niet worden geselecteerd.
Bericht vastpinnen
#Een bericht op het touchscreen naar rechts
trekken.
Er verschijnt een pin.
#De pin aantippen.
Het bericht wordt met een pin gemarkeerd.
Berichten wissen
#Een bericht op het touchscreen naar links sle-
pen.
of
#E selecteren.
#Ja selecteren.
Alle berichten worden gewist.
Globaal zoeken
Overzicht globaal zoeken
Globaal zoeken kunt u oproepen in het start-
scherm. U kunt symbolen via het toetsenbord of
de handschriherkenning invoeren. Als alternatief
maakt de MBUX spraakassistent een spraakinvoer
mogelijk.
Globaal zoeken levert zoekresultaten voor de vol-
gende categorieën op:
RNavigatie
REntertainment
RTelefoon, In-Car Oce
In-Car Oce is niet in alle landen beschikbaar.
RDigitale handleiding
RInternet
Via globaal zoeken kunt u bijvoorbeeld steden,
straten en bezienswaardigheden binnen de cate-
gorie navigatie zoeken.
Met globaal zoeken kunt u ook een driewoorden-
adres (/ pagina 536) invoeren.
Wanneer het zoekveld leeg is, krijgt u in de cate-
gorie Adviezen eerst intelligente adviezen te zien.
Voorwaarde hiervoor is dat de intelligente advie-
zen in de gebruikersopties zijn geactiveerd
(/ pagina 496).
Zodra een letter is ingevoerd, worden in de cate-
gorie Alles de beste overeenkomsten getoond.
Meer zoekresultaten vindt u in de afzonderlijke
categorieën. Naast de categorie staat het aantal
treers.
Na het selecteren van een categorie kunt u de
zoekresultaten binnen de categorie selecteren.
Wanneer u een zoekresultaat selecteert, wordt
afhankelijk van de categorie een detailoverzicht
geopend.
Globaal zoeken gebruiken
Multimediasysteem:
4© 5ª Zoeken
In de categorie Adviezen worden maximaal zes
intelligente adviezen getoond, ook als er nog geen
zoekterm is ingevoerd.
502 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
#De zoekterm in het zoekveld invoeren.
Zodra u een teken invoert, wordt de categorie
Alles gemarkeerd. Daarbij worden maximaal
tien zoekresultaten per categorie getoond.
In de andere categorieën worden bijpassende
zoekresultaten voor de ingevoerde zoekterm
getoond.
%Als alternatief is spraakinvoer mogelijk met de
MBUX spraakassistent via p of u schakelt
over naar handschriherkenning v
(/ pagina 506).
#Zoeken beëindigen: a selecteren.
#Zoekresultaten voor een categorie weerge-
ven: Een categorie selecteren.
#Zoekresultaat overnemen: Het zoekresultaat
selecteren.
Er wordt een actie gestart, zoals het instellen
van een radiozender of er wordt een detail-
overzicht getoond, bijvoorbeeld voor een con-
tact.
Geluid voor het MBUX multimediasysteem in- of
uitschakelen
In het stuurwiel
Op het bedieningspaneel van het centraal dis-
play
#Uitschakelen: De toets 1 indrukken.
De momenteel actieve audiobron wordt
gedempt.
In de statusregel van het centraal display ver-
schijnt het symbool 8.
MBUX multimediasysteem 503
F206 0105 07
Wanneer u bijvoorbeeld naar een radiozender luis-
tert en het geluid uitschakelt, worden alle media-
bronnen gedempt.
Verkeersinformatie en gesproken rij-aanwijzingen
blijven in dit geval gewoon hoorbaar. De MBUX
spraakassistent en de telefoon worden evenmin
beïnvloed.
Inschakelen
#De toets 1 opnieuw indrukken.
of
#Het volume instellen.
of
#Van mediabron wisselen.
Volume voor het MBUX multimediasysteem instel-
len
Met toets instellen
In het stuurwiel
Op het bedieningspaneel van het centraal dis-
play
#Op 1 ± of q drukken.
of
#Over de toets 1 vegen.
Het volume van de actuele audiobron op de
voorgrond wordt ingesteld.
504 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
Het volume wordt via de regelaars voor de vol-
gende groepen aangepast:
REntertainment
RBeltoon
RGesprekken, bijvoorbeeld telefoongesprekken
RGesproken aanwijzingen, bijvoorbeeld MBUX
spraakassistent
RGesproken rij-aanwijzingen
%Wanneer u het volume van de gesproken aan-
wijzingen op bijvoorbeeld "0" instelt, wordt de
volgende keer dat de MBUX spraakassistent
wordt opgeroepen automatisch een minimum-
volume ingesteld. Voor het volume van het
entertainment wordt de automatische aanpas-
sing na het opnieuw opstarten van het multi-
mediasysteem uitgevoerd.
In het menu instellen
#Rechts in het stuurwiel de toets © lang
indrukken.
of
#Op het touchscreen lang op © drukken.
Het startscherm verschijnt.
#Instellingen selecteren.
#Systeem selecteren.
#Audio selecteren.
#Een volume-instelling selecteren.
%De volume-instelling kan voor alle groepen,
behalve voor het volume van het entertain-
ment, worden uitgevoerd.
#Het volume instellen.
De volgende instellingen zijn eveneens in het
menu beschikbaar:
RIn- of uitschakelen van de gesproken rij-aan-
wijzingen in de navigatie tijdens een telefoon.
RVerlagen van het entertainment-volume tijdens
het weergeven van een gesproken rij-aanwij-
zing.
Invoeren van tekens
Tekeninvoer gebruiken
Voorwaarden
RVoor de voorleesfunctie van de handschriher-
kenning: Het MBUX multimediasysteem is met
de MBUX spraakassistent uitgerust.
RDe voorleesfunctie is beschikbaar voor de
gekozen systeemtaal.
RDe voorleesfunctie van de handschriherken-
ning is ingeschakeld.
De tekeninvoer via de Touch-Control of het touch-
screen uitvoeren. De tekeninvoer kan met het ene
bedieningselement worden gestart en met een
ander worden voortgezet.
#Wanneer het toetsenbord wordt weergegeven,
de tekens door vegen en indrukken op de
Touch-Control of door aantippen op het touch-
screen invoeren.
of
#Wanneer de handschriherkenning is geselec-
teerd, de tekens op het touchscreen schrijven.
MBUX multimediasysteem 505
F206 0105 07
Voorbeelden voor de tekeninvoer zijn bijvoorbeeld
het globaal zoeken, het invoeren van een bestem-
ming in het navigatiesysteem of het hernoemen
van een favoriet.
De touchscreen ondersteunt de tekeninvoer met
de volgende functies:
RDe handschriherkenning biedt tekenvoorstel-
len aan.
RWanneer de voorleesfuncties van de hand-
schriherkenning is ingeschakeld, worden
ingevoerde tekens voorgelezen.
Tekens op het touchscreen invoeren
Voorwaarden
RIndien u de tekeninvoer wilt laten voorlezen:
De voorleesfunctie van de handschriherken-
ning is ingeschakeld (/ pagina 507).
RVoor enkele functies is een bestaande online-
verbinding noodzakelijk.
Invoeren van tekens met toetsenbord (voor-
beeld)
1Invoerregel met actuele invoer
2Zoekresultaat
3Bestemmingsinvoer selecteren, met dubbele
pijl verdere bestemmingsinvoeren weergeven
4Invoer wissen
5Zoekresultaat overbrengen naar invoerregel
en zoeken voortzetten
6Laatst ingevoerde teken wissen
7Toetsenbord verbergen
8Omschakelen op handschriherkenning
9MBUX spraakassistent starten
(/ pagina 474)
ASchrijaal instellen
BNaar cijfers en speciale tekens omschakelen
CNaar hoofdletters of kleine letters omschake-
len
#Voorbeeld: De navigatie oproepen en een
bestemming invoeren (/ pagina 41).
#Een teken aantippen.
Het teken wordt in de invoerregel 1 inge-
voerd.
#Het invoeren van tekens voortzetten.
%De beschikbare bewerkingsfuncties zijn
afhankelijk van de bewerkingstaak, de inge-
stelde schrijaal en het karakterniveau.
Alternatieve tekens invoeren
#Lang op een teken drukken.
#Het teken selecteren.
506 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
Invoeren van tekens beëindigen
#Het toetsenbord 7 verbergen.
Invoeren van tekens met handschriherken-
ning (voorbeeld)
1Invoerregel
2Voorstellen tijdens het invoeren weergeven
3Invoer wissen
4Laatst ingevoerd teken
Door aanraken en vasthouden wordt de invoer
gewist
5Naar invoer via toetsenbord wisselen
6Spatie invoegen
7Invoer overnemen
8Schrijfvlak
Indien beschikbaar maakt het symbool p wis-
selen naar de spraakinvoer mogelijk.
#Wanneer het toetsenbord wordt weergegeven,
v selecteren.
#Het teken met een vinger op het touchscreen
schrijven. De tekens kunnen naast elkaar of
over elkaar worden geschreven.
Het teken wordt in de invoerregel 1 inge-
voerd. Adviezen worden in 2 weergeven.
#Een van de voorstellen selecteren.
#Indien beschikbaar verdere adviezen met
q of r weergeven.
#Tekeninvoer beëindigen: G aantippen.
Toetsenbord en handschriherkenning voor het
invoeren van tekens instellen
Voorwaarden
RDe voorleesfunctie is beschikbaar voor de
gekozen systeemtaal.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Toetsenborden/handschrift
Toetsenbordtaal instellen
#Toetsenbordtalen selecteren.
#Een of meer toetsenbordtalen selecteren.
Schrijfsnelheid instellen
#Handschriftherkenning selecteren.
#Een optie selecteren, bijvoorbeeld Gemiddeld.
Voorleesfunctie inschakelen
#Handschriftherkenning selecteren.
#Voorlezen inschakelen D.
De tekens, die u op het touchscreen schrij,
worden voorgelezen.
MBUX multimediasysteem 507
F206 0105 07
Handschriherkenning op het toetsenbord inscha-
kelen
#Handschriftherkenning selecteren.
#Handschriftherkenning inschakelen D.
U kunt rechtstreeks op het toetsenbord tekens
schrijven.
Gebruikerswoordenboek wissen
Het gebruikerswoordenboek leert door uw invoe-
ren en biedt tijdens het invoeren van tekens sug-
gesties aan. U kunt het gebruikerswoordenboek
terugzetten.
#Mijn woordenboek terugzetten selecteren.
#Ja selecteren.
Systeeminstellingen
Display
Display-instellingen congureren
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Display
Helderheid instellen
#Helderheid display selecteren.
#Auto's met bestuurdersdisplay en centraal dis-
play: De helderheid van het bestuurdersdis-
play of het centraal display instellen.
Tijd en datum
Tijdzone instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Tijd en datum
#Tijdzone selecteren.
De landenlijst wordt weergegeven.
%Wanneer in een land meerdere tijdzones
beschikbaar zijn, worden deze na het selecte-
ren van het land weergegeven.
#Een land en eventueel een tijdzone selecteren.
De ingestelde tijdzone wordt achter Tijdzone
weergegeven.
of
#In de landenlijst het item Automatische tijd-
zone selecteren.
De tijdzone wordt automatisch ingesteld op
basis van de voertuiglocatie.
%De optie Automatische tijdzone is alleen
beschikbaar voor auto's met satellietont-
vangst.
Tijd- en datumformaat instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Tijd en datum 5Formaat instellen
#Een tijd- en datumformaat selecteren.
Tijd en datum handmatig instellen
Voorwaarden
RDe auto hee geen satellietontvangst.
508 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Tijd en datum
Tijd instellen
#Tijd instellen selecteren.
#Een tijd instellen.
#Met OK bevestigen.
Datum instellen
#Datum instellen selecteren.
#Een datum selecteren.
#Met OK bevestigen.
%Bij auto's met satellietontvangst worden de
tijd en datum automatisch aan de hand van de
voertuiglocatie bepaald en kunnen deze niet
handmatig worden ingesteld.
Tijd aanpassen
#Tijd aanpassen selecteren.
#Een waarde instellen.
#Met OK bevestigen.
%De functie is alleen beschikbaar in auto's met
satellietontvangst.
Positie van de auto
Overdracht van de locatie van de auto in- en
uitschakelen
Voorwaarden
REen Mercedes me-gebruikersaccount is
beschikbaar.
RIn de Mercedes me gebruikersaccount is ten
minste één dienst geactiveerd die toegang
hee tot de verzonden positiegegevens.
%De functie is landafhankelijk. Voor meer infor-
matie hierover contact opnemen met een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Privacy
#De functie Positie auto doorgeven in- of uit-
schakelen.
%Als alternatief kunt u de functie ook in de sta-
tusregel via Ô in- of uitschakelen.
Autorisaties instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Privacy 5Machtigingen
in het menu Machtigingen kunt u voor verschil-
lende gegevensbronnen (bijvoorbeeld microfoon,
camera) die in het kader van een toepassing wor-
den gebruikt, toegangsbevoegdheden instellen.
Ook kunt u hier reeds gegeven autorisaties wijzi-
gen. U kunt de autorisaties voor afzonderlijke
gegevensbronnen of voor bepaalde toepassingen
of websites instellen.
#Aanvragen of Apps/websites selecteren.
#De gewenste instellingen voor de autorisatie
instellen.
Bluetooth®
Informatie over Bluetooth®
Bluetooth® is een techniek voor draadloze gege-
vensoverdracht over korte afstanden tot circa
10 m.
MBUX multimediasysteem 509
F206 0105 07
Via Bluetooth® kunt u bijvoorbeeld uw mobiele
telefoon met het multimediasysteem verbinden en
de volgende functies gebruiken:
RHandsfree-installatie met toegang tot de vol-
gende opties:
-Contacten (/ pagina 583)
-Nummerlijsten (/ pagina 585)
-Sms (/ pagina 586)
RInternetverbinding (/ pagina 613)
Bluetooth® is een geregistreerde handelsmerk van
de Bluetooth Special Interest Group (SIG) Inc.
%Internetverbinding via Bluetooth® is niet in alle
landen beschikbaar.
Bluetooth® in- en uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Internet en Bluetooth
#Bluetooth in- of uitschakelen.
Wi
Overzicht wi-verbinding
U kunt gebruikmaken van wi om verbinding met
internet of met externe netwerkapparaten tot
stand te brengen.
%De beschikbaarheid van de functie is landsaf-
hankelijk.
Er zijn in principe twee soorten wi-verbinding
beschikbaar:
RMultimediasysteem als wi-hotspot gebruiken
(/ pagina 510)
Het multimediasysteem van de auto dient als
wi-hotspot voor mobiele communicatieappa-
ratuur, zoals een smartphone of tablet–PC.
RMobiel communicatie-apparaat als wi-hot-
spot gebruiken (tethering) (/ pagina 615)
Voor de internetverbinding van het multime-
diasysteem van de auto wordt gebruikgemaakt
van een externe wi-hotspot.
Wi in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Internet en Bluetooth
#Wi-Fi selecteren.
De regelaar staat rechts: Wi is ingeschakeld.
Wanneer wi is ingeschakeld, kunt u het multime-
diasysteem met externe hotspots verbinden of
beschikbaar stellen als hotspot voor externe appa-
raten.
Wanneer wi is uitgeschakeld, is het niet mogelijk
om een verbinding via hotspots tot stand te bren-
gen.
%De beschikbaarheid van de functie is landsaf-
hankelijk.
Multimediasysteem als wi-hotspot gebruiken
Voorwaarden
RHet te verbinden apparaat ondersteunt ten
minste een van de beschreven verbindings-
soorten.
De weergegeven verbindingssoorten zijn
afhankelijk van het te verbinden apparaat. De
510 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
functie moet door het multimediasysteem en
door het te verbinden apparaat worden onder-
steund. Het type verbindingsopbouw moet op
het multimediasysteem en op het te verbinden
apparaat worden geselecteerd.
%Voor de gegevensverbinding wordt de data-
bundel van de auto of van een al verbonden
tetheringapparaat gebruikt.
Gegevensvolume van de auto: Afhankelijk van
de uitrusting van de auto kunt u bij de
Mercedes me Store een datapakket direct bij
een provider van een mobiel netwerk aan-
schaen. Om gebruik te kunnen maken van
het datapakket sluit u via de Mercedes me
Store uw eigen contract met een provider van
een mobiel netwerk af, dat op elk moment
kan worden opgezegd en waaraan geen kos-
ten zijn verbonden. Dit contract is een voor-
waarde voor het gebruik van de services uit
het eerder aangeschae pakket. De beschik-
baarheid van deze optie is landsafhankelijk.
Wanneer de optie van een datapakket niet
beschikbaar is of niet achteraf kan worden
aangescha, kunt u tegen betaling gegevens-
volume rechtstreeks bij de provider van een
mobiel netwerk kopen.
%Indien nodig moeten eerst individuele functies
op het te verbinden apparaat worden geacti-
veerd. Meer informatie vindt u in de handlei-
ding van de fabrikant.
%Het gebruik van het datatarief van de auto
door externe apparaten is net in alle landen
beschikbaar.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Internet en Bluetooth
#MBUX-hotspot selecteren.
#Een van de volgende verbindingsmogelijkhe-
den selecteren.
Via QR-code verbinden
Voorwaarde: Een app voor het scannen van de
QR-code is geïnstalleerd op het te verbinden
apparaat.
Alternatief: Het te verbinden apparaat beschikt
over een geïntegreerde scanner voor QR-codes
(zie de handleiding van de fabrikant).
#De weergegeven QR-code scannen.
De wi-verbinding wordt tot stand gebracht.
Via beveiligingssleutel verbinden
#Op het te verbinden apparaat de auto selecte-
ren. Deze wordt weergegeven met de netwerk-
naam MBUX XXXXX.
#De beveiligingssleutel die op het centraal dis-
play wordt weergegeven, bij het te verbinden
apparaat invoeren.
#De invoer bevestigen.
Nieuwe beveiligingssleutel genereren
#In het menu MBUX-hotspot de optie Nieuwe
beveiligingssleutel genereren selecteren.
#De vraag met Ja bevestigen.
Een nieuwe beveiligingssleutel wordt gegene-
reerd.
Voortaan wordt een verbinding met de nieuw
gegenereerde beveiligingssleutel opgebouwd.
MBUX multimediasysteem 511
F206 0105 07
%Wanneer een nieuwe beveiligingssleutel wordt
gegenereerd, worden alle bestaande wi-ver-
bindingen verbroken. Wanneer opnieuw wi-
verbindingen worden gemaakt, moet de
nieuwe beveiligingssleutel worden ingevoerd.
Systeemtaal
Aanwijzingen voor de systeemtaal
Met deze functie wordt de taal voor de menumel-
dingen en de gesproken rij-aanwijzingen vastge-
legd. De taalselectie is van invloed op de moge-
lijkheid voor het invoeren van tekens. Niet alle
talen worden ondersteund voor de gesproken rij-
aanwijzingen. Als een taal niet wordt ondersteund,
hoort u de gesproken rij-aanwijzingen in het
Engels.
Taal instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Taal
Systeemtaal instellen
Er verschijnt een lijst met de beschikbare sys-
teemtalen.
#Een taal selecteren.
De systeemtaal wordt omgeschakeld naar de
geselecteerde taal.
Eenheid voor afstand instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Displays en weergave
%Deze functie is niet in alle landen verkrijgbaar.
#Maateenheden selecteren.
#Een eenheid voor de afstand selecteren.
#Voor een extra weergave op het bestuurders-
display van het combi-instrument Digitale
snelheidsmeter inschakelen.
Systeem-pincode-beveiliging in- en uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Privacy 5PIN-beveiliging
Systeem-pincode bepalen
#PIN-code instellen selecteren.
#Een viercijferige systeem-pincode invoeren.
#De viercijferige systeem-pincode opnieuw
invoeren.
Wanneer beide systeem-pincodes overeenko-
men, is de systeem-pincode-beveiliging actief.
Systeem-pincode wijzigen
#Instellingen wijzigen selecteren.
#De actuele systeem-pincode invoeren.
#PIN wijzigen selecteren.
#Een nieuwe systeem-pincode opslaan.
Systeem-pincode-beveiliging voor soware-upda-
tes activeren
#Software-updates beveiligen selecteren.
#De functie in- of uitschakelen.
512 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
Adviezen congureren
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Adviezen
#Z selecteren.
#De opties afzonderlijk in- of uitschakelen.
Wanneer een optie is ingeschakeld en vol-
doende gegevens zijn verzameld, worden per-
soonlijke suggesties aangeboden die op uw
gebruikersgedrag zijn gebaseerd. Dat zijn bij-
voorbeeld bezochte navigatiebestemmingen,
gekozen telefoonnummers en voorstellen
gebaseerd op uw muzieksmaak.
Navigatie
Wanneer Bestemmingsadviezen toestaan
ingeschakeld is, doet de auto voorstellen
gebaseerd op uw bezochte navigatiebestem-
mingen.
Wanneer Woon-werk route activeren inge-
schakeld is, herkent de navigatie automatisch
dat de auto zich op een woon-werk route
bevindt.
Gesprekken & berichten
Er worden voorstellen gegeven voor gekozen
telefoonnummers en verzonden berichten.
Comfort
De auto gee voorstellen op basis van het
gebruik van uw comfortfuncties, bijvoorbeeld
welk massageprogramma op welk tijdstip
moet worden gestart.
Entertainment
Er worden voorstellen gegeven voor de media-
bron die momenteel wordt afgespeeld. Boven-
dien worden voorstellen gegeven voor digitale
online-services, bijvoorbeeld Spotify, TuneIn
Radio en streamingservices, en voor catego-
rieën, bijvoorbeeld, genre, artiest en stem-
ming.
Voertuig
De voorstellen voor voertuigfuncties worden
weergegeven in de zero-layer, bijvoorbeeld van
de PARKTRONIC-parkeerassistent.
Online spraakdiensten
De voorstellen worden online beschikbaar
gesteld op basis van uw spraakinvoer en aan-
geboden in de zero-layer.
%De voorstellen zijn afhankelijk van de uitrus-
ting.
Alle voorstellen wissen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Adviezen
#Î selecteren.
#Ja selecteren.
De voorstellen worden gereset.
Soware-update
Informatie over soware-updates
Soware-updates zorgen ervoor dat uw auto en
de daarbij behorende systemen in de actuele ver-
sie blijven en voorkomen beveiligingsproblemen.
Voor onderdelen van de auto zoals regeleenhe-
den, comfortsystemen, sluit- en veiligheidssyste-
men, bestuurdersassistentiesystemen, onderstel-
en aandrijfsystemen en het MBUX multimediasys-
teem worden online soware-updates beschik-
baar gesteld. De soware-updates worden via de
MBUX multimediasysteem 513
F206 0105 07
communicatiemodule of een wi-verbinding aan
een externe hotspot beschikbaar gesteld.
De navigatiekaarten worden ook via updates vanaf
externe opslagmedia (bijvoorbeeld een usb-stick)
bijgewerkt.
De beschikbare soware-updates regelmatig ini-
tialiseren. Anders kan de veiligheid van uw MBUX
multimediasysteem en afzonderlijke onderdelen
van de auto niet meer worden gewaarborgd.
%Soware-updates kunnen met een systeem-
pincode beveiligd worden. Zie voor meer infor-
matie over de systeem-pincode:
(/ pagina 512).
Meer informatie over soware-update is verkrijg-
baar onder: https://me.secure.mercedes-
benz.com.
Soware-update uitvoeren
Voorwaarden
Voor soware-updates via de communicatiemo-
dule en wi:
RUw auto is gekoppeld aan een Mercedes me
gebruikersaccount (/ pagina 604).
RSoware-updates zonder Mercedes me
gebruikersaccount: De optie Software-upda-
tes toestaan in het menu Software-update is
geactiveerd.
RVoor soware-updates via de communicatie-
module: Er is een internetverbinding via de
communicatiemodule aanwezig
(/ pagina 614).
RVoor soware-updates via wi: Er is een ver-
binding met een externe wihotspot aanwezig
(/ pagina 615).
%Afhankelijk van de soware-update wordt
deze via de z communicatiemodule, ö
wi of een 4 extern opslagmedium
gestart.
%Online soware-updates kunnen niet worden
uitgevoerd via externe wi-hotspots die via
TKIP versleuteld zijn.
%Wanneer de wi-hotspot een login via de
browser vereist, zal de browser na de succes-
volle verbinding openen om de update te star-
ten. De aanwijzingen in de browser opvolgen
om de download te starten.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Software-update 5Z
Kaartupdate vanaf een extern opslagmedium star-
ten
#Het opslagmedium via een media-interface
met de auto verbinden.
Op het centraal display verschijnt een melding
over een beschikbare kaartupdate.
#De melding selecteren.
#Starten selecteren.
De kaartupdate wordt gestart.
Soware-update via de communicatiemodule star-
ten
Wanneer de optie Automatische online-update is
ingeschakeld, worden beschikbare updates auto-
matisch gedownload en geïnstalleerd. Deze optie
activeren, om uw auto op een actuele stand te
houden en veiligheidsrisico's te vermijden.
#Automatische online-update selecteren.
De soware-update wordt automatisch
gedownload en geïnstalleerd.
514 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
Wanneer de optie gedeactiveerd is, wordt u een-
malig van nieuwe soware-updates op de hoogte
gebracht. De updates kunnen gedurende een
beperkte periode worden gedownload.
#Een update uit de lijst beschikbare updates
selecteren.
#De laatste update starten.
De soware-update wordt automatisch
gedownload en geïnstalleerd.
Soware-update via wi starten
Voor sommige soware-updates is bovendien een
verbinding met een wi-hotspot nodig. De verbin-
ding met een externe hotspot kan bij het starten
van de soware-update tot stand worden
gebracht.
#Een update uit de lijst beschikbare updates
selecteren.
#De laatste update starten.
#De verbinding met een wi-hotspot tot stand
brengen.
De update wordt automatisch gedownload en
geïnstalleerd.
Voor soware-updates waarbij de auto veilig
moet stilstaan: Bij het bereiken van de laatste
installatiestap verschijnt na het uitschakelen van
de auto een melding op het centraal display. Volg
de stapsgewijze aanwijzingen op het centraal dis-
play om de installatie af te sluiten.
Er zijn soware-updates die alleen kunnen worden
geïnstalleerd wanneer de auto veilig geparkeerd
is, zich geen personen meer in de auto bevinden
en wanneer de auto afgesloten is.
Soware-updates installeren
Soware-updates worden na het downloaden
automatisch geïnstalleerd. Zodra een soware-
update is voltooid, verschijnt er een bericht op het
centraal display. Eventueel moet het MBUX multi-
mediasysteem opnieuw worden opgestart.
Soware-updates worden na het downloaden
automatisch geïnstalleerd. Zodra een soware-
update is voltooid, verschijnt er een bericht op het
centraal display. Eventueel moet het MBUX multi-
mediasysteem opnieuw worden opgestart.
Voor sommige soware-updates moet de auto op
een veilige plek stilstaan om de installatie te kun-
nen afsluiten. Deze kunnen alleen worden uitge-
voerd wanneer de auto veilig is geparkeerd en is
uitgeschakeld. Wanneer dit nodig is, verschijnt na
het uitschakelen van de auto een melding op het
centraal display.
#De aanwijzingen in het centraal display opvol-
gen.
Voor enkele soware-updates kunt u een tijdstip
voor de installatie vastleggen. De installatie wordt
automatisch uitgevoerd op het geplande tijdstip. U
hoe tijdens de installatie niet in de auto te zijn.
Houd er rekening mee dat de geplande installatie
wordt afgebroken, zodra het portier wordt
geopend.
Wanneer een installatie beschikbaar is, waarbij
het tijdstip kan worden vastgelegd, verschijnt na
het uitschakelen van de auto een melding in het
centraal display.
#De aanwijzingen in het centraal display opvol-
gen.
Tijdens de installatie van deze soware-update
kan geen gebruik worden gemaakt van de auto.
Ervoor zorgen dat zich geen personen of dieren in
de auto bevinden. Opgeslagen meldingen in de
MBUX multimediasysteem 515
F206 0105 07
regeleenheden van de auto kunnen worden over-
schreven.
Beschikbaarheid van het bestuurdersdisplay en
het centraal display
Tijdens de installatie van soware-updates kun-
nen de auto, het bestuurdersdisplay en het cen-
traal display niet worden gebruikt. Wanneer een
installatie bezig is kunt u de volgende displaymel-
dingen ontvangen:
%De displaymelding verschijnt niet bij elke
installatie van een soware-update.
In sporadische gevallen kan tijdens de installatie
een fout optreden. Er wordt automatisch gepro-
beerd om de vorige versie weer te herstellen.
Wanneer het herstellen van de vorige versie niet
mogelijk is, verschijnt de hierboven weergegeven
displaymelding iedere keer dat de auto wordt
gestart.
Uitvallen van het bestuurdersdisplay:
Wanneer het bestuurdersdisplay is uitgevallen of
wanneer een storing aanwezig is, kunt u bijvoor-
beeld functiebeperkingen van veiligheidsrelevante
systemen niet herkennen of de snelheidsmeter
niet aezen. De bedrijfsveiligheid van de auto kan
beperkt zijn. Voorzichtig verder rijden en de auto
direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten
controleren .
Meer informatie over soware-updates is verkrijg-
baar onder: https://me.secure.mercedes-
benz.com
Uitvallen van het centraal display:
Wanneer het centraal display is uitgevallen of
wanneer de hierboven weergegeven displaymel-
ding permanent verschijnt, zijn sommige syste-
men, bijvoorbeeld de achteruitrijcamera, de PARK-
TRONIC-parkeerassistent of de klimaatregeling,
niet meer beschikbaar. Voorzichtig verder rijden
en direct een gekwaliceerde werkplaats opzoe-
ken.
Multimediasysteem terugzetten (reset-functie)
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door het uitvallen van functies van het
centraal display
Terwijl het multimediasysteem wordt terugge-
zet zijn de functies hiervan, zoals de achteruit-
rijcamera, niet beschikbaar.
#Het terugzetten van het multimediasys-
teem alleen uitvoeren wanneer de auto
stilstaat.
Voorwaarden
RDe auto is ingeschakeld.
RSommige instellingen kunnen alleen worden
teruggezet wanneer de auto stilstaat.
516 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Terugzetten
Door het terugzetten van het systeem worden per-
soonlijke gegevens en instellingen gewist, bijvoor-
beeld:
RVerbonden apparaten
RIndividueel gebruikersproel
RBiometriegegevens
RAuto's met telefonie achterin: Aansluiting
hoorn
%Door bestuurdersassistentiesystemen
gebruikte en opgeslagen gegevens in het mul-
timediasysteem worden gewist.
%Auto's met telefonie achterin: De hoorn moet
in de houder liggen wanneer het systeem
wordt teruggezet.
#Terugzetten selecteren.
Er verschijnt een vraag of het systeem werke-
lijk moet worden teruggezet.
#Ja selecteren.
Het multimediasysteem wordt in de aeve-
ringstoestand teruggezet. Na de systeemreset
wordt het multimediasysteem opnieuw
gestart.
%Vanwege de gegevensbescherming en de wer-
king van individuele rijsystemen en rijveilig-
heidssystemen is het noodzakelijk om een vol-
ledige systeemreset uit te voeren voordat de
auto wordt verkocht of overgedragen aan der-
den of nadat deze is gebruikt als huurauto.
AMG TRACK PACE
Functie van AMG TRACK PACE
%Deze functie is een on-demand uitrusting
(/ pagina 89).
Met AMG TRACK PACE kan het rijgedrag op cir-
cuits worden geanalyseerd en daardoor worden
geoptimaliseerd. Er kan worden gereden op vooraf
opgeslagen circuits (bijvoorbeeld de Hockenheim-
ring), of er kunnen nieuwe circuits worden geregi-
streerd en opgeslagen. Op ieder circuit worden de
gereden rondetijden opgeslagen. Deze kunnen
worden geanalyseerd en worden vergeleken met
andere rondetijden, om zo het optimale raceresul-
taat te bereiken. Bovendien kunnen het accelere-
ren en het afremmen gemeten en opgeslagen
worden.
N.b.: AMG TRACK PACE alleen gebruiken op afge-
sloten circuits, niet op de openbare weg. De rijstijl
aanpassen aan uw persoonlijke bekwaamheid en
aan de omgevingscondities. Als bestuurder draagt
u als enige de verantwoordelijkheid voor het
besturen van uw auto. De auto veilig parkeren,
alvorens de toepassing te bedienen.
Track Race instellen
Multimediasysteem:
4TRACK PACE 5Track Race
Nieuw circuit registreren
#Ü Nieuw circuit selecteren.
#Op het gewenste startpunt Ì Registratie
starten selecteren.
De registratie van het circuit begint op dit
punt.
MBUX multimediasysteem 517
F206 0105 07
Tijdens de registratie van het circuit kunnen sec-
toren worden ingesteld, om het circuit te verde-
len.
#ö Sector instellen selecteren.
#Om de registratie van het circuit te beëindigen
É Registratie beëindigen selecteren of
opnieuw over de startlijn rijden.
#De vraag met Ja bevestigen.
#Het weer selecteren.
%De temperatuur wordt automatisch vastge-
legd.
#Een naam invoeren.
#Met a bevestigen.
Het circuit wordt onder de ingevoerde naam
opgeslagen.
Naar circuitnaam zoeken
#ª Zoeken selecteren.
#De naam van het gewenste circuit invoeren.
Het circuit met de gezochte naam wordt weer-
gegeven.
Tijd op opgeslagen circuit meten
#ß Alle Circuits selecteren.
#Het gewenste circuit selecteren.
#u selecteren.
#Tijdregistratie starten selecteren, wanneer u
reeds aan de start staat.
of
#Navigeer naar selecteren, om naar de startlijn
te navigeren.
De tijdregistratie begint automatisch bij het over-
schrijden van de startlijn.
%Door ¨ te selecteren, kan naar het AR-
aanzicht van het circuit worden gewisseld.
Bovendien kan door het selecteren van ò
naar de telemetrieweergave worden gewis-
seld.
#Om de tijdregistratie te beëindigen ð Tijd-
registratie beëindigen selecteren.
#De vraag met OK bevestigen.
#Het weer selecteren.
#Ja selecteren, om de op dit circuit gereden tij-
den op te slaan.
Weergaven tijdens Track Race weergeven
De volgende weergaven kunnen worden weerge-
geven:
RBandentemperatuur
RMiniatuurkaart
RSectoroverzicht
RG-Force weergave
RRondenoverzicht
#ï Tijdregistratie starten selecteren.
#à selecteren.
#De gewenste weergave uit het raster bij de lin-
ker of de rechter rand van het centraal display
slepen.
De weergaven worden tijdens de Track Race
weergegeven.
Door het selecteren van ¨ op de actieve weer-
gave wordt deze gedeactiveerd.
Analyse weergeven
#ß Alle Circuits selecteren.
Er verschijnt een overzicht van alle gereden
circuits.
518 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
#Een circuit selecteren.
#Een sessie selecteren.
De volgende gegevens worden weergegeven:
RRonde- en sectortijden
RGemiddelde snelheid en maximumsnelheid
RBestuurder
RAuto
RDatum
RWeer
#Registratie toevoegen selecteren, om een
andere sessie als vergelijking te gebruiken.
#% selecteren, om terug te keren naar het
overzicht.
#Diagram selecteren.
#De gewenste parameters instellen.
De analyse wordt weergegeven.
1Rondenoverzicht
2Parameteroverzicht
3Parameters bewerken
4Parameters wissen
5Nieuwe parameter toevoegen
%Voor de parameters kunnen bijvoorbeeld de
volgende waarden worden ingesteld:
RSnelheid
RLangs-/dwarsversnelling
RStuurhoek
RMotortoerental
RMotorolie-/bandentemperatuur
Aan de hand van de analyse kan het rijgedrag op
elk willekeurig punt van het circuit gecontroleerd
en geoptimaliseerd worden.
Circuits exporteren (USB)
#ß Circuits selecteren.
Er verschijnt een overzicht van alle opgeslagen
circuits.
#Het gewenste circuit selecteren.
#Opties u van het gewenste circuit selecte-
ren.
#Circuit exporteren naar… selecteren.
Het geselecteerde circuit kan worden geëxpor-
teerd naar een met de auto verbonden usb-
geheugenapparaat.
Circuits en registraties bewerken
#ß Circuits selecteren.
#Het gewenste circuit selecteren.
MBUX multimediasysteem 519
F206 0105 07
#Opties u van het gewenste circuit selecte-
ren.
#Hernoemen of Wissen selecteren.
of
#Het circuit selecteren.
#De gewenste registratie markeren.
#u Opties selecteren.
#Exporteren naar… of Wissen selecteren.
Drag Race instellen
Multimediasysteem:
4TRACK PACE 5Drag Race
Acceleratie meten
#Z Drag Race opties selecteren.
#Acceleratie selecteren.
#Een startsnelheid instellen of Automatisch
selecteren.
De meting begint zodra de ingevoerde start-
snelheid is bereikt.
#Een doelsnelheid instellen.
De meting eindigt, zodra de ingevoerde doel-
snelheid is bereikt.
#Wegrijden en de meting beginnen.
De meting begint wanneer met de auto wordt
geaccelereerd.
De meting kan voortijdig worden beëindigd door
het accelereren af te breken.
Kwart mijl race
#Z Drag Race opties selecteren.
#Kwart mijl selecteren.
#Een doelafstand instellen.
De meting eindigt, zodra de ingevoerde doelaf-
stand is bereikt.
#Wegrijden en de meting beginnen.
De meting begint wanneer met de auto wordt
geaccelereerd. De tijdregistratie loopt, tot de
doelafstand of maximaal een mijl is afgelegd.
De meting kan voortijdig worden beëindigd door
het accelereren af te breken.
Afremmen meten
#Z Drag Race opties selecteren.
#Remmen selecteren.
#Een startsnelheid instellen of Automatisch
selecteren.
#Wegrijden en de meting beginnen.
#Tot stilstand remmen.
De meting vindt plaats in stappen van
10 km/h tot stilstand. Wanneer het afremmen
wordt gestart bij bijvoorbeeld een snelheid van
157 km/h, start de meting zodra 150 km/h
wordt bereikt.
Meetwaarden opslaan en oproepen
Wanneer een meting wordt afgesloten of afgebro-
ken, verschijnt de vraag of de meting moet wor-
den opgeslagen.
#De vraag met OK bevestigen om op te slaan.
Opgeslagen metingen oproepen
#± Geschiedenis selecteren.
#Acceleratie, Kwart mijl of Remmen selecte-
ren.
520 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
#Een meting selecteren.
De geselecteerde meting wordt gedetailleerd
weergegeven.
of
#Een meting wissen.
Telemetrieweergave oproepen
Multimediasysteem:
4TRACK PACE 5Telemetrie
De telemetrieweergave toont actuele voertuigge-
gevens als digitale waarde en als diagram. Hierbij
kunnen maximaal vier parameters worden gese-
lecteerd die op het display moeten worden weer-
gegeven.
Bijvoorbeeld:
RMotortoerental
RWielhoek
RSnelheid
RStuurhoek
#De gewenste parameters instellen.
#De tijdsduur instellen.
De ingestelde parameters worden gedurende
de gekozen tijd in het diagram geanalyseerd.
AMG TRACK PACE congureren
Voorwaarden
Voor de verbinding van een mobiel apparaat met
de TRACK PACE app:
RDe TRACK PACE app is op de mobiele appara-
tuur geïnstalleerd.
RDe mobiele apparatuur is via wi met het mul-
timediasysteem verbonden (/ pagina 510).
Multimediasysteem:
4TRACK PACE 5Z
Mobiel apparaat via TRACK PACE App verbinden
De TRACK PACE App maakt het mogelijk om vide-
o's op te zoeken en deze met opgeslagen circuits
te synchroniseren.
#TRACK PACE app selecteren.
#Nieuw apparaat autoriseren selecteren.
#De TRACK PACE App op het te verbinden
apparaat starten.
#Verder selecteren en de autoriseringsvraag
bevestigen.
Een viercijferige code wordt weergegeven op
het centraal display.
#De code in de smartphone invoeren.
Het apparaat wordt geautoriseerd.
Mobiel apparaat deautoriseren
#TRACK PACE app selecteren.
#Een apparaat selecteren.
#De vraag met Ja bevestigen.
Het apparaat wordt gedeautoriseerd.
TRACK PACE weergave op het head-up-display en
bestuurdersdisplay instellen
#IC- en HUD-inhoud selecteren.
#De gewenste inhoud in- of uitschakelen.
De inhoud op het head-up-display en op het
bestuurdersdisplay wordt aangepast.
%Meer informatie over de weergave van het
head-up-display (/ pagina 466).
MBUX multimediasysteem 521
F206 0105 07
%Meer informatie over het bestuurdersdisplay
(/ pagina 452).
Akoestische feedback instellen
#Akoestische feedback selecteren.
Een schaal met waarden van 0 tot 10 wordt
weergegeven.
#Een instelling selecteren.
Statistiek weergeven
#TRACK PACE statistieken selecteren.
Een statistiek bij het actuele gebruikersproel
wordt weergegeven.
De volgende gegevens worden weergegeven:
RReistijd
RAfgelegde afstand
RGeregistreerde circuits
RGeregistreerde Track Races
RGeregistreerde rondes
RGeregistreerde Drag Races
RMaximumsnelheid
Sfeerlicht activeren
Wanneer deze functie actief is, wordt het interieur
na Delta tijd rood of groen verlicht.
#Sfeerverlichting selecteren.
#De functie in- of uitschakelen.
Dashcam instellen
Wanneer de auto met een dashcam is uitgerust,
kan deze in AMG TRACK PACE worden gebruikt.
#Dashcam selecteren.
#Track Race of Drag Race selecteren en
Opname activeren inschakelen.
#Onder Inhoud video-overlay kan worden inge-
steld, welke overlay in de getoonde video moet
worden gebruikt.
Boost-strategie activeren
Deze functie dient voor een toename van de per-
formance op een circuit en is alleen beschikbaar
in het rijprogramma I.
#Boost-strategie selecteren.
#De functie in- of uitschakelen.
%De functie is niet voor alle automodellen
beschikbaar.
Instellingen Plug-in-hybride
Laadinstellingen congureren
Multimediasysteem:
4© 5Hybride 5Laden
Laadprogramma instellen
#Thuis, Werk of Standaard selecteren.
%Nadat de auto is in- en uitgeschakeld wordt
automatisch het laadprogramma Standaard
geactiveerd.
Contactdoosklep openen
#Contactdoosklep openen indrukken.
De contactdoosklep gaat open en kan hand-
matig weer worden gesloten.
%De beschikbaarheid van deze functie is afhan-
kelijk van de uitrusting.
Laadkabel ontgrendelen (mode 3 of 4)
Wanneer de functie actief is, wordt bij het berei-
ken van de maximale laadtoestand de laadkabel
ontgrendeld.
#Thuis of Werk selecteren.
522 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
#Laadkabel ontgrendelen in- of uitschakelen.
Locatiegebaseerd laden in- of uitschakelen
#Laadprogramma Thuis of Laadprogramma
Werk selecteren.
#Selecteren op locatiebasis in- of uitschakelen.
Wanneer de functie wordt geactiveerd, wordt de
actuele positie van de auto opgeslagen als een
van de geselecteerde opties. Bij het opnieuw
bereiken van het adres verschijnt een korte vraag,
of naar het laadprogramma moet worden omge-
schakeld.
Snelladen in- of uitschakelen
#De functie Snelladen in- of uitschakelen.
De functie Snelladen vergroot het maximaal
mogelijke laadvermogen bij laadstations tot 60 kW
om de hoogspanningsaccu van de auto sneller te
kunnen opladen. Nadat het opladen is voltooid,
wordt het laadvermogen in het laadprogramma
"Standaard" weer tot 20 kW beperkt om de hoog-
spanningsaccu te ontzien.
Mercedes-AMG auto's: De functie Snelladen is
niet beschikbaar voor Mercedes-AMG auto's.
%De beschikbaarheid van deze functie is afhan-
kelijk van de uitrusting.
Vertrektijd instellen
De ingestelde vertrektijden worden voor de kli-
maatregeling vooraf van de auto en voor de prog-
nose van de laadtoestand en de actieradius op
het geselecteerde tijdstip gebruikt. Het opladen
start bij de volgende vertrektijd geoptimaliseerd,
wanneer snelladen is gedeactiveerd. Wanneer
snelladen is geactiveerd, start het opladen zonder
vertraging, onafhankelijk van de volgende vertrek-
tijd.
Mercedes-AMG auto's: De prognose van de reste-
rende actieradius en de vermelding van de maxi-
male laadtoestand worden niet weergegeven.
#Volgende vertrektijd selecteren.
De volgende oplaadtijden kunnen worden inge-
steld:
RIndividuele oplaadtijden
RAan Weekprofiel
Individuele vertrektijd instellen
#Nieuwe tijd toevoegen selecteren en de
gewenste vertrektijd instellen.
of
#´ selecteren en een bestaande vertrektijd
aanpassen.
Herhalingsdagen instellen
#Nieuwe tijd toevoegen selecteren en de
gewenste vertrektijd instellen.
#De betreende dagen van de week markeren
waarop de vertrektijd van toepassing is en met
a bevestigen.
of
#´ selecteren en bestaande herhalingsda-
gen aanpassen.
Laadpauzes instellen
Er kunnen maximaal vier laadpauzes worden inge-
steld waarin de auto niet wordt opgeladen, zelfs
wanneer deze is aangesloten op een laadstation.
#Laadonderbrekingen selecteren.
#Nieuwe tijd toevoegen selecteren en een
begin- en eindtijd instellen en opslaan.
#De aangemaakte laadpauzes activeren of
deactiveren.
MBUX multimediasysteem 523
F206 0105 07
Aangemaakte laadpauzes kunnen met ´ wor-
den bewerkt en met E worden gewist.
Mercedes-AMG auto's: Het instellen van laadpau-
zes is niet beschikbaar voor Mercedes-AMG
auto's.
Maximale laadtoestand instellen
#Maximale laadtoestand selecteren.
#Het gewenste percentage instellen.
De hoogspanningsaccu wordt maximaal tot
het ingestelde percentage opgeladen.
%Het percentage kan in stappen van telkens
10% worden ingesteld.
%Zodra de maximale laadtoestand is bereikt,
wordt op het centraal display een melding
weergegeven dat het opladen beëindigd is en
dat de rit kan worden voortgezet. De maxi-
male laadtoestand kan in de laadprogramma's
Thuis en Werk worden opgeslagen. In het
laadprogramma Standaard wordt de instelling
na he in- of uitschakelen van de voertuig auto-
matisch weer op een laadtoestand van 100%
teruggezet.
Overzicht van de energiestroomdisplay in het mul-
timediasysteem
In het energiestroomdisplay worden de actieve
componenten van het hybride systeem licht afge-
beeld. De energiestroom tussen de afzonderlijke
componenten wordt gekleurd weergegeven.
De weergegeven componenten zijn:
RLaadtoestand van de hoogspanningsaccu
RVerbrandingsmotor
REnergiestroom
RHoogspanningsaccu
Afhankelijk van de bedrijfstoestand hee de ener-
giestroom verschillende kleuren:
Rwit: Constante energiestroom
Rrood: Hoge energiestroom (boost-eect)
Rgroen: Emissiearme energiestroom bij recupe-
ratie, elektro-modus en opladen van de hoog-
spanningsaccu
Energiestroomdisplay oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Informatie
#Energiestroom selecteren.
De energiestroom in de auto wordt weergege-
ven.
Naast de energiestroom wordt informatie over de
status van het hybride systeem en de actuele
laadtoestand van de hoogspanningsaccu weerge-
geven.
Oroad-menu
Overzicht oroad-menu in multimediasysteem
Het menu Offroad biedt een overzicht over de
belangrijkste, meest relevante gegevens over het
rijden buiten de gebaande wegen. De inhoud
wordt weergegeven in verschillende tegels, die
kunnen worden gewijzigd met richtingspijlen of
met vegen. Bovendien bevat dit menu buttons
voor snelle toegang tot bepaalde functies van de
auto die relevant zijn voor gebruik in het terrein.
524 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
Weergegeven gegevens zijn bijvoorbeeld:
RKunstmatige horizon
RKompas
RHoogte
RStuurhoek van de voor- en achterwielen
RKoppel en vermogen
RBandenspanning en -temperatuur
RTransparante motorkap
Oroad-menu in het multimediasysteem instellen
Multimediasysteem:
4© 5Offroad 5Cockpit
Weergaven op het centraal display instellen
#,, . of op de weergave zelf drukken
om naar de volgende weergave te springen.
Snelle toegang: PARKTRONIC-parkeerassistent in-
of uitschakelen
#= indrukken om de functie in of uit te
schakelen.
%Meer informatie over de PARKTRONIC-par-
keerassistent (/ pagina 422).
Snelle toegang: ESP® (elektronisch stabiliteitspro-
gramma) in- of uitschakelen
#å indrukken om de functie in of uit te
schakelen.
%Meer informatie over het ESP
(/ pagina 353).
Snelle toegang: Handmatig schakelen in- of uit-
schakelen
#p indrukken om de functie in of uit te scha-
kelen.
%Meer informatie over het handmatig schake-
len (/ pagina 310).
Snelle toegang: DSR (Downhill Speed Regulation)
in- of uitschakelen
#î indrukken om de functie in of uit te
schakelen.
%Meer informatie over de DSR .
Snelle toegang: Voertuighoogte instellen
#t indrukken om de auto omhoog of
omlaag te brengen.
%Meer informatie over de voertuighoogte .
%De beschikbaarheid van de verschillende
functies is afhankelijk van het land en de uit-
rusting.
Fit & Healthy
ENERGIZING-stoelkinematica instellen
Voorwaarden
%Deze functies zijn alleen beschikbaar voor vol-
ledig elektrisch instelbare stoelen met geheu-
genfunctie.
Multimediasysteem:
4© 5Comfort 5Stoel
#Zitkinematica selecteren.
De ENERGIZING-stoelkinematica kan de gezond-
heid van de rug ondersteunen door het verande-
ren van de zithouding tijdens het rijden. Daarbij
worden door kleine bewegingen van het kussen
MBUX multimediasysteem 525
F206 0105 07
en de leuning de spieren en de gewrichten steeds
belast en ontlast.
Stoelkinematica starten
#; voor de gewenste stoel selecteren.
Het programma is actief gedurende de inge-
stelde duur.
Stoelkinematica congureren
#Z voor de gewenste stoel selecteren.
#Rugleuning, Rugleuning en zitvlak of Zitvlak
selecteren.
#De gewenste duur voor de geselecteerde stoel
selecteren.
Auto's met multicontourstoel:
Naast de rugleuning en de zitting kan ook de len-
densteun deel uitmaken van de functie.
#Inclusief lendensteun in- of uitschakelen.
ENERGIZING COMFORT
Overzicht ENERGIZING COMFORT programma's
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
%In acht nemen dat de beschikbare program-
ma's en de betreende functies van de uitrus-
ting van uw auto afhankelijk zijn. Afhankelijk
van de uitrusting kunnen minder functies
beschikbaar zijn.
Programma-overzicht
RFrisheid: Kan door korte, koele luchtvlagen
verfrissend werken. De stoel wordt geventi-
leerd, het interieur verlicht met koele kleuren
en het programma met een betreend geluid
gecompleteerd. Bovendien kan de trillingsmas-
sage in het kussen de spieren ontspannen.
RWarmte: Kan het welzijn van de inzittenden
verhogen. Stoel- en stuurwielverwarming zor-
gen voor weldadige warmte. Het programma
wordt aangevuld door een decent geluid en
warme kleuren.
RVitaliteit: Kan afnemende aandacht in mono-
tone rijsituaties tegengaan. De activerende sti-
mulatie van de inzittenden vindt plaats door
stimulerend geluid, verkwikkend licht en een
vitaliserende massage.
RPlezier: Kan voor een positieve stemming van
de inzittenden zorgen en de mentale regenera-
tie bevorderen. Dit gebeurt door de activering
van een massageprogramma, een vriendelijk
geluid en verlichting met overeenkomstige
kleuren.
RBehaaglijkheid: Kan bijdragen aan de ontspan-
ning van de inzittenden. Dit gebeurt door een
ontspannende massage, vriendelijk licht en
rustgevend geluid.
ROpen bosplek: Kan door de akoestiek van het
bos een kalmerend en onthaastend eect heb-
ben op de inzittenden. De sfeer wordt met bij-
passende animatie, kleuren en geluid onder-
steund.
RZeegeluiden: Kan bijdragen aan de rustgeving
van de inzittenden. De akoestiek van golf- en
zeemeeuwgeluiden in combinatie met andere
voertuigfuncties zorgen voor een ontspannen
strandsfeer.
RZomerregen: Kan bijdragen aan de ontspan-
ning van de inzittenden. Het ontspannende
eect van een regenbui wordt ervaren door de
akoestiek en andere voertuigfuncties in het
interieur van de auto.
526 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
RPower Nap: Het programma bestaat uit drie
fasen.
-Inslaapfase: Hierbij wordt ontspannende
muziek gespeeld en de lucht gezuiverd
door ionisering.
-Slaapfase: De actieve functies worden
zoveel mogelijk uitgeschakeld of beperkt.
-Ontwaakfase: Hierbij wordt licht active-
rende muziek gespeeld en de lucht gezui-
verd door ionisering. Daarnaast worden
functies als parfumering, stoelventilatie en
massage geactiveerd.
RTrainingen: Kan optredende spierspanningen,
ingeslapen ledematen of stress tegengaan
door gerichte ontspannings- of activeringsoe-
feningen. De oefeningen worden op korte
video's gedemonstreerd.
De trainingen bestaan uit audio-inhoud en een
korte animatie. De audio-inhoud is zodanig
opgesteld dat deze ook tijdens het rijden kan
worden weergegeven. De animatie wordt
alleen bij stilstaande auto getoond. Bij het uit-
voeren van trainingen tijdens het rijden altijd
op de verkeerssituatie letten.
RTips: Het systeem gee auditieve tips over
mogelijke oefeningen of maatregelen ter ver-
betering van het welzijn van de inzittenden.
Door selectie van het gewenste lichaamsge-
bied kunt u gerichte tips voor het welzijn van
dit gebied krijgen.
U kunt de meeste programma's die voor één stoel
zijn gestart, ook tegelijkertijd voor een andere
stoel gebruiken.
ENERGIZING Comfort programma starten
&WAARSCHUWING Verhoogd gevaar voor
ongevallen bij gebruik van de ENERGIZING
Comfort programma's Tips en Trainingen
De ENERGIZING COMFORT programma's Tips
en Trainingen kunnen u tijdens het rijden aei-
den.
#Oefeningen alleen uitvoeren als de ver-
keerssituatie dit toelaat.
#Bij het luisteren naar de tips altijd alert
blijven op de verkeerssituatie om u heen.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij
gebruik van het ENERGIZING COMFORT
programma Power Nap
Met het ENERGIZING COMFORT programma
Power Nap worden de volgende systemen
indien nodig automatisch versteld:
RStoelen
RZijruiten
RSchuifdak
RRolzonneschermen
Daardoor kunt u of een andere inzittende
bekneld raken.
#Erop letten dat er voldoende ruimte ach-
ter de voorstoelen is.
#Er mogen zich geen lichaamsdelen in de
bewegingszones bevinden; dit controle-
ren.
Voorwaarden
RDe auto is ingeschakeld.
MBUX multimediasysteem 527
F206 0105 07
Om Power Nap te starten:
RAlleen spanningsvoorziening aan.
RDe portieren zijn gesloten.
RDe auto is beveiligd tegen wegrollen.
RDe laadtoestand van de hoogspanningsaccu
volstaat voor het gebruik van de klimaatrege-
ling bij stilstand.
Multimediasysteem:
4© 5Comfort
5ENERGIZING COMFORT
Programma starten en stoppen
#Een programma selecteren.
#; voor de gewenste stoel selecteren.
#É selecteren, om het programma te stop-
pen.
%Wanneer tijdens een actief programma een
functievoorwaarde wordt gedeactiveerd, ver-
schijnt een overeenkomstige melding. Het
actieve programma wordt afgebroken.
Programma congureren
#Een programma selecteren.
#Instellingen selecteren.
#De aan het programma deelnemende functies
in- of uitschakelen.
Duur instellen
#Een programma selecteren.
#Instellingen selecteren.
#De gewenste duur selecteren.
Power Nap starten
#Power Nap selecteren.
#; voor de gewenste stoel selecteren.
Wanneer de auto stilstaat worden bij de start van
Power Nap worden automatisch de volgende
acties uitgevoerd:
RDe rolzonneschermen worden uitgerold.
RDe portieren worden vergrendeld.
RDe zijruiten en het schuifdak worden gesloten.
RDe stoelen worden in de ligstand gezet.
RDe parkeerrem wordt bediend.
#É selecteren, om het programma te stop-
pen.
%Voor de zitplaatsen achterin is het programma
tijdens het rijden beschikbaar. Bovenstaande
functies zijn hier evt. beperkt beschikbaar.
Trainingsprogramma starten
#Trainingen selecteren.
#Een programma selecteren Ì.
#Parfumering voor de training activeren: Parfu-
mering selecteren.
#É selecteren, om het trainingsprogramma
te stoppen.
%De animatie voor de demonstratie van de
oefeningen wordt tijdens het rijden verborgen
en de instructies worden alleen nog akoes-
tisch weergegeven.
Tips starten
#Tips selecteren.
#Een lichaamsgebied selecteren Ì.
#É selecteren om het afspelen van de tip te
stoppen.
528 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
ENERGIZING COACH
Functie van de ENERGIZING COACH
Voorwaarden
RDe dienst ENERGIZING COACH is in de
Mercedes me-Portal of de Mercedes me app
geactiveerd.
RDe Mercedes Me ENERGIZING app is voor het
gebruik van de service op de mobiele telefoon
geïnstalleerd.
De ENERGIZING COACH zorgt voor analyse van
de rij- en bestuurderssituatie. Afhankelijk van de
situatie biedt de dienst aanbevelingen voor het
starten van een geschikt ENERGIZING COMFORT
programma.
De volgende programma's kunnen worden geadvi-
seerd:
RVitaliteit
Als verkwikkend programma in bijvoorbeeld
monotone rijsituaties of bij het rijden over
lange afstanden
Voor informatie over het programma Vitaliteit,
zie (/ pagina 526).
RWelbehagen
Als compenserend programma in veeleisende
rijsituaties
Voor informatie over het programma Welbeha-
gen, zie (/ pagina 526).
RFrisheid
Als verfrissend programma bij stijgende tem-
peraturen
Voor informatie over het programma Frisheid,
zie (/ pagina 526).
RWarmte
Als verwarmend programma bij dalende tem-
peraturen
Voor informatie over het programma Warmte,
zie (/ pagina 526).
Door het koppelen van een GARMIN tness trac-
ker, zoals de GARMIN Vívoactive® 3, kan extra
informatie worden opgenomen in de analyse voor
het aanbevelen van een ENERGIZING COMFORT
programma. De extra informatie omvat onder
andere het stressniveau dat wordt berekend door
de tness tracker. Het stressniveau is voorname-
lijk gebaseerd op de polsslag.
Voorwaarden voor de integratie van verdere infor-
matie door een GARMIN tness tracker:
RUw tness tracker is gekoppeld aan uw GAR-
MIN-account.
RUw GARMIN-account is gekoppeld aan uw
Mercedes me gebruikersaccount.
Wanneer u uw GARMIN tness tracker ook 's
nachts draagt, worden de slaapgegevens meege-
nomen in de analyse van de ENERGIZING COACH.
Voorwaarde voor de integratie van de slaapgege-
vens:
RDe GARMIN tness tracker wordt voor aan-
vang van de rit gesynchroniseerd met het
GARMIN-account.
%Wanneer de ATTENTION ASSIST een te groot
gebrek aan aandacht constateert, worden
door de ENERGIZING COACH geen adviezen
meer gegeven. Meer informatie over de
ATTENTION ASSIST (/ pagina 362).
MBUX multimediasysteem 529
F206 0105 07
ENERGIZING COACH weergave oproepen
Voorwaarden:
RDe tness tracker is gekoppeld aan uw GAR-
MIN-account
RUw GARMIN-account is gekoppeld aan uw
Mercedes me gebruikersaccount in de
Mercedes Me ENERGIZING app.
RDe mobiele telefoon is met het multimediasys-
teem verbonden (/ pagina 578).
RU bent met uw Mercedes me proel zowel in
de auto als in de Mercedes me ENERGIZING
app aangemeld.
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5ENERGIZING COACH
#Uw actuele polsslag en een evaluatie van uw
polsslag gedurende de laatste 30 minuten rij-
tijd worden weergegeven.
Wanneer er geen mobiele telefoon is verbon-
den of gedurende langere tijd geen polsslag
naar het systeem kan worden verzonden, ver-
schijnt er een overeenkomstige storingsmel-
ding.
%Polsslagwaarden worden op het centraal dis-
play alleen in het bereik van 30 ‑ 140 (eventu-
eel 150) bpm weergegeven. De polsslagwaar-
den hebben geen medische geldigheid, maar
alleen een informatief karakter en daarom kan
er geen aanspraak op juistheid worden
gemaakt.
Navigatie en verkeer
Navigatie inschakelen
Multimediasysteem:
4©
#Als alternatief de toets © rechts in het
stuurwiel indrukken (/ pagina 491).
De zero-layer met de digitale kaart wordt
weergegeven.
Uitgebreide weergave van de navigatiemodule
oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie
%Navigatie betekent: In de zero-layer wordt de
navigatiemodule 1 geselecteerd
(/ pagina 531).
De navigatiemodule wordt in de uitgebreide weer-
gave opgeroepen en toont het route-overzicht.
#Een van de functies selecteren
(/ pagina 545).
De volgende functies zijn beschikbaar:
RDe weergave van de verkeersinformatie in-
of uitschakelen.
RLaatste bestemmingen selecteren.
RTankstations zoeken.
RParkeerplaatsen zoeken.
RAlternatieve routes selecteren.
RMet ª een bestemming invoeren.
530 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
RMet Z instellingen voor Weergave,
Meldingen & Attentiegeluid. en Route uit-
voeren.
Overzicht navigatie
Digitale kaart
1Navigatiemodule (verkleinde weergave)
Routebegeleiding actief:
De navigatiemodule toont in de verkleinde
weergave de voor de route relevante informa-
tie, bijvoorbeeld de bestemming of een ver-
keersvertraging
£ actuele routebegeleiding beëindigen
Aantippen opent de navigatiemodule in de uit-
gebreide weergave met de Route
(/ pagina 545)
2Bestemming invoeren
3Parkeergelegenheid zoeken
4Kaartoriëntatie Ä en kaarttype instellen
5Actuele positie van de auto (voertuigsymbool
of pijl)
6Weergavegebied met entertainmentbronnen,
telefoon, actieve toepassingen en voorstellen
7Het navigatievenster toont de aanstaande rij-
manoeuvre (verkleinde weergave) of de route-
monitor (vergrote weergave)
Routebegeleiding actief: Routemonitor toont
bijvoorbeeld routegedeeltes, aanstaande rij-
manoeuvres met rijstrookadviezen, bestem-
ming, verkeersvertragingen, 3D-beelden van
snelwegafritten, online-inhoud
. Gesproken rij-aanwijzingen uitschakelen
Ì Gesproken rij-aanwijzingen inschakelen
MBUX multimediasysteem 531
F206 0105 07
Door herhaaldelijk op 4 te drukken verandert de
kaartoriëntatie in deze volgorde:
R2D en naar het noorden
R2D en in rijrichting
R3D en in rijrichting
RKaart met volledige route
%Wanneer u de kaart verschui schakelt de ori-
ëntatie om tussen 3D-rijrichting en 2D-noor-
den boven.
De volgende kaarttypes 4 zijn beschikbaar:
RDagweergave
RNachtweergave
RSatellietkaart
%Wanneer u een probleem vaststelt met de
digitale kaart, dan kunt u dit melden onder
https://mapfeedback.here.com/#/report.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Bestemmingsinvoer
Aanwijzingen over bestemmingsinvoer
&WAARSCHUWING Gevaar voor aeiding
door het bedienen van de geïntegreerde
communicatieapparatuur tijdens het rij-
den
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde communicatieapparatuur bedient,
kunt u van de verkeerssituatie worden afge-
leid. Bovendien kunt u de controle over de
auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen als de
verkeerssituatie dit toelaat.
#Als dit niet kan worden gewaarborgd, op
een veilige plek stoppen en de invoering
als de auto stilstaat uitvoeren.
Bij het gebruik van het multimediasysteem de wet-
telijke bepalingen in acht nemen van het land
waar u zich op dat moment bevindt.
Speciale bestemming of adres invoeren
Voorwaarden
RVoor het online-zoeken:
-Er is een internetverbinding aanwezig.
-Mercedes me connect is beschikbaar.
-U hebt een gebruikersaccount op de
Mercedes me-Portal aangemaakt.
-De auto is aan het gebruikersaccount
gekoppeld en u hebt de gebruiksvoorwaar-
den geaccepteerd.
-Meer informatie vindt u onder: https://
www.mercedes.me
-De dienst is beschikbaar en is geactiveerd.
%Wanneer de online zoekfunctie niet beschik-
baar is, wordt de zoekopdracht uitgevoerd aan
de hand van de digitale kaartgegevens.
532 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
Multimediasysteem:
4© 5ª
Speciale bestemming of adres invoeren (voor-
beeld)
1Invoerregel met actuele invoer
2Zoekresultaat
3Bestemming zoeken selecteren, met dubbele
pijl verdere gezochte bestemmingen weerge-
ven
4Invoer wissen
5Zoekresultaat overbrengen naar invoerregel
en zoeken voortzetten
6Laatst ingevoerde teken wissen
7Toetsenbord verbergen
8Omschakelen op handschriherkenning
(/ pagina 506)
9MBUX spraakassistent starten
(/ pagina 474)
ASchrijaal instellen
BNaar cijfers en speciale tekens omschakelen
CNaar hoofdletters of kleine letters omschake-
len
#De bestemming invoeren. Het invoeren kan in
willekeurige volgorde worden uitgevoerd.
De zoekresultaten worden in een lijst weerge-
geven.
%Online zoekresultaten voor speciale bestem-
mingen kunnen aanvullende informatie bevat-
ten, bijvoorbeeld openingstijden en beoorde-
lingen. De informatie wordt geleverd door een
online kaartdienst.
De online-functie is niet in alle landen
beschikbaar.
U kunt bijvoorbeeld in 1 de volgende gegevens
invoeren:
RStad, straat, huisnummer of straat, stad
RPostcode
RNaam of categorie van de speciale bestem-
ming, bijvoorbeeld Restaurants
RStad, naam speciale bestemming
RContactnaam
RCoördinaten (/ pagina 536)
RDriewoordenadressen van what3words
(/ pagina 536)
Het invoeren van driewoordenadressen is
mogelijk bij het online zoeken.
#Het toetsenbord met a verbergen.
#De bestemming in de lijst selecteren.
Het volgende menu toont de geselecteerde
bestemming met de adresinformatie en een
bijbehorende kaartsectie.
MBUX multimediasysteem 533
F206 0105 07
Via het menu kunt u de route berekenen.
Bestemmingsadvies selecteren
Voorwaarden
RDe optie Bestemmingsadviezen toestaan is
ingeschakeld (/ pagina 513).
RHet multimediasysteem hee voldoende gege-
vens verzameld om bestemmingsadviezen
weer te geven.
Multimediasysteem:
4© 5ª
#Adviezen selecteren.
of
#Een bestemmingsadvies direct op de zero-
layer selecteren (/ pagina 485).
In het volgende menu wordt de route bere-
kend.
%Wanneer Adviezen geselecteerd is, is via
Ä een menu beschikbaar. Het menu biedt
instellingen voor de voorstellen en opslagfunc-
ties.
%De bestemmingsadviezen bewerken
(/ pagina 556).
Laatste bestemmingen selecteren
Multimediasysteem:
4© 5ª
#Laatste bestemmingen selecteren.
#De bestemming selecteren.
Met het volgende menu kunt u de route bere-
kenen.
%U kunt een bestemming als favoriet opslaan
(/ pagina 556).
Speciale bestemming selecteren
Voorwaarden
RVoor het gebruik van persoonlijke speciale
bestemmingen: Een usb-apparaat is met het
multimediasysteem verbonden.
ROp het usb-apparaat zijn persoonlijke speciale
bestemmingen in het bestandsformaat GPS
Exchange Format (.gpx) in de map Personal-
POI opgeslagen.
Multimediasysteem:
4© 5ª
#Speciale bestem. selecteren.
#Een van de weergegeven snelle toegang-cate-
gorieën selecteren, bijvoorbeeld j.
#De speciale bestemming selecteren.
Met het volgende menu kunt u de route bere-
kenen.
of
#Alle categorieën of Persoonl. spec. bestem.
(zie voorwaarden) selecteren.
#De categorie selecteren.
#De speciale bestemming selecteren.
Met het volgende menu kunt u de route bere-
kenen.
Zoeklter instellen na selectie van een speciale-
bestemmingencategorie
De vooraf ingestelde zoekpositie is afhankelijk van
de status van de routebegeleiding:
RWanneer er geen routebegeleiding actief is,
wordt In de omgeving gezocht.
534 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
RWanneer een routebegeleiding actief is, wordt
Langs de route gezocht.
#Wanneer de zoekresultaten worden weergege-
ven, Filter selecteren.
#De zoekpositie, bijvoorbeeld In de omgeving
selecteren.
#Wanneer er al een route met tussenbestem-
mingen bestaat en In omgev. bestemming via
het zoeklter is geselecteerd, de bestemming
voor de zoekopdracht selecteren.
of
#De gewenste reistijd naar de speciale bestem-
ming selecteren.
#Zoekresultaten selecteren.
Categorieën voor snelle toegang congureren
De categorieën worden weergegeven:
RAls symbolen na het oproepen van de bestem-
mingsinvoer via ª
RAls lijst na het oproepen van Alle categorieën
Deze categorieën worden na het oproepen van de
bestemmingsinvoer via ª als symbolen weer-
gegeven.
#In het menu speciale bestemmingen Alle cate-
gorieën selecteren.
#Voor een categorie f of ß selecteren.
Bij het aantippen van f wordt de categorie
toegevoegd.
Bij het aantippen van ß wordt de categorie
verwijderd.
#Met G terugkeren naar het vorige niveau.
De nieuwe categorieën worden de volgende
keer na het oproepen van de bestemmingsin-
voer weergegeven.
%Wanneer alle beschikbare snelle toegangen
bezet zijn, de categorie selecteren die moet
worden vervangen.
Volgorde van de categorieën voor snelle toegang
wijzigen
#In het menu Speciale bestemmingen lang op
een categorie voor de snelle toegang drukken.
#De pijlen naast geselecteerde categorie aan-
tippen.
De pijlen voor de andere categorieën worden
grijs weergegeven.
#De categorie omhoog of omlaag slepen.
#ø selecteren.
Categorie voor snelle toegang wissen
#In het menu Speciale bestemmingen lang op
een categorie voor de snelle toegang drukken.
#Voor de geselecteerde categorie ß selec-
teren.
#Wissen selecteren.
#ø selecteren.
Categorie voor persoonlijke speciale bestemmin-
gen wijzigen
#Persoonl. spec. bestem. selecteren.
#Zo lang op een categorie drukken totdat er
een menu verschijnt.
#Naam wijzigen selecteren en een naam invoe-
ren.
MBUX multimediasysteem 535
F206 0105 07
#Icoon wijzigen selecteren en een symbool
selecteren.
#Wissen selecteren en de vraag met Ja bevesti-
gen.
Contact voor de bestemmingsinvoer selecteren
Voorwaarden
REen mobiele telefoon is met het multimedia-
systeem verbonden (/ pagina 578).
RDe contacten van de mobiele telefoon zijn
gedownload.
RHet contact bevat een navigeerbaar adres.
RDe adresgegevens kunnen worden gekoppeld
aan de digitale kaart.
Multimediasysteem:
4© 5ª
#Een contact op de invoerregel invoeren.
#Het adres selecteren.
Met het volgende menu kunt u de route bere-
kenen.
%Als alternatief kunt u na het oproepen van de
bestemmingsinvoer in het zoekvenster de
naam van een contact invoeren.
Geo-coördinaten invoeren
Multimediasysteem:
4© 5ª
#De geo-coördinaten als lengte- en breedte-
graad invoeren.
Voorbeelden van invoerformaten:
R47°58'11"N 7°57'25"E (graden, minuten en
seconden)
R47.969722 7.956944 (decimale graden)
#De invoer bevestigen.
Met het volgende menu kunt u de route bere-
kenen.
Bestemming als driewoordenadres invoeren
Voorwaarden
REen actieve internetverbinding wordt in de sta-
tusregel van het centraal display aangegeven
met het symbool Q.
RHet online-zoeken is actief.
Multimediasysteem:
4© 5ª
#De bestemming als driewoordenadres van
what3words invoeren. De invoer kan plaatsvin-
den met spaties tussen de woorden in plaats
van punten.
De zoekresultaten worden weergegeven.
#De bestemming in de lijst selecteren.
Met het volgende menu kunt u de route bere-
kenen.
De Brandenburger Tor hee het volgende taalaf-
hankelijke driewoordenadres:
RDuits: tapfer.gebäude.verliehen
REngels: that.lands.winning
RFrans: posteaux.bobineur.ombrant
%Bestemming zoeken via het driewoordenadres
invoeren is niet in alle talen beschikbaar.
Als alternatief de volgende invoeropties gebruiken:
RGlobale zoekfunctie (/ pagina 502)
RGesproken navigatieopdracht (/ pagina 474)
Voorbeeld: Tijdens een telefoongesprek wordt
een driewoordenadres aan u doorgegeven. Na
536 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
activering van de MBUX spraakassistent zegt u
een van de beide gesproken opdrachten:
-Navigeer naar tapfer gebäude verliehen
-Navigeer naar tapfer Punkt gebäude Punkt
verliehen
Driewoordenadressen van what3words zijn een
alternatief adresseringssysteem voor het meerta-
lig georefereren van alle locaties op aarde, die
daarbij in hokjes van drie bij drie meter worden
ingedeeld. Door deze rastering worden eveneens
plaatsen op het aardoppervlak afgedekt die geen
gebouwadres, zoals een straat en huisnummer,
hebben.
%Driewoordenadres zijn ondubbelzinnig,
gemakkelijk te onthouden en geschikt voor de
meeste alledaagse toepassingen.
Adressen kunnen naar driewoordenadressen
worden geconverteerd en andersom:
Rop de website https://what3words.com
Rin de apps van what3words
Bestemming op de kaart selecteren
Multimediasysteem:
4©
#Indien nodig de kaart verschuiven
(/ pagina 563).
#Lang op de kaart drukken.
De beschikbare bestemmingen wordt weerge-
geven.
of
#Een symbool voor een speciale bestemming
aantippen.
De speciale bestemming wordt geselecteerd.
Wanneer zich meerdere speciale bestemmin-
gen op de kaartpositie bevinden, verschijnt er
een lijst.
#De bestemming in de lijst Geselect. objecten
selecteren.
Met het volgende menu kunt u de route bere-
kenen.
Bestemming uit favorieten selecteren
Voorwaarden
RBestemmingen zijn als favorieten opgeslagen.
Een laatste bestemming of een bestemmings-
advies als favoriet opslaan (/ pagina 556).
Multimediasysteem:
4© 5ª
#Favorieten selecteren.
#Een favoriet selecteren.
Met het volgende menu kunt u de route bere-
kenen.
Adressen voor thuis en werk zijn al ingesteld
#Thuis of Werk selecteren.
In het volgende menu wordt de route bere-
kend.
MBUX multimediasysteem 537
F206 0105 07
Adressen voor thuis en werk zijn nog niet inge-
steld
#Thuis of Werk selecteren.
Er verschijnt een vraag, bijvoorbeeld Geen
adres voor "Thuis" beschikbaar. Adres nu
instellen?.
#Ja selecteren.
#Het adres zoeken of selecteren.
#Opslaan selecteren.
Favorieten wissen
#Voor een favoriet Ä selecteren.
#Wissen selecteren.
of
#Alles wissen selecteren.
#De vraag bevestigen.
Wanneer alle favorieten zijn gewist, is bijvoor-
beeld Favoriet toevoegen beschikbaar.
Ontvangen bestemmingen selecteren
Voorwaarden
REr is een internetverbinding aanwezig om
externe bronnen te kunnen ontvangen.
REr zijn bestemmingen aan de auto verzonden.
RDe bestemmingen werden in de auto vanaf
een andere zitplaats gedeeld.
Multimediasysteem:
4© 5ª
De auto kan bestemmingen ontvangen van servi-
ces of apps. Wanneer een bestemming wordt ont-
vangen, krijgt u een melding.
#Ontvangen bestemmingen selecteren.
#Een bestemming selecteren.
In het volgende menu wordt de route bere-
kend.
%Een ontvangbare bestemming kunt u in de
favorieten opslaan (/ pagina 556).
Ontvangen bestemmingen wissen
#Een bestemming met E wissen.
of
#Alles wissen selecteren.
Route
Route berekenen
Detailweergave (voorbeeld)
1Alternatieve routes oproepen
2Route berekenen en routebegeleiding starten
3Speciale bestemming dicht bij de bestemming
selecteren
4Driewoordenadres van what3words
538 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
%Wanneer de bestemming bijvoorbeeld in een
parkeergarage ligt en betreende gegevens
beschikbaar zijn, worden de parkeerniveaus
weergegeven.
Na het selecteren van 2 wordt de route bere-
kend.
#Een van de opties selecteren.
Alternatieve routes oproepen
#Routes selecteren.
#Een alternatieve route selecteren.
Routebegeleiding starten
#¥ Gaan! selecteren.
Detailweergave met bestemmingsadres oproepen
#De lip over 2 naar boven trekken.
Afhankelijk van de geselecteerde bestemming
en de beschikbaarheid wordt online-inhoud,
zoals beoordelingen, prijzen en weersinforma-
tie, weergegeven.
Wanneer de bestemming in een andere tijd-
zone ligt, wordt een melding weergegeven.
#Bestemming delen: Ç Delen selecteren.
Met deze optie kan de weergegeven QR-code
worden gescand.
#Bestemming als favoriet opslaan: ß Favo-
riet en vervolgens een optie selecteren.
#Internetadres oproepen: Wanneer een interne-
tadres beschikbaar is, www selecteren.
#Op de bestemming bellen: Wanneer een tele-
foonnummer beschikbaar is, Bellen selecte-
ren.
Speciale bestemmingen in de omgeving van de
aangegeven bestemming zoeken
#In de omgeving selecteren.
#Via categorieën zoeken, een zoekterm invoe-
ren of naar persoonlijke speciale bestemmin-
gen zoeken (/ pagina 534).
Tussenbestemming aan de aanwezige route toe-
voegen of nieuwe routebegeleiding starten
#¦ Toevoegen selecteren.
De geselecteerde bestemming wordt ingesteld
als volgende tussenbestemming. De routebe-
geleiding begint.
#Er zijn vier tussenbestemmingen: De vraag
met Ja bevestigen en in het route-overzicht
(/ pagina 545) een tussenbestemming selec-
teren die met de nieuwe tussenbestemming
moet worden overschreven.
of
#Í Vervangen selecteren.
De geselecteerde bestemming wordt ingesteld
als nieuwe bestemming. De routebegeleiding
begint.
%Wanneer u het menu oproept tijdens de route-
begeleiding, zijn er nog meer opties beschik-
baar:
ROm de volgorde van de bestemmingen te
wijzigen, Verplaatsen selecteren
(/ pagina 546).
ROm de bestemming te wissen, Wissen
selecteren (/ pagina 546).
ROm de routebegeleiding af te breken, Rou-
tebegeleiding annuleren selecteren.
MBUX multimediasysteem 539
F206 0105 07
Opladen op een route betalen met Mercedes
me Charge (plug-in-hybride)
Voorwaarden
RDe service Mercedes me Charge is in de
Mercedes me-Portal beschikbaar en geboekt.
RDe Services "Navigatie met Electric Intelli-
gence", "Weergave oplaadpalen" en "Mercedes
me Charge" zijn geactiveerd.
RVoor de selectie van een laadstation: De optie
Laadstops inplannen is in het multimediasys-
teem ingeschakeld.
RVoor de authenticatie bij het laadstation: U
hebt na de activering in het Mercedes me-Por-
tal een laadabonnement met uw betalingsge-
gevens bij de betreende providers afgeslo-
ten.
RVoor een authenticatie per app: De
Mercedes me app is op het externe apparaat,
bijvoorbeeld de tablet of smartphone, geïnstal-
leerd.
RVoor laadstations zonder toegang op afstand
hee u een RFID-kaart bij de contractpartner
aangescha.
%Deze functie is niet in alle landen beschikbaar.
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie
%De volgende informatie in acht nemen:
RDe aanwijzingen met betrekking tot het
opladen van de hoogspanningsaccu lezen
(/ pagina 321).
RDe aanwijzingen met betrekking tot het
opladen van de hoogspanningsaccu op het
laadstation (/ pagina 326) en
(/ pagina 327) lezen.
RVoor de selectie van een laadstation: De
gegevens van de laadstations zijn geba-
seerd op de online informatie die door de
betreende derde aanbieder is verstrekt.
RDe lokale informatie en omstandigheden
in acht nemen.
%Met de Plug & Charge laadfunctie van
Mercedes me Charge kunt u de auto opladen
bij openbare Plug & Charge compatibele laad-
stations. Het opladen begint direct na het
aansluiten van de laadkabel op het laadsta-
tion. Er is geen verdere authenticatie vereist.
De communicatie tussen de auto en het laad-
station gebeurt rechtstreeks via de laadkabel.
De laadfunctie is niet in alle landen beschik-
baar.
#Laadstation selecteren: In de kaart een sym-
bool voor een laadstation of een symbool-
groep voor meerdere laadstations aantippen.
#Wanneer een symboolgroep wordt geselec-
teerd, het laadstation in de lijst selecteren.
De volgende informatie wordt weergegeven
(indien beschikbaar):
RNaam van de aanbieder van het laadstation
RAdres van het laadstation
RStekker met beschikbaarheid en informatie
over het laadvermogen
ROpeningstijden
RNaam van het laadstation
RTijd en afstand van het laadstation tot de auto
RAuthenticatiemethode
RContactinformatie van de aanbieder van het
laadstation
RAlgemene kosten en laadkosten
540 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
RGeschatte laadkosten en, indien aanwezig, uw
beschikbare gecontracteerde volume
RWeergave beschikbare beoordelingen en
beoordelingsmogelijkheid tot vijf sterren
RBeschikbaarheidsprognose
RInformatie over Green Charging
Met hoogwaardige bewijzen van oorsprong
maakt Mercedes-Benz het mogelijk om een
gelijkwaardige hoeveelheid elektriciteit uit her-
nieuwbare energiebronnen aan het elektrici-
teitsnet te leveren voor de laadprocessen die
via Mercedes me Charge worden uitgevoerd.
#De route berekenen (/ pagina 538).
%Indien de functie beschikbaar is, kan het star-
ten en stoppen van het opladen worden gese-
lecteerd.
#Toegang op afstand tot het laadstation (star-
ten en stoppen): In de app of het MBUX multi-
mediasysteem een laadstation in het kaarten-
menu selecteren.
#De details over de widget (programmasym-
bool) weergeven.
#Opladen starten selecteren.
Het opladen start. Bovendien wordt de door
de derde aanbieder gedeponeerde betaalover-
eenkomst geautoriseerd.
%Voor enkele laadstations is de toegang op
afstand niet beschikbaar. Gebruik in dit geval
uw RFID-kaart om het opladen te activeren
(indien beschikbaar).
#Indien noodzakelijk de pincode voor de perso-
nalisatie invoeren.
#De actie bevestigen.
#Indien noodzakelijk de stekker-ID uit de weer-
gegeven lijst selecteren.
De geselecteerde laadkabelstekker wordt ont-
grendeld.
#Het opladen starten.
De start van het opladen wordt weergegeven.
#In de app de displaytoets Opladen stoppen
selecteren.
Het opladen wordt beëindigd.
De betaling vindt automatisch plaats.
Wanneer gegevens van derde aanbieders
beschikbaar zijn, ontvangt u deze informatie:
ROverzicht bij het opladen
RGeschatte kosten
%Bij de opgesomde kosten kunnen er afwijkin-
gen zijn bij de verrekende kosten.
Milieuzones voor de route in- of uitschakelen
Voorwaarden
RMercedes me connect is beschikbaar.
RU beschikt over een gebruikersaccount op
Mercedes me connect en de auto is aan het
account gekoppeld.
RDe betaalde service "verkeersbeperkende
maatregelen" is in de Mercedes me-Portal
beschikbaar en geactiveerd.
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z
5Weergave
#Verkeersbeperkingen inschakelen.
De milieuzones die op de route liggen worden
op de digitale kaart en in het route-overzicht
weergegeven.
MBUX multimediasysteem 541
F206 0105 07
Vóór het binnenrijden van een milieuzone ziet
u op het centraal display een bericht.
Plug-in-hybride: De auto houdt rekening met
zones met verkeersbeperkende maatregelen
en rijdt in deze zones elektrisch. Dat zijn mili-
euzones en in de toekomst ook nul-emissie-
zones.
De routebegeleiding is actief:
RWanneer de auto een milieuzone binnen-
rijdt, wordt gewisseld naar het rijpro-
gramma Electric. Voor naderende milieu-
zones wordt elektrische energie gereser-
veerd. Op die manier kan bij het verlaten
van een zone naar het rijprogramma
Hybride worden gewisseld.
De routebegeleiding is niet actief:
RWanneer de auto een milieuzone binnen-
rijdt, wordt gewisseld naar het rijpro-
gramma Electric.
%De functie Verkeersbeperkingen is uitgescha-
keld:
REr worden geen milieuzones op de kaart
weergegeven.
RPlug-in-hybride: Wanneer de auto een mili-
euzone binnenrijdt, wordt niet van rijpro-
gramma gewisseld.
Overzicht van de service Actieradius op kaart
(plug-in-hybride)
Voorwaarden:
RDe betaalde service "Actieradius op kaart" is
in de Mercedes me-Portal beschikbaar en
geactiveerd.
RDe optie Actieradius is ingeschakeld
(/ pagina 568).
De actieradius op brandstof (paars) en de elektri-
sche actieradius (wit) van de auto worden op de
kaart weergegeven als een gesloten cirkel rond de
actuele positie van de auto.
In de volgende gevallen vindt geen weergave op
de kaart plaats:
RDe totale actieradius is zeer groot.
RWanneer het brandstofpeil lager dan 10% is.
RWanneer de elektrische actieradius van de
auto minder dan 6 km bedraagt.
Routetype selecteren
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z 5Route
Aanhangwagenmodus en online routes gebruiken
Deze route wordt berekend als snelle route met
een korte reistijd.
Wanneer een aanhangwagen aan de auto is
gekoppeld, is de aanhangwagenmodus beschik-
baar. U kunt online-routes selecteren, indien
beschikbaar.
%Aanhangwagenmodus en online routes zijn
niet in alle landen en voor alle auto's beschik-
baar.
#Aanhangermodus selecteren.
In het multimediasysteem wordt een bevesti-
gingsvraag weergegeven.
#De vraag bevestigen.
Voor de aankomsttijd op de bestemming
wordt rekening gehouden met een lagere rij-
snelheid met aanhangwagen.
#Online routes gebruiken: De optie inschakelen.
542 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
Verkeersinformatie in de routeberekening opne-
men
#Dynamische routebegeleiding r selecte-
ren.
#Een van de opties selecteren.
Verklaring van de opties:
RAutomatisch
Er wordt rekening gehouden met verkeersin-
formatie van Live Trac Information
(/ pagina 557).
Live Trac Information en FM RDS-TMC zijn
niet in alle landen beschikbaar.
RNa bevestigingsvraag
Wanneer op basis van verkeersinformatie een
nieuwe route met een kortere reistijd wordt
bepaald, verschijnt er een vraag. In dat geval
kunt u de actuele route verder gebruiken of de
dynamische route overnemen
(/ pagina 543).
RUit
Voor de route wordt geen rekening gehouden
met verkeersmeldingen.
Alternatieve routes berekenen
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z
5Weergave
#Routeoverzicht na start inschakelen.
Voor elke route worden alternatieve routes
berekend.
Omleidingsadvies na vraag overnemen
Voorwaarden
RIn het menu Dyn. routebegeleiding is Na
bevestigingsvraag ingeschakeld
(/ pagina 542) .
RDe routebegeleiding is actief.
REr zijn verkeersmeldingen voor de actueel
route aanwezig.
Wanneer een nieuwe route met een kortere reis-
tijd wordt bepaald, worden de actuele en de
nieuwe route weergegeven.
Wanneer een andere toepassing actief is, ver-
schijnt een noticatie.
#De berichtgeving bevestigen.
#Nieuwe route overnemen: Overnemen selec-
teren.
#Actuele route aanhouden: Actuele route blij-
ven volgen selecteren.
Route-opties selecteren
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z 5Route
5Vermijd-opties
Routegedeeltes vermijden of gebruiken, bijvoor-
beeld autosnelwegen of veerboten
#De vermijd-opties in- of uitschakelen.
Vermijden: De optie is ingeschakeld. De route
vermijdt bijvoorbeeld autosnelwegen.
Gebruiken: De optie is uitgeschakeld. De route
houdt rekening met bijvoorbeeld autosnelwe-
gen.
%Met de geselecteerde route-opties kan niet
altijd rekening worden gehouden. Een route
kan bijvoorbeeld een veerboot bevatten, hoe-
wel de vermijd-optie Veerboten vermijden
ingeschakeld is. Dan verschijnt een melding
en hoort u een gesproken aanwijzing.
MBUX multimediasysteem 543
F206 0105 07
Tolwegen vermijden of gebruiken
Voor het gebruik van tolwegen moet een gebruiks-
afhankelijke vergoeding (tol) worden betaald.
#Tolwegen r selecteren.
#Alles vermijden in- of uitschakelen.
Wanneer de optie is ingeschakeld, worden tol-
wegen op de route vermeden.
Wanneer de optie is uitgeschakeld, wordt reke-
ning gehouden met tolwegen op de route.
of
#Voor Contant of met card betalen of Elektro-
nisch betalen een optie selecteren.
Vermijden: De route vermijdt tolwegen met de
geselecteerde betalingswijze.
Gebruiken: De route houdt rekening met
wegen waarvoor een tol overeenkomstig de
gekozen betalingswijze moet worden betaald.
Vignetwegen vermijden of gebruiken
Met een vignet kan gedurende een bepaalde
periode gebruik worden gemaakt van het wegen-
net.
#Vignetwegen vermijden r selecteren.
#Alles vermijden in- of uitschakelen.
of
#In de lijst individuele landen in- of uitschake-
len.
Vermijden: De optie is ingeschakeld. De route
vermijdt vignetwegen in de geselecteerde lan-
den.
Gebruiken: De optie is uitgeschakeld. De route
houdt rekening met wegen in het geselec-
teerde land, waarvoor een tijdgebonden ver-
goeding (vignet) moet worden betaald.
%Deze route-opties zijn niet in alle landen
beschikbaar.
Gebied met milieuzones vermijden of gebruiken
%De functie is beschikbaar bij een actieve inter-
netverbinding.
#Gebied met milieuzones in- of uitschakelen.
Vermijden: De optie is ingeschakeld. De route
vermijdt alle voor de auto beperkte milieuzo-
nes. Deze worden op de kaart rood weergege-
ven.
Gebruiken: De optie is uitgeschakeld. De route
voert door alle voor de auto beperkte milieuzo-
nes. Voordat de milieuzone wordt binnengere-
den wordt een waarschuwing weergegeven.
Te vermijden gebieden
#Gebieden vermijden r selecteren
(/ pagina 565).
Meldingen voor de route selecteren
Voorwaarden
RVoor een akoestische aanwijzing bij nadering
van een persoonlijke speciale bestemming:
Het usb-apparaat bevat persoonlijke speciale
bestemmingen.
RHet usb-apparaat is met het multimediasys-
teem verbonden.
RDe categorie die bij de persoonlijke speciale
bestemming behoort is ingeschakeld.
544 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z
5Meldingen & Attentiegeluid.
Gesproken rij-aanwijzingen in- of uitschakelen
#Gereduceerde meldingen inschakelen.
Wanneer een rij-aanwijzing bij een eenvoudige
rijmanoeuvre wordt gegeven, hoort u een
korte aankondiging, bijvoorbeeld "Over 200 m
rechts afslaan". Het aantal rij-aanwijzingen
langs de route is geminimaliseerd.
#Gedetailleerde meldingen inschakelen.
Wanneer een rij-aanwijzing bij een onoverzich-
telijke rijsituatie wordt gegeven, hoort u aan-
vullende informatie, bijvoorbeeld "Over 200 m
rechts afslaan en de voorrangsweg blijven vol-
gen". Langs de route worden extra rij-aanwij-
zingen gegeven, bijvoorbeeld bij afbuigende
voorrangswegen.
#Straatnamen voorlezen inschakelen.
De naam van de straat waarin de auto afslaat,
wordt uitgesproken.
%De optie is niet in alle landen en talen
beschikbaar.
Gesproken verkeersinformatie in- of uitschakelen
#Verkeerswaarschuwingen voorlezen in- of uit-
schakelen.
Indien beschikbaar worden verkeerswaarschu-
wingen weergegeven, bijvoorbeeld voor
gevaarlijke opdoemende les.
Akoestische aanwijzing bij nadering van een per-
soonlijke speciale bestemming
#Persoonlijke speciale bestemmingen selecte-
ren.
#Een categorie inschakelen.
Bij het naderen van een persoonlijke speciale
bestemming van de ingeschakelde categorie
wordt een akoestische aanwijzing gegeven.
Route-overzicht weergeven
Voorwaarden
RDe bestemming is ingevoerd.
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie
Routebegeleiding is actief (voorbeeld)
1Verkeersincident op de route
Afstand vanaf de actuele positie van de auto
en resterende reistijd
2Bestemming
MBUX multimediasysteem 545
F206 0105 07
3Tankstation zoeken
4Weergave verkeersinformatie in- of uitschake-
len
Wanneer de routebegeleiding actief is, worden de
bestemming en ingevoerde tussenbestemmingen
weergegeven.
Afhankelijk van de route, verkeerssituatie en
beschikbare data wordt meer informatie weerge-
geven:
RNaam, bestemming
RSymbolen voor tussenbestemming en bestem-
ming
RTelefoonnummer (indien beschikbaar)
RInternetadressen (indien beschikbaar)
RVerkeersinformatie
De route kan maximaal vier tussenbestemmingen
bevatten.
Route plannen
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5ª
#De tussenbestemming invoeren
(/ pagina 41).
Na het invoeren van de bestemming en het
opnieuw berekenen van de route wordt weer
het route-overzicht weergegeven. De route
bevat een nieuwe tussenbestemming.
%Wanneer er reeds vier tussenbestemmingen
zijn, een tussenbestemming wissen
(/ pagina 546).
Route met tussenbestemmingen bewerken
Voorwaarden
RDe bestemming en ten minste één tussenbe-
stemming zijn ingevoerd.
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie
Volgorde van de bestemmingen wijzigen
#In het routeoverzicht lang op een bestemming
drukken.
#De bestemming met = of Ì verplaat-
sen.
#ø aantippen.
De bewerkingsmodus wordt beëindigd.
Bestemming wissen
#In het routeoverzicht lang op een bestemming
drukken.
#E aantippen.
De bewerkingsmodus wordt beëindigd.
Routelijst weergeven
Multimediasysteem:
4©
#Het navigatievenster 7 aantippen
(/ pagina 531).
546 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
Routelijst (voorbeeld)
1Volgende rijmanoeuvre met voorsorteerpijl,
afstand tot de rijmanoeuvre, straatnummer,
straatnaam
. Gesproken rij-aanwijzingen uitschakelen
Ì Gesproken rij-aanwijzingen inschakelen
Daaronder op de route de volgende routege-
deeltes tot de bestemming
2Actuele positie van auto
De routegedeeltes worden in het navigatievenster
weergegeven. De routelijst wordt tijdens het rijden
geactualiseerd.
%Snelweginformatie toont de beschikbare ser-
vicepunten. Na het selecteren van symbolen,
bijvoorbeeld voor beschikbare parkeerplek-
ken, wegrestaurants of snelwegafritten, wordt
de speciale bestemming als tussenbestem-
ming of eindbestemming ingesteld.
#De pijl onderaan het navigatievenster aantip-
pen.
#Omhoog of omlaag vegen.
#Een routegedeelte selecteren.
De kaartsectie wordt weergegeven.
#Terug naar de positie van de auto: Actuele
positie selecteren.
Alternatieve route selecteren
Voorwaarden
REr is een route.
RDe optie Routeoverzicht na start is ingescha-
keld (/ pagina 543).
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Alternatieve routes
Alternatieve routes (voorbeeld)
1Originele route is geaccentueerd
2Alternatieve routes met vermelding van het
verschil in rijtijd
%Bij 2 kan ook een snellere route worden
weergegeven, die echter aanzienlijk langer is.
MBUX multimediasysteem 547
F206 0105 07
De volgende route-informatie wordt weergegeven:
RReistijd
RAankomsttijd
RAfstand tot bestemming
RVermijd-opties overeenkomstig de ingestelde
route-opties
RReistijdwinst of -verlies in vergelijking met de
originele route
#Wanneer de alternatieve routes zijn berekend,
de route in het navigatievenster door vegen
naar rechts of links weergeven.
Routetype wijzigen
#Filter selecteren.
#Het routetype in- of uitschakelen.
Route-opties vermijden of gebruiken
#Filter selecteren.
#De route-opties in- of uitschakelen
(/ pagina 543).
#De instellingen met Gereed bevestigen.
#Routebegeleiding naar alternatieve route star-
ten: Start selecteren.
#Alternatieve route in de kaart selecteren: Een
willekeurig punt op de alternatieve route aan-
raken.
De alternatieve route wordt geaccentueerd.
Woon-werk route activeren
Voorwaarden
RU hee een proel aangemaakt
(/ pagina 495).
RDe optie Bestemmingsadviezen toestaan is
ingeschakeld (/ pagina 496).
RDe optie Woon-werk route activeren is inge-
schakeld .
RHet multimediasysteem hee voldoende gege-
vens verzameld om bestemmingsadviezen
weer te geven.
RVoor deze bestemmingsadviezen zijn routes
ingeleerd.
REr is geen routebegeleiding actief.
%De woon-werk route is niet in alle landen ver-
krijgbaar.
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z 5Route
#Woon-werk route activeren inschakelen.
De navigatie herkent automatisch, dat de auto
zich op een woon-werk route bevindt.
Voor de dagelijkse woon-werk route worden
ook tijdens het rijden zonder actieve routebe-
geleiding verkeersincidenten op de route
gemeld.
#Woon-werk route selecteren: Start selecteren.
De routebegeleiding start zonder gesproken
rijtips.
%Een woon-werk route wordt ook bij vertraging
op de route voorgesteld.
#Woon-werk route wissen: ¨ selecteren.
Route op de kaart aanpassen
Voorwaarden
REr is een route.
U kunt verloop van de originele route op de kaart
wijzigen. Daarbij wordt een nieuwe tussenbestem-
ming ingesteld.
548 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
%De functie wordt niet ondersteund, wanneer
het maximale aantal tussenbestemmingen is
bereikt. De melding met OK bevestigen.
#De route licht indrukken en ingedrukt houden
toetsen.
Een symbool verschijnt. De route kan worden
gewijzigd.
#De route met de vinger naar een gewenste
positie op de kaart trekken en daar houden.
Het nieuwe verloop van de route wordt weer-
gegeven. De route wordt nieuw berekend.
Wanneer de route berekend is, worden de rij-
tijd en de afstand vergeleken met de originele
route.
Wanneer de vinger wordt verwijderd van het
display, wordt de tussenbestemming weerge-
geven in de kaart.
#De route met Bevestigen overnemen of met
Annuleren weigeren en terugkeren naar de
originele route.
Automatisch zoeken naar tankstations in- of uit-
schakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
#Verdere functies selecteren.
#Automatisch tankstations zoeken in- of uit-
schakelen.
Als Automatisch tankstations zoeken is inge-
schakeld, verschijnt een bericht waarin het
zoeken naar tankstations wordt gestart.
Automatisch zoeken naar tankstation starten
Voorwaarden
RHet automatisch zoeken naar tankstations is
ingeschakeld (/ pagina 549).
Rijsituatie
Het niveau in de brandstoank hee de brand-
stofreserve bereikt.
Op het centraal display wordt het volgende
bericht weergegeven: BrandstofreserveHier aan-
tippen om tankstations te zoeken.
#De berichtgeving bevestigen.
Het automatisch zoeken naar een tankstation
start. De beschikbare tankstations worden
langs de route en in de omgeving van de actu-
ele positie van de auto weergegeven.
#Een tankstation selecteren.
#De route met de tankstation als tussenbe-
stemming ¦ of als bestemming ¥ bere-
kenen (/ pagina 538).
#Wanneer er reeds vier tussenbestemmingen
zijn: Op de vraag Ja selecteren.
Het geselecteerde tankstation wordt in het
routeoverzicht op positie 1 gezet. Tussenbe-
stemming 4 wordt gewist. De routebegeleiding
begint.
Automatisch naar een wegrestaurant zoeken
starten
Voorwaarden
RDe ATTENTION ASSIST is ingeschakeld
(/ pagina 362).
RU rijdt op een autosnelweg.
RWegrestaurants bevinden zich langs het
komende weggedeelte.
MBUX multimediasysteem 549
F206 0105 07
Rijsituatie
Op het centraal display wordt het volgende
bericht weergegeven ATTENTION ASSIST Hier
aantippen om rustplaatsen te zoeken..
#De berichtgeving bevestigen.
Het zoeken naar een wegrestaurant start. De
beschikbare wegrestaurants worden langs de
route en in de omgeving van de actuele positie
van de auto weergegeven.
#Een wegrestaurant selecteren.
#De route met het wegrestaurant als tussenbe-
stemming ¦ of als bestemming ¥ bere-
kenen (/ pagina 538).
#Wanneer er reeds vier tussenbestemmingen
zijn: Op de vraag Ja selecteren.
Het geselecteerde wegrestaurant wordt in het
routeoverzicht op positie 1 gezet. Tussenbe-
stemming 4 wordt gewist. De routebegeleiding
begint.
Opgeslagen route starten en bewerken
Voorwaarden
REen usb-apparaat met opgeslagen routes is
met het multimediasysteem verbonden
(/ pagina 625).
RDe route is opgeslagen in het bestandsformaat
GPS Exchange Format (.gpx) in de map "Rou-
tes".
Multimediasysteem:
4© 5ª
#De dubbele pijl in de regel met bestemmings-
invoeren aantippen tot Opgeslagen routes
wordt weergegeven.
#Opgeslagen routes selecteren.
Opgeslagen route starten
#Een route selecteren.
#Start: Routebegin of Start: Actuele positie
selecteren.
De routebegeleiding begint.
Route hernoemen
#Zo lang op een route drukken, totdat een
menu verschijnt.
#Hernoemen selecteren.
#De naam invoeren.
#OK selecteren.
Route registreren en opslaan
Voorwaarden
REen usb-apparaat is met het multimediasys-
teem verbonden (/ pagina 625).
Multimediasysteem:
4© 5ª
#De dubbele pijl in de regel met bestemmings-
invoeren aantippen tot Opgeslagen routes
wordt weergegeven.
#Opgeslagen routes selecteren.
Registratie starten
#Registratie starten selecteren.
Er wordt een witte rechthoek weergegeven.
550 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
De route wordt op het usb-apparaat opgesla-
gen.
Registratie stoppen
#Op de witte rechthoek drukken.
#Registratie beëindigen selecteren.
Routebegeleiding
Aanwijzing met betrekking tot routebegeleiding
&WAARSCHUWING Gevaar voor aeiding
door het bedienen van de geïntegreerde
communicatieapparatuur tijdens het rij-
den
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde communicatieapparatuur bedient,
kunt u van de verkeerssituatie worden afge-
leid. Bovendien kunt u de controle over de
auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen als de
verkeerssituatie dit toelaat.
#Als dit niet kan worden gewaarborgd, op
een veilige plek stoppen en de invoering
als de auto stilstaat uitvoeren.
Bij het gebruik van het multimediasysteem de wet-
telijke bepalingen in acht nemen van het land
waar u zich op dat moment bevindt.
De routebegeleiding begint nadat een route is
berekend. Verkeersregelingen hebben altijd voor-
rang op de rij-instructies van het multimediasys-
teem. Rijtips zijn bijvoorbeeld gesproken rij-aan-
wijzingen, rijmanoeuvres en rijstrookadviezen.
Rij-aanwijzingen en rijstrookadviezen worden in
het navigatievenster weergegeven.
De volgende weergaven en functies zijn bijvoor-
beeld eveneens in het navigatievenster beschik-
baar:
RRoutelijst
RBestemmingsinformatie
RVerkeersinformatie, bijvoorbeeld lelengte,
vertraging
RAutosnelwegpunten
RParkeerplek zoeken
RNoodrijbanen voor hulpdiensten
Wanneer u de rij-instructies niet opvolgt of de
berekende route verlaat, wordt automatisch een
nieuwe route berekend.
Wanneer bijvoorbeeld de route gewijzigd is of de
richting van een eenrichtingsweg omgekeerd is,
kunnen rij-instructies afwijken van de daadwerke-
lijke verkeerssituatie.
Tijdens de routebegeleiding kunnen alternatieven
worden aangeboden, bijvoorbeeld voordat een
afrit van een snelweg wordt gepasseerd. Wanneer
een afrit van een snelweg wordt genegeerd wordt
de extra reistijd weergegeven.
Tijdens het rijden daarom zelf op de betreende
verkeersregelingen en de actuele verkeerssituatie
letten.
De route kan bijvoorbeeld bij wegwerkzaamheden
of onvolledige digitale kaartgegevens afwijken van
de ideale route.
Aanwijzingen met betrekking tot satellietontvangst
De correcte werking van het navigatiesysteem is
onder meer afhankelijk van de ontvangst van het
gebruikte satellietsysteem. In bepaalde situaties
MBUX multimediasysteem 551
F206 0105 07
kan de satellietontvangst beperkt, verstoord of
zelfs onmogelijk zijn, bijvoorbeeld in tunnels of
parkeergarages.
Overzicht rijmanoeuvres
Rijmanoeuvres worden in de volgende weergaven
afgebeeld:
RGedetailleerde weergave van de kruising
De weergave verschijnt bij het rijden op krui-
singen.
R3D-beeld
De weergave verschijnt bij het rijden op krui-
singsvrij aangelegde wegen, bijvoorbeeld bij
snelwegafritten en splitsingen van snelwegen.
Gedetailleerde weergave van de kruising met
aankondiging van de rijmanoeuvre (voorbeeld)
1Naam van de straat waarnaar afgeslagen
wordt
2Manoeuvrepijl (ook op de kaart)
3Actuele afstand tot de rijmanoeuvre
3D-beeld van de eerstvolgende rijmanoeuvre
(voorbeeld)
1Rij-aanwijzing
2Manoeuvrepijl (ook op de kaart)
Bij grotere kaartschalen worden manoeuvreer-
punten weergegeven in plaats van manoeu-
vrepijlen.
3Actuele positie van auto
4Actuele afstand tot de rijmanoeuvre
552 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
De rijmanoeuvre bestaat uit drie fasen:
RVoorbereidingsfase
Wanneer voldoende tijd tussen de rijmanoeu-
vres bestaat, bereidt het multimediasysteem u
op de volgende rijmanoeuvre voor. Een
gesproken rij-aanwijzing, bijvoorbeeld "Zo
meteen rechts afslaan", wordt weergegeven.
In het navigatievenster worden weergegeven:
De richtingsinformatie of de straatnaam waar-
naar moet worden afgeslagen en de afstand
tot het manoeuvreerpunt.
RAankondigingsfase
Het multimediasysteem kondigt de eerstvol-
gende rijmanoeuvre aan, bijvoorbeeld met de
gesproken aanwijzing "Over 300 m rechts
afslaan".
Wanneer de kaartoriëntatie Autozoom uitge-
schakeld is (/ pagina 568), verschijnt in het
navigatievenster een gedetailleerde weergave
van de kruising of een 3D-beeld van de aan-
staande rijmanoeuvre.
RManoeuvrefase
Het multimediasysteem kondigt de eerstvol-
gende rijmanoeuvre aan, bijvoorbeeld met de
gesproken aanwijzing "Nu rechts afslaan".
Voorbeeld 3D-beeld: Wanneer de afstand tot
het manoeuvreerpunt 1 met 0 m wordt aan-
gegeven en het symbool voor de actuele posi-
tie van de auto 3 het manoeuvreerpunt 1
hee bereikt, vindt de rijmanoeuvre plaats.
%Rijmanoeuvres worden ook op het bestuur-
dersdisplay en op het head-up-display weerge-
geven.
Overzicht rijstrookadviezen
Rijstrookadviezen (voorbeeld)
1Niet-geadviseerde rijstrook (grijze pijl)
2Mogelijke rijstrook (witte pijl)
3Geadviseerde rijstrook (witte pijl, blauwe ach-
tergrond)
De aanwijzing geschiedt bij wegen met meerdere
rijstroken.
MBUX multimediasysteem 553
F206 0105 07
Wanneer de digitale kaart overeenkomstige gege-
vens bevat, worden rijstrookadviezen in het navi-
gatievenster weergegeven.
Verklaring van de getoonde rijstroken:
RAanbevolen rijstrook
Op deze rijstrook is het mogelijk om de vol-
gende en de daaropvolgende rijmanoeuvre uit
te voeren.
RMogelijke rijstrook
Op deze rijstrook is het mogelijk om de vol-
gende rijmanoeuvre uit te voeren.
RNiet-aanbevolen rijstrook
Op deze rijstrook is het niet mogelijk de vol-
gende rijmanoeuvre zonder veranderen van rij-
strook uit te voeren.
Tijdens het verloop van een rijmanoeuvre kunnen
er extra rijstroken bijkomen. Busbanen worden
eveneens weergegeven.
%Rijstrookadviezen worden ook op het bestuur-
dersdisplay en op het head-up-display weerge-
geven.
Snelweginformatie gebruiken
Tijdens de snelwegrit worden de vooruitliggende
snelwegservicevoorzieningen en de beschikbare
servicevoorzieningen binnen de routelijst weerge-
geven. Dat zijn bijvoorbeeld parkeerplekken, weg-
restaurants of snelwegafritten met speciale servi-
cebestemmingen.
De items zijn gesorteerd in oplopende volgorde
van afstand tot de actuele positie van de auto.
#Een item selecteren.
#Wanneer er meerdere servicevoorzieningen
beschikbaar zijn, een servicevoorziening in de
lijst selecteren.
De bestemming en de kaartpositie worden
weergegeven.
#De route berekenen (/ pagina 538).
of
#Een speciale bestemming in de omgeving zoe-
ken.
of
#Verdere functies gebruiken, bijvoorbeeld het
bestemmingsadres van het servicepunt
opslaan.
Bestemming bereikt
Wanneer de bestemming is bereikt, ziet u de
bestemmingsvlag Í. De routebegeleiding is
beëindigd. Het menu Navigatie wordt weergege-
ven.
Wanneer een tussenbestemming is bereikt, ver-
schijnt de tussenbestemmingsvlag met het num-
mer van de tussenbestemming Î. De routebe-
geleiding gaat verder.
Gesproken rij-aanwijzingen in- of uitschakelen
Uitschakelen
#Tijdens een gesproken rij-aanwijzing de toets
Ì in het stuurwiel of op het MBUX multi-
mediasysteem indrukken (/ pagina 503).
De melding De gesproken rij-aanwijzingen
zijn uitgeschakeld. verschijnt.
of
#Het menu Navigatie weergeven
(/ pagina 530).
#. selecteren.
Het symbool wisselt naar Ì.
554 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
Inschakelen
#In het navigatievenster Ì voor een aanko-
mende rij-aanwijzing selecteren.
De actuele gesproken rij-aanwijzing wordt
weergegeven.
Het symbool wisselt naar ..
Gesproken rij-aanwijzingen met betrekking tot
telefoongesprekken in- of uitschakelen
#De toets © rechts in het stuurwiel indruk-
ken.
of
#© op het centraal display aantippen.
#Instellingen selecteren.
#Systeem selecteren.
#Audio selecteren.
#Navigatie- en verkeersinformatie selecteren.
#Rij-aanwijzingen tijdens telefoongesprek in-
of uitschakelen.
#Menu verlaten: G selecteren.
Volume van de gesproken rij-aanwijzingen
instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Audio 5Navigatie- en verkeersinformatie
#Volume rij-aanwijzingen selecteren.
#Het volume instellen.
#Menu verlaten: G selecteren.
Routebegeleiding is actief
#Tijdens een gesproken rij-aanwijzing het
volume in het stuurwiel of onder het touch-
screen instellen (/ pagina 504).
Verlaging audiovolume tijdens gesproken rij-aan-
wijzingen in- of uitschakelen
#De toets © rechts in het stuurwiel indruk-
ken.
of
#© op het centraal display aantippen.
#Instellingen selecteren.
#Systeem selecteren.
#Audio selecteren.
#Navigatie- en verkeersinformatie selecteren.
#Verlaging audiovolume bij rij-aanwijzing in- of
uitschakelen.
#Menu verlaten: G selecteren.
Gesproken rij-aanwijzingen herhalen
Voorwaarden
REr is een route.
RDe routebegeleiding is actief.
Multimediasysteem:
4©
#In het navigatievenster . voor een aanko-
mende rij-aanwijzing selecteren.
#Ì selecteren.
De actuele gesproken rij-aanwijzing wordt her-
haald.
Routebegeleiding annuleren
Voorwaarden
REr is een route.
RDe routebegeleiding is actief.
MBUX multimediasysteem 555
F206 0105 07
#¤ in de navigatiemodule selecteren
(/ pagina 531).
Overzicht oroad tijdens de routebegeleiding
Het daadwerkelijke wegverloop kan van de gege-
vens in de digitale kaart afwijken, bijvoorbeeld als
gevolg van wegwerkzaamheden. In dergelijke
gevallen kan het multimediasysteem de actuele
positie van de auto tijdelijk niet in de digitale kaart
plaatsen. De auto is Oroad. Straat niet opgeno-
men wordt weergegeven. De routebegeleiding kan
beperkt zijn.
Wanneer de auto weer op een in het multimedia-
systeem bekende weg rijdt, wordt de routebege-
leiding weer op de gebruikelijke wijze voortgezet.
Bestemming
Actuele positie van auto opslaan
Multimediasysteem:
4©
#Wanneer de kaart wordt weergegeven, de
actuele positie van de auto ¥ aantippen.
#Positie opslaan selecteren.
#Als favoriet opslaan: Opslaan als favoriet
selecteren.
#Als adres voor thuis opslaan: Thuis selecteren.
#Als werkadres opslaan: Werk selecteren.
Laatste bestemmingen bewerken
Multimediasysteem:
4© 5ª
#Laatste bestemmingen selecteren.
Laatste bestemming als favoriet opslaan
#Voor een laatste bestemming Ä selecte-
ren.
Een menu verschijnt.
#Als favoriet opslaan: Opslaan als favoriet
selecteren.
#Als adres voor thuis opslaan: Thuis selecteren.
#Als werkadres opslaan: Werk selecteren.
Laatste bestemming wissen
#Voor een recente bestemming Ä selecte-
ren.
#Wissen selecteren.
of
#Alles wissen selecteren.
#De vraag bevestigen.
Wanneer alle favorieten zijn gewist, is bijvoor-
beeld Favoriet toevoegen beschikbaar.
Bestemmingsadviezen bewerken
Voorwaarden
RDe optie Bestemmingsadviezen toestaan is
ingeschakeld (/ pagina 513).
RVoor de weergave van bestemmingsadviezen:
Het multimediasysteem hee voldoende gege-
vens verzameld.
Multimediasysteem:
4© 5ª
#Een bestemmingsadvies lang indrukken.
Een menu verschijnt.
#Geen bestemmingsadvies voorstellen: Nu niet
voorstellen of Niet meer voorstellen selecte-
ren.
#Bestemmingsadvies opslaan: Opslaan als
favoriet, Thuis of Werk selecteren.
556 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
%Een bestemmingsadvies in de favorieten wis-
sen (/ pagina 537).
Routebegeleiding met actuele verkeersinformatie
Overzicht verkeersinformatie
Actuele verkeersinformatie wordt met de abonne-
mentsdienst Live Trac Information ontvangen.
Wanneer het abonnement afgelopen is, dan is in
geselecteerde landen FM RDS-TMC beschikbaar.
%Live Trac Information is niet in alle landen
verkrijgbaar.
De dienst moet in het Mercedes me gebruikersac-
count worden geregistreerd (/ pagina 557).
Daarmee wordt de gratis gebruiksperiode van drie
jaar gewaarborgd.
De dienst actualiseert de verkeerssituatie in korte,
regelmatige tijdsintervallen via de internetverbin-
ding.
Regelmatig wordt de positie van de auto naar
Mercedes-Benz AG gezonden. Die gegevens wor-
den door Mercedes-Benz AG direct geanonimi-
seerd en doorgestuurd naar de verkeersinforma-
tie-provider. Met behulp van deze gegevens wordt
de verkeersinformatie naar de auto gestuurd, die
voor de positie van de auto van belang zijn. De
auto is tegelijkertijd sensor voor de verkeers-
stroom en helpt om de kwaliteit van de verkeers-
informatie te verbeteren.
%Afwijkingen tussen de ontvangen verkeersin-
formatie en de daadwerkelijke verkeerssitua-
tie zijn mogelijk.
Wanneer u geen posities van de auto wilt verstu-
ren, hee u de volgende mogelijkheden:
RU deactiveert de dienst in het Mercedes me
gebruikersaccount.
RU laat de dienst bij een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats deactiveren.
%Verdere gevarenmeldingen worden via de
dienst Car-to-X ontvangen (/ pagina 560).
Providerinformatie voor Live Trac Information
weergeven
Voorwaarden
RDe auto is met Live Trac Information uitge-
rust.
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5Mercedes me
5Mijn diensten
#Live Traffic selecteren.
Wanneer het abonnement voor Live Trac Infor-
mation afgelopen is, dan is in geselecteerde lan-
den FM RDS-TMC beschikbaar.
Live Trac Information registreren
Voorwaarden
RDe auto is met Live Trac Information uitge-
rust.
RU beschikt over een Mercedes me gebruikers-
account.
#Een Mercedes me gebruikersaccount aanma-
ken op: https://www.mercedes.me. Daartoe
is een geldig e-mailadres vereist.
#De auto met het voertuigidenticatienummer
(VIN) aanmaken.
MBUX multimediasysteem 557
F206 0105 07
#De auto aan uw Mercedes me gebruikersac-
count koppelen.
Er wordt een code aan het multimediasysteem
verzonden.
#De code in het multimediasysteem invoeren.
#De algemene en bijzondere gebruiksvoorwaar-
den bevestigen.
%Als alternatief kunt u de koppeling in een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats laten uit-
voeren.
Abonnement op Live Trac Information verlen-
gen
Voorwaarden
RDe auto is met Live Trac Information uitge-
rust.
RU beschikt over een Mercedes me gebruikers-
account.
#De website van Mercedes me oproepen.
#Het Mercedes me gebruikersaccount oproe-
pen.
#Via de gekoppelde auto naar de Mercedes me
Store gaan.
#Live Trac Information selecteren.
#De verlengingsduur selecteren.
#Het product in het winkelmandje plaatsen.
#De algemene en bijzondere gebruiksvoorwaar-
den bevestigen.
Live Trac Information is gedurende de gese-
lecteerde verlengingsduur geactiveerd. De
datum van de verlenging is het begin van de
gebruiksperiode.
Verkeersinformatie op de kaart aangeven
Voorwaarden
RVerkeersincidenten en Vrije verkeersstroom
zijn ingeschakeld (/ pagina 560).
Multimediasysteem:
4©
#Indien nodig de kaart verschuiven
(/ pagina 563).
De kaart toont afhankelijk van de geactiveerde
instellingen de volgende verkeersinformatie:
RVerkeersincidenten
Dat zijn bijvoorbeeld wegwerkzaamheden,
wegafsluitingen en waarschuwingsmeldingen.
De symbolen voor verkeersincidenten worden
bij actieve routebegeleiding op de route
gekleurd weergegeven. Naast de route zijn
deze grijs.
RWaarschuwingsmeldingen
Waarschuwingsmeldingen worden als symbool
d weergegeven.
Er kunnen verkeersveiligheidsaanwijzingen
worden weergegeven, bijvoorbeeld bij perso-
nen op de rijbaan.
Wanneer de auto een gevaarlijk punt, bijvoor-
beeld een gevaarlijke opdoemende le,
nadert, wordt het symbool Ë op de kaart
weergegeven. Wanneer Verkeerswaarschu-
wingen voorlezen ingeschakeld is en een mel-
ding aanwezig is, wordt bovendien een gespro-
ken aanwijzing gegeven.
RVerkeersstroominformatie
-File (rode lijn)
-Langzaamrijdend verkeer (oranje
gekleurde pijl)
558 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
-Druk verkeer (gele lijn)
-Vrij verkeer (groene lijn)
RWeergave van verkeersvertragingen op de
actuele route
De kleinste waarde voor het weergeven van de
verkeersvertraging is één minuut.
Verkeersincidenten op de route weergeven
Voorwaarden
RDe weergave Verkeersincidenten is ingescha-
keld (/ pagina 560).
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie
Indien verkeersincidenten op de route aanwezig
zijn, worden deze op de kaart en in het route-over-
zicht weergegeven.
%Met de MBUX spraakassistent kunt u informa-
tie opvragen over verkeersincidenten op de
route. U kunt bijvoorbeeld vragen: Hoe is het
verkeer op mijn route? of Hoe is het verkeer
naar huis?. Er volgt een gesproken aanwijzing.
Verkeersincidenten op de route (voorbeeld)
1Vertraging
2Verkeersincidentsymbool (bijvoorbeeld weg-
werkzaamheden)
3Kleurenweergave van de verkeersstroominfor-
matie, vertraging en omvang, straatnaam of
straatnummer
4Weergave verkeersinformatie in- of uitschake-
len
%Tijdens een actieve routebegeleiding wordt de
totale vertraging op de route weergegeven:
Rin de navigatie in het navigatievenster
Rbij andere toepassingen in de statusregel
boven
Een verkeersincidentsymbool is bijvoorbeeld
Ò voor wegwerkzaamheden.
In de kaart kunnen meerdere verkeersinci-
dentsymbolen boven elkaar worden afge-
beeld. Het verkeersincidentsymbool is voor-
zien van een plusteken.
Indien beschikbaar kan in plaats van het
straatnummer een straatnaam of beide gege-
vens worden weergegeven.
%Indien een bericht voor het vormen van een
noodrijbaan voor hulpdiensten is ontvangen,
wordt Noodrijbaan v. hulpd. in het navigatie-
venster weergegeven.
#Om alle verkeersincidenten op de route te
bekijken naar rechts of links vegen.
Het routegedeelte wordt op de kaart geaccen-
tueerd weergegeven.
MBUX multimediasysteem 559
F206 0105 07
#Detailinformatie in het route-overzicht weerge-
ven: Een weergave in het route-overzicht aan-
tippen.
De detailinformatie wordt weergegeven, bij-
voorbeeld het weggedeelte en de richting.
Detailinformatie in de kaart oproepen
#Verkeersstroominformatie op de kaart aantip-
pen, bijvoorbeeld een rode lijn voor een
gedeelte met le.
De detailinformatie wordt weergegeven.
#Wanneer meerdere lijnen boven elkaar worden
weergegeven, eerst in de lijst een verkeers-
stroominformatie selecteren.
Verkeersincidenten op de kaart weergeven
#Een verkeersincidentsymbool aantippen.
De detailinformatie wordt weergegeven.
#Meerdere verkeersincidenten liggen in de
directe omgeving: Het bovenste verkeersinci-
dentsymbool aantippen en in de lijst het ver-
keersincident selecteren.
Weergave verkeersinformatie inschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z
#Weergave selecteren.
#Verkeer inschakelen.
#Verkeersincidenten en Vrije verkeersstroom
inschakelen.
Er worden verkeersincidenten op de route
weergegeven, bijvoorbeeld wegwerkzaamhe-
den, gebiedsmeldingen (bijvoorbeeld mist) en
waarschuwingsmeldingen.
Car-to-X-Communication
Overzicht Car-to-X-Communication
Voor de dienst Car-to-X-Communication zijn de
volgende voorwaarden van toepassing:
RDe auto is uitgerust met een MBUX multime-
diasysteem met navigatie.
REen abonnement op de dienst Live Trac
Information is beschikbaar.
RDe dienst Car-to-X-Communication is geacti-
veerd in uw Mercedes me gebruikersaccount.
%Car-to-X-Communication is beschikbaar in
geselecteerde landen.
De communicatiemodule brengt na het inschake-
len van de auto automatisch een internetverbin-
ding tot stand. Wanneer er gevarenmeldingen aan-
wezig zijn, worden deze kort daarna doorgegeven.
Afhankelijk van de mobiele verbinding kan het
doorgeven tussen een seconde en een minuut
duren.
Voordelen van Car-to-X-Communication:
RGevaren worden automatisch herkend door de
auto of kunnen door de bestuurder worden
gemeld. Deze informatie wordt vervolgens
naar voertuigen met Car-to-X-Communication
in de nabije omgeving gestuurd.
RIndien beschikbaar wordt actuele informatie
ontvangen over gevaarlijke punten in de omge-
ving van de actuele positie van de auto.
Daarmee kan de rijstijl tijdig aan de verkeers-
situatie worden aangepast.
Voor het gebruik van Car-to-X-Communication is
het noodzakelijk, dat er regelmatig voertuiggege-
vens naar Mercedes-Benz AG worden verzonden.
De gegevens worden door Mercedes-Benz AG
560 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
direct geanonimiseerd. De voertuiggegevens wor-
den na een redelijke termijn (enkele weken)
gewist, deze worden niet permanent opgeslagen.
%Gegevens die dienen voor de identicatie wor-
den vervangen bij de anonimisering. Daarmee
wordt uw identiteit beschermd tegen toegang
door onbevoegde derden.
Gevarenmeldingen weergeven
Multimediasysteem:
4©
Wanneer gevarenmeldingen beschikbaar zijn, kun-
nen deze als symbolen op de kaart worden weer-
gegeven. De weergave is afhankelijk van de instel-
lingen van de optie Verkeersincidenten.
#De optie via Z instellen (/ pagina 560).
Wanneer de optie ingeschakeld is, worden alle
symbolen weergegeven.
Wanneer de optie uitgeschakeld is, worden
symbolen alleen bij waarschuwing voor een
gevaar weergegeven.
De volgende gevaren kunnen op de kaart worden
weergegeven:
ROngevallen en pechgevallen
RGladheid, mist, zijwind en zware regen
RHandmatig gemelde gevaren
RAuto met ingeschakeld noodknipperlicht
RWegwerkzaamheden
RVerdere gevaren (indien beschikbaar)
%Wanneer Verkeerswaarschuwingen voorlezen
is ingeschakeld (/ pagina 544), kan een
gesproken aanwijzing attenderen op een
gevaarlijke situatie.
Gevarenmeldingen verzenden
Gevaren handmatig melden
%Automatisch herkende gevarenmeldingen wor-
den verzonden door de auto.
#Wanneer de kaart wordt weergegeven, de
actuele positie van de auto ¥ aantippen.
Het menu Positie wordt weergegeven.
#Verkeershinder melden selecteren.
De melding Dank voor uw hulp bij het voorko-
men van ongevallen! verschijnt.
Routebegeleiding met augmented reality
Overzicht routebegeleiding met augmented rea-
lity
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door aeiding, verkeerde weer-
gave of verkeerde interpretatie van de
weergave
Niet uitsluitend op het camerabeeld van de
Augmented-Reality-weergave vertrouwen.
#Voortdurend de werkelijke verkeerssitua-
tie in de gaten houden.
#Niet langdurig naar het camerabeeld kij-
ken.
Tijdens de routebegeleiding met augmented rea-
lity wordt vóór een afslagmanoeuvre op het cen-
traal display een camerabeeld van de werkelijke
rijsituatie weergegeven. Het camerabeeld bevat
aanvullende informatie, bijvoorbeeld rijmanoeu-
vrepijlen.
Wanneer de opties ingeschakeld zijn en deze aan-
vullende informatie beschikbaar is, worden straat-
MBUX multimediasysteem 561
F206 0105 07
namen en huisnummers weergegeven
(/ pagina 562).
1Huisnummer
2Straatnaam
3Rijmanoeuvrepijlen
De routebegeleiding met augmented reality is in
sommige situaties niet beschikbaar, bijvoorbeeld
bij een slechte satellietontvangst of niet-gedigitali-
seerde straten.
De routebegeleiding met augmented reality is niet
in alle landen beschikbaar.
Routebegeleiding met augmented reality active-
ren
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door onjuiste plaatsing van de
extra informatie
De extra informatie van de Augmented-Reality-
weergave kan onnauwkeurig zijn en kan niet
de waarneming en inschatting van de werke-
lijke rijsituatie vervangen.
#De daadwerkelijke rijsituatie bij alle rijsi-
tuaties altijd in het blikveld houden.
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z
#Weergave selecteren.
#Augmented reality video selecteren.
#Augmented reality video in- of uitschakelen.
Vóór een afslagmanoeuvre wordt op het cen-
traal display het videobeeld van de camera
weergegeven. In het videobeeld is extra infor-
matie aanwezig.
Objectinformatie voor de routebegeleiding met
augmented reality weergeven
Voorwaarden
RAugmented reality is geactiveerd
(/ pagina 562).
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z
#Weergave selecteren.
#Augmented reality video selecteren.
#Straatnamen en Huisnummers inschakelen.
Tijdens de routebegeleiding worden de inge-
schakelde opties wanneer extra informatie in
het camerabeeld weergegeven.
562 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
Kaart en kompas
Schaal instellen
Multimediasysteem:
4©
Inzoomen
#Wanneer de kaart wordt weergegeven, met
een vinger tweemaal kort na elkaar het cen-
traal display aantippen.
of
#Op het centraal display twee vingers uit elkaar
bewegen.
Verkleinen
#Het centraal display met twee vingers aantip-
pen.
of
#Op het centraal display twee vingers uit elkaar
bewegen.
%De maateenheid voor de schaal kan worden
ingesteld (/ pagina 512).
Kaart verschuiven
Multimediasysteem:
4©
#Wanneer de kaart wordt weergegeven, met
één vinger in een willekeurige richting over het
centraal display vegen.
De volgende functies zijn beschikbaar:
REen bestemming in de kaart selecteren
(/ pagina 537).
REen speciale bestemming selecteren
(/ pagina 534).
RVerkeersincidenten op de kaart weergeven
(/ pagina 559).
#Kaart op actuele positie van de auto terugzet-
ten: \ Centreren selecteren.
Routeoverzicht na start in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z
#Weergave selecteren.
#Routeoverzicht na start activeren D of
deactiveren E.
Wanneer de optie is ingeschakeld, toont de
kaart na het starten van de routebegeleiding
de volledige route en, indien beschikbaar, alle
alternatieve routes.
Symbolen voor speciale bestemmingen voor de
kaartweergave selecteren
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z
Speciale bestemmingen zijn bijvoorbeeld restau-
rants en hotels. Deze worden als symbolen op de
kaart aangegeven. Niet alle speciale bestemmin-
gen zijn in alle landen beschikbaar.
Persoonlijke speciale bestemmingen zijn bestem-
mingen die u bijvoorbeeld op een usb-apparaat
hebt opgeslagen.
%De weergave van symbolen voor speciale
bestemmingen in de kaart kunt u als favoriet
in- of uitschakelen.
#Weergave selecteren.
#Symbol. spec. bestem. op kaart r selec-
teren.
MBUX multimediasysteem 563
F206 0105 07
#Alle spec. bestemmingen verbergen inscha-
kelen.
Wanneer de optie ingeschakeld is, worden de
symbolen voor speciale bestemmingen op de
kaart weergegeven overeenkomstig de instel-
lingen in de speciale-bestemmingencatego-
rieën.
%Wanneer aan de voorwaarden is voldaan, wor-
den symbolen voor speciale bestemmingen
weergegeven met actuele online-informatie
(/ pagina 569).
Weergave van categorieën voor snelle toegang in-
of uitschakelen
#In het menu een categorie in- of uitschakelen.
Categorieën selecteren
#In het menu Meer categorieën r selecte-
ren.
#Alles weergeven in- of uitschakelen.
Wanneer de optie ingeschakeld is, worden de
symbolen voor speciale bestemmingen van
alle categorieën op de kaart weergegeven.
of
#De categorieën r selecteren.
#De categorieën in- of uitschakelen.
De symbolen voor speciale bestemmingen van
de geselecteerde categorieën worden op de
kaart weergegeven.
Categorieën persoonlijke speciale bestemmingen
selecteren
#In het menu Persoonl. spec. bestem. r
selecteren.
#Een categorie r selecteren.
#Op de kaart weergeven in- of uitschakelen.
#Aanwijzing bij nadering weergeven: Optische
aanwijzing en Akoestisch signaal inschakelen.
Weergave van de symbolen voor speciale bestem-
mingen terugzetten
#In het menu Spec. bestem. terugzetten selec-
teren.
De instellingen worden op standaardinstellin-
gen teruggezet.
Extra informatie voor de weergave op de kaart
selecteren
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z
#Weergave selecteren.
#Extra informatie weergeven selecteren.
#De opties in- of uitschakelen.
De volgende opties staan ter beschikking:
RHuidige straat
Wanneer de optie ingeschakeld is, wordt deze
in het navigatievenster weergegeven.
RSchaal
Wanneer de optie uitgeschakeld is, wordt de
schaal alleen bij het in- en uitzoomen op de
kaart weergegeven.
Wanneer de optie ingeschakeld is, wordt de
schaal permanent op de kaart weergegeven.
De optie beïnvloedt eveneens de weergave op
het bestuurdersdisplay.
RHoogte
RVolgende kruising
564 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
Wanneer de optie ingeschakeld is en de rit
zonder routebegeleiding plaatsvindt, wordt in
het navigatievenster de naam van de volgende
kruisende weg weergegeven.
Kaartversie weergeven
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z
#Weergave selecteren.
#Kaartgegevens-versie selecteren.
De detailinformatie wordt weergegeven.
%Met de dienst online kaartupdate van
Mercedes me connect kunt u de kaartgege-
vens actualiseren (/ pagina 40).
Wanneer een nieuwe kaartversie beschikbaar
is, wordt er een melding weergegeven op het
centraal display.
%Informatie over nieuwe versies van de digitale
kaart is verkrijgbaar bij een Mercedes-Benz-
servicewerkplaats.
Overzicht gebied op de route vermijden
U kunt voor een route gebieden mijden, waar u
niet wilt rijden.
Autosnelwegen of meerbaans snelwegen die door
een te mijden gebied voeren, kunnen ondanks de
blokkering in de route zijn opgenomen.
Nieuw gebied voor de route vermijden
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z 5Route
5Gebieden vermijden
#Nieuw gebied mijden selecteren.
Starten op de kaart
#Via kaart selecteren.
Een rode rechthoek verschijnt. Deze markeert
het gebied, dat moet worden gemeden.
#De kaart verschuiven (/ pagina 563).
#De schaal van de kaart instellen
(/ pagina 563).
#a selecteren.
Het gebied is in de lijst opgeslagen.
Starten via bestemming zoeken
#Via adresinvoer selecteren.
#Het adres invoeren (/ pagina 41).
#De bestemming in de lijst selecteren.
De kaart verschijnt. Het gebied is opgeslagen.
Te vermijden gebied wijzigen
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z 5Route
5Gebieden vermijden
#Een gebied in de lijst selecteren.
#Bewerken selecteren.
#Gebied op de kaart verschuiven: Op het cen-
traal display in een willekeurige richting vegen.
Grootte van gebied wijzigen
#Twee vingers op het centraal display uit elkaar
of naar elkaar toe bewegen.
#a selecteren.
Het gebied is in de lijst opgeslagen.
Rekening houden met het gebied voor de route
#Het gebied in de lijst selecteren.
#Gebied vermijden inschakelen.
Wanneer de routebegeleiding actief is, wordt
een nieuwe route berekend.
MBUX multimediasysteem 565
F206 0105 07
Wanneer er nog geen route is, wordt de instel-
ling voor de volgende routebegeleiding overge-
nomen.
De route kan in de volgende gevallen een te
vermijden gebied bevatten:
RDe bestemming ligt in een te vermijden
gebied.
RDe route bevat autosnelwegen of meer-
baans snelwegen die door een te mijden
gebied voeren.
REr is geen zinvolle alternatieve route.
Te vermijden gebied wissen
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z 5Route
5Gebieden vermijden
Te vermijden gebied wissen
#Een gebied in de lijst selecteren.
#Wissen selecteren.
#De vraag met Ja bevestigen.
Alle te vermijden gebieden wissen
#Wanneer ten minste twee te vermijden gebie-
den zijn ingesteld, Alles wissen selecteren.
#De vraag met Ja bevestigen.
Overzicht laatste update van de kaartgegevens
Aangezien de inhoud van een digitale wegenkaart
aan frequente wijzigingen onderhevig is, kunnen
verouderde gegevens een negatieve invloed heb-
ben op alle navigatiefuncties. Voor de beste
MBUX navigatie-ervaring moet u alle kaartupdates
installeren die door Mercedes-Benz worden aan-
geboden.
De volgende mogelijkheden zijn beschikbaar voor
het bijwerken van kaartgegevens:
ROnline kaartupdate
RUpdate via de Mercedes me-Portal
RUpdate bij een Mercedes-Benz-servicewerk-
plaats
Hierbij kunnen extra kosten ontstaan.
Online kaartupdate
Voorwaarden:
RMercedes me connect is beschikbaar.
RU beschikt over een Mercedes me gebruikers-
account.
RDe dienst online kaartupdate is beschikbaar
voor uw regio.
RDe dienst is geactiveerd.
%De dienst online kaartupdate is alleen in
bepaalde landen beschikbaar.
De installatie vindt plaats op de achtergrond als
automatische kaartupdate.
Het MBUX multimediasysteem installeert alle
beschikbare kaartupdates voor de regio's in
Europa waar de auto is of rijdt.
De online kaartupdate wordt uiterlijk na de eerst-
volgende keer inschakelen van de auto geacti-
veerd.
Update via de Mercedes me-Portal
De kaartgegevens van verschillende regio's kun-
nen ook handmatig worden bijgewerkt. Hiertoe
inloggen met uw Mercedes me gebruikersaccount
op: https://www.mercedes-benz.de/
Het menupad volgen: Mijn Mercedes Me-account
> Mijn auto's > Selectie van de auto > Online
566 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
kaartupdate. De gewenste regio's selecteren om
te downloaden op een opslagmedium.
Na het kopiëren van de kaartgegevens het opslag-
medium met uw auto verbinden. De melding
selecteren die u informeert over een nieuwe ver-
sie van de kaartgegevens en de installatie starten.
Na het opnieuw opstarten van het MBUX multime-
diasysteem worden de bijgewerkte kaartgegevens
gebruikt.
Overzicht kaartgegevens
Als de kaartgegevens in een auto opnieuw worden
geïnstalleerd, hoe er geen activeringscode te
worden ingevoerd.
Voor kaartgegevens die zijn aangescha op een
gegevensdrager, moet de bijgevoegde activerings-
code na het starten van de installatie worden
ingevoerd.
Activeringscodes zijn altijd maar geldig voor één
auto.
Bij de volgende problemen naar een Mercedes-
Benz-servicewerkplaats gaan:
RHet multimediasysteem accepteert de vrij-
schakelcode niet.
RU hee de vrijschakelcode verloren.
Kompas weergeven
Multimediasysteem:
4©
#Wanneer de kaart wordt weergegeven, de
actuele positie van de auto ¥ aantippen,
tot het menu Positie wordt weergegeven.
#Kompas selecteren.
De kompasweergave toont de volgende infor-
matie:
RActuele rijrichting met richtingshoek (360-
graden formaat) en windstreek
RLengte en breedtegraad coördinaten in
graden, minuten en seconden
RAantal ontvangen satellieten
De informatie is niet in alle landen beschikbaar.
Qibla weergaven
Multimediasysteem:
4©
#Wanneer de kaart wordt weergegeven, de
actuele positie van de auto ¥ aantippen,
tot het menu Positie wordt weergegeven.
#Aanwijzingen selecteren.
De pijl op het kompas gee de richting naar
Mekka ten opzichte van de actuele rijrichting
aan.
Het aantal ontvangen satellieten wordt weer-
gegeven.
%Deze functie is niet in alle landen beschikbaar.
Positie van de auto met een contact delen
Voorwaarden
REen mobiele telefoon is met het MBUX multi-
mediasysteem verbonden.
RDe verbonden mobiele telefoon ondersteunt
het zenden van SMS vanuit de auto
(/ pagina 586).
MBUX multimediasysteem 567
F206 0105 07
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Route
De actuele positie van de auto kan met een con-
tact worden gedeeld.
#In het routemenu Rit delen selecteren.
De aanduiding verandert in Rit delen beëindi-
gen.
#Het contact selecteren (/ pagina 583).
De SMS wordt verzonden. Het display wisselt
terug naar de digitale kaart. In de statusregel
wordt een symbool weergegeven. Wanneer het
bericht verzonden is, wordt een melding weer-
gegeven.
Schaal automatisch instellen
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z
#Weergave selecteren.
#Autozoom worden geactiveerd D.
Wanneer de optie is ingeschakeld, wordt de
schaal afhankelijk van de rijsnelheid en het
wegtype automatisch ingesteld.
%De automatisch ingestelde schaal kan hand-
matig worden gewijzigd. Deze wordt na enkele
seconden weer automatisch ongedaan
gemaakt.
Wanneer de optie is ingeschakeld, wordt bij
een aanstaande rijmanoeuvre geen gedetail-
leerde weergave van de kruising of een 3D-
beeld in het navigatievenster getoond.
Satellietkaart weergeven
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z
#Weergave selecteren.
#Satellietkaart in- of uitschakelen.
Wanneer Satellietkaart is geactiveerd, wordt
deze weergegeven in de volgende kaartscha-
len:
ROnboard-kaarten
De satellietkaarten worden weergegeven in
kaartschalen vanaf 2 km.
ROnline-kaarten
De satellietkaarten worden weergegeven in
kaartschalen met een hoge resolutie vanaf
10 m.
Wanneer Satellietkaart is uitgeschakeld, wor-
den er geen satellietkaarten weergegeven.
%De satellietkaarten voor deze schalen zijn niet
in alle landen verkrijgbaar.
Actieradius weergeven
Voorwaarden
REr is een internetverbinding aanwezig.
RMercedes me connect is beschikbaar.
RU beschikt over een Mercedes me gebruikers-
account.
RDe auto is aan het gebruikersaccount gekop-
peld en u hebt de Mercedes me connect
gebruiksvoorwaarden geaccepteerd.
Meer informatie vindt u onder: https://
www.mercedes.me
RDe service is beschikbaar en is vrijgeschakeld.
568 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z
1Weergave van de totale actieradius
#Weergave selecteren.
#Actieradius inschakelen.
De actieradius wordt met de volgende weergaven
op de kaart getoond:
RVoor benzine- en dieselauto's: Groene weer-
gave
RVoor hybride voertuigen:
Totale actieradius: Groene weergave 1
Elektrische actieradius: Blauwe weergave
Wanneer het onderste reserveniveau is bereikt,
wordt de weergave van de actieradius op de kaart
uitgeschakeld.
%De weergave van de actieradius op de kaart is
niet in alle landen beschikbaar.
Online kaartinhoud weergeven
Voorwaarden
REr is een internetverbinding aanwezig.
RMercedes me connect is beschikbaar.
RU beschikt over een Mercedes me gebruikers-
account.
RDe auto is aan het gebruikersaccount gekop-
peld en u hebt de Mercedes me connect
gebruiksvoorwaarden geaccepteerd.
Meer informatie vindt u onder: https://
www.mercedes.me
RDe service is beschikbaar en is vrijgeschakeld.
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z
#Weergave selecteren.
#Een online-service inschakelen, bijvoorbeeld
Weer.
Op de navigatiekaart wordt actuele weersin-
formatie weergegeven, bijvoorbeeld tempera-
tuur of bewolking.
De informatie van de services, bijvoorbeeld
weersymbolen, wordt niet in alle schalen van
de kaart weergegeven.
%De weergave van online kaartinhoud is niet in
alle landen beschikbaar.
Service parkeren
Aanwijzingen met betrekking tot de service par-
keren
*AANWIJZING Schade aan de auto bij niet
in acht nemen van de maximaal toege-
stane doorrijhoogte
Wanneer de hoogte van de auto de maximaal
toegestane doorrijhoogte overschrijdt, kunnen
het dak en andere onderdelen van de auto
worden beschadigd.
MBUX multimediasysteem 569
F206 0105 07
#De aangegeven doorrijhoogte in acht
nemen.
#Wanneer de toegestane doorijhoogte
wordt overschreden, niet verder rijden.
#De gewijzigde hoogte van de auto bij
dakopbouwen in acht nemen.
%De service is niet in alle landen beschikbaar.
Parkeermogelijkheid selecteren
*AANWIJZING Schade aan het voertuig
wanneer de lokale informatie en parkeer-
voorwaarden niet in acht worden geno-
men
De gegevens zijn gebaseerd op de informatie
die door de betreende dienstenaanbieder is
verstrekt.
Mercedes-Benz aanvaardt geen garantie voor
de juistheid van de verstrekte informatie met
betrekking tot de parkeergarage of de parkeer-
plek.
#Altijd de lokale informatie en omstandig-
heden in acht nemen.
Voorwaarden
RDe service navigatieservices is in uw
Mercedes me gebruikersaccount geactiveerd.
RTot de omvang van de navigatieservices
behoort de service Parkeren.
RParkeren is ingeschakeld (/ pagina 571).
Multimediasysteem:
4©
#Op de kaart j aantippen.
of
#In het routeoverzicht j Parkeerplaatsen
selecteren (/ pagina 545).
#De zoekpositie en het zoeklter selecteren,
bijvoorbeeld In buurt van bestemming en Par-
keergarages.
De kaart toont de parkeermogelijkheden voor
de geselecteerde instellingen.
#Een parkeermogelijkheid selecteren.
De volgende informatie wordt weergegeven
(indien beschikbaar):
RBestemming, afstand vanaf de actuele
positie van de auto en aankomsttijd
RInformatie over de parkeergarage/parkeer-
plek, bijvoorbeeld:
-Openingstijden
-Parkeertarieven
-Actuele bezetting
-Maximale parkeerduur
-Maximale inrijhoogte
De door de service parkeren weergege-
ven maximale inrijhoogte vervangt niet
het zelf in de gaten houden van de
daadwerkelijke omstandigheden.
RBeschikbare betalingsmogelijkheden
(Mercedes pay, muntgeld, bankbiljetten,
kaart)
RDetails over de parkeertarieven
RAantal vrije parkeerplekken
RSoort betaling (bijvoorbeeld bij de auto-
maat)
RServices resp. voorzieningen van de par-
keermogelijkheid
RTelefoonnummer
570 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
#De route berekenen (/ pagina 538).
U kunt de volgende functies gebruiken (indien
beschikbaar):
RSpeciale bestemmingen in de omgeving
zoeken.
RDe bestemming opslaan.
RDe bestemming bellen.
RDe bestemming via de QR-code delen.
RHet webadres oproepen.
RDe bestemming op de kaart weergeven.
Parkeermogelijkheden in de kaart weergeven
Voorwaarden
RDe service navigatieservices is in uw
Mercedes me gebruikersaccount geactiveerd.
RTot de omvang van de navigatieservices
behoort de service Parkeren.
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z
#Parkeren inschakelen.
De parkeermogelijkheden in de omgeving van
de actuele positie van de auto worden weerge-
geven.
Parkeerplek van tevoren reserveren
Voorwaarden
RDe service navigatieservices is in uw
Mercedes me gebruikersaccount geactiveerd.
RTot de omvang van de navigatieservices
behoort de service Parkeren.
RU hebt zich in de Mercedes me-Portal bij
Mercedes Pay en de betreende contractpart-
ners met uw betalingsgegevens voor het beta-
len van parkeren geregistreerd.
RParkeren is ingeschakeld (/ pagina 571).
%De optie is niet in alle landen beschikbaar.
Multimediasysteem:
4©
#Op de kaart een parkeermogelijkheid selecte-
ren.
#Wanneer een reserveerbare parkeerplek is
geselecteerd, Parkeerplek reserveren selecte-
ren.
#De gewenste reserveringsperiode selecteren.
De annuleringsinformatie in acht nemen.
Als de parkeerplek gedurende de geselec-
teerde periode beschikbaar is, wordt de prijs
weergegeven.
#Met a bevestigen.
#In het reserveringsoverzicht Reserveren
bevestigen.
#Indien nodig de Mercedes me PIN invoeren.
De parkeerplek wordt op de achtergrond gere-
serveerd.
U ontvangt een reserveringsbevestiging en
een parkeerkaart op uw opgeslagen e-maila-
dres.
MBUX multimediasysteem 571
F206 0105 07
Reservering vastleggen of annuleren
#De Mercedes me App op uw smartphone star-
ten.
#Menu openen.
#Mijn transacties selecteren.
#Parkeertransacties selecteren.
#De gewenste reservering selecteren.
#Reservering vastleggen: Parkeerkaart tonen
selecteren.
of
#Reservering annuleren: Reservering annule-
ren selecteren.
%Indien mogelijk kan een reservering van een
parkeerplek tot het aangegeven tijdstip wor-
den geannuleerd. Als een reservering niet kan
worden geannuleerd, wordt u hiervan tijdens
het reserveringsproces op de hoogte gesteld.
Parkeertarief betalen
Voorwaarden
RDe service navigatieservices is in uw
Mercedes me gebruikersaccount geactiveerd.
RTot de omvang van de navigatieservices
behoort de service Parkeren.
RU hebt zich in de Mercedes me-Portal bij
Mercedes Pay en de betreende contractpart-
ners met uw betalingsgegevens voor het beta-
len van parkeren geregistreerd.
RParkeren is ingeschakeld (/ pagina 571).
%De optie is niet in alle landen beschikbaar.
Multimediasysteem:
4©
#Op de kaart een parkeermogelijkheid selecte-
ren.
#Wanneer een betaalbare parkeerplek is gese-
lecteerd, in de parkeerdetails omlaagscrollen.
#Betaling selecteren.
Wanneer de auto een parkeerplek met betaal-
functie hee bereikt en de auto is uitgescha-
keld, verschijnt een melding. Via deze melding
kunt u vanuit de auto betalen en de betaalpro-
cedure starten.
Betaalprocedure starten
#De melding bevestigen.
#De aangegeven maximale parkeerduur en,
indien aanwezig, andere beperkingen in acht
nemen. Indien nodig informeert een melding
over het noodzakelijke neerleggen van het
bewijs voor de online-betaling van de parkeer-
plek.
#De betaalprocedure starten selecteren.
#Indien nodig de Mercedes me PIN invoeren.
#Met a bevestigen.
De succesvolle start van uw parkeertransactie
wordt aangegeven.
#De reservering met OK voltooien.
#Parkeertransactie annuleren: Na ontvangst
van het bevestigingsverzoek Annuleren selec-
teren.
Hierbij kunnen minimumkosten in rekening
worden gebracht.
Parkeertransactie beëindigen
#De actieve transactie via de Mercedes me App
stoppen.
U ontvangt een samenvatting van de proce-
dure en van de kosten.
572 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
Wanneer bij het verder rijden een niet-vol-
tooide parkeertransactie voor uw auto wordt
herkend, verschijnt er een melding met de
vraag of u deze wilt beëindigen.
#De melding bevestigen.
Wanneer de parkeertransactie succesvol is
gestopt, ontvangt u nog een melding met de
details over uw voltooide parkeerprocedure.
Dashcam
Aanwijzingen met betrekking tot de dashcam
*AANWIJZING Risico op juridische gevolgen
door overtreding van wettelijke verorde-
ningen en voorschrien voor de gegevens-
bescherming
De bediening en het gebruik van de functies
van de dashcam zijn wettelijk gezien uw ver-
antwoordelijkheid.
De wettelijke regelingen voor de bediening en
het gebruik van de dashcam kunnen afhanke-
lijk van het land waarin de dashcam wordt
gebruikt verschillen.
De functie is niet in alle landen toegestaan.
#Vóór het gebruik van de dashcam de
inhoud van de wettelijke regelingen, in
het bijzonder de voorschrien voor gege-
vensbescherming, in het land van
gebruik raadplegen.
#De wettelijke regelingen, in het bijzonder
de voorschrien voor gegevensbescher-
ming, in acht nemen.
%Voor een goede werking de volgende aanwij-
zingen in acht nemen:
RAlleen FAT32 of exFAT geformatteerde
usb-opslagmedia gebruiken.
RMaak gebruik van USB-gecerticeerde
USB-opslagmedia.
USB-IF is een non-protbedrijf en betekent
USB Implementers Forum. Op basis van
de USB-specicatie certiceert de USB-IF
bijvoorbeeld USB-versies, bijbehorende
kabels en stekkers, evenals procedures
voor energievoorziening via de USB-inter-
face.
RBij regelmatige en permanente overschrij-
ding van de maximumsnelheid kunnen de
USB-opslagmedia beschadigd raken.
Mercedes-Benz raadt een hoogwaardige
externe SSD-schijf aan.
De afkorting SSD betekent Solid-State-
Drive.
%De grootte van het bestand en daarmee de
duur van opnamen in de modus voor afzon-
derlijke opnamen wordt beperkt door de
beperkingen bij de formattering van de usb-
stick. Zo laten bijvoorbeeld FAT32 geformat-
teerde usb-sticks geen bestanden groter dan
circa 4 GB toe.
Na het bereiken van de bestandsgrootte
wordt de opname beëindigd en ontvangt u
een melding.
%In de Gallery app zijn de volgende functies
beschikbaar:
RSchrijfbeveiliging in- of uitschakelen
RVideobestand wissen
Meer informatie over de Gallery app
(/ pagina 605).
MBUX multimediasysteem 573
F206 0105 07
Usb-apparaat voor een video-opname met de
dashcam selecteren
Voorwaarden
RTen minste een usb-apparaat is met het multi-
mediasysteem verbonden (/ pagina 625).
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5Dashcam
#Het usb-symbool selecteren.
#Het usb-apparaat selecteren.
%Wanneer usb-apparaten meerdere partities
bevatten, worden opgenomen videobestanden
niet altijd in de opnamelijst weergegeven.
Mercedes-Benz adviseert het gebruik van usb-
apparaten met één partitie.
Video-opname met de dashcam starten of
stoppen
Voorwaarden
RVoor het opnemen en opslaan van een video-
bestand: Een usb-apparaat is met het multi-
mediasysteem verbonden (/ pagina 625).
RDe auto is ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5Dashcam
#Als er meerdere usb-apparaten met het multi-
mediasysteem verbonden zijn, een usb-appa-
raat selecteren (/ pagina 574).
Wanneer geen usb-apparaat wordt geselec-
teerd, vindt de selectie bij het starten van een
opname automatisch plaats.
#Opnamemodus selecteren: Lusopname of
Enkele opname selecteren.
Met Lusopname worden meerdere korte vide-
obestanden opgenomen. Wanneer het geheu-
gen vol is, wordt de opname automatisch
voortgezet. Daarbij worden eerst het oudste
videobestand en vervolgens andere bestanden
overschreven.
Enkele opname stopt de registratie bij het
bereiken van de geheugenlimiet. Een enkele
opname is beveiligd tegen automatisch over-
schrijven.
#Starten: Registratie starten selecteren.
De opnameduur wordt weergegeven. De mel-
ding Opslagmedium tijdens de opname niet
verwijderen. Voordat u het opslagmedium
verwijdert, dit eerst uitwerpen. verschijnt.
Het videobestand wordt opgeslagen op het
usb-apparaat.
#Beëindigen: Registratie beëindigen selecte-
ren.
%In sommige landen worden geo-coördinaten
(lengte- en breedtegraad) in het videobeeld
weergegeven.
De geo-coördinaten kunnen om technische
redenen een zekere mate van onnauwkeurig-
heid vertonen.
In de volgende gevallen kan een melding verschij-
nen:
REnkele opname: Het geheugen is vol of er zijn
nog maar een paar minuten opnametijd
beschikbaar. De video-opname stopt of stopt
binnenkort.
Een ander usb-apparaat kiezen of een video-
bestand wissen.
RDe camera werkt niet, de melding Camera
niet beschikbaar verschijnt.
De camera bij een Mercedes-Benz-service-
werkplaats laten controleren.
574 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
RWanneer de landsgrensmelding is ingescha-
keld (/ pagina 575).
RWanneer tijdens een dashcam-opname een
buitenopname met de camera-app wordt
gestart, wordt de dashcam-opname gepau-
zeerd en wordt deze na beëindigen van de
camera-opname automatisch hervat. Een aan-
wijzing hierover verschijnt.
Instellingen van de dashcam congureren
Voorwaarden
REen usb-apparaat is met het multimediasys-
teem verbonden (/ pagina 625).
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5Dashcam
#Z selecteren.
Bericht na passeren van een grensovergang ont-
vangen
#Landgrens-melding inschakelen.
Wanneer een video-opname bezig is en de
auto een grensovergang is gepasseerd, wordt
een melding weergegeven.
%Deze functie is niet in alle landen beschikbaar.
Automatische videoregistratie starten
#Automatische lusopname selecteren.
#Automatische lusopname inschakelen.
Wanneer de auto wordt gestart, start de video-
opname automatisch.
%Deze functie is niet in alle landen beschikbaar.
Telefoon
Telefoneren
Aanwijzingen voor het telefoneren
&WAARSCHUWING Gevaar voor aeiding
door het bedienen van de geïntegreerde
communicatieapparatuur tijdens het rij-
den
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde communicatieapparatuur bedient,
kunt u van de verkeerssituatie worden afge-
leid. Bovendien kunt u de controle over de
auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen als de
verkeerssituatie dit toelaat.
#Als dit niet kan worden gewaarborgd, op
een veilige plek stoppen en de invoering
als de auto stilstaat uitvoeren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door het bedienen van mobiele communi-
catieapparatuur tijdens het rijden
Mobiele communicatieapparatuur leidt de
chaueur af van de verkeerssituatie. Boven-
dien kan de bestuurder de controle over de
auto verliezen.
#Als bestuurder de mobiele communica-
tieapparaten alleen bedienen wanneer
de auto stilstaat.
#Als inzittende mobiele communicatieap-
paratuur alleen gebruiken op daarvoor
geschikte plaatsen, bijvoorbeeld ach-
terin .
Bij het gebruik van mobiele communicatieappara-
tuur en het multimediasysteem in de auto de wet-
telijke voorschrien in acht nemen van het land
waarin u zich bevindt.
MBUX multimediasysteem 575
F206 0105 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergen van voorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grote voorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
De verdere aanwijzingen met betrekking tot het
correct opbergen van mobiele communicatieap-
paratuur in acht nemen:
RBeladen van de auto (/ pagina 206)
Meer informatie is verkrijgbaar bij een Mercedes-
Benz-servicewerkplaats of onder: https://
www.mercedes-benz-mobile.com/
Overzicht telefoonmenu
1Bluetooth®-apparaatnaam van de momenteel
verbonden mobiele telefoon(s)
2Bluetooth®-apparaatnaam van de momenteel
verbonden mobiele telefoon(s) (tweede tele-
foonfunctie)
3Veldsterkte van het mobiele-telefoonnet
576 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
4Batterijstatus van de verbonden mobiele tele-
foon
5Opties
6Berichten
7Apparaten oproepen
8Cijferblok
9Contact zoeken starten
Overzicht Bluetooth® proelen
Bluetooth®-proel van
de mobiele telefoon
Functie
PBAP (Phone Book
Access Prole) Contacten worden
automatisch weerge-
geven op het multime-
diasysteem
MAP (Message Access
Prole) Berichtenfuncties kun-
nen worden gebruikt
Bluetooth®-proel van
de mobiele telefoon
Functie
HFP (Hands-Free
Prole) Draadloze telefoon is
beschikbaar
SAP (SIM Access
Prole) De autotelefoon krijgt
toegang tot de sim-
kaartgegevens en
maakt via de buitenan-
tenne contact met het
mobiele-telefoonnet
Overzicht telefoonfuncties
Afhankelijk van de uitrusting zijn de volgende tele-
foonfuncties beschikbaar:
REen mobiele telefoon is via Bluetooth® met het
multimediasysteem verbonden
(/ pagina 578).
RTwee mobiele telefoons zijn via Bluetooth®
met het multimediasysteem verbonden
(tweede telefoonfunctie) (/ pagina 578).
-Met beide mobiele telefoons kunt u alle
functies van het multimediasysteem
gebruiken.
%De Bluetooth®-audio-functionaliteit kan onaf-
hankelijk hiervan met een willekeurige
mobiele telefoon worden gebruikt
(/ pagina 626).
Informatie over telefonie
In de volgende situaties kunnen gesprekken tij-
dens het rijden worden onderbroken:
RIn een gebied is er onvoldoende netwerkdek-
king beschikbaar.
RU wisselt van het ene naar het andere zend-
en ontvangststation en in de nieuwe cel is
geen gesprekskanaal vrij.
RDe gebruikte simkaart is niet compatibel met
het beschikbare netwerk.
REen mobiele telefoon met Twin Card is met de
tweede simkaart tegelijkertijd in het netwerk
aangemeld.
Het multimediasysteem ondersteunt voor een
betere spraakkwaliteit gesprekken in HD Voice®.
MBUX multimediasysteem 577
F206 0105 07
Daarvoor moeten de mobiele telefoons en de
mobiele-telefoonaanbieder van de gesprekspart-
ner HD Voice® ondersteunen.
De spraakkwaliteit kan wijzigen afhankelijk van de
kwaliteit van de verbinding.
Mobiele telefoon aanmelden
Voorwaarden
RBluetooth® op de mobiele telefoon is inge-
schakeld (zie de handleiding van de fabrikant).
RBluetooth® op multimediasysteem is ingescha-
keld (/ pagina 510).
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Z
5Apparaten 5Apparaten
Mobiele telefoon zoeken
#Nieuw apparaat verbinden selecteren.
Mobiele telefoon autoriseren
#Een mobiele telefoon selecteren.
Op het multimediasysteem en op de mobiele
telefoon verschijnt een code.
#Codes komen overeen: Op de mobiele tele-
foon bevestigen.
%Bij oudere mobiele telefoons voor de autorisa-
tie een 1- tot 16-cijferige code in de mobiele
telefoon en in het multimediasysteem invoe-
ren.
%Er kunnen tot vijien mobiele telefoons bij het
multimediasysteem worden geautoriseerd.
Geautoriseerde mobiele telefoons worden
automatisch opnieuw aangemeld.
%De verbonden mobiele telefoon kan ook als
Bluetooth® audioapparatuur worden gebruikt
(/ pagina 626).
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Tweede mobiele telefoon koppelen (tweede
telefoonfunctie)
Voorwaarden
REr is ten minste al één mobiele telefoon via
Bluetooth® met het multimediasysteem ver-
bonden.
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Z
5Apparaten 5Apparaten
#Nieuw apparaat verbinden selecteren.
#De mobiele telefoon selecteren.
#In sommige gevallen verschijnt de vraag om
de selectie van het mobiele telefoonpaar te
bevestigen door het selecteren van de optie
Apparaatnaam 1 + Apparaatnaam 2.
De geselecteerde mobiele telefoon wordt ver-
bonden met het multimediasysteem.
Van mobiele telefoon wisselen (tweede tele-
foonfunctie)
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon
De twee mobiele telefoons worden afzonderlijk
weergegeven in verschillende tabbladen.
#Het tabblad met de gewenste mobiele telefoon
selecteren.
Door het tabblad van een bepaalde mobiele
telefoon te selecteren, wordt de bijbehorende
telefooninhoud weergegeven.
578 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
Door het andere tabblad te selecteren kan de
weergave worden gewijzigd naar de andere
telefoon.
De submenu's in het menu Telefoon (bijvoor-
beeld contacten, gespreksgeschiedenis,
berichten) met uitzondering van de telefoonin-
stellingen hebben betrekking op de momen-
teel geselecteerde mobiele telefoon. In de
telefooninstellingen kunnen instellingen voor
beide mobiele telefoons worden uitgevoerd.
Functie van een mobiele telefoon wijzigen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Z
5Apparaten 5Apparaten
Functie activeren
#In de regel van een mobiele telefoon een grijs
symbool selecteren.
De betreende functie wordt geactiveerd.
Functie deactiveren
#Een functie is actief: In de regel van een
mobiele telefoon het gekleurde symbool selec-
teren.
De mobiele telefoon wordt losgekoppeld van
het multimediasysteem.
#Meerdere functies zijn actief: In de regel van
een mobiele telefoon een actieve functie
deactiveren.
De betreende functie wordt gedeactiveerd.
Mobiele telefoons vervangen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Z
5Apparaten 5Apparaten
Geen geautoriseerde mobiele telefoon beschik-
baar:
#Nieuw apparaat verbinden selecteren.
#Een mobiele telefoon selecteren.
#Nieuw geautoriseerde mobiele telefoon: De
cijfercode op de mobiele telefoon bevestigen.
Gebruik in de single-telefoonmodus
#Apparaatnaam selecteren.
Een nieuw geautoriseerde mobiele telefoon
wordt in de single-telefoonmodus verbonden.
Wanneer de mobiele telefoon reeds geautori-
seerd en in de single-telefoonmodus verbon-
den was, wordt deze weer in de single-tele-
foonmodus verbonden.
Wanneer een mobiele telefoon reeds geautori-
seerd en in de tweede telefoonfunctie met een
andere mobiele telefoon verbonden was, kan
eventueel de vraag verschijnen of de mobiele
telefoon voortaan in de single-telefoonmodus
of in de tweede telefoonfunctie met een
andere mobiele telefoon moet worden verbon-
den.
#De vraag over de bedrijfsstand (single-tele-
foonmodus of tweede telefoonfunctie) indien
nodig bevestigen door het selecteren van de
optie Apparaatnaam.
MBUX multimediasysteem 579
F206 0105 07
Gebruik in de tweede telefoonfunctie
#Apparaatnaam 1 + Apparaatnaam 2 selecte-
ren.
Een nieuw geautoriseerde mobiele telefoon
wordt met de geselecteerde mobiele telefoon
in de tweede telefoonfunctie verbonden.
Wanneer de mobiele telefoon reeds geautori-
seerd was en in de single-telefoonmodus ver-
bonden was, wordt deze voortaan samen met
de geselecteerde mobiele telefoon in de
tweede telefoonfunctie verbonden.
Wanneer de mobiele telefoon eerder met een
andere mobiele telefoon verbonden was,
wordt deze verbinding gewist.
Mobiele telefoon loskoppelen of verwijderen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Z
5Apparaten
Mobiele telefoon loskoppelen
#Verbreken selecteren.
Wanneer de auto weer wordt gestart, wordt de
mobiele telefoon zo nodig automatisch
opnieuw verbonden.
Mobiele telefoon verwijderen
#Apparaten selecteren.
#In de regel van de mobiele telefoon Ä
selecteren.
#Apparaat wissen selecteren.
De mobiele telefoon wordt uit het systeem
verwijderd.
Ontvangst- en overdrachtsvolume instellen
Voorwaarden
REr is een mobiele telefoon verbonden
(/ pagina 578).
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Z
5Apparaten 5Apparaten
Deze functie maakt een optimale spraakkwaliteit
mogelijk.
%In acht nemen dat de betreende mobiele
telefoon moet worden geselecteerd om het
ontvangst- en overdrachtsvolume aan te pas-
sen.
#In de regel van de mobiele telefoon Ä
selecteren.
#Volume selecteren.
#Het ontvangst- en overdrachtsvolume via Ont-
vangstvolume en Zendvolume instellen.
Meer over het geadviseerde ontvangst- en zend-
volume: https://www.mercedes-benz-
mobile.com/
Beltoon instellen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Z 5Beltonen
#De beltoon instellen.
%Als de mobiele telefoon de overdracht van de
beltoon ondersteunt, hoort u de beltoon van
de mobiele telefoon in plaats van die van het
audiosysteem van de auto.
580 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
Spraakherkenning van de mobiele telefoon
starten of stoppen
Voorwaarden
RTen minste één mobiele telefoon is met het
multimediasysteem verbonden
(/ pagina 578).
RHet tabblad met de mobiele telefoon waarop
de spraakherkenning moet worden gestart, is
geselecteerd (/ pagina 578).
Spraakherkenning van de mobiele telefoon star-
ten
#In het multifunctioneel stuurwiel de toets
£ langer dan een seconde indrukken.
De spraakherkenning van de momenteel gese-
lecteerde mobiele telefoon wordt gestart.
Spraakherkenning van de mobiele telefoon stop-
pen
#In het multifunctioneel stuurwiel de toets
8 of ~indrukken.
%Altijd wanneer een mobiele telefoon via
Smartphone-integratie is verbonden, wordt de
spraakherkenning van deze mobiele telefoon
gestart of gestopt.
Aanwijzing met betrekking tot contactadviezen
Het multimediasysteem kan op basis van vaak
gebruikte contacten, uitgaande oproepen en sms-
berichten contactadviezen weergeven. Daartoe
moet de optie Contactadviezen toestaan inge-
schakeld zijn (/ pagina 513).
Wanneer u de oproeplijst of het berichten-menu
opent, krijgt u de contacten te zien die u kunt bel-
len of een bericht kunt sturen. De adviezen wor-
den in het tabblad Adviezen weergegeven.
%Het multimediasysteem gebruikt de inhoud
van de berichten niet voor adviezen.
Opties voor contactadviezen selecteren
Voorwaarden
RDe optie Contactadviezen toestaan is inge-
schakeld (/ pagina 513).
RHet multimediasysteem hee voldoende gege-
vens verzameld om contactadviezen weer te
geven.
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon
#Oproeplijst of Contacten selecteren.
#Adviezen selecteren.
#In de regel van het voorgestelde contact Ä
selecteren.
De volgende opties zijn beschikbaar:
RNu niet voorstellen
Gesprekken
Telefoneren
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon
Bellen via nummerinvoer
#_ selecteren.
#Een nummer invoeren.
#R selecteren.
De oproep wordt tot stand gebracht.
Oproep aannemen
#R Aannemen selecteren.
MBUX multimediasysteem 581
F206 0105 07
Oproep weigeren
#k Weigeren selecteren.
Op oproep antwoorden met bericht
#s Beantwoorden selecteren.
Gesprek beëindigen
#k selecteren.
Gesprek naar to-do-lijst van In-Car Oce overzet-
ten
#À Naar In-Car Office Call to-do-lijst over-
zetten selecteren.
Functies tijdens oproep activeren
De volgende functies zijn beschikbaar tijdens het
bellen:
Rk Gespr. beëind.
Rm Microfoon uit
R_ Cijferblok (weergeven voor het verzen-
den van DTMF-tonen)
RÁ Gesprek toev.
RHandsfree
Het gesprek bijvoorbeeld naar Voor, Achter of
Alle zitplaatsen doorgeven.
RPrivémodus
Het gesprek bijvoorbeeld aan de telefoon of
hoofdtelefoon doorgeven.
#Een functie selecteren.
%In acht nemen, dat de functies en symbolen
afhankelijk van de uitrusting van de auto kun-
nen verschillen.
Gesprek met meerdere deelnemers voeren
Voorwaarden
REr is een actief gesprek aanwezig
(/ pagina 581).
REr is nog een gesprek tot stand gebracht.
Tussen de gesprekken heen en weer schakelen
#Het contact selecteren.
Het geselecteerde gesprek is actief. Het
andere gesprek wordt in de wacht gezet.
In de wacht gezet gesprek activeren
#Het contact van het in de wacht gezette
gesprek selecteren.
Conferentiegesprek voeren
#Â Conferentie selecteren.
De nieuwe gespreksdeelnemer wordt opgeno-
men in de conferentie.
Actief gesprek beëindigen
#k Gespr. beëind. selecteren.
%Bij sommige mobiele telefoons wordt het vast-
gehouden gesprek direct na het beëindigen
van het actieve gesprek geactiveerd.
Wisselgesprek aannemen of weigeren
Voorwaarden
REr is een actief gesprek aanwezig
(/ pagina 581).
Wanneer tijdens een gesprek een andere oproep
wordt ontvangen, verschijnt er een aanwijzing.
Afhankelijk van de mobiele telefoon en provider
mobiel netwerk klinkt er een aanklopsignaal.
Als alternatief hoort u bij de tweede telefoonfunc-
tie een geluidssignaal, wanneer de oproep bij de
andere (nog niet actieve) mobiele telefoon binnen-
komt.
582 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
#R Aannemen selecteren.
De binnenkomende oproep is actief.
Wanneer slechts één mobiele telefoon met het
multimediasysteem is verbonden, wordt het
vorige gesprek vastgehouden.
Wanneer u in de tweede telefoonfunctie tij-
dens een gesprek een oproep op de andere
mobiele telefoon beantwoordt, wordt de
bestaande oproep beëindigd.
of
#Beantwoorden selecteren.
Het binnenkomende gesprek wordt niet aan-
genomen.
U antwoordt met een bericht.
of
#k Weigeren selecteren.
%De functie en het gedrag zijn afhankelijk van
de provider van het mobiele netwerk en de
mobiele telefoon (zie de handleiding van de
fabrikant).
Toegangscode voor internationale oproepen
gebruiken
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5_
#De "0" ingedrukt houden, tot een "+" in het
selectieveld verschijnt.
#De cijfers van het landnummer, netnummer en
het abonneenummer invoeren.
#R selecteren.
De oproep wordt tot stand gebracht.
Contacten
Informatie over het menu Contacten
Het contacten-menu bevat alle contacten uit de
aanwezige gegevensbronnen, zoals de mobiele
telefoon of de gegevensdrager.
Afhankelijk van de gegevensbron kan het volgende
aantal contacten worden opgeslagen/geladen:
Rpermanent opgeslagen contacten: 3000
records
RVan de mobiele telefoon gedownloade contac-
ten: 5000 records per mobiele telefoon
Vanuit het menu Contacten kunnen de volgende
acties worden uitgevoerd:
RTelefoneren, bijvoorbeeld een contact bellen
(/ pagina 585)
RNavigeren (/ pagina 536)
RBerichten opstellen (/ pagina 586)
ROverige opties (/ pagina 585)
De contacten van de mobiele telefoon worden
automatisch weergegeven wanneer een mobiele
telefoon met het multimediasysteem is verbonden
(/ pagina 578).
Favorietencontacten van de mobiele telefoon
Wanneer de mobiele telefoon deze functie onder-
steunt, worden de favorieten van de mobiele tele-
foon automatisch geladen en verschijnen deze in
het overzicht van het telefoonmenu.
Contact oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Contacten
De volgende mogelijkheden zijn beschikbaar voor
het zoeken naar contacten:
RZoeken naar initialen
MBUX multimediasysteem 583
F206 0105 07
RZoeken op naam
RZoeken naar telefoonnummer
#De tekens in het zoekveld invoeren.
#Het contact selecteren.
Een contact kan de volgende gegevens bevatten:
RTelefoonnummers
RNavigatie-adressen
RInternetadres
RE-mailadressen
RRelatie (indien ingesteld)
Naamformaat van de contacten wijzigen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Z
#Contacten selecteren.
#Naamformaat selecteren.
#Een optie selecteren.
Overzicht voor het importeren van contacten
Contacten in het contacten-menu importeren
Bron Voorwaarden
°Usb-apparaat Het usb-apparaat is op
de usb-aansluiting
aangesloten.
Mobiele telefoon Een mobiele telefoon
is via Bluetooth® met
het multimediasys-
teem verbonden.
Contacten zijn
beschikbaar.
%Houd er rekening mee dat de geïmporteerde
contacten in de auto blijven en onafhankelijk
van de verbonden mobiele telefoon altijd toe-
gankelijk zijn.
Contacten in het contacten-menu importeren
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Z
5Contacten 5Contacten importeren
#Een mobiele telefoon <Apparaatnaam> selec-
teren, waarvandaan de contacten moeten wor-
den geïmporteerd.
#Een optie selecteren.
Contact van de mobiele telefoon opslaan
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Contacten
#In de regel van het contact van de mobiele
telefoon r selecteren.
#Ä selecteren.
#Opslaan selecteren.
#Ja selecteren.
Het in het multimediasysteem opgeslagen
contact wordt aangeduid met het MBUX sym-
bool.
584 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
Contact bellen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Contacten
#ª Contact zoeken selecteren.
#De tekens in het zoekveld invoeren.
#Het contact selecteren.
#Het telefoonnummer selecteren.
Het nummer wordt gekozen.
Overige opties in het contacten-menu selecte-
ren
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Contacten
#In de regel van het contact r selecteren.
#Ä selecteren.
#Een optie selecteren.
Contacten wissen
Voorwaarden
RDe contacten zijn in de auto opgeslagen.
RVoor het wissen van een afzonderlijk contact
werd dit handmatig in de auto ingevoerd.
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon
Alle contacten wissen
#Z selecteren.
#Contacten selecteren.
#Alle MBUX contacten wissen selecteren.
#Een optie selecteren.
Een contact wissen
#Contacten selecteren.
#In de regel van het contact r selecteren.
#Ä selecteren.
#Contact wissen selecteren.
#Ja selecteren.
Oproeplijst
Overzicht van de oproeplijst
Afhankelijk van of uw mobiele telefoon het Blue-
tooth® proel PBAP wel of niet ondersteunt, kan
deze verschillende eecten op de weergave en
functies van de oproeplijst hebben.
Wanneer het Bluetooth® proel PBAP wordt
ondersteund, hee dit onderstaande gevolgen:
RDe oproeplijsten van de mobiele telefoon wor-
den op het multimediasysteem weergegeven.
RBij het verbinden van de mobiele telefoon
moet de verbinding voor het Bluetooth® proel
PBAP eventueel worden bevestigd.
Wanneer het Bluetooth® proel PBAP niet wordt
ondersteund, hee dit onderstaande gevolgen:
RHet multimediasysteem genereert zelf een
oproeplijst, zodra gesprekken in de auto wor-
den gevoerd.
RDe oproeplijst is niet synchroon met de
oproeplijsten op uw mobiele telefoon.
Oproep uit oproeplijst voeren
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon
#ª Oproeplijst selecteren.
#Een item selecteren.
De oproep wordt tot stand gebracht.
MBUX multimediasysteem 585
F206 0105 07
Overige opties in de oproeplijst selecteren
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon
#ª Oproeplijst selecteren.
#Bij de contacten die in het adresboek aanwe-
zig zijn: Opties selecteren.
De contactgegevens worden opgeroepen.
#Bij de contacten waarbij alleen een nummer
wordt weergegeven (niet in het adresboek
aanwezig): ç selecteren.
Nummerlijst wissen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5<Apparaatnaam>
5Z 5Apparaten
#Oproeplijst wissen selecteren.
#Ja selecteren.
%Deze functie is alleen beschikbaar als uw
mobiele telefoon het Bluetooth® proel PBAP
niet ondersteunt.
Sms
Overzicht van de berichten-functies
In het berichtenmenu kunt u sms-berichten ont-
vangen en met behulp van de MBUX spraakassis-
tent opstellen en verzenden.
Als de verbonden mobiele telefoon het Bluetooth®
proel MAP ondersteunt, kunnen op het multime-
diasysteem de berichten-functies worden
gebruikt.
Meer informatie over instellingen en onder-
steunde functies van voor Bluetooth® geschikte
mobiele telefoons is verkrijgbaar bij een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats of via: https://
www.mercedes-benz-mobile.com/
Bij sommige mobiele telefoons zijn na de verbin-
ding met het multimediasysteem verdere instellin-
gen nodig om de berichtenfunctionaliteit te active-
ren (zie de handleiding van de fabrikant).
Berichtenweergave instellen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5<Apparaatnaam>
5Z 5Apparaten
#Berichtenweergave selecteren.
#Aan of Uit selecteren.
Bericht lezen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5<Apparaatnaam>
5ç
Voorleesfunctie gebruiken
Er wordt een berichtenlijst weergegeven.
#Voor het voorlezen het symbool ¬ bij een
conversatie selecteren.
Het bericht wordt voorgelezen.
Nieuw bericht opstellen en verzenden
Voorwaarden
REr is een internetverbinding aanwezig.
RTen minste één mobiele telefoon met beschik-
bare ontvangst is verbonden.
586 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
RDe berichtenfunctie op de mobiele telefoon
moet zo nodig geactiveerd zijn.
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5<Apparaatnaam>
5ç
#Via de MBUX spraakassistent de gesproken
opdracht Stuur een bericht aan uitspreken en
het gewenste contact benoemen
(/ pagina 474).
Tekst dicteren
#Het bericht inspreken.
U wordt door de spraakdialoog geleid.
Een bericht in de berichtengeschiedenis beant-
woorden
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5<Apparaatnaam>
5ç
Er wordt een berichtenlijst weergegeven.
#r naast een contact selecteren.
De berichtgeschiedenis van het contact wordt
geopend. U wordt met behulp van een spraak-
dialoog door de stappen geleid.
#Het bericht inspreken.
Bericht doorsturen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5<Apparaatnaam>
5ç
Er wordt een berichtenlijst weergegeven.
#De gesproken opdracht Bericht doorsturen
uitspreken.
U wordt door de spraakdialoog geleid.
Afzender van een bericht bellen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5<Apparaatnaam>
5ç
Er wordt een berichtenlijst weergegeven.
#r naast een contact selecteren.
De berichtgeschiedenis van het contact wordt
geopend.
#Ä selecteren.
#Bellen selecteren.
Telefoonnummer, URL of e-mailadres uit een
sms gebruiken
Voorwaarden
RVoor het oproepen van een URL is een inter-
netverbinding aanwezig.
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5<Apparaatnaam>
5ç
Er wordt een berichtenlijst weergegeven.
#r naast een contact selecteren.
De berichtgeschiedenis van het contact wordt
geopend.
#Een telefoonnummer of een URL in het bericht
selecteren.
Bij het selecteren van een URL wordt de web-
browser geopend.
Bij het selecteren van een telefoonnummer
zijn de volgende opties beschikbaar:
RBellen
MBUX multimediasysteem 587
F206 0105 07
RNieuw bericht
of
#Wanneer In-Car Oce en e-mail-functies
beschikbaar zijn: Een e-mailadres selecteren.
In-Car Oce opent.
%De beschikbaarheid van In-Car Oce verschilt
per land.
#Een optie selecteren.
Bericht wissen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5<Apparaatnaam>
5ç
Er wordt een berichtenlijst weergegeven.
#Een contact selecteren.
#Lang op een bericht drukken.
#Bericht wissen: Wissen selecteren.
In-Car Oce
Functies van In-Car Oce
Met In-Car Oce kunt u uw online-services met
het multimediasysteem verbinden.
De volgende functies staan ter beschikking:
RAgenda
Afspraken weergeven en acties activeren, bij-
voorbeeld voorlezen, bellen, navigeren
RE-mail
E-mails lezen, voorlezen en opstellen, beant-
woorden en doorsturen
RTaken en telefoongesprekken
Taken en gemarkeerde telefoongesprekken
beheren
RSpraakinvoer
Afspraken/herinneringen en taken opstellen
%Als alternatief kan de tekst met de MBUX
spraakassistent of met de dicteerfunctie wor-
den ingesproken.
Meer informatie over de MBUX spraakassis-
tent (/ pagina 475).
%In de zero-layer worden berichten of herinne-
ringen van In-Car Oce, bijvoorbeeld verjaar-
dagen of uit te voeren oproepen weergegeven
(/ pagina 485).
%In acht nemen dat bepaalde functies alleen
beschikbaar zijn wanneer de auto stilstaat.
In-Car Oce oproepen
Voorwaarden
RU beschikt over een Mercedes me gebruikers-
account.
RDe dienst In-Car Oce is in uw Mercedes me
gebruikersaccount geactiveerd.
RU beschikt over een gebruikersaccount bij een
online-dienst, bijvoorbeeld bij Oce 365 of bij
Gmail.
Daarmee kunnen afspraken, e-mails en taken
worden gesynchroniseerd en gereed worden
gezet.
Multimediasysteem:
4© 5Apps
#In-Car Office selecteren.
Een aantal functies van In-Car Oce kan wor-
den opgeroepen.
Gebruikersaccount koppelen
#De gewenste onlineservice selecteren.
588 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
#De QR-code scannen.
#De aanwijzingen op het apparaat volgen.
Kalenderfunctie in In-Car Oce selecteren
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5In-Car Office
5Agenda
#Een afspraak selecteren.
De volgende functies zijn beschikbaar:
R. Voorlezen
RR Bellen
RZ Navigeren
RE Wissen
#Een functie selecteren.
%Indien overeenkomstige afspraakinformatie is
opgeslagen, zijn functies beschikbaar.
Voorbeelden daarvan zijn:
RWanneer voor een afspraak een telefoon-
nummer is opgeslagen, is Bellen beschik-
baar.
RWanneer in het online account een navi-
geerbaar adres voor de afspraak is opge-
slagen, is Navigeren beschikbaar.
Functies van Taken & Gesprekken in In-Car
Oce selecteren
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5In-Car Office
5Taken & gesprekken
#Een functie voor een invoer selecteren.
De volgende functies zijn beschikbaar:
RVoorlezen .
ROpbellen R
Voor deze takenfunctie is een telefoonnummer
vereist.
RAls afgehandeld markeren O
Bij de actuele bewerking kan een item dat als
afgehandeld is gemarkeerd door het verwijde-
ren van het vinkje weer als openstaand wor-
den gemarkeerd.
RWissen E
RDetails weergeven r
Invoer in Taken & Gesprekken als afgehandeld
markeren
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5In-Car Office
5Taken & gesprekken
#Taken & gesprekken selecteren.
Er verschijnt een overzicht.
#O selecteren.
E-mails lezen en beheren
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5In-Car Office 5E-mail
#Een e-mail selecteren.
De e-mail wordt geopend.
Verdere functies zijn beschikbaar:
R. E-mail voorlezen
Re E-mail beantwoorden (/ pagina 590)
R¥ E-mail doorsturen aan (/ pagina 590)
RE E-mail wissen
MBUX multimediasysteem 589
F206 0105 07
Nieuwe e-mail opstellen
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5In-Car Office 5E-mail
#W E-mail opstellen selecteren.
#f selecteren.
#E-mailadres via het toetsenbord vrij invoeren.
of
#E-mailadres uit contacten selecteren.
%Contacten kunnen uit het contacten-menu of
uit de gekoppelde online-services, bijvoor-
beeld Oce 365 of Gmail, worden gebruikt.
Meer informatie over het contacten-menu
(/ pagina 583).
%In acht nemen dat het schrijven van e-mails
alleen mogelijk is wanneer de auto stilstaat.
#Het onderwerp en de tekst van de e-mail in de
betreende velden invoeren via het toetsen-
bord.
#Verzenden selecteren.
E-mails beantwoorden
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5In-Car Office 5E-mail
#Een e-mail selecteren.
#Beantwoorden selecteren.
#De tekst van de e-mail in het betreende veld
invoeren via het toetsenbord.
#Verzenden selecteren.
%In acht nemen dat het schrijven van e-mails
alleen mogelijk is wanneer de auto stilstaat.
E-mail doorsturen
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5In-Car Office 5E-mail
#Een e-mail selecteren.
#Doorsturen selecteren.
#Met bijlage doorsturen: Doorsturen met bij-
lage selecteren.
%Contacten kunnen uit het contacten-menu of
uit de gekoppelde online-services worden
gebruikt, bijvoorbeeld Oce 365 of Gmail.
Informatie over het contacten-menu
(/ pagina 583).
%Het met een bijlage doorsturen is alleen
mogelijk als een bijlage aanwezig is.
#Zonder bijlage doorsturen: Doorsturen zon-
der bijlage selecteren.
#De tekst van de e-mail in het betreende veld
invoeren via het toetsenbord.
#Verzenden selecteren.
In-Car Oce via MBUX spraakassistent en dic-
teerfunctie bedienen
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5In-Car Office 5E-mail
In-Car Oce via dicteerfunctie bedienen
De dicteerfunctie biedt u de mogelijkheid, teksten
zoals het onderwerp of de tekst van een e-mail in
te spreken in plaats van de inhoud via het toetsen-
bord in te voeren.
590 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
%De dicteerfunctie is niet overal en onbeperkt
beschikbaar. Voor de initiële activering van de
functie kan het accepteren van de Mercedes
me connect gebruiksvoorwaarden in uw
Mercedes me gebruikersaccount noodzakelijk
zijn.
Hierna wordt als voorbeeld aangegeven, hoe u het
onderwerp en de tekst van een e-mail kunt inspre-
ken.
#W E-mail opstellen selecteren.
#Ontvanger toevoegen via f.
#p selecteren.
De dicteerfunctie wordt gestart.
#Het onderwerp en de tekst van de e-mail
inspreken.
Na verwerking van de spraakinvoer wordt dit
als tekst weergegeven.
#Verzenden selecteren.
In-Car Oce via MBUX spraakassistent bedienen
Met de spraakbediening van de MBUX spraakas-
sistent kunt u verschillende functies van In-Car
Oce bedienen en teksten inspreken.
%Meer informatie over de bediening van de
MBUX spraakassistent (/ pagina 474).
Hierna wordt als voorbeeld een aantal gesproken
opdrachten uitgevoerd die u voor de bediening
van In-Car Oce kunt gebruiken.
#Nieuwe e-mail schrijven: De gesproken
opdracht Schrijf een e-mail aan Peter Mulder
uitspreken.
U wordt door de dialoog geleid.
#E-mail beantwoorden: De gesproken opdracht
Antwoord op e-mail uitspreken.
U wordt door de dialoog geleid.
#E-mail doorsturen: De gesproken opdracht E-
mail doorsturen uitspreken.
De tekst van de e-mail inspreken.
#Taken weergeven: De gesproken opdracht
Toon mijn taken uitspreken.
De taak/taken worden weergegeven.
#Agenda-item opstellen: De gesproken
opdracht Maak een kalenderinvoer voor mor-
gen om 9 uur uitspreken.
U wordt door de dialoog geleid.
Apple CarPlay®
Overzicht Apple CarPlay®
&WAARSCHUWING Gevaar voor aeiding
door informatiesystemen en communica-
tieapparatuur
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde informatiesystemen en communicatie-
apparatuur bedient, kunt u van de verkeerssi-
tuatie worden afgeleid. Bovendien kunt u de
controle over de auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen wan-
neer de verkeerssituatie dit toelaat.
#Wanneer dit niet kan worden gewaar-
borgd, op een veilige plek stoppen en de
invoering wanneer de auto stilstaat uit-
voeren.
Bij het gebruik van het multimediasysteem de wet-
telijke bepalingen in acht nemen van het land
waar u zich op dat moment bevindt.
Met Apple CarPlay® kunnen iPhone®-functies via
het multimediasysteem worden gebruikt. De
bediening gebeurt via touchscreen, Touch-Control
MBUX multimediasysteem 591
F206 0105 07
of spraakbediening Siri®. De spraakbediening kan
worden geactiveerd door het lang indrukken van
de toets £ in het multifunctioneel stuurwiel.
%Het multimediasysteem kunt u nog steeds via
de MBUX spraakassistent door het kort
indrukken van de toets £ in het multifunc-
tioneel stuurwiel bedienen (/ pagina 474).
Er kan altijd maar één iPhone® via Apple CarPlay®
met het multimediasysteem verbonden zijn.
Ook bij de tweede telefoonfunctie kan bij het
gebruik van Apple CarPlay® slechts één andere
mobiele telefoon via Bluetooth® met het multime-
diasysteem verbonden zijn.
Aangezien de toegang tot de iPhone® in het geval
van een actieve CarPlay®-sessie door de MBUX
wordt beperkt, zijn niet alle MBUX-functies (o.a.
kiezen uit het adresboek) volledig beschikbaar
voor het verbonden apparaat. In dat geval Apple
CarPlay® gebruiken.
De volledige functionaliteit van Apple CarPlay® is
alleen mogelijk met een internetverbinding.
De beschikbaarheid van Apple CarPlay® kan per
land variëren.
Voor de applicatie en de daarmee verbonden ser-
vices en inhouden is de betreende provider ver-
antwoordelijk.
Apple CarPlay® is een geregistreerd handelsmerk
van Apple Inc.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Informatie over Apple CarPlay®
Het Apple CarPlay®-symbool in de statusregel
wisselt binnen Apple CarPlay® naar de weergave
die het laatst actief was.
Wanneer op de mobiele telefoon een routebege-
leiding wordt gestart terwijl er op het multimedia-
systeem een routebegeleiding actief is, wordt
deze beëindigd.
iPhone® via Apple CarPlay® verbinden (kabel)
Voorwaarden
RDe actuele besturingssysteem-versie van uw
apparaat wordt gebruikt (zie de handleiding
van de fabrikant).
%De eerste activering van Apple CarPlay® via
het multimediasysteem moet om veiligheids-
redenen worden uitgevoerd wanneer de auto
stilstaat en de parkeerrem is bediend.
#De iPhone® via een geschikte kabel met een
usb-aansluiting van het multimediasysteem
verbinden (/ pagina 625).
Nadat de applicatie voor de eerste keer is ver-
bonden, verschijnt een melding met betrek-
king tot de gegevensbeveiligingsbepalingen.
#Wanneer de applicatie moet worden gestart,
Accepteren & starten selecteren.
of
#De apparatenmanager openen
(/ pagina 578).
#Apple CarPlay® via het betreende symbool
naast de apparaatnaam starten.
%Eventueel verschijnt ook hier een melding met
betrekking tot de gegevensbeveiligingsbepa-
lingen.
#Indien nodig het gebruik van Apple CarPlay®
op uw iPhone® bevestigen.
Apple CarPlay® verlaten
#© selecteren.
592 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
of
#De toets © in het multifunctioneel stuur-
wiel (MBUX multimediasysteem) indrukken.
%Indien Apple CarPlay® vóór de laatste loskop-
peling niet op de voorgrond werd weergege-
ven, start de applicatie weer op de achter-
grond wanneer opnieuw verbinding wordt
gemaakt. U kunt Apple CarPlay® via het Apple
CarPlay®-symbool in de statusregel oproepen.
iPhone® via Apple CarPlay® verbinden (draad-
loos)
Voorwaarden
RDe actuele besturingssysteem-versie van uw
apparaat wordt gebruikt (zie de handleiding
van de fabrikant).
RBluetooth® op het apparaat is ingeschakeld
(zie de handleiding van de fabrikant).
RHet apparaat is "zichtbaar" voor andere appa-
raten.
%De eerste activering van Apple CarPlay® via
het multimediasysteem moet om veiligheids-
redenen worden uitgevoerd wanneer de auto
stilstaat en de parkeerrem is bediend.
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Z
5Apparaten
#De mobiele telefoon via Bluetooth® verbinden
(/ pagina 578).
Nadat de applicatie voor de eerste keer is ver-
bonden, verschijnt een melding met betrek-
king tot de gegevensbeveiligingsbepalingen.
#Wanneer de applicatie moet worden gestart,
OK & Apple CarPlay starten selecteren.
#Indien nodig het gebruik van Apple CarPlay®
op uw iPhone® bevestigen.
%Het is op elk gewenst moment mogelijk om in
de apparatenlijst om te schakelen tussen een
verbinding via Bluetooth® of via Apple Car-
Play® (draadloos).
%Wanneer u reeds een mobiele telefoon via
Bluetooth® verbonden hebt, kunt u voor het
gebruik van Apple CarPlay® via de apparaten-
manager een extra iPhone® via Bluetooth®
verbinden.
Apple CarPlay® verlaten
#© selecteren.
of
#De toets © op de Touch-Control (MBUX
multimediasysteem) indrukken.
%Indien Apple CarPlay® vóór de laatste loskop-
peling niet op de voorgrond werd weergege-
ven, start de applicatie weer op de achter-
grond wanneer opnieuw verbinding wordt
gemaakt. U kunt Apple CarPlay® via het Apple
CarPlay®-symbool in de statusregel oproepen.
Klankinstellingen van Apple CarPlay® oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Audio
#De klankinstellingen selecteren.
Apple CarPlay® beëindigen
#In de apparatenmanager (telefoon, media) het
Apple CarPlay®-symbool selecteren dat zich
naast de apparaatnaam van de iPhone®
bevindt.
MBUX multimediasysteem 593
F206 0105 07
%Als Apple CarPlay® opnieuw moet worden
gestart, het Apple CarPlay®-symbool in de
apparatenmanager in de applicaties Telefoon
of Media selecteren.
%Indien Apple CarPlay® vóór de laatste loskop-
peling niet op de voorgrond werd weergege-
ven, start de applicatie de volgende keer dat
deze automatisch wordt gestart op de achter-
grond. U kunt Apple CarPlay® oproepen via
het betreende symbool in de statusregel.
Android Auto
Overzicht Android Auto
&WAARSCHUWING Gevaar voor aeiding
door informatiesystemen en communica-
tieapparatuur
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde informatiesystemen en communicatie-
apparatuur bedient, kunt u van de verkeerssi-
tuatie worden afgeleid. Bovendien kunt u de
controle over de auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen wan-
neer de verkeerssituatie dit toelaat.
#Wanneer dit niet kan worden gewaar-
borgd, op een veilige plek stoppen en de
invoering wanneer de auto stilstaat uit-
voeren.
Bij het gebruik van het multimediasysteem de wet-
telijke bepalingen in acht nemen van het land
waar u zich op dat moment bevindt.
Met Android Auto kunnen functies van mobiele
telefoons met Android-besturingssysteem via het
multimediasysteem worden gebruikt. De bedie-
ning geschiedt via het touchscreen, de Touch-
Control of spraakbediening. De spraakbediening
activeren door het lang indrukken van de toets
£ in het multifunctioneel stuurwiel.
%Het multimediasysteem kunt u nog steeds via
de MBUX spraakassistent door het kort
indrukken van de toets £ in het multifunc-
tioneel stuurwiel bedienen (/ pagina 474).
Er kan altijd maar één mobiele telefoon via
Android Auto met het multimediasysteem verbon-
den zijn.
Ook bij tweede telefoonfunctie kan bij het gebruik
van Android Auto slechts één andere mobiele
telefoon via Bluetooth® met het multimediasys-
teem verbonden zijn.
De volledige functionaliteit van Android Auto is
alleen mogelijk met een internetverbinding.
De beschikbaarheid van Android Auto en Android
Auto apps kan landafhankelijk variëren.
Voor de applicatie en de daarmee verbonden ser-
vices en inhouden is de betreende provider ver-
antwoordelijk.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Informatie over Android Auto
Het Android Auto-symbool in de statusregel wis-
selt binnen Android Auto naar de weergave die
het laatst actief was.
Wanneer op de mobiele telefoon een routebege-
leiding wordt gestart terwijl er op het multimedia-
systeem een routebegeleiding actief is, wordt
deze beëindigd.
594 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
Mobiele telefoon via Android Auto verbinden
(kabel)
Voorwaarden
RDe mobiele telefoon ondersteunt Android Auto
vanaf Android 5.0.
ROp de mobiele telefoon is de actuele versie de
Android Auto app geïnstalleerd.
RVoor de telefoonfuncties is de mobiele tele-
foon via Bluetooth® met het multimediasys-
teem verbonden (/ pagina 578).
Wanneer tot dan toe geen verbinding aanwezig
is geweest, wordt deze bij het gebruik van de
mobiele telefoon met Android Auto tot stand
gebracht.
%De eerste activering van Android Auto via het
multimediasysteem moet om veiligheidsrede-
nen worden uitgevoerd wanneer de auto stil-
staat en de parkeerrem is bediend.
#De mobiele telefoon via een geschikte kabel
met een usb-aansluiting van het multimedia-
systeem verbinden (/ pagina 625).
Nadat de applicatie voor de eerste keer is ver-
bonden, verschijnt een melding met betrek-
king tot de gegevensbeveiligingsbepalingen.
#Wanneer de applicatie moet worden gestart,
Accepteren & starten selecteren.
of
#De apparatenmanager openen
(/ pagina 578).
#Android Auto via het betreende symbool
naast de apparaatnaam starten.
Android Auto verlaten
#© selecteren.
of
#De toets © op de Touch-Control (MBUX
multimediasysteem) indrukken.
%Indien Android Auto vóór de laatste loskoppe-
ling niet op de voorgrond werd weergegeven,
start de applicatie weer op de achtergrond
wanneer opnieuw verbinding wordt gemaakt.
U kunt Android Auto via het Android Auto-
symbool in de statusregel oproepen.
Mobiele telefoon via Android Auto verbinden
(draadloos)
Voorwaarden
RDe actuele versie van het besturingssysteem
van uw apparaat wordt gebruikt (zie de hand-
leiding van de fabrikant).
RHet apparaat ondersteunt de Android Auto-
functie (draadloos).
RBluetooth® op het apparaat is ingeschakeld
(zie de handleiding van de fabrikant).
RHet apparaat is "zichtbaar" voor andere appa-
raten.
RBluetooth® op het multimediasysteem is inge-
schakeld (/ pagina 510)
%De eerste activering van Android Auto via het
multimediasysteem moet om veiligheidsrede-
nen worden uitgevoerd wanneer de auto stil-
staat en de parkeerrem is bediend.
%De Android Auto-functie (draadloos) is niet in
alle landen beschikbaar.
MBUX multimediasysteem 595
F206 0105 07
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Z
5Apparaten
#De mobiele telefoon via Bluetooth® verbinden
(/ pagina 578).
%Afhankelijk van de apparaatconguratie kan
na het verbinden van de mobiele telefoon via
Bluetooth® de vraag op het centraal display
verschijnen, of Android Auto moet worden
gestart. In dat geval moet de vraag, indien
gewenst, met Ja worden beantwoord.
#Android Auto starten selecteren.
Nadat de applicatie voor de eerste keer is ver-
bonden, verschijnt een melding met betrek-
king tot de gegevensbeveiligingsbepalingen.
#Accepteren & starten selecteren.
%Het is op elk gewenst moment mogelijk om in
de apparatenlijst om te schakelen tussen een
verbinding via Bluetooth® of Android Auto
(draadloos).
%Wanneer u reeds een mobiele telefoon via
Bluetooth® verbonden hebt, kunt u voor het
gebruik van Android Auto via de apparatenma-
nager een extra mobiele telefoon via Blue-
tooth® verbinden.
Android Auto verlaten
#© selecteren.
of
#De toets © op de Touch-Control (MBUX
multimediasysteem) indrukken.
%Indien Android Auto vóór de laatste loskoppe-
ling niet op de voorgrond werd weergegeven,
start de applicatie weer op de achtergrond
wanneer opnieuw verbinding wordt gemaakt.
U kunt Android Auto via het Android Auto-
symbool in de statusregel oproepen.
Klankinstellingen van Android Auto oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Audio
#De klankinstellingen selecteren.
Android Auto beëindigen
#In de apparatenmanager (telefoon, media) het
Android Auto-symbool selecteren dat zich
naast de apparaatnaam van de mobiele tele-
foon bevindt.
%Als een Android Auto opnieuw moet worden
gestart, het Android Auto-symbool in de appa-
ratenmanager selecteren.
%Indien Android Auto vóór de laatste loskoppe-
ling niet op de voorgrond werd weergegeven,
start de applicatie bij het automatisch starten
op de achtergrond. U kunt Android Auto via
het Android Auto-symbool in de statusregel
oproepen.
Verzonden voertuiggegevens bij Android Auto en
Apple CarPlay®
Overzicht van de overgebrachte voertuiggege-
vens
Bij het gebruik van Smartphone-integratie worden
gedenieerde voertuiggegevens naar de mobiele
telefoon verstuurd. Hierdoor is optimaal gebruik
van geselecteerde services van de mobiele tele-
foon mogelijk. Er vindt geen actieve toegang tot
voertuiggegevens plaats.
596 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
De volgende systeeminformatie wordt verstuurd:
RSowareversie van het multimediasysteem
RSystem ID (geanonimiseerd)
De overdracht van deze gegevens dient ertoe, de
communicatie tussen auto en mobiele telefoon te
optimaliseren.
Hiertoe, en voor het toekennen van meerdere
auto's op de mobiele telefoon, wordt een voer-
tuigcode voor de auto op willekeurige manier
gegenereerd.
Deze hangt samen met het voertuigidenticatie-
nummer (VIN) en wordt gewist bij het resetten van
het multimediasysteem (/ pagina 516).
De volgende rijtoestandsgegevens worden ver-
stuurd:
RIngeschakelde transmissiestand
ROnderscheid tussen parkeren, stilstaan, rollen
en rijden
RDag-/nachtmodus van het bestuurdersdisplay
RType aandrijving
De overdracht van deze gegevens dient ertoe, de
weergave van deze inhoud aan te passen aan de
rijsituatie.
De volgende positiegegevens worden verstuurd:
RCoördinaten
RSnelheid
RKompasrichting
RVersnellingsrichting
Deze gegevens worden door de mobiele telefoon
gebruikt voor het verbeteren van de nauwkeurig-
heid van de navigatie (wanneer bijvoorbeeld in
een tunnel wordt gereden).
Mercedes me oproepen
Gesprekken via het bedieningspaneel dakcon-
sole voeren
%Mercedes me gesprekken zijn niet in elk land
mogelijk. Bij een Mercedes-Benz-servicewerk-
plaats informeren of deze functies in uw land
beschikbaar zijn.
1me-toets voor service- of informatieoproep
2Afdekking van de SOS-toets
3SOS-toets (noodoproepsysteem)
Mercedes me oproep activeren
#De me-toets 1 indrukken.
MBUX multimediasysteem 597
F206 0105 07
Noodoproep activeren
#De afdekking van de SOS-toets 2 kort
indrukken om deze te openen.
#De SOS-toets 3 ten minste één seconde lang
indrukken.
Wanneer een Mercedes me oproep actief is, kan
toch een noodoproep worden geactiveerd. Deze
hee voorrang boven alle andere actieve oproe-
pen.
Informatie over de Mercedes me-oproep via de
me-toets
Er hee een oproep via de me-toets naar de
Mercedes-Benz klantenservice via het bedienings-
paneel dakconsole of het multimediasysteem
plaatsgevonden (/ pagina 597).
Het spraakdialoogsysteem brengt u bij de gewen-
ste service:
ROngeval- en pechmanagement
RMercedes-Benz klantenservice voor algemene
informatie rondom de auto
U ontvangt onder andere over de volgende onder-
werpen informatie:
RActivering van Mercedes me connect
RBediening van de auto
RDichtstbijzijnde Mercedes-Benz servicewerk-
plaats
RAndere producten en services van Mercedes-
Benz
Tijdens de verbinding met de Mercedes-Benz
klantenservice worden gegevens overgebracht
(/ pagina 600).
Mercedes-Benz klantenservice via multimedia-
systeem bellen
Voorwaarden
REr is toegang tot een gsm-netwerk beschik-
baar.
RIn de betreende regio is een gsm-netwerk-
dekking van de provider beschikbaar.
RVoor het automatisch verzenden van voertuig-
gegevens moet de auto ingeschakeld zijn.
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5©
#Mercedes me connect bellen.
Met uw toestemming verzendt het multimedia-
systeem de benodigde voertuiggegevens. De
gegevensoverdracht wordt op het display
weergegeven.
Vervolgens kunt u een service selecteren en
wordt u verbonden met een contactpersoon van
de Mercedes-Benz klantenservice.
Mercedes-Benz klantenservice bellen na auto-
matische ongeval- of pechherkenning
Voorwaarden
RDe auto hee een ongevals- of pechsituatie
herkend (/ pagina 347).
RDe auto staat stil.
RHet noodknipperlicht is ingeschakeld.
%Deze functie is niet in alle landen verkrijgbaar.
De auto kan onder beperkte voorwaarden onge-
vals- of pechsituaties herkennen.
598 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
Voorwaarden voor de botsingherkenning in het
kader van het ongevalmanagement:
RDe auto is uitgerust met een diefstal-/inbraa-
kalarminstallatie (EDW) (code 551).
RDe auto is uitgerust met de interieurbeveiliging
(code 882).
RDe auto is uitgerust met het antidiefstalpakket
(code P54).
RDe dienst botsingherkenning met diefstalmel-
ding is geactiveerd op Mercedes me connect.
Wanneer bij de vergrendelde auto met ingescha-
kelde wegsleepbeveiliging een botsing wordt her-
kend, ontvangt u in het multimediasysteem bij het
inschakelen van de auto een bericht.
Het bericht gee informatie over het mogelijk
betrokken gedeelte van de auto en de kracht van
de botsing.
Bij herkende ongevallen of pech toont de nood-
hulp veiligheidsaanwijzingen op het display van
het multimediasysteem. Dit kan enkele seconden
duren.
%De beschikbaarheid van de botsingherkenning
is afhankelijk van de auto.
Na het verlaten van de weergave van de noodhulp
in het multimediasysteem verschijnt de vraag, of u
ondersteuning wilt van de Mercedes-Benz klan-
tenservice.
#Bellen selecteren.
RDe voertuiggegevens worden na uw toe-
stemming, of wanneer de dienst "Ongeval-
en Pechmanagement" in Mercedes me
connect is geactiveerd, automatisch over-
gedragen (/ pagina 602).
RDe Mercedes-Benz klantenservice neemt
uw oproep aan en organiseert de pech- en
ongevalshulp.
Voor deze dienstverlening kunnen kosten wor-
den berekend.
%Afhankelijk van de ernst van het ongeval kan
de noodoproep automatisch plaatsvinden.
Deze hee voorrang boven alle andere actieve
oproepen (/ pagina 608).
%Als aanvulling kan bij een actieve Mercedes
me connect dienst "Telediagnose" bij een
pechgeval op een later tijdstip een soortge-
lijke vraag verschijnen. Wanneer u al in con-
tact staat met de Mercedes-Benz klantenser-
vice, of wanneer u al hulp hebt gekregen, kan
deze vraag worden genegeerd of worden
geweigerd.
%Wanneer u de vraag voor ondersteuning door
de Mercedes-Benz klantenservice beant-
woordt met Later bellen, verdwijnt de melding
en verschijnt deze op een later tijdstip
opnieuw.
De vraag die wordt geactiveerd door de
Mercedes me connect dienst "Telediagnose",
kan worden bevestigd of worden geweigerd.
Na de weigering wordt deze niet meer weer-
gegeven.
Onderhoudstermijn via Mercedes me oproep
afspreken
Wanneer de dienst onderhoudsmanagement geac-
tiveerd is, worden automatisch de relevante voer-
tuiggegevens verzonden aan de Mercedes-Benz
klantenservice. Daardoor verkrijgt u individuele
adviezen voor het onderhoud van de auto.
Ongeacht of u hebt ingestemd met het onder-
houdsmanagement, herinnert het multimediasys-
teem u na een bepaalde periode aan een noodza-
MBUX multimediasysteem 599
F206 0105 07
kelijke onderhoudsbeurt. Er verschijnt een vraag
of u een afspraak wilt maken.
#Onderhoudstermijn afspreken: Bellen selecte-
ren.
De voertuiggegevens worden na uw toestem-
ming verzonden en de Mercedes-Benz klan-
tenservice maakt een onderhoudsafspraak
met u. De informatie wordt aan de door u
gewenste servicewerkplaats doorgegeven.
Deze neemt contact met u op om de afspraak
te bevestigen en, indien nodig, gedetailleerde
afspraken te maken.
%Wanneer u na het verschijnen van de onder-
houdsmelding Later bellen selecteert, ver-
dwijnt de melding en verschijnt deze na een
bepaalde tijd opnieuw.
Toestemming voor gegevensoverdracht bij
Mercedes me oproep geven
Voorwaarden
REr is een actieve Mercedes me oproep via het
multimediasysteem of de me-toets in het
bedieningspaneel dakconsole tot stand
gebracht (/ pagina 597).
%De vraag ter bevestiging van de gegevensover-
dracht verschijnt niet in alle landen.
Wanneer de services ongeval- en pechmanage-
ment niet geactiveerd zijn op Mercedes me, ver-
schijnt de melding Voor een betere afhandeling
van uw aanvraag de gegevens en positie van de
auto naar de Mercedes-Benz Klantenservice ver-
sturen?.
%De exacte tekst kan verschillen, afhankelijk
van het gemonteerde multimediasysteem.
#Ja selecteren.
RRelevante voertuiggegevens worden auto-
matisch doorgegeven (/ pagina 600).
of
#Nee selecteren en bevestigen.
REr worden alleen gegevens voor de
gespreksregeling doorgegeven
(/ pagina 600).
Meer informatie over Mercedes me: https://
www.mercedes.me
Verstuurde gegevens tijdens een Mercedes me
oproep
Wanneer u via Mercedes me een service-oproep
activeert, worden er gegevens verzonden, om
doelgericht advies en een vlotte service mogelijk
te maken.
Voor de gegevensoverdracht moet aan de vol-
gende voorwaarden zijn voldaan:
RDe auto is ingeschakeld.
RDe noodzakelijke gegevensoverdrachtstechno-
logie wordt ondersteund door de provider
mobiel netwerk.
REen voldoende kwaliteit van de mobiele ver-
binding is gewaarborgd.
De meertraps overdracht is afhankelijk van de vol-
gende factoren:
RReden voor activering van de oproep
RAanwezige overdrachtstechnologie op het
mobiele netwerk
RGeactiveerde Mercedes me connect services
RGeselecteerde service in het spraakdialoog-
systeem
600 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
%Een vraag over het geven van toestemming
voor de gegevensoverdracht vindt alleen
plaats, wanneer de overeenkomstige
Mercedes me connect dienst niet is geacti-
veerd.
%De omvang van de verstuurde gegevens is
afhankelijk van het voertuigtype en van de
voertuiguitrusting. Door technische omstan-
digheden zijn niet alle gegevens op elk
moment beschikbaar.
Gegevensoverdracht bij niet geactiveerde
Mercedes me connect services
De volgende gegevens worden verzonden wan-
neer er geen Mercedes me connect services zijn
geactiveerd en de gegevensbeveiligingsvraag is
bevestigd:
RVoertuigidenticatienummer
RTijdstip van de oproep
RReden voor activering van de oproep
RBevestiging van gegevensbeveiligingsvraag
RLandcode van de auto
RIngestelde taal van het multimediasysteem
RTelefoonnummer van het in de auto gemon-
teerde communicatieplatform
De volgende gegevens worden bovendien verzon-
den wanneer een oproep voor het afspreken van
een onderhoudstermijn via de onderhoudsherin-
nering hee plaatsgevonden:
RActuele kilometerstand en onderhoudsgege-
vens
De volgende gegevens worden bovendien verzon-
den wanneer een oproep na een automatische
ongeval- of pechherkenning via het multimedia-
systeem hee plaatsgevonden:
RActuele kilometerstand en onderhoudsgege-
vens
RMomentele locatie van de auto
Wanneer via het spraakdialoogsysteem de selec-
tie ongeval- en pechmanagement is geselecteerd
en geen dienst is geactiveerd, maar wel de gege-
vensbeveiligingsvraag is bevestigd, kunnen de vol-
gende gegevens door de Mercedes-Benz klanten-
service van de auto worden opgevraagd:
RMomentele locatie van de auto
Wanneer de gegevensbeveiligingsvraag is gewei-
gerd, worden de volgende gegevens verzonden,
om doelgericht advies en een vlotte service moge-
lijk te maken:
RReden voor activering van de oproep
RWeigering van de gegevensbeveiligingsvraag
RLandcode van de auto
RIngestelde taal van het multimediasysteem
RTelefoonnummer van het in de auto gemon-
teerde communicatieplatform
Gegevensoverdracht bij geactiveerde Mercedes
me connect services
Pas bij de tweede stap worden, alleen bij de
betreende geactiveerde services, verdere voor
de gebeurtenis specieke gegevens overgedragen,
om een optimale service mogelijk te maken.
Een overzicht van de overgedragen gegevens vindt
u in de privacyverklaringen voor de Mercedes me
connect services. Deze vindt u in uw Mercedes
me gebruikersaccount.
Gegevensverwerking
De in het kader van de oproep overgedragen
gegevens worden na afsluiting van de oproep
MBUX multimediasysteem 601
F206 0105 07
gewist uit de overdragende systemen, voor zover
ze niet worden gebruikt voor andere geactiveerde
Mercedes me connect services.
De gegevens over de gebeurtenis worden bij de
Mercedes-Benz klantenservice verwerkt, opgesla-
gen en, indien noodzakelijk voor de verwerking
van de gebeurtenis, door gestuurd aan de service-
partner die van de Mercedes-Benz klantenservice
de opdracht hee gekregen assistentie te verle-
nen. De privacyverklaringen op de Mercedes me
internetpagina onder https://www.mercedes.me
of in de opgenomen boodschap direct nadat de
verbinding met de Mercedes-Benz klantenservice
tot stand is gekomen in acht nemen.
%De opgenomen boodschap is niet in elk land
beschikbaar.
Mercedes me connect
Informatie over Mercedes me connect
%Mercedes me connect of afzonderlijke
Mercedes me connect services zijn niet in elk
land beschikbaar. Bij een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats informeren of deze functies in
uw land beschikbaar zijn.
Mercedes me connect bestaat uit een veelvoud
aan services.
Via het multimediasysteem en het bedieningspa-
neel dakconsole kunt u bijvoorbeeld de volgende
services gebruiken:
ROngeval- en pechmanagement (me-toets of de
van de situatie afhankelijke melding in het mul-
timediasysteem)
RMercedes-Benz noodoproepsysteem (automa-
tische noodoproep en SOS-toets)
Het Mercedes me connect Ongeval- en pechma-
nagement en de Mercedes-Benz alarmcentrale
zijn 24 uur per dag voor u beschikbaar.
De me-toets en de SOS-toets kunt u vinden in het
bedieningspaneel dakconsole van de auto
(/ pagina 597).
De Mercedes-Benz klantenservice kan ook via het
multimediasysteem worden gebeld
(/ pagina 598).
Houd er alstublie rekening mee, dat Mercedes
me connect een service van Mercedes-Benz is. In
noodgevallen eerst het bekende landelijke alarm-
nummer bellen. In geval van nood kunt u ook het
Mercedes-Benz noodoproepsysteem
(/ pagina 71) gebruiken.
De Mercedes me connect gebruiksvoorwaarden
en de privacyverklaringen voor de Mercedes me
connect services in acht nemen. Deze vindt u in
uw Mercedes me gebruikersaccount.
Informatie over het Mercedes me connect
ongeval- en pechmanagement
%Het ongeval- en pechmanagement is niet in
elk land beschikbaar. Bij een Mercedes-Benz-
servicewerkplaats informeren of deze functie
in uw land beschikbaar is.
Het ongeval- en pechmanagement kan onder
andere de volgende functies omvatten:
RAanvulling op het Mercedes-Benz noodop-
roepsysteem (/ pagina 71)
Indien nodig stuurt de contactpersoon van de
Mercedes-Benz alarmcentrale de oproep door
aan het Mercedes me connect ongeval- en
pechmanagement. Het doorsturen van de
oproep is echter niet in alle landen mogelijk.
RPechhulp door een technisch specialist ter
plaatse en/of slepen van de auto naar de
602 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
dichtstbijzijnde Mercedes-Benz-servicewerk-
plaats
Voor deze dienstverlening kunnen kosten wor-
den berekend.
RAanvulling op noodhulp na automatische onge-
val- of pechherkenning (/ pagina 598)
Bij pech of een ongeval worden aanvullende
voertuiggegevens verzonden, die een optimale
ondersteuning mogelijk maken van de
Mercedes-Benz klantenservice en van de ser-
vicepartner of de pechhulp die de opdracht
krijgt assistentie te verlenen.
RAanvulling op de dienst Mercedes me connect
Telediagnose
Met de functie Telediagnose worden bepaalde
meldingen over slijtage of uitvallen, voor zover
deze eenduidig kunnen worden geïnterpre-
teerd en beschikbaar zijn door de bewaking
van voor diagnose geschikte onderdelen, door
de provider geregistreerd.
Wanneer uw auto een pechgeval of een drei-
gend pechgeval herkent, kunt u via het multi-
mediasysteem worden gevraagd contact op te
nemen met de Mercedes-Benz klantenservice
voor verdere assistentie. Dit verzoek in het
multimediasysteem verschijnt alleen wanneer
de auto stilstaat.
%Deze services zijn onderhevig aan technische
beperkingen zoals de dekking en de kwaliteit
van mobiele telefoonnetwerken en de mate
waarin de verwerkende systemen de gege-
vens kunnen interpreteren. Onder omstandig-
heden kunnen de aanwijzingen in het multi-
mediasysteem daardoor vertraagd of geheel
niet worden weergegeven.
In acht nemen dat de service- en de pechhulp een
service van Mercedes-Benz is. In noodgevallen
beslist eerst het bekende landelijke alarmnummer
bellen, of het Mercedes-Benz noodoproepsysteem
gebruiken (/ pagina 606).
Meer informatie over Mercedes me connect servi-
ces vindt u in de Mercedes me-Portal: https://
me.secure.mercedes-benz.com
Verstuurde gegevens bij de Mercedes me con-
nect oproepdiensten
De bij de Mercedes me connect oproep ver-
stuurde gegevens zijn afhankelijk van:
Rde reden voor activering van de oproep
Rde in het spraakdialoogsysteem geselecteerde
service
Ren de geactiveerde Mercedes me connect
diensten
Welke gegevens bij de diensten worden verzon-
den, kunt u in de actueel geldige Mercedes me
connect gebruiksvoorwaarden en de privacyver-
klaringen van Mercedes me connect vinden. Deze
vindt u in uw Mercedes me gebruikersaccount.
Mercedes me apps
Informatie over Mercedes me
Met een Mercedes me gebruikersaccount kunt u
over dienstverleningen en aanbiedingen van
Mercedes-Benz beschikken.
De beschikbaarheid is landsafhankelijk en afhan-
kelijk van de uitrusting.
MBUX multimediasysteem 603
F206 0105 07
Meer informatie is verkrijgbaar bij een Mercedes-
Benz-servicewerkplaats of via de Mercedes me-
Portal: https://me.secure.mercedes-benz.com
Meer informatie over on-demand uitrusting via
Mercedes me is te vinden in het hoofdstuk "Alge-
mene aanwijzingen" (/ pagina 89).
%Houd de Mercedes me apps altijd up-to-date.
Mercedes me gebruikersaccount oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5Mercedes me
Auto is aan de gebruikersaccount gekoppeld en
Mercedes me is beschikbaar
#Mercedes me ID selecteren.
Er verschijnt informatie over de gekoppelde
gebruikersaccount.
Voertuig is niet aan gebruikersaccount gekoppeld
%Wanneer u nog niet over een Mercedes me
gebruikersaccount beschikt, kunt u een
gebruikersaccount aanmaken onder: https://
www.mercedes.me of in de Mercedes me
app. Daartoe is een geldig e-mailadres of een
geldig telefoonnummer vereist.
#© selecteren.
#Apps selecteren.
#Mercedes me selecteren.
#Om uw gebruikersaccount aan de auto te kop-
pelen, de aanwijzingen op het display volgen.
%Wanneer op een mobiele telefoon de
Mercedes me app aanwezig is, kan de koppe-
ling van de auto via de weergegeven QR-code
plaatsvinden.
Services van Mercedes me oproepen
Voorwaarden
RDe auto is aan het gebruikersaccount gekop-
peld.
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5Mercedes me
#Mijn diensten selecteren.
De Mercedes me connect services waarvoor u
over een geldige licentie beschikt, worden in
alfabetische volgorde weergegeven.
Mercedes me connect services bestellen of ver-
lengen
Voor het bestellen of verlengen van Mercedes me
connect services de store gebruiken.
#© selecteren.
#Store selecteren.
Koppeling tussen gebruikersaccount en auto
wissen
Voorwaarden
RHet gebruikersproel van het gebruikersac-
count dat oorspronkelijk aan de auto is gekop-
peld, is geselecteerd.
RHet gebruikersproel is gesynchroniseerd
(/ pagina 498).
REr is een Mercedes me pincode opgeslagen.
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5Mercedes me
#Mercedes me ID selecteren.
#Voertuigkoppeling verwijderen selecteren.
604 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
%Alleen de gebruiker, waarvan de gebruikersac-
count oorspronkelijk aan de auto is gekop-
peld, kan de koppeling tussen alle gebruikers-
accounts en de auto ongedaan maken.
Apps selecteren
Voorwaarden
RAfhankelijk van de app zijn de algemene leve-
ringsvoorwaarden bevestigd.
Multimediasysteem:
4© 5Apps
#Een app selecteren.
De volgende apps zijn bijvoorbeeld beschikbaar:
RWeer
RBrowser
RVerdere apps, die aangescha of naderhand
geïnstalleerd kunnen worden
%U kunt de eerste twee app ook via de snelle
toegang onder Apps oproepen.
%Het aanbod is landsafhankelijk.
Mogelijk wordt een licentietarief in rekening
gebracht.
De volgende functies zijn bijvoorbeeld voor apps
beschikbaar:
RZoekfunctie
RFilterfunctie, voor de weergave van zoekresul-
taten op de actuele positie van de auto of op
de bestemming
RWeergave van detailinformatie
RVoorleesfunctie
RInstelfuncties
Gallery App bedienen
Multimediasysteem:
4© 5Apps
#Galerij selecteren.
Foto's en video-opnamen worden bijvoorbeeld
van de volgende bronnen weergegeven:
RVideo-opnamen van de dashcam
RBeelden van de botsingherkenning
RVideo-opnamen en beelden van verdere
beschikbare bronnen
RFavorieten
#Een tab selecteren.
Weergave lteren
#Z selecteren.
#Een optie selecteren.
Er worden alle bestanden, alle foto's of alle
video-opnamen weergegeven.
Video-opname afspelen
#6 selecteren.
De weergave start.
#Weergave in de modus volledig beeld voortzet-
ten: op het display aantippen.
#Weergave pauzeren: 8 selecteren.
#Weergave op de gewenste positie voortzetten:
Op de tijdlijn de positie · door middel van
vegen verschuiven.
#Vorige of volgende video-opname selecteren:
Naar rechts of links vegen.
Door foto's scrollen en zoomen
#Scrollen: Op de foto in een richting vegen.
#Zoomen: Tweemaal kort na elkaar de foto aan-
tippen.
MBUX multimediasysteem 605
F206 0105 07
#Vorige of volgende foto selecteren: Naar
rechts of links vegen.
Bestand aan de favorieten toevoegen of uit de
favorieten verwijderen
#Lang op een bestand drukken.
#Toevoegen aan favorieten/Uit favorieten ver-
wijderen selecteren.
Er verschijnt een overeenkomstige melding.
Schrijfbeveiliging in- of uitschakelen
%Een actieve schrijfbeveiliging wordt niet door
elke app ondersteund.
#Lang op een bestand drukken.
#Schrijfbeveiliging activeren D of deactive-
ren E.
Bestanden wissen
#´ selecteren.
#Afzonderlijk bestand selecteren: Een bestand
aantippen.
ø verschijnt.
#Alle bestanden selecteren: / aantippen.
#Wissen: E selecteren.
Een bevestigingsvraag verschijnt.
#Ja selecteren.
%Een afzonderlijk bestand kan ook door het
lang drukken op het bestand worden gewist.
Mercedes-Benz noodoproepsysteem
Informatie over beschikbare noodoproepsyste-
men
In de auto zijn twee soorten noodoproepsystemen
beschikbaar:
RMercedes-Benz noodoproepsysteem
R112-noodoproepsysteem (EU eCall)
Het Mercedes-Benz noodoproepsysteem is niet in
alle landen beschikbaar. Informatie over de regio-
nale beschikbaarheid van het Mercedes-Benz
noodoproepsysteem is verkrijgbaar op: https://
www.mercedes-benz-mobile.com/extra/ecall/
Voor beide noodoproepsystemen geldt het vol-
gende:
RVoor de correcte werking van beide noodop-
roepsystemen moeten bepaalde gegevens
kunnen worden verzonden. Deze worden in
het hoofdstuk "Gegevensoverdracht" uitgelegd
(/ pagina 609).
RBeide noodoproepsystemen behoren tot de
standaarduitrusting van uw auto en zijn af
fabriek geactiveerd.
RHet gebruik van beide noodoproepsystemen is
gratis.
RBeide noodoproepsystemen werken alleen in
gebieden waarin de providers van het mobiele
netwerk mobiele communicatie aanbieden.
Bij beide systemen kan een onvoldoende net-
werkdekking door de providers ertoe leiden
dat een noodoproep niet wordt verstuurd.
606 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
Verschillen tussen het Mercedes-Benz noodoproepsysteem en het 112-noodoproepsysteem (EU eCall)
Mercedes-Benz noodoproepsysteem 112-noodoproepsysteem (EU eCall)
RHet Mercedes-Benz noodoproepsysteem is permanent bij het mobiele-
telefoonnet aangemeld.
RAutomatische en handmatige Mercedes-Benz noodoproepen worden
naar een Mercedes-Benz alarmcentrale verstuurd.
Wanneer de alarmcentrale van het Mercedes-Benz noodoproepsysteem
niet kan worden bereikt (bijvoorbeeld als gevolg van een ontbrekende
netwerkdekking), wordt automatisch de 112-noodoproep uitgevoerd.
RWanneer u alleen voor het gebruik van het 112-noodoproepsysteem (EU
eCall) kiest, dan meldt het systeem zich pas na activering van een hand-
matige of automatische noodoproep bij het mobiele-telefoonnet aan.
RHet 112-noodoproepsysteem (EU eCall) stuurt automatische en hand-
matige noodoproepen rechtstreeks naar openbare alarmcentrales.
%Het 112-noodoproepsysteem (EU eCall) in uw
auto voldoet aan de gedelegeerde verordening
EU 2017/79. De correcte en volledige wer-
king van het 112-noodoproepsysteem (EU
eCall) is afhankelijk van omstandigheden die
buiten de invloedssfeer van Mercedes-
Benz AG liggen. Hieronder vallen onder
andere de mobiele-telefoonnetwerkdekking
en de technische uitrusting van de openbare
ontvangstcentrales in de betreende landen.
%In acht nemen, dat bij reparaties de originele
Mercedes-Benz batterijen moeten worden
gebruikt, die zijn gecerticeerd als onderdeel
van de Gedelegeerde Verordening EU
2017/79 (bijlage I). Andere fabrikanten zijn
ook toegestaan, op voorwaarde dat hun
accu's zijn gecerticeerd volgens Gedele-
geerde Verordening (EU) 2017/79.
Het is echter mogelijk om het Mercedes-Benz
noodoproepsysteem te deactiveren en uitsluitend
het 112-noodoproepsysteem (EU eCall) te gebrui-
ken. Deactiveringsverzoeken voor het Mercedes-
Benz noodoproepsysteem kunnen bij de lokale
dealers in behandeling worden genomen.
Mercedes-Benz adviseert de activering van het
Mercedes-Benz noodoproepsysteem om de vol-
gende redenen:
RBij noodgevallen in het buitenland kunt u ook
ondersteuning in een van de door u gesproken
talen krijgen.
REr worden meerdere overdrachtstechnolo-
gieën gebruikt om de overdracht van de onge-
valsgegevens te waarborgen en de betrouw-
baarheid van de overdracht te vergroten.
RHet Mercedes-Benz noodoproepsysteem is
permanent bij het mobiele-telefoonnet aange-
MBUX multimediasysteem 607
F206 0105 07
meld, wat voor een snelle opbouw van de
noodoproep en een snellere overdracht van de
ongevalsgegevens zorgt.
Op deze manier kunnen zo snel mogelijk maat-
regelen voor de redding, berging of het weg-
slepen in gang worden gezet.
RBij een Mercedes-Benz noodoproep worden
de ongevalsgegevens alleen met toestemming
van de klant aan de openbare alarmcentrale
doorgegeven.
Bij een automatisch geactiveerde noodoproep
waarbij geen spraakcontact aanwezig is, wor-
den de ongevalsgegevens direct naar de open-
bare alarmcentrale gestuurd.
RWanneer de Mercedes-Benz alarmcentrale
niet bereikbaar is, wordt automatisch de 112-
noodoproep uitgevoerd.
Overzicht van de noodoproepsystemen
Zowel het Mercedes-Benz noodoproepsysteem als
het 112-noodoproepsysteem (EU eCall) kan
belangrijke ondersteuning bieden bij het verkorten
van de tijd tussen het moment van het ongeval en
het arriveren van de reddingsdiensten op de
plaats van het ongeval. Ze ondersteunen de loca-
tiebepaling bij een moeilijk te omschrijven onge-
valsplaats.
Beide noodoproepsystemen kunnen een noodop-
roep automatisch (/ pagina 608) of handmatig
(/ pagina 609) activeren.
Een noodoproep alleen activeren voor het redden
van uzelf of anderen. Geen noodoproep bij pech
of iets dergelijks activeren.
Weergaven op de displays
De volgende meldingen worden bij beide noodop-
roepsystemen weergegeven op centraal display
resp. het mediadisplay:
RSOS NOT READY: De auto is niet ingeschakeld
of er is een storing van het noodoproepsys-
teem aanwezig. Dit betekent niet noodzakelijk
een totale uitval van het noodoproepsysteem.
Noodoproepen kunnen nog steeds worden
verzonden.
De melding hee alleen betrekking op de auto
en houdt geen rekening met de beschikbaar-
heid van mobiele-telefoonnetten en de
Mercedes-Benz alarmcentrale.
De bedrijfsklare status van het noodoproep-
systeem van de auto is hieraan te herkennen,
dat de melding SOS NOT READY na het
inschakelen van de auto verdwijnt.
RG: De melding verschijnt op het display tij-
dens een actieve noodoproep.
%Wanneer er een storing van het noodoproep-
systeem is, zijn bijvoorbeeld een luidspreker,
microfoon, airbag of de SOS-toets defect.
Een storing van het noodoproepsysteem her-
kent u aan de volgende weergaven:
ROp het bestuurdersdisplay verschijnt een
overeenkomstige melding.
RDe SOS-toets blij permanent rood bran-
den.
Automatische noodoproep activeren
Voorwaarden
RDe auto is ingeschakeld.
RDe startaccu is voldoende opgeladen.
608 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
Zowel het Mercedes-Benz noodoproepsysteem als
het 112-noodoproepsysteem (EU eCall) activeren
automatisch een noodoproep:
Rna de activering van de veiligheidssystemen
zoals airbag of gordelspanner na een ongeval
RNa een automatisch geactiveerde noodstop
door de actieve noodstopassistent
De noodoproep is geactiveerd:
REr wordt een spraakverbinding met de alarm-
centrale opgebouwd.
REr wordt een sms met ongevalsgegevens aan
de alarmcentrale gestuurd.
De SOS-toets in het bedieningspaneel dakconsole
knippert tot de noodoproep afgesloten is.
Wanneer ook geen verbinding met de openbare
alarmcentrale kan worden gemaakt, verschijnt
een overeenkomstige melding op het display.
#Het alarmnummer 112 of het betreende
lokale alarmnummer op de mobiele telefoon
invoeren.
Wanneer een noodoproep wordt geactiveerd:
RIndien de verkeerssituatie dit toelaat, zolang in
de auto blijven, tot de spraakverbinding met
de alarmcentrale is opgebouwd.
RDe alarmcentrale bepaalt aan de hand van de
opname van het ongeval of een ambulance
en/of de politie op de plaats van het ongeval
noodzakelijk is.
RWanneer geen inzittende antwoordt, wordt
direct een ambulance naar de auto gestuurd.
Handmatige noodoproep activeren
#Via de SOS-toets in het bedieningspaneel dak-
console: De SOS-toets ten minste een
seconde lang indrukken (/ pagina 597).
of
#Via de spraakbediening: De gesproken
opdrachten van de MBUX spraakassistent
gebruiken (/ pagina 478).
De noodoproep is geactiveerd:
REr wordt een spraakverbinding met een alarm-
centrale opgebouwd.
RIndien de verkeerssituatie dit toelaat, zolang in
de auto blijven, tot de spraakverbinding met
de alarmcentrale is opgebouwd.
RDe alarmcentrale bepaalt aan de hand van de
opname van het ongeval, of een ambulance en
de politie op de plaats van het ongeval nood-
zakelijk is.
REr wordt een sms met ongevalsgegevens aan
de alarmcentrale gestuurd.
Wanneer ook geen verbinding met de openbare
alarmcentrale kan worden gemaakt, verschijnt
een overeenkomstige melding op het display.
#Het alarmnummer 112 of het betreende
lokale alarmnummer op de mobiele telefoon
invoeren.
Gegevensoverdracht noodoproepsysteem
Zowel bij het Mercedes-Benz noodoproepsysteem
als bij het 112-noodoproepsysteem (EU eCall)
worden gegevens naar de Mercedes-Benz alarm-
centrale of de openbare alarmcentrale verstuurd.
Afhankelijk van het geactiveerde noodoproepsys-
teem (/ pagina 606) worden verschillende gege-
vens naar de betreende alarmcentrale verstuurd.
MBUX multimediasysteem 609
F206 0105 07
Verstuurde gegevens afhankelijk van het geactiveerde noodoproepsysteem:
Mercedes-Benz noodoproep 112-noodoproep
RPositiegegevens van de auto
RPositiegegevens van de rijroute (een paar 100 m vóór het ongeval)
RRijrichting
RVoertuigidenticatienummer
RSoort aandrijving van de auto (bijvoorbeeld benzine, diesel, CNG, LPG,
elektrisch, waterstof)
RHet herkende aantal personen in de auto
RHandmatig of automatisch geactiveerde noodoproep
RHet tijdstip van het ongeval
RSpraakinstelling bij het multimediasysteem
RMercedes me connect beschikbaar of niet
Het hangt er van af of de oproep, indien nodig, aan de Mercedes-Benz
klantenservice kan worden doorgegeven.
RPositiegegevens van de auto
RPositiegegevens van de rijroute (een paar 100 m vóór het ongeval)
RRijrichting
RVoertuigidenticatienummer
RSoort aandrijving van de auto (bijvoorbeeld benzine, diesel, CNG, LPG,
elektrisch, waterstof)
RHet herkende aantal personen in de auto
RHandmatig of automatisch geactiveerde noodoproep
RHet tijdstip van het ongeval
%Wanneer in de auto alleen het 112-noodop-
roepsysteem (EU eCall) geactiveerd is, wor-
den de ongevalsgegevens direct aan de open-
bare alarmcentrale doorgegeven.
610 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
Voor meer informatie over het verloop van het
ongeval kunnen tot een uur na het activeren van
de noodoproep de volgende maatregelen worden
genomen:
RDe actuele positie van de auto kan worden
opgeroepen.
REen spraakverbinding met de inzittenden kan
worden opgebouwd.
RNoodoproepgegevens kunnen worden opge-
roepen.
%Voor Rusland: Tot twee uur na een verstuurde
noodoproep kunnen verschillende functies,
bijvoorbeeld het ontvangen van verkeersinfor-
matie, niet worden gebruikt.
Functie van de zelfdiagnose van het noodop-
roepsysteem
Uw auto controleert de werking van het noodop-
roepsysteem elke keer wanneer de auto wordt
ingeschakeld. Gedurende deze tijd brandt de
SOS-toets gedurende vijf seconden permanent
rood. Bij uitval van het systeem wordt u via een
tekstbericht op het bestuurdersdisplay en de rode
melding SOS NOT READY op het centraal display
of het mediadisplay geïnformeerd.
Controleren of binnen 30 seconden na het inscha-
kelen van de auto de rode melding SOS NOT
READY in de rechter bovenhoek van het centraal
display uitgeschakeld is. Dit betekent dat het
noodoproepsysteem de diagnose met succes
doorstaan hee.
Testmodus ERA-GLONASS starten/stoppen
Voorwaarden
RDe startaccu is voldoende opgeladen.
RDe auto is ingeschakeld.
RDe auto staat ten minste een minuut stil.
%De testmodus is op dit moment in bijvoor-
beeld de volgende landen beschikbaar:
RRusland
RWit-Rusland
RKazachstan
RArmenië
RKirgizië
#Testmodus starten: De toets ~ in het mul-
tifunctioneel stuurwiel ten minste vijf secon-
den lang indrukken.
De testmodus wordt gestart en eindigt auto-
matisch na het doorlopen van de taaltest.
#Testmodus handmatig stoppen: De auto uit-
schakelen.
De testmodus wordt onderbroken.
Informatie over de gegevensverwerking
Verwerking van persoonsgegevens via het
Mercedes-Benz noodoproepsysteem
Elke verwerking van persoonsgegevens door het
Mercedes-Benz noodoproepsysteem voldoet aan
de voorschrien van de EU-verordening
2016/679 "betreende de bescherming van
natuurlijke personen in verband met de verwer-
king van persoonsgegevens" (DS-GVO).
De gegevens worden uitsluitend door het
Mercedes-Benz noodoproepsysteem voor de red-
ding en berging bij een ongeval gebruikt.
De eigenaar van een auto die naast het 112-nood-
oproepsysteem (EU eCall) met een Mercedes-
Benz noodoproepsysteem is uitgerust, hee het
MBUX multimediasysteem 611
F206 0105 07
recht om het 112-noodoproepsysteem in plaats
van het Mercedes-Benz noodoproepsysteem te
gebruiken.
Deactiveringsverzoeken voor het Mercedes-Benz
noodoproepsysteem kunnen bij de lokale dealers
in behandeling worden genomen.
Verwerking persoonsgegevens via het 112-nood-
oproepsysteem (EU eCall)
Elke verwerking van persoonsgegevens via het
112-noodoproepsysteem (EU eCall) voldoet aan
de voorschrien van de EU-verordening
2016/679 "betreende de bescherming van
natuurlijke personen in verband met de verwer-
king van persoonsgegevens (DS-GVO)" en berust
in het bijzonder op de noodzaak van het waarbor-
gen van vitale belangen van de betreende per-
soon conform artikel 6 par.1 letter d DS-GVO.
De verwerking van dergelijke gegevens is strikt
beperkt tot het verwerken van noodoproepen aan
het uniforme Europese alarmnummer 112.
Ontvangers van gegevens
De ontvangers van gegevens die via het 112-
noodoproepsysteem (EU eCall) worden verwerkt
zijn de betreende alarmcentrales die door de
autoriteiten van het land waarin u zich bevindt zijn
aangewezen om noodoproepen aan het uniforme
alarmnummer 112 als eerste aan te nemen en te
verwerken.
Organisatie van de gegevensverwerking
Beide noodoproepsystemen zijn zo opgezet dat
aan de volgende eisen wordt voldaan:
RBuiten het systeem is het niet mogelijk om
met de in het systeemgeheugen aanwezige
gegevens een noodoproep te activeren.
RBeide noodoproepsystemen zijn niet traceer-
baar en tijdens het normale gebruik vindt geen
permanente tracering plaats.
RDe gegevens in het interne geheugen van het
systeem worden automatisch en continu
gewist.
RDe gegevens over de locatie van de auto in het
interne geheugen van het systeem worden
continu overschreven, zodat altijd ten hoogste
de drie laatste actuele locaties van de auto,
die voor de normale werking van het systeem
noodzakelijk zijn, beschikbaar zijn.
RHet protocol van de werkgegevens van de
beide noodoproepsystemen wordt uiterlijk zo
lang bewaard als noodzakelijk is om aan de
doelstelling voor de handhaving van de nood-
oproep te kunnen voldoen, en in geen geval
langer dan 13 uur na het tijdstip waarop een
noodoproep werd geactiveerd.
Rechten van de door de gegevensverwerking
getroen personen
De door de gegevensverwerking getroen per-
soon (de autobezitter) hee het recht op toegang
tot de gegevens en kan eventueel het corrigeren,
wissen of blokkeren verlangen van gegevens die
hem of haar betreen en waarvan de verwerking
niet aan de voorschrien van de DS-GVO voldoet.
Elke conform deze verordening uitgevoerde cor-
rectie, wissing of blokkering moet derden waaraan
de gegevens werden verstuurd worden medege-
deeld, voor zover dit niet onmogelijk is en geen
onevenredige inspanningen vereist.
De door de gegevensverwerking getroen per-
soon hee het recht om bij de verantwoordelijke
instantie een klacht in te dienen wanneer deze
van mening is dat door de verwerking van zijn per-
soonsgegevens zijn rechten zijn aangetast.
612 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
Het bevoegd contactpunt voor de verwerking van
toegangsrechten: Gevolmachtigde voor de gege-
vensbeveiliging, Mercedes-Benz Group AG, HPC
E600, D-70546 Stuttgart, Duitsland
Online- en internetfuncties
Internetverbinding
Informatie over internetverbinding
&WAARSCHUWING Gevaar voor aeiding
door informatiesystemen en communica-
tieapparatuur
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde informatiesystemen en communicatie-
apparatuur bedient, kunt u van de verkeerssi-
tuatie worden afgeleid. Bovendien kunt u de
controle over de auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen wan-
neer de verkeerssituatie dit toelaat.
#Wanneer dit niet kan worden gewaar-
borgd, op een veilige plek stoppen en de
invoering wanneer de auto stilstaat uit-
voeren.
Bij het gebruik van het multimediasysteem de wet-
telijke bepalingen in acht nemen van het land
waar u zich op dat moment bevindt.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door het bedienen van mobiele communi-
catieapparatuur tijdens het rijden
Mobiele communicatieapparatuur leidt de
chaueur af van de verkeerssituatie. Boven-
dien kan de bestuurder de controle over de
auto verliezen.
#Als bestuurder de mobiele communica-
tieapparaten alleen bedienen wanneer
de auto stilstaat.
#Als inzittende mobiele communicatieap-
paratuur alleen gebruiken op daarvoor
geschikte plaatsen, bijvoorbeeld ach-
terin .
Bij het gebruik van mobiele communicatieappara-
tuur in de auto de wettelijke voorschrien in acht
nemen van het land waarin u zich bevindt.
Afhankelijk van de uitrusting van de auto en de
beschikbaarheid in het betreende land zijn er de
volgende mogelijkheden om een internetverbin-
ding tot stand te brengen:
RAuto's met communicatiemodule:
-Via de communicatiemodule inclusief data-
roaming (/ pagina 614)
-Via Bluetooth® of wi met voor data
geschikte mobiele telefoon
RAuto's zonder communicatiemodule::
-Via Bluetooth® met voor data geschikte
mobiele telefoon
-Via wi met voor data geschikte mobiele
telefoon
Tijdens het rijden zijn de internetfuncties beperkt
bruikbaar.
MBUX multimediasysteem 613
F206 0105 07
Internetverbinding via communicatiemodule
instellen
Voorwaarden
RDe auto is uitgerust met een vast geïnstal-
leerde communicatiemodule.
REen Mercedes me-gebruikersaccount is
beschikbaar.
RDe auto is aan een Mercedes me gebruikers-
account gekoppeld.
RDe dienst Internet in the Car is geactiveerd.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Internet en Bluetooth
5Internettoegangen beheren
#Actief data-abonnement selecteren.
Bij de meeste Mercedes me connect services is
bij aankoop van de services gegevensvolume
beschikbaar.
Voor het gebruik van enkele functies, bijvoorbeeld
de webbrowser of wi-hotspot, is extra gegevens-
volume nodig.
Wanneer uw gegevenslimiet wordt bereikt, zijn de
Mercedes me connect services nog slechts
beperkt beschikbaar.
Afhankelijk van de uitrusting van de auto kunt u bij
de Mercedes me Store een datapakket direct bij
een provider van een mobiel netwerk aanschaf-
fen. Om gebruik te kunnen maken van het data-
pakket sluit u via de Mercedes me Store uw eigen
contract met een provider van een mobiel net-
werk af, dat op elk moment kan worden opgezegd
en waaraan geen kosten zijn verbonden. Dit con-
tract is een voorwaarde voor het gebruik van de
services uit het eerder aangeschae pakket. De
beschikbaarheid van deze optie is landsafhanke-
lijk.
Wanneer de optie van een datapakket niet
beschikbaar is of niet achteraf kan worden aange-
scha, kunt u tegen betaling gegevensvolume
rechtstreeks bij de provider van een mobiel net-
werk kopen.
%Bij een Mercedes-Benz-servicewerkplaats
navragen of het in uw land mogelijk is om
rechtstreeks bij een provider mobiel netwerk
een databundel te kopen.
%Als alternatief en indien beschikbaar kunt u
voor het gebruik van een webbrowser of wi-
hotspot de tethering-functie van een mobiele
telefoon via wi of Bluetooth® gebruiken.
%Bij externe wihotspots die via TKIP versleu-
teld zijn, kunnen online soware-updates niet
via de externe wi-hotspot worden uitgevoerd.
Automatische internetverbinding via communi-
catiemodule verbreken
Voorwaarden
RWi- of Bluetooth® tethering zijn in de auto
beschikbaar.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Internet en Bluetooth
5Internettoegangen beheren
#De instellingen Ä in de regel van Actief
data-abonnement selecteren.
#Automatische verbinding verbreken: De optie
Item wissen selecteren.
614 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
%De communicatiemodule wordt verwijderd uit
de lijst met bekende hotspots, maar kan op
elk gewenst moment handmatig opnieuw wor-
den verbonden (/ pagina 614).
Met de optie Item wissen kunt u het gebruik van
de aangeschae databundel beperken. Na het
activeren van deze optie wordt een automatische
verbindingsopbouw met de communicatiemodule
voorkomen.
Internetverbinding via wi instellen
Voorwaarden
RDe wi-functie op het multimediasysteem is
geactiveerd (/ pagina 510).
RDe functie wihotspot op de mobiele telefoon
is geactiveerd (zie de handleiding van de fabri-
kant).
RInternet delen via wi is geactiveerd (zie de
handleiding van de fabrikant).
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Internet en Bluetooth
5Internettoegangen beheren
%Deze functie is landafhankelijk.
De mobiele telefoon is aanwezig in de internet-
apparatenmanager
#De mobiele telefoon met het wi-symbool
ö selecteren.
De mobiele telefoon is niet aanwezig in de inter-
net-apparatenmanager
#Toegang zoeken selecteren.
#De mobiele telefoon met het wi-symbool
ö selecteren.
Het kan een paar seconden duren tot het
apparaat door de wi-zoekfunctie gevonden
wordt.
#Bij wi-netwerk aanmelden (/ pagina 510).
De internetverbinding via wi vertoont in de vol-
gende gevallen een storing of functioneert niet:
RDe mobiele telefoon is uitgeschakeld.
RIn de mobiele telefoon is het gebruik van
mobiele-telefoondata gedeactiveerd.
ROp het multimediasysteem is de functie wi
uitgeschakeld.
ROp de mobiele telefoon is de functie wi uitge-
schakeld.
ROp de mobiele telefoon is internet delen via
wi gedeactiveerd.
Internetverbinding via Bluetooth® instellen
Voorwaarden
RDe mobiele telefoon ondersteunt het Blue-
tooth®-proel PAN (Personal Area Network).
RDe mobiele telefoon is via Bluetooth® met het
multimediasysteem verbonden
(/ pagina 578).
RInternet delen via Bluetooth® is geactiveerd
(zie de handleiding van de fabrikant).
MBUX multimediasysteem 615
F206 0105 07
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Internet en Bluetooth
5Internettoegangen beheren
%Deze functie is landafhankelijk.
De mobiele telefoon is aanwezig in de internet-
apparatenmanager
#De mobiele telefoon met het Bluetooth®-sym-
bool \ selecteren.
De mobiele telefoon is niet aanwezig in de inter-
net-apparatenmanager
#Toegang zoeken selecteren.
In de weergegeven lijst worden alle mobiele
telefoons getoond die reeds bij het multime-
diasysteem bekend zijn. Nieuwe apparaten
kunnen via de telefoon-applicatie worden inge-
steld.
#De mobiele telefoon via Bluetooth® verbinden
(/ pagina 578).
%Wanneer een nieuwe mobiele telefoon via
Bluetooth® is verbonden, wordt deze ook
gebruikt voor de telefoon-applicatie.
De internetverbinding via Bluetooth® vertoont in
de volgende gevallen een storing of functioneert
niet:
RDe mobiele telefoon is uitgeschakeld.
REr is niet voldoende mobiele-telefoonnetwerk-
dekking beschikbaar.
RIn de mobiele telefoon is het gebruik van
mobiele-telefoondata gedeactiveerd.
RDe functie Bluetooth® is op het multimedia-
systeem uitgeschakeld en de mobiele telefoon
moet via Bluetooth® worden verbonden.
RDe functie Bluetooth® is op de mobiele tele-
foon uitgeschakeld en de mobiele telefoon
moet via Bluetooth® worden verbonden.
RHet mobiele-telefoonnet of de mobiele tele-
foon voorkomen dat er gelijktijdig een tele-
foon- en internetverbinding is.
ROp de mobiele telefoon is gedeeld internet via
Bluetooth® niet vrijgegeven.
Vrijgave van een mobiele telefoon voor internet-
toegang annuleren
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Internet en Bluetooth
5Internettoegangen beheren
#De opties Ä naast de naam van de mobiele
telefoon selecteren.
#Configuratie wissen selecteren.
#Ja selecteren.
Internetverbinding opbouwen
Multimediasysteem:
4© 5Apps
#Bijvoorbeeld z Browser selecteren.
Wanneer u een functie selecteert, die een inter-
netverbinding nodig hee en het systeem actueel
oine is, wordt een menu geopend voor de selec-
tie van de beschikbare internettoegang, zoals alle
Tethering-apparaten die zich binnen het bereik
bevinden.
#Selecteert u een internettoegang uit de lijst.
De internetverbinding wordt opgebouwd.
616 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
%De lijst met mogelijke internettoegangen kunt
u ook via de uitgebreide statusregel laten
weergeven.
%Afhankelijk van de uitrusting van de auto en
de beschikbaarheid in het betreende land
kan via de communicatiemodule of verbonden
mobiele telefoons een internetverbinding wor-
den opgebouwd.
%De beschikbaarheid van de webbrowser is
landsafhankelijk.
Verbindingsstatus
Overzicht verbindingsstatus
Afhankelijk van de verbindingsstatus kunnen de
volgende symbolen in de statusregel van het cen-
traal display verschijnen:
Rö: Een wi-apparaat is geselecteerd als
internettoegang.
R\: Een Bluetooth®-apparaat is geselec-
teerd als internettoegang.
RMobiele-communicatiestandaard (bijvoorbeeld
4G + dubbele pijl-symbool): De communicatie-
module is als hotspot geselecteerd.
Verbindingsstatus weergeven
Multimediasysteem:
4©
#De statusregel aantippen.
De uitgebreide statusregel wordt weergege-
ven.
#Het internet-symbool in het symbooloverzicht
aantippen.
De actuele verbindingsstatus wordt weergege-
ven.
Aanwijzingen met betrekking tot de weergave van
de verbindingsstatus
RBij verbinding via wi worden de verbindings-
status en de apparaatnaam weergegeven.
RBij een verbinding via een Bluetooth®-apparaat
worden de verbindingsstatus, de apparaat-
naam en het netwerk weergegeven.
RBij een verbinding via de communicatiemodule
kan de volgende statusinformatie worden
weergegeven:
-Netwerk
-Status (online, oine, databundel beschik-
baar of opgebruikt, beperkte dienst)
RBij auto's met een communicatiemodule kun-
nen via Mercedes me connect de verbindings-
gegevens van niet door de gebruiker betaalde
services worden weergegeven.
Webbrowser
Website oproepen
&WAARSCHUWING Gevaar voor aeiding
door informatiesystemen en communica-
tieapparatuur
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde informatiesystemen en communicatie-
apparatuur bedient, kunt u van de verkeerssi-
tuatie worden afgeleid. Bovendien kunt u de
controle over de auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen wan-
neer de verkeerssituatie dit toelaat.
#Wanneer dit niet kan worden gewaar-
borgd, op een veilige plek stoppen en de
invoering wanneer de auto stilstaat uit-
voeren.
MBUX multimediasysteem 617
F206 0105 07
Bij het gebruik van het multimediasysteem de wet-
telijke bepalingen in acht nemen van het land
waar u zich op dat moment bevindt.
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5z Browser
Nieuwe website oproepen
#Zoeken selecteren.
#Een internetadres invoeren.
#OK selecteren.
%De functie is landafhankelijk.
%Tijdens het rijden kunnen via het multimedia-
systeem geen websites worden weergegeven.
Website uit geschiedenis oproepen
#De vorige site uit de geschiedenis oproepen:
q selecteren.
Overzicht webbrowser
1Vorige website
2Volgende website
3Bijwerken
4URL
5Favoriet toevoegen/verwijderen
6Opties
7Instellingen
%Onder Ä hebt u de volgende opties:
RTabbladen
RBladwijzers & Geschiedenis
RLeesmodus
RLink delen
RInhoud delen
RMobiele website opvragen
Webbrowseropties oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5z Browser
5Ä 5Bladwijzers & Geschiedenis
De volgende functies zijn beschikbaar:
RBladwijzers
RBrowsergeschiedenis
RIngevoerde URL's
#Een optie selecteren.
#De instellingen uitvoeren.
618 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
Webbrowserinstellingen oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5z Browser
5Z 5Instellingen
De volgende functies zijn beschikbaar:
RPopups blokkeren
RCookies toestaan
RJavascript activeren
#Een functie in- D of uitschakelen E.
Browserdata wissen
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5z Browser
5Z 5Browsergegevens
De volgende specieke browsergegevens kunnen
worden gewist:
RCache
RCookies
RFormuliergegevens
#Een van de weergegeven opties selecteren.
Favorieten beheren
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5z Browser
5Ä
#Bladwijzers & Geschiedenis selecteren.
#Ä achter het leesteken selecteren.
Een menu met opties wordt geopend.
De volgende opties staan ter beschikking:
RItem wissen
RAlles wissen
RBewerken
RDelen
#Een van de weergegeven opties selecteren.
Tabbladen beheren
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5z Browser
5Ä 5Tabbladen
Nieuw tabblad openen
#Nw. tabblad selecteren.
Van tabblad wisselen
#Het icoon van het gewenste tabblad selecte-
ren.
Tabblad sluiten
#Zo lang op het icoon van het tabblad dat u wilt
sluiten blijven drukken, totdat een menu ver-
schijnt.
#Sluiten selecteren.
Het tabblad wordt gesloten.
Privé-modus
#Privé-modus in- D of uitschakelen E.
Wanneer de privé-modus is ingeschakeld, ver-
schijnt in de invoerregel van de webbrowser
een icoon.
%In de privé-modus worden noch de cookies,
noch de browsergeschiedenis opgeslagen.
Favorieten kunnen ook in de privé-modus wor-
den opgeslagen.
MBUX multimediasysteem 619
F206 0105 07
URL uit de webbrowser delen
Voorwaarden
RDelen via QR-code: Een app voor het scannen
van de QR-code is geïnstalleerd op het
mobiele eindapparaat.
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5z Browser
5Ä
URL via QR-code delen
#Link delen selecteren.
Er verschijnt een QR-code.
#De weergegeven QR-code scannen met het
mobiele eindapparaat.
URL met een ander display delen
#Inhoud delen selecteren.
#In het menu een display over een ander dis-
play trekken en neerzetten.
De weergegeven website wordt geopend op
het andere display.
%Meer informatie over het delen van de dis-
playinhoud:
Webbrowser op de achtergrond plaatsen
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5z Browser
#© indrukken.
De audio-weergave vindt verder plaats.
TuneIn radio
TuneIn Radio oproepen
Voorwaarden
REr is een gebruikersaccount onder http://
www.mercedes.me aanwezig.
RDe auto is aan een Mercedes me gebruikers-
account gekoppeld.
RDe dienst TuneIn Radio is geactiveerd.
RGegevensvolume is aanwezig.
Afhankelijk van het betreende land moet dit
worden aangekocht.
REr is een snelle internetverbinding voor een
storingsvrije overdracht aanwezig.
%De functies en Services zijn afhankelijk van
het betreende land. Voor meer informatie
hierover contact opnemen met een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio
#TuneIn Radio selecteren.
Het menu TuneIn Radio verschijnt. U hoort de
laatst ingestelde zender.
%De verbindingskwaliteit is afhankelijk van de
plaatselijke ontvangst van het mobiele-tele-
foonnet.
620 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
Overzicht TuneIn Radio
1Internetradio provider
2Extra informatie van de actuele zender
3Weergave regelen
4Instellingen
5Overige opties
6Favorieten
7Zenderlijst
8Zoeken
TuneIn radiozenders selecteren en verbinden
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio 5TuneIn Radio
#= selecteren.
#Een categorie selecteren.
#Een zender selecteren.
De verbinding wordt automatisch opgebouwd.
of
#Het zoekveld selecteren.
#Een zendernaam invoeren.
%Bij het gebruik van de internetradio kunnen
grote hoeveelheden data worden overge-
bracht.
Tuneln radiozender als favoriet opslaan/wissen
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio 5TuneIn radio
Favorieten opslaan
#Een zender selecteren.
#Het symbool naast de zendernaam indrukken.
Favorieten wissen
#Een zender selecteren.
#Het symbool naast de zendernaam indrukken.
Opties van de internetradio instellen
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio 5TuneIn radio
5Z 5TuneIn
De volgende opties staan ter beschikking:
RStream selecteren: Selecteren van de stream-
kwaliteit
RTuneIn account aanmelden: Aanmelden van
uw TuneIn gebruikersaccount
RAccount afmelden: Afmelden van uw TuneIn
gebruikersaccount
#Een optie selecteren.
MBUX multimediasysteem 621
F206 0105 07
Media
Informatie over de mediafunctie
Informatie over ondersteunde formaten en
gegevensdragers
&WAARSCHUWING Gevaar voor aeiding
door bediening van gegevensdragers
Wanneer u tijdens het rijden gegevensdragers
bedient, kunt u van de verkeerssituatie worden
afgeleid. Bovendien kunt u de controle over de
auto verliezen.
#Gegevensdragers alleen bedienen als de
auto stilstaat.
Ondersteunde formaten en gegevensdragers:
Toegestane
gegevenssys-
temen
FAT32, exFAT, NTFS
Toegestane
gegevensdra-
gers
Usb-apparatuur, iPod®/
iPhone®, MTP-apparatuur,
Bluetooth® audioapparatuur
Ondersteunde
audioforma-
ten
MP3, WMA, AAC, WAV, FLAC,
ALAC
Ondersteunde
videoforma-
ten
MPEG, AVI, MKV, MP4, M4V,
WMV
%De volgende aanwijzingen in acht nemen:
RHet multimediasysteem beheert in totaal
tot 50000 ondersteunde bestanden.
REr worden gegevensdragers tot 2 TB
ondersteund (32‑bit-architectuur).
RVanwege de grote verscheidenheid aan
beschikbare muziek- en videobestanden
op het gebied van encoders, bemonste-
ringsfrequenties en gegevensoverdracht-
snelheden kan het afspelen niet worden
gewaarborgd.
RDoor de grote hoeveelheid verschillende
usb-apparaten op de markt kan het afspe-
len van alle usb-apparaten niet worden
gegarandeerd.
RVideo's worden tot FullHD (1920x1080)
ondersteund.
RKopieerbeveiligde muziek- en videobestan-
den of met DRM (Digital Rights Manage-
ment) gecodeerde bestanden kunnen niet
worden afgespeeld.
RMp3-spelers moeten het Media Transfer
Protocol (MTP) ondersteunen.
Informatie over auteursrecht en merksymbolen
Zelfgemaakte audiobestanden (bijvoorbeeld zelf-
gemaakte kopieën van gegevensdragers) vallen
onder het auteursrecht. In veel landen mogen
zonder toestemming van de rechthebbende geen
kopieën, ook niet voor privé-doeleinden, worden
gemaakt. Zorg ervoor dat u met de geldende voor-
schrien met betrekking tot het auteursrecht
bekend bent en deze in acht neemt.
622 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
Onder licentie van Dolby Laboratories geprodu-
ceerd. Dolby, Dolby Audio en het dubbel-D-sym-
bool zijn handelsmerken van Dolby Laboratories.
Zie voor DTS patenten http://patents.dts.com.
Geproduceerd onder licentie van DTS Licensing
Limited. DTS, het symbool en DTS samen met het
symbool zijn geregistreerde handelsmerken, en
DTS TruVolume is een handelsmerk van DTS,
Inc.© DTS, Inc. Alle rechten voorbehouden.
DTS® Connected Radio™
Zie voor DTS patenten http://patents.dts.com.
Geproduceerd onder licentie van DTS Licensing
Limited. DTS, DTS Connected Radio en het DTS-
logo zijn gedeponeerde handelsmerken of han-
delsmerken van DTS, Inc. in de Verenigde Staten
en andere landen. © 2020 DTS, Inc. ALLE RECH-
TEN VOORBEHOUDEN. Songteksten gelicentieerd
en geleverd door Lyric Find™. Inhoud gelicenti-
eerd en afkomstig van Radioplayer™.
MBUX multimediasysteem 623
F206 0105 07
Gracenote, MusicID, Playlist Plus, het Gracenote-
logo en het opschri "Powered by Gracenote" zijn
geregistreerde merknamen of merknamen van
Gracenote, Inc. in de USA en/of andere landen.
Dit product bevat Spotify-soware, waarvoor de
volgende licenties van derden gelden: https://
www.spotify.com/connect/third-party-licenses
TIDAL en het TIDAL logo zijn in de Europese Unie
en in andere landen geregistreerde handelsmer-
ken van Aspiro AB.
Overzicht menu Media
1Albumcover
2Actieve mediabron
3Titel en artiest
4Actieve gegevensdrager en actuele titelnum-
mer/titel in weergavelijst
5Randomweergave
6Herhaling
624 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
7Instellingen
8Overige opties
9Vorige of volgende titel en snel terugspoelen
of snel vooruitspoelen
AOverige categorieën
BWeergavelijst en categorieën
CMediazoeken
DWeergave regelen
ETijdbalk
Wanneer het besturingsmenu in de zero‑layer is
opgeroepen, zijn de volgende functies beschik-
baar:
RMediaweergave aansturen
RTitel uit de actuele weergavelijst selecteren
RWeergavelijst selecteren
RMediazoeken
RMediabron selecteren
RFavoriet aanmaken
RInstellingen uitvoeren
%Meer informatie over:
ROverzicht zero‑layer (/ pagina 486).
RBediening zero‑Layer (/ pagina 488).
Gegevensdrager met het multimediasysteem ver-
binden
Usb-apparaten aansluiten
*AANWIJZING Schade bij hoge temperatu-
ren
Hoge temperaturen kunnen usb-apparaten
beschadigen.
#Sd-apparaten na gebruik verwijderen en
uit de auto nemen.
Auto's met bekerhouders (voorbeeld)
De multimedia-aansluiteenheid bevindt zich in het
opbergvak van de middenconsole en beschikt
over een usb-C-aansluiting. Afhankelijk van de uit-
rusting van de auto zijn er twee extra usb-aanslui-
tingen in het opbergvak onder de armsteun en
een derde in het opbergvak van de middencon-
sole. Het laadvermogen van de usb-aansluitingen
MBUX multimediasysteem 625
F206 0105 07
is ten minste 5V (3 A) en afhankelijk van de uitrus-
ting van de auto maximaal 20V (5 A).
#Het usb-apparaat met de usb-aansluiting ver-
binden.
Bluetooth® audioapparatuur zoeken en autori-
seren
Voorwaarden
ROp het multimediasysteem en op de audioap-
paratuur is Bluetooth® ingeschakeld.
RDe audioapparatuur ondersteunt de Blue-
tooth® audioproelen A2DP en AVRCP.
RDe audioapparatuur is voor andere apparatuur
"zichtbaar".
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Bluetooth
Nieuwe Bluetooth®-audioapparatuur autoriseren
#Apparaat verbinden selecteren.
De gevonden apparatuur wordt in de appara-
tenlijst weergegeven.
#Audioapparatuur selecteren.
De autorisatie wordt gestart. Op het multime-
diasysteem en op de mobiele telefoon ver-
schijnt een code.
#Wanneer de codes identiek zijn, dit op de
audioapparatuur bevestigen.
#Nee, alleen muziek selecteren.
De Bluetooth®-audioapparatuur wordt met het
multimediasysteem verbonden.
Al geautoriseerde Bluetooth®-audioapparatuur
verbinden
#Bluetooth® audioapparatuur uit de lijst selec-
teren.
De verbinding wordt opgebouwd.
Mediaweergave starten
Voorwaarden
REen gegevensdrager is met het multimediasys-
teem verbonden.
Multimediasysteem:
4© 5Media
#Een mediabron selecteren.
Mediaweergave aansturen
Multimediasysteem:
4© 5Media
#Weergave pauzeren: 8 selecteren.
#Weergave voortzetten: 6 selecteren.
#Titel herhalen: : selecteren.
Voor het herhalen bestaan de volgende instel-
lingen:
REenmaal selecteren: De actieve playlist
wordt herhaald.
RTweemaal selecteren: De actuele titel
wordt herhaald.
RDriemaal selecteren: De herhaling wordt
gedeactiveerd.
#Titel in willekeurige volgorde afspelen: 9
selecteren.
626 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
#Titel vooruit- of terugspoelen: de tijdbalk op de
gewenste plaats aantippen.
#Volgende titel selecteren: ü selecteren.
#Vorige titel selecteren: û selecteren.
#Titel snel doorspoelen: û of ü inge-
drukt houden.
#Actuele titellijst weergeven: 5 selecteren.
%U kunt de mediaweergave ook in de zero‑layer
via het weergegeven besturingsmenu bedie-
nen (/ pagina 486).
Overige opties voor de mediaweergave instellen
Multimediasysteem:
4© 5Media
Meer opties oproepen
#Ä selecteren.
De verdere opties worden weergegeven.
#Een optie selecteren.
Mediazoeken
Informatie over zoeken in categorieën
Onder 5 kunnen alle beschikbare mediabe-
standen worden doorzocht. Hiervoor zijn verschil-
lende categorieën beschikbaar. De weergegeven
categorieën zijn afhankelijk van het verbonden
apparaat en bestandsformaat.
%De categorieën zijn beschikbaar, zodra de
gehele inhoud van het medium gelezen en
geanalyseerd is.
De mediazoekfunctie bij Android-apparaten is
eventueel beperkt beschikbaar.
Zoeken in categorieën starten
Multimediasysteem:
4© 5Media 55
#Een categorie selecteren.
Zoeken op trefwoord gebruiken
Multimediasysteem:
4© 5Media
Via zoeken op trefwoord kan door vrije tekstinvoer
naar inhoud worden gezocht.
#ª selecteren.
Er verschijnt een toetsenbord voor het invoe-
ren van tekens.
#Het gezochte begrip invoeren.
%Het zoeken begint met het eerst ingevoerde
teken. Des te meer tekens worden ingevoerd,
des te concreter worden de zoekresultaten.
#Het gewenste item uit de lijst met treers
selecteren.
Als een lijst met meerdere titels wordt gese-
lecteerd, wordt deze in de zoekfunctie
geopend.
Om alle titels in de lijst af te spelen, Ä en
vervolgens Direct afspelen selecteren.
Online-muziek
Voorwaarden
REr is een account voor de muziekstreaming-
dienst aanwezig.
REr is een abonnement voor de muziekstrea-
mingdienst afgesloten.
RGegevensvolume is aanwezig.
MBUX multimediasysteem 627
F206 0105 07
Afhankelijk van het betreende land moet dit
worden aangekocht.
REr is een snelle internetverbinding voor een
storingsvrije overdracht aanwezig.
%De functies en Services zijn afhankelijk van
het betreende land. Voor meer informatie
hierover contact opnemen met een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
Multimediasysteem:
4© 5Media
Een streaming-provider bij de eerste keer starten
van de toepassing toevoegen
#Online muziek selecteren.
Het overzicht van alle ondersteunde strea-
ming-providers verschijnt.
#Een streaming-provider selecteren.
Op het display verschijnt een QR-code.
#De QR-code scannen met de mobiele tele-
foon.
#Het verbindingsverzoek op de mobiele tele-
foon bevestigen.
Meer streaming-providers toevoegen
#Online muziek selecteren.
De als laatste actieve streaming-provider is
actief.
#Z selecteren.
#Muziekdiensten selecteren.
Het overzicht van alle ondersteunde strea-
ming-providers verschijnt.
#Een streaming-provider selecteren.
Op het display verschijnt een QR-code.
#De QR-code scannen met de mobiele tele-
foon.
#Het verbindingsverzoek op de mobiele tele-
foon bevestigen.
Uitloggen bij een streaming-provider
#Online muziek selecteren.
De als laatste actieve streaming-provider is
actief.
#Z selecteren.
#Muziekdiensten selecteren.
Het overzicht van alle ondersteunde strea-
ming-providers verschijnt.
#Z naast de streaming-provider selecteren.
#Afmelden aantippen.
Online-muziek oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Media
#Online muziek selecteren.
De muziekweergave kan worden bediend met de
Touch-Control of via de media-applicatie.
Muziek in online-muziek zoeken
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Online muziek
Op categorieën zoeken in online-muziek
In het zoeken op categorieën kun de media-
inhoud van de streaming-provider worden door-
zocht. De beschikbare categorieën en het sym-
bool voor het zoeken op categorieën zijn afhanke-
lijk van de streaming-provider.
#Het zoeken naar categorieën starten.
Een lijst met beschikbare categorieën ver-
schijnt.
#Een categorie selecteren.
628 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
Op trefwoorden zoeken in online-muziek
Via zoeken op trefwoord kan door vrije tekstinvoer
naar inhoud worden gezocht.
#ª selecteren.
Er verschijnt een toetsenbord voor het invoe-
ren van tekens.
#Het gezochte begrip invoeren.
%Hoe meer tekens u bij de trefwoordenzoek-
functie invoert, des te concreter worden de
zoekresultaten.
#Het gewenste item uit de lijst met treers
selecteren.
Afhankelijk van het geselecteerde item wordt
het afspelen gestart of een lager niveau in de
zoekfunctie geopend.
Online-muziekinstellingen oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Online muziek
#Z selecteren.
#Muziekdiensten selecteren.
#Z naast een streaming-provider selecte-
ren.
#Een instelling selecteren.
%Via het tandwielsymbool Z naast de gese-
lecteerde streaming-providers kan informatie
over de gekoppelde accounts worden weerge-
geven. De beschikbare informatie is afhanke-
lijk van het aanbod van de streaming-provider.
Radio
Radio inschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio
#De toepassing op het startscherm van het
multimediasysteem starten.
De radioweergave verschijnt. U hoort de laatst
ingestelde zender in de laatst ingestelde fre-
quentieband.
Overzicht radio
1Vooruitblikscherm
2Actieve frequentieband
3Zendernaam of ingestelde frequentie
4Instellingen
5Overige opties
6Verkeersmeldingen inschakelen
MBUX multimediasysteem 629
F206 0105 07
In de DAB-uitrusting: Radio-aankondigingen
inschakelen
7Zenderlijst
8Zoeken
%De beschikbaarheid van de frequentiebanden
is afhankelijk van de uitrusting.
Wanneer het besturingsmenu in de zero‑layer is
opgeroepen, zijn de volgende functies beschik-
baar:
RRadiozender instellen
RRadiozender uit zenderlijst instellen
RRadiozender opslaan
RFrequentieband
RZoekfunctie
RFavoriet aanmaken
RInstellingen uitvoeren
%Meer informatie over:
ROverzicht zero‑layer (/ pagina 486).
RBediening zero‑Layer (/ pagina 488).
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Frequentieband instellen
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio
#Een frequentieband of een favoriet selecteren.
Radiozender instellen
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio
#Op het bedieningselement naar links of rechts
vegen of een radiozender selecteren.
%U kunt de vorige of volgende radiozender ook
in de zerolayer via het weergegeven bestu-
ringsmenu instellen (/ pagina 486).
Radiozenderlijst oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio
#4 selecteren.
De zenderlijst verschijnt.
#De zenderlijst omhoog of omlaag vegen.
#Een zender selecteren.
Radiozender via zendernaam of frequentie-invoer
zoeken
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio
#è selecteren.
#Een zendernaam of een frequentie invoeren.
#Een zender selecteren.
Voorgestelde radiozender selecteren
Voorwaarden
RDe optie Muziekadviezen toestaan is inge-
schakeld (/ pagina 496).
RHet multimediasysteem hee voldoende gege-
vens verzameld om zendervoorstellen weer te
geven.
630 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio
#è selecteren.
De voorgestelde zenders worden weergege-
ven.
#Een voorgestelde zender selecteren.
De geselecteerde zender is hoorbaar.
Radiozender opslaan
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio
#Een radiozender instellen.
#f selecteren.
Favoriet bewerken
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio 5Favorieten
Zender verschuiven
#· indrukken.
De lijst met favorieten verschijnt.
#Ä geheel rechts naast de zendernaam
indrukken.
#Verplaatsen selecteren.
#De zender op de nieuwe plaats schuiven.
Zender volgen via internetradio instellen
Voorwaarden
REr is een snelle internetverbinding voor een
storingsvrije overdracht aanwezig.
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio
#Z selecteren.
#Internetradio selecteren.
#De functie Zender volgen in- of uitschakelen.
Als de functie ingeschakeld is, wordt de zen-
der opgezocht op de internetradio.
Wanneer u het uitzendgebied van de zender
verlaat en de zender beschikbaar is via inter-
netradio, verschijnt de melding Slechte ont-
vangst. Hier aantippen om naar internetra-
dio om te schakelen. op het centraal display.
Slideshow oproepen (FM/DAB-radiofunctie)
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio
De slideshow gee aanvullende informatie van de
zender grasch weer. Deze kunnen bijvoorbeeld
logo's, albumcovers, muziektitels, programma's,
berichten of onderhoudsinformatie omvatten.
%De slideshow is beschikbaar voor DAB+‑zen-
ders, die extra informatie verzenden.
#Op het zenderbeeld op het centraal display
drukken.
De afbeelding wordt vergroot.
Slideshow in- of uitschakelen (FM/DAB-radiofunc-
tie)
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio 5Z
#DAB slideshow of Uitgebreide radio slide-
show in- D of uitschakelen E.
Wanneer beide Slideshows ingeschakeld zijn,
worden hun weergaven afgewisseld.
MBUX multimediasysteem 631
F206 0105 07
Functie frequentie vastzetten in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio 5Z
5Actieve frequentieband
#Frequentie vast in- of uitschakelen.
Als de functie is ingeschakeld, wordt dezelfde
frequentie vastgehouden, ook als de ontvangst
slecht is.
Verkeersinformatie in- en uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio
#. selecteren.
De verkeersinformatie wordt in- of uitgescha-
keld.
Radio-aankondigingen in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio
#DAB slideshow inschakelen.
De geselecteerde radio-aankondigingen wor-
den afgespeeld.
Bij het de eerste keer inschakelen van DAB sli-
deshow zijn Verkeersinformatie (TA), Reizen
en Waarschuwing ingesteld.
of
#DAB slideshow uitschakelen.
Er worden geen radio-aankondigingen afge-
speeld.
DAB Slideshow selecteren
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio 5Z
5DAB Slideshow
#Een gesproken aanwijzing in- O of uitschake-
len.
Er kan bijvoorbeeld Verkeersinformatie (TA),
Reizen of Waarschuwing worden gekozen.
%De radio-aankondigingen zijn zenderafhanke-
lijk.
Volumeverhoging verkeersinformatie instellen
Multimediasysteem:
4© 5Z 5Systeem 5Audio
#Navigatie- en verkeersinformatie selecteren.
#Een waarde bij Volumeverhoging verkeersin-
formatieinstellen.
Radiotekst weergeven
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio 5Z
5Actieve frequentieband
#Radiotekstinformatie in- of uitschakelen.
Songtekst weergeven of verbergen
%De functie is afhankelijk van de uitrusting.
632 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio 5Ä
Songtekst weergeven
#Songtekst weergeven selecteren.
De songtekst, de albumcover, de titel en de
artiest van het actueel op de radio afge-
speelde nummer worden weergegeven.
Omhoog of omlaag vegen om naar het onder-
ste of bovenste deel van de songtekst te gaan.
Wanneer bij het actueel op de radio afge-
speelde nummer geen songtekst beschikbaar
is, wordt Songtekst weergeven grijs weerge-
geven.
Songtekst verbergen
#Het kruis boven de songtekstweergave selec-
teren.
of
#G selecteren.
De radioweergave verschijnt.
Sound
Klankinstellingen
Informatie over het sound system
Het sound system beschikt over een totaalvermo-
gen van 125 W en is uitgerust met vijf luidspre-
kers. Het is beschikbaar voor alle radio- en media-
functies.
%De oproep kan ook plaatsvinden uit andere
audiobronnen. Vervang in het menupad media
bijvoorbeeld door radio.
Geluidsmenu oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z
#Een van de weergegeven functies selecteren
om instellingen uit te voeren.
Hoge tonen, middentonen en bassen instellen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z
#Treble, Middle of Bass instellen.
Luidheidnormalisatie in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z
5Luidheidnormalisatie
De functie compenseert het luidheidsverschil bij
wisseling tussen audiobronnen en binnen een
audiobron. Hiertoe zijn verschillende standen
beschikbaar. De momenteel ingestelde stand
wordt weergegeven.
De luidheidnormalisatie kan ook worden uitge-
schakeld.
#Een stand inschakelen.
of
#De luidheidnormalisatie uitschakelen.
MBUX multimediasysteem 633
F206 0105 07
Balans en fader instellen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z
5Balans en Fader
Balans instellen
#In het weergegeven raster de volumeverdeling
tussen de luidsprekers aan de rechter- en lin-
kerzijde van de auto instellen.
Het volume wordt verdeeld tussen de luidspre-
kers aan de rechter- en linkerzijde van de
auto.
Fader instellen
#In het weergegeven raster de volumeverdeling
tussen de luidsprekers voor- en achterin de
auto instellen.
Het volume wordt verdeeld tussen de luidspre-
kers voor- en achterin de auto.
Burmester® 3D-surround sound system
Informatie over het Burmester® 3D-surround
sound system
Het Burmester® 3D-surround sound system
beschikt over een totaalvermogen van 710 watt
en is uitgerust met 15 luidsprekers. Het is
beschikbaar voor alle radio- en mediafuncties.
%De oproep kan ook plaatsvinden uit andere
audiobronnen. Vervang in het menupad media
door bijvoorbeeld radio.
Geluidsmenu in het Burmester® 3D-surround
sound system oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z
#Een van de weergegeven functies selecteren
om instellingen uit te voeren.
Hoge tonen, middentonen en lage tonen in het
Burmester® 3D-surround sound system instellen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z 5Equalizer
#Treble, Middle of Bass instellen.
Luidheidnormalisatie in het Burmester® 3D-sur-
round sound system in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z 5Equalizer
5Luidheidnormalisatie
De functie compenseert het luidheidsverschil bij
wisseling tussen audiobronnen en binnen een
audiobron. Hiertoe zijn verschillende standen
beschikbaar. De momenteel ingestelde stand
wordt weergegeven.
De luidheidnormalisatie als volgt uitschakelen:
#Een stand inschakelen.
of
#De luidheidnormalisatie uitschakelen.
634 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
Balans en fader in het Burmester® 3D-surround
sound system instellen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z
5Balans en Fader
Balans instellen
#In het weergegeven raster de volumeverdeling
tussen de rechter- en linkerzijde van de auto
verschuiven.
Het volume wordt verdeeld tussen de linker en
rechter luidsprekers in de auto.
Fader instellen
#In het weergegeven raster de volumeverdeling
tussen het voorste en achterste deel van de
auto verschuiven.
Het volume wordt verdeeld tussen de voorste
en achterste luidsprekers in de auto.
%Voor een hoogwaardige muziek- en spraak-
weergave wordt de instelling 0 aanbevolen.
Geluidsproel in Burmester® 3D-surround
sound system selecteren
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z
Een bestaand geluidsproel instellen
#Een geluidsproel selecteren.
Een persoonlijk geluidsproel instellen
#Persoonlijk geluidsprofiel selecteren en Z
selecteren. Opnieuw configureren selecteren
en de instellingsassistent opnieuw starten.
Persoonlijk geluidsproel eerste keer instellen:
#Persoonlijk geluidsprofiel selecteren.
#De conguratie-assistent openen met Start.
#De meldingen op het display in acht nemen en
de gewenste instellingen selecteren.
Het persoonlijke geluidsproel met de gese-
lecteerde instellingen wordt aangemaakt en
kan in het menu Geluidsprofielen worden
geselecteerd.
Afzonderlijke instellingen van het persoonlijke
geluidsproel naderhand wijzigen:
#Persoonlijk geluidsprofiel selecteren, Z
selecteren en de gewenste instellingen aan-
passen.
%De beschikbaarheid van Persoonlijk geluids-
profiel is afhankelijk van de uitrusting.
De conguratie-assistent is beschikbaar wan-
neer de auto stilstaat.
Geluidsfocus in het Burmester® 3D-surround
sound system instellen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z
5Geluidsfocus
#Een zitplaats of een rij zitplaatsen voor de
geluidsfocus selecteren.
De geluidsfocus wordt geactiveerd.
of
#De zitplaats of de rij zitplaatsen opnieuw
selecteren.
De geluidsfocus wordt gedeactiveerd.
MBUX multimediasysteem 635
F206 0105 07
Advanced sound system
Informatie over het advanced sound system
Het advanced sound system beschikt over een
totaalvermogen van 225 watt en is uitgerust met
negen luidsprekers. Het is beschikbaar voor alle
radio- en mediafuncties.
%De oproep kan ook plaatsvinden uit andere
audiobronnen. Vervang in het menupad media
bijvoorbeeld door radio.
Geluidsmenu in het advanced sound system
oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z
Klankinstellingen uitvoeren
#Een van de weergegeven functies selecteren.
Hoge tonen, middentonen en bassen in het
advanced sound system instellen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z
#Treble, Middle of Bass instellen.
Volumeaanpassing in het advanced sound sys-
tem in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z 5Equalizer
5Luidheidnormalisatie
De functie compenseert het luidheidsverschil bij
wisseling tussen audiobronnen en binnen een
audiobron. Hiertoe zijn verschillende standen
beschikbaar. De momenteel ingestelde stand
wordt weergegeven.
De luidheidnormalisatie kan ook worden uitge-
schakeld.
#Een stand inschakelen.
of
#De luidheidnormalisatie uitschakelen.
Balans/fader in het advanced sound system
instellen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z
5Balans en Fader
Balans instellen
#In het weergegeven raster de volumeverdeling
tussen de rechter- en linkerzijde van de auto
verschuiven.
Het volume wordt verdeeld tussen de linker en
rechter luidsprekers in de auto.
Fader instellen
#In het weergegeven raster de volumeverdeling
tussen het voorste en achterste deel van de
auto verschuiven.
Het volume wordt verdeeld tussen de voorste
en achterste luidsprekers in de auto.
636 MBUX multimediasysteem
F206 0105 07
Weergave onderhoudsinterval ASSYST PLUS
Werking van de weergave onderhoudsinterval
ASSYST PLUS
De weergave onderhoudsinterval ASSYST PLUS
informeert u via het bestuurdersdisplay over de
resterende tijd of de resterende afstand tot de
volgende reguliere onderhoudstermijn.
Met de terugtoets G in het stuurwiel kunt u de
onderhoudsindicator verbergen.
Afhankelijk van het gebruik van de auto kan de
weergave van het onderhoudsinterval ASSYST
PLUS het onderhoudsinterval verkorten, bijvoor-
beeld in de volgende gevallen:
Rhoofdzakelijk korte ritten
Rvaak en langdurig draaien met stationair toe-
rental
Rfrequente koudestartfasen
RAuto's met dieselpartikellter: Vaak onderbro-
ken regeneraties van het dieselpartikellter
Mercedes-Benz adviseert om dergelijke bedrijfs-
omstandigheden te vermijden.
Informatie met betrekking tot het onderhoud van
uw auto is verkrijgbaar bij een gekwaliceerde
werkplaats, bijvoorbeeld een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats.
Onderhoudstermijn weergeven
Bestuurdersdisplay:
4Service
De volgende onderhoudstermijn wordt weergege-
ven.
#Weergave verlaten: De terugtoets G in het
stuurwiel indrukken.
Informatie over het regelmatig uitvoeren van
onderhoudswerkzaamheden
*AANWIJZING Voortijdige slijtage door niet
aanhouden van de onderhoudstermijn
Niet tijdig of onvolledig uitgevoerde onder-
houdswerkzaamheden kunnen leiden tot ver-
hoogde slijtage en schade aan de auto.
#De voorgeschreven onderhoudsinterval-
len aanhouden.
#De voorgeschreven onderhoudswerk-
zaamheden laten uitvoeren bij een
gekwaliceerde werkplaats.
Aanwijzingen met betrekking tot bijzondere onder-
houdsmaatregelen
Het voorgeschreven onderhoudsinterval is afge-
stemd op normale bedrijfsomstandigheden van de
auto. Bij zwaardere bedrijfsomstandigheden of
zwaardere belasting van de auto laat u de onder-
houdswerkzaamheden vaker dan voorgeschreven
uitvoeren.
De weergave van het onderhoudsinterval ASSYST
PLUS is slechts een hulpmiddel. De bestuurder
van de auto is zelf verantwoordelijk voor het even-
tueel vaker dan voorgeschreven uitvoeren van
onderhoudswerkzaamheden wanneer de bedrijfs-
omstandigheden en/of belastingen daartoe aan-
leiding geven.
Voorbeelden van zware bedrijfsomstandigheden:
Rregelmatige stadsritten met vele tussenstops
Onderhoud en verzorging 637
F206 0105 07
Rhoofdzakelijk korte ritten
Rvaker gebruik in bergachtig gebied of op
slechte wegen
Rvaak en langdurig draaien met stationair toe-
rental
Rernstige stofoverlast en/of veelvuldig gebruik
van de luchtrecirculatie
Bij deze of vergelijkbare bedrijfsomstandigheden
bijvoorbeeld het interieurlter, het luchtlter, de
motorolie en het olielter vaker laten vervangen.
Bij hogere belastingen de banden vaker controle-
ren. Meer informatie is verkrijgbaar in een gekwa-
liceerde werkplaats.
Standtijd met accukabels losgemaakt
De weergave van het onderhoudsinterval ASSYST
PLUS berekent de onderhoudstermijn alleen wan-
neer de accukabels aangesloten zijn.
#Vóór het losmaken van de accukabels de
onderhoudstermijn op het bestuurdersdisplay
laten weergeven en noteren (/ pagina 637).
Onderhoudsmanagement
Aanwijzingen met betrekking tot het onderhouds-
management
Wanneer de dienst onderhoudsmanagement geac-
tiveerd is, worden automatisch de relevante gege-
vens verzonden aan de Mercedes-Benz klanten-
service.
De klantenservice gee de informatie door aan de
Service Partner die door u op de website van
Mercedes me onder: http://www.mercedes.me
is opgeslagen. Daardoor verkrijgt u individuele
adviezen voor het onderhoud van de auto.
%De berekening van het optimale verzendtijd-
stip van de onderhoudsvraag aan de Service
Partner is afhankelijk van technische beper-
kingen. Deze kunnen ervoor zorgen dat het
onderhoudsadvies als te vroeg of te laat wordt
waargenomen, of in het geheel niet plaats-
vindt. In dat geval kunt u via de onderhouds-
herinnering in het multimediasysteem eenvou-
dig een onderhoudsafspraak maken met de
klantenservice.
%Het onderhoudsmanagement en de onder-
houdsherinnering in het multimediasysteem
zijn niet in elk land beschikbaar. Bij een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats informeren
of deze functie in uw land beschikbaar is.
Verstuurde gegevens bij gebruik van onderhouds-
management
Wanneer de service geactiveerd is, worden auto-
matisch relevante gegevens voor het vastleggen
van de noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden
en het herkennen en verhelpen van storingen ver-
zonden.
Meer informatie over de gegevensoverdracht is te
vinden in de privacyverklaringen van de Mercedes
me connect services. Deze vindt u op: http://
www.mercedes.me onder "Mijn Mercedes me
account", "Gebruiksvoorwaarden".
%Het onderhoudsmanagement en de onder-
houdsherinnering in het multimediasysteem
zijn niet in elk land beschikbaar.
638 Onderhoud en verzorging
F206 0105 07
Telediagnose
Aanwijzingen met betrekking tot telediagnose
%De dienst is niet in alle landen beschikbaar.
De auto kan herkennen dat bepaalde slijtagedelen
moeten worden vervangen, of dat er functiestorin-
gen zijn opgetreden aan voertuigsystemen. Wan-
neer de dienst Telediagnose geactiveerd is, wor-
den automatisch de relevante gegevens verzon-
den aan de fabrikant. Wanneer door de zelfdiag-
nose van de voertuigsystemen storingen worden
herkend, verstuurt het systeem afhankelijk van de
herkende storingen instructies naar de Mercedes-
Benz klantenservice. De klantenservice gee de
informatie door aan de Service Partner die door u
op de website van Mercedes me onder: http://
www.mercedes.me is opgeslagen.
Bij enkele functiestoringen kan in het multimedia-
systeem de melding verschijnen dat een functie-
storing is herkend, met het verzoek contact op te
nemen met de Mercedes-Benz klantenservice.
Vanuit deze melding kan direct worden gebeld
met de klantenservice om hulp te verkrijgen.
%Het doorgeven van een bericht aan het multi-
mediasysteem is afhankelijk van het land, het
voertuigtype en de uitrusting en vereist een
snelle gegevensverbinding – de provider hee
hier geen invloed op.
%Een betrouwbare storingsherkenning is afhan-
kelijk van technische beperkingen. Daarom
kan slechts een beperkt aantal storingen wor-
den herkend en een beperkt aantal instructies
worden doorgegeven aan de klantenservice
en de Service Partner. Mercedes-Benz AG
werkt continu aan de uitbreiding van deze
service. De storingsherkenning is afhankelijk
van het land, het voertuigtype en de uitrus-
ting.
Verstuurde gegevens bij gebruik van telediagnose
Wanneer de service geactiveerd is, worden auto-
matisch relevante gegevens voor het vastleggen
van de noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden
en het herkennen en verhelpen van storingen ver-
zonden.
Meer informatie over de gegevensoverdracht is te
vinden in de privacyverklaringen van de Mercedes
me connect services. Deze vindt u op: http://
www.mercedes.me onder "Mijn Mercedes me
account", "Gebruiksvoorwaarden".
%De omvang van de verstuurde gegevens is
afhankelijk van het voertuigtype en van de uit-
rusting. Door technische omstandigheden zijn
niet alle gegevens op elk moment beschik-
baar.
Motorruimte
Actieve motorkap (voetgangersbescherming)
Functie van de actieve motorkap (voetgangers-
bescherming)
In bepaalde ongevalssituaties kan het gevaar voor
letsel voor voetgangers door het activeren van de
actieve motorkap worden gereduceerd. Het ach-
terste gedeelte van de motorkap wordt circa
75 mm omhooggebracht.
Na het activeren blij de actieve motorkap in de
omhooggebrachte positie. Wanneer de motorkap
omhoog is gebracht kan een beperking van het
zicht niet worden uitgesloten.
Bij geactiveerde actieve motorkap kan de voetgan-
gersbescherming beperkt zijn.
Onderhoud en verzorging 639
F206 0105 07
De volledige functionaliteit van de actieve motor-
kap direct bij een gekwaliceerde werkplaats
laten herstellen.
Eventueel uw zitpositie zo aanpassen dat u met
gematigde snelheid naar een gekwaliceerde
werkplaats verder kunt rijden. Wanneer veilig ver-
der rijden niet mogelijk is, contact met een
gekwaliceerde werkplaats opnemen.
Motorkap openen en sluiten
&GEVAAR Levensgeaar bij het uitvoeren van
onderhoudswerken tijdens het laadproces
Tijdens het laadproces staat het hogevollt-
boordnet onder hoge elektrische spanning.
#Tijdens het laadproces geen onder-
houdswerken uitvoeren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door ontgrendelde motorkap tijdens het
rijden
De motorkap kan zich openen en het zicht
belemmeren.
#Nooit de motorkap ontgrendelen tijdens
het rijden.
#Voor iedere rit controleren dat de motor-
kap vergrendeld is.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel bij het openen en sluiten van de
motorkap
De motorkap kan plotseling in de eindstand
vallen.
Voor personen die zich in het draaibereik van
de motorkap bevinden bestaat gevaar voor let-
sel!
#Als een persoon zich in het zwenkbereik
bevindt, de motorkap niet openen of slui-
ten.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den bij het openen van de motorkap
Wanneer u de motorkap bij een oververhitte
motor of brand in de motorruimte opent, kun-
nen zich de volgende situaties voordoen:
RU kunt met hete gassen in aanraking
komen.
RU kunt met andere vrijkomende, hete
bedrijfsstoen in aanraking komen.
#Voordat de motorkap wordt geopend, de
oververhitte motor laten afkoelen.
#Bij brand in de motorruimte de motorkap
gesloten houden en de brandweer waar-
schuwen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
bewegende delen
Bestanddelen in de motorruimte kunnen ook
bij uitgeschakeld aandrijfsysteem blijven wer-
ken of plotseling in werking treden.
640 Onderhoud en verzorging
F206 0105 07
Het volgende in acht nemen als de motorkap
moet worden geopend:
#De auto uitschakelen.
#Nooit in de gevarenzone van bewegende
onderdelen, bijvoorbeeld het draaibereik
van de ventilator, grijpen.
#Sieraden en horloges afdoen.
#Kledingstukken en haren uit de buurt van
bewegende delen houden.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
het aanraken van spanningsvoerende
onderdelen
Het ontstekingssysteem en het brandston-
spuitsysteem werken met een hoge spanning.
U kunt een stroomstoot krijgen.
#Nooit onderdelen van het ontstekings-
systeem of het brandstonspuitsysteem
aanraken wanneer de auto is ingescha-
keld.
De spanningsvoerende onderdelen zijn bijvoor-
beeld de volgende:
RBobine
RBrandstofverstuivers
RElektrische bedrading naar de bobines en de
brandstofverstuivers
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den door hete onderdelen in de motor-
ruimte
Bepaalde onderdelen in de motorruimte kun-
nen zeer heet zijn, bijvoorbeeld de motor, de
radiateur en onderdelen van het uitlaatsys-
teem.
#De motor laten afkoelen en alleen de
hierna beschreven onderdelen aanraken.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
het gebruik van de ruitenwissers bij geo-
pende motorkap
Als de ruitenwissers zich in beweging zetten
als de motorkap geopend is, kunt u bekneld
raken in de wisserstangen.
#Altijd eerst de ruitenwissers en de auto
uitschakelen wanneer de motorkap moet
worden geopend.
Motorkap openen
#Om de motorkap te ontgrendelen aan de
handgreep 1 trekken.
Onderhoud en verzorging 641
F206 0105 07
#De handgreep 2 van het motorkapslot
omhoogdrukken en de motorkap tot het auto-
matisch openen met de hand optillen.
Motorkap sluiten
*AANWIJZING Beschadiging van de motor-
kap door het met de hand dichtdrukken
Als de motorkap met de hand wordt dichtge-
drukt, bestaat het gevaar dat deze wordt inge-
deukt.
#De motorkap niet met de hand dichtdruk-
ken.
#De motorkap omlaagbrengen en vanaf een
hoogte van circa 20 cm laten vallen.
#Wanneer de motorkap nog iets kan worden
opgetild, de motorkap opnieuw openen en met
iets meer snelheid laten dichtvallen, tot hij
correct vergrendelt.
Motorolie
Motoroliepeil via bestuurdersdisplay controle-
ren
Voorwaarden
RDe motor is warmgedraaid.
RDe auto staat op een horizontale ondergrond.
RDe motor draait met stationair toerental.
RDe motorkap is gesloten.
Bij een normale rijstijl kan het bepalen van het
motoroliepeil tot 30 minuten duren, bij een
actieve rijstijl ook langer.
Bestuurdersdisplay:
4Service
Het motoroliepeil wordt weergegeven.
Op het bestuurdersdisplay verschijnt een van de
volgende meldingen:
RMotoroliepeil Oliepeil wordt gemeten: Er is
nog geen meting van het motoroliepeil moge-
lijk.
#Na maximaal 30 minuten rijden opnieuw pro-
beren.
RMotoroliepeil In orde en de balk voor de weer-
gave van het motoroliepeil op het bestuurders-
display is groen en ligt tussen "min" en "max":
Het motoroliepeil is in orde.
RMotoroliepeil 1,0 l bijvullen en de balk voor
de weergave van het motoroliepeil op het
bestuurdersdisplay is geel en ligt onder "min":
642 Onderhoud en verzorging
F206 0105 07
#1 l motorolie bijvullen.
RMotoroliepeil verlagen en de balk voor de
weergave van het motoroliepeil op het
bestuurdersdisplay is geel en ligt boven "max":
#Te veel bijgevulde motorolie aappen. Daar-
voor naar een gekwaliceerde werkplaats
gaan.
RVoor motoroliepeil auto inschakelen
#De auto inschakelen om het motoroliepeil te
controleren.
RMotoroliepeil Systeem buiten werking: De
oliepeilsensor is defect of niet aangesloten.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
RMotoroliepeil Systeem nu niet beschikbaar
#De motorkap sluiten.
Motorolie bijvullen
&GEVAAR Levensgeaar bij het uitvoeren van
onderhoudswerken tijdens het laadproces
Tijdens het laadproces staat het hogevollt-
boordnet onder hoge elektrische spanning.
#Tijdens het laadproces geen onder-
houdswerken uitvoeren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den bij het openen van de motorkap
Wanneer u de motorkap bij een oververhitte
motor of brand in de motorruimte opent, kun-
nen zich de volgende situaties voordoen:
RU kunt met hete gassen in aanraking
komen.
RU kunt met andere vrijkomende, hete
bedrijfsstoen in aanraking komen.
#Voordat de motorkap wordt geopend, de
oververhitte motor laten afkoelen.
#Bij brand in de motorruimte de motorkap
gesloten houden en de brandweer waar-
schuwen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
bewegende delen
Bestanddelen in de motorruimte kunnen ook
bij uitgeschakeld aandrijfsysteem blijven wer-
ken of plotseling in werking treden.
Het volgende in acht nemen als de motorkap
moet worden geopend:
#De auto uitschakelen.
#Nooit in de gevarenzone van bewegende
onderdelen, bijvoorbeeld het draaibereik
van de ventilator, grijpen.
#Sieraden en horloges afdoen.
#Kledingstukken en haren uit de buurt van
bewegende delen houden.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den door hete onderdelen in de motor-
ruimte
Bepaalde onderdelen in de motorruimte kun-
nen zeer heet zijn, bijvoorbeeld de motor, de
radiateur en onderdelen van het uitlaatsys-
teem.
Onderhoud en verzorging 643
F206 0105 07
#De motor laten afkoelen en alleen de
hierna beschreven onderdelen aanraken.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brand en
letsel door motorolie
Wanneer motorolie op hete onderdelen in de
motorruimte terecht komt, kan het ontsteken.
#Ervoor zorgen dat er geen motorolie
naast de vulopening terecht komt.
#Voordat de motor wordt gestart, deze
laten afkoelen en met motorolie ver-
vuilde onderdelen grondig reinigen.
*AANWIJZING Motorschade door verkeerd
olielter, verkeerde olie of additieven
#Geen motorolie en geen olielter met
een andere dan de voor de voorgeschre-
ven onderhoudsintervallen benodigde
specicaties gebruiken.
#De aanwijzingen van de weergave onder-
houdsinterval voor het olie verversen
opvolgen en de voorgeschreven verver-
singsintervallen in acht nemen.
#Geen additieven gebruiken.
*AANWIJZING Schade door te veel bijge-
vulde motorolie
Te veel motorolie kan de motor of de katalysa-
tor beschadigen.
#Te veel bijgevulde motorolie moet door
een gekwaliceerde werkplaats worden
verwijderen.
%Afhankelijk van de rijstijl verbruikt de auto
maximaal 0,8 l olie op 1000 km. Het oliever-
bruik kan ook hoger zijn wanneer de auto
nieuw is of als er vaker met een hoog motor-
toerental wordt gereden.
#De afsluitdop 1 linksom draaien en verwijde-
ren.
#Motorolie bijvullen.
#De afsluitdop 1 aanbrengen en rechtsom
draaien tot deze vergrendelt.
#Het oliepeil opnieuw controleren
(/ pagina 34).
644 Onderhoud en verzorging
F206 0105 07
Koelvloeistofniveau controleren
&GEVAAR Levensgeaar bij het uitvoeren van
onderhoudswerken tijdens het laadproces
Tijdens het laadproces staat het hogevollt-
boordnet onder hoge elektrische spanning.
#Tijdens het laadproces geen onder-
houdswerken uitvoeren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den bij het openen van de motorkap
Wanneer u de motorkap bij een oververhitte
motor of brand in de motorruimte opent, kun-
nen zich de volgende situaties voordoen:
RU kunt met hete gassen in aanraking
komen.
RU kunt met andere vrijkomende, hete
bedrijfsstoen in aanraking komen.
#Voordat de motorkap wordt geopend, de
oververhitte motor laten afkoelen.
#Bij brand in de motorruimte de motorkap
gesloten houden en de brandweer waar-
schuwen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
bewegende delen
Bestanddelen in de motorruimte kunnen ook
bij uitgeschakeld aandrijfsysteem blijven wer-
ken of plotseling in werking treden.
Het volgende in acht nemen als de motorkap
moet worden geopend:
#De auto uitschakelen.
#Nooit in de gevarenzone van bewegende
onderdelen, bijvoorbeeld het draaibereik
van de ventilator, grijpen.
#Sieraden en horloges afdoen.
#Kledingstukken en haren uit de buurt van
bewegende delen houden.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den door hete onderdelen in de motor-
ruimte
Bepaalde onderdelen in de motorruimte kun-
nen zeer heet zijn, bijvoorbeeld de motor, de
radiateur en onderdelen van het uitlaatsys-
teem.
#De motor laten afkoelen en alleen de
hierna beschreven onderdelen aanraken.
&WAARSCHUWING Gevaar voor verbran-
ding door hete koelvloeistof
Als u de afsluitdop opent is er gevaar voor ver-
branding.
#De motor laten afkoelen alvorens de
afsluitdop te openen.
#Bij het openen veiligheidshandschoenen
en een veiligheidsbril dragen.
#De afsluitdop langzaam openen, om de
druk te laten ontsnappen.
Onderhoud en verzorging 645
F206 0105 07
#De auto op een horizontaal vlak parkeren.
#De koelvloeistoemperatuurmeter op het
bestuurdersdisplay controleren.
De koelvloeistoemperatuur moet lager dan
70 °C zijn.
#De afsluitdop 1 langzaam linksom draaien en
de overdruk laten ontsnappen.
#De afsluitdop 1 verder linksom draaien en
verwijderen.
In de volgende gevallen is het koelvloeistofniveau
in orde:
RWanneer de koelvloeistof bij koude motor tot
de markeringsrand 2 staat.
RWanneer de koelvloeistof bij warme motor
max. 1,5 cm boven de markeringsrand 2
staat.
#Indien nodig een door Mercedes-Benz goedge-
keurde koelvloeistof bijvullen.
Ruitensproeierinstallatie bijvullen
&GEVAAR Levensgeaar bij het uitvoeren van
onderhoudswerken tijdens het laadproces
Tijdens het laadproces staat het hogevollt-
boordnet onder hoge elektrische spanning.
#Tijdens het laadproces geen onder-
houdswerken uitvoeren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den bij het openen van de motorkap
Wanneer u de motorkap bij een oververhitte
motor of brand in de motorruimte opent, kun-
nen zich de volgende situaties voordoen:
RU kunt met hete gassen in aanraking
komen.
RU kunt met andere vrijkomende, hete
bedrijfsstoen in aanraking komen.
#Voordat de motorkap wordt geopend, de
oververhitte motor laten afkoelen.
#Bij brand in de motorruimte de motorkap
gesloten houden en de brandweer waar-
schuwen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
bewegende delen
Bestanddelen in de motorruimte kunnen ook
bij uitgeschakeld aandrijfsysteem blijven wer-
ken of plotseling in werking treden.
646 Onderhoud en verzorging
F206 0105 07
Het volgende in acht nemen als de motorkap
moet worden geopend:
#De auto uitschakelen.
#Nooit in de gevarenzone van bewegende
onderdelen, bijvoorbeeld het draaibereik
van de ventilator, grijpen.
#Sieraden en horloges afdoen.
#Kledingstukken en haren uit de buurt van
bewegende delen houden.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den door hete onderdelen in de motor-
ruimte
Bepaalde onderdelen in de motorruimte kun-
nen zeer heet zijn, bijvoorbeeld de motor, de
radiateur en onderdelen van het uitlaatsys-
teem.
#De motor laten afkoelen en alleen de
hierna beschreven onderdelen aanraken.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brand‑ en
letsel door ruitensproeiervloeistofconcen-
traat
Ruitensproeiervloeistofconcentraat is licht
ontvlambaar. Wanneer het op hete onderdelen
in de motorruimte of onderdelen van het uit-
laatsysteem terechtkomt, kan het ontsteken.
#Ervoor zorgen dat er geen ruitensproeier-
vloeistofconcentraat naast de vulopening
terecht komt.
#De afsluitdop 1 aan de lip openen.
#Ruitensproeiervloeistof bijvullen.
Lucht-waterkanaal vrijhouden
#Het gebied tussen de motorkap en de voorruit
vrijhouden van afzettingen, bijvoorbeeld ijs,
sneeuw of bladeren.
Onderhoud en verzorging 647
F206 0105 07
Reiniging en verzorging
Aanwijzingen met betrekking tot het auto wassen
in een wasstraat
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door verminderde remwerking na het auto
wassen
Nadat de auto is gewassen, hebben de rem-
men een verminderde remwerking.
#Nadat de auto is gewassen, rekening
houdend met de verkeerssituatie, voor-
zichtig afremmen tot de volledige rem-
werking weer aanwezig is.
*AANWIJZING Beschadiging door zelfstan-
dig remmen
Wanneer een van de volgende functies inge-
schakeld is, remt de auto in bepaalde situaties
automatisch:
RActive Brake Assist System
RActieve afstandsassistent DISTRONIC
RHOLD-functie
RActieve parkeerassistent
Om schade aan de auto te vermijden, deze
systemen bijv. uitchakelen bij het slepen of in
de wasstraat.
*AANWIJZING Beschadigingen als gevolg
van ongeschikte wasstraat
#Voor het inrijden van een wasstraat con-
troleren of de wasstraat geschikt is voor
de afmetingen van de auto.
#Erop letten dat er voldoende bodemvrij-
heid tussen de bodemplaat en de gelei-
derails van de wasstraat aanwezig is.
#Erop letten dat de doorgangsbreedte van
de wasstraat, met name de breedte van
de geleiderails, voldoende is.
Om schade aan de auto te vermijden, het vol-
gende in acht nemen bij gebruik van een was-
straat:
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC is
uitgeschakeld.
RDe HOLD-functie is uitgeschakeld.
RDe 360°-camera of de achteruitrijcamera is
uitgeschakeld.
RDe zijruiten en het schuifdak zijn volledig
gesloten.
RDe buitenspiegels zijn ingeklapt.
RDe aanjager van de ventilatie en de verwar-
ming is uitgeschakeld.
RDe schakelaar van de ruitenwissers staat in de
stand g.
RDe sleutel is ten minste 3 m van de auto ver-
wijderd. Anders kan het koerdeksel onbe-
doeld opengaan.
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuig-
sleutel.
RBij wasstraten met sleepinstallatie:
-De neutraalstand i is ingeschakeld.
-Als u de auto tijdens het wassen wilt verla-
ten, erop letten dat de sleutel zich in de
auto bevindt. Anders wordt de parkeer-
stand j automatisch ingeschakeld.
648 Onderhoud en verzorging
F206 0105 07
%Door na het auto wassen de was van de voor-
ruit en de ruitenwisserrubbers te verwijderen,
wordt streepvorming voorkomen en worden
wisgeluiden gereduceerd.
Wasstraatmodus
In de wasstraatmodus is de auto voorbereid voor
het binnenrijden in een wasstraat. De wasstraat-
modus kan tot een snelheid van 20 km/hwordt
geactiveerd. (/ pagina 649)
Bij activering van de wasstraatmodus verschijnt in
het bestuurdersdisplay de melding Wasstraatmo-
dus actief. De volgende instellingen worden inge-
voerd:
RDe buitenspiegels worden ingeklapt.
ROm het automatisch in werking treden van de
ruitensproeierinstallatie te voorkomen, wordt
de regensensor gedeactiveerd.
RDe zijruiten en het schuifdak worden eventu-
eel gesloten.
RDe PARKTRONIC-parkeerassistent wordt
gedeactiveerd.
RAuto's met 360°-camera: na circa acht secon-
den wordt het frontbeeld weergegeven.
RAuto's met HANDS-FREE ACCESS: de kick-
herkenning wordt gedeactiveerd.
Als een van de instellingen niet kan worden uitge-
voerd, wordt dit door een % achter de betref-
fende instelling weergegeven.
Het indrukken van Uitschakelen beëindigt de was-
straatmodus. Boven een snelheid van 20 km/h
wordt de wasstraatmodus automatisch gedeacti-
veerd.
De wasstraatmodus kan ook via het MBUX-multi-
mediasysteem worden uitgeschakeld
(/ pagina 649).
Bij deactivering van de wasstraatmodus worden
de volgende instellingen weer teruggezet:
RDe buitenspiegels klappen uit.
RDe regensensor wordt geactiveerd.
RDe PARKTRONIC-parkeerassistent wordt naar
de daarvoor geselecteerde instelling terugge-
zet.
RDe zijruiten en het schuifdak blijven gesloten.
RAuto's met 360°-camera: het frontbeeld wordt
vanaf een snelheid van 18 km/h uitgescha-
keld.
RAuto's met HANDS-FREE ACCESS: De kick-
herkenning wordt geactiveerd.
Wasstraatmodus in- of uitschakelen
Voorwaarden
RDe auto staat stil.
RDe auto is ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Rijden
Wasstraatmodus inschakelen
#Wasstraatmodus selecteren.
#Activeren selecteren.
Als een van de instellingen niet kan worden uitge-
voerd, wordt dit door een % achter de betref-
fende instelling weergegeven.
%Voor een overzicht van de instellingen die bij
het inschakelen van de wasstraatmodus wor-
den uitgevoerd (/ pagina 35).
Onderhoud en verzorging 649
F206 0105 07
Wasstraatmodus uitschakelen
#Uitschakelen selecteren.
De instellingen van de wasstraatmodus wor-
den teruggezet.
%De wasstraatmodus wordt automatisch
gedeactiveerd zodra een snelheid van
20 km/h wordt overschreden.
Aanwijzingen met betrekking tot het gebruik van
een hogedrukreiniger
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij gebruik van een hogedrukreiniger met
rondstraalsproeier
De waterstraal kan niet zichtbare schade ver-
oorzaken.
Beschadigde onderdelen kunnen onverwachts
uitvallen.
#Geen hogedrukreiniger met rondstraals-
proeiers gebruiken.
#Beschadigde banden of onderdelen van
het onderstel direct laten vervangen.
Om schade aan de auto te vermijden, het vol-
gende in acht nemen bij gebruik van een hoge-
drukreiniger:
RDe sleutel is ten minste 3 m van de auto ver-
wijderd. Anders kan het koerdeksel onbe-
doeld opengaan.
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuig-
sleutel.
REen minimale afstand van 30 cm tot de auto
aanhouden.
RAuto's met decorfolie: Onderdelen van de auto
zijn bedekt met een decorfolie. Een minimale
afstand van 70 cm tussen de met folie
bedekte delen van de auto en de sproeier-
mond van de hogedrukreiniger aanhouden. De
sproeier van de hogedrukreiniger tijdens de
reiniging bewegen. De watertemperatuur van
de hogedrukreiniger mag niet hoger zijn dan
60 °C.
RDe opgaven over de correcte afstand in de
handleiding van de fabrikant van de hogedruk-
reiniger in acht nemen.
RDe sproeier van de hogedrukreiniger niet
rechtstreeks op gevoelige onderdelen richten,
zoals bijv. banden, kieren, elektrische onder-
delen, accu's, lichtbronnen en ventilatieroos-
ters.
Auto met de hand wassen
*AANWIJZING Motorschade door binnen-
dringen van water
#De waterstraal niet direct in de luchtin-
laatroosters onder de motorkap richten.
De wettelijke bepalingen in acht nemen, in som-
mige landen is het met de hand wassen bijvoor-
beeld alleen toegestaan bij speciale wasplaatsen.
#Een mild schoonmaakmiddel, bijvoorbeeld
autoshampoo, gebruiken.
#De auto met lauw water en een zachte auto-
spons wassen. De auto daarbij niet aan direct
invallend zonlicht blootstellen.
#De auto voorzichtig met water afspoelen en
met een zeem afdrogen.
650 Onderhoud en verzorging
F206 0105 07
%De aanwijzingen met betrekking tot de verzor-
ging van onderdelen van de auto in acht
nemen (/ pagina 652).
Aanwijzingen met betrekking tot de verzorging van
lak en matte lak
Om beschadigingen van de lak en beïnvloeding
van de rijassistentiesystemen te vermijden, de vol-
gende aanwijzingen in acht nemen:
Lak
RDode insecten: Met insectenverwijderaar
inweken en vervolgens afspoelen.
RVogeluitwerpselen: Met water inweken en ver-
volgens afspoelen.
RBoomhars, olie, brandstof en vet: met een in
wasbenzine of aanstekervloeistof gedrenkte
doek door licht wrijven verwijderen.
RKoelvloeistof en remvloeistof: Met een voch-
tige doek en schoon water verwijderen.
RTeerspatten: Teerverwijderingsmiddel gebrui-
ken.
RWax: Siliconenverwijderaar gebruiken.
RGeen stickers, folie of iets dergelijks aanbren-
gen. Het aanbrengen van folie op de bumpers
uitsluitend bij een gekwaliceerde werkplaats
laten uitvoeren.
RVervuiling indien mogelijk direct verwijderen.
Geen zuuroplossingen gebruiken.
Matte lak
RAlleen voor Mercedes-Benz goedgekeurde
onderhoudsproducten gebruiken.
RGeen stickers, folie of iets dergelijks aanbren-
gen. Het aanbrengen van folie op de bumpers
uitsluitend bij een gekwaliceerde werkplaats
laten uitvoeren.
RDe auto en de lichtmetalen velgen niet
poetsen.
RUitsluitend wasstraten gebruiken die voldoen
aan de huidige stand van de techniek.
RIn wasstraten geen wasprogramma's met een
aansluitende behandeling met hete wax
gebruiken.
RGeen cleaners, schuur-/polijstproducten of
glansconserveringsmiddelen, bijvoorbeeld
wax, gebruiken.
Bij lakschade:
RLakwerkzaamheden uitsluitend laten uitvoeren
bij een gekwaliceerde werkplaats.
RDe werking van de radarsensoren controleren
(/ pagina 350).
Aanwijzingen met betrekking tot het reinigen van
decorfolie
Neem de „Aanwijzingen voor lak- en matlakonder-
houd“ (/ pagina 651) in acht. Deze aanwijzingen
gelden ook voor matte decorfolie.
Om schade te vermijden de aanwijzingen met
betrekking tot de reiniging van decorfolie in acht
nemen.
Reiniging
RVoor het reinigen veel water en een mild reini-
gingsmiddel zonder toevoegingen of schu-
rende stoen gebruiken, bijvoorbeeld een voor
Mercedes-Benz goedgekeurde autoshampoo.
RVervuiling indien mogelijk direct verwijderen.
Om te voorkomen dat de decorfolie onherstel-
baar beschadigd raakt, sterk wrijven vermij-
den.
Onderhoud en verzorging 651
F206 0105 07
RBij vervuiling in het oppervlak of een doe
decorfolie: Het voor Mercedes-Benz geadvi-
seerde en vrijgegeven reinigingsmiddel Paint
Cleaner gebruiken.
RDode insecten: Met insectenverwijderaar
inweken en vervolgens afspoelen.
RVogeluitwerpselen: Met water inweken en ver-
volgens afspoelen.
ROm watervlekken te vermijden, een auto die
van folie is voorzien na het wassen altijd met
een zachte, goed absorberende doek drogen.
Schade aan de decorfolie vermijden
RDe levensduur en de kleurechtheid van decor-
folie kan door de volgende zaken worden beïn-
vloed:
-Zonlicht
-Temperatuur, bijvoorbeeld door de aanja-
ger
-Weersomstandigheden
-Steenslag en vervuiling
-Chemische reinigingsmiddelen
-Vethoudende stoen
RGeen poetsmiddelen op matte decorfolie
gebruiken. Poetsen leidt ertoe dat het opper-
vlak gaat glanzen.
RMatte decorfolie of structuurfolie niet met wax
behandelen. Hierdoor kunnen vlekken ont-
staan die niet kunnen worden verwijderd.
Krassen, agressieve aanslag, vlekken door invloe-
den van buitenaf en beschadigingen die ontstaan
zijn door niet deskundige verzorging kunnen niet
altijd worden hersteld. In dit geval contact opne-
men met een gekwaliceerde werkplaats.
Informatie over speciale verzorgings- en reini-
gingsmiddelen is verkrijgbaar bij de fabrikant.
Bij met folie bedekte oppervlakken kunnen na het
verwijderen van decorfolie optische verschillen
optreden met de oppervlakken die niet door
decorfolie beschermd waren.
%Werkzaamheden of reparaties aan decorfolie
bij een gekwaliceerde werkplaats laten uit-
voeren, bijvoorbeeld een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats.
Aanwijzingen met betrekking tot de verzorging van
onderdelen van de auto
&WAARSCHUWING Inklemgevaar door inge-
schakelde ruitenwissers bij het reinigen
van de voorruit
Als de ruitenwissers zich tijdens het reinigen
van de voorruit of van de ruitenwisserbladen in
beweging zetten, kunt u bekneld raken.
#Alvorens de voorruit of de ruitenwisser-
bladen te reinigen, altijd de ruitenwissers
en de auto uitschakelen.
Om schade aan de auto te vermijden, de aanwij-
zingen met betrekking tot reiniging en verzorging
van de volgende onderdelen van de auto in acht
nemen:
Wielen en velgen
RWater en een zuurvrije velgreiniger gebruiken.
RVoor het verwijderen van remstof geen zuur-
houdende velgreiniger gebruiken. Anders wor-
den eventueel de wielbouten en onderdelen
van de remmen beschadigd.
652 Onderhoud en verzorging
F206 0105 07
RTer vermijding van corrosievorming op de rem-
schijven en remblokken na het reinigen enkele
minuten rijden en de auto dan pas parkeren.
De remschijven en remblokken worden warm
en drogen.
Ruiten
*AANWIJZING Beschadiging van elektroni-
sche onderdelen door overmatig binnen-
dringen van vloeistoen
Bij het reinigen van de ruiten van binnenuit
kunnen naar beneden stromende vloeistoen,
bijv.reinigingsmiddelen of water, achter bekle-
dingsonderdelen van het voertuiginterieur
terechtkomen en schade aan elektronische
onderdelen veroorzaken.
#Gebruik reinigingsmiddelen zo spaar-
zaam mogelijk.
#Vang gemorste vloeistoen onmiddellijk
op.
RDe ruiten aan de binnen- en buitenzijde met
een vochtige doek en een door Mercedes-
Benz geadviseerd reinigingsmiddel reinigen.
RVoor het reinigen van de binnenzijde geen
droge doeken, schuurmiddelen of oplosmidde-
len bevattende reinigingsmiddelen gebruiken.
%Na het vervangen van de ruitenwisserbladen
of de behandeling van de auto met wax de
voorruit grondig met voor Mercedes-Benz
geadviseerde reinigingsmiddelen reinigen. Het
niet in acht nemen van de gebruiksvoorschrif-
ten kan tot schade, smeersporen of verblin-
dende gedeeltes leiden.
%Condens of vuil op de buitenzijde van de voor-
ruit ter plaatse van de multifunctionele
camera verwijderen. Anders kunnen rijsyste-
men en rijveiligheidssystemen worden beïn-
vloed of uitvallen (/ pagina 350).
Ruitenwisserbladen
RDe ruitenwisserarmen gaan naar de vervan-
gingsstand (/ pagina 33).
RBij weggeklapte ruitenwisserarmen de ruiten-
wisserbladen met een vochtige doek reinigen.
%In acht nemen dat de ruitenwisserbladen van
een coating zijn voorzien. De coating kan res-
ten achterlaten op een doek. De ruitenwisser-
bladen niet overmatig en niet te vaak reinigen.
Exterieurverlichting
RDe ruiten met een natte spons en een mild rei-
nigingsmiddel, bijvoorbeeld autoshampoo, rei-
nigen.
RAlleen voor kunststof glas geschikte reini-
gingsmiddelen of doeken gebruiken.
Voertuigstekkerdoos (hoogspanningsaccu)
RDe voertuigstekkerdoos met schoon water en
een zachte doek reinigen.
RGeen hogedrukreiniger en geen reinigingsmid-
delen, bijvoorbeeld zeep, gebruiken.
Sensoren
RDe sensoren in de voor- en achterbumper met
een zachte doek en autoshampoo reinigen
(/ pagina 350).
RBij het gebruik van een hogedrukreiniger een
minimumafstand van 30 cm aanhouden.
Achteruitrijcamera en 360°-camera
RDe camera-afdekking met het multimediasys-
teem openen (/ pagina 422).
Onderhoud en verzorging 653
F206 0105 07
RDe cameralens met schoon water en een
zachte doek reinigen.
RGeen hogedrukreiniger gebruiken.
Aanhangwagenvoorziening
RDe verzorgingstips in de handleiding van de
fabrikant van de aanhangwagenvoorziening in
acht nemen.
RDe kogelhals niet met een hogedrukreiniger of
oplosmiddel reinigen.
RRoestaanslag op de kogel bijvoorbeeld met
een staalborstel verwijderen.
RVuil met een pluisvrije doek verwijderen.
RNa reiniging van de kogelkop deze dun met
olie of met vet insmeren.
%Vóór het gebruik van een aanhangwagen met
antislingerkoppeling de handleiding van de
fabrikant in acht nemen.
Aanwijzingen met betrekking tot de verzorging van
het interieur
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
het losraken van kunststof delen na het
gebruik van oplosmiddelhoudende verzor-
gingsmiddelen
De oppervlakken in de cockpit kunnen poreus
worden. Wanneer de airbags dan worden
geactiveerd, kunnen kunststof delen losraken.
#Voor de reiniging van de cockpit geen
oplosmiddelhoudende verzorgings‑ en
reinigingsmiddelen gebruiken.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door gebleekte veiligheids-
gordels
Veiligheidsgordels kunnen door bleken of kleu-
ren aanzienlijk verzwakken.
Daardoor kunnen de veiligheidsgordels bij-
voorbeeld bij een ongeval scheuren of uitval-
len.
#Veiligheidsgordels nooit bleken of kleu-
ren.
*AANWIJZING Materiële schade door desin-
fectiemiddelen
Het interieur bevat een groot aantal gevoelige
oppervlakken, zoals displays, kunststoen en
leder.
Desinfectiemiddelen kunnen alcohol en
andere stoen bevatten, die door oppervlak-
ken dringen en deze beschadigen. Ook tech-
niek die zich achter toetsen en displays
bevindt kan worden beschadigd.
#Geen desinfectiemiddelen gebruiken op
oppervlakken in het interieur.
Om schade aan de auto te vermijden, de volgende
aanwijzingen met betrekking tot de reiniging en
verzorging in acht nemen:
Veiligheidsgordels
RMet lauw water en een zeepsopoplossing rei-
nigen.
654 Onderhoud en verzorging
F206 0105 07
RGeen chemische reinigingsmiddelen gebrui-
ken.
RNiet door verwarming boven 80°C of in direct
invallend zonlicht drogen.
Display
RHet display uitschakelen en laten afkoelen.
RHet oppervlak voorzichtig met een microvezel-
doek en een geschikt onderhoudsmiddel voor
displays (TFT-LCD) reinigen.
RGeen andere middelen gebruiken.
Head-up-display
RMet een zachte, niet-statische, pluisvrije doek
reinigen.
RGeen reinigingsmiddelen gebruiken.
Kunststof bekleding
RMet een vochtige microvezeldoek reinigen.
RBij sterke vervuiling: Een voor Mercedes-Benz
geadviseerd reinigingsmiddel gebruiken.
RGeen stickers, folie of iets dergelijks aanbren-
gen.
RNiet in contact laten komen met cosmetica,
insectenspray en zonnebrandcrème.
Echt hout en sierdelen
RMet een microvezeldoek reinigen.
RPianolaklook zwart: Met een vochtige doek en
een zeepsopoplossing reinigen.
RBij sterke vervuiling: Een voor Mercedes-Benz
geadviseerd reinigingsmiddel gebruiken.
RGeen oplosmiddelhoudende reinigingsmidde-
len, poetsmiddelen of wax gebruiken.
Interieurhemel
RMet een borstel of droogshampoo reinigen.
Vloerbedekking
REen voor Mercedes-Benz geadviseerd tapijt-
en textielreinigingsmiddel gebruiken.
Stuurwiel van kunstlkeder
RMet een vochtige katoenen doek en een 1%-
zeepoplossing het gehele stuurwiel reinigen.
Niet alleen afzonderlijke vlekken reinigen.
REen voor Mercedes-Benz aanbevolen reini-
gings- en verzorgingsmiddel gebruiken.
RGeen microvezeldoek gebruiken.
RGeen oliehoudende reinigings- en verzorgings-
middelen gebruiken.
Stuurwiel van echt leder of DINAMICA
*AANWIJZING Beschadigingen door ver-
keerde reinigingsmiddelen
#Geen oplosmiddelhoudende reinigings-
middelen, zoals teerverwijderingsmiddel
of velgenreiniger, poetsmiddelen of wax
gebruiken. Anders kan het oppervlak
worden beschadigd.
RMet een vochtige doek en een 1%-zeepsopop-
lossing reinigen en met een droge doek nawis-
sen.
RBij sterke vervuiling: Een voor Mercedes-Benz
geadviseerd reinigingsmiddel gebruiken.
RLederverzorging: Een voor Mercedes-Benz
geadviseerd lederverzorgingsmiddel gebrui-
ken.
RHet leder niet te nat reinigen.
RGeen microvezeldoek gebruiken.
Onderhoud en verzorging 655
F206 0105 07
%Leder is een natuurproduct. Het oppervlak
hee natuurlijke kenmerken, zoals verschillen
in de structuur, groei- en letselsporen of lichte
kleurnuances. Deze oppervlaktekenmerken
zijn bijzonderheden van leder, geen materiaal-
gebreken. Bovendien ondergaat leder een
natuurlijk verouderingsproces, waarbij de
oppervlaktekenmerken veranderen.
Stoelhoezen van echt leder
RVerontreinigingen, bv. kruimels of stof, afzui-
gen en aansluitend de stoelhoezen met een
vochtige katoenen doek reinigen en met een
droge doek navegen. De stoelhoezen regelma-
tig reinigen.
RBij sterke vervuiling: een voor Mercedes-Benz
aanbevolen lederverzorgingsproduct voor de
nabehandeling gebruiken.
RLederverzorging: Een voor Mercedes-Benz
geadviseerd lederverzorgingsmiddel gebrui-
ken.
RGeen microvezeldoek gebruiken.
RHet leder niet te nat reinigen.
RGeen oliehoudende reinigings- en verzorgings-
middelen gebruiken.
%Leder is een natuurproduct. Het oppervlak
hee natuurlijke kenmerken, zoals verschillen
in de structuur, groei- en letselsporen of lichte
kleurnuances. Deze oppervlaktekenmerken
zijn bijzonderheden van leder, geen materiaal-
gebreken. Bovendien ondergaat leder een
natuurlijk verouderingsproces, waarbij de
oppervlaktekenmerken veranderen.
Door het natuurlijke materiaal leder kan de
stoelhoes gaan golven of rimpelen als ze
wordt belast.
Een regelmatige reiniging en verzorging van
het leder reduceert verontreinigingen,
gebruikssporen en schade als gevolg van ver-
oudering en verlengt daardoor duidelijk de
levensduur. Kleurafgevende kleding, bijvoor-
beeld jeans, kan verkleuringen op het leder
achterlaten.
Stoelhoezen van DINAMICA
RZuig verontreinigingen weg, bv. kruimels of
stof, en reinig vervolgens met een vochtige
doek.
RGeen microvezeldoek gebruiken.
Stoelhoezen van kunstleder
RVerontreinigingen, bv. kruimels of stof afzuigen
en aansluitend met een vochtige microvezel-
doek en een zeepsopoplossing van 1% de vol-
ledige stoelhoes reinigen. Niet alleen afzonder-
lijke vlekken reinigen.
REen voor Mercedes-Benz aanbevolen reini-
gings- en verzorgingsmiddel gebruiken.
RGeen microvezeldoek gebruiken.
RGeen oliehoudende reinigings- en verzorgings-
middelen gebruiken.
Stoelhoezen van stof
RVerontreinigingen, bv. kruimels of stof afzuigen
en aansluitend met een vochtige microvezel-
doek en een zeepsopoplossing van 1% de vol-
ledige stoelhoes reinigen. Niet alleen afzonder-
lijke vlekken reinigen.
REen voor Mercedes-Benz aanbevolen reini-
gings- en verzorgingsmiddel gebruiken.
RGeen oliehoudende reinigings- en verzorgings-
middelen gebruiken.
656 Onderhoud en verzorging
F206 0105 07
Noodgeval
Veiligheidsvest uitnemen
In de portieropbergvakken van alle portieren
bevindt zich een veiligheidsvestvak voor het
opbergen van een veiligheidsvest.
#Uitnemen: Het veiligheidsvestfoedraal 1 aan
de lus 2 eruit trekken.
#Het veiligheidsvestfoedraal 1 openen en het
veiligheidsvest eruit nemen.
#Terugplaatsen: Het veiligheidsvest opvouwen,
oprollen en in veiligheidsvestvak 1 opbergen.
#Het veiligheidsvestfoedraal 1 evenwijdig aan
de onderrand van de armsteun in het veilig-
heidsvestfoedraal schuiven. Daarbij erop let-
ten, dat de lus 2 gemakkelijk vast te pakken
is.
%Bij een nieuw veiligheidsvest de verpakkings-
folie verwijderen, voordat het vest met het
foedraal in het veiligheidsvestvak wordt
geschoven. Anders kan het veiligheidsvest
onbedoeld eruit glijden of wordt het verwijde-
ren bemoeilijkt.
De wettelijke bepalingen in de betreende
landen in acht nemen.
1Maximum aantal wasbeurten
2Maximale wastemperatuur
3Niet bleken
4Niet strijken
5Geen wasdroger gebruiken
6Niet chemisch reinigen
7Veiligheidsvest klasse 2
Alleen wanneer het veiligheidsvest de juiste maat
hee en volledig gesloten is kan aan de in de wet-
telijke norm vastgelegde eisen worden voldaan.
Pechhulp 657
F206 0105 07
Het veiligheidsvest in de volgende gevallen ver-
vangen:
RDe reecterende strepen zijn beschadigd of
vervuild.
RHet is te vaak gewassen.
RDe uorescerende werking van het veiligheids-
vest neemt af, bijvoorbeeld door permanent
zonlicht.
Het veiligheidsvest op milieuvriendelijke wijze
afvoeren:
RDaartoe contact opnemen met uw plaatselijke
afvalinzamelingsbedrijf.
Gevarendriehoek
Gevarendriehoek uitnemen
#De gevarendriehoekhouder 1 aan beide zij-
den in de richting van de pijl drukken en ope-
nen.
#De gevarendriehoek 2 uitnemen.
De gevarendriehoek bevindt zich in het koerdek-
sel.
Gevarendriehoek uitklappen
#De reectoren aan de zijkant tot een drie-
hoeksvorm omhoogtrekken en met de boven-
ste drukknop verbinden.
#De poten zijdelings naar onderen uitklappen.
Overzicht EHBO-set
De EHBO-set 1 bevindt zich afhankelijk van de
uitvoering van de auto links of rechts in de baga-
geruimte.
658 Pechhulp
F206 0105 07
Brandblusser uitnemen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door een niet correct bevestigde brand-
blusser in de beenruimte van de bestuur-
der
Een brandblusser kan de slag van de pedalen
beperken of een ingedrukt pedaal blokkeren.
Hierdoor wordt de bedrijfs‑ en verkeersveilig-
heid van de auto in gevaar gebracht.
De brandblusser kan gaan rondslingeren en de
bestuurder of anderen inzittende verwonden.
#De brandblusser altijd correct in de hou-
der opbergen en bevestigen.
#De brandblusser tijdens het rijden niet
uitnemen.
#Auto met linkse besturing: De lip 1 omhoog-
trekken.
#Auto met rechtse besturing: De lip 1 omlaag-
trekken.
#De brandblusser 2 uitnemen.
Bandenpech
Aanwijzingen met betrekking tot bandenpech
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door drukloze banden
Een drukloze band beïnvloedt de rij-eigen-
schappen en het stuur‑ en remgedrag sterk.
Banden zonder noodloopeigenschappen:
#Niet met drukloze band rijden.
#De drukloze band direct laten vervangen
door een nood‑ of reservewiel of contact
opnemen met een gekwaliceerde werk-
plaats.
Banden met noodloopeigenschappen:
#De informatie en de waarschuwingsaan-
wijzingen over MOExtended banden
(banden met noodloopeigenschappen) in
acht nemen.
Afhankelijk van de uitrusting van de auto hebt u in
geval van bandenpech over de volgende mogelijk-
heden:
RAuto's met MOExtended-banden: Beperkt
doorrijden is mogelijk. Daarbij de waarschu-
wingsaanwijzingen over MOExtended banden
(banden met noodloopeigenschappen) in acht
nemen (/ pagina 660).
RAuto's met TIREFIT-set: U kunt de band afdich-
ten om beperkt te kunnen doorrijden. Daartoe
de TIREFIT-set gebruiken (/ pagina 661).
Pechhulp 659
F206 0105 07
RAuto's met Mercedes me connect: U kunt in
geval van pech een pechoproep starten met
het bedieningspaneel dakconsole
(/ pagina 597).
RAlle auto's: Het wiel vervangen
(/ pagina 694).
Aanwijzingen met betrekking tot MOExtended-
banden (banden met noodloopeigenschappen)
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
tijdens het rijden in het noodprogramma
Bij het rijden in het noodprogramma verslech-
tert het rijgedrag.
#De toegestane maximumsnelheid voor
MOExtended-banden niet overschrijden.
#Abrupte stuur- en rijmanoeuvres en rij-
den over hindernissen (stoepranden, kui-
len en wegoneenheden, in het terrein)
vermijden. Dit geldt in het bijzonder als
de auto beladen is.
#In de volgende gevallen het rijden in het
noodprogramma beëindigen:
Rbij klapperende geluiden
Rbij schudden van de auto
Rbij rookontwikkeling met de geur van rub-
ber
Rbij voortdurend ingrijpen van het ESP®
Rbij scheuren in de bandwangen
#Na het rijden in de noodprogramma bij
een gekwaliceerde werkplaats laten
controleren of de velgen verder kunnen
worden gebruikt.
#De defecte band in ieder geval vervan-
gen.
Met MOExtended banden (banden met noodloop-
eigenschappen) kan ook met de auto worden
gereden wanneer één of meer banden volledig
leeg zijn. De band mag echter geen duidelijk zicht-
bare beschadiging vertonen.
Een MOExtended-band kunt u herkennen aan het
keurmerk "MOExtended" op de wang van de band.
Auto's met bandenspanningscontrole: MOExten-
ded-banden mogen alleen in combinatie met
geactiveerde bandenspanningscontrole worden
gebruikt.
Wanneer een waarschuwingsmelding voor druk-
verlies op het bestuurdersdisplay verschijnt, als
volgt te werk gaan:
RDe band op beschadiging controleren.
RBij doorrijden de volgende aanwijzingen in
acht nemen.
Af te leggen afstand na drukverlieswaarschuwing
Beladingstoestand Af te leggen afstand
Gedeeltelijk beladen 80 km
Volledig beladen 30 km
De bereikbare nog af te leggen afstand kan afwij-
ken afhankelijk van de rijstijl. Daarbij de toege-
stane maximumsnelheid van 80 km/h in acht
nemen.
Wanneer na een lekke band niet meteen een
MOExtended-band kan worden gemonteerd, mag
tijdelijk ook een standaardband worden gebruikt.
660 Pechhulp
F206 0105 07
Opbergplaats TIREFIT-set
Plug-in-hybride
Bij aevering van de auto bevindt de TIREFIT-set
1 zich links in de bagageruimte.
Niet plug-in-hybride
Bij aevering van de auto bevindt de TIREFIT-set
1 zich links in de bagageruimte.
Afhankelijk van de uitvoering kan de TIREFIT-set
zich op een andere positie in de bagageruimte
bevinden.
%Afhankelijk van de vermogensklasse (LK) hee
de bandenvulcompressor het volgende
gewicht:
RLK1 – 12 V/10 A, 120 W, 0,8 kg
RLK2 – 12 V/15 A, 180 W, 0,9 kg
De opgave van de vermogensklasse (LK)
en/of de elektrische gegevens vindt u aan de
achterzijde van de bandenvulcompressor.
De bandenvulcompressor is onderhoudsvrij.
Bij een storing in de werking contact opne-
men met een gekwaliceerde werkplaats.
TIREFIT-set gebruiken
Voorwaarden
RFles bandenafdichtmiddel en bandenvulcom-
pressor staan klaar (/ pagina 66).
RSticker TIREFIT is beschikbaar.
RHandschoenen zijn beschikbaar.
Opbergplaats TIREFIT-set: (/ pagina 66)
Met het bandenplakmiddel TIREFIT kunnen kleine
perforaties tot 4 mm, in het bijzonder in het loop-
vlak van de band, worden afgedicht. TIREFIT is
bruikbaar bij een buitentemperatuur tot circa
-20 °C.
Pechhulp 661
F206 0105 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij gebruik van bandenplakmiddel
Met name in de volgende gevallen kan het
bandenplakmiddel de band niet afdichten:
RBij grotere insnijdingen of perforaties (gro-
ter dan eerder genoemd)
RVelgschade
RNa het rijden met een zeer lage banden-
spanning of lege banden
#Niet verder rijden.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel en
vergiigingsgevaar door bandenplakmid-
del
Het bandenplakmiddel is schadelijk voor de
gezondheid en veroorzaakt irritaties. Het mag
niet in contact met huid, ogen of kleding
komen of ingeslikt worden. De dampen niet
inademen. Bandenplakmiddel uit de buurt van
kinderen houden.
Bij contact met het bandenplakmiddel het vol-
gende in acht nemen:
#Bandenplakmiddel op de huid direct met
water afspoelen.
#Bandenplakmiddel in de ogen direct
grondig met schoon water uitspoelen.
#Als het bandenplakmiddel ingeslikt is,
direct de mond grondig uitspoelen en
veel water drinken. Geen braken opwek-
ken en zo snel mogelijk naar een arts
gaan!
#Met bandenplakmiddel vervuilde kleding
direct vervangen.
#Bij allergische reacties direct naar een
arts gaan.
*AANWIJZING Oververhitting door te lange
looptijd van de bandenvulcompressor
#De bandenvulcompressor niet langer dan
tien minuten zonder onderbreking
gebruiken.
De veiligheidsaanwijzingen van de fabrikant op de
sticker van de bandenvulcompressor in acht
nemen.
De es bandenafdichtmiddel elke vijf jaar laten
vervangen bij een gekwaliceerde werkplaats.
#De binnengedrongen voorwerpen in de band
laten zitten.
#Deel 1 van de TIREFIT-sticker in het gezichts-
veld van de bestuurder op het combi-instru-
ment plakken.
#Deel 2 van de TIREFIT-sticker in de buurt van
het ventiel op de velg van het wiel met de
lekke band plakken.
662 Pechhulp
F206 0105 07
#De stekker 4 met de kabel en de slang 5
uit de behuizing van de bandenvulcompressor
trekken.
#De stekker van de slang 5 in de ens 6 van
de es bandenafdichtmiddel 1 schuiven, tot
de stekker vergrendelt.
#De es bandenafdichtmiddel 1 met de
bovenzijde naar beneden in de uitsparing 2
van de bandenvulcompressor steken.
#Het ventieldopje van het ventiel 7 van de
lekke band draaien.
#De vulslang 8 op het ventiel 7 schroeven.
#De stekker 4 in een 12V‑aansluiting van uw
auto steken.
#De auto inschakelen.
#De in- en uitschakelknop 3 op de bandenvul-
compressor indrukken.
De bandenvulcompressor is ingeschakeld. De
band wordt opgepompt. Eerst wordt het ban-
denplakmiddel in de band gepompt. Daarbij
kan de druk kortstondig naar circa 500 kPa
(5 bar, 73 psi) stijgen.
De bandenvulcompressor tijdens deze fase niet
uitschakelen!
#De bandenvulcompressor maximaal tien minu-
ten laten draaien.
Vervolgens moet een bandenspanning van ten
minste 200 kPa (2,0 bar, 29 psi) bereikt zijn.
Wanneer bandenplakmiddel weggelekt is, de
getroen plaatsen zo snel mogelijk reinigen. Bij
voorkeur schoon water gebruiken.
Wanneer uw kleding met bandenplakmiddel is ver-
vuild, deze zo snel mogelijk bij een stomerij met
perchloorethyleen laten reinigen.
Wanneer na tien minuten de bandenspanning van
200 kPa (2,0 bar, 29 psi) niet wordt bereikt:
#De bandenvulcompressor uitschakelen.
#De vulslang losdraaien van het ventiel van de
lekke band.
Pechhulp 663
F206 0105 07
In acht nemen dat bij het losdraaien van de vul-
slang eventueel bandenplakmiddel kan ontsnap-
pen.
#Met de auto zeer langzaam circa 10 m vooruit-
of achteruitrijden.
#De band opnieuw oppompen.
Na maximaal tien minuten moet de banden-
spanning ten minste 200 kPa (2,0 bar, 29 psi)
bedragen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet bereikte bandenspanning
Als de aangegeven bandenspanning na de
aangegeven tijd niet wordt bereikt, is de band
te zwaar beschadigd. Het bandenplakmiddel
kan hier geen pechhulp bieden.
Het remgedrag en de rij-eigenschappen kun-
nen sterk nadelig worden beïnvloed.
#Niet verder rijden.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Wanneer na tien minuten de bandenspanning van
200 kPa (2,0 bar, 29 psi) wordt bereikt:
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
tijdens het rijden met afgedichte banden
Een met bandenplakmiddel tijdelijk afgedichte
band is niet geschikt voor hogere snelheden.
#De rijstijl aanpassen en voorzichtig rij-
den.
#De toegestane maximumsnelheid voor
een met bandenplakmiddel afgedichte
band in acht nemen.
#De toegestane maximumsnelheid voor een
met bandenplakmiddel afgedichte band van
80 km/h in acht nemen.
#Het bovenste gedeelte van de TIREFIT-sticker
op het combi-instrument in het blikveld van de
bestuurder bevestigen.
*AANWIJZING Vlekvorming door uitlopend
bandenplakmiddel
Resten bandenplakmiddel kunnen na het
gebruik uit de vulslang lopen.
#De vulslang in de plastic zak van de TIRE-
FIT-set leggen.
+MILIEU-AANWIJZING Milieuvervuiling door
verkeerde afvoer
Bandenplakmiddel bevat schadelijke stoen.
#De gebruikte es bandenafdichtmiddel
vakkundig afvoeren, bijvoorbeeld bij een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
#De bandenvulcompressor uitschakelen.
#De vulslang losdraaien van het ventiel van de
lekke band.
#De es bandenafdichtmiddel en de bandenvul-
compressor opbergen.
#Meteen wegrijden.
664 Pechhulp
F206 0105 07
#Na circa tien minuten stoppen en de banden-
spanning controleren met de bandenvulcom-
pressor.
De bandenspanning moet nu ten minste
130 kPa (1,3 bar, 19 psi) bedragen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet bereikte bandenspanning
Als de aangegeven bandenspanning niet wordt
bereikt, is de band te zwaar beschadigd. Het
bandenplakmiddel kan hier geen pechhulp bie-
den.
Het remgedrag en de rij-eigenschappen kun-
nen sterk nadelig worden beïnvloed.
#Niet verder rijden.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Landen met Mercedes-Benz Service24h: Een stic-
ker met het telefoonnummer van Mercedes-
BenzService24h bevindt zich bijvoorbeeld op de
B‑stijl aan bestuurderszijde.
#De bandenspanning corrigeren, wanneer deze
nog ten minste 130 kPa (1,3 bar, 19 psi)
bedraagt. Zie voor de waarden de banden-
spanningstabel in de tankdopklep.
#Bandenspanning verhogen: De bandenvulcom-
pressor inschakelen.
#Bandenspanning verlagen: De afblaasknop 1
naast de manometer 2 indrukken.
#Wanneer de bandenspanning correct is, de
vulslang losdraaien van het ventiel van de
gerepareerde band.
#Het ventieldopje op het ventiel van de gerepa-
reerde band draaien.
#De es bandenafdichtmiddel uit de bandenvul-
compressor trekken. Daarbij de vergrendeling
van het gele afsluitkapje samendrukken.
De vulslang blij op de es bandenafdichtmid-
del.
#Naar de dichtstbijzijnde gekwaliceerde werk-
plaats rijden en de band, de es bandenaf-
dichtmiddel en de vulslang laten vervangen.
Pechhulp 665
F206 0105 07
Accu (auto)
Aanwijzingen met betrekking tot de 12V‑accu
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door ondeskundig uitgevoerde werkzaam-
heden aan de accu
Ondeskundig uitgevoerde werkzaamheden aan
de accu kunnen bijvoorbeeld tot kortsluiting
leiden. Daardoor kunnen functiebeperkingen
van veiligheidsrelevante systemen optreden en
kan de bedrijfsveiligheid van uw auto worden
beperkt.
U kunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
Rbij het remmen
Rbij abrupte stuurbewegingen en/of niet-
aangepaste snelheid
#Bij kortsluiting of een gelijkwaardige sto-
ring direct contact opnemen met een
gekwaliceerde werkplaats.
#Niet verder rijden.
#Werkzaamheden aan de accu altijd bij
een gekwaliceerde werkplaats laten uit-
voeren.
RMeer informatie over het ABS (/ pagina 352)
RMeer informatie over het ESP®
(/ pagina 354) (/ pagina 353)
Mercedes-Benz adviseert om veiligheidsredenen
alleen accu's te gebruiken die door Mercedes-
Benz speciaal voor uw auto zijn goedgekeurd.
Alle auto's behalve auto's met lithium-ion-accu
&WAARSCHUWING Explosiegevaar door
elektrostatische oplading
Door elektrostatische oplading kan het licht
explosieve gasmengsel van een accu ontste-
ken.
#Om aanwezige elektrostatische oplading
af te bouwen, de metalen carrosserie
aanraken voordat de accu wordt vastge-
pakt.
Het zeer explosieve gasmengsel ontstaat bij het
opladen van de accu en tijdens de starthulp.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den door accuzuur
Accuzuur is een agressieve stof.
#Contact met de huid, ogen of kleding
voorkomen.
#Niet over de accu buigen.
#Geen accugassen inademen.
#Kinderen van de accu verwijderd hou-
den.
#Accuzuur direct grondig met veel schoon
water afspoelen en direct de hulp van
een arts inroepen.
666 Pechhulp
F206 0105 07
Alle auto's
+MILIEU-AANWIJZING Milieuschade door
een niet deskundige afvoer van accu's
Accu's bevatten schadelijke stoen. Het
is wettelijke verboden, deze samen met het
huisvuil af te voeren.
#
Accu's op milieuvriendelijke
wijze afvoeren. Ontladen batterijen bij
een gekwaliceerde werkplaats of bij
een inzamelpunt voor oude batterijen
afgeven.
Wanneer de 12V‑accu moet worden losgekoppeld,
contact opnemen met een gekwaliceerde werk-
plaats.
Bij het werken met de accu's de veiligheidsaanwij-
zingen en beschermende maatregelen in acht
nemen.
Explosiegevaar bij misbruik van de
12V‑accu.
Vuur, open licht en roken zijn bij het wer-
ken aan de accu verboden. Vonkvorming
voorkomen.
Elektrolyt of accuzuur is agressief. Het
mag niet met de huid, ogen of kleding in
aanraking komen. Geschikte bescher-
mende kleding dragen, in het bijzonder
handschoenen, schort en gezichtsbe-
scherming. Elektrolyt- of zuurspatten
direct wegspoelen met schoon water.
Beslist naar een arts gaan.
Geen zware voorwerpen op het oppervlak
van de accu plaatsen en niet op de accu
leunen.
Een veiligheidsbril dragen.
Kinderen uit de buurt houden.
Deze handleiding lezen.
Het volgende in acht nemen wanneer u de auto
gedurende een langere periode niet gebruikt:
RIndien beschikbaar: De ruststand inschakelen
(/ pagina 349).
RAls alternatief: De accu aansluiten op een
door Mercedes-Benz aanbevolen oplader of
contact opnemen met een gekwaliceerde
werkplaats voor het loskoppelen van de accu.
Aanwijzingen met betrekking tot de 48V‑accu
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door ondeskundig uitgevoerde werkzaam-
heden aan de accu
Ondeskundig uitgevoerde werkzaamheden aan
de accu kunnen bijvoorbeeld tot kortsluiting
leiden. Daardoor kunnen functiebeperkingen
van veiligheidsrelevante systemen optreden en
kan de bedrijfsveiligheid van uw auto worden
beperkt.
Pechhulp 667
F206 0105 07
U kunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
Rbij het remmen
Rbij abrupte stuurbewegingen en/of niet-
aangepaste snelheid
#Bij kortsluiting of een gelijkwaardige sto-
ring direct contact opnemen met een
gekwaliceerde werkplaats.
#Niet verder rijden.
#Werkzaamheden aan de accu altijd bij
een gekwaliceerde werkplaats laten uit-
voeren.
RMeer informatie over het ABS (/ pagina 352)
RMeer informatie over het ESP®
(/ pagina 354) (/ pagina 353)
+MILIEU-AANWIJZING Milieuschade door
een niet deskundige afvoer van accu's
Accu's bevatten schadelijke stoen. Het
is wettelijke verboden, deze samen met het
huisvuil af te voeren.
#
Accu's op milieuvriendelijke wijze
afvoeren. Ontladen batterijen bij een
gekwaliceerde werkplaats of bij een
inzamelpunt voor oude batterijen afge-
ven.
Werkzaamheden aan 48V‑accu alleen door een
gekwaliceerde werkplaats laten uitvoeren.
Bij het werken met de accu's de veiligheidsaanwij-
zingen en beschermende maatregelen in acht
nemen.
Explosiegevaar bij misbruik van de
48V‑accu.
Het oppervlak van de 48V‑accu kan heet
zijn.
Vuur, open licht en roken zijn bij het wer-
ken aan de accu verboden. Vonkvorming
voorkomen.
Elektrolyt of accuzuur is agressief. Het
mag niet met de huid, ogen of kleding in
aanraking komen. Geschikte bescher-
mende kleding dragen, in het bijzonder
handschoenen, schort en gezichtsbe-
scherming. Elektrolyt- of zuurspatten
direct rijkelijk wegspoelen met koud
schoon water. Beslist naar een arts gaan.
Geen zware voorwerpen op het oppervlak
van de accu plaatsen en niet op de accu
leunen.
Geen werkzaamheden aan de accu uitvoe-
ren. Werkzaamheden aan de accu altijd bij
een gekwaliceerde werkplaats laten uit-
voeren. De accu niet zelf losmaken. De
accu niet zelf uitbouwen. Probeer niet om
de accu te openen.
668 Pechhulp
F206 0105 07
Kinderen uit de buurt houden.
Een veiligheidsbril dragen.
Deze handleiding lezen.
Het volgende in acht nemen wanneer u de auto
gedurende een langere periode niet gebruikt:
RIndien beschikbaar: De ruststand inschakelen
(/ pagina 349).
Aanwijzingen met betrekking tot de hoogspan-
ningsaccu
&GEVAAR Brand- en explosiegevaar bij
overschrijding van de inwendige druk van
de hoogspanningsaccu
Bij een autobrand kan brandbaar gas ontsnap-
pen en ontbranden.
#Bij een ongewone geurontwikkeling, rook
of brandvlekken direct het opladen
afbreken.
#Direct de gevarenzone verlaten. De geva-
renzone op voldoende afstand beveili-
gen.
#Contact opnemen met de brandweer.
De aanwijzingen met betrekking tot het opladen
van de hoogspanningsaccu in acht nemen
(/ pagina 321).
Explosiegevaar
Vuur, open licht en roken zijn bij het wer-
ken aan de accu verboden. Vonkvorming
voorkomen.
Elektrolyt of accuzuur is agressief. Het
mag niet met de huid, ogen of kleding in
aanraking komen. Geschikte bescher-
mende kleding dragen, in het bijzonder
handschoenen, schort en gezichtsbe-
scherming. Elektrolyt- of zuurspatten
direct wegspoelen met schoon water.
Direct naar een arts gaan.
Een veiligheidsbril dragen.
Kinderen uit de buurt houden.
Deze handleiding lezen.
Aanwijzingen met betrekking tot de starthulp en
het opladen van de 12V‑accu
Alle auto's
Voor het opladen van de accu en de starthulp
altijd het hulpstartpunt in de motorruimte gebrui-
ken.
*AANWIJZING Beschadiging van de accu
door te hoge spanning
Bij het opladen met een oplader zonder
begrenzing van de laadspanning kan de accu
of de voertuigelektronica worden beschadigd.
Pechhulp 669
F206 0105 07
#Alleen opladers met een maximale laad-
spanning van 14,8V gebruiken.
&WAARSCHUWING Explosiegevaar door
ontsteking van waterstofgas
Wanneer u een kortsluiting veroorzaakt of er
vonken ontstaan, kan het waterstofgas dat vrij-
komt bij het opladen van een accu ontsteken.
#Opletten dat de plusklem van een aange-
sloten accu niet met delen van het voer-
tuig in aanraking komt.
#Nooit metalen voorwerpen of gereed-
schappen op een accu leggen.
#Bij het aansluiten en loskoppelen van de
accu beslist de beschreven volgorde van
de accupoolklemmen in acht nemen.
#Bij de starthulp altijd opletten dat alleen
accupolen met dezelfde polariteit met
elkaar verbonden worden.
#Bij de starthulp beslist de beschreven
volgorde voor het aansluiten en loskop-
pelen van de startkabels in acht nemen.
#Wanneer de motor draait de accupool-
klemmen niet aansluiten of losmaken.
&WAARSCHUWING Explosiegevaar door
explosief gasmengsel
Bij het opladen en bij de starthulp kan een
explosief gasmengsel uit de accu ontsnappen.
#Beslist vuur, open licht, vonkvorming en
roken vermijden.
#Voor voldoende ventilatie zorgen.
#Niet over een accu buigen.
&WAARSCHUWING Explosiegevaar bij een
bevroren accu
Een ontladen accu kan al bij temperaturen
rond het vriespunt bevriezen.
Als dan starthulp wordt gegeven of de accu
wordt opgeladen, kan accugas ontsnappen.
#Een bevroren accu vóór het opladen of
voor het geven van starthulp altijd laten
ontdooien.
Wanneer bij een lage temperatuur de controle-/
waarschuwingslampjes in het combi-instrument
niet gaan branden, is de ontladen accu met grote
waarschijnlijkheid bevroren. In dit geval mag de
accu noch worden opgeladen, noch de auto met
starthulp worden gestart.
De levensduur van een weer ontdooide accu kan
drastisch ingekort zijn. Het startgedrag kan ver-
slechteren, in het bijzonder bij lage temperatuur.
Het wordt geadviseerd een ontdooide accu bij een
gekwaliceerde werkplaats te laten controleren.
Plug-in-hybride
Wanneer de auto met starthulp is gestart, kan de
elektro-aandrijving eventueel gedurende circa
30 minuten niet beschikbaar zijn.
De starthulp is geen normale bedrijfstoestand.
Alle auto's
*AANWIJZING Beschadiging door veelvul-
dige en langdurige startpogingen
Door veelvuldige en langdurige startpogingen
kan door onverbrande brandstof de katalysa-
tor worden beschadigd.
670 Pechhulp
F206 0105 07
#Veelvuldige en langdurige startpogingen
voorkomen.
De volgende punten in acht nemen bij starthulp
en bij het opladen van de accu:
RAlleen onbeschadigde start-/laadkabels met
voldoende grote doorsnede en geïsoleerde
poolklemmen gebruiken.
RNiet-geïsoleerde onderdelen van de poolklem-
men mogen niet met andere metalen onderde-
len in aanraking komen zolang de start-/laad-
kabels met het hulpstartpunt zijn verbonden.
RDe start-/laadkabels mogen geen onderdelen
aanraken die w de motor draait kunnen bewe-
gen.
REr altijd op letten, dat noch u noch de accu
elektrostatisch opgeladen zijn.
RBeslist vuur en open licht vermijden.
RNiet over een accu buigen.
Bij het opladen van de accu bovendien de vol-
gende punten in acht nemen:
RAlleen door Mercedes-Benz geteste en goed-
gekeurde opladers gebruiken.
RDe handleiding van de oplader lezen voordat u
de accu gaat opladen.
Bij de starthulp bovendien de volgende punten in
acht nemen:
RAlleen voertuigen, accu's of geschikte start-
hulpapparaten met een nominale spanning van
12V als starthulp gebruiken.
RDe auto's mogen elkaar niet raken.
RAuto's met benzinemotor: De motor mag
alleen met startkabels worden gestart als de
motor koud en het uitlaatsysteem afgekoeld is.
Starthulp en 12V‑accu opladen
Starthulp/opladen voorbereiden
#De auto met de elektrische parkeerrem bevei-
ligen.
#De transmissie in de stand j zetten.
#De auto en alle elektrische verbruikers uit-
schakelen.
#De motorkap openen.
Voorbeeldafbeeldingen
#De afdekking 1 van het hulpstartpunt ope-
nen.
Pechhulp 671
F206 0105 07
#De afdekking 2 van het pluscontact 3 bij
het hulpstartpunt openen.
Starthulp
#Het pluscontact 3 aan de eigen auto en de
pluspool van de externe accu met de startka-
bel verbinden. Daarbij beginnen met het plus-
contact 3 van de eigen auto.
#De motor van de andere auto met stationair
toerental laten draaien.
#De minpool van de externe accu en het mas-
sapunt 4 van de eigen auto met de startka-
bel verbinden. Daarbij met de externe accu
beginnen.
#De motor van de eigen auto starten.
#De motoren enkele minuten laten draaien.
#Voordat de startkabel wordt losgemaakt, een
elektrische verbruiker van de eigen auto, bij-
voorbeeld de achterruitverwarming of de ver-
lichting, inschakelen.
Wanneer de starthulp is beëindigd:
#De startkabel eerst van het massapunt 4 en
van de minpool van de externe accu losma-
ken, vervolgens van het pluscontact 3 en van
de pluspool van de externe accu. Hierbij tel-
kens beginnen bij de contacten van de eigen
auto.
#Na het verwijderen van de startkabels de
afdekking 2 van het pluscontact 3 sluiten.
#De afdekking 1 sluiten.
Wanneer de auto met starthulp is gestart, kan de
elektro-aandrijving eventueel gedurende circa
30 minuten niet beschikbaar zijn.
Meer informatie is verkrijgbaar in een gekwali-
ceerde werkplaats.
Opladen
#Het pluscontact 3 van de auto en de plus-
pool van de oplader met de laadkabel verbin-
den. Daarbij beginnen met het pluscontact 3
van de auto.
#De minpool van de oplader en het massapunt
4 van de auto met behulp van de laadkabel
verbinden. Daarbij bij de oplader beginnen.
#Het opladen starten.
Wanneer het opladen is beëindigd:
#De laadkabel eerst van het massapunt 4 en
van de minpool van de oplader losmaken, ver-
volgens van het pluscontact 3 en van de
pluspool van de oplader. Hierbij telkens begin-
nen bij de contacten van de auto.
#Na het verwijderen van de laadkabel de afdek-
king 2 van het pluscontact 3 sluiten.
672 Pechhulp
F206 0105 07
#De afdekking 1 sluiten.
Meer informatie is verkrijgbaar in een gekwali-
ceerde werkplaats.
12V‑accu vervangen
#De aanwijzingen met betrekking tot de
12V‑accu in acht nemen (/ pagina 666).
Mercedes-Benz adviseert de 12V‑accu te laten
vervangen bij een gekwaliceerde werkplaats, bij-
voorbeeld een Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
Wanneer u zelf de accu wilt vervangen, neemt u
dan de volgende aanwijzingen in acht:
REen defecte accu altijd vervangen door een
accu, die aan de specieke eisen van de auto
voldoet.
De auto is uitgerust met een accu die gebruik
maakt van AGM‑technologie (Absorbent Glass
Mat) of een lithium-ion-accu. De volledige
functionaliteit van de auto is alleen gewaar-
borgd met een AGM‑accu of een lithium-ion-
accu. Mercedes-Benz adviseert om veilig-
heidsredenen alleen accu's te gebruiken die
door Mercedes-Benz speciaal voor uw auto
zijn getest en goedgekeurd.
RAanbouwdelen zoals de ontluchtingsslang, het
hoekstuk of de accupoolafdekking overzetten
van de te vervangen accu.
RErop letten dat de ontluchtingsslang altijd op
de oorspronkelijke opening aan accuzijde is
aangesloten.
Aanwezige of meegeleverde afsluitstoppen
monteren.
Anders kunnen gassen of accuzuur ontsnap-
pen.
RErop letten dat de aanbouwdelen weer op
dezelfde wijze worden aangesloten.
Aan- of wegslepen
Toegestane sleepmethoden (niet plug-in-hybride)
*AANWIJZING Beschadiging door zelfstan-
dig remmen
Wanneer een van de volgende functies inge-
schakeld is, remt de auto in bepaalde situaties
automatisch:
RActive Brake Assist System
RActieve afstandsassistent DISTRONIC
RHOLD-functie
RActieve parkeerassistent
Om schade aan de auto te vermijden, deze
systemen bijv. uitchakelen bij het slepen of in
de wasstraat.
Mercedes-Benz adviseert om de auto bij pech te
transporteren in plaats van te slepen.
Bij het slepen met beiden assen op de grond een
sleepkabel of een sleepstang gebruiken. Geen
triangelsystemen gebruiken.
Pechhulp 673
F206 0105 07
*AANWIJZING Schade aan de auto door
ondeskundig slepen
#De aanwijzingen voor het slepen in acht
nemen.
Auto's met achterwielaandrijving
Toegestane sleepmethoden
Beide assen
op de grond Ja, maximaal 50 km met
50 km/h
Vooras opge-
tild Nee
Achteras
opgetild Ja, wanneer het stuurwiel met
een stuurwielklem in de mid-
denpositie geblokkeerd is
4MATIC auto's
Toegestane sleepmethoden
Beide assen
op de grond Ja, maximaal 50 km met
50 km/h
Vooras opge-
tild Nee
Achteras
opgetild Nee
Slepen met opgetilde as: Het wegslepen moet
door een bergingsbedrijf worden uitgevoerd.
Toegestane sleepmethoden (plug-in-hybride)
%De volgende gegevens gelden niet voor
Mercedes-AMG E Performance-auto's.
*AANWIJZING Mercedes-AMG auto's
#De aanwijzingen in de aanvullende hand-
leiding in acht nemen. Anders kunt u
gevaren niet herkennen.
Mercedes-Benz adviseert om de auto bij pech te
transporteren in plaats van te slepen.
Bij het slepen met beiden assen op de grond een
sleepkabel of een sleepstang gebruiken. Geen
triangelsystemen gebruiken.
*AANWIJZING Schade aan de auto door
ondeskundig slepen
#De aanwijzingen voor het slepen in acht
nemen.
Alleen in de volgende gevallen is transport toege-
staan:
RHet bestuurdersdisplay is uitgevallen.
ROp het bestuurdersdisplay wordt de display-
melding á Wegslepen verboden Zie
handleiding weergegeven.
Uitzondering: Wanneer de auto zich in een geva-
renzone bevindt, mag deze ondanks het uitvallen
van het display of de displaymelding á Weg-
slepen verboden Zie handleiding uit de gevaren-
zone worden geborgen. Met beide assen op de
grond mag de auto daarbij niet over een afstand
674 Pechhulp
F206 0105 07
van meer dan 50 m worden gesleept. Daarbij mag
een sleepsnelheid van 10 km/h niet worden over-
schreden. Vervolgens is alleen een transport toe-
gestaan.
Auto's met achterwielaandrijving
Toegestane sleepmethoden
Beide assen op de
grond Ja, maximaal 50 km
met 50 km/h, alleen
vooruit met bestuur-
der in de auto
Vooras opgetild Nee
Achteras opgetild Ja, wanneer het stuur-
wiel met een stuur-
wielklem in de mid-
denpositie geblok-
keerd is
4MATIC-auto's
Toegestane sleepmethoden
Beide assen op de
grond Ja, maximaal 50 km
met 50 km/h, alleen
vooruit met bestuur-
der in de auto
Vooras opgetild Nee
Achteras opgetild Nee
Toegestane sleepmethoden (Mercedes-AMG E
Performance)
*AANWIJZING Beschadiging door slepen
Door slepen kan het hybride systeem worden
beschadigd.
#De auto niet slepen, maar opladen en
vervoeren.
Auto slepen met beide assen op de grond
#De aanwijzingen met betrekking tot de toege-
stane sleepmethoden in acht nemen.
#Controleren of de accu aangesloten en opge-
laden is.
Wanneer de accu ontladen is, de volgende punten
in acht nemen:
RDe auto kan niet worden gestart.
RDe elektrische parkeerrem kan niet worden
uit- of ingeschakeld.
RAuto's met automatische transmissie: De
transmissie kan niet in de stand i of j wor-
den gezet.
%Auto's met automatische transmissie: Wan-
neer de transmissie niet in de stand i kan
worden gezet of het display niets weergee,
de auto vervoeren (/ pagina 677). Voor het
transport van de auto is een sleepwagen met
henrichting nodig.
Pechhulp 675
F206 0105 07
*AANWIJZING Beschadiging door te snel of
te ver slepen
Door te snel of te ver slepen kan de aandrijijn
beschadigd raken.
#Een sleepsnelheid van 50 km/h niet
overschrijden.
#Een sleepafstand van 50 km niet over-
schrijden.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij het slepen van een voertuig met een te
hoog gewicht
Wanneer het te slepen voertuig zwaarder is
dan het toegestaan totaalgewicht van uw auto,
kunnen de volgende situaties zich voordoen:
RHet sleepoog breekt af.
RDe combinatie kan gaan slingeren en kan-
telen.
#Vóór het aan- of afslepen controleren of
het voertuig dat moet worden aan- of
afgesleept zwaarder is dan het toege-
staan totaalgewicht.
Wanneer een auto moet worden weggesleept of
aangesleept, mag het toegestaan totaalgewicht
daarvan het toegestaan totaalgewicht van het
trekkende voertuig niet overschrijden.
#De gegevens over het toegestaan totaalge-
wicht van de betreende auto vindt u op het
voertuigtypeplaatje (/ pagina 810).
#Auto's met automatische transmissie: Het
bestuurders- of passagiersportier niet openen,
omdat anders de transmissie automatisch in
de stand j wordt gezet.
#Het sleepoog aanbrengen (/ pagina 678).
#De sleepkabel of -stang bevestigen.
*AANWIJZING Beschadiging door verkeerde
bevestiging van de sleepkabel of -stang
#De sleepkabel of sleepstang alleen aan
de sleepogen bevestigen.
#De automatische vergrendeling uitschakelen
(/ pagina 164).
#De HOLD-functie niet activeren.
#De wegsleepbeveiliging uitschakelen
(/ pagina 182).
#Het Active Brake Assist System uitschakelen
(/ pagina 388).
#Auto's met automatische transmissie: De
transmissie in de stand i zetten.
#De elektrische parkeerrem vrijzetten.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door beperkte veiligheidsrelevante func-
ties bij het slepen
Veiligheidsrelevante functies zijn in de vol-
gende situaties beperkt of niet meer beschik-
baar:
RDe auto is uitgeschakeld.
RHet remsysteem of de stuurbekrachtiging
vertoont een storing.
RDe energievoorziening of het boordnet ver-
toont een storing.
Wanneer uw auto wordt gesleept, kan voor het
sturen en remmen aanzienlijk meer kracht
nodig zijn.
676 Pechhulp
F206 0105 07
#Een sleepstang gebruiken.
#Voor het slepen controleren of de stuur-
inrichting vrij kan bewegen.
*AANWIJZING Beschadiging door te hoge
trekkrachten
Plotseling wegrijden kan door hoge trekkrach-
ten de auto's beschadigen.
#Langzaam en niet plotseling wegrijden.
Auto voor transport opladen
Hybride voertuigen: Het vervoeren van de auto
mag alleen door een sleepbedrijf worden uitge-
voerd.
#De aanwijzingen met betrekking tot het slepen
in acht nemen (/ pagina 67).
#Om de auto op te laden de sleepkabel of -
stang aan het sleepoog bevestigen.
%De sleepkabel of -stang kan ook aan de aan-
hangwagenvoorziening worden bevestigd.
#De automatische transmissie in de stand i
zetten.
%Bij storingen aan de elektronica kan de auto-
matische transmissie in de stand j geblok-
keerd zijn. Om i in te schakelen het boord-
net van spanning voorzien (/ pagina 62).
#De auto op de transporter zetten.
#De automatische transmissie in de stand j
zetten.
#De auto met de elektrische parkeerrem tegen
wegrollen beveiligen.
#De auto alleen bij de wielen vastzetten.
Auto's met 4MATIC/auto's met automatische
transmissie
#Erop letten dat de voor- en achteras op het-
zelfde transportvoertuig komen te staan.
*AANWIJZING Schade aan de aandrijijn
door verkeerde plaatsing van het voertuig
#Het voertuig niet boven het verbindings-
punt van het transportvoertuig plaatsen.
Opbergplaats sleepoog
Pechhulp 677
F206 0105 07
Plug-in-hybride
Het sleepoog 1 bevindt zich in de bagageruimte
links in een houder.
Niet plug-in-hybride
Het sleepoog 1 bevindt zich onder de bagage-
ruimtebodem in de laaddrempel.
%Afhankelijk van de uitrusting van de auto
bevindt het sleepoog zich op een andere
plaats in de bagageruimte.
Sleepoog aanbrengen en verwijderen
#De afdekking 1 bij de markering naar binnen
drukken en verwijderen.
#Afhankelijk van de uitvoering van de auto een
hulpmiddel gebruiken, bijvoorbeeld een
schroevendraaier, om de afdekking bij de uit-
sparing 2 eruit te drukken.
#Het sleepoog rechtsom tot de aanslag erin
draaien en vastzetten.
Auto's met aanhangwagenvoorziening: Achter aan
de auto bevindt zich geen bevestiging voor het
inschroefbare sleepoog. De sleepkabel of -stang
aan de aanhangwagenvoorziening bevestigen.
678 Pechhulp
F206 0105 07
#Na het verwijderen van het sleepoog de afdek-
king 1 in de bumper vergrendelen.
*AANWIJZING Beschadiging van de auto
door verkeerd gebruik van het sleepoog of
de aanhangwagenvoorziening
Bij het bergen van de auto door het lostrekken
met behulp van het sleepoog of de aanhang-
wagenvoorziening kan de auto beschadigd
raken.
#Het sleepoog of de aanhangwagenvoor-
ziening alleen gebruiken voor het slepen
of aanslepen van de auto.
#De sleepogen of de aanhangwagenvoor-
ziening niet gebruiken om de auto te ber-
gen.
Auto aanslepen
Auto's met automatische transmissie
*AANWIJZING Beschadiging van de auto-
matische transmissie door aanslepen
Door het aanslepen van auto's met automati-
sche transmissie kan de automatische trans-
missie worden beschadigd.
#Auto's met automatische transmissie
mogen niet door aanslepen worden
gestart.
#Auto's met automatische transmissie mogen
niet door aanslepen worden gestart.
Elektrische zekeringen
Aanwijzingen met betrekking tot elektrische zeke-
ringen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door overbelaste bedrading
Wanneer een defecte zekering wordt gemani-
puleerd, overbrugd of door een zekering met
een hoger amperage wordt vervangen, kan de
elektrische bedrading overbelast worden.
Hierdoor kan brand ontstaan.
#Defecte zekeringen altijd door gespeci-
ceerde nieuwe zekeringen met het cor-
recte amperage vervangen.
*AANWIJZING Beschadiging door verkeerde
zekeringen
Door verkeerde zekeringen kunnen elektrische
componenten of systemen worden beschadigd
of aanzienlijk worden beperkt in hun werking.
Pechhulp 679
F206 0105 07
#Alleen voor Mercedes-Benz goedge-
keurde zekeringen met het voorgeschre-
ven amperage gebruiken.
Doorgebrande zekeringen moeten worden vervan-
gen door gelijkwaardige zekeringen, herkenbaar
aan de kleur en de ampèrewaarde. De ampère-
waarden en verdere in acht te nemen informatie is
te vinden in het zekeringaansluitschema.
Zekeringaansluitschema: Op de zekeringenkast in
de bagageruimte (/ pagina 682)
*AANWIJZING Beschadiging of functiesto-
ring door vochtigheid
Door vochtigheid kunnen functiestoringen of
beschadigingen aan de elektrische installatie
ontstaan.
#Bij een geopende zekeringenkast erop
letten dat geen vochtigheid in de zekerin-
genkasten kan binnendringen.
#Bij het sluiten van de zekeringenkast
erop letten dat de afdichting van het dek-
sel correct op de zekeringenkast is aan-
gebracht.
Wanneer een nieuw aangebrachte zekering
opnieuw doorbrandt, de oorzaak laten vaststellen
en verhelpen bij een gekwaliceerde werkplaats.
Voor het vervangen van zekeringen het volgende
controleren:
RDe auto is beveiligd tegen wegrollen.
RAlle elektrische verbruikers zijn uitgeschakeld.
RDe auto is uitgeschakeld.
De elektrische zekeringen zijn over verschillende
zekeringenkasten verdeeld:
RZekeringenkast in de motorruimte aan
bestuurderszijde (/ pagina 680)
RZekeringenkast in de cockpit aan bestuurders-
zijde (/ pagina 682)
RZekeringenkast in de beenruimte van de pas-
sagier (/ pagina 682)
RZekeringenkast in de bagageruimte
(/ pagina 682)
Zekeringenkast in de motorruimte openen en slui-
ten
Voorwaarden
REen droge doek en een schroevendraaier zijn
beschikbaar.
De aanwijzingen met betrekking tot elektrische
zekeringen in acht nemen (/ pagina 64).
Openen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
het gebruik van de ruitenwissers bij geo-
pende motorkap
Als de ruitenwissers zich in beweging zetten
als de motorkap geopend is, kunt u bekneld
raken in de wisserstangen.
#Altijd eerst de ruitenwissers en de auto
uitschakelen wanneer de motorkap moet
worden geopend.
#De motorkap openen (/ pagina 640).
680 Pechhulp
F206 0105 07
#De twee bevestigingsklemmen 2 op de
afdekking aan bestuurderszijde 1 een kwart
slag rechtsom draaien.
#De afdekking 1 omhoogklappen.
#Met een droge doek eventueel aanwezig vocht
van de zekeringenkast verwijderen.
#De schroeven 3 losdraaien en het deksel 4
van de zekeringenkast naar boven toe verwij-
deren.
Sluiten
#Controleren of de afdichting correct tegen het
deksel 4 aanligt.
#Het deksel 4 achter op de zekeringenkast in
de houder aanbrengen.
#Het deksel 4 van de zekeringenkast omlaag-
klappen en de schroeven 3 vastdraaien.
Pechhulp 681
F206 0105 07
#De afdekking 1 omlaagklappen.
#De twee bevestigingsklemmen 2 op de
afdekking 1 een kwart slag linksom draaien.
#De motorkap sluiten.
Zekeringenkast op de cockpit openen en sluiten
RDe aanwijzingen met betrekking tot elektri-
sche zekeringen in acht nemen
(/ pagina 64).
De zekeringenkast bevindt zich aan bestuurders-
zijde aan de zijkant van de cockpit onder een
afdekking.
#De afdekking 1 in de richting van de pijl
openklappen en verwijderen.
#Mercedes-Benz adviseert de zekeringenkast
bij een Mercedes-Benz-servicewerkplaats te
laten openen.
Zekeringenkast in de beenruimte van de passagier
openen en sluiten
De aanwijzingen met betrekking tot elektrische
zekeringen in acht nemen (/ pagina 64).
#Openen: De afdekking 1 openklappen en
verwijderen.
#Sluiten: De afdekking 1 weer aanbrengen.
Zekeringenkast in de bagageruimte openen en
sluiten
De aanwijzingen met betrekking tot elektrische
zekeringen in acht nemen (/ pagina 64).
682 Pechhulp
F206 0105 07
#De afdekking 1 openen.
Pechhulp 683
F206 0105 07
Aanwijzingen met betrekking tot geluidsontwik-
keling of ongewoon rijgedrag
Tijdens het rijden letten op trillingen, geluiden en
ongewoon rijgedrag. Dit kan wijzen op beschadi-
gingen aan banden of velgen. Onzichtbare
beschadigingen van de banden kunnen eveneens
de oorzaak van het ongewone rijgedrag zijn.
Als wordt vermoed dat er iets met de banden of
velgen niet in orde is de snelheid verminderen en
de wielen en banden bij een gekwaliceerde werk-
plaats laten controleren.
Aanwijzingen met betrekking tot het regelmatig
controleren van de velgen en banden
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door beschadigde banden
Beschadigde banden kunnen bandenspan-
ningsverlies veroorzaken.
#Banden regelmatig op schade controle-
ren en beschadigde banden direct ver-
vangen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor aquapla-
ning door te lage proeldiepte
Bij een te lage proeldiepte laat de grip van de
banden te wensen over.
Bij een natte rijbaan neemt het gevaar van
aquaplaning toe, in het bijzonder bij een niet
aangepaste snelheid.
#De proeldiepte en de toestand van het
loopvlak van de band over de gehele
breedte bij alle banden regelmatig con-
troleren.
Minimumproeldiepte bij
RZomerbanden: 3 mm
RM+S-banden: 4 mm
#De banden om veiligheidsredenen laten
vervangen voordat de wettelijk voorge-
schreven minimumproeldiepte bereikt
is.
De volgende controles regelmatig, ten minste een-
maal per maand of indien nodig, bijvoorbeeld voor
een langere rit of voor o-road-rijden, aan alle
wielen uitvoeren:
RControle van de bandenspanning
(/ pagina 685)
RVisuele controle van de banden en velgen op
beschadigingen
RControle van de ventieldopjes
RVisuele controle van de proeldiepte en het
loopvlak van de band over de gehele breedte.
De minimumproeldiepte bij zomerbanden
bedraagt 3 mm en bij winterbanden 4 mm.
Aanwijzingen met betrekking tot sneeuwkettin-
gen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door verkeerde montage van de sneeuw-
kettingen
Wanneer sneeuwkettingen op de voorwielen
worden gemonteerd, kunnen de sneeuwkettin-
684 Banden en velgen
F206 0105 07
gen in contact komen met de carrosserie of
met onderdelen van het onderstel.
#Nooit sneeuwkettingen op de voorwielen
monteren.
#Sneeuwkettingen op de achterwielen
altijd paarsgewijs monteren.
*AANWIJZING Beschadiging van onderde-
len van de carrosserie of het onderstel
door gemonteerde sneeuwkettingen
Wanneer bij auto's met 4MATIC sneeuwkettin-
gen op de voorwielen worden gemonteerd,
kunnen ze onderdelen van de carrosserie of
het onderstel beschadigen.
#Bij auto's met 4MATIC sneeuwkettingen
alleen op de achterwielen monteren.
Bij het gebruik maken van sneeuwkettingen het
volgende in acht nemen:
RSneeuwkettingen zijn slechts voor bepaalde
velg-bandcombinaties toegestaan. Informatie
hierover is verkrijgbaar bij een Mercedes-
Benz-servicewerkplaats.
ROm veiligheidsredenen alleen de voor
Mercedes-Benz goedgekeurde sneeuwkettin-
gen of sneeuwkettingen met dezelfde kwali-
teitsstandaard gebruiken.
RDe montagehandleiding van de fabrikant van
de sneeuwkettingen opvolgen.
RDe toegestane maximumsnelheid met gemon-
teerde sneeuwkettingen is 50 km/h.
RAuto's met actieve parkeerassistent: Met
gemonteerde sneeuwkettingen niet de actieve
parkeerassistent gebruiken.
RAuto's met niveauregeling: Met gemonteerde
sneeuwkettingen alleen met hogere voertuig-
hoogte rijden .
%De maximumsnelheid kan voor het gebruik
van winterbanden permanent worden
begrensd (/ pagina 365).
%Het ESP® kan voor het wegrijden worden uit-
geschakeld (/ pagina 357). Zo kunnen de
wielen doordraaien en een hogere aandrijf-
kracht opwekken.
Bandenspanning
Aanwijzingen met betrekking tot de bandenspan-
ning
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door te lage of te hoge bandenspanning
Banden met een te lage of een te hoge ban-
denspanning kunnen met name de volgende
gevaren opleveren:
RDe banden kunnen klappen.
RDe banden kunnen overmatig en/of onge-
lijkmatig slijten.
RDe rij-eigenschappen en het stuur‑ en rem-
gedrag kunnen sterk nadelig beïnvloed
worden.
#De geadviseerde bandenspanningen in
acht nemen en de bandenspanning van
alle banden inclusief het reservewiel
controleren:
Rmaandelijks
Rbij veranderde belading
Banden en velgen 685
F206 0105 07
Rvoor aanvang van een langere rit
Rbij gewijzigde gebruiksomstandigheden,
bijvoorbeeld rijden in het terrein
#Indien nodig de bandenspanning aanpas-
sen.
Een te lage of te hoge bandenspanning hee de
volgende gevolgen:
RDe levensduur van de band wordt verkort.
RBeschadiging van de banden wordt in de hand
gewerkt.
RHet rijgedrag en daarmee de rijveiligheid wor-
den nadelig beïnvloed, bijv. door aquaplaning.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij herhaaldelijk drukverlies in de band
Velg, ventiel of band kunnen beschadigd zijn.
Een te lage bandenspanning kan tot een klap-
band leiden.
#Banden op binnengedrongen voorwerpen
onderzoeken.
#Controleren of de velg of het ventiel lek
is.
#Als de schade niet verholpen worden
kan, contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Gegevens over de geadviseerde bandenspanning
voor de af fabriek op uw auto gemonteerde ban-
den vindt u in de bandenspanningstabel aan de
binnenzijde van de tankdopklep (/ pagina 686).
Voor het controleren van de bandenspanning een
geschikte bandenspanningsmeter gebruiken. Het
uiterlijk van een band gee geen uitsluitsel over
de bandenspanning.
De bandenspanning alleen corrigeren wanneer de
banden koud zijn. Voorwaarden voor koude ban-
den:
RDe auto was ten minste drie uur geparkeerd
zonder zonlicht op de band.
RDe auto hee minder dan 1,6 km gereden.
Banden worden tijdens het rijden warm. Naarmate
de temperatuur van de band toeneemt wordt ook
de bandenspanning hoger.
Auto's met bandenspanningscontrole: U kunt de
bandenspanning ook via het bestuurdersdisplay
laten weergeven (/ pagina 688).
Aanwijzingen voor rijden met een aanhangwagen
Voor de banden van de achteras geldt uitsluitend
de in de bandenspanningstabel geadviseerde ban-
denspanning voor een verhoogde belading.
Bandenspanningstabel
De bandenspanningstabel bevindt zich aan de bin-
nenzijde van de tankdopklep.
686 Banden en velgen
F206 0105 07
De bandenspanningstabel toont de geadviseerde
bandenspanning voor alle af fabriek voor deze
auto goedgekeurde banden. De aanbevolen ban-
denspanningen gelden voor banden in koude toe-
stand bij verschillende bedrijfsomstandigheden
van belading en/of snelheid van de auto.
Wanneer bij de bandenspanningen een of meer-
dere bandenmaten worden vermeld, dan geldt de
betreende bandenspanning alleen voor deze
bandenmaten en de betreende beladingstoe-
stand.
Als de bandenmaten vergezeld gaan van het sym-
bool +, dan is de betreende bandenspanning
een alternatieve bandenspanning. Het brandstof-
verbruik kan dan iets toenemen.
De beladingstoestanden "gedeeltelijk beladen" of
"volledig beladen" worden in de tabel weergege-
ven door een verschillend aantal personen en
bagage. Het daadwerkelijke aantal zitplaatsen kan
daarvan afwijken.
Bandenspanningscontrole
Functie van de bandenspanningscontrole
Het systeem controleert met behulp van de ban-
denspanningssensor de bandenspanning en de
bandentemperatuur van de op de auto gemon-
teerde banden.
De bandenspanning en de bandentemperatuur
worden op het bestuurdersdisplay weergegeven.
Bij duidelijk drukverlies of te hoge temperatuur
van de band wordt de bestuurder door displaymel-
dingen (/ pagina 922) of het waarschuwings-
lampje h op het bestuurdersdisplay
(/ pagina 955) gewaarschuwd.
De bandenspanningscontrole is slechts een hulp-
middel. De bestuurder is ervoor verantwoordelijk,
de bandenspanning in te stellen op de geadvi-
seerde, voor de bedrijfsomstandigheden
geschikte bandenspanning voor koude banden.
In de meeste gevallen herkent de bandenspan-
ningscontrole de referentiewaarde automatisch
nadat de bandenspanning is gewijzigd. De refe-
rentiewaarden kunnen echter ook door handmatig
opnieuw starten van de bandenspanningscontrole
worden geactualiseerd (/ pagina 688).
Systeemgrenzen
Het systeem kan in het bijzonder in de volgende
situaties mogelijk niet correct werken of buiten
werking zijn:
REr zijn verkeerde referentiewaarden ingeleerd.
REr treedt een plotseling drukverlies op, bijvoor-
beeld veroorzaakt door een binnengedrongen
voorwerp.
REr treedt een storing door een andere radio-
bron op.
Banden en velgen 687
F206 0105 07
Bandenspanning met bandenspanningscontrole
controleren
Voorwaarden
RDe auto is ingeschakeld.
Bestuurdersdisplay:
4© 5Service
#Met a bevestigen.
Een van de volgende weergave verschijnt:
RActuele bandenspanning van de afzonderlijke
banden:
RBandenspanningsaanduiding verschijnt na
enkele minuten rijden: Actuele waarden zijn
nog niet bekend in het systeem. Zodra het sys-
teem de druk- en temperatuurwaarden van
elke band kent, worden deze weergegeven.
RBandenspanningscontrole actief: De inleer-
procedure van het systeem is nog niet vol-
tooid. De bandenspanningen worden dan
reeds gecontroleerd.
#De actuele bandenspanning vergelijken met
de voor de actuele bedrijfstoestand geadvi-
seerde bandenspanning (/ pagina 686).
Daarbij de aanwijzingen over koude banden in
acht nemen (/ pagina 685).
%De op het bestuurdersdisplay weergegeven
waarden kunnen afwijken van de waarden van
de bandenspanningsmeter, omdat deze voor
zeeniveau gelden. Op hoger gelegen locaties
geven bandenspanningsmeters een hogere
bandenspanning weer dan het bestuurdersdis-
play.
Bandenspanningscontrole opnieuw starten
Voorwaarden
RDe geadviseerde bandenspanning is bij alle
vier de banden correct ingesteld voor de
betreende bedrijfstoestand (/ pagina 685).
De bandenspanningscontrole in de volgende situ-
aties opnieuw starten:
RDe bandenspanning is gewijzigd.
RDe banden of de wielen zijn gewisseld of
nieuw gemonteerd.
Bestuurdersdisplay:
4© 5Service
#Bandenspanning selecteren en met a
bevestigen.
#Een veegbeweging omlaag maken op de
Touch-Control op het stuurwiel.
Het bestuurdersdisplay toont de melding Actu-
ele bandenspanningen als nieuwe richtwaar-
den overnemen?
688 Banden en velgen
F206 0105 07
#Ja selecteren en met a het opnieuw
opstarten bevestigen.
Het bestuurdersdisplay toont de melding. Ban-
denspanningscontrole opnieuw gestart
Actuele waarschuwingsmeldingen worden
gewist en het gele waarschuwingslampje h
doo.
Na enkele minuten rijden controleert het sys-
teem of de actuele bandenspanningswaarden
binnen het geadviseerde gebied liggen. Vervol-
gens worden de actuele bandenspannings-
waarden als nieuwe referentiewaarden aange-
nomen en bewaakt.
Wanneer de bandenspanningswaarden niet in
het voorgeschreven gebied liggen, verschijnt
de melding Bandenspanning corrigeren.
Verwisselen van een wiel
Aanwijzingen over de selectie, montage en ver-
vanging van banden
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door verkeerde afmetingen van de banden
en velgen
Wanneer banden en velgen met verkeerde
afmetingen worden gemonteerd, kunnen de
bedrijfsremmen of onderdelen van het remsys-
teem en de wielophanging worden bescha-
digd.
#Banden en velgen altijd vervangen door
banden en velgen die aan de specica-
ties van de originele onderdelen voldoen.
Daarbij bij velgen het volgende in acht nemen:
ROmschrijving
RType
Daarbij bij banden het volgende in acht
nemen:
ROmschrijving
RFabrikant
RType
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door overschrijden van het draagvermo-
gen van de band of de toegestane snel-
heidsindex
Het overschrijden kan leiden tot beschadiging
van de banden of tot het klappen van de ban-
den.
#Alleen voor het voertuigtype goedge-
keurde bandentypes en ‑maten gebrui-
ken.
#Het voor uw auto noodzakelijke draagver-
mogen van de band en de snelheidsindex
in acht nemen.
Banden en velgen 689
F206 0105 07
*AANWIJZING Schade aan de auto en de
banden door niet goedgekeurde banden-
typen en -maten
Om veiligheidsredenen alleen banden, velgen
en accessoires gebruiken, die Mercedes-Benz
speciaal voor de auto hee goedgekeurd.
Deze banden zijn speciaal op actieve veilig-
heidssysteem zoals het ABS, het ESP® en de
4MATIC afgestemd en als volgt gekenmerkt:
RMO = Originele Mercedes-Benz-onderde-
len
RMOE = Mercedes-Benz Original Extended
(banden met noodloopeigenschappen
alleen voor bepaalde wielen)
RMO1 = Mercedes-Benz Original (alleen
bepaalde AMG banden)
Anders kunnen bepaalde eigenschappen,
zoals rijgedrag, rijgeluid, verbruik enzovoort
nadelig worden beïnvloed. Bovendien kunnen
banden met andere maten onder belasting
tegen de carrosserie en delen van de wielop-
hanging aanlopen. Beschadiging aan de ban-
den of de auto kunnen het gevolg zijn.
Alleen de door Mercedes-Benz gecontroleerde
en geadviseerde banden, velgen en accessoi-
res gebruiken.
*AANWIJZING Negatieve invloed op de rij-
veiligheid door gecoverde banden
Gecoverde banden worden door Mercedes-
Benz niet getest en geadviseerd, omdat bij het
coveren beschadigingen niet altijd herkend
worden.
De rijveiligheid kan daarom niet gewaarborgd
worden.
#Geen gebruikte banden gebruiken, waar-
van het eerdere gebruik onbekend is.
*AANWIJZING Mogelijke beschadiging van
de velgen en banden bij het rijden over
obstakels
Om grote velgen zitten banden met een lagere
verhouding tussen de hoogte en de breedte.
Met een lagere hoogte/breedteverhouding
neemt het gevaar, dat bij het rijden over obsta-
kels de velgen en banden beschadigd raken,
toe.
#Obstakels vermijden of zeer voorzichting
oprijden.
#Bij het rijden over stoepranden, verkeers-
drempels, putdeksels en kuilen en weg-
oneenheden de snelheid verlagen.
#Zeer hoge stoepranden vermijden.
*AANWIJZING Mogelijke wiel- en band-
schade bij het parkeren op boordstenen of
kuilen in de weg
Bij het parkeren op boordstenen of in kuilen
kunnen de wielen en banden beschadigd wor-
den.
#Alleen op een zo vlak mogelijk oppervlak
parkeren.
#Boordstenen en kuilen bij het parkeren
vermijden.
690 Banden en velgen
F206 0105 07
*AANWIJZING Beschadiging van elektroni-
sche onderdelen door het gebruik van
montagegereedschap
Auto's met bandenspanningscontrole: In het
wiel bevinden zich elektronische onderdelen.
Wanneer montagegereedschappen worden
aangebracht in de omgeving van de ventielen,
kunnen de elektronische onderdelen worden
beschadigd.
#Bij het ventiel mag geen montagegereed-
schap worden aangebracht.
#Banden alleen bij een gekwaliceerde
werkplaats laten vervangen.
*AANWIJZING Schade aan zomerbanden bij
lage omgevingstemperaturen
Bij lage omgevingstemperaturen kunnen tij-
dens het rijden scheuren in zomerbanden ont-
staan, die de banden permanent beschadigen.
#Bij temperaturen lager dan 7 °C i
M+S-banden gebruiken.
Accessoires die niet door Mercedes-Benz voor uw
auto zijn goedgekeurd, of waar niet vakkundig
mee wordt omgegaan, kunnen de rijveiligheid
nadelig beïnvloeden.
Voor de aanschaf of het gebruik van niet goedge-
keurde accessoires bij een gekwaliceerde werk-
plaats informatie vragen over:
RDoelmatigheid
RWettelijke voorschrien
RAanbevelingen af fabriek
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij sportbanden
Bij sportbanden bestaat op vochtige of natte
weg een verhoogd risico voor slippen‑ en
aquaplaning.
Daarnaast neemt de grip van de band bij een
lage buitentemperatuur en bandenbedrijfstem-
peratuur duidelijk af.
#ESP® inschakelen en rijstijl aanpassen.
#Gebruik bij een lagere buitentemperatuur
dan 7°C i M+S ‑banden.
#Gebruik uitsluitend banden die geschikt
zijn voor het doel.
Bij het kiezen, monteren en vervangen van ban-
den het volgende in acht nemen:
RLandspecieke goedkeuringseisen voor ban-
den, die een bepaald bandentype voor uw
auto vastleggen.
RDaarnaast kan voor bepaalde regio's en toe-
passingen het gebruik van bepaalde bandenty-
pen worden aanbevolen.
RAlleen banden en velgen volgens dezelfde con-
structie, dezelfde uitvoering (zomerbanden,
winterbanden, MOExtended-banden) en van
hetzelfde merk gebruiken.
ROp een as alleen wielen van dezelfde afmetin-
gen monteren (links en rechts).
Uitsluitend in geval van pech mag voor het rij-
den naar de werkplaats hiervan worden afge-
weken.
RGeen nabewerking aan het remsysteem, de
velgen en de banden uitvoeren.
Banden en velgen 691
F206 0105 07
Het gebruik van vulplaten en remstofplaten is
niet toegestaan en leidt tot het verlies van de
typegoedkeuring.
RAuto's met bandenspanningscontrole: Alle
gemonteerde wielen moeten zijn uitgerust met
functionerende sensoren voor de bandenspan-
ningscontrole.
RBij temperaturen lager dan 7 °C Winterbanden
of all-seasonbanden met de i M+S--aan-
duiding op alle wielen gebruiken.
Onder winterse omstandigheden bieden win-
terbanden de best mogelijke grip.
RBij M+S-banden alleen banden met hetzelfde
proel gebruiken.
RDe toegestane maximumsnelheid van de
gemonteerde M+S-banden in acht nemen.
Wanneer de toegestane maximumsnelheid
lager is dan die van de auto, moet een sticker
in het gezichtsveld van de bestuurder hiervoor
waarschuwen.
RNieuwe banden tijdens de eerste 100 km met
matige snelheid inrijden.
RDe banden uiterlijk om de zes jaar laten ver-
vangen, ongeacht de slijtage.
RBij het monteren van banden zonder nood-
loopeigenschappen: Auto's met MOExtended-
banden zijn af fabriek niet met een TIREFIT-set
uitgerust. Na het wisselen naar banden zonder
noodloopeigenschappen, bijv. winterbanden,
de auto met een TIREFIT-set uitrusten.
%De maximumsnelheid kan voor het gebruik
van winterbanden permanent worden
begrensd (/ pagina 365).
Voor meer informatie over banden en velgen con-
tact opnemen met een gekwaliceerde werk-
plaats.
Auto's met AMG Driver's Package
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet goedgekeurde bandentypen
Wanneer bandentypen worden gebruikt die
niet aan de wijziging van de af fabriek aanwe-
zige snelheidsbegrenzing zijn aangepast, kan
dit onderstaande gevolgen hebben:
RDe banden zijn niet voor hoge snelheden
en de overeenkomstige rijdynamiek
geschikt.
RDe banden slijten onregelmatig en beïn-
vloeden de verkeersveiligheid nadelig.
RHet ABS, het ESP® en de TEMPOMAT wer-
ken slechts beperkt.
Daardoor kan de rijveiligheid nadelig worden
beïnvloed.
#Alleen bandentypen gebruiken die voor
de ingestelde toegestane maximumsnel-
heid en de auto zijn goedgekeurd.
Aanwijzingen met betrekking tot het verwisselen
van wielen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door verschillende wielafmetingen
Als de voor‑ met de achterwielen worden ver-
wisseld, kunnen de rij-eigenschappen sterk
nadelig worden beïnvloed .
692 Banden en velgen
F206 0105 07
Ook kunnen de schijfremmen of onderdelen
van de wielophanging worden beschadigd.
#De voor en achterwielen uitsluitend ver-
wisselen wanneer de banden en velgen
identieke afmetingen hebben.
Als bij verschillende afmetingen van banden en
velgen de voor- met de achterwielen worden ver-
wisseld, kan dit leiden tot verlies van de typegoed-
keuring.
De aanwijzingen en de veiligheidsaanwijzingen
met betrekking tot "Verwisselen van een wiel" in
acht nemen. (/ pagina 689)
Voor- en achterwielen slijten verschillend:
RVoorwielen sneller bij de bandschouder
RAchterwielen sterker in het midden van de
band
De band niet te ver laten slijten. Anders wordt de
grip op natte wegen sterk nadelig beïnvloed
(aquaplaning).
Verwissel bij auto's met dezelfde wielmaat afhan-
kelijk van de slijtagegraad de wielen elke
5000 tot 10000 km. Op de draairichting van de
wielen letten.
Aanwijzingen met betrekking tot het opslaan van
wielen
Bij het opslaan van wielen de volgende aanwijzin-
gen opvolgen:
RGedemonteerde wielen koel, droog en zo
mogelijk donker bewaren.
RDe banden tegen olie, vet en brandstof
beschermen.
Overzicht wielwisselgereedschap
Afgezien van enkele landspecieke varianten zijn
de auto's niet uitgerust met wielwisselgereed-
schap. Bij een gekwaliceerde werkplaats infor-
matie inwinnen, welk wielwisselgereedschap voor
het verwisselen van een wiel van uw auto nodig en
goedgekeurd is.
Voor het verwisselen van een wiel zijn bijvoor-
beeld de volgende gereedschappen nodig:
RKrik
RWielkeg
RWielsleutel
RCentreerpen
%De krik hee een gewicht van circa 3,4 kg.
Het maximumdraagvermogen van de krik
vindt u op de sticker op de krik.
De krik is onderhoudsvrij. Bij een storing in de
werking contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Het wielwisselgereedschap bevindt zich in de
boordgereedschapstas 1 in de bagageruimte.
%Bij het opbergen van de boordgereedschaps-
tas letten op voldoende borging.
Banden en velgen 693
F206 0105 07
De boordgereedschapstas bevat:
RKrik
RHandschoenen
RWielsleutel
RCentreerpen
RUitklapbare wielkeg
RRatel voor krik
Plug-in-hybride
Het wielwisselgereedschap bevindt zich in de
boordgereedschapstas 1 op de bagageruimtebo-
dem.
Auto voorbereiden op het verwisselen van een
wiel
Voorwaarden
RDe auto bevindt zich niet op een helling.
RDe auto staat op een stevige, stroeve en
vlakke ondergrond.
RHet noodzakelijke wielwisselgereedschap is
aanwezig.
%Wanneer uw auto niet met wielwisselgereed-
schap is uitgerust, informeert u dan bij een
gekwaliceerde werkplaats naar passend
gereedschap.
#De elektrische parkeerrem handmatig bedie-
nen.
#De voorwielen in de rechtuitstand draaien.
#De transmissie in de stand j zetten.
#Auto's met niveauregeling: De normale voer-
tuighoogte instellen .
#De auto uitschakelen.
#Zorg ervoor dat de auto niet kan worden
gestart.
#Het wiel dat diagonaal staat ten opzichte van
het te verwisselen wiel, aan de voor- en ach-
terzijde met een wielkeg of iets dergelijks blok-
keren.
#De auto ontladen.
Velgen/naafdoppen verwijderen en aanbrengen
Voorwaarden
RDe auto is voorbereid voor het verwisselen van
een wiel (/ pagina 694).
Kunststof naafdop
Verwijderen:
#De middenkap van de naafdop linksom
draaien en verwijderen.
Monteren:
#Zorg ervoor dat de middenkap van de naafdop
naar links is gedraaid.
#De naafdop aanbrengen en de middenkap
rechtsom draaien, tot de naafdop voelbaar en
hoorbaar vergrendelt.
694 Banden en velgen
F206 0105 07
Aluminium naafdop
Verwijderen:
#De dop 2 uit het wielwisselgereedschap op
de naafdop 1 aanbrengen.
#De wielsleutel 3 op de dopsleutel 2 aan-
brengen.
#Met de wielsleutel 3 de naafdop 1 linksom
draaien en verwijderen.
Monteren:
#De vorige stappen in omgekeerde volgorde uit-
voeren.
%Voorgeschreven aanhaalmoment: 25 Nm.
Auto bij het verwisselen van een wiel opkrikken
Voorwaarden
REr bevinden zich geen personen in de auto.
RDe auto is voorbereid voor het verwisselen van
een wiel (/ pagina 694).
Belangrijke aanwijzingen met betrekking tot het
gebruik van de krik:
RAlleen de voertuigspecieke, door Mercedes-
Benz goedgekeurde krik gebruiken voor het
opkrikken van de auto.
RDe krik is uitsluitend geschikt voor het kort-
stondig opkrikken van de auto en niet voor
onderhoudswerkzaamheden onder de auto.
RDe ondergrond waar de krik op rust moet ste-
vig, vlak en stroef zijn. Indien nodig een grote,
vlakke, stevige en stroeve ondergrond gebrui-
ken.
RDe voet van de krik moet zich loodrecht onder
het kriksteunpunt bevinden. Veiligheidsregels bij opgekrikte auto:
RNooit handen of voeten onder de auto houden.
RNooit onder de auto gaan liggen.
Banden en velgen 695
F206 0105 07
RDe auto niet starten en de elektrische parkeer-
rem niet vrijzetten.
RDe portieren of het koerdeksel niet openen
of sluiten.
#Van het te verwisselen wiel de wielbouten met
de wielsleutel circa een omwenteling los-
draaien. De bouten niet verwijderen.
Positie van de kriksteunpunten
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
verkeerd plaatsen van de krik
Als de krik niet correct bij de betreende krik-
steunpunten wordt geplaatst, kan de krik kan-
telen als de auto omhoog is gebracht.
#De krik uitsluitend plaatsen bij de betref-
fende kriksteunpunten van de auto. De
voet van de krik moet zich loodrecht
onder het kriksteunpunt van de auto
bevinden.
*AANWIJZING Voertuigschade door krik
Wanneer u de krik niet bij de daarvoor
bedoelde kriksteunpunten aanbrengt, kunt u
uw auto beschadigen.
#De krik alleen bij de daarvoor bedoelde
kriksteunpunten aanbrengen.
#De ratel uit het wielwisselgereedschap zodanig
op het zeskant van de krik steken, dat de tekst
"AUF" zichtbaar is.
696 Banden en velgen
F206 0105 07
#De steun 2 van de krik 4 in het kriksteun-
punt 1 aanbrengen.
#De ratel 3 rechtsom draaien, tot de kriksteun
2 zich volledig in het kriksteunpunt 1
bevindt en de voet van de krik gelijkmatig de
grond raakt.
#De ratel 3 draaien, tot de band maximaal
3 cm van de grond verwijderd is.
#Het wiel losmaken en verwijderen
(/ pagina 697).
Wiel verwijderen
Voorwaarden
RDe auto is opgekrikt (/ pagina 695).
Bij het verwisselen van een wiel elke vorm van
krachtinwerking op de remschijven voorkomen,
omdat deze tot comfortklachten bij het remmen
zouden kunnen leiden.
*AANWIJZING Beschadiging van de kunst-
stof elementen van de wielen bij het ver-
wisselen van een wiel
Bij wielen met kunststof elementen kunnen
deze bij het verwijderen en het aanbrengen
van het wiel worden beschadigd.
#De wielen bij het verwijderen en het aan-
brengen niet optillen aan de kunststof
elementen.
*AANWIJZING Beschadiging van de
schroefdraad door vervuilde wielbouten
#De wielbouten niet in zand of vuil leggen.
#De bovenste wielbout helemaal eruit draaien.
#In plaats van de wielbout, de centreerpen 1
in het schroefdraad schroeven.
#De overige wielbouten eruit schroeven.
#Het wiel verwijderen.
#Het nieuwe wiel monteren (/ pagina 698).
Banden en velgen 697
F206 0105 07
Nieuw wiel monteren
Voorwaarden
RHet te verwisselen wiel is verwijderd en de
centreerpen is aangebracht (/ pagina 697).
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door verliezen van een wiel
Als wielbouten met olie of vet zijn ingesmeerd,
of als de schroefdraad van wielbouten‑ of
naven beschadigd is, kunnen de wielbouten
loskomen.
#Nooit de wielbouten met olie of vet
insmeren.
#Als schroefdraad beschadigd is, direct
contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
#Beschadigde wielbouten of beschadigde
schroefdraad in de naaf laten vervangen.
#Niet verder rijden.
#De aanwijzingen met betrekking tot de selec-
tie van banden in acht nemen
(/ pagina 689).
Bij banden met voorgeschreven draairichting mar-
keert een pijl op de wang de draairichting van de
band. Bij de montage op de draairichting van de
wielen letten.
Aanwijzing AMG auto's:
*AANWIJZING Beschadiging van de kerami-
sche remschijf bij het verwisselen van een
wiel
Mercedes-AMG auto's met keramische rem-
schijven: Bij het verwijderen en aanbrengen
van het wiel kan de velg tegen de keramische
remschijf slaan en deze beschadigen.
#Zeer voorzichtig te werk gaan.
#De hulp van een tweede persoon inroe-
pen of een tweede centreerpen gebrui-
ken.
*AANWIJZING Beschadiging van de kunst-
stof elementen van de wielen bij het ver-
wisselen van een wiel
Bij wielen met kunststof elementen kunnen
deze bij het verwijderen en het aanbrengen
van het wiel worden beschadigd.
#De wielen bij het verwijderen en het aan-
brengen niet optillen aan de kunststof
elementen.
#Het te monteren wiel op de centreerpen schui-
ven en aandrukken.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel bij
het vastdraaien van wielbouten en ‑moe-
ren
Als de wielbouten of wielmoeren worden vast-
gedraaid als de auto omhooggebracht is, kan
de krik kantelen.
#Wielbouten of wielmoeren alleen vast-
draaien met het wiel op de grond.
698 Banden en velgen
F206 0105 07
#Beslist de aanwijzingen en de veiligheidsaan-
wijzingen met betrekking tot "Verwisselen van
een wiel" in acht nemen (/ pagina 689).
#Om veiligheidsredenen alleen de voor
Mercedes-Benz en het betreende wiel goed-
gekeurde wielbouten gebruiken.
#De wielbouten erin draaien en in de aangege-
ven volgorde kruiselings gelijkmatig licht aan-
draaien.
#De centreerpen eruit schroeven.
#De laatste wielbout erin draaien en licht vast-
draaien.
#De auto laten zakken (/ pagina 699).
Auto na verwisselen van een wiel neerlaten
Voorwaarden
RHet nieuwe wiel is gemonteerd
(/ pagina 698).
#Auto laten zakken: de ratel zodanig op het zes-
kant van de krik steken, dat de tekst "AB"
zichtbaar is en de ratel van de krik linksom
draaien.
#De wielbouten in de aangegeven volgorde 1
tot 5 diagonaal en gelijkmatig met maximaal
80 Nm vastzetten.
#De wielbouten vervolgens in de aangegeven
volgorde 1 tot 5 kruiselings en gelijkmatig
met het voorgeschreven aanhaalmoment van
150 Nm vastzetten.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door onjuist aanhaalmoment
Als de wielbouten of de wielmoeren niet met
het voorgeschreven aanhaalmoment zijn vast-
gezet, kunnen de wielen loskomen.
#De wielbouten of de wielmoeren moeten
met het voorgeschreven aanhaalmoment
aangetrokken zijn; dit controleren.
#Indien nodig contact opnemen met een
gekwaliceerde werkplaats en het voer-
tuig niet verplaatsen.
#De bandenspanning van het nieuwe wiel con-
troleren en naar behoee aanpassen.
%Het het volgende geldt niet wanneer het
nieuwe wiel een noodwiel is.
#Auto's met bandenspanningscontrole: de ban-
denspanningscontrole opnieuw starten
(/ pagina 688).
Noodwiel
Aanwijzingen met betrekking tot het noodwiel
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door verkeerde wiel- en bandenmaten
De wiel‑ en bandenmaten en het bandentype
van het nood‑ of reservewiel en het te verwis-
Banden en velgen 699
F206 0105 07
selen wiel kunnen verschillend zijn. Het nood‑
of reservewiel kan de rij-eigenschappen sterk
nadelig beïnvloeden.
Om risico's te vermijden, de volgende punten
in acht nemen:
#Voorzichtig rijden.
#Nooit meer dan één noodwiel of reserve-
wiel monteren dat afwijkt van het te ver-
wisselen wiel.
#Het noodwiel of reservewiel slechts kort-
stondig gebruiken.
#Het ESP® niet uitschakelen.
#Een noodwiel of reservewiel met ver-
schillende afmetingen bij de eerstvol-
gende gekwaliceerde werkplaats laten
vervangen. Beslist op de correcte wiel‑
en bandenmaten en het bandentype let-
ten.
%Het noodwiel is in de bagageruimte in het
noodwielfoedraal bevestigd.
De volgende aanwijzingen met betrekking tot de
montage van een noodwiel in acht nemen:
RDe toegestane maximumsnelheid met gemon-
teerd noodwiel is 80 km/h.
RGeen sneeuwkettingen op het noodwiel aan-
brengen.
RHet noodwiel uiterlijk om de zes jaar laten ver-
vangen, ongeacht de slijtage.
RDe bij het noodwiel geleverde wielbouten
gebruiken.
RDe bandenspanning van het gemonteerde
noodwiel controleren. Deze eventueel aanpas-
sen.
%De voorgeschreven bandenspanning is aange-
geven op de sticker van het noodwiel.
%Auto's met bandenspanningscontrole: Bij een
gemonteerd noodwiel kan de bandenspan-
ningscontrole niet betrouwbaar werken. De
bandenspanning van het verwijderde wiel kan
nog enkele minuten worden aangegeven.
Deze pas opnieuw starten nadat het noodwiel
door een nieuw wiel is vervangen.
Ook de volgende aanvullende informatie in acht
nemen:
RAanwijzingen met betrekking tot de banden-
spanning (/ pagina 685)
RBandenspanningstabel (/ pagina 686)
RAanwijzingen met betrekking tot de montage
van banden (/ pagina 689)
RMontage van een noodwiel (/ pagina 694)
Noodwiel oppompen
*AANWIJZING Oververhitting door te lange
looptijd van de bandenvulcompressor
#De bandenvulcompressor niet langer dan
tien minuten zonder onderbreking
gebruiken.
Voorwaarden
RHet noodwiel is correct gemonteerd.
(/ pagina 694)
%De veiligheidsaanwijzingen van de fabrikant
op de sticker van het noodwiel en op de ban-
denvulcompressor in acht nemen.
700 Banden en velgen
F206 0105 07
#De sticker met het opschri 80 km/h van de
behuizing van de bandenvulcompressor verwij-
deren en in het gezichtsveld van de bestuurder
op het combi-instrument plakken.
#De bandenvulcompressor uit de opbergruimte
onder de bagageruimtebodem nemen.
(/ pagina 66)
#De vulslang 1 en de stekker 3 uit de behui-
zing van de bandenvulcompressor trekken.
#De plug 7 van de vulslang 1 in de aanslui-
ting van de bandenvulcompressor steken en
vervolgens draaien tot de plug 7 vergrendelt.
#Het ventieldopje van het ventiel van het nood-
wiel draaien.
#De wartelmoer 2 van de vulslang 1 op het
ventiel schroeven.
#Controleren dat de in- en uitschakelknop 4
van de bandenvulcompressor in de stand 0
staat.
#De stekker 3 in een contactdoos in de auto
steken.
RContactdoos van de sigarettenaansteker.
R12–V–contactdoos (/ pagina 226).
RDe aanwijzingen met betrekking tot de sigaret-
tenaansteker in de digitale handleiding in acht
nemen.
RDe aanwijzingen met betrekking tot de con-
tactdozen in acht nemen (/ pagina 226).
#Om de spanningsvoorziening in te schakelen,
de start-stoptoets eenmaal indrukken.
(/ pagina 273)
#De in- en uitschakelknop 4 op de bandenvul-
compressor in de stand I drukken.
De bandenvulcompressor is ingeschakeld. De
band wordt opgepompt. De bandenspanning
wordt op de manometer 5 afgelezen.
#De band tot de voorgeschreven bandenspan-
ning oppompen.
%De voorgeschreven bandenspanning is aange-
geven op de sticker van het noodwiel.
#Wanneer de voorgeschreven bandenspanning
is bereikt, de in- en uitschakelknop 4 op de
bandenvulcompressor in de stand 0 drukken.
De bandenvulcompressor is uitgeschakeld.
#Om de spanningsvoorziening uit te schakelen,
de start-stoptoets indrukken.
#Wanneer de bandenspanning hoger is dan
voorgeschreven, de afblaasknop 6 indruk-
ken, tot de correcte bandenspanning ingesteld
is.
#De wartelmoer 2 van de vulslang 1 van het
ventiel losdraaien.
#Het ventieldopje van het noodwiel weer op het
ventiel aanbrengen.
Banden en velgen 701
F206 0105 07
#De vulslang 1 en de stekker 3 in het onder-
ste deel van het bandenvulcompressorhuis
opbergen.
#De bandenvulcompressor in de auto opber-
gen.
702 Banden en velgen
F206 0105 07
Aanwijzingen met betrekking tot de technische
gegevens
De technische gegevens worden volgens EU-richt-
lijnen bepaald. De genoemde gegevens gelden
alleen voor auto's met standaarduitrusting. Meer
informatie is verkrijgbaar bij een Mercedes-Benz-
servicewerkplaats.
Alleen voor bepaalde landen: De voertuigspeci-
eke voertuiggegevens kunt u in de COC-docu-
menten (EC-CERTIFICATE OF CONFORMITY) vin-
den. Deze documenten ontvangt u bij aevering
van de auto.
Boordelektronica
Aanwijzingen met betrekking tot ingrepen in de
motorelektronica
*AANWIJZING Vroegtijdige slijtage door
ondeskundig onderhoud
Door ondeskundig onderhoud kunnen onder-
delen van de auto sneller slijten; dit kan leiden
tot verlies van de typegoedkeuring.
#De motorelektronica en de bijbehorende
onderdelen alleen bij een gekwali-
ceerde werkplaats laten onderhouden.
Mobilofoons
Aanwijzingen met betrekking tot het inbouwen
van mobilofoons
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door ondeskundige werkzaamheden aan
mobilofoons
Wanneer mobilofoons worden gemanipuleerd
of niet vakkundig worden ingebouwd, kan de
elektromagnetische straling ervan de voertui-
gelektronica storen en de bedrijfsveiligheid
van de auto in gevaar brengen.
#Werkzaamheden aan elektrische en elek-
tronische apparaten altijd laten uitvoeren
bij een gekwaliceerde werkplaats.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door ondeskundig gebruik van mobilo-
foons
Als in het voertuig op ondeskundige wijze
gebruik wordt gemaakt van een mobilofoon,
kan de elektromagnetische straling daarvan
de voertuigelektronica storen. Dit geldt met
name in de volgende gevallen:
RWanneer de mobilofoon niet op een bui-
tenantenne is aangesloten.
RWanneer de buitenantenne verkeerd
gemonteerd of niet reectiearm is.
Daardoor kan de bedrijfsveiligheid van het
voertuig in gevaar komen.
#De reectiearme buitenantenne laten
inbouwen bij een gekwaliceerde werk-
plaats.
#De mobilofoon bij gebruik in het voertuig
altijd aansluiten op de reectiearme bui-
tenantenne.
Technische gegevens 703
F206 0105 07
*AANWIJZING Vervallen van de typegoed-
keuring door het niet in acht nemen van
installatie- en gebruiksvoorwaarden
Wanneer de installatie- en gebruiksvoorwaar-
den voor mobilofoons niet in acht worden
genomen, kan de typegoedkeuring vervallen.
#Alleen vrijgegeven frequentiebanden
gebruiken.
#Het maximaal toegestane uitgangsver-
mogen in deze frequentiebanden in acht
nemen.
#Alleen vrijgegeven antenneposities
gebruiken.
1Achterzijde van het dak
Bij auto's met panoramaschuifdak is inbouwen
van een antenne in het dakgedeelte niet toege-
staan.
Voor het naderhand inbouwen van mobilofoons
moet de technische richtlijn ISO/TS 21609 (Road
Vehicles — EMC guidelines for installation of aer-
market radio frequency transmitting equipment)
worden aangehouden. De wettelijke bepalingen
voor aanbouwdelen moeten worden aangehou-
den.
Als de auto met een mobilofoon is uitgerust, moe-
ten de in de voorbereiding aanwezige spannings-
voorziening- en antenne-aansluiting worden
gebruikt. Bij het monteren de aanvullende handlei-
dingen van de fabrikant in acht nemen.
Zendvermogen mobilofoons
Het maximale zendvermogen (PEAK) bij de voet-
punt van de antenne mag de waarden in de vol-
gende tabel niet overschrijden.
Frequentieband en maximaal zendvermogen
Frequentieband Maximaal zendvermo-
gen
2‑m‑band
144 - 174 MHz
50W
Terrestrial Trunked
Radio (TETRA)
380 - 460 MHz
10W
704 Technische gegevens
F206 0105 07
Frequentieband Maximaal zendvermo-
gen
Mobiele telefoonnet-
werkverbinding
2G
2W
Mobiele telefoonnet-
werkverbinding
3G/4G/5G
0,5W
De volgende onderdelen kunnen zonder beperkin-
gen in de auto worden gebruikt:
RMobilofoons met een maximaal zendvermogen
tot 100 mW
RMobilofoons met zendfrequenties in de fre-
quentieband 380 -410 MHz en een maximaal
zendvermogen tot 2 W (TETRA)
RMobiele telefoon (2G/3G/4G/5G)
Voor de volgende frequentiebanden is er geen
beperking voor de antennepositie aan de buiten-
zijde van de auto:
RTerrestrial Trunked Radio (TETRA)
R2G/3G/4G/5G
Informatie over wettelijke keurmerken voor
radio-apparatuur
Specieke informatie over radiograsche toepas-
singen conform 2014/53/EU
Naast de typische frequenties voor mobiele com-
municatie maken auto's van Mercedes-Benz
gebruik van de volgende radiograsche toepassin-
gen:
Soort radiograsche toepassingen en specicatie conform 2014/53/EU
Technologie Frequentiebereik Zendvermogen/sterkte van het magnetisch veld
Comfort-sluitsysteem 20 kHz (9 - 90 kHz) ≤ 72 dBμA/m bij 10 m
Draadloze vermogensoverdracht 105 kHz (90 - 119 kHz) ≤ 42 dBμA/m bij 10 m
Comfort-sluitsysteem 120 kHz (119 - 135 kHz) ≤ 42 dBμA/m bij 10 m
Technische gegevens 705
F206 0105 07
Technologie Frequentiebereik Zendvermogen/sterkte van het magnetisch veld
Draadloze vermogensoverdracht 127 kHz (119 - 135 kHz) ≤ 66 dBµA/m op een afstand van 10 m bij een
afname van de magneetveldsterkte van 3 dB per
octaaf boven 119 kHz
Near Field Communication 13,553 – 13,567 MHz ≤ 42 dBμA/m bij 10 m
Comfort-sluitsysteem, garagedeurbediening, ban-
denspanningscontrole 433 MHz (433,05 – 434,79 MHz) ≤ 10 mW ERP
Afstandsbediening en ontvanger functie "extra
verwarmen", garagedeurbediening 868 MHz (868,0 – 868,6 MHz) ≤ 25 mW ERP
Afstandsbediening en ontvanger functie "extra
verwarmen", garagedeurbediening 869 MHz (868,7 – 869,2 MHz) ≤ 25 mW ERP
Bluetooth®, Kleer, RLAN, radiograsche afstands-
bedieningen, draadloze hoofdtelefoons
2,4 GHz ISM-band (2400 – 2483,5 MHz) ≤ 100 mW EIRP
RLAN 5,1 GHz UNII-1 (5150 - 5250 MHz) ≤ 25 mW EIRP
Sensor voor interieurbeveiliging, RLAN 5,8 GHz UNII-3 (5725 – 5875 MHz) ≤ 25 mW EIRP
Comfort-sluitsysteem 7,25 GHz UWB (6,0 - 8,5 GHz) ≤ -41,3 dBm/MHz EIRP mean ≤ 0 dBm/MHz EIRP
Peak
76 GHz radar 76 – 77 GHz ≤ 55 dBm Peak EIRP
706 Technische gegevens
F206 0105 07
Technologie Frequentiebereik Zendvermogen/sterkte van het magnetisch veld
Compensator ECE DE003 en ECE DE004 GSM (E-GSM 900)
GSM (E-GSM 1800)
+33 dBm
< +30 dBm
UMTS (I, III, VIII) < +23 dBm
LTE (B1, B3, B7, B8, B20) < +23 dBm
HERMES (Hardware for Enhanced Remote-, Mobi-
lity- & Emergency Services) Wi (2400-2483,5 MHz)
Wi (5736-5833 MHz)
< 20 dBm
< 14 dBm
GSM (E-GSM 900, Class 4)
GSM (E-GSM 1800, Class 1)
GSM (E-GSM 900 8-PSK, Class E2)
GSM (E-GSM 1800 8-PSK, Class E2)
< +33 dBm (±2 dB)
< +30 dBm (±2 dB)
< +27 dBm (±3 dB)
< +26 dBm (± 3 dB/-4 dB)
UMTS (2100 WCDMA FDD B1, Class 3) < +24 dBm (±1 dB/-3 dB)
LTE (FDD B I, B III, B38, B39, B40, B41, Class 3) < +23 dBm (±2 dB)
GPS (1575,42 MHz +/- 2 MHz) Receiving only
RAMSES (Router And Mobile SErviceS) GSM (E-GSM 850 / E-GSM 900, Class 4)
GSM (E-GSM 1800 / E-GSM 1900, Class 4)
< +32,5 dBm (±1 dB)
< +29,5 dBm (±1 dB)
Technische gegevens 707
F206 0105 07
Technologie Frequentiebereik Zendvermogen/sterkte van het magnetisch veld
UMTS (WCDMA FDD I, II, III, IV, V, VIII, XIX, Class
3) < +23,5 dBm (±1 dB)
LTE (FDD B1, B2, B3, B4, B5, B7, B8, B9, B18,
B19, B21, B28, Class 3) < +23 dBm (±1 dB)
LTE (TDD B38, B40, B41, Class 3) < +23 dBm (±1 dB)
GNSS (1559 - 1610 MHz) Receiving only
Meer informatie over updates is verkrijgbaar op
het volgende internetadres:
https://
regulatoryradioinformation.corpinter.net/nl
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur en
specieke aanwijzingen
De tabellen en de hoofdstukken bevatten de vol-
gende informatie over wettelijke keurmerken voor
radio-apparatuur:
RInformatie van de fabrikant
RWettelijk vereiste keurmerken voor radio-appa-
ratuur, gerangschikt per land/regio:
-Voorschrien fabrikant
-Modelaanduidingen
-Zendvergunningen
RSpecieke aanwijzingen met betrekking tot
radiograsche onderdelen van de auto
708 Technische gegevens
F206 0105 07
Overzicht fabrikanten
Fabrikant Informatie van de
fabrikant
ADC ADC Automotive Dis-
tance Control Systems
GmbH, Peter-Dornier-
Straße 10, 88131 Lin-
dau, Duitsland
Bosch Robert Bosch GmbH,
Daimlerstraße 6,
71229 Leonberg,
Duitsland
Continental Antenna Continental Advanced
Antenna GmbH,
Römerring 1, 31137
Hildesheim, Duitsland
Continental Automo-
tive Continental Automo-
tive GmbH, Siemens-
straße 12, 93055
Regensburg, Duitsland
Fabrikant Informatie van de
fabrikant
Gentex Gentex Corporation,
600 North Centennial
Street, Zeeland MI
49464, USA
Harman Becker Harman Becker Auto-
motive Systems
GmbH, Becker-Goeh-
ring-Strasse 18,
76307 Karlsbad,
Duitsland
HELLA HELLA KGaA Hueck &
Co., Rixbecker Straße
75, 59552 Lippstadt,
Duitsland
Hirschmann Hirschmann Car Com-
munication GmbH,
Stuttgarter Straße
45-51, 72654 Neckar-
tenzlingen, Duitsland
Fabrikant Informatie van de
fabrikant
Huf Baolong Huf Baolong Electro-
nics Bretten GmbH,
Gewerbestraße 40,
75015 Bretten, Duits-
land
HUF HUF Hülsbeck & Fürst
GmbH & Co. KG, Stee-
ger Straße 17, 42551
Velbert, Duitsland
KATHREIN KATHREIN Automotive
GmbH & Co. KG,
Römerring 1, 31137
Hildesheim, Duitsland
LEOPOLD KOSTAL LEOPOLD KOSTAL
GmbH & Co. KG,
Hauert 11, 44227
Dortmund, Duitsland
Technische gegevens 709
F206 0105 07
Fabrikant Informatie van de
fabrikant
MARQUARDT MARQUARDT GmbH,
Schloßstraße 16,
78604 Rietheim-Weil-
heim, Duitsland
Meta System Meta System S.P.A.,
Via T. Galimberti 5,
42124 Reggio Emilia,
Italië
Molex Molex CVS Dabendorf
GmbH, Märkische
Straße 72, 15806 Zos-
sen, Duitsland
Panasonic Panasonic Automotive
Systems Europe
GmbH, Robert-Bosch-
Straße 27, 63225
Langen, Duitsland
Fabrikant Informatie van de
fabrikant
Schrader Schrader Electronics
Ltd., 11 Technology
Park, Belfast Road,
Antrim BT41 1QS,
Noord-Ierland, Vere-
nigd Koninkrijk
Sennheiser Sennheiser electronic
GmbH & Co. KG, Am
Labor 1, 30900 Wed-
emark, Duitsland
Veoneer Veoneer Sweden AB,
Wallentinsvägen 22,
44737 Vårgårda, Zwe-
den
WITTE-Velbert WITTE-Velbert GmbH
& Co. KG, Hoeferstr.
3-15, 42551 Velbert,
Duitsland
De tabellen en de hoofdstukken bevatten de vol-
gende informatie over wettelijke keurmerken voor
radio-apparatuur:
RInformatie van de fabrikant
RWettelijk vereiste keurmerken voor radio-appa-
ratuur, gerangschikt per land/regio:
-Voorschrien fabrikant
-Modelaanduidingen
-Zendvergunningen
RSpecieke aanwijzingen met betrekking tot
radiograsche onderdelen van de auto
Meer informatie over updates is verkrijgbaar op
het volgende internetadres:
https://
regulatoryradioinformation.corpinter.net/nl
710 Technische gegevens
F206 0105 07
Overzicht fabrikanten
Fabrikant Informatie van de
fabrikant
ADC ADC Automotive Dis-
tance Control Systems
GmbH, Peter-Dornier-
Straße 10, 88131 Lin-
dau, Duitsland
Bosch Robert Bosch GmbH,
Daimlerstraße 6,
71229 Leonberg,
Duitsland
Continental Antenna Continental Advanced
Antenna GmbH,
Römerring 1, 31137
Hildesheim, Duitsland
Continental Automo-
tive Continental Automo-
tive GmbH, Siemens-
straße 12, 93055
Regensburg, Duitsland
Fabrikant Informatie van de
fabrikant
Gentex Gentex Corporation,
600 North Centennial
Street, Zeeland MI
49464, USA
Harman Becker Harman Becker Auto-
motive Systems
GmbH, Becker-Goeh-
ring-Strasse 18,
76307 Karlsbad,
Duitsland
HELLA HELLA KGaA Hueck &
Co., Rixbecker Straße
75, 59552 Lippstadt,
Duitsland
Hirschmann Hirschmann Car Com-
munication GmbH,
Stuttgarter Straße
45-51, 72654 Neckar-
tenzlingen, Duitsland
Fabrikant Informatie van de
fabrikant
Huf Baolong Huf Baolong Electro-
nics Bretten GmbH,
Gewerbestraße 40,
75015 Bretten, Duits-
land
HUF HUF Hülsbeck & Fürst
GmbH & Co. KG, Stee-
ger Straße 17, 42551
Velbert, Duitsland
KATHREIN KATHREIN Automotive
GmbH & Co. KG,
Römerring 1, 31137
Hildesheim, Duitsland
LEOPOLD KOSTAL LEOPOLD KOSTAL
GmbH & Co. KG,
Hauert 11, 44227
Dortmund, Duitsland
Technische gegevens 711
F206 0105 07
Fabrikant Informatie van de
fabrikant
MARQUARDT MARQUARDT GmbH,
Schloßstraße 16,
78604 Rietheim-Weil-
heim, Duitsland
Meta System Meta System S.P.A.,
Via T. Galimberti 5,
42124 Reggio Emilia,
Italië
Molex Molex CVS Dabendorf
GmbH, Märkische
Straße 72, 15806 Zos-
sen, Duitsland
Panasonic Panasonic Automotive
Systems Europe
GmbH, Robert-Bosch-
Straße 27, 63225
Langen, Duitsland
Fabrikant Informatie van de
fabrikant
Schrader Schrader Electronics
Ltd., 11 Technology
Park, Belfast Road,
Antrim BT41 1QS,
Noord-Ierland, Vere-
nigd Koninkrijk
Sennheiser Sennheiser electronic
GmbH & Co. KG, Am
Labor 1, 30900 Wed-
emark, Duitsland
Veoneer Veoneer Sweden AB,
Wallentinsvägen 22,
44737 Vårgårda, Zwe-
den
WITTE-Velbert WITTE-Velbert GmbH
& Co. KG, Hoeferstr.
3-15, 42551 Velbert,
Duitsland
Algerije
712 Technische gegevens
F206 0105 07
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE223GNS
(Sluitsysteem) 71/H/ANF/
2021
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) 122/H/ANF/
2021
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) 122/H/ANF/
2021
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) 123/H/ANF/
2021
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) 106/H/ANF/
2020
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) 107/H/ANF/
2020
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) 133/H/ANF/
2022
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) 172/H/ANF/
2021
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) 188/H/ANF/
2021
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) 189/H/ANF/
2021
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) 190/H/ANF/
2021
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) 195/H/ANF/
2021
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) 193/H/ANF/
2021
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) 194/H/ANF/
2021
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) 186/H/ANF/
2021
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
3681/1-73.O
A
1639/DT/DG
/ARPT/15
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
652/1/DT/D
G/ARPCE/
2020
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
56/H/ANF/
2021
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningssensor)
3994/1.69-
DA/
2098/DT/DG
/ARPT/17
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningssensor)
2695/1-
NO.431396/
DT/DG/
ARPT/17
Technische gegevens 713
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningssensor)
2695/1-
NO.431396/
DT/DG/
ARPT/17
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) 32/H/ANF/
2021
Argentinië
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
H-26206
Continental
Antenna RKE223E1
(Antennever-
sterker)
H-24637
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) H-24376
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) H-17929
Continental
Automotive D-WMI2020A
(Regeleen-
heid)
H-23974
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) H-17845
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) H-15694
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) H-15695
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) H-28310
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningssensor)
H-20027
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) H-15541
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) H-11545
714 Technische gegevens
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) H-16874
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) H-17689
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) H-21034
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) H-21035
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) H-17598
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) H-23101
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) H-24933
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) H-17213
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) H-17212
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) H-23166
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
H-4788
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
H-23292
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
H-25586
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningssensor)
H-20495
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningssensor)
H-20959
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) H-24664
Technische gegevens 715
F206 0105 07
Australië
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam
ADC ARS4-A (Radarsensor)
ADC ARS4-C (Radarsensor)
Bosch MRR1Rear (Radarsen-
sor)
Bosch MRRe14FCR (Radar-
sensor)
Bosch FR5CPCCF (Radarsen-
sor)
Continental Antenna RKE213E1 (Antenne-
versterker)
Continental Antenna RKE223E1 (Antenne-
versterker)
Fabrikant Modelnaam
Continental Automo-
tive CMKG1 (Sluitsysteem)
Continental Automo-
tive MARS Keyless (Sluit-
systeem)
Hirschmann 920287A (Sluitsys-
teem)
Hirschmann 920287B (Sluitsys-
teem)
Hirschmann 920702A (Sluitsys-
teem)
Huf Baolong TSSRE4A (Banden-
spanningssensor)
LEOPOLD KOSTAL KK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK1 (Sluitsysteem)
Fabrikant Modelnaam
MARQUARDT MK2 (Sluitsysteem)
MARQUARDT 3350.38 (Sluitsys-
teem)
Schrader AG5SP4 (Bandenspan-
ningssensor)
Schrader AG3PF4 (Bandenspan-
ningssensor)
Schrader BG3FP4 (Bandenspan-
ningssensor)
Schrader GG4T (Bandenspan-
ningssensor)
Schrader DG6W2D4 (Banden-
spanningssensor)
716 Technische gegevens
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam
Veoneer 77V12BSM (Radar-
sensor)
Veoneer 77V12CRN (Radarsen-
sor)
Veoneer 77V125CRN (Radar-
sensor)
Veoneer MMRV1 (Radarsensor)
Bahama's
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-A
(Radarsensor) URCA_TA_20
14_082
ADC ARS4-C
(Radarsensor) URCA_TA_20
19_167
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) URCA_TA/
2017_184
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) URCA_TA/
2017_157
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) URCA_TA_20
19_195
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) URCA_TA/
2020_068
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) URCA_TA/
2017_119
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
UCRA_TA/
2016_009
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
UCRA_TA/
2020_032
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) URCA_TA/
2017_078
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) URCA_TA/
2019_053
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) URCA_TA/
2019_052
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) URCA_TA/
2022_043
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) URCA_TA/
2015_087
Technische gegevens 717
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningssensor)
URCA_TA/
2017_094
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) URCA_TA/
2015_081
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) URCA_TA_20
17_042
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) URCA_TA_20
19_128
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) URCA_TA_20
19_129
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) URCA_TA/
2017_021
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) URCA_TA_20
19_141
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) URCA_TA_20
20_141
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) URCA_TA/
2015_031
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) URCA_TA/
2015_033
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) URCA_TA/
2019_250
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
URCA_TA_TA
/2015_009
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
URCA_TA_20
19_101
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
URCA_TA_20
21_001
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningssensor)
URCA_TA_20
20_046
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningssensor)
URCA_TA_20
19_247
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) URCA_TA_20
19_169
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) URCA_TA_20
19_168
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) URCA_TA_20
21_027
Veoneer MMRV1
(Radarsensor) URCA_TA/
2015_063
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) URCA_TA_20
20_056
718 Technische gegevens
F206 0105 07
Wit-Rusland
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam
ADC ARS4-A (Radarsensor)
ADC ARS4-C (Radarsensor)
Bosch MRR1Rear (Radarsen-
sor)
Bosch MRRe14FCR (Radar-
sensor)
Bosch FR5CPCCF (Radarsen-
sor)
Continental Antenna RKE213E1 (Antenne-
versterker)
Continental Antenna RKE223E1GNS
(Antenneversterker)
Fabrikant Modelnaam
Continental Automo-
tive CMKG1 (Sluitsysteem)
Continental Automo-
tive MARS Keyless (Sluit-
systeem)
Harman Becker HERMES 3.0 (commu-
nicatiemodule)
HELLA DM4 (Sluitsysteem)
LEOPOLD KOSTAL KK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12A (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12B (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12K (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS2 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS4 (Sluitsysteem)
Fabrikant Modelnaam
MARQUARDT MS5 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK2 (Sluitsysteem)
MARQUARDT 3350.38 (Sluitsys-
teem)
Veoneer 77V12BSM (Radar-
sensor)
Veoneer 77V12CRN (Radarsen-
sor)
Veoneer 77V125CRN (Radar-
sensor)
Technische gegevens 719
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam
Veoneer MMRV1 (Radarsensor)
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC (Sluit-
systeem)
Botswana
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-A
(Radarsensor) BOCRA/TA/
2018/2026
ADC ARS4-C
(Radarsensor) BOCRA/TA/
2020/5186
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) BOCRA/TA/
2019/4674
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) BOCRA/TA/
2019/4975
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) BOCRA/TA/
2017/3788
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
BOCRA/TA/
2019/4387
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
BOCRA/TA/
2019/5050
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) BOCRA/TA/
2019/5075
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) BOCRA/TA/
2019/4661
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) BOCRA/TA/
2019/4662
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) BOCRA/TA/
2019/4724
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) BOCRA/TA/
2019/4723
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) BOCRA/TA/
2022/7099
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) BOCRA/TA/
2019/4664
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) BOCRA/TA/
2019/4593
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) BOCRA/TA/
2019/4389
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) BOCRA/TA/
2019/4388
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) BOCRA/TA/
2019/4390
720 Technische gegevens
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) BOCRA/TA/
2019/5135
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) BOCRA/TA/
2019/4758
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) BOCRA/TA/
2020/5473
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) BOCRA/TA/
2019/4359
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) BOCRA/TA/
2019/4360
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) BOCRA/TA/
2019/4687
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) BOCRA/TA/
2019/4975
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) BOCRA/TA/
2019/4980
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) BOCRA/TA/
2021/6191
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) BOCRA/TA/
2020/5342
Brazilië
Aanwijzingen voor de zendapparatuur in de auto:
Deze systemen worden niet beschermd tegen
schadelijke storingen en mogen geen storingen in
correct goedgekeurde systemen veroorzaken.
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE223E1
(Antennever-
sterker)
03691-15-05
298
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
07359-21-12
817
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
3691-15-529
8
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) 00325-20-02
149
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) 03189-17-02
856
Technische gegevens 721
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) 04689-17-05
364
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) 1855-12-576
2
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) 1787-12-805
8
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) 03627-15-06
643
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) 00053-13-06
643
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) 02712-15-03
366
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) 01333-17-02
930
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) 01395-11-02
930
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) 01392-11-02
930
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) 00616-17-02
930
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) 06218-19-02
930
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) 11149-20-02
930
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) 03149-19-02
930
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) 03756-15-02
930
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) 03757-15-02
930
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) 03034-20-07
018
Verdere specieke aanwijzingen
Rear seat entertainment (entertainmentsysteem
achterin):
Dit systeem wordt niet beschermd tegen schade-
lijke storingen en mag geen storingen in correct
goedgekeurde systemen veroorzaken.
Dit product is door ANATEL goedgekeurd volgens
de procedures die zijn opgenomen in resolutie
242/2000 en voldoet aan de overeenkomstige
technische vereisten. Meer informatie vindt u op
de website van de ANATEL https://
www.anatel.gov.br
722 Technische gegevens
F206 0105 07
Brunei Darussalam
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-C
(Radarsensor) DTA-004005
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) DTA-004222
Bosch LRR3 (Radar-
sensor) DTA-011039
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) DTA-006601
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) DTA-006678
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
DTA-006665
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
DTA-004998
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) DTA-005043
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) DTA-017264
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) DTA-000351
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) DTA-001661
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) DTA-000794
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) DTA-018051
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningssensor)
DTA-000310
Huf Baolong TSSSG4G6b
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
DTA-003757
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) DTA-006138
Technische gegevens 723
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) DTA-000615
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) DTA-007245
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) LPD-38937
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) DTA-000068
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) DTA-000066
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) LPD-38890
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) DTA-003525
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) DTA-005850
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) DTA-011312
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) DTA-011313
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) DTA-003662
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
LPD-29665
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
LPD-29665
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
DRQ-D-
JATI-07-2000-
109000
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningssensor)
DTA-001514
Schrader MFR (Regel-
eenheid ban-
denspan-
ningscontrole)
DTA No.
003893
Schrader MFR3 (Regel-
eenheid ban-
denspan-
ningscontrole)
DRQ-D-
MAJU-02-201
1-111083
724 Technische gegevens
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) DTA-004000
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) DTA-003999
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) DTA-010423
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
DTA-006216
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) DTA-005628
Euraziatische Economische Unie
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam
ADC ARS4-A (Radarsensor)
ADC ARS4-C (Radarsensor)
Bosch FR5CPCCF (Radarsen-
sor)
Bosch LRR3 (Radarsensor)
Bosch MRR1Rear (Radarsen-
sor)
Bosch MRRe14FCR (Radar-
sensor)
Continental Antenna RKE213E1 (Antenne-
versterker)
Fabrikant Modelnaam
Continental Antenna RKE223E1GNS
(Antenneversterker)
Continental Automo-
tive MARS Keyless (Sluit-
systeem)
Continental Automo-
tive CMKG1 (Sluitsysteem)
HELLA DM4 (Sluitsysteem)
Hirschmann 920287A (Sluitsys-
teem)
Hirschmann 920287B (Sluitsys-
teem)
Hirschmann 920702A (Sluitsys-
teem)
Technische gegevens 725
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam
Huf Baolong TSSRE4A (Banden-
spanningssensor)
HUF HUF4761 (Sluitsys-
teem)
HUF HUF14632 (Sluitsys-
teem)
LEOPOLD KOSTAL KK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12A (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12B (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12K (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS2 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS4 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS5 (Sluitsysteem)
Fabrikant Modelnaam
MARQUARDT MK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK2 (Sluitsysteem)
MARQUARDT 3350.38 (Sluitsys-
teem)
Schrader AG5SP4 (Bandenspan-
ningssensor)
Schrader AG3PF4 (Bandenspan-
ningssensor)
Schrader BG3FP4 (Bandenspan-
ningssensor)
Schrader GG4T (Bandenspan-
ningssensor)
Schrader DG6W2D4 (Banden-
spanningssensor)
Fabrikant Modelnaam
Veoneer 77GHz MMRV1
(Radarsensor)
Veoneer 77V12BSM (Radar-
sensor)
Veoneer 77V12CRN (Radarsen-
sor)
Veoneer 77V125CRN (Radar-
sensor)
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC (Sluit-
systeem)
726 Technische gegevens
F206 0105 07
Ghana
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
NCA APPRO-
VED
ADC ARS4-C
(Radarsensor) ZRO-1H-7E3-
152
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) ZRO-
M8-7E3-230
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
ZRO-M8-7E3-
X53
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
ZRO-
M8-7E3-225
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) ZRO-
M8-7E3-277
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) BR3-1M-
GE2-16A
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) BR3-1M-
GE2-157
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) ZRO-M8-7E3-
X45
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) ZRO-M8-7E3-
X47
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) 7E6-M1-XA4-
SRD
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) EX6-6M-
GE2-16C
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) ZRO-M8-7E3-
X49
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) ZRO-M8-7E3-
X50
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) ZRO-M8-7E3-
X51
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) ZRO-M8-7E3-
X52
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) BR3-1M-
GE-129
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) ZRO-1H-7E3-
26E
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) SRO-1M-7E4-
11B
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) ZRO-M8-7E3-
X4A
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) ZRO-M8-7E3-
X4C
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) ZRO-M8-7E3-
X3C
Technische gegevens 727
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) ZRO-1H-7E3-
142
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) ZRO-
M8-7E3-230
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) 7E5-7M-X72-
RDR
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) SRO-1M-7E4-
X59
Indonesië
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-C
(Radarsensor) 68676/
SDPPI/2020
7163
ADC ARS4-A
(Radarsensor) 70266/
SDPPI/2020
7163
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch LRR3 (Radar-
sensor) 74264/
SDPPI/2021
7163
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) 74267/
SDPPI/2021
7163
728 Technische gegevens
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch MRRevo14F
(Radarsensor) 74265/
SDPPI/2021
7163
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) 74266/
SDPPI/2021
7163
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) 67882/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Technische gegevens 729
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
76621/
SDPPI/2021
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
66185/
SDPPI/2020
10325
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
730 Technische gegevens
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) 66911/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Technische gegevens 731
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) 69379/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive D-WMI2020A
(Regeleen-
heid)
66678/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
732 Technische gegevens
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive NTG7 MID
(Headunit)
70732/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Technische gegevens 733
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive NTG7 HIGH
(Headunit)
70733/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive NTG7 PRE-
MIUM
(Headunit)
70731/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
734 Technische gegevens
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive NTG7 PRE-
MIUM PLUS
(Headunit)
70734/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Technische gegevens 735
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Harman Bec-
ker NTG6N
ENTRY/MID
(Headunit)
Production:
Germany
64019/
SDPPI/2019
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Harman Bec-
ker NTG6N HIGH
(Headunit)
Production:
Germany
64018/
SDPPI/2019
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
736 Technische gegevens
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Harman Bec-
ker NTG6N
ENTRY/MID
(Headunit)
Production:
Hungary
63775/
SDPPI/2019
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Technische gegevens 737
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Harman Bec-
ker NTG6N HIGH
(Headunit)
Production:
Hungary
63774/
SDPPI/2019
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Harman Bec-
ker NTG7 MID
(Headunit)
65544/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
738 Technische gegevens
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Harman Bec-
ker NTG7 HIGH
(Headunit)
70513/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Technische gegevens 739
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Harman Bec-
ker NTG7 PRE-
MIUM
(Headunit)
65543/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Harman Bec-
ker NTG7 PRE-
MIUM PLUS
(Headunit)
70512/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
740 Technische gegevens
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Harman Bec-
ker NTG7 RSU
(Regeleen-
heid)
66387/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Technische gegevens 741
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) 69378/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningssensor)
72438/
SDPPI/2021
7163
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) 71369 /
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
742 Technische gegevens
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) 72974 /
SDPPI/2021
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Technische gegevens 743
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) 82675/
SDPPI/2022
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) 78368/
SDPPI/2021
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
744 Technische gegevens
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) 26742/
SDPPI/2015
3533
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Technische gegevens 745
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF13145
(NFC reader) 83988/
SDPPI/2022
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) 41121/
SDPPI/2018
5125
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) 67373/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
746 Technische gegevens
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) 80676/
SDPPI/2022
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Technische gegevens 747
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) 80621/
SDPPI/2022
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) 67372/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
748 Technische gegevens
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) 64126/
SDPPI/2019
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Technische gegevens 749
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) 69077/
SDPPI/2020
7163
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) 75282/
SDPPI/ 2021
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
750 Technische gegevens
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) 75285/
SDPPI/ 2021
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Technische gegevens 751
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) 82980/
SDPPI/2022
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Molex WCH-302b
(Regeleen-
heid)
71668/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
752 Technische gegevens
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Molex WCH-302d
(Regeleen-
heid)
71220/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Technische gegevens 753
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Molex WCH-302e
(Regeleen-
heid)
71669/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Panasonic DAIRSE
(Regeleen-
heid)
63550/
SDPPI/2019
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
754 Technische gegevens
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningssensor)
72023/
SDPPI/2020
9338
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
75465/
SDPPI/2021
7163
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
72765/
SDPP/2021
7163
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningssensor)
57058/
SDPPI/2018
3612
Schrader MC34MA4
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
25626/
SDPPI/2015
3612
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
62396/
SDPPI/2020
7163
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningssensor)
72023/
SDPPI/2020
7163
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
74749/
SDPPI/2021
7163
Technische gegevens 755
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) 66830/
SDPPI/2020
7163
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) 78366/
SDPPI/2021
7163
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) 66792/
SDPPI/2020
7163
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) 67233/
SDPPI/2020
10325
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
756 Technische gegevens
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Israël
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Goedkeu-
ringsnummer
van het minis-
terie van com-
municatie:
ADC ARS4-A
(Radarsensor) 55-09697
ADC ARS4-C
(Radarsensor) 55-07525
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) 55-08783
Bosch LRR3 (Radar-
sensor) 55-08334
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) 55-08333
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) 55-08395
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
55-08395
Continental
Automotive D-WMI2017B
(Regeleen-
heid)
51-75654
Continental
Automotive D-WMI2017A
(Regeleen-
heid)
51-75367
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive D-WMI2016A
(Regeleen-
heid)
55-08177
Continental
Automotive D-WMI2020A
(Regeleen-
heid)
55-08179
Continental
Automotive RKE213E1
(Antennenver-
stärker)
55-13929
Continental
Automotive RKE223E1GNS
(Antennenver-
stärker)
51-70799
Continental
Automotive CMKG1
(Schließsys-
tem)
51-75924
Continental
Automotive MARS Keyless
(Schließsys-
tem)
55-13749
Technische gegevens 757
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920287A
(Schließsys-
tem)
51-62759
Hirschmann 920287B
(Schließsys-
tem)
51-49357
Hirschmann 920702A
(Schließsys-
tem)
55-12320
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningssensor)
63-63571
Huf Baolong TSSSG4G6b
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
63-66757
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) 51-75788
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) 55-09027
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) 55-09028
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) 55-14331
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
51-78338
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
51-73152
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
51-77898
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningssensor)
51-64111
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningssensor)
55-09441
Schrader MC34MA4
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
51-29611
Schrader MFR (Regel-
eenheid ban-
denspan-
ningscontrole)
55-06040
Schrader MFR3 (Regel-
eenheid ban-
denspan-
ningscontrole)
51-79817
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) 55-08176
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) 55-08301
758 Technische gegevens
F206 0105 07
Jamaica
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam
Continental Automo-
tive CMKG1 (Sluitsysteem)
Continental Automo-
tive RKE213E1 (Antenne-
versterker)
Continental Automo-
tive RKE223E1GNS
(Antenneversterker)
Continental Automo-
tive MARS Keyless (Sluit-
systeem)
Hirschmann 920287A (Sluitsys-
teem)
Hirschmann 920287B (Sluitsys-
teem)
Hirschmann 920702A (Sluitsys-
teem)
HELLA DM4 (Sluitsysteem)
Fabrikant Modelnaam
LEOPOLD KOSTAL KK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12A (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12B (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12K (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS2 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS4 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS5 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK2 (Sluitsysteem)
MARQUARDT 3350.38 (Sluitsys-
teem)
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC (Sluit-
systeem)
Japan
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Sennheiser M3IETW2R
(Earbud) 201-190814
(R)
Sennheiser M3IETW2L
(Earbud) 201-190815
(L)
Sennheiser BTT100 (Blue-
tooth Audio
Transmitter)
020-180077
Technische gegevens 759
F206 0105 07
Canada
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Sennheiser M3IETW2R
(Earbud) IC:2099A-
M3IETW2R
Sennheiser M3IETW2L
(Earbud) IC:2099A-
M3IETW2L
Sennheiser BTT100 (Blue-
tooth Audio
Transmitter)
IC:2099A-
BTT100
Sennheiser M3IETW2 C
(Charging
Case)
CAN
ICS-3(B)/
NMB-3(B)
Koeweit
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Sennheiser M3IETW2
(Momentum
True Wireless
2)
Ref. 4870
Sennheiser BTT100 (Blue-
tooth Audio
Transmitter)
Ref. 4871
Maleisië
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-C
(Radarsensor) HIDF1500015
3
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) CIDF1500049
0
Bosch LRR3 (Radar-
sensor) CIDF1500049
0
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) CIDF1500049
0
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) CIDF1500049
0
760 Technische gegevens
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch MRRevo14F
(Radarsensor) CIDF1500049
0
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
HIDF1500015
3
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
HIDF1600013
6
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) HIDF1500015
3
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) CIDF1500057
8
Continental
Automotive UWBTRX1
(Sluitsysteem) HIDF1500015
3
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive D-WMI2020A
(Regeleen-
heid)
RGEZ/12A/
1019/
S(19-4128)
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) CIDF1500057
8
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) RAUU/63A/
0311/
S(11-0432)
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) RAUU/22C/
0615/
S(15-1864)
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningssensor)
CIDF1700018
4
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) RAYN/25A/
0715/
S(15-2385)
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) RAAU/16B/
1112/
S(12-2053)
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) HIDF1500015
3
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) RDDK/33A/
0317/
S(17-0669)
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) RAUU/62A/
0311/
S(11-0263)
Technische gegevens 761
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) RAUU/62A/
0311/
S(11-0264)
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) RDDK/31A/
0217/
S(17-0405)
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) RDDK/25B/
1019/
S(19-0943)
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) RGLO/02A/
0720/
S(20-2580)
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) CIDF1900002
9
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) CIDF1900002
9
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) CIDF1900002
9
Meta System ITS/TPS (Inte-
rieurbeveili-
ging)
RAVG/18Q/
0212/
S(11-2068)
Meta System MUW II (Inte-
rieurbeveili-
ging)
RAVG/17Q/
0212/
S(11-2067)
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
RCDD/03A/
0615/
S(19-2094)
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
RBEF/28A/
0419/S/
(19-1542)
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
RBEF/51A/
0121/S/
(20-5642)
Schrader MFR (Regel-
eenheid ban-
denspan-
ningscontrole)
RAQP/62A/
0419/
S(19-1694)
Schrader MFR3 (Regel-
eenheid ban-
denspan-
ningscontrole)
RAQP/62A/
0419/
S(19-1694)
762 Technische gegevens
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
HIDF1500015
3
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) HIDF1500015
3
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) HIDF1500015
3
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) HIDF1500015
3
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) RDDK/43B/
0420/
S(20-1749)
Marokko
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
AGREE PAR
LANRT
MAROC
ADC ARS4-A
(Radarsensor) MR 9490
ANTR
2014-07-23
ADC ARS4-C
(Radarsensor) MR 20231
ANRT
2019-06-27
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) MR 20575
ANRT
2019-07-29
Bosch LRR3 (Radar-
sensor) MR 5371
ANRT 2010
2019-12-05
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) MR 9186
ANTR
2014-04-22
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) MR 13900
ANTR
2017-05-04
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
MR 10631
ANTR
2015-07-16
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
MR 21174
ANTR
2019-10-14
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) MR 21701
ANTR
2019-12-05
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) MR 13681
ANTR
2017-04-04
Technische gegevens 763
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) MR 14426
ANTR
2017-07-28
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) MR 6700
ANTR
2011-11-16
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) MR 7260
ANTR
2012-06-13
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) MR 32214
ANTR
2022-03-08
Huf Baolong TSSRE4A
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
MR 14320
ANTR
2017-07-07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Huf Baolong TSSSG4G6b
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
MR 19561
ANTR
2019-04-26
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) MR 10506
ANTR
2015-06-22
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) MR 7829
ANTR
2013-02-14
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) MR 10697
ANTR
2015-08-05
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) MR 13429
ANTR
2017-03-03
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) MR 6698
ANTR
2021-11-04
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) MR 6699
ANTR
2021-11-04
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) MR 13300
ANTR
2017-02-15
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) MR 19199
ANTR
2019-03-25
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) MR 23805
ANRT
2020-04-22
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) MR 10645
ANTR
2015-07-21
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) MR 10987
ANTR
2015-10-22
764 Technische gegevens
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) MR 18817
ANTR
2019-02-12
Schrader AG5SP4
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
MR 10216
ANRT 2015
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
MR 19241
ANRT 2019
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
MR00026829
ANRT2020
Schrader MFR (Regel-
eenheid ban-
denspan-
ningscontrole)
MR 19527
ANRT
2019-04-30
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader MFR3 (Regel-
eenheid ban-
denspan-
ningscontrole)
MR 19527
ANRT 2019
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningssensor)
MR 14777
ANRT
2017-09-20
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningssensor)
MR 16355
ANRT
2018-04-19
Schrader MC34MA4
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
MR 6706
ANRT
2011-11-17
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
MR 10436
ANRT
2015-05-25
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) MR 20097
ANRT
2019-06-14
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) MR 20149
ANRT
2019-06-19
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) MR 27966
ANRT
2021-03-29
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) MR 23310
ANRT
2020-03-10
Technische gegevens 765
F206 0105 07
Mexico
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-A
(Radarsensor) IFETEL:
RCPCOAR14-
1191
ADC ARS4-C
(Radarsensor) IFETEL:
RLVCOR19-1
062
Bosch LRR3 (Radar-
sensor) IFETEL:
RCPBOLR09-
0828
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) IFETEL:
RCPBOMR14-
0922
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) IFETEL:
RCPBOMR17-
0598
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
IFETEL:
RLVKARK15-1
741
Continental
Antenna RKE223E1
(Antennever-
sterker)
IFETEL:
RLVCORK19-
2174
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) IFETEL:
RCPCOCM19-
2315
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) IFETEL:
RLVDAMA18-
1827
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Gentex MUAHL 5
(Comfortsys-
teem)
IFETEL:
RCPGEMU15-
0448
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) IFETEL:
RLVHEDM17-
10
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) IFETEL:
RLVHI9211-0
472
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) IFETEL:
RLVHI9212-0
608
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) IFETEL:
RLVHI9222-2
674
766 Technische gegevens
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningssensor)
IFETEL:
RLVHUTS17-0
806
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) IFETEL:
RLVHUHU15-
1204
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) IFETEL:
RLVHUHU12-
1587
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) IFETEL:
RLVKOKK15-0
891
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) IFETEL:
RLVMEDC17-
0348
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) IFETEL:
RLVMADC11-
0446
MARQUARDT DC12K (Interi-
eurbeveili-
ging)
IFETEL:
RLVMADC11-
0446
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) IFETEL:
RLVMAMS17-
0222
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) IFETEL:
RLVMAMS19-
0449
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) IFETEL:
RLVMEMS20-
0957
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) IFETEL:
RLVMAMK15-
1042
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) IFETEL:
RLVMAMK15-
1043
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) IFETEL:
RCPMA3319-
0530
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
IFETEL:
RCPSCAG15-
0627
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
IFETEL:
RLVSCAG19-0
705
Technische gegevens 767
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
IFETEL:
RLVSCBG21-0
750
Schrader MFR (Banden-
spanningssen-
sor)
IFETEL:
RLVSCMF15-
0959
Schrader MFR3 (Ban-
denspan-
ningssensor)
IFETEL:
RLVSCMF19-
0777
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningssensor)
IFETEL:
RLVSCGG17-
1665
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningssensor)
IFETEL:
RLVSCDG18-
04
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader MC34MA4
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
IFETEL:
RCPSCMR14-
062
Sennheiser M3IETW2R
(Earbud) IFETEL:
RCPSEM320-
0435-A1
Sennheiser M3IETW2L
(Earbud) IFETEL:
RCPSEM320-
0435
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Sennheiser BTT100 (Blue-
tooth Audio
Transmitter)
IFETEL:
RCPSEBT18-1
407
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) IFETEL:
RCPWISD20-
0943
768 Technische gegevens
F206 0105 07
Mongolië
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) A19000633
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) A18000328
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) A18000329
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) A22000649
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) A19000400
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) A19000371
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) A19000372
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) A18000289
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) A19000516
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) A20000085
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) A19000374
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) A19000374
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) A19000401
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) A20000067
Technische gegevens 769
F206 0105 07
Niger
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
029/
ARCEP/DG/1
9
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) 083/
ARCEP/DG/1
9
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) 082/
ARCEP/DG/1
9
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) 097/
ARCEP/DG/1
9
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) 098/
ARCEP/DG/1
9
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) 053/
ARCEP/DG/1
9
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) 037/
ARCEP/DG/1
9
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) 010/
ARCEP/DG/1
9
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) 008/
ARCEP/DG/1
9
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) 009/
ARCEP/DG/1
9
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) 014/
ARCEP/DG/1
9
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) HOMO-0096/
ARCEP/DG/
2019
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) 034/
ARCEP/DG/1
9
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) 035/
ARCEP/DG/1
9
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) 015/
ARCEP/DG/1
9
MARQUARDT MU1 (Sluit-
systeem) HOMO-0095/
ARCEP/DG/
2019
770 Technische gegevens
F206 0105 07
Nigeria
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam
ADC ARS4-A (Radarsensor)
ADC ARS4-C (Radarsensor)
Bosch FR5CPCCF (Radarsen-
sor)
Bosch MRR1Rear (Radarsen-
sor)
Bosch MRRe14FCR (Radar-
sensor)
Continental Antenna RKE213E1 (Antenne-
versterker)
Continental Antenna RKE223E1GNS
(Antenneversterker)
Continental Automo-
tive CMKG1 (Sluitsysteem)
Fabrikant Modelnaam
Continental Automo-
tive MARS Keyless (Sluit-
systeem)
HELLA DM4 (Sluitsysteem)
Hirschmann 920287A (Sluitsys-
teem)
Hirschmann 920287B (Sluitsys-
teem)
Hirschmann 920702A (Sluitsys-
teem)
HUF HUF14632 (Sluitsys-
teem)
HUF HUF4761 (Sluitsys-
teem)
LEOPOLD KOSTAL KK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12A (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12B (Sluitsysteem)
Fabrikant Modelnaam
MARQUARDT DC12K (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS2 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS4 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS5 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK2 (Sluitsysteem)
MARQUARDT 3350.38 (Sluitsys-
teem)
Schrader AG3PF4 (Bandenspan-
ningssensor)
Schrader BG3FP4 (Bandenspan-
ningssensor)
Schrader MFR3 (Regeleenheid)
Veoneer 77V12BSM (Radar-
sensor)
Technische gegevens 771
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam
Veoneer 77V12CRN (Radarsen-
sor)
Veoneer 77V125CRN (Radar-
sensor)
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC (Sluit-
systeem)
Oman
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-A
(Radarsensor) TRA/TA-R/
2016/14
D080134
ADC ARS4-C
(Radarsensor) TRA/TA-R/
7769/19
D172338
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) TRA/TA-R/
7983/19
D172338
Bosch LRR3 (Radar-
sensor) TRA/TA-R/
1049/09
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) TRA/TA-R/
1849/14
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) TRA/TA-R/
4353/17
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
TRA/TA-R/
2715/15
D090258
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
TRA/TA-R/
8337/19
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) TRA/TA-R/
8642/19
D172338
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) TRA/TA-R/
4158/17
D080134
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) TRA/TA-R/
4548/17
D080134
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) TRA/TA-R/
0210/11
D080353
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) TRA/TA-R/
0655/12
D080353
772 Technische gegevens
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) TRA/TA-R/
13300/22
D172338
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningssensor)
TRA/TA-R/
4516/17
D100428
Huf Baolong TSSSG4G6b
(Bandenspan-
ningssensor)
TTRA/TA-R/
7506/19
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) TRA/TA-R/
2665/15
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) TRA/TA-R/
0920/12
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) TRA/TA-R/
3129/16
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) TRA/TA-RD/
4056/17
D100428
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) TRA/TA-R/
0227/11
D080353
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) TRA/TA-R/
0228/11
D080353
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) TRA/TA-R/
4136/17
D080134
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) TRA/TA-R/
7316/19
D172249
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) TRA/TA-R/
9324/20
D100428
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) TRA/TA-R/
2848/15
D080353
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) TRA/TA-R/
2900/15
D080353
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) TRA/TA-R/
7051/19
D172249
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
TTRA R/
2380/15
D080134
Technische gegevens 773
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
TRA R/
7287/19
D172338
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
TRA/TA-R/
10694/20
D172338
Schrader MFR (Regel-
eenheid ban-
denspan-
ningscontrole)
TRA/TA-R/
7464/19
D090258
Schrader MFR3 (Regel-
eenheid ban-
denspan-
ningscontrole)
TRA/TA-R/
7467/19
D090258
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningssensor)
TRA/TA-R/
4686/17
D080134
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningssensor)
TRA/TA-R/
5511/18
D172249
Sennheiser M3IETW2R
(Earbud) TRA/TA-R/
10988/21
Sennheiser BTT100 (Blue-
tooth Audio
Transmitter)
TRA/TA-R/
10976/21
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
TRA/TA-R/
2706/15
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) TRA/TA-R/
7706/19
D172338
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) TRA/TA-R/
7707/19
D172338
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) TRA/TA-R/
11335/21
D172338
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) TRA/TA-R/
9150/20
Pakistan
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-A
(Radarsensor) TAC NO:
9.9014/2019
ADC ARS4-C
(Radarsensor) TAC NO:
9.9389/2019
774 Technische gegevens
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) TAC NO:
9.198/2020
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
TAC NO:
9.142/2016
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
TAC NO:
9.100169/20
19
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) TAC
NO:9.100175
/2019
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) TAC NO:
9.213/2017
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive D-WMI2020A
(Regeleen-
heid)
TAC NO:
9.9836/2019
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) TAC NO:
9.409/2017
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) TAC NO:
9.845/2013
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) TAC NO:
9.846/2013
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) TAC NO.
9.412/2022
HUF Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningssensor)
TAC NO:
9.620/2017
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) TAC NO:
9.598/2015
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) TAC NO:
9.790/2013
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) TAC NO:
9.118/2016
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) TAC NO:
9.131/2017
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) TAC NO:
9.829/2013
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) TAC NO:
9.830/2013
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) TAC NO:
9.133/2017
Technische gegevens 775
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) TAC NO:
9.100171/20
19
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) TAC.NO:
9.774/2020
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) TAC NO:
9.486/2015
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) TAC NO:
9.497/2015
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
TAC
NO:9.039/20
16
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
TAC
NO:9.9167/2
019
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
TAC
NO:9.68/202
1
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningssensor)
TAC
NO:9.538/20
17
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningssensor)
TAC NO:
9.789/2018
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
TAC NO:
9.9284/2019
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) TAC NO:
9.9391/2019
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) TAC NO:
9.9391/2019
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) TAC NO:
9.477/2021
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) TAC NO:
9.527/2020
776 Technische gegevens
F206 0105 07
Paraguay
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-A
(Radarsensor) 2019-05-
I-0271
ADC ARS4-C
(Radarsensor) 2019-11-
I-0602
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) 2019-09-
I-0508
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) 2017-06-
I-0000162
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) 2019-05-
I-000236
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
2021-02-
I-00101 y
2016-02-
I-0000038
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
2019-12-
I-0656
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) 2020-02-
I-0110
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) 2017-05-
I-0000136
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) 2017-08-
I_0000261
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) 2016-5-
I-000134 y
2011-06-
I-0059
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) 2017-04-
I-0000119 y
2012-05-
I-0096
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) 2022-03-
I-0149
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningssensor)
2017-09-
I-0000328
Technische gegevens 777
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) 2020-06-
I-0284 y
2015-08-
I-0000226
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) 2017-12-
I-0000409 y
2012-10-
I-0178
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) 2015-06-
I-0000181
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) 2020-12-
I-0898 y
2015-06-
I-0000181
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) 2021-05-
I-0304;
2016-5-
I-000144 y
2011-06-
I-0067
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) 2021-05-
I-0305;
2016-5-
I-000143 y
2011-06-
I-0068
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) 2017-04-
I-0000101
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) 2019-10-
I-0581
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) 2020-08-
I-0604
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) 2020-07-
I-0390 y
2015-07-
I-0000200
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) 2020-07-
I-0391 y
2015-07-
I-0000201
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) 2019-04-
I-000216
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
2015-04-
I-0000150
778 Technische gegevens
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
2019-05-1-00
0261
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
2021-02-
I-0063
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningssensor)
2020-02-1-00
44
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningssensor)
2019-11-1-06
32
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
2020-07-
I-0510
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) 2019-07-
I-0399
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) 2019-07-
I-0398
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) 2021-04-
I-0188
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) 2020-06-
I-0326
Verdere specieke aanwijzingen
Oplaadeenheid voor het draadloos opladen van
mobiele apparaten (WMI):
D-WMI2020A:
Deze auto is uitgerust met de volgende radiofre-
quentiecomponent, die is goedgekeurd door
CONATEL - Paraguay: Draadloze interface voor
mobiele apparatuur, merk Continental, model D-
WMI2020A Gefabriceerd door Continental Auto-
motive GmbH.
Zendvergunning: 2019-11-I-0600
Rear seat entertainment (entertainmentsysteem
achterin):
DAIRSE:
Importeur: Condor S.A.C.I Casa Central, J.B.
Gorostiaga 315 y Guaraníes, Asunción, Paraguay,
(595 21) 569 7000, sac@condor.com.py
Technische gegevens 779
F206 0105 07
Filipijnen
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-A
(Radarsensor) ESD-1409466
C
ADC ARS4-C
(Radarsensor) ESD-1920226
C
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) ESD-1920531
C
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) ESD-1408917
C
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) ESD-1716172
C
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
ESD-1511856
C
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
ESD-1921015
C
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) ESD-2021556
C
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) ESD-1714865
C
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) ESD-1715539
C
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) ESD-1105246
C
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) ESD-1206044
C
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) ESD-
RCE-2229632
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningssensor)
ESD-1715393
C
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) ESD-1511236
C
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) ESD-1206521
C
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) ESD-1510698
C
780 Technische gegevens
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) ESD-1714489
C
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) ESD-1105216
C
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) ESD-1105215
C
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) ESD-1715652
C
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) ESD-1919133
C
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) ESD-2022426
C
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) ESD-1510644
C
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) ESD-1510645
C
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) ESD-1919198
C
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
ESD-1715393
C
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
ESD-1919585
C
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
ESD-
RCE-2124846
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningssensor)
ESD-1715977
C
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningssensor)
ESD-1817081
C
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
ESD-1510921
C
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) ESD-2022599
C
Technische gegevens 781
F206 0105 07
Zambia
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE223E1
(Antennever-
sterker)
ZMB/
ZICTA/TA/
2019/3/11
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/3/3
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/3/4
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/7/12
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/7/11
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) ZMB/
ZICTA/TA/
2018/12/18
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/3/48
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/5/16
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/5/17
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/5/18
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) ZMB/
ZICTA/TA/
2018/9/30
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/7/123
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/3/20
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/3/21
782 Technische gegevens
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/3/6
MARQUARDT MU1 (Sluit-
systeem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/7/124
Servië
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-A
(Radarsensor) И011 20
ADC ARS4-C
(Radarsensor) И011 19
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) И011 19
Bosch LRR3 (Radar-
sensor) И011 19
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) И011 17
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) И005 17
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
И005 21
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
И005 19
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) И005 20
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) И005 20
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) И005 20
Technische gegevens 783
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) И005 18
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) И005 18
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) И005 22
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningssensor)
И005 20
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) И005 21
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) И005 21
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) И005 18
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) И005 20
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) И005 20
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) И005 20
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) И011 17
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) И005 19
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) И005 20
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) И005 21
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) И005 21
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) И005 22
Meta System MUW II (Inte-
rieurbeveili-
ging)
И011 19
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
И005 15
784 Technische gegevens
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
И005 15
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
И005 20
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningssensor)
И005 17
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningssensor)
И005 18
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader MC34MA4
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
И011 11
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
И011 18
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) И011 19
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) И011 19
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) И038 21
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) И005 20
Singapore
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Complies with
IMDA Stan-
dards
ADC ARS4-A
(Radarsensor) DA103365
Technische gegevens 785
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-C
(Radarsensor) DA103365
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) DA103365
Bosch LRR3 (Radar-
sensor) DA103365
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) DA103365
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) DA103365
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
DA105282
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
DA107248
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) DA103365
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) DA105282
Continental
Automotive UWBTRX1
(Sluitsysteem) DB107091
Continental
Automotive D-WMI2020A
(Regeleen-
heid)
DA103365
Harman Bec-
ker HERMES 3.0
(communica-
tiemodule)
DB107091
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) DA103365
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) DA103365
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) DA103365
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) DA105282
HUF Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningssensor)
DA30668
HUF Baolong TSSSG4G6b
(Bandenspan-
ningssensor)
DA28467
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) DA105282
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) DA103365
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) DA103365
786 Technische gegevens
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) DA103787
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) DA103365
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) DA103365
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) DA103787
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) DA103787
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) DB107091
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) DA103365
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) DA103365
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) DA103787
Meta System ITS/TPS (Inte-
rieurbeveili-
ging)
DA103365
Meta System MUW II (Inte-
rieurbeveili-
ging)
DA103365
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
DA103787
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
DA107968
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
DA103365
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningssensor)
DA105282
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningssensor)
DA105282
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
DA103365
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) DA103365
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) DA103365
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) DA103365
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) DA107248
Technische gegevens 787
F206 0105 07
Zuid-Afrika
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-A
(Radarsensor) TA-2014/163
7
ADC ARS4-C
(Radarsensor) TA-2019/159
5
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) TA-2019/120
0
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) TA-2014/212
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) TA-2017/201
3
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch LRR3 (Radar-
sensor) TA-2009/464
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
TA-2015/143
8
Continental
Antenna RKE223E1
(Antennever-
sterker)
TA-2020/043
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) TA-2019/540
5
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) TA-2016/350
0
Continental
Automotive UWBTRX1
(Sluitsysteem) TA-2021/346
0
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Gentex MUAHL 5
(Comfortsys-
teem)
TA-2015/138
6
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) TA-2017/251
8
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) TA-2011/374
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) TA-2013/126
2
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) TA-2022/016
2
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningssensor)
TA-2017/139
3
788 Technische gegevens
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Huf Baolong TSSSG4G6b
(Bandenspan-
ningssensor)
TA-2019/144
0
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) TA-2015/107
7
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) TA-2012/154
3
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) TA-2015/595
Meta System ITS Master
(Interieurbe-
veiliging)
TA-2011/163
6
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Meta System ITS Sensor
(Interieurbe-
veiliging)
TA-2011/122
7
Meta System MUW II (Inte-
rieurbeveili-
ging)
TA-2019/261
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) TA-2017/312
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) TA-2011/370
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) TA-2012/154
2
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) TA-2016/331
4
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) TA-2019/843
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) TA-2020/576
5
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) TA-2015/179
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) TA-2015/180
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) TA-2018/398
5
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
TA-2015/072
Technische gegevens 789
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
TA-2019-133
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
TA-2020/773
Schrader MFR (Regel-
eenheid) TA-2019/273
Schrader MFR3 (Regel-
eenheid) TA-2019-273
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningssensor)
TA-2017/388
4
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningssensor)
TA-2017/293
3
Schrader MC34MA4
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
TA-2011/137
0
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
TA-2015/208
7
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) TA-2019/138
0
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) TA-2019/138
2
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) TA-2021/015
0
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) TA-2020/055
790 Technische gegevens
F206 0105 07
Zuid-Korea
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE223E1
(Antennever-
sterker)
R-C-Ca3-
RKE223E1
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningssensor)
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) MSIP-CRM-
HHF-
HUF-14632
Schrader MFR (Regel-
eenheid) MSIP-REM-
SRD-MFR
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader MFR3 (Regel-
eenheid) KCC R-R-SRD-
MFR3A
Schrader MC34MA4
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
KCC-REM-
SRD-
MRXMC34MA
4
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
MSIP-CRM-
SRD-AG5SP4
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
R-C-SRD-
AG3PF4
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
R-C-SRD-
BG3FP4
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningssensor)
MSIP-CRM-
SRD-GG4T
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningssensor)
R-CRM-SRD-
DG6W2D4
Technische gegevens 791
F206 0105 07
Togo
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE223E1
(Antennever-
sterker)
No. 024/19
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) No. 040/19
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) No. 039/19
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) No. 089/19
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) No. 088/19
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) No. 041/19
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) No. 060/19
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) No. 055/19
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) No. 057/19
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) No. 056/19
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) No. 008/19
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) No. 101/19
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) No. 021/19
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) No. 022/19
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) No. 016/20
Oekraïne
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
UKR.355-123
/19
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
UA.R.TR.052.
682-19
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) UA1.001.021
175-20-TE
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) RTS.UKR.355-
34/18
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) UA.TR.109
792 Technische gegevens
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) UKR.355-7/2
0
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) UKR.355-8/2
0
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningssensor)
UA
1.001.01856
8-19-TE
Huf Baolong TSSSG4G6b
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
UA
1.001.01928
9-19-TE
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) UKR.355-113
/19
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) UA1.001.018
653-19-TE
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) 1O094.00668
2-19
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) UA.R.TR.052.
307-19
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) UA.R.TR.052.
308-19
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) UA.R.TR.052.
309-19
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) UA1.001.019
129-19-TE
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) UA.R.TR.052.
528-19
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) 632.16-CET
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) UA1.001.019
233-19-TE
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) UA1.001.019
234-19-TE
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) UA1.001.018
888-19-TE
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
UA.TR. 032
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
UA-TR-001
Technische gegevens 793
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
UA-TR-109
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningssensor)
UA.TR. 028
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningssensor)
UA.TR. 028
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) UA.R.TR.052.
120-20
Oezbekistan
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam
Continental Automo-
tive RKE213E1 (Antenne-
versterker)
Continental Automo-
tive RKE223E1GNS
(Antenneversterker)
Continental Automo-
tive CMKG1 (Sluitsysteem)
Continental Automo-
tive MARS Keyless (Sluit-
systeem)
HELLA DM4 (Sluitsysteem)
Hirschmann 920287A (Sluitsys-
teem)
Fabrikant Modelnaam
Hirschmann 920287B (Sluitsys-
teem)
Hirschmann 920702A (Sluitsys-
teem)
LEOPOLD KOSTAL KK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12A (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12B (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12K (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS2 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS4 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS5 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK1 (Sluitsysteem)
794 Technische gegevens
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam
MARQUARDT MK2 (Sluitsysteem)
MARQUARDT 3350.38 (Sluitsys-
teem)
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC (Sluit-
systeem)
Verenigde Arabische Emiraten
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-A
(Radarsensor) TA RTTE:
58296/17,
DA40068/15
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-C
(Radarsensor) TA RTTE:
77062/19,
DA40068/15
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) TA RTTE:
74533/19,
DA36758/14
Technische gegevens 795
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
TRA
ER64693/18,
DA65993/17
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
TRA
E76442/19,
DA65993/17
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) TRA
ER77964/20,
DA0018994/
09
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) TRA
ER56005/17,
DA44932/15
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive UWBTRX1
(Sluitsysteem) TRA
ER11321/22,
DA36975/14
Gentex MUAHL 5
(Comfortsys-
teem)
TRA
ER41849/15,
DA35176/14
Haram Becker HERMES 3.0
(communica-
tiemodule)
TRA
ER03601/21,
DA0028019/
10
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) TRA
ER56616/17,
DA44932/15
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) TRA
ER52213/17,
DA35219/14
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) TRA
ER42011/15,
DA35219/14
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) TRA
ER10723/22,
DA35219/14
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningssensor)
TRA
ER57806/17,
DA36976/14
796 Technische gegevens
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Huf Baolong TSSSG4G6b
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
TRA
ER7307/19,
DA0086237/
12
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) TRA
ER63716/18,
DA36976/14
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) TRA
ER55496/17,
DA36976/14
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) TRA
ER08607/22
DA36976/14
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) TRA
ER62622/18,
DA0105247/
13
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) TRA
ER53465/17,
DA0018994/
09
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) TRA
ER0067828/
11,
DA0018994/
09
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) TRA
ER0067829/
11,
DA0018994/
09
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) TRA
ER52668/17,
DA0018994/
09
Technische gegevens 797
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) TRA
ER71616/19,
DA0018994/
09
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) TRA
ER80720/20,
DA0018994/
09
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) TRA
ER64145/18,
DA0018994/
09
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) TRA
ER64146/18,
DA0018994/
09
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) TRA
ER69280/19,
0018994/09
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
TRA
ER37156/15,
DA0047074/
10
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
TRA
ER70533/19,
DA0047074/
10
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
TRA
ER96175/21,
DA0047074/
10
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningssensor)
TRA
ER57985/17,
DA0047074/
10
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningssensor)
TRA
ER960528/1
8,
DA0047074/
10
Schrader MC34MA4
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
TRA
ER37066/15,
DA0047074/
10
Sennheiser M3IETW2L
(Earbud) ER78231/20
798 Technische gegevens
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Sennheiser BTT100 (Blue-
tooth Audio
Transmitter)
ER64728/18
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
TA RTTE:
ER96352/21;
0020858/10
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) TA RTTE:
ER72324/19;
0020858/10
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) TA RTTE:
ER72323/19;
0020858/10
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) TA RTTE:
ER95775/21;
0020858/10
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) TRA
ER79695/20,
DA0018994/
09
Technische gegevens 799
F206 0105 07
Verenigd Koninkrijk
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam
Continental Antenna RKE213E1 (Antenne-
versterker)
Continental Antenna RKE223E1GNS
(Antenneversterker)
Continental Automo-
tive CMKG1 (Sluitsysteem)
Continental Automo-
tive MARS Keyless (Sluit-
systeem)
Continental Automo-
tive UWBTRX1 (Sluitsys-
teem)
Fabrikant Modelnaam
HUF HUF13145 (Sluitsys-
teem)
Huf Baolong TSSRE4A (Banden-
spanningssensor)
HELLA DM4 (Sluitsysteem)
Hirschmann 920287A (Sluitsys-
teem)
Hirschmann 920287B (Sluitsys-
teem)
Hirschmann 920702A (Sluitsys-
teem)
LEOPOLD KOSTAL KK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12B (Sluitsysteem)
Fabrikant Modelnaam
MARQUARDT DC12K (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK2 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS2 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS2 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS4 (Sluitsysteem)
MARQUARDT 3350.38 (Sluitsys-
teem)
Schrader AG5SP4 (Bandenspan-
ningssensor)
Schrader AG3PF4 (Bandenspan-
ningssensor)
800 Technische gegevens
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam
Schrader BG3FP4 (Bandenspan-
ningssensor)
Schrader GG4T (Bandenspan-
ningssensor)
Schrader DG6W2D4 (Banden-
spanningssensor)
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC (Sluit-
systeem)
Verdere specieke aanwijzingen
Oplaadeenheid voor het draadloos opladen van
mobiele apparaten (WMI):
D-WMI2016A, D-WMI2017A, D-WMI2017B:
Beperkingen en eisen in het Verenigd Koninkrijk:
Tussen alle personen en het apparaat moet altijd
een minimale afstand van 10 cm worden aange-
houden. Het apparaat mag niet samen met
andere antennes of zenders worden opgesteld of
gebruikt.
D-WMI2020A:
Beperkingen en eisen in het Verenigd Koninkrijk:
Tussen alle personen en het apparaat moet altijd
een minimale afstand van 0 cm worden aange-
houden. Het apparaat mag niet samen met
andere antennes of zenders worden opgesteld of
gebruikt.
Verenigde Staten
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Sennheiser M3IETW2R
(Earbud) FCC ID:
DMOM3IETW
2R
Sennheiser M3IETW2L
(Earbud) FCC ID:
DMOM3IETW
2L
Sennheiser BTT100 (Blue-
tooth Audio
Transmitter)
FCC ID:
DMOBTT100
Informatie over inbouwafstanden
Oplaadeenheid voor het draadloos opladen van
mobiele apparaten (WMI):
De oplaadeenheid voor het draadloos opladen van
mobiele apparaten (WMI) voldoet aan de grens-
waarden voor de blootstelling aan radiograsche
golven van de FCC en de IC, die zijn vastgelegd
Technische gegevens 801
F206 0105 07
voor een niet gecontroleerde omgeving. Dit appa-
raat moet met een afstand van ten minste 0 cm
(in contact) tussen de stralingsbron en uw
lichaam worden geïnstalleerd en gebruikt. Deze
zender mag niet op dezelfde locatie worden
geplaatst of gelijktijdig worden gebruikt met een
andere zender of antenne.
Rear seat entertainment (entertainmentsysteem
achterin):
USA: "Dit apparaat voldoet aan Deel 15 van de
FCC-regels en de licentievrije RSS-norm(en) van
Industry Canada. Het gebruik is onderworpen aan
de volgende twee voorwaarden: (1) Dit apparaat
mag geen storingen veroorzaken. (2) Het apparaat
moet bestand zijn tegen ontvangen functiestorin-
gen, waaronder functiestoringen die ongewenste
functies kunnen veroorzaken.
Wijzigingen of aanpassingen die niet uitdrukkelijk
zijn goedgekeurd door de partij die verantwoorde-
lijk is voor de naleving, kunnen de bevoegdheid
van de gebruiker om het apparaat te bedienen
ongeldig maken.
Dit apparaat moet op een afstand van ten minste
6 cm van het lichaam worden geïnstalleerd en
gebruikt."
Canada: "Dit apparaat voldoet aan de RSS-nor-
men van Industry Canada voor licentievrije mobi-
lofoons. Het gebruik is toegestaan onder de vol-
gende twee voorwaarden: (1) Het apparaat mag
geen schadelijke interferentie veroorzaken en (2)
de gebruiker van het apparaat moet alle ontvan-
gen radio-interferentie accepteren, ook al kan de
interferentie een nadelige invloed op de werking
hebben.
Dit apparaat voldoet aan de ISED-limieten voor
blootstelling aan radiofrequente straling die zijn
vastgelegd voor een niet gecontroleerde omge-
ving. Dit apparaat moet met een afstand van ten
minste 5 cm tussen de stralingsbron en uw
lichaam worden geïnstalleerd en gebruikt."
Radarsensoren:
ARS4-C (ADC), ARS4-B (ADC), ARS4-A (ADC),
FR5CPCCF (Bosch), MRR1REAR (Bosch),
MRREVO14F (Bosch), LRR3 (Bosch), 77V12BSM
(Veoneer), 77V12CRN (Veoneer), MMRV1 (Veo-
neer)
Alleen voor USA: Informatie over de blootstelling
aan hoogfrequente straling:
Dit apparaat voldoet aan de FCC-limieten voor
blootstelling aan radiofrequente straling die zijn
vastgelegd voor een niet gecontroleerde omge-
ving. Dit apparaat moet met een afstand van ten
minste 20 cm tussen de stralingsbron en uw
lichaam worden ingebouwd en gebruikt.
Deze zender mag niet tezamen met een andere
antenne of een andere zender worden geplaatst
of in combinatie met deze worden gebruikt.
Alleen voor Canada: Dit apparaat met een afstand
van ten minste 20 cm tussen de stralingsbron en
uw lichaam worden geïnstalleerd en gebruikt.
BT Audio Transmitter (BTT100):
Dit apparaat voldoet aan de FCC- en IC-limieten
voor blootstelling aan radiofrequente straling die
zijn vastgelegd voor een niet gecontroleerde
omgeving. Dit apparaat moet met een afstand van
ten minste 9 cm tussen de stralingsbron en uw
lichaam worden ingebouwd en gebruikt.
Deze zender mag niet tezamen met een andere
antenne of een andere zender worden geplaatst
of in combinatie met deze worden gebruikt.
802 Technische gegevens
F206 0105 07
Vietnam
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-A
(Radarsensor) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
ADC ARS4-C
(Radarsensor) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C027415111
8AF04A2
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
B152201112
1AF04A3
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C000107012
0AF04A2
Technische gegevens 803
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
B074824041
9AF04A2
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
CO20403032
1AF04A3
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
B042407042
2AF04A3
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningssensor)
C011220071
7AF04A2
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
C031314042
1AF0403
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C020803032
1AF04A3
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C007621012
1AF04A3
804 Technische gegevens
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C007721012
1AF04A3
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C007521012
1AF04A3
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C091311082
1AF04A3
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C014114052
0AF04A2
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C004915012
1AF04A3
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C005015012
1AF04A3
Technische gegevens 805
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C013103022
1AF04A3
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C000205011
9AF042A
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C012022051
9AF04A2
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningssensor)
Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C017019101
7AF04A2
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningssensor)
Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C007807051
8AF04A2
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
806 Technische gegevens
F206 0105 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
A084713082
0AF04A3
Informatie over de specieke absorptiewaarde
(SAR)
Gegevens over de specieke mate van absorptie
De waarden werden conform de richtlijn
Décret n° 2019-1186 met betrekking tot de
opgave van de specieke mate van absorptie
(SAR) van radiograsche onderdelen van de auto
bepaald en gecontroleerd.
Meer informatie over updates is verkrijgbaar op
het volgende internetadres:
https://
regulatoryradioinformation.corpinter.net/nl
Technische gegevens 807
F206 0105 07
Gegevens over de specieke mate van absorptie
Onderdelen van de auto SAR-waarde in W/kg Toe te passen grenswaarde
Compensator ECE DE003 & ECE DE004 < 0,2 W/kg 2 W/kg
DAI RSE 1,8 W/kg 2 W/kg
D-WMI2020A 0,018 W/kg 4 W/kg
Communicatiemodule Hermes < 0,4 W/kg 2 W/kg
Communicatiemodule RAMSES 0,036 W/kg 2 W/kg
NRCS2P 0,003 W/kg 2 W/kg
NTG6 0,199 W/kg 4 W/kg
NTG7 0,08 W/kg 2 W/kg
NTG7RSU 0,07 W/kg 2 W/kg
Tablet-PC SM-T230NZ 0,7 W/kg 4 W/kg
Telefooninstallatie datacommunicatie 0,24 W/kg 2 W/kg
808 Technische gegevens
F206 0105 07
Importeursinformatie over wettelijke keurmerken
voor apparatuur
Alleen voor Moldavië:
Importeur
S.C. GRAND PREMIUM S.R.L. Moldova
mun. Chisinau, str. Hîncesti sos., 2/2
Alleen voor Turkije:
Importeur
Mercedes Benz Otomotiv Ticaret ve Hizmetler
A.Ş. Genel Merkez
Akçaburgaz Mah. Süleyman Şah Cad. No: 6/1
34522 Esenyurt/İstanbul
Alleen voor Oekraïne:
Importeur
PJSC “AUTOCAPITAL
Velyka Vasylkivska str. 15/2
01004 Kyiv
Oekraïne
Alleen voor het Verenigd Koninkrijk:
Importeur
Mercedes-Benz Cars UK Limited
Delaware Drive, Tongwell
Milton Keynes, MK15 8BA
Engeland
Importeur Mercedes-Benz Vans
Mercedes-Benz Vans UK Limited
Delaware Drive, Tongwell
Milton Keynes, MK15 8BA
Importeur Mercedes-Benz onderdelen
Mercedes-Benz Parts Logistics
Delaware Drive, Tongwell
Milton Keynes, MK15 8BA
Engeland
Meer informatie over updates is verkrijgbaar op
het volgende internetadres:
https://
regulatoryradioinformation.corpinter.net/nl
Technische gegevens 809
F206 0105 07
Overzicht voertuigtypeplaatje, FIN en motornum-
mer
Voertuigtypeplaatje
Voertuigtypeplaatje (voorbeeld - Koeweit)
1Autofabrikant
2Fabricageplaats
3Productiedatum
4Voertuigtype
5FIN
Voertuigtypeplaatje (voorbeeld - alle andere
landen)
1Autofabrikant
2EG-typegoedkeuringsnummer (alleen voor
bepaalde landen)
3FIN (voertuigidenticatienummer)
4Toegestaan totaalgewicht (kg)
5Toegestaan totaalgewicht (kg) (alleen voor
bepaalde landen)
810 Technische gegevens
F206 0105 07
6Toegestane voorasbelasting (kg)
7Toegestane achterasbelasting (kg)
8Lakcode
%De gegevens in de afbeelding zijn voorbeel-
den.
FIN onder de rechter voorstoel
1Ingeslagen FIN (voertuigidenticatienummer)
2Vloerbekleding
FIN bij de onderste rand van de voorruit
1FIN (voertuigidenticatienummer) als label
Het FIN als label op de onderste rand van de voor-
ruit is alleen voor bepaalde landen beschikbaar.
Motornummer
Het motornummer is in het motorcarter ingesla-
gen. Meer informatie is verkrijgbaar in een gekwa-
liceerde werkplaats.
Technische gegevens 811
F206 0105 07
Bedrijfsstoen
Aanwijzingen met betrekking tot bedrijfsstoen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
voor de gezondheid schadelijke bedrijfs-
stoen
Bedrijfsstoen kunnen giig zijn.
#Bij het gebruik, de opslag en de afvoer
van de bedrijfsstoen de opdrukken van
de originele verpakking in acht nemen.
#Bedrijfsstoen altijd in de afgesloten ori-
ginele verpakking bewaren.
#Kinderen altijd op afstand van bedrijfs-
stoen houden.
+MILIEU-AANWIJZING Milieuvervuiling als
gevolg van het niet-milieuvriendelijk afvoe-
ren van bedrijfsstoen
Het onjuist afvoeren van bedrijfsstoen kan
aanzienlijke schade aan het milieu veroorza-
ken.
#Bedrijfsstoen op milieuvriendelijke wijze
afvoeren.
Bedrijfsstoen zijn:
RBrandstoen
RDenoxeringsmiddel AdBlue® voor de uitlaat-
gasnabehandeling
RSmeermiddelen
RKoelvloeistof
RRemvloeistof
RRuitreinigingsmiddel
RKoelmiddel van het temperatuurregelsysteem
Alleen door Mercedes-Benz goedgekeurde pro-
ducten gebruiken. Schade die aan de auto is ont-
staan door het gebruik van niet-goedgekeurde
producten, valt niet onder de Mercedes-Benz
garantie en coulance.
De door Mercedes-Benz goedgekeurde bedrijfs-
stoen kunnen worden herkend aan het volgende
opschri op de verpakking:
RMB-Freigabe (bijvoorbeeld MB-Freigabe
229.51)
RMB-Approval (bijvoorbeeld MB-Approval
229.51)
Meer informatie met betrekking tot goedgekeurde
bedrijfsstoen:
RIn de Mercedes-Benz-brandstofvoorschrien
onder vermelding van de specicatie
-Op internet https://
operatinguids.mercedes-benz.com
RBij een gekwaliceerde werkplaats
&WAARSCHUWING Brand‑ en explosiege-
vaar door brandstof
Brandstoen zijn licht ontvlambaar.
#Beslist vuur, open licht, roken en vonk-
vorming vermijden.
#Voor en tijdens het tanken de auto en,
indien aanwezig, de standverwarming
uitschakelen.
812 Technische gegevens
F206 0105 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
brandstoen
Brandstoen zijn giig en schadelijk voor de
gezondheid.
#Beslist voorkomen dat brandstof met de
huid, de ogen of de kleding in aanraking
komt, of dat het wordt ingeslikt.
#Brandstofdampen niet inademen.
#Kinderen op afstand van brandstoen
houden.
#Tijdens het tanken portieren en ruiten
gesloten houden.
Als u of anderen met brandstof in aanraking
zijn geweest, de volgende punten in acht
nemen:
#Brandstof op de huid direct met water en
zeep afspoelen.
#Wanneer brandstof in de ogen terecht
gekomen is, de ogen direct grondig met
schoon water uitspoelen. Zo snel moge-
lijk naar een arts gaan.
#Wanneer brandstof is ingeslikt, zo snel
mogelijk naar een arts gaan. Geen bra-
ken opwekken.
#Met brandstof vervuilde kleren direct
wisselen.
Bij auto's met Flexible Fuel-technologie kunt u de
volgende brandstofsoorten tanken:
Rloodvrije euro
RE85-brandstof
Reen mengsel van E85-brandstof en loodvrije
euro
Auto's met Flexible Fuel-technologie kunt u her-
kennen aan de sticker Ethanol up to E85 aan de
binnenzijde van de tankdopklep.
Welke brandstof in uw auto mag worden gebruikt,
kan afhankelijk van het land afwijken van de opga-
ven in de handleiding. De voor uw auto goedge-
keurde brandstoen zijn te vinden op het informa-
tieplaatje aan de binnenzijde van de tankdopklep.
Brandstof
Aanwijzingen met betrekking tot brandstofkwa-
liteit voor auto's met benzinemotor
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen in acht nemen (/ pagina 812).
*AANWIJZING Beschadiging door verkeerde
brandstof
Kleine hoeveelheden van de verkeerde brand-
stof kunnen al leiden tot schade aan het
brandstofsysteem, de motor en het uitlaatgas-
reinigingssysteem.
#Alleen loodvrije, zwavelvrije benzine tan-
ken die voldoet aan de Europese norm
EN 228 of daaraan gelijkwaardig is.
Brandstof met deze specicatie kan maximaal
10 vol.‑% ethanol bevatten. Uw auto is
geschikt voor het tanken van E10.
#Andere geschikte brandstoen vindt u op
het informatieplaatje in de tankdopklep.
Technische gegevens 813
F206 0105 07
In geen geval een van de volgende brandstof-
fen tanken:
RDieselbrandstof
RNormale benzine met een lager octaange-
tal dan 91 RON
RBenzine met meer dan 3 vol.‑% methanol,
bijvoorbeeld M15, M30
RBenzine met metaalhoudende additieven
Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof
wordt getankt:
#De auto niet inschakelen.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Verdraagzaamheidskeurmerken voor brand-
stof
1Voor benzine met een maximaal ethanolge-
halte van 5 vol.‑%
2Voor benzine met een maximaal ethanolge-
halte van 10 vol.‑%
Conform de Europese norm EN 16942 bevinden
de verdraagzaamheidskeurmerken zich op het
voertuig op het informatieplaatje in de tankdop-
klep of in heel Europa op de voor uw voertuig
geschikte pompzuilen of vulpistolen.
Wanneer de beschikbare brandstof niet voldoende
ontzwaveld is, kan dit tot geurvorming leiden.
Het geadviseerde octaangetal op het informatie-
plaatje in de tankdopklep verwijderen
(/ pagina 25).
Wanneer de geadviseerde brandstof niet beschik-
baar is, kan tijdelijk ook loodvrije normale benzine
met ten minste 91 RON worden gebruikt.
Daardoor kan het motorvermogen lager zijn en het
brandstofverbruik hoger.
In geen geval benzine met een nog lagere RON
waarde tanken.
Meer informatie over de brandstof is verkrijgbaar
bij een tankstation of bij een gekwaliceerde
werkplaats.
Aanwijzingen met betrekking tot brandstofkwa-
liteit voor Mercedes-AMG-auto's
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen in acht nemen (/ pagina 812).
*AANWIJZING Beschadiging door verkeerde
brandstof
Kleine hoeveelheden van de verkeerde brand-
stof kunnen al leiden tot schade aan het
814 Technische gegevens
F206 0105 07
brandstofsysteem, de motor en het uitlaatgas-
reinigingssysteem.
#Alleen loodvrije, zwavelvrije benzine tan-
ken die voldoet aan de Europese norm
EN 228 of daaraan gelijkwaardig is.
Brandstof met deze specicatie kan maximaal
10 vol.‑% ethanol bevatten. Uw auto is
geschikt voor ‑.
#Andere geschikte brandstoen vindt u op
het informatieplaatje in de tankdopklep.
In geen geval een van de volgende brandstof-
fen tanken:
RDiesel
RNormale benzine met een lager octaange-
tal dan 91 RON
RBenzine met meer dan 3 vol.‑% methanol,
bijvoorbeeld M15, M30
RBenzine met metaalhoudende additieven
Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof
wordt getankt:
#De auto niet inschakelen.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Verdraagzaamheidskeurmerken voor brand-
stof
1Voor benzine met een maximaal ethanolge-
halte van 5 vol.‑%
2Voor benzine met een maximaal ethanolge-
halte van 10 vol.‑%
Conform de Europese norm EN 16942 bevinden
de verdraagzaamheidskeurmerken zich op de auto
op het informatieplaatje in de tankdopklep of in
heel Europa op de voor uw auto geschikte pomp-
zuilen of vulpistolen.
Als de beschikbare brandstof niet voldoende ont-
zwaveld is, kan dit tot geurvorming leiden.
Het geadviseerde octaangetal op het informatie-
plaatje in de tankdopklep verwijderen
(/ pagina 25).
Voor het maximale motorvermogen: Alleen lood-
vrije Super‑Plus‑benzine met ten minste 98 RON
tanken. Als alternatief kan ook euro van ten min-
ste 95 RON worden gebruikt.
Als de geadviseerde brandstof niet beschikbaar is,
kan in uitzonderingsgevallen ook loodvrije nor-
male benzine van ten minste 91 RON worden
gebruikt. Daardoor kan het motorvermogen lager
zijn en het brandstofverbruik hoger.
In geen geval benzine met een nog lagere RON
waarde tanken.
Meer informatie over de brandstof is verkrijgbaar
bij een tankstation of bij een gekwaliceerde
werkplaats.
Technische gegevens 815
F206 0105 07
Aanwijzingen met betrekking tot additieven in
benzine (auto's met benzinemotor)
Aanwijzingen met betrekking tot bedrijfsstoen in
acht nemen (/ pagina 812).
*AANWIJZING Beschadiging door onge-
schikte additieven
Al kleine hoeveelheden van het verkeerde
additief kunnen leiden tot storingen in de wer-
king.
#Aan de brandstof alleen door Mercedes-
Benz geadviseerde reinigingsadditieven
toevoegen.
Mercedes-Benz adviseert merkbrandstoen met
additieven te gebruiken.
In sommige landen kan het voorkomen dat de
beschikbare brandstof onvoldoende additieven
bevat. Hierdoor kan aanslag in het brandston-
spuitsysteem ontstaan. In dit geval moet in over-
leg met een gekwaliceerde werkplaats ( bijvoor-
beeld een Mercedes-Benz servicewerkplaats) het
door Mercedes-Benz aanbevolen reinigingsaddi-
tief aan de brandstof worden toegevoegd. De op
de verpakking aangegeven aanwijzingen en meng-
verhoudingen in acht nemen.
Aanwijzingen met betrekking tot brandstofkwa-
liteit voor auto's met dieselmotor
Algemene aanwijzingen
Aanwijzingen met betrekking tot bedrijfsstoen in
acht nemen (/ pagina 812).
&WAARSCHUWING Brandgevaar door
brandstofmengsel
Wanneer diesel met benzine wordt gemengd,
is het vlampunt van het brandstofmengsel
lager dan bij pure diesel.
#Nooit benzine tanken bij een dieselmo-
tor.
#Nooit benzine aan de diesel bijmengen.
*AANWIJZING Beschadiging door verkeerde
brandstof
Kleine hoeveelheden van de verkeerde brand-
stof kunnen al leiden tot schade aan het
brandstofsysteem, de motor en het uitlaatgas-
reinigingssysteem.
Auto's met dieselpartikellter:
#Alleen zwavelvrije diesel tanken die vol-
doet aan de Europese norm EN 590 of
daaraan gelijkwaardig is.
In landen zonder zwavelvrije diesel alleen
zwavelarme diesel tanken met een zwa-
velgehalte van minder dan 50 ppm.
Auto's zonder dieselpartikellter:
#Alleen diesel met een zwavelgehalte van
minder dan 500 ppm tanken.
In geen geval een van de volgende brandstof-
fen tanken:
RBenzine
RMarinediesel
RStookolie
RPure vetzuurmethylester of plantaardige
olie
RPetroleum of kerosine
816 Technische gegevens
F206 0105 07
Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof
wordt getankt:
#De auto niet inschakelen.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Voor uw auto gelden de volgende verdraagzaam-
heidskeurmerken voor brandstof:
1Voor diesel met maximaal 7 vol.‑% vetzuurme-
thylester
2Voor diesel met maximaal 10 vol.‑% vetzuur-
methylester
Overeenkomstig de Europese norm EN 16942
vindt u het verdraagzaamheidskeurmerk op de
volgende punten:
Rop het informatieplaatje in de tankdopklep van
de auto (/ pagina 25)
Rin heel Europa op de voor uw auto geschikte
pompzuilen van het tankstation of het vulpis-
tool
Aanwijzingen met betrekking tot lage buitentem-
peraturen
Vanaf het begin van het winterseizoen indien
mogelijk alleen maar winterdiesel tanken.
Alvorens om te schakelen op winterdiesel moet de
brandstoank zo leeg mogelijk zijn. Het brandstof-
peil bij de eerste keer tanken met winterdiesel
laag houden, bijvoorbeeld reserve. Bij de volgende
keer tanken kan de brandstoank weer normaal
worden gevuld.
Meer informatie over de brandstof is verkrijgbaar
bij een tankstation of een gekwaliceerde werk-
plaats.
Tankinhoud en brandstofreserve
Niet voor plug-in-hybride:
Afhankelijk van de uitrusting kan de totale inhoud
van de brandstoank variëren.
Totale inhoud brandstoank
Model
C 180
C 200 d
C 220 d
C 220 d 4MATIC
40,0 l of 66,0 l
Alle andere modellen 50,0 l of 66,0 l
Reserve brandstoank
Model
Alle modellen 7,0 l
Technische gegevens 817
F206 0105 07
Totale inhoud brandstoank (plug-in-hybride)
Model
C 300 de
C 300 de 4MATIC
40,0 l of 50,0 l
Alle andere modellen 50,0 l
Reserve brandstoank (plug-in-hybride)
Model
Alle modellen 7,0 l
Tankinhoud en brandstofreserve (Mercedes-
AMG auto's)
Afhankelijk van de uitrusting kan de totale inhoud
van de brandstoank variëren.
Niet voor de Mercedes-AMG E Performance:
Totale inhoud brandstoank
Limousine en Estate
Mercedes-AMG C 43
4MATIC 50,0 l of 66,0 l
Reserve brandstoank
Limousine en Estate
Mercedes-AMG C 43
4MATIC 7,0 l
Totale inhoud brandstoank (Mercedes-AMG E
PERFORMANCE)
Limousine en Estate
Mercedes-AMG C 63
S E Performance 60,0 l
Reserve brandstoank (Mercedes-AMG E Perfor-
mance)
Limousine en Estate
Mercedes-AMG C 63
S E Performance 10,0 l
AdBlue® (alleen auto's met dieselmotor)
Aanwijzingen met betrekking tot AdBlue®
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen in acht nemen (/ pagina 812).
AdBlue® is een in water oplosbare vloeistof voor
de NOx-uitlaatgasnabehandeling bij dieselmoto-
ren.
Het kan in bepaalde landen een misdrijf of een
overtreding zijn om een voertuig te besturen,
waarin geen of een niet met de informatie in deze
handleiding overeenkomend AdBlue® wordt
gebruikt.
*AANWIJZING Storingen door het verdun-
nen van AdBlue® of het gebruik van
AdBlue® met additieven
De werking van de NOx-uitlaatgasnabehande-
ling kan door het gebruik van een ongeschikt
denoxeringsmiddel negatief worden beïnvloed.
#Alleen AdBlue® volgens ISO 22241
gebruiken.
#AdBlue® niet met water verdunnen.
818 Technische gegevens
F206 0105 07
#Geen AdBlue® gebruiken waaraan addi-
tieven zijn toegevoegd.
*AANWIJZING Beschadigingen en storingen
door verontreinigingen in AdBlue®
Gevolgen van verontreinigingen in AdBlue®:
RHogere emissiewaarden
RKatalysatorschade
RStoringen in de werking van de NOx-uit-
laatgasnabehandeling
#Verontreiniging van AdBlue® vermijden.
AdBlue® resten kristalliseren na enige tijd en ver-
vuilen de betreende oppervlakken. De vervuilde
oppervlakken zo snel mogelijk met water reinigen.
Als de AdBlue®-tank wordt geopend, kan een
kleine hoeveelheid ammoniakdamp vrijkomen.
Adem vrijkomende ammoniakdampen niet in. De
AdBlue®-tank alleen bijvullen in goed geventi-
leerde ruimtes.
Inhoud en verbruik AdBlue®
Totale inhoud AdBlue®-tank
Model Totale inhoud
Alle modellen 23,0 l
AdBlue®-verbruik
Het gemiddelde AdBlue®-verbruik ligt tussen 1 %
en 5 % van het brandstofverbruik. Het AdBlue®-
verbruik is net als het brandstofverbruik sterk
afhankelijk van de rijstijl en de bedrijfsomstandig-
heden. Daarom kunnen de daadwerkelijke ver-
bruikswaarden van uw auto in de praktijk afwijken
van de gemeten gemiddelde verbruikswaarden.
Daardoor is het eveneens mogelijk dat vaker
AdBlue® moet worden getankt. Voor reizen buiten
Europa de AdBlue®-voorraad bij een gekwali-
ceerde werkplaats laten controleren. Bij een lang-
durig verblijf in een land buiten Europa contact
opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
AdBlue®-actieradius en niveau
U kunt de AdBlue®-actieradius en het niveau via
het bestuurdersdisplay laten weergeven.
%De weergegeven AdBlue®-actieradius is sterk
afhankelijk van de rijstijl en de bedrijfsom-
standigheden. Daarom kan de werkelijke
actieradius afwijken van de actieradius die op
het bestuurdersdisplay wordt weergegeven.
Ook de in de handleiding aangegeven informatie
over de reservehoeveelheid bij de eerste waar-
schuwingsaanwijzing op het bestuurdersdisplay en
over de minimale bijvulhoeveelheid bij een lege
AdBlue®-tank moet als richtwaarde worden
beschouwd.
Motorolie
Aanwijzingen met betrekking tot motorolie
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen in acht nemen(/ pagina 812).
Technische gegevens 819
F206 0105 07
*AANWIJZING Motorschade door verkeerd
olielter, verkeerde olie of additieven
#Geen motorolie en geen olielter met
een andere dan de uitdrukkelijk voor de
voorgeschreven onderhoudsintervallen
benodigde specicaties gebruiken.
#Niet de motorolie of het olielter wijzi-
gen, om langere verversings- respectie-
velijk vervangingsintervallen als voorge-
schreven te bereiken.
#Geen additieven gebruiken.
#De motorolie met het voorgeschreven
interval laten verversen.
Mercedes-Benz adviseert het verversen van de
olie bij een gekwaliceerde werkplaats uit te laten
voeren.
Alleen motoroliën gebruiken die door Mercedes-
Benz voor uw auto zijn goedgekeurd.
Kwaliteit en vulhoeveelheid motorolie
Niet voor plug-in-hybride:
Motoroliespecicatie (benzinemotoren)
Model MB-Freigabe of MB-
Approval
Alle modellen1) 229.71, 229.722)
1) Alleen motoroliën van de viscositeitsklasse SAE 0W-20 gebruiken.
2) Wordt geadviseerd voor het laagste brandstofverbruik (telkens de
laagste SAE-viscositeitsklasse; mogelijke beperkingen van de vrijgege-
ven SAE-viscositeitsklasses in acht nemen).
Motoroliespecicatie (dieselmotoren)
Model MB-Freigabe of MB-
Approval
Alle modellen 229.52, 229.61,
229.71, 229.721)
1) Wordt geadviseerd voor het laagste brandstofverbruik (telkens de
laagste SAE-viscositeitsklasse; mogelijke beperkingen van de vrijgege-
ven SAE-viscositeitsklasses in acht nemen).
Voor het behalen van het laagst mogelijke brand-
stofverbruik wordt het gebruik geadviseerd van de
in de tabel overeenkomstig gekenmerkte motoro-
liespecicatie in de telkens laagste SAE-viscosi-
teitsklasse. Mogelijke beperkingen van de vrijge-
geven SAE-viscositeitsklasses daarbij in acht
nemen.
%Wanneer de in de tabel genoemde motorolie
niet beschikbaar is, mag eenmalig maximaal
1,0 l van de volgende motorolie worden bijge-
vuld.
820 Technische gegevens
F206 0105 07
Auto's met benzinemotor: MB-Freigabe of MB-
Approval 229.51, 229.52, 229.61 of ACEA C5
(telkens alleen motoroliën van de viscositeits-
klasse SAE 0W‑20)
Auto's met dieselmotor: MB-Freigabe of MB-
Approval 229.51 ACEA C3
Niet voor plug-in-hybride:
Vulhoeveelheid motorolie
Model Vulhoeveelheid
Alle modellen 6,0 l
De aangegeven vulhoeveelheid hee betrekking
op een olieverversing inclusief olielter.
Motoroliespecicatie (benzinemotoren plug-in-
hybride)
Model MB-Freigabe of MB-
Approval
Alle modellen1) 229.51, 229.522)
1) Alleen motoroliën van de viscositeitsklasse SAE 0W-40 gebruiken.
2) Wordt geadviseerd voor het laagste brandstofverbruik (telkens de
laagste SAE-viscositeitsklasse; mogelijke beperkingen van de vrijgege-
ven SAE-viscositeitsklasses in acht nemen).
Motoroliespecicatie (dieselmotoren plug-in-
hybride)
Model MB-Freigabe of MB-
Approval
C 300 de
C 300 de 4MATIC
229.521)
1) Wordt geadviseerd voor het laagste brandstofverbruik (telkens de
laagste SAE-viscositeitsklasse; mogelijke beperkingen van de vrijgege-
ven SAE-viscositeitsklasses in acht nemen).
%Wanneer de in de tabel genoemde motorolie
niet beschikbaar is, mag eenmalig maximaal
1,0 l van de volgende motorolie worden bijge-
vuld.
Auto's met benzinemotor: ACEA C5 (alleen
motoroliën van de viscositeitsklasse
SAE 0W‑40)
Auto's met dieselmotor: MB-Freigabe of MB-
Approval 229.51 ACEA C3
Vulhoeveelheid motor (plug-in-hybride)
Model Vulhoeveelheid
C 300 de
C 300 de 4MATIC
6,0 l
Alle andere modellen 5,3 l
De aangegeven vulhoeveelheid hee betrekking
op een olieverversing inclusief olielter.
Kwaliteit en vulhoeveelheid motorolie
(Mercedes-AMG auto's)
Motoroliespecicatie
Limousine en estate MB-Freigabe of MB-
Approval
Alle modellen 229.71
Voor het behalen van het laagst mogelijke brand-
stofverbruik wordt het gebruik geadviseerd van de
in de tabel overeenkomstig gekenmerkte motoro-
liespecicatie in de telkens laagste SAE-viscosi-
teitsklasse. Mogelijke beperkingen van de vrijge-
geven SAE-viscositeitsklasses in acht nemen.
Technische gegevens 821
F206 0105 07
%Wanneer de in de tabel genoemde motorolie
niet beschikbaar is, mag eenmalig maximaal
1,0 l van de motorolie met MB-Freigabe of
MB-Approval 229.51, 229.52, 229.61
ACEA C5 worden bijgevuld.
Hoeveelheid motorolie
Limousine en estate Inhoud
Alle modellen 6,0 l
De aangegeven vulhoeveelheid hee betrekking
op een olieverversing inclusief olielter.
Aanwijzingen met betrekking tot remvloeistof
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen in acht nemen (/ pagina 812).
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door vorming van dampbellen in het rem-
systeem
De remvloeistof neemt voortdurend vocht uit
de atmosfeer op. Daardoor daalt het kookpunt
van de remvloeistof. Wanneer het kookpunt te
laag wordt, kunnen zich bij een hoge belasting
van de remmen dampbellen in het remsys-
teem vormen.
Daardoor wordt de remwerking nadelig beïn-
vloedt.
#De remvloeistof met het voorgeschreven
interval laten verversen.
De remvloeistof regelmatig laten verversen bij een
gekwaliceerde werkplaats.
Alleen een door Mercedes-Benz goedgekeurde
remvloeistof volgens MB-Freigabe of MB-Approval
331.0 gebruiken.
Koelvloeistof
Aanwijzingen met betrekking tot koelvloeistof
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen in acht nemen (/ pagina 812).
&WAARSCHUWING Gevaar voor brand en
letsel door antivriesmiddel
Wanneer antivriesmiddel op hete onderdelen
in de motorruimte terecht komt, kan het ont-
steken.
#De motor laten afkoelen alvorens anti-
vriesmiddel bij te vullen.
#Ervoor zorgen dat er geen antivriesmid-
del naast de vulopening terecht komt.
#Alvorens de auto te starten de met anti-
vriesmiddel vervuilde onderdelen grondig
reinigen.
*AANWIJZING Beschadiging door verkeerde
koelvloeistof
#Gebruik alleen voorgemengde koelvloei-
stof met de gewenste vorstbescherming.
Meer informatie over de koelvloeistof vindt u
op de volgende plaatsen:
RIn het Mercedes-Benz bedrijfsstoenvoor-
schri 320.1
822 Technische gegevens
F206 0105 07
-Op internet https://
operatinguids.mercedes-benz.com
RBij een gekwaliceerde werkplaats
*AANWIJZING Oververhitting bij hoge bui-
tentemperaturen
Als een ongeschikt koelmiddel wordt gebruikt,
is het koelsysteem bij hoge buitentemperatu-
ren niet voldoende tegen oververhitting en
corrosie beschermd.
#Alleen een voor Mercedes-Benz goedge-
keurde koelvloeistof gebruiken.
#De aanwijzingen in het Mercedes-Benz
bedrijfsstoenvoorschri 320.1 in acht
nemen.
De koelvloeistof regelmatig laten verversen bij een
gekwaliceerde werkplaats.
Aandeel aan antivriesmiddel‑Concentraat in het
koelsysteem:
RTen minste 50% (vorstbescherming tot circa
-37 °C)
RMaximaal 55% (vorstbescherming tot -45 °C)
Aanwijzingen met betrekking tot ruitreinigingsmid-
del
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen in acht nemen(/ pagina 812).
&WAARSCHUWING Gevaar voor brand‑ en
letsel door ruitensproeiervloeistofconcen-
traat
Ruitensproeiervloeistofconcentraat is licht
ontvlambaar. Wanneer het op hete onderdelen
in de motorruimte of onderdelen van het uit-
laatsysteem terechtkomt, kan het ontsteken.
#Ervoor zorgen dat er geen ruitensproeier-
vloeistofconcentraat naast de vulopening
terecht komt.
*AANWIJZING Beschadigingen aan de exte-
rieurverlichting door ongeschikt ruitrein-
igingsmiddel
Ongeschikte ruitreinigingsmiddelen kunnen
het kunststof oppervlak van de exterieurver-
lichting beschadigen.
#Alleen ruitreinigingsmiddel gebruiken dat
ook geschikt is voor kunststof oppervlak-
ken, bijvoorbeeld MB SummerFit of MB
WinterFit.
*AANWIJZING Verstopte sproeiers door
menging van ruitensproeiervloeistoen
#MB SummerFit en MB WinterFit niet met
andere ruitensproeiervloeistoen men-
gen.
Geen gedestilleerd of gedemineraliseerd water
gebruiken, anders kan de niveausensor een
onjuist niveau detecteren.
Geadviseerd ruitreinigingsmiddel:
RBoven het vriespunt: Bijvoorbeeld MB Sum-
merFit
Technische gegevens 823
F206 0105 07
ROnder het vriespunt: Bijvoorbeeld MB Winter-
Fit
De correcte mengverhouding is te vinden in de
gegevens op de verpakking.
Ruitensproeiervloeistof het gehele jaar met rui-
treinigingsmiddel mengen.
Autogegevens
Afmetingen
De aangegeven hoogten kunnen in verband met
de volgende factoren variëren:
RBanden
RBelading
RToestand van het onderstel
ROpties
Niet voor plug-in-hybride:
Hoogte
Model Hoogte
C 180
C 200 d
1440 mm
C 200
C 220 d
1437 mm
Alle andere modellen 1438 mm
Afmetingen
Alle modellen Afmetingen
Lengte 4751 mm
Breedte over buiten-
spiegels 2033 mm
Breedte zonder bui-
tenspiegels 1820 mm
Wielbasis 2865 mm
Afmetingen (plug-in-hybride)
Alle modellen Afmetingen
Lengte 4751 mm
Breedte over buiten-
spiegels 2033 mm
Breedte zonder bui-
tenspiegels 1820 mm
Hoogte 1442 mm
Wielbasis 2865 mm
Afmetingen (Mercedes-AMG auto's)
De aangegeven hoogten kunnen in verband met
de volgende factoren variëren:
RBanden
RBelading
RToestand van het onderstel
ROpties
824 Technische gegevens
F206 0105 07
Alleen voor Estate
1Zwenkhoogte
2Stahoogte
Niet voor de Mercedes-AMG E Performance:
Zwenk- en stahoogte
Estate 1 Zwenk-
hoogte
2 Stahoogte
Mercedes-
AMG C 43
4MATIC
1944 mm 1821 mm
Hoogte
Model Hoogte
Mercedes-AMG C 43
4MATIC (limousine) 1450 mm
Mercedes-AMG C 43
4MATIC (estate) 1466 mm
Afmetingen
Limousine en Estate
Mercedes-AMG C 43
4MATIC
Afmetingen
Lengte 4791 mm
Breedte over buiten-
spiegels 2033 mm
Breedte zonder bui-
tenspiegels 1820 mm of 1824 mm
Wielbasis 2865 mm
Zwenk- en stahoogte (Mercedes-AMG E PERFOR-
MANCE)
Estate 1 Zwenk-
hoogte
2 Stahoogte
Mercedes-
AMG C 63 S E
Performance
1952 mm 1829 mm
Hoogte (Mercedes-AMG E PERFORMANCE)
Model Hoogte
Mercedes-AMG C 63
S E PERFORMANCE
(limousine)
1458 mm
Mercedes-AMG C 63
S E PERFORMANCE
(estate)
1474 mm
Technische gegevens 825
F206 0105 07
Afmetingen (Mercedes-AMG E Performance)
Limousine en Estate
Mercedes-AMG C 63
S E Performance
Afmetingen
Lengte 4842 mm
Breedte over buiten-
spiegels 2033 mm
Breedte zonder bui-
tenspiegels 1900 mm
Wielbasis 2875 mm
Gewichten en belastingen
Met betrekking tot de aangegeven voertuiggege-
vens de volgende aanwijzingen in acht nemen:
ROpties verhogen het leeggewicht en verlagen
het nuttig laadvermogen.
RSpecieke gewichtsaanduidingen vindt u op
het voertuigtypeplaatje.
Dakbelasting
Model Maximumdakbelasting
Alle modellen 100 kg
Gewichten en belastingen (Mercedes-AMG auto's)
Met betrekking tot de aangegeven voertuiggege-
vens de volgende aanwijzingen in acht nemen:
ROpties verhogen het leeggewicht en verlagen
het nuttig laadvermogen.
RSpecieke gewichtsaanduidingen zijn te vin-
den op het voertuigtypeplaatje van de auto
(zie de handleiding van de auto).
Dakbelasting
Limousine en Estate Maximumdakbelasting
Alle modellen 100 kg
Door de constructie bepaalde maximum snelheid
Niet voor Mercedes-AMG auto's:
De door de constructie bepaalde maximum snel-
heid kan in de praktijk afwijken van de aangege-
ven waarden. Het is afhankelijk van de bedrijfsom-
standigheden, de opties en de bandenmaat.
Ontbrekende waarden waren bij de redactieslui-
ting nog niet beschikbaar.
Door de constructie bepaalde maximum snelheid
Model
Alle modellen
Door de constructie bepaalde maximum snelheid
Mercedes-AMG auto's:
De volgende waarden gelden alleen voor auto's
met AMG Drivers Package.
De door de constructie bepaalde maximum snel-
heid kan in de praktijk afwijken van de aangege-
ven waarden. Het is afhankelijk van de bedrijfsom-
standigheden, de opties en de bandenmaat.
826 Technische gegevens
F206 0105 07
Ontbrekende waarden waren bij de redactieslui-
ting nog niet beschikbaar.
Door de constructie bepaalde maximum snelheid
Limousine en Estate
Alle modellen
Hoogspanningsaccu (plug-in-hybride)
Aanwijzingen met betrekking tot de energievoor-
ziening voor auto's met hoogspanningsaccu
Overeenkomstig de Europese norm
EN 17186:2019 bevinden de voertuigcodes op de
auto zich op de volgende plaatsen:
RAan de binnenzijde van de contactdoosklep
ROp de laadkabelstekker
Bovendien zijn in landen in Europa de laadstations
voorzien van een code met betrekking tot de
energievoorziening. U kunt uw auto opladen bij
een laadstation wanneer de code van het laadsta-
tion overeenkomt met de voertuigcode.
Meer informatie over het opladen van de hoog-
spanningsaccu is te vinden in het hoofdstuk
"Hoogspanningsaccu opladen" (/ pagina 321).
1Soort voeding: AC
Norm: EN 62196-2
Constructievorm: Type 2
Soort stekker: Voertuigkoppeling en voertuig-
stekker
Spanningsbereik: 480 V RMS
2Soort voeding: DC
Norm: EN 62196-3
Constructievorm: FF
Soort stekker: Voertuigkoppeling en voertuig-
stekker
Spanningsbereik: 50 V tot 500 V
3Soort voeding: DC
Norm: EN 62196-3
Constructievorm: FF
Soort stekker: Voertuigkoppeling en voertuig-
stekker
Spanningsbereik: 200 V tot 920 V
Ontbrekende waarden waren bij de redactieslui-
ting nog niet beschikbaar.
Energie-inhoud en oplaadtijden (C 350 e)
C 350 e
Type Lithium-ion
Energie-inhoud geïn-
stalleerd 25,4 kWh
Actieradius puur elek-
trisch
Technische gegevens 827
F206 0105 07
C 350 e
Oplaadtijd – mode 4
Met maximaal 55 kW
laadvermogen
Circa 20 min
Oplaadtijd – mode 3
met 11 kW laadvermo-
gen
Circa 2 h
Oplaadtijd – mode 2
met 3,7 kW laadver-
mogen
Oplaadtijd – mode 2
met 1,8 kW laadver-
mogen
Circa 13 h
Energie-inhoud en oplaadtijden (alle andere
modellen)
Alle andere modellen
Type Lithium-ion
Energie-inhoud geïn-
stalleerd 25,4 kWh
Actieradius puur elek-
trisch
Oplaadtijd – mode 4
Met maximaal 55 kW
laadvermogen
Circa 20 min
Oplaadtijd – mode 3
met 11 kW laadvermo-
gen
Circa 2 h
Alle andere modellen
Oplaadtijd – mode 2
met 3,7 kW laadver-
mogen
Circa 6 h
Oplaadtijd – mode 2
met 1,8 kW laadver-
mogen
Circa 13 h
De oplaadtijden – mode 2 en 3 gelden voor het
wisselstroomladen van 0% tot 100% van de bruik-
bare energie-inhoud. De oplaadtijd – mode 4 geldt
voor het gelijkstroomladen van 10% tot 80% van
de bruikbare energie-inhoud.
De oplaadtijd is afhankelijk van de accutoestand,
de omgevingstemperatuur en het laadvermogen.
Het laadvermogen is weer afhankelijk van de net-
spanning, de stroomsterkte en het type netaan-
sluiting.
Het nominale spanningsgebied voor uw auto vindt
u op het informatieplaatje in de contactdoosklep
(/ pagina 321).
828 Technische gegevens
F206 0105 07
Hoogspanningsaccu (Mercedes-AMG E Perfor-
mance)
Aanwijzingen met betrekking tot de energievoor-
ziening voor auto's met hoogspanningsaccu
Overeenkomstig de Europese norm
EN 17186:2019 bevinden de voertuigcodes op de
auto zich op de volgende plaatsen:
RAan de binnenzijde van de contactdoosklep
ROp de laadkabelstekker
Bovendien zijn in landen in Europa de laadstations
voorzien van een code met betrekking tot de
energievoorziening. U kunt uw auto opladen bij
een laadstation wanneer de code van het laadsta-
tion overeenkomt met de voertuigcode.
Meer informatie over het opladen van de hoog-
spanningsaccu is te vinden in het hoofdstuk
"Hoogspanningsaccu opladen" (/ pagina 321).
1Soort voeding: AC
Norm: EN 62196-2
Constructievorm: Type 2
Soort stekker: Voertuigkoppeling en voertuig-
stekker
Spanningsbereik: 480 V RMS
Ontbrekende waarden waren bij de redactieslui-
ting nog niet beschikbaar.
Energie-inhoud en oplaadtijden (Mercedes-AMG C
63 S E PERFORMANCE)
Limousine en Estate
Type Lithium-ion
Energie-inhoud geïn-
stalleerd 6,1 kW
Actieradius puur elek-
trisch
Oplaadtijd – mode 4
Laadvermogen was bij
de redactiesluiting nog
niet beschikbaar
Oplaadtijd – mode 3
Laadvermogen was bij
de redactiesluiting nog
niet beschikbaar
Oplaadtijd – mode 2
met 1,8 kW laadver-
mogen
circa 2 h 45 min
Technische gegevens 829
F206 0105 07
De oplaadtijd – mode 2 geldt voor het wissel-
stroomladen van 25% tot 100% van de bruikbare
energie-inhoud.
De oplaadtijd is afhankelijk van de accutoestand,
de omgevingstemperatuur en het laadvermogen.
Het laadvermogen is weer afhankelijk van de net-
spanning, de stroomsterkte en het type netaan-
sluiting.
Het nominale spanningsgebied voor uw auto vindt
u op het informatieplaatje in de contactdoosklep
(zie het hoofdstuk "Hoogspanningsaccu opladen"
in de handleiding van de auto).
Aanhangwagenvoorziening
Algemene aanwijzingen over de aanhangwagen-
voorziening
Afhankelijk van het voertuigtype zijn wijzigingen
aan het koelsysteem noodzakelijk. Het naderhand
inbouwen van een aanhangwagenvoorziening is
alleen toegestaan, wanneer in de voertuigdocu-
mentatie een aanhangwagengewicht is ingevoerd.
Meer informatie is verkrijgbaar in een gekwali-
ceerde werkplaats.
Inbouwmaten van de aanhangwagenvoorziening
1Bevestigingspunten
2Achteroverbouw
3Hartlijn achteras
Bevestigingspunten (niet plug-in-hybride)
Bevestigingspunten (plug-in-hybride)
830 Technische gegevens
F206 0105 07
De achteroverbouw en de bevestigingspunten gel-
den voor een af fabriek gemonteerde aanhangwa-
genvoorziening.
Lengte achteroverbouw
Model 2 Achteroverbouw
Alle modellen 1203 mm
Aanhangwagengewicht
%De kogeldruk is niet bij het aanhangwagenge-
wicht inbegrepen.
De waarden voor het aanhangwagengewicht,
geremd gelden bij een minimum klimvermo-
gen bij wegrijden van 12%.
Ontbrekende waarden waren bij de redactieslui-
ting nog niet beschikbaar.
Aanhangwagengewicht, geremd
Model
C 350 e
Alle modellen 1800 kg
Aanhangwagengewicht, ongeremd
Model
C 350 e
Alle modellen 750 kg
Aanhangwagengewicht (Mercedes-AMG auto's)
%De kogeldruk is niet bij het aanhangwagenge-
wicht inbegrepen.
De waarden voor het aanhangwagengewicht,
geremd gelden bij een minimum klimvermo-
gen bij wegrijden van 12%.
Aanhangwagengewicht, geremd
Limousine en Estate
Alle modellen 1800 kg
Aanhangwagengewicht, ongeremd
Limousine en Estate
Alle modellen 750 kg
Maximum kogeldruk‑ en draagvermogen
*AANWIJZING Beschadiging door het losra-
ken van de aanhangwagen
Bij een te geringe kogeldruk kan de aanhang-
wagen losraken.
#Een kogeldruk van 50 kg niet overschrij-
den.
#De maximaal toegestane kogeldruk
indien mogelijk benutten.
*AANWIJZING Beschadiging door het losra-
ken van de etsdrager
Bij het gebruik van een etsdrager moet naast
de maximale kogeldruk eveneens het maxi-
male draagvermogen in acht worden geno-
men.
#Het maximaal toegestane draagvermo-
gen niet overschrijden.
De aanwijzingen voor het maximale draagvermo-
gen in acht nemen (/ pagina 449).
Technische gegevens 831
F206 0105 07
Ontbrekende waarden waren bij de redactieslui-
ting nog niet beschikbaar.
Kogeldruk
Model Maximumkogeldruk
C 350 e
Alle andere modellen 75 kg
Draagvermogen
Alle modellen Maximumdraagvermo-
gen
Bij bevestiging van de
etsdrager aan de
kogelkop
75 kg
Bij bevestiging van de
etsdrager aan de
kogelkop en boven-
dien aan de geleide-
pen
100 kg
Maximum kogeldruk en draagvermogen
(Mercedes-AMG auto's)
%De aanwijzingen in acht nemen met betrek-
king tot:
Rmaximum kogeldruk en draagvermogen in
de handleiding van de auto (zie het hoofd-
stuk "Technische gegevens").
Rmaximum draagvermogen in de handlei-
ding van de auto (zie het hoofdstuk "Func-
tie van de etsdrager").
Kogeldruk
Limousine en Estate Maximumkogeldruk
Alle modellen 75 kg
Draagvermogen
Alle modellen Maximumdraagvermo-
gen
Bij bevestiging van de
etsdrager aan de
kogelkop
75 kg
Bij bevestiging van de
etsdrager aan de
kogelkop en boven-
dien aan de geleide-
pen
100 kg
Toegestane asbelasting achteras (rijden met aan-
hangwagen)
Niet voor plug-in-hybride:
832 Technische gegevens
F206 0105 07
Asbelasting rijden met aanhangwagen
Model Asbelasting
C 180 1330 kg
C 200 d
C 220 d 4MATIC
1370 kg
C 220 d 1380 kg
C 300 d
C 300 d 4MATIC
1385 kg
C 300 4MATIC 1350 kg
Alle andere modellen 1340 kg
Ontbrekende waarden waren bij de redactieslui-
ting nog niet beschikbaar.
Asbelasting rijden met aanhangwagen (plug-in-
hybride)
Model Asbelasting
C 350 e
Alle modellen 1650 kg
Toegestane asbelasting achteras (Mercedes-AMG
auto's)
Niet voor de Mercedes-AMG E Performance:
Asbelasting rijden met aanhangwagen
Model Asbelasting
Mercedes-AMG C 43
4MATIC (limousine) 1310 kg
Mercedes-AMG C 43
4MATIC (estate) 1365 kg
Asbelasting rijden met aanhangwagen (Mercedes-
AMG E Performance)
Model Asbelasting
Mercedes-AMG C 63
S E Performance
(limousine)
1570 kg
Mercedes-AMG C 63
S E Performance
(estate)
1600 kg
Technische gegevens 833
F206 0105 07
Displaymeldingen
Inleiding
Aanwijzingen met betrekking tot displaymeldin-
gen
Displaymeldingen verschijnen op het bestuurders-
display.
Displaymeldingen met grasche weergaven kun-
nen in de handleiding vereenvoudigd zijn afge-
beeld en afwijken van de weergave op het
bestuurdersdisplay. Het bestuurdersdisplay gee
displaymeldingen met hoge prioriteit rood weer.
Bij bepaalde displaymeldingen klinkt bovendien
een waarschuwingssignaal.
De betreende displaymeldingen opvolgen en de
extra aanwijzingen in deze handleiding in acht
nemen.
Bij enkele displaymeldingen worden bovendien
symbolen weergegeven:
RÕ Meer informatie
R¨ Displaymelding verbergen
Met de Touch-Control links kunt u met een vee-
gbeweging naar links of rechts het betreende
symbool selecteren. Door te drukken op Õ wordt
meer informatie op het centraal display weergege-
ven. Door te drukken op ¨ verdwijnt de dis-
playmelding.
Displaymeldingen die kunnen worden bevestigd
kunnen door indrukken van de toets G of op
de Touch-Control links worden verwijderd. Daarbij
worden de displaymeldingen in het meldingenge-
heugen opgeslagen.
De oorzaak van een displaymelding zo snel moge-
lijk verhelpen.
Displaymeldingen met hoge prioriteit kunnen niet
door u worden uitgeschakeld. Het bestuurdersdis-
play toont deze displaymeldingen permanent, tot
de oorzaak van de displaymelding verholpen is.
Opgeslagen displaymeldingen oproepen
Bestuurdersdisplay:
4Service
Op het bestuurdersdisplay verschijnt Meldingen-
geheugen: XX.
#Met een veegbeweging naar boven of naar
beneden op de Touch-Control links door de
displaymeldingen bladeren.
#Weergave verlaten: De terugtoets G
indrukken.
834 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Veiligheid voor inzittenden
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
6
Veiligheidssysteem Storing
Werkplaats opzoeken
* Werking van het veiligheidssysteem vertoont een storing (/ pagina 109).
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door storingen in de werking van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals
bedoeld worden geactiveerd.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
Plug-in-hybride:
&GEVAAR Levensgevaar door storingen van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals
bedoeld worden geactiveerd. Bij een ongeval kan het hoogspanningsboordnet mogelijk niet zoals bedoeld worden
uitgeschakeld.
Als beschadigde onderdelen van het hoogspanningsboordnet worden aangeraakt, kunt u een stroomstoot krijgen.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
#Na een ongeval direct de auto uitschakelen.
Herkenning van een storing van het veiligheidssysteem:
RBij ingeschakelde auto gaat het waarschuwingslampje veiligheidssysteem 6 niet branden.
RTijdens het rijden gaat het waarschuwingslampje veiligheidssysteem 6 continu of herhaaldelijk branden.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 835
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
6
Linksvoor Storing Werk-
plaats opzoeken
* Werking van het veiligheidssysteem vertoont een storing (/ pagina 109).
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door storingen in de werking van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals
bedoeld worden geactiveerd.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
Plug-in-hybride:
&GEVAAR Levensgevaar door storingen van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals
bedoeld worden geactiveerd. Bij een ongeval kan het hoogspanningsboordnet mogelijk niet zoals bedoeld worden
uitgeschakeld.
Als beschadigde onderdelen van het hoogspanningsboordnet worden aangeraakt, kunt u een stroomstoot krijgen.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
#Na een ongeval direct de auto uitschakelen.
Herkenning van een storing van het veiligheidssysteem:
RBij ingeschakelde auto gaat het waarschuwingslampje veiligheidssysteem 6 niet branden.
RTijdens het rijden gaat het waarschuwingslampje veiligheidssysteem 6 continu of herhaaldelijk branden.
836 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
6
Rechtsvoor Storing Werk-
plaats opzoeken
* Werking van het veiligheidssysteem vertoont een storing (/ pagina 109).
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door storingen in de werking van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals
bedoeld worden geactiveerd.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
Plug-in-hybride:
&GEVAAR Levensgevaar door storingen van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals
bedoeld worden geactiveerd. Bij een ongeval kan het hoogspanningsboordnet mogelijk niet zoals bedoeld worden
uitgeschakeld.
Als beschadigde onderdelen van het hoogspanningsboordnet worden aangeraakt, kunt u een stroomstoot krijgen.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
#Na een ongeval direct de auto uitschakelen.
Herkenning van een storing van het veiligheidssysteem:
RBij ingeschakelde auto gaat het waarschuwingslampje veiligheidssysteem 6 niet branden.
RTijdens het rijden gaat het waarschuwingslampje veiligheidssysteem 6 continu of herhaaldelijk branden.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 837
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
6
2e rij zitplaatsen links Sto-
ring Werkplaats opzoeken
* Werking van het veiligheidssysteem vertoont een storing (/ pagina 109).
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door storingen in de werking van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals
bedoeld worden geactiveerd.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
Plug-in-hybride:
&GEVAAR Levensgevaar door storingen van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals
bedoeld worden geactiveerd. Bij een ongeval kan het hoogspanningsboordnet mogelijk niet zoals bedoeld worden
uitgeschakeld.
Als beschadigde onderdelen van het hoogspanningsboordnet worden aangeraakt, kunt u een stroomstoot krijgen.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
#Na een ongeval direct de auto uitschakelen.
Herkenning van een storing van het veiligheidssysteem:
RBij ingeschakelde auto gaat het waarschuwingslampje veiligheidssysteem 6 niet branden.
RTijdens het rijden gaat het waarschuwingslampje veiligheidssysteem 6 continu of herhaaldelijk branden.
838 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
6
2e rij zitplaatsen rechts
Storing Werkplaats opzoe-
ken
* Werking van het veiligheidssysteem vertoont een storing (/ pagina 109).
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door storingen in de werking van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals
bedoeld worden geactiveerd.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
Plug-in-hybride:
&GEVAAR Levensgevaar door storingen van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals
bedoeld worden geactiveerd. Bij een ongeval kan het hoogspanningsboordnet mogelijk niet zoals bedoeld worden
uitgeschakeld.
Als beschadigde onderdelen van het hoogspanningsboordnet worden aangeraakt, kunt u een stroomstoot krijgen.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
#Na een ongeval direct de auto uitschakelen.
Herkenning van een storing van het veiligheidssysteem:
RBij ingeschakelde auto gaat het waarschuwingslampje veiligheidssysteem 6 niet branden.
RTijdens het rijden gaat het waarschuwingslampje veiligheidssysteem 6 continu of herhaaldelijk branden.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 839
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
6
Windowbag links Storing
Werkplaats opzoeken
* Werking van het veiligheidssysteem vertoont een storing (/ pagina 109).
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel‑ of levensgevaar door storingen in de werking van de windowbag
Als de windowbag een storing vertoont, kan deze onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet worden
geactiveerd.
#De windowbag direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren en repareren.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
6
Windowbag rechts Storing
Werkplaats opzoeken
* Werking van het veiligheidssysteem vertoont een storing (/ pagina 109).
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel‑ of levensgevaar door storingen in de werking van de windowbag
Als de windowbag een storing vertoont, kan deze onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet worden
geactiveerd.
#De windowbag direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren en repareren.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Passagiersairbag uitgescha-
keld Zie handleiding
* De passagiersairbag is gedeactiveerd, hoewel een volwassen persoon of een persoon met een overeenkomstig pos-
tuur op de passagiersstoel zit. Wanneer extra krachten op de stoel worden uitgeoefend, kan het systeem een te gering
gewicht meten.
840 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel ‑ of levensgevaar bij uitgeschakelde passagiersairbag
Wanneer de passagiersairbag uitgeschakeld is, wordt deze bij een ongeval niet geactiveerd en kan deze dan niet
meer zoals bedoeld beschermen.
Een persoon op de passagiersstoel kan dan bijvoorbeeld met onderdelen van het interieur in contact komen, in het
bijzonder als deze dicht op het dashboard zit.
#Voor en ook tijdens het rijden de correcte status van de passagiersairbag controleren.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#Er mogen geen voorwerpen onder de passagiersstoel worden ingeklemd; dit controleren.
#Status van de automatische uitschakeling van de passagiersairbag controleren (/ pagina 111).
#Indien nodig meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Passagiersairbag ingescha-
keld Zie handleiding
* De passagiersairbag is in de volgende situaties tijdens het rijden geactiveerd:
RHoewel zich een kind, een klein persoon of een voorwerp met een gewicht beneden de grenswaarde van het sys-
teem op de passagiersstoel bevindt.
RHoewel de passagiersstoel leeg is.
Het systeem herkent eventueel extra gewicht door voorwerpen op de stoel of krachten die op de stoel werken.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 841
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of levensgevaar door gebruik van een kinderzitjesbevestigingssysteem bij
ingeschakelde passagiersairbag
Als een kind in een kinderzitjesbevestigingssysteem op de passagiersstoel wordt beveiligd en de passagiersairbag
ingeschakeld is, kan de passagiersairbag bij een ongeval worden geactiveerd.
Het kind kan door de airbag worden getroen.
#Voor en ook tijdens het rijden de correcte status van de passagiersairbag controleren.
NOOIT een naar achteren gericht kinderbeveiligingssysteem op een stoel met INGESCHAKELDE FRONTAIRBAG
gebruiken, want dat kan voor het kind DODELIJKE of ERNSTIGE VERWONDINGEN tot gevolg hebben.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#Er mogen geen voorwerpen onder de passagiersstoel worden ingeklemd; dit controleren.
#Status van de automatische uitschakeling van de passagiersairbag controleren (/ pagina 111).
#Indien nodig meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Aanwezigheidsherinnering
personen buiten werking
* De aanwezigheidsherinnering van personen vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
842 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
æ
Geen personen of dieren in
de auto achterlaten
* De aanwezigheidsherinnering van personen vermoedt dat personen of dieren achterin de auto aanwezig zijn.
#Bij het verlaten van de auto geen personen of dieren achterlaten.
Sleutel
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
®
Sleutel vervangen
* De sleutel laten vervangen.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
®
Batterij sleutel vervangen
* De batterij van de sleutel is leeg.
#De batterij vervangen (/ pagina 154).
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 843
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
®
Sleutel niet herkend (witte
displaymelding)
* De sleutel wordt momenteel niet herkend.
#De plaats van de sleutel in de auto veranderen.
#Proberen om de auto te starten.
#Wanneer de sleutel nog steeds niet wordt herkend, de sleutel in het opbergvak voor het starten met de sleutel
plaatsen (/ pagina 277).
#De auto starten.
®
Sleutel niet herkend (rode
displaymelding)
* De sleutel wordt tijdens het rijden niet herkend en is eventueel niet meer in de auto aanwezig.
Wanneer de sleutel zich niet meer in de auto bevindt en u de auto uitschakelt:
RKunt u de auto niet meer starten.
RKunt u de auto niet centraal vergrendelen.
#De sleutel moet zich in de auto bevinden.
Wanneer de sleutel zich in de auto bevindt en desondanks niet wordt herkend:
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#De sleutel in het opbergvak voor het starten met de sleutel plaatsen (/ pagina 277).
De batterij van de sleutel is zwak of leeg.
#Met het controlelampje de batterij controleren (/ pagina 151).
#Eventueel de batterij van de sleutel vervangen (/ pagina 154).
844 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
®
Sleutel wordt ingeleerd
Wachten a.u.b.
* De auto rekent om de nieuwe sleutel in te leren.
#Wacht tot de rekenprocedure afgesloten is.
Sleutel in aangegeven berg-
plaats leggen zie handlei-
ding
* De herkenning van de sleutel vertoont een storing.
#De plaats van de sleutel in de auto veranderen.
#De sleutel in het opbergvak voor het starten met de sleutel plaatsen (/ pagina 277).
Sleutel wordt in opbergvak
of digitale sleutel in
mobiele telefoonhouder
gezocht… Zie handleiding
* De sleutel werd niet herkend.
#De sleutel in het opbergvak leggen (/ pagina 277).
Wanneer de sleutel nog steeds niet herkend wordt:
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
* De digitale voertuigsleutel wordt niet herkend.
#De digitale voertuigsleutel in het opbergvak leggen (/ pagina 275).
Wanneer de digitale voertuigsleutel nog steeds niet herkend wordt:
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 845
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
õ
Sleutel niet herkend
* De sleutel of de digitale voertuigsleutel wordt momenteel niet herkend.
#De positie van de sleutel of de digitale voertuigsleutel in de auto verandert.
#Proberen om de auto te starten.
#Wanneer de sleutel nog steeds niet herkend wordt, de sleutel in het opbergvak leggen (/ pagina 277).
#Wanneer de digitale voertuigsleutel nog steeds niet herkend wordt, de digitale voertuigsleutel in het opbergvak leg-
gen (/ pagina 275).
#De auto starten.
õ
Sleutel niet herkend Digi-
tale sleutel in mobieletele-
foonhouder plaatsen
* De sleutel of de digitale voertuigsleutel wordt tijdens het rijden niet meer herkend en is mogelijk niet meer in de auto.
Wanneer de sleutel of de digitale voertuigsleutel zich niet meer in de auto bevindt en u de auto uitschakelt:
RKunt u de auto niet meer starten.
RKunt u de auto niet centraal vergrendelen.
#Controleren of de sleutel of de digitale voertuigsleutel zich in de auto bevindt.
Wanneer de sleutel of de digitale voertuigsleutel zich in de auto bevindt en desondanks niet wordt herkend:
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#De sleutel in het opbergvak leggen (/ pagina 277).
#De digitale voertuigsleutel in het opbergvak leggen (/ pagina 275).
De batterij van de sleutel is zwak of leeg.
846 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Met het controlelampje de batterij controleren (/ pagina 151).
#Eventueel de batterij van de sleutel vervangen (/ pagina 154).
De laadtoestand van de accu van het apparaat met de digitale voertuigsleutel is te laag.
#De accu van het apparaat met de digitale voertuigsleutel direct laden.
Anders kan de auto na het parkeren niet meer opnieuw worden gestart.
Wanneer de sleutel of de digitale voertuigsleutel nog steeds niet herkend wordt:
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
í
Sleutel vernieuwen Zie
handleiding
* Wanneer de digitale voertuigsleutel niet geüpdatet wordt, kan de auto niet worden ontgrendeld, vergrendeld of gestart.
#Het systeem updatet automatisch de digitale voertuigsleutel.
Wanneer de update afgesloten is, gaat de melding uit en is de digitale voertuigsleutel weer beschikbaar.
õ
Sleutel meenemen
* Bovendien klinkt een waarschuwingssignaal. Deze melding attendeert u erop, bij het verlaten van de auto de sleutel
mee te nemen. Dit geldt eveneens voor de digitale voertuigsleutel.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 847
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
í
Digitale sleutel Apparaat
opladen
* De laadtoestand van de accu van het apparaat met de digitale voertuigsleutel is te laag.
#De accu van het apparaat met de digitale voertuigsleutel direct laden.
õ
Sleutel wordt ingeleerd
Wachten a.u.b.
* De auto rekent om de nieuwe digitale voertuigsleutel in te leren.
#Wacht tot de rekenprocedure afgesloten is.
í
Sleutel hoort niet bij het
voertuig
* De auto kan niet worden ontgrendeld, vergrendeld of gestart.
#De bij de auto horende digitale voertuigsleutel gebruiken.
848 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Verlichting
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
:
Storing Zie handleiding
* De exterieurverlichting vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
*Auto's met aanhangwagenvoorziening: Een zekering kan doorgebrand zijn.
#Stoppen; daarbij op de verkeerssituatie letten.
#De zekeringen controleren en eventueel vervangen (/ pagina 64).
:
AUTO-verlichting functio-
neert niet
* De lichtsensor voor de automatisch rijverlichting vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Verlichting inschakelen
* U rijdt zonder dimlicht.
#De lichtschakelaar in de stand L of à draaien.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 849
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
:
Licht uitschakelen
* De auto wordt verlaten en de verlichting is nog ingeschakeld.
#De lichtschakelaar in de standà draaien.
DIGITAL LIGHT Functie
beperkt beschikbaar
* Het DIGITAL LIGHT-systeem vertoont een storing. Het verlichtingssysteem blij werken, maar zonder de functies van
het DIGITAL LIGHT-systeem.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Instelling dimlicht (links/
rechts verkeer) controleren
* De verkeerssoort is handmatig geselecteerd.
#De instelling controleren en zo nodig handmatig aanpassen (/ pagina 243).
Instelling dimlicht (links/
rechts verkeer) alleen hand-
matig mogelijk
* De automatische omschakeling van de koplampen voor links-/rechtsrijdend verkeer vertoont een storing.
#De koplampen handmatig omschakelen (/ pagina 243).
Adaptieve grootlichtassis-
tent nu niet beschikbaar
zie handleiding
* De adaptieve grootlichtassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
De systeemgrenzen zijn bereikt (/ pagina 239).
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de oorzaken niet meer aanwezig zijn. De displaymelding Adaptieve groot-
lichtassistent weer beschikbaar verschijnt.
#Verder rijden.
#Het grootlicht handmatig bedienen, tot de adaptieve grootlichtassistent weer beschikbaar is.
850 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Adaptieve grootlichtassis-
tent functioneert niet
* De adaptieve grootlichtassistent vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
#Tot dat moment het grootlicht handmatig bedienen.
Adaptieve grootlichtassis-
tent Plus nu niet beschik-
baar Zie handleiding
* De adaptieve grootlichtassistent Plus is tijdelijk niet beschikbaar.
De systeemgrenzen zijn bereikt (/ pagina 241).
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de oorzaken niet meer aanwezig zijn. De displaymelding Adaptieve groot-
lichtassistent Plus weer beschikbaar verschijnt.
#Verder rijden.
#Het grootlicht handmatig bedienen, tot de adaptieve grootlichtassistent Plus weer beschikbaar is.
Adaptieve grootlichtassis-
tent Plus functioneert niet
* De adaptieve grootlichtassistent Plus vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
#Tot dat moment het grootlicht handmatig bedienen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 851
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Alarmknipperlichtinstallatie
Storing
* De alarmknipperlichtenschakelaar vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Parkeerlicht linksvoor
* Het parkeerlicht linksvoor vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Parkeerlicht rechtsvoor
* Het parkeerlicht rechtsvoor vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Dimlicht links
* Het linker dimlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Dimlicht rechts
* Het rechter dimlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
852 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
:
Grootlicht links
* Het linker grootlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Grootlicht rechts
* Het rechter grootlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Dagverlichting links
* Het linker dagrijlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Dagverlichting rechts
* Het rechter dagrijlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 853
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
:
Afslagverlichting links
* De linker bochtenverlichting vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Afslagverlichting rechts
* De rechter bochtenverlichting vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Richtingaanwijzer linksvoor
* Het knipperlicht linksvoor vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Richtingaanwijzer linksach-
ter
* Het knipperlicht linksachter vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
854 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
:
Richtingaanwijzer rechts-
voor
* Het knipperlicht rechtsvoor vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Richtingaanwijzer rechts-
achter
* Het knipperlicht rechtsachter vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Richtingaanwijzer spiegel
links
* Het knipperlicht in de linker spiegel vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 855
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
:
Richtingaanwijzer spiegel
rechts
* Het knipperlicht in de rechter spiegel vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Remlicht links
* Het linker remlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Remlicht rechts
* Het rechter remlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Derde remlicht
* Het 3e remlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
856 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
:
Achterlicht links
* Het linker achterlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Achterlicht rechts
* Het rechter achterlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Achteruitrijlicht
* Het achteruitrijlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Mistachterlicht
* Het mistachterlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 857
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
:
Kentekenplaatverlichting
* De kentekenplaatverlichting vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Aanhanger richtingaanwij-
zer links
* Het linker knipperlicht van de aanhangwagen vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Aanhanger richtingaanwij-
zer rechts
* Het rechter knipperlicht van de aanhangwagen vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Aanhanger remlicht
* Het remlicht van de aanhangwagen vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
858 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
:
Aanhanger achterlicht
* Een achterlicht van de aanhangwagen vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Controlelampje op bestuur-
dersdisplay werkt niet
Werkplaats opzoeken
* Een controlelampje op het bestuurdersdisplay is defect.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Klimaatregeling
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
&
functioneert niet zie hand-
leiding (standverwarming)
* De standverwarming vertoont tijdelijk een storing.
#Wanneer de auto horizontaal staat en de motor is afgekoeld: Viermaal met tussenpozen van een aantal minuten
proberen de standverwarming in te schakelen.
#Wanneer de standverwarming niet inschakelt: Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
%Bij een buitentemperatuur hoger dan 15 °C kan de standverwarming niet worden geactiveerd.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 859
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
&
momenteel niet beschik-
baar Accu zwak
* De boordnetspanning is te laag.
De standverwarming is uitgeschakeld.
#Een langere afstand rijden, tot de accu weer voldoende opgeladen is.
&
momenteel niet beschik-
baar Brandstof tanken
* Er bevindt zich te weinig brandstof in de brandstoank. De standverwarming kan niet meer worden ingeschakeld.
#Tanken.
&
momenteel niet beschik-
baar Opladen van hoog-
spanningsaccu niet voltooid
* De hoogspanningsaccu wordt opgeladen. De klimaatregeling vooraf kan niet worden ingeschakeld.
#Wachten tot het opladen een minimale laadtoestand hee bereikt.
860 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
&
momenteel niet beschik-
baar Hoogspanningsaccu
opladen
* De spanning van de hoogspanningsaccu is te laag. De klimaatregeling vooraf kan niet worden ingeschakeld.
#De hoogspanningsaccu opladen (/ pagina 321).
&
Voorklimatisering via sleu-
tel na starten van de auto
weer beschikbaar
* U hebt bij een geparkeerde auto meer dan tweemaal geprobeerd de klimaatregeling vooraf in te schakelen.
#De auto gedurende tien seconden starten.
De klimaatregeling vooraf kan weer worden ingeschakeld.
&
Voorklimatisering via sleu-
tel momenteel niet beschik-
baar Hoogspanningsaccu
zwak
* De spanning van de hoogspanningsaccu is te laag. De klimaatregeling vooraf kan niet worden ingeschakeld.
#De hoogspanningsaccu opladen (/ pagina 321).
Wanneer de hoogspanningsaccu voldoende opgeladen is, is de klimaatregeling vooraf weer ingeschakeld.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 861
F206 0105 07
Aandrijfsysteem
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
u
Wegslepen verboden Zie
handleiding
* Het aandrijfsysteem vertoont een storing.
#De auto alleen vervoeren op een auto-ambulance of een aanhangwagen (/ pagina 674, 675).
ò
Akoestische omgevingsbe-
veiliging functioneert niet
* De soundgenerator (akoestisch voertuigwaarschuwingssysteem) vertoont een storing. Er worden geen rijgeluiden
gegenereerd. De auto wordt eventueel niet door andere verkeersdeelnemers akoestisch waargenomen.
#In het bijzonder anticiperend rijden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
è
Laadkabel aangesloten
* Er kan niet worden weggereden zo lang de laadkabel is aangesloten.
#De laadkabel van de auto losmaken.
Laadkabel ontgrendelen
niet mogelijk Zie handlei-
ding
* De laadkabelstekker kan niet uit de contactdoos van het laadstation worden getrokken.
#De NOOD-UIT-schakelaar op het laadstation indrukken.
Wanneer de laadkabelstekker vervolgens niet kan worden verwijderd:
862 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Bij de aanbieder van het laadstation via de op het laadstation aangebrachte noodoproeptoets of het alarmnummer
om servicepersoneel vragen.
Auto wordt momenteel niet
opgeladen Storing van het
laadstation
* Er is een storing van het laadstation opgetreden of de RFID-kaart wordt niet herkend.
#Het opladen bij een ander laadstation starten.
of
#De werking van de RFID-kaart laten controleren.
Laadstoring Andere laad-
modus kiezen a.u.b. Zie
handleiding
* Er is een tijdelijke storing van het laadstation opgetreden.
#Wachten tot de storing voorbij is.
of
#Het opladen bij een ander laadstation starten.
Wisselstroomladen buiten
werking Werkplaats opzoe-
ken
* Het opladen kan vanwege een storing niet worden gestart.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Gelijkstroomladen buiten
werking Werkplaats opzoe-
ken
* Het opladen kan vanwege een storing niet worden gestart.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 863
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Alleen elektrische aandrij-
ving beschikbaar Vermo-
gen beperkt
* De brandstofvoorraad is opgebruikt en de verbrandingsmotor is uitgeschakeld. Het vermogen van de auto is beperkt,
omdat in de elektro-modus wordt gereden.
#Direct tanken.
Vervolgens kunnen er over een afstand van ongeveer 50 km tijdelijke beperkingen optreden in de beschikbaarheid
van de elektro-modus.
Als er wel brandstof is, is er een storing in de verbrandingsmotor aanwezig.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Rijprogramma "Electric"
momenteel niet beschik-
baar
* De laadtoestand van de hoogspanningsaccu is niet voldoende voor het rijprogramma Electric.
De hoogspanningsaccu opladen (/ pagina 321).
Aandrijfvermogen geredu-
ceerd Zie handleiding
* Het aandrijfsysteem schakelt vanwege een storing over naar het noodprogramma.
#Voorzichtig verder rijden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Aandrijfsysteem wordt
voorbereid…
* De isolatie van het aandrijfsysteem wordt gecontroleerd. Dit proces kan tot tien seconden duren.
864 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Û
Accu oververhit Stop, ieder-
een uitstappen! Liefst in de
openlucht
*Plug-in-hybride: De hoogspanningsaccu is oververhit. Brandgevaar!
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#Indien mogelijk de auto buiten parkeren en alle inzittenden laten uitstappen.
%Ondersteunende voertuigfuncties kunnen automatisch worden geactiveerd, bijvoorbeeld de luchtrecirculatie van
de klimaatregeling.
#Niet verder rijden!
#Bij rookontwikkeling de gevarenzone verlaten en onmiddellijk contact opnemen met de brandweer.
#Ook zonder dat tekenen voor een brand aanwezig zijn, contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Û
Storing
* Het aandrijfsysteem vertoont een storing. Bovendien klinkt een waarschuwingssignaal.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Û
Storing Werkplaats opzoe-
ken
* Het aandrijfsysteem vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 865
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Û
Hoogspanningssysteem
laten controleren Zie hand-
leiding
* Er is een functiestoring in het aandrijfsysteem opgetreden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Zonder van rijstand te wis-
selen werkplaats opzoeken
* De transmissie vertoont een storing. Het wijzigen van de transmissiestand is niet meer mogelijk.
#Wanneer de transmissiestand h is ingeschakeld, de transmissiestand niet meer wijzigen en naar een gekwali-
ceerde werkplaats gaan.
#Bij alle andere transmissiestanden de auto op een veilige plaats parkeren.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Zonder opnieuw te starten
werkplaats opzoeken
* Vanwege een storing is het opnieuw starten van het aandrijfsysteem niet mogelijk.
#Zonder het aandrijfsysteem af te zetten tot de volgende gekwaliceerde werkplaats verder rijden.
Û
Aandrijfvermogen en actie-
radius gereduceerd Zie
handleiding
* In de hoogspanningsaccu is een storing opgetreden.
Aandrijfvermogen en actieradius zijn sterk gereduceerd.
#De auto uitschakelen en vergrendelen.
#Na een korte wachttijd de auto ontgrendelen en opnieuw inschakelen.
Wanneer de displaymelding opnieuw verschijnt:
866 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Voorzichtig verder rijden.
#De hoogspanningsaccu volledig opladen (/ pagina 321).
Wanneer het aandrijfvermogen en de actieradius nog steeds gereduceerd zijn, is er een storing in het aandrijfsysteem
aanwezig.
#Voorzichtig verder rijden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Auto starten niet mogelijk
Zie handleiding
* De auto kan niet worden ingeschakeld.
Er is een storing in het aandrijfsysteem opgetreden.
#De auto uitschakelen en vergrendelen.
#Na een korte wachttijd de auto ontgrendelen en opnieuw inschakelen.
#Neem contact op met een gekwaliceerde werkplaats, wanneer de displaymelding opnieuw verschijnt en de auto
niet inschakelt.
Aandrijfstoring Bereikbare
snelheid beperkt Straks
stoppen
* Het aandrijfsysteem vertoont een storing.
De maximale voertuigsnelheid is beperkt. Het aandrijfsysteem wordt over een aantal kilometers uitgeschakeld.
#Rekening houdend met de verkeerssituatie zo snel mogelijk stoppen en het aandrijfsysteem afzetten. Niet verder
rijden!
#De auto niet slepen, zo nodig het slepen stoppen.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 867
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Aandrijfstoring Bereikbare
snelheid sterk gereduceerd
Zie handleiding
* Het aandrijfsysteem vertoont een storing.
De maximale voertuigsnelheid is beperkt.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
d
Storing
* Het aandrijfsysteem vertoont een storing. Het aandrijfkracht van de auto is beperkt.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
d
Stoppen Auto uitschakelen
* Het aandrijfsysteem vertoont een storing.
#Rekening houdend met de verkeerssituatie zo snel mogelijk stoppen en het aandrijfsysteem afzetten. Niet verder
rijden!
#De auto niet slepen, zo nodig het slepen stoppen.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
d
Vermogen sterk geredu-
ceerd
* De temperatuur van het aandrijfsysteem ligt buiten het normale bedrijfstemperatuurgebied, bijvoorbeeld vanwege
extreem lage of hoge buitentemperaturen.
Het aandrijfvermogen is sterk gereduceerd.
Wanneer de bedrijfstemperatuur van het aandrijfsysteem normaliseert, is het volledige aandrijfvermogen weer beschik-
baar. De displaymelding verdwijnt.
* Wanneer het vermogen van het aandrijfsysteem daarna nog steeds gereduceerd is, is er een storing in het aandrijfsys-
teem aanwezig.
868 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Voorzichtig verder rijden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Hoogspanningsaccu sto-
ring Starten niet mogelijk
over circa XXX km Werk-
plaats opzoeken (gele dis-
playmelding)
* In de hoogspanningsaccu is een storing opgetreden.
Nadat de weergegeven afstand is afgelegd, kan het elektrische aandrijfsysteem niet meer worden gestart.
De verbrandingsmotor kan nog steeds worden gestart.
#De benodigde onderhoudswerkzaamheden aan de hoogspanningsaccu bij een gekwaliceerde werkplaats laten uit-
voeren.
Hoogspanningsaccu sto-
ring Starten niet mogelijk
over circa XXX km Werk-
plaats opzoeken(rode dis-
playmelding)
* In de hoogspanningsaccu is een storing opgetreden.
Nadat de weergegeven afstand is afgelegd, kan het elektrische aandrijfsysteem niet meer worden gestart.
De verbrandingsmotor kan nog steeds worden gestart.
#De benodigde onderhoudswerkzaamheden aan de hoogspanningsaccu direct bij een gekwaliceerde werkplaats
laten uitvoeren.
Hoogspanningsaccu sto-
ring Zonder opnieuw te
starten werkplaats opzoe-
ken
* In de hoogspanningsaccu is een storing opgetreden.
Na het afzetten van het aandrijfsysteem kan niet meer opnieuw worden gestart.
#Zonder het aandrijfsysteem af te zetten tot de volgende gekwaliceerde werkplaats verder rijden.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 869
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
6
Wachten a.u.b… Brandstof-
tank wordt ontlucht
*Auto's met benzinemotor: De druk in de brandstoank wordt voor het openen van de tankdopklep verlaagd. De druk-
afbouw kan tot 15 minuten duren.
6
Brandstoftank is ontlucht
Gereed om te tanken
*Auto's met benzinemotor: De druk in de brandstoank is gedaald en de tankdopklep wordt geopend.
Auto
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
* Het bestuurdersdisplay is vanwege een mislukte soware-update uitgevallen.
De displaymelding wordt elke keer dat de auto wordt gestart weergegeven.
870 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen bij uitvallen van het bestuurdersdisplay
Wanneer het bestuurdersdisplay uitgevallen is of als een storing aanwezig is, kunt u functiebeperkingen van veilig-
heidsrelevante systemen niet herkennen.
De bedrijfsveiligheid van de auto kan beperkt zijn.
#Voorzichtig verder rijden.
#De auto direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
Wanneer de bedrijfsveiligheid van de auto in gevaar komt, de auto direct op een veilige plaats neerzetten. Contact
opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Plug-in-hybride:
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen bij het uitvallen van het bestuurdersdisplay
Bij het uitvallen of een storing van het bestuurdersdisplay combi-instrument kunt u geen functiebeperkingen van
veiligheidsrelevante systemen herkennen. Dit kan de bedrijfsveiligheid nadelig beïnvloeden.
#De auto direct op een veilige plaats parkeren en contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Wanneer het bestuurdersdisplay is uitgevallen, kunt u bijvoorbeeld functiebeperkingen van veiligheidsrelevante syste-
men niet herkennen of de snelheidsmeter niet aezen. De bedrijfsveiligheid van de auto kan beperkt zijn
(/ pagina 516).
#De auto direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 871
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Auto starten niet mogelijk
Zie handleiding
* Het starten van de motor is niet mogelijk.
#De auto uit- en weer inschakelen.
#Wanneer de displaymelding nog steeds verschijnt, contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
*Auto's met 48V-boordnet: De laadtoestand van de 48V-accu is te laag. U kunt de auto niet meer starten.
#Niet benodigde elektrische verbruikers uitschakelen.
#Een door Mercedes-Benz goedgekeurde, geschikte oplader met voldoende laadvermogen aansluiten op het hulp-
startpunt van de 12V-accu (/ pagina 62).
De 48V-accu wordt opgeladen via de spanningsomvormer in de auto.
*Mercedes-AMG auto's met plug-in-hybride: De laadkabel is aangesloten.
#De laadkabel van de auto losmaken.
*Mercedes-AMG auto's met plug-in-hybride: De laadkabel is niet aangesloten.
#De auto gedurende vijf tot tien minuten uitschakelen.
#De auto inschakelen.
#Wanneer de displaymelding nog steeds verschijnt, contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Auto is klaar om te rijden
Uitschakeling vindt plaats
bij vergrendeling of na
enkele minuten
* U wilt de auto in rijklare toestand verlaten.
#De auto uitschakelen, beveiligen tegen wegrollen en de sleutel verwijderen.
#Wanneer de auto niet wordt verlaten, de elektrische verbruikers, bijvoorbeeld de stoelverwarming, uitschakelen.
Anders kan de 12V-accu worden ontladen en is starten alleen met een externe accu (starthulp) mogelijk.
872 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Auto is klaar om te rijden
Uitschakeling vindt plaats
bij vergrendeling of auto-
matisch na XX min
* U staat op het punt de auto te verlaten en de motor draait.
De auto wordt automatisch na 20 minuten uitgeschakeld.
#Om te vermijden dat de auto automatisch uitschakelt de melding op het centraal display van het multimediasys-
teem bevestigen.
* U bevindt zich in de auto. De parkeerstand j is ingeschakeld en de motor draait.
Na een bepaalde wachttijd verschijnt op het bestuurdersdisplay deze displaymelding. De auto wordt na een wachttijd
van in totaal 20 minuten automatisch uitgeschakeld.
#Om te vermijden dat de auto automatisch uitschakelt de melding op het centraal display van het multimediasys-
teem bevestigen.
ï
Aanhangwagenkoppeling
Vergrendeling controle-
ren (witte displaymelding)
* De aanhangwagenvoorziening is niet klaar voor gebruik tijdens het rijden met een aanhangwagen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door niet vergrendelde kogelhals
De aanhangwagen kan loskomen.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#De aanhangwagen afkoppelen en voorkomen dat deze kan wegrollen.
#De zwenkprocedure opnieuw activeren en de aanhangwagen pas weer aankoppelen als de displaymelding
verdwijnt.
#De auto direct op een veilige plaats stoppen en uitschakelen.
#De aanhangwagen afkoppelen en voorkomen dat deze kan wegrollen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 873
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Een nieuwe zwenkprocedure uitvoeren (/ pagina 48).
#Wanneer de displaymelding is verdwenen de aanhangwagen aankoppelen en verder rijden.
Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, vertoont de aanhangwagenvoorziening een storing en is de kogelhals niet
vergrendeld.
#De aanhangwagen niet aankoppelen en verder rijden zonder aanhangwagen. Daarbij letten op de beperkte bodem-
vrijheid door de niet vergrendelde kogelhals.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
* Wanneer de auto met aangekoppelde aanhangwagen stilstaat, is de aanhangwagenvoorziening niet klaar voor gebruik.
#De aangekoppelde aanhangwagen afkoppelen en voorkomen dat deze kan wegrollen.
#Wanneer de kogelhals ingeklapt is: De kogelhals ontgrendelen (/ pagina 48).
#De kogelhals handmatig in de eindstand klappen en laten vergrendelen.
#Wanneer de kogelhals uitgeklapt is: De kogelhals ontgrendelen (/ pagina 48).
#De kogelhals handmatig onder de bumper klappen en laten vergrendelen.
Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, vertoont de aanhangwagenvoorziening een storing en is de kogelhals niet
vergrendeld.
#De aanhangwagen niet aankoppelen en verder rijden zonder aanhangwagen. Daarbij letten op de beperkte bodem-
vrijheid door de niet vergrendelde kogelhals.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
874 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
ï
Aanhangwagenkoppeling
Vergrendeling controle-
ren (rode displaymelding)
* De aanhangwagenvoorziening is niet klaar voor gebruik tijdens het rijden met een aanhangwagen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door niet vergrendelde kogelhals
De aanhangwagen kan loskomen.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#De aanhangwagen afkoppelen en voorkomen dat deze kan wegrollen.
#De zwenkprocedure opnieuw activeren en de aanhangwagen pas weer aankoppelen als de displaymelding
verdwijnt.
#De auto direct op een veilige plaats stoppen en uitschakelen.
#De aanhangwagen afkoppelen en voorkomen dat deze kan wegrollen.
#Een nieuwe zwenkprocedure uitvoeren (/ pagina 48).
#Wanneer de displaymelding is verdwenen de aanhangwagen aankoppelen en verder rijden.
Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, vertoont de aanhangwagenvoorziening een storing en is de kogelhals niet
vergrendeld.
#De aanhangwagen niet aankoppelen en verder rijden zonder aanhangwagen. Daarbij letten op de beperkte bodem-
vrijheid door de niet vergrendelde kogelhals.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
* Wanneer de auto met aangekoppelde aanhangwagen stilstaat, is de aanhangwagenvoorziening niet klaar voor gebruik.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 875
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#De aangekoppelde aanhangwagen afkoppelen en voorkomen dat deze kan wegrollen.
#Wanneer de kogelhals ingeklapt is: De kogelhals ontgrendelen (/ pagina 48).
#De kogelhals handmatig in de eindstand klappen en laten vergrendelen.
#Wanneer de kogelhals uitgeklapt is: De kogelhals ontgrendelen (/ pagina 48).
#De kogelhals handmatig onder de bumper klappen en laten vergrendelen.
Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, vertoont de aanhangwagenvoorziening een storing en is de kogelhals niet
vergrendeld.
#De aanhangwagen niet aankoppelen en verder rijden zonder aanhangwagen. Daarbij letten op de beperkte bodem-
vrijheid door de niet vergrendelde kogelhals.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Head-up-display momen-
teel niet beschikbaar Zie
handleiding
* Het head-up-display is tijdelijk niet beschikbaar. Mogelijke oorzaken:
RStoringen in de spanningsvoorziening
RSignaalstoringen
#De auto op een veilige plaats stoppen en uit- en weer inschakelen.
#Wanneer de displaymelding nog steeds verschijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Head-up-display functio-
neert niet
* Het head-up-display hee een interne storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
876 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Head-up display Helder-
heid momenteel vermin-
derd Zie handleiding
* De helderheid van het head-up-display is verminderd. Mogelijke oorzaken:
RVervuiling van de voorruit in het blikveld van de camera
RFoutieve signalen van de helderheid buiten
#De ruitenwissers inschakelen.
#Indien nodig de voorruit reinigen.
#De auto uit- en weer inschakelen.
#Wanneer de displaymelding nog steeds verschijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Ù
Storing stuurinrichting
Voorzichtig rijden Werk-
plaats opzoeken
* Er is een functiestoring in de stuurbekrachtiging opgetreden. Het stuurgedrag kan daardoor beperkt zijn.
#Voorzichtig verder rijden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Ù
Storing stuurinrichting
Meer kracht vereist Zie
handleiding
* De bekrachtiging van de stuurinrichting vertoont een storing.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door gewijzigd stuurgedrag
Wanneer de bekrachtiging van de stuurinrichting gedeeltelijk of geheel uitvalt, is er meer kracht nodig om te stu-
ren.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 877
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Als veilig kan worden gestuurd, voorzichtig verder rijden.
#Direct naar een gekwaliceerde werkplaats gaan of contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#Als veilig kan worden gestuurd, voorzichtig verder rijden.
#Direct naar een gekwaliceerde werkplaats gaan of contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Ù
Storing stuurinrichting
Direct stoppen Zie handlei-
ding
* De stuurinrichting vertoont een storing. De bestuurbaarheid is sterk nadelig beïnvloed.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen bij beperkte bestuurbaarheid
Wanneer de stuurinrichting niet meer zoals bedoeld functioneert, is de bedrijfsveiligheid van de auto in gevaar.
#Direct op een veilige plaats stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Ù
Gestuurde achteras heeft
momenteel een storing
* De gestuurde achteras is tijdelijk niet beschikbaar. De draaicirkel kan groter worden.
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
Wanneer de displaymelding niet verdwijnt:
#Voorzichtig verder rijden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
878 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Ù
Gestuurde achteras Sto-
ring Werkplaats opzoeken
* De gestuurde achteras vertoont een storing.
De bestuurbaarheid van de achteras is niet gegarandeerd.
Tijdens het rechtuit rijden kan het stuurwiel scheef staan.
#Voorzichtig met aangepaste snelheid verder rijden.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Ù
Gestuurde achteras Sto-
ring Direct stoppen
* De gestuurde achteras vertoont een storing.
De bestuurbaarheid van de achteras is niet gegarandeerd.
Tijdens het rechtuit rijden kan het stuurwiel scheef staan.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen bij beperkte bestuurbaarheid
Wanneer de stuurinrichting niet meer zoals bedoeld functioneert, is de bedrijfsveiligheid van de auto in gevaar.
#Direct op een veilige plaats stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Elektronisch sperdifferenti-
eel in de achteras functio-
neert niet
* Het elektronische sperdierentieel is uitgevallen.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 879
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Elektronisch sperdifferenti-
eel in de achteras nu niet
beschikbaar
* Het elektronische sperdierentieel is oververhit.
#Het elektronische sperdierentieel door een gematigde rijstijl laten afkoelen.
Actieve motorkap Storing
Zie handleiding
* De actieve motorkap (voetgangersbescherming) vertoont een storing of functioneert niet vanwege een activering.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Sfeerlicht Waarschuwings-
ondersteuning buiten wer-
king
* Er vindt mogelijk geen volledige visuele waarschuwingsondersteuning van de sfeerverlichting plaats.
#De auto vergrendelen en na enkele minuten weer ontgrendelen.
#Wanneer de displaymelding regelmatig verschijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
C* Ten minste een portier is geopend.
#Alle portieren sluiten.
M* De motorkap is geopend.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door ontgrendelde motorkap tijdens het rijden
De motorkap kan zich openen en het zicht belemmeren.
#Nooit de motorkap ontgrendelen tijdens het rijden.
#Voor iedere rit controleren dat de motorkap vergrendeld is.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
880 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#De motorkap sluiten.
N* Het koerdeksel is geopend.
&GEVAAR Vergiigingsgevaar door uitlaatgassen
Verbrandingsmotoren stoten giige uitlaatgassen uit, bijvoorbeeld koolmonoxide. Als het koerdeksel is geopend
als de motor draait, in het bijzonder tijdens het rijden, kunnen uitlaatgassen in het interieur binnendringen.
#Altijd de motor afzetten alvorens het koerdeksel te openen.
#Nooit met een geopend koerdeksel rijden.
#Het koerdeksel sluiten.
Functie geblokkeerd door
neergeklapte middelste
rugleuning
* U kunt de linker rugleuning niet elektrisch ontgrendelen.
#De middelste rugleuning terugklappen tot deze vergrendelt.
_
Rugleuning achterbank
links niet vergrendeld
* De rugleuning van de betreende stoel is niet vergrendeld.
#De rugleuning terugklappen tot deze vergrendelt.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 881
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
_
Rugleuning achterbank
rechts niet vergrendeld
* De rugleuning van de betreende stoel is niet vergrendeld.
#De rugleuning terugklappen tot deze vergrendelt.
¥
Ruitensproeiervloeistof bij-
vullen
* Het ruitensproeiervloeistofniveau in het ruitensproeiervloeistofreservoir is tot onder het minimum gedaald.
#Ruitensproeiervloeistof bijvullen (/ pagina 31).
Ruitenwissers Storing * De werking van de ruitenwissers vertoont een storing.
#De auto opnieuw starten.
Wanneer de displaymelding nog steeds verschijnt:
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
4matic nu niet beschikbaar * De 4MATIC is op dit moment niet beschikbaar.
#Voorzichtig verder rijden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
4matic functioneert niet * De 4MATIC functioneert niet.
882 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Voorzichtig verder rijden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Motor
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Om de auto uit te schake-
len de start-stoptoets gedu-
rende min. 3 seconden of
3 keer indrukken
* U hebt tijdens het rijden de start-stoptoets ingedrukt.
#Informatie over het uitschakelen van de auto tijdens het rijden (/ pagina 274).
+
Koelvloeistof bijvullen zie
handleiding
* Het koelvloeistofniveau is te laag.
*AANWIJZING Motorschade door te weinig koelvloeistof
#Langere ritten met te weinig koelvloeistof vermijden.
#Koelvloeistof bijvullen (/ pagina 645).
#Het motorkoelsysteem bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 883
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
ÿ
Koelvloeistof Stoppen Auto
uitschakelen
* De koelvloeistof is te warm.
#De auto direct op een veilige plaats stoppen en uitschakelen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwonden bij het openen van de motorkap
Wanneer u de motorkap bij een oververhitte motor of brand in de motorruimte opent, kunnen zich de volgende
situaties voordoen:
RU kunt met hete gassen in aanraking komen.
RU kunt met andere vrijkomende, hete bedrijfsstoen in aanraking komen.
#Voordat de motorkap wordt geopend, de oververhitte motor laten afkoelen.
#Bij brand in de motorruimte de motorkap gesloten houden en de brandweer waarschuwen.
#Wachten tot de motor is afgekoeld.
#De luchttoevoer naar de radiateur mag niet worden belemmerd; dit controleren.
#Tot de volgende gekwaliceerde werkplaats verder rijden zonder hoge motorbelasting. Daarbij erop letten dat de
temperatuurindicatie koelvloeistof onder 120 °C blij.
!
Brandstoffilter reinigen
*Auto's met dieselmotor: Het brandstolter is vervuild of het water in het brandstolter moet worden afgetapt.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
884 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
ý
Luchtfilter vervangen
*Auto's met dieselmotor: Het luchtlter van de motor is vervuild en moet worden vervangen.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Brandstofreserve * De brandstofvoorraad hee het reservegebied bereikt.
#Tanken.
Transmissie
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Rijstand P alleen bij voer-
tuigstilstand
* Het inschakelen van de parkeerstand j is alleen mogelijk wanneer de auto stilstaat.
#Om te stoppen het rempedaal indrukken.
#Wanneer de auto stilstaat de transmissie in de parkeerstand j zetten.
Voor verlaten van rijstand
P rem bedienen
* U hebt geprobeerd om vanuit de parkeerstand j een andere transmissiestand in te schakelen.
#Het rempedaal indrukken.
#De transmissiestand h, k of de neutraalstand i inschakelen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 885
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Om rijstand P of N te verla-
ten rempedaal indrukken
en auto starten
* U hebt geprobeerd om vanuit de parkeerstand j of de neutraalstand i een andere transmissiestand in te schake-
len.
#Het rempedaal indrukken.
#De auto starten.
#De transmissiestand wijzigen.
Voor inschakelen van rij-
stand D of R eerst rem
bedienen
* U hebt geprobeerd om de transmissiestand h of k in te schakelen.
#Het rempedaal indrukken.
#De transmissiestand h of k inschakelen.
Voor inschakelen van rij-
stand R eerst rem bedienen
* U hebt geprobeerd om de transmissiestand k in te schakelen.
#Het rempedaal indrukken.
#De transmissiestand k inschakelen.
Om te parkeren parkeer-
rem bedienen Werkplaats
opzoeken
* Er is een storing in de noodspanningsvoorziening voor de parkeerstand j.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
#Tot die tijd voordat u de auto uitschakelt altijd handmatig de parkeerstand j inschakelen.
#Voordat u de auto verlaat de elektrische parkeerrem bedienen.
Wegrolgevaar Bestuurders-
portier open Rijstand P niet
ingeschakeld
* Het bestuurdersportier is niet volledig gesloten en de transmissiestand h of k of de neutraalstand i is ingescha-
keld.
De auto kan wegrollen.
886 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Bij het parkeren van de auto de parkeerstand j inschakelen.
Wegrolgevaar Om te parke-
ren parkeerrem bedienen
* De transmissie vertoont een storing. De parkeerstand j kan niet worden ingeschakeld.
#De auto op een veilige plaats stoppen.
#De auto met de elektrische parkeerrem tegen wegrollen beveiligen.
#Op hellingen de voorwielen zo draaien dat de auto in de richting van de stoeprand rolt wanneer deze in beweging
komt.
Wegrolgevaar N handmatig
ingeschakeld Geen automa-
tische inschakeling van P
* Er is met draaiende motor of ingeschakelde auto de neutraalstand i ingeschakeld toen de auto stilstond of zeer lang-
zaam reed.
*AANWIJZING Beschadiging van de auto door wegrollen
Bij het uitschakelen van de auto of het openen van het bestuurdersportier is het automatisch inschakelen van de
parkeerstand j uitgeschakeld.
De auto kan wegrollen.
#Klaar zijn om te remmen.
#De auto niet onbeheerd achterlaten.
#Het rempedaal indrukken, tot de auto stilstaat.
#Wanneer de auto stilstaat en het rempedaal wordt ingedrukt, de parkeerstand j inschakelen.
#Om verder te rijden met ingedrukt rempedaal de transmissiestand h of k inschakelen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 887
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
N automatisch ingescha-
keld Rijstand a.u.b.
opnieuw inschakelen
* Bij rollende of rijdende auto werd automatisch de neutraalstand i ingeschakeld.
%Als in de neutraalstand i het bestuurdersportier wordt geopend, wordt automatisch de parkeerstand j inge-
schakeld.
#Wanneer de auto stilstaat en het rempedaal wordt ingedrukt, de parkeerstand j inschakelen.
#Om verder te rijden met ingedrukt rempedaal de transmissiestand h of k inschakelen.
Achteruit rijden niet moge-
lijk Werkplaats opzoeken
* De transmissie vertoont een storing. Het inschakelen van de transmissiestand k is niet mogelijk.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Transmissie Storing Stop-
pen
* De transmissie vertoont een storing. De transmissie schakelt daarbij automatisch in de neutraalstand i.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#Het rempedaal indrukken.
#De parkeerstand j inschakelen.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Zonder van rijstand te wis-
selen werkplaats opzoeken
* De transmissie vertoont een storing. Het wijzigen van de transmissiestand is niet meer mogelijk.
#Wanneer de transmissiestand h is ingeschakeld, de transmissiestand niet meer wijzigen en naar een gekwali-
ceerde werkplaats gaan.
#Bij alle andere transmissiestanden de auto op een veilige plaats parkeren.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
888 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Aandrijving Storing Stop-
pen Auto opnieuw starten
* De transmissie vertoont een storing.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#De auto opnieuw starten.
Wanneer de displaymelding nog steeds verschijnt:
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Aandrijving Storing Stop-
pen Met werkplaats con-
tact opn.
* De transmissie vertoont een storing.
#Zodra de verkeerssituatie het toelaat direct stoppen, niet verder rijden.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Aandrijving oververhit Voor-
zichtig doorrijden
* De transmissie is oververhit. Wanneer de displaymelding actief is, kunnen het wegrijden en het rijgedrag tijdelijk nade-
lig beïnvloed zijn.
#Met lager motortoerental rijden.
#Sportief rijden vermijden.
#Alvorens op een helling weg te rijden de transmissie laten afkoelen, tot de displaymelding verdwijnt.
Ondersteunende accu Sto-
ring(witte displaymelding) * De extra accu vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
#Tot die tijd voordat u de auto uitschakelt altijd handmatig de parkeerstand j inschakelen.
#Voordat u de auto verlaat de elektrische parkeerrem bedienen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 889
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Ondersteunende accu Sto-
ring (rode displaymelding) * De extra accu vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
#Tot die tijd voordat u de auto uitschakelt altijd handmatig de parkeerstand j inschakelen.
#Voordat u de auto verlaat de elektrische parkeerrem bedienen.
Remmen
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
!
Parkeerrem zie handleiding
* Het gele controlelampje ! brandt. De elektrische parkeerrem vertoont een storing.
Om in te schakelen:
#De auto uit- en weer inschakelen.
#De elektrische parkeerrem handmatig bedienen (/ pagina 346).
Wanneer de elektrische parkeerrem niet kan worden ingeschakeld:
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
#Bij het parkeren de auto naar behoee bovendien tegen wegrollen beveiligen.
* Het gele controlelampje ! en het rode controlelampje ! branden. De elektrische parkeerrem vertoont een sto-
ring.
Om te lossen:
890 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#De auto uit- en weer inschakelen.
#De elektrische parkeerrem handmatig vrijzetten (/ pagina 346).
of
#De elektrische parkeerrem automatisch vrijzetten (/ pagina 345).
Wanneer de elektrische parkeerrem vervolgens niet kan worden vrijgezet:
#Niet verder rijden! Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
* Het gele controlelampje ! brandt en het rode controlelampje ! knippert. De elektrische parkeerrem vertoont
een storing.
De elektrische parkeerrem kan niet worden vastgezet of gelost.
#De auto uit- en weer inschakelen.
Om in te schakelen:
#De elektrische parkeerrem handmatig vrijzetten en vervolgens weer bedienen (/ pagina 346).
Om te lossen:
#De elektrische parkeerrem handmatig bedienen en vervolgens weer vrijzetten.
Wanneer de elektrische parkeerrem nog steeds niet kan worden vastgezet, of wanneer het rode controlelampje !
nog steeds knippert:
#Niet verder rijden! Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#Bij het parkeren de auto naar behoee bovendien tegen wegrollen beveiligen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 891
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
* Het gele controlelampje ! knippert en het rode controlelampje ! knippert gedurende circa tien seconden na
het inschakelen of vrijzetten van de elektrische parkeerrem. Vervolgens blij het branden of het doo. De elektrische
parkeerrem vertoont een storing.
Wanneer de laadtoestand te laag is:
#De 12V-accu opladen.
Om in te schakelen:
#De elektrische parkeerrem handmatig bedienen.
Wanneer de elektrische parkeerrem niet kan worden ingeschakeld:
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
#Bij het parkeren de auto naar behoee bovendien tegen wegrollen beveiligen.
Om te lossen:
#Wanneer is voldaan aan de voorwaarden voor het automatisch vrijzetten, en de elektrische parkeerrem wordt niet
automatisch vrijgezet, de elektrische parkeerrem handmatig vrijzetten (/ pagina 346).
Wanneer de elektrische parkeerrem vervolgens niet kan worden vrijgezet:
#Niet verder rijden! Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
892 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
!
Parkeerrem ontgrendelen
* Het rode controlelampje ! knippert.
De elektrische parkeerrem is vastgezet tijdens het rijden:
RAan een voorwaarde voor het automatisch vrijzetten van de elektrische parkeerrem is niet voldaan
(/ pagina 345).
RU voert een noodremming uit met de elektrische parkeerrem (/ pagina 347).
#De voorwaarden voor het automatisch vrijzetten van de elektrische parkeerrem controleren.
#De elektrische parkeerrem handmatig vrijzetten.
!
Parkeerrem Om te ontgren-
delen auto inschakelen
* Het rode controlelampje ! brandt.
Wanneer de elektrische parkeerrem wordt gelost, is de auto uitgeschakeld.
#De auto inschakelen.
J
Direct remmen
* Bij ingeschakelde HOLD-functie is een storing opgetreden.
Bovendien klinkt een regelmatig waarschuwingssignaal.
U kunt de auto niet starten.
#Direct stevig het rempedaal indrukken, tot de displaymelding verdwijnt.
U kunt de auto weer starten.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 893
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
J
Storing Zie handleiding
* De werking van de rembekrachtiging vertoont een storing.
De wegrijhulp voor op hellingen kan een storing vertonen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen bij storing van het remsysteem
Wanneer het remsysteem een storing vertoont, kan het remgedrag nadelig beïnvloed zijn.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het remsysteem direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
#Voorzichtig met aangepaste snelheid en voldoende afstand tot voorliggers verder rijden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
J
Storing Stoppen
* De werking van de rembekrachtiging vertoont een storing en het remgedrag kan veranderen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen en letsel bij storing van de rembekrachtiging
Wanneer de rembekrachtiging een storing vertoont, is het mogelijk dat er meer kracht op het rempedaal moet wor-
den uitgeoefend tijdens het remmen. Het remgedrag kan nadelig zijn beïnvloed. De remweg kan bij een noodstop
langer worden.
#Direct op een veilige plaats stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
894 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
J
Remvloeistofniveau contro-
leren
* Er bevindt zich te weinig remvloeistof in het remvloeistofreservoir.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen bij een te laag remvloeistofniveau
Wanneer het remvloeistofniveau te laag is, kan de remwerking en daarmee het remgedrag nadelig beïnvloed zijn.
#Direct op een veilige plaats stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#Geen remvloeistof bijvullen.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#Geen remvloeistof bijvullen.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Remblokken controleren
Zie handleiding
* De remvoeringen hebben de slijtagegrens bereikt.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 895
F206 0105 07
Rijsystemen en rijveiligheidssystemen
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
!
÷
nu niet beschikbaar zie
handleiding(ABS en ESP®)
*Het ABS en het ESP® zijn tijdelijk niet beschikbaar.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen, bijvoorbeeld het BAS, kunnen tijdelijk niet beschikbaar zijn.
Het remsysteem werkt verder op normale wijze. De remweg kan bij een noodstop langer worden.
&WAARSCHUWING Slipgevaar bij storing van het ABS en het ESP®
De wielen kunnen bij het remmen blokkeren en het ESP® voert geen stabilisatie van de auto uit.
De bestuurbaarheid en het remgedrag worden sterk nadelig beïnvloed en de remweg kan langer zijn. Bovendien
zijn verdere rijveiligheidssystemen uitgeschakeld.
#Voorzichtig een korte route met wat auwe bochten rijden met een snelheid boven 30 km/h.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, direct naar een gekwaliceerde werkplaats gaan. Daarbij voorzich-
tig rijden.
#Voorzichtig een korte route met wat auwe bochten rijden met een snelheid boven 30 km/h.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, direct naar een gekwaliceerde werkplaats gaan. Daarbij voorzichtig rij-
den.
896 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
!
÷
functioneren niet zie hand-
leiding (ABS en ESP®)
*Het ABS en het ESP® vertonen een storing.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen, bijvoorbeeld het BAS, kunnen een storing vertonen.
Het remsysteem werkt verder op normale wijze. De remweg kan bij een noodstop langer worden.
&WAARSCHUWING Slipgevaar bij storing van het ABS en het ESP®
De wielen kunnen bij het remmen blokkeren en het ESP® voert geen stabilisatie van de auto uit.
De bestuurbaarheid en het remgedrag worden sterk nadelig beïnvloed en de remweg kan langer zijn. Bovendien
zijn verdere rijveiligheidssystemen uitgeschakeld.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het ABS en het ESP® direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
#Voorzichtig verder rijden.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
÷
nu niet beschikbaar Zie
handleiding (ESP®)
*Het ESP® is tijdelijk niet beschikbaar.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen, bijvoorbeeld het BAS, kunnen een storing vertonen.
&WAARSCHUWING Slipgevaar door een storing in het ESP®
Als het ESP® is uitgeschakeld, wordt de auto niet door het ESP® gestabiliseerd. Bovendien zijn verdere rijveilig-
heidssystemen uitgeschakeld.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 897
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Voorzichtig een korte route met wat auwe bochten rijden met een snelheid boven 30 km/h.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, direct naar een gekwaliceerde werkplaats gaan. Daarbij voorzich-
tig rijden.
#Voorzichtig een korte route met wat auwe bochten rijden met een snelheid boven 30 km/h.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, direct naar een gekwaliceerde werkplaats gaan. Daarbij voorzichtig rij-
den.
÷
functioneert niet zie hand-
leiding (ESP®)
*Het ESP® vertoont een storing.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen, bijvoorbeeld het BAS, kunnen een storing vertonen.
Het remsysteem werkt verder op normale wijze. De remweg kan bij een noodstop langer worden.
&WAARSCHUWING Slipgevaar door een storing in het ESP®
Als het ESP® is uitgeschakeld, wordt de auto niet door het ESP® gestabiliseerd. Bovendien zijn verdere rijveilig-
heidssystemen uitgeschakeld.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het ESP® bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
#Voorzichtig verder rijden.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
898 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
T
!
÷
functioneren niet zie hand-
leiding (EBD, ABS en ESP®)
*Het EBD, het ABS en het ESP® vertonen een storing.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen, bijvoorbeeld het BAS, kunnen een storing vertonen.
&WAARSCHUWING Slipgevaar bij storing van het EBD, het ABS en het ESP®
De wielen kunnen bij het remmen blokkeren en het ESP® voert geen stabilisatie van de auto uit.
De bestuurbaarheid en het remgedrag worden sterk nadelig beïnvloed en de remweg kan langer zijn. Bovendien
zijn verdere rijveiligheidssystemen uitgeschakeld.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het remsysteem direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
#Voorzichtig verder rijden.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
ë
Uit
* De HOLD-functie is uitgeschakeld, omdat de auto slipt of omdat niet is voldaan aan een inschakelvoorwaarde.
#De HOLD-functie later weer inschakelen of de inschakelvoorwaarden van de HOLD-functie controleren
(/ pagina 359).
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 899
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
é
Attention Assist: pauze!
* De ATTENTION ASSIST hee vermoeidheid of een toenemende onoplettendheid bij de bestuurder vastgesteld
(/ pagina 360).
#Zo nodig pauze nemen.
h
- - - km/h
* De TEMPOMAT kan niet worden ingeschakeld, omdat niet aan alle inschakelvoorwaarden voldaan is.
#De inschakelvoorwaarden van de TEMPOMAT controleren (/ pagina 363).
TEMPOMAT functioneert
niet
* De TEMPOMAT vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
TEMPOMAT en limiter func-
tioneren niet
* De TEMPOMAT en de limiter vertonen een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
TEMPOMAT Uit * De TEMPOMAT is uitgeschakeld.
Wanneer bovendien een waarschuwingssignaal klinkt, is de TEMPOMAT automatisch uitgeschakeld (/ pagina 362).
È
- - - km/h
* De limiter kan tijdelijk niet worden ingeschakeld. Het systeem is weer beschikbaar als de oorzaken niet meer aanwezig
zijn.
900 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
È
passief
* Wanneer het gaspedaal tot voorbij het drukpunt wordt ingedrukt (kickdown), wordt de limiter passief geschakeld
(/ pagina 363).
Limiter functioneert niet * De limiter vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Snelheidslimietassistent nu
niet beschikbaar Zie hand-
leiding
* De snelheidslimietassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
#Verder rijden.
Het systeem is weer beschikbaar als de oorzaken niet meer aanwezig zijn.
Snelheidslimietassistent
functioneert niet
* De snelheidslimietassistent vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Snelheidsbegrenzing (win-
terbanden) XXX km/h
* U hebt de opgeslagen toegestane maximumsnelheid voor winterbanden bereikt. Deze snelheid kan niet worden over-
schreden.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 901
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
ð
Maximum snelheid over-
schreden
* De maximum toegestane snelheid is overschreden (alleen bepaalde landen).
#Langzamer rijden.
Verkeerstekenassistent nu
niet beschikbaar Zie hand-
leiding
* De verkeerstekenassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de oorzaken niet meer aanwezig zijn.
#Met inachtneming van de verkeersregels verder rijden.
Verkeerstekenassistent
functioneert niet
* De verkeerstekenassistent vertoont een storing.
#Met inachtneming van de verkeersregels verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
ä
Storing Maximaal 80 km/h
rijden
* De DYNAMIC BODY CONTROL vertoont een storing. Het rijgedrag kan daardoor worden beïnvloed.
#< 80 km/h rijden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
902 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
ä
Storing Maximaal 80 km/h
rijden
* De AMG RIDE CONTROL vertoont een storing. Het rijgedrag kan daardoor worden beïnvloed.
#< 80 km/h rijden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
AMG Ride Control Functie
beperkt Zie handleiding
* De temperatuur van het systeem bevindt zich buiten het bedrijfstemperatuurgebied, of de boordnetspanning is te laag.
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de oorzaken niet meer aanwezig zijn.
*AANWIJZING Het veer- en dempingsgedrag van de auto is beperkt, de carrosserie kan tijdens het rijden in
bochten sterker overhellen!
#Voorzichtig verder rijden.
#De snelheid duidelijk reduceren alvorens een bocht in te rijden.
#Snelle stuurbewegingen vermijden.
#Voorzichtig verder rijden.
#De snelheid duidelijk reduceren alvorens een bocht in te rijden.
#Snelle stuurbewegingen vermijden.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 903
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
ä
Storing Maximaal 80 km/h
rijden
*Plug-in-hybride:
De niveauregeling van de achteras vertoont een storing. Het rijgedrag kan daardoor worden beïnvloed.
#< 80 km/h rijden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
RACE START niet mogelijk
zie handleiding
* Mogelijke oorzaken:
REr is niet aan de activeringsvoorwaarden voldaan (/ pagina 408).
RACE START afgebroken * Mogelijke oorzaken:
RU hebt tijdens de RACE START het gaspedaal losgelaten.
RU hebt tijdens de RACE START het rempedaal ingedrukt.
#U kunt de RACE START bij de volgende start opnieuw gebruiken.
DRIFT MODE nu niet
beschikbaar zie handleiding
* Mogelijke oorzaken:
REr is niet aan de activeringsvoorwaarden voldaan (/ pagina 409).
904 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Rijassistentiesystemen
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
ç
- - - km/h
* De actieve afstandsassistent DISTRONIC kan niet worden ingeschakeld, omdat niet aan alle inschakelvoorwaarden vol-
daan is.
#De inschakelvoorwaarden van de actieve afstandsassistent DISTRONIC in acht nemen (/ pagina 369).
ç
passief
* Wanneer u het gaspedaal verder dan de instelling voor de actieve afstandsassistent DISTRONIC indrukt, wordt het sys-
teem passief geschakeld (/ pagina 366).
ç
Uit
* De actieve afstandsassistent DISTRONIC is gedeactiveerd. Wanneer bovendien een waarschuwingssignaal klinkt, is de
actieve afstandsassistent DISTRONIC automatisch gedeactiveerd (/ pagina 369).
Actieve afstandsassistent
nu niet beschikbaar Zie
handleiding
* De actieve afstandsassistent DISTRONIC is tijdelijk niet beschikbaar.
De omgevingsomstandigheden liggen buiten de systeemgrenzen (/ pagina 366).
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de omgevingsomstandigheden binnen de systeemgrenzen liggen.
#Opmerkzaam verder rijden.
of
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 905
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, op een veilige plaats stoppen en de auto opnieuw starten.
Actieve afstandsassistent
functioneert niet
* De actieve afstandsassistent DISTRONIC vertoont een storing.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen kunnen een storing vertonen.
#Opmerkzaam verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Actieve afstandsassistent
weer beschikbaar
* De actieve afstandsassistent DISTRONIC is weer gereed voor gebruik.
#De actieve afstandsassistent DISTRONIC inschakelen (/ pagina 369).
Actieve remassistent Func-
tie nu beperkt beschikbaar
Zie handleiding
* Bij auto's met rijassistentiepakket kunnen de volgende functies tijdelijk niet of slechts beperkt beschikbaar zijn:
RActive Brake Assist System met kruisingsfunctie
RUitwijkstuurassistent
RPRE‑SAFE® PLUS
Auto's met dodehoekassistent: PRE‑SAFE® PLUS is tijdelijk niet beschikbaar.
De omgevingsomstandigheden liggen buiten de systeemgrenzen (/ pagina 382).
Auto's zonder rijassistentiepakket: Het Active Brake Assist System is tijdelijk niet beschikbaar.
#Opmerkzaam verder rijden.
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de omgevingsomstandigheden binnen de systeemgrenzen liggen.
906 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
of
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, op een veilige plaats stoppen en de auto opnieuw starten.
Actieve remassistent Func-
tie beperkt beschikbaar Zie
handleiding
* Bij auto's met rijassistentiepakket kunnen de volgende functies tijdelijk niet of slechts beperkt beschikbaar zijn:
RActive Brake Assist System met kruisingsfunctie
RUitwijkstuurassistent
RPRE‑SAFE® PLUS
Auto's zonder rijassistentiepakket: Het Active Brake Assist System is tijdelijk niet of slechts ten dele beschikbaar.
#Opmerkzaam verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Actieve stuurassistent nu
niet beschikbaar Zie hand-
leiding
* De actieve stuurassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
De omgevingsomstandigheden liggen buiten de systeemgrenzen (/ pagina 376).
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de omgevingsomstandigheden binnen de systeemgrenzen liggen.
#Verder rijden.
#Wanneer nodig de bandenspanning controleren.
Actieve stuurassistent bui-
ten werking
* De actieve stuurassistent vertoont een storing. De actieve afstandsassistent DISTRONIC blij beschikbaar.
#Verder rijden.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 907
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Ø* De actieve stuurassistent hee de systeemgrens bereikt (/ pagina 376).
U hebt al geruime tijd niet zelf gestuurd.
#De besturing overnemen en op veilige wijze verder rijden.
Actieve stuurassistent
momenteel niet beschik-
baar wegens meerdere
noodstops
* De actieve stuurassistent is vanwege meerdere noodstops tijdelijk niet beschikbaar.
#De besturing overnemen en op een veilige manier stoppen.
#De auto uit- en weer inschakelen.
De actieve stuurassistent is weer beschikbaar.
Ø
Noodstop wordt gestart
* U hebt de handen niet aan het stuurwiel. De actieve stuurassistent start de noodstop (/ pagina 376).
#De handen op het stuurwiel leggen.
Informatie over het annuleren van de noodstop (/ pagina 378).
Actieve noodstopassistent
momenteel niet beschik-
baar Zie handleiding
* De actieve noodstopassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
De omgevingsomstandigheden liggen buiten de systeemgrenzen (/ pagina 378).
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de omgevingsomstandigheden binnen de systeemgrenzen liggen.
#Verder rijden.
908 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
of
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, op een veilige plaats stoppen en de auto opnieuw starten.
*Auto's zonder rijassistentiepakket: De actieve noodstopassistent is vanwege meerdere noodstops tijdelijk niet beschik-
baar.
#De besturing overnemen en op een veilige manier stoppen.
#De auto uit- en weer inschakelen.
De actieve noodstopassistent is weer beschikbaar.
Actieve noodstopassistent
buiten werking
* De actieve noodstopassistent vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Actieve rijstrookwisselas-
sistent momenteel niet
beschikbaar Zie handleiding
* De actieve rijstrookwisselassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
De omgevingsomstandigheden liggen buiten de systeemgrenzen (/ pagina 380).
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de omgevingsomstandigheden binnen de systeemgrenzen liggen.
#Verder rijden.
of
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, op een veilige plaats stoppen en de auto opnieuw starten.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 909
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Actieve rijstrookwisselas-
sistent buiten werking
* De actieve rijstrookwisselassistent vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Actieve fileassistent
momenteel niet beschik-
baar Zie handleiding
* De actieve leassistent is tijdelijk niet beschikbaar. De actieve afstandsassistent DISTRONIC en de actieve stuurassis-
tent zijn nog steeds beschikbaar.
De omgevingsomstandigheden liggen buiten de systeemgrenzen (/ pagina 366).
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de omgevingsomstandigheden binnen de systeemgrenzen liggen.
#Verder rijden.
Actieve fileassistent buiten
werking Zie handleiding
* De actieve leassistent vertoont een storing.
De actieve leassistent wordt gedeactiveerd. De actieve afstandsassistent DISTRONIC en de actieve stuurassistent
zijn nog steeds beschikbaar.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Dodehoekassistent nu niet
beschikbaar zie handleiding
* De dodehoekassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
De systeemgrenzen zijn bereikt (/ pagina 398).
910 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de oorzaken niet meer aanwezig zijn.
#Verder rijden.
of
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, op een veilige plaats stoppen en de auto opnieuw starten.
Dodehoekassistent functio-
neert niet
* De dodehoekassistent of de uitstapwaarschuwing vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Dodehoekassistent bij rij-
den met aanhangwagen
niet beschikbaar Zie hand-
leiding
* Wanneer de elektrische verbinding met de aanhangwagen wordt gemaakt, is de dodehoekassistent niet beschikbaar.
#Op de Touch-Control links drukken en de displaymelding bevestigen.
Actieve dodehoekassistent
nu niet beschikbaar Zie
handleiding
* De actieve dodehoekassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
De systeemgrenzen zijn bereikt (/ pagina 398).
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de oorzaken niet meer aanwezig zijn.
#Verder rijden.
of
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 911
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, op een veilige plaats stoppen en de auto opnieuw starten.
Actieve dodehoekassistent
functioneert niet
* De actieve dodehoekassistent of de uitstapwaarschuwing vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Actieve dodehoekassistent
bij rijden met aanhangwa-
gen niet beschikbaar Zie
handleiding
* Wanneer de elektrische verbinding met de aanhangwagen wordt gemaakt, is de actieve dodehoekassistent niet
beschikbaar.
#Op de Touch-Control links drukken en de displaymelding bevestigen.
Actieve spoorassistent nu
niet beschikbaar zie hand-
leiding
* De actieve spoorassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
De omgevingsomstandigheden liggen buiten de systeemgrenzen (/ pagina 402).
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de omgevingsomstandigheden binnen de systeemgrenzen liggen.
#Verder rijden.
Actieve spoorassistent
functioneert niet
* De actieve spoorassistent vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
912 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Actieve spoorassistent
Functie beperkt beschik-
baar Zie handleiding
* De actieve spoorassistent is beperkt beschikbaar.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Ø
Noodstop wordt gestart
* U hebt de handen niet aan het stuurwiel. De actieve spoorassistent start de noodstop (/ pagina 402).
#De handen op het stuurwiel leggen.
Informatie over het annuleren van de noodstop (/ pagina 378).
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 913
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
¸
ð
ç
Ó
Tijdelijk niet beschikbaar
Sensoren vervuild
* De front- en hoekradars (hierna "sensoren" genoemd) vertonen een storing. Mogelijke oorzaken:
RVervuiling van de sensoren
RHevige neerslag
RLange ritten buiten de bebouwde kom zonder doorstromend verkeer, bijvoorbeeld in de woestijn
Rijsystemen en rijveiligheidssystemen kunnen een storing vertonen of tijdelijk niet beschikbaar zijn. Het remsysteem,
de stuurinrichting en de aandrijving blijven normaal werken.
#Opmerkzaam verder rijden.
Wanneer de oorzaken niet meer aanwezig zijn, zijn de rijsystemen en rijveiligheidssystemen weer beschikbaar en wor-
den de bijbehorende symbolen uitgeschakeld.
Wanneer de displaymelding niet verdwijnt:
#Stoppen; daarbij op de verkeerssituatie letten.
#Alle sensorafdekkingen aan de buitenzijde reinigen (/ pagina 350).
#De auto opnieuw starten.
914 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
ê
ð
Ó
¬
ç
Ô
Camerazicht gereduceerd
Zie handleiding
* Het zicht van de multifunctionele camera is beperkt. Mogelijke oorzaken:
RVervuiling van de voorruit in het gezichtsveld van de multifunctionele camera
RZware neerslag of mist
RCondens aan de binnenzijde van de voorruit: Bij bepaalde weersomstandigheden kan zich aan de binnenzijde van
de voorruit condens vormen, vooral in het koude jaargetijde.
%Deze condens op de voorruit wordt met behulp van de verwarming zeer snel automatisch verwijderd. De beper-
king is tijdelijk.
Rijsystemen en rijveiligheidssystemen kunnen een storing vertonen of tijdelijk niet beschikbaar zijn. Het remsysteem,
de stuurinrichting en de aandrijving blijven normaal werken.
#Opmerkzaam verder rijden.
Wanneer de oorzaken niet meer aanwezig zijn, zijn de rijsystemen en rijveiligheidssystemen weer beschikbaar en wor-
den de bijbehorende symbolen uitgeschakeld.
Wanneer de displaymelding niet verdwijnt:
#Stoppen; daarbij op de verkeerssituatie letten.
#De voorruit reinigen, vooral in de omgeving van de multifunctionele camera (/ pagina 350).
#De auto opnieuw starten.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 915
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
ð
¸
Ø
Bij rijden met aanhangwa-
gen beperkt beschikbaar
* Wanneer de aanhangwagencontactdoos bezet is, zijn sommige rijsystemen slechts beperkt beschikbaar.
#Bij het rijden met aanhangwagen of bij een gemonteerde etsdrager geconcentreerd rijden.
PRE-SAFE functioneert niet
zie handleiding
*De PRE‑SAFE® functies vertonen een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
PRE-SAFE impuls zijkant
functioneert niet zie hand-
leiding
*Het systeem PRE‑SAFE® impuls zijkant vertoont een storing of is vanwege de activering uitgeschakeld.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
PRE-SAFE PLUS buiten wer-
king Zie handleiding
*Het systeem PRE‑SAFE® PLUS vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
916 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Parkeerassistentiesystemen
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
PARKTRONIC buiten wer-
king Zie handleiding
* De PARKTRONIC-parkeerassistent vertoont een storing.
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de oorzaken niet meer aanwezig zijn.
#Verder rijden, daarbij op de omgeving van de auto letten.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding nog steeds verschijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
PARKTRONIC & manoeu-
vreerondersteuning achter
bij rijden met aanhangwa-
gen niet beschikbaar
* Wanneer een transportinrichting, bijvoorbeeld een aanhangwagen of etsdrager, op de aanhangwagenvoorziening is
bevestigd en de elektrische verbinding correct tot stand is gebracht, is de PARKTRONIC-parkeerassistent achter bij het
achteruitrijden niet beschikbaar. Ook de manoeuvreerondersteuning achter is dan niet beschikbaar.
#Op de Touch-Control links drukken en de displaymelding bevestigen.
Actieve parkeerassistent
en PARKTRONIC buiten
werking Zie handleiding
* De actieve parkeerassistent en de PARKTRONIC-parkeerassistent vertonen een storing.
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de oorzaken niet meer aanwezig zijn.
#Verder rijden, daarbij op de omgeving van de auto letten.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 917
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding nog steeds verschijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Actieve parkeerassistent
Manoeuvreerondersteu-
ning beperkt beschikbaar
Zie handleiding
* De manoeuvreerondersteuning van de actieve parkeerassistent is tijdelijk niet of slechts beperkt beschikbaar.
#Alle sensoren van het parkeer- en camerasysteem reinigen (/ pagina 652).
#Wanneer de displaymelding nog steeds verschijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Mercedes-Benz noodoproepsysteem
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
G
functioneert niet
* Het Mercedes-Benz noodoproepsysteem vertoont een storing. Bovendien vertoont het systeem Mercedes me connect
een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
918 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Accu
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#
12V-boordnet Werkplaats
opzoeken
* Het 12V-boordnet vertoont een storing.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
#
Stoppen zie handleiding
* De 12V-accu wordt niet meer opgeladen en hee een te lage laadtoestand bereikt.
*AANWIJZING Mogelijke motorschade als verder wordt gereden
#Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#De auto uitschakelen.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 919
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#
Om de 12V-accu op te
laden de auto starten
* De auto is uitgeschakeld en de laadtoestand van de 12V-accu is te gering.
#Niet benodigde elektrische verbruikers uitschakelen.
#30 - 60 minuten met de auto rijden.
of
#De 12V-accu stationair opladen (/ pagina 62).
#Plug-in-hybride: De auto opladen bij een laadstation (/ pagina 321).
#
Auto stoppen Om de 12V-
accu op te laden de auto
niet uitschakelen
* De 12V-accu hee een te lage laadtoestand.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#De auto laten draaien.
#Wanneer de displaymelding verdwijnt: Verder rijden.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt: Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Û
Stoppen Zie handleiding
* Het 48V-boordnet vertoont een storing.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#De auto uitschakelen.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
920 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Û
Accu oververhit Stop, ieder-
een uitstappen! Liefst in de
openlucht
* De 48V-accu is oververhit. Brandgevaar!
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#Indien mogelijk de auto buiten parkeren en alle inzittenden laten uitstappen.
%Ondersteunende voertuigfuncties kunnen automatisch worden geactiveerd, bijvoorbeeld de luchtrecirculatie van
de klimaatregeling.
#Niet verder rijden!
#Bij rookontwikkeling de gevarenzone verlaten en onmiddellijk contact opnemen met de brandweer.
#Ook zonder dat tekenen voor een brand aanwezig zijn, contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Û
48V-accu Zie handleiding
* Het 48V-boordnet hee functiebeperkingen.
Comfortfuncties, zoals bijvoorbeeld het klimaatregelingsysteem, kunnen slechts beperkt beschikbaar zijn.
Verder rijden is mogelijk.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, direct naar een gekwaliceerde werkplaats gaan .
Ý
Wachten a.u.b. 48V-accu
wordt opgeladen
* De 48V-accu is ontladen. U hebt de auto ingeschakeld, terwijl de 12V-accu met een geschikte oplader wordt opgela-
den of terwijl een ander voertuig starthulp verleent.
De ontladen 48V-accu wordt automatisch via de spanningsomvormer opgeladen. Na enkele minuten verschijnt op het
bestuurdersdisplay de displaymelding Starten weer mogelijk.
#De auto starten.
#Om de 12V-accu en de 48V-accu op te laden, na het losmaken van de oplader enige tijd met de auto rijden.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 921
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Wanneer de displaymelding Starten weer mogelijk na enkele minuten niet wordt weergegeven:
#Proberen om de auto te starten.
#Wanneer de auto niet start: Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Starten weer mogelijk * De 48V-accu is automatisch via de spanningsomvormer opgeladen.
#Om de 12V-accu en de 48V-accu op te laden, de auto starten en gedurende enige tijd gaan rijden.
Bandenspanningscontrole
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Bandenspanningscontrole
nu niet beschikbaar
* Een sterke radiobron veroorzaakt een storing. Daardoor worden geen signalen van de bandenspanningssensoren ont-
vangen. De bandenspanningscontrole is tijdelijk niet beschikbaar.
Zodra de oorzaak is verholpen, start de bandenspanningscontrole vanzelf weer.
#Verder rijden.
Bandensp.contr. functio-
neert niet
* De bandenspanningscontrole vertoont een storing.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen bij storing van de bandenspanningscontrole
De bandenspanningscontrole kan niet meer zoals bedoeld waarschuwen bij drukverlies bij één of meer banden.
Banden met een te lage bandenspanning kunnen bijvoorbeeld het rijgedrag en het stuur‑ en remgedrag beïnvloe-
den.
922 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#De bandenspanningscontrole bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Bandenspanningscontrole
buiten werking Geen ban-
denspanningsensoren
* De gemonteerde wielen hebben geen geschikte bandenspanningssensoren. De bandenspanningscontrole is uitgescha-
keld.
#Wielen met geschikte bandenspanningssensoren monteren.
é
Wielsensor(en) niet
beschikbaar
* Van een of meerdere banden ontbreekt het signaal van de bandenspanningssensor. Bij de betreende band wordt
geen bandenspanningswaarde weergegeven.
#De defecte bandenspanningssensor laten vervangen bij een gekwaliceerde werkplaats.
é
Banden controleren
* Van één of meerdere banden is de bandenspanning sterk gedaald.
De wielpositie wordt weergegeven. Bovendien klinkt een waarschuwingssignaal.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door een te lage bandenspanning
RDe banden kunnen klappen.
RDe banden kunnen overmatig en/of ongelijkmatig slijten.
RDe rij-eigenschappen en het stuur‑ en remgedrag kunnen sterk nadelig beïnvloed worden.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 923
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
U kunt dan de controle over de auto verliezen.
#De geadviseerde bandenspanningen in acht nemen.
#Indien noodzakelijk de bandenspanning aanpassen.
#De auto op een veilige plaats stoppen.
#De bandenspanning (/ pagina 685) en de banden controleren.
é
Bandenspanning corrigeren
* Ten minste één band hee een te lage bandenspanning, of de bandenspanningen van de afzonderlijke banden wijken
te sterk van elkaar af.
#De bandenspanning controleren en eventueel lucht bijvullen.
#Bij een correct ingestelde bandenspanning de bandenspanningscontrole opnieuw activeren (/ pagina 688).
é
Let op: band defect
* Van één of meerdere banden daalt de bandenspanning plotseling. De wielpositie wordt weergegeven.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen tijdens het rijden met drukloze banden
RDe banden kunnen overmatig verhit raken en worden beschadigd.
RDe rij-eigenschappen en het stuur‑ en remgedrag kunnen sterk nadelig beïnvloed worden.
U kunt dan de controle over de auto verliezen.
#Niet met drukloze band rijden.
924 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Bij drukloze MOExtended-band de toegestane nog af te leggen afstand en toegestane maximumsnelheid niet
overschrijden.
#De aanwijzingen met betrekking tot bandenpech in acht nemen.
Aanwijzingen met betrekking tot bandenpech (/ pagina 65).
#De auto op een veilige plaats stoppen.
#De banden controleren.
é
Banden oververhit
* Ten minste een band is oververhit. De betroen banden worden rood afgebeeld. Bij een temperatuur dicht bij de
grenswaarde worden de banden geel afgebeeld.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen tijdens het rijden met oververhitte banden
Oververhitte banden kunnen klappen.
#De snelheid verlagen, opdat de banden afkoelen.
#De snelheid verlagen, opdat de banden afkoelen.
é
Snelheid verlagen
* Ten minste een band is oververhit. De betroen banden worden rood afgebeeld. Bij een temperatuur dicht bij de
grenswaarde worden de banden geel afgebeeld.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen tijdens het rijden met oververhitte banden
Oververhitte banden kunnen klappen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 925
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#De snelheid verlagen, opdat de banden afkoelen.
#De snelheid verlagen, opdat de banden afkoelen.
Uitlaatgasnabehandeling
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Ø
AdBlue bijvullen zie handlei-
ding
*De AdBlue®-voorraad is tot onder de reservemarkering gedaald.
#Direct AdBlue® bijvullen (/ pagina 29).
Ø
AdBlue bijvullen Noodloop
over XXX km Zie handlei-
ding
*De lage AdBlue®-voorraad leidt tot een beperking van het vermogen nadat de getoonde resterende afstand is gereden.
#Direct AdBlue® bijvullen (/ pagina 29).
926 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Ø
XX,X l AdBlue bijvullen
Noodloop: Max. XXX km/h
Geen start na XXX km
*De lage AdBlue® voorraad leidt tot een beperking van het vermogen vanaf de weergegeven snelheid.
Na de getoonde resterende afstand kan de auto niet meer worden gestart.
#Ten minste de aangegeven hoeveelheid AdBlue® bijvullen (/ pagina 29).
Ø
XX,Xl AdBlue bijvullen Auto
aan, 60s wachten, anders
geen start mogelijk
*De AdBlue®-voorraad is opgebruikt. U kunt de auto niet meer starten.
#Ten minste de aangegeven hoeveelheid AdBlue® bijvullen (/ pagina 29).
#De auto inschakelen en circa 60 seconden wachten.
#De auto starten.
¯
AdBlue systeemstoring Zie
handleiding
*Het AdBlue® systeem vertoont een storing.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 927
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
¯
AdBlue systeemstoring
Noodloop over XXX km Zie
handleiding
*Het AdBlue® systeem vertoont een storing. Het vermogen wordt beperkt na de getoonde resterende afstand.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
¯
AdBlue systeemstoring
Noodloop: Max XXX km/h
Geen start na XXX km
*Vermogensbeperking vanwege de AdBlue®-systeemfout. Na de getoonde resterende afstand kan de auto niet meer
worden gestart.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
¯
AdBlue systeemstoring
Starten niet mogelijk
*Het AdBlue® systeem vertoont een storing. U kunt de auto niet meer starten.
#Meteen contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
928 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Ø
AdBlue bijvullen Na XXX
km alleen "Electric" moge-
lijk. Zie handleiding
*Plug-in-hybride:
De lage AdBlue® voorraad leidt na de weergegeven resterende afstand tot uitschakeling van de verbrandingsmotor.
De auto kan vanaf dat moment alleen nog puur elektrisch worden gebruikt, afhankelijk van de laadtoestand van de
hoogspanningsaccu.
#Direct AdBlue® bijvullen (/ pagina 29).
Ø
XX,X l AdBlue bijvullen
Alleen "Electric" beschik-
baar Zie handleiding
*Plug-in-hybride:
De AdBlue®-voorraad is opgebruikt. De auto kan alleen nog puur elektrisch worden gebruikt, afhankelijk van de laad-
toestand van de hoogspanningsaccu.
#Ten minste de aangegeven hoeveelheid AdBlue® bijvullen (/ pagina 29).
#De auto inschakelen en circa 60 seconden wachten.
#De auto starten.
¯
AdBlue systeemstoring Na
XXX km alleen "Electric"
mogelijk. Zie handleiding
*Plug-in-hybride:
Het AdBlue® systeem vertoont een storing. Na de weergegeven overgebleven afstand wordt de verbrandingsmotor uit-
geschakeld.
De auto kan vanaf dat moment alleen nog puur elektrisch worden gebruikt, afhankelijk van de laadtoestand van de
hoogspanningsaccu.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 929
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
¯
AdBlue systeemstoring
Alleen rijprogramma "Elec-
tric" beschikbaar
*Plug-in-hybride:
Het AdBlue® systeem vertoont een storing. De auto kan alleen nog puur elektrisch worden gebruikt, afhankelijk van de
laadtoestand van de hoogspanningsaccu.
#Meteen contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Motorolie
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
5
Bij tankstop 1 l motorolie
bijvullen
* Het motoroliepeil is tot het minimum gedaald.
*AANWIJZING Motorschade door rijden met te weinig motorolie
#Langere ritten met te weinig motorolie vermijden.
#Bij de volgende tankstop 1 l motorolie bijvullen (/ pagina 643).
Aanwijzingen met betrekking tot motorolie (/ pagina 819).
930 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
5
Motoroliepeil Oliepeil verla-
gen
* Het motoroliepeil is te hoog.
*AANWIJZING Motorschade door rijden met te veel motorolie
#Langere ritten met te veel motorolie vermijden.
#Direct naar een gekwaliceerde werkplaats gaan en het motoroliepeil laten verlagen.
5
Motoroliepeil Stoppen
Auto uitschakelen
* Het motoroliepeil is te laag.
*AANWIJZING Motorschade door rijden met te weinig motorolie
#Langere ritten met te weinig motorolie vermijden.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#De auto uitschakelen.
#1 l motorolie bijvullen (/ pagina 643).
#Het motoroliepeil controleren.
Aanwijzingen met betrekking tot motorolie (/ pagina 819).
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 931
F206 0105 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
5
Motoroliedruk Stoppen
Auto uitschakelen
* De oliedruk is te laag.
*AANWIJZING Motorschade door rijden met een te lage oliedruk
#Rijden met een te lage oliedruk vermijden.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#De auto uitschakelen.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
5
Meten van het motorolie-
peil niet mogelijk
* De elektrische verbinding naar de oliepeilsensor is onderbroken of de oliepeilsensor is defect.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
5
Motorolie Kwaliteitsverlies
Olie verversen noodzakelijk
*Auto's met dieselmotor: De kwaliteit van de motorolie is niet meer voldoende.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats en de olie laten verversen.
932 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Waarschuwings- en controlelampjes
Overzicht waarschuwings- en controlelampjes
Wanneer de auto wordt ingeschakeld, voeren ver-
schillende systemen een zelfdiagnose uit. Enkele
waarschuwings- en controlelampjes kunnen daar-
bij tijdelijk branden of knipperen. Dit gedrag is
niet kritisch. Pas wanneer deze waarschuwings-
en controlelampjes na het starten van de auto of
tijdens het rijden gaan branden of knipperen,
geven ze een storing aan.
Bestuurdersdisplay
Waarschuwings- en controlelampjes
Veiligheid voor inzittenden
6Veiligheidssysteem (/ pagina 935)
üVeiligheidsgordel (/ pagina 935)
pAanwezigheidsherinnering van personen
(wit) (/ pagina 935)
pAanwezigheidsherinnering van personen
(geel) (/ pagina 935)
Aandrijfsysteem
_Vermogen gereduceerd (/ pagina 938)
ÚSysteemfout (/ pagina 938)
#Elektrische storing (/ pagina 938)
Auto
ïAanhangwagenvoorziening (/ pagina 939)
ÙStuurbekrachtiging (geel) (/ pagina 939)
ÙStuurbekrachtiging (rood) (/ pagina 939)
ÙGestuurde achteras (geel) (/ pagina 939)
Motor
ÿKoelvloeistoemperatuur (/ pagina 941)
;Motordiagnose (/ pagina 941)
pAuto's met benzinemotor: Bedrijfstempera-
tuur van de motor (/ pagina 941)
pBedrijfstemperatuur van de motor
(/ pagina 941)
%Auto's met dieselmotor: Voorgloeien
#Elektrische storing (/ pagina 941)
8Brandstofreserve met aanduiding tankdop-
kleppositie (/ pagina 941)
Remmen
!Elektrische parkeerrem (geel)
(/ pagina 945)
!Elektrische parkeerrem (rood)
(/ pagina 945)
JRemmen (geel) (/ pagina 945)
JRemmen (rood) (/ pagina 945)
Rijsystemen en rijveiligheidssystemen
!ABS (/ pagina 947)
÷ESP® (/ pagina 947)
åESP® OFF (/ pagina 947)
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 933
F206 0105 07
åESP® OFF (/ pagina 947)
¤ESP® OFF (/ pagina 947)
ÆESP® SPORT (/ pagina 947)
âDRIFT MODE (/ pagina 947)
ÛATTENTION ASSIST (/ pagina 947)
êVerkeerstekenassistent (/ pagina 947)
LAfstandswaarschuwing (/ pagina 947)
ÓActive Brake Assist System
(/ pagina 947)
êActive Brake Assist System
(/ pagina 947)
ÆActive Brake Assist System
(/ pagina 947)
äAchteras-niveauregeling (/ pagina 947)
Mercedes-Benz noodoproepsysteem
HMercedes-Benz noodoproepsysteem
(/ pagina 954)
Bandenspanningscontrole
hBandenspanningscontrole (/ pagina 955)
Exterieurverlichting
TStandlicht (/ pagina 231)
LDimlicht (/ pagina 231)
KGrootlicht (/ pagina 233)
#! Knipperlicht (/ pagina 233)
RMistachterlicht (/ pagina 231)
Symbolen op het centraal display
ÉWegrij-assistentie (/ pagina 432)
LWaarschuwing bij kruisend verkeer achter
(/ pagina 433)
ºManoeuvreerafremming (/ pagina 434)
934 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Veiligheid voor inzittenden
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
6
Waarschuwingslampje veilig-
heidssysteem
* Het rode waarschuwingslampje veiligheidssysteem brandt terwijl de auto gestart is.
Werking van het veiligheidssysteem vertoont een storing (/ pagina 109).
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door storingen in de werking van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals bedoeld
worden geactiveerd.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
Plug-in-hybride:
&GEVAAR Levensgevaar door storingen van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals bedoeld
worden geactiveerd. Bij een ongeval kan het hoogspanningsboordnet mogelijk niet zoals bedoeld worden uitgescha-
keld.
Als beschadigde onderdelen van het hoogspanningsboordnet worden aangeraakt, kunt u een stroomstoot krijgen.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
#Na een ongeval direct de auto uitschakelen.
#Voorzichtig verder rijden.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 935
F206 0105 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
ü
Waarschuwingslampje veilig-
heidsgordel knippert
*Het rode waarschuwingslampje veiligheidsgordels knippert en er klinkt een onderbroken waarschuwingssignaal.
De bestuurder of de passagier hebben hun gordel niet omgegespt tijdens het rijden.
#De veiligheidsgordel omgespen (/ pagina 109).
Er liggen voorwerpen op de passagiersstoel.
#De voorwerpen van de passagiersstoel verwijderen.
ü
Waarschuwingslampje veilig-
heidsgordel brandt
* Het rode waarschuwingslampje veiligheidsgordel brandt na het starten van de auto.
Bovendien kan een onderbroken waarschuwingssignaal klinken.
Het rode waarschuwingslampje veiligheidsgordels herinnert bestuurder en passagier eraan de gordel om te gespen.
#De veiligheidsgordel omgespen (/ pagina 109).
Voorwerpen op de passagiersstoel kunnen ervoor zorgen dat het rode waarschuwingslampje veiligheidsgordels niet
doo.
936 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
p
Waarschuwingslampje aan-
wezigheidsherinnering van
personen (wit)
* Het witte waarschuwingslampje aanwezigheidsherinnering van personen brandt.
De aanwezigheidsherinnering van personen is gedeactiveerd.
p
Waarschuwingslampje aan-
wezigheidsherinnering van
personen (geel)
* Het gele waarschuwingslampje aanwezigheidsherinnering van personen brandt.
De aanwezigheidsherinnering van personen vertoont een storing.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 937
F206 0105 07
Aandrijfsysteem
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
_
Waarschuwingslampje ver-
mogen gereduceerd
* Het gele waarschuwingslampje vermogen gereduceerd brandt.
Het vermogen van het aandrijfsysteem is gereduceerd.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
Ú
Waarschuwingslampje sys-
teemfout
* Het rode waarschuwingslampje systeemfout brandt terwijl de auto rijklaar õ is.
Er is een storing in het aandrijfsysteem aanwezig.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
#
Waarschuwingslampje elek-
trische storing
* Het rode waarschuwingslampje elektrische storing brandt.
Er is een storing in de elektronica aanwezig.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
938 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Auto
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
ï
Waarschuwingslampje aan-
hangwagenvoorziening
* Het rode waarschuwingslampje aanhangwagenvoorziening brandt.
De aanhangwagenvoorziening is niet klaar voor gebruik.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door niet vergrendelde kogelhals
De aanhangwagen kan loskomen.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#De aanhangwagen afkoppelen en voorkomen dat deze kan wegrollen.
#De zwenkprocedure opnieuw activeren en de aanhangwagen pas weer aankoppelen als de displaymelding ver-
dwijnt.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
Ù
Waarschuwingslampje stuur-
bekrachtiging (geel)
*Het gele waarschuwingslampje stuurbekrachtiging brandt terwijl de auto ingeschakeld is.
De stuurbekrachtiging of de stuurinrichting zelf vertoont een storing.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 939
F206 0105 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Ù
Waarschuwingslampje stuur-
bekrachtiging (rood)
*Het rode waarschuwingslampje stuurbekrachtiging brandt terwijl de auto ingeschakeld is.
De stuurbekrachtiging of de stuurinrichting zelf vertoont een storing.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen bij beperkte bestuurbaarheid
Wanneer de stuurinrichting niet meer zoals bedoeld functioneert, is de bedrijfsveiligheid van de auto in gevaar.
#Direct op een veilige plaats stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
Ù
Waarschuwingslampje
gestuurde achteras (geel)
*Het gele waarschuwingslampje gestuurde achteras brandt terwijl de auto ingeschakeld is.
De gestuurde achteras vertoont een storing.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
940 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Motor
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
ÿ
Waarschuwingslampje koel-
vloeistof (rood)
* Het rode waarschuwingslampje koelvloeistof brandt terwijl de motor draait.
Mogelijke oorzaken:
RTemperatuursensor vertoont een storing
RKoelvloeistofniveau te laag
RLuchttoevoer naar de radiateur geblokkeerd
RVentilator van de radiateur defect
RMotorkoelvloeistofpomp defect
Wanneer bovendien een waarschuwingssignaal klinkt, hee de koelvloeistof een temperatuur van 120 °C overschreden.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwonden bij het openen van de motorkap
Wanneer u de motorkap bij een oververhitte motor of brand in de motorruimte opent, kunnen zich de volgende situ-
aties voordoen:
RU kunt met hete gassen in aanraking komen.
RU kunt met andere vrijkomende, hete bedrijfsstoen in aanraking komen.
#Voordat de motorkap wordt geopend, de oververhitte motor laten afkoelen.
#Bij brand in de motorruimte de motorkap gesloten houden en de brandweer waarschuwen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 941
F206 0105 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#De auto direct op een veilige plaats stoppen en uitschakelen. Niet verder rijden!
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
Wanneer de koelvloeistoemperatuurmeter onderaan de temperatuurschaal staat:
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Wanneer de koelvloeistoemperatuurmeter bovenaan de temperatuurschaal staat:
#De auto verlaten en uit in de omgeving van de auto blijven, tot de motor is afgekoeld.
#Het koelvloeistofniveau controleren (/ pagina 645).
#De luchttoevoer naar de radiateur mag niet worden belemmerd; dit controleren.
#Tot de volgende gekwaliceerde werkplaats verder rijden zonder hoge motorbelasting. Daarbij erop letten dat de
koelvloeistoemperatuurmeter onder 120 °C blij.
ÿ
Waarschuwingslampje koel-
vloeistof (geel)
* Het gele waarschuwingslampje koelvloeistof brandt wanneer de motor draait.
Mogelijke oorzaken:
RTemperatuursensor vertoont een storing
RDrukvulluchtkoeling, transmissie-oliekoeling of accukoeling defect
RGrillejaloezie geblokkeerd of defect
#Tot de volgende gekwaliceerde werkplaats verder rijden zonder hoge motorbelasting.
942 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
;
Waarschuwingslampje
motordiagnose
* Het gele waarschuwingslampje motordiagnose brandt wanneer de motor draait.
Er is een storing van de motor, het uitlaatsysteem of het brandstofsysteem aanwezig.
De emissiegrenswaarden kunnen daardoor worden overschreden en de motor kan in het noodprogramma draaien.
#De auto zo snel mogelijk laten controleren bij een gekwaliceerde werkplaats.
Auto's met dieselmotor: Wellicht is de brandstoank volledig leeggereden.
#De motor na het tanken drie- tot viermaal achter elkaar starten.
Wanneer het gele waarschuwingslampje motordiagnose doo, wordt het noodprogramma opgeheven. De auto hoe
niet te worden gecontroleerd.
#
Waarschuwingslampje elek-
trische storing
* Het rode waarschuwingslampje elektrische storing brandt.
Er is een storing in de elektronica aanwezig.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
p
Waarschuwingslampje
motorbedrijfstemperatuur
*Het blauwe waarschuwingslampje motorbedrijfstemperatuur brandt, totdat de bedrijfstemperatuur van de motor is
bereikt.
Het motorvermogen en het motorkoppel zijn zolang gereduceerd.
#Hiermee rekening houden bij de rijstijl.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 943
F206 0105 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
p
Waarschuwingslampje
motorbedrijfstemperatuur
*Auto's met benzinemotor: Na een koude start brandt het blauwe waarschuwingslampje bedrijfstemperatuur van de
motor.
Het motorvermogen en motorkoppel zijn gereduceerd.
#Hiermee rekening houden bij de rijstijl.
8
Waarschuwingslampje
brandstofreserve brandt
* Het gele waarschuwingslampje brandstofreserve brandt wanneer de motor draait.
De brandstofvoorraad hee het reservegebied bereikt.
#Tanken.
944 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Remmen
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
!
Controlelampje elektrische
parkeerrem (rood)
!
Controlelampje elektrische
parkeerrem (geel)
* Het rode controlelampje elektrische parkeerrem knippert of brandt.
Het gele controlelampje elektrische parkeerrem brandt bovendien bij een storing.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
J
Remwaarschuwingslampje
(geel)
* Het gele waarschuwingslampje remmen brandt terwijl de auto ingeschakeld is.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen bij storing van het remsysteem
Wanneer het remsysteem een storing vertoont, kan het remgedrag nadelig beïnvloed zijn.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het remsysteem direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
#Voorzichtig met aangepaste snelheid en voldoende afstand tot voorliggers verder rijden.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 945
F206 0105 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Wanneer het bestuurdersdisplay een displaymelding weergee, deze in acht nemen.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
J
Waarschuwingslampje rem-
men (rood)
* De rode waarschuwingslampjes remmen branden terwijl de auto ingeschakeld is.
Mogelijke oorzaken:
RDe rembekrachtiging vertoont een storing en het remgedrag kan veranderen.
REr bevindt zich te weinig remvloeistof in het remvloeistofreservoir.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen en letsel bij storing van de rembekrachtiging
Wanneer de rembekrachtiging een storing vertoont, is het mogelijk dat er meer kracht op het rempedaal moet wor-
den uitgeoefend tijdens het remmen. Het remgedrag kan nadelig zijn beïnvloed. De remweg kan bij een noodstop
langer worden.
#Direct op een veilige plaats stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen bij een te laag remvloeistofniveau
Wanneer het remvloeistofniveau te laag is, kan de remwerking en daarmee het remgedrag nadelig beïnvloed zijn.
#Direct op een veilige plaats stoppen. Niet verder rijden!
946 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#Geen remvloeistof bijvullen.
Rijsystemen en rijveiligheidssystemen
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
!
ABS-waarschuwingslampje
* Het gele waarschuwingslampje ABS brandt terwijl de auto ingeschakeld is.
Het ABS vertoont een storing.
Wanneer bovendien een waarschuwingssignaal klinkt, vertoont de EBD een storing.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen kunnen een storing vertonen.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
&WAARSCHUWING Slipgevaar bij storing van de EBD of het ABS
De wielen kunnen bij het remmen blokkeren.
De bestuurbaarheid en het remgedrag worden sterk nadelig beïnvloed en de remweg kan langer zijn. Bovendien zijn
verdere rijveiligheidssystemen uitgeschakeld.
#Voorzichtig verder rijden.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 947
F206 0105 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Het remsysteem direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
#Voorzichtig verder rijden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
÷
Waarschuwingslampje ESP®
knippert
*Het gele waarschuwingslampje ESP® knippert tijdens het rijden.
Een of meerdere wielen hebben hun slipgrens bereikt (/ pagina 353).
Een of meerdere wielen hebben hun slipgrens bereikt (/ pagina 354).
#De rijstijl aan de weersomstandigheden en de toestand van het wegdek aanpassen.
÷
Waarschuwingslampje ESP®
brandt
*Het gele waarschuwingslampje ESP® brandt terwijl de auto ingeschakeld is.
Het ESP® vertoont een storing.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen, bijvoorbeeld het BAS, kunnen een storing vertonen.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
&WAARSCHUWING Slipgevaar door een storing in het ESP®
Als het ESP® is uitgeschakeld, wordt de auto niet door het ESP® gestabiliseerd. Bovendien zijn verdere rijveiligheids-
systemen uitgeschakeld.
#Voorzichtig verder rijden.
948 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Het ESP® bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
#Voorzichtig verder rijden.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
å
Waarschuwingslampje ESP®
OFF
*Het gele waarschuwingslampje ESP® OFF brandt terwijl de auto ingeschakeld is.
Het ESP® is uitgeschakeld.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen kunnen niet werken.
&WAARSCHUWING Slipgevaar tijdens het rijden met uitgeschakeld ESP®
Het ESP® voert geen stabilisatie van de auto uit. Bovendien zijn verder rijveiligheidssystemen slechts beperkt
beschikbaar.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het ESP® slechts zo lang uitschakelen als de situatie dit vereist.
Als het ESP® niet kan worden ingeschakeld, vertoont het ESP® een storing.
#Het ESP® direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
#De aanwijzingen met betrekking tot het uitschakelen van het ESP® in acht nemen (/ pagina 353).
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 949
F206 0105 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
å
¤
*De gele waarschuwingslampjes ESP® OFF branden, terwijl de auto ingeschakeld is.
Het ESP® is uitgeschakeld.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen kunnen niet werken.
&WAARSCHUWING Slipgevaar tijdens het rijden met uitgeschakeld ESP®
Het ESP® voert geen stabilisatie van de auto uit. Bovendien zijn verder rijveiligheidssystemen slechts beperkt
beschikbaar.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het ESP® slechts zo lang uitschakelen als de situatie dit vereist.
Als het ESP® niet kan worden ingeschakeld, vertoont het ESP® een storing.
#Het ESP® direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
#De aanwijzingen met betrekking tot het uitschakelen van het ESP® in acht nemen (/ pagina 354).
950 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
å
Æ
*Het ESP® SPORT is ingeschakeld terwijl de auto is ingeschakeld.
Wanneer het ESP® SPORT is ingeschakeld, stabiliseert het ESP® de auto slechts beperkt.
&WAARSCHUWING Slipgevaar bij verkeerd gebruik van het ESP® SPORT
Als het ESP® SPORT wordt ingeschakeld, bestaat verhoogd slipgevaar en gevaar voor ongevallen!
#Het ESP® SPORT alleen onder de hierna beschreven omstandigheden inschakelen.
#De aanwijzingen met betrekking tot het inschakelen van het ESP® SPORT in acht nemen (/ pagina 354).
Û
Waarschuwingslampje
ATTENTION ASSIST
* Het waarschuwingslampje ATTENTION ASSIST brandt.
De ATTENTION ASSIST vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
ê
Waarschuwingslampje ver-
keerstekenassistent
* Het waarschuwingslampje verkeerstekenassistent brandt.
De verkeerstekenassistent vertoont een storing.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 951
F206 0105 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
L
Waarschuwingslampje
afstandswaarschuwing
* Het rode waarschuwingslampje afstandswaarschuwing brandt tijdens het rijden.
De afstand tot de voorligger is voor de gekozen snelheid te gering.
Wanneer bovendien het waarschuwingssignaal klinkt, wordt een obstakel met een te hoge snelheid genaderd.
#Klaar zijn om direct te kunnen remmen.
#De afstand vergroten.
Werking van het Active Brake Assist System (/ pagina 382).
Ó
Waarschuwingslampje
Active Brake Assist System
* Het waarschuwingslampje Active Brake Assist System brandt.
Het systeem is als gevolg van vervuilde sensoren of een storing niet beschikbaar of de functionaliteit is beperkt.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
ê
Waarschuwingslampje
Active Brake Assist System
* Het waarschuwingslampje Active Brake Assist System brandt.
Het systeem is uitgeschakeld of de functionaliteit werd automatisch beperkt.
Dit kan het geval zijn wanneer de bestuurder geen gordel om hee of een ander rijsysteem geactiveerd werd.
#De aanwijzingen met betrekking tot het Active Brake Assist System (/ pagina 382) in acht nemen.
952 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Æ
Waarschuwingslampje
Active Brake Assist System
* Het waarschuwingslampje Active Brake Assist System brandt.
Na het wegrijden is de functionaliteit van het systeem beperkt vanwege de inleerprocedure.
Afhankelijk van de omgevingsomstandigheden kan de inleerprocedure enkele minuten duren.
#De aanwijzingen met betrekking tot het Active Brake Assist System (/ pagina 382) in acht nemen.
ä
Waarschuwingslampje
onderstel (geel)
* Het gele waarschuwingslampje AMG RIDE CONTROL brandt.
Er is een storing van de AMG RIDE CONTROL aanwezig.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
â
Waarschuwingslampje DRIFT
MODE
* DRIFT MODE is ingeschakeld, terwijl de motor draait.
&WAARSCHUWING Slipgevaar en gevaar voor ongevallen door doordraaiende wielen
Wanneer de DRIFT MODE wordt gebruikt, is het ESP® niet beschikbaar.
Er bestaat verhoogd slipgevaar en gevaar voor ongevallen!
#DRIFT MODE niet tijdens het normale gebruik op straat gebruiken.
#DRIFT MODE mag alleen op afgesloten circuits, buiten het publieke verkeer, worden geactiveerd en gebruikt.
#Er mogen zich geen personen of voorwerpen in de omgeving van de auto bevinden; dit controleren.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 953
F206 0105 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#De aanwijzingen met betrekking tot het inschakelen van de DRIFT MODE in acht nemen (/ pagina 408).
ä
Waarschuwingslampje
onderstel (geel)
*Plug-in-hybride:
Het gele waarschuwingslampje niveauregeling achteras brandt.
Er is een storing van de niveauregeling achteras aanwezig.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
Mercedes-Benz noodoproepsysteem
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
H
Waarschuwingslampje
Mercedes-Benz noodop-
roepsysteem
*Het Mercedes-Benz noodoproepsysteem vertoont een storing. Bovendien vertoont het systeem Mercedes me connect
een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
954 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
Bandenspanningscontrole
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
h
Waarschuwingslampje ban-
denspanningscontrole knip-
pert
*Het gele waarschuwingslampje bandenspanningscontrole (drukverlies/storing) knippert circa één minuut lang en brandt
dan permanent.
De bandenspanningscontrole vertoont een storing.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen bij storing van de bandenspanningscontrole
De bandenspanningscontrole kan niet meer zoals bedoeld waarschuwen bij drukverlies bij één of meer banden.
Banden met een te lage bandenspanning kunnen bijvoorbeeld het rijgedrag en het stuur‑ en remgedrag beïnvloeden.
#De bandenspanningscontrole bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
h
Waarschuwingslampje ban-
denspanningscontrole
brandt
*Het gele waarschuwingslampje bandenspanningscontrole (drukverlies/storing) brandt.
De bandenspanningscontrole hee bandenspanningsverlies bij ten minste één band geconstateerd.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door een te lage bandenspanning
RDe banden kunnen klappen.
RDe banden kunnen overmatig en/of ongelijkmatig slijten.
RDe rij-eigenschappen en het stuur‑ en remgedrag kunnen sterk nadelig beïnvloed worden.
U kunt dan de controle over de auto verliezen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 955
F206 0105 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#De geadviseerde bandenspanningen in acht nemen.
#Indien noodzakelijk de bandenspanning aanpassen.
#De auto op een veilige plaats stoppen.
#De bandenspanning en de banden controleren.
956 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F206 0105 07
1, 2, 3 ...
4MATIC........................................................ 314
48V-boordnet
Bedrijfsveiligheid...................................... 90
Weergaven op het bestuurdersdisplay.... 468
A
A/C-functie
In- en uitschakelen (bedieningseen-
heid)...................................................... 256
In- en uitschakelen (MBUX).................... 257
Aanduiding rijprogramma..................... 300, 301
Aanhangwagendissel, Trekken/slepen.......... 451
Aanhangwagenkoppeling........................ 48, 443
Aanhangwagenmanoeuvreer-assistent
Functie.................................................. 440
Gebruiken.............................................. 441
Aanhangwagenstabilisatie............................ 356
Aanhangwagenvoorziening
Aanhangwagen aan- of afkoppelen......... 446
Aanhangwagengewicht........................... 831
Aanhangwagengewicht (Mercedes-
AMG auto's)........................................... 831
Aanhangwagenmanoeuvreer-assistent.... 440
Achteroverbouw..................................... 830
Algemene aanwijzingen.......................... 830
Asbelasting............................................ 832
Asbelasting (Mercedes-AMG auto's)....... 833
Bevestigingspunten................................ 830
Contactdoos.......................................... 446
Fietsdrager............................................ 449
Inbouwmaten......................................... 830
Kogeldruk.............................................. 831
Kogeldruk (Mercedes-AMG auto's)......... 832
Kogelhals uit-/inklappen.................. 48, 443
Verzorging............................................. 652
Aanraakgevoelige bedieningselementen......... 89
Aanrijdingsbeveiliging
Remmen bij het manoeuvreren............... 434
Wegrij-assistentie................................... 432
Aanslepen.................................................... 679
Aansprakelijkheid voor gebreken.................. 101
Aanwezigheidsherinnering van personen
Functie.................................................. 150
In- en uitschakelen................................. 150
ABS............................................................. 352
Acceleratie
Geoptimaliseerde acceleratie................. 281
Kickdown............................................... 313
Accu............................................................ 669
Accu (12V-accu)
Aanwijzingen.......................................... 666
Aanwijzingen (starthulp en laden)........... 669
Opladen........................................... 62, 671
Starthulp.......................................... 62, 671
Vervangen............................................. 673
Accu (48 V)
Aanwijzingen.......................................... 667
Accu (hoogspanningsboordnet)............ 827, 829
Accu (startaccu)
laden, Remote Online............................. 278
Accugebruik................................................. 270
Achteras-niveauregeling............................... 406
Achterportier (kinderslot)
Beveiligen.............................................. 147
Achterruit
Rolzonnescherm.................................... 180
Achterruitverwarming........................... 252, 253
Trefwoordenregister 957
F206 0105 07
Achteruitrijcamera
360°-camera......................................... 411
Activeringspunten beheren..................... 421
Camera-afdekking openen..................... 422
Functie.................................................. 411
Verzorging............................................. 652
via GPS activeren................................... 421
Achteruitversnelling
DIRECT SELECT-keuzehendel................. 305
Actief onderhoudssysteem PLUS.................. 637
Actieradius
AdBlue®................................................. 460
Actieve afstandsassistent DISTRONIC
Actieve noodstopassistent...................... 378
Actieve rijstrookwisselassistent.............. 380
Actieve snelheidslimietassistent............. 372
Activeren of deactiveren......................... 369
Functie.................................................. 366
Routegebaseerde snelheidsaanpassing... 373
Snelheid oproepen................................. 369
Snelheid opslaan.................................... 369
Snelheid verhogen/verlagen.................. 369
variabele limiter activeren of deactive-
ren......................................................... 369
Actieve bochtenverlichting........................... 234
Actieve dodehoekassistent
Functie.................................................. 398
In- en uitschakelen................................. 402
Remingreep........................................... 401
Rijden met een aanhangwagen............... 401
Uitstapwaarschuwing............................. 398
Actieve leassistent..................................... 375
Actieve motorkap......................................... 639
Actieve noodstopassistent............................ 378
Actieve parkeerassistent
Automatische remfunctie....................... 432
Functie.................................................. 426
Inparkeren............................................. 428
Memory parkeerassistent....................... 436
Pauzeren............................................... 431
Remmen bij het manoeuvreren............... 434
Uitparkeren............................................ 430
Waarschuwing bij kruisend verkeer......... 433
Wegrij-assistentie................................... 432
Actieve rijstrookwisselassistent
Functie.................................................. 380
In- en uitschakelen................................. 382
Actieve snelheidslimietassistent................... 372
Actieve spoorassistent
Functie.................................................. 402
Gevoeligheid instellen............................ 405
In- en uitschakelen................................. 405
Rijden met een aanhangwagen............... 402
Actieve stuurassistent
Actieve noodstopassistent...................... 378
Actieve rijstrookwisselassistent.............. 380
Functie.................................................. 376
In- en uitschakelen................................. 378
Active Brake Assist System
Functie.................................................. 382
Instellen................................................. 388
Activeringssituaties...................................... 117
Adaptief remlicht.......................................... 360
Adaptieve grootlichtassistent
In- en uitschakelen................................. 240
Adaptieve grootlichtassistent Plus
In- en uitschakelen................................. 243
Adaptieve snelheidsregeling......................... 373
AdBlue®
Aanwijzingen.......................................... 319
Actieradius............................................ 460
958 Trefwoordenregister
F206 0105 07
Additieven.............................................. 818
bijvullen........................................... 29, 319
Inhoud................................................... 819
Niveau................................................... 460
Zuiverheid.............................................. 818
Additieven
AdBlue®................................... 29, 319, 818
brandstof............................................... 816
Motorolie............................................... 819
Advanced sound system
Balans/fader instellen............................ 636
Geluidsmenu oproepen.......................... 636
Hoge, midden en bassen instellen.......... 636
Informatie.............................................. 636
Luidheidnormalisatie in- en uitschake-
len......................................................... 636
Adviezen
Congureren.......................................... 513
Wissen................................................... 513
Afmetingen.................................................. 824
Afmetingen (Mercedes-AMG auto's)............. 824
Afstandsregeling.......................................... 366
Afstandsregeltempomaat............................. 366
Afstandswaarschuwing................................. 382
Airbag
Activering.............................................. 117
Controlelampje PASSENGER AIR BAG.... 111
Overzicht............................................... 123
Waarschuwingslampje............................ 109
Akoestisch sluitsignaal in- en uitschakelen.... 152
Alarmsysteem.............................................. 181
Alertheidsassistent....................................... 360
Algemene rijtips........................................... 282
Alternatieve route................................. 538, 547
AMG DYNAMIC SELECT
Rijprogramma's instellen........................ 304
AMG Real Performance Sound..................... 295
AMG remsysteem met hoogwaardige
keramische composietremschijven............... 286
AMG RIDE CONTROL
Instelling selecteren............................... 407
Onderstel............................................... 406
AMG stuurwieltoetsen
Functie.................................................. 296
Instellen................................................. 297
AMG TRACK PACE
Boost-eect strategie............................. 410
Congureren.......................................... 521
Drag Race.............................................. 520
Functie.................................................. 517
Telemetrieweergave............................... 521
Track Race............................................. 517
Android Auto
Informatie.............................................. 594
Klankinstellingen.................................... 596
Mobiele telefoon verbinden (draadloos).. 595
Mobiele telefoon verbinden (kabel)......... 595
Overgebrachte voertuiggegevens............ 596
Stop...................................................... 596
Android smartphone.................................... 594
Antiblokkeersysteem.................................... 352
Antislipkettingen.................................... 53, 684
Apple CarPlay®, Smartphone
Aanwijzingen.......................................... 592
iPhone® aanmelden (draadloos)............. 593
iPhone® verbinden (kabel)...................... 592
Klankinstellingen.................................... 593
Overgebrachte voertuiggegevens............ 596
Overzicht............................................... 591
Trefwoordenregister 959
F206 0105 07
Stop...................................................... 593
Apps, Mercedes me
Mercedes me connect........................... 602
Mercedes me oproepen......................... 598
Selecteren (MBUX multimediasysteem).. 605
Asbak
In de middenconsole.............................. 225
Asbelasting
Rijden met aanhangwagen
(Mercedes-AMG auto's)......................... 833
Rijden met een aanhangwagen............... 832
Assistentiesysteem...................................... 351
Assistentieweergave
Menu (bestuurdersdisplay)..................... 461
ASSYST PLUS
Servicemaatregelen............................... 637
Standtijd met accukabels losgemaakt..... 638
Weergave onderhoudsinterval................ 637
ATTENTION ASSIST
Functie.................................................. 360
Instellen................................................. 362
Augmented reality
Routebegeleiding MBUX......................... 561
Auteursrecht................................................ 105
Auto, Ontsteking inschakelen
48V-boordnet.......................................... 90
Aansprakelijkheid voor gebreken............ 101
Afzetten................................................. 342
Automatisch vergrendelen (MMS)........... 164
Botsingherkenning instellen............ 347, 348
Buiten gebruik stellen............................. 349
Correct gebruik........................................ 99
Diagnose-interface................................... 97
Extra portiervergrendeling...................... 161
Gegevensopslag..................................... 101
Gesproken opdrachten MBUX spraak-
assistent................................................ 479
Hoogspanningsboordnet.......................... 90
Informatie................................................ 24
Inschakelen (start-stoptoets).................. 273
inschakelen, Remote Online................... 279
KEYLESS-GO.......................................... 162
Laten zakken.......................................... 699
Medische hulpmiddelen......................... 100
Noodsleutel........................................... 164
Omhoogkantelen.................................... 695
Ont- en vergrendelen (Digitale voer-
tuigsleutel )............................................ 159
QR-code reddingskaart.................... 62, 101
REACH-verordening................................ 100
Registratie............................................... 99
Ruststand activeren of deactiveren......... 349
Ruststand functie................................... 349
Slepen................................... 673, 674, 675
Starten (Digitale Voertuigsleutel)............ 275
Starten (start-stoptoets)......................... 274
starten, noodprogramma........................ 277
Stoppen................................................. 342
SVHC/bijzonder zorgwekkende stoen.. 100
Trekken.................................................. 451
Uitschakelen (start-stoptoets)................ 342
Ventileren / comfortopening.................. 173
Ver- en ontgrendelen (noodsleutel)......... 164
Ver- en ontgrendelen (van binnenuit)...... 162
Vervoeren.............................................. 677
Vrij rijden............................................... 310
Auto wassen
Hogedrukreiniger................................... 650
Met de hand wassen.............................. 650
Wasstraat........................................ 35, 648
Automatisch inklappen van de buitenspie-
gels.............................................................. 251
Automatisch rijlicht...................................... 232
960 Trefwoordenregister
F206 0105 07
Automatische afstandsregeling..................... 366
Automatische airconditioning....................... 257
Automatische klimaatregeling....................... 257
Automatische maatregelen na een ongeval... 116
Automatische motorstart/-stop.................... 286
Automatische noodoproep........................... 608
Automatische stoelaanpassing..................... 196
Automatische transmissie
Achteruitversnelling inschakelen............. 306
DIRECT SELECT-keuzehendel................. 305
DYNAMIC SELECT-toets................. 297, 299
Handmatig schakelen..................... 310, 311
Kickdown............................................... 313
Neutraalstand inschakelen..................... 307
Olietemperatuur (bestuurdersdisplay)..... 462
Parkeerstand inschakelen....................... 308
Rijprogramma's.............................. 297, 299
Rijstand inschakelen.............................. 309
Stuurwielschakelpaddles................ 310, 311
Transmissiestandaanduiding................... 305
Transmissiestanden............................... 305
Versnellingspook.................................... 305
Automatische uitschakeling van de bijrij-
dersairbag
Functie.................................................. 113
Automatische uitschakeling van de passa-
giersairbag
Controlelampje PASSENGER AIR BAG.... 111
Informatie (kinderzitjesbevestigings-
systeem op de passagiersstoel).............. 130
Autonoom remmen...................................... 382
Autorisaties
Instellen................................................. 509
Autosleutel................................................... 151
B
Bagage........................................................ 206
Bagagedrager............................................... 206
Bagageruimtebodem
Openen............................................ 48, 217
Balans/fader instellen
Advanced sound system......................... 636
Burmester® 3D-surround sound sys-
tem........................................................ 635
Banden
Aanwijzingen met betrekking tot mon-
tage....................................................... 689
Bandenspanningstabel........................... 686
Controleren............................... 37, 53, 684
Geluidontwikkeling................................. 684
MOExtended.......................................... 660
Monteren............................................... 698
Naafdop verwijderen/installeren............ 694
Ongewoon rijgedrag............................... 684
Opslaan................................................. 693
Pech................................................ 65, 659
Selectie................................................. 689
Sneeuwkettingen............................. 53, 684
Temperatuur controleren........................ 688
TIREFIT-set............................................. 661
Vervanging............................................. 689
Verwijderen................................... 697, 698
Verwisselen................................... 692, 694
Bandenpech
Aanwijzingen.................................... 65, 659
MOExtended.......................................... 660
TIREFIT-set............................................. 661
Verwisselen van een wiel........................ 694
Bandenplakmiddel........................................ 661
Trefwoordenregister 961
F206 0105 07
Bandenproel................................... 37, 53, 684
Bandenspanning
Aanwijzingen.......................................... 685
Bandenspanningstabel........................... 686
Controleren........................................... 688
TIREFIT-set............................................. 661
Bandenspanningscontrole
Functie.................................................. 687
Opnieuw starten.................................... 688
Bandenspanningstabel................................. 686
Bandenwisselgereedschap........ 65, 66, 693, 694
BAS............................................................. 352
Basisinformatie............................................ 106
Batterij
Hoogspanningsaccu............................... 669
Batterij (sleutel)............................................ 154
Bedieningselement (MBUX multimediasys-
teem)
Akoestische bedieningsfeedback
instellen................................................. 492
Bedieningselementen..................................... 89
Bedieningspaneel dakconsole........................ 80
Bedrijfsstoen
Aanwijzingen.......................................... 812
AdBlue®................................................. 818
additieven.............................................. 816
Benzine.......................................... 813, 814
Diesel.................................................... 816
Koelvloeistof.......................................... 822
Motorolie............................................... 819
Remvloeistof.......................................... 822
Ruitreinigingsmiddel......................... 54, 823
Bedrijfstemperatuur van de motor
Waarschuwingslampje............................ 281
Bedrijfsveiligheid
48V-boordnet.......................................... 90
Hoogspanningsboordnet.......................... 90
Bekerhouder
Achterin................................................. 223
Bekerhouders............................................... 220
Beladen
Imperial........................................... 42, 218
Opbergruimte onder bagageruimtebo-
dem................................................. 48, 217
Sjorogen.......................................... 51, 216
Tashaken............................................... 217
Belading....................................................... 206
Beladingsrichtlijnen...................................... 206
Benzine................................................ 813, 814
Berichten, Tekstberichten
Afzender opbellen.................................. 587
Beantwoorden....................................... 587
Dicteren................................................. 586
Doorsturen............................................ 587
Gesproken opdrachten MBUX................ 479
Instellen van weergegeven sms-
berichten............................................... 586
Overzicht............................................... 586
Telefoonnummer of URL gebruiken......... 587
Verzenden............................................. 586
Voorleesfunctie...................................... 586
Voorlezen.............................................. 586
Wissen................................................... 588
Berichten-center
Acties selecteren................................... 501
Bericht bewerken................................... 501
Bericht oproepen................................... 501
Overzicht............................................... 500
Typen berichten..................................... 500
962 Trefwoordenregister
F206 0105 07
Beschadiging
Beschermingspotentieel beperkt............ 119
Beschermingspotentieel
Beperkt.................................................. 119
Bestemming
Advies bewerken.................................... 556
Als favoriet opslaan................................ 556
Laatste bestemmingen bewerken........... 556
Tussenbestemmingen bewerken............. 546
Bestemmingsadvies als favoriet opslaan....... 556
Bestemmingsinvoer
Bestemmingsadvies overnemen............. 534
Contact selecteren................................ 536
Driewoordenadres invoeren.................... 536
Geo-coördinaten invoeren...................... 536
Laatste bestemmingen selecteren.......... 534
Ontvangen bestemming selecteren......... 538
Op de kaart selecteren........................... 537
Tussenbestemming invoeren.................. 546
Uit Favorieten selecteren....................... 537
Bestemmingsinvoer (multimediasysteem)
Aanwijzing............................................. 532
Speciale bestemming selecteren............ 534
Bestuurdersdisplay, Combi-instrument
48V-boordnet........................................ 468
Aanwijzingen.......................................... 452
Assistentieweergave............................... 461
Bedienen............................................... 452
Head-up-display..................................... 466
Menu Ingetogen............................. 455, 458
Menu Klassiek................................ 455, 458
Menu Navigatie...................................... 465
Menu Service......................................... 460
Menu Supersport................................... 463
Menu Track Pace................................... 464
Menu's.................................................. 453
Onderhoudstermijn................................ 637
Statusindicaties............. 468, 470, 471, 472
Waarschuwings- en controlelampjes
........................................................ 78, 933
Bestuurdersstoel
Elektrisch instellen................................. 189
In- en uitstaphulp................................... 202
instellen (zitcomfort).............................. 187
mechanisch instellen.............................. 185
Stoelverwarming.................................... 198
Binnenspiegel
Automatisch dimmen............................. 250
Blue Tec
AdBlue®................................................. 319
Bluetooth®
In- en uitschakelen................................. 510
Informatie.............................................. 509
Internetverbinding instellen.................... 615
Mobiele telefoon aanmelden............ 13, 578
Bochtenverlichting....................................... 235
Bochtverlichting........................................... 234
Boordgereedschap
Sleepoog............................................... 677
TIREFIT-set....................................... 66, 661
Boost-eect strategie
Functie.................................................. 410
In- en uitschakelen (stuurwieltoets)........ 411
Botsingherkenning (geparkeerde auto)
Instellen......................................... 347, 348
Bouwserie.................................................... 810
Brake Assist
Active Brake Assist System.................... 382
Brake Assist System............................... 352
Brake Assist System..................................... 352
Trefwoordenregister 963
F206 0105 07
Brandblusser.......................................... 60, 659
Brandstof
additieven.............................................. 816
Benzine.......................................... 813, 814
Brandstofreserve (Mercedes-AMG
auto's)................................................... 818
Brandstoank ontluchten (plug-in-
hybride met benzinemotor)..................... 318
Diesel.................................................... 816
E10................................................ 813, 814
Kwaliteit benzine............................ 813, 814
Kwaliteit diesel....................................... 816
Lage buitentemperaturen....................... 816
Reserve................................................. 817
Tanken............................................. 25, 314
Tankinhoud............................................ 817
Tankinhoud (Mercedes-AMG auto's)....... 818
Zwavelgehalte................................ 813, 814
Brandstofreserve.......................................... 817
Buiten gebruik stellen................................... 349
Buitenlandse reis
Omschakeling licht dimlicht.............. 37, 231
Buitenspiegels
Automatisch dimmen............................. 250
Automatisch spiegels inklappen.............. 251
Dodehoek-/actieve dodehoekassistent.. 398
Geheugenfunctie.................................... 205
In-/uitklappen....................................... 248
Inparkeerstand....................................... 250
Instellen................................................. 248
Waarschuwingslampje............................ 398
Burmester® 3D-surround sound system
Automatische luidheidnormalisatie......... 634
Balans/fader instellen............................ 635
Geluidsfocus instellen............................ 635
Geluidsmenu oproepen.......................... 634
Geluidsproel selecteren........................ 635
Hoge, midden en lage tonen instellen..... 634
Informatie.............................................. 634
C
Camera
360°-camera......................................... 416
Achteruitrijcamera................................. 411
Activeringspunten beheren..................... 421
Camera-afdekking openen (achteruit-
rijcamera).............................................. 422
Functie.................................................. 416
Informatie.............................................. 350
Reiniging................................................ 652
Toets..................................................... 421
Via GPS activeren (achteruitrijcamera)... 421
Weergave selecteren.............................. 421
Car-to-X-Communication
Gevarenmeldingen verzenden................. 561
Overzicht............................................... 560
Weergave op kaart................................. 561
Centraal display
Bedienen............................................... 492
Centrale vergrendeling
Sleutel................................................... 152
Toets..................................................... 162
Circuitgebruik
AMG remsysteem met hoogwaardige
keramische composietremschijven......... 286
AMG stuurwieltoetsen............................ 296
Citylicht....................................................... 236
COC-documenten, CERTIFICATE OF CON-
FORMITY..................................................... 703
Cockpit
Dashboard......................................... 74, 76
964 Trefwoordenregister
F206 0105 07
Combischakelaar
Ruitenwissers......................................... 246
Verlichting............................................. 233
Comfort
Informatie................................................ 23
Comfortbediening
Zijruiten sluiten/openen (luchtrecircu-
latietoets)................................................ 68
Comfortopening........................................... 173
Comfortsluiting............................................ 174
Communicatiemodule
Automatische internetverbinding ver-
breken................................................... 614
Internetverbinding instellen.................... 614
Conformiteitsverklaring
Elektromagnetische verdraagzaamheid..... 94
Radio-apparatuur waarvoor wettelijke
keurmerken gelden.................................. 94
TIREFIT-set............................................... 96
Contactdoos
12V....................................................... 226
Rijden met een aanhangwagen............... 446
Contactdoosklep.......................................... 321
Contacten, Adresboek, Telefoonboek
Aanwijzing met betrekking tot adviezen.. 581
Bellen.................................................... 585
Importeren (overzicht)............................ 584
Informatie.............................................. 583
Naamformaat......................................... 584
Oproepen.............................................. 583
Opslaan................................................. 584
Opties.................................................... 585
Opties voor suggesties selecteren.......... 581
Wissen................................................... 585
Worden geïmporteerd............................ 584
Controle- en waarschuwingslampjes
Bestuurdersdisplay................................. 933
PASSENGER AIR BAG............................. 111
Correct gebruik.............................................. 99
D
DAB Slideshow
Inschakelen........................................... 632
Selecteren............................................. 632
Dakbelasting................................................ 826
Dakbelasting (Mercedes-AMG auto's)........... 826
Dashboard
Cockpit.............................................. 74, 76
Dashboardkastje
Ver- en ontgrendelen........................ 52, 211
Dashcam
Instellingen congureren........................ 575
Usb-apparaat selecteren........................ 574
Video-opname starten/stoppen............. 574
Datumformaat instellen................................ 508
Dealerwerkplaats........................................... 99
Decorfolie.................................................... 651
Denoxeringsmiddel
AdBlue®................................................. 319
Diagnose-interface......................................... 97
Diefstal-/inbraakalarminstallatie.................. 181
Diefstalbeveiliging
Extra portiervergrendeling...................... 161
Wegrijblokkering.................................... 180
Dieren.......................................................... 119
Diesel
Aanwijzingen.......................................... 816
lage buitentemperaturen........................ 816
Trefwoordenregister 965
F206 0105 07
DIGITAL LIGHT
Actieve bochtenverlichting..................... 234
Adaptieve grootlichtassistent.................. 239
Adaptieve grootlichtassistent Plus.......... 241
Assistentiefuncties................................. 236
Bochtenverlichting................................. 235
Citylicht................................................. 236
Dynamisch dimlicht................................ 234
In- en uitschakelen................................. 239
Overzicht............................................... 234
Slechtweerverlichting............................. 236
Topograsche compensatie.................... 236
Uitgebreid mistlicht................................ 235
Verlichting voor snelwegen..................... 235
Digitale handleiding........................................ 86
Digitale voertuigsleutel
Auto ont- en vergrendelen...................... 159
Auto starten........................................... 275
Beheren................................................. 157
Functie.................................................. 155
Instellen................................................. 156
Ontgrendelingsinstelling......................... 160
Probleem............................................... 160
verwijderen............................................ 158
Dimlicht
In- en uitschakelen................................. 231
Instellen................................................. 243
Links-/rechtsrijdend verkeer.................. 243
Omschakeling licht buitenlandse reis
........................................................ 37, 231
Dinghy Towing
Trekken/slepen..................................... 451
DIRECT SELECT-keuzehendel
Achteruitversnelling inschakelen............. 306
Automatische transmissie...................... 305
Functie.................................................. 305
Handmatig schakelen..................... 310, 311
Neutraalstand inschakelen..................... 307
Parkeerstand automatisch inschakelen... 308
Parkeerstand inschakelen....................... 308
Rijstand inschakelen.............................. 309
Schakeladvies........................................ 312
Directe gesproken opdrachten
Gesproken opdrachten MBUX spraak-
assistent................................................ 481
Directe klimaatregeling vooraf...................... 265
Display
Verzorging............................................. 654
Display (bestuurdersdisplay)
Overzicht van de weergaven
...................................... 468, 470, 471, 472
Display (MBUX multimediasysteem)
Instellingen............................................ 508
Displayinhoud menu Decent
Selecteren..................................... 455, 458
Displayinhoud menu Klassiek
Selecteren..................................... 455, 458
Displayinhoud menu Supersport
Selecteren............................................. 463
Displaymelding
Aanwijzingen.......................................... 834
Oproepen op het bestuurdersdisplay...... 834
Displaymeldingen
ç - - - km/h.................................... 905
È - - - km/h.................................... 900
h - - - km/h.................................... 900
6 2e rij zitplaatsen links Storing
Werkplaats opzoeken............................. 838
6 2e rij zitplaatsen rechts Storing
Werkplaats opzoeken............................. 839
966 Trefwoordenregister
F206 0105 07
# 12V-boordnet Werkplaats
opzoeken............................................... 919
Û 48V-accu Zie handleiding............. 921
Û Aandrijfvermogen en actiera-
dius gereduceerd Zie handleiding........... 866
: Aanhanger achterlicht.................. 859
: Aanhanger remlicht...................... 858
: Aanhanger richtingaanwijzer
links....................................................... 858
: Aanhanger richtingaanwijzer
rechts.................................................... 858
ï Aanhangwagenkoppeling Ver-
grendeling controleren (rode display-
melding)................................................ 875
ï Aanhangwagenkoppeling Ver-
grendeling controleren (witte display-
melding)................................................ 873
Û Accu oververhit Stop, iedereen
uitstappen! Liefst in de openlucht... 865, 921
: Achterlicht links........................... 857
: Achterlicht rechts........................ 857
: Achteruitrijlicht............................ 857
Ø AdBlue bijvullen Na XXX km
alleen "Electric" mogelijk. Zie handlei-
ding....................................................... 929
Ø AdBlue bijvullen Noodloop over
XXX km Zie handleiding.......................... 926
Ø AdBlue bijvullen zie handleiding.... 926
¯ AdBlue systeemstoring Alleen
rijprogramma "Electric" beschikbaar....... 930
¯ AdBlue systeemstoring Na XXX
km alleen "Electric" mogelijk. Zie
handleiding............................................ 929
¯ AdBlue systeemstoring Nood-
loop over XXX km Zie handleiding........... 928
¯ AdBlue systeemstoring Nood-
loop: Max XXX km/h Geen start na
XXX km.................................................. 928
¯ AdBlue systeemstoring Starten
niet mogelijk.......................................... 928
¯ AdBlue systeemstoring Zie
handleiding............................................ 927
: Afslagverlichting links................... 854
: Afslagverlichting rechts................ 854
ò Akoestische omgevingsbeveili-
ging functioneert niet............................. 862
é Attention Assist: pauze!................ 900
# Auto stoppen Om de 12V-accu
op te laden de auto niet uitschakelen..... 920
: AUTO-verlichting functioneert
niet........................................................ 849
é Banden controleren..................... 923
é Banden oververhit........................ 925
é Bandenspanning corrigeren.......... 924
® Batterij sleutel vervangen............. 843
ð Bij rijden met aanhangwagen
beperkt beschikbaar.............................. 916
5 Bij tankstop 1 l motorolie bijvul-
len......................................................... 930
! Brandstolter reinigen................. 884
Trefwoordenregister 967
F206 0105 07
6 Brandstoank is ontlucht
Gereed om te tanken............................. 870
ê Camerazicht gereduceerd Zie
handleiding............................................ 915
: Dagverlichting links...................... 853
: Dagverlichting rechts................... 853
: Derde remlicht............................. 856
í Digitale sleutel Apparaat opla-
den........................................................ 848
: Dimlicht links............................... 852
: Dimlicht rechts............................ 852
J Direct remmen............................. 893
÷ functioneert niet zie handlei-
ding (ESP®)........................................... 898
G functioneert niet.......................... 918
T functioneren niet zie handlei-
ding (EBD, ABS en ESP®)..................... 899
! functioneren niet zie handlei-
ding (ABS en ESP®)............................... 897
æ Geen personen of dieren in de
auto achterlaten..................................... 843
Ù Gestuurde achteras hee
momenteel een storing.......................... 878
Ù Gestuurde achteras Storing
Direct stoppen....................................... 879
Ù Gestuurde achteras Storing
Werkplaats opzoeken............................. 879
: Grootlicht links............................. 853
: Grootlicht rechts.......................... 853
Û Hoogspanningssysteem laten
controleren Zie handleiding.................... 866
: Kentekenplaatverlichting.............. 858
+ Koelvloeistof bijvullen zie hand-
leiding.................................................... 883
ÿ Koelvloeistof Stoppen Auto uit-
schakelen.............................................. 884
è Laadkabel aangesloten................. 862
é Let op: band defect...................... 924
: Licht uitschakelen........................ 850
6 Linksvoor Storing Werkplaats
opzoeken............................................... 836
ý Luchtlter vervangen.................... 885
ð Maximum snelheid overschre-
den........................................................ 902
5 Meten van het motoroliepeil
niet mogelijk.......................................... 932
: Mistachterlicht............................. 857
& momenteel niet beschikbaar
Accu zwak............................................. 860
& momenteel niet beschikbaar
Brandstof tanken.................................... 860
& momenteel niet beschikbaar
Hoogspanningsaccu opladen.................. 861
& momenteel niet beschikbaar
Opladen van hoogspanningsaccu niet
voltooid.................................................. 860
5 Motorolie Kwaliteitsverlies Olie
verversen noodzakelijk........................... 932
968 Trefwoordenregister
F206 0105 07
5 Motoroliedruk Stoppen Auto
uitschakelen.......................................... 932
5 Motoroliepeil Oliepeil verlagen..... 931
5 Motoroliepeil Stoppen Auto uit-
schakelen.............................................. 931
Ø Noodstop wordt gestart....... 908, 913
÷ nu niet beschikbaar Zie hand-
leiding (ESP®)....................................... 897
! nu niet beschikbaar zie handlei-
ding (ABS en ESP®)................................ 896
# Om de 12V-accu op te laden
de auto starten...................................... 920
: Parkeerlicht linksvoor................... 852
: Parkeerlicht rechtsvoor................ 852
! Parkeerrem Om te ontgrende-
len auto inschakelen.............................. 893
! Parkeerrem ontgrendelen............. 893
! Parkeerrem zie handleiding.......... 890
ç passief......................................... 905
È passief......................................... 901
6 Rechtsvoor Storing Werkplaats
opzoeken............................................... 837
: Remlicht links.............................. 856
: Remlicht rechts............................ 856
J Remvloeistofniveau controleren.... 895
: Richtingaanwijzer linksachter....... 854
: Richtingaanwijzer linksvoor.......... 854
: Richtingaanwijzer rechtsachter..... 855
: Richtingaanwijzer rechtsvoor........ 855
: Richtingaanwijzer spiegel links..... 855
: Richtingaanwijzer spiegel rechts... 856
_ Rugleuning achterbank links
niet vergrendeld..................................... 881
_ Rugleuning achterbank rechts
niet vergrendeld..................................... 882
¥ Ruitensproeiervloeistof bijvullen... 882
í Sleutel hoort niet bij het voer-
tuig........................................................ 848
õ Sleutel meenemen....................... 847
® Sleutel niet herkend (rode dis-
playmelding).......................................... 844
® Sleutel niet herkend (witte dis-
playmelding).......................................... 844
õ Sleutel niet herkend Digitale
sleutel in mobieletelefoonhouder
plaatsen................................................. 846
õ Sleutel niet herkend..................... 846
í Sleutel vernieuwen Zie handlei-
ding....................................................... 847
® Sleutel vervangen........................ 843
® Sleutel wordt ingeleerd Wach-
ten a.u.b................................................ 845
õ Sleutel wordt ingeleerd Wach-
ten a.u.b................................................ 848
é Snelheid verlagen........................ 925
d Stoppen Auto uitschakelen........... 868
# Stoppen zie handleiding............... 919
Û Stoppen Zie handleiding............... 920
Trefwoordenregister 969
F206 0105 07
ä Storing Maximaal 80 km/h rij-
den........................................ 902, 903, 904
J Storing Stoppen........................... 894
Ù Storing stuurinrichting Direct
stoppen Zie handleiding......................... 878
Ù Storing stuurinrichting Meer
kracht vereist Zie handleiding................. 877
Ù Storing stuurinrichting Voor-
zichtig rijden Werkplaats opzoeken......... 877
Û Storing Werkplaats opzoeken....... 865
: Storing Zie handleiding................. 849
J Storing Zie handleiding................. 894
d Storing......................................... 868
Û Storing......................................... 865
¸ Tijdelijk niet beschikbaar Sen-
soren vervuild........................................ 914
ç Uit............................................... 905
ë Uit............................................... 899
6 Veiligheidssysteem Storing
Werkplaats opzoeken............................. 835
: Verlichting inschakelen................ 849
d Vermogen sterk gereduceerd....... 868
& Voorklimatisering via sleutel
momenteel niet beschikbaar Hoog-
spanningsaccu zwak.............................. 861
& Voorklimatisering via sleutel na
starten van de auto weer beschikbaar.... 861
Ý Wachten a.u.b. 48V-accu wordt
opgeladen.............................................. 921
6 Wachten a.u.b… Brandstoank
wordt ontlucht....................................... 870
u Wegslepen verboden Zie hand-
leiding.................................................... 862
é Wielsensor(en) niet beschikbaar... 923
6 Windowbag links Storing Werk-
plaats opzoeken..................................... 840
6 Windowbag rechts Storing
Werkplaats opzoeken............................. 840
Ø XX,X l AdBlue bijvullen Alleen
"Electric" beschikbaar Zie handleiding.... 929
Ø XX,X l AdBlue bijvullen Nood-
loop: Max. XXX km/h Geen start na
XXX km.................................................. 927
Ø XX,Xl AdBlue bijvullen Auto
aan, 60s wachten, anders geen start
mogelijk................................................. 927
4matic functioneert niet......................... 882
4matic nu niet beschikbaar.................... 882
Aandrijfstoring Bereikbare snelheid
beperkt Straks stoppen.......................... 867
Aandrijfstoring Bereikbare snelheid
sterk gereduceerd Zie handleiding.......... 868
Aandrijfsysteem wordt voorbereid…........ 864
Aandrijfvermogen gereduceerd Zie
handleiding............................................ 864
Aandrijving oververhit Voorzichtig
doorrijden.............................................. 889
Aandrijving Storing Stoppen Auto
opnieuw starten..................................... 889
970 Trefwoordenregister
F206 0105 07
Aandrijving Storing Stoppen Met
werkplaats contact opn.......................... 889
Aanwezigheidsherinnering personen
buiten werking....................................... 842
Achteruit rijden niet mogelijk Werk-
plaats opzoeken..................................... 888
Actieve afstandsassistent functio-
neert niet............................................... 906
Actieve afstandsassistent nu niet
beschikbaar Zie handleiding................... 905
Actieve afstandsassistent weer
beschikbaar........................................... 906
Actieve dodehoekassistent bij rijden
met aanhangwagen niet beschikbaar
Zie handleiding...................................... 912
Actieve dodehoekassistent functio-
neert niet............................................... 912
Actieve dodehoekassistent nu niet
beschikbaar Zie handleiding................... 911
Actieve leassistent buiten werking
Zie handleiding...................................... 910
Actieve leassistent momenteel niet
beschikbaar Zie handleiding................... 910
Actieve motorkap Storing Zie handlei-
ding....................................................... 880
Actieve noodstopassistent buiten wer-
king....................................................... 909
Actieve noodstopassistent momenteel
niet beschikbaar Zie handleiding............ 908
Actieve parkeerassistent en PARK-
TRONIC buiten werking Zie handleiding.. 917
Actieve parkeerassistent Manoeuvree-
rondersteuning beperkt beschikbaar
Zie handleiding...................................... 918
Actieve remassistent Functie beperkt
beschikbaar Zie handleiding................... 907
Actieve remassistent Functie nu
beperkt beschikbaar Zie handleiding...... 906
Actieve rijstrookwisselassistent buiten
werking.................................................. 910
Actieve rijstrookwisselassistent
momenteel niet beschikbaar Zie
handleiding............................................ 909
Actieve spoorassistent Functie
beperkt beschikbaar Zie handleiding...... 913
Actieve spoorassistent functioneert
niet........................................................ 912
Actieve spoorassistent nu niet
beschikbaar zie handleiding................... 912
Actieve stuurassistent buiten werking..... 907
Actieve stuurassistent momenteel niet
beschikbaar wegens meerdere nood-
stops..................................................... 908
Actieve stuurassistent nu niet
beschikbaar Zie handleiding................... 907
Adaptieve grootlichtassistent functio-
neert niet............................................... 851
Trefwoordenregister 971
F206 0105 07
Adaptieve grootlichtassistent nu niet
beschikbaar zie handleiding................... 850
Adaptieve grootlichtassistent Plus
functioneert niet.................................... 851
Adaptieve grootlichtassistent Plus nu
niet beschikbaar Zie handleiding............ 851
Alarmknipperlichtinstallatie Storing........ 852
Alleen elektrische aandrijving beschik-
baar Vermogen beperkt.......................... 864
AMG Ride Control Functie beperkt Zie
handleiding............................................ 903
Auto is klaar om te rijden Uitschake-
ling vindt plaats bij vergrendeling of
automatisch na XX min.......................... 873
Auto is klaar om te rijden Uitschake-
ling vindt plaats bij vergrendeling of
na enkele minuten.................................. 872
Auto starten niet mogelijk Zie handlei-
ding............................................... 867, 872
Auto wordt momenteel niet opgeladen
Storing van het laadstation..................... 863
Bandensp.contr. functioneert niet.......... 922
Bandenspanningscontrole buiten wer-
king Geen bandenspanningsensoren...... 923
Bandenspanningscontrole nu niet
beschikbaar........................................... 922
Brandstofreserve................................... 885
Controlelampje op bestuurdersdisplay
werkt niet Werkplaats opzoeken............. 859
DIGITAL LIGHT Functie beperkt
beschikbaar........................................... 850
Dodehoekassistent bij rijden met aan-
hangwagen niet beschikbaar Zie
handleiding............................................ 911
Dodehoekassistent functioneert niet...... 911
Dodehoekassistent nu niet beschik-
baar zie handleiding............................... 910
DRIFT MODE nu niet beschikbaar zie
handleiding............................................ 904
Elektronisch sperdierentieel in de
achteras functioneert niet...................... 879
Elektronisch sperdierentieel in de
achteras nu niet beschikbaar.................. 880
Functie geblokkeerd door neerge-
klapte middelste rugleuning.................... 881
Gelijkstroomladen buiten werking
Werkplaats opzoeken............................. 863
Head-up display Helderheid momen-
teel verminderd Zie handleiding.............. 877
Head-up-display functioneert niet........... 876
Head-up-display momenteel niet
beschikbaar Zie handleiding................... 876
Hoogspanningsaccu storing Starten
niet mogelijk over circa XXX km Werk-
plaats opzoeken  (gele displaymelding)... 869
Hoogspanningsaccu storing Starten
niet mogelijk over circa XXX km Werk-
plaats opzoeken (rode displaymelding).... 869
972 Trefwoordenregister
F206 0105 07
Hoogspanningsaccu storing Zonder
opnieuw te starten werkplaats opzoe-
ken........................................................ 869
Instelling dimlicht (links/rechts ver-
keer) alleen handmatig mogelijk............. 850
Instelling dimlicht (links/rechts ver-
keer) controleren................................... 850
Laadkabel ontgrendelen niet mogelijk
Zie handleiding...................................... 862
Laadstoring Andere laadmodus kiezen
a.u.b. Zie handleiding............................. 863
Limiter functioneert niet......................... 901
N automatisch ingeschakeld Rijstand
a.u.b. opnieuw inschakelen.................... 888
Om de auto uit te schakelen de start-
stoptoets gedurende min. 3 seconden
of 3 keer indrukken................................ 883
Om rijstand P of N te verlaten rempe-
daal indrukken en auto starten............... 886
Om te parkeren parkeerrem bedienen
Werkplaats opzoeken............................. 886
Ondersteunende accu Storing (rode
displaymelding)...................................... 890
Ondersteunende accu Storing (witte
displaymelding)...................................... 889
PARKTRONIC & manoeuvreeronders-
teuning achter bij rijden met aanhang-
wagen niet beschikbaar.......................... 917
PARKTRONIC buiten werking Zie
handleiding............................................ 917
Passagiersairbag ingeschakeld Zie
handleiding............................................ 841
Passagiersairbag uitgeschakeld Zie
handleiding............................................ 840
PRE-SAFE functioneert niet zie hand-
leiding.................................................... 916
PRE-SAFE impuls zijkant functioneert
niet zie handleiding................................ 916
PRE-SAFE PLUS buiten werking Zie
handleiding............................................ 916
RACE START afgebroken......................... 904
RACE START niet mogelijk zie handlei-
ding....................................................... 904
Remblokken controleren Zie handlei-
ding....................................................... 895
Rijprogramma "Electric" momenteel
niet beschikbaar.................................... 864
Rijstand P alleen bij voertuigstilstand..... 885
Ruitenwissers Storing............................. 882
Sfeerlicht Waarschuwingsondersteu-
ning buiten werking................................ 880
Sleutel in aangegeven bergplaats leg-
gen zie handleiding................................ 845
Sleutel wordt in opbergvak of digitale
sleutel in mobiele telefoonhouder
gezocht… Zie handleiding....................... 845
Snelheidsbegrenzing (winterbanden)
XXX km/h.............................................. 901
Trefwoordenregister 973
F206 0105 07
Snelheidslimietassistent functioneert
niet........................................................ 901
Snelheidslimietassistent nu niet
beschikbaar Zie handleiding................... 901
Starten weer mogelijk............................ 922
TEMPOMAT en limiter functioneren
niet........................................................ 900
TEMPOMAT functioneert niet................. 900
TEMPOMAT Uit...................................... 900
Transmissie Storing Stoppen.................. 888
Verkeerstekenassistent functioneert
niet........................................................ 902
Verkeerstekenassistent nu niet
beschikbaar Zie handleiding................... 902
Voor inschakelen van rijstand D of R
eerst rem bedienen................................ 886
Voor inschakelen van rijstand R eerst
rem bedienen......................................... 886
Voor verlaten van rijstand P rem
bedienen............................................... 885
Wegrolgevaar Bestuurdersportier
open Rijstand P niet ingeschakeld.......... 886
Wegrolgevaar N handmatig ingescha-
keld Geen automatische inschakeling
van P..................................................... 887
Wegrolgevaar Om te parkeren par-
keerrem bedienen.................................. 887
Wisselstroomladen buiten werking
Werkplaats opzoeken............................. 863
Zonder opnieuw te starten werkplaats
opzoeken............................................... 866
Zonder van rijstand te wisselen werk-
plaats opzoeken............................. 866, 888
DISTRONIC.................................................. 366
Dodehoekassistent
Functie.................................................. 398
In- en uitschakelen................................. 402
Draadloos opladen
Mobiele telefoon (voorin)........................ 229
Overzicht............................................... 227
Draagvermogen
Fietsdrager............................................ 831
Drag Race, Acceleratierace.......................... 520
DRIFT MODE
Functie.................................................. 408
Inschakelen........................................... 409
Inschakelvoorwaarden............................ 409
Uitschakelen.......................................... 409
DYNAMIC BODY CONTROL
Dempingskarakteristiek (Onderstel)........ 405
DYNAMIC SELECT
Aanduiding rijprogramma............... 300, 301
Functie.......................................... 297, 299
Motorgegevens weergeven..................... 303
Rijprogramma I congureren.................. 302
Rijprogramma kiezen..................... 300, 301
Rijprogramma's.............................. 297, 299
Verbruiksindicatie oproepen................... 304
Voertuiggegevens weergeven................. 303
Dynamisch dimlicht
Overzicht............................................... 234
E
E-mails......................................................... 479
974 Trefwoordenregister
F206 0105 07
E10...................................................... 813, 814
EBD, Electronic Brakeforce Distribution........ 358
ECO aanduiding........................................... 288
ECO start-stopsysteem
Automatische motorstart........................ 286
Automatische motorstop........................ 286
Functie.................................................. 286
Uit- en inschakelen........................ 287, 288
Voorwaarden (automatische motor-
stop/-start)............................................. 70
ECO start-stoptoets
Automatische motorstart/-stop...... 287, 288
ECO-assistent
48V-boordnet........................................ 289
In- en uitschakelen................................. 294
Plug-in-hybride....................................... 293
EDW
Functie.................................................. 181
Functie interieurbeveiliging..................... 182
Functie wegsleepbeveiliging................... 182
Het alarm beëindigen............................. 181
Interieurbeveiliging................................. 183
Wegsleepbeveiliging............................... 182
Eenheid voor afstand instellen...................... 512
Eerste hulp
EHBO-set................................... 40, 62, 658
EG-typegoedkeuringsnummer....................... 810
EHBO-set......................................... 40, 62, 658
Elektrische parkeerrem
Automatisch bedienen........................... 344
Automatisch vrijzetten............................ 345
Handmatig inschakelen/vrijzetten.......... 346
Noodremming uitvoeren......................... 347
Elektrische zekeringen............................ 64, 679
Elektro-aandrijving....................................... 270
Elektromagnetische verdraagzaamheid
Conformiteitsverklaring............................ 94
Elektronicavak
Middenconsole achterin......................... 212
Elektronisch stabiliteitsprogramma....... 353, 354
Energiestroomdisplay
Werking en aanwijzingen........................ 524
ENERGIZING Coach
Functie.................................................. 529
Oproepen.............................................. 530
ENERGIZING COMFORT
Overzicht van programma's.................... 526
Programma starten................................ 527
ERA-GLONASS testmodus............................ 611
ESC, Electronic Stability Control................... 353
ESP®
Aanhangwagenstabilisatie...................... 356
ESP® SPORT.......................................... 354
Functie.......................................... 353, 354
In- of uitschakelen.......................... 357, 358
Instellen (stuurwieltoets)........................ 357
Zijwindassistent..................................... 356
Exterieurverlichting
Omschakeling licht buitenlandse reis
........................................................ 37, 231
Verzorging............................................. 652
Extra portiervergrendeling............................ 161
F
Favorieten
Adres thuis............................................ 537
Adres werkzaamheden........................... 537
Bestemming toevoegen.......................... 537
Hernoemen............................................ 499
Trefwoordenregister 975
F206 0105 07
Oproepen.............................................. 499
Overzicht............................................... 499
Verschuiven........................................... 499
Wissen................................................... 500
Fietsdrager
Draagvermogen..................................... 831
Draagvermogen (Mercedes-AMG
auto's)................................................... 832
Rijden met een aanhangwagen............... 449
Fijnstofstatusindicator.................................. 256
Fileassistent................................................. 375
FIN Motorruimte........................................... 810
Stoel...................................................... 810
Typeplaatje............................................ 810
Flacon.......................................................... 261
Flat Towing
Trekken/slepen..................................... 451
Foto's
Gallery App............................................ 605
Fouten van de inzittenden
Beschermingspotentieel beperkt............ 119
Frequenties
Mobiele telefoon.................................... 704
Mobilofoon............................................ 704
Frontairbag
Activering.............................................. 117
Functionele stoel............................................ 82
G
G-meter, Acceleratiemeter........................... 462
Gallery App
Bedienen............................................... 605
Gaspedaal.................................................... 295
Geactiveerde onderdelen
Beschermingspotentieel beperkt............ 119
Gebruikersproelen, Personalisatie
Aanwijzingen.......................................... 494
Gebruiker selecteren.............................. 498
Gebruiker toevoegen.............................. 495
Gebruikersspecieke inhoud.................. 494
Opties selecteren................................... 496
Overzicht............................................... 494
Synchroniseren...................................... 498
Voorwaarden voor het gebruik................ 494
Gegevensbeschermingsrechten.................... 104
Gegevensbeveiliging
Autorisaties toekennen........................... 509
Gegevensopslag
Elektronische regeleenheden................. 101
Gegevensbeschermingsrechten.............. 104
Online-diensten...................................... 104
Gegevensverwerking in de auto.................... 101
Geheugenfunctie
Buitenspiegels........................................ 205
Head-up-display..................................... 205
Stoel...................................................... 205
Stuurwiel............................................... 205
Gekwaliceerde werkplaats............................ 99
Geluid
PRE-SAFE® Sound................................. 115
Wielen/Banden...................................... 684
Geluidsfocus instellen
Burmester® 3D-surround sound sys-
tem........................................................ 635
Geluidsmenu oproepen
Advanced sound system......................... 636
976 Trefwoordenregister
F206 0105 07
Burmester® 3D-surround sound sys-
tem........................................................ 634
Geluidsproel selecteren
Burmester® 3D-surround sound sys-
tem........................................................ 635
Gespecialiseerde werkplaats.......................... 99
Gesprekken, Telefoneren
Aannemen............................................. 581
Binnenkomend gesprek tijdens een
gesprek................................................. 582
Functies tijdens gesprek activeren......... 582
Gesprek beëindigen............................... 581
Gesprek met meerdere deelnemers........ 582
Mercedes me......................................... 597
Telefoon................................................. 581
Toegangscode voor internationale
oproepen gebruiken............................... 583
via bedieningspaneel dakconsole........... 597
Voeren................................................... 581
Weigeren............................................... 581
Gesproken rij-aanwijzingen
Geluidsverlaging in- en uitschakelen....... 555
Herhalen................................................ 555
In- en uitschakelen................................. 554
Volume instellen..................................... 555
Gestuurde achteras...................................... 286
Gevarendriehoek.............................. 39, 62, 658
Gevarenmeldingen
Car-to-X-Communication........................ 561
Gewichtsaanduidingen................................. 810
Globaal zoeken
Functie.................................................. 502
Overzicht............................................... 502
Gordel
Aanwijzingen met betrekking tot het
correct dragen....................................... 108
Afdoen................................................... 123
Hoogte instellen..................................... 109
Omgespen............................................. 109
Gordelaanpassing
Functie.................................................. 116
In- en uitschakelen................................. 116
Gordelspanners
Activering.............................................. 117
Gordelwaarschuwing.................................... 110
Grootlicht..................................................... 233
H
Handgrepen................................................. 184
Handleiding digitaal........................................ 86
Handmatig schakelen
In- en uitschakelen................................. 312
Handrem...................................................... 344
HANDS-FREE ACCESS................................. 169
Handschriherkenning................................. 507
Handsfree-installatie.................................... 575
Haptisch gaspedaal, Drukpunt...................... 295
Hard geluid
PRE-SAFE® Sound................................. 115
Head-up-display
Bedienen............................................... 467
Functie.................................................. 466
Geheugenfunctie.................................... 205
In- en uitschakelen................................. 467
Verzorging............................................. 654
Herstel fabrieksinstellingen
Reset-functie MBUX............................... 516
Het alarm beëindigen................................... 181
Trefwoordenregister 977
F206 0105 07
Hoge, midden en bassen instellen
Advanced sound system......................... 636
Hoge, midden en lage tonen instellen
Burmester® 3D-surround sound sys-
tem........................................................ 634
Hogedrukreiniger......................................... 650
HOLD-functie
Functie.................................................. 359
In- en uitschakelen................................. 359
Hoofdsteun
Aanbrengen en verwijderen (achterin).... 195
Instellen (achterin)................................. 194
Mechanisch instellen (voorin, 2-weg)...... 192
Mechanisch instellen (voorin, 4-weg)...... 193
Hoogspanningsaccu
Aansluittypen................................. 827, 829
Aanwijzingen.......................................... 669
Actieradius.................................... 827, 829
Algemene aanwijzingen met betrek-
king tot het laden................................... 321
Energiestroomdisplay............................. 524
Laadduur....................................... 827, 829
Laadkabel opbergen............................... 324
Laadkabel-bedieningseenheid................ 328
Laadstation, mode 3.............................. 326
Laadtoestandweergave.......................... 341
Maximale laadstroom (netcontact-
doos)..................................................... 328
Netcontactdoos, mode 2........................ 325
Opladen beëindigen (gelijkstroom,
mode 4)................................................. 339
Opladen beëindigen (wisselstroom,
mode 2/3)............................................. 334
Opladen starten (gelijkstroom, mode
4).......................................................... 337
Opladen starten (wisselstroom, mode
2/3)...................................................... 331
Opladen voor de vertrektijd.................... 522
Recuperatie........................................... 290
Snellaadstation, mode 4......................... 327
Spanningstypen............................. 827, 829
Type............................................... 827, 829
Wallbox, mode 3.................................... 326
Weekproel congureren....................... 522
Hoogspanningsboordnet
Bedrijfsveiligheid...................................... 90
Controlelampjes voertuigstekkerdoos..... 330
handmatig uitschakelen......................... 272
Huisdieren in de auto................................... 119
Hulp bij het manoeuvreren........................... 433
I
i-Size-kinderzitjesbevestigingssysteem
Geschikte zitplaatsen............................. 139
Monteren............................................... 144
Imperial
Beladen........................................... 42, 218
Bevestigen....................................... 42, 218
Importeursinformatie
Wettelijke keurmerken voor radio-
apparatuur............................................. 809
In geval van nood
EHBO-set................................... 40, 62, 658
Gevarendriehoek.................................... 658
Noodhulp................................................. 72
Overzicht hulp.......................................... 84
Veiligheidsvest........................... 38, 60, 657
In-Car Oce
E-mail doorsturen................................... 590
E-mail opstellen..................................... 590
E-mails beantwoorden............................ 590
E-mails beheren..................................... 589
Functies selecteren (agenda-item).......... 589
978 Trefwoordenregister
F206 0105 07
Functies selecteren (Taken &
Gesprekken).......................................... 589
Oproepen.............................................. 588
Taak als afgehandeld markeren.............. 589
Individueel rijprogramma
Congureren.......................................... 302
Informatie over wettelijke keurmerken
voor radio-apparatuur
Importeursinformatie............................. 809
Radiograsche toepassingen.................. 705
Specieke absorptiewaarde.................... 807
Wettelijke keurmerken voor radio-
apparatuur............................................. 708
Inparkeerstand
Buitenspiegel aan passagierszijde
opslaan via de achteruitversnelling......... 251
Buitenspiegel aan passagierszijde
opslaan via de geheugentoets.................. 70
Buitenspiegels........................................ 250
Inrij-aanwijzingen......................................... 280
Instaphulp
Instellen................................................. 204
Instellingen
Informatie................................................ 25
Intelligent Light System
In- en uitschakelen................................. 239
Intelligente werkingsstrategie, Routegeba-
seerd........................................................... 295
Interieur
Koelen of verwarmen, Remote Online..... 278
Interieurbeveiliging....................................... 183
Interieurhemel verzorgen.............................. 654
Interieurverlichting
Instellen................................................. 244
Sfeerverlichting...................................... 244
Uitschakelvertragingstijd verlichting....... 246
Internet
Browserdata wissen............................... 619
Favoriet wissen...................................... 619
Favorieten beheren................................ 619
Mercedes me connect........................... 602
Smartphone-integratie............................. 23
Webbrowser........................................... 618
Webbrowser op de achtergrond.............. 620
Webbrowserinstellingen oproepen.......... 619
Webbrowseropties oproepen.................. 618
Website oproepen.................................. 617
Wi-hotspot instellen.............................. 510
Internetverbinding
Automatische verbinding verbreken
(communicatiemodule)........................... 614
Beperkingen.......................................... 613
Informatie.............................................. 613
Instellen (Bluetooth®)............................. 615
Instellen (communicatiemodule)............. 614
Instellen (wi)........................................ 615
Opbouwen............................................. 616
Toegangsgegevens instellen (Blue-
tooth®).................................................. 615
Verbindingsstatus overzicht.................... 617
Verbindingsstatus weergeven................. 617
Vrijgave annuleren (mobiele telefoon)..... 616
Invoeren van tekens
Handschriherkenning........................... 507
Op het touchscreen............................... 506
Schrijfsnelheid selecteren...................... 507
Toetsenbordtaal instellen....................... 507
Werking en aanwijzingen........................ 505
Ionisering..................................................... 260
iPhone®
Smartphone-integratie........................... 591
Trefwoordenregister 979
F206 0105 07
ISOFIX-kinderzitjesbevestigingsysteem
Geschikte zitplaatsen............................. 137
Monteren............................................... 144
K
Kaart, Verkeerskaart
Actieradius weergeven........................... 568
Actualisering.................................... 40, 566
Extra informatie selecteren.................... 564
Gebied mijden........................................ 565
Gebied mijden (overzicht)....................... 565
Gebied wijzigen...................................... 565
Gebied wissen....................................... 566
Kaartgegevens....................................... 567
Kaartversie weergeven........................... 565
Kompas weergeven................................ 567
Online kaartinhoud weergeven............... 569
Qibla weergaven.................................... 567
Routeoverzicht na start.......................... 563
Satellietkaart weergeven........................ 568
Schaal automatisch instellen.................. 568
Schaal instellen...................................... 563
Symbolen voor speciale bestemmin-
gen selecteren....................................... 563
Verkeerskaart weergeven....................... 558
Verschuiven........................................... 563
Weersinformatie weergeven................... 569
Kaartfuncties............................................... 563
Kenteken monteren (vóór).............................. 93
Keuzehendel................................................ 305
KEYLESS-GO
Auto ver- en ontgrendelen...................... 162
Deactiveren..................................... 71, 153
Ontgrendelingsinstelling......................... 152
Probleem............................................... 164
Kickdown..................................................... 313
Kinderbeveiliging
Achterportier......................................... 147
Zijruiten (achterin).................................. 149
Kinderen
Algemene aanwijzingen.......................... 125
Gevaren in de auto vermijden................. 126
Kinderzitje
Aanbevelingen kinderzitjesbevesti-
gingssystemen....................................... 134
Algemene aanwijzingen.......................... 125
Het belangrijkste in het kort................... 124
ISOFIX/i-Size monteren......................... 144
Naar achteren gericht............................ 132
Op passagiersstoel met gordel beves-
tigen...................................................... 147
Op zitplaats achterin met gordel
bevestigen............................................. 147
Overzicht waarschuwingsstickers........... 129
Passagiersstoel...................................... 129
Risico's en gevaren................................ 126
Toelatingscategorieën............................ 132
Top Tether.............................................. 145
Zitplaats instellen................................... 142
Zitplaatsen geschikt voor i-Size-kin-
derzitjesbevestigingssystemen............... 139
Zitplaatsen geschikt voor ISOFIX-kin-
derzitjesbevestigingsystemen................. 137
Zitplaatsen geschikt voor met een
gordel bevestigde kinderzitjesbevesti-
gingssystemen....................................... 139
Zonder automatische uitschakeling
van de bijrijdersairbag............................ 132
Klankinstellingen
Automatische volumenormalisering........ 633
Balans en fader instellen........................ 634
Geluidsmenu oproepen.......................... 633
Hoge, midden en lage tonen instellen..... 633
980 Trefwoordenregister
F206 0105 07
Informatie.............................................. 633
Klantenservice............................................. 637
Klantenservice Mercedes-Benz bellen........... 598
Klimaatinstellingen
Terugzetten.............................................. 69
Klimaatmenu
Ionisering............................................... 260
Klimaatregeling...................................... 257
Klimaatregeling achterin......................... 258
Klimaatregeling voorin............................ 256
Luchtverdeling....................................... 258
Oproepen.............................................. 256
Parfumeringssysteem............................. 260
Standverwarming/-ventilatie.................. 268
Klimaatregeling, Airconditioning
A/C-functie in- en uitschakelen
(bedieningseenheid)............................... 256
A/C-functie in- en uitschakelen
(MBUX).................................................. 257
Aanwijzingen.......................................... 252
Achterruitverwarming..................... 252, 253
Automatisch regelen.............................. 257
Automatisch regelen (bedieningseen-
heid achterin)......................................... 257
Bedieningseenheid......................... 252, 253
Bedieningseenheid achterin................... 254
Condens van de ruiten verwijderen......... 259
Directe klimaatregeling vooraf................ 265
Fijnstofstatusindicator............................ 256
Flacon aanbrengen/verwijderen (par-
fumeringssysteem)................................. 261
In- en uitschakelen................................. 255
In- en uitschakelen (bedieningseen-
heid achterin)......................................... 256
Instellen................................................. 256
Instellingen voor de luchtverdeling.......... 258
Ionisering............................................... 260
Klimaatinstellingen terugzetten................. 69
Klimaatmenu.......................................... 256
Klimaatregeling vooraf bij ontgrende-
ling........................................................ 262
Klimaatregeling vooraf op de vertrek-
tijd......................................................... 263
Luchthoeveelheid........................... 252, 253
Luchtrecirculatie in- en uitschakelen...... 259
Luchtuitstroomopeningen (achterin)....... 269
Luchtuitstroomopeningen (vóór)............. 268
Luchtverdeling............................... 252, 253
Parfumeringssysteem............................. 260
Restwarmte........................................... 259
Ruit ontwasemen................................... 257
Standverwarming of -ventilatie............... 266
Synchronisatiefunctie............................. 259
Temperatuur.................................. 252, 253
Ventileren met comfortopening.............. 173
Voorruit ontwasemen..................... 252, 253
Zijruiten sluiten/openen (luchtrecircu-
latietoets)................................................ 68
Klimaatregeling achterin............................... 258
Klimaatregeling vooraf
Bij ontgrendeling.................................... 262
Directe.................................................. 265
op de vertrektijd in- en uitschakelen....... 264
Voor de vertrektijd......................... 263, 264
Kneebag...................................................... 123
Knipperlichten.............................................. 233
Koeling................................................. 252, 253
Koelvloeistof
Aanwijzingen.......................................... 822
Koelvloeistofniveau controleren.................... 645
Koerdeksel
Afzonderlijke vergrendeling in- en uit-
schakelen.............................................. 171
Trefwoordenregister 981
F206 0105 07
Begrenzing............................................. 171
HANDS-FREE ACCESS........................... 169
Openen.................................................. 166
Servosluiting.......................................... 167
Sluiten................................................... 167
Koekop-symbool........................................ 360
Kogeldruk.................................................... 831
Kogeldruk (Mercedes-AMG auto's)............... 832
Kogelhals
Aanhangwagenkoppeling........................ 446
uit-/inklappen.................................. 48, 443
Kompas....................................................... 567
Koplamp...................................................... 231
Koplampen................................................... 231
Koplampregeling.......................................... 236
Koppel (bestuurdersdisplay)......................... 462
KrikOpbergplaats..................... 65, 66, 693, 694
Kruisend verkeer (waarschuwing).................. 433
Kunststof bekleding verzorgen...................... 654
L
Laadinstellingen........................................... 522
Laadkabel
Bedieningseenheid................................. 328
Opbergen............................................... 324
Laadtoestand/-weergave............................. 341
Laadtoestandweergave................................. 341
Laatste bestemmingen
Selecteren............................................. 534
Lage, midden en hoge tonen instellen
Advanced sound system......................... 636
Burmester® 3D-surround sound sys-
tem........................................................ 634
Lak reinigen................................................. 651
Lakcode....................................................... 810
Leeslampje
Interieurverlichting................................. 244
Lendensteun................................................ 192
Lichtschakelaar............................................ 231
Lichtsignaal.................................................. 233
Limiter
Activeren of deactiveren......................... 369
Functie.................................................. 363
In- en uitschakelen................................. 363
Passief................................................... 363
Permanente instelling............................. 365
Selecteren............................................. 363
Snelheid instellen................................... 363
Snelheid oproepen................................. 363
Snelheid opslaan.................................... 363
Toetsen.................................................. 363
Voorwaarden......................................... 363
Live Trac Information
Abonnement verlengen.......................... 558
Informatie van de provider...................... 557
Op Mercedes me registreren.................. 557
Verkeerskaart weergeven....................... 558
Verkeerssituatie weergeven.................... 559
Losmaken.................................................... 123
Lucht-waterkanaal........................................ 647
Luchtdruk.................................................... 685
Luchthoeveelheid
Instellen......................................... 252, 253
Luchtinlaat................................................... 647
982 Trefwoordenregister
F206 0105 07
Luchtrecirculatie in- en uitschakelen............. 259
Luchtroosters
Luchtuitstroomopeningen....................... 268
Luchtuitstroomopeningen
Instellen................................................. 268
Luchtverdeling
Instellen................................. 252, 253, 258
Overzicht............................................... 258
Luidheidnormalisatie in- en uitschakelen
Advanced sound system......................... 636
Burmester® 3D-surround sound sys-
tem........................................................ 634
M
Maateenheden
Instellen................................................. 512
Manoeuvreer-assistent................................. 440
Manoeuvreerondersteuning
In- en uitschakelen................................. 435
Remmen bij het manoeuvreren............... 434
Waarschuwing bij kruisend verkeer......... 433
Wegrij-assistentie................................... 432
Manoeuvreren
Remmen bij het manoeuvreren............... 434
Wegrij-assistentie................................... 432
Massageprogramma's.................................. 197
Maximumsnelheden..................................... 826
MBUX
Dashcam............................................... 573
MBUX multimediasysteem
Autorisaties............................................ 509
Botsingherkenning instellen............ 347, 348
Display-instellingen................................ 508
ENERGIZING Comfort programma
starten................................................... 527
ENERGIZING Comfort programma's
(overzicht).............................................. 526
ENERGIZING-stoelkinematica................. 525
Fabrieksinstelling................................... 516
Geluid in- en uitschakelen...................... 503
Globaal zoeken...................................... 502
Klimaatmenu.......................................... 256
Memory parkeerassistent....................... 439
Mercedes me & apps....................... 24, 603
Overzicht....................................... 482, 483
Rijprogramma's...................................... 302
Routegebaseerde snelheidsaanpas-
sing instellen.......................................... 375
Ruststand activeren of deactiveren......... 349
Ruststand functie................................... 349
Startscherm........................................... 490
Stuurwiel-/stoelverwarming................... 202
Taalinstellingen...................................... 474
Toetsenbord en handschriherken-
ning instellen......................................... 507
Touchscreen.......................................... 492
Vingerafdruksensor................................ 493
Volume instellen..................................... 504
Zero-layer.............................................. 485
Zero-layer bedienen............................... 488
Zero-layer oproepen............................... 488
MBUX spraakassistent
Bedienbare functies............................... 475
Bedrijfsveiligheid.................................... 474
Dialoogvoering....................................... 474
E-mails................................................... 479
Functie.................................................. 474
Gesproken media-opdrachten................ 479
Gesproken online-opdrachten................. 480
Gesproken opdrachten........................... 478
Instellen................................................. 476
Trefwoordenregister 983
F206 0105 07
Online-spraakbediening.......................... 477
Spraakkwaliteit...................................... 476
Taalinstelling.......................................... 475
Media
Algemene informatie................................ 22
Mediafunctie
Auteursrecht en merksymbolen.............. 622
Bluetooth®-audioapparatuur verbinden... 626
Favoriete lied toevoegen......................... 627
Favoriete lied verwijderen....................... 627
Informatie over zoeken in categorieën.... 627
Mediaweergave aansturen...................... 626
Mediaweergave starten.......................... 626
Ondersteunde formaten en gegevens-
dragers.................................................. 622
Overzicht menu Media........................... 624
Usb-apparatuur aansluiten..................... 625
Vergelijkbare muziektitels afspelen......... 627
Verrassingsmix....................................... 627
Zoeken in categorieën starten................ 627
Zoeken op trefwoord gebruiken.............. 627
Medische hulpmiddelen............................... 100
Mekka......................................................... 567
Meldingengeheugen..................................... 834
Memory parkeerassistent
Functie.................................................. 436
Inparkeren............................................. 437
Instellen................................................. 439
Registreren............................................ 436
Uitparkeren............................................ 438
Menu's (bestuurdersdisplay), Stuurwiel-
toetsen
Aanwijzingen.......................................... 453
Assistentieweergave............................... 461
Bedienen............................................... 454
Menu Ingetogen............................. 455, 458
Menu Klassiek................................ 455, 458
Navigatie............................................... 465
Service.................................................. 460
Sportief................................................. 462
Supersport............................................ 463
TRACK PACE.......................................... 464
Mercedes me App
On-demand uitrusting activeren................ 89
Mercedes me apps
Gebruikersaccount oproepen................. 604
Koppeling van gebruikersaccount ver-
breken................................................... 604
Services oproepen................................. 604
Mercedes me Charge, Betalen
Weergave laadstations........................... 540
Mercedes me connect
Informatie.............................................. 602
Ongevals- / pechmanagement............... 602
Verstuurde gegevens.............................. 603
Mercedes me oproepen
Informatie.............................................. 598
Instemmen gegevensoverdracht............. 600
Mercedes-Benz klantenservice............... 598
Mercedes-Benz klantenservice bellen
na automatische ongeval- of pechher-
kenning.................................................. 598
Onderhoudstermijn afspreken................ 599
Oproepen via bedieningspaneel dak-
console.................................................. 597
Verstuurde gegevens.............................. 600
Mercedes-Benz noodoproepsysteem,
Hulpoproep
Automatische noodoproep..................... 608
Gegevensoverdracht.............................. 609
Gegevensverwerking.............................. 611
Handmatige noodoproep........................ 609
Informatie.............................................. 606
Overzicht......................................... 71, 608
984 Trefwoordenregister
F206 0105 07
Testmodus ERA-GLONASS..................... 611
Zelfdiagnose.......................................... 611
Mercedes-Benz Originele Onderdelen............. 88
Mercedes-Benz servicesteunpunt................... 99
Met de hand wassen.................................... 650
Midden, hoge en lage tonen instellen
Advanced sound system......................... 636
Burmester® 3D-surround sound sys-
tem........................................................ 634
Middenairbag (bestuurder, passagier)
Activering.............................................. 117
Middenairbag (rugleuning bestuurdersstoel)
Informatie.............................................. 123
Milieubescherming
Rijstijl...................................................... 87
Terugname van de oude auto.................... 87
Milieuvriendelijke rijstijl.................................. 87
Milieuzone
Rijprogramma wijzigen (plug-in-
hybride)................................................. 541
Vermijden/verlaten................................ 541
Mistachterlicht............................................. 232
Mistlicht....................................................... 232
Mistlicht (uitgebreid).................................... 235
Mobiele telefoon, Houder voor mobiele
telefoons
Aanwijzingen met betrekking tot het
draadloos opladen................................. 227
Draadloos opladen (voorin).................... 229
Frequenties............................................ 704
Houder (armsteun achterin).................... 223
Maximaal zendvermogen........................ 704
Smartphone-integratie............................. 23
Telefoon................................................... 23
Vrijgave voor internetverbinding ophef
fen......................................................... 616
Mobilofoons
Aanbrengen........................................... 703
Frequenties............................................ 704
Zendvermogen....................................... 704
Modus uitrollen............................................ 313
MOExtended-banden, Noodloopbanden........ 660
Montage
Banden/Wielen...................................... 698
Sneeuwkettingen............................. 53, 684
Montage kenteken (vóór)................................ 93
Montage van accessoires
Beschermingspotentieel beperkt............ 119
Motor
Afzetten (start-stoptoets)....................... 342
Motornummer........................................ 810
Noodprogramma.................................... 277
Noodstart.............................................. 679
Starten (Digitale Voertuigsleutel)............ 275
Starthulp............................................... 669
Motorelektronica.......................................... 703
Motorgegevens
DYNAMIC SELECT.................................. 303
Weergeven............................................. 303
Motorkap
Actieve motorkap................................... 639
Openen en sluiten.................................. 640
Motorkoppel................................................ 281
Motornummer.............................................. 810
Motorolie, Olie
Additieven.............................................. 819
bijvullen................................................. 643
Inhoud................................................... 820
Inhoud (Mercedes-AMG auto's).............. 821
Kwaliteit................................................. 820
Trefwoordenregister 985
F206 0105 07
Kwaliteit (Mercedes-AMG auto's)........... 821
MB-Freigabe of MB-Approval.................. 820
MB-Freigabe of MB-Approval
(Mercedes-AMG auto's)......................... 821
Oliepeil via bestuurdersdisplay contro-
leren................................................ 34, 642
Temperatuur (bestuurdersdisplay)........... 462
Motorsound................................................. 295
Motorstart
Noodprogramma.................................... 277
Remote Online....................................... 279
Start-stoptoets....................................... 274
Motorvermogen........................................... 281
Motorvermogen, actueel (bestuurdersdis-
play)............................................................ 462
Multicollision brake...................................... 117
Multimediasysteem...................................... 483
N
Naar achteren gericht kinderzitje
Informatie.............................................. 132
Navigatie
Actualisering van kaartgegevens....... 40, 566
Bestemmingsinvoer.......................... 41, 532
Gesproken opdrachten MBUX................ 478
Informatie................................................ 19
Inschakelen........................................... 530
Menu (bestuurdersdisplay)..................... 465
Menu in- en uitschakelen....................... 530
Overzicht............................................... 531
Near Field Communication (NFC)
Auto ont- en vergrendelen (Digitale
voertuigsleutel)...................................... 159
Starten van het voertuig (Digitale
Voertuigsleutel)...................................... 275
Neutraalstand.............................................. 307
Niveau
AdBlue®................................................. 460
Niveauregeling
Onderstel............................................... 406
Noodeigenschappen.................................... 660
Noodgeval
Brandblusser.................................... 60, 659
Noodknipperlichten................................ 59, 234
Noodoproep
Automatisch.......................................... 608
Handmatig............................................. 609
Mercedes-Benz noodoproepsysteem
........................................................ 71, 608
Noodoproepsysteem
Mercedes me connect..................... 71, 608
Noodprogramma
Auto starten........................................... 277
Noodremming
Active Brake Assist System.................... 382
Brake Assist System............................... 352
Elektrische parkeerrem/handrem.......... 344
Uitvoeren............................................... 347
Noodsleutel
Portier................................................... 164
Verwijderen/aanbrengen....................... 153
Noodstart van het voertuig........................... 679
Noodstop..................................................... 352
Noodstopassistent....................................... 378
Nooduitschakeling (hoogspanningsboord-
net).............................................................. 272
Noodwiel
Oppompen............................................. 700
986 Trefwoordenregister
F206 0105 07
O
Oroad-menu
Instellen................................................. 525
Overzicht............................................... 524
Omschakeling licht
Buitenlandse reis............................. 37, 231
On-demand uitrusting..................................... 89
Onboard-diagnose-interface........................... 97
Onderhoud................................................... 637
Onderhoudsmanagement
Aanwijzingen.......................................... 638
Verstuurde gegevens.............................. 638
Onderhoudstermijn...................................... 637
Onderstel
AMG RIDE CONTROL............................. 406
Dempingskarakteristiek.......................... 405
DYNAMIC BODY CONTROL.................... 405
Instelling selecteren............................... 407
Luchtvering............................................ 406
Niveauregeling....................................... 406
Ongeval
ERA-GLONASS testmodus...................... 611
Ongeval, noodoproep............................. 71, 608
Online-diensten............................................ 104
Online-muziek
Instellingen oproepen............................. 629
Oproepen.............................................. 628
Provider toevoegen................................ 627
Voorwaarden......................................... 627
Zoekfunctie............................................ 628
Online-muziek streamen............................... 628
Onoplettendheidsherkenning........................ 360
Ontgrendelingsinstelling
Digitale voertuigsleutel........................... 160
Ontwasemingsfunctie................................... 257
Opbergmogelijkheden............................ 51, 208
Opbergruimte onder bagageruimtebodem
.............................................................. 48, 217
Opbergvak
Armsteun voor....................................... 210
Middenconsole (voor)............................. 209
Middenconsole achterin......................... 212
Opbergvakken
Armsteun......................................... 51, 208
Dashboardkastje.............................. 51, 208
Middenconsole (voor)....................... 51, 208
Portier............................................. 51, 208
Open-source soware.................................. 105
Opening van het koerdeksel met de voet
HANDS-FREE ACCESS........................... 169
Opladen
12V-accu......................................... 62, 671
Aanwijzingen met betrekking tot de
hoogspanningsaccu............................... 669
Aanwijzingen met betrekking tot het
opladen van de hoogspanningsaccu....... 321
Betalen.................................................. 540
Controlelampjes voertuigstekkerdoos..... 330
Laadkabel opbergen............................... 324
Laadkabel-bedieningseenheid................ 328
Laadstation, mode 3.............................. 326
Laadtoestandweergave.......................... 341
Maximale laadstroom (netcontact-
doos)..................................................... 328
Mobiele telefoon draadloos opladen....... 227
Netcontactdoos, mode 2........................ 325
Opladen beëindigen (gelijkstroom,
mode 4)................................................. 339
Opladen beëindigen (wisselstroom,
mode 2/3)............................................. 334
Trefwoordenregister 987
F206 0105 07
Opladen starten (gelijkstroom, mode
4).......................................................... 337
Opladen starten (wisselstroom, mode
2/3)...................................................... 331
Recuperatie........................................... 290
Snellaadstation, mode 4......................... 327
Usb-aansluiting........................ 51, 208, 227
Voor de vertrektijd................................. 522
Wallbox, mode 3.................................... 326
Weekproel congureren....................... 522
Oproeplijst
Bellen.................................................... 585
Opties selecteren................................... 586
Overzicht............................................... 585
Wissen................................................... 586
Originele onderdelen...................................... 88
Overgebrachte voertuiggegevens
Android Auto.......................................... 596
Apple CarPlay®...................................... 596
P
Paravan........................................................ 647
Parfumering................................................. 260
Parfumeringssysteem
Flacon aanbrengen/verwijderen............. 261
In- en uitschakelen................................. 260
Instellen................................................. 260
Parfumacon......................................... 261
Parkeerassistent
Actieve parkeerassistent........................ 426
Memory parkeerassistent....................... 436
PARKTRONIC......................................... 422
Parkeerhulp
Actieve parkeerassistent........................ 426
Memory parkeerassistent....................... 436
PARKTRONIC......................................... 422
Remmen bij het manoeuvreren............... 434
Wegrij-assistentie................................... 432
Parkeerlicht.................................................. 231
Parkeermogelijkheid
Op de kaart weergeven.......................... 571
Selecteren............................................. 570
Parkeerplek
Van tevoren reserveren.......................... 571
Vinden................................................... 569
Parkeerrem.................................................. 344
Parkeerstand
DIRECT SELECT-keuzehendel................. 305
Parkeertarief
Betalen.................................................. 572
Parkeren
Actieve parkeerassistent........................ 426
PARKTRONIC......................................... 422
PARKTRONIC............................................... 422
PARKTRONIC-parkeerassistent
Functie.................................................. 422
In- en uitschakelen................................. 425
Waarschuwingssignalen instellen............ 425
Passagiersairbag
Uit- en inschakelen................................ 113
Passagiersstoel
Elektrisch instellen................................. 189
instellen (zitcomfort).............................. 187
mechanisch instellen.............................. 185
PASSENGER AIR BAG
Statusindicatie passagiersairbag............ 111
Pech
Aanslepen.............................................. 679
Auto vervoeren...................................... 677
988 Trefwoordenregister
F206 0105 07
Bandenpech..................................... 65, 659
Overzicht hulp.......................................... 84
Sleepmethoden................................ 67, 675
Verwisselen van een wiel........................ 694
Pinbeveiliging
Systeem-pincode-beveiliging.................. 512
Plug-in-hybride-functie
Aanwijzingen met betrekking tot de
plug-in-hybridefunctie............................. 270
Aanwijzingen met betrekking tot het
laden (laadstation, mode 3).................... 326
Aanwijzingen met betrekking tot het
laden (netcontactdoos, mode 2)............. 325
Aanwijzingen met betrekking tot het
laden (wallbox, mode 3)......................... 326
Bedrijfsveiligheid...................................... 90
Controlelampjes voertuigstekkerdoos..... 330
Functie van het recuperatief remsys-
teem...................................................... 290
Functies van het energiestroomdisplay... 524
Haptisch gaspedaal................................ 295
Hoogspanningsaccu opladen snel-
laadstation (mode 4).............................. 327
Hoogspanningsboordnet handmatig
uitschakelen.......................................... 272
Laadkabel opbergen............................... 324
Laadkabel-bedieningseenheid................ 328
Maximale laadstroom (netcontact-
doos)..................................................... 328
Opladen beëindigen (gelijkstroom,
mode 4)................................................. 339
Opladen beëindigen (wisselstroom,
mode 2/3)............................................. 334
Opladen starten (gelijkstroom, mode
4).......................................................... 337
Opladen starten (wisselstroom, mode
2/3)...................................................... 331
Recuperatie instellen...................... 291, 292
Routegebaseerde werkingsstrategie....... 295
Portier
Extra portiervergrendeling...................... 161
Kinderslot (achterportier)....................... 147
Noodsleutel........................................... 164
Ontgrendelen (binnen)........................... 162
Openen (binnen).................................... 162
Portierbedieningseenheid
Functionele stoel...................................... 82
Positie van de auto
Met een contact delen........................... 567
Opslaan................................................. 556
PRE-SAFE®, Preventieve inzittendenbescherming
Functie.................................................. 115
Maatregelen ongedaan maken................ 115
PRE-SAFE® Sound................................. 115
PRE-SAFE® impuls zijkant
Activering.............................................. 117
Functie.................................................. 116
PRE-SAFE® PLUS
Functie.................................................. 115
Maatregelen ongedaan maken................ 115
Preventief inzittendenbeschermingssys-
teem............................................................ 115
Programma's....................................... 297, 299
Q
Qibla............................................................ 567
QR-code reddingskaart........................... 62, 101
R
RACE START
Informatie.............................................. 407
Inschakelen........................................... 408
Inschakelvoorwaarden............................ 408
Trefwoordenregister 989
F206 0105 07
Radar- en ultrasone sensoren....................... 350
Radio
Directe frequentie-invoer.................. 42, 630
Favoriet bewerken.................................. 631
Frequentie xeren.................................. 632
Frequentieband instellen........................ 630
Gesproken opdrachten MBUX................ 478
Inschakelen........................................... 629
Menu....................................................... 22
Overzicht............................................... 629
Radiotekst in- en uitschakelen................ 632
Radiotekst weergeven............................ 632
Slideshow oproepen............................... 631
Songtext weergeven of verbergen........... 632
Volumeverhoging verkeersinformatie
instellen................................................. 632
Zender instellen..................................... 630
Zender opslaan...................................... 631
Zender verschuiven................................ 631
Zender volgen instellen.......................... 632
Zender volgen instellen (Internetradio).... 631
Zendergeheugen bewerken.................... 631
Zenderlijst oproepen.............................. 630
Zenders wissen...................................... 631
Zendervoorstel....................................... 630
Zenderzoeken.................................. 42, 630
Radio (audiosysteem)
Verkeersinformatie in- en uitschake-
len................................................... 70, 632
Radio-apparatuur waarvoor wettelijke
keurmerken gelden
Conformiteitsverklaring............................ 94
Radiograsche toepassingen........................ 705
REACH-verordening...................................... 100
Recuperatie
Functie.................................................. 290
Instellen......................................... 291, 292
Recycling....................................................... 87
Reddingskaart QR-code.......................... 62, 101
Reductiemiddel
AdBlue®........................................... 29, 319
Regensensor
Ruitenwissers......................................... 246
Schuifdak.............................................. 178
Zijruiten................................................. 173
Regensluiting
Schuifdak.............................................. 178
Zijruiten................................................. 173
Registratie..................................................... 99
Reiniging
Decorfolie.............................................. 651
Echt hout/sierdelen............................... 654
Hogedrukreiniger................................... 650
Interieur................................................. 654
Lak........................................................ 651
Lucht-waterkanaal.................................. 647
Met de hand wassen.............................. 650
Onderdelen van de auto......................... 652
Sensoren............................................... 652
Voertuigstekkerdoos van de hoog-
spanningsaccu....................................... 652
Wasstraat........................................ 35, 648
Rem
ABS (antiblokkeersysteem)..................... 352
Active Brake Assist System.................... 382
Adaptief remlicht................................... 360
AMG remsysteem met hoogwaardige
keramische composietremschijven......... 286
BAS (Brake Assist System)..................... 352
Beperkte remwerking (met zout
gestrooide wegen).................................. 282
EBD (Electronic Brakeforce Distribu-
tion)....................................................... 358
990 Trefwoordenregister
F206 0105 07
Elektrische parkeerrem.......................... 344
Handrem............................................... 344
HOLD-functie......................................... 359
Inrij-aanwijzingen................................... 280
Multicollision brake........................ 116, 117
Nieuwe/vervangen remvoeringen/
remschijven........................................... 280
Parkeerrem............................................ 344
Recuperatie........................................... 290
Rijtips.................................................... 282
Remhulp
Active Brake Assist System.................... 382
Brake Assist System............................... 352
Remkrachtverdeling..................................... 358
Remlicht
Adaptief remlicht................................... 360
Remmen bij het manoeuvreren..................... 434
Remote Online
Auto starten........................................... 279
Interieur koelen of verwarmen................ 278
Startaccu laden..................................... 278
Remschijven................................................ 280
Remvloeistof................................................ 822
Remvoeringen.............................................. 280
Remweg verkorten
Brake Assist System............................... 352
Reserve
Brandstof............................................... 817
Brandstof (Mercedes-AMG auto's).......... 818
Reserve-onderdelen....................................... 88
Reservesleutel............................................. 155
Reservewiel.................................................. 699
Restwarmte.................................................. 259
Richtingaanwijzers....................................... 233
Rijden in de winter
Sneeuwkettingen............................. 53, 684
Rijden met een aanhangwagen
Aanhangwagen aan- of afkoppelen......... 446
Aanwijzingen.......................................... 442
Actieve dodehoekassistent..................... 401
Actieve spoorassistent........................... 402
Asbelasting............................................ 832
Contactdoos.......................................... 446
Fietsdrager............................................ 449
Instellen................................................. 448
Kogelhals uit-/inklappen.................. 48, 443
Rijdynamische regeling................................. 353
Rijgedrag
ongewoon.............................................. 684
Rijprogramma's
AMG DYNAMIC SELECT......................... 304
Selecteren..................................... 300, 301
Rijstand....................................................... 309
Rijstrookherkenning
Actieve rijstrookwisselassistent.............. 380
Actieve spoorassistent........................... 402
Rijsysteem................................................... 351
Rijtips
Algemene rijtips..................................... 282
AMG remsysteem met hoogwaardige
keramische composietremschijven......... 286
Geoptimaliseerde acceleratie................. 281
Gestuurde achteras................................ 286
Inrij-aanwijzingen................................... 280
Omschakeling licht buitenlandse reis
........................................................ 37, 231
Recuperatie........................................... 290
Rijveiligheidssysteem
Aanhangwagenmanoeuvreer-assistent.... 440
ABS (antiblokkeersysteem)..................... 352
Trefwoordenregister 991
F206 0105 07
Actieve rijstrookwisselassistent.............. 380
Actieve stuurassistent............................ 376
Active Brake Assist System.................... 382
Adaptief remlicht................................... 360
ATTENTION ASSIST................................ 360
BAS (Brake Assist System)..................... 352
Camera's............................................... 350
Dodehoek-/actieve dodehoekassistent.. 398
EBD (Electronic Brakeforce Distribu-
tion)....................................................... 358
ESP® (elektronisch stabiliteitspro-
gramma)........................................ 353, 354
HOLD-functie......................................... 359
Overzicht............................................... 351
Radar- en ultrasone sensoren................. 350
Snelheidslimietassistent......................... 388
Stuurassistent STEER CONTROL............. 358
TEMPOMAT............................................ 362
Uw verantwoordelijkheid........................ 349
Verkeerstekenassistent.......................... 392
Wegrijhulp voor op hellingen................... 360
Rijverlichting................................................ 231
Rollo............................................................ 175
Rolzonnescherm
Achterruit.............................................. 180
Schuifdak.............................................. 175
Zijruiten................................................. 179
Route
Alternatieve route........................... 538, 547
Alternatieve routes berekenen................ 543
Automatisch naar een wegrestaurant
zoeken starten....................................... 549
Automatisch zoeken naar tankstations
in- en uitschakelen................................. 549
Berekenen............................................. 538
Bestemmingsinformatie weergeven........ 545
Geregistreerde route opslaan................. 550
Meldingen selecteren............................. 544
Milieuzone............................................. 541
Navigatie............................................... 531
Omleidingsadvies overnemen................. 543
Op de kaart aanpassen.......................... 548
Opgeslagen route bewerken................... 550
Opgeslagen route starten....................... 550
Opties selecteren................................... 543
Plannen................................................. 546
Registreren............................................ 550
Routelijst weergeven.............................. 546
Service Actieradius op kaart.................. 542
Type selecteren...................................... 542
Woon-werk route............................ 538, 548
Routebegeleiding
Aanwijzingen.......................................... 551
Afbreken................................................ 555
Bestemming bereikt............................... 554
Oroad.................................................. 556
Rijstrookadviezen................................... 553
Routewijziging........................................ 552
Snelweginformatie................................. 554
Tussenbestemming bereikt..................... 554
Routebegeleiding met augmented reality
Activeren............................................... 562
Overzicht............................................... 561
Straatnamen/huisnummers weerge-
ven........................................................ 562
Verkeerslichtweergave in- en uitscha-
kelen..................................................... 397
Routegebaseerde snelheidsaanpassing
Functie.................................................. 373
Instellen................................................. 375
Routegebaseerde werkingsstrategie
Functie.................................................. 295
RuitAchterruit.............................................. 180
992 Trefwoordenregister
F206 0105 07
Rolzonnescherm.................................... 180
Ruiten
Comfortopening..................................... 173
Condens verwijderen............................. 259
Met sleutel openen................................ 173
Ontdooien.............................................. 257
Openen en sluiten.................................. 172
Verzorging............................................. 652
Ruitensproeierinstallatie................... 31, 55, 646
Ruitensproeiervloeistof
Bijvullen..................................... 31, 55, 646
Ruitreinigingsmiddel......................... 54, 823
Ruitenwisserbladen
Vervangen (voorruit)................... 33, 56, 246
Verzorging............................................. 652
Ruitenwissers
In- en uitschakelen................................. 246
Ruitenwisserbladen vervangen (voor-
ruit)........................................... 33, 56, 246
Ruitenwissers voorruit
Ruitenwisserbladen vervangen.... 33, 56, 246
Ruitreinigingsmiddel............................... 54, 823
S
Satellietkaart................................................ 568
Schakelen
Automatische transmissie.............. 310, 311
Handmatig..................................... 310, 311
Schakeladvies........................................ 312
Stuurwielschakelpaddles................ 310, 311
Schakelpaddles
Stuurwielschakelpaddles................ 310, 311
Schuifdak, Panoramaschuifdak
Automatische functies............................ 178
Met sleutel openen................................ 173
Openen en sluiten.................................. 175
Probleem............................................... 178
Regensluiting......................................... 178
Sluiten met de sleutel............................. 174
Sensoren
Reiniging................................................ 652
Service
Menu (bestuurdersdisplay)..................... 460
Service parkeren
Parkeermogelijkheden op de kaart
weergeven............................................. 571
Parkeermogelijkheid selecteren.............. 570
Parkeerplek van tevoren reserveren........ 571
Parkeertarief betalen.............................. 572
Servicesteunpunt........................................... 99
Servicewerkplaats.......................................... 99
Servosluiting
Koerdeksel........................................... 167
Sfeerverlichting............................................ 244
Sidebags...................................................... 123
Sjorogen................................................ 51, 216
Slechtweerverlichting................................... 236
Sleepmethoden
Beide assen op de grond.................. 67, 675
Overzicht............................... 673, 674, 675
Sleepoog
Opbergplaats......................................... 677
Verwijderen/aanbrengen....................... 677
Sleutel
Akoestisch sluitsignaal........................... 152
Batterij................................................... 154
Functie.................................................. 151
Functie deactiveren.......................... 71, 153
Noodsleutel........................................... 153
Trefwoordenregister 993
F206 0105 07
Ontgrendelingsinstelling......................... 152
Probleem............................................... 155
Reservesleutel....................................... 155
Sleutelbosbevestiging............................ 153
Stroomverbruik................................ 71, 153
Slijtage
Beschermingspotentieel beperkt............ 119
Smartphone-integratie
Apple CarPlay®/Android Auto.................. 23
Smeermiddelen............................................ 812
Sms............................................................. 479
Sneeuwkettingen.................................... 53, 684
Snelheid
Begrenzen, limiter.................................. 363
Opslaan, DISTRONIC.............................. 369
Opslaan, limiter...................................... 369
Opslaan, TEMPOMAT............................. 369
Snelheidsaanpassing, Routegebaseerd......... 373
Snelheidslimietassistent
Instellen................................................. 391
Systeemgrenzen.................................... 388
Snelheidslimieten
Winterbanden.................................. 53, 366
Snelheidsregeling
Actieve afstandsassistent DISTRONIC.... 366
Limiter................................................... 363
TEMPOMAT............................................ 362
Soware-update, Systeemupdate, Update
Informatie.............................................. 513
Storingsmelding..................................... 516
Uitvoeren............................................... 514
SOS-toets.................................................... 597
Sound
AMG Real Performance Sound............... 295
Soundproel selecteren (stuurwieltoets)....... 295
Spanningsvoorziening
Inschakelen (start-stoptoets).................. 273
Speciale bestemming
Selecteren............................................. 534
Specieke absorptiewaarde (SAR)................ 807
Spiegels
Binnenspiegel........................................ 250
Buitenspiegels........................................ 248
Spiegels inklappen................................. 251
Spiegelverwarming....................................... 262
Spoorassistent..................................... 380, 402
Spraakassistent
Dialoogvoering....................................... 474
Spraakherkenning........................................ 581
Standlicht.................................................... 231
Standtijd
Ruststand activeren of deactiveren......... 349
Standverwarming/-ventilatie
Bedienen............................................... 268
In- en uitschakelen........................... 58, 266
Start-stopfunctie.......................................... 286
Start-stoptoets
Auto afzetten......................................... 342
Auto starten........................................... 274
Spanningsvoorziening/auto inschake-
len......................................................... 273
Startaccu
laden, Remote Online............................. 278
Starten
Remote Online....................................... 279
Start-stoptoets....................................... 274
Starten van de auto
Noodprogramma.................................... 277
Remote Online....................................... 279
994 Trefwoordenregister
F206 0105 07
Starthulp................................................ 62, 671
Starthulpaansluiting............................... 62, 671
Startscherm
Centraal display..................................... 490
Statusindicatie
Passagiersairbag.................................... 111
Veiligheidsgordel achterin...................... 110
STEER CONTROL......................................... 358
Stoel, Achterzitplaats, Doorlaadmogelijk-
heid, Voorstoel, Zitplaats achterin
Automatische aanpassing....................... 196
Correcte stand van de bestuurders-
stoel...................................................... 184
Elektrisch instellen................................. 189
ENERGIZING-stoelkinematica................. 525
Geheugenfunctie.................................... 205
instellen (zitcomfort).............................. 187
Instellingen.............................................. 82
Instellingen congureren........................ 196
Instellingen terugzetten (massagepro-
gramma)................................................ 197
Lendensteun.......................................... 192
Leuning blokkeren (achter)..................... 216
Leuning naar voren klappen (achterin)
........................................................ 44, 212
Leuning terugklappen (achter).......... 46, 214
Massageprogramma's............................ 197
mechanisch instellen.............................. 185
Middenairbag (rugleuning bestuur-
dersstoel).............................................. 123
Sidebags................................................ 123
Workoutprogramma's............................. 197
Stoelbekleding reinigen................................ 654
Stoelkinematica
Instellen................................................. 525
Stoelventilatie.............................................. 199
Stoelverwarming
In- en uitschakelen................................. 198
Stop and go
ECO start-stopsysteem.................. 287, 288
Stoppen
Auto afzetten......................................... 342
Storing
Veiligheidssysteem................................. 109
Storingsmelding
Bestuurdersdisplay................................. 834
Straatnamen/huisnummers weergeven........ 562
Stroomvoorziening
Start-stoptoets....................................... 273
Stuurassistent
Actieve stuurassistent............................ 376
STEER CONTROL................................... 358
Stuurinrichting
Gestuurde achteras................................ 286
Stuurkolominstellingen................................. 201
Stuurwiel
Bestuurdersairbag.................................. 123
Elektrisch instellen................................. 201
Geheugenfunctie.................................... 205
mechanisch instellen.............................. 199
Stuurwielverwarming.............................. 202
Stuurwiel verzorgen...................................... 654
Stuurwielschakelpaddles...................... 310, 311
Stuurwielverwarming
Van stoelverwarming loskoppelen........... 202
SVHC
Bijzonder zorgwekkende stoen............. 100
Symbolen voor speciale bestemmingen
Selecteren............................................. 563
Trefwoordenregister 995
F206 0105 07
Systeem-pincode-beveiliging
In- en uitschakelen................................. 512
Systeeminstellingen
Eenheid voor afstand instellen................ 512
Overdracht van de locatie van de auto.... 509
Reset-functie MBUX............................... 516
Systeem-pincode-beveiliging in- en
uitschakelen.......................................... 512
Tijd- en datumformaat instellen.............. 508
Tijdzone instellen................................... 508
T
TaalAanwijzingen.......................................... 512
Instellen................................................. 512
Tabbladen
Beheren................................................. 619
Tankdop/-klep....................................... 25, 314
Tanken
AdBlue® bijvullen............................. 29, 319
Brandstof......................................... 25, 314
Brandstoank ontluchten (plug-in-
hybride met benzinemotor)..................... 318
Tanken............................................. 25, 314
Tankinhoud
AdBlue®................................................. 819
Brandstof............................................... 817
Brandstof (Mercedes-AMG auto's).......... 818
Reserve................................................. 817
Reserve (brandstof), (Mercedes-AMG
auto's)................................................... 818
Tashaken...................................................... 217
Technische gegevens
Aanhangwagengewicht........................... 831
Aanhangwagengewicht (Mercedes-
AMG auto's)........................................... 831
Achteroverbouw aanhangwagenvoor-
ziening................................................... 830
Afmetingen............................................ 824
Asbelasting (rijden met aanhangwa-
gen)....................................................... 832
Asbelasting (rijden met aanhangwa-
gen), (Mercedes-AMG auto's)................. 833
Bevestigingspunten aanhangwagen-
voorziening............................................ 830
Dakbelasting.......................................... 826
Hoogspanningsaccu....................... 827, 829
Inbouwmaten aanhangwagenvoorzie-
ning....................................................... 830
Informatie.............................................. 703
Informatie over wettelijke keurmerken
voor radio-apparatuur............................. 708
Kogeldruk.............................................. 831
Kogeldruk (Mercedes-AMG auto's)......... 832
Maximumsnelheden............................... 826
Specieke absorptiewaarde (SAR).......... 807
Zendfrequenties..................................... 704
Telediagnose
Diagnosegegevens................................. 639
Verstuurde gegevens.............................. 639
Telefoon, Smartphone
Aanwijzing............................................. 575
Aanwijzingen met betrekking tot
draadloos opladen (mobiele telefoon)..... 227
Bedrijfsstanden...................................... 577
Beltoon instellen.................................... 580
Binnenkomend gesprek tijdens een
gesprek................................................. 582
Contacten importeren (overzicht)........... 584
Contacten worden geïmporteerd............ 584
Draadloos opladen (mobiele telefoon
voorin)................................................... 229
Functie wijzigen..................................... 579
Functies tijdens gesprek activeren......... 582
996 Trefwoordenregister
F206 0105 07
Gesprek met meerdere deelnemers........ 582
Gesproken opdrachten MBUX................ 478
Informatie........................................ 18, 577
Mobiele telefoon aanmelden............ 13, 578
Mobiele telefoon loskoppelen................. 580
Noodoproep..................................... 71, 608
Ontvangst- en overdrachtsvolume.......... 580
Overzicht telefoonmenu......................... 576
Secure Simple Pairing...................... 13, 578
Smartphone-integratie............................. 23
Spraakherkenning.................................. 581
Telefoneren............................................ 581
Van mobiele telefoon wisselen............... 578
Telefoon (audiosysteem)
Mobiele telefoon vervangen................... 579
Telefoonfuncties
Bluetooth® telefonie............................... 577
Telemetrieweergave..................................... 521
Televisie, Digitale tv
Gesproken opdrachten MBUX................ 478
Temperatuur
Instellen......................................... 252, 253
Temperatuur motorolie (bestuurdersdis-
play)............................................................ 462
TEMPOMAT
Functie.................................................. 362
In- en uitschakelen................................. 363
Snelheid instellen................................... 363
Snelheid oproepen................................. 363
Snelheid opslaan.................................... 363
Voorwaarden......................................... 363
Terugname van de oude auto.......................... 87
Terugzetten
Reset-functie MBUX............................... 516
THERMATIC
Aircobedieningseenheid......................... 252
THERMOTRONIC
Aircobedieningseenheid......................... 253
Tijd Handmatige tijdinstelling........................ 508
Tijd- en datumformaat instellen.............. 508
Tijdzone instellen................................... 508
TIREFIT-set, Bandenvulcompressor
Conformiteitsverklaring............................ 96
Opbergplaats................................... 66, 661
Toegangsgegevens
Instellen (Bluetooth®)............................. 615
Toegestaan totaalgewicht............................. 810
Toegestane asbelasting................................ 810
Toegestane sleepmethoden
Overzicht............................... 673, 674, 675
Top Tether.................................................... 145
Topograsche compensatie, Vooruit-
ziende koplampregeling................................ 236
Totaalgewicht............................................... 810
Touch-Control
Bestuurdersdisplay................................. 452
Gevoeligheid instellen............................ 492
MBUX.................................................... 491
Touchscreen
Haptische bediening in- en uitschake-
len......................................................... 493
Invoeren van tekens............................... 506
Tow-Bar-systeem
Slepen................................................... 451
TRACK PACE
Menu (bestuurdersdisplay)..................... 464
Track Race................................................... 517
Transmissiestandaanduiding......................... 305
Trefwoordenregister 997
F206 0105 07
Transmissiestanden
DIRECT SELECT-keuzehendel................. 305
Trekken
Sleepmethoden...................... 673, 674, 675
TuneIn
Aanmelden............................................ 621
Afmelden............................................... 621
Opties instellen...................................... 621
Overzicht............................................... 621
Stream selecteren.................................. 621
Zender opslaan...................................... 621
Zender selecteren en verbinden............. 621
Zender wissen........................................ 621
Tussenbestemming
Automatisch naar een wegrestaurant
zoeken starten....................................... 549
Automatisch zoeken naar tankstation
starten................................................... 549
Bewerkt................................................. 546
Tv Gesproken opdrachten MBUX................ 478
Tweede sleutel............................................. 155
Tweede telefoon
Verbinden.............................................. 578
Typegoedkeuringsnummer EG...................... 810
Typeplaatje
Auto...................................................... 810
Motor.................................................... 810
U
Uitlaatgasnabehandeling, dieselmotor.......... 818
Uitparkeren
Actieve parkeerassistent........................ 426
PARKTRONIC......................................... 422
Wegrij-assistentie................................... 432
Uitschakeling passagiersairbag
Informatie (kinderzitjesbevestigings-
systeem op de passagiersstoel).............. 130
Uitschakeling van de bijrijdersairbag, PAS-
SENGER AIR BAG OFF.................................. 113
Uitschakelvertragingstijd verlichting
Binnen................................................... 246
Buiten.................................................... 243
Uitstaphulp
Instellen................................................. 204
Uitstapwaarschuwing
Dodehoek-/actieve dodehoekassistent.. 398
URLDelen..................................................... 620
Usb-aansluiting
Achterin................................................. 227
Opbergvakken (voor)........................ 51, 208
Usb-aansluiting (multimediasysteem)
Apparaten aansluiten............................. 625
V
Variabele limiter........................................... 363
Veiligheid voor inzittenden
Aanwezigheidsherinnering van perso-
nen........................................................ 150
Airbag.................................................... 123
Basisinformatie...................................... 106
Huisdieren in de auto............................. 119
Informatie over de correcte zitpositie..... 107
Informatie over het kinderzitjesbeves-
tigingssysteem....................................... 113
Kinderzitje............................................. 125
PRE-SAFE®............................................ 115
Veiligheidsafstand aanhouden
Actieve afstandsassistent DISTRONIC.... 369
998 Trefwoordenregister
F206 0105 07
Veiligheidsgordel
Aanwijzingen met betrekking tot het
correct dragen....................................... 108
Afdoen................................................... 123
Automatisch voorspannen...................... 116
Gordelaanpassing in- en uitschakelen..... 116
Hoogte instellen..................................... 109
Omgespen............................................. 109
Statusindicatie veiligheidsgordels ach-
terin....................................................... 110
Verzorging............................................. 654
Waarschuwingslampje............................ 110
Veiligheidsgordel achterin
Statusindicatie....................................... 110
Veiligheidssysteem
Activeringssituaties................................ 117
Algemene aanwijzingen voor kinderen.... 125
Basisinformatie...................................... 106
Bedrijfsklare status................................ 109
Beschermingspotentieel......................... 107
Beschermingspotentieel beperkt............ 119
Informatie over de correcte zitpositie..... 107
Informatie over de werkingswijze............ 118
Storing................................................... 109
Waarschuwingslampje............................ 109
Zelfdiagnose.......................................... 109
Veiligheidsvest................................. 38, 60, 657
velgen
Aanwijzingen met betrekking tot mon-
tage....................................................... 689
Selectie................................................. 689
Vervanging............................................. 689
Velgen verzorgen.......................................... 652
Ventilatie..................................................... 268
Ventileren.................................................... 173
Ver- en ontgrendeling
Automatische vergrendeling (MMS)........ 164
Digitale voertuigsleutel........................... 159
Extra portiervergrendeling...................... 161
KEYLESS-GO.......................................... 162
Mercedes me connect........................... 161
Noodsleutel........................................... 164
Portieren (binnen).................................. 162
Verantwoordelijkheid
Rijveiligheidssystemen........................... 349
Verbindingsstatus
Overzicht............................................... 617
Weergeven............................................. 617
Verbruiksindicatie......................................... 304
Verkeersbeperkende maatregel
In- en uitschakelen................................. 541
Service.................................................. 541
Verkeersinformatie
Car-to-X-Communication........................ 560
Informatie over Live Trac Information... 557
Live Trac Information abonnement
verlengen............................................... 558
Live Trac Information registreren......... 557
Overzicht............................................... 557
Verkeersincidenten weergeven............... 559
Verkeerskaart weergeven....................... 558
Verkeersinformatie (audiosysteem)
In- en uitschakelen........................... 70, 632
Verkeerslichtwaarschuwing/-weergave......... 392
Verkeerslichtweergave
In- en uitschakelen................................. 397
Informatie.............................................. 397
Verkeerstekenassistent
Functie.................................................. 392
Instellen................................................. 397
Verlichting
Actieve bochtenverlichting..................... 234
Trefwoordenregister 999
F206 0105 07
Adaptief remlicht................................... 360
Adaptieve grootlichtassistent.................. 239
Adaptieve grootlichtassistent Plus.......... 241
Assistentiefuncties................................. 236
Automatisch rijlicht................................ 232
Bochtenverlichting................................. 235
Citylicht................................................. 236
Combischakelaar................................... 233
DIGITAL LIGHT....................................... 234
Dimlicht instellen................................... 243
Dynamisch dimlicht................................ 234
Grootlicht.............................................. 233
Intelligent Light System in- en uitscha-
kelen..................................................... 239
Interieurverlichting................................. 244
Knipperlichten........................................ 233
Leeslampje............................................ 244
Mistachterlicht....................................... 232
Mistlicht (uitgebreid).............................. 235
Noodknipperlichten.......................... 59, 234
Omschakeling licht buitenlandse reis
........................................................ 37, 231
Slechtweerverlichting............................. 236
Topograsche compensatie.................... 236
Uitschakelvertragingstijd verlichting....... 243
Verantwoordelijkheid voor verlich-
tingssystemen........................................ 231
Verlichting voor snelwegen..................... 235
Zoekverlichting...................................... 244
Verlichting voor snelwegen........................... 235
Vermoeidheidsherkenning............................ 360
Vermogensmeter, Aandrijfvermogen
Functie/aanwijzing................................ 468
Versnelling inschakelen
DIRECT SELECT-keuzehendel................. 305
Handmatig..................................... 310, 311
Versnelling kiezen................................ 310, 311
Vervoeren
Auto...................................................... 677
Verwarming
Achterruit.............................................. 253
In- en uitschakelen................................. 255
Klimaatregeling.............................. 252, 253
Middenconsole...................................... 254
Standverwarming............................. 58, 266
Stoel...................................................... 198
Stuurwiel............................................... 202
Verwisselen van een wiel
Auto laten zakken................................... 699
Auto omhoogbrengen............................. 695
Nieuw wiel monteren.............................. 698
Voorbereiden......................................... 694
Wiel verwijderen............................ 697, 698
Wieldoppen verwijderen en aanbren-
gen........................................................ 694
Verzorging
Aanhangwagenvoorziening..................... 652
Camera.................................................. 652
Decorfolie.............................................. 651
Display................................................... 654
Echt hout/sierdelen............................... 654
Exterieurverlichting................................ 652
Head-up-display..................................... 654
Hogedrukreiniger................................... 650
Interieur................................................. 654
Interieurhemel....................................... 654
Kunststof bekleding............................... 654
Lak........................................................ 651
Lucht-waterkanaal.................................. 647
Met de hand wassen.............................. 650
Onderdelen van de auto......................... 652
Stuurwiel............................................... 654
1000 Trefwoordenregister
F206 0105 07
Veiligheidsgordel.................................... 654
Voertuigstekkerdoos van de hoog-
spanningsaccu....................................... 652
Wasstraat........................................ 35, 648
Wielen/velgen....................................... 652
Vestiging........................................................ 99
Video-opnamen
Gallery App............................................ 605
Vierwielaandrijving....................................... 314
Vingerafdruksensor
MBUX multimediasysteem...................... 493
Vloerbedekking reinigen............................... 654
Vloermat...................................................... 230
Voertuigcamera's......................................... 350
Voertuigelektronica
Mobilofoons........................................... 703
Motorelektronica................................... 703
Voertuiggegevens
Breedte.................................................. 824
Breedte (Mercedes-AMG auto's)............ 824
Dakbelasting.......................................... 826
Dakbelasting (Mercedes-AMG auto's).... 826
Hoogte.................................................. 824
Hoogte (Mercedes-AMG auto's)............. 824
Lengte................................................... 824
Lengte (Mercedes-AMG auto's).............. 824
Maximumsnelheden............................... 826
Versturen naar Android Auto.................. 596
Versturen naar Apple CarPlay®............... 596
Weergave, MBUX................................... 303
Weergeven, DYNAMIC SELECT............... 303
Wielbasis............................................... 824
Wielbasis (Mercedes-AMG auto's).......... 824
Voertuigidenticatienummer......................... 810
Voertuiglocatie
Overdracht in- en uitschakelen............... 509
Voertuigsensoren......................................... 350
Voertuigsleutel............................................. 151
Voertuigstart
Start-stoptoets....................................... 274
Voertuigstekkerdoos
Controlelampjes.................................... 330
Verzorging............................................. 652
Voertuigtypeplaatje
Asbelasting............................................ 810
Bouwserie.............................................. 810
EG-typegoedkeuringsnummer................. 810
FIN........................................................ 810
Lakcode................................................. 810
Totaalgewicht......................................... 810
Voetgangersbescherming............................. 639
Volumeverhoging verkeersinformatie
Instellen................................................. 632
Voorkomen van ongevallen........................... 432
Voorruit
Ontdooien.............................................. 257
Ontwasemen.................................. 252, 253
Voorverwarmen............................................ 262
Voorwerpen in het interieur
Beschermingspotentieel beperkt............ 119
Vrij rijden..................................................... 310
Vrije soware............................................... 105
Vuldruk, actuele (bestuurdersdisplay)........... 462
W
Waarschuwings- en controlelampjes
Bestuurdersdisplay................................. 933
PASSENGER AIR BAG............................. 111
Trefwoordenregister 1001
F206 0105 07
Waarschuwings-/controlelampje
! ABS-waarschuwingslampje........... 947
! Controlelampje elektrische par-
keerrem (geel)........................................ 945
! Controlelampje elektrische par-
keerrem (rood)....................................... 945
J Remwaarschuwingslampje
(geel)..................................................... 945
ï Waarschuwingslampje aan-
hangwagenvoorziening........................... 939
p Waarschuwingslampje aanwe-
zigheidsherinnering van personen
(geel)..................................................... 937
p Waarschuwingslampje aanwe-
zigheidsherinnering van personen (wit)... 937
Ó Waarschuwingslampje Active
Brake Assist System....................... 952, 953
L Waarschuwingslampje
afstandswaarschuwing........................... 952
Û Waarschuwingslampje ATTEN-
TION ASSIST.......................................... 951
h Waarschuwingslampje banden-
spanningscontrole brandt....................... 955
h Waarschuwingslampje banden-
spanningscontrole knippert.................... 955
8 Waarschuwingslampje brand-
stofreserve brandt................................. 944
â Waarschuwingslampje DRIFT
MODE.................................................... 953
# Waarschuwingslampje elektri-
sche storing................................... 938, 943
÷ Waarschuwingslampje ESP®
brandt.................................................... 948
÷ Waarschuwingslampje ESP®
knippert................................................. 948
å Waarschuwingslampje ESP®
OFF....................................................... 949
Ù Waarschuwingslampje
gestuurde achteras (geel)....................... 940
ÿ Waarschuwingslampje koel-
vloeistof (geel)....................................... 942
ÿ Waarschuwingslampje koel-
vloeistof (rood)....................................... 941
H Waarschuwingslampje
Mercedes-Benz noodoproepsysteem...... 954
p Waarschuwingslampje motor-
bedrijfstemperatuur....................... 943, 944
; Waarschuwingslampje motor-
diagnose................................................ 943
ä Waarschuwingslampje onder-
stel (geel)....................................... 953, 954
J Waarschuwingslampje remmen
(rood).................................................... 946
Ù Waarschuwingslampje stuurbe-
krachtiging (geel)................................... 939
Ù Waarschuwingslampje stuurbe-
krachtiging (rood)................................... 940
Ú Waarschuwingslampje sys-
teemfout................................................ 938
1002 Trefwoordenregister
F206 0105 07
ü Waarschuwingslampje veilig-
heidsgordel brandt................................. 936
ü Waarschuwingslampje veilig-
heidsgordel knippert.............................. 936
6 Waarschuwingslampje veilig-
heidssysteem......................................... 935
ê Waarschuwingslampje ver-
keerstekenassistent............................... 951
_ Waarschuwingslampje vermo-
gen gereduceerd.................................... 938
Waarschuwingssysteem................................ 181
Wasstraat............................................... 35, 648
Wasstraatmodus.......................................... 649
Webbrowser
Browserdata wissen............................... 619
Favoriet wissen...................................... 619
Favorieten beheren................................ 619
Instellingen oproepen............................. 619
Op de achtergrond plaatsen................... 620
Opties oproepen.................................... 618
Tabblad.................................................. 619
URL delen.............................................. 620
Website oproepen.................................. 617
Website oproepen........................................ 617
Weergave onderhoudsinterval....................... 637
Weersinformatie........................................... 569
Wegrij-assistentie
Wegrij-assistentie................................... 432
Wegrijassistent
Geoptimaliseerde acceleratie................. 281
Wegrijhulp voor op hellingen................... 360
Wegrijblokkering.......................................... 180
Wegrijden
Geoptimaliseerde acceleratie................. 281
Wegrij-assistentie................................... 432
Wegrijhulp voor op hellingen................... 360
Wegrijhulp
Geoptimaliseerde acceleratie................. 281
Wegrij-assistentie................................... 432
Wegrijhulp voor op hellingen................... 360
Wegrijhulp voor op hellingen......................... 360
Wegrolbeveiliging......................................... 359
Wegsleepbeveiliging..................................... 182
Werking bij een ongeval................................ 118
what3words
Bestemmingsinvoer met driewoorden-
adres..................................................... 536
Wielen
Bandenspanning.................................... 685
Bandenspanningscontrole...................... 687
Bandentemperatuur controleren............. 688
Controleren............................... 37, 53, 684
Geluidontwikkeling................................. 684
MOExtended.......................................... 660
Monteren............................................... 698
Naafdop verwijderen/installeren............ 694
Ongewoon rijgedrag............................... 684
Opslaan................................................. 693
Pech................................................ 65, 659
Sneeuwkettingen............................. 53, 684
TIREFIT-set............................................. 661
Verwijderen................................... 697, 698
Verwisselen................................... 692, 694
Verzorging............................................. 652
Wielkeg.................................... 65, 66, 693, 694
Wielwisselgereedschap............. 65, 66, 693, 694
Wi Hotspot instellen.................................... 510
Trefwoordenregister 1003
F206 0105 07
In- en uitschakelen................................. 510
Informatie over de verbinding................. 510
Internetverbinding instellen.................... 615
Wijziging
Beschermingspotentieel beperkt............ 119
Windowbag.................................................. 123
Winterbanden
Limiter............................................. 53, 366
Permanente snelheidsbegrenzing
instellen........................................... 53, 366
Wissers........................................................ 246
Woon-werk route.................................. 538, 548
Workoutprogramma's................................... 197
Wrappen
Op camera/sensoren............................. 350
Radar- en ultrasone sensoren................. 350
Z
Zekeringen
Aansluitschema................................ 64, 679
Aanwijzingen.................................... 64, 679
Bagageruimte......................................... 682
Beenruimte passagierszijde.................... 682
Cockpit.................................................. 682
Motorruimte........................................... 680
Zelfdiagnose
Automatische uitschakeling van de
passagiersairbag.................................... 111
Veiligheidssysteem................................. 109
Zender
Directe frequentie-invoer.................. 42, 630
Favoriet bewerken.................................. 631
Frequentie xeren.................................. 632
Instellen................................................. 630
Opslaan................................................. 631
Verschuiven........................................... 631
Wissen................................................... 631
Zender volgen
Instellen................................................. 632
instellen (Internetradio).......................... 631
Zendergeheugen
Bewerkt................................................. 631
Zenderlijst
Oproepen.............................................. 630
Zendervoorstel
Radio..................................................... 630
Zenderzoeken........................................ 42, 630
Zero-layer
Functie.................................................. 485
Overzicht............................................... 486
Zicht
Condens van de ruiten verwijderen......... 259
Zijruiten
Automatische functie............................. 173
Comfortopening..................................... 173
Comfortsluiting...................................... 174
Kinderslot (achterin)............................... 149
Met sleutel openen................................ 173
Openen en sluiten.................................. 172
Probleem............................................... 174
Regensluiting......................................... 173
Rolzonnescherm.................................... 179
Sluiten met de sleutel............................. 174
Sluiten/openen (luchtrecirculatietoets).... 68
Zijwindassistent........................................... 356
Zithoogte..................................................... 189
Zoeken naar tankstations
Automatisch zoeken in- en uitschake-
len......................................................... 549
Automatisch zoeken starten................... 549
1004 Trefwoordenregister
F206 0105 07
Zoeken naar wegrestaurant
Automatisch zoeken starten................... 549
Zoekverlichting............................................ 244
Zwavelgehalte...................................... 813, 814
Trefwoordenregister 1005
F206 0105 07
F206 0105 07
F206 0105 07
F206 0105 07
Impressum
Internet
Meer informatie over Mercedes-Benz-voertuigen
en over Mercedes‑Benz AG vindt u op internet
onder:
https://www.mercedes-benz.com
https://group.mercedes-benz.com
Redactie
Bij vragen of suggesties ten aanzien van deze
handleiding kunt u de Technische Redactie op het
volgende adres bereiken:
Mercedes‑Benz AG, HPC: CAC, Customer Service,
70546 Stuttgart, Duitsland
© Mercedes‑Benz AG: Nadruk, vertaling en repro-
ductie, volledig of gedeeltelijk, is zonder schrie-
lijke toestemming van Mercedes‑Benz AG niet toe-
gestaan.
Autofabrikant
Mercedes‑Benz AG
Mercedesstraße 120
70372 Stuttgart
Duitsland Redactiesluiting 30.01.23
F206 0105 07
Digitaal in de auto Map met voertuigdocumentatie in
de auto
Digitaal op het internet Digitaal als app
U vindt de handleiding in het multi-
mediasysteem onder “Voertuig“.
Start met het snelmenu, ontdek
highlights en nuttige tips.
Hier vindt u alle informatie over de
bediening, de serviceverleningen
en de garantie van uw auto in
gedrukte vorm.
U vindt de handleiding op uw
Mercedes-Benz homepage.
De Mercedes-Benz Guides app is
gratis beschikbaar in de gangbare
app-stores.
Apple® iOS AndroidTM
Bestelnummer F206 0105 07
Uitgave ÄJ2023-1b
F206 0105 07
3


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Mercedes C-Klasse Limousine 2023 at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Mercedes C-Klasse Limousine 2023 in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 47.73 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of Mercedes C-Klasse Limousine 2023

Mercedes C-Klasse Limousine 2023 User Manual - English - 992 pages

Mercedes C-Klasse Limousine 2023 User Manual - German - 1012 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info