817252
899
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/916
Next page
B-Klasse
Handleiding +
F247 0072 07
Waarschuwing passagiersairbag
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar bij ingeschakelde bijrijders-
airbag
Als de bijrijdersairbag is ingeschakeld, kan een
kind op de bijrijdersstoel bij een ongeval door
de bijrijdersairbag worden geraakt.
#NOOIT een naar achteren gericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem op een stoel
met INGESCHAKELDE FRONTAIRBAG
gebruiken, want dat kan voor het kind
DODELIJKE of ERNSTIGE VERWONDIN-
GEN tot gevolg hebben.
Het hoofdstuk "Kinderen in de auto" in acht
nemen.
F247 0072 07
Welkom in de wereld van Mercedes-Benz
Voor de eerste rit dient u zich aan de hand van
deze handleiding vertrouwd te maken met de
auto. Voor uw eigen veiligheid en voor een langere
bedrijfsduur van de auto adviseren wij u de vol-
gende aanwijzingen en waarschuwingsaanwijzin-
gen in deze handleiding op te volgen. Onoplet-
tendheid kan tot schade aan de auto en tot per-
soonlijk letsel leiden.
De uitvoering of de productbenaming van de auto
kan verschillen en is afhankelijk van de volgende
factoren:
RModel
ROpdracht
RExportuitvoering
RBeschikbaarheid
Daarom kunnen de beschrijvingen en de afbeel-
dingen in sommige gevallen afwijken van uw auto.
De afbeeldingen in deze handleiding tonen een
auto met linkse besturing. De inbouwplaats van
onderdelen en van bedieningselementen wijken
bij een auto met rechtse besturing overeenkom-
stig af.
Mercedes-Benz ontwikkelt zijn auto's steeds ver-
der.
Mercedes-Benz behoudt zich daarom het recht
voor de volgende punten te wijzigen:
RVorm
RUitvoering
RTechniek
De volgende documentatie is onderdeel van de
auto:
RDigitale handleiding
RGedrukte handleiding
ROnderhoudsboekje
RUitrustingsafhankelijke aanvullende handleidin-
gen
RAanvullende documenten
Deze documentatie moet altijd in de auto aanwe-
zig zijn. Bij de verkoop of het uitlenen van de auto
moet alle documentatie in de auto aanwezig zijn
of worden overhandigd; dit controleren.
Disclaimer
De volgende online-versie van de handleiding
beschrij alle modellen, standaarduitrustingen en
opties van uw auto. Landspecieke afwijkingen in
de taalvarianten zijn mogelijk. Neem in acht dat
uw auto mogelijk niet met alle beschreven func-
ties is uitgerust. Dit betre ook veiligheidsrele-
vante systemen en functies.
Neem alstublie contact op met uw geautori-
seerde Mercedes-Benz-dealer om een gedrukte
handleiding voor andere modellen en modeljaren
te ontvangen. De online-handleiding is altijd de
meest actuele versie. Er kon geen rekening wor-
den gehouden met alle afwijkingen met het daad-
werkelijke voertuig, omdat Mercedes-Benz haar
voertuigen continu aanpast aan de nieuwste stand
der techniek en de vorm en uitvoering wijzigt.
Ook de gedrukte handleiding, aanvullende docu-
menten en de digitale handleiding lezen.
F247 0072 07
Auteursrecht
Alle rechten voorbehouden. Alle teksten,foto's en
afbeeldingen vallen onder het auteursrecht en
andere wetten ter bescherming van intellectueel
eigendom. Deze mogen niet voor handelsdoelein-
den of voor verspreiding worden gekopieerd, noch
veranderd en op andere websites worden
gebruikt.
F247 0072 07
Symbolen ........................................................ 6
Snelle start en tips .......................................... 7
Kinderen in de auto ......................................... 7
Aanraakgevoelige bedieningselementen ........... 8
Radio .............................................................. 9
Wi-hotspot .................................................... 9
Mobiele telefoon aanmelden ......................... 10
MBUX interieurassistent ................................ 11
MBUX spraakassistent ................................... 11
ENERGIZING Packages .................................. 12
Rijassistentiepakket ...................................... 12
Parkeerpakket ............................................... 13
Hoogspanningsaccu wisselstroomladen
(mode 2 of 3) ................................................ 14
Hoogspanningsaccu gelijkstroomladen
(mode 4) ....................................................... 14
Bestemmingsinvoer navigatie ........................ 14
Noviteiten van het multimediasysteem ........... 15
Bij het tankstation ......................................... 22
Vakantie voorbereiden ................................... 32
Bagage en beladen ........................................ 37
IJs en sneeuw ................................................ 46
Hulp bij pech ................................................. 51
Experttips ..................................................... 60
In één oogopslag ........................................... 66
Cockpit ......................................................... 66
Cockpit (plug-in-hybride) ............................... 68
Waarschuwings- en controlelampjes
(standaard) ................................................... 70
Waarschuwings- en controlelampjes .............. 72
Bedieningspaneel dakconsole ........................ 74
Portierbedieningseenheid en stoelinstel-
lingen ............................................................ 76
In geval van nood en pech ............................. 78
Digitale handleiding ....................................... 80
Digitale handleiding oproepen ....................... 80
Algemene aanwijzingen ................................. 81
Milieubescherming ........................................ 81
Terugname van de oude auto ......................... 81
Mercedes-Benz Originele Onderdelen ............ 82
Aanraakgevoelige bedieningselementen ......... 83
Mercedes me app ......................................... 84
Bedrijfsveiligheid ........................................... 84
Montage van de kentekenplaat op de
voorste kentekenplaathouder ......................... 87
Conformiteitsverklaringen en nationale
aanwijzingen ................................................. 88
Diagnose-interface ........................................ 95
Gekwaliceerde werkplaats ........................... 96
Registratie van de auto .................................. 96
Correct gebruik van de auto .......................... 97
REACH-verordening ....................................... 97
Informatie voor personen met elektroni-
sche medische hulpmiddelen ........................ 97
Aansprakelijkheid voor gebreken ................... 98
QR-codes voor reddingskaart ........................ 98
Gegevensopslag ............................................ 98
Auteursrecht ............................................... 102
Veiligheid voor inzittenden ........................... 103
Het belangrijkste in het kort ........................ 103
Informatie over de automatische werking
van het veiligheidssysteem .......................... 110
Doel en functie van het veiligheidssysteem .. 113
Veiligheidsgordels ....................................... 119
Airbags ....................................................... 119
Inhoudsopgave 3
F247 0072 07
Kinderen in de auto ..................................... 120
Het belangrijkste in het kort ........................ 120
Belangrijke veiligheidsaanwijzingen .............. 121
Geschikte kinderzitjesbevestigingssyste-
men voor het vervoeren van kinderen .......... 128
Geschikte zitplaatsen voor de bevestiging
van kinderzitjesbevestigingssystemen .......... 133
Kinderzitjesbevestigingssysteem bevesti-
gen ............................................................. 138
Kinderbeveiligingen ..................................... 143
Aanwezigheidsherinnering van personen ..... 146
Openen en sluiten ....................................... 148
Sleutel ........................................................ 148
Portieren ..................................................... 152
Bagageruimte .............................................. 157
Zijruiten ...................................................... 163
Schuifdak .................................................... 167
Diefstalbeveiliging ....................................... 171
Stoelen en opbergen ................................... 174
Aanwijzingen voor een correcte stand van
de bestuurdersstoel .................................... 174
Aanwijzingen met betrekking tot de hand-
grepen ........................................................ 175
Stoelen ....................................................... 175
Stuurwiel .................................................... 189
In- en uitstaphulp ........................................ 191
Geheugenfunctie ......................................... 192
Opbergmogelijkheden ................................. 194
Bekerhouder ............................................... 212
Asbak en sigarettenaansteker ...................... 214
Contactdozen ............................................. 215
Draadloos opladen van de mobiele tele-
foon en koppeling met de buitenantenne ..... 216
Vloermat verwijderen en aanbrengen ........... 219
Licht en zicht .............................................. 221
Exterieurverlichting ..................................... 221
Interieurverlichting ...................................... 230
Lampjes vervangen (auto's met halogeen-
koplampen) ................................................. 232
Ruitenwissers en ruitensproeierinstallatie .... 234
Spiegels ...................................................... 237
Klimaatregeling ........................................... 241
Overzicht temperatuurregelsystemen .......... 241
Temperatuurregelsysteem bedienen ............ 244
Rijden en parkeren ...................................... 253
Rijden ......................................................... 253
DYNAMIC SELECT ....................................... 274
Automatische transmissie ........................... 277
Functie van de 4MATIC ................................ 285
Tanken ........................................................ 285
Hoogspanningsaccu opladen (plug-in-
hybride) ...................................................... 292
Parkeren ..................................................... 310
Rij- en rijveiligheidssystemen ....................... 323
Aanhangwagenvoorziening .......................... 391
Werking van de etsdrager .......................... 397
Aanwijzingen met betrekking tot het trek-
ken van auto's ............................................. 399
Bestuurdersdisplay ...................................... 400
Aanwijzingen met betrekking tot het
bestuurdersdisplay ...................................... 400
Bestuurdersdisplay bedienen ....................... 400
Menu's op het bestuurdersdisplay ............... 401
Head-up-display .......................................... 410
Auto's met 48V-boordnet ............................ 411
4Inhoudsopgave
F247 0072 07
Functie van de vermogensmeter .................. 412
Overzicht van de statusindicaties op het
bestuurdersdisplay ...................................... 412
Overzicht van de statusindicaties op het
bestuurdersdisplay ...................................... 413
MBUX spraakassistent ................................ 415
Aanwijzingen voor de bedrijfsveiligheid ........ 415
Bediening .................................................... 415
MBUX spraakassistent eectief gebruiken ... 417
Duidelijke gesproken opdrachten ................. 419
MBUX multimediasysteem ........................... 423
Overzicht en bediening ................................ 423
Systeeminstellingen .................................... 448
Instellingen Plug-in-hybride .......................... 458
Fit & Healthy ............................................... 459
Navigatie en verkeer .................................... 464
Telefoon ...................................................... 507
Online- en internetfuncties .......................... 546
Media ......................................................... 555
Radio .......................................................... 563
Sound ......................................................... 566
Onderhoud en verzorging ............................ 571
Weergave onderhoudsinterval ASSYST
PLUS .......................................................... 571
Onderhoudsmanagement ............................ 572
Telediagnose ............................................... 573
Motorruimte ................................................ 573
Reiniging en verzorging ............................... 581
Pechhulp ..................................................... 591
Noodgeval ................................................... 591
Bandenpech ................................................ 593
Accu (auto) ................................................. 600
Aan- of wegslepen ....................................... 607
Elektrische zekeringen ................................. 614
Banden en velgen ........................................ 618
Aanwijzingen met betrekking tot geluids-
ontwikkeling of ongewoon rijgedrag ............. 618
Aanwijzingen met betrekking tot het regel-
matig controleren van de velgen en ban-
den ............................................................. 618
Aanwijzingen met betrekking tot sneeuw-
kettingen ..................................................... 618
Bandenspanning ......................................... 619
Verwisselen van een wiel ............................. 624
Noodwiel ..................................................... 634
Technische gegevens ................................... 637
Aanwijzingen met betrekking tot de tech-
nische gegevens .......................................... 637
Boordelektronica ......................................... 637
Informatie over wettelijke keurmerken
voor radio-apparatuur .................................. 639
Overzicht voertuigtypeplaatje, FIN en
motornummer ............................................. 748
Bedrijfsstoen ............................................. 749
Autogegevens ............................................. 758
Aanhangwagenvoorziening .......................... 762
Displaymeldingen met waarschuwings- en
controlelampjes .......................................... 765
Displaymeldingen ........................................ 765
Waarschuwings- en controlelampjes ............ 847
Trefwoordenregister .................................... 867
Inhoudsopgave 5
F247 0072 07
In deze handleiding vindt u de volgende symbolen:
&WAARSCHUWING Gevaar door het niet in
acht nemen van waarschuwingsaanwijzin-
gen
Waarschuwingsaanwijzingen wijzen op gevaren
die uw gezondheid of uw leven resp. de
gezondheid of het leven van anderen in gevaar
kunnen brengen.
#Waarschuwingsaanwijzingen in acht
nemen.
+MILIEU-AANWIJZING Milieuschade door
het niet in acht nemen van milieu-aanwij-
zingen
Milieu-aanwijzingen geven informatie over mili-
eubewust handelen of milieubewust afvoeren.
#Milieu-aanwijzingen in acht nemen.
*AANWIJZING Materiële schade door het
niet in acht nemen van aanwijzingen
m.b.t. materiële schade
Aanwijzingen m.b.t. materiële schade wijzen
op risico's die tot schade aan de auto kunnen
leiden.
#Aanwijzingen m.b.t. materiële schade in
acht nemen.
%Nuttige aanwijzingen of andere informatie die
behulpzaam kan zijn.
#Handelingsinstructie
(/ pagina) Meer informatie over een onderwerp
Melding Melding in het centraal display
4Bovenste menuniveau, dat in het
multimediasysteem moet worden
geselecteerd
5Overeenkomstige submenu's, die in
het multimediasysteem moeten wor-
den geselecteerd
*Gee een oorzaak aan
6Symbolen
F247 0072 07
Kinderen in de auto
Kinderen veilig in de auto vervoeren
#Altijd in acht nemen wanneer kinderen meerij-
den (/ pagina 121)
#Belangrijke waarschuwingsaanwijzingen
(/ pagina 122)
#Geadviseerde kinderzitjesbevestigingssyste-
men (/ pagina 130)
#Geschikte zitplaatsen in de auto voor het aan-
brengen van een kinderzitjesbevestigingssys-
teem (/ pagina 120)
#Toelatingscategorieën voor kinderzitjesbeves-
tigingssystemen (/ pagina 128)
#Geschiktheid van zitplaatsen voor bevestiging
van een ISOFIX-kinderzitjesbevestigingssys-
teem (/ pagina 133)
RISOFIX-kinderzitjesbevestigingssysteem op
de zitplaats achterin inbouwen
(/ pagina 140)
#Geschiktheid van de zitplaatsen voor de
bevestiging van i-Size-kinderzitjesbevestigings-
systemen (/ pagina 135)
Ri-Size-kinderzitjesbevestigingssysteem op
de zitplaats achterin inbouwen
(/ pagina 140)
#Top Tether-gordel bevestigen (/ pagina 141)
#Geschiktheid van zitplaatsen voor de bevesti-
ging van kinderzitjesbevestigingssystemen die
met de veiligheidsgordels worden bevestigd
(/ pagina 135)
RAanwijzingen met betrekking tot auto's
zonder automatische uitschakeling van de
passagiersairbag (/ pagina 128)
RAanwijzingen met betrekking tot naar ach-
teren en naar voren gerichte kinderzitjes-
bevestigingssystemen op de passagiers-
stoel (/ pagina 125)
RKinderzitjesbevestigingssysteem met de
veiligheidsgordel bevestigen
(/ pagina 143)
#Automatische uitschakeling van de passagiers-
airbag (/ pagina 126)
#Kinderbeveiligingen voor de zijruiten achterin
(/ pagina 145)
#Kindersloten voor de achterportieren
(/ pagina 143)
Snelle start en tips 7
F247 0072 07
Aanraakgevoelige bedieningselementen
Overzicht aanraakgevoelige bedieningselementen
8Snelle start en tips
F247 0072 07
1Bedieningsgroep:
Bestuurdersdisplay
I Actieve afstandsassistent DISTRONIC
en variabele limiter
2Bedieningsgroep MBUX multimediasysteem
#De aanwijzingen met betrekking tot de aanra-
kingsgevoelige bedieningselementen in acht
nemen (/ pagina 83).
Radio
Radio bedienen
#Radio inschakelen:
R© op het display van het multimedia-
systeem aantippen.
RÞ aantippen.
#Frequentieband instellen:
R© op het display van het multimedia-
systeem aantippen.
RÞ aantippen.
REen frequentieband of een favoriet selecte-
ren.
#Radiozender instellen:
R© op het display van het multimedia-
systeem aantippen.
RÞ aantippen.
ROp het bedieningselement naar links of
rechts vegen of een radiozender selecte-
ren.
#Radiozenderlijst oproepen:
R© op het display van het multimedia-
systeem aantippen.
RÞ aantippen.
R4 selecteren.
#Radiozender via zendernaam of frequentie-
invoer zoeken:
R© op het display van het multimedia-
systeem aantippen.
RÞ aantippen.
Rè selecteren.
REen zendernaam of een frequentie invoe-
ren.
REen zender selecteren.
#Radiozender opslaan:
R© op het display van het multimedia-
systeem aantippen.
RÞ aantippen.
Rf selecteren.
#Volumeverhoging verkeersinformatie instellen:
R© op het display van het multimedia-
systeem aantippen.
RZ aantippen.
RSysteem selecteren.
RAudio selecteren.
RNavigatie- en verkeersinformatie selecte-
ren.
REen waarde bij Volumeverhoging ver-
keersinformatieinstellen.
Wi-hotspot
Wi-hotspot instellen
Er zijn in principe twee soorten wi-verbinding
beschikbaar:
RMultimediasysteem als wi-hotspot gebruiken
Snelle start en tips 9
F247 0072 07
Het multimediasysteem dient als wi-hotspot
voor mobiele communicatieapparatuur, bij-
voorbeeld een smartphone of tablet-PC.
Voor de gegevensverbinding wordt de data-
bundel van de auto of van een al verbonden
tetheringapparaat gebruikt.
Een databundel moet worden aangescha via
de Mercedes me-Portal.
Het gebruik van het datatarief van de auto
door externe apparaten is niet in alle landen
mogelijk.
RMobiel communicatie-apparaat als wi-hot-
spot gebruiken (tethering)
Voor de internetverbinding van het multime-
diasysteem wordt gebruikgemaakt van een
externe wi-hotspot.
Voor de gegevensverbinding wordt het data-
abonnement van het mobiele communicatie-
apparaat via Actief abonnement gebruikt.
Opties voor de verbindingsopbouw:
RQR-code
De verbinding wordt tot stand gebracht door
de QR-code op het multimediasysteem te
scannen.
RNFC
De verbinding wordt tot stand gebracht door
het mobiele communicatie-apparaat bij de
NFC-interface van de auto te houden.
RBeveiligingssleutel
De verbinding wordt tot stand gebracht door
de beveiligingssleutel in te voeren die op het
multimediasysteem wordt weergegeven.
Mobiele telefoon aanmelden
Mobiele telefoon aanmelden
#Bluetooth® inschakelen:
ROp de mobiele telefoon moet Bluetooth®
ingeschakeld zijn.
R© op het centraal display resp. media-
display aantippen.
RInstellingen selecteren.
RSysteem selecteren.
RInternet en Bluetooth selecteren.
RBluetooth® inschakelen.
#Mobiele telefoon zoeken:
R© op het centraal display resp. media-
display aantippen.
RTelefoon selecteren.
RZ selecteren.
RApparaten selecteren.
RApparaten selecteren.
RNieuw apparaat verbinden selecteren.
#Mobiele telefoon autoriseren:
REen mobiele telefoon selecteren.
Op het multimediasysteem en op de mobiele
telefoon verschijnt een code.
#Wanneer de codes overeenkomen, op de
mobiele telefoon de code bevestigen.
10 Snelle start en tips
F247 0072 07
MBUX interieurassistent
MBUX interieurassistent gebruiken
Wanneer de auto met de MBUX interieurassistent
is uitgerust, kunnen geselecteerde functies van
het multimediasysteem contactloos worden
bediend.
De assistent herkent interacties van bestuurder
en passagier.
De assistent ondersteunt auto- en infotainment-
functies op drie interactieniveaus:
RINTELLIGENT
De assistent herkent inzittenden en voorwer-
pen automatisch en activeert functies.
RREACTIEF
De assistent herkent de natuurlijke lichaams-
taal van een inzittende en voert bij de situatie
passende automatische functies uit.
RCONTACTLOOS
De inzittende verzoekt met een handbeweging
of een handgebaar actief om een functie uit te
voeren.
De assistent biedt functies over de volgende
onderwerpen:
RVEILIGHEID
De assistent ondersteunt de inzittenden bij het
gebruik van de veiligheidssystemen.
RCOMFORT
De assistent vergroot het comfort, doordat hij
de interieurfuncties automatiseert en de
natuurlijke interactie met de auto ondersteunt.
RINFOTAINMENT
De assistent vergemakkelijkt de bediening van
de infotainment-functies.
Een toepassingsvoorbeeld is het in- of uitschake-
len van het leeslicht.
Uitvoering van de bediening van het leeslicht voor
bestuurder en passagier
#De hand onder de binnenspiegel omhoog en
omlaag bewegen.
Het leeslicht wordt in- of uitgeschakeld.
MBUX spraakassistent
MBUX spraakassistent bedienen
Met de MBUX spraakassistent kunt u afhankelijk
van de uitrusting van de auto de volgende functies
bedienen:
RTelefoon
Snelle start en tips 11
F247 0072 07
RSms en e-mail
RNavigatie
RRadio en media
RVoertuigfuncties
ROnline-functies
Voorbeelden voor bruikbare gesproken opdrach-
ten:
RTelefoon bedienen: Bel mijn vader op.
RE-mails beheren: Toon me mijn nieuwe E-
mails.
RNavigatie bedienen: Vind een Aziatisch res-
taurant, maar geen Japans, in Rotterdam-
Zuid.
RRadio bedienen: Naar welke zender luister ik
nu?
RMedia bedienen: Speel een vergelijkbare titel
af.
RKlimaatregeling bedienen: Ik heb koude voe-
ten.
RVoertuigfuncties bedienen: OPen de zijruit.
RWeer opvragen: Schijnt morgen de zon?
RAlgemene kennis opvragen: Wie heeft het
schilderij "De Schreeuw" geschilderd?
ENERGIZING Packages
ENERGIZING COMFORT bedienen
#ENERGIZING programma starten:
R© op het display van het multimedia-
systeem aantippen.
RComfort selecteren.
RENERGIZING COMFORT selecteren.
REen programma selecteren en met ;
starten.
#ENERGIZING programma congureren:
REen programma selecteren.
RInstellingen selecteren.
RDe aan het programma deelnemende func-
ties in- of uitschakelen.
#Trainingsprogramma starten:
RTrainingen selecteren.
REen programma selecteren en met ;
starten.
RParfumering selecteren om een parfume-
ring voor de training te activeren.
#Tips starten:
RTips selecteren.
REen lichaamsgebied selecteren en
met ; starten.
Rijassistentiepakket
Functies van het rijassistentiepakket
Het rijassistentiepakket bevat verschillende func-
ties die u tijdens het rijden ondersteunen. Daartoe
bewaakt uw auto met behulp van camera's en
radarsensoren de omgeving voor, achter en naast
uw auto.
Afhankelijk van de landspecieke beschikbaarheid
zijn de volgende functies inbegrepen in het rijas-
sistentiepakket:
#Actieve afstandsassistent DISTRONIC
(/ pagina 336)
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
12 Snelle start en tips
F247 0072 07
#Actieve snelheidslimietassistent (landsafhan-
kelijk) (/ pagina 342)
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
#Routegebaseerde snelheidsaanpassing (lands-
afhankelijk) (/ pagina 343)
#Active Brake Assist System (/ pagina 349)
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
#Uitwijkstuurassistent van het Active Brake
Assist System (/ pagina 349)
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
#Actieve stuurassistent (landsafhankelijk)
(/ pagina 345)
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
#Actieve noodstopassistent (landsafhankelijk)
(/ pagina 347)
#Actieve leassistent (landsafhankelijk)
#Actieve dodehoekassistent met uitstapwaar-
schuwing (/ pagina 363)
#Actieve spoorassistent (/ pagina 365)
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Parkeerpakket
Functies van de parkeerpakketten
Afhankelijk van de landspecieke beschikbaarheid
kan uw auto zijn uitgerust met verschillende func-
ties die u ondersteunen bij het parkeren en
manoeuvreren. Daartoe bewaakt de auto de
omgeving van de auto met camera's en ultrasone
sensoren.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Afhankelijk van de uitvoeringsvariant zijn de vol-
gende systemen en functies onderdeel van het
parkeerpakket:
#Achteruitrijcamera: Bewaakt het gebied achter
de auto en toont dit op het bestuurdersdisplay
(/ pagina 368).
#360°-camera: Een systeem dat uit vier came-
ra's bestaat, die de directe omgeving van de
auto vastleggen en op het bestuurdersdisplay
weergeven (/ pagina 372).
#PARKTRONIC-parkeerassistent: Een elektroni-
sche parkeerhulp die de omgeving van uw
auto en de afstand tot obstakels in uw omge-
ving met behulp van ultrasoongeluid bewaakt
(/ pagina 376).
#Actieve parkeerassistent: Een elektronische
parkeerhulp die het in- en uitparkeren onder-
steunt door middel van gas geven, remmen,
sturen en schakelen (/ pagina 379).
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
#Aanhangwagenmanoeuvreer-assistent: De
aanhangwagenmanoeuvreer-assistent onder-
steunt u bij het achteruitrijden met een aan-
hangwagen. Hij bewaakt met behulp van de
achteruitrijcamera de knikhoek tussen de auto
en de aanhangwagen en regelt deze op een
ingestelde waarde af. De aanhangwagenma-
noeuvreer-assistent begrenst hierbij de snel-
heid (/ pagina 388).
Snelle start en tips 13
F247 0072 07
Hoogspanningsaccu wisselstroomladen (mode 2
of 3)
Wisselstroomladen (mode 2 of 3)
Opladen starten en beëindigen
#Verdere aanwijzingen met betrekking tot het
opladen van de hoogspanningsaccu
(/ pagina 292)
#Overzicht van de laadkabel-bedieningseenheid
(/ pagina 299)
Hoogspanningsaccu gelijkstroomladen (mode 4)
Gelijkstroomladen (mode 4)
Opladen starten en beëindigen
#Verdere aanwijzingen met betrekking tot het
opladen van de hoogspanningsaccu
(/ pagina 292)
#Overzicht van de laadkabel-bedieningseenheid
(/ pagina 299)
Bestemmingsinvoer navigatie
Bestemming in het navigatiesysteem invoeren
#© op het display van het multimediasys-
teem aantippen.
De zero-layer wordt weergegeven.
#ª selecteren.
De volgende mogelijkheden voor de bestem-
mingsinvoer selecteren:
REen speciale bestemming, een adres of een
driewoordenadres in de invoerregel invoeren.
Online zoekresultaten voor speciale bestem-
mingen (indien beschikbaar) kunnen aanvul-
lende informatie bevatten, bijvoorbeeld ope-
ningstijden en prijzen. De informatie wordt
geleverd door een online kaartdienst.
Meer informatie over driewoordenadressen
vindt u onder: http://what3words.com
REen bestemmingsadvies selecteren.
Voorwaarden:
De optie Navigatie is in de gebruikersinstellin-
gen voor Adviezen ingeschakeld.
Het multimediasysteem hee voldoende gege-
vens verzameld om bestemmingsadviezen
weer te geven.
RLaatste bestemmingen selecteren.
Een laatste bestemming selecteren.
U kunt de bestemming als favoriet opslaan.
RSpeciale bestem. selecteren.
Een speciale-bestemmingscategorie selecte-
ren, bijvoorbeeld j of in de invoerregel de
naam of de categorie van een speciale
bestemming invoeren.
Wanneer er zoekresultaten worden weergege-
ven, deze met Filter bijvoorbeeld beperken op
zoekpositie of gewenste rijtijd.
RContacten selecteren.
Voorwaarden:
Een mobiele telefoon is met het multimedia-
systeem verbonden en de contacten zijn
gedownload.
Het contact bevat een navigeerbaar adres.
RIn de invoerregel geo-coördinaten als lengte-
en breedtegraad invoeren.
14 Snelle start en tips
F247 0072 07
Voorbeeld 1: 47°58'11"N 7°57'25"E (graden,
minuten, seconden en windstreek)
Voorbeeld 2: 47.969722 7.956944 (decimale
graden)
REen bestemming in de kaart selecteren.
RFavorieten selecteren.
Voorwaarden:
De bestemmingen worden als favorieten opge-
slagen.
ROntvangen bestemmingen selecteren.
Voorwaarden:
Er is een internetverbinding aanwezig om
externe bronnen te kunnen ontvangen.
De bestemmingen zijn aan de auto verzonden.
Noviteiten van het multimediasysteem
Informatie over het menu Telefoon
1Bluetooth®-apparaatnaam van de momenteel
verbonden mobiele telefoon(s)
2Bluetooth® apparaatnaam van de andere
momenteel verbonden mobiele telefoon(s)
3Veldsterkte van het mobiele-telefoonnet
4Batterijstatus van de verbonden mobiele tele-
foon
5Opties
6Berichten
7Mijn apparaten oproepen
8Cijferblok
9Contact zoeken starten
Overzicht telefoonmenu
Via het menu Telefoon kunt u de functies in com-
binatie met uw mobiele telefoon gebruiken.
De volgende functies kunnen worden gebruikt:
ROproeplijsten
RContacten
RBerichten
RApparatenmanager
Oproeplijst gebruiken
Wanneer uw mobiele telefoon het Bluetooth®-pro-
el PBAP ondersteunt, worden de oproeplijsten
van de mobiele telefoon weergegeven op het mul-
timediasysteem.
De volgende functies zijn beschikbaar:
RGesprekken uit de oproeplijst voeren
RContact uit de oproeplijst openen
Berichten
In het berichtenmenu kunt u sms-berichten ont-
vangen en met behulp van de MBUX spraakassis-
Snelle start en tips 15
F247 0072 07
tent opstellen en verzenden. Bovendien kunt u tij-
dens het rijden de voorleesfunctie gebruiken.
Apparatenmanager
In de apparatenmanager kunt u uw mobiele tele-
foons met het multimediasysteem verbinden.
U hebt de mogelijkheid om uw mobiele telefoon
afzonderlijk in de single-telefoonmodus of samen
met een tweede mobiele telefoon in de tweede
telefoonfunctie te gebruiken.
Contacten gebruiken
Wanneer het multimediasysteem is geautoriseerd
voor toegang tot de contacten van uw mobiele
telefoon, dan kunt u deze in de auto gebruiken. U
kunt maximaal 8000 contacten opslaan.
De volgende mogelijkheden zijn beschikbaar via
het contacten-menu:
RTelefoneren (een contact bellen)
RNavigeren
ROpstellen van berichten met de MBUX spraak-
assistent
ROverige opties
De contacten van de mobiele telefoon kunnen
automatisch of handmatig worden gedownload.
Telefoongesprekken voeren
Bij het telefoneren kunt u naast de functies
gesprek voeren, aannemen of weigeren nog over
de volgende functies beschikken. U kunt bijvoor-
beeld tussen gesprekken heen en weer schakelen,
een gesprek met meerdere deelnemers of confe-
rentiegesprekken voeren.
Ook is het mogelijk om wisselgesprekken aan te
nemen of te weigeren. Wanneer tijdens een
gesprek een andere oproep wordt ontvangen, ver-
schijnt er een aanwijzing.
Tijdens een gesprek kunt u de volgende functies
activeren:
RMicrofoon uit
RCijferblok weergeven voor het verzenden van
DTMF-tonen
RGesprek toevoegen
RHandsfree-modus om het gesprek naar voren
of naar achteren over te dragen
RPrivé-modus om het gesprek door te schake-
len naar de telefoon of de hoofdtelefoon
Informatie over de navigatie
Zero-layer met digitale kaart
1Navigatiemodule (verkleinde weergave)
Routebegeleiding actief:
De navigatiemodule toont in de verkleinde
weergave de voor de route relevante informa-
tie, bijvoorbeeld de bestemming of een ver-
keersvertraging
16 Snelle start en tips
F247 0072 07
£ actuele routebegeleiding beëindigen
Aantippen opent de navigatiemodule in de uit-
gebreide weergave met het route-overzicht
2Bestemming invoeren
3Parkeergelegenheid zoeken
4Kaartoriëntatie Ä en kaarttype instellen
5Actuele positie van de auto (voertuigsymbool
of pijl)
6Weergavegebied met entertainmentbronnen,
telefoon, actieve toepassingen en voorstellen
7Het navigatievenster toont de aanstaande rij-
manoeuvre (verkleinde weergave) of de route-
monitor (vergrote weergave)
Routebegeleiding actief: Routemonitor toont
bijvoorbeeld routegedeeltes, aanstaande rij-
manoeuvres met rijstrookadviezen, bestem-
ming, verkeersvertragingen, 3D-beelden van
snelwegafritten, online-inhoud
. Gesproken rij-aanwijzingen uitschakelen
Ì Gesproken rij-aanwijzingen inschakelen
Wanneer u het multimediasysteem inschakelt of
na het selecteren van © wordt de digitale
kaart in de zero-layer weergegeven.
De navigatie biedt een groot aantal opties voor de
bestemmingsinvoer, de routeplanning en de route-
begeleiding. Tijdens de routebegeleiding wordt
rekening gehouden met de verkeerssituatie. Bij de
routebegeleiding met augmented reality kan vóór
een afslagmanoeuvre extra informatie in een
camerabeeld worden weergegeven. Diensten,
apps en services helpen u om de bestemming
snel, veilig en comfortabel te bereiken.
De bestemmingsinvoer start u via 2 ª in de
digitale kaart. De bestemming kan als speciale
bestemming, adres of contact ON-Board worden
ingevoerd of online via een kaartdienst worden
gezocht. Of u kiest een van de laatste bestemmin-
gen. De bestemming kan hier als favoriet worden
aangemaakt of als adres voor thuis en werk wor-
den opgeslagen. Wanneer de optie Bestemmings-
adviezen toestaan ingeschakeld is, doet de auto
voorstellen gebaseerd op uw bezochte navigatie-
bestemmingen. Wanneer externe bestemmingen
en routes van apps of services worden ontvangen,
zijn deze eveneens beschikbaar.
Voor de routeplanning zijn bijvoorbeeld beschik-
baar:
RRoute-opties
Bijvoorbeeld vermijden of gebruiken van tolwe-
gen, tunnels, onverharde wegen of gebieden
RTussenbestemmingen
RAlternatieve routes
RWoon-werk route
RAutomatisch zoeken naar tankstations en weg-
restaurants
Het is mogelijk om routes te registreren, op te
slaan en deze via een usb-apparaat te selecteren
of door te geven.
Tijdens de routebegeleiding worden bij meerbaans
wegen rijstrookadviezen weergegeven. Wanneer
op een autosnelweg wordt gereden, kunnen voor-
uitliggende snelwegvoorzieningen worden weerge-
geven en voor een routebegeleiding worden
gebruikt.
De dienst Live Trac Information houdt rekening
met de verkeerssituatie. Op de kaart kunnen de
actuele verkeersstroom, verkeersincidenten of
Snelle start en tips 17
F247 0072 07
waarschuwingsmeldingen, bijvoorbeeld voor een
gevaarlijke opdoemende le, worden weergege-
ven.
Gevaarlijke situaties in het verkeer herkent de
auto automatisch via Car-to-X-Communication of
kunnen door de bestuurder worden gemeld. Dank-
zij een vroegtijdige waarschuwing kunt u uw rijge-
drag tijdig aanpassen. Ongevallen, stilgevallen
voertuigen (pech), gevaarlijke weersomstandighe-
den of een voertuig met ingeschakelde noodknip-
perlichten worden op de kaart weergegeven.
Bij de routebegeleiding met augmented reality
worden tijdens een rijmanoeuvre of bij een ver-
keerslicht informatie-objecten, bijvoorbeeld voor-
sorteerpijlen, straatnamen en huisnummers, in
een videobeeld weergegeven.
De kaart toont kaartgegevens van de databank of
de van een online-kaartendienst. In kleine schalen
worden bouwwerken in een realistische weergave
afgebeeld. Met de dienst Online kaartupdate is de
laatste update van de kaartgegevens mogelijk.
Het is mogelijk om weersinformatie en gegevens
van andere services op de kaart weer te geven.
Parkeergarages met een overeenkomstige uitrus-
ting leveren bijvoorbeeld data over de actuele
bezetting en over parkeertarieven.
De aangeboden opties verschillen afhankelijk van
het land, de uitrusting van de auto en beschikbare
services.
Navigatiemodule (uitgebreide weergave) met
route-overzicht
Routebegeleiding is actief (voorbeeld)
1Verkeersincident op de route
Afstand vanaf de actuele positie van de auto
en resterende reistijd
2Bestemming
18 Snelle start en tips
F247 0072 07
3Tankstation zoeken
4Weergave verkeersinformatie in- of uitschake-
len
Informatie over de radio
1Actieve frequentieband
2Zendernaam of ingestelde frequentie
3Instellingen
4Overige opties
5Verkeersmeldingen inschakelen
6Zenderlijst
7Zoeken
Via het menu Radio kunt u een groot aantal radio-
zenders afspelen en de Internetradio TuneIn
gebruiken. Zoek uw favoriete zender op en sla
deze als favoriet of in zenderlijsten op.
%De functie van de internetradio TuneIn is
landsafhankelijk.
Radiotekst: De functie toont u bijvoorbeeld de
zendernaam, titel en artiest van het actueel
gespeelde nummer.
DAB: Met de functie DAB kan aanvullende infor-
matie van een zender grasch worden weergege-
ven, bijvoorbeeld logo's, albumcover, muziektitels,
programma, nieuws of service-informatie.
Verkeersinformatie: Door het indrukken van .
kan verkeersinformatie worden weergegeven.
Informatie over media
1Albumcover
2Actieve mediabron
3Titel en artiest
4Actieve gegevensdrager en actuele titelnum-
mer/titel in weergavelijst
5Randomweergave
6Herhaling
Snelle start en tips 19
F247 0072 07
7Instellingen
8Overige opties
9Vorige of volgende titel en snel terugspoelen
of snel vooruitspoelen
AOverige categorieën
BWeergavelijst en categorieën
CMediazoeken
DWeergave regelen
ETijdbalk
Via de applicatie Media kunt u de audio- en video-
functies van uw multimediasysteem instellen en
gebruiken. U kunt bijvoorbeeld naar muziek luiste-
ren of video's bekijken.
USB: Via het menu USB kunt u van een via usb
verbonden gegevensdrager uw eigen audio- en
videobestanden laten afspelen.
Bluetooth®: Via het menu Bluetooth kunt u Blue-
tooth®-audioapparatuur met het multimediasys-
teem verbinden en de op de audioapparatuur aan-
wezige titels afspelen. Het verbinden van de appa-
ratuur vindt hierbij eenvoudig plaats via de appa-
ratenmanager, zodat u met een paar klikken alle
instellingen kunt uitvoeren.
Online-muziek: Via het menu Online muziek hebt
u toegang tot muziekstreamingdiensten.
Informatie over Comfort
Het menu Comfort stelt u alle functies ter
beschikking die tijdens het rijden of een pauze bij-
dragen aan uw welbevinden.
Zitcomfort
In het menu Stoel kunt u de contour van uw stoel
exibel aan uw wensen aanpassen door de zijwan-
gen en lendensteun onafhankelijk van elkaar in te
stellen. Deze instellingen kunt u opslaan in uw
Mercedes me proel, zodat ze bij elke rit kunnen
worden opgeroepen. Met de functie Zitkinematica
kunt u een programma starten dat tijdens het rij-
den voor lichte veranderingen van de zitpositie
zorgt. Deze veranderingen ondersteunen de
gezondheid van uw rug.
Massage
In het menu Massage vindt u de voor uw auto
beschikbare massageprogramma's. Door het
selecteren van het gewenste programma wordt dit
direct gestart en blij het gedurende circa tien
minuten actief, afhankelijk van het gekozen pro-
gramma. Met de functie Intensief kunt u de mas-
sagewerking verhogen.
Sfeerlicht
In het menu Sfeerverlichting kunt u de kleur en
helderheid van uw sfeerverlichting instellen. Door
de functie Zones koppelen worden de zones
Sfeer, Accent en Impressie afzonderlijk regelbaar,
zodat u de verlichting van uw auto individueel kunt
instellen.
Informatie over de smartphone-integratie
Via het menu Smartphone-integratie zijn verschil-
lende applicaties beschikbaar, die functies van uw
mobiele telefoon op het display van het multime-
diasysteem weergeven. De bediening is bijvoor-
beeld mogelijk via het touchscreen of spraakbe-
diening.
Er kan altijd maar één mobiele telefoon via Smart-
phone-integratie met het multimediasysteem ver-
bonden zijn. Ook in de tweede telefoonfunctie kan
bij het gebruik van Smartphone-integratie slechts
20 Snelle start en tips
F247 0072 07
één andere mobiele telefoon via Bluetooth® met
het multimediasysteem verbonden zijn.
Gebruik Android Auto voor mobiele telefoons met
het Android besturingssysteem, gebruik Apple
CarPlay® in combinatie met uw iPhone®. De volle-
dige functionaliteit van Android Auto en Apple
CarPlay® is alleen met een internetverbinding
mogelijk.
Informatie over Voertuiginfo
In het menu Info kunt u belangrijke voertuiginfor-
matie laten weergeven. In een oogopslag krijgt u
daarmee een overzicht van bijvoorbeeld voertuig-
en motorgegevens of actuele verbruikswaarden.
Bovendien kunt u via het menupunt Handleiding
de digitale handleiding oproepen.
Voertuiggegevens
De volgende gegevens worden bijvoorbeeld weer-
gegeven:
RActiviteit van gas- en rempedaal
RActiviteit van de veerpoten
RWielhoek
RG-krachtenweergave van de langs en dwars-
versnelling
Motorgegevens
De volgende gegevens worden weergegeven::
RVersnellingbakolietemperatuur
RMotor-/koelvloeistoemperatuur
RVermogen
RKoppel
RVuldruk
Brandstofverbruik
Afhankelijk van uw rijstijl gee deze weergave het
momentele en gemiddelde brandstofverbruik
weer. Samen met de voertuig- en motorgegevens
kan hiermee uw rijstijl eciënter en zuiniger wor-
den gemaakt.
Informatie over In-Car Oce
Via het menu In-Car Oce kunt u uw online-dien-
sten met het multimediasysteem verbinden.
Dit biedt u talrijke mogelijkheden:
RU kunt uw meetings en telefoonconferenties
organiseren.
RU kunt uw e-mails en afspraken beheren.
RU kunt zich naar de plaats van een bespreking
laten navigeren.
Informatie over Mercedes me apps
Via het menu Mercedes me Apps zijn verschil-
lende services en online-functies beschikbaar:
RDe Mercedes me services beheren
RDe dashcam gebruiken
RDe webbrowser voor het surfen op net inter-
net gebruiken
U hebt een gebruikersaccount nodig en moet uw
auto aan het gebruikersaccount koppelen om aan-
biedingen en dienstverleningen te kunnen gebrui-
ken.
%Wanneer op een mobiele telefoon de
Mercedes me app aanwezig is, kan de koppe-
ling van de auto via de weergegeven QR-code
plaatsvinden.
Snelle start en tips 21
F247 0072 07
In acht nemen dat het aanbod landsafhankelijk is.
Informatie over instellingen
In de Instellingen kunt u basisconguraties voor
uw multimediasysteem en de auto vastleggen. In
dit menu zijn alle functies bereikbaar, van het in-
en uitschakelen van de bestuurdersassistentiesys-
temen tot aan display- en taalinstellingen.
De instellingen zijn in de volgende menu's onder-
verdeeld:
RAssistentie
RVoertuig
RVerlichting
RSysteem
Menu Assistentie
Via het menu Assistentie hebt u direct toegang
tot de bestuurdersassistentiesystemen dat in uw
auto is ingebouwd, en kunt u deze ofwel in- of uit-
schakelen of naar uw wensen congureren.
Menu voertuig
Hier kunt u bijvoorbeeld de volgende functies acti-
veren:
RHet automatisch inklappen van de buitenspie-
gels bij het parkeren van de auto
RDe automatische instelling van stoel en stuur-
wiel, voor gemakkelijker in- en uitstappen
RDe automatische activering van de 360°-
camera bij het inschakelen van de achteruit-
versnelling
Menu Verlichting
Alle instellingen van de verlichting kunnen via het
menu Verlichting worden uitgevoerd. Hier kunt u
het Intelligent Light System in- of uitschakelen of
instellen, hoe lang uw auto na het parkeren of ont-
grendelen moet worden verlicht.
Menu Systeem
Alle belangrijke instellingen rondom het multime-
diasysteem kunnen in het menu Systeem worden
uitgevoerd.
U kunt onder andere de volgende instellingen uit-
voeren:
RDe instelling van de systeemtaal
RDe conguratie van wi en Bluetooth®
RDe instelling van tijd en datum
Bij het tankstation
Tanken
&WAARSCHUWING Brand‑ en explosiege-
vaar door brandstof
Brandstoen zijn licht ontvlambaar.
#Beslist vuur, open licht, roken en vonk-
vorming vermijden.
#Voor het tanken het voertuig en, indien
aanwezig, de standverwarming uitscha-
kelen en tijdens het tanken uitgescha-
keld laten.
22 Snelle start en tips
F247 0072 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
brandstoen
Brandstoen zijn giig en schadelijk voor de
gezondheid.
#Beslist voorkomen dat brandstof met de
huid, de ogen of de kleding in aanraking
komt, of dat het wordt ingeslikt.
#Brandstofdampen niet inademen.
#Kinderen op afstand van brandstoen
houden.
#Tijdens het tanken portieren en ruiten
gesloten houden.
Als u of anderen met brandstof in aanraking
zijn geweest, de volgende punten in acht
nemen:
#Brandstof op de huid direct met water en
zeep afspoelen.
#Wanneer brandstof in de ogen terecht
gekomen is, de ogen direct grondig met
schoon water uitspoelen. Zo snel moge-
lijk naar een arts gaan.
#Wanneer brandstof is ingeslikt, zo snel
mogelijk naar een arts gaan. Geen bra-
ken opwekken.
#Met brandstof vervuilde kleren direct
wisselen.
&WAARSCHUWING Brand‑ en explosiege-
vaar door elektrostatische oplading
Elektrostatische oplading kan ervoor zorgen
dat brandstofdampen ontsteken.
#Voordat u de tankdop opent of het vul-
pistool vastpakt, de metalen carrosserie
van de auto aanraken.
#Om te voorkomen dat opnieuw een elek-
trostatische oplading optreedt, tijdens
het tanken niet weer in de auto stappen.
&WAARSCHUWING Brandgevaar door
brandstofmengsel
Voertuigen met dieselmotor:
Wanneer diesel met benzine wordt gemengd,
is het vlampunt van het brandstofmengsel
lager dan bij pure diesel.
Als het voertuig is ingeschakeld kunnen onder-
delen van het uitlaatsysteem ongemerkt over-
verhit raken.
#Nooit benzine tanken.
#Nooit benzine aan de diesel toevoegen.
*AANWIJZING Beschadiging door verkeerde
brandstof
Auto's met benzinemotor:
Kleine hoeveelheden van de verkeerde brand-
stof kunnen al leiden tot schade aan het
brandstofsysteem, de motor en het uitlaatgas-
reinigingssysteem.
#Alleen loodvrije, zwavelvrije benzine tan-
ken die voldoet aan de Europese norm
EN 228 of daaraan gelijkwaardig is.
Benzine kan tot 25 vol.‑% ethanol bevatten.
Snelle start en tips 23
F247 0072 07
#Geschikte brandstoen vindt u op het
informatieplaatje in de tankdopklep.
Meer informatie over geschikte brandstoen is
verkrijgbaar bij een gekwaliceerde werk-
plaats.
In heel Europa vindt u bovendien de brandstof-
markering op de voor uw auto geschikte
pompzuilen van het tankstation of het vulpis-
tool.
In geen geval een van de volgende brandstof-
fen tanken:
RDiesel
RNormale benzine met een lager octaange-
tal dan 91 RON
RBenzine met meer dan 3 vol.‑% methanol,
bijvoorbeeld M15, M30
RBenzine met metaalhoudende additieven
Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof
wordt getankt:
#De auto niet inschakelen.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
*AANWIJZING Beschadiging door verkeerde
brandstof
Auto's met dieselmotor:
Kleine hoeveelheden van de verkeerde brand-
stof kunnen al leiden tot schade aan het
brandstofsysteem, de motor en het uitlaatgas-
reinigingssysteem.
#Alleen zwavelvrije diesel tanken.
In landen zonder zwavelvrije diesel alleen
zwavelarme diesel tanken met een zwa-
velgehalte van minder dan 50 ppm.
In geen geval een van de volgende brandstof-
fen tanken:
RBenzine
RMarinediesel
RStookolie
RPure vetzuurmethylester of plantaardige
olie
RPetroleum of kerosine
Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof
wordt getankt:
#De auto niet inschakelen.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
*AANWIJZING Geen diesel tanken bij auto's
met benzinemotor
Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof
wordt getankt:
RDe auto niet inschakelen. Anders kan de
brandstof bij de motor komen.
Kleine hoeveelheden van de verkeerde
brandstof kunnen al leiden tot schade aan
het brandstofsysteem en de motor. De
reparatiekosten zijn hoog.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
#De brandstoank en de brandstoeidin-
gen volledig laten legen.
24 Snelle start en tips
F247 0072 07
*AANWIJZING Geen benzine tanken bij
voertuigen met dieselmotor
Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof
wordt getankt:
RDe auto niet inschakelen. Anders kan de
brandstof bij de motor komen.
Kleine hoeveelheden van de verkeerde
brandstof kunnen al leiden tot schade aan
het brandstofsysteem en de motor. De
reparatiekosten zijn hoog.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
#De brandstoank en de brandstoeidin-
gen volledig legen.
*AANWIJZING Beschadiging aan het brand-
stofsysteem door overvulde brandstoank
#De brandstoank slechts zo ver vullen
tot het vulpistool afslaat.
Wanneer te veel brandstof is bijgevuld, bijvoor-
beeld vanwege een defecte tankzuil:
#De auto niet inschakelen.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
*AANWIJZING Eruit spuitende brandstof bij
het verwijderen van het vulpistool
#De brandstoank slechts zo ver vullen
tot het vulpistool afslaat.
Voorwaarden
RDe auto is ontgrendeld.
RPlug-in-hybride met benzinemotor: De brand-
stoank werd voor het tanken ontlucht
(/ pagina 289).
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen en de brandstof in acht nemen.
Het geadviseerde octaangetal voor uw auto is te
vinden op het informatieplaatje in de tankdopklep.
1Tankdopklep
2Houder voor tankdop
3Bandenspanningstabel
4Brandstofsoort
5QR-code voor reddingskaart
%Plug-in-hybride met benzinemotor: De tank-
dopklep opent automatisch na het ontluchten
van de brandstoank (/ pagina 289).
Snelle start en tips 25
F247 0072 07
#Midden op de achterzijde van de tankdopklep
1 drukken.
#De tankdop linksom draaien en verwijderen.
#De tankdop van bovenaf in de houder 2 aan-
brengen.
#De vulpijp van het vulpistool volledig in de
tankvulbuis schuiven, laten rusten en tanken.
#De brandstoank slechts zo ver vullen tot het
vulpistool afslaat.
%Auto's met dieselmotor: De opening van de
tankvulbuis is alleen geschikt voor de tankpis-
tolen van een dieselpomp.
%Auto's met dieselmotor: De brandstoank niet
leegrijden.
Bij een volledig leeggereden brandstoank
vóór het starten ten minste 5 l dieselbrandstof
bijtanken.
%Auto's met dieselmotor: Bij het bijtanken met
behulp van een jerrycan voor dieselauto's een
vulpijp met een grote diameter gebruiken.
Anders kan de vulpijp niet in de tankvulbuis
worden geschoven.
#De tankdop op de tankvulbuis aanbrengen en
rechtsom draaien, tot deze hoorbaar vergren-
delt.
#De tankdopklep 1 sluiten.
AdBlue® bijvullen
*AANWIJZING Motorschade door AdBlue®
in de brandstof
#AdBlue® mag niet in de brandstoank
worden gevuld.
#AdBlue® alleen in de AdBlue®-tank vul-
len.
#Vermijden dat de AdBlue®-tank te ver
wordt gevuld.
*AANWIJZING Verontreiniging van het inte-
rieur door vrijkomende AdBlue®
#De AdBlue® navulverpakking na het vul-
len goed afsluiten.
#AdBlue® navulverpakkingen niet langdu-
rig in de auto vervoeren.
Voorwaarden
RDe auto is ontgrendeld.
De volgende na elkaar optredende meldingen op
het bestuurdersdisplay verzoeken u om de
AdBlue®-tank bij te vullen:
RAdBlue bijvullen zie handleiding. De AdBlue®-
voorraad is tot onder de reservemarkering
gedaald. Ten minste 5 l AdBlue® bijvullen.
RAdBlue bijvullen Noodloop over XXX km Zie
handleiding. De lage AdBlue®-voorraad leidt
tot een beperking van het vermogen nadat de
getoonde resterende afstand is gereden. Ten
minste 5 l AdBlue® bijvullen.
RXX,X l AdBlue bijvullen Noodloop: Max. XXX
km/h Geen start na XXX kmDe lage AdBlue®
voorraad leidt tot een beperking van het ver-
mogen vanaf de weergegeven snelheid. Na de
getoonde resterende afstand kan de auto niet
meer worden gestart. Ten minste de aangege-
ven hoeveelheid AdBlue® bijvullen.
26 Snelle start en tips
F247 0072 07
RXX,Xl AdBlue bijvullen Auto aan, 60s wach-
ten, anders geen start mogelijk. De AdBlue®-
voorraad is opgebruikt. U kunt de auto niet
meer starten. Ten minste de aangegeven hoe-
veelheid AdBlue® bijvullen. De auto inschake-
len en circa 60 seconden wachten. De auto
starten.
U kunt de AdBlue®-actieradius en het peil op het
bestuurdersdisplay in het menu Service laten
weergeven.
%De weergegeven AdBlue®-actieradius is sterk
afhankelijk van de rijstijl en de bedrijfsom-
standigheden. Daarom kan de werkelijke
actieradius van de berekende actieradius
afwijken.
AdBlue® tankdop openen
#Midden op de achterzijde van de tankdopklep
1 drukken.
#De AdBlue®-tankdop 2 linksom draaien en
verwijderen.
%De AdBlue®-tankdop kan ook in de tankdop-
houder in het scharnier van de tankdopklep
worden geplaatst.
AdBlue® bijvullen
Mercedes-Benz adviseert om AdBlue® bij te vullen
met behulp van een tankzuil. Wanneer er geen
AdBlue®-tankzuil beschikbaar is, kunt u ook
AdBlue® bijvullen met behulp van een jerrycan.
#De dop van de AdBlue®-jerrycan 4 los-
draaien.
Snelle start en tips 27
F247 0072 07
#De eenwegslang 3 met de hand op de ope-
ning van de AdBlue® bijvulcontainer 4 vast-
draaien.
#De eenwegslang 3 met de hand op de vulpijp
van de auto vastdraaien.
#De AdBlue®-bijvulcontainer 4 omhoogbren-
gen en kantelen.
Wanneer de AdBlue®-tank volledig gevuld is,
stopt het vullen.
De AdBlue® bijvulcontainer 4 kan gedeelte-
lijk geleegd worden verwijderd.
#De eenwegslang 3 en de AdBlue® bijvulcon-
tainer 4 in omgekeerde volgorde losdraaien
en afsluiten.
#De AdBlue®-tankdop 2 aanbrengen en
rechtsom draaien, tot hij hoorbaar vergrendelt.
#De tankdopklep 1 sluiten.
#De auto gedurende ten minste 60 seconden
inschakelen.
%Wanneer de auto door een lege AdBlue®-tank
niet meer kon worden gestart, duurt het maxi-
maal 60 seconden voordat het bijvullen wordt
herkend.
#De auto starten.
%Een AdBlue® navulverpakking niet continu in
de auto meenemen.
Ruitensproeierinstallatie bijvullen
&GEVAAR Levensgeaar bij het uitvoeren van
onderhoudswerken tijdens het laadproces
Tijdens het laadproces staat het hogevollt-
boordnet onder hoge elektrische spanning.
#Tijdens het laadproces geen onder-
houdswerken uitvoeren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den bij het openen van de motorkap
Wanneer u de motorkap bij een oververhitte
motor of brand in de motorruimte opent, kun-
nen zich de volgende situaties voordoen:
RU kunt met hete gassen in aanraking
komen.
RU kunt met andere vrijkomende, hete
bedrijfsstoen in aanraking komen.
#Voordat de motorkap wordt geopend, de
oververhitte motor laten afkoelen.
#Bij brand in de motorruimte de motorkap
gesloten houden en de brandweer waar-
schuwen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
bewegende delen
Bestanddelen in de motorruimte kunnen ook
bij uitgeschakeld aandrijfsysteem blijven wer-
ken of plotseling in werking treden.
28 Snelle start en tips
F247 0072 07
Het volgende in acht nemen als de motorkap
moet worden geopend:
#De auto uitschakelen.
#Nooit in de gevarenzone van bewegende
onderdelen, bijvoorbeeld het draaibereik
van de ventilator, grijpen.
#Sieraden en horloges afdoen.
#Kledingstukken en haren uit de buurt van
bewegende delen houden.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den door hete onderdelen in de motor-
ruimte
Bepaalde onderdelen in de motorruimte kun-
nen zeer heet zijn, bijvoorbeeld de motor, de
radiateur en onderdelen van het uitlaatsys-
teem.
#De motor laten afkoelen en alleen de
hierna beschreven onderdelen aanraken.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brand‑ en
letsel door ruitensproeiervloeistofconcen-
traat
Ruitensproeiervloeistofconcentraat is licht
ontvlambaar. Wanneer het op hete onderdelen
in de motorruimte of onderdelen van het uit-
laatsysteem terechtkomt, kan het ontsteken.
#Ervoor zorgen dat er geen ruitensproeier-
vloeistofconcentraat naast de vulopening
terecht komt.
#De afsluitdop 1 aan de lip lostrekken.
#Ruitensproeiervloeistof bijvullen.
Snelle start en tips 29
F247 0072 07
Ruitenwisserbladen voorruit vervangen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar door inge-
schakelde ruitenwissers bij het vervangen
van de ruitenwisserbladen
Wanneer de ruitenwissers in beweging komen
bij het vervangen van de ruitenwisserbladen,
kunt u door de ruitenwisserarm bekneld raken
#Alvorens de ruitenwisserbladen te ver-
vangen, altijd de ruitenwissers en de
auto uitschakelen.
Ruitenwisserarmen in de vervangingsstand zetten
#De auto in- en direct weer uitschakelen.
#Binnen circa 15 seconden de toets î op
de combischakelaar gedurende circa
drie seconden indrukken (/ pagina 234).
De ruitenwisserarmen gaan naar de vervan-
gingsstand.
%De toestand van de ruitenwisserbladen regel-
matig controleren en deze vervangen bij zicht-
bare beschadigingen of blijvende streepvor-
ming.
#De informatie over de onderhoudsindicatie in
acht nemen.
Onderhoudsindicatie
#De beschermfolie 1 van de onderhoudsindi-
catie bij de punt van het blad van het nieuwe
ruitenwisserblad lostrekken.
Wanneer de kleur van de onderhoudsindicatie ver-
andert van zwart naar geel, de ruitenwisserbladen
vervangen.
%De tijd tot het veranderen van de kleur is
afhankelijk van de gebruiksvoorwaarden.
Motoroliepeil via bestuurdersdisplay controleren
Voorwaarden
RDe motor is warmgedraaid.
RDe auto staat op een horizontale ondergrond.
RDe motor draait met stationair toerental.
RDe motorkap is gesloten.
Bij een normale rijstijl kan het bepalen van het
motoroliepeil tot 30 minuten duren, bij een
actieve rijstijl ook langer.
Bestuurdersdisplay:
4Service
Het motoroliepeil wordt weergegeven.
30 Snelle start en tips
F247 0072 07
Op het bestuurdersdisplay verschijnt een van de
volgende meldingen:
RMotoroliepeil Oliepeil wordt gemeten: Er is
nog geen meting van het motoroliepeil moge-
lijk.
#Na maximaal 30 minuten rijden opnieuw pro-
beren.
RMotoroliepeil In orde en de balk voor de weer-
gave van het motoroliepeil op het bestuurders-
display is groen en ligt tussen "min" en "max":
Het motoroliepeil is in orde.
RMotoroliepeil 1,0 l bijvullen en de balk voor
de weergave van het motoroliepeil op het
bestuurdersdisplay is geel en ligt onder "min":
#1 l motorolie bijvullen.
RMotoroliepeil verlagen en de balk voor de
weergave van het motoroliepeil op het
bestuurdersdisplay is geel en ligt boven "max":
#Te veel bijgevulde motorolie aappen. Daar-
voor naar een gekwaliceerde werkplaats
gaan.
RVoor motoroliepeil auto inschakelen
#De auto inschakelen om het motoroliepeil te
controleren.
RMotoroliepeil Systeem buiten werking: De
oliepeilsensor is defect of niet aangesloten.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
RMotoroliepeil Systeem nu niet beschikbaar
#De motorkap sluiten.
Aanwijzingen met betrekking tot het auto wassen
in een wasstraat
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door verminderde remwerking na het auto
wassen
Nadat de auto is gewassen, hebben de rem-
men een verminderde remwerking.
#Nadat de auto is gewassen, rekening
houdend met de verkeerssituatie, voor-
zichtig afremmen tot de volledige rem-
werking weer aanwezig is.
*AANWIJZING Beschadiging door zelfstan-
dig remmen
Wanneer een van de volgende functies inge-
schakeld is, remt de auto in bepaalde situaties
automatisch:
RActive Brake Assist System
RActieve afstandsassistent DISTRONIC
RHOLD-functie
RActieve parkeerassistent
Om schade aan de auto te vermijden, deze
systemen bijv. uitchakelen bij het slepen of in
de wasstraat.
*AANWIJZING Beschadigingen als gevolg
van ongeschikte wasstraat
#Voor het inrijden van een wasstraat con-
troleren of de wasstraat geschikt is voor
de afmetingen van de auto.
#Erop letten dat er voldoende bodemvrij-
heid tussen de bodemplaat en de gelei-
derails van de wasstraat aanwezig is.
Snelle start en tips 31
F247 0072 07
#Erop letten dat de doorgangsbreedte van
de wasstraat, met name de breedte van
de geleiderails, voldoende is.
Om schade aan de auto te vermijden, het vol-
gende in acht nemen bij gebruik van een was-
straat:
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC is
uitgeschakeld.
RDe HOLD-functie is uitgeschakeld.
RDe 360°-camera of de achteruitrijcamera is
uitgeschakeld.
RDe zijruiten en het schuifdak zijn volledig
gesloten.
RDe aanjager van de ventilatie en de verwar-
ming is uitgeschakeld.
RDe schakelaar van de ruitenwissers staat in de
stand g.
RDe sleutel is ten minste 3 m van de auto ver-
wijderd. Anders kan de achterklep onbedoeld
opengaan.
RBij wasstraten met sleepinstallatie:
-De neutraalstand i is ingeschakeld.
-Als u de auto tijdens het wassen wilt verla-
ten, erop letten dat de sleutel zich in de
auto bevindt. Anders wordt de parkeer-
stand j automatisch ingeschakeld.
%Door na het auto wassen de was van de voor-
ruit en de ruitenwisserrubbers te verwijderen,
wordt streepvorming voorkomen en worden
wisgeluiden gereduceerd.
Vakantie voorbereiden
Aanwijzing voor aanpassen van de verlichting bij
reizen naar het buitenland
Een aanpassing van de koplampen is niet vereist.
Er wordt eveneens aan de wettelijke eisen voldaan
in landen waarin aan de andere kant van de weg
wordt gereden.
Aanwijzingen met betrekking tot het regelmatig
controleren van de velgen en banden
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door beschadigde banden
Beschadigde banden kunnen bandenspan-
ningsverlies veroorzaken.
#Banden regelmatig op schade controle-
ren en beschadigde banden direct ver-
vangen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor aquapla-
ning door te lage proeldiepte
Bij een te lage proeldiepte laat de grip van de
banden te wensen over.
Bij een natte rijbaan neemt het gevaar van
aquaplaning toe, in het bijzonder bij een niet
aangepaste snelheid.
#De proeldiepte en de toestand van het
loopvlak van de band over de gehele
breedte bij alle banden regelmatig con-
troleren.
32 Snelle start en tips
F247 0072 07
Minimumproeldiepte bij
RZomerbanden: 3 mm
RM+S-banden: 4 mm
#De banden om veiligheidsredenen laten
vervangen voordat de wettelijk voorge-
schreven minimumproeldiepte bereikt
is.
De volgende controles regelmatig, ten minste een-
maal per maand of indien nodig, bijvoorbeeld voor
een langere rit of voor o-road-rijden, aan alle
wielen uitvoeren:
RControle van de bandenspanning
(/ pagina 619)
RVisuele controle van de banden en velgen op
beschadigingen
RControle van de ventieldopjes
RVisuele controle van de proeldiepte en het
loopvlak van de band over de gehele breedte.
De minimumproeldiepte bij zomerbanden
bedraagt 3 mm en bij winterbanden 4 mm.
Veiligheidsvest uitnemen
In de portieropbergvakken van alle portieren
bevindt zich een veiligheidsvestvak voor het
opbergen van een veiligheidsvest.
#Uitnemen: Het veiligheidsvestfoedraal 1 aan
de lus 2 eruit trekken.
#Het veiligheidsvestfoedraal 1 openen en het
veiligheidsvest eruit nemen.
#Terugplaatsen: Het veiligheidsvest opvouwen,
oprollen en in veiligheidsvestvak 1 opbergen.
#Het veiligheidsvestfoedraal 1 evenwijdig aan
de onderrand van de armsteun in het veilig-
heidsvestfoedraal schuiven. Daarbij erop let-
ten, dat de lus 2 gemakkelijk vast te pakken
is.
%Bij een nieuw veiligheidsvest de verpakkings-
folie verwijderen, voordat het vest met het
foedraal in het veiligheidsvestvak wordt
geschoven. Anders kan het veiligheidsvest
onbedoeld eruit glijden of wordt het verwijde-
ren bemoeilijkt.
De wettelijke bepalingen in de betreende
landen in acht nemen.
Snelle start en tips 33
F247 0072 07
1Maximum aantal wasbeurten
2Maximale wastemperatuur
3Niet bleken
4Niet strijken
5Geen wasdroger gebruiken
6Niet chemisch reinigen
7Veiligheidsvest klasse 2
Alleen wanneer het veiligheidsvest de juiste maat
hee en volledig gesloten is kan aan de in de wet-
telijke norm vastgelegde eisen worden voldaan.
Het veiligheidsvest in de volgende gevallen ver-
vangen:
RDe reecterende strepen zijn beschadigd of
vervuild.
RHet is te vaak gewassen.
RDe uorescerende werking van het veiligheids-
vest neemt af, bijvoorbeeld door permanent
zonlicht.
Het veiligheidsvest op milieuvriendelijke wijze
afvoeren:
RDaartoe contact opnemen met uw plaatselijke
afvalinzamelingsbedrijf.
Gevarendriehoek uitnemen
De gevarendriehoek is aan de onderzijde van de
bagageruimtebodem bevestigd.
#De bagageruimtebodem 1 openen.
#De gevarendriehoek 2 uitnemen.
Afhankelijk van de uitrusting van de auto kan de
gevarendriehoek zich ook op een andere plaats
onder de bagageruimtebodem bevinden.
34 Snelle start en tips
F247 0072 07
Overzicht EHBO-set
De EHBO-set 1 bevindt zich links in de bagage-
ruimte in het opbergnet.
Afhankelijk van de uitvoering van de auto kan de
EHBO-set 1 zich op een andere positie in de
bagageruimte bevinden.
Overzicht laatste update van de kaartgegevens
Aangezien de inhoud van een digitale wegenkaart
aan frequente wijzigingen onderhevig is, kunnen
verouderde gegevens een negatieve invloed heb-
ben op alle navigatiefuncties. Voor de beste
MBUX navigatie-ervaring moet u alle kaartupdates
installeren die door Mercedes-Benz worden aan-
geboden.
De volgende mogelijkheden zijn beschikbaar voor
het bijwerken van kaartgegevens:
ROnline kaartupdate
RUpdate via de Mercedes me-Portal
RUpdate bij een Mercedes-Benz-servicewerk-
plaats
Hierbij kunnen extra kosten ontstaan.
Online kaartupdate
Voorwaarden:
RMercedes me connect is beschikbaar.
RU beschikt over een Mercedes me gebruikers-
account.
RDe dienst online kaartupdate is beschikbaar
voor uw regio.
RDe dienst is geactiveerd.
%De dienst online kaartupdate is alleen in
bepaalde landen beschikbaar.
De installatie vindt plaats op de achtergrond als
automatische kaartupdate.
Het MBUX multimediasysteem installeert alle
beschikbare kaartupdates voor de regio's in
Europa waar de auto is of rijdt.
De online kaartupdate wordt uiterlijk na de eerst-
volgende keer inschakelen van de auto geacti-
veerd.
Update via de Mercedes me-Portal
De kaartgegevens van verschillende regio's kun-
nen ook handmatig worden bijgewerkt. Hiertoe
inloggen met uw Mercedes me gebruikersaccount
op: https://www.mercedes-benz.de/
Het menupad volgen: Mijn Mercedes Me-account
> Mijn auto's > Selectie van de auto > Online
kaartupdate. De gewenste regio's selecteren om
te downloaden op een opslagmedium.
Na het kopiëren van de kaartgegevens het opslag-
medium met uw auto verbinden. De melding
selecteren die u informeert over een nieuwe ver-
sie van de kaartgegevens en de installatie starten.
Na het opnieuw opstarten van het MBUX multime-
diasysteem worden de bijgewerkte kaartgegevens
gebruikt.
Snelle start en tips 35
F247 0072 07
Speciale bestemming of adres invoeren
Voorwaarden
RVoor het online-zoeken:
-Er is een internetverbinding aanwezig.
-Mercedes me connect is beschikbaar.
-U hebt een gebruikersaccount op de
Mercedes me-Portal aangemaakt.
-De auto is aan het gebruikersaccount
gekoppeld en u hebt de gebruiksvoorwaar-
den geaccepteerd.
-Meer informatie vindt u onder: https://
www.mercedes.me
-De dienst is beschikbaar en is geactiveerd.
%Wanneer de online zoekfunctie niet beschik-
baar is, wordt de zoekopdracht uitgevoerd aan
de hand van de digitale kaartgegevens.
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5ª
Speciale bestemming of adres invoeren (voor-
beeld)
1Invoerregel met actuele invoer
2Invoer wissen
3Laatste bestemmingen selecteren
4Verdere bestemmingen weergeven en selecte-
ren
5Zoekresultaat overbrengen naar invoerregel
en zoeken voortzetten
6Zoekresultaat
7Laatst ingevoerde teken wissen
8Toetsenbord verbergen
9Omschakelen op handschriherkenning
(/ pagina 445)
ASchrijaal instellen
BNaar cijfers en speciale tekens omschakelen
CNaar hoofdletters of kleine letters omschake-
len
Indien beschikbaar, start de selectie van het sym-
bool p de MBUX-spraakassistent.
#De bestemming invoeren. Het invoeren kan in
willekeurige volgorde worden uitgevoerd.
De zoekresultaten worden in een lijst weerge-
geven.
36 Snelle start en tips
F247 0072 07
%Online zoekresultaten voor speciale bestem-
mingen kunnen aanvullende informatie bevat-
ten, bijvoorbeeld openingstijden en beoorde-
lingen. De informatie wordt geleverd door een
online kaartdienst.
De online-functie is niet in alle landen
beschikbaar.
U kunt bijvoorbeeld in 1 de volgende gegevens
invoeren:
RStad, straat, huisnummer of straat, stad
RPostcode
RNaam of categorie van de speciale bestem-
ming, bijvoorbeeld Restaurants
RStad, naam speciale bestemming
RContactnaam
RCoördinaten (/ pagina 469)
RDriewoordenadressen van what3words
(/ pagina 469)
Het invoeren van driewoordenadressen is
mogelijk bij het online zoeken.
#Het toetsenbord met a verbergen.
#De bestemming in de lijst selecteren.
Het volgende menu toont de geselecteerde
bestemming met de adresinformatie en een
bijbehorende kaartsectie.
Via het menu kunt u de route berekenen.
Radiozender via zendernaam of frequentie-invoer
zoeken
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio
#è selecteren.
#Een zendernaam of een frequentie invoeren.
#Een zender selecteren.
Bagage en beladen
Dakdrager bevestigen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij overschrijden van de maximumdakbe-
lasting
Het zwaartepunt van de auto en de ver-
trouwde rij-eigenschappen en het stuur- en
remgedrag veranderen.
Wanneer de maximumdakbelasting wordt
overschreden, worden de rij-eigenschappen
en het stuur- en remgedrag sterk nadelig beïn-
vloedt.
#Beslist de maximumdakbelasting aan-
houden en de rijstijl aanpassen.
De maximumdakbelasting vindt u in het hoofdstuk
"Technische gegevens" in de gedrukte handlei-
ding.
Snelle start en tips 37
F247 0072 07
*AANWIJZING Schade aan het voertuig bij
het niet in acht nemen van de maximaal
toegestane doorrijhoogte
Wanneer de hoogte van het voertuig de maxi-
maal toegestane doorrijhoogte overschrijdt,
kunnen het dak en andere onderdelen van het
voertuig worden beschadigd.
#De aangegeven doorrijhoogte in acht
nemen.
#Wanneer de toegestane doorrijhoogte
wordt overschreden, niet naar binnen rij-
den.
#De gewijzigde voertuighoogte bij dakop-
bouwen of andere dragersystemen in
acht nemen.
*AANWIJZING Schade aan de auto door
niet goedgekeurde imperial
Bij niet voor Mercedes-Benz geteste en goed-
gekeurde imperials kan schade aan de auto
ontstaan.
#Alleen voor Mercedes-Benz geteste en
goedgekeurde imperials gebruiken.
#Controleren of bij een gemonteerde
imperial, afhankelijk van de uitrusting
van de auto, het schuifdak volledig
omhoog kan worden gebracht.
#Controleren of bij een gemonteerde
imperial, afhankelijk van de uitrusting
van de auto, de achterklep volledig kan
worden geopend.
#De bagage zodanig op de imperial aan-
brengen dat de auto ook tijdens het rij-
den niet kan worden beschadigd.
*AANWIJZING Schade aan het panorama-
schuifdak door niet goedgekeurde impe-
rial
Wanneer het panoramaschuifdak wordt
geopend terwijl een niet voor Mercedes-Benz
geteste en goedgekeurde imperial is gemon-
teerd, kan het panoramaschuifdak door de
imperial worden beschadigd.
#Het panoramaschuifdak alleen openen
als een imperial is gemonteerd die voor
Mercedes-Benz is getest en goedge-
keurd.
Om het interieur te ventileren, kan het panora-
maschuifdak in de kantelstand worden gezet.
38 Snelle start en tips
F247 0072 07
*AANWIJZING Beschadiging van de afdek-
kingen
De afdekkingen kunnen bij het openen worden
beschadigd en bekrast.
#Geen metalen of harde voorwerpen
gebruiken.
#De afdekkingen 1 voorzichtig in de richting
van de pijl omhoogklappen.
#De dakdrager aan de bevestigingspunten
onder de afdekkingen 1 bevestigen.
#De montagehandleiding van de fabrikant van
de dakdrager opvolgen.
#De bagage op de dakdrager beveiligen.
Rugleuning achterin naar voren klappen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen
Wanneer een stoel wordt versteld, kunt u of
een van de inzittenden ingeklemd raken.
#Bij het verstellen van een stoel mogen
zich geen lichaamsdelen in het bewe-
gingsgebied van de stoel bevinden; dit
controleren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet vergrendelde achterbank, zit-
plaats achterin en rugleuning
De achterbank, zitplaatsen achterin en rugleu-
ningen kunnen, ook tijdens het rijden, naar
voren klappen.
RDaardoor wordt de inzittende krachtiger in
de veiligheidsgordel gedrukt. De veilig-
heidsgordel kan niet meer zoals bedoeld
beschermen en extra letsel veroorzaken.
RVoorwerpen of bagage in de koer‑ of
bagageruimte kunnen niet door de rugleu-
ning worden tegengehouden.
#Vóór iedere rit opletten dat de achter-
bank, de zitplaats achterin en de rugleu-
ning vergrendeld is.
Auto's zonder verschuifbare achterbank: Wanneer
een rugleuning achterin niet is vastgeklikt en ver-
grendeld, is de rode vergrendelingsindicator zicht-
baar.
Auto's met verschuifbare achterbank: Wanneer de
middelste rugleuning achterin niet is vastgeklikt
en vergrendeld, is de rode vergrendelingsindicator
zichtbaar. De buitenste rugleuningen vergrendelen
automatisch, wanneer deze niet omlaag zijn
geklapt.
Altijd ervoor zorgen dat alle inzittenden de veilig-
heidsgordel correct dragen en een juiste zithou-
ding hebben. In het bijzonder bij kinderen moet u
daarop letten.
Wanneer u de neergeklapte rugleuning niet meer
als laadvloer hoe te gebruiken, klapt u de rugleu-
ning weer terug.
Voorwaarden
RHet gebied waar de rugleuning naartoe wordt
geklapt is vrij.
ROm de middelste rugleuning om te klappen:
De middelste rugleuning is gedeblokkeerd.
RDe armsteun van de tweede rij zitplaatsen is
teruggeklapt en de bekerhouders zijn leeg.
Snelle start en tips 39
F247 0072 07
Linker en rechter rugleuning naar voren klappen
De middelste en buitenste rugleuningen kunnen
naar voren worden geklapt.
#De hoofdsteunen van de rugleuning eventueel
volledig omlaagschuiven (/ pagina 185).
#Aan de ontgrendelingshendel 1 trekken.
Middelste rugleuning naar voren klappen
#De ontgrendeling 3 van de rugleuning 2
naar voren trekken.
#De betreende rugleuning naar voren klappen.
Rugleuning achterin terugklappen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen
Wanneer een stoel wordt versteld, kunt u of
een van de inzittenden ingeklemd raken.
#Bij het verstellen van een stoel mogen
zich geen lichaamsdelen in het bewe-
gingsgebied van de stoel bevinden; dit
controleren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet vergrendelde achterbank, zit-
plaats achterin en rugleuning
De achterbank, zitplaatsen achterin en rugleu-
ningen kunnen, ook tijdens het rijden, naar
voren klappen.
RDaardoor wordt de inzittende krachtiger in
de veiligheidsgordel gedrukt. De veilig-
heidsgordel kan niet meer zoals bedoeld
beschermen en extra letsel veroorzaken.
40 Snelle start en tips
F247 0072 07
RVoorwerpen of bagage in de koer‑ of
bagageruimte kunnen niet door de rugleu-
ning worden tegengehouden.
#Vóór iedere rit opletten dat de achter-
bank, de zitplaats achterin en de rugleu-
ning vergrendeld is.
*AANWIJZING Beschadiging van de veilig-
heidsgordel door inklemmen bij het terug-
klappen van de rugleuning
De veiligheidsgordel kan bij het terugklappen
van de rugleuning bekneld raken en daardoor
worden beschadigd.
#Erop letten dat de veiligheidsgordel bij
het terugklappen van de rugleuning niet
bekneld raakt.
#Eventueel de bestuurders- of de passagiers-
stoel naar voren bewegen.
#De betreende rugleuning 1 naar achteren
kantelen, tot deze vergrendelt.
Auto's zonder verschuifbare achterbank: Wanneer
een rugleuning achterin niet is vastgeklikt en ver-
grendeld, is de rode vergrendelingsindicator 2 of
3 zichtbaar.
Auto's met verschuifbare achterbank: Wanneer de
middelste rugleuning achterin niet is vastgeklikt
en vergrendeld, is de rode vergrendelingsindicator
3 zichtbaar. De buitenste rugleuningen vergren-
delen automatisch, wanneer deze niet omlaag zijn
geklapt.
Opbergvak onder de bagageruimtebodem openen
of sluiten
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
open bagageruimtebodem
Als met geopende bagageruimtebodem wordt
gereden, kunnen voorwerpen rondslingeren en
daarbij inzittenden raken. Er bestaat gevaar
voor letsel, in het bijzonder bij remmanoeuvres
of plotselinge richtingswijzigingen!
#Vóór de rit altijd de bagageruimtebodem
sluiten.
Snelle start en tips 41
F247 0072 07
Openen
#De handgreep 1 omhoogtrekken.
#De bagageruimtebodem aan de ontgrende-
lingshendel 1 omhoogklappen.
Sluiten
#De bagageruimtebodem omlaagklappen en
vervolgens aan de handgreep 1 omlaagdruk-
ken, totdat deze vergrendelt.
Kogelhals uit- of inklappen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door een niet vergrendelde kogelhals
Als de kogelhals niet vergrendeld is, kan de
aanhangwagen losraken.
#De kogelhals altijd zoals beschreven ver-
grendelen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
uitzwenken van de kogelhals
Wanneer de kogelhals wordt ontgrendeld of bij
het inklappen niet correct wordt vergrendeld,
kan deze uitzwenken.
In het zwenkbereik van de kogelhals bestaat
gevaar voor letsel!
#De kogelhals alleen ontgrendelen als het
zwenkbereik vrij is.
#Altijd controleren dat de kogelhals bij het
inklappen vergrendelt.
*AANWIJZING Verhoogd risico op materiële
schade door uitgeklapte kogelhals
#Als geen aanhangwagen is aangekoppeld
en geen etsdrager is gemonteerd, de
kogelhals inklappen of bij een volledig
elektrische aanhangwagenvoorziening de
kogelhals inzwenken.
*AANWIJZING Beschadiging van de auto
door verkeerd gebruik van de aanhangwa-
genvoorziening
Bij het bergen van de auto door het lostrekken
met behulp van de aanhangwagenvoorziening
kan de auto of de aanhangwagenvoorziening
zelf beschadigd raken.
#De aanhangwagenvoorziening alleen
gebruiken voor het trekken van een aan-
hangwagen of voor de bevestiging van
42 Snelle start en tips
F247 0072 07
goedgekeurde dragersystemen, bijvoor-
beeld een etsdrager.
Uitzondering: Omdat auto's met een aan-
hangwagenvoorziening aan de achter-
kant geen bevestiging voor een sleepoog
hebben, is af- of aanslepen toegestaan.
#Bij het af- of aanslepen met de aanhang-
wagenvoorziening de informatie in het
hoofdstuk "Sleepoog aanbrengen en ver-
wijderen“ in acht nemen.
Kogelhals uitklappen
#De auto tegen wegrollen beveiligen.
#Het zwenkbereik vrijhouden.
#De aanhangwagenkabel of de adapterstekker
verwijderen.
#Aan de toets 2 trekken, tot de kogelhals ont-
grendelt.
De kogelhals klapt onder de achterbumper uit.
Het controlelampje 1 knippert.
#De kogelhals in de richting van de pijl drukken
tot deze hoorbaar in de verticale stand ver-
grendelt.
Het controlelampje 1 in de toets voor ont-
grendeling van de kogelhals doo.
Wanneer de kogelhals niet veilig is vergren-
deld, verschijnt op het bestuurdersdisplay de
Snelle start en tips 43
F247 0072 07
displaymelding Aanhangwagenkoppeling Ver-
grendeling controleren.
#De afdekkap van de kogelkop verwijderen en
veilig opbergen.
Erop letten dat de kogel van de kogelhals schoon
is. Controleren of de trekhaak volgens de voor-
schrien van de betreende aanhangwagen inge-
vet of droog (zonder vet) moet worden gebruikt.
Kogelhals inklappen
#Aan de toets 2 trekken, tot de kogelhals ont-
grendelt.
De kogelhals klapt onder de achterbumper
weg.
Het controlelampje 1 knippert.
#De kogelhals in de richting van de pijl drukken
tot deze achter de bumper hoorbaar vergren-
delt.
Het controlelampje 1 doo en de melding op
het bestuurdersdisplay verdwijnt.
De informatie over de weergaven op het bestuur-
dersdisplay in acht nemen:
RWaarschuwings- en controlelampjes
(/ pagina 847)
44 Snelle start en tips
F247 0072 07
RDisplaymeldingen (/ pagina 765)
Overzicht van de sjorogen
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen (/ pagina 194).
1Sjorogen (auto's met doorlaadmogelijkheid
achterbank)
Overzicht van de voorste opbergvakken
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergen van voorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grote voorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen.
1Opbergvakken in de portieren
2Opbergvak in de armsteun, voorzien van aan-
sluitingen voor multimedia- en usb-aansluiting
3Opbergvak in de middenconsole voorin met
usb-aansluiting
4Dashboardkastje
Snelle start en tips 45
F247 0072 07
IJs en sneeuw
Aanwijzingen met betrekking tot het regelmatig
controleren van de velgen en banden
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door beschadigde banden
Beschadigde banden kunnen bandenspan-
ningsverlies veroorzaken.
#Banden regelmatig op schade controle-
ren en beschadigde banden direct ver-
vangen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor aquapla-
ning door te lage proeldiepte
Bij een te lage proeldiepte laat de grip van de
banden te wensen over.
Bij een natte rijbaan neemt het gevaar van
aquaplaning toe, in het bijzonder bij een niet
aangepaste snelheid.
#De proeldiepte en de toestand van het
loopvlak van de band over de gehele
breedte bij alle banden regelmatig con-
troleren.
Minimumproeldiepte bij
RZomerbanden: 3 mm
RM+S-banden: 4 mm
#De banden om veiligheidsredenen laten
vervangen voordat de wettelijk voorge-
schreven minimumproeldiepte bereikt
is.
De volgende controles regelmatig, ten minste een-
maal per maand of indien nodig, bijvoorbeeld voor
een langere rit of voor o-road-rijden, aan alle
wielen uitvoeren:
RControle van de bandenspanning
(/ pagina 619)
RVisuele controle van de banden en velgen op
beschadigingen
RControle van de ventieldopjes
RVisuele controle van de proeldiepte en het
loopvlak van de band over de gehele breedte.
De minimumproeldiepte bij zomerbanden
bedraagt 3 mm en bij winterbanden 4 mm.
Snelheidsbegrenzing bij winterbanden instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Rijden 5Winterbanden-limiet
#Winterbanden-limiet in- of uitschakelen.
Snelheid instellen
#Winterbanden-limiet selecteren.
#Een snelheid selecteren.
Aanwijzingen met betrekking tot sneeuwkettingen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door verkeerde montage van de sneeuw-
kettingen
Wanneer sneeuwkettingen op de achterwielen
worden gemonteerd, kunnen de sneeuwkettin-
gen in contact komen met de carrosserie of
met onderdelen van het onderstel.
46 Snelle start en tips
F247 0072 07
#Nooit sneeuwkettingen op de achterwie-
len monteren.
#Sneeuwkettingen alleen paarsgewijs op
de voorwielen monteren.
*AANWIJZING Beschadiging van onderde-
len van de carrosserie of het onderstel
door gemonteerde sneeuwkettingen
Wanneer bij auto's met 4MATIC sneeuwkettin-
gen op de achterwielen worden gemonteerd,
kunnen ze onderdelen van de carrosserie of
het onderstel beschadigen.
#Bij auto's met 4MATIC sneeuwkettingen
alleen op de voorwielen monteren.
Bij het gebruik maken van sneeuwkettingen het
volgende in acht nemen:
RSneeuwkettingen zijn slechts voor bepaalde
velg-bandcombinaties toegestaan. Informatie
hierover is verkrijgbaar bij een Mercedes-
Benz-servicewerkplaats.
ROm veiligheidsredenen alleen de voor
Mercedes-Benz goedgekeurde sneeuwkettin-
gen of sneeuwkettingen met dezelfde kwali-
teitsstandaard gebruiken.
RDe toegestane maximumsnelheid met gemon-
teerde sneeuwkettingen is 50 km/h.
RAuto's met actieve parkeerassistent: Met
gemonteerde sneeuwkettingen niet de actieve
parkeerassistent gebruiken.
%De maximumsnelheid kan voor het gebruik
van winterbanden permanent worden
begrensd (/ pagina 335).
%Het ESP® kan voor het wegrijden worden uit-
geschakeld (/ pagina 327). Zo kunnen de
wielen doordraaien en een hogere aandrijf-
kracht opwekken.
Aanwijzingen met betrekking tot ruitreinigingsmid-
del
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen in acht nemen(/ pagina 749).
&WAARSCHUWING Gevaar voor brand‑ en
letsel door ruitensproeiervloeistofconcen-
traat
Ruitensproeiervloeistofconcentraat is licht
ontvlambaar. Wanneer het op hete onderdelen
in de motorruimte of onderdelen van het uit-
laatsysteem terechtkomt, kan het ontsteken.
#Ervoor zorgen dat er geen ruitensproeier-
vloeistofconcentraat naast de vulopening
terecht komt.
*AANWIJZING Beschadigingen aan de exte-
rieurverlichting door ongeschikt ruitrein-
igingsmiddel
Ongeschikte ruitreinigingsmiddelen kunnen
het kunststof oppervlak van de exterieurver-
lichting beschadigen.
#Alleen ruitreinigingsmiddel gebruiken dat
ook geschikt is voor kunststof oppervlak-
ken, bijvoorbeeld MB SummerFit of MB
WinterFit.
Snelle start en tips 47
F247 0072 07
*AANWIJZING Verstopte sproeiers door
menging van ruitensproeiervloeistoen
#MB SummerFit en MB WinterFit niet met
andere ruitensproeiervloeistoen men-
gen.
Geen gedestilleerd of gedemineraliseerd water
gebruiken, anders kan de niveausensor een
onjuist niveau detecteren.
Geadviseerd ruitreinigingsmiddel:
RBoven het vriespunt: Bijvoorbeeld MB Sum-
merFit
ROnder het vriespunt: Bijvoorbeeld MB Winter-
Fit
De correcte mengverhouding is te vinden in de
gegevens op de verpakking.
Ruitensproeiervloeistof het gehele jaar met rui-
treinigingsmiddel mengen.
Ruitensproeierinstallatie bijvullen
&GEVAAR Levensgeaar bij het uitvoeren van
onderhoudswerken tijdens het laadproces
Tijdens het laadproces staat het hogevollt-
boordnet onder hoge elektrische spanning.
#Tijdens het laadproces geen onder-
houdswerken uitvoeren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den bij het openen van de motorkap
Wanneer u de motorkap bij een oververhitte
motor of brand in de motorruimte opent, kun-
nen zich de volgende situaties voordoen:
RU kunt met hete gassen in aanraking
komen.
RU kunt met andere vrijkomende, hete
bedrijfsstoen in aanraking komen.
#Voordat de motorkap wordt geopend, de
oververhitte motor laten afkoelen.
#Bij brand in de motorruimte de motorkap
gesloten houden en de brandweer waar-
schuwen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
bewegende delen
Bestanddelen in de motorruimte kunnen ook
bij uitgeschakeld aandrijfsysteem blijven wer-
ken of plotseling in werking treden.
Het volgende in acht nemen als de motorkap
moet worden geopend:
#De auto uitschakelen.
#Nooit in de gevarenzone van bewegende
onderdelen, bijvoorbeeld het draaibereik
van de ventilator, grijpen.
#Sieraden en horloges afdoen.
#Kledingstukken en haren uit de buurt van
bewegende delen houden.
48 Snelle start en tips
F247 0072 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den door hete onderdelen in de motor-
ruimte
Bepaalde onderdelen in de motorruimte kun-
nen zeer heet zijn, bijvoorbeeld de motor, de
radiateur en onderdelen van het uitlaatsys-
teem.
#De motor laten afkoelen en alleen de
hierna beschreven onderdelen aanraken.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brand‑ en
letsel door ruitensproeiervloeistofconcen-
traat
Ruitensproeiervloeistofconcentraat is licht
ontvlambaar. Wanneer het op hete onderdelen
in de motorruimte of onderdelen van het uit-
laatsysteem terechtkomt, kan het ontsteken.
#Ervoor zorgen dat er geen ruitensproeier-
vloeistofconcentraat naast de vulopening
terecht komt.
#De afsluitdop 1 aan de lip lostrekken.
#Ruitensproeiervloeistof bijvullen.
Ruitenwisserbladen voorruit vervangen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar door inge-
schakelde ruitenwissers bij het vervangen
van de ruitenwisserbladen
Wanneer de ruitenwissers in beweging komen
bij het vervangen van de ruitenwisserbladen,
kunt u door de ruitenwisserarm bekneld raken
#Alvorens de ruitenwisserbladen te ver-
vangen, altijd de ruitenwissers en de
auto uitschakelen.
Ruitenwisserarmen in de vervangingsstand zetten
#De auto in- en direct weer uitschakelen.
#Binnen circa 15 seconden de toets î op
de combischakelaar gedurende circa
drie seconden indrukken (/ pagina 234).
De ruitenwisserarmen gaan naar de vervan-
gingsstand.
%De toestand van de ruitenwisserbladen regel-
matig controleren en deze vervangen bij zicht-
bare beschadigingen of blijvende streepvor-
ming.
Snelle start en tips 49
F247 0072 07
#De informatie over de onderhoudsindicatie in
acht nemen.
Onderhoudsindicatie
#De beschermfolie 1 van de onderhoudsindi-
catie bij de punt van het blad van het nieuwe
ruitenwisserblad lostrekken.
Wanneer de kleur van de onderhoudsindicatie ver-
andert van zwart naar geel, de ruitenwisserbladen
vervangen.
%De tijd tot het veranderen van de kleur is
afhankelijk van de gebruiksvoorwaarden.
Standverwarming/-ventilatie via bedieningseen-
heid in- of uitschakelen
&GEVAAR Levensgevaar door giige uitlaat-
gassen
Wanneer de uitlaateindpijp geblokkeerd is of
geen voldoende ventilatie mogelijk is, kunnen
giige uitlaatgassen, in het bijzonder koolmo-
noxide, de auto binnendringen. Dat is bijvoor-
beeld het geval in gesloten ruimtes of als de
auto in de sneeuw vastzit.
#In gesloten ruimtes zonder afzuiginstalla-
tie de standverwarming uitschakelen, bij-
voorbeeld in de garage.
#Als de motor of de standverwarming
moet blijven draaien, de uitlaateindpijp
en de omgeving van de auto sneeuwvrij
houden.
#Aan de luwzijde van de auto een ruit ope-
nen, om voldoende buitenlucht in het
interieur te laten komen.
&WAARSCHUWING Brandgevaar door hete
onderdelen van de standverwarming en
uitlaatgassen
Brandbaar materiaal, bijvoorbeeld bladeren,
gras of takken, kunnen ontsteken.
#Als de standverwarming is ingeschakeld
ervoor zorgen dat:
Rhete onderdelen van de auto niet in
contact komen met brandbaar mate-
riaal.
Rde uitlaatgassen ongehinderd via de
uitlaateindpijp van de standverwar-
ming naar buiten kunnen treden.
Rde uitlaatgassen niet met brandbaar
materiaal in aanraking komen.
50 Snelle start en tips
F247 0072 07
*AANWIJZING Accu-ontlading door gebruik
van de standverwarming-ventilatie
Het gebruik van de standverwarming-ventilatie
belast de accu.
#Uiterlijk na tweemaal verwarmen of ven-
tileren van de auto een langere afstand
rijden.
Voorwaarden
RDe brandstoank is ten minste voor Õ gevuld.
#De temperatuur via de toets w instellen.
#De toets 1 indrukken.
Het rode of het blauwe controlelampje in de
toets 1 gaat branden of doo.
De kleuren van het controlelampje hebben de vol-
gende betekenis:
RBlauw: De standventilatie is ingeschakeld.
RRood: De standverwarming is ingeschakeld.
RGeel: De vertrektijd is voorgeselecteerd.
De standverwarming/-ventilatie wordt na
50 minuten uitgeschakeld.
Hulp bij pech
Noodknipperlichten in- of uitschakelen
#De toets 1 indrukken.
Snelle start en tips 51
F247 0072 07
In de volgende situaties wordt het noodknipper-
licht automatisch ingeschakeld:
RDe airbag werd geactiveerd.
RDe auto wordt, vanaf een snelheid hoger dan
70 km/h, hard afgeremd tot stilstand.
Wanneer vervolgens verder wordt gereden, wordt
de alarmknipperlichtinstallatie bij circa 10 km/h
automatisch uitgeschakeld. U kunt de alarmknip-
perlichtinstallatie ook met de toets 1 uitschake-
len.
Brandblusser uitnemen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door een niet correct bevestigde brand-
blusser in de beenruimte van de bestuur-
der
Een brandblusser kan de slag van de pedalen
beperken of een ingedrukt pedaal blokkeren.
Hierdoor wordt de bedrijfs‑ en verkeersveilig-
heid van de auto in gevaar gebracht.
De brandblusser kan gaan rondslingeren en de
bestuurder of anderen inzittende verwonden.
#De brandblusser altijd correct in de hou-
der opbergen en bevestigen.
#De brandblusser tijdens het rijden niet
uitnemen.
#Auto met linkse besturing: De lip 1 omhoog-
trekken.
#Auto met rechtse besturing: De lip 1 omlaag-
trekken.
#De brandblusser 2 uitnemen.
Veiligheidsvest uitnemen
In de portieropbergvakken van alle portieren
bevindt zich een veiligheidsvestvak voor het
opbergen van een veiligheidsvest.
#Uitnemen: Het veiligheidsvestfoedraal 1 aan
de lus 2 eruit trekken.
#Het veiligheidsvestfoedraal 1 openen en het
veiligheidsvest eruit nemen.
52 Snelle start en tips
F247 0072 07
#Terugplaatsen: Het veiligheidsvest opvouwen,
oprollen en in veiligheidsvestvak 1 opbergen.
#Het veiligheidsvestfoedraal 1 evenwijdig aan
de onderrand van de armsteun in het veilig-
heidsvestfoedraal schuiven. Daarbij erop let-
ten, dat de lus 2 gemakkelijk vast te pakken
is.
%Bij een nieuw veiligheidsvest de verpakkings-
folie verwijderen, voordat het vest met het
foedraal in het veiligheidsvestvak wordt
geschoven. Anders kan het veiligheidsvest
onbedoeld eruit glijden of wordt het verwijde-
ren bemoeilijkt.
De wettelijke bepalingen in de betreende
landen in acht nemen.
1Maximum aantal wasbeurten
2Maximale wastemperatuur
3Niet bleken
4Niet strijken
5Geen wasdroger gebruiken
6Niet chemisch reinigen
7Veiligheidsvest klasse 2
Alleen wanneer het veiligheidsvest de juiste maat
hee en volledig gesloten is kan aan de in de wet-
telijke norm vastgelegde eisen worden voldaan.
Het veiligheidsvest in de volgende gevallen ver-
vangen:
RDe reecterende strepen zijn beschadigd of
vervuild.
RHet is te vaak gewassen.
RDe uorescerende werking van het veiligheids-
vest neemt af, bijvoorbeeld door permanent
zonlicht.
Het veiligheidsvest op milieuvriendelijke wijze
afvoeren:
RDaartoe contact opnemen met uw plaatselijke
afvalinzamelingsbedrijf.
Snelle start en tips 53
F247 0072 07
Gevarendriehoek uitnemen
De gevarendriehoek is aan de onderzijde van de
bagageruimtebodem bevestigd.
#De bagageruimtebodem 1 openen.
#De gevarendriehoek 2 uitnemen.
Afhankelijk van de uitrusting van de auto kan de
gevarendriehoek zich ook op een andere plaats
onder de bagageruimtebodem bevinden.
Overzicht EHBO-set
De EHBO-set 1 bevindt zich links in de bagage-
ruimte in het opbergnet.
Afhankelijk van de uitvoering van de auto kan de
EHBO-set 1 zich op een andere positie in de
bagageruimte bevinden.
QR-codes voor reddingskaart
In de tankdopklep en aan de tegenovergestelde
zijde op de B-stijl zijn QR-codes aangebracht. Bij
een ongeval kunnen reddingsdiensten met behulp
van de QR-codes snel de overeenkomstige red-
dingskaart voor de auto bepalen. Op de actuele
reddingskaart staat beknopt de belangrijkste
informatie over het voertuig, bijvoorbeeld de lig-
ging van de elektrische bedrading.
U vindt meer informatie onder: https://
www.mercedes-benz.de/qr-code
Starthulp en 12V‑accu opladen
Starthulp/opladen voorbereiden
#De auto met de elektrische parkeerrem bevei-
ligen.
#De transmissie in de stand j zetten.
#De auto en alle elektrische verbruikers uit-
schakelen.
#De motorkap openen.
54 Snelle start en tips
F247 0072 07
#De afdekking 1 van het pluscontact 2 op
het hulpstartpunt in de richting van de pijl
schuiven.
Starthulp
#Het pluscontact van de eigen auto met de
startkabel verbinden.
#De pluspool van de externe accu met de start-
kabel verbinden.
#De motor van de andere auto met stationair
toerental laten draaien.
#De minpool van de externe accu met de start-
kabel verbinden.
#Het massapunt 3 van de eigen auto met de
startkabel verbinden.
#De motor van de eigen auto starten.
#De motoren enkele minuten laten draaien.
#Voordat de startkabel wordt losgemaakt, een
elektrische verbruiker van de eigen auto, bij-
voorbeeld de achterruitverwarming of de ver-
lichting, inschakelen.
Wanneer de starthulp is beëindigd:
#De startkabel van het massapunt 3 van de
eigen auto losmaken.
#De startkabel van de minpool van de externe
accu losmaken.
#De startkabel van het pluscontact van de
eigen auto losmaken.
#De startkabel van de pluspool van de externe
accu losmaken.
#Na het verwijderen van de startkabels de
afdekking 1 van het pluscontact 2 sluiten.
Plug-in-hybride: Wanneer de auto met starthulp is
gestart, kan de elektro-aandrijving eventueel
gedurende circa 30 minuten niet beschikbaar zijn.
Meer informatie is verkrijgbaar in een gekwali-
ceerde werkplaats.
12V-accu opladen
#Het pluscontact van de eigen auto met de
laadkabel verbinden.
#De pluspool van de oplader met de laadkabel
verbinden.
#De minpool van de oplader met de laadkabel
verbinden.
#Het massapunt 3 van de eigen auto met de
laadkabel verbinden.
#Het opladen starten.
Wanneer het opladen is beëindigd:
#De laadkabel van het massapunt 3 van de
eigen auto losmaken.
Snelle start en tips 55
F247 0072 07
#De laadkabel van de minpool van de oplader
losmaken.
#De laadkabel van het pluscontact van de eigen
auto losmaken.
#De laadkabel van de pluspool van de oplader
losmaken.
#Na het verwijderen van de laadkabel de afdek-
king 1 van het pluscontact 2 sluiten.
Aanwijzingen met betrekking tot elektrische zeke-
ringen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door overbelaste bedrading
Wanneer een defecte zekering wordt gemani-
puleerd, overbrugd of door een zekering met
een hoger amperage wordt vervangen, kan de
elektrische bedrading overbelast worden.
Hierdoor kan brand ontstaan.
#Defecte zekeringen altijd door gespeci-
ceerde nieuwe zekeringen met het cor-
recte amperage vervangen.
*AANWIJZING Beschadiging door verkeerde
zekeringen
Door verkeerde zekeringen kunnen elektrische
componenten of systemen worden beschadigd
of aanzienlijk worden beperkt in hun werking.
#Alleen voor Mercedes-Benz goedge-
keurde zekeringen met het voorgeschre-
ven amperage gebruiken.
Doorgebrande zekeringen moeten worden vervan-
gen door gelijkwaardige zekeringen, herkenbaar
aan de kleur en de ampèrewaarde. De ampère-
waarden en verdere in acht te nemen informatie is
te vinden in het zekeringaansluitschema.
Zekeringaansluitschema: Op de zekeringendoos in
de motorruimte (/ pagina 615)
*AANWIJZING Beschadiging of functiesto-
ring door vochtigheid
Door vochtigheid kunnen functiestoringen of
beschadigingen aan de elektrische installatie
ontstaan.
#Bij een geopende zekeringenkast erop
letten dat geen vochtigheid in de zekerin-
genkasten kan binnendringen.
#Bij het sluiten van de zekeringenkast
erop letten dat de afdichting van het dek-
sel correct op de zekeringenkast is aan-
gebracht.
Wanneer een nieuw aangebrachte zekering
opnieuw doorbrandt, de oorzaak laten vaststellen
en verhelpen bij een gekwaliceerde werkplaats.
Voor het vervangen van zekeringen het volgende
controleren:
RDe auto is beveiligd tegen wegrollen.
RAlle elektrische verbruikers zijn uitgeschakeld.
RDe auto is uitgeschakeld.
De elektrische zekeringen zijn over verschillende
zekeringendoosen verdeeld:
RZekeringendoos in de motorruimte in rijrich-
ting gezien links (/ pagina 615)
RZekeringendoos in de beenruimte van de pas-
sagier (/ pagina 616)
56 Snelle start en tips
F247 0072 07
RZekeringendoos in het midden van de bagage-
ruimte (/ pagina 617)
Aanwijzingen met betrekking tot bandenpech
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door drukloze banden
Een drukloze band hee een sterk nadelige
invloed op de rij-eigenschappen en het stuur‑
en remgedrag.
Banden zonder noodloopeigenschappen:
#Niet met drukloze band rijden.
#De drukloze band direct laten vervangen
door een nood‑ of reservewiel of contact
opnemen met een gekwaliceerde werk-
plaats.
Banden met noodloopeigenschappen:
#De informatie en de waarschuwingsaan-
wijzingen over MOExtended banden
(banden met noodloopeigenschappen) in
acht nemen.
Afhankelijk van de uitrusting van de auto hebt u in
geval van bandenpech over de volgende mogelijk-
heden:
RAuto's met MOExtended-banden: Beperkt
doorrijden is mogelijk. Daarbij de waarschu-
wingsaanwijzingen over MOExtended banden
(banden met noodloopeigenschappen) in acht
nemen (/ pagina 594).
RAuto's met TIREFIT-set: U kunt de band afdich-
ten om beperkt te kunnen doorrijden. Daartoe
de TIREFIT-set gebruiken (/ pagina 595).
RAuto's met Mercedes me connect: U kunt in
geval van pech een pechoproep starten met
het bedieningspaneel dakconsole
(/ pagina 530).
RAlle auto's: Het wiel vervangen
(/ pagina 628).
%Een noodwiel is alleen in bepaalde landen ver-
krijgbaar (/ pagina 634).
Overzicht wielwisselgereedschap
Afgezien van enkele landspecieke varianten zijn
de auto's niet uitgerust met wielwisselgereed-
schap. Informeer bij een gekwaliceerde werk-
plaats welk wielwisselgereedschap voor het ver-
wisselen van een wiel van de auto nodig en goed-
gekeurd is.
Voor het verwisselen van een wiel zijn bijvoor-
beeld de volgende gereedschappen nodig:
RKrik
RWielkeg
RWielsleutel
RCentreerpen
%De krik hee een gewicht van circa 3,4 kg.
Het maximumdraagvermogen van de krik
vindt u op de sticker op de krik.
De krik is onderhoudsvrij. Bij een storing in de
werking contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Het wielwisselgereedschap bevindt zich in de
boordgereedschapstas 1 in de bagageruimte.
Snelle start en tips 57
F247 0072 07
%Afhankelijk van de uitvoering kan de boordge-
reedschaptas zich op een andere positie in de
bagageruimte bevinden.
%Bij het opbergen van de boordgereedschaps-
tas letten op voldoende borging.
De boordgereedschapstas bevat:
RKrik
RHandschoenen
RWielsleutel
RCentreerpen
RUitklapbare wielkeg
RRatel voor krik
Opbergplaats TIREFIT-set (niet plug-in-hybride)
De TIREFIT-set bevindt zich onder de bagageruim-
tebodem.
1Fles bandenafdichtmiddel
2Bandenvulcompressor
%De informatie over de vermogensklasse (LK)
en/of de elektrische gegevens vindt u aan de
achterzijde van de bandenvulcompressor:
RLK2 – 12 V/15 A, 180 W, 0,8 kg
Op een afstand van circa 1 m tot de banden-
vulcompressor en circa 1,6 m boven de grond
geldt het volgende geluidsniveau:
RGeluidsemissieniveau LPA 83 dB(A)
RGeluidsvermogensniveau LWA 91 dB(A)
De bandenvulcompressor is onderhoudsvrij.
Bij een storing in de werking contact opne-
men met een gekwaliceerde werkplaats.
Auto slepen met beide assen op de grond
#De aanwijzingen met betrekking tot de toege-
stane sleepmethoden in acht nemen.
#Controleren of de accu aangesloten en opge-
laden is.
Wanneer de accu ontladen is, de volgende punten
in acht nemen:
RDe auto kan niet worden gestart.
RDe elektrische parkeerrem kan niet worden
uit- of ingeschakeld.
58 Snelle start en tips
F247 0072 07
RAuto's met automatische transmissie: De
transmissie kan niet in de stand i of j wor-
den gezet.
%Auto's met automatische transmissie: Wan-
neer de transmissie niet in de stand i kan
worden gezet of het display niets weergee,
de auto vervoeren (/ pagina 611). Voor het
transport van de auto is een sleepwagen met
henrichting nodig.
*AANWIJZING Beschadiging door te snel of
te ver slepen
Door te snel of te ver slepen kan de aandrijijn
beschadigd raken.
#Een sleepsnelheid van 50 km/h niet
overschrijden.
#Een sleepafstand van 50 km niet over-
schrijden.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij het slepen van een voertuig met een te
hoog gewicht
Wanneer het te slepen voertuig zwaarder is
dan het toegestaan totaalgewicht van uw auto,
kunnen de volgende situaties zich voordoen:
RHet sleepoog breekt af.
RDe combinatie kan gaan slingeren en kan-
telen.
#Vóór het aan- of afslepen controleren of
het voertuig dat moet worden aan- of
afgesleept zwaarder is dan het toege-
staan totaalgewicht.
Wanneer een auto moet worden weggesleept of
aangesleept, mag het toegestaan totaalgewicht
daarvan het toegestaan totaalgewicht van het
trekkende voertuig niet overschrijden.
#De gegevens over het toegestaan totaalge-
wicht van de betreende auto vindt u op het
voertuigtypeplaatje (/ pagina 748).
#Auto's met automatische transmissie: Het
bestuurders- of passagiersportier niet openen,
omdat anders de transmissie automatisch in
de stand j wordt gezet.
#Het sleepoog aanbrengen (/ pagina 613).
#De sleepkabel of -stang bevestigen.
*AANWIJZING Beschadiging door verkeerde
bevestiging van de sleepkabel of -stang
#De sleepkabel of sleepstang alleen aan
de sleepogen bevestigen.
#De automatische vergrendeling uitschakelen
(/ pagina 155).
#De HOLD-functie niet activeren.
#De wegsleepbeveiliging uitschakelen
(/ pagina 172).
#Het Active Brake Assist System uitschakelen
(/ pagina 353).
#Auto's met automatische transmissie: De
transmissie in de stand i zetten.
#De elektrische parkeerrem vrijzetten.
Snelle start en tips 59
F247 0072 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door beperkte veiligheidsrelevante func-
ties bij het slepen
Veiligheidsrelevante functies zijn in de vol-
gende situaties beperkt of niet meer beschik-
baar:
RDe auto is uitgeschakeld.
RHet remsysteem of de stuurbekrachtiging
vertoont een storing.
RDe energievoorziening of het boordnet ver-
toont een storing.
Wanneer uw auto wordt gesleept, kan voor het
sturen en remmen aanzienlijk meer kracht
nodig zijn.
#Een sleepstang gebruiken.
#Voor het slepen controleren of de stuur-
inrichting vrij kan bewegen.
*AANWIJZING Beschadiging door te hoge
trekkrachten
Plotseling wegrijden kan door hoge trekkrach-
ten de auto's beschadigen.
#Langzaam en niet plotseling wegrijden.
Experttips
Extra functies van de toetsen
Zijruiten sluiten en weer openen met de lucht-
recirculatietoets (comfortsluiting resp. -opening)
Bij het inschakelen van de luchtrecirculatie kun-
nen de zijruiten automatisch worden gesloten, bij-
voorbeeld voordat een tunnel wordt binnengere-
den. Bij het uitschakelen van de luchtrecirculatie
kunnen de zijruiten automatisch in hun oorspron-
kelijke positie worden teruggebracht.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij onop-
lettende comfortsluiting
Bij het comfortsluiten kunnen lichaamsdelen
in het sluitgebied van de zijruiten en het
schuifdak bekneld raken.
#Bij de comfortsluiting de volledige sluit-
procedure controleren en erop letten dat
zich geen lichaamsdelen in het sluitge-
bied bevinden.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij onop-
lettende comfortsluiting
Bij de comfortsluiting kunnen lichaamsdelen in
het sluitgebied van de zijruiten bekneld raken.
#Bij de comfortsluiting de volledige sluit-
procedure controleren en erop letten dat
zich geen lichaamsdelen in het sluitge-
bied bevinden.
#Zijruiten sluiten: De toets g ingedrukt hou-
den tot de zijruiten bewegen.
De zijruiten sluiten en de luchtrecirculatie
wordt ingeschakeld.
60 Snelle start en tips
F247 0072 07
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij de
comfortopening
Bij het openen van een zijruit kunnen
lichaamsdelen tussen de zijruit en het ruit-
frame getrokken worden of bekneld raken.
#Bij het openen controleren dat niemand
de zijruit aanraakt.
#Als iemand ingeklemd raakt, direct de
toets W in het portier voor het ope-
nen van de zijruit indrukken.
De zijruiten stoppen.
#Aan de toets W trekken, om de zijruit
weer te sluiten.
#Gesloten ruiten weer openen: De toets g
ingedrukt houden tot de ruiten bewegen.
De zijruiten keren in hun oorspronkelijke posi-
tie terug en de luchtrecirculatie wordt uitge-
schakeld.
Auto's met schuifdak: Tegelijkertijd wordt het
schuifdak gesloten of geopend.
Wanneer lichaamsdelen bekneld raken bij het
bedienen van het schuifdak:
#Stoppen: De toets 3 indrukken.
#Openen: De toets 3 naar achteren trek-
ken.
Klimaatinstellingen terugzetten
#De toets à in de bedieningseenheid voorin
ongeveer vier seconden ingedrukt houden.
De klimaatinstellingen worden op de basisin-
stellingen teruggezet.
Verkeersinformatie in- en uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio 5Z
#Radio-aankondigingen selecteren.
De verkeersinformatie wordt in- of uitgescha-
keld.
Nuttige functies van de auto
Aanwijzingen met betrekking tot de automa-
tisch actieve achterruitenwisser
De achterruitenwisser is automatisch actief, wan-
neer tegelijkertijd aan alle volgende voorwaarden
wordt voldaan:
RDe ruitenwissers van de voorruit zijn ingescha-
keld.
RDe achteruitversnelling is ingeschakeld.
Inparkeerstand van de buitenspiegel aan passa-
gierszijde via de geheugentoets opslaan
Voorwaarden
RDe achteruitversnelling is niet ingeschakeld.
Snelle start en tips 61
F247 0072 07
#Via de toets 1 de buitenspiegel aan passa-
gierszijde selecteren.
#Met de toets 2 de buitenspiegel aan passa-
gierszijde in de gewenste inparkeerstand bren-
gen.
#De geheugentoets V indrukken.
#Met de toets 2 direct de opslag bevestigen.
%Er mag maximaal drie seconden tussen het
indrukken van de geheugentoets V en de
toets 2 liggen. Na drie seconden wordt de
instelling van de spiegels afgebroken.
Tips voor onderweg
Voorwaarden met betrekking tot de auto voor
de automatische motorstop of -start
Voorwaarden voor de automatische motorstop:
RHet ECO start-stopsysteem is ingeschakeld.
RHet remsysteem vereist geen draaiende
motor.
RDe buitentemperatuur ligt binnen een voor het
systeem geschikt bereik.
RDe atmosferische luchtdruk ligt binnen een
voor het systeem geschikt bereik.
RDe motor is op bedrijfstemperatuur.
REen motordiagnose is niet actief.
RHet motortoerental ligt binnen een voor het
systeem geschikt bereik.
RDe versnellingbakolietemperatuur ligt binnen
een voor het systeem geschikt bereik.
RDe temperatuur in het interieur ligt binnen het
ingestelde bereik.
RDe brandstoank is voldoende gevuld.
RHet systeem herkent bij ingeschakelde aircon-
ditioning geen condens op de voorruit.
RDe laadtoestand en de spanning van de accu
zijn voldoende.
RDe accutemperatuur ligt binnen een voor het
systeem geschikt bereik.
RHet systeem herkent geen steile helling.
RDe motorkap is gesloten.
Voorwaarden voor de automatische motorstart:
RDe auto begint te rijden.
RHet remsysteem vereist een draaiende motor.
RDe buitentemperatuur ligt buiten het voor het
systeem geschikte bereik.
RDe atmosferische luchtdruk verlaat het voor
het systeem geschikte bereik.
62 Snelle start en tips
F247 0072 07
RVoor een motordiagnose moet de motor
draaien.
RDe versnellingbakolietemperatuur ligt buiten
het voor het systeem geschikte bereik.
RDe temperatuur in het interieur verlaat het
ingestelde bereik.
RHet systeem herkent bij ingeschakelde aircon-
ditioning condens op de voorruit.
RDe laadtoestand van de accu is te laag.
RDe accutemperatuur verlaat het voor het sys-
teem geschikte bereik.
Goed om te weten
Werking van de sleutel deactiveren
Auto's met KEYLESS-GO: Wanneer u de werking
van de sleutel deactiveert, worden ook de KEY-
LESS-GO-functies gedeactiveerd. Een toegangs-
of wegrijbeveiliging door KEYLESS-GO is in dat
geval niet meer mogelijk met de betreende sleu-
tel. Activeer de werking van de sleutel, zodat alle
functies weer zoals gewend met deze sleutel
beschikbaar zijn.
U kunt de werking van de sleutel bovendien deac-
tiveren om het stroomverbruik van de betreende
sleutel te reduceren, wanneer u de auto of een
sleutel gedurende langere tijd niet gebruikt.
#De toets ß van de sleutel indrukken en
ingedrukt houden.
#Met ingedrukte toets ß onmiddellijk de
toets Ü van de sleutel tweemaal kort na
elkaar indrukken.
Het controlelampje van de sleutel gaat een-
maal kort en eenmaal lang branden.
%U hee de volgende mogelijkheden om de
sleutel weer te activeren:
REen willekeurige toets van de sleutel
indrukken.
RDe auto met de sleutel in het opbergvak
van de middenconsole starten
(/ pagina 258).
Overzicht van de noodoproepsystemen
Zowel het Mercedes-Benz noodoproepsysteem als
het 112-noodoproepsysteem (EU eCall) kan
belangrijke ondersteuning bieden bij het verkorten
van de tijd tussen het moment van het ongeval en
het arriveren van de reddingsdiensten op de
plaats van het ongeval. Ze ondersteunen de loca-
tiebepaling bij een moeilijk te omschrijven onge-
valsplaats.
Beide noodoproepsystemen kunnen een noodop-
roep automatisch (/ pagina 541) of handmatig
(/ pagina 541) activeren.
Een noodoproep alleen activeren voor het redden
van uzelf of anderen. Geen noodoproep bij pech
of iets dergelijks activeren.
Weergaven op de displays
De volgende meldingen worden bij beide noodop-
roepsystemen weergegeven op centraal display
resp. het mediadisplay:
RSOS NOT READY: De auto is niet ingeschakeld
of er is een storing van het noodoproepsys-
teem aanwezig. Dit betekent niet noodzakelijk
een totale uitval van het noodoproepsysteem.
Noodoproepen kunnen nog steeds worden
verzonden.
De melding hee alleen betrekking op de auto
en houdt geen rekening met de beschikbaar-
Snelle start en tips 63
F247 0072 07
heid van mobiele-telefoonnetten en de
Mercedes-Benz alarmcentrale.
De bedrijfsklare status van het noodoproep-
systeem van de auto is hieraan te herkennen,
dat de melding SOS NOT READY na het
inschakelen van de auto verdwijnt.
RG: De melding verschijnt op het display tij-
dens een actieve noodoproep.
%Wanneer er een storing van het noodoproep-
systeem is, zijn bijvoorbeeld een luidspreker,
microfoon, airbag of de SOS-toets defect.
Een storing van het noodoproepsysteem her-
kent u aan de volgende weergaven:
ROp het bestuurdersdisplay verschijnt een
overeenkomstige melding.
RDe SOS-toets blij permanent rood bran-
den.
Noodhulp
Bij ongevallen of pech toont de noodhulp veilig-
heidsaanwijzingen op het centraal display.
Daartoe behoren bijvoorbeeld:
RAdviezen voor het verlaten van de auto
RProcedure voor het veilig losmaken van de vei-
ligheidsgordel bij een ongeval waarbij de auto
op zijn dak ligt
In de volgende situaties wordt de noodhulp geacti-
veerd:
RGeactiveerd inzittendenbeschermingssysteem
RUitgevoerde noodoproep
RBepaalde pechsituaties
%De beschikbaarheid en de omvang van de
noodhulp kan afhankelijk van het land en de
uitrusting van de auto variëren.
64 Snelle start en tips
F247 0072 07
F247 0072 07
Linkse besturing
66 In één oogopslag – Cockpit
F247 0072 07
1Stuurwielschakelpaddles 283
2Combischakelaar 223
3Bestuurdersdisplay 413
4DIRECT SELECT-keuzehendel 277
5ü Start-stoptoets 257
è ECO start-stopsysteem 267
6Centraal display
7Temperatuurregelsystemen 244
8£ Alarmknipperlichtinstallatie 51
9Controlelampje PASSENGER AIR BAG 108
ADashboardkastje 45
BOpbergvak 45
CBekerhouder 212
Dc Actieve parkeerassistent 381
EOpbergvak
FDYNAMIC SELECT-toets 275
G8 Regelaar volume en geluid in- en uitscha-
kelen
Ü MBUX multimediasysteem in- en uitscha-
kelen
HBedieningsgroep MBUX multimediasysteem
IStuurwiel instellen 189
Jý Stuurwielverwarming in- en uitschakelen 190
KBedieningsgroep:
Bestuurdersdisplay 413
TEMPOMAT of variabele limiter 333
I Actieve afstandsassistent DISTRONIC 339
LDiagnose-interface 95
MMotorkap openen 573
N! Elektrische parkeerrem 317
OLichtschakelaar 221
In één oogopslag – Cockpit 67
F247 0072 07
Linkse besturing
68 In één oogopslag – Cockpit (plug-in-hybride)
F247 0072 07
1Bestuurdersdisplay:
õ Stand-bystand 411
Weergave beschikbaar vermogen 411
Vermogensmeter 412
Tripcomputer
ECO-assistent 271
2Centraal display:
Instellingen voor plug-in-hybride 458
Energiestroomdisplay 459
3& Directe klimaatregeling vooraf in- en uit-
schakelen
249
4A Klimaatregeling vooraf op de vertrektijd
instellen
248
5q Recuperatie verlagen 270
6± Recuperatie verhogen 270
76 Brandstoank ontluchten 22
In één oogopslag – Cockpit (plug-in-hybride) 69
F247 0072 07
Bestuurdersdisplay standaard
70 In één oogopslag – Waarschuwings- en controlelampjes (standaard)
F247 0072 07
16 Veiligheidssysteem 849
2# Elektrische storing 854
3#! Knipperlichten 223
4H Mercedes-Benz noodoproepsysteem 865
5L Afstandswaarschuwing 860
6_ Plug-in-hybride: Vermogen gereduceerd 852
7! Elektrische parkeerrem (geel) 858
8! Elektrische parkeerrem (rood) 858
9J Remmen (geel) 858
Remmen (rood) 858
Ap Benzinemotor: Vermogen gereduceerd 277
Bÿ Koelvloeistoemperatuur 854
CTemperatuurindicatie koelvloeistof
D; Motordiagnose 854
EÚ Systeemfout 852
Fæ Brandstofreserve met aanduiding tank-
dopkleppositie
854
GBrandstofpeil
HK Grootlicht 223
L Dimlicht 221
T Standlicht 221
IR Mistachterlicht 222
Jï Aanhangwagenvoorziening 853
K! ABS 860
L% Dieselmotor: Voorgloeien
Mh Bandenspanningscontrole 865
NÙ Stuurbekrachtiging 853
Oå ESP® OFF 860
÷ ESP®860
Pü Veiligheidsgordel 849
In één oogopslag – Waarschuwings- en controlelampjes (standaard) 71
F247 0072 07
Bestuurdersdisplay widescreen
72 In één oogopslag – Waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
1#! Knipperlicht 223
2ï Aanhangwagenvoorziening 853
3ä Onderstel (rood) 860
ä Onderstel (geel) 860
4# Elektrische storing 854
5Ù Stuurbekrachtiging (rood) 853
Ù Stuurbekrachtiging (geel) 853
66 Veiligheidssysteem 849
7ü Veiligheidsgordel 849
8L Afstandswaarschuwing 860
9! ABS 860
Ah Bandenspanningscontrole 865
B; Motordiagnose 854
Cå ESP® OFF 860
÷ ESP®860
D% Dieselmotor: Voorgloeien
E_ Plug-in-hybride: Vermogen gereduceerd 852
Fp Benzinemotor: Vermogen gereduceerd 277
Gÿ Koelvloeistoemperatuur 854
HTemperatuurindicatie koelvloeistof 403
I! Elektrische parkeerrem (geel) 858
J! Elektrische parkeerrem (rood) 858
KJ Remmen (rood) 858
J Remmen (geel) 858
L8 Brandstofreserve met aanduiding tank-
dopkleppositie
854
MBrandstofpeil 403
NK Grootlicht 223
L Dimlicht 221
T Standlicht 221
OR Mistachterlicht 222
PH Mercedes-Benz noodoproepsysteem 865
In één oogopslag – Waarschuwings- en controlelampjes 73
F247 0072 07
74 In één oogopslag – Bedieningspaneel dakconsole
F247 0072 07
1Zonnekleppen
2p Linker leeslampje in- en uitschakelen 230
3| Automatische interieurverlichtingsrege-
ling in- en uitschakelen
230
4c Interieurverlichting voorin in- en uitscha-
kelen
230
5u Interieurverlichting achterin in- en uit-
schakelen
230
6p Rechter leeslampje in- en uitschakelen 230
7; me-toets 530
8G SOS-toets 530
93 Panoramaschuifdak openen en sluiten 167
3 Rolzonnescherm openen en sluiten 167
ABinnenspiegel 239
In één oogopslag – Bedieningspaneel dakconsole 75
F247 0072 07
76 In één oogopslag – Portierbedieningseenheid en stoelinstellingen
F247 0072 07
1V Geheugenfunctie bedienen 193
2Stoel elektrisch instellen 180
3w Stoelverwarming in- en uitschakelen 188
4W Ruit links achterin openen en sluiten 163
5W Linker zijruit openen en sluiten 163
6Í Buitenspiegels bedienen 237
7q Achterklep openen en sluiten 157
8W Rechter zijruit openen en sluiten 163
9W Ruit rechts achterin openen en sluiten 163
AS Kinderslot voor zijruiten achterin 145
BPortier openen 153
Cß Ü Auto ver- en ontgrendelen 153
DHoofdsteunen instellen 184
ERugleuninghoek instellen 178
FZithoogte instellen 178
GZittinghoek instellen 178
HStoellengterichting instellen 178
IZittingdiepte instellen 178
In één oogopslag – Portierbedieningseenheid en stoelinstellingen 77
F247 0072 07
78 In één oogopslag – In geval van nood en pech
F247 0072 07
1Veiligheidsvesten 33
2Brandblusser 52
3; me-toets 530
G SOS-toets 530
4£ Alarmknipperlichtinstallatie 51
5Starthulp 54
6Bedrijfsstoen controleren en bijvullen 749
7Aan- of wegslepen 58
8Bandenpech 57
9B-stijl met:
QR-code voor het bepalen van de reddings-
kaart
54
AAan- of wegslepen 58
BGevarendriehoek 34
CTIREFIT-set 595
DEHBO-set 35
ETankdopklep met:
Informatieplaatje voor brandstofsoort 22
Informatieplaatje voor bandenspanning 620
QR-code voor het bepalen van de reddings-
kaart
54
In één oogopslag – In geval van nood en pech 79
F247 0072 07
Digitale handleiding oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Info
5Handleiding 5Digitale handleiding openen
De digitale handleiding beschrij de functies en
de bediening van de auto en van het multimedia-
systeem.
#In de digitale handleiding een van de volgende
menupunten selecteren:
RSnelle start: Hier vindt u de eerste stappen
voor het instellen van uw zitplaats (bestuur-
derszijde).
RTips: Hier krijgt u informatie om u voor te
bereiden op bepaalde alledaagse situaties met
uw auto.
RAnimaties: Hier kunt u animaties over de voer-
tuigfuncties bekijken.
RMeldingen: Hier vindt u aanvullende informa-
tie over de meldingen op het bestuurdersdis-
play.
RTaal: Hier kunt u de taal voor de digitale hand-
leiding instellen.
In het zoekveld Zoeken kunt u zoeken op tref-
woord om snel antwoorden te vinden op vragen
over de werking van de auto.
1Menu
2Zoeken
3Terug
4Inhoudsgebied
Sommige hoofdstukken in de digitale handleiding,
zoals waarschuwingsaanwijzingen, kunnen worden
open- en dichtgeklapt.
Extra mogelijkheden, om de digitale handleiding
op te roepen:
Bestuurdersdisplay: Oproepen van beknopte infor-
matie over displaymeldingen in het bestuurders-
display
MBUX spraakassistent: Oproepen via het spraak-
gestuurd bedieningssysteem
Globale zoekfunctie: Oproepen van zoekresultaten
in de inhoud van de digitale handleiding in het
startscherm
Tijdens het rijden is de digitale handleiding om
veiligheidsredenen gedeactiveerd.
80 Digitale handleiding
F247 0072 07
Milieubescherming
+MILIEU-AANWIJZING Milieuschade door
bedrijfsomstandigheden en persoonlijke
rijstijl
De uitstoot van schadelijke stoen van de auto
hee een directe samenhang met het autoge-
bruik.
De auto op milieuvriendelijke wijze gebruiken
om een bijdrage te leveren aan de bescher-
ming van het milieu. Daartoe de volgende aan-
beveling met betrekking tot de bedrijfsomstan-
digheden en uw persoonlijke rijstijl in acht
nemen.
Bedrijfsomstandigheden:
#Zorg dragen voor een juiste bandenspan-
ning.
#Geen onnodige ballast meenemen (bij-
voorbeeld een niet meer benodigde dak-
drager).
#De onderhoudsintervallen aanhouden.
Een regelmatig onderhouden auto ontziet
het milieu.
#Onderhoudswerkzaamheden altijd laten
uitvoeren bij een gekwaliceerde werk-
plaats.
Uw persoonlijke rijstijl:
#Tijdens het starten geen gas geven.
#De auto niet stationair laten warm-
draaien.
#Anticiperend rijden en voldoende afstand
houden.
#Veelvuldig en sterk accelereren en rem-
men vermijden.
#Tijdig schakelen en in de versnellingen
slechts tot Ô van het maximumtoerental
doortrekken.
#De auto als het verkeer gedurende lan-
gere tijd stilstaat afzetten, bijvoorbeeld
het ECO start-stopsysteem gebruiken.
#Brandstofbesparend rijden. Voor een zui-
nige rijstijl de ECO-aanduiding in acht
nemen.
Plug-in-hybride
+MILIEU-AANWIJZING Milieuvervuiling door
niet op milieuvriendelijke wijze afvoeren
van de hoogspanningsaccu
Een hoogspanningsaccu bevat stoen die
schadelijk voor het milieu zijn.
#Een defecte hoogspanningsaccu bij een
gekwaliceerde werkplaats laten afvoe-
ren.
Terugname van de oude auto
Alleen voor EU-landen:
Mercedes-Benz neemt uw oude auto weer terug
om deze overeenkomstig de richtlijn autowrakken
van de Europese Unie (EU) milieuvriendelijk af te
voeren.
Voor terugname van de oude auto staat een net-
werk van verzamelpunten en demontagebedrijven
ter beschikking. Bij deze bedrijven kunt u uw auto
gratis inleveren. Hierdoor levert u een waardevolle
bijdrage aan het sluiten van de recyclingkringloop
en het ontzien van de hulpbronnen.
Algemene aanwijzingen 81
F247 0072 07
Meer informatie over de recycling van oude
auto's, het afvoeren en de voorwaarden voor de
terugname is verkrijgbaar op de nationale
Mercedes-Benz homepage.
Mercedes-Benz Originele Onderdelen
+MILIEU-AANWIJZING Milieuvervuiling door
niet gebruiken van gerecyclede ruilaggre-
gaten
Mercedes‑Benz AG biedt gerecyclede ruilag-
gregaten en -onderdelen met dezelfde kwali-
teit als nieuwe onderdelen aan. Daarbij geldt
dezelfde aansprakelijkheid voor gebreken als
bij nieuwe onderdelen.
#Gerecyclede ruilaggregaten en -onderde-
len van Mercedes‑Benz AG gebruiken.
*AANWIJZING Beïnvloeding van de werking
van de veiligheidssystemen door de instal-
latie van accessoires, reparaties of las-
werkzaamheden
In de volgende gebieden van de auto kunnen
airbags, gordelspanners en regeleenheden en
sensoren voor de veiligheidssystemen inge-
bouwd zijn:
RPortieren
RPortierstijlen
RDrempel
RStoelen
RCockpit
RBestuurdersdisplay
RMiddenconsole
RDakframe aan de zijkant
#In deze gedeelten geen toebehoren
installeren, zoals een audiosysteem.
#Geen reparaties of laswerkzaamheden
uitvoeren.
#Het naderhand aanbrengen van acces-
soires laten uitvoeren bij een gekwali-
ceerde werkplaats.
Wanneer door Mercedes-Benz niet vrijgegeven
onderdelen, banden en velgen evenals veiligheids-
relevante accessoires worden gebruikt, kan de
bedrijfsveiligheid van de auto in het geding
komen. De werking van veiligheidsrelevante syste-
men, bijvoorbeeld het remsysteem, kan worden
gestoord. Uitsluitend Mercedes-Benz Originele
Onderdelen of onderdelen van dezelfde kwaliteit
gebruiken. Alleen voor uw voertuigtype goedge-
keurde banden en velgen en accessoires gebrui-
ken.
Mercedes-Benz controleert originele onderdelen
en voor het voertuigtype goedgekeurde ombouw-
delen en accessoires op hun betrouwbaarheid,
veiligheid en geschiktheid. Andere onderdelen kan
Mercedes-Benz, ondanks voortdurende marktver-
kenningen, niet beoordelen. Ook als in een enkel
geval een goedkeuring door een keuringsinstantie
of ociële instantie aanwezig is, neemt
Mercedes-Benz geen verantwoordelijkheid voor
het gebruik in Mercedes-Benz voertuigen.
82 Algemene aanwijzingen
F247 0072 07
Sommige onderdelen mogen alleen worden in- en
omgebouwd als deze aan de wettelijke voorschrif-
ten voldoen. Alle Mercedes-Benz Originele Onder-
delen voldoen aan de voorwaarden van de goed-
keuring. Niet goedgekeurde onderdelen kunnen
leiden tot het vervallen van de typegoedkeuring.
Dit is het geval in de volgende situaties:
RBij een wijziging van het in de typegoedkeuring
aangegeven type auto.
RBij een verwacht verhoogd risico voor ver-
keersdeelnemers.
RBij een negatieve invloed op de uitstoot van
uitlaatgassen of de geluidsproductie.
Bij het bestellen van Mercedes-Benz Originele
Onderdelen altijd het voertuigidenticatienummer
(VIN) vermelden (/ pagina 748).
Aanraakgevoelige bedieningselementen
Uw auto is naast de conventionele schakelaars en
toetsen uitgerust met aanraakgevoelige bedie-
ningselementen.
Deze bevinden zich op de volgende plaatsen in uw
auto:
RDak- en portierbedieningseenheid
RKlimaatregeling
RStuurwiel
RMBUX multimediasysteem
De bedieningselementen beschikken over aan-
raakgevoelige oppervlakken. De oppervlakken
worden aangestuurd door indrukken of door vee-
gbewegingen om bijvoorbeeld instellingen uit te
voeren of functies te activeren.
Bij de touchscreens krijgt u ook een haptische
feedback op het aanraakgevoelige oppervlak, bij-
voorbeeld in de vorm van een impuls, een trilling
of een veranderende oppervlaktestructuur.
In de volgende situaties kan bijvoorbeeld een hap-
tische feedback worden gegeven:
RBij het indrukken van een toets op het opper-
vlak
RBij het bladeren in een lijst of tabel
RBij het bereiken van een nieuw gedeelte op het
oppervlak, bijvoorbeeld een pop-upvenster
Bij de omgang met aanraakgevoelige oppervlak-
ken met de volgende punten rekening houden om
problemen met de bediening te voorkomen:
RGeen stickers of iets dergelijks op de opper-
vlakken plakken.
RGeen smartphone‑ of andersoortige houders
op het oppervlak van het centraal display
bevestigen.
RDe oppervlakken beschermen tegen vocht en
natheid.
RDe oppervlakken vrij van stof en vuil houden
(/ pagina 588).
Sommige aanraakgevoelige bedieningselementen
zijn naast een symbool ook voorzien van geïnte-
greerde controlelampjes. Bij de bediening erop
letten dat u op het symbool van het bedienings-
element drukt.
Algemene aanwijzingen 83
F247 0072 07
Mercedes me app
Aanwijzingen met betrekking tot de on-demand
uitrusting
Na de aanschaf van de auto kunnen verschillende
functies (on-demand uitrusting) naderhand via
Mercedes me worden geactiveerd.
Bij vragen kunt u zich tot een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats wenden.
On-demand uitrusting via Mercedes me activeren
Voorwaarden
RDe auto hee bovendien een mobiele verbin-
ding.
RDe auto is aan een Mercedes me gebruikers-
account gekoppeld.
On-demand uitrusting bestellen en activeren
#In de Mercedes me Store de voor de auto
gewenste on-demand uitrusting in het winkel-
mandje plaatsen.
#De bestelling afsluiten.
De on-demand uitrusting wordt geactiveerd
wanneer de auto wordt gebruikt.
Activering versnellen
#De auto uitschakelen en vergrendelen.
#Na circa twee minuten de auto ontgrendelen
en inschakelen.
De on-demand uitrusting is geactiveerd. Bij
enkele uitrustingen verschijnt bovendien een
melding in het multimediasysteem van de
auto.
Het proces herhalen wanneer de activering niet
succesvol was.
Bedrijfsveiligheid
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door storingen in de werking of systeem-
uitval
Wanneer u de voorgeschreven service-/onder-
houdswerkzaamheden of noodzakelijke repa-
raties niet laat uitvoeren, kan dit tot storingen
in de werking of systeemuitvallen leiden.
#De voorgeschreven service‑ en onder-
houdswerkzaamheden en noodzakelijke
reparaties altijd laten uitvoeren bij een
gekwaliceerde werkplaats.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door ondeskundige wijzigingen
aan elektronische onderdelen
Wijzigingen aan elektronische onderdelen, de
soware en bedrading hiervan kunnen de wer-
king en/of de werking van andere gekoppelde
onderdelen of veiligheidsrelevante systemen
nadelig beïnvloeden.
Daardoor kan de bedrijfsveiligheid van het
voertuig in het geding komen.
#Niet ingrijpen in de bedrading, de elek-
tronische onderdelen en de soware.
#Werkzaamheden aan elektrische en elek-
tronische apparaten altijd laten uitvoeren
bij een gekwaliceerde werkplaats.
84 Algemene aanwijzingen
F247 0072 07
Bij wijzigingen aan de voertuigelektronica vervalt
de typegoedkeuring.
Het onderwerp "Voertuigelektronica" in de "Tech-
nische gegevens" in acht nemen.
&WAARSCHUWING Brandgevaar door
brandbaar materiaal op hete onderdelen
van het uitlaatsysteem
Als brandbare materialen, bijvoorbeeld blade-
ren, gras of takken, met hete onderdelen van
het uitlaatsysteem in contact komen, kunnen
deze materialen ontsteken.
#Tijdens het rijden op onverharde wegen
of in het terrein regelmatig de onderzijde
van de auto controleren.
#In het bijzonder ingeklemde delen van
planten of ander brandbaar materiaal
verwijderen.
#Bij beschadigingen meteen contact
opnemen met een gekwaliceerde werk-
plaats.
*AANWIJZING Beschadiging van de auto
door te snel rijden en door stoten tegen
de bodemplaat of onderdelen van het
onderstel
Met name in de volgende gevallen kan de auto
worden beschadigd:
RDe auto raakt de grond, bijvoorbeeld op
een hoge stoeprand of onverharde wegen.
RDe auto rijdt te snel over een obstakel, bij-
voorbeeld een stoeprand, een verkeers-
drempel of een kuil in de weg.
REen zwaar voorwerp slaat tegen de
bodemplaat of onderdelen van het onder-
stel.
De carrosserie, de bodemplaat, onderdelen
van het onderstel, wielen of banden kunnen in
dergelijke of vergelijkbare situaties ook niet-
zichtbaar worden beschadigd. Op deze manier
beschadigde onderdelen kunnen onverwacht
uitvallen of de bij een ongeval optredende
belastingen niet meer zoals bedoeld opnemen.
Als de bodembekleding beschadigd is, kan
zich brandbaar materiaal, bijvoorbeeld blade-
ren, gras of takken, tussen de bodemplaat en
bodembekleding verzamelen. Als dit materiaal
met hete onderdelen van het uitlaatsysteem in
contact komt, kan dit ontsteken.
#De auto direct bij een gekwaliceerde
werkplaats laten controleren en repare-
ren.
of
#Als de rijveiligheid in gevaar komt als ver-
der wordt gereden, direct op een veilige
plaats stoppen en contact opnemen met
een gekwaliceerde werkplaats.
Plug-in-hybride
Hybride voertuigen hebben een verbrandingsmo-
tor en minimaal één elektromotor. De energie-
voorziening bij elektrisch rijden vindt plaats via
het hoogspanningsboordnet.
Algemene aanwijzingen 85
F247 0072 07
&GEVAAR Levensgevaar en brandgevaar
door gewijzigde en/of beschadigde onder-
delen van het hoogspanningsboordnet
Het hoogspanningsboordnet staat onder hoge
elektrische spanning. Als u onderdelen van het
hoogspanningsboordnet verandert of bescha-
digde onderdelen aanraakt, kunt u een
stroomstoot krijgen. Bovendien kunnen gewij-
zigde en/of beschadigde onderdelen tot een
brand leiden.
Onderdelen van het hoogspanningsboordnet
kunnen bij een ongeval of wanneer de bodem-
plaat de grond raakt ook niet-zichtbaar wor-
den beschadigd.
#Nooit wijzigingen aan het hoogspan-
ningsboordnet uitvoeren.
#De auto niet met gewijzigde of bescha-
digde onderdelen van het hoogspan-
ningsboordnet inschakelen en gebruiken.
#Nooit beschadigde onderdelen van het
hoogspanningsboordnet aanraken.
#Na een ongeval geen onderdelen van het
hoogspanningsboordnet aanraken.
#De auto na een ongeval laten transporte-
ren.
#Onderdelen van het hoogspannings-
boordnet bij een gekwaliceerde werk-
plaats laten controleren en indien nodig
laten vervangen.
De onderdelen van het hoogspanningsboordnet
zijn met gele waarschuwingsstickers gemarkeerd.
De kabels van het hoogspanningsboordnet zijn
oranje van kleur.
Voorbeeld
Hoogspanningscomponenten die zeer heet kun-
nen worden, zijn met een speciale waarschu-
wingssticker gemarkeerd:
Auto's met een hybride systeem produceren
beduidend minder rijgeluid dan auto's met ver-
brandingsmotor.
In de elektro-modus wordt de auto mogelijk
akoestisch niet waargenomen door andere ver-
keersdeelnemers als gevolg van de beduidend
lagere geluidsproductie tijdens het rijden.
Daarom is de auto uitgerust met een soundgene-
rator als akoestisch voertuigwaarschuwingssys-
teem (AVAS). Deze beveiligingsmaatregel wordt
door de wetgever voorgeschreven.
86 Algemene aanwijzingen
F247 0072 07
Het buitengeluid van de soundgenerator (AVAS) is
bij lage snelheden in het interieur hoorbaar en is
geen functiestoring.
Auto's met 48V-boordnet
&GEVAAR Levensgevaar door het aanraken
van beschadigde hoogspanningsonderde-
len
Auto's met 48V-boordnet bevatten individuele
hoogspanningsonderdelen. Deze hoogspan-
ningsonderdelen staan onder hoge spanning.
Als u componenten van deze hoogspannings-
onderdelen verandert of beschadigde compo-
nenten aanraakt, kunt u een stroomstoot krij-
gen.
Hoogspanningsonderdelen kunnen bij een
ongeval ook onzichtbaar beschadigd worden.
#Nooit veranderingen aan componenten
van hoogspanningsonderdelen uitvoeren.
#Nooit beschadigde componenten van
hoogspanningsonderdelen aanraken.
#Na een ongeval nooit componenten van
hoogspanningsonderdelen aanraken.
Auto's met 48V-boordnet bevatten hoogspan-
ningscomponenten. Deze componenten zijn met
een hoogspanningslabel gemarkeerd:
Voorbeeld
Alle werkzaamheden aan hoogspanningscompo-
nenten mogen alleen in een gekwaliceerde werk-
plaats worden uitgevoerd.
Montage van de kentekenplaat op de voorste
kentekenplaathouder
*AANWIJZING Functiestoring en systeem-
uitvallen vanwege verkeerde montage van
het kenteken op de voorste kenteken-
plaathouder
Indien het kenteken verkeerd op de voorste
kentekenplaathouder wordt gemonteerd, kan
dit voor functiestoringen of het uitvallen van
sensoren, camera's of rij- en veiligheidssyste-
men zorgen.
Bij de montage van het kenteken op de voor-
ste kentekenplaathouder de volgende punten
in acht nemen:
#Het kenteken zonder reclamemiddelen of
een andere houders rechtstreeks op de
kentekenplaathouder monteren.
#Het kenteken zó monteren dat het aan
de bovenzijde of zijkanten niet over de
kentekenadapter uitsteekt.
Algemene aanwijzingen 87
F247 0072 07
Conformiteitsverklaringen en nationale aanwij-
zingen
Elektromagnetische verdraagzaamheid
De elektromagnetische verdraagzaamheid van de
onderdelen van de auto werd overeenkomstig de
regeling UN-R 10, in de actueel geldende versie,
gecontroleerd en aangetoond.
Nationale aanwijzingen met betrekking tot radio-
apparatuur waarvoor wettelijke keurmerken gel-
den
Aanwijzingen met betrekking tot het overschrijden
van landsgrenzen
Bij het gebruik van de auto de geldende radiore-
gelgeving in acht nemen van het land waar u zich
op dat moment bevindt.
Radiograsche onderdelen van de auto
Alleen voor EU- en EFTA-landen en landen die de
EU-conformiteitsverklaring van de fabrikant erken-
nen:
De volgende aanwijzing is geldig voor alle radio-
grasche componenten van de auto, en de in de
auto geïntegreerde informatiesystemen en com-
municatieapparatuur:
De fabrikant van de zendapparatuur verklaart, dat
alle in de auto gemonteerde zendapparatuur vol-
doet aan de richtlijn 2014/53/EU. De volledige
tekst van de EU-conformiteitsverklaring is te vin-
den op het volgende internetadres:
https://moba.i.mercedes-benz.com/markets/
ece-row/baix/cars/certicates-of-conformity/
nl_NL/index.html Meer informatie is verkrijgbaar bij een Mercedes-
Benz-servicewerkplaats.
Alleen voor Israël:
Het is niet toegestaan wijzigingen door te voeren
aan een in de auto geïnstalleerde mobilofoon, die
uitwerkingen kunnen hebben op de radiospeci-
caties van het apparaat. Daaronder behoren wijzi-
gingen aan de soware, het vervangen van de ori-
ginele antenne of de mogelijkheid het apparaat
88 Algemene aanwijzingen
F247 0072 07
aan te sluiten op een externe antenne zonder
voorafgaande toestemming van het verantwoorde-
lijke ministerie voor telecommunicatie, aangezien
de mogelijkheid bestaat dat radiostoringen ver-
oorzaakt kunnen worden.
Alleen voor het Verenigd Koninkrijk:
De volgende aanwijzing is geldig voor alle radio-
grasche componenten van de auto, en de in de
auto geïntegreerde informatiesystemen en com-
municatieapparatuur:
Hierbij verklaren de fabrikanten van de in de auto
gemonteerde componenten van de zendappara-
tuur dat alle in de auto gemonteerde componen-
ten van de zendapparatuur voldoen aan de rele-
vante wettelijke eisen. De volledige tekst van de
conformiteitsverklaring is te vinden op het vol-
gende internetadres:
https://moba.i.mercedes-benz.com/markets/
ece-row/baix/cars/certicates-of-conformity/
en_GB/index.html
Alleen voor Brazilië:
Aanwijzingen voor de zendapparatuur in de auto:
Deze systemen worden niet beschermd tegen
schadelijke storingen en mogen geen storingen in
correct goedgekeurde systemen veroorzaken.
Alleen voor Jamaica:
Alle radiograsche componenten van de auto heb-
ben van de SMA een typegoedkeuring ontvangen.
Alleen voor Nigeria:
Aansluiting en gebruik van de radiocommunicatie-
apparatuur in deze auto zijn toegestaan door de
Nigeriaanse Communicatiecommissie.
Algemene aanwijzingen 89
F247 0072 07
Alleen voor Rusland:
Hierbij verklaren de fabrikanten van de in de auto
gemonteerde componenten van de zendappara-
tuur dat alle in de auto gemonteerde componen-
ten van de zendapparatuur voldoen aan de techni-
sche voorschrien voor zendapparatuur. Meer
informatie is verkrijgbaar bij een Mercedes-Benz-
servicewerkplaats.
Alleen voor Oekraïne:
Hierbij verklaren de fabrikanten van de in de auto
gemonteerde componenten van de zendappara-
tuur dat alle in de auto gemonteerde componen-
ten van de zendapparatuur voldoen aan de techni-
sche voorschrien voor zendapparatuur. Meer
informatie is verkrijgbaar bij een Mercedes-Benz-
servicewerkplaats.
Krik
Alleen voor EU- en EFTA-landen en landen die de
EU-conformiteitsverklaring van de fabrikant erken-
nen:
CE conformiteitsverklaring
Afschri en vertaling van de originele conformi-
teitsverklaring:
EU-overeenstemmingsverklaring
1.
De ondergetekende
Fabrikant:
BRANO a.s.
747 41 Hradec nad Moravicí, Opavská 1000,
Tsjechië
Id.-nr.: 64-387-5933
BTW-nr.: CZ64-387-5933
gemachtigd als vertegenwoordiger van de fabri-
kant, verklaart hierbij dat:
2. a)
Benaming:
Krik
Type, nummer:
A) A 164 580 02 18, A 166 580 01 18
B) A 240 580 00 18
C) A 639 580 02 18
D) A 639 580 03 18
E) A 910 580 00 00
F) A 247 580 00 00, A 293 580 00 00
G) A 247 580 01 00, A 293 580 01 00
H) A 247 580 02 00, A 293 580 02 00
Productiejaar: 2022
de aangegeven machine in overeenstemming is
met de geldende Europese
Machinerichtlijn 2006/42/EG
90 Algemene aanwijzingen
F247 0072 07
b)
Beschrijving en gebruiksdoel:
De krik is uitsluitend bedoeld voor het omhoog-
brengen van de aangegeven auto overeenkomstig
de op de krik aangebrachte gebruiksaanwijzing.
3.
Verwijzing naar geharmoniseerde normen of spe-
cicaties
ISO 4063, EN ISO 14341-A, AS 2693, DBL
8230.10, DBL 7382.20, DBL 7392.10, DBL
8451.15, MBN 10435,
Technische documentatie van het product is in de
fabriek aanwezig. Gevolmachtigde voor de samen-
stelling van de technische documentatie: Hoofd
van de technische afdeling Brano a.s.
4.
Hradec nad Moravicí
Plaats
5.
14.03.2022
Datum
Dipl. Ing. Michal Koberský
[Handtekening]
Director SBU-CJ
UKCA-conformiteitsverklaring
Afschri en vertaling van de originele conformi-
teitsverklaring:
UK conformiteitsverklaring
1.
De ondergetekende
Fabrikant:
BRANO a.s.
74741 Hradec nad Moravicí, Opavská 1000, Tsje-
chië
Id.-nr.: 64-387-5933
BTW-nr.: CZ64-387-5933
gemachtigd als vertegenwoordiger van de fabri-
kant, verklaart hierbij dat:
2. a)
Benaming:
Krik
Type, nummer:
A) A 164 580 02 18, A 166 580 01 18
B) A 240 580 00 18
C) A 639 580 02 18
D) A 639 580 03 18
E) A 910 580 00 00
F) A 247 580 00 00, A 293 580 00 00
G) A 247 580 02 00, A 293 580 02 00
Productiejaar: 2022
de aangegeven machine in overeenstemming is
met de geldende Europese
Supply of Machinery (safety) Regulations 2008
b)
Beschrijving en gebruiksdoel:
De krik is uitsluitend bedoeld voor het omhoog-
brengen van de aangegeven auto overeenkomstig
de op de krik aangebrachte gebruiksaanwijzing.
3.
Verwijzing naar geharmoniseerde normen of spe-
cicaties
Algemene aanwijzingen 91
F247 0072 07
ISO 4063, EN ISO 14341-A, DBL 8230.10, DBL
7382.20, DBL 7392.10, DBL 8451.15, MBN
10435,
Technische documentatie van het product is in de
fabriek aanwezig. Gevolmachtigde voor de samen-
stelling van de technische documentatie: Hoofd
van de technische afdeling Brano a.s.
4. Hradec nad
Moravicí 5.
04.07.2022 [Handteke-
ning]
Dipl. Ing.
Michal Kobe-
rský
Plaats Datum Director SBU-
CJ
TIREFIT-set
Alleen voor EU- en EFTA-landen:
Afschri en vertaling van de originele conformi-
teitsverklaring:
EU-conformiteitsverklaring CE
Wij,
Aircom Automotive Sp. z o.o. Sp.k.
ul. Fabryczna 20B
55-080 Pietrzykowice
Poland (1)
verklaren hierbij dat het product
Elektrische luchtpomp (2)
Model: (3)
A0005838505 A0005839205
voldoet aan alle basisvereisten van de onder-
staande richtlijnen (4)
2006/42/EG (EG-machinerichtlijn)
2014/30/EU (EG-EMV-richtlijn)
2000/14/EG & 2005/88/EG (EG-geluidsemis-
sie)
2011/65/EU & 2015/863/EU (RoHS)
Geautoriseerde persoon voor het opstellen van
technische documenten overeenkomstig bijlage
VII A van Richtlijn 2006/42/EG
Aircom Automotive Sp. z o.o. Sp.k.
Dominik Gschwender (5)
ul. Fabryczna 20B
55-080 Pietrzykowice
Polen
Toegepaste geharmoniseerde normen (6)
DIN EN 60204-1:2019-06
DIN EN 60335-1:2020-08
DIN EN 1012-1:2011-02
DIN EN 55012:2010-04
DIN EN 50498:2011-04
EN 50498:2010
DIN EN ISO 12100:2011-03
DIN EN ISO 3744:2011-02
DIN EN ISO 2151:2009-01
DIN EN ISO 4871:2009-11
DIN EN ISO 13732-1:2008-12
Toegepaste overige technische normen en speci-
caties
Geen (7)
Pietrzykowice, 06-07-2021
[Handtekening D. Gschwender]
92 Algemene aanwijzingen
F247 0072 07
Dominik Gschwender, manager
Opmerking: Deze verklaring vervalt wanneer wijzi-
gingen worden aangebracht zonder de toestem-
ming van de fabrikant.
Alleen voor het Verenigd Koninkrijk:
Afschri en vertaling van de originele conformi-
teitsverklaring:
UKCA-conformiteitsverklaring
Wij,
Aircom Automotive Sp. z o.o. Sp.k.
ul. Fabryczna 20B
55-080 Pietrzykowice
Polen
verklaren hierbij dat het productmodel:
Elektrische luchtcompressor
A0005838505 A0005839205
voldoet aan de eisen van de volgende verordenin-
gen:
Supply of Machinery (safety) Regulations 2008
Electromagnetic Compatibility Regulations 2016
Noise Emission in the Environment by Equipment
for use Outdoors Regulations 2001
The Restriction of the Use of Certain Hazardous
Substances in Electrical and Electronic Equipment
Regulations 2012
Ref.-nr. Titels Uitgave/
datum
EN 60204-1 Veiligheid van
machines –
Elektrische
uitrusting van
machines
2019-06
EN 60335-1 Veiligheid van
elektrische
apparaten
voor huishou-
delijk en
soortgelijk
gebruik
2020-08
Ref.-nr. Titels Uitgave/
datum
EN 1012-1 Voertuigen,
boten en door
verbrandings-
motoren aan-
gedreven
apparaten –
Radiostorings-
kenmerken
2011-02
EN 50498 Elektromag-
netische ver-
draagzaam-
heid (EMV) –
Productgroep-
norm voor
elektronische
apparaten die
achteraf in
auto's worden
ingebouwd
2011-04
Algemene aanwijzingen 93
F247 0072 07
Ref.-nr. Titels Uitgave/
datum
EN ISO
12100 Veiligheid van
machines –
Algemene
ontwerpprin-
cipes
2011-03
EN ISO 3744 Akoestiek –
Bepaling van
geluidsvermo-
gen- en
geluidsener-
gieniveaus
van geluids-
bronnen via
geluidsdruk-
metingen
2011-02
EN ISO 2151 Akoestiek –
Geluidsmeet-
norm voor
compressoren
en vacuüm-
pompen
2009-01
Ref.-nr. Titels Uitgave/
datum
EN ISO 4871 Akoestiek –
Opgave en
vericatie van
geluidemissie-
waarden van
machines en
apparaten
(ISO
4871:1996)
2009-11
EN ISO
13732-1 Ergonomie
van de ther-
mische omge-
ving – Beoor-
delingsproce-
dures voor
menselijke
reacties op
contact met
oppervlakken
2008-12
Hierbij verklaar ik dat het bovengenoemde appa-
raat voldoet aan de relevante secties van voor-
noemde richtlijnen en aan de eisen van de veror-
deningen.
Aircom Automotive
Sp. z o.o. Sp.k.
ul. Fabryczna 20B
55-080 Pietrzykowice
Polen
[Handtekening D.
Gschwender]
Datum en plaats
06-07-2021, Pietrzy-
kowice
Dominik Gschwender,
Chief Executive Ocer
Opmerking: Deze verklaring vervalt wanneer tech-
nische of functionele wijzigingen worden aange-
bracht zonder de toestemming van de fabrikant.
Naam en adres van de Britse importeur:
Mercedes-Benz Parts Logistics UK Limited
Delaware Drive
Tongwell
Milton Keynes
MK15 8BA
94 Algemene aanwijzingen
F247 0072 07
Diagnose-interface
De diagnose-interface is een technische interface
in de auto. Deze wordt in een werkplaats gebruikt
voor bijv. reparatie- en onderhoudswerkzaamhe-
den of voor het uitlezen van voertuiggegevens.
Diagnoseapparaten moeten daarom alleen in een
gekwaliceerde servicewerkplaats worden aange-
sloten.
&WAARSCHUWING Gevaar van ongevallen
door apparaten aan de diagnosekoppeling
aan te sluiten
Als u apparaten aan de diagnosekoppeling van
het voertuig aansluit, kan de functie van voer-
tuigsystemen en de bedrijfsveiligheid worden
beïnvloed.
#Om veiligheidredenen wordt aanbevolen
om alleen de door een Mercedes-Benz
Servicesteunpunt goedgekeurde produc-
ten te gebruiken en aan te sluiten.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door voorwerpen in de beenruimte van de
bestuurder
Voorwerpen in de beenruimte van de bestuur-
der kunnen de slag van de pedalen beperken
en een ingedrukt pedaal blokkeren.
Hierdoor wordt de bedrijfs‑ en verkeersveilig-
heid van de auto in gevaar gebracht.
#Alle voorwerpen in de auto veilig opber-
gen, opdat deze niet in de beenruimte
van de bestuurder terecht kunnen
komen.
#De vloermatten altijd stevig en zoals
voorgeschreven aanbrengen, zodat altijd
voldoende vrije ruimte voor de pedalen is
gewaarborgd.
#Geen losse vloermatten gebruiken en
niet meerdere vloermatten op elkaar leg-
gen.
*AANWIJZING Accu-ontlading door het
gebruik van apparaten op de diagnose-
interface
Door het gebruik van de apparaten op de dia-
gnose-interface wordt de accu belast.
#De laadtoestand van de accu controle-
ren.
#Bij een lage laadtoestand de accu opla-
den, bijvoorbeeld door het rijden van een
grotere afstand.
Ook de aanwijzing met betrekking tot de 12V-
accu en het rijden van korte afstanden in het
hoofdstuk "Rijden en parkeren" (/ pagina 262) in
acht nemen.
Algemene aanwijzingen 95
F247 0072 07
Het aansluiten en het gebruik van een ander
apparaat aan de diagnose-interface kan de vol-
gende uitwerkingen hebben:
RFunctiestoringen in voertuigsystemen
RPermanente beschadiging van voertuigcompo-
nenten
De hierop betrekking hebbende garantievoorwaar-
den in acht nemen.
Bovendien kan het aansluiten van apparaten op
de diagnose-interface ertoe leiden dat bijv. . infor-
matie van de uitlaatgasbewaking wordt terugge-
zet. Daardoor bestaat de mogelijkheid, dat de
auto niet meer voldoet aan de eisen van de vol-
gende uitlaatgasanalyse van de Algemene Perio-
dieke Keuring.
Gekwaliceerde werkplaats
Een gekwaliceerde werkplaats beschikt over de
benodigde vakkennis, uitrusting en kwalicatie om
de vereiste werkzaamheden aan de auto uit te
voeren. Dit geldt in het bijzonder voor veiligheids-
relevante werkzaamheden.
De volgende werkzaamheden aan de auto altijd
laten uitvoeren bij een gekwaliceerde werk-
plaats:
RVeiligheidsrelevante werkzaamheden
RService‑ en onderhoudswerkzaamheden
RReparatiewerkzaamheden
RWijzigingen evenals in‑ en ombouwen
RWerkzaamheden aan elektronische onderde-
len
RPlug-in-hybride: Werken aan het hybride aan-
drijfsysteem
RAuto's met 48V-boordnet: Werken aan hoog-
spanningscomponenten van het 48V-boordnet
Mercedes‑Benz adviseert een Mercedes‑Benz ser-
vicewerkplaats.
Registratie van de auto
Het kan voorkomen dat Mercedes-Benz zijn servi-
cewerkplaatsen de instructie gee, aan bepaalde
auto's technische inspecties uit te voeren. Door
de inspectie worden de kwaliteit en de veiligheid
van de auto verbeterd.
Alleen wanneer Mercedes-Benz uw registratiege-
gevens hee, kan Mercedes-Benz u over de tech-
nische controles informeren.
In de volgende gevallen kan het zijn, dat de auto
nog niet onder uw naam is geregistreerd:
RAls de auto bij een niet-geautoriseerde dealer
is aangescha.
96 Algemene aanwijzingen
F247 0072 07
RAls de auto nog niet bij een Mercedes-Benz-
servicewerkplaats is onderzocht.
De auto bij voorkeur bij een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats laten registreren.
Gaarne Mercedes-Benz zo snel mogelijk informe-
ren over een adreswijziging of wisseling van eige-
naar. Dit kunt u bijvoorbeeld doen bij een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
Correct gebruik van de auto
Als waarschuwingsstickers worden verwijderd,
kunt u of kunnen anderen gevaren niet herken-
nen. Waarschuwingsstickers op hun plaats laten.
Bij gebruik van de auto in het bijzonder de vol-
gende informatie in acht nemen:
RDe veiligheidsaanwijzingen in deze handlei-
ding, autospecieke aanvullende handleidin-
gen en aanvullende documentatie
RDe technische gegevens van de auto
RDe verkeersregels en ‑voorschrien van het
land waar u zich bevindt
RDe wegenverkeerswetten en veiligheidsstan-
daards van het land waar u zich bevindt
RDe bepalingen voor radio-apparatuur van het
land waar u zich bevindt
REACH-verordening
Alleen voor EU- en EFTA-landen:
De REACH-verordening (verordening (EG) nr.
1907/2006, artikel 33) omvat een informatie-
plicht voor bijzonder zorgwekkende stoen
(SVHC).
Mercedes‑Benz AG handelt naar beste weten, om
de toepassing en het gebruik van deze SVHC's te
vermijden en de klant in staat te stellen veilig met
deze stoen om te gaan. Na navraag bij leveran-
ciers en interne productinformatie van
Mercedes‑Benz AG zijn SVHC's bekend, die zich
voor meer dan 0,1 gew.-% in afzonderlijke onder-
delen van deze auto bevinden.
Meer informatie is verkrijgbaar onder de volgende
URL's:
Rhttps://reach.mercedes-benz.com/de/
home/
Rhttps://reach.mercedes-benz.com/en/
home/
Informatie voor personen met elektronische
medische hulpmiddelen
Ondanks een zorgvuldige ontwikkeling kan
Mercedes‑Benz AG een onderlinge beïnvloeding
van voertuigsystemen en elektronische medische
hulpmiddelen, bijvoorbeeld pacemakers, niet hele-
maal uitsluiten.
Daarnaast zijn er in de auto componenten gemon-
teerd die onafhankelijk van de bedrijfstoestand
van de auto magnetische velden kunnen produce-
ren die overeen komen met die van een perma-
nente magneet. Deze velden kunnen bijvoorbeeld
aanwezig zijn in de omgeving van het multimedia-
systeem en het sound system of, afhankelijk van
de uitvoering van de auto, ook in de buurt van de
stoelen.
Daarom kunnen in enkele gevallen en afhankelijk
van de gebruikte hulpmiddelen de volgende eec-
ten optreden:
RStoringen van de hulpmiddelen
Algemene aanwijzingen 97
F247 0072 07
RGezondheidsschade
De instructies en waarschuwingen van de fabri-
kant van de hulpmiddelen in acht nemen en in
geval van twijfel contact opnemen met de fabri-
kant en/of uw arts. In het geval van aanhoudende
onzekerheid over mogelijke defecten van de hulp-
middelen, adviseert Mercedes‑Benz AG zo weinig
mogelijk elektrische voertuigsystemen te gebrui-
ken en/of een overeenkomstige afstand tot de
componenten te houden.
Plug-in-hybride-technologie
Bij het opladen van de hoogspanningsaccu ten
minste één armlengte afstand aanhouden tussen
het medische hulpmiddel en de volgende compo-
nenten:
RStroomvoorziening
Hiertoe behoren bijvoorbeeld laadstations in
de vorm van een wallbox of een openbare
laadpaal.
RSpanningsvoerende voertuigcomponenten
Hiertoe behoren bijvoorbeeld de laadkabel en
de laadregeleenheid.
Reparaties en onderhoudswerkzaamheden in de
buurt van de volgende componenten alleen door
een gekwaliceerde werkplaats laten uitvoeren:
RSpanningsvoerende voertuigcomponenten
RZendantennes
RHet multimediasysteem of het sound system
Bij vragen of opmerkingen kunt u contact opne-
men met een gekwaliceerde werkplaats.
Aansprakelijkheid voor gebreken
*AANWIJZING Schade aan de auto door
schending van de aanwijzingen in deze
handleiding
Door schending van de aanwijzingen in deze
handleiding kan schade aan uw auto ontstaan.
Dergelijke schade wordt noch door de
Mercedes-Benz aansprakelijkheid voor gebre-
ken noch door de garantie op nieuwe ‑of
gebruikte auto's gedekt.
#De aanwijzingen in deze gebruikshandlei-
ding over het voorgeschreven gebruik
van uw auto en mogelijke voertuigschade
in acht nemen.
QR-codes voor reddingskaart
In de tankdopklep en aan de tegenovergestelde
zijde op de B-stijl zijn QR-codes aangebracht. Bij
een ongeval kunnen reddingsdiensten met behulp
van de QR-codes snel de overeenkomstige red-
dingskaart voor de auto bepalen. Op de actuele
reddingskaart staat beknopt de belangrijkste
informatie over het voertuig, bijvoorbeeld de lig-
ging van de elektrische bedrading.
U vindt meer informatie onder: https://
www.mercedes-benz.de/qr-code
Gegevensopslag
Gegevensverwerking in de auto
Elektronische regeleenheden
In uw auto zijn elektronische regeleenheden
gemonteerd. Regeleenheden verwerken gegevens
die ze bijvoorbeeld ontvangen van voertuigsenso-
ren, zelf genereren of onderling uitwisselen. Som-
98 Algemene aanwijzingen
F247 0072 07
mige regeleenheden zijn noodzakelijk voor het vei-
lig functioneren van de auto, andere ondersteu-
nen u bij het rijden, zoals bestuurdersassistentie-
systemen, en weer andere maken comfort- of
infotainmentfuncties mogelijk.
Hieronder vindt u algemene informatie over de
gegevensverwerking in de auto. Aanvullende infor-
matie over welke specieke gegevens met welk
doel in uw auto worden verzameld, opgeslagen en
aan derden worden verzonden, kunt u in direct
verband met de aanwijzingen omtrent de betref-
fende functiekenmerken vinden in de diverse
handleidingen. Deze zijn ook online en afhankelijk
van de uitrusting digitaal in de auto beschikbaar.
Persoonsverband
Elke auto is voorzien van een uniek voertuigidenti-
catienummer. Afhankelijk van het land kan via dit
voertuigidenticatienummer, bijvoorbeeld door de
autoriteiten, ook de identiteit van de eigenaar wor-
den bepaald. Er zijn ook andere manieren om uit
de auto verzamelde gegevens te herleiden naar de
eigenaar of bestuurder, bijvoorbeeld via het kente-
ken van de auto.
De door regeleenheden gegenereerde of ver-
werkte gegevens kunnen daarom persoonsgerela-
teerd zijn of onder bepaalde voorwaarden per-
soonsgerelateerd worden. Afhankelijk van de
beschikbare voertuiggegevens kunnen eventueel
conclusies worden getrokken over bijvoorbeeld
uw rijgedrag, uw locatie, uw route of het gebruiks-
gedrag.
Wettelijke vereisten voor de openbaarmaking van
gegevens
In het kader van wettelijke voorschrien zijn fabri-
kanten in de regel verplicht om op verzoek van
overheidsinstanties binnen gepaste grenzen door
de fabrikant opgeslagen gegevens in individuele
gevallen vrij te geven. Dit kan bijvoorbeeld het
geval zijn bij het onderzoeken van een strafbaar
feit.
Krachtens de toepasselijke wetgeving zijn over-
heidsinstanties ook bevoegd om in individuele
gevallen zelf gegevens van auto's uit te lezen. Zo
kan bijvoorbeeld uit de regeleenheid van de airbag
na een ongeval informatie worden uitgelezen, die
meer opheldering over het ongeval kan geven.
Bedrijfsgegevens in de auto
Regeleenheden verwerken gegevens voor een
juiste werking van de auto.
Daartoe behoren bijvoorbeeld de volgende gege-
vens:
RInformatie over de voertuigstatus, bijvoorbeeld
snelheid, langsversnelling, dwarsversnelling,
wieltoerental, weergave van gesloten veilig-
heidsgordels
ROmgevingsomstandigheden, bijvoorbeeld tem-
peratuur, regensensor, afstandssensor
In de regel zijn deze gegevens tijdelijk, blijven ze
niet buiten hun verwerkingsduur bewaard en wor-
den ze alleen in de auto zelf verwerkt. Regeleen-
heden zoals de voertuigsleutel zijn vaak voorzien
van gegevensgeheugens. Deze worden gebruikt
om tijdelijk of permanent informatie te kunnen
documenteren over de toestand van de auto, de
belasting van componenten, de onderhoudsbe-
hoee of technische storingen en fouten.
Algemene aanwijzingen 99
F247 0072 07
Afhankelijk van de technische uitrusting worden
de volgende gegevens opgeslagen:
RBedrijfstoestanden van systeemcomponenten,
bijvoorbeeld niveaus, bandenspanning, accu-
status
RStoringen en defecten in belangrijke systeem-
componenten, bijvoorbeeld verlichting, rem-
men
RReacties van de systemen in specieke rijsi-
tuaties, bijvoorbeeld activeren van een airbag,
ingrepen van de stabiliteitsregelsystemen
RInformatie over storingen die de auto kunnen
beschadigen
In speciale gevallen kan het nodig zijn om gege-
vens op te slaan die normaliter slechts tijdelijk
zijn. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer
de auto een functiestoring hee herkend.
Wanneer u services laat uitvoeren, bijvoorbeeld
reparatie- of onderhoudswerkzaamheden, kunnen
– indien noodzakelijk – de opgeslagen bedrijfsge-
gevens samen met het voertuigidenticatienum-
mer worden uitgelezen en gebruikt. Het uitlezen
kan worden gedaan door medewerkers van het
servicenetwerk, bijvoorbeeld garages, fabrikanten
of door derden, bijvoorbeeld pechdiensten. Het-
zelfde geldt voor garantiegevallen en kwaliteits-
waarborgingsmaatregelen.
Het uitlezen vindt in de regel plaats via de wette-
lijk voorgeschreven aansluiting voor de diagnose-
interface in de auto. De uitgelezen bedrijfsgege-
vens documenteren de technische toestand van
de auto of van afzonderlijke componenten, helpen
bij de storingsdiagnose, de naleving van garantie-
verplichtingen en bij de kwaliteitsverbetering.
Deze gegevens, in het bijzonder informatie over
de belasting van componenten, technische storin-
gen, foutieve bedieningen en andere fouten, wor-
den indien nodig samen met het voertuigidenti-
catienummer aan de fabrikant doorgegeven. Daar-
naast is de fabrikant verantwoordelijk voor de pro-
ductaansprakelijkheid. Ook hiervoor gebruikt de
fabrikant bedrijfsgegevens uit auto's, bijvoorbeeld
voor terugroepacties. Deze gegevens kunnen ook
worden gebruikt om aanspraken van de klant op
garantie en coulance te controleren.
De storingsgeheugens in de auto kunnen in het
kader van reparatie- of onderhoudswerkzaamhe-
den of op uw verzoek door een servicewerkplaats
worden gereset.
Comfort- en infotainmentfuncties
U kunt comfortinstellingen en individualiseringen
in uw auto opslaan en altijd wijzigen of resetten.
Daartoe behoren, afhankelijk van de betreende
uitrusting, bijvoorbeeld de volgende instellingen:
RZitposities en stuurwielpositie
ROnderstelafstellingen en klimaatregelingsin-
stellingen
RIndividualiseringen, bijvoorbeeld interieurver-
lichting
U kunt in het kader van de geselecteerde uitrus-
ting zelf gegevens invoeren in de infotainment-
functies van de auto.
Daartoe behoren, afhankelijk van de betreende
uitrusting, bijvoorbeeld de volgende gegevens:
RMultimedia-gegevens, bijvoorbeeld muziek,
lms of foto's voor de weergave in een geïnte-
greerd multimediasysteem
100 Algemene aanwijzingen
F247 0072 07
RAdresboekgegevens om te gebruiken in combi-
natie met een geïntegreerde handsfree-instal-
latie of een geïntegreerd navigatiesysteem
RIngevoerde navigatiebestemmingen
RGegevens over het gebruik van internetdien-
sten
Deze gegevens voor comfort- en infotainment-
functies kunnen lokaal in de auto worden opgesla-
gen, of ze bevinden zich op een apparaat dat u
met de auto hee verbonden, bijvoorbeeld smart-
phone, usb-stick of mp3-speler. Gegevens die u
zelf hebt ingevoerd kunt u op elk gewenst
moment verwijderen.
Het verzenden van deze gegevens vanuit de auto
gebeurt alleen op uw verzoek. Dit geldt met name
bij het gebruik van onlineservices in overeenstem-
ming met de door u geselecteerde instellingen.
Smartphone integratie (bijvoorbeeld Android Auto
of Apple CarPlay®)
Wanneer uw auto overeenkomstig is uitgerust,
kunt u uw smartphone of een ander mobiel appa-
raat met de auto verbinden. U kunt deze vervol-
gens aansturen met behulp van de in de auto
geïntegreerde bedieningselementen. Daarbij kun-
nen beeld en geluid van de smartphones via het
multimediasysteem worden weergegeven. Tegelij-
kertijd wordt bepaalde informatie doorgegeven
aan uw smartphone. Daartoe behoren afhankelijk
van de soort integratie bijvoorbeeld positiegege-
vens, dag-/nachtmodus en verdere algemene sta-
tussen van de auto. Raadpleeg hiervoor de hand-
leiding van de auto en het infotainmentsysteem.
De integratie maakt het gebruik van geselec-
teerde smartphone-apps, bijvoorbeeld navigatie of
muziekweergave, mogelijk. Verdere interactie tus-
sen smartphone en auto, in het bijzonder actieve
toegang tot de voertuiggegevens, vindt niet plaats.
De manier waarop de gegevens verder worden
verwerkt, wordt bepaald door de aanbieder van de
betreende app. Of en welke instellingen u daarbij
kunt kiezen, is afhankelijk van de betreende app
en van het besturingssysteem van uw smart-
phone.
Online-diensten
Mobiele-gegevensverbinding
Wanneer uw auto beschikt over een mobiele-
gegevensverbinding, maakt dit het uitwisselen van
gegevens tussen uw auto en verdere systemen
mogelijk. De mobiele-gegevensverbinding wordt
mogelijk gemaakt door een zend- en ontvangstap-
paraat van de auto of via een door u geïnstalleerd
mobiel apparaat, bijvoorbeeld een smartphone.
Via deze mobiele-gegevensverbinding kunnen
online-functies worden gebruikt. Daartoe behoren
onlinediensten en applicaties/apps, die door de
fabrikant of door andere bedrijven worden aange-
boden.
Diensten van de fabrikant
Bij onlinediensten van de fabrikant worden de
betreende functies op een geschikte plek, zoals
in de handleiding of op de website van de fabri-
kant, door de fabrikant beschreven en wordt de
daarmee verbonden informatie over de gegevens-
bescherming gegeven. Om de onlinediensten
mogelijk te maken, kunnen persoonlijke gegevens
worden gebruikt. De bijbehorende gegevensuit-
wisseling vindt plaats via een beveiligde verbin-
Algemene aanwijzingen 101
F247 0072 07
ding, bijvoorbeeld met de daarvoor voorziene IT-
systemen van de fabrikant. Het verrichten van ser-
vices buiten het verzamelen, verwerken en gebrui-
ken van persoonsgegevens vindt uitsluitend plaats
op basis van een wettelijke licentie. Dit is bijvoor-
beeld het geval bij een wettelijk voorgeschreven
noodoproepsysteem, een contractuele overeen-
komst of op basis van toestemming.
U kunt de gedeeltelijk betaalde services en func-
ties laten activeren of deactiveren. Een uitzonde-
ring hierop vormen wettelijk voorgeschreven func-
ties en services, bijvoorbeeld het noodoproepsys-
teem.
Diensten van derden
Wanneer u onlineservices van andere aanbieders
(derden) gebruikt, zijn deze services onderworpen
aan de verantwoordelijkheid en de algemene- en
gebruiksvoorwaarden van de betreende aanbie-
der. De fabrikant hee vaak geen invloed op de
inhoud die hierbij wordt uitgewisseld.
Win daarom informatie in bij de betreende aan-
bieder over het soort, de omvang en het doel van
het verzamelen en het gebruiken van persoonsge-
gevens in het kader van services door derden.
Gegevensbeschermingsrechten
Afhankelijk van het land, de uitrusting en functio-
naliteit van uw auto evenals van de gebruikte dien-
sten en serviceaanbiedingen kunt u aanspraak
maken op verschillende gegevensbeschermings-
rechten. Meer informatie over gegevensbescher-
ming en uw gegevensbeschermingsrechten kunt u
vinden op de website van de fabrikant of verkrij-
gen als onderdeel van de betreende diensten en
serviceaanbiedingen. Daar vindt u ook de contact-
gegevens van de fabrikant en zijn functionaris
voor gegevensbescherming.
Gegevens die alleen lokaal in de auto zijn opgesla-
gen kunt u met deskundige ondersteuning, bij-
voorbeeld in een werkplaats, eventueel tegen ver-
goeding laten uitlezen.
Auteursrecht
Meer informatie over de licenties van de gebruikte
freeware en open source soware in uw auto
vindt u op de gegevensdrager in uw map met
voertuigdocumentatie en bijgewerkt op internet
onder:
https://www.mercedes-benz.com/opensource
102 Algemene aanwijzingen
F247 0072 07
Het belangrijkste in het kort
Basisinformatie
In het bijzonder ervoor zorgen dat aan de vol-
gende voorwaarden is voldaan, opdat de compo-
nenten van het veiligheidssysteem hun bescher-
mende werking kunnen ontplooien:
RCorrect zitten (/ pagina 104).
RDe veiligheidsgordel correct omgespen
(/ pagina 105).
-Functie van het waarschuwingslampje vei-
ligheidsgordel ü (/ pagina 107).
-Functie van de statusindicatie veiligheids-
gordel achterin (/ pagina 107).
RHet waarschuwingslampje veiligheidssysteem
6 is na de zelfdiagnose gedoofd
(/ pagina 106).
RDe controlelampjes PASSENGER AIR BAG
geven de correcte status van de passagiersair-
bag weer (/ pagina 108).
Voor een duidelijk begrip
Het hoofdstuk "Veiligheid voor inzittenden" bevat
informatie over uitrusting, functies en gedragswij-
zen, die direct bijdragen aan de veiligheid van de
inzittenden.
De informatie is als volgt ingedeeld:
RHet belangrijkste in het kort: In dit hoofdstuk
krijgt u een overzicht van het samenwerken
van het veiligheidssysteem en het correcte
gedrag van alle inzittenden.
RSpecieke informatie: IN de verdere gedeeltes
in het hoofdstuk "Veiligheid voor inzittenden"
vindt u specieke informatie over de uitrusting
en de functies van het veiligheidssysteem.
RTrefwoordenregister: Bepaalde onderwerpen
in deze handleiding kunt u ook vinden via het
trefwoordenregister.
In het hoofdstuk "Veiligheid voor inzittenden" is
geen informatie opgenomen over o.a. de volgende
onderwerpen:
RKinderen in de auto (/ pagina 120)
RRijsystemen en rijveiligheidssystemen
(/ pagina 323)
ROpbergmogelijkheden (/ pagina 194)
Koppen duidelijk indelen
In deze handleiding worden de volgende koppen
gebruikt:
RVeiligheid voor inzittenden: Omvat de compo-
nenten en de systeemfuncties, die helpen de
belasting en de gevolgen van een ongeval voor
de inzittenden zo gering mogelijk te houden.
RVeiligheidssysteem: Omvat alle componenten,
die samen met de structuur van de auto
ervoor zorgen, mogelijk contact van de inzit-
tenden met delen van het interieur te vermij-
den. Bijvoorbeeld de veiligheidsgordels en de
airbags zijn componenten van het veiligheids-
systeem.
RKinderzitjesbevestigingssysteem: Alle informa-
tie vindt u in het hoofdstuk "Kinderen in de
auto" (/ pagina 120).
Consequent zijn
Een correcte zithouding en een correct omge-
gespte veiligheidsgordel zijn een doorslaggevende
factor ervoor dat de componenten van het veilig-
Veiligheid voor inzittenden – Het belangrijkste in het kort 103
F247 0072 07
heidssysteem hun beschermende werking kunnen
ontplooien.
Besef dat nalatigheid bij de zithouding en het
omgespen van de veiligheidsgordel ernstige gevol-
gen kan hebben. Wees consequent en controleer
voor elke rit dat alle inzittenden correct zitten en
de gordel correct hebben omgegespt
(/ pagina 104).
Informatie over de correcte zitpositie
De onderdelen van het veiligheidssysteem bieden
hun beschermingspotentieel in combinatie met de
correcte zitpositie.
De zitpositie beïnvloedt zowel het beschermings-
potentieel van de veiligheidsgordel als het extra
beschermingspotentieel van de airbag.
De correcte zitpositie met een zo rechtop moge-
lijke zithouding en de correct omgegespte veilig-
heidsgordel reduceren bovendien de risico's van
de ontplooiende airbag.
Bij de keuze van de zitplaats de beschikbare
ruimte in acht nemen. Bij een correcte zithouding,
zo rechtop mogelijk, mag het hoofd het dak niet
raken.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
verkeerde zitpositie
Wanneer wordt afgeweken van de correcte zit-
positie, kan de airbag niet meer zoals bedoeld
beschermen.
Elke inzittende moet de volgende punten in
acht nemen.
#De correcte zitpositie innemen.
#De veiligheidsgordel correct omgespen.
In het bijzonder erop letten, dat bij zwan-
gere vrouwen de heupgordel nooit over
buik of onderlichaam loopt.
#De volgende aanwijzingen in acht
nemen.
Om ervoor te zorgen dat het veiligheidssysteem
zijn beschermingspotentieel kan behalen, de vol-
gende aanwijzingen in acht nemen:
RVoor het wegrijden de stoelen correct instellen
(/ pagina 174).
Daarbij ervoor zorgen dat de veiligheidsgordel
correct kan worden omgegespt. De schouder-
gordelband moet vanaf de gordeldoorvoerope-
ning naar voren over het midden van de
schouder verlopen.
RAfstand houden tot de airbags, in het bijzon-
der tot de frontairbags. Rekening houdend met
de correct omgegespte veiligheidsgordel, de
bestuurders- en passagiersstoel zo ver moge-
lijk naar achteren zetten.
RWanneer personen op de zitplaatsen achterin
zitten, moeten de inzittenden een evenwichtig
afstand aanhouden tot de delen van het interi-
eur voor hen.
REr mogen zich geen andere personen, dieren
of voorwerpen tussen de inzittenden en de
verschillende airbags bevinden.
RAls bestuurder de informatie over de correcte
stand van de bestuurdersstoel in acht nemen
(/ pagina 174).
Het stuurwiel alleen aan de stuurwielrand
vasthouden. Op deze wijze kan de bestuur-
dersairbag ongehinderd worden opgeblazen.
104 Veiligheid voor inzittenden – Het belangrijkste in het kort
F247 0072 07
REen correcte zithouding, zo rechtop mogelijk,
met het zitvlak zo ver mogelijk naar achteren
in de spleet tussen de zitting en de rugleuning.
Daardoor ligt de rug zo vlak en stevig als
mogelijk tegen de rugleuning aan.
RTijdens het rijden niet naar voren buigen en
niet tegen het portier of de zijruit leunen.
Anders bevindt u zich in het ontplooiingsge-
bied van de airbags.
RIndien mogelijk zo zitten dat de voeten op de
vloer staan. Uw bovenbenen worden licht
ondersteund door de zitting.
De voeten bijvoorbeeld niet op de cockpit leg-
gen. Anders bevinden uw voeten zich in het
ontplooiingsgebied van de airbag.
RDe veiligheidsgordel correct omgespen
(/ pagina 105).
Aanwijzingen met betrekking tot het correct dra-
gen van de veiligheidsgordel
De veiligheidsgordel voor aanvang van de rit altijd
correct omgespen. Alleen een correct omge-
gespte veiligheidsgordel kan adequaat bescher-
mingspotentieel bieden.
&WAARSCHUWING Letsel‑ of levensgevaar
bij verkeerd omgegespte veiligheidsgordel
Wanneer de veiligheidsgordel verkeerd is
omgegespt, kan deze niet meer zoals bedoeld
beschermen.
Bovendien kan een verkeerd omgegespte vei-
ligheidsgordel bijvoorbeeld bij een ongeval,
remmanoeuvres of abrupte richtingswijzigin-
gen verwondingen veroorzaken.
#Altijd ervoor zorgen dat alle inzittenden
de veiligheidsgordel correct hebben
omgegespt en een juiste zithouding heb-
ben.
&WAARSCHUWING Letsel‑ of levensgevaar
zonder aanvullend veiligheidssysteem voor
kleine personen
Personen kleiner dan 1,50 m kunnen de veilig-
heidsgordel niet zonder geschikte aanvullende
veiligheidssystemen correct omgespen.
#Personen kleiner dan 1,50 m altijd in
speciaal voor hen geschikte aanvullende
veiligheidssystemen beveiligen.
De informatie over de correcte zitpositie en zit-
houding in acht nemen (/ pagina 104).
Elke inzittende moet met name de volgende aan-
wijzingen in acht nemen:
RDe veiligheidsgordel moet niet verdraaid zijn.
RDe schoudergordelband moet vanaf de gordel-
doorvoeropening naar voren over het midden
van de schouder verlopen.
RDe schoudergordelband mag niet de hals
raken en ook niet onder de arm of achter de
rug worden doorgevoerd.
RDe heupgordel moet zo dicht mogelijk tegen
de heup aan lopen.
Daartoe de heupgordel indien mogelijk omlaag
tegen de heup aan drukken en met de schou-
dergordelband straktrekken. De heupgordel
mag nooit over buik of onderlichaam lopen.
Ook zwangere vrouwen moeten daarop letten.
Veiligheid voor inzittenden – Het belangrijkste in het kort 105
F247 0072 07
RDe schoudergordelband en de heupgordel
moeten na het strak trekken nauw tegen het
lichaam aan liggen.
RDikke kleding vermijden, bijvoorbeeld een win-
terjas.
RDe veiligheidsgordel mag nooit over scherpe,
spitse, schurende of breekbare voorwerpen
lopen.
RDe veiligheidsgordel altijd slechts voor één
persoon gebruiken.
RNooit voorwerpen samen met een persoon
vastgespen.
Eveneens controleren dat zich nooit voorwer-
pen tussen een persoon en de zitting bevin-
den, zoals een kussen.
Wanneer een kind in de auto meerijdt, ook de
informatie in het hoofdstuk "Kinderen in de auto"
in acht nemen (/ pagina 120).
Voor het beveiligen van voorwerpen, bagage of
lading de aanwijzingen met betrekking tot het
beladen van de auto in acht nemen
(/ pagina 194).
Veiligheidsgordel omgespen
Wanneer de veiligheidsgordel snel of met een ruk
naar buiten wordt getrokken, blokkeert de gorde-
loprolautomaat. De gordelband kan niet verder
worden afgerold.
#De gordelslottong 2 van de veiligheidsgordel
altijd in het bij de zitplaats behorende gordel-
slot 1 vergrendelen.
*AANWIJZING Activeren van bestanddelen
van het veiligheidssysteem door vergren-
delde veiligheidsgordel bij onbezette pas-
sagiersstoel
Als bij een onbezette passagiersstoel de gor-
delslottong van de veiligheidsgordel in het gor-
delslot vergrendeld is, kunnen bestanddelen
van het veiligheidssysteem aan passagiers-
zijde bij een ongeval onnodig worden geacti-
veerd, bijvoorbeeld de gordelspanner.
#De veiligheidsgordel alleen gebruiken
zoals bedoeld.
Functie van het waarschuwingslampje veiligheids-
systeem
Bij ingeschakelde auto gaat het waarschuwings-
lampje veiligheidssysteem 6 tijdens de zelf-
diagnose branden. Deze doo uiterlijk enkele
seconden na het starten van de auto. De onder-
delen van het veiligheidssysteem zijn dan gereed
voor gebruik.
106 Veiligheid voor inzittenden – Het belangrijkste in het kort
F247 0072 07
In de volgende gevallen is een storing van het vei-
ligheidssysteem aanwezig:
RBij ingeschakelde auto gaat het waarschu-
wingslampje veiligheidssysteem 6 niet
branden of het brandt continu.
RTijdens het rijden gaat het waarschuwings-
lampje veiligheidssysteem 6 continu of
herhaaldelijk branden.
Wanneer er componenten van het veiligheidssys-
teem zijn geactiveerd, brandt het waarschuwings-
lampje veiligheidssysteem 6 continu.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
storingen in de werking van het veilig-
heidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kun-
nen onbedoeld worden geactiveerd of bij een
ongeval niet zoals bedoeld worden geacti-
veerd.
#Het veiligheidssysteem direct laten con-
troleren en repareren bij een gekwali-
ceerde werkplaats.
Plug-in-hybride: Wanneer het veiligheidssysteem
een storing vertoont, kan de automatische hoog-
spanningsnooduitschakeling buiten werking zijn.
&GEVAAR Levensgevaar door storingen van
de automatische hoogspanningsnooduit-
schakeling
Bij een ongeval kan het hoogspanningsboord-
net mogelijk niet zoals bedoeld worden uitge-
schakeld.
Als beschadigde onderdelen van het hoog-
spanningsboordnet worden aangeraakt, kunt u
een stroomstoot krijgen.
#De automatische hoogspanningsnooduit-
schakeling direct bij een gekwaliceerde
werkplaats laten controleren en repare-
ren.
#Na een ongeval direct de auto uitschake-
len.
Mercedes-Benz adviseert om de auto naar een
gekwaliceerde werkplaats te laten slepen.
Functie van het waarschuwingslampje veiligheids-
gordel
Het waarschuwingslampje veiligheidsgordel ü
in het instrumentendisplay maakt u erop attent
dat alle inzittenden de veiligheidsgordel correct
moeten omgespen.
Bovendien kan een waarschuwingssignaal klinken.
De gordelwaarschuwing stopt zodra de bestuurder
en passagier de veiligheidsgordel hebben omge-
gespt.
Functie van de statusindicatie veiligheidsgordel
achterin
De statusindicatie veiligheidsgordel achterin is
alleen in bepaalde landen beschikbaar.
Veiligheid voor inzittenden – Het belangrijkste in het kort 107
F247 0072 07
Wanneer de auto is ingeschakeld gee de status-
indicatie veiligheidsgordel achterin gedurende een
bepaalde tijd aan, welke veiligheidsgordel achterin
niet is omgegespt.
De status van de veiligheidsgordel achterin is te
herkennen aan de kleur van het symbool op het
bestuurdersdisplay:
RGrijs: Er is geen gordelslottong van een veilig-
heidsgordel achterin in het bij de zitplaats
behorende gordelslot vergrendeld.
RGroen: De gordelslottong van een veiligheids-
gordel achterin is in het bij de zitplaats beho-
rende gordelslot vergrendeld.
Elke inzittende moet de veiligheidsgordel voor
aanvang van de rit altijd correct omgespen.
RRood: Een inzittende achterin hee het gordel-
slot via de ontgrendelingsknop ontgrendeld en
hee dus de veiligheidsgordel mogelijk niet
correct om.
Indien een inzittende achterin de veiligheidsgordel
losmaakt, wordt de statusindicatie veiligheidsgor-
del achterin opnieuw weergegeven.
Bovendien kan een waarschuwingssignaal klinken.
Functie van de controlelampjes PASSENGER AIR
BAG (passagiersairbag)
Auto's zonder automatische uitschakeling van de
passagiersairbag hebben aan passagierszijde een
speciale sticker op de zijkant van de cockpit
(/ pagina 128).
De controlelampjes PASSENGER AIR BAG geven
de status van de passagiersairbag weer.
108 Veiligheid voor inzittenden – Het belangrijkste in het kort
F247 0072 07
Wanneer de passagiersstoel bezet is of wanneer
een kinderzitjesbevestigingssysteem op de passa-
giersstoel is gemonteerd, moet vóór en ook tij-
dens het rijden de, van de situatie afhankelijke,
correcte status van de passagiersairbag worden
gewaarborgd.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door voorwerpen onder de
bijrijdersstoel
Ingeklemde voorwerpen onder de bijrijders-
stoel kunnen de automatische uitschakeling
van de bijrijdersairbag verstoren of het sys-
teem beschadigen.
#Geen voorwerpen onder de bijrijders-
stoel opbergen.
#Bij een bezette bijrijdersstoel ervoor zor-
gen dat er geen voorwerpen onder de
bijrijdersstoel zijn ingeklemd.
Zelfdiagnose: Bij ingeschakelde auto gaan beide
controlelampjes PASSENGER AIR BAG ON en OFF
gedurende enkele seconden gelijktijdig branden.
Na de zelfdiagnose kan de status van de passa-
giersairbag als volgt worden herkend:
RPassagiersairbag uitgeschakeld: PASSENGER
AIR BAG OFF brandt permanent.
De passagiersairbag wordt bij een ongeval niet
geactiveerd. Wanneer PASSENGER AIR BAG
OFF brandt, mag de passagiersstoel niet door
personen worden gebruikt.
Wanneer een naar achteren gericht kinderzit-
jesbevestigingssysteem op de passagiersstoel
gemonteerd is, moet PASSENGER AIR BAG
OFF permanent branden.
RPassagiersairbag ingeschakeld: PASSENGER
AIR BAG ON brandt maximaal 60 seconden of
beide controlelampjes PASSENGER AIR BAG
ON en OFF branden niet.
De passagiersairbag kan tijdens een ongeval
geactiveerd worden. In deze status van de
passagiersairbag mag geen naar achteren
gericht kinderzitjesbevestigingssysteem op de
passagiersstoel gemonteerd zijn.
%Wanneer een kind in de auto meerijdt, ook de
informatie in het hoofdstuk "Kinderen in de
auto" in acht nemen (/ pagina 120).
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar bij uitgeschakelde passa-
giersairbag
Als het controlelampje PASSENGER AIR BAG
OFF brandt, is de passagiersairbag uitgescha-
keld .
Een persoon op de passagiersstoel kan dan
bijvoorbeeldmet delen van het interieur in aan-
raking komen, in het bijzonder als hij dicht op
het dashboard zit.
Bij bezette passagiersstoel altijd ervoor zorgen
dat:
RDe classicatie van de persoon op de pas-
sagiersstoel correct is en dat de passa-
giersairbag overeenkomstig de persoon op
de passagiersstoel in- of uitgeschakeld is.
RDe passagiersstoel zo ver mogelijk naar
achteren gezet is.
Veiligheid voor inzittenden – Het belangrijkste in het kort 109
F247 0072 07
RDe persoon correct zit.
#Voor en ook tijdens het rijden de cor-
recte status van de passagiersairbag
controleren.
Storing van de automatische uitschakeling van de
passagiersairbag
Het controlelampje PASSENGER AIR BAG OFF en
het waarschuwingslampje veiligheidssysteem
6 branden tegelijkertijd.
In dit geval mag niemand de passagiersstoel
gebruiken en mag geen kinderzitjesbevestigings-
systeem op de passagiersstoel worden gemon-
teerd.
De automatische uitschakeling van de passagiers-
airbag direct bij een gekwaliceerde werkplaats
laten controleren en repareren.
Passagiersairbag uit- of inschakelen
De automatische uitschakeling van de passagiers-
airbag kan de passagiersairbag afhankelijk van de
situatie in- of uitschakelen.
Dit vindt automatisch plaats door middel van een
classicatie van de persoon of van het kinderzit-
jesbevestigingssysteem op de passagiersstoel.
De passagiersairbag kan niet handmatig worden
uit- of ingeschakeld.
Informatie over het kinderzitjesbevestigingssys-
teem
Bij de montage van een kinderzitjesbevestigings-
systeem de aanwijzingen onder "Kinderen in de
auto" in acht nemen (/ pagina 120).
Aanwijzingen met betrekking tot het kinderzitjes-
bevestigingssysteem op de passagiersstoel
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar bij ingeschakelde bijrijders-
airbag
Als de bijrijdersairbag is ingeschakeld, kan een
kind op de bijrijdersstoel bij een ongeval door
de bijrijdersairbag worden geraakt.
#NOOIT een naar achteren gericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem op een stoel
met INGESCHAKELDE FRONTAIRBAG
gebruiken, want dat kan voor het kind
DODELIJKE of ERNSTIGE VERWONDIN-
GEN tot gevolg hebben.
In het bijzonder ook de aanwijzingen met betrek-
king tot naar achteren of naar voren gerichte kin-
derzitjesbevestigingssystemen op de passagiers-
stoel in acht nemen (/ pagina 125).
Informatie over de automatische werking van
het veiligheidssysteem
Functie van de automatische uitschakeling van de
passagiersairbag
Een persoon op de passagiersstoel moet de vol-
gende aanwijzingen in acht nemen:
RCorrect zitten (/ pagina 104).
RDe veiligheidsgordel correct omgespen
(/ pagina 105).
De automatische uitschakeling van de passagiers-
airbag kan de passagiersairbag afhankelijk van de
situatie in- of uitschakelen.
110 Veiligheid voor inzittenden – Informatie over de automatische werking van het veiligheidssysteem
F247 0072 07
Beslist de volgende informatie in acht nemen:
RStatus van de passagiersairbag, zie "Functie
van de controlelampjes PASSENGER AIR BAG"
(/ pagina 108).
RBij de montage van een kinderzitjesbevesti-
gingssysteem op de passagiersstoel de voer-
tuigspecieke aanwijzingen in acht nemen
(/ pagina 125).
Status van de passagiersairbag afhankelijk van het
postuur van de persoon:
RPassagiersairbag uitgeschakeld: PASSENGER
AIR BAG OFF brandt permanent.
De passagiersairbag wordt bij een ongeval niet
geactiveerd. Wanneer PASSENGER AIR BAG
OFF brandt, mag de passagiersstoel niet door
personen worden gebruikt.
RPassagiersairbag ingeschakeld: PASSENGER
AIR BAG ON brandt maximaal 60 seconden of
beide controlelampjes PASSENGER AIR BAG
ON en OFF branden niet.
De passagiersairbag kan tijdens een ongeval
geactiveerd worden. De informatie over de
correcte zitpositie in acht nemen
(/ pagina 104).
Auto's met zitplaatsen achterin: Een persoon
met een klein postuur moet een zitplaats ach-
terin gebruiken.
Systeemgrenzen
De passagiersairbag kan in bijvoorbeeld de vol-
gende situaties abusievelijk worden uitgeschakeld:
RDe passagier verplaatst zijn gewicht door op
de armsteun in de auto te steunen.
RDe passagier zit zodanig dat hij het zitvlak ont-
last.
*AANWIJZING Activeren van bestanddelen
van het veiligheidssysteem bij een onbe-
zette passagiersstoel
Bij een ongeval kunnen aan passagierszijde de
bestanddelen van het veiligheidssysteem
onnodig worden geactiveerd:
ROp de passagiersstoel zijn zware voorwer-
pen geplaatst.
RDe gordelslottong van de veiligheidsgordel
is bij onbezette passagiersstoel in het gor-
delslot vergrendeld.
#Voorwerpen op een geschikte plaats
opbergen.
Veiligheid voor inzittenden – Informatie over de automatische werking van het veiligheidssysteem 111
F247 0072 07
#De veiligheidsgordel altijd slechts voor
één persoon gebruiken.
Afhankelijk van de herkende ongevalssituatie kan
de windowbag aan passagierszijde worden geacti-
veerd. Het activeren is onafhankelijk van of de
passagiersstoel wel of niet bezet is.
Functie van PRE-SAFE® (preventieve inzittenden-
bescherming)
De PRE-SAFE® kan bepaalde kritieke rijsituaties
herkennen en preventieve maatregelen ter
bescherming van de inzittenden nemen.
De volgende maatregelen kunnen door de PRE-
SAFE® onafhankelijk van elkaar worden genomen:
RVeiligheidsgordels van de bestuurdersstoel en
passagiersstoel voorspannen.
RZijruiten sluiten.
RAuto's met schuifdak: Het schuifdak sluiten.
RAuto's met geheugenfunctie: Een gunstiger zit-
positie van de passagiersstoel instellen.
RPRE-SAFE® Sound: Kan het eigen bescher-
mingsmechanisme van het gehoor activeren
door een kort geluidssignaal bij ingeschakeld
multimediasysteem.
*AANWIJZING Beschadiging door voorwer-
pen in de beenruimte of achter de stoel
Door de automatische instelling van de stand
van de stoel kan de stoel en/of het voorwerp
worden beschadigd.
#Voorwerpen op een geschikte plaats
opbergen.
Maatregelen van het PRE-SAFE®-systeem onge-
daan maken
Wanneer er geen ongeval plaatsvindt, worden de
preventieve maatregelen ongedaan gemaakt.
Bepaalde instellingen dient u zelf uit te voeren.
#Wanneer de gordelvoorspanning niet afneemt,
de rugleuning iets naar achteren zetten.
De gordelvoorspanning neemt af.
Functie van de gordelaanpassing
Auto's met PRE-SAFE®: Na het omgespen van de
veiligheidsgordel van de voorstoel kan de gordel
door een lichte aanspanning vanaf de schouder
tegen het lichaam worden aangetrokken. De vei-
ligheidsgordel daarbij niet vasthouden.
Deze functie maakt u erop attent, dat alle inzitten-
den de veiligheidsgordels correct moeten omges-
pen.
De gordelaanpassing kan via het multimediasys-
teem worden in- of uitgeschakeld
(/ pagina 112).
Gordelaanpassing via het multimediasysteem in-
of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Inzittendenbescherming
#De gordelaanpassing in- of uitschakelen.
112 Veiligheid voor inzittenden – Informatie over de automatische werking van het veiligheidssysteem
F247 0072 07
Overzicht van de automatische maatregelen na
een ongeval
Afhankelijk van de soort en de ernst van het onge-
val en afhankelijk van de uitrusting van de auto,
kunnen bijvoorbeeld de volgende maatregelen
worden gestart:
RAutomatisch remmen (multicollision brake)
(/ pagina 113)
RAlarmknipperlichtinstallatie inschakelen
RAutomatische noodoproep activeren
(/ pagina 63)
RMotor afzetten
Voor het opnieuw starten de auto uit- en weer
inschakelen (/ pagina 257). Afhankelijk van
de soort en de ernst van het ongeval kan de
auto mogelijk niet meer worden gestart.
RBrandstooevoersysteem uitschakelen
RPlug-in-hybride: Hybride systeem en hoog-
spanningsboordnet uitschakelen
RPortieren ontgrendelen
RZijruiten laten zakken
RNoodhulp op het centraal display weergeven
(/ pagina 64)
RInterieurverlichting inschakelen
Functie van de multicollision brake na een ongeval
Afhankelijk van de ongevalssituatie kan de multi-
collision brake de ernst van een tweede ongeval
verlagen of deze zelfs vermijden.
Wanneer een ongeval wordt herkend, kan de mul-
ticollision brake een automatische remming acti-
veren. Wanneer de auto tot stilstand is gekomen,
wordt de parkeerrem automatisch ingeschakeld.
De bestuurder kan de automatische remming
afbreken door de volgende acties uit te voeren:
RSterker remmen dan de automatische rem-
ming.
RHet gaspedaal krachtig geheel indrukken.
Doel en functie van het veiligheidssysteem
Overzicht van de activeringssituaties (veiligheids-
systeem)
In het bijzonder ervoor zorgen dat aan de vol-
gende voorwaarden is voldaan, opdat de compo-
nenten van het veiligheidssysteem hun bescher-
mende werking kunnen ontplooien:
RCorrect zitten (/ pagina 104).
RDe veiligheidsgordel correct omgespen
(/ pagina 105).
-Functie van het waarschuwingslampje vei-
ligheidsgordel (/ pagina 107).
-Functie van de statusindicatie veiligheids-
gordel achterin (/ pagina 107).
RHet waarschuwingslampje veiligheidssysteem
6 brandt niet na de zelfdiagnose
(/ pagina 106).
RDe controlelampjes PASSENGER AIR BAG
geven de correcte status van de passagiersair-
bag weer (/ pagina 108).
Veiligheid voor inzittenden – Doel en functie van het veiligheidssysteem 113
F247 0072 07
Afhankelijk van de herkende activeringssituatie,
kunnen de componenten van het veiligheidssys-
teem onafhankelijk van elkaar worden geacti-
veerd:
RGordelspanners: Frontale aanrijding, aanrij-
ding van achteren, aanrijding van opzij, over
de kop slaan1
RBestuurdersairbag, passagiersairbag: Frontale
aanrijding
RKneebag: Frontale aanrijding
RSidebag: Aanrijding van opzij
RWindowbag: Aanrijding van opzij, over de kop
slaan1, frontale aanrijding
1) Alleen voor bepaalde landen.
De inbouwplaats van een airbag kunt u herkennen
aan het opschri AIRBAG (/ pagina 119).
De informatie over de werkingswijze van het vei-
ligheidssysteem in acht nemen (/ pagina 114).
Informatie over de werking van het veiligheidssys-
teem
De werking van het veiligheidssysteem is afhanke-
lijk van de bepaalde zwaarte van de botsing en de
verwachte aard van het ongeval.
Informatie over de soort ongeval vindt u onder
"Overzicht van de activeringssituaties"
(/ pagina 113).
De activeringsdrempels voor de componenten van
het veiligheidssysteem worden bepaald door het
evalueren van de sensorwaarden die op verschil-
lende plaatsen in de auto worden gemeten. Deze
procedure hee een anticiperend karakter. De
activering van de componenten van het veilig-
heidssysteem moet tijdig, aan het begin van het
ongeval, plaatsvinden.
Factoren die pas na de aanrijding zichtbaar of
meetbaar zijn, hebben geen invloed op een airba-
gactivering. Ze geven daarvoor ook geen indicatie.
De auto kan behoorlijk worden vervormd zonder
dat een airbag wordt geactiveerd. Dit is het geval
wanneer alleen relatief gemakkelijk vervormbare
delen worden geraakt en geen grote vertraging
van de auto wordt gehaald. Omgekeerd kan een
airbag worden geactiveerd, hoewel de auto
slechts gering vervormd is. Wanneer bijvoorbeeld
zeer stijve onderdelen van de auto, zoals langs-
dragers, worden getroen, kan de vertraging van
de auto daardoor groot genoeg zijn.
Afhankelijk van het optredende ongeval en van de
herkende activeringssituatie kunnen gordelspan-
ners en/of airbags een aanvulling zijn op de cor-
rect omgegespte veiligheidsgordel.
Een airbag kan bij activering het beschermingspo-
tentieel voor de betreende inzittende vergroten.
Mogelijk beschermingspotentieel per airbag:
RKneebag: Bovenbeen, knie en onderbeen
RBestuurdersairbag, passagiersairbag: Hoofd
en borstkas
RWindowbag: Hoofd
RSidebag: Borstkas en bekken
Geen enkel modern systeem kan echter verwon-
dingen en overlijden in elke ongevalssituatie volle-
dig uitsluiten. Zo bieden veiligheidsgordels en air-
bags in het algemeen geen bescherming tegen
voorwerpen die van buitenaf de auto binnendrin-
gen. Ook het risico van verwondingen door de
114 Veiligheid voor inzittenden – Doel en functie van het veiligheidssysteem
F247 0072 07
zich ontplooiende airbag kan niet volledig worden
uitgesloten.
Mercedes-Benz adviseert om de auto na een
ongeval naar een gekwaliceerde werkplaats te
laten slepen. Dit advies in het bijzonder opvolgen
nadat een gordelspanner of airbag is geactiveerd.
Wanneer een gordelspanner of airbag wordt geac-
tiveerd, hoort u een knal en kan er poederstof vrij-
komen:
RDe knal hee over het algemeen geen nega-
tieve gevolgen voor het gehoor.
RHet vrijkomende poederstof is in het algemeen
niet schadelijk voor de gezondheid, maar kan
bij personen met astma of ademhalingsmoei-
lijkheden kortstondige ademhalingsmoeilijkhe-
den veroorzaken.
Zodra u zonder gevaar kunt uitstappen, moet u
de auto direct verlaten of een zijruit openen
om ademhalingsmoeilijkheden te voorkomen.
Aanwijzingen met betrekking tot het beperkte
beschermingspotentieel van het veiligheidssys-
teem
Risico door fouten van de inzittenden
Elke inzittende moet in het bijzonder de volgende
punten in acht nemen:
RDe informatie over de correcte zitpositie in
acht nemen (/ pagina 104).
REr mogen geen zware, scherpe of breekbare
voorwerpen in de zakken van uw kledingstuk-
ken aanwezig zijn. Dergelijke voorwerpen op
een geschikte plaats opbergen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door verkeerde zitpositie
Wanneer de rugleuning niet in nagenoeg verti-
cale positie staat, biedt de veiligheidsgordel
niet het beoogde beschermingspotentieel.
U kunt onder de gordel door glijden en daarbij
letsel oplopen.
#De stoel voor aanvang van de rit correct
instellen.
#De rugleuning moet in een nagenoeg ver-
ticale stand staan en de schoudergordel
moet over het midden van de schouder
lopen; dit controleren.
Risico door voorwerpen in het interieur
Elke inzittende moet in het bijzonder de volgende
punten in acht nemen:
RDe informatie over de correcte zitpositie in
acht nemen (/ pagina 104).
REr mogen geen voorwerpen tussen de stoel en
het portier of de portierstijl (B-stijl) liggen.
REr mogen geen harde voorwerpen zoals kleer-
hangers aan handgrepen of kledinghaken han-
gen.
REr mogen geen zware, scherpe of breekbare
voorwerpen in de zakken van uw kledingstuk-
ken aanwezig zijn. Dergelijke voorwerpen op
een geschikte plaats opbergen.
Veiligheid voor inzittenden – Doel en functie van het veiligheidssysteem 115
F247 0072 07
&WAARSCHUWING Letsel‑ of levensgevaar
door geblokkeerd gordelslot en gordelver-
ankering
Als voorwerpen naast de voorstoel het gordel-
slot of de verschuifbare gordelverankering bij
de voorstoel blokkeren, wordt de werking van
de gordelspanner nadelig beïnvloed.
#Voor aanvang van de rit controleren of
zich geen voorwerpen bij het gordelslot
of tussen de voorstoel en het portier
bevinden.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
voorwerpen in het ontplooiingsgebied van
een airbag
Voorwerpen in het ontplooiingsgebied van een
airbag kunnen het correct ontplooien van de
airbag belemmeren of verhinderen.
De airbag ontplooit zich dan mogelijk onge-
controleerd en kan bij de inzittenden door het
ontplooien zelfs extra letsel veroorzaken. Dat
kan vooral het geval zijn, wanneer de airbag in
de stoel geïntegreerd is.
#Voorwerpen altijd correct opbergen en
beveiligen.
#Voor vertrek controleren dat er geen
voorwerpen in het ontplooiingsgebied
van een airbag opgeborgen zijn.
De inbouwplaats van een airbag kunt u herkennen
aan het opschri AIRBAG (/ pagina 119).
Risico door de montage van accessoires
Er mogen geen accessoires zoals mobiele naviga-
tiesystemen, mobiele telefoons of bekerhouders
in het ontplooiingsgebied van een airbag zijn aan-
gebracht, bijvoorbeeld op de cockpit, aan portie-
ren, zijruiten of zijbekledingen.
Bovendien mag geen aansluitkabel, spanband of
bevestigingsriem in het ontplooiingsgebied van
een airbag lopen of worden bevestigd. Altijd de
montagehandleiding van de fabrikant van het
accessoire in acht nemen, in het bijzonder ook de
aanwijzingen met betrekking tot een geschikte
montageplaats.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door ongeschikte stoelhoe-
zen
Door ingeschikte stoelhoezen kunnen de air-
bags de inzittenden niet meer zoals bedoeld
beschermen.
#Alleen stoelhoezen gebruiken die
Mercedes-Benz voor de betreende
stoel hee goedgekeurd.
Door een ongeschikte beschermhoes kan boven-
dien de werking van de automatische uitschake-
ling van de passagiersairbag nadelig beïnvloed
worden. Wanneer de passagiersstoel bezet con-
troleren dat de controlelampje PASSENGER AIR
BAG de correcte status van de passagiersairbag
weergeven (/ pagina 108).
116 Veiligheid voor inzittenden – Doel en functie van het veiligheidssysteem
F247 0072 07
Risico door huisdieren in het interieur
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door onbewaakte, niet vastge-
zette dieren in het voertuig
Als dieren zonder toezicht of los in het voer-
tuig worden gelaten, kunnen ze bijvoorbeeld
toetsen of schakelaars indrukken.
Daardoor kunnen de dieren bijvoorbeeld:
RUitrustingen van het voertuig activeren en
bijvoorbeeld bekneld raken.
RSystemen in‑ of uitschakelen en daardoor
andere verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
Bovendien kunnen niet-vastgezette dieren bij
een ongeval of abrupte stuur‑ en remmanoeu-
vres door het voertuig worden geslingerd en
daarbij inzittenden verwonden.
#Dieren nooit zonder toezicht in het voer-
tuig laten.
#Dieren tijdens het rijden altijd goed
beveiligen, bijvoorbeeld in een geschikte
transportbox.
Risico door verandering, beschadiging of slijtage
van bestanddelen van het veiligheidssysteem
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door wijzigingen aan het vei-
ligheidssysteem
Door veranderingen aan het veiligheidssys-
teem kan dit de inzittenden niet meer zoals
bedoeld beschermen.
#Nooit onderdelen van het veiligheidssys-
teem wijzigen.
#Geen ingrepen aan de bedrading en elek-
tronische onderdelen of de soware
daarvan uitvoeren.
Wanneer de auto moet worden aangepast aan een
persoon met een lichamelijke handicap, wendt u
zich dan tot een gekwaliceerde werkplaats.
Mercedes-Benz adviseert om rijhulpen te gebrui-
ken die Mercedes-Benz voor uw auto hee goed-
gekeurd.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
beschadigde of gewijzigde veiligheidsgor-
dels
Veiligheidsgordels kunnen met name in de vol-
gende situaties mogelijk geen bescherming
bieden:
RDe veiligheidsgordel is beschadigd, gewij-
zigd, sterk vervuild, gebleekt of gekleurd.
RHet gordelslot is beschadigd of sterk ver-
vuild.
REr zijn wijzigingen aan gordelspanners, gor-
delverankeringen of gordeloprolautomaten
uitgevoerd.
Veiligheidsgordels kunnen bij een ongeval ook
onzichtbaar worden beschadigd, bijvoorbeeld
door glassplinters.
Gewijzigde of beschadigde veiligheidsgordels
kunnen scheuren of uitvallen, bijvoorbeeld bij
een ongeval.
Gewijzigde gordelspanners kunnen ongewild
worden geactiveerd of niet zoals bedoeld wer-
ken.
Veiligheid voor inzittenden – Doel en functie van het veiligheidssysteem 117
F247 0072 07
#Nooit wijzigingen aan het veiligheidsgor-
delsysteem uitvoeren, bijvoorbeeld veilig-
heidsgordels, gordelsloten, gordelspan-
ners, gordelverankeringen en gordelo-
prolautomaten.
#De veiligheidsgordels moeten onbescha-
digd, niet versleten en schoon zijn; dit
controleren.
#De veiligheidsgordels na een ongeval
direct bij een gekwaliceerde werkplaats
laten controleren.
Mercedes-Benz adviseert om veiligheidsgordels te
gebruiken die door Mercedes-Benz voor uw auto
zijn goedgekeurd.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
wijzigingen aan de afdekking van een air-
bag
Als u de afdekking van een airbag wijzigt of
voorwerpen, bijvoorbeeld ook stickers, hierop
aanbrengt, kan de airbag niet meer zoals
bedoeld functioneren.
#Nooit veranderingen aan de afdekking
van een airbag uitvoeren.
#Geen voorwerpen op de afdekking aan-
brengen.
De inbouwplaats van een airbag is herkenbaar aan
het opschri AIRBAG (/ pagina 119).
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
storingen in de werking van de sensoren
in de portierbekleding
Door wijzigingen of ondeskundig uitgevoerde
werkzaamheden aan portieren of portierbekle-
dingen en door beschadigde portieren kan de
airbag niet meer zoals bedoeld werken.
#Nooit de portieren of delen waarvan wij-
zigen.
#Werkzaamheden aan portieren of por-
tierbekledingen bij een gekwaliceerde
werkplaats laten uitvoeren.
Risico door al geactiveerde bestanddelen van het
veiligheidssysteem
Mercedes-Benz adviseert om de auto na een
ongeval naar een gekwaliceerde werkplaats te
laten slepen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den door hete delen van de airbag
Na het activeren van een airbag zijn de delen
van de airbag heet.
#De delen van de airbag niet aanraken.
#Een geactiveerde airbag direct bij een
gekwaliceerde werkplaats laten vervan-
gen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
een reeds geactiveerde airbag
Een reeds geactiveerde airbag biedt geen
beschermende werking meer.
#Om een geactiveerde airbag te vervan-
gen, de auto naar een gekwaliceerde
werkplaats laten slepen.
118 Veiligheid voor inzittenden – Doel en functie van het veiligheidssysteem
F247 0072 07
Geactiveerde airbags direct laten vervangen.
&WAARSCHUWING Letsel‑ of levensgevaar
door pyrotechnisch geactiveerde gordel-
spanners
Pyrotechnisch reeds geactiveerde gordelspan-
ners werken niet meer en kunnen daarom niet
meer zoals bedoeld beschermen.
#De pyrotechnisch geactiveerde gordel-
spanners direct bij een gekwaliceerde
werkplaats laten vervangen.
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordel afdoen
#De ontgrendelingsknop in het gordelslot
indrukken en de veiligheidsgordel met de gor-
delslottong teruggeleiden.
*AANWIJZING Beschadiging door bekneld
raken van de veiligheidsgordel
Als een ongebruikte veiligheidsgordel niet vol-
ledig is opgerold, kan hij in het portier of in het
stoelmechanisme bekneld raken.
#Altijd controleren of ongebruikte veilig-
heidsgordels volledig zijn opgerold.
Airbags
Overzicht van de airbags
1Kneebag
2Bestuurdersairbag
3Passagiersairbag
4Windowbag
5Sidebags
De inbouwplaats van een airbag kunt u herkennen
aan het opschri AIRBAG.
De informatie onder "Overzicht van de activerings-
situaties" (/ pagina 113) in acht nemen.
Veiligheid voor inzittenden 119
F247 0072 07
Het belangrijkste in het kort
Kinderen veilig in de auto vervoeren
Bij het vervoeren van kinderen altijd in acht
nemen:
RKinderen niet zonder toezicht in de auto ach-
terlaten (/ pagina 122).
RKinderen tot een lichaamslengte van 1,50 m
op de betreende zitplaats (zie bovenstaande
afbeelding) altijd met een geschikt en toege-
staan kinderzitjesbevestigingssysteem
(/ pagina 128) en kleine kinderen in een
naar achteren gericht kinderzitjesbevestigings-
systeem plaatsen.
RDe montagehandleiding van de fabrikant van
het kinderzitjesbevestigingssysteem in acht
nemen.
Linker/rechter zitplaats achterin (geprefereerde
zitplaatsen)
Geprefereerd bevestigingssysteem:
®ISOFIX-bevestigingsbeugels
(/ pagina 133)
of
°i‑Size-bevestigingsbeugels (/ pagina 135)
en
¯De Top Tether, indien aanwezig, ook beves-
tigen (/ pagina 141).
Alternatief bevestigingssysteem:
7Veiligheidsgordel van de zitplaats
(/ pagina 143)
¯De Top Tether, wanneer dit wordt geadvi-
seerd door de fabrikant van het kinderzit-
jesbevestigingssysteem, ook bevestigen
(/ pagina 141).
De volgende kinderzitjesbevestigingssystemen
van de categorie Universal zijn toegestaan: U, UF,
i-U, IUF. De verdere gebruiksvarianten in acht
nemen (/ pagina 133).
Passagiersstoel
Bevestigingssysteem:
7Veiligheidsgordel van de zitplaats
(/ pagina 143)
Beslist in acht nemen:
RWanneer de passagiersstoel bezet is afhanke-
lijk van de situatie de correcte status van de
passagiersairbag controleren (/ pagina 108).
De volgende kinderzitjesbevestigingssystemen
van de categorie Universal zijn toegestaan: U(*),
120 Kinderen in de auto
F247 0072 07
UF. De verdere gebruiksvarianten in acht nemen
(/ pagina 135).
(*) Naar achteren gerichte kinderzitjesbevesti-
gingssystemen alleen in combinatie met automati-
sche airbaguitschakeling
Middelste zitplaats achterin
Bevestigingssysteem:
7Veiligheidsgordel van de zitplaats
(/ pagina 143)
De volgende kinderzitjesbevestigingssystemen die
met de veiligheidsgordels worden bevestigd van
de categorie Universal zijn toegestaan: U, UF. De
verdere gebruiksvarianten in acht nemen
(/ pagina 143).
Belangrijke veiligheidsaanwijzingen
Basisinformatie
Consequent zijn
Besef dat nalatigheid bij het beveiligen van kinde-
ren in kinderzitjesbevestigingssystemen ernstige
gevolgen kan hebben. Wees altijd consequent en
beveilig kinderen voor iedere rit zorgvuldig.
Nooit een baby of een kind op de schoot van een
inzittende meenemen.
Mercedes-Benz adviseert voor een betere
bescherming van kinderen jonger dan twaalf jaar
of kleiner dan 1,50 m, de volgende aanwijzingen
beslist in acht te nemen:
REen kind altijd beveiligen in een voor uw
Mercedes-Benz geschikt kinderzitjesbevesti-
gingssysteem.
RHet kinderzitjesbevestigingssysteem moet
geschikt zijn voor de leeijd, het gewicht en
de lengte.
RDe zitplaats van de auto moet geschikt zijn
voor het te gebruiken kinderzitjesbevestigings-
systeem:
-ISOFIX-bevestigingsbeugels:
(/ pagina 133)
-i‑Size-bevestigingsbeugels:
(/ pagina 135)
-Bevestiging met de veiligheidsgordel van
de zitplaats: (/ pagina 135)
Uit de ongevallenstatistieken blijkt, dat kinderen
die op de zitplaatsen achterin zijn beveiligd, veili-
ger zijn dan kinderen die op de voorstoel zijn
beveiligd. Daarom adviseert Mercedes-Benz drin-
gend het kinderzitjesbevestigingssysteem bij voor-
keur op een zitplaats achterin te monteren.
Het overkoepelend begrip kinderzitjesbevesti-
gingssysteem
In deze handleiding wordt het overkoepelend
begrip kinderzitjesbevestigingssysteem gebruikt.
Een kinderzitjesbevestigingssysteem is bijvoor-
beeld:
REen babyschaal
REen naar achteren gericht kinderzitje
REen naar voren gericht kinderzitje
REen stoelverhoging – Mercedes-Benz advi-
seert een stoelverhoging met rugleuning en
gordelgeleidingen te gebruiken.
De wetten en voorschrien in acht nemen
Bij het gebruik van een kinderzitjesbevestigings-
systeem in de auto altijd de wettelijke voorschrif-
ten in acht nemen.
Kinderen in de auto – Belangrijke veiligheidsaanwijzingen 121
F247 0072 07
Het kinderzitjesbevestigingssysteem moet volgens
de geldende testvoorschrien en richtlijnen toe-
gestaan zijn; dit controleren. Meer informatie is
verkrijgbaar in een gekwaliceerde werkplaats.
Mercedes-Benz adviseert een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats.
Bevestigingssystemen voor kinderzitjesbevesti-
gingssystemen in de auto
Alleen de volgende bevestigingssystemen voor
kinderzitjesbevestigingssystemen gebruiken:
Rde ISOFIX- of i-Size bevestigingsbeugels
Rhet veiligheidsgordelsysteem van de auto
Rde Top Tether-verankeringen
De eenvoudige montage aan de ISOFIX- of i‑Size-
bevestigingsbeugels van de auto kan het risico
van een verkeerd gemonteerd kinderzitjesbevesti-
gingssysteem reduceren.
Wanneer het kind met de geïntegreerde veilig-
heidsgordel van het ISOFIX- of i-Size-kinderzitjes-
bevestigingssysteem beveiligd is, beslist het
gewicht van het kind en het toegestaan totaalge-
wicht van het kinderzitjesbevestigingssysteem in
acht nemen (/ pagina 140).
Belangrijke waarschuwingsaanwijzingen
Kinderzitjesbevestigingssysteem altijd correct
bevestigen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door verkeerde montage van
het kinderzitjesbevestigingssysteem
Het kind kan niet zoals bedoeld worden bevei-
ligd of worden tegengehouden.
#Beslist de montagehandleiding van de
fabrikant van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem en de gebruiksmogelijkhe-
den in acht nemen.
#Het gehele draagvlak van het kinderzit-
jesbevestigingssysteem moet op de zit-
ting rusten; dit controleren.
#Nooit voorwerpen onder of achter het
kinderzitjesbevestigingssysteem leggen,
zoals een kussen.
#Kinderzitjesbevestigingssystemen alleen
met de bijgeleverde originele hoezen
gebruiken.
#Beschadigde hoezen alleen door origi-
nele hoezen vervangen.
RAltijd de voertuigspecieke aanwijzingen in
acht nemen.
-ISOFIX- of i‑Size-kinderzitjesbevestigings-
systeem op de zitplaats achterin inbouwen
(/ pagina 140).
-Kinderzitjesbevestigingssysteem met de
veiligheidsgordel bevestigen
(/ pagina 143).
RDe waarschuwingsstickers in het interieur van
de auto en op het kinderzitjesbevestigingssys-
teem in acht nemen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door niet-vastgezette kinder-
zitjesbevestigingssystemen in het voertuig
Wanneer het kinderzitjesbevestigingssysteem
verkeerd gemonteerd of niet vastgezet is, kan
het loskomen.
Het kind kan niet zoals bedoeld worden bevei-
ligd of worden tegengehouden.
122 Kinderen in de auto – Belangrijke veiligheidsaanwijzingen
F247 0072 07
Het ongebruikte kinderzitjesbevestigingssys-
teem kan rondslingeren en inzittenden raken.
#Beslist de montagehandleiding van de
fabrikant van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem en de gebruiksmogelijkhe-
den in acht nemen.
#Kinderzitjesbevestigingssystemen altijd
correct monteren, ook wanneer deze
ongebruikt in het voertuig worden ver-
voerd.
Kinderzitjesbevestigingssysteem niet veranderen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
veranderingen aan het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem
Het kinderzitjesbevestigingssysteem kan niet
meer naar behoren werken. Er bestaat ver-
hoogd gevaar voor letsel!
#Nooit een kinderzitjesbevestigingssys-
teem veranderen.
#Alleen accessoires aanbrengen die de
fabrikant van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem speciek voor dit kinderzit-
jesbevestigingssysteem hee goedge-
keurd.
Alleen intacte kinderzitjesbevestigingssystemen
gebruiken
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door het gebruik van
beschadigde kinderzitjesbevestigingssys-
temen
Beschadigde of bij een ongeval belaste kinder-
zitjesbevestigingssystemen of hun bevesti-
gingssystemen kunnen niet meer zoals
bedoeld beschermen.
Het kind wordt mogelijk niet tegengehouden.
#Beschadigde of bij een ongeval belaste
kinderzitjesbevestigingssystemen direct
vervangen.
#De bevestigingssystemen van de kinder-
zitjesbevestigingssystemen direct bij een
gekwaliceerde werkplaats laten contro-
leren, voordat weer een kinderzitjesbe-
vestigingssysteem wordt gemonteerd.
Direct invallend zonlicht vermijden
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den door direct invallend zonlicht op het
kinderzitje
Wanneer het kinderzitjesbevestigingssysteem
aan direct invallend zonlicht wordt blootge-
steld, kunnen delen hiervan zeer heet worden.
Kinderen kunnen zich branden aan deze delen,
in het bijzonder aan metalen delen van het
kinderzitjesbevestigingssysteem.
#Altijd erop letten dat het kinderzitjesbe-
vestigingssysteem niet aan direct inval-
lend zonlicht wordt blootgesteld.
#Het kinderzitjesbevestigingssysteem
beschermen, bijvoorbeeld met een
deken.
#Voordat het kind hierin wordt beveiligd,
het kinderzitjesbevestigingssysteem
laten afkoelen wanneer het aan direct
invallend zonlicht blootgesteld is
geweest.
Kinderen in de auto – Belangrijke veiligheidsaanwijzingen 123
F247 0072 07
#Kinderen nooit zonder toezicht in het
voertuig laten.
Bij het stoppen of parkeren in acht nemen
&WAARSCHUWING Levensgevaar door
grote blootstelling aan kou of warmte in
de auto
Wanneer personen – in het bijzonder kinderen
– langdurig aan hoge of lage temperaturen
worden blootgesteld, bestaat gevaar voor let-
sel of zelfs levensgevaar!
#Personen – in het bijzonder kinderen –
nooit zonder toezicht in de auto laten.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
het voertuig worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RDeuren openen en daardoor andere perso-
nen of verkeersdeelnemers in gevaar bren-
gen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van het voertuig bedienen en
bijvoorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen het voertuig in
beweging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrij te zetten.
RDe rijstand te wijzigen.
RHet voertuig te starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in het
voertuig achterlaten.
#Bij het verlaten van het voertuig altijd de
sleutel meenemen en het voertuig ver-
grendelen.
#De sleutel buiten het bereik van kinderen
bewaren.
124 Kinderen in de auto – Belangrijke veiligheidsaanwijzingen
F247 0072 07
Overzicht waarschuwingsstickers in de auto
1Waarschuwing passagiersairbag (op de zonne-
klep aan passagierszijde) (/ pagina 125)
2Waarschuwing auto's zonder automatische
uitschakeling van de passagiersairbag (zicht-
baar bij geopend passagiersportier)
(/ pagina 128)
Aanwijzingen met betrekking tot naar achteren en
naar voren gerichte kinderzitjesbevestigingssyste-
men op de passagiersstoel
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door gebruik van een naar
achteren gericht kinderzitjesbevestigings-
systeem bij ingeschakelde bijrijdersairbag
Wanneer een kind in een naar achteren
gericht kinderzitjesbevestigingssysteem op de
bijrijdersstoel wordt beveiligd en het controle-
lampje PASSENGER AIR BAG OFF is gedoofd,
kan de bijrijdersairbag bij een ongeval worden
geactiveerd.
Het kind kan door de airbag worden getroen.
#De bijrijdersairbag moet uitgeschakeld
zijn; dit controleren. Het controlelampje
PASSENGER AIR BAG OFF moet bran-
den.
#NOOIT een naar achteren gericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem op een stoel
met INGESCHAKELDE FRONTAIRBAG
gebruiken, want dat kan voor het kind
DODELIJKE of ERNSTIGE VERWONDIN-
GEN tot gevolg hebben.
De specieke aanwijzingen met betrekking tot
naar achteren en naar voren gerichte kinderzitjes-
bevestigingssystemen in acht nemen
(/ pagina 138).
Waarschuwingsaanwijzingen aan de binnenzijde
van de zonneklep
Kinderen in de auto – Belangrijke veiligheidsaanwijzingen 125
F247 0072 07
Wanneer door omstandigheden een kinderzitjes-
bevestigingssysteem op de passagiersstoel wordt
gemonteerd, beslist de volgende aanwijzingen in
acht nemen:
RDe aanwijzingen met betrekking tot de auto-
matische uitschakeling van de passagiersair-
bag (/ pagina 110).
RBij het gebruik van een naar achteren gericht
kinderzitjesbevestigingssysteem op de passa-
giersstoel moet altijd de passagiersairbag uit-
geschakeld zijn. Dit is alleen het geval wan-
neer het controlelampje PASSENGER AIR BAG
OFF continu brandt (/ pagina 108).
RWanneer het controlelampje PASSENGER AIR
BAG OFF niet brandt, is de passagiersairbag
geactiveerd. De passagiersairbag kan tijdens
een ongeval geactiveerd worden. In dit geval
geen naar achteren gericht kinderzitjesbeves-
tigingssysteem gebruiken.
Informatie over de automatische uitschakeling van
de passagiersairbag
Bij een bezette passagiersstoel vóór en ook tij-
dens het rijden de, van de situatie afhankelijke,
correcte status van de passagiersairbag controle-
ren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door voorwerpen tussen zit-
vlak en kinderzitjesbevestigingssysteem
Voorwerpen tussen de zitvlakken en het kin-
derzitjesbevestigingssysteem kunnen de wer-
king van de automatische uitschakeling van de
bijrijdersairbag verstoren.
#Geen voorwerpen tussen het zitvlak en
het kinderzitjesbevestigingssysteem leg-
gen.
#Het draagvlak van het kinderzitjesbeves-
tigingssysteem moet geheel op het zit-
vlak van de bijrijdersstoel rusten; dit con-
troleren.
#De leuning van een naar voren gericht
kinderzitjesbevestigingssysteem moet zo
volledig mogelijk tegen de rugleuning van
de bijrijdersstoel aan liggen; dit controle-
ren.
#Beslist de montagehandleiding van de
fabrikant van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem in acht nemen.
Bij de montage van een kinderzitjesbevestigings-
systeem op de passagiersstoel de voertuigspeci-
eke aanwijzingen in acht nemen
(/ pagina 125).
Naar achteren gericht kinderzitjesbevestigingssys-
teem op de passagiersstoel
Wanneer een naar achteren gericht kinderzitjes-
bevestigingssysteem op de passagiersstoel wordt
gemonteerd, moet de passagiersairbag uitgescha-
keld zijn. Het controlelampje PASSENGER AIR
BAG OFF moet permanent branden
(/ pagina 108).
126 Kinderen in de auto – Belangrijke veiligheidsaanwijzingen
F247 0072 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door gebruik van een naar
achteren gericht kinderzitjesbevestigings-
systeem bij ingeschakelde bijrijdersairbag
Wanneer een kind in een naar achteren
gericht kinderzitjesbevestigingssysteem op de
bijrijdersstoel wordt beveiligd en het controle-
lampje PASSENGER AIR BAG OFF is gedoofd,
kan de bijrijdersairbag bij een ongeval worden
geactiveerd.
Het kind kan door de airbag worden getroen.
#De bijrijdersairbag moet uitgeschakeld
zijn; dit controleren. Het controlelampje
PASSENGER AIR BAG OFF moet bran-
den.
#NOOIT een naar achteren gericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem op een stoel
met INGESCHAKELDE FRONTAIRBAG
gebruiken, want dat kan voor het kind
DODELIJKE of ERNSTIGE VERWONDIN-
GEN tot gevolg hebben.
%Afhankelijk van het kinderzitjesbevestigings-
systeem en het postuur van het kind is de
passagiersairbag ingeschakeld. Het controle-
lampje PASSENGER AIR BAG OFF brandt niet.
De passagiersairbag kan tijdens een ongeval
geactiveerd worden. In deze status van de
passagiersairbag mag geen naar achteren
gericht kinderzitjesbevestigingssysteem op de
passagiersstoel gemonteerd zijn.
In plaats daarvan het naar achteren gerichte
kinderzitjesbevestigingssysteem op een
geschikte zitplaats achterin aanbrengen.
Naar voren gericht kinderzitjesbevestigingssys-
teem op de passagiersstoel
Wanneer een naar voren gericht kinderzitjesbe-
vestigingssysteem op de passagiersstoel wordt
gemonteerd, kan de passagiersairbag automatisch
in- of uitgeschakeld zijn. De status van de passa-
giersairbag is afhankelijk van het kinderzitjesbe-
vestigingssysteem en van het postuur van het
kind.
Het controlelampje PASSENGER AIR BAG OFF
brandt ofwel permanent of het brandt niet
(/ pagina 108). Altijd de volgende aanwijzingen
in acht nemen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door verkeerde plaatsing van
het kinderzitjesbevestigingssysteem
Wanneer een kind in een naar voren gericht
kinderzitjesbevestigingssysteem op de passa-
giersstoel wordt beveiligd en de passagiers-
stoel te dicht bij de cockpit wordt geplaatst,
kan het kind bij een ongeval:
RBijvoorbeeld met delen van het interieur in
aanraking komen, wanneer het controle-
lampje PASSENGER AIR BAG OFF brandt.
RDoor de airbag worden geraakt, wanneer
het controlelampje PASSENGER AIR BAG
OFF gedoofd is.
#De passagiersstoel zo ver mogelijk naar
achteren zetten. Daarbij altijd de cor-
recte ligging van de schoudergordel
vanaf de gordeldoorvoeropening van de
auto naar de schoudergordelgeleiding
van het kinderzitjesbevestigingssysteem
in acht nemen. De schoudergordelband
moet vanaf de gordeldoorvoeropening
naar voren en omlaag verlopen. De pas-
Kinderen in de auto – Belangrijke veiligheidsaanwijzingen 127
F247 0072 07
sagiersstoel indien nodig overeenkomstig
instellen.
#Beslist de montagehandleiding van de
fabrikant van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem in acht nemen.
Aanwijzingen met betrekking tot auto's zonder
automatische uitschakeling van de passagiersair-
bag
Auto's zonder automatische uitschakeling van de
passagiersairbag hebben aan passagierszijde een
speciale sticker op de zijkant van de cockpit
(/ pagina 125).
Beslist de volgende aanwijzingen in acht nemen:
REen naar achteren gericht kinderzitjesbevesti-
gingssysteem nooit op de passagiersstoel
monteren.
REen naar achteren gericht kinderzitjesbevesti-
gingssysteem altijd op een geschikte zitplaats
achterin inbouwen.
RAanwijzingen met betrekking tot naar achteren
en naar voren gerichte kinderzitjesbevesti-
gingssystemen op de passagiersstoel
(/ pagina 125)
Geschikte kinderzitjesbevestigingssystemen
voor het vervoeren van kinderen
Informatie over het voordeel van een naar achte-
ren gericht kinderzitjesbevestigingssysteem
Een baby uitsluitend en een klein kind bij voorkeur
in een geschikt naar achteren gericht kinderzitjes-
bevestigingssysteem vervoeren. Het kind zit in dit
geval tegengesteld aan de rijrichting en kijkt naar
achteren.
Baby's en kleine kinderen hebben relatief zwakke
nekspieren in verhouding tot de grootte en het
gewicht van hun hoofd. In een naar achteren
gericht kinderzitjesbevestigingssysteem kan het
gevaar voor letsel aan de nekwervelkolom bij een
ongeval worden gereduceerd.
Toelatingscategorieën voor kinderzitjesbevesti-
gingssystemen
In de auto mogen alleen kinderzitjesbevestigings-
systemen volgens deze UNECE-normen worden
gebruikt:
RUN-R44
RUN-R129
Kenmerk op kinderzitjesbevestigingssysteem
Op het goedkeuringslabel van het kinderzitjesbe-
vestigingssysteem bevinden zich bijvoorbeeld de
volgende gegevens:
RToelatingscategorie
RGewichtsgroep van het kind
RGoedkeuringsnummer
RGrootteklasse van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem
Toelatingscategorieën volgens UN-R44
128 Kinderen in de auto – Geschikte kinderzitjesbevestigingssystemen voor het vervoeren van kinderen
F247 0072 07
Voorbeeld van een goedkeuringslabel
RUniversal: Kinderzitjesbevestigingssystemen
van de categorie "Universal" zijn toegestaan
voor het inbouwen in auto's. Ze kunnen over-
eenkomstig de overzichten met betrekking tot
de geschiktheid van de zitplaatsen voor de
bevestiging van kinderzitjesbevestigingssyste-
men op de met U, UF of IUF gekenmerkte zit-
plaatsen worden gebruikt.
De kenmerking IUF hee betrekking op
ISOFIX-kinderzitjesbevestigingsystemen van
de categorie "Universal". Deze kinderzitjesbe-
vestigingssystemen moeten bovendien worden
bevestigd met Top Tether of steunvoet.
RSemi-Universal: Kinderzitjesbevestigingssyste-
men van de categorie "Semi-Universal" mogen
alleen worden gebruikt wanneer de auto en de
zitplaats in de autotypelijst van de fabrikant
van het kinderzitjesbevestigingssysteem zijn
aangegeven.
RAutospeciek: Kinderzitjesbevestigingssyste-
men van de categorie "autospeciek" mogen
alleen worden gebruikt wanneer de auto en de
zitplaats in de autotypelijst van de fabrikant
van het kinderzitjesbevestigingssysteem zijn
aangegeven.
Toelatingscategorieën volgens UN-R129
Voorbeeld van een goedkeuringslabel
Ri‑Size-kinderzitjesbevestigingssystemen en -
stoelverhogers met leuning: Geschikt voor
bevestiging aan i‑Size-bevestigingsbeugels. Ze
kunnen ook worden gebruik op i‑U geken-
merkte zitplaatsen.
Kinderzitjesbevestigingssystemen van deze
categorie kunnen ook worden bevestigd aan
ISOFIX-beugels, indien dit wordt toegestaan
Kinderen in de auto – Geschikte kinderzitjesbevestigingssystemen voor het vervoeren van kinderen 129
F247 0072 07
door de fabrikant van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem. i‑Size-stoelverhogers met leu-
ning kunnen op de met U gekenmerkte zit-
plaatsen worden gebruikt, wanneer de zit-
plaats is goedgekeurd voor de categorie
B2/B3.
RKinderzitjesbevestigingssystemen die met de
veiligheidsgordels worden bevestigd en stoel-
verhogers die met de veiligheidsgordels wor-
den bevestigd zonder leuning van de categorie
Universal: Geschikt voor de bevestiging op de
met U gekenmerkte zitplaatsen.
RAutospecieke kinderzitjesbevestigingssyste-
men (ISOFIX-kinderzitjesbevestigingsystemen
of kinderzitjesbevestigingssystemen die met
de veiligheidsgordels worden bevestigd en kin-
derstoelverhogers met en zonder rugleuning):
Geschikt voor de bevestiging op de met i‑U of
U gekenmerkte zitplaatsen, wanneer dit wordt
toegestaan door de fabrikant van het kinder-
zitjesbevestigingssysteem.
Geschiktheid van de zitplaatsen in acht nemen
RGeschiktheid van zitplaatsen voor bevestiging
van een ISOFIX-kinderzitjesbevestigingsys-
teem (/ pagina 133)
RGeschiktheid van zitplaatsen voor bevestiging
van i‑Size-kinderzitjesbevestigingssystemen
(/ pagina 135)
RGeschiktheid van zitplaatsen voor de bevesti-
ging van kinderzitjesbevestigingssystemen die
met de veiligheidsgordels worden bevestigd
(/ pagina 135)
Overzicht geadviseerde kinderzitjesbevestigings-
systemen
%Meer informatie over het correcte kinderzit-
jesbevestigingssysteem is verkrijgbaar bij een
gekwaliceerde werkplaats. Mercedes-Benz
adviseert een Mercedes-Benz-servicewerk-
plaats.
Bevestiging met ISOFIX
Gewichtsgroep 0+ (tot 13 kg en tot circa 15
maanden)
Type1BABY SAFE plus
(inclusief basisstation)
Grootteklasse E
Goedkeuring E1 04 301 146
Bestelnummer2B6 6 86 8224
1 Fabrikant: Britax Römer. 2 Met kleurcode 9H95.
Gewichtsgroep I (9 tot 18 kg en van circa 9 maan-
den tot 4 jaar)
Type1DUO plus
Grootteklasse B1
Goedkeuring E1 04 301 133
Bestelnummer2A 000 970 43 02
1 Fabrikant: Britax Römer. 2 Met kleurcode 9H95.
130 Kinderen in de auto – Geschikte kinderzitjesbevestigingssystemen voor het vervoeren van kinderen
F247 0072 07
Bevestiging met i-Size (R129 kinderzitjesbevesti-
gingssysteem)
Gewicht tot 13 kg, grootte 40 tot 83 cm en leef-
tijd vanaf geboorte tot circa 15 maanden
Type1Baby Safe 3 i-Size
Grootteklasse R2
Goedkeuring E1*129R03/04*0060
*02
Bestelnummer A 000 970 68 02
Bestelnummer
FlexBase iSense
A 000 970 73 02
1 Fabrikant: Britax Römer.
Gewicht tot 18 kg, grootte 61 tot 105 cm en leef-
tijd van circa 3 maanden tot 4 jaar
Type1Dualx 3 i-Size
Grootteklasse F2X/R2
Goedkeuring E1*129R03/04*0060
*02
Bestelnummer A000 970 93 02
Bestelnummer
FlexBase iSense
A000 970 73 02
1 Fabrikant: Britax Römer.
Gewicht 15 tot 36 kg, grootte 100 tot 150 cm en
leeijd van circa 3,5 tot 12 jaar
Type1KIDFIX M i-Size
Grootteklasse B2
Goedkeuring E1*129R03/04*0061
*02
Type1KIDFIX M i-Size
Bestelnummer A 000 970 89 02
1 Fabrikant: Britax Römer.
Gewicht 15 tot 36 kg, grootte 100 tot 150 cm en
leeijd van circa 3,5 tot 12 jaar
Type1AMG KIDFIX M i-Size
Grootteklasse B2
Goedkeuring E1*129R03/04*0061
*02
Bestelnummer A 000 970 91 02
1 Fabrikant: Britax Römer.
Kinderen in de auto – Geschikte kinderzitjesbevestigingssystemen voor het vervoeren van kinderen 131
F247 0072 07
Bevestiging met de veiligheidsgordel van de zit-
plaats
Gewichtsgroep 0 (tot 10 kg en tot circa 6 maan-
den) en gewichtsgroep 0+ (tot 13 kg en tot circa
15 maanden)
Type1BABY SAFE plus II
Goedkeuring E1 04 301 146
Bestelnummer2A 000 970 38 02
1 Fabrikant: Britax Römer. 2 Met kleurcode 9H95.
R129 kinderzitjesbevestigingssystemen (gewicht
tot 13 kg, grootte 40 tot 83 cm en leeijd vanaf
geboorte tot circa 15 maanden)
Type1Baby Safe 3 i-Size
Grootteklasse R2
Goedkeuring E1*129R03/04*0060
*02
Type1Baby Safe 3 i-Size
Bestelnummer A 000 970 68 02
1 Fabrikant: Britax Römer.
Gewichtsgroep I (9 tot 18 kg en van circa 9 maan-
den tot 4 jaar)
Type1DUO plus
Goedkeuring E1 04 301 133
Bestelnummer2A 000 970 43 02
1 Fabrikant: Britax Römer. 2 Met kleurcode 9H95.
Gewichtsgroep II/III (15 tot 36 kg en van circa 3
tot 12 jaar)
Type1KIDFIX XP
Goedkeuring E1 04 301 304
Bestelnummer2A 000 970 49 02
1 Fabrikant: Britax Römer. 2 Met kleurcode 9H95.
Gewichtsgroep II/III (15 tot 36 kg en van circa 3
tot 12 jaar)
Type1AMG KIDFIX XP
Goedkeuring E1 04 301 304
Bestelnummer2A 000 970 33 02
1 Fabrikant: Britax Römer. 2 Met kleurcode 9H95.
R129 kinderzitjesbevestigingssystemen (gewicht
15 tot 36 kg, grootte 100 tot 150 cm en leeijd
van circa 3,5 tot 12 jaar)
Type1KIDFIX M i-Size
Grootteklasse B2
Goedkeuring E1*129R03/04*0061
*02
Bestelnummer A 000 970 89 02
1 Fabrikant: Britax Römer.
132 Kinderen in de auto – Geschikte kinderzitjesbevestigingssystemen voor het vervoeren van kinderen
F247 0072 07
R129 kinderzitjesbevestigingssystemen (gewicht
15 tot 36 kg, grootte 100 tot 150 cm en leeijd
van circa 3,5 tot 12 jaar)
Type1AMG KIDFIX M i-Size
Grootteklasse B2
Goedkeuring E1*129R03/04*0061
*02
Bestelnummer A 000 970 91 02
1 Fabrikant: Britax Römer.
Geschikte zitplaatsen voor de bevestiging van
kinderzitjesbevestigingssystemen
Overzicht geschiktheid van zitplaatsen voor beves-
tiging van ISOFIX-kinderzitjesbevestigingsystemen
ISOFIX is een gestandaardiseerd bevestigingssys-
teem voor speciale kinderzitjesbevestigingssyste-
men.
®Het symbool gee de geschikte zitplaatsen
aan voor de bevestiging van een ISOFIX-
kinderzitjesbevestigingsysteem conform
UN-R44 (/ pagina 128).
°ISOFIX-kinderzitjesbevestigingsystemen
kunnen ook op zitplaatsen met het i‑Size-
kenmerk worden gemonteerd
(/ pagina 135).
Alleen ISOFIX-kinderzitjesbevestigingsystemen
bevestigen, die conform UN-R44 overeenkomstig
de volgende ISOFIX-tabellen zijn goedgekeurd.
Babydraagzak
Grootteklasse –
Systeem
Linker/rechter zit-
plaats achterin
F – ISO/L1 X
G – ISO/L2 X
X Niet geschikt voor een
ISOFIX-kinderzitjesbevestiging-
systeem in deze gewichtsgroep
en/of grootteklasse.
Gewichtsgroep 0 (tot 10 kg en tot circa 6 maan-
den)
Grootteklasse –
Systeem
Linker/rechter zit-
plaats achterin
E – ISO/R1 IL
IL Geschikt voor ISOFIX-kinder-
zitjesbevestigingsystemen over-
eenkomstig de tabel in "Over-
zicht van de geadviseerde kin-
derzitjesbevestigingssystemen"
of wanneer de auto en de zit-
plaats in de autotypelijst van de
fabrikant van het kinderzitjesbe-
vestigingssysteem zijn vermeld.
Kinderen in de auto – Geschikte zitplaatsen voor de bevestiging van kinderzitjesbevestigingssystemen 133
F247 0072 07
Gewichtsgroep 0+ (tot 13 kg en tot circa 15
maanden)
Grootteklasse –
Systeem
Linker/rech-
ter zitplaats
achterin
E – ISO/R1 IL
D – ISO/R2, ISO/R2X IL
Grootteklasse –
Systeem
Linker/rech-
ter zitplaats
achterin
C – ISO/R3 IL (1)
IL Geschikt voor ISOFIX-kinderzitjesbevestig-
ingsystemen overeenkomstig de tabel in
"Overzicht van de geadviseerde kinderzitjes-
bevestigingssystemen" of wanneer de auto
en de zitplaats in de autotypelijst van de
fabrikant van het kinderzitjesbevestigingssys-
teem zijn vermeld.
(1) Bij gebruik van een kinderzitjesbevesti-
gingssysteem van de grootteklasse (ISO/R3)
de voorstoel in de bovenste stand plaatsen.
Daarbij erop letten dat de rugleuning van de
voorstoel niet tegen het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem aanligt.
Gewichtsgroep I (9 – 18 kg en ongeveer 9 maan-
den tot 4 jaar)
Grootteklasse –
Systeem
Linker/rech-
ter zitplaats
achterin
D – ISO/R2, ISO/R2X IL
C – ISO/R3 IL (1)
B – ISO/F2 IUF
B1 – ISO/F2X IUF
134 Kinderen in de auto – Geschikte zitplaatsen voor de bevestiging van kinderzitjesbevestigingssystemen
F247 0072 07
Grootteklasse –
Systeem
Linker/rech-
ter zitplaats
achterin
A – ISO/F3 IUF
IL Geschikt voor ISOFIX-kinderzitjesbevestig-
ingsystemen overeenkomstig de tabel in
"Overzicht van de geadviseerde kinderzitjes-
bevestigingssystemen" of wanneer de auto
en de zitplaats in de autotypelijst van de fabri-
kant van het kinderzitjesbevestigingssysteem
zijn vermeld.
IUF Geschikt voor naar voren gerichte ISOFIX-
kinderzitjesbevestigingsystemen van de cate-
gorie "Universal" in deze gewichtsgroep.
(1) Bij gebruik van een kinderzitjesbevesti-
gingssysteem van de grootteklasse (ISO/R3)
de voorstoel in de bovenste stand plaatsen.
Daarbij erop letten dat de rugleuning van de
voorstoel niet tegen het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem aanligt.
Overzicht geschiktheid van zitplaatsen voor beves-
tiging van i‑Size-kinderzitjesbevestigingssystemen
i‑Size is een gestandaardiseerd bevestigingssys-
teem voor speciale kinderzitjesbevestigingssyste-
men.
°i‑Size-kinderzitjesbevestigingssystemen
kunnen worden bevestigd op een zitplaats
met het i‑Size-kenmerk (/ pagina 128).
Er mogen kinderzitjesbevestigingssyste-
men worden bevestigd die zijn toegestaan
overeenkomstig de volgende i‑Size-tabel.
Linker en rechter zitplaats achterin
i‑Size-kinderzitjesbevestigingssystemen
(ISO/R1, ISO/R2, ISO/R2X, ISO/R3,
ISO/F2, ISO/F2X, ISO/F3, ISO/B2,
ISO/B3)
i‑U
i-U Geschikt voor een naar voren of een naar achteren
gericht i-Size-kinderzitjesbevestigingssysteem van de
categorie "Universal".
Passagiersstoel
i‑Size-kinderzitjesbevestigingssystemen
(ISO/R1, ISO/R2, ISO/R2X, ISO/R3,
ISO/F2, ISO/F2X, ISO/F3, ISO/B2,
ISO/B3)
X
X Niet geschikt voor een i-Size-kinderzitjesbevestigings-
systeem van de categorie "Universal".
Overzicht van de geschiktheid van zitplaatsen
voor de bevestiging van kinderzitjesbevestigings-
systemen die met de veiligheidsgordels worden
bevestigd
Geschiktheid van zitplaatsen voor de bevestiging
van kinderzitjesbevestigingssystemen die met de
veiligheidsgordels worden bevestigd
Zitplaatsen achterin
Gewichtsgroep 0: Tot
10 kg
Linker/rechter zit-
plaats achterin U, L
Kinderen in de auto – Geschikte zitplaatsen voor de bevestiging van kinderzitjesbevestigingssystemen 135
F247 0072 07
Middelste zitplaats
achterin1U, L
Gewichtsgroep 0+:
Tot 13 kg
Linker/rechter zit-
plaats achterin U, L
Middelste zitplaats
achterin1U, L
Gewichtsgroep I: 9
tot 18 kg
Linker/rechter zit-
plaats achterin U, L
Middelste zitplaats
achterin1U, L
Gewichtsgroep II: 15
tot 25 kg
Linker/rechter zit-
plaats achterin U, L
Middelste zitplaats
achterin1U, L
Gewichtsgroep III: 22
tot 36 kg
Linker/rechter zit-
plaats achterin U, L
Middelste zitplaats
achterin1U, L
1 Kinderzitjesbevestigingssyste-
men met steunvoet zijn niet
geschikt voor deze zitplaats.
U Geschikt voor kinderzitjesbe-
vestigingssystemen van de cate-
gorie "Universal" in deze
gewichtsgroep.
L Geschikt voor semi-universele
kinderzitjesbevestigingssyste-
men overeenkomstig de tabel
in "Geadviseerde kinderzitjesbe-
vestigingssystemen", of wan-
neer de auto en de zitplaats in
de autotypelijst van de fabri-
kant van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem zijn aangegeven.
Aanwijzingen met betrekking tot de kinderzitjes-
bevestigingssystemen op de passagiersstoel
RWanneer u door omstandigheden een kinder-
zitjesbevestigingssysteem op de passagiers-
stoel moet monteren, beslist de aanwijzingen
voor kinderzitjesbevestigingssystemen op de
passagiersstoel in acht nemen
(/ pagina 125).
136 Kinderen in de auto – Geschikte zitplaatsen voor de bevestiging van kinderzitjesbevestigingssystemen
F247 0072 07
RDe specieke aanwijzingen met betrekking tot
naar achteren en naar voren gerichte kinder-
zitjesbevestigingssystemen in acht nemen. Bij
een bezette passagiersstoel vóór en ook tij-
dens het rijden de, van de situatie afhanke-
lijke, correcte status van de passagiersairbag
controleren (/ pagina 108).
Passagiersstoel
Gewichtsgroep 0: Tot
10 kg
Passagiersairbag
geactiveerd1X
Passagiersairbag uit-
geschakeld1, 2 U, L
Gewichtsgroep 0+:
Tot 13 kg
Passagiersairbag
geactiveerd1X
Passagiersairbag uit-
geschakeld1, 2 U, L
Gewichtsgroep I: 9
tot 18 kg
Passagiersairbag
geactiveerd1UF, L
Passagiersairbag uit-
geschakeld1, 2 U, L
Gewichtsgroep II: 15
tot 25 kg
Passagiersairbag
geactiveerd1UF, L
Passagiersairbag uit-
geschakeld1, 2 U, L
Gewichtsgroep III: 22
tot 36 kg
Passagiersairbag
geactiveerd1UF, L
Passagiersairbag uit-
geschakeld1, 2 U, L
1 De zittinghoek zodanig instel-
len dat de voorste rand van de
zitting zich in de bovenste en
de achterste rand van de zitting
zich in de onderste positie
bevinden.
2 De auto is uitgerust met de
automatische uitschakeling van
de passagiersairbag: Het con-
trolelampje PASSENGER AIR
BAG OFF moet branden.
X Niet geschikt voor kinderen in
deze gewichtsgroep.
U Geschikt voor kinderzitjesbe-
vestigingssystemen van de cate-
gorie "Universal" in deze
gewichtsgroep.
Kinderen in de auto – Geschikte zitplaatsen voor de bevestiging van kinderzitjesbevestigingssystemen 137
F247 0072 07
L Geschikt voor semi-universele
kinderzitjesbevestigingssyste-
men overeenkomstig de tabel
in "Geadviseerde kinderzitjesbe-
vestigingssystemen", of wan-
neer de auto en de zitplaats in
de autotypelijst van de fabri-
kant van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem zijn aangegeven.
UF Geschikt voor naar voren
gerichte kinderzitjesbevesti-
gingssystemen van de catego-
rie "Universal" in deze gewichts-
groep.
Kinderzitjesbevestigingssysteem bevestigen
De stoel correct instellen
Bij de montage van een kinderzitjesbevestigings-
systeem op de linker of rechter zitplaats achterin
altijd het volgende in acht nemen:
#Ervoor zorgen dat de voeten van het kind de
voorstoel niet kunnen raken. Indien nodig de
voorstoel iets naar voren instellen.
Wanneer de hoofdsteun van het kinderzitjesbe-
vestigingssysteem in aangebrachte toestand in de
auto niet compleet kan worden uitgeschoven, leidt
dit tot een beperking in de maximale grootte-
instelling bij bepaalde kinderzitjesbevestigingssys-
temen. Hiertoe de montagehandleiding van de
fabrikant van het kinderzitjesbevestigingssysteem
in acht nemen.
%Contact met het dak bij volledig uitgeschoven
en vergrendelde hoofdsteun leidt niet tot een
beperking tijdens het gebruik.
®° Bij de montage van een ISOFIX- of
i‑Size-kinderzitjesbevestigingssysteem altijd het
volgende in acht nemen:
#Bij gebruik van een naar achteren gericht kin-
derzitjesbevestigingssysteem op een zitplaats
achterin: De voorstoel zodanig instellen dat
deze het kinderzitjesbevestigingssysteem niet
raakt.
#Bij gebruik van een naar voren gericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem met geïntegreerde
kinderzitjegordel: De hoofdsteun van de
betreende stoel zodanig instellen, dat deze
het kinderzitjesbevestigingssysteem niet naar
voren drukt. Zo nodig kan de betreende
hoofdsteun worden uitgebouwd. Bovendien
moet de leuning van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem zo volledig mogelijk tegen de
rugleuning van de zitplaats aan liggen. Na het
uitbouwen van het kinderzitjesbevestigings-
systeem de hoofdsteun van de auto direct
aanbrengen en correct instellen.
#Het kinderzitjesbevestigingssysteem niet inge-
klemd en/of gedraaid tussen het dak en het
138 Kinderen in de auto – Kinderzitjesbevestigingssysteem bevestigen
F247 0072 07
zitvlak inbouwen. Indien mogelijk de zitting-
hoek overeenkomstig instellen.
#De hoofdsteun van de auto zodanig instellen,
dat het kinderzitjesbevestigingssysteem niet
door de hoofdsteun wordt belast.
7 Bij de montage van een kinderzitjesbevesti-
gingssysteem dat met de veiligheidsgordels wordt
bevestigd bovendien het volgende in acht nemen:
#Bij gebruik van een naar achteren gericht kin-
derzitjesbevestigingssysteem op een zitplaats
achterin: De voorstoel zodanig instellen dat
deze het kinderzitjesbevestigingssysteem niet
raakt.
#Bij gebruik van een naar voren gericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem met geïntegreerde
kinderzitjegordel: De hoofdsteun van de
betreende stoel zodanig instellen, dat deze
het kinderzitjesbevestigingssysteem niet naar
voren drukt. Zo nodig kan de betreende
hoofdsteun worden uitgebouwd. Bovendien
moet de leuning van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem zo volledig mogelijk tegen de
rugleuning van de zitplaats aan liggen. Na het
uitbouwen van het kinderzitjesbevestigings-
systeem de hoofdsteun van de auto direct
aanbrengen en correct instellen.
#De leuning van een naar voren gericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem moet zo volledig
mogelijk tegen de rugleuning van de zitplaats
achterin aan liggen; dit controleren.
#Het kinderzitjesbevestigingssysteem niet inge-
klemd en/of gedraaid tussen het dak en het
zitvlak inbouwen. Indien mogelijk de zitting-
hoek overeenkomstig instellen.
#De hoofdsteun van de auto zodanig instellen,
dat het kinderzitjesbevestigingssysteem niet
door de hoofdsteun wordt belast.
#Ervoor zorgen dat de voeten van het kind de
voorstoel niet kunnen raken. Indien nodig de
voorstoel iets naar voren instellen.
7 Afhankelijk van de uitrusting van de auto bij
de montage van een geschikt kinderzitjesbevesti-
gingssysteem op de passagiersstoel altijd het vol-
gende in acht nemen:
#De aanwijzingen met betrekking tot naar ach-
teren en naar voren gerichte kinderzitjesbe-
vestigingssystemen op de passagiersstoel in
acht nemen (/ pagina 125).
#Bij gebruik van een naar voren gericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem met geïntegreerde
kinderzitjegordel: Indien mogelijk de hoofd-
steun van de betreende stoel uitbouwen. Na
het uitbouwen van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem de hoofdsteun direct aanbren-
gen en correct instellen.
#De leuning van een naar voren gericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem moet zo volledig
mogelijk tegen de rugleuning van de passa-
giersstoel aan liggen; dit controleren.
#Het kinderzitjesbevestigingssysteem niet inge-
klemd en/of gedraaid tussen het dak en het
zitvlak inbouwen.
#De hoofdsteun van de auto zodanig instellen,
dat het kinderzitjesbevestigingssysteem niet
door de hoofdsteun wordt belast.
#Nooit voorwerpen, zoals een kussen, onder of
achter het kinderzitjesbevestigingssysteem
leggen.
#De passagiersstoel zo ver mogelijk naar achte-
ren instellen en de stoel zo mogelijk in de
Kinderen in de auto – Kinderzitjesbevestigingssysteem bevestigen 139
F247 0072 07
bovenste stand zetten. Altijd de correcte lig-
ging van de schoudergordel vanaf de gordel-
doorvoeropening van de auto naar de schou-
dergordelgeleiding van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem in acht nemen. De schoudergor-
delband moet vanaf de gordeldoorvoerope-
ning naar voren en zo mogelijk omlaag naar
het kinderzitjesbevestigingssysteem verlopen.
#De zittinghoogteverstelling in de laagste stand
zetten.
#De zittinghoek zodanig instellen dat de voorste
rand van de zitting zich in de bovenste en de
achterste rand van de zitting zich in de onder-
ste positie bevindt.
#De rugleuning zo rechtop mogelijk instellen.
ISOFIX- of i-Size-kinderzitjesbevestigingssysteem
monteren
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet vergrendelde achterbank, zit-
plaats achterin en rugleuning
De achterbank, zitplaatsen achterin en rugleu-
ningen kunnen, ook tijdens het rijden, naar
voren klappen.
RDaardoor wordt de inzittende krachtiger in
de veiligheidsgordel gedrukt. De veilig-
heidsgordel kan niet meer zoals bedoeld
beschermen en extra letsel veroorzaken.
RVoorwerpen of bagage in de koer‑ of
bagageruimte kunnen niet door de rugleu-
ning worden tegengehouden.
#Vóór iedere rit opletten dat de achter-
bank, de zitplaats achterin en de rugleu-
ning vergrendeld is.
Auto's zonder verschuifbare achterbank: Wanneer
een rugleuning achterin niet is vastgeklikt en ver-
grendeld, is de rode vergrendelingsindicator zicht-
baar.
Auto's met verschuifbare achterbank: Wanneer de
middelste rugleuning achterin niet is vastgeklikt
en vergrendeld, is de rode vergrendelingsindicator
zichtbaar. De buitenste rugleuningen vergrendelen
automatisch, wanneer deze niet omlaag zijn
geklapt.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door het overschrijden van
het toegestaan totaalgewicht van kind en
kinderzitjesbevestigingssysteem
De ISOFIX‑ of i‑Size-kinderzitjesverankeringen
kunnen overbelast raken en het kind kan bij-
voorbeeld bij een ongeval niet meer worden
tegengehouden.
#Als het kind met de geïntegreerde veilig-
heidsgordel van het ISOFIX- of i-Size-kin-
derzitjesbevestigingssysteem beveiligd
is, mag het totaalgewicht van kind en
kinderzitjesbevestigingssysteem 33 kg
niet overschrijden.
140 Kinderen in de auto – Kinderzitjesbevestigingssysteem bevestigen
F247 0072 07
Altijd de gegevens over het gewicht van het kin-
derzitjesbevestigingssysteem in acht nemen:
Rin de montage- en gebruikshandleiding van de
fabrikant van het gebruikte kinderzitjesbevesti-
gingssysteem
Rop een label aan het kinderzitjesbevestigings-
systeem, indien aanwezig
Regelmatig controleren dat het toegestaan totaal-
gewicht van kind en kinderzitjesbevestigingssys-
teem wordt aangehouden.
Bij de montage van een kinderzitjesbevestigings-
systeem altijd het volgende in acht nemen:
OAltijd het toepassingsgebied en de geschikt-
heid van zitplaatsen voor bevestiging van een
kinderzitjesbevestigingssysteem in acht
nemen.
® ISOFIX-bevestigingsbeugels
(/ pagina 133)
of
° i‑Size-bevestigingsbeugels
(/ pagina 135)
1ISOFIX-bevestigingsbeugels
2i‑Size-bevestigingsbeugels
#Beslist voor iedere rit controleren, of het
ISOFIX-kinderzitjesbevestigingssysteem of het
i‑Size-kinderzitjesbevestigingssysteem correct
in beide bevestigingsbeugels van de auto ver-
grendeld is.
*AANWIJZING Beschadiging van de veilig-
heidsgordel van de middelste zitplaats bij
de montage van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem
#Controleren dat de veiligheidsgordel niet
bekneld raakt.
#Het ISOFIX- of het i‑Size-kinderzitjesbevesti-
gingssysteem aan beide ISOFIX-bevestigings-
beugels monteren.
Top Tether bevestigen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar bij niet vergrendelde rugleu-
ningen van de zitplaatsen achterin na
montage van de Top Tether‑gordels
De rugleuningen van de zitplaatsen achterin
kunnen tijdens het rijden naar voren klappen.
Daardoor kunnen kinderzitjesbevestigingssys-
temen niet meer zoals bedoeld beschermen.
Bovendien kan extra letsel veroorzaakt wor-
den.
Kinderen in de auto – Kinderzitjesbevestigingssysteem bevestigen 141
F247 0072 07
#De rugleuningen van de zitplaatsen ach-
terin na het monteren van de Top
Tether‑gordels altijd vergrendelen.
#Beslist de vergrendelingsindicator in acht
nemen.
Auto's zonder verschuifbare achterbank: Wanneer
een rugleuning achterin niet is vastgeklikt en ver-
grendeld, is de rode vergrendelingsindicator zicht-
baar.
Auto's met verschuifbare achterbank: Wanneer de
middelste rugleuning achterin niet is vastgeklikt
en vergrendeld, is de rode vergrendelingsindicator
zichtbaar. De buitenste rugleuningen vergrendelen
automatisch, wanneer deze niet omlaag zijn
geklapt.
¯ Indien het kinderzitjesbevestigingssysteem
van een Top Tether-gordel voorzien is:
Top Tether kan het gevaar voor letsel verminderen.
De Top Tether-gordel biedt de mogelijkheid voor
een extra verbinding tussen het met ISOFIX of
met i‑Size bevestigde kinderzitjesbevestigingssys-
teem en de auto.
#Indien nodig de hoofdsteun 1 omhoogschui-
ven (/ pagina 185).
#Het ISOFIX- of het i‑Size-kinderzitjesbevesti-
gingssysteem met Top Tether inbouwen. Daar-
bij de montagehandleiding van de fabrikant
van het kinderzitjesbevestigingssysteem in
acht nemen.
#De Top Tether-gordel 4 onder de hoofdsteun
1 tussen de beide hoofdsteunstangen door-
voeren.
#De Top Tether-haak 3 zonder deze te ver-
draaien in de Top Tether-verankering 2
bevestigen.
#De Top Tether-gordel 4 spannen. Daarbij de
montagehandleiding van de fabrikant van het
kinderzitjesbevestigingssysteem in acht
nemen.
#Indien nodig de hoofdsteun 1 omlaagschui-
ven (/ pagina 185). Erop letten dat de Top
Tether-gordel 4 niet in het verloop wordt
gehinderd.
142 Kinderen in de auto – Kinderzitjesbevestigingssysteem bevestigen
F247 0072 07
Kinderzitjesbevestigingssysteem met de veilig-
heidsgordel bevestigen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet vergrendelde achterbank, zit-
plaats achterin en rugleuning
De achterbank, zitplaatsen achterin en rugleu-
ningen kunnen, ook tijdens het rijden, naar
voren klappen.
RDaardoor wordt de inzittende krachtiger in
de veiligheidsgordel gedrukt. De veilig-
heidsgordel kan niet meer zoals bedoeld
beschermen en extra letsel veroorzaken.
RVoorwerpen of bagage in de koer‑ of
bagageruimte kunnen niet door de rugleu-
ning worden tegengehouden.
#Vóór iedere rit opletten dat de achter-
bank, de zitplaats achterin en de rugleu-
ning vergrendeld is.
Auto's zonder verschuifbare achterbank: Wanneer
een rugleuning achterin niet is vastgeklikt en ver-
grendeld, is de rode vergrendelingsindicator zicht-
baar.
Auto's met verschuifbare achterbank: Wanneer de
middelste rugleuning achterin niet is vastgeklikt
en vergrendeld, is de rode vergrendelingsindicator
zichtbaar. De buitenste rugleuningen vergrendelen
automatisch, wanneer deze niet omlaag zijn
geklapt.
#Voor een kinderzitjesbevestigingssysteem van
de categorie "Universal" of "Semi-Universal"
controleren of dit voor de zitplaats van de auto
is toegestaan.
#Het kinderzitjesbevestigingssysteem monte-
ren.
Het draagvlak van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem moet volledig op het zitvlak van
de zitplaats rusten.
#Altijd de correcte ligging van de schoudergor-
del vanaf de gordeldoorvoeropening van de
auto naar de schoudergordelgeleiding van het
kinderzitjesbevestigingssysteem in acht
nemen.
De schoudergordelband moet vanaf de gordel-
doorvoeropening naar voren en zo mogelijk
omlaag naar het kinderzitjesbevestigingssys-
teem verlopen.
#Bij de montage op de zitplaats achterin: Indien
aanwezig, bovendien Top Tether bevestigen.
#Bij de montage op de passagiersstoel: Indien
noodzakelijk de gordeldoorvoeropening en de
passagiersstoel overeenkomstig instellen.
Kinderbeveiligingen
Kinderslot voor achterportieren vergrendelen of
ontgrendelen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
het voertuig worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RDeuren openen en daardoor andere perso-
nen of verkeersdeelnemers in gevaar bren-
gen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
Kinderen in de auto 143
F247 0072 07
RUitrustingen van het voertuig bedienen en
bijvoorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen het voertuig in
beweging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrij te zetten.
RDe rijstand te wijzigen.
RHet voertuig te starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in het
voertuig achterlaten.
#Bij het verlaten van het voertuig altijd de
sleutel meenemen en het voertuig ver-
grendelen.
#De sleutel buiten het bereik van kinderen
bewaren.
&WAARSCHUWING Levensgevaar door
grote blootstelling aan kou of warmte in
de auto
Wanneer personen – in het bijzonder kinderen
– langdurig aan hoge of lage temperaturen
worden blootgesteld, bestaat gevaar voor let-
sel of zelfs levensgevaar!
#Personen – in het bijzonder kinderen –
nooit zonder toezicht in de auto laten.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen meerijden, kunnen deze
met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
#Wanneer kinderen meerijden, altijd de
aanwezige kinderbeveiligingen activeren.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
Auto's voor het Verenigd Koninkrijk: De belang-
rijke veiligheidsaanwijzingen in het hoofdstuk
"Aanwijzingen met betrekking tot de extra portier-
vergrendeling" in acht nemen.
Kindersloten zijn aanwezig voor de achterportie-
ren en de zijruiten achterin.
Het kinderslot in de achterportieren vergrendelt
elk portier afzonderlijk. Dit kan dan niet meer van
binnenuit worden geopend.
144 Kinderen in de auto
F247 0072 07
#De hendel in de richting van de pijl 1 (ver-
grendelen) of 2 (ontgrendelen) indrukken.
#De werking van het kinderslot controleren.
Kinderslot voor zijruiten achterin vergrendelen of
ontgrendelen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
het voertuig worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RDeuren openen en daardoor andere perso-
nen of verkeersdeelnemers in gevaar bren-
gen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van het voertuig bedienen en
bijvoorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen het voertuig in
beweging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrij te zetten.
RDe rijstand te wijzigen.
RHet voertuig te starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in het
voertuig achterlaten.
#Bij het verlaten van het voertuig altijd de
sleutel meenemen en het voertuig ver-
grendelen.
#De sleutel buiten het bereik van kinderen
bewaren.
&WAARSCHUWING Levensgevaar door
grote blootstelling aan kou of warmte in
de auto
Wanneer personen – in het bijzonder kinderen
– langdurig aan hoge of lage temperaturen
worden blootgesteld, bestaat gevaar voor let-
sel of zelfs levensgevaar!
#Personen – in het bijzonder kinderen –
nooit zonder toezicht in de auto laten.
Kinderen in de auto 145
F247 0072 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen meerijden, kunnen deze
met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
#Wanneer kinderen meerijden, altijd de
aanwezige kinderbeveiligingen activeren.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
Auto's voor het Verenigd Koninkrijk: De belang-
rijke veiligheidsaanwijzingen in het hoofdstuk
"Aanwijzingen met betrekking tot de extra portier-
vergrendeling" in acht nemen.
Kindersloten zijn aanwezig voor de achterportie-
ren en de zijruiten achterin.
#Vergrendelen/ontgrendelen: De toets 2
indrukken.
De zijruit achterin kan in de volgende gevallen
worden geopend of gesloten:
RHet controlelampje 1 brandt: Met de
schakelaar op het bestuurdersportier
RHet controlelampje 1 is gedoofd: Met de
schakelaar op het betreende achterpor-
tier of het bestuurdersportier
Aanwezigheidsherinnering van personen
Werking van de aanwezigheidsherinnering van
personen
De aanwezigheidsherinnering van personen kan
eraan bijdragen, op mogelijke achterin de auto
vergeten kinderen te wijzen. Deze wordt vanzelf
geactiveerd en gedeactiveerd, wanneer er door
langer openen van een achterportier van uit kan
worden gegaan, dat kleine kinderen konden in- of
uitstappen.
Bij het uitschakelen van de auto verschijnt op het
bestuurdersdisplay de aanwijzing Geen personen
of dieren in de auto achterlaten, wanneer het
systeem zich van tevoren automatisch geactiveerd
hee.
U kunt de functie permanent uitschakelen in het
multimediasysteem (/ pagina 147). Wanneer het
systeem is gedeactiveerd, brandt op het bestuur-
dersdisplay het controlelampje p.
146 Kinderen in de auto
F247 0072 07
Aanwezigheidsherinnering van personen in het
multimediasysteem in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Inzittendenbescherming
#De functie in- of uitschakelen.
Kinderen in de auto 147
F247 0072 07
Sleutel
Overzicht van de werking van de sleutel
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen de auto in bewe-
ging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrijzetten.
RDe transmissiestand wijzigen.
RHet voertuig starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Sleutel buiten bereik van kinderen bewa-
ren.
*AANWIJZING Beschadiging van de sleutel
door magnetische velden
#De sleutels uit de buurt van sterke mag-
netische velden houden.
Voertuigsleutel
1Vergrendelen
2Controlelampje
3Ontgrendelen
4Achterklep openen en sluiten
%Wanneer het controlelampje 2 bij het indruk-
ken van de toets Ü of ß niet gaat bran-
den, is de batterij bijna leeg of eventueel ont-
laden. De batterij zo snel mogelijk vervangen.
De batterij van de sleutel vervangen
(/ pagina 151).
148 Openen en sluiten
F247 0072 07
Met de sleutel worden de volgende componenten
ver- en ontgrendeld:
RPortieren
RTankdopklep
RContactdoosklep (plug-in-hybride)
RAchterklep
Wanneer de auto niet binnen circa 40 seconden
na het ontgrendelen wordt geopend, wordt deze
weer vergrendeld. De diefstalbeveiliging wordt
opnieuw geactiveerd.
De sleutel niet bewaren bij elektronische appara-
ten of metalen voorwerpen. Dit kan de werking
van de sleutel nadelig beïnvloeden.
Akoestisch sluitsignaal in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Openen/sluiten
#Het Akoestisch sluitsignaal in- of uitschake-
len.
%Het volgende in acht nemen:
De geselecteerde instelling van het akoestisch
sluitsignaal dient in overeenstemming te zijn
met de betreende nationale verkeersregels.
In sommige landen, waaronder Duitsland, is
het gebruik van het akoestisch sluitsignaal
wettelijk niet toegestaan (in Duitsland con-
form §16 Abs. 1 en §30 Abs. 1 StVO). De
bestuurder van de auto dient zich aan de
voorschrien te houden. In landen waar het
gebruik van deze functie niet is toegestaan, is
deze functie in uw auto niet geactiveerd en
mag ook niet worden geactiveerd.
Ontgrendelingsinstellingen wijzigen
Mogelijke ontgrendelingsfuncties van de sleutel:
RCentraal ontgrendelen
RBestuurdersportier en tankdopklep ontgrende-
len
RPlug-in-hybride: Bestuurdersportier en tank-/
contactdoosklep ontgrendelen
#Tussen de instellingen omschakelen: De toet-
sen Ü en ß tegelijkertijd circa zes
seconden indrukken, tot het controlelampje
tweemaal knippert.
Mogelijkheden wanneer de ontgrendelingsfunctie
bestuurdersportier en tankdopklep is gekozen:
RAuto centraal ontgrendelen: De toets Ü
tweemaal indrukken.
RAuto's met KEYLESS-GO: Wanneer u de bin-
nenzijde van de portiergreep van het bestuur-
dersportier aanraakt, worden alleen het
bestuurdersportier en de tankdopklep ont-
grendeld.
Mogelijkheden wanneer de ontgrendelingsfunctie
bestuurdersportier en tank-/contactdoosklep
(plug-in-hybride) is gekozen:
RAuto centraal ontgrendelen: De toets Ü
tweemaal indrukken.
RAuto's met KEYLESS-GO: Wanneer u de bin-
nenzijde van de portiergreep van het bestuur-
dersportier aanraakt, worden alleen het
bestuurdersportier en de tank-/contactdoos-
klep ontgrendeld.
Openen en sluiten 149
F247 0072 07
Werking van de sleutel deactiveren
Auto's met KEYLESS-GO: Wanneer u de werking
van de sleutel deactiveert, worden ook de KEY-
LESS-GO-functies gedeactiveerd. Een toegangs-
of wegrijbeveiliging door KEYLESS-GO is in dat
geval niet meer mogelijk met de betreende sleu-
tel. Activeer de werking van de sleutel, zodat alle
functies weer zoals gewend met deze sleutel
beschikbaar zijn.
U kunt de werking van de sleutel bovendien deac-
tiveren om het stroomverbruik van de betreende
sleutel te reduceren, wanneer u de auto of een
sleutel gedurende langere tijd niet gebruikt.
#De toets ß van de sleutel indrukken en
ingedrukt houden.
#Met ingedrukte toets ß onmiddellijk de
toets Ü van de sleutel tweemaal kort na
elkaar indrukken.
Het controlelampje van de sleutel gaat een-
maal kort en eenmaal lang branden.
%U hee de volgende mogelijkheden om de
sleutel weer te activeren:
REen willekeurige toets van de sleutel
indrukken.
RDe auto met de sleutel in het opbergvak
van de middenconsole starten
(/ pagina 258).
Noodsleutel verwijderen en aanbrengen
Noodsleutel verwijderen
#De ontgrendelingsknop 1 indrukken.
De noodsleutel 2 wordt iets naar buiten
geschoven.
#De noodsleutel 2 eruit trekken, tot deze in
de tussenstand vergrendelt.
#Opnieuw de ontgrendelingsknop 1 indrukken
en de noodsleutel 2 er helemaal uittrekken.
Noodsleutel aanbrengen
#De ontgrendelingsknop 1 indrukken.
#De noodsleutel 2 in de tussenstand of hele-
maal aanbrengen, tot hij vergrendelt.
150 Openen en sluiten
F247 0072 07
%Om de sleutel aan een sleutelbos te bevesti-
gen, kan de tussenstand van de noodsleutel
2 worden gebruikt.
Batterij van de sleutel vervangen
&GEVAAR Levensgevaar door inslikken van
batterijen
Batterijen bevatten giige en agressieve com-
ponenten. Als batterijen worden ingeslikt of op
een andere manier in het lichaam terechtko-
men, kan dit binnen twee uur tot zware inwen-
dige verbrandingen leiden.
Er dreigt levensgevaar!
#Batterijen buiten bereik van kinderen
bewaren.
#Wanneer het deksel en/of het batterijen-
vak niet goed sluiten, de sleutel niet
meer gebruiken en buiten bereik van kin-
deren bewaren.
#Als batterijen zijn ingeslikt of op een
andere manier in het lichaam terecht zijn
gekomen, onmiddellijk de hulp van een
arts inroepen.
+MILIEU-AANWIJZING Milieuschade door
een niet deskundige afvoer van accu's
Accu's bevatten schadelijke stoen. Het
is wettelijke verboden, deze samen met het
huisvuil af te voeren.
#
Accu's op milieuvriendelijke
wijze afvoeren. Ontladen batterijen bij
een gekwaliceerde werkplaats of bij
een inzamelpunt voor oude batterijen
afgeven.
Voorwaarden
REr is één 3V-knoopcel van het type CR 2032
nodig.
Mercedes-Benz adviseert om de batterij bij een
gekwaliceerde werkplaats te laten vervangen.
#De noodsleutel verwijderen (/ pagina 150).
#De ontgrendelingsknop 2 volledig omlaag-
drukken en het deksel 1 in de richting van de
pijl openschuiven.
#Het deksel 1 in de richting van de pijl open-
klappen en verwijderen.
#Het batterijenvak 3 eruit trekken en de lege
batterij verwijderen.
#De nieuwe batterij in het batterijenvak 3 aan-
brengen. Daarbij de markering van de pluspool
in het batterijenvak en op de batterij in acht
nemen.
#Het batterijenvak 3 erin schuiven.
Openen en sluiten 151
F247 0072 07
#Het deksel 1 weer aanbrengen en dicht-
schuiven, tot het vastklikt.
Problemen met de sleutel verhelpen
U kunt de auto niet meer ver- of ontgrendelen.
Mogelijke oorzaken:
RDe batterij van de sleutel is zwak of leeg.
#Met het controlelampje de batterij controleren
(/ pagina 148).
#Eventueel de batterij van de sleutel vervangen
(/ pagina 151).
#De reservesleutel gebruiken.
#Voor het ver- of ontgrendelen de noodsleutel
gebruiken (/ pagina 156).
#De sleutel bij een gekwaliceerde werkplaats
laten controleren.
Een sterke radiobron veroorzaakt een storing.
Mogelijke oorzaken van een slechte werking van
de functie van de sleutel:
Rhoogspanningskabels
Rmobiele telefoons
Relektronische apparaten (notebooks, tablets)
Rafscherming door metalen voorwerpen of con-
tactlussen voor poort- of slagboominstallaties
#Op voldoende afstand tussen de sleutel en
een potentiële storingsbron letten.
U hee een sleutel verloren.
#De sleutel bij een gekwaliceerde werkplaats
laten blokkeren.
#Zo nodig de mechanische sloten laten vervan-
gen.
Portieren
Aanwijzingen met betrekking tot extra portierver-
grendeling
De extra portiervergrendeling is alleen beschik-
baar bij auto's voor het Verenigd Koninkrijk.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel voor
personen in de auto bij geactiveerde extra
portiervergrendeling
Wanneer de extra portiervergrendeling geacti-
veerd is, kunnen de portieren niet meer van
binnenuit geopend worden.
#Personen, in het bijzonder kinderen,
nooit zonder toezicht in de auto achterla-
ten.
#Wanneer zich personen in de auto bevin-
den, nooit de extra portiervergrendeling
activeren.
De extra portiervergrendeling wordt in de vol-
gende gevallen automatisch geactiveerd:
RDe auto wordt vergrendeld met de sleutel.
RDe auto wordt vergrendeld met KEYLESS-GO.
Als de auto via Mercedes me connect is vergren-
deld, is de extra portiervergrendeling niet actief
(/ pagina 535).
Wanneer de extra portiervergrendeling is geacti-
veerd, kunt u de portieren niet van binnenuit ope-
nen.
152 Openen en sluiten
F247 0072 07
%Na de vergrendeling kunt u met de claxon een
signaal laten geven.
De activering van de extra portiervergrendeling
kan worden voorkomen, door voor het vergrende-
len van de auto de interieurbeveiliging uit te scha-
kelen (/ pagina 173).
Portieren van binnenuit ontgrendelen en openen
#Alleen voor het Verenigd Koninkrijk: De aan-
wijzingen voor de extra portiervergrendeling in
acht nemen (/ pagina 152).
#Aan de portiergreep 1 trekken.
Auto van binnenuit centraal ver- en ontgrendelen
#Ontgrendelen: De toets 1 indrukken.
#Vergrendelen: De toets 2 indrukken.
Wanneer de auto vergrendeld is, brandt het
rode controlelampje in de toets 2.
De tankdopklep wordt niet ver- en ontgrendeld.
Plug-in-hybride: De contactdoosklep wordt ook
ver- en ontgrendeld. Wanneer een sleutel in de
auto wordt herkend, kan de contactdoosklep
desondanks worden geopend.
De auto wordt niet ontgrendeld:
RWanneer u de auto met de sleutel hebt ver-
grendeld
RWanneer u de auto met KEYLESS-GO hebt ver-
grendeld
Auto met KEYLESS-GO ver- en ontgrendelen
Voorwaarden
RDe sleutel bevindt zich buiten de auto.
RDe afstand van de sleutel tot de auto is niet
meer dan 1 m.
RHet bestuurdersportier en het portier, waarvan
de portiergreep wordt bediend, zijn gesloten.
*AANWIJZING Schade aan de auto door het
onbedoeld openen van de achterklep
RBij het gebruik van een wasstraat
Openen en sluiten 153
F247 0072 07
RBij het gebruik van een hogedrukreiniger
#In deze situaties de functie van de sleutel
deactiveren.
of
#Erop letten dat de sleutel ten minste 3 m
van de auto verwijderd is.
De aanwijzingen in acht nemen met betrekking
tot:
Rmet betrekking tot het auto wassen in een
wasstraat (/ pagina 31)
Rmet betrekking tot het gebruik van een hoge-
drukreiniger (/ pagina 583)
#Auto ontgrendelen: De binnenzijde van de por-
tiergreep aanraken.
#Auto vergrendelen: Het sensorvlak 1 of 2
aanraken.
#Comfortsluiting: Het verdiepte sensorvlak 2
aanraken tot het sluitingsproces is voltooid.
%Meer informatie over de comfortsluiting
(/ pagina 166).
Wanneer de achterklep van buitenaf wordt
geopend, wordt deze automatisch ontgrendeld.
Problemen met KEYLESS-GO verhelpen
De auto kan niet meer met de KEYLESS-GO wor-
den ver- en ontgrendeld.
Mogelijke oorzaken:
RDe functie van de sleutel is gedeactiveerd.
RDe batterij van de sleutel is zwak of leeg.
#De functie van de sleutel activeren
(/ pagina 63).
#Met het controlelampje de batterij controleren
(/ pagina 148).
#Eventueel de batterij van de sleutel vervangen
(/ pagina 151).
#De reservesleutel gebruiken.
#Voor het ver- of ontgrendelen de noodsleutel
gebruiken (/ pagina 156).
#De auto en de sleutel bij een gekwaliceerde
werkplaats laten controleren.
154 Openen en sluiten
F247 0072 07
Een sterke radiobron veroorzaakt een storing.
Mogelijke oorzaken van de beïnvloeding van de
KEYLESS-GO-functie:
Rhoogspanningskabels
Rmobiele telefoons
Relektronische apparaten (notebooks, tablets)
Rafscherming door metalen voorwerpen of con-
tactlussen voor poort- of slagboominstallaties
#Op voldoende afstand tussen de sleutel en
een potentiële storingsbron letten.
Automatische vergrendeling in- en uitschakelen
Wanneer de auto is ingeschakeld en de wielen
sneller dan stapvoets draaien, wordt de auto auto-
matisch vergrendeld.
#Inschakelen: De toets 2 circa vijf seconden
ingedrukt houden, tot een geluidssignaal
klinkt.
#Uitschakelen: De toets 1 circa vijf seconden
ingedrukt houden, tot een geluidssignaal
klinkt.
Wanneer de auto vergrendeld is, brandt het rode
controlelampje in de toets 2.
Als de functie is ingeschakeld, bestaat in de vol-
gende situaties gevaar voor buitensluiten:
RBij het aanslepen of aanduwen van de auto
RAls de auto zich op een rollentestbank bevindt
Automatische vergrendeling in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Openen/sluiten
%Wanneer de auto is ingeschakeld en de wielen
sneller dan stapvoets draaien, wordt de auto
automatisch vergrendeld.
#Autom. vergrendeling in- of uitschakelen.
In de volgende situaties bestaat gevaar voor bui-
tensluiten wanneer de functie is ingeschakeld:
RDe auto wordt aangesleept of aangeduwd.
RDe auto bevindt zich op een rollentestbank.
Openen en sluiten 155
F247 0072 07
Auto met de noodsleutel ver- en ontgrendelen
Bestuurdersportier met de noodsleutel ver- en
ontgrendelen
%Wanneer de auto volledig met de noodsleutel
moet worden vergrendeld, bij geopend
bestuurdersportier eerst de toets voor de ver-
grendeling van binnenuit indrukken. Vervol-
gens het bestuurdersportier met de noodsleu-
tel vergrendelen.
%Wanneer het bestuurdersportier of het koer-
deksel met de noodsleutel wordt ontgrendeld
en vervolgens wordt geopend, wordt de dief-
stal-/inbraakalarminstallatie geactiveerd.
#De noodsleutel verwijderen (/ pagina 150).
#De noodsleutel tot de aanslag in de opening
1 van de afdekkap schuiven.
#Iets aan de portiergreep trekken en deze vast-
houden.
#De afdekkap met de noodsleutel zo recht
mogelijk van de auto weg trekken, tot hij los-
komt.
#De portiergreep loslaten.
#Ontgrendelen: De noodsleutel linksom in de
stand 1 draaien.
#Vergrendelen: De noodsleutel rechtsom in de
stand 1 draaien.
#De afdekkap voorzichtig op de slotcilinder
drukken totdat hij vastklikt en stevig vastzit.
156 Openen en sluiten
F247 0072 07
Passagiersportier en achterportieren vergrendelen
#Een geschikt voorwerp, bijvoorbeeld de nood-
sleutel, in de uitsparing 1 van het portierslot
aanbrengen.
#Linkerzijde van de auto vergrendelen: De
noodsleutel tot de aanslag linksom draaien.
#Rechterzijde van de auto vergrendelen: De
noodsleutel tot de aanslag rechtsom draaien.
Wanneer het vergrendelde portier vervolgens
wordt gesloten, kunt u dit niet meer van buitenaf
openen.
Bagageruimte
Achterklep openen
&GEVAAR Gevaar voor vergiiging door uit-
laatgassen
Verbrandingsmotoren stoten giige uitlaatgas-
sen, bijvoorbeeld koolmonoxide, uit. Als de
achterklep is geopend als de motor draait, in
het bijzonder tijdens het rijden, kunnen uitlaat-
gassen in het interieur binnendringen.
#Altijd de motor afzetten alvorens de ach-
terklep te openen.
#Nooit met een geopende achterklep rij-
den.
*AANWIJZING Beschadiging van de achter-
klep door obstakels op de auto
De achterklep zwenkt bij het openen naar ach-
teren en omhoog.
#Erop letten dat er voldoende plaats ach-
ter en boven de achterklep is.
#Aan de handgreep van de achterklep trekken.
#Auto's met HANDS-FREE ACCESS: Met een
voet onder de bumper schoppen
(/ pagina 161).
Openen en sluiten 157
F247 0072 07
Auto's met EASY-PACK-achterklep
#Aan de afstandsbedieningstoets 1 trekken,
tot de achterklep opent.
of
#De toets p van de sleutel lang indrukken.
#Bij ontgrendelde achterklep aan de handgreep
van de achterklep trekken en direct weer los-
laten.
#Een achterklep die in de tussenstand is
gestopt omhoogtrekken. Loslaten zodra deze
begint te openen.
Wanneer een obstakel de achterklep tijdens het
automatisch openen hindert, wordt de achterklep
gestopt door de blokkeerherkenning. De automati-
sche blokkeerherkenning is slechts een hulpmid-
del. Deze ontslaat u er niet van zelf goed te blijven
opletten.
Achterklep sluiten
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
niet-vastgezette voorwerpen in de auto
Wanneer voorwerpen, bagage of lading niet of
onvoldoende vastgezet is, kan het verschui-
ven, kantelen of rondslingeren en daardoor
inzittenden raken.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze niet kunnen rondslingeren.
#Voorwerpen, bagage of lading voor het
wegrijden beveiligen tegen verschuiven
of kantelen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen.
Aanwijzingen met betrekking tot het sluiten van
de achterklep: Uw auto is uitgerust met automati-
sche sleutelherkenning. Wanneer wordt herkend
dat een bij de auto behorende sleutel zich in de
auto bevindt, wordt de achterklep niet vergren-
deld.
In acht nemen dat de achterklep in de volgende
situatie niet wordt vergrendeld:
RU hebt de auto vergrendeld en sluit de achter-
klep, terwijl een bij de auto behorende sleutel
in de auto ligt.
en
REr wordt geen tweede bij de auto behorende
sleutel buiten de auto herkend.
De automatische sleutelherkenning is slechts een
hulpmiddel en is geen vervanging van uw oplet-
tendheid.
158 Openen en sluiten
F247 0072 07
#Vóór het vergrendelen controleren of ten min-
ste één bij de auto behorende sleutel zich bui-
ten de auto bevindt.
#Achterklep sluiten: De achterklep aan de
handgreep omlaagtrekken en in het slot laten
vallen.
Auto's met EASY-PACK-achterklep
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij het
automatisch sluiten van de achterklep
Er kunnen lichaamsdelen bekneld raken. Er
kunnen zich personen in het sluitgebied bevin-
den.
#Tijdens de sluitprocedure erop letten dat
niemand zich in de omgeving van het
sluitgebied bevindt.
Om de sluitprocedure te stoppen, een van de
volgende mogelijkheden gebruiken:
RDe toets p in de sleutel indrukken.
RDe afstandsbedieningstoets op het
bestuurdersportier indrukken of eraan
trekken.
RDe sluit‑ of vergrendelingstoets op de ach-
terklep indrukken.
RAan de handgreep van de achterklep trek-
ken.
Auto's met HANDS-FREE ACCESS: De sluitproce-
dure kan ook met een schoppende beweging
onder de achterbumper worden gestopt.
#Achterklep sluiten: De achterklep iets omlaag-
trekken. Loslaten zodra deze begint te sluiten.
#De spanningsvoorziening of de auto inschake-
len.
#De afstandsbedieningstoets 1 indrukken, tot
de achterklep volledig gesloten is.
Openen en sluiten 159
F247 0072 07
#De sluittoets 1 in de achterklep indrukken.
Auto's met KEYLESS-GO
#De vergrendelingstoets 2 in de achterklep
indrukken.
Wanneer een sleutel buiten de auto wordt her-
kend, wordt de achterklep gesloten en de auto
vergrendeld.
#De toets p van de sleutel lang indrukken.
De sleutel moet zich daarbij in de omgeving
van de auto bevinden.
Auto's met HANDS-FREE ACCESS
#Met de voet een schoppende beweging onder
de bumper maken (/ pagina 161).
Automatische anti-inklemfunctie van de achter-
klep
De achterklep is uitgerust met een automatische
blokkeerherkenning met anti-inklemfunctie. Wan-
neer een object de achterklep tijdens de automa-
tische sluitprocedure hindert, wordt deze automa-
tisch weer iets geopend. De automatische blok-
keerherkenning met anti-inklemfunctie is slechts
een hulpmiddel. U dient zelf altijd goed te blijven
opletten.
#Bij het sluiten controleren dat zich geen
lichaamsdelen in het sluitgebied bevinden.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar ondanks
anti-inklemfunctie
De anti-inklemfunctie reageert niet:
Rop zachte, lichte en dunne objecten, bij-
voorbeeld vingers
Raan het einde van de sluitprocedure
De anti-inklemfunctie kan het inklemmen
vooral in deze situaties niet voorkomen.
#Ervoor zorgen dat zich geen lichaamsde-
len in het sluitgebied bevinden.
Wanneer iemand bekneld raakt, ofwel:
RDe toets p in de sleutel indrukken.
RDe afstandsbedieningstoets op het
bestuurdersportier indrukken of eraan
trekken.
RDe sluit‑ of vergrendelingstoets op de ach-
terklep indrukken.
RAan de handgreep van de achterklep trek-
ken.
160 Openen en sluiten
F247 0072 07
Functie HANDS-FREE ACCESS
Met HANDS-FREE ACCESS kunt u door een
schoppende beweging met de voet onder de bum-
per de achterklep openen, sluiten of stoppen.
Daarvoor moet de transmissie in de stand j
staan.
De schoppende beweging activeert afwisselend
een openings- of sluitingsprocedure.
RWanneer de openingsprocedure van de achter-
klep wordt gestopt door een schoppende
beweging, wordt de achterklep met de vol-
gende schoppende beweging gesloten.
RWanneer de sluitprocedure van de achterklep
wordt gestopt door een schoppende bewe-
ging, wordt de achterklep met de volgende
schoppende beweging geopend.
In de volgende gevallen kan de achterklep met
HANDS-FREE ACCESS alleen worden gesloten:
RAls de auto ingeschakeld is en de ontgrende-
lingsfunctie van de sleutel zo is ingesteld dat
bij het ontgrendelen alleen het bestuurders-
portier wordt ontgrendeld (/ pagina 149).
RWanneer de auto van binnenuit centraal ver-
grendeld werd (/ pagina 153).
De aanwijzingen met betrekking tot het openen
(/ pagina 157) en sluiten (/ pagina 158) van
de achterklep.
%Tijdens het openen of sluiten van de achter-
klep klinken er twee waarschuwingssignalen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den door heet uitlaatsysteem
Het uitlaatsysteem van de auto kan zeer heet
zijn. Als u HANDS-FREE ACCESS gebruikt,
kunt u zich bij het aanraken van het uitlaatsys-
teem branden.
#Altijd ervoor zorgen dat de schoppende
beweging alleen in het herkenningsge-
bied van de sensoren wordt uitgevoerd.
*AANWIJZING Schade aan de auto door het
onbedoeld openen van de achterklep
RBij het gebruik van een wasstraat
RBij het gebruik van een hogedrukreiniger
#In deze situaties de functie van de sleutel
deactiveren.
of
#Erop letten dat de sleutel ten minste 3 m
van de auto verwijderd is.
Ervoor zorgen dat u bij het maken van de schop-
pende beweging stevig staat. Anders kunt u bij-
voorbeeld bij ijzel uw evenwicht verliezen.
De volgende aanwijzingen in acht nemen:
RDe sleutel bevindt zich achter de auto.
Als de sleutel niet wordt niet herkend:
-De sleutel in de hand nemen.
of
-Controleren dat de functie van de sleutel
geactiveerd is (/ pagina 63).
RBij de schoppende beweging ten minste
30 cm van de auto verwijderd blijven.
RBij de schoppende beweging niet de bumper
aanraken.
RDe schoppende beweging niet te langzaam uit-
voeren.
Openen en sluiten 161
F247 0072 07
RDe schoppende beweging moet naar de auto
toe en er vandaan plaatsvinden.
RAuto's met aanhangwagenvoorziening: De
schoppende beweging links of rechts naast de
kogelkop uitvoeren.
1Registratiegebied van de sensoren
Wanneer meerdere schoppende bewegingen ach-
ter elkaar zonder succes zijn, tien seconden
wachten.
Systeemgrenzen
Het systeem kan in de volgende gevallen mogelijk
niet correct werken of buiten werking zijn:
RDe sensoren zijn vervuild, bijvoorbeeld door
pekel of sneeuwophoping.
RWanneer de schoppende beweging met een
beenprothese wordt uitgevoerd.
De achterklep kan in de volgende situaties onbe-
doeld openen of sluiten:
RWanneer personen armen of benen in het regi-
stratiegebied bewegen, bijvoorbeeld bij het
poetsen van de auto of bij het oprapen van
voorwerpen.
RWanneer voorwerpen achter de auto langs
worden gevoerd of neergezet, bijvoorbeeld de
slang van een pompzuil, een laadkabel of
bagage.
RWanneer spanriemen, dekzeilen of andere
afdekkingen over de bumper worden getrok-
ken.
RWanneer een beschermingsmat wordt gebruikt
die over de laaddrempel omlaag in het regi-
stratiegebied van de sensoren hangt.
RWanneer de beschermingsmat niet correct is
bevestigd.
RAuto's met aanhangwagenvoorziening: Bij het
werken aan de aanhangwagenvoorziening, aan
aanhangwagens of achteretsdragers.
In deze en vergelijkbare situaties de functie van
de sleutel deactiveren (/ pagina 63) of geen
sleutel bij u dragen.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Openingshoek van de achterklep begrenzen
Openingshoekbegrenzing inschakelen
U kunt de openingshoek van de achterklep in de
bovenste openingshel begrenzen tot net voor de
eindstand.
#De openingsbeweging van de achterklep in de
gewenste stand stoppen.
162 Openen en sluiten
F247 0072 07
#De sluittoets in de achterklep ingedrukt hou-
den, tot een kort geluidssignaal klinkt.
De openingshoekbegrenzing is ingeschakeld.
De achterklep stopt nu bij het openen in de
opgeslagen positie.
Volledig openen van de achterklep na het automa-
tisch stoppen.
#Opnieuw buiten aan de handgreep van de ach-
terklep trekken.
Openingshoekbegrenzing uitschakelen
#De sluittoets in de achterklep ingedrukt hou-
den, tot twee korte geluidssignalen klinken.
Achterklep met de noodsleutel ontgrendelen
Voorwaarden
RDe rugleuning achterin is naar voren geklapt.
RDe bagageruimteafdekking is uitgebouwd.
#De noodsleutel verwijderen (/ pagina 150).
#De noodsleutel 2 in de opening in de bekle-
ding 1 schuiven en naar binnen drukken.
De achterklep wordt ontgrendeld.
Zijruiten
Zijruiten openen en sluiten
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij het
openen van een zijruit
Bij het openen van een zijruit kunnen
lichaamsdelen tussen de zijruit en het ruit-
frame getrokken worden of bekneld raken.
#Bij het openen controleren dat niemand
de zijruit aanraakt.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
de toets loslaten of aan de toets trekken
om de zijruit weer te sluiten.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij het
sluiten van een zijruit
Bij het sluiten van een zijruit kunnen lichaams-
delen in het sluitgebied bekneld raken.
#Bij het sluiten controleren, of zich geen
lichaamsdelen in het sluitgebied bevin-
den.
Openen en sluiten 163
F247 0072 07
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
de toets loslaten of de toets indrukken
om de zijruit weer te openen.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij het
bedienen van de zijruiten door kinderen
Wanneer kinderen de zijruiten bedienen, kun-
nen ze bekneld raken, in het bijzonder wan-
neer ze zonder toezicht zijn.
#De kinderbeveiliging voor de zijruiten
achterin activeren.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
Voorwaarden
RDe spanningsvoorziening of de auto is inge-
schakeld.
1Sluiten
2Openen
De toetsen in het bestuurdersportier hebben voor-
rang.
#Automatische beweging starten: De toets
W tot voorbij het drukpunt drukken of er
aan trekken en weer loslaten.
#Automatische beweging onderbreken: De
toets W opnieuw indrukken of eraan trek-
ken.
Wanneer de auto is geparkeerd kunt u de zijruiten
nog steeds bedienen.
De functie is gedurende circa vier minuten of tot
het openen van een voorportier beschikbaar.
Automatische anti-inklemfunctie van de zijruiten
Wanneer een obstakel een zijruit tijdens de sluit-
procedure hindert, gaat de zijruit automatisch
weer open. De automatische anti-inklemfunctie is
slechts een hulpmiddel en is geen vervanging van
uw oplettendheid.
#Bij het sluiten controleren dat zich geen
lichaamsdelen in het sluitgebied bevinden.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar ondanks
anti-inklemfunctie van de zijruit
De anti-inklemfunctie reageert niet:
Rop zachte, lichte en dunne objecten, bij-
voorbeeld vingers
Rtijdens het initialiseren
164 Openen en sluiten
F247 0072 07
In deze situaties kan de anti-inklemfunctie het
inklemmen niet voorkomen.
#Bij het sluiten controleren dat zich geen
lichaamsdelen in het sluitgebied bevin-
den.
#Wanneer iemand bekneld raakt, de toets
W indrukken om de zijruit weer te
openen.
Automatische functie van de zijruiten
In de volgende situaties worden de zijruiten auto-
matisch gesloten wanneer de auto is uitgescha-
keld:
RWanneer het gaat regenen
De regen wordt gedetecteerd door een regen-
sensor in de voorruit.
Rbij extreme temperaturen
Rna een bepaalde tijd (afhankelijk van de
boordnetspanning)
Rbij storingen in de spanningsvoorziening
De zijruiten worden gesloten tot de ventilatie-
stand.
Auto's met panoramaschuifdak: De zijruiten wor-
den volledig gesloten wanneer het schuifdak is
geopend.
Indien de zijruiten bij een automatische sluitpro-
cedure worden geblokkeerd, dan gaat de betref-
fende zijruit weer een stukje open. Na een vol-
gende automatische sluitprocedure kan de auto-
matische functie uitgeschakeld zijn. De volgende
keer dat de motor wordt gestart, is de automati-
sche functie weer actief.
Comfortopening (auto voor aanvang van de rit
ventileren)
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij het
openen van een zijruit
Bij het openen van een zijruit kunnen
lichaamsdelen tussen de zijruit en het ruit-
frame getrokken worden of bekneld raken.
#Bij het openen controleren dat niemand
de zijruit aanraakt.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
de toets loslaten.
Voorwaarden
RDe sleutel bevindt zich in de directe omgeving
van de auto.
#De toets Ü op de sleutel ingedrukt houden.
De volgende functies worden uitgevoerd:
RDe auto wordt ontgrendeld.
RDe zijruiten worden geopend.
RHet panoramaschuifdak wordt geopend.
%Wanneer het rolzonnescherm van het panora-
maschuifdak gesloten is, wordt als eerste het
rolzonnescherm geopend.
#Comfortopening onderbreken: De toets Ü
loslaten.
#Comfortopening voortzetten: De toets Ü
opnieuw indrukken en ingedrukt houden.
Openen en sluiten 165
F247 0072 07
Comfortsluiting (auto van buitenaf sluiten)
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij onop-
lettende comfortsluiting
Bij het comfortsluiten kunnen lichaamsdelen
in het sluitgebied van de zijruiten en het
schuifdak bekneld raken.
#Bij de comfortsluiting de volledige sluit-
procedure controleren en erop letten dat
zich geen lichaamsdelen in het sluitge-
bied bevinden.
Voorwaarden
RDe sleutel bevindt zich in de directe omgeving
van de auto.
#De toets ß op de sleutel ingedrukt houden.
De volgende functies worden uitgevoerd:
RDe auto wordt vergrendeld.
RDe zijruiten worden gesloten.
RHet panoramaschuifdak wordt gesloten.
#Comfortsluiting onderbreken: De toets ß
loslaten.
#Comfortsluiting voortzetten: De toets ß
opnieuw indrukken en ingedrukt houden.
%De comfortsluiting werkt ook met KEYLESS-
GO (/ pagina 153).
Problemen met de zijruiten verhelpen
&WAARSCHUWING Inklem- of levensgevaar
door niet actieve anti-inklemfunctie
Bij het opnieuw sluiten van een zijruit direct na
het blokkeren sluit de zijruit met verhoogde of
maximale kracht. De anti-inklemfunctie is
daarbij niet actief en er kunnen lichaamsdelen
bekneld raken.
#Erop letten, dat zich geen lichaamsdelen
in het sluitgebied bevinden.
#Om de sluitprocedure te stoppen de
toets loslaten of de toets opnieuw
indrukken, om de zijruit weer te openen.
Een zijruit kan niet worden gesloten en de oorzaak
is niet zichtbaar.
#Controleer of er zich voorwerpen in de ruitge-
leider bevinden.
#De zijruiten initialiseren.
Zijruiten initialiseren
Als een zijruit bij het sluiten wordt geblokkeerd en
direct weer opent:
#Onmiddellijk na het blokkeren de betreende
toets opnieuw zo lang omhoogtrekken tot de
zijruit gesloten is, vervolgens nog ten minste
een seconde aan de toets blijven trekken
(opnieuw afstellen).
De zijruit wordt zonder automatische anti-
inklemfunctie gesloten.
Als de zijruit bij het sluiten opnieuw wordt geblok-
keerd en direct weer opent:
#Onmiddellijk na het blokkeren de betreende
toets opnieuw zo lang omhoogtrekken tot de
zijruit gesloten is, vervolgens nog ten minste
166 Openen en sluiten
F247 0072 07
een seconde aan de toets blijven trekken (bij-
stellen).
De zijruit wordt zonder automatische anti-
inklemfunctie gesloten.
De zijruiten kunnen niet via de comfortopening
worden geopend of gesloten.
Mogelijke oorzaken:
RDe batterij van de sleutel is zwak of leeg.
#Met het controlelampje de batterij controleren
(/ pagina 148).
#Eventueel de batterij van de sleutel vervangen
(/ pagina 151).
Schuifdak
Schuifdak openen en sluiten
%Het begrip "schuifdak" hee ook betrekking
op het panoramaschuifdak.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij het
openen en sluiten van het schuifdak
Er kunnen lichaamsdelen in het bewegingsge-
bied bekneld raken.
#Bij het openen en sluiten controleren dat
zich geen lichaamsdelen in het bewe-
gingsgebied bevinden.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
de toets loslaten.
of
#Tijdens de automatische beweging de
toets kort in een willekeurige richting
drukken.
Het openen of sluiten wordt gestopt.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij bedie-
ning van het schuifdak door kinderen
Wanneer kinderen het schuifdak bedienen,
kunnen deze bekneld raken, in het bijzonder
wanneer ze zonder toezicht zijn.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij het
openen en sluiten van de rolzonnescher-
men
Er kunnen lichaamsdelen tussen het rolzonne-
scherm schuifdak en de omlijsting bekneld
raken.
#Bij het openen of sluiten controleren dat
zich geen lichaamsdelen in het bewe-
gingsgebied van de rolzonneschermen
bevinden.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
de toets loslaten.
of
#Tijdens de automatische beweging de
toets kort in een willekeurige richting
drukken.
Het openen of sluiten wordt gestopt.
Openen en sluiten 167
F247 0072 07
*AANWIJZING Storing in de werking door
sneeuw en ijs
Sneeuw en ijs kunnen leiden tot storingen in
de werking van het schuifdak.
#Het schuifdak alleen openen als er geen
sneeuw of ijs op het dak ligt.
*AANWIJZING Beschadiging door uitste-
kende voorwerpen
Voorwerpen, die uit het schuifdak steken, kun-
nen de afdichtrubbers beschadigen.
#Geen voorwerpen uit het schuifdak laten
steken.
*AANWIJZING Beschadiging van het schuif-
dak bij gemonteerde dakdrager
Wanneer een dakdrager is gemonteerd kan
het omhoogbrengen of openen van het schuif-
dak beperkt zijn.
#Controleren of het omhoogbrengen of
openen van het schuifdak bij een gemon-
teerde dakdrager mogelijk is.
#In geval van twijfel het schuifdak niet
omhoogbrengen of openen.
B-Klasse Sports Tourer B 250 e:
*AANWIJZING Beschadiging van het schuif-
dak bij gemonteerde dakdrager
Bij een gemonteerde dakdrager kan het
omhoogbrengen of openen van het schuifdak
tot beschadigingen leiden.
#Het schuifdak niet omhoogbrengen of
openen. 1Omhoogbrengen
2Openen
3Sluiten/omlaagbrengen
Met de toets 3 worden het panoramaschuif-
dak en het rolzonnescherm bediend.
Het panoramaschuifdak kan alleen worden
bediend wanneer het rolzonnescherm geopend is.
168 Openen en sluiten
F247 0072 07
#Controleren of het omhoogbrengen of openen
van het schuifdak bij een gemonteerde dak-
drager mogelijk is.
#Automatische beweging starten: De toets
3 tot voorbij het drukpunt drukken of er
aan trekken en weer loslaten.
#Automatische beweging onderbreken: De
toets 3 kort in een willekeurige richting
drukken.
Het openen of sluiten wordt gestopt.
Automatische anti-inklemfunctie van het schuif-
dak
Wanneer een obstakel het schuifdak tijdens de
sluitprocedure hindert, wordt het schuifdak auto-
matisch weer geopend. De automatische anti-
inklemfunctie is slechts een hulpmiddel en is geen
vervanging van uw oplettendheid.
#Bij het sluiten controleren dat zich geen
lichaamsdelen in het sluitgebied bevinden.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar ondanks
actieve anti-inklemfunctie
De anti-inklemfunctie reageert in het bijzonder
niet:
Rop zachte, lichte en dunne objecten, bij-
voorbeeld vingers
Rtegen het einde van het sluitproces
Rtijdens het initialiseren
#Bij het sluiten controleren dat zich geen
lichaamsdelen in het sluitgebied bevin-
den.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
de toets loslaten.
of
#Tijdens de automatische beweging de
toets kort in een willekeurige richting
drukken.
Het sluiten wordt onderbroken.
Automatische anti-inklemfunctie van het rolzonne-
scherm
Wanneer een obstakel het rolzonnescherm tijdens
de sluitprocedure hindert, wordt het rolzonne-
scherm automatisch weer geopend. De automati-
sche anti-inklemfunctie is slechts een hulpmiddel
en is geen vervanging van uw oplettendheid.
#Bij het sluiten van het rolzonnescherm contro-
leren dat zich geen lichaamsdelen in het
bewegingsgebied bevinden.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar ondanks
anti-inklemfunctie
De anti-inklemfunctie reageert in het bijzonder
niet op zachte, lichte en dunne objecten, bij-
voorbeeld vingers.
#Bij het sluiten van het rolzonnescherm
controleren dat zich geen lichaamsdelen
in het bewegingsgebied bevinden.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
de toets loslaten.
of
Openen en sluiten 169
F247 0072 07
#Tijdens het automatisch sluiten de toets
kort in een willekeurige richting drukken.
Het sluiten wordt onderbroken.
Automatische functies van het schuifdak
%Het begrip "schuifdak" hee ook betrekking
op het panoramaschuifdak.
Het schuifdak wordt als de auto is afgezet in de
volgende situaties automatisch gesloten:
RWanneer het gaat regenen
De regen wordt gedetecteerd door een regen-
sensor in de voorruit.
Rbij extreme temperaturen
Rna een bepaalde tijd (afhankelijk van de
boordnetspanning)
Rbij storingen in de spanningsvoorziening
Om het interieur verder te ventileren wordt het
schuifdak vervolgens aan de achterzijde omhoog-
gekanteld.
Indien het schuifdak bij de automatische sluitpro-
cedure wordt geblokkeerd, gaat het automatisch
weer een stukje open. Daarna is de automatische
functie voor het schuifdak en de zijruiten uitge-
schakeld.
Regensluiting als de auto rijdt
Auto's met panoramaschuifdak: Als het gaat rege-
nen, wordt het gekantelde schuifdak tijdens het
rijden automatisch omlaaggebracht.
Automatisch omlaagbrengen
Auto's met panoramaschuifdak: Als het schuifdak
aan de achterzijde omhooggekanteld is, wordt het
bij hogere snelheden automatisch iets minder ver
geopend. Bij lage snelheden wordt het automa-
tisch weer verder geopend.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar door
automatisch omlaagbrengen van het
schuifdak
Het omhooggekantelde schuifdak komt bij
hogere snelheden aan de achterzijde automa-
tisch weer iets omlaag.
#Erop letten dat tijdens het rijden nie-
mand in het bewegingsgebied van het
schuifdak grijpt.
#Als iemand bekneld is, de schuifdaktoets
kort naar voren of naar achteren druk-
ken.
%Door de toets 3 in te drukken of eraan te
trekken, kunnen de automatische functies
"Regensluiting als de auto rijdt" en "Automa-
tisch omlaagbrengen" worden afgebroken.
Problemen met het schuifdak verhelpen
&WAARSCHUWING Inklem- of levensgevaar
bij opnieuw sluiten van het schuifdak
Bij het opnieuw sluiten direct na het blokkeren
of initialiseren sluit het schuifdak met ver-
hoogde kracht.
#Erop letten, dat zich geen lichaamsdelen
in het sluitgebied bevinden.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
de toets loslaten.
of
170 Openen en sluiten
F247 0072 07
#Tijdens het automatisch sluiten de toets
kort in een willekeurige richting drukken.
Het sluiten wordt onderbroken.
Het schuifdak kan niet worden gesloten en de oor-
zaak is niet zichtbaar.
%Het begrip "schuifdak" hee ook betrekking
op het panoramaschuifdak.
Als het schuifdak bij het sluiten wordt geblokkeerd
en weer iets opent:
#Onmiddellijk na een automatische anti-inklem-
ming de toets 3 opnieuw zo lang tot het
drukpunt omlaagtrekken, tot het schuifdak
gesloten is.
Het schuifdak wordt met verhoogde sluit-
kracht gesloten.
Als het schuifdak bij het sluiten opnieuw wordt
geblokkeerd en weer iets opent:
#De vorige stap herhalen.
Het schuifdak wordt nogmaals met verhoogde
sluitkracht gesloten.
Auto's met panoramaschuifdak: Het schuifdak of
het rolzonnescherm beweegt alleen stapsgewijs.
#Het schuifdak en het rolzonnescherm initiali-
seren.
Schuifdak en rolzonnescherm initialiseren
#De toets 3 stapsgewijs zo lang omlaag
trekken, tot het schuifdak volledig gesloten is.
#De toets 3 stapsgewijs zo lang omlaag
trekken, tot het rolzonnescherm volledig
gesloten is.
#Het schuifdak met de automatische beweging
volledig openen en vervolgens weer sluiten.
Diefstalbeveiliging
Functie van de wegrijblokkering
De wegrijblokkering voorkomt dat de auto zonder
passende sleutel kan worden gestart.
De wegrijblokkering wordt automatisch ingescha-
keld bij het uitschakelen van de auto en uitge-
schakeld bij het inschakelen van de auto.
EDW (diefstal-/inbraakalarminstallatie)
Functie van de EDW
Wanneer de EDW is ingeschakeld, wordt in de vol-
gende situaties een optisch en akoestisch alarm
geactiveerd:
RBij het openen van een portier
RBij het openen van de achterklep
RBij het openen van de motorkap
RBij het activeren van de interieurbeveiliging
(/ pagina 173)
RBij het activeren van de wegsleepbeveiliging
(/ pagina 172)
De EDW wordt in de volgende gevallen na circa
tien seconden automatisch ingeschakeld:
RNa de vergrendeling met de sleutel
RNa de vergrendeling met KEYLESS-GO
Openen en sluiten 171
F247 0072 07
Bij ingeschakelde EDW knippert het controle-
lampje 1.
De EDW wordt in de volgende gevallen automa-
tisch uitgeschakeld:
RNa de ontgrendeling met de sleutel
RNa de ontgrendeling met KEYLESS-GO
RNa het indrukken van de start-stoptoets met
de sleutel in het opbergvak (/ pagina 258)
Alarm van het EDW beëindigen
#De toets Ü, ß of p op de sleutel
indrukken.
of
#De start-stoptoets indrukken met de sleutel in
het opbergvak (/ pagina 258).
Alarm met KEYLESS-GO beëindigen:
#De buitenste portiergreep vastpakken, met de
sleutel buiten de auto.
Werking van de wegsleepbeveiliging
Wanneer de wegsleepbeveiliging is geactiveerd en
een wijziging van de hellingshoek van de auto
wordt herkend, treedt een optisch en akoestisch
alarm in werking.
De wegsleepbeveiliging wordt automatisch na
circa 60 seconden geactiveerd:
RNa de vergrendeling met de sleutel
RNa de vergrendeling met KEYLESS-GO
De wegsleepbeveiliging wordt alleen geactiveerd
wanneer de volgende componenten gesloten zijn:
RPortieren
RAchterklep
De wegsleepbeveiliging wordt automatisch
gedeactiveerd:
RNa het indrukken van de toets Ü of p
op de sleutel
RNa het indrukken van de start-stoptoets met
de sleutel in het opbergvak (/ pagina 258)
RNa de ontgrendeling met KEYLESS-GO
RBij de bediening van HANDS-FREE ACCESS
Informatie over botsingherkenning bij geparkeerde
auto (/ pagina 320).
Wegsleepbeveiliging in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Openen en sluiten 5Voertuigbeveiliging
#De Wegsleepbeveiliging in- of uitschakelen.
172 Openen en sluiten
F247 0072 07
In de volgende gevallen wordt de wegsleepbeveili-
ging weer ingeschakeld:
RDe auto wordt opnieuw ontgrendeld.
REr wordt een portier geopend.
RDe auto wordt weer vergrendeld.
Functie van de interieurbeveiliging
Bij ingeschakelde interieurbeveiliging wordt een
optisch en akoestisch alarm geactiveerd, wanneer
een beweging in het interieur wordt herkend.
De interieurbeveiliging wordt automatisch na circa
tien seconden geactiveerd:
RNa de vergrendeling met de sleutel
RNa de vergrendeling met KEYLESS-GO
De interieurbeveiliging wordt alleen geactiveerd
wanneer de volgende componenten gesloten zijn:
RPortieren
RAchterklep
De interieurbeveiliging wordt automatisch gedeac-
tiveerd:
RNa het indrukken van de toets Ü of p
op de sleutel
RNa het indrukken van de start-stoptoets met
de sleutel in het opbergvak (/ pagina 258)
RNa de ontgrendeling met KEYLESS-GO
RBij de bediening van HANDS-FREE ACCESS
In de volgende situaties kan een vals alarm optre-
den:
RDoor bewegende voorwerpen, bijvoorbeeld
mascottes, in het interieur
RBij een geopende zijruit
RBij een geopend panoramaschuifdak
Interieurbeveiliging in- en uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Openen en sluiten 5Voertuigbeveiliging
#De Interieurbeveiliging in- of uitschakelen.
In de volgende gevallen wordt de interieurbeveili-
ging weer ingeschakeld:
RDe auto wordt opnieuw ontgrendeld.
REr wordt een portier geopend.
RDe auto wordt weer vergrendeld.
Openen en sluiten 173
F247 0072 07
Aanwijzingen voor een correcte stand van de
bestuurdersstoel
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door voertuiginstellingen tijdens het rijden
U kunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
RWanneer u tijdens het rijden de bestuur-
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels verstelt.
RWanneer u tijdens het rijden de veiligheids-
gordel omgespt.
#Voordat de auto wordt gestart: In het bij-
zonder de bestuurdersstoel, de hoofd-
steunen, het stuurwiel en de spiegels
instellen en de veiligheidsgordel omges-
pen.
Het volgende in acht nemen bij het instellen van
het stuurwiel 1, de veiligheidsgordel 2 en de
bestuurdersstoel 3:
RMet inachtneming van de volgende punten zo
ver mogelijk van de bestuurdersairbag verwij-
derd zitten.
RU zit zo rechtop mogelijk.
RUw bovenbenen worden licht ondersteund
door de zitting.
RUw benen zijn niet volledig gestrekt en u kunt
de pedalen goed indrukken.
RUw achterhoofd wordt op ooghoogte door het
midden van de hoofdsteun ondersteund.
RU kunt het stuurwiel met licht gebogen armen
vastpakken.
RU kunt uw benen vrij bewegen.
RU kunt alle informatie op het bestuurdersdis-
play goed aezen.
RU hebt een goed overzicht van de verkeerssi-
tuatie.
RDe aanwijzingen met betrekking tot het cor-
rect omgespen van de veiligheidsgordel in
acht nemen (/ pagina 105).
174 Stoelen en opbergen
F247 0072 07
Aanwijzingen met betrekking tot de handgrepen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
overmatige belasting van de handgrepen
Als u de handgreep belast met uw hele
lichaamsgewicht of er plotseling aan trekt, kan
de handgreep worden beschadigd of losraken
uit de verankering. Daardoor kunt u letsel
oplopen.
#De handgrepen alleen gebruiken om de
zitpositie te stabiliseren of als ondersteu-
ning bij het in‑ en uitstappen.
Stoelen
Mechanisch instellen van de voorstoel (zonder zit-
comfortpakket)
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen door kinderen
Wanneer kinderen de stoelen instellen, kun-
nen zij bekneld raken, in het bijzonder wan-
neer ze zonder toezicht zijn.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuigsleu-
tel.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen
Wanneer u een stoel instelt, is het mogelijk dat
uzelf of andere inzittenden bekneld raken, bij-
voorbeeld door de geleiderail van de stoel.
#Bij het instellen van een stoel mogen zich
geen lichaamsdelen in het bewegingsge-
bied van de stoel bevinden; dit controle-
ren.
De veiligheidsaanwijzingen met betrekking tot de
"Airbags" en "Kinderen in de auto" in acht nemen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door een niet vergrendelde chaueurs-
stoel
De chaueursstoel kan tijdens het rijden
onverwacht bewegen.
Daardoor kunt u de controle over het voertuig
verliezen.
#De chaueursstoel moet altijd vergren-
deld zijn voordat het voertuig wordt
gestart; dit controleren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door voertuiginstellingen tijdens het rijden
U kunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
RWanneer u tijdens het rijden de bestuur-
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels verstelt.
RWanneer u tijdens het rijden de veiligheids-
gordel omgespt.
#Voordat de auto wordt gestart: In het bij-
zonder de bestuurdersstoel, de hoofd-
Stoelen en opbergen 175
F247 0072 07
steunen, het stuurwiel en de spiegels
instellen en de veiligheidsgordel omges-
pen.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij onop-
lettend instellen van de zithoogte
Bij onoplettend instellen van de zithoogte kun-
nen uzelf of andere inzittenden bekneld raken
en daarbij letsel oplopen.
In het bijzonder kinderen kunnen de toetsen
voor de elektrische stoelinstelling onbedoeld
bedienen en bekneld raken.
#Bij het bewegen van de stoel mogen
geen handen of andere lichaamsdelen
onder de hendels van het stoelinstelsys-
teem terechtkomen; dit controleren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
niet aangebrachte of verkeerd ingestelde
hoofdsteunen
Als hoofdsteunen niet zijn ingebouwd of niet
correct zijn ingesteld is er een verhoogd risico
op letsel aan het hoofd en de nek, bijvoor-
beeld bij een ongeval of remmanoeuvre!
#Altijd met gemonteerde hoofdsteunen rij-
den.
#Voor het rijden bij elke inzittende contro-
leren, of het midden van de hoofdsteun
het achterhoofd op ooghoogte onder-
steunt.
De hoofdsteunen van de zitplaatsen voor- en ach-
terin niet verwisselen. Anders kunnen de hoogte
en hoek van de hoofdsteunen niet in de correcte
positie worden ingesteld.
Met de verstelling in lengterichting voor de hoofd-
steun de hoofdsteun zodanig instellen, dat deze
zo dicht mogelijk bij het achterhoofd staat.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door verkeerde zitpositie
Wanneer de rugleuning niet in nagenoeg verti-
cale positie staat, biedt de veiligheidsgordel
niet het beoogde beschermingspotentieel.
U kunt onder de gordel door glijden en daarbij
letsel oplopen.
#De stoel voor aanvang van de rit correct
instellen.
#De rugleuning moet in een nagenoeg ver-
ticale stand staan en de schoudergordel
moet over het midden van de schouder
lopen; dit controleren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
overmatige belasting van de handgrepen
Als u de handgreep belast met uw hele
lichaamsgewicht of er plotseling aan trekt, kan
de handgreep worden beschadigd of losraken
uit de verankering. Daardoor kunt u letsel
oplopen.
#De handgrepen alleen gebruiken om de
zitpositie te stabiliseren of als ondersteu-
ning bij het in‑ en uitstappen.
176 Stoelen en opbergen
F247 0072 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door voorwerpen onder de
bijrijdersstoel
Ingeklemde voorwerpen onder de bijrijders-
stoel kunnen de automatische uitschakeling
van de bijrijdersairbag verstoren of het sys-
teem beschadigen.
#Geen voorwerpen onder de bijrijders-
stoel opbergen.
#Bij een bezette bijrijdersstoel ervoor zor-
gen dat er geen voorwerpen onder de
bijrijdersstoel zijn ingeklemd.
Stoellengterichting instellen
#De hendel 1 omhoogbrengen en de stoel in
de gewenste positie schuiven.
#Zorg ervoor dat de stoel vergrendeld is.
#Zithoogte instellen: De hendel 2 omhoog
trekken of omlaag drukken tot de gewenste
positie is bereikt.
#Instellen van de rugleuninghoek: Het handwiel
3 naar voren of naar achteren draaien tot de
gewenste positie is bereikt.
Stoelen en opbergen 177
F247 0072 07
Mechanisch instellen van de voorstoel (met zit-
comfortpakket)
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen door kinderen
Wanneer kinderen de stoelen instellen, kun-
nen zij bekneld raken, in het bijzonder wan-
neer ze zonder toezicht zijn.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
Dit geldt eveneens voor de digitale voertuigsleu-
tel.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen
Wanneer u een stoel instelt, is het mogelijk dat
uzelf of andere inzittenden bekneld raken, bij-
voorbeeld door de geleiderail van de stoel.
#Bij het instellen van een stoel mogen zich
geen lichaamsdelen in het bewegingsge-
bied van de stoel bevinden; dit controle-
ren.
De veiligheidsaanwijzingen met betrekking tot de
"Airbags" en "Kinderen in de auto" in acht nemen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door een niet vergrendelde chaueurs-
stoel
De chaueursstoel kan tijdens het rijden
onverwacht bewegen.
Daardoor kunt u de controle over het voertuig
verliezen.
#De chaueursstoel moet altijd vergren-
deld zijn voordat het voertuig wordt
gestart; dit controleren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door voertuiginstellingen tijdens het rijden
U kunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
RWanneer u tijdens het rijden de bestuur-
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels verstelt.
RWanneer u tijdens het rijden de veiligheids-
gordel omgespt.
#Voordat de auto wordt gestart: In het bij-
zonder de bestuurdersstoel, de hoofd-
steunen, het stuurwiel en de spiegels
instellen en de veiligheidsgordel omges-
pen.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij onop-
lettend instellen van de zithoogte
Bij onoplettend instellen van de zithoogte kun-
nen uzelf of andere inzittenden bekneld raken
en daarbij letsel oplopen.
178 Stoelen en opbergen
F247 0072 07
In het bijzonder kinderen kunnen de toetsen
voor de elektrische stoelinstelling onbedoeld
bedienen en bekneld raken.
#Bij het bewegen van de stoel mogen
geen handen of andere lichaamsdelen
onder de hendels van het stoelinstelsys-
teem terechtkomen; dit controleren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
niet aangebrachte of verkeerd ingestelde
hoofdsteunen
Als hoofdsteunen niet zijn ingebouwd of niet
correct zijn ingesteld is er een verhoogd risico
op letsel aan het hoofd en de nek, bijvoor-
beeld bij een ongeval of remmanoeuvre!
#Altijd met gemonteerde hoofdsteunen rij-
den.
#Voor het rijden bij elke inzittende contro-
leren, of het midden van de hoofdsteun
het achterhoofd op ooghoogte onder-
steunt.
De hoofdsteunen van de zitplaatsen voor- en ach-
terin niet verwisselen. Anders kunnen de hoogte
en hoek van de hoofdsteunen niet in de correcte
positie worden ingesteld.
Met de verstelling in lengterichting voor de hoofd-
steun de hoofdsteun zodanig instellen, dat deze
zo dicht mogelijk bij het achterhoofd staat.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door verkeerde zitpositie
Wanneer de rugleuning niet in nagenoeg verti-
cale positie staat, biedt de veiligheidsgordel
niet het beoogde beschermingspotentieel.
U kunt onder de gordel door glijden en daarbij
letsel oplopen.
#De stoel voor aanvang van de rit correct
instellen.
#De rugleuning moet in een nagenoeg ver-
ticale stand staan en de schoudergordel
moet over het midden van de schouder
lopen; dit controleren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
overmatige belasting van de handgrepen
Als u de handgreep belast met uw hele
lichaamsgewicht of er plotseling aan trekt, kan
de handgreep worden beschadigd of losraken
uit de verankering. Daardoor kunt u letsel
oplopen.
#De handgrepen alleen gebruiken om de
zitpositie te stabiliseren of als ondersteu-
ning bij het in‑ en uitstappen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door voorwerpen onder de
bijrijdersstoel
Ingeklemde voorwerpen onder de bijrijders-
stoel kunnen de automatische uitschakeling
van de bijrijdersairbag verstoren of het sys-
teem beschadigen.
#Geen voorwerpen onder de bijrijders-
stoel opbergen.
#Bij een bezette bijrijdersstoel ervoor zor-
gen dat er geen voorwerpen onder de
bijrijdersstoel zijn ingeklemd.
Stoelen en opbergen 179
F247 0072 07
Stoellengterichting instellen
#De hendel 2 omhoogbrengen en de stoel in
de gewenste positie schuiven.
#Zorg ervoor dat de stoel vergrendeld is.
#Zittingdiepte instellen (alleen bestuurders-
stoel): De hendel 1 omhoogbrengen en het
voorste deel van de zitting naar voren of naar
achteren schuiven.
#Zittinghoek instellen: Het handwiel 3 naar
voren of naar achteren draaien tot de gewen-
ste positie is bereikt.
#Zithoogte instellen: De hendel 4 omhoog
trekken of omlaag drukken tot de gewenste
positie is bereikt.
#Instellen van de rugleuninghoek: Het handwiel
5 naar voren of naar achteren draaien tot de
gewenste positie is bereikt.
Voorstoel elektrisch instellen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen door kinderen
Wanneer kinderen de stoelen instellen, kun-
nen zij bekneld raken, in het bijzonder wan-
neer ze zonder toezicht zijn.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
Ook wanneer de auto is afgezet kunt u de stoelen
instellen.
180 Stoelen en opbergen
F247 0072 07
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen
Wanneer u een stoel instelt, is het mogelijk dat
uzelf of andere inzittenden bekneld raken, bij-
voorbeeld door de geleiderail van de stoel.
#Bij het instellen van een stoel mogen zich
geen lichaamsdelen in het bewegingsge-
bied van de stoel bevinden; dit controle-
ren.
De veiligheidsaanwijzingen met betrekking tot de
"Airbags" en "Kinderen in de auto" in acht nemen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door voertuiginstellingen tijdens het rijden
U kunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
RWanneer u tijdens het rijden de bestuur-
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels verstelt.
RWanneer u tijdens het rijden de veiligheids-
gordel omgespt.
#Voordat de auto wordt gestart: In het bij-
zonder de bestuurdersstoel, de hoofd-
steunen, het stuurwiel en de spiegels
instellen en de veiligheidsgordel omges-
pen.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij onop-
lettend instellen van de zithoogte
Bij onoplettend instellen van de zithoogte kun-
nen uzelf of andere inzittenden bekneld raken
en daarbij letsel oplopen.
In het bijzonder kinderen kunnen de toetsen
voor de elektrische stoelinstelling onbedoeld
bedienen en bekneld raken.
#Bij het bewegen van de stoel mogen
geen handen of andere lichaamsdelen
onder de hendels van het stoelinstelsys-
teem terechtkomen; dit controleren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
niet aangebrachte of verkeerd ingestelde
hoofdsteunen
Als hoofdsteunen niet zijn ingebouwd of niet
correct zijn ingesteld is er een verhoogd risico
op letsel aan het hoofd en de nek, bijvoor-
beeld bij een ongeval of remmanoeuvre!
#Altijd met gemonteerde hoofdsteunen rij-
den.
#Voor het rijden bij elke inzittende contro-
leren, of het midden van de hoofdsteun
het achterhoofd op ooghoogte onder-
steunt.
De hoofdsteunen van de zitplaatsen voor- en ach-
terin niet verwisselen. Anders kunnen de hoogte
en hoek van de hoofdsteunen niet in de correcte
positie worden ingesteld.
Met de verstelling in lengterichting voor de hoofd-
steun de hoofdsteun zodanig instellen, dat deze
zo dicht mogelijk bij het achterhoofd staat.
Stoelen en opbergen 181
F247 0072 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door verkeerde zitpositie
Wanneer de rugleuning niet in nagenoeg verti-
cale positie staat, biedt de veiligheidsgordel
niet het beoogde beschermingspotentieel.
U kunt onder de gordel door glijden en daarbij
letsel oplopen.
#De stoel voor aanvang van de rit correct
instellen.
#De rugleuning moet in een nagenoeg ver-
ticale stand staan en de schoudergordel
moet over het midden van de schouder
lopen; dit controleren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
overmatige belasting van de handgrepen
Als u de handgreep belast met uw hele
lichaamsgewicht of er plotseling aan trekt, kan
de handgreep worden beschadigd of losraken
uit de verankering. Daardoor kunt u letsel
oplopen.
#De handgrepen alleen gebruiken om de
zitpositie te stabiliseren of als ondersteu-
ning bij het in‑ en uitstappen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door voorwerpen onder de
bijrijdersstoel
Ingeklemde voorwerpen onder de bijrijders-
stoel kunnen de automatische uitschakeling
van de bijrijdersairbag verstoren of het sys-
teem beschadigen.
#Geen voorwerpen onder de bijrijders-
stoel opbergen.
#Bij een bezette bijrijdersstoel ervoor zor-
gen dat er geen voorwerpen onder de
bijrijdersstoel zijn ingeklemd. 1Rugleuninghoek
2Zithoogte
3Zittinghoek
4Stoellengterichting
#De instellingen met de geheugenfunctie
opslaan (/ pagina 193).
182 Stoelen en opbergen
F247 0072 07
Viervoudig verstelbare lendensteun instellen
1Hoger
2Zwakker
3Lager
4Sterker
#Met de toetsen 1 tot 4 de rugleuningwel-
ving instellen.
Zitplaatsen achterin mechanisch instellen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen
Wanneer een stoel wordt versteld, kunt u of
een van de inzittenden ingeklemd raken.
#Bij het verstellen van een stoel mogen
zich geen lichaamsdelen in het bewe-
gingsgebied van de stoel bevinden; dit
controleren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet vergrendelde stoel en rugleuning
De stoel en rugleuning kunnen naar voren
klappen.
Hierbij bestaan in het bijzonder de volgende
risico's:
RDe inzittende kan in de veiligheidsgordel
worden gedrukt. De veiligheidsgordel kan
niet meer zoals bedoeld beschermen en
extra letsel veroorzaken.
REen kinderzitjesbevestigingssysteem wordt
niet meer correct ondersteund of op zijn
plaats gehouden en kan zijn functie niet
meer correct vervullen.
RDe rugleuning kan voorwerpen of bagage
in de bagageruimte niet tegenhouden.
Altijd erop letten dat de stoel en de rugleuning
vergrendeld zijn vooral:
Rvoordat personen op een stoel met in- en
uitstaphulp meerijden.
Rnadat de stoel is ingesteld.
Rnadat de in- en uitstaphulp is gebruikt.
Rnadat de bagageruimtevergroting gebruikt
is.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
instellen van de zitplaatsen achterin tij-
dens het rijden
U of andere inzittenden kunnen bekneld raken
en daardoor letsel oplopen.
Stoelen en opbergen 183
F247 0072 07
#De zitplaatsen achterin instellen voordat
de auto wordt gestart.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
overmatige belasting van de handgrepen
Als u de handgreep belast met uw hele
lichaamsgewicht of er plotseling aan trekt, kan
de handgreep worden beschadigd of losraken
uit de verankering. Daardoor kunt u letsel
oplopen.
#De handgrepen alleen gebruiken om de
zitpositie te stabiliseren of als ondersteu-
ning bij het in‑ en uitstappen.
*AANWIJZING Beschadiging door voorwer-
pen in de beenruimte of achter de zit-
plaatsen achterin
Bij het instellen in lengterichting kunnen de
zitplaatsen achterin en/of de voorwerpen wor-
den beschadigd.
#Voorwerpen op een geschikte plaats
opbergen.
Deze functie is alleen bij auto's met verschuifbare
achterbank aanwezig.
De onderdelen van de achterbank zijn verschuif-
baar. Het rechterdeel en het linkerdeel samen met
het middelste deel kunnen onafhankelijk van
elkaar worden verschoven.
#De ontgrendelingshendel 1 optillen en het
betreende gedeelte van de zitbank in de
gewenste positie schuiven.
#De ontgrendelingshendel 1 loslaten.
#Zorg ervoor dat de stoel vergrendeld is.
Hoofdsteunen
Hoofdsteunen van de voorstoelen mechanisch
instellen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door voertuiginstellingen tijdens het rijden
U kunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
RWanneer u tijdens het rijden de bestuur-
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels verstelt.
RWanneer u tijdens het rijden de veiligheids-
gordel omgespt.
#Voordat de auto wordt gestart: In het bij-
zonder de bestuurdersstoel, de hoofd-
steunen, het stuurwiel en de spiegels
184 Stoelen en opbergen
F247 0072 07
instellen en de veiligheidsgordel omges-
pen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
niet aangebrachte of verkeerd ingestelde
hoofdsteunen
Als hoofdsteunen niet zijn ingebouwd of niet
correct zijn ingesteld is er een verhoogd risico
op letsel aan het hoofd en de nek, bijvoor-
beeld bij een ongeval of remmanoeuvre!
#Altijd met gemonteerde hoofdsteunen rij-
den.
#Voor het rijden bij elke inzittende contro-
leren, of het midden van de hoofdsteun
het achterhoofd op ooghoogte onder-
steunt.
De hoofdsteunen van de zitplaatsen voor- en ach-
terin niet verwisselen. Anders kunnen de hoogte
en hoek van de hoofdsteunen niet in de correcte
positie worden ingesteld.
Met de verstelling in lengterichting voor de hoofd-
steun de hoofdsteun zodanig instellen, dat deze
zo dicht mogelijk bij het achterhoofd staat.
#Hoger instellen: De hoofdsteun omhoogtrek-
ken.
#Lager instellen: De ontgrendelingsknop 1 in
de richting van de pijl drukken en de hoofd-
steun omlaagdrukken.
#Naar voren verstellen: De ontgrendelingsknop
indrukken 2 en de hoofdsteun naar voren
trekken.
#Naar achteren verstellen: De ontgrendelings-
knop 2 indrukken en de hoofdsteun naar
achteren drukken.
Hoofdsteunen van de zitplaatsen achterin
mechanisch instellen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
niet aangebrachte of verkeerd ingestelde
hoofdsteunen
Als hoofdsteunen niet zijn ingebouwd of niet
correct zijn ingesteld is er een verhoogd risico
op letsel aan het hoofd en de nek, bijvoor-
beeld bij een ongeval of remmanoeuvre!
#Altijd met gemonteerde hoofdsteunen rij-
den.
#Voor het rijden bij elke inzittende contro-
leren, of het midden van de hoofdsteun
het achterhoofd op ooghoogte onder-
steunt.
De hoofdsteunen van de zitplaatsen voor- en ach-
terin niet verwisselen. Anders kunnen de hoogte
en hoek van de hoofdsteunen niet in de correcte
positie worden ingesteld.
Stoelen en opbergen 185
F247 0072 07
Met de verstelling in lengterichting de hoofdsteu-
nen zodanig instellen, dat deze zo dicht mogelijk
bij het achterhoofd staan.
#Hoger instellen: De hoofdsteun omhoogtrek-
ken.
#Lager instellen: De ontgrendelingsknop 1
indrukken en de hoofdsteun omlaagdrukken.
Hoofdsteunen van de zitplaatsen achterin uit-
of inbouwen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
niet aangebrachte of verkeerd ingestelde
hoofdsteunen
Als hoofdsteunen niet zijn ingebouwd of niet
correct zijn ingesteld is er een verhoogd risico
op letsel aan het hoofd en de nek, bijvoor-
beeld bij een ongeval of remmanoeuvre!
#Altijd met gemonteerde hoofdsteunen rij-
den.
#Voor het rijden bij elke inzittende contro-
leren, of het midden van de hoofdsteun
het achterhoofd op ooghoogte onder-
steunt.
De hoofdsteunen van de zitplaatsen voor- en ach-
terin niet verwisselen. Anders kunnen de hoogte
en hoek van de hoofdsteunen niet in de correcte
positie worden ingesteld.
Met de verstelling in lengterichting de hoofdsteu-
nen zodanig instellen, dat deze zo dicht mogelijk
bij het achterhoofd staan.
Verwijderen
#De rugleuning achterin ontgrendelen en iets
naar voren klappen (/ pagina 39).
#De hoofdsteun tot de aanslag omhoogtrekken.
#De ontgrendelingsknop 1 in de richting van
de pijl drukken en de hoofdsteun eruit trek-
ken.
186 Stoelen en opbergen
F247 0072 07
Aanbrengen
#De hoofdsteun zodanig aanbrengen dat de
inkepingen in de bevestigingsbeugel zich, in
rijrichting gezien, aan de linkerzijde bevinden.
#De hoofdsteun omlaagdrukken, tot deze ver-
grendelt.
#De rugleuning achterin terugklappen, tot deze
vergrendelt.
Automatische stoelaanpassing instellen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar door het
instellen van de bestuurdersstoel na het
oproepen van een rijdersproel
Door het selecteren van een gebruikersproel
kan de bestuurdersstoel naar de positie bewe-
gen die bij dat gebruikersproel is opgeslagen.
Hierdoor kunnen u of andere inzittenden letsel
oplopen.
#Er mogen zich geen personen of
lichaamsdelen in het verstelbereik van
de stoel bevinden tijdens de instelling
van de bestuurdersstoel via het multime-
diasysteem.
Wanneer een persoon ingeklemd dreigt te
raken, direct het instellen stoppen door:
#a) De waarschuwingsmelding op het cen-
traal display aan te tippen.
of
#b) Een positietoets van de geheugenfunc-
tie of een stoelinstelschakelaar in het
bestuurdersportier te bedienen.
De instelling wordt onderbroken.
Multimediasysteem:
4© 5Comfort 5Stoel
5Automatische zitpositie
Bestuurdersstoel- en stuurwielpositie handmatig
aanpassen aan lichaamslengte
De auto berekent op basis van de lichaamslengte
van de bestuurder een geschikte bestuurders-
stoel- en stuurwielpositie en stelt deze direct in.
#De maateenheid instellen: cm of ft/in selecte-
ren.
#De lichaamslengte instellen op de schaal.
#Positie-instelling starten selecteren.
De bestuurdersstoel- en stuurwielpositie wor-
den aangepast aan de ingestelde lichaams-
lengte.
Stoelen en opbergen 187
F247 0072 07
%Deze instellingen kunnen ook worden uitge-
voerd via de Mercedes me gebruikersaccount
voor uw gebruikersproel. Door de synchroni-
satie van de proelen in de auto en de
Mercedes me connect proelen worden deze
instellingen overgenomen door uw auto. Meer
informatie over het synchroniseren van
gebruikersproelen (/ pagina 438).
%Als de door de auto berekende bestuurders-
stoel- of stuurwielpositie niet praktisch of
handig is, kan deze op elk gewenst moment
handmatig worden aangepast met behulp van
de bedieningsknoppen.
De buitenspiegels worden niet ingesteld door
deze functie, maar moeten handmatig worden
ingesteld met behulp van de bedieningsscha-
kelaars.
Stoelinstellingen terugzetten
Multimediasysteem:
4© 5Comfort 5Stoel
#Terugzetten selecteren.
#ß voor de gewenste stoel selecteren.
De instellingen van de geselecteerde stoel
worden teruggezet.
Stoelverwarming in- of uitschakelen
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den door herhaaldelijk inschakelen van de
stoelverwarming
Wanneer u de stoelverwarming herhaaldelijk
inschakelt, kunnen de zitting en de rugleuning-
vulling zeer heet worden.
Met name bij personen met beperkte tempe-
ratuursensatie of met een beperkte reactie-
mogelijkheid op hogere temperaturen kan dit
tot gezondheidsklachten of zelfs op brandwon-
den gelijkende verwondingen leiden.
#De stoelverwarming niet herhaaldelijk
inschakelen.
Ter bescherming tegen oververhitting kan de
stoelverwarming na herhaaldelijk opnieuw inscha-
kelen tijdelijk worden gedeactiveerd.
*AANWIJZING Beschadiging van de stoelen
door voorwerpen of zittingaccessoires bij
ingeschakelde stoelverwarming
Wanneer de stoelverwarming is ingeschakeld,
kan door voorwerpen of zittingaccessoires op
de stoelen, bijvoorbeeld stoelkussens of kin-
derzitjes, warmteophoping optreden. Daar-
door kan het zittingvlak worden beschadigd.
#Bij ingeschakelde stoelverwarming
mogen zich geen voorwerpen of zittin-
gaccessoires op de stoelen bevinden; dit
controleren.
Voorwaarden
RDe spanningsvoorziening is ingeschakeld.
188 Stoelen en opbergen
F247 0072 07
#De toets 1 zo vaak indrukken, tot de gewen-
ste verwarmingsstand bereikt is.
Afhankelijk van de verwarmingsstand gaan
een tot drie controlelampjes branden. Wan-
neer alle controlelampjes gedoofd zijn, is de
stoelverwarming uitgeschakeld.
%De stoelverwarming schakelt automatisch na
8, 10 en 20 minuten terug uit de drie verwar-
mingsstanden tot het volledig uitschakelen
van de stoelverwarming.
Stuurwiel
Stuurwiel mechanisch instellen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door voertuiginstellingen tijdens het rijden
U kunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
RWanneer u tijdens het rijden de bestuur-
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels verstelt.
RWanneer u tijdens het rijden de veiligheids-
gordel omgespt.
#Voordat de auto wordt gestart: In het bij-
zonder de bestuurdersstoel, de hoofd-
steunen, het stuurwiel en de spiegels
instellen en de veiligheidsgordel omges-
pen.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar voor kin-
deren bij het instellen van het stuurwiel
Wanneer kinderen het stuurwiel instellen, kun-
nen ze bekneld raken.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
Stoelen en opbergen 189
F247 0072 07
Ontgrendelen
#De ontgrendelingshendel 1 volledig omlaag-
klappen.
#De hoogte 2 en de afstand 3 tot het stuur-
wiel instellen.
Vergrendelen
#De ontgrendelingshendel 1 volledig omhoog-
klappen.
#Door het stuurwiel te bewegen controleren of
de stuurkolom vergrendeld is.
Stuurwielverwarming in- en uitschakelen
Afhankelijk van de uitrusting van de auto kan de
stuurwielverwarming met een schakelaar in het
stuurwiel worden in- en uitgeschakeld.
Voorwaarden
RDe auto is ingeschakeld.
190 Stoelen en opbergen
F247 0072 07
#Inschakelen: De schakelaar in de stand 1
drukken.
Als het controlelampje 3 brandt, is de stuur-
wielverwarming ingeschakeld.
#Uitschakelen: De schakelaar in de stand 2
drukken.
Wanneer u de auto uitschakelt, wordt de stuur-
wielverwarming ook uitgeschakeld.
In- en uitstaphulp
Functie van de in- en uitstaphulp
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij wegrijden tijdens het instellen van de
in‑ en uitstaphulp
U kunt de controle over de auto verliezen.
#Alvorens weg te rijden altijd afwachten,
tot het instellen beëindigd is.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij instel-
len van de in‑ en uitstaphulp
Daardoor kunnen u en andere inzittenden
bekneld raken.
#Ervoor zorgen dat zich geen lichaamsde-
len in het bewegingsgebied van de stoel
bevinden.
Bij gevaar voor inklemming door de bestuur-
dersstoel:
#De schakelaar van de stoelinstelling
indrukken.
De instelling wordt onderbroken.
Het instellen kan wordt gestopt door het indruk-
ken van een geheugenplaatstoets van de geheu-
genfunctie.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij active-
ring van de in‑ en uitstaphulp door kinde-
ren
Wanneer kinderen de in‑ en uitstaphulp active-
ren, kunnen zij bekneld raken, in het bijzonder
wanneer ze zonder toezicht zijn.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
achterlaten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
Bij een actieve in- en uitstaphulp beweegt de
bestuurdersstoel zich in de volgende gevallen in
een voor het in- of uitstappen ideale positie en de
rugleuning wordt steiler gezet:
RU schakelt de auto uit wanneer het bestuur-
dersportier geopend is.
RU opent het bestuurdersportier wanneer de
auto uitgeschakeld is.
%De bestuurdersstoel beweegt alleen naar
voren of naar achteren, wanneer deze zich
niet al in een voor het in- of uitstappen ideale
positie bevindt.
De rugleuning gaat alleen naar voren wanneer
deze niet al in de voorste stand staat.
De bestuurdersstoel neemt in onderstaande situ-
aties naar de laatste rijstand weer in:
RU schakelt de auto in als het bestuurderspor-
tier gesloten is.
Stoelen en opbergen 191
F247 0072 07
RU sluit het bestuurdersportier wanneer de
auto ingeschakeld is.
De laatste rijstand wordt in de volgende gevallen
opgeslagen:
RU schakelt de auto uit.
RU roept de stoelinstellingen op met de geheu-
genfunctie.
RDe stoelverstelling wordt met de geheugen-
functie opgeslagen.
In- en uitstaphulp instellen
Voorwaarden
RDe automatische stoelaanpassing is geacti-
veerd (/ pagina 187).
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Comfort 5In- en uitstaphulp
#Stuurwiel en stoel, Alleen stuurwiel of Uit
selecteren.
%Wanneer u een individueel gebruikersproel
gebruikt, wordt deze invoer voor de in- en uit-
staphulp overgenomen. Daardoor bewegen de
bestuurdersstoel en het stuurwiel automa-
tisch naar de juiste positie (/ pagina 435).
Geheugenfunctie
Geheugenfunctie
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door gebruik van de geheugenfunctie tij-
dens het rijden
Als tijdens het rijden de geheugenfunctie aan
bestuurderszijde wordt gebruikt, kan door de
instelbewegingen de controle over de auto
worden verloren.
#De geheugenfunctie aan bestuurders-
zijde alleen gebruiken als de auto stil-
staat.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij het
instellen van de stoelen met de geheugen-
functie
Wanneer de geheugenfunctie de stoel instelt,
kunt u of kunnen andere inzittenden – in het
bijzonder kinderen – bekneld raken.
#Tijdens het instellen door de geheugen-
functie controleren dat zich geen
lichaamsdelen van personen in het
bewegingsgebied van de stoel of het
stuurwiel bevinden.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
een geheugenplaatstoets of stoelverstel-
schakelaar bedienen.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij active-
ring van de geheugenfunctie door kinde-
ren
Wanneer kinderen de geheugenfunctie active-
ren, kunnen deze bekneld raken, in het bijzon-
der wanneer ze zonder toezicht zijn.
192 Stoelen en opbergen
F247 0072 07
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
achterlaten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
U kunt de geheugenfunctie bij uitgeschakelde
auto gebruiken.
Met de geheugenfunctie kunnen stoelinstellingen
worden opgeslagen en opgeroepen voor maximaal
drie personen.
U kunt instellingen opslaan voor de volgende sys-
temen:
RStoel
RWelving
RBuitenspiegels
Geheugenfunctie bedienen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door gebruik van de geheugenfunctie tij-
dens het rijden
Als tijdens het rijden de geheugenfunctie aan
bestuurderszijde wordt gebruikt, kan door de
instelbewegingen de controle over de auto
worden verloren.
#De geheugenfunctie aan bestuurders-
zijde alleen gebruiken als de auto stil-
staat.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij het
instellen van de stoelen met de geheugen-
functie
Wanneer de geheugenfunctie de stoel instelt,
kunt u of kunnen andere inzittenden – in het
bijzonder kinderen – bekneld raken.
#Tijdens het instellen door de geheugen-
functie controleren dat zich geen
lichaamsdelen van personen in het
bewegingsgebied van de stoel of het
stuurwiel bevinden.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
een geheugenplaatstoets of stoelverstel-
schakelaar bedienen.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij active-
ring van de geheugenfunctie door kinde-
ren
Wanneer kinderen de geheugenfunctie active-
ren, kunnen deze bekneld raken, in het bijzon-
der wanneer ze zonder toezicht zijn.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
achterlaten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
U kunt de geheugenfunctie bij uitgeschakeld con-
tact gebruiken.
Stoelen en opbergen 193
F247 0072 07
Opslaan
#Voor alle systemen de gewenste positie instel-
len.
#De geheugentoets V indrukken en vervol-
gens binnen drie seconden een van de geheu-
genplaatstoetsen 4, T of U indruk-
ken.
#Oproepen: Een van de geheugenplaatstoets
4, T of U indrukken of kort inge-
drukt houden.
Na het loslaten van de toets worden alle syste-
men in de opgeslagen stand gezet.
Opbergmogelijkheden
Aanwijzingen met betrekking tot het beladen van
de auto
&GEVAAR Gevaar voor vergiiging door uit-
laatgassen
Verbrandingsmotoren stoten giige uitlaatgas-
sen, bijvoorbeeld koolmonoxide, uit. Als de
achterklep is geopend als de motor draait, in
het bijzonder tijdens het rijden, kunnen uitlaat-
gassen in het interieur binnendringen.
#Altijd de motor afzetten alvorens de ach-
terklep te openen.
#Nooit met een geopende achterklep rij-
den.
Voorwerpen in het ontplooiingsgebied van een air-
bag kunnen het correct functioneren van de air-
bag in gevaar brengen. Daartoe de aanwijzingen
met betrekking tot de airbags in acht nemen
(/ pagina 119).
194 Stoelen en opbergen
F247 0072 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
niet-vastgezette voorwerpen in de auto
Wanneer voorwerpen, bagage of lading niet of
onvoldoende vastgezet is, kan het verschui-
ven, kantelen of rondslingeren en daardoor
inzittenden raken.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze niet kunnen rondslingeren.
#Voorwerpen, bagage of lading voor het
wegrijden beveiligen tegen verschuiven
of kantelen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergen van voorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of abrupte veranderingen
van richting!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grote voorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door voorwerpen in de beenruimte van de
bestuurder en de passagier
Voorwerpen in de beenruimte van de bestuur-
der en de passagier kunnen de pedaalslag
beperken of een ingedrukt pedaal blokkeren.
Hierdoor wordt de bedrijfs‑ en verkeersveilig-
heid van de auto in gevaar gebracht.
#Alle voorwerpen in de auto veilig opber-
gen, opdat deze niet in de beenruimte
van de bestuurder of de passagier
terecht kunnen komen.
#De vloermatten altijd stevig en zoals
voorgeschreven aanbrengen, zodat altijd
voldoende vrije ruimte voor de pedalen is
gewaarborgd.
#Geen losse vloermatten gebruiken en
niet meerdere vloermatten op elkaar leg-
gen.
Auto's met automatische uitschakeling van de
passagiersairbag: Ingeklemde voorwerpen onder
de passagiersstoel kunnen de werking van de
automatische uitschakeling van de passagiersair-
Stoelen en opbergen 195
F247 0072 07
bag verstoren of het systeem beschadigen.
Daarom de aanwijzingen met betrekking tot de
automatische uitschakeling van de passagiersair-
bag in acht nemen (/ pagina 110).
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel bij gebruik van de bekerhouder
tijdens het rijden
De bekerhouder kan tijdens het rijden geen
bekers beveiligen.
Als tijdens het rijden een bekerhouder wordt
gebruikt, kan de beker kan en kan vloeistof
worden gemorst. Inzittenden kunnen met de
vloeistof in aanraking komen en, in het bijzon-
der door een hete vloeistof, brandwonden
oplopen. U kunt van de verkeerssituatie wor-
den afgeleid en de controle over de auto ver-
liezen.
#De bekerhouder alleen gebruiken als de
auto stilstaat.
#Alleen passende bekers in de bekerhou-
der plaatsen.
#De beker sluiten, in het bijzonder bij hete
vloeistoen.
*AANWIJZING Beschadiging van de beker-
houder
De bekerhouder kan bij het terugklappen van
de armsteun achterin worden beschadigd. De
geopende bekerhouder kan worden bescha-
digd door lichaamsgewicht.
#De armsteun achterin alleen bij gesloten
bekerhouder terugklappen.
#Niet op de geopende bekerhouder zitten
of erop leunen.
*AANWIJZING Beschadiging van de arm-
steun achterin lichaamsgewicht
De uitgeklapte armsteun achterin kan worden
beschadigd door lichaamsgewicht.
#Niet op de armsteun achterin zitten of
erop leunen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den door uitlaateindpijpen en uitlaatsier-
stukken
Uitlaateindpijpen en uitlaatsierstukken kunnen
zeer heet zijn. Als deze onderdelen van de
auto worden aangeraakt, kunt u zich branden.
#In de omgeving van de uitlaateindpijpen
en uitlaatsierstukken altijd bijzonder
voorzichtig zijn en in deze omgeving in
het bijzonder kinderen in de gaten hou-
den.
#Onderdelen van de auto laten afkoelen
alvorens ze aan te raken.
*AANWIJZING Beschadiging van de bagage-
ruimtebodem door een ongelijkmatige
belading of abrupte belasting
De bagageruimtebodem kan door een ongelijk-
matige belading of abrupte belasting worden
beschadigd.
#Belading gelijkmatig verdelen.
#Bij een beladen auto oplettend rijden.
Abrupt wegrijden, remmen en sturen als-
196 Stoelen en opbergen
F247 0072 07
mede snel rijden door bochten vermij-
den.
%Leder is een natuurproduct. Het oppervlak
hee natuurlijke kenmerken, zoals verschillen
in de structuur, groei- en letselsporen of lichte
kleurnuances. Deze oppervlaktekenmerken
zijn bijzonderheden van leder, geen materiaal-
gebreken. Bovendien ondergaat leder een
natuurlijk verouderingsproces, waarbij de
oppervlaktekenmerken veranderen.
Het rijgedrag van de auto is afhankelijk van de ver-
deling van de bagage. Daarom bij het beladen de
volgende aanwijzingen in acht nemen:
RMet de lading en personen niet het toegestaan
totaalgewicht en de toegestane asbelastingen
van de auto overschrijden.
De gegevens op het voertuigtypeplaatje raad-
plegen (/ pagina 748).
RNiet tot boven de bovenzijde van de rugleunin-
gen beladen.
RBij het transport van voorwerpen in de baga-
geruimte altijd het scheidingsnet gebruiken.
RIndien mogelijk de bagage altijd achter de
niet-bezette stoelen plaatsen.
RDe lading aan de sjorogen beveiligen en deze
gelijkmatig belasten.
Aanwijzingen met betrekking tot het rijden met
dakbelasting:
RDe belading en de dakbelasting gelijkmatig
verdelen en zware voorwerpen zo laag moge-
lijk leggen. Hiertoe ook de aanwijzingen met
betrekking tot het beladen van de auto in acht
nemen.
RBehoedzaam rijden. Abrupt wegrijden, rem-
men en sturen alsmede snel rijden door boch-
ten vermijden.
RBij het vervoeren van lading op het dak of bij
een volledig beladen of bezette auto een van
de rijprogramma's ; of A selecteren.
Deze zijn ontwikkeld met het oog op extra sta-
biliteit (/ pagina 274).
%Meer informatie over opbergvakken en
opbergmogelijkheden vindt u in de digitale
handleiding.
Opbergvakken in het interieur
Overzicht van de voorste opbergvakken
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergen van voorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
Stoelen en opbergen 197
F247 0072 07
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grote voorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen.
1Opbergvakken in de portieren
2Opbergvak in de armsteun, voorzien van aan-
sluitingen voor multimedia- en usb-aansluiting
3Opbergvak in de middenconsole voorin met
usb-aansluiting
4Dashboardkastje
Doorlaadmogelijkheid achterbank (EASY-PACK-
Quickfold)
Rugleuning achterin naar voren klappen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen
Wanneer een stoel wordt versteld, kunt u of
een van de inzittenden ingeklemd raken.
#Bij het verstellen van een stoel mogen
zich geen lichaamsdelen in het bewe-
gingsgebied van de stoel bevinden; dit
controleren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet vergrendelde achterbank, zit-
plaats achterin en rugleuning
De achterbank, zitplaatsen achterin en rugleu-
ningen kunnen, ook tijdens het rijden, naar
voren klappen.
RDaardoor wordt de inzittende krachtiger in
de veiligheidsgordel gedrukt. De veilig-
heidsgordel kan niet meer zoals bedoeld
beschermen en extra letsel veroorzaken.
RVoorwerpen of bagage in de koer‑ of
bagageruimte kunnen niet door de rugleu-
ning worden tegengehouden.
#Vóór iedere rit opletten dat de achter-
bank, de zitplaats achterin en de rugleu-
ning vergrendeld is.
Auto's zonder verschuifbare achterbank: Wanneer
een rugleuning achterin niet is vastgeklikt en ver-
grendeld, is de rode vergrendelingsindicator zicht-
baar.
Auto's met verschuifbare achterbank: Wanneer de
middelste rugleuning achterin niet is vastgeklikt
198 Stoelen en opbergen
F247 0072 07
en vergrendeld, is de rode vergrendelingsindicator
zichtbaar. De buitenste rugleuningen vergrendelen
automatisch, wanneer deze niet omlaag zijn
geklapt.
Altijd ervoor zorgen dat alle inzittenden de veilig-
heidsgordel correct dragen en een juiste zithou-
ding hebben. In het bijzonder bij kinderen moet u
daarop letten.
Wanneer u de neergeklapte rugleuning niet meer
als laadvloer hoe te gebruiken, klapt u de rugleu-
ning weer terug.
Voorwaarden
RHet gebied waar de rugleuning naartoe wordt
geklapt is vrij.
ROm de middelste rugleuning om te klappen:
De middelste rugleuning is gedeblokkeerd.
RDe armsteun van de tweede rij zitplaatsen is
teruggeklapt en de bekerhouders zijn leeg.
Linker en rechter rugleuning naar voren klappen
De middelste en buitenste rugleuningen kunnen
naar voren worden geklapt.
#De hoofdsteunen van de rugleuning eventueel
volledig omlaagschuiven (/ pagina 185).
#Aan de ontgrendelingshendel 1 trekken.
Middelste rugleuning naar voren klappen
#De ontgrendeling 3 van de rugleuning 2
naar voren trekken.
#De betreende rugleuning naar voren klappen.
Stoelen en opbergen 199
F247 0072 07
Rugleuning achterin terugklappen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen
Wanneer een stoel wordt versteld, kunt u of
een van de inzittenden ingeklemd raken.
#Bij het verstellen van een stoel mogen
zich geen lichaamsdelen in het bewe-
gingsgebied van de stoel bevinden; dit
controleren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet vergrendelde achterbank, zit-
plaats achterin en rugleuning
De achterbank, zitplaatsen achterin en rugleu-
ningen kunnen, ook tijdens het rijden, naar
voren klappen.
RDaardoor wordt de inzittende krachtiger in
de veiligheidsgordel gedrukt. De veilig-
heidsgordel kan niet meer zoals bedoeld
beschermen en extra letsel veroorzaken.
RVoorwerpen of bagage in de koer‑ of
bagageruimte kunnen niet door de rugleu-
ning worden tegengehouden.
#Vóór iedere rit opletten dat de achter-
bank, de zitplaats achterin en de rugleu-
ning vergrendeld is.
*AANWIJZING Beschadiging van de veilig-
heidsgordel door inklemmen bij het terug-
klappen van de rugleuning
De veiligheidsgordel kan bij het terugklappen
van de rugleuning bekneld raken en daardoor
worden beschadigd.
#Erop letten dat de veiligheidsgordel bij
het terugklappen van de rugleuning niet
bekneld raakt.
#Eventueel de bestuurders- of de passagiers-
stoel naar voren bewegen.
#De betreende rugleuning 1 naar achteren
kantelen, tot deze vergrendelt.
Auto's zonder verschuifbare achterbank: Wanneer
een rugleuning achterin niet is vastgeklikt en ver-
grendeld, is de rode vergrendelingsindicator 2 of
3 zichtbaar.
Auto's met verschuifbare achterbank: Wanneer de
middelste rugleuning achterin niet is vastgeklikt
en vergrendeld, is de rode vergrendelingsindicator
200 Stoelen en opbergen
F247 0072 07
3 zichtbaar. De buitenste rugleuningen vergren-
delen automatisch, wanneer deze niet omlaag zijn
geklapt.
Ontgrendeling van de middelste rugleuning ach-
terin blokkeren
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet vergrendelde achterbank, zit-
plaats achterin en rugleuning
De achterbank, zitplaatsen achterin en rugleu-
ningen kunnen, ook tijdens het rijden, naar
voren klappen.
RDaardoor wordt de inzittende krachtiger in
de veiligheidsgordel gedrukt. De veilig-
heidsgordel kan niet meer zoals bedoeld
beschermen en extra letsel veroorzaken.
RVoorwerpen of bagage in de koer‑ of
bagageruimte kunnen niet door de rugleu-
ning worden tegengehouden.
#Vóór iedere rit opletten dat de achter-
bank, de zitplaats achterin en de rugleu-
ning vergrendeld is.
Auto's zonder verschuifbare achterbank: Wanneer
een rugleuning achterin niet is vastgeklikt en ver-
grendeld, is de rode vergrendelingsindicator zicht-
baar.
Auto's met verschuifbare achterbank: Wanneer de
middelste rugleuning achterin niet is vastgeklikt
en vergrendeld, is de rode vergrendelingsindicator
zichtbaar. De buitenste rugleuningen vergrendelen
automatisch, wanneer deze niet omlaag zijn
geklapt.
Voorwaarden
RDe linker en de middelste rugleuning zijn ver-
grendeld en met elkaar verbonden.
U kunt de middelste rugleuning blokkeren. Deze
kan dan alleen nog samen met de linker rugleu-
ning naar voren worden geklapt. #De middelste en linker rugleuning naar voren
klappen.
#Blokkeren of deblokkeren: De schuif 1
omhoog of omlaagschuiven.
Stoelen en opbergen 201
F247 0072 07
Hoek van de rugleuningen achterin instellen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet vergrendelde achterbank en rug-
leuning
De achterbank en de rugleuning kunnen ook
tijdens het rijden naar voren klappen.
RDaardoor wordt de inzittende krachtiger in
de veiligheidsgordel gedrukt. De veilig-
heidsgordel kan niet meer zoals bedoeld
beschermen en extra letsel veroorzaken.
REen kinderzitjesbevestigingssysteem wordt
niet meer correct ondersteund of op zijn
plaats gehouden en kan zijn functie niet
meer correct vervullen.
RVoorwerpen of bagage in de koer‑ of
laadruimte kunnen niet door de rugleuning
worden tegengehouden.
#Voor iedere rit controleren of de achter-
bank en de rugleuning vergrendeld zijn.
Bij auto's met in lengterichting instelbare zitplaat-
sen achterin kunt u de hoek van de rugleuningen
achterin instellen. Daarbij zijn meerdere vergren-
delingsstanden mogelijk.
*AANWIJZING Beschadiging van de ont-
grendelingslussen door de bevestiging van
voorwerpen
De ontgrendelingslussen van de leuningen van
de zitplaatsen achterin kunnen door de beves-
tiging van voorwerpen worden beschadigd.
#Voorwerpen alleen aan de sjorogen
bevestigen.
#De rechter of linker ontgrendelingslus 2 in
de richting van de pijl naar voren trekken.
De betreende rugleuning 1 is ontgrendeld.
#De rugleuning 1 in de gewenste hoek zetten.
#De ontgrendelingslus 2 loslaten.
#Controleren of de rugleuning vergrendeld is.
Auto's zonder verschuifbare achterbank: Wanneer
een rugleuning achterin niet is vastgeklikt en ver-
202 Stoelen en opbergen
F247 0072 07
grendeld, is de rode vergrendelingsindicator zicht-
baar.
Auto's met verschuifbare achterbank: Wanneer de
middelste rugleuning achterin niet is vastgeklikt
en vergrendeld, is de rode vergrendelingsindicator
zichtbaar. De buitenste rugleuningen vergrendelen
automatisch, als deze niet omlaag zijn geklapt.
Bagageruimteafdekking
Bagageruimteafdekking uit- en inbouwen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door slecht vastgezette voor-
werpen
De bagageruimteafdekking alleen kan geen
zware voorwerpen en zware bagage tegenhou-
den of beveiligen.
in het bijzonder bij abrupte richtingswijzigin-
gen, remmanoeuvres of een ongeval kunt u
geraakt worden door niet-vastgezette bagage.
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze niet kunnen rondslingeren.
#Voorwerpen en bagage ook bij gebruik
van de bagageruimteafdekking altijd
beveiligen tegen verschuiven of kantelen,
bijvoorbeeld door deze vast te zetten.
Voorwaarden
RDe bagageruimteafdekking mag slechts met
maximaal 2,5 kg worden belast.
Verwijderen
%In acht nemen dat de bagageruimteafdekking
bij geopende achterklep niet verder omhoog
gedrukt mag worden.
#De ophanging 3 van de achterklep uit het
oog 1 naar boven trekken en losmaken.
#De bagageruimteafdekking omlaagzwenken en
in de richting van de pijl 4 gelijkmatig uit de
geleiderails links en rechts naar buiten trek-
ken.
Stoelen en opbergen 203
F247 0072 07
Aanbrengen
#De bagageruimteafdekking links en rechts op
de geleiderails leggen.
#De bagageruimteafdekking gelijkmatig met
beide handen in de geleiderails links en rechts
naar voren drukken, tot deze vergrendelt.
#De bagageruimteafdekking omhoogzwenken
en de ophanging 3 door het oog 2 bevesti-
gen.
#De ophanging 3 naar onderen in het oog 1
trekken tot ze vergrendelt.
%Erop letten dat de bagageruimteafdekking bij
het sluiten van de achterklep vlak op de gelei-
derails links en rechts ligt.
Scheidingsnet bevestigen of losmaken
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door slecht vastgezette voor-
werpen
Het scheidingsnet alleen kan geen zware voor-
werpen en zware bagage tegenhouden of
beveiligen.
in het bijzonder bij abrupte richtingswijzigin-
gen, remmanoeuvres of een ongeval kunt u
geraakt worden door niet-vastgezette bagage.
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze niet kunnen rondslingeren.
#Voorwerpen en bagage ook bij gebruik
van het scheidingsnet altijd beveiligen
tegen verschuiven of kantelen, bijvoor-
beeld. door deze vast te zetten.
Om veiligheidsredenen bij het transport van
bagage altijd een scheidingsnet gebruiken.
Beschadigde scheidingsnetten kunnen hun
beschermende functie niet meer vervullen en
moeten worden vervangen. Naar een gekwali-
ceerde werkplaats gaan.
Bevestigen
Scheidingsnet zonder bagageruimtevergroting
204 Stoelen en opbergen
F247 0072 07
Scheidingsnet met bagageruimtevergroting
#Het scheidingsnet 1 aan de interieurhemel
links en rechts in de houders 2 bevestigen.
#Zonder bagageruimtevergroting: De haken 3
links en rechts zodanig in de sjorogen 4
bevestigen, dat de haken 3 naar achteren
wijzen.
#Met bagageruimtevergroting: De haken 3
links en rechts zodanig in de sjorogen 4
bevestigen, dat de haken 3 naar het portier
wijzen.
#Gelijkmatig aan de losse uiteinden van de sjor-
banden trekken, tot het scheidingsnet 1
gespannen is en de bovenste rand van het
scheidingsnet 1 horizontaal is.
Losmaken
#De gesp van de sjorband in de richting van de
pijl 6 draaien.
#Het losse uiteinde van de sjorband in de rich-
ting van de pijl 5 in de gesp schuiven, tot de
sjorbanden gevierd zijn.
#De haken 3 links en rechts losmaken uit de
sjorogen 4.
Stoelen en opbergen 205
F247 0072 07
#Het scheidingsnet 1 links en rechts aan de
interieurhemel losmaken uit de houders 2.
Overzicht van de sjorogen
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen (/ pagina 194).
1Sjorogen (auto's met doorlaadmogelijkheid
achterbank)
Overzicht van de tashaken
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel bij
gebruik van de tashaken met zware voor-
werpen
De tashaak kan zware voorwerpen of bagage
niet tegenhouden.
Voorwerpen of bagagestukken kunnen gaan
rondslingeren en inzittenden raken.
#Alleen lichte voorwerpen aan de tashaak
hangen.
#Nooit harde, scherpkantige of breekbare
voorwerpen aan de tashaak hangen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen (/ pagina 194).
De tashaken met maximaal 3 kg belasten en geen
bagage eraan vastbinden.
1Tashaken
Overzicht kledinghaken aan de achterklep
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen (/ pagina 194).
206 Stoelen en opbergen
F247 0072 07
1Kledinghaken
De kledinghaken zijn niet geschikt voor het ophan-
gen van zware voorwerpen, omdat in dat geval de
achterklep automatisch omlaag kan gaan. De kle-
dinghaken alleen voor lichte voorwerpen gebrui-
ken, bijvoorbeeld jassen.
Bagagenet bevestigen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergen van voorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of abrupte veranderingen
van richting!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grote voorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
open bagageruimtebodem
Als met geopende bagageruimtebodem wordt
gereden, kunnen voorwerpen rondslingeren en
daarbij inzittenden raken. Er bestaat gevaar
voor letsel, in het bijzonder bij remmanoeuvres
of plotselinge richtingswijzigingen!
#Vóór de rit altijd de bagageruimtebodem
sluiten.
#De bagageruimtebodem aan de handgreep
omhoogzwenken, uit de bagageruimte nemen
en op een schone ondergrond neerzetten.
Stoelen en opbergen 207
F247 0072 07
#Het bagagenet 1 zo op de bagageruimtebo-
dem 3 uitlijnen, dat de lip 2 op de hand-
greep 4 is geplaatst en naar boven wijst.
#De rubbers 5 en 6, zoals afgebeeld, over
de bagageruimtebodem 3 trekken.
#Het bagagenet 1 zo uitlijnen dat
Rhet rubber 5 onder de uitsparingen 7
loopt en de verhogingen 8 links en rechts
zich op de onderrand van de bagageruim-
tebodem 3 bevinden.
Rhet rubber 6 boven de handgreep 4
loopt en de verhogingen 8 links en rechts
zich op de onderrand van de bagageruim-
tebodem 3 bevinden.
%Erop letten dat het bagagenet niet de vergren-
deling van de bagageruimtebodem blokkeert.
#De bagageruimtebodem sluiten.
Opbergvak onder de bagageruimtebodem openen
of sluiten
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
open bagageruimtebodem
Als met geopende bagageruimtebodem wordt
gereden, kunnen voorwerpen rondslingeren en
daarbij inzittenden raken. Er bestaat gevaar
voor letsel, in het bijzonder bij remmanoeuvres
of plotselinge richtingswijzigingen!
#Vóór de rit altijd de bagageruimtebodem
sluiten.
208 Stoelen en opbergen
F247 0072 07
Openen
#De handgreep 1 omhoogtrekken.
#De bagageruimtebodem aan de ontgrende-
lingshendel 1 omhoogklappen.
Sluiten
#De bagageruimtebodem omlaagklappen en
vervolgens aan de handgreep 1 omlaagdruk-
ken, totdat deze vergrendelt.
Bagageruimtebodem instellen
Hoogte instellen
*AANWIJZING Beschadiging van de bagage-
ruimtebodem door een ongelijkmatige
belading of abrupte belasting
De bagageruimtebodem kan door een ongelijk-
matige belading of abrupte belasting worden
beschadigd.
#Belading gelijkmatig verdelen.
#Bij een beladen auto oplettend rijden.
Abrupt wegrijden, remmen en sturen als-
mede snel rijden door bochten vermij-
den.
De bagageruimte kan naar wens worden vergroot
of verkleind. Daartoe kan de bagageruimtebodem
in twee verschillende hoogtes worden vergren-
deld. De hogere vergrendeling gee bij omge-
klapte rugleuningen achterin een vlakke laadvloer.
Bovendien kan achterin een bevestigingsconsole
worden verwijderd, om meer ruimte in lengterich-
ting te verkrijgen.
#De bagageruimtebodem 1 (voorbeeld in de
onderste positie) aan de handgreep 3
slechts iets optillen en naar u toe trekken.
#De bagageruimtebodem 1 in de achterste
bevestigingen 2 aanbrengen.
#De bagageruimtebodem 1 omlaagklappen.
Stoelen en opbergen 209
F247 0072 07
Lengte Instellen
#De rugleuningen achterin iets naar voren klap-
pen.
#De bodem van de bagageruimtebodem 1
moet in de onderste positie aangebracht zijn.
#Een ontgrendeling 5 indrukken en de con-
sole 4 naar boven toe verwijderen.
Dakdrager bevestigen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij overschrijden van de maximumdakbe-
lasting
Het zwaartepunt van de auto en de ver-
trouwde rij-eigenschappen en het stuur- en
remgedrag veranderen.
Wanneer de maximumdakbelasting wordt
overschreden, worden de rij-eigenschappen
en het stuur- en remgedrag sterk nadelig beïn-
vloedt.
#Beslist de maximumdakbelasting aan-
houden en de rijstijl aanpassen.
De maximumdakbelasting vindt u in het hoofdstuk
"Technische gegevens" in de gedrukte handlei-
ding.
*AANWIJZING Schade aan het voertuig bij
het niet in acht nemen van de maximaal
toegestane doorrijhoogte
Wanneer de hoogte van het voertuig de maxi-
maal toegestane doorrijhoogte overschrijdt,
kunnen het dak en andere onderdelen van het
voertuig worden beschadigd.
#De aangegeven doorrijhoogte in acht
nemen.
#Wanneer de toegestane doorrijhoogte
wordt overschreden, niet naar binnen rij-
den.
#De gewijzigde voertuighoogte bij dakop-
bouwen of andere dragersystemen in
acht nemen.
*AANWIJZING Schade aan de auto door
niet goedgekeurde imperial
Bij niet voor Mercedes-Benz geteste en goed-
gekeurde imperials kan schade aan de auto
ontstaan.
210 Stoelen en opbergen
F247 0072 07
#Alleen voor Mercedes-Benz geteste en
goedgekeurde imperials gebruiken.
#Controleren of bij een gemonteerde
imperial, afhankelijk van de uitrusting
van de auto, het schuifdak volledig
omhoog kan worden gebracht.
#Controleren of bij een gemonteerde
imperial, afhankelijk van de uitrusting
van de auto, de achterklep volledig kan
worden geopend.
#De bagage zodanig op de imperial aan-
brengen dat de auto ook tijdens het rij-
den niet kan worden beschadigd.
*AANWIJZING Schade aan het panorama-
schuifdak door niet goedgekeurde impe-
rial
Wanneer het panoramaschuifdak wordt
geopend terwijl een niet voor Mercedes-Benz
geteste en goedgekeurde imperial is gemon-
teerd, kan het panoramaschuifdak door de
imperial worden beschadigd.
#Het panoramaschuifdak alleen openen
als een imperial is gemonteerd die voor
Mercedes-Benz is getest en goedge-
keurd.
Om het interieur te ventileren, kan het panora-
maschuifdak in de kantelstand worden gezet.
*AANWIJZING Beschadiging van de afdek-
kingen
De afdekkingen kunnen bij het openen worden
beschadigd en bekrast.
#Geen metalen of harde voorwerpen
gebruiken.
#De afdekkingen 1 voorzichtig in de richting
van de pijl omhoogklappen.
#De dakdrager aan de bevestigingspunten
onder de afdekkingen 1 bevestigen.
#De montagehandleiding van de fabrikant van
de dakdrager opvolgen.
#De bagage op de dakdrager beveiligen.
Stoelen en opbergen 211
F247 0072 07
Bekerhouder
Bekerhouder in de middenconsole verwijderen en
aanbrengen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel bij gebruik van de bekerhouder
tijdens het rijden
De bekerhouder kan tijdens het rijden geen
bekers beveiligen.
Als tijdens het rijden een bekerhouder wordt
gebruikt, kan de beker kan en kan vloeistof
worden gemorst. Inzittenden kunnen met de
vloeistof in aanraking komen en, in het bijzon-
der door een hete vloeistof, brandwonden
oplopen. U kunt van de verkeerssituatie wor-
den afgeleid en de controle over de auto ver-
liezen.
#De bekerhouder alleen gebruiken als de
auto stilstaat.
#Alleen passende bekers in de bekerhou-
der plaatsen.
#De beker sluiten, in het bijzonder bij hete
vloeistoen.
Verwijderen
Bekerhouder in het opbergvak met rollo
Bekerhouder in het opbergvak zonder rollo
#De vergrendelingsbeugels 1 van de beker-
houder naar binnen schuiven, tot ze ontgren-
deld zijn.
#De bekerhouder omhoog uit het opbergvak
nemen.
212 Stoelen en opbergen
F247 0072 07
%De bekerhouder en de rubbermat eronder
kunnen worden verwijderd om te worden
gereinigd, bijvoorbeeld met helder, lauw
water.
Bekerhouder in het opbergvak met rollo
Bekerhouder in het opbergvak zonder rollo
Aanbrengen
#Eventueel de rollo van het opbergvak openen.
#De bekerhouder, zoals afgebeeld, met de
opdruk naar het interieur in het opbergvak
aanbrengen.
#De bekerhouder in het opbergvak over de nok-
ken schuiven.
#De vergrendelingsbeugels 1 naar buiten
schuiven, tot ze vergrendelen.
#Bekerhouder in opbergvak met rollo: De toets
2 indrukken.
#Bekerhouder in opbergvak zonder rollo: De
toets 2 en/of 4 indrukken.
De vleugels 3 klappen omhoog.
%De vleugels van de bekerhouder kunnen
omlaag worden geklapt en vergrendeld. In dat
geval werkt de klemfunctie van de bekerhou-
der niet.
Bekerhouder in de armsteun achterin openen of
sluiten
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel bij gebruik van de bekerhouder
tijdens het rijden
De bekerhouder kan tijdens het rijden geen
bekers beveiligen.
Als tijdens het rijden een bekerhouder wordt
gebruikt, kan de beker kan en kan vloeistof
Stoelen en opbergen 213
F247 0072 07
worden gemorst. Inzittenden kunnen met de
vloeistof in aanraking komen en, in het bijzon-
der door een hete vloeistof, brandwonden
oplopen. U kunt van de verkeerssituatie wor-
den afgeleid en de controle over de auto ver-
liezen.
#De bekerhouder alleen gebruiken als de
auto stilstaat.
#Alleen passende bekers in de bekerhou-
der plaatsen.
#De beker sluiten, in het bijzonder bij hete
vloeistoen.
*AANWIJZING Beschadiging van de arm-
steun achterin lichaamsgewicht
De uitgeklapte armsteun achterin kan worden
beschadigd door lichaamsgewicht.
#Niet op de armsteun achterin zitten of
erop leunen.
*AANWIJZING Beschadiging van de beker-
houder
De bekerhouder kan bij het terugklappen van
de armsteun achterin worden beschadigd. De
geopende bekerhouder kan worden bescha-
digd door lichaamsgewicht.
#De armsteun achterin alleen bij gesloten
bekerhouder terugklappen.
#Niet op de geopende bekerhouder zitten
of erop leunen.
#Openen: Op de bekerhouder 1 of 2 druk-
ken.
De bekerhouder 1 of 2 komt vanzelf naar
buiten.
#Sluiten: De bekerhouder 1 of 2 naar achte-
ren schuiven, tot deze vergrendelt.
Asbak en sigarettenaansteker
Asbak gebruiken
Tijdens het rijden
#De gesloten asbak in het portieropbergvak van
een voorportier opbergen.
#Controleren of deze stevig vastzit.
#De aanwijzingen met betrekking tot het bela-
den van de auto in acht nemen
(/ pagina 194).
214 Stoelen en opbergen
F247 0072 07
#Openen: Het deksel 1 omhoogklappen.
%Het bovenste gedeelte van de asbak kan door
losdraaien worden verwijderd om de asbak te
legen of te reinigen, bijvoorbeeld met helder,
lauw water.
Sigarettenaansteker gebruiken
&WAARSCHUWING Gevaar voor brand en
letsel door hete sigarettenaansteker
Wanneer het hete verwarmingselement van de
sigarettenaansteker of de hete tting worden
aangeraakt, kunt u zich branden.
Bovendien kunnen ontvlambare materialen
ontsteken, wanneer:
Rde hete sigarettenaansteker valt.
Rkinderen bijvoorbeeld de hete sigaretten-
aansteker tegen voorwerpen houden.
#De sigarettenaansteker altijd aan de
handgreep vasthouden.
#Altijd ervoor zorgen dat kinderen niet bij
de sigarettenaansteker kunnen.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
achterlaten.
Voorwaarden
RDe auto is ingeschakeld.
#De sigarettenaansteker 1 indrukken.
Wanneer de spiraal gloeit, springt de sigaret-
tenaansteker automatisch terug.
Contactdozen
12V-aansluiting gebruiken
Voorwaarden
REr zijn slechts apparaten tot maximaal 180 W
(15 A) toegestaan.
Afhankelijk van de uitrusting van de auto beschikt
deze over de volgende 12V-aansluitingen:
RIn het opbergvak in de middenconsole voorin
Stoelen en opbergen 215
F247 0072 07
RIn de laadruimte
12V-aansluiting in het opbergvak in de middencon-
sole voorin (voorbeeld)
#Het deksel 1 van de contactdoos openklap-
pen.
#De stekker van het apparaat aansluiten.
12V-aansluiting in het opbergvak met rolscherm:
Wanneer een apparaat op de 12V-aansluiting
wordt aangesloten, het deksel van het opbergvak
geopend laten.
Usb-aansluiting achterin
%Afhankelijk van de uitrusting kunnen de vorm
van het opbergvak en het aantal usb-aanslui-
tingen in de middenconsole achterin variëren.
Wanneer de auto is ingeschakeld, kunnen usb-
apparaten, zoals een mobiele telefoon, worden
opgeladen met een passende laadkabel die is
aangesloten op de usb-aansluiting 1.
Draadloos opladen van de mobiele telefoon en
koppeling met de buitenantenne
Aanwijzingen met betrekking tot het draadloos
opladen van de mobiele telefoon
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergen van voorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
216 Stoelen en opbergen
F247 0072 07
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grote voorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen.
&WAARSCHUWING Brandgevaar door het
bewaren van de voorwerpen in de
mobiele-telefoonhouder
Als u andere voorwerpen in de mobiele-tele-
foonhouder plaatst, kan er met name gevaar
voor brand ontstaan.
#Behalve een mobiele telefoon geen
andere voorwerpen in de mobiele-tele-
foonhouder plaatsen, vooral geen meta-
len voorwerpen.
*AANWIJZING Beschadiging van voorwer-
pen door het bewaren in de mobiele-tele-
foonhouder
Als voorwerpen in de houder van de mobiele
telefoon worden gelegd, kunnen ze door elek-
tromagnetische velden worden beschadigd.
#Geen creditcards, opslagmedia, skipas-
sen of andere gevoelig op elektromagne-
tische velden reagerende voorwerpen in
de mobiele-telefoonhouder leggen.
*AANWIJZING Beschadiging van de
mobiele-telefoonhouder door vloeistoen
Wanneer vloeistoen in de mobiele-telefoon-
houder terecht komen, kan deze beschadigd
raken.
#Erop letten dat er geen vloeistoen in de
mobiele-telefoonhouder terecht komen.
De volgende aanwijzingen met betrekking tot het
draadloos opladen van de mobiele telefoon in
acht nemen:
RAfhankelijk van de uitrusting van de auto
wordt de mobiele telefoon via de oplaadmo-
dule verbonden met de buitenantenne van de
auto.
RAlleen wanneer het contact is ingeschakeld
zijn de oplaadfunctie en de draadloze koppe-
ling van de mobiele telefoon met de buitenan-
tenne van de auto beschikbaar.
RKleine mobiele telefoons kunnen mogelijk niet
op elke plaats van de mobiele-telefoonhouder
worden opgeladen.
RGrote mobiele telefoons die niet in de
mobiele-telefoonhouder liggen, kunnen moge-
lijk niet worden opgeladen of worden gekop-
peld met de buitenantenne van de auto.
RDe mobiele telefoon kan bij het opladen warm
worden. Dit kan vooral afhankelijk zijn van de
op dat moment op de achtergrond geopende
applicaties (apps).
RVoor eciënter opladen en koppeling met de
buitenantenne van de auto de beschermings-
Stoelen en opbergen 217
F247 0072 07
hoes van de mobiele telefoon verwijderen. Dit
geldt niet voor beschermingshoezen die voor
het draadloos opladen noodzakelijk zijn.
Mobiele telefoon draadloos opladen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergen van voorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grote voorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen.
Voorwaarden
RDe mobiele telefoon is geschikt voor draad-
loos opladen.
Een lijst met geschikte mobiele telefoons vindt
u op: https://www.mercedes-benz-
mobile.com/.
#De mobiele telefoon zo mogelijk in het mid-
den, met het display omhoog, op het gemar-
keerde vlak van de mat 1 leggen.
Wanneer in het multimediasysteem een aan-
wijzing wordt weergegeven, wordt de mobiele
telefoon opgeladen.
Storingen bij het opladen worden weergege-
ven op het centraal display.
%De mat kan worden verwijderd om te worden
gereinigd, bijvoorbeeld met helder, lauw
water.
218 Stoelen en opbergen
F247 0072 07
Opbergvak zonder rollo
Erop letten dat de mobiele telefoon correct is
geplaatst en vastgezet, om te voorkomen dat deze
tijdens het rijden valt.
#Mobiele telefoon beveiligen: De hendel 2 uit-
klappen.
Zendvergunning voor Brazilië
Dit apparaat werkt in de secundaire modus; d.w.z.
het beschikt niet over een bescherming tegen
schadelijke interferenties, ook niet van stations
van hetzelfde type, en het mag geen interferenties
veroorzaken met systemen, die in de primaire
modus werken.
Dit product is toegestaan conform de in de veror-
dening 242/2000 vastgelegde procedure van het
Braziliaanse telecommunicatie-agentschap ANA-
TEL en voldoet aan de geldende technische eisen.
Meer informatie is verkrijgbaar op de website van
ANATEL. www.anatel.gov.br
#Zie voor meer informatie over de conformi-
teitsverklaring voor radiograsche componen-
ten van de auto (/ pagina 88).
Vloermat verwijderen en aanbrengen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door voorwerpen in de beenruimte van de
bestuurder
Voorwerpen in de beenruimte van de bestuur-
der kunnen de slag van de pedalen beperken
en een ingedrukt pedaal blokkeren.
Hierdoor wordt de bedrijfs‑ en verkeersveilig-
heid van de auto in gevaar gebracht.
#Alle voorwerpen in de auto veilig opber-
gen, opdat deze niet in de beenruimte
van de bestuurder terecht kunnen
komen.
#De vloermatten altijd stevig en zoals
voorgeschreven aanbrengen, zodat altijd
voldoende vrije ruimte voor de pedalen is
gewaarborgd.
#Geen losse vloermatten gebruiken en
niet meerdere vloermatten op elkaar leg-
gen.
Stoelen en opbergen 219
F247 0072 07
Vloermatten aanbrengen
#De betreende stoel naar achteren schuiven
en de vloermat in de beenruimte aanbrengen.
#De drukknoppen 1 op de houders 2 druk-
ken.
#De betreende stoel instellen.
Vloermatten verwijderen
#De vloermatten van de houders 2 trekken.
#De vloermat verwijderen.
220 Stoelen en opbergen
F247 0072 07
Exterieurverlichting
Aanwijzing voor aanpassen van de verlichting bij
reizen naar het buitenland
Een aanpassing van de koplampen is niet vereist.
Er wordt eveneens aan de wettelijke eisen voldaan
in landen waarin aan de andere kant van de weg
wordt gereden.
Aanwijzingen over verlichtingssystemen en uw
verantwoordelijkheid
De verschillende verlichtingssystemen van de auto
zijn slechts hulpmiddelen. De verantwoordelijk-
heid voor de correcte voertuigverlichting overeen-
komstig de heersende licht- en zichtomstandighe-
den, de wettelijke bepalingen en de verkeerssitua-
tie ligt bij de bestuurder van de auto.
Verlichtingsschakelaar
Lichtschakelaar bedienen
1W Linker parkeerlicht
2X Rechter parkeerlicht
3T Standlicht en kentekenplaatverlichting
4Ã Automatisch rijlicht (aanbevolen stand
van de lichtschakelaar)
5L Dimlicht/grootlicht
6R Mistachterlicht in- of uitschakelen.
Bij activering van het dimlicht wordt het controle-
lampje voor het standlicht T gedeactiveerd en
door het controlelampje dimlicht L vervangen.
#De auto altijd overeenkomstig wettelijke rege-
lingen veilig en voldoende verlicht parkeren.
*AANWIJZING Accu-ontlading door stand-
licht
Het standlicht niet gedurende meerdere uren
ingeschakeld laten.
Bij auto's die breder dan 2 m of langer dan 6 m
zijn, is in enkele landen de eenzijdige parkeerver-
lichting niet toegestaan. In dit geval wordt ook in
de parkeerlichtstand het standlicht ingeschakeld.
Bij een sterke accu-ontlading wordt het stads- of
parkeerlicht ten gunste van de volgende voertuig-
start automatisch uitgeschakeld.
Licht en zicht 221
F247 0072 07
De exterieurverlichting (behalve stads- en par-
keerlicht) wordt automatisch uitgeschakeld wan-
neer het bestuurdersportier wordt geopend.
RDe aanwijzingen met betrekking tot de zoek-
verlichting in acht nemen (/ pagina 230).
Functie van de automatische rijverlichting
Wanneer de auto ingeschakeld is, worden het
standlicht, het dimlicht en het dagrijlicht overeen-
komstig het omgevingslicht automatisch gescha-
keld.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door uitgeschakeld dimlicht bij zichtbeper-
kingen
Als de verlichtingsschakelaar in de stand Ã
staat, schakelt het dimlicht bij mist, sneeuw
en andere zichtbeperkingen zoals spatwater
niet automatisch in.
#De verlichtingsschakelaar in dergelijke
situaties in de stand L draaien.
De automatisch rijverlichting is slechts een hulp-
middel. De verantwoordelijkheid voor het inscha-
kelen van de verlichting ligt altijd bij de bestuur-
der.
Mistachterlicht in- of uitschakelen
Voorwaarden
RDe lichtschakelaar bevindt zich in de stand
L of Ã.
#De toets R indrukken.
De landspecieke regelingen voor gebruik van het
mistachterlicht in acht nemen.
Lichtbundels instellen (halogeenkoplampen)
Met de koplampverstelling wordt de lichtbundel
van de koplampen aan de beladingstoestand van
de auto aangepast. gBestuurders- en passagiersstoel bezet
1Bestuurdersstoel, passagiersstoel en zitplaat-
sen achterin bezet
2Bestuurdersstoel, passagiersstoel en zitplaat-
sen achterin bezet, bagageruimte beladen
3Bestuurdersstoel en passagiersstoel bezet en
gebruik van de maximaal toegestane achter-
asbelasting
222 Licht en zicht
F247 0072 07
#De draaiknop van de koplampverstelling in de
stand zetten die overeenkomt met de bela-
dingstoestand van de auto.
Combischakelaar verlichting bedienen
1Grootlicht
2Knipperlichten rechts
3Lichtsignaal
4Knipperlichten links
#Met de combischakelaar de betreende func-
tie selecteren.
Grootlicht inschakelen
#De lichtschakelaar in de stand L of Ã
draaien.
#De combischakelaar in de richting van de pijl
1 drukken.
Bij activering van het grootlicht wordt het con-
trolelampje voor het dimlicht L gedeacti-
veerd en door het controlelampje grootlicht
K vervangen.
Grootlicht uitschakelen
#De combischakelaar in de richting van de pijl
1 drukken of in de richting van de pijl 3
trekken.
Lichtsignaal
#De combischakelaar in de richting van de pijl
3 trekken.
Knipperlichten
#Kort knipperen: De combischakelaar kort tot
het drukpunt in de richting van de pijl 2 of
4 drukken.
De betreende knipperlichten knipperen drie-
maal.
#Permanent knipperen: De combischakelaar tot
voorbij het drukpunt in de richting van de pijl
2 of 4 drukken.
Licht en zicht 223
F247 0072 07
Noodknipperlichten in- of uitschakelen
#De toets 1 indrukken.
In de volgende situaties wordt het noodknipper-
licht automatisch ingeschakeld:
RDe airbag werd geactiveerd.
RDe auto wordt, vanaf een snelheid hoger dan
70 km/h, hard afgeremd tot stilstand.
Wanneer vervolgens verder wordt gereden, wordt
de alarmknipperlichtinstallatie bij circa 10 km/h
automatisch uitgeschakeld. U kunt de alarmknip-
perlichtinstallatie ook met de toets 1 uitschake-
len.
Adaptieve functies ACTIVE MULTIBEAM LED's
Werking van het dynamisch dimlicht
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
De ACTIVE MULTIBEAM LED koplampen passen
zich aan de rij- en weersomstandigheden aan en
bieden uitgebreide functies voor een betere ver-
lichting van de rijbaan.
Het systeem bestaat uit de volgende functies:
RActieve bochtenverlichting (/ pagina 224)
RBochtenverlichting (/ pagina 225)
RVerlichting voor snelwegen (/ pagina 225)
RCitylicht (/ pagina 225)
Systeemgrenzen
RHet systeem werkt alleen wanneer het donker
is.
Functie van de actieve bochtenverlichting
RDe koplampen volgen de stuurbewegingen.
RDaardoor worden relevante gebieden tijdens
het rijden beter verlicht.
De functies zijn bij ingeschakeld grootlicht actief.
224 Licht en zicht
F247 0072 07
Functie van de bochtenverlichting
De bochtenverlichting verbetert de verlichting van
de rijbaan in de rijrichtingsverandering, zodat bij-
voorbeeld scherpe bochten overzichtelijker zijn.
Alleen wanneer het dimlicht ingeschakeld is, kan
de bochtenverlichting geactiveerd worden.
In de volgende gevallen is de functie actief:
RBij snelheden onder 40 km/h en ingeschakeld
knipperlicht of gedraaid stuurwiel
RBij snelheden tussen 40 km/h en 70 km/h en
gedraaid stuurwiel
Rotonde- en kruisingsfunctie: De bochtenverlich-
ting wordt door de verwerking van de actuele
navigatiepositie van de auto aan beide zijden
geactiveerd. Het blij actief totdat de rotonde of
kruising wordt verlaten.
Functie van de verlichting voor snelwegen
De verlichting voor snelwegen vergroot het bereik
en de helderheid van de lichtbundel en maakt een
verder zicht mogelijk.
De functie is actief wanneer op een van de vol-
gende manieren een snelwegrit wordt herkend:
Raan de hand van de rijsnelheid
Rvia de multifunctionele camera
Rvia het GPS
In de volgende gevallen is de functie niet actief:
Rbij snelheden onder 80 km/h
Functie van het Citylicht
Het Citylicht verbetert de verlichting van de zij-
kant van de weg binnen de bebouwde kom door
een brede lichtverdeling.
In de volgende gevallen is de functie actief:
Rbij lage snelheden
Rin verlichte gebieden binnen de bebouwde
kom
Dynamisch dimlicht in- of uitschakelen
Voorwaarden
RDe auto is ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Verlichting
5DIGITAL LIGHT
#Dynamisch dimlicht in- of uitschakelen.
Uitgebreide assistentiefuncties in- of uitschakelen
%De beschikbaarheid van de functies verschilt
per land.
Licht en zicht 225
F247 0072 07
%Deze functie is een on-demand uitrusting
(/ pagina 84).
#Ondersteunende projecties selecteren.
#De gewenste projecties in- of uitschakelen.
#Projectie bij begroeting/afscheid in- of uit-
schakelen.
Een hoge resolutie-scenario ter begroeting of
als afscheid wordt bij het openen of het uit-
schakelen van de auto gedurende een korte
periode buiten de auto afgespeeld, wanneer
de zoekverlichting of de uitschakelvertragings-
tijd van de verlichting is geactiveerd. Er kan
worden gekozen uit de scenario's Digital Rain
of Star Wave.
%Meer informatie over de zoekverlichting
(/ pagina 230).
Meer informatie over de uitschakelvertra-
gingstijd van de verlichting buiten
(/ pagina 230).
Adaptieve grootlichtassistent
Functie van de adaptieve grootlichtassistent
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks adaptieve grootlichtassistent
De adaptieve grootlichtassistent reageert niet
op:
RVerkeersdeelnemers die geen verlichting
hebben, bijvoorbeeld voetgangers
RVerkeersdeelnemers die een zwakke ver-
lichting hebben, bijvoorbeeld etsers
RVerkeersdeelnemers waarvan de verlich-
ting afgedekt is, bijvoorbeeld door een
vangrail
In zeer sporadische gevallen reageert de adap-
tieve grootlichtassistent niet of niet tijdig op
andere verkeersdeelnemers met eigen verlich-
ting.
Daarom wordt het automatische grootlicht in
deze of vergelijkbare situaties niet gedeacti-
veerd of desondanks geactiveerd.
#Altijd goed de verkeerssituatie in de
gaten houden en het grootlicht tijdig uit-
schakelen.
De adaptieve grootlichtassistent kan geen reke-
ning houden met de weg- en weersomstandighe-
den en de verkeerssituatie.
De herkenning kan in de volgende gevallen
beperkt zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door mist, hevige
regen of sneeuw
RBij vervuilde of afgedekte sensoren
De adaptieve grootlichtassistent is slechts een
hulpmiddel. De verantwoordelijkheid voor de cor-
recte voertuigverlichting overeenkomstig de heer-
sende licht- en zichtomstandigheden en de ver-
keerssituatie ligt bij u.
%De adaptieve grootlichtassistent is een on-
demand uitrusting (/ pagina 84).
226 Licht en zicht
F247 0072 07
De adaptieve grootlichtassistent wisselt automa-
tisch tussen de volgende lichttypen:
RDimlicht
RGrootlicht
Bij snelheden boven 30 km/h:
RWanneer geen andere verkeersdeelnemers
worden herkend, wordt automatisch het groot-
licht ingeschakeld.
In de volgende gevallen wordt het grootlicht auto-
matisch uitgeschakeld:
Rbij snelheden onder 25 km/h
Rwanneer andere verkeersdeelnemers worden
herkend
Rbij voldoende straatverlichting
%De optische sensor voor het systeem bevindt
zich achter de voorruit bij het bedieningspa-
neel dakconsole.
Adaptieve grootlichtassistent in- of uitschakelen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks adaptieve grootlichtassistent
De adaptieve grootlichtassistent reageert niet
op:
RVerkeersdeelnemers die geen verlichting
hebben, bijvoorbeeld voetgangers
RVerkeersdeelnemers die een zwakke ver-
lichting hebben, bijvoorbeeld etsers
RVerkeersdeelnemers waarvan de verlich-
ting afgedekt is, bijvoorbeeld door een
vangrail
In zeer sporadische gevallen reageert de adap-
tieve grootlichtassistent niet of niet tijdig op
andere verkeersdeelnemers met eigen verlich-
ting.
Daarom wordt het automatische grootlicht in
deze of vergelijkbare situaties niet gedeacti-
veerd of desondanks geactiveerd.
#Altijd goed de verkeerssituatie in de
gaten houden en het grootlicht tijdig uit-
schakelen.
Inschakelen
#De lichtschakelaar in de stand à draaien.
#Het grootlicht via de combischakelaar inscha-
kelen.
Als de adaptieve grootlichtassistent wordt
ingeschakeld, gaat het controlelampje _
op het bestuurdersdisplay branden.
Licht en zicht 227
F247 0072 07
Uitschakelen
#Het grootlicht via de combischakelaar uitscha-
kelen.
Adaptieve grootlichtassistent Plus
Functie van de adaptieve grootlichtassistent
Plus
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks adaptieve grootlichtassistent
Plus
De adaptieve grootlichtassistent Plus reageert
niet op:
RVerkeersdeelnemers die geen verlichting
hebben, bijvoorbeeld voetgangers
RVerkeersdeelnemers die een zwakke ver-
lichting hebben, bijvoorbeeld etsers
RVerkeersdeelnemers waarvan de verlich-
ting afgedekt is, bijvoorbeeld door een
vangrail
In zeer sporadische gevallen reageert de adap-
tieve grootlichtassistent Plus niet of niet tijdig
op andere verkeersdeelnemers met eigen ver-
lichting.
Daarom wordt het automatische grootlicht in
deze of vergelijkbare situaties niet gedeacti-
veerd of desondanks geactiveerd.
#Altijd goed de verkeerssituatie in de
gaten houden en het grootlicht tijdig uit-
schakelen.
De adaptieve grootlichtassistent Plus kan geen
rekening houden met de weg- en weersomstan-
digheden en de verkeerssituatie.
De herkenning kan in de volgende gevallen
beperkt zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door mist, hevige
regen of sneeuw
RBij vervuilde of afgedekte sensoren
De adaptieve grootlichtassistent Plus is slechts
een hulpmiddel. De verantwoordelijkheid voor de
correcte voertuigverlichting overeenkomstig de
heersende licht- en zichtomstandigheden en de
verkeerssituatie ligt bij u.
De adaptieve grootlichtassistent Plus wisselt auto-
matisch tussen de volgende lichttypen:
RDimlicht
RGedeeltelijk grootlicht
RGrootlicht
228 Licht en zicht
F247 0072 07
Het gedeeltelijk grootlicht schijnt met het groot-
licht aan andere verkeersdeelnemers voorbij en
verblindt deze niet. De voorligger bevindt zich in
het dimlichtbereik.
Bij snelheden boven 30 km/h:
RWanneer geen andere verkeersdeelnemers
worden herkend, wordt automatisch het groot-
licht ingeschakeld.
RWanneer andere verkeersdeelnemers worden
herkend, wordt automatisch het gedeeltelijk
grootlicht ingeschakeld.
Bij snelheden onder 25 km/h of voldoende straat-
verlichting:
RHet grootlicht schakelt automatisch uit.
RHet gedeeltelijk grootlicht schakelt automa-
tisch uit.
%De optische sensor voor het systeem bevindt
zich achter de voorruit bij het bedieningspa-
neel dakconsole.
Adaptieve grootlichtassistent Plus in- of uit-
schakelen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks adaptieve grootlichtassistent
Plus
De adaptieve grootlichtassistent Plus reageert
niet op:
RVerkeersdeelnemers die geen verlichting
hebben, bijvoorbeeld voetgangers
RVerkeersdeelnemers die een zwakke ver-
lichting hebben, bijvoorbeeld etsers
RVerkeersdeelnemers waarvan de verlich-
ting afgedekt is, bijvoorbeeld door een
vangrail
In zeer sporadische gevallen reageert de adap-
tieve grootlichtassistent Plus niet of niet tijdig
op andere verkeersdeelnemers met eigen ver-
lichting.
Daarom wordt het automatische grootlicht in
deze of vergelijkbare situaties niet gedeacti-
veerd of desondanks geactiveerd.
#Altijd goed de verkeerssituatie in de
gaten houden en het grootlicht tijdig uit-
schakelen.
Inschakelen
#De lichtschakelaar in de stand à draaien.
#Het grootlicht via de combischakelaar inscha-
kelen.
Als het grootlicht in het donker automatisch
wordt ingeschakeld, gaat het controle-
lampje _ op het bestuurdersdisplay bran-
den.
Uitschakelen
#Het grootlicht via de combischakelaar uitscha-
kelen.
Licht en zicht 229
F247 0072 07
Uitschakelvertragingstijd exterieurverlichting
instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Verlichting
5Interieur-/exterieurverlicht.
5Uitschakelvertraging buiten
#Een uitschakelvertragingstijd van de verlich-
ting instellen.
Bij het parkeren van de auto wordt de exte-
rieurverlichting gedurende de ingestelde tijd
geactiveerd.
Zoekverlichting in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Verlichting
5Interieur-/exterieurverlicht.
#De Zoekverlichting in- of uitschakelen.
Wanneer de functie geactiveerd is, brandt de exte-
rieurverlichting gedurende 40 seconden na het
ontgrendelen van de auto of het openen van het
bestuurdersportier, wanneer de auto niet vergren-
deld is geparkeerd. Wanneer de auto wordt
gestart, wordt de zoekverlichting gedeactiveerd
en de automatisch rijverlichting geactiveerd.
Interieurverlichting
Interieurverlichting instellen
Bedieningspaneel dakconsole voorin
1p Leeslampje linksvoor
2| Automatische besturing van interieur-
verlichting
3c Interieurverlichting voorin
4u Interieurverlichting achterin
5p Leeslampje rechtsvoor
#In- of uitschakelen: De betreende toets 1 -
5 indrukken.
Bedieningseenheid in handgreep (achter)
1p Leeslampje achterin
#In- of uitschakelen: De toets 1 indrukken.
230 Licht en zicht
F247 0072 07
Sfeerverlichting instellen
Multimediasysteem:
4© 5Comfort 5Sfeerverlichting
Kleur instellen
#Kleur selecteren.
#Eenkleurig of Meerkleurig selecteren.
#De gewenste kleur of kleurencombinatie
instellen.
Helderheid instellen
#Helderheid selecteren.
#De helderheid instellen.
%Afhankelijk van de helderheid van de omge-
ving wisselt de sfeerverlichting automatisch
tussen de dag- en de nachtmodus.
Lichtsterkte van de zones activeren
#Helderheid selecteren.
#Zones koppelen uitschakelen.
De zones Direct, Indirect en Accenten zijn
afzonderlijk instelbaar.
Eecten activeren
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij niet ingeschakelde eecten van de
sfeerverlichting en actieve sfeerverlichting
De eecten voor de waarschuwingsondersteu-
ning zijn alleen volledig actief, wanneer de
betreende rij- of rijveiligheidssystemen in het
rijassistentiemenu ingeschakeld zijn. .
#De betreende rij- of rijveiligheidssyste-
men moeten ingeschakeld zijn; dit con-
troleren.
%De aanwijzingen met betrekking tot de rijsys-
temen en uw verantwoording in acht nemen,
anders kunt u gevaren niet herkennen
(/ pagina 323).
#Effecten selecteren.
#Het gewenste eect activeren.
%Afhankelijk van de uitrusting van de auto zijn
verschillende eecten beschikbaar.
Eecten terugkoppelingsmelding
RKlimaatregeling: Bij wijzigingen van de tempe-
ratuurinstelling in de auto verandert kort de
kleur van het sfeerlicht.
RBegroeting: Bij het instappen in de auto wordt
een bijzondere kleuranimatie weergegeven.
Meerkleurig geanimeerd
RDe ingestelde kleurencombinatie verandert
met een vast ritme.
Uitschakelvertragingstijd interieurverlichting in- of
uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Verlichting
5Interieur-/exterieurverlicht.
5Uitschakelvertraging binnen
#Uitschakelvertraging binnen in- of uitschake-
len.
Wanneer deze functie actief is, wordt de inte-
rieurverlichting na het einde van de rit gedu-
rende korte tijd ingeschakeld.
Licht en zicht 231
F247 0072 07
Lampjes vervangen (auto's met halogeenkop-
lampen)
Aanwijzingen met betrekking tot het vervangen
van lampjes
&WAARSCHUWING Verbrandingsgevaar
door hete onderdelen bij het vervangen
van lampen
Lampjes, verlichtingen en stekkers kunnen tij-
dens de werking zeer heet worden.
Indien u een lamp vervangt, kunt u zich aan
deze onderdelen verbranden.
#Voor het vervangen van lampen de
onderdelen laten afkoelen.
RGeen lampjes gebruiken die gevallen zijn of
waarvan het glas krasjes vertoont. Het lampje
kan anders breken.
RHet glas van het lampje niet met de blote han-
den aanraken.
RLampjes tegen vochtigheid beschermen en
niet met vloeistof in contact laten komen.
Overzicht van de te vervangen lichtbronnen
Halogeenkoplampen
1Grootlicht: Lichtbron H7 55 W
2Dimlicht: Lichtbron H7 55 W
Lampjes aan voorzijde vervangen (auto's met
halogeenkoplampen)
Afdekking in de voorste wielkuip verwijderen en
aanbrengen
Voorwaarden
RHet verlichtingssysteem is uitgeschakeld.
RHet betreende voorwiel is naar binnen
gedraaid.
232 Licht en zicht
F247 0072 07
#Verwijderen: De afdekking 1 naar links
draaien en van het spatscherm in de wielkuip
verwijderen.
#Aanbrengen: De afdekking 1 in de spat-
scherm in de wielkuip aanbrengen en naar
rechts draaien, tot deze vergrendelt.
Lichtbronnen van de halogeenkoplampen ver-
vangen
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den door hete onderdelen bij het lampjes
vervangen
Lampjes, verlichtingen en stekkers kunnen tij-
dens de werking zeer heet worden.
Wanneer u een lampje vervangt, kunt u zich
aan deze onderdelen branden.
#Voor het vervangen van lampjes de
onderdelen laten afkoelen.
Voorwaarden
RDimlicht: Een lichtbron van het type H7 55 W
is beschikbaar.
RGrootlicht: Een lichtbron van het type H7 55 W
is beschikbaar.
1Afdekking behuizing dimlicht
2Afdekking behuizing grootlicht
#Het verlichtingssysteem uitschakelen.
#De afdekking in de voorste wielkuip verwijde-
ren (/ pagina 232).
#De betreende afdekking van de behuizing
linksom draaien en verwijderen.
#De tting linksom draaien en eruit trekken.
#De lichtbron uit de tting trekken.
#De nieuwe lichtbron zo in de tting aanbren-
gen, dat de lampvoet volledig tegen de bodem
van de tting aankomt.
#De tting aanbrengen en rechtsom draaien.
#De afdekking van de behuizing aanbrengen en
rechtsom draaien.
#De afdekking in de voorste spatbordrand aan-
brengen (/ pagina 232).
Licht en zicht 233
F247 0072 07
Ruitenwissers en ruitensproeierinstallatie
Ruitenwissers voorruit in- of uitschakelen
1g Ruitenwissers uit
2Ä Automatisch wissen normaal
3Å Automatisch wissen vaak
4° Continu wissen langzaam
5¯ Continu wissen snel
#De combischakelaar in de betreende stand
1 - 5 draaien.
#í Eenmaal wissen: De toets 1 tot het
drukpunt bedienen.
#î Wissen met ruitensproeiervloeistof: De
toets 1 tot voorbij het drukpunt bedienen.
%De aanwijzingen met betrekking tot het was-
sen van de auto in de wasstraat in acht
nemen (/ pagina 31).
Achterruitenwisser in- of uitschakelen
1ô Eenmaal wissen/sproeien
2è Intervalwissen
#Eenmaal wissen: De toets 1 tot het drukpunt
bedienen.
#Wissen met ruitensproeiervloeistof: De toets
1 tot voorbij het drukpunt bedienen.
234 Licht en zicht
F247 0072 07
#Intervalwissen in- of uitschakelen: De toets 2
indrukken.
Bij ingeschakelde achterruitenwisser verschijnt
op het bestuurdersdisplay het symbool è.
Ruitenwisserbladen voorruit vervangen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar door inge-
schakelde ruitenwissers bij het vervangen
van de ruitenwisserbladen
Wanneer de ruitenwissers in beweging komen
bij het vervangen van de ruitenwisserbladen,
kunt u door de ruitenwisserarm bekneld raken
#Alvorens de ruitenwisserbladen te ver-
vangen, altijd de ruitenwissers en de
auto uitschakelen.
Ruitenwisserarmen in de vervangingsstand zetten
#De auto in- en direct weer uitschakelen.
#Binnen circa 15 seconden de toets î op
de combischakelaar gedurende circa
drie seconden indrukken (/ pagina 234).
De ruitenwisserarmen gaan naar de vervan-
gingsstand.
%De toestand van de ruitenwisserbladen regel-
matig controleren en deze vervangen bij zicht-
bare beschadigingen of blijvende streepvor-
ming.
#De informatie over de onderhoudsindicatie in
acht nemen.
Onderhoudsindicatie
#De beschermfolie 1 van de onderhoudsindi-
catie bij de punt van het blad van het nieuwe
ruitenwisserblad lostrekken.
Wanneer de kleur van de onderhoudsindicatie ver-
andert van zwart naar geel, de ruitenwisserbladen
vervangen.
Licht en zicht 235
F247 0072 07
%De tijd tot het veranderen van de kleur is
afhankelijk van de gebruiksvoorwaarden.
Ruitenwisserblad achterruit vervangen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar door inge-
schakelde ruitenwissers bij het vervangen
van de ruitenwisserbladen
Wanneer de ruitenwissers in beweging komen
bij het vervangen van de ruitenwisserbladen,
kunt u door de ruitenwisserarm bekneld raken
#Alvorens de ruitenwisserbladen te ver-
vangen, altijd de ruitenwissers en de
auto uitschakelen.
Ruitenwisserblad verwijderen
#De auto uitschakelen.
#De ruitenwisserarm 2 van de achterruit weg-
klappen, tot deze in de vervangingsstand ver-
grendelt.
#Het ruitenwisserblad 1 op de ruitenwisse-
rarm 2 losmaken en in de richting van de pijl
3 verwijderen.
Ruitenwisserblad aanbrengen
#Het ruitenwisserblad 1 met de beide nokken
3 in de houder 2 van de ruitenwisserarm
aanbrengen.
#Het ruitenwisserblad 1 in de richting van de
pijl 4 drukken, tot het in de houder 2 vast-
klikt.
236 Licht en zicht
F247 0072 07
#De bevestiging van het ruitenwisserblad 1
controleren.
#De ruitenwisserarm uit de vervangingsstand
terug naar de achterruit klappen.
Spiegels
Buitenspiegels bedienen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door voertuiginstellingen tijdens het rijden
U kunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
RWanneer u tijdens het rijden de bestuur-
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels verstelt.
RWanneer u tijdens het rijden de veiligheids-
gordel omgespt.
#Voordat de auto wordt gestart: In het bij-
zonder de bestuurdersstoel, de hoofd-
steunen, het stuurwiel en de spiegels
instellen en de veiligheidsgordel omges-
pen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij gebruik van de buitenspiegel door ver-
keerde inschatting van de afstand
De buitenspiegels geven een verkleind beeld.
De zichtbare objecten zijn dichterbij dan het
lijkt.
#Daarom altijd de daadwerkelijke afstand
tot andere verkeersdeelnemers inschat-
ten door over de schouder te kijken.
Licht en zicht 237
F247 0072 07
#In- of uitklappen: De toets 2 kort indrukken.
Instellen
#Met de toets 1 of 3 de in te stellen buiten-
spiegel selecteren.
#Met de toets 4 de stand van het spiegelglas
instellen.
#Met de toets 2 de stand van het spiegelglas
instellen.
%Nadat de accukabels losgemaakt zijn of als de
accu ontladen was, moeten de buitenspiegels
opnieuw worden geïnitialiseerd. Alleen dan
werkt het automatisch inklappen van de spie-
gels.
#Initialiseren: De toets 2 kort indrukken.
Een ontgrendelde buitenspiegel kan als volgt weer
worden vergrendeld:
#De buitenspiegels met de hand in de correcte
stand drukken.
#De toets 2 ingedrukt houden.
Er is een klikkend geluid hoorbaar, gevolgd
door een klap. De buitenspiegel neemt de cor-
recte positie in.
238 Licht en zicht
F247 0072 07
Functie van de automatisch dimmende spiegels
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel en
vergiigingsgevaar door elektrolyt van de
dimmende spiegel
Wanneer het glas van een automatisch dim-
mende spiegel breekt, kan elektrolyt naar bui-
ten komen.
De elektrolyt is schadelijk voor de gezondheid
en veroorzaakt irritaties. Het mag niet in con-
tact met huid, ogen, ademhalingsorganen of
kleding komen of ingeslikt worden.
#Bij contact met elektrolyt het volgende in
acht nemen:
RElektrolyt op de huid direct met
water afspoelen en zo snel mogelijk
de hulp van een arts inroepen.
RElektrolyt in de ogen direct grondig
met schoon water uitspoelen en zo
snel mogelijk de hulp van een arts
inroepen.
RWanneer elektrolyt is ingeslikt, direct
grondig de mond uitspoelen. Geen
braken opwekken. Zo snel mogelijk
naar een arts gaan.
RMet elektrolyt vervuilde kleding
direct vervangen.
RBij allergische reacties direct naar
een arts gaan.
Wanneer licht van koplampen op de sensor in de
binnenspiegel schijnt, dan dimt de binnenspiegel
automatisch.
Systeemgrenzen
In de volgende situaties dimt het systeem niet:
RDe auto is uitgeschakeld.
RDe achteruitversnelling is ingeschakeld.
RDe interieurverlichting is ingeschakeld.
Functie van de inparkeerstand van de buitenspie-
gel aan passagierszijde
De inparkeerstand helpt u bij het inparkeren.
In de volgende situaties klapt de buitenspiegel aan
passagierszijde omlaag in de richting van het ach-
terwiel aan passagierszijde:
RDe inparkeerstand is opgeslagen
(/ pagina 240).
RDe buitenspiegel aan passagierszijde is gese-
lecteerd.
RDe achteruitversnelling is ingeschakeld.
De buitenspiegel aan passagierszijde wordt in de
volgende situaties teruggezet:
RU plaatst de transmissie in een andere trans-
missiestand.
REr wordt sneller dan 15 km/h gereden.
RDe toets voor de buitenspiegel aan bestuur-
derszijde wordt ingedrukt.
Licht en zicht 239
F247 0072 07
Inparkeerstand van de buitenspiegel aan passa-
gierszijde via de achteruitversnelling opslaan
Opslaan
#De buitenspiegel aan passagierszijde selecte-
ren met de toets 1.
#De achteruitversnelling inschakelen.
#Met de toets 2 de buitenspiegel aan passa-
gierszijde in de gewenste inparkeerstand bren-
gen.
Oproepen
1Buitenspiegel aan passagierszijde selecteren
2Spiegels instellen
#De buitenspiegel aan passagierszijde selecte-
ren met de toets 1.
#De achteruitversnelling inschakelen.
De buitenspiegel aan passagierszijde kantelt
naar de opgeslagen inparkeerstand.
Automatisch spiegels inklappen in- of uitschake-
len
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Openen/sluiten
#Automatisch spiegels inklappen in- of uit-
schakelen.
240 Licht en zicht
F247 0072 07
Overzicht temperatuurregelsystemen
Aanwijzingen met betrekking tot de klimaatrege-
ling
Opdat de airconditioning, de controle op schade-
lijke stoen en de ltering van de lucht correct
werken, moet altijd een interieurlter worden
gebruikt. Erop letten dat het lter correct geïnstal-
leerd is. Door Mercedes-Benz geadviseerde en
vrijgegeven lters gebruiken. Onderhoudswerk-
zaamheden altijd laten uitvoeren bij een gekwali-
ceerde werkplaats.
Overzicht bedieningseenheid automatische air-
conditioning
De controlelampjes in de toetsen geven aan dat
de betreende functie geactiveerd is.
Plug-in-hybride met aircobedieningseenheid
THERMATIC:
1q Temperatuur instellen
2A Klimaatmenu oproepen
3H Luchthoeveelheid instellen of klimaatre-
geling uitschakelen
4Ã Klimaatregeling automatisch regelen
(/ pagina 244)
5¬ Voorruit ontwasemen
6¤ Achterruitverwarming in- of uitschake-
len
7g Luchtrecirculatie in- of uitschakelen
(/ pagina 246)
8¿ A/C-functie in- of uitschakelen
(/ pagina 244)
9& "Directe klimaatregeling vooraf" in- of
uitschakelen (/ pagina 249)
A_ Luchtverdeling instellen
Auto's met aircobedieningseenheid THERMATIC
(zonder standverwarming):
1q Temperatuur instellen
2Toets zonder functie
3H Luchthoeveelheid instellen of klimaatre-
geling uitschakelen
4Ã Klimaatregeling automatisch regelen
(/ pagina 244)
5¬ Voorruit ontwasemen
Klimaatregeling 241
F247 0072 07
6¤ Achterruitverwarming in- of uitschake-
len
7g Luchtrecirculatie in- of uitschakelen
(/ pagina 246)
8¿ A/C-functie in- of uitschakelen
(/ pagina 244)
9Toets zonder functie
A_ Luchtverdeling instellen
Auto's met aircobedieningseenheid THERMATIC
(met standverwarming):
1q Temperatuur instellen
2A Klimaatmenu oproepen
3H Luchthoeveelheid instellen of klimaatre-
geling uitschakelen
4Ã Klimaatregeling automatisch regelen
(/ pagina 244)
5¬ Voorruit ontwasemen
6¤ Achterruitverwarming in- of uitschake-
len
7g Luchtrecirculatie in- of uitschakelen
(/ pagina 246)
8¿ A/C-functie in- of uitschakelen
(/ pagina 244)
9& Standverwarming in- of uitschakelen
(/ pagina 50)
A_ Luchtverdeling instellen
Plug-in-hybride met aircobedieningseenheid
THERMOTRONIC:
1q Temperatuur bestuurderszijde instellen
2A Klimaatmenu oproepen
3H Luchthoeveelheid instellen of klimaatre-
geling uitschakelen
4Ã Klimaatregeling automatisch regelen
(/ pagina 244)
5¬ Voorruit ontwasemen
6¤ Achterruitverwarming in- of uitschake-
len
7g Luchtrecirculatie in- of uitschakelen
(/ pagina 246)
8Á A/C-functie in- of uitschakelen
(/ pagina 244)
242 Klimaatregeling
F247 0072 07
Restwarmte in- of uitschakelen
(/ pagina 246)
9& "Directe klimaatregeling vooraf" in- of
uitschakelen (/ pagina 249)
Aq Temperatuur passagierszijde instellen
Auto's met aircobedieningseenheid THERMOTRO-
NIC (zonder standverwarming):
1q Temperatuur bestuurderszijde instellen
2_ Luchtverdeling instellen
3H Luchthoeveelheid instellen of klimaatre-
geling uitschakelen
4Ã Klimaatregeling automatisch regelen
(/ pagina 244)
5¬Voorruit ontwasemen
6¤ Achterruitverwarming in- of uitschake-
len
7g Luchtrecirculatie in- of uitschakelen
(/ pagina 246)
8Á A/C-functie in- of uitschakelen
(/ pagina 244)
Restwarmte in- of uitschakelen
(/ pagina 246)
90 Synchronisatie in- of uitschakelen
(/ pagina 245)
Aq Temperatuur passagierszijde instellen
Auto's met aircobedieningseenheid THERMOTRO-
NIC (met standverwarming):
1q Temperatuur bestuurderszijde instellen
2A Klimaatmenu oproepen
3H Luchthoeveelheid instellen of klimaatre-
geling uitschakelen
4Ã Klimaatregeling automatisch regelen
(/ pagina 244)
5¬Voorruit ontwasemen
6¤ Achterruitverwarming in- of uitschake-
len
7g Luchtrecirculatie in- of uitschakelen
(/ pagina 246)
8Á A/C-functie in- of uitschakelen
(/ pagina 244)
Klimaatregeling 243
F247 0072 07
Restwarmte in- of uitschakelen
(/ pagina 246)
9& Standverwarming in- of uitschakelen
(/ pagina 50)
Aq Temperatuur passagierszijde instellen
%Het gebruik van de restwarmte is alleen
beschikbaar bij auto's met dieselmotor of
auto's met een standverwarming in combina-
tie met de aircobedieningseenheid THERMO-
TRONIC.
Temperatuurregelsysteem bedienen
Klimaatregeling in- en uitschakelen
#Inschakelen: De luchthoeveelheid met de
toets H in de stand 1 of hoger instellen.
#Uitschakelen: De luchthoeveelheid met de
toets H in de stand 0 instellen.
Wanneer de klimaatregeling is uitgeschakeld, kun-
nen de ruiten sneller beslaan. Klimaatregeling
slechts kortstondig uitschakelen.
A/C-functie via aircobedieningseenheid in- of uit-
schakelen
De A/C-functie verwarmt, koelt en droogt de inte-
rieurlucht van de auto.
#De toets ¿/Á indrukken.
De A/C-functie slechts kortstondig uitschakelen,
omdat anders de ruiten sneller beslaan.
Aan de onderzijde van de auto kan tijdens het
koelen condenswater naar buiten komen. Dat is
geen teken van een defect.
Klimaatmenu via klimaatregel of aircobedienings-
eenheid oproepen
Het klimaatmenu kan via de klimaatregel worden
opgeroepen. De klimaatregel wordt altijd onder-
aan het mediadisplay weergegeven.
#Het item Airco-menu op de klimaatregel selec-
teren.
A/C-functie via klimaatmenu in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4Airco-menu 51e rij zitplaatsen
Wanneer de A/C-functie geactiveerd is, wordt,
afhankelijk van de omstandigheden buiten, een
betere afkoeling en droging van de interieurlucht
ondersteund. Wanneer er in de klimaatregel van
het centraal display geen mogelijkheid is om de
A/C-functie te bedienen, kan de functie in het kli-
maatmenu van het centraal display worden in- of
uitgeschakeld.
#A/C (A/C) selecteren.
De A/C-functie slechts kortstondig uitschakelen,
omdat anders de ruiten sneller beslaan.
Aan de onderzijde van de auto kan tijdens het
koelen condenswater naar buiten komen. Dat is
geen teken van een defect.
Klimaatregeling automatisch regelen
In de automatische stand wordt de ingestelde
temperatuur door de luchttoevoer geregeld en
constant gehouden.
244 Klimaatregeling
F247 0072 07
#De toets à indrukken.
#Omschakelen naar handmatig gebruik: De
toets _ of à indrukken.
In de automatische stand kunt u met de
toets H kiezen tussen vijf verschillende lucht-
hoeveelheden. De automatische stand blij daar-
bij behouden.
Overzicht instellingen voor de luchtverdeling
De symbolen op het display geven aan, door
welke luchtroosters de lucht wordt gestuurd:
¯Ontwasemingsroosters en luchtuitstroom-
openingen opzij
PMiddelste luchtuitstroomopeningen en
luchtuitstroomopeningen opzij
OLuchtuitstroomopeningen in de beenruimte
en luchtuitstroomopeningen opzij
SMiddelste luchtroosters, zijluchtroosters en
luchtuitstroomopeningen in de beenruimte
aOntwasemingsroosters, luchtuitstroomope-
ningen in de beenruimte en luchtuitstroom-
openingen opzij
_Alle luchtroosters
bOntwasemingsroosters, middelste luchtuit-
stroomopeningen en luchtuitstroomopenin-
gen opzij
WAutomatische luchtverdeling
Luchtverdeling via klimaatmenu instellen
Multimediasysteem:
4Airco-menu
#1e rij zitplaatsen of 2e rij zitplaatsen selecte-
ren.
#De luchtverdeling instellen: ¯, P of
O selecteren.
#De luchthoeveelheid instellen.
%Bij ingeschakelde airconditioning is altijd ten
minste één zone actief. Er kunnen meerdere
luchtverdelingen tegelijkertijd worden geselec-
teerd, om bijvoorbeeld de temperatuur bij de
voorruit en in de beenruimte gelijktijdig te
regelen. Daarbij kan de klimaatregeling van de
voorruit ¯ alleen voor de eerste rij zit-
plaatsen worden geselecteerd. Bij een actieve
automatische stand worden de buttons voor
het instellen van de luchtverdeling automa-
tisch gedeactiveerd. Wordt de airconditioning
uitgeschakeld, kunnen de buttons nog steeds
worden bediend en wordt automatisch de
laatste instelling opgeslagen.
Synchronisatiefunctie via aircobedieningseenheid
in- of uitschakelen
Voorwaarden
RDe auto is uitgevoerd zonder standverwar-
ming.
Met de synchronisatiefunctie wordt de klimaatre-
geling centraal geregeld. De temperatuurinstelling
en de luchtverdelingsinstelling van de bestuur-
derszijde wordt automatisch overgenomen voor
de passagierszijde.
#De toets 0 indrukken.
Als de instelling van een andere klimaatzone
wordt gewijzigd, wordt de synchroniseringsfunctie
uitgeschakeld.
Klimaatregeling 245
F247 0072 07
Synchronisatiefunctie via klimaatmenu in- of uit-
schakelen
Multimediasysteem:
4Airco-menu 51e rij zitplaatsen
De synchroniseringsfunctie regelt de klimaatrege-
ling centraal. Daarbij worden de instelling van de
temperatuur, luchthoeveelheid en luchtverdeling
van de bestuurder automatisch overgenomen voor
elke klimaatzone.
#SYNC (SYNC) selecteren.
Condens van de ruiten verwijderen
Aan de binnenzijde beslagen ruiten
#De toets à indrukken.
#Wanneer de ruiten beslagen blijven: De
toets ¬ indrukken.
Aan de buitenzijde beslagen ruiten
#De ruitenwissers inschakelen.
#De toets à indrukken.
Luchtrecirculatie in- of uitschakelen
#De toets g indrukken.
De interieurlucht wordt gerecirculeerd.
De luchtrecirculatie schakelt na enige tijd automa-
tisch over naar de buitenluchtmodus.
%Wanneer de luchtrecirculatie is ingeschakeld
kunnen de ruiten sneller beslaan. De luchtre-
circulatie slechts kortstondig inschakelen.
Restwarmte in- of uitschakelen
Voorwaarden
RDe auto is geparkeerd.
%Het gebruik van de restwarmte is alleen
beschikbaar bij auto's met dieselmotor of
auto's met een standverwarming in combina-
tie met de aircobedieningseenheid THERMO-
TRONIC.
Met de restwarmte van de motor kan de fron-
truimte van de auto, afhankelijk van de ingestelde
temperatuur, circa 30 minuten worden verwarmd
of geventileerd.
#Inschakelen: De toets Á indrukken.
De restwarmte wordt automatisch uitgeschakeld.
Klimaatregeling vooraf via sleutel (plug-in-hybride)
Functie van de klimaatregeling vooraf via sleu-
tel (plug-in-hybride)
De omgeving van de bestuurdersstoel of het
gehele interieur kan al vóór het instappen kort-
stondig worden voorverwarmd of -gekoeld.
Bij het voorkoelen worden de volgende functies
naar behoee ingeschakeld:
RAutomatische airconditioning
RAanjager
Bij het voorverwarmen worden de volgende func-
ties naar behoee ingeschakeld:
RAutomatische airconditioning
RAanjager
RStoelverwarming
RStuurwielverwarming
RSpiegelverwarming
RAchterruitverwarming
246 Klimaatregeling
F247 0072 07
Klimaatregeling vooraf bij ontgrendeling in het
multimediasysteem instellen
Multimediasysteem:
4Airco-menu 5Voorklimatisering
#De functie in- of uitschakelen.
Stoelen selecteren
#Bestuurder, Voorpassagier, Linksachter of
Rechtsachter selecteren.
De zitplaatsspecieke functies van de klimaat-
regeling vooraf, bijvoorbeeld de stoelverwar-
ming, worden voor de geselecteerde stoelen
uitgevoerd.
Wanneer de klimaatregeling vooraf is geactiveerd,
brandt een LED in de klimlaatregel op het media-
display bij een gekoelde auto blauw en bij een ver-
warmde auto rood.
Klimaatregeling vooraf via sleutel in- of uitscha-
kelen (plug-in-hybride)
Voorwaarden
RDe hoogspanningsaccu is voldoende opgela-
den.
RDe functie is via het multimediasysteem geac-
tiveerd.
#Inschakelen: De auto ontgrendelen.
De klimaatregelingsfuncties worden bij het
voorverwarmen en bij het voorkoelen maxi-
maal vijf minuten ingeschakeld.
De klimaatregeling vooraf via de sleutel kan niet
meer dan tweemaal worden ingeschakeld wan-
neer de auto geparkeerd is.
#Uitschakelen: De toets & omhoog- of
omlaagdrukken.
De volgende functies blijven ook na het starten
van de auto ingeschakeld:
RStoelverwarming
Klimaatregeling vooraf op de vertrektijd (plug-in-
hybride)
Functie van de klimaatregeling vooraf op de
vertrektijd (plug-in-hybride)
&WAARSCHUWING Levensgevaar door
grote blootstelling aan kou of warmte in
de auto
Wanneer personen – in het bijzonder kinderen
– langdurig aan hoge of lage temperaturen
worden blootgesteld, bestaat gevaar voor let-
sel of zelfs levensgevaar!
#Personen – in het bijzonder kinderen –
nooit zonder toezicht in de auto laten.
Het interieur kan worden verwarmd en gekoeld als
de auto geparkeerd is.
Wanneer de auto is aangesloten op een stroom-
voorziening, hee het opladen van de hoogspan-
ningsaccu tot een vastgelegde minimale laadtoe-
stand voorrang.
Klimaatregeling 247
F247 0072 07
Onder de volgende voorwaarden kan de draaiperi-
ode van de klimaatregeling vooraf korter worden:
RDe auto is niet op een stroomvoorziening aan-
gesloten.
RDe hoogspanningsaccu is niet voldoende
opgeladen.
Door de actieve klimaatregeling vooraf kan de
laadtoestand van de hoogspanningsaccu ook bij
een aangesloten laadkabelstekker teruglopen.
Bij het koelen worden de volgende functies naar
behoee ingeschakeld:
RAutomatische airconditioning
RAanjager
Bij het verwarmen worden de volgende functies
naar behoee ingeschakeld:
RAutomatische airconditioning
RAanjager
RStoelverwarming
RStuurwielverwarming
RSpiegelverwarming
RAchterruitverwarming
Klimaatregeling vooraf op de vertrektijd via mul-
timediasysteem instellen
Multimediasysteem:
4Airco-menu 5Voorklimatisering
Vertrektijd instellen
#Vertrektijd bewerken ´ selecteren.
#Een vertrektijd selecteren of een nieuwe ver-
trektijd instellen.
Herhalingsdagen instellen
#Vertrektijd bewerken ´ selecteren.
#De gewenste vertrektijd instellen en de betref-
fende dagen van de week selecteren waarop
deze vertrektijd van toepassing is.
#Met OK bevestigen.
Stoelen selecteren
#Bestuurder, Voorpassagier, Linksachter of
Rechtsachter selecteren.
De klimaatregeling vooraf wordt voor de gese-
lecteerde stoelen uitgevoerd.
Klimaatregeling vooraf op de vertrektijd in- of
uitschakelen (plug-in-hybride)
&WAARSCHUWING Levensgevaar door
grote blootstelling aan kou of warmte in
de auto
Wanneer personen – in het bijzonder kinderen
– langdurig aan hoge of lage temperaturen
worden blootgesteld, bestaat gevaar voor let-
sel of zelfs levensgevaar!
#Personen – in het bijzonder kinderen –
nooit zonder toezicht in de auto laten.
Voorwaarden
RDe hoogspanningsaccu is voldoende opgela-
den.
RDe functie is via het multimediasysteem geac-
tiveerd.
#Inschakelen: De vertrektijd instellen
(/ pagina 248).
De klimaatregeling vooraf op de vertrektijd
wordt maximaal 55 minuten voor de gekozen
vertrektijd ingeschakeld. Bij vertraging van de
248 Klimaatregeling
F247 0072 07
vertrektijd blij de klimaatregeling nog vijf
minuten werken.
#Uitschakelen: De toets & omhoog- of
omlaagdrukken.
De volgende functies blijven ook na het starten
van de auto ingeschakeld:
RStoelverwarming
Directe klimaatregeling vooraf in- of uitschakelen
&WAARSCHUWING Levensgevaar door
grote blootstelling aan kou of warmte in
de auto
Wanneer personen – in het bijzonder kinderen
– langdurig aan hoge of lage temperaturen
worden blootgesteld, bestaat gevaar voor let-
sel of zelfs levensgevaar!
#Personen – in het bijzonder kinderen –
nooit zonder toezicht in de auto laten.
Het interieur kan, bijvoorbeeld tijdens een riton-
derbreking, tot 50 minuten verder worden ver-
warmd of gekoeld.
De kleuren van het controlelampje hebben de vol-
gende betekenis:
RBlauw: Koelen is ingeschakeld.
RRood: Verwarmen is ingeschakeld.
RGeel: Vertrektijd is voorgeselecteerd.
#De gewenste temperatuur met de toets w
instellen.
#De toets 1 indrukken.
Het rode of het blauwe controlelampje in de
toets 1 gaat branden of doo.
Standverwarming/-ventilatie
Werking van de standverwarming/-ventilatie
%De volgende functie is afhankelijk van de uit-
rusting.
RDe lucht in het interieur wordt tot de inge-
stelde temperatuur verwarmd of gekoeld.
RDe lucht in het interieur kan niet tot onder de
buitentemperatuur worden afgekoeld.
RWanneer de buitentemperatuur wijzigt, wordt
automatisch omgeschakeld van de verwar-
mings- naar de ventilatiefunctie, of van de ven-
tilatie- naar de verwarmingsfunctie.
De standverwarming en de uitlaat voor de ver-
brandingsgassen bevinden zich voor het rechter
voorwiel.
Klimaatregeling 249
F247 0072 07
Standverwarming/-ventilatie via bedienings-
eenheid in- of uitschakelen
&GEVAAR Levensgevaar door giige uitlaat-
gassen
Wanneer de uitlaateindpijp geblokkeerd is of
geen voldoende ventilatie mogelijk is, kunnen
giige uitlaatgassen, in het bijzonder koolmo-
noxide, de auto binnendringen. Dat is bijvoor-
beeld het geval in gesloten ruimtes of als de
auto in de sneeuw vastzit.
#In gesloten ruimtes zonder afzuiginstalla-
tie de standverwarming uitschakelen, bij-
voorbeeld in de garage.
#Als de motor of de standverwarming
moet blijven draaien, de uitlaateindpijp
en de omgeving van de auto sneeuwvrij
houden.
#Aan de luwzijde van de auto een ruit ope-
nen, om voldoende buitenlucht in het
interieur te laten komen.
&WAARSCHUWING Brandgevaar door hete
onderdelen van de standverwarming en
uitlaatgassen
Brandbaar materiaal, bijvoorbeeld bladeren,
gras of takken, kunnen ontsteken.
#Als de standverwarming is ingeschakeld
ervoor zorgen dat:
Rhete onderdelen van de auto niet in
contact komen met brandbaar mate-
riaal.
Rde uitlaatgassen ongehinderd via de
uitlaateindpijp van de standverwar-
ming naar buiten kunnen treden.
Rde uitlaatgassen niet met brandbaar
materiaal in aanraking komen.
*AANWIJZING Accu-ontlading door gebruik
van de standverwarming-ventilatie
Het gebruik van de standverwarming-ventilatie
belast de accu.
#Uiterlijk na tweemaal verwarmen of ven-
tileren van de auto een langere afstand
rijden.
Voorwaarden
RDe brandstoank is ten minste voor Õ gevuld.
#De temperatuur via de toets w instellen.
250 Klimaatregeling
F247 0072 07
#De toets 1 indrukken.
Het rode of het blauwe controlelampje in de
toets 1 gaat branden of doo.
De kleuren van het controlelampje hebben de vol-
gende betekenis:
RBlauw: De standventilatie is ingeschakeld.
RRood: De standverwarming is ingeschakeld.
RGeel: De vertrektijd is voorgeselecteerd.
De standverwarming/-ventilatie wordt na
50 minuten uitgeschakeld.
Standverwarming/-ventilatie via multimediasys-
teem instellen
Voorwaarden
RDe uitrusting standverwarming is gemonteerd.
Multimediasysteem:
4Airco-menu 5Standverwarming
Vertrektijd selecteren
#Tijd A, Tijd B of Tijd C selecteren.
Vertrektijd instellen
#Tijd A, Tijd B of Tijd C selecteren.
#De pen naast de tijd selecteren.
#Een tijd instellen.
Luchtuitstroomopeningen
Luchtuitstroomopeningen vóór instellen
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den of bevriezing door een te geringe
afstand tot de luchtuitstroomopeningen
Uit de luchtuitstroomopeningen kan zeer hete
of zeer koude lucht stromen.
#Altijd ervoor zorgen, dat alle inzittenden
voldoende afstand houden tot de lucht-
uitstroomopeningen.
#Naar behoee de luchtstroom naar een
ander gebied van het interieur leiden.
Om de toevoer van buitenlucht via de luchtuit-
stroomopeningen naar het interieur te waarbor-
gen, de volgende aanwijzingen in acht nemen:
RDe luchtuitstroomopeningen en luchtroosters
in het interieur altijd vrijhouden.
RDe luchtinlaat vrijhouden van afzettingen
(/ pagina 581).
#Openen of sluiten: De luchtuitstroomope-
ning 1 in het midden vastpakken en tot de
aanslag omhoog, omlaag, linksom (open) of
rechtsom (dicht) draaien.
#Luchtstroomrichting instellen: De luchtuit-
stroomopening 1 in het midden vastpakken
Klimaatregeling 251
F247 0072 07
en naar boven, beneden, links of rechts zwen-
ken.
Luchtuitstroomopeningen achterin instellen
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den of bevriezing door een te geringe
afstand tot de luchtuitstroomopeningen
Uit de luchtuitstroomopeningen kan zeer hete
of zeer koude lucht stromen.
#Altijd ervoor zorgen, dat alle inzittenden
voldoende afstand houden tot de lucht-
uitstroomopeningen.
#Naar behoee de luchtstroom naar een
ander gebied van het interieur leiden.
#Openen of sluiten: De luchtuitstroomope-
ning 1 in het midden vastpakken en tot de
aanslag omhoog, omlaag, links- of rechtsom
draaien.
#Luchtstroomrichting instellen: De luchtuit-
stroomopening 1 in het midden vastpakken
en naar boven, beneden, links of rechts zwen-
ken.
252 Klimaatregeling
F247 0072 07
Rijden
Aanwijzingen met betrekking tot plug-in-hybride
Aanwijzingen met betrekking tot de plug-in-
hybridefunctie
&WAARSCHUWING Brandwonden‑ en ver-
giigingsgevaar bij beschadigde hoog-
spanningsaccu
Als het huis van de hoogspanningsaccu wordt
beschadigd, kunnen de elektrolyt en gassen
ontsnappen.
#Contact met de huid, ogen of kleding
voorkomen.
#Elektrolytspatten direct met water
afspoelen en zo snel mogelijk de hulp
van een arts inroepen.
&GEVAAR Brand- en explosiegevaar bij
overschrijding van de inwendige druk van
de hoogspanningsaccu
Bij een autobrand kan brandbaar gas ontsnap-
pen en ontbranden.
#Bij een ongewone geurontwikkeling, rook
of brandvlekken direct het opladen
afbreken.
#Direct de gevarenzone verlaten. De geva-
renzone op voldoende afstand beveili-
gen.
#Contact opnemen met de brandweer.
Het hybride systeem combineert een verbran-
dingsmotor met een elektromotor.
Eigenschappen wanneer de auto stilstaat:
RDe verbrandingsmotor wordt in de regel uitge-
schakeld.
RDe motor draait slechts sporadisch stationair.
Eigenschappen bij het starten van de auto:
RAls de hoogspanningsaccu voldoende opgela-
den is, kan de auto met elektrische aandrijving
zonder verbrandingsmotor starten (geruisloos
starten).
RAls de hoogspanningsaccu voor de elektrische
aandrijving niet voldoende opgeladen is of
wanneer aan de zijde van de auto niet is vol-
daan aan de voorwaarden voor een geruisloze
start, start de auto met de verbrandingsmotor.
%Als gevolg van de werking van het systeem is
het mogelijk dat ondanks een opgeladen
hoogspanningsaccu de elektro-modus niet of
slechts beperkt beschikbaar is. Als voldoende
lang met de verbrandingsmotor is gereden en
de omgevingsomstandigheden het toelaten, is
de elektro-modus weer onbeperkt beschik-
baar.
%Om de verbrandingsmotor te starten wordt de
hoogspanningsaccu ingezet als startaccu.
Eigenschappen bij gematigd vermogensverzoek:
RDe verbrandingsmotor wordt tijdens het rijden
zo vaak mogelijk afgezet.
RDe auto kan, afhankelijk van het gekozen rij-
programma en los van de laadtoetstand van
de hoogspanningsaccu, tot een snelheid van
circa 140 km/h elektrisch worden versneld.
Eigenschappen bij hoog vermogensverzoek:
RDe elektromotor ondersteunt de verbrandings-
motor (boost-eect), bijv. bij het optrekken of
accelereren.
Rijden en parkeren 253
F247 0072 07
RDe hoogspanningsaccu wordt ontladen.
Eigenschappen bij het loslaten van het gaspedaal
tijdens het rijden:
RDe elektromotor wordt bij deceleratie en bij
het remmen als dynamo gebruikt.
RDe hoogspanningsaccu wordt opgeladen.
Aanwijzingen met betrekking tot de elektro-
modus:
RAuto's met een hybride systeem produceren
beduidend minder geluid bij stilstand en tij-
dens het rijden dan auto's met verbrandings-
motor.
RIn de elektro-modus wordt de auto mogelijk
akoestisch niet waargenomen door andere
verkeersdeelnemers als gevolg van de bedui-
dend lagere geluidsproductie tijdens het rij-
den.
Daarom is de auto uitgerust met een soundge-
nerator als akoestisch voertuigwaarschuwings-
systeem (AVAS). Deze veiligheidsvoorziening is
vanwege de wetgever voorgeschreven.
Het buitengeluid van de soundgenerator is bij
lage snelheden in het interieur waarneembaar
en vormt geen functiestoring.
RAls met betrekking tot de auto niet aan alle
voorwaarden voor de elektro-modus is vol-
daan, wordt de verbrandingsmotor gestart.
RVermogensbeperkingen bij elektro-modus zijn
mogelijk als gevolg van de bedrijfstemperatuur
van de hoogspanningsaccu en het aandrijfsys-
teem, de omgevingstemperatuur en veroude-
ring van de hoogspanningsaccu.
RIn de elektro-modus is het maximumvermogen
niet permanent beschikbaar en kan het dalen
tot het continue vermogen.
Aanwijzingen met betrekking tot het akoestisch
voertuigwaarschuwingssysteem:
RDe soundgenerator genereert tot een snelheid
van ca. 30 km/h snelheidsafhankelijke rijgelui-
den bij het voor- en achteruitrijden.
RAndere verkeersdeelnemers, met name voet-
gangers en etsers, kunnen de auto op die
manier beter opmerken.
RVanaf een snelheid van 20 km/h schakelt het
akoestische voertuigwaarschuwingssysteem
steeds verder uit.
RDe soundgenerator is uitgeschakeld wanneer
de auto stilstaat.
Hoogspanningsboordnet handmatig uitschake-
len
&GEVAAR Levensgevaar en brandgevaar
door gewijzigde en/of beschadigde onder-
delen van het hoogspanningsboordnet
Het hoogspanningsboordnet staat onder hoge
elektrische spanning. Als u onderdelen van het
hoogspanningsboordnet verandert of bescha-
digde onderdelen aanraakt, kunt u een
stroomstoot krijgen. Bovendien kunnen gewij-
zigde en/of beschadigde onderdelen tot een
brand leiden.
Onderdelen van het hoogspanningsboordnet
kunnen bij een ongeval of wanneer de bodem-
plaat de grond raakt ook niet-zichtbaar wor-
den beschadigd.
254 Rijden en parkeren
F247 0072 07
#Nooit wijzigingen aan het hoogspan-
ningsboordnet uitvoeren.
#De auto niet met gewijzigde of bescha-
digde onderdelen van het hoogspan-
ningsboordnet inschakelen en gebruiken.
#Nooit beschadigde onderdelen van het
hoogspanningsboordnet aanraken.
#Na een ongeval geen onderdelen van het
hoogspanningsboordnet aanraken.
#De auto na een ongeval laten transporte-
ren.
#Onderdelen van het hoogspannings-
boordnet bij een gekwaliceerde werk-
plaats laten controleren en indien nodig
laten vervangen.
Voorwaarden
Het hoogspanningsboordnet mag alleen in de vol-
gende situaties handmatig worden uitgeschakeld:
RHet waarschuwingslampje veiligheidssysteem
6 brandt op het bestuurdersdisplay, bij-
voorbeeld na een ongeval.
RDe auto is zwaar beschadigd en componenten
van het veiligheidssysteem zijn niet geacti-
veerd, bijvoorbeeld na een ongeval.
Hoogspanningsuitschakelsysteem gebruiken
#De auto uitschakelen.
#De transmissie in de stand j zetten.
#De elektrische parkeerrem inschakelen.
#De auto tegen wegrollen beveiligen.
#De motorkap openen.
#De ontgrendelingsnok 1 in de richting van de
pijl drukken en eruit trekken.
#Het hoogspanningsuitschakelsysteem 2 in
de richting van de pijl trekken, tot dit vergren-
delt.
Het hoogspanningsboordnet is uitgeschakeld.
Alle werkzaamheden aan het hybride systeem –
ook na het handmatig uitschakelen van het hoog-
spanningsboordnet – mogen alleen in een gekwa-
liceerde werkplaats worden uitgevoerd.
Rijden en parkeren 255
F247 0072 07
Spanningsvoorziening of auto inschakelen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen de auto in bewe-
ging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrijzetten.
RDe transmissiestand wijzigen.
RHet voertuig starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Sleutel buiten bereik van kinderen bewa-
ren.
Voorwaarden
RDe sleutel bevindt zich in de auto en wordt
herkend.
RHet rempedaal wordt niet bediend.
#Spanningsvoorziening inschakelen: De toets
1 eenmaal indrukken.
U kunt bijvoorbeeld de ruitenwissers inschake-
len.
Wanneer aan de volgende voorwaarden is vol-
daan, wordt de spanningsvoorziening weer uitge-
schakeld:
RHet bestuurdersportier wordt geopend.
RDe toets 1 wordt nog tweemaal ingedrukt.
#Auto inschakelen: De toets 1 tweemaal
indrukken.
Op het bestuurdersdisplay gaan waarschu-
wings- en controlelampjes branden.
Wanneer aan een van de volgende voorwaarden is
voldaan, wordt de auto weer uitgeschakeld:
RDe auto wordt niet binnen 15 minuten gestart
en de transmissie staat in de stand j of de
elektrische parkeerrem is ingeschakeld.
RDe toets 1 wordt eenmaal ingedrukt.
256 Rijden en parkeren
F247 0072 07
Auto starten
Auto met start-stoptoets starten
&GEVAAR Levensgevaar door uitlaatgassen
Verbrandingsmotoren stoten giige uitlaatgas-
sen, bijvoorbeeld koolmonoxide, uit. Het
inademen van deze uitlaatgassen is schadelijk
voor de gezondheid en leidt tot vergiiging.
#De motor en, indien aanwezig, de stand-
verwarming nooit in een gesloten ruimte
zonder voldoende ventilatie laten
draaien.
&WAARSCHUWING Brandgevaar door
brandbare materialen in de motorruimte
of op het uitlaatsysteem
Brandbare materialen kunnen ontbranden.
#Controleer daarom regelmatig of er zich
geen brandbaar vreemd materiaal in de
motorruimte of op het uitlaatsysteem
bevindt.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen de auto in bewe-
ging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrijzetten.
RDe transmissiestand wijzigen.
RHet voertuig starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Sleutel buiten bereik van kinderen bewa-
ren.
Voorwaarden
RDe sleutel bevindt zich in de auto en wordt
herkend.
Rijden en parkeren 257
F247 0072 07
#De transmissie in de stand j of i zetten.
#Het rempedaal indrukken en de toets 1 een-
maal indrukken.
#Houd het rempedaal ingetrapt tot de auto
gestart is.
#Wanneer de auto niet start: Niet benodigde
verbruikers uitschakelen en de toets 1 een-
maal indrukken.
#Wanneer de auto nog steeds niet start en op
het bestuurdersdisplay de displaymelding
Sleutel in aangegeven bergplaats leggen zie
handleiding verschijnt: De auto starten met de
sleutel in het opbergvak (noodprogramma)
(/ pagina 258).
%U kunt de auto tijdens het rijden uitschakelen.
Hiertoe gedurende circa drie seconden de
toets 1 indrukken of binnen drie seconden
de toets 1 driemaal indrukken. Hiertoe de
veiligheidsaanwijzingen onder "Aanwijzingen
met betrekking tot het rijden" (/ pagina 262)
in acht nemen.
Let op de informatie op het displaymeldingen die
op het bestuurderdisplay kunnen verschijnen.
Auto starten met sleutel in opbergvak (nood-
programma)
&GEVAAR Levensgevaar door uitlaatgassen
Verbrandingsmotoren stoten giige uitlaatgas-
sen, bijvoorbeeld koolmonoxide, uit. Het
inademen van deze uitlaatgassen is schadelijk
voor de gezondheid en leidt tot vergiiging.
#De motor en, indien aanwezig, de stand-
verwarming nooit in een gesloten ruimte
zonder voldoende ventilatie laten
draaien.
&WAARSCHUWING Brandgevaar door
brandbare materialen in de motorruimte
of op het uitlaatsysteem
Brandbare materialen kunnen ontbranden.
#Controleer daarom regelmatig of er zich
geen brandbaar vreemd materiaal in de
motorruimte of op het uitlaatsysteem
bevindt.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen de auto in bewe-
ging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrijzetten.
RDe transmissiestand wijzigen.
RHet voertuig starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
258 Rijden en parkeren
F247 0072 07
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Sleutel buiten bereik van kinderen bewa-
ren.
Wanneer de voertuig niet start en op het bestuur-
dersdisplay de melding Sleutel in aangegeven
bergplaats leggen zie handleiding verschijnt, kan
de auto in het noodprogramma worden gestart.
Opbergvak (voorbeeld met bekerhouder zonder rol-
scherm)
#Eventueel het rolscherm van het opbergvak
2 openen.
#Het opbergvak 2 moet leeg zijn; dit controle-
ren.
#De sleutel 1 van de sleutelbos verwijderen.
#De sleutel 1 in het opbergvak 2 op het
symbool 3 leggen.
De auto wordt na korte tijd gestart.
Wanneer u de sleutel 1 uit het opbergvak 2
neemt, is de auto nog steeds rijklaar. Om de
auto opnieuw te kunnen starten moet de sleu-
tel 1 echter tijdens de gehele rit in het
opbergvak 2 op het symbool 3 liggen.
#De sleutel 1 bij een gekwaliceerde werk-
plaats laten controleren.
Als de auto niet start:
#De sleutel 1 in het opbergvak 2 laten lig-
gen.
#Het rempedaal indrukken en de auto met de
start-stoptoets starten.
#Houd het rempedaal ingetrapt tot de auto
gestart is.
%Met de start-stoptoets kan ook alleen de
spanningsvoorziening of de auto worden inge-
schakeld.
Let op de informatie op het displaymeldingen die
op het bestuurderdisplay kunnen verschijnen.
Rijden en parkeren 259
F247 0072 07
Auto via Remote Online services starten
Het interieur voor aanvang van de rit koelen of
verwarmen
Voor het starten het volgende controleren:
RDe wettelijke bepalingen die van toepassing
zijn voor de betreende parkeerplek maken
het starten van de auto met een smartphone
mogelijk.
RHet starten en laten draaien van de auto is
zonder gevaar mogelijk op de parkeerplek.
RDe brandstoank is voldoende gevuld.
RDe startaccu is voldoende opgeladen.
Startaccu voor begin van de rit opladen
Wanneer de laadtoestand van de startaccu laag
is, kunt u op uw smartphone een bericht ontvan-
gen. Dan kunt u de auto starten met behulp van
de smartphone om de accu op te laden. Na tien
minuten wordt de auto weer automatisch afgezet.
Voor het starten het volgende controleren:
RDe wettelijke bepalingen die van toepassing
zijn voor de betreende parkeerplek maken
het starten van de auto met een smartphone
mogelijk.
RHet starten en laten draaien van de auto is
zonder gevaar mogelijk op de parkeerplek.
RDe brandstoank is voldoende gevuld.
Auto starten (Remote Online)
&GEVAAR Levensgevaar door uitlaatgassen
Verbrandingsmotoren stoten giige uitlaatgas-
sen, bijvoorbeeld koolmonoxide, uit. Het
inademen van deze uitlaatgassen is schadelijk
voor de gezondheid en leidt tot vergiiging.
#De motor en, indien aanwezig, de stand-
verwarming nooit in een gesloten ruimte
zonder voldoende ventilatie laten
draaien.
&WAARSCHUWING Brandgevaar door
brandbare materialen in de motorruimte
of op het uitlaatsysteem
Brandbare materialen kunnen ontbranden.
#Controleer daarom regelmatig of er zich
geen brandbaar vreemd materiaal in de
motorruimte of op het uitlaatsysteem
bevindt.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar door het
ongewild in werking treden van de motor
Als de motor tijdens onderhouds‑ of reparatie-
werkzaamheden ongewild in werking treedt,
kunnen lichaamsdelen bekneld raken.
#De motor altijd tegen ongewild in wer-
king treden beveiligen, voordat onder-
houds‑ of reparatiewerkzaamheden wor-
den uitgevoerd.
260 Rijden en parkeren
F247 0072 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen de auto in bewe-
ging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrijzetten.
RDe transmissiestand wijzigen.
RHet voertuig starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Sleutel buiten bereik van kinderen bewa-
ren.
Voorwaarden
RDe parkeerstand j is ingeschakeld.
RHet alarm van het diefstal-/inbraakalarmin-
stallatie is niet actief.
RDe alarmknipperlichtinstallatie is uitgescha-
keld.
RDe motorkap is gesloten.
RDe portieren zijn gesloten en vergrendeld.
RDe zijruiten en het schuifdak zijn gesloten.
#De auto met de smartphone starten.
Na iedere start draait de motor tien minuten.
U kunt maximaal twee startpogingen na elkaar uit-
voeren. Voordat u de auto opnieuw met de smart-
phone kunt starten, moet u de auto eenmaal met
de sleutel starten.
U kunt de auto altijd als volgt uitschakelen:
Rvia de smartphone app
Rdoor het indrukken van de toets Ü of ß
op de sleutel
%Meer Informatie vindt u in de smartphone
app.
Starten van de auto voor onderhouds- of repara-
tiewerkzaamheden verhinderen:
#Schakel de alarmknipperlichtinstallatie in of
ontgrendel de portieren.
#Een zijruit of het schuifdak openen.
Inrij-aanwijzingen
De motor gedurende de eerste 1500 km ontzien:
RMet wisselende snelheid en wisselend motor-
toerental rijden.
R< 140 km/h rijden.
RIn het rijprogramma A of ; rijden.
RTijdig opschakelen, uiterlijk wanneer de wijzer
van de toerenteller het laatste derde deel vóór
het rode gebied hee bereikt.
ROm te remmen niet handmatig terugschake-
len.
Rijden en parkeren 261
F247 0072 07
RHoge belastingen en volgas vermijden.
RHet gaspedaal niet tot voorbij het drukpunt
indrukken (kickdown).
RPas vanaf 1500 km kan het motortoerental
geleidelijk worden verhoogd en het volledige
snelheidsbereik worden gebruikt.
Dit geldt eveneens wanneer de motor of onderde-
len van de aandrijijn zijn vervangen.
Bovendien de volgende inrij-aanwijzingen in acht
nemen:
RNa aevering van de auto of na een reparatie
initialiseren de sensoren van enkele rijsyste-
men en rijveiligheidssystemen zich over een
bepaalde afstand. De volledige functionaliteit
van deze systemen wordt pas bereikt na
afsluiting van deze inleerprocedure.
RNieuwe of vervangen remblokken, remschijven
en banden bereiken pas na enkele honderden
kilometers de optimale remwerking en grip.
De verminderde remwerking door krachtiger
indrukken van het rempedaal compenseren.
Aanwijzingen met betrekking tot het rijden
&WAARSCHUWING Gevaar van ongevallen
door voorwerpen in de bestuurdersbeen-
ruimte
Voorwerpen in de bestuurdersbeenruimte kun-
nen de pedaalslag hinderen of een ingetrapt
pedaal blokkeren.
De bedrijfs- en verkeersveiligheid van het voer-
tuig is dan in gevaar.
#Zet alle voorwerpen in het voertuig goed
vast zodat ze niet in de bestuurdersbeen-
ruimte kunnen geraken.
#Zorg ervoor dat er voldoende vrije ruimte
is voor de pedalen.
#De vloermatten steeds vast monteren
volgens de instructies.
#Geen losse vloermatten gebruiken en
nooit vloermatten bovenop elkaar plaat-
sen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door ongeschikte schoenen
Ongeschikte schoenen zijn bijvoorbeeld:
RSchoenen met plateauzolen
RSchoenen met hoge hakken
RPantoels
Er bestaat gevaar voor ongevallen!
#Om de pedalen veilig te kunnen bedie-
nen altijd geschikte schoenen dragen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij uitgeschakelde auto tijdens het rijden
Als u de auto tijdens het rijden uitschakelt, zijn
veiligheidsrelevante functies beperkt of niet
meer beschikbaar.
Dat kan bijvoorbeeld de stuurbekrachtiging en
de rembekrachtiging betreen.
Er is dan aanzienlijk meer kracht voor bijvoor-
beeld het sturen en remmen vereist.
#De auto niet uitschakelen tijdens het rij-
den.
262 Rijden en parkeren
F247 0072 07
&GEVAAR Levensgevaar door uitlaatgassen
Verbrandingsmotoren stoten giige uitlaatgas-
sen, bijvoorbeeld koolmonoxide, uit. Het
inademen van deze uitlaatgassen is schadelijk
voor de gezondheid en leidt tot vergiiging.
#De motor en, indien aanwezig, de stand-
verwarming nooit in een gesloten ruimte
zonder voldoende ventilatie laten
draaien.
&WAARSCHUWING Slipgevaar en gevaar
voor ongevallen door terugschakelen op
een glad wegdek
Als op glad wegdek wordt teruggeschakeld om
de remwerking van de motor te verhogen, kun-
nen de aangedreven wielen hun grip verliezen.
#Op glad wegdek niet terugschakelen om
de remwerking van de motor te verho-
gen.
&GEVAAR Levensgevaar door giige uitlaat-
gassen
Wanneer de uitlaateindpijp geblokkeerd is of
geen voldoende ventilatie mogelijk is, kunnen
giige uitlaatgassen, in het bijzonder koolmo-
noxide, de auto binnendringen. Dat is bijvoor-
beeld het geval wanneer de auto in de sneeuw
vastzit.
#Wanneer de motor of de standverwar-
ming moet blijven draaien, de uitlaateind-
pijp en de omgeving van de auto snee-
uwvrij houden.
#Aan de luwzijde van de auto een ruit ope-
nen, om voldoende buitenlucht in het
interieur te laten komen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door oververhit geraakt remsysteem
Als u tijdens het rijden de voet op het rempe-
daal laat rusten, kan het remsysteem overver-
hit raken.
Daardoor wordt de remweg langer en kan het
remsysteem zelfs uitvallen.
#Het rempedaal nooit als voetensteun
gebruiken.
#Tijdens het rijden niet tegelijkertijd het
rem- en gaspedaal indrukken.
*AANWIJZING Motorschade door te hoog
motortoerental
Als in het maximumtoerentalbereik wordt
gereden, wordt de motor beschadigd.
#De motor niet voorbij het maximumtoe-
rentalbereik laten draaien.
*AANWIJZING Slijtage van de remblokken
door het continu indrukken van het rem-
pedaal
#Het rempedaal niet continu indrukken tij-
dens het rijden.
#Om de remwerking van de motor te
benutten, vroegtijdig een versnelling
terugschakelen.
Rijden en parkeren 263
F247 0072 07
*AANWIJZING Beschadiging van de aan-
drijijn en de motor bij het wegrijden
#De motor niet stationair laten warm-
draaien. Meteen wegrijden.
#Hoge motortoerentallen en volgas ver-
mijden totdat de motor de bedrijfstempe-
ratuur hee bereikt.
*AANWIJZING Beschadiging van de kataly-
sator door onverbrande brandstof
De motor draait onregelmatig en slaat over.
Onverbrande brandstof kan in de katalysator
geraken.
#Maar weinig gas geven.
#De oorzaak zo snel mogelijk laten verhel-
pen bij een gekwaliceerde werkplaats.
*AANWIJZING Gereduceerde levensduur
van de accu door het vaak rijden van
korte afstanden
Wanneer de auto alleen wordt gebruikt voor
korte afstanden, kan de 12V-accu niet goed
worden opgeladen. Hierdoor neemt de levens-
duur van de accu af.
#Regelmatig een langere afstand rijden,
om de accu op te laden.
*AANWIJZING Schade aan het voertuig bij
het niet in acht nemen van de maximaal
toegestane doorrijhoogte
Wanneer de hoogte van het voertuig de maxi-
maal toegestane doorrijhoogte overschrijdt,
kunnen het dak en andere onderdelen van het
voertuig worden beschadigd.
#De aangegeven doorrijhoogte in acht
nemen.
#Wanneer de toegestane doorrijhoogte
wordt overschreden, niet naar binnen rij-
den.
#De gewijzigde voertuighoogte bij dakop-
bouwen of andere dragersystemen in
acht nemen.
%In acht nemen dat alle snelheidsspecicaties
in deze handleiding globale specicaties zijn
en dat de waarden aan bepaalde toleranties
onderhevig zijn.
Aanwijzingen met betrekking tot het rijden met
dakbelasting, aanhangwagen of volledig beladen
auto
Bij het rijden met een beladen dakdrager of aan-
hangwagen en bij een volledig beladen of bezette
auto verandert het rij- en stuurgedrag van uw
auto.
Daarom de volgende aanwijzingen in acht nemen:
RDe toegestane dakbelasting en het toegestane
aanhangwagengewicht niet overschrijden.
Hiertoe ook de informatie in de technische
gegevens in acht nemen.
RDe belading en de dakbelasting gelijkmatig
verdelen en zware voorwerpen zo laag moge-
lijk leggen. Hiertoe ook de aanwijzingen met
264 Rijden en parkeren
F247 0072 07
betrekking tot het beladen van de auto in acht
nemen (/ pagina 194).
RBehoedzaam rijden; abrupt wegrijden, remmen
en sturen alsmede snel rijden door bochten
vermijden.
Aanwijzingen met betrekking tot het rijden op
wegen waarop gestrooid is
De remwerking is beperkt op wegen waarop
gestrooid is.
Daarom de volgende aanwijzingen in acht nemen:
RDoor een zoutlaag op de remschijven en rem-
blokken kan de remweg aanzienlijk langer wor-
den of kan de auto aan één kant sterker of
zwakker remmen.
REen bovengemiddeld grote afstand tot het
voor u rijdende verkeer aanhouden.
De zoutlaag als volgt verwijderen:
RRegelmatig remmen en hierbij rekening hou-
den met de verkeerssituatie.
RBij het einde van de rit en bij aanvang van de
volgende rit voorzichtig het rempedaal indruk-
ken.
Aanwijzingen met betrekking tot aquaplaning
Vanaf een bepaalde waterhoogte op de rijbaan
kan aquaplaning optreden.
Bij sterke neerslag of bij omstandigheden waarbij
aquaplaning optreden kan, de volgende aanwijzin-
gen in acht nemen:
RVoorzichtig de snelheid verlagen.
RDoor spoorvorming ontstane geulen vermij-
den.
RSnelle stuurbewegingen vermijden.
RVoorzichtig remmen.
%Eveneens de aanwijzingen met betrekking tot
het regelmatig controleren van wielen en ban-
den in acht nemen (/ pagina 32).
Aanwijzingen met betrekking tot het rijden door
water op de straat
In de auto binnendringend water kan de motor, de
elektronica en de transmissie beschadigen.
Ook kan water via de luchtaanzuigaansluiting door
de motor worden aangezogen en motorschade
veroorzaken.
De volgende aanwijzingen in acht nemen wanneer
u door water moet rijden:
RDe waterhoogte bij rustig water mag maximaal
tot de onderrand van de carrosserie staan.
RMaximaal stapvoets rijden, anders kan water
in het interieur of de motorruimte binnendrin-
gen.
RVoorliggers of tegenliggers kunnen voor golven
zorgen, waardoor de maximaal toegestane
hoeveelheid water op de weg kan worden
overschreden.
Na het rijden door water hebben de remmen een
verminderde remwerking. De auto, rekening hou-
dend met de verkeerssituatie, voorzichtig afrem-
men tot de volledige remwerking weer beschik-
baar is.
Rijden en parkeren 265
F247 0072 07
ECO start-stopsysteem
ECO start-stopsysteem
%Afhankelijk van het motortype is het ECO
start-stopsysteem niet in alle rijprogramma's
beschikbaar. Hiertoe de statusindicatie op het
bestuurdersdisplay in acht nemen.
%Plug-in-hybride: De functie is niet beschik-
baar.
Als met betrekking tot de auto is voldaan aan alle
voorwaarden voor de automatische motorstop,
wordt de motor in de volgende situaties automa-
tisch afgezet:
RDe auto wordt in de transmissiestand h of
i gestopt.
RAuto's met 48V-boordnet: U drukt bij lage
snelheid het rempedaal in.
Als het systeem een van de volgende situaties
hee herkend, wordt de motor niet uitgeschakeld:
RU stopt bij een stopbord, er bevindt zich geen
voertuig vóór u.
RHet voertuig dat vóór u staat rijdt weer weg.
RU manoeuvreert, verdraait het stuurwiel sterk
of schakelt de achteruitversnelling in.
%Als het systeem een intelligente stopverhinde-
raar hee herkend, bijv. een stopbord, wordt
de motor niet uitgeschakeld.
Als u de HOLD-functie activeert of de parkeer-
stand j inschakelt, kan de motor ondanks
een intelligente stopverhinderaar worden uit-
geschakeld.
De motor wordt in de volgende gevallen weer
automatisch gestart:
RDe transmissiestand h of k wordt inge-
schakeld.
RHet gaspedaal wordt ingedrukt.
REr moet een automatische motorstart bij de
auto worden uitgevoerd.
RU laat het rempedaal los.
RAuto's met 48V-boordnet:
-U laat het rempedaal los op de helling en
de auto begint niet te rollen.
-De auto begint te rollen op een helling en
gaat vanaf 20 km/h niet automatisch over
op de modus uitrollen.
Weergaven van het ECO start-stopsysteem op het
bestuurdersdisplay:
RHet symbool è (groen) verschijnt bij stil-
stand: De motor is door het ECO start-stop-
systeem afgezet.
RHet symbool ç (geel) verschijnt bij stil-
stand: Er is niet aan alle voorwaarden voor
een motorstop voldaan.
RNoch het symbool è noch ç verschijnt
wanneer de auto stilstaat: er is een intelligente
stopverhinderaar herkend, bijvoorbeeld een
stopbord.
RHet symbool s verschijnt: Het ECO start-
stopsysteem is uitgeschakeld of er is een sto-
ring aanwezig.
Als de motor door het ECO start-stopsysteem is
afgezet en de auto wordt verlaten, klinkt een
waarschuwingssignaal en wordt de motor niet
opnieuw gestart. Bovendien verschijnt op het
bestuurdersdisplay de volgende displaymelding:
266 Rijden en parkeren
F247 0072 07
Auto klaar om te rijden Voor het verlaten auto
uitschakelen
Als de auto niet wordt uitgeschakeld, wordt deze
na drie minuten automatisch uitgeschakeld.
ECO start-stopsysteem uit- of inschakelen
#De toets 1 indrukken.
Bij het uit- of inschakelen van het ECO start-
stopsysteem verschijnt een weergave op het
bestuurdersdisplay.
%Wanneer het ECO start-stopsysteem uitge-
schakeld is, verschijnt permanent de weer-
gave s op het bestuurdersdisplay.
Functie van de ECO aanduiding
%Afhankelijk van het model en de uitrusting
beschikt uw auto over een van de volgende
weergave van de ECO aanduiding.
De ECO aanduiding verzamelt gegevens over het
rijgedrag van de start tot het einde van de rit en
ondersteunt een zuinige rijstijl.
De ECO aanduiding evalueert de volgende criteria
voor een brandstofbesparende rijstijl:
Rtijdig uitrollen
Rgelijkmatige snelheid
Rbeheerst accelereren
Het opschri van het segment wordt helder, de
buitenste rand licht op en het segment wordt
gevuld bij de volgende rijstijl:
R1 gelijkmatige snelheid
R2 zacht vertragen en rollen
R3 beheerst accelereren
Het opschri van het segment is grijs, de buiten-
ste rand is donker en het segment loopt leeg bij
de volgende rijstijl:
R1 snelheidsschommelingen
R2 sterk remmen
R3 sportief accelereren
Rijden en parkeren 267
F247 0072 07
De ECO aanduiding gee aan of u brandstofbe-
sparend hebt gereden:
RDe drie segmenten zijn tegelijkertijd volledig
gevuld.
RDe omranding van de drie segmenten gaat
branden.
In het midden van de weergave 4 wordt de extra
actieradius weergegeven die u door uw rijstijl in
vergelijking met een bestuurder met een zeer
sportieve rijstijl hebt bereikt. Deze actieradius
komt niet overeen met een vaste brandstofbespa-
ring.
De ECO aanduiding toont afhankelijk van de situ-
atie een analyse van uw rijstijl op het bestuurders-
display. U kunt de eciëntie van uw rijstijl contro-
leren en eventueel aanpassen. In het menu ECO-
aanduiding wordt een bal 2 afgebeeld, die pas-
send bij het rijgedrag op een gestileerde weg in
rijrichting vooruit of achteruit rolt.
Boven en onder de weg geven lijnen het gebied
met een eciënte rijstijl aan 3. De bal 2 is
groen wanneer deze binnen de lijnen rolt. Buiten
de lijnen wordt de bal oranje.
De totale analyse van uw rijstijl "na vertrek" wordt
met sterren 1 aangegeven. Er wordt gestart met
vijf lege sterren, die bij een eciënte rijstijl achter
elkaar kunnen worden opgevuld. Wanneer alle vijf
de sterren opgevuld zijn, verschijnt een licht-
schijnsel op de achtergrond.
%U kunt de functie ECO-weerg. via het menu
Klassiek oproepen (/ pagina 401).
Functie van de ECO-assistent (auto's met 48V-
boordnet)
Voor de plug-in-hybride de informatie over de
ECO-assistent in acht nemen (/ pagina 271).
%De ECO-assistent is uitsluitend actief in de rij-
programma's ; en A.
De ECO-assistent analyseert gegevens van de
geplande route van de auto. Daardoor kan het
systeem helpen om de rijstijl optimaal aan de
geplande route aan te passen, brandstof te bespa-
ren en te recupereren. Wanneer het systeem een
voorligger hee herkend en de auto de situatie
nadert, berekent de ECO-assistent op basis van
afstand, snelheid en helling de optimale snelheid
voor een maximale brandstofbesparing en recupe-
ratie-energie.
Indien de vertraging door de ECO-assistent niet
voldoende is, moet u bovendien met de bedrijfs-
rem afremmen. Dit geldt met name wanneer u bij-
voorbeeld bij leverkeer weer optrekt en de
afstand tot de voorligger zeer klein is.
268 Rijden en parkeren
F247 0072 07
1Advies "Voet van het gas"
2Komende routegebeurtenis
Wanneer een komende routegebeurtenis of een
voorligger wordt herkend die voor een hogere e-
ciëntie een aanpassing van de rijstijl vereist, wor-
den het betreende symbool 2 en het symbool
ý grijs weergegeven.
Wanneer u de voet van het gaspedaal neemt,
wordt het symbool ý groen en wordt de recu-
peratie bij deceleratie geactiveerd. Wanneer de
vertraging niet voldoende is, moet u bovendien
met de bedrijfsrem afremmen. Wanneer de ECO-
assistent reageert op een naderende routegebeur-
tenis (niet op een voorligger) en u vervolgens
opnieuw het gaspedaal indrukt, wordt de regeling
van de ECO-assistent beëindigd.
De weergave van de ECO-assistent wordt in de
volgende gevallen weer uitgeschakeld:
RU reageert gedurende langere tijd niet op de
aanbeveling van de ECO-assistent.
RU drukt, wanneer de ECO-assistent reageert
op een naderende routegebeurtenis (niet op
een voorligger), opnieuw het gaspedaal in.
RDe ECO Assistent kan uit de komende route-
gebeurtenis geen verdere aanbeveling aei-
den.
Afhankelijk van de uitrusting herkent de ECO-
assistent behalve de voorligger ¥ de volgende
routegebeurtenissen 2:
~Rotonde
£T-kruising
¤Afdaling
¦Snelheidslimieten
%In het rijprogramma A reageert de ECO-
assistent alleen op de routegebeurtenis "voor-
ligger" zonder weergave van de routegebeur-
tenis ¥ en aanbeveling ý".
Systeemgrenzen
Wanneer de berekende route bij een actieve rou-
tebegeleiding wordt gehandhaafd, kan de ECO-
assistent nog nauwkeuriger werken. De basisfunc-
tie functioneert ook zonder actieve routebegelei-
ding. Niet op alle verkeerstekens en verkeerssitua-
ties kan worden geanticipeerd. De kwaliteit is
afhankelijk van het kaartmateriaal.
De ECO-assistent is slechts een hulpmiddel. De
bestuurder is zelf verantwoordelijk voor de veilige
afstand, de snelheid en het tijdig remmen.
Het systeem kan in de volgende situaties mogelijk
niet correct werken of buiten werking zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door onvoldoende
verlichting van de weg, bij sterk wisselende
schaduwen of door regen, sneeuw, mist of
veel spatwater
RBij verblinding, bijvoorbeeld door tegemoetko-
mend verkeer, direct invallend zonlicht of door
reecties
Rijden en parkeren 269
F247 0072 07
RBij verontreiniging van de voorruit in de omge-
ving van de multifunctionele camera
RBij een beslagen, beschadigde of afgedekte
multifunctionele camera
RBij slecht herkenbare verkeersborden, bijvoor-
beeld door vervuiling, afdekking, sneeuw of
onvoldoende verlichting
RBij onjuiste of verouderde informatie in de
digitale wegenkaart van het navigatiesysteem
RBij meerdere wegmarkeringen, bijvoorbeeld
verkeerstekens bij wegwerkzaamheden of aan-
grenzende rijstroken
RBij vervuilde of afgedekte radarsensoren
RBij het rijden op wegen met steile hellingen
RBij smalle voorliggers, zoals etsen of motor-
etsen
Recuperatief remsysteem (plug-in-hybride)
Functie van het recuperatief remsysteem
%De functie is alleen beschikbaar voor een
plug-in-hybride.
Tijdens het rijden wordt de elektromotor, afhanke-
lijk van de geselecteerde recuperatiefase, bij
deceleratie en bij het remmen als dynamo
gebruikt om de hoogspanningsaccu op te laden.
Zodra u tijdens het rijden in de transmissiestand
h de voet van het gas neemt, wordt de recupe-
ratie bij deceleratie geactiveerd.
Hoe hoger de recuperatie, hoe sterker de auto tij-
dens het rollen wordt afgeremd en hoe meer elek-
trische energie naar de hoogspanningsaccu wordt
geleid.
De vertraging bij deceleratie kan, afhankelijk van
de rijsituatie, niet voldoende zijn. Er wordt niet
gedecelereerd tot stilstand. Indien nodig tevens
afremmen met de bedrijfsrem. Pas uw snelheid
altijd aan de rijsituatie aan en houd voldoende
afstand.
Het recuperatief remsysteem hee de volgende
eigenschappen:
ROndersteuning bij het remmen via een elektro-
nisch geregelde rembekrachtiging
ROmzetting van de bewegingsenergie van de
auto in elektrische energie
%Wanneer u krachtig afremt, wordt bovendien
de mechanische rem gebruikt. Daardoor kan
niet de maximale recuperatie-energie worden
teruggewonnen. Hoe anticiperender u gas
gee en remt, hoe eciënter de energie kan
worden gerecupereerd.
Systeemgrenzen
Bij de recuperatie bij deceleratie is de remwerking
van de elektromotor in de volgende situaties
slechts beperkt of helemaal niet aanwezig:
Rmet een toenemende laadtoestand van de
hoogspanningsaccu
Rwanneer de hoogspanningsaccu nog niet op
bedrijfstemperatuur is
In deze gevallen wordt de gewenste vertraging
ingesteld via het remregelsysteem.
Recuperatieve vertraging handmatig instellen
%De functie is alleen beschikbaar voor een
plug-in-hybride.
In de rijprogramma's n, o en Î
kunt u de mate van recuperatie bij deceleratie
met de stuurwielschakelpaddles instellen.
270 Rijden en parkeren
F247 0072 07
De volgende recuperatiestanden zijn beschikbaar:
Rhà Intelligente, anticiperende recupera-
tie met de ECO assistent (/ pagina 271)
Rhq Geen recuperatie: De auto rolt uit
Rh Normale recuperatie
Rh± Versterkte recuperatie: Sterke vertra-
ging van de auto bij deceleratie, bijvoorbeeld
bij het bergaf rijden
Standaardinstelling:
RhÃ: Wanneer de functie ECO-assistent in
het multimediasysteem ingeschakeld is
(/ pagina 273).
Rh: Wanneer de functie ECO-assistent in het
multimediasysteem uitgeschakeld is.
%hà is alleen beschikbaar wanneer de
functie ECO-assistent in het multimediasys-
teem ingeschakeld is en de werking van de
radarsensoren niet wordt belemmerd. Hiertoe
eveneens de informatie over de sensoren en
camera's van de auto (/ pagina 323) in acht
nemen.
#Recuperatie verhogen: Kort aan de schakel-
paddle 1 trekken.
#Recuperatie verlagen: Lang aan de schakel-
paddle 2 trekken.
#Standaardinstelling: Lang aan de schakel-
paddle 1 of 2 trekken of opnieuw de trans-
missiestand h inschakelen.
%Na het opnieuw starten van de auto wordt
eveneens de standaardinstelling ingesteld.
Het bestuurdersdisplay toont de momenteel inge-
stelde recuperatiestand naast de transmissies-
tandaanduiding.
ECO-assistent (plug-in-hybride)
Functie van de ECO-assistent
%De volgende functie is uitvoerings- en landaf-
hankelijk en alleen voor een plug-in-hybride
beschikbaar.
De ECO-assistent analyseert gegevens van de
geplande route van de auto. Daardoor kan het
systeem helpen om de rijstijl optimaal aan de
geplande route aan te passen, brandstof te bespa-
ren en te recupereren. Wanneer het systeem een
voorligger hee herkend en de auto de situatie
nadert, berekent de ECO-assistent op basis van
afstand, snelheid en helling de optimale snelheid
voor een maximale brandstofbesparing en recupe-
ratie-energie.
Indien de vertraging door de ECO-assistent niet
voldoende is, moet u bovendien met de bedrijfs-
rem afremmen. Dit geldt met name wanneer u bij-
voorbeeld bij leverkeer weer optrekt en de
afstand tot de voorligger zeer klein is.
Rijden en parkeren 271
F247 0072 07
De functie is onder de volgende voorwaarden
actief:
RDe functie is in het multimediasysteem inge-
schakeld (/ pagina 273).
RDe recuperatiestand hà is geselecteerd
(/ pagina 270).
RHet handmatig schakelen p is niet geacti-
veerd.
RHet rijprogramma C is niet geselecteerd.
1Advies "Voet van het gas"
2Komende routegebeurtenis
Wanneer een komende routegebeurtenis wordt
herkend die eciënter kan worden genomen door
een aanpassing van de rijstijl, worden het betref-
fende symbool 2 en het symbool ý grijs
weergegeven.
Wanneer u de voet van het gaspedaal neemt,
wordt het symbool ý groen en wordt de recu-
peratie bij deceleratie geactiveerd. Wanneer de
vertraging niet voldoende is, moet u bovendien
met de bedrijfsrem afremmen.
Wanneer de ECO-assistent reageert op een nade-
rende routegebeurtenis en u het gaspedaal
indrukt, wordt de regeling van de ECO-assistent
beëindigd. Dit geldt niet bij een voorligger.
De weergave van de ECO-assistent wordt in de
volgende gevallen weer uitgeschakeld:
RU reageert gedurende langere tijd niet op de
aanbeveling van de ECO-assistent.
RU drukt, wanneer de ECO-assistent reageert
op een naderende routegebeurtenis, opnieuw
het gaspedaal in. Dit geldt niet bij een voorlig-
ger.
RDe ECO-assistent kan uit de komende route-
gebeurtenis geen verdere aanbeveling aei-
den.
Naast de voorligger ¥ kunnen de volgende
situaties op de route 2 uitrustingsafhankelijk
door de ECO-assistent herkend worden:
~Rotonde
¢Scherpe bocht
&Afslag
£T-kruising
¤Afdaling
¦Snelheidslimieten
Systeemgrenzen
Wanneer de berekende route bij een actieve rou-
tebegeleiding wordt gehandhaafd, kan de ECO-
assistent nog nauwkeuriger werken. De basisfunc-
tie functioneert ook zonder actieve routebegelei-
ding. Niet op alle verkeerstekens en verkeerssitua-
ties kan worden geanticipeerd. De kwaliteit is
afhankelijk van het kaartmateriaal.
272 Rijden en parkeren
F247 0072 07
De ECO-assistent is slechts een hulpmiddel. De
bestuurder is zelf verantwoordelijk voor de veilige
afstand, de snelheid en het tijdig remmen.
Het systeem kan in de volgende situaties mogelijk
niet correct werken of buiten werking zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door onvoldoende
verlichting van de weg, bij sterk wisselende
schaduwen of door regen, sneeuw, mist of
veel spatwater
RBij verblinding, bijvoorbeeld door tegemoetko-
mend verkeer, direct invallend zonlicht of door
reecties
RBij verontreiniging van de voorruit in de omge-
ving van de multifunctionele camera
RBij een beslagen, beschadigde of afgedekte
multifunctionele camera
RBij slecht herkenbare verkeersborden, bijvoor-
beeld door vervuiling, afdekking, sneeuw of
onvoldoende verlichting
RBij onjuiste of verouderde informatie in de
digitale wegenkaart van het navigatiesysteem
RBij meerdere wegmarkeringen, bijvoorbeeld
verkeerstekens bij wegwerkzaamheden of aan-
grenzende rijstroken
RBij vervuilde of afgedekte radarsensoren
RBij het rijden op wegen met steile hellingen
RBij smalle voorliggers, zoals etsen of motor-
etsen
ECO-assistent in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Rijden
#De functie in- of uitschakelen.
Functie van de routegebaseerde werkingsstrategie
(plug-in-hybride)
%De volgende functie is landsafhankelijk en
alleen in combinatie met een geïntegreerd
navigatiesysteem beschikbaar.
De routegebaseerde werkingsstrategie is onder
de volgende voorwaarden actief:
RHet rijprogramma n is geselecteerd.
RIn het menu DYNAMIC SELECT is voor het rij-
programma n de optie Routegebaseerd
geselecteerd (/ pagina 276).
RDe routebegeleiding is actief.
RDe laadtoestand van de hoogspanningsaccu is
voldoende.
Als de functie actief is, worden gegevens over het
verdere verloop van de route geanalyseerd. Daar-
toe behoren bijv. wegtype, snelheidsbegrenzingen
en gegevens over de hoogte.
Het hybride systeem past de werkingsstrategie
vervolgens aan de hand van het verdere verloop
van de route aan:
RHet gebruik van elektrische energie en van de
verbrandingsmotor wordt aangepast.
RDe laadtoestand van de hoogspanningsaccu
wordt gericht geregeld.
RDe elektrische energie wordt met name gere-
serveerd voor de elektro-modus, bijv. voor het
rijden in de stad of milieuzones.
RDe auto selecteert automatisch de bedrijfs-
stand.
Rijden en parkeren 273
F247 0072 07
DYNAMIC SELECT
Functie van de DYNAMIC SELECT
Met DYNAMIC SELECT kunt u snel een rijpro-
gramma selecteren op basis van de actuele rijsitu-
atie of de gewenste voertuigkenmerken. U kunt
kiezen uit de volgende rijprogramma's.
%Afhankelijk van het motortype en de uitrusting
beschikt het voertuig over verschillende rijpro-
gramma's.
Het geselecteerde rijprogramma verschijnt op het
bestuurdersdisplay.
= Individual
RIndividuele instellingen (/ pagina 276)
RIndividuele instellingen (plug-in-hybride)
C Sport
RHet maximale aandrijfvermogen is beschikbaar
RSportief rijden
RSportieve, maar op stabiliteit georiënteerde
instelling
RStelt de op sportiviteit gerichte bestuurder in
staat een actieve rijstijl aan te houden
RRijden met de verbrandingsmotor en versterkt
boost-eect (plug-in-hybride)
RUitschakeling van de verbrandingsmotor wan-
neer het voertuig stilstaat (plug-in-hybride)
RAlleen geschikt voor goede wegdekcondities,
een droog wegdek en een overzichtelijke ver-
keerssituatie
n Hybride (Plug-in-hybride)
RComfortabel en brandstofbesparend rijden
RCompromis tussen grip en stabiliteit
RVoor alle wegomstandigheden geadviseerd
RVolledige inzet van alle intelligente hybride
functies
RInstelbare recuperatie bij deceleratie
RSelectie van de passende soort aandrijving
door het hybride systeem afhankelijk van rijsi-
tuatie en afstand
A Comfort
RComfortabel en brandstofbesparend rijden
RCompromis tussen grip en stabiliteit
RVoor alle wegomstandigheden geadviseerd
Î Electric (Plug-in-hybride)
RElektro-modus – elektrisch rijden zonder de
verbrandingsmotor is mogelijk tot circa
140 km/h
RInstelbare recuperatie bij deceleratie
RAanpassing van de actieve afstandsassistent
DISTRONIC voor de elektro-modus
RAfhankelijk van de uitrusting kan de maximale
instelsnelheid voor de TEMPOMAT, de limiter
en de actieve afstandsassistent DISTRONIC op
de elektrische maximumsnelheid begrensd zijn
RActivering van de verbrandingsmotor door het
gaspedaal voorbij het drukpunt in te drukken
(kickdown)
o Battery Hold (Plug-in-hybride)
RVoorrang aan het behoud van de laadtoestand
van de hoogspanningsaccu, bijv. voor later
gebruik in de binnenstad of een milieuzone
RSelectie van de passende soort aandrijving
door het hybride systeem afhankelijk van rijsi-
tuatie en afstand
RInstelbare recuperatie bij deceleratie
274 Rijden en parkeren
F247 0072 07
; Eco
RBijzonder brandstofbesparend rijden
RCompromis tussen grip en stabiliteit
RVoor alle wegomstandigheden geadviseerd
%Bij de ESP® instellingen in de rijprogram-
ma's ; en A ligt de nadruk op de sta-
biliteit. Daarom in het bijzonder bij het vervoe-
ren van lading op het dak, bij het rijden met
aanhangwagen en bij een volledig beladen of
volledig bezette auto een van deze rijprogram-
ma's kiezen.
Plug-in-hybride: dit geldt ook voor de rijpro-
gramma's n, Î en o.
De eigenschappen van de volgende systemen ver-
anderen door het ingestelde rijprogramma:
RAandrijving
-Motor- en transmissiemanagement
-Actieve afstandsassistent DISTRONIC
-Beschikbaarheid van de modus uitrollen
RESP®
RAuto's met adaptief verstelbare demping:
onderstel
RStuurinrichting
Informatie over dakbelastingweergave
Bepaalde rijprogramma's en ESP®-instellingen zijn
niet geschikt voor het transport van een dakbelas-
ting.
Indien een van deze rijprogramma's wordt inge-
steld of geselecteerd, verschijnt bij de waarschu-
wing het symbool W. Wanneer dit symbool
wordt weergegeven, is het geselecteerde rijpro-
gramma niet bestemd voor het rijden met een
dakbelasting.
Dit betre de volgende rijprogramma's:
RRijprogramma C Sport
RRijprogramma = Individual met de ESP®-
instelling Sport
Rijprogramma kiezen
#Druk de DYNAMIC SELECT-toets 1 zo vaak
in tot het gewenste rijprogramma in het
bestuurdersdisplay verschijnt.
of
#De DYNAMIC SELECT-toets 1 indrukken en
het rijprogramma in het menu DYNAMIC
SELECT op het centraal display kiezen.
Rijden en parkeren 275
F247 0072 07
DYNAMIC SELECT congureren in MMS
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5DYNAMIC SELECT
Rijprogramma I instellen
#= Individual selecteren.
#Een categorie selecteren en instellen.
%Een sportieve ESP-modus kan in combinatie
met een sportieve onderstel-modus worden
ingesteld.
Rijprogramma H instellen (plug-in-hybride)
#Hybride selecteren.
#Routegebaseerd of Standaard selecteren.
Wanneer een routebegeleiding actief is en de
optie Routegebaseerd ingeschakeld werd,
wordt de elektrische energie zinvol over de
gehele route verdeeld. Binnen de bebouwde
kom krijgt de elektro-modus de voorkeur, op
de autosnelweg het rijden met de verbran-
dingsmotor.
Met de optie Standaard rijdt de auto in zijn
standaard rijprogramma (Î Electric of
n Hybride). De elektrische energie wordt
niet over de gehele rit verdeeld. De hoogspan-
ningsaccu wordt leeggereden, aansluitend
volgt de rit met de verbrandingsmotor.
Herstelweergave in- en uitschakelen
#Vragen bij starten in- of uitschakelen.
%Deze functie moet voor elk gebruikersproel
afzonderlijk worden ingeschakeld. Alleen wan-
neer deze functie is ingeschakeld, wordt voor
het betreende gebruikersproel het rijpro-
gramma en de ECO start-stop instelling van
de laatste rit opgeslagen.
Functie aan: De volgende keer dat de auto wordt
gestart, verschijnt de vraag of het laatst actieve
rijprogramma weer moet worden ingesteld. Wan-
neer het ECO start-stopsysteem uitgeschakeld
was, verschijnt bovendien de vraag of de functie
gedeactiveerd moet blijven.
%De vraag verschijnt alleen wanneer de laatste
actieve instellingen van de standaardinstellin-
gen afwijken.
Functie uit: De volgende keer dat de auto wordt
gestart, wordt automatisch het rijprogramma
A ingesteld. Het ECO start-stopsysteem wordt
automatisch geactiveerd.
Herstelweergave in- en uitschakelen (plug-in-
hybride)
#Vragen bij starten in- of uitschakelen.
%Deze functie moet voor elk gebruikersproel
afzonderlijk worden ingeschakeld. Alleen wan-
neer deze functie is ingeschakeld, wordt voor
het betreende gebruikersproel het rijpro-
gramma van de laatste rit opgeslagen.
Functie aan: De volgende keer dat de auto wordt
gestart, verschijnt de vraag of het laatst actieve
rijprogramma weer moet worden ingesteld.
%De vraag verschijnt alleen wanneer de laatste
actieve instellingen van de standaardinstellin-
gen afwijken.
Functie uit ( plug-in-hybride): Wanneer het rijpro-
gramma Î als laatste actief was en aan alle
voorwaarden voor het rijprogramma is voldaan,
wordt dit na het starten van de auto automatisch
weer ingesteld. Indien een ander rijprogramma
276 Rijden en parkeren
F247 0072 07
actief was, wordt automatisch het rijprogramma
n ingesteld.
Voertuiggegevens weergeven
Multimediasysteem:
4© 5Informatie
#Voertuig selecteren.
De voertuiggegevens worden weergegeven.
Motorgegevens weergeven
Multimediasysteem:
4© 5Informatie
#Motor selecteren.
De motorgegevens worden weergegeven.
%De daadwerkelijk haalbare maximumwaarden
voor motorvermogen en motorkoppel kunnen
afwijken van de gecerticeerde waarden, bin-
nen de toleranties die volgens de landspeci-
eke specicaties zijn toegestaan (gebaseerd
op UN-ECE nr. 85 resp. landspecieke speci-
caties).
Voorbeelden van factoren die van invloed zijn:
RZeeniveau
RBrandstofkwaliteit
RBuitentemperatuur
RBedrijfstemperatuur van de motor
De rijstijl aanpassen aan de situatie.
Totdat de motor op bedrijfstemperatuur is
brandt het waarschuwingslampje p in het
bestuurdersdisplay.
%De weergegeven waarden dienen slechts als
richtlijn. De op het mediadisplay weergegeven
waarden voor motorvermogen en motorkoppel
kunnen afwijken van de werkelijke waarden.
%Het waarschuwingslampje p voor de weer-
gave van de vermogensbegrenzing na het
starten van de auto is niet bij alle modellen
beschikbaar.
Verbruiksindicatie oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Informatie
#Verbruik selecteren.
De actuele en gemiddelde verbruikswaarden
worden weergegeven.
Automatische transmissie
DIRECT SELECT-keuzehendel
Werking van de DIRECT SELECT-keuzehendel
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door ondeskundig schakelen
Als het motortoerental hoger is dan het statio-
nair toerental en vervolgens de transmissie-
stand h of k wordt ingeschakeld, kan de
auto met een schok accelereren.
#Als de auto stilstaat en de transmissie-
stand h of k wordt ingeschakeld,
altijd het rempedaal stevig indrukken en
niet tegelijkertijd gas geven.
Rijden en parkeren 277
F247 0072 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen de auto in bewe-
ging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrijzetten.
RDe transmissiestand wijzigen.
RHet voertuig starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Sleutel buiten bereik van kinderen bewa-
ren.
Met de DIRECT SELECT-keuzehendel wordt de
transmissiestand gewijzigd. De actuele transmis-
siestand wordt op het bestuurdersdisplay weerge-
geven.
jParkeerstand
kAchteruitversnelling
iNeutraalstand
hRijstand
278 Rijden en parkeren
F247 0072 07
Achteruitversnelling R inschakelen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door ondeskundig schakelen
Als het motortoerental hoger is dan het statio-
nair toerental en vervolgens de transmissie-
stand h of k wordt ingeschakeld, kan de
auto met een schok accelereren.
#Als de auto stilstaat en de transmissie-
stand h of k wordt ingeschakeld,
altijd het rempedaal stevig indrukken en
niet tegelijkertijd gas geven.
#Het rempedaal indrukken en de DIRECT
SELECT-keuzehendel door de eerste weer-
stand omhoogdrukken.
Neutraalstand N inschakelen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door ondeskundig schakelen
Als het motortoerental hoger is dan het statio-
nair toerental en vervolgens de transmissie-
stand h of k wordt ingeschakeld, kan de
auto met een schok accelereren.
#Als de auto stilstaat en de transmissie-
stand h of k wordt ingeschakeld,
altijd het rempedaal stevig indrukken en
niet tegelijkertijd gas geven.
Rijden en parkeren 279
F247 0072 07
#Het rempedaal indrukken en de DIRECT
SELECT-keuzehendel tot de eerste weerstand
omhoog- of omlaagdrukken.
%Om de neutraalstand i te kiezen als de auto
is ingeschakeld, de keuzehendel meerdere
seconden tot de eerste weerstand omhoog- of
omlaagdrukken.
Als vervolgens het rempedaal wordt losgelaten,
kan de auto vrij worden verplaatst, bijv. om te
worden geduwd of gesleept.
Als de automatische transmissie ook als de auto
is uitgeschakeld of als het bestuurdersportier
wordt geopend in de neutraalstand i moet blij-
ven, als volgt te werk gaan:
#Het rempedaal indrukken en als de auto stil-
staat de neutraalstand i inschakelen.
#Het rempedaal loslaten.
#De auto uitschakelen.
Op het bestuurdersdisplay verschijnt de melding
Wegrolgevaar N handmatig ingeschakeld Geen
automatische inschakeling van P .
%Als de auto aansluitend wordt verlaten en de
sleutel zich in de auto bevindt, blij de auto-
matische transmissie in de neutraalstand i.
Het automatisch inschakelen van de parkeerstand
j wordt opnieuw geactiveerd zodra aan één van
de volgende voorwaarden is voldaan:
REr wordt in transmissiestand h of k gewis-
seld.
RDe toets j wordt ingedrukt.
Parkeerstand P inschakelen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen de auto in bewe-
ging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrijzetten.
RDe transmissiestand wijzigen.
RHet voertuig starten.
280 Rijden en parkeren
F247 0072 07
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Sleutel buiten bereik van kinderen bewa-
ren.
*AANWIJZING Beschadiging door inschake-
len van de parkeerstand j wanneer het
voertuig rolt
Wanneer de transmissie in de parkeerstand
j wordt geschakeld wanneer het voertuig
rolt, kan de transmissie worden beschadigd.
#Geen deur openen wanneer het voertuig
rolt.
#De parkeerstand j alleen inschakelen
wanneer het voertuig stilstaat.
#De aanwijzingen met betrekking tot het afzet-
ten van de auto in acht nemen
(/ pagina 310).
#Het rempedaal indrukken, tot de auto stilstaat.
#Als de auto stilstaat de toets 1 indrukken.
Als de transmissiestandaanduiding j wordt
weergegeven, is de parkeerstand geactiveerd.
Als de transmissiestandaanduiding j niet
weergegeven wordt, de parkeerrem inschake-
len en de auto tegen wegrollen beveiligen.
%Afhankelijk van de situatie kan het enige tijd
duren voordat j is ingeschakeld. Daarom
altijd op de transmissiestandaanduiding let-
ten.
Als aan een van de volgende voorwaarden is vol-
daan, wordt de parkeerstand j automatisch
ingeschakeld:
RU schakelt de stilstaande auto uit in de trans-
missiestand h of k.
RU opent bij een stilstaand voertuig in transmis-
siestand h of k het bestuurdersportier.
RU schakelt de auto tijdens het rollen uit in de
transmissiestand h of k en brengt deze tot
stilstand.
RU schakelt terwijl de auto rolt de transmissie-
stand i in, brengt de auto tot stilstand en
opent daarna het bestuurdersportier.
RHet automatisch inschakelen van de parkeer-
stand j is voertuigtechnisch noodzakelijk.
Rijden en parkeren 281
F247 0072 07
%Om met geopend bestuurdersportier te
manoeuvreren, opent u bij stilstand het
bestuurdersportier en schakelt u opnieuw de
transmissiestand h of k in.
%Bij zeer lage buitentemperaturen onder circa
-20 °C is het mogelijk dat de transmissie bij
uitgeschakelde auto niet vanuit j in een
andere transmissiestand kan worden gezet. In
dit geval alleen als de auto is ingeschakeld
een andere transmissiestand kiezen.
Rijstand D inschakelen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door ondeskundig schakelen
Als het motortoerental hoger is dan het statio-
nair toerental en vervolgens de transmissie-
stand h of k wordt ingeschakeld, kan de
auto met een schok accelereren.
#Als de auto stilstaat en de transmissie-
stand h of k wordt ingeschakeld,
altijd het rempedaal stevig indrukken en
niet tegelijkertijd gas geven.
#Het rempedaal indrukken en de DIRECT
SELECT-keuzehendel door de eerste weer-
stand omlaagdrukken.
De automatische transmissie schakelt de versnel-
lingen in de transmissiestand h automatisch. Dit
is onder meer afhankelijk van de volgende facto-
ren:
RHet geselecteerde rijprogramma
RDe stand van het gaspedaal
RDe gereden snelheid
Problemen met de transmissie
De transmissie hee schakelproblemen
Mogelijke oorzaak:
RDe transmissie verliest vloeistof.
#De transmissie zo snel mogelijk bij een gekwa-
liceerde werkplaats laten controleren.
Het acceleratievermogen neemt af, de transmis-
sie schakelt niet meer.
Mogelijke oorzaak:
RDe transmissie werkt in een noodprogramma.
#Stoppen; daarbij op de verkeerssituatie letten.
#De transmissie in de stand j zetten.
#De auto uitschakelen.
#Minstens tien seconden wachten.
#De auto opnieuw starten.
#De transmissie in de stand h zetten .
282 Rijden en parkeren
F247 0072 07
#De transmissie zo snel mogelijk bij een gekwa-
liceerde werkplaats laten controleren.
Handmatig schakelen
%Voor plug-in-hybride de informatie met betrek-
king tot het recuperatief remsysteem in acht
nemen (/ pagina 270).
Als de automatische transmissie in de stand h
staat, kunt u met de stuurwielschakelpaddles
handmatig schakelen. Indien toegestaan, schakelt
de automatische transmissie, afhankelijk van aan
welke stuurwielschakelpaddle is getrokken, naar
een hogere of een lagere versnelling.
Om de automatische transmissie handmatig te
schakelen, hebt u twee mogelijkheden:
RKortstondige instelling
RPermanente instelling
Als het handmatig schakelen wordt gedeactiveerd,
worden de versnellingen automatisch geschakeld.
Kortstondige instelling:
#Activeren: aan de stuurwielschakelpaddle 1
of 2 trekken.
Het handmatig schakelen is gedurende korte
tijd geactiveerd. De transmissiestandaandui-
ding gee p en de actuele versnelling aan.
%Hoe lang het handmatig schakelen geacti-
veerd moet blijven, is afhankelijk van verschil-
lende factoren.
In de volgende gevallen kan het handmatige
schakelen automatisch worden uitgeschakeld:
RWisselen van rijprogramma
ROpnieuw starten van de auto
ROpnieuw inschakelen van de transmissie-
stand h
RRijstijl
#Opschakelen: aan de stuurwielschakelpaddle
2 trekken.
#Terugschakelen: aan de stuurwielschakel-
paddle 1 trekken.
Wanneer u aan de stuurwielschakelpaddle 1
trekt en deze vasthoudt, schakelt de transmis-
sie naar de laagst mogelijke versnelling terug.
#Deactiveren: aan de stuurwielschakelpaddle
2 trekken en deze vasthouden.
De transmissiestandaanduiding gee h aan.
%Het handmatig schakelen kan in het multime-
diasysteem permanent worden in- of uitge-
schakeld.
Handmatig schakelen permanent in- of uitschake-
len
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Rijden
#De functie permanent in- of uitschakelen.
Rijden en parkeren 283
F247 0072 07
Schakeladvies
Het schakeladvies gee aanwijzingen voor een
brandstofbesparende rijstijl.
#Als het schakeladvies 1 naast de transmis-
siestandaanduiding verschijnt: De geadvi-
seerde versnelling inschakelen.
Kickdown gebruiken
#Maximaal accelereren: Het gaspedaal tot voor-
bij het drukpunt indrukken.
Om de motor tegen een te hoog motortoerental te
beschermen, schakelt de automatische transmis-
sie bij het maximummotortoerental in de eerstvol-
gende hogere versnelling.
Functie van de modus uitrollen
Bij anticiperende rijstijl wordt u door de modus
uitrollen geholpen om het brandstofverbruik te
reduceren.
De modus uitrollen hee de volgende eigenschap-
pen:
RDe verbrandingsmotor wordt van de aandrijf-
lijn losgekoppeld en draait stationair verder.
RDe transmissiestandaanduiding h wordt
groen weergegeven.
RAuto's met 48-V-boordnet: De verbrandings-
motor wordt afhankelijk van de rijsituatie uit-
gezet. Alle functies van de auto blijven verder
actief.
Als aan de volgende voorwaarden is voldaan,
wordt de modus uitrollen geactiveerd:
RHet rijprogramma ; is geselecteerd.
RDe snelheid ligt in een hiervoor geschikt
bereik.
REr is een geschikt wegverloop aanwezig, bijv.
geen steile hellingen of krappe bochten.
RAan de aanhangwagenvoorziening is geen aan-
hangwagen gekoppeld of etsdrager beves-
tigd.
RDe laadtoestand van de accu is voldoende.
RHet gas- of rempedaal wordt niet ingedrukt
(met uitzondering van lichte remmingen).
%De modus uitrollen kan ook worden geacti-
veerd wanneer in het rijprogramma = voor
de aandrijving de instelling "Eco" is geselec-
teerd.
Als niet meer aan een van de voorwaarden wordt
voldaan, wordt de modus uitrollen weer uitgescha-
keld.
Auto's met actieve afstandsassistent DISTRONIC:
Wanneer de actieve afstandsassistent DISTRONIC
actief is, is de modus uitrollen slechts beperkt
beschikbaar.
De modus uitrollen kan ook door de volgende
parameters verhinderd worden:
RHelling
284 Rijden en parkeren
F247 0072 07
RAfdaling
RTemperatuur
RHoogte
RSnelheid
RBedrijfstoestand van de motor
RVerkeerssituatie
%De modus uitrollen kan worden beëindigd
door het bedienen van de rechter stuurwiel-
schakelpaddle (/ pagina 283).
Functie van de 4MATIC
De 4MATIC zorgt voor aandrijving van alle vier de
wielen. Als een aangedreven wiel vanwege onvol-
doende grip doordraait, verbetert de 4MATIC
samen met het ESP® en het 4ETS de grip van de
auto.
De 4MATIC kan het gevaar voor ongevallen bij een
niet aangepaste rijstijl niet verminderen en de
natuurkundige grenzen niet verleggen. De 4MATIC
kan geen rekening houden met de weg- en weers-
omstandigheden en de verkeerssituatie. De
4MATIC is slechts een hulpmiddel. De verantwoor-
delijkheid, in het bijzonder voor een veilige
afstand, de snelheid, het tijdig remmen en het
aanhouden van de rijstrook, ligt bij u.
%Alleen als bij een winterse staat van het weg-
dek winterbanden (M+S-banden) worden
gebruikt, zo nodig met sneeuwkettingen,
wordt de maximale werking van de 4MATIC
bereikt.
Tanken
Tanken
&WAARSCHUWING Brand‑ en explosiege-
vaar door brandstof
Brandstoen zijn licht ontvlambaar.
#Beslist vuur, open licht, roken en vonk-
vorming vermijden.
#Voor het tanken het voertuig en, indien
aanwezig, de standverwarming uitscha-
kelen en tijdens het tanken uitgescha-
keld laten.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
brandstoen
Brandstoen zijn giig en schadelijk voor de
gezondheid.
#Beslist voorkomen dat brandstof met de
huid, de ogen of de kleding in aanraking
komt, of dat het wordt ingeslikt.
#Brandstofdampen niet inademen.
#Kinderen op afstand van brandstoen
houden.
#Tijdens het tanken portieren en ruiten
gesloten houden.
Als u of anderen met brandstof in aanraking
zijn geweest, de volgende punten in acht
nemen:
#Brandstof op de huid direct met water en
zeep afspoelen.
#Wanneer brandstof in de ogen terecht
gekomen is, de ogen direct grondig met
schoon water uitspoelen. Zo snel moge-
lijk naar een arts gaan.
Rijden en parkeren 285
F247 0072 07
#Wanneer brandstof is ingeslikt, zo snel
mogelijk naar een arts gaan. Geen bra-
ken opwekken.
#Met brandstof vervuilde kleren direct
wisselen.
&WAARSCHUWING Brand‑ en explosiege-
vaar door elektrostatische oplading
Elektrostatische oplading kan ervoor zorgen
dat brandstofdampen ontsteken.
#Voordat u de tankdop opent of het vul-
pistool vastpakt, de metalen carrosserie
van de auto aanraken.
#Om te voorkomen dat opnieuw een elek-
trostatische oplading optreedt, tijdens
het tanken niet weer in de auto stappen.
&WAARSCHUWING Brandgevaar door
brandstofmengsel
Voertuigen met dieselmotor:
Wanneer diesel met benzine wordt gemengd,
is het vlampunt van het brandstofmengsel
lager dan bij pure diesel.
Als het voertuig is ingeschakeld kunnen onder-
delen van het uitlaatsysteem ongemerkt over-
verhit raken.
#Nooit benzine tanken.
#Nooit benzine aan de diesel toevoegen.
*AANWIJZING Beschadiging door verkeerde
brandstof
Auto's met benzinemotor:
Kleine hoeveelheden van de verkeerde brand-
stof kunnen al leiden tot schade aan het
brandstofsysteem, de motor en het uitlaatgas-
reinigingssysteem.
#Alleen loodvrije, zwavelvrije benzine tan-
ken die voldoet aan de Europese norm
EN 228 of daaraan gelijkwaardig is.
Benzine kan tot 25 vol.‑% ethanol bevatten.
#Geschikte brandstoen vindt u op het
informatieplaatje in de tankdopklep.
Meer informatie over geschikte brandstoen is
verkrijgbaar bij een gekwaliceerde werk-
plaats.
In heel Europa vindt u bovendien de brandstof-
markering op de voor uw auto geschikte
pompzuilen van het tankstation of het vulpis-
tool.
In geen geval een van de volgende brandstof-
fen tanken:
RDiesel
RNormale benzine met een lager octaange-
tal dan 91 RON
RBenzine met meer dan 3 vol.‑% methanol,
bijvoorbeeld M15, M30
RBenzine met metaalhoudende additieven
Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof
wordt getankt:
#De auto niet inschakelen.
286 Rijden en parkeren
F247 0072 07
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
*AANWIJZING Beschadiging door verkeerde
brandstof
Auto's met dieselmotor:
Kleine hoeveelheden van de verkeerde brand-
stof kunnen al leiden tot schade aan het
brandstofsysteem, de motor en het uitlaatgas-
reinigingssysteem.
#Alleen zwavelvrije diesel tanken.
In landen zonder zwavelvrije diesel alleen
zwavelarme diesel tanken met een zwa-
velgehalte van minder dan 50 ppm.
In geen geval een van de volgende brandstof-
fen tanken:
RBenzine
RMarinediesel
RStookolie
RPure vetzuurmethylester of plantaardige
olie
RPetroleum of kerosine
Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof
wordt getankt:
#De auto niet inschakelen.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
*AANWIJZING Geen diesel tanken bij auto's
met benzinemotor
Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof
wordt getankt:
RDe auto niet inschakelen. Anders kan de
brandstof bij de motor komen.
Kleine hoeveelheden van de verkeerde
brandstof kunnen al leiden tot schade aan
het brandstofsysteem en de motor. De
reparatiekosten zijn hoog.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
#De brandstoank en de brandstoeidin-
gen volledig laten legen.
*AANWIJZING Geen benzine tanken bij
voertuigen met dieselmotor
Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof
wordt getankt:
RDe auto niet inschakelen. Anders kan de
brandstof bij de motor komen.
Kleine hoeveelheden van de verkeerde
brandstof kunnen al leiden tot schade aan
het brandstofsysteem en de motor. De
reparatiekosten zijn hoog.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
#De brandstoank en de brandstoeidin-
gen volledig legen.
*AANWIJZING Beschadiging aan het brand-
stofsysteem door overvulde brandstoank
#De brandstoank slechts zo ver vullen
tot het vulpistool afslaat.
Wanneer te veel brandstof is bijgevuld, bijvoor-
beeld vanwege een defecte tankzuil:
Rijden en parkeren 287
F247 0072 07
#De auto niet inschakelen.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
*AANWIJZING Eruit spuitende brandstof bij
het verwijderen van het vulpistool
#De brandstoank slechts zo ver vullen
tot het vulpistool afslaat.
Voorwaarden
RDe auto is ontgrendeld.
RPlug-in-hybride met benzinemotor: De brand-
stoank werd voor het tanken ontlucht
(/ pagina 289).
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen en de brandstof in acht nemen.
Het geadviseerde octaangetal voor uw auto is te
vinden op het informatieplaatje in de tankdopklep.
1Tankdopklep
2Houder voor tankdop
3Bandenspanningstabel
4Brandstofsoort
5QR-code voor reddingskaart
%Plug-in-hybride met benzinemotor: De tank-
dopklep opent automatisch na het ontluchten
van de brandstoank (/ pagina 289).
#Midden op de achterzijde van de tankdopklep
1 drukken.
#De tankdop linksom draaien en verwijderen.
#De tankdop van bovenaf in de houder 2 aan-
brengen.
#De vulpijp van het vulpistool volledig in de
tankvulbuis schuiven, laten rusten en tanken.
#De brandstoank slechts zo ver vullen tot het
vulpistool afslaat.
%Auto's met dieselmotor: De opening van de
tankvulbuis is alleen geschikt voor de tankpis-
tolen van een dieselpomp.
%Auto's met dieselmotor: De brandstoank niet
leegrijden.
Bij een volledig leeggereden brandstoank
vóór het starten ten minste 5 l dieselbrandstof
bijtanken.
%Auto's met dieselmotor: Bij het bijtanken met
behulp van een jerrycan voor dieselauto's een
vulpijp met een grote diameter gebruiken.
Anders kan de vulpijp niet in de tankvulbuis
worden geschoven.
288 Rijden en parkeren
F247 0072 07
#De tankdop op de tankvulbuis aanbrengen en
rechtsom draaien, tot deze hoorbaar vergren-
delt.
#De tankdopklep 1 sluiten.
Brandstoank ontluchten (plug-in-hybride met
benzinemotor)
#Eenmaal kort aan de schakelaar1 trekken.
Het controlelampje 2 knippert en de mel-
ding Wachten a.u.b… Brandstoftank wordt
ontlucht verschijnt op het bestuurdersdisplay.
Het controlelampje 2 brandt permanent
wanneer de brandstoank ontlucht is.
De melding Brandstoftank is ontlucht Gereed
om te tanken verschijnt op het instrumenten-
display en de tankdopklep opent automatisch.
%Het ontluchten van de brandstoank kan
onder bepaalde omstandigheden meerdere
minuten duren.
De brandstoank kan alleen worden ontlucht
wanneer aan de hiervoor genoemde voorwaarden
wordt voldaan. Anders ten minste 0,5 km met de
auto rijden en het proces herhalen.
%In de volgende situaties is een functiestoring
aanwezig:
RHet controlelampje 2 knippert eerst en
doo vervolgens.
RHet gele waarschuwingslampje motordia-
gnose ; brandt.
*AANWIJZING Beschadiging van de tank-
dopklep bij het openen
Wanneer geprobeerd wordt een niet ontgren-
delde tankdopklep te openen, kan de tankdop-
klep of het openingsmechanisme beschadigd
worden.
#Alleen tanken wanneer de tankdopklep
zich automatisch geopend hee.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
AdBlue® (alleen auto's met dieselmotor)
Aanwijzingen met betrekking tot het bijvullen
van AdBlue®
AdBlue® is een in water oplosbare vloeistof voor
de NOx-uitlaatgasnabehandeling bij dieselmoto-
ren. Voor een correcte werking van de uitlaatgas-
nabehandeling alleen AdBlue® volgens ISO 22241
gebruiken.
AdBlue® hee de volgende eigenschappen:
Rniet-giig
Rijden en parkeren 289
F247 0072 07
Rkleur- en reukloos
Rniet-brandbaar
Als u de AdBlue®-tank opent, kan een kleine hoe-
veelheid ammoniakdamp vrijkomen. De AdBlue®-
tank alleen bijvullen in goed geventileerde ruim-
tes.
Vermijden dat AdBlue® met de huid, ogen of kle-
ding in contact komt. Kinderen uit de buurt van
AdBlue® houden.
AdBlue® niet inslikken. Als AdBlue® is ingeslikt,
de mond direct grondig met schoon water uit-
spoelen. Daarna veel water drinken. Onmiddellijk
de hulp van een arts inroepen.
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen in acht nemen (/ pagina 749).
AdBlue® is hier verkrijgbaar:
RAdBlue® kunt u bij een gekwaliceerde werk-
plaats, bijvoorbeeld bij een Mercedes-Benz-
servicewerkplaats, in het kader van de snel-
service laten bijvullen.
RAdBlue® is bij een groot aantal tankstations
via AdBlue® tankzuilen beschikbaar.
RAls alternatief is AdBlue® bij gekwaliceerde
werkplaatsen, bijvoorbeeld een Mercedes-
Benz-servicewerkplaats en bij talrijke tanksta-
tions als AdBlue® bijvulcontainer of AdBlue®
navulacon verkrijgbaar.
%Bij navulverpakkingen erop letten dat een
druppelvrije verbindingsmogelijkheid met de
vulopening van de auto aanwezig is.
AdBlue® bijvullen
*AANWIJZING Motorschade door AdBlue®
in de brandstof
#AdBlue® mag niet in de brandstoank
worden gevuld.
#AdBlue® alleen in de AdBlue®-tank vul-
len.
#Vermijden dat de AdBlue®-tank te ver
wordt gevuld.
*AANWIJZING Verontreiniging van het inte-
rieur door vrijkomende AdBlue®
#De AdBlue® navulverpakking na het vul-
len goed afsluiten.
#AdBlue® navulverpakkingen niet langdu-
rig in de auto vervoeren.
Voorwaarden
RDe auto is ontgrendeld.
De volgende na elkaar optredende meldingen op
het bestuurdersdisplay verzoeken u om de
AdBlue®-tank bij te vullen:
RAdBlue bijvullen zie handleiding. De AdBlue®-
voorraad is tot onder de reservemarkering
gedaald. Ten minste 5 l AdBlue® bijvullen.
RAdBlue bijvullen Noodloop over XXX km Zie
handleiding. De lage AdBlue®-voorraad leidt
tot een beperking van het vermogen nadat de
getoonde resterende afstand is gereden. Ten
minste 5 l AdBlue® bijvullen.
RXX,X l AdBlue bijvullen Noodloop: Max. XXX
km/h Geen start na XXX kmDe lage AdBlue®
290 Rijden en parkeren
F247 0072 07
voorraad leidt tot een beperking van het ver-
mogen vanaf de weergegeven snelheid. Na de
getoonde resterende afstand kan de auto niet
meer worden gestart. Ten minste de aangege-
ven hoeveelheid AdBlue® bijvullen.
RXX,Xl AdBlue bijvullen Auto aan, 60s wach-
ten, anders geen start mogelijk. De AdBlue®-
voorraad is opgebruikt. U kunt de auto niet
meer starten. Ten minste de aangegeven hoe-
veelheid AdBlue® bijvullen. De auto inschake-
len en circa 60 seconden wachten. De auto
starten.
U kunt de AdBlue®-actieradius en het peil op het
bestuurdersdisplay in het menu Service laten
weergeven.
%De weergegeven AdBlue®-actieradius is sterk
afhankelijk van de rijstijl en de bedrijfsom-
standigheden. Daarom kan de werkelijke
actieradius van de berekende actieradius
afwijken.
AdBlue® tankdop openen
#Midden op de achterzijde van de tankdopklep
1 drukken.
#De AdBlue®-tankdop 2 linksom draaien en
verwijderen.
%De AdBlue®-tankdop kan ook in de tankdop-
houder in het scharnier van de tankdopklep
worden geplaatst.
AdBlue® bijvullen
Mercedes-Benz adviseert om AdBlue® bij te vullen
met behulp van een tankzuil. Wanneer er geen
AdBlue®-tankzuil beschikbaar is, kunt u ook
AdBlue® bijvullen met behulp van een jerrycan.
#De dop van de AdBlue®-jerrycan 4 los-
draaien.
Rijden en parkeren 291
F247 0072 07
#De eenwegslang 3 met de hand op de ope-
ning van de AdBlue® bijvulcontainer 4 vast-
draaien.
#De eenwegslang 3 met de hand op de vulpijp
van de auto vastdraaien.
#De AdBlue®-bijvulcontainer 4 omhoogbren-
gen en kantelen.
Wanneer de AdBlue®-tank volledig gevuld is,
stopt het vullen.
De AdBlue® bijvulcontainer 4 kan gedeelte-
lijk geleegd worden verwijderd.
#De eenwegslang 3 en de AdBlue® bijvulcon-
tainer 4 in omgekeerde volgorde losdraaien
en afsluiten.
#De AdBlue®-tankdop 2 aanbrengen en
rechtsom draaien, tot hij hoorbaar vergrendelt.
#De tankdopklep 1 sluiten.
#De auto gedurende ten minste 60 seconden
inschakelen.
%Wanneer de auto door een lege AdBlue®-tank
niet meer kon worden gestart, duurt het maxi-
maal 60 seconden voordat het bijvullen wordt
herkend.
#De auto starten.
%Een AdBlue® navulverpakking niet continu in
de auto meenemen.
Hoogspanningsaccu opladen (plug-in-hybride)
Aanwijzingen met betrekking tot het opladen van
de hoogspanningsaccu
&GEVAAR Levensgevaar bij niet deskundig
gebruik van het exibele laadsysteem Pro
Wanneer het exibele laadsysteem Pro niet
deskundig wordt gebruikt, kan dit bijvoorbeeld
leiden tot brand of een stroomstoot.
#De aanwijzingen in de handleiding van
het exibele laadsysteem Pro in acht
nemen. Anders kunnen gevaren niet wor-
den herkend.
*AANWIJZING Beschadiging van de hoog-
spanningsaccu door lange standtijden
Lithium-ion-accu's zijn onderhevig aan natuur-
lijke zelfontlading.
Daarom kan bij standtijden van meerdere
maanden diepontlading optreden. Dit kan de
hoogspanningsaccu beschadigen.
#Om mogelijke schade te voorkomen de
hierna beschreven aanbeveling voor de
omgang met de hoogspanningsaccu in
acht nemen.
*AANWIJZING Snellere veroudering van de
hoogspanningsaccu bij het niet in acht
nemen van de volgende aanbevelingen
Als gevolg van de fundamentele eigenschap-
pen van de hoogspanningsaccu nemen in de
loop van de tijd de opslagcapaciteit en de
bruikbare energiehoeveelheid van de hoog-
spanningsaccu af. Daardoor neemt de maxi-
maal haalbare elektrische actieradius af en
kunnen de maximale prestaties van de auto
worden beïnvloed.
292 Rijden en parkeren
F247 0072 07
De volgende factoren kunnen de veroudering
van de hoogspanningsaccu versnellen:
REen hoge laadtoestand van de hoogspan-
ningsaccu, in het bijzonder wanneer de
auto gedurende langere tijd wordt gepar-
keerd
RVeelvuldig opladen met een snellader met
gelijkstroom (mode 4)
RHoge omgevingstemperaturen bij langere
standtijden
#Om een versnelde veroudering te voorko-
men de hierna beschreven aanbevelin-
gen voor de omgang met de hoogspan-
ningsaccu in acht nemen.
*AANWIJZING Beschadiging van het aan-
drijfsysteem bij het opladen van de hoog-
spanningsaccu op extreme hoogten
Bij het opladen van de hoogspanningsaccu op
extreme hoogten van meer dan4000 m boven
zeeniveau kan het aandrijfsysteem beschadigd
raken.
Verder rijden is dan eventueel niet meer
mogelijk.
#Opladen op extreme hoogten vermijden.
Advies voor de omgang met de hoogspannings-
accu:
RDe hoogspanningsaccu alleen wanneer nodig
met gelijkstroom (mode 4) snelladen.
RBij langere standtijden ervoor zorgen dat de
laadtoestand van de hoogspanningsaccu tus-
sen 25% en 30% is wanneer de auto wordt
geparkeerd. De hoogspanningsaccu niet per-
manent op een stroomvoorziening aansluiten.
RBij langere standtijden hoge buitentemperatu-
ren zo mogelijk vermijden.
RDe laadtoestand van de hoogspanningsaccu
om de zes weken controleren
(/ pagina 310).
RDe hoogspanningsaccu bijladen wanneer de
laadtoestand onder 15% daalt.
RDe 12V-accu ook bij langere standtijden niet
loskoppelen. Anders kan de staat van de
hoogspanningsaccu niet door de auto worden
gecontroleerd.
RWanneer de hoogspanningsaccu uitsluitend
wordt gebruikt met een lage laadtoestand, de
hoogspanningsaccu elk half jaar volledig opla-
den.
Afhankelijk van de exportuitvoering is uw auto uit-
gerust met een van de volgende voertuigstekker-
dozen:
RType 2 voor wisselstroomladen (mode 2/3)
RType Combo 2 voor wisselstroomladen
(mode 2/3) en gelijkstroomladen (mode 4)
Rijden en parkeren 293
F247 0072 07
Voertuigstekkerdoos type Combo 2 (voorbeeld)
1Aansluiting wisselstroomladen type 2
2Uitbreiding aansluiting gelijkstroomladen
%Bij gebruik van een CCS-laadkabel (Combined
Charging System) voor het gelijkstroomladen
op een voertuigstekkerdoos type Combo wor-
den beide aansluitingen van de voertuigstek-
kerdoos 1 en 2 voor het opladen gebruikt.
Oplaadmogelijkheden van de hoogspanningsaccu
(mode 2, 3 of 4):
ROpladen tijdens het rijden door recuperatie
RStationair wisselstroomladen:
-via een netcontactdoos (mode 2)
-via een wallbox of laadstation (mode 3)
RStationair gelijkstroomladen (auto's met voer-
tuigstekkerdoos type Combo 2):
-via een snellaadstation (mode 4)
Afhankelijk van de landspecieke uitvoering en de
laadkabel van uw auto is ook eenfasig wissel-
stroomladen mogelijk.
Bij het opladen altijd de verschillende netwerkver-
eisten van het land waarin u zich op dat moment
bevindt in acht nemen. Alleen laadkabels gebrui-
ken die geschikt zijn voor deze netwerkvereisten.
Bij vragen over de netwerkvereisten contact opne-
men met een elektrotechnicus of de lokale netbe-
heerder.
De hoogspanningsaccu vanwege het grotere laad-
vermogen en het betere laadrendement bij voor-
keur bij een wallbox of een laadstation opladen.
Systeemgrenzen
De capaciteit van de hoogspanningsaccu kan
nadelig worden beïnvloed door de volgende
invloeden:
RLage of hoge buitentemperaturen
RHet inschakelen van elektrische nevenverbrui-
kers in de auto, bijvoorbeeld het klimaatregel-
systeem
REen langere standtijd zonder lading
De oplaadtijd of het laadvermogen van de hoog-
spanningsaccu kan nadelig worden beïnvloed
door de volgende invloeden:
RLage of hoge buitentemperaturen
REen lage of hoge laadtoestand van de hoog-
spanningsaccu
RDe maximaal beschikbare laadstroom van de
laadinrichting
Laadkabel opbergen
De bij de auto behorende laadkabel altijd in de
meegeleverde laadkabeltas opbergen en de laad-
294 Rijden en parkeren
F247 0072 07
kabeltas met de bijbehorende bevestigingsriem in
de koer- of bagageruimte beveiligen. Anders is
de laadkabeltas met de laadkabel niet voldoende
beveiligd.
Laadkabeltas in de koer- of bagageruimte (voor-
beeld)
In de aeveringstoestand bevindt de laadkabeltas
1 zich met de bevestigingsriem 2 in de koer-
of bagageruimte. Voor het beveiligen van de laad-
kabeltas moet de bevestigingsriem aan een sjor-
oog 3 worden bevestigd. Geen tashaken gebrui-
ken voor het bevestigen van de bevestigingsriem.
#Het lusuiteinde van de bevestigingsriem 2
door de sjorogen 3 in de koer- of bagage-
ruimte voeren.
#Het uiteinde met de karabijnhaken door de lus
van de bevestigingsriem 2 voeren.
#De bevestigingsriem 2 zo vastzetten, dat de
knoop die het sjoroog 3 omsluit vast en
goed zit.
#De karabijnhaak van de bevestigingsriem 2
in een van de bevestigingsogen van de laadka-
beltas 1 vasthaken.
Rijden en parkeren 295
F247 0072 07
Aanwijzingen met betrekking tot het opladen van
de hoogspanningsaccu aan de netcontactdoos
(mode 2)
&GEVAAR Levensgevaar bij niet deskundig
gebruik van het exibele laadsysteem Pro
Wanneer het exibele laadsysteem Pro niet
deskundig wordt gebruikt, kan dit bijvoorbeeld
leiden tot brand of een stroomstoot.
#De aanwijzingen in de handleiding van
het exibele laadsysteem Pro in acht
nemen. Anders kunnen gevaren niet wor-
den herkend.
&GEVAAR Levensgevaar door niet deskun-
dig gemonteerde onderdelen
Als u niet deskundig geïnstalleerde onderdelen
gebruikt om de laadkabel op een netcontact-
doos aan te sluiten, kan dit bijvoorbeeld leiden
tot brand of een stroomstoot.
#De laadkabel alleen op een netcontact-
doos aansluiten, die:
Rvolgens voorschrien geïnstalleerd is en
Rdoor een elektrotechnicus is gecontro-
leerd.
#Om veiligheidsredenen alleen laadkabels
gebruiken die bij de aevering van de
auto zijn meegeleverd of een originele
Mercedes‑Benz laadkabel.
#Deze onderdelen kunt u kopen bij een
Mercedes‑Benz-servicewerkplaats, waar
u ook gedegen advies krijgt.
Mercedes‑Benz test deze originele laadkabels
uitvoerig op hun geschiktheid voor het hoog-
spanningsladen van uw auto.
#Geen beschadigde laadkabel gebruiken.
#Niet gebruiken:
RVerlengsnoeren
RKabelhaspels
RStekkerdozen.
#Geen stekkerdoosadapter gebruiken om
de laadkabel op de netcontactdoos aan
te sluiten. De enige uitzondering is wan-
neer de adapter door de fabrikant is
getest en goedgekeurd voor het opladen
van de hoogspanningsaccu van een elek-
trische auto.
#Beslist de veiligheidsaanwijzingen in de
handleiding van de stekkerdoosadapter
in acht nemen.
Alleen de volgende laadkabels mogen worden
gebruikt:
RDe bij de auto gevoegde laadkabel
REen voor de auto goedgekeurde laadkabel
Het opladen kan afhankelijk van de stroomvoor-
ziening verschillend zijn. De oplaadtijd bij het
opladen van de hoogspanningsaccu aan een net-
contactdoos is aanzienlijk langer dan bij het opla-
den aan een wallbox of een laadstation.
Daartoe de aanwijzingen ter plekke in acht
nemen.
Het bedieningselement van de laadkabel niet vrij
aan een netcontactdoos laten hangen.
296 Rijden en parkeren
F247 0072 07
Het bedieningselement mag niet aan de volgende
onderdelen worden opgetild:
Raan de laadkabelstekker
Raan de voedingsstekker
Het bedieningselement van de laadkabel bij het
opladen tegen overmatige opwarming bescher-
men, bijvoorbeeld door invallend zonlicht. Anders
kan het opladen worden afgebroken.
Aanwijzingen met betrekking tot het opladen van
de hoogspanningsaccu aan de wallbox of bij het
laadstation (mode 3)
&GEVAAR Levensgevaar door ondeskundig
gemonteerde onderdelen
Als u ondeskundig geïnstalleerde onderdelen
gebruikt om de laadkabel op de wallbox aan te
sluiten, kan dit bijvoorbeeld leiden tot brand of
een stroomstoot.
#De laadkabel alleen op een wallbox aan-
sluiten, die:
Rvolgens voorschrien geïnstalleerd is en
Rdoor een elektrotechnicus is gecontro-
leerd.
#Om veiligheidsredenen alleen laadkabels
gebruiken die door de fabrikant zijn
getest en goedgekeurd voor het opladen
van de hoogspanningsaccu van een elek-
trische auto.
#Geen beschadigde laadkabels gebruiken.
#Laadkabels niet verlengen.
#Geen adapters gebruiken.
#Beslist de veiligheidsvoorschrien in de
handleiding van de wallbox in acht
nemen.
Voor het opladen aan een wallbox zonder vast
gemonteerde kabel de als optie verkrijgbare laad-
kabel voor wallbox en laadstation (mode 3) gebrui-
ken. De laadkabel bevindt zich in een foedraal in
de bagage- of laadruimte.
Alleen laadkabels gebruiken die door de fabrikant
zijn gecontroleerd en goedgekeurd voor het opla-
den van de hoogspanningsaccu van een elektri-
sche auto.
&GEVAAR Levensgevaar door beschadigde
onderdelen
Wanneer u een beschadigd onderdeel gebruikt
om de auto op het laadstation aan te sluiten,
kan dit bijvoorbeeld leiden tot brand of een
stroomstoot.
#Visuele controle van het laadstation op
uitwendige gebreken uitvoeren, bijvoor-
beeld ernstige beschadigingen van de
behuizing of de laadkabelaansluiting.
#Geen beschadigde laadkabels gebruiken.
#Laadkabels niet verlengen.
#Geen adapters gebruiken.
#Beslist de veiligheidsaanwijzingen op het
laadstation in acht nemen.
De meeste laadstations moeten voor het opladen
worden vrijgeschakeld, bijvoorbeeld met een
RFID-kaart of via Plug-and-Charge. Hiertoe de
aanwijzingen van de aanbieder van het lokale
laadstation en de aanwijzingen met betrekking tot
Rijden en parkeren 297
F247 0072 07
Mercedes me Charge in acht nemen
(/ pagina 473).
De op het laadstation voor het opladen weergege-
ven afgegeven hoeveelheid energie kan hoger zijn
dan de hoeveelheid energie die daadwerkelijk
door de hoogspanningsaccu wordt opgenomen.
Dit eect komt voort uit verschillende laadverlie-
zen en wordt laadrendement genoemd. Laadver-
liezen ontstaan bijvoorbeeld door warmteontwik-
keling tijdens het laden of door ingeschakelde
nevenverbruikers. Meer informatie over het laad-
rendement is verkrijgbaar bij een gekwaliceerde
werkplaats.
Aanwijzingen met betrekking tot het opladen van
de hoogspanningsaccu bij het snellaadstation
(mode 4)
&GEVAAR Levensgevaar door beschadigde
onderdelen
Wanneer u een beschadigd onderdeel gebruikt
om de auto op het laadstation aan te sluiten,
kan dit bijvoorbeeld leiden tot brand of een
stroomstoot.
#Visuele controle van het laadstation op
uitwendige gebreken uitvoeren, bijvoor-
beeld ernstige beschadigingen van de
behuizing of de laadkabelaansluiting.
#Geen beschadigde laadkabels gebruiken.
#Laadkabels niet verlengen.
#Geen adapters gebruiken.
#Beslist de veiligheidsaanwijzingen op het
laadstation in acht nemen.
&GEVAAR Levensgeaar bij het uitvoeren van
onderhoudswerken tijdens het laadproces
Tijdens het laadproces staat het hogevollt-
boordnet onder hoge elektrische spanning.
#Tijdens het laadproces geen onder-
houdswerken uitvoeren.
De meeste laadstations moeten voor het opladen
worden vrijgeschakeld, bijvoorbeeld met een
RFID-kaart of via Plug-and-Charge. Hiertoe de
aanwijzingen van de aanbieder van het lokale
laadstation en de aanwijzingen met betrekking tot
Mercedes me Charge in acht nemen
(/ pagina 473).
Op basis van wettelijke bepalingen in de afzonder-
lijke landen mag de laadkabel naar de auto in
totaal niet langer dan 30 m zijn. Dit is om te voor-
komen dat er ontvangststoringen in radiograsche
apparatuur in de auto of in de nabije omgeving
van het laadstation ontstaan. Houd er rekening
mee, dat ook delen van de laadkabel onder de
grond aangelegd kunnen zijn. Vraag bij twijfel voor
het opladen van de hoogspanningsaccu de eige-
naar van het laadstation of dit het geval is.
De op het laadstation weergegeven geleverde
hoeveelheid energie voor het opladen kan hoger
zijn dan de hoeveelheid energie die daadwerkelijk
door de hoogspanningsaccu is opgenomen. Dit
eect komt voort uit verschillende laadverliezen
en wordt laadrendement genoemd. Laadverliezen
ontstaan bijvoorbeeld door warmteontwikkeling
tijdens het laden of door ingeschakelde nevenver-
bruikers. Meer informatie over het laadrendement
is verkrijgbaar bij een gekwaliceerde werkplaats.
298 Rijden en parkeren
F247 0072 07
Maximaal toegestane laadstroom voor het opla-
den aan een netcontactdoos
&GEVAAR Levensgevaar bij niet deskundig
gebruik van het exibele laadsysteem Pro
Wanneer het exibele laadsysteem Pro niet
deskundig wordt gebruikt, kan dit bijvoorbeeld
leiden tot brand of een stroomstoot.
#De aanwijzingen in de handleiding van
het exibele laadsysteem Pro in acht
nemen. Anders kunnen gevaren niet wor-
den herkend.
*AANWIJZING Overbelasting van de net-
contactdoos door te hoge laadstroom
Een te hoge laadstroom kan tot het activeren
van de zekering of oververhitting van het
externe stroomnet leiden.
#Controleren of het externe stroomnet
geschikt is voor de geleverde laad-
stroom.
#Om veiligheidsredenen alleen laadkabels
gebruiken die bij de aevering van de
auto zijn meegeleverd of een originele
Mercedes‑Benz laadkabel.
Mercedes‑Benz test deze originele laad-
kabels uitvoerig op hun geschiktheid
voor het hoogspanningsladen van uw
auto.
#Deze onderdelen kunt u kopen bij een
Mercedes‑Benz-servicewerkplaats, waar
u ook gedegen advies krijgt.
#De maximale laadstroom controleren
aan de hand van het weergegeven laad-
vermogen op het bestuurdersdisplay.
Voor de meegeleverde laadkabel is de maximum-
waarde voor de laadstroom landspeciek inge-
steld. Bij het opladen in het buitenland kan de
maximumwaarde de daar toegestane waarde
overschrijden.
Wanneer u het Mercedes-Benz exibele laadsys-
teem Pro gebruikt, kan de maximale laadstroom
landspeciek worden ingesteld (zie de handleiding
van het laadsysteem).
#Vóór het opladen via een netcontactdoos de
maximaal toegestane laadstroom van de
betreende netcontactdoos of de netvoe-
dingsinstallatie door een elektricien laten con-
troleren.
#De landspecieke regelingen bij het opladen in
het buitenland in acht nemen.
Bij vragen over de laadstroom of een storing in de
werking contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Overzicht laadkabel-bedieningseenheid
&GEVAAR Levensgevaar bij niet deskundig
gebruik van het exibele laadsysteem Pro
Wanneer het exibele laadsysteem Pro niet
deskundig wordt gebruikt, kan dit bijvoorbeeld
leiden tot brand of een stroomstoot.
#De aanwijzingen in de handleiding van
het exibele laadsysteem Pro in acht
nemen. Anders kunnen gevaren niet wor-
den herkend.
Rijden en parkeren 299
F247 0072 07
De hierna beschreven laadkabel-bedieningseen-
heid van de standaard laadkabel gee de actuele
toestand van het opladen aan.
1Weergave netspanning
2Weergave opladen
3Weergave temperatuurbewaking
4Weergave veiligheidsvoorziening
Weergave netspanning 1
Melding Betekenis
Brandt wit Netspanning is aanwe-
zig
Weergave opladen 2
Melding Betekenis
Knippert groen Hoogspanningsaccu
wordt opgeladen
Weergave temperatuurbewaking 3
Melding Betekenis
Brandt rood Groene LED knippert
tegelijkertijd: Te hoge
temperatuur – laadver-
mogen wordt geredu-
ceerd
Groene LED knippert
niet: Te hoge tempera-
tuur – opladen beëin-
digd
Knippert rood Te hoge temperatuur
van de voedingsstek-
ker – opladen beëin-
digd
Weergave veiligheidsvoorziening 4
Melding Betekenis
Knippert rood Laadkabel storing –
Opladen niet mogelijk,
laadkabel-bedienings-
eenheid terugzetten
Brandt rood Witte LED is gedoofd:
Storing in de netaan-
sluiting – Opladen niet
mogelijk, andere net-
contactdoos kiezen
Witte LED brandt: Sto-
ring van de auto –
opladen niet mogelijk,
laadkabel-bedienings-
eenheid terugzetten
Wanneer alle vier de weergaven branden, voert de
laadkabel-bedieningseenheid een zelfdiagnose uit.
Wanneer de temperatuurbewaking 3 een storing
aangee, kan het helpen om de laadkabel te
beschermen tegen direct zonlicht.
300 Rijden en parkeren
F247 0072 07
Laadkabel-bedieningseenheid resetten: Wanneer
de veiligheidsvoorziening 4 een storing van de
laadkabel of een storing van de auto aangee,
eerst de laadkabel-bedieningseenheid terugzet-
ten. Daartoe de laadkabel loskoppelen van de
auto en van de netcontactdoos en circa vijf
seconden wachten. Wanneer de storing na het
opnieuw aansluiten van de laadkabel zich blij
voordoen, is opladen via de netcontactdoos niet
mogelijk. Overeenkomstig de weergave moet de
laadkabel worden vervangen of moet de voertuig-
stekker bij een gekwaliceerde werkplaats worden
gecontroleerd.
Functies van de controlelampjes op de voertuig-
stekkerdoos
De contactdoosklep wordt samen met de auto
centraal ver- en ontgrendeld.
Voertuigstekkerdoos type Combo 2 (voorbeeld)
1Contactdoosverlichting
2Controlelampje opladen
3Controlelampje vergrendelingsstatus
De stekkerdoosverlichting 1 knippert of brandt
in overeenstemming met de controlelampjes 2
en 3.
Overzicht vergrendelingsstatus
Vergrende-
lingsstatus
3
Melding Betekenis
% Brandt wit Voertuigstek-
kerdoos ont-
grendeld,
laadkabel
aansluiten of
verwijderen
% Knippert wit Storing bij het
ver- of ont-
grendelen
Rijden en parkeren 301
F247 0072 07
Overzicht status van het opladen
Status van het
opladen 2
Melding Betekenis
# Knippert
oranje Verbinding
wordt opge-
bouwd
# Knippert
groen Actieve ener-
giestroom
# Brandt oranje
(gedurende
circa 60 s)
Laadpauze
# Brandt groen
(gedurende
circa 60 s)
Opladen vol-
tooid
# Knippert rood
(gedurende
circa 90 s)
Storing in de
auto; opladen
niet mogelijk
Wisselstroom-opladen starten (mode 2/3)
&GEVAAR Levensgevaar bij niet deskundig
gebruik van het exibele laadsysteem Pro
Wanneer het exibele laadsysteem Pro niet
deskundig wordt gebruikt, kan dit bijvoorbeeld
leiden tot brand of een stroomstoot.
#De aanwijzingen in de handleiding van
het exibele laadsysteem Pro in acht
nemen. Anders kunnen gevaren niet wor-
den herkend.
&GEVAAR Levensgevaar bij het opladen met
een beschadigde contactdoos
Het opladen gebeurt met een hoge spanning.
Wanneer de laadkabel, de voertuigstekkerdoos
of de netcontactdoos beschadigd is, kunt u
een stroomstoot krijgen.
#Alleen een onbeschadigde laadkabel
gebruiken.
#Mechanische beschadigingen, bijvoor-
beeld door platdrukken, knikken en er
overheen rijden, vermijden.
#Een beschadigde voertuigstekkerdoos
direct bij een gekwaliceerde werkplaats
laten vervangen.
#De laadkabel nooit in een beschadigde
voertuigstekkerdoos steken.
*AANWIJZING Schade door oververhitting
van laadkabel en laadaansluiting
De laadkabel en de laadaansluiting kunnen tij-
dens het opladen binnen de toegestane grens-
waarden warm worden.
De toegestane grenswaarden worden door de
volgende factoren beïnvloed:
RDe stroomvoorziening van het stroomnet
en de laadkabel zijn intact.
RDe aanwijzingen met betrekking tot het
gebruik van de laadkabel en het bedie-
ningselement op de laadkabel zijn in acht
genomen.
302 Rijden en parkeren
F247 0072 07
#Wanneer de laadkabel of de laadaanslui-
ting te warm wordt, de stroomvoorzie-
ning van het stroomnet laten controle-
ren.
*AANWIJZING Beschadiging of vervuiling
van de voertuigstekkerdoos bij geopende
contactdoosklep
#Als er geen laadkabel is aangesloten, het
contactdoosdeksel en de contactdoos-
klep altijd gesloten houden. Deze
beschermen de voertuigstekkerdoos
tegen vervuiling en beschadiging.
#Vóór het sluiten van de contactdoosklep
controleren, of het contactdoosdeksel
correct gesloten is. Anders kunnen
beschadigingen optreden en kan de con-
tactdoosklep niet meer worden geopend.
*AANWIJZING Beschadiging van de voer-
tuigstekkerdoos of de laadkabelstekker bij
niet-deskundig gebruik
De laadkabelstekker niet met overmatige
kracht (maximaal 300 N) tot de aanslag in de
voertuigstekkerdoos steken. Anders kunt u de
voertuigstekkerdoos, de laadkabelstekker of
de contacten beschadigen.
#Bij een verhoogde krachtsinspanning de
laadkabelstekker uit de contactdoos
trekken en opnieuw aansluiten.
Voorwaarden
RDe transmissie staat in de stand j.
RDe auto is ontgrendeld of de auto is vergren-
deld en de afstand van de sleutel tot de auto
is niet groter dan 1 m.
RDe laadkabel staat niet onder trekspanning.
Afhankelijk van de exportuitvoering is uw auto uit-
gerust met een van de volgende voertuigstekker-
dozen:
RType 2 voor wisselstroomladen (mode 2/3)
RType Combo 2 voor wisselstroomladen
(mode 2/3) en gelijkstroomladen (mode 4)
Voertuigstekkerdoos Combo 2 (voorbeeld)
#De contactdoosklep 1 midden achterop
indrukken en de contactdoosklep naar voren
openklappen.
Het controlelampje 2 % en de statusindi-
catie 3 branden wit.
Rijden en parkeren 303
F247 0072 07
#De sluiting 7 naar links drukken en het con-
tactdoosdeksel 5 openklappen.
%Bij auto's met een voertuigstekkerdoos
Combo is voor de laadkabelstekker alleen de
aansluiting 8 nodig. Alleen het bovenste
deel van het contactdoosdeksel openen 5.
#Voor het opladen aan een netcontactdoos de
netstekker tot de aanslag in de netcontact-
doos van de externe stroombron steken.
#Flexibel laadsysteem Pro: Schakel indien nodig
de aardleidingherkenning uit en stel de maxi-
male laadstroom in (zie de handleiding van het
laadsysteem).
#De laadkabelstekker tot de aanslag in de aan-
sluiting 8 van de voertuigstekkerdoos ste-
ken. Wanneer de wallbox of het laadstation
niet met een aansluitkabel is uitgerust, de
stekker van de eigen laadkabel van de auto tot
de aanslag in de contactdoos van de wallbox
of het laadstation steken.
Erop letten dat de aangesloten laadkabel niet
op trekspanning wordt belast.
Het controlelampje 4 # en de statusindi-
catie 3 knipperen oranje en, zodra de hoog-
spanningsaccu wordt opgeladen, groen.
Wanneer de laadkabel op de auto is aangesloten,
kan de auto niet worden ingeschakeld en niet wor-
den bewogen.
Bij het begin van het opladen wordt op het
bestuurdersdisplay de laadtoestandweergave met
een laadprognose weergegeven. De laadprognose
is het tijdstip waarop de hoogspanningsaccu volle-
dig is opgeladen.
%Tijdens het opladen kunnen, afhankelijk van
de temperatuur, de ventilator en het accukoel-
systeem hoorbaar inschakelen.
%Wanneer de auto gedurende langere standtij-
den op het stroomnet is aangesloten, wordt
de hoogspanningsaccu automatisch opgela-
den wanneer dat nodig is of wanneer elektri-
sche verbruikers (bijvoorbeeld de klimaatrege-
ling vooraf) worden geactiveerd.
%De auto is uitgerust met een elektrische zeke-
ring tegen te hoge spanningen in het stroom-
net. Deze elektrische zekering kan bijvoor-
beeld bij zwaar onweer worden geactiveerd en
kan tot activering van de zekering van het
pand en een laadonderbreking leiden. Deze
functies dienen ter bescherming van de auto.
Na het weer inschakelen van de zekering van
het pand wordt het opladen automatisch
voortgezet. Bij een laadonderbreking zonder
dat de zekering van het pand wordt geacti-
veerd, kan het tot tien minuten duren alvorens
het opladen automatisch wordt voortgezet.
Wisselstroom-opladen beëindigen (mode 2/3)
&GEVAAR Levensgevaar bij het opladen met
een beschadigde contactdoos
Het opladen gebeurt met een hoge spanning.
Wanneer de laadkabel, de voertuigstekkerdoos
of de netcontactdoos beschadigd is, kunt u
een stroomstoot krijgen.
#Alleen een onbeschadigde laadkabel
gebruiken.
#Mechanische beschadigingen, bijvoor-
beeld door platdrukken, knikken en er
overheen rijden, vermijden.
304 Rijden en parkeren
F247 0072 07
#Een beschadigde voertuigstekkerdoos
direct bij een gekwaliceerde werkplaats
laten vervangen.
#De laadkabel nooit in een beschadigde
voertuigstekkerdoos steken.
*AANWIJZING Schade door oververhitting
van laadkabel en laadaansluiting
De laadkabel en de laadaansluiting kunnen tij-
dens het opladen binnen de toegestane grens-
waarden warm worden.
De toegestane grenswaarden worden door de
volgende factoren beïnvloed:
RDe stroomvoorziening van het stroomnet
en de laadkabel zijn intact.
RDe aanwijzingen met betrekking tot het
gebruik van de laadkabel en het bedie-
ningselement op de laadkabel zijn in acht
genomen.
#Wanneer de laadkabel of de laadaanslui-
ting te warm wordt, de stroomvoorzie-
ning van het stroomnet laten controle-
ren.
*AANWIJZING Beschadiging of vervuiling
van de voertuigstekkerdoos bij geopende
contactdoosklep
#Als er geen laadkabel is aangesloten, het
contactdoosdeksel en de contactdoos-
klep altijd gesloten houden. Deze
beschermen de voertuigstekkerdoos
tegen vervuiling en beschadiging.
#Vóór het sluiten van de contactdoosklep
controleren, of het contactdoosdeksel
correct gesloten is. Anders kunnen
beschadigingen optreden en kan de con-
tactdoosklep niet meer worden geopend.
Voorwaarden
RDe auto is ontgrendeld of de auto is vergren-
deld en de afstand van de sleutel tot de auto
is niet groter dan 1 m.
Afhankelijk van de exportuitvoering is uw auto uit-
gerust met een van de volgende voertuigstekker-
dozen:
RType 2 voor wisselstroomladen (mode 2/3)
RType Combo 2 voor wisselstroomladen
(mode 2/3) en gelijkstroomladen (mode 4)
Voertuigstekkerdoos type Combo 2 (voorbeeld)
Rijden en parkeren 305
F247 0072 07
%Auto's die alleen zijn uitgerust met een voer-
tuigstekkerdoos type 2 voor wisselstroomla-
den, hebben geen laadonderbrekingstoets
2.
#Voertuigstekkerdoos type Combo 2: De laad-
onderbrekingstoets 2 indrukken.
Het opladen wordt beëindigd. Het controle-
lampje % 1 brandt wit. De voertuigstek-
kerdoos is ontgrendeld.
%Alleen wanneer de laadonderbrekingstoets 2
niet werkt, kunt u de auto alternatief met de
sleutel of centraal van binnenuit ontgrende-
len, om het opladen te beëindigen. Wanneer
vervolgens het controlelampje % 1 wit
gaat branden, is de voertuigstekkerdoos gedu-
rende circa 30 seconden ontgrendeld.
#Voertuigstekkerdoos type 2: De auto met de
sleutel of centraal van binnenuit ontgrendelen.
Het opladen wordt beëindigd. Het controle-
lampje % 1 brandt wit. De voertuigstek-
kerdoos is gedurende circa 30 seconden ont-
grendeld.
%Wanneer u de laadkabelstekker niet kunt los-
koppelen, de ontgrendelingsprocedure herha-
len. Wanneer de laadkabelstekker nog steeds
geblokkeerd is, contact opnemen met een
gekwaliceerde werkplaats.
#Het contactdoosdeksel en de contactdoosklep
sluiten.
#Eventueel de laadkabelstekker uit de netcon-
tactdoos of uit de contactdoos van de wallbox
of het laadstation trekken en de eigen laadka-
bel van de auto veilig in de auto opbergen
(/ pagina 294).
%Het controlelampje % 1 op de voertuig-
stekkerdoos brandt na het losmaken van de
laadkabelstekker nog enige tijd en doo dan.
Gelijkstroom-opladen starten (mode 4)
&GEVAAR Levensgevaar bij het opladen met
een beschadigde contactdoos
Het opladen gebeurt met een hoge spanning.
Wanneer de laadkabel, de voertuigstekkerdoos
of de netcontactdoos beschadigd is, kunt u
een stroomstoot krijgen.
#Alleen een onbeschadigde laadkabel
gebruiken.
#Mechanische beschadigingen, bijvoor-
beeld door platdrukken, knikken en er
overheen rijden, vermijden.
#Een beschadigde voertuigstekkerdoos
direct bij een gekwaliceerde werkplaats
laten vervangen.
#De laadkabel nooit in een beschadigde
voertuigstekkerdoos steken.
*AANWIJZING Schade door oververhitting
van laadkabel en laadaansluiting
De laadkabel en de laadaansluiting kunnen tij-
dens het opladen binnen de toegestane grens-
waarden warm worden.
De toegestane grenswaarden worden door de
volgende factoren beïnvloed:
RDe stroomvoorziening van het stroomnet
en de laadkabel zijn intact.
306 Rijden en parkeren
F247 0072 07
RDe aanwijzingen met betrekking tot het
gebruik van de laadkabel en het bedie-
ningselement op de laadkabel zijn in acht
genomen.
#Wanneer de laadkabel of de laadaanslui-
ting te warm wordt, de stroomvoorzie-
ning van het stroomnet laten controle-
ren.
*AANWIJZING Beschadiging of vervuiling
van de voertuigstekkerdoos bij geopende
contactdoosklep
#Als er geen laadkabel is aangesloten, het
contactdoosdeksel en de contactdoos-
klep altijd gesloten houden. Deze
beschermen de voertuigstekkerdoos
tegen vervuiling en beschadiging.
#Vóór het sluiten van de contactdoosklep
controleren, of het contactdoosdeksel
correct gesloten is. Anders kunnen
beschadigingen optreden en kan de con-
tactdoosklep niet meer worden geopend.
*AANWIJZING Beschadiging van de voer-
tuigstekkerdoos of de laadkabelstekker bij
niet-deskundig gebruik
De laadkabelstekker niet met overmatige
kracht (maximaal 300 N) tot de aanslag in de
voertuigstekkerdoos steken. Anders kunt u de
voertuigstekkerdoos, de laadkabelstekker of
de contacten beschadigen.
#Bij een verhoogde krachtsinspanning de
laadkabelstekker uit de contactdoos
trekken en opnieuw aansluiten.
Voorwaarden
RDe transmissie staat in de stand j.
RDe auto is ontgrendeld of de auto is vergren-
deld en de afstand van de sleutel tot de auto
is niet groter dan 1 m.
RDe laadkabel staat niet onder trekspanning.
#De contactdoosklep 1 midden achterop
indrukken en de contactdoosklep naar voren
openklappen.
Het controlelampje 2 % en de statusindi-
catie 3 branden wit.
#De sluiting 7 naar links drukken en het con-
tactdoosdeksel 5 openklappen.
Rijden en parkeren 307
F247 0072 07
%Voor de CCS-laadkabelstekker zijn de aanslui-
tingen 6 en 8 nodig. Daarom beide delen
van het contactdoosdeksel openen 5.
#De CCS-laadkabelstekker tot de aanslag in de
voertuigstekkerdoos steken.
Erop letten dat de aangesloten laadkabel niet
op trekspanning wordt belast.
Het controlelampje 4 # en de statusindi-
catie 3 knipperen oranje en, zodra de hoog-
spanningsaccu wordt opgeladen, groen.
Wanneer de laadkabel op de auto is aangesloten,
kan de auto niet worden ingeschakeld en niet wor-
den bewogen.
Bij het begin van het opladen wordt op het
bestuurdersdisplay de laadtoestandweergave met
een laadprognose weergegeven. De oplaadprog-
nose is de verwachte laadtoestand op de inge-
stelde vertrektijd of het tijdstip waarop de hoog-
spanningsaccu volledig is opgeladen.
%Tijdens het opladen kunnen, afhankelijk van
de temperatuur, de ventilator en het accukoel-
systeem hoorbaar inschakelen.
%Wanneer de auto gedurende langere standtij-
den op het stroomnet is aangesloten, wordt
de hoogspanningsaccu automatisch opgela-
den wanneer dat nodig is of wanneer elektri-
sche verbruikers (bijvoorbeeld de klimaatrege-
ling vooraf) worden geactiveerd.
Gelijkstroom-opladen beëindigen (mode 4)
&GEVAAR Levensgevaar bij het opladen met
een beschadigde contactdoos
Het opladen gebeurt met een hoge spanning.
Wanneer de laadkabel, de voertuigstekkerdoos
of de netcontactdoos beschadigd is, kunt u
een stroomstoot krijgen.
#Alleen een onbeschadigde laadkabel
gebruiken.
#Mechanische beschadigingen, bijvoor-
beeld door platdrukken, knikken en er
overheen rijden, vermijden.
#Een beschadigde voertuigstekkerdoos
direct bij een gekwaliceerde werkplaats
laten vervangen.
#De laadkabel nooit in een beschadigde
voertuigstekkerdoos steken.
*AANWIJZING Schade door oververhitting
van laadkabel en laadaansluiting
De laadkabel en de laadaansluiting kunnen tij-
dens het opladen binnen de toegestane grens-
waarden warm worden.
De toegestane grenswaarden worden door de
volgende factoren beïnvloed:
RDe stroomvoorziening van het stroomnet
en de laadkabel zijn intact.
RDe aanwijzingen met betrekking tot het
gebruik van de laadkabel en het bedie-
ningselement op de laadkabel zijn in acht
genomen.
#Wanneer de laadkabel of de laadaanslui-
ting te warm wordt, de stroomvoorzie-
ning van het stroomnet laten controle-
ren.
308 Rijden en parkeren
F247 0072 07
*AANWIJZING Beschadiging of vervuiling
van de voertuigstekkerdoos bij geopende
contactdoosklep
#Als er geen laadkabel is aangesloten, het
contactdoosdeksel en de contactdoos-
klep altijd gesloten houden. Deze
beschermen de voertuigstekkerdoos
tegen vervuiling en beschadiging.
#Vóór het sluiten van de contactdoosklep
controleren, of het contactdoosdeksel
correct gesloten is. Anders kunnen
beschadigingen optreden en kan de con-
tactdoosklep niet meer worden geopend.
Voorwaarden
RDe auto is ontgrendeld of de auto is vergren-
deld en de afstand van de sleutel tot de auto
is niet groter dan 1 m.
#De laadannuleringsknop 2 indrukken.
Het opladen wordt beëindigd. Het controle-
lampje % 1 brandt wit. De voertuigstek-
kerdoos is ontgrendeld.
%Alleen wanneer de laadonderbrekingstoets 2
niet werkt, kunt u de auto alternatief met de
sleutel of centraal van binnenuit ontgrende-
len, om het opladen te beëindigen. Wanneer
vervolgens het controlelampje % 1 wit
gaat branden, is de voertuigstekkerdoos gedu-
rende circa 30 seconden ontgrendeld.
#De laadkabelstekker uit de voertuigstekker-
doos trekken.
%Wanneer u de laadkabelstekker niet kunt los-
trekken, de auto ontgrendelen en de ontgren-
delingsprocedure herhalen. Wanneer de laad-
kabelstekker nog steeds geblokkeerd is, con-
tact opnemen met een gekwaliceerde werk-
plaats.
#Het contactdoosdeksel en de contactdoosklep
sluiten.
%Het linker controlelampje % 1 op de
voertuigstekkerdoos brandt na het losmaken
van de laadkabelstekker nog enige tijd en
doo dan.
Rijden en parkeren 309
F247 0072 07
Functie van de laadtoestandweergave op het
bestuurdersdisplay
1Resterende actieradius bij actuele laadtoe-
stand
2Actuele laadtoestand van de hoogspannings-
accu
3Maximale laadtoestand (afhankelijk van de
instelling)
4Resterende tijd tot volledige lading (tot de
gekozen maximale laadtoestand)
5Dynamische laadtoestandweergave
6Actueel laadvermogen
%De weergegeven resterende actieradius 1
kan op basis van verschillende factoren, bij-
voorbeeld rijstijl of topograe, variëren.
Wanneer de auto met het stroomnet verbonden
en uitgeschakeld is, toont het bestuurdersdisplay
de laadtoestandweergave gedurende circa
twee minuten.
%De waarde voor het actueel laadvermogen 6
kan afwijken van de weergave van het laadsta-
tion.
Parkeren
Auto afzetten
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door wegrollen van een onvol-
doende beveiligde auto
Als de auto zonder voldoende beveiliging
wordt geparkeerd, kan deze ook bij een lichte
helling ongecontroleerd wegrollen.
#Op hellingen de voorwielen zo draaien
dat de auto in de richting van de stoep-
rand rolt als deze in beweging komt.
#De parkeerrem bedienen.
#De transmissie in de stand j zetten.
&WAARSCHUWING Brandgevaar bij hete
onderdelen van het uitlaatsysteem
Brandbaar materiaal, bijvoorbeeld bladeren,
gras of takken, kunnen ontsteken.
#De auto zo parkeren dat geen brandbaar
materiaal met hete onderdelen van de
auto in contact kan komen.
#Niet op een droge wei of afgeoogste
graanvelden parkeren.
310 Rijden en parkeren
F247 0072 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen de auto in bewe-
ging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrijzetten.
RDe transmissiestand wijzigen.
RHet voertuig starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Sleutel buiten bereik van kinderen bewa-
ren.
*AANWIJZING Beschadiging van de auto
door wegrollen
#De auto altijd tegen wegrollen beveiligen.
#De auto tot stilstand brengen door het rempe-
daal in te drukken.
#Op hellingen de voorwielen zo draaien dat het
voertuig in de richting van de stoeprand rolt
als deze in beweging komt.
#De elektrische parkeerrem inschakelen.
#Bij stilstaande auto en ingedrukt rempedaal de
transmissiestand j inschakelen
(/ pagina 280).
#De auto uitschakelen door de toets 1 in te
drukken.
#De bedrijfsrem langzaam loslaten.
#Uitstappen en het voertuig vergrendelen.
%Als het voertuig wordt geparkeerd, kunt u de
zijruiten en het panoramaschuifdak nog circa
vier minuten bedienen nadat het bestuurders-
portier is gesloten.
Automatische uitschakeling van het voertuig bij
het vergrendelen
Uw auto is uitgerust met een automatische uit-
schakeling van de motor.
Rijden en parkeren 311
F247 0072 07
Als u het voertuig rijklaar achterlaat, wordt het
voertuig uitgeschakeld wanneer het vergrendeld is
onder de volgende omstandigheden:
RDe ontsteking is ingeschakeld of de motor
draait.
RDe transmissiestand j is ingeschakeld.
RHet bestuurdersportier is gesloten.
RDaartoe moet bovendien aan een van de vol-
gende voorwaarden zijn voldaan:
-Het voertuig wordt vergrendeld met de
voertuigsleutel.
-Voertuigen met KEYLESS-GO: Het voertuig
wordt met KEYLESS-GO aan de portier-
greep van een gesloten portier vergren-
deld.
-Voertuigen met KEYLESS-GO: Het voertuig
wordt vergrendeld met de vergrendelings-
knop in de achterklep.
%De motor zal blijven draaien als het voertuig
niet vergrendeld is zoals beschreven na het
verlaten. Schakel in dat geval het voertuig
handmatig uit.
Automatische uitschakeling van het voertuig na
een bepaalde tijd (afhankelijk van de uitrusting)
Bij draaiende motor, verschijnt bij het verlaten van
het voertuig of na een bepaalde tijd in de trans-
missiestand j de volgende displaymelding op
het display van de bestuurder: Auto is klaar om
te rijden Uitschakeling vindt plaats bij vergren-
deling of automatisch na XX min
De auto wordt dan automatisch uitgeschakeld na
een totale stoptijd van 20 minuten.
%Om automatische uitschakeling na aoop van
de tijd te voorkomen, bevestigt u de melding
op het centraal display van het multimediasys-
teem.
De motor blij draaien in de volgende gevallen:
Rals het voertuig niet vergrendeld is zoals
beschreven na het verlaten
Rals de automatische uitschakeling niet door de
displaymelding wordt weergegeven
Rals de automatische uitschakeling na aoop
van de tijd is gedeactiveerd via de desbetref-
fende melding op het centrale display
Schakel in dat geval het voertuig handmatig uit.
Garagedeurbediening
Toetsen van de garagedeurbediening program-
meren
&GEVAAR Levensgevaar door uitlaatgassen
Verbrandingsmotoren stoten giige uitlaatgas-
sen, bijvoorbeeld koolmonoxide, uit. Het
inademen van deze uitlaatgassen is schadelijk
voor de gezondheid en leidt tot vergiiging.
#De motor en, indien aanwezig, de stand-
verwarming nooit in een gesloten ruimte
zonder voldoende ventilatie laten
draaien.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
beknelling bij het openen en sluiten van
een garagedeur
Wanneer de garagedeur met de geïntegreerde
garagedeurbediening wordt bediend of gepro-
grammeerd, kunnen personen in het bewe-
gingsgebied van de garagedeur worden inge-
klemd of worden geraakt.
312 Rijden en parkeren
F247 0072 07
#Altijd opletten dat zich niemand in het
bewegingsgebied van de garagedeur
bevindt.
Om een garagedeurbediening te programmeren
de auto buiten de garage parkeren. Ervoor zorgen
dat de auto ingeschakeld, maar niet gestart is.
Voorwaarden
RDe auto is buiten de garage of buiten het
zwenkbereik van de garagedeur geparkeerd.
RDe auto is ingeschakeld.
RDe auto is niet gestart.
%De garagedeuropeningsfunctie is altijd moge-
lijk bij ingeschakelde auto.
#De in te leren toets 1, 2 of 3 indrukken
en ingedrukt houden.
Het controlelampje 4 knippert geel.
%Het kan tot 20 seconden duren voordat het
controlelampje geel gaat knipperen.
#De eerder ingedrukte toetsen loslaten.
Het controlelampje 4 knippert verder geel.
#De afstandsbediening 5 op een afstand tus-
sen 1 cm en 8 cm op de toets 1, 2 of 3
richten.
#De toets 6 van de afstandsbediening 5
indrukken en ingedrukt houden tot een van de
volgende signalen verschijnt:
RHet controlelampje 4 brandt permanent
groen. De programmering is afgesloten.
RHet controlelampje 4 knippert groen. De
programmering was succesvol. Bovendien
moet een wisselcode-synchronisatie met
het garagedeurbedieningssysteem worden
uitgevoerd.
#Wanneer het controlelampje 4 niet groen
brandt of knippert: De procedure herhalen.
#Alle toetsen loslaten.
%De afstandsbediening van de garagedeurbe-
diening behoort niet tot de leveringsomvang
van de garagedeurbediening.
Rijden en parkeren 313
F247 0072 07
Wisselcode-synchronisatie uitvoeren
&GEVAAR Levensgevaar door uitlaatgassen
Verbrandingsmotoren stoten giige uitlaatgas-
sen, bijvoorbeeld koolmonoxide, uit. Het
inademen van deze uitlaatgassen is schadelijk
voor de gezondheid en leidt tot vergiiging.
#De motor en, indien aanwezig, de stand-
verwarming nooit in een gesloten ruimte
zonder voldoende ventilatie laten
draaien.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
beknelling bij het openen en sluiten van
een garagedeur
Wanneer de garagedeur met de geïntegreerde
garagedeurbediening wordt bediend of gepro-
grammeerd, kunnen personen in het bewe-
gingsgebied van de garagedeur worden inge-
klemd of worden geraakt.
#Altijd opletten dat zich niemand in het
bewegingsgebied van de garagedeur
bevindt.
Om een garagedeurbediening te programmeren
de auto buiten de garage parkeren. Ervoor zorgen
dat de auto ingeschakeld, maar niet gestart is.
Voorwaarden
RHet deurbedieningssysteem werkt met een
wisselcode.
RUw auto bevindt zich binnen het bereik van
het garage- of het buitendeurbedieningssys-
teem.
RDe auto evenals personen en voorwerpen
bevinden zich buiten het bewegingsgebied van
het portier.
%De garagedeuropeningsfunctie is altijd moge-
lijk bij ingeschakelde auto.
#De programmeertoets van de deuraandrij-
vingseenheid indrukken.
U hebt circa 30 seconden de tijd om de vol-
gende stap te starten.
#Meerdere keren na elkaar de geprogram-
meerde toets 1, 2 of 3 indrukken, totdat
het portier sluit.
Wanneer het portier sluit, is de programmering
afgesloten.
314 Rijden en parkeren
F247 0072 07
%Bovendien de handleiding van de deurbedie-
ning lezen.
Problemen bij het programmeren van de
afstandsbediening verhelpen
&GEVAAR Levensgevaar door uitlaatgassen
Verbrandingsmotoren stoten giige uitlaatgas-
sen, bijvoorbeeld koolmonoxide, uit. Het
inademen van deze uitlaatgassen is schadelijk
voor de gezondheid en leidt tot vergiiging.
#De motor en, indien aanwezig, de stand-
verwarming nooit in een gesloten ruimte
zonder voldoende ventilatie laten
draaien.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
beknelling bij het openen en sluiten van
een garagedeur
Wanneer de garagedeur met de geïntegreerde
garagedeurbediening wordt bediend of gepro-
grammeerd, kunnen personen in het bewe-
gingsgebied van de garagedeur worden inge-
klemd of worden geraakt.
#Altijd opletten dat zich niemand in het
bewegingsgebied van de garagedeur
bevindt.
Om een garagedeurbediening te programmeren
de auto buiten de garage parkeren. Ervoor zorgen
dat de auto ingeschakeld, maar niet gestart is.
%De garagedeuropeningsfunctie is altijd moge-
lijk bij ingeschakelde auto.
#Controleren of de zendfrequentie van de
afstandsbediening 5 wordt ondersteund.
#De batterijen in de afstandsbediening 5 ver-
vangen.
#De afstandsbediening 5 onder verschillende
hoeken op een afstand tussen 1 cm en 8 cm
voor de binnenspiegel houden. Daarbij elke
instelstand ten minste 25 seconden aanhou-
den.
#De afstandsbediening 5 onder dezelfde hoe-
ken op verschillende afstanden van de binnen-
spiegel houden. Daarbij elke instelstand ten
minste 25 seconden aanhouden.
#Bij afstandsbedieningen die slechts gedurende
bepaalde tijd zenden, voor het verstrijken van
de zendtijd opnieuw de toets 6 van de
afstandsbediening 5 indrukken.
#De antennekabel van de garagedeurbediening
uitlijnen met de afstandsbediening.
%Bij oudere garagedeuren kan het mogelijk zijn,
dat deze ondanks het correct doorlopen van
de hierboven beschreven stappen niet met de
afstandsbediening in de binnenspiegel kan
worden bediend. Neemt u in dit geval contact
op met de HomeLink® Hotline.
Rijden en parkeren 315
F247 0072 07
%Ondersteuning en aanvullende informatie voor
de programmering:
RBij de HomeLink® Hotline via het nummer
(0) 0800 046 635 465 of +49 (0) 7132
3455 733 (hierbij worden kosten in reke-
ning gebracht)
ROp het internet onder https://
www.homelink.com
Garagedeur openen of sluiten
&GEVAAR Levensgevaar door uitlaatgassen
Verbrandingsmotoren stoten giige uitlaatgas-
sen, bijvoorbeeld koolmonoxide, uit. Het
inademen van deze uitlaatgassen is schadelijk
voor de gezondheid en leidt tot vergiiging.
#De motor en, indien aanwezig, de stand-
verwarming nooit in een gesloten ruimte
zonder voldoende ventilatie laten
draaien.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
beknelling bij het openen en sluiten van
een garagedeur
Wanneer de garagedeur met de geïntegreerde
garagedeurbediening wordt bediend of gepro-
grammeerd, kunnen personen in het bewe-
gingsgebied van de garagedeur worden inge-
klemd of worden geraakt.
#Altijd opletten dat zich niemand in het
bewegingsgebied van de garagedeur
bevindt.
Om een garagedeurbediening te programmeren
de auto buiten de garage parkeren. Ervoor zorgen
dat de auto ingeschakeld, maar niet gestart is.
Voorwaarden
RDe betreende toets is voor het bedienen van
de garagedeur geprogrammeerd.
%De garagedeuropeningsfunctie is altijd moge-
lijk bij ingeschakelde auto.
#De toets 1, 2 of 3 indrukken en ingedrukt
houden, tot de garagedeur opent of sluit.
#Wanneer het controlelampje 4 na circa
20 seconden geel knippert: Opnieuw de eer-
der ingedrukte toets indrukken en ingedrukt
houden, tot de garagedeur opent of sluit.
316 Rijden en parkeren
F247 0072 07
Geheugen van de garagedeurbediening wissen
&GEVAAR Levensgevaar door uitlaatgassen
Verbrandingsmotoren stoten giige uitlaatgas-
sen, bijvoorbeeld koolmonoxide, uit. Het
inademen van deze uitlaatgassen is schadelijk
voor de gezondheid en leidt tot vergiiging.
#De motor en, indien aanwezig, de stand-
verwarming nooit in een gesloten ruimte
zonder voldoende ventilatie laten
draaien.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
beknelling bij het openen en sluiten van
een garagedeur
Wanneer de garagedeur met de geïntegreerde
garagedeurbediening wordt bediend of gepro-
grammeerd, kunnen personen in het bewe-
gingsgebied van de garagedeur worden inge-
klemd of worden geraakt.
#Altijd opletten dat zich niemand in het
bewegingsgebied van de garagedeur
bevindt.
Om een garagedeurbediening te programmeren
de auto buiten de garage parkeren. Ervoor zorgen
dat de auto ingeschakeld, maar niet gestart is.
%De garagedeuropeningsfunctie is altijd moge-
lijk bij ingeschakelde auto.
#De toetsen 1 en 3 indrukken en ingedrukt
houden.
Het controlelampje 4 brandt geel.
#Wanneer het controlelampje 4 groen knip-
pert: De toetsen 1 en 3 loslaten.
Het volledige geheugen is gewist.
Elektrische parkeerrem
Werking van de elektrische parkeerrem (auto-
matisch inschakelen)
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
Rijden en parkeren 317
F247 0072 07
Bovendien kunnen kinderen de auto in bewe-
ging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrijzetten.
RDe transmissiestand wijzigen.
RHet voertuig starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Sleutel buiten bereik van kinderen bewa-
ren.
De elektrische parkeerrem wordt automatisch
ingeschakeld, als de transmissie in de stand j
staat en aan een van de volgende voorwaarden is
voldaan:
RDe auto wordt uitgeschakeld.
RDe gordelslottong steekt niet in het gordelslot
van de bestuurdersstoel en het bestuurders-
portier wordt geopend.
%Inschakelen verhinderen: Aan de handgreep
van de elektrische parkeerrem trekken
(/ pagina 319).
In de volgende situaties wordt de elektrische par-
keerrem ook vastgezet:
RDe HOLD-functie houdt de auto in stilstand op
zijn plaats.
RDe actieve parkeerassistent houdt de auto in
stilstand op zijn plaats.
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC
brengt de auto tot stilstand.
RDaartoe moet bovendien aan een van de vol-
gende voorwaarden zijn voldaan:
-De auto wordt uitgeschakeld.
-De gordelslottong steekt niet in het gordel-
slot van de bestuurdersstoel en het
bestuurdersportier wordt geopend.
-Er treedt een systeemstoring op.
-De spanningsvoorziening is niet vol-
doende.
-De auto staat langere tijd stil.
Wanneer de elektrische parkeerrem ingeschakeld
is, brandt op het bestuurdersdisplay het rode con-
trolelampje !.
%Wanneer de auto door het ECO start-stopsys-
teem wordt uitgeschakeld, wordt de elektri-
sche parkeerrem niet automatisch ingescha-
keld.
Functie van de elektrische parkeerrem (auto-
matisch vrijzetten)
De elektrische parkeerrem wordt vrijgezet, wan-
neer aan de volgende voorwaarden is voldaan:
RHet bestuurdersportier is gesloten.
RDe auto is gestart.
RDe transmissie staat in de stand h of k en
u trapt het gaspedaal in of u schakelt op een
vlakke ondergrond van transmissiestand j
naar h of k.
RAls de transmissie in de stand k staat, moet
de achterklep gesloten zijn.
RDe gordelslottong steekt in het gordelslot van
de bestuurdersstoel.
318 Rijden en parkeren
F247 0072 07
Wanneer de gordelslottong niet in het gordel-
slot van de bestuurdersstoel steekt, moet aan
één van de volgende voorwaarden voldaan
zijn:
-U verlaat transmissiestand j.
of
-U hee voorheen sneller dan 3 km/h gere-
den.
Wanneer de elektrische parkeerrem wordt vrijge-
zet, doo op het bestuurdersdisplay het rode con-
trolelampje !.
Elektrische parkeerrem handmatig inschakelen
of vrijzetten
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingen van de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen de auto in bewe-
ging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrijzetten.
RDe transmissiestand wijzigen.
RHet voertuig starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Sleutel buiten bereik van kinderen bewa-
ren.
Aantrekken
Rijden en parkeren 319
F247 0072 07
#Op de handgreep 1 drukken.
Het rode controlelampje ! brandt op het
bestuurdersdisplay.
%Alleen wanneer het rode controlelampje !
continu brandt, is de elektrische parkeerrem
correct ingeschakeld.
Vrijzetten
#De auto inschakelen.
#Aan de handgreep 1 trekken.
Op het bestuurdersdisplay doo het rode con-
trolelampje !.
Noodremming uitvoeren
#De handgreep 1 indrukken en ingedrukt hou-
den.
Zolang de auto nog rijdt, wordt de melding
Parkeerrem ontgrendelen weergegeven en
knippert het rode controlelampje !.
Wanneer de auto tot stilstand is afgeremd,
wordt de elektrische parkeerrem ingescha-
keld. Het rode controlelampje ! brandt op
het bestuurdersdisplay.
Informatie over botsingherkenning bij geparkeerde
auto
Wanneer bij ingeschakelde botsingherkenning en
wegsleepbeveiliging een botsing bij de vergren-
delde auto wordt herkend, ontvangt u in het multi-
mediasysteem bij het inschakelen van de auto een
bericht.
Hierbij ontvangt u informatie over de volgende
punten:
Rpotentieel getroen gedeelte van de auto
Rkracht van de botsing
320 Rijden en parkeren
F247 0072 07
In de volgende situatie kan een abusievelijke acti-
vering optreden:
RDe geparkeerde auto wordt verplaatst, bijvoor-
beeld in een garage met een dubbele etage.
%Om een abusievelijke activering te voorko-
men, de wegsleepbeveiliging uitschakelen.
Wanneer de wegsleepbeveiliging wordt uitge-
schakeld, wordt ook de botsingherkenning uit-
geschakeld.
De botsingherkenning kan via het multimedia-
systeem permanent worden uitgeschakeld
(/ pagina 321).
Systeemgrenzen
De herkenning kan in de volgende situaties
beperkt zijn:
Rbij schade zonder botsing, bijvoorbeeld bij een
afgebroken buitenspiegel of lakschade door
een sleutel
Rbij een botsing met lage snelheid
Rwanneer de elektrische parkeerrem niet inge-
schakeld is
%De verantwoordelijkheid voor de auto ligt bij
u. Overtuig u daarom ervan dat de auto scha-
devrij en geschikt om te rijden is.
Botsingherkenning bij geparkeerde auto instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Openen/sluiten 5Voertuigbeveiliging
#De functie onder Botsmeldingin- of uitschake-
len.
%Er kunnen maximaal drie incidenten worden
geregistreerd. Bij elk incident worden maxi-
maal vijien foto's gemaakt. Bij een volgend
incident worden de foto's van het eerste inci-
dent overschreven, wanneer deze niet al eer-
der zijn gewist.
Botsfoto's in- of uitschakelen
Eventuele wettelijke beperkingen in sommige lan-
den met betrekking tot het automatisch maken
van foto's van de omgeving van de auto in acht
nemen.
#Botsfoto's in- of uitschakelen.
Botsfoto's met de Mercedes me App verzenden
#Botsfoto's uploaden selecteren.
#Automatisch uploaden selecteren.
#De gegenereerde QR-code op het mediadis-
play met de Mercedes me App scannen.
De botsfoto's worden versleuteld geüpload
naar Mercedes me.
%U kunt de botsfoto's in de Mercedes me App
op alle apparaten bekijken, waarmee de QR-
code is gescand.
Botsfoto's op usb-stick kopiëren
#Een usb-stick aansluiten (/ pagina 558).
#Botsfoto's beheren selecteren.
#Kopie (USB) selecteren.
Alle botsfoto's worden naar de usb-stick geko-
pieerd.
%Voor een goede werking alleen FAT32 of
exFAT geformatteerde usb-opslagmedia
gebruiken.
Botsfoto's wissen
#Botsfoto's beheren selecteren.
Rijden en parkeren 321
F247 0072 07
#Wissen selecteren.
Alle botsfoto's worden gewist.
Aanwijzingen met betrekking tot het buiten
gebruik stellen van de auto
Als de auto langer dan zes weken buiten gebruik
wordt gesteld, kan door het stilstaan schade ont-
staan.
Eveneens kan de 12V-accu door volledige ontla-
ding beschadigd raken.
De 12V-accu ook bij langere standtijden niet los-
koppelen.
%Meer informatie is verkrijgbaar in een gekwali-
ceerde werkplaats.
Rusttoestand (verlenging van de standtijd van de
startaccu)
Werking van de ruststand
%Deze functie is niet voor alle modellen
beschikbaar.
Wanneer de ruststand wordt geactiveerd, wordt
het energieverlies bij langere standtijd geminimali-
seerd.
De ruststand hee de volgende eigenschappen:
RDe startaccu wordt ontzien.
ROp het centraal display verschijnt de maximale
standtijd.
RDe verbinding met online-services wordt
onderbroken.
RDe diefstal-/inbraakalarminstallatie (EDW) is
niet beschikbaar.
RDe functies interieurbeveiliging en wegsleep-
beveiliging zijn niet beschikbaar.
RDe functie botsingherkenning bij geparkeerde
auto is niet beschikbaar.
Wanneer aan de volgende voorwaarden is vol-
daan, kan de ruststand via het multimediasysteem
worden geactiveerd of gedeactiveerd:
RDe auto is ingeschakeld.
RDe auto is niet gestart.
Wanneer de weergegeven standtijd van de auto
wordt overschreden, kan dit tot een verminderd
comfort leiden en is het mogelijk dat de startaccu
de motor eventueel niet kan starten.
De startaccu in de volgende situaties opladen:
RDe standtijd van de auto moet worden ver-
lengd.
RDe laadtoestand van de startaccu is niet vol-
doende voor de ruststand.
%De ruststand wordt automatisch gedeacti-
veerd wanneer de auto wordt ingeschakeld.
Ruststand activeren of deactiveren (auto uit-
schakelen)
Voorwaarden
RDe spanningsvoorziening is ingeschakeld.
RDe auto is niet ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Verdere functies
#Ruststand in- of uitschakelen.
322 Rijden en parkeren
F247 0072 07
Rij- en rijveiligheidssystemen
Rijsystemen en uw verantwoordelijkheid
Uw auto is voorzien van rijsystemen die u onder-
steunen bij het rijden, parkeren en manoeuvreren.
De rijsystemen zijn slechts hulpmiddelen. Deze
kunnen uw waarneming van de omgeving niet ver-
vangen en ontslaan u niet van uw verkeersrechte-
lijke verantwoordelijkheid. De bestuurder is zelf
verantwoordelijk voor de veilige afstand, de gere-
den snelheid, het tijdig remmen en het aanhouden
van de rijstrook. Voortdurend de verkeerssituatie
in de gaten houden en indien nodig ingrijpen. De
grenzen voor een veilig gebruik in acht nemen.
Rijsystemen kunnen het gevaar voor ongevallen
van een niet aangepaste rijstijl niet verminderen
en de natuurkundige grenzen niet verleggen. Het
systeem kan niet altijd rekening houden met de
weg- en weersomstandigheden en de verkeerssi-
tuatie.
%Enkele rijsystemen kunnen de snelheid afre-
gelen of begrenzen op een vooraf ingestelde
waarde. Bij het wisselen van bestuurder atten-
deren op de opgeslagen snelheid.
Informatie over de sensoren en camera's van de
auto
Sommige rijsystemen en rijveiligheidssystemen
bewaken met camera's en radarsensoren of ultra-
sone sensoren de omgeving voor, achter of naast
uw auto.
1Multifunctionele camera
2Camera's in de buitenspiegels
3Frontradar
4Frontcamera
5Hoekradars
6Ultrasone sensoren
7Achteruitrijcamera
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij beperkte herkenningsmogelijkheid van
de sensoren en camera's van de auto
Als de gebieden van de sensoren en camera's
van de auto afgedekt, beschadigd of vervuild
zijn, kunnen sommige rijsystemen en rijveilig-
heidssystemen niet meer correct functione-
ren. Er bestaat gevaar voor ongevallen!
#De omgeving van de sensoren en came-
ra's van de auto altijd vrij en schoon hou-
den.
#Beschadigingen aan de bumper, in de
radiateurgrille of steenslag op de voor- of
achterruit bij een gekwaliceerde werk-
plaats laten repareren.
Rijden en parkeren 323
F247 0072 07
Met name de omgeving van de sensoren en
camera's vrijhouden van vuil, ijs of natte sneeuw
(/ pagina 586). De sensoren en camera's, als-
mede hun registratiegebieden, mogen niet worden
afgedekt. Geen extra kentekenplaathouders,
reclameborden, stickers, wrapfolie of steenslagfo-
lie in het registratiegebied van de sensoren en
camera's aanbrengen. Erop letten dat er geen uit-
stekende lading in het registratiegebied hangt.
Bij een beschadiging van de bumper of de radia-
teurgrille of na een botsing de werking van de
sensoren laten controleren bij een gekwali-
ceerde werkplaats. Beschadigingen of steenslag
in de omgeving van de camera's in de voorruit en
de achterruit bij een gekwaliceerde werkplaats
laten repareren.
%De achteruitrijcamera kan voor kalibratiedoel-
einden automatisch worden in- en uitgescho-
ven, ook wanneer geen camerabeeld op het
display verschijnt.
Overzicht van de rijsystemen en rijveiligheidssys-
temen
RABS (/ pagina 325)
RBAS (/ pagina 325)
RESP® (/ pagina 325)
RESP® zijwindassistent (/ pagina 327)
RESP®-aanhangwagenstabilisatie
(/ pagina 327)
REBD (/ pagina 328)
RStuurassistent STEER CONTROL
(/ pagina 328)
RHOLD-functie (/ pagina 328)
RWegrijhulp voor op hellingen (/ pagina 329)
RWegrij-assistentie (/ pagina 330)
RAdaptief remlicht (/ pagina 330)
RATTENTION ASSIST (/ pagina 331)
RTEMPOMAT (/ pagina 332)
RLimiter (/ pagina 333)
RSnelheidslimietassistent (landsafhankelijk)
(/ pagina 354)
RVerkeerstekenassistent (/ pagina 358)
RVerkeerslichtweergave (/ pagina 363)
ROnderstel met adaptief verstelbare demping
(/ pagina 368)
Rijassistentiepakket
%De volgende functies vormen onderdeel van
het rijassistentiepakket. Enkele functies zijn
alleen landsafhankelijk verkrijgbaar. Enkele
functies zijn, met beperkte functionaliteit, ook
verkrijgbaar zonder rijassistentiepakket.
RActieve afstandsassistent DISTRONIC
(/ pagina 336)
RActieve snelheidslimietassistent
(/ pagina 342)
RRoutegebaseerde snelheidsaanpassing
(/ pagina 343)
RActive Brake Assist System (/ pagina 349)
RActieve stuurassistent (/ pagina 345)
RActieve noodstopassistent (/ pagina 347)
RDodehoekassistent met uitstapwaarschuwing
(/ pagina 363)
RActieve spoorassistent (/ pagina 365)
324 Rijden en parkeren
F247 0072 07
Parkeerpakket
%De beschikbaarheid van de verschillende
functies is afhankelijk van het land en de uit-
rusting.
RAchteruitrijcamera (/ pagina 368)
R360°-camera (/ pagina 372)
RPARKTRONIC-parkeerassistent
(/ pagina 376)
RActieve parkeerassistent (/ pagina 379)
RAanhangwagenmanoeuvreer-assistent
(/ pagina 388)
Functie van het ABS
Het antiblokkeersysteem (ABS) regelt de remdruk
in kritieke situaties:
RBij het remmen, bijvoorbeeld bij een noodstop
of onvoldoende grip van de banden, wordt het
blokkeren van de wielen voorkomen.
RBij het remmen blij de bestuurbaarheid van
de auto gewaarborgd.
Wanneer het ABS regelt, is pulseren van het rem-
pedaal voelbaar. Het pulserende rempedaal kan
een aanwijzing voor gevaarlijke wegomstandighe-
den zijn en u eraan herinneren bijzonder voorzich-
tig te rijden.
Systeemgrenzen
RHet ABS functioneert vanaf een snelheid van
circa 5 km/h.
RHet ABS kan niet correct werken of niet functi-
oneren wanneer een storing aanwezig is en
het gele ABS-waarschuwingslampje ! na
het starten van de auto permanent brandt.
Werking van het BAS
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door storing in het BAS (remassistentie-
systeem)
Wanneer het BAS een storing vertoont, kan de
remweg langer worden bij een noodstop.
#In noodstopsituaties het rempedaal met
volle kracht indrukken. Het ABS voor-
komt daarbij het blokkeren van de wie-
len.
Het Brake Assist System (BAS) ondersteunt u bij
een noodstop met extra remkracht.
Wanneer het rempedaal snel wordt ingedrukt,
wordt het BAS geactiveerd:
RHet BAS verhoogt automatisch de remdruk
van de rem.
RHet BAS kan de remweg verkorten.
RHet ABS voorkomt daarbij het blokkeren van
de wielen.
Wanneer het rempedaal wordt losgelaten, werkt
de rem weer normaal. Het BAS wordt gedeacti-
veerd.
Werking van het ESP®
&WAARSCHUWING Slipgevaar door uitge-
schakeld ESP®
Als het ESP® wordt uitgeschakeld, zorgt het
ESP® niet meer voor stabilisatie van de auto.
Rijden en parkeren 325
F247 0072 07
#Het ESP® alleen uitschakelen, zolang de
hieronder beschreven situaties zich voor-
doen.
Het elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP®)
kan, binnen de natuurkundige grenzen, de rijstabi-
liteit en de tractie in de volgende situaties bewa-
ken en verbeteren:
RBij het wegrijden op een natte of gladde rij-
baan
RBij het remmen
Wanneer de auto van de door de bestuurder
gewenste koers afwijkt, kan het ESP® de auto
door de volgende ingrepen stabiliseren:
REen of meerdere wielen worden doelgericht
afgeremd.
RHet motorvermogen wordt aangepast aan de
situatie.
Wanneer het waarschuwingslampje å perma-
nent brandt, is het ESP® uitgeschakeld:
RDe rijstabiliteit wordt niet meer verbeterd.
RDe aangedreven wielen kunnen doordraaien.
RDe tractieregeling ETS/4ETS is nog steeds
actief.
%Ook wanneer het ESP® is uitgeschakeld,
wordt u bij het remmen nog steeds onder-
steund door het ESP®.
Wanneer het waarschuwingslampje ÷ knip-
pert, hebben een of meerdere wielen hun slip-
grens bereikt:
RDe rijstijl aan de actuele verkeers- en weers-
omstandigheden aanpassen.
RHet ESP® in geen geval uitschakelen.
RHet gaspedaal bij het wegrijden slechts zo ver
indrukken als nodig is.
Om de tractie te verbeteren het ESP® in de vol-
gende situaties uitschakelen:
RBij gebruik van sneeuwkettingen
RIn diepe sneeuw
ROp zand of grind
%De doordraaiende wielen zorgen door frees-
werking voor een betere tractie.
Als het waarschuwingslampje ESP ÷ perma-
nent brandt, is het ESP® vanwege een storing niet
beschikbaar.
De volgende informatie in acht nemen:
RWaarschuwings- en controlelamp-
jes(/ pagina 847)
RDisplaymeldingen (/ pagina 765)
ETS/4ETS
De tractieregeling ETS/4ETS (elektronisch tractie-
systeem) is onderdeel van het ESP® en maakt het
mogelijk weg te rijden en te accelereren op een
gladde rijbaan.
Het ETS/4ETS kan door de volgende ingrepen de
tractie van de auto verbeteren:
RWanneer de aangedreven wielen doordraaien,
worden ze afzonderlijk afgeremd.
REr wordt meer aandrijfkoppel overgebracht
naar het wiel of de wielen met grip.
Invloed van de rijprogramma's op het ESP®
De rijprogramma's maken een aanpassing van het
ESP® aan verschillende weersomstandigheden, de
staat van het wegdek en de gewenste rijstijl
326 Rijden en parkeren
F247 0072 07
mogelijk. Afhankelijk van het gekozen rijpro-
gramma wordt de betreende ESP® modus geac-
tiveerd (/ pagina 275).
Functie van de ESP® zijwindassistent
De ESP® zijwindassistent herkent plotseling optre-
dende zijwind en helpt de bestuurder om de auto
in het goede spoor te houden:
RDe ESP® zijwindassistent is bij rechtuit rijden
of auwe bochten in het snelheidsbereik van
circa 80 km/h tot 200 km/h actief.
RDe auto wordt gestabiliseerd door een
gerichte en eenzijdige remingreep.
Functie van de ESP® aanhangwagenstabilisatie
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij slechte verkeers‑ en weersomstandig-
heden
Bij slechte verkeers‑ en weersomstandigheden
kan de aanhangwagenstabilisatie slingeren
van de combinatie niet voorkomen. Aanhang-
wagens met een hoog zwaartepunt kunnen
kantelen voordat het ESP® dit herkent.
#De rijstijl altijd aan de actuele verkeers‑
en weersomstandigheden aanpassen.
De ESP® aanhangwagenstabilisatie kan uw auto
tijdens het rijden met een aanhangwagen stabili-
seren, als deze gaat slingeren:
RDe ESP® aanhangwagenstabilisatie is vanaf
een snelheid van 65 km/h actief.
REen lichte slingering wordt gestabiliseerd door
een gerichte en eenzijdige remingreep.
RBij sterk slingeren wordt bovendien het aan-
drijfvermogen verminderd en worden alle wie-
len afgeremd.
De ESP® aanhangwagenstabilisatie kan onder de
volgende omstandigheden beperkt of helemaal
niet werken:
RDe aanhangwagen is niet correct aangesloten
of wordt door de auto niet correct herkend.
ESP® (elektronisch stabiliteitsprogramma) in- of
uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5ß 5y
%Het ESP® kan alleen via de snelle toegang
worden in- en uitgeschakeld, indien minimaal
een andere functie in de snelle toegang
beschikbaar is. Verder vindt u het ESP® in het
menu Assistentie.
#ESP selecteren.
#Aan of Uit selecteren.
Wanneer op het bestuurdersdisplay het waarschu-
wingslampje ESP® OFF å continu brandt, is
het ESP® uitgeschakeld.
De informatie over de waarschuwingslampjes en
de displaymeldingen die in het bestuurdersdisplay
kunnen worden weergegeven, in acht nemen.
Rijden en parkeren 327
F247 0072 07
Functie van de EBD
De Electronic Brakeforce Distribution (EBD) hee
de volgende eigenschappen:
RBewaking en regeling van de remdruk op de
achterwielen
RVerbetering van de rijstabiliteit bij het rem-
men, in het bijzonder in bochten
Functie van de stuurassistent STEER CONTROL
De stuurassistent STEER CONTROL ondersteunt u
door met een in het stuurwiel merkbare kracht in
de voor de stabilisatie van de auto juiste richting
te sturen.
Dit stuuradvies krijgt u in de volgende situaties:
RTijdens het remmen bevinden de beide rechter
of linker wielen zich op een natte of gladde rij-
baan.
RDe auto geraakt in een slip.
Systeemgrenzen
De stuurassistent STEER CONTROL kan in de vol-
gende situaties nadelig beïnvloed of buiten wer-
king zijn:
RHet ESP® is uitgeschakeld.
RHet ESP® vertoont een storing.
RDe stuurinrichting vertoont een storing.
Wanneer het ESP® een storing vertoont, wordt u
nog steeds door de stuurbekrachtiging onder-
steund.
HOLD-functie
HOLD-functie
De HOLD-functie houdt de auto vast zonder dat
het rempedaal moet worden ingedrukt, bijvoor-
beeld bij het wachten in het verkeer.
De HOLD-functie is slechts een hulpmiddel. De
verantwoordelijkheid voor het veilig stil blijven
staan van de auto ligt bij de bestuurder.
Systeemgrenzen
De HOLD-functie dient uitsluitend voor de onder-
steuning tijdens het rijden en vormt geen vol-
doende beveiliging van de stilstaande auto tegen
wegrollen.
RDe helling mag niet groter zijn dan 30%.
HOLD-functie in- en uitschakelen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door ingeschakelde HOLD-functie bij het
verlaten van de auto
Als de auto wordt verlaten terwijl deze alleen
door de HOLD-functie wordt afgeremd, kan hij
in de volgende situaties wegrollen:
RWanneer er een storing optreedt in het
systeem of in de spanningsvoorziening.
RWanneer de HOLD-functie door bediening
van het gaspedaal of het rempedaal wordt
uitgeschakeld, bijvoorbeeld door een inzit-
tende.
#De auto bij het verlaten altijd tegen weg-
rollen beveiligen.
328 Rijden en parkeren
F247 0072 07
Voorwaarden
RDe auto staat stil.
RHet bestuurdersportier is gesloten of de veilig-
heidsgordel aan bestuurderszijde is omge-
gespt.
RDe auto is gestart of door het ECO start-stop-
systeem afgezet.
RDe elektrische parkeerrem is vrijgezet.
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC is
uitgeschakeld.
RDe transmissie staat in de stand h, k of
i.
HOLD-functie inschakelen
#Het rempedaal indrukken en na korte tijd snel
verder indrukken, tot de melding ë op het
bestuurdersdisplay verschijnt.
#Het rempedaal loslaten.
HOLD-functie uitschakelen
#Om weg te rijden het gaspedaal indrukken.
of
#Het rempedaal indrukken, tot de melding
ë van het bestuurdersdisplay verdwijnt.
De HOLD-functie wordt in de volgende situaties
uitgeschakeld:
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC
wordt ingeschakeld.
RDe transmissie wordt in de stand j gezet.
RDe auto wordt met de elektrische parkeerrem
beveiligd.
In de volgende situaties wordt het vastzetten van
de auto door de transmissiestand j en/of de
elektrische parkeerrem gewaarborgd:
RDe veiligheidsgordel wordt losgemaakt en het
bestuurdersportier wordt geopend.
RDe auto wordt geparkeerd.
REr treedt een systeemstoring op.
RDe spanningsvoorziening is onvoldoende.
Bovendien kan op het bestuurdersdisplay de mel-
ding Direct remmen verschijnen en een regelma-
tig waarschuwingssignaal klinken.
#Direct stevig de rem indrukken tot de waar-
schuwingsmelding verdwijnt.
De HOLD-functie wordt uitgeschakeld.
#Bovendien de auto tegen wegrollen beveiligen.
Functie van de wegrijhulp voor op hellingen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en gevaar voor letsel door wegrollen van
de auto
Na korte tijd houdt de wegrijhulp voor op hel-
lingen de auto niet meer tegen.
#De voet snel van het rem‑ op het gaspe-
daal zetten. De auto niet verlaten als
deze met de wegrijhulp voor op hellingen
wordt vastgehouden.
De wegrijhulp voor op hellingen houdt de auto
onder de volgende voorwaarden gedurende korte
tijd vast bij het wegrijden bergop:
RDe transmissie staat in de stand h of k.
RDe elektrische parkeerrem is vrijgezet.
Rijden en parkeren 329
F247 0072 07
Zo is er voldoende tijd om uw voet van het rempe-
daal op het gaspedaal te plaatsen en weg te rijden
zonder dat de auto terugrolt.
Functie van het adaptieve remlicht
Het adaptieve remlicht waarschuwt het achterop-
komend verkeer bij een noodstopsituatie door de
volgende acties:
Rknipperende remlichten
Rinschakelen van de alarmknipperlichtinstallatie
(/ pagina 51)
Wanneer de auto vanaf een snelheid hoger dan
50 km/h krachtig wordt afgeremd, knipperen de
remlichten snel. Daardoor wordt het achteropko-
mende verkeer op zeer opvallende wijze gewaar-
schuwd.
Wegrijassistent
Functie van de wegrijassistent
De wegrijassistent biedt een optimale acceleratie
vanuit stilstand. Voorwaarden daarvoor zijn een
overeenkomstig stroeve rijbaan en een correcte
toestand van het voertuig en de banden.
De wegrijassistent niet op de openbare weg
inschakelen.
Beslist de veiligheidsaanwijzingen en de informa-
tie over het onderwerp ESP® in acht nemen
(/ pagina 325).
Wegrijassistent activeren
&WAARSCHUWING Slipgevaar en gevaar
voor ongevallen door doordraaiende wie-
len
Als de wegrijassistent wordt gebruikt, kan één
van de wielen doordraaien en kan de auto uit-
breken.
Als het ESP® is uitgeschakeld, bestaat ver-
hoogd slipgevaar en gevaar voor ongevallen!
#Er mogen zich geen personen of voor-
werpen in de omgeving van de auto
bevinden; dit controleren.
#Het ESP® uitschakelen (/ pagina 327).
#Het stuurwiel in de rechtuitstand zetten.
#Met de linkervoet het rempedaal krachtig
indrukken en ingedrukt houden.
#De rijstand h inschakelen (/ pagina 282).
#Het meest sportieve, beschikbare rijpro-
gramma B of C selecteren
(/ pagina 275).
#Het gaspedaal tijdig en volledig indrukken.
#De voet van het rempedaal nemen, daarbij het
gaspedaal ingedrukt houden.
De auto rijdt met maximale acceleratie weg.
#Het ESP® inschakelen, zodra het accelereren
beëindigd is. Anders wordt de auto niet door
het ESP® gestabiliseerd als de auto in een slip
raakt of er een wiel doordraait.
Wegrijassistent afbreken
#De voet van het gaspedaal nemen.
#Het ESP® weer inschakelen.
330 Rijden en parkeren
F247 0072 07
ATTENTION ASSIST
Werking van de ATTENTION ASSIST
De ATTENTION ASSIST ondersteunt u bij lange,
monotone ritten op bijvoorbeeld autosnelwegen.
Indien tekenen van vermoeidheid of toenemende
onoplettendheid bij de bestuurder worden her-
kend, wordt een pauze voorgesteld door het sys-
teem.
De ATTENTION ASSIST is slechts een hulpmiddel.
Hij kan vermoeidheid of toenemende onoplettend-
heid niet altijd tijdig herkennen. Het systeem is
geen vervanging van een uitgeruste en opmerk-
zame bestuurder. Bij langere ritten tijdig en regel-
matig pauzes nemen, waarbij u goed kunt uitrus-
ten.
U kunt kiezen tussen twee instellingen:
RStandaard: Normale gevoeligheid van het sys-
teem
RGevoelig: Verhoogde gevoeligheid van het sys-
teem. De bestuurder wordt eerder gewaar-
schuwd en de door het systeem bepaalde
alertheidstoestand wordt overeenkomstig aan-
gepast.
Wanneer vermoeidheid of een toenemende onop-
lettendheid wordt herkend, verschijnt op het
bestuurdersdisplay de waarschuwing: Attention
Assist: pauze!. U kunt de melding bevestigen en
naar behoee pauze nemen. Wanneer u geen
pauze neemt en de ATTENTION ASSIST nog
steeds toenemende onoplettendheid vaststelt,
wordt u op z'n vroegst na 15 minuten opnieuw
gewaarschuwd.
Op het bestuurdersdisplay wordt de volgende
informatie weergegeven:
RDe ritduur sinds de laatste pauze
RDe door de ATTENTION ASSIST vastgestelde
aandachtstoestand
Hoe meer cirkelsegmenten 1 worden weergege-
ven, hoe hoger de vastgestelde aandachtstoe-
stand is. Naarmate de aandacht afneemt, worden
minder cirkelsegmenten 1 weergegeven.
Wanneer de ATTENTION ASSIST geen Attention
Level kan berekenen en zo doende geen waar-
schuwing kan geven, verschijnt de melding Sys-
teem passief.
Wanneer het bestuurdersdisplay een waarschu-
wing toont, wordt op het MBUX multimediasys-
teem voorgesteld om naar een wegrestaurant te
zoeken. U kunt een wegrestaurant selecteren en
de navigatie daarnaartoe starten.
Wanneer de auto opnieuw wordt gestart, is de
ATTENTION ASSIST automatisch ingeschakeld. De
laatst geselecteerde gevoeligheid blij opgesla-
gen.
Systeemgrenzen
De ATTENTION ASSIST is actief in het snelheids-
bereik tussen 60 km/h en 200 km/h.
Wanneer het systeem vanwege een storing niet
beschikbaar is, brandt het waarschuwingslampje
ATTENTION ASSIST Û permanent op het
bestuurdersdisplay.
Rijden en parkeren 331
F247 0072 07
De ATTENTION ASSIST werkt met name in de vol-
gende situaties slechts beperkt en waarschuwin-
gen wordt vertraagd of helemaal niet gegeven:
RBij een ritduur van minder dan circa 30 minu-
ten
RBij een slechte staat van het wegdek (kuilen
en wegoneenheden)
RBij sterke zijwind
RBij een sportieve rijstijl (hoge bochtsnelheden
of krachtige acceleraties)
RBij een actieve stuurassistent van de actieve
afstandsassistent DISTRONIC
RBij een verkeerd ingestelde tijd
RIn actieve rijsituaties, bij frequente wisseling
van rijstrook en snelheid
Hiertoe eveneens de informatie over de display-
meldingen die op het bestuurdersdisplay kunnen
worden weergegeven in acht nemen.
In de volgende situaties wordt de vermoeidheids-
en opmerkzaamheidsanalyse van de ATTENTION
ASSIST teruggezet en bij verder rijden opnieuw
gestart:
RU schakelt de auto uit.
RU doet de veiligheidsgordel af en opent het
bestuurdersportier, bijvoorbeeld bij het wisse-
len van bestuurder of bij een pauze.
ATTENTION ASSIST instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Ondersteuning 5ATTENTION ASSIST
Gevoeligheid instellen
#Z naast ATTENTION ASSIST selecteren.
#Standaard of Gevoelig selecteren.
TEMPOMAT en limiter
Werking van de TEMPOMAT
De TEMPOMAT regelt de snelheid op de door de
bestuurder ingevoerde waarde af.
Wanneer u bijvoorbeeld accelereert om in te
halen, wordt de opgeslagen snelheid niet gewist.
Wanneer u na de inhaalmanoeuvre de voet van
het gaspedaal neemt, regelt de TEMPOMAT de
snelheid weer terug naar de opgeslagen snelheid.
U kunt elke snelheid vanaf 20 km/h tot de door
de constructie bepaalde maximumsnelheid of de
opgeslagen winterbandenlimiet instellen.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/ pagina 323).
Weergaven op het bestuurdersdisplay
hGrijs: TEMPOMAT is geselecteerd, maar
nog niet geactiveerd, of tijdelijk passief.
hGroen: TEMPOMAT is geactiveerd.
Een opgeslagen snelheid wordt onder de weer-
gave h weergegeven en gemarkeerd in de
snelheidsmeter.
Systeemgrenzen
Op een helling kan het voorkomen dat de TEMPO-
MAT de snelheid niet kan aanhouden. Wanneer
het einde van de helling is bereikt, wordt de opge-
slagen snelheid weer aangehouden.
332 Rijden en parkeren
F247 0072 07
Bij lange en steile afdalingen moet vroegtijdig in
een lagere versnelling worden geschakeld. Hier
vooral op letten wanneer de auto beladen is. Zo
wordt gebruikgemaakt van de remwerking van de
motor. Daardoor wordt het remsysteem ontlast en
wordt voorkomen dat de remmen oververhit raken
en te snel slijten.
De TEMPOMAT in de volgende situaties niet
gebruiken:
RIn verkeerssituaties met veelvuldige snelheids-
wisselingen, bijvoorbeeld bij druk verkeer of
op wegen met veel bochten
ROp gladde wegen. De aangedreven wielen
kunnen bij het accelereren hun grip verliezen
en de auto kan in een slip raken
RBij slecht zicht
Werking van de limiter
De limiter begrenst de snelheid van de auto. Om
op de opgeslagen snelheid af te regelen, remt de
limiter automatisch.
De snelheid kan op de volgende manieren worden
begrensd:
RVariabel: Voor een kortstondige begrenzing
van de rijsnelheid, bijvoorbeeld binnen de
bebouwde kom
RPermanent: Voor een langdurige begrenzing
van de rijsnelheid, bijvoorbeeld bij het gebruik
van winterbanden
U kunt elke snelheid vanaf 20 km/h tot de door
de constructie bepaalde maximumsnelheid of de
opgeslagen winterbandenlimiet instellen. Wanneer
de auto is gestart, kunt u de instelling ook uitvoe-
ren bij stilstaande auto.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/ pagina 323).
Weergaven op het bestuurdersdisplay
MGrijs: Variabele limiter is geselecteerd,
maar nog niet geactiveerd.
MGrijs knipperend: Variabele limiter is tijde-
lijk passief.
MGroen: Variabele limiter is geactiveerd.
Een opgeslagen snelheid wordt onder de weer-
gave M weergegeven en gemarkeerd in de
snelheidsmeter.
Wanneer het gaspedaal tot voorbij het drukpunt
wordt ingedrukt (kickdown), wordt de variabele
limiter passief geschakeld. Op het bestuurdersdis-
play verschijnt de melding M passief en de
weergave M knippert.
De variabele limiter wordt in de volgende situaties
opnieuw geactiveerd:
RDe rijsnelheid daalt tot onder de opgeslagen
snelheid.
RDe opgeslagen snelheid wordt opgeroepen.
REen nieuwe snelheid wordt opgeslagen.
TEMPOMAT of variabele limiter bedienen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door opgeslagen snelheid
Wanneer u de opgeslagen snelheid oproept en
deze lager is dan de actuele snelheid, remt de
auto af.
Rijden en parkeren 333
F247 0072 07
#Rekening houden met de verkeerssituatie
voordat de opgeslagen snelheid wordt
opgeroepen.
Voorwaarden
TEMPOMAT
RDe TEMPOMAT is geselecteerd.
RHet ESP® is ingeschakeld, maar mag niet
regelen.
RDe rijsnelheid bedraagt minimaal 20 km/h.
RDe transmissie staat in de stand h.
Variabele limiter
RDe variabele limiter is geselecteerd.
Bedieningspaneel van het stuurwiel TEMPOMAT en
variabele limiter
JOpgeslagen of herkende snelheid
overnemen
±TEMPOMAT of variabele limiter
deactiveren
1®¯ Bedieningspaneel snelheid verho-
gen of verlagen
hTEMPOMAT selecteren
MVariabele limiter selecteren
TEMPOMAT en variabele limiter bedienen:
#Met slechts één vinger de betreende toets
indrukken of over het schakelaarpaneel vegen.
Omschakelen tussen TEMPOMAT en variabele
limiter:
#TEMPOMAT selecteren: h indrukken.
#Variabele limiter selecteren: M indrukken.
%Auto's met actieve afstandsassistent
DISTRONIC: De variabele limiter wordt via een
andere toets gekozen (/ pagina 339).
TEMPOMAT of variabele limiter activeren:
#® of ¯ op het schakelaarpaneel 1
indrukken.
De actueel gereden snelheid wordt opgesla-
gen en door de auto via de TEMPOMAT aange-
houden of door de variabele limiter begrensd.
of
334 Rijden en parkeren
F247 0072 07
#J indrukken.
De laatst opgeslagen snelheid wordt opgeroe-
pen en door de auto via de TEMPOMAT aange-
houden of door de variabele limiter begrensd.
Wanneer daarvoor de laatst opgeslagen snel-
heid is gewist, wordt de momenteel gereden
snelheid opgeslagen.
%Wanneer de auto wordt geparkeerd, wordt de
laatst opgeslagen snelheid gewist.
Wanneer u de TEMPOMAT of de actieve
afstandsassistent DISTRONIC activeert, wordt
de laatst opgeslagen snelheid voor de varia-
bele limiter gewist.
Opgeslagen snelheid verhogen/verlagen:
#Opgeslagen snelheid verhogen: Van onder
naar boven over het schakelaarpaneel 1
vegen.
RDe opgeslagen snelheid wordt met 1 km/h
verhoogd.
#Opgeslagen snelheid verlagen: Van boven naar
onder over het schakelaarpaneel 1 vegen.
RDe opgeslagen snelheid wordt met 1 km/h
verlaagd.
of
#Kort ® of ¯ op het schakelaarpaneel
1 indrukken.
De opgeslagen snelheid wordt tot het vol-
gende tiental (bijvoorbeeld 50 km/h of
60 km/h) verhoogd of verlaagd.
of
#® of ¯ op het schakelaarpaneel 1
indrukken en ingedrukt houden.
De opgeslagen snelheid wordt tot het vol-
gende tiental en vervolgens in stappen van
10 km/h verhoogd of verlaagd.
of
#De auto op de gewenste snelheid brengen.
#® op het schakelaarpaneel 1 indrukken.
%Wanneer de variabele limiter op passief wordt
geschakeld, kunt u de opgeslagen snelheid
daarvan niet in stappen van 1 km/h verhogen
of verlagen.
Herkende snelheid overnemen:
Wanneer de verkeerstekenassistent bij geacti-
veerde TEMPOMAT of variabele limiter een ver-
keersbord met een toegestane maximumsnelheid
hee herkend en dit op het bestuurdersdisplay
wordt weergegeven:
#J indrukken.
De toegestane maximumsnelheid van het ver-
keersbord wordt opgeslagen en door de auto
aangehouden of overeenkomstig begrensd.
TEMPOMAT of variabele limiter deactiveren:
#± indrukken.
%Wanneer u remt, het ESP® uitschakelt of wan-
neer het ESP® regelt, wordt de TEMPOMAT
gedeactiveerd. De variabele limiter wordt niet
gedeactiveerd.
%Wanneer de auto wordt geparkeerd, wordt de
laatst opgeslagen snelheid gewist.
Wanneer u de TEMPOMAT of de actieve
afstandsassistent DISTRONIC activeert, wordt
de laatst opgeslagen snelheid voor de varia-
bele limiter gewist.
Informatie over de permanente limiter
Als de auto langdurig een bepaalde snelheid niet
mag overschrijden (bijvoorbeeld bij het gebruik
Rijden en parkeren 335
F247 0072 07
van winterbanden), kan dit met de permanente
limiter worden ingesteld.
In het multimediasysteem kunt u daartoe de snel-
heid op een waarde tussen 160 km/h en
240 km/h begrenzen (/ pagina 46).
Kort voor het bereiken van de ingestelde snelheid
verschijnt deze op het bestuurdersdisplay. Als u
de melding bevestigt, wordt zolang de auto niet
wordt geparkeerd geen melding meer gegeven.
Een nieuwe melding verschijnt pas weer nadat de
auto opnieuw is gestart of wanneer de ingestelde
snelheid wordt gewijzigd.
Ook bij kickdown kan de permanente limiter niet
passief worden geschakeld en blij de rijsnelheid
onder de ingestelde snelheid.
Snelheidsbegrenzing bij winterbanden instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Rijden 5Winterbanden-limiet
#Winterbanden-limiet in- of uitschakelen.
Snelheid instellen
#Winterbanden-limiet selecteren.
#Een snelheid selecteren.
Actieve afstandsassistent DISTRONIC
Werking van de actieve afstandsassistent
DISTRONIC
De actieve afstandsassistent DISTRONIC houdt bij
een vrije doorgang de ingestelde snelheid aan.
Wanneer er voorliggers worden herkend wordt de
ingestelde afstand aangehouden, indien nodig tot
stilstand. De auto wordt afhankelijk van de
afstand tot de voorligger en de ingestelde snel-
heid versneld of vertraagd.
Snelheid en de afstand worden in het stuurwiel
ingesteld en opgeslagen.
Beschikbaar snelheidsbereik: 20 km/h -
160 km/h
Verdere eigenschappen van de actieve afstands-
assistent DISTRONIC:
RAanpassing van de rijstijl afhankelijk van het
gekozen rijprogramma (brandstofbesparend,
comfortabel of dynamisch) (/ pagina 274)
RInleiding van een acceleratie naar de opgesla-
gen snelheid wanneer de richtingaanwijzer
wordt ingeschakeld om naar de snellere rij-
strook te wisselen
RAuto's met rijassistentiepakket:
-Reactie op herkende stilstaande voertui-
gen binnen de bebouwde kom (met uitzon-
dering van etsen en motoretsen)
-Inachtneming van eenzijdige inhaalverbo-
den op autosnelwegen of meerbaans
wegen met gescheiden rijbanen (landsaf-
hankelijk)
Wanneer de auto op meerbaans wegen met
gescheiden rijbanen door de actieve afstandsas-
sistent DISTRONIC tot stilstand wordt afgeremd,
kan de auto afhankelijk van de uitrusting automa-
tisch de weer wegrijdende voorligger volgen. Wan-
neer bij het wegrijden een kritieke situatie wordt
herkend, vindt een optische en akoestische over-
namewaarschuwing plaats en moet de bestuurder
zelf ingrijpen. De auto wordt niet verder versneld.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/ pagina 323).
336 Rijden en parkeren
F247 0072 07
Weergave op bestuurdersdisplay in het menu Assis-
tentie
1Voorligger
2Afstandsschaal
3Ingestelde voorgeschreven afstand
Een herkende voorligger 1 wordt groen geaccen-
tueerd. Deze kan zich eveneens op de aangren-
zende linker rijstrook bevinden wanneer rechts
inhalen niet is toegestaan, bijvoorbeeld op auto-
snelwegen.
Permanente statusindicatie
çGrijs: Actieve afstandsassistent DISTRONIC
geselecteerd, maar nog niet actief.
çGroene snelheidsmeter, grijs voertuig:
Actieve afstandsassistent DISTRONIC
actief, snelheid ingesteld.
çGroen: Actieve afstandsassistent
DISTRONIC actief en voertuig herkend.
De opgeslagen snelheid onder de permanente
statusindicatie weergegeven en wordt gemarkeerd
in de snelheidsmeter. Wanneer de actieve
afstandsassistent DISTRONIC passief is, wordt de
statusindicatie grijs weergegeven.
Is de snelheid van de voorligger of de snelheids-
aanpassing op basis van de verwachte routege-
beurtenis lager dan de opgeslagen snelheid, dan
branden de segmenten in de snelheidsmeter.
Wanneer de ingestelde voorgeschreven afstand
3 wordt vergroot of verkleint, verschijnt kort de
weergave h.
%Op snelwegen of autowegen wordt het groene
voertuigsymbool ç cyclisch weergegeven
wanneer het systeem gereed is om weg te rij-
den.
%Wanneer u het gaspedaal tot voorbij de instel-
ling voor de actieve afstandsassistent
DISTRONIC bedient, wordt het systeem pas-
sief geschakeld. Op het bestuurdersdisplay
verschijnt gedurende korte tijd de melding
ç passief.
Systeemgrenzen
Het systeem kan bijvoorbeeld in de volgende situ-
aties mogelijk niet correct werken of buiten wer-
king zijn:
RBij sneeuw, regen, mist, veel spatwater, ver-
blinding, direct invallend zonlicht of sterk wis-
selende lichtomstandigheden
RWanneer de voorruit in de omgeving van de
camera vervuild, beslagen, beschadigd of
afgedekt is
RWanneer de radarsensoren vervuild of afge-
dekt zijn
RIn parkeergarages of op wegen met steile hel-
lingen
RBij smalle voorliggers, zoals etsen of motor-
etsen
Rijden en parkeren 337
F247 0072 07
Op gladde wegen kunnen bovendien een of meer-
dere wielen door remmen of accelereren hun grip
verliezen en kan de auto in een slip raken.
De actieve afstandsassistent DISTRONIC in deze
situaties niet gebruiken.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door accelereren of remmen van de
actieve afstandsassistent DISTRONIC
De actieve afstandsassistent DISTRONIC kan
in bijvoorbeeld de volgende gevallen accelere-
ren of remmen:
RWanneer de actieve afstandsassistent
DISTRONIC het wegrijden regelt.
RWanneer de opgeslagen snelheid wordt
opgeroepen terwijl deze duidelijk hoger of
lager is dan de actueel gereden snelheid.
RWanneer de actieve afstandsassistent
DISTRONIC een voorligger niet meer her-
kent of reageert op niet relevante objec-
ten.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en klaar zijn om te rem-
men.
#Rekening houden met de verkeerssituatie
voordat de opgeslagen snelheid wordt
opgeroepen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij onvoldoende vertraging van de actieve
afstandsassistent DISTRONIC
De actieve afstandsassistent DISTRONIC remt
uw auto met tot 50% van de mogelijke vertra-
ging af. Wanneer deze vertraging niet vol-
doende is, waarschuwt de actieve afstandsas-
sistent DISTRONIC u optisch en akoestisch.
#De snelheid aanpassen en voldoende
afstand houden.
#Zelf remmen en/of uitwijken.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door beperkte herkenning van de actieve
afstandsassistent DISTRONIC
De actieve afstandsassistent DISTRONIC rea-
geert niet of beperkt:
Rbij het schuin achter elkaar rijden of wisse-
len van rijstrook
Rop voetgangers, dieren, tweewielers of stil-
staande voertuigen of onverwachte obsta-
kels
Rop complexe verkeerssituaties
Rop tegenliggers en kruisend verkeer
De actieve afstandsassistent DISTRONIC kan
in deze situaties niet waarschuwen of onder-
steunend ingrijpen.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en overeenkomstig reage-
ren.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
338 Rijden en parkeren
F247 0072 07
Actieve afstandsassistent DISTRONIC en varia-
bele limiter bedienen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door beperkte herkenning van de actieve
afstandsassistent DISTRONIC
De actieve afstandsassistent DISTRONIC rea-
geert niet of beperkt:
Rbij het schuin achter elkaar rijden of wisse-
len van rijstrook
Rop voetgangers, dieren, tweewielers of stil-
staande voertuigen of onverwachte obsta-
kels
Rop complexe verkeerssituaties
Rop tegenliggers en kruisend verkeer
De actieve afstandsassistent DISTRONIC kan
in deze situaties niet waarschuwen of onder-
steunend ingrijpen.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en overeenkomstig reage-
ren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door accelereren of remmen van de
actieve afstandsassistent DISTRONIC
De actieve afstandsassistent DISTRONIC kan
in bijvoorbeeld de volgende gevallen accelere-
ren of remmen:
RWanneer de actieve afstandsassistent
DISTRONIC het wegrijden regelt.
RWanneer de opgeslagen snelheid wordt
opgeroepen terwijl deze duidelijk hoger of
lager is dan de actueel gereden snelheid.
RWanneer de actieve afstandsassistent
DISTRONIC een voorligger niet meer her-
kent of reageert op niet relevante objec-
ten.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en klaar zijn om te rem-
men.
#Rekening houden met de verkeerssituatie
voordat de opgeslagen snelheid wordt
opgeroepen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij onvoldoende vertraging van de actieve
afstandsassistent DISTRONIC
De actieve afstandsassistent DISTRONIC remt
uw auto met tot 50% van de mogelijke vertra-
ging af. Wanneer deze vertraging niet vol-
doende is, waarschuwt de actieve afstandsas-
sistent DISTRONIC u optisch en akoestisch.
#De snelheid aanpassen en voldoende
afstand houden.
#Zelf remmen en/of uitwijken.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door aanpassing van de snelheid door de
actieve snelheidslimietassistent
De snelheid die door de actieve snelheidsli-
mietassistent wordt overgenomen kan in som-
mige gevallen te hoog of onjuist zijn:
Rbij snelheidsbegrenzingen onder 20 km/h
Rbij regen of mist
Rijden en parkeren 339
F247 0072 07
#Erop letten dat de rijsnelheid altijd over-
eenkomt met de verkeersregels.
#De gereden snelheid aanpassen aan de
actuele verkeers- en weersomstandighe-
den.
Voorwaarden
Actieve afstandsassistent DISTRONIC:
RDe elektrische parkeerrem is vrijgezet.
RHet ESP® is ingeschakeld en regelt niet.
RDe transmissie staat in de stand h.
RAlle portieren zijn gesloten.
RDe controle van het radarsensorsysteem is
succesvol afgesloten.
Variabele limiter:
RDe variabele limiter is geselecteerd.
JOpgeslagen of herkende snelheid
overnemen
±Actieve afstandsassistent
DISTRONIC of variabele limiter
deactiveren
1®¯ Bedieningspaneel snelheid verho-
gen of verlagen
KVoorgeschreven afstand vergroten/
verkleinen
IOmschakelen tussen variabele limi-
ter en actieve afstandsassistent
DISTRONIC
#Actieve afstandsassistent DISTRONIC of varia-
bele limiter bedienen: Met slechts één vinger
de betreende toets indrukken of over het
schakelaarpaneel vegen.
Omschakelen tussen variabele limiter en actieve
afstandsassistent DISTRONIC
#I indrukken.
Actieve afstandsassistent DISTRONIC of variabele
limiter activeren
#Activeren zonder opgeslagen snelheid: ®,
¯ of J indrukken. Actieve afstandsas-
sistent DISTRONIC: De voet van het gaspedaal
nemen.
De actueel gereden snelheid wordt opgesla-
gen en door de auto door de actieve afstands-
assistent DISTRONIC aangehouden of door de
variabele limiter begrensd.
340 Rijden en parkeren
F247 0072 07
of
#Activeren met opgeslagen snelheid: J
indrukken. Actieve afstandsassistent
DISTRONIC: De voet van het gaspedaal
nemen.
De laatst opgeslagen snelheid wordt opgeroe-
pen en door de auto door de actieve afstands-
assistent DISTRONIC aangehouden of door de
variabele limiter begrensd.
Wanneer de opgeslagen snelheid is gewist,
wordt de momenteel gereden snelheid opge-
slagen.
%Wanneer de auto wordt geparkeerd, wordt de
opgeslagen snelheid gewist. Wanneer u de
actieve afstandsassistent DISTRONIC acti-
veert, wordt de opgeslagen snelheid voor de
variabele limiter gewist.
Snelheid verhogen of verlagen
#Opgeslagen snelheid verhogen: Van onder
naar boven over het schakelaarpaneel 1
vegen.
RDe opgeslagen snelheid wordt met 1 km/h
verhoogd.
#Opgeslagen snelheid verlagen: Van boven naar
onder over het schakelaarpaneel 1 vegen.
RDe opgeslagen snelheid wordt met 1 km/h
verlaagd.
of
#Kort aan de bovenzijde ® of onderzijde
¯ op het schakelaarpaneel 1 indrukken.
De opgeslagen snelheid wordt 10 km/h ver-
hoogd of verlaagd.
of
#Aan de bovenzijde ® of onderzijde ¯
op het schakelaarpaneel 1 indrukken en
ingedrukt houden.
De opgeslagen snelheid wordt in stappen van
10 km/h verhoogd of verlaagd.
of
#De auto op de gewenste snelheid brengen.
#Aan de bovenzijde ® op het schakelaarpa-
neel 1 indrukken.
Op het bestuurdersdisplay weergegeven snel-
heidslimiet overnemen
#De actieve afstandsassistent DISTRONIC of
variabele limiter activeren: ®, ¯ of
J indrukken.
#Weergegeven snelheidsbegrenzing overne-
men: J indrukken.
De op het bestuurdersdisplay weergegeven
snelheidslimiet wordt als opgeslagen snelheid
overgenomen. De auto past de snelheid aan
die van de voorligger aan, tot maximaal de
opgeslagen snelheid of begrenst de rijsnelheid
overeenkomstig.
%Een op het bestuurdersdisplay weergegeven
snelheidsbegrenzing wordt alleen tijdens het
rijden overgenomen, niet bij stilstand.
Met behulp van de actieve afstandsassistent
DISTRONIC wegrijden
#De actieve afstandsassistent DISTRONIC acti-
veren en de voet van het rempedaal nemen.
#J indrukken.
of
Rijden en parkeren 341
F247 0072 07
#Het gaspedaal kort en duidelijk indrukken.
De functies van de actieve afstandsassistent
DISTRONIC zijn verder actief.
Voorgeschreven afstand tot de voorligger vergro-
ten of verkleinen
#K indrukken.
De weergave h verschijnt. De voorge-
schreven afstand wordt met één stand kleiner.
Wanneer de laagste stand al is geselecteerd,
springt de selectie naar de hoogste stand.
Actieve afstandsassistent DISTRONIC of variabele
limiter deactiveren
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door ingeschakelde actieve afstandsassis-
tent DISTRONIC bij het verlaten van de
bestuurdersstoel
Als de auto alleen door de actieve afstandsas-
sistent DISTRONIC wordt afgeremd en de
bestuurder de bestuurdersstoel verlaat, kan de
auto wegrollen.
#De actieve afstandsassistent DISTRONIC
altijd uitschakelen en de auto tegen weg-
rollen beveiligen, voordat de bestuur-
dersstoel wordt verlaten.
#± indrukken.
%Wanneer u remt, het ESP® uitschakelt of wan-
neer het ESP® regelt, wordt de actieve
afstandsassistent DISTRONIC gedeactiveerd.
De variabele limiter wordt niet gedeactiveerd.
Functie van de actieve snelheidslimietassistent
Wanneer een gewijzigde snelheidsbegrenzing
wordt herkend terwijl het automatisch overnemen
van snelheidsbegrenzingen is ingeschakeld, wordt
deze automatisch overgenomen als opgeslagen
snelheid (/ pagina 344). Snelheidsbegrenzingen
onder 20 km/h worden niet overgenomen.
De rijsnelheid wordt uiterlijk ter hoogte van de
verkeersborden aangepast. Bij plaatsnaamborden
wordt de snelheid overeenkomstig de in de
bebouwde kom geldende snelheid aangepast. De
weergave van de snelheidslimiet op het bestuur-
dersdisplay wordt altijd geactualiseerd ter hoogte
van het verkeersbord.
Indien op Duitse autosnelwegen geen snelheids-
begrenzing geldt, gebruikt het systeem op de
onbegrensde weg de opgeslagen snelheid als
regelsnelheid. Wanneer de opgeslagen snelheid
op een onbegrensde wegen niet wordt veranderd,
komt deze overeen met de richtsnelheid van
130 km/h.
Wanneer de actieve afstandsassistent DISTRONIC
door bediening van het gaspedaal passief gescha-
keld is, worden alleen snelheidslimieten overgeno-
men die hoger zijn dan de ingestelde snelheid.
Bij de toegestane maximumsnelheid wordt geen
rekening gehouden met de staat van het wegdek
en de actuele weers- en verkeerssituatie. Uw snel-
heid indien nodig aanpassen.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/ pagina 323).
Systeemgrenzen
Voor de herkenning van verkeerstekens gelden de
systeemgrenzen van de verkeerstekenassistent
(/ pagina 358).
Snelheidsbegrenzingen lager dan 20 km/h wor-
den door het systeem niet automatisch als opge-
342 Rijden en parkeren
F247 0072 07
slagen snelheid overgenomen. Beperkte snel-
heidsbegrenzingen (bijvoorbeeld tijdelijk of van-
wege het weer) kunnen door het systeem niet
eenduidig worden herkend.
In deze situaties de snelheid aanpassen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door aanpassing van de snelheid door de
actieve snelheidslimietassistent
De snelheid die door de actieve snelheidsli-
mietassistent wordt overgenomen kan in som-
mige gevallen te hoog of onjuist zijn:
Rbij snelheidsbegrenzingen onder 20 km/h
Rbij regen of mist
#Erop letten dat de rijsnelheid altijd over-
eenkomt met de verkeersregels.
#De gereden snelheid aanpassen aan de
actuele verkeers- en weersomstandighe-
den.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Werking van de routegebaseerde snelheidsaan-
passing
Wanneer de actieve afstandsassistent DISTRONIC
geactiveerd is, wordt de rijsnelheid aangepast aan
naderende routesituaties. Een naderende routege-
beurtenis wordt, afhankelijk van het gekozen rij-
programma, energiebesparend, comfortabel of
dynamisch gereden. Is de routegebeurtenis
gepasseerd, dan accelereert de auto weer naar de
opgeslagen snelheid. Daarbij worden de inge-
stelde afstand, herkende voorligger en naderende
snelheidslimieten in acht genomen.
De routegebaseerde snelheidsaanpassing kan in
het multimediasysteem worden geactiveerd
(/ pagina 344).
De volgende routegebeurtenissen worden in aan-
merking genomen:
RBochten
RRotondes
RT-kruisingen
RSplitsingen en afritten
Daarnaast wordt de snelheid verlaagd, wanneer
bij ingeschakelde richtingaanwijzer een van de
volgende situaties wordt herkend:
RAfslaan op kruisingen
RRijden op uitvoegstroken
RRijden op rijstroken aangrenzend op uitvoeg-
stroken
De bestuurder is altijd verantwoordelijk voor de
keuze van een passende snelheid en voor het in
acht nemen van andere verkeersdeelnemers. Dit
geldt in het bijzonder op kruisingen, rotondes en
verkeerspleinen en bij verkeerslichtsystemen,
omdat de routegebaseerde snelheidsaanpassing
de auto niet tot stilstand afremt.
Bij actieve routebegeleiding wordt automatisch
een eerste aanpassing van de snelheid uitge-
voerd. Met het inschakelen van de richtingaanwij-
zer wordt de gekozen routebegeleiding bevestigd
en de verdere aanpassing van de snelheid geacti-
veerd.
Rijden en parkeren 343
F247 0072 07
De aanpassing van de snelheid wordt in de vol-
gende gevallen beëindigd:
RWanneer de richtingaanwijzer voorafgaand aan
de routegebeurtenis wordt uitgeschakeld en
ervan wordt uitgegaan, dat de routegebeurte-
nis niet van belang is voor de bestuurder
Rwanneer de bestuurder tijdens de procedure
het gas- of rempedaal bedient
Systeemgrenzen
De routegebaseerde snelheidsaanpassing houdt
geen rekening met eventuele voorrangsregels. De
bestuurder is verantwoordelijk voor het aanhou-
den van het wegenverkeersreglement en een aan-
gepaste snelheid.
Bij lastige omgevingsomstandigheden kan de
keuze van de snelheid door het systeem niet
geschikt zijn voor de situatie. Dit is bijvoorbeeld
het geval in de volgende situaties:
ROnoverzichtelijk verloop van de rijbaan
RRijstrookversmallingen
RVerschillende toegestane maximumsnelheden
op afzonderlijke rijstroken, bijvoorbeeld bij tol-
poorten
RNatheid, sneeuw of ijs
RWanneer een transportinrichting, bijvoorbeeld
een aanhangwagen of etsdrager, op de aan-
hangwagenvoorziening is bevestigd en de
elektrische verbinding correct tot stand is
gebracht
In deze situaties moet de bestuurder zelf overeen-
komstig ingrijpen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks routegebaseerde snelheidsaan-
passing
De routegebaseerde snelheidsaanpassing kan
in de volgende situaties onjuist zijn of tijdelijk
niet beschikbaar zijn:
Rals de bestuurder niet de vooruitberekende
route volgt
Rwanneer kaartgegevens niet actueel of niet
beschikbaar zijn
Rbij wegwerkzaamheden
Rbij slechte weers‑ en wegdekomstandighe-
den
Rwanneer het gaspedaal wordt bediend
Rbij elektronisch weergegeven snelheidsbe-
grenzingen
#De snelheid aan de verkeerssituatie aan-
passen.
Rijstijl van de actieve afstandsassistent instel-
len
Voorwaarden
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC is
ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Rijden 5Actieve afstandsassistent
Snelheidsaanpassing instellen
#Snelheidslimiet-overname of Routegeba-
seerde snelheidsaanpassing selecteren.
Wanneer deze functies actief zijn, wordt de rij-
snelheid aangepast aan een vooruitliggende
routegebeurtenis of een snelheidsbegrenzing.
344 Rijden en parkeren
F247 0072 07
%Wanneer een van de volgende systemen actief
is, kan de herkende snelheid handmatig als
toegestane maximumsnelheid worden overge-
nomen:
RActieve afstandsassistent DISTRONIC
RVariabele limiter
%Meer informatie over de snelheidsaanpassing
(/ pagina 343).
Actieve stuurassistent
Functie van de actieve stuurassistent
De actieve stuurassistent is slechts tot een snel-
heid van 160 km/h beschikbaar. Het systeem
ondersteunt u met subtiele stuuringrepen om in
het midden van de rijstrook te rijden. De actieve
stuurassistent richt zich, afhankelijk van de gere-
den snelheid, op voorliggers en rijstrookmarkerin-
gen.
%Afhankelijk van het land kan de actieve stuur-
assistent zich bij lagere snelheden oriënteren
op het omringende verkeer. Indien nodig kan
de actieve stuurassistent dan ook door een
decentrale positie op de rijstrook ondersteu-
nen, bijvoorbeeld om een noodrijbaan voor
hulpdiensten te vormen.
Wanneer de herkenning van rijstrookmarkeringen
en voorligger nadelig wordt beïnvloed, wisselt de
actieve stuurassistent naar de passieve toestand.
Het systeem biedt in dat geval geen ondersteu-
ning.
Statusindicatie van de actieve stuurassistent
ØGrijs: Ingeschakeld en passief
ØGroen: Ingeschakeld en actief
ØRood: Herkenning van systeemgrenzen
ØWit, rode handen: Verzoek "Handen aan
het stuurwiel"
%In de overgang van de actieve naar de pas-
sieve toestand wordt het symbool Ø ver-
groot en knipperend weergegeven. Wanneer
de passieve toestand bereikt is, wordt het
symbool Ø op het bestuurdersdisplay grijs
weergegeven.
%Afhankelijk van de geselecteerde voertuigin-
stellingen is de actieve stuurassistent niet
beschikbaar.
Stuur- en aanrakingsherkenning
Het is vereist dat de bestuurder het stuurwiel
voortdurend vasthoudt, zodat hij altijd kan sturen
en zo koers- of spoorcorrigerend kan ingrijpen. De
bestuurder moet voortdurend rekening houden
met een omschakeling van de actieve toestand
naar de passieve toestand of omgekeerd.
Wanneer het systeem herkent dat de bestuurder
gedurende langere tijd niet zelf stuurt of zijn han-
den van het stuurwiel neemt, verschijnt eerst de
indicatie 1. Wanneer de bestuurder verder niet
actief stuurt, klinkt naast de optische waarschu-
wing herhaald een waarschuwingssignaal.
Rijden en parkeren 345
F247 0072 07
Wanneer de bestuurder gedurende langere tijd
niet op deze waarschuwing reageert, kan een
noodstop worden ingeleid (/ pagina 347).
De waarschuwing wordt niet gegeven of wordt
beëindigd, zodra het systeem herkent dat de
bestuurder het stuurwiel vasthoudt of ermee
stuurt.
De aanrakingsherkenning kan beperkt zijn of niet
functioneren als geen direct contact tussen een
hand en het stuurwiel aanwezig is, bijvoorbeeld bij
het dragen van handschoenen of als het stuurwiel
van een stuurwielhoes is voorzien.
Wanneer de actieve stuurassistent herkent dat
een systeemgrens is bereikt, wordt een optische
waarschuwing gegeven en klinkt een waarschu-
wingssignaal.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/ pagina 323).
Systeemgrenzen
De actieve stuurassistent beschikt over een
begrensd stuurmoment voor de dwarsgeleiding.
De stuuringreep is mogelijk niet voldoende om de
auto in de rijstrook te houden of afritten af te rij-
den.
Het systeem kan in de volgende situaties mogelijk
niet correct werken of buiten werking zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door sneeuw,
regen, mist, veel spatwater, sterk wisselende
lichtomstandigheden of schaduwen op de rij-
baan
RWanneer de auto wordt verblind, bijvoorbeeld
door tegemoetkomend verkeer, direct inval-
lend zonlicht of reecties
RBij ontoereikende verlichting van de rijbaan
RWanneer de voorruit in de omgeving van de
camera vervuild, beslagen, beschadigd of
afgedekt is, bijvoorbeeld door een sticker
RWanneer geen of meerdere niet eenduidige
rijstrookmarkeringen voor een rijstrook aanwe-
zig zijn of de markeringen snel veranderen, bij-
voorbeeld bij wegwerkzaamheden of splitsin-
gen
RWanneer de rijstrookmarkeringen versleten,
donker of bedekt zijn, bijvoorbeeld door vuil of
sneeuw
RWanneer de afstand tot de voorligger te klein
is en daardoor de rijstrookmarkeringen niet
worden herkend
RBij zeer smalle en bochtige rijbanen
RBij obstakels die op de rijstrook staan of over
de rand van de rijstrook uitsteken, bijvoor-
beeld geleidebakens
RWanneer een transportinrichting, bijvoorbeeld
een aanhangwagen of etsdrager, op de aan-
hangwagenvoorziening is bevestigd en de
elektrische verbinding correct tot stand is
gebracht
Het systeem biedt in de volgende situaties geen
ondersteuning:
RIn krappe bochten of bij het afslaan
RBij het oversteken van kruisingen
ROp rotondes of bij tolpoortjes
RBij een te lage bandenspanning
346 Rijden en parkeren
F247 0072 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door onverwachte afbreking van de wer-
king van de actieve stuurassistent
Wanneer de systeemgrenzen van de actieve
stuurassistent worden bereikt, is niet gewaar-
borgd dat het systeem actief blij of dat de rij-
strook gevolgd wordt.
#De handen altijd aan het stuurwiel hou-
den en de verkeerssituatie opmerkzaam
in acht nemen.
#De auto altijd afhankelijk van het verkeer
en de situatie besturen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door onverwachte stuuringrepen door de
actieve stuurassistent
De herkenning van rijstrookmarkeringen en
objecten kan een storing vertonen en tot
onverwachte stuuringrepen leiden.
#Overeenkomstig de verkeerssituatie stu-
ren.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Actieve stuurassistent in- of uitschakelen
Voorwaarden
RHet ESP® is ingeschakeld, maar regelt niet.
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC is
ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Rijden
#Actieve stuurassistent in- of uitschakelen.
Functie van de actieve noodstopassistent
%De volgende functie is alleen in combinatie
met het rijassistentiepakket beschikbaar.
De actieve noodstopassistent bewaakt het stuur-
wiel alsmede het gas- en rempedaal. Wanneer het
systeem een gebrek aan activiteit van de bestuur-
der herkent en detecteert dat de auto dreigt de
rijstrook te verlaten, kan een waarschuwing wor-
den gegeven en een noodstop worden ingeleid.
Wanneer de actieve stuurassistent uitgeschakeld
is, is het systeem vanaf een snelheid van circa
60 km/h beschikbaar.
Wanneer de auto dreigt de rijstrook te verlaten,
wordt in de volgende gevallen een waarschuwing
gegeven:
RDe bestuurder raakt het stuurwiel langere tijd
niet aan of er is langere tijd geen stuurbewe-
ging gemeten (afhankelijk van de uitrusting
van de auto).
RNoch het gaspedaal, noch het rempedaal wor-
den bediend.
%Wanneer de actieve stuurassistent ingescha-
keld en actief is, wordt alleen het stuurwiel
door het systeem bewaakt. Wanneer de
bestuurder langere tijd het stuurwiel niet aan-
raakt, kan ondanks pedaalbediening een
waarschuwing worden weergegeven.
De aanwijzingen met betrekking tot de aanra-
kingsherkenning van de actieve stuurassistent
in acht nemen (/ pagina 345).
Rijden en parkeren 347
F247 0072 07
De actieve noodstopassistent gee na elkaar de
volgende waarschuwingen:
RDe melding 1 verschijnt op het bestuurders-
display.
RNaast de weergave 1 klinkt er ook een waar-
schuwingssignaal.
RDe melding Noodstop wordt gestart ver-
schijnt op het bestuurdersdisplay, er klinkt een
continu waarschuwingssignaal en de auto
accelereert niet meer.
RDe snelheid van de auto wordt stapsgewijs
verlaagd tot stilstand. Daarbij worden abrupte
rempulsen gegeven.
Zodra het automatisch afremmen begint wordt de
actieve afstandsassistent DISTRONIC beëindigd.
Landsafhankelijk wordt bovendien de alarmknip-
perlichtinstallatie ingeschakeld.
Wanneer de auto tot stilstand is gekomen, wordt:
Rde auto met de elektrische parkeerrem bevei-
ligd.
Rde auto ontgrendeld.
RIndien mogelijk, een noodoproep naar de
Mercedes-Benz alarmcentrale verstuurd.
Voordat de melding Noodstop wordt gestart ver-
schijnt, kunt u de actieve noodstopassistent annu-
leren door te sturen.
Nadat de melding Noodstop wordt gestart is ver-
schenen, kunt u de actieve noodstopassistent als
volgt annuleren:
RGas geven of remmen: De noodstop wordt
afgebroken, de waarschuwingsmelding, het
waarschuwingssignaal en de stuurondersteu-
ning blijven actief.
RSturen: De stuurondersteuning wordt afgebro-
ken, de waarschuwingsmelding en het waar-
schuwingssignaal blijven actief, de auto wordt
verder afgeremd.
RSturen en gas geven of remmen: De noodstop
en de stuurondersteuning worden afgebroken.
De waarschuwingsmelding en het waarschu-
wingssignaal worden uitgeschakeld.
%De actieve noodstopassistent kan maximaal
drie keer binnen een rijcyclus een noodstop
starten. Daarna zijn de actieve stuurassistent
en de actieve noodstopassistent geblokkeerd
tot de auto opnieuw gestart wordt.
Systeemgrenzen
Voor de herkenning van voertuigen en andere
obstakels dient u de systeemgrenzen van de vol-
gende functies in acht te nemen:
RActieve afstandsassistent DISTRONIC
(/ pagina 336)
RActieve stuurassistent (/ pagina 345)
RActieve spoorassistent (/ pagina 365)
RActive Brake Assist System (/ pagina 349)
348 Rijden en parkeren
F247 0072 07
De actieve noodstopassistent is in het volgende
geval niet actief:
RDe actieve spoorassistent en de actieve stuur-
assistent zijn uitgeschakeld.
Active Brake Assist System
Functie van het Active Brake Assist System
Het Active Brake Assist System bestaat uit de vol-
gende functies:
RAfstandswaarschuwingsfunctie
RBotswaarschuwing
RAutonome remfunctie
RAan de situatie aangepaste rembekrachtiging
RAuto's met rijassistentiepakket: Actieve uit-
wijkassistent
Het Active Brake Assist System kan u helpen om
het aanrijdingsgevaar met voertuigen, etsers of
voetgangers te minimaliseren of de gevolgen van
een ongeval te beperken.
Wanneer het Active Brake Assist System het
gevaar van een botsing herkent, klinkt een waar-
schuwingssignaal en gaat het waarschuwings-
lampje Active Brake Assist System L branden.
Weergave op bestuurdersdisplay in het menu Assis-
tentie
In het menu Assistentie wordt een te geringe
afstand tot een voorligger 1 rood weergegeven.
Wanneer u de afstand verder verkleind, wordt ook
de voorligger rood geaccentueerd. Bij een her-
kend aanrijdingsgevaar verschijnen rode radargol-
ven 2 vóór de auto.
%Auto's met PRE-SAFE®: Afhankelijk van het
land wordt bovendien een haptische waar-
schuwing gegeven door de gordel aan
bestuurderszijde herhaaldelijk licht aan te
spannen.
Wanneer u niet op de waarschuwing reageert, kan
in kritische situaties autonoom worden afgeremd.
In bijzonder kritische situaties kan het Active
Brake Assist System ervoor zorgen dat ook direct
autonoom kan worden afgeremd. Het waarschu-
wingssignaal en het waarschuwingslampje
afstandswaarschuwing L worden in dit geval
samen met het remmen geactiveerd.
Als u in een kritieke situatie zelf remt of tijdens
het autonoom remmen het rempedaal indrukt,
volgt een aan de situatie aangepaste rembekrach-
tiging. Indien nodig wordt de remdruk verhoogd
tot een noodstop.
Rijden en parkeren 349
F247 0072 07
Wanneer het systeem autonoom remt of een aan
de situatie aangepaste rembekrachtiging of een
uitwijkmanoeuvre uitvoert, verschijnt een pop-up
1 op het bestuurdersdisplay. Deze verdwijnt na
korte tijd automatisch.
Door de activering van de autonome remfunctie of
de aan de situatie aangepaste rembekrachtiging
kunnen bovendien preventieve maatregelen voor
de veiligheid van de inzittenden PRE-SAFE® wor-
den gestart.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij een beperkte herkenning door het
Active Brake Assist System
Het Active Brake Assist System kan objecten
en complexe verkeerssituaties niet altijd
ondubbelzinnig herkennen.
In deze gevallen kan het Active Brake Assist
System:
Rzonder reden waarschuwen of remmen
Rniet waarschuwen of niet remmen.
Het Active Brake Assist System is slechts een
hulpmiddel. De bestuurder is zelf verantwoor-
delijk voor een voldoende veilige afstand, de
snelheid en het tijdig remmen.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en niet uitsluitend op het
Active Brake Assist System vertrouwen.
#Gereed zijn om te remmen en eventueel
uit te wijken.
Wanneer het Active Brake Assist System is uitge-
schakeld of de werking, bijvoorbeeld door active-
ring van een ander rijsysteem, beperkt is, ver-
schijnt het waarschuwingslampje Active Brake
Assist System ê op het bestuurdersdisplay.
Wanneer het systeem als gevolg van vervuilde of
beschadigde sensoren of vanwege een storing
niet beschikbaar is of wanneer de functionaliteit
beperkt is, gaat het waarschuwingslampje Active
Brake Assist System Ó in het bestuurdersdis-
play branden.
Eveneens de systeemgrenzen van het Active
Brake Assist System in acht nemen.
Afstandswaarschuwingsfunctie
De afstandswaarschuwingsfunctie waarschuwt u,
wanneer vanaf circa 30 km/h gedurende meer-
dere seconden de afstand tot de voorligger te
gering is voor de gereden snelheid. In dit geval
gaat het waarschuwingslampje afstandswaarschu-
wing L op het bestuurdersdisplay branden.
Wanneer bij hogere snelheden de afstand tot de
voorligger verkleint, begint het waarschuwings-
lampje afstandswaarschuwing L te knipperen.
350 Rijden en parkeren
F247 0072 07
Botswaarschuwing
De botswaarschuwing kan u in de volgende situ-
aties met een onderbroken waarschuwingssignaal
en het waarschuwingslampje L ondersteunen:
Rbij snelheden tot circa 250 km/h op voorlig-
gers
Rbij snelheden tot circa 80 km/h op stilstaande
voertuigen, voorbij lopende voetgangers en
vooruitrijdende etsers
Rbij snelheden tot circa 70 km/h op kruisende
voetgangers en etsers
Rbij snelheden tot circa 60 km/h op stilstaande
voetgangers en etsers
Autonome remfunctie
De autonome remfunctie kan vanaf een snelheid
van circa 7 km/h in de volgende situaties ingrij-
pen:
Rbij snelheden tot circa 250 km/h op voorlig-
gers
Rbij snelheden tot circa 80 km/h op vooruitrij-
dende etsers, voorbij lopende voetgangers
en stilstaande voertuigen
Rbij snelheden tot circa 70 km/h op kruisende
voetgangers en etsers
Aan de situatie aangepaste rembekrachtiging
De aan de situatie aangepaste rembekrachtiging
kan vanaf een snelheid van circa 7 km/h in de
volgende situaties ingrijpen:
Rbij snelheden tot circa 250 km/h op voorlig-
gers
Rbij snelheden tot circa 80 km/h op vooruitrij-
dende etsers, voorbij lopende voetgangers
en stilstaande voertuigen
Rbij snelheden tot circa 70 km/h op kruisende
voetgangers en etsers
Rbij snelheden tot circa 60 km/h op stilstaande
voetgangers en etsers
Afbreken van een remingreep van het Active
Brake Assist System
Een remingreep van het Active Brake Assist Sys-
tem kunt u op elk moment als volgt beëindigen:
RDoor duidelijke bediening van het gaspedaal of
de kickdown
RDoor het loslaten van het rempedaal
Wanneer aan een van de volgende voorwaarden is
voldaan, kan het Active Brake Assist System de
remingreep beëindigen:
RU wijkt uit voor een obstakel door te sturen.
REr bestaat geen aanrijdingsgevaar meer.
REr wordt geen obstakel meer in het traject van
de auto herkend.
Afslagfunctie (auto's met rijassistentiepakket):
Wanneer het systeem bij het afslaan over de tege-
moetkomende rijstrook een aanrijdingsgevaar
door tegenliggers of tweewielers herkent, kan bij
snelheden onder 15 km/h een autonome remin-
greep worden uitgevoerd voordat u de eigen rij-
strook hebt verlaten.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Rijden en parkeren 351
F247 0072 07
Actieve uitwijkassistent
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks actieve uitwijkassistent
De actieve uitwijkassistent kan objecten en
complexe verkeerssituaties niet altijd ondub-
belzinnig herkennen.
In deze gevallen kan de actieve uitwijkassis-
tent
Ronterecht waarschuwen of een stuurin-
greep uitvoeren
Rniet waarschuwen of een stuuringreep uit-
voeren.
De actieve uitwijkassistent kan door een auto-
matisch uitgevoerde stuuringreep ondersteu-
nen bij het vermijden van een aanrijding.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en niet uitsluitend op de
actieve uitwijkassistent vertrouwen.
#Gereed zijn om te remmen en eventueel
uit te wijken.
#Met aangepaste snelheid rijden als zich
voetgangers in de buurt van de auto
bevinden.
De actieve uitwijkassistent kan binnen de eigen
rijstrook automatisch op stilstaande of zich in
lengterichting bewegende objecten reageren.
De actieve uitwijkassistent hee de volgende
eigenschappen:
RHerkenning van voetgangers, etsers en voer-
tuigen
ROndersteuning door een automatische stuurin-
greep bij een noodzakelijke uitwijkmanoeuvre
RAutomatische activering bij voldoende
beschikbare ruimte binnen de eigen rijstrook
RReactie vanaf een snelheid van circa 30 km/h
tot een snelheid van circa 80 km/h
Bij een ingreep van de actieve uitwijkassistent
wordt tijdens het gehele uitwijkmanoeuvre een
waarschuwingssignaal gegeven en het waarschu-
wingslampje afstandswaarschuwing L knip-
pert.
U kunt de ondersteuning van de actieve uitwijkas-
sistent altijd door sturen, accelereren of remmen
beëindigen.
De actieve uitwijkassistent kan in de volgende
snelheidsbereiken ingrijpen:
Rvanaf een snelheid van circa 30 km/h tot
circa 80 km/h op stilstaande voertuigen, voet-
gangers of etsers
Rvanaf een snelheid van circa 30 km/h tot
circa 80 km/h op langslopende voetgangers
en vooruitrijdende etsers
Systeemgrenzen
Na het inschakelen van de auto of na het wegrij-
den is gedurende korte tijd nog niet de volledige
werking van het systeem beschikbaar. Afhankelijk
van de omgevingsomstandigheden kan het enkele
minuten duren tot de volledige werking beschik-
baar is.
352 Rijden en parkeren
F247 0072 07
Het systeem kan met name in de volgende situ-
aties mogelijk niet correct werken of buiten wer-
king zijn:
RBij sneeuw, regen, mist, veel spatwater, ver-
blinding, direct invallend zonlicht of sterk wis-
selende lichtomstandigheden
RWanneer de sensoren vervuild, beslagen,
beschadigd of afgedekt zijn
RWanneer de sensoren door andere radarbron-
nen worden gehinderd, bijvoorbeeld bij sterke
radarreectie in parkeergarages
RWanneer bandenspanningsverlies of een
beschadigde band is herkend of weergegeven
RBij complexe verkeerssituaties waarbij objec-
ten niet altijd eenduidig kunnen worden her-
kend
RWanneer voetgangers of voertuigen zich snel
binnen het registratiegebied van de sensoren
bewegen
RWanneer voetgangers door andere objecten
worden afgedekt
RWanneer de typische contour van een voet-
ganger niet voldoende afwijkt van de achter-
grond
RWanneer een voetganger niet meer als zodanig
wordt herkend, bijvoorbeeld door speciale kle-
ding of andere objecten
RBij een ontbrekende of slecht herkenbare rijst-
rookmarkering
RWanneer de weg niet helemaal recht is
RIn scherpe bochten
RWanneer de bestuurder de gordel niet hee
omgegespt
RBij een aangekoppelde aanhangwagen of ets-
drager
Active Brake Assist System instellen
Voorwaarden
RDe auto is ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Botsingspreventie
#De functie in- of uitschakelen.
%Geadviseerd wordt om het Active Brake Assist
System altijd ingeschakeld te laten.
Wanneer het Active Brake Assist System wordt
uitgeschakeld, worden de afstandswaarschu-
wingsfunctie, de botswaarschuwing, de autonome
remfunctie en de actieve uitwijkassistent (met
rijassistentiepakket) uitgeschakeld.
%Wanneer het Active Brake Assist System is
uitgeschakeld, verschijnt op het bestuurders-
display in het statusgedeelte het symbool
æ. De volgende keer dat de auto wordt
gestart is het systeem weer ingeschakeld.
Waarschuwingstijdstip instellen
#Z naast Actieve remassistent selecteren.
#Vroeg, Gemiddeld of Laat selecteren.
%Wanneer de ATTENTION ASSIST tekenen van
vermoeidheid of een microslaap herkend
hee, kan het systeem landsafhankelijk eer-
der dan ingesteld waarschuwen. Meer infor-
matie over de ATTENTION ASSIST
(/ pagina 332).
Rijden en parkeren 353
F247 0072 07
Snelheidslimietassistent
Werking van de snelheidslimietassistent
%Deze functie is een on-demand uitrusting
(/ pagina 84).
%De snelheidslimietassistent maakt gebruik van
Open Street Map-gegevens, die onder de
voorwaarden van de Open Database Licence
(ODbL) beschikbaar worden gesteld. Meer
informatie vindt u onder: https://
www.osmfoundation.org/wiki/licence.
De snelheidslimietassistent registreert snelheidsli-
mieten met een multifunctionele camera en toont
deze op het bestuurdersdisplay en optioneel op
het head-up-display. Snelheidslimieten met een
beperking op een onderbord (bijvoorbeeld bij nat
wegdek) worden eveneens door de camera her-
kend.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/ pagina 323).
Aanwijzingen voor rijden met aanhangwagen
%Ook de aanwijzingen met betrekking tot het
rijden met een aanhangwagen in acht nemen
(/ pagina 391).
Wanneer een aanhangwagen of etsdrager cor-
rect wordt aangesloten, verschijnt op het centraal
display de vraag over het type aanhangwagen en
over de volgens de typegoedkeuring toegestane
maximumsnelheid (/ pagina 396).
De bestuurder is verantwoordelijk voor het hand-
matig aanpassen van de toegestane maximum-
snelheid in de categorie kleine of grote aanhang-
wagen.
Hierbij moeten met name de landspecieke wet-
ten in acht worden genomen, bijvoorbeeld met
betrekking tot:
Rde door de constructie of typegoedkeuring
bepaalde maximumsnelheid
Rhet toegestaan totaalgewicht met of zonder
trekkend voertuig
Rhet benodigde aantal jaren dat de bestuurder
over een overeenkomstig rijbewijs moet
beschikken
Rsoort en gesteldheid van de weg waarop wordt
gereden
Rde weersomstandigheden
De aan de auto met aanhangwagen aangepaste
toegestane maximumsnelheid kan tijdens het rij-
den in de handmatige of in de automatische snel-
heidsadaptatie worden overgenomen (afhankelijk
van de uitrusting).
Het systeem kan voor een auto met een aanhang-
wagen rekening houden met relevante onderbor-
den met betrekking tot de snelheidsbegrenzing
een eenduidige verkeersregels die voor het betref-
fende wegtype gelden (landsafhankelijk).
Voor een etsdrager kan in het multimediasys-
teem geen toegestane maximumsnelheid worden
geselecteerd. Bij het gebruik van een etsdrager
de voorschrien met betrekking tot de toegestane
maximumsnelheid in de handleiding van de fabri-
kant in acht nemen.
Bovendien de volgende aanwijzingen in acht
nemen:
REen snelheid kiezen die is aangepast aan de
rij-, milieu- en weersomstandigheden.
354 Rijden en parkeren
F247 0072 07
RDe werkelijke verkeerstekens in acht nemen.
RDe geldende verkeersregels en voorschrien
in acht nemen.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/ pagina 323).
Waarschuwing bij overschrijding van de toege-
stane maximumsnelheid
Het systeem kan u waarschuwen wanneer u per
ongeluk de toegestane maximumsnelheid over-
schrijdt. Landspeciek kunt u in het multimedia-
systeem instellen, met welke waarde de toege-
stane maximumsnelheid mag worden overschre-
den voordat een waarschuwing wordt gegeven. U
kunt instellen of de waarschuwing optisch, door
knipperen van het verkeersteken op het bestuur-
dersdisplay, of optisch en akoestisch moet plaats-
vinden. De selectie van de soort waarschuwing
wordt landspeciek door een melding op het
bestuurdersdisplay bevestigd.
1Waarschuwing alleen optisch
2Waarschuwing uit
%De soort, duur en activeringsdrempel van de
snelheidswaarschuwing en de mogelijkheid
voor het instellen van de activeringsdrempel,
vanaf welke overschrijding moet worden
gewaarschuwd, zijn gebonden aan de lands-
pecieke wetgeving van het land waar de auto
geleverd is.
Weergaven op het bestuurdersdisplay
1Toegestane snelheid
2Toegestane snelheid bij beperking
3Onderbord met beperking
%Verkeerstekens die van invloed zijn op de toe-
gestane maximumsnelheid, bijvoorbeeld bor-
den die het begin en einde van autowegen
aangeven, kunnen eveneens worden herkend.
Het systeem kan maximaal twee verkeerstekens
tegelijkertijd op het bestuurdersdisplay weerge-
ven. Snelheidslimieten worden daarbij altijd met
prioriteit weergegeven. Op het head-up-display
kan maximaal één verkeersbord met een snel-
Rijden en parkeren 355
F247 0072 07
heidslimiet worden weergegeven. Wanneer er
twee snelheidsborden op het bestuurdersdisplay
worden weergegeven, bijvoorbeeld wanneer er
beperkingen zijn herkend, wordt altijd de waarde
van de linker snelheidslimiet 1 doorgegeven voor
overname door de limiter, de TEMPOMAT of de
actieve afstandsassistent DISTRONIC en weerge-
geven op het head-up-display.
Belangrijke informatie van andere systemen kan
kortstondig over de verkeerstekens worden weer-
gegeven.
Wanneer de snelheidslimietassistent de toege-
stane maximumsnelheid ter plaatse niet kan bepa-
len, bijvoorbeeld vanwege ontoereikende beweg-
wijzering, verschijnt de volgende weergave op het
bestuurdersdisplay:
Deze weergave is permanent wanneer de auto
zich in een land bevindt waar de snelheidslimiet-
assistent niet wordt ondersteund. De snelheidsli-
mietassistent is niet in alle landen verkrijgbaar.
Wanneer het systeem als gevolg van een techni-
sche storing of een verontreiniging van de voorruit
tijdelijk of permanent niet beschikbaar is, ver-
schijnt een overeenkomstige displaymelding op
het bestuurdersdisplay. Landsafhankelijk brandt
bovendien het waarschuwingslampje snelheidsli-
mietassistent ê op het bestuurdersdisplay.
%Hiertoe ook de informatie met betrekking tot
de displaymeldingen (/ pagina 765) in acht
nemen.
Systeemgrenzen
Het systeem kan in het bijzonder in de volgende
situaties mogelijk niet correct werken of buiten
werking zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door onvoldoende
verlichting van de weg, bij sterk wisselende
schaduwen of door sneeuw, regen, mist, wer-
velend stof of veel spatwater
RBij verblinding, bijvoorbeeld door tegemoetko-
mend verkeer, direct invallend zonlicht of door
reecties
RBij vervuiling van de voorruit in het gebied van
de multifunctionele camera of wanneer de
camera beslagen, beschadigd of afgedekt is
RWanneer de verkeerstekens slecht herkenbaar
zijn omdat ze bijvoorbeeld vervuild, afgedekt,
verbleekt, met ijs bedekt, beschadigd, ongun-
stig geplaatst, onvoldoende verlicht of ver-
draaid zijn
RDynamische verkeerssignalering met LED-indi-
catoren wordt vanwege technische omstandig-
heden (bijvoorbeeld zendfrequenties) mogelijk
niet of niet juist herkend
RWanneer de borden of wegmarkeringen dub-
belzinnig zijn, bijvoorbeeld vanwege verkeers-
tekens bij wegwerkzaamheden, bij op- en afrit-
ten, bij aangrenzende rijstroken of bij paral-
lelle wegen, bij markeringen van voetgangers-
oversteekplaatsen bij verkeerslichten
RWanneer de bewegwijzering of de wegmarke-
ring niet aan de norm voldoet
RWanneer de bewegwijzering of wegmarkering
landspeciek is en afwijkingen vertoont ten
opzichte van de routebegeleiding van het navi-
356 Rijden en parkeren
F247 0072 07
gatiesysteem, bijvoorbeeld bij of na wegwerk-
zaamheden
RNa scherpe bochten, wanneer verkeerstekens
buiten het gezichtsveld van de camera gepas-
seerd worden
RBij het inhalen van voertuigen met opgeplakte
of gemonteerde verkeerstekens
RBij het gebruik van transportmiddelen die op
de aanhangwagenkoppeling van de auto zijn
bevestigd, bijvoorbeeld etsdragers, kan het
systeem mogelijk op beperkingen voor combi-
naties reageren
Snelheidslimietassistent instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Ondersteuning 5Snelheidslimietassistent
Snelheidswaarschuwing in- of uitschakelen
%De snelheidswaarschuwing is standaard inge-
schakeld (landsafhankelijk).
#Snelheidswaarschuwing uitschakelen.
De snelheidswaarschuwing blij overeenkom-
stig landsafhankelijke wetgeving uitgeschakeld
totdat de auto de volgende keer wordt in- of
uitgeschakeld.
%Die akoestische snelheidswaarschuwing kan
ook via snelle toegang, door langer indrukken
van de Mute-toets op het stuurwiel, door
indrukken van het snelheidspictogram in de
statusregel van het mediadisplay of via een
gesproken opdracht worden uit- en ingescha-
keld (functies zijn landsafhankelijk beschik-
baar).
Soort snelheidswaarschuwing wijzigen
#De waarschuwing wijzigen naar Optisch of
Optisch & Akoestisch.
Geluidssignaal bij nieuwe toegestane maximum-
snelheid in- of uitschakelen
%Het geluidssignaal bij een nieuwe toegestane
maximumsnelheid is af fabriek uitgeschakeld.
De functie legt vast of elke wijziging van de weer-
gegeven snelheid op het bestuurdersdisplay met
een subtiel, niet storend geluid wordt onder-
steund.
#De functie in- of uitschakelen.
%De beschikbaarheid van de functie is landsaf-
hankelijk.
Waarschuwingsdrempels instellen
Deze waarde bepaalt, vanaf welke snelheidsover-
schrijding de waarschuwing plaatsvindt.
#Onder waarschuwingsdrempel de gewenste
snelheid instellen.
De beschikbaarheid van de functie is afhankelijk
van landsafhankelijke wetgeving.
Wanneer een van de volgende systemen actief is,
kan de herkende snelheid handmatig als toege-
stane maximumsnelheid worden overgenomen:
RActieve afstandsassistent DISTRONIC
RTEMPOMAT
RVariabele limiter
%Meer informatie over de actieve afstandsas-
sistent DISTRONIC (/ pagina 339).
Rijden en parkeren 357
F247 0072 07
Verkeerstekenassistent
Functie van de verkeerstekenassistent
%Deze functie is een on-demand uitrusting
(/ pagina 84).
De verkeerstekenassistent registreert de ver-
keerstekens met de multifunctionele camera en
vergelijkt deze met de informatie op de digitale
wegenkaart van het navigatiesysteem. Deze
ondersteunt u, door herkende snelheidslimieten
en inhaalverboden weer te geven op het bestuur-
dersdisplay. Snelheidsbegrenzingen kunnen ook
op het head-up-display worden weergegeven.
Bij het overschrijden van de toegestane maxi-
mumsnelheid kan het systeem u waarschuwen.
In sommige landen kan het systeem u meer func-
ties bieden en u waarschuwen wanneer u voet-
gangersoversteekplaatsen nadert. Wanneer het
systeem herkent dat u op een weggedeelte tegen
de voorgeschreven rijrichting rijdt, wordt een
waarschuwing gegeven.
Verkeerstekens met een beperking op een onder-
bord (bijvoorbeeld bij nat wegdek) kunnen even-
eens door de camera worden herkend en geanaly-
seerd.
De verkeerstekenassistent gee alleen geselec-
teerde borden op het bestuurdersdisplay weer. De
werkelijke verkeerstekens en snelheidslimieten
hebben voorrang boven de verkeerstekens en
snelheidslimieten die op het bestuurdersdisplay
worden weergegeven.
Aanwijzingen voor rijden met aanhangwagen
%Ook de aanwijzingen met betrekking tot het
rijden met een aanhangwagen in acht nemen
(/ pagina 391).
Wanneer een aanhangwagen of etsdrager cor-
rect wordt aangesloten, verschijnt op het centraal
display de vraag over het type aanhangwagen en
over de volgens de typegoedkeuring toegestane
maximumsnelheid (/ pagina 396).
De bestuurder is verantwoordelijk voor het hand-
matig aanpassen van de toegestane maximum-
snelheid in de categorie kleine of grote aanhang-
wagen.
Hierbij moeten met name de landspecieke wet-
ten in acht worden genomen, bijvoorbeeld met
betrekking tot:
Rde door de constructie of typegoedkeuring
bepaalde maximumsnelheid
Rhet toegestaan totaalgewicht met of zonder
trekkend voertuig
Rhet benodigde aantal jaren dat de bestuurder
over een overeenkomstig rijbewijs moet
beschikken
Rsoort en gesteldheid van de weg waarop wordt
gereden
Rde weersomstandigheden
De aan de auto met aanhangwagen aangepaste
toegestane maximumsnelheid kan tijdens het rij-
den in de handmatige of in de automatische snel-
heidsadaptatie worden overgenomen (afhankelijk
van de uitrusting).
Het systeem kan voor een auto met een aanhang-
wagen rekening houden met relevante onderbor-
den met betrekking tot de snelheidsbegrenzing
een eenduidige verkeersregels die voor het betref-
fende wegtype gelden (landsafhankelijk).
358 Rijden en parkeren
F247 0072 07
Voor een etsdrager kan in het multimediasys-
teem geen toegestane maximumsnelheid worden
geselecteerd. Bij het gebruik van een etsdrager
de voorschrien met betrekking tot de toegestane
maximumsnelheid in de handleiding van de fabri-
kant in acht nemen.
Bovendien de volgende aanwijzingen in acht
nemen:
REen snelheid kiezen die is aangepast aan de
rij-, milieu- en weersomstandigheden.
RDe werkelijke verkeerstekens in acht nemen.
RDe geldende verkeersregels en voorschrien
in acht nemen.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/ pagina 323).
Weergaven op het bestuurdersdisplay
1Toegestane snelheid
2Toegestane snelheid bij beperking
3Onderbord met beperking
Het systeem kan maximaal twee verkeerstekens
tegelijkertijd op het bestuurdersdisplay weerge-
ven. Snelheidslimieten worden daarbij altijd met
prioriteit weergegeven. Op het head-up-display
kan maximaal één verkeersbord met een snel-
heidslimiet worden weergegeven. Wanneer er
twee snelheidsborden op het bestuurdersdisplay
worden weergegeven, bijvoorbeeld wanneer er
beperkingen zijn herkend, wordt altijd de waarde
van de linker snelheidslimiet 1 doorgegeven voor
overname door de limiter, de TEMPOMAT of de
actieve afstandsassistent DISTRONIC en weerge-
geven op het head-up-display.
Belangrijke informatie van andere systemen kan
kortstondig over de verkeerstekens worden weer-
gegeven.
Voorbeelden van weer te geven verkeerstekens
De verkeerstekenassistent kan de volgende ver-
keerstekens 1 herkennen en weergeven:
RSnelheidsbeperkingen
RBeëindigingen van snelheidsbeperkingen
RInhaalverboden
Rijden en parkeren 359
F247 0072 07
RWoonerven
RLandsafhankelijk: Borden die het begin of het
einde van snelwegen en autosnelwegen aan-
geven
De verkeerstekenassistent kan de volgende onder-
borden 3 herkennen en indien nodig de relevan-
tie van de beperkingen met behulp van andere
voertuigsensoren analyseren:
Rbij nat wegdek
Rbij gladheid
Rbij mist
Rtijdelijke beperkingen
Ruitritten
Rbeperkingen voor aanhangwagens
De verkeerstekenassistent maakt ook gebruik van
de gegevens van de digitale wegenkaart van het
navigatiesysteem. Wanneer u een gemeentegrens
passeert of een andere weg inslaat, bijvoorbeeld
bij een snelwegoprit of -afrit of na het afslaan bij
een kruising, kan de weergave op het bestuur-
dersdisplay daarom ook zonder herkende ver-
keerstekens steeds actueel blijven.
%De digitale wegenkaart van het navigatiesys-
teem regelmatig actualiseren, zodat de ver-
keerstekenassistent optimaal blij functione-
ren (/ pagina 35).
Bovendien kan het systeem ook naderende snel-
heidslimieten op het bestuurdersdisplay en op het
head-up-display weergeven. Op het bestuurders-
display kan bovendien de afstand tot een nade-
rende, lagere snelheidslimiet worden weergege-
ven. Hierbij wordt gebruikgemaakt van informatie
uit de digitale wegenkaart van het navigatiesys-
teem. In het menu Assistentie kan eveneens een
dynamische visualisatie van naderende snelheids-
begrenzingen worden weergegeven.
Wanneer de verkeerstekenassistent de toegestane
maximumsnelheid ter plaatse niet kan bepalen,
bijvoorbeeld vanwege ontoereikende bewegwijze-
ring, verschijnt de volgende weergave op het
bestuurdersdisplay:
De verkeerstekenassistent is niet in alle landen
beschikbaar. Wanneer de auto zich in een land
bevindt waar de verkeerstekenassistent niet wordt
ondersteund, is deze weergave permanent.
Wanneer de verkeerstekenassistent als gevolg van
een technische storing of een verontreiniging van
de voorruit tijdelijk of permanent niet beschikbaar
is, verschijnt het waarschuwingslampje verkeers-
tekenassistent ê op het bestuurdersdisplay.
%Hiertoe ook de informatie over de displaymel-
dingen van de verkeerstekenassistent in acht
nemen (/ pagina 765).
Waarschuwing bij overschrijding van de toege-
stane maximumsnelheid
Het systeem kan u waarschuwen wanneer u per
ongeluk de toegestane maximumsnelheid over-
schrijdt. Landspeciek kunt u in het multimedia-
systeem instellen, met welke waarde de toege-
stane maximumsnelheid mag worden overschre-
den voordat een waarschuwing wordt gegeven. U
kunt de waarschuwing uitzetten of instellen of de
waarschuwing optisch, door knipperen van het
verkeersteken op het bestuurdersdisplay, of
optisch en akoestisch moet plaatsvinden. De
gekozen instelling wordt door een melding op het
bestuurdersdisplay bevestigd.
360 Rijden en parkeren
F247 0072 07
1Waarschuwing alleen optisch
2Waarschuwing uit
%De soort, de duur en de activeringsfases van
de snelheidswaarschuwing en de mogelijkheid
voor het instellen van de activeringsfases,
vanaf welke overschrijding moet worden
gewaarschuwd, zijn gebonden aan de lands-
pecieke wetgeving van het land waar de auto
geleverd is.
Verdere functies van de verkeerstekenassistent
(landspeciek)
Waarschuwing bij borden die een inrijverbod aan-
geven: De verkeerstekenassistent kan u waar-
schuwen, bijvoorbeeld wanneer u een afrit van
een autosnelweg of een eenrichtingsstraat aan de
verkeerde kant inrijdt.
Waarschuwing bij voetgangersoversteekplaatsen:
De verkeerstekenassistent kan u tot een rijsnel-
heid van circa 70 km/h waarschuwen, wanneer u
een voetgangersoversteekplaats nadert en zich
voetgangers in de gevarenzone bevinden of zich
hierheen begeven.
Systeemgrenzen
Het systeem kan in het bijzonder in de volgende
situaties mogelijk niet correct werken of buiten
werking zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door onvoldoende
verlichting van de weg, bij sterk wisselende
schaduwen of door sneeuw, regen, mist, wer-
velend stof of veel spatwater
RBij verblinding, bijvoorbeeld door tegemoetko-
mend verkeer, direct invallend zonlicht of door
reecties
RBij vervuiling van de voorruit in het gebied van
de multifunctionele camera of wanneer de
camera beslagen, beschadigd of afgedekt is
RWanneer de verkeerstekens slecht herkenbaar
zijn omdat ze bijvoorbeeld vervuild, afgedekt,
verbleekt, met ijs bedekt, beschadigd, ongun-
stig geplaatst, onvoldoende verlicht of ver-
draaid zijn
RDynamische verkeerssignalering met LED-indi-
catoren wordt vanwege technische omstandig-
heden (bijvoorbeeld zendfrequenties) mogelijk
niet of niet juist herkend
RWanneer de informatie op de digitale wegen-
kaart van het navigatiesysteem onjuist, onvol-
ledig of verouderd is
RWanneer de borden of wegmarkeringen dub-
belzinnig zijn, bijvoorbeeld vanwege verkeers-
tekens bij wegwerkzaamheden, bij op- en afrit-
ten, bij aangrenzende rijstroken of bij paral-
lelle wegen, bij markeringen van voetgangers-
oversteekplaatsen bij verkeerslichten
RWanneer de bewegwijzering of de wegmarke-
ring niet aan de norm voldoet
RWanneer de bewegwijzering of wegmarkering
landspeciek is en afwijkingen vertoont ten
opzichte van de routebegeleiding van het navi-
Rijden en parkeren 361
F247 0072 07
gatiesysteem, bijvoorbeeld bij of na wegwerk-
zaamheden
RNa scherpe bochten, wanneer verkeerstekens
buiten het gezichtsveld van de camera gepas-
seerd worden
RBij het inhalen van voertuigen met opgeplakte
of gemonteerde verkeerstekens
RBij het gebruik van transportmiddelen die met
een aanhangwagenkoppeling aan de auto zijn
bevestigd, bijvoorbeeld etsdragers, kunnen
mogelijk de beperkingen voor aanhangwagens
als van toepassing worden verondersteld
Verkeerstekenassistent instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Ondersteuning 5Verkeerstekenassistent
Snelheidswaarschuwing in- of uitschakelen
%De snelheidswaarschuwing is standaard inge-
schakeld (landsafhankelijk).
#Snelheidswaarschuwing uitschakelen.
De snelheidswaarschuwing blij overeenkom-
stig landsafhankelijke wetgeving uitgeschakeld
totdat de auto de volgende keer wordt in- of
uitgeschakeld.
%Die akoestische snelheidswaarschuwing kan
ook via snelle toegang, door langer indrukken
van de Mute-toets op het stuurwiel, door
indrukken van het snelheidspictogram in de
statusregel van het mediadisplay of via een
gesproken opdracht worden uit- en ingescha-
keld (functies zijn landsafhankelijk beschik-
baar).
Soort snelheidswaarschuwing wijzigen
#De waarschuwing wijzigen naar Optisch of
Optisch & Akoestisch.
Waarschuwingsdrempels instellen
Deze waarde bepaalt, vanaf welke snelheidsover-
schrijding de waarschuwing plaatsvindt.
#Onder waarschuwingsdrempel de gewenste
snelheid instellen.
%De beschikbaarheid van de functie is afhanke-
lijk van landsafhankelijke wetgeving.
Geluidssignaal bij nieuwe toegestane maximum-
snelheid in- of uitschakelen
%Het geluidssignaal bij een nieuwe toegestane
maximumsnelheid is af fabriek uitgeschakeld.
De functie legt vast of elke wijziging van de weer-
gegeven snelheid op het bestuurdersdisplay met
een subtiel, niet storend geluid wordt onder-
steund.
#De functie in- of uitschakelen.
%De beschikbaarheid van de functie is landsaf-
hankelijk.
Verkeerslichtweergave
Informatie over de verkeerslichtweergave
De verkeerslichtweergave ondersteunt de bestuur-
der tijdens het wachten voor een rood verkeers-
licht door de weergave van het camerabeeld op
het centraal display. Het camerabeeld wordt weer-
gegeven, wanneer de bestuurder de eerste auto
voor het rode verkeerslicht is en het wordt uitge-
schakeld wanneer de auto wegrijdt.
362 Rijden en parkeren
F247 0072 07
Verkeerslichtweergave tonen
Voorwaarden
RDe optie Verkeerslichtweergave is ingescha-
keld .
REen verkeerslichtweergave is beschikbaar.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Ondersteuning 5Verkeerslichtweergave
%Deze functie is niet in alle landen beschikbaar.
Wanneer de auto vooraan bij een verkeerslicht
staat, wordt het camerabeeld met verkeerslicht-
weergave op het centraal display weergegeven.
Wanneer de auto wegrijdt wordt het camerabeeld
uitgeschakeld.
#Verkeerslichtweergave in- D of uitschake-
len E.
Verdere beschikbare functies gebruiken
#Z selecteren.
#Op verzoek of Automatisch selecteren.
Wanneer Op verzoek is ingesteld en een ver-
keerslichtweergave beschikbaar is, wordt de
melding Voor verkeerslichtweergave hier
aantippen. weergegeven. Na bevestiging van
de melding verschijnt het camerabeeld.
Wanneer Automatisch is ingesteld, verschijnt
het camerabeeld automatisch wanneer een
verkeerslichtweergave beschikbaar is.
Dodehoekassistent
Werking van de dodehoekassistent met uitstap-
waarschuwing
De dodehoekassistent bewaakt met behulp van
twee zijdelings naar achteren gerichte radarsen-
soren het gebied tot 40 m achter en 3 m naast de
auto.
Wanneer vanaf een snelheid van circa 12 km/h
een voertuig wordt herkend dat direct daarna in
het controlegebied naast uw auto komt, gaat het
waarschuwingslampje in de buitenspiegel rood
branden.
Statusindicatie op het bestuurdersdisplay
¸Grijs: Het systeem is ingeschakeld maar
niet operationeel.
¸Groen: Het systeem is ingeschakeld en
operationeel.
Wanneer een voertuig op geringe afstand wordt
herkend en u de richtingaanwijzer in de betref-
fende richting inschakelt, klinkt een dubbel waar-
schuwingssignaal en gaat het rode waarschu-
wingslampje in de buitenspiegel knipperen. Wan-
neer de richtingaanwijzer ingeschakeld blij, wor-
den alle overige herkende voertuigen alleen weer-
gegeven door het knipperen van het rode waar-
schuwingslampje.
Wanneer u een voertuig snel inhaalt, vindt er geen
waarschuwing plaats.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks de dodehoekassistent
De dodehoekassistent reageert niet op voer-
tuigen die met een groot snelheidsverschil
naderen en u inhalen.
De dodehoekassistent kan in deze situatie niet
waarschuwen.
Rijden en parkeren 363
F247 0072 07
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en voldoende zijdelingse
afstand aanhouden.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/ pagina 323).
Uitstapwaarschuwing
De uitstapwaarschuwing is een extra functie van
de dodehoekassistent en kan de inzittenden bij
het verlaten van de auto waarschuwen voor nade-
rende voertuigen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks uitstapwaarschuwing
De uitstapwaarschuwing reageert niet op stil-
staande objecten en ook niet op personen of
andere verkeersdeelnemers die met een groot
snelheidsverschil dichterbij komen.
De uitstapwaarschuwing kan in deze situaties
niet waarschuwen.
#Bij het openen van de portieren altijd de
verkeerssituatie in de gaten houden en
erop letten dat voldoende vrije ruimte
aanwezig is.
Wanneer zich een voertuig in het controlegebied
bevindt, wordt dit weergegeven in de buitenspie-
gel. Indien een inzittende het portier aan de zijde
met het dreigende gevaar opent, klinkt een waar-
schuwingssignaal en begint het waarschuwings-
lampje in de buitenspiegel te knipperen.
Deze extra functie is alleen beschikbaar wanneer
de dodehoekassistent is ingeschakeld. De uitstap-
waarschuwing kan u vanaf het inschakelen tot
maximaal drie minuten na het uitschakelen van de
auto waarschuwen. Het einde van de beschikbaar-
heid van de uitstapwaarschuwing wordt aangeduid
door het drie maal knipperen van het waarschu-
wingslampje in de buitenspiegel.
De uitstapwaarschuwing is slechts een hulpmiddel
en ontslaat de inzittenden er niet van zelf goed te
blijven opletten. De inzittenden blijven altijd ver-
antwoordelijk voor het zonder gevaar openen van
de portieren en het veilig verlaten van de auto.
Systeemgrenzen
De dodehoekassistent kan in het bijzonder in de
volgende situaties beperkt beschikbaar zijn:
RBij vervuilde of afgedekte sensoren
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door mist, hevige
regen of sneeuw
RBij smalle voertuigen, bijvoorbeeld etsen of
motoretsen
RBij zeer brede of smalle rijstroken
RBij sterk zijdelings versprongen rijdende voer-
tuigen
Bij vangrails en dergelijke obstakels kunnen onge-
gronde waarschuwingen worden gegeven. Altijd
voldoende zijdelingse afstand tot andere verkeers-
deelnemers en obstakels aanhouden.
Wanneer lang naast lange voertuigen wordt gere-
den, bijvoorbeeld een vrachtwagen, kan de waar-
schuwing worden onderbroken.
Bij ingeschakelde achteruitversnelling is de dode-
hoekassistent niet bedrijfsklaar.
Wanneer een aanhangwagen is aangekoppeld en
de elektrische verbinding correct is aangesloten,
364 Rijden en parkeren
F247 0072 07
zijn de dodehoekassistent en de uitstapwaarschu-
wing niet actief.
De werking van de uitstapwaarschuwing kan in de
volgende situaties beperkt zijn:
RBij sensorafschaduwing door naburige voertui-
gen in krappe parkeerplekken
RBij het naderen van mensen
RBij stilstaande of langzaam bewegende objec-
ten
Dodehoekassistent in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Botsingspreventie
#Dodehoekassistent in- of uitschakelen.
Actieve spoorassistent
Functie van de actieve spoorassistent
De actieve spoorassistent bewaakt het gebied
vóór uw auto met de multifunctionele camera
(/ pagina 323) en kan u voor het ongewenst ver-
laten van uw rijstrook behoeden. Het systeem kan
u door een corrigerende stuuringreep terug in uw
rijstrook brengen en bovendien door een merk-
bare terugmelding van het stuurwiel waarschu-
wen.
De actieve spoorassistent is beschikbaar in het
snelheidsbereik tussen 60 km/h en 200 km/h.
Het systeem kan onder de volgende voorwaarden
ingrijpen:
RDe actieve spoorassistent herkent een rijst-
rookmarkering.
RU rijdt met een voorwiel over deze rijstrook-
markering.
Wanneer u de richtingaanwijzer inschakelt, vindt
geen stuuringreep aan de betreende zijde plaats.
Wanneer u de rijstrook zonder activering van de
richtingaanwijzer verlaat maar gevaar voor een
aanrijding met een bewegend obstakel op de
eigen rijstrook wordt herkend, vindt geen stuurin-
greep plaats.
Auto's met dodehoekassistent of rijassistentiepak-
ket: Wanneer het systeem een obstakel, bijvoor-
beeld een ander voertuig, op de naastgelegen rij-
strook herkent, vindt ondanks het gebruik van de
richtingaanwijzer een stuuringreep plaats.
In de volgende gevallen verschijnt de melding 1
op het bestuurdersdisplay en klinkt een waarschu-
wingssignaal:
REen stuuringreep van de actieve spoorassis-
tent duurt langer dan circa tien seconden.
REr vinden twee of meer stuuringrepen van het
systeem binnen circa drie minuten zonder een
stuuringreep van de bestuurder plaats.
In de instellingen van de actieve spoorassistent
kunt u de gevoeligheid van het systeem instellen
en zo bepalen hoe groot de ondersteuning moet
Rijden en parkeren 365
F247 0072 07
zijn. Ook kunt u vastleggen of het systeem op
onderbroken of alleen op ononderbroken rijstrook-
markeringen moet reageren (/ pagina 367).
Statusindicaties van de actieve spoorassistent
ïWit: De actieve spoorassistent is uitge-
schakeld.
Wanneer het ESP® uitgeschakeld is of een
bandenspanningswaarschuwing wordt
weergegeven, wordt de actieve spoorassis-
tent automatisch uitgeschakeld.
ïGeel: Er is een storing aanwezig. Hiertoe
ook de displaymeldingen in acht nemen.
ðGrijs: De actieve spoorassistent is inge-
schakeld, maar niet gereed om te werken.
ðGroen: De actieve spoorassistent is inge-
schakeld en gereed om te werken.
ðRood: De actieve spoorassistent hee u
door middel van een corrigerende stuurin-
greep naar uw rijstrook teruggevoerd. Wan-
neer bovendien een haptische waarschu-
wing in het stuurwiel plaatsvindt, knippert
de statusindicatie. Alleen de rijstrookmar-
kering aan de zijde waarvoor de waarschu-
wing geldt wordt rood weergegeven.
Weergave op bestuurdersdisplay in het menu Assis-
tentie
Wanneer u met een voorwiel over een herkende
rijstrookmarkering rijdt, wordt dit in het menu
Assistentie op het bestuurdersdisplay rood geac-
centueerd.
Systeemgrenzen
In de volgende situaties vindt geen corrigerende
stuuringreep plaats, maar wordt afhankelijk van
de situatie een waarschuwing via het stuurwiel
gegeven:
RWanneer u duidelijk actief stuurt, remt of gas
gee
RWanneer een rijveiligheidssysteem ingrijpt, bij-
voorbeeld het ESP® of het Active Brake Assist
System
RWanneer sportief wordt gereden, bij hoge
bochtsnelheden of snelle acceleraties
RWanneer een transportinrichting, bijvoorbeeld
een aanhangwagen of etsdrager, op de aan-
hangwagenvoorziening is bevestigd en de
elektrische verbinding correct tot stand is
gebracht
Het systeem kan in het bijzonder in de volgende
situaties mogelijk niet correct werken of buiten
werking zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door onvoldoende
verlichting van de weg, bij sterk wisselende
366 Rijden en parkeren
F247 0072 07
schaduwen of door regen, sneeuw, mist of
veel spatwater
RBij verblinding, bijvoorbeeld door tegemoetko-
mend verkeer, direct invallend zonlicht of
reecties
RBij vervuiling van de voorruit in het gebied van
de multifunctionele camera of wanneer de
camera beslagen, beschadigd of afgedekt is
RBij vervuiling van de bumper bij de radarsen-
soren of wanneer de radarsensoren bescha-
digd of bedekt zijn
RWanneer er geen of meerdere, niet duidelijk
herkenbare rijstrookmarkeringen voor een rij-
strook aanwezig zijn, bijvoorbeeld in de omge-
ving van wegwerkzaamheden
RWanneer de rijstrookmarkeringen versleten,
donker of bedekt zijn
RWanneer de afstand tot de voorligger te klein
is en daardoor de rijstrookmarkeringen niet
worden herkend
RWanneer rijstrookmarkeringen snel wijzigen,
bijvoorbeeld bij aakkingen, kruisingen of
wegversmallingen
RBij zeer smalle en bochtige rijbanen
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/ pagina 323).
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Actieve spoorassistent in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Botsingspreventie
5Actieve spoorassistent
#De functie in- of uitschakelen.
Als alternatief kan de actieve spoorassistent via
de Snelle toegangen tot de auto y worden in-
en uitgeschakeld.
%De instelling na het starten van de auto is
landafhankelijk.
Actieve spoorassistent instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Botsingspreventie
5Actieve spoorassistent
Gevoeligheid instellen
#Z selecteren.
#Vroeg, Gem. of Laat selecteren.
De laatst geselecteerde instelling wordt geacti-
veerd wanneer de auto weer wordt gestart.
%De standaardinstelling van deze functie ver-
schilt per land.
Ondersteuning op onderbroken rijstrookmarkering
in- of uitschakelen
#Uitgebreide ondersteuning selecteren.
De laatst geselecteerde instelling wordt geacti-
veerd wanneer de auto weer wordt gestart.
%De standaardinstelling van deze functie ver-
schilt per land.
Rijden en parkeren 367
F247 0072 07
%Deze functie moet geactiveerd zijn, zodat de
noodstopassistent volledig beschikbaar is.
Meer informatie over de noodstopassistent.
(/ pagina 347)
Functie van de adaptieve instelbare demping
Het onderstel met adaptief verstelbare demping
past de karakteristiek van de dempers continu
aan de actuele bedrijfstoestanden en rijsituatie
aan.
De instelling van de demping wordt voor elk wiel
afzonderlijk geregeld en wordt beïnvloed door de
volgende factoren:
Rde staat van het wegdek
Rde belading van de auto
Rde selectie van het rijprogramma
Rde rijstijl
U kunt het rijprogramma instellen met DYNAMIC
SELECT.
Achteruitrijcamera
Werking van de achteruitrijcamera
De achteruitrijcamera is slechts een hulpmiddel.
Hij kan uw waarneming van de omgeving niet ver-
vangen. De bestuurder blij altijd verantwoordelijk
voor het veilig manoeuvreren en parkeren. Bij het
manoeuvreren of parkeren mogen zich onder
andere geen personen, dieren of voorwerpen in
het manoeuvreergebied bevinden; dit controleren.
%Het gebied achter de auto wordt net als in de
binnenspiegel in spiegelbeeld weergegeven.
Auto's zonder parkeerpakket
De volgende cameraweergaven zijn beschikbaar
op het centraal display:
Standaardweergave
1Hulplijnen op circa 0,5 m, 1,0 m, 1,5 m en
3,0 m van het achtergedeelte van de auto
2Rijspoor van de banden bij actuele stuuruit-
slag (dynamisch)
3Rijvlak afhankelijk van de actuele stuuruitslag
(dynamisch)
4Hulplijn op circa 0,3 m afstand tot het achter-
gedeelte
368 Rijden en parkeren
F247 0072 07
Groothoekweergave Aanhangwagenweergave
5Gele hulplijn, richthulp
6Rode hulplijn op circa 0,3 m afstand tot de
kogelkop van de aanhangwagenvoorziening
7Kogelkop van de aanhangwagenvoorziening
Werking van de functie remmen voor voetgangers
%De functie is alleen voor auto's zonder par-
keerpakket beschikbaar. Auto's met parkeer-
pakket zijn met de functies van de manoeu-
vreerondersteuning uitgerust (/ pagina 386).
De functie remmen voor voetgangers kan een bot-
sing met personen voorkomen wanneer langzaam
achteruit wordt gereden. Wanneer via de achter-
uitrijcamera een persoon op het traject wordt her-
kend, kan de auto tot stilstand worden afgeremd.
De functie remmen voor voetgangers kan onder
de volgende voorwaarden ingrijpen:
RDe auto rijdt langzamer dan 15 km/h achter-
uit.
RHet camerabeeld wordt weergegeven op het
centraal display.
Wanneer het automatisch afremmen wordt geacti-
veerd, verschijnt het symbool º rood in het
camerabeeld.
Bovendien verschijnt de melding º Voetgan-
ger! Voor noodstop Uit: hier tikken.
De bestuurder kan deze melding sluiten of nege-
ren. De functie remmen voor voetgangers blij
dan verder actief. Wanneer de bestuurder de mel-
ding aantipt, wordt de functie remmen voor voet-
gangers kort gedeactiveerd.
In de volgende gevallen wordt de functie remmen
voor voetgangers opnieuw geactiveerd:
RDe auto rijdt sneller dan 16 km/h vooruit.
RDe auto wordt uit- en weer ingeschakeld.
Rijden en parkeren 369
F247 0072 07
%Wanneer de functie niet beschikbaar of
gedeactiveerd is, verschijnt het symbool º
grijs in het camerabeeld.
De functie remmen voor voetgangers is slechts
een hulpmiddel. Hij kan uw waarneming van de
omgeving niet vervangen. De bestuurder blij
altijd verantwoordelijk voor het veilig manoeuvre-
ren en in- en uitparkeren. Erop letten dat zich
geen personen, dieren of voorwerpen in het tra-
ject van de auto bevinden.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij beperkte herkenningsmogelijkheid van
de functie remmen voor voetgangers
De functie remmen voor voetgangers kan per-
sonen niet altijd ondubbelzinnig herkennen.
Andere obstakels worden niet door de functie
herkend.
In deze gevallen kan de functie onterecht of
zelfs helemaal niet remmen.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en niet uitsluitend op de
functie remmen voor voetgangers ver-
trouwen.
#Klaar zijn om te remmen.
In de volgende situaties is de functie remmen voor
voetgangers niet beschikbaar:
ROp hellingen
RWanneer een transportinrichting, bijvoorbeeld
een aanhangwagen of etsdrager, op de aan-
hangwagenvoorziening is bevestigd en de
elektrische verbinding correct tot stand is
gebracht
RWanneer de achteruitrijcamera niet klaar voor
gebruik is
Hiertoe eveneens de systeemgrenzen van de ach-
teruitrijcamera in acht nemen.
Auto's met parkeerpakket
De volgende cameraweergaven zijn beschikbaar
op het centraal display:
Menu Cameraweergaven
1Rijspoor van de banden bij actuele stuuruit-
slag (dynamisch)
2Rijvlak afhankelijk van de actuele stuuruitslag
(dynamisch)
3Menu Parkeerassistentie
4Achteruitrijcamera met Top View
5Groothoekweergave
6Aanhangwagenweergave
7PARKTRONIC-parkeerassistent in- of uitscha-
kelen (/ pagina 379)
8Hulplijn op circa 0,3 m afstand tot het achter-
gedeelte
370 Rijden en parkeren
F247 0072 07
9Hulplijnen op circa 0,5 m, 1,0 m, 1,5 m en
3,0 m van het achtergedeelte van de auto
AWaarschuwingsindicatie van de PARKTRONIC-
parkeerassistent (/ pagina 376)
%Wanneer de actieve parkeerassistent is inge-
schakeld, worden de rijstroken 1 groen
weergegeven (/ pagina 379).
Groothoekweergave
AWaarschuwingsindicatie van de PARKTRONIC-
parkeerassistent (/ pagina 388, 376)
Aanhangwagenweergave
BGele hulplijn, richthulp
CRode hulplijn op circa 0,3 m afstand tot de
kogelkop van de aanhangwagenvoorziening
DKogelkop van de aanhangwagenvoorziening
Systeemgrenzen
Wanneer er geen activering hee plaatsgevonden,
verschijnt de melding Systeem buiten werking op
het centraal display.
De achteruitrijcamera werkt in onder andere de
volgende situaties slechts beperkt of helemaal
niet:
RU rijdt vooruit met een snelheid van meer dan
circa 16 km/h.
RDe achterklep is geopend.
RDe weersomstandigheden zijn slecht, bijvoor-
beeld door hevige regen, sneeuw, mist, storm
of spatwater.
RDe lichtomstandigheden zijn slecht, bijvoor-
beeld 's nachts of door tegenlicht.
RDe cameralens is afgedekt, vervuild of besla-
gen. De aanwijzingen voor het reinigen van de
achteruitrijcamera in acht nemen
(/ pagina 586).
RDe camera of de achterzijde van de auto is
beschadigd. In dit geval de camera, diens
stand en de afstelling laten controleren bij een
gekwaliceerde werkplaats.
%In deze situaties de achteruitrijcamera niet
gebruiken. Anders kunt u anderen bij het par-
keren verwonden of in botsing komen met
voorwerpen.
Rijden en parkeren 371
F247 0072 07
Door extra voertuigaanbouwen, bijvoorbeeld ken-
tekenplaathouders of etsdragers, kunnen het
gezichtsveld en verdere functies van het camera-
systeem worden beperkt.
%Het contrast van het display kan nadelig wor-
den beïnvloed door invallend zonlicht of
andere lichtbronnen, bijvoorbeeld wanneer
een garage wordt verlaten. In dit geval extra
voorzichtig zijn.
%Het display bij een aanzienlijke beperking van
de bruikbaarheid, bijvoorbeeld als gevolg van
pixelfouten, laten repareren of vervangen.
Eveneens de informatie over de sensoren en
camera's van de auto (/ pagina 323) in ook acht
nemen.
360°-camera
Functie van de 360°-camera
De 360°-camera is een systeem dat bestaat uit
vier camera's, die de directe omgeving van de
auto vastleggen. De camera's ondersteunen u bij-
voorbeeld bij het parkeren of bij onoverzichtelijke
uitritten.
De 360°-camera bevat en verwerkt de beelden
van de volgende camera's:
RAchteruitrijcamera
RFrontcamera
RTwee buitenspiegelcamera's
De camera's zijn slechts een hulpmiddel en tonen
mogelijkerwijs obstakels in een ander perspectief,
niet goed of geheel niet. Deze kunnen uw waarne-
ming van de omgeving niet vervangen. De
bestuurder blij altijd verantwoordelijk voor het
veilig manoeuvreren en parkeren. Bij het manoeu-
vreren of parkeren mogen zich onder andere geen
personen, dieren of voorwerpen in het manoeu-
vreergebied bevinden; dit controleren.
De volgende cameraweergaven zijn beschikbaar
op het centraal display:
Menu-overzicht Cameraweergaven
1Menu Parkeerassistentie
2Top View met beeld van de frontcamera
3Panorama View
4Top View met beeld van de achteruitrijcamera
5Top View met beeld van de zijcamera in de
buitenspiegels
6PARKTRONIC-parkeerassistent in- of uitscha-
kelen (/ pagina 379)
7GPS activeringspunt instellen
%In alle weergaven wordt de waarschuwings-
melding van de PARKTRONIC-parkeerassis-
tent weergegeven (/ pagina 376).
372 Rijden en parkeren
F247 0072 07
Functie van de hulplijnen
1Hulplijnen op circa 0,5 m, 1,0 m, 1,5 m en
3,0 m van het achtergedeelte van de auto
2Rijspoor van de banden bij actuele stuuruit-
slag (dynamisch)
3Rijvlak afhankelijk van de actuele stuuruitslag
(dynamisch)
4Hulplijn op circa 0,3 m afstand tot het achter-
gedeelte
%Wanneer de actieve parkeerassistent is inge-
schakeld, worden de rijstroken en de hulplij-
nen groen in plaats van geel afgebeeld
(/ pagina 379).
Top View met beeld van de voorcamera of de achter-
uitrijcamera
1Waarschuwingsindicatie van de PARKTRONIC-
parkeerassistent (/ pagina 376)
2Eigen auto van bovenaf
3Traject van de auto bij actuele stuuruitslag
Top View met beeld van de buitenspiegelcamera
In deze weergave kunnen de voorste of achterste
zijkanten van de auto worden bekeken.
Rijden en parkeren 373
F247 0072 07
Groothoekweergave
1Weergave van de PARKTRONIC-parkeerassis-
tent (/ pagina 376)
2Top View met beeld van de achteruitrijcamera
3Groothoekweergave
Wanneer de Top View met het beeld van de ach-
teruitrijcamera wordt weergegeven, wordt met de
links verschoven icoon 2 naar de groothoe-
kweergave gewisseld. Wanneer de groothoe-
kweergave wordt weergegeven, terugwisselen
naar de betreende Top View.
Wanneer u de aanhangwagenweergave selecteert
terwijl geen aanhangwagen aan de auto is gekop-
peld, verschijnt het volgende beeld:
Aanhangwagenweergave
1Wisselen tussen standaard- en aanhangwa-
genweergave
2Gele hulplijn, richthulp
3Kogelkop van de aanhangwagenvoorziening
4Rode hulplijn op circa 0,3 m afstand tot de
kogelkop van de aanhangwagenvoorziening
%De hulplijnen in de aanhangwagenmodus wor-
den ter hoogte van de aanhangwagenvoorzie-
ning afgebeeld.
Wanneer de elektrische verbinding van de auto
met de aanhangwagen tot stand is gebracht, wis-
selt het beeld naar een aanzicht van de zijcame-
ra's.
Zijaanzicht van de buitenspiegelcamera in de aan-
hangwagenweergave
1Wisselen tussen standaard- en aanhangwa-
genweergave
Systeemgrenzen
Wanneer er geen activering hee plaatsgevonden,
verschijnt de melding Systeem buiten werking op
het centraal display.
374 Rijden en parkeren
F247 0072 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door functiebeperkingen van de 360°-
camera
Bij functiebeperkingen van de 360°-camera
bestaat gevaar voor aanrijdingen met perso-
nen of voorwerpen.
#De 360°-camera bij functiebeperkingen
niet gebruiken.
#Bij het manoeuvreren of parkeren mogen
zich onder andere geen personen, dieren
of voorwerpen in het manoeuvreergebied
bevinden; dit controleren.
De 360°-camera werkt in onder andere de vol-
gende situaties slechts beperkt of helemaal niet:
RU rijdt vooruit met een snelheid van meer dan
circa 16 km/h.
RDe portieren zijn geopend.
REen buitenspiegel is niet volledig uitgeklapt.
RDe achterklep is geopend.
RDe weersomstandigheden zijn slecht, bijvoor-
beeld door hevige regen, sneeuw, mist, storm
of spatwater.
RDe lichtomstandigheden zijn slecht, bijvoor-
beeld 's nachts of door tegenlicht.
RDe cameralens is afgedekt, vervuild of besla-
gen. De aanwijzingen voor het reinigen van de
360°-camera in acht nemen (/ pagina 586).
RCamera's of onderdelen van de auto waarin de
camera's zijn ingebouwd, zijn beschadigd. In
dit geval de camera's, hun stand en afstelling
laten controleren bij een gekwaliceerde werk-
plaats.
Bij zwaar beladen auto's kunnen bij het verlaten
van de standaardhoogte om technische redenen
onnauwkeurigheden bij de hulplijnen en in de
weergave van de berekende afbeeldingen optre-
den.
Door extra voertuigaanbouwen, bijvoorbeeld ken-
tekenplaathouders of etsdragers, kunnen het
gezichtsveld en verdere functies van het camera-
systeem worden beperkt.
%Het contrast van het display kan door plotse-
ling invallend zonlicht of andere lichtbronnen
nadelig worden beïnvloed, bijvoorbeeld bij het
uitrijden van een garage. In dit geval extra
voorzichtig zijn.
%Het display bij een aanzienlijke beperking van
de bruikbaarheid, bijvoorbeeld als gevolg van
pixelfouten, laten repareren of vervangen.
Eveneens de informatie over de sensoren en
camera's van de auto (/ pagina 323) in ook acht
nemen.
Weergaven van de 360°-camera met de toets
oproepen
Rijden en parkeren 375
F247 0072 07
#De toets 1 indrukken.
#Het menu Cameraweergaven selecteren.
#In het multimediasysteem de gewenste weer-
gave selecteren (/ pagina 372).
Weergave van de 360°-camera selecteren (ach-
teruitversnelling)
Voorwaarden
RIn het multimediasysteem is de instelling Acti-
vering bij R geactiveerd .
#De achteruitversnelling inschakelen.
#In het multimediasysteem de gewenste weer-
gave selecteren (/ pagina 372).
Camera-afdekking openen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Camera
#Camera-afdekking openen selecteren.
%De camera-afdekking sluit automatisch na
enige tijd of nadat de auto is in- of uitgescha-
keld.
PARKTRONIC-parkeerassistent
Werking van de PARKTRONIC-parkeerassistent
De PARKTRONIC-parkeerassistent is een elektro-
nische parkeerhulp, die de omgeving van uw auto
bewaakt en de afstand tussen uw auto en een
herkend obstakel optisch en akoestisch weer-
gee.
De passieve ankbescherming waarschuwt boven-
dien voor obstakels aan de zijkant. Deze moeten
tijdens het voorbijrijden eerst door de sensoren in
de voor- of achterbumper worden herkend. Wan-
neer u in de richting van een gedetecteerd obsta-
kel stuurt en daardoor een zijdelings aanrijdings-
gevaar bestaat, volgt een waarschuwing.
U kunt de passieve ankbescherming in het multi-
mediasysteem in- en uitschakelen
(/ pagina 379).
Om ervoor te zorgen dat obstakels aan de zijkant
voor of achter kunnen worden weergegeven, moet
de auto eerst een afstand van ten minste een
halve autolengte aeggen. Wanneer een afstand
van een autolengte is afgelegd, kunnen obstakels
rondom worden weergegeven.
De PARKTRONIC-parkeerassistent is slechts een
hulpmiddel. Hij kan uw waarneming van de omge-
ving niet vervangen. De bestuurder blij altijd ver-
antwoordelijk voor het veilig manoeuvreren en in-
en uitparkeren. Bij het manoeuvreren, in- en uit-
parkeren mogen zich onder andere geen perso-
nen, dieren of voorwerpen in het manoeuvreerge-
bied bevinden; dit controleren.
Weergaven op het centraal display
Auto's met 360°-camera
376 Rijden en parkeren
F247 0072 07
Auto's met achteruitrijcamera
1Voor en achter gereed voor weergave
2Rondom gereed voor weergave
3Rondom gereed voor weergave en obstakels
herkend
Zodra de PARKTRONIC-parkeerassistent gereed
voor de weergave is, worden de betreende
gebieden 1 tot 3 van de weergave blauw weer-
gegeven.
De kleur van de weergave verandert afhankelijk
van de afstand tot het herkende obstakel:
RBlauw: > 1 m (geen obstakel herkend)
RGeel: Circa 1 m - 0,7 m
ROranje: Circa 0,7 m - 0,4 m
RRood: < 0,4 m
Auto's met 360°-camera: Daarbij verschui de
begrenzingslijn dynamisch afhankelijk van de posi-
tie en afstand van herkende obstakels.
Bovendien klinkt afhankelijk van de afstand tot het
herkende obstakel een onderbroken waarschu-
wingssignaal. U kunt het waarschuwingstijdstip
instellen in het multimediasysteem. In de instelling
Vroeg waarschuwen waarschuwt het systeem al
vanaf een afstand van 1 m, in de standaardinstel-
ling pas vanaf 0,4 m.
Auto's met 360°-camera
Auto's met achteruitrijcamera
Wanneer u zich niet in het menu Camera & parke-
ren bevindt en een obstakel in het traject van de
auto wordt herkend, verschijnt onder de volgende
voorwaarde de pop-up 1 op het centraal display:
RAuto's zonder actieve parkeerassistent: U rijdt
niet sneller dan 12 km/h.
RAuto's met actieve parkeerassistent: U rijdt
niet sneller dan 18 km/h.
Rijden en parkeren 377
F247 0072 07
Optioneel kunnen door de PARKTRONIC-parkeer-
assistent herkende obstakels vanaf een afstand
van circa 1,0 m aan de voorzijde 2 en 0,7 m aan
de zijkanten 3 ook op het head-up-display wor-
den weergegeven.
Systeemgrenzen
De PARKTRONIC-parkeerassistent houdt eventu-
eel geen rekening met de volgende obstakels:
RObstakels die zich onder het registratiegebied
bevinden, bijvoorbeeld personen, dieren of
voorwerpen
RObstakels die zich boven het registratiegebied
bevinden, bijvoorbeeld uitstekende lading,
overhangen of laadplatforms van vrachtwa-
gens
RVoetgangers of dieren die aan de zijkant van
de auto lopen
RObjecten die aan de zijkant van de auto staan
Zijdelingse obstakels worden in onder andere de
volgende situaties niet weergegeven:
RU parkeert de auto en schakelt deze uit.
RDe portieren worden geopend.
Na het starten van de motor moeten obstakels
opnieuw tijdens het voorbijrijden worden gedetec-
teerd voordat een nieuwe waarschuwing kan vol-
gen.
Bovendien de systeemgrenzen van de volgende
systemen in acht nemen:
RAchteruitrijcamera (/ pagina 368)
R360°-camera (/ pagina 372)
De informatie over de sensoren en camera's in
acht nemen, anders kan het systeem niet correct
functioneren (/ pagina 323).
Auto's met aanhangwagenvoorziening: Wanneer
een transportmiddel, bijvoorbeeld een aanhang-
wagen of etsdrager, aan de aanhangwagenvoor-
ziening bevestigd is en de elektrische verbinding
correct is aangesloten, is de PARKTRONIC-par-
keerassistent voor achter de auto gedeactiveerd.
Problemen met de PARKTRONIC-parkeerassistent
Wanneer de weergave van de PARKTRONIC-par-
keerassistent gedurende circa drie seconden rood
gaat branden, vervolgens wordt uitgeschakeld en
het symbool é op het bestuurdersdisplay ver-
schijnt, is het systeem mogelijk vanwege een sig-
naalstoring uitgeschakeld. De auto opnieuw star-
ten en controleren of de PARKTRONIC-parkeeras-
sistent op een andere plaats functioneert.
Wanneer bovendien een waarschuwingssignaal
klinkt, kan dit de volgende oorzaak hebben:
RDe sensoren zijn vervuild: De sensoren reini-
gen (/ pagina 586).
RDe PARKTRONIC-parkeerassistent is vanwege
een functiestoring uitgeschakeld: De auto
opnieuw starten. Indien het probleem blij
bestaan contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
378 Rijden en parkeren
F247 0072 07
PARKTRONIC-parkeerassistent in- of uitschake-
len
*AANWIJZING Beschadiging van de auto bij
het parkeren of manoeuvreren door objec-
ten in de directe omgeving
De PARKTRONIC-parkeerassistent herkent
bepaalde objecten in de directe omgeving
mogelijk niet.
#Bij het parkeren of manoeuvreren in het
bijzonder op obstakels letten die zich
onder of boven de sensoren bevinden,
bijvoorbeeld bloembakken of aanhang-
wagendissels. Anders kunnen de auto of
andere objecten worden beschadigd.
Voorwaarden
RHet menu camera is geopend.
ROf: Het pop-upvenster PARKTRONIC ver-
schijnt.
#= op het centraal display aantippen.
De PARKTRONIC-parkeerassistent is actief, wan-
neer het controlelampje brandt. Wanneer het con-
trolelampje niet brandt of het symbool é
wordt weergegeven, is de PARKTRONIC-parkeer-
assistent niet actief.
%Als de auto wordt gestart, is de PARKTRONIC-
parkeerassistent automatisch ingeschakeld.
Als alternatief kan de PARKTRONIC-parkeerassis-
tent in het menu Snelle toegang worden in- of uit-
geschakeld.
Waarschuwingssignalen van de PARKTRONIC-
parkeerassistent instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Parkeren 5PARKTRONIC
Waarschuwingssignalen instellen
#Waarschuwingssignalen instellen selecteren.
#Onder Volume of Toonhoogte de gewenste
waarde instellen.
Geluidsverlaging in- of uitschakelen
#Verlaging audiovolume selecteren en Audio-
verlag. bij wrsch.sig. in- of uitschakelen.
Het volume van de actuele mediabron wordt
tijdens een waarschuwingssignaal van de
PARKTRONIC-parkeerassistent verlaagd.
of
#Verlaging audiovolume selecteren en Verla-
ging audiovolume bij R in- of uitschakelen.
Het volume van de actuele mediabron wordt
verlaagd, zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld.
Waarschuwingstijdstip instellen
#Waarschuwingstijdstip selecteren.
#Het gewenste waarschuwingstijdstip Voor of
Achter instellen.
#Waarschuwing zijkant in- of uitschakelen.
Actieve parkeerassistent
Werking van de actieve parkeerassistent
De actieve parkeerassistent is een elektronische
parkeerhulp op basis van ultrasoon geluid, onder-
Rijden en parkeren 379
F247 0072 07
steund door de achteruitrij- en de 360°-camera.
Het systeem meet bij het vooruitrijden automa-
tisch, tot circa 35 km/h, parkeerplekken aan
beide zijden van de auto op.
De actieve parkeerassistent is slechts een hulp-
middel. Hij kan uw waarneming van de omgeving
niet vervangen. De bestuurder blij altijd verant-
woordelijk voor het veilig manoeuvreren en in- en
uitparkeren. Erop letten dat zich geen personen,
dieren of voorwerpen in het traject van de auto
bevinden.
De actieve parkeerassistent biedt de volgende
functies:
Auto's met achteruitrijcamera
RInparkeren op parkeerplekken langs de rijbaan
RAchteruit inparkeren in een parkeerplek dwars
op de rijbaan
De parkeerplek kan vrij worden geselecteerd. De
auto wordt achteruit ingeparkeerd.
Auto's met 360°-camera
RInparkeren op parkeerplekken langs de rijbaan
RInparkeren op parkeerplekken dwars op de rij-
baan (naar keuze vooruit of achteruit)
RInparkeren op parkeerplekken die alleen maar
als zodanig herkenbaar zijn door markeringslij-
nen (bijvoorbeeld aan de kant van de weg)
RUitparkeren uit parkeerplekken, wanneer is
ingeparkeerd met de actieve parkeerassistent
De parkeerplek kan vrij worden geselecteerd. De
inparkeerrichting (vooruit of achteruit) kan, afhan-
kelijk van de parkeerplek, eveneens vrij worden
gekozen.
Wanneer de actieve parkeerassistent beschikbaar
is, verschijnt de weergave Ç op het bestuur-
dersdisplay. Wanneer het systeem parkeerplekken
herkent, verschijnt de weergave È. De pijlen
geven aan, aan welke zijde van de rijbaan her-
kende parkeerplekken aanwezig zijn. Deze worden
vervolgens weergegeven op het centraal display.
Wanneer de actieve parkeerassistent geactiveerd
is, worden op basis van de berekende weg de
richtingaanwijzers geactiveerd. Het in- en het uit-
parkeren worden ondersteund door gas geven,
remmen, sturen en schakelen.
Om het inparkeren te starten, de toets c
(/ pagina 381) indrukken.
De actieve parkeerassistent wordt in de volgende
situaties afgebroken:
RU drukt opnieuw de toets c in.
REr wordt gestuurd.
RDe parkeerstand j wordt ingeschakeld.
RU schakelt de elektrische parkeerrem in.
RHet ESP® regelt.
RHet bestuurdersportier wordt geopend.
Systeemgrenzen
Wanneer de exterieurverlichting een storing ver-
toont, is de actieve parkeerassistent niet beschik-
baar.
Objecten die zich boven of onder het registratie-
gebied van de actieve parkeerassistent bevinden,
bijvoorbeeld uitstekende lading, overhangen of
laadplatforms van vrachtwagens of begrenzingen
van parkeerplekken, worden bij het opmeten van
de parkeerplek niet herkend. Daarom wordt hier-
mee ook geen rekening gehouden bij het bereke-
nen van de parkeerprocedure. De actieve parkeer-
380 Rijden en parkeren
F247 0072 07
assistent stuurt daarom eventueel mogelijk te
vroeg de parkeerplek in of remt te laat.
Bepaalde weersomstandigheden, bijvoorbeeld
sneeuw of zware regenval, kunnen ertoe leiden
dat de afmetingen van de parkeerplek niet nauw-
keurig kunnen worden bepaald. Parkeerplekken
vóór geparkeerde aanhangwagens, waarvan de
aanhangwagendissel over de rand van de parkeer-
plek steekt, worden mogelijkerwijs niet als par-
keerplek herkend of niet correct gemeten. De
actieve parkeerassistent alleen gebruiken op een
vlakke, stroeve ondergrond.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door objecten boven of onder het registra-
tiegebied van de actieve parkeerassistent
Als zich objecten boven of onder het registra-
tiegebied bevinden, kunnen de volgende situ-
aties optreden:
RDe actieve parkeerassistent kan te vroeg
insturen.
RDe auto stopt niet voor deze objecten.
Er bestaat gevaar voor een aanrijding!
#De actieve parkeerassistent in deze situ-
aties niet gebruiken.
De actieve parkeerassistent kan ook ongeschikte
parkeerplekken weergeven, bijvoorbeeld parkeer-
plekken waar parkeren niet toegestaan is, of par-
keerplekken op een ongeschikte ondergrond.
De actieve parkeerassistent in onder andere de
volgende situaties niet gebruiken:
RBij extreme weersomstandigheden, bijvoor-
beeld ijs, sneeuw of bij zware regenval
RBij het transport van ladingen die voorbij de
auto uitsteken
RWanneer de parkeerplek zich op een steile hel-
ling bevindt
RWanneer sneeuwkettingen zijn gemonteerd
RBij een aangekoppelde aanhangwagen of ets-
drager
RDirect na een bandenwissel of wanneer ver-
vangende banden zijn gemonteerd
RBij een te lage of te hoge bandenspanning
RBij steile hellingen van meer dan 15%
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Met de actieve parkeerassistent inparkeren
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door objecten boven of onder het registra-
tiegebied van de actieve parkeerassistent
Als zich objecten boven of onder het registra-
tiegebied bevinden, kunnen de volgende situ-
aties optreden:
RDe actieve parkeerassistent kan te vroeg
insturen.
RDe auto stopt niet voor deze objecten.
Er bestaat gevaar voor een aanrijding!
#De actieve parkeerassistent in deze situ-
aties niet gebruiken.
Rijden en parkeren 381
F247 0072 07
#De toets 1 indrukken.
Menu Parkeerassistent (voorbeeld)
#Het menu 2 Parkeerassistentie selecteren.
Op het centraal display worden de door het sys-
teem herkende parkeerplekken 3 weergegeven.
Menu Parkeerassistent (voorbeeld)
Wanneer de auto stilstaat verschijnt bovendien
het aangeduide traject van de auto 4 in de actu-
eel geselecteerde parkeerplek 5.
#Wanneer een parkeerplek wordt weergegeven:
De auto tot stilstand brengen.
#Zo nodig een andere parkeerplek selecteren.
#Auto's met 360°-camera: Wanneer de inpar-
keerrichting moet worden gewijzigd, de gese-
lecteerde parkeerplek opnieuw aantippen.
#Inparkeren starten: Opnieuw de toets 1
indrukken.
382 Rijden en parkeren
F247 0072 07
#De handen van het stuurwiel verwijderen.
De auto parkeert in de geselecteerde parkeer-
plek.
De richtingaanwijzer wordt automatisch ingescha-
keld wanneer het inparkeren wordt gestart. De
verantwoordelijkheid voor het correct inschakelen
van de richtingaanwijzers ligt altijd bij u. Indien
noodzakelijk de richtingaanwijzers overeenkom-
stig gebruiken.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door opzij bewegen van de auto bij het in-
en uitparkeren
De auto beweegt bij het in‑ en uitparkeren
opzij en kan daarbij ook op de andere rijstrook
komen.
Daardoor kunt u in botsing komen met andere
weggebruikers of objecten.
#Op andere verkeersdeelnemers en
objecten letten.
#Eventueel stoppen of de parkeerproce-
dure met de actieve parkeerassistent
afbreken.
Na beëindiging van het parkeren verschijnt de
melding Actieve parkeerassistent beëindigd.
#De auto tegen wegrollen beveiligen. Wanneer
de wettelijke voorschrien of de plaatselijke
omstandigheden dit vereisen: De wielen in de
richting van de stoeprand draaien.
%U kunt de auto tijdens het inparkeren tot stil-
stand brengen en een andere transmissie-
stand kiezen. Daarop berekent het systeem
een nieuw traject. Wanneer geen nieuw tra-
ject voor de auto beschikbaar is, kan opnieuw
van transmissiestand worden gewisseld.
Met de actieve parkeerassistent uitparkeren
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door objecten boven of onder het registra-
tiegebied van de actieve parkeerassistent
Als zich objecten boven of onder het registra-
tiegebied bevinden, kunnen de volgende situ-
aties optreden:
RDe actieve parkeerassistent kan te vroeg
insturen.
RDe auto stopt niet voor deze objecten.
Er bestaat gevaar voor een aanrijding!
#De actieve parkeerassistent in deze situ-
aties niet gebruiken.
Voorwaarden
RDe auto is met een 360°-camera uitgerust.
RDe auto werd met de actieve parkeerassistent
ingeparkeerd.
#De auto starten.
Rijden en parkeren 383
F247 0072 07
#De toets 1 indrukken.
Menu Parkeerassistent (voorbeeld)
#Het menu Parkeerassistentie 2 selecteren.
#Eventueel de uitparkeerrichting 3 wijzigen.
#Uitparkeren starten: Opnieuw de toets 1
indrukken.
#Indien nodig de transmissiestand wijzigen.
Hiertoe de meldingen die op het bestuurders-
en het centraal display worden weergegeven
in acht nemen.
De auto rijdt uit de parkeerplek.
De richtingaanwijzer wordt automatisch ingescha-
keld wanneer het uitparkeren wordt gestart en
automatisch uitgeschakeld wanneer het inparke-
ren is voltooid. De verantwoordelijkheid voor het
correct inschakelen van de richtingaanwijzers ligt
altijd bij u. Indien noodzakelijk de richtingaanwij-
zers overeenkomstig gebruiken.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door opzij bewegen van de auto bij het in-
en uitparkeren
De auto beweegt bij het in‑ en uitparkeren
opzij en kan daarbij ook op de andere rijstrook
komen.
Daardoor kunt u in botsing komen met andere
weggebruikers of objecten.
#Op andere verkeersdeelnemers en
objecten letten.
#Eventueel stoppen of de parkeerproce-
dure met de actieve parkeerassistent
afbreken.
Na beëindiging van het uitparkeren verzoeken een
waarschuwingssignaal en de melding Ø
Actieve parkeerassistent beëindigd, auto overne-
men u om de besturing over te nemen. U dient
384 Rijden en parkeren
F247 0072 07
weer zelf gas te geven, te remmen, te sturen en te
schakelen.
Wanneer u niet op het overnameverzoek reageert,
wordt de auto door het systeem tot stilstand afge-
remd.
De actieve parkeerassistent pauzeren
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door objecten boven of onder het registra-
tiegebied van de actieve parkeerassistent
Als zich objecten boven of onder het registra-
tiegebied bevinden, kunnen de volgende situ-
aties optreden:
RDe actieve parkeerassistent kan te vroeg
insturen.
RDe auto stopt niet voor deze objecten.
Er bestaat gevaar voor een aanrijding!
#De actieve parkeerassistent in deze situ-
aties niet gebruiken.
U kunt het in- of uitparkeren van de actieve par-
keerassistent bijvoorbeeld als volgt onderbreken:
#Het rempedaal indrukken.
#Het passagiersportier, een achterportier, de
achterklep of de motorkap openen.
#De elektrische parkeerrem of de HOLD-functie
activeren.
#Het in- of uitparkeren voortzetten: Het gaspe-
daal iets indrukken.
%Wanneer de elektrische parkeerrem vóór het
activeren van de actieve parkeerassistent
ingeschakeld was, moet u het gaspedaal iets
indrukken om het in- of uitparkeren te starten.
Uw omgeving controleren voordat u een gepau-
zeerde parkeerprocedure voortzet. Opnieuw con-
troleren dat zich geen personen, dieren of voor-
werpen in het manoeuvreergebied van de auto
bevinden. Hiertoe ook de systeemgrenzen van de
actieve parkeerassistent in acht nemen.
Automatisch remfunctie van de actieve parkeer-
assistent
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door objecten boven of onder het registra-
tiegebied van de actieve parkeerassistent
Als zich objecten boven of onder het registra-
tiegebied bevinden, kunnen de volgende situ-
aties optreden:
RDe actieve parkeerassistent kan te vroeg
insturen.
RDe auto stopt niet voor deze objecten.
Er bestaat gevaar voor een aanrijding!
#De actieve parkeerassistent in deze situ-
aties niet gebruiken.
In het traject van de auto herkende personen of
objecten kunnen voor sterk afremmen zorgen en
daarmee het in- of uitparkeren onderbreken. De
auto wordt dan in stilstand vastgehouden. Wan-
neer u het gaspedaal indrukt, wordt het in- of uit-
parkeren voortgezet.
Rijden en parkeren 385
F247 0072 07
Uw omgeving controleren voordat u het in- of uit-
parkeren voortzet. Opnieuw controleren dat zich
geen personen, dieren of voorwerpen in het
manoeuvreergebied van de auto bevinden. Hier-
toe ook de systeemgrenzen van de actieve par-
keerassistent in acht nemen.
Manoeuvreerondersteuning
Functie van de Drive Away Assist
De Drive Away Assist kan de ernst van een aanrij-
ding bij het wegrijden verminderen. Wanneer een
obstakel in rijrichting wordt herkend, wordt de rij-
snelheid kortstondig begrensd tot circa 2 km/h.
Wanneer een kritische situatie wordt herkend, ver-
schijnt het symbool É op het centraal display.
De Drive Away Assist kan in het menu Manoeu-
vreerondersteuning worden uit- of ingeschakeld.
%Een ingreep van de Drive Away Assist kan
altijd worden beëindigd door het uitschakelen
van de PARKTRONIC-parkeerassistent.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij beperkte herkenningsmogelijkheid van
de Drive Away Assist
De Drive Away Assist kan objecten en com-
plexe verkeerssituaties niet altijd ondubbelzin-
nig herkennen.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en niet uitsluitend op de
Drive Away Assist vertrouwen.
#Klaar zijn om te kunnen remmen en
eventueel uit te wijken, in zoverre de ver-
keerssituatie dit toelaat en uitwijken zon-
der gevaar mogelijk is.
De Drive Away Assist is slechts een hulpmiddel.
Hij kan uw waarneming van de omgeving niet ver-
vangen. De bestuurder blij altijd verantwoordelijk
voor het veilig manoeuvreren en in- en uitparke-
ren. Erop letten dat zich geen personen, dieren of
voorwerpen in het traject van de auto bevinden.
In de volgende situaties kan bijvoorbeeld gevaar
voor een aanrijding ontstaan:
RHet gas- en rempedaal worden met elkaar ver-
ward.
REen verkeerde transmissiestand wordt inge-
schakeld.
De functie Drive Away Assist is onder de volgende
voorwaarden actief:
RDe PARKTRONIC-parkeerassistent is ingescha-
keld.
REr wordt wanneer de auto stilstaat geschakeld
naar de transmissiestand k of h.
RHet herkende obstakel is minder dan circa
1,0 m verwijderd.
RDe manoeuvreerondersteuning is geactiveerd
(/ pagina 388).
Systeemgrenzen
Op hellingen is het vermogen van de Drive Away
Assist beperkt.
Wanneer een transportinrichting, bijvoorbeeld een
aanhangwagen of etsdrager, op de aanhangwa-
genvoorziening is bevestigd en de elektrische ver-
386 Rijden en parkeren
F247 0072 07
binding correct tot stand is gebracht, is de functie
Drive Away Assist niet beschikbaar.
%Eveneens de systeemgrenzen van de PARK-
TRONIC-parkeerassistent in acht nemen
(/ pagina 376).
Functie van de Cross Trac Alert
%De functie Cross Trac Alert is alleen
beschikbaar voor auto's met een dodehoekas-
sistent.
De functie Cross Trac Alert kan bij het achteruit
uitparkeren en het achteruit manoeuvreren waar-
schuwen voor kruisend verkeer. Daartoe bewaken
de radarsensoren in de bumper het gebied dat
aan de auto grenst. Wanneer een kritische situatie
wordt herkend, verschijnt het symbool L op
het centraal display en kan de auto automatisch
worden afgeremd.
Wanneer de radarsensoren door voertuigen of
andere objecten zijn afgedekt, vindt er geen her-
kenning plaats.
Afhankelijk van het land kan de Cross Trac Alert
in het menu Manoeuvreerondersteuning worden
uit- of ingeschakeld (/ pagina 388).
De functie Cross Trac Alert is onder de volgende
voorwaarden actief:
RDe auto rijdt stapvoets achteruit.
RDe manoeuvreerondersteuning is geactiveerd
(/ pagina 388).
%Eveneens de aanwijzingen met betrekking tot
de dodehoekassistent in acht nemen
(/ pagina 363).
Systeemgrenzen
Op hellingen is de functie Cross Trac Alert niet
beschikbaar.
Wanneer een transportinrichting, bijvoorbeeld een
aanhangwagen of etsdrager, op de aanhangwa-
genvoorziening is bevestigd en de elektrische ver-
binding niet correct tot stand is gebracht, is de
functie Cross Trac Alert niet beschikbaar.
Functie van de manoeuvreerafremming
De manoeuvreerafremming kan een botsing met
personen voorkomen wanneer langzaam achteruit
wordt gereden. Wanneer via de achteruitrijcamera
een persoon op het traject wordt herkend, kan de
auto tot stilstand worden afgeremd.
De manoeuvreerafremming kan onder de vol-
gende voorwaarden ingrijpen:
R: De auto rijdt langzamer dan 10 km/h achter-
uit.
RHet camerabeeld wordt weergegeven op het
centraal display (/ pagina 375).
Landsafhankelijk kan de manoeuvreerafremming
in het menu Manoeuvreerondersteuning worden
uit- of ingeschakeld (/ pagina 388).
Wanneer de manoeuvreerafremming wordt geacti-
veerd, verschijnt het symbool º rood in de
geselecteerde weergave in het menu Camera &
parkeren.
%Wanneer de manoeuvreerafremming niet
beschikbaar is, verschijnt het symbool º
in het grijs.
De manoeuvreerafremming is slechts een hulp-
middel. Hij kan uw waarneming van de omgeving
niet vervangen. De bestuurder blij altijd verant-
woordelijk voor het veilig manoeuvreren en in- en
uitparkeren. Erop letten dat zich geen personen,
dieren of voorwerpen in het traject van de auto
bevinden.
Rijden en parkeren 387
F247 0072 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij beperkte herkenningsmogelijkheid van
het remmen bij het manoeuvreren
De functie van het remmen bij het manoeuvre-
ren kan personen niet altijd ondubbelzinnig
herkennen. Andere hindernissen worden niet
door de functie herkend.
In deze gevallen kan de functie onterecht of
zelfs helemaal niet remmen.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en niet uitsluitend op het
remmen bij het manoeuvreren vertrou-
wen.
#Klaar zijn om te remmen.
Systeemgrenzen
De systeemgrenzen van de volgende functies in
acht nemen:
RActieve parkeerassistent (/ pagina 379)
R360°-camera (/ pagina 372)
RAchteruitrijcamera (/ pagina 368)
In de volgende situaties is de functie manoeuvree-
rafremming niet beschikbaar:
ROp hellingen
RWanneer een transportinrichting, bijvoorbeeld
een aanhangwagen of etsdrager, op de aan-
hangwagenvoorziening is bevestigd en de
elektrische verbinding correct tot stand is
gebracht
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Manoeuvreerondersteuning in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Assistentie
5Parkeren
%Deze functie is een on-demand uitrusting
(/ pagina 84).
%Deze functie manoeuvreerondersteuning in- of
uitschakelen is niet in alle landen beschikbaar.
#Manoeuvreerondersteuning selecteren.
#De gewenste manoeuvreerondersteuning in- of
uitschakelen.
Aanhangwagenmanoeuvreer-assistent
Functie van de aanhangwagenmanoeuvreer-
assistent
%Deze functie is een on-demand uitrusting
(/ pagina 84).
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door ongeschikte aanhangwagen
Aanhangwagens met gestuurde assen of een
molenasstel kunnen niet door de aanhangwa-
genmanoeuvreer-assistent worden geleid.
Hierdoor kan de aanhangwagen niet in de
gewenste richting worden gemanoeuvreerd en
kan er een aanrijding ontstaan of kan de aan-
hangwagen kantelen.
#De aanhangwagenmanoeuvreer-assistent
alleen gebruiken voor aanhangwagens
waarbij de aanhangwagendissel en de as
star zijn uitgevoerd.
388 Rijden en parkeren
F247 0072 07
*AANWIJZING Schade door naar voren uit-
stekende lading of disselopbouwen
Door naar voren uitstekende lading of disse-
lopbouwen op de aanhangwagen kunnen de
auto en de aanhangwagen tijdens het
manoeuvreren beschadigd raken.
#Bij het manoeuvreren op uitstekende
lading of disselopbouwen letten.
De aanhangwagenmanoeuvreer-assistent onder-
steunt u bij het achteruitrijden met een aanhang-
wagen. Hij bewaakt met behulp van de achteruit-
rijcamera de knikhoek tussen de auto en de aan-
hangwagen en regelt deze op een ingestelde
waarde af. De aanhangwagenmanoeuvreer-assis-
tent begrenst hierbij de snelheid.
De aanhangwagenmanoeuvreer-assistent is
slechts een hulpmiddel. Hij kan uw waarneming
van de omgeving niet vervangen. De bestuurder
blij altijd verantwoordelijk voor het veilig
manoeuvreren en in- en uitparkeren. Bij het
manoeuvreren, in- en uitparkeren mogen zich
onder andere geen personen, dieren of voorwer-
pen in het manoeuvreergebied bevinden; dit con-
troleren.
U kunt de waarde voor de knikhoek rechtstreeks
via het multimediasysteem invoeren of het
manoeuvre rechttrekken of het 90° manoeuvre
gebruiken. Bij het manoeuvre rechttrekken bere-
kent het systeem de knikhoek automatisch en
wordt de combinatie overeenkomstig de actuele
richting van de aanhangwagen gericht.
De aanwijzingen met betrekking tot het rijden met
een aanhangwagen (/ pagina 391) in acht
nemen.
Systeemgrenzen
De systeemgrenzen van de volgende functies in
acht nemen:
RActieve parkeerassistent (/ pagina 379)
R360°-camera (/ pagina 372)
RAchteruitrijcamera (/ pagina 368)
Het systeem kan in de volgende situaties mogelijk
niet correct werken of buiten werking zijn:
RDe helling is meer dan circa 15%.
Aanhangwagenmanoeuvreer-assistent gebrui-
ken
Voorwaarden
RDe auto is gestart en staat stil.
RIn het menu Voertuig is een aanhangwagen
geselecteerd (/ pagina 396).
REr is een aanhangwagen herkend.
RDe helling is minder dan circa 15%.
RDe achterklep is gesloten.
RDe elektrische parkeerrem is niet bediend.
RDe bestuurder hee de veiligheidsgordel
omgegespt.
Rijden en parkeren 389
F247 0072 07
#De achteruitversnelling k inschakelen.
#De toets 1 indrukken.
Het camerabeeld wordt weergegeven op het
centraal display.
%Het beeld is een voorbeeld en afgebeeld zon-
der aanhangwagen.
In het menu van de aanhangwagenmanoeuvreer-
assistent kunt u verschillende manoeuvres selec-
teren. Welke manoeuvres beschikbaar zijn hangt
af van de actuele knikhoek en de lengte van de
aanhangwagen.
#De knikhoek instellen: 4 selecteren. Om de
knikhoek te veranderen op het centraal dis-
play in het gehele gebied van het camerabeeld
naar links of rechts vegen.
of
#Manoeuvre rechttrekken activeren: 2 selec-
teren.
Het systeem berekent de knikhoek zodanig,
dat de richting van de aanhangwagen op het
moment van activering gehandhaafd blij.
Daarbij vindt bij het achteruitrijden een korte
beweging van de aanhangwagen in tegenge-
stelde richting plaats, waarna wordt terugge-
keerd naar de gewenste lijn. Op die manier
wordt de auto recht uitgelijnd ten opzichte van
de aanhangwagen en blij tegelijkertijd de
richting van de aanhangwagen gehandhaafd.
of
#90° manoeuvre activeren:
RDe auto recht uitlijnen ten opzichte van de
aanhangwagen.
R3 (links of rechts) selecteren.
Het systeem berekent de knikhoek zo, dat een
aanhangwagen onder een zo klein mogelijke
hoek in een inrit kan worden gemanoeuvreerd,
wanneer deze zich onder een rechte hoek ten
opzichte van de eigen auto bevindt. Na het
afslaan wordt de auto weer recht uitgelijnd ten
opzichte van de aanhangwagen.
390 Rijden en parkeren
F247 0072 07
#Gas geven en remmen zoals vereist.
%De maximale knikhoek is afhankelijk van de
lengte van de aanhangwagen. Deze wordt
door het systeem berekend door een stuk
vooruit te rijden met een aantal bochten.
Voordat de lengte van de aanhangwagen is
berekend, bedraagt de maximale knikhoek
circa 23°. Hoe langer de aanhangwagen, hoe
groter de maximale knikhoek (max. circa
60°).
%De gehele omgeving in de gaten houden en
altijd klaar zijn om te remmen.
Aanhangwagenvoorziening
Aanwijzingen voor rijden met aanhangwagen
*AANWIJZING Mogelijk vervallen van de
typegoedkeuring door illegale bevestiging
van aanhangwagenvoorzieningen
De montage, ook achteraf, van een niet-
inklapbare of een niet verwijderbare aanhang-
wagenvoorziening, die het kenteken of het ver-
lichtingssysteem bedekt, ook slechts gedeel-
telijk, is verboden.
#De geldende wettelijke regelingen over
de montage van aanhangwagenvoorzie-
ningen in acht nemen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door slingeren van de combinatie
Als u met een aanhangwagen te snel rijdt, kan
de combinatie gaan slingeren.
Daardoor kunt u de controle over de combina-
tie verliezen. De combinatie kan zelfs kante-
len.
#In geen geval proberen de combinatie
recht te trekken door de snelheid te ver-
hogen.
#De snelheid verlagen en niet tegenstu-
ren.
#Zo nodig afremmen.
*AANWIJZING Beschadiging van de motor
door oververhitting
#Afhankelijk van het type auto zijn bij het
achteraf inbouwen van een aanhangwa-
genvoorziening wijzigingen aan het
motorkoelsysteem noodzakelijk.
Bij inbouw van een aanhangwagenvoorziening
achteraf op de bevestigingspunten aan het
onderstel letten.
Alleen wanneer in de autopapieren een aanhang-
wagengewicht is opgenomen, mag naderhand een
aanhangwagenvoorziening worden gemonteerd.
Wanneer dit niet het geval is, mag met de auto
niet met een aanhangwagen worden gereden.
Meer informatie is verkrijgbaar in een gekwali-
ceerde werkplaats.
De volgende aanwijzingen met betrekking tot de
kogeldruk in acht nemen:
RDe toegestane kogeldruk niet over- of onder-
schrijden.
RDe maximumkogeldruk zoveel mogelijk benut-
ten.
Rijden en parkeren 391
F247 0072 07
De volgende waarden mogen niet worden over-
schreden:
RToegestaan aanhangwagengewicht
RToegestane achterasbelasting van de trek-
kende auto
RToegestaan totaalgewicht van de trekkende
auto
RToegestaan totaalgewicht van de aanhangwa-
gen
RToegestane maximumsnelheid van de aan-
hangwagen
Voor het wegrijden het volgende controleren:
ROp de achteras van de trekkende auto is de
bandenspanning voor maximale belading inge-
steld.
RDe verlichting van de aangesloten aanhangwa-
gen functioneert.
RAuto's zonder LED-koplampen of ACTIVE MUL-
TIBEAM LED-koplampen: De koplampen zijn
correct ingesteld.
Bij een grotere achterasbelasting mag in verband
met de typegoedkeuring met de auto met aan-
hangwagen niet sneller dan 100 km/h worden
gereden. Dit geldt ook in landen waar voor auto's
met aanhangwagen in principe een maximumsnel-
heid boven 100 km/h is toegestaan.
%Bij het achteruitrijden met een aanhangwagen
de functie van de aanhangwagenmanoeu-
vreer-assistent in acht nemen
(/ pagina 388).
Kogelhals uit- of inklappen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door een niet vergrendelde kogelhals
Als de kogelhals niet vergrendeld is, kan de
aanhangwagen losraken.
#De kogelhals altijd zoals beschreven ver-
grendelen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
uitzwenken van de kogelhals
Wanneer de kogelhals wordt ontgrendeld of bij
het inklappen niet correct wordt vergrendeld,
kan deze uitzwenken.
In het zwenkbereik van de kogelhals bestaat
gevaar voor letsel!
#De kogelhals alleen ontgrendelen als het
zwenkbereik vrij is.
#Altijd controleren dat de kogelhals bij het
inklappen vergrendelt.
*AANWIJZING Verhoogd risico op materiële
schade door uitgeklapte kogelhals
#Als geen aanhangwagen is aangekoppeld
en geen etsdrager is gemonteerd, de
kogelhals inklappen of bij een volledig
elektrische aanhangwagenvoorziening de
kogelhals inzwenken.
*AANWIJZING Beschadiging van de auto
door verkeerd gebruik van de aanhangwa-
genvoorziening
Bij het bergen van de auto door het lostrekken
met behulp van de aanhangwagenvoorziening
kan de auto of de aanhangwagenvoorziening
zelf beschadigd raken.
392 Rijden en parkeren
F247 0072 07
#De aanhangwagenvoorziening alleen
gebruiken voor het trekken van een aan-
hangwagen of voor de bevestiging van
goedgekeurde dragersystemen, bijvoor-
beeld een etsdrager.
Uitzondering: Omdat auto's met een aan-
hangwagenvoorziening aan de achter-
kant geen bevestiging voor een sleepoog
hebben, is af- of aanslepen toegestaan.
#Bij het af- of aanslepen met de aanhang-
wagenvoorziening de informatie in het
hoofdstuk "Sleepoog aanbrengen en ver-
wijderen“ in acht nemen.
Kogelhals uitklappen
#De auto tegen wegrollen beveiligen.
#Het zwenkbereik vrijhouden.
#De aanhangwagenkabel of de adapterstekker
verwijderen.
#Aan de toets 2 trekken, tot de kogelhals ont-
grendelt.
De kogelhals klapt onder de achterbumper uit.
Het controlelampje 1 knippert.
#De kogelhals in de richting van de pijl drukken
tot deze hoorbaar in de verticale stand ver-
grendelt.
Het controlelampje 1 in de toets voor ont-
grendeling van de kogelhals doo.
Wanneer de kogelhals niet veilig is vergren-
deld, verschijnt op het bestuurdersdisplay de
Rijden en parkeren 393
F247 0072 07
displaymelding Aanhangwagenkoppeling Ver-
grendeling controleren.
#De afdekkap van de kogelkop verwijderen en
veilig opbergen.
Erop letten dat de kogel van de kogelhals schoon
is. Controleren of de trekhaak volgens de voor-
schrien van de betreende aanhangwagen inge-
vet of droog (zonder vet) moet worden gebruikt.
Kogelhals inklappen
#Aan de toets 2 trekken, tot de kogelhals ont-
grendelt.
De kogelhals klapt onder de achterbumper
weg.
Het controlelampje 1 knippert.
#De kogelhals in de richting van de pijl drukken
tot deze achter de bumper hoorbaar vergren-
delt.
Het controlelampje 1 doo en de melding op
het bestuurdersdisplay verdwijnt.
De informatie over de weergaven op het bestuur-
dersdisplay in acht nemen:
RWaarschuwings- en controlelampjes
(/ pagina 847)
394 Rijden en parkeren
F247 0072 07
RDisplaymeldingen (/ pagina 765)
Aanhangwagen aan- of afkoppelen
De aanhangwagen wordt alleen door de auto her-
kend indien aan de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
RDe kogelhals is uitgeklapt en correct vergren-
deld in de vergrendelde positie.
Een aanhangwagen met een 7-polige stekker via
de volgende adapters op de auto aansluiten:
RAdapterstekker
RAdapterkabel
De aanhangwagen wordt alleen door de auto her-
kend indien aan de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
RDe aanhangwagen is correct aangesloten.
RHet verlichtingssysteem van de aanhangwagen
is intact.
Een correct aangesloten aanhangwagen hee
onder meer invloed op de functies van de vol-
gende systemen:
RESP®-aanhangwagenstabilisatie
RAanhangwagenmanoeuvreer-assistent
RActieve spoorassistent
RPARKTRONIC-parkeerassistent
RActieve parkeerassistent
RDodehoekassistent
RDrive Away Assist
RCross Trac Alert
RManoeuvreerafremming
RAchteruitrijcamera
R360°-camera
Aanhangwagen aankoppelen
*AANWIJZING Beschadiging van de start-
accu door volledige ontlading
Door het opladen van de aanhangwagenaccu
via de spanningsvoorziening van de aanhang-
wagen kan de startaccu worden beschadigd.
#De spanningsvoorziening van de auto
niet gebruiken om de aanhangwagen-
accu op te laden.
#De auto tegen wegrollen beveiligen.
#De afdekkap van de kogelkop verwijderen en
veilig opbergen.
#De aanhangwagen horizontaal achter de auto
zetten en aankoppelen.
#Het deksel van de contactdoos openen.
#De stekker met nok 1 in groef 3 van de
contactdoos aanbrengen.
Rijden en parkeren 395
F247 0072 07
#De bajonetverbinding 2 tot de aanslag
rechtsom draaien.
#Het deksel laten vergrendelen.
#De kabel met kabelbinders aan de aanhangwa-
gen bevestigen (alleen bij adapterkabels).
#Controleren of de kabel bij het rijden door
bochten vrij kan bewegen.
Ook bij een correct aangesloten aanhangwagen
kan onder de volgende omstandigheden een mel-
ding op het bestuurdersdisplay verschijnen:
RHet verlichtingssysteem van de aanhangwagen
is van LED's voorzien.
RDe minimumstroom (50 mA) van de aanhang-
wagenverlichting werd onderschreden.
%Op de permanente spanningsvoorziening kunt
u accessoires aansluiten tot maximaal 180 W
en aan de via het contactslot geschakelde
spanningsvoorziening.
Aanhangwagen afkoppelen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij het
afkoppelen
Wanneer u een aanhangwagen met oplooprem
in geremde staat afkoppelt, kunt u met uw
hand tussen de auto en de aanhangwagendis-
sel bekneld raken.
#De aanhangwagen niet in geremde staat
afkoppelen.
*AANWIJZING Beschadiging bij het afkop-
pelen wanneer de aanhangwagen geremd
is
Wanneer de aanhangwagen bij het afkoppelen
geremd is, kan de auto beschadigd raken.
#De aanhangwagen niet in geremde staat
afkoppelen.
#De auto tegen wegrollen beveiligen.
#De elektrische verbinding tussen auto en aan-
hangwagen losmaken.
#De aanhangwagen afkoppelen.
#De afdekkap op de kogelkop drukken.
%Aanhangwagen met LED-verlichting: Na het
afkoppelen van de aanhangwagen de auto in-
en weer uitschakelen.
Type aanhangwagen selecteren
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Rijden 5Type aanhangwagen
Aanhangwagen instellen
De instellingen in dit menu maken het berekenen
van een geschikte route voor de geselecteerde
aanhangwagen mogelijk en optimaliseren de bere-
kende aankomsttijd.
#Het gewenste type aanhangwagen selecteren.
#De toegestane maximumsnelheid van de inge-
stelde aanhangwagen selecteren.
#Wijzigingen opslaan: Bevestigen selecteren.
%Wanneer iets (aanhangwagen/achteretsdra-
ger) op de aanhangwagencontactdoos is aan-
gesloten, verschijnt op het display automa-
tisch een menu.
396 Rijden en parkeren
F247 0072 07
De volgende keuzemogelijkheden zijn beschik-
baar:
Retsdrager
Rkleine aanhangwagen
Rgrote aanhangwagen
Werking van de etsdrager
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij niet deskundig omgaan met de ets-
drager
De etsdrager kan in de volgende gevallen van
de auto losraken:
RHet toegestane draagvermogen van de
aanhangwagenvoorziening wordt over-
schreden.
RDe etsdrager wordt niet deskundig
gebruikt.
RDe etsdrager is op de kogelhals onder de
kogelkop bevestigd.
Voor uw eigen veiligheid en die van andere
verkeersdeelnemers het volgende in acht
nemen:
RAltijd het toegestane draagvermogen van
de aanhangwagenvoorziening aanhouden.
RAltijd de toegestane achterasbelasting van
de trekkende auto in acht nemen.
RDe etsdrager uitsluitend voor het vervoe-
ren van etsen gebruiken.
RDe etsdrager altijd correct bevestigen
door deze aan de kogelkop vast te klem-
men.
RAlleen door Mercedes-Benz goedgekeurde
etsdragers gebruiken.
ROok altijd de handleiding van de etsdra-
ger in acht nemen.
*AANWIJZING Beschadiging of breuk van
de aanhangwagenvoorziening door onge-
schikte of niet deskundig gebruikte ets-
drager
#Alleen door Mercedes-Benz goedge-
keurde etsdragers zoals hierna beschre-
ven op vakkundige wijze gebruiken.
*AANWIJZING Verhoogd risico op materiële
schade door uitgeklapte kogelhals
#Als geen aanhangwagen is aangekoppeld
en geen etsdrager is gemonteerd, de
kogelhals inklappen of bij een volledig
elektrische aanhangwagenvoorziening de
kogelhals inzwenken.
*AANWIJZING Mogelijk vervallen van de
typegoedkeuring door illegale bevestiging
van aanhangwagenvoorzieningen
De montage, ook achteraf, van een niet-
inklapbare of een niet verwijderbare aanhang-
wagenvoorziening, die het kenteken of het ver-
Rijden en parkeren 397
F247 0072 07
lichtingssysteem bedekt, ook slechts gedeel-
telijk, is verboden.
#De geldende wettelijke regelingen over
de montage van aanhangwagenvoorzie-
ningen in acht nemen.
Afhankelijk van de constructie van de etsdrager
kunnen maximaal drie etsen op de etsdrager
worden vervoerd.
Bij bevestiging door vastklemmen op de kogelkop
1 bedraagt het maximumdraagvermogen 75 kg.
Het maximumdraagvermogen wordt berekend uit
het gewicht van de etsdrager en de belading van
de etsdrager.
De aanwijzingen met betrekking tot het rijden met
dakbelasting, een aanhangwagen of een volledig
beladen auto in acht nemen (/ pagina 262).
Pas bij gebruik van een etsdrager de banden-
spanning aan voor een verhoogde belading van de
achteras van de auto. Meer informatie over de
bandenspanning vindt u in de bandenspanningsta-
bel (/ pagina 620).
Beladingsaanwijzingen
Hoe groter de afstand van het zwaartepunt van de
lading ten opzichte van de kogelkop, hoe hoger de
belasting op de aanhangwagenvoorziening.
Daarom de volgende aanwijzingen in acht nemen:
RZware etsen zo dicht mogelijk bij de auto
bevestigen.
RDe lading op de etsdrager altijd zo symme-
trisch mogelijk ten opzichte van de lengteas
van de auto verdelen.
Mercedes-Benz adviseert om voor het beladen
van de etsdrager alle aanbouwdelen van de et-
sen te verwijderen, bijvoorbeeld etsmanden, kin-
derzitjes of accu's. Daardoor kan de luchtweer-
stand en het zwaartepunt van de etsdrager wor-
den verbeterd.
De etsen altijd tegen verschuiven vastzetten en
regelmatig controleren of ze nog goed vastzitten.
Geen dekzeilen of andere afdekkingen gebruiken.
Het rijgedrag en het zicht naar achteren kunnen
slechter worden. Bovendien neemt de luchtweer-
stand toe en daarmee de belasting op de aan-
hangwagenvoorziening.
398 Rijden en parkeren
F247 0072 07
Verdeling van de lading op de etsdrager
1Afstand van het zwaartepunt naar de kogelkop
in verticale richting
2Afstand van het zwaartepunt naar de kogelkop
naar achteren
3Zwaartepunt bevindt zich op de middenas van
de auto
Bij het beladen van de etsdrager met maximaal
drie etsen de volgende gegevens in acht nemen.
Belading van de etsdrager
Totaalgewicht
van etsdra-
ger en bela-
ding
Max. afstand
1
Max. afstand
2
tot 75 kg 420 mm 300 mm
Aanwijzingen met betrekking tot het trekken van
auto's
De auto is niet geschikt voor het gebruik van Tow-
Bar-systemen, die bijvoorbeeld worden gebruikt
voor Flat Towing of Dinghy Towing. Het aanbren-
gen of gebruik van Tow-Bar-systemen kan tot
schade aan de auto leiden. Bij het trekken of sle-
pen van een auto met Tow-Bar-systemen is een
veilig rijdynamisch gedrag van de trekkende auto
en de getrokken auto niet veiliggesteld. De combi-
natie kan gaan slingeren.
De volgende aanwijzingen in acht nemen:
RToegestane sleepmethoden (/ pagina 607)
RPlug-in-hybride: Toegestane sleepmethoden
(/ pagina 608)
RDe aanwijzingen met betrekking tot het slepen
met beide assen op de grond (/ pagina 58)
Rijden en parkeren 399
F247 0072 07
Aanwijzingen met betrekking tot het bestuur-
dersdisplay
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij uitvallen van het bestuurdersdisplay
Wanneer het bestuurdersdisplay uitgevallen is
of als een storing aanwezig is, kunt u functie-
beperkingen van veiligheidsrelevante syste-
men niet herkennen.
De bedrijfsveiligheid van de auto kan beperkt
zijn.
#Voorzichtig verder rijden.
#De auto direct bij een gekwaliceerde
werkplaats laten controleren.
Wanneer de bedrijfsveiligheid van de auto in
gevaar komt, de auto direct op een veilige plaats
neerzetten. Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Het bestuurdersdisplay toont belangrijke informa-
tie, bijvoorbeeld snelheid, motortoerental, brand-
stofpeil, koelvloeistoemperatuur en waarschu-
wings- en controlelampjes.
Daarnaast zijn o.a. de volgende functies beschik-
baar:
RVerschillende menu's, bijvoorbeeld voor assis-
tentie en navigatie
RStatusindicaties bij de rijsystemen
RDisplaymeldingen
RInformatie over snelheid, Verbruik en actiera-
dius
RVermogensmeter en laadtoestand van de
hoogspanningsaccu
RWaarschuwings- en controlelampjes
Aanvullende aanwijzingen voor plug-in-hybride
voertuigen:
RVerdere weergaven op het bestuurdersdisplay:
-õ Aandrijving is geactiveerd
-° "Voet van het gas"
In sommige menu's kan de inhoud individueel
worden aangepast en kunnen instellingen worden
uitgevoerd (/ pagina 402).
Bestuurdersdisplay bedienen
&WAARSCHUWING Gevaar voor aeiding
door informatiesystemen en communica-
tieapparatuur
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde informatiesystemen en communicatie-
apparatuur bedient, kunt u van de verkeerssi-
tuatie worden afgeleid. Bovendien kunt u de
controle over de auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen wan-
neer de verkeerssituatie dit toelaat.
#Wanneer dit niet kan worden gewaar-
borgd, op een veilige plek stoppen en de
invoering wanneer de auto stilstaat uit-
voeren.
Bij het bedienen van het bestuurdersdisplay de
wettelijke bepalingen in acht nemen van het land
waarin u zich bevindt.
400 Bestuurdersdisplay
F247 0072 07
Door de menulijst bladeren
1Terugtoets
2Toets hoofdmenu
3Touch-Control
De inhoud van het bestuurdersdisplay wordt met
de bedieningselementen aan de linkerzijde van
het stuurwiel geregeld. De navigatie vindt plaats
met de Touch-Control 3 in verticale en horizon-
tale richting wissen met een vinger. Door het
indrukken van de Touch-Control wordt de selectie
bevestigd.
%Voor een optimale bediening van de Touch-
Control 3 indien mogelijk de toppen van de
duimen gebruiken. Bovendien kunt u de
gevoeligheid van de Touch-Control instellen in
het centraal display (/ pagina 426).
#De toets hoofdmenu 2 kort indrukken.
#Op de Touch-Control 3 naar links of rechts
vegen en een menu selecteren.
#Bevestigen: Op de Touch-Control 3 drukken.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Menu's op het bestuurdersdisplay
Aanwijzingen met betrekking tot de menu's op het
bestuurdersdisplay
&WAARSCHUWING Gevaar voor aeiding
door informatiesystemen en communica-
tieapparatuur
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde informatiesystemen en communicatie-
apparatuur bedient, kunt u van de verkeerssi-
tuatie worden afgeleid. Bovendien kunt u de
controle over de auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen wan-
neer de verkeerssituatie dit toelaat.
#Wanneer dit niet kan worden gewaar-
borgd, op een veilige plek stoppen en de
invoering wanneer de auto stilstaat uit-
voeren.
Bij het bedienen van het bestuurdersdisplay de
wettelijke bepalingen in acht nemen van het land
waarin u zich bevindt.
Bestuurdersdisplay 401
F247 0072 07
De volgende menu's kunnen via de menulijst op
het bestuurdersdisplay worden opgeroepen:
RIngetogen
RSportief
RKlassiek
RNavigatie
RAssistentie
RService
In sommige van deze menu's kunt u een keuze
maken uit verschillende displayinhoud in het mid-
delste weergavegebied.
In de meeste menu's kunt u met de Opties ver-
dere instellingen uitvoeren voor menuspecieke
displayinhoud.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Menu's op het bestuurdersdisplay oproepen en
bedienen
Een menu via de menulijst van het bestuurdersdis-
play oproepen
1Terugtoets
2Toets hoofdmenu
3Touch-Control
#De toets Hoofdmenu 2 in het stuurwiel
indrukken.
De menulijst van het bestuurdersdisplay wordt
geopend.
#Op de Touch-Control links 3 naar links of
rechts vegen en een menu (bijvoorbeeld het
menu Klassiek) in de menulijst selecteren.
#Bevestigen: Op de Touch-Control links 3
drukken.
Het submenu Opties oproepen of verlaten
#Oproepen: Op de Touch-Control links 3 druk-
ken.
402 Bestuurdersdisplay
F247 0072 07
#Verlaten: De terugtoets 1 indrukken.
Door weergave-inhoud of lijsten bladeren
#Op de Touch-Control links 3 omhoog,
omlaag, naar links of rechts vegen.
%Binnen verschillende menu's verschijnen aan
de rechter rand van het middelste weergave-
veld eveneens indexsymbolen ter oriëntatie,
op welke positie in een lijst u zich momenteel
bevindt.
Een displayinhoud als standaardweergave instel-
len
U kunt individueel gecongureerde displayinhoud
van een menu als standaardweergave instellen.
#De Touch-Control links 3 lang indrukken, tot-
dat het staafdiagram volledig is gevuld.
De vraag Directe link instellen? verschijnt.
#Op de Touch-Control links 3 naar links
vegen en Ja selecteren.
#Bevestigen: Op de Touch-Control links 3
drukken.
#Standaardweergave oproepen: In het bovenste
niveau van een menu de terugtoets 1 indruk-
ken.
%Door in de standaardweergave de terugtoets
1 in te drukken, wordt het vorige menu
opgeroepen.
Waarden terugzetten
#Submenu Opties oproepen: Op de Touch-Con-
trol links 3 drukken.
#Ja selecteren.
#Bevestigen: Op de Touch-Control links 3
drukken.
Instellingen in de menu's Klassiek of Decent uit-
voeren
Bestuurdersdisplay:
4Klassiek
Displayinhoud in het middelste weergavegebied
van het menu Klassiek selecteren
#Het menu Klassiek via de menulijst van het
bestuurdersdisplay oproepen.
#Displayinhoud selecteren: Op de Touch-Con-
trol links omhoog of omlaag vegen en de
gewenste displayinhoud selecteren.
1Snelheidsmeter
2Toerenteller of tijd
3Transmissiestand
4Temperatuurindicatie koelvloeistof
5Buitentemperatuur
Bestuurdersdisplay 403
F247 0072 07
6Displayinhoud midden in het menu Klassiek
(voorbeeld dagteller)
7Tijd
8Brandstofpeil en aanduiding tankdopklepposi-
tie
In het middelste weergavegebied 6 van het
menu Klassiek kan de volgende displayinhoud
worden weergegeven:
RDagteller en kilometertotaalstand
RTripcomputer Na vertrek en Na reset
RECO aanduiding
RVerbruik
RATTENTION ASSIST
RAudio
RNavigatie
Tripcomputer (voorbeeld)
1Aandeel elektrisch rijden (elektrisch afgelegde
afstand van de totaal afgelegde afstand)
Informatie over de actieradius
RDe werkelijke actieradius kan van de weerge-
geven actieradius afwijken. Bij de berekening
van de actieradius wordt rekening gehouden
met de rijstijl in het verleden.
RFactoren zoals de buitentemperatuur of kli-
maatregelingsinstellingen zijn rechtstreeks van
invloed op de haalbare actieradius.
RBij actieve navigatie of een actieve woon-werk
route kan extra informatie over de komende
route bij de berekening van de actieradius
worden meegenomen.
Informatie over het elektrisch verbruik
RBij de verbruikswaarden Na vertrek en Na
reset wordt rekening gehouden met alle
actieve verbruikers bij rijbereidheid van het
aandrijfsysteem õ.
Informatie over het aandeel elektrisch rijden
RVoor het bepalen van het aandeel elektrisch
rijden wordt uitsluitend rekening gehouden
met afstanden die onder de volgende voor-
waarden zijn gereden:
-De verbrandingsmotor is uitgeschakeld.
-Het rijprogramma Electric of Hybrid is
actief.
-De hoogspanningsaccu is opgeladen.
Met elektrisch gereden afstanden die in het rijpro-
gramma Battery Level of bij een lege hoogspan-
ningsaccu zijn afgelegd wordt geen rekening
gehouden voor het aandeel elektrisch rijden.
404 Bestuurdersdisplay
F247 0072 07
%Voor het vergroten van het aandeel elektrisch
rijden de hoogspanningsaccu zo vaak moge-
lijk bij een geschikte laadinrichting opladen.
Radiozenders of titels in de zender- of titellijst
selecteren
In de displayinhoud Audio van het menu Klassiek
kunnen radiozenders of titels in de zender- of titel-
lijst worden geselecteerd.
De volgende aanpassingen worden in het MBUX
multimediasysteem gedaan:
RConguratie van de zender- of titellijst
RWissel tussen de mediabronnen
RInstelling van de frequentieband
1Titellijst van de displayinhoud Audio in het
middelste weergavegebied (voorbeeld)
#Radiozender of titel wisselen: Op de Touch-
Control links naar links of rechts vegen en een
radiozender of titel in de zender- of titellijst 1
selecteren.
%Wanneer na het openen van de zender- of
titellijst 1 geen onmiddellijke bediening
plaatsvindt, gaat de weergave terug naar de
geselecteerde radiozender of titel.
%De weergegeven radiozender of titel bij het
opnieuw starten van de auto is van het
gebruikte gebruikersproel tijdens de vorige
rit afhankelijk.
Submenu Opties in het menu Klassiek oproepen
of verlaten
In het submenu Opties kunt u afhankelijk van de
geselecteerde displayinhoud in het middelste
weergavegebied verschillende instellingen uitvoe-
ren.
#Submenu Opties oproepen: Op de Touch-Con-
trol links drukken.
#Submenu Opties verlaten: De terugtoets G
indrukken.
De volgende functies kunnen in het submenu
Opties bijvoorbeeld beschikbaar zijn:
RNavigatie: Zoom, routebegeleiding en kaartin-
stellingen selecteren en instellen
RDagteller terugzetten
RTripcomputer Na vertrek terugzetten
Bestuurdersdisplay 405
F247 0072 07
RTripcomputer Na reset terugzetten
RWaarden van de ECO aanduiding terugzetten
Kleurinstelling in het menu Ingetogen wijzigen
#Het menu Ingetogen via de menulijst van het
bestuurdersdisplay oproepen.
#Kleurenlijst oproepen: De Touch-Control links
indrukken.
De kleurenlijst in het menu Ingetogen ver-
schijnt.
#Kleurinstelling selecteren: Op de Touch-Con-
trol links naar boven of onder vegen en de
gewenste kleurinstelling selecteren.
%Wanneer na het openen van de kleurenlijst
binnen een bepaalde tijd geen bediening
plaatsvindt, verandert de weergave terug naar
de standaardweergave van het menu Ingeto-
gen.
#Kleurenlijst verlaten: De terugtoets G
indrukken.
%Afhankelijk van de uitrusting wordt de geko-
zen kleurinstelling ook voor de sfeerverlich-
ting en het MBUX multimediasysteem overge-
nomen. Wanneer u in het bestuurdersdisplay
het menu Ingetogen kiest, wordt ook de
inhoud van het MBUX multimediasysteem
gereduceerd.
Menu Service oproepen
Bestuurdersdisplay:
4Service
In het menu Service wordt de actuele toestand
van de auto weergegeven.
#Menu oproepen: Op de Touch-Control links
drukken.
De volgende displayinhoud is in het menu Service
beschikbaar (afhankelijk van de uitrusting):
RInformatie over hoeveel meldingen zich in het
meldingengeheugen bevinden
RAdBlue: Adblue® actieradius en niveau
RBandenspanning:
-Bandenspanningswaarschuwingssysteem
opnieuw starten (/ pagina 623)
-Bandenspanning met bandenspannings-
controle controleren (/ pagina 622)
-Bandenspanningscontrole opnieuw starten
(/ pagina 622)
RASSYST PLUS: Onderhoudstermijn oproepen
(/ pagina 571)
RMotoroliepeil: Motoroliepeil controleren
(/ pagina 30)
RKoelvloeistofmeter
De volgende functies zijn beschikbaar in het sub-
menu Opties:
RBandenspanning (/ pagina 622)
RMeldingengeheugen (/ pagina 765)
Assistentieweergave oproepen(menu Assistentie)
Bestuurdersdisplay:
4Assistentie
In de assistentieweergave worden verschillende
bestuurdersassistentiesystemen en navigatie-aan-
wijzingen weergegeven.
406 Bestuurdersdisplay
F247 0072 07
#Menu oproepen: In het bestuurdersdisplay
Assistentie selecteren.
Weergave van de actieve afstandsassistent
DISTRONIC in de assistentieweergave (voor-
beeld)
Bij auto's met een rijassistentiepakket kunnen
afhankelijk van de rijsituatie de volgende weerga-
ven variëren:
RDe navigatie-aanwijzingen in het linker weerga-
veveld
RDe verkeerslichtweergave in het rechter weer-
gaveveld
RDe weergave van de bestuurdersassistentie-
systemen
RHet detailniveau in de assistentieweergave
Bij auto's zonder rijassistentiepakket worden de
eigen rijstrook en de voorligger weergegeven.
De volgende statusindicaties zijn beschikbaar in
de assistentieweergave:
RY groen: Personenherkenning actief
RY grijs: Personenherkenning ingeschakeld
R¸ Groene radargolven naast auto: Dode-
hoekassistent ingeschakeld en gereed voor
gebruik
R¸ Grijze radargolven naast auto: Dodehoe-
kassistent ingeschakeld maar niet gereed voor
gebruik
De presentatie van de assistentieweergave wordt
aangepast aan de volgende situaties:
RAantal herkende rijstroken
RRijmanoeuvres, bijvoorbeeld veranderen van
rijstrook
RActuele staat van het wegdek
RHerkende verkeersdeelnemers
%Met uitzondering van de verkeersdeelnemers
gee de assistentieweergave geen andere
herkende obstakels weer.
De volgende functies zijn beschikbaar in het sub-
menu Opties:
RRoutebegeleiding starten
RBij een actieve routebegeleiding: Routebege-
leiding beëindigen
RDe laatste bestemmingen en favorieten oproe-
pen
RNieuwe routebegeleiding naar een van de laat-
ste bestemmingen starten
RNieuwe routebegeleiding naar een favoriet
starten
Weergaven in het menu Sportief oproepen
Bestuurdersdisplay:
4Sportief
Het menu Sportief verstrekt informatie over de
motorgegevens van de auto.
Bestuurdersdisplay 407
F247 0072 07
%Wanneer u het menu Sportief in de menuregel
van het bestuurdersdisplay oproept, wordt
automatisch de kleurinstelling voor het menu
voor het MBUX multimediasysteem overgeno-
men.
#Menu oproepen: Op de Touch-Control links
drukken.
1Actueel koppel
2G-meter
3Actueel vermogen
4Vuldruk
5Motorolietemperatuur
6Motortoerental
Weergaven in het menu Sportief oproepen (plug-
in-hybride)
Bestuurdersdisplay:
4Sportief
In het menu Sportief wordt bovendien informatie
over de aandrijfkracht en het teruggewonnen ver-
mogen van de auto beschikbaar gesteld.
%Wanneer u het menu Sportief in de menuregel
van het bestuurdersdisplay oproept, wordt
automatisch de kleurinstelling voor het menu
voor het MBUX multimediasysteem overgeno-
men.
#Menu oproepen: Op de Touch-Control links
drukken.
1Weergavegebied van het teruggewonnen ver-
mogen (recuperatie)
2Weergavegebied van de aandrijfkracht
3Verdere weergavegebieden van de aandrijf-
kracht
Navigatie-aanwijzingen op het bestuurdersdisplay
oproepen
Bestuurdersdisplay:
4Navigatie
#Menu oproepen: Op de Touch-Control links
drukken.
408 Bestuurdersdisplay
F247 0072 07
Schaal van de geselecteerde kaartweergave wijzi-
gen
1Afstand tot de rijmanoeuvre
2Straat waarin de rijmanoeuvre u stuurt
3Weergave verkeersincident
4Momenteel geselecteerde route
5Weergave van de actuele positie van de auto
6Symbool rijmanoeuvre
7Aanbevolen rijstrook (wit)
8Niet aanbevolen rijstrook (grijs)
9Actuele rijstrook
%Het detailniveau van de navigatie-aanwijzingen
in het linker weergaveveld kan variëren.
#Direct op de kaart in- of uitzoomen: Op de
Touch-Control links omhoog of omlaag vegen.
%Wanneer na de activering van autozoom na
korte tijd niet wordt bevestigd, verschijnt de
ingestelde schaal van de kaart van de al gese-
lecteerde kaartweergave.
De permanente weergave van de schaal van
de kaart kan worden ingesteld in het MBUX
multimediasysteem (/ pagina 496).
De volgende functies zijn beschikbaar in het sub-
menu Opties:
RBij een actieve routebegeleiding: Routebege-
leiding beëindigen
RRoutebegeleiding selecteren
RKaart-instellingen
%Wanneer de actuele routebegeleiding in het
menu Navigatie van het bestuurdersdisplay
wordt beëindigd, wordt de routebegeleiding
ook in het MBUX multimediasysteem beëin-
digd.
In het submenu Opties kunt u in de categorieën
Bestemmingen en Kaart-instellingen verdere
functies gebruiken.
In de categorie Bestemmingen kunt u de vol-
gende functies gebruiken:
RDe laatste bestemmingen en favorieten oproe-
pen
REen nieuwe routebegeleiding naar een favoriet
starten
%In de Favorieten worden de twee selectiemo-
gelijkheden Werk en Thuis ook weergegeven
wanneer er geen adres is opgeslagen.
In de categorie Kaart-instellingen kunt u de vol-
gende functies gebruiken:
RDe autozoom activeren
RDe kaartweergave, satellietweergave en route-
overzicht instellen
De volgende kaartperspectieven zijn in het menu
Navigatie beschikbaar:
RTotale route
R2D rijrichting
R2D noorden boven
R3D kaart
Bestuurdersdisplay 409
F247 0072 07
Head-up-display
Functie van het head-up-display
Het head-up-display projecteert bijvoorbeeld ver-
schillende inhouden in het zicht van de bestuur-
der.
Via de menulijst van het head-up-display kunt u
verschillende contexten selecteren, bijvoorbeeld:
RMinimaal
RSportief
RStandaard
RECO aanduiding (afhankelijk van model en uit-
rusting) (/ pagina 267)
RInstellingen
RHead-up-display aan/uit
Weergave-inhoud head-up-display met navigatie
(6x2°)
1Herkende aanwijzingen en verkeerstekens
2Navigatie-aanwijzingen (afstand tot de vol-
gende routegebeurtenis)
3Status stuurassistent
4Actueel gereden snelheid
5Ingestelde snelheid in het rijsysteem (bijvoor-
beeld actieve afstandsassistent DISTRONIC)
Systeemgrenzen
De zichtbaarheid wordt met name door de vol-
gende omstandigheden beïnvloed:
RZitpositie
RInstelling van de beeldpositie
RLichtverhoudingen
RNatte rijbaan
RVoorwerpen op de displayafdekking
RPolarisatie in zonnebrillen
Head-up-display bedienen
Weergave-inhoud van het head-up-display via de
menulijst op het bestuurdersdisplay selecteren
#De toets hoofdmenu links ò indrukken.
#Menulijst van het head-up-display selecteren:
Op de Touch-Control links omhoog vegen.
410 Bestuurdersdisplay
F247 0072 07
Tussen weergave-inhoud op het head-up-display
wisselen
#Op de Touch-Control links naar links of rechts
vegen.
Op het head-up-display verschijnt een voor-
beeld van de geselecteerde weergave-inhoud.
#Bevestigen: De toets a indrukken.
Terug naar het bestuurdersdisplay wisselen
#De toets G of ò indrukken.
Positie en helderheid instellen
#Op de Touch-Control links naar links of rechts
vegen en in de menulijst van het head-up-dis-
play Instellingen selecteren.
#Op de Touch-Control links drukken.
De actuele instellingen van positie en helder-
heid worden grasch op het head-up-display
en op het bestuurdersdisplay weergegeven.
#Positie instellen: Op de Touch-Control links
omhoog of omlaag vegen.
#Helderheid instellen: Op de Touch-Control
links naar rechts of links vegen.
De uitgevoerde instellingen voor positie en
helderheid worden automatisch opgeslagen.
#De toets G of a indrukken om de
instellingen te verlaten.
Head-up-display in- en uitschakelen
Bestuurdersdisplay:
4©
Inschakelen
#Op de Touch-Control links omhoog vegen.
#Op de Touch-Control links a drukken.
Uitschakelen
#Op de Touch-Control links omhoog vegen.
#Op de Touch-Control links vegen en Head-up
display selecteren.
#Op de Touch-Control links a drukken.
Auto's met 48V-boordnet
1Elektrische aandrijfondersteuning
2Recuperatiegedrag van de elektromotor
%Vanwege verschillende systeemgrenzen kun-
nen de weergegeven waarden tijdelijk iets
afwijken van de daadwerkelijke waarde.
Bestuurdersdisplay 411
F247 0072 07
Functie van de vermogensmeter
1Begin van het weergavegebied POWER
2Einde van het weergavegebied POWER
3Actuele laadtoestand van de hoogspannings-
accu
4Maximaal teruggewonnen vermogen
5Begin van het weergavegebied voor het terug-
gewonnen vermogen
De vermogensmeter hee de volgende functies:
RHet gebied 1 - 2 toont in de elektro-modus,
welk aandeel van de elektrische aandrijving
actueel wordt gebruikt. Bij een aandeel van
100 % wordt de verbrandingsmotor ingescha-
keld. In de boost-modus wordt de elektrische
ondersteuning van de aandrijving weergege-
ven.
RHet gebied 4 - 5 toont het recuperatie- en
laadgedrag met behulp van de verbrandings-
motor.
%Vanwege verschillende systeemgrenzen kan
de weergegeven waarde 4 tijdelijk iets van
de daadwerkelijke waarde afwijken.
Overzicht van de statusindicaties op het
bestuurdersdisplay
De statusindicaties voor de rijsystemen en rijvei-
ligheidssystemen bevinden zich in de weergave-
velden 1 tot 6.
YPersonenherkenning (alleen in de assisten-
tieweergave)
ÇActieve parkeerassistent beschikbaar
(/ pagina 381)
ÈActieve parkeerassistent herkent parkeer-
plekken (/ pagina 381)
éPARKTRONIC-parkeerassistent uitgescha-
keld (/ pagina 379)
412 Bestuurdersdisplay
F247 0072 07
hTEMPOMAT (/ pagina 332)
ÈLimiter (/ pagina 333)
çActieve afstandsassistent DISTRONIC
(/ pagina 336)
ÒVoorgeschreven afstand actieve afstands-
assistent DISTRONIC (/ pagina 336)
æActive Brake Assist System uitgeschakeld
(/ pagina 353)
ÄActive Brake Assist System werkt niet cor-
rect of is buiten werking (/ pagina 353)
ØActieve stuurassistent (/ pagina 345)
ðActieve spoorassistent (/ pagina 365)
ZActieve dodehoekassistent (alleen in de
assistentieweergave)
õPLUG‑IN‑HYBRIDE-modus ingeschakeld
°Haptisch gaspedaal (/ pagina 271, 268)
òSoundgenerator werkt niet (/ pagina 790)
èECO start-stopsysteem (/ pagina 266)
ëHOLD-functie (/ pagina 328)
_Adaptieve grootlichtassistent
(/ pagina 226)
Adaptieve grootlichtassistent Plus
(/ pagina 228)
ðMaximaal toegestane snelheid overschre-
den (alleen voor bepaalde landen)
¬Actieve leassistent
ÒWaarschuwing voor gladheid
Auto's met snelheidslimietassistent: Herkende
aanwijzingen en verkeerstekens (/ pagina 354)
Auto's met verkeerstekenassistent: Herkende aan-
wijzingen en verkeerstekens (/ pagina 358)
Overzicht van de statusindicaties op het
bestuurdersdisplay
De statusindicaties voor de rijsystemen en rijvei-
ligheidssystemen bevinden zich in de weergave-
velden 1 tot 4.
YPersonenherkenning (alleen in de assisten-
tieweergave)
ÇActieve parkeerassistent beschikbaar
(/ pagina 381)
ÈActieve parkeerassistent herkent parkeer-
plekken (/ pagina 381)
éPARKTRONIC-parkeerassistent uitgescha-
keld (/ pagina 379)
Bestuurdersdisplay 413
F247 0072 07
hTEMPOMAT (/ pagina 332)
ÈLimiter (/ pagina 333)
çActieve afstandsassistent DISTRONIC
(/ pagina 336)
ÒVoorgeschreven afstand actieve afstands-
assistent DISTRONIC (/ pagina 336)
æActive Brake Assist System uitgeschakeld
(/ pagina 353)
ÄActive Brake Assist System werkt niet cor-
rect of is buiten werking (/ pagina 353)
ØActieve stuurassistent (/ pagina 345)
ðActieve spoorassistent (/ pagina 365)
ZActieve dodehoekassistent (alleen in de
assistentieweergave)
ZDodehoekassistent (alleen in de assisten-
tieweergave)
õPLUG‑IN‑HYBRIDE-modus ingeschakeld
°Haptisch gaspedaal (/ pagina 271, 268)
èECO start-stopsysteem (/ pagina 266)
ëHOLD-functie (/ pagina 328)
_Adaptieve grootlichtassistent
(/ pagina 226)
Adaptieve grootlichtassistent Plus
(/ pagina 228)
ðMaximaal toegestane snelheid overschre-
den (alleen voor bepaalde landen)
¬Actieve leassistent
ÒWaarschuwing voor gladheid
Auto's met snelheidslimietassistent: Herkende
aanwijzingen en verkeerstekens (/ pagina 354)
Auto's met verkeerstekenassistent: Herkende aan-
wijzingen en verkeerstekens (/ pagina 358)
Bij belangrijke informatie van andere rijsystemen
kan deze kortstondig in plaats van de weergege-
ven verkeerstekens worden aangegeven.
414 Bestuurdersdisplay
F247 0072 07
Aanwijzingen voor de bedrijfsveiligheid
Voor uw eigen veiligheid beslist de volgende pun-
ten in acht nemen bij de bediening van mobiele
communicatieapparatuur en met name van uw
spraakgestuurd bedieningssysteem:
RDe wettelijke bepalingen van het land waar u
zich op dat moment bevindt in acht nemen.
RWanneer u het spraakgestuurd bedieningssys-
teem in een noodsituatie gebruikt, kan uw
stem veranderen en daardoor uw telefoonge-
sprek, bijvoorbeeld voor een noodoproep, ver-
tragen.
RMaakt u zich voor het begin van de rit eerst
vertrouwd met de functies van het spraakge-
stuurd bedieningssysteem.
%Het spraakgestuurd bedieningssysteem ver-
vangt de handleiding niet.
De antwoorden van het spraakgestuurd bedie-
ningssysteem geven niet de volledige informa-
tie in de handleiding weer. Het spraakge-
stuurd bedieningssysteem gee ook geen
gedetailleerde informatie met betrekking tot
waarschuwingen en schade. Daarom de hand-
leiding lezen, zodat u volledig op de hoogte
bent van de functies en de veilige bediening
van de auto.
Bediening
Functie van de MBUX spraakassistent
Met de MBUX spraakassistent kunnen voertuig-
functies en verschillende elementen van het
MBUX multimediasysteem, bijvoorbeeld de navi-
gatie of de telefoon, worden bediend door middel
van spraakinvoer. De MBUX spraakassistent is
ongeveer een halve minuut na het inschakelen van
de auto klaar voor gebruik en kan (afhankelijk van
de opties) vanaf alle zitplaatsen worden bediend.
Gesprek voeren
Voorwaarden
RDe spraakactivering is ingeschakeld in het
multimediasysteem (/ pagina 417).
RVoor correcties tijdens de spraakweergave is
de optie Spreken tijdens gespr. weergave
ingeschakeld in het multimediasysteem
(/ pagina 417).
Dialoog starten
#Hey Mercedes zeggen om de MBUX spraakas-
sistent te activeren.
of
#De toets £ in het multifunctioneel stuur-
wiel indrukken.
In het MBUX multimediasysteem verschijnt
een golf. De dialoog kan worden gestart.
Voor de dialoog met de MBUX spraakassistent
kunnen volledige zinnen uit de spreektaal als
gesproken opdrachten worden gebruikt. De
spraakactivering kan ook direct worden gecombi-
neerd met een gesproken opdracht, bijvoorbeeld
Hey Mercedes, hoe warm is het buiten?.
Dialoog onderbreken
#Tijdens de dialoog Pauze zeggen.
De dialoog wordt onderbroken.
#Hey Mercedes zeggen om de dialoog voort te
zetten.
MBUX spraakassistent 415
F247 0072 07
Invoer corrigeren
#Tijdens de dialoog Correctie zeggen.
of
#Interrumperen tijdens gesproken aanwijzingen
van het systeem.
Van dialoogniveau wisselen
#Tijdens de dialoog Terug zeggen.
De MBUX spraakassistent springt naar de
vorige dialoogstap.
#Tijdens de dialoog Nogmaals van voor af aan
zeggen.
De MBUX spraakassistent springt naar het
bovenste dialoogniveau.
In de keuzelijst navigeren
Wanneer een gesproken opdracht geen eenduidig
resultaat oplevert, wordt een keuzelijst weergege-
ven.
#Bestemmingsnummer of inhoud uitspreken om
een invoer te kiezen en verdere details te laten
weergeven.
#Volgende pagina of Vorige pagina zeggen om
door de keuzelijst te bladeren.
Hulp opvragen
#Informatie over de MBUX spraakassistent:Hey
Mercedes, wat kun je? zeggen.
#Actuele applicatie: Hulp zeggen.
U ontvangt voorstellen en informatie over de
bediening van de MBUX spraakassistent voor
de actuele applicatie.
#Bepaalde functie: De gesproken opdracht voor
de gewenste functie oproepen, bijvoorbeeld
met Hey Mercedes, ik heb hulp nodig met de
radio.
#Digitale handleiding: Toon mij de handleiding
zeggen.
Wanneer de auto stilstaat is de digitale hand-
leiding in het mediadisplay volledig beschik-
baar.
Overzicht van de bedienbare functies van de
MBUX spraakassistent
Met de MBUX spraakassistent kunt u afhankelijk
van de uitrusting van de auto de volgende functies
bedienen:
RTelefoon
RSms en e-mail
RNavigatie
RRadio en media
RVoertuigfuncties
ROnline-functies
De volledige functionaliteit van het spraakge-
stuurd bedieningssysteem is alleen beschikbaar
bij geactiveerde online-spraakbediening
(/ pagina 417).
Informatie over de ingestelde taal
De taal van de MBUX spraakassistent kan worden
gewijzigd via de instelling van de systeemtaal
(/ pagina 452). Wanneer de MBUX spraakassis-
416 MBUX spraakassistent
F247 0072 07
tent de ingestelde systeemtaal niet ondersteunt,
wordt Engels geselecteerd.
Functies van de MBUX spraakassistent via het
multimediasysteem instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Spraakassistent
Spraakactivering van de MBUX spraakassistent in-
en uitschakelen
#Hey Mercedes selecteren.
Wanneer de functie actief is, kan de dialoog-
voering worden geactiveerd met de gesproken
opdracht Hey Mercedes.
Directe gesproken opdrachten in- of uitschakelen
#Z selecteren.
#De functie in- of uitschakelen.
Wanneer de functie actief is, kunnen sommige
gesproken opdrachten ook worden gebruikt
zonder Hey Mercedes, bijvoorbeeldVolgende
titel.
Spraakactivering voor individuele zitplaatsen in- of
uitschakelen
#Z selecteren.
#De functie in- of uitschakelen voor de gewen-
ste stoelen.
Spraakonderbreking in- of uitschakelen
#Verdere instellingen selecteren.
#Spreken tijdens gespr. weergave selecteren.
Wanneer de functie actief is, kan tijdens een
gesproken aanwijzing van het systeem een
commando worden uitgesproken.
Proactiviteit in- of uitschakelen
#Verdere instellingen selecteren.
#De gewenste situatie selecteren, bijvoorbeeld
Profielactivering of Telefoon vergeten.
Wanneer de functie actief is, gee de spraak-
assistent in specieke situaties proactief infor-
matie.
Online-spraakbediening in- en uitschakelen
%De LINGUATRONIC online spraakbediening is
af fabriek ingeschakeld.
#Online-spraakbediening selecteren.
#De functie in- of uitschakelen.
Wanneer de functie is ingeschakeld en een
Mercedes me gebruikersaccount aan de auto
is gekoppeld, zijn dankzij externe informatie
aanvullende resultaten beschikbaar, bijvoor-
beeld informatie over speciale bestemmingen.
Door het symbool in de golf aan te tikken kan
meer informatie over de LINGUATRONIC
online spraakbediening worden weergegeven.
Contacten voor online-gebruik in- of uitschakelen
#Contacten voor online-gebruik selecteren.
Wanneer de functie actief is, worden contac-
ten beter en gemakkelijker via de spraakinvoer
gevonden.
MBUX spraakassistent eectief gebruiken
Aanwijzingen voor een optimaal gebruik van de
MBUX spraakassistent
RDe MBUX spraakassistent is ongeveer een
halve minuut na het inschakelen van de auto
klaar voor gebruik en kan afhankelijk van de
MBUX spraakassistent 417
F247 0072 07
opties vanaf alle zitplaatsen worden bediend.
Het systeem herkent vanaf welke zitplaats de
opdracht is uitgesproken en voert acties over-
eenkomstig de zitpositie uit.
RWanneer een dialoog is beëindigd, blij de
MBUX spraakassistent actief zolang de golf in
het multimediasysteem wordt weergegeven. U
kunt een volgende gesproken opdracht geven
zonder Hey Mercedes te zeggen.
RMet de directe gesproken opdracht Change
language to English kan de systeemtaal op elk
gewenst moment zonder Hey Mercedes naar
het Engels worden omgezet. Hiervoor moeten
directe gesproken opdrachten geactiveerd
zijn.
RWanneer een gebruikersproel opgeslagen en
geactiveerd is, kan de MBUX spraakassistent
voorstellen geven op basis van de gewoonten
van de gebruiker. Wanneer een gesproken
opdracht niet duidelijk is, selecteert het sys-
teem een actie. De actie kan met een nieuwe
gesproken opdracht worden gecorrigeerd.
Hey Mercedes, laad mijn persoonlijke profiel
zeggen om het proel te activeren. De stem
van de gebruiker moet eerst door het systeem
worden ingeleerd en aan een proel worden
toegewezen.
Meer informatie over gebruikersproelen
(/ pagina 435).
RMet de MBUX spraakassistent kunnen binnen-
komende gesprekken zonder het sleutelwoord
Hey Mercedes worden aangenomen of gewei-
gerd.
Informatie over de MBUX online spraakassistent
De online-spraakbediening maakt een betere her-
kenning mogelijk en stelt dankzij externe informa-
tie aanvullende resultaten beschikbaar.
Daarom adviseert Mercedes-Benz, de online-
spraakbediening te activeren (/ pagina 417).
Hiertoe moet u over een Mercedes me gebrui-
kersaccount beschikken. Wanneer u nog geen
gebruikersaccount hebt, moet u dit aanmaken en
aan uw auto koppelen (/ pagina 537).
Roep dan uw gebruikersaccount van Mercedes
me op. De Services van Mercedes me worden
weergegeven en kunnen worden geactiveerd
(/ pagina 537).
Door op het weergegeven pictogram in de golf te
klikken, wordt verdere informatie over de Online-
Status weergegeven.
Wanneer de online-spraakbediening actief is zijn
er extra functies beschikbaar, zoals:
RWeer
RAlgemene kennis
RAlgemeen erkende feestdagen en vakanties
RSmarthome
RBerichten
RTijd, datum en tijdzones
RRekenmachine en valuta-omzetter
RVoetbaluitslagen en wedstrijdschema's
RBeurskoersen
RAgenda
RChitChat
RHoroscoop
RGeo Quiz
418 MBUX spraakassistent
F247 0072 07
%De beschikbaarheid van deze functies is
afhankelijk van het land en de uitrusting.
%De inhoud van de tekst stamt van Wikipedia,
overeenkomstig de licentie CC BY-SA 3.0.
Duidelijke gesproken opdrachten
Aanwijzingen met betrekking tot gesproken
opdrachten
Het is niet nodig om exacte gesproken opdrachten
te gebruiken voor het oproepen van een bepaalde
functie. De MBUX spraakassistent begrijpt u ook
wanneer u uw spreektaal gebruikt. Hierna zijn
enkele voorbeelden weergegeven. Voor sommige
talen zijn deze voorbeelden echter slechts beperkt
aanwezig.
Voorbeelden van gesproken opdrachten:
RNavigatie (/ pagina 419)
RTelefoon (/ pagina 419)
RRadio en TV (/ pagina 419)
RMediaspeler (/ pagina 420)
RBerichten (/ pagina 420)
RVoertuigfuncties (/ pagina 420)
ROnline-functies (/ pagina 421)
Voorbeelden gesproken navigatie-opdrachten
Met de MBUX spraakassistent kunt u de navigatie
bedienen. De volgende lijst bevat slechts een
kleine selectie van de mogelijke gesproken navi-
gatie-opdrachten. Wanneer u Hulp voor de navi-
gatie uitspreekt, krijgt u meer voorstellen.
RBreng mij naar huis.
RWaar is het dichtstbijzijnde tankstation?
RIs er een stopplaats langs de route?
RStel Artis in als tussenbestemming.
RAnnuleer de routebegeleiding.
RToon mijn laatste bestemmingen.
RIk wil peut kopen.
RVind een Aziatisch restaurant, maar geen
Japans, in Rotterdam-Zuid.
Voorbeelden gesproken telefoonopdrachten
Met de MBUX spraakassistent kunt u telefoons
bedienen die zijn verbonden met het MBUX multi-
mediasysteem. De volgende lijst bevat slechts een
kleine selectie van de mogelijke gesproken tele-
foonopdrachten. Wanneer u Hulp voor de tele-
foon uitspreekt, krijgt u meer voorstellen.
RBel Peter Mulder op de mobiele telefoon.
RBel 0711 17 0.
RBel mijn vader op.
RGesprek aannemen.
RGesprek weigeren.
RZoek het contact, Peter Mulder.
RGa naar het adresboek.
RLaat mij de ontvangen gesprekken zien.
RWissel van telefoon.
Voorbeelden gesproken radio- en tv-opdrachten
Met de MBUX spraakassistent kunt u afhankelijk
van de uitrusting van de auto de radio en tv bedie-
nen. De volgende lijst bevat slechts een kleine
MBUX spraakassistent 419
F247 0072 07
selectie van de mogelijke gesproken opdrachten
voor de radio of TV. Wanneer u Hulp voor radio of
Hulp voor TV uitspreekt, krijgt u meer voorstellen.
RSpeel de radiozender Radio 1 af.
RVolgende zender.
RVorige zender.
RToon mij de radiozenderlijst.
RSla de zender op.
RWat hoor ik nu?
Voorbeelden gesproken media-opdrachten
Met de MBUX spraakassistent kunt u verbonden
mediabronnen en online-muziek bedienen. De vol-
gende lijst bevat slechts een kleine selectie van
de mogelijke gesproken media-opdrachten. Wan-
neer u Hulp voor media of Hulp voor speler uit-
spreekt, krijgt u meer voorstellen.
RSpeel Michael Jackson af.
RSpeel "Yellow Submarine" van de Beatles af.
RVolgende titel.
RVorige titel.
RSpeel vergelijkbare titels af.
RHerhaal deze titel.
RSchakel de random-weergave in.
RDemp de muziek.
RWissel naar USB.
Voorbeelden gesproken berichtenopdrachten
Met de MBUX spraakassistent kunnen berichten
worden opgesteld, bewerkt en beluisterd. De vol-
gende lijst bevat slechts een kleine selectie van
de mogelijke gesproken berichtenopdrachten.
Wanneer u Hulp voor berichten uitspreekt, krijgt
u meer voorstellen.
RSchrijf een sms aan Erica Jansen: Wanneer
vindt de volgende meeting plaats?
RToon me mijn nieuwe e-mails.
RSchrijf een e-mail aan Erica Jansen.
RLees mijn nieuwe sms voor.
RLaat alle nieuwe sms-berichten zien.
RSchrijf een e-mail aan Frans Fonteyn in het
Engels.
Voorbeelden gesproken auto-opdrachten
Met de MBUX spraakassistent kunt u voertuigin-
stellingen en voertuigfuncties bedienen. De vol-
gende lijst bevat slechts een kleine selectie van
de mogelijke gesproken auto-opdrachten.
%Wanneer bij opdrachten geen zitplaats wordt
genoemd, wordt de actie automatisch uitge-
voerd voor de zitplaats waarvandaan de
opdracht is uitgesproken of uitgevoerd voor
de functie, die zich het dichtst bij de zitplaats
bevindt.
RSchakel de stoelverwarming in de stand 2.
RIk heb koude voeten.
RStart het programma Frisheid.
RZet de massage aan.
RZet de sfeerlicht op blauw.
RSchakel het leeslampje in.
RDoe het licht achterin uit.
ROpen alle ruiten.
RZet het bestuurdersdisplay op 3D.
RHoe snel mag ik hier rijden?
420 MBUX spraakassistent
F247 0072 07
RWanneer is de volgende onderhoudstermijn?
RHoe warm is het buiten?
Bovendien kan informatie over de auto worden
opgevraagd:
RInformatie over de individuele uitrusting van
de auto
-Hey Mercedes, welke massageprogram-
ma's heb je?
-Hey Mercedes, heb ik een dodehoekas-
sistent?
-Hey Mercedes, waar is de gevarendrie-
hoek?
RInformatie over de werking van de systemen
en onderdelen in de auto
-Hey Mercedes, wat is de DISTRONIC?
-Hey Mercedes, waarvoor heb ik ESP
nodig?
-Hey Mercedes, wat is MBUX?
RInformatie over de bediening van de systemen
en onderdelen in de auto
-Hey Mercedes, hoe verbind ik mijn smart-
phone?
-Hey Mercedes, hoe kan ik mijn grootlicht
inschakelen?
-Hey Mercedes, hoe beëindig ik de ionise-
ringsfunctie?
Met de gesproken auto-opdrachten kunt u ook
direct de menu's voor de plug-in-hybride-instellin-
gen oproepen en de overeenkomstige autofunc-
ties bedienen.
R"Toon mij de energiestroom."
R"Ga naar de laadinstellingen."
R"Schakel de klimaatregeling vooraf in."
R"Waar is het dichtstbijzijnde laadstation?"
R"Hoe ver kan ik nog rijden?"
R"Stel de vertrektijd in op morgenochtend 8
uur."
Voorbeelden online-functies
Wanneer de online-spraakbediening actief is, zijn
er afhankelijk van het land, de taal en de uitrus-
ting van de auto extra functies beschikbaar. Het
systeem hee toegang tot externe informatie en
kan daarmee bijvoorbeeld algemene kennisvragen
beantwoorden en berekeningen uitvoeren.
RSchijnt de zon in Berlijn?
RRegent het op mijn bestemming?
RHoe zijn de skicondities op de Zugspitze?
RHoe laat is het nu in Sydney?
RIn welk land betalen ze met dollars?
RHoeveel Zwitserse Franken zijn 25 euro?
RHoe lang nog tot de vakantie?
RWelke dag is het morgen?
RHoeveel is 20% van 29?
RWat zegt mijn horoscoop?
RHoe hoog staat het aandeel van de
Mercedes-Benz Group?
RLaten we Geo Quiz spelen.
RIk verveel me.
RWie is op dit moment minister-president?
RWat weet je over de Brandenburger Tor in
Berlijn?
RWie heeft het schilderij "De Schreeuw"
geschilderd?
MBUX spraakassistent 421
F247 0072 07
RPraat me bij over de eredivisie.
RMaak een agenda-item morgen om 09:00
uur.
RWat is mijn volgende taak?
RVertel me een mop.
RHoeveel talen spreek je?
RWat is je lievelingsdier?
RWat is er voor nieuws?
RBrandt het licht in de keuken nog?
RSchakel alle apparaten in mijn huis uit.
RStel de temperatuur in de woonkamer in op
24 graden.
Voorbeelden directe gesproken opdrachten
Met korte gesproken opdrachten kunnen som-
mige functies worden bediend zonder eerst de
gesproken opdracht Hey Mercedes te hoeven
zeggen. Om korte gesproken opdrachten te kun-
nen gebruiken, moet de functie in het multimedia-
systeem geactiveerd zijn (/ pagina 417).
RVolgende tv-zender
RVorige tv-zender
RVolgende radiozender
RVorige radiozender
RVolgende zender
RVorige zender
RVolgende titel
RVorige titel
RDashcam-opname starten
RDashcam-opname beëindigen
RKaart weergeven
RKaart in 3D
RKaart in 2D
RKaart naar het noorden oriënteren
RKaart in rijrichting oriënteren
RRoute weergeven
RVerkeer weergeven
RNavigeer naar het werk
RNavigeer naar huis
RRijaanwijzing herhalen
RRoutebegeleiding afbreken
RChange language to English
422 MBUX spraakassistent
F247 0072 07
Overzicht en bediening
Overzicht MBUX multimediasysteem
&WAARSCHUWING Gevaar voor aeiding
door informatiesystemen en communica-
tieapparatuur
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde informatiesystemen en communicatie-
apparatuur bedient, kunt u van de verkeerssi-
tuatie worden afgeleid. Bovendien kunt u de
controle over de auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen wan-
neer de verkeerssituatie dit toelaat.
#Wanneer dit niet kan worden gewaar-
borgd, op een veilige plek stoppen en de
invoering wanneer de auto stilstaat uit-
voeren.
Bij het gebruik van het multimediasysteem de wet-
telijke bepalingen in acht nemen van het land
waar u zich op dat moment bevindt.
*AANWIJZING Verhoogde oppervlaktetem-
peratuur door direct zonlicht op het cen-
trale display
Het oppervlak van het centrale display is zeer
donker.
Wanneer het display aan direct zonlicht wordt
blootgesteld, kan het oppervlak zeer heet wor-
den.
#Als u het centrale display langere tijd
moet aanraken, het display eerst laten
afkoelen wanneer het aan direct zonlicht
blootgesteld is geweest.
%De functionaliteit van uw MBUX multimedia-
systeem kan variëren en is afhankelijk van de
volgende factoren:
RMarkt
RExportuitvoering
Functies, diensten en services die Mercedes-
Benz en/of externe aanbieders beschikbaar
stellen, kunnen na het verstrijken van de con-
tractduur worden uitgeschakeld. Daarom
bestaat er geen recht op het permanent ter
beschikking stellen van functies, diensten en
services.
Beschreven functies kunnen na redactieslui-
ting worden gewijzigd, geoptimaliseerd en
aangepast.
Mercedes-Benz behoudt zich daarom het
recht voor de volgende punten te wijzigen:
RFuncties
RServices
RServices
Daarom kunnen beschrijvingen en afbeeldin-
gen voor het MBUX multimediasysteem in
enkele gevallen verschillen van uw auto.
MBUX multimediasysteem 423
F247 0072 07
1Touch-Control en bedieningsgroep MBUX mul-
timediasysteem
MBUX staat voor Mercedes-Benz User Expe-
rience.
• Touch-Control bedienen (/ pagina 426)
2Mediadisplay met touch-functionaliteit
• Overzicht Startscherm (/ pagina 425)
• Touchscreen bedienen (/ pagina 427)
3Regelaar
Lang indrukken: MBUX multimediasysteem of
mediadisplay in- of uitschakelen
Kort indrukken: Geluid in- of uitschakelen
Draaien: Volume instellen
%Als alternatief maakt de MBUX spraakassis-
tent een spraakdialoog mogelijk. De bediening
met natuurlijke spraak start na de wekroep
"Hey Mercedes" (/ pagina 415). U kunt bij-
voorbeeld een gesproken navigatieopdracht
starten door een driewoordenadres van
what3words in te voeren.
%Wanneer de auto met de MBUX interieurassis-
tent is uitgerust, kunnen geselecteerde func-
ties van het multimediasysteem contactloos
worden bediend. Daarnaast kan het lees- of
zoeklicht contactloos worden in- of uitgescha-
keld.
Er zijn verschillende toepassingen, online-servi-
ces, services en apps beschikbaar. Deze kunt u
via het startscherm oproepen.
Uw favorieten kunt u comfortabel via de toets
ß in het stuurwiel oproepen. Snelle toegangen
in het startscherm en in de toepassingen dienen
voor een snelle selectie van functies.
Indien u de leerfunctie van het multimediasys-
teem gebruikt, worden tijdens het gebruik de
meest waarschijnlijke navigatiebestemmingen,
mediabronnen, radiozenders en contacten voor-
gesteld. De conguratie van de adviezen vindt
plaats in de systeeminstellingen. Uw gebruikers-
proel bestaat uit verschillende voertuiginstellin-
gen en instellingen van het multimediasysteem.
Sommige functies en services zijn beveiligd met
een pincode. U kunt biometrische procedures
inleren om u hiermee te identiceren in plaats van
met de viercijferige Mercedes me PIN.
Het berichten-center verzamelt binnenkomende
berichten, bijvoorbeeld over een beschikbare so-
ware-update. Een bericht biedt afhankelijk van het
type verschillende acties aan. De oproep vindt
plaats via het control center.
Via globaal zoeken kunt u in het Startscherm via
categorieën, bijvoorbeeld in de navigatie, en op
het internet zoeken.
424 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Diefstalbeveiliging
Dit apparaat is met technische maatregelen tegen
diefstal beveiligd. Meer informatie over de dief-
stalbeveiliging is verkrijgbaar bij een gekwali-
ceerde werkplaats.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Overzicht startscherm
1In het Startscherm: De eerste drie toepassin-
gen weergeven
In andere weergaven: Startscherm oproepen
2Gebruikersproel-instellingen oproepen en
van gebruiker wisselen
3Globaal zoeken gebruiken
4Control Center oproepen: Lip omlaag trekken
5Favorieten oproepen
6Weergaven op de statusregel
7Toepassing oproepen
8Snelle toegangen van de toepassing
9Indexpunten voor geselecteerd weergavege-
bied
AKlimaatmenu oproepen
De volgende functies worden in het Control Cen-
ter opgeroepen:
RBerichten-center
RFavorieten
RSnelle toegangen tot de auto
In de afbeelding zijn de toepassingen in de vorm
van een carrousel aangegeven. Door lang op
© te drukken worden de toepassingen in een
raster weergegeven. Van deze weergave maakt
bijvoorbeeld ook een smartphone gebruik.
MBUX multimediasysteem 425
F247 0072 07
Touch-Control
Touch-Control bedienen (MBUX multimediasys-
teem)
1© Startscherm weergeven
2Touch-Control
=9Ì: in de richting van de pijl
vegen (navigeren)
a Indrukken (bevestigen)
3G Terug naar laatste weergave
46 Gesprek voeren of aannemen
5~ Oproep weigeren of beëindigen
6Volume verhogen: Omhoog vegen
Volume verlagen: Omlaag vegen
8 Geluid uitschakelen: Drukken
7ß Favorieten oproepen
8£ MBUX spraakassistent starten
%Voor een optimale bediening van de Touch-
Control 2 indien mogelijk de toppen van de
duimen gebruiken.
De navigatie in menu's en lijsten gebeurt via het
aanrakingsgevoelige oppervlak van de Touch-Con-
trol 2 met een-vinger-veegbewegingen, bijvoor-
beeld:
#Tekens invoeren: Een teken via het toetsen-
bord selecteren en op de Touch-Control 2
drukken.
#Menu-optie selecteren: In een lijst scrollen en
op de Touch-Control 2 drukken.
#Digitale kaart verschuiven: In een willekeurige
richting vegen.
Gevoeligheid voor de Touch-Control instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Bedieningselem.
5Touch-Control-gevoeligheid
#Snel, Gemiddeld of Langzaam selecteren.
Akoestische terugkoppelingsmeldingen voor
alle bedieningselementen instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Bedieningselem. 5Akoestische feedback
De functie ondersteunt bij het maken van een
keuze in een lijst.
#Uit, Euro 95 of Luid instellen.
Wanneer de functie is ingeschakeld, hoort u
bij het selecteren van bedieningselementen en
bij het scrollen in een lijst een klikgeluid. Wan-
neer het begin of einde van de lijst wordt
bereikt, is een ander klikgeluid te horen.
426 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Touchscreen
Touchscreen bedienen
Aantippen
#Menupunt of item selecteren: Een symbool of
een item aantippen.
#Kaartschaal vergroten: Met een vinger kort na
elkaar tweemaal aantippen.
#Kaartschaal verkleinen: Met twee vingers aan-
tippen.
#Tekeninvoer via toetsenbord: Een toets aantip-
pen.
Een-vinger-veegbewegingen
#In menu's navigeren: Omhoog, omlaag, naar
links of naar rechts vegen.
#Digitale kaart verschuiven: In alle richtingen
vegen.
#Tekeninvoer via handschri: Het teken met
een vinger op het touchscreen schrijven.
Twee-vinger-veegbewegingen
#Schaal van de kaart vergroten of verkleinen:
Twee vingers uit elkaar of naar elkaar toe
bewegen.
#Stuk van een website vergroten of verkleinen:
Twee vingers uit elkaar of naar elkaar toe
bewegen.
#Kaart draaien: Twee vingers naar links of
rechts draaien.
Drie-vinger-veegbewegingen
#Startscherm oproepen: In een toepassing met
drie vingers omhoog vegen.
Aanraken, vasthouden en slepen
#Kaart verschuiven: Het touchscreen aanraken
en de vinger in een willekeurige richting bewe-
gen.
#Volume op een schaal instellen: Het touch-
screen aanraken en de vinger naar links of
rechts bewegen.
Aanraken en vasthouden
#Bestemming op de kaart opslaan: Het touch-
screen aanraken en vasthouden, tot een mel-
ding verschijnt.
#In toepassingen een algemeen menu oproe-
pen: Het touchscreen aanraken en vasthou-
den, tot het menu Opties verschijnt.
MBUX multimediasysteem 427
F247 0072 07
Overzicht van het onderste schakelaarpaneel in
de middenconsole
1Draaien: Volume instellen
Indrukken: Geluid in- of uitschakelen
MBUX interieurassistent
Aanwijzingen met betrekking tot laser en laser-
classicatie
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
laserstralen van de camera
Dit product maakt gebruik van een klasse 1
lasersysteem. Wanneer de behuizing geopend
of beschadigd is, kunnen laserstralen uw net-
vlies beschadigen.
#De behuizing niet openen.
#Onderhoudswerkzaamheden en repara-
ties altijd bij een gekwaliceerde werk-
plaats laten uitvoeren.
Dit apparaat is een laserproduct van klasse 1
overeenkomstig 60825-1:2014 en DIN EN
60825-1:2014.
&WAARSCHUWING Gevaar voor aeiding
door informatiesystemen en communica-
tieapparatuur
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde informatiesystemen en communicatie-
apparatuur bedient, kunt u van de verkeerssi-
tuatie worden afgeleid. Bovendien kunt u de
controle over de auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen wan-
neer de verkeerssituatie dit toelaat.
#Wanneer dit niet kan worden gewaar-
borgd, op een veilige plek stoppen en de
invoering wanneer de auto stilstaat uit-
voeren.
Bij het gebruik van het multimediasysteem de wet-
telijke bepalingen in acht nemen van het land
waar u zich op dat moment bevindt.
Overzicht MBUX interieurassistent
Wanneer de auto met de MBUX interieurassistent
is uitgerust, kunnen geselecteerde functies van
het multimediasysteem contactloos worden
428 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
bediend. Daarnaast kan het lees- of zoeklicht con-
tactloos worden in- of uitgeschakeld.
De MBUX interieurassistent kan onderscheid
maken tussen interacties tussen bestuurder en
passagier.
De MBUX interieurassistent herkent bepaalde
handbewegingen en een gebaar.
Voorbeeld van de inbouwplaats van de camera
De camera 1 bevindt zich in het bedieningspa-
neel dakconsole.
Systeemgrenzen, displaymeldingen en aanwijzin-
gen met betrekking tot het opheen hiervan
Het systeem kan in de volgende situaties mogelijk
niet correct werken of buiten werking zijn:
RDe camera in het bedieningspaneel dakcon-
sole kan, afhankelijk van de bedrijfsomstandig-
heden, opwarmen. Daardoor kan de camera
vooral na langdurig gebruik en bij hoge buiten-
temperaturen worden uitgeschakeld.
De camera niet aanraken of afdekken, maar
wachten tot de camera is afgekoeld en weer
beschikbaar is.
RDe camera is afgedekt, vervuild, beslagen of
bekrast.
Wachten tot de camera afgekoeld is, alvorens
de cameralens te reinigen.
De cameralens met een droge of vochtige
katoenen doek van buitenaf reinigen. Geen
microvezeldoek gebruiken. De afdekking bij
het reinigen niet verwijderen.
RDe herkenning kan bijvoorbeeld door reecte-
rende kleding, een ongunstige kledingkleur of
door accessoires nadelig worden beïnvloed.
RMogelijk beperkt de gedragen kleding (hoed,
doek, sjaal) het registratiegebied van de
camera.
Het zicht van de camera vrijhouden.
RDe camera is buiten werking.
Een Mercedes-Benz servicewerkplaats opzoe-
ken.
MBUX multimediasysteem 429
F247 0072 07
Ondersteunde interacties
Interactiegebied Interactie Beschrijving
Vóór het mediadisplay of boven de touchpad Nadering van het bedieningselement De MBUX interieurassistent herkent wanneer een hand een
bedieningselement nadert.
Daarbij wordt de weergave op het mediadisplay afhankelijk van
de actieve toepassing aangepast. Sommige functies maken
onderscheid tussen de bediening door de bestuurder en passa-
gier.
Er is geen bepaald handgebaar noodzakelijk.
Boven de middenconsole Gedenieerd gebaar Met een gedenieerd gebaar wordt een favoriet opgeroepen.
Onder de binnenspiegel Kort omhoog en omlaag bewegen Door korte bewegingen omhoog en omlaag onder de binnen-
spiegel wordt het leeslicht voor de bestuurder of passagier in-
en uitgeschakeld.
Boven de passagiersstoel Uitstrekken van de hand op de passa-
giersstoel Door het uitstrekken van de hand op de passagiersstoel wordt
het zoeklicht ingeschakeld. Wanneer de hand uit dit gebied
wordt weggenomen, wordt het zoeklicht uitgeschakeld.
430 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Functies bedienen door het multimediasysteem
met de hand te naderen
Voorwaarden
REen van de volgende toepassingen wordt op
het mediadisplay weergegeven:
-Stoelinstellingen met weergave bestuur-
ders- en passagiersstoel, bijvoorbeeld
Stoel
-Startscherm
-Menu radio of menu Media
-Kaart in de navigatie
-Actieve parkeerassistent
RDe herkenning vindt plaats door het naderen
met de hand tot circa 10 cm van het touch-
screen.
Stoelinstellingen door bestuurder of passagier uit-
voeren
De MBUX interieurassistent herkent in het stoelin-
stellingsmenu het naderen van de verschillende
bedieningselementen van het multimediasysteem.
Bovendien herkent de MBUX interieurassistent
vanaf welke stoel de handeling plaatsvindt.
#Wanneer de stoelinstellingen worden weerge-
geven, de hand in de richting van het touch-
screen bewegen.
De stoel van de bediener, bestuurdersstoel of
passagiersstoel, wordt op het mediadisplay
vergroot.
De betreende bedieningselementen zijn
automatisch voorgeselecteerd.
#De functie ofwel direct in- en uitschakelen of
nog andere instellingen uitvoeren (afhankelijk
van de functie).
Toepassing in startscherm accentueren
De MBUX interieurassistent herkent, in welk
gebied de hand zich vóór het touchscreen
bevindt. De weergave van displayobjecten wordt
voor een betere oriëntatie aangepast.
#De hand in de richting van het touchscreen
bewegen.
Het symbool voor de toepassing wordt ver-
groot. De snelle toegangen worden geaccen-
tueerd.
#De bediening voortzetten en bijvoorbeeld een
snelle toegang selecteren.
%Meer informatie over het startscherm
(/ pagina 425).
Cover wisselen in het radiomenu en het media-
menu activeren
De MBUX interieurassistent reduceert het aantal
bedieningsstappen.
#De hand in de richting van het touchscreen
bewegen.
De actuele informatie over bijvoorbeeld zen-
der, titel en artiest wordt uitgeschakeld. De
coverwisseling wordt geactiveerd.
#De bediening voortzetten en een cover selec-
teren.
#Actuele informatie weer weergeven: De hand
van het touchscreen af bewegen.
%Meer informatie over het radiomenu
(/ pagina 563) en over het mediamenu
(/ pagina 558).
Menu Navigatie in de kaart weergeven
De MBUX interieurassistent schakelt het menu
Navigatie in.
MBUX multimediasysteem 431
F247 0072 07
#De hand in de richting van het touchscreen
bewegen.
Het menu Navigatie wordt weergegeven.
#De bediening voortzetten en een symbool
selecteren.
#Menu navigatie weer verbergen: De hand van
het touchscreen weg bewegen.
%Meer informatie over het menu Navigatie
(/ pagina 464).
Bedieningssymbolen in het camerabeeld van de
actieve parkeerassistent weergeven (alleen vanaf
de bestuurdersstoel)
De MBUX interieurassistent stelt de bestuurder in
staat om snelle toegang tot verschillende camera-
weergaven te krijgen.
#Wanneer de actieve parkeerassistent wordt
weergegeven, de hand in de richting van het
touchscreen bewegen.
De camerabedieningssymbolen worden weer-
gegeven.
#De bediening voortzetten en de gewenste
cameraweergaven voor, achter, links en rechts
weergeven.
%Meer informatie over de werking van de
actieve parkeerassistent (/ pagina 379).
Favorieten met V-gebaar oproepen
Voorwaarden
REr is ten minste één favoriet.
RDe favoriet is gekoppeld aan de MBUX interi-
eurassistent (/ pagina 438).
RHet gebied voor de herkenning van het favorie-
tengebaar (V-gebaar) bevindt zich boven de
middenconsole, ter hoogte van de ventilatier-
oosters en het mediadisplay. De hand moet
zich op ten minste 10 cm van het mediadis-
play bevinden.
RHet V-gebaar wordt eventjes aangehouden.
Favorieten oproepen
De bestuurder en de passagier kunnen twee ver-
schillende favorieten met het V-gebaar koppelen.
%Wanneer nog geen favoriet is aangemaakt en
aan de MBUX interieurassistent is gekoppeld,
ondersteunt het multimediasysteem u hierbij.
#De hand boven de middenconsole en in de
richting van het mediadisplay plaatsen. De rug
van de hand wijst omhoog. Daarbij de wijs- en
middelvinger tot een V spreiden en de andere
vingers gebogen houden. Het V-gebaar kort
houden.
De favoriet wordt opgeroepen.
Leeslicht voor bestuurder en passagier contact-
loos in- of uitschakelen
Voorwaarden
RDe functie is beschikbaar in het donker.
RDe handbeweging vindt in het interactiegebied
onder de binnenspiegel plaats.
Door kort met de hand op en neer te bewegen
onder de binnenspiegel wordt het leeslicht gericht
voor de bestuurder of passagier in- of uitgescha-
keld.
#De hand onder de binnenspiegel omhoog en
omlaag bewegen.
Het leeslicht wordt in- of uitgeschakeld.
Zoeklicht voor bestuurder met handgebaar in-
of uitschakelen
Voorwaarden
RDe functie is beschikbaar in het donker.
432 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
RDe handbeweging vindt in het interactiegebied
boven de passagiersstoel plaats.
RDe veiligheidsgordel van de passagiersstoel
mag niet in het gordelslot gestoken zijn.
Wanneer de hand wordt uitgestoken over de pas-
sagiersstoel, wordt het zoeklicht in het donker
voor de bestuurder ingeschakeld. Wanneer de
hand wordt teruggetrokken, schakelt het zoeklicht
weer uit.
#Inschakelen: Met de hand de passagiersstoel
vastpakken.
Het zoeklicht wordt voor de bestuurder inge-
schakeld.
#Uitschakelen: De hand van de passagiersstoel
terugtrekken.
Het zoeklicht wordt weer uitgeschakeld.
Instellingen voor de MBUX interieurassistent
selecteren
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Interieurassistent
#Volledige functionaliteit van de MBUX interieu-
rassistent inschakelen: Aan selecteren.
De optie is geactiveerd #.
#Extra functies voor lees- en zoeklicht inscha-
kelen: Inclusief zoek- en leeslicht selecteren.
Wanneer de optie is ingeschakeld, is de dis-
playtoets geactiveerd.
Naast de naderingsfuncties zijn de functies
voor het lees- en zoeklicht ingeschakeld.
#MBUX interieurassistent inschakelen uitscha-
kelen: Uit selecteren.
De optie is geactiveerd #.
Gebruiker
Aanwijzingen met betrekking tot gebruikerspro-
elen
&WAARSCHUWING Inklemgevaar door het
instellen van de bestuurdersstoel na het
oproepen van een rijdersproel
Door het selecteren van een gebruikersproel
kan de bestuurdersstoel naar de positie bewe-
gen die bij dat gebruikersproel is opgeslagen.
Hierdoor kunnen u of andere inzittenden letsel
oplopen.
#Er mogen zich geen personen of
lichaamsdelen in het verstelbereik van
de stoel bevinden tijdens de instelling
van de bestuurdersstoel via het multime-
diasysteem.
Wanneer een persoon ingeklemd dreigt te
raken, direct het instellen stoppen door:
#a) De waarschuwingsmelding op het cen-
traal display aan te tippen.
of
MBUX multimediasysteem 433
F247 0072 07
#b) Een positietoets van de geheugenfunc-
tie of een stoelinstelschakelaar in het
bestuurdersportier te bedienen.
De instelling wordt onderbroken.
De bestuurdersstoel is met een automatische
anti-inklemfunctie uitgerust.
Wanneer het bestuurdersportier geopend is,
wordt de bestuurdersstoel na het oproepen van
een rijdersproel niet ingesteld.
Overzicht gebruikersproelen
Voorwaarden voor het gebruik
RU beschikt over een Mercedes me gebruikers-
account.
RU hebt een Mercedes me pincode.
RU bent akkoord gegaan met de gebruiksvoor-
waarden.
RDe auto is aan een Mercedes me gebruikers-
account gekoppeld.
%Wanneer aan een van de vermelde voorwaar-
den niet wordt voldaan of wanneer er geen
gebruikersproel is geselecteerd, worden de
hieronder beschreven gegevens als stan-
daardinstelling in de auto opgeslagen. Stan-
daardinstellingen kunnen door alle gebruikers
van de auto worden gewijzigd.
Gebruikersproelen slaan persoonlijke instellingen
op. Wanneer de auto door meerdere personen
wordt gebruikt, kan een gebruiker instellingen aan
zijn proel uitvoeren zonder de instellingen van
andere gebruikers te wijzigen.
U kunt een gebruikersproel in de auto aanpassen
via de conguratie-assistent of via de instellingen
van uw gebruikersproel. Sommige instellingen,
bijvoorbeeld de Mercedes me PIN en een proel-
foto, moet u in de Mercedes me App of in de
Mercedes me-Portal uitvoeren.
%Wanneer het gebruikersproel tijdens het rij-
den wordt gedownload, wordt het gebruikers-
proel niet ingesteld via de conguratie-assis-
tent.
Gebruikersspecieke inhouden en toepassingen
met persoonlijke gegevens zijn door verschillende
veiligheidsniveaus beveiligd (/ pagina 435).
Om toegang te krijgen tot beveiligde inhoud, wor-
den de Mercedes me pincode en, afhankelijk van
de uitrusting van de auto, biometrische sensoren
gebruikt.
%Het beveiligingsniveau wordt gedenieerd
door het multimediasysteem en berekend op
basis van de combinatie van alle sensorinvoer.
Sommige beveiligingsniveaus kunnen niet
worden uitgeschakeld.
%Wanneer een gebruikersproel wordt geacti-
veerd, kunnen bijvoorbeeld de volgende
gepersonaliseerde comfortsystemen worden
versteld of de instellingen hiervan worden
geladen:
RStoel
RSfeerlicht
RBuitenspiegels
RKlimaatinstellingen
Wanneer het gebruikersproel tijdens het rij-
den wordt geactiveerd, vindt er geen verstel-
ling van de bestuurdersstoel plaats.
434 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Gebruikersspecieke inhoud
Afhankelijk van de uitrusting van de auto kunt u
als gebruiker bijvoorbeeld de volgende instellingen
opslaan:
RBestuurdersstoel-, stuurwiel- en spiegelinstel-
lingen
RKlimaatregeling
RSfeerlicht
RRadio (inclusief zenderlijst)
RAdviezen en favorieten
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Gebruiker toevoegen
Voorwaarden
RDe auto staat stil.
Multimediasysteem:
4© 5f 5Gebruiker selecteren
#f Gebruiker toevoegen selecteren.
Er wordt een QR-code geladen.
#De weergegeven QR-code met de Mercedes
me app of een willekeurige QR-code scanner
op een mobiel apparaat scannen. Wanneer de
Mercedes me app nog niet op het mobiele
apparaat is geïnstalleerd, wordt u doorverwe-
zen naar de store van uw mobiele apparaat.
#De stappen in de Mercedes me app volgen.
De auto wordt gekoppeld aan uw Mercedes
me gebruikersaccount. Daarbij wordt automa-
tisch uw gebruikersproel in de auto aange-
maakt.
Wanneer uw gebruikersproel beschikbaar is,
wordt u hiervan op de hoogte gebracht.
Wanneer de auto stilstaat, start de congura-
tie-assistent automatisch na de gebruikersse-
lectie.
%Indien de gebruiker is toegevoegd, kan deze
worden geselecteerd (/ pagina 437).
Gebruikersopties selecteren
Multimediasysteem:
4© 5f 5Instellingen
Gebruikersspecieke inhouden en toepassingen
beveiligen
Wanneer u een nieuwe gebruiker toevoegt, is de
toegangsbeveiliging voor het gebruikersproel
reeds geactiveerd. Voor de toegang zijn de
Mercedes me PIN en afhankelijk van de uitrusting
van de auto biometrische sensoren beschikbaar.
Biometrische sensoren moeten in de auto worden
ingeleerd. Bij de authenticatie wordt dan reke-
ning gehouden met alle ingeleerde en beschikbare
sensoren.
De volgende gebruikersspecieke inhoud en toe-
passingen worden bijvoorbeeld beveiligd:
RGebruikersselectie en instellingen van het
gebruikersproel
RBiometrische sensoren
Het inleren van biometrische sensoren
Biometrische herkenning inleren en bewerken,
zie het volgende hoofdstuk.
MBUX multimediasysteem 435
F247 0072 07
RAdviezen
De gegevens en het bepalen van de meest
waarschijnlijke navigatiebestemmingen,
mediabronnen, radiozenders, contacten en
berichten
RENERGIZING COACH
De opgeslagen gezondheidsgegevens en de
verwerking hiervan
RIn-Car Oce
De agenda, de taken en de e-mails
RService parkeren
De betalingen
RMercedes me Store
Het verkrijgen van services
RSysteemactiveringen van betaalde voertuig-
functies
In de volgende gevallen wordt u om authenticatie
of opnieuw om authenticatie gevraagd door een
sensor of de Mercedes me PIN:
RBij het selecteren van een beveiligd gebrui-
kersproel
RBij het oproepen van een functie met een
hoog beveiligingsniveau
RWanneer de biometrische sensoren onvol-
doende of tegenstrijdige informatie leveren
RWanneer het multimediasysteem een sensor
niet langer vertrouwt
RWanneer het gordelslot en het portier bij
dezelfde zitplaats geopend worden en een
functie met een hoog beveiligingsniveau wordt
opgeroepen
RWanneer de auto van buitenaf werd vergren-
deld
#Beveiliging van inhoud selecteren.
#Toegangsbeveiliging uit- of inschakelen.
%Wanneer de toegangsbeveiliging is uitgescha-
keld, is het vanaf elke zitplaats mogelijk om
uw gebruikersproel te benaderen en wijzigin-
gen aan te brengen.
%De toegangsbeveiliging wordt afhankelijk van
de auto in- of uitgeschakeld.
%In acht nemen dat de authenticatie voor een
aantal functies, bijvoorbeeld In-Car Oce,
noodzakelijk is en daarom niet volledig kan
worden uitgeschakeld.
Biometrische herkenning instellen en bewerken
De biometrische gegevensmodellen worden in de
sensoren in de auto opgeslagen. Wanneer een
herkenning is ingesteld, dient deze sensor als bij-
drage aan de authenticatie op het multimediasys-
teem.
#Beveiliging van inhoud selecteren.
#Stemherkenning selecteren.
%Authenticeer uzelf indien nodig op het multi-
mediasysteem.
Stemherkenning instellen
#De op het mediadisplay weergegeven zin
inspreken en de aanwijzingen van de spraak-
assistent opvolgen.
Indien de stemherkenning gelukt is, verschijnt
een melding op het mediadisplay. U kunt uw
gebruikersproel deblokkeren.
%Tijdens de stemherkenning achtergrond- en
storende geluiden vermijden.
436 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Biometrische gegevens wissen
#E bijvoorbeeld achter Vingerafdrukher-
kenning aantippen.
#Ja selecteren.
Conguratie-assistent oproepen
#Profiel selecteren.
#Configuratie-assistent selecteren.
#De stappen van de conguratie-assistent vol-
gen.
Gebruikersnaam of proelfoto wijzigen
#Profiel selecteren.
#Gebruikersnaam wijzigen selecteren.
of
#Gebruikersfoto selecteren.
#De gebruikersnaam invoeren of een gebrui-
kersfoto selecteren.
#Gereed selecteren.
%In het Mercedes me gebruikersaccount kunt u
in de app of op de portal uw foto opslaan. De
foto wordt vervolgens weergegeven in de
auto. In de auto zelf kunt u in plaats van de
foto ook andere voorbeeldafbeeldingen selec-
teren.
Gebruikersproel verwijderen
#Profiel selecteren.
#Verwijderen selecteren.
#Gebruikersprofiel verwijderen selecteren.
%Uw Mercedes me gebruikersaccount en uw
persoonlijke gegevens blijven bewaard in het
Mercedes me ecosysteem.
Gebruikersproel terugzetten naar fabrieksinstel-
lingen
#Profiel selecteren.
#Terugzetten selecteren.
#Ja selecteren.
%Daarbij wordt de inhoud van het gebruikers-
proel op fabrieksinstellingen teruggezet,
maar niet de auto.
Gebruiker selecteren
Multimediasysteem:
4© 5f
%Wanneer u een bestuurdersproel oproept,
kunnen de bestuurdersstoel en het stuurwiel
worden ingesteld.
Het instellen kan als volgt worden afgebroken:
RDe melding Hier aantippen om te annule-
ren. op het mediadisplay aantippen.
REen van de stoelbedieningstoetsen in het
bestuurdersportier indrukken.
#Gebruiker selecteren selecteren.
#Een gebruiker selecteren.
#Wanneer daarnaar wordt gevraagd, dient u
zich te identiceren met de Mercedes me PIN
of een ingeleerde biometrische functie.
Het gebruikersproel wordt geladen en geacti-
veerd.
%Wanneer u Doorgaan zonder gebruikersse-
lectie selecteert, worden geen specieke
instellingen van het gebruikersproel geladen.
MBUX multimediasysteem 437
F247 0072 07
Gebruikersproelen synchroniseren
Voorwaarden
RU beschikt over een Mercedes me gebruikers-
account.
RDe auto is aan uw Mercedes me gebruikersac-
count gekoppeld.
Multimediasysteem:
4© 5f 5Instellingen
5Synchronisatie
#Automatisch synchroniseren inschakelen.
Wanneer de auto wordt in- of uitgeschakeld,
worden de in de auto opgeslagen gegevens
automatisch met de Mercedes me gebruikers-
accounts gesynchroniseerd. Deze synchroni-
satie gebeurt voor alle gebruikersproelen en
is niet proelspeciek.
of
#Nu synchronis. selecteren.
De in de auto opgeslagen gegevens worden na
het selecteren van deze optie gesynchroni-
seerd met de Mercedes me gebruikersac-
counts.
%Tijdens de synchronisatie zijn niet alle gebrui-
kersproelfuncties beschikbaar.
%Wanneer de dienst Personalisatie in de auto is
gedeactiveerd, worden alleen de volgende
basisgegevens van het gebruikersproel
gesynchroniseerd:
RProelnaam
RProelfoto
RMercedes me pin
Favorieten
Overzicht Favorieten
Favorieten bieden een snelle toegang tot vaak
gebruikte toepassingen. Er zijn in totaal 100 favor-
ieten beschikbaar.
Favorieten kunt u uit categorieën selecteren of
kunt u direct uit een toepassing toevoegen.
Favorieten oproepen
Multimediasysteem:
4© 5ß
#Als alternatief in het startscherm de lip 4 in
het midden van de statusregel omlaagtrekken
(/ pagina 425).
#In het Control Center ß selecteren.
Favorieten toevoegen
Multimediasysteem:
4© 5ß
Favorieten uit categorie selecteren
#r selecteren.
#W Nieuwe favoriet aanmaken selecteren.
#De categorie selecteren.
#Een favoriet selecteren.
De favoriet wordt op de volgende vrije positie
opgeslagen.
#Alle posities in de favorieten zijn bezet: De
weergegeven melding bevestigen.
Een lijst toont alle favorieten.
438 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
#Een favoriet selecteren die moet worden over-
schreven.
Favorieten uit een andere toepassing toevoegen
U kunt bijvoorbeeld een contact (voorbeeld)
opslaan of een ENERGIZING COMFORT pro-
gramma toevoegen.
#Contact als algemene favoriet opslaan: Een
contact selecteren (/ pagina 516).
#Een telefoonnummer zo lang ingedrukt hou-
den, tot een menu verschijnt.
#Opslaan als favoriet selecteren.
Het contact wordt als favoriet toegevoegd.
Favoriet met V-gebaar van de MBUX interieuras-
sistent koppelen
%Wanneer een favoriet aan het V-gebaar is
gekoppeld, kunt u deze oproepen
(/ pagina 432).
#r selecteren.
#Bestuurder of Voorpassagier selecteren.
#De categorie selecteren.
#Een favoriet selecteren.
Wanneer de favoriet met het V-gebaar is
gekoppeld, verschijnt er een bericht.
%Het gekoppelde favorietengebaar kan voor de
bestuurder en passagier worden in- en uitge-
schakeld.
Favorieten hernoemen
Multimediasysteem:
4© 5ß
#Een favoriet zo lang ingedrukt houden, tot een
menu verschijnt.
#Hernoemen selecteren.
#De naam invoeren.
#De naam opslaan.
Favorieten verschuiven
Multimediasysteem:
4© 5ß
#Een favoriet zo lang ingedrukt houden, tot een
menu verschijnt.
#Verplaatsen selecteren.
#De favoriet naar de nieuwe positie verschui-
ven.
#ø aantippen.
Favorieten wissen
Multimediasysteem:
4© 5ß
#Een favoriet zo lang ingedrukt houden, tot een
menu verschijnt.
#Wissen selecteren.
#Ja selecteren.
Favorieten terugzetten
#In het menu Alle favorieten terugzetten selec-
teren.
#Ja selecteren.
MBUX multimediasysteem 439
F247 0072 07
Berichten-center
Overzicht berichten-center
In het berichten-center worden de volgende
mededelingen verzameld:
RMededelingen die door de auto of door het
multimediasysteem worden gegenereerd.
RMededelingen die door het gebruik van servi-
ces en services binnenkomen.
Deze typen berichten zijn beschikbaar:
RNavigeerbare bestemmingen en routes
RBerichten (SMS)
RAgenda-items en herinneringen, bijvoorbeeld
van In-Car Oce
Deze functie is niet in alle landen beschikbaar.
RSysteeminformatie, bijvoorbeeld Belangrijke
software-update beschikbaar. Bevestigen
om de update te starten.
ROverige berichten, bijvoorbeeld van andere te
boeken online-services, noodgevalmeldingen
(bijvoorbeeld een tornado)
Het berichten-center vindt u in het Control Center.
Afhankelijk van de ingestelde stijl worden nieuw
binnengekomen berichten weergegeven door een
gekleurde cirkel.
Berichten worden bij het binnenkomen meestal
kort weergegeven. Wanneer u geen actie onder-
neemt, worden deze in het berichten-center opge-
slagen en kunnen deze later worden opgeroepen.
De berichten zijn chronologisch gesorteerd. De
nieuwste berichten staan helemaal bovenaan.
Voorbeeld van een bericht
1Berichten-center oproepen
2Tijd van het ontvangen bericht
3Instellingen oproepen
4Weergave beschikbare acties
5Beschrijving van het bericht en uitgevende
dienst
6Symbool voor het bericht
7Datum van de ontvangen berichten
Afhankelijk van het soort bericht zijn maximaal
vier verschillende acties beschikbaar.
Voorbeelden van acties zijn:
RVoorlezen
ROpbellen
RBeantwoorden
RWebsite oproepen
RNavigeren
Enkele berichten, bijvoorbeeld een navigatiebe-
stemming, worden langer bewaard. Daarom hoe-
ven beschikbare acties niet direct na het binnen-
komen van het bericht te worden uitgevoerd. Een
routebegeleiding kan ook op een later tijdstip wor-
den gestart.
U kunt een bericht vastpinnen, zodat dit na een
bepaalde tijd niet automatisch wordt gewist
(/ pagina 441).
440 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Berichten oproepen
Berichten-center openen
#In het startscherm de lip 4 in de statusregel
omlaagtrekken (/ pagina 425).
Het Control Center wordt geopend.
#In het Control Center 3 selecteren.
Bericht selecteren
#Wanneer meerdere berichten beschikbaar zijn,
omhoog of omlaag vegen.
#Een actie selecteren.
Berichten-center sluiten
#G selecteren.
Acties voor een bericht selecteren
De volgende mogelijkheden staan ter beschikking:
RDe actie direct na het binnenkomen en weer-
geven van het bericht selecteren.
RDe actie later na het oproepen in het berich-
ten-center selecteren.
#Maximaal twee acties beschikbaar: De actie
selecteren.
#Meer dan twee acties beschikbaar: q
selecteren.
#De actie selecteren.
Het bericht is nog steeds beschikbaar.
#Met r de acties dichtklappen.
Berichten bewerken
#Het berichten-center oproepen
(/ pagina 441).
Instellingen uitvoeren
#Z Instellingen selecteren.
#De dienst of de service selecteren.
#De opties in- of uitschakelen.
Afhankelijk van de service zijn de volgende
opties beschikbaar:
RNotificaties toestaan
RWeergeven in notificatiecentrum
RNotificaties weergeven
RAttentiegeluiden in- of uitschakelen
RExterne toegang
De optie zorgt ervoor dat een externe
service toegang tot specieke gegevens
kan krijgen, bijvoorbeeld de actuele positie
van de auto. Met Õ wordt de gedetail-
leerde, goedgekeurde informatie weerge-
geven.
Wanneer Notificaties toestaan is uitgescha-
keld, kunnen de opties met uitzondering van
Externe toegang niet worden geselecteerd.
Bericht vastpinnen
#Een bericht op het touchscreen naar rechts
trekken.
Er verschijnt een pin.
#De pin aantippen.
Het bericht wordt met een pin gemarkeerd.
Berichten wissen
#Een bericht op het touchscreen naar links sle-
pen.
of
#E selecteren.
MBUX multimediasysteem 441
F247 0072 07
#Ja selecteren.
Alle berichten worden gewist.
Globaal zoeken
Overzicht globaal zoeken
Globaal zoeken kunt u oproepen in het start-
scherm. U kunt symbolen via het toetsenbord of
de handschriherkenning invoeren. Als alternatief
maakt de MBUX spraakassistent een spraakinvoer
mogelijk.
Globaal zoeken levert zoekresultaten voor de vol-
gende categorieën op:
RNavigatie
REntertainment
RTelefoon, In-Car Oce
In-Car Oce is niet in alle landen beschikbaar.
RDigitale handleiding
RInternet
Via globaal zoeken kunt u bijvoorbeeld steden,
straten en bezienswaardigheden binnen de cate-
gorie navigatie zoeken.
Met globaal zoeken kunt u ook een driewoorden-
adres (/ pagina 469) invoeren.
Wanneer het zoekveld leeg is, krijgt u in de cate-
gorie Adviezen eerst intelligente adviezen te zien.
Zodra een letter is ingevoerd, worden in de cate-
gorie Alles de beste overeenkomsten getoond.
Meer zoekresultaten vindt u in de afzonderlijke
categorieën. Naast de categorie staat het aantal
treers.
Na het selecteren van een categorie kunt u de
zoekresultaten binnen de categorie selecteren.
Wanneer u een zoekresultaat selecteert, wordt
afhankelijk van de categorie een detailoverzicht
geopend.
Globaal zoeken gebruiken
Multimediasysteem:
4© 5ª Zoeken
In de categorie Adviezen worden maximaal zes
intelligente adviezen getoond, ook als er nog geen
zoekterm is ingevoerd.
#De zoekterm in het zoekveld invoeren.
Zodra u een teken invoert, wordt de categorie
Alles gemarkeerd. Daarbij worden maximaal
tien zoekresultaten per categorie getoond.
In de andere categorieën worden bijpassende
zoekresultaten voor de ingevoerde zoekterm
getoond.
%Als alternatief is spraakinvoer mogelijk met de
MBUX spraakassistent via p of u schakelt
over naar handschriherkenning v
(/ pagina 445).
#Zoeken beëindigen: a selecteren.
#Zoekresultaten voor een categorie weerge-
ven: Een categorie selecteren.
#Zoekresultaat overnemen: Het zoekresultaat
selecteren.
Er wordt een actie gestart, zoals het instellen
van een radiozender of er wordt een detail-
overzicht getoond, bijvoorbeeld voor een con-
tact.
442 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Geluid voor het MBUX multimediasysteem in- of
uitschakelen
In het stuurwiel
In de middenconsole
#Uitschakelen: In het stuurwiel op de toets 1
of in de middenconsole op de regelaar 1
drukken.
De momenteel actieve audiobron wordt
gedempt.
In de statusregel van het mediadisplay ver-
schijnt het symbool 8.
Wanneer u bijvoorbeeld naar een radiozender luis-
tert en het geluid uitschakelt, worden alle media-
bronnen gedempt.
Verkeersinformatie en gesproken rij-aanwijzingen
blijven in dit geval gewoon hoorbaar. De MBUX
spraakassistent en de telefoon worden evenmin
beïnvloed.
Inschakelen
#Opnieuw in het stuurwiel op de toets 1 of in
de middenconsole op de regelaar 1 drukken.
of
#Het volume instellen.
of
#Van mediabron wisselen.
MBUX multimediasysteem 443
F247 0072 07
Volume voor het MBUX multimediasysteem instel-
len
Met de toets of regelaar instellen
In het stuurwiel
In de middenconsole
#In het stuurwiel: Op 1 ± of q drukken.
of
#Over de toets 1 vegen.
Het volume van de actuele audiobron op de
voorgrond wordt ingesteld.
of
#In de middenconsole: De regelaar 1 draaien.
Het volume wordt met de toets of de regelaar voor
de volgende groepen aangepast:
REntertainment
RBeltoon
RGesprekken, bijvoorbeeld telefoongesprekken
RGesproken aanwijzingen, bijvoorbeeld MBUX
spraakassistent
RGesproken rij-aanwijzingen
%Wanneer u het volume van de gesproken aan-
wijzingen op bijvoorbeeld "0" instelt, wordt de
volgende keer dat de MBUX spraakassistent
wordt opgeroepen automatisch een minimum-
volume ingesteld. Voor het volume van het
entertainment wordt de automatische aanpas-
sing na het opnieuw opstarten van het multi-
mediasysteem uitgevoerd.
In het menu instellen
#Rechts in het stuurwiel de toets © indruk-
ken.
of
444 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
#Op het touchscreen © selecteren.
Het startscherm verschijnt.
#Instellingen selecteren.
#Systeem selecteren.
#Audio selecteren.
#Een volume-instelling selecteren.
%De volume-instelling kan voor alle groepen,
behalve voor het volume van het entertain-
ment, worden uitgevoerd.
#Het volume instellen.
De volgende instellingen zijn eveneens in het
menu beschikbaar:
RIn- of uitschakelen van de gesproken rij-aan-
wijzingen in de navigatie tijdens een telefoon.
RVerlagen van het entertainment-volume tijdens
het weergeven van een gesproken rij-aanwij-
zing.
Invoeren van tekens
Tekeninvoer gebruiken
Voorwaarden
RVoor de voorleesfunctie van de handschriher-
kenning: Het MBUX multimediasysteem is met
de MBUX spraakassistent uitgerust.
RDe voorleesfunctie is beschikbaar voor de
gekozen systeemtaal.
RDe voorleesfunctie van de handschriherken-
ning is ingeschakeld.
De tekeninvoer via de Touch-Control of het touch-
screen uitvoeren. De tekeninvoer kan met het ene
bedieningselement worden gestart en met een
ander worden voortgezet.
#Wanneer het toetsenbord wordt weergegeven,
de tekens door vegen en indrukken op de
Touch-Control of door aantippen op het touch-
screen invoeren.
of
#Wanneer de handschriherkenning is geselec-
teerd, de tekens op het touchscreen schrijven.
Voorbeelden voor de tekeninvoer zijn bijvoorbeeld
het globaal zoeken, het invoeren van een bestem-
ming in het navigatiesysteem of het hernoemen
van een favoriet.
De touchscreen ondersteunt de tekeninvoer met
de volgende functies:
RDe handschriherkenning biedt tekenvoorstel-
len aan.
RWanneer de voorleesfuncties van de hand-
schriherkenning is ingeschakeld, worden
ingevoerde tekens voorgelezen.
Tekens op het touchscreen invoeren
Voorwaarden
RIndien u de tekeninvoer wilt laten voorlezen:
De voorleesfunctie van de handschriherken-
ning is ingeschakeld (/ pagina 447).
RVoor enkele functies is een bestaande online-
verbinding noodzakelijk.
MBUX multimediasysteem 445
F247 0072 07
Invoeren van tekens met toetsenbord
(bestemmingsinvoer)
1Invoerregel met actuele invoer
2Invoer wissen
2Zoekresultaat
3Laatste bestemmingen selecteren
4Verdere bestemmingen weergeven en selecte-
ren
5Zoekresultaat overbrengen naar invoerregel
en zoeken voortzetten
6Zoekresultaat
7Laatst ingevoerde teken wissen
8Toetsenbord verbergen
9Omschakelen op handschriherkenning
ASchrijaal instellen
BNaar cijfers en speciale tekens omschakelen
CNaar hoofdletters of kleine letters omschake-
len
Indien beschikbaar, start de selectie van het sym-
bool p de MBUX-spraakassistent.
#Voorbeeld: De navigatie oproepen en een
bestemming invoeren (/ pagina 36).
#Een teken aantippen.
Het teken wordt in de invoerregel 1 inge-
voerd.
#Het invoeren van tekens voortzetten.
%De beschikbare bewerkingsfuncties zijn
afhankelijk van de bewerkingstaak, de inge-
stelde schrijaal en het karakterniveau.
Alternatieve tekens invoeren
#Lang op een teken drukken.
#Het teken selecteren.
Invoeren van tekens beëindigen
#Het toetsenbord 8 verbergen.
446 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Invoeren van tekens met handschriherken-
ning (voorbeeld)
1Invoerregel
2Voorstellen tijdens het invoeren weergeven
3Zoekresultaat overnemen
4Zoekresultaat
5Verdere voorstellen weergeven
6Laatst ingevoerd teken wissen
Door aanraken en vasthouden wordt de invoer
gewist
7Spatie invoegen
8Naar invoer via toetsenbord wisselen
9Invoer overnemen
AVoorstellen tijdens het invoeren weergeven
BSchrijfvlak
Indien beschikbaar maakt het symbool p wis-
selen naar de spraakinvoer mogelijk.
#Wanneer het toetsenbord wordt weergegeven,
v selecteren.
#Het teken met een vinger op het touchscreen
schrijven. De tekens kunnen naast elkaar of
over elkaar worden geschreven.
Het teken wordt in de invoerregel 1 inge-
voerd. Adviezen worden in A weergeven.
#Een van de voorstellen selecteren.
#Indien beschikbaar verdere adviezen met
q of r weergeven.
#Tekeninvoer beëindigen: G aantippen.
Toetsenbord en handschriherkenning voor het
invoeren van tekens instellen
Voorwaarden
RDe voorleesfunctie is beschikbaar voor de
gekozen systeemtaal.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Toetsenborden/handschrift
Toetsenbordtaal instellen
#Toetsenbordtalen selecteren.
#Een of meer toetsenbordtalen selecteren.
Schrijfsnelheid instellen
#Handschriftherkenning selecteren.
#Een optie selecteren, bijvoorbeeld Gemiddeld.
Voorleesfunctie inschakelen
#Handschriftherkenning selecteren.
#Voorlezen inschakelen D.
De tekens, die u op het touchscreen schrij,
worden voorgelezen.
MBUX multimediasysteem 447
F247 0072 07
Handschriherkenning op het toetsenbord inscha-
kelen
#Handschriftherkenning selecteren.
#Handschriftherkenning inschakelen D.
U kunt rechtstreeks op het toetsenbord tekens
schrijven.
Gebruikerswoordenboek wissen
Het gebruikerswoordenboek leert door uw invoe-
ren en biedt tijdens het invoeren van tekens sug-
gesties aan. U kunt het gebruikerswoordenboek
terugzetten.
#Mijn woordenboek terugzetten selecteren.
#Ja selecteren.
Systeeminstellingen
Display
Display-instellingen congureren
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Display
Helderheid instellen
#Helderheid display selecteren.
#Auto's met een bestuurders- en mediadisplay:
De displayhelderheid van het bestuurdersdis-
play of mediadisplay instellen.
Tijd en datum
Tijdzone instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Tijd en datum
#Tijdzone selecteren.
De landenlijst wordt weergegeven.
%Wanneer in een land meerdere tijdzones
beschikbaar zijn, worden deze na het selecte-
ren van het land weergegeven.
#Een land en eventueel een tijdzone selecteren.
De ingestelde tijdzone wordt achter Tijdzone
weergegeven.
of
#In de landenlijst het item Automatische tijd-
zone selecteren.
De tijdzone wordt automatisch ingesteld op
basis van de voertuiglocatie.
%De optie Automatische tijdzone is alleen
beschikbaar voor auto's met satellietont-
vangst.
Tijd- en datumformaat instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Tijd en datum 5Formaat instellen
#Een tijd- en datumformaat selecteren.
448 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Tijd en datum handmatig instellen
Voorwaarden
RDe auto hee geen satellietontvangst.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Tijd en datum
Tijd instellen
#Tijd instellen selecteren.
#Een tijd instellen.
#Met OK bevestigen.
Datum instellen
#Datum instellen selecteren.
#Een datum selecteren.
#Met OK bevestigen.
%Bij auto's met satellietontvangst worden de
tijd en datum automatisch aan de hand van de
voertuiglocatie bepaald en kunnen deze niet
handmatig worden ingesteld.
Tijd aanpassen
#Tijd aanpassen selecteren.
#Een waarde instellen.
#Met OK bevestigen.
%De functie is alleen beschikbaar in auto's met
satellietontvangst.
Positie van de auto
Overdracht van de locatie van de auto in- en
uitschakelen
Voorwaarden
REen Mercedes me-gebruikersaccount is
beschikbaar.
RIn de Mercedes me gebruikersaccount is ten
minste één dienst geactiveerd die toegang
hee tot de verzonden positiegegevens.
%De functie is landafhankelijk. Voor meer infor-
matie hierover contact opnemen met een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Privacy
#De functie Positie auto doorgeven in- of uit-
schakelen.
%Als alternatief kunt u de functie ook in de sta-
tusregel via Ô in- of uitschakelen.
Autorisaties instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Privacy 5Machtigingen
in het menu Machtigingen kunt u voor verschil-
lende gegevensbronnen (bijvoorbeeld microfoon,
camera) die in het kader van een toepassing wor-
den gebruikt, toegangsbevoegdheden instellen.
Ook kunt u hier reeds gegeven autorisaties wijzi-
gen. U kunt de autorisaties voor afzonderlijke
gegevensbronnen of voor bepaalde toepassingen
of websites instellen.
#Aanvragen of Apps/websites selecteren.
MBUX multimediasysteem 449
F247 0072 07
#De gewenste instellingen voor de autorisatie
instellen.
Bluetooth®
Informatie over Bluetooth®
Bluetooth® is een techniek voor draadloze gege-
vensoverdracht over korte afstanden tot circa
10 m.
Via Bluetooth® kunt u bijvoorbeeld uw mobiele
telefoon met het multimediasysteem verbinden en
de volgende functies gebruiken:
RHandsfree-installatie met toegang tot de vol-
gende opties:
-Contacten (/ pagina 516)
-Nummerlijsten (/ pagina 518)
-Sms (/ pagina 519)
RInternetverbinding (/ pagina 546)
Bluetooth® is een geregistreerde handelsmerk van
de Bluetooth Special Interest Group (SIG) Inc.
%Internetverbinding via Bluetooth® is niet in alle
landen beschikbaar.
Bluetooth® in- en uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Internet en Bluetooth
#Bluetooth in- of uitschakelen.
Near Field Communication (NFC)
Informatie over Near Field Communication
(NFC)
Met NFC kunt u gegevens contactloos uitwisselen
over korte afstanden of een mobiele telefoon ver-
binden met het multimediasysteem.
Meer informatie vindt u onder: https://
www.mercedes-benz-mobile.com/.
Near Field Communication in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Internet en Bluetooth
#NFC in- of uitschakelen.
%Meer informatie over het verbinden van een
mobiele telefoon via de NFC-interface
(/ pagina 512).
Wi
Overzicht wi-verbinding
U kunt gebruikmaken van wi om verbinding met
internet of met externe netwerkapparaten tot
stand te brengen.
%De beschikbaarheid van de functie is landsaf-
hankelijk.
Er zijn in principe twee soorten wi-verbinding
beschikbaar:
RMultimediasysteem als wi-hotspot gebruiken
(/ pagina 451)
Het multimediasysteem van de auto dient als
wi-hotspot voor mobiele communicatieappa-
ratuur, zoals een smartphone of tablet–PC.
RMobiel communicatie-apparaat als wi-hot-
spot gebruiken (tethering) (/ pagina 548)
450 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Voor de internetverbinding van het multime-
diasysteem van de auto wordt gebruikgemaakt
van een externe wi-hotspot.
Wi in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Internet en Bluetooth
#Wi-Fi selecteren.
De regelaar staat rechts: Wi is ingeschakeld.
Wanneer wi is ingeschakeld, kunt u het multime-
diasysteem met externe hotspots verbinden of
beschikbaar stellen als hotspot voor externe appa-
raten.
Wanneer wi is uitgeschakeld, is het niet mogelijk
om een verbinding via hotspots tot stand te bren-
gen.
%De beschikbaarheid van de functie is landsaf-
hankelijk.
Multimediasysteem als wi-hotspot gebruiken
Voorwaarden
RHet te verbinden apparaat ondersteunt ten
minste een van de beschreven verbindings-
soorten.
De weergegeven verbindingssoorten zijn
afhankelijk van het te verbinden apparaat. De
functie moet door het multimediasysteem en
door het te verbinden apparaat worden onder-
steund. Het type verbindingsopbouw moet op
het multimediasysteem en op het te verbinden
apparaat worden geselecteerd.
%Voor de gegevensverbinding wordt de data-
bundel van de auto of van een al verbonden
tetheringapparaat gebruikt.
Gegevensvolume van de auto: Afhankelijk van
de uitrusting van de auto kunt u bij de
Mercedes me Store een datapakket direct bij
een provider van een mobiel netwerk aan-
schaen. Om gebruik te kunnen maken van
het datapakket sluit u via de Mercedes me
Store uw eigen contract met een provider van
een mobiel netwerk af, dat op elk moment
kan worden opgezegd en waaraan geen kos-
ten zijn verbonden. Dit contract is een voor-
waarde voor het gebruik van de services uit
het eerder aangeschae pakket. De beschik-
baarheid van deze optie is landsafhankelijk.
Wanneer de optie van een datapakket niet
beschikbaar is of niet achteraf kan worden
aangescha, kunt u tegen betaling gegevens-
volume rechtstreeks bij de provider van een
mobiel netwerk kopen.
%Indien nodig moeten eerst individuele functies
op het te verbinden apparaat worden geacti-
veerd. Meer informatie vindt u in de handlei-
ding van de fabrikant.
%Het gebruik van het datatarief van de auto
door externe apparaten is net in alle landen
beschikbaar.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Internet en Bluetooth
#MBUX-hotspot selecteren.
#Een van de volgende verbindingsmogelijkhe-
den selecteren.
MBUX multimediasysteem 451
F247 0072 07
Via QR-code verbinden
Voorwaarde: Een app voor het scannen van de
QR-code is geïnstalleerd op het te verbinden
apparaat.
Alternatief: Het te verbinden apparaat beschikt
over een geïntegreerde scanner voor QR-codes
(zie de handleiding van de fabrikant).
#De weergegeven QR-code scannen.
De wi-verbinding wordt tot stand gebracht.
Via NFC verbinden
#NFC bij het te verbinden apparaat activeren.
#Wanneer het NFC-symbool in het menu
MBUX-hotspot wordt weergegeven, het te ver-
binden apparaat tegen de NFC-interface hou-
den.
#De aanwijzingen op het apparaat volgen.
De wi-verbinding wordt tot stand gebracht.
Via beveiligingssleutel verbinden
#Op het te verbinden apparaat de auto selecte-
ren. Deze wordt weergegeven met de netwerk-
naam MBUX XXXXX.
#De beveiligingssleutel die op het mediadisplay
wordt weergegeven, op het te verbinden appa-
raat invoeren.
#De invoer bevestigen.
Nieuwe beveiligingssleutel genereren
#In het menu MBUX-hotspot de optie Nieuwe
beveiligingssleutel genereren selecteren.
#De vraag met Ja bevestigen.
Een nieuwe beveiligingssleutel wordt gegene-
reerd.
Voortaan wordt een verbinding met de nieuw
gegenereerde beveiligingssleutel opgebouwd.
%Wanneer een nieuwe beveiligingssleutel wordt
gegenereerd, worden alle bestaande wi-ver-
bindingen verbroken. Wanneer opnieuw wi-
verbindingen worden gemaakt, moet de
nieuwe beveiligingssleutel worden ingevoerd.
Systeemtaal
Aanwijzingen voor de systeemtaal
Met deze functie wordt de taal voor de menumel-
dingen en de gesproken rij-aanwijzingen vastge-
legd. De taalselectie is van invloed op de moge-
lijkheid voor het invoeren van tekens. Niet alle
talen worden ondersteund voor de gesproken rij-
aanwijzingen. Als een taal niet wordt ondersteund,
hoort u de gesproken rij-aanwijzingen in het
Engels.
Taal instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Taal
Systeemtaal instellen
Er verschijnt een lijst met de beschikbare sys-
teemtalen.
#Een taal selecteren.
De systeemtaal wordt omgeschakeld naar de
geselecteerde taal.
Eenheid voor afstand instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Display
%Deze functie is niet in alle landen verkrijgbaar.
452 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
#Een eenheid voor de afstand selecteren.
#Voor een extra weergave op het bestuurders-
display Digitale snelheidsmeter inschakelen.
Systeem-pincode-beveiliging in- en uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Privacy 5PIN-beveiliging
Systeem-pincode bepalen
#PIN-code instellen selecteren.
#Een viercijferige systeem-pincode invoeren.
#De viercijferige systeem-pincode opnieuw
invoeren.
Wanneer beide systeem-pincodes overeenko-
men, is de systeem-pincode-beveiliging actief.
Systeem-pincode wijzigen
#Instellingen wijzigen selecteren.
#De actuele systeem-pincode invoeren.
#PIN wijzigen selecteren.
#Een nieuwe systeem-pincode opslaan.
Systeem-pincode-beveiliging voor soware-upda-
tes activeren
#Software-updates beveiligen selecteren.
#De functie in- of uitschakelen.
Adviezen congureren
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Adviezen
#Z selecteren.
#De opties afzonderlijk in- of uitschakelen.
Wanneer een optie is ingeschakeld en vol-
doende gegevens zijn verzameld, worden per-
soonlijke suggesties aangeboden die op uw
gebruikersgedrag zijn gebaseerd. Dat zijn bij-
voorbeeld bezochte navigatiebestemmingen,
gekozen telefoonnummers en suggesties
gebaseerd op uw muzieksmaak.
Navigatie
Wanneer Bestemmingsadviezen toestaan
ingeschakeld is, doet de auto suggesties geba-
seerd op uw bezochte navigatiebestemmin-
gen.
Wanneer Woon-werk route ingeschakeld is,
herkent de navigatie automatisch dat de auto
zich op een woon-werk route bevindt.
Gesprekken & berichten
Er worden suggesties gedaan voor gekozen
telefoonnummers en verzonden berichten.
Comfort
De auto doet sugesties op basis van het
gebruik van uw comfortfuncties, bijvoorbeeld
welk massageprogramma op welk tijdstip
moet worden gestart.
Entertainment
Er worden suggesties gedaan voor de media-
bron die momenteel wordt afgespeeld. Boven-
dien worden suggesties gedaan voor digitale
online-services, bijvoorbeeld Spotify, TuneIn
Radio en streamingservices, en voor catego-
rieën, bijvoorbeeld genre, artiest en stemming.
Voertuig
MBUX multimediasysteem 453
F247 0072 07
De suggesties voor voertuigfuncties worden
weergegeven in de zero-layer, bijvoorbeeld van
de PARKTRONIC-parkeerassistent.
Er worden suggesties voor voertuigfuncties
weergegeven, bijvoorbeeld voor de PARKTRO-
NIC-parkeerassistent.
Online spraakdiensten
De suggesties worden online beschikbaar
gesteld op basis van uw spraakinvoer en aan-
geboden in de zero-layer.
%De suggesties zijn afhankelijk van de uitrus-
ting.
Alle suggesties wissen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Adviezen
#Î selecteren.
#Ja selecteren.
De suggesties worden gereset.
Soware-update
Informatie over soware-updates
Soware-updates zorgen ervoor dat uw auto en
de daarbij behorende systemen in de actuele ver-
sie blijven en voorkomen beveiligingsproblemen.
Voor onderdelen van de auto zoals regeleenhe-
den, comfortsystemen, sluit- en veiligheidssyste-
men, bestuurdersassistentiesystemen, onderstel-
en aandrijfsystemen en het MBUX multimediasys-
teem worden online soware-updates beschik-
baar gesteld. De soware-updates worden via de
communicatiemodule of een wi-verbinding aan
een externe hotspot beschikbaar gesteld.
De navigatiekaarten worden ook via updates vanaf
externe opslagmedia (bijvoorbeeld een usb-stick)
bijgewerkt.
De beschikbare soware-updates regelmatig ini-
tialiseren. Anders kan de veiligheid van uw MBUX
multimediasysteem en afzonderlijke onderdelen
van de auto niet meer worden gewaarborgd.
%Soware-updates kunnen met een systeem-
pincode beveiligd worden. Zie voor meer infor-
matie over de systeem-pincode:
(/ pagina 453).
Meer informatie over soware-update is verkrijg-
baar onder: https://me.secure.mercedes-
benz.com.
Soware-update uitvoeren
Voorwaarden
Voor soware-updates via de communicatiemo-
dule en wi:
RUw auto is gekoppeld aan een Mercedes me
gebruikersaccount (/ pagina 537).
RSoware-updates zonder Mercedes me
gebruikersaccount: De optie Software-upda-
tes toestaan in het menu Software-update is
geactiveerd.
RVoor soware-updates via de communicatie-
module: Er is een internetverbinding via de
communicatiemodule aanwezig
(/ pagina 547).
RVoor soware-updates via wi: Er is een ver-
binding met een externe wihotspot aanwezig
(/ pagina 548).
454 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
%Afhankelijk van de soware-update wordt
deze via de z communicatiemodule, ö
wi of een 4 extern opslagmedium
gestart.
%Online soware-updates kunnen niet worden
uitgevoerd via externe wi-hotspots die via
TKIP versleuteld zijn.
%Wanneer de wi-hotspot een login via de
browser vereist, zal de browser na de succes-
volle verbinding openen om de update te star-
ten. De aanwijzingen in de browser opvolgen
om de download te starten.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Software-update 5Z
Kaartupdate vanaf een extern opslagmedium star-
ten
#Het opslagmedium via een media-interface
met de auto verbinden.
Op het mediadisplay verschijnt een melding
over een beschikbare kaartupdate.
#De melding selecteren.
#Starten selecteren.
De kaartupdate wordt gestart.
Soware-update via de communicatiemodule star-
ten
Wanneer de optie Automatische online-update is
ingeschakeld, worden beschikbare updates auto-
matisch gedownload en geïnstalleerd. Om uw
auto op een actuele stand te houden en veilig-
heidsrisico's te vermijden, deze optie activeren.
#Automatische online-update selecteren.
De soware-update wordt automatisch
gedownload en geïnstalleerd.
Wanneer de optie gedeactiveerd is, wordt u een-
malig van nieuwe soware-updates op de hoogte
gebracht. De updates kunnen gedurende een
beperkte periode worden gedownload.
#Een update uit de lijst beschikbare updates
selecteren.
#De laatste update starten.
De soware-update wordt automatisch
gedownload en geïnstalleerd.
Soware-update via wi starten
Voor sommige soware-updates is bovendien een
verbinding met een wi-hotspot nodig. De verbin-
ding met een externe hotspot kan bij het starten
van de soware-update tot stand worden
gebracht.
#Een update uit de lijst beschikbare updates
selecteren.
#De laatste update starten.
#De verbinding met een wi-hotspot tot stand
brengen.
De update wordt automatisch gedownload en
geïnstalleerd.
Voor soware-updates waarbij de auto veilig
moet stilstaan: Bij het bereiken van de laatste
installatiestap verschijnt na het uitschakelen van
de auto een melding op het mediadisplay. Volg de
stapsgewijze aanwijzingen op het mediadisplay
om de installatie af te sluiten.
Er zijn soware-updates die alleen kunnen worden
geïnstalleerd wanneer de auto veilig geparkeerd
is, zich geen personen meer in de auto bevinden
en wanneer de auto afgesloten is.
MBUX multimediasysteem 455
F247 0072 07
Soware-updates installeren
Soware-updates worden na het downloaden
automatisch geïnstalleerd. Zodra een soware-
update afgesloten is, verschijnt een bericht op het
mediadisplay. Eventueel moet het MBUX multime-
diasysteem opnieuw worden opgestart.
Voor sommige soware-updates moet de auto op
een veilige plek stilstaan om de installatie te kun-
nen afsluiten. Deze kunnen alleen worden uitge-
voerd wanneer de auto veilig is geparkeerd en is
uitgeschakeld. Wanneer dit nodig is, verschijnt na
het uitschakelen van de auto een melding op het
mediadisplay.
#De aanwijzingen op het mediadisplay volgen.
Voor enkele soware-updates kunt u een tijdstip
voor de installatie vastleggen. De installatie wordt
automatisch uitgevoerd op het geplande tijdstip. U
hoe tijdens de installatie niet in de auto te zijn.
Houd er rekening mee dat de geplande installatie
wordt afgebroken, zodra het portier wordt
geopend.
Wanneer een installatie beschikbaar is waarbij u
het tijdstip kunt vastleggen, verschijnt na het uit-
schakelen van de auto een melding op het media-
display.
#De aanwijzingen op het mediadisplay volgen.
Tijdens de installatie van deze soware-update
kan geen gebruik worden gemaakt van de auto.
Ervoor zorgen dat zich geen personen of dieren in
de auto bevinden. Opgeslagen meldingen in de
regeleenheden van de auto kunnen worden over-
schreven.
Beschikbaarheid van het bestuurders- en het
mediadisplay
Tijdens de installatie van soware-updates kun-
nen de auto, het bestuurdersdisplay en het media-
display niet worden gebruikt. Wanneer een instal-
latie bezig is, kunt u de volgende displaymelding
ontvangen:
%De displaymelding verschijnt niet bij elke
installatie van een soware-update.
In sporadische gevallen kan tijdens de installatie
een fout optreden. Er wordt automatisch gepro-
beerd om de vorige versie weer te herstellen.
Wanneer het herstellen van de vorige versie niet
mogelijk is, verschijnt de hierboven weergegeven
displaymelding iedere keer dat de auto wordt
gestart.
Uitvallen van het bestuurdersdisplay:
Wanneer het bestuurdersdisplay is uitgevallen of
wanneer een storing aanwezig is, kunt u bijvoor-
beeld functiebeperkingen van veiligheidsrelevante
systemen niet herkennen of de snelheidsmeter
456 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
niet aezen. De bedrijfsveiligheid van de auto kan
beperkt zijn. Voorzichtig verder rijden en de auto
direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten
controleren (/ pagina 797).
Meer informatie over soware-updates is verkrijg-
baar onder https://me.secure.mercedes-
benz.com
Uitvallen van het mediadisplay:
Wanneer het mediadisplay is uitgevallen of wan-
neer de hierboven weergegeven displaymelding
permanent verschijnt, zijn sommige systemen, bij-
voorbeeld de achteruitrijcamera, de PARKTRONIC-
parkeerassistent of de klimaatregeling, niet meer
beschikbaar. Voorzichtig verder rijden en direct
een gekwaliceerde werkplaats opzoeken.
Multimediasysteem terugzetten (reset-functie)
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door het uitvallen van functies van het
centraal display
Terwijl het multimediasysteem wordt terugge-
zet zijn de functies hiervan, zoals de achteruit-
rijcamera, niet beschikbaar.
#Het terugzetten van het multimediasys-
teem alleen uitvoeren wanneer de auto
stilstaat.
Voorwaarden
RDe auto is ingeschakeld.
RDe auto staat stil.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Terugzetten
Door het terugzetten van het systeem worden per-
soonlijke gegevens en instellingen gewist, bijvoor-
beeld:
RVerbonden apparaten
RIndividueel gebruikersproel
RBiometriegegevens
%Door bestuurdersassistentiesystemen
gebruikte en opgeslagen gegevens in het mul-
timediasysteem worden gewist.
#Terugzetten selecteren.
Er verschijnt een vraag of het systeem werke-
lijk moet worden teruggezet.
#Ja selecteren.
Het multimediasysteem wordt in de aeve-
ringstoestand teruggezet. Na de systeemreset
wordt het multimediasysteem opnieuw
gestart.
%Vanwege de gegevensbescherming en de wer-
king van individuele rijsystemen en rijveilig-
heidssystemen is het noodzakelijk om een vol-
ledige systeemreset uit te voeren voordat de
auto wordt verkocht of overgedragen aan der-
den of nadat deze is gebruikt als huurauto.
MBUX multimediasysteem 457
F247 0072 07
Instellingen Plug-in-hybride
Laadinstellingen congureren
Multimediasysteem:
4© 5Hybride 5Laden
Laadprogramma instellen
#Thuis, Werk of Standaard selecteren.
Laadkabel ontgrendelen (mode 3 of 4)
Wanneer de functie actief is, wordt bij het berei-
ken van de maximale laadtoestand de laadkabel
ontgrendeld.
#Thuis of Werk selecteren.
#Laadkabel ontgrendelen in- of uitschakelen.
Locatiegebaseerd laden in- of uitschakelen
#Laadprogramma Thuis of Laadprogramma
Werk selecteren.
#Selecteren op locatiebasis in- of uitschakelen.
Wanneer de functie wordt geactiveerd, wordt de
actuele positie van de auto opgeslagen als een
van de geselecteerde opties. Bij het opnieuw
bereiken van het adres verschijnt een korte vraag,
of naar het laadprogramma moet worden omge-
schakeld.
Vertrektijd instellen
De ingestelde vertrektijden worden gebruikt voor
de klimaatregeling vooraf van de auto.
#Volgende vertrektijd selecteren.
De volgende oplaadtijden kunnen worden inge-
steld:
RIndividuele oplaadtijden
RAan Weekprofiel
Individuele vertrektijd instellen
#Nieuwe tijd toevoegen selecteren en tijd
instellen.
of
#´ selecteren en een bestaande vertrektijd
aanpassen.
Herhalingsdagen instellen
#Nieuwe tijd toevoegen selecteren en tijd
instellen.
#De betreende dagen van de week markeren
waarop de vertrektijd van toepassing is en met
a bevestigen.
of
#´ selecteren en bestaande herhalingsda-
gen aanpassen.
Maximale laadtoestand instellen
#Maximale laadtoestand selecteren.
#Het gewenste percentage instellen.
De hoogspanningsaccu wordt maximaal tot
het ingestelde percentage opgeladen.
%Het percentage kan in stappen van telkens
10% worden ingesteld.
%Zodra de maximale laadtoestand is bereikt,
wordt op het mediadisplay een melding weer-
gegeven dat het opladen beëindigd is en dat
de rit kan worden voortgezet.
Overzicht van de energiestroomdisplay in het mul-
timediasysteem
In het energiestroomdisplay worden de actieve
componenten van het hybride systeem licht afge-
458 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
beeld. De energiestroom tussen de afzonderlijke
componenten wordt gekleurd weergegeven.
De weergegeven componenten zijn:
RLaadtoestand van de hoogspanningsaccu
RVerbrandingsmotor
REnergiestroom
RHoogspanningsaccu
Afhankelijk van de bedrijfstoestand hee de ener-
giestroom verschillende kleuren:
Rwit: Constante energiestroom
Rrood: Hoge energiestroom (boost-eect)
Rgroen: Emissiearme energiestroom bij recupe-
ratie, elektro-modus en opladen van de hoog-
spanningsaccu
Energiestroomdisplay oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Informatie
#Energiestroom selecteren.
De energiestroom in de auto wordt weergege-
ven.
Naast de energiestroom wordt informatie over de
status van het hybride systeem en de actuele
laadtoestand van de hoogspanningsaccu weerge-
geven.
Fit & Healthy
ENERGIZING-stoelkinematica instellen
Voorwaarden
%Deze functies zijn alleen beschikbaar voor vol-
ledig elektrisch instelbare stoelen met geheu-
genfunctie.
Multimediasysteem:
4© 5Comfort 5Stoel
#Zitkinematica selecteren.
De ENERGIZING-stoelkinematica kan de gezond-
heid van de rug ondersteunen door het verande-
ren van de zithouding tijdens het rijden. Daarbij
worden door kleine bewegingen van het kussen
en de leuning de spieren en de gewrichten steeds
belast en ontlast.
Stoelkinematica starten
#; voor de gewenste stoel selecteren.
Het programma is actief gedurende de inge-
stelde duur.
Stoelkinematica congureren
#Z voor de gewenste stoel selecteren.
#Rugleuning, Rugleuning en zitvlak of Zitvlak
selecteren.
#De gewenste duur voor de geselecteerde stoel
selecteren.
ENERGIZING COMFORT
Overzicht ENERGIZING COMFORT programma's
%In acht nemen dat de beschikbare program-
ma's en de betreende functies van de uitrus-
ting van uw auto afhankelijk zijn. Afhankelijk
van de uitrusting kunnen minder functies
beschikbaar zijn.
Programma-overzicht
RFrisheid: Kan door korte, koele luchtvlagen
verfrissend werken. De stoel wordt geventi-
MBUX multimediasysteem 459
F247 0072 07
leerd, het interieur verlicht met koele kleuren
en het programma met een betreend geluid
gecompleteerd. Bovendien kan de trillingsmas-
sage in het kussen de spieren ontspannen
RWarmte: Kan het welzijn van de inzittenden
verhogen. De stoel-, vlakken- en stuurwielver-
warming in combinatie met het verwarmde
nekkussen achterin zorgen voor een weldadige
warmte. Het programma wordt aangevuld door
een decent geluid en warme kleuren.
RVitaliteit: Kan afnemende aandacht in mono-
tone rijsituaties tegengaan. De activerende sti-
mulatie van de inzittenden vindt plaats door
stimulerend geluid, verkwikkend licht en een
vitaliserende massage.
RPlezier: Kan voor een positieve stemming van
de inzittenden zorgen en de mentale regenera-
tie bevorderen. Dit gebeurt door de activering
van een massageprogramma, een vriendelijk
geluid en verlichting met overeenkomstige
kleuren. De combinatie met het 4D-sound sys-
tem kan het regenererende eect versterken.
RBehaaglijkheid: Kan bijdragen aan de ontspan-
ning van de inzittenden. Dit gebeurt door een
ontspannende massage, vriendelijk licht en
rustgevend geluid.
ROpen bosplek: Kan door de akoestiek van het
bos een kalmerend en onthaastend eect heb-
ben op de inzittenden. De sfeer wordt met bij-
passende animatie, kleuren en geluid onder-
steund.
RZeegeluiden: Kan bijdragen aan de rustgeving
van de inzittenden. De akoestiek van golf- en
zeemeeuwgeluiden in combinatie met andere
voertuigfuncties zorgen voor een ontspannen
strandsfeer.
RZomerregen: Kan bijdragen aan de ontspan-
ning van de inzittenden. Het ontspannende
eect van een regenbui wordt ervaren door de
akoestiek en andere voertuigfuncties in het
interieur van de auto.
RPower Nap: Het programma bestaat uit drie
fasen.
-Inslaapfase: Hierbij wordt ontspannende
muziek gespeeld en de lucht gezuiverd
door ionisering.
-Slaapfase: De actieve functies worden
zoveel mogelijk uitgeschakeld of beperkt.
-Ontwaakfase: Hierbij wordt licht active-
rende muziek gespeeld en de lucht gezui-
verd door ionisering. Daarnaast worden
functies als parfumering, stoelventilatie en
massage geactiveerd.
RTrainingen: Kan optredende spierspanningen,
ingeslapen ledematen of stress tegengaan
door gerichte ontspannings- of activeringsoe-
feningen. De oefeningen worden op korte
video's gedemonstreerd.
De trainingen bestaan uit audio-inhoud en een
korte animatie. De audio-inhoud is zodanig
opgesteld dat deze ook tijdens het rijden kan
worden weergegeven. De animatie wordt
alleen bij stilstaande auto getoond. Bij het uit-
voeren van trainingen tijdens het rijden altijd
op de verkeerssituatie letten.
RTips: Het systeem gee auditieve tips over
mogelijke oefeningen of maatregelen ter ver-
betering van het welzijn van de inzittenden.
Door selectie van het gewenste lichaamsge-
bied kunt u gerichte tips voor het welzijn van
dit gebied krijgen.
460 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
U kunt de meeste programma's die voor één stoel
zijn gestart, ook tegelijkertijd voor een andere
stoel gebruiken.
ENERGIZING Comfort programma starten
&WAARSCHUWING Verhoogd gevaar voor
ongevallen bij gebruik van de ENERGIZING
Comfort programma's Tips en Trainingen
De ENERGIZING COMFORT programma's Tips
en Trainingen kunnen u tijdens het rijden aei-
den.
#Oefeningen alleen uitvoeren als de ver-
keerssituatie dit toelaat.
#Bij het luisteren naar de tips altijd alert
blijven op de verkeerssituatie om u heen.
&WAARSCHUWING Inklemgevaar bij
gebruik van het ENERGIZING COMFORT
programma Power Nap
Met het ENERGIZING COMFORT programma
Power Nap worden de volgende systemen
indien nodig automatisch versteld:
RStoelen
RZijruiten
RSchuifdak
RRolzonneschermen
Daardoor kunt u of een andere inzittende
bekneld raken.
#Erop letten dat er voldoende ruimte ach-
ter de voorstoelen is.
#Er mogen zich geen lichaamsdelen in de
bewegingszones bevinden; dit controle-
ren.
Voorwaarden
RDe auto is ingeschakeld.
Om Power Nap te starten:
RAlleen spanningsvoorziening aan.
RDe portieren zijn gesloten.
RDe auto is beveiligd tegen wegrollen.
RDe laadtoestand van de hoogspanningsaccu
volstaat voor het gebruik van de klimaatrege-
ling bij stilstand.
Multimediasysteem:
4© 5Comfort
5ENERGIZING COMFORT
Programma starten en stoppen
#Een programma selecteren.
#; voor de gewenste stoel selecteren.
#É selecteren, om het programma te stop-
pen.
%Wanneer tijdens een actief programma een
functievoorwaarde wordt gedeactiveerd, ver-
schijnt een overeenkomstige melding. Het
actieve programma wordt afgebroken.
Programma congureren
#Een programma selecteren.
#Instellingen selecteren.
#De aan het programma deelnemende functies
in- of uitschakelen.
Duur instellen
#Een programma selecteren.
#Instellingen selecteren.
MBUX multimediasysteem 461
F247 0072 07
#De gewenste duur selecteren.
Power Nap starten
#Power Nap selecteren.
#; voor de gewenste stoel selecteren.
Wanneer de auto stilstaat worden bij de start van
Power Nap worden automatisch de volgende
acties uitgevoerd:
RDe rolzonneschermen worden uitgerold.
RDe portieren worden vergrendeld.
RDe zijruiten en het schuifdak worden gesloten.
RDe stoelen worden in de ligstand gezet.
RDe parkeerrem wordt bediend.
#É selecteren, om het programma te stop-
pen.
Trainingsprogramma starten
#Trainingen selecteren.
#Een programma selecteren Ì.
#Parfumering voor de training activeren: Parfu-
mering selecteren.
#É selecteren, om het trainingsprogramma
te stoppen.
%De animatie voor de demonstratie van de
oefeningen wordt tijdens het rijden verborgen
en de instructies worden alleen nog akoes-
tisch weergegeven.
Tips starten
#Tips selecteren.
#Een lichaamsgebied selecteren Ì.
#É selecteren om het afspelen van de tip te
stoppen.
ENERGIZING COACH
Functie van de ENERGIZING COACH
Voorwaarden
RDe dienst ENERGIZING COACH is in de
Mercedes me-Portal of de Mercedes me app
geactiveerd.
RDe Mercedes Me ENERGIZING app is voor het
gebruik van de service op de mobiele telefoon
geïnstalleerd.
De ENERGIZING COACH zorgt voor analyse van
de rij- en bestuurderssituatie. Afhankelijk van de
situatie biedt de dienst aanbevelingen voor het
starten van een geschikt ENERGIZING COMFORT
programma.
De volgende programma's kunnen worden geadvi-
seerd:
RVitaliteit
Als verkwikkend programma in bijvoorbeeld
monotone rijsituaties of bij het rijden over
lange afstanden
Voor informatie over het programma Vitaliteit,
zie (/ pagina 459).
RWelbehagen
Als compenserend programma in veeleisende
rijsituaties
Voor informatie over het programma Welbeha-
gen, zie (/ pagina 459).
RFrisheid
Als verfrissend programma bij stijgende tem-
peraturen
462 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Voor informatie over het programma Frisheid,
zie (/ pagina 459).
RWarmte
Als verwarmend programma bij dalende tem-
peraturen
Voor informatie over het programma Warmte,
zie (/ pagina 459).
Door het koppelen van een GARMIN tness trac-
ker, zoals de GARMIN Vívoactive® 3, kan extra
informatie worden opgenomen in de analyse voor
het aanbevelen van een ENERGIZING COMFORT
programma. De extra informatie omvat onder
andere het stressniveau dat wordt berekend door
de tness tracker. Het stressniveau is voorname-
lijk gebaseerd op de polsslag.
Voorwaarden voor de integratie van verdere infor-
matie door een GARMIN tness tracker:
RUw tness tracker is gekoppeld aan uw GAR-
MIN-account.
RUw GARMIN-account is gekoppeld aan uw
Mercedes me gebruikersaccount.
Wanneer u uw GARMIN tness tracker ook 's
nachts draagt, worden de slaapgegevens meege-
nomen in de analyse van de ENERGIZING COACH.
Voorwaarde voor de integratie van de slaapgege-
vens:
RDe GARMIN tness tracker wordt voor aan-
vang van de rit gesynchroniseerd met het
GARMIN-account.
ENERGIZING COACH weergave oproepen
Voorwaarden:
RDe tness tracker is gekoppeld aan uw GAR-
MIN-account
RUw GARMIN-account is gekoppeld aan uw
Mercedes me gebruikersaccount in de
Mercedes Me ENERGIZING app.
RDe mobiele telefoon is met het multimediasys-
teem verbonden (/ pagina 510).
RU bent met uw Mercedes me proel zowel in
de auto als in de Mercedes me ENERGIZING
app aangemeld.
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5ENERGIZING COACH
#Uw actuele polsslag en een evaluatie van uw
polsslag gedurende de laatste 30 minuten rij-
tijd worden weergegeven.
Wanneer er geen mobiele telefoon is verbon-
den of gedurende langere tijd geen polsslag
naar het systeem kan worden verzonden, ver-
schijnt er een overeenkomstige storingsmel-
ding.
%Polsslagwaarden worden op het mediadisplay
alleen in het bereik van 30 ‑ 140 (eventueel
150) bpm weergegeven. De polsslagwaarden
hebben geen medische geldigheid, maar
alleen een informatief karakter en daarom kan
er geen aanspraak op juistheid worden
gemaakt.
MBUX multimediasysteem 463
F247 0072 07
Navigatie en verkeer
Navigatie inschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie
#Als alternatief de MBUX spraakassistent
inschakelen (/ pagina 415).
#Naar de navigatie omschakelen.
De kaart verschijnt.
Overzicht navigatie
Digitale kaart
1Navigatiemodule (verkleinde weergave)
Routebegeleiding actief:
De navigatiemodule toont in de verkleinde
weergave de voor de route relevante informa-
tie, bijvoorbeeld de bestemming of een ver-
keersvertraging
£ actuele routebegeleiding beëindigen
Met aantippen wordt de navigatiemodule
geopend en het route-overzicht weergegeven
(/ pagina 478)
2Kaartoriëntatie Ä en kaarttype instellen
3Telefoonmenu oproepen
4Actuele positie van de auto (voertuigsymbool
of pijl)
5Entertainment-toepassingen oproepen
6Hoogtevermelding en schaal (/ pagina 496)
7Het navigatievenster toont de aanstaande rij-
manoeuvre (verkleinde weergave) of de route-
monitor (vergrote weergave)
Routebegeleiding actief: Routemonitor toont
bijvoorbeeld routegedeeltes, aanstaande rij-
manoeuvres met rijstrookadviezen, bestem-
ming, verkeersvertragingen, 3D-beelden van
snelwegafritten, online-inhoud
Door herhaaldelijk op 2 te drukken verandert de
kaartoriëntatie in deze volgorde:
R2D en naar het noorden
R2D en in rijrichting
464 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
R3D en in rijrichting
RKaart met volledige route
%Wanneer u de kaart verschui schakelt de ori-
ëntatie om tussen 3D-rijrichting en 2D-noor-
den boven.
De volgende kaarttypes 2 zijn beschikbaar:
RDagweergave
RNachtweergave
RSatellietkaart
%Wanneer u een probleem vaststelt met de
digitale kaart, dan kunt u dit melden onder
https://mapfeedback.here.com/#/report.
Bestemmingsinvoer
Aanwijzingen over bestemmingsinvoer
&WAARSCHUWING Gevaar voor aeiding
door het bedienen van de geïntegreerde
communicatieapparatuur tijdens het rij-
den
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde communicatieapparatuur bedient,
kunt u van de verkeerssituatie worden afge-
leid. Bovendien kunt u de controle over de
auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen als de
verkeerssituatie dit toelaat.
#Als dit niet kan worden gewaarborgd, op
een veilige plek stoppen en de invoering
als de auto stilstaat uitvoeren.
Bij het gebruik van het multimediasysteem de wet-
telijke bepalingen in acht nemen van het land
waar u zich op dat moment bevindt.
Speciale bestemming of adres invoeren
Voorwaarden
RVoor het online-zoeken:
-Er is een internetverbinding aanwezig.
-Mercedes me connect is beschikbaar.
-U hebt een gebruikersaccount op de
Mercedes me-Portal aangemaakt.
-De auto is aan het gebruikersaccount
gekoppeld en u hebt de gebruiksvoorwaar-
den geaccepteerd.
-Meer informatie vindt u onder: https://
www.mercedes.me
-De dienst is beschikbaar en is geactiveerd.
%Wanneer de online zoekfunctie niet beschik-
baar is, wordt de zoekopdracht uitgevoerd aan
de hand van de digitale kaartgegevens.
MBUX multimediasysteem 465
F247 0072 07
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5ª
Speciale bestemming of adres invoeren (voor-
beeld)
1Invoerregel met actuele invoer
2Invoer wissen
3Laatste bestemmingen selecteren
4Verdere bestemmingen weergeven en selecte-
ren
5Zoekresultaat overbrengen naar invoerregel
en zoeken voortzetten
6Zoekresultaat
7Laatst ingevoerde teken wissen
8Toetsenbord verbergen
9Omschakelen op handschriherkenning
(/ pagina 445)
ASchrijaal instellen
BNaar cijfers en speciale tekens omschakelen
CNaar hoofdletters of kleine letters omschake-
len
Indien beschikbaar, start de selectie van het sym-
bool p de MBUX-spraakassistent.
#De bestemming invoeren. Het invoeren kan in
willekeurige volgorde worden uitgevoerd.
De zoekresultaten worden in een lijst weerge-
geven.
%Online zoekresultaten voor speciale bestem-
mingen kunnen aanvullende informatie bevat-
ten, bijvoorbeeld openingstijden en beoorde-
lingen. De informatie wordt geleverd door een
online kaartdienst.
De online-functie is niet in alle landen
beschikbaar.
U kunt bijvoorbeeld in 1 de volgende gegevens
invoeren:
RStad, straat, huisnummer of straat, stad
RPostcode
RNaam of categorie van de speciale bestem-
ming, bijvoorbeeld Restaurants
RStad, naam speciale bestemming
RContactnaam
RCoördinaten (/ pagina 469)
RDriewoordenadressen van what3words
(/ pagina 469)
Het invoeren van driewoordenadressen is
mogelijk bij het online zoeken.
#Het toetsenbord met a verbergen.
#De bestemming in de lijst selecteren.
Het volgende menu toont de geselecteerde
bestemming met de adresinformatie en een
bijbehorende kaartsectie.
466 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Via het menu kunt u de route berekenen.
Bestemmingsadvies selecteren
Voorwaarden
RDe optie Bestemmingsadviezen toestaan is
ingeschakeld (/ pagina 453).
RHet multimediasysteem hee voldoende gege-
vens verzameld om bestemmingsadviezen
weer te geven.
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5ª
#Adviezen selecteren.
In het volgende menu wordt de route bere-
kend.
%Wanneer Adviezen geselecteerd is, is via
Ä een menu beschikbaar. Het menu biedt
instellingen voor de voorstellen en opslagfunc-
ties.
%De bestemmingsadviezen bewerken
(/ pagina 488).
Laatste bestemmingen selecteren
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5ª
#Laatste bestemmingen selecteren.
#De bestemming selecteren.
Met het volgende menu kunt u de route bere-
kenen.
%U kunt een bestemming als favoriet opslaan
(/ pagina 487).
Speciale bestemming selecteren
Voorwaarden
RVoor het gebruik van persoonlijke speciale
bestemmingen: Een usb-apparaat is met het
multimediasysteem verbonden.
ROp het usb-apparaat zijn persoonlijke speciale
bestemmingen in het bestandsformaat GPS
Exchange Format (.gpx) in de map Personal-
POI opgeslagen.
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5ª
#Speciale bestem. selecteren.
#Een van de weergegeven snelle toegang-cate-
gorieën selecteren, bijvoorbeeld j.
#De speciale bestemming selecteren.
Met het volgende menu kunt u de route bere-
kenen.
of
#Alle categorieën of Persoonl. spec. bestem.
(zie voorwaarden) selecteren.
#De categorie selecteren.
#De speciale bestemming selecteren.
Met het volgende menu kunt u de route bere-
kenen.
Zoeklter instellen na selectie van een speciale-
bestemmingencategorie
De vooraf ingestelde zoekpositie is afhankelijk van
de status van de routebegeleiding:
RWanneer er geen routebegeleiding actief is,
wordt In de omgeving gezocht.
RWanneer een routebegeleiding actief is, wordt
Langs de route gezocht.
MBUX multimediasysteem 467
F247 0072 07
#Wanneer de zoekresultaten worden weergege-
ven, Filter selecteren.
#De zoekpositie, bijvoorbeeld In de omgeving
selecteren.
#Wanneer er al een route met tussenbestem-
mingen bestaat en In omgev. bestemming via
het zoeklter is geselecteerd, de bestemming
voor de zoekopdracht selecteren.
of
#De gewenste reistijd naar de speciale bestem-
ming selecteren.
#Zoekresultaten selecteren.
Categorieën voor snelle toegang congureren
De categorieën worden weergegeven:
RAls symbolen na het oproepen van de bestem-
mingsinvoer via ª
RAls lijst na het oproepen van Alle categorieën
#In het menu speciale bestemmingen Alle cate-
gorieën selecteren.
#Voor een categorie f of ß selecteren.
Bij het aantippen van f wordt de categorie
toegevoegd.
Bij het aantippen van ß wordt de categorie
verwijderd.
#Met G terugkeren naar het vorige niveau.
De nieuwe categorieën worden de volgende
keer na het oproepen van de bestemmingsin-
voer weergegeven.
%Wanneer alle beschikbare snelle toegangen
bezet zijn, de categorie selecteren die moet
worden vervangen.
Volgorde van de categorieën voor snelle toegang
wijzigen
#In het menu Speciale bestemmingen lang op
een categorie voor de snelle toegang drukken.
#De pijlen naast geselecteerde categorie aan-
tippen.
De pijlen voor de andere categorieën worden
grijs weergegeven.
#De categorie omhoog of omlaag slepen.
#ø selecteren.
Categorie voor snelle toegang wissen
#In het menu Speciale bestemmingen lang op
een categorie voor de snelle toegang drukken.
#Voor de geselecteerde categorie ß selec-
teren.
#Wissen selecteren.
#ø selecteren.
Categorie voor persoonlijke speciale bestemmin-
gen wijzigen
#Persoonl. spec. bestem. selecteren.
#Zo lang op een categorie drukken totdat er
een menu verschijnt.
#Naam wijzigen selecteren en een naam invoe-
ren.
#Icoon wijzigen selecteren en een symbool
selecteren.
#Wissen selecteren en de vraag met Ja bevesti-
gen.
Contact voor de bestemmingsinvoer selecteren
Voorwaarden
REen mobiele telefoon is met het multimedia-
systeem verbonden (/ pagina 510).
RDe contacten van de mobiele telefoon zijn
gedownload.
468 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
RHet contact bevat een navigeerbaar adres.
RDe adresgegevens kunnen worden gekoppeld
aan de digitale kaart.
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5ª
#Een contact op de invoerregel invoeren.
#Het adres selecteren.
Met het volgende menu kunt u de route bere-
kenen.
%Als alternatief kunt u na het oproepen van de
bestemmingsinvoer in het zoekvenster de
naam van een contact invoeren.
Geo-coördinaten invoeren
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5ª
#De geo-coördinaten als lengte- en breedte-
graad invoeren.
Voorbeelden van invoerformaten:
R47°58'11"N 7°57'25"E (graden, minuten en
seconden)
R47.969722 7.956944 (decimale graden)
#De invoer bevestigen.
Met het volgende menu kunt u de route bere-
kenen.
Bestemming als driewoordenadres invoeren
Voorwaarden
REen actieve internetverbinding wordt in de sta-
tusregel van het mediadisplay aangegeven met
het symbool Q.
RHet online-zoeken is actief.
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5ª
#De bestemming als driewoordenadres van
what3words invoeren. De invoer kan plaatsvin-
den met spaties tussen de woorden in plaats
van punten.
De zoekresultaten worden weergegeven.
#De bestemming in de lijst selecteren.
Met het volgende menu kunt u de route bere-
kenen.
De Brandenburger Tor hee het volgende taalaf-
hankelijke driewoordenadres:
RDuits: tapfer.gebäude.verliehen
REngels: that.lands.winning
RFrans: posteaux.bobineur.ombrant
%Bestemming zoeken via het driewoordenadres
invoeren is niet in alle talen beschikbaar.
Als alternatief de volgende invoeropties gebruiken:
RGlobale zoekfunctie (/ pagina 442)
RGesproken navigatieopdracht (/ pagina 415)
Voorbeeld: Tijdens een telefoongesprek wordt
een driewoordenadres aan u doorgegeven. Na
activering van de MBUX spraakassistent zegt u
een van de beide gesproken opdrachten:
-Navigeer naar tapfer gebäude verliehen
-Navigeer naar tapfer Punkt gebäude Punkt
verliehen
MBUX multimediasysteem 469
F247 0072 07
Driewoordenadressen van what3words zijn een
alternatief adresseringssysteem voor het meerta-
lig georefereren van alle locaties op aarde, die
daarbij in hokjes van drie bij drie meter worden
ingedeeld. Door deze rastering worden eveneens
plaatsen op het aardoppervlak afgedekt die geen
gebouwadres, zoals een straat en huisnummer,
hebben.
%Driewoordenadres zijn ondubbelzinnig,
gemakkelijk te onthouden en geschikt voor de
meeste alledaagse toepassingen.
Adressen kunnen naar driewoordenadressen
worden geconverteerd en andersom:
Rop de website https://what3words.com
Rin de apps van what3words
Bestemming op de kaart selecteren
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie
#Indien nodig de kaart verschuiven
(/ pagina 495).
#Lang op de kaart drukken.
De beschikbare bestemmingen wordt weerge-
geven.
of
#Een symbool voor een speciale bestemming
aantippen.
De speciale bestemming wordt geselecteerd.
Wanneer zich meerdere speciale bestemmin-
gen op de kaartpositie bevinden, verschijnt er
een lijst.
#De bestemming in de lijst Geselect. objecten
selecteren.
Met het volgende menu kunt u de route bere-
kenen.
Bestemming uit favorieten selecteren
Voorwaarden
RBestemmingen zijn als favorieten opgeslagen.
Een laatste bestemming of een bestemmings-
advies als favoriet opslaan (/ pagina 487).
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5ª
#Favorieten selecteren.
#Een favoriet selecteren.
In het volgende menu wordt de route bere-
kend.
Adressen voor thuis en werk zijn al ingesteld
#Thuis of Werk selecteren.
Met het volgende menu kunt u de route bere-
kenen.
Adressen voor thuis en werk zijn nog niet inge-
steld
#Thuis of Werk selecteren.
Er verschijnt een vraag, bijvoorbeeld Geen
adres voor "Thuis" beschikbaar. Adres nu
instellen?.
470 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
#Ja selecteren.
#Het adres zoeken of selecteren.
#Opslaan selecteren.
Favorieten wissen
#Voor een favoriet Ä selecteren.
#Wissen selecteren.
of
#Alles wissen selecteren.
#De vraag bevestigen.
Wanneer alle favorieten zijn gewist, is bijvoor-
beeld Favoriet toevoegen beschikbaar.
Ontvangen bestemmingen selecteren
Voorwaarden
REr is een internetverbinding aanwezig om
externe bronnen te kunnen ontvangen.
REr zijn bestemmingen aan de auto verzonden.
RDe bestemmingen werden in de auto vanaf
een andere zitplaats gedeeld.
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5ª
De auto kan bestemmingen ontvangen van servi-
ces of apps. Wanneer een bestemming wordt ont-
vangen, krijgt u een melding.
#Ontvangen bestemmingen selecteren.
#Een bestemming selecteren.
In het volgende menu wordt de route bere-
kend.
%Een ontvangbare bestemming kunt u in de
favorieten opslaan (/ pagina 487).
Ontvangen bestemmingen wissen
#Een bestemming met E wissen.
of
#Alles wissen selecteren.
Route
Route berekenen
Detailweergave (voorbeeld)
1Alternatieve routes oproepen
2Route berekenen en routebegeleiding starten
3Speciale bestemming dicht bij de bestemming
selecteren
4Bestemming
Detailweergave kan verdere items bevatten,
bijvoorbeeld driewoordenadres van
what3words, online-inhoud
MBUX multimediasysteem 471
F247 0072 07
%Wanneer de bestemming bijvoorbeeld in een
parkeergarage ligt en betreende gegevens
beschikbaar zijn, worden de parkeerniveaus
weergegeven.
Na selectie van een bestemming wordt de route
berekend.
#Een van de opties selecteren.
Alternatieve routes oproepen
#Routes selecteren.
#Een alternatieve route selecteren
(/ pagina 480).
Routebegeleiding starten
#¥ Gaan! selecteren.
Detailweergave met bestemmingsadres oproepen
#De lip over 2 naar boven trekken.
Afhankelijk van de geselecteerde bestemming
en de beschikbaarheid wordt online-inhoud,
zoals beoordelingen en weersinformatie, weer-
gegeven.
Wanneer de bestemming in een andere tijd-
zone ligt, wordt een melding weergegeven.
#Bestemming delen: Ç Delen selecteren.
Met deze optie kan de weergegeven QR-code
worden gescand.
#Bestemming als favoriet opslaan: ß Favo-
riet en vervolgens een optie selecteren.
#Internetadres oproepen: Wanneer een interne-
tadres beschikbaar is, www selecteren.
#Op de bestemming bellen: Wanneer een tele-
foonnummer beschikbaar is, Bellen selecte-
ren.
Speciale bestemmingen in de omgeving van de
aangegeven bestemming zoeken
#In de omgeving selecteren.
#Via categorieën zoeken, een zoekterm invoe-
ren of naar persoonlijke speciale bestemmin-
gen zoeken (/ pagina 467).
Tussenbestemming aan de aanwezige route toe-
voegen of nieuwe routebegeleiding starten
#¦ Toevoegen selecteren.
De geselecteerde bestemming wordt ingesteld
als volgende tussenbestemming. De routebe-
geleiding begint.
#Er zijn vier tussenbestemmingen: De vraag
met Ja bevestigen en in het route-overzicht
(/ pagina 478) een tussenbestemming selec-
teren die met de nieuwe tussenbestemming
moet worden overschreven.
of
#Í Vervangen selecteren.
De geselecteerde bestemming wordt ingesteld
als nieuwe bestemming. De routebegeleiding
begint.
%Wanneer u het menu oproept tijdens de route-
begeleiding, zijn er nog meer opties beschik-
baar:
ROm de volgorde van de bestemmingen te
wijzigen, Verplaatsen selecteren
(/ pagina 479).
ROm de bestemming te wissen, Wissen
selecteren (/ pagina 479).
ROm de routebegeleiding af te breken, Rou-
tebegeleiding annuleren selecteren.
472 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Opladen op een route betalen met Mercedes
me Charge (plug-in-hybride)
Voorwaarden
RDe service Mercedes me Charge is in de
Mercedes me-Portal beschikbaar en geboekt.
RDe Services "Navigatie met Electric Intelli-
gence", "Weergave oplaadpalen" en "Mercedes
me Charge" zijn geactiveerd.
RVoor de selectie van een laadstation: De optie
Laadstops inplannen is in het multimediasys-
teem ingeschakeld.
RVoor de authenticatie bij het laadstation: U
hebt na de activering in het Mercedes me-Por-
tal een laadabonnement met uw betalingsge-
gevens bij de betreende providers afgeslo-
ten.
RVoor een authenticatie per app: De
Mercedes me app is op het externe apparaat,
bijvoorbeeld de tablet of smartphone, geïnstal-
leerd.
RVoor laadstations zonder toegang op afstand
hee u een RFID-kaart bij de contractpartner
aangescha.
%Deze functie is niet in alle landen beschikbaar.
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie
%De volgende informatie in acht nemen:
RDe aanwijzingen met betrekking tot het
opladen van de hoogspanningsaccu lezen
(/ pagina 292).
RDe aanwijzingen met betrekking tot het
opladen van de hoogspanningsaccu op het
laadstation (/ pagina 297) en
(/ pagina 298) lezen.
RVoor de selectie van een laadstation: De
gegevens van de laadstations zijn geba-
seerd op de online informatie die door de
betreende derde aanbieder is verstrekt.
RDe lokale informatie en omstandigheden
in acht nemen.
%Met de Plug & Charge laadfunctie van
Mercedes me Charge kunt u de auto opladen
bij openbare Plug & Charge compatibele laad-
stations. Het opladen begint direct na het
aansluiten van de laadkabel op het laadsta-
tion. Er is geen verdere authenticatie vereist.
De communicatie tussen de auto en het laad-
station gebeurt rechtstreeks via de laadkabel.
De laadfunctie is niet in alle landen beschik-
baar.
#Laadstation selecteren: In de kaart een sym-
bool voor een laadstation of een symbool-
groep voor meerdere laadstations aantippen.
#Wanneer een symboolgroep wordt geselec-
teerd, het laadstation in de lijst selecteren.
De volgende informatie wordt weergegeven
(indien beschikbaar):
RNaam van de aanbieder van het laadstation
RAdres van het laadstation
RStekker met beschikbaarheid en informatie
over het laadvermogen
ROpeningstijden
RNaam van het laadstation
RTijd en afstand van het laadstation tot de auto
RAuthenticatiemethode
RContactinformatie van de aanbieder van het
laadstation
RAlgemene kosten en laadkosten
MBUX multimediasysteem 473
F247 0072 07
RGeschatte laadkosten en, indien aanwezig, uw
beschikbare gecontracteerde volume
RWeergave beschikbare beoordelingen en
beoordelingsmogelijkheid tot vijf sterren
RBeschikbaarheidsprognose
RInformatie over Green Charging
Met hoogwaardige bewijzen van oorsprong
maakt Mercedes-Benz het mogelijk om een
gelijkwaardige hoeveelheid elektriciteit uit her-
nieuwbare energiebronnen aan het elektrici-
teitsnet te leveren voor de laadprocessen die
via Mercedes me Charge worden uitgevoerd.
#De route berekenen (/ pagina 471).
%Indien de functie beschikbaar is, kan het star-
ten en stoppen van het opladen worden gese-
lecteerd.
#Toegang op afstand tot het laadstation (star-
ten en stoppen): In de app of het MBUX multi-
mediasysteem een laadstation in het kaarten-
menu selecteren.
#De details over de widget (programmasym-
bool) laten weergeven.
#Opladen starten selecteren.
Het opladen start. Bovendien wordt de door
de derde aanbieder gedeponeerde betaalover-
eenkomst geautoriseerd.
%Voor enkele laadstations is de toegang op
afstand niet beschikbaar. Gebruik in dit geval
uw RFID-kaart om het opladen te activeren
(indien beschikbaar).
#Indien noodzakelijk de pincode voor de perso-
nalisatie invoeren.
#De actie bevestigen.
#Indien noodzakelijk de stekker-ID uit de weer-
gegeven lijst selecteren.
De geselecteerde laadkabelstekker wordt ont-
grendeld.
#Het opladen starten.
De start van het opladen wordt weergegeven.
#In de app de displaytoets Opladen stoppen
selecteren.
Het opladen wordt beëindigd.
De betaling vindt automatisch plaats.
Wanneer gegevens van derde aanbieders
beschikbaar zijn, ontvangt u deze informatie:
ROverzicht bij het opladen
RGeschatte kosten
%Bij de opgesomde kosten kunnen er afwijkin-
gen zijn bij de verrekende kosten.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Milieuzones voor de route in- of uitschakelen
Voorwaarden
RMercedes me connect is beschikbaar.
RU beschikt over een gebruikersaccount op
Mercedes me connect en de auto is aan het
account gekoppeld.
RDe service "verkeersbeperkende maatregelen"
is in de Mercedes me-Portal beschikbaar en
geactiveerd. De service is gedurende drie jaar
na de registratie gratis.
474 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z
5Weergave
#Verkeersbeperkingen inschakelen.
De milieuzones die op de route liggen worden
op de digitale kaart en in het route-overzicht
weergegeven.
Vóór het binnenrijden van een milieuzone ziet
u op het centraal display een bericht.
Plug-in-hybride: De auto houdt rekening met
zones met verkeersbeperkende maatregelen
en rijdt in deze zones elektrisch. Dat zijn mili-
euzones en in de toekomst ook nul-emissie-
zones.
De routebegeleiding is actief:
RWanneer de auto een milieuzone binnen-
rijdt, wordt gewisseld naar het rijpro-
gramma Electric. Voor naderende milieu-
zones wordt elektrische energie gereser-
veerd. Op die manier kan bij het verlaten
van een zone naar het rijprogramma
Hybride worden gewisseld.
De routebegeleiding is niet actief:
RWanneer de auto een milieuzone binnen-
rijdt, wordt gewisseld naar het rijpro-
gramma Electric.
%De functie Verkeersbeperkingen is uitgescha-
keld:
REr worden geen milieuzones op de kaart
weergegeven.
RPlug-in-hybride: Wanneer de auto een mili-
euzone binnenrijdt, wordt niet van rijpro-
gramma gewisseld.
Overzicht van de service Actieradius op kaart
(plug-in-hybride)
De functie is onder de volgende voorwaarden
beschikbaar:
RDe betaalde service "Actieradius op kaart" is
in de Mercedes me-Portal beschikbaar en
geactiveerd.
RDe optie Actieradius is ingeschakeld
(/ pagina 500).
De actieradius op brandstof (paars) en de elektri-
sche actieradius (wit) van de auto worden op de
kaart weergegeven als een gesloten cirkel rond de
actuele positie van de auto.
In de volgende gevallen vindt geen weergave op
de kaart plaats:
RDe totale actieradius is zeer groot.
RWanneer het brandstofpeil lager dan 10% is.
RWanneer de elektrische actieradius van de
auto minder dan 6 km bedraagt.
Routetype selecteren
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z 5Route
Aanhangwagenmodus en online routes gebruiken
Deze route wordt berekend als snelle route met
een korte reistijd.
Wanneer een aanhangwagen aan de auto is
gekoppeld, is de aanhangwagenmodus beschik-
baar. U kunt online-routes selecteren, indien
beschikbaar.
%Aanhangwagenmodus en online routes zijn
niet in alle landen en voor alle auto's beschik-
baar.
MBUX multimediasysteem 475
F247 0072 07
#Aanhangermodus selecteren.
In het multimediasysteem wordt een bevesti-
gingsvraag weergegeven.
#De vraag bevestigen.
Voor de aankomsttijd op de bestemming
wordt rekening gehouden met een lagere rij-
snelheid met aanhangwagen.
#Online routes gebruiken: De optie inschakelen.
Verkeersinformatie in de routeberekening opne-
men
#Dynamische routebegeleiding r selecte-
ren.
#Een van de opties selecteren.
Verklaring van de opties:
RAutomatisch
Er wordt rekening gehouden met verkeersin-
formatie van Live Trac Information
(/ pagina 488).
Live Trac Information en FM RDS-TMC zijn
niet in alle landen beschikbaar.
RNa bevestigingsvraag
Wanneer op basis van verkeersinformatie een
nieuwe route met een kortere reistijd wordt
bepaald, verschijnt er een vraag. In dat geval
kunt u de actuele route verder gebruiken of de
dynamische route overnemen
(/ pagina 476).
RUit
Voor de route wordt geen rekening gehouden
met verkeersmeldingen.
Alternatieve routes berekenen
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z
5Weergave
#Routeoverzicht na start inschakelen.
Voor elke route worden alternatieve routes
berekend.
Omleidingsadvies na vraag overnemen
Voorwaarden
RIn het menu Dyn. routebegeleiding is Na
bevestigingsvraag ingeschakeld
(/ pagina 475) .
RDe routebegeleiding is actief.
REr zijn verkeersmeldingen voor de actueel
route aanwezig.
Wanneer een nieuwe route met een kortere reis-
tijd wordt bepaald, worden de actuele en de
nieuwe route weergegeven.
Wanneer een andere toepassing actief is, ver-
schijnt een noticatie.
#De berichtgeving bevestigen.
#Nieuwe route overnemen: Overnemen selec-
teren.
#Actuele route aanhouden: Actuele route blij-
ven volgen selecteren.
Route-opties selecteren
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z 5Route
5Vermijd-opties
Routegedeeltes vermijden of gebruiken, bijvoor-
beeld autosnelwegen of veerboten
#De vermijd-opties in- of uitschakelen.
Vermijden: De optie is ingeschakeld. De route
vermijdt bijvoorbeeld autosnelwegen.
476 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Gebruiken: De optie is uitgeschakeld. De route
houdt rekening met bijvoorbeeld autosnelwe-
gen.
%Met de geselecteerde route-opties kan niet
altijd rekening worden gehouden. Een route
kan bijvoorbeeld een veerboot bevatten, hoe-
wel de vermijd-optie Veerboten vermijden
ingeschakeld is. Dan verschijnt een melding
en hoort u een gesproken aanwijzing.
Tolwegen vermijden of gebruiken
Voor het gebruik van tolwegen moet een gebruiks-
afhankelijke vergoeding (tol) worden betaald.
#Tolwegen r selecteren.
#Alles vermijden in- of uitschakelen.
Wanneer de optie is ingeschakeld, worden tol-
wegen op de route vermeden.
Wanneer de optie is uitgeschakeld, wordt reke-
ning gehouden met tolwegen op de route.
of
#Voor Contant of met card betalen of Elektro-
nisch betalen een optie selecteren.
Vermijden: De route vermijdt tolwegen met de
geselecteerde betalingswijze.
Gebruiken: De route houdt rekening met
wegen waarvoor een tol overeenkomstig de
gekozen betalingswijze moet worden betaald.
Vignetwegen vermijden of gebruiken
Met een vignet kan gedurende een bepaalde
periode gebruik worden gemaakt van het wegen-
net.
#Vignetwegen vermijden r selecteren.
#Alles vermijden in- of uitschakelen.
of
#In de lijst individuele landen in- of uitschake-
len.
Vermijden: De optie is ingeschakeld. De route
vermijdt vignetwegen in de geselecteerde lan-
den.
Gebruiken: De optie is uitgeschakeld. De route
houdt rekening met wegen in het geselec-
teerde land, waarvoor een tijdgebonden ver-
goeding (vignet) moet worden betaald.
%Deze route-opties zijn niet in alle landen
beschikbaar.
Gebied met milieuzones vermijden of gebruiken
%De functie is beschikbaar bij een actieve inter-
netverbinding.
#Gebied met milieuzones in- of uitschakelen.
Vermijden: De optie is ingeschakeld. De route
vermijdt alle voor de auto beperkte milieuzo-
nes. Deze worden op de kaart rood weergege-
ven.
Gebruiken: De optie is uitgeschakeld. De route
voert door alle voor de auto beperkte milieuzo-
nes. Voordat de milieuzone wordt binnengere-
den wordt een waarschuwing weergegeven.
Te vermijden gebieden
#Gebieden vermijden r selecteren
(/ pagina 497).
Meldingen voor de route selecteren
Voorwaarden
RVoor een akoestische aanwijzing bij nadering
van een persoonlijke speciale bestemming:
Het usb-apparaat bevat persoonlijke speciale
bestemmingen.
MBUX multimediasysteem 477
F247 0072 07
RHet usb-apparaat is met het multimediasys-
teem verbonden.
RDe categorie die bij de persoonlijke speciale
bestemming behoort is ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z
5Meldingen & Attentiegeluid.
Gesproken rij-aanwijzingen in- of uitschakelen
#Gereduceerde meldingen inschakelen.
Wanneer een rij-aanwijzing bij een eenvoudige
rijmanoeuvre wordt gegeven, hoort u een
korte aankondiging, bijvoorbeeld "Over 200 m
rechts afslaan". Het aantal rij-aanwijzingen
langs de route is geminimaliseerd.
#Gedetailleerde meldingen inschakelen.
Wanneer een rij-aanwijzing bij een onoverzich-
telijke rijsituatie wordt gegeven, hoort u aan-
vullende informatie, bijvoorbeeld "Over 200 m
rechts afslaan en de voorrangsweg blijven vol-
gen". Langs de route worden extra rij-aanwij-
zingen gegeven, bijvoorbeeld bij afbuigende
voorrangswegen.
#Straatnamen voorlezen inschakelen.
De naam van de straat waarin de auto afslaat,
wordt uitgesproken.
%De optie is niet in alle landen en talen
beschikbaar.
Gesproken verkeersinformatie in- of uitschakelen
#Verkeerswaarschuwingen voorlezen in- of uit-
schakelen.
Indien beschikbaar worden verkeerswaarschu-
wingen weergegeven, bijvoorbeeld voor
gevaarlijke opdoemende les.
Akoestische aanwijzing bij nadering van een per-
soonlijke speciale bestemming
#Persoonlijke speciale bestemmingen selecte-
ren.
#Een categorie inschakelen.
Bij het naderen van een persoonlijke speciale
bestemming van de ingeschakelde categorie
wordt een akoestische aanwijzing gegeven.
Route-overzicht weergeven
Voorwaarden
RDe bestemming is ingevoerd.
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie
Routebegeleiding is actief (voorbeeld)
1Adressen of speciale bestemming invoeren
2Bestemming en aankomsttijd
daaronder actuele afstand tot de bestemming
en bestemmingsvlag
3Alternatieve routes
4Parkeerplek zoeken
5Weergave verkeersinformatie in- of uitschake-
len
6Instellingen voor Weergave, Meldingen &
Attentiegeluid. en Route uitvoeren
478 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Wanneer de routebegeleiding actief is, worden de
bestemming en ingevoerde tussenbestemmingen
weergegeven.
Afhankelijk van de route, verkeerssituatie en
beschikbare data wordt meer informatie weerge-
geven:
RNaam, bestemming
RSymbolen voor tussenbestemming en bestem-
ming
RTelefoonnummer (indien beschikbaar)
RInternetadressen (indien beschikbaar)
RVerkeersinformatie
De route kan maximaal vier tussenbestemmingen
bevatten.
#Een van de opties selecteren.
Route plannen
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5ª
#De tussenbestemming invoeren
(/ pagina 36).
Na het invoeren van de bestemming en het
opnieuw berekenen van de route wordt weer
het route-overzicht weergegeven. De route
bevat een nieuwe tussenbestemming.
%Wanneer er reeds vier tussenbestemmingen
zijn, een tussenbestemming wissen
(/ pagina 479).
Route met tussenbestemmingen bewerken
Voorwaarden
RDe bestemming en ten minste één tussenbe-
stemming zijn ingevoerd.
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie
Volgorde van de bestemmingen wijzigen
#In het routeoverzicht lang op een bestemming
drukken.
#De bestemming met = of Ì verplaat-
sen.
#ø aantippen.
De bewerkingsmodus wordt beëindigd.
Bestemming wissen
#In het routeoverzicht lang op een bestemming
drukken.
#E aantippen.
De bewerkingsmodus wordt beëindigd.
Routelijst weergeven
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie
#In de digitale kaart het navigatievenster 7
aantippen (/ pagina 464).
MBUX multimediasysteem 479
F247 0072 07
Routelijst (voorbeeld)
1Volgende rijmanoeuvre met voorsorteerpijl,
afstand tot de rijmanoeuvre, straatnummer,
straatnaam
Ì Gesproken rij-aanwijzingen inschakelen
. Gesproken rij-aanwijzingen uitschakelen
Daaronder op de route de volgende routege-
deeltes tot de bestemming
2Actuele positie van auto
De routegedeeltes worden in het navigatievenster
weergegeven. De routelijst wordt tijdens het rijden
geactualiseerd.
%Snelweginformatie toont de beschikbare ser-
vicepunten. Na het selecteren van symbolen,
bijvoorbeeld voor beschikbare parkeerplek-
ken, wegrestaurants of snelwegafritten, wordt
de speciale bestemming als tussenbestem-
ming of eindbestemming ingesteld.
#De pijl onderaan het navigatievenster aantip-
pen.
#Omhoog of omlaag vegen.
#Een routegedeelte selecteren.
De kaartsectie wordt weergegeven.
#Terug naar de positie van de auto: Actuele
positie selecteren.
Alternatieve route selecteren
Voorwaarden
REr is een route.
RDe optie Routeoverzicht na start is ingescha-
keld (/ pagina 476).
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Alternatieve routes
Alternatieve routes (voorbeeld)
1Originele route is geaccentueerd
2Alternatieve routes met vermelding van het
verschil in rijtijd
%Bij 2 kan ook een snellere route worden
weergegeven, die echter aanzienlijk langer is.
De volgende route-informatie wordt weergegeven:
RReistijd
RAankomsttijd
RAfstand tot bestemming
480 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
RVermijd-opties overeenkomstig de ingestelde
route-opties
RReistijdwinst of -verlies in vergelijking met de
originele route
#Wanneer de alternatieve routes zijn berekend,
de route in het navigatievenster door vegen
naar rechts of links weergeven.
Routetype wijzigen
#Filter selecteren.
#Het routetype in- of uitschakelen.
Route-opties vermijden of gebruiken
#Filter selecteren.
#De route-opties in- of uitschakelen
(/ pagina 476).
#De instellingen met Gereed bevestigen.
#Routebegeleiding naar alternatieve route star-
ten: Start selecteren.
#Alternatieve route in de kaart selecteren: Een
willekeurig punt op de alternatieve route aan-
raken.
De alternatieve route wordt geaccentueerd.
Woon-werk route activeren
Voorwaarden
RU hee een proel aangemaakt
(/ pagina 435).
RDe optie Bestemmingsadviezen toestaan is
ingeschakeld (/ pagina 435).
RDe optie Woon-werk route is ingeschakeld.
RHet multimediasysteem hee voldoende gege-
vens verzameld om bestemmingsadviezen
weer te geven.
RVoor deze bestemmingsadviezen zijn routes
ingeleerd.
REr is geen routebegeleiding actief.
%De woon-werk route is niet in alle landen ver-
krijgbaar.
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z 5Route
#Woon-werk route inschakelen.
De navigatie herkent automatisch, dat de auto
zich op een woon-werk route bevindt.
Voor de dagelijkse woon-werk route worden
ook tijdens het rijden zonder actieve routebe-
geleiding verkeersincidenten op de route
gemeld.
#Woon-werk route selecteren: Start selecteren.
De routebegeleiding start zonder gesproken
rijtips.
%Een woon-werk route wordt ook bij vertraging
op de route voorgesteld.
#Woon-werk route wissen: ¨ selecteren.
Automatisch naar een wegrestaurant zoeken
starten
Voorwaarden
RDe ATTENTION ASSIST is ingeschakeld
(/ pagina 332).
RU rijdt op een autosnelweg.
RWegrestaurants bevinden zich langs het
komende weggedeelte.
Rijsituatie
Op het mediadisplay wordt het volgende bericht
weergegeven ATTENTION ASSISTHier aantippen
om rustplaatsen te zoeken..
MBUX multimediasysteem 481
F247 0072 07
#De berichtgeving bevestigen.
Het zoeken naar een wegrestaurant start. De
beschikbare wegrestaurants worden langs de
route en in de omgeving van de actuele positie
van de auto weergegeven.
#Een wegrestaurant selecteren.
#De route met het wegrestaurant als tussenbe-
stemming ¦ of als bestemming ¥ bere-
kenen (/ pagina 471).
#Wanneer er reeds vier tussenbestemmingen
zijn: Op de vraag Ja selecteren.
Het geselecteerde wegrestaurant wordt in het
routeoverzicht op positie 1 gezet. Tussenbe-
stemming 4 wordt gewist. De routebegeleiding
begint.
Opgeslagen route starten en bewerken
Voorwaarden
REen usb-apparaat met opgeslagen routes is
met het multimediasysteem verbonden
(/ pagina 558).
RDe route is opgeslagen in het bestandsformaat
GPS Exchange Format (.gpx) in de map "Rou-
tes".
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5ª
#De dubbele pijl in de regel met bestemmings-
invoeren aantippen tot Opgeslagen routes
wordt weergegeven.
#Opgeslagen routes selecteren.
Opgeslagen route starten
#Een route selecteren.
#Start: Routebegin of Start: Actuele positie
selecteren.
De routebegeleiding begint.
Route hernoemen
#Zo lang op een route drukken, totdat een
menu verschijnt.
#Hernoemen selecteren.
#De naam invoeren.
#OK selecteren.
Route registreren en opslaan
Voorwaarden
REen usb-apparaat is met het multimediasys-
teem verbonden (/ pagina 558).
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5ª
#De dubbele pijl in de regel met bestemmings-
invoeren aantippen tot Opgeslagen routes
wordt weergegeven.
#Opgeslagen routes selecteren.
Registratie starten
#Registratie starten selecteren.
Er wordt een witte rechthoek weergegeven.
De route wordt op het usb-apparaat opgesla-
gen.
Registratie stoppen
#Op de witte rechthoek drukken.
#Registratie beëindigen selecteren.
482 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Routebegeleiding
Aanwijzing met betrekking tot routebegeleiding
&WAARSCHUWING Gevaar voor aeiding
door het bedienen van de geïntegreerde
communicatieapparatuur tijdens het rij-
den
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde communicatieapparatuur bedient,
kunt u van de verkeerssituatie worden afge-
leid. Bovendien kunt u de controle over de
auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen als de
verkeerssituatie dit toelaat.
#Als dit niet kan worden gewaarborgd, op
een veilige plek stoppen en de invoering
als de auto stilstaat uitvoeren.
Bij het gebruik van het multimediasysteem de wet-
telijke bepalingen in acht nemen van het land
waar u zich op dat moment bevindt.
De routebegeleiding begint nadat een route is
berekend. Verkeersregelingen hebben altijd voor-
rang op de rij-instructies van het multimediasys-
teem. Rijtips zijn bijvoorbeeld gesproken rij-aan-
wijzingen, rijmanoeuvres en rijstrookadviezen.
Rij-aanwijzingen en rijstrookadviezen worden in
het navigatievenster weergegeven.
De volgende weergaven en functies zijn bijvoor-
beeld eveneens in het navigatievenster beschik-
baar:
RRoutelijst
RBestemmingsinformatie
RVerkeersinformatie, bijvoorbeeld lelengte,
vertraging
RAutosnelwegpunten
RParkeerplek zoeken
RNoodrijbanen voor hulpdiensten
Wanneer u de rij-instructies niet opvolgt of de
berekende route verlaat, wordt automatisch een
nieuwe route berekend.
Wanneer bijvoorbeeld de route gewijzigd is of de
richting van een eenrichtingsweg omgekeerd is,
kunnen rij-instructies afwijken van de daadwerke-
lijke verkeerssituatie.
Tijdens de routebegeleiding kunnen alternatieven
worden aangeboden, bijvoorbeeld voordat een
afrit van een snelweg wordt gepasseerd. Wanneer
een afrit van een snelweg wordt genegeerd wordt
de extra reistijd weergegeven.
Tijdens het rijden daarom zelf op de betreende
verkeersregelingen en de actuele verkeerssituatie
letten.
De route kan bijvoorbeeld bij wegwerkzaamheden
of onvolledige digitale kaartgegevens afwijken van
de ideale route.
Aanwijzingen met betrekking tot satellietontvangst
De correcte werking van het navigatiesysteem is
onder meer afhankelijk van de ontvangst van het
gebruikte satellietsysteem. In bepaalde situaties
kan de satellietontvangst beperkt, verstoord of
zelfs onmogelijk zijn, bijvoorbeeld in tunnels of
parkeergarages.
Overzicht rijmanoeuvres
Rijmanoeuvres worden in de volgende weergaven
afgebeeld:
RGedetailleerde weergave van de kruising
MBUX multimediasysteem 483
F247 0072 07
De weergave verschijnt bij het rijden op krui-
singen.
R3D-beeld
De weergave verschijnt bij het rijden op krui-
singsvrij aangelegde wegen, bijvoorbeeld bij
snelwegafritten en splitsingen van snelwegen.
Gedetailleerde weergave van de kruising met
aankondiging van de rijmanoeuvre (voorbeeld)
1Naam van de straat waarnaar afgeslagen
wordt
2Manoeuvrepijl (ook op de kaart)
3Actuele positie van auto
4Actuele afstand tot de rijmanoeuvre
3D-beeld van de eerstvolgende rijmanoeuvre
(voorbeeld)
1Rij-aanwijzing
2Manoeuvrepijl (ook op de kaart)
Bij grotere kaartschalen worden manoeuvreer-
punten weergegeven in plaats van manoeu-
vrepijlen.
3Actuele afstand tot de rijmanoeuvre
4Actuele positie van auto
De rijmanoeuvre bestaat uit drie fasen:
RVoorbereidingsfase
Wanneer voldoende tijd tussen de rijmanoeu-
vres bestaat, bereidt het multimediasysteem u
op de volgende rijmanoeuvre voor. Een
gesproken rij-aanwijzing, bijvoorbeeld "Zo
meteen rechts afslaan", wordt weergegeven.
In het navigatievenster worden weergegeven:
De richtingsinformatie of de straatnaam waar-
naar moet worden afgeslagen en de afstand
tot het manoeuvreerpunt.
RAankondigingsfase
Het multimediasysteem kondigt de eerstvol-
gende rijmanoeuvre aan, bijvoorbeeld met de
gesproken aanwijzing "Over 300 m rechts
afslaan".
Wanneer de kaartoriëntatie Autozoom uitge-
schakeld is (/ pagina 499), verschijnt in het
navigatievenster een gedetailleerde weergave
van de kruising of een 3D-beeld van de aan-
staande rijmanoeuvre.
RManoeuvrefase
Het multimediasysteem kondigt de eerstvol-
gende rijmanoeuvre aan, bijvoorbeeld met de
gesproken aanwijzing "Nu rechts afslaan".
Voorbeeld 3D-beeld: Wanneer de afstand tot
het manoeuvreerpunt 1 met 0 m wordt aan-
484 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
gegeven en het symbool voor de actuele posi-
tie van de auto 4 het manoeuvreerpunt 1
hee bereikt, vindt de rijmanoeuvre plaats.
%Rijmanoeuvres worden ook op het bestuur-
dersdisplay en op het head-up-display weerge-
geven.
Overzicht rijstrookadviezen
Rijstrookadviezen (voorbeeld)
1Niet-geadviseerde rijstrook (grijze pijl)
2Mogelijke rijstrook (witte pijl)
3Geadviseerde rijstrook (witte pijl, blauwe ach-
tergrond)
De aanwijzing geschiedt bij wegen met meerdere
rijstroken.
Wanneer de digitale kaart overeenkomstige gege-
vens bevat, worden rijstrookadviezen in het navi-
gatievenster weergegeven.
Verklaring van de getoonde rijstroken:
RAanbevolen rijstrook
Op deze rijstrook is het mogelijk om de vol-
gende en de daaropvolgende rijmanoeuvre uit
te voeren.
RMogelijke rijstrook
Op deze rijstrook is het mogelijk om de vol-
gende rijmanoeuvre uit te voeren.
RNiet-aanbevolen rijstrook
Op deze rijstrook is het niet mogelijk de vol-
gende rijmanoeuvre zonder veranderen van rij-
strook uit te voeren.
Tijdens het verloop van een rijmanoeuvre kunnen
er extra rijstroken bijkomen. Busbanen worden
eveneens weergegeven.
%Rijstrookadviezen worden ook op het bestuur-
dersdisplay en op het head-up-display weerge-
geven.
Snelweginformatie gebruiken
Tijdens de snelwegrit worden de vooruitliggende
snelwegservicevoorzieningen en de beschikbare
servicevoorzieningen binnen de routelijst weerge-
geven. Dat zijn bijvoorbeeld parkeerplekken, weg-
restaurants of snelwegafritten met speciale servi-
cebestemmingen.
De items zijn gesorteerd in oplopende volgorde
van afstand tot de actuele positie van de auto.
#Een item selecteren.
#Wanneer er meerdere servicevoorzieningen
beschikbaar zijn, een servicevoorziening in de
lijst selecteren.
De bestemming en de kaartpositie worden
weergegeven.
#De route berekenen (/ pagina 471).
of
#Een speciale bestemming in de omgeving zoe-
ken.
of
MBUX multimediasysteem 485
F247 0072 07
#Verdere functies gebruiken, bijvoorbeeld het
bestemmingsadres van het servicepunt
opslaan.
Bestemming bereikt
Wanneer de bestemming is bereikt, ziet u de
bestemmingsvlag Í. De routebegeleiding is
beëindigd. Het menu Navigatie wordt weergege-
ven.
Wanneer een tussenbestemming is bereikt, ver-
schijnt de tussenbestemmingsvlag met het num-
mer van de tussenbestemming Î. De routebe-
geleiding gaat verder.
Gesproken rij-aanwijzingen in- of uitschakelen
Uitschakelen
#Tijdens een gesproken rij-aanwijzing de toets
Ì in het stuurwiel of de regelaar 1 in de
middenconsole indrukken (/ pagina 443).
De melding De gesproken rij-aanwijzingen
zijn uitgeschakeld. verschijnt.
of
#Het menu Navigatie weergeven .
#. selecteren.
Het symbool wisselt naar Ì.
Inschakelen
#Opnieuw de toets in het stuurwiel of de rege-
laar in de middenconsole indrukken.
of
#In het navigatievenster Ì voor een aanko-
mende rij-aanwijzing selecteren.
De actuele gesproken rij-aanwijzing wordt
weergegeven.
Het symbool wisselt naar ..
Gesproken rij-aanwijzingen met betrekking tot
telefoongesprekken in- of uitschakelen
#De toets © rechts in het stuurwiel indruk-
ken.
of
#© op het mediadisplay aantippen.
#Instellingen selecteren.
#Systeem selecteren.
#Audio selecteren.
#Navigatie- en verkeersinformatie selecteren.
#Rij-aanwijzingen tijdens telefoongesprek in-
of uitschakelen.
#Menu verlaten: G selecteren.
Volume van de gesproken rij-aanwijzingen
instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Audio 5Navigatie- en verkeersinformatie
#Volume rij-aanwijzingen selecteren.
#Het volume instellen.
#Menu verlaten: G selecteren.
Routebegeleiding is actief
#Tijdens een gesproken rij-aanwijzing het
volume via het stuurwiel of de regelaar in de
middenconsole instellen (/ pagina 444).
Verlaging audiovolume tijdens gesproken rij-aan-
wijzingen in- of uitschakelen
#De toets © rechts in het stuurwiel indruk-
ken.
of
486 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
#© op het mediadisplay aantippen.
#Instellingen selecteren.
#Systeem selecteren.
#Audio selecteren.
#Navigatie- en verkeersinformatie selecteren.
#Verlaging audiovolume bij rij-aanwijzing in- of
uitschakelen.
#Menu verlaten: G selecteren.
Gesproken rij-aanwijzingen herhalen
Voorwaarden
REr is een route.
RDe routebegeleiding is actief.
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie
#In het navigatievenster . voor een aanko-
mende rij-aanwijzing selecteren.
#Ì selecteren.
De actuele gesproken rij-aanwijzing wordt her-
haald.
Routebegeleiding annuleren
Voorwaarden
REr is een route.
RDe routebegeleiding is actief.
#Het menu Navigatie weergeven.
#¤ in het menu Navigatie selecteren
(/ pagina 464).
Overzicht oroad tijdens de routebegeleiding
Het daadwerkelijke wegverloop kan van de gege-
vens in de digitale kaart afwijken, bijvoorbeeld als
gevolg van wegwerkzaamheden. In dergelijke
gevallen kan het multimediasysteem de actuele
positie van de auto tijdelijk niet in de digitale kaart
plaatsen. De auto is Oroad. Straat niet opgeno-
men wordt weergegeven. De routebegeleiding kan
beperkt zijn.
Wanneer de auto weer op een in het multimedia-
systeem bekende weg rijdt, wordt de routebege-
leiding weer op de gebruikelijke wijze voortgezet.
Bestemming
Actuele positie van auto opslaan
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie
#Wanneer de kaart wordt weergegeven, de
actuele positie van de auto ¥ aantippen.
#Positie opslaan selecteren.
#Als favoriet opslaan: Opslaan als favoriet
selecteren.
#Als adres voor thuis opslaan: Thuis selecteren.
#Als werkadres opslaan: Werk selecteren.
Laatste bestemmingen bewerken
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5ª
#Laatste bestemmingen selecteren.
#Voor een laatste bestemming Ä selecte-
ren.
Laatste bestemming als favoriet opslaan
#Lang op een laatste bestemming drukken.
Een menu verschijnt.
MBUX multimediasysteem 487
F247 0072 07
#Als favoriet opslaan: Opslaan als favoriet
selecteren.
#Als adres voor thuis opslaan: Thuis selecteren.
#Als werkadres opslaan: Werk selecteren.
Laatste bestemming wissen
#Laatste bestemmingen selecteren.
#Voor een recente bestemming Ä selecte-
ren.
#Wissen selecteren.
of
#Alles wissen selecteren.
#De vraag bevestigen.
Wanneer alle favorieten zijn gewist, is bijvoor-
beeld Favoriet toevoegen beschikbaar.
Bestemmingsadviezen bewerken
Voorwaarden
RDe optie Bestemmingsadviezen toestaan is
ingeschakeld (/ pagina 453).
RVoor de weergave van bestemmingsadviezen:
Het multimediasysteem hee voldoende gege-
vens verzameld.
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5ª
#Adviezen selecteren.
#Een bestemmingsadvies lang indrukken.
Een menu verschijnt.
#Geen bestemmingssugesties doen: Nu niet
voorstellen of Niet meer voorstellen selecte-
ren.
#Bestemmingsadvies opslaan: Opslaan als
favoriet, Thuis of Werk selecteren.
%Een bestemmingsadvies in de favorieten wis-
sen (/ pagina 470).
Routebegeleiding met actuele verkeersinformatie
Overzicht verkeersinformatie
Actuele verkeersinformatie wordt met de abonne-
mentsdienst Live Trac Information ontvangen.
Wanneer het abonnement afgelopen is, dan is in
geselecteerde landen FM RDS-TMC beschikbaar.
%Live Trac Information is niet in alle landen
verkrijgbaar.
De dienst moet in het Mercedes me gebruikersac-
count worden geregistreerd (/ pagina 489).
Daarmee wordt de gratis gebruiksperiode van drie
jaar gewaarborgd.
De dienst actualiseert de verkeerssituatie in korte,
regelmatige tijdsintervallen via de internetverbin-
ding.
Regelmatig wordt de positie van de auto naar
Mercedes-Benz AG gezonden. Die gegevens wor-
den door Mercedes-Benz AG direct geanonimi-
seerd en doorgestuurd naar de verkeersinforma-
tie-provider. Met behulp van deze gegevens wordt
de verkeersinformatie naar de auto gestuurd, die
voor de positie van de auto van belang zijn. De
auto is tegelijkertijd sensor voor de verkeers-
stroom en helpt om de kwaliteit van de verkeers-
informatie te verbeteren.
%Afwijkingen tussen de ontvangen verkeersin-
formatie en de daadwerkelijke verkeerssitua-
tie zijn mogelijk.
Wanneer u geen posities van de auto wilt verstu-
ren, hee u de volgende mogelijkheden:
RU deactiveert de dienst in het Mercedes me
gebruikersaccount.
488 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
RU laat de dienst bij een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats deactiveren.
%Verdere gevarenmeldingen worden via de
dienst Car-to-X ontvangen (/ pagina 492).
Providerinformatie voor Live Trac Information
weergeven
Voorwaarden
RDe auto is met Live Trac Information uitge-
rust.
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5Mercedes me
5Mijn diensten
#Live Traffic selecteren.
Wanneer het abonnement voor Live Trac Infor-
mation afgelopen is, dan is in geselecteerde lan-
den FM RDS-TMC beschikbaar.
Live Trac Information registreren
Voorwaarden
RDe auto is met Live Trac Information uitge-
rust.
RU beschikt over een Mercedes me gebruikers-
account.
#Een Mercedes me gebruikersaccount aanma-
ken op: https://www.mercedes.me. Daartoe
is een geldig e-mailadres vereist.
#De auto met het voertuigidenticatienummer
(VIN) aanmaken.
#De auto aan uw Mercedes me gebruikersac-
count koppelen.
Er wordt een code aan het multimediasysteem
verzonden.
#De code in het multimediasysteem invoeren.
#De algemene en bijzondere gebruiksvoorwaar-
den bevestigen.
%Als alternatief kunt u de koppeling in een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats laten uit-
voeren.
Abonnement op Live Trac Information verlen-
gen
Voorwaarden
RDe auto is met Live Trac Information uitge-
rust.
RU beschikt over een Mercedes me gebruikers-
account.
#De website van Mercedes me oproepen.
#Het Mercedes me gebruikersaccount oproe-
pen.
#Via de gekoppelde auto naar de Mercedes me
Store gaan.
#Live Trac Information selecteren.
#De verlengingsduur selecteren.
#Het product in het winkelmandje plaatsen.
#De algemene en bijzondere gebruiksvoorwaar-
den bevestigen.
Live Trac Information is gedurende de gese-
lecteerde verlengingsduur geactiveerd. De
datum van de verlenging is het begin van de
gebruiksperiode.
Verkeersinformatie op de kaart aangeven
Voorwaarden
RVerkeersincidenten en Vrije verkeersstroom
zijn ingeschakeld (/ pagina 491).
MBUX multimediasysteem 489
F247 0072 07
Multimediasysteem:
4©
#Indien nodig de kaart verschuiven
(/ pagina 495).
De kaart toont afhankelijk van de geactiveerde
instellingen de volgende verkeersinformatie:
RVerkeersincidenten
Dat zijn bijvoorbeeld wegwerkzaamheden,
wegafsluitingen en waarschuwingsmeldingen.
De symbolen voor verkeersincidenten worden
bij actieve routebegeleiding op de route
gekleurd weergegeven. Naast de route zijn
deze grijs.
RWaarschuwingsmeldingen
Waarschuwingsmeldingen worden als symbool
d weergegeven.
Er kunnen verkeersveiligheidsaanwijzingen
worden weergegeven, bijvoorbeeld bij perso-
nen op de rijbaan.
Wanneer de auto een gevaarlijk punt, bijvoor-
beeld een gevaarlijke opdoemende le,
nadert, wordt het symbool Ë op de kaart
weergegeven. Wanneer Verkeerswaarschu-
wingen voorlezen ingeschakeld is en een mel-
ding aanwezig is, wordt bovendien een gespro-
ken aanwijzing gegeven.
RVerkeersstroominformatie
-File (rode lijn)
-Langzaamrijdend verkeer (oranje
gekleurde pijl)
-Druk verkeer (gele lijn)
-Vrij verkeer (groene lijn)
RWeergave van verkeersvertragingen op de
actuele route
De kleinste waarde voor het weergeven van de
verkeersvertraging is één minuut.
Verkeersincidenten op de route weergeven
Voorwaarden
RDe weergave Verkeersincidenten is ingescha-
keld (/ pagina 491).
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie
Indien verkeersincidenten op de route aanwezig
zijn, worden deze op de kaart en in het route-over-
zicht weergegeven.
%Met de MBUX spraakassistent kunt u informa-
tie opvragen over verkeersincidenten op de
route. U kunt bijvoorbeeld vragen: Hoe is het
verkeer op mijn route? of Hoe is het verkeer
naar huis?. Er volgt een gesproken aanwijzing.
Verkeersincidenten op de route (voorbeeld)
1Totale vertraging of melding dat geen vertra-
gingen op de route aanwezig zijn
490 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
2Weergave verkeersinformatie in- of uitschake-
len
3Instellingen voor Weergave, Meldingen &
Attentiegeluid. en Route oproepen
Indien vertragingen op de route aanwezig zijn,
worden deze in het route-overzicht met de vol-
gende informatie weergegeven:
RGedeelte met le: Rode balk
RLangzaam rijdend verkeer: Oranje balk
RDruk verkeer: Gele balk
RVoor het betreende weggedeelte:
-De vertraging
-De ernst
-De straatnaam of het straatnummer
%Tijdens een actieve routebegeleiding wordt de
totale vertraging op de route ook hier weerge-
geven:
RIn de navigatie in de navigatiemodule
Rbij andere toepassingen in de statusregel
boven
Verkeersincidentsymbolen worden in het
route-overzicht en in de kaart weergegeven.
Een verkeersincidentsymbool is bijvoorbeeld
Ò voor wegwerkzaamheden.
In de kaart kunnen meerdere verkeersinci-
dentsymbolen boven elkaar worden afge-
beeld. Het verkeersincidentsymbool is voor-
zien van een plusteken.
Indien beschikbaar kan in plaats van het
straatnummer een straatnaam of beide gege-
vens worden weergegeven.
%Indien een bericht voor het vormen van een
noodrijbaan voor hulpdiensten is ontvangen,
wordt Noodrijbaan v. hulpd. in het navigatie-
venster weergegeven.
#Om alle verkeersincidenten op de route te
bekijken naar rechts of links vegen.
Het routegedeelte wordt op de kaart geaccen-
tueerd weergegeven.
#Detailinformatie in het route-overzicht weerge-
ven: Een weergave in het route-overzicht aan-
tippen.
De detailinformatie wordt weergegeven, bij-
voorbeeld het weggedeelte en de richting.
Detailinformatie in de kaart oproepen
#Verkeersstroominformatie op de kaart aantip-
pen, bijvoorbeeld een rode lijn voor een
gedeelte met le.
De detailinformatie wordt weergegeven.
#Wanneer meerdere lijnen boven elkaar worden
weergegeven, eerst in de lijst een verkeers-
stroominformatie selecteren.
Verkeersincidenten op de kaart weergeven
#Een verkeersincidentsymbool aantippen.
De detailinformatie wordt weergegeven.
#Meerdere verkeersincidenten liggen in de
directe omgeving: Het bovenste verkeersinci-
dentsymbool aantippen en in de lijst het ver-
keersincident selecteren.
Weergave verkeersinformatie inschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z
#Weergave selecteren.
#Verkeer inschakelen.
MBUX multimediasysteem 491
F247 0072 07
#Verkeersincidenten en Vrije verkeersstroom
inschakelen.
Er worden verkeersincidenten op de route
weergegeven, bijvoorbeeld wegwerkzaamhe-
den, gebiedsmeldingen (bijvoorbeeld mist) en
waarschuwingsmeldingen.
Car-to-X-Communication
Overzicht Car-to-X-Communication
Voor de dienst Car-to-X-Communication zijn de
volgende voorwaarden van toepassing:
RDe auto is uitgerust met een MBUX multime-
diasysteem met navigatie.
REen abonnement op de dienst Live Trac
Information is beschikbaar.
RDe dienst Car-to-X-Communication is geacti-
veerd in uw Mercedes me gebruikersaccount.
%Car-to-X-Communication is beschikbaar in
geselecteerde landen.
De communicatiemodule brengt na het inschake-
len van de auto automatisch een internetverbin-
ding tot stand. Wanneer er gevarenmeldingen aan-
wezig zijn, worden deze kort daarna doorgegeven.
Afhankelijk van de mobiele verbinding kan het
doorgeven tussen een seconde en een minuut
duren.
Voordelen van Car-to-X-Communication:
RGevaren worden automatisch herkend door de
auto of kunnen door de bestuurder worden
gemeld. Deze informatie wordt vervolgens
naar voertuigen met Car-to-X-Communication
in de nabije omgeving gestuurd.
RIndien beschikbaar wordt actuele informatie
ontvangen over gevaarlijke punten in de omge-
ving van de actuele positie van de auto.
Daarmee kan de rijstijl tijdig aan de verkeers-
situatie worden aangepast.
Voor het gebruik van Car-to-X-Communication is
het noodzakelijk, dat er regelmatig voertuiggege-
vens naar Mercedes-Benz AG worden verzonden.
De gegevens worden door Mercedes-Benz AG
direct geanonimiseerd. De voertuiggegevens wor-
den na een redelijke termijn (enkele weken)
gewist, deze worden niet permanent opgeslagen.
%Gegevens die dienen voor de identicatie wor-
den vervangen bij de anonimisering. Daarmee
wordt uw identiteit beschermd tegen toegang
door onbevoegde derden.
Gevarenmeldingen weergeven
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie
Wanneer gevarenmeldingen beschikbaar zijn, kun-
nen deze als symbolen op de kaart worden weer-
gegeven. De weergave is afhankelijk van de instel-
lingen van de optie Verkeersincidenten.
#De optie via Z instellen (/ pagina 491).
Wanneer de optie ingeschakeld is, worden alle
symbolen weergegeven.
Wanneer de optie uitgeschakeld is, worden
symbolen alleen bij waarschuwing voor een
gevaar weergegeven.
De volgende gevaren kunnen op de kaart worden
weergegeven:
ROngevallen en pechgevallen
RGladheid, mist, zijwind en zware regen
RHandmatig gemelde gevaren
492 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
RAuto met ingeschakeld noodknipperlicht
RWegwerkzaamheden
RVerdere gevaren (indien beschikbaar)
%Wanneer Verkeerswaarschuwingen voorlezen
is ingeschakeld (/ pagina 477), kan een
gesproken aanwijzing attenderen op een
gevaarlijke situatie.
Gevarenmeldingen verzenden
Gevaren handmatig melden
%Automatisch herkende gevarenmeldingen wor-
den verzonden door de auto.
#Wanneer de kaart wordt weergegeven, de
actuele positie van de auto ¥ aantippen.
Het menu Positie wordt weergegeven.
#Verkeershinder melden selecteren.
Een bevestigingsvraag wordt weergegeven.
#Ja selecteren.
De melding Dank voor uw hulp bij het voorko-
men van ongevallen! verschijnt.
Routebegeleiding met augmented reality
Overzicht routebegeleiding met augmented rea-
lity
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door aeiding, verkeerde weer-
gave of verkeerde interpretatie van de
weergave
Niet uitsluitend op het camerabeeld van de
Augmented-Reality-weergave vertrouwen.
#Voortdurend de werkelijke verkeerssitua-
tie in de gaten houden.
#Niet langdurig naar het camerabeeld kij-
ken.
Tijdens de routebegeleiding met augmented rea-
lity wordt vóór een afslagmanoeuvre op het
mediadisplay een camerabeeld van de werkelijke
rijsituatie weergegeven. Het camerabeeld bevat
aanvullende informatie, bijvoorbeeld rijmanoeu-
vrepijlen.
Wanneer de opties ingeschakeld zijn en deze aan-
vullende informatie beschikbaar is, worden straat-
namen en huisnummers weergegeven
(/ pagina 494).
1Huisnummer
2Straatnaam
3Rijmanoeuvrepijlen
De routebegeleiding met augmented reality is in
sommige situaties niet beschikbaar, bijvoorbeeld
bij een slechte satellietontvangst of niet-gedigitali-
seerde straten.
De routebegeleiding met augmented reality is niet
in alle landen beschikbaar.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
MBUX multimediasysteem 493
F247 0072 07
Routebegeleiding met augmented reality active-
ren
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door onjuiste plaatsing van de
extra informatie
De extra informatie van de Augmented-Reality-
weergave kan onnauwkeurig zijn en kan niet
de waarneming en inschatting van de werke-
lijke rijsituatie vervangen.
#De daadwerkelijke rijsituatie bij alle rijsi-
tuaties altijd in het blikveld houden.
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z
#Weergave selecteren.
#Augmented reality video selecteren.
#Augmented reality video in- of uitschakelen.
Vóór een afslagmanoeuvre wordt op het
mediadisplay het videobeeld van de camera
afgebeeld. In het videobeeld is extra informa-
tie aanwezig.
Objectinformatie voor de routebegeleiding met
augmented reality weergeven
Voorwaarden
RAugmented reality is geactiveerd
(/ pagina 494).
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z
#Weergave selecteren.
#Augmented reality video selecteren.
#Straatnamen en Huisnummers inschakelen.
Tijdens de routebegeleiding worden de inge-
schakelde opties wanneer extra informatie in
het camerabeeld weergegeven.
Kaart en kompas
Schaal instellen
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie
Inzoomen
#Wanneer de kaart wordt weergegeven, met
een vinger tweemaal kort na elkaar het media-
display aantippen.
of
#Op het mediadisplay twee vingers uit elkaar
bewegen.
Verkleinen
#Het mediadisplay met twee vingers aantippen.
of
#Op het mediadisplay twee vingers naar elkaar
toe bewegen.
%De maateenheid voor de schaal kan worden
ingesteld (/ pagina 452).
494 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Kaart verschuiven
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie
#Wanneer de kaart wordt weergegeven, met
één vinger in een willekeurige richting over het
mediadisplay vegen.
De volgende functies zijn beschikbaar:
REen bestemming in de kaart selecteren
(/ pagina 470).
REen speciale bestemming selecteren
(/ pagina 467).
RVerkeersincidenten op de kaart weergeven
(/ pagina 490).
#Kaart op actuele positie van de auto terugzet-
ten: \ Centreren selecteren.
Routeoverzicht na start in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z
#Weergave selecteren.
#Routeoverzicht na start activeren D of
deactiveren E.
Wanneer de optie is ingeschakeld, toont de
kaart na het starten van de routebegeleiding
de volledige route en, indien beschikbaar, alle
alternatieve routes.
Symbolen voor speciale bestemmingen voor de
kaartweergave selecteren
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z
Speciale bestemmingen zijn bijvoorbeeld restau-
rants en hotels. Deze worden als symbolen op de
kaart aangegeven. Niet alle speciale bestemmin-
gen zijn in alle landen beschikbaar.
Persoonlijke speciale bestemmingen zijn bestem-
mingen die u bijvoorbeeld op een usb-apparaat
hebt opgeslagen.
%De weergave van symbolen voor speciale
bestemmingen in de kaart kunt u als favoriet
in- of uitschakelen.
#Weergave selecteren.
#Symbol. spec. bestem. op kaart r selec-
teren.
#Alle spec. bestemmingen verbergen inscha-
kelen.
Wanneer de optie ingeschakeld is, worden de
symbolen voor speciale bestemmingen op de
kaart weergegeven overeenkomstig de instel-
lingen in de speciale-bestemmingencatego-
rieën.
%Wanneer aan de voorwaarden is voldaan, wor-
den symbolen voor speciale bestemmingen
weergegeven met actuele online-informatie
(/ pagina 500).
Weergave van categorieën voor snelle toegang in-
of uitschakelen
#In het menu een categorie in- of uitschakelen.
Categorieën selecteren
#In het menu Meer categorieën r selecte-
ren.
#Alles weergeven in- of uitschakelen.
Wanneer de optie ingeschakeld is, worden de
symbolen voor speciale bestemmingen van
alle categorieën op de kaart weergegeven.
of
MBUX multimediasysteem 495
F247 0072 07
#De categorieën r selecteren.
#De categorieën in- of uitschakelen.
De symbolen voor speciale bestemmingen van
de geselecteerde categorieën worden op de
kaart weergegeven.
Categorieën persoonlijke speciale bestemmingen
selecteren
#In het menu Persoonl. spec. bestem. r
selecteren.
#Een categorie r selecteren.
#Op de kaart weergeven in- of uitschakelen.
#Aanwijzing bij nadering weergeven: Optische
aanwijzing en Akoestisch signaal inschakelen.
Weergave van de symbolen voor speciale bestem-
mingen terugzetten
#In het menu Spec. bestem. terugzetten selec-
teren.
De instellingen worden op standaardinstellin-
gen teruggezet.
Extra informatie voor de weergave op de kaart
selecteren
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z
#Weergave selecteren.
#Extra informatie weergeven selecteren.
#De opties in- of uitschakelen.
De volgende opties staan ter beschikking:
RHuidige straat
Wanneer de optie ingeschakeld is, wordt deze
in het navigatievenster weergegeven.
RSchaal
Wanneer de optie uitgeschakeld is, wordt de
schaal alleen bij het in- en uitzoomen op de
kaart weergegeven.
Wanneer de optie ingeschakeld is, wordt de
schaal permanent op de kaart weergegeven.
De optie beïnvloedt eveneens de weergave op
het bestuurdersdisplay.
RHoogte
RVolgende kruising
Wanneer de optie ingeschakeld is en de rit
zonder routebegeleiding plaatsvindt, wordt in
het navigatievenster de naam van de volgende
kruisende weg weergegeven.
Kaartversie weergeven
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z
#Weergave selecteren.
#Kaartgegevens-versie selecteren.
De detailinformatie wordt weergegeven.
%Met de dienst online kaartupdate van
Mercedes me connect kunt u de kaartgege-
vens actualiseren (/ pagina 35).
Als een nieuwe kaartversie beschikbaar is,
wordt er een melding weergegeven op het
mediadisplay.
%Informatie over nieuwe versies van de digitale
kaart is verkrijgbaar bij een Mercedes-Benz-
servicewerkplaats.
Overzicht gebied op de route vermijden
U kunt voor een route gebieden mijden, waar u
niet wilt rijden.
496 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Autosnelwegen of meerbaans snelwegen die door
een te mijden gebied voeren, kunnen ondanks de
blokkering in de route zijn opgenomen.
Nieuw gebied voor de route vermijden
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z 5Route
5Gebieden vermijden
#Nieuw gebied mijden selecteren.
Starten op de kaart
#Via kaart selecteren.
Een rode rechthoek verschijnt. Deze markeert
het gebied, dat moet worden gemeden.
#De kaart verschuiven (/ pagina 495).
#De schaal van de kaart instellen
(/ pagina 494).
#a selecteren.
Het gebied is in de lijst opgeslagen.
Starten via bestemming zoeken
#Via adresinvoer selecteren.
#Het adres invoeren (/ pagina 36).
#De bestemming in de lijst selecteren.
De kaart verschijnt. Het gebied is opgeslagen.
Te vermijden gebied wijzigen
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z 5Route
5Gebieden vermijden
#Een gebied in de lijst selecteren.
#Bewerken selecteren.
#Gebied op de kaart verschuiven: Op het
mediadisplay in een willekeurige richting
vegen.
Grootte van gebied wijzigen
#Op het centraal display twee vingers uit elkaar
of naar elkaar toe bewegen.
#a selecteren.
Het gebied is in de lijst opgeslagen.
Rekening houden met het gebied voor de route
#Het gebied in de lijst selecteren.
#Gebied vermijden inschakelen.
Wanneer de routebegeleiding actief is, wordt
een nieuwe route berekend.
Wanneer er nog geen route is, wordt de instel-
ling voor de volgende routebegeleiding overge-
nomen.
De route kan in de volgende gevallen een te
vermijden gebied bevatten:
RDe bestemming ligt in een te vermijden
gebied.
RDe route bevat autosnelwegen of meer-
baans snelwegen die door een te mijden
gebied voeren.
REr is geen zinvolle alternatieve route.
Te vermijden gebied wissen
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z 5Route
5Gebieden vermijden
Te vermijden gebied wissen
#Een gebied in de lijst selecteren.
#Wissen selecteren.
#De vraag met Ja bevestigen.
MBUX multimediasysteem 497
F247 0072 07
Alle te vermijden gebieden wissen
#Wanneer ten minste twee te vermijden gebie-
den zijn ingesteld, Alles wissen selecteren.
#De vraag met Ja bevestigen.
Overzicht laatste update van de kaartgegevens
Aangezien de inhoud van een digitale wegenkaart
aan frequente wijzigingen onderhevig is, kunnen
verouderde gegevens een negatieve invloed heb-
ben op alle navigatiefuncties. Voor de beste
MBUX navigatie-ervaring moet u alle kaartupdates
installeren die door Mercedes-Benz worden aan-
geboden.
De volgende mogelijkheden zijn beschikbaar voor
het bijwerken van kaartgegevens:
ROnline kaartupdate
RUpdate via de Mercedes me-Portal
RUpdate bij een Mercedes-Benz-servicewerk-
plaats
Hierbij kunnen extra kosten ontstaan.
Online kaartupdate
Voorwaarden:
RMercedes me connect is beschikbaar.
RU beschikt over een Mercedes me gebruikers-
account.
RDe dienst online kaartupdate is beschikbaar
voor uw regio.
RDe dienst is geactiveerd.
%De dienst online kaartupdate is alleen in
bepaalde landen beschikbaar.
De installatie vindt plaats op de achtergrond als
automatische kaartupdate.
Het MBUX multimediasysteem installeert alle
beschikbare kaartupdates voor de regio's in
Europa waar de auto is of rijdt.
De online kaartupdate wordt uiterlijk na de eerst-
volgende keer inschakelen van de auto geacti-
veerd.
Update via de Mercedes me-Portal
De kaartgegevens van verschillende regio's kun-
nen ook handmatig worden bijgewerkt. Hiertoe
inloggen met uw Mercedes me gebruikersaccount
op: https://www.mercedes-benz.de/
Het menupad volgen: Mijn Mercedes Me-account
> Mijn auto's > Selectie van de auto > Online
kaartupdate. De gewenste regio's selecteren om
te downloaden op een opslagmedium.
Na het kopiëren van de kaartgegevens het opslag-
medium met uw auto verbinden. De melding
selecteren die u informeert over een nieuwe ver-
sie van de kaartgegevens en de installatie starten.
Na het opnieuw opstarten van het MBUX multime-
diasysteem worden de bijgewerkte kaartgegevens
gebruikt.
Overzicht kaartgegevens
Als de kaartgegevens in een auto opnieuw worden
geïnstalleerd, hoe er geen activeringscode te
worden ingevoerd.
Voor kaartgegevens die zijn aangescha op een
gegevensdrager, moet de bijgevoegde activerings-
code na het starten van de installatie worden
ingevoerd.
Activeringscodes zijn altijd maar geldig voor één
auto.
498 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Bij de volgende problemen naar een Mercedes-
Benz-servicewerkplaats gaan:
RHet multimediasysteem accepteert de vrij-
schakelcode niet.
RU hee de vrijschakelcode verloren.
Kompas weergeven
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie
#Wanneer de kaart wordt weergegeven, de
actuele positie van de auto ¥ aantippen,
tot het menu Positie wordt weergegeven.
#Kompas selecteren.
De kompasweergave toont de volgende infor-
matie:
RActuele rijrichting met richtingshoek (360-
graden formaat) en windstreek
RLengte en breedtegraad coördinaten in
graden, minuten en seconden
RAantal ontvangen satellieten
De informatie is niet in alle landen beschikbaar.
Qibla weergaven
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie
#Wanneer de kaart wordt weergegeven, de
actuele positie van de auto ¥ aantippen,
tot het menu Positie wordt weergegeven.
#Aanwijzingen selecteren.
De pijl op het kompas gee de richting naar
Mekka ten opzichte van de actuele rijrichting
aan.
Het aantal ontvangen satellieten wordt weer-
gegeven.
%Deze functie is niet in alle landen beschikbaar.
Schaal automatisch instellen
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z
#Weergave selecteren.
#Autozoom worden geactiveerd D.
Wanneer de optie is ingeschakeld, wordt de
schaal afhankelijk van de rijsnelheid en het
wegtype automatisch ingesteld.
%De automatisch ingestelde schaal kan hand-
matig worden gewijzigd. Deze wordt na enkele
seconden weer automatisch ongedaan
gemaakt.
Wanneer de optie is ingeschakeld, wordt bij
een aanstaande rijmanoeuvre geen gedetail-
leerde weergave van de kruising of een 3D-
beeld in het navigatievenster getoond.
Satellietkaart weergeven
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z
#Weergave selecteren.
#Satellietkaart in- of uitschakelen.
Wanneer Satellietkaart is geactiveerd, wordt
deze weergegeven in de volgende kaartscha-
len:
ROnboard-kaarten
De satellietkaarten worden weergegeven in
kaartschalen vanaf 2 km.
ROnline-kaarten
MBUX multimediasysteem 499
F247 0072 07
De satellietkaarten worden weergegeven in
kaartschalen met een hoge resolutie vanaf
10 m.
Wanneer Satellietkaart is uitgeschakeld, wor-
den er geen satellietkaarten weergegeven.
%De satellietkaarten voor deze schalen zijn niet
in alle landen verkrijgbaar.
Actieradius weergeven
Voorwaarden
REr is een internetverbinding aanwezig.
RMercedes me connect is beschikbaar.
RU beschikt over een Mercedes me gebruikers-
account.
RDe auto is aan het gebruikersaccount gekop-
peld en u hebt de Mercedes me connect
gebruiksvoorwaarden geaccepteerd.
Meer informatie vindt u onder: https://
www.mercedes.me
RDe service is beschikbaar en is vrijgeschakeld.
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z
1Weergave van de totale actieradius
#Weergave selecteren.
#Actieradius inschakelen.
De actieradius wordt met de volgende weergaven
op de kaart getoond:
RVoor benzine- en dieselauto's: Groene weer-
gave
RVoor hybride voertuigen:
Totale actieradius: Groene weergave 1
Elektrische actieradius: Blauwe weergave
Wanneer het onderste reserveniveau is bereikt,
wordt de weergave van de actieradius op de kaart
uitgeschakeld.
%De weergave van de actieradius op de kaart is
niet in alle landen beschikbaar.
Online kaartinhoud weergeven
Voorwaarden
REr is een internetverbinding aanwezig.
RMercedes me connect is beschikbaar.
RU beschikt over een Mercedes me gebruikers-
account.
RDe auto is aan het gebruikersaccount gekop-
peld en u hebt de Mercedes me connect
gebruiksvoorwaarden geaccepteerd.
Meer informatie vindt u onder: https://
www.mercedes.me
RDe service is beschikbaar en is vrijgeschakeld.
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z
#Weergave selecteren.
500 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
#Een online-service inschakelen, bijvoorbeeld
Weer.
Op de navigatiekaart wordt actuele weersin-
formatie weergegeven, bijvoorbeeld tempera-
tuur of bewolking.
De informatie van de services, bijvoorbeeld
weersymbolen, wordt niet in alle schalen van
de kaart weergegeven.
%De weergave van online kaartinhoud is niet in
alle landen beschikbaar.
Service parkeren
Aanwijzingen met betrekking tot de service par-
keren
*AANWIJZING Schade aan het voertuig bij
het niet in acht nemen van de maximaal
toegestane doorrijhoogte
Wanneer de hoogte van het voertuig de maxi-
maal toegestane doorrijhoogte overschrijdt,
kunnen het dak en andere onderdelen van het
voertuig worden beschadigd.
#De aangegeven doorrijhoogte in acht
nemen.
#Wanneer de toegestane doorrijhoogte
wordt overschreden, niet naar binnen rij-
den.
#De gewijzigde voertuighoogte bij dakop-
bouwen of andere dragersystemen in
acht nemen.
%De service is niet in alle landen beschikbaar.
Parkeermogelijkheid selecteren
*AANWIJZING Schade aan het voertuig
wanneer de lokale informatie en parkeer-
voorwaarden niet in acht worden geno-
men
De gegevens zijn gebaseerd op de informatie
die door de betreende dienstenaanbieder is
verstrekt.
Mercedes-Benz aanvaardt geen garantie voor
de juistheid van de verstrekte informatie met
betrekking tot de parkeergarage of de parkeer-
plek.
#Altijd de lokale informatie en omstandig-
heden in acht nemen.
Voorwaarden
RDe service navigatieservices is in uw
Mercedes me gebruikersaccount geactiveerd.
RTot de omvang van de navigatieservices
behoort de service Parkeren.
RParkeren is ingeschakeld (/ pagina 502).
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie
#Op de kaart j aantippen.
of
#In het routeoverzicht j Parkeerplaatsen
selecteren (/ pagina 478).
#De zoekpositie en het zoeklter selecteren,
bijvoorbeeld In buurt van bestemming en Par-
keergarages.
De kaart toont de parkeermogelijkheden voor
de geselecteerde instellingen.
MBUX multimediasysteem 501
F247 0072 07
#Een parkeermogelijkheid selecteren.
De volgende informatie wordt weergegeven
(indien beschikbaar):
RBestemming, afstand vanaf de actuele
positie van de auto en aankomsttijd
RInformatie over de parkeergarage/parkeer-
plek, bijvoorbeeld:
-Openingstijden
-Parkeertarieven
-Actuele bezetting
-Maximale parkeerduur
-Maximale inrijhoogte
De door de service parkeren weergege-
ven maximale inrijhoogte vervangt niet
het zelf in de gaten houden van de
daadwerkelijke omstandigheden.
RBeschikbare betalingsmogelijkheden
(Mercedes pay, muntgeld, bankbiljetten,
kaart)
RDetails over de parkeertarieven
RAantal vrije parkeerplekken
RSoort betaling (bijvoorbeeld bij de auto-
maat)
RServices resp. voorzieningen van de par-
keermogelijkheid
RTelefoonnummer
#De route berekenen (/ pagina 471).
U kunt de volgende functies gebruiken (indien
beschikbaar):
RSpeciale bestemmingen in de omgeving
zoeken.
RDe bestemming opslaan.
RDe bestemming bellen.
RDe bestemming via de QR-code delen.
RHet webadres oproepen.
RDe bestemming op de kaart weergeven.
Parkeermogelijkheden in de kaart weergeven
Voorwaarden
RDe service navigatieservices is in uw
Mercedes me gebruikersaccount geactiveerd.
RTot de omvang van de navigatieservices
behoort de service Parkeren.
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie 5Z
#Parkeren inschakelen.
De parkeermogelijkheden in de omgeving van
de actuele positie van de auto worden weerge-
geven.
Parkeerplek van tevoren reserveren
Voorwaarden
RDe service navigatieservices is in uw
Mercedes me gebruikersaccount geactiveerd.
RTot de omvang van de navigatieservices
behoort de service Parkeren.
RU hebt zich in de Mercedes me-Portal bij
Mercedes Pay en de betreende contractpart-
ners met uw betalingsgegevens voor het beta-
len van parkeren geregistreerd.
RParkeren is ingeschakeld (/ pagina 502).
%De optie is niet in alle landen beschikbaar.
502 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Multimediasysteem:
4© 5Navigatie
#Op de kaart een parkeermogelijkheid selecte-
ren.
#Wanneer een reserveerbare parkeerplek is
geselecteerd, Parkeerplek reserveren selecte-
ren.
#De gewenste reserveringsperiode selecteren.
De annuleringsinformatie in acht nemen.
Als de parkeerplek gedurende de geselec-
teerde periode beschikbaar is, wordt de prijs
weergegeven.
#Met a bevestigen.
#In het reserveringsoverzicht Reserveren
bevestigen.
#Indien nodig de Mercedes me PIN invoeren.
De parkeerplek wordt op de achtergrond gere-
serveerd.
U ontvangt een reserveringsbevestiging en
een parkeerkaart op uw opgeslagen e-maila-
dres.
Reservering vastleggen of annuleren
#De Mercedes me App op uw smartphone star-
ten.
#Menu openen.
#Mijn transacties selecteren.
#Parkeertransacties selecteren.
#De gewenste reservering selecteren.
#Reservering vastleggen: Parkeerkaart tonen
selecteren.
of
#Reservering annuleren: Reservering annule-
ren selecteren.
%Indien mogelijk kan een reservering van een
parkeerplek tot het aangegeven tijdstip wor-
den geannuleerd. Als een reservering niet kan
worden geannuleerd, wordt u hiervan tijdens
het reserveringsproces op de hoogte gesteld.
Parkeertarief betalen
Voorwaarden
RDe service navigatieservices is in uw
Mercedes me gebruikersaccount geactiveerd.
RTot de omvang van de navigatieservices
behoort de service Parkeren.
RU hebt zich in de Mercedes me-Portal bij
Mercedes Pay en de betreende contractpart-
ners met uw betalingsgegevens voor het beta-
len van parkeren geregistreerd.
RParkeren is ingeschakeld (/ pagina 502).
%De optie is niet in alle landen beschikbaar.
Multimediasysteem:
4©
#Op de kaart een parkeermogelijkheid selecte-
ren.
#Wanneer een betaalbare parkeerplek is gese-
lecteerd, in de parkeerdetails omlaagscrollen.
#Betaling selecteren.
Wanneer de auto een parkeerplek met betaal-
functie hee bereikt en de auto is uitgescha-
keld, verschijnt een melding. Via deze melding
kunt u vanuit de auto betalen en de betaalpro-
cedure starten.
Betaalprocedure starten
#De melding bevestigen.
MBUX multimediasysteem 503
F247 0072 07
#De aangegeven maximale parkeerduur en,
indien aanwezig, andere beperkingen in acht
nemen. Indien nodig informeert een melding
over het noodzakelijke neerleggen van het
bewijs voor de online-betaling van de parkeer-
plek.
#De betaalprocedure starten selecteren.
#Indien nodig de Mercedes me PIN invoeren.
#Met a bevestigen.
De succesvolle start van uw parkeertransactie
wordt aangegeven.
#De reservering met OK voltooien.
#Parkeertransactie annuleren: Na ontvangst
van het bevestigingsverzoek Annuleren selec-
teren.
Hierbij kunnen minimumkosten in rekening
worden gebracht.
Parkeertransactie beëindigen
#De actieve transactie via de Mercedes me App
stoppen.
U ontvangt een samenvatting van de proce-
dure en van de kosten.
Wanneer bij het verder rijden een niet-vol-
tooide parkeertransactie voor uw auto wordt
herkend, verschijnt er een melding met de
vraag of u deze wilt beëindigen.
#De melding bevestigen.
Wanneer de parkeertransactie succesvol is
gestopt, ontvangt u nog een melding met de
details over uw voltooide parkeerprocedure.
Dashcam
Aanwijzingen met betrekking tot de dashcam
*AANWIJZING Risico op juridische gevolgen
door overtreding van wettelijke verorde-
ningen en voorschrien voor de gegevens-
bescherming
De bediening en het gebruik van de functies
van de dashcam zijn wettelijk gezien uw ver-
antwoordelijkheid.
De wettelijke regelingen voor de bediening en
het gebruik van de dashcam kunnen afhanke-
lijk van het land waarin de dashcam wordt
gebruikt verschillen.
De functie is niet in alle landen toegestaan.
#Vóór het gebruik van de dashcam de
inhoud van de wettelijke regelingen, in
het bijzonder de voorschrien voor gege-
vensbescherming, in het land van
gebruik raadplegen.
#De wettelijke regelingen, in het bijzonder
de voorschrien voor gegevensbescher-
ming, in acht nemen.
%Voor een goede werking de volgende aanwij-
zingen in acht nemen:
RAlleen FAT32 of exFAT geformatteerde
usb-opslagmedia gebruiken.
RMaak gebruik van USB-gecerticeerde
USB-opslagmedia.
USB-IF is een non-protbedrijf en betekent
USB Implementers Forum. Op basis van
de USB-specicatie certiceert de USB-IF
bijvoorbeeld USB-versies, bijbehorende
kabels en stekkers, evenals procedures
504 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
voor energievoorziening via de USB-inter-
face.
RBij regelmatige en permanente overschrij-
ding van de maximumsnelheid kunnen de
USB-opslagmedia beschadigd raken.
Mercedes-Benz raadt een hoogwaardige
externe SSD-schijf aan.
De afkorting SSD betekent Solid-State-
Drive.
%De grootte van het bestand en daarmee de
duur van opnamen in de modus voor afzon-
derlijke opnamen wordt beperkt door de
beperkingen bij de formattering van de usb-
stick. Zo laten bijvoorbeeld FAT32 geformat-
teerde usb-sticks geen bestanden groter dan
circa 4 GB toe.
Na het bereiken van de bestandsgrootte
wordt de opname beëindigd en ontvangt u
een melding.
%In de Gallery app zijn de volgende functies
beschikbaar:
RSchrijfbeveiliging in- of uitschakelen
RVideobestand wissen
Meer informatie over de Gallery app .
Usb-apparaat voor een video-opname met de
dashcam selecteren
Voorwaarden
RTen minste een usb-apparaat is met het multi-
mediasysteem verbonden (/ pagina 558).
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5Dashcam
#Het usb-symbool selecteren.
#Het usb-apparaat selecteren.
%Wanneer usb-apparaten meerdere partities
bevatten, worden opgenomen videobestanden
niet altijd in de opnamelijst weergegeven.
Mercedes-Benz adviseert het gebruik van usb-
apparaten met één partitie.
Loop-opname met de Dashcam starten of stop-
pen
Voorwaarden
RVoor het opnemen en opslaan van een video-
bestand: Een usb-apparaat is met het multi-
mediasysteem verbonden (/ pagina 558).
RDe auto is ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5Dashcam
#Als er meerdere usb-apparaten met het multi-
mediasysteem verbonden zijn, een usb-appa-
raat selecteren (/ pagina 505).
Wanneer geen usb-apparaat wordt geselec-
teerd, vindt de selectie bij het starten van een
opname automatisch plaats.
#Opnamemodus selecteren: Lusopname selec-
teren.
Met Lusopname worden meerdere korte vide-
obestanden opgenomen. Wanneer het geheu-
gen vol is, wordt de opname automatisch
voortgezet. Daarbij worden eerst het oudste
videobestand en vervolgens andere bestanden
overschreven.
#Starten: Registratie starten selecteren.
De opnameduur wordt weergegeven. De mel-
ding Opslagmedium tijdens de opname niet
verwijderen. Voordat u het opslagmedium
verwijdert, dit eerst uitwerpen. verschijnt.
MBUX multimediasysteem 505
F247 0072 07
Het videobestand wordt opgeslagen op het
usb-apparaat.
#Beëindigen: Registratie beëindigen selecte-
ren.
%In sommige landen worden geo-coördinaten
(lengte- en breedtegraad) in het videobeeld
weergegeven.
De geo-coördinaten kunnen om technische
redenen een zekere mate van onnauwkeurig-
heid vertonen.
In de volgende gevallen kan een melding verschij-
nen:
RDe camera werkt niet, de melding Camera
niet beschikbaar verschijnt.
De camera bij een Mercedes-Benz-service-
werkplaats laten controleren.
RWanneer de landsgrensmelding is ingescha-
keld (/ pagina 507).
RWanneer tijdens een dashcam-opname een
buitenopname met de camera-app wordt
gestart, wordt de dashcam-opname gepau-
zeerd en wordt deze na beëindigen van de
camera-opname automatisch hervat. Een aan-
wijzing hierover verschijnt.
Afzonderlijke opname met de dashcam starten
of stoppen
Voorwaarden
RVoor het opnemen en opslaan van een video-
bestand: Een usb-apparaat is met het multi-
mediasysteem verbonden (/ pagina 558).
RDe auto is ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5Dashcam
#Als er meerdere usb-apparaten met het multi-
mediasysteem verbonden zijn, een usb-appa-
raat selecteren (/ pagina 505).
Wanneer geen usb-apparaat wordt geselec-
teerd, vindt de selectie bij het starten van een
opname automatisch plaats.
#Opnamemodus selecteren: Enkele opname
selecteren.
Enkele opname stopt de registratie bij het
bereiken van de geheugenlimiet. Een enkele
opname is beveiligd tegen automatisch over-
schrijven.
#Starten: Registratie starten selecteren.
De opnameduur wordt weergegeven. De mel-
ding Opslagmedium tijdens de opname niet
verwijderen. Voordat u het opslagmedium
verwijdert, dit eerst uitwerpen. verschijnt.
Het videobestand wordt opgeslagen op het
usb-apparaat.
#Beëindigen: Registratie beëindigen selecte-
ren.
%In sommige landen worden geo-coördinaten
(lengte- en breedtegraad) in het videobeeld
weergegeven.
De geo-coördinaten kunnen om technische
redenen een zekere mate van onnauwkeurig-
heid vertonen.
In de volgende gevallen kan een melding verschij-
nen:
REnkele opname: Het geheugen is vol of er zijn
nog maar een paar minuten opnametijd
beschikbaar. De video-opname stopt of stopt
binnenkort.
506 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Een ander usb-apparaat kiezen of een video-
bestand wissen.
RDe camera werkt niet, de melding Camera
niet beschikbaar verschijnt.
De camera bij een Mercedes-Benz-service-
werkplaats laten controleren.
RWanneer de landsgrensmelding is ingescha-
keld (/ pagina 507).
RWanneer tijdens een dashcam-opname een
buitenopname met de camera-app wordt
gestart, wordt de dashcam-opname gepau-
zeerd en wordt deze na beëindigen van de
camera-opname automatisch hervat. Een aan-
wijzing hierover verschijnt.
Instellingen van de dashcam congureren
Voorwaarden
REen usb-apparaat is met het multimediasys-
teem verbonden (/ pagina 558).
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5Dashcam
#Z selecteren.
Bericht na passeren van een grensovergang ont-
vangen
#Landgrens-melding inschakelen.
Wanneer een video-opname bezig is en de
auto een grensovergang is gepasseerd, wordt
een melding weergegeven.
%Deze functie is niet in alle landen beschikbaar.
Automatische videoregistratie starten
#Automatische lusopname selecteren.
#Automatische lusopname inschakelen.
Wanneer de auto wordt gestart, start de video-
opname automatisch.
%Deze functie is niet in alle landen beschikbaar.
Telefoon
Telefoneren
Aanwijzingen voor het telefoneren
&WAARSCHUWING Gevaar voor aeiding
door het bedienen van de geïntegreerde
communicatieapparatuur tijdens het rij-
den
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde communicatieapparatuur bedient,
kunt u van de verkeerssituatie worden afge-
leid. Bovendien kunt u de controle over de
auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen als de
verkeerssituatie dit toelaat.
#Als dit niet kan worden gewaarborgd, op
een veilige plek stoppen en de invoering
als de auto stilstaat uitvoeren.
MBUX multimediasysteem 507
F247 0072 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door het bedienen van mobiele communi-
catieapparatuur tijdens het rijden
Mobiele communicatieapparatuur leidt de
chaueur af van de verkeerssituatie. Boven-
dien kan de bestuurder de controle over de
auto verliezen.
#Als bestuurder de mobiele communica-
tieapparaten alleen bedienen wanneer
de auto stilstaat.
#Als inzittende mobiele communicatieap-
paratuur alleen gebruiken op daarvoor
geschikte plaatsen, bijvoorbeeld ach-
terin .
Bij het gebruik van mobiele communicatieappara-
tuur en het multimediasysteem in de auto de wet-
telijke voorschrien in acht nemen van het land
waarin u zich bevindt.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergen van voorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grote voorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
De verdere aanwijzingen met betrekking tot het
correct opbergen van mobiele communicatieap-
paratuur in acht nemen:
RBeladen van de auto (/ pagina 194)
ROpbergvak en beveiliging van de mobiele tele-
foon (/ pagina 218)
Meer informatie is verkrijgbaar bij een Mercedes-
Benz-servicewerkplaats of onder: https://
www.mercedes-benz-mobile.com/
508 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Overzicht telefoonmenu
1Bluetooth®-apparaatnaam van de momenteel
verbonden mobiele telefoon(s)
2Bluetooth® apparaatnaam van de andere
momenteel verbonden mobiele telefoon(s)
3Veldsterkte van het mobiele-telefoonnet
4Batterijstatus van de verbonden mobiele tele-
foon
5Opties
6Berichten
7Apparaten oproepen
8Cijferblok
9Contact zoeken starten
Overzicht Bluetooth® proelen
Bluetooth®-proel van
de mobiele telefoon
Functie
PBAP (Phone Book
Access Prole) Contacten worden
automatisch weerge-
geven op het multime-
diasysteem
MAP (Message Access
Prole) Berichtenfuncties kun-
nen worden gebruikt
HFP (Hands-Free
Prole) Draadloze telefoon is
beschikbaar
Overzicht telefoonfuncties
Afhankelijk van de uitrusting zijn de volgende tele-
foonfuncties beschikbaar:
REen mobiele telefoon is via Bluetooth® met het
multimediasysteem verbonden
(/ pagina 510).
RTwee mobiele telefoons zijn via Bluetooth®
met het multimediasysteem verbonden
(tweede telefoonfunctie) (/ pagina 510).
-Met beide mobiele telefoons kunt u alle
functies van het multimediasysteem
gebruiken.
%De Bluetooth®-audio-functionaliteit kan onaf-
hankelijk hiervan met een willekeurige
mobiele telefoon worden gebruikt
(/ pagina 559).
Informatie over telefonie
In de volgende situaties kunnen gesprekken tij-
dens het rijden worden onderbroken:
RIn een gebied is er onvoldoende netwerkdek-
king beschikbaar.
RU wisselt van het ene naar het andere zend-
en ontvangststation en in de nieuwe cel is
geen gesprekskanaal vrij.
RDe gebruikte simkaart is niet compatibel met
het beschikbare netwerk.
REen mobiele telefoon met Twin Card is met de
tweede simkaart tegelijkertijd in het netwerk
aangemeld.
Het multimediasysteem ondersteunt voor een
betere spraakkwaliteit gesprekken in HD Voice®.
MBUX multimediasysteem 509
F247 0072 07
Daarvoor moeten de mobiele telefoons en de
mobiele-telefoonaanbieder van de gesprekspart-
ner HD Voice® ondersteunen.
De spraakkwaliteit kan wijzigen afhankelijk van de
kwaliteit van de verbinding.
Mobiele telefoon aanmelden
Voorwaarden
RBluetooth® op de mobiele telefoon is inge-
schakeld (zie de handleiding van de fabrikant).
RBluetooth® op multimediasysteem is ingescha-
keld (/ pagina 450).
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Z
5Apparaten 5Apparaten
Mobiele telefoon zoeken
#Nieuw apparaat verbinden selecteren.
Mobiele telefoon autoriseren
#Een mobiele telefoon selecteren.
Op het multimediasysteem en op de mobiele
telefoon verschijnt een code.
#Codes komen overeen: Op de mobiele tele-
foon bevestigen.
%Bij oudere mobiele telefoons voor de autorisa-
tie een 1- tot 16-cijferige code in de mobiele
telefoon en in het multimediasysteem invoe-
ren.
%Er kunnen tot vijien mobiele telefoons bij het
multimediasysteem worden geautoriseerd.
Geautoriseerde mobiele telefoons worden
automatisch opnieuw aangemeld.
%De verbonden mobiele telefoon kan ook als
Bluetooth® audioapparatuur worden gebruikt
(/ pagina 559).
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Tweede mobiele telefoon koppelen (tweede
telefoonfunctie)
Voorwaarden
REr is ten minste al één mobiele telefoon via
Bluetooth® met het multimediasysteem ver-
bonden.
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Z
5Apparaten 5Apparaten
#Nieuw apparaat verbinden selecteren.
#De mobiele telefoon selecteren.
#In sommige gevallen verschijnt de vraag om
de selectie van het mobiele telefoonpaar te
bevestigen door het selecteren van de optie
Apparaatnaam 1 + Apparaatnaam 2.
De geselecteerde mobiele telefoon wordt ver-
bonden met het multimediasysteem.
Van mobiele telefoon wisselen (tweede tele-
foonfunctie)
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon
De twee mobiele telefoons worden afzonderlijk
weergegeven in verschillende tabbladen.
#Het tabblad met de gewenste mobiele telefoon
selecteren.
Door het tabblad van een bepaalde mobiele
telefoon te selecteren, wordt de bijbehorende
telefooninhoud weergegeven.
510 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Door het andere tabblad te selecteren kan de
weergave worden gewijzigd naar de andere
telefoon.
De submenu's in het menu Telefoon (bijvoor-
beeld contacten, gespreksgeschiedenis,
berichten) met uitzondering van de telefoonin-
stellingen hebben betrekking op de momen-
teel geselecteerde mobiele telefoon. In de
telefooninstellingen kunnen instellingen voor
beide mobiele telefoons worden uitgevoerd.
Functie van een mobiele telefoon wijzigen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Z
5Apparaten 5Apparaten
Functie activeren
#In de regel van een mobiele telefoon een grijs
symbool selecteren.
De betreende functie wordt geactiveerd.
Functie deactiveren
#Een functie is actief: In de regel van een
mobiele telefoon het gekleurde symbool selec-
teren.
De mobiele telefoon wordt losgekoppeld van
het multimediasysteem.
#Meerdere functies zijn actief: In de regel van
een mobiele telefoon een actieve functie
deactiveren.
De betreende functie wordt gedeactiveerd.
Mobiele telefoons vervangen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Z
5Apparaten 5Apparaten
Geen geautoriseerde mobiele telefoon beschik-
baar:
#Nieuw apparaat verbinden selecteren.
#Een mobiele telefoon selecteren.
#Nieuw geautoriseerde mobiele telefoon: De
cijfercode op de mobiele telefoon bevestigen.
Gebruik in de single-telefoonmodus
#Apparaatnaam selecteren.
Een nieuw geautoriseerde mobiele telefoon
wordt in de single-telefoonmodus verbonden.
Wanneer de mobiele telefoon reeds geautori-
seerd en in de single-telefoonmodus verbon-
den was, wordt deze weer in de single-tele-
foonmodus verbonden.
Wanneer een mobiele telefoon reeds geautori-
seerd en in de tweede telefoonfunctie met een
andere mobiele telefoon verbonden was, kan
eventueel de vraag verschijnen of de mobiele
telefoon voortaan in de single-telefoonmodus
of in de tweede telefoonfunctie met een
andere mobiele telefoon moet worden verbon-
den.
#De vraag over de bedrijfsstand (single-tele-
foonmodus of tweede telefoonfunctie) indien
nodig bevestigen door het selecteren van de
optie Apparaatnaam.
MBUX multimediasysteem 511
F247 0072 07
Gebruik in de tweede telefoonfunctie
#Apparaatnaam 1 + Apparaatnaam 2 selecte-
ren.
Een nieuw geautoriseerde mobiele telefoon
wordt met de geselecteerde mobiele telefoon
in de tweede telefoonfunctie verbonden.
Wanneer de mobiele telefoon reeds geautori-
seerd was en in de single-telefoonmodus ver-
bonden was, wordt deze voortaan samen met
de geselecteerde mobiele telefoon in de
tweede telefoonfunctie verbonden.
Wanneer de mobiele telefoon eerder met een
andere mobiele telefoon verbonden was,
wordt deze verbinding gewist.
Mobiele telefoon loskoppelen of verwijderen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Z
5Apparaten
Mobiele telefoon loskoppelen
#Verbreken selecteren.
Wanneer de auto weer wordt gestart, wordt de
mobiele telefoon zo nodig automatisch
opnieuw verbonden.
Mobiele telefoon verwijderen
#Apparaten selecteren.
#In de regel van de mobiele telefoon Ä
selecteren.
#Apparaat wissen selecteren.
De mobiele telefoon wordt uit het systeem
verwijderd.
Mobiele telefoon via Near Field Communication
(NFC) gebruiken
Voorwaarden
RNFC op de mobiele telefoon is ingeschakeld
(zie de handleiding van de fabrikant).
RHet beeldscherm van de mobiele telefoon is
ingeschakeld en ontgrendeld (zie de handlei-
ding van de fabrikant).
Mobiele telefoon aanmelden
#De NFC-interface van de mobiele telefoon (zie
de handleiding van de fabrikant) bij de mat 1
houden of de mobiele telefoon met het display
omhoog op de mat 1 leggen.
#De verdere aanwijzingen op het mediadisplay
volgen voor het verbinden van de mobiele tele-
foon. Mobiele telefoon in de single-telefoon-
modus verbinden (/ pagina 510). Mobiele
telefoon in de tweede telefoonfunctie verbin-
den (/ pagina 510).
512 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Mobiele telefoon vervangen
#De NFC-interface van de mobiele telefoon (zie
de handleiding van de fabrikant) tegen de
NFC-interface 1 in het voorste opbergvak
houden.
#De verdere aanwijzingen op het mediadisplay
volgen voor het vervangen van de mobiele
telefoon in de single- of tweede telefoonfunc-
tie (/ pagina 510).
#Eventueel aanwijzingen op uw mobiele tele-
foon bevestigen (zie de handleiding van de
fabrikant).
%Wanneer uw mobiele telefoon draadloos opla-
den ondersteunt, kan deze op de oplaadmat
worden opgeladen (/ pagina 218).
%Wanneer de mobiele telefoon niet oplaadt,
NFC op de mobiele telefoon uitschakelen (zie
de handleiding van de fabrikant).
Meer informatie vindt u op: https://
www.mercedes-benz-mobile.com/
Ontvangst- en overdrachtsvolume instellen
Voorwaarden
REr is een mobiele telefoon verbonden
(/ pagina 510).
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Z
5Apparaten 5Apparaten
Deze functie maakt een optimale spraakkwaliteit
mogelijk.
%In acht nemen dat de betreende mobiele
telefoon moet worden geselecteerd om het
ontvangst- en overdrachtsvolume aan te pas-
sen.
#In de regel van de mobiele telefoon Ä
selecteren.
#Volume selecteren.
#Het ontvangst- en overdrachtsvolume via Ont-
vangstvolume en Zendvolume instellen.
Meer over het geadviseerde ontvangst- en zend-
volume: https://www.mercedes-benz-
mobile.com/
Beltoon instellen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Z 5Beltonen
#De beltoon instellen.
%Als de mobiele telefoon de overdracht van de
beltoon ondersteunt, hoort u de beltoon van
de mobiele telefoon in plaats van die van het
audiosysteem van de auto.
Spraakherkenning van de mobiele telefoon
starten of stoppen
Voorwaarden
RTen minste één mobiele telefoon is met het
multimediasysteem verbonden
(/ pagina 510).
RHet tabblad met de mobiele telefoon waarop
de spraakherkenning moet worden gestart, is
geselecteerd (/ pagina 510).
MBUX multimediasysteem 513
F247 0072 07
Spraakherkenning van de mobiele telefoon star-
ten
#In het multifunctioneel stuurwiel de toets
£ langer dan een seconde indrukken.
De spraakherkenning van de momenteel gese-
lecteerde mobiele telefoon wordt gestart.
Spraakherkenning van de mobiele telefoon stop-
pen
#In het multifunctioneel stuurwiel de toets
8 of ~indrukken.
%Altijd wanneer een mobiele telefoon via
Smartphone-integratie is verbonden, wordt de
spraakherkenning van deze mobiele telefoon
gestart of gestopt.
Aanwijzing met betrekking tot contactadviezen
Het multimediasysteem kan op basis van vaak
gebruikte contacten, uitgaande oproepen en sms-
berichten contactadviezen weergeven. Daartoe
moet de optie Contactadviezen toestaan inge-
schakeld zijn (/ pagina 453).
Wanneer u de oproeplijst of het berichten-menu
opent, krijgt u de contacten te zien die u kunt bel-
len of een bericht kunt sturen. De adviezen wor-
den in het tabblad Adviezen weergegeven.
%Het multimediasysteem gebruikt de inhoud
van de berichten niet voor adviezen.
Opties voor contactadviezen selecteren
Voorwaarden
RDe optie Contactadviezen toestaan is inge-
schakeld (/ pagina 453).
RHet multimediasysteem hee voldoende gege-
vens verzameld om contactadviezen weer te
geven.
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon
#Oproeplijst of Contacten selecteren.
#Adviezen selecteren.
#In de regel van het voorgestelde contact Ä
selecteren.
De volgende opties zijn beschikbaar:
RNu niet voorstellen
Gesprekken
Telefoneren
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon
Bellen via nummerinvoer
#_ selecteren.
#Een nummer invoeren.
#R selecteren.
De oproep wordt tot stand gebracht.
Oproep aannemen
#R Aannemen selecteren.
Oproep weigeren
#k Weigeren selecteren.
Op oproep antwoorden met bericht
#s Bericht selecteren.
Gesprek beëindigen
#k selecteren.
514 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Gesprek naar to-do-lijst van In-Car Oce overzet-
ten
#À Naar In-Car Office Call to-do-lijst over-
zetten selecteren.
Functies tijdens oproep activeren
De volgende functies zijn beschikbaar tijdens het
bellen:
Rk Gespr. beëind.
Rm Microfoon uit
R_ Cijferblok (weergeven voor het verzen-
den van DTMF-tonen)
RÁ Gesprek toev.
RHandsfree
Het gesprek bijvoorbeeld naar Voor, Achter of
Alle zitplaatsen doorgeven.
RPrivémodus
Het gesprek bijvoorbeeld aan de telefoon of
hoofdtelefoon doorgeven.
#Een functie selecteren.
%In acht nemen, dat de functies en symbolen
afhankelijk van de uitrusting van de auto kun-
nen verschillen.
Gesprek met meerdere deelnemers voeren
Voorwaarden
REr is een actief gesprek aanwezig
(/ pagina 514).
REr is nog een gesprek tot stand gebracht.
Tussen de gesprekken heen en weer schakelen
#Het contact selecteren.
Het geselecteerde gesprek is actief. Het
andere gesprek wordt in de wacht gezet.
In de wacht gezet gesprek activeren
#Het contact van het in de wacht gezette
gesprek selecteren.
Conferentiegesprek voeren
#Â Conferentie selecteren.
De nieuwe gespreksdeelnemer wordt opgeno-
men in de conferentie.
Actief gesprek beëindigen
#k Gespr. beëind. selecteren.
%Bij sommige mobiele telefoons wordt het vast-
gehouden gesprek direct na het beëindigen
van het actieve gesprek geactiveerd.
Wisselgesprek aannemen of weigeren
Voorwaarden
REr is een actief gesprek aanwezig
(/ pagina 514).
Wanneer tijdens een gesprek een andere oproep
wordt ontvangen, verschijnt er een aanwijzing.
Afhankelijk van de mobiele telefoon en provider
mobiel netwerk klinkt er een aanklopsignaal.
Als alternatief hoort u bij de tweede telefoonfunc-
tie een geluidssignaal, wanneer de oproep bij de
andere (nog niet actieve) mobiele telefoon binnen-
komt.
#R Aannemen selecteren.
De binnenkomende oproep is actief.
Wanneer slechts één mobiele telefoon met het
multimediasysteem is verbonden, wordt het
vorige gesprek vastgehouden.
MBUX multimediasysteem 515
F247 0072 07
Wanneer u in de tweede telefoonfunctie tij-
dens een gesprek een oproep op de andere
mobiele telefoon beantwoordt, wordt de
bestaande oproep beëindigd.
of
#Bericht selecteren.
Het binnenkomende gesprek wordt niet aan-
genomen.
U antwoordt met een bericht.
of
#k Weigeren selecteren.
%De functie en het gedrag zijn afhankelijk van
de provider van het mobiele netwerk en de
mobiele telefoon (zie de handleiding van de
fabrikant).
Toegangscode voor internationale oproepen
gebruiken
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5_
#De "0" ingedrukt houden, tot een "+" in het
selectieveld verschijnt.
#De cijfers van het landnummer, netnummer en
het abonneenummer invoeren.
#R selecteren.
De oproep wordt tot stand gebracht.
Contacten
Informatie over het menu Contacten
Het contacten-menu bevat alle contacten uit de
aanwezige gegevensbronnen, zoals de mobiele
telefoon of de gegevensdrager.
Afhankelijk van de gegevensbron kan het volgende
aantal contacten worden opgeslagen/geladen:
Rpermanent opgeslagen contacten: 3000
records
RVan de mobiele telefoon gedownloade contac-
ten: 5000 records per mobiele telefoon
Vanuit het menu Contacten kunnen de volgende
acties worden uitgevoerd:
RTelefoneren, bijvoorbeeld een contact bellen
(/ pagina 518)
RNavigeren (/ pagina 468)
RBerichten opstellen (/ pagina 519)
ROverige opties (/ pagina 518)
De contacten van de mobiele telefoon worden
automatisch weergegeven wanneer een mobiele
telefoon met het multimediasysteem is verbonden
(/ pagina 510).
Favorietencontacten van de mobiele telefoon
Wanneer de mobiele telefoon deze functie onder-
steunt, worden de favorieten van de mobiele tele-
foon automatisch geladen en verschijnen deze in
het overzicht van het telefoonmenu.
Contact oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Contacten
De volgende mogelijkheden zijn beschikbaar voor
het zoeken naar contacten:
RZoeken naar initialen
RZoeken op naam
RZoeken naar telefoonnummer
#De tekens in het zoekveld invoeren.
#Het contact selecteren.
516 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Een contact kan de volgende gegevens bevatten:
RTelefoonnummers
RNavigatie-adressen
RInternetadres
RE-mailadressen
RRelatie (indien ingesteld)
Naamformaat van de contacten wijzigen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Z
#Contacten selecteren.
#Naamformaat selecteren.
#Een optie selecteren.
Overzicht voor het importeren van contacten
Contacten in het contacten-menu importeren
Bron Voorwaarden
°Usb-apparaat Het usb-apparaat is op
de usb-aansluiting
aangesloten.
Mobiele telefoon Een mobiele telefoon
is via Bluetooth® met
het multimediasys-
teem verbonden.
Contacten zijn
beschikbaar.
%Houd er rekening mee dat de geïmporteerde
contacten in de auto blijven en onafhankelijk
van de verbonden mobiele telefoon altijd toe-
gankelijk zijn.
Contacten in het contacten-menu importeren
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Z
5Contacten 5Contacten importeren
#Een mobiele telefoon <Apparaatnaam> selec-
teren, waarvandaan de contacten moeten wor-
den geïmporteerd.
#Een optie selecteren.
Contact van de mobiele telefoon opslaan
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Contacten
#In de regel van het contact van de mobiele
telefoon r selecteren.
#Ä selecteren.
#Opslaan selecteren.
#Ja selecteren.
Het in het multimediasysteem opgeslagen
contact wordt aangeduid met het MBUX sym-
bool.
MBUX multimediasysteem 517
F247 0072 07
Contact bellen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Contacten
#ª Contact zoeken selecteren.
#De tekens in het zoekveld invoeren.
#Het contact selecteren.
#Het telefoonnummer selecteren.
Het nummer wordt gekozen.
Overige opties in het contacten-menu selecte-
ren
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Contacten
#In de regel van het contact r selecteren.
#Ä selecteren.
#Een optie selecteren.
Contacten wissen
Voorwaarden
RDe contacten zijn in de auto opgeslagen.
RVoor het wissen van een afzonderlijk contact
werd dit handmatig in de auto ingevoerd.
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon
Alle contacten wissen
#Z selecteren.
#Contacten selecteren.
#Alle MBUX contacten wissen selecteren.
#Een optie selecteren.
Een contact wissen
#Contacten selecteren.
#In de regel van het contact r selecteren.
#Ä selecteren.
#Contact wissen selecteren.
#Ja selecteren.
Oproeplijst
Overzicht van de oproeplijst
Afhankelijk van of uw mobiele telefoon het Blue-
tooth® proel PBAP wel of niet ondersteunt, kan
deze verschillende eecten op de weergave en
functies van de oproeplijst hebben.
Wanneer het Bluetooth® proel PBAP wordt
ondersteund, hee dit onderstaande gevolgen:
RDe oproeplijsten van de mobiele telefoon wor-
den op het multimediasysteem weergegeven.
RBij het verbinden van de mobiele telefoon
moet de verbinding voor het Bluetooth® proel
PBAP eventueel worden bevestigd.
Wanneer het Bluetooth® proel PBAP niet wordt
ondersteund, hee dit onderstaande gevolgen:
RHet multimediasysteem genereert zelf een
oproeplijst, zodra gesprekken in de auto wor-
den gevoerd.
RDe oproeplijst is niet synchroon met de
oproeplijsten op uw mobiele telefoon.
Oproep uit oproeplijst voeren
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon
#ª Oproeplijst selecteren.
#Een item selecteren.
De oproep wordt tot stand gebracht.
518 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Overige opties in de oproeplijst selecteren
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon
#ª Oproeplijst selecteren.
#Bij de contacten die in het adresboek aanwe-
zig zijn: Opties selecteren.
De contactgegevens worden opgeroepen.
#Bij de contacten waarbij alleen een nummer
wordt weergegeven (niet in het adresboek
aanwezig): ç selecteren.
Nummerlijst wissen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5<Apparaatnaam>
5Z 5Apparaten
#Oproeplijst wissen selecteren.
#Ja selecteren.
%Deze functie is alleen beschikbaar als uw
mobiele telefoon het Bluetooth® proel PBAP
niet ondersteunt.
Sms
Overzicht van de berichten-functies
In het berichtenmenu kunt u sms-berichten ont-
vangen en met behulp van de MBUX spraakassis-
tent opstellen en verzenden.
Als de verbonden mobiele telefoon het Bluetooth®
proel MAP ondersteunt, kunnen op het multime-
diasysteem de berichten-functies worden
gebruikt.
Meer informatie over instellingen en onder-
steunde functies van voor Bluetooth® geschikte
mobiele telefoons is verkrijgbaar bij een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats of via: https://
www.mercedes-benz-mobile.com/
Bij sommige mobiele telefoons zijn na de verbin-
ding met het multimediasysteem verdere instellin-
gen nodig om de berichtenfunctionaliteit te active-
ren (zie de handleiding van de fabrikant).
Berichtenweergave instellen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5<Apparaatnaam>
5Z 5Apparaten
#Berichtenweergave selecteren.
#Aan of Uit selecteren.
Bericht lezen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5<Apparaatnaam>
5ç
Voorleesfunctie gebruiken
Er wordt een berichtenlijst weergegeven.
#Voor het voorlezen het symbool ¬ bij een
conversatie selecteren.
Het bericht wordt voorgelezen.
Nieuw bericht opstellen en verzenden
Voorwaarden
REr is een internetverbinding aanwezig.
RTen minste één mobiele telefoon met beschik-
bare ontvangst is verbonden.
MBUX multimediasysteem 519
F247 0072 07
RDe berichtenfunctie op de mobiele telefoon
moet zo nodig geactiveerd zijn.
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5<Apparaatnaam>
5ç
#Via de MBUX spraakassistent de gesproken
opdracht Stuur een bericht aan uitspreken en
het gewenste contact benoemen
(/ pagina 415).
Tekst dicteren
#Het bericht inspreken.
U wordt door de spraakdialoog geleid.
Een bericht in de berichtengeschiedenis beant-
woorden
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5<Apparaatnaam>
5ç
Er wordt een berichtenlijst weergegeven.
#r naast een contact selecteren.
De berichtgeschiedenis van het contact wordt
geopend. U wordt met behulp van een spraak-
dialoog door de stappen geleid.
#Het bericht inspreken.
Bericht doorsturen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5<Apparaatnaam>
5ç
Er wordt een berichtenlijst weergegeven.
#De gesproken opdracht Bericht doorsturen
uitspreken.
U wordt door de spraakdialoog geleid.
Afzender van een bericht bellen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5<Apparaatnaam>
5ç
Er wordt een berichtenlijst weergegeven.
#r naast een contact selecteren.
De berichtgeschiedenis van het contact wordt
geopend.
#Ä selecteren.
#Bellen selecteren.
Telefoonnummer, URL of e-mailadres uit een
sms gebruiken
Voorwaarden
RVoor het oproepen van een URL is een inter-
netverbinding aanwezig.
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5<Apparaatnaam>
5ç
Er wordt een berichtenlijst weergegeven.
#r naast een contact selecteren.
De berichtgeschiedenis van het contact wordt
geopend.
#Een telefoonnummer of een URL in het bericht
selecteren.
Bij het selecteren van een URL wordt de web-
browser geopend.
Bij het selecteren van een telefoonnummer
zijn de volgende opties beschikbaar:
RBellen
520 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
RNieuw bericht
of
#Wanneer In-Car Oce en e-mail-functies
beschikbaar zijn: Een e-mailadres selecteren.
In-Car Oce opent.
%De beschikbaarheid van In-Car Oce verschilt
per land.
#Een optie selecteren.
Bericht wissen
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5<Apparaatnaam>
5ç
Er wordt een berichtenlijst weergegeven.
#Een contact selecteren.
#Lang op een bericht drukken.
#Bericht wissen: Wissen selecteren.
In-Car Oce
Functies van In-Car Oce
Met In-Car Oce kunt u uw online-services met
het multimediasysteem verbinden.
De volgende functies staan ter beschikking:
RAgenda
Afspraken weergeven en acties activeren, bij-
voorbeeld voorlezen, bellen, navigeren
RE-mail
E-mails lezen, voorlezen en opstellen, beant-
woorden en doorsturen
RTaken en telefoongesprekken
Taken en gemarkeerde telefoongesprekken
beheren
RSpraakinvoer
Afspraken/herinneringen en taken opstellen
%Als alternatief kan de tekst met de MBUX
spraakassistent of met de dicteerfunctie wor-
den ingesproken.
Meer informatie over de MBUX spraakassis-
tent (/ pagina 416).
%In acht nemen dat bepaalde functies alleen
beschikbaar zijn wanneer de auto stilstaat.
In-Car Oce oproepen
Voorwaarden
RU beschikt over een Mercedes me gebruikers-
account.
RDe dienst In-Car Oce is in uw Mercedes me
gebruikersaccount geactiveerd.
RU beschikt over een gebruikersaccount bij een
online-dienst, bijvoorbeeld bij Oce 365 of bij
Gmail.
Daarmee kunnen afspraken, e-mails en taken
worden gesynchroniseerd en gereed worden
gezet.
Multimediasysteem:
4© 5Apps
#In-Car Office selecteren.
Een aantal functies van In-Car Oce kan wor-
den opgeroepen.
Gebruikersaccount koppelen
#De gewenste onlineservice selecteren.
#De QR-code scannen.
#De aanwijzingen op het apparaat volgen.
MBUX multimediasysteem 521
F247 0072 07
Kalenderfunctie in In-Car Oce selecteren
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5In-Car Office
5Agenda
#Een afspraak selecteren.
De volgende functies zijn beschikbaar:
R. Voorlezen
RR Bellen
RZ Navigeren
RE Wissen
#Een functie selecteren.
%Indien overeenkomstige afspraakinformatie is
opgeslagen, zijn functies beschikbaar.
Voorbeelden daarvan zijn:
RWanneer voor een afspraak een telefoon-
nummer is opgeslagen, is Bellen beschik-
baar.
RWanneer in het online account een navi-
geerbaar adres voor de afspraak is opge-
slagen, is Navigeren beschikbaar.
Functies van Taken & Gesprekken in In-Car
Oce selecteren
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5In-Car Office
5Taken & gesprekken
#Een functie voor een invoer selecteren.
De volgende functies zijn beschikbaar:
RVoorlezen .
ROpbellen R
Voor deze takenfunctie is een telefoonnummer
vereist.
RAls afgehandeld markeren O
Bij de actuele bewerking kan een item dat als
afgehandeld is gemarkeerd door het verwijde-
ren van het vinkje weer als openstaand wor-
den gemarkeerd.
RWissen E
RDetails weergeven r
Invoer in Taken & Gesprekken als afgehandeld
markeren
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5In-Car Office
5Taken & gesprekken
#Taken & gesprekken selecteren.
Er verschijnt een overzicht.
#O selecteren.
E-mails lezen en beheren
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5In-Car Office 5E-mail
#Een e-mail selecteren.
De e-mail wordt geopend.
Verdere functies zijn beschikbaar:
R. E-mail voorlezen
Re E-mail beantwoorden (/ pagina 523)
R¥ E-mail doorsturen aan (/ pagina 523)
RE E-mail wissen
522 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Nieuwe e-mail opstellen
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5In-Car Office 5E-mail
#W E-mail opstellen selecteren.
#f selecteren.
#E-mailadres via het toetsenbord vrij invoeren.
of
#E-mailadres uit contacten selecteren.
%Contacten kunnen uit het contacten-menu of
uit de gekoppelde online-services, bijvoor-
beeld Oce 365 of Gmail, worden gebruikt.
Meer informatie over het contacten-menu
(/ pagina 516).
%In acht nemen dat het schrijven van e-mails
alleen mogelijk is wanneer de auto stilstaat.
#Het onderwerp en de tekst van de e-mail in de
betreende velden invoeren via het toetsen-
bord.
#Verzenden selecteren.
E-mails beantwoorden
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5In-Car Office 5E-mail
#Een e-mail selecteren.
#Beantwoorden selecteren.
#De tekst van de e-mail in het betreende veld
invoeren via het toetsenbord.
#Verzenden selecteren.
%In acht nemen dat het schrijven van e-mails
alleen mogelijk is wanneer de auto stilstaat.
E-mail doorsturen
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5In-Car Office 5E-mail
#Een e-mail selecteren.
#Doorsturen selecteren.
#Met bijlage doorsturen: Doorsturen met bij-
lage selecteren.
%Contacten kunnen uit het contacten-menu of
uit de gekoppelde online-services worden
gebruikt, bijvoorbeeld Oce 365 of Gmail.
Informatie over het contacten-menu
(/ pagina 516).
%Het met een bijlage doorsturen is alleen
mogelijk als een bijlage aanwezig is.
#Zonder bijlage doorsturen: Doorsturen zon-
der bijlage selecteren.
#De tekst van de e-mail in het betreende veld
invoeren via het toetsenbord.
#Verzenden selecteren.
In-Car Oce via MBUX spraakassistent en dic-
teerfunctie bedienen
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5In-Car Office 5E-mail
In-Car Oce via dicteerfunctie bedienen
De dicteerfunctie biedt u de mogelijkheid, teksten
zoals het onderwerp of de tekst van een e-mail in
te spreken in plaats van de inhoud via het toetsen-
bord in te voeren.
MBUX multimediasysteem 523
F247 0072 07
%De dicteerfunctie is niet overal en onbeperkt
beschikbaar. Voor de initiële activering van de
functie kan het accepteren van de Mercedes
me connect gebruiksvoorwaarden in uw
Mercedes me gebruikersaccount noodzakelijk
zijn.
Hierna wordt als voorbeeld aangegeven, hoe u het
onderwerp en de tekst van een e-mail kunt inspre-
ken.
#W E-mail opstellen selecteren.
#Ontvanger toevoegen via f.
#p selecteren.
De dicteerfunctie wordt gestart.
#Het onderwerp en de tekst van de e-mail
inspreken.
Na verwerking van de spraakinvoer wordt dit
als tekst weergegeven.
#Verzenden selecteren.
In-Car Oce via MBUX spraakassistent bedienen
Met de spraakbediening van de MBUX spraakas-
sistent kunt u verschillende functies van In-Car
Oce bedienen en teksten inspreken.
%Meer informatie over de bediening van de
MBUX spraakassistent (/ pagina 415).
Hierna wordt als voorbeeld een aantal gesproken
opdrachten uitgevoerd die u voor de bediening
van In-Car Oce kunt gebruiken.
#Nieuwe e-mail schrijven: De gesproken
opdracht Schrijf een e-mail aan Peter Mulder
uitspreken.
U wordt door de dialoog geleid.
#E-mail beantwoorden: De gesproken opdracht
Antwoord op e-mail uitspreken.
U wordt door de dialoog geleid.
#E-mail doorsturen: De gesproken opdracht E-
mail doorsturen uitspreken.
De tekst van de e-mail inspreken.
#Taken weergeven: De gesproken opdracht
Toon mijn taken uitspreken.
De taak/taken worden weergegeven.
#Agenda-item opstellen: De gesproken
opdracht Maak een kalenderinvoer voor mor-
gen om 9 uur uitspreken.
U wordt door de dialoog geleid.
Apple CarPlay®
Overzicht Apple CarPlay®
&WAARSCHUWING Gevaar voor aeiding
door informatiesystemen en communica-
tieapparatuur
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde informatiesystemen en communicatie-
apparatuur bedient, kunt u van de verkeerssi-
tuatie worden afgeleid. Bovendien kunt u de
controle over de auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen wan-
neer de verkeerssituatie dit toelaat.
#Wanneer dit niet kan worden gewaar-
borgd, op een veilige plek stoppen en de
invoering wanneer de auto stilstaat uit-
voeren.
Bij het gebruik van het multimediasysteem de wet-
telijke bepalingen in acht nemen van het land
waar u zich op dat moment bevindt.
Met Apple CarPlay® kunnen iPhone®-functies via
het multimediasysteem worden gebruikt. De
bediening gebeurt via touchscreen, Touch-Control
524 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
of spraakbediening Siri®. De spraakbediening kan
worden geactiveerd door het lang indrukken van
de toets £ in het multifunctioneel stuurwiel.
%Het multimediasysteem kunt u nog steeds via
de MBUX spraakassistent door het kort
indrukken van de toets £ in het multifunc-
tioneel stuurwiel bedienen (/ pagina 415).
Er kan altijd maar één iPhone® via Apple CarPlay®
met het multimediasysteem verbonden zijn.
Ook bij de tweede telefoonfunctie kan bij het
gebruik van Apple CarPlay® slechts één andere
mobiele telefoon via Bluetooth® met het multime-
diasysteem verbonden zijn.
Aangezien de toegang tot de iPhone® in het geval
van een actieve CarPlay®-sessie door de MBUX
wordt beperkt, zijn niet alle MBUX-functies (o.a.
kiezen uit het adresboek) volledig beschikbaar
voor het verbonden apparaat. In dat geval Apple
CarPlay® gebruiken.
De volledige functionaliteit van Apple CarPlay® is
alleen mogelijk met een internetverbinding.
De beschikbaarheid van Apple CarPlay® kan per
land variëren.
Voor de applicatie en de daarmee verbonden ser-
vices en inhouden is de betreende provider ver-
antwoordelijk.
Apple CarPlay® is een geregistreerd handelsmerk
van Apple Inc.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Informatie over Apple CarPlay®
Het Apple CarPlay®-symbool in de statusregel
wisselt binnen Apple CarPlay® naar de weergave
die het laatst actief was.
Wanneer op de mobiele telefoon een routebege-
leiding wordt gestart terwijl er op het multimedia-
systeem een routebegeleiding actief is, wordt
deze beëindigd.
iPhone® via Apple CarPlay® verbinden (kabel)
Voorwaarden
RDe actuele besturingssysteem-versie van uw
apparaat wordt gebruikt (zie de handleiding
van de fabrikant).
%De eerste activering van Apple CarPlay® via
het multimediasysteem moet om veiligheids-
redenen worden uitgevoerd wanneer de auto
stilstaat en de parkeerrem is bediend.
#De iPhone® via een geschikte kabel met een
usb-aansluiting van het multimediasysteem
verbinden (/ pagina 558).
Nadat de applicatie voor de eerste keer is ver-
bonden, verschijnt een melding met betrek-
king tot de gegevensbeveiligingsbepalingen.
#Wanneer de applicatie moet worden gestart,
Accepteren & starten selecteren.
of
#De apparatenmanager openen
(/ pagina 510).
#Apple CarPlay® via het betreende symbool
naast de apparaatnaam starten.
%Eventueel verschijnt ook hier een melding met
betrekking tot de gegevensbeveiligingsbepa-
lingen.
#Indien nodig het gebruik van Apple CarPlay®
op uw iPhone® bevestigen.
MBUX multimediasysteem 525
F247 0072 07
Apple CarPlay® verlaten
#© selecteren.
of
#De toets © in het multifunctioneel stuur-
wiel (MBUX multimediasysteem) indrukken.
%Indien Apple CarPlay® vóór de laatste loskop-
peling niet op de voorgrond werd weergege-
ven, start de applicatie weer op de achter-
grond wanneer opnieuw verbinding wordt
gemaakt. U kunt Apple CarPlay® via het Apple
CarPlay®-symbool in de statusregel oproepen.
iPhone® via Apple CarPlay® verbinden (draad-
loos)
Voorwaarden
RDe actuele besturingssysteem-versie van uw
apparaat wordt gebruikt (zie de handleiding
van de fabrikant).
RBluetooth® op het apparaat is ingeschakeld
(zie de handleiding van de fabrikant).
RHet apparaat is "zichtbaar" voor andere appa-
raten.
%De eerste activering van Apple CarPlay® via
het multimediasysteem moet om veiligheids-
redenen worden uitgevoerd wanneer de auto
stilstaat en de parkeerrem is bediend.
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Z
5Apparaten
#De mobiele telefoon via Bluetooth® verbinden
(/ pagina 510).
Nadat de applicatie voor de eerste keer is ver-
bonden, verschijnt een melding met betrek-
king tot de gegevensbeveiligingsbepalingen.
#Wanneer de applicatie moet worden gestart,
OK & Apple CarPlay starten selecteren.
#Indien nodig het gebruik van Apple CarPlay®
op uw iPhone® bevestigen.
%Het is op elk gewenst moment mogelijk om in
de apparatenlijst om te schakelen tussen een
verbinding via Bluetooth® of via Apple Car-
Play® (draadloos).
%Wanneer u reeds een mobiele telefoon via
Bluetooth® verbonden hebt, kunt u voor het
gebruik van Apple CarPlay® via de apparaten-
manager een extra iPhone® via Bluetooth®
verbinden.
Apple CarPlay® verlaten
#© selecteren.
of
#De toets © op de Touch-Control (MBUX
multimediasysteem) indrukken.
%Indien Apple CarPlay® vóór de laatste loskop-
peling niet op de voorgrond werd weergege-
ven, start de applicatie weer op de achter-
grond wanneer opnieuw verbinding wordt
gemaakt. U kunt Apple CarPlay® via het Apple
CarPlay®-symbool in de statusregel oproepen.
Klankinstellingen van Apple CarPlay® oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Audio
#De klankinstellingen selecteren.
Apple CarPlay® beëindigen
#In de apparatenmanager (telefoon, media) het
Apple CarPlay®-symbool selecteren dat zich
526 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
naast de apparaatnaam van de iPhone®
bevindt.
%Als Apple CarPlay® opnieuw moet worden
gestart, het Apple CarPlay®-symbool in de
apparatenmanager in de applicaties Telefoon
of Media selecteren.
%Indien Apple CarPlay® vóór de laatste loskop-
peling niet op de voorgrond werd weergege-
ven, start de applicatie de volgende keer dat
deze automatisch wordt gestart op de achter-
grond. U kunt Apple CarPlay® oproepen via
het betreende symbool in de statusregel.
Android Auto
Overzicht Android Auto
&WAARSCHUWING Gevaar voor aeiding
door informatiesystemen en communica-
tieapparatuur
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde informatiesystemen en communicatie-
apparatuur bedient, kunt u van de verkeerssi-
tuatie worden afgeleid. Bovendien kunt u de
controle over de auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen wan-
neer de verkeerssituatie dit toelaat.
#Wanneer dit niet kan worden gewaar-
borgd, op een veilige plek stoppen en de
invoering wanneer de auto stilstaat uit-
voeren.
Bij het gebruik van het multimediasysteem de wet-
telijke bepalingen in acht nemen van het land
waar u zich op dat moment bevindt.
Met Android Auto kunnen functies van mobiele
telefoons met Android-besturingssysteem via het
multimediasysteem worden gebruikt. De bedie-
ning geschiedt via het touchscreen, de Touch-
Control of spraakbediening. De spraakbediening
activeren door het lang indrukken van de toets
£ in het multifunctioneel stuurwiel.
%Het multimediasysteem kunt u nog steeds via
de MBUX spraakassistent door het kort
indrukken van de toets £ in het multifunc-
tioneel stuurwiel bedienen (/ pagina 415).
Er kan altijd maar één mobiele telefoon via
Android Auto met het multimediasysteem verbon-
den zijn.
Ook bij tweede telefoonfunctie kan bij het gebruik
van Android Auto slechts één andere mobiele
telefoon via Bluetooth® met het multimediasys-
teem verbonden zijn.
De volledige functionaliteit van Android Auto is
alleen mogelijk met een internetverbinding.
De beschikbaarheid van Android Auto en Android
Auto apps kan landafhankelijk variëren.
Voor de applicatie en de daarmee verbonden ser-
vices en inhouden is de betreende provider ver-
antwoordelijk.
Via de volgende link kunt u een animatie over dit
onderwerp bekijken:
Informatie over Android Auto
Het Android Auto-symbool in de statusregel wis-
selt binnen Android Auto naar de weergave die
het laatst actief was.
Wanneer op de mobiele telefoon een routebege-
leiding wordt gestart terwijl er op het multimedia-
MBUX multimediasysteem 527
F247 0072 07
systeem een routebegeleiding actief is, wordt
deze beëindigd.
Mobiele telefoon via Android Auto verbinden
(kabel)
Voorwaarden
RDe mobiele telefoon ondersteunt Android Auto
vanaf Android 5.0.
ROp de mobiele telefoon is de actuele versie de
Android Auto app geïnstalleerd.
RVoor de telefoonfuncties is de mobiele tele-
foon via Bluetooth® met het multimediasys-
teem verbonden (/ pagina 510).
Wanneer tot dan toe geen verbinding aanwezig
is geweest, wordt deze bij het gebruik van de
mobiele telefoon met Android Auto tot stand
gebracht.
%De eerste activering van Android Auto via het
multimediasysteem moet om veiligheidsrede-
nen worden uitgevoerd wanneer de auto stil-
staat en de parkeerrem is bediend.
#De mobiele telefoon via een geschikte kabel
met een usb-aansluiting van het multimedia-
systeem verbinden (/ pagina 558).
Nadat de applicatie voor de eerste keer is ver-
bonden, verschijnt een melding met betrek-
king tot de gegevensbeveiligingsbepalingen.
#Wanneer de applicatie moet worden gestart,
Accepteren & starten selecteren.
of
#De apparatenmanager openen
(/ pagina 510).
#Android Auto via het betreende symbool
naast de apparaatnaam starten.
Android Auto verlaten
#© selecteren.
of
#De toets © op de Touch-Control (MBUX
multimediasysteem) indrukken.
%Indien Android Auto vóór de laatste loskoppe-
ling niet op de voorgrond werd weergegeven,
start de applicatie weer op de achtergrond
wanneer opnieuw verbinding wordt gemaakt.
U kunt Android Auto via het Android Auto-
symbool in de statusregel oproepen.
Mobiele telefoon via Android Auto verbinden
(draadloos)
Voorwaarden
RDe actuele versie van het besturingssysteem
van uw apparaat wordt gebruikt (zie de hand-
leiding van de fabrikant).
RHet apparaat ondersteunt de Android Auto-
functie (draadloos).
RBluetooth® op het apparaat is ingeschakeld
(zie de handleiding van de fabrikant).
RHet apparaat is "zichtbaar" voor andere appa-
raten.
RBluetooth® op het multimediasysteem is inge-
schakeld (/ pagina 450)
%De eerste activering van Android Auto via het
multimediasysteem moet om veiligheidsrede-
nen worden uitgevoerd wanneer de auto stil-
staat en de parkeerrem is bediend.
%De Android Auto-functie (draadloos) is niet in
alle landen beschikbaar.
528 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5Z
5Apparaten
#De mobiele telefoon via Bluetooth® verbinden
(/ pagina 510).
%Afhankelijk van de apparaatconguratie ver-
schijnt na het verbinden van de mobiele tele-
foon via Bluetooth® de vraag of Android Auto
moet worden gestart. In dat geval moet de
vraag, indien gewenst, met Ja worden beant-
woord.
#Android Auto starten selecteren.
Nadat de applicatie voor de eerste keer is ver-
bonden, verschijnt een melding met betrek-
king tot de gegevensbeveiligingsbepalingen.
#Accepteren & starten selecteren.
%Het is op elk gewenst moment mogelijk om in
de apparatenlijst om te schakelen tussen een
verbinding via Bluetooth® of Android Auto
(draadloos).
%Wanneer u reeds een mobiele telefoon via
Bluetooth® verbonden hebt, kunt u voor het
gebruik van Android Auto via de apparatenma-
nager een extra mobiele telefoon via Blue-
tooth® verbinden.
Android Auto verlaten
#© selecteren.
of
#De toets © op de Touch-Control (MBUX
multimediasysteem) indrukken.
%Indien Android Auto vóór de laatste loskoppe-
ling niet op de voorgrond werd weergegeven,
start de applicatie weer op de achtergrond
wanneer opnieuw verbinding wordt gemaakt.
U kunt Android Auto via het Android Auto-
symbool in de statusregel oproepen.
Klankinstellingen van Android Auto oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Audio
#De klankinstellingen selecteren.
Android Auto beëindigen
#In de apparatenmanager (telefoon, media) het
Android Auto-symbool selecteren dat zich
naast de apparaatnaam van de mobiele tele-
foon bevindt.
%Als een Android Auto opnieuw moet worden
gestart, het Android Auto-symbool in de appa-
ratenmanager selecteren.
%Indien Android Auto vóór de laatste loskoppe-
ling niet op de voorgrond werd weergegeven,
start de applicatie bij het automatisch starten
op de achtergrond. U kunt Android Auto via
het Android Auto-symbool in de statusregel
oproepen.
Verzonden voertuiggegevens bij Android Auto en
Apple CarPlay®
Overzicht van de overgebrachte voertuiggege-
vens
Bij het gebruik van Smartphone-integratie worden
gedenieerde voertuiggegevens naar de mobiele
telefoon verstuurd. Hierdoor is optimaal gebruik
van geselecteerde services van de mobiele tele-
foon mogelijk. Er vindt geen actieve toegang tot
voertuiggegevens plaats.
MBUX multimediasysteem 529
F247 0072 07
De volgende systeeminformatie wordt verstuurd:
RSowareversie van het multimediasysteem
RSystem ID (geanonimiseerd)
De overdracht van deze gegevens dient ertoe, de
communicatie tussen auto en mobiele telefoon te
optimaliseren.
Hiertoe, en voor het toekennen van meerdere
auto's op de mobiele telefoon, wordt een voer-
tuigcode voor de auto op willekeurige manier
gegenereerd.
Deze hangt samen met het voertuigidenticatie-
nummer (VIN) en wordt gewist bij het resetten van
het multimediasysteem (/ pagina 457).
De volgende rijtoestandsgegevens worden ver-
stuurd:
RIngeschakelde transmissiestand
ROnderscheid tussen parkeren, stilstaan, rollen
en rijden
RDag-/nachtmodus van het bestuurdersdisplay
RType aandrijving
De overdracht van deze gegevens dient ertoe, de
weergave van deze inhoud aan te passen aan de
rijsituatie.
De volgende positiegegevens worden verstuurd:
RCoördinaten
RSnelheid
RKompasrichting
RVersnellingsrichting
Deze gegevens worden door de mobiele telefoon
gebruikt voor het verbeteren van de nauwkeurig-
heid van de navigatie (wanneer bijvoorbeeld in
een tunnel wordt gereden).
Mercedes me oproepen
Gesprekken via het bedieningspaneel dakcon-
sole voeren
%Mercedes me gesprekken zijn niet in elk land
mogelijk. Bij een Mercedes-Benz-servicewerk-
plaats informeren of deze functies in uw land
beschikbaar zijn.
1me-toets voor service- of informatieoproep
2Afdekking van de SOS-toets
3SOS-toets (noodoproepsysteem)
Mercedes me oproep activeren
#De me-toets 1 indrukken.
530 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Noodoproep activeren
#De afdekking van de SOS-toets 2 kort
indrukken om deze te openen.
#De SOS-toets 3 ten minste één seconde lang
indrukken.
Wanneer een Mercedes me oproep actief is, kan
toch een noodoproep worden geactiveerd. Deze
hee voorrang boven alle andere actieve oproe-
pen.
Informatie over de Mercedes me-oproep via de
me-toets
Er hee een oproep via de me-toets naar de
Mercedes-Benz klantenservice via het bedienings-
paneel dakconsole of het multimediasysteem
plaatsgevonden (/ pagina 530).
Het spraakdialoogsysteem brengt u bij de gewen-
ste service:
ROngeval- en pechmanagement
RMercedes-Benz klantenservice voor algemene
informatie rondom de auto
U ontvangt onder andere over de volgende onder-
werpen informatie:
RActivering van Mercedes me connect
RBediening van de auto
RDichtstbijzijnde Mercedes-Benz servicewerk-
plaats
RAndere producten en services van Mercedes-
Benz
Tijdens de verbinding met de Mercedes-Benz
klantenservice worden gegevens overgebracht
(/ pagina 533).
Mercedes-Benz klantenservice via multimedia-
systeem bellen
Voorwaarden
REr is toegang tot een gsm-netwerk beschik-
baar.
RIn de betreende regio is een gsm-netwerk-
dekking van de provider beschikbaar.
RVoor het automatisch verzenden van voertuig-
gegevens moet de auto ingeschakeld zijn.
Multimediasysteem:
4© 5Telefoon 5©
#Mercedes me connect bellen.
Met uw toestemming verzendt het multimedia-
systeem de benodigde voertuiggegevens. De
gegevensoverdracht wordt op het display
weergegeven.
Vervolgens kunt u een service selecteren en
wordt u verbonden met een contactpersoon van
de Mercedes-Benz klantenservice.
Mercedes-Benz klantenservice bellen na auto-
matische ongeval- of pechherkenning
Voorwaarden
RDe auto hee een ongevals- of pechsituatie
herkend (/ pagina 320).
RDe auto staat stil.
RHet noodknipperlicht is ingeschakeld.
%Deze functie is niet in alle landen verkrijgbaar.
De auto kan onder beperkte voorwaarden onge-
vals- of pechsituaties herkennen.
MBUX multimediasysteem 531
F247 0072 07
Voorwaarden voor de botsingherkenning in het
kader van het ongevalmanagement:
RDe auto is uitgerust met een diefstal-/inbraa-
kalarminstallatie (EDW) (code 551).
RDe auto is uitgerust met de interieurbeveiliging
(code 882).
RDe auto is uitgerust met het antidiefstalpakket
(code P54).
RDe dienst botsingherkenning met diefstalmel-
ding is geactiveerd op Mercedes me connect.
Wanneer bij de vergrendelde auto met ingescha-
kelde wegsleepbeveiliging een botsing wordt her-
kend, ontvangt u in het multimediasysteem bij het
inschakelen van de auto een bericht.
Het bericht gee informatie over het mogelijk
betrokken gedeelte van de auto en de kracht van
de botsing.
Bij herkende ongevallen of pech toont de nood-
hulp veiligheidsaanwijzingen op het display van
het multimediasysteem. Dit kan enkele seconden
duren.
%De beschikbaarheid van de botsingherkenning
is afhankelijk van de auto.
Na het verlaten van de weergave van de noodhulp
in het multimediasysteem verschijnt de vraag, of u
ondersteuning wilt van de Mercedes-Benz klan-
tenservice.
#Bellen selecteren.
RDe voertuiggegevens worden na uw toe-
stemming, of wanneer de dienst "Ongeval-
en Pechmanagement" in Mercedes me
connect is geactiveerd, automatisch over-
gedragen (/ pagina 536).
RDe Mercedes-Benz klantenservice neemt
uw oproep aan en organiseert de pech- en
ongevalshulp.
Voor deze dienstverlening kunnen kosten wor-
den berekend.
%Afhankelijk van de ernst van het ongeval kan
de noodoproep automatisch plaatsvinden.
Deze hee voorrang boven alle andere actieve
oproepen (/ pagina 541).
%Als aanvulling kan bij een actieve Mercedes
me connect dienst "Telediagnose" bij een
pechgeval op een later tijdstip een soortge-
lijke vraag verschijnen. Wanneer u al in con-
tact staat met de Mercedes-Benz klantenser-
vice, of wanneer u al hulp hebt gekregen, kan
deze vraag worden genegeerd of worden
geweigerd.
%Wanneer u de vraag voor ondersteuning door
de Mercedes-Benz klantenservice beant-
woordt met Later bellen, verdwijnt de melding
en verschijnt deze op een later tijdstip
opnieuw.
De vraag die wordt geactiveerd door de
Mercedes me connect dienst "Telediagnose",
kan worden bevestigd of worden geweigerd.
Na de weigering wordt deze niet meer weer-
gegeven.
Onderhoudstermijn via Mercedes me oproep
afspreken
Wanneer de dienst onderhoudsmanagement geac-
tiveerd is, worden automatisch de relevante voer-
tuiggegevens verzonden aan de Mercedes-Benz
klantenservice. Daardoor verkrijgt u individuele
adviezen voor het onderhoud van de auto.
Ongeacht of u hebt ingestemd met het onder-
houdsmanagement, herinnert het multimediasys-
teem u na een bepaalde periode aan een noodza-
532 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
kelijke onderhoudsbeurt. Er verschijnt een vraag
of u een afspraak wilt maken.
#Onderhoudstermijn afspreken: Bellen selecte-
ren.
De voertuiggegevens worden na uw toestem-
ming verzonden en de Mercedes-Benz klan-
tenservice maakt een onderhoudsafspraak
met u. De informatie wordt aan de door u
gewenste servicewerkplaats doorgegeven.
Deze neemt contact met u op om de afspraak
te bevestigen en, indien nodig, gedetailleerde
afspraken te maken.
%Wanneer u na het verschijnen van de onder-
houdsmelding Later bellen selecteert, ver-
dwijnt de melding en verschijnt deze na een
bepaalde tijd opnieuw.
Toestemming voor gegevensoverdracht bij
Mercedes me oproep geven
Voorwaarden
REr is een actieve Mercedes me oproep via het
multimediasysteem of de me-toets in het
bedieningspaneel dakconsole tot stand
gebracht (/ pagina 530).
%De vraag ter bevestiging van de gegevensover-
dracht verschijnt niet in alle landen.
Wanneer de services ongeval- en pechmanage-
ment niet geactiveerd zijn op Mercedes me, ver-
schijnt de melding Voor een betere afhandeling
van uw aanvraag de gegevens en positie van de
auto naar de Mercedes-Benz Klantenservice ver-
sturen?.
%De exacte tekst kan verschillen, afhankelijk
van het gemonteerde multimediasysteem.
#Ja selecteren.
RRelevante voertuiggegevens worden auto-
matisch doorgegeven (/ pagina 533).
of
#Nee selecteren en bevestigen.
REr worden alleen gegevens voor de
gespreksregeling doorgegeven
(/ pagina 533).
Meer informatie over Mercedes me: https://
www.mercedes.me
Verstuurde gegevens tijdens een Mercedes me
oproep
Wanneer u via Mercedes me een service-oproep
activeert, worden er gegevens verzonden, om
doelgericht advies en een vlotte service mogelijk
te maken.
Voor de gegevensoverdracht moet aan de vol-
gende voorwaarden zijn voldaan:
RDe auto is ingeschakeld.
RDe noodzakelijke gegevensoverdrachtstechno-
logie wordt ondersteund door de provider
mobiel netwerk.
REen voldoende kwaliteit van de mobiele ver-
binding is gewaarborgd.
De meertraps overdracht is afhankelijk van de vol-
gende factoren:
RReden voor activering van de oproep
RAanwezige overdrachtstechnologie op het
mobiele netwerk
RGeactiveerde Mercedes me connect services
RGeselecteerde service in het spraakdialoog-
systeem
MBUX multimediasysteem 533
F247 0072 07
%Een vraag over het geven van toestemming
voor de gegevensoverdracht vindt alleen
plaats, wanneer de overeenkomstige
Mercedes me connect dienst niet is geacti-
veerd.
%De omvang van de verstuurde gegevens is
afhankelijk van het voertuigtype en van de
voertuiguitrusting. Door technische omstan-
digheden zijn niet alle gegevens op elk
moment beschikbaar.
Gegevensoverdracht bij niet geactiveerde
Mercedes me connect services
De volgende gegevens worden verzonden wan-
neer er geen Mercedes me connect services zijn
geactiveerd en de gegevensbeveiligingsvraag is
bevestigd:
RVoertuigidenticatienummer
RTijdstip van de oproep
RReden voor activering van de oproep
RBevestiging van gegevensbeveiligingsvraag
RLandcode van de auto
RIngestelde taal van het multimediasysteem
RTelefoonnummer van het in de auto gemon-
teerde communicatieplatform
De volgende gegevens worden bovendien verzon-
den wanneer een oproep voor het afspreken van
een onderhoudstermijn via de onderhoudsherin-
nering hee plaatsgevonden:
RActuele kilometerstand en onderhoudsgege-
vens
De volgende gegevens worden bovendien verzon-
den wanneer een oproep na een automatische
ongeval- of pechherkenning via het multimedia-
systeem hee plaatsgevonden:
RActuele kilometerstand en onderhoudsgege-
vens
RMomentele locatie van de auto
Wanneer via het spraakdialoogsysteem de selec-
tie ongeval- en pechmanagement is geselecteerd
en geen dienst is geactiveerd, maar wel de gege-
vensbeveiligingsvraag is bevestigd, kunnen de vol-
gende gegevens door de Mercedes-Benz klanten-
service van de auto worden opgevraagd:
RMomentele locatie van de auto
Wanneer de gegevensbeveiligingsvraag is gewei-
gerd, worden de volgende gegevens verzonden,
om doelgericht advies en een vlotte service moge-
lijk te maken:
RReden voor activering van de oproep
RWeigering van de gegevensbeveiligingsvraag
RLandcode van de auto
RIngestelde taal van het multimediasysteem
RTelefoonnummer van het in de auto gemon-
teerde communicatieplatform
Gegevensoverdracht bij geactiveerde Mercedes
me connect services
Pas bij de tweede stap worden, alleen bij de
betreende geactiveerde services, verdere voor
534 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
de gebeurtenis specieke gegevens overgedragen,
om een optimale service mogelijk te maken.
Een overzicht van de overgedragen gegevens vindt
u in de privacyverklaringen voor de Mercedes me
connect services. Deze vindt u in uw Mercedes
me gebruikersaccount.
Gegevensverwerking
De in het kader van de oproep overgedragen
gegevens worden na afsluiting van de oproep
gewist uit de overdragende systemen, voor zover
ze niet worden gebruikt voor andere geactiveerde
Mercedes me connect services.
De gegevens over de gebeurtenis worden bij de
Mercedes-Benz klantenservice verwerkt, opgesla-
gen en, indien noodzakelijk voor de verwerking
van de gebeurtenis, door gestuurd aan de service-
partner die van de Mercedes-Benz klantenservice
de opdracht hee gekregen assistentie te verle-
nen. De privacyverklaringen op de Mercedes me
internetpagina onder https://www.mercedes.me
of in de opgenomen boodschap direct nadat de
verbinding met de Mercedes-Benz klantenservice
tot stand is gekomen in acht nemen.
%De opgenomen boodschap is niet in elk land
beschikbaar.
Mercedes me connect
Informatie over Mercedes me connect
%Mercedes me connect of afzonderlijke
Mercedes me connect services zijn niet in elk
land beschikbaar. Bij een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats informeren of deze functies in
uw land beschikbaar zijn.
Mercedes me connect bestaat uit een veelvoud
aan services.
Via het multimediasysteem en het bedieningspa-
neel dakconsole kunt u bijvoorbeeld de volgende
services gebruiken:
ROngeval- en pechmanagement (me-toets of de
van de situatie afhankelijke melding in het mul-
timediasysteem)
RMercedes-Benz noodoproepsysteem (automa-
tische noodoproep en SOS-toets)
Het Mercedes me connect Ongeval- en pechma-
nagement en de Mercedes-Benz alarmcentrale
zijn 24 uur per dag voor u beschikbaar.
De me-toets en de SOS-toets kunt u vinden in het
bedieningspaneel dakconsole van de auto
(/ pagina 530).
De Mercedes-Benz klantenservice kan ook via het
multimediasysteem worden gebeld
(/ pagina 531).
Houd er alstublie rekening mee, dat Mercedes
me connect een service van Mercedes-Benz is. In
noodgevallen eerst het bekende landelijke alarm-
nummer bellen. In geval van nood kunt u ook het
Mercedes-Benz noodoproepsysteem
(/ pagina 63) gebruiken.
De Mercedes me connect gebruiksvoorwaarden
en de privacyverklaringen voor de Mercedes me
connect services in acht nemen. Deze vindt u in
uw Mercedes me gebruikersaccount.
MBUX multimediasysteem 535
F247 0072 07
Informatie over het Mercedes me connect
ongeval- en pechmanagement
%Het ongeval- en pechmanagement is niet in
elk land beschikbaar. Bij een Mercedes-Benz-
servicewerkplaats informeren of deze functie
in uw land beschikbaar is.
Het ongeval- en pechmanagement kan onder
andere de volgende functies omvatten:
RAanvulling op het Mercedes-Benz noodop-
roepsysteem (/ pagina 63)
Indien nodig stuurt de contactpersoon van de
Mercedes-Benz alarmcentrale de oproep door
aan het Mercedes me connect ongeval- en
pechmanagement. Het doorsturen van de
oproep is echter niet in alle landen mogelijk.
RPechhulp door een technisch specialist ter
plaatse en/of slepen van de auto naar de
dichtstbijzijnde Mercedes-Benz-servicewerk-
plaats
Voor deze dienstverlening kunnen kosten wor-
den berekend.
RAanvulling op noodhulp na automatische onge-
val- of pechherkenning (/ pagina 531)
Bij pech of een ongeval worden aanvullende
voertuiggegevens verzonden, die een optimale
ondersteuning mogelijk maken van de
Mercedes-Benz klantenservice en van de ser-
vicepartner of de pechhulp die de opdracht
krijgt assistentie te verlenen.
RAanvulling op de dienst Mercedes me connect
Telediagnose
Met de functie Telediagnose worden bepaalde
meldingen over slijtage of uitvallen, voor zover
deze eenduidig kunnen worden geïnterpre-
teerd en beschikbaar zijn door de bewaking
van voor diagnose geschikte onderdelen, door
de provider geregistreerd.
Wanneer uw auto een pechgeval of een drei-
gend pechgeval herkent, kunt u via het multi-
mediasysteem worden gevraagd contact op te
nemen met de Mercedes-Benz klantenservice
voor verdere assistentie. Dit verzoek in het
multimediasysteem verschijnt alleen wanneer
de auto stilstaat.
%Deze services zijn onderhevig aan technische
beperkingen zoals de dekking en de kwaliteit
van mobiele telefoonnetwerken en de mate
waarin de verwerkende systemen de gege-
vens kunnen interpreteren. Onder omstandig-
heden kunnen de aanwijzingen in het multi-
mediasysteem daardoor vertraagd of geheel
niet worden weergegeven.
In acht nemen dat de service- en de pechhulp een
service van Mercedes-Benz is. In noodgevallen
beslist eerst het bekende landelijke alarmnummer
bellen, of het Mercedes-Benz noodoproepsysteem
gebruiken (/ pagina 538).
Meer informatie over Mercedes me connect servi-
ces vindt u in de Mercedes me-Portal: https://
me.secure.mercedes-benz.com
Verstuurde gegevens bij de Mercedes me con-
nect oproepdiensten
De bij de Mercedes me connect oproep ver-
stuurde gegevens zijn afhankelijk van:
Rde reden voor activering van de oproep
Rde in het spraakdialoogsysteem geselecteerde
service
Ren de geactiveerde Mercedes me connect
diensten
536 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Welke gegevens bij de diensten worden verzon-
den, kunt u in de actueel geldige Mercedes me
connect gebruiksvoorwaarden en de privacyver-
klaringen van Mercedes me connect vinden. Deze
vindt u in uw Mercedes me gebruikersaccount.
Mercedes me apps
Informatie over Mercedes me
Met een Mercedes me gebruikersaccount kunt u
over dienstverleningen en aanbiedingen van
Mercedes-Benz beschikken.
De beschikbaarheid is landsafhankelijk en afhan-
kelijk van de uitrusting.
Meer informatie is verkrijgbaar bij een Mercedes-
Benz-servicewerkplaats of via de Mercedes me-
Portal: https://me.secure.mercedes-benz.com
Meer informatie over on-demand uitrusting via
Mercedes me is te vinden in het hoofdstuk "Alge-
mene aanwijzingen" (/ pagina 84).
%Houd de Mercedes me apps altijd up-to-date.
Mercedes me gebruikersaccount oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5Mercedes me
Auto is aan de gebruikersaccount gekoppeld en
Mercedes me is beschikbaar
#Mercedes me ID selecteren.
Er verschijnt informatie over de gekoppelde
gebruikersaccount.
Voertuig is niet aan gebruikersaccount gekoppeld
%Wanneer u nog niet over een Mercedes me
gebruikersaccount beschikt, kunt u een
gebruikersaccount aanmaken onder: https://
www.mercedes.me of in de Mercedes me
app. Daartoe is een geldig e-mailadres of een
geldig telefoonnummer vereist.
#© selecteren.
#Apps selecteren.
#Mercedes me selecteren.
#Om uw gebruikersaccount aan de auto te kop-
pelen, de aanwijzingen op het display volgen.
%Wanneer op een mobiele telefoon de
Mercedes me app aanwezig is, kan de koppe-
ling van de auto via de weergegeven QR-code
plaatsvinden.
Services van Mercedes me oproepen
Voorwaarden
RDe auto is aan het gebruikersaccount gekop-
peld.
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5Mercedes me
#Mijn diensten selecteren.
De Mercedes me connect services waarvoor u
over een geldige licentie beschikt, worden in
alfabetische volgorde weergegeven.
Mercedes me connect services bestellen of ver-
lengen
Voor het bestellen of verlengen van Mercedes me
connect services de store gebruiken.
#© selecteren.
#Store selecteren.
MBUX multimediasysteem 537
F247 0072 07
Koppeling tussen gebruikersaccount en auto
wissen
Voorwaarden
RHet gebruikersproel van het gebruikersac-
count dat oorspronkelijk aan de auto is gekop-
peld, is geselecteerd.
RHet gebruikersproel is gesynchroniseerd
(/ pagina 438).
REr is een Mercedes me pincode opgeslagen.
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5Mercedes me
#Mercedes me ID selecteren.
#Voertuigkoppeling verwijderen selecteren.
%Alleen de gebruiker, waarvan de gebruikersac-
count oorspronkelijk aan de auto is gekop-
peld, kan de koppeling tussen alle gebruikers-
accounts en de auto ongedaan maken.
Apps selecteren
Voorwaarden
RAfhankelijk van de app zijn de algemene leve-
ringsvoorwaarden bevestigd.
Multimediasysteem:
4© 5Apps
#Een app selecteren.
De volgende apps zijn bijvoorbeeld beschikbaar:
RWeer
RBrowser
RVerdere apps, die aangescha of naderhand
geïnstalleerd kunnen worden
%U kunt de eerste twee app ook via de snelle
toegang onder Apps oproepen.
%Het aanbod is landsafhankelijk.
Mogelijk wordt een licentietarief in rekening
gebracht.
De volgende functies zijn bijvoorbeeld voor apps
beschikbaar:
RZoekfunctie
RFilterfunctie, voor de weergave van zoekresul-
taten op de actuele positie van de auto of op
de bestemming
RWeergave van detailinformatie
RVoorleesfunctie
RInstelfuncties
Mercedes-Benz noodoproepsysteem
Informatie over beschikbare noodoproepsyste-
men
In de auto zijn twee soorten noodoproepsystemen
beschikbaar:
RMercedes-Benz noodoproepsysteem
R112-noodoproepsysteem (EU eCall)
Het Mercedes-Benz noodoproepsysteem is niet in
alle landen beschikbaar. Informatie over de regio-
nale beschikbaarheid van het Mercedes-Benz
noodoproepsysteem is verkrijgbaar op: https://
www.mercedes-benz-mobile.com/extra/ecall/
Voor beide noodoproepsystemen geldt het vol-
gende:
RVoor de correcte werking van beide noodop-
roepsystemen moeten bepaalde gegevens
kunnen worden verzonden. Deze worden in
het hoofdstuk "Gegevensoverdracht" uitgelegd
(/ pagina 542).
538 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
RBeide noodoproepsystemen behoren tot de
standaarduitrusting van uw auto en zijn af
fabriek geactiveerd.
RHet gebruik van beide noodoproepsystemen is
gratis.
RBeide noodoproepsystemen werken alleen in
gebieden waarin de providers van het mobiele
netwerk mobiele communicatie aanbieden.
Bij beide systemen kan een onvoldoende net-
werkdekking door de providers ertoe leiden
dat een noodoproep niet wordt verstuurd.
Verschillen tussen het Mercedes-Benz noodoproepsysteem en het 112-noodoproepsysteem (EU eCall)
Mercedes-Benz noodoproepsysteem 112-noodoproepsysteem (EU eCall)
RHet Mercedes-Benz noodoproepsysteem is permanent bij het mobiele-
telefoonnet aangemeld.
RAutomatische en handmatige Mercedes-Benz noodoproepen worden
naar een Mercedes-Benz alarmcentrale verstuurd.
Wanneer de alarmcentrale van het Mercedes-Benz noodoproepsysteem
niet kan worden bereikt (bijvoorbeeld als gevolg van een ontbrekende
netwerkdekking), wordt automatisch de 112-noodoproep uitgevoerd.
RWanneer u alleen voor het gebruik van het 112-noodoproepsysteem (EU
eCall) kiest, dan meldt het systeem zich pas na activering van een hand-
matige of automatische noodoproep bij het mobiele-telefoonnet aan.
RHet 112-noodoproepsysteem (EU eCall) stuurt automatische en hand-
matige noodoproepen rechtstreeks naar openbare alarmcentrales.
%Het 112-noodoproepsysteem (EU eCall) in uw
auto voldoet aan de gedelegeerde verordening
EU 2017/79. De correcte en volledige wer-
king van het 112-noodoproepsysteem (EU
eCall) is afhankelijk van omstandigheden die
buiten de invloedssfeer van Mercedes-
Benz AG liggen. Hieronder vallen onder
andere de mobiele-telefoonnetwerkdekking
en de technische uitrusting van de openbare
ontvangstcentrales in de betreende landen.
%In acht nemen, dat bij reparaties de originele
Mercedes-Benz batterijen moeten worden
gebruikt, die zijn gecerticeerd als onderdeel
van de Gedelegeerde Verordening EU
2017/79 (bijlage I). Andere fabrikanten zijn
ook toegestaan, op voorwaarde dat hun
accu's zijn gecerticeerd volgens Gedele-
geerde Verordening (EU) 2017/79.
MBUX multimediasysteem 539
F247 0072 07
Het is echter mogelijk om het Mercedes-Benz
noodoproepsysteem te deactiveren en uitsluitend
het 112-noodoproepsysteem (EU eCall) te gebrui-
ken. Deactiveringsverzoeken voor het Mercedes-
Benz noodoproepsysteem kunnen bij de lokale
dealers in behandeling worden genomen.
Mercedes-Benz adviseert de activering van het
Mercedes-Benz noodoproepsysteem om de vol-
gende redenen:
RBij noodgevallen in het buitenland kunt u ook
ondersteuning in een van de door u gesproken
talen krijgen.
REr worden meerdere overdrachtstechnolo-
gieën gebruikt om de overdracht van de onge-
valsgegevens te waarborgen en de betrouw-
baarheid van de overdracht te vergroten.
RHet Mercedes-Benz noodoproepsysteem is
permanent bij het mobiele-telefoonnet aange-
meld, wat voor een snelle opbouw van de
noodoproep en een snellere overdracht van de
ongevalsgegevens zorgt.
Op deze manier kunnen zo snel mogelijk maat-
regelen voor de redding, berging of het weg-
slepen in gang worden gezet.
RBij een Mercedes-Benz noodoproep worden
de ongevalsgegevens alleen met toestemming
van de klant aan de openbare alarmcentrale
doorgegeven.
Bij een automatisch geactiveerde noodoproep
waarbij geen spraakcontact aanwezig is, wor-
den de ongevalsgegevens direct naar de open-
bare alarmcentrale gestuurd.
RWanneer de Mercedes-Benz alarmcentrale
niet bereikbaar is, wordt automatisch de 112-
noodoproep uitgevoerd.
Overzicht van de noodoproepsystemen
Zowel het Mercedes-Benz noodoproepsysteem als
het 112-noodoproepsysteem (EU eCall) kan
belangrijke ondersteuning bieden bij het verkorten
van de tijd tussen het moment van het ongeval en
het arriveren van de reddingsdiensten op de
plaats van het ongeval. Ze ondersteunen de loca-
tiebepaling bij een moeilijk te omschrijven onge-
valsplaats.
Beide noodoproepsystemen kunnen een noodop-
roep automatisch (/ pagina 541) of handmatig
(/ pagina 541) activeren.
Een noodoproep alleen activeren voor het redden
van uzelf of anderen. Geen noodoproep bij pech
of iets dergelijks activeren.
Weergaven op de displays
De volgende meldingen worden bij beide noodop-
roepsystemen weergegeven op centraal display
resp. het mediadisplay:
RSOS NOT READY: De auto is niet ingeschakeld
of er is een storing van het noodoproepsys-
teem aanwezig. Dit betekent niet noodzakelijk
een totale uitval van het noodoproepsysteem.
Noodoproepen kunnen nog steeds worden
verzonden.
De melding hee alleen betrekking op de auto
en houdt geen rekening met de beschikbaar-
heid van mobiele-telefoonnetten en de
Mercedes-Benz alarmcentrale.
De bedrijfsklare status van het noodoproep-
systeem van de auto is hieraan te herkennen,
dat de melding SOS NOT READY na het
inschakelen van de auto verdwijnt.
RG: De melding verschijnt op het display tij-
dens een actieve noodoproep.
540 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
%Wanneer er een storing van het noodoproep-
systeem is, zijn bijvoorbeeld een luidspreker,
microfoon, airbag of de SOS-toets defect.
Een storing van het noodoproepsysteem her-
kent u aan de volgende weergaven:
ROp het bestuurdersdisplay verschijnt een
overeenkomstige melding.
RDe SOS-toets blij permanent rood bran-
den.
Automatische noodoproep activeren
Voorwaarden
RDe auto is ingeschakeld.
RDe startaccu is voldoende opgeladen.
Zowel het Mercedes-Benz noodoproepsysteem als
het 112-noodoproepsysteem (EU eCall) activeren
automatisch een noodoproep:
Rna de activering van de veiligheidssystemen
zoals airbag of gordelspanner na een ongeval
De noodoproep is geactiveerd:
REr wordt een spraakverbinding met de alarm-
centrale opgebouwd.
REr wordt een sms met ongevalsgegevens aan
de alarmcentrale gestuurd.
De SOS-toets in het bedieningspaneel dakconsole
knippert tot de noodoproep afgesloten is.
Wanneer ook geen verbinding met de openbare
alarmcentrale kan worden gemaakt, verschijnt
een overeenkomstige melding op het display.
#Het alarmnummer 112 of het betreende
lokale alarmnummer op de mobiele telefoon
invoeren.
Wanneer een noodoproep wordt geactiveerd:
RIndien de verkeerssituatie dit toelaat, zolang in
de auto blijven, tot de spraakverbinding met
de alarmcentrale is opgebouwd.
RDe alarmcentrale bepaalt aan de hand van de
opname van het ongeval of een ambulance
en/of de politie op de plaats van het ongeval
noodzakelijk is.
RWanneer geen inzittende antwoordt, wordt
direct een ambulance naar de auto gestuurd.
Handmatige noodoproep activeren
#Via de SOS-toets in het bedieningspaneel dak-
console: De SOS-toets ten minste een
seconde lang indrukken (/ pagina 530).
of
#Via de spraakbediening: De gesproken
opdrachten van de MBUX spraakassistent
gebruiken (/ pagina 419).
De noodoproep is geactiveerd:
REr wordt een spraakverbinding met een alarm-
centrale opgebouwd.
RIndien de verkeerssituatie dit toelaat, zolang in
de auto blijven, tot de spraakverbinding met
de alarmcentrale is opgebouwd.
RDe alarmcentrale bepaalt aan de hand van de
opname van het ongeval, of een ambulance en
de politie op de plaats van het ongeval nood-
zakelijk is.
REr wordt een sms met ongevalsgegevens aan
de alarmcentrale gestuurd.
Wanneer ook geen verbinding met de openbare
alarmcentrale kan worden gemaakt, verschijnt
een overeenkomstige melding op het display.
MBUX multimediasysteem 541
F247 0072 07
#Het alarmnummer 112 of het betreende
lokale alarmnummer op de mobiele telefoon
invoeren.
Gegevensoverdracht noodoproepsysteem
Zowel bij het Mercedes-Benz noodoproepsysteem
als bij het 112-noodoproepsysteem (EU eCall)
worden gegevens naar de Mercedes-Benz alarm-
centrale of de openbare alarmcentrale verstuurd.
Afhankelijk van het geactiveerde noodoproepsys-
teem (/ pagina 538) worden verschillende gege-
vens naar de betreende alarmcentrale verstuurd.
542 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Verstuurde gegevens afhankelijk van het geactiveerde noodoproepsysteem:
Mercedes-Benz noodoproep 112-noodoproep
RPositiegegevens van de auto
RPositiegegevens van de rijroute (een paar 100 m vóór het ongeval)
RRijrichting
RVoertuigidenticatienummer
RSoort aandrijving van de auto (bijvoorbeeld benzine, diesel, CNG, LPG,
elektrisch, waterstof)
RHet herkende aantal personen in de auto
RHandmatig of automatisch geactiveerde noodoproep
RHet tijdstip van het ongeval
RSpraakinstelling bij het multimediasysteem
RMercedes me connect beschikbaar of niet
Het hangt er van af of de oproep, indien nodig, aan de Mercedes-Benz
klantenservice kan worden doorgegeven.
RPositiegegevens van de auto
RPositiegegevens van de rijroute (een paar 100 m vóór het ongeval)
RRijrichting
RVoertuigidenticatienummer
RSoort aandrijving van de auto (bijvoorbeeld benzine, diesel, CNG, LPG,
elektrisch, waterstof)
RHet herkende aantal personen in de auto
RHandmatig of automatisch geactiveerde noodoproep
RHet tijdstip van het ongeval
%Wanneer in de auto alleen het 112-noodop-
roepsysteem (EU eCall) geactiveerd is, wor-
den de ongevalsgegevens direct aan de open-
bare alarmcentrale doorgegeven.
MBUX multimediasysteem 543
F247 0072 07
Voor meer informatie over het verloop van het
ongeval kunnen tot een uur na het activeren van
de noodoproep de volgende maatregelen worden
genomen:
RDe actuele positie van de auto kan worden
opgeroepen.
REen spraakverbinding met de inzittenden kan
worden opgebouwd.
RNoodoproepgegevens kunnen worden opge-
roepen.
%Voor Rusland: Tot twee uur na een verstuurde
noodoproep kunnen verschillende functies,
bijvoorbeeld het ontvangen van verkeersinfor-
matie, niet worden gebruikt.
Functie van de zelfdiagnose van het noodop-
roepsysteem
Uw auto controleert de werking van het noodop-
roepsysteem elke keer wanneer de auto wordt
ingeschakeld. Gedurende deze tijd brandt de
SOS-toets gedurende vijf seconden permanent
rood. Bij uitval van het systeem wordt u via een
tekstbericht op het bestuurdersdisplay en de rode
melding SOS NOT READY op het centraal display
of het mediadisplay geïnformeerd.
Controleren of binnen 30 seconden na het inscha-
kelen van de auto de rode melding SOS NOT
READY in de rechter bovenhoek van het centraal
display uitgeschakeld is. Dit betekent dat het
noodoproepsysteem de diagnose met succes
doorstaan hee.
Testmodus ERA-GLONASS starten/stoppen
Voorwaarden
RDe startaccu is voldoende opgeladen.
RDe auto is ingeschakeld.
RDe auto staat ten minste een minuut stil.
%De testmodus is op dit moment in bijvoor-
beeld de volgende landen beschikbaar:
RRusland
RWit-Rusland
RKazachstan
RArmenië
RKirgizië
#Testmodus starten: De toets ~ in het mul-
tifunctioneel stuurwiel ten minste vijf secon-
den lang indrukken.
De testmodus wordt gestart en eindigt auto-
matisch na het doorlopen van de taaltest.
#Testmodus handmatig stoppen: De auto uit-
schakelen.
De testmodus wordt onderbroken.
Informatie over de gegevensverwerking
Verwerking van persoonsgegevens via het
Mercedes-Benz noodoproepsysteem
Elke verwerking van persoonsgegevens door het
Mercedes-Benz noodoproepsysteem voldoet aan
de voorschrien van de EU-verordening
2016/679 "betreende de bescherming van
natuurlijke personen in verband met de verwer-
king van persoonsgegevens" (DS-GVO).
De gegevens worden uitsluitend door het
Mercedes-Benz noodoproepsysteem voor de red-
ding en berging bij een ongeval gebruikt.
De eigenaar van een auto die naast het 112-nood-
oproepsysteem (EU eCall) met een Mercedes-
Benz noodoproepsysteem is uitgerust, hee het
544 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
recht om het 112-noodoproepsysteem in plaats
van het Mercedes-Benz noodoproepsysteem te
gebruiken.
Deactiveringsverzoeken voor het Mercedes-Benz
noodoproepsysteem kunnen bij de lokale dealers
in behandeling worden genomen.
Verwerking persoonsgegevens via het 112-nood-
oproepsysteem (EU eCall)
Elke verwerking van persoonsgegevens via het
112-noodoproepsysteem (EU eCall) voldoet aan
de voorschrien van de EU-verordening
2016/679 "betreende de bescherming van
natuurlijke personen in verband met de verwer-
king van persoonsgegevens (DS-GVO)" en berust
in het bijzonder op de noodzaak van het waarbor-
gen van vitale belangen van de betreende per-
soon conform artikel 6 par.1 letter d DS-GVO.
De verwerking van dergelijke gegevens is strikt
beperkt tot het verwerken van noodoproepen aan
het uniforme Europese alarmnummer 112.
Ontvangers van gegevens
De ontvangers van gegevens die via het 112-
noodoproepsysteem (EU eCall) worden verwerkt
zijn de betreende alarmcentrales. Deze worden
door de autoriteiten van het land waarin u zich
bevindt aangewezen om noodoproepen aan het
uniforme Europese alarmnummer 112 als eerste
aan te nemen en te verwerken.
Organisatie van de gegevensverwerking
Beide noodoproepsystemen zijn zo opgezet dat
aan de volgende eisen wordt voldaan:
RBuiten het systeem is het niet mogelijk om
met de in het systeemgeheugen aanwezige
gegevens een noodoproep te activeren.
RBeide noodoproepsystemen zijn niet traceer-
baar en tijdens het normale gebruik vindt geen
permanente tracering plaats.
RDe gegevens in het interne geheugen van het
systeem worden automatisch en continu
gewist.
RDe gegevens over de locatie van de auto in het
interne geheugen van het systeem worden
continu overschreven, zodat altijd ten hoogste
de drie laatste actuele locaties van de auto,
die voor de normale werking van het systeem
noodzakelijk zijn, beschikbaar zijn.
RHet protocol van de werkgegevens van de
beide noodoproepsystemen wordt uiterlijk zo
lang bewaard als noodzakelijk is om aan de
doelstelling voor de handhaving van de nood-
oproep te kunnen voldoen, en in geen geval
langer dan 13 uur na het tijdstip waarop een
noodoproep werd geactiveerd.
Rechten van de door de gegevensverwerking
getroen personen
De door de gegevensverwerking getroen per-
soon (de autobezitter) hee het recht op toegang
tot de gegevens en kan eventueel het corrigeren,
wissen of blokkeren verlangen van gegevens die
hem of haar betreen en waarvan de verwerking
niet aan de voorschrien van de DS-GVO voldoet.
Elke conform deze verordening uitgevoerde cor-
rectie, wissing of blokkering moet derden waaraan
de gegevens werden verstuurd worden medege-
deeld, voor zover dit niet onmogelijk is en geen
onevenredige inspanningen vereist.
De door de gegevensverwerking getroen per-
soon hee het recht om bij de verantwoordelijke
instantie een klacht in te dienen wanneer deze
van mening is dat door de verwerking van zijn per-
soonsgegevens zijn rechten zijn aangetast.
MBUX multimediasysteem 545
F247 0072 07
Het bevoegd contactpunt voor de verwerking van
toegangsrechten: Gevolmachtigde voor de gege-
vensbeveiliging, Mercedes-Benz Group AG, HPC
E600, D-70546 Stuttgart, Duitsland
Online- en internetfuncties
Internetverbinding
Informatie over internetverbinding
&WAARSCHUWING Gevaar voor aeiding
door informatiesystemen en communica-
tieapparatuur
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde informatiesystemen en communicatie-
apparatuur bedient, kunt u van de verkeerssi-
tuatie worden afgeleid. Bovendien kunt u de
controle over de auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen wan-
neer de verkeerssituatie dit toelaat.
#Wanneer dit niet kan worden gewaar-
borgd, op een veilige plek stoppen en de
invoering wanneer de auto stilstaat uit-
voeren.
Bij het gebruik van het multimediasysteem de wet-
telijke bepalingen in acht nemen van het land
waar u zich op dat moment bevindt.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door het bedienen van mobiele communi-
catieapparatuur tijdens het rijden
Mobiele communicatieapparatuur leidt de
chaueur af van de verkeerssituatie. Boven-
dien kan de bestuurder de controle over de
auto verliezen.
#Als bestuurder de mobiele communica-
tieapparaten alleen bedienen wanneer
de auto stilstaat.
#Als inzittende mobiele communicatieap-
paratuur alleen gebruiken op daarvoor
geschikte plaatsen, bijvoorbeeld ach-
terin .
Bij het gebruik van mobiele communicatieappara-
tuur in de auto de wettelijke voorschrien in acht
nemen van het land waarin u zich bevindt.
Afhankelijk van de uitrusting van de auto en de
beschikbaarheid in het betreende land zijn er de
volgende mogelijkheden om een internetverbin-
ding tot stand te brengen:
RAuto's met communicatiemodule:
-Via de communicatiemodule inclusief data-
roaming (/ pagina 547)
-Via Bluetooth® of wi met voor data
geschikte mobiele telefoon
RAuto's zonder communicatiemodule::
-Via Bluetooth® met voor data geschikte
mobiele telefoon
-Via wi met voor data geschikte mobiele
telefoon
Tijdens het rijden zijn de internetfuncties beperkt
bruikbaar.
546 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Internetverbinding via communicatiemodule
instellen
Voorwaarden
RDe auto is uitgerust met een vast geïnstal-
leerde communicatiemodule.
REen Mercedes me-gebruikersaccount is
beschikbaar.
RDe auto is aan een Mercedes me gebruikers-
account gekoppeld.
RHet entertainmentpakket is geactiveerd.
RDe dienst Comfort Data Volume is geacti-
veerd.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Internet en Bluetooth
5Internettoegangen beheren
#Actief data-abonnement selecteren.
Bij de meeste Mercedes me connect services is
bij aankoop van de services gegevensvolume
beschikbaar.
Voor het gebruik van enkele functies, bijvoorbeeld
de webbrowser of wi-hotspot, is extra gegevens-
volume nodig.
Wanneer uw gegevenslimiet wordt bereikt, zijn de
Mercedes me connect services nog slechts
beperkt beschikbaar.
Afhankelijk van de uitrusting van de auto kunt u bij
de Mercedes me Store een datapakket direct bij
een provider van een mobiel netwerk aanschaf-
fen. Om gebruik te kunnen maken van het data-
pakket sluit u via de Mercedes me Store uw eigen
contract met een provider van een mobiel net-
werk af, dat op elk moment kan worden opgezegd
en waaraan geen kosten zijn verbonden. Dit con-
tract is een voorwaarde voor het gebruik van de
services uit het eerder aangeschae pakket. De
beschikbaarheid van deze optie is landsafhanke-
lijk.
Wanneer de optie van een datapakket niet
beschikbaar is of niet achteraf kan worden aange-
scha, kunt u tegen betaling gegevensvolume
rechtstreeks bij de provider van een mobiel net-
werk kopen.
%Bij een Mercedes-Benz-servicewerkplaats
navragen of het in uw land mogelijk is om
rechtstreeks bij een provider mobiel netwerk
een databundel te kopen.
%Als alternatief en indien beschikbaar kunt u
voor het gebruik van een webbrowser of wi-
hotspot de tethering-functie van een mobiele
telefoon via wi of Bluetooth® gebruiken.
%Bij externe wihotspots die via TKIP versleu-
teld zijn, kunnen online soware-updates niet
via de externe wi-hotspot worden uitgevoerd.
Automatische internetverbinding via communi-
catiemodule verbreken
Voorwaarden
RWi- of Bluetooth® tethering zijn in de auto
beschikbaar.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Internet en Bluetooth
5Internettoegangen beheren
#De instellingen Ä in de regel van Actief
data-abonnement selecteren.
MBUX multimediasysteem 547
F247 0072 07
#Automatische verbinding verbreken: De optie
Item wissen selecteren.
%De communicatiemodule wordt verwijderd uit
de lijst met bekende hotspots, maar kan op
elk gewenst moment handmatig opnieuw wor-
den verbonden (/ pagina 547).
Met de optie Item wissen kunt u het gebruik van
de aangeschae databundel beperken. Na het
activeren van deze optie wordt een automatische
verbindingsopbouw met de communicatiemodule
voorkomen.
Internetverbinding via wi instellen
Voorwaarden
RDe wi-functie op het multimediasysteem is
geactiveerd (/ pagina 451).
RDe functie wihotspot op de mobiele telefoon
is geactiveerd (zie de handleiding van de fabri-
kant).
RInternet delen via wi is geactiveerd (zie de
handleiding van de fabrikant).
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Internet en Bluetooth
5Internettoegangen beheren
%Deze functie is landafhankelijk.
De mobiele telefoon is aanwezig in de internet-
apparatenmanager
#De mobiele telefoon met het wi-symbool
ö selecteren.
De mobiele telefoon is niet aanwezig in de inter-
net-apparatenmanager
#Toegang zoeken selecteren.
#De mobiele telefoon met het wi-symbool
ö selecteren.
Het kan een paar seconden duren tot het
apparaat door de wi-zoekfunctie gevonden
wordt.
#Bij wi-netwerk aanmelden (/ pagina 451).
De internetverbinding via wi vertoont in de vol-
gende gevallen een storing of functioneert niet:
RDe mobiele telefoon is uitgeschakeld.
RIn de mobiele telefoon is het gebruik van
mobiele-telefoondata gedeactiveerd.
ROp het multimediasysteem is de functie wi
uitgeschakeld.
ROp de mobiele telefoon is de functie wi uitge-
schakeld.
ROp de mobiele telefoon is internet delen via
wi gedeactiveerd.
Internetverbinding via Bluetooth® instellen
Voorwaarden
RDe mobiele telefoon ondersteunt het Blue-
tooth®-proel PAN (Personal Area Network).
RDe mobiele telefoon is via Bluetooth® met het
multimediasysteem verbonden
(/ pagina 510).
RInternet delen via Bluetooth® is geactiveerd
(zie de handleiding van de fabrikant).
548 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Internet en Bluetooth
5Internettoegangen beheren
%Deze functie is landafhankelijk.
De mobiele telefoon is aanwezig in de internet-
apparatenmanager
#De mobiele telefoon met het Bluetooth®-sym-
bool \ selecteren.
De mobiele telefoon is niet aanwezig in de inter-
net-apparatenmanager
#Toegang zoeken selecteren.
In de weergegeven lijst worden alle mobiele
telefoons getoond die reeds bij het multime-
diasysteem bekend zijn. Nieuwe apparaten
kunnen via de telefoon-applicatie worden inge-
steld.
#De mobiele telefoon via Bluetooth® verbinden
(/ pagina 510).
%Wanneer een nieuwe mobiele telefoon via
Bluetooth® is verbonden, wordt deze ook
gebruikt voor de telefoon-applicatie.
De internetverbinding via Bluetooth® vertoont in
de volgende gevallen een storing of functioneert
niet:
RDe mobiele telefoon is uitgeschakeld.
REr is niet voldoende mobiele-telefoonnetwerk-
dekking beschikbaar.
RIn de mobiele telefoon is het gebruik van
mobiele-telefoondata gedeactiveerd.
RDe functie Bluetooth® is op het multimedia-
systeem uitgeschakeld en de mobiele telefoon
moet via Bluetooth® worden verbonden.
RDe functie Bluetooth® is op de mobiele tele-
foon uitgeschakeld en de mobiele telefoon
moet via Bluetooth® worden verbonden.
RHet mobiele-telefoonnet of de mobiele tele-
foon voorkomen dat er gelijktijdig een tele-
foon- en internetverbinding is.
ROp de mobiele telefoon is gedeeld internet via
Bluetooth® niet vrijgegeven.
Vrijgave van een mobiele telefoon voor internet-
toegang annuleren
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Internet en Bluetooth
5Internettoegangen beheren
#De opties Ä naast de naam van de mobiele
telefoon selecteren.
#Configuratie wissen selecteren.
#Ja selecteren.
Internetverbinding opbouwen
Multimediasysteem:
4© 5Apps
#Bijvoorbeeld z Browser selecteren.
Wanneer u een functie selecteert, die een inter-
netverbinding nodig hee en het systeem actueel
oine is, wordt een menu geopend voor de selec-
tie van de beschikbare internettoegang, zoals alle
Tethering-apparaten die zich binnen het bereik
bevinden.
MBUX multimediasysteem 549
F247 0072 07
#Selecteert u een internettoegang uit de lijst.
De internetverbinding wordt opgebouwd.
%De lijst met mogelijke internettoegangen kunt
u ook via de uitgebreide statusregel laten
weergeven.
%Afhankelijk van de uitrusting van de auto en
de beschikbaarheid in het betreende land
kan via de communicatiemodule of verbonden
mobiele telefoons een internetverbinding wor-
den opgebouwd.
%De beschikbaarheid van de webbrowser is
landsafhankelijk.
Verbindingsstatus
Overzicht verbindingsstatus
Afhankelijk van de verbindingsstatus kunnen de
volgende symbolen in de statusregel van het
mediadisplay verschijnen:
Rö: Een wi-apparaat is geselecteerd als
internettoegang.
R\: Een Bluetooth®-apparaat is geselec-
teerd als internettoegang.
RStandaard voor mobiele netwerken (bijvoor-
beeld 4G + dubbele pijl-symbool): De commu-
nicatiemodule is als hotspot geselecteerd.
Verbindingsstatus weergeven
Multimediasysteem:
4©
#De statusregel aantippen.
De uitgebreide statusregel wordt weergege-
ven.
#Het internet-symbool in het symbooloverzicht
aantippen.
De actuele verbindingsstatus wordt weergege-
ven.
Aanwijzingen met betrekking tot de weergave van
de verbindingsstatus
RBij verbinding via wi worden de verbindings-
status en de apparaatnaam weergegeven.
RBij een verbinding via een Bluetooth®-apparaat
worden de verbindingsstatus, de apparaat-
naam en het netwerk weergegeven.
RBij een verbinding via de communicatiemodule
kan de volgende statusinformatie worden
weergegeven:
-Netwerk
-Status (online, oine, databundel beschik-
baar of opgebruikt, beperkte dienst)
RBij auto's met een communicatiemodule kun-
nen via Mercedes me connect de verbindings-
gegevens van niet door de gebruiker betaalde
services worden weergegeven.
Webbrowser
Website oproepen
&WAARSCHUWING Gevaar voor aeiding
door informatiesystemen en communica-
tieapparatuur
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde informatiesystemen en communicatie-
apparatuur bedient, kunt u van de verkeerssi-
tuatie worden afgeleid. Bovendien kunt u de
controle over de auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen wan-
neer de verkeerssituatie dit toelaat.
#Wanneer dit niet kan worden gewaar-
borgd, op een veilige plek stoppen en de
550 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
invoering wanneer de auto stilstaat uit-
voeren.
Bij het gebruik van het multimediasysteem de wet-
telijke bepalingen in acht nemen van het land
waar u zich op dat moment bevindt.
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5z Browser
Nieuwe website oproepen
#Zoeken selecteren.
#Een internetadres invoeren.
#OK selecteren.
%De functie is landafhankelijk.
%Tijdens het rijden kunnen via het multimedia-
systeem geen websites worden weergegeven.
Website uit geschiedenis oproepen
#De vorige site uit de geschiedenis oproepen:
q selecteren.
Overzicht webbrowser
1Vorige website
2Volgende website
3Bijwerken
4URL
5Favoriet toevoegen/verwijderen
6Opties
7Instellingen
%Onder Ä hebt u de volgende opties:
RTabbladen
RBladwijzers & Geschiedenis
RLeesmodus
RLink delen
RInhoud delen
RMobiele website opvragen
Webbrowseropties oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5z Browser
5Ä 5Bladwijzers & Geschiedenis
De volgende functies zijn beschikbaar:
RBladwijzers
RBrowsergeschiedenis
RIngevoerde URL's
#Een optie selecteren.
#De instellingen uitvoeren.
Webbrowserinstellingen oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5z Browser
5Z 5Instellingen
De volgende functies zijn beschikbaar:
RPopups blokkeren
MBUX multimediasysteem 551
F247 0072 07
RCookies toestaan
RJavascript activeren
#Een functie in- D of uitschakelen E.
Browserdata wissen
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5z Browser
5Z 5Browsergegevens
De volgende specieke browsergegevens kunnen
worden gewist:
RCache
RCookies
RFormuliergegevens
#Een van de weergegeven opties selecteren.
Favorieten beheren
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5z Browser
5Ä
#Bladwijzers & Geschiedenis selecteren.
#Ä achter het leesteken selecteren.
Een menu met opties wordt geopend.
De volgende opties staan ter beschikking:
RItem wissen
RAlles wissen
RBewerken
RDelen
#Een van de weergegeven opties selecteren.
Tabbladen beheren
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5z Browser
5Ä 5Tabbladen
Nieuw tabblad openen
#Nw. tabblad selecteren.
Van tabblad wisselen
#Het icoon van het gewenste tabblad selecte-
ren.
Tabblad sluiten
#Zo lang op het icoon van het tabblad dat u wilt
sluiten blijven drukken, totdat een menu ver-
schijnt.
#Sluiten selecteren.
Het tabblad wordt gesloten.
Privé-modus
#Privé-modus in- D of uitschakelen E.
Wanneer de privé-modus is ingeschakeld, ver-
schijnt in de invoerregel van de webbrowser
een icoon.
%In de privé-modus worden noch de cookies,
noch de browsergeschiedenis opgeslagen.
Favorieten kunnen ook in de privé-modus wor-
den opgeslagen.
URL uit de webbrowser delen
Voorwaarden
RDelen via QR-code: Een app voor het scannen
van de QR-code is geïnstalleerd op het
mobiele eindapparaat.
552 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5z Browser
5Ä
URL via QR-code delen
#Link delen selecteren.
Er verschijnt een QR-code.
#De weergegeven QR-code scannen met het
mobiele eindapparaat.
URL met een ander display delen
#Inhoud delen selecteren.
#In het menu een display over een ander dis-
play trekken en neerzetten.
De weergegeven website wordt geopend op
het andere display.
%Meer informatie over het delen van de dis-
playinhoud:
Webbrowser op de achtergrond plaatsen
Multimediasysteem:
4© 5Apps 5z Browser
#© indrukken.
De audio-weergave vindt verder plaats.
TuneIn radio
TuneIn Radio oproepen
Voorwaarden
REr is een gebruikersaccount onder http://
www.mercedes.me aanwezig.
RDe auto is aan een Mercedes me gebruikers-
account gekoppeld.
RDe dienst TuneIn Radio is geactiveerd.
RGegevensvolume is aanwezig.
Afhankelijk van het betreende land moet dit
worden aangekocht.
REr is een snelle internetverbinding voor een
storingsvrije overdracht aanwezig.
%De functies en Services zijn afhankelijk van
het betreende land. Voor meer informatie
hierover contact opnemen met een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio
#TuneIn Radio selecteren.
Het menu TuneIn Radio verschijnt. U hoort de
laatst ingestelde zender.
%De verbindingskwaliteit is afhankelijk van de
plaatselijke ontvangst van het mobiele-tele-
foonnet.
MBUX multimediasysteem 553
F247 0072 07
Overzicht TuneIn Radio
1Internetradio provider
2Aanvullende informatie voor actueel geselec-
teerde zender
3Vorige of volgende zender
4Instellingen
5Overige opties
6Favorieten
7Weergave regelen
8Zenderlijst
9Zoeken
TuneIn radiozenders selecteren en verbinden
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio 5TuneIn Radio
#= selecteren.
#Een categorie selecteren.
#Een zender selecteren.
De verbinding wordt automatisch opgebouwd.
of
#Het zoekveld selecteren.
#Een zendernaam invoeren.
%Bij het gebruik van de internetradio kunnen
grote hoeveelheden data worden overge-
bracht.
Tuneln radiozender als favoriet opslaan/wissen
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio 5TuneIn radio
Favorieten opslaan
#Een zender selecteren.
#Het symbool naast de zendernaam indrukken.
Favorieten wissen
#Een zender selecteren.
#Het symbool naast de zendernaam indrukken.
Opties van de internetradio instellen
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio 5TuneIn radio
5Z 5TuneIn
De volgende opties staan ter beschikking:
RStream selecteren: Selecteren van de stream-
kwaliteit
RTuneIn account aanmelden: Aanmelden van
uw TuneIn gebruikersaccount
RAccount afmelden: Afmelden van uw TuneIn
gebruikersaccount
554 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
#Een optie selecteren.
Media
Informatie over de mediafunctie
Informatie over ondersteunde formaten en
gegevensdragers
&WAARSCHUWING Gevaar voor aeiding
door bediening van gegevensdragers
Wanneer u tijdens het rijden gegevensdragers
bedient, kunt u van de verkeerssituatie worden
afgeleid. Bovendien kunt u de controle over de
auto verliezen.
#Gegevensdragers alleen bedienen als de
auto stilstaat.
Ondersteunde formaten en gegevensdragers:
Toegestane
gegevenssys-
temen
FAT32, exFAT, NTFS
Toegestane
gegevensdra-
gers
Usb-apparatuur, iPod®/
iPhone®, MTP-apparatuur,
Bluetooth® audioapparatuur
Ondersteunde
audioforma-
ten
MP3, WMA, AAC, WAV, FLAC,
ALAC
Ondersteunde
videoforma-
ten
MPEG, AVI, MKV, MP4, M4V,
WMV
%De volgende aanwijzingen in acht nemen:
RHet multimediasysteem beheert in totaal
tot 50000 ondersteunde bestanden.
REr worden gegevensdragers tot 2 TB
ondersteund (32‑bit-architectuur).
RVanwege de grote verscheidenheid aan
beschikbare muziek- en videobestanden
op het gebied van encoders, bemonste-
ringsfrequenties en gegevensoverdracht-
snelheden kan het afspelen niet worden
gewaarborgd.
RDoor de grote hoeveelheid verschillende
usb-apparaten op de markt kan het afspe-
len van alle usb-apparaten niet worden
gegarandeerd.
RVideo's worden tot FullHD (1920x1080)
ondersteund.
RKopieerbeveiligde muziek- en videobestan-
den of met DRM (Digital Rights Manage-
ment) gecodeerde bestanden kunnen niet
worden afgespeeld.
RMp3-spelers moeten het Media Transfer
Protocol (MTP) ondersteunen.
Informatie over auteursrecht en merksymbolen
Zelfgemaakte audiobestanden (bijvoorbeeld zelf-
gemaakte kopieën van gegevensdragers) vallen
onder het auteursrecht. In veel landen mogen
zonder toestemming van de rechthebbende geen
kopieën worden gemaakt – ook niet voor privé-
doeleinden. Zorg ervoor dat u met de geldende
voorschrien met betrekking tot het auteursrecht
bekend bent en deze in acht neemt.
MBUX multimediasysteem 555
F247 0072 07
Onder licentie van Dolby Laboratories geprodu-
ceerd. Dolby en het dubbel-D-symbool zijn geregi-
streerde handelsmerken van de Dolby Laborato-
ries Licensing Corporation. Vertrouwelijke niet-
gepubliceerde werken. Copyright 2020-2022
Dolby Laboratories. Alle rechten voorbehouden. Onder licentie van Dolby Laboratories geprodu-
ceerd. Dolby, Dolby Audio en het dubbel-D-sym-
bool zijn handelsmerken van Dolby Laboratories.
Zie voor DTS patenten http://patents.dts.com.
Geproduceerd onder licentie van DTS Licensing
Limited. DTS, het symbool en DTS samen met het
symbool zijn geregistreerde handelsmerken, en
DTS TruVolume is een handelsmerk van DTS,
Inc.© DTS, Inc. Alle rechten voorbehouden.
556 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
DTS® Connected Radio™
Zie voor DTS patenten http://patents.dts.com.
Geproduceerd onder licentie van DTS Licensing
Limited. DTS, DTS Connected Radio en het DTS-
logo zijn gedeponeerde handelsmerken of han-
delsmerken van DTS, Inc. in de Verenigde Staten
en andere landen. © 2020 DTS, Inc. ALLE RECH-
TEN VOORBEHOUDEN. Songteksten gelicentieerd
en geleverd door Lyric Find™. Inhoud gelicenti-
eerd en afkomstig van Radioplayer™.
Gracenote, MusicID, Playlist Plus, het Gracenote-
logo en het opschri "Powered by Gracenote" zijn
geregistreerde merknamen of merknamen van
Gracenote, Inc. in de USA en/of andere landen.
Dit product bevat Spotify-soware, waarvoor de
volgende licenties van derden gelden: https://
www.spotify.com/connect/third-party-licenses
TIDAL en het TIDAL logo zijn in de Europese Unie
en in andere landen geregistreerde handelsmer-
ken van Aspiro AB.
MBUX multimediasysteem 557
F247 0072 07
Overzicht menu Media
1Albumcover
2Actieve mediabron
3Titel en artiest
4Actieve gegevensdrager en actuele titelnum-
mer/titel in weergavelijst
5Herhaling
6Randomweergave
7Instellingen
8Overige opties
9Overige categorieën
AWeergavelijst en categorieën
BTijdbalk
CMediazoeken
DVolgende titel of snel vooruitspoelen
EWeergave regelen
FVorige titel of snel terugspoelen
Gegevensdrager met het multimediasysteem ver-
binden
Usb-apparaten aansluiten
*AANWIJZING Schade bij hoge temperatu-
ren
Hoge temperaturen kunnen usb-apparaten
beschadigen.
#Sd-apparaten na gebruik verwijderen en
uit de auto nemen.
Een multimedia-aansluiteenheid bevindt zich in
het opbergvak onder de armsteun en beschikt
over twee usb-aansluitingen van het type C.
Afhankelijk van de uitrusting van de auto bevinden
zich nog andere usb-aansluitingen in het opberg-
vak van de middenconsole voorin en in het klap-
vak achterin.
#Het usb-apparaat met de usb-aansluiting ver-
binden.
558 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Bluetooth® audioapparatuur zoeken en autori-
seren
Voorwaarden
ROp het multimediasysteem en op de audioap-
paratuur is Bluetooth® ingeschakeld.
RDe audioapparatuur ondersteunt de Blue-
tooth® audioproelen A2DP en AVRCP.
RDe audioapparatuur is voor andere apparatuur
"zichtbaar".
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Bluetooth
Nieuwe Bluetooth®-audioapparatuur autoriseren
#Apparaat verbinden selecteren.
De gevonden apparatuur wordt in de appara-
tenlijst weergegeven.
#Audioapparatuur selecteren.
De autorisatie wordt gestart. Op het multime-
diasysteem en op de mobiele telefoon ver-
schijnt een code.
#Wanneer de codes identiek zijn, dit op de
audioapparatuur bevestigen.
#Nee, alleen muziek selecteren.
De Bluetooth®-audioapparatuur wordt met het
multimediasysteem verbonden.
Al geautoriseerde Bluetooth®-audioapparatuur
verbinden
#Bluetooth® audioapparatuur uit de lijst selec-
teren.
De verbinding wordt opgebouwd.
Mediaweergave starten
Voorwaarden
REen gegevensdrager is met het multimediasys-
teem verbonden.
Multimediasysteem:
4© 5Media
#Een mediabron selecteren.
Mediaweergave aansturen
Multimediasysteem:
4© 5Media
#Weergave pauzeren: 8 selecteren.
#Weergave voortzetten: 6 selecteren.
#Titel herhalen: : selecteren.
Voor het herhalen bestaan de volgende instel-
lingen:
REenmaal selecteren: De actieve playlist
wordt herhaald.
RTweemaal selecteren: De actuele titel
wordt herhaald.
RDriemaal selecteren: De herhaling wordt
gedeactiveerd.
#Titel in willekeurige volgorde afspelen: 9
selecteren.
#Titel vooruit- of terugspoelen: de tijdbalk op de
gewenste plaats aantippen.
#Volgende titel selecteren: ü selecteren.
#Vorige titel selecteren: û selecteren.
MBUX multimediasysteem 559
F247 0072 07
#Titel snel doorspoelen: û of ü inge-
drukt houden.
#Actuele titellijst weergeven: 5 selecteren.
Overige opties voor de mediaweergave instellen
Multimediasysteem:
4© 5Media
Meer opties oproepen
#Ä selecteren.
De verdere opties worden weergegeven.
#Een optie selecteren.
Mediazoeken
Informatie over zoeken in categorieën
Onder 5 kunnen alle beschikbare mediabe-
standen worden doorzocht. Hiervoor zijn verschil-
lende categorieën beschikbaar. De weergegeven
categorieën zijn afhankelijk van het verbonden
apparaat en bestandsformaat.
%De categorieën zijn beschikbaar, zodra de
gehele inhoud van het medium gelezen en
geanalyseerd is.
De mediazoekfunctie bij Android-apparaten is
eventueel beperkt beschikbaar.
Zoeken in categorieën starten
Multimediasysteem:
4© 5Media 55
#Een categorie selecteren.
Zoeken op trefwoord gebruiken
Multimediasysteem:
4© 5Media
Via zoeken op trefwoord kan door vrije tekstinvoer
naar inhoud worden gezocht.
#ª selecteren.
Er verschijnt een toetsenbord voor het invoe-
ren van tekens.
#Het gezochte begrip invoeren.
%Het zoeken begint met het eerst ingevoerde
teken. Des te meer tekens worden ingevoerd,
des te concreter worden de zoekresultaten.
#Het gewenste item uit de lijst met treers
selecteren.
Als een lijst met meerdere titels wordt gese-
lecteerd, wordt deze in de zoekfunctie
geopend.
Om alle titels in de lijst af te spelen, Ä en
vervolgens Direct afspelen selecteren.
Online-muziek
Voorwaarden
REr is een account voor de muziekstreaming-
dienst aanwezig.
REr is een abonnement voor de muziekstrea-
mingdienst afgesloten.
RGegevensvolume is aanwezig.
Afhankelijk van het betreende land moet dit
worden aangekocht.
REr is een snelle internetverbinding voor een
storingsvrije overdracht aanwezig.
560 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
%De functies en Services zijn afhankelijk van
het betreende land. Voor meer informatie
hierover contact opnemen met een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
Multimediasysteem:
4© 5Media
Een streaming-provider bij de eerste keer starten
van de toepassing toevoegen
#Online muziek selecteren.
Het overzicht van alle ondersteunde strea-
ming-providers verschijnt.
#Een streaming-provider selecteren.
Op het display verschijnt een QR-code.
#De QR-code scannen met de mobiele tele-
foon.
#Het verbindingsverzoek op de mobiele tele-
foon bevestigen.
Meer streaming-providers toevoegen
#Online muziek selecteren.
De als laatste actieve streaming-provider is
actief.
#Z selecteren.
#Muziekdiensten selecteren.
Het overzicht van alle ondersteunde strea-
ming-providers verschijnt.
#Een streaming-provider selecteren.
Op het display verschijnt een QR-code.
#De QR-code scannen met de mobiele tele-
foon.
#Het verbindingsverzoek op de mobiele tele-
foon bevestigen.
Uitloggen bij een streaming-provider
#Online muziek selecteren.
De als laatste actieve streaming-provider is
actief.
#Z selecteren.
#Muziekdiensten selecteren.
Het overzicht van alle ondersteunde strea-
ming-providers verschijnt.
#Z naast de streaming-provider selecteren.
#Afmelden aantippen.
Online-muziek oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Media
#Online muziek selecteren.
De muziekweergave kan worden bediend met de
Touch-Control of via de media-applicatie.
Muziek in online-muziek zoeken
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Online muziek
Op categorieën zoeken in online-muziek
In het zoeken op categorieën kun de media-
inhoud van de streaming-provider worden door-
zocht. De beschikbare categorieën en het sym-
bool voor het zoeken op categorieën zijn afhanke-
lijk van de streaming-provider.
#Het zoeken naar categorieën starten.
Een lijst met beschikbare categorieën ver-
schijnt.
#Een categorie selecteren.
MBUX multimediasysteem 561
F247 0072 07
Op trefwoorden zoeken in online-muziek
Via zoeken op trefwoord kan door vrije tekstinvoer
naar inhoud worden gezocht.
#ª selecteren.
Er verschijnt een toetsenbord voor het invoe-
ren van tekens.
#Het gezochte begrip invoeren.
%Hoe meer tekens u bij de trefwoordenzoek-
functie invoert, des te concreter worden de
zoekresultaten.
#Het gewenste item uit de lijst met treers
selecteren.
Afhankelijk van het geselecteerde item wordt
het afspelen gestart of een lager niveau in de
zoekfunctie geopend.
Online-muziekinstellingen oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Online muziek
#Z selecteren.
#Muziekdiensten selecteren.
#Z naast een streaming-provider selecte-
ren.
#Een instelling selecteren.
%Via het tandwielsymbool Z naast de gese-
lecteerde streaming-providers kan informatie
over de gekoppelde accounts worden weerge-
geven. De beschikbare informatie is afhanke-
lijk van het aanbod van de streaming-provider.
Informatie over Dolby Atmos®
Het MBUX multimediasysteem maakt het afspelen
van Dolby Atmos®-inhoud via het Burmester®-
sound system mogelijk voor een nog meeslepen-
dere, driedimensionale geluidservaring.
%De functie is met Apple Music®-Streaming of
via een usb-apparaat met overeenkomstige
bestandsformaten beschikbaar.
%De beschikbaarheid van deze functie is afhan-
kelijk van de uitrusting.
Dolby Atmos® in- of uitschakelen
Voorwaarden
REr is een account voor de muziekstreaming-
dienst Apple Music® aanwezig.
REr is een abonnement voor de muziekstrea-
mingdienst Apple Music® afgesloten.
REr is een voldoende grote databundel beschik-
baar.
Afhankelijk van het betreende land moet dit
worden aangekocht.
REr is een snelle internetverbinding voor een
storingsvrije overdracht aanwezig.
%De functies en Services zijn afhankelijk van
het betreende land. Voor meer informatie
hierover contact opnemen met een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
Multimediasysteem:
4© 5Media
#Online muziek selecteren.
Het overzicht van alle ondersteunde strea-
ming-providers verschijnt.
#Apple Music® selecteren.
#Z selecteren.
#E aantippen, om Dolby Atmos® in te
schakelen.
of
562 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
#D aantippen, om Dolby Atmos® uit te
schakelen.
Titels, die in Dolby Atmos® bestaan of
beschikbaar zijn, worden overeenkomstig in
dit formaat door het sound system afgespeeld.
Radio
Radio inschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio
#De toepassing op het startscherm van het
multimediasysteem starten.
De radioweergave verschijnt. U hoort de laatst
ingestelde zender in de laatst ingestelde fre-
quentieband.
Overzicht radio
1Vooruitblikscherm
2Actieve frequentieband
3Zendernaam, ingestelde frequentie en extra
informatie over de zender
4Vorige of volgende zender
5Instellingen
6Klankinstellingen
7Verkeersmeldingen inschakelen
8Zenderlijst
9Zoeken
Frequentieband instellen
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio
#Een frequentieband of een favoriet selecteren.
Radiozender instellen
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio
#Op het bedieningselement naar links of rechts
vegen of een radiozender selecteren.
Radiozenderlijst oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio
#4 selecteren.
De zenderlijst verschijnt.
MBUX multimediasysteem 563
F247 0072 07
#De zenderlijst omhoog of omlaag vegen.
#Een zender selecteren.
Radiozender via zendernaam of frequentie-invoer
zoeken
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio
#è selecteren.
#Een zendernaam of een frequentie invoeren.
#Een zender selecteren.
Voorgestelde radiozender selecteren
Voorwaarden
RHet multimediasysteem hee voldoende gege-
vens verzameld om zendervoorstellen weer te
geven.
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio
#è selecteren.
De voorgestelde zenders worden weergege-
ven.
#Een voorgestelde zender selecteren.
De geselecteerde zender is hoorbaar.
Radiozender opslaan
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio
#Een radiozender instellen.
#f selecteren.
Favoriet bewerken
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio 5Favorieten
Zender verschuiven
#· indrukken.
De lijst met favorieten verschijnt.
#Ä geheel rechts naast de zendernaam
indrukken.
#Verplaatsen selecteren.
#De zender op de nieuwe plaats schuiven.
Zender volgen via internetradio instellen
Voorwaarden
REr is een snelle internetverbinding voor een
storingsvrije overdracht aanwezig.
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio
#Z selecteren.
#Internetradio selecteren.
#De functie Zender volgen in- of uitschakelen.
Als de functie ingeschakeld is, wordt de zen-
der opgezocht op de internetradio.
Wanneer u het uitzendgebied van de zender
verlaat en de zender beschikbaar is via inter-
netradio, verschijnt de melding Slechte ont-
vangst. Hier aantippen om naar internetra-
dio om te schakelen. op het centraal display.
564 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Slideshow oproepen (FM/DAB-radiofunctie)
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio
De slideshow gee aanvullende informatie van de
zender grasch weer. Deze kunnen bijvoorbeeld
logo's, albumcovers, muziektitels, programma's,
berichten of onderhoudsinformatie omvatten.
%De slideshow is beschikbaar voor DAB+‑zen-
ders, die extra informatie verzenden.
#Op het zenderbeeld op het centraal display
drukken.
De afbeelding wordt vergroot.
Slideshow in- of uitschakelen (FM/DAB-radiofunc-
tie)
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio 5Z
#DAB slideshow of Uitgebreide radio slide-
show in- D of uitschakelen E.
Wanneer beide Slideshows ingeschakeld zijn,
worden hun weergaven afgewisseld.
Functie frequentie vastzetten in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio 5Z
5Actieve frequentieband
#Frequentie vast in- of uitschakelen.
Als de functie is ingeschakeld, wordt dezelfde
frequentie vastgehouden, ook als de ontvangst
slecht is.
Verkeersinformatie in- en uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio 5Z
#Radio-aankondigingen selecteren.
De verkeersinformatie wordt in- of uitgescha-
keld.
Radio-aankondigingen in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio 5Z
#DAB slideshow inschakelen.
De geselecteerde radio-aankondigingen wor-
den afgespeeld.
Bij het de eerste keer inschakelen van DAB sli-
deshow zijn Verkeersinformatie (TA), Reizen
en Waarschuwing ingesteld.
of
#DAB slideshow uitschakelen.
Er worden geen radio-aankondigingen afge-
speeld.
MBUX multimediasysteem 565
F247 0072 07
DAB Slideshow selecteren
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio 5Z
5DAB Slideshow
#Een gesproken aanwijzing in- O of uitschake-
len.
Er kan bijvoorbeeld Verkeersinformatie (TA),
Reizen of Waarschuwing worden gekozen.
%De radio-aankondigingen zijn zenderafhanke-
lijk.
Volumeverhoging verkeersinformatie instellen
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Systeem
5Audio
#Navigatie- en verkeersinformatie selecteren.
#Een waarde bij Volumeverhoging verkeersin-
formatieinstellen.
Radiotekst weergeven
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio 5Z
5Actieve frequentieband
#Radiotekstinformatie in- of uitschakelen.
Songtekst weergeven of verbergen
%De functie is afhankelijk van de uitrusting.
Multimediasysteem:
4© 5Þ Radio 5Ä
Songtekst weergeven
#Songtekst weergeven selecteren.
De songtekst, de albumcover, de titel en de
artiest van het actueel op de radio afge-
speelde nummer worden weergegeven.
Omhoog of omlaag vegen om naar het onder-
ste of bovenste deel van de songtekst te gaan.
Wanneer bij het actueel op de radio afge-
speelde nummer geen songtekst beschikbaar
is, wordt Songtekst weergeven grijs weerge-
geven.
Songtekst verbergen
#Het kruis boven de songtekstweergave selec-
teren.
of
#G selecteren.
De radioweergave verschijnt.
Sound
Klankinstellingen
Informatie over het sound system
Het sound system beschikt over een totaalvermo-
gen van 100 W en is uitgerust met zes luidspre-
kers. Het is beschikbaar voor alle radio- en media-
functies.
%De oproep kan ook plaatsvinden uit andere
audiobronnen. Vervang in het menupad media
bijvoorbeeld door radio.
566 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Geluidsmenu oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z
#Een van de weergegeven functies selecteren
om instellingen uit te voeren.
Hoge tonen, middentonen en bassen instellen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z
#Treble, Middle of Bass instellen.
Luidheidnormalisatie in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z
5Luidheidnormalisatie
De functie compenseert het luidheidsverschil bij
wisseling tussen audiobronnen en binnen een
audiobron. Hiertoe zijn verschillende standen
beschikbaar. De momenteel ingestelde stand
wordt weergegeven.
De luidheidnormalisatie kan ook worden uitge-
schakeld.
#Een stand inschakelen.
of
#De luidheidnormalisatie uitschakelen.
Balans en fader instellen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z
5Balans en Fader
Balans instellen
#In het weergegeven raster de volumeverdeling
tussen de luidsprekers aan de rechter- en lin-
kerzijde van de auto instellen.
Het volume wordt verdeeld tussen de luidspre-
kers aan de rechter- en linkerzijde van de
auto.
Fader instellen
#In het weergegeven raster de volumeverdeling
tussen de luidsprekers voor- en achterin de
auto instellen.
Het volume wordt verdeeld tussen de luidspre-
kers voor- en achterin de auto.
Burmester® surround sound system
Informatie over het Burmester® surround sound
system
Het Burmester® surround sound system beschikt
over een totaalvermogen van 590 watt en is uitge-
rust met 12 luidsprekers. Het is beschikbaar voor
alle radio- en mediafuncties.
%De oproep kan ook plaatsvinden uit andere
audiobronnen. Vervang in het menupad media
door bijvoorbeeld radio.
Geluidsmenu in het Burmester® surround
sound system oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z
#Een van de weergegeven functies selecteren
om instellingen uit te voeren.
Hoge tonen, middentonen en lage tonen in het
Burmester® surround sound system instellen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z 5Equalizer
#Treble, Middle of Bass instellen.
MBUX multimediasysteem 567
F247 0072 07
Luidheidnormalisatie in het Burmester® sur-
round sound system in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z 5Equalizer
5Luidheidnormalisatie
De functie compenseert het luidheidsverschil bij
wisseling tussen audiobronnen en binnen een
audiobron. Hiertoe zijn verschillende standen
beschikbaar. De momenteel ingestelde stand
wordt weergegeven.
De luidheidnormalisatie als volgt uitschakelen:
#Een stand inschakelen.
of
#De luidheidnormalisatie uitschakelen.
Balans en fader in het Burmester® surround
sound system instellen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z
5Balans en Fader
Balans instellen
#In het weergegeven raster de volumeverdeling
tussen de rechter- en linkerzijde van de auto
verschuiven.
Het volume wordt verdeeld tussen de linker en
rechter luidsprekers in de auto.
Fader instellen
#In het weergegeven raster de volumeverdeling
tussen het voorste en achterste deel van de
auto verschuiven.
Het volume wordt verdeeld tussen de voorste
en achterste luidsprekers in de auto.
%Voor een hoogwaardige muziek- en spraak-
weergave wordt de instelling 0 aanbevolen.
Geluidsproel in Burmester® surround sound
system selecteren
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z
Een bestaand geluidsproel instellen
#Een geluidsproel selecteren.
Een persoonlijk geluidsproel instellen
#Persoonlijk geluidsprofiel en Z selecte-
ren.
#Opnieuw configureren selecteren.
#De conguratie-assistent opnieuw starten.
Persoonlijk geluidsproel eerste keer instellen:
#Persoonlijk geluidsprofiel selecteren.
#De conguratie-assistent openen met Start.
#De meldingen op het display in acht nemen en
de gewenste instellingen selecteren.
Het persoonlijke geluidsproel met de gese-
lecteerde instellingen wordt aangemaakt en
kan in het menu Geluidsprofielen worden
geselecteerd.
568 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Afzonderlijke instellingen van het persoonlijke
geluidsproel naderhand wijzigen:
#Persoonlijk geluidsprofiel en Z selecte-
ren.
#De gewenste instellingen aanpassen.
%De beschikbaarheid van Persoonlijk geluids-
profiel is afhankelijk van de uitrusting.
De conguratie-assistent is beschikbaar wan-
neer de auto stilstaat.
Geluidsfocus in het Burmester® surround
sound system instellen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z
5Geluidsfocus
#Een zitplaats of een rij zitplaatsen voor de
geluidsfocus selecteren.
De geluidsfocus wordt geactiveerd.
of
#De zitplaats of de rij zitplaatsen opnieuw
selecteren.
De geluidsfocus wordt gedeactiveerd.
Advanced sound system
Informatie over het advanced sound system
Het advanced sound system beschikt over een
totaalvermogen van 225 watt en is uitgerust met
tien luidsprekers. Het is beschikbaar voor alle
radio- en mediafuncties.
%De oproep kan ook plaatsvinden uit andere
audiobronnen. Vervang in het menupad media
bijvoorbeeld door radio.
Geluidsmenu in het advanced sound system
oproepen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z
Klankinstellingen uitvoeren
#Een van de weergegeven functies selecteren.
Hoge tonen, middentonen en bassen in het
advanced sound system instellen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z
#Treble, Middle of Bass instellen.
Volumeaanpassing in het advanced sound sys-
tem in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z 5Equalizer
5Luidheidnormalisatie
De luidheidnormalisatie uitschakelen
#Een stand inschakelen.
of
#De luidheidnormalisatie uitschakelen.
Balans/fader in het advanced sound system
instellen
Multimediasysteem:
4© 5Media 5Z
5Balans en Fader
Balans instellen
#In het weergegeven raster de volumeverdeling
tussen de rechter- en linkerzijde van de auto
verschuiven.
Het volume wordt verdeeld tussen de linker en
rechter luidsprekers in de auto.
MBUX multimediasysteem 569
F247 0072 07
Fader instellen
#In het weergegeven raster de volumeverdeling
tussen het voorste en achterste deel van de
auto verschuiven.
Het volume wordt verdeeld tussen de voorste
en achterste luidsprekers in de auto.
570 MBUX multimediasysteem
F247 0072 07
Weergave onderhoudsinterval ASSYST PLUS
Werking van de weergave onderhoudsinterval
ASSYST PLUS
De weergave onderhoudsinterval ASSYST PLUS
informeert u via het bestuurdersdisplay over de
resterende tijd of de resterende afstand tot de
volgende reguliere onderhoudstermijn.
Met de terugtoets G in het stuurwiel kunt u de
onderhoudsindicator verbergen.
Afhankelijk van het gebruik van de auto kan de
weergave van het onderhoudsinterval ASSYST
PLUS het onderhoudsinterval verkorten, bijvoor-
beeld in de volgende gevallen:
Rhoofdzakelijk korte ritten
Rvaak en langdurig draaien met stationair toe-
rental
Rfrequente koudestartfasen
RAuto's met dieselpartikellter: Vaak onderbro-
ken regeneraties van het dieselpartikellter
Mercedes-Benz adviseert om dergelijke bedrijfs-
omstandigheden te vermijden.
Informatie met betrekking tot het onderhoud van
uw auto is verkrijgbaar bij een gekwaliceerde
werkplaats, bijvoorbeeld een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats.
Onderhoudstermijn weergeven
Bestuurdersdisplay:
4Service
De volgende onderhoudstermijn wordt weergege-
ven.
#Weergave verlaten: De terugtoets G in het
stuurwiel indrukken.
Informatie over het regelmatig uitvoeren van
onderhoudswerkzaamheden
*AANWIJZING Voortijdige slijtage door niet
aanhouden van de onderhoudstermijn
Niet tijdig of onvolledig uitgevoerde onder-
houdswerkzaamheden kunnen leiden tot ver-
hoogde slijtage en schade aan de auto.
#De voorgeschreven onderhoudsinterval-
len aanhouden.
#De voorgeschreven onderhoudswerk-
zaamheden laten uitvoeren bij een
gekwaliceerde werkplaats.
Aanwijzingen met betrekking tot bijzondere onder-
houdsmaatregelen
Het voorgeschreven onderhoudsinterval is afge-
stemd op normale bedrijfsomstandigheden van de
auto. Bij zwaardere bedrijfsomstandigheden of
zwaardere belasting van de auto laat u de onder-
houdswerkzaamheden vaker dan voorgeschreven
uitvoeren.
De weergave van het onderhoudsinterval ASSYST
PLUS is slechts een hulpmiddel. De bestuurder
van de auto is zelf verantwoordelijk voor het even-
tueel vaker dan voorgeschreven uitvoeren van
onderhoudswerkzaamheden wanneer de bedrijfs-
omstandigheden en/of belastingen daartoe aan-
leiding geven.
Onderhoud en verzorging 571
F247 0072 07
Voorbeelden van zware bedrijfsomstandigheden:
Rregelmatige stadsritten met vele tussenstops
Rhoofdzakelijk korte ritten
Rvaker gebruik in bergachtig gebied of op
slechte wegen
Rvaak en langdurig draaien met stationair toe-
rental
Rernstige stofoverlast en/of veelvuldig gebruik
van de luchtrecirculatie
Bij deze of vergelijkbare bedrijfsomstandigheden
bijvoorbeeld het interieurlter, het luchtlter, de
motorolie en het olielter vaker laten vervangen.
Bij hogere belastingen de banden vaker controle-
ren. Meer informatie is verkrijgbaar in een gekwa-
liceerde werkplaats.
Standtijd met accukabels losgemaakt
De weergave van het onderhoudsinterval ASSYST
PLUS berekent de onderhoudstermijn alleen wan-
neer de accukabels aangesloten zijn.
#Vóór het losmaken van de accukabels de
onderhoudstermijn op het bestuurdersdisplay
laten weergeven en noteren (/ pagina 571).
Onderhoudsmanagement
Aanwijzingen met betrekking tot het onderhouds-
management
Wanneer de dienst onderhoudsmanagement geac-
tiveerd is, worden automatisch de relevante gege-
vens verzonden aan de Mercedes-Benz klanten-
service.
De klantenservice gee de informatie door aan de
Service Partner die door u op de website van
Mercedes me onder: http://www.mercedes.me
is opgeslagen. Daardoor verkrijgt u individuele
adviezen voor het onderhoud van de auto.
%De berekening van het optimale verzendtijd-
stip van de onderhoudsvraag aan de Service
Partner is afhankelijk van technische beper-
kingen. Deze kunnen ervoor zorgen dat het
onderhoudsadvies als te vroeg of te laat wordt
waargenomen, of in het geheel niet plaats-
vindt. In dat geval kunt u via de onderhouds-
herinnering in het multimediasysteem eenvou-
dig een onderhoudsafspraak maken met de
klantenservice.
%Het onderhoudsmanagement en de onder-
houdsherinnering in het multimediasysteem
zijn niet in elk land beschikbaar. Bij een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats informeren
of deze functie in uw land beschikbaar is.
Verstuurde gegevens bij gebruik van onderhouds-
management
Wanneer de service geactiveerd is, worden auto-
matisch relevante gegevens voor het vastleggen
van de noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden
en het herkennen en verhelpen van storingen ver-
zonden.
Meer informatie over de gegevensoverdracht is te
vinden in de privacyverklaringen van de Mercedes
me connect services. Deze vindt u op: http://
www.mercedes.me onder "Mijn Mercedes me
account", "Gebruiksvoorwaarden".
%Het onderhoudsmanagement en de onder-
houdsherinnering in het multimediasysteem
zijn niet in elk land beschikbaar.
572 Onderhoud en verzorging
F247 0072 07
Telediagnose
Aanwijzingen met betrekking tot telediagnose
%De dienst is niet in alle landen beschikbaar.
De auto kan herkennen dat bepaalde slijtagedelen
moeten worden vervangen, of dat er functiestorin-
gen zijn opgetreden aan voertuigsystemen. Wan-
neer de dienst Telediagnose geactiveerd is, wor-
den automatisch de relevante gegevens verzon-
den aan de fabrikant. Wanneer door de zelfdiag-
nose van de voertuigsystemen storingen worden
herkend, verstuurt het systeem afhankelijk van de
herkende storingen instructies naar de Mercedes-
Benz klantenservice. De klantenservice gee de
informatie door aan de Service Partner die door u
op de website van Mercedes me onder: http://
www.mercedes.me is opgeslagen.
Bij enkele functiestoringen kan in het multimedia-
systeem de melding verschijnen dat een functie-
storing is herkend, met het verzoek contact op te
nemen met de Mercedes-Benz klantenservice.
Vanuit deze melding kan direct worden gebeld
met de klantenservice om hulp te verkrijgen.
%Het doorgeven van een bericht aan het multi-
mediasysteem is afhankelijk van het land, het
voertuigtype en de uitrusting en vereist een
snelle gegevensverbinding – de provider hee
hier geen invloed op.
%Een betrouwbare storingsherkenning is afhan-
kelijk van technische beperkingen. Daarom
kan slechts een beperkt aantal storingen wor-
den herkend en een beperkt aantal instructies
worden doorgegeven aan de klantenservice
en de Service Partner. Mercedes-Benz AG
werkt continu aan de uitbreiding van deze
service. De storingsherkenning is afhankelijk
van het land, het voertuigtype en de uitrus-
ting.
Verstuurde gegevens bij gebruik van telediagnose
Wanneer de service geactiveerd is, worden auto-
matisch relevante gegevens voor het vastleggen
van de noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden
en het herkennen en verhelpen van storingen ver-
zonden.
Meer informatie over de gegevensoverdracht is te
vinden in de privacyverklaringen van de Mercedes
me connect services. Deze vindt u op: http://
www.mercedes.me onder "Mijn Mercedes me
account", "Gebruiksvoorwaarden".
%De omvang van de verstuurde gegevens hangt
af van het type en de uitrusting van de auto.
Door technische omstandigheden zijn niet alle
gegevens op elk moment beschikbaar.
Motorruimte
Motorkap openen en sluiten
&GEVAAR Levensgeaar bij het uitvoeren van
onderhoudswerken tijdens het laadproces
Tijdens het laadproces staat het hogevollt-
boordnet onder hoge elektrische spanning.
#Tijdens het laadproces geen onder-
houdswerken uitvoeren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door ontgrendelde motorkap tijdens het
rijden
De motorkap kan zich openen en het zicht
belemmeren.
Onderhoud en verzorging 573
F247 0072 07
#Nooit de motorkap ontgrendelen tijdens
het rijden.
#Voor iedere rit controleren dat de motor-
kap vergrendeld is.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel bij het openen en sluiten van de
motorkap
De motorkap kan plotseling in de eindstand
vallen.
Voor personen die zich in het draaibereik van
de motorkap bevinden bestaat gevaar voor let-
sel!
#Als een persoon zich in het zwenkbereik
bevindt, de motorkap niet openen of slui-
ten.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den bij het openen van de motorkap
Wanneer u de motorkap bij een oververhitte
motor of brand in de motorruimte opent, kun-
nen zich de volgende situaties voordoen:
RU kunt met hete gassen in aanraking
komen.
RU kunt met andere vrijkomende, hete
bedrijfsstoen in aanraking komen.
#Voordat de motorkap wordt geopend, de
oververhitte motor laten afkoelen.
#Bij brand in de motorruimte de motorkap
gesloten houden en de brandweer waar-
schuwen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
bewegende delen
Bestanddelen in de motorruimte kunnen ook
bij uitgeschakeld aandrijfsysteem blijven wer-
ken of plotseling in werking treden.
Het volgende in acht nemen als de motorkap
moet worden geopend:
#De auto uitschakelen.
#Nooit in de gevarenzone van bewegende
onderdelen, bijvoorbeeld het draaibereik
van de ventilator, grijpen.
#Sieraden en horloges afdoen.
#Kledingstukken en haren uit de buurt van
bewegende delen houden.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
het aanraken van spanningsvoerende
onderdelen
Het ontstekingssysteem en het brandston-
spuitsysteem werken met een hoge spanning.
U kunt een stroomstoot krijgen.
#Nooit onderdelen van het ontstekings-
systeem of het brandstonspuitsysteem
aanraken wanneer de auto is ingescha-
keld.
574 Onderhoud en verzorging
F247 0072 07
De spanningsvoerende onderdelen zijn bijvoor-
beeld de volgende:
RBobine
RBrandstofverstuivers
RElektrische bedrading naar de bobines en de
brandstofverstuivers
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den door hete onderdelen in de motor-
ruimte
Bepaalde onderdelen in de motorruimte kun-
nen zeer heet zijn, bijvoorbeeld de motor, de
radiateur en onderdelen van het uitlaatsys-
teem.
#De motor laten afkoelen en alleen de
hierna beschreven onderdelen aanraken.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
het gebruik van de ruitenwissers bij geo-
pende motorkap
Als de ruitenwissers zich in beweging zetten
als de motorkap geopend is, kunt u bekneld
raken in de wisserstangen.
#Altijd eerst de ruitenwissers en de auto
uitschakelen wanneer de motorkap moet
worden geopend.
Motorkap openen
#Om de motorkap te ontgrendelen aan de
handgreep 1 trekken.
#De gele handgreep 2 van het motorkapslot
met de hand (rug van de hand boven) naar
links tot aan de aanslag drukken. De motorkap
optillen, tot deze zelfstandig door de gasdruk-
veren omhoog wordt gebracht.
Motorkap sluiten
#De motorkap omlaagbrengen en vanaf een
hoogte van circa 20 cm laten vallen.
Onderhoud en verzorging 575
F247 0072 07
#Wanneer de motorkap nog iets kan worden
opgetild, de motorkap opnieuw openen en met
iets meer snelheid laten dichtvallen, tot hij
correct vergrendelt.
Motorolie
Motoroliepeil via bestuurdersdisplay controle-
ren
Voorwaarden
RDe motor is warmgedraaid.
RDe auto staat op een horizontale ondergrond.
RDe motor draait met stationair toerental.
RDe motorkap is gesloten.
Bij een normale rijstijl kan het bepalen van het
motoroliepeil tot 30 minuten duren, bij een
actieve rijstijl ook langer.
Bestuurdersdisplay:
4Service
Het motoroliepeil wordt weergegeven.
Op het bestuurdersdisplay verschijnt een van de
volgende meldingen:
RMotoroliepeil Oliepeil wordt gemeten: Er is
nog geen meting van het motoroliepeil moge-
lijk.
#Na maximaal 30 minuten rijden opnieuw pro-
beren.
RMotoroliepeil In orde en de balk voor de weer-
gave van het motoroliepeil op het bestuurders-
display is groen en ligt tussen "min" en "max":
Het motoroliepeil is in orde.
RMotoroliepeil 1,0 l bijvullen en de balk voor
de weergave van het motoroliepeil op het
bestuurdersdisplay is geel en ligt onder "min":
#1 l motorolie bijvullen.
RMotoroliepeil verlagen en de balk voor de
weergave van het motoroliepeil op het
bestuurdersdisplay is geel en ligt boven "max":
#Te veel bijgevulde motorolie aappen. Daar-
voor naar een gekwaliceerde werkplaats
gaan.
RVoor motoroliepeil auto inschakelen
#De auto inschakelen om het motoroliepeil te
controleren.
RMotoroliepeil Systeem buiten werking: De
oliepeilsensor is defect of niet aangesloten.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
RMotoroliepeil Systeem nu niet beschikbaar
#De motorkap sluiten.
Motorolie bijvullen
&GEVAAR Levensgeaar bij het uitvoeren van
onderhoudswerken tijdens het laadproces
Tijdens het laadproces staat het hogevollt-
boordnet onder hoge elektrische spanning.
#Tijdens het laadproces geen onder-
houdswerken uitvoeren.
576 Onderhoud en verzorging
F247 0072 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den bij het openen van de motorkap
Wanneer u de motorkap bij een oververhitte
motor of brand in de motorruimte opent, kun-
nen zich de volgende situaties voordoen:
RU kunt met hete gassen in aanraking
komen.
RU kunt met andere vrijkomende, hete
bedrijfsstoen in aanraking komen.
#Voordat de motorkap wordt geopend, de
oververhitte motor laten afkoelen.
#Bij brand in de motorruimte de motorkap
gesloten houden en de brandweer waar-
schuwen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
bewegende delen
Bestanddelen in de motorruimte kunnen ook
bij uitgeschakeld aandrijfsysteem blijven wer-
ken of plotseling in werking treden.
Het volgende in acht nemen als de motorkap
moet worden geopend:
#De auto uitschakelen.
#Nooit in de gevarenzone van bewegende
onderdelen, bijvoorbeeld het draaibereik
van de ventilator, grijpen.
#Sieraden en horloges afdoen.
#Kledingstukken en haren uit de buurt van
bewegende delen houden.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den door hete onderdelen in de motor-
ruimte
Bepaalde onderdelen in de motorruimte kun-
nen zeer heet zijn, bijvoorbeeld de motor, de
radiateur en onderdelen van het uitlaatsys-
teem.
#De motor laten afkoelen en alleen de
hierna beschreven onderdelen aanraken.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brand en
letsel door motorolie
Wanneer motorolie op hete onderdelen in de
motorruimte terecht komt, kan het ontsteken.
#Ervoor zorgen dat er geen motorolie
naast de vulopening terecht komt.
#Voordat de motor wordt gestart, deze
laten afkoelen en met motorolie ver-
vuilde onderdelen grondig reinigen.
*AANWIJZING Motorschade door verkeerd
olielter, verkeerde olie of additieven
#Geen motorolie en geen olielter met
een andere dan de voor de voorgeschre-
ven onderhoudsintervallen benodigde
specicaties gebruiken.
#De aanwijzingen van de weergave onder-
houdsinterval voor het olie verversen
opvolgen en de voorgeschreven verver-
singsintervallen in acht nemen.
#Geen additieven gebruiken.
Onderhoud en verzorging 577
F247 0072 07
*AANWIJZING Schade door te veel bijge-
vulde motorolie
Te veel motorolie kan de motor of de katalysa-
tor beschadigen.
#Te veel bijgevulde motorolie moet door
een gekwaliceerde werkplaats worden
verwijderen.
%Afhankelijk van de rijstijl verbruikt de auto
maximaal 0,8 l olie op 1000 km. Het oliever-
bruik kan ook hoger zijn wanneer de auto
nieuw is of als er vaker met een hoog motor-
toerental wordt gereden.
#De afsluitdop 1 linksom draaien en verwijde-
ren.
#Motorolie bijvullen.
#De afsluitdop 1 aanbrengen en rechtsom
draaien tot deze vergrendelt.
#Het oliepeil opnieuw controleren
(/ pagina 30).
Koelvloeistofniveau controleren
&GEVAAR Levensgeaar bij het uitvoeren van
onderhoudswerken tijdens het laadproces
Tijdens het laadproces staat het hogevollt-
boordnet onder hoge elektrische spanning.
#Tijdens het laadproces geen onder-
houdswerken uitvoeren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den bij het openen van de motorkap
Wanneer u de motorkap bij een oververhitte
motor of brand in de motorruimte opent, kun-
nen zich de volgende situaties voordoen:
RU kunt met hete gassen in aanraking
komen.
RU kunt met andere vrijkomende, hete
bedrijfsstoen in aanraking komen.
#Voordat de motorkap wordt geopend, de
oververhitte motor laten afkoelen.
578 Onderhoud en verzorging
F247 0072 07
#Bij brand in de motorruimte de motorkap
gesloten houden en de brandweer waar-
schuwen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
bewegende delen
Bestanddelen in de motorruimte kunnen ook
bij uitgeschakeld aandrijfsysteem blijven wer-
ken of plotseling in werking treden.
Het volgende in acht nemen als de motorkap
moet worden geopend:
#De auto uitschakelen.
#Nooit in de gevarenzone van bewegende
onderdelen, bijvoorbeeld het draaibereik
van de ventilator, grijpen.
#Sieraden en horloges afdoen.
#Kledingstukken en haren uit de buurt van
bewegende delen houden.
&WAARSCHUWING Verbrandingsgevaar
door heet koelmiddel
Wanneer u de afsluitdop opent, kunt u zich
verbranden.
#Vóór het openen van de afsluitdop de
motor laten afkoelen.
#Bij het openen veiligheidshandschoenen
en veiligheidsbril dragen.
#Om de druk af te laten de afsluitdop
langzaam openen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den door hete onderdelen in de motor-
ruimte
Bepaalde onderdelen in de motorruimte kun-
nen zeer heet zijn, bijvoorbeeld de motor, de
radiateur en onderdelen van het uitlaatsys-
teem.
#De motor laten afkoelen en alleen de
hierna beschreven onderdelen aanraken.
#De auto op een horizontaal vlak parkeren.
#De koelvloeistoemperatuurmeter op het
bestuurdersdisplay controleren.
De koelvloeistoemperatuur moet lager dan
40°C zijn.
#De afsluitdop 1 langzaam linksom draaien en
de overdruk laten ontsnappen.
Onderhoud en verzorging 579
F247 0072 07
#De afsluitdop 1 verder linksom draaien en
verwijderen.
In de volgende gevallen is het koelvloeistofniveau
in orde:
RWanneer de koelvloeistof bij koude motor tot
de markeringsrand 2 staat.
RWanneer de koelvloeistof bij warme motor
max. 1,5 cm boven de markeringsrand 2
staat.
#Indien nodig een door Mercedes-Benz goedge-
keurde koelvloeistof bijvullen.
Ruitensproeierinstallatie bijvullen
&GEVAAR Levensgeaar bij het uitvoeren van
onderhoudswerken tijdens het laadproces
Tijdens het laadproces staat het hogevollt-
boordnet onder hoge elektrische spanning.
#Tijdens het laadproces geen onder-
houdswerken uitvoeren.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den bij het openen van de motorkap
Wanneer u de motorkap bij een oververhitte
motor of brand in de motorruimte opent, kun-
nen zich de volgende situaties voordoen:
RU kunt met hete gassen in aanraking
komen.
RU kunt met andere vrijkomende, hete
bedrijfsstoen in aanraking komen.
#Voordat de motorkap wordt geopend, de
oververhitte motor laten afkoelen.
#Bij brand in de motorruimte de motorkap
gesloten houden en de brandweer waar-
schuwen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
bewegende delen
Bestanddelen in de motorruimte kunnen ook
bij uitgeschakeld aandrijfsysteem blijven wer-
ken of plotseling in werking treden.
Het volgende in acht nemen als de motorkap
moet worden geopend:
#De auto uitschakelen.
#Nooit in de gevarenzone van bewegende
onderdelen, bijvoorbeeld het draaibereik
van de ventilator, grijpen.
#Sieraden en horloges afdoen.
#Kledingstukken en haren uit de buurt van
bewegende delen houden.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den door hete onderdelen in de motor-
ruimte
Bepaalde onderdelen in de motorruimte kun-
nen zeer heet zijn, bijvoorbeeld de motor, de
radiateur en onderdelen van het uitlaatsys-
teem.
#De motor laten afkoelen en alleen de
hierna beschreven onderdelen aanraken.
580 Onderhoud en verzorging
F247 0072 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor brand‑ en
letsel door ruitensproeiervloeistofconcen-
traat
Ruitensproeiervloeistofconcentraat is licht
ontvlambaar. Wanneer het op hete onderdelen
in de motorruimte of onderdelen van het uit-
laatsysteem terechtkomt, kan het ontsteken.
#Ervoor zorgen dat er geen ruitensproeier-
vloeistofconcentraat naast de vulopening
terecht komt.
#De afsluitdop 1 aan de lip lostrekken.
#Ruitensproeiervloeistof bijvullen.
Lucht-waterkanaal vrijhouden
#Het gebied tussen de motorkap en de voorruit
vrijhouden van afzettingen, bijvoorbeeld ijs,
sneeuw of bladeren.
Reiniging en verzorging
Aanwijzingen met betrekking tot het auto wassen
in een wasstraat
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door verminderde remwerking na het auto
wassen
Nadat de auto is gewassen, hebben de rem-
men een verminderde remwerking.
#Nadat de auto is gewassen, rekening
houdend met de verkeerssituatie, voor-
zichtig afremmen tot de volledige rem-
werking weer aanwezig is.
*AANWIJZING Beschadiging door zelfstan-
dig remmen
Wanneer een van de volgende functies inge-
schakeld is, remt de auto in bepaalde situaties
automatisch:
RActive Brake Assist System
RActieve afstandsassistent DISTRONIC
Onderhoud en verzorging 581
F247 0072 07
RHOLD-functie
RActieve parkeerassistent
Om schade aan de auto te vermijden, deze
systemen bijv. uitchakelen bij het slepen of in
de wasstraat.
*AANWIJZING Beschadigingen als gevolg
van ongeschikte wasstraat
#Voor het inrijden van een wasstraat con-
troleren of de wasstraat geschikt is voor
de afmetingen van de auto.
#Erop letten dat er voldoende bodemvrij-
heid tussen de bodemplaat en de gelei-
derails van de wasstraat aanwezig is.
#Erop letten dat de doorgangsbreedte van
de wasstraat, met name de breedte van
de geleiderails, voldoende is.
Om schade aan de auto te vermijden, het vol-
gende in acht nemen bij gebruik van een was-
straat:
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC is
uitgeschakeld.
RDe HOLD-functie is uitgeschakeld.
RDe 360°-camera of de achteruitrijcamera is
uitgeschakeld.
RDe zijruiten en het schuifdak zijn volledig
gesloten.
RDe aanjager van de ventilatie en de verwar-
ming is uitgeschakeld.
RDe schakelaar van de ruitenwissers staat in de
stand g.
RDe sleutel is ten minste 3 m van de auto ver-
wijderd. Anders kan de achterklep onbedoeld
opengaan.
RBij wasstraten met sleepinstallatie:
-De neutraalstand i is ingeschakeld.
-Als u de auto tijdens het wassen wilt verla-
ten, erop letten dat de sleutel zich in de
auto bevindt. Anders wordt de parkeer-
stand j automatisch ingeschakeld.
%Door na het auto wassen de was van de voor-
ruit en de ruitenwisserrubbers te verwijderen,
wordt streepvorming voorkomen en worden
wisgeluiden gereduceerd.
Wasstraatmodus
In de wasstraatmodus is de auto voorbereid voor
het binnenrijden in een wasstraat. De wasstraat-
modus kant tot een snelheid van 20 km/h worden
geactiveerd (/ pagina 583).
Bij activering van de wasstraatmodus worden de
volgende instellingen uitgevoerd:
RDe buitenspiegels worden ingeklapt.
ROm het automatisch in werking treden van de
ruitensproeierinstallatie te voorkomen, wordt
de regensensor gedeactiveerd.
RDe achterruitenwisser wordt gedeactiveerd.
RDe zijruiten en het schuifdak worden eventu-
eel gesloten.
RDe luchtrecirculatie wordt ingeschakeld.
582 Onderhoud en verzorging
F247 0072 07
RDe PARKTRONIC-parkeerassistent wordt
gedeactiveerd.
RAuto's met 360°-camera: na circa acht secon-
den wordt het frontbeeld weergegeven.
Als een van de instellingen niet kan worden uitge-
voerd, wordt dit door een % achter de betref-
fende instelling weergegeven.
Boven een snelheid van 20 km/h wordt de was-
straatmodus automatisch gedeactiveerd.
Bij deactivering van de wasstraatmodus worden
de volgende instellingen weer teruggezet:
RDe buitenspiegels klappen uit.
RDe regensensor wordt geactiveerd.
RDe achterruitenwisser wordt geactiveerd.
RDe luchtrecirculatie wordt uitgeschakeld.
RDe PARKTRONIC-parkeerassistent wordt naar
de daarvoor geselecteerde instelling terugge-
zet.
RDe zijruiten en het schuifdak blijven gesloten.
RAuto's met 360°-camera: het frontbeeld wordt
vanaf een snelheid van 18 km/h uitgescha-
keld.
Wasstraatmodus in- of uitschakelen
Voorwaarden
RDe auto staat stil.
RDe auto is ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4© 5Instellingen 5Voertuig
5Rijden
Wasstraatmodus inschakelen
#Wasstraatmodus selecteren.
#Activeren selecteren.
Wanneer een van de instellingen niet kan worden
uitgevoerd, wordt dit door een % achter de
betreende instelling weergegeven.
%Voor een overzicht van de instellingen die bij
het inschakelen van de wasstraatmodus wor-
den uitgevoerd (/ pagina 31).
Wasstraatmodus uitschakelen
#Uitschakelen selecteren.
De instellingen van de wasstraatmodus wor-
den teruggezet.
%De wasstraatmodus wordt automatisch
gedeactiveerd zodra een snelheid van
20 km/h wordt overschreden.
Aanwijzingen met betrekking tot het gebruik van
een hogedrukreiniger
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij gebruik van een hogedrukreiniger met
rondstraalsproeier
De waterstraal kan niet zichtbare schade ver-
oorzaken.
Beschadigde onderdelen kunnen onverwachts
uitvallen.
#Geen hogedrukreiniger met rondstraals-
proeiers gebruiken.
#Beschadigde banden of onderdelen van
het onderstel direct laten vervangen.
Onderhoud en verzorging 583
F247 0072 07
Om schade aan de auto te vermijden, het vol-
gende in acht nemen bij gebruik van een hoge-
drukreiniger:
RDe sleutel is ten minste 3 m van de auto ver-
wijderd. Anders kan de achterklep onbedoeld
opengaan.
REen minimale afstand van 30 cm tot de auto
aanhouden.
RAuto's met decorfolie: Onderdelen van de auto
zijn bedekt met een decorfolie. Een minimale
afstand van 70 cm tussen de met folie
bedekte delen van de auto en de sproeier-
mond van de hogedrukreiniger aanhouden. De
sproeier van de hogedrukreiniger tijdens de
reiniging bewegen. De watertemperatuur van
de hogedrukreiniger mag niet hoger zijn dan
60 °C.
RDe opgaven over de correcte afstand in de
handleiding van de fabrikant van de hogedruk-
reiniger in acht nemen.
RDe sproeier van de hogedrukreiniger niet
rechtstreeks op gevoelige onderdelen richten,
zoals bijv. banden, kieren, elektrische onder-
delen, accu's, lichtbronnen en ventilatieroos-
ters.
Auto met de hand wassen
*AANWIJZING Motorschade door binnen-
dringen van water
#De waterstraal niet direct in de luchtin-
laatroosters onder de motorkap richten.
De wettelijke bepalingen in acht nemen, in som-
mige landen is het met de hand wassen bijvoor-
beeld alleen toegestaan bij speciale wasplaatsen.
#Een mild schoonmaakmiddel, bijvoorbeeld
autoshampoo, gebruiken.
#Gebruik geen zuurhoudende reinigingsmidde-
len.
#De auto met lauw water en een zachte auto-
spons wassen. De auto daarbij niet aan direct
invallend zonlicht blootstellen.
#De auto voorzichtig met water afspoelen en
met een zeem afdrogen.
%De aanwijzingen met betrekking tot de verzor-
ging van onderdelen van de auto in acht
nemen (/ pagina 586).
Aanwijzingen met betrekking tot de verzorging van
lak en matte lak
Om beschadigingen van de lak en beïnvloeding
van de rijassistentiesystemen te vermijden, de vol-
gende aanwijzingen in acht nemen:
Lak
RDode insecten: Met insectenverwijderaar
inweken en vervolgens afspoelen.
RVogeluitwerpselen: Met water inweken en ver-
volgens afspoelen.
RBoomhars, olie, brandstof en vet: met een in
wasbenzine of aanstekervloeistof gedrenkte
doek door licht wrijven verwijderen.
RKoelvloeistof en remvloeistof: Met een voch-
tige doek en schoon water verwijderen.
RTeerspatten: Teerverwijderingsmiddel gebrui-
ken.
RWax: Siliconenverwijderaar gebruiken.
584 Onderhoud en verzorging
F247 0072 07
RGeen stickers, folie of iets dergelijks aanbren-
gen. Het aanbrengen van folie op de bumpers
uitsluitend bij een gekwaliceerde werkplaats
laten uitvoeren.
RVervuiling indien mogelijk direct verwijderen.
Geen zuuroplossingen en zuurhoudende reini-
gingsmiddelen gebruiken.
Matte lak
RAlleen voor Mercedes-Benz goedgekeurde
onderhoudsproducten gebruiken.
RGeen stickers, folie of iets dergelijks aanbren-
gen. Het aanbrengen van folie op de bumpers
uitsluitend bij een gekwaliceerde werkplaats
laten uitvoeren.
RDe auto en de lichtmetalen velgen niet
poetsen.
RUitsluitend wasstraten gebruiken die voldoen
aan de huidige stand van de techniek.
RIn wasstraten geen wasprogramma's met een
aansluitende behandeling met hete wax
gebruiken.
RGeen cleaners, schuur-/polijstproducten of
glansconserveringsmiddelen, bijvoorbeeld
wax, gebruiken.
Bij lakschade:
RLakwerkzaamheden uitsluitend laten uitvoeren
bij een gekwaliceerde werkplaats.
RDe werking van de radarsensoren controleren
(/ pagina 323).
Aanwijzingen met betrekking tot het reinigen van
decorfolie
Neem de „Aanwijzingen voor lak- en matlakonder-
houd“ (/ pagina 584) in acht. Deze aanwijzingen
gelden ook voor matte decorfolie.
Om schade te vermijden de aanwijzingen met
betrekking tot de reiniging van decorfolie in acht
nemen.
Reiniging
RVoor het reinigen veel water en een mild reini-
gingsmiddel zonder toevoegingen of schu-
rende stoen gebruiken, bijvoorbeeld een voor
Mercedes-Benz goedgekeurde autoshampoo.
RGebruik geen zuurhoudende reinigingsproduc-
ten.
RVervuiling indien mogelijk direct verwijderen.
Om te voorkomen dat de decorfolie onherstel-
baar beschadigd raakt, sterk wrijven vermij-
den.
RBij vervuiling in het oppervlak of een doe
decorfolie: Het voor Mercedes-Benz geadvi-
seerde en vrijgegeven reinigingsmiddel Paint
Cleaner gebruiken.
RDode insecten: Met insectenverwijderaar
inweken en vervolgens afspoelen.
RVogeluitwerpselen: Met water inweken en ver-
volgens afspoelen.
ROm watervlekken te vermijden, een auto die
van folie is voorzien na het wassen altijd met
een zachte, goed absorberende doek drogen.
Schade aan de decorfolie vermijden
RDe levensduur en de kleurechtheid van decor-
folie kan door de volgende zaken worden beïn-
vloed:
-Zonlicht
Onderhoud en verzorging 585
F247 0072 07
-Temperatuur, bijvoorbeeld door de aanja-
ger
-Weersomstandigheden
-Steenslag en vervuiling
-Chemische reinigingsmiddelen
-Vethoudende stoen
RGeen poetsmiddelen op matte decorfolie
gebruiken. Poetsen leidt ertoe dat het opper-
vlak gaat glanzen.
RMatte decorfolie of structuurfolie niet met wax
behandelen. Hierdoor kunnen vlekken ont-
staan die niet kunnen worden verwijderd.
Krassen, agressieve aanslag, vlekken door invloe-
den van buitenaf en beschadigingen die ontstaan
zijn door niet deskundige verzorging kunnen niet
altijd worden hersteld. In dit geval contact opne-
men met een gekwaliceerde werkplaats.
Informatie over speciale verzorgings- en reini-
gingsmiddelen is verkrijgbaar bij de fabrikant.
Bij met folie bedekte oppervlakken kunnen na het
verwijderen van decorfolie optische verschillen
optreden met de oppervlakken die niet door
decorfolie beschermd waren.
%Werkzaamheden of reparaties aan decorfolie
bij een gekwaliceerde werkplaats laten uit-
voeren, bijvoorbeeld een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats.
Aanwijzingen met betrekking tot de reiniging en
verzorging van onderdelen van de auto
&WAARSCHUWING Inklemgevaar door inge-
schakelde ruitenwissers bij het reinigen
van de voorruit
Als de ruitenwissers zich tijdens het reinigen
van de voorruit of van de ruitenwisserbladen in
beweging zetten, kunt u bekneld raken.
#Alvorens de voorruit of de ruitenwisser-
bladen te reinigen, altijd de ruitenwissers
en de auto uitschakelen.
*AANWIJZING Beschadigingen door zuur-
houdende reinigingsproducten
#Geen zuurhoudende reinigingsmiddelen
gebruiken. Anders kunnen de oppervlak-
ken worden beschadigd.
Om schade aan de auto te vermijden, de aanwij-
zingen met betrekking tot reiniging en verzorging
van de volgende onderdelen van de auto in acht
nemen:
Wielen en velgen
RWater en een zuurvrije velgreiniger gebruiken.
RVoor het verwijderen van remstof geen zuur-
houdende velgreiniger gebruiken. Anders wor-
den eventueel de wielbouten en onderdelen
van de remmen beschadigd.
RTer vermijding van corrosievorming op de rem-
schijven en remblokken na het reinigen enkele
minuten rijden en de auto dan pas parkeren.
De remschijven en remblokken worden warm
en drogen.
Ruiten
*AANWIJZING Beschadiging van elektroni-
sche onderdelen door overmatig binnen-
dringen van vloeistoen
Bij het reinigen van de ruiten van binnenuit
kunnen naar beneden stromende vloeistoen,
586 Onderhoud en verzorging
F247 0072 07
bijv.reinigingsmiddelen of water, achter bekle-
dingsonderdelen van het voertuiginterieur
terechtkomen en schade aan elektronische
onderdelen veroorzaken.
#Gebruik reinigingsmiddelen zo spaar-
zaam mogelijk.
#Vang gemorste vloeistoen onmiddellijk
op.
RDe ruiten aan de binnen- en buitenzijde met
een vochtige doek en een door Mercedes-
Benz geadviseerd reinigingsmiddel reinigen.
RVoor het reinigen van de binnenzijde geen
droge doeken, schuurmiddelen of oplosmidde-
len bevattende reinigingsmiddelen gebruiken.
%Na het vervangen van de ruitenwisserbladen
of de behandeling van de auto met wax de
voorruit grondig met voor Mercedes-Benz
geadviseerde reinigingsmiddelen reinigen. Het
niet in acht nemen van de gebruiksvoorschrif-
ten kan tot schade, smeersporen of verblin-
dende gedeeltes leiden.
%Condens of vuil op de buitenzijde van de voor-
ruit ter plaatse van de multifunctionele
camera verwijderen. Anders kunnen rijsyste-
men en rijveiligheidssystemen worden beïn-
vloed of uitvallen (/ pagina 323).
Ruitenwisserbladen
RDe ruitenwisserarmen gaan naar de vervan-
gingsstand (/ pagina 30).
RBij weggeklapte ruitenwisserarmen de ruiten-
wisserbladen met een vochtige doek reinigen.
%In acht nemen dat de ruitenwisserbladen van
een coating zijn voorzien. De coating kan res-
ten achterlaten op een doek. De ruitenwisser-
bladen niet overmatig en niet te vaak reinigen.
Exterieurverlichting
RDe ruiten met een natte spons en een mild rei-
nigingsmiddel, bijvoorbeeld autoshampoo, rei-
nigen.
RAlleen voor kunststof glas geschikte reini-
gingsmiddelen of doeken gebruiken.
Voertuigstekkerdoos (hoogspanningsaccu)
RDe voertuigstekkerdoos met schoon water en
een zachte doek reinigen.
RGeen hogedrukreiniger en geen reinigingsmid-
delen, bijvoorbeeld zeep, gebruiken.
Sensoren
RDe sensoren aan de voor- en achterzijde van
de auto reinigen met autoshampoo, rijkelijk
water en een zachte doek(/ pagina 323).
RBij het gebruik van een hogedrukreiniger een
minimumafstand van 30 cm aanhouden.
Camera's
RDe cameralenzen met schoon water en een
zachte doek reinigen.
RGeen hogedrukreiniger gebruiken.
Aanhangwagenvoorziening
RDe verzorgingstips in de handleiding van de
fabrikant van de aanhangwagenvoorziening in
acht nemen.
RDe kogelhals niet met een hogedrukreiniger of
oplosmiddel reinigen.
RRoestaanslag op de kogel bijvoorbeeld met
een staalborstel verwijderen.
RVuil met een pluisvrije doek verwijderen.
Onderhoud en verzorging 587
F247 0072 07
RNa reiniging van de kogelkop deze dun met
olie of met vet insmeren.
%Vóór het gebruik van een aanhangwagen met
antislingerkoppeling de handleiding van de
fabrikant in acht nemen.
Aanwijzingen met betrekking tot de verzorging van
het interieur
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
het losraken van kunststof delen na het
gebruik van oplosmiddelhoudende verzor-
gingsmiddelen
De oppervlakken in de cockpit kunnen poreus
worden. Wanneer de airbags dan worden
geactiveerd, kunnen kunststof delen losraken.
#Voor de reiniging van de cockpit geen
oplosmiddelhoudende verzorgings‑ en
reinigingsmiddelen gebruiken.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door gebleekte veiligheids-
gordels
Veiligheidsgordels kunnen door bleken of kleu-
ren aanzienlijk verzwakken.
Daardoor kunnen de veiligheidsgordels bij-
voorbeeld bij een ongeval scheuren of uitval-
len.
#Veiligheidsgordels nooit bleken of kleu-
ren.
*AANWIJZING Materiële schade door desin-
fectiemiddelen
Het interieur bevat een groot aantal gevoelige
oppervlakken, zoals displays, kunststoen en
leder.
Desinfectiemiddelen kunnen alcohol en
andere stoen bevatten, die door oppervlak-
ken dringen en deze beschadigen. Ook tech-
niek die zich achter toetsen en displays
bevindt kan worden beschadigd.
#Geen desinfectiemiddelen gebruiken op
oppervlakken in het interieur.
Om schade aan de auto te vermijden, de volgende
aanwijzingen met betrekking tot de reiniging en
verzorging in acht nemen:
Veiligheidsgordels
RMet lauw water en een zeepsopoplossing rei-
nigen.
RGeen chemische reinigingsmiddelen gebrui-
ken.
RNiet door verwarming boven 80°C of in direct
invallend zonlicht drogen.
Display
RHet display uitschakelen en laten afkoelen.
RHet oppervlak voorzichtig met een microvezel-
doek en een geschikt onderhoudsmiddel voor
displays (TFT-LCD) reinigen.
RGeen andere middelen gebruiken.
Head-up-display
RMet een zachte, niet-statische, pluisvrije doek
reinigen.
588 Onderhoud en verzorging
F247 0072 07
RGeen reinigingsmiddelen gebruiken.
Kunststof bekleding
RMet een vochtige microvezeldoek reinigen.
RBij sterke vervuiling: Een voor Mercedes-Benz
geadviseerd reinigingsmiddel gebruiken.
RGeen stickers, folie of iets dergelijks aanbren-
gen.
RNiet in contact laten komen met cosmetica,
insectenspray en zonnebrandcrème.
Echt hout en sierdelen
RMet een microvezeldoek reinigen.
RPianolaklook zwart: Met een vochtige doek en
een zeepsopoplossing reinigen.
RBij sterke vervuiling: Een voor Mercedes-Benz
geadviseerd reinigingsmiddel gebruiken.
RGeen oplosmiddelhoudende reinigingsmidde-
len, poetsmiddelen of wax gebruiken.
Interieurhemel
RMet een borstel of droogshampoo reinigen.
Vloerbedekking
REen voor Mercedes-Benz geadviseerd tapijt-
en textielreinigingsmiddel gebruiken.
Stuurwiel van kunstleder
RMet een vochtige katoenen doek en een 1%-
zeepoplossing het gehele stuurwiel reinigen.
Niet alleen afzonderlijke vlekken reinigen.
REen voor Mercedes-Benz aanbevolen reini-
gings- en verzorgingsmiddel gebruiken.
RGeen microvezeldoek gebruiken.
RGeen oliehoudende reinigings- en verzorgings-
middelen gebruiken.
Stuurwiel van echt leder of DINAMICA
*AANWIJZING Beschadigingen door ver-
keerde reinigingsmiddelen
#Geen oplosmiddelhoudende reinigings-
middelen, zoals teerverwijderingsmiddel
of velgenreiniger, poetsmiddelen of wax
gebruiken. Anders kan het oppervlak
worden beschadigd.
RMet een vochtige doek en een 1%-zeepsopop-
lossing reinigen en met een droge doek nave-
gen.
RBij sterke vervuiling: Een voor Mercedes-Benz
geadviseerd reinigingsmiddel gebruiken.
RLederverzorging: Een voor Mercedes-Benz
geadviseerd lederverzorgingsmiddel gebrui-
ken.
RHet leder niet te nat reinigen.
RGeen microvezeldoek gebruiken.
%Leder is een natuurproduct. Het oppervlak
hee natuurlijke kenmerken, zoals verschillen
in de structuur, groei- en letselsporen of lichte
kleurnuances. Deze oppervlaktekenmerken
zijn bijzonderheden van leder, geen materiaal-
gebreken. Bovendien ondergaat leder een
natuurlijk verouderingsproces, waarbij de
oppervlaktekenmerken veranderen.
Stoelhoezen van echt leder
RVerontreinigingen, bv. kruimels of stof, afzui-
gen en aansluitend de stoelhoezen met een
vochtige katoenen doek reinigen en met een
Onderhoud en verzorging 589
F247 0072 07
droge doek navegen. De stoelhoezen regelma-
tig reinigen.
RBij sterke vervuiling: een voor Mercedes-Benz
aanbevolen lederverzorgingsproduct voor de
nabehandeling gebruiken.
RLederverzorging: Een voor Mercedes-Benz
geadviseerd lederverzorgingsmiddel gebrui-
ken.
RGeen microvezeldoek gebruiken.
RHet leder niet te nat reinigen.
RGeen oliehoudende reinigings- en verzorgings-
middelen gebruiken.
%Leder is een natuurproduct. Het oppervlak
hee natuurlijke kenmerken, zoals verschillen
in de structuur, groei- en letselsporen of lichte
kleurnuances. Deze oppervlaktekenmerken
zijn bijzonderheden van leder, geen materiaal-
gebreken. Bovendien ondergaat leder een
natuurlijk verouderingsproces, waarbij de
oppervlaktekenmerken veranderen.
Door het natuurlijke materiaal leder kan de
stoelhoes gaan golven of rimpelen als ze
wordt belast.
Een regelmatige reiniging en verzorging van
het leder reduceert verontreinigingen,
gebruikssporen en schade als gevolg van ver-
oudering en verlengt daardoor duidelijk de
levensduur. Kleurafgevende kleding, bijvoor-
beeld jeans, kan verkleuringen op het leder
achterlaten.
Stoelhoezen van DINAMICA
RZuig verontreinigingen weg, bv. kruimels of
stof, en reinig vervolgens met een vochtige
doek.
RGeen microvezeldoek gebruiken.
Stoelhoezen van kunstleder
RVerontreinigingen, bv. kruimels of stof afzuigen
en aansluitend met een vochtige microvezel-
doek en een zeepsopoplossing van 1% de vol-
ledige stoelhoes reinigen. Niet alleen afzonder-
lijke vlekken reinigen.
REen voor Mercedes-Benz aanbevolen reini-
gings- en verzorgingsmiddel gebruiken.
RGeen microvezeldoek gebruiken.
RGeen oliehoudende reinigings- en verzorgings-
middelen gebruiken.
Stoelhoezen van stof
RVerontreinigingen, bv. kruimels of stof afzuigen
en aansluitend met een vochtige microvezel-
doek en een zeepsopoplossing van 1% de vol-
ledige stoelhoes reinigen. Niet alleen afzonder-
lijke vlekken reinigen.
REen voor Mercedes-Benz aanbevolen reini-
gings- en verzorgingsmiddel gebruiken.
RGeen oliehoudende reinigings- en verzorgings-
middelen gebruiken.
590 Onderhoud en verzorging
F247 0072 07
Noodgeval
Veiligheidsvest uitnemen
In de portieropbergvakken van alle portieren
bevindt zich een veiligheidsvestvak voor het
opbergen van een veiligheidsvest.
#Uitnemen: Het veiligheidsvestfoedraal 1 aan
de lus 2 eruit trekken.
#Het veiligheidsvestfoedraal 1 openen en het
veiligheidsvest eruit nemen.
#Terugplaatsen: Het veiligheidsvest opvouwen,
oprollen en in veiligheidsvestvak 1 opbergen.
#Het veiligheidsvestfoedraal 1 evenwijdig aan
de onderrand van de armsteun in het veilig-
heidsvestfoedraal schuiven. Daarbij erop let-
ten, dat de lus 2 gemakkelijk vast te pakken
is.
%Bij een nieuw veiligheidsvest de verpakkings-
folie verwijderen, voordat het vest met het
foedraal in het veiligheidsvestvak wordt
geschoven. Anders kan het veiligheidsvest
onbedoeld eruit glijden of wordt het verwijde-
ren bemoeilijkt.
De wettelijke bepalingen in de betreende
landen in acht nemen.
1Maximum aantal wasbeurten
2Maximale wastemperatuur
3Niet bleken
4Niet strijken
5Geen wasdroger gebruiken
6Niet chemisch reinigen
7Veiligheidsvest klasse 2
Alleen wanneer het veiligheidsvest de juiste maat
hee en volledig gesloten is kan aan de in de wet-
telijke norm vastgelegde eisen worden voldaan.
Pechhulp 591
F247 0072 07
Het veiligheidsvest in de volgende gevallen ver-
vangen:
RDe reecterende strepen zijn beschadigd of
vervuild.
RHet is te vaak gewassen.
RDe uorescerende werking van het veiligheids-
vest neemt af, bijvoorbeeld door permanent
zonlicht.
Het veiligheidsvest op milieuvriendelijke wijze
afvoeren:
RDaartoe contact opnemen met uw plaatselijke
afvalinzamelingsbedrijf.
Gevarendriehoek
Gevarendriehoek uitnemen
De gevarendriehoek is aan de onderzijde van de
bagageruimtebodem bevestigd.
#De bagageruimtebodem 1 openen.
#De gevarendriehoek 2 uitnemen.
Afhankelijk van de uitrusting van de auto kan de
gevarendriehoek zich ook op een andere plaats
onder de bagageruimtebodem bevinden.
Gevarendriehoek uitklappen
#De reectoren aan de zijkant tot een drie-
hoeksvorm omhoogtrekken en met de boven-
ste drukknop verbinden.
#De poten zijdelings naar onderen uitklappen.
Overzicht EHBO-set
De EHBO-set 1 bevindt zich links in de bagage-
ruimte in het opbergnet.
Afhankelijk van de uitvoering van de auto kan de
EHBO-set 1 zich op een andere positie in de
bagageruimte bevinden.
592 Pechhulp
F247 0072 07
Brandblusser uitnemen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door een niet correct bevestigde brand-
blusser in de beenruimte van de bestuur-
der
Een brandblusser kan de slag van de pedalen
beperken of een ingedrukt pedaal blokkeren.
Hierdoor wordt de bedrijfs‑ en verkeersveilig-
heid van de auto in gevaar gebracht.
De brandblusser kan gaan rondslingeren en de
bestuurder of anderen inzittende verwonden.
#De brandblusser altijd correct in de hou-
der opbergen en bevestigen.
#De brandblusser tijdens het rijden niet
uitnemen.
#Auto met linkse besturing: De lip 1 omhoog-
trekken.
#Auto met rechtse besturing: De lip 1 omlaag-
trekken.
#De brandblusser 2 uitnemen.
Bandenpech
Aanwijzingen met betrekking tot bandenpech
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door drukloze banden
Een drukloze band hee een sterk nadelige
invloed op de rij-eigenschappen en het stuur‑
en remgedrag.
Banden zonder noodloopeigenschappen:
#Niet met drukloze band rijden.
#De drukloze band direct laten vervangen
door een nood‑ of reservewiel of contact
opnemen met een gekwaliceerde werk-
plaats.
Banden met noodloopeigenschappen:
#De informatie en de waarschuwingsaan-
wijzingen over MOExtended banden
(banden met noodloopeigenschappen) in
acht nemen.
Pechhulp 593
F247 0072 07
Afhankelijk van de uitrusting van de auto hebt u in
geval van bandenpech over de volgende mogelijk-
heden:
RAuto's met MOExtended-banden: Beperkt
doorrijden is mogelijk. Daarbij de waarschu-
wingsaanwijzingen over MOExtended banden
(banden met noodloopeigenschappen) in acht
nemen (/ pagina 594).
RAuto's met TIREFIT-set: U kunt de band afdich-
ten om beperkt te kunnen doorrijden. Daartoe
de TIREFIT-set gebruiken (/ pagina 595).
RAuto's met Mercedes me connect: U kunt in
geval van pech een pechoproep starten met
het bedieningspaneel dakconsole
(/ pagina 530).
RAlle auto's: Het wiel vervangen
(/ pagina 628).
%Een noodwiel is alleen in bepaalde landen ver-
krijgbaar (/ pagina 634).
Aanwijzingen met betrekking tot MOExtended-
banden (banden met noodloopeigenschappen)
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
tijdens het rijden in het noodprogramma
Bij het rijden in het noodprogramma verslech-
tert het rijgedrag.
#De toegestane maximumsnelheid voor
MOExtended-banden niet overschrijden.
#Abrupte stuur- en rijmanoeuvres en rij-
den over hindernissen (stoepranden, kui-
len en wegoneenheden, in het terrein)
vermijden. Dit geldt in het bijzonder als
de auto beladen is.
#In de volgende gevallen het rijden in het
noodprogramma beëindigen:
Rbij klapperende geluiden
Rbij schudden van de auto
Rbij rookontwikkeling met de geur van rub-
ber
Rbij voortdurend ingrijpen van het ESP®
Rbij scheuren in de bandwangen
#Na het rijden in de noodprogramma bij
een gekwaliceerde werkplaats laten
controleren of de velgen verder kunnen
worden gebruikt.
#De defecte band in ieder geval vervan-
gen.
Met MOExtended banden (banden met noodloop-
eigenschappen) kan ook met de auto worden
gereden wanneer één of meer banden volledig
leeg zijn. De band mag echter geen duidelijk zicht-
bare beschadiging vertonen.
Een MOExtended-band kunt u herkennen aan het
keurmerk "MOExtended" op de wang van de band.
Auto's met bandenspanningswaarschuwingssys-
teem: MOExtended-banden mogen alleen in com-
binatie met geactiveerd bandenspanningswaar-
schuwingssysteem worden gebruikt.
Auto's met bandenspanningscontrole: MOExten-
ded-banden mogen alleen in combinatie met
geactiveerde bandenspanningscontrole worden
gebruikt.
594 Pechhulp
F247 0072 07
Wanneer een waarschuwingsmelding voor druk-
verlies op het bestuurdersdisplay verschijnt, als
volgt te werk gaan:
RDe band op beschadiging controleren.
RBij doorrijden de volgende aanwijzingen in
acht nemen.
Af te leggen afstand na drukverlieswaarschuwing
Beladingstoestand Af te leggen afstand
Gedeeltelijk beladen 80 km
Volledig beladen 30 km
De bereikbare nog af te leggen afstand kan afwij-
ken afhankelijk van de rijstijl. Daarbij de toege-
stane maximumsnelheid van 80 km/h in acht
nemen.
Wanneer na een lekke band niet meteen een
MOExtended-band kan worden gemonteerd, mag
tijdelijk ook een standaardband worden gebruikt.
Opbergplaats TIREFIT-set (niet plug-in-hybride)
De TIREFIT-set bevindt zich onder de bagageruim-
tebodem.
1Fles bandenafdichtmiddel
2Bandenvulcompressor
%De informatie over de vermogensklasse (LK)
en/of de elektrische gegevens vindt u aan de
achterzijde van de bandenvulcompressor:
RLK2 – 12 V/15 A, 180 W, 0,8 kg
Op een afstand van circa 1 m tot de banden-
vulcompressor en circa 1,6 m boven de grond
geldt het volgende geluidsniveau:
RGeluidsemissieniveau LPA 83 dB(A)
RGeluidsvermogensniveau LWA 91 dB(A)
De bandenvulcompressor is onderhoudsvrij.
Bij een storing in de werking contact opne-
men met een gekwaliceerde werkplaats.
TIREFIT-set gebruiken
Voorwaarden
RFles bandenafdichtmiddel en bandenvulcom-
pressor staan klaar (/ pagina 58).
RSticker TIREFIT is beschikbaar.
RHandschoenen zijn beschikbaar.
Met het bandenafdichtmiddel TIREFIT kunnen
kleine perforaties tot 4 mm, in het bijzonder in het
loopvlak van de band, worden afgedicht. TIREFIT
is bruikbaar bij een buitentemperatuur tot circa
-20 °C.
Pechhulp 595
F247 0072 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij gebruik van bandenplakmiddel
Met name in de volgende gevallen kan het
bandenplakmiddel de band niet afdichten:
RBij grotere insnijdingen of perforaties (gro-
ter dan eerder genoemd)
RVelgschade
RNa het rijden met een zeer lage banden-
spanning of lege banden
#Niet verder rijden.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel en
vergiigingsgevaar door bandenplakmid-
del
Het bandenplakmiddel is schadelijk voor de
gezondheid en veroorzaakt irritaties. Het mag
niet in contact met huid, ogen of kleding
komen of ingeslikt worden. De dampen niet
inademen. Bandenplakmiddel uit de buurt van
kinderen houden.
Bij contact met het bandenplakmiddel het vol-
gende in acht nemen:
#Bandenplakmiddel op de huid direct met
water afspoelen.
#Bandenplakmiddel in de ogen direct
grondig met schoon water uitspoelen.
#Als het bandenplakmiddel ingeslikt is,
direct de mond grondig uitspoelen en
veel water drinken. Geen braken opwek-
ken en zo snel mogelijk naar een arts
gaan!
#Met bandenplakmiddel vervuilde kleding
direct vervangen.
#Bij allergische reacties direct naar een
arts gaan.
*AANWIJZING Oververhitting door te lange
looptijd van de bandenvulcompressor
#De bandenvulcompressor niet langer dan
tien minuten zonder onderbreking
gebruiken.
De veiligheidsaanwijzingen van de fabrikant op de
sticker van de es bandenafdichtmiddel in acht
nemen.
De es bandenafdichtmiddel elke vijf jaar laten
vervangen bij een gekwaliceerde werkplaats.
#De binnengedrongen voorwerpen in de band
laten zitten.
#De sticker 1 verwijderen van de behuizing
van de bandenvulcompressor en in het
gezichtsveld van de bestuurder op het combi-
instrument plakken.
596 Pechhulp
F247 0072 07
#De sticker 2 van de es bandenafdichtmid-
del verwijderen en in de buurt van het ventiel
op de velg van het wiel met de lekke band
plakken.
#De stekker 7 met de kabel en de vulslang 3
uit de behuizing van de bandenvulcompressor
trekken.
#De es bandenafdichtmiddel 9 zo in de aan-
sluiting 6 van de bandenvulcompressor ste-
ken, dat de rode pijl op de es bandenafdicht-
middel 9 met de rode pijl op de bandenvul-
compressor samenvalt.
#De es bandenafdichtmiddel 9 een kwart
omwenteling rechtsom draaien.
#De stekker van de vulslang 3 in de aanslui-
ting 5 van de es bandenafdichtmiddel 9
steken.
#De vulslang 3 een kwart omwenteling
rechtsom draaien.
#Het ventieldopje van het ventiel A van de
lekke band draaien.
#De wartelmoer 4 van de vulslang 3 op het
ventiel A schroeven.
Pechhulp 597
F247 0072 07
#De stekker 7 in een 12V‑aansluiting van uw
auto steken.
#De sleutel in het contactslot in de stand 1
draaien.
#De in- en uitschakelknop 8 op de bandenvul-
compressor indrukken.
De bandenvulcompressor is ingeschakeld. De
band wordt opgepompt. Eerst wordt het ban-
denafdichtmiddel in de band gepompt. Daarbij
kan de druk kortstondig naar circa 500 kPa
(5 bar, 73 psi) stijgen.
De bandenvulcompressor tijdens deze fase niet
uitschakelen!
#De bandenvulcompressor maximaal tien minu-
ten laten draaien.
Vervolgens moet een bandenspanning van ten
minste 200 kPa (2,0 bar, 29 psi) bereikt zijn.
Wanneer bandenafdichtmiddel weggelekt is, de
getroen plaatsen zo snel mogelijk reinigen. Bij
voorkeur schoon water gebruiken.
Wanneer uw kleding met bandenafdichtmiddel is
vervuild, deze zo snel mogelijk bij een stomerij
met perchloorethyleen laten reinigen.
Wanneer na tien minuten de bandenspanning van
200 kPa (2,0 bar, 29 psi) niet wordt bereikt:
#De bandenvulcompressor uitschakelen.
#De vulslang losdraaien van het ventiel van de
lekke band.
In acht nemen dat bij het losdraaien van de vul-
slang eventueel bandenafdichtmiddel kan ont-
snappen.
#Met de auto zeer langzaam circa 10 m vooruit-
of achteruitrijden.
#De band opnieuw oppompen.
Na maximaal tien minuten moet de banden-
spanning ten minste 200 kPa (2,0 bar, 29 psi)
bedragen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet bereikte bandenspanning
Als de aangegeven bandenspanning na de
aangegeven tijd niet wordt bereikt, is de band
te zwaar beschadigd. Het bandenplakmiddel
kan hier geen pechhulp bieden.
Het remgedrag en de rij-eigenschappen kun-
nen sterk nadelig worden beïnvloed.
#Niet verder rijden.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
598 Pechhulp
F247 0072 07
*AANWIJZING Vlekvorming door uitlopend
bandenplakmiddel
Resten bandenplakmiddel kunnen na het
gebruik uit de vulslang lopen.
#De vulslang in de plastic zak van de TIRE-
FIT-set leggen.
Wanneer na tien minuten de bandenspanning van
200 kPa (2,0 bar, 29 psi) wordt bereikt:
#De bandenvulcompressor uitschakelen.
#De vulslang losdraaien van het ventiel van de
lekke band.
In acht nemen dat bij het losdraaien van de vul-
slang eventueel bandenafdichtmiddel kan ont-
snappen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
tijdens het rijden met afgedichte banden
Een met bandenplakmiddel tijdelijk afgedichte
band is niet geschikt voor hogere snelheden.
#De rijstijl aanpassen en voorzichtig rij-
den.
#De toegestane maximumsnelheid voor
een met bandenplakmiddel afgedichte
band in acht nemen.
#De toegestane maximumsnelheid voor een
met bandenafdichtmiddel afgedichte band van
80 km/h in acht nemen.
#De sticker met vermelding van de toegestane
maximumsnelheid moet in het combi-instru-
ment in het gezichtsveld van de bestuurder
bevestigd zijn.
*AANWIJZING Vlekvorming door uitlopend
bandenplakmiddel
Resten bandenplakmiddel kunnen na het
gebruik uit de vulslang lopen.
#De vulslang in de plastic zak van de TIRE-
FIT-set leggen.
+MILIEU-AANWIJZING Milieuvervuiling door
verkeerde afvoer
Bandenplakmiddel bevat schadelijke stoen.
#De gebruikte es bandenafdichtmiddel
vakkundig afvoeren, bijvoorbeeld bij een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
#De es bandenafdichtmiddel, de bandenvul-
compressor en de gevarendriehoek opbergen.
#Meteen wegrijden.
#Na circa tien minuten stoppen en de banden-
spanning controleren met de bandenvulcom-
pressor.
De bandenspanning moet nu ten minste
130 kPa (1,3 bar, 19 psi) bedragen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet bereikte bandenspanning
Als de aangegeven bandenspanning niet wordt
bereikt, is de band te zwaar beschadigd. Het
bandenplakmiddel kan hier geen pechhulp bie-
den.
Pechhulp 599
F247 0072 07
Het remgedrag en de rij-eigenschappen kun-
nen sterk nadelig worden beïnvloed.
#Niet verder rijden.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Landen met Mercedes-Benz Service24h: Een stic-
ker met het telefoonnummer van Mercedes-
BenzService24h bevindt zich bijvoorbeeld op de
B‑stijl aan bestuurderszijde.
#De bandenspanning corrigeren, wanneer deze
nog ten minste 130 kPa (1,3 bar, 19 psi)
bedraagt. Zie voor de waarden de banden-
spanningstabel in de tankdopklep.
Bandenspanning verhogen
#De bandenvulcompressor inschakelen.
Bandenspanning verlagen
#De es bandenafdichtmiddel van de banden-
vulcompressor verwijderen.
#De vulslang in de aansluiting van de banden-
vulcompressor steken en een kwart omwente-
ling rechtsom draaien.
#De afblaasknop C naast de manometer B
indrukken.
Bij een correcte bandenspanning
#De vulslang losdraaien van het ventiel van de
gerepareerde band.
#Het ventieldopje op het ventiel van de gerepa-
reerde band draaien.
#De es bandenafdichtmiddel en de bandenvul-
compressor opbergen.
#Naar de dichtstbijzijnde gekwaliceerde werk-
plaats rijden en de band, de es bandenaf-
dichtmiddel en de vulslang laten vervangen.
Accu (auto)
Aanwijzingen met betrekking tot de 12V‑accu
&WAARSCHUWING Explosiegevaar door
elektrostatische oplading
Door elektrostatische oplading kan het licht
explosieve gasmengsel van een accu ontste-
ken.
#Om aanwezige elektrostatische oplading
af te bouwen, de metalen carrosserie
aanraken voordat de accu wordt vastge-
pakt.
Het zeer explosieve gasmengsel ontstaat bij het
opladen van de accu en tijdens de starthulp.
Mercedes-Benz adviseert in verband met de vei-
ligheid alleen accu's te gebruiken die door
Mercedes-Benz speciaal voor de auto zijn getest
en goedgekeurd.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwon-
den door accuzuur
Accuzuur is een agressieve stof.
600 Pechhulp
F247 0072 07
#Contact met de huid, ogen of kleding
voorkomen.
#Niet over de accu buigen.
#Geen accugassen inademen.
#Kinderen van de accu verwijderd hou-
den.
#Accuzuur direct grondig met veel schoon
water afspoelen en direct de hulp van
een arts inroepen.
+MILIEU-AANWIJZING Milieuschade door
een niet deskundige afvoer van accu's
Accu's bevatten schadelijke stoen. Het
is wettelijke verboden, deze samen met het
huisvuil af te voeren.
#
Accu's op milieuvriendelijke
wijze afvoeren. Ontladen batterijen bij
een gekwaliceerde werkplaats of bij
een inzamelpunt voor oude batterijen
afgeven.
Wanneer de 12V‑accu moet worden losgekoppeld,
contact opnemen met een gekwaliceerde werk-
plaats.
Bij het werken met de accu's de veiligheidsaanwij-
zingen en beschermende maatregelen in acht
nemen.
Explosiegevaar
Vuur, open licht en roken zijn bij het wer-
ken aan de accu verboden. Vonkvorming
voorkomen.
Elektrolyt of accuzuur is agressief. Het
mag niet met de huid, ogen of kleding in
aanraking komen. Geschikte bescher-
mende kleding dragen, in het bijzonder
handschoenen, schort en gezichtsbe-
scherming. Elektrolyt- of zuurspatten
direct wegspoelen met schoon water.
Direct naar een arts gaan.
Een veiligheidsbril dragen.
Kinderen uit de buurt houden.
Deze handleiding lezen.
Wanneer de auto gedurende een langere periode
niet wordt gebruikt:
RDe ruststand inschakelen.
RDe accu op een door Mercedes-Benz geadvi-
seerde oplader aansluiten.
RVoor het losmaken van de accu contact opne-
men met een gekwaliceerde werkplaats.
Pechhulp 601
F247 0072 07
Aanwijzingen met betrekking tot de 48V‑accu
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door ondeskundig uitgevoerde werkzaam-
heden aan de accu
Ondeskundig uitgevoerde werkzaamheden aan
de accu kunnen bijvoorbeeld tot kortsluiting
leiden. Daardoor kunnen functiebeperkingen
van veiligheidsrelevante systemen optreden en
kan de bedrijfsveiligheid van uw auto worden
beperkt.
U kunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
Rbij het remmen
Rbij abrupte stuurbewegingen en/of niet-
aangepaste snelheid
#Bij kortsluiting of een gelijkwaardige sto-
ring direct contact opnemen met een
gekwaliceerde werkplaats.
#Niet verder rijden.
#Werkzaamheden aan de accu altijd bij
een gekwaliceerde werkplaats laten uit-
voeren.
RMeer informatie over het ABS (/ pagina 325)
RMeer informatie over het ESP®
(/ pagina 325)
+MILIEU-AANWIJZING Milieuschade door
een niet deskundige afvoer van accu's
Accu's bevatten schadelijke stoen. Het
is wettelijke verboden, deze samen met het
huisvuil af te voeren.
#
Accu's op milieuvriendelijke wijze
afvoeren. Ontladen batterijen bij een
gekwaliceerde werkplaats of bij een
inzamelpunt voor oude batterijen afge-
ven.
Werkzaamheden aan 48V‑accu alleen door een
gekwaliceerde werkplaats laten uitvoeren.
Bij het werken met de accu's de veiligheidsaanwij-
zingen en beschermende maatregelen in acht
nemen.
Explosiegevaar bij misbruik van de
48V‑accu.
Het oppervlak van de 48V‑accu kan heet
zijn.
Vuur, open licht en roken zijn bij het wer-
ken aan de accu verboden. Vonkvorming
voorkomen.
Elektrolyt of accuzuur is agressief. Het
mag niet met de huid, ogen of kleding in
aanraking komen. Geschikte bescher-
mende kleding dragen, in het bijzonder
handschoenen, schort en gezichtsbe-
scherming. Elektrolyt- of zuurspatten
direct rijkelijk wegspoelen met koud
schoon water. Beslist naar een arts gaan.
Geen zware voorwerpen op het oppervlak
van de accu plaatsen en niet op de accu
leunen.
602 Pechhulp
F247 0072 07
Geen werkzaamheden aan de accu uitvoe-
ren. Werkzaamheden aan de accu altijd bij
een gekwaliceerde werkplaats laten uit-
voeren. De accu niet zelf losmaken. De
accu niet zelf uitbouwen. Probeer niet om
de accu te openen.
Kinderen uit de buurt houden.
Een veiligheidsbril dragen.
Deze handleiding lezen.
Het volgende in acht nemen wanneer u de auto
gedurende een langere periode niet gebruikt:
RIndien beschikbaar: De ruststand inschakelen
(/ pagina 322).
Aanwijzingen met betrekking tot de hoogspan-
ningsaccu
&GEVAAR Brand- en explosiegevaar bij
overschrijding van de inwendige druk van
de hoogspanningsaccu
Bij een autobrand kan brandbaar gas ontsnap-
pen en ontbranden.
#Bij een ongewone geurontwikkeling, rook
of brandvlekken direct het opladen
afbreken.
#Direct de gevarenzone verlaten. De geva-
renzone op voldoende afstand beveili-
gen.
#Contact opnemen met de brandweer.
De aanwijzingen met betrekking tot het opladen
van de hoogspanningsaccu in acht nemen
(/ pagina 292).
Explosiegevaar
Vuur, open licht en roken zijn bij het wer-
ken aan de accu verboden. Vonkvorming
voorkomen.
Elektrolyt of accuzuur is agressief. Het
mag niet met de huid, ogen of kleding in
aanraking komen. Geschikte bescher-
mende kleding dragen, in het bijzonder
handschoenen, schort en gezichtsbe-
scherming. Elektrolyt- of zuurspatten
direct wegspoelen met schoon water.
Direct naar een arts gaan.
Een veiligheidsbril dragen.
Kinderen uit de buurt houden.
Deze handleiding lezen.
Pechhulp 603
F247 0072 07
Aanwijzingen met betrekking tot de starthulp en
het opladen van de 12V‑accu
Voor het opladen van de accu en de starthulp
altijd het hulpstartpunt in de motorruimte gebrui-
ken.
*AANWIJZING Beschadiging van de accu
door te hoge spanning
Bij het opladen met een oplader zonder
begrenzing van de laadspanning kan de accu
of de voertuigelektronica worden beschadigd.
#Alleen opladers met een maximale laad-
spanning van 14,8V gebruiken.
&WAARSCHUWING Explosiegevaar door
ontstekend waterstofgas
Als u een kortsluiting veroorzaakt of als vonk-
vorming optreedt, kan het waterstofgas bij
opladen van een accu ontsteken.
#Erop letten dat de pluspoolklem van een
aangesloten accu niet met onderdelen
van de auto in contact komt.
#Nooit metalen voorwerpen of gereed-
schap op een accu leggen.
#Bij het aansluiten en loskoppelen van de
accu beslist de beschreven volgorde van
de accupoolklemmen in acht nemen.
#Bij de starthulp altijd erop letten dat
alleen accupolen met dezelfde polariteit
met elkaar worden verbonden.
#Bij de starthulp beslist de beschreven
volgorde bij het aansluiten en losmaken
van de startkabels in acht nemen.
#Wanneer de motor draait de accupool-
klemmen niet aansluiten of losmaken.
&WAARSCHUWING Explosiegevaar door
explosief gasmengsel
Bij het opladen en bij de starthulp kan een
explosief gasmengsel uit de accu ontsnappen.
#Beslist vuur, open licht, vonkvorming en
roken vermijden.
#Voor voldoende ventilatie zorgen.
#Niet over een accu buigen.
&WAARSCHUWING Explosiegevaar bij een
bevroren accu
Een ontladen accu kan al bij temperaturen
rond het vriespunt bevriezen.
Als dan starthulp wordt gegeven of de accu
wordt opgeladen, kan accugas ontsnappen.
#Een bevroren accu vóór het opladen of
voor het geven van starthulp altijd laten
ontdooien.
Wanneer bij een lage temperatuur de controle-/
waarschuwingslampjes in het instrumentendisplay
niet gaan branden, is de ontladen accu met grote
waarschijnlijkheid bevroren. In dit geval mag de
accu noch worden opgeladen, noch de auto met
starthulp worden gestart.
De levensduur van een weer ontdooide accu kan
drastisch ingekort zijn. Het startgedrag kan ver-
slechteren, in het bijzonder bij lage temperatuur.
Het wordt geadviseerd een ontdooide accu bij een
gekwaliceerde werkplaats te laten controleren.
604 Pechhulp
F247 0072 07
*AANWIJZING Beschadiging door veelvul-
dige en langdurige startpogingen
Door veelvuldige en langdurige startpogingen
kan door onverbrande brandstof de katalysa-
tor worden beschadigd.
#Veelvuldige en langdurige startpogingen
voorkomen.
De volgende punten in acht nemen bij starthulp
en bij het opladen van de accu:
RAlleen onbeschadigde start-/laadkabels met
voldoende grote doorsnede en geïsoleerde
poolklemmen gebruiken.
RNiet-geïsoleerde onderdelen van de poolklem-
men mogen niet met andere metalen onderde-
len in aanraking komen zolang de start-/laad-
kabels met het hulpstartpunt zijn verbonden.
RDe start-/laadkabels mogen geen onderdelen
aanraken die kunnen bewegen wanneer de
motor draait.
REr altijd op letten, dat noch u noch de accu
elektrostatisch opgeladen zijn.
RBeslist vuur en open licht vermijden.
RNiet over een accu buigen.
Bij het opladen van de accu bovendien de vol-
gende punten in acht nemen:
RAlleen door Mercedes-Benz geteste en goed-
gekeurde opladers gebruiken.
RDe handleiding van de oplader lezen voordat u
de accu gaat opladen.
Bij de starthulp bovendien de volgende punten in
acht nemen:
RAlleen accu's met een nominale spanning van
12V als starthulp gebruiken.
RDe auto's mogen elkaar niet raken.
RBenzinemotor: De motor mag alleen met start-
kabels worden gestart wanneer de motor koud
en het uitlaatsysteem afgekoeld is.
Starthulp en 12V‑accu opladen
Starthulp/opladen voorbereiden
#De auto met de elektrische parkeerrem bevei-
ligen.
#De transmissie in de stand j zetten.
#De auto en alle elektrische verbruikers uit-
schakelen.
#De motorkap openen.
#De afdekking 1 van het pluscontact 2 op
het hulpstartpunt in de richting van de pijl
schuiven.
Pechhulp 605
F247 0072 07
Starthulp
#Het pluscontact van de eigen auto met de
startkabel verbinden.
#De pluspool van de externe accu met de start-
kabel verbinden.
#De motor van de andere auto met stationair
toerental laten draaien.
#De minpool van de externe accu met de start-
kabel verbinden.
#Het massapunt 3 van de eigen auto met de
startkabel verbinden.
#De motor van de eigen auto starten.
#De motoren enkele minuten laten draaien.
#Voordat de startkabel wordt losgemaakt, een
elektrische verbruiker van de eigen auto, bij-
voorbeeld de achterruitverwarming of de ver-
lichting, inschakelen.
Wanneer de starthulp is beëindigd:
#De startkabel van het massapunt 3 van de
eigen auto losmaken.
#De startkabel van de minpool van de externe
accu losmaken.
#De startkabel van het pluscontact van de
eigen auto losmaken.
#De startkabel van de pluspool van de externe
accu losmaken.
#Na het verwijderen van de startkabels de
afdekking 1 van het pluscontact 2 sluiten.
Plug-in-hybride: Wanneer de auto met starthulp is
gestart, kan de elektro-aandrijving eventueel
gedurende circa 30 minuten niet beschikbaar zijn.
Meer informatie is verkrijgbaar in een gekwali-
ceerde werkplaats.
12V-accu opladen
#Het pluscontact van de eigen auto met de
laadkabel verbinden.
#De pluspool van de oplader met de laadkabel
verbinden.
#De minpool van de oplader met de laadkabel
verbinden.
#Het massapunt 3 van de eigen auto met de
laadkabel verbinden.
#Het opladen starten.
Wanneer het opladen is beëindigd:
#De laadkabel van het massapunt 3 van de
eigen auto losmaken.
#De laadkabel van de minpool van de oplader
losmaken.
#De laadkabel van het pluscontact van de eigen
auto losmaken.
#De laadkabel van de pluspool van de oplader
losmaken.
#Na het verwijderen van de laadkabel de afdek-
king 1 van het pluscontact 2 sluiten.
12V‑accu vervangen
#De aanwijzingen met betrekking tot de
12V‑accu in acht nemen (/ pagina 600).
Mercedes-Benz adviseert de 12V‑accu te laten
vervangen bij een gekwaliceerde werkplaats, bij-
voorbeeld een Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
606 Pechhulp
F247 0072 07
Wanneer u zelf de accu wilt vervangen, neemt u
dan de volgende aanwijzingen in acht:
REen defecte accu altijd vervangen door een
accu, die aan de specieke eisen van de auto
voldoet.
De auto is uitgerust met een vliesaccu (AGM).
De volledige functionaliteit van de auto is
alleen gewaarborgd met een vliesaccu (AGM).
Mercedes-Benz adviseert in verband met de
veiligheid alleen accu's te gebruiken die door
Mercedes-Benz speciaal voor de auto zijn
getest en goedgekeurd.
RAanbouwdelen zoals ontluchtingsslang, knie-
koppelingen of accupoolafdekking overzetten
van de te vervangen accu.
RErop letten dat de ontluchtingsslang altijd op
de oorspronkelijke opening aan accuzijde is
aangesloten.
Aanwezige of meegeleverde afsluitstoppen
monteren.
Anders kunnen gassen of accuzuur ontsnap-
pen.
RErop letten dat de aanbouwdelen weer op
dezelfde wijze worden aangesloten.
Aan- of wegslepen
Overzicht toegestane sleepmethoden (niet plug-in-
hybride)
Toegestane sleepmethoden
*AANWIJZING Beschadiging door zelfstan-
dig remmen
Wanneer een van de volgende functies inge-
schakeld is, remt de auto in bepaalde situaties
automatisch:
RActive Brake Assist System
RActieve afstandsassistent DISTRONIC
RHOLD-functie
RActieve parkeerassistent
Om schade aan de auto te vermijden, deze
systemen bijv. uitchakelen bij het slepen of in
de wasstraat.
Mercedes-Benz adviseert om de auto bij pech te
transporteren in plaats van te slepen.
Bij het slepen met beiden assen op de grond een
sleepkabel of een sleepstang gebruiken. Geen
triangelsystemen gebruiken.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij het slepen met stuurslot
De auto kan niet meer worden bestuurd wan-
neer het stuurslot vergrendeld is.
#Bij het slepen met een sleepkabel of een
sleepstang altijd de auto inschakelen.
*AANWIJZING Schade aan de auto door
ondeskundig slepen
#De aanwijzingen voor het slepen in acht
nemen.
Pechhulp 607
F247 0072 07
Auto's met handgeschakelde versnellingsbak
Beide assen
op de grond Ja, maximaal 50 km met
50 km/h
Vooras opge-
tild Ja, maximaal 50 km met
50 km/h
Achteras
opgetild Ja, maximaal 50 km met
50 km/h
Auto's met automatische transmissie
Beide assen
op de grond Ja, maximaal 50 km met
50 km/h
Vooras opge-
tild Ja, maximaal 50 km met
50 km/h
Achteras
opgetild Ja, maximaal 50 km met
50 km/h
4MATIC auto's
Beide assen
op de grond Ja, maximaal 50 km met
50 km/h
Vooras opge-
tild Nee
Achteras
opgetild Nee
Slepen met opgetilde as: Het wegslepen moet
door een bergingsbedrijf worden uitgevoerd.
Overzicht toegestane sleepmethoden (plug-in-
hybride)
Mercedes-Benz adviseert om de auto bij pech te
transporteren in plaats van te slepen.
Bij het slepen met beiden assen op de grond een
sleepkabel of een sleepstang gebruiken. Geen
triangelsystemen gebruiken.
*AANWIJZING Schade aan de auto door
ondeskundig slepen
#De aanwijzingen voor het slepen in acht
nemen.
608 Pechhulp
F247 0072 07
Toegestane sleepmethoden
Uitrusting van de auto/sleepme-
thode
Beide assen op de grond Vooras opgetild Achteras opgetild
Plug-in-hybride Ja, maximaal 50 km met 50 km/h Ja, maximaal 50 km met 50 km/h Ja, maximaal 50 km met 50 km/h
Het stuurwiel moet met een stuur-
wielklem in de middenpositie geblok-
keerd zijn.
In de volgende gevallen is alleen transport toege-
staan:
RHet bestuurdersdisplay is uitgevallen.
of
RDe displaymelding á Wegslepen verbo-
den Zie handleiding wordt weergegeven.
Uitzondering: Wanneer de auto zich in een geva-
renzone bevindt, mag deze ondanks het uitvallen
van het display of de displaymelding uit de geva-
renzone worden geborgen.
Met beide assen op de grond mag de auto daarbij
niet over een afstand van meer dan 50 m worden
gesleept. Daarbij mag een sleepsnelheid van
10 km/h niet worden overschreden. Vervolgens is
alleen een transport toegestaan.
Auto slepen met beide assen op de grond
#De aanwijzingen met betrekking tot de toege-
stane sleepmethoden in acht nemen.
#Controleren of de accu aangesloten en opge-
laden is.
Wanneer de accu ontladen is, de volgende punten
in acht nemen:
RDe auto kan niet worden gestart.
RDe elektrische parkeerrem kan niet worden
uit- of ingeschakeld.
RAuto's met automatische transmissie: De
transmissie kan niet in de stand i of j wor-
den gezet.
Pechhulp 609
F247 0072 07
%Auto's met automatische transmissie: Wan-
neer de transmissie niet in de stand i kan
worden gezet of het display niets weergee,
de auto vervoeren (/ pagina 611). Voor het
transport van de auto is een sleepwagen met
henrichting nodig.
*AANWIJZING Beschadiging door te snel of
te ver slepen
Door te snel of te ver slepen kan de aandrijijn
beschadigd raken.
#Een sleepsnelheid van 50 km/h niet
overschrijden.
#Een sleepafstand van 50 km niet over-
schrijden.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij het slepen van een voertuig met een te
hoog gewicht
Wanneer het te slepen voertuig zwaarder is
dan het toegestaan totaalgewicht van uw auto,
kunnen de volgende situaties zich voordoen:
RHet sleepoog breekt af.
RDe combinatie kan gaan slingeren en kan-
telen.
#Vóór het aan- of afslepen controleren of
het voertuig dat moet worden aan- of
afgesleept zwaarder is dan het toege-
staan totaalgewicht.
Wanneer een auto moet worden weggesleept of
aangesleept, mag het toegestaan totaalgewicht
daarvan het toegestaan totaalgewicht van het
trekkende voertuig niet overschrijden.
#De gegevens over het toegestaan totaalge-
wicht van de betreende auto vindt u op het
voertuigtypeplaatje (/ pagina 748).
#Auto's met automatische transmissie: Het
bestuurders- of passagiersportier niet openen,
omdat anders de transmissie automatisch in
de stand j wordt gezet.
#Het sleepoog aanbrengen (/ pagina 613).
#De sleepkabel of -stang bevestigen.
*AANWIJZING Beschadiging door verkeerde
bevestiging van de sleepkabel of -stang
#De sleepkabel of sleepstang alleen aan
de sleepogen bevestigen.
#De automatische vergrendeling uitschakelen
(/ pagina 155).
#De HOLD-functie niet activeren.
#De wegsleepbeveiliging uitschakelen
(/ pagina 172).
#Het Active Brake Assist System uitschakelen
(/ pagina 353).
#Auto's met automatische transmissie: De
transmissie in de stand i zetten.
#De elektrische parkeerrem vrijzetten.
610 Pechhulp
F247 0072 07
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door beperkte veiligheidsrelevante func-
ties bij het slepen
Veiligheidsrelevante functies zijn in de vol-
gende situaties beperkt of niet meer beschik-
baar:
RDe auto is uitgeschakeld.
RHet remsysteem of de stuurbekrachtiging
vertoont een storing.
RDe energievoorziening of het boordnet ver-
toont een storing.
Wanneer uw auto wordt gesleept, kan voor het
sturen en remmen aanzienlijk meer kracht
nodig zijn.
#Een sleepstang gebruiken.
#Voor het slepen controleren of de stuur-
inrichting vrij kan bewegen.
*AANWIJZING Beschadiging door te hoge
trekkrachten
Plotseling wegrijden kan door hoge trekkrach-
ten de auto's beschadigen.
#Langzaam en niet plotseling wegrijden.
Auto voor transport opladen
Plug-in-hybride: Het vervoeren van de auto mag
alleen door een sleepbedrijf worden uitgevoerd.
#De aanwijzingen met betrekking tot het slepen
in acht nemen (/ pagina 58).
#Om de auto op te laden de sleepkabel of -
stang aan het sleepoog bevestigen.
%De sleepkabel of -stang kan ook aan de aan-
hangwagenvoorziening worden bevestigd.
#Auto's met automatische transmissie: De
automatische transmissie in de stand i zet-
ten.
%Auto's met automatische transmissie: Bij sto-
ringen van de elektronica kan de automati-
sche transmissie in de stand j geblokkeerd
zijn. Om i in te schakelen het boordnet van
spanning voorzien (/ pagina 54).
#De auto op de transporter zetten.
#Auto's met automatische transmissie: De
automatische transmissie in de stand j zet-
ten.
#De auto met de elektrische parkeerrem tegen
wegrollen beveiligen.
#De auto alleen bij de wielen vastzetten.
Auto's met adaptieve instelbare demping
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij het transport van auto's met adaptieve
instelbare demping
Bij het vervoer van auto's met adaptieve instel-
bare demping kan de combinatie gaan slinge-
ren.
#De auto in de juiste positie op de trans-
porter zetten.
#De auto aan alle vier wielen vastzetten
met geschikte spanriemen.
Pechhulp 611
F247 0072 07
*AANWIJZING Schade aan de auto door
verkeerd vastsjorren
#Na het opladen moet de auto aan alle
vier wielen worden vastgezet. Anders kan
de auto worden beschadigd.
#Een minimumafstand tot het transport-
platform van 20 cm naar boven en
10 cm naar beneden moet worden aan-
gehouden.
#Na het opladen de auto aan alle vier wielen
vastzetten.
Auto's met 4MATIC/auto's met automatische
transmissie
#Erop letten dat de voor- en achteras op het-
zelfde transportvoertuig komen te staan.
*AANWIJZING Schade aan de aandrijijn
door verkeerde plaatsing van het voertuig
#Het voertuig niet boven het verbindings-
punt van het transportvoertuig plaatsen.
Opbergplaats sleepoog
Het sleepoog 1 bevindt zich onder de bagage-
ruimtebodem.
Afhankelijk van de uitrusting van de auto bevindt
het sleepoog zich op een andere plaats in de
bagageruimte.
612 Pechhulp
F247 0072 07
Sleepoog aanbrengen en verwijderen
#De afdekking 1 bij de markering naar binnen
drukken en verwijderen.
#Het sleepoog rechtsom tot de aanslag erin
draaien en vastzetten.
Auto's met aanhangwagenvoorziening: Achter aan
de auto bevindt zich geen bevestiging voor het
inschroefbare sleepoog. De sleepkabel of -stang
aan de aanhangwagenvoorziening bevestigen.
#Na het verwijderen van het sleepoog de afdek-
king 1 in de bumper vergrendelen.
*AANWIJZING Beschadiging van de auto
door verkeerd gebruik van het sleepoog of
de aanhangwagenvoorziening
Bij het bergen van de auto door het lostrekken
met behulp van het sleepoog of de aanhang-
wagenvoorziening kan de auto beschadigd
raken.
#Het sleepoog of de aanhangwagenvoor-
ziening alleen gebruiken voor het slepen
of aanslepen van de auto.
#De sleepogen of de aanhangwagenvoor-
ziening niet gebruiken om de auto te ber-
gen.
Auto aanslepen
Auto's met automatische transmissie
*AANWIJZING Beschadiging van de auto-
matische transmissie door aanslepen
Door het aanslepen van auto's met automati-
sche transmissie kan de automatische trans-
missie worden beschadigd.
#Auto's met automatische transmissie
mogen niet door aanslepen worden
gestart.
#Auto's met automatische transmissie mogen
niet door aanslepen worden gestart.
Pechhulp 613
F247 0072 07
Elektrische zekeringen
Aanwijzingen met betrekking tot elektrische zeke-
ringen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door overbelaste bedrading
Wanneer een defecte zekering wordt gemani-
puleerd, overbrugd of door een zekering met
een hoger amperage wordt vervangen, kan de
elektrische bedrading overbelast worden.
Hierdoor kan brand ontstaan.
#Defecte zekeringen altijd door gespeci-
ceerde nieuwe zekeringen met het cor-
recte amperage vervangen.
*AANWIJZING Beschadiging door verkeerde
zekeringen
Door verkeerde zekeringen kunnen elektrische
componenten of systemen worden beschadigd
of aanzienlijk worden beperkt in hun werking.
#Alleen voor Mercedes-Benz goedge-
keurde zekeringen met het voorgeschre-
ven amperage gebruiken.
Doorgebrande zekeringen moeten worden vervan-
gen door gelijkwaardige zekeringen, herkenbaar
aan de kleur en de ampèrewaarde. De ampère-
waarden en verdere in acht te nemen informatie is
te vinden in het zekeringaansluitschema.
Zekeringaansluitschema: Op de zekeringendoos in
de motorruimte (/ pagina 615)
*AANWIJZING Beschadiging of functiesto-
ring door vochtigheid
Door vochtigheid kunnen functiestoringen of
beschadigingen aan de elektrische installatie
ontstaan.
#Bij een geopende zekeringenkast erop
letten dat geen vochtigheid in de zekerin-
genkasten kan binnendringen.
#Bij het sluiten van de zekeringenkast
erop letten dat de afdichting van het dek-
sel correct op de zekeringenkast is aan-
gebracht.
Wanneer een nieuw aangebrachte zekering
opnieuw doorbrandt, de oorzaak laten vaststellen
en verhelpen bij een gekwaliceerde werkplaats.
Voor het vervangen van zekeringen het volgende
controleren:
RDe auto is beveiligd tegen wegrollen.
RAlle elektrische verbruikers zijn uitgeschakeld.
RDe auto is uitgeschakeld.
De elektrische zekeringen zijn over verschillende
zekeringendoosen verdeeld:
RZekeringendoos in de motorruimte in rijrich-
ting gezien links (/ pagina 615)
RZekeringendoos in de beenruimte van de pas-
sagier (/ pagina 616)
RZekeringendoos in het midden van de bagage-
ruimte (/ pagina 617)
614 Pechhulp
F247 0072 07
Zekeringenkast in de motorruimte openen en slui-
ten
Voorwaarden
REen droge doek en een schroevendraaier zijn
beschikbaar.
De aanwijzingen met betrekking tot elektrische
zekeringen in acht nemen (/ pagina 56).
Openen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
het gebruik van de ruitenwissers bij geo-
pende motorkap
Als de ruitenwissers zich in beweging zetten
als de motorkap geopend is, kunt u bekneld
raken in de wisserstangen.
#Altijd de ruitenwissers en de auto uit-
schakelen voordat de motorkap wordt
geopend.
#De motorkap openen.
#Met een droge doek eventueel aanwezig vocht
van de zekeringenkast verwijderen.
#De schroeven 1 losdraaien.
#De klemmen 2 indrukken en het deksel van
de zekeringenkast naar boven toe verwijderen.
Het zekeringaansluitschema bevindt zich in een
uitsparing aan de zijkant van de zekeringenkast.
Sluiten
#De afdichting moet correct tegen het deksel
aanliggen; dit controleren.
#Het deksel op de zekeringenkast plaatsen.
#De klemmen 2 moeten vergrendelen.
#De bouten 1 vastdraaien.
#De motorkap sluiten.
Pechhulp 615
F247 0072 07
Zekeringendoos in de beenruimte van de passa-
gier openen en sluiten
Voorwaarden
De aanwijzingen met betrekking tot elektrische
zekeringen in acht nemen (/ pagina 56).
Openen
#Het tapijt 1 in de richting van de pijl opklap-
pen.
#De schroeven 2 losdraaien en het deksel van
de zekeringendoos naar boven toe verwijde-
ren.
Sluiten
#Het deksel op de zekeringendoos plaatsen.
#De bouten 2 vastdraaien.
#Het tapijt terugklappen.
616 Pechhulp
F247 0072 07
Zekeringendoos in de bagageruimte openen en
sluiten
Voorwaarden
De aanwijzingen met betrekking tot elektrische
zekeringen in acht nemen (/ pagina 56).
#De bagageruimtebodem openen.
De zekeringendoos 1 bevindt zich onder de
bagageruimtebodem.
Afhankelijk van de uitvoering van de auto kan de
zekeringendoos zich op een andere plaats onder
de bagageruimtebodem bevinden.
Pechhulp 617
F247 0072 07
Aanwijzingen met betrekking tot geluidsontwik-
keling of ongewoon rijgedrag
Tijdens het rijden letten op trillingen, geluiden en
ongewoon rijgedrag. Dit kan wijzen op beschadi-
gingen aan banden of velgen. Onzichtbare
beschadigingen van de banden kunnen eveneens
de oorzaak van het ongewone rijgedrag zijn.
Als wordt vermoed dat er iets met de banden of
velgen niet in orde is de snelheid verminderen en
de wielen en banden bij een gekwaliceerde werk-
plaats laten controleren.
Aanwijzingen met betrekking tot het regelmatig
controleren van de velgen en banden
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door beschadigde banden
Beschadigde banden kunnen bandenspan-
ningsverlies veroorzaken.
#Banden regelmatig op schade controle-
ren en beschadigde banden direct ver-
vangen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor aquapla-
ning door te lage proeldiepte
Bij een te lage proeldiepte laat de grip van de
banden te wensen over.
Bij een natte rijbaan neemt het gevaar van
aquaplaning toe, in het bijzonder bij een niet
aangepaste snelheid.
#De proeldiepte en de toestand van het
loopvlak van de band over de gehele
breedte bij alle banden regelmatig con-
troleren.
Minimumproeldiepte bij
RZomerbanden: 3 mm
RM+S-banden: 4 mm
#De banden om veiligheidsredenen laten
vervangen voordat de wettelijk voorge-
schreven minimumproeldiepte bereikt
is.
De volgende controles regelmatig, ten minste een-
maal per maand of indien nodig, bijvoorbeeld voor
een langere rit of voor o-road-rijden, aan alle
wielen uitvoeren:
RControle van de bandenspanning
(/ pagina 619)
RVisuele controle van de banden en velgen op
beschadigingen
RControle van de ventieldopjes
RVisuele controle van de proeldiepte en het
loopvlak van de band over de gehele breedte.
De minimumproeldiepte bij zomerbanden
bedraagt 3 mm en bij winterbanden 4 mm.
Aanwijzingen met betrekking tot sneeuwkettin-
gen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door verkeerde montage van de sneeuw-
kettingen
Wanneer sneeuwkettingen op de achterwielen
worden gemonteerd, kunnen de sneeuwkettin-
618 Banden en velgen
F247 0072 07
gen in contact komen met de carrosserie of
met onderdelen van het onderstel.
#Nooit sneeuwkettingen op de achterwie-
len monteren.
#Sneeuwkettingen alleen paarsgewijs op
de voorwielen monteren.
*AANWIJZING Beschadiging van onderde-
len van de carrosserie of het onderstel
door gemonteerde sneeuwkettingen
Wanneer bij auto's met 4MATIC sneeuwkettin-
gen op de achterwielen worden gemonteerd,
kunnen ze onderdelen van de carrosserie of
het onderstel beschadigen.
#Bij auto's met 4MATIC sneeuwkettingen
alleen op de voorwielen monteren.
Bij het gebruik maken van sneeuwkettingen het
volgende in acht nemen:
RSneeuwkettingen zijn slechts voor bepaalde
velg-bandcombinaties toegestaan. Informatie
hierover is verkrijgbaar bij een Mercedes-
Benz-servicewerkplaats.
ROm veiligheidsredenen alleen de voor
Mercedes-Benz goedgekeurde sneeuwkettin-
gen of sneeuwkettingen met dezelfde kwali-
teitsstandaard gebruiken.
RDe toegestane maximumsnelheid met gemon-
teerde sneeuwkettingen is 50 km/h.
RAuto's met actieve parkeerassistent: Met
gemonteerde sneeuwkettingen niet de actieve
parkeerassistent gebruiken.
%De maximumsnelheid kan voor het gebruik
van winterbanden permanent worden
begrensd (/ pagina 335).
%Het ESP® kan voor het wegrijden worden uit-
geschakeld (/ pagina 327). Zo kunnen de
wielen doordraaien en een hogere aandrijf-
kracht opwekken.
Bandenspanning
Aanwijzingen met betrekking tot de bandenspan-
ning
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door te lage of te hoge bandenspanning
Banden met een te lage of een te hoge ban-
denspanning kunnen met name de volgende
gevaren opleveren:
RDe banden kunnen klappen.
RDe banden kunnen overmatig en/of onge-
lijkmatig slijten.
RDe rij-eigenschappen en het stuur‑ en rem-
gedrag kunnen sterk nadelig beïnvloed
worden.
#De geadviseerde bandenspanningen in
acht nemen en de bandenspanning van
alle banden inclusief het reservewiel
controleren:
Rmaandelijks
Rbij veranderde belading
Banden en velgen 619
F247 0072 07
Rvoor aanvang van een langere rit
Rbij gewijzigde gebruiksomstandigheden,
bijvoorbeeld rijden in het terrein
#Indien nodig de bandenspanning aanpas-
sen.
Een te lage of te hoge bandenspanning hee de
volgende gevolgen:
RDe levensduur van de band wordt verkort.
RBeschadiging van de banden wordt in de hand
gewerkt.
RHet rijgedrag en daarmee de rijveiligheid wor-
den nadelig beïnvloed, bijv. door aquaplaning.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij herhaaldelijk drukverlies in de band
Velg, ventiel of band kunnen beschadigd zijn.
Een te lage bandenspanning kan tot een klap-
band leiden.
#Banden op binnengedrongen voorwerpen
onderzoeken.
#Controleren of de velg of het ventiel lek
is.
#Als de schade niet verholpen worden
kan, contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Gegevens over de geadviseerde bandenspanning
voor de af fabriek op uw auto gemonteerde ban-
den vindt u in de bandenspanningstabel aan de
binnenzijde van de tankdopklep (/ pagina 620).
Voor het controleren van de bandenspanning een
geschikte bandenspanningsmeter gebruiken. Het
uiterlijk van een band gee geen uitsluitsel over
de bandenspanning.
De bandenspanning alleen corrigeren wanneer de
banden koud zijn. Voorwaarden voor koude ban-
den:
RDe auto was ten minste drie uur geparkeerd
zonder zonlicht op de band.
RDe auto hee minder dan 1,6 km gereden.
Banden worden tijdens het rijden warm. Naarmate
de temperatuur van de band toeneemt wordt ook
de bandenspanning hoger.
Auto's met bandenspanningscontrole: U kunt de
bandenspanning ook via het bestuurdersdisplay
laten weergeven (/ pagina 622).
Aanwijzingen voor rijden met een aanhangwagen
Voor de banden van de achteras geldt uitsluitend
de in de bandenspanningstabel geadviseerde ban-
denspanning voor een verhoogde belading.
Bandenspanningstabel
De bandenspanningstabel bevindt zich aan de bin-
nenzijde van de tankdopklep.
620 Banden en velgen
F247 0072 07
De bandenspanningstabel toont de geadviseerde
bandenspanning voor alle af fabriek voor deze
auto goedgekeurde banden. De aanbevolen ban-
denspanningen gelden voor banden in koude toe-
stand bij verschillende bedrijfsomstandigheden
van belading en/of snelheid van de auto.
Wanneer bij de bandenspanningen een of meer-
dere bandenmaten worden vermeld, dan geldt de
betreende bandenspanning alleen voor deze
bandenmaten en de betreende beladingstoe-
stand.
Als de bandenmaten vergezeld gaan van het sym-
bool +, dan is de betreende bandenspanning
een alternatieve bandenspanning. Het brandstof-
verbruik kan dan iets toenemen.
De beladingstoestanden "gedeeltelijk beladen" of
"volledig beladen" worden in de tabel weergege-
ven door een verschillend aantal personen en
bagage. Het daadwerkelijke aantal zitplaatsen kan
daarvan afwijken.
Bandenspanningscontrole
Functie van de bandenspanningscontrole
Het systeem controleert met behulp van de ban-
denspanningssensor de bandenspanning en de
bandentemperatuur van de op de auto gemon-
teerde banden.
De bandenspanning en de bandentemperatuur
worden op het bestuurdersdisplay weergegeven.
Bij duidelijk drukverlies of te hoge temperatuur
van de band wordt de bestuurder door displaymel-
dingen (/ pagina 837) of het waarschuwings-
lampje h op het bestuurdersdisplay
(/ pagina 865) gewaarschuwd.
De bandenspanningscontrole is slechts een hulp-
middel. De bestuurder is ervoor verantwoordelijk,
de bandenspanning in te stellen op de geadvi-
seerde, voor de bedrijfsomstandigheden
geschikte bandenspanning voor koude banden.
In de meeste gevallen herkent de bandenspan-
ningscontrole de referentiewaarde automatisch
nadat de bandenspanning is gewijzigd. De refe-
rentiewaarden kunnen echter ook door handmatig
opnieuw starten van de bandenspanningscontrole
worden geactualiseerd (/ pagina 622).
Systeemgrenzen
Het systeem kan in het bijzonder in de volgende
situaties mogelijk niet correct werken of buiten
werking zijn:
REr zijn verkeerde referentiewaarden ingeleerd.
REr treedt een plotseling drukverlies op, bijvoor-
beeld veroorzaakt door een binnengedrongen
voorwerp.
REr treedt een storing door een andere radio-
bron op.
Banden en velgen 621
F247 0072 07
Bandenspanning met bandenspanningscontrole
controleren
Voorwaarden
RDe auto is ingeschakeld.
Bestuurdersdisplay:
4© 5Service
#Met a bevestigen.
Een van de volgende weergave verschijnt:
RActuele bandenspanning van de afzonderlijke
banden:
RBandenspanningsaanduiding verschijnt na
enkele minuten rijden: Actuele waarden zijn
nog niet bekend in het systeem. Zodra de sys-
teemdruk en temperatuurwaarden van elke
band bekend zijn, worden deze weergegeven.
RBandenspanningscontrole actief: De inleer-
procedure van het systeem is nog niet afgeslo-
ten. De bandenspanningen worden dan reeds
gecontroleerd.
#De actuele bandenspanning vergelijken met
de voor de actuele bedrijfstoestand geadvi-
seerde bandenspanning (/ pagina 620).
Daarbij de aanwijzingen over koude banden in
acht nemen (/ pagina 619).
%De op het bestuurdersdisplay weergegeven
waarden kunnen afwijken van de waarden van
de bandenspanningsmeter, omdat deze voor
zeeniveau gelden. Op hoger gelegen locaties
geven bandenspanningsmeters een hogere
bandenspanning weer dan het bestuurdersdis-
play.
Bandenspanningscontrole opnieuw starten
Voorwaarden
RDe geadviseerde bandenspanning is bij alle
vier de banden correct ingesteld voor de
betreende bedrijfstoestand (/ pagina 619).
De bandenspanningscontrole in de volgende situ-
aties opnieuw starten:
RDe bandenspanning is gewijzigd.
RDe banden of de wielen zijn gewisseld of
nieuw gemonteerd.
Bestuurdersdisplay:
4© 5Service
#Bandenspanning selecteren en met a
bevestigen.
#Een veegbeweging omlaag maken op de
Touch-Control op het stuurwiel.
Het bestuurdersdisplay toont de melding.
Actuele bandenspanningen als nieuwe richt-
waarden overnemen?
622 Banden en velgen
F247 0072 07
#Ja selecteren en met a het opnieuw
opstarten bevestigen.
Het bestuurdersdisplay toont de melding. Ban-
denspanningscontrole opnieuw gestart
Actuele waarschuwingsmeldingen worden
gewist en het gele waarschuwingslampje h
doo.
Na enkele minuten rijden controleert het sys-
teem of de actuele bandenspanningswaarden
binnen het geadviseerde gebied liggen. Vervol-
gens worden de actuele bandenspannings-
waarden als nieuwe referentiewaarden aange-
nomen en bewaakt.
Wanneer de bandenspanningswaarden niet in
het voorgeschreven gebied liggen, verschijnt
de melding Bandenspanning corrigeren.
Bandenspanningswaarschuwingssysteem
Functie van het bandenspanningswaarschu-
wingssysteem
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem
waarschuwt bij een duidelijk bandenspanningsver-
lies door displaymeldingen.
Systeemgrenzen
Het systeem kan in het bijzonder in de volgende
situaties mogelijk niet correct werken of buiten
werking zijn:
REr zijn verkeerde referentiewaarden ingeleerd.
REr treedt een plotseling drukverlies op, bijvoor-
beeld veroorzaakt door een binnengedrongen
voorwerp.
REr treedt een gelijkmatig drukverlies in meer-
dere banden op.
Het systeem werkt in het bijzonder in de volgende
situaties beperkt of vertraagd:
RBij een slechte staat van de ondergrond, bij-
voorbeeld sneeuw of grind
RBij het rijden met sneeuwkettingen
RBij een zeer sportieve rijstijl met hoge bocht-
snelheden of sterke acceleraties
RBij het rijden met een zeer zware of grote aan-
hangwagen
RBij het rijden met een zware belading
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem is
slechts een hulpmiddel. De bestuurder is ervoor
verantwoordelijk de bandenspanning in te stellen
op de geadviseerde, voor de bedrijfsomstandighe-
den geschikte bandenspanning voor koude ban-
den en deze te controleren.
Ook beslist de volgende aanvullende informatie in
acht nemen:
RAanwijzingen met betrekking tot de banden-
spanning (/ pagina 619)
RDisplaymeldingen over de banden
(/ pagina 837)
Bandenspanningswaarschuwingssysteem
opnieuw starten
Voorwaarden
RDe geadviseerde bandenspanning is bij alle
vier de banden correct ingesteld voor de
betreende bedrijfstoestand (/ pagina 619).
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem in
de volgende situaties opnieuw starten:
RBandenspanning gewijzigd
Banden en velgen 623
F247 0072 07
RBanden of wielen gewisseld of nieuw gemon-
teerd
Bestuurdersdisplay:
4© 5Service
#Bandenspanning selecteren en met a
bevestigen.
Het bestuurdersdisplay toont de melding. Ban-
denspanningswaarschuwingssysteem actief
#In het stuurwiel op a drukken om het
opnieuw opstarten te activeren.
Het bestuurdersdisplay toont de melding. Zijn
de actuele bandenspanningen correct?
#Ja selecteren.
#In het stuurwiel op a drukken om het
opnieuw opstarten te bevestigen.
Het bestuurdersdisplay toont de melding. Ban-
denspanningsbewakingssysteem opnieuw
gestart
Ook de volgende aanvullende informatie in acht
nemen:
RAanwijzingen met betrekking tot de banden-
spanning (/ pagina 619)
Verwisselen van een wiel
Aanwijzingen over de selectie, montage en ver-
vanging van banden
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door verkeerde afmetingen van de banden
en velgen
Wanneer banden en velgen met verkeerde
afmetingen worden gemonteerd, kunnen de
bedrijfsremmen of onderdelen van het remsys-
teem en de wielophanging worden bescha-
digd.
#Banden en velgen altijd vervangen door
banden en velgen die aan de specica-
ties van de originele onderdelen voldoen.
Daarbij bij velgen het volgende in acht nemen:
ROmschrijving
RType
Daarbij bij banden het volgende in acht
nemen:
ROmschrijving
RFabrikant
RType
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door overschrijden van het draagvermo-
gen van de band of de toegestane snel-
heidsindex
Het overschrijden kan leiden tot beschadiging
van de banden of tot het klappen van de ban-
den.
#Alleen voor het voertuigtype goedge-
keurde bandentypes en ‑maten gebrui-
ken.
#Het voor uw auto noodzakelijke draagver-
mogen van de band en de snelheidsindex
in acht nemen.
624 Banden en velgen
F247 0072 07
*AANWIJZING Schade aan de auto en de
banden door niet goedgekeurde banden-
typen en -maten
Om veiligheidsredenen alleen banden, velgen
en accessoires gebruiken die door Mercedes-
Benz speciaal voor uw auto zijn goedgekeurd.
Deze banden zijn speciaal op actieve veilig-
heidssysteem zoals het ABS, het ESP® en de
4MATIC afgestemd en als volgt gekenmerkt:
RMO = Originele Mercedes-Benz-onderde-
len
RMOE = Mercedes-Benz Original Extended
(banden met noodloopeigenschappen voor
bepaalde wielen)
RMO1 = Mercedes-Benz Original (alleen
bepaalde AMG banden)
Anders kunnen bepaalde eigenschappen,
zoals rijgedrag, rijgeluid, verbruik, nadelig wor-
den beïnvloed. Bovendien kunnen banden met
andere maten onder belasting tegen de car-
rosserie en delen van de wielophanging aanlo-
pen. Beschadiging aan de banden of de auto
kunnen het gevolg zijn.
Alleen de door Mercedes-Benz gecontroleerde
en geadviseerde banden, velgen en accessoi-
res gebruiken.
*AANWIJZING Negatieve invloed op de rij-
veiligheid door gecoverde banden
Gecoverde banden worden door Mercedes-
Benz niet getest en geadviseerd, omdat bij het
coveren beschadigingen niet altijd herkend
worden.
De rijveiligheid kan daarom niet gewaarborgd
worden.
#Geen gebruikte banden gebruiken, waar-
van het eerdere gebruik onbekend is.
*AANWIJZING Mogelijke beschadiging van
de velgen en banden bij het rijden over
obstakels
Om grote velgen zitten banden met een lagere
verhouding tussen de hoogte en de breedte.
Met een lagere hoogte/breedteverhouding
neemt het gevaar, dat bij het rijden over obsta-
kels de velgen en banden beschadigd raken,
toe.
#Obstakels vermijden of zeer voorzichting
oprijden.
#Bij het rijden over stoepranden, verkeers-
drempels, putdeksels en kuilen en weg-
oneenheden de snelheid verlagen.
#Zeer hoge stoepranden vermijden.
*AANWIJZING Mogelijke wiel- en band-
schade bij het parkeren op boordstenen of
kuilen in de weg
Bij het parkeren op boordstenen of in kuilen
kunnen de wielen en banden beschadigd wor-
den.
#Alleen op een zo vlak mogelijk oppervlak
parkeren.
#Boordstenen en kuilen bij het parkeren
vermijden.
Banden en velgen 625
F247 0072 07
*AANWIJZING Beschadiging van elektroni-
sche onderdelen door het gebruik van
montagegereedschap
Auto's met bandenspanningscontrole: in het
wiel bevinden zich elektronische onderdelen.
Als in het ventielgebied montagegereedschap
wordt geplaatst, kunnen de elektronische
onderdelen worden beschadigd.
#In het ventielgebied mag geen montage-
gereedschap worden geplaatst.
#Banden alleen bij een gekwaliceerde
werkplaats laten vervangen.
*AANWIJZING Schade aan zomerbanden bij
lage omgevingstemperaturen
Bij lage omgevingstemperaturen kunnen tij-
dens het rijden scheuren in zomerbanden ont-
staan, die de banden permanent beschadigen.
#Bij temperaturen lager dan 7 °C i
M+S-banden gebruiken.
Accessoires die niet door Mercedes-Benz voor uw
auto zijn goedgekeurd, of waar niet vakkundig
mee wordt omgegaan, kunnen de rijveiligheid
nadelig beïnvloeden.
Voor de aanschaf of het gebruik van niet goedge-
keurde accessoires bij een gekwaliceerde werk-
plaats informatie vragen over:
RDoelmatigheid
RWettelijke voorschrien
RAanbevelingen af fabriek
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij sportbanden
Bij sportbanden bestaat op vochtige of natte
weg een verhoogd risico voor slippen‑ en
aquaplaning.
Daarnaast neemt de grip van de band bij een
lage buitentemperatuur en bandenbedrijfstem-
peratuur duidelijk af.
#ESP® inschakelen en rijstijl aanpassen.
#Gebruik bij een lagere buitentemperatuur
dan 7°C i M+S ‑banden.
#Gebruik uitsluitend banden die geschikt
zijn voor het doel.
Bij het kiezen, monteren en vervangen van ban-
den het volgende in acht nemen:
RLandspecieke goedkeuringseisen voor ban-
den, die een bepaald bandentype voor uw
auto vastleggen.
RDaarnaast kan voor bepaalde regio's en toe-
passingen het gebruik van bepaalde bandenty-
pen worden aanbevolen.
RAlleen banden en velgen volgens dezelfde con-
structie, dezelfde uitvoering (zomerbanden,
winterbanden, MOExtended-banden) en van
hetzelfde merk gebruiken.
ROp een as alleen wielen van dezelfde afmetin-
gen monteren (links en rechts).
Uitsluitend in geval van pech mag voor het rij-
den naar de werkplaats hiervan worden afge-
weken.
RGeen nabewerking aan het remsysteem, de
velgen en de banden uitvoeren.
Het gebruik van vulplaten en remstofplaten is
niet toegestaan en leidt tot het verlies van de
typegoedkeuring.
626 Banden en velgen
F247 0072 07
RAuto's met bandenspanningscontrole: Alle
gemonteerde wielen moeten zijn uitgerust met
functionerende sensoren voor de bandenspan-
ningscontrole.
RBij temperaturen onder 7°C winterbanden of
all-seasonbanden met het i M+S-keur-
merk op alle wielen gebruiken.
Onder winterse omstandigheden bieden win-
terbanden de best mogelijke grip.
RBij M+S-banden alleen banden met hetzelfde
proel gebruiken.
RDe toegestane maximumsnelheid van de
gemonteerde M+S-banden in acht nemen.
Wanneer de toegestane maximumsnelheid
lager is dan die van de auto, moet een sticker
in het gezichtsveld van de bestuurder hiervoor
waarschuwen.
RNieuwe banden tijdens de eerste 100 km met
matige snelheid inrijden.
RDe banden uiterlijk om de zes jaar laten ver-
vangen, ongeacht de slijtage.
RBij het monteren van banden zonder nood-
loopeigenschappen: Auto's met MOExtended-
banden zijn af fabriek niet met een TIREFIT-set
uitgerust. Na het wisselen naar banden zonder
noodloopeigenschappen, bijv. winterbanden,
de auto met een TIREFIT-set uitrusten.
%U kunt de snelheid voor het gebruik van win-
terbanden permanent begrenzen
(/ pagina 335).
Voor meer informatie over banden en velgen con-
tact opnemen met een gekwaliceerde werk-
plaats.
Aanwijzingen met betrekking tot het verwisselen
van wielen
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door verschillende wielafmetingen
Als de voor‑ met de achterwielen worden ver-
wisseld, kunnen de rij-eigenschappen sterk
nadelig worden beïnvloed .
Ook kunnen de schijfremmen of onderdelen
van de wielophanging worden beschadigd.
#De voor en achterwielen uitsluitend ver-
wisselen wanneer de banden en velgen
identieke afmetingen hebben.
Als bij verschillende afmetingen van banden en
velgen de voor- met de achterwielen worden ver-
wisseld, kan dit leiden tot verlies van de typegoed-
keuring.
De aanwijzingen en de veiligheidsaanwijzingen
met betrekking tot "Verwisselen van een wiel"
(/ pagina 624) in acht nemen.
Voor- en achterwielen slijten verschillend:
RVoorwielen sterker bij de bandschouder
RAchterwielen sterker in het midden van de
band
De band niet te ver laten slijten. Anders wordt de
grip op natte wegen sterk nadelig beïnvloed
(aquaplaning).
Verwissel bij auto's met dezelfde wielmaat afhan-
kelijk van de slijtagegraad de wielen elke
5000 tot 10000 km. Op de draairichting van de
wielen letten.
Banden en velgen 627
F247 0072 07
Aanwijzingen met betrekking tot het opslaan van
wielen
Bij het opslaan van wielen de volgende aanwijzin-
gen opvolgen:
RGedemonteerde wielen koel, droog en zo
mogelijk donker bewaren.
RDe banden tegen olie, vet en brandstof
beschermen.
Overzicht wielwisselgereedschap
Afgezien van enkele landspecieke varianten zijn
de auto's niet uitgerust met wielwisselgereed-
schap. Informeer bij een gekwaliceerde werk-
plaats welk wielwisselgereedschap voor het ver-
wisselen van een wiel van de auto nodig en goed-
gekeurd is.
Voor het verwisselen van een wiel zijn bijvoor-
beeld de volgende gereedschappen nodig:
RKrik
RWielkeg
RWielsleutel
RCentreerpen
%De krik hee een gewicht van circa 3,4 kg.
Het maximumdraagvermogen van de krik
vindt u op de sticker op de krik.
De krik is onderhoudsvrij. Bij een storing in de
werking contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Het wielwisselgereedschap bevindt zich in de
boordgereedschapstas 1 in de bagageruimte.
%Afhankelijk van de uitvoering kan de boordge-
reedschaptas zich op een andere positie in de
bagageruimte bevinden.
%Bij het opbergen van de boordgereedschaps-
tas letten op voldoende borging.
De boordgereedschapstas bevat:
RKrik
RHandschoenen
RWielsleutel
RCentreerpen
RUitklapbare wielkeg
RRatel voor krik
Auto voorbereiden op het verwisselen van een
wiel
Voorwaarden
RDe auto bevindt zich niet op een helling.
RDe auto staat op een stevige, stroeve en
vlakke ondergrond.
RHet noodzakelijke wielwisselgereedschap is
aanwezig.
%Als uw auto niet met wielwisselgereedschap is
uitgerust, informeer dan bij een gekwali-
ceerde werkplaats naar passend gereed-
schap.
628 Banden en velgen
F247 0072 07
#De elektrische parkeerrem handmatig bedie-
nen.
#De voorwielen in de rechtuitstand draaien.
#De transmissie in de stand j zetten.
#De auto uitschakelen.
#Zorg ervoor dat de auto niet kan worden
gestart.
#Het wiel dat diagonaal staat ten opzichte van
het te verwisselen wiel, aan de voor- en ach-
terzijde met een wielkeg of iets dergelijks blok-
keren.
#Indien noodzakelijk, de wieldeksels of naaf-
doppen verwijderen (/ pagina 629).
#De auto opkrikken (/ pagina 629).
Velgen/naafdoppen verwijderen en aanbrengen
Voorwaarden
RDe auto is voorbereid voor het verwisselen van
een wiel (/ pagina 628).
Kunststof naafdop
Verwijderen:
#De middenkap van de naafdop linksom
draaien en verwijderen.
Monteren:
#Zorg ervoor dat de middenkap van de naafdop
naar links is gedraaid.
#De naafdop aanbrengen en de middenkap
rechtsom draaien, tot de naafdop voelbaar en
hoorbaar vergrendelt.
Auto bij het verwisselen van een wiel opkrikken
Voorwaarden
REr bevinden zich geen personen in de auto.
RDe auto is voorbereid voor het verwisselen van
een wiel (/ pagina 628).
RDe wieldeksels of naafdoppen zijn verwijderd
(/ pagina 629).
Belangrijke aanwijzingen met betrekking tot het
gebruik van de krik:
RAlleen de voertuigspecieke, door Mercedes-
Benz goedgekeurde krik gebruiken voor het
opkrikken van de auto.
RDe krik is uitsluitend geschikt voor het kort-
stondig opkrikken van de auto en niet voor
onderhoudswerkzaamheden onder de auto.
RDe ondergrond waar de krik op rust moet ste-
vig, vlak en stroef zijn. Indien nodig een grote,
vlakke, stevige en stroeve ondergrond gebrui-
ken.
RDe voet van de krik moet zich loodrecht onder
het kriksteunpunt bevinden.
Banden en velgen 629
F247 0072 07
Veiligheidsregels bij opgekrikte auto:
RNooit handen of voeten onder de auto houden.
RNooit onder de auto gaan liggen.
RDe auto niet starten en de elektrische parkeer-
rem niet vrijzetten.
RDe portieren of de achterklep niet openen of
sluiten.
#Van het te verwisselen wiel de wielbouten met
de wielsleutel circa een omwenteling los-
draaien. De bouten niet verwijderen.
Positie van de kriksteunpunten
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
verkeerd plaatsen van de krik
Als de krik niet correct bij de betreende krik-
steunpunten wordt geplaatst, kan de krik kan-
telen als de auto omhoog is gebracht.
#De krik uitsluitend plaatsen bij de betref-
fende kriksteunpunten van de auto. De
voet van de krik moet zich loodrecht
onder het kriksteunpunt van de auto
bevinden.
*AANWIJZING Voertuigschade door krik
Wanneer u de krik niet bij de daarvoor
bedoelde kriksteunpunten aanbrengt, kunt u
uw auto beschadigen.
#De krik alleen bij de daarvoor bedoelde
kriksteunpunten aanbrengen.
#De ratel uit het wielwisselgereedschap zodanig
op het zeskant van de krik steken, dat de tekst
"AUF" zichtbaar is.
630 Banden en velgen
F247 0072 07
#De steun 2 van de krik 4 in het kriksteun-
punt 1 aanbrengen.
%Bij volledig spanningsverlies van een band is
het mogelijk dat de krik niet op het kriksteun-
punt 1 kan worden aangebracht. In dat geval
de auto ontladen.
#De ratel 3 rechtsom draaien, tot de kriksteun
2 zich volledig in het kriksteunpunt 1
bevindt en de voet van de krik gelijkmatig de
grond raakt.
#De ratel 3 draaien, tot de band maximaal
3 cm van de grond verwijderd is.
#Het wiel losmaken en verwijderen
(/ pagina 631).
Wiel verwijderen
Voorwaarden
RDe auto is opgekrikt (/ pagina 629).
Aanwijzing Mercedes-AMG voertuigen:
*AANWIJZING Beschadiging van de kerami-
sche remschijf bij het verwisselen van een
wiel
Mercedes-AMG auto's met keramische rem-
schijven: Bij het verwijderen en aanbrengen
van het wiel kan de velg tegen de keramische
remschijf slaan en deze beschadigen.
#Zeer voorzichtig te werk gaan.
#De hulp van een tweede persoon inroe-
pen of een tweede centreerpen gebrui-
ken.
Vermijd bij het verwisselen van een wiel elke
krachtinwerking op de remschijf, omdat dit moge-
lijk een nadelige invloed op het comfort bij het
remmen hee.
*AANWIJZING Beschadiging van de
schroefdraad door vervuilde wielbouten
#De wielbouten niet in zand of vuil leggen.
#De bovenste wielbout helemaal eruit draaien.
Banden en velgen 631
F247 0072 07
#In plaats van de wielbout, de centreerpen 1
in de schroefdraad schroeven.
#De overige wielbouten eruit schroeven.
#Het wiel verwijderen en eventueel in de laad-
ruimte opbergen.
#Aanwijzingen met betrekking tot de demon-
tage van een noodwiel (/ pagina 634).
Nieuw wiel monteren
Voorwaarden
RHet te verwisselen wiel is verwijderd en de
centreerpen is aangebracht (/ pagina 631).
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door verliezen van een wiel
Als wielbouten met olie of vet zijn ingesmeerd,
of als de schroefdraad van wielbouten‑ of
naven beschadigd is, kunnen de wielbouten
loskomen.
#Nooit de wielbouten met olie of vet
insmeren.
#Als schroefdraad beschadigd is, direct
contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
#Beschadigde wielbouten of beschadigde
schroefdraad in de naaf laten vervangen.
#Niet verder rijden.
#De aanwijzingen met betrekking tot de selec-
tie van banden in acht nemen
(/ pagina 624).
Bij banden met voorgeschreven draairichting mar-
keert een pijl op de wang de draairichting van de
band. Bij de montage op de draairichting van de
wielen letten.
Aanwijzing AMG auto's:
*AANWIJZING Beschadiging van de kerami-
sche remschijf bij het verwisselen van een
wiel
Mercedes-AMG auto's met keramische rem-
schijven: Bij het verwijderen en aanbrengen
van het wiel kan de velg tegen de keramische
remschijf slaan en deze beschadigen.
#Zeer voorzichtig te werk gaan.
#De hulp van een tweede persoon inroe-
pen of een tweede centreerpen gebrui-
ken.
#Het te monteren wiel op de centreerpen schui-
ven en aandrukken.
#De aanwijzingen met betrekking tot de mon-
tage van een noodwiel in acht nemen
(/ pagina 634).
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel bij
het vastdraaien van wielbouten en ‑moe-
ren
Als de wielbouten of wielmoeren worden vast-
gedraaid als de auto omhooggebracht is, kan
de krik kantelen.
#Wielbouten of wielmoeren alleen vast-
draaien met het wiel op de grond.
#De aanwijzingen en de veiligheidsaanwijzingen
met betrekking tot "Verwisselen van een wiel"
in acht nemen (/ pagina 624).
632 Banden en velgen
F247 0072 07
#Om veiligheidsredenen alleen de voor
Mercedes-Benz en het betreende wiel goed-
gekeurde wielbouten gebruiken.
#De wielbouten erin draaien en in de aangege-
ven volgorde kruiselings gelijkmatig licht aan-
draaien.
#De centreerpen eruit schroeven.
#De laatste wielbout erin draaien en licht vast-
draaien.
#De auto laten zakken (/ pagina 633).
Auto na verwisselen van een wiel neerlaten
Voorwaarden
RHet nieuwe wiel is gemonteerd
(/ pagina 632).
#Auto laten zakken: de ratel zodanig op het zes-
kant van de krik steken, dat de tekst "AB"
zichtbaar is en de ratel van de krik linksom
draaien.
#De wielbouten in de aangegeven volgorde 1
tot 5 diagonaal en gelijkmatig met maximaal
80 Nm vastzetten.
#De wielbouten vervolgens in de aangegeven
volgorde 1 tot 5 kruiselings en gelijkmatig
met het voorgeschreven aanhaalmoment van
130 Nm vastzetten.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door onjuist aanhaalmoment
Als de wielbouten of de wielmoeren niet met
het voorgeschreven aanhaalmoment zijn vast-
gezet, kunnen de wielen loskomen.
#De wielbouten of de wielmoeren moeten
met het voorgeschreven aanhaalmoment
aangetrokken zijn; dit controleren.
#Indien nodig contact opnemen met een
gekwaliceerde werkplaats en het voer-
tuig niet verplaatsen.
#De bandenspanning van het nieuwe wiel con-
troleren en naar behoee aanpassen.
%Het het volgende geldt niet wanneer het
nieuwe wiel een noodwiel is.
#Auto's met bandenspanningswaarschuwings-
systeem: het bandenspanningswaarschu-
wingssysteem opnieuw starten
(/ pagina 623).
#Auto's met bandenspanningscontrole: de ban-
denspanningscontrole opnieuw starten
(/ pagina 622).
Banden en velgen 633
F247 0072 07
Noodwiel
Aanwijzingen met betrekking tot het noodwiel
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door verkeerde wiel- en bandenmaten
De wiel‑ en bandenmaten en het bandentype
van het nood‑ of reservewiel en het te verwis-
selen wiel kunnen verschillend zijn. Het nood‑
of reservewiel kan de rij-eigenschappen sterk
nadelig beïnvloeden.
Om risico's te vermijden, de volgende punten
in acht nemen:
#Voorzichtig rijden.
#Nooit meer dan één noodwiel of reserve-
wiel monteren dat afwijkt van het te ver-
wisselen wiel.
#Het noodwiel of reservewiel slechts kort-
stondig gebruiken.
#Het ESP® niet uitschakelen.
#Een noodwiel of reservewiel met ver-
schillende afmetingen bij de eerstvol-
gende gekwaliceerde werkplaats laten
vervangen. Beslist op de correcte wiel‑
en bandenmaten en het bandentype let-
ten.
%Het drukloze noodwiel is in het noodwielfoe-
draal in de bagageruimte bevestigd op de ver-
stelbare bagageruimtebodem, die zich in de
onderste positie bevindt.
De volgende aanwijzingen met betrekking tot de
demontage van een noodwiel in acht nemen:
RVoordat het noodwiel wordt opgeborgen, con-
troleren dat zich geen lucht meer in de band
bevindt.
Eventueel de lucht laten ontsnappen.
RLucht uit de band laten ontsnappen: Het ven-
tieldopje van de band verwijderen.
RHet metalen stije van het ventiel met een
spits voorwerp, bijvoorbeeld een pen, indruk-
ken.
RHet ventieldopje op het ventiel schroeven.
%Auto's met verstelbare bagageruimtebodem:
Het drukloze noodwiel altijd in de onderste
positie op de verstelbare bagageruimtebodem
opbergen.
De volgende aanwijzingen met betrekking tot de
montage van een noodwiel in acht nemen:
RDe toegestane maximumsnelheid met gemon-
teerd noodwiel is 80 km/h.
RGeen sneeuwkettingen op het noodwiel aan-
brengen.
RHet noodwiel uiterlijk om de zes jaar laten ver-
vangen, ongeacht de slijtage.
RDe bij het noodwiel geleverde wielbouten
gebruiken.
RDe bandenspanning van het gemonteerde
noodwiel controleren. Deze eventueel aanpas-
sen.
%De voorgeschreven bandenspanning is aange-
geven op de sticker van het noodwiel.
%Auto's met bandenspanningswaarschuwings-
systeem: Bij een gemonteerde noodwiel kan
het bandenspanningswaarschuwingssysteem
niet betrouwbaar werken. Deze pas opnieuw
starten nadat het noodwiel door een nieuw
wiel is vervangen.
634 Banden en velgen
F247 0072 07
Auto's met bandenspanningscontrole: Bij een
gemonteerd noodwiel kan de bandenspan-
ningscontrole niet betrouwbaar werken. De
bandenspanning van het verwijderde wiel kan
nog enkele minuten worden aangegeven.
Deze pas opnieuw starten nadat het noodwiel
door een nieuw wiel is vervangen.
Ook de volgende aanvullende informatie in acht
nemen:
RAanwijzingen met betrekking tot de banden-
spanning (/ pagina 619)
RBandenspanningstabel (/ pagina 620)
RAanwijzingen met betrekking tot de montage
van banden (/ pagina 624)
RMontage van een noodwiel (/ pagina 628)
Noodwiel oppompen
*AANWIJZING Oververhitting door te lange
looptijd van de bandenvulcompressor
#De bandenvulcompressor niet langer dan
tien minuten zonder onderbreking
gebruiken.
Voorwaarden
RHet noodwiel is correct gemonteerd.
(/ pagina 628)
%De veiligheidsaanwijzingen van de fabrikant
op de sticker van het noodwiel en op de ban-
denvulcompressor in acht nemen.
#De sticker met het opschri maximumsnelheid
80 km/h van de behuizing van de bandenvul-
compressor trekken en in het gezichtsveld van
de bestuurder op het combi-instrument plak-
ken.
#De bandenvulcompressor uit de opbergruimte
onder de bagageruimtebodem nemen.
(/ pagina 58)
#De vulslang 1 en de stekker 3 uit de behui-
zing van de bandenvulcompressor trekken.
#De plug 7 van de vulslang 1 in de aanslui-
ting van de bandenvulcompressor steken en
vervolgens draaien tot de plug 7 vergrendelt.
#Het ventieldopje van het ventiel van het nood-
wiel draaien.
#De wartelmoer 2 van de vulslang 1 op het
ventiel schroeven.
#Controleren dat de in- en uitschakelknop 4
van de bandenvulcompressor in de stand 0
staat.
Banden en velgen 635
F247 0072 07
#De stekker 3 in een contactdoos in de auto
steken.
RContactdoos van de sigarettenaansteker
R12V–contactdoos: (/ pagina 215)
RDe aanwijzingen met betrekking tot de sigaret-
tenaansteker in de digitale handleiding in acht
nemen
RDe aanwijzingen met betrekking tot de con-
tactdozen in acht nemen: (/ pagina 215)
#Om de spanningsvoorziening in te schakelen,
de start-stoptoets eenmaal indrukken.
(/ pagina 256)
#De in- en uitschakelknop 4 op de bandenvul-
compressor in de stand I drukken.
De bandenvulcompressor is ingeschakeld. De
band wordt opgepompt. De manometer 5
gee de bandenspanning aan.
#De band tot de voorgeschreven bandenspan-
ning oppompen.
%De voorgeschreven bandenspanning is aange-
geven op de sticker van het noodwiel.
#Wanneer de voorgeschreven bandenspanning
is bereikt, de in- en uitschakelknop 4 op de
bandenvulcompressor in de stand 0 drukken.
De bandenvulcompressor is uitgeschakeld.
#Om de spanningsvoorziening uit te schakelen,
de start-stoptoets indrukken.
#Wanneer de bandenspanning hoger is dan
voorgeschreven, de afblaasknop 6 indruk-
ken, tot de correcte bandenspanning ingesteld
is.
#De wartelmoer 2 van de vulslang 1 van het
ventiel losdraaien.
#Het ventieldopje van het noodwiel weer op het
ventiel aanbrengen.
#De vulslang 1 en de stekker 3 in het onder-
ste deel van het bandenvulcompressorhuis
opbergen.
#De bandenvulcompressor in de auto opber-
gen.
636 Banden en velgen
F247 0072 07
Aanwijzingen met betrekking tot de technische
gegevens
De technische gegevens worden volgens EU-richt-
lijnen bepaald. De genoemde gegevens gelden
alleen voor auto's met standaarduitrusting. Meer
informatie is verkrijgbaar bij een Mercedes-Benz-
servicewerkplaats.
Alleen voor bepaalde landen: De voertuigspeci-
eke voertuiggegevens kunt u in de COC-docu-
menten (EC-CERTIFICATE OF CONFORMITY) vin-
den. Deze documenten ontvangt u bij aevering
van de auto.
Boordelektronica
Aanwijzingen met betrekking tot ingrepen in de
motorelektronica
*AANWIJZING Vroegtijdige slijtage door
ondeskundig onderhoud
Door ondeskundig onderhoud kunnen onder-
delen van de auto sneller slijten; dit kan leiden
tot verlies van de typegoedkeuring.
#De motorelektronica en de bijbehorende
onderdelen alleen bij een gekwali-
ceerde werkplaats laten onderhouden.
Mobilofoons
Aanwijzingen met betrekking tot het inbouwen
van mobilofoons
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door ondeskundige werkzaamheden aan
mobilofoons
Wanneer mobilofoons worden gemanipuleerd
of niet vakkundig worden ingebouwd, kan de
elektromagnetische straling ervan de voertui-
gelektronica storen en de bedrijfsveiligheid
van de auto in gevaar brengen.
#Werkzaamheden aan elektrische en elek-
tronische apparaten altijd laten uitvoeren
bij een gekwaliceerde werkplaats.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door ondeskundig gebruik van mobilo-
foons
Als in het voertuig op ondeskundige wijze
gebruik wordt gemaakt van een mobilofoon,
kan de elektromagnetische straling daarvan
de voertuigelektronica storen. Dit geldt met
name in de volgende gevallen:
RWanneer de mobilofoon niet op een bui-
tenantenne is aangesloten.
RWanneer de buitenantenne verkeerd
gemonteerd of niet reectiearm is.
Daardoor kan de bedrijfsveiligheid van het
voertuig in gevaar komen.
#De reectiearme buitenantenne laten
inbouwen bij een gekwaliceerde werk-
plaats.
#De mobilofoon bij gebruik in het voertuig
altijd aansluiten op de reectiearme bui-
tenantenne.
Technische gegevens 637
F247 0072 07
*AANWIJZING Vervallen van de typegoed-
keuring door het niet in acht nemen van
installatie- en gebruiksvoorwaarden
Wanneer de installatie- en gebruiksvoorwaar-
den voor mobilofoons niet in acht worden
genomen, kan de typegoedkeuring vervallen.
#Alleen vrijgegeven frequentiebanden
gebruiken.
#Het maximaal toegestane uitgangsver-
mogen in deze frequentiebanden in acht
nemen.
#Alleen vrijgegeven antenneposities
gebruiken.
1Achterste dakbereik
Bij auto's met panoramaschuifdak is het inbouwen
van een antenne niet toegestaan.
Voor het naderhand inbouwen van mobilofoons
moet de technische richtlijn ISO/TS 21609 (Road
Vehicles — EMC guidelines for installation of aer-
market radio frequency transmitting equipment)
worden aangehouden. De wettelijke bepalingen
voor aanbouwdelen moeten worden aangehou-
den.
Als de auto met een mobilofoon is uitgerust, moe-
ten de in de voorbereiding aanwezige spannings-
voorziening- en antenne-aansluiting worden
gebruikt. Bij het monteren de aanvullende handlei-
dingen van de fabrikant in acht nemen.
Zendvermogen mobilofoons
Het maximale zendvermogen (PEAK) bij de voet-
punt van de antenne mag de waarden in de vol-
gende tabel niet overschrijden.
Frequentieband en maximaal zendvermogen
Frequentieband Maximaal zendvermo-
gen
2‑m‑band
144 - 174 MHz
50W
Terrestrial Trunked
Radio (TETRA)
380 - 460 MHz
10W
638 Technische gegevens
F247 0072 07
Frequentieband Maximaal zendvermo-
gen
Mobiele telefoonnet-
werkverbinding
2G
2W
Mobiele telefoonnet-
werkverbinding
3G/4G/5G
0,5W
De volgende onderdelen kunnen zonder beperkin-
gen in de auto worden gebruikt:
RMobilofoons met een maximaal zendvermogen
tot 100 mW
RMobilofoons met zendfrequenties in de fre-
quentieband 380 -410 MHz en een maximaal
zendvermogen tot 2 W (TETRA)
RMobiele telefoon (2G/3G/4G/5G)
Voor de volgende frequentiebanden is er geen
beperking voor de antennepositie aan de buiten-
zijde van de auto:
RTerrestrial Trunked Radio (TETRA)
R2G/3G/4G/5G
Informatie over wettelijke keurmerken voor
radio-apparatuur
Specieke informatie over radiograsche toepas-
singen conform 2014/53/EU
Naast de typische frequenties voor mobiele com-
municatie maken auto's van Mercedes-Benz
gebruik van de volgende radiograsche toepassin-
gen:
Soort radiograsche toepassingen en specicatie conform 2014/53/EU
Technologie Frequentiebereik Zendvermogen/sterkte van het magnetisch veld
Comfort-sluitsysteem 20 kHz (9 - 90 kHz) ≤ 72 dBμA/m bij 10 m
Draadloze vermogensoverdracht 105 kHz (90 - 119 kHz) ≤ 42 dBμA/m bij 10 m
Comfort-sluitsysteem 120 kHz (119 - 135 kHz) ≤ 42 dBμA/m bij 10 m
Technische gegevens 639
F247 0072 07
Technologie Frequentiebereik Zendvermogen/sterkte van het magnetisch veld
Draadloze vermogensoverdracht 127 kHz (119 - 135 kHz) ≤ 66 dBµA/m op een afstand van 10 m bij een
afname van de magneetveldsterkte van 3 dB per
octaaf boven 119 kHz
Near Field Communication 13,553 – 13,567 MHz ≤ 42 dBμA/m bij 10 m
Comfort-sluitsysteem, garagedeurbediening, ban-
denspanningscontrole 433 MHz (433,05 – 434,79 MHz) ≤ 10 mW ERP
Afstandsbediening en ontvanger functie "extra
verwarmen", garagedeurbediening 868 MHz (868,0 – 868,6 MHz) ≤ 25 mW ERP
Afstandsbediening en ontvanger functie "extra
verwarmen", garagedeurbediening 869 MHz (868,7 – 869,2 MHz) ≤ 25 mW ERP
Bluetooth®, Kleer, RLAN, radiograsche afstands-
bedieningen, draadloze hoofdtelefoons
2,4 GHz ISM-band (2400 – 2483,5 MHz) ≤ 100 mW EIRP
RLAN 5,1 GHz UNII-1 (5150 - 5250 MHz) ≤ 40 mW EIRP
Sensor voor interieurbeveiliging, RLAN 5,8 GHz UNII-3 (5725 – 5875 MHz) ≤ 40 mW EIRP
Comfort-sluitsysteem 7,25 GHz UWB (6,0 - 8,5 GHz) ≤ -41,3 dBm/MHz EIRP mean ≤ 0 dBm/MHz EIRP
Peak
76 GHz radar 76 – 77 GHz ≤ 55 dBm Peak EIRP
640 Technische gegevens
F247 0072 07
Technologie Frequentiebereik Zendvermogen/sterkte van het magnetisch veld
Compensator ECE DE003 en ECE DE004 GSM (E-GSM 900)
GSM (E-GSM 1800)
+33 dBm
< +30 dBm
UMTS (I, III, VIII) < +23 dBm
LTE (B1, B3, B7, B8, B20) < +23 dBm
HERMES (Hardware for Enhanced Remote-, Mobi-
lity- & Emergency Services) Wi (2400-2483,5 MHz)
Wi (5736-5833 MHz)
< 20 dBm
< 14 dBm
GSM (E-GSM 900, Class 4)
GSM (E-GSM 1800, Class 1)
GSM (E-GSM 900 8-PSK, Class E2)
GSM (E-GSM 1800 8-PSK, Class E2)
< +33 dBm (±2 dB)
< +30 dBm (±2 dB)
< +27 dBm (±3 dB)
< +26 dBm (± 3 dB/-4 dB)
UMTS (2100 WCDMA FDD B1, Class 3) < +24 dBm (±1 dB/-3 dB)
LTE (FDD B I, B III, B38, B39, B40, B41, Class 3) < +23 dBm (±2 dB)
GPS (1575,42 MHz +/- 2 MHz) Receiving only
RAMSES (Router And Mobile SErviceS) GSM (E-GSM 850 / E-GSM 900, Class 4)
GSM (E-GSM 1800 / E-GSM 1900, Class 4)
< +32,5 dBm (±1 dB)
< +29,5 dBm (±1 dB)
Technische gegevens 641
F247 0072 07
Technologie Frequentiebereik Zendvermogen/sterkte van het magnetisch veld
UMTS (WCDMA FDD I, II, III, IV, V, VIII, XIX, Class
3) < +23,5 dBm (±1 dB)
LTE (FDD B1, B2, B3, B4, B5, B7, B8, B9, B18,
B19, B21, B28, Class 3) < +23 dBm (±1 dB)
LTE (TDD B38, B40, B41, Class 3) < +23 dBm (±1 dB)
GNSS (1559 - 1610 MHz) Receiving only
Meer informatie over updates is verkrijgbaar op
het volgende internetadres:
https://
regulatoryradioinformation.corpinter.net/nl
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur en
specieke aanwijzingen
De tabellen en de hoofdstukken bevatten de vol-
gende informatie over wettelijke keurmerken voor
radio-apparatuur:
RInformatie van de fabrikant
RWettelijk vereiste keurmerken voor radio-appa-
ratuur, gerangschikt per land/regio:
-Voorschrien fabrikant
-Modelaanduidingen
-Zendvergunningen
RSpecieke aanwijzingen met betrekking tot
radiograsche onderdelen van de auto
Meer informatie over updates is verkrijgbaar op
het volgende internetadres:
https://
regulatoryradioinformation.corpinter.net/nl
642 Technische gegevens
F247 0072 07
Overzicht fabrikanten
Fabrikant Informatie van de
fabrikant
ADC ADC Automotive Dis-
tance Control Systems
GmbH, Peter-Dornier-
Straße 10, 88131 Lin-
dau, Duitsland
Bosch Robert Bosch GmbH,
Daimlerstraße 6,
71229 Leonberg,
Duitsland
Continental Antenna Continental Advanced
Antenna GmbH,
Römerring 1, 31137
Hildesheim, Duitsland
Continental Automo-
tive Continental Automo-
tive GmbH, Siemens-
straße 12, 93055
Regensburg, Duitsland
Fabrikant Informatie van de
fabrikant
Gentex Gentex Corporation,
600 North Centennial
Street, Zeeland MI
49464, USA
Harman Becker Harman Becker Auto-
motive Systems
GmbH, Becker-Goeh-
ring-Strasse 18,
76307 Karlsbad,
Duitsland
HELLA HELLA KGaA Hueck &
Co., Rixbecker Straße
75, 59552 Lippstadt,
Duitsland
Hirschmann Hirschmann Car Com-
munication GmbH,
Stuttgarter Straße
45-51, 72654 Neckar-
tenzlingen, Duitsland
Fabrikant Informatie van de
fabrikant
Huf Baolong Huf Baolong Electro-
nics Bretten GmbH,
Gewerbestraße 40,
75015 Bretten, Duits-
land
HUF HUF Hülsbeck & Fürst
GmbH & Co. KG, Stee-
ger Straße 17, 42551
Velbert, Duitsland
KATHREIN KATHREIN Automotive
GmbH & Co. KG,
Römerring 1, 31137
Hildesheim, Duitsland
LEOPOLD KOSTAL LEOPOLD KOSTAL
GmbH & Co. KG,
Hauert 11, 44227
Dortmund, Duitsland
Technische gegevens 643
F247 0072 07
Fabrikant Informatie van de
fabrikant
MARQUARDT MARQUARDT GmbH,
Schloßstraße 16,
78604 Rietheim-Weil-
heim, Duitsland
Meta System Meta System S.P.A.,
Via T. Galimberti 5,
42124 Reggio Emilia,
Italië
Molex Molex CVS Dabendorf
GmbH, Märkische
Straße 72, 15806 Zos-
sen, Duitsland
Panasonic Panasonic Automotive
Systems Europe
GmbH, Robert-Bosch-
Straße 27, 63225
Langen, Duitsland
Fabrikant Informatie van de
fabrikant
Schrader Schrader Electronics
Ltd., 11 Technology
Park, Belfast Road,
Antrim BT41 1QS,
Noord-Ierland, Vere-
nigd Koninkrijk
Sennheiser Sennheiser electronic
GmbH & Co. KG, Am
Labor 1, 30900 Wed-
emark, Duitsland
Veoneer Veoneer Sweden AB,
Wallentinsvägen 22,
44737 Vårgårda, Zwe-
den
WITTE-Velbert WITTE-Velbert GmbH
& Co. KG, Hoeferstr.
3-15, 42551 Velbert,
Duitsland
Algerije
644 Technische gegevens
F247 0072 07
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE223GNS
(Sluitsysteem) 71/H/ANF/
2021
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) 122/H/ANF/
2021
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) 122/H/ANF/
2021
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) 123/H/ANF/
2021
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) 106/H/ANF/
2020
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) 107/H/ANF/
2020
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) 133/H/ANF/
2022
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) 105/H/ANF/
2022
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) 172/H/ANF/
2021
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) 188/H/ANF/
2021
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) 189/H/ANF/
2021
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) 190/H/ANF/
2021
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) 195/H/ANF/
2021
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) 193/H/ANF/
2021
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) 194/H/ANF/
2021
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) 186/H/ANF/
2021
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
3681/1-73.O
A
1639/DT/DG
/ARPT/15
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
652/1/DT/D
G/ARPCE/
2020
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
56/H/ANF/
2021
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningssensor)
3994/1.69-
DA/
2098/DT/DG
/ARPT/17
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningssensor)
2695/1-
NO.431396/
DT/DG/
ARPT/17
Technische gegevens 645
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningssensor)
2695/1-
NO.431396/
DT/DG/
ARPT/17
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) 32/H/ANF/
2021
Argentinië
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
H-26206
Continental
Antenna RKE223E1
(Antennever-
sterker)
H-24637
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) H-24376
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) H-17929
Continental
Automotive D-WMI2020A
(Regeleen-
heid)
H-23974
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) H-17845
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) H-15694
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) H-15695
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) H-28310
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningssensor)
H-20027
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) H-28067
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) H-15541
646 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) H-11545
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) H-16874
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) H-17689
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) H-21034
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) H-21035
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) H-17598
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) H-23101
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) H-24933
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) H-17213
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) H-17212
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) H-23166
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
H-4788
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
H-23292
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
H-25586
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningssensor)
H-20495
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningssensor)
H-20959
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) H-24664
Technische gegevens 647
F247 0072 07
Australië
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam
ADC ARS4-A (Radarsensor)
ADC ARS4-C (Radarsensor)
Bosch MRR1Rear (Radarsen-
sor)
Bosch MRRe14FCR (Radar-
sensor)
Bosch FR5CPCCF (Radarsen-
sor)
Continental Antenna RKE213E1 (Antenne-
versterker)
Continental Antenna RKE223E1 (Antenne-
versterker)
Fabrikant Modelnaam
Continental Automo-
tive CMKG1 (Sluitsysteem)
Continental Automo-
tive CMKG2 (Sluitsysteem)
Continental Automo-
tive MARS Keyless (Sluit-
systeem)
Hirschmann 920287A (Sluitsys-
teem)
Hirschmann 920287B (Sluitsys-
teem)
Hirschmann 920702A (Sluitsys-
teem)
Huf Baolong TSSRE4A (Banden-
spanningssensor)
Fabrikant Modelnaam
LEOPOLD KOSTAL KK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK2 (Sluitsysteem)
MARQUARDT 3350.38 (Sluitsys-
teem)
Schrader AG5SP4 (Bandenspan-
ningssensor)
Schrader AG3PF4 (Bandenspan-
ningssensor)
Schrader BG3FP4 (Bandenspan-
ningssensor)
Schrader GG4T (Bandenspan-
ningssensor)
648 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam
Schrader DG6W2D4 (Banden-
spanningssensor)
Veoneer 77V12BSM (Radar-
sensor)
Veoneer 77V12CRN (Radarsen-
sor)
Veoneer 77V125CRN (Radar-
sensor)
Veoneer MMRV1 (Radarsensor)
Bahama's
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-A
(Radarsensor) URCA_TA_20
14_082
ADC ARS4-C
(Radarsensor) URCA_TA_20
19_167
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) URCA_TA/
2017_184
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) URCA_TA/
2017_157
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) URCA_TA_20
19_195
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) URCA_TA/
2020_068
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) URCA_TA/
2017_119
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
UCRA_TA/
2016_009
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
UCRA_TA/
2020_032
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) URCA_TA/
2017_078
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) URCA_TA/
2019_053
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) URCA_TA/
2019_052
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) URCA_TA/
2022_043
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) URCA_TA_20
22_057
Technische gegevens 649
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) URCA_TA/
2015_087
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) URCA_TA/
2015_087
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningssensor)
URCA_TA/
2017_094
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) URCA_TA/
2015_081
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) URCA_TA_20
17_042
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) URCA_TA_20
19_128
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) URCA_TA_20
19_129
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) URCA_TA/
2017_021
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) URCA_TA_20
19_141
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) URCA_TA_20
20_141,
URCA_TA_20
22_228
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) URCA_TA/
2015_031
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) URCA_TA/
2015_033
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) URCA_TA/
2019_250
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
URCA_TA_TA
/2015_009
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
URCA_TA_20
19_101
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
URCA_TA_20
21_001
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningssensor)
URCA_TA_20
20_046
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningssensor)
URCA_TA_20
19_247
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) URCA_TA_20
19_169
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) URCA_TA_20
19_168
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) URCA_TA_20
21_027
650 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer MMRV1
(Radarsensor) URCA_TA/
2015_063
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) URCA_TA_20
20_056
Wit-Rusland
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam
ADC ARS4-A (Radarsensor)
ADC ARS4-C (Radarsensor)
Bosch MRR1Rear (Radarsen-
sor)
Fabrikant Modelnaam
Bosch MRRe14FCR (Radar-
sensor)
Bosch FR5CPCCF (Radarsen-
sor)
Continental Antenna RKE213E1 (Antenne-
versterker)
Continental Antenna RKE223E1GNS
(Antenneversterker)
Continental Automo-
tive CMKG1 (Sluitsysteem)
Continental Automo-
tive CMKG2 (Sluitsysteem)
Continental Automo-
tive MARS Keyless (Sluit-
systeem)
Fabrikant Modelnaam
Harman Becker HERMES 3.0 (commu-
nicatiemodule)
HELLA DM4 (Sluitsysteem)
LEOPOLD KOSTAL KK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12A (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12B (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12K (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS2 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS4 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS5 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK2 (Sluitsysteem)
Technische gegevens 651
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam
MARQUARDT 3350.38 (Sluitsys-
teem)
Veoneer 77V12BSM (Radar-
sensor)
Veoneer 77V12CRN (Radarsen-
sor)
Veoneer 77V125CRN (Radar-
sensor)
Veoneer MMRV1 (Radarsensor)
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC (Sluit-
systeem)
Botswana
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-A
(Radarsensor) BOCRA/TA/
2018/2026
ADC ARS4-C
(Radarsensor) BOCRA/TA/
2020/5186
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) BOCRA/TA/
2019/4674
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) BOCRA/TA/
2019/4975
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) BOCRA/TA/
2017/3788
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
BOCRA/TA/
2019/4387
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
BOCRA/TA/
2019/5050
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) BOCRA/TA/
2019/5075
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem) BOCRA/TA/
2023/8144
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) BOCRA/TA/
2019/4661
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) BOCRA/TA/
2019/4662
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) BOCRA/TA/
2019/4724
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) BOCRA/TA/
2019/4723
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) BOCRA/TA/
2022/7099
652 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) HUF13145
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) BOCRA/TA/
2019/4664
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) BOCRA/TA/
2019/4593
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) BOCRA/TA/
2019/4389
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) BOCRA/TA/
2019/4388
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) BOCRA/TA/
2019/4390
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) BOCRA/TA/
2019/5135
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) BOCRA/TA/
2019/4758
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) BOCRA/TA/
2020/5473
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) BOCRA/TA/
2019/4359
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) BOCRA/TA/
2019/4360
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) BOCRA/TA/
2019/4687
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) BOCRA/TA/
2019/4975
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) BOCRA/TA/
2019/4980
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) BOCRA/TA/
2021/6191
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) BOCRA/TA/
2020/5342
Brazilië
Aanwijzingen voor de zendapparatuur in de auto:
Deze systemen worden niet beschermd tegen
schadelijke storingen en mogen geen storingen in
correct goedgekeurde systemen veroorzaken.
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE223E1
(Antennever-
sterker)
03691-15-05
298
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
07359-21-12
817
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
3691-15-529
8
Technische gegevens 653
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) 00325-20-02
149
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem) 01334-23-02
149
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) 03189-17-02
856
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) 04689-17-05
364
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) 1855-12-576
2
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) 1787-12-805
8
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) HUF13145
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) 03627-15-06
643
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) 00053-13-06
643
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) 02712-15-03
366
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) 01333-17-02
930
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) 01395-11-02
930
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) 01392-11-02
930
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) 00616-17-02
930
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) 06218-19-02
930
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) 11149-20-02
930
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) 03149-19-02
930
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) 03756-15-02
930
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) 03757-15-02
930
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) 03034-20-07
018
Verdere specieke aanwijzingen
654 Technische gegevens
F247 0072 07
Rear seat entertainment (entertainmentsysteem
achterin):
Dit systeem wordt niet beschermd tegen schade-
lijke storingen en mag geen storingen in correct
goedgekeurde systemen veroorzaken.
Dit product is door ANATEL goedgekeurd volgens
de procedures die zijn opgenomen in resolutie
242/2000 en voldoet aan de overeenkomstige
technische vereisten. Meer informatie vindt u op
de website van de ANATEL https://
www.anatel.gov.br
Brunei Darussalam
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-C
(Radarsensor) DTA-004005
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) DTA-004222
Bosch LRR3 (Radar-
sensor) DTA-011039
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) DTA-006601
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) DTA-006678
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
DTA-006665
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
DTA-004998
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) DTA-005043
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem) DTA-023993
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) DTA-017264
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) DTA-020187
Technische gegevens 655
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) DTA-001661
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) DTA-000794
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) DTA-018051
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningssensor)
DTA-000310
Huf Baolong TSSSG4G6b
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
DTA-003757
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) DTA-017926
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) DTA-006138
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) DTA-000615
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) DTA-007245
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) DTA-019403
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) DTA-000068
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) DTA-000066
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) LPD-38890
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) DTA-003525
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) DTA-005850
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) DTA-011312
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) DTA-011313
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) DTA-003662
656 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
LPD-29665
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
LPD-29665
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
DRQ-D-
JATI-07-2000-
109000
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningssensor)
DTA-001514
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader MFR (Regel-
eenheid ban-
denspan-
ningscontrole)
DTA No.
003893
Schrader MFR3 (Regel-
eenheid ban-
denspan-
ningscontrole)
DRQ-D-
MAJU-02-201
1-111083
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) DTA-004000
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) DTA-003999
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) DTA-010423
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
DTA-006216
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) DTA-005628
Technische gegevens 657
F247 0072 07
Euraziatische Economische Unie
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam
ADC ARS4-A (Radarsensor)
ADC ARS4-C (Radarsensor)
Bosch FR5CPCCF (Radarsen-
sor)
Bosch LRR3 (Radarsensor)
Bosch MRR1Rear (Radarsen-
sor)
Bosch MRRe14FCR (Radar-
sensor)
Continental Antenna RKE213E1 (Antenne-
versterker)
Fabrikant Modelnaam
Continental Antenna RKE223E1GNS
(Antenneversterker)
Continental Automo-
tive MARS Keyless (Sluit-
systeem)
Continental Automo-
tive CMKG1 (Sluitsysteem)
Continental Automo-
tive CMKG2 (Sluitsysteem)
HELLA DM4 (Sluitsysteem)
Hirschmann 920287A (Sluitsys-
teem)
Hirschmann 920287B (Sluitsys-
teem)
Fabrikant Modelnaam
Hirschmann 920702A (Sluitsys-
teem)
Huf Baolong TSSRE4A (Banden-
spanningssensor)
HUF HUF13145 (Sluitsys-
teem)
HUF HUF4761 (Sluitsys-
teem)
HUF HUF14632 (Sluitsys-
teem)
LEOPOLD KOSTAL KK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12A (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12B (Sluitsysteem)
658 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam
MARQUARDT DC12K (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS2 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS4 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS5 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK2 (Sluitsysteem)
MARQUARDT 3350.38 (Sluitsys-
teem)
Schrader AG5SP4 (Bandenspan-
ningssensor)
Schrader AG3PF4 (Bandenspan-
ningssensor)
Fabrikant Modelnaam
Schrader BG3FP4 (Bandenspan-
ningssensor)
Schrader GG4T (Bandenspan-
ningssensor)
Schrader DG6W2D4 (Banden-
spanningssensor)
Veoneer 77GHz MMRV1
(Radarsensor)
Veoneer 77V12BSM (Radar-
sensor)
Veoneer 77V12CRN (Radarsen-
sor)
Fabrikant Modelnaam
Veoneer 77V125CRN (Radar-
sensor)
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC (Sluit-
systeem)
Ghana
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
NCA APPRO-
VED
ADC ARS4-C
(Radarsensor) ZRO-1H-7E3-
152
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) ZRO-
M8-7E3-230
Technische gegevens 659
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
ZRO-M8-7E3-
X53
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
ZRO-
M8-7E3-225
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) ZRO-
M8-7E3-277
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem) 7M-7E7-X25-
DSR
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) BR3-1M-
GE2-16A
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) BR3-1M-
GE2-157
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) ZRO-M8-7E3-
X45
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) ZRO-M8-7E3-
X47
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) 7E6-M1-X14-
SRD
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) EX6-6M-
GE2-16C
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) ZRO-M8-7E3-
X49
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) ZRO-M8-7E3-
X50
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) ZRO-M8-7E3-
X51
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) ZRO-M8-7E3-
X52
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) BR3-1M-
GE-129
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) ZRO-1H-7E3-
26E
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) SRO-1M-7E4-
11B
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) ZRO-M8-7E3-
X4A
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) ZRO-M8-7E3-
X4C
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) ZRO-M8-7E3-
X3C
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) ZRO-1H-7E3-
142
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) ZRO-
M8-7E3-230
660 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) 7E5-7M-X72-
RDR
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) SRO-1M-7E4-
X59
Indonesië
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-C
(Radarsensor) 68676/
SDPPI/2020
7163
ADC ARS4-A
(Radarsensor) 70266/
SDPPI/2020
7163
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch LRR3 (Radar-
sensor) 74264/
SDPPI/2021
7163
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) 74267/
SDPPI/2021
7163
Technische gegevens 661
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch MRRevo14F
(Radarsensor) 74265/
SDPPI/2021
7163
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) 74266/
SDPPI/2021
7163
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) 67882/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
662 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
76621/
SDPPI/2021
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
86957/
SDPPI/ 2022
10325
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Technische gegevens 663
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) 87836/
SDPPI/2023
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
664 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) 69379/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive D-WMI2020A
(Regeleen-
heid)
66678/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Technische gegevens 665
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive NTG7 MID
(Headunit)
70732/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
666 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive NTG7 HIGH
(Headunit)
70733/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive NTG7 PRE-
MIUM
(Headunit)
70731/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Technische gegevens 667
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive NTG7 PRE-
MIUM PLUS
(Headunit)
70734/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
668 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Harman Bec-
ker NTG6N
ENTRY/MID
(Headunit)
Production:
Germany
64019/
SDPPI/2019
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Harman Bec-
ker NTG6N HIGH
(Headunit)
Production:
Germany
64018/
SDPPI/2019
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Technische gegevens 669
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Harman Bec-
ker NTG6N
ENTRY/MID
(Headunit)
Production:
Hungary
63775/
SDPPI/2019
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
670 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Harman Bec-
ker NTG6N HIGH
(Headunit)
Production:
Hungary
63774/
SDPPI/2019
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Harman Bec-
ker NTG7 MID
(Headunit)
65544/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Technische gegevens 671
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Harman Bec-
ker NTG7 HIGH
(Headunit)
70513/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
672 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Harman Bec-
ker NTG7 PRE-
MIUM
(Headunit)
65543/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Harman Bec-
ker NTG7 PRE-
MIUM PLUS
(Headunit)
70512/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Technische gegevens 673
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Harman Bec-
ker NTG7 RSU
(Regeleen-
heid)
66387/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
674 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) 69378/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningssensor)
72438/
SDPPI/2021
7163
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) 71369 /
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Technische gegevens 675
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) 72974 /
SDPPI/2021
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
676 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) 82675/
SDPPI/2022
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) 78368/
SDPPI/2021
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Technische gegevens 677
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) 26742/
SDPPI/2015
3533
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
678 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF13145
(NFC reader) 83988/
SDPPI/2022
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) 41121/
SDPPI/2018
5125
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) 67373/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Technische gegevens 679
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) 80676/
SDPPI/2022
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
680 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) 80621/
SDPPI/2022
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) 67372/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Technische gegevens 681
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) 64126/
SDPPI/2019
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
682 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) 69077/
SDPPI/2020
7163
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) 75282/
SDPPI/ 2021
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Technische gegevens 683
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) 75285/
SDPPI/ 2021
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
684 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) 82980/
SDPPI/2022
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Molex WCH-302b
(Regeleen-
heid)
71668/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Technische gegevens 685
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Molex WCH-302d
(Regeleen-
heid)
71220/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
686 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Molex WCH-302e
(Regeleen-
heid)
71669/
SDPPI/2020
7163
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Panasonic DAIRSE
(Regeleen-
heid)
63550/
SDPPI/2019
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Technische gegevens 687
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningssensor)
72023/
SDPPI/2020
9338
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
75465/
SDPPI/2021
7163
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
72765/
SDPP/2021
7163
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningssensor)
57058/
SDPPI/2018
3612
Schrader MC34MA4
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
25626/
SDPPI/2015
3612
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
62396/
SDPPI/2020
7163
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningssensor)
72023/
SDPPI/2020
7163
688 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
74749/
SDPPI/2021
7163
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) 66830/
SDPPI/2020
7163
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) 78366/
SDPPI/2021
7163
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) 66792/
SDPPI/2020
7163
Technische gegevens 689
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) 67233/
SDPPI/2020
10325
Dilarang
melakukan
perubahan
spesikasi
yang dapat
menimbulkan
gangguan sik
dan/atau
elektromag-
netik terha-
dap lingkun-
gan sekitar-
nya
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Israël
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Goedkeu-
ringsnummer
van het minis-
terie van com-
municatie:
ADC ARS4-A
(Radarsensor) 55-09697
ADC ARS4-C
(Radarsensor) 55-07525
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) 55-08783
Bosch LRR3 (Radar-
sensor) 55-08334
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) 55-08333
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) 55-08395
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
55-13929
Continental
Automotive D-WMI2017B
(Regeleen-
heid)
51-75654
Continental
Automotive D-WMI2017A
(Regeleen-
heid)
51-75367
690 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive D-WMI2016A
(Regeleen-
heid)
55-08177
Continental
Automotive D-WMI2020A
(Regeleen-
heid)
55-08179
Continental
Automotive RKE213E1
(Antennenver-
stärker)
55-13929
Continental
Automotive RKE223E1GNS
(Antennenver-
stärker)
51-70799
Continental
Automotive CMKG1
(Schließsys-
tem)
51-87871
Continental
Automotive MARS Keyless
(Schließsys-
tem)
55-13749
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Harman Bec-
ker NTG7 HIGH-IL
(Headunit)
51-89476
Harman Bec-
ker NTG7 PRE-
MIUMPLUS-IL
(Headunit)
51-89475
HELLA DM4
(Schließsys-
tem)
55-14271
Hirschmann 920287A
(Schließsys-
tem)
51-62759
Hirschmann 920287B
(Schließsys-
tem)
51-49357
Hirschmann 920702A
(Schließsys-
tem)
55-12320
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningssensor)
63-63571
Huf Baolong TSSSG4G6b
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
63-66757
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) 55-14153
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) 51-87872
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) 55-13847
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) 55-12215
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) 55-12214
Technische gegevens 691
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) 51-85192
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) 51-86840
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) 55-14331
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
51-78338
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
51-73152
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
51-77898
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningssensor)
51-64111
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningssensor)
55-09441
Schrader MC34MA4
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
51-29611
Schrader MFR (Regel-
eenheid ban-
denspan-
ningscontrole)
55-06040
Schrader MFR3 (Regel-
eenheid ban-
denspan-
ningscontrole)
51-79817
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) 55-08176
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) 55-08301
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) 55-12216
Jamaica
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam
Continental Automo-
tive CMKG1 (Sluitsysteem)
Continental Automo-
tive CMKG2 (Sluitsysteem)
Continental Automo-
tive RKE213E1 (Antenne-
versterker)
Continental Automo-
tive RKE223E1GNS
(Antenneversterker)
692 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam
Continental Automo-
tive MARS Keyless (Sluit-
systeem)
Hirschmann 920287A (Sluitsys-
teem)
Hirschmann 920287B (Sluitsys-
teem)
Hirschmann 920702A (Sluitsys-
teem)
HELLA DM4 (Sluitsysteem)
HUF HUF13145 (Sluitsys-
teem)
LEOPOLD KOSTAL KK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12A (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12B (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12K (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS2 (Sluitsysteem)
Fabrikant Modelnaam
MARQUARDT MS4 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS5 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK2 (Sluitsysteem)
MARQUARDT 3350.38 (Sluitsys-
teem)
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC (Sluit-
systeem)
Japan
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Sennheiser M3IETW2R
(Earbud) 201-190814
(R)
Sennheiser M3IETW2L
(Earbud) 201-190815
(L)
Sennheiser BTT100 (Blue-
tooth Audio
Transmitter)
020-180077
Technische gegevens 693
F247 0072 07
Canada
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Sennheiser M3IETW2R
(Earbud) IC:2099A-
M3IETW2R
Sennheiser M3IETW2L
(Earbud) IC:2099A-
M3IETW2L
Sennheiser BTT100 (Blue-
tooth Audio
Transmitter)
IC:2099A-
BTT100
Sennheiser M3IETW2 C
(Charging
Case)
CAN
ICS-3(B)/
NMB-3(B)
Koeweit
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Sennheiser M3IETW2
(Momentum
True Wireless
2)
Ref. 4870
Sennheiser BTT100 (Blue-
tooth Audio
Transmitter)
Ref. 4871
Maleisië
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-C
(Radarsensor) HIDF1500015
3
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) CIDF1500049
0
Bosch LRR3 (Radar-
sensor) CIDF1500049
0
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) CIDF1500049
0
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) CIDF1500049
0
694 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch MRRevo14F
(Radarsensor) CIDF1500049
0
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
HIDF1500015
3
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
HIDF1600013
6
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) HIDF1500015
3
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) CIDF1500057
8
Continental
Automotive UWBTRX1
(Sluitsysteem) HIDF1500015
3
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive D-WMI2020A
(Regeleen-
heid)
RGEZ/12A/
1019/
S(19-4128)
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) CIDF1500057
8
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) RAUU/63A/
0311/
S(11-0432)
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) RAUU/22C/
0615/
S(15-1864)
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) HIDF1500015
3
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningssensor)
CIDF1700018
4
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) RFBY/09A/
0422/
S(22-1843)
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) RAYN/25A/
0715/
S(15-2385)
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) RAAU/16B/
1112/
S(12-2053)
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) HIDF1500015
3
Technische gegevens 695
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) RDDK/33A/
0317/
S(17-0669)
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) RAUU/62A/
0311/
S(11-0263)
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) RAUU/62A/
0311/
S(11-0264)
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) RDDK/31A/
0217/
S(17-0405)
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) RDDK/25B/
1019/
S(19-0943)
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) RGLO/02A/
0720/
S(20-2580)
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) CIDF1900002
9
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) CIDF1900002
9
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) CIDF1900002
9
Meta System ITS/TPS (Inte-
rieurbeveili-
ging)
RAVG/18Q/
0212/
S(11-2068)
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Meta System MUW II (Inte-
rieurbeveili-
ging)
RAVG/17Q/
0212/
S(11-2067)
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
RCDD/03A/
0615/
S(19-2094)
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
RBEF/28A/
0419/S/
(19-1542)
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
RBEF/51A/
0121/S/
(20-5642)
696 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader MFR (Regel-
eenheid ban-
denspan-
ningscontrole)
RAQP/62A/
0419/
S(19-1694)
Schrader MFR3 (Regel-
eenheid ban-
denspan-
ningscontrole)
RAQP/62A/
0419/
S(19-1694)
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
HIDF1500015
3
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) HIDF1500015
3
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) HIDF1500015
3
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) HIDF1500015
3
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) RDDK/43B/
0420/
S(20-1749)
Marokko
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
AGREE PAR
LANRT
MAROC
ADC ARS4-A
(Radarsensor) MR 9490
ANTR
2014-07-23
ADC ARS4-C
(Radarsensor) MR 20231
ANRT
2019-06-27
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) MR 20575
ANRT
2019-07-29
Bosch LRR3 (Radar-
sensor) MR 5371
ANRT 2010
2019-12-05
Technische gegevens 697
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) MR 9186
ANTR
2014-04-22
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) MR 13900
ANTR
2017-05-04
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
MR 10631
ANTR
2015-07-16
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
MR 21174
ANTR
2019-10-14
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) MR 21701
ANTR
2019-12-05
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem) MR 36542
ANRT
2023-02-01
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) MR 13681
ANTR
2017-04-04
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) MR 14426
ANTR
2017-07-28
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) MR 6700
ANTR
2011-11-16
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) MR 7260
ANTR
2012-06-13
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) MR 32214
ANTR
2022-03-08
Huf Baolong TSSRE4A
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
MR 14320
ANTR
2017-07-07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Huf Baolong TSSSG4G6b
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
MR 19561
ANTR
2019-04-26
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) MR 32395
ANRT
2022-03-24
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) MR 10506
ANTR
2015-06-22
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) MR 7829
ANTR
2013-02-14
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) MR 10697
ANTR
2015-08-05
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) MR 13429
ANTR
2017-03-03
698 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) MR 6698
ANTR
2021-11-04
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) MR 6699
ANTR
2021-11-04
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) MR 13300
ANTR
2017-02-15
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) MR 19199
ANTR
2019-03-25
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) MR 23805
ANRT
2020-04-22
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) MR 10645
ANTR
2015-07-21
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) MR 10987
ANTR
2015-10-22
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) MR 18817
ANTR
2019-02-12
Schrader AG5SP4
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
MR 10216
ANRT 2015
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
MR 19241
ANRT 2019
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
MR00026829
ANRT2020
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader MFR (Regel-
eenheid ban-
denspan-
ningscontrole)
MR 19527
ANRT
2019-04-30
Schrader MFR3 (Regel-
eenheid ban-
denspan-
ningscontrole)
MR 19527
ANRT 2019
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningssensor)
MR 14777
ANRT
2017-09-20
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningssensor)
MR 16355
ANRT
2018-04-19
Schrader MC34MA4
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
MR 6706
ANRT
2011-11-17
Technische gegevens 699
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
MR 10436
ANRT
2015-05-25
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) MR 20097
ANRT
2019-06-14
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) MR 20149
ANRT
2019-06-19
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) MR 27966
ANRT
2021-03-29
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) MR 23310
ANRT
2020-03-10
Mexico
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-A
(Radarsensor) IFETEL:
RCPCOAR14-
1191
ADC ARS4-C
(Radarsensor) IFETEL:
RLVCOR19-1
062
Bosch LRR3 (Radar-
sensor) IFETEL:
RCPBOLR09-
0828
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) IFETEL:
RCPBOMR14-
0922
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) IFETEL:
RCPBOMR17-
0598
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
IFETEL:
RLVKARK15-1
741
Continental
Antenna RKE223E1
(Antennever-
sterker)
IFETEL:
RLVCORK19-
2174
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) IFETEL:
RCPCOCM19-
2315
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem) IFETEL:
COCOCM22-
31003
700 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) IFETEL:
RLVDAMA18-
1827
Continental
Automotive UWBTRX1
(Sluitsysteem) IFETEL:
MECOCM22-
17609
Gentex MUAHL 5
(Comfortsys-
teem)
IFETEL:
RCPGEMU15-
0448
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) IFETEL:
RLVHEDM17-
10
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) IFETEL:
RLVHI9211-0
472
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) IFETEL:
RLVHI9212-0
608
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) IFETEL:
RLVHI9222-2
674
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningssensor)
IFETEL:
RLVHUTS17-0
806
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) IFETEL:
RCPHUHU22-
2505
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) IFETEL:
RLVHUHU15-
1204
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) IFETEL:
RLVHUHU12-
1587
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) IFETEL:
RLVKOKK15-0
891
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) IFETEL:
RLVMEDC17-
0348
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) IFETEL:
RLVMADC11-
0446
MARQUARDT DC12K (Interi-
eurbeveili-
ging)
IFETEL:
RLVMADC11-
0446
Technische gegevens 701
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) IFETEL:
RLVMAMS17-
0222
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) IFETEL:
RLVMAMS19-
0449
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) IFETEL:
RLVMEMS20-
0957
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) IFETEL:
RLVMAMK15-
1042
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) IFETEL:
RLVMAMK15-
1043
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) IFETEL:
RCPMA3319-
0530
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
IFETEL:
RCPSCAG15-
0627
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
IFETEL:
RLVSCAG19-0
705
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
IFETEL:
RLVSCBG21-0
750
Schrader MFR (Banden-
spanningssen-
sor)
IFETEL:
RLVSCMF15-
0959
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader MFR3 (Ban-
denspan-
ningssensor)
IFETEL:
RLVSCMF19-
0777
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningssensor)
IFETEL:
RLVSCGG17-
1665
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningssensor)
IFETEL:
RLVSCDG18-
04
Schrader MC34MA4
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
IFETEL:
RCPSCMR14-
062
702 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Sennheiser M3IETW2R
(Earbud) IFETEL:
RCPSEM320-
0435-A1
Sennheiser M3IETW2L
(Earbud) IFETEL:
RCPSEM320-
0435
Sennheiser BTT100 (Blue-
tooth Audio
Transmitter)
IFETEL:
RCPSEBT18-1
407
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) IFETEL:
RCPWISD20-
0943
Mongolië
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) A19000633
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem) A23000900
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) A18000328
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) A18000329
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) A22000649
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) A22000674
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) A19000400
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) A19000371
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) A19000372
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) A18000289
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) A19000516
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) A20000085
Technische gegevens 703
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) A19000374
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) A19000374
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) A19000401
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) A20000067
Niger
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
029/
ARCEP/DG/1
9
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) 083/
ARCEP/DG/1
9
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) 082/
ARCEP/DG/1
9
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) 097/
ARCEP/DG/1
9
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) 098/
ARCEP/DG/1
9
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) 053/
ARCEP/DG/1
9
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) 037/
ARCEP/DG/1
9
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) 010/
ARCEP/DG/1
9
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) 008/
ARCEP/DG/1
9
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) 009/
ARCEP/DG/1
9
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) 014/
ARCEP/DG/1
9
704 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) HOMO-0096/
ARCEP/DG/
2019
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) 034/
ARCEP/DG/1
9
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) 035/
ARCEP/DG/1
9
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) 015/
ARCEP/DG/1
9
MARQUARDT MU1 (Sluit-
systeem) HOMO-0095/
ARCEP/DG/
2019
Nigeria
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam
ADC ARS4-A (Radarsensor)
ADC ARS4-C (Radarsensor)
Bosch FR5CPCCF (Radarsen-
sor)
Bosch MRR1Rear (Radarsen-
sor)
Bosch MRRe14FCR (Radar-
sensor)
Continental Antenna RKE213E1 (Antenne-
versterker)
Continental Antenna RKE223E1GNS
(Antenneversterker)
Continental Automo-
tive CMKG1 (Sluitsysteem)
Fabrikant Modelnaam
Continental Automo-
tive MARS Keyless (Sluit-
systeem)
HELLA DM4 (Sluitsysteem)
Hirschmann 920287A (Sluitsys-
teem)
Hirschmann 920287B (Sluitsys-
teem)
Hirschmann 920702A (Sluitsys-
teem)
HUF HUF13145 (Sluitsys-
teem)
HUF HUF14632 (Sluitsys-
teem)
HUF HUF4761 (Sluitsys-
teem)
LEOPOLD KOSTAL KK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12A (Sluitsysteem)
Technische gegevens 705
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam
MARQUARDT DC12B (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12K (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS2 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS4 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS5 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK2 (Sluitsysteem)
MARQUARDT 3350.38 (Sluitsys-
teem)
Schrader AG3PF4 (Bandenspan-
ningssensor)
Schrader BG3FP4 (Bandenspan-
ningssensor)
Schrader MFR3 (Regeleenheid)
Veoneer 77V12BSM (Radar-
sensor)
Fabrikant Modelnaam
Veoneer 77V12CRN (Radarsen-
sor)
Veoneer 77V125CRN (Radar-
sensor)
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC (Sluit-
systeem)
Oman
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-A
(Radarsensor) TRA/TA-R/
2016/14
D080134
ADC ARS4-C
(Radarsensor) TRA/TA-R/
7769/19
D172338
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) TRA/TA-R/
7983/19
D172338
Bosch LRR3 (Radar-
sensor) TRA/TA-R/
1049/09
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) TRA/TA-R/
1849/14
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) TRA/TA-R/
4353/17
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
TRA/TA-R/
2715/15
D090258
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
TRA/TA-R/
8337/19
D172338
706 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) TRA/TA-R/
8642/19
D172338
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem) TRA/TA-R/
15164/23
D100428
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) TRA/TA-R/
4158/17
D080134
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) TRA/TA-R/
4548/17
D080134
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) TRA/TA-R/
0210/11
D080353
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) TRA/TA-R/
0655/12
D080353
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) TRA/TA-R/
13300/22
D172338
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningssensor)
TRA/TA-R/
4516/17
D100428
Huf Baolong TSSSG4G6b
(Bandenspan-
ningssensor)
TTRA/TA-R/
7506/19
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) TRA/TA-R/
13465/22
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) TRA/TA-R/
2665/15
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) TRA/TA-R/
0920/12
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) TRA/TA-R/
3129/16
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) TRA/TA-RD/
4056/17
D100428
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) TRA/TA-R/
0227/11
D080353
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) TRA/TA-R/
0228/11
D080353
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) TRA/TA-R/
4136/17
D080134
Technische gegevens 707
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) TRA/TA-R/
7316/19
D172249
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) TRA/TA-R/
9324/20
D100428
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) TRA/TA-R/
2848/15
D080353
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) TRA/TA-R/
2900/15
D080353
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) TRA/TA-R/
7051/19
D172249
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
TTRA R/
2380/15
D080134
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
TRA R/
7287/19
D172338
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
TRA/TA-R/
10694/20
D172338
Schrader MFR (Regel-
eenheid ban-
denspan-
ningscontrole)
TRA/TA-R/
7464/19
D090258
Schrader MFR3 (Regel-
eenheid ban-
denspan-
ningscontrole)
TRA/TA-R/
7467/19
D090258
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningssensor)
TRA/TA-R/
4686/17
D080134
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningssensor)
TRA/TA-R/
5511/18
D172249
Sennheiser M3IETW2R
(Earbud) TRA/TA-R/
10988/21
Sennheiser BTT100 (Blue-
tooth Audio
Transmitter)
TRA/TA-R/
10976/21
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
TRA/TA-R/
2706/15
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) TRA/TA-R/
7706/19
D172338
708 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) TRA/TA-R/
7707/19
D172338
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) TRA/TA-R/
11335/21
D172338
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) TRA/TA-R/
9150/20
Pakistan
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-A
(Radarsensor) TAC NO:
9.9014/2019
ADC ARS4-C
(Radarsensor) TAC NO:
9.9389/2019
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) TAC NO:
9.198/2020
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
TAC NO:
9.142/2016
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
TAC NO:
9.100169/20
19
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) TAC
NO:9.100175
/2019
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) TAC NO:
9.213/2017
Continental
Automotive D-WMI2020A
(Regeleen-
heid)
TAC NO:
9.9836/2019
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) TAC NO:
9.409/2017
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) TAC NO:
9.845/2013
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) TAC NO:
9.846/2013
Technische gegevens 709
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) TAC NO.
9.412/2022
HUF Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningssensor)
TAC NO:
9.620/2017
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) TAC NO:
9.598/2015
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) TAC NO:
9.790/2013
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) TAC NO:
9.118/2016
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) TAC NO:
9.131/2017
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) TAC NO:
9.829/2013
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) TAC NO:
9.830/2013
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) TAC NO:
9.133/2017
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) TAC NO:
9.100171/20
19
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) TAC.NO:
9.774/2020
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) TAC NO:
9.486/2015
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) TAC NO:
9.497/2015
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
TAC
NO:9.039/20
16
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
TAC
NO:9.9167/2
019
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
TAC
NO:9.68/202
1
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningssensor)
TAC
NO:9.538/20
17
710 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningssensor)
TAC NO:
9.789/2018
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
TAC NO:
9.9284/2019
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) TAC NO:
9.9391/2019
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) TAC NO:
9.9391/2019
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) TAC NO:
9.477/2021
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) TAC NO:
9.527/2020
Paraguay
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-A
(Radarsensor)
2019-05-
I-0271
ADC ARS4-C
(Radarsensor)
2019-11-
I-0602
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor)
2019-09-
I-0508
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor)
2017-06-
I-0000162
Technische gegevens 711
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor)
2019-05-
I-000236
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
2021-02-
I-00101 y
2016-02-
I-0000038
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
2019-12-
I-0656
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem)
2020-02-
I-0110
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem)
2017-05-
I-0000136 y
HELLA DM4 (Sluit-
systeem)
2022-06-
I-0388 y
2017-08-
I-0000261
712 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem)
2016-5-
I-000134 y
2011-06-
I-0059
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem)
2017-04-
I-0000119 y
2012-05-
I-0096
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem)
2022-03-
I-0149
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningssensor)
2017-09-
I-0000328
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF13145
(Sluitsysteem)
2022-04-
I-0235
HUF HUF14632
(Sluitsysteem)
2020-06-
I-0284 y
2015-08-
I-0000226
Technische gegevens 713
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF4761
(Sluitsysteem)
2017-12-
I-0000409 y
2012-10-
I-0178
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem)
2015-06-
I-0000181
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem)
2020-12-
I-0898 y
2015-06-
I-0000181
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem)
2021-05-
I-0304;
2016-5-
I-000144 y
2011-06-
I-0067
714 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem)
2021-05-
I-0305;
2016-5-
I-000143 y
2011-06-
I-0068
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem)
2017-04-
I-0000101
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem)
2019-10-
I-0581
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem)
2020-08-
I-0604
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem)
2020-07-
I-0390 y
2015-07-
I-0000200
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem)
2020-07-
I-0391 y
2015-07-
I-0000201
Technische gegevens 715
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem)
2019-04-
I-000216
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
2015-04-
I-0000150
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
2019-05-1-00
0261
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
2021-02-
I-0063
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningssensor)
2020-02-1-00
44
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningssensor)
2019-11-1-06
32
716 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
2020-07-
I-0510
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor)
2019-07-
I-0399
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor)
2019-07-
I-0398
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor)
2021-04-
I-0188
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem)
2020-06-
I-0326
Verdere specieke aanwijzingen
Oplaadeenheid voor het draadloos opladen van
mobiele apparaten (WMI):
D-WMI2020A:
Technische gegevens 717
F247 0072 07
Deze auto is uitgerust met de volgende radiofre-
quentiecomponent, die is goedgekeurd door
CONATEL - Paraguay: Draadloze interface voor
mobiele apparatuur, merk Continental, model D-
WMI2020A Gefabriceerd door Continental Auto-
motive GmbH.
Zendvergunning: 2019-11-I-0600
Rear seat entertainment (entertainmentsysteem
achterin):
DAIRSE:
Importeur: Condor S.A.C.I Casa Central, J.B.
Gorostiaga 315 y Guaraníes, Asunción, Paraguay,
(595 21) 569 7000, sac@condor.com.py
Filipijnen
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-A
(Radarsensor) ESD-1409466
C
ADC ARS4-C
(Radarsensor) ESD-1920226
C
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) ESD-1920531
C
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) ESD-1408917
C
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) ESD-1716172
C
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
ESD-1511856
C
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
ESD-1921015
C
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) ESD-2021556
C
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem) ESD-
RCE-2332806
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) ESD-1714865
C
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) ESD-1715539
C
718 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) ESD-1105246
C
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) ESD-1206044
C
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) ESD-
RCE-2229632
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningssensor)
ESD-1715393
C
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) ESD-
RCE-2229722
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) ESD-1511236
C
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) ESD-1206521
C
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) ESD-1510698
C
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) ESD-1714489
C
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) ESD-1105216
C
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) ESD-1105215
C
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) ESD-1715652
C
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) ESD-1919133
C
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) ESD-2022426
C
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) ESD-1510644
C
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) ESD-1510645
C
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) ESD-1919198
C
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
ESD-1715393
C
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
ESD-1919585
C
Technische gegevens 719
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
ESD-
RCE-2124846
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningssensor)
ESD-1715977
C
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningssensor)
ESD-1817081
C
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
ESD-1510921
C
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) ESD-2022599
C
Zambia
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE223E1
(Antennever-
sterker)
ZMB/
ZICTA/TA/
2019/3/11
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/3/3
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/3/4
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/7/12
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/7/11
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) ZMB/
ZICTA/TA/
2018/12/18
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/3/48
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/5/16
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/5/17
720 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/5/18
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) ZMB/
ZICTA/TA/
2018/9/30
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/7/123
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/3/20
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/3/21
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/3/6
MARQUARDT MU1 (Sluit-
systeem) ZMB/
ZICTA/TA/
2019/7/124
Servië
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-A
(Radarsensor) И011 20
ADC ARS4-C
(Radarsensor) И011 19
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) И011 19
Bosch LRR3 (Radar-
sensor) И011 19
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) И011 17
Technische gegevens 721
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) И005 17
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
И005 21
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
И005 22
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) И005 20
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem) И005 23
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) И005 20
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) И005 20
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) И005 18
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) И005 18
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) И005 22
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningssensor)
И005 20
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) И005 22
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) И005 21
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) И005 21
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) И005 18
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) И005 20
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) И005 20
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) И005 20
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) И011 17
722 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) И005 19
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) И005 20
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) И005 21
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) И005 21
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) И005 22
Meta System MUW II (Inte-
rieurbeveili-
ging)
И011 19
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
И005 15
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
И005 15
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
И005 20
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningssensor)
И005 17
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningssensor)
И005 18
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader MC34MA4
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
И011 11
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
И011 18
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) И011 19
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) И011 19
Technische gegevens 723
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) И038 21
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) И005 20
Singapore
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Complies with
IMDA Stan-
dards
ADC ARS4-A
(Radarsensor) DA103365
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-C
(Radarsensor) DA103365
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) DA103365
Bosch LRR3 (Radar-
sensor) DA103365
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) DA103365
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) DA103365
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
DA105282
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
DA107248
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) DA103365
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem) DB106440
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) DA105282
Continental
Automotive UWBTRX1
(Sluitsysteem) DB107091
Continental
Automotive D-WMI2020A
(Regeleen-
heid)
DA103365
Harman Bec-
ker HERMES 3.0
(communica-
tiemodule)
DB107091
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) DA103365
N3308-22
724 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) DA103365
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) DA103365
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) DA105282
HUF Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningssensor)
DA30668
HUF Baolong TSSSG4G6b
(Bandenspan-
ningssensor)
DA28467
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) DA105282
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) DA103365
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) DA103365
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) DA103787
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) DA103365
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) DA103365
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) DA103787
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) DA103787
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) DB107091
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) DA103365
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) DA103365
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) DA103787
Meta System ITS/TPS (Inte-
rieurbeveili-
ging)
DA103365
Meta System MUW II (Inte-
rieurbeveili-
ging)
DA103365
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
DA103787
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
DA107968
Technische gegevens 725
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
DA103365
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningssensor)
DA105282
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningssensor)
DA105282
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
DA103365
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) DA103365
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) DA103365
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) DA103365
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) DA107248
Zuid-Afrika
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-A
(Radarsensor) TA-2014/163
7
ADC ARS4-C
(Radarsensor) TA-2019/159
5
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) TA-2019/120
0
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) TA-2014/212
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) TA-2017/201
3
Bosch LRR3 (Radar-
sensor) TA-2009/464
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
TA-2015/143
8
Continental
Antenna RKE223E1
(Antennever-
sterker)
TA-2020/043
726 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) TA-2019/540
5
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) TA-2016/350
0
Continental
Automotive UWBTRX1
(Sluitsysteem) TA-2021/346
0
Gentex MUAHL 5
(Comfortsys-
teem)
TA-2015/138
6
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) TA-2017/251
8
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) TA-2011/374
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) TA-2013/126
2
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) TA-2022/016
2
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningssensor)
TA-2017/139
3
Huf Baolong TSSSG4G6b
(Bandenspan-
ningssensor)
TA-2019/144
0
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) TA-2022/037
5
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) TA-2015/107
7
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) TA-2012/154
3
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) TA-2015/595
Meta System ITS Master
(Interieurbe-
veiliging)
TA-2011/163
6
Meta System ITS Sensor
(Interieurbe-
veiliging)
TA-2011/122
7
Meta System MUW II (Inte-
rieurbeveili-
ging)
TA-2019/261
Technische gegevens 727
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) TA-2017/312
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) TA-2011/370
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) TA-2012/154
2
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) TA-2016/331
4
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) TA-2019/843
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) TA-2020/576
5
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) TA-2015/179
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) TA-2015/180
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) TA-2018/398
5
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
TA-2015/072
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
TA-2019-133
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
TA-2020/773
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader MFR (Regel-
eenheid) TA-2019/273
Schrader MFR3 (Regel-
eenheid) TA-2019-273
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningssensor)
TA-2017/388
4
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningssensor)
TA-2017/293
3
Schrader MC34MA4
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
TA-2011/137
0
728 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
TA-2015/208
7
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) TA-2019/138
0
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) TA-2019/138
2
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) TA-2021/015
0
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) TA-2020/055
Zuid-Korea
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE223E1
(Antennever-
sterker)
R-C-Ca3-
RKE223E1
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningssensor)
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) MSIP-CRM-
HHF-
HUF-14632
Schrader MFR (Regel-
eenheid) MSIP-REM-
SRD-MFR
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader MFR3 (Regel-
eenheid) KCC R-R-SRD-
MFR3A
Schrader MC34MA4
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
KCC-REM-
SRD-
MRXMC34MA
4
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
MSIP-CRM-
SRD-AG5SP4
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
R-C-SRD-
AG3PF4
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
R-C-SRD-
BG3FP4
Technische gegevens 729
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningssensor)
MSIP-CRM-
SRD-GG4T
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningssensor)
R-CRM-SRD-
DG6W2D4
Togo
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE223E1
(Antennever-
sterker)
No. 024/19
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) No. 040/19
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) No. 039/19
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) No. 089/19
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) No. 088/19
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) No. 041/19
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) No. 060/19
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) No. 055/19
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) No. 057/19
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) No. 056/19
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) No. 008/19
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) No. 101/19
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) No. 021/19
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) No. 022/19
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) No. 016/20
730 Technische gegevens
F247 0072 07
Oekraïne
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
UKR.355-123
/19
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
UA.R.TR.052.
682-19
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) UA1.001.021
175-20-TE
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) RTS.UKR.355-
34/18
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) UA.TR.109
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) UKR.355-7/2
0
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) UKR.355-8/2
0
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningssensor)
UA
1.001.01856
8-19-TE
Huf Baolong TSSSG4G6b
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
UA
1.001.01928
9-19-TE
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) UKR.355-113
/19
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) UKR.355-113
/19
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) UA1.001.018
653-19-TE
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) 1O094.00668
2-19
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) UA.R.TR.052.
307-19
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) UA.R.TR.052.
308-19
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) UA.R.TR.052.
309-19
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) UA1.001.019
129-19-TE
Technische gegevens 731
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) UA.R.TR.052.
528-19
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) 632.16-CET
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) UA1.001.019
233-19-TE
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) UA1.001.019
234-19-TE
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) UA1.001.018
888-19-TE
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
UA.TR. 032
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
UA-TR-001
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
UA-TR-109
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningssensor)
UA.TR. 028
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningssensor)
UA.TR. 028
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) UA.R.TR.052.
120-20
Oezbekistan
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam
Continental Automo-
tive RKE213E1 (Antenne-
versterker)
Continental Automo-
tive RKE223E1GNS
(Antenneversterker)
Continental Automo-
tive CMKG1 (Sluitsysteem)
Continental Automo-
tive CMKG2 (Sluitsysteem)
Continental Automo-
tive MARS Keyless (Sluit-
systeem)
HELLA DM4 (Sluitsysteem)
732 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam
Hirschmann 920287A (Sluitsys-
teem)
Hirschmann 920287B (Sluitsys-
teem)
Hirschmann 920702A (Sluitsys-
teem)
HUF HUF13145 (Sluitsys-
teem)
LEOPOLD KOSTAL KK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12A (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12B (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12K (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS2 (Sluitsysteem)
Fabrikant Modelnaam
MARQUARDT MS4 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS5 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK2 (Sluitsysteem)
MARQUARDT 3350.38 (Sluitsys-
teem)
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC (Sluit-
systeem)
Verenigde Arabische Emiraten
Technische gegevens 733
F247 0072 07
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-A
(Radarsensor) TA RTTE:
Er558296/17
,
DA40068/15
ADC ARS4-C
(Radarsensor) TA RTTE:
ER77062/19,
DA40068/15
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) TA RTTE:
ER74533/19,
DA36758/14
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
TRA
ER64693/18,
DA65993/17
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
TRA
ER76442/19,
DA65993/17
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) TRA
ER77964/20,
DA0018994/
09
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive CMKG2 (Sluit-
systeem) TRA
ER17713/23,
DA36975/14
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) TRA
ER56005/17,
DA44932/15
Continental
Automotive UWBTRX1
(Sluitsysteem) TRA
ER11321/22,
DA36975/14
Gentex MUAHL 5
(Comfortsys-
teem)
TRA
ER41849/15,
DA35176/14
734 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Harman Bec-
ker HERMES 3.0
(communica-
tiemodule)
TRA
ER03601/21,
DA0028019/
10
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) TRA
ER56616/17,
DA44932/15
Hirschmann 920287A
(Sluitsysteem) TRA
ER52213/17,
DA35219/14
Hirschmann 920287B
(Sluitsysteem) TRA
ER42011/15,
DA35219/14
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) TRA
ER10723/22,
DA35219/14
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningssensor)
TRA
ER57806/17,
DA36976/14
Huf Baolong TSSSG4G6b
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
TRA
ER7307/19,
DA0086237/
12
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) TRA
ER08607/22,
DA36976/14
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
HUF HUF14632
(Sluitsysteem) TRA
ER63716/18,
DA36976/14
HUF HUF4761
(Sluitsysteem) TRA
ER55496/17,
DA36976/14
HUF HUF13145
(Sluitsysteem) TRA
ER08607/22
DA36976/14
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) TRA
ER62622/18,
DA0105247/
13
Technische gegevens 735
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) TRA
ER53465/17,
DA0018994/
09
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) TRA
ER0067828/
11,
DA0018994/
09
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) TRA
ER0067829/
11,
DA0018994/
09
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) TRA
ER52668/17,
DA0018994/
09
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) TRA
ER71616/19,
DA0018994/
09
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) TRA
ER80720/20,
DA0018994/
09
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) TRA
ER64145/18,
DA0018994/
09
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) TRA
ER64146/18,
DA0018994/
09
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) TRA
ER69280/19,
0018994/09
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
TRA
ER37156/15,
DA0047074/
10
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
TRA
ER70533/19,
DA0047074/
10
Schrader BG3FP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
TRA
ER96175/21,
DA0047074/
10
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningssensor)
TRA
ER57985/17,
DA0047074/
10
736 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningssensor)
TRA
ER960528/1
8,
DA0047074/
10
Schrader MC34MA4
(Regeleenheid
bandenspan-
ningscontrole)
TRA
ER37066/15,
DA0047074/
10
Sennheiser M3IETW2L
(Earbud) ER78231/20
Sennheiser BTT100 (Blue-
tooth Audio
Transmitter)
ER64728/18
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
TA RTTE:
ER96352/21;
0020858/10
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) TA RTTE:
ER72324/19;
0020858/10
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) TA RTTE:
ER72323/19;
0020858/10
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) TA RTTE:
ER95775/21;
0020858/10
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) TRA
ER79695/20,
DA0018994/
09
Technische gegevens 737
F247 0072 07
Verenigd Koninkrijk
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam
Continental Antenna RKE213E1 (Antenne-
versterker)
Continental Antenna RKE223E1GNS
(Antenneversterker)
Continental Automo-
tive CMKG1 (Sluitsysteem)
Continental Automo-
tive CMKG2 (Sluitsysteem)
Continental Automo-
tive MARS Keyless (Sluit-
systeem)
Fabrikant Modelnaam
Continental Automo-
tive UWBTRX1 (Sluitsys-
teem)
HUF HUF13145 (Sluitsys-
teem)
Huf Baolong TSSRE4A (Banden-
spanningssensor)
HELLA DM4 (Sluitsysteem)
Hirschmann 920287A (Sluitsys-
teem)
Hirschmann 920287B (Sluitsys-
teem)
Hirschmann 920702A (Sluitsys-
teem)
Fabrikant Modelnaam
LEOPOLD KOSTAL KK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12B (Sluitsysteem)
MARQUARDT DC12K (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK1 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MK2 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS2 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS2 (Sluitsysteem)
MARQUARDT MS4 (Sluitsysteem)
MARQUARDT 3350.38 (Sluitsys-
teem)
738 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam
Schrader AG5SP4 (Bandenspan-
ningssensor)
Schrader AG3PF4 (Bandenspan-
ningssensor)
Schrader BG3FP4 (Bandenspan-
ningssensor)
Schrader GG4T (Bandenspan-
ningssensor)
Schrader DG6W2D4 (Banden-
spanningssensor)
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC (Sluit-
systeem)
Verdere specieke aanwijzingen
Oplaadeenheid voor het draadloos opladen van
mobiele apparaten (WMI):
D-WMI2016A, D-WMI2017A, D-WMI2017B:
Beperkingen en eisen in het Verenigd Koninkrijk:
Tussen alle personen en het apparaat moet altijd
een minimale afstand van 10 cm worden aange-
houden. Het apparaat mag niet samen met
andere antennes of zenders worden opgesteld of
gebruikt.
D-WMI2020A:
Beperkingen en eisen in het Verenigd Koninkrijk:
Tussen alle personen en het apparaat moet altijd
een minimale afstand van 0 cm worden aange-
houden. Het apparaat mag niet samen met
andere antennes of zenders worden opgesteld of
gebruikt.
Verenigde Staten
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Sennheiser M3IETW2R
(Earbud) FCC ID:
DMOM3IETW
2R
Sennheiser M3IETW2L
(Earbud) FCC ID:
DMOM3IETW
2L
Sennheiser BTT100 (Blue-
tooth Audio
Transmitter)
FCC ID:
DMOBTT100
Informatie over inbouwafstanden
Oplaadeenheid voor het draadloos opladen van
mobiele apparaten (WMI):
De oplaadeenheid voor het draadloos opladen van
mobiele apparaten (WMI) voldoet aan de grens-
waarden voor de blootstelling aan radiograsche
golven van de FCC en de IC, die zijn vastgelegd
Technische gegevens 739
F247 0072 07
voor een niet gecontroleerde omgeving. Dit appa-
raat moet met een afstand van ten minste 0 cm
(in contact) tussen de stralingsbron en uw
lichaam worden geïnstalleerd en gebruikt. Deze
zender mag niet op dezelfde locatie worden
geplaatst of gelijktijdig worden gebruikt met een
andere zender of antenne.
Rear seat entertainment (entertainmentsysteem
achterin):
USA: "Dit apparaat voldoet aan Deel 15 van de
FCC-regels en de licentievrije RSS-norm(en) van
Industry Canada. Het gebruik is onderworpen aan
de volgende twee voorwaarden: (1) Dit apparaat
mag geen storingen veroorzaken. (2) Het apparaat
moet bestand zijn tegen ontvangen functiestorin-
gen, waaronder functiestoringen die ongewenste
functies kunnen veroorzaken.
Wijzigingen of aanpassingen die niet uitdrukkelijk
zijn goedgekeurd door de partij die verantwoorde-
lijk is voor de naleving, kunnen de bevoegdheid
van de gebruiker om het apparaat te bedienen
ongeldig maken.
Dit apparaat moet op een afstand van ten minste
6 cm van het lichaam worden geïnstalleerd en
gebruikt."
Canada: "Dit apparaat voldoet aan de RSS-nor-
men van Industry Canada voor licentievrije mobi-
lofoons. Het gebruik is toegestaan onder de vol-
gende twee voorwaarden: (1) Het apparaat mag
geen schadelijke interferentie veroorzaken en (2)
de gebruiker van het apparaat moet alle ontvan-
gen radio-interferentie accepteren, ook al kan de
interferentie een nadelige invloed op de werking
hebben.
Dit apparaat voldoet aan de ISED-limieten voor
blootstelling aan radiofrequente straling die zijn
vastgelegd voor een niet gecontroleerde omge-
ving. Dit apparaat moet met een afstand van ten
minste 5 cm tussen de stralingsbron en uw
lichaam worden geïnstalleerd en gebruikt."
Radarsensoren:
ARS4-C (ADC), ARS4-B (ADC), ARS4-A (ADC),
FR5CPCCF (Bosch), MRR1REAR (Bosch),
MRREVO14F (Bosch), LRR3 (Bosch), 77V12BSM
(Veoneer), 77V12CRN (Veoneer), MMRV1 (Veo-
neer)
Alleen voor USA: Informatie over de blootstelling
aan hoogfrequente straling:
Dit apparaat voldoet aan de FCC-limieten voor
blootstelling aan radiofrequente straling die zijn
vastgelegd voor een niet gecontroleerde omge-
ving. Dit apparaat moet met een afstand van ten
minste 20 cm tussen de stralingsbron en uw
lichaam worden ingebouwd en gebruikt.
Deze zender mag niet tezamen met een andere
antenne of een andere zender worden geplaatst
of in combinatie met deze worden gebruikt.
Alleen voor Canada: Dit apparaat met een afstand
van ten minste 20 cm tussen de stralingsbron en
uw lichaam worden geïnstalleerd en gebruikt.
BT Audio Transmitter (BTT100):
Dit apparaat voldoet aan de FCC- en IC-limieten
voor blootstelling aan radiofrequente straling die
zijn vastgelegd voor een niet gecontroleerde
omgeving. Dit apparaat moet met een afstand van
ten minste 9 cm tussen de stralingsbron en uw
lichaam worden ingebouwd en gebruikt.
Deze zender mag niet tezamen met een andere
antenne of een andere zender worden geplaatst
of in combinatie met deze worden gebruikt.
740 Technische gegevens
F247 0072 07
Vietnam
Wettelijke keurmerken voor radio-apparatuur
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
ADC ARS4-A
(Radarsensor) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
ADC ARS4-C
(Radarsensor) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
Bosch FR5CPCCF
(Radarsensor) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Bosch MRR1Rear
(Radarsensor) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
Bosch MRRe14FCR
(Radarsensor) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
Continental
Antenna RKE213E1
(Antennever-
sterker)
Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C027415111
8AF04A2
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Antenna RKE223E1GN
S (Antenne-
versterker)
Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
B152201112
1AF04A3
Continental
Automotive CMKG1 (Sluit-
systeem) Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C000107012
0AF04A2
Technische gegevens 741
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Continental
Automotive MARS Keyless
(Sluitsysteem) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
B074824041
9AF04A2
HELLA DM4 (Sluit-
systeem) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
CO20403032
1AF04A3
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Hirschmann 920702A
(Sluitsysteem) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
B042407042
2AF04A3
Huf Baolong TSSRE4A
(Bandenspan-
ningssensor)
C011220071
7AF04A2
HUF HUF13145
(Bandenspan-
ningssensor)
C107105092
2AF04A3
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
LEOPOLD
KOSTAL KK1 (Sluitsys-
teem) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
C031314042
1AF0403
MARQUARDT DC12A (Sluit-
systeem) Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C020803032
1AF04A3
742 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT DC12B (Sluit-
systeem) Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C007621012
1AF04A3
MARQUARDT DC12K (Sluit-
systeem) Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C007721012
1AF04A3
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS2 (Sluitsys-
teem) Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C007521012
1AF04A3
MARQUARDT MS4 (Sluitsys-
teem) Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C091311082
1AF04A3
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MS5 (Sluitsys-
teem) Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C014114052
0AF04A2
MARQUARDT MK1 (Sluitsys-
teem) Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C004915012
1AF04A3
Technische gegevens 743
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
MARQUARDT MK2 (Sluitsys-
teem) Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C005015012
1AF04A3
MARQUARDT 3350.38
(Sluitsysteem) Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C013103022
1AF04A3
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader AG5SP4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C000205011
9AF042A
Schrader AG3PF4 (Ban-
denspan-
ningssensor)
Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C012022051
9AF04A2
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Schrader GG4T (Ban-
denspan-
ningssensor)
Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C017019101
7AF04A2
Schrader DG6W2D4
(Bandenspan-
ningssensor)
Suntech Viet-
nam Techno-
logy Company
Limited
C007807051
8AF04A2
Veoneer 77GHz
MMRV1
(Radarsensor)
Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
744 Technische gegevens
F247 0072 07
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V12BSM
(Radarsensor) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
Veoneer 77V12CRN
(Radarsensor) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
Fabrikant Modelnaam Zendvergun-
ning
Veoneer 77V125CRN
(Radarsensor) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
WITTE-Velbert SDHTAG3NFC
(Sluitsysteem) Mercedes-
Benz Vietnam
Company
Limited
A084713082
0AF04A3
Informatie over de specieke absorptiewaarde
(SAR)
Gegevens over de specieke mate van absorptie
De waarden werden conform de richtlijn
Décret n° 2019-1186 met betrekking tot de
opgave van de specieke mate van absorptie
(SAR) van radiograsche onderdelen van de auto
bepaald en gecontroleerd.
Meer informatie over updates is verkrijgbaar op
het volgende internetadres:
https://
regulatoryradioinformation.corpinter.net/nl
Technische gegevens 745
F247 0072 07
Gegevens over de specieke mate van absorptie
Onderdelen van de auto SAR-waarde in W/kg Toe te passen grenswaarde
Compensator ECE DE003 & ECE DE004 < 0,2 W/kg 2 W/kg
DAI RSE 1,8 W/kg 2 W/kg
D-WMI2020A 0,018 W/kg 4 W/kg
Communicatiemodule Hermes < 0,4 W/kg 2 W/kg
Communicatiemodule RAMSES 0,036 W/kg 2 W/kg
NRCS2P 0,003 W/kg 2 W/kg
NTG6 0,199 W/kg 4 W/kg
NTG7 0,08 W/kg 2 W/kg
NTG7RSU 0,07 W/kg 2 W/kg
Gen20x.i2 LS3+ 2,2 W/kg 4 W/kg
Gen20x.i2 LS4+ 2,5 W/kg 4 W/kg
Tablet-PC SM-T230NZ 0,7 W/kg 4 W/kg
Telefooninstallatie datacommunicatie 0,24 W/kg 2 W/kg
746 Technische gegevens
F247 0072 07
Importeursinformatie over wettelijke keurmerken
voor apparatuur
Alleen voor Moldavië:
Importeur
S.C. GRAND PREMIUM S.R.L. Moldova
mun. Chisinau, str. Hîncesti sos., 2/2
Alleen voor Turkije:
Importeur
Mercedes Benz Otomotiv Ticaret ve Hizmetler
A.Ş. Genel Merkez
Akçaburgaz Mah. Süleyman Şah Cad. No: 6/1
34522 Esenyurt/İstanbul
Alleen voor Oekraïne:
Importeur
PJSC “AUTOCAPITAL
Velyka Vasylkivska str. 15/2
01004 Kyiv
Oekraïne
Alleen voor het Verenigd Koninkrijk:
Importeur
Mercedes-Benz Cars UK Limited
Delaware Drive, Tongwell
Milton Keynes, MK15 8BA
Engeland
Importeur Mercedes-Benz Vans
Mercedes-Benz Vans UK Limited
Delaware Drive, Tongwell
Milton Keynes, MK15 8BA
Importeur Mercedes-Benz onderdelen
Mercedes-Benz Parts Logistics
Delaware Drive, Tongwell
Milton Keynes, MK15 8BA
Engeland
Meer informatie over updates is verkrijgbaar op
het volgende internetadres:
https://
regulatoryradioinformation.corpinter.net/nl
Technische gegevens 747
F247 0072 07
Overzicht voertuigtypeplaatje, FIN en motornum-
mer
Voertuigtypeplaatje
Voertuigtypeplaatje (voorbeeld Koeweit)
1Autofabrikant
2Fabricageplaats
3Productiedatum
4Voertuigtype
5FIN
Voertuigtypeplaatje (voorbeeld alle andere
landen)
1Autofabrikant
2EG-typegoedkeuringsnummer (alleen voor
bepaalde landen)
3FIN (voertuigidenticatienummer)
4Toegestaan totaalgewicht (kg)
5Toegestaan totaalgewicht (kg) (alleen voor
bepaalde landen)
748 Technische gegevens
F247 0072 07
6Toegestane voorasbelasting (kg)
7Toegestane achterasbelasting (kg)
8Lakcode
%De gegevens in de afbeelding zijn voorbeel-
den.
FIN en motornummer
1Motornummer in het motorcarter ingeslagen
2Ingeslagen FIN (voertuigidenticatienummer)
op de dwarsdrager
3FIN (voertuigidenticatienummer) als label bij
de onderste rand van de voorruit
Alleen voor bepaalde landen: Het FIN als label op
de onderste rand van de voorruit 3 is alleen voor
bepaalde landen beschikbaar. Meer informatie is
verkrijgbaar in een gekwaliceerde werkplaats.
Bedrijfsstoen
Aanwijzingen met betrekking tot bedrijfsstoen
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
voor de gezondheid schadelijke bedrijfs-
stoen
Bedrijfsstoen kunnen giig zijn.
#Bij het gebruik, de opslag en de afvoer
van de bedrijfsstoen de opdrukken van
de originele verpakking in acht nemen.
#Bedrijfsstoen altijd in de afgesloten ori-
ginele verpakking bewaren.
#Kinderen altijd op afstand van bedrijfs-
stoen houden.
+MILIEU-AANWIJZING Milieuvervuiling als
gevolg van het niet-milieuvriendelijk afvoe-
ren van bedrijfsstoen
Het onjuist afvoeren van bedrijfsstoen kan
aanzienlijke schade aan het milieu veroorza-
ken.
#Bedrijfsstoen op milieuvriendelijke wijze
afvoeren.
Bedrijfsstoen zijn:
RBrandstoen
RDenoxeringsmiddel AdBlue® voor de uitlaat-
gasnabehandeling
RSmeermiddelen
RKoelvloeistof
RRemvloeistof
RRuitreinigingsmiddel
RKoelmiddel van het temperatuurregelsysteem
Alleen door Mercedes-Benz goedgekeurde pro-
ducten gebruiken. Schade die aan de auto is ont-
staan door het gebruik van niet-goedgekeurde
Technische gegevens 749
F247 0072 07
producten, valt niet onder de Mercedes-Benz
garantie en coulance.
De door Mercedes-Benz goedgekeurde bedrijfs-
stoen kunnen worden herkend aan het volgende
opschri op de verpakking:
RMB-Freigabe (bijvoorbeeld MB-Freigabe
229.51)
RMB-Approval (bijvoorbeeld MB-Approval
229.51)
Meer informatie met betrekking tot goedgekeurde
bedrijfsstoen:
RIn de Mercedes-Benz-brandstofvoorschrien
onder vermelding van de specicatie
-Op internet https://
operatinguids.mercedes-benz.com
RBij een gekwaliceerde werkplaats
&WAARSCHUWING Brand‑ en explosiege-
vaar door brandstof
Brandstoen zijn licht ontvlambaar.
#Beslist vuur, open licht, roken en vonk-
vorming vermijden.
#Voor en tijdens het tanken de auto en,
indien aanwezig, de standverwarming
uitschakelen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
brandstoen
Brandstoen zijn giig en schadelijk voor de
gezondheid.
#Beslist voorkomen dat brandstof met de
huid, de ogen of de kleding in aanraking
komt, of dat het wordt ingeslikt.
#Brandstofdampen niet inademen.
#Kinderen op afstand van brandstoen
houden.
#Tijdens het tanken portieren en ruiten
gesloten houden.
Als u of anderen met brandstof in aanraking
zijn geweest, de volgende punten in acht
nemen:
#Brandstof op de huid direct met water en
zeep afspoelen.
#Wanneer brandstof in de ogen terecht
gekomen is, de ogen direct grondig met
schoon water uitspoelen. Zo snel moge-
lijk naar een arts gaan.
#Wanneer brandstof is ingeslikt, zo snel
mogelijk naar een arts gaan. Geen bra-
ken opwekken.
#Met brandstof vervuilde kleren direct
wisselen.
Bij auto's met Flexible Fuel-technologie kunt u de
volgende brandstofsoorten tanken:
Rloodvrije euro
RE85-brandstof
Reen mengsel van E85-brandstof en loodvrije
euro
Auto's met Flexible Fuel-technologie kunt u her-
kennen aan de sticker Ethanol up to E85 aan de
binnenzijde van de tankdopklep.
Welke brandstof in uw auto mag worden gebruikt,
kan afhankelijk van het land afwijken van de opga-
ven in de handleiding. De voor uw auto goedge-
750 Technische gegevens
F247 0072 07
keurde brandstoen zijn te vinden op het informa-
tieplaatje aan de binnenzijde van de tankdopklep.
Brandstof
Aanwijzingen met betrekking tot brandstofkwa-
liteit voor auto's met benzinemotor
Aanwijzingen met betrekking tot bedrijfsstoen in
acht nemen (/ pagina 749).
*AANWIJZING Beschadiging door verkeerde
brandstof
Kleine hoeveelheden van de verkeerde brand-
stof kunnen al leiden tot schade aan het
brandstofsysteem, de motor en het uitlaatgas-
reinigingssysteem.
#Alleen loodvrije, zwavelvrije benzine tan-
ken.
Benzine kan tot 25 vol.‑% ethanol bevatten.
#Geschikte brandstoen vindt u op het
informatieplaatje in de tankdopklep.
Meer informatie over geschikte brandstoen is
verkrijgbaar bij een gekwaliceerde werk-
plaats.
In heel Europa vindt u bovendien de brandstof-
markering op de voor uw auto geschikte
pompzuilen van het tankstation of het vulpis-
tool.
In geen geval een van de volgende brandstof-
fen tanken:
RDiesel
RNormale benzine met een lager octaange-
tal dan 91 RON
RBenzine met meer dan 3 vol.‑% methanol,
bijvoorbeeld M15, M30
RBenzine met metaalhoudende additieven
Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof
wordt getankt:
#De auto niet inschakelen.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Voor uw auto kunnen de volgende compatibili-
teitskeurmerken voor brandstof gelden:
1Voor benzine met een maximaal ethanolge-
halte van 5 vol.‑%
2Voor benzine met een maximaal ethanolge-
halte van 10 vol.‑%
3Voor benzine met een maximaal ethanolge-
halte van 25 vol.‑%
Als de beschikbare brandstof niet voldoende ont-
zwaveld is, kan dit tot geurvorming leiden.
Het geadviseerde octaangetal voor uw auto is te
vinden op het informatieplaatje in de tankdopklep.
Technische gegevens 751
F247 0072 07
Wanneer de geadviseerde brandstof niet beschik-
baar is, kan tijdelijk ook loodvrije normale benzine
met ten minste 91 RON worden gebruikt. Daar-
door kan het motorvermogen lager zijn en het
brandstofverbruik hoger.
In geen geval benzine met een nog lagere RON
waarde tanken.
Meer informatie over de brandstof is verkrijgbaar
bij een tankstation of bij een gekwaliceerde
werkplaats.
Aanwijzingen met betrekking tot additieven in
benzine (auto's met benzinemotor)
Aanwijzingen met betrekking tot bedrijfsstoen in
acht nemen (/ pagina 749).
*AANWIJZING Beschadiging door onge-
schikte additieven
Al kleine hoeveelheden van het verkeerde
additief kunnen leiden tot storingen in de wer-
king.
#Aan de brandstof alleen door Mercedes-
Benz geadviseerde reinigingsadditieven
toevoegen.
Mercedes-Benz adviseert merkbrandstoen met
additieven te gebruiken.
In sommige landen kan het voorkomen dat de
beschikbare brandstof onvoldoende additieven
bevat. Hierdoor kan aanslag in het brandston-
spuitsysteem ontstaan. In dit geval moet in over-
leg met een gekwaliceerde werkplaats ( bijvoor-
beeld een Mercedes-Benz servicewerkplaats) het
door Mercedes-Benz aanbevolen reinigingsaddi-
tief aan de brandstof worden toegevoegd. De op
de verpakking aangegeven aanwijzingen en meng-
verhoudingen in acht nemen.
Aanwijzingen met betrekking tot brandstofkwa-
liteit voor auto's met dieselmotor
Algemene aanwijzingen
Aanwijzingen met betrekking tot bedrijfsstoen in
acht nemen (/ pagina 749).
&WAARSCHUWING Brandgevaar door
brandstofmengsel
Wanneer diesel met benzine wordt gemengd,
is het vlampunt van het brandstofmengsel
lager dan bij pure diesel.
#Nooit benzine tanken bij een dieselmo-
tor.
#Nooit benzine aan de diesel bijmengen.
*AANWIJZING Beschadiging door verkeerde
brandstof
Kleine hoeveelheden van de verkeerde brand-
stof kunnen al leiden tot schade aan het
brandstofsysteem, de motor en het uitlaatgas-
reinigingssysteem.
Voertuigen met dieselpartikellter:
#Tank enkel zwavelvrije diesel.
Tank in landen zonder zwavelvrije diesel
enkel zwavelarme diesel met minder dan
50 ppm zwavel.
Voertuigen zonder dieselpartikellter:
#Tank enkel diesel met minder dan
500 ppm zwavel.
752 Technische gegevens
F247 0072 07
In geen geval een van de volgende brandstof-
fen tanken:
RBenzine
RMarinediesel
RStookolie
RZuivere vetzuurmethylester of plantaardige
olie
RPetroleum of kerosine
Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof
wordt getankt:
#De auto niet inschakelen.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Voor uw auto kunnen de volgende compatibili-
teitskeurmerken voor brandstof gelden:
1Voor diesel met maximaal 7 vol.‑% vetzuurme-
thylester (biodiesel)
2Voor diesel met maximaal 10 vol.‑% vetzuur-
methylester (biodiesel)
3Voor diesel met maximaal 20 vol.‑% vetzuur-
methylester (biodiesel)
4Voor paranediesel
Overeenkomstig de Europese norm EN 16942
vindt u de compatibiliteitsmarkering op de vol-
gende punten:
ROp het informatieplaatje in de tankdopklep
van de auto (/ pagina 22)
RIn heel Europa op de voor uw auto geschikte
pompzuilen van het tankstation of het vulpis-
tool
Aanwijzingen met betrekking tot lage buitentem-
peraturen
Vanaf het begin van het winterseizoen indien
mogelijk alleen maar winterdiesel tanken.
Alvorens om te schakelen op winterdiesel moet de
brandstoank zo leeg mogelijk zijn. Het brandstof-
peil bij de eerste keer tanken met winterdiesel
laag houden, bijvoorbeeld reserve. Bij de volgende
keer tanken kan de brandstoank weer normaal
worden gevuld.
Meer informatie over de brandstof is verkrijgbaar
bij een tankstation of een gekwaliceerde werk-
plaats.
Tankinhoud en brandstofreserve
Afhankelijk van de uitrusting kan de totale inhoud
van de brandstoank variëren.
Niet voor plug-in-hybride:
Technische gegevens 753
F247 0072 07
Totale inhoud brandstoank
Model
B 220 d
B 220 4MATIC
B 250 4MATIC
51,0 l
Alle andere modellen 43,0 l
Reserve brandstoank
Model
Alle modellen 5,0 l
Plug-in-hybride:
Totale inhoud brandstoank (plug-in-hybride)
Model
B 250 e 35,0 l
Reserve brandstoank (plug-in-hybride)
Model
B 250 e 5,0 l
AdBlue® (alleen auto's met dieselmotor)
Aanwijzingen met betrekking tot AdBlue®
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen in acht nemen (/ pagina 749).
AdBlue® is een in water oplosbare vloeistof voor
de NOx-uitlaatgasnabehandeling bij dieselmoto-
ren.
Het kan in bepaalde landen een misdrijf of een
overtreding zijn om een voertuig te besturen,
waarin geen of een niet met de informatie in deze
handleiding overeenkomend AdBlue® wordt
gebruikt.
*AANWIJZING Storingen door het verdun-
nen van AdBlue® of het gebruik van
AdBlue® met additieven
De werking van de NOx-uitlaatgasnabehande-
ling kan door het gebruik van een ongeschikt
denoxeringsmiddel negatief worden beïnvloed.
#Alleen AdBlue® volgens ISO 22241
gebruiken.
#AdBlue® niet met water verdunnen.
#Geen AdBlue® gebruiken waaraan addi-
tieven zijn toegevoegd.
*AANWIJZING Beschadigingen en storingen
door verontreinigingen in AdBlue®
Gevolgen van verontreinigingen in AdBlue®:
RHogere emissiewaarden
RKatalysatorschade
RStoringen in de werking van de NOx-uit-
laatgasnabehandeling
#Verontreiniging van AdBlue® vermijden.
754 Technische gegevens
F247 0072 07
AdBlue® resten kristalliseren na enige tijd en ver-
vuilen de betreende oppervlakken. De vervuilde
oppervlakken zo snel mogelijk met water reinigen.
Als de AdBlue®-tank wordt geopend, kan een
kleine hoeveelheid ammoniakdamp vrijkomen.
Adem vrijkomende ammoniakdampen niet in. De
AdBlue®-tank alleen bijvullen in goed geventi-
leerde ruimtes.
Vulhoeveelheid en verbruik AdBlue®
Totale inhoud AdBlue®-tank
Model Totale inhoud
Alle modellen 23,8 l
AdBlue®-verbruik
Het gemiddelde AdBlue®-verbruik ligt tussen 1 %
en 5 % van het brandstofverbruik. Het AdBlue®-
verbruik is net als het brandstofverbruik sterk
afhankelijk van de rijstijl en de bedrijfsomstandig-
heden. Daarom kunnen de daadwerkelijke ver-
bruikswaarden van uw auto in de praktijk afwijken
van de gemeten gemiddelde verbruikswaarden.
Daardoor is het eveneens mogelijk dat vaker
AdBlue® moet worden getankt. Voor reizen buiten
Europa de AdBlue®-voorraad bij een gekwali-
ceerde werkplaats laten controleren. Bij een lang-
durig verblijf in een land buiten Europa contact
opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
AdBlue®-actieradius en niveau
Het AdBlue®-niveau en de actieradius kunnen op
de boordcomputer worden weergegeven. De
weergegeven AdBlue®-actieradius is sterk afhan-
kelijk van de rijstijl en de bedrijfsomstandigheden.
Daarom kan de werkelijke actieradius afwijken van
de actieradius die op de boordcomputer wordt
weergegeven. Ook de in de handleiding aangege-
ven informatie over de reservehoeveelheid bij de
eerste waarschuwingsaanwijzing op het display en
de minimale bijvulhoeveelheid bij een lege brand-
stoank moeten als richtwaarden worden
beschouwd.
Motorolie
Aanwijzingen met betrekking tot motorolie
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen in acht nemen(/ pagina 749).
*AANWIJZING Motorschade door verkeerd
olielter, verkeerde olie of additieven
#Geen motorolie en geen olielter met
een andere dan de uitdrukkelijk voor de
voorgeschreven onderhoudsintervallen
benodigde specicaties gebruiken.
#Niet de motorolie of het olielter wijzi-
gen, om langere verversings- respectie-
velijk vervangingsintervallen als voorge-
schreven te bereiken.
#Geen additieven gebruiken.
#De motorolie met het voorgeschreven
interval laten verversen.
Technische gegevens 755
F247 0072 07
Mercedes-Benz adviseert het verversen van de
olie bij een gekwaliceerde werkplaats uit te laten
voeren.
Alleen motoroliën gebruiken die door Mercedes-
Benz voor uw auto zijn goedgekeurd.
Kwaliteit en vulhoeveelheid motorolie
Niet voor plug-in-hybride:
Motoroliespecicatie (benzinemotoren)
Model MB-Freigabe of MB-
Approval
B 180
B 200
229.71, 229.72,
229.811)
Alle andere modellen 229.71, 229.721)
Motoroliespecicatie (dieselmotoren)
Model MB-Freigabe of MB-
Approval
Alle modellen 229.52, 229.61,
229.71, 229.721)
Plug-in-hybride:
Motoroliespecicatie (plug-in-hybride)
Model MB-Freigabe of MB-
Approval
B 250 e 229.71, 229.72,
229.811)
1) Wordt geadviseerd voor het laagste brandstofverbruik (telkens de
laagste SAE-viscositeitsklasse; mogelijke beperkingen van de vrijgege-
ven SAE-viscositeitsklasses in acht nemen).
Voor het behalen van het laagst mogelijke brand-
stofverbruik wordt het gebruik geadviseerd van de
in de tabel overeenkomstig gekenmerkte motoro-
liespecicatie in de telkens laagste SAE-viscosi-
teitsklasse. Mogelijke beperkingen van de vrijge-
geven SAE-viscositeitsklasses in acht nemen.
%Wanneer de in de tabel genoemde motorolie
niet beschikbaar is, mag eenmalig maximaal
1,0 l van de volgende motorolie worden bijge-
vuld.
Auto's met benzinemotor: MB-Freigabe of MB-
Approval 229.51, 229.52, 229.61 ACEA C5
Plug-in-hybride: MB-Freigabe of MB-Approval
229.51, 229.52, 229.61 of ACEA C5
Voertuigen met dieselmotor: MB-Freigabe of
MB-Approval 229.51 ACEA C3
Niet voor plug-in-hybride:
Vulhoeveelheid motorolie
Model Vulhoeveelheid
B 180
B 200
5,1 l
B 220 4MATIC
B 250 4MATIC
5,0 l
Alle andere modellen 6,5 l
Plug-in-hybride:
Vulhoeveelheid motor (plug-in-hybride)
Model Vulhoeveelheid
B 250 e 4,5 l
756 Technische gegevens
F247 0072 07
De aangegeven vulhoeveelheid hee betrekking
op een olieverversing inclusief olielter.
Aanwijzingen met betrekking tot remvloeistof
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen in acht nemen (/ pagina 749).
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door vorming van dampbellen in het rem-
systeem
De remvloeistof neemt voortdurend vocht uit
de atmosfeer op. Daardoor daalt het kookpunt
van de remvloeistof. Wanneer het kookpunt te
laag wordt, kunnen zich bij een hoge belasting
van de remmen dampbellen in het remsys-
teem vormen.
Daardoor wordt de remwerking nadelig beïn-
vloedt.
#De remvloeistof met het voorgeschreven
interval laten verversen.
De remvloeistof regelmatig laten verversen bij een
gekwaliceerde werkplaats.
Alleen een door Mercedes-Benz goedgekeurde
remvloeistof volgens MB-Freigabe of MB-Approval
331.0 gebruiken.
Koelvloeistof
Aanwijzingen met betrekking tot koelvloeistof
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen in acht nemen (/ pagina 749).
&WAARSCHUWING Gevaar voor brand en
letsel door antivriesmiddel
Wanneer antivriesmiddel op hete onderdelen
in de motorruimte terecht komt, kan het ont-
steken.
#De motor laten afkoelen alvorens anti-
vriesmiddel bij te vullen.
#Ervoor zorgen dat er geen antivriesmid-
del naast de vulopening terecht komt.
#Alvorens de auto te starten de met anti-
vriesmiddel vervuilde onderdelen grondig
reinigen.
*AANWIJZING Beschadiging door verkeerde
koelvloeistof
#Gebruik alleen voorgemengde koelvloei-
stof met de gewenste vorstbescherming.
Meer informatie over de koelvloeistof vindt u
op de volgende plaatsen:
RIn het Mercedes-Benz bedrijfsstoenvoor-
schri 320.1
-Op internet https://
operatinguids.mercedes-benz.com
RBij een gekwaliceerde werkplaats
*AANWIJZING Oververhitting bij hoge bui-
tentemperaturen
Als een ongeschikt koelmiddel wordt gebruikt,
is het koelsysteem bij hoge buitentemperatu-
ren niet voldoende tegen oververhitting en
corrosie beschermd.
#Alleen een voor Mercedes-Benz goedge-
keurde koelvloeistof gebruiken.
Technische gegevens 757
F247 0072 07
#De aanwijzingen in het Mercedes-Benz
bedrijfsstoenvoorschri 320.1 in acht
nemen.
De koelvloeistof regelmatig laten verversen bij een
gekwaliceerde werkplaats.
Aandeel aan antivriesmiddel‑Concentraat in het
koelsysteem:
RTen minste 50% (vorstbescherming tot circa
-37 °C)
RMaximaal 55% (vorstbescherming tot -45 °C)
Aanwijzingen met betrekking tot ruitreinigingsmid-
del
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen in acht nemen(/ pagina 749).
&WAARSCHUWING Gevaar voor brand‑ en
letsel door ruitensproeiervloeistofconcen-
traat
Ruitensproeiervloeistofconcentraat is licht
ontvlambaar. Wanneer het op hete onderdelen
in de motorruimte of onderdelen van het uit-
laatsysteem terechtkomt, kan het ontsteken.
#Ervoor zorgen dat er geen ruitensproeier-
vloeistofconcentraat naast de vulopening
terecht komt.
*AANWIJZING Beschadigingen aan de exte-
rieurverlichting door ongeschikt ruitrein-
igingsmiddel
Ongeschikte ruitreinigingsmiddelen kunnen
het kunststof oppervlak van de exterieurver-
lichting beschadigen.
#Alleen ruitreinigingsmiddel gebruiken dat
ook geschikt is voor kunststof oppervlak-
ken, bijvoorbeeld MB SummerFit of MB
WinterFit.
*AANWIJZING Verstopte sproeiers door
menging van ruitensproeiervloeistoen
#MB SummerFit en MB WinterFit niet met
andere ruitensproeiervloeistoen men-
gen.
Geen gedestilleerd of gedemineraliseerd water
gebruiken, anders kan de niveausensor een
onjuist niveau detecteren.
Geadviseerd ruitreinigingsmiddel:
RBoven het vriespunt: Bijvoorbeeld MB Sum-
merFit
ROnder het vriespunt: Bijvoorbeeld MB Winter-
Fit
De correcte mengverhouding is te vinden in de
gegevens op de verpakking.
Ruitensproeiervloeistof het gehele jaar met rui-
treinigingsmiddel mengen.
Autogegevens
Afmetingen
De aangegeven hoogten kunnen in verband met
de volgende factoren variëren:
RBanden
RBelading
RToestand van het onderstel
ROpties
758 Technische gegevens
F247 0072 07
1Zwenkhoogte
2Stahoogte
Niet voor plug-in-hybride:
Zwenk- en stahoogte
Model 1 Zwenk-
hoogte
2 Stahoogte
B 220 d
B 220
4MATIC
B 250
4MATIC
2070 mm 1889 mm
Alle andere
modellen 2065 mm 1884 mm
Hoogte
Model
B 220 d
B 220 4MATIC
B 250 4MATIC
1567 mm
Alle andere modellen 1562 mm
Afmetingen
Alle modellen
Lengte 4419 mm
Breedte over buiten-
spiegels 2020 mm
Breedte zonder bui-
tenspiegels 1796 mm
Wielbasis 2729 mm
Plug-in-hybride:
Zwenk- en stahoogte (plug-in-hybride)
Model 1 Zwenk-
hoogte
2 Stahoogte
B 250 e 2075 mm 1905 mm
Technische gegevens 759
F247 0072 07
Afmetingen (plug-in-hybride)
B 250 e Afmetingen
Lengte 4419 mm
Breedte over buiten-
spiegels 2020 mm
Breedte zonder bui-
tenspiegels 1796 mm
Hoogte 1574 mm
Wielbasis 2729 mm
Gewichten en belastingen
Met betrekking tot de aangegeven voertuiggege-
vens de volgende aanwijzingen in acht nemen:
ROpties verhogen het leeggewicht en verlagen
het nuttig laadvermogen.
RSpecieke gewichtsaanduidingen vindt u op
het voertuigtypeplaatje (/ pagina 748).
Dakbelasting
Model Maximumdakbelasting
Alle modellen 75 kg
Door de constructie bepaalde maximum snelheid
De door de constructie bepaalde maximum snel-
heid kan in de praktijk afwijken van de aangege-
ven waarden. Het is afhankelijk van de bedrijfsom-
standigheden, de opties en de bandenmaat.
Niet voor Mercedes-AMG auto's:
Ontbrekende waarden waren bij de redactieslui-
ting nog niet beschikbaar.
Door de constructie bepaalde maximum snelheid
Model
Alle modellen
Hoogspanningsaccu (plug-in-hybride)
Aanwijzingen met betrekking tot de energievoor-
ziening voor auto's met hoogspanningsaccu
Overeenkomstig de Europese norm
EN 17186:2019 bevinden de voertuigcodes op de
auto zich op de volgende plaatsen:
RAan de binnenzijde van de contactdoosklep
ROp de laadkabelstekker
Bovendien zijn in landen in Europa de laadstations
voorzien van een code met betrekking tot de
energievoorziening. U kunt uw auto opladen bij
een laadstation wanneer de code van het laadsta-
tion overeenkomt met de voertuigcode.
Meer informatie over het opladen van de hoog-
spanningsaccu is te vinden in het hoofdstuk
"Hoogspanningsaccu opladen" (/ pagina 292).
760 Technische gegevens
F247 0072 07
1Soort voeding: AC
Norm: EN 62196-2
Constructievorm: Type 2
Soort stekker: Voertuigkoppeling en voertuig-
stekker
Spanningsbereik: 480 V RMS
2Soort voeding: DC
Norm: EN 62196-3
Constructievorm: FF
Soort stekker: Voertuigkoppeling en voertuig-
stekker
Spanningsbereik: 50 V tot 500 V
3Soort voeding: DC
Norm: EN 62196-3
Constructievorm: FF
Soort stekker: Voertuigkoppeling en voertuig-
stekker
Spanningsbereik: 200 V tot 920 V
Ontbrekende waarden waren bij de redactieslui-
ting nog niet beschikbaar.
Energie-inhoud en oplaadtijden
B 250 e
Type Lithium-ion
Energie-inhoud geïn-
stalleerd 15,6 kWh
Actieradius puur elek-
trisch
Oplaadtijd – mode 4
met circa 22 kW laad-
vermogen
Circa 25 min
B 250 e
Oplaadtijd – mode 3
met 11 kW laadvermo-
gen)
Circa 1 h 15 min
Oplaadtijd – mode 3
met 3,7 kW laadver-
mogen
Circa 3 h 45 min
Oplaadtijd – mode 2
Met 1,8 kW laadver-
mogen
Circa 8 h 15 min
1) Opladen met 7,4 kW laadvermogen (eenfasig) bij 32 A stroomsterkte
mogelijk, leidt tot verlengde oplaadtijd.
De oplaadtijd – Mode 2 en de oplaadtijd – Mode
3 gelden voor wisselstroomladen van 0% tot 100%
van de bruikbare energie-inhoud. De oplaadtijd –
mode 4 geldt voor het gelijkstroomladen van 10 %
tot 80 % van de bruikbare energie-inhoud.
De oplaadtijd is afhankelijk van de accutoestand,
de omgevingstemperatuur en het laadvermogen.
Het laadvermogen is weer afhankelijk van de net-
Technische gegevens 761
F247 0072 07
spanning, de stroomsterkte en het type netaan-
sluiting.
Het nominale spanningsgebied voor uw auto vindt
u op het informatieplaatje in de contactdoosklep
(/ pagina 292).
Aanhangwagenvoorziening
Algemene aanwijzingen over de aanhangwagen-
voorziening
Afhankelijk van het voertuigtype zijn wijzigingen
aan het koelsysteem noodzakelijk. Het naderhand
inbouwen van een aanhangwagenvoorziening is
alleen toegestaan, wanneer in de voertuigdocu-
mentatie een aanhangwagengewicht is ingevoerd.
Meer informatie is verkrijgbaar in een gekwali-
ceerde werkplaats.
Inbouwmaten van de aanhangwagenvoorziening
1Bevestigingspunten
2Achteroverbouw
3Hartlijn achteras
De achteroverbouw en de bevestigingspunten gel-
den voor een af fabriek gemonteerde aanhangwa-
genvoorziening.
Lengte achteroverbouw
Model 2 Achteroverbouw
Alle modellen 888 mm
Aanhangwagengewicht
%De kogeldruk is niet bij het aanhangwagenge-
wicht inbegrepen.
De waarden voor het aanhangwagengewicht,
geremd gelden bij een minimum klimvermo-
gen bij wegrijden van 12%.
Niet voor plug-in-hybride:
762 Technische gegevens
F247 0072 07
Aanhangwagengewicht, geremd
Model
B 180
B 180 d
1400 kg
B 220 4MATIC
B 250 4MATIC
1800 kg
Alle andere modellen 1600 kg
Aanhangwagengewicht, ongeremd
Model
B 180
B 200
745 kg
Alle andere modellen 750 kg
Plug-in-hybride:
Aanhangwagengewicht, geremd (plug-in-hybride)
Model
B 250 e 1600 kg
Aanhangwagengewicht, ongeremd (plug-in-
hybride)
Model
B 250 e 750 kg
Maximum kogeldruk‑ en draagvermogen
*AANWIJZING Beschadiging door het losra-
ken van de aanhangwagen
Bij een te geringe kogeldruk kan de aanhang-
wagen losraken.
#Een kogeldruk van 50 kg niet overschrij-
den.
#De maximaal toegestane kogeldruk
indien mogelijk benutten.
*AANWIJZING Beschadiging door het losra-
ken van de etsdrager
Bij het gebruik van een etsdrager moet naast
de maximale kogeldruk eveneens het maxi-
male draagvermogen in acht worden geno-
men.
#Het maximaal toegestane draagvermo-
gen niet overschrijden.
De aanwijzingen voor het maximale draagvermo-
gen in acht nemen (/ pagina 397).
Kogeldruk
Model Maximumkogeldruk
Alle modellen 80 kg
Draagvermogen
Alle modellen Maximumdraagvermo-
gen
Bij bevestiging van de
etsdrager aan de
kogelkop
75 kg
Technische gegevens 763
F247 0072 07
Toegestane asbelasting achteras (rijden met aan-
hangwagen)
Niet voor plug-in-hybride:
Asbelasting rijden met aanhangwagen
Model Asbelasting
B 180
B 200
1080 kg
B 180 d
B 200 d
1090 kg
B 220 d 1095 kg
B 220 4MATIC
B 250 4MATIC
1115 kg
Plug-in-hybride:
Asbelasting rijden met aanhangwagen (plug-in-
hybride)
Model Asbelasting
B 250 e 1220 kg
764 Technische gegevens
F247 0072 07
Displaymeldingen
Inleiding
Aanwijzingen met betrekking tot displaymeldin-
gen
Displaymeldingen verschijnen op het bestuurders-
display.
Displaymeldingen met grasche weergaven kun-
nen in de handleiding vereenvoudigd zijn afge-
beeld en afwijken van de weergave op het
bestuurdersdisplay. Het bestuurdersdisplay gee
displaymeldingen met hoge prioriteit rood weer.
Bij bepaalde displaymeldingen klinkt bovendien
een waarschuwingssignaal.
De betreende displaymeldingen opvolgen en de
extra aanwijzingen in deze handleiding in acht
nemen.
Bij enkele displaymeldingen worden bovendien
symbolen weergegeven:
RÕ Meer informatie
R¨ Displaymelding verbergen
Met de Touch-Control links kunt u met een vee-
gbeweging naar links of rechts het betreende
symbool selecteren. Door te drukken op Õ wordt
meer informatie op het centraal display weergege-
ven. Door te drukken op ¨ verdwijnt de dis-
playmelding.
Displaymeldingen die kunnen worden bevestigd
kunnen door indrukken van de toets G of op
de Touch-Control links worden verwijderd. Daarbij
worden de displaymeldingen in het meldingenge-
heugen opgeslagen.
De oorzaak van een displaymelding zo snel moge-
lijk verhelpen.
Displaymeldingen met hoge prioriteit kunnen niet
door u worden uitgeschakeld. Het bestuurdersdis-
play toont deze displaymeldingen permanent, tot
de oorzaak van de displaymelding verholpen is.
Opgeslagen displaymeldingen oproepen
Bestuurdersdisplay:
4Service
Op het bestuurdersdisplay verschijnt Meldingen-
geheugen: XX.
#Met een veegbeweging naar boven of naar
beneden op de Touch-Control links door de
displaymeldingen bladeren.
#Weergave verlaten: De terugtoets G
indrukken.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 765
F247 0072 07
Veiligheid voor inzittenden
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
6
Veiligheidssysteem Storing
Werkplaats opzoeken
* Werking van het veiligheidssysteem vertoont een storing (/ pagina 106).
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door storingen in de werking van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals
bedoeld worden geactiveerd.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
Plug-in-hybride:
&GEVAAR Levensgevaar door storingen van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals
bedoeld worden geactiveerd. Bij een ongeval kan het hoogspanningsboordnet mogelijk niet zoals bedoeld worden
uitgeschakeld.
Als beschadigde onderdelen van het hoogspanningsboordnet worden aangeraakt, kunt u een stroomstoot krijgen.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
#Na een ongeval direct de auto uitschakelen.
Herkenning van een storing van het veiligheidssysteem:
RBij ingeschakelde auto gaat het waarschuwingslampje veiligheidssysteem 6 niet branden.
766 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
RTijdens het rijden gaat het waarschuwingslampje veiligheidssysteem 6 continu of herhaaldelijk branden.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
6
Linksvoor Storing Werk-
plaats opzoeken
* Werking van het veiligheidssysteem vertoont een storing (/ pagina 106).
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door storingen in de werking van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals
bedoeld worden geactiveerd.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
Plug-in-hybride:
&GEVAAR Levensgevaar door storingen van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals
bedoeld worden geactiveerd. Bij een ongeval kan het hoogspanningsboordnet mogelijk niet zoals bedoeld worden
uitgeschakeld.
Als beschadigde onderdelen van het hoogspanningsboordnet worden aangeraakt, kunt u een stroomstoot krijgen.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
#Na een ongeval direct de auto uitschakelen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 767
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Herkenning van een storing van het veiligheidssysteem:
RBij ingeschakelde auto gaat het waarschuwingslampje veiligheidssysteem 6 niet branden.
RTijdens het rijden gaat het waarschuwingslampje veiligheidssysteem 6 continu of herhaaldelijk branden.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
6
Rechtsvoor Storing Werk-
plaats opzoeken
* Werking van het veiligheidssysteem vertoont een storing (/ pagina 106).
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door storingen in de werking van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals
bedoeld worden geactiveerd.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
Plug-in-hybride:
&GEVAAR Levensgevaar door storingen van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals
bedoeld worden geactiveerd. Bij een ongeval kan het hoogspanningsboordnet mogelijk niet zoals bedoeld worden
uitgeschakeld.
Als beschadigde onderdelen van het hoogspanningsboordnet worden aangeraakt, kunt u een stroomstoot krijgen.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
768 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Na een ongeval direct de auto uitschakelen.
Herkenning van een storing van het veiligheidssysteem:
RBij ingeschakelde auto gaat het waarschuwingslampje veiligheidssysteem 6 niet branden.
RTijdens het rijden gaat het waarschuwingslampje veiligheidssysteem 6 continu of herhaaldelijk branden.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
6
2e rij zitplaatsen links Sto-
ring Werkplaats opzoeken
* Werking van het veiligheidssysteem vertoont een storing (/ pagina 106).
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door storingen in de werking van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals
bedoeld worden geactiveerd.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
Plug-in-hybride:
&GEVAAR Levensgevaar door storingen van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals
bedoeld worden geactiveerd. Bij een ongeval kan het hoogspanningsboordnet mogelijk niet zoals bedoeld worden
uitgeschakeld.
Als beschadigde onderdelen van het hoogspanningsboordnet worden aangeraakt, kunt u een stroomstoot krijgen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 769
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
#Na een ongeval direct de auto uitschakelen.
Herkenning van een storing van het veiligheidssysteem:
RBij ingeschakelde auto gaat het waarschuwingslampje veiligheidssysteem 6 niet branden.
RTijdens het rijden gaat het waarschuwingslampje veiligheidssysteem 6 continu of herhaaldelijk branden.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
6
2e rij zitplaatsen rechts
Storing Werkplaats opzoe-
ken
* Werking van het veiligheidssysteem vertoont een storing (/ pagina 106).
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door storingen in de werking van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals
bedoeld worden geactiveerd.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
Plug-in-hybride:
&GEVAAR Levensgevaar door storingen van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals
bedoeld worden geactiveerd. Bij een ongeval kan het hoogspanningsboordnet mogelijk niet zoals bedoeld worden
uitgeschakeld.
770 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Als beschadigde onderdelen van het hoogspanningsboordnet worden aangeraakt, kunt u een stroomstoot krijgen.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
#Na een ongeval direct de auto uitschakelen.
Herkenning van een storing van het veiligheidssysteem:
RBij ingeschakelde auto gaat het waarschuwingslampje veiligheidssysteem 6 niet branden.
RTijdens het rijden gaat het waarschuwingslampje veiligheidssysteem 6 continu of herhaaldelijk branden.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
6
Windowbag links Storing
Werkplaats opzoeken
* Werking van het veiligheidssysteem vertoont een storing (/ pagina 106).
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel‑ of levensgevaar door storingen in de werking van de windowbag
Als de windowbag een storing vertoont, kan deze onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet worden
geactiveerd.
#De windowbag direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren en repareren.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 771
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
6
Windowbag rechts Storing
Werkplaats opzoeken
* Werking van het veiligheidssysteem vertoont een storing (/ pagina 106).
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel‑ of levensgevaar door storingen in de werking van de windowbag
Als de windowbag een storing vertoont, kan deze onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet worden
geactiveerd.
#De windowbag direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren en repareren.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Passagiersairbag uitgescha-
keld Zie handleiding
* De passagiersairbag is gedeactiveerd, hoewel een volwassen persoon of een persoon met een overeenkomstig pos-
tuur op de passagiersstoel zit. Wanneer extra krachten op de stoel worden uitgeoefend, kan het systeem een te gering
gewicht meten.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel ‑ of levensgevaar bij uitgeschakelde passagiersairbag
Wanneer de passagiersairbag uitgeschakeld is, wordt deze bij een ongeval niet geactiveerd en kan deze dan niet
meer zoals bedoeld beschermen.
Een persoon op de passagiersstoel kan dan bijvoorbeeld met onderdelen van het interieur in contact komen, in het
bijzonder als deze dicht op het dashboard zit.
#Voor en ook tijdens het rijden de correcte status van de passagiersairbag controleren.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#Er mogen geen voorwerpen onder de passagiersstoel worden ingeklemd; dit controleren.
772 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#De status van de automatische uitschakeling van de passagiersairbag controleren (/ pagina 108).
#Indien nodig meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Passagiersairbag ingescha-
keld Zie handleiding
*De passagiersairbag is in de volgende situaties tijdens het rijden geactiveerd:
RHoewel zich een kind, een klein persoon of een voorwerp met een gewicht beneden de grenswaarde van het sys-
teem op de passagiersstoel bevindt.
RHoewel de passagiersstoel leeg is.
Het systeem herkent eventueel extra gewicht door voorwerpen op de stoel of krachten die op de stoel werken.
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of levensgevaar door gebruik van een kinderzitjesbevestigingssysteem bij
ingeschakelde passagiersairbag
Als een kind in een kinderzitjesbevestigingssysteem op de passagiersstoel wordt beveiligd en de passagiersairbag
ingeschakeld is, kan de passagiersairbag bij een ongeval worden geactiveerd.
Het kind kan door de airbag worden getroen.
#Voor en ook tijdens het rijden de correcte status van de passagiersairbag controleren.
NOOIT een naar achteren gericht kinderbeveiligingssysteem op een stoel met INGESCHAKELDE FRONTAIRBAG
gebruiken, want dat kan voor het kind DODELIJKE of ERNSTIGE VERWONDINGEN tot gevolg hebben.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#Er mogen geen voorwerpen onder de passagiersstoel worden ingeklemd; dit controleren.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 773
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#De status van de automatische uitschakeling van de passagiersairbag controleren (/ pagina 108).
#Indien nodig meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Aanwezigheidsherinnering
personen buiten werking
* De aanwezigheidsherinnering van personen vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
æ
Geen personen of dieren in
de auto achterlaten
* De aanwezigheidsherinnering van personen vermoedt dat personen of dieren achterin de auto aanwezig zijn.
#Bij het verlaten van de auto geen personen of dieren achterlaten.
Sleutel
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Á
Sleutel vervangen
* De sleutel laten vervangen.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
774 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Á
Batterij sleutel vervangen
* De batterij van de sleutel is leeg.
#De batterij vervangen (/ pagina 151).
Á
Sleutel niet herkend (witte
displaymelding)
* De sleutel wordt momenteel niet herkend.
#De plaats van de sleutel in de auto veranderen.
#Proberen om de auto te starten.
#Wanneer de sleutel nog steeds niet wordt herkend, de sleutel in het opbergvak voor het starten met de sleutel
plaatsen (/ pagina 258).
#De auto starten.
Á
Sleutel niet herkend (rode
displaymelding)
* De sleutel wordt tijdens het rijden niet herkend en is eventueel niet meer in de auto aanwezig.
Wanneer de sleutel zich niet meer in de auto bevindt en u de auto uitschakelt:
RKunt u de auto niet meer starten.
RKunt u de auto niet centraal vergrendelen.
#De sleutel moet zich in de auto bevinden.
Wanneer de sleutel zich in de auto bevindt en desondanks niet wordt herkend:
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 775
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#De sleutel in het opbergvak voor het starten met de sleutel plaatsen (/ pagina 258).
De batterij van de sleutel is zwak of leeg.
#Met het controlelampje de batterij controleren (/ pagina 148).
#Eventueel de batterij van de sleutel vervangen (/ pagina 151).
Á
Sleutel wordt ingeleerd
Wachten a.u.b.
* De auto rekent om de nieuwe sleutel in te leren.
#Wacht tot de rekenprocedure afgesloten is.
Sleutel in aangegeven berg-
plaats leggen zie handlei-
ding
* De herkenning van de sleutel vertoont een storing.
#De plaats van de sleutel in de auto veranderen.
#De sleutel in het opbergvak voor het starten met de sleutel plaatsen (/ pagina 258).
776 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Verlichting
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
:
Storing Zie handleiding
* De exterieurverlichting vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
*Auto's met aanhangwagenvoorziening: Een zekering kan doorgebrand zijn.
#Stoppen; daarbij op de verkeerssituatie letten.
#De zekeringen controleren en eventueel vervangen (/ pagina 56).
:
AUTO-verlichting functio-
neert niet
* De lichtsensor voor de automatisch rijverlichting vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Act. bochtverlicht. functio-
neert niet
* De actieve bochtenverlichting vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 777
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
:
Verlichting inschakelen
* U rijdt zonder dimlicht.
#De lichtschakelaar in de stand L of à draaien.
:
Licht uitschakelen
* De auto wordt verlaten en de verlichting is nog ingeschakeld.
#De lichtschakelaar in de standà draaien.
:
Dynamisch dimlicht buiten
werking
* Het dynamisch dimlicht vertoont een storing. Het verlichtingssysteem werkt verder zonder de functies van het dyna-
misch dimlicht.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Adaptieve grootlichtassis-
tent nu niet beschikbaar
zie handleiding
* De adaptieve grootlichtassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
De systeemgrenzen zijn bereikt (/ pagina 226).
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de oorzaken niet meer aanwezig zijn. De displaymelding Adaptieve groot-
lichtassistent weer beschikbaar verschijnt.
#Verder rijden.
778 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Het grootlicht handmatig bedienen, tot de adaptieve grootlichtassistent weer beschikbaar is.
Adaptieve grootlichtassis-
tent functioneert niet
* De adaptieve grootlichtassistent vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
#Tot dat moment het grootlicht handmatig bedienen.
Adaptieve grootlichtassis-
tent Plus nu niet beschik-
baar Zie handleiding
* De adaptieve grootlichtassistent Plus is tijdelijk niet beschikbaar.
De systeemgrenzen zijn bereikt (/ pagina 228).
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de oorzaken niet meer aanwezig zijn. De displaymelding Adaptieve groot-
lichtassistent Plus weer beschikbaar verschijnt.
#Verder rijden.
#Het grootlicht handmatig bedienen, tot de adaptieve grootlichtassistent Plus weer beschikbaar is.
Adaptieve grootlichtassis-
tent Plus functioneert niet
* De adaptieve grootlichtassistent Plus vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 779
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Tot dat moment het grootlicht handmatig bedienen.
Alarmknipperlichtinstallatie
Storing
* De alarmknipperlichtenschakelaar vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Parkeerlicht linksvoor
* Het parkeerlicht linksvoor vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Parkeerlicht rechtsvoor
* Het parkeerlicht rechtsvoor vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Dimlicht links
* Het linker dimlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
780 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
:
Dimlicht rechts
* Het rechter dimlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Grootlicht links
* Het linker grootlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Grootlicht rechts
* Het rechter grootlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Dagverlichting links
* Het linker dagrijlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 781
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
:
Dagverlichting rechts
* Het rechter dagrijlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Afslagverlichting links
* De linker bochtenverlichting vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Afslagverlichting rechts
* De rechter bochtenverlichting vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Richtingaanwijzer linksvoor
* Het knipperlicht linksvoor vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
782 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
:
Richtingaanwijzer linksach-
ter
* Het knipperlicht linksachter vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Richtingaanwijzer rechts-
voor
* Het knipperlicht rechtsvoor vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Richtingaanwijzer rechts-
achter
* Het knipperlicht rechtsachter vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 783
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
:
Richtingaanwijzer spiegel
links
* Het knipperlicht in de linker spiegel vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Richtingaanwijzer spiegel
rechts
* Het knipperlicht in de rechter spiegel vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Remlicht links
* Het linker remlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Remlicht rechts
* Het rechter remlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
784 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
:
Derde remlicht
* Het 3e remlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Achterlicht links
* Het linker achterlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Achterlicht rechts
* Het rechter achterlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Achteruitrijlicht
* Het achteruitrijlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 785
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
:
Mistachterlicht
* Het mistachterlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Kentekenplaatverlichting
* De kentekenplaatverlichting vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Aanhanger richtingaanwij-
zer links
* Het linker knipperlicht van de aanhangwagen vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Aanhanger richtingaanwij-
zer rechts
* Het rechter knipperlicht van de aanhangwagen vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
786 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
:
Aanhanger remlicht
* Het remlicht van de aanhangwagen vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Aanhanger achterlicht
* Een achterlicht van de aanhangwagen vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Controlelampje op bestuur-
dersdisplay werkt niet
Werkplaats opzoeken
* Een controlelampje op het bestuurdersdisplay is defect.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 787
F247 0072 07
Klimaatregeling
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
&
functioneert niet zie hand-
leiding (standverwarming)
* De standverwarming vertoont tijdelijk een storing.
#Wanneer de auto horizontaal staat en de motor is afgekoeld: Viermaal met tussenpozen van een aantal minuten
proberen de standverwarming in te schakelen.
#Wanneer de standverwarming niet inschakelt: Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
%Bij een buitentemperatuur hoger dan 15 °C kan de standverwarming niet worden geactiveerd.
&
momenteel niet beschik-
baar Accu zwak
* De boordnetspanning is te laag.
De standverwarming is uitgeschakeld.
#Een langere afstand rijden, tot de accu weer voldoende opgeladen is.
&
momenteel niet beschik-
baar Brandstof tanken
* Er bevindt zich te weinig brandstof in de brandstoank. De standverwarming kan niet meer worden ingeschakeld.
#Tanken.
788 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
&
momenteel niet beschik-
baar Opladen van hoog-
spanningsaccu niet voltooid
* De hoogspanningsaccu wordt opgeladen. De klimaatregeling vooraf kan niet worden ingeschakeld.
#Wachten tot het opladen een minimale laadtoestand hee bereikt.
&
momenteel niet beschik-
baar Hoogspanningsaccu
opladen
* De spanning van de hoogspanningsaccu is te laag. De klimaatregeling vooraf kan niet worden ingeschakeld.
#De hoogspanningsaccu opladen (/ pagina 292).
&
Voorklimatisering via sleu-
tel na starten van de auto
weer beschikbaar
* U hebt bij een geparkeerde auto meer dan tweemaal geprobeerd de klimaatregeling vooraf in te schakelen.
#De auto gedurende tien seconden starten.
De klimaatregeling vooraf kan weer worden ingeschakeld.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 789
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
&
Voorklimatisering via sleu-
tel momenteel niet beschik-
baar Hoogspanningsaccu
zwak
* De spanning van de hoogspanningsaccu is te laag. De klimaatregeling vooraf kan niet worden ingeschakeld.
#De hoogspanningsaccu opladen (/ pagina 292).
Wanneer de hoogspanningsaccu voldoende opgeladen is, is de klimaatregeling vooraf weer ingeschakeld.
Aandrijfsysteem
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
u
Wegslepen verboden Zie
handleiding
* Het aandrijfsysteem vertoont een storing.
#De auto alleen vervoeren op een auto-ambulance of een aanhangwagen (/ pagina 608).
790 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
ò
Akoestische omgevingsbe-
veiliging functioneert niet
* De soundgenerator (akoestisch voertuigwaarschuwingssysteem) vertoont een storing. Er worden geen rijgeluiden
gegenereerd. De auto wordt eventueel niet door andere verkeersdeelnemers akoestisch waargenomen.
#In het bijzonder anticiperend rijden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
è
Laadkabel aangesloten
* Er kan niet worden weggereden zo lang de laadkabel is aangesloten.
#De laadkabel van de auto losmaken.
Laadkabel ontgrendelen
niet mogelijk Zie handlei-
ding
* De laadkabelstekker kan niet uit de contactdoos van het laadstation worden getrokken.
#De NOOD-UIT-schakelaar op het laadstation indrukken.
Wanneer de laadkabelstekker vervolgens niet kan worden verwijderd:
#Bij de aanbieder van het laadstation via de op het laadstation aangebrachte noodoproeptoets of het alarmnummer
om servicepersoneel vragen.
Auto wordt momenteel niet
opgeladen Storing van het
laadstation
* Er is een storing van het laadstation opgetreden of de RFID-kaart wordt niet herkend.
#Het opladen bij een ander laadstation starten.
of
#De werking van de RFID-kaart laten controleren.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 791
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Laadmodus momenteel
niet beschikbaar Opnieuw
proberen of andere laadmo-
dus kiezen
* Er is een tijdelijke storing van het laadstation opgetreden.
#Wachten tot de storing voorbij is.
of
#Het opladen bij een ander laadstation starten.
Laadstoring Andere laad-
modus kiezen a.u.b. Zie
handleiding
* Er is een tijdelijke storing van het laadstation opgetreden.
#Wachten tot de storing voorbij is.
of
#Het opladen bij een ander laadstation starten.
Alleen elektrische aandrij-
ving beschikbaar Vermo-
gen beperkt
* De brandstofvoorraad is opgebruikt en de verbrandingsmotor is uitgeschakeld. Het vermogen van de auto is beperkt,
omdat in de elektro-modus wordt gereden.
#Direct tanken.
Vervolgens kunnen er over een afstand van ongeveer 50 km tijdelijke beperkingen optreden in de beschikbaarheid
van de elektro-modus.
Als er wel brandstof is, is er een storing in de verbrandingsmotor aanwezig.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Rijprogramma "Electric"
momenteel niet beschik-
baar
* De laadtoestand van de hoogspanningsaccu is niet voldoende of de omgevingsomstandigheden zijn niet toereikend
voor het rijprogramma Electric.
#Verder rijden en de aanwijzingen met betrekking tot de plug-in-hybridefunctie in acht nemen (/ pagina 253).
792 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
of
#De hoogspanningsaccu opladen (/ pagina 292).
Aandrijfvermogen geredu-
ceerd Zie handleiding
* Het aandrijfsysteem schakelt vanwege een storing over naar het noodprogramma.
#Voorzichtig verder rijden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Û
Accu oververhit Stop, ieder-
een uitstappen! Liefst in de
openlucht
*Plug-in-hybride: De hoogspanningsaccu is oververhit. Brandgevaar!
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#Indien mogelijk de auto buiten parkeren en alle inzittenden laten uitstappen.
%Ondersteunende voertuigfuncties kunnen automatisch worden geactiveerd, bijvoorbeeld de luchtrecirculatie van
de klimaatregeling.
#Niet verder rijden!
#Bij rookontwikkeling de gevarenzone verlaten en onmiddellijk contact opnemen met de brandweer.
#Ook zonder dat tekenen voor een brand aanwezig zijn, contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Û
Storing
* Het aandrijfsysteem vertoont een storing. Bovendien klinkt een waarschuwingssignaal.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 793
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Û
Storing Werkplaats opzoe-
ken
* Het aandrijfsysteem vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Zonder schakelen Werk-
plaats opzoeken
* Het aandrijfsysteem kan vanwege een storing niet opnieuw worden gestart.
Als de transmissiestand met de DIRECT SELECT-keuzehendel wordt gewijzigd, wordt het aandrijfsysteem afgezet in de
parkeerstand j of in de neutraalstand i.
#De transmissiestand niet meer wijzigen en naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Zonder opnieuw te starten
werkplaats opzoeken
* Vanwege een storing is het opnieuw starten van het aandrijfsysteem niet mogelijk.
#Zonder het aandrijfsysteem af te zetten tot de volgende gekwaliceerde werkplaats verder rijden.
d
Storing
* Het aandrijfsysteem vertoont een storing. Het aandrijfkracht van de auto is beperkt.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
794 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
d
Stoppen Auto uitschakelen
* Het aandrijfsysteem vertoont een storing.
#Rekening houdend met de verkeerssituatie zo snel mogelijk stoppen en het aandrijfsysteem afzetten. Niet verder
rijden, omdat het aandrijfsysteem automatisch wordt gedeactiveerd.
#De auto niet slepen, zo nodig het slepen stoppen.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
d
Vermogen sterk geredu-
ceerd
* De temperatuur van het aandrijfsysteem ligt buiten het normale bedrijfstemperatuurgebied, bijvoorbeeld vanwege
extreem lage of hoge buitentemperaturen.
Het aandrijfvermogen is sterk gereduceerd.
Wanneer de bedrijfstemperatuur van het aandrijfsysteem normaliseert, is het volledige aandrijfvermogen weer beschik-
baar. De displaymelding verdwijnt.
* Wanneer het vermogen van het aandrijfsysteem daarna nog steeds gereduceerd is, is er een storing in het aandrijfsys-
teem aanwezig.
#Voorzichtig verder rijden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
6
Wachten a.u.b… Brandstof-
tank wordt ontlucht
*Auto's met benzinemotor: De druk in de brandstoank wordt voor het openen van de tankdopklep verlaagd. De druk-
afbouw kan tot 15 minuten duren.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 795
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
6
Brandstoftank is ontlucht
Gereed om te tanken
*Auto's met benzinemotor: De druk in de brandstoank is gedaald en de tankdopklep wordt geopend.
6
Tankontluchting Storing
Werkplaats opzoeken
*Auto's met benzinemotor: Het brandstofsysteem vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
796 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Auto
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
* Het bestuurdersdisplay is vanwege een mislukte soware-update uitgevallen.
De displaymelding wordt elke keer dat de auto wordt gestart weergegeven.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen bij uitvallen van het bestuurdersdisplay
Wanneer het bestuurdersdisplay uitgevallen is of als een storing aanwezig is, kunt u functiebeperkingen van veilig-
heidsrelevante systemen niet herkennen.
De bedrijfsveiligheid van de auto kan beperkt zijn.
#Voorzichtig verder rijden.
#De auto direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
Wanneer de bedrijfsveiligheid van de auto in gevaar komt, de auto direct op een veilige plaats neerzetten. Contact
opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Plug-in-hybride:
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen bij het uitvallen van het bestuurdersdisplay
Bij het uitvallen of een storing van het bestuurdersdisplay combi-instrument kunt u geen functiebeperkingen van
veiligheidsrelevante systemen herkennen. Dit kan de bedrijfsveiligheid nadelig beïnvloeden.
#De auto direct op een veilige plaats parkeren en contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 797
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Wanneer het bestuurdersdisplay is uitgevallen, kunt u bijvoorbeeld functiebeperkingen van veiligheidsrelevante syste-
men niet herkennen of de snelheidsmeter niet aezen. De bedrijfsveiligheid van de auto kan beperkt zijn
(/ pagina 456).
#De auto direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
Auto is klaar om te rijden
Uitschakeling vindt plaats
bij vergrendeling of na
enkele minuten
* U wilt de auto in rijklare toestand verlaten.
#De auto uitschakelen, beveiligen tegen wegrollen en de sleutel verwijderen.
#Wanneer de auto niet wordt verlaten, de elektrische verbruikers, bijvoorbeeld de stoelverwarming, uitschakelen.
Anders kan de 12V-accu worden ontladen en is starten alleen met een externe accu (starthulp) mogelijk.
Auto is klaar om te rijden
Uitschakeling vindt plaats
bij vergrendeling of auto-
matisch na XX min
* U staat op het punt de auto te verlaten en de motor draait.
De auto wordt automatisch na 20 minuten uitgeschakeld.
#Om te vermijden dat de auto automatisch uitschakelt de melding op het centraal display van het multimediasys-
teem bevestigen.
* U bevindt zich in de auto. De parkeerstand j is ingeschakeld en de motor draait.
Na een bepaalde wachttijd verschijnt op het bestuurdersdisplay deze displaymelding. De auto wordt na een wachttijd
van in totaal 20 minuten automatisch uitgeschakeld.
#Om te vermijden dat de auto automatisch uitschakelt de melding op het centraal display van het multimediasys-
teem bevestigen.
798 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
ï
Aanhangwagenkoppeling
Vergrendeling controle-
ren(witte displaymelding)
* De aanhangwagenvoorziening is niet klaar voor gebruik tijdens het rijden met een aanhangwagen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door niet vergrendelde kogelhals
De aanhangwagen kan loskomen.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#De aanhangwagen afkoppelen en voorkomen dat deze kan wegrollen.
#De zwenkprocedure opnieuw activeren en de aanhangwagen pas weer aankoppelen als de displaymelding
verdwijnt.
#De auto direct op een veilige plaats stoppen en uitschakelen.
#De aanhangwagen afkoppelen en voorkomen dat deze kan wegrollen.
#Een nieuwe zwenkprocedure uitvoeren (/ pagina 42).
#Wanneer de displaymelding is verdwenen de aanhangwagen aankoppelen en verder rijden.
Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, vertoont de aanhangwagenvoorziening een storing en is de kogelhals niet
vergrendeld.
#De aanhangwagen niet aankoppelen en verder rijden zonder aanhangwagen. Daarbij letten op de beperkte bodem-
vrijheid door de niet vergrendelde kogelhals.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
* Wanneer de auto met aangekoppelde aanhangwagen stilstaat, is de aanhangwagenvoorziening niet klaar voor gebruik.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 799
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#De aangekoppelde aanhangwagen afkoppelen en voorkomen dat deze kan wegrollen.
#Wanneer de kogelhals ingeklapt is: De kogelhals ontgrendelen (/ pagina 42).
#De kogelhals handmatig in de eindstand klappen en laten vergrendelen.
#Wanneer de kogelhals uitgeklapt is: De kogelhals ontgrendelen (/ pagina 42).
#De kogelhals handmatig onder de bumper klappen en laten vergrendelen.
Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, vertoont de aanhangwagenvoorziening een storing en is de kogelhals niet
vergrendeld.
#De aanhangwagen niet aankoppelen en verder rijden zonder aanhangwagen. Daarbij letten op de beperkte bodem-
vrijheid door de niet vergrendelde kogelhals.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
ï
Aanhangwagenkoppeling
Vergrendeling controle-
ren(rode displaymelding)
* De aanhangwagenvoorziening is niet klaar voor gebruik tijdens het rijden met een aanhangwagen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door niet vergrendelde kogelhals
De aanhangwagen kan loskomen.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#De aanhangwagen afkoppelen en voorkomen dat deze kan wegrollen.
#De zwenkprocedure opnieuw activeren en de aanhangwagen pas weer aankoppelen als de displaymelding
verdwijnt.
800 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#De auto direct op een veilige plaats stoppen en uitschakelen.
#De aanhangwagen afkoppelen en voorkomen dat deze kan wegrollen.
#Een nieuwe zwenkprocedure uitvoeren (/ pagina 42).
#Wanneer de displaymelding is verdwenen de aanhangwagen aankoppelen en verder rijden.
Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, vertoont de aanhangwagenvoorziening een storing en is de kogelhals niet
vergrendeld.
#De aanhangwagen niet aankoppelen en verder rijden zonder aanhangwagen. Daarbij letten op de beperkte bodem-
vrijheid door de niet vergrendelde kogelhals.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
* Wanneer de auto met aangekoppelde aanhangwagen stilstaat, is de aanhangwagenvoorziening niet klaar voor gebruik.
#De aangekoppelde aanhangwagen afkoppelen en voorkomen dat deze kan wegrollen.
#Wanneer de kogelhals ingeklapt is: De kogelhals ontgrendelen (/ pagina 42).
#De kogelhals handmatig in de eindstand klappen en laten vergrendelen.
#Wanneer de kogelhals uitgeklapt is: De kogelhals ontgrendelen (/ pagina 42).
#De kogelhals handmatig onder de bumper klappen en laten vergrendelen.
Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, vertoont de aanhangwagenvoorziening een storing en is de kogelhals niet
vergrendeld.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 801
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#De aanhangwagen niet aankoppelen en verder rijden zonder aanhangwagen. Daarbij letten op de beperkte bodem-
vrijheid door de niet vergrendelde kogelhals.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Head-up-display momen-
teel niet beschikbaar Zie
handleiding
*Het head-up-display is tijdelijk niet beschikbaar. Mogelijke oorzaken:
RStoringen in de spanningsvoorziening
RSignaalstoringen
#De auto op een veilige plaats stoppen en uit- en weer inschakelen.
#Wanneer de displaymelding nog steeds verschijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Head-up-display functio-
neert niet
* Het head-up-display hee een interne storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Ù
Storing stuurinrichting
Meer kracht vereist Zie
handleiding
* De bekrachtiging van de stuurinrichting vertoont een storing.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door gewijzigd stuurgedrag
Wanneer de bekrachtiging van de stuurinrichting gedeeltelijk of geheel uitvalt, is er meer kracht nodig om te stu-
ren.
#Als veilig kan worden gestuurd, voorzichtig verder rijden.
#Direct naar een gekwaliceerde werkplaats gaan of contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#Als veilig kan worden gestuurd, voorzichtig verder rijden.
802 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Direct naar een gekwaliceerde werkplaats gaan of contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Ù
Storing stuurinrichting
Direct stoppen Zie handlei-
ding
* De stuurinrichting vertoont een storing. De bestuurbaarheid is sterk nadelig beïnvloed.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen bij beperkte bestuurbaarheid
Wanneer de stuurinrichting niet meer zoals bedoeld functioneert, is de bedrijfsveiligheid van de auto in gevaar.
#Direct op een veilige plaats stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Ù
Storing stuurinrichting Zie
handleiding
* De elektrische stuurwielblokkering vertoont een storing. De stuurinrichting kan door de elektrische stuurwielblokke-
ring worden geblokkeerd.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen bij beperkte bestuurbaarheid
Wanneer de stuurinrichting niet meer zoals bedoeld functioneert, is de bedrijfsveiligheid van de auto in gevaar.
#Direct op een veilige plaats stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 803
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
û
Voor het starten stuurwiel
verdraaien
* De elektrische stuurwielblokkering kon de stuurinrichting niet ontgrendelen.
#De auto uitschakelen.
#Het stuurwiel iets links- en rechtsom draaien om de spanning op te heen.
#De auto weer inschakelen.
C* Ten minste een portier is geopend.
#Alle portieren sluiten.
?* De motorkap is geopend.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door ontgrendelde motorkap tijdens het rijden
De motorkap kan zich openen en het zicht belemmeren.
#Nooit de motorkap ontgrendelen tijdens het rijden.
#Voor iedere rit controleren dat de motorkap vergrendeld is.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#De motorkap sluiten.
804 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
A* De achterklep is geopend.
&GEVAAR Gevaar voor vergiiging door uitlaatgassen
Verbrandingsmotoren stoten giige uitlaatgassen, bijvoorbeeld koolmonoxide, uit. Als de achterklep is geopend als
de motor draait, in het bijzonder tijdens het rijden, kunnen uitlaatgassen in het interieur binnendringen.
#Altijd de motor afzetten alvorens de achterklep te openen.
#Nooit met een geopende achterklep rijden.
#De achterklep sluiten.
Diefstal-/inbraakalarmin-
stallatie Storing
* De diefstal-/inbraakalarminstallatie vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
¥
Ruitensproeiervloeistof bij-
vullen
* Het ruitensproeiervloeistofniveau in het ruitensproeiervloeistofreservoir is tot onder het minimum gedaald.
#Ruitensproeiervloeistof bijvullen (/ pagina 28).
Ruitenwissers Storing * De werking van de ruitenwissers vertoont een storing.
#De auto opnieuw starten.
Wanneer de displaymelding nog steeds verschijnt:
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 805
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Motor
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Om de auto uit te schake-
len de start-stoptoets gedu-
rende min. 3 seconden of
3 keer indrukken
* U hebt tijdens het rijden de start-stoptoets ingedrukt.
#Informatie over het uitschakelen van de auto tijdens het rijden (/ pagina 257).
+
Koelvloeistof bijvullen zie
handleiding
* Het koelvloeistofniveau is te laag.
*AANWIJZING Motorschade door te weinig koelvloeistof
#Langere ritten met te weinig koelvloeistof vermijden.
#Koelvloeistof bijvullen (/ pagina 578).
#Het motorkoelsysteem bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
806 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
ÿ
Koelvloeistof Stoppen Auto
uitschakelen
* De koelvloeistof is te warm.
#De auto direct op een veilige plaats stoppen en uitschakelen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwonden bij het openen van de motorkap
Wanneer u de motorkap bij een oververhitte motor of brand in de motorruimte opent, kunnen zich de volgende
situaties voordoen:
RU kunt met hete gassen in aanraking komen.
RU kunt met andere vrijkomende, hete bedrijfsstoen in aanraking komen.
#Voordat de motorkap wordt geopend, de oververhitte motor laten afkoelen.
#Bij brand in de motorruimte de motorkap gesloten houden en de brandweer waarschuwen.
#Wachten tot de motor is afgekoeld.
#De luchttoevoer naar de radiateur mag niet worden belemmerd; dit controleren.
#Tot de volgende gekwaliceerde werkplaats verder rijden zonder hoge motorbelasting. Daarbij erop letten dat de
temperatuurindicatie koelvloeistof onder 120 °C blij.
!
Brandstoffilter reinigen
*Auto's met dieselmotor: Het brandstolter is vervuild of het water in het brandstolter moet worden afgetapt.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 807
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
ý
Luchtfilter vervangen
*Auto's met dieselmotor: Het luchtlter van de motor is vervuild en moet worden vervangen.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
æ
Brandstofreserve
* De brandstofvoorraad hee het reservegebied bereikt.
#Tanken.
Aandrijfsysteem Storing
Werkplaats opzoeken
* Het aandrijfsysteem vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Aandrijfsysteem Storing
Stoppen Auto uitschakelen
* Het aandrijfsysteem vertoont een storing.
#Rekening houdend met de verkeerssituatie zo snel mogelijk stoppen en de motor afzetten.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
808 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Transmissie
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Rijstand P alleen bij voer-
tuigstilstand
* Het inschakelen van de parkeerstand j is alleen mogelijk wanneer de auto stilstaat.
#Om te stoppen het rempedaal indrukken.
#Wanneer de auto stilstaat de transmissie in de parkeerstand j zetten.
Voor verlaten van rijstand
P rem bedienen
* U hebt geprobeerd om vanuit de parkeerstand j een andere transmissiestand in te schakelen.
#Het rempedaal indrukken.
#De transmissiestand h, k of de neutraalstand i inschakelen.
Om rijstand P of N te verla-
ten rempedaal indrukken
en auto starten
* U hebt geprobeerd om vanuit de parkeerstand j of de neutraalstand i een andere transmissiestand in te schake-
len.
#Het rempedaal indrukken.
#De auto starten.
#De transmissiestand wijzigen.
Voor inschakelen van rij-
stand D of R eerst rem
bedienen
* U hebt geprobeerd om de transmissiestand h of k in te schakelen.
#Het rempedaal indrukken.
#De transmissiestand h of k inschakelen.
Voor inschakelen van rij-
stand R eerst rem bedienen
* U hebt geprobeerd om de transmissiestand k in te schakelen.
#Het rempedaal indrukken.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 809
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#De transmissiestand k inschakelen.
Om te parkeren parkeer-
rem bedienen Werkplaats
opzoeken
* Er is een storing in de noodspanningsvoorziening voor de parkeerstand j.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
#Tot die tijd voordat u de auto uitschakelt altijd handmatig de parkeerstand j inschakelen.
#Voordat u de auto verlaat de elektrische parkeerrem bedienen.
Wegrolgevaar Bestuurders-
portier open Rijstand P niet
ingeschakeld
* Het bestuurdersportier is niet volledig gesloten en de transmissiestand h of k of de neutraalstand i is ingescha-
keld.
De auto kan wegrollen.
#Bij het parkeren van de auto de parkeerstand j inschakelen.
Wegrolgevaar Om te parke-
ren parkeerrem bedienen
* De transmissie vertoont een storing. De parkeerstand j kan niet worden ingeschakeld.
#De auto op een veilige plaats stoppen.
#De auto met de elektrische parkeerrem tegen wegrollen beveiligen.
#Op hellingen de voorwielen zo draaien dat de auto in de richting van de stoeprand rolt wanneer deze in beweging
komt.
Stand N permanent geacti-
veerd Wegrolgevaar
* Terwijl de auto rolt of rijdt is de neutraalstand i ingeschakeld.
#Om te stoppen het rempedaal indrukken.
#Wanneer de auto stilstaat de transmissie in de parkeerstand j zetten.
#Om verder te rijden de transmissiestand h of k inschakelen.
810 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Achteruit rijden niet moge-
lijk Werkplaats opzoeken
* De transmissie vertoont een storing. Het inschakelen van de transmissiestand k is niet mogelijk.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Transmissie Storing Stop-
pen
* De transmissie vertoont een storing. De transmissie schakelt daarbij automatisch in de neutraalstand i.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#Het rempedaal indrukken.
#De parkeerstand j inschakelen.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Zonder van rijstand te wis-
selen werkplaats opzoeken
* De transmissie vertoont een storing. Het wijzigen van de transmissiestand is niet meer mogelijk.
#Wanneer de transmissiestand h is ingeschakeld, de transmissiestand niet meer wijzigen en naar een gekwali-
ceerde werkplaats gaan.
#Bij alle andere transmissiestanden de auto op een veilige plaats parkeren.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Transmissie Storing * De transmissie vertoont een storing. De oorzaak kan een oververhitte koppeling of een geblokkeerde versnelling zijn.
#De transmissie laten afkoelen.
#Wanneer na het opnieuw starten de displaymelding nog steeds wordt getoond, naar een gekwaliceerde werk-
plaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 811
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
d
Transmissie-olie oververhit
Voorzichtig doorrijden
* De transmissie is oververhit. Wanneer de displaymelding actief is, kunnen het wegrijden en het rijgedrag tijdelijk nade-
lig beïnvloed zijn.
#Met lager motortoerental rijden.
#Sportief rijden vermijden.
#Alvorens op een helling weg te rijden de transmissie laten afkoelen, tot de displaymelding verdwijnt.
j
Parkeerblokkering buiten
werking Parkeerrem bedie-
nen
* De transmissie vertoont een storing. De parkeerstand j kan niet worden ingeschakeld.
#De auto op een veilige plaats stoppen.
#De auto met de elektrische parkeerrem tegen wegrollen beveiligen.
Transmissie wordt inge-
leerd Keuzehendel bedie-
nen Rempedaal XX s.
indrukken Wegrolgevaar
* De transmissie wordt ingeleerd. Er bestaat wegrolgevaar!
#Het rempedaal indrukken en ingedrukt houden tot de inleerprocedure is voltooid.
Tijdens de inleerprocedure wordt ook automatisch de elektrische parkeerrem ingeschakeld.
#De auto inschakelen.
#De parkeerstand j, de transmissiestand k of de neutraalstand i inschakelen.
Transmissie inleren Vol-
tooid
* : De inleerprocedure van de transmissie is afgesloten. Alle transmissiestanden kunnen weer gekozen worden.
812 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Transmissie Storing Werk-
plaats opzoeken
* De transmissie vertoont een storing.
Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Ondersteunende accu Sto-
ring(witte displaymelding) * De extra accu vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
#Tot die tijd voordat u de auto uitschakelt altijd handmatig de parkeerstand j inschakelen.
#Voordat u de auto verlaat de elektrische parkeerrem bedienen.
Ondersteunende accu Sto-
ring (rode displaymelding) * De extra accu vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
#Tot die tijd voordat u de auto uitschakelt altijd handmatig de parkeerstand j inschakelen.
#Voordat u de auto verlaat de elektrische parkeerrem bedienen.
Remmen
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
!
Parkeerrem zie handleiding
* Het gele controlelampje ! brandt. De elektrische parkeerrem vertoont een storing.
Om in te schakelen:
#De auto uit- en weer inschakelen.
#De elektrische parkeerrem handmatig bedienen (/ pagina 319).
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 813
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Wanneer de elektrische parkeerrem niet kan worden ingeschakeld:
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
#Bij het parkeren de auto naar behoee bovendien tegen wegrollen beveiligen.
* Het gele controlelampje ! en het rode controlelampje ! branden. De elektrische parkeerrem vertoont een sto-
ring.
Om te lossen:
#De auto uit- en weer inschakelen.
#De elektrische parkeerrem handmatig vrijzetten (/ pagina 319).
of
#De elektrische parkeerrem automatisch vrijzetten (/ pagina 318).
Wanneer de elektrische parkeerrem vervolgens niet kan worden vrijgezet:
#Niet verder rijden! Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
* Het gele controlelampje ! brandt en het rode controlelampje ! knippert. De elektrische parkeerrem vertoont
een storing.
De elektrische parkeerrem kan niet worden vastgezet of gelost.
#De auto uit- en weer inschakelen.
Om in te schakelen:
#De elektrische parkeerrem handmatig vrijzetten en vervolgens weer bedienen (/ pagina 319).
814 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Om te lossen:
#De elektrische parkeerrem handmatig bedienen en vervolgens weer vrijzetten.
Wanneer de elektrische parkeerrem nog steeds niet kan worden vastgezet, of wanneer het rode controlelampje !
nog steeds knippert:
#Niet verder rijden! Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#Bij het parkeren de auto naar behoee bovendien tegen wegrollen beveiligen.
* Het gele controlelampje ! knippert en het rode controlelampje ! knippert gedurende circa tien seconden na
het inschakelen of vrijzetten van de elektrische parkeerrem. Vervolgens blij het branden of het doo. De elektrische
parkeerrem vertoont een storing.
Wanneer de laadtoestand te laag is:
#De 12V-accu opladen.
Om in te schakelen:
#De auto uitschakelen.
De elektrische parkeerrem wordt automatisch ingeschakeld.
Wanneer de elektrische parkeerrem niet moet worden ingeschakeld, bijvoorbeeld in de wasstraat of bij het slepen, de
auto ingeschakeld laten. Een uitzondering vormt het slepen met omhooggebrachte achteras.
Wanneer de elektrische parkeerrem niet automatisch wordt ingeschakeld:
#De auto uit- en weer inschakelen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 815
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#De elektrische parkeerrem handmatig vrijzetten en vervolgens weer bedienen (/ pagina 319).
Wanneer de elektrische parkeerrem vervolgens niet kan worden ingeschakeld:
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
#Bij het parkeren de auto naar behoee bovendien tegen wegrollen beveiligen.
Om te lossen:
#Wanneer is voldaan aan de voorwaarden voor het automatisch vrijzetten, en de elektrische parkeerrem wordt niet
automatisch vrijgezet, de elektrische parkeerrem handmatig vrijzetten (/ pagina 319).
Wanneer de elektrische parkeerrem vervolgens niet kan worden vrijgezet:
#Niet verder rijden! Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
!
Parkeerrem ontgrendelen
* Het rode controlelampje ! knippert.
De elektrische parkeerrem is vastgezet tijdens het rijden:
RAan een voorwaarde voor het automatisch vrijzetten van de elektrische parkeerrem is niet voldaan
(/ pagina 318).
RU voert een noodremming uit met de elektrische parkeerrem (/ pagina 320).
#De voorwaarden voor het automatisch vrijzetten van de elektrische parkeerrem controleren.
#De elektrische parkeerrem handmatig vrijzetten.
816 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
!
Parkeerrem Om te ontgren-
delen auto inschakelen
* Het rode controlelampje ! brandt.
Wanneer de elektrische parkeerrem wordt gelost, is de auto uitgeschakeld.
#De auto inschakelen.
J
Remvloeistofniveau contro-
leren
* Er bevindt zich te weinig remvloeistof in het remvloeistofreservoir.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen bij een te laag remvloeistofniveau
Wanneer het remvloeistofniveau te laag is, kan de remwerking en daarmee het remgedrag nadelig beïnvloed zijn.
#Direct op een veilige plaats stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#Geen remvloeistof bijvullen.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#Geen remvloeistof bijvullen.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Remblokken controleren
Zie handleiding
* De remvoeringen hebben de slijtagegrens bereikt.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 817
F247 0072 07
Rijsystemen en rijveiligheidssystemen
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
!
÷
nu niet beschikbaar zie
handleiding(ABS en ESP®)
*Het ABS en het ESP® zijn tijdelijk niet beschikbaar.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen, bijvoorbeeld het BAS, kunnen tijdelijk niet beschikbaar zijn.
Het remsysteem werkt verder op normale wijze. De remweg kan bij een noodstop langer worden.
&WAARSCHUWING Slipgevaar bij storing van het ABS en het ESP®
De wielen kunnen bij het remmen blokkeren en het ESP® voert geen stabilisatie van de auto uit.
De bestuurbaarheid en het remgedrag worden sterk nadelig beïnvloed en de remweg kan langer zijn. Bovendien
zijn verdere rijveiligheidssystemen uitgeschakeld.
#Voorzichtig een korte route met wat auwe bochten rijden met een snelheid boven 30 km/h.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, direct naar een gekwaliceerde werkplaats gaan. Daarbij voorzich-
tig rijden.
#Voorzichtig een korte route met wat auwe bochten rijden met een snelheid boven 30 km/h.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, direct naar een gekwaliceerde werkplaats gaan. Daarbij voorzichtig rij-
den.
818 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
!
÷
functioneren niet zie hand-
leiding (ABS en ESP®)
*Het ABS en het ESP® vertonen een storing.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen, bijvoorbeeld het BAS, kunnen een storing vertonen.
Het remsysteem werkt verder op normale wijze. De remweg kan bij een noodstop langer worden.
&WAARSCHUWING Slipgevaar bij storing van het ABS en het ESP®
De wielen kunnen bij het remmen blokkeren en het ESP® voert geen stabilisatie van de auto uit.
De bestuurbaarheid en het remgedrag worden sterk nadelig beïnvloed en de remweg kan langer zijn. Bovendien
zijn verdere rijveiligheidssystemen uitgeschakeld.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het ABS en het ESP® direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
#Voorzichtig verder rijden.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
÷
nu niet beschikbaar Zie
handleiding (ESP®)
*Het ESP® is tijdelijk niet beschikbaar.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen, bijvoorbeeld het BAS, kunnen een storing vertonen.
&WAARSCHUWING Slipgevaar door een storing in het ESP®
Als het ESP® is uitgeschakeld, wordt de auto niet door het ESP® gestabiliseerd. Bovendien zijn verdere rijveilig-
heidssystemen uitgeschakeld.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 819
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Voorzichtig een korte route met wat auwe bochten rijden met een snelheid boven 30 km/h.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, direct naar een gekwaliceerde werkplaats gaan. Daarbij voorzich-
tig rijden.
#Voorzichtig een korte route met wat auwe bochten rijden met een snelheid boven 30 km/h.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, direct naar een gekwaliceerde werkplaats gaan. Daarbij voorzichtig rij-
den.
÷
functioneert niet zie hand-
leiding (ESP®)
*Het ESP® vertoont een storing.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen, bijvoorbeeld het BAS, kunnen een storing vertonen.
Het remsysteem werkt verder op normale wijze. De remweg kan bij een noodstop langer worden.
&WAARSCHUWING Slipgevaar door een storing in het ESP®
Als het ESP® is uitgeschakeld, wordt de auto niet door het ESP® gestabiliseerd. Bovendien zijn verdere rijveilig-
heidssystemen uitgeschakeld.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het ESP® bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
#Voorzichtig verder rijden.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
820 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
T
!
÷
functioneren niet zie hand-
leiding (EBD, ABS en ESP®)
*Het EBD, het ABS en het ESP® vertonen een storing.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen, bijvoorbeeld het BAS, kunnen een storing vertonen.
&WAARSCHUWING Slipgevaar bij storing van het EBD, het ABS en het ESP®
De wielen kunnen bij het remmen blokkeren en het ESP® voert geen stabilisatie van de auto uit.
De bestuurbaarheid en het remgedrag worden sterk nadelig beïnvloed en de remweg kan langer zijn. Bovendien
zijn verdere rijveiligheidssystemen uitgeschakeld.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het remsysteem direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
#Voorzichtig verder rijden.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
ë
Uit
* De HOLD-functie is uitgeschakeld, omdat de auto slipt of omdat niet is voldaan aan een inschakelvoorwaarde.
#De HOLD-functie later weer inschakelen of de inschakelvoorwaarden van de HOLD-functie controleren
(/ pagina 328).
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 821
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
é
Attention Assist: pauze!
* De ATTENTION ASSIST hee vermoeidheid of een toenemende onoplettendheid bij de bestuurder vastgesteld
(/ pagina 331).
#Zo nodig pauze nemen.
h
- - - km/h
* De TEMPOMAT kan niet worden ingeschakeld, omdat niet aan alle inschakelvoorwaarden voldaan is.
#De inschakelvoorwaarden van de TEMPOMAT controleren (/ pagina 333).
TEMPOMAT functioneert
niet
* De TEMPOMAT vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
TEMPOMAT en limiter func-
tioneren niet
* De TEMPOMAT en de limiter vertonen een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
TEMPOMAT Uit * De TEMPOMAT is uitgeschakeld.
Wanneer bovendien een waarschuwingssignaal klinkt, is de TEMPOMAT automatisch uitgeschakeld (/ pagina 332).
È
- - - km/h
* De limiter kan tijdelijk niet worden ingeschakeld. Het systeem is weer beschikbaar als de oorzaken niet meer aanwezig
zijn.
822 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
È
passief
* Wanneer het gaspedaal tot voorbij het drukpunt wordt ingedrukt (kickdown), wordt de limiter passief geschakeld
(/ pagina 333).
Limiter functioneert niet * De limiter vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Snelheidslimietassistent nu
niet beschikbaar Zie hand-
leiding
* De snelheidslimietassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
#Verder rijden.
Het systeem is weer beschikbaar als de oorzaken niet meer aanwezig zijn.
Snelheidslimietassistent
functioneert niet
* De snelheidslimietassistent vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Snelheidsbegrenzing (win-
terbanden) XXX km/h
* U hebt de opgeslagen toegestane maximumsnelheid voor winterbanden bereikt. Deze snelheid kan niet worden over-
schreden.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 823
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
ð
Maximum snelheid over-
schreden
* De maximum toegestane snelheid is overschreden (alleen bepaalde landen).
#Langzamer rijden.
Verkeerstekenassistent nu
niet beschikbaar Zie hand-
leiding
* De verkeerstekenassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de oorzaken niet meer aanwezig zijn.
#Met inachtneming van de verkeersregels verder rijden.
Verkeerstekenassistent
functioneert niet
* De verkeerstekenassistent vertoont een storing.
#Met inachtneming van de verkeersregels verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
ä
Storing Maximaal 80 km/h
rijden
* De instelbare demping vertoont een storing. Het rijgedrag kan daardoor worden beïnvloed.
#Niet sneller dan 80 km/h rijden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
824 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Rijassistentiesystemen
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
ç
- - - km/h
* De actieve afstandsassistent DISTRONIC kan niet worden ingeschakeld, omdat niet aan alle inschakelvoorwaarden vol-
daan is.
#De inschakelvoorwaarden van de actieve afstandsassistent DISTRONIC in acht nemen (/ pagina 339).
ç
passief
* Wanneer u het gaspedaal verder dan de instelling voor de actieve afstandsassistent DISTRONIC indrukt, wordt het sys-
teem passief geschakeld (/ pagina 336).
ç
Uit
* De actieve afstandsassistent DISTRONIC is gedeactiveerd. Wanneer bovendien een waarschuwingssignaal klinkt, is de
actieve afstandsassistent DISTRONIC automatisch gedeactiveerd (/ pagina 339).
Actieve afstandsassistent
nu niet beschikbaar Zie
handleiding
* De actieve afstandsassistent DISTRONIC is tijdelijk niet beschikbaar.
De omgevingsomstandigheden liggen buiten de systeemgrenzen (/ pagina 336).
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de omgevingsomstandigheden binnen de systeemgrenzen liggen.
#Opmerkzaam verder rijden.
of
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 825
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, op een veilige plaats stoppen en de auto opnieuw starten.
Actieve afstandsassistent
functioneert niet
* De actieve afstandsassistent DISTRONIC en de actieve noodstopassistent vertonen een storing.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen kunnen een storing vertonen.
#Opmerkzaam verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Actieve afstandsassistent
weer beschikbaar
* De actieve afstandsassistent DISTRONIC is weer gereed voor gebruik.
#De actieve afstandsassistent DISTRONIC inschakelen (/ pagina 339).
Actieve remassistent Func-
tie nu beperkt beschikbaar
Zie handleiding
*Bij auto's met rijassistentiepakket kunnen de volgende functies tijdelijk niet of slechts beperkt beschikbaar zijn:
RActive Brake Assist System met afslagfunctie
RActieve uitwijkassistent
De omgevingsomstandigheden liggen buiten de systeemgrenzen (/ pagina 349).
Auto's zonder rijassistentiepakket: Het Active Brake Assist System is tijdelijk niet beschikbaar.
#Opmerkzaam verder rijden.
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de omgevingsomstandigheden binnen de systeemgrenzen liggen.
of
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, op een veilige plaats stoppen en de auto opnieuw starten.
826 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Actieve remassistent Func-
tie beperkt beschikbaar Zie
handleiding
*Bij auto's met rijassistentiepakket kunnen de volgende functies tijdelijk niet of slechts beperkt beschikbaar zijn:
RActive Brake Assist System met afslagfunctie
RActieve uitwijkassistent
Auto's zonder rijassistentiepakket: Het Active Brake Assist System is tijdelijk niet of slechts ten dele beschikbaar.
#Opmerkzaam verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Actieve stuurassistent nu
niet beschikbaar Zie hand-
leiding
* De actieve stuurassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
De omgevingsomstandigheden liggen buiten de systeemgrenzen (/ pagina 345).
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de omgevingsomstandigheden binnen de systeemgrenzen liggen.
#Verder rijden.
#Wanneer nodig de bandenspanning controleren.
Actieve stuurassistent bui-
ten werking
* De actieve stuurassistent en de actieve noodstopassistent vertonen een storing. De actieve afstandsassistent
DISTRONIC blij beschikbaar.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 827
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Ø* De actieve stuurassistent hee de systeemgrens bereikt (/ pagina 345).
U hebt al geruime tijd niet zelf gestuurd.
#De besturing overnemen en op veilige wijze verder rijden.
Actieve stuurassistent
momenteel niet beschik-
baar wegens meerdere
noodstops
* De actieve stuurassistent is vanwege meerdere noodstops tijdelijk niet beschikbaar.
#De besturing overnemen en op een veilige manier stoppen.
#De auto uit- en weer inschakelen.
De actieve stuurassistent is weer beschikbaar.
Ø
Noodstop wordt gestart
* U hebt de handen niet aan het stuurwiel. Noodstop wordt gestart (/ pagina 345).
#Actief sturen.
#Accelereren of remmen.
Informatie over het annuleren van de noodstop (/ pagina 347).
Dodehoekassistent nu niet
beschikbaar zie handleiding
* De dodehoekassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
De systeemgrenzen zijn bereikt (/ pagina 363).
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de oorzaken niet meer aanwezig zijn.
#Verder rijden.
of
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, op een veilige plaats stoppen en de auto opnieuw starten.
828 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Dodehoekassistent functio-
neert niet
* De dodehoekassistent of de uitstapwaarschuwing vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Dodehoekassistent bij rij-
den met aanhangwagen
niet beschikbaar Zie hand-
leiding
* Wanneer de elektrische verbinding met de aanhangwagen wordt gemaakt, is de dodehoekassistent niet beschikbaar.
#Op de Touch-Control links drukken en de displaymelding bevestigen.
Actieve spoorassistent nu
niet beschikbaar zie hand-
leiding
* De actieve spoorassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
De omgevingsomstandigheden liggen buiten de systeemgrenzen (/ pagina 365).
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de omgevingsomstandigheden binnen de systeemgrenzen liggen.
#Verder rijden.
Actieve spoorassistent
functioneert niet
* De actieve spoorassistent en de actieve noodstopassistent vertonen een storing.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 829
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Actieve spoorassistent
Functie beperkt beschik-
baar Zie handleiding
* De actieve spoorassistent is beperkt beschikbaar.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
¸
ð
ç
Ó
Tijdelijk niet beschikbaar
Sensoren vervuild
*De front- en hoekradars (hierna "sensoren" genoemd) vertonen een storing. Mogelijke oorzaken:
RVervuiling van de sensoren
RHevige neerslag
RLange ritten buiten de bebouwde kom zonder doorstromend verkeer, bijvoorbeeld in de woestijn
Rijsystemen en rijveiligheidssystemen kunnen een storing vertonen of tijdelijk niet beschikbaar zijn. Het remsysteem,
de stuurinrichting en de aandrijving blijven normaal werken.
#Opmerkzaam verder rijden.
Wanneer de oorzaken niet meer aanwezig zijn, zijn de rijsystemen en rijveiligheidssystemen weer beschikbaar en wor-
den de bijbehorende symbolen uitgeschakeld.
Wanneer de displaymelding niet verdwijnt:
#Stoppen; daarbij op de verkeerssituatie letten.
#Alle sensorafdekkingen aan de buitenzijde reinigen (/ pagina 323).
#De auto opnieuw starten.
830 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
ê
ð
Ó
¬
ç
Ô
Camerazicht gereduceerd
Zie handleiding
*Het zicht van de multifunctionele camera is beperkt. Mogelijke oorzaken:
RVervuiling van de voorruit in het gezichtsveld van de multifunctionele camera
RZware neerslag of mist
RCondens aan de binnen- of buitenzijde van de voorruit: Bij bepaalde weersomstandigheden kan zich aan de bin-
nen- of buitenzijde van de voorruit condens vormen, vooral in het koude jaargetijde.
%Deze condens op de voorruit wordt met behulp van de verwarming zeer snel automatisch verwijderd. De beper-
king is tijdelijk.
Rijsystemen en rijveiligheidssystemen kunnen een storing vertonen of tijdelijk niet beschikbaar zijn. Het remsysteem,
de stuurinrichting en de aandrijving blijven normaal werken.
#Opmerkzaam verder rijden.
#Om de condens aan de buitenzijde te verwijderen, eenmaal wissen (/ pagina 234).
#Om de condens aan de binnenzijde te verwijderen, ¬ indrukken (/ pagina 246).
Wanneer de oorzaken niet meer aanwezig zijn, zijn de rijsystemen en rijveiligheidssystemen weer beschikbaar en wor-
den de bijbehorende symbolen uitgeschakeld.
Wanneer de displaymelding ook na circa 15 minuten rijden niet verdwijnt:
#Stoppen; daarbij op de verkeerssituatie letten.
#De voorruit reinigen, vooral in de omgeving van de multifunctionele camera (/ pagina 323).
#De auto opnieuw starten.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 831
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
ð
¸
±
Bij rijden met aanhangwa-
gen beperkt beschikbaar
* Wanneer de aanhangwagencontactdoos bezet is, zijn sommige rijsystemen slechts beperkt beschikbaar.
#Bij het rijden met aanhangwagen of bij een gemonteerde etsdrager geconcentreerd rijden.
PRE-SAFE functioneert niet
zie handleiding
*De PRE‑SAFE® functies vertonen een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Parkeerassistentiesystemen
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
PARKTRONIC buiten wer-
king Zie handleiding
* De PARKTRONIC-parkeerassistent vertoont een storing.
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de oorzaken niet meer aanwezig zijn.
832 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Verder rijden, daarbij op de omgeving van de auto letten.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding nog steeds verschijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Actieve parkeerassistent
en PARKTRONIC buiten
werking Zie handleiding
* De actieve parkeerassistent en de PARKTRONIC-parkeerassistent vertonen een storing.
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de oorzaken niet meer aanwezig zijn.
#Verder rijden, daarbij op de omgeving van de auto letten.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding nog steeds verschijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Mercedes-Benz noodoproepsysteem
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
G
functioneert niet
* Het Mercedes-Benz noodoproepsysteem vertoont een storing. Bovendien vertoont het systeem Mercedes me connect
een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 833
F247 0072 07
Accu
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#
12V-boordnet Werkplaats
opzoeken
* Het 12V-boordnet vertoont een storing.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
#
Stoppen zie handleiding
* De 12V-accu wordt niet meer opgeladen en hee een te lage laadtoestand bereikt.
*AANWIJZING Mogelijke motorschade als verder wordt gereden
#Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#De auto uitschakelen.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
834 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#
Om de 12V-accu op te
laden de auto starten
* De auto is uitgeschakeld en de laadtoestand van de 12V-accu is te gering.
#Niet benodigde elektrische verbruikers uitschakelen.
#30 - 60 minuten met de auto rijden.
of
#De 12V-accu stationair opladen (/ pagina 54).
#Plug-in-hybride: De auto opladen bij een laadstation (/ pagina 292).
#
Auto stoppen Om de 12V-
accu op te laden de auto
niet uitschakelen
* De 12V-accu hee een te lage laadtoestand.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#De auto laten draaien.
#Wanneer de displaymelding verdwijnt: Verder rijden.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt: Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Û
Accu oververhit Stop, ieder-
een uitstappen! Liefst in de
openlucht
* De 48V-accu is oververhit. Brandgevaar!
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#Indien mogelijk de auto buiten parkeren en alle inzittenden laten uitstappen.
%Ondersteunende voertuigfuncties kunnen automatisch worden geactiveerd, bijvoorbeeld de luchtrecirculatie van
de klimaatregeling.
#Niet verder rijden!
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 835
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Bij rookontwikkeling de gevarenzone verlaten en onmiddellijk contact opnemen met de brandweer.
#Ook zonder dat tekenen voor een brand aanwezig zijn, contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Û
48V-accu Zie handleiding
* Het 48V-boordnet hee functiebeperkingen.
Comfortfuncties, zoals bijvoorbeeld het klimaatregelingsysteem, kunnen slechts beperkt beschikbaar zijn.
Verder rijden is mogelijk.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, direct naar een gekwaliceerde werkplaats gaan .
Ý
Wachten a.u.b. 48V-accu
wordt opgeladen
* De 48V-accu is ontladen. U hebt de auto ingeschakeld, terwijl de 12V-accu met een geschikte oplader wordt opgela-
den of terwijl een ander voertuig starthulp verleent.
De ontladen 48V-accu wordt automatisch via de spanningsomvormer opgeladen. Na enkele minuten verschijnt op het
bestuurdersdisplay de displaymelding Starten weer mogelijk.
#De auto starten.
#Om de 12V-accu en de 48V-accu op te laden, na het losmaken van de oplader enige tijd met de auto rijden.
Wanneer de displaymelding Starten weer mogelijk na enkele minuten niet wordt weergegeven:
#Proberen om de auto te starten.
#Wanneer de auto niet start: Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Starten weer mogelijk * De 48V-accu is automatisch via de spanningsomvormer opgeladen.
#Om de 12V-accu en de 48V-accu op te laden, de auto starten en gedurende enige tijd gaan rijden.
836 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Bandenspanningscontrole
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Bandenspanningscontrole
nu niet beschikbaar
* Een sterke radiobron veroorzaakt een storing. Daardoor worden geen signalen van de bandenspanningssensoren ont-
vangen. De bandenspanningscontrole is tijdelijk niet beschikbaar.
Zodra de oorzaak is verholpen, start de bandenspanningscontrole vanzelf weer.
#Verder rijden.
Bandensp.contr. functio-
neert niet
* De bandenspanningscontrole vertoont een storing.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen bij storing van de bandenspanningscontrole
De bandenspanningscontrole kan niet meer zoals bedoeld waarschuwen bij drukverlies bij één of meer banden.
Banden met een te lage bandenspanning kunnen bijvoorbeeld het rijgedrag en het stuur‑ en remgedrag beïnvloe-
den.
#De bandenspanningscontrole bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Bandenspanningscontrole
buiten werking Geen ban-
denspanningsensoren
* De gemonteerde wielen hebben geen geschikte bandenspanningssensoren. De bandenspanningscontrole is uitgescha-
keld.
#Wielen met geschikte bandenspanningssensoren monteren.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 837
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
é
Wielsensor(en) niet
beschikbaar
* Van een of meerdere banden ontbreekt het signaal van de bandenspanningssensor. Bij de betreende band wordt
geen bandenspanningswaarde weergegeven.
#De defecte bandenspanningssensor laten vervangen bij een gekwaliceerde werkplaats.
é
Banden controleren
* Van één of meerdere banden is de bandenspanning sterk gedaald.
De wielpositie wordt weergegeven. Bovendien klinkt een waarschuwingssignaal.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door een te lage bandenspanning
RDe banden kunnen klappen.
RDe banden kunnen overmatig en/of ongelijkmatig slijten.
RDe rij-eigenschappen en het stuur‑ en remgedrag kunnen sterk nadelig beïnvloed worden.
U kunt dan de controle over de auto verliezen.
#De geadviseerde bandenspanningen in acht nemen.
#Indien noodzakelijk de bandenspanning aanpassen.
#De auto op een veilige plaats stoppen.
#De bandenspanning (/ pagina 619) en de banden controleren.
838 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
é
Bandenspanning corrigeren
* Ten minste één band hee een te lage bandenspanning, of de bandenspanningen van de afzonderlijke banden wijken
te sterk van elkaar af.
#De bandenspanning controleren en eventueel lucht bijvullen.
#Bij een correct ingestelde bandenspanning de bandenspanningscontrole opnieuw activeren (/ pagina 622).
é
Let op: band defect
* Van één of meerdere banden daalt de bandenspanning plotseling. De wielpositie wordt weergegeven.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen tijdens het rijden met drukloze banden
RDe banden kunnen overmatig verhit raken en worden beschadigd.
RDe rij-eigenschappen en het stuur‑ en remgedrag kunnen sterk nadelig beïnvloed worden.
U kunt dan de controle over de auto verliezen.
#Niet met drukloze band rijden.
#Bij drukloze MOExtended-band de toegestane nog af te leggen afstand en toegestane maximumsnelheid niet
overschrijden.
#De aanwijzingen met betrekking tot bandenpech in acht nemen.
Aanwijzingen met betrekking tot bandenpech (/ pagina 57).
#De auto op een veilige plaats stoppen.
#De banden controleren.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 839
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
é
Banden oververhit
* Ten minste een band is oververhit. De betroen banden worden rood afgebeeld. Bij een temperatuur dicht bij de
grenswaarde worden de banden geel afgebeeld.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen tijdens het rijden met oververhitte banden
Oververhitte banden kunnen klappen.
#De snelheid verlagen, opdat de banden afkoelen.
#De snelheid verlagen, opdat de banden afkoelen.
é
Snelheid verlagen
* Ten minste een band is oververhit. De betroen banden worden rood afgebeeld. Bij een temperatuur dicht bij de
grenswaarde worden de banden geel afgebeeld.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen tijdens het rijden met oververhitte banden
Oververhitte banden kunnen klappen.
#De snelheid verlagen, opdat de banden afkoelen.
#De snelheid verlagen, opdat de banden afkoelen.
840 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Bandenspanningswaarschuwingssysteem
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Bandenspanning Banden
controleren
* Het bandenspanningswaarschuwingssysteem hee een sterk drukverlies herkend.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door een te lage bandenspanning
RDe banden kunnen klappen.
RDe banden kunnen overmatig en/of ongelijkmatig slijten.
RDe rij-eigenschappen en het stuur‑ en remgedrag kunnen sterk nadelig beïnvloed worden.
U kunt dan de controle over de auto verliezen.
#De geadviseerde bandenspanningen in acht nemen.
#Indien noodzakelijk de bandenspanning aanpassen.
#De auto op een veilige plaats stoppen.
#De bandenspanning (/ pagina 619) en de banden controleren.
#Bij een correct ingestelde bandenspanning het bandenspanningswaarschuwingssysteem opnieuw activeren
(/ pagina 623).
Bandenspanningsbewa-
kingssysteem na banden-
spanningscontrole
opnieuw starten
* Er is een displaymelding voor het bandenspanningswaarschuwingssysteem weergegeven en het systeem is sindsdien
niet opnieuw gestart.
#Bij een correct ingestelde bandenspanning het bandenspanningswaarschuwingssysteem opnieuw activeren
(/ pagina 623).
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 841
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Bandenspanningsbewa-
kingssysteem buiten wer-
king
* Het bandenspanningswaarschuwingssysteem vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Uitlaatgasnabehandeling
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Ú
AdBlue bijvullen zie handlei-
ding
*De AdBlue®-voorraad is tot onder de reservemarkering gedaald.
#Ten minste 5 l AdBlue® bijvullen (/ pagina 26).
Ú
AdBlue bijvullen Noodloop
over XXX km Zie handlei-
ding
*De lage AdBlue®-voorraad leidt tot een beperking van het vermogen nadat de getoonde resterende afstand is gereden.
#Ten minste 5 l AdBlue® bijvullen (/ pagina 26).
842 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Ú
XX,X l AdBlue bijvullen
Noodloop: Max. XXX km/h
Geen start na XXX km
*De lage AdBlue® voorraad leidt tot een beperking van het vermogen vanaf de weergegeven snelheid.
Na de getoonde resterende afstand kan de auto niet meer worden gestart.
#Ten minste de aangegeven hoeveelheid AdBlue® bijvullen (/ pagina 26).
Ú
XX,Xl AdBlue bijvullen Auto
aan, 60s wachten, anders
geen start mogelijk
*De AdBlue®-voorraad is opgebruikt. U kunt de auto niet meer starten.
#Ten minste de aangegeven hoeveelheid AdBlue® bijvullen (/ pagina 26).
#De auto inschakelen en circa 60 seconden wachten.
#De auto starten.
¯
AdBlue systeemstoring Zie
handleiding
*Het AdBlue® systeem vertoont een storing.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 843
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
¯
AdBlue systeemstoring
Noodloop over XXX km Zie
handleiding
*Het AdBlue® systeem vertoont een storing. Het vermogen wordt beperkt na de getoonde resterende afstand.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
¯
AdBlue systeemstoring
Noodloop: Max XXX km/h
Geen start na XXX km
*Vermogensbeperking vanwege de AdBlue®-systeemfout. Na de getoonde resterende afstand kan de auto niet meer
worden gestart.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
¯
AdBlue systeemstoring
Starten niet mogelijk
*Het AdBlue® systeem vertoont een storing. U kunt de auto niet meer starten.
#Meteen contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
844 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Motorolie
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
5
Bij tankstop 1 l motorolie
bijvullen
* Het motoroliepeil is tot het minimum gedaald.
*AANWIJZING Motorschade door rijden met te weinig motorolie
#Langere ritten met te weinig motorolie vermijden.
#Bij de volgende tankstop 1 l motorolie bijvullen (/ pagina 576).
Aanwijzingen met betrekking tot motorolie (/ pagina 755).
5
Motoroliepeil Oliepeil verla-
gen
* Het motoroliepeil is te hoog.
*AANWIJZING Motorschade door rijden met te veel motorolie
#Langere ritten met te veel motorolie vermijden.
#Direct naar een gekwaliceerde werkplaats gaan en het motoroliepeil laten verlagen.
5
Motoroliepeil Stoppen
Auto uitschakelen
* Het motoroliepeil is te laag.
*AANWIJZING Motorschade door rijden met te weinig motorolie
#Langere ritten met te weinig motorolie vermijden.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 845
F247 0072 07
Displaymeldingen Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#De auto uitschakelen.
#1 l motorolie bijvullen (/ pagina 576).
#Het motoroliepeil controleren.
Aanwijzingen met betrekking tot motorolie (/ pagina 755).
5
Motoroliedruk Stoppen
Auto uitschakelen
* De oliedruk is te laag.
*AANWIJZING Motorschade door rijden met een te lage oliedruk
#Rijden met een te lage oliedruk vermijden.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#De auto uitschakelen.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
5
Meten van het motorolie-
peil niet mogelijk
* De elektrische verbinding naar de oliepeilsensor is onderbroken of de oliepeilsensor is defect.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
846 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Waarschuwings- en controlelampjes
Overzicht waarschuwings- en controlelampjes
Wanneer de auto wordt ingeschakeld, voeren ver-
schillende systemen een zelfdiagnose uit. Enkele
waarschuwings- en controlelampjes kunnen daar-
bij tijdelijk branden of knipperen. Dit gedrag is
niet kritisch. Pas wanneer deze waarschuwings-
en controlelampjes na het starten van de auto of
tijdens het rijden gaan branden of knipperen,
geven ze een storing aan.
Bestuurdersdisplay standaard
Bestuurdersdisplay widescreen cockpit
Waarschuwings- en controlelampjes
Veiligheid voor inzittenden
6Veiligheidssysteem (/ pagina 849)
üVeiligheidsgordel (/ pagina 849)
pAanwezigheidsherinnering van personen
(wit) (/ pagina 849)
pAanwezigheidsherinnering van personen
(geel) (/ pagina 849)
Aandrijfsysteem
_Vermogen gereduceerd (/ pagina 852)
ÚSysteemfout (/ pagina 852)
#Elektrische storing (/ pagina 852)
Auto
ïAanhangwagenvoorziening (/ pagina 853)
ÙStuurbekrachtiging (geel) (/ pagina 853)
ÙStuurbekrachtiging (rood) (/ pagina 853)
Motor
ÿAuto's met een widescreen cockpit: Koel-
vloeistoemperatuur (/ pagina 854)
;Motordiagnose (/ pagina 854)
pAuto's met benzinemotor: Bedrijfstempera-
tuur van de motor (/ pagina 854)
%Auto's met dieselmotor: Voorgloeien
#Elektrische storing (/ pagina 854)
æBrandstofreserve met aanduiding tankdop-
kleppositie (/ pagina 854)
Remmen
!Elektrische parkeerrem (geel)
(/ pagina 858)
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 847
F247 0072 07
!Elektrische parkeerrem (rood)
(/ pagina 858)
JRemmen (geel) (/ pagina 858)
JRemmen (rood) (/ pagina 858)
Rijsystemen en rijveiligheidssystemen
!ABS (/ pagina 860)
÷ESP® (/ pagina 860)
åESP® OFF (/ pagina 860)
ÛATTENTION ASSIST (/ pagina 860)
êVerkeerstekenassistent (/ pagina 860)
êSnelheidslimietassistent (/ pagina 860)
LAfstandswaarschuwing (/ pagina 860)
ÓActive Brake Assist System
(/ pagina 860)
êActive Brake Assist System
(/ pagina 860)
äControlelampje buiten werking
Mercedes-Benz noodoproepsysteem
HMercedes-Benz noodoproepsysteem
(/ pagina 865)
Bandenspanningscontrole
hBandenspanningscontrole (/ pagina 865)
Exterieurverlichting
TStandlicht (/ pagina 221)
LDimlicht (/ pagina 221)
KGrootlicht (/ pagina 223)
#! Knipperlicht (/ pagina 223)
RMistachterlicht (/ pagina 221)
Symbolen op het centraal display
ÉDrive Away Assist (/ pagina 386)
LCross Trac Alert (/ pagina 387)
ºManoeuvreerafremming (/ pagina 387)
848 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Veiligheid voor inzittenden
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
6
Waarschuwingslampje veilig-
heidssysteem
* Het rode waarschuwingslampje veiligheidssysteem brandt terwijl de auto gestart is.
Werking van het veiligheidssysteem vertoont een storing (/ pagina 106).
&WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door storingen in de werking van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals bedoeld
worden geactiveerd.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
Plug-in-hybride:
&GEVAAR Levensgevaar door storingen van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals bedoeld
worden geactiveerd. Bij een ongeval kan het hoogspanningsboordnet mogelijk niet zoals bedoeld worden uitgescha-
keld.
Als beschadigde onderdelen van het hoogspanningsboordnet worden aangeraakt, kunt u een stroomstoot krijgen.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
#Na een ongeval direct de auto uitschakelen.
#Voorzichtig verder rijden.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 849
F247 0072 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
ü
Waarschuwingslampje veilig-
heidsgordel knippert
*Het rode waarschuwingslampje veiligheidsgordels knippert en er klinkt een onderbroken waarschuwingssignaal.
De bestuurder of de passagier hebben hun gordel niet omgegespt tijdens het rijden.
#De veiligheidsgordel omgespen (/ pagina 106).
Er liggen voorwerpen op de passagiersstoel.
#De voorwerpen van de passagiersstoel verwijderen.
ü
Waarschuwingslampje veilig-
heidsgordel brandt
* Het rode waarschuwingslampje veiligheidsgordel brandt na het starten van de auto.
Bovendien kan een onderbroken waarschuwingssignaal klinken.
Het rode waarschuwingslampje veiligheidsgordels herinnert bestuurder en passagier eraan de gordel om te gespen.
#De veiligheidsgordel omgespen (/ pagina 106).
Voorwerpen op de passagiersstoel kunnen ervoor zorgen dat het rode waarschuwingslampje veiligheidsgordels niet
doo.
850 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
p
Waarschuwingslampje aan-
wezigheidsherinnering van
personen (wit)
* Het witte waarschuwingslampje aanwezigheidsherinnering van personen brandt.
De aanwezigheidsherinnering van personen is gedeactiveerd.
p
Waarschuwingslampje aan-
wezigheidsherinnering van
personen (geel)
* Het gele waarschuwingslampje aanwezigheidsherinnering van personen brandt.
De aanwezigheidsherinnering van personen vertoont een storing.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 851
F247 0072 07
Aandrijfsysteem
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
_
Waarschuwingslampje ver-
mogen gereduceerd
* Het gele waarschuwingslampje vermogen gereduceerd brandt.
Het vermogen van het aandrijfsysteem is gereduceerd.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
Ú
Waarschuwingslampje sys-
teemfout
* Het rode waarschuwingslampje systeemfout brandt terwijl de auto rijklaar õ is.
Er is een storing in het aandrijfsysteem aanwezig.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
#
Waarschuwingslampje elek-
trische storing
* Het rode waarschuwingslampje elektrische storing brandt.
Er is een storing in de elektronica aanwezig.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
852 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Auto
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
ï
Waarschuwingslampje aan-
hangwagenvoorziening
* Het rode waarschuwingslampje aanhangwagenvoorziening brandt.
De aanhangwagenvoorziening is niet klaar voor gebruik.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door niet vergrendelde kogelhals
De aanhangwagen kan loskomen.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#De aanhangwagen afkoppelen en voorkomen dat deze kan wegrollen.
#De zwenkprocedure opnieuw activeren en de aanhangwagen pas weer aankoppelen als de displaymelding ver-
dwijnt.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
Ù
Waarschuwingslampje stuur-
bekrachtiging (geel)
*Het gele waarschuwingslampje stuurbekrachtiging brandt terwijl de auto ingeschakeld is.
De stuurbekrachtiging of de stuurinrichting zelf vertoont een storing.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 853
F247 0072 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Ù
Waarschuwingslampje stuur-
bekrachtiging (rood)
*Het rode waarschuwingslampje stuurbekrachtiging brandt terwijl de auto ingeschakeld is.
De stuurbekrachtiging of de stuurinrichting zelf vertoont een storing.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen bij beperkte bestuurbaarheid
Wanneer de stuurinrichting niet meer zoals bedoeld functioneert, is de bedrijfsveiligheid van de auto in gevaar.
#Direct op een veilige plaats stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
Motor
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
ÿ
Waarschuwingslampje koel-
vloeistof (rood)
* Het rode waarschuwingslampje koelvloeistof brandt terwijl de motor draait.
Mogelijke oorzaken:
RTemperatuursensor vertoont een storing
RKoelvloeistofniveau te laag
RLuchttoevoer naar de radiateur geblokkeerd
854 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
RVentilator van de radiateur defect
RMotorkoelvloeistofpomp defect
Wanneer bovendien een waarschuwingssignaal klinkt, hee de koelvloeistof een temperatuur van 120 °C overschreden.
&WAARSCHUWING Gevaar voor brandwonden bij het openen van de motorkap
Wanneer u de motorkap bij een oververhitte motor of brand in de motorruimte opent, kunnen zich de volgende situ-
aties voordoen:
RU kunt met hete gassen in aanraking komen.
RU kunt met andere vrijkomende, hete bedrijfsstoen in aanraking komen.
#Voordat de motorkap wordt geopend, de oververhitte motor laten afkoelen.
#Bij brand in de motorruimte de motorkap gesloten houden en de brandweer waarschuwen.
#De auto direct op een veilige plaats stoppen en uitschakelen. Niet verder rijden!
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
Wanneer de temperatuurindicatie koelvloeistof onderaan de temperatuurschaal staat:
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Wanneer de temperatuurindicatie koelvloeistof bovenaan de temperatuurschaal staat:
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 855
F247 0072 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#De auto verlaten en uit in de omgeving van de auto blijven, tot de motor is afgekoeld.
#Het koelvloeistofniveau controleren (/ pagina 578).
#De luchttoevoer naar de radiateur mag niet worden belemmerd; dit controleren.
#Tot de volgende gekwaliceerde werkplaats verder rijden zonder hoge motorbelasting. Daarbij erop letten dat de
temperatuurindicatie koelvloeistof onder 120 °C blij.
ÿ
Waarschuwingslampje koel-
vloeistof (geel)
* Het gele waarschuwingslampje koelvloeistof brandt wanneer de motor draait.
Mogelijke oorzaken:
RTemperatuursensor vertoont een storing
RDrukvulluchtkoeling, transmissie-oliekoeling of accukoeling defect
RGrillejaloezie geblokkeerd of defect
#Tot de volgende gekwaliceerde werkplaats verder rijden zonder hoge motorbelasting.
;
Waarschuwingslampje
motordiagnose
* Het gele waarschuwingslampje motordiagnose brandt wanneer de motor draait.
Er is een storing van de motor, het uitlaatsysteem of het brandstofsysteem aanwezig.
De emissiegrenswaarden kunnen daardoor worden overschreden en de motor kan in het noodprogramma draaien.
#De auto zo snel mogelijk laten controleren bij een gekwaliceerde werkplaats.
Auto's met dieselmotor: Wellicht is de brandstoank volledig leeggereden.
856 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#De motor na het tanken drie- tot viermaal achter elkaar starten.
Wanneer het gele waarschuwingslampje motordiagnose doo, wordt het noodprogramma opgeheven. De auto hoe
niet te worden gecontroleerd.
#
Waarschuwingslampje elek-
trische storing
* Het rode waarschuwingslampje elektrische storing brandt.
Er is een storing in de elektronica aanwezig.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
p
Waarschuwingslampje
motorbedrijfstemperatuur
*Auto's met benzinemotor: Na een koude start brandt het blauwe waarschuwingslampje bedrijfstemperatuur van de
motor.
Het motorvermogen en motorkoppel zijn gereduceerd.
#Hiermee rekening houden bij de rijstijl.
æ
Waarschuwingslampje
brandstofreserve brandt
* Het gele waarschuwingslampje brandstofreserve brandt wanneer de motor draait.
De brandstofvoorraad hee het reservegebied bereikt.
#Tanken.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 857
F247 0072 07
Remmen
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
!
Controlelampje elektrische
parkeerrem (rood)
!
Controlelampje elektrische
parkeerrem (geel)
* Het rode controlelampje elektrische parkeerrem knippert of brandt.
Het gele controlelampje elektrische parkeerrem brandt bovendien bij een storing.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
J
Remwaarschuwingslampje
(geel)
* Het gele waarschuwingslampje remmen brandt terwijl de auto ingeschakeld is.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen bij storing van het remsysteem
Wanneer het remsysteem een storing vertoont, kan het remgedrag nadelig beïnvloed zijn.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het remsysteem direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
#Voorzichtig met aangepaste snelheid en voldoende afstand tot voorliggers verder rijden.
858 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Wanneer het bestuurdersdisplay een displaymelding weergee, deze in acht nemen.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
J
Waarschuwingslampje rem-
men (rood)
* De rode waarschuwingslampjes remmen branden terwijl de auto ingeschakeld is.
Mogelijke oorzaken:
RDe rembekrachtiging vertoont een storing en het remgedrag kan veranderen.
REr bevindt zich te weinig remvloeistof in het remvloeistofreservoir.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen en letsel bij storing van de rembekrachtiging
Wanneer de rembekrachtiging een storing vertoont, is het mogelijk dat er meer kracht op het rempedaal moet wor-
den uitgeoefend tijdens het remmen. Het remgedrag kan nadelig zijn beïnvloed. De remweg kan bij een noodstop
langer worden.
#Direct op een veilige plaats stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen bij een te laag remvloeistofniveau
Wanneer het remvloeistofniveau te laag is, kan de remwerking en daarmee het remgedrag nadelig beïnvloed zijn.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 859
F247 0072 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Direct op een veilige plaats stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#Geen remvloeistof bijvullen.
Rijsystemen en rijveiligheidssystemen
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
!
ABS-waarschuwingslampje
* Het gele waarschuwingslampje ABS brandt terwijl de auto ingeschakeld is.
Het ABS vertoont een storing.
Wanneer bovendien een waarschuwingssignaal klinkt, vertoont de EBD een storing.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen kunnen een storing vertonen.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
&WAARSCHUWING Slipgevaar bij storing van de EBD of het ABS
De wielen kunnen bij het remmen blokkeren.
De bestuurbaarheid en het remgedrag worden sterk nadelig beïnvloed en de remweg kan langer zijn. Bovendien zijn
verdere rijveiligheidssystemen uitgeschakeld.
860 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Voorzichtig verder rijden.
#Het remsysteem direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
#Voorzichtig verder rijden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
÷
Waarschuwingslampje ESP®
knippert
*Het gele waarschuwingslampje ESP® knippert tijdens het rijden.
Een of meerdere wielen hebben hun slipgrens bereikt (/ pagina 325).
#De rijstijl aan de weersomstandigheden en de toestand van het wegdek aanpassen.
÷
Waarschuwingslampje ESP®
brandt
*Het gele waarschuwingslampje ESP® brandt terwijl de auto ingeschakeld is.
Het ESP® vertoont een storing.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen, bijvoorbeeld het BAS, kunnen een storing vertonen.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
&WAARSCHUWING Slipgevaar door een storing in het ESP®
Als het ESP® is uitgeschakeld, wordt de auto niet door het ESP® gestabiliseerd. Bovendien zijn verdere rijveiligheids-
systemen uitgeschakeld.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 861
F247 0072 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#Voorzichtig verder rijden.
#Het ESP® bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
#Voorzichtig verder rijden.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
å
Waarschuwingslampje ESP®
OFF
*Het gele waarschuwingslampje ESP® OFF brandt terwijl de auto ingeschakeld is.
Het ESP® is uitgeschakeld.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen kunnen niet werken.
&WAARSCHUWING Slipgevaar tijdens het rijden met uitgeschakeld ESP®
Het ESP® voert geen stabilisatie van de auto uit. Bovendien zijn verder rijveiligheidssystemen slechts beperkt
beschikbaar.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het ESP® slechts zo lang uitschakelen als de situatie dit vereist.
Als het ESP® niet kan worden ingeschakeld, vertoont het ESP® een storing.
#Het ESP® direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
#De aanwijzingen met betrekking tot het uitschakelen van het ESP® in acht nemen (/ pagina 325).
862 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
Û
Waarschuwingslampje
ATTENTION ASSIST
* Het waarschuwingslampje ATTENTION ASSIST brandt.
De ATTENTION ASSIST vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
ê
Waarschuwingslampje ver-
keerstekenassistent
* Het waarschuwingslampje verkeerstekenassistent brandt.
De verkeerstekenassistent vertoont een storing.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
ê
Waarschuwingslampje snel-
heidslimietassistent
* Het waarschuwingslampje snelheidslimietassistent brandt.
De snelheidslimietassistent vertoont een storing.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 863
F247 0072 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
L
Waarschuwingslampje
afstandswaarschuwing
* Het rode waarschuwingslampje afstandswaarschuwing brandt tijdens het rijden.
De afstand tot de voorligger is voor de gekozen snelheid te gering.
Wanneer bovendien het waarschuwingssignaal klinkt, wordt een obstakel met een te hoge snelheid genaderd.
#Klaar zijn om direct te kunnen remmen.
#De afstand vergroten.
Werking van het Active Brake Assist System (/ pagina 349).
Ó
Waarschuwingslampje
Active Brake Assist System
* Het waarschuwingslampje Active Brake Assist System brandt.
Het systeem is als gevolg van vervuilde sensoren of een storing niet beschikbaar of de functionaliteit is beperkt.
#De meldingen op het bestuurdersdisplay in acht nemen.
ê
Waarschuwingslampje
Active Brake Assist System
* Het waarschuwingslampje Active Brake Assist System brandt.
Het systeem is uitgeschakeld of de functionaliteit werd automatisch beperkt.
Dit kan het geval zijn wanneer een ander rijsysteem geactiveerd werd.
#De aanwijzingen met betrekking tot het Active Brake Assist System (/ pagina 349) in acht nemen.
864 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
Mercedes-Benz noodoproepsysteem
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
H
Waarschuwingslampje
Mercedes-Benz noodop-
roepsysteem
*Het Mercedes-Benz noodoproepsysteem vertoont een storing. Bovendien vertoont het systeem Mercedes me connect
een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Bandenspanningscontrole
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
h
Waarschuwingslampje ban-
denspanningscontrole knip-
pert
*Het gele waarschuwingslampje bandenspanningscontrole (drukverlies/storing) knippert circa één minuut lang en brandt
dan permanent.
De bandenspanningscontrole vertoont een storing.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen bij storing van de bandenspanningscontrole
De bandenspanningscontrole kan niet meer zoals bedoeld waarschuwen bij drukverlies bij één of meer banden.
Banden met een te lage bandenspanning kunnen bijvoorbeeld het rijgedrag en het stuur‑ en remgedrag beïnvloeden.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 865
F247 0072 07
Waarschuwings-/controle-
lampje Mogelijke oorzaak en/of gevolg en M oplossingen
#De bandenspanningscontrole bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
h
Waarschuwingslampje ban-
denspanningscontrole
brandt
*Het gele waarschuwingslampje bandenspanningscontrole (drukverlies/storing) brandt.
De bandenspanningscontrole hee bandenspanningsverlies bij ten minste één band geconstateerd.
&WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door een te lage bandenspanning
RDe banden kunnen klappen.
RDe banden kunnen overmatig en/of ongelijkmatig slijten.
RDe rij-eigenschappen en het stuur‑ en remgedrag kunnen sterk nadelig beïnvloed worden.
U kunt dan de controle over de auto verliezen.
#De geadviseerde bandenspanningen in acht nemen.
#Indien noodzakelijk de bandenspanning aanpassen.
#De auto op een veilige plaats stoppen.
#De bandenspanning en de banden controleren.
866 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
F247 0072 07
1, 2, 3 ...
4MATIC........................................................ 285
48V-boordnet
Bedrijfsveiligheid...................................... 84
Weergaven op het bestuurdersdisplay.... 411
A
A/C-functie
In- en uitschakelen (bedieningseen-
heid)...................................................... 244
In- en uitschakelen (MBUX).................... 244
Aanduiding rijprogramma............................. 275
Aanhangwagendissel, Trekken/slepen.......... 399
Aanhangwagenkoppeling........................ 42, 392
Aanhangwagenmanoeuvreer-assistent
Functie.................................................. 388
Gebruiken.............................................. 389
Aanhangwagenstabilisatie............................ 327
Aanhangwagenvoorziening
Aanhangwagen aan- of afkoppelen......... 395
Aanhangwagengewicht........................... 762
Aanhangwagenmanoeuvreer-assistent.... 388
Achteroverbouw..................................... 762
Algemene aanwijzingen.......................... 762
Asbelasting............................................ 764
Bevestigingspunten................................ 762
Contactdoos.......................................... 395
Fietsdrager............................................ 397
Inbouwmaten......................................... 762
Kogeldruk.............................................. 763
Kogelhals uit-/inklappen.................. 42, 392
Verzorging............................................. 586
Aanraakgevoelige bedieningselementen......... 83
Aanrijdingsbeveiliging
Remmen bij het manoeuvreren............... 387
Aanslepen.................................................... 613
Aansprakelijkheid voor gebreken.................... 98
Aanwezigheidsherinnering van personen
Functie.................................................. 146
In- en uitschakelen................................. 147
ABS............................................................. 325
Acceleratie
Kickdown............................................... 284
Accu............................................................ 603
Accu (12V-accu)
Aanwijzingen.......................................... 600
Aanwijzingen (starthulp en laden)........... 604
Opladen........................................... 54, 605
Starthulp.......................................... 54, 605
Vervangen............................................. 606
Accu (48 V)
Aanwijzingen.......................................... 602
Accu (hoogspanningsboordnet).................... 760
Accu (startaccu)
laden, Remote Online............................. 260
Accugebruik................................................. 253
Achterklep, Koerdeksel
HANDS-FREE ACCESS........................... 161
Noodsleutel........................................... 163
Openen.................................................. 157
Openingshoek begrenzen....................... 162
Sluiten................................................... 158
Achterportier (kinderslot)
Beveiligen.............................................. 143
Achterruitenwisser
Automatisch actief................................... 61
In- en uitschakelen................................. 234
Ruitenwisserblad vervangen................... 236
Achterruitverwarming................................... 241
Trefwoordenregister 867
F247 0072 07
Achteruitrijcamera
360°-camera......................................... 368
Camera-afdekking openen..................... 376
Functie.................................................. 368
Achteruitversnelling
DIRECT SELECT-keuzehendel................. 277
Actief onderhoudssysteem PLUS.................. 571
Actieradius
AdBlue®................................................. 406
Actieve afstandsassistent DISTRONIC
Actieve noodstopassistent...................... 347
Actieve snelheidslimietassistent............. 342
Activeren of deactiveren......................... 339
Functie.................................................. 336
Routegebaseerde snelheidsaanpassing... 343
Snelheid oproepen................................. 339
Snelheid opslaan.................................... 339
Snelheid verhogen/verlagen.................. 339
Variabele limiter activeren of deactive-
ren......................................................... 339
Actieve bochtenverlichting........................... 224
Actieve noodstopassistent............................ 347
Actieve parkeerassistent
Automatische remfunctie....................... 385
Functie.................................................. 379
Inparkeren............................................. 381
Pauzeren............................................... 385
Remmen bij het manoeuvreren............... 387
Uitparkeren............................................ 383
Actieve snelheidslimietassistent................... 342
Actieve spoorassistent
Functie.................................................. 365
Gevoeligheid instellen............................ 367
In- en uitschakelen................................. 367
Rijden met een aanhangwagen............... 365
Actieve stuurassistent
Actieve noodstopassistent...................... 347
Functie.................................................. 345
In- en uitschakelen................................. 347
Active Brake Assist System
Functie.................................................. 349
Instellen................................................. 353
ACTIVE MULTIBEAM LED
Actieve bochtenverlichting..................... 224
Adaptieve grootlichtassistent.................. 226
Adaptieve grootlichtassistent Plus.......... 228
Bochtenverlichting................................. 225
Citylicht................................................. 225
Verlichting voor snelwegen..................... 225
Activeringssituaties...................................... 113
Adaptief remlicht.......................................... 330
Adaptieve grootlichtassistent
In- en uitschakelen................................. 227
Adaptieve grootlichtassistent Plus
In- en uitschakelen................................. 229
Adaptieve instelbare demping
Onderstel............................................... 368
Adaptieve snelheidsregeling......................... 343
AdBlue®
Aanwijzingen.......................................... 289
Actieradius............................................ 406
Additieven.............................................. 754
bijvullen........................................... 26, 290
Inhoud................................................... 755
Niveau................................................... 406
Zuiverheid.............................................. 754
Additieven
AdBlue®................................... 26, 290, 754
brandstof............................................... 752
868 Trefwoordenregister
F247 0072 07
Motorolie............................................... 755
Advanced sound system, Sound
Balans/fader instellen............................ 569
Geluidsmenu oproepen.......................... 569
Hoge, midden en bassen instellen.......... 569
Informatie.............................................. 569
Luidheidnormalisatie in- en uitschake-
len......................................................... 569
Adviezen
Congureren.......................................... 453
Wissen................................................... 454
Afdekking wielkuip, voor
Verwijderen en aanbrengen.................... 232
Afmetingen.................................................. 758
Afstandsregeling.......................................... 336
Afstandsregeltempomaat............................. 336
Afstandswaarschuwing................................. 349
Airbag
Activering.............................................. 113
Controlelampje PASSENGER AIR BAG.... 108
Overzicht............................................... 119
Waarschuwingslampje............................ 106
Akoestisch sluitsignaal in- en uitschakelen.... 149
Alarmsysteem.............................................. 171
Alertheidsassistent....................................... 331
Algemene rijtips........................................... 262
Alternatieve route................................. 471, 480
Android Auto
Informatie.............................................. 527
Klankinstellingen.................................... 529
Mobiele telefoon verbinden (draadloos).. 528
Mobiele telefoon verbinden (kabel)......... 528
Overgebrachte voertuiggegevens............ 529
Stop...................................................... 529
Android smartphone.................................... 527
Antiblokkeersysteem.................................... 325
Antislipkettingen.................................... 46, 618
Apple CarPlay®, Smartphone
Aanwijzingen.......................................... 525
iPhone® aanmelden (draadloos)............. 526
iPhone® verbinden (kabel)...................... 525
Klankinstellingen.................................... 526
Overgebrachte voertuiggegevens............ 529
Overzicht............................................... 524
Stop...................................................... 526
Apps, Mercedes me
Mercedes me connect........................... 535
Mercedes me oproepen......................... 531
Selecteren (MBUX multimediasysteem).. 538
Asbak.......................................................... 214
Asbelasting
Rijden met een aanhangwagen............... 764
Assistentiesysteem...................................... 324
Assistentieweergave
Menu (bestuurdersdisplay)..................... 406
ASSYST PLUS
Servicemaatregelen............................... 571
Standtijd met accukabels losgemaakt..... 572
Weergave onderhoudsinterval................ 571
ATTENTION ASSIST
Functie.................................................. 331
Instellen................................................. 332
Augmented reality
Routebegeleiding MBUX......................... 493
Auteursrecht................................................ 102
Auto, Ontsteking inschakelen
48V-boordnet.......................................... 84
Aansprakelijkheid voor gebreken.............. 98
Trefwoordenregister 869
F247 0072 07
Afzetten................................................. 310
Automatisch vergrendelen (MMS)........... 155
Botsingherkenning instellen............ 320, 321
Buiten gebruik stellen............................. 322
Correct gebruik........................................ 97
Diagnose-interface................................... 95
Extra portiervergrendeling...................... 152
Gegevensopslag....................................... 98
Gesproken opdrachten MBUX spraak-
assistent................................................ 420
Hoogspanningsboordnet.......................... 84
Informatie................................................ 21
Inschakelen (start-stoptoets).................. 256
inschakelen, Remote Online................... 260
KEYLESS-GO.......................................... 153
Laten zakken.......................................... 633
Medische hulpmiddelen........................... 97
Noodsleutel........................................... 156
Omhoogkantelen.................................... 629
QR-code reddingskaart...................... 54, 98
REACH-verordening.................................. 97
Registratie............................................... 96
Ruststand activeren of deactiveren......... 322
Ruststand functie................................... 322
Slepen........................................... 607, 608
Starten (start-stoptoets)......................... 257
starten, noodprogramma........................ 258
Stoppen................................................. 310
SVHC/bijzonder zorgwekkende stoen.... 97
Trekken.................................................. 399
Uitschakelen (start-stoptoets)................ 310
Ventileren / comfortopening.................. 165
Ver- en ontgrendelen (noodsleutel)......... 156
Ver- en ontgrendelen (van binnenuit)...... 153
Vervoeren.............................................. 611
Auto wassen
Hogedrukreiniger................................... 583
Met de hand wassen.............................. 584
Wasstraat........................................ 31, 581
Automatisch inklappen van de buitenspie-
gels.............................................................. 240
Automatisch rijlicht...................................... 222
Automatische afstandsregeling..................... 336
Automatische airconditioning....................... 244
Automatische klimaatregeling....................... 244
Automatische maatregelen na een ongeval... 113
Automatische motorstart/-stop.................... 266
Automatische noodoproep........................... 541
Automatische stoelaanpassing..................... 187
Automatische transmissie
Achteruitversnelling inschakelen............. 279
DIRECT SELECT-keuzehendel................. 277
DYNAMIC SELECT-toets......................... 274
Handmatig schakelen............................. 283
Kickdown............................................... 284
Neutraalstand inschakelen..................... 279
Olietemperatuur (bestuurdersdisplay)
...................................................... 407, 408
Parkeerstand inschakelen....................... 280
Rijprogramma's...................................... 274
Rijstand inschakelen.............................. 282
Schakelproblemen................................. 282
Stuurwielschakelpaddles........................ 283
Transmissiestandaanduiding................... 277
Transmissiestanden............................... 277
Versnellingspook.................................... 277
Automatische uitschakeling van de bijrij-
dersairbag
Functie.................................................. 110
Automatische uitschakeling van de passa-
giersairbag
Controlelampje PASSENGER AIR BAG.... 108
Informatie (kinderzitjesbevestigings-
systeem op de passagiersstoel).............. 126
870 Trefwoordenregister
F247 0072 07
Autonoom remmen...................................... 349
Autorisaties
Instellen................................................. 449
Autosleutel................................................... 148
Autowasstraat
Wasstraatmodus.................................... 582
B
Bagage
Bagagenet............................................. 207
Bagagedrager............................................... 194
Bagagenet bevestigen.................................. 207
Bagageruimteafdekking
Verwijderen en aanbrengen.................... 203
Balans/fader instellen
Advanced sound system......................... 569
Burmester® surround sound system....... 568
Banden
Aanwijzingen met betrekking tot mon-
tage....................................................... 624
Bandenspanningstabel........................... 620
Bandenspanningswaarschuwingssys-
teem, functie......................................... 623
Bandenspanningswaarschuwingssys-
teem, opnieuw starten........................... 623
Controleren............................... 32, 46, 618
Geluidontwikkeling................................. 618
MOExtended.......................................... 594
Monteren............................................... 632
Naafdop verwijderen/installeren............ 629
Ongewoon rijgedrag............................... 618
Opslaan................................................. 628
Pech................................................ 57, 593
Selectie................................................. 624
Sneeuwkettingen............................. 46, 618
TIREFIT-set............................................. 595
Vervanging............................................. 624
Verwijderen........................................... 631
Verwisselen................................... 627, 628
Bandenpech
Aanwijzingen.................................... 57, 593
MOExtended.......................................... 594
TIREFIT-set............................................. 595
Verwisselen van een wiel........................ 628
Bandenplakmiddel........................................ 595
Bandenproel................................... 32, 46, 618
Bandenspanning
Aanwijzingen.......................................... 619
Bandenspanningstabel........................... 620
Bandenspanningswaarschuwingssys-
teem, functie......................................... 623
Bandenspanningswaarschuwingssys-
teem, opnieuw starten........................... 623
Controleren........................................... 622
TIREFIT-set............................................. 595
Bandenspanningscontrole
Functie.................................................. 621
Opnieuw starten.................................... 622
Bandenspanningstabel................................. 620
Bandenspanningswaarschuwingssysteem
Functie.................................................. 623
Opnieuw starten.................................... 623
Bandenwisselgereedschap..................... 57, 628
BAS............................................................. 325
Basisinformatie............................................ 103
Batterij
Hoogspanningsaccu............................... 603
Batterij (sleutel)............................................ 151
Trefwoordenregister 871
F247 0072 07
Bedieningselement (MBUX multimediasys-
teem)
Akoestische bedieningsfeedback
instellen................................................. 426
Bedieningselementen..................................... 83
Bedieningspaneel dakconsole........................ 74
Bedrijfsstoen
Aanwijzingen.......................................... 749
AdBlue®................................................. 754
additieven.............................................. 752
Brandstof (benzine)................................ 751
Diesel.................................................... 752
Koelvloeistof.......................................... 757
Motorolie............................................... 755
Remvloeistof.......................................... 757
Ruitreinigingsmiddel......................... 47, 758
Bedrijfsveiligheid
48V-boordnet.......................................... 84
Hoogspanningsboordnet.......................... 84
Bekerhouder
Achterin................................................. 213
Bekerhouders............................................... 212
Beladen
Aanwijzingen.......................................... 194
Bagageruimtebodem instellen................ 209
Bagageruimtebodem openen en slui-
ten................................................... 41, 208
Imperial........................................... 37, 210
Kledinghaken......................................... 206
Sjorogen.......................................... 45, 206
Tashaken............................................... 206
Belading....................................................... 194
Beladingsrichtlijnen...................................... 194
Benzine........................................................ 751
Berichten, Tekstberichten
Afzender opbellen.................................. 520
Beantwoorden....................................... 520
Dicteren................................................. 519
Doorsturen............................................ 520
Gesproken opdrachten MBUX................ 420
Instellen van weergegeven sms-
berichten............................................... 519
Overzicht............................................... 519
Telefoonnummer of URL gebruiken......... 520
Verzenden............................................. 519
Voorleesfunctie...................................... 519
Voorlezen.............................................. 519
Wissen................................................... 521
Berichten-center
Acties selecteren................................... 441
Bericht bewerken................................... 441
Bericht oproepen................................... 441
Overzicht............................................... 440
Typen berichten..................................... 440
Beschadiging
Beschermingspotentieel beperkt............ 115
Beschermingspotentieel
Beperkt.................................................. 115
Bestemming
Advies bewerken.................................... 488
Als favoriet opslaan................................ 487
Laatste bestemmingen bewerken........... 487
Tussenbestemmingen bewerken............. 479
Bestemmingsadvies als favoriet opslaan....... 488
Bestemmingsinvoer
Bestemmingsadvies overnemen............. 467
Contact selecteren................................ 468
Driewoordenadres invoeren.................... 469
Geo-coördinaten invoeren...................... 469
Laatste bestemmingen selecteren.......... 467
872 Trefwoordenregister
F247 0072 07
Ontvangen bestemming selecteren......... 471
Op de kaart selecteren........................... 470
Tussenbestemming invoeren.................. 479
Uit Favorieten selecteren....................... 470
Bestemmingsinvoer (multimediasysteem)
Aanwijzing............................................. 465
Speciale bestemming selecteren............ 467
Bestuurdersdisplay, Combi-instrument
48V-boordnet........................................ 411
Aanwijzingen.......................................... 400
Assistentieweergave............................... 406
Bedienen............................................... 400
Combi-instrument.................................... 70
Head-up-display..................................... 410
Menu Ingetogen..................................... 403
Menu Klassiek....................................... 403
Menu Navigatie...................................... 408
Menu Service......................................... 406
Menu's.................................................. 401
Onderhoudstermijn................................ 571
Statusindicaties............................. 412, 413
Waarschuwings- en controlelampjes
........................................................ 72, 847
Bestuurdersstoel
Elektrisch instellen................................. 180
In- en uitstaphulp................................... 191
instellen (zitcomfort).............................. 178
Instellen (zonder zitcomfort)................... 175
Stoelverwarming.................................... 188
Binnenspiegel
Automatisch dimmen............................. 239
Blue Tec
AdBlue®................................................. 289
Bluetooth®
In- en uitschakelen................................. 450
Informatie.............................................. 450
Internetverbinding instellen.................... 548
Mobiele telefoon aanmelden............ 10, 510
Bochtenverlichting....................................... 225
Bochtverlichting........................................... 224
Boordgereedschap
Sleepoog............................................... 612
TIREFIT-set....................................... 58, 595
Botsingherkenning (geparkeerde auto)
Instellen......................................... 320, 321
Bouwserie.................................................... 748
Brake Assist
Active Brake Assist System.................... 349
Brake Assist System............................... 325
Brake Assist System..................................... 325
Brandblusser.......................................... 52, 593
Brandstof
additieven.............................................. 752
Benzine.................................................. 751
Brandstoank ontluchten (plug-in-
hybride met benzinemotor)..................... 289
Diesel.................................................... 752
E10........................................................ 751
E25........................................................ 751
Kwaliteit (benzine).................................. 751
Kwaliteit diesel....................................... 752
Lage buitentemperaturen....................... 752
Reserve................................................. 753
Tanken............................................. 22, 285
Tankinhoud............................................ 753
Zwavelgehalte........................................ 751
Brandstofreserve.......................................... 753
Buiten gebruik stellen................................... 322
Buitenlandse reis
Omschakeling licht dimlicht.............. 32, 221
Buitenspiegels
Automatisch spiegels inklappen.............. 240
Trefwoordenregister 873
F247 0072 07
Dodehoekassistent................................ 363
Geheugenfunctie.................................... 193
In-/uitklappen....................................... 237
Inparkeerstand....................................... 239
Instellen................................................. 237
Waarschuwingslampje............................ 363
Burmester® surround sound system,
Sound
Automatische luidheidnormalisatie......... 568
Balans/fader instellen............................ 568
Geluidsfocus instellen............................ 569
Geluidsmenu oproepen.......................... 567
Geluidsproel selecteren........................ 568
Hoge, midden en lage tonen instellen..... 567
Informatie.............................................. 567
C
Camera
360°-camera......................................... 372
Achteruitrijcamera................................. 368
Camera-afdekking openen (achteruit-
rijcamera).............................................. 376
Functie.................................................. 372
Informatie.............................................. 323
Reiniging................................................ 586
Toets..................................................... 375
Verzorging............................................. 586
Weergave selecteren.............................. 376
Car-to-X-Communication
Gevarenmeldingen verzenden................. 493
Overzicht............................................... 492
Weergave op kaart................................. 492
Centraal display
Bedienen............................................... 427
Centrale vergrendeling
Sleutel................................................... 149
Toets..................................................... 153
Citylicht....................................................... 225
COC-documenten, CERTIFICATE OF CON-
FORMITY..................................................... 637
Cockpit
Dashboard......................................... 66, 68
Combischakelaar
Ruitenwissers......................................... 234
Verlichting............................................. 223
Comfort
Informatie................................................ 20
Comfortbediening
Zijruiten sluiten/openen (luchtrecircu-
latietoets)................................................ 60
Comfortopening........................................... 165
Comfortsluiting............................................ 166
Communicatiemodule
Automatische internetverbinding ver-
breken................................................... 547
Internetverbinding instellen.................... 547
Conformiteitsverklaring
Elektromagnetische verdraagzaamheid..... 88
Krik.......................................................... 90
Radio-apparatuur waarvoor wettelijke
keurmerken gelden.................................. 88
TIREFIT-set............................................... 92
Contactdoos
12V (koer-/bagageruimte).................... 215
12V (middenconsole voorin)................... 215
Rijden met een aanhangwagen............... 395
Contactdoosklep.......................................... 292
Contacten, Adresboek, Telefoonboek
Aanwijzing met betrekking tot adviezen.. 514
Bellen.................................................... 518
Importeren (overzicht)............................ 517
874 Trefwoordenregister
F247 0072 07
Informatie.............................................. 516
Naamformaat......................................... 517
Oproepen.............................................. 516
Opslaan................................................. 517
Opties.................................................... 518
Opties voor suggesties selecteren.......... 514
Wissen................................................... 518
Worden geïmporteerd............................ 517
Controle- en waarschuwingslampjes
Bestuurdersdisplay................................. 847
PASSENGER AIR BAG............................. 108
Correct gebruik.............................................. 97
Cross Trac Alert, Waarschuwing bij krui-
send verkeer................................................ 387
D
DAB Slideshow
inschakelen of uitschakelen.................... 565
Selecteren............................................. 566
Dakbelasting................................................ 760
Dakbelastingweergave
Informatie.............................................. 275
Dashboard
Cockpit.............................................. 66, 68
Dashboardkastje.................................... 45, 197
Dashcam
Afzonderlijke opname starten/stoppen.. 506
Instellingen congureren........................ 507
Loop-opname starten/stoppen.............. 505
Usb-apparaat selecteren........................ 505
Datumformaat instellen................................ 448
Dealerwerkplaats........................................... 96
Decorfolie.................................................... 585
Denoxeringsmiddel
AdBlue®................................................. 289
Diagnose-interface......................................... 95
Diefstal-/inbraakalarminstallatie.................. 171
Diefstalbeveiliging
Extra portiervergrendeling...................... 152
Wegrijblokkering.................................... 171
Dieren.......................................................... 115
Diesel
Aanwijzingen.......................................... 752
lage buitentemperaturen........................ 752
Digitale handleiding........................................ 80
Dimlicht
In- en uitschakelen................................. 221
Lichtbronnen......................................... 233
Omschakeling licht buitenlandse reis
........................................................ 32, 221
Dinghy Towing
Trekken/slepen..................................... 399
DIRECT SELECT-keuzehendel
Achteruitversnelling inschakelen............. 279
Automatische transmissie...................... 277
Functie.................................................. 277
Handmatig schakelen............................. 283
Neutraalstand inschakelen..................... 279
Parkeerstand automatisch inschakelen... 280
Parkeerstand inschakelen....................... 280
Rijstand inschakelen.............................. 282
Schakeladvies........................................ 284
Directe gesproken opdrachten
Gesproken opdrachten MBUX spraak-
assistent................................................ 422
Directe klimaatregeling vooraf...................... 249
Display
Verzorging............................................. 588
Trefwoordenregister 875
F247 0072 07
Display (bestuurdersdisplay)
Overzicht van de weergaven........... 412, 413
Display (MBUX multimediasysteem)
Instellingen............................................ 448
Displayinhoud menu Decent
Selecteren............................................. 403
Displayinhoud menu Klassiek
Selecteren............................................. 403
Displaymelding
Aanwijzingen.......................................... 765
Oproepen op het bestuurdersdisplay...... 765
Displaymeldingen
ç - - - km/h.................................... 825
È - - - km/h.................................... 822
h - - - km/h.................................... 822
6 2e rij zitplaatsen links Storing
Werkplaats opzoeken............................. 769
6 2e rij zitplaatsen rechts Storing
Werkplaats opzoeken............................. 770
# 12V-boordnet Werkplaats
opzoeken............................................... 834
Û 48V-accu Zie handleiding............. 836
: Aanhanger achterlicht.................. 787
: Aanhanger remlicht...................... 787
: Aanhanger richtingaanwijzer
links....................................................... 786
: Aanhanger richtingaanwijzer
rechts.................................................... 786
ï Aanhangwagenkoppeling Ver-
grendeling controleren(rode display-
melding)................................................ 800
ï Aanhangwagenkoppeling Ver-
grendeling controleren(witte display-
melding)................................................ 799
Û Accu oververhit Stop, iedereen
uitstappen! Liefst in de openlucht... 793, 835
: Achterlicht links........................... 785
: Achterlicht rechts........................ 785
: Achteruitrijlicht............................ 785
: Act. bochtverlicht. functioneert
niet........................................................ 777
Ú AdBlue bijvullen Noodloop over
XXX km Zie handleiding.......................... 842
Ú AdBlue bijvullen zie handleiding.... 842
¯ AdBlue systeemstoring Nood-
loop over XXX km Zie handleiding........... 844
¯ AdBlue systeemstoring Nood-
loop: Max XXX km/h Geen start na
XXX km.................................................. 844
¯ AdBlue systeemstoring Starten
niet mogelijk.......................................... 844
¯ AdBlue systeemstoring Zie
handleiding............................................ 843
: Afslagverlichting links................... 782
: Afslagverlichting rechts................ 782
ò Akoestische omgevingsbeveili-
ging functioneert niet............................. 791
é Attention Assist: pauze!................ 822
# Auto stoppen Om de 12V-accu
op te laden de auto niet uitschakelen..... 835
876 Trefwoordenregister
F247 0072 07
: AUTO-verlichting functioneert
niet........................................................ 777
é Banden controleren..................... 838
é Banden oververhit........................ 840
é Bandenspanning corrigeren.......... 839
Á Batterij sleutel vervangen............. 775
ð Bij rijden met aanhangwagen
beperkt beschikbaar.............................. 832
5 Bij tankstop 1 l motorolie bijvul-
len......................................................... 845
! Brandstolter reinigen................. 807
æ Brandstofreserve......................... 808
6 Brandstoank is ontlucht
Gereed om te tanken............................. 796
ê Camerazicht gereduceerd Zie
handleiding............................................ 831
: Dagverlichting links...................... 781
: Dagverlichting rechts................... 782
: Derde remlicht............................. 785
: Dimlicht links............................... 780
: Dimlicht rechts............................ 781
: Dynamisch dimlicht buiten wer-
king....................................................... 778
÷ functioneert niet zie handlei-
ding (ESP®)........................................... 820
G functioneert niet.......................... 833
T functioneren niet zie handlei-
ding (EBD, ABS en ESP®)..................... 821
! functioneren niet zie handlei-
ding (ABS en ESP®)............................... 819
æ Geen personen of dieren in de
auto achterlaten..................................... 774
: Grootlicht links............................. 781
: Grootlicht rechts.......................... 781
: Kentekenplaatverlichting.............. 786
+ Koelvloeistof bijvullen zie hand-
leiding.................................................... 806
ÿ Koelvloeistof Stoppen Auto uit-
schakelen.............................................. 807
è Laadkabel aangesloten................. 791
é Let op: band defect...................... 839
: Licht uitschakelen........................ 778
6 Linksvoor Storing Werkplaats
opzoeken............................................... 767
ý Luchtlter vervangen.................... 808
ð Maximum snelheid overschre-
den........................................................ 824
5 Meten van het motoroliepeil
niet mogelijk.......................................... 846
: Mistachterlicht............................. 786
& momenteel niet beschikbaar
Accu zwak............................................. 788
& momenteel niet beschikbaar
Brandstof tanken.................................... 788
& momenteel niet beschikbaar
Hoogspanningsaccu opladen.................. 789
& momenteel niet beschikbaar
Opladen van hoogspanningsaccu niet
voltooid.................................................. 789
Trefwoordenregister 877
F247 0072 07
5 Motoroliedruk Stoppen Auto
uitschakelen.......................................... 846
5 Motoroliepeil Oliepeil verlagen..... 845
5 Motoroliepeil Stoppen Auto uit-
schakelen.............................................. 845
Ø Noodstop wordt gestart............... 828
÷ nu niet beschikbaar Zie hand-
leiding (ESP®)....................................... 819
! nu niet beschikbaar zie handlei-
ding (ABS en ESP®)................................ 818
# Om de 12V-accu op te laden
de auto starten...................................... 835
j Parkeerblokkering buiten werking
Parkeerrem bedienen............................. 812
: Parkeerlicht linksvoor................... 780
: Parkeerlicht rechtsvoor................ 780
! Parkeerrem Om te ontgrende-
len auto inschakelen.............................. 817
! Parkeerrem ontgrendelen............. 816
! Parkeerrem zie handleiding.......... 813
ç passief......................................... 825
È passief......................................... 823
6 Rechtsvoor Storing Werkplaats
opzoeken............................................... 768
: Remlicht links.............................. 784
: Remlicht rechts............................ 784
J Remvloeistofniveau controleren.... 817
: Richtingaanwijzer linksachter....... 783
: Richtingaanwijzer linksvoor.......... 782
: Richtingaanwijzer rechtsachter..... 783
: Richtingaanwijzer rechtsvoor........ 783
: Richtingaanwijzer spiegel links..... 784
: Richtingaanwijzer spiegel rechts... 784
¥ Ruitensproeiervloeistof bijvullen... 805
Á Sleutel niet herkend (rode dis-
playmelding).......................................... 775
Á Sleutel niet herkend (witte dis-
playmelding).......................................... 775
Á Sleutel vervangen........................ 774
Á Sleutel wordt ingeleerd Wach-
ten a.u.b................................................ 776
é Snelheid verlagen........................ 840
d Stoppen Auto uitschakelen........... 795
# Stoppen zie handleiding............... 834
ä Storing Maximaal 80 km/h rij-
den........................................................ 824
Ù Storing stuurinrichting Direct
stoppen Zie handleiding......................... 803
Ù Storing stuurinrichting Meer
kracht vereist Zie handleiding................. 802
Ù Storing stuurinrichting Zie
handleiding............................................ 803
Û Storing Werkplaats opzoeken....... 794
: Storing Zie handleiding................. 777
d Storing......................................... 794
Û Storing......................................... 793
6 Tankontluchting Storing Werk-
plaats opzoeken..................................... 796
878 Trefwoordenregister
F247 0072 07
¸ Tijdelijk niet beschikbaar Sen-
soren vervuild........................................ 830
d Transmissie-olie oververhit
Voorzichtig doorrijden............................ 812
ç Uit............................................... 825
ë Uit............................................... 821
6 Veiligheidssysteem Storing
Werkplaats opzoeken............................. 766
: Verlichting inschakelen................ 778
d Vermogen sterk gereduceerd....... 795
û Voor het starten stuurwiel ver-
draaien.................................................. 804
& Voorklimatisering via sleutel
momenteel niet beschikbaar Hoog-
spanningsaccu zwak.............................. 790
& Voorklimatisering via sleutel na
starten van de auto weer beschikbaar.... 789
Ý Wachten a.u.b. 48V-accu wordt
opgeladen.............................................. 836
6 Wachten a.u.b… Brandstoank
wordt ontlucht....................................... 795
u Wegslepen verboden Zie hand-
leiding.................................................... 790
é Wielsensor(en) niet beschikbaar... 838
6 Windowbag links Storing Werk-
plaats opzoeken..................................... 771
6 Windowbag rechts Storing
Werkplaats opzoeken............................. 772
Ú XX,X l AdBlue bijvullen Nood-
loop: Max. XXX km/h Geen start na
XXX km.................................................. 843
Ú XX,Xl AdBlue bijvullen Auto
aan, 60s wachten, anders geen start
mogelijk................................................. 843
Aandrijfsysteem Storing Stoppen Auto
uitschakelen.......................................... 808
Aandrijfsysteem Storing Werkplaats
opzoeken............................................... 808
Aandrijfvermogen gereduceerd Zie
handleiding............................................ 793
Aanwezigheidsherinnering personen
buiten werking....................................... 774
Achteruit rijden niet mogelijk Werk-
plaats opzoeken..................................... 811
Actieve afstandsassistent functio-
neert niet............................................... 826
Actieve afstandsassistent nu niet
beschikbaar Zie handleiding................... 825
Actieve afstandsassistent weer
beschikbaar........................................... 826
Actieve parkeerassistent en PARK-
TRONIC buiten werking Zie handleiding.. 833
Actieve remassistent Functie beperkt
beschikbaar Zie handleiding................... 827
Actieve remassistent Functie nu
beperkt beschikbaar Zie handleiding...... 826
Actieve spoorassistent Functie
beperkt beschikbaar Zie handleiding...... 830
Trefwoordenregister 879
F247 0072 07
Actieve spoorassistent functioneert
niet........................................................ 829
Actieve spoorassistent nu niet
beschikbaar zie handleiding................... 829
Actieve stuurassistent buiten werking..... 827
Actieve stuurassistent momenteel niet
beschikbaar wegens meerdere nood-
stops..................................................... 828
Actieve stuurassistent nu niet
beschikbaar Zie handleiding................... 827
Adaptieve grootlichtassistent functio-
neert niet............................................... 779
Adaptieve grootlichtassistent nu niet
beschikbaar zie handleiding................... 778
Adaptieve grootlichtassistent Plus
functioneert niet.................................... 779
Adaptieve grootlichtassistent Plus nu
niet beschikbaar Zie handleiding............ 779
Alarmknipperlichtinstallatie Storing........ 780
Alleen elektrische aandrijving beschik-
baar Vermogen beperkt.......................... 792
Auto is klaar om te rijden Uitschake-
ling vindt plaats bij vergrendeling of
automatisch na XX min.......................... 798
Auto is klaar om te rijden Uitschake-
ling vindt plaats bij vergrendeling of
na enkele minuten.................................. 798
Auto wordt momenteel niet opgeladen
Storing van het laadstation..................... 791
Bandensp.contr. functioneert niet.......... 837
Bandenspanning Banden controleren..... 841
Bandenspanningsbewakingssysteem
buiten werking....................................... 842
Bandenspanningsbewakingssysteem
na bandenspanningscontrole opnieuw
starten................................................... 841
Bandenspanningscontrole buiten wer-
king Geen bandenspanningsensoren...... 837
Bandenspanningscontrole nu niet
beschikbaar........................................... 837
Controlelampje op bestuurdersdisplay
werkt niet Werkplaats opzoeken............. 787
Diefstal-/inbraakalarminstallatie Sto-
ring........................................................ 805
Dodehoekassistent bij rijden met aan-
hangwagen niet beschikbaar Zie
handleiding............................................ 829
Dodehoekassistent functioneert niet...... 829
Dodehoekassistent nu niet beschik-
baar zie handleiding............................... 828
Head-up-display functioneert niet........... 802
Head-up-display momenteel niet
beschikbaar Zie handleiding................... 802
Laadkabel ontgrendelen niet mogelijk
Zie handleiding...................................... 791
Laadmodus momenteel niet beschik-
baar Opnieuw proberen of andere
laadmodus kiezen.................................. 792
880 Trefwoordenregister
F247 0072 07
Laadstoring Andere laadmodus kiezen
a.u.b. Zie handleiding............................. 792
Limiter functioneert niet......................... 823
Om de auto uit te schakelen de start-
stoptoets gedurende min. 3 seconden
of 3 keer indrukken................................ 806
Om rijstand P of N te verlaten rempe-
daal indrukken en auto starten............... 809
Om te parkeren parkeerrem bedienen
Werkplaats opzoeken............................. 810
Ondersteunende accu Storing (rode
displaymelding)...................................... 813
Ondersteunende accu Storing (witte
displaymelding)...................................... 813
PARKTRONIC buiten werking Zie
handleiding............................................ 832
Passagiersairbag ingeschakeld Zie
handleiding............................................ 773
Passagiersairbag uitgeschakeld Zie
handleiding............................................ 772
PRE-SAFE functioneert niet zie hand-
leiding.................................................... 832
Remblokken controleren Zie handlei-
ding....................................................... 817
Rijprogramma "Electric" momenteel
niet beschikbaar.................................... 792
Rijstand P alleen bij voertuigstilstand..... 809
Ruitenwissers Storing............................. 805
Sleutel in aangegeven bergplaats leg-
gen zie handleiding................................ 776
Snelheidsbegrenzing (winterbanden)
XXX km/h.............................................. 823
Snelheidslimietassistent functioneert
niet........................................................ 823
Snelheidslimietassistent nu niet
beschikbaar Zie handleiding................... 823
Stand N permanent geactiveerd Weg-
rolgevaar................................................ 810
Starten weer mogelijk............................ 836
TEMPOMAT en limiter functioneren
niet........................................................ 822
TEMPOMAT functioneert niet................. 822
TEMPOMAT Uit...................................... 822
Transmissie inleren Voltooid................... 812
Transmissie Storing................................ 811
Transmissie Storing Stoppen.................. 811
Transmissie Storing Werkplaats
opzoeken............................................... 813
Transmissie wordt ingeleerd Keuze-
hendel bedienen Rempedaal XX s.
indrukken Wegrolgevaar......................... 812
Verkeerstekenassistent functioneert
niet........................................................ 824
Verkeerstekenassistent nu niet
beschikbaar Zie handleiding................... 824
Voor inschakelen van rijstand D of R
eerst rem bedienen................................ 809
Voor inschakelen van rijstand R eerst
rem bedienen......................................... 809
Trefwoordenregister 881
F247 0072 07
Voor verlaten van rijstand P rem
bedienen............................................... 809
Wegrolgevaar Bestuurdersportier
open Rijstand P niet ingeschakeld.......... 810
Wegrolgevaar Om te parkeren par-
keerrem bedienen.................................. 810
Zonder opnieuw te starten werkplaats
opzoeken............................................... 794
Zonder schakelen Werkplaats opzoe-
ken........................................................ 794
Zonder van rijstand te wisselen werk-
plaats opzoeken..................................... 811
DISTRONIC.................................................. 336
Dodehoekassistent
Functie.................................................. 363
In- en uitschakelen................................. 365
Dolby Atmos®
Dolby Atmos® oproepen........................ 562
Informatie.............................................. 562
Draadloos opladen
Aanwijzingen.......................................... 216
Mobiele telefoon.................................... 218
Draagvermogen
Fietsdrager............................................ 763
Drive Away Assist......................................... 386
DYNAMIC SELECT
Aanduiding rijprogramma....................... 275
Functie.................................................. 274
Motorgegevens weergeven..................... 277
Rijprogramma I congureren.................. 276
Rijprogramma kiezen............................. 275
Rijprogramma's...................................... 274
Verbruiksindicatie oproepen................... 277
Voertuiggegevens weergeven................. 277
Dynamisch dimlicht
In- en uitschakelen................................. 225
Overzicht............................................... 224
E
E-mails......................................................... 420
E10.............................................................. 751
E25.............................................................. 751
EBD, Electronic Brakeforce Distribution........ 328
ECO aanduiding........................................... 267
ECO start-stopsysteem
Automatische motorstart........................ 266
Automatische motorstop........................ 266
Functie.................................................. 266
Uit- en inschakelen................................ 267
Voorwaarden (automatische motor-
stop/-start)............................................. 62
ECO start-stoptoets
Automatische motorstart/-stop.............. 267
ECO-assistent
48V-boordnet........................................ 268
In- en uitschakelen................................. 273
Plug-in-hybride....................................... 271
EDW
Functie.................................................. 171
Functie interieurbeveiliging..................... 173
Functie wegsleepbeveiliging................... 172
Het alarm beëindigen............................. 172
Interieurbeveiliging................................. 173
Wegsleepbeveiliging............................... 172
Eenheid voor afstand instellen...................... 452
Eerste hulp
EHBO-set................................... 35, 54, 592
EG-typegoedkeuringsnummer....................... 748
882 Trefwoordenregister
F247 0072 07
EHBO-set......................................... 35, 54, 592
Elektrische parkeerrem
Automatisch bedienen........................... 317
Automatisch vrijzetten............................ 318
Handmatig inschakelen/vrijzetten.......... 319
Noodremming uitvoeren......................... 320
Elektrische zekeringen............................ 56, 614
Elektro-aandrijving....................................... 253
Elektromagnetische verdraagzaamheid
Conformiteitsverklaring............................ 88
Elektronisch stabiliteitsprogramma............... 325
Energiestroomdisplay
Werking en aanwijzingen........................ 458
ENERGIZING Coach
Functie.................................................. 462
Oproepen.............................................. 463
ENERGIZING COMFORT
Overzicht van programma's.................... 459
Programma starten................................ 461
ERA-GLONASS testmodus............................ 544
ESC, Electronic Stability Control................... 325
ESP®
Aanhangwagenstabilisatie...................... 327
Functie.................................................. 325
In- of uitschakelen.................................. 327
Zijwindassistent..................................... 327
Exterieurverlichting
Omschakeling licht buitenlandse reis
........................................................ 32, 221
Verzorging............................................. 586
Extra portiervergrendeling............................ 152
F
Favorieten
Adres thuis............................................ 470
Adres werkzaamheden........................... 470
Bestemming toevoegen.......................... 470
Hernoemen............................................ 439
Oproepen.............................................. 438
Overzicht............................................... 438
Verschuiven........................................... 439
Wissen................................................... 439
Fietsdrager
Draagvermogen..................................... 763
Rijden met een aanhangwagen............... 397
FIN, Voertuigidenticatienummer
Motorruimte........................................... 748
Typeplaatje............................................ 748
Voorruit................................................. 748
Flat Towing
Trekken/slepen..................................... 399
Flexibel laadsysteem Pro.............................. 299
Fouten van de inzittenden
Beschermingspotentieel beperkt............ 115
Frequenties
Mobiele telefoon.................................... 638
Mobilofoon............................................ 638
Frontairbag
Activering.............................................. 113
Functionele stoel............................................ 76
G
G-meter, Acceleratiemeter................... 407, 408
Garagedeur openen en sluiten...................... 316
Garagedeurbediening
Geheugen wissen................................... 317
Poort openen en sluiten......................... 316
Probleem............................................... 315
Trefwoordenregister 883
F247 0072 07
Toetsen programmeren.......................... 312
Wisselcode-synchronisatie uitvoeren...... 314
Geactiveerde onderdelen
Beschermingspotentieel beperkt............ 115
Gebruikersproelen, Personalisatie
Aanwijzingen.......................................... 433
Gebruiker selecteren.............................. 437
Gebruiker toevoegen.............................. 435
Gebruikersspecieke inhoud.................. 434
Opties selecteren................................... 435
Overzicht............................................... 434
Synchroniseren...................................... 438
Voorwaarden voor het gebruik................ 434
Gegevensbeschermingsrechten.................... 102
Gegevensbeveiliging
Autorisaties toekennen........................... 449
Gegevensopslag
Elektronische regeleenheden................... 98
Gegevensbeschermingsrechten.............. 102
Online-diensten...................................... 101
Gegevensverwerking in de auto...................... 98
Geheugenfunctie
Buitenspiegels........................................ 193
Head-up-display..................................... 193
Stoel...................................................... 193
Gekwaliceerde werkplaats............................ 96
Geluid
PRE-SAFE® Sound................................. 112
Wielen/Banden...................................... 618
Geluidsfocus instellen
Burmester® surround sound system....... 569
Geluidsmenu oproepen
Advanced sound system......................... 569
Burmester® surround sound system....... 567
Geluidsproel selecteren
Burmester® surround sound system....... 568
Gespecialiseerde werkplaats.......................... 96
Gesprekken, Telefoneren
Aannemen............................................. 514
Binnenkomend gesprek tijdens een
gesprek................................................. 515
Functies tijdens gesprek activeren......... 515
Gesprek beëindigen............................... 514
Gesprek met meerdere deelnemers........ 515
Mercedes me......................................... 530
Telefoon................................................. 514
Toegangscode voor internationale
oproepen gebruiken............................... 516
via bedieningspaneel dakconsole........... 530
Voeren................................................... 514
Weigeren............................................... 514
Gesproken rij-aanwijzingen
Geluidsverlaging in- en uitschakelen....... 486
Herhalen................................................ 487
In- en uitschakelen................................. 486
Volume instellen..................................... 486
Gevarendriehoek.............................. 34, 54, 592
Gevarenmeldingen
Car-to-X-Communication........................ 492
Gewichtsaanduidingen................................. 748
Globaal zoeken
Functie.................................................. 442
Overzicht............................................... 442
Gordel
Aanwijzingen met betrekking tot het
correct dragen....................................... 105
Afdoen................................................... 119
Omgespen............................................. 106
Gordelaanpassing
Functie.................................................. 112
884 Trefwoordenregister
F247 0072 07
In- en uitschakelen................................. 112
Gordelspanners
Activering.............................................. 113
Gordelwaarschuwing.................................... 107
Grootlicht
Lichtbronnen......................................... 233
H
Handgrepen................................................. 175
Handleiding digitaal........................................ 80
Handmatig schakelen
In- en uitschakelen................................. 283
Handrem...................................................... 317
HANDS-FREE ACCESS................................. 161
Handschriherkenning................................. 447
Handsfree-installatie.................................... 507
Hard geluid
PRE-SAFE® Sound................................. 112
Head-up-display
Bedienen............................................... 410
Functie.................................................. 410
Geheugenfunctie.................................... 193
In- en uitschakelen................................. 411
Verzorging............................................. 588
Herstel fabrieksinstellingen
Reset-functie MBUX............................... 457
Het alarm beëindigen................................... 172
Hoge, midden en bassen instellen
Advanced sound system......................... 569
Hoge, midden en lage tonen instellen
Burmester® surround sound system....... 567
Hogedrukreiniger......................................... 583
HOLD-functie
Functie.................................................. 328
In- en uitschakelen................................. 328
Hoofdsteun
Aanbrengen en verwijderen (achterin).... 186
Instellen (achterin)................................. 185
Mechanisch instellen (voor).................... 184
Hoogspanningsaccu
Aansluittypen......................................... 760
Aanwijzingen.......................................... 603
Actieradius............................................ 760
Algemene aanwijzingen met betrek-
king tot het laden................................... 292
Energiestroomdisplay............................. 459
Flexibel laadsysteem Pro........................ 299
Laadduur............................................... 760
Laadkabel opbergen............................... 294
Laadkabel-bedieningseenheid................ 299
Laadstation, mode 3.............................. 297
Laadtoestandweergave.......................... 310
Maximale laadstroom (netcontact-
doos)..................................................... 299
Netcontactdoos, mode 2........................ 296
Opladen beëindigen (gelijkstroom,
mode 4)................................................. 308
Opladen beëindigen (wisselstroom,
mode 2/3)............................................. 304
Opladen starten (gelijkstroom, mode
4).......................................................... 306
Opladen starten (wisselstroom, mode
2/3)...................................................... 302
Opladen voor de vertrektijd.................... 458
Recuperatie........................................... 270
Snellaadstation, mode 4......................... 298
Spanningstypen..................................... 760
Type....................................................... 760
Wallbox, mode 3.................................... 297
Weekproel congureren....................... 458
Trefwoordenregister 885
F247 0072 07
Hoogspanningsboordnet
Bedrijfsveiligheid...................................... 84
Controlelampjes voertuigstekkerdoos..... 301
handmatig uitschakelen......................... 254
Huisdieren in de auto................................... 115
Hulp bij het manoeuvreren........................... 387
I
i-Size-kinderzitjesbevestigingssysteem
Geschikte zitplaatsen............................. 135
Monteren............................................... 140
Imperial
Beladen........................................... 37, 210
Bevestigen....................................... 37, 210
Importeursinformatie
Wettelijke keurmerken voor radio-
apparatuur............................................. 747
In geval van nood
EHBO-set................................... 35, 54, 592
Gevarendriehoek.................................... 592
Noodhulp................................................. 64
Overzicht hulp.......................................... 78
Veiligheidsvest........................... 33, 52, 591
In-Car Oce
E-mail doorsturen................................... 523
E-mail opstellen..................................... 523
E-mails beantwoorden............................ 523
E-mails beheren..................................... 522
Functies selecteren (agenda-item).......... 522
Functies selecteren (Taken &
Gesprekken).......................................... 522
Oproepen.............................................. 521
Taak als afgehandeld markeren.............. 522
Individueel rijprogramma
Congureren.......................................... 276
Informatie over wettelijke keurmerken
voor radio-apparatuur
Importeursinformatie............................. 747
Radiograsche toepassingen.................. 639
Specieke absorptiewaarde.................... 745
Wettelijke keurmerken voor radio-
apparatuur............................................. 642
Inparkeerstand
Buitenspiegel aan passagierszijde
opslaan via de achteruitversnelling......... 240
Buitenspiegel aan passagierszijde
opslaan via de geheugentoets.................. 61
Buitenspiegels........................................ 239
Inrij-aanwijzingen......................................... 261
Instaphulp
Functie.................................................. 191
Instellen................................................. 192
Instellingen
Informatie................................................ 22
Intelligente werkingsstrategie, Routegeba-
seerd........................................................... 273
Interieur
Koelen of verwarmen, Remote Online..... 260
Interieurbeveiliging....................................... 173
Interieurhemel verzorgen.............................. 588
Interieurverlichting
Instellen................................................. 230
Leeslicht MBUX..................................... 432
Sfeerverlichting...................................... 231
Uitschakelvertragingstijd verlichting....... 231
Internet
Browserdata wissen............................... 552
Favoriet wissen...................................... 552
Favorieten beheren................................ 552
Mercedes me connect........................... 535
Smartphone-integratie............................. 20
886 Trefwoordenregister
F247 0072 07
Webbrowser........................................... 551
Webbrowser op de achtergrond.............. 553
Webbrowserinstellingen oproepen.......... 551
Webbrowseropties oproepen.................. 551
Website oproepen.................................. 550
Wi-hotspot instellen.............................. 451
Internetverbinding
Automatische verbinding verbreken
(communicatiemodule)........................... 547
Beperkingen.......................................... 546
Informatie.............................................. 546
Instellen (Bluetooth®)............................. 548
Instellen (communicatiemodule)............. 547
Instellen (wi)........................................ 548
Opbouwen............................................. 549
Toegangsgegevens instellen (Blue-
tooth®).................................................. 548
Verbindingsstatus overzicht.................... 550
Verbindingsstatus weergeven................. 550
Vrijgave annuleren (mobiele telefoon)..... 549
Invoeren van tekens
Handschriherkenning........................... 447
Op het touchscreen............................... 445
Schrijfsnelheid selecteren...................... 447
Toetsenbordtaal instellen....................... 447
Werking en aanwijzingen........................ 445
iPhone®
Smartphone-integratie........................... 524
ISOFIX-kinderzitjesbevestigingsysteem
Geschikte zitplaatsen............................. 133
Monteren............................................... 140
K
Kaart, Verkeerskaart
Actieradius weergeven........................... 500
Actualisering.................................... 35, 498
Extra informatie selecteren.................... 496
Gebied mijden........................................ 497
Gebied mijden (overzicht)....................... 496
Gebied wijzigen...................................... 497
Gebied wissen....................................... 497
Kaartgegevens....................................... 498
Kaartversie weergeven........................... 496
Kompas weergeven................................ 499
Online kaartinhoud weergeven............... 500
Qibla weergaven.................................... 499
Routeoverzicht na start.......................... 495
Satellietkaart weergeven........................ 499
Schaal automatisch instellen.................. 499
Schaal instellen...................................... 494
Symbolen voor speciale bestemmin-
gen selecteren....................................... 495
Verkeerskaart weergeven....................... 489
Verschuiven........................................... 495
Weersinformatie weergeven................... 500
Kaartfuncties............................................... 494
Kenteken monteren (vóór).............................. 87
Keuzehendel................................................ 277
KEYLESS-GO
Auto ver- en ontgrendelen...................... 153
Deactiveren..................................... 63, 150
Ontgrendelingsinstelling......................... 149
Probleem............................................... 154
Kickdown..................................................... 284
Kinderbeveiliging
Achterportier......................................... 143
Zijruiten (achterin).................................. 145
Kinderen
Algemene aanwijzingen.......................... 121
Gevaren in de auto vermijden................. 122
Kinderzitje
Aanbevelingen kinderzitjesbevesti-
gingssystemen....................................... 130
Trefwoordenregister 887
F247 0072 07
Algemene aanwijzingen.......................... 121
Het belangrijkste in het kort................... 120
ISOFIX/i-Size monteren......................... 140
Naar achteren gericht............................ 128
Op passagiersstoel met gordel beves-
tigen...................................................... 143
Op zitplaats achterin met gordel
bevestigen............................................. 143
Overzicht waarschuwingsstickers........... 125
Passagiersstoel...................................... 125
Risico's en gevaren................................ 122
Toelatingscategorieën............................ 128
Top Tether.............................................. 141
Zitplaats instellen................................... 138
Zitplaatsen geschikt voor i-Size-kin-
derzitjesbevestigingssystemen............... 135
Zitplaatsen geschikt voor ISOFIX-kin-
derzitjesbevestigingsystemen................. 133
Zitplaatsen geschikt voor met een
gordel bevestigde kinderzitjesbevesti-
gingssystemen....................................... 135
Zonder automatische uitschakeling
van de bijrijdersairbag............................ 128
Klankinstellingen, Sound
Automatische volumenormalisering........ 567
Balans en fader instellen........................ 567
Geluidsmenu oproepen.......................... 567
Hoge, midden en lage tonen instellen..... 567
Informatie.............................................. 566
Klantenservice............................................. 571
Klantenservice Mercedes-Benz bellen........... 531
Kledinghaken............................................... 206
Klimaatinstellingen
Terugzetten.............................................. 61
Klimaatmenu
Klimaatregeling...................................... 244
Luchtverdeling....................................... 245
Oproepen.............................................. 244
Standverwarming/-ventilatie.................. 251
Klimaatregeling, Aanjager, Airconditioning,
Koeling
A/C-functie in- en uitschakelen
(bedieningseenheid)............................... 244
A/C-functie in- en uitschakelen
(MBUX).................................................. 244
Aanwijzingen.......................................... 241
Achterruitverwarming in- en uitscha-
kelen..................................................... 241
Automatisch regelen.............................. 244
Condens van de ruiten verwijderen......... 246
Directe klimaatregeling vooraf................ 249
In- en uitschakelen................................. 244
Instellen (MBUX multimediasysteem)...... 244
Instellingen voor de luchtverdeling.......... 245
Interieurtemperatuur instellen................ 241
Klimaatinstellingen terugzetten................. 61
Klimaatmenu oproepen.......................... 244
Klimaatregeling vooraf op de vertrek-
tijd......................................................... 247
Klimaatregeling vooraf via sleutel............ 246
Luchthoeveelheid instellen..................... 241
Luchtrecirculatie in- en uitschakelen...... 246
Luchtuitstroomopeningen (achterin)....... 252
Luchtuitstroomopeningen (vóór)............. 251
Luchtverdeling instellen.......................... 241
Overzicht van de systemen..................... 241
Restwarmte........................................... 246
Standverwarming of -ventilatie............... 249
Synchronisatiefunctie............................. 246
Synchroniseringsfunctie in- en uit-
schakelen (bedieningseenheid)............... 245
Ventileren met comfortopening.............. 165
Voorruit ontwasemen............................. 241
Zijruiten sluiten/openen (luchtrecircu-
latietoets)................................................ 60
888 Trefwoordenregister
F247 0072 07
Klimaatregeling vooraf
Bij ontgrendeling.................................... 247
Directe.................................................. 249
op de vertrektijd in- en uitschakelen....... 248
Voor de vertrektijd......................... 247, 248
Klimaatregeling vooraf via sleutel
Functie.................................................. 246
In- en uitschakelen................................. 247
Kneebag...................................................... 119
Knipperlichten.............................................. 223
Koelvloeistof
Aanwijzingen.......................................... 757
Koelvloeistofniveau controleren.................... 578
Koekop-symbool........................................ 331
Kogeldruk.................................................... 763
Kogelhals
Aanhangwagenkoppeling........................ 395
uit-/inklappen.................................. 42, 392
Kompas....................................................... 499
Koplamp...................................................... 221
Koplampen................................................... 221
Koppel (bestuurdersdisplay)................. 407, 408
KrikConformiteitsverklaring............................ 90
Opbergplaats................................... 57, 628
Kruisend verkeer (waarschuwing).................. 387
Kunststof bekleding verzorgen...................... 588
L
Laadinstellingen........................................... 458
Laadkabel
Bedieningseenheid................................. 299
Flexibel laadsysteem Pro........................ 299
Opbergen............................................... 294
Laadruimtebodem
Instellen................................................. 209
Openen en sluiten............................ 41, 208
Laadsysteem................................................ 299
Laadtoestand/-weergave............................. 310
Laadtoestandweergave................................. 310
Laatste bestemmingen
Selecteren............................................. 467
Lage, midden en hoge tonen instellen
Advanced sound system......................... 569
Burmester® surround sound system....... 567
Lak reinigen................................................. 584
Lakcode....................................................... 748
Lampje vervangen
Afdekking (voorste wielkuip) verwijde-
ren en aanbrengen................................. 232
Overzicht............................................... 232
Lampjes vervangen...................................... 232
Leeslampje
Interieurverlichting................................. 230
Leeslicht MBUX............................................ 432
Lendensteun................................................ 183
Lichtbronnen
Dimlicht................................................. 233
Grootlicht.............................................. 233
Lichtbronnen vervangen
Aanwijzingen.......................................... 232
Lichtbundel.................................................. 222
Lichtschakelaar............................................ 221
Lichtsignaal.................................................. 223
Limiter
Activeren of deactiveren......................... 339
Functie.................................................. 333
Trefwoordenregister 889
F247 0072 07
In- en uitschakelen................................. 333
Passief................................................... 333
Permanente instelling............................. 335
Selecteren............................................. 333
Snelheid instellen................................... 333
Snelheid oproepen................................. 333
Snelheid opslaan.................................... 333
Toetsen.................................................. 333
Voorwaarden......................................... 333
LINGUATRONIC............................................ 415
Live Trac Information
Abonnement verlengen.......................... 489
Informatie van de provider...................... 489
Op Mercedes me registreren.................. 489
Verkeerskaart weergeven....................... 489
Verkeerssituatie weergeven.................... 490
Losmaken.................................................... 119
Lucht-waterkanaal........................................ 581
Luchtdruk.................................................... 619
Luchthoeveelheid
Instellen................................................. 241
Luchtinlaat................................................... 581
Luchtrecirculatie in- en uitschakelen............. 246
Luchtroosters
Luchtuitstroomopeningen....................... 251
Luchtuitstroomopeningen
Instellen................................................. 251
Luchtverdeling
Instellen......................................... 241, 245
Overzicht............................................... 245
Luidheidnormalisatie in- en uitschakelen
Advanced sound system......................... 569
Burmester® surround sound system....... 568
M
Maateenheden
Instellen................................................. 452
Manoeuvreer-assistent................................. 388
Manoeuvreerondersteuning
Drive Away Assist................................... 386
In- en uitschakelen................................. 388
Remmen bij het manoeuvreren............... 387
Manoeuvreren
Remmen bij het manoeuvreren............... 387
Maximumsnelheden..................................... 760
MBUX
Dashcam............................................... 504
MBUX interieurassistent
Favorieten.............................................. 432
Favorietenpose bedienen....................... 432
Functies door nadering met de hand
bedienen............................................... 431
Instellingen selecteren........................... 433
Laser en laserclassicatie...................... 428
Leeslicht................................................ 432
Overzicht............................................... 428
Zoeklicht................................................ 432
MBUX multimediasysteem
Autorisaties............................................ 449
Botsingherkenning instellen............ 320, 321
Display-instellingen................................ 448
ENERGIZING Comfort programma
starten................................................... 461
ENERGIZING Comfort programma's
(overzicht).............................................. 459
ENERGIZING-stoelkinematica................. 459
Fabrieksinstelling................................... 457
Geluid in- en uitschakelen...................... 443
Globaal zoeken...................................... 442
MBUX interieurassistent......................... 428
890 Trefwoordenregister
F247 0072 07
Mercedes me & apps....................... 21, 537
Overzicht............................................... 423
Rijprogramma's...................................... 276
Routegebaseerde snelheidsaanpas-
sing instellen.......................................... 344
Ruststand activeren of deactiveren......... 322
Ruststand functie................................... 322
Startscherm........................................... 425
Taalinstellingen...................................... 415
Toetsenbord en handschriherken-
ning instellen......................................... 447
Touchscreen.......................................... 427
Volume instellen..................................... 444
MBUX spraakassistent
Bedienbare functies............................... 416
Bedrijfsveiligheid.................................... 415
Dialoogvoering....................................... 415
E-mails................................................... 420
Functie.................................................. 415
Gesproken media-opdrachten................ 420
Gesproken online-opdrachten................. 421
Gesproken opdrachten........................... 419
Instellen................................................. 417
Online-spraakbediening.......................... 418
Spraakkwaliteit...................................... 417
Taalinstelling.......................................... 416
Media
Algemene informatie................................ 19
Mediafunctie
Auteursrecht en merksymbolen.............. 555
Bluetooth®-audioapparatuur verbinden... 559
Favoriete lied toevoegen......................... 560
Favoriete lied verwijderen....................... 560
Informatie over zoeken in categorieën.... 560
Mediaweergave aansturen...................... 559
Mediaweergave starten.......................... 559
Ondersteunde formaten en gegevens-
dragers.................................................. 555
Overzicht menu Media........................... 558
Usb-apparatuur aansluiten..................... 558
Vergelijkbare muziektitels afspelen......... 560
Verrassingsmix....................................... 560
Zoeken in categorieën starten................ 560
Zoeken op trefwoord gebruiken.............. 560
Medische hulpmiddelen................................. 97
Mekka......................................................... 499
Meldingengeheugen..................................... 765
Menu's (bestuurdersdisplay), Stuurwiel-
toetsen
Aanwijzingen.......................................... 401
Assistentieweergave............................... 406
Bedienen............................................... 402
Menu Ingetogen..................................... 403
Menu Klassiek....................................... 403
Navigatie............................................... 408
Service.................................................. 406
Sportief......................................... 407, 408
Mercedes me App
On-demand uitrusting activeren................ 84
Mercedes me apps
Gebruikersaccount oproepen................. 537
Koppeling van gebruikersaccount ver-
breken................................................... 538
Services oproepen................................. 537
Mercedes me Charge, Betalen
Weergave laadstations........................... 473
Mercedes me connect
Informatie.............................................. 535
Ongevals- / pechmanagement............... 536
Verstuurde gegevens.............................. 536
Trefwoordenregister 891
F247 0072 07
Mercedes me oproepen
Informatie.............................................. 531
Instemmen gegevensoverdracht............. 533
Mercedes-Benz klantenservice............... 531
Mercedes-Benz klantenservice bellen
na automatische ongeval- of pechher-
kenning.................................................. 531
Onderhoudstermijn afspreken................ 532
Oproepen via bedieningspaneel dak-
console.................................................. 530
Verstuurde gegevens.............................. 533
Mercedes-Benz noodoproepsysteem,
Hulpoproep
Automatische noodoproep..................... 541
Gegevensoverdracht.............................. 542
Gegevensverwerking.............................. 544
Handmatige noodoproep........................ 541
Informatie.............................................. 538
Overzicht......................................... 63, 540
Testmodus ERA-GLONASS..................... 544
Zelfdiagnose.......................................... 544
Mercedes-Benz Originele Onderdelen............. 82
Mercedes-Benz servicesteunpunt................... 96
Met de hand wassen.................................... 584
Midden, hoge en lage tonen instellen
Advanced sound system......................... 569
Burmester® surround sound system....... 567
Middenconsole
Onderste schakelaarpaneel MBUX.......... 428
Milieubescherming
Rijstijl...................................................... 81
Terugname van de oude auto.................... 81
Milieuvriendelijke rijstijl.................................. 81
Milieuzone
Rijprogramma wijzigen (plug-in-
hybride)................................................. 474
Vermijden/verlaten................................ 474
Mistachterlicht............................................. 222
Mistlicht....................................................... 222
Mobiele telefoon
Aanwijzingen met betrekking tot het
draadloos opladen................................. 216
Frequenties............................................ 638
Maximaal zendvermogen........................ 638
Smartphone-integratie............................. 20
Telefoon................................................... 20
Vrijgave voor internetverbinding ophef
fen......................................................... 549
Mobilofoons
Aanbrengen........................................... 637
Frequenties............................................ 638
Zendvermogen....................................... 638
Modus uitrollen............................................ 284
MOExtended-banden, Noodloopbanden........ 594
Montage
Banden/Wielen...................................... 632
Sneeuwkettingen............................. 46, 618
Montage kenteken (vóór)................................ 87
Montage van accessoires
Beschermingspotentieel beperkt............ 115
Motor
Afzetten (start-stoptoets)....................... 310
Motornummer........................................ 748
Noodprogramma.................................... 258
Noodstart.............................................. 613
Starthulp............................................... 604
Motorelektronica.......................................... 637
Motorgegevens
DYNAMIC SELECT.................................. 277
892 Trefwoordenregister
F247 0072 07
Weergeven............................................. 277
Motorkap
Openen en sluiten.................................. 573
Motornummer.............................................. 748
Motorolie, Olie
Additieven.............................................. 755
bijvullen................................................. 576
Inhoud................................................... 756
Kwaliteit................................................. 756
MB-Freigabe of MB-Approval.................. 756
Oliepeil via bestuurdersdisplay contro-
leren................................................ 30, 576
Temperatuur (bestuurdersdisplay)... 407, 408
Motorstart
Noodprogramma.................................... 258
Remote Online....................................... 260
Start-stoptoets....................................... 257
Motorvermogen, actueel (bestuurdersdis-
play).................................................... 407, 408
Multicollision brake...................................... 113
N
Naar achteren gericht kinderzitje
Informatie.............................................. 128
Navigatie
Actualisering van kaartgegevens....... 35, 498
Bestemmingsinvoer.......................... 36, 465
Gesproken opdrachten MBUX................ 419
Informatie................................................ 16
Inschakelen........................................... 464
Menu (bestuurdersdisplay)..................... 408
Overzicht............................................... 464
Near Field Communication
In- en uitschakelen................................. 450
Near Field Communication (NFC)
Informatie.............................................. 450
Mobiele telefoon gebruiken.................... 512
Mobiele telefoon met het MBUX multi-
mediasysteem verbinden........................ 512
Van mobiele telefoon wisselen............... 512
Neutraalstand.............................................. 279
NFC............................................................. 450
Niveau
AdBlue®................................................. 406
Noodeigenschappen.................................... 594
Noodgeval
Brandblusser.................................... 52, 593
Noodknipperlichten................................ 51, 224
Noodoproep
Automatisch.......................................... 541
Handmatig............................................. 541
Mercedes-Benz noodoproepsysteem
........................................................ 63, 540
Noodoproepsysteem
Mercedes me connect..................... 63, 540
Noodprogramma
Auto starten........................................... 258
Noodremming
Active Brake Assist System.................... 349
Brake Assist System............................... 325
Elektrische parkeerrem/handrem.......... 317
Uitvoeren............................................... 320
Noodsleutel
Achterklep............................................. 163
Portier................................................... 156
Verwijderen/aanbrengen....................... 150
Noodstart van het voertuig........................... 613
Noodstop..................................................... 325
Noodstopassistent....................................... 347
Trefwoordenregister 893
F247 0072 07
Nooduitschakeling (hoogspanningsboord-
net).............................................................. 254
Noodwiel
Oppompen............................................. 635
O
Omschakeling licht
Buitenlandse reis............................. 32, 221
On-demand uitrusting..................................... 84
Onboard-diagnose-interface........................... 95
Onderhoud................................................... 571
Onderhoudsmanagement
Aanwijzingen.......................................... 572
Verstuurde gegevens.............................. 572
Onderhoudstermijn...................................... 571
Onderstel
Adaptieve instelbare demping................. 368
Ongeval
ERA-GLONASS testmodus...................... 544
Ongeval, noodoproep............................. 63, 540
Online-diensten............................................ 101
Online-muziek
Instellingen oproepen............................. 562
Oproepen.............................................. 561
Provider toevoegen................................ 560
Voorwaarden......................................... 560
Zoekfunctie............................................ 561
Online-muziek streamen............................... 561
Onoplettendheidsherkenning........................ 331
Ontgrendelingsinstelling............................... 149
Opbergmogelijkheden............................ 45, 197
Opbergvak onder bagageruimtebodem
Openen en sluiten............................ 41, 208
Opbergvakken
Armsteun (voor)............................... 45, 197
Dashboardkastje.............................. 45, 197
Middenconsole (voor)....................... 45, 197
Portier............................................. 45, 197
Open-source soware.................................. 102
Opening van de achterklep met de voet
HANDS-FREE ACCESS........................... 161
Openingshoek
Begrenzen (achterklep).......................... 162
Opladen
12V-accu......................................... 54, 605
Aanwijzingen met betrekking tot de
hoogspanningsaccu............................... 603
Aanwijzingen met betrekking tot het
opladen van de hoogspanningsaccu....... 292
Betalen.................................................. 473
Controlelampjes voertuigstekkerdoos..... 301
Flexibel laadsysteem Pro........................ 299
Laadkabel opbergen............................... 294
Laadkabel-bedieningseenheid................ 299
Laadstation, mode 3.............................. 297
Laadtoestandweergave.......................... 310
Maximale laadstroom (netcontact-
doos)..................................................... 299
Netcontactdoos, mode 2........................ 296
Opladen beëindigen (gelijkstroom,
mode 4)................................................. 308
Opladen beëindigen (wisselstroom,
mode 2/3)............................................. 304
Opladen starten (gelijkstroom, mode
4).......................................................... 306
Opladen starten (wisselstroom, mode
2/3)...................................................... 302
Recuperatie........................................... 270
Snellaadstation, mode 4......................... 298
894 Trefwoordenregister
F247 0072 07
Usb-aansluiting........................ 45, 197, 216
Voor de vertrektijd................................. 458
Wallbox, mode 3.................................... 297
Weekproel congureren....................... 458
Oproeplijst
Bellen.................................................... 518
Opties selecteren................................... 519
Overzicht............................................... 518
Wissen................................................... 519
Originele onderdelen...................................... 82
Overgebrachte voertuiggegevens
Android Auto.......................................... 529
Apple CarPlay®...................................... 529
P
Paravan........................................................ 581
Parkeerassistent
Actieve parkeerassistent........................ 379
PARKTRONIC......................................... 376
Parkeerhulp
Actieve parkeerassistent........................ 379
Drive Away Assist................................... 386
PARKTRONIC......................................... 376
Remmen bij het manoeuvreren............... 387
Parkeerlicht.................................................. 221
Parkeermogelijkheid
Op de kaart weergeven.......................... 502
Selecteren............................................. 501
Parkeerplek
Van tevoren reserveren.......................... 502
Vinden................................................... 501
Parkeerrem.................................................. 317
Parkeerstand
DIRECT SELECT-keuzehendel................. 277
Parkeertarief
Betalen.................................................. 503
Parkeren
Actieve parkeerassistent........................ 379
PARKTRONIC......................................... 376
PARKTRONIC............................................... 376
PARKTRONIC-parkeerassistent
Functie.................................................. 376
In- en uitschakelen................................. 379
Waarschuwingssignalen instellen............ 379
Passagiersairbag
Uit- en inschakelen................................ 110
Passagiersstoel
Elektrisch instellen................................. 180
instellen (zitcomfort).............................. 178
Instellen (zonder zitcomfort)................... 175
PASSENGER AIR BAG
Statusindicatie passagiersairbag............ 108
Pech
Aanslepen.............................................. 613
Auto vervoeren...................................... 611
Bandenpech..................................... 57, 593
Overzicht hulp.......................................... 78
Sleepmethoden................................ 58, 609
Verwisselen van een wiel........................ 628
Pinbeveiliging
Systeem-pincode-beveiliging.................. 453
Plug-in-hybride-functie
Aanwijzingen met betrekking tot de
plug-in-hybridefunctie............................. 253
Aanwijzingen met betrekking tot het
laden (laadstation, mode 3).................... 297
Aanwijzingen met betrekking tot het
laden (netcontactdoos, mode 2)............. 296
Aanwijzingen met betrekking tot het
laden (wallbox, mode 3)......................... 297
Trefwoordenregister 895
F247 0072 07
Bedrijfsveiligheid...................................... 84
Controlelampjes voertuigstekkerdoos..... 301
Functie van het recuperatief remsys-
teem...................................................... 270
Functies van het energiestroomdisplay... 458
Hoogspanningsaccu opladen snel-
laadstation (mode 4).............................. 298
Hoogspanningsboordnet handmatig
uitschakelen.......................................... 254
Laadkabel opbergen............................... 294
Laadkabel-bedieningseenheid................ 299
Maximale laadstroom (netcontact-
doos)..................................................... 299
Opladen beëindigen (gelijkstroom,
mode 4)................................................. 308
Opladen beëindigen (wisselstroom,
mode 2/3)............................................. 304
Opladen starten (gelijkstroom, mode
4).......................................................... 306
Opladen starten (wisselstroom, mode
2/3)...................................................... 302
Recuperatie instellen.............................. 270
Routegebaseerde werkingsstrategie....... 273
Vermogensmeter.................................... 412
Poort openen en sluiten............................... 316
Portier
Extra portiervergrendeling...................... 152
Kinderslot (achterportier)....................... 143
Noodsleutel........................................... 156
Ontgrendelen (binnen)........................... 153
Openen (binnen).................................... 153
Portierbedieningseenheid
Functionele stoel...................................... 76
Positie van de auto
Opslaan................................................. 487
PRE-SAFE®, Preventieve inzittendenbescherming
Functie.................................................. 112
Maatregelen ongedaan maken................ 112
PRE-SAFE® Sound................................. 112
Preventief inzittendenbeschermingssys-
teem............................................................ 112
Programma's............................................... 274
Q
Qibla............................................................ 499
QR-code reddingskaart............................. 54, 98
R
Radar- en ultrasone sensoren....................... 323
Radio
Directe frequentie-invoer.................. 37, 564
Favoriet bewerken.................................. 564
Frequentie xeren.................................. 565
Frequentieband instellen........................ 563
Gesproken opdrachten MBUX................ 419
Inschakelen........................................... 563
Menu....................................................... 19
Overzicht............................................... 563
Radiotekst in- en uitschakelen................ 566
Radiotekst weergeven............................ 566
Slideshow oproepen............................... 565
Slideshow uit-/inschakelen.................... 565
Songtext weergeven of verbergen........... 566
Volumeverhoging verkeersinformatie
instellen................................................. 566
Zender instellen..................................... 563
Zender opslaan...................................... 564
Zender verschuiven................................ 564
Zender volgen instellen.......................... 565
Zender volgen instellen (Internetradio).... 564
Zendergeheugen bewerken.................... 564
Zenderlijst oproepen.............................. 563
896 Trefwoordenregister
F247 0072 07
Zenders wissen...................................... 564
Zendervoorstel....................................... 564
Zenderzoeken.................................. 37, 564
Radio (audiosysteem)
Verkeersinformatie in- en uitschake-
len................................................... 61, 565
Radio-apparatuur waarvoor wettelijke
keurmerken gelden
Conformiteitsverklaring............................ 88
Radiograsche toepassingen........................ 639
REACH-verordening........................................ 97
Recuperatie
Functie.................................................. 270
Instellen................................................. 270
Recycling....................................................... 81
Reddingskaart QR-code............................ 54, 98
Reductiemiddel
AdBlue®........................................... 26, 290
Regensensor
Ruitenwissers......................................... 234
Schuifdak.............................................. 170
Zijruiten................................................. 165
Regensluiting
Schuifdak.............................................. 170
Zijruiten................................................. 165
Registratie..................................................... 96
Reiniging
Camera.................................................. 586
Decorfolie.............................................. 585
Echt hout/sierdelen............................... 588
Hogedrukreiniger................................... 583
Interieur................................................. 588
Lak........................................................ 584
Lucht-waterkanaal.................................. 581
Met de hand wassen.............................. 584
Onderdelen van de auto......................... 586
Sensoren............................................... 586
Voertuigstekkerdoos van de hoog-
spanningsaccu....................................... 586
Wasstraat........................................ 31, 581
Wasstraatmodus.................................... 582
Rem
ABS (antiblokkeersysteem)..................... 325
Active Brake Assist System.................... 349
Adaptief remlicht................................... 330
BAS (Brake Assist System)..................... 325
Beperkte remwerking (met zout
gestrooide wegen).................................. 262
EBD (Electronic Brakeforce Distribu-
tion)....................................................... 328
Elektrische parkeerrem.......................... 317
Handrem............................................... 317
HOLD-functie......................................... 328
Inrij-aanwijzingen................................... 261
Multicollision brake................................ 113
Nieuwe/vervangen remvoeringen/
remschijven........................................... 261
Parkeerrem............................................ 317
Recuperatie........................................... 270
Rijtips.................................................... 262
Remhulp
Active Brake Assist System.................... 349
Brake Assist System............................... 325
Remkrachtverdeling..................................... 328
Remlicht
Adaptief remlicht................................... 330
Remmen bij het manoeuvreren..................... 387
Remote Online
Auto starten........................................... 260
Interieur koelen of verwarmen................ 260
Trefwoordenregister 897
F247 0072 07
Startaccu laden..................................... 260
Remschijven................................................ 261
Remvloeistof................................................ 757
Remvoeringen.............................................. 261
Remweg verkorten
Brake Assist System............................... 325
Reserve
Brandstof............................................... 753
Reserve-onderdelen....................................... 82
Reservesleutel............................................. 152
Reservewiel.................................................. 634
Restwarmte.................................................. 246
Richtingaanwijzers....................................... 223
Rijden in de winter
Sneeuwkettingen............................. 46, 618
Rijden met een aanhangwagen
Aanhangwagen aan- of afkoppelen......... 395
Aanwijzingen.......................................... 391
Actieve spoorassistent........................... 365
Asbelasting............................................ 764
Contactdoos.......................................... 395
Fietsdrager............................................ 397
Instellen................................................. 396
Kogelhals uit-/inklappen.................. 42, 392
Rijdynamische regeling................................. 325
Rijgedrag
ongewoon.............................................. 618
Rijprogramma's
Selecteren............................................. 275
Rijstand....................................................... 282
Rijstrookherkenning
Actieve spoorassistent........................... 365
Rijsysteem................................................... 324
Rijtips
Algemene rijtips..................................... 262
Inrij-aanwijzingen................................... 261
Omschakeling licht buitenlandse reis
........................................................ 32, 221
Recuperatie........................................... 270
Rijveiligheidssysteem
Aanhangwagenmanoeuvreer-assistent.... 388
ABS (antiblokkeersysteem)..................... 325
Actieve stuurassistent............................ 345
Active Brake Assist System.................... 349
Adaptief remlicht................................... 330
ATTENTION ASSIST................................ 331
BAS (Brake Assist System)..................... 325
Camera's............................................... 323
Dodehoekassistent................................ 363
EBD (Electronic Brakeforce Distribu-
tion)....................................................... 328
ESP® (elektronisch stabiliteitspro-
gramma)................................................ 325
HOLD-functie......................................... 328
Overzicht............................................... 324
Radar- en ultrasone sensoren................. 323
Snelheidslimietassistent......................... 354
Stuurassistent STEER CONTROL............. 328
TEMPOMAT............................................ 332
Uw verantwoordelijkheid........................ 323
Verkeerstekenassistent.......................... 358
Wegrijhulp voor op hellingen................... 329
Rijverlichting................................................ 221
Rollo............................................................ 167
Rolzonnescherm
Schuifdak.............................................. 167
Route
Alternatieve route........................... 471, 480
Alternatieve routes berekenen................ 476
898 Trefwoordenregister
F247 0072 07
Automatisch naar een wegrestaurant
zoeken starten....................................... 481
Berekenen............................................. 471
Bestemmingsinformatie weergeven........ 478
Geregistreerde route opslaan................. 482
Meldingen selecteren............................. 477
Milieuzone............................................. 474
Navigatie............................................... 464
Omleidingsadvies overnemen................. 476
Opgeslagen route bewerken................... 482
Opgeslagen route starten....................... 482
Opties selecteren................................... 476
Plannen................................................. 479
Registreren............................................ 482
Routelijst weergeven.............................. 479
Service Actieradius op kaart.................. 475
Type selecteren...................................... 475
Woon-werk route............................ 471, 481
Routebegeleiding
Aanwijzingen.......................................... 483
Afbreken................................................ 487
Bestemming bereikt............................... 486
Oroad.................................................. 487
Rijstrookadviezen................................... 485
Routewijziging........................................ 483
Snelweginformatie................................. 485
Tussenbestemming bereikt..................... 486
Routebegeleiding met augmented reality
Activeren............................................... 494
Overzicht............................................... 493
Straatnamen/huisnummers weerge-
ven........................................................ 494
Verkeerslichtweergave in- en uitscha-
kelen..................................................... 363
Routegebaseerde snelheidsaanpassing
Functie.................................................. 343
Instellen................................................. 344
Routegebaseerde werkingsstrategie
Functie.................................................. 273
Ruiten
Comfortopening..................................... 165
Condens verwijderen............................. 246
Met sleutel openen................................ 165
Openen en sluiten.................................. 163
Verzorging............................................. 586
Ruitensproeierinstallatie................... 28, 48, 580
Ruitensproeiervloeistof
Bijvullen..................................... 28, 48, 580
Ruitreinigingsmiddel......................... 47, 758
Ruitenwisserbladen
Vervangen (voorruit)................... 30, 49, 235
Verzorging............................................. 586
Ruitenwissers
In- en uitschakelen................................. 234
Ruitenwisserbladen vervangen (ach-
terruit)................................................... 236
Ruitenwisserbladen vervangen (voor-
ruit)........................................... 30, 49, 235
Ruitenwissers voorruit
Ruitenwisserbladen vervangen.... 30, 49, 235
Ruitreinigingsmiddel............................... 47, 758
S
Satellietkaart................................................ 499
Schakelen
Automatische transmissie...................... 283
Handmatig............................................. 283
Schakeladvies........................................ 284
Stuurwielschakelpaddles........................ 283
Schakelpaddles
Stuurwielschakelpaddles........................ 283
Scheidingsnet.............................................. 204
Trefwoordenregister 899
F247 0072 07
Schuifdak, Panoramaschuifdak
Automatische functies............................ 170
Met sleutel openen................................ 165
Openen en sluiten.................................. 167
Probleem............................................... 170
Regensluiting......................................... 170
Sluiten met de sleutel............................. 166
Sensoren
Informatie.............................................. 323
Reiniging................................................ 586
Service
Menu (bestuurdersdisplay)..................... 406
Service parkeren
Parkeermogelijkheden op de kaart
weergeven............................................. 502
Parkeermogelijkheid selecteren.............. 501
Parkeerplek van tevoren reserveren........ 502
Parkeertarief betalen.............................. 503
Servicesteunpunt........................................... 96
Servicewerkplaats.......................................... 96
Sfeerverlichting............................................ 231
Sidebags...................................................... 119
Sigarettenaansteker
Middenconsole voorin............................ 215
Sjorogen................................................ 45, 206
Sleepmethoden
Beide assen op de grond.................. 58, 609
Overzicht....................................... 607, 608
Sleepoog
Opbergplaats......................................... 612
Sleutel
Akoestisch sluitsignaal........................... 149
Batterij................................................... 151
Functie.................................................. 148
Functie deactiveren.......................... 63, 150
Klimaatregeling vooraf in- en uitscha-
kelen..................................................... 247
Noodsleutel........................................... 150
Ontgrendelingsinstelling......................... 149
Probleem............................................... 152
Reservesleutel....................................... 152
Sleutelbosbevestiging............................ 150
Stroomverbruik................................ 63, 150
Slijtage
Beschermingspotentieel beperkt............ 115
Smartphone-integratie
Apple CarPlay®/Android Auto.................. 20
Smeermiddelen............................................ 749
Sms............................................................. 420
Sneeuwkettingen.................................... 46, 618
Snelheid
Begrenzen, limiter.................................. 333
Opslaan, DISTRONIC.............................. 339
Opslaan, limiter...................................... 339
Opslaan, TEMPOMAT............................. 339
Snelheidsaanpassing, Routegebaseerd......... 343
Snelheidslimietassistent
Instellen................................................. 357
Systeemgrenzen.................................... 354
Snelheidslimieten
Winterbanden.................................. 46, 336
Snelheidsregeling
Actieve afstandsassistent DISTRONIC.... 336
Limiter................................................... 333
TEMPOMAT............................................ 332
Soware-update, Systeemupdate, Update
Informatie.............................................. 454
Storingsmelding..................................... 456
900 Trefwoordenregister
F247 0072 07
Uitvoeren............................................... 454
SOS-toets.................................................... 530
Spanningsvoorziening
Inschakelen (start-stoptoets).................. 256
Speciale bestemming
Selecteren............................................. 467
Specieke absorptiewaarde (SAR)................ 745
Spiegels
Binnenspiegel........................................ 239
Buitenspiegels........................................ 237
Spiegels inklappen................................. 240
Spoorassistent............................................. 365
Spraakassistent
Dialoogvoering....................................... 415
Spraakherkenning........................................ 513
Standlicht.................................................... 221
Standtijd
Ruststand activeren of deactiveren......... 322
Standverwarming/-ventilatie
Bedienen............................................... 251
In- en uitschakelen........................... 50, 250
Start-stopfunctie.......................................... 266
Start-stoptoets
Auto afzetten......................................... 310
Auto starten........................................... 257
Spanningsvoorziening/auto inschake-
len......................................................... 256
Startaccu
laden, Remote Online............................. 260
Starten
Remote Online....................................... 260
Start-stoptoets....................................... 257
Starten van de auto
Noodprogramma.................................... 258
Remote Online....................................... 260
Starthulp................................................ 54, 605
Starthulpaansluiting............................... 54, 605
Startscherm
Centraal display..................................... 425
Statusindicatie
Passagiersairbag.................................... 108
Veiligheidsgordel achterin...................... 107
STEER CONTROL......................................... 328
Stoel, Doorlaadmogelijkheid
Automatische aanpassing....................... 187
Correcte stand van de bestuurders-
stoel...................................................... 174
Elektrisch instellen................................. 180
ENERGIZING-stoelkinematica................. 459
Geheugenfunctie.................................... 193
instellen (zitcomfort).............................. 178
Instellen (zonder zitcomfort)................... 175
Instellingen.............................................. 76
Instellingen terugzetten (massagepro-
gramma)................................................ 188
Lendensteun.......................................... 183
Leuning blokkeren (achter)..................... 201
Leuning naar voren klappen (achterin)
........................................................ 39, 198
Leuning terugklappen (achter).......... 40, 200
Mechanisch instellen (achterin).............. 183
Rugleuninghoek (achter) instellen........... 202
Sidebags................................................ 119
Stoelhoes reinigen....................................... 588
Stoelkinematica
Instellen................................................. 459
Stoelverwarming
In- en uitschakelen................................. 188
Trefwoordenregister 901
F247 0072 07
Stop and go
ECO start-stopsysteem.......................... 267
Stoppen
Auto afzetten......................................... 310
Storing
Veiligheidssysteem................................. 106
Storingsmelding
Bestuurdersdisplay................................. 765
Straatnamen/huisnummers weergeven........ 494
Stroomvoorziening
Start-stoptoets....................................... 256
Stuurassistent
Actieve stuurassistent............................ 345
STEER CONTROL................................... 328
Stuurwiel
Bestuurdersairbag.................................. 119
mechanisch instellen.............................. 189
Stuurwielverwarming.............................. 190
Stuurwiel verzorgen...................................... 588
Stuurwielschakelpaddles.............................. 283
Stuurwielverwarming.................................... 190
SVHC
Bijzonder zorgwekkende stoen............... 97
Symbolen voor speciale bestemmingen
Selecteren............................................. 495
Synchroniseringsfunctie
In- en uitschakelen (bedieningseen-
heid)...................................................... 245
Systeem-pincode-beveiliging
In- en uitschakelen................................. 453
Systeeminstellingen
Eenheid voor afstand instellen................ 452
Near Field Communication (NFC) in-
en uitschakelen...................................... 450
Overdracht van de locatie van de auto.... 449
Reset-functie MBUX............................... 457
Systeem-pincode-beveiliging in- en
uitschakelen.......................................... 453
Tijd- en datumformaat instellen.............. 448
Tijdzone instellen................................... 448
T
TaalAanwijzingen.......................................... 452
Instellen................................................. 452
Tabbladen
Beheren................................................. 552
Tankdop/-klep....................................... 22, 285
Tanken
AdBlue® bijvullen............................. 26, 290
Brandstof......................................... 22, 285
Brandstoank ontluchten (plug-in-
hybride met benzinemotor)..................... 289
Tanken............................................. 22, 285
Tankinhoud
AdBlue®................................................. 755
Brandstof............................................... 753
Reserve................................................. 753
Tashaken...................................................... 206
Technische gegevens
Aanhangwagengewicht........................... 762
Achteroverbouw aanhangwagenvoor-
ziening................................................... 762
Afmetingen............................................ 758
Asbelasting (rijden met aanhangwa-
gen)....................................................... 764
Bevestigingspunten aanhangwagen-
voorziening............................................ 762
Dakbelasting.......................................... 760
902 Trefwoordenregister
F247 0072 07
Hoogspanningsaccu............................... 760
Inbouwmaten aanhangwagenvoorzie-
ning....................................................... 762
Informatie.............................................. 637
Informatie over wettelijke keurmerken
voor radio-apparatuur............................. 642
Kogeldruk.............................................. 763
Maximumsnelheden............................... 760
Specieke absorptiewaarde (SAR).......... 745
Zendfrequenties..................................... 638
Telediagnose
Diagnosegegevens................................. 573
Verstuurde gegevens.............................. 573
Telefoon, Smartphone
Aanwijzing............................................. 507
Aanwijzingen met betrekking tot
draadloos opladen (mobiele telefoon)..... 216
Bedrijfsstanden...................................... 509
Beltoon instellen.................................... 513
Binnenkomend gesprek tijdens een
gesprek................................................. 515
Contacten importeren (overzicht)........... 517
Contacten worden geïmporteerd............ 517
Draadloos opladen (mobiele telefoon).... 218
Functie wijzigen..................................... 511
Functies tijdens gesprek activeren......... 515
Gesprek met meerdere deelnemers........ 515
Gesproken opdrachten MBUX................ 419
Informatie........................................ 15, 509
Mobiele telefoon aanmelden............ 10, 510
Mobiele telefoon loskoppelen................. 512
Mobiele telefoon verbinden (Near
Field Communication (NFC)).................. 512
Near Field Communication (NFC)
gebruiken............................................... 512
Noodoproep..................................... 63, 540
Ontvangst- en overdrachtsvolume.......... 513
Overzicht telefoonmenu......................... 509
Secure Simple Pairing...................... 10, 510
Smartphone-integratie............................. 20
Spraakherkenning.................................. 513
Telefoneren............................................ 514
Van mobiele telefoon wisselen............... 510
Van mobiele telefoon wisselen (Near
Field Communication (NFC)).................. 512
Telefoon (audiosysteem)
Mobiele telefoon vervangen................... 511
Telefoonfuncties
Bluetooth® telefonie............................... 509
Televisie, Digitale tv
Gesproken opdrachten MBUX................ 419
Temperatuur
Interieurtemperatuur instellen................ 241
Temperatuur motorolie (bestuurdersdis-
play).................................................... 407, 408
TEMPOMAT
Functie.................................................. 332
In- en uitschakelen................................. 333
Snelheid instellen................................... 333
Snelheid oproepen................................. 333
Snelheid opslaan.................................... 333
Voorwaarden......................................... 333
Terugname van de oude auto.......................... 81
Terugzetten
Reset-functie MBUX............................... 457
Tijd Handmatige tijdinstelling........................ 449
Tijd- en datumformaat instellen.............. 448
Tijdzone instellen................................... 448
TIREFIT-set, Bandenvulcompressor
Conformiteitsverklaring............................ 92
Opbergplaats................................... 58, 595
Trefwoordenregister 903
F247 0072 07
Toegangsgegevens
Instellen (Bluetooth®)............................. 548
Toegestaan totaalgewicht............................. 748
Toegestane asbelasting................................ 748
Toegestane sleepmethoden
Overzicht....................................... 607, 608
Top Tether.................................................... 141
Totaalgewicht............................................... 748
Touch-Control
Bestuurdersdisplay................................. 400
Gevoeligheid instellen............................ 426
MBUX.................................................... 426
Touchscreen
Invoeren van tekens............................... 445
Tow-Bar-systeem
Slepen................................................... 399
Transmissiestandaanduiding......................... 277
Transmissiestanden
DIRECT SELECT-keuzehendel................. 277
Trekken
Sleepmethoden.............................. 607, 608
TuneIn
Aanmelden............................................ 554
Afmelden............................................... 554
Opties instellen...................................... 554
Overzicht............................................... 554
Stream selecteren.................................. 554
Zender opslaan...................................... 554
Zender selecteren en verbinden............. 554
Zender wissen........................................ 554
Tussenbestemming
Automatisch naar een wegrestaurant
zoeken starten....................................... 481
Bewerkt................................................. 479
Tv Gesproken opdrachten MBUX................ 419
Tweede sleutel............................................. 152
Tweede telefoon
Verbinden.............................................. 510
Typegoedkeuringsnummer EG...................... 748
Typeplaatje
Auto...................................................... 748
Motor.................................................... 748
U
Uitlaatgasnabehandeling, dieselmotor.......... 754
Uitparkeren
Actieve parkeerassistent........................ 379
Drive Away Assist................................... 386
PARKTRONIC......................................... 376
Uitschakeling passagiersairbag
Informatie (kinderzitjesbevestigings-
systeem op de passagiersstoel).............. 126
Uitschakeling van de bijrijdersairbag, PAS-
SENGER AIR BAG OFF.................................. 110
Uitschakelvertragingstijd verlichting
Binnen................................................... 231
Buiten.................................................... 230
Uitstaphulp
Functie.................................................. 191
Instellen................................................. 192
Uitstapwaarschuwing
Dodehoekassistent................................ 363
URLDelen..................................................... 552
Usb-aansluiting
Achterin................................................. 216
904 Trefwoordenregister
F247 0072 07
Opbergvakken (voor)........................ 45, 197
Usb-aansluiting (multimediasysteem)
Apparaten aansluiten............................. 558
V
Variabele limiter........................................... 333
Veiligheid voor inzittenden
Aanwezigheidsherinnering van perso-
nen........................................................ 146
Airbag.................................................... 119
Basisinformatie...................................... 103
Huisdieren in de auto............................. 115
Informatie over de correcte zitpositie..... 104
Informatie over het kinderzitjesbeves-
tigingssysteem....................................... 110
Kinderzitje............................................. 121
PRE-SAFE®............................................ 112
Veiligheidsafstand aanhouden
Actieve afstandsassistent DISTRONIC.... 339
Veiligheidsgordel
Aanwijzingen met betrekking tot het
correct dragen....................................... 105
Afdoen................................................... 119
Automatisch voorspannen...................... 112
Gordelaanpassing in- en uitschakelen..... 112
Omgespen............................................. 106
Statusindicatie veiligheidsgordels ach-
terin....................................................... 107
Verzorging............................................. 588
Waarschuwingslampje............................ 107
Veiligheidsgordel achterin
Statusindicatie....................................... 107
Veiligheidssysteem
Activeringssituaties................................ 113
Algemene aanwijzingen voor kinderen.... 121
Basisinformatie...................................... 103
Bedrijfsklare status................................ 106
Beschermingspotentieel......................... 104
Beschermingspotentieel beperkt............ 115
Informatie over de correcte zitpositie..... 104
Informatie over de werkingswijze............ 114
Storing................................................... 106
Waarschuwingslampje............................ 106
Zelfdiagnose.......................................... 106
Veiligheidsvest................................. 33, 52, 591
velgen
Aanwijzingen met betrekking tot mon-
tage....................................................... 624
Selectie................................................. 624
Vervanging............................................. 624
Velgen verzorgen.......................................... 586
Ventilatie..................................................... 251
Ventileren.................................................... 165
Ver- en ontgrendeling
Automatische vergrendeling (MMS)........ 155
Extra portiervergrendeling...................... 152
KEYLESS-GO.......................................... 153
Mercedes me connect........................... 152
Noodsleutel........................................... 156
Portieren (binnen).................................. 153
Verantwoordelijkheid
Rijveiligheidssystemen........................... 323
Verbindingsstatus
Overzicht............................................... 550
Weergeven............................................. 550
Verbruiksindicatie......................................... 277
Verkeersbeperkende maatregel
In- en uitschakelen................................. 474
Service.................................................. 474
Verkeersinformatie
Car-to-X-Communication........................ 492
Trefwoordenregister 905
F247 0072 07
Informatie over Live Trac Information... 489
Live Trac Information abonnement
verlengen............................................... 489
Live Trac Information registreren......... 489
Overzicht............................................... 488
Verkeersincidenten weergeven............... 490
Verkeerskaart weergeven....................... 489
Verkeersinformatie (audiosysteem)
In- en uitschakelen........................... 61, 565
Verkeerslichtwaarschuwing/-weergave......... 358
Verkeerslichtweergave
In- en uitschakelen................................. 363
Informatie.............................................. 362
Verkeerstekenassistent
Functie.................................................. 358
Instellen................................................. 362
Verlichting
Actieve bochtenverlichting..................... 224
Adaptief remlicht................................... 330
Adaptieve grootlichtassistent.................. 226
Adaptieve grootlichtassistent Plus.......... 228
Automatisch rijlicht................................ 222
Bochtenverlichting................................. 225
Citylicht................................................. 225
Combischakelaar................................... 223
Dynamisch dimlicht................................ 224
Dynamisch dimlicht in- en uitschakelen.. 225
Grootlicht.............................................. 223
Interieurverlichting................................. 230
Knipperlichten........................................ 223
Leeslampje............................................ 230
Lichtbronnen vervangen......................... 232
Lichtbundel............................................ 222
Mistachterlicht....................................... 222
Noodknipperlichten.......................... 51, 224
Omschakeling licht buitenlandse reis
........................................................ 32, 221
Uitschakelvertragingstijd verlichting....... 230
Verantwoordelijkheid voor verlich-
tingssystemen........................................ 221
Verlichting voor snelwegen..................... 225
Zoekverlichting...................................... 230
Verlichting voor snelwegen........................... 225
Vermoeidheidsherkenning............................ 331
Versnelling inschakelen
DIRECT SELECT-keuzehendel................. 277
Handmatig............................................. 283
Versnelling kiezen........................................ 283
Vervoeren
Auto...................................................... 611
Verwarming
In- en uitschakelen................................. 244
Standverwarming............................. 50, 250
Stoel...................................................... 188
Verwisselen van een wiel
Auto laten zakken................................... 633
Auto omhoogbrengen............................. 629
Nieuw wiel monteren.............................. 632
Voorbereiden......................................... 628
Wiel verwijderen.................................... 631
Wieldoppen verwijderen en aanbren-
gen........................................................ 629
Verzorging
Aanhangwagenvoorziening..................... 586
Camera.................................................. 586
Decorfolie.............................................. 585
Display................................................... 588
Echt hout/sierdelen............................... 588
Exterieurverlichting................................ 586
Head-up-display..................................... 588
Hogedrukreiniger................................... 583
Interieur................................................. 588
Interieurhemel....................................... 588
906 Trefwoordenregister
F247 0072 07
Kunststof bekleding............................... 588
Lak........................................................ 584
Lucht-waterkanaal.................................. 581
Met de hand wassen.............................. 584
Onderdelen van de auto......................... 586
Stuurwiel............................................... 588
Veiligheidsgordel.................................... 588
Voertuigstekkerdoos van de hoog-
spanningsaccu....................................... 586
Wasstraat........................................ 31, 581
Wasstraatmodus.................................... 582
Wielen/velgen....................................... 586
Vestiging........................................................ 96
Vierwielaandrijving....................................... 285
Vloerbedekking reinigen............................... 588
Vloermat...................................................... 219
Voertuigcamera's......................................... 323
Voertuigelektronica
Mobilofoons........................................... 637
Motorelektronica................................... 637
Voertuiggegevens
Breedte.................................................. 758
Dakbelasting.......................................... 760
Hoogte.................................................. 758
Lengte................................................... 758
Maximumsnelheden............................... 760
Versturen naar Android Auto.................. 529
Versturen naar Apple CarPlay®............... 529
Weergave, MBUX................................... 277
Weergeven, DYNAMIC SELECT............... 277
Wielbasis............................................... 758
Voertuiglocatie
Overdracht in- en uitschakelen............... 449
Voertuigsensoren......................................... 323
Voertuigsleutel............................................. 148
Voertuigstart
Start-stoptoets....................................... 257
Voertuigstekkerdoos
Controlelampjes.................................... 301
Verzorging............................................. 586
Voertuigtypeplaatje
Asbelasting............................................ 748
Bouwserie.............................................. 748
EG-typegoedkeuringsnummer................. 748
FIN........................................................ 748
Lakcode................................................. 748
Totaalgewicht......................................... 748
Volumeverhoging verkeersinformatie
Instellen................................................. 566
Voorruit
Ontwasemen.......................................... 241
Voorwerpen in het interieur
Beschermingspotentieel beperkt............ 115
Vrije soware............................................... 102
Vuldruk, actuele (bestuurdersdisplay)... 407, 408
W
Waarschuwings- en controlelampjes
Bestuurdersdisplay................................. 847
PASSENGER AIR BAG............................. 108
Waarschuwings-/controlelampje
! ABS-waarschuwingslampje........... 860
! Controlelampje elektrische par-
keerrem (geel)........................................ 858
! Controlelampje elektrische par-
keerrem (rood)....................................... 858
J Remwaarschuwingslampje
(geel)..................................................... 858
Trefwoordenregister 907
F247 0072 07
ï Waarschuwingslampje aan-
hangwagenvoorziening........................... 853
p Waarschuwingslampje aanwe-
zigheidsherinnering van personen
(geel)..................................................... 851
p Waarschuwingslampje aanwe-
zigheidsherinnering van personen (wit)... 851
Ó Waarschuwingslampje Active
Brake Assist System............................... 864
L Waarschuwingslampje
afstandswaarschuwing........................... 864
Û Waarschuwingslampje ATTEN-
TION ASSIST.......................................... 863
h Waarschuwingslampje banden-
spanningscontrole brandt....................... 866
h Waarschuwingslampje banden-
spanningscontrole knippert.................... 865
æ Waarschuwingslampje brand-
stofreserve brandt................................. 857
# Waarschuwingslampje elektri-
sche storing................................... 852, 857
÷ Waarschuwingslampje ESP®
brandt.................................................... 861
÷ Waarschuwingslampje ESP®
knippert................................................. 861
å Waarschuwingslampje ESP®
OFF....................................................... 862
ÿ Waarschuwingslampje koel-
vloeistof (geel)....................................... 856
ÿ Waarschuwingslampje koel-
vloeistof (rood)....................................... 854
H Waarschuwingslampje
Mercedes-Benz noodoproepsysteem...... 865
p Waarschuwingslampje motor-
bedrijfstemperatuur............................... 857
; Waarschuwingslampje motor-
diagnose................................................ 856
J Waarschuwingslampje remmen
(rood).................................................... 859
ê Waarschuwingslampje snel-
heidslimietassistent................................ 863
Ù Waarschuwingslampje stuurbe-
krachtiging (geel)................................... 853
Ù Waarschuwingslampje stuurbe-
krachtiging (rood)................................... 854
Ú Waarschuwingslampje sys-
teemfout................................................ 852
ü Waarschuwingslampje veilig-
heidsgordel brandt................................. 850
ü Waarschuwingslampje veilig-
heidsgordel knippert.............................. 850
6 Waarschuwingslampje veilig-
heidssysteem......................................... 849
ê Waarschuwingslampje ver-
keerstekenassistent............................... 863
_ Waarschuwingslampje vermo-
gen gereduceerd.................................... 852
Waarschuwingssysteem................................ 171
Wasstraat............................................... 31, 581
908 Trefwoordenregister
F247 0072 07
Wasstraatmodus.......................................... 583
Webbrowser
Browserdata wissen............................... 552
Favoriet wissen...................................... 552
Favorieten beheren................................ 552
Instellingen oproepen............................. 551
Op de achtergrond plaatsen................... 553
Opties oproepen.................................... 551
Tabblad.................................................. 552
URL delen.............................................. 552
Website oproepen.................................. 550
Website oproepen........................................ 550
Weergave onderhoudsinterval....................... 571
Weersinformatie........................................... 500
Wegrij-assistentie......................................... 386
Wegrijassistent
Activeren............................................... 330
Functie.................................................. 330
Wegrijhulp voor op hellingen................... 329
Wegrijblokkering.......................................... 171
Wegrijden
Wegrijassistent...................................... 330
Wegrijhulp voor op hellingen................... 329
Wegrijhulp
Drive Away Assist................................... 386
Wegrijassistent...................................... 330
Wegrijhulp voor op hellingen................... 329
Wegrijhulp voor op hellingen......................... 329
Wegrolbeveiliging......................................... 328
Wegsleepbeveiliging..................................... 172
Werking bij een ongeval................................ 114
what3words
Bestemmingsinvoer met driewoorden-
adres..................................................... 469
Wielen
Bandenspanning.................................... 619
Bandenspanningscontrole...................... 621
Controleren............................... 32, 46, 618
Geluidontwikkeling................................. 618
MOExtended.......................................... 594
Monteren............................................... 632
Naafdop verwijderen/installeren............ 629
Ongewoon rijgedrag............................... 618
Opslaan................................................. 628
Pech................................................ 57, 593
Sneeuwkettingen............................. 46, 618
TIREFIT-set............................................. 595
Verwijderen........................................... 631
Verwisselen................................... 627, 628
Verzorging............................................. 586
Wielkeg.................................................. 57, 628
Wielkuip voor, Spatscherm
Afdekking uit- en inbouwen.................... 232
Wielwisselgereedschap........................... 57, 628
Wi Hotspot instellen.................................... 451
In- en uitschakelen................................. 451
Informatie over de verbinding................. 450
Internetverbinding instellen.................... 548
Wijziging
Beschermingspotentieel beperkt............ 115
Windowbag.................................................. 119
Winterbanden
Limiter............................................. 46, 336
Permanente snelheidsbegrenzing
instellen........................................... 46, 336
Wissers........................................................ 234
Woon-werk route.................................. 471, 481
Wrappen
Op camera/sensoren............................. 323
Trefwoordenregister 909
F247 0072 07
Radar- en ultrasone sensoren................. 323
Z
Zekeringen
Aansluitschema................................ 56, 614
Aanwijzingen.................................... 56, 614
Bagageruimte......................................... 617
Beenruimte passagierszijde.................... 616
Motorruimte........................................... 615
Zelfdiagnose
Automatische uitschakeling van de
passagiersairbag.................................... 108
Veiligheidssysteem................................. 106
Zender
Directe frequentie-invoer.................. 37, 564
Favoriet bewerken.................................. 564
Frequentie xeren.................................. 565
Instellen................................................. 563
Opslaan................................................. 564
Verschuiven........................................... 564
Wissen................................................... 564
Zender volgen
Instellen................................................. 565
instellen (Internetradio).......................... 564
Zendergeheugen
Bewerkt................................................. 564
Zenderlijst
Oproepen.............................................. 563
Zendervoorstel
Radio..................................................... 564
Zenderzoeken........................................ 37, 564
Zicht
Condens van de ruiten verwijderen......... 246
Zijruiten
Automatische functie............................. 165
Comfortopening..................................... 165
Comfortsluiting...................................... 166
Kinderslot (achterin)............................... 145
Met sleutel openen................................ 165
Openen en sluiten.................................. 163
Probleem............................................... 166
Regensluiting......................................... 165
Sluiten met de sleutel............................. 166
Sluiten/openen (luchtrecirculatietoets).... 60
Zijwindassistent........................................... 327
Zitplaats achterin
Rugleuninghoek instellen........................ 202
Zoeken naar wegrestaurant
Automatisch zoeken starten................... 481
Zoeklicht MBUX........................................... 432
Zoekverlichting............................................ 230
Zwavelgehalte.............................................. 751
910 Trefwoordenregister
F247 0072 07
F247 0072 07
F247 0072 07
Impressum
Internet
Meer informatie over Mercedes-Benz-voertuigen
en over Mercedes‑Benz AG vindt u op internet
onder:
https://www.mercedes-benz.com
https://group.mercedes-benz.com
Redactie
Bij vragen of suggesties ten aanzien van deze
handleiding kunt u de Technische Redactie op het
volgende adres bereiken:
Mercedes‑Benz AG, HPC: CAC, Customer Service,
70546 Stuttgart, Duitsland
© Mercedes‑Benz AG: Nadruk, vertaling en repro-
ductie, volledig of gedeeltelijk, is zonder schrie-
lijke toestemming van Mercedes‑Benz AG niet toe-
gestaan.
Autofabrikant
Mercedes‑Benz AG
Mercedesstraße 120
70372 Stuttgart
Duitsland
Redactiesluiting 09.02.23
F247 0072 07
Digitaal in de auto Map met voertuigdocumentatie in
de auto
Digitaal op het internet Digitaal als app
U vindt de handleiding in het multi-
mediasysteem onder “Voertuig“.
Start met het snelmenu, ontdek
highlights en nuttige tips.
Hier vindt u alle informatie over de
bediening, de serviceverleningen
en de garantie van uw auto in
gedrukte vorm.
U vindt de handleiding op uw
Mercedes-Benz homepage.
De Mercedes-Benz Guides app is
gratis beschikbaar in de gangbare
app-stores.
Apple® iOS AndroidTM
Bestelnummer F247 0072 07
Uitgave ÄJ2023-2a
F247 0072 07
899


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Mercedes B-Klasse Sports Tourer 2023 at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Mercedes B-Klasse Sports Tourer 2023 in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 42.26 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info