778001
27
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/331
Next page
MiniMed 640G
Systeemgebruiks-
aanwijzing
MiniMed 640G
Systeemgebruiksaanwijzing
Auteursrecht en handelsmerken
©2014 Medtronic MiniMed, Inc. Alle rechten voorbehouden.
CareLink™, Guardian™, Bolus Wizard™, Enlite™, MiniLink™, Dual Wave™, Square Wave™, MiniMed™ en
SmartGuard™ zijn handelsmerken van Medtronic MiniMed, Inc.
Bayer® is een handelsmerk van Bayer.
Humalog® is een handelsmerk van Eli Lilly and Company.
NovoLog™ en NovoRapid™ zijn handelsmerken van Novo Nordisk A/S.
6025957-103_a
REF MMT-1511 MMT-1711
Contactinformatie:
Africa: Medtronic Africa (Pty) Ltd.
Tel: +27 (0) 11 677 4800
Argentina: Corpomedica S.A.
Tel: +(11) 4 814 1333
Medtronic Directo 24/7: +0800
333 0752
Australia: Medtronic Australasia Pty.
Ltd.
Tel: 1800 668 670 (product orders)
Tel: 1800 777 808 (customer help)
Azerbaijan: IsoMed
Tel: +994 (12) 464 11 30
Bangladesh: Sonargaon Healthcare
Pvt Ltd.
Mobile: (+91)-9903995417
or (+880)-1714217131
Belarus: Badgin Ltd
Tel: +375 17 313 0990
Belg/Belgique: N.V. Medtronic
Belgium S.A.
Tel: 0800-90805
Bosnia and Herzegovina: Medimpex
d.o.o.
Tel: +387 33 476 444
or +387 33 476 400
Fax: +387 33 476 401
or +387 33 432 241
Brasil: Medtronic Comercial Ltda.
Tel: +(11) 2182-9200
Medtronic Directo 24/7: +0800
773 9200
Bulgaria: Interagro-90 Ltd
Tel: +359 888 636 033
Canada: Medtronic of Canada Ltd.
Tel: 1-800-284-4416 (toll free/sans-
frais)
Chile: Medtronic Chile
Tel: +(9) 66 29 7126
Medtronic Directo 24/7: +1 230
020 9750
Medtronic Directo 24/7 (From
Santiago): +(2) 595 2942
China: Medtronic (Shanghai) Ltd.
24 Hour Help (Cell): +86
400-820-1981
24 Hour Help (Landline): +86
800-820-1981
Colombia: Medtronic Latin America
Inc. Sucursal Colombia
Tel: +(1) 742 7300
Medtronic Directo 24/7 (Landline):
+01 800 710 2170
Medtronic Directo 24/7 (Cellular):
+1 381 4902
Croatia: Oktal Pharma
Tel: +385 1 659 57 77
Croatia: Medtronic Adriatic d.o.o.
Tel: +385 1 488 11 20
Fax: +385 1 484 40 60
Danmark: Medtronic Danmark A/S
Tel: +45 32 48 18 00
Deutschland: Medtronic GmbH
Gescftsbereich Diabetes
Telefon: +49 2159 8149-370
Telefax: +49 2159 8149-110
24-Stdn-Hotline: 0800 6464633
Eire: Accu-Science LTD.
Tel: +353 45 433000
España: Medtronic Ibérica S.A.
Tel: +34 91 625 05 42
Fax: +34 91 625 03 90
24 horas: +34 901 120 335
Europe: Medtronic Europe S.A. Europe,
Middle East and Africa Headquarters
Tel: +41 (0) 21-802-7000
France: Medtronic France S.A.S.
Tel: +33 (0) 1 55 38 17 00
Hellas: Medtronic Hellas S.A.
Tel: +30 210677-9099
Hong Kong: Medtronic International
Ltd.
Tel: +852 2919-1300
To order supplies: +852
2919-1322
24-hour helpline: +852 2919-6441
India: India Medtronic Pvt. Ltd
Tel: (+91)-80-22112245 /
32972359
Mobile: (+91)-9611633007
Indonesia: Medtronic International Ltd.
Tel: +65 6436 5090
or +65 6436 5000
Israel: Agentek
Tel: +972 3649 3111
Italia: Medtronic Italia S.p.A.
Tel: +39 02 24137 261
Fax: +39 02 24138 210
Servizio assistenza tecnica:
verde 24h: 800 20 90 20
Japan: Medtronic Japan Co. Ltd.
Tel: +81-3-6430-2019
24 Hr. Support Line:
0120-56-32-56
Kazakhstan: Medtronic BV in
Kazakhstan
Tel: +7 727 311 05 80 (Almaty)
Tel: +7 717 224 48 11 (Astana)
Latin America: Medtronic, Inc.
Tel: 1(305) 500-9328
Fax: 1(786) 709-4244
Latvija: Ravemma Ltd.
Tel: +371 7273780
Macedonia: Alkaloid Kons Dooel
Tel: +389 2 3204 430
Magyarország: Medtronic Hunria
Kft.
Tel: +36 1 889 0688
Malaysia: Medtronic International Ltd.
Tel: +603 7946 9000
Middle East and North Africa:
Regional Office
Tel: +961-1-370 670
Montenegro: Glosarij
Tel: +382 20 642 495
Fax: +382 20 642 540
México: Medtronic Servicios S. de R. L.
de C.V.
Tel (México DF): +(11) 029 058
Tel (Interior): +01 800 000 7867
Medtronic Directo 24/7 (from
México DF): +(55) 36 869 787
Medtronic Directo 24/7: +01 800
681 1845
Nederland, Luxembourg: Medtronic
B.V.
Tel: +31 (0) 45-566-8291
Gratis: 0800-3422338
New Zealand: Medica Pacifica
Phone: 64 9 414 0318
Free Phone: 0800 106 100
Norge: Medtronic Norge A/S
Tel: +47 67 10 32 00
Fax: +47 67 10 32 10
POCCИЯ: Medtronic B.V.
Tel: +7 495 580 73 77
24h: 8-800-200-76-36
Philippines: Medtronic International
Ltd.
Tel: +65 6436 5090
or +65 6436 5000
Polska: Medtronic Poland Sp. Z.o.o.
Tel: +48 22 465 6934
Portugal: Medtronic Portugal Lda
Tel: +351 21 7245100
Fax: +351 21 7245199
Puerto Rico: Medtronic Puerto Rico
Tel: 787-753-5270
Republic of Korea: Medtronic Korea,
Co., Ltd.
Tel: +82.2.3404.3600
Romania: Trustmed SRL
Tel: +40 (0) 21 220 6477
Schweiz: Medtronic (Schweiz) AG
Tel: +41 (0)31 868 0160
24-Stunden-Hotline: 0800 633333
Fax Allgemein: +41 (0)318680199
Serbia: Epsilon
Tel: +381 11 311 5554
Fax: +381 11 311 5554
Serbia: Medtronic B.V. Serbia
Tel: +381 11 2095 900
Fax: +381 11 2095 985
Singapore: Medtronic International
Ltd.
Tel: +65 6436 5090
or +65 6436 5000
Slovenija: Zaloker & Zaloker d.o.o.
brezplačna številka: 080 1880
Tel: +386 1 542 51 11
24-h pomoč: 386 51 316 560
Slovenská republika: Medtronic
Slovakia, s.r.o.
Tel: +421 26820 6942
HelpLine: +421 26820 6986
Sri Lanka: Swiss Biogenics Ltd.
Mobile: (+91)-9003077499
or (+94)-777256760
Suomi: Medtronic Finland Oy
Tel: +358 20 7281 200
Help line: +358 400 100 313
Sverige: Medtronic AB
Tel: +46 8 568 585 20
Fax: +46 8 568 585 11
Taiwan: Medtronic-Taiwan Ltd.
Tel: +886.2.2183.6068
Toll Free: +886.0800.005.285
Thailand: Medtronic (Thailand) Ltd.
Tel: +662 232 7400
Türkiye: Medtronic Medikal Teknoloji
Ticaret Ltd. Sirketi.
Tel: +90 216 4694330
USA: Medtronic Diabetes Global
Headquarters
Tel: +1-800-646-4633
24 Hour HelpLine:
+1-800-826-2099
To order supplies:
+1-800-843-6687
Ukraine: Med EK Service Ltd.
Tel: +380 44 545 7705
United Kingdom: Medtronic Ltd.
Tel: +44 1923-205167
Österreich: Medtronic Österreich
GmbH
Tel: +43 (0) 1 240 44-0
24 Stunden Hotline:
0820 820 190
Česká republika: Medtronic Czechia
s.r.o.
Tel: +420 233 059 401
Non-stop help line:
+420 233 059 059
Inhoudsopgave
 ■   Voordat u begint
3 Het gebruik van deze gebruiksaanwijzing
4 Noodgevallenset
5 Veiligheidsinformatie voor de gebruiker
5 Indicaties
6 Contra-indicaties
6 Algemene waarschuwingen
9 Algemene voorzorgsmaatregelen
11 Bijwerkingen
11 Mededeling
13 Systeeminformatie bijhouden
13 Richtlijnen voor insuline
14 Verbruiksartikelen
14 Optionele apparaten
15 Accessoires
16 Bestellen van benodigdheden en accessoires
 ■   Aan de slag
20 Uw pomp
20 Gebruik van de knoppen
22 Informatie over batterijen
22 Batterij installeren
24 Batterij verwijderen
Inhoudsopgave v
inhoudsopgave
25 Kennismaken met de pomp
25 Startup-instellingen invoeren
26 De pomp ontgrendelen
27 Beginscherm
29 Statusbalk
33 Statusschermen
35 Gebruik van het Menu-scherm
37 Schuifbalk
37 Energiemodus
38 Als u de pomp verwijdert
 ■   Basaal
41 Basale snelheid
42 Instellingen voor basale insuline
43 Max basaal
44 Basale patronen
44 Nieuw basaal patroon toevoegen
48 Basaal patroon bewerken, kopiëren of wissen
48 Naar een ander basaal patroon overschakelen
49 Tijdelijke basale snelheden
49 Informatie over tijdelijke basale snelheden
50 Tijdelijke basale snelheid starten
52 Voorkeuze tijdelijk basaal
55 Annuleren van een Tijdelijk basaal of Voorkeuze tijdelijk basaal
55 Uw basaalgegevens bekijken
57 Insulinetoediening stopzetten en hervatten
 ■   Bolus
61 Informatie over bolustoediening
61 Bolustypen
62 Voorbeeld van bolustypen
63 Bolustoedieningsopties
vi Inhoudsopgave
64 Bolusinstellingen
66 Max bolus
66 Bolusstapgrootte
67 Bolussnelheid
67 Bolus Wizard
68 Uitleg van Bolus Wizard-instellingen
69 Bolus Wizard instellen
72 Bolus Wizard-instellingen wijzigen
74 Bolus Wizard uitschakelen
75 Informatie over actieve insuline
75 Waarschuwingen van de Bolus Wizard
76 Normale bolus
76 Normale bolus toedienen met de Bolus Wizard
78 Normale bolus toedienen met de functie Manuele bolus
79 Square Wave-bolus
80 Square Wave-bolus in- of uitschakelen
80 Square Wave-bolus toedienen met de Bolus Wizard
82 Square Wave-bolus toedienen met de functie Manuele bolus
83 Dual Wave-bolus
83 Dual Wave-bolus in- of uitschakelen
83 Dual Wave-bolus toedienen met de Bolus Wizard
85 Dual Wave-bolus toedienen met de functie Manuele bolus
86 Easy Bolus
87 Uitleg van de Easy Bolus-stapgrootte
87 Easy Bolus instellen
88 Bolus toedienen met behulp van Easy Bolus
89 Voorkeuze bolus
89 Voorkeuze bolussen instellen en beheren
91 Voorkeuze bolus toedienen
92 Bolustoediening stoppen
inhoudsopgave
Inhoudsopgave vii
 ■   Reservoir en infusieset
97 Reservoir en infusieset installeren
112 Infusieset loskoppelen en opnieuw aansluiten
 ■   Meter
117 Informatie over uw geschikte Bayer-meter
118 Pomp en meter draadloos verbinden
118 Remote Bolus instellen
118 Meter uit de pomp wissen
 ■   Historie en gebeurtenissen
123 Historie
123 Samenvatting-scherm
124 Uitleg van het Samenvatting-scherm
127 Daghistorie
128 Alarmhistorie
128 Sensorglucose-overzicht gebruiken
130 ISIG-historie
131 Gebeurtenismarker
 ■   Herinneringen
135 Persoonlijke herinneringen
136 BG-controle na bolus-herinnering
137 Gemiste maaltijdbolus-herinnering
138 Laag reservoir-herinnering
139 Vervang infusieset-herinnering
140 Kalibratie-herinneringen
 ■   Algemene instellingen
143 Vliegtuigmodus
144 Audio-opties
145 AutoStop
viii Inhoudsopgave
145 Blokkeringsmodus
147 KH-eenheid
147 Weergaveopties
148 Taal
148 Pompinstellingen beheren
152 Zelftest
153 Sensordemo
154 Tijd en datum
 ■   Continue glucosemonitoring instellen
160 Uitleg van continue glucosemonitoring (CGM)
160 SmartGuard
161 Beginscherm met CGM
164 Uitleg van glucose-instellingen
165 Hoog-instellingen
166 Laag-instellingen
177 Sensorfunctie inschakelen
177 Hoog-instellingen invoeren
181 Laag-instellingen invoeren
184 Handmatig hervatten van de basaaltoediening na een Pompstop door
sensor-gebeurtenis
185 Pomp en zender draadloos verbinden met Automatisch verbinden
189 Pomp en zender draadloos verbinden met Handmatig verbinden
191 Zender uit de pomp wissen
192 Sensor inbrengen
192 Zender op de sensor aansluiten
192 Sensor starten
194 Sensor kalibreren
195 Automatisch kalibreren instellen
195 BG-meterwaarden voor kalibratie invoeren
196 Wanneer kalibreren
197 Richtlijnen voor kalibratie
inhoudsopgave
Inhoudsopgave ix
198 Zender loskoppelen van de sensor
198 Sensor verwijderen
198 Sensorinstellingen uitschakelen
 ■   Continue glucosemonitoring gebruiken
201 Sensorgrafiek
202 Snelle sensorglucoseveranderingen herkennen
203 Glucosealarmen stil zetten
 ■   Alarmen, waarschuwingen en meldingen
209 Informatie over alarmen, waarschuwingen en meldingen
210 Alarmen
211 Waarschuwingen
212 Meldingen
212 Pompalarmen, -waarschuwingen en -meldingen
229 CGM (sensor)-alarmen, -waarschuwingen en -meldingen
239 CareLink-waarschuwing en -melding
 ■   Problemen oplossen
243 Problemen met de pomp oplossen
244 Wat betekent het Controleer instellingen-alarm?
244 Pompscherm toont opdracht Terugdraaien
244 Ik heb mijn pomp laten vallen
245 Ik krijg geen toegang tot het Instellingenbeheer-scherm
245 Mijn pompscherm wordt te snel donker
246 Waar is mijn pompstatusscherm?
246 De pomp vraagt me om mijn instellingen in te voeren
249 Problemen met de sensor oplossen
249 Mijn pomp vindt het sensorsignaal niet
250 Kalibratie ongeldig
251 Waarom is het SmartGuard Pompstop door sensor-pictogram in het
beginscherm grijs?
x Inhoudsopgave
 ■   Onderhoud
255 Reinigen van de pomp
256 Reinigen van de zender
256 Opbergen van de pomp
257 Opbergen van de zender
 ■   Productspecificaties en veiligheidsinformatie
261 Productspecificaties
261 Alarmen en waarschuwingen met sirene
262 Grenswaarden voor hoogte
262 Audiofrequentie
263 Schermverlichting
264 Basaaltoediening
264 Streef-BG
264 BG-meetwaarde
265 Bolustoediening
265 Standaardinstellingen Bolus Wizard
265 Specificaties Bolus Wizard
269 KH-ratio
269 Afgiftenauwkeurigheid
270 Easy Bolus
270 Omgevingscondities
271 Infusieset en canule vullen
271 Infusiedruk
271 Standaardinstellingen insulinetoediening
272 Insulinegevoeligheid
273 Laag reservoir-herinnering
273 Max bolus
273 Normale bolus
273 Detectie van verstoppingen
274 Tijdelijk basaal in Procent
inhoudsopgave
Inhoudsopgave xi
274 Veiligheidscontroles
274 Afmetingen pomp
275 Pompgeheugen
275 Gewicht pomp
275 Sensor standaardinstellingen
277 Conformiteitsverklaring fabrikant
283 Draadloze communicatie
283 Quality of Service
284 Specificaties RF-communicatie
284 Gegevensbeveiliging
285 Symbolentabel
 ■   Bijlage A: Softwarelicentieovereenkomst voor
eindgebruikers
289 Softwarelicentieovereenkomst voor eindgebruikers
 ■   Woordenlijst
 ■   Index
xii Inhoudsopgave
1
voordat u begint
1
Voordat u begint
Deze gebruiksaanwijzing is bedoeld om u te laten kennismaken met de werking
van uw MiniMed™ 640G-systeem. Werk vanaf het begin van uw
insulinepomptherapie nauw samen met uw diabetesbehandelteam.
Het gebruik van deze gebruiksaanwijzing
Deze gebruiksaanwijzing bevat belangrijke informatie over het gebruik van uw
nieuwe insulinepomp. Om de informatie die u zoekt gemakkelijker te kunnen
vinden, kunt u gebruikmaken van de inhoudsopgave voor in de
gebruiksaanwijzing en de index achter in de gebruiksaanwijzing. Ook vindt u vanaf
blz. 293 een woordenlijst met de gebruikte termen.
In de volgende tabel wordt het gebruik beschreven van bepaalde termen,
afspraken en begrippen in deze gebruiksaanwijzing.
Aanduiding Betekenis
Selecteren Activeren van een onderdeel op het scherm, accepteren van een
waarde, of starten van een actie of handeling.
Selecteren en
ingedrukt
houden
Uitvoeren van een handeling met behulp van het pompscherm:
houd de Selecteren-knop ingedrukt tot de handeling voltooid is.
Druk op
(knop)
Knop indrukken en weer loslaten.
Knop inge‐
drukt houden.
Knop indrukken en ingedrukt houden.
Voordat u begint 3
voordat u begint
Aanduiding Betekenis
Vet (tekst) Voor het aangeven van schermonderdelen en knoppen. Voorbeeld:
“Selecteer Volgende om door te gaan”.
Opmerking Opmerking: Een "Opmerking" bevat nuttige infor‐
matie.
Let op Let op: "Let op" waarschuwt u voor situaties
waarbij gevaar voor licht of minder licht letsel of
voor beschadiging van de apparatuur bestaat.
WAARSCHU‐
WING WAARSCHUWING: Een "Waarschuwing" wijst u
op situaties waarbij levensgevaar of gevaar voor
ernstig lichamelijk letsel bestaat. Ook kunnen
hier ernstige bijwerkingen of andere veiligheids‐
risico's worden beschreven.
Noodgevallenset
Houd altijd een set voor noodgevallen bij de hand, zodat u altijd over een
reservevoorraad beschikt. Vertel familie- of gezinsleden, collega's en/of vrienden
waar u de noodgevallenset bewaart.
Het is belangrijk dat u op reis vaker uw bloedglucose (BG) controleert.
Reisbeslommeringen als stress en verandering van tijdzone, dagindeling,
activiteiten, etenstijden en soorten voedsel kunnen alle van invloed zijn op uw
diabetesregulering. Let er extra goed op dat u vaak uw BG controleert, en wees
erop voorbereid om daarop te reageren.
Uw noodgevallenset moet het volgende bevatten:
Snelwerkende glucosetabletten.
Middelen om uw bloedglucose te meten.
Middelen om urine of bloed op ketonen te testen.
Extra MiniMed-geschikte infusieset en MiniMed-reservoir.
4 Hoofdstuk 1
Extra nieuwe AA-lithium- of alkalinebatterijen, of volledig opgeladen AA-NiMH-
batterijen.
Insuline-injectiespuit en snelwerkende insuline (met doseringsinstructies van
uw diabetesbehandelteam).
Programmeerkaart (meegeleverd bij uw pomptoebehoren).
Afdekpleister.
Glucagon-hypokit.
WAARSCHUWING: Maak gedurende enige tijd na het toedienen
van een handmatige injectie met een insulinespuit of -pen geen
gebruik van de Bolus Wizard™ voor het berekenen van bolussen.
Handmatige injecties worden niet meegerekend in de actieve-
insulinetijd. Als gevolg hiervan kan de Bolus Wizard u meer insuline
adviseren dan nodig is. Te veel insuline kan hypoglykemie
veroorzaken. Vraag uw diabetesbehandelteam hoelang na een
handmatige insuline-injectie u weer kunt vertrouwen op de
berekening van de actieve insuline door de Bolus Wizard.
Zie Veiligheidsinformatie voor de gebruiker, op blz. 5 voor meer informatie over de
veiligheid van de pomp.
Veiligheidsinformatie voor de gebruiker
Indicaties
MiniMed 640G-systeem
Het MiniMed 640G-systeem is bedoeld voor de continue toediening van insuline,
met instelbare en variabele snelheden, voor het behandelen van diabetes mellitus
door middel van insuline. Het systeem is bovendien bedoeld voor een continue of
periodieke registratie van het glucoseniveau in het onderhuidse weefselvocht en
van eventuele perioden met een lage of hoge glucosespiegel. Wanneer u
gebruikmaakt van een sensor met zender, geeft de pomp continue
sensorglucosewaarden weer en slaat deze gegevens op. De gegevens kunnen
worden geanalyseerd voor het herkennen van patronen en het verbeteren van de
diabetes-therapie. Deze gegevens kunnen naar een computer worden geüpload
voor een analyse van de historische glucosewaarden.
voordat u begint
Voordat u begint 5
De continue sensorglucosewaarden van het MiniMed 640G-systeem zijn niet
bedoeld voor directe aanpassingen van de therapie. Ze geven aan dat een
vingerprikmeting moet worden uitgevoerd om de bloedglucosespiegel te
controleren. Therapieaanpassingen dienen altijd te worden gebaseerd op
metingen die zijn verkregen met behulp van een bloedglucosemeter voor
thuisgebruik, NIET op de waarden die de pomp weergeeft.
Contra-indicaties
Pomptherapie is niet aanbevolen voor patiënten die niet bereid of niet in staat zijn
tot het uitvoeren van minimaal vier bloedglucosemetingen per dag.
Pomptherapie is niet aanbevolen voor patiënten die niet bereid of niet in staat zijn
tot het onderhouden van contact met het diabetesbehandelteam.
Pomptherapie is niet aanbevolen voor patiënten met onvoldoende
gezichtsvermogen of gehoor om de pompsignalen en alarmmeldingen te kunnen
waarnemen.
Algemene waarschuwingen
Pomp
De pomp mag niet worden gebruikt in de buurt van ontvlambare
anesthesiemengsels met lucht, zuurstof of lachgas.
Vertrouw nooit alleen op de piep- of trilsignalen van de pomp om door de
pompschermen of -menu's te bladeren: dat kan leiden tot een onjuiste menukeuze
of instelling.
Vertrouw niet uitsluitend op vooringestelde pompalarmen of -herinneringen om
uw bloedglucose te controleren. Stel extra herinneringen in op andere apparaten
zoals uw gsm om u eraan te herinneren uw bloedglucose te controleren.
Standaardsets met een luer-aansluiting zijn niet geschikt voor de MiniMed 640G-
insulinepomp. MiniMed-reservoirs en MiniMed-geschikte infusiesets zijn speciaal
ontworpen voor gebruik met de MiniMed 640G-insulinepomp. Breng geen
wijzigingen aan in MiniMed-reservoirs of MiniMed-geschikte infusiesets.
De pomp mag alleen worden gebruikt voor de E100-insuline die u door uw
diabetesbehandelteam is voorgeschreven. Gebruik geen andere geneesmiddelen
in het reservoir van uw pomp.
6 Hoofdstuk 1
Zorg ervoor dat de infusieset van uw lichaam losgekoppeld is voordat u de pomp
terugdraait of de katheter van de infusieset vult. Plaats nooit een reservoir in de
pomp terwijl de katheter op uw lichaam is aangesloten. Anders kan er een
ongewilde insuline-infusie plaatsvinden.
Plaats het reservoir niet in de pomp als u de pomp niet heeft teruggedraaid.
Anders kan er een ongewilde insuline-infusie plaatsvinden.
Schroef de katheterconnector op het reservoir niet los of vast terwijl de infusieset
op uw lichaam aangesloten is.
Gebruik de MiniLink™-zender (MMT-7703) niet in combinatie met de
MiniMed 640G-insulinepomp: dat apparaat kan niet met de insulinepomp
communiceren.
Wijzig niets aan dit product: wijzigingen kunnen de veiligheid in gevaar brengen.
Gebruik de pomp niet als het scherm gebroken of onleesbaar is. In sommige
gevallen is het mogelijk dat het scherm van de pomp beschadigd raakt terwijl de
knoppen blijven werken. Als het scherm gebroken of onleesbaar is, mag u niet op
de knoppen drukken. Verwijder de pomp en begin volgens de instructies van uw
diabetesbehandelteam met het reserveplan voor insuline. Als de pomp onbedoeld
geprogrammeerd wordt terwijl het scherm gebroken of onleesbaar is, kan dit tot
hoge of lage bloedglucosewaarden leiden. Als uw scherm beschadigd is, moet u
contact opnemen met de 24 Hour HelpLine of het Servicenummer voor het
aanvragen van een vervangende pomp.
Blootstelling aan magnetische velden en straling
Waarschuwing: Houd de pomp uit de buurt van magnetische
velden en vermijd direct contact met magneten.
Als u moet worden blootgesteld aan stralingsbronnen (röntgenfoto's, MRI's,
diathermie, CT-scans, enz.), dan moet u de pomp, de sensor, de zender en de
meter afdoen alvorens de stralingszone te betreden. De magnetische velden en de
straling in de onmiddellijke omgeving van de stralingsbronnen kunnen uw
apparaten uitschakelen of de insulinepomp ontregelen waardoor deze te veel
insuline afgeeft, met ernstige hypoglykemie als mogelijk gevolg.
voordat u begint
Voordat u begint 7
Zorg dat uw pomp niet wordt blootgesteld aan permanente magneten, zoals
bijvoorbeeld de magneten in pompetuis met een magneetklem. Blootstelling aan
een permanente magneet kan de werking van de motor binnenin de pomp
verstoren.
Reservoir en infusiesets
Gebruik uitsluitend reservoirs en infusiesets die zijn geproduceerd door
Medtronic Diabetes. De pomp is uitgebreid getest op een juiste werking bij
gebruik van geschikte reservoirs en infusiesets die worden geproduceerd of
geleverd door Medtronic Diabetes. We kunnen niet garanderen dat de pomp
correct werkt met reservoirs of infusiesets die worden geleverd door derden. Wij
aanvaarden dan ook geen aansprakelijkheid voor letsel of storingen aan de pomp
die uit dergelijk gebruik voortvloeien.
De pomp mag alleen worden gebruikt voor de E100-insuline die u door uw
diabetesbehandelteam is voorgeschreven. Gebruik geen andere geneesmiddelen
in het reservoir van uw pomp.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzingen bij het reservoir en de infusieset voor
aanvullende waarschuwingen met betrekking tot die producten.
Sensor
Er zijn geen aanwijzingen voor het afbreken van Enlite™-sensoren in het lichaam
van de patiënt. Als u toch vermoedt dat een sensor is afgebroken, moet u niet
proberen deze zelf te verwijderen. Neem voor hulp bij het verwijderen van de
sensor contact op met uw diabetesbehandelteam.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing bij de sensor voor waarschuwingen met
betrekking tot dat apparaat.
Zender
Houd de zender uit de buurt van kinderen. Het product heeft kleine onderdelen
die gevaar voor inslikken opleveren.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing bij de zender voor waarschuwingen met
betrekking tot dat apparaat.
Meter
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing bij de geschikte Bayer™-meter voor
waarschuwingen met betrekking tot dat apparaat.
8 Hoofdstuk 1
Algemene voorzorgsmaatregelen
Hoewel de pomp over verschillende veiligheidssystemen beschikt, kan hij u niet
waarschuwen bij lekkage van de infusieset of een verminderde werkzaamheid van
de insuline. Het is van levensbelang dat u ten minste vier keer per dag uw
bloedglucose meet. Als uw bloedglucosewaarde niet in orde is, moet u de pomp
en de infusieset controleren om te zien of de juiste hoeveelheid insuline wordt
afgegeven.
Waterdichtheid
De pomp wordt waterdicht geleverd en blijft ook waterdicht wanneer het reservoir
en de katheter correct worden geplaatst. De pomp is beschermd tegen
onderdompeling in water tot een diepte van maximaal 3,6 meter (12 ft)
gedurende maximaal 24 uur.
Wanneer de pomp beschadigd is, bijvoorbeeld na een val of bij aanraking met een
hard oppervlak, is de pompbehuizing mogelijk niet meer waterdicht. Als uw pomp
gevallen is of als u vermoedt dat uw pomp beschadigd is, moet u de pomp
nauwkeurig onderzoeken op scheurtjes voordat u de pomp aan water blootstelt.
Als u denkt dat er water in de pomp kan zijn gelopen of dat de pomp niet goed
functioneert, moet u uw bloedglucosespiegel controleren. Behandel zo nodig een
te hoge bloedglucosespiegel met een andere insulinebron. Neem contact op met
het Servicenummer voor hulp. Neem altijd contact op met uw
diabetesbehandelteam bij veel te hoge of te lage bloedglucosespiegels, of als u
vragen heeft over uw therapie.
Statische ontlading
Hoewel de MiniMed 640G-pomp zodanig is ontworpen dat deze ongevoelig is
voor statische elektriciteit, kunnen extreem hoge niveaus ertoe leiden dat de
pompsoftware wordt gereset en een alarmmelding van de pomp wordt
geactiveerd. Als u een alarm heeft gewist, controleert u of de pomp nog de juiste
datum en tijd aangeeft en of alle andere instellingen nog op de gewenste
waarden staan. Als de software wordt gereset, kunnen eerdere instellingen
namelijk worden gewist.
Zie Pompalarmen, -waarschuwingen en -meldingen, op blz. 212 voor meer informatie
over pompalarmen. Zie De pomp vraagt me om mijn instellingen in te voeren, op
blz. 246 voor meer informatie over het opnieuw invoeren van uw
voordat u begint
Voordat u begint 9
pompinstellingen. Als u uw pompinstellingen niet opnieuw kunt invoeren of denkt
dat er een ander probleem met de pomp is, neemt u contact op met het
Servicenummer.
Vermijd extreme temperaturen
Door blootstelling aan extreme temperaturen kan het apparaat beschadigd raken,
waardoor de veiligheid en de effectiviteit van het apparaat minder kunnen
worden. Vermijd de volgende situaties:
1. Voorkom blootstelling van de pomp aan temperaturen hoger dan 40 °C
(104 °F) of lager dan 5 °C (41 °F), omdat anders schade aan het apparaat kan
optreden.
2. Insuline-oplossingen bevriezen bij 0 °C (32 °F) en werken minder goed bij
hoge temperaturen. Bij koud weer moet u de pomp dicht op uw lichaam
dragen en goed afgedekt houden onder uw kleding. Als u in een warme
omgeving verkeert, moet u maatregelen treffen om de pomp en de insuline
koel te houden.
3. U mag de pomp niet met stoom reinigen, verhitten, steriliseren of
autoclaveren. Bij blootstelling aan hoge temperaturen kan het apparaat
beschadigd raken.
Lotions, zonnebrandcrème, muggenolie
Sommige huidverzorgingsproducten zoals lotions, zonnebrandcrème, muggenolie,
enzovoort, kunnen schadelijk zijn voor bepaalde kunststoffen die voor de
pompbehuizing zijn gebruikt. Was na gebruik van dergelijke producten eerst uw
handen voordat u de pomp aanraakt. Komt er toch een huidverzorgingsproduct of
muggenolie op uw pomp, dan veegt u de pomp zo snel mogelijk schoon met een
vochtige doek met wat milde zeep. Zie Reinigen van de pomp, op blz. 255 voor
meer informatie over het reinigen van uw pomp.
Infusiesets en inbrengplaatsen
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing bij de infusieset voor voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot infusiesets en inbrengplaatsen.
Sensor
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing bij de sensor voor voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot dat apparaat.
10 Hoofdstuk 1
Zender
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing bij de zender voor voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot dat apparaat.
Meter
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing bij de geschikte Bayer™-meter voor
voorzorgsmaatregelen met betrekking tot dat apparaat.
Bijwerkingen
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing bij de sensor voor meer informatie over
eventuele bijwerkingen van dat apparaat.
Mededeling
RF-communicatie
Dit apparaat voldoet aan de voorschriften van de Amerikaanse Federale
Communicatie Commissie (FCC) en de internationale normen inzake
elektromagnetische compatibiliteit.
Dit apparaat voldoet aan deel 15 van de FCC-regels. Het gebruik ervan is
onderworpen aan de volgende twee voorwaarden: (1) Dit apparaat mag geen
schadelijke storing veroorzaken, en (2) dit apparaat moet eventueel ontvangen
storing accepteren, inclusief storing die een ongewenste werking kan veroorzaken.
Deze normen zijn ontworpen om redelijke bescherming te bieden tegen
excessieve radiofrequente storing, en een ongewenste werking van het apparaat
als gevolg van elektromagnetische storing te voorkomen.
Deze apparatuur is getest en voldoet aan de grenswaarden die gelden voor een
digitaal apparaat klasse B conform deel 15 van de FCC-regels. Deze grenswaarden
zijn opgesteld om redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke storing in
een woonomgeving. Deze apparatuur kan radiofrequente energie genereren,
gebruiken en uitstralen en kan indien niet volgens de instructies geïnstalleerd en
gebruikt het radioverkeer storen. Er kan echter niet worden gegarandeerd dat in
een specifieke situatie geen storing zal optreden. Als deze apparatuur de radio- of
televisieontvangst verstoort (wat kan worden vastgesteld door de apparatuur uit
en weer aan te zetten), kan de gebruiker de storing verhelpen door één of meer
van onderstaande maatregelen te nemen:
voordat u begint
Voordat u begint 11
Ontvangstantenne draaien of verplaatsen.
Afstand tussen apparatuur en ontvanger vergroten.
Dit apparaat kan radiofrequente energie genereren, gebruiken en uitstralen en kan
zelfs als het volgens de instructies geïnstalleerd en gebruikt wordt het
radioverkeer storen. Als het apparaat de radio- of televisieontvangst verstoort, kan
de gebruiker de storing verhelpen door één of meer van onderstaande
maatregelen te nemen:
Verklein de afstand tussen de zender en de insulinepomp tot 1,8 meter (6 ft)
of minder.
Verklein de afstand tussen de meter en de insulinepomp tot 1,8 meter (6 ft) of
minder.
Vergroot de afstand tussen de zender en het apparaat dat de storing ontvangt
of uitzendt.
Als andere apparaten worden gebruikt die communiceren via radiofrequente
signalen, zoals gsm's, draadloze telefoons en draadloze netwerken, kunnen deze de
communicatie tussen de zender en de insulinepomp verhinderen. Deze
interferentie (storing) leidt niet tot het verzenden van onjuiste gegevens of tot
schade aan uw apparaten. Door uit de buurt van deze andere apparaten te gaan
of ze uit te schakelen, kan de communicatie vaak worden hersteld. Als u last blijft
houden van RF-interferentie, kunt u contact opnemen met het Servicenummer.
Let op: Elke verandering of wijziging aan de interne RF-zender
of -antenne die niet uitdrukkelijk door Medtronic is goedgekeurd, kan
ertoe leiden dat de gebruiker niet meer geautoriseerd is om dit
systeem voor insulinetoediening te gebruiken.
Richtlijn 1999/5/EG
Medtronic verklaart dat dit product voldoet aan de essentiële eisen zoals
beschreven in Richtlijn 1999/5/EG voor Radioapparatuur en telecommunicatie-
eindapparatuur.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Medtronic MiniMed (zie de
adressen en telefoonnummers achter in deze handleiding).
12 Hoofdstuk 1
Alleen voor Canada
This device complies with Industry Canada licence-exempt RSS standard(s).
Operation is subject to the following two conditions: (1) this device may not cause
interference, and (2) this device must accept any interference, including interference
that may cause undesired operation of the device.
Le présent appareil est conforme aux CNR d'Industrie Canada applicables aux
appareils radio exempts de licence. L'exploitation est autorisée aux deux conditions
suivantes : (1) l'appareil ne doit pas produire de brouillage, et (2) l'appareil doit
accepter tout brouillage radioélectrique subi, même si le brouillage est susceptible
d'en compromettre le fonctionnement.
Systeeminformatie bijhouden
Het serienummer (SN) staat achter op de pomp. Als u gebruikmaakt van de
riemclip, moet u deze verwijderen om het serienummer te zien. Het wordt ook
weergegeven in het pompstatusscherm. Zie Statusschermen, op blz. 33 voor meer
informatie over de statusschermen. Het is handig om voor toekomstig gebruik het
serienummer en de aankoopdatum van uw pomp te noteren in de volgende tabel:
Serienummer en aankoopdatum pomp
Serienummer:
Aankoopdatum:
Richtlijnen voor insuline
WAARSCHUWING: Begin nooit met insuline voordat uw
diabetesbehandelteam u daartoe opdracht heeft gegeven. Er kan
anders een ongewilde insulinetoediening optreden, met
hypoglykemie als mogelijk gevolg.
De pomp is bedoeld voor gebruik met E100-insuline. De volgende typen insuline
zijn door Medtronic Diabetes getest en veilig bevonden voor gebruik met de
MiniMed 640G-insulinepomp:
Humalog™
NovoLog™
voordat u begint
Voordat u begint 13
NovoRapid™
Als u een ander type insuline met deze pomp wilt gebruiken, moet u aan de hand
van het insuline-etiket controleren of die insuline met de pomp mag worden
gebruikt.
Verbruiksartikelen
In combinatie met de pomp worden voor het toedienen van insuline MiniMed-
wegwerpreservoirs en -infusiesets gebruikt (voor eenmalig gebruik).
WAARSCHUWING: Gebruik uitsluitend reservoirs en infusiesets die
zijn geproduceerd door Medtronic Diabetes. De pomp is uitgebreid
getest op een juiste werking bij gebruik van geschikte reservoirs en
infusiesets die worden geproduceerd of geleverd door
Medtronic Diabetes. We kunnen niet garanderen dat de pomp
correct werkt met reservoirs of infusiesets die worden geleverd door
derden. Wij aanvaarden dan ook geen aansprakelijkheid voor letsel
of storingen aan de pomp die uit dergelijk gebruik voortvloeien.
Reservoirs Gebruik uitsluitend reservoirs van Medtronic. Gebruik voor het
pompmodel MMT-1511 het reservoir MMT-326A van 1,8 ml (180 eenheden).
Achter op de pomp vindt u het modelnummer van de pomp.
Gebruik voor het pompmodel MMT-1711 ofwel het reservoir MMT-332A van
3,0 ml (300 eenheden), ofwel het reservoir MMT-326A van 1,8 ml
(180 eenheden), afhankelijk van uw insulinebehoefte.
Infusiesets Om zoveel mogelijk aan ieders wensen tegemoet te komen,
levert Medtronic Diabetes verschillende soorten infusiesets. Vraag uw
diabetesbehandelteam om advies bij het selecteren van een infusieset.
Vervang uw infusieset om de twee tot drie dagen volgens de aanwijzingen
van de fabrikant van de infusieset.
Optionele apparaten
Geschikte Bayer-bloedglucosemeter Het 640G-systeem wordt geleverd met
een geschikte Bayer-bloedglucosemeter. Via een draadloze verbinding met de
pomp kunt u de BG-meterwaarden naar de pomp verzenden. Met de functie
14 Hoofdstuk 1
Remote Bolus kunt u met uw meter een bolus door de pomp laten
toedienen. Bovendien kunt u de meter gebruiken voor het uploaden van
systeemgegevens naar de diabetes-therapiesoftware (via de USB-poort op uw
computer). Zie de gebruiksaanwijzing bij uw meter voor meer informatie.
Opmerking: De geschikte Bayer-meter is niet in alle landen
verkrijgbaar.
Guardian™ 2 Link-zender (MMT-7731) Wordt samen met uw pomp
gebruikt voor continue glucosemonitoring (CGM). Een apparaat dat op een
glucosesensor wordt aangesloten. De zender verzamelt de gegevens die de
sensor heeft gemeten en stuurt deze draadloos door naar een monitor.
Enlite-glucosesensor (MMT-7008) Wordt samen met uw pomp gebruikt
voor CGM. Het kleine onderdeeltje van het continue glucosemonitoring-
systeem dat u vlak onder de huid inbrengt om de glucosespiegel in het
onderhuidse weefselvocht te meten. De sensor is bedoeld voor eenmalig
gebruik.
CareLink USB (MMT-7306) Wordt gebruikt voor het uploaden van
systeemgegevens naar de diabetes-therapiesoftware (via de USB-poort op uw
computer).
Accessoires
U kunt de volgende accessoires gebruiken in combinatie met uw MiniMed 640G-
systeem.
Riemclip (ACC-1599) Om de pomp aan een riem of ceintuur te dragen. Met
de punt van de riemclip kunt u bovendien het batterijvak van uw pomp
openen.
Activity guard (ACC-1520) Voor actieve sporters of kinderen die een pomp
hebben. De activity guard beschermt de aansluiting van het reservoir op de
pomp.
Skins Om uw pomp een persoonlijk tintje te geven. Skins zijn decoratieve
frontjes. Uw pomp is dusdanig ontworpen dat er een skin aangebracht kan
worden op de achterzijde van de pomp en op de voorzijde van de riemclip.
Skins bieden ook extra bescherming tegen krassen.
voordat u begint
Voordat u begint 15
Bestellen van benodigdheden en accessoires
Voor het bestellen van benodigdheden of accessoires kunt u contact opnemen
met het Servicenummer.
16 Hoofdstuk 1
2
aan de slag
2
Aan de slag
Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de pomp, en helpt u om vertrouwd te raken
met de verschillende knoppen en schermen. Voor een goed begrip van de
basisfuncties en de eerste setup van de pomp moet u dit hoofdstuk in zijn geheel
doorlezen voordat u daadwerkelijk insuline met de pomp gaat toedienen.
Aan de slag 19
aan de slag
Uw pomp
In de volgende afbeelding worden de verschillende onderdelen van de pomp
weergegeven. Het reservoir wordt, met de gemonteerde katheterconnector, in het
reservoircompartiment aangebracht.
Batterijvak
Scherm
Reservoircompartiment
Knoppen
Katheterconnector
Gebruik van de knoppen
Let op: Druk niet met een scherp voorwerp op de knoppen van uw
pomp. Het gebruik van scherpe voorwerpen kan leiden tot
beschadiging van uw pomp.
De volgende afbeelding toont de knoppen, het meldingslampje en de lichtsensor
van uw pomp. Het meldingslampje knippert wanneer op uw pomp een alarm of
waarschuwing actief is. Het meldingslampje is alleen zichtbaar wanneer het
knippert.
De knoppen zijn voorzien van verlichting, die oplicht wanneer de knoppen in
gebruik zijn.
20 Hoofdstuk 2
Menu
Selecteren
Naar rechts
Omlaag
Naar links
Meldingslampje
Terug
Omhoog
Lichtsensor
Opmerking: Zorg dat u de lichtsensor tijdens het gebruik van de pomp
niet met uw hand afdekt. Als u de lichtsensor afdekt terwijl de helderheid
van het scherm op Auto is ingesteld, wordt de helderheid van het scherm
aangepast. Zie Weergaveopties, op blz. 147 voor meer informatie.
In de volgende tabel wordt het gebruik van de knoppen beschreven.
Om dit te doen: Deze stappen uitvoeren:
Omhoog of omlaag door een
menu of lijst bladeren, of de
waarde van een instelling ver‐
hogen of verlagen
Druk op de - of -knop.
Selecteren van een scherm- of
menuoptie.
Gebruik de -, -, - of -knoppen om de gewen‐
ste optie te selecteren, en druk daarna op de -
knop.
aan de slag
Aan de slag 21
Om dit te doen: Deze stappen uitvoeren:
Een waarde in een veld invoe‐
ren.
Gebruik de -, -, - of -knoppen om het gewen‐
ste veld te selecteren, en druk daarna op de -knop.
Het geselecteerde veld knippert. Gebruik de - of
-knoppen om de gewenste waarde te selecteren,
en druk daarna op de -knop.
Terugkeren naar het vorige
scherm.
Druk op de -knop.
Menu-scherm weergeven. Druk op de -knop.
Beginscherm weergeven. Vanuit elk willekeurig scherm houdt u ongeveer één
seconde de -knop ingedrukt om naar het begin‐
scherm te gaan.
Pomp in de slaapstand zetten. Houd ongeveer twee seconden ingedrukt.
Pomp uit de slaapstand halen. Druk op een willekeurige knop.
Informatie over batterijen
De pomp werkt op één nieuwe AA-batterij (1,5 V). Gebruik voor het beste resultaat
een nieuwe AA-lithiumbatterij (FR6). De pomp werkt ook op een AA-alkalinebatterij
(LR6) of een volledig opgeladen AA-NiMH (nikkel-metaalhydride)-batterij (HR6).
Let op: Gebruik geen koolstof-/zinkbatterij in de pomp.
Opmerking: Gebruik geen koude batterijen, omdat de levensduur van
de batterij dan mogelijk ten onrechte erg kort lijkt. Dat kan het
Batterijfout-alarm op uw pomp activeren. Laat koude batterijen eerst op
kamertemperatuur komen voordat u ze in de pomp installeert.
Batterij installeren
De pomp wordt geleverd met niet geplaatst batterijdopje. Het batterijdopje zit
apart verpakt in de pompverpakking.
22 Hoofdstuk 2
Batterij installeren:
1. Plaats de nieuwe of volledig opgeladen AA-batterij, met de negatieve kant (−)
eerst. Als de batterij juist is geplaatst, is nu de positieve kant (+) zichtbaar.
2. Gebruik uw riemclip om het batterijdopje vast te draaien.
Let op: Zorg dat het batterijdopje niet te los of te strak vast zit.
Te vast aandraaien van het batterijdopje kan leiden tot
beschadiging van de pompbehuizing. Als u het batterijdopje niet
vast genoeg draait, herkent de pomp de nieuwe batterij mogelijk
niet. Draai het batterijdopje rechtsom tot de sleuf horizontaal met
de behuizing van de pomp zit (zie onderstaand voorbeeld).
3. Als u voor de eerste keer een batterij in de pomp plaatst, wordt de Startup
Wizard gestart. Zie Startup-instellingen invoeren, op blz. 25 voor meer
informatie over de Startup Wizard. Als dit niet de eerste keer is dat u een
batterij in de pomp plaatst, verschijnt het beginscherm en hervat de pomp
de basaaltoediening.
aan de slag
Aan de slag 23
Batterij verwijderen
Let op: Verwijder de batterij alleen als u die vervangt door een
nieuwe, of als u de pomp langere tijd opbergt. De pomp kan geen
insuline toedienen terwijl de batterij verwijderd is. Zorg er bij het
vervangen van een batterij voor, om binnen 10 minuten de nieuwe
batterij te plaatsen, om het Plaats batterij-alarm te wissen en een
Geen spanning-alarm te voorkomen. Als er een Geen spanning-alarm
optreedt, moet u de tijd en datum opnieuw instellen.
Batterij verwijderen:
1. Wis eventuele alarmen of waarschuwingen voordat u de batterij uit de pomp
verwijdert.
2. Gebruik uw riemclip om het batterijdopje los te draaien en te verwijderen.
Opmerking: Gebruik uw riemclip om het batterijdopje los en vast
te draaien. Is de riemclip niet beschikbaar, dan kunt u ook een munt
gebruiken.
3. Verwijder de batterij.
4. Verwerk oude batterijen volgens de lokale milieuregelgeving.
5. Wacht na het verwijderen van de batterij tot het Plaats batterij-scherm
verschijnt voordat u de nieuwe batterij plaatst.
Zie Opbergen van de pomp, op blz. 256 voor meer informatie als u de batterij
verwijdert om de pomp langere tijd op te bergen.
24 Hoofdstuk 2
Kennismaken met de pomp
In deze sectie wordt beschreven hoe u door de schermen en menu's van uw
pomp kunt bladeren. Daarnaast leert u hoe u informatie kunt invoeren en de
status van uw pomp kunt bekijken.
Startup-instellingen invoeren
Uw pomp beschikt over een Startup Wizard, die wordt gestart zodra u de batterij
voor het eerst in de pomp plaatst. De Startup Wizard begeleidt u bij het instellen
van de taal, de tijdnotatie, de actuele tijd en de actuele datum.
Opmerking: Volg deze procedure als u voor het eerst uw instellingen
invoert. Zie De pomp vraagt me om mijn instellingen in te voeren, op
blz. 246 als dit niet de eerste keer is dat u uw pompinstellingen invoert,
en de pomp u vraagt om uw instellingen opnieuw in te voeren.
Startup Wizard gebruiken:
1. De Startup Wizard start direct na het verschijnen van het welkomstscherm.
Zodra het Language (Taal)-scherm verschijnt, selecteert u de gewenste taal.
2. Wanneer het Selecteer tijdnotatie-scherm verschijnt, selecteert u 12 h
(12-uurs) of 24 h (24-uurs) als tijdweergave.
aan de slag
Aan de slag 25
3. Wanneer het Tijd invoeren-scherm verschijnt, stelt u de actuele tijd in. Als u
de 12-uurs klok gebruikt, moet u ook AM of PM aangeven. Selecteer
Volgende.
4. Wanneer het Datum invoeren-scherm verschijnt, stelt u via Jaar, Maand en
Dag de actuele datum in. Selecteer Volgende.
Met een melding wordt bevestigd dat de eerste setup voltooid is, waarna het
beginscherm verschijnt.
Wanneer de eerste instellingen zijn ingevoerd, kunt u in de volgende secties
van dit hoofdstuk uitgebreider kennismaken met de knoppen en schermen
van uw pomp.
De pomp ontgrendelen
De pomp wordt automatisch vergrendeld wanneer deze in de slaapstand gaat.
Wanneer u de pomp uit de slaapstand haalt, moet u hem ontgrendelen voordat u
vanuit het beginscherm naar een ander scherm kunt gaan. Wanneer u op het
menu drukt of kiest, verschijnt er een scherm waarin u gevraagd wordt de
pomp te ontgrendelen. Druk op de gemarkeerde knop om de pomp te
ontgrendelen.
26 Hoofdstuk 2
Nadat u op de juiste knop heeft gedrukt, gaat de pomp naar het geselecteerde
scherm. Als u op een onjuiste knop drukt, verschijnt het volgende scherm. Kies OK
om terug te keren naar het beginscherm en probeer het opnieuw.
Wanneer de pomp ontgrendeld is, blijft dat zo totdat u hem weer in de slaapstand
zet. Zie Energiemodus, op blz. 37 voor informatie over de verschillende
energiemodi of voor het activeren van de slaapstand van de pomp.
Beginscherm
Wanneer u de batterij heeft vervangen, de pomp uit de slaapstand haalt of niet
actief een ander scherm gebruikt, wordt standaard het beginscherm weergegeven.
U kunt vanuit elk ander scherm naar het beginscherm gaan door de -knop
ongeveer één seconde ingedrukt te houden.
Zie Beginscherm met CGM, op blz. 161 om te zien hoe het beginscherm er uitziet
als u een sensor gebruikt.
aan de slag
Aan de slag 27
17:00
Bolus Basaal
6.2mmol/l
ActieveInsuline 1.0 E
BG
BG-meterwaarden
Actuele tijd
Statusbalk
Bolus-
toedieningsopties
Hoeveelheid
actieve insuline
Basaal-
toedieningsopties
In het beginscherm worden de volgende onderdelen weergegeven:
Onder‐
deel
Beschrijving
Statusbalk Geeft pictogrammen weer voor een snel overzicht van de status van uw
pomp. Zie Statusbalk, op blz. 29 voor meer informatie. Wanneer u de sta‐
tusbalk selecteert, kunt u bovendien statusschermen met gedetailleerde
informatie openen. Zie Statusschermen, op blz. 33 voor meer informatie.
Actuele
tijd
Geeft de actuele tijd van de dag weer. Zie Tijd en datum, op blz. 154 voor
meer informatie over het instellen van de tijd.
BG-meter‐
waarden
Als u een BG-meterwaarde heeft gemeten met uw geschikte Bayer-meter
of handmatig een BG-meterwaarde heeft ingevoerd binnen de vooraf‐
gaande 12 minuten, wordt de BG-meterwaarde weergegeven in het
beginscherm.
U kunt de BG-meterwaarde handmatig invoeren met behulp van de func‐
tie Markeer gebeurtenis, of wanneer u de Bolus Wizard gebruikt om een
bolus toe te dienen. Zie Bolus Wizard, op blz. 67 voor meer informatie
over het gebruik van de Bolus Wizard. Zie Gebeurtenismarker, op blz. 131
voor meer informatie over het invoeren van gebeurtenissen.
Actieve
insuline
Geeft de door de pomp geschatte hoeveelheid bolusinsuline weer die
nog actief uw bloedglucosespiegel verlaagt. Zie Informatie over actieve
insuline, op blz. 75 voor meer informatie over actieve insuline.
28 Hoofdstuk 2
Onder‐
deel
Beschrijving
Bolus Voor het openen van de opties voor uw bolustoediening. Biedt daarnaast
toegang tot al uw insuline-instellingen. Zie het hoofdstuk Bolus op
blz. 61 voor meer informatie over uw bolusinstellingen en bolustoedie‐
ning.
Als u de functies Bolus Wizard en Voorkeuze bolus nog niet heeft inge‐
steld, kunt u vanuit dit scherm alleen het Manuele bolus-scherm openen.
Zie Bolus Wizard, op blz. 67 voor meer informatie over het instellen van
de Bolus Wizard. Zie Voorkeuze bolus, op blz. 89 voor meer informatie
over het instellen van de functie Voorkeuze bolus.
Basaal Voor het openen van de opties voor uw basaaltoediening. Biedt daarnaast
toegang tot al uw insuline-instellingen. Zie het hoofdstuk Basaal op
blz. 41 voor meer informatie over uw basaalinstellingen en basaaltoedie‐
ning.
Om vanuit dit scherm toegang te hebben tot al uw basaalopties, moet de
functie Voorkeuze tijdelijk basaal ingesteld zijn. Zie Voorkeuze tijdelijk
basaal, op blz. 52 voor meer informatie over het instellen van de functie
Voorkeuze tijdelijk basaal.
Statusbalk
De statusbalk wordt boven aan het beginscherm weergegeven en biedt u in één
oogopslag een overzicht van de status van uw systeem. De statusbalk geeft de in
onderstaande tabel beschreven pictogrammen en de actuele tijd weer.
Zie Statusschermen, op blz. 33 voor informatie over het bekijken van
gedetailleerde statusschermen.
aan de slag
Aan de slag 29
Pic‐
to‐
gram
Naam picto‐
gram
Betekenis
Batterij Het ladingsniveau van de pompbatterij. De kleur en het
vulniveau van het pictogram geven een indicatie van
de status. Wanneer de batterij vol is, is het pictogram
geheel groen. Met het teruglopen van de batterijle‐
vensduur verandert ook het pictogram (zie onderstaand
voorbeeld). Zie Informatie over batterijen, op blz. 22 voor
meer informatie over batterijen.
Verbinding Het groene verbindingspictogram verschijnt wan‐
neer de sensorfunctie aan staat en de zender met de
pomp kan communiceren. Het grijze verbindingspicto‐
gram verschijnt wanneer de sensorfunctie wel aan
staat, maar de zender niet aangesloten is of niet met
de pomp kan communiceren. Zie Uitleg van continue
glucosemonitoring (CGM), op blz. 160 voor meer infor‐
matie over de sensorfunctie.
Vliegtuigmo‐
dus
Verschijnt in plaats van het verbindingspictogram wan‐
neer de vliegtuigmodus ingeschakeld is. Wanneer de
vliegtuigmodus ingeschakeld is, kan de pomp geen
draadloze gegevens ontvangen van andere apparaten.
De pomp kan dan evenmin draadloze gegevens naar
andere apparaten versturen. Zie Vliegtuigmodus, op
blz. 143 voor meer informatie over het gebruik van de
vliegtuigmodus.
30 Hoofdstuk 2
Pic‐
to‐
gram
Naam picto‐
gram
Betekenis
Reservoir Geeft de geschatte resterende hoeveelheid insuline in
uw reservoir weer. De kleur en het vulniveau van het
pictogram geven een indicatie van de status. Wanneer
het reservoir vol is, is het pictogram geheel groen.
Naarmate de hoeveelheid insuline terugloopt, wordt
het pictogram 'leger' en verandert de kleur van het pic‐
togram (zie onderstaand voorbeeld). Zie Reservoir en
infusieset op blz. 97 voor meer informatie over reser‐
voirs.
Audio Audio-opties die u gebruikt: alleen trillen , alleen
audio of trillen en audio . Zie Audio-opties, op
blz. 144 voor meer informatie over de audio-instellin‐
gen.
aan de slag
Aan de slag 31
Pic‐
to‐
gram
Naam picto‐
gram
Betekenis
Kalibratie De geschatte resterende tijdsduur tot de volgende sen‐
sorkalibratie. Verschijnt alleen als de sensorfunctie aan
staat. De kleur en het vulniveau van het pictogram
geven een indicatie van de status. Wanneer de sensor
volledig gekalibreerd is, is het pictogram geheel groen.
Naarmate het tijdstip voor de volgende sensorkalibratie
naderbij komt, wordt het pictogram 'leger' en verandert
de kleur van het pictogram (zie onderstaand voor‐
beeld). Zie Sensor kalibreren, op blz. 194 voor meer infor‐
matie over het kalibreren van de sensor.
Tijdens het initialiseren van de sensor worden er drie
puntjes weergegeven in het kalibratiepictogram . Als
de tijd tot de volgende sensorkalibratie niet beschikbaar
is, wordt er een vraagteken in het kalibratiepictogram
weergegeven .
32 Hoofdstuk 2
Pic‐
to‐
gram
Naam picto‐
gram
Betekenis
6
Levensduur
van sensor
Het aantal resterende dagen van de sensorlevensduur.
Verschijnt alleen als de sensorfunctie aan staat. De kleur
en het vulniveau van het pictogram geven een indica‐
tie van de status. Wanneer u een nieuwe sensor
inbrengt, is het pictogram geheel groen. Naarmate de
levensduur van uw sensor terugloopt, wordt het picto‐
gram 'leger'. Het pictogram wordt geel wanneer de res‐
terende sensorlevensduur minder dan 24 uur bedraagt.
Bedraagt de resterende sensorlevensduur minder dan
12 uur, dan wordt het rood.
Als het aantal resterende dagen van de sensorlevens‐
duur niet beschikbaar is, wordt er een vraagteken in
het sensorlevensduurpictogram weergegeven .
Blokkerings‐
modus
Geeft aan dat de pomp in de blokkeringsmodus staat,
en dat bepaalde functies beperkt zijn. Verzorgers zoals
de ouders van jonge patiënten kunnen de blokkerings‐
modus gebruiken om de toegang tot kritische pompin‐
stellingen te beperken. Zie Blokkeringsmodus, op blz. 145
voor meer informatie over de blokkeringsmodus.
Tijdelijke net‐
werkverbin‐
ding
Verschijnt wanneer u tijdelijk verbonden bent met een
uploadapparaat op afstand.
Statusschermen
De statusschermen geven informatie weer over uw pomp, eventueel opgetreden
meldingen, uw huidige instellingen, en de optionele sensor. De statusschermen
worden beschreven in de volgende tabel:
aan de slag
Aan de slag 33
Statusscherm Geeft deze informatie weer
Meldingen Een lijst met alarmen, waarschuwingen en herinneringen die zijn
opgetreden in de voorafgaande 24 uur. Als u een melding in de lijst
selecteert, worden nadere details weergegeven met betrekking tot de
desbetreffende alarmmelding, waarschuwing of herinnering. Zie het
hoofdstuk Alarmen, waarschuwingen en meldingen voor meer informa‐
tie over alarmen en waarschuwingen.
Snelle status Een overzicht met statusinformatie, waaronder uw laatste bolus, uw
laatste BG-meterwaarde, uw huidige basale snelheid, uw reservoirni‐
veau en het ladingsniveau van uw pompbatterij. Als u een sensor
gebruikt, worden in dit scherm ook de tijd tot de volgende kalibratie
en de SmartGuard™-status weergegeven.
Pomp Geeft gedetailleerde informatie weer over de status van uw pomp,
onder meer of uw pomp in een specifieke modus staat, en de reser‐
voirstatus, de batterijstatus, het serienummer en andere specifieke
details van uw pomp.
Sensor Het sensorstatusscherm is alleen beschikbaar als de sensorfunctie
ingeschakeld is. Het sensorstatusscherm geeft aan of de alarmstilte-
opties ingeschakeld zijn. Het toont bovendien de status van uw kali‐
braties, de levensduur van uw sensor, ISIG, de batterijstatus, het serie-
en versienummer van uw zender, en de SmartGuard-status.
Instellingen‐
overzicht
Het Instell.overzicht-scherm geeft een lijst weer met al uw pompin‐
stellingen. De instellingen zijn gerangschikt op basis van hun plaats in
het pompmenu. Zo worden de bolusinstellingen weergegeven onder
de Insuline-instellingen, en de helderheidsinstelling onder Extra's.
Statusschermen bekijken
1. Ga naar het beginscherm.
34 Hoofdstuk 2
2. Selecteer de statusbalk boven aan het beginscherm.
17:00
Bolus Basaal
6.1mmol/l
ActieveInsuline 1.0 E
BG
Het statusscherm verschijnt.
3. Selecteer het statusscherm dat u wilt bekijken. Zie de tabel aan het begin van
deze sectie voor een beschrijving van de verschillende statusschermen.
Gebruik van het Menu-scherm
Het Menu-scherm biedt toegang tot de verschillende opties en functies van het
systeem. Druk op om het Menu-scherm weer te geven.
aan de slag
Aan de slag 35
In het Menu-scherm zijn de volgende opties beschikbaar:
Selecteer dit Om dit te doen
Toediening stop‐
pen
Stopzetten van de huidige toediening van basale en bolusinsuline.
Audio-opties Instellen van de opties voor audio, trillen en volume voor meldin‐
gen die u ontvangt.
Historie Openen van de schermen Samenvatting, Daghistorie en Alarmhis‐
torie. Als u een sensor gebruikt, kunt u de schermen SG-overzicht
en ISIG-historie openen.
Reservoir+kathe‐
ter
Starten van het proces voor het vervangen van het reservoir en de
infusieset.
Insuline-instellin‐
gen
Instellen en beheren van de opties voor uw insulinetoediening,
inclusief de instellingen voor Basaal en Bolus.
Sensorinstellingen Instellen van de optionele apparaatinstellingen voor continue glu‐
cosemonitoring.
Gebeurtenismar‐
ker
Opslaan van informatie over gebeurtenissen zoals lichaamsbewe‐
ging, bloedglucose-meetwaarden, genuttigde koolhydraten en
eventuele injecties. Als u een sensor gebruikt, kunnen deze bloed‐
glucose-meetwaarden worden gebruikt voor kalibratie.
Herinneringen Instellen van herinneringen voor het bewaken van uw systeem en
het reguleren van uw diabetes. U kunt ook herinneringen instellen
voor persoonlijke gebeurtenissen.
Extra's Instellen en beheren van de opties en functies van uw systeem.
36 Hoofdstuk 2
Schuifbalk
De schuifbalk bevindt zich aan de rechterkant van het scherm, zoals afgebeeld in
onderstaand voorbeeld. Hij wordt alleen weergegeven wanneer er meer informatie
op het scherm beschikbaar is. Druk op of om omhoog of omlaag te bladeren
in het scherm.
Schuifbalk
Energiemodus
Uw pomp is ontworpen om batterij-energie te besparen wanneer u geen actief
gebruikmaakt van de pompschermen.
In deze
modus
Doet uw pomp dit
Ingeschakeld Het pompscherm staat aan. Als u geen actief gebruikmaakt van een
ander scherm, wordt het beginscherm weergegeven.
U kunt de pomp met een druk op een willekeurige knop uit de ener‐
giebesparingsmodus of slaapstand halen. Als de pomp in de slaapstand
staat, is hij vergrendeld. Zie De pomp ontgrendelen, op blz. 26 voor het
ontgrendelen van de pomp.
Energiebe‐
sparing
De pomp is volledig functioneel, maar het scherm wordt donker om
energie te besparen. U kunt door het aanpassen van de Schermlicht-
opties instellen hoelang het duurt voor het scherm in de energiebespa‐
ringsmodus gaat. Zie Weergaveopties, op blz. 147 voor meer informatie.
Als u een knop indrukt terwijl de pomp in de energiebesparingsmodus
staat, keert de pomp terug naar het scherm dat het laatst werd weer‐
gegeven.
aan de slag
Aan de slag 37
In deze
modus
Doet uw pomp dit
Slaapstand De pomp gaat vanuit de energiebesparingsmodus automatisch in de
slaapstand wanneer u ongeveer twee minuten geen knoppen indrukt.
Op dit moment wordt de pomp automatisch vergrendeld. Als u een
willekeurige knop indrukt, keert de pomp terug naar het beginscherm.
Opmerking: In sommige gevallen, als u actie moet
nemen, keert de pomp terug naar het scherm dat het
laatst werd weergegeven. Dit omvat het invoeren van
startup-instellingen, plaatsen van het reservoir, vullen
van de katheter, vullen van de canule, en elk willekeurig
scherm waar een actie in afwachting is.
In de slaapstand zetten van de pomp: houd de Menu-knop onge‐
veer twee seconden ingedrukt.
Als u de pomp verwijdert
Er kunnen zich gelegenheden voordoen dat u de pomp moet of wilt loskoppelen.
Als u uw pomp moet loskoppelen en opbergen, wordt aanbevolen om het
volgende te doen:
Noteer uw huidige basale snelheden en gebruik de functie Instellingen
opslaan. Zie Instellingen opslaan, op blz. 149 voor meer informatie.
Verwijder de batterij. Zie Opbergen van de pomp, op blz. 256 voor meer
informatie.
Bedenk dat u nog steeds insuline nodig heeft als de pomp verwijderd is.
Overleg met uw diabetesbehandelteam wat voor u het meest geschikte alternatief
voor het toedienen van insuline is. Wanneer uw pomp korter dan een uur wordt
losgekoppeld, hoeft uw insulinetoediening mogelijk niet te worden aangepast. Als
u de pomp langer dan één uur losgekoppeld laat, moet u uw insuline toedienen
op de door uw diabetesbehandelteam voorgeschreven alternatieve wijze.
38 Hoofdstuk 2
3
basaal
3
Basaal
Basale insuline ('achtergrondinsuline') is nodig om uw normale
bloedglucosewaarden (streefwaarden) door de dag en de nacht heen te
handhaven wanneer u niet eet. De basale toediening voorziet in ongeveer de helft
van uw totale dagelijkse insulinebehoefte. De pomp neemt de functie van de
alvleesklier (pancreas) over door u verspreid over 24 uur continu insuline toe te
dienen.
Uw basale insuline wordt toegediend volgens een basaal patroon. Basale patronen
en andere basaalinstellingen worden in de volgende secties besproken.
Basale snelheid
De basale snelheid is de specifieke hoeveelheid basale insuline die uw pomp
continu per uur afgeeft. Sommige mensen hebben aan één basale snelheid per
dag genoeg, terwijl anderen verschillende snelheden op verschillende momenten
van de dag nodig hebben.
Uw basale snelheden worden ingesteld in één of meer basale patronen. Elk basaal
patroon beslaat 24 uur. Zie Basale patronen, op blz. 44 voor meer informatie over
basale patronen.
Basaal 41
basaal
Instellingen voor basale insuline
In de volgende tabel worden de instellingen voor basale insuline beschreven.
Instelling Wat het is Wat het voor u doet
Basaal patroon Een set van één of meer
basale snelheden die een
periode van 24 uur
bestrijken.
Bepaalt de hoeveelheid insuline die u
door de dag en de nacht heen per uur
krijgt toegediend. Maakt het mogelijk
om de basale snelheid af te stemmen
op uw individuele behoefte. Er kunnen
maximaal acht basale patronen worden
ingesteld. Zie Nieuw basaal patroon toe‐
voegen, op blz. 44 voor meer informatie
over het instellen van basale patronen.
Zie Naar een ander basaal patroon over‐
schakelen, op blz. 48 voor meer infor‐
matie over het starten van een basaal
patroon.
Tijdelijk basaal Een basale snelheid die u
in kortdurende situaties
gebruikt in plaats van uw
ingestelde basale snel‐
heid.
Voor het tijdelijk wijzigen van uw hui‐
dige basale snelheid gedurende een
door u ingestelde periode. Zie Tijdelijke
basale snelheid starten, op blz. 50 voor
meer informatie over het starten van
een tijdelijke basale snelheid.
Voorkeuze tijd.bsl Een tijdelijke basale snel‐
heid die u vooraf in kunt
stellen.
Voor het instellen en opslaan van tijde‐
lijke basale snelheden voor vaker voor‐
komende, kortdurende situaties, zoals
tijdens ziekte of perioden met meer of
juist minder activiteit. Zie Voorkeuze tijde‐
lijk basaal, op blz. 52 voor meer infor‐
matie over het instellen van een
voorkeuze voor een tijdelijke basale snel‐
heid. Zie Voorkeuze tijdelijk basaal starten,
op blz. 54 voor meer informatie over
het starten van een voorgekozen tijde‐
lijke basale snelheid.
42 Hoofdstuk 3
Instelling Wat het is Wat het voor u doet
Max basaal Maximale hoeveelheid
basale insuline die uw
pomp per uur kan toedie‐
nen.
Veiligheidsvoorziening die bepaalt hoe‐
veel basale insuline uw pomp maximaal
per uur kan toedienen. Zie Max basaal,
op blz. 43 voor meer informatie over
het instellen van de maximale basale
snelheid.
Max basaal
De functie Max basaal bepaalt hoeveel basale insuline er per uur kan worden
toegediend, op basis van uw ingestelde maximale snelheid. Er kunnen geen basale
snelheden, tijdelijke basale snelheden of voorkeuzewaarden voor tijdelijke basale
snelheden worden ingesteld die de waarde voor Max basaal overschrijden. Uw
maximale basale snelheid kan worden ingesteld op een waarde tussen 0 en
35 eenheden per uur. Stel uw maximale basale snelheid in op de door uw
diabetesbehandelteam voorgeschreven waarde.
Opmerking: Als Max basaal wordt ingesteld nadat uw basale patronen
of de voorkeuzewaarden voor uw tijdelijke basale snelheden zijn
ingesteld, kan uw maximale basale snelheid niet worden ingesteld op een
waarde lager dan de bestaande basale snelheden. Tijdens het toedienen
van een bolus is deze functie niet beschikbaar.
Max basaal instellen:
1. Ga naar het Max basaal/bolus-scherm.
Menu > Insuline-instellingen > Max basaal/bolus
2. Selecteer Max basaal voor het instellen van het maximale aantal eenheden
basale insuline dat per uur kan worden toegediend.
Omdat de Max basaal-instelling bepalend is voor uw maximale hoeveelheid
basale insuline, verschijnt er altijd een waarschuwing wanneer u het scherm
voor het veranderen van deze waarde opent. Selecteer Doorgaan als u de
waarde wilt instellen.
3. Instellen van het maximale aantal eenheden per uur: selecteer Max basaal in
het Max basaal-scherm.
basaal
Basaal 43
4. Selecteer Opslaan.
Basale patronen
Uw basale patroon bepaalt de hoeveelheid basale insuline die u door de dag en
de nacht heen krijgt toegediend. Omdat uw basale insulinebehoefte kan variëren,
kunt u acht verschillende basale patronen instellen. U kunt bijvoorbeeld een basaal
patroon instellen voor door de week en een ander basaal patroon voor tijdens het
weekend.
Een basaal patroon bestaat uit één tot 48 instelbare basale snelheden die een
periode van 24 uur bestrijken. Als u door de dag heen maar één basale snelheid
nodig heeft, stelt u ook maar één snelheid voor een periode van 24 uur in. Heeft u
voor een betere afstemming op uw insulinebehoefte overdag of 's nachts
verschillende basale snelheden nodig, dan kunt u meerdere snelheden instellen,
met aparte begin- en eindtijden.
In het voorbeeld hieronder wordt één basaal patroon weergegeven, met drie
ingestelde basale snelheden voor drie verschillende perioden.
00:00 6:00 12:00 18:00 24:00
00:00 – 8:00
8:00 – 18:00
18:00 – 24:00
24 uur
1.000
0.500
E/h
0.650 E/h
0.900 E/h 0.900 E/h
Uw diabetesbehandelteam stelt vast wat voor u de beste snelheden zijn.
Opmerking: Zie Naar een ander basaal patroon overschakelen, op blz. 48
als uw basale patronen al zijn ingesteld en u tussen verschillende basale
patronen wilt wisselen.
Nieuw basaal patroon toevoegen
Deze procedure beschrijft het toevoegen van een nieuw basaal patroon.
44 Hoofdstuk 3
Nieuw basaal patroon toevoegen:
1. Ga naar het Basaal patroon instellen-scherm.
Menu > Insuline-instellingen > Basaal patroon instellen
Het Basaal patroon instellen-scherm verschijnt. Het voorbeeld hieronder toont
het actieve basale patroon met een vinkteken en de toedieningshoeveelheid
per 24 uur.
2. Als dit de eerste keer is dat u een basaal patroon instelt, zal het aantal
eenheden op 0,0 staan. Selecteer Basaal 1 en ga verder met stap 5.
Als dit niet de eerste keer is dat u een basaal patroon instelt, gaat u verder
met de volgende stap, voor het toevoegen van een nieuw patroon.
3. Selecteer Toevoegen als u een nieuw basaal patroon wilt toevoegen.
Het Selecteer naam-scherm verschijnt.
Opmerking: De patronen Werkdag, Vrije dag en Dag ziek zijn
beschikbaar voor het afstemmen van een basaal patroon op uw
insulinebehoefte voor die specifieke dagen.
basaal
Basaal 45
4. Selecteer het basale patroon dat u wilt instellen. Het Bewerken-scherm voor
het geselecteerde patroon verschijnt. In het voorbeeld hieronder wordt het
Werkdag bewerken-scherm weergegeven.
Let op: Insuline wordt toegediend in eenheden per uur. Als u
een basale snelheid van 0,025 E/h voor een periode van
30 minuten instelt, kan dat ertoe leiden dat u gedurende die
30 minuten geen insuline toegediend krijgt.
5. Als u één continue basale snelheid gedurende 24 uur als basaal patroon wilt
aanmaken, gaat u door met deze stap. Als u meerdere basale snelheden voor
uw nieuwe basale patroon wilt aanmaken, gaat u door naar stap 6.
a. Laat de eindtijd op 24:00 staan als u een snelheid voor 24 uur wilt
instellen. De starttijd van het eerste tijdvak is altijd 00:00.
b. Stel de gewenste snelheid in (in eenheden per uur).
c. Ga door naar stap 7.
6. Als u meerdere basale snelheden voor uw nieuwe basale patroon wilt
aanmaken, voert u de basale snelheden één voor één in, zoals in de volgende
stappen wordt beschreven:
46 Hoofdstuk 3
a. Stel de eindtijd en de snelheid voor uw eerste basale snelheid in. De
stapgrootte voor het invoeren van de snelheid bedraagt 30 minuten.
Als u de eindtijd instelt op een andere waarde dan 24:00, verschijnt er
een tweede in te stellen basale snelheid.
De starttijd voor de volgende snelheid is altijd gelijk aan de eindtijd van
de vorige snelheid.
Opmerking: Als u een waarde wilt wijzigen, drukt u op om
omhoog te bladeren naar de snelheid die u wilt wijzigen. Stel
de eindtijd of de snelheid in op de gewenste waarde.
Wanneer u op of drukt terwijl een veld geselecteerd is
(knippert), wordt de waarde in dat veld aangepast. Wanneer er
geen veld geselecteerd is, kunt u met of omhoog of
omlaag bladeren door de lijst met basale snelheden.
b. Ga desgewenst door met het instellen van snelheden voor andere
perioden. De eindtijd voor de laatste snelheid moet 24:00 zijn, zoals in
onderstaand voorbeeld.
basaal
Basaal 47
7. Als u klaar bent met het instellen van het basale patroon, selecteert u Gereed.
(De Gereed-optie verschijnt alleen wanneer de laatste eindtijd in het basale
patroon is ingesteld op 24:00).
Er verschijnt een scherm waarin u het basale patroon kunt bekijken. Als u nog
wijzigingen wilt aanbrengen, drukt u op om terug te keren naar het vorige
scherm.
8. Selecteer Opslaan.
Zie Naar een ander basaal patroon overschakelen, op blz. 48 voor het activeren
van uw basale patroon.
Basaal patroon bewerken, kopiëren of wissen
Basaal patroon bewerken, kopiëren of wissen:
1. Ga naar het Basaal patroon instellen-scherm.
Menu > Insuline-instellingen > Basaal patroon instellen
Het Basaal patroon instellen-scherm geeft al uw bestaande basale patronen
weer.
2. Selecteer het basale patroon dat u wilt bewerken, kopiëren of wissen.
3. Selecteer Opties.
4. Voer één van onderstaande handelingen uit:
Selecteer Bewerken als u de waarden voor eindtijd of snelheid van één
of meer basale snelheden in dit basale patroon wilt aanpassen.
Selecteer Kopiëren als u de basale-snelheidsgegevens wilt kopiëren van
het geselecteerde basale patroon naar een nieuw basaal patroon. Het
Selecteer naam-scherm verschijnt, waarna u een van de beschikbare
namen in de lijst kunt selecteren. Gebruik desgewenst de Bewerken-optie
om het nieuwe basale patroon aan te passen.
Selecteer Wissen om het geselecteerde basale patroon te wissen. U kunt
het actieve basale patroon niet wissen.
Naar een ander basaal patroon overschakelen
Als u overschakelt naar een nieuw basaal patroon, dient de pomp de basale
insuline toe volgens het geselecteerde basale patroon.
48 Hoofdstuk 3
Naar een ander basaal patroon overschakelen:
1. Ga naar het Basale patronen-scherm.
Beginscherm > Basaal > Basale patronen
Het Basale patronen-scherm geeft uw ingestelde basale patronen weer. Er
staat een vinkteken achter het actieve basale patroon.
2. Selecteer het basale patroon dat u wilt starten.
Het Basaal-scherm toont de details van het geselecteerde basale patroon.
3. Selecteer Start als u dit patroon wilt starten.
Tijdelijke basale snelheden
Met de functies Tijdelijk basaal en Voorkeuze tijdelijk basaal kunt u tijdelijke basale
snelheden instellen. Daarmee kunt u uw bloedglucosespiegel reguleren tijdens
kortdurende omstandigheden waarvoor een andere basale snelheid nodig is dan
uw huidige actieve snelheid, zoals tijdens ziekte of perioden met meer of juist
minder activiteit. U kunt uw basaaltoediening onmiddellijk wijzigen voor een
ingestelde periode (30 minuten tot 24 uur), met uw ingestelde maximale basale
snelheid als bovengrens.
Informatie over tijdelijke basale snelheden
Een tijdelijke basale snelheid heeft tijdelijk voorrang boven alle andere
basaalprogrammeringen. Het geprogrammeerde basale patroon wordt hervat
zodra de tijdelijke basale snelheid voltooid is of wordt geannuleerd.
Met de functie Tijdelijk basaal kunt u een tijdelijke basale snelheid instellen en
onmiddellijk starten. Met de functie Voorkeuze tijdelijk basaal kunt u vooraf een
tijdelijke basale snelheid instellen voor situaties die vaker voorkomen. U bepaalt de
snelheden voor Tijdelijk basaal en Voorkeuze tijdelijk basaal óf als een percentage
van uw huidige basale patroon, óf door het instellen van een specifieke snelheid.
Zie de volgende tabel.
basaal
Basaal 49
Dit Tijdelijk basaal-type: Werkt zo:
Procent Dient voor de duur van de tijdelijk basaal een percen‐
tage toe van de basale snelheden die zijn geprogram‐
meerd in uw actieve basale patroon. De hoeveelheid
van de tijdelijk basaal wordt naar beneden afgerond
op de eerstvolgende stap van 0,025 eenheden als uw
basale snelheid is ingesteld op minder dan 1 eenheid
per uur, of naar de eerstvolgende stap van 0,05 eenhe‐
den als uw basale snelheid is ingesteld op meer dan
1 eenheid per uur.
Tijdelijke basale snelheden kunnen worden ingesteld
op toediening van 0 tot 200% van uw ingestelde
basale snelheid. Het maximale percentage dat u kunt
instellen, is gebaseerd op de hoogste basale snelheid
die is ingesteld voor de duur van de tijdelijk basaal,
met uw Max basaal-waarde als bovengrens.
Snelheid Dient voor de duur van de tijdelijk basaal een vaste
basale snelheid in eenheden insuline per uur toe, met
uw Max basaal-waarde als bovengrens.
Zie Tijdelijke basale snelheid starten, op blz. 50 voor het gebruik van de functie
Tijdelijk basaal. Zie Voorkeuze tijdelijk basaal, op blz. 52 voor het gebruik van de
functie Voorkeuze tijdelijk basaal.
Tijdelijke basale snelheid starten
Wanneer u een Tijdelijk basaal start, schakelt de basaaltoediening voor de door u
ingestelde tijdsduur over naar de tijdelijke basale snelheid. Zodra de tijdsduur
verstreken is, keert de basaaltoediening automatisch terug naar het actieve basale
patroon.
Tijdelijke basale snelheid starten:
1. Ga naar het Tijdelijk basaal-scherm.
Beginscherm > Basaal > Tijdelijk basaal
2. Tijd knippert. Selecteer de gewenste tijdsduur voor de tijdelijk basaal. U kunt
de tijdsduur instellen op een waarde van 30 minuten tot 24 uur, met een
stapgrootte van 15 minuten.
50 Hoofdstuk 3
3. Selecteer Volgende.
4. Standaard staat Type ingesteld op Procent. U kunt tussen Procent en Snelheid
wisselen door Type te selecteren.
5. Voer een van de volgende handelingen uit, afhankelijk van het geselecteerde
type:
Percentage invoeren:
basaal
Basaal 51
Voer een basale snelheid in die niet hoger is dan uw maximale basale
snelheid:
6. Selecteer Controleren om uw instelling voor Tijdelijk basaal te bekijken.
7. Selecteer Start om de tijdelijke basale snelheid te starten.
De tijdelijke basale snelheid gaat door tot uw ingestelde tijdsduur verstreken
is. De Basaal-optie in het beginscherm wordt voor de duur van uw tijdelijke
basale snelheid weergegeven als TijdBsl. Uw gewone basale snelheid wordt
hervat zodra de tijdelijke basale snelheid voltooid is.
Opmerking: Als u de tijdelijk basaal wilt annuleren, selecteert u
TijdBsl in het beginscherm, en vervolgens Tijdel. basaal annuleren.
Voorkeuze tijdelijk basaal
Met de functie Voorkeuze tijdelijk basaal kunt u basale snelheden instellen voor
vaker voorkomende, kortdurende situaties waarbij uw basale snelheid tijdelijk moet
worden aangepast.
Voor de functie Voorkeuze tijdelijk basaal zijn vier namen beschikbaar voor situaties
waarop u uw basale snelheid kunt afstemmen: Hoge activit., Matige act.,
Lage activit. en TijdBsl Ziek. Er zijn ook nog vier aanvullende voorkeuzewaarden
voor tijdelijke basale snelheden beschikbaar voor gebruik in andere situaties
(TijdBsl 1 tot en met TijdBsl 4).
52 Hoofdstuk 3
Voorkeuze tijdelijk basaal instellen en beheren
In deze sectie wordt beschreven hoe u met de functie Voorkeuze tijdelijk basaal
vooraf tijdelijke basale snelheden instelt, bewerkt, hernoemt of wist. Zie Voorkeuze
tijdelijk basaal starten, op blz. 54 voor meer informatie over het starten van een
voorgekozen tijdelijke basale snelheid.
Voorkeuze tijdelijk basaal instellen:
1. Ga naar het Setup voorkeuze tijd.bsl-scherm.
Menu > Insuline-instellingen > Setup voorkeuze tijd.bsl
2. Selecteer Toevoegen.
3. Selecteer een naam voor de Voorkeuze tijdelijk basaal die u wilt instellen
(TijdBsl 1, Hoge activit., Matige act., Lage activit. of TijdBsl Ziek).
4. Standaard staat Type ingesteld op Procent. U kunt tussen Procent en Snelheid
wisselen door Type te selecteren.
5. Als u de Procent-optie gebruikt, voert u het gewenste percentage in. Als u de
Snelheid-optie gebruikt, voert u de gewenste snelheid in eenheden per uur
in. U kunt uw maximale basale snelheid niet overschrijden.
6. Stel de Tijd in (van 30 minuten tot 24 uur, in stappen van 15 minuten) voor
de gewenste actieve tijdsduur voor deze Voorkeuze tijdelijk basaal.
7. Selecteer Opslaan.
Voorkeuze tijdelijk basaal wijzigen, hernoemen of wissen:
1. Ga naar het Setup voorkeuze tijd.bsl-scherm.
Menu > Insuline-instellingen > Setup voorkeuze tijd.bsl
2. Selecteer de gewenste Voorkeuze tijdelijk basaal.
Opmerking: U kunt geen Voorkeuze tijdelijk basaal selecteren die
op dat moment in gebruik is.
3. Selecteer Opties en voer een van de volgende handelingen uit:
Selecteer Bewerken als u het Type (Procent of Snelheid), het Percentage
of de Snelheid, of de Tijd voor deze Voorkeuze tijdelijk basaal wilt
aanpassen.
basaal
Basaal 53
Selecteer Hernoemen als u deze Voorkeuze tijdelijk basaal een andere
naam wilt geven. Het Selecteer naam-scherm verschijnt, waarna u een
van de beschikbare namen in de lijst kunt selecteren.
Selecteer Wissen als u deze Voorkeuze tijdelijk basaal wilt wissen.
Voorkeuze tijdelijk basaal starten
U moet een waarde voor Voorkeuze tijdelijk basaal instellen voor u de functie
Voorkeuze tijdelijk basaal kunt gebruiken. Zie Voorkeuze tijdelijk basaal, op blz. 52
voor meer informatie.
Voorkeuze tijdelijk basaal starten:
1. Ga naar het Voorkeuze tijd.bsl-scherm. De Voorkeuze tijd.bsl-optie verschijnt
alleen als u eerder een Voorkeuze tijdelijk basaal heeft ingesteld.
Beginscherm > Basaal > Voorkeuze tijd.bsl
Het Voorkeuze tijd.bsl-scherm geeft uw ingestelde opties voor Voorkeuze
tijdelijk basaal weer, plus de bijbehorende waarden voor percentage of
snelheid.
Opmerking: Afhankelijk van uw actieve basale patroon, kan het
gebeuren dat een ingesteld percentage voor Voorkeuze tijdelijke
basale snelheid uw maximale basale snelheid overschrijdt. Als een
Voorkeuze tijdelijk basaal uw maximale basale snelheid zou
overschrijden, kunt u deze Voorkeuze-optie niet gebruiken. De
Voorkeuze-optie staat wel in de lijst.
54 Hoofdstuk 3
2. Selecteer de gewenste Voorkeuze tijdelijk basaal en selecteer vervolgens Start.
De Voorkeuze tijdelijk basaal gaat door tot uw ingestelde tijdsduur verstreken
is. De Basaal-optie in het beginscherm wordt voor de duur van uw Voorkeuze
tijdelijk basaal weergegeven als TijdBsl. Uw gewone basale snelheid wordt
hervat zodra de Voorkeuze tijdelijk basaal voltooid is.
Annuleren van een Tijdelijk basaal of Voorkeuze tijdelijk basaal
U kunt een Tijdelijk basaal of een Voorkeuze tijdelijk basaal op elk gewenst
moment annuleren. Als u dat doet, wordt uw ingestelde basale patroon
automatisch hervat.
Tijdelijke basale snelheid annuleren:
1. Ga naar het Basaal-scherm.
Beginscherm > TijdBsl
Het Tijdelijk basaal-scherm geeft de naam (alleen bij Voorkeuze tijd.bsl), de
huidige basale snelheid, de ingestelde tijdsduur en de resterende tijd weer.
2. Selecteer Tijdel. basaal annuleren.
Uw basaalgegevens bekijken
In de volgende tabel wordt beschreven hoe u uw basale snelheden en patronen
kunt bekijken.
basaal
Basaal 55
Om dit te doen: Doet u dit:
Huidige basale snelheid
bekijken
Ga naar het Basaal-scherm:
Beginscherm > Basaal
Het actieve basale patroon en de huidige basale snelheid
worden boven in het Basaal-scherm weergegeven.
U kunt uw huidige basale snelheid ook bekijken door de
statusbalk boven in het beginscherm te selecteren en ver‐
volgens Snelle status te selecteren.
Basale patronen bekijken Ga naar het Basale patronen-scherm:
Beginscherm > Basaal > Basale patronen
Het Basale patronen-scherm toont uw ingestelde basale
patronen en de totale hoeveelheid insuline per 24 uur
voor elk basaal patroon. Er staat een vinkteken achter het
actieve basale patroon.
Als u de afzonderlijke basale snelheden wilt bekijken,
selecteert u het gewenste basale patroon.
56 Hoofdstuk 3
Insulinetoediening stopzetten en hervatten
Gebruik Toediening stoppen als u alle actieve toedieningsvormen van basale en
bolusinsuline stop moet zetten. Wanneer u de insulinetoediening stopzet, piept en
trilt de pomp elke 15 minuten om u eraan te herinneren dat er geen insuline
wordt toegediend.
Wanneer u klaar bent om door te gaan met de basale insulinetoediening, gebruikt
u de functie Hervatten. Als u de functie Hervatten gebruikt, start de pomp wel uw
geprogrammeerde basale patroon op, maar niet een eventueel eerder
geprogrammeerde bolustoediening.
Opmerking: Zie Bolustoediening stoppen, op blz. 92 als u alleen de
bolustoediening wilt stoppen, zonder de basaaltoediening te stoppen.
Waarschuwing: Een gestopte bolustoediening of canulevulling
wordt bij het hervatten niet opnieuw gestart. Om een hoge
bloedglucosespiegel en ketoacidose te voorkomen, moet u na het
hervatten van de insulinetoediening altijd de Daghistorie van de
pomp controleren en nagaan welke hoeveelheid al is toegediend.
Zo nodig programmeert u een nieuwe bolus of canulevulling.
Let op: Wanneer u Audio of Trillen gebruikt en de luidspreker of het
trilmechanisme in uw pomp defect is, kan het gebeuren dat de
desbetreffende melding niet optreedt zoals u verwacht. Dit is met
name van belang wanneer u de de functie Easy Bolus gebruikt of
wanneer u de pomp handmatig heeft stopgezet; een gemiste melding
kan dan tot een over- of onderdosering van insuline leiden.
Neem bij vragen contact op met de 24 Hour HelpLine of het
Servicenummer.
Alle vormen van insulinetoediening stopzetten:
1. Ga naar het Toediening stoppen-scherm.
Menu > Toediening stoppen
basaal
Basaal 57
2. Op het scherm verschijnt een bevestigingsmelding. Als u de pomp en alle
vormen van insulinetoediening wilt stopzetten, selecteert u Ja.
Het beginscherm meldt dat de insulinetoediening is gestopt. De
pompfuncties zijn beperkt zolang u de insulinetoediening niet hervat.
Basale insulinetoediening hervatten:
1. Als de insulinetoediening is stopgezet, gaat u naar het beginscherm.
2. Selecteer Hervatten.
Op het scherm verschijnt een bevestigingsmelding.
3. Selecteer Ja als u de basale insulinetoediening wilt hervatten. Als de pomp
werd stopgezet terwijl een tijdelijk basaal actief was, wordt deze hervat indien
de ingestelde tijdsduur ervan nog niet verstreken is.
Opmerking: Als u alsnog de bolus nodig heeft die werd
toegediend toen u de toediening stopzette, gaat u naar het
Daghistorie-scherm. Controleer de oorspronkelijk gewenste
bolusdosis en het aantal boluseenheden dat daadwerkelijk is
toegediend. Vervolgens kunt u een nieuwe bolusdosis naar behoefte
instellen. Zie Daghistorie, op blz. 127 voor meer informatie over het
gebruik van het Daghistorie-scherm.
58 Hoofdstuk 3
4
bolus
4
Bolus
Een bolus is een dosis insuline die wordt toegediend voor het compenseren van
een verwachte stijging van de bloedglucosespiegel, bv. na een maaltijd of snack. U
kunt ook een bolus gebruiken voor het corrigeren van een te hoge
bloedglucosewaarde.
Informatie over bolustoediening
U kunt verschillende vormen van bolustoediening gebruiken, afhankelijk van uw
insulinebehoefte op dat moment. U kunt een bolus ook op verschillende manieren
toedienen. Bespreek met uw diabetesbehandelteam wat voor u de beste opties
zijn.
Bolustypen
De volgende tabel bevat algemene informatie over de beschikbare bolustypen.
Type Hoe gebruiken Wanneer gebruiken
Normaal Dient onmiddellijk een
enkele dosis insuline toe.
Dit is het bolustype dat u normaliter gebruikt
voor het compenseren van uw voedselin‐
name of voor het corrigeren van een te hoge
BG-meterwaarde.
Zie Normale bolus, op blz. 76 voor meer
informatie over het gebruik van de functie
Normale bolus.
Bolus 61
bolus
Type Hoe gebruiken Wanneer gebruiken
Square
Wave
Dient een enkele bolus
toe die gelijkmatig wordt
verdeeld over een lan‐
gere periode (30 minu‐
ten tot 8 uur).
Een Square Wave-bolus kan bijvoorbeeld in
de volgende gevallen worden toegepast:
Als u last heeft van spijsverteringsproble‐
men door een vertraagde maaglediging
(gastroparese) of bij vetrijke maaltijden.
Bij het eten van snacks gedurende langere
tijd.
Als uw bloedglucosewaarde bij een Nor‐
male bolus te snel daalt.
Zie Square Wave-bolus, op blz. 79 voor meer
informatie over het gebruik van de functie
Square Wave-bolus.
Dual
Wave
Dient een combinatie
toe van een onmiddellijk
werkende Normale bolus,
gevolgd door een
Square Wave-bolus.
Een Dual Wave-bolus kan bijvoorbeeld in de
volgende gevallen worden toegepast:
Wanneer u maaltijden eet die zowel kool‐
hydraat- als vetrijk zijn en daarom mogelijk
langzamer worden verteerd.
Wanneer uw KH-bolus wordt gecombineerd
met een correctiebolus voor een ver‐
hoogde bloedglucosespiegel.
Zie Dual Wave-bolus, op blz. 83 voor meer
informatie over het gebruik van de functie
Dual Wave-bolus.
Voorbeeld van bolustypen
Onderstaand voorbeeld laat zien hoe de verschillende bolustypen werken.
62 Hoofdstuk 4
Uren
Uren
0 1 2 3
Uren
Eenheden insuline
Normale bolus (N)
0 1 2 3 0 1 2 3
Bolus over
langere tijd
Bolus
nu
Bolus
nu
Square Wave-bolus (S) Dual Wave-bolus (D)
Bolus over
langere tijd
Bolustoedieningsopties
In de volgende tabel worden de verschillende manieren voor het toedienen van
bolussen beschreven.
Toedienings‐
wijze
Beschikbaar bolustype Hoe gebruiken
Bolus Wizard Normale bolus,
Square Wave-bolus en
Dual Wave-bolus
U voert uw BG-meterwaarde in en het
aantal koolhydraten dat u gaat eten,
waarna de Bolus Wizard een geschatte
bolusdosis berekent op basis van uw
individuele instellingen.
Zie Bolus Wizard, op blz. 67 voor meer
informatie over het gebruik van de
Bolus Wizard.
Voor het toedienen van een:
Normale bolus met behulp van de
Bolus Wizard: zie blz. 76.
Square Wave-bolus met behulp van de
Bolus Wizard: zie blz. 80.
Dual Wave-bolus met behulp van de
Bolus Wizard: zie blz. 83.
bolus
Bolus 63
Toedienings‐
wijze
Beschikbaar bolustype Hoe gebruiken
Manueel Normale bolus,
Square Wave-bolus en
Dual Wave-bolus
U berekent zelf de benodigde bolusdo‐
sis en voert deze handmatig in.
Voor het toedienen van een:
Normale bolus: zie blz. 78.
Square Wave-bolus: zie blz. 82.
Dual Wave-bolus: zie blz. 85.
Voorkeuze bolus Normale bolus,
Square Wave-bolus en
Dual Wave-bolus
U maakt een keus uit specifieke bolusin‐
stellingen die u vooraf definieert voor
terugkerende situaties.
Zie Voorkeuze bolus, op blz. 89 voor
meer informatie over het gebruik van de
functie Voorkeuze bolus.
Easy Bolus™ Normale bolus Als de functie Easy Bolus is ingesteld,
kunt u een Normale bolus toedienen
met behulp van de -knop terwijl de
pomp in de slaapstand staat.
Zie Easy Bolus, op blz. 86 voor meer
informatie over het gebruik van de func‐
tie Easy Bolus.
Remote Bolus
vanaf een
geschikte Bayer-
meter
Normale bolus of elk
type Voorkeuze bolus
dat op uw pomp is
ingesteld.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing bij uw
Bayer-meter voor meer informatie over
het gebruik van de functie Remote
Bolus vanaf een geschikte Bayer-meter.
Zie Remote Bolus instellen, op blz. 118
voor meer informatie over het inschake‐
len van de functie Remote Bolus op uw
pomp.
Bolusinstellingen
In de volgende tabel worden enkele bolusinstellingen beschreven die mogelijk
moeten worden gewijzigd voordat u de bolusopties gaat gebruiken. Bespreek met
uw diabetesbehandelteam wat voor u de beste instellingen zijn.
64 Hoofdstuk 4
Opmerking: Als u de Bolus Wizard wilt gebruiken, zijn aanvullende
instellingen vereist. Deze worden beschreven in de sectie Bolus Wizard, op
blz. 67.
Instelling Wat het is Wat het voor u doet
Max bolus Maximale hoeveelheid
bolusinsuline (in eenhe‐
den) die de pomp in
één enkele bolus kan
toedienen.
Veiligheidsvoorziening die bepaalt hoe‐
veel bolusinsuline u voor een enkele
bolustoediening in totaal mag program‐
meren.
Zie Max bolus, op blz. 66 voor meer
informatie over het instellen van de
maximale bolusdosis.
Bolusstap‐
grootte
De hoeveelheid insuline
(in eenheden) waarmee
de bolusdosis met
iedere druk op de knop
wordt verhoogd of ver‐
laagd wanneer u de
bolusdosis aanpast. De
Bolus Wizard gebruikt de
stapgrootte ook voor het
weergeven van het
bolustotaal en eventuele
correctiehoeveelheden.
Deze instelling geldt niet
voor de Easy Bolus.
Hiermee kunt u de stapgrootte afstem‐
men op uw gebruikelijke bolushoeveel‐
heden.
Zie Bolusstapgrootte, op blz. 66 voor
meer informatie over het instellen van
de bolusstapgrootte.
Bolussnelheid De snelheid waarmee de
pomp de bolusinsuline
toedient.
U kunt de toedieningssnelheid van de
bolusinsuline instellen op Standaard of
Snel.
Zie Bolussnelheid, op blz. 67 voor meer
informatie over het instellen van de
bolussnelheid.
bolus
Bolus 65
Max bolus
De functie Max bolus beperkt de hoeveelheid insuline die in één enkele bolus kan
worden toegediend. Uw pomp voorkomt de toediening van een enkele
insulinedosis die de ingestelde maximale bolusgrootte overschrijdt. U kunt de
maximale bolus instellen op 0 tot 75 eenheden. Stel uw maximale bolus in op de
door uw diabetesbehandelteam voorgeschreven waarde.
Als Max bolus wordt ingesteld nadat Voorkeuze bolus is ingesteld, kunt u Max
bolus niet instellen op een waarde lager dan die voor Voorkeuze bolus.
Max bolus instellen:
1. Ga naar het Max basaal/bolus-scherm.
Menu > Insuline-instellingen > Max basaal/bolus
2. Selecteer Max bolus.
3. Omdat de Max bolus-instelling bepalend is voor uw maximale hoeveelheid
bolusinsuline, verschijnt er altijd een waarschuwing wanneer u naar het
scherm voor het veranderen van de waarde gaat. Selecteer Doorgaan als u
door wilt gaan naar het Max bolus-scherm.
4. Selecteer Max bolus en stel vervolgens het maximaal aantal insuline-
eenheden in dat de pomp in één bolus mag toedienen.
5. Selecteer Opslaan.
Bolusstapgrootte
De instelling voor Bolusstapgrootte bepaalt het aantal eenheden waarmee de
bolusdosis wordt verhoogd of verlaagd wanneer u de dosis aanpast via de
schermen Bolus Wizard, Manuele bolus en Voorkeuze bolus. Afhankelijk van uw
gebruikelijke bolusdosis kunt u de stapgrootte instellen op 0,1 eenheden,
0,05 eenheden of 0,025 eenheden.
Opmerking: Easy Bolus maakt gebruik van de functie Stapgrootte, een
instelling die bepaalt met hoeveel eenheden de dosis bij elke druk op de
knop wordt gewijzigd. Zie Easy Bolus instellen, op blz. 87 voor meer
informatie.
66 Hoofdstuk 4
Bolusstapgrootte instellen:
1. Ga naar het Bolusstapgrootte-scherm.
Menu > Insuline-instellingen > Bolusstapgrootte
2. Selecteer Stapgrootte om de gewenste stapgrootte in te stellen.
3. Selecteer Opslaan.
Bolussnelheid
Met de functie Bolussnelheid stelt u de snelheid in waarmee de pomp de
bolusinsuline toedient. U kunt de snelheid instellen op Standaard (1,5 eenheden
per minuut) of op Snel (15 eenheden per minuut).
Bolussnelheid instellen:
1. Ga naar het Bolussnelheid-scherm.
Menu > Insuline-instellingen > Bolussnelheid
2. Selecteer Standaard of Snel.
3. Selecteer Opslaan.
Bolus Wizard
De Bolus Wizard gebruikt uw individuele Bolus Wizard-instellingen voor het
berekenen van een geschatte bolusdosis op basis van uw BG-waarde en het aantal
koolhydraten dat u invoert. Bepaal samen met uw diabetesbehandelteam uw
persoonlijke instellingen, zoals uw KH- of equivalenten-ratio, uw
insulinegevoeligheid, uw bloedglucose-streefbereik en uw actieve-insulinetijd.
Opmerking: Als u niet weet hoe u koolhydraten moet tellen, bespreekt
u dat met uw diabetesbehandelteam voordat u de Bolus Wizard gaat
gebruiken.
Wanneer u eenmaal de Bolus Wizard heeft ingesteld, kunt u deze functie
gebruiken voor het berekenen en toedienen van KH-bolussen, correctiebolussen
en gecombineerde KH-/correctiebolussen door middel van Normale bolussen
(zie blz. 76), Square Wave-bolussen (zie blz. 80) of Dual Wave-bolussen
(zie blz. 83).
bolus
Bolus 67
In de volgende secties wordt het instellen van de Bolus Wizard beschreven. In de
desbetreffende secties worden voor elk bolustype afzonderlijk instructies voor de
bolustoediening gegeven.
Uitleg van Bolus Wizard-instellingen
Wanneer u de Bolus Wizard voor het eerst inschakelt, begeleidt de pomp u bij het
invoeren van de volgende instellingen. Vraag uw diabetesbehandelteam om uw
voorgeschreven instellingen. Overleg altijd eerst met uw diabetesbehandelteam
voordat u de instellingen wijzigt. De instelprocedure begint op blz. 69.
Instelling Functie
KH-ratio
Equivalenten-ratio
Wordt gebruikt voor het berekenen van KH-bolussen.
Als u koolhydraten telt: het aantal grammen koolhydraten
dat wordt gecompenseerd door 1 eenheid insuline.
Als u equivalenten telt: het aantal eenheden insuline dat
nodig is om 1 koolhydraatequivalent te compenseren.
Insulinegevoeligheid Wordt gebruikt voor het berekenen van correctiebolussen.
Uw insulinegevoeligheid is de mate waarmee één een‐
heid insuline uw bloedglucosewaarde (BG-waarde) ver‐
laagt.
Streef-BG De Bolus Wizard berekent de geschatte bolusdosis op
basis van uw bloedglucose-streefbereik (streef-BG). De
waarden die u voor Hoog en Laag invoert, begrenzen het
bereik waarnaar uw bloedglucosespiegel wordt gecorri‐
geerd. Wanneer u liever een enkele waarde dan een
bereik gebruikt, voert u voor Hoog en Laag dezelfde
waarde in.
Als uw BG-waarde boven de bovengrens voor uw streef‐
bereik ligt, wordt een correctiedosis berekend. Ligt uw
BG-waarde onder de ondergrens voor uw streefbereik,
dan wordt een negatieve correctiedosis berekend. Deze
wordt van de KH-bolus afgetrokken.
68 Hoofdstuk 4
Instelling Functie
Actieve-insulinetijd Actieve insuline is de bolusinsuline die door de pomp aan
u is toegediend en die nog steeds een verlagende werk‐
ing op uw bloedglucosespiegel heeft. De actieve-insuline‐
tijd geeft aan hoelang bolusinsuline wordt meegerekend
als actieve insuline.
Bepaal samen met uw diabetesbehandelteam welke
actieve-insulinetijd het beste past bij het type insuline dat
u gebruikt en de snelheid waarmee uw lichaam insuline
opneemt.
Zie Informatie over actieve insuline, op blz. 75 voor meer
informatie over de wijze waarop de Bolus Wizard gebruik‐
maakt van de hoeveelheid actieve insuline.
Bolus Wizard instellen
Voordat u de Bolus Wizard kunt gaan gebruiken voor het berekenen van een
bolus, moet u de functie inschakelen en uw Bolus Wizard-instellingen invoeren.
Bolus Wizard instellen:
1. Ga naar het Setup Bolus Wizard-scherm.
Menu > Insuline-instellingen > Setup Bolus Wizard
Het Setup Bolus Wizard-scherm verschijnt, met uitgeschakelde Bolus Wizard.
2. Selecteer Bolus Wizard om de functie in te schakelen.
Als dit de eerste keer is dat u de Bolus Wizard inschakelt, geeft de pomp
informatie weer over de instellingen die u moet invoeren.
bolus
Bolus 69
Zorg dat u de gevraagde waarden bij de hand heeft en selecteer Volgende
om door te gaan.
Opmerking: Tijdens het invoeren van uw persoonlijke instellingen
geeft de pomp informatie weer over elke instelling. Klik op Volgende
om door te gaan wanneer u een uitleg heeft gelezen.
3. Zodra het KH-ratio bewerken-scherm verschijnt, voert u uw KH-ratio in. Als u
een KH-ratio instelt, voert u het aantal grammen per eenheid (g/E) in. Als u
een equivalenten-ratio instelt, voert u het aantal eenheden per equivalent
(E/EQ) in. U kunt desgewenst maximaal acht KH-ratio's voor verschillende
tijdvakken instellen. De tijdvakken moeten samen een periode van 24 uur
bestrijken.
Opmerking: De standaardinstelling van de pomp is grammen als
KH-eenheid. Zie KH-eenheid, op blz. 147 als u equivalenten als KH-
eenheid wilt gebruiken.
Ligt de ingevoerde ratiowaarde buiten het bereik van 5 tot 50 gram per
eenheid of 0,3 tot 3 eenheden per equivalent, dan wordt u via een melding
gevraagd om die instelling te bevestigen.
70 Hoofdstuk 4
4. Wanneer het Gevoelighd bewerken-scherm verschijnt, voert u uw waarde
voor insulinegevoeligheid in. U kunt desgewenst maximaal acht
gevoeligheidswaarden voor verschillende tijdvakken instellen. De tijdvakken
moeten samen een periode van 24 uur bestrijken.
Ligt de ingevoerde waarde buiten het bereik van 1,1 tot 5,6 mmol/l, dan
wordt u via een melding gevraagd om die instelling te bevestigen.
5. Wanneer het Streef-BG bewerken-scherm verschijnt, voert u uw bloedglucose-
streefbereik voor de Bolus Wizard in. U kunt desgewenst maximaal acht BG-
streefbereikwaarden voor verschillende tijdvakken instellen. De tijdvakken
moeten samen een periode van 24 uur bestrijken.
Ligt de ingevoerde Streef-BG-waarde buiten het bereik van 5,0 tot 7,8 mmol/l,
dan wordt u via een melding gevraagd om die instelling te bevestigen.
6. Wanneer het Actieve-insulinetijd-scherm verschijnt, voert u uw waarde voor
actieve-insulinetijd in.
bolus
Bolus 71
7. Selecteer Opslaan.
Er verschijnt een melding dat de setup van de Bolus Wizard voltooid is.
U kunt nu van de Bolus Wizard gebruikmaken voor het berekenen van
bolussen.
Bolus Wizard-instellingen wijzigen
In deze sectie wordt beschreven hoe u uw persoonlijke instellingen wijzigt nadat
de eerste setup van de Bolus Wizard voltooid is. Deze instellingen zijn alleen
beschikbaar als de Bolus Wizard ingeschakeld is.
KH- of equivalenten-ratio wijzigen
U kunt uw instelling voor koolhydraat-ratio of equivalenten-ratio wijzigen,
afhankelijk van de vraag of u grammen of equivalenten als KH-eenheid gebruikt.
De instellingen voor KH-ratio en equivalenten-ratio zijn alleen beschikbaar als de
Bolus Wizard ingeschakeld is.
Opmerking: De standaardinstelling van de pomp is grammen als KH-
eenheid. Zie KH-eenheid, op blz. 147 als u equivalenten als KH-eenheid wilt
gebruiken.
KH- of equivalenten-ratio wijzigen:
1. Ga naar het KH-ratio-scherm of het Equivalenten-ratio-scherm, afhankelijk van
welke KH-eenheid u gebruikt.
Menu > Insuline-instellingen > Setup Bolus Wizard > KH-ratio
of
Menu > Insuline-instellingen > Setup Bolus Wizard > Equivalenten-ratio
2. Selecteer Bewerken.
3. Selecteer de KH- of equivalenten-ratio waarvan u de starttijd, de eindtijd of de
ratio wilt aanpassen. U kunt desgewenst maximaal acht verschillende KH- of
equivalenten-ratio's voor verschillende tijdvakken instellen. De tijdvakken
moeten samen een periode van 24 uur bestrijken.
72 Hoofdstuk 4
Ligt de ingevoerde waarde buiten het normale bereik van 5 tot 50 gram per
eenheid of 0,3 tot 3 eenheden per equivalent, dan wordt u via een melding
gevraagd om die instelling te bevestigen.
4. Wanneer u de gewenste wijzigingen heeft aangebracht, selecteert u Opslaan.
Insulinegevoeligheid wijzigen
De Insulinegevoeligheid-optie is alleen beschikbaar als de Bolus Wizard
ingeschakeld is.
Insulinegevoeligheid wijzigen:
1. Ga naar het Gevoeligheid-scherm.
Menu > Insuline-instellingen > Setup Bolus Wizard > Insulinegevoeligheid
2. Selecteer Bewerken.
3. Selecteer de Gevoeligheid waarvan u de starttijd, de eindtijd of de
gevoeligheid wilt aanpassen. U kunt desgewenst maximaal acht
gevoeligheidswaarden voor verschillende tijdvakken instellen. De tijdvakken
moeten samen een periode van 24 uur bestrijken.
Ligt de ingevoerde waarde buiten het normale bereik van 1,1 tot 5,6 mmol/l
per eenheid, dan wordt u via een melding gevraagd om die instelling te
bevestigen.
4. Wanneer u de gewenste wijzigingen heeft aangebracht, selecteert u Opslaan.
Streef-BG voor de Bolus Wizard wijzigen
Uw Streef-BG moet liggen binnen het bereik van 3,3 tot 13,9 mmol/l. De Streef-BG-
optie voor de Bolus Wizard is alleen beschikbaar als de Bolus Wizard ingeschakeld
is.
Streef-BG voor de Bolus Wizard wijzigen:
1. Ga naar het Streef-BG-scherm.
Menu > Insuline-instellingen > Setup Bolus Wizard > Streef-BG
2. Selecteer Bewerken.
3. Selecteer het BG-streefbereik waarvan u de starttijd, de eindtijd of de waarde
voor Lg (Laag) of Hg (Hoog) wilt aanpassen. De waarde voor Hoog
(bovengrens) mag niet lager zijn dan die voor Laag (ondergrens). U kunt
bolus
Bolus 73
desgewenst maximaal acht verschillende waarden voor verschillende
tijdvakken instellen. De tijdvakken moeten samen een periode van 24 uur
bestrijken.
Ligt de ingevoerde Streef-BG-waarde buiten het normale bereik van 5,0 tot
7,8 mmol/l, dan wordt u via een melding gevraagd om die instelling te
bevestigen.
4. Wanneer u de gewenste wijzigingen heeft aangebracht, selecteert u Opslaan.
Actieve-insulinetijd wijzigen
Op basis van de ingestelde actieve-insulinetijd berekent de pomp de hoeveelheid
actieve insuline. Deze hoeveelheid wordt van de geschatte bolusdosis afgetrokken.
Uw diabetesbehandelteam bepaalt de actieve-insulinetijd die voor u het meest
geschikt is.
Actieve-insulinetijd wijzigen:
1. Ga naar het Actieve-insulinetijd-scherm.
Menu > Insuline-instellingen > Setup Bolus Wizard > Actieve-insulinetijd
2. Selecteer Tijd en wijzig de actieve-insulinetijd (in uren), met een stapgrootte
van 15 minuten.
3. Selecteer Opslaan.
Bolus Wizard uitschakelen
U kunt de Bolus Wizard op elk gewenst moment uitschakelen. Uw Bolus Wizard-
instellingen blijven in de pomp bewaard. Als de Bolus Wizard uitgeschakeld is,
verschijnt de Bolus Wizard-optie niet in het Bolusmenu. Ook kunt u de instellingen
voor KH-ratio, Insulinegevoeligheid en Streef-BG niet bewerken in het Setup
Bolus Wizard-scherm.
Bolus Wizard uitschakelen:
1. Ga naar het Setup Bolus Wizard-scherm.
Menu > Insuline-instellingen > Setup Bolus Wizard
2. Selecteer Bolus Wizard om de functie uit te schakelen.
74 Hoofdstuk 4
Informatie over actieve insuline
Actieve insuline is de bolusinsuline die al aan u is toegediend en die nog steeds
een verlagende werking op uw bloedglucosespiegel heeft. De pomp bepaalt op
basis van de voor u ingestelde actieve-insulinetijd of er nog actieve insuline
(afkomstig van eerdere bolussen) in uw lichaam aanwezig is. Op deze wijze kan
hypoglykemie ten gevolge van overcorrectie bij een hoge bloedglucosespiegel
worden voorkomen.
De huidige hoeveelheid actieve insuline wordt weergegeven in het beginscherm,
en omvat alleen de bolusinsuline die u al heeft ontvangen.
Als u gebruikmaakt van de Bolus Wizard, berekent deze uw huidige actieve-
insulinewaarde om te bepalen of een correctie voor actieve insuline nodig is. Bij de
berekening van de actieve-insulinecorrectie wordt rekening gehouden met zowel
de al toegediende hoeveelheid bolusinsuline (de hoeveelheid die in het
beginscherm wordt weergegeven), als met de insuline die eventueel nog
toegediend gaat worden door een actieve Square Wave-bolus.
WAARSCHUWING: Maak gedurende enige tijd na het toedienen
van een handmatige injectie met een insulinespuit of -pen geen
gebruik van de Bolus Wizard voor het berekenen van bolussen.
Handmatige injecties worden niet meegerekend in de actieve-
insulinetijd. Als gevolg hiervan kan de Bolus Wizard u meer insuline
adviseren dan nodig is. Te veel insuline kan hypoglykemie
veroorzaken. Vraag uw diabetesbehandelteam hoelang na een
handmatige insuline-injectie u weer kunt vertrouwen op de
berekening van de actieve insuline door de Bolus Wizard.
Waarschuwingen van de Bolus Wizard
Als u gebruikmaakt van de Bolus Wizard, kan een van de volgende meldingen
optreden:
bolus
Bolus 75
Waarschuwing: Betekenis: Wat u moet doen:
Hoge BG Uw BG-meterwaarde is hoger
dan 13,9 mmol/l.
Controleer op verstopping.
Controleer op ketonen.
Overweeg een insuline-injec‐
tie.
Monitor uw BG.
Lage BG Uw BG-meterwaarde is lager
dan 3,9 mmol/l.
Behandel uw lage BG. Dien
geen bolus toe zolang uw BG
niet naar normale waarden is
teruggekeerd.
Boven Max bolus De ingevoerde bolusdosis is
hoger dan uw Max bolus-instel‐
ling.
Controleer de bolusdosis. Selec‐
teer Nee om te annuleren of Ja
om door te gaan. Als u Ja
selecteert, wordt de ingevoerde
bolusdosis verlaagd tot uw
ingestelde maximale bolus.
Normale bolus
Een Normale bolus dient onmiddellijk een enkele dosis insuline toe. U gebruikt een
Normale bolus om voedselinname te compenseren of om een hoge BG-
meterwaarde te corrigeren.
Tijdens het toedienen van een Normale bolus zijn de menuopties
Reservoir+katheter, Insuline-instellingen en Sensorinstellingen niet beschikbaar.
Opmerking: U kunt wel een Normale bolus toedienen terwijl de pomp
een Square Wave-bolus of het Square-gedeelte van een Dual Wave-bolus
toedient.
Normale bolus toedienen met de Bolus Wizard
Normale bolus toedienen met de Bolus Wizard:
1. Voor een correctiebolus of een KH-bolus met correctiebolus: controleer uw
bloedglucosespiegel met de BG-meter. Voor alleen een KH-bolus: sla deze
stap over.
76 Hoofdstuk 4
2. Ga naar het Bolus Wizard-scherm.
Beginscherm > Bolus > Bolus Wizard
Het Bolus Wizard-scherm geeft uw huidige BG-meterwaarde weer (indien van
toepassing) en eventuele actieve insuline van eerdere bolussen. Zie Informatie
over actieve insuline, op blz. 75 voor meer informatie over actieve insuline.
Zie Informatie over uw geschikte Bayer-meter, op blz. 117 voor meer informatie.
Opmerking: Als u de Bolus Wizard al open had toen u de BG-
meterwaarde draadloos naar uw pomp verzond, moet u de
Bolus Wizard sluiten en weer openen om de BG-meterwaarde weer
te geven.
3. Als u geen geschikte, draadloze Bayer-meter gebruikt, kunt u BG selecteren
om de BG-meterwaarde handmatig in te voeren.
Opmerking: Als u ervoor kiest om geen BG-waarde in te voeren,
worden op het scherm in plaats van de BG-waarde drie streepjes
weergegeven.
4. Voor een KH-bolus: selecteer KH om het aantal koolhydraten van de maaltijd
in te voeren. Voor een correctiebolus waarbij geen voedsel is genuttigd: laat
de KH-waarde op 0 staan.
5. De berekende bolus wordt weergegeven in het Bolus-veld.
bolus
Bolus 77
Als u de bolusdosis wilt wijzigen, selecteert u Bolus en brengt u de gewenste
wijziging aan. Als u de bolusdosis wijzigt, wordt het woord “Aangepast” naast
de nieuwe bolusdosis weergegeven.
6. Selecteer Volgende om de bolusinformatie te bekijken.
De bolusdosis wordt weergegeven.
Opmerking: Als u in de vorige stap de bolusdosis heeft gewijzigd,
wordt bij Berekende bolus de oorspronkelijke bolusdosis
weergegeven, bij Aanpassing de hoeveelheid die u aan de bolus
heeft toegevoegd of ervan heeft afgetrokken, en bij Bolus de actuele
bolusdosis.
7. Selecteer Bolus geven om de bolus te starten.
De pomp piept of trilt en activeert een melding wanneer de bolus start. In
het beginscherm wordt de voortgang plus de toegediende bolusdosis
weergegeven. Uw pomp piept of trilt wanneer de bolus voltooid is.
Normale bolus toedienen met de functie Manuele bolus
In de volgende sectie wordt beschreven hoe u een Normale bolus toedient met
de functie Manuele bolus.
78 Hoofdstuk 4
Normale bolus toedienen met de functie Manuele bolus:
1. Ga naar het Manuele bolus-scherm.
Beginscherm > Bolus > Manuele bolus
Opmerking: Als de Bolus Wizard uitgeschakeld is, verschijnt het
Manuele bolus-scherm als u Bolus selecteert.
Het Manuele bolus-scherm geeft uw huidige BG-waarde weer (indien van
toepassing) en eventuele actieve insuline van eerdere bolussen. Zie Informatie
over actieve insuline, op blz. 75 voor meer informatie over actieve insuline.
2. Selecteer Bolus om de bolusdosis in te stellen (in eenheden).
3. Selecteer Bolus geven om de bolus te starten.
De pomp piept of trilt en activeert een melding wanneer de bolus start. In
het beginscherm wordt de voortgang plus de toegediende bolusdosis
weergegeven. Uw pomp piept of trilt wanneer de bolus voltooid is.
Square Wave-bolus
Een Square Wave-bolus is een bolus die gelijkmatig verdeeld over een bepaalde
periode (30 minuten tot 8 uur) wordt toegediend.
Bij gebruik van de Bolus Wizard is een Square Wave-bolus alleen beschikbaar voor
het toedienen van een KH-bolus zonder correctie voor een verhoogde
bloedglucosespiegel. Een Square Wave-bolus is niet beschikbaar voor alleen een
correctiebolus, of een correctiebolus plus KH-bolus.
Een Square Wave-bolus kan van pas komen in de volgende situaties:
Als u last heeft van spijsverteringsproblemen door een vertraagde
maaglediging (gastroparese) of bij vetrijke maaltijden.
bolus
Bolus 79
Bij het eten van snacks gedurende langere tijd.
Als uw bloedglucosewaarde bij een Normale bolus te snel daalt.
Omdat een Square Wave-bolus over een langere tijd wordt afgegeven, komt de
insuline wellicht beter beschikbaar op het moment dat u die nodig heeft.
Opmerking: Tijdens de toediening van een Square Wave-bolus kunt u
geen gebruikmaken van de volgende functies:
Wijzigen van de instellingen voor Max bolus en Actieve-insulinetijd.
Uitschakelen of toedienen van een Dual Wave-bolus of Square Wave-
bolus.
Uit- of inschakelen van de Bolus Wizard.
Vullen van de canule.
Terugdraaien van de pomp.
Uitvoeren van een Zelftest.
Openen van het menu Instellingenbeheer.
Alle andere functies zijn tijdens een Square Wave-bolus beschikbaar.
Square Wave-bolus in- of uitschakelen
De toedieningsoptie Square Wave-bolus is pas beschikbaar wanneer de functie
Square Wave ingeschakeld is.
Square Wave-functie in- of uitschakelen:
1. Ga naar het Dual/Square-scherm.
Menu > Insuline-instellingen > Dual/Square Wave
2. Selecteer Square Wave om de functie in of uit te schakelen.
3. Selecteer Opslaan.
Square Wave-bolus toedienen met de Bolus Wizard
De Square Wave-optie is pas in de Bolus Wizard beschikbaar wanneer de functie
Square Wave ingeschakeld is. Bovendien moet u ook een KH-waarde hebben
ingevoerd.
80 Hoofdstuk 4
Square Wave-bolus toedienen met de Bolus Wizard:
1. Ga naar het Bolus Wizard-scherm.
Beginscherm > Bolus > Bolus Wizard
Het Bolus Wizard-scherm geeft uw huidige BG-meterwaarde weer (indien van
toepassing) en eventuele actieve insuline van eerdere bolussen. Zie Informatie
over actieve insuline, op blz. 75 voor meer informatie over actieve insuline.
Zie Informatie over uw geschikte Bayer-meter, op blz. 117 voor meer informatie.
Opmerking: Als u de Bolus Wizard al open had toen u de BG-
meterwaarde draadloos naar uw pomp verzond, moet u de
Bolus Wizard sluiten en weer openen om de BG-meterwaarde weer
te geven.
2. Als u geen geschikte, draadloze Bayer-meter gebruikt, kunt u BG selecteren
om de BG-meterwaarde handmatig in te voeren.
Opmerking: Als u ervoor kiest om geen BG-meterwaarde in te
voeren, worden op die plaats drie streepjes weergegeven.
3. Selecteer KH om het aantal koolhydraten van het voedsel in te voeren.
4. U kunt de berekende bolusdosis bekijken in het Bolus-veld. Als u de
bolusdosis wilt wijzigen, selecteert u Bolus en brengt u de gewenste wijziging
aan. Let wel: als er een correctiebolusdosis is berekend, kunt u geen
Square Wave-bolus toedienen.
Opmerking: Als u de bolusdosis wijzigt, wordt het woord
“Aangepast” naast de nieuwe bolusdosis weergegeven.
5. Selecteer Volgende om de bolusinformatie te bekijken.
6. Selecteer Square.
Het Bolus Wizard-scherm verschijnt en geeft de bolusdosis weer.
bolus
Bolus 81
7. Wijzigen van de periode gedurende welke de bolus wordt toegediend:
selecteer Tijd en pas de tijd aan. U kunt de tijdsduur instellen op een waarde
van 30 minuten tot 8 uur, met een stapgrootte van 15 minuten.
8. Selecteer Bolus geven om de bolus te starten.
Tijdens de toediening van een Square Wave-bolus wordt in het beginscherm
Bolus (S) weergegeven op de Bolus-knop. U kunt Bolus (S) selecteren om de
bolus te stoppen, om meer informatie over de toegediende insuline te
bekijken en om het Bolusmenu te openen. Het Bolusmenu biedt toegang tot
de opties Bolus Wizard, Manuele bolus, Voorkeuze bolus en Insuline-
instellingen.
Square Wave-bolus toedienen met de functie Manuele bolus
De Square Wave-optie is pas in het Manuele bolus-scherm beschikbaar wanneer
de functie Square Wave ingeschakeld is.
Square Wave-bolus handmatig toedienen:
1. Ga naar het Manuele bolus-scherm.
Beginscherm > Bolus > Manuele bolus
2. Stel de bolusdosis in (in eenheden) en selecteer Volgende.
3. Selecteer Square.
4. Selecteer Tijd en stel de tijdsduur in die u wilt gebruiken voor het toedienen
van de Square Wave-bolus. U kunt de tijdsduur instellen op een waarde van
30 minuten tot 8 uur, met een stapgrootte van 15 minuten.
5. Selecteer Bolus geven om de bolus te starten.
Tijdens de toediening van een Square Wave wordt in het beginscherm
Bolus (S) weergegeven op de Bolus-knop. U kunt Bolus (S) selecteren om de
bolus te stoppen, om meer informatie over de toegediende insuline te
bekijken en om het Bolusmenu te openen. Het Bolusmenu biedt toegang tot
de opties Bolus Wizard, Manuele bolus, Voorkeuze bolus en Insuline-
instellingen.
82 Hoofdstuk 4
Dual Wave-bolus
De functie Dual Wave voldoet aan de vraag naar onmiddellijke én over een
langere periode toegediende insuline. De Dual Wave-bolus is een combinatie van
een onmiddellijk werkende Normale bolus, gevolgd door een Square Wave-bolus.
Een Dual Wave-bolus kan van pas komen in de volgende situaties:
Wanneer u voorafgaand aan een maaltijd een verhoogde bloedglucosespiegel
moet corrigeren, en tegelijkertijd ook een vertraagde bolus moet toedienen
voor voedsel dat langzaam verteerd wordt.
Wanneer u maaltijden eet met gemengde voedingsmiddelen, zoals
koolhydraten, vet en eiwitten, die in verschillend tempo worden verteerd.
Dual Wave-bolus in- of uitschakelen
De toedieningsoptie Dual Wave-bolus is pas beschikbaar wanneer de functie
Dual Wave ingeschakeld is.
Dual Wave-functie in- of uitschakelen:
1. Ga naar het Dual/Square-scherm.
Menu > Insuline-instellingen > Dual/Square Wave
2. Selecteer Dual Wave om de functie in of uit te schakelen.
3. Selecteer Opslaan.
Dual Wave-bolus toedienen met de Bolus Wizard
De Dual Wave-optie is pas in de Bolus Wizard beschikbaar wanneer de functie
Dual Wave ingeschakeld is.
Dual Wave-bolus toedienen met de Bolus Wizard:
1. Voor een correctiebolus of een KH-bolus met correctiebolus: controleer uw
bloedglucosespiegel met de BG-meter. Voor alleen een KH-bolus: sla deze
stap over.
2. Ga naar het Bolus Wizard-scherm.
Beginscherm > Bolus > Bolus Wizard
bolus
Bolus 83
Het Bolus Wizard-scherm geeft uw huidige BG-meterwaarde weer (indien van
toepassing) en eventuele actieve insuline van eerdere bolussen. Zie Informatie
over actieve insuline, op blz. 75 voor meer informatie over actieve insuline.
Zie Informatie over uw geschikte Bayer-meter, op blz. 117 voor meer informatie.
Opmerking: Als u de Bolus Wizard al open had toen u de BG-
meterwaarde draadloos naar uw pomp verzond, moet u de
Bolus Wizard sluiten en weer openen om de BG-meterwaarde weer
te geven.
3. Als u geen geschikte, draadloze Bayer-meter gebruikt, kunt u BG selecteren
om de BG-meterwaarde handmatig in te voeren.
Opmerking: Als u ervoor kiest om geen BG-waarde in te voeren,
worden op het scherm in plaats van de BG-waarde drie streepjes
weergegeven.
4. Voor een KH-bolus: selecteer KH om het aantal koolhydraten van de maaltijd
in te voeren. Voor een correctiebolus waarbij geen voedsel is genuttigd: laat
de KH-waarde op 0 staan.
5. Bekijk de berekende bolusdosis. Als u de dosis wilt wijzigen, selecteert u Bolus
en brengt u de gewenste wijziging aan.
Opmerking: Als u de bolusdosis wijzigt, wordt het woord
“Aangepast” naast de nieuwe bolusdosis weergegeven.
6. Selecteer Volgende om de bolusinformatie te bekijken.
7. Selecteer Dual.
Het Bolus Wizard-scherm verschijnt, met een gelijkmatige verdeling van de
KH-dosis over het Nu- en het Square-gedeelte.
8. Als u de verdeling wilt wijzigen, selecteert u het schermgebied met de Nu-
waarde en past u de Nu-dosis aan.
84 Hoofdstuk 4
Wanneer u de Nu-dosis aanpast, wordt de Square-dosis automatisch
aangepast.
9. Pas de Tijd aan gedurende welke het Square Wave-gedeelte moet worden
toegediend. De tijdsduur kan 30 minuten tot 8 uur bedragen.
10. Selecteer Bolus geven om de bolus te starten.
Tijdens de toediening van een Dual Wave-bolus toont het beginscherm de
voortgang van het Nu-gedeelte van de toediening. Wanneer het Nu-gedeelte
voltooid is, wordt in het beginscherm Bolus (D) weergegeven op de Bolus-
knop. U kunt Bolus (D) selecteren om de bolus te stoppen, om meer
informatie over de toegediende insuline te bekijken en om het Bolusmenu te
openen. Het Bolusmenu biedt toegang tot de opties Bolus Wizard, Manuele
bolus, Voorkeuze bolus en Insuline-instellingen.
Dual Wave-bolus toedienen met de functie Manuele bolus
De Dual Wave-optie is pas in het Manuele bolus-scherm beschikbaar wanneer de
functie Dual Wave ingeschakeld is.
Dual Wave-bolus toedienen met de functie Manuele bolus:
1. Ga naar het Manuele bolus-scherm.
Beginscherm > Bolus > Manuele bolus
Het Manuele bolus-scherm verschijnt.
2. Stel de bolusdosis in (in eenheden) en selecteer Volgende.
3. Selecteer Dual.
Het Manuele bolus-scherm verschijnt, met een gelijkmatige verdeling van de
Nu- en Square-gedeelten.
bolus
Bolus 85
4. Als u de verdeling wilt wijzigen, selecteert u het schermgebied met de Nu-
waarde en past u de Nu-dosis aan. Wanneer u de Nu-dosis aanpast, wordt de
Square-dosis automatisch aangepast.
5. Pas de Tijd aan gedurende welke het Square Wave-gedeelte moet worden
toegediend. De tijdsduur kan 30 minuten tot 8 uur bedragen.
6. Selecteer Bolus geven om de bolus te starten.
Tijdens de toediening van een Dual Wave-bolus toont het beginscherm de
voortgang van het Nu-gedeelte van de toediening. Wanneer het Nu-gedeelte
voltooid is, wordt in het beginscherm Bolus (D) weergegeven op de Bolus-
knop. U kunt Bolus (D) selecteren om de bolus te stoppen, om meer
informatie over de toegediende insuline te bekijken en om het Bolusmenu te
openen. Het Bolusmenu biedt toegang tot de opties Bolus Wizard, Manuele
bolus, Voorkeuze bolus en Insuline-instellingen.
Easy Bolus
Met de functie Easy Bolus kunt u snel met behulp van alleen de -knop een
Normale bolus toedienen. U kunt de functie Easy Bolus alleen gebruiken als de
pomp in de slaapstand staat.
Voor u Easy Bolus kunt gebruiken, moet u de functie inschakelen en de
stapgrootte instellen. De stapgrootte bepaalt het aantal eenheden waarmee de
bolusdosis wordt verhoogd bij iedere keer dat u op de -knop drukt. De
Easy Bolus-toediening is beperkt tot 20 stappen of tot uw ingestelde maximale
bolusdosis (wat het eerst komt).
Om het tellen van de Easy Bolus-stappen te vergemakkelijken, laat de pomp bij
iedere druk op de -knop een andere toon horen. Er zijn vijf verschillende tonen,
die worden herhaald als u meer dan vijf stappen gebruikt.
86 Hoofdstuk 4
Uitleg van de Easy Bolus-stapgrootte
Bij het instellen van Easy Bolus kunt u een stapgrootte instellen van 0,1 tot
2,0 eenheden. U kunt de stapgrootte niet hoger instellen dan uw maximale bolus.
Stel de stapgrootte in op een makkelijk te gebruiken en te vermenigvuldigen getal.
In het volgende voorbeeld wordt weergegeven hoe de bolusdosis stijgt met
iedere stap of druk op de -knop bij gebruik van de functie Easy Bolus voor het
toedienen van een bolus. In dit voorbeeld bedraagt de stapgrootte 0,5 eenheden.
Voor toediening van 2,0 eenheden zijn vier stappen nodig: u moet dus vier keer
op de -knop drukken als u de functie Easy Bolus gebruikt.
Easy Bolus instellen
De Easy Bolus-optie is pas beschikbaar nadat de functie ingeschakeld is.
Easy Bolus instellen:
1. Ga naar het Easy Bolus-scherm.
Menu > Insuline-instellingen > Easy Bolus
2. Selecteer Easy Bolus om de functie in te schakelen.
3. Stel de waarde voor Stapgrootte in (in eenheden). U kunt de stapgrootte
instellen op 0,1 tot 2,0 eenheden. U kunt de stapgrootte niet hoger instellen
dan uw maximale bolus.
4. Selecteer Opslaan.
bolus
Bolus 87
Bolus toedienen met behulp van Easy Bolus
Kijk in het begin dat u de functie Easy Bolus gebruikt naar het pompscherm terwijl
u het aantal pieptonen of trilsignalen telt.
Let op: Controleer altijd uw pomp als deze onverwacht piept of trilt.
Let op: Wanneer u Audio of Trillen gebruikt en de luidspreker of het
trilmechanisme in uw pomp defect is, kan het gebeuren dat de
desbetreffende melding niet optreedt zoals u verwacht. Dit is met
name van belang wanneer u de de functie Easy Bolus gebruikt of
wanneer u de pomp handmatig heeft stopgezet; een gemiste melding
kan dan tot een over- of onderdosering van insuline leiden.
Neem bij vragen contact op met de 24 Hour HelpLine of het
Servicenummer.
Om de functie Easy Bolus te gebruiken, moet u de pomp in de slaapstand zetten
door de Menu-knop ongeveer twee seconden ingedrukt te houden.
Bolus toedienen met Easy Bolus:
1. Als uw pomp in de slaapstand staat, houdt u ongeveer één seconde
ingedrukt. Zodra uw pomp piept of trilt, laat u los. U kunt nu uw
Easy Bolus gaan programmeren.
Opmerking: Als de pomp niet reageert wanneer u op drukt,
staat hij misschien niet in de slaapstand (ook al is het scherm
donker).
2. Druk zo veel keer op als nodig is voor de gewenste bolusdosis.
Elke keer dat u op drukt, piept of trilt de pomp en wordt de bolusdosis
verhoogd met het aantal eenheden dat is ingesteld voor Stapgrootte.
Opmerking: U kunt de Easy Bolus-waarde niet veranderen met .
U annuleert de Easy Bolus met een druk op .
88 Hoofdstuk 4
3. Zodra u de gewenste bolusdosis heeft bereikt, houdt u ingedrukt om de
dosis te bevestigen. Het aantal keren dat u op de knop heeft gedrukt, wordt
bevestigd met hetzelfde aantal pieptonen of trilsignalen. Tel deze om te
controleren of de hoeveelheid klopt. Als de hoeveelheid niet klopt, houdt u
ingedrukt tot u een pieptoon hoort en begint u opnieuw bij stap 1.
4. Als de gewenste bolusdosis bevestigd is, houdt u ongeveer één seconde
ingedrukt om de bolus toe te dienen. Uw pomp piept of trilt. De bolus start
onmiddellijk na de bevestiging.
Opmerking: Als u de bolus niet binnen 10 seconden start, wordt
de Easy Bolus geannuleerd en verschijnt er een melding dat de
bolus niet is toegediend.
Voorkeuze bolus
Met de functie Voorkeuze bolus kunt u vooraf bolustoedieningen instellen die u
vaker verwacht te gebruiken. Er zijn vier Voorkeuze bolus-namen beschikbaar voor
bolussen die passen bij maaltijden met een bekende hoeveelheid koolhydraten:
Ontbijt, Lunch, Avondeten en Snack. Er zijn vier aanvullende Voorkeuze bolus-
namen die kunnen worden ingesteld voor andere omstandigheden (Bolus 1 tot en
met Bolus 4).
Opmerking: Als u een Dual Wave-bolus of Square Wave-bolus wilt
instellen, moet de functie Dual Wave of Square Wave ingeschakeld zijn.
Voorkeuze bolussen instellen en beheren
Voorkeuze bolusdosis instellen:
1. Ga naar het Setup voorkeuze bolus-scherm.
Menu > Insuline-instellingen > Setup voorkeuze bolus
Het Setup voorkeuze bolus-scherm verschijnt. Eventueel bestaande Voorkeuze
bolus-instellingen worden weergegeven.
2. Selecteer Toevoegen.
bolus
Bolus 89
Het Selecteer naam-scherm verschijnt en geeft de beschikbare Voorkeuze
bolus-namen weer.
3. Selecteer de Voorkeuze bolus die u wilt instellen.
Het Bewerken-scherm voor de geselecteerde Voorkeuze bolus verschijnt.
4. Selecteer Bolus om de bolusdosis in te stellen.
5. Selecteer Type als u dit wilt instellen op Normale bolus, Square Wave-bolus of
Dual Wave-bolus.
Opmerking: Het Type-veld verschijnt alleen als u de functie
Dual Wave-bolus of Square Wave-bolus ingeschakeld heeft.
Als u het type instelt op Square Wave of Dual Wave, verschijnen er
aanvullende instellingen.
6. Als u een Square Wave-bolus of Dual Wave-bolus wilt instellen, doet u het
volgende:
Voor een Square Wave-bolus stelt u de Tijd (tijdsduur) voor de
bolustoediening in.
Voor een Dual Wave-bolus stelt u de Nu/Square-percentages naar wens
in, en vervolgens stelt u de Tijd (tijdsduur) voor het Square Wave-
gedeelte van de bolus in.
Opmerking: Als u later de functie Dual Wave of Square Wave
uitschakelt, blijven uw bestaande Voorkeuze bolus-instellingen wel
beschikbaar.
7. Selecteer Opslaan.
Voorkeuze bolus wijzigen, hernoemen of wissen
U kunt een Voorkeuze bolus niet wissen, hernoemen of bewerken terwijl deze
wordt toegediend.
90 Hoofdstuk 4
Opmerking: U kunt een Dual Wave- of Square Wave-Voorkeuze bolus
niet bewerken wanneer de functie Dual Wave of Square Wave
uitgeschakeld is. U kunt een Dual Wave- of Square Wave-Voorkeuze bolus
echter wel hernoemen of wissen terwijl de functie Dual Wave of
Square Wave uitgeschakeld is.
Voorkeuze bolus wijzigen, hernoemen of wissen:
1. Ga naar het Setup voorkeuze bolus-scherm.
Menu > Insuline-instellingen > Setup voorkeuze bolus
Het Setup voorkeuze bolus-scherm verschijnt. Eventueel bestaande Voorkeuze
bolus-instellingen worden weergegeven.
2. Selecteer de gewenste Voorkeuze bolus.
3. Selecteer Opties.
4. Voer één van onderstaande handelingen uit:
Selecteer Bewerken als u de Bolus-waarde en het Type (indien van
toepassing) wilt wijzigen. Als u het in een Square Wave-bolus wilt
wijzigen, moet u de Tijd invoeren. Als u het in een Dual Wave-bolus wilt
wijzigen, moet u de Nu- en Square-hoeveelheden en de Tijd invoeren.
Selecteer Hernoemen als u deze Voorkeuze bolus een andere naam wilt
geven. Het Selecteer naam-scherm verschijnt, waarna u een van de
beschikbare namen in de lijst kunt selecteren.
Selecteer Wissen om deze Voorkeuze bolus te wissen.
Voorkeuze bolus toedienen
Volg deze stappen om een Voorkeuze bolus toe te dienen. U moet een waarde
voor Voorkeuze bolus instellen voor u de functie Voorkeuze bolus kunt gebruiken.
Zie Voorkeuze bolussen instellen en beheren, op blz. 89 voor meer informatie.
Voorkeuze bolus toedienen:
1. Ga naar het beginscherm.
2. Selecteer Bolus.
Het Bolus-scherm verschijnt.
bolus
Bolus 91
3. Selecteer Voorkeuze bolus.
Uw bestaande Voorkeuze bolus-instellingen worden weergegeven, evenals uw
huidige BG-waarde (indien van toepassing) en eventuele actieve insuline van
eerdere bolussen. Zie Informatie over actieve insuline, op blz. 75 voor meer
informatie over actieve insuline.
4. Selecteer de Voorkeuze bolus die u wilt toedienen.
5. Controleer de bolusdosis en selecteer Bolus geven.
De pomp piept of trilt en activeert een melding wanneer de bolus start.
Bolustoediening stoppen
In de volgende procedures wordt beschreven hoe u een Normale bolus of een
Dual Wave-bolus tijdens de toediening van het Nu-gedeelte stopzet, en hoe u een
Square Wave-bolus of een Dual Wave-bolus tijdens de toediening van het Square-
gedeelte stopzet.
Opmerking: Deze procedure beschrijft hoe u een bolus moet stoppen
die op dat moment wordt toegediend. Uw basale insulinetoediening
wordt niet stopgezet. Als u alle vormen van insulinetoediening wilt
stopzetten, moet u de functie Toediening stoppen gebruiken (Menu >
Toediening stoppen).
Toediening van een Normale bolus of van het Nu-gedeelte van een
Dual Wave-bolus stopzetten:
1. Terwijl de pomp een Normale bolus of het Nu-gedeelte van een Dual Wave-
bolus toedient, selecteert u Stop bolus in het beginscherm.
2. Als u de bolus wilt stoppen, selecteert u Ja om dat te bevestigen.
92 Hoofdstuk 4
Opmerking: Als er op dat moment tegelijkertijd een Normale bolus
en een Square Wave-bolus, of een Normale bolus en het Square-
gedeelte van een Dual Wave-bolus worden toegediend, worden
beide bolussen stopgezet.
Het Bolus gestopt-scherm verschijnt en geeft de toegediende bolusdosis
weer, naast uw oorspronkelijk ingestelde bolusdosis.
Toediening van een Square Wave-bolus of van het Square-gedeelte van een
Dual Wave-bolus stopzetten:
1. Selecteer Bolus (S) of Bolus (D) in het beginscherm.
2. Selecteer Stop bolus.
3. Als u de bolus wilt stoppen, selecteert u Ja om dat te bevestigen.
Opmerking: Als er op dat moment tegelijkertijd een Normale bolus
en een Square Wave-bolus, of een Normale bolus en het Square-
gedeelte van een Dual Wave-bolus worden toegediend, worden
beide bolussen stopgezet.
Het Bolus gestopt-scherm verschijnt en geeft de toegediende bolusdosis
weer, naast uw oorspronkelijk ingestelde bolusdosis.
bolus
Bolus 93
94 Hoofdstuk 4
5
reservoir en infusieset
5
Reservoir en infusieset
Reservoir en infusieset installeren
Als u klaar bent om de pomp met insuline te gaan gebruiken, moet u om te
beginnen de tijd en datum op uw pomp controleren. Zie Tijd en datum, op blz. 154
voor meer informatie over het wijzigen van de tijd en de datum op de pomp. U
moet bovendien uw instellingen programmeren volgens de instructies van uw
diabetesbehandelteam.
Benodigdheden:
MiniMed 640G-insulinepomp
Ampul met insuline (E100)
MiniMed-reservoir
MiniMed-geschikte infusieset met gebruiksaanwijzing
WAARSCHUWING: Als dit de eerste keer is dat u de pomp met
insuline gaat gebruiken, en u heeft geoefend met het toedienen
van bolussen op uw pomp, moet u de actieve-insulinewaarde
wissen vóór u met insuline van start gaat. Zie
Actieve insuline
wissen, op blz. 151
voor meer informatie.
Reservoir verwijderen
Als dit de eerste keer is dat u een reservoir in uw pomp plaatst en er momenteel
geen reservoir in de pomp zit, gaat u door naar Pomp terugdraaien, op blz. 98.
Reservoir en infusieset 97
reservoir en infusieset
WAARSCHUWING: Zorg ervoor dat de infusieset van uw lichaam
losgekoppeld is voordat u het reservoir uit de pomp verwijdert.
Reservoir verwijderen:
1. Was uw handen.
2. Verwijder de gehele infusieset uit uw lichaam.
3. Als de optionele activity guard op het reservoircompartiment van uw pomp
aangebracht is, verwijdert u deze nu.
4. Draai de katheterconnector een halve slag linksom en trek reservoir plus
katheterconnector uit de pomp.
Katheterconnector
5. Gooi het gebruikte reservoir en de gebruikte infusieset weg conform de lokale
milieuregelgeving.
Pomp terugdraaien
WAARSCHUWING: Zorg ervoor dat de infusieset van uw lichaam
losgekoppeld is voordat u de pomp terugdraait of de katheter van
de infusieset vult. Plaats nooit een reservoir in de pomp terwijl de
katheter op uw lichaam is aangesloten. Er kan anders een
ongewilde insuline-infusie optreden, met een lage
bloedglucosespiegel als gevolg.
Wanneer u de pomp terugdraait, keert de aandrijfstang in het
reservoircompartiment terug in de beginstand. Er kan dan een nieuw reservoir in
de pomp geplaatst worden.
98 Hoofdstuk 5
Opmerking: De aandrijfstang bevindt zich in het reservoircompartiment
van de pomp. Dit onderdeel duwt tegen het reservoir en perst de
insuline door de katheter.
Aandrijfstang
Pomp terugdraaien:
1. Ga naar het Nieuw reservoir-scherm.
Menu > Reservoir+katheter > Nieuw reservoir
Het Nieuw reservoir-scherm verschijnt.
Als u de infusieset en het reservoir nog niet verwijderd heeft, doet u dat nu.
2. Selecteer Terugdraaien.
De aandrijfstang in het reservoircompartiment van de pomp keert terug in de
beginstand. Dit kan verscheidene seconden duren. Tijdens dit proces wordt
de melding "Bezig met terugdraaien" weergegeven.
Er verschijnt vervolgens een melding dat de pomp het terugdraaien voltooid
heeft, waarna het Nieuw reservoir-scherm verschijnt.
reservoir en infusieset
Reservoir en infusieset 99
3. Volg de instructies in de volgende sectie om het reservoir te vullen.
Reservoir vullen
Waarschuwing: Gebruik het reservoir of de infusieset niet als er
vloeistof op de bovenzijde van het reservoir of in de
katheterconnector is gekomen (zie de afbeelding). Door vloeistof
kunnen de ventielen tijdelijk geblokkeerd raken. Dat kan ertoe
leiden dat er te veel of te weinig insuline wordt toegediend, met
hypoglykemie of hyperglykemie als mogelijk gevolg. Als er toch
vloeistof op de bovenzijde van het reservoir of in de
katheterconnector is gekomen, moet u opnieuw beginnen met een
nieuw reservoir en een nieuwe infusieset.
Katheter-
connector
Bovenzijde
reservoir
WAARSCHUWING: Laat de insuline vóór gebruik altijd eerst op
kamertemperatuur komen. Koude insuline kan leiden tot de
vorming van luchtbellen in reservoir en katheter, waardoor de
insulinetoediening onnauwkeurig kan worden.
100 Hoofdstuk 5
Voer de volgende stappen uit om het reservoir te vullen:
1. Haal het reservoir uit de verpakking en trek de zuiger helemaal terug.
Zuiger
Reservoir
Overdrachtbeveiliging
1
2. Wrijf de ampul schoon met alcohol (niet afgebeeld).
3. Druk de overdrachtbeveiliging op de ampul. Let op dat u hierbij niet op de
zuiger drukt.
Ampul
3
4. Zet de ampul onder druk door de zuiger langzaam omlaag te drukken. Houd
de zuiger ingedrukt.
5. Houd de zuiger in die stand vast en draai het geheel om, zodat de ampul nu
boven zit. Houd het geheel goed verticaal. Trek de zuiger langzaam naar
beneden om het reservoir te vullen.
reservoir en infusieset
Reservoir en infusieset 101
6. Tik een paar keer zachtjes tegen de zijkant van het reservoir, zodat eventuele
luchtbellen naar de bovenzijde van het reservoir stijgen.
6
5
4
7. Druk de zuiger net genoeg omhoog om de luchtbellen uit het reservoir te
verwijderen.
8. Trek de zuiger langzaam naar beneden om het reservoir te vullen met het
gewenste aantal eenheden insuline.
9. Zorg dat er geen vloeistof boven op het reservoir komt door het geheel weer
om te draaien en goed rechtop te houden, met de ampul onder. Draai het
reservoir linksom los en verwijder het reservoir recht omhoog van de
overdrachtbeveiliging.
10. Plaats de katheterconnector op het reservoir. Draai de connector rechtsom en
oefen lichte druk uit op het reservoir tot de onderdelen in elkaar glijden. Druk
de connector met een draaiende beweging in het reservoir tot de onderdelen
in elkaar vastklikken.
9
810
7
11. Tik een paar keer tegen de zijkant van het reservoir om eventuele luchtbellen
te verwijderen.
12. Druk de zuiger omhoog tot er insuline in de katheter zichtbaar is om
eventuele luchtbellen boven in het reservoir te verwijderen.
102 Hoofdstuk 5
13. Verwijder de zuiger uit het reservoir door deze - zonder eraan te trekken -
linksom te draaien.
11 12 13
14. Selecteer Volgende in het Nieuw reservoir-scherm.
In het Nieuw reservoir-scherm worden instructies weergegeven voor het in de
pomp plaatsen van het reservoir.
Opmerking: Als er een time-out van het Nieuw reservoir-scherm
optreedt en het beginscherm verschijnt, selecteert u Reservoir
plaatsen in het beginscherm.
15. Volg de instructies in de volgende sectie om het reservoir direct na het vullen
in het reservoircompartiment van de pomp te plaatsen.
reservoir en infusieset
Reservoir en infusieset 103
Reservoir in de pomp plaatsen
Voer de volgende stappen uit in de volgorde waarin ze worden gepresenteerd.
Let op: Plaats niet zonder voorafgaande training voor de eerste keer
een reservoir in de pomp.
WAARSCHUWING: Plaats nooit een reservoir in de pomp terwijl de
katheter op uw lichaam is aangesloten. Er kan anders een
ongewilde insuline-infusie optreden, met een lage
bloedglucosespiegel als gevolg.
Voor een juiste insulinehoeveelheid moet u de pomp terugdraaien
voordat u een nieuw reservoir plaatst.
Reservoir in de pomp plaatsen:
1. Als u de pomp voor het eerst gebruikt, verwijdert u het transportdopje uit het
reservoircompartiment.
2. Draai de pomp terug als u dat nog niet gedaan heeft. Zie Pomp terugdraaien,
op blz. 98 voor meer informatie.
3. Plaats het reservoir aan de bovenzijde in het reservoircompartiment.
4. Draai de katheterconnector ongeveer een halve slag rechtsom vast. De
vleugel op de katheterconnector moet horizontaal met de pomp zijn (zie
onderstaand voorbeeld).
Katheterconnector
5. De pomp moet nu het hieronder afgebeelde Nieuw reservoir-scherm
weergeven. Selecteer Volgende om door te gaan.
104 Hoofdstuk 5
Opmerking: Als er een time-out van het Nieuw reservoir-scherm
optreedt en het beginscherm verschijnt, selecteert u Reservoir
plaatsen in het beginscherm. Als het Nieuw reservoir-scherm
verschijnt, moet u mogelijk Volgende selecteren om in het eerder
weergegeven scherm te komen.
6. Wanneer het reservoir geplaatst is, selecteert u Plaatsen. Houd de knop
ingedrukt totdat er een vinkteken op het scherm verschijnt en de pomp piept
of trilt. Tijdens het ingedrukt houden van Plaatsen beweegt de aandrijfstang
in het reservoircompartiment omhoog totdat hij tegen het reservoir aan komt.
Opmerking: Als u na de start van het plaatsingsproces op de
Terug-knop drukt, wordt een Plaatsen mislukt-alarm geactiveerd.
Wanneer het plaatsingsproces voltooid is, verschijnt het volgende scherm.
reservoir en infusieset
Reservoir en infusieset 105
7. Selecteer Volgende om door te gaan.
8. Volg de instructies in de volgende sectie om de katheter met insuline te
vullen.
Katheter vullen
De katheter van de infusieset moet met insuline worden gevuld voordat de set in
het lichaam wordt ingebracht.
WAARSCHUWING: Zorg ervoor dat de infusieset van uw lichaam
losgekoppeld is voordat u de pomp terugdraait of de katheter van
de infusieset vult. Plaats nooit een reservoir in de pomp terwijl de
katheter op uw lichaam is aangesloten. Er kan anders een
ongewilde insuline-infusie optreden, met een lage
bloedglucosespiegel als gevolg.
Waarschuwing: Controleer altijd of er geen luchtbellen in de
katheter zitten. Houd Vullen ingedrukt tot alle luchtbellen uit de
katheter verwijderd zijn. Luchtbellen kunnen leiden tot een
onnauwkeurige insulinetoediening.
Katheter vullen:
1. Als u het reservoir geplaatst heeft en vervolgens in het Reservoir plaatsen-
scherm Volgende selecteert, verschijnt het Katheter vullen-scherm.
106 Hoofdstuk 5
2. Selecteer Vullen en houd de knop ingedrukt. De pomp piept zes keer om u
te laten weten dat het reservoir in positie wordt gebracht. Blijf Vullen
ingedrukt houden tot er insulinedruppels bij de punt van de infusiesetnaald
tevoorschijn komen. Laat de knop dan los. De pomp piept terwijl de katheter
wordt gevuld. Op het scherm wordt de hoeveelheid insuline weergegeven
die voor het vullen wordt gebruikt.
Als het Max vulvolume bereikt-alarm gaat, betekent dit dat er meer dan
30 eenheden insuline zijn gebruikt voor het vullen van de katheter. Ga voor
meer informatie naar Pompalarmen, -waarschuwingen en -meldingen, op
blz. 212 en lees de beschrijving voor Max vulvolume bereikt.
3. Selecteer Volgende om door te gaan.
4. Volg de instructies in de volgende sectie om de infusieset in uw lichaam in te
brengen voordat u de canule vult.
Infusieset inbrengen
WAARSCHUWING: Verwijder het reservoir niet uit de pomp terwijl
de infusieset op uw lichaam aangesloten is. Er kan anders een over-
of onderdosering van insuline optreden.
Zoals hierboven beschreven, moet u de volgende procedures hebben voltooid
vóórdat u de infusieset in uw lichaam inbrengt:
Pomp terugdraaien.
Reservoir vullen.
Reservoir in de pomp plaatsen.
Katheter vullen met insuline.
reservoir en infusieset
Reservoir en infusieset 107
De meest geschikte inbrengplaatsen voor de infusieset worden hier gearceerd
weergegeven. Voor meer comfort en een betere hechting een gebied van
5,0 cm (2 inch) rond de navel niet als infusieplaats gebruiken.
Let op: Wissel regelmatig van inbrengplaats voor de infusieset, om
overmatig gebruik van een plaats te voorkomen.
Let op: Vervang uw infusieset om de twee tot drie dagen, om
verstopping van de infusieset en infectie te voorkomen.
Om overmatig gebruik van een plaats te voorkomen en volgens een vast patroon
van inbrengplaats te wisselen, kan het handig zijn om een schema te volgen. Als
voorbeeld worden hier twee gebruikelijke methoden beschreven. Voor een
optimaal resultaat kunt u afwisselend elk van beide methoden gebruiken.
Stelt u zich voor dat er een klok op uw buik getekend is, met uw navel als
middelpunt. Begin bij 12 uur en wissel met de klok mee van inbrengplaats
voor de infusieset, dus eerst naar 3 uur, dan naar 6 uur, enzovoort.
108 Hoofdstuk 5
Stelt u zich voor dat er aan weerskanten van uw navel een letter M of W op
uw buik getekend is. Begin aan het uiteinde van een letter en ga voor elke
inbrengplaats naar het volgende punt van die letter. Ga daarna verder met de
andere letter.
Medtronic Diabetes levert verschillende infusiesets voor uw pomp. De instructies
voor de Quick-set-infusieset worden hier als voorbeeld gegeven.
Als de infusieset ingebracht is, gaat u verder met Canule vullen, op blz. 110 voor
het vullen van de canule van de infusieset.
reservoir en infusieset
Reservoir en infusieset 109
Quick-set-infusieset (met Quick-serter)
Er zijn verschillende infusiesets die u kunt gebruiken met uw pomp. In de
volgende inbrengprocedure is de Quick-set-infusieset als voorbeeld gebruikt.
Raadpleeg altijd de instructies die bij uw infusieset geleverd worden.
2
45 7
89 10 11
12 13 14
3
1
6
Canule vullen
De zachte canule moet met insuline worden gevuld. Dat moet gebeuren nadat de
infusieset in uw lichaam is ingebracht en de inbrengnaald is verwijderd. De
hoeveelheid insuline voor het vullen van de canule is afhankelijk van het type
infusieset dat u gebruikt. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing bij uw infusieset voor
de juiste gegevens.
110 Hoofdstuk 5
Opmerking: Als u een infusieset met een naald gebruikt, hoeft u de
canule niet te vullen. Selecteer Gereed als het systeem u vraagt om door
te gaan met het vulproces.
Canule vullen:
1. Na het vullen van de katheter en het inbrengen van de infusieset verschijnt
het Canule vullen?-scherm.
Opmerking: Als het scherm uitgeschakeld wordt voordat u gereed
bent om de canule te vullen, drukt u op een willekeurige knop van
de pomp om het weer in te schakelen.
2. Selecteer Vullen om nu de canule te vullen. Als u een infusieset met een
naald gebruikt, hoeft u de canule niet te vullen. Selecteer Gereed om deze
stap over te slaan.
Het Canule vullen-scherm verschijnt.
3. Voer het juiste vulvolume in voor uw type infusieset en selecteer Nu vullen.
Als u niet zeker bent van het vulvolume, zoekt u dit op in de
gebruiksaanwijzing bij uw infusieset.
reservoir en infusieset
Reservoir en infusieset 111
4. Zodra het vullen van de canule begint, geeft het scherm de toegediende
eenheden weer. De pomp piept of trilt wanneer de toediening voltooid is.
Na het vullen van de canule verschijnt het beginscherm. Uw pomp is nu klaar
om insuline toe te dienen.
Vullen van de canule stopzetten:
1. Selecteer Vullen stoppen om het vullen van de canule stop te zetten.
2. Selecteer Ja.
Het Vullen gestopt-scherm verschijnt, met weergave van de reeds
toegediende hoeveelheid.
3. Selecteer Gereed.
Infusieset loskoppelen en opnieuw aansluiten
In de volgende stappen is de Quick-set als voorbeeld gebruikt voor het
loskoppelen en weer aansluiten van een infusieset. Als u een andere infusieset dan
de Quick-set gebruikt, moet u altijd de gebruiksaanwijzing volgen die bij de
infusieset wordt geleverd.
Quick-set-infusieset loskoppelen
Met de Quick-set-infusieset kunt u de pomp tijdelijk loskoppelen zonder dat u de
infusieset uit uw lichaam hoeft te verwijderen.
1. Houd de knijpvlakken van het aansluitdeel tussen uw vingers vast.
2. Draai de aansluiting linksom.
3. Verwijder de aansluiting.
112 Hoofdstuk 5
1 2 3
Quick-set-infusieset opnieuw aansluiten
Zet het aansluitdeel met de vlakke kant naar beneden op de infusieplaats vast.
Knijp hierbij niet in de knijpvlakken van de aansluiting.
123
reservoir en infusieset
Reservoir en infusieset 113
114 Hoofdstuk 5
6
meter
6
Meter
U kunt maximaal zes geschikte Bayer-meters draadloos met uw pomp verbinden.
Als u geen meter aan de pomp koppelt, moet u de bloedglucosewaarden
handmatig invoeren. Om uw pomp en meter draadloos te verbinden, heeft u het
volgende nodig:
MiniMed 640G-insulinepomp
Geschikte Bayer-meter
Gebruiksaanwijzing bij geschikte Bayer-meter
Informatie over uw geschikte Bayer-meter
U kunt de pomp zo programmeren dat deze automatisch de bloedglucose-
meetwaarden van de geschikte Bayer-meter uitleest. Wanneer de pomp in het
beginscherm staat, piept of trilt de pomp wanneer hij een bloedglucose-
meetwaarde van de meter ontvangt. Het BG-meter-scherm verschijnt. In dit
scherm kunt u uw huidige bloedglucose-meetwaarde bekijken en desgewenst een
bolus toedienen. Een ontvangen BG-meetwaarde wordt gedurende 12 minuten in
het pompscherm weergegeven, naast eventueel nog actieve insuline van eerdere
bolussen. Als uw bloedglucose-meetwaarde buiten het bereik 3,9 tot 13,9 mmol/l
ligt, activeert de pomp een waarschuwing. In dat geval behandelt u uw te lage of
te hoge bloedglucosespiegel volgens de aanwijzingen van uw
diabetesbehandelteam.
De geschikte Bayer-meter is niet in alle landen verkrijgbaar.
Meter 117
meter
U kunt ook een Normale bolus of Voorkeuze bolus toedienen met uw geschikte
Bayer-meter. Zie Remote Bolus instellen, op blz. 118 voor meer informatie over het
instellen van uw pomp voor gebruik van de functie Remote Bolus. Bespreek het
gebruik van de functie Remote Bolus vooraf met uw diabetesbehandelteam.
Pomp en meter draadloos verbinden
Raadpleeg altijd de gebruiksaanwijzing bij uw geschikte Bayer-meter voor
instructies voor het verbinden van de meter met de pomp.
Remote Bolus instellen
Met Remote Bolus kunt u een Normale bolus of Voorkeuze bolus versturen vanaf
uw meter. Om deze optie te kunnen gebruiken, moeten uw geschikte Bayer-meter
en pomp draadloos met elkaar verbonden zijn, en moet de optie Remote Bolus op
de pomp ingeschakeld zijn. Bespreek het gebruik van de functie Remote Bolus
vooraf met uw diabetesbehandelteam.
In de volgende procedure wordt het in- en uitschakelen van de functie Remote
Bolus beschreven. Zie de gebruiksaanwijzing bij uw geschikte Bayer-meter voor
meer informatie over het gebruik van Remote Bolus.
Opmerking: Remote Bolus staat standaard aan.
Remote Bolus in- of uitschakelen:
1. Controleer of uw pomp en geschikte Bayer-meter met elkaar verbonden zijn.
2. Ga naar het Remote Bolus-scherm.
Menu > Extra's > Remote Bolus
Het Remote Bolus-scherm verschijnt.
3. Selecteer Remote Bolus om de functie in of uit te schakelen.
4. Selecteer Opslaan.
Meter uit de pomp wissen
Volg deze procedure om uw Bayer-meter uit de pomp te wissen.
118 Hoofdstuk 6
Meter uit de pomp wissen:
1. Ga naar het Apparaatbeheer-scherm.
Menu > Extra's > Apparaatopties > Apparaatbeheer
Het Apparaatbeheer-scherm verschijnt.
2. Identificeer en selecteer uw meter aan de hand van het serienummer. Zie de
gebruiksaanwijzing bij uw geschikte Bayer-meter voor meer informatie over
het lokaliseren van het serienummer.
3. Selecteer Wissen.
4. Er verschijnt een scherm dat u vraagt om te bevestigen dat u het apparaat
wilt wissen. Selecteer Ja om te bevestigen of Nee om te annuleren.
meter
Meter 119
120 Hoofdstuk 6
7
historie en gebeurtenissen
7
Historie en gebeurtenissen
Dit hoofdstuk beschrijft de functies Historie en Gebeurtenismarker. De Historie-
schermen geven uw persoonlijke gegevens weer van de pomptherapie, waaronder
informatie over uw insulinetoediening, BG-meterwaarden, sensorglucose (SG)-
meetwaarden, en eventueel geactiveerde alarmen en waarschuwingen. Met de
functie Gebeurtenismarker kunt u informatie invoeren en opslaan, zoals handmatig
gemeten BG-waarden, gegeten koolhydraten en lichaamsbeweging.
Historie
De functie Historie omvat onder meer de schermen Samenvatting, Daghistorie en
Alarmhistorie. Als u de sensorfunctie gebruikt, zijn de schermen SG-overzicht en
ISIG-historie beschikbaar.
Samenvatting-scherm
Het Samenvatting-scherm toont details van de insulinetoediening en
meterwaarden in de voorafgaande tijd. Als u een sensor gebruikt, geeft het
Samenvatting-scherm bovendien informatie weer over uw sensoralarmen en
sensorglucosewaarden (SG-meetwaarden).
U kunt de historische details van een enkele dag bekijken. U kunt ook meerdere
dagen selecteren om een gemiddelde van alle resultaten voor de geselecteerde
dagen te bekijken.
Samenvatting-scherm bekijken:
1. Ga naar het Samenvatting-scherm.
Menu > Historie > Samenvatting
Historie en gebeurtenissen 123
historie en gebeurtenissen
2. Selecteer het gewenste tijdvak voor het Samenvatting-scherm.
Het Samenvatting-scherm verschijnt en geeft de informatie weer voor het
aantal geselecteerde dagen.
3. U kunt naar beneden bladeren om het hele scherm te bekijken. Als u de
1 dag-weergave gebruikt, kunt u met de pompknoppen en de resultaten
per dag in de historie bekijken.
Uitleg van het Samenvatting-scherm
Het Samenvatting-scherm onderscheidt vijf categorieën met informatie:
Overzicht
Bolus
BG-meter
Sensor
SmartGuard
Samenvatting-scherm: Overzicht
In de volgende tabel wordt het overzichtgedeelte van het Samenvatting-scherm
beschreven.
Opmerking: Als u de Samenvatting-resultaten van een enkele dag
bekijkt, zijn de weergegeven waarden ook de werkelijke resultaten voor
de geselecteerde dag. Als u de Samenvatting-resultaten van meerdere
dagen bekijkt, geven de waarden een gemiddelde weer over de
geselecteerde dagen.
Naam Beschrijving
TDD (dagdosis) Totale dagelijkse dosis aan eenheden insuline.
Basaal Eenheden insuline gebruikt voor basaaltoediening.
Percentage insuline gebruikt voor basaaltoediening.
Bolus Eenheden insuline gebruikt voor bolustoediening.
Percentage insuline gebruikt voor bolustoediening.
KH-totaal Dagelijkse hoeveelheid koolhydraten, in grammen of equivalen‐
ten.
124 Hoofdstuk 7
Samenvatting-scherm: Bolus
In de volgende tabel wordt het bolusgedeelte van het Samenvatting-scherm
beschreven:
Opmerking: Als u de Samenvatting-resultaten van een enkele dag
bekijkt, zijn de weergegeven waarden ook de werkelijke resultaten voor
de geselecteerde dag. Als u de Samenvatting-resultaten van meerdere
dagen bekijkt, geven de waarden een gemiddelde weer over de
geselecteerde dagen.
Naam Beschrijving
Alleen KH-bolus Totaal aantal insuline-eenheden dat met de Bolus Wizard is
toegediend als alleen KH-bolus.
Aantal keren dat de Bolus Wizard alleen een KH-bolus heeft
toegediend.
Alleen BG-correctie Totaal aantal insuline-eenheden dat met de Bolus Wizard is
toegediend als alleen BG-correctiebolus.
Aantal keren dat de Bolus Wizard alleen een BG-correctiebolus
heeft toegediend.
KH-bolus+BG-corr. Totaal aantal insuline-eenheden dat met de Bolus Wizard is
toegediend als KH- en BG-correctiebolus.
Aantal keren dat de Bolus Wizard een KH- en BG-correctiebo‐
lus heeft toegediend.
Manuele bolus Totaal aantal eenheden bolusinsuline dat is toegediend als
Manuele bolus, Voorkeuze bolus of Easy Bolus.
Totaal aantal keren dat een bolus is toegediend als Manuele
bolus, Voorkeuze bolus of Easy Bolus.
Samenvatting-scherm: BG-meter
In de volgende tabel wordt het BG-metergedeelte van het Samenvatting-scherm
beschreven:
historie en gebeurtenissen
Historie en gebeurtenissen 125
Naam Beschrijving
BG Totaal aantal BG-meterwaarden, inclusief de waarden van een
geschikte Bayer-meter en handmatig ingevoerde BG-meterwaar‐
den.
BG-gemiddelde Gemiddelde BG-meterwaarden.
Meter-BG laag Laagste BG-meterwaarden die zijn ontvangen van een geschikte
Bayer-meter.
Meter-BG hoog Hoogste BG-meterwaarden die zijn ontvangen van een
geschikte Bayer-meter.
Manuele BG laag Laagste BG-meterwaarden die handmatig zijn ingevoerd.
Manuele BG hoog Hoogste BG-meterwaarden die handmatig zijn ingevoerd.
Samenvatting-scherm: Sensor
In de volgende tabel wordt het sensorgedeelte van het Samenvatting-scherm
beschreven. Als de sensorfunctie nooit ingeschakeld is geweest, wordt dit gedeelte
van het scherm niet weergegeven. Als de sensorfunctie ten minste één keer
ingeschakeld is geweest, maar momenteel uitgeschakeld is, wordt dit gedeelte van
het scherm grijs weergegeven.
Naam Beschrijving
SG-gemiddelde Gemiddelde sensorglucosewaarde.
SG-STD Standaarddeviatie van de SG-meetwaarden.
Boven bovengrens Percentage SG-meetwaarden boven de ingestelde alarmboven‐
grens van uw glucosebereik. Als uw glucose-alarmbovengrens
niet is ingesteld, gebruikt de pomp de standaardwaarden.
Zie Hoog-instellingen, op blz. 165 voor meer informatie over het
instellen van uw glucose-alarmbovengrens.
Binnen streefbereik Percentage SG-meetwaarden tussen de ingestelde alarmboven-
en -ondergrens van uw glucosebereik. Als de alarmboven-
en -ondergrens van uw glucosebereik niet zijn ingesteld,
gebruikt uw pomp de standaardwaarden. Zie Hoog-instellingen,
op blz. 165 en Laag-instellingen, op blz. 166 voor meer informa‐
tie over het instellen van de alarmboven- en -ondergrens van
uw glucosebereik.
126 Hoofdstuk 7
Naam Beschrijving
Onder ondergrens Percentage SG-meetwaarden onder de ingestelde alarmonder‐
grens van uw glucosebereik. Als uw glucose-alarmondergrens
niet is ingesteld, gebruikt de pomp de standaardwaarden.
Zie Laag-instellingen, op blz. 166 voor meer informatie over het
instellen van uw glucose-alarmondergrens.
Alarm vóór Hoog Aantal opgetreden Alarm vóór Hoog-meldingen.
Alarm bij Hoog Aantal opgetreden Alarm bij Hoog-meldingen.
Stijgalarm Aantal opgetreden Stijgalarmen.
Alarm vóór Laag Aantal opgetreden Alarm vóór Laag-meldingen.
Alarm bij Laag Aantal opgetreden Alarm bij Laag-meldingen.
Samenvatting-scherm: SmartGuard
In de volgende tabel wordt het SmartGuard-gedeelte van het Samenvatting-
scherm beschreven. Zie SmartGuard, op blz. 160 voor meer informatie over de
functie SmartGuard.
Naam Beschrijving
Stop vóór Laag Het gemiddelde aantal Stop vóór Laag-gebeurtenissen per dag.
Stop bij Laag Het gemiddelde aantal Stop bij Laag-gebeurtenissen per dag.
Tijdsduur sensorge‐
activeerde stop
De gemiddelde stoptijdsduur per dag als gevolg van Stop bij
Laag- of Stop vóór Laag-gebeurtenissen.
Aantal SG-metingen Aantal SG-metingen per dag.
Daghistorie
Het Daghistorie-scherm geeft een lijst weer met pompacties of gebeurtenisnotities
die u op de geselecteerde dag heeft uitgevoerd. Bijvoorbeeld uw BG-
meterwaarden, bolustoedieningen, toegepaste tijdelijke basale snelheden,
enzovoort. De meest recente actie of gebeurtenis staat boven aan de lijst. Van
iedere actie of gebeurtenis in deze lijst kunt u meer gegevens laten weergeven.
Daghistorie bekijken:
1. Ga naar het Daghistorie-scherm.
Menu > Historie > Daghistorie
historie en gebeurtenissen
Historie en gebeurtenissen 127
Er verschijnt een lijst met datums.
2. Selecteer de specifieke datum waarvan u de historie wilt bekijken. Er
verschijnt een lijst met pompacties en gebeurtenissen voor de geselecteerde
dag.
3. U kunt elk item in de lijst selecteren om te openen in het Details-scherm. Er
wordt dan meer informatie over de geselecteerde actie of gebeurtenis
weergegeven. Als u bijvoorbeeld de details van een met de Bolus Wizard
toegediende bolus wilt bekijken, toont het Details-scherm alle gegevens met
betrekking tot die bolus, zoals de BG-correctiedosis, actieve-insulinecorrectie,
ingevoerde koolhydraten en berekende bolus.
Alarmhistorie
Het Alarmhistorie-scherm geeft een lijst weer met alarmen en waarschuwingen die
op de geselecteerde dag zijn opgetreden. De meest recente alarmmelding of
waarschuwing staat boven aan de lijst. Van iedere alarmmelding of waarschuwing
in deze lijst kunt u meer gegevens laten weergeven.
Alarmhistorie bekijken:
1. Ga naar het Alarmhistorie-scherm.
Menu > Historie > Alarmhistorie
Er verschijnt een lijst met datums.
2. Selecteer de specifieke datum waarvan u de alarmhistorie wilt bekijken. Er
verschijnt een lijst met alle alarmen en waarschuwingen voor de
geselecteerde dag.
3. U kunt elke alarmmelding of waarschuwing in de lijst selecteren om te
openen in het Alarmdetails-scherm. Er wordt dan meer informatie over de
geselecteerde alarmmelding of waarschuwing weergegeven.
Sensorglucose-overzicht gebruiken
Met de functie Sensorglucose-overzicht kunt u een grafiek weergeven van uw SG-
historie op basis van de door u ingevoerde boven- en ondergrenswaarden. U kunt
de informatie van één dag bekijken, of een gemiddelde van uw SG-gegevens over
meerdere dagen.
128 Hoofdstuk 7
De functie Sensorglucose-overzicht is beschikbaar wanneer u de sensorfunctie
gebruikt.
Opmerking: De grenswaarden die u in dit scherm instelt, dienen alleen
voor het bekijken van uw sensorglucosegegevens. Het zijn niet dezelfde
waarden als de alarmboven- en -ondergrenzen die u gebruikt voor
sensoralarmen. Het wijzigen van uw grenswaarden voor Sensorglucose-
overzicht is niet van invloed op de ingestelde onder- en
bovengrenswaarden van uw glucosebereik.
Sensorglucosehistorie bekijken:
1. Ga naar het SG-overzicht-scherm.
Menu > Historie > Sensorglucose-overzicht
Het SG-overzicht-scherm verschijnt. De weergegeven boven- en ondergrenzen
zijn ofwel de waarden die u voor het laatste SG-overzicht heeft ingevoerd,
ofwel de standaardwaarden van 10 mmol/l voor de bovengrens en
3,9 mmol/l voor de ondergrens.
2. Voer de boven- en ondergrens in die u wilt gebruiken voor het
sensorglucose-overzicht.
Er moet een verschil zijn van minimaal 1,1 mmol/l tussen de SG-bovengrens
en SG-ondergrens.
3. Voer het aantal dagen uit de sensorglucosehistorie in waarvan u het
gemiddelde wilt zien, en selecteer Volgende.
Er verschijnt een grafiek van uw SG-gegevens. Als u één specifieke dag uit de
historie bekijkt, toont de grafiek details met betrekking tot de momenten
waarop uw SG boven, onder of binnen de door u opgegeven grenswaarden
historie en gebeurtenissen
Historie en gebeurtenissen 129
lag. U kunt naar beneden bladeren om het aantal uren en het percentage van
de tijd te bekijken dat uw SG zich boven, binnen en onder uw SG-
grenswaarden bevond.
Als u geen opgeslagen gegevens heeft, wordt op het scherm gemeld dat er
geen gegevens beschikbaar zijn.
20
15
10
5
mmol/l
SG-overzicht 4:00
Vr, Jan 18
12 3 6 9 12 15 18 21 24
2.2
Als u informatie over meerdere dagen bekijkt, toont de grafiek het
gemiddelde percentage van de tijd dat uw SG boven, onder of binnen de
door u opgegeven grenswaarden lag.
Binnen 9:00 h 38%
SG-overzicht
7 dgn (gem/dag)
Onder
3.9
7:00 h
15%
Boven
10.0
8:00 h
33%
4:00
ISIG-historie
ISIG staat voor een door de sensor gemeten signaal dat wordt gebruikt voor het
berekenen van uw sensorglucosewaarde. De functie ISIG-historie geeft de historie
weer van uw ISIG-waarden over de voorafgaande periode van 24 uur. Deze
informatie is primair bedoeld voor het oplossen van problemen door
servicepersoneel van Medtronic Diabetes, en komt pas beschikbaar nadat u de
sensorfunctie heeft ingeschakeld.
ISIG-historie bekijken:
1. Ga naar het ISIG-historie-scherm.
Menu > Historie > ISIG-historie
130 Hoofdstuk 7
2. Selecteer een tijd waarvan u de ISIG-historie wilt zien. Het ISIG-historie-scherm
voor het geselecteerde uur verschijnt.
Gebeurtenismarker
Met de functie Gebeurtenismarker kunt u bepaalde soorten informatie elektronisch
opslaan.
Als u deze functie gebruikt, moet u gebeurtenissen direct invoeren, omdat het
systeem het moment van invoer registreert. Naderhand wijzigen van in uw pomp
ingevoerde informatie is niet mogelijk. Opgeslagen gebeurtenissen kunt u bekijken
in het Daghistorie-scherm.
Deze informatie kan vervolgens worden verzonden naar de CareLink Personal-
therapiesoftware. Daarmee kunnen rapporten worden gegenereerd, die u samen
met uw diabetesbehandelteam kunt bekijken.
Gebeurtenismarkers invoeren:
1. Ga naar het Gebrtenismarker-scherm.
Menu > Gebrtenismarker
2. Selecteer een van de volgende gebeurteniscategorieën en vul de
bijbehorende informatie in:
BG Als u geen gebruikmaakt van de Bolus Wizard of een geschikte
Bayer-meter om uw BG-meterwaarden in uw pomp op te slaan,
kunt u ze hier invoeren. Als u een sensor gebruikt, kunt u een
hier ingevoerde BG-meterwaarde gebruiken voor kalibratie. U
kunt ook niet voor kalibratie bestemde BG-meterwaarden invoe‐
ren: bv. bloedglucosewaarden die u meet tijdens de maaltijd of
wanneer uw bloedglucosespiegel snel daalt of stijgt.
Injectie Voer het aantal eenheden in van alle insuline die u per injectie
heeft toegediend.
Opmerking: Insuline-eenheden die zijn inge‐
voerd als Injectie-marker, worden niet bij de door
uw pomp bijgehouden actieve insuline opgeteld.
historie en gebeurtenissen
Historie en gebeurtenissen 131
Voeding Voer de hoeveelheid koolhydraten in die u heeft gegeten of
gedronken, en die u niet heeft ingevoerd in de Bolus Wizard. U
kunt bv. koolhydraten invoeren die u heeft gegeten om een
lage bloedglucosespiegel te corrigeren.
Voer hier geen koolhydraten in die u al in de Bolus Wizard
heeft ingevoerd.
Bewe‐
ging
Voer de tijdsduur van de lichaamsbeweging in. Het is handig
om hiervoor een vaste volgorde aan te houden: voer de infor‐
matie altijd vóór of na de lichaamsbeweging in.
Overige Voorbeelden van Overige-markers zijn: wanneer u geneesmid‐
delen gebruikt, wanneer u ziek bent, wanneer u gespannen
bent.
132 Hoofdstuk 7
8
herinneringen
8
Herinneringen
Herinneringen attenderen u op belangrijke routinebezigheden die u moet
uitvoeren. Er zijn specifieke herinneringen die u na een bolus vragen om uw
bloedglucose te controleren, een KH-bolus toe te dienen, uw reservoirniveau te
controleren en uw infusieset te vervangen. Er zijn ook persoonlijke herinneringen
beschikbaar die u een willekeurige bestemming kunt geven. Als de sensorfunctie
ingeschakeld is, vraagt de Kalibratie-herinnering u om uw sensor te kalibreren.
Persoonlijke herinneringen
Persoonlijke herinneringen bevatten zes genummerde herinneringen, naast de
specifieke herinneringen voor BG-controle en medicatie.
Aanmaken van een nieuwe Persoonlijke herinnering:
1. Ga naar het Persoonlijk-scherm.
Menu > Herinneringen > Persoonlijk
2. Selecteer Toevoegen.
Het Selecteer naam-scherm verschijnt en toont de beschikbare herinneringen.
3. Selecteer de herinnering die u wilt instellen.
Het Bewerken-scherm voor de geselecteerde herinnering verschijnt.
4. Voer het tijdstip in waarop u de herinnering wilt activeren.
5. Selecteer Opslaan. De Persoonlijke herinnering wordt elke dag op de
ingestelde tijd geactiveerd, tenzij u de herinnering wijzigt of wist.
Herinneringen 135
herinneringen
Wijzigen, hernoemen of wissen van een bestaande Persoonlijke herinnering:
1. Ga naar het Persoonlijk-scherm.
Menu > Herinneringen > Persoonlijk
2. Selecteer de herinnering die u wilt wijzigen.
3. Voer één van onderstaande handelingen uit:
Selecteer Herinnering om deze herinnering in of uit te schakelen.
Selecteer Bewerken om het tijdstip van de herinnering te wijzigen.
Selecteer Hernoemen om een nieuwe naam voor deze herinnering te
selecteren.
Selecteer Wissen om deze herinnering te wissen.
BG-controle na bolus-herinnering
De BG-controle na bolus-herinnering attendeert u erop om na een bolus uw
bloedglucose te controleren. Nadat u een bolus heeft gestart, vraagt de pomp u
hoeveel tijd later u eraan herinnerd wilt worden om uw bloedglucose te
controleren. De timer begint af te tellen zodra de bolus start.
Opmerking: De BG-controle na bolus-herinnering is niet beschikbaar als
u een bolus toedient met de Remote Bolus-functie van uw geschikte
Bayer-meter.
BG-controle na bolus-herinnering in- of uitschakelen:
1. Ga naar het BG-controle-scherm.
Menu > Herinneringen > BG-controle na bolus
2. Herinnering in- of uitschakelen: selecteer Herinnering.
3. Selecteer Opslaan.
BG-controle na bolus-herinnering gebruiken bij het toedienen van een bolus:
1. Wanneer u de BG-controle na bolus-herinnering heeft ingeschakeld, verschijnt
na het starten van een bolus altijd het volgende scherm:
136 Hoofdstuk 8
2. Voer een tijdsduur in van 30 minuten tot 5 uur, met een stapgrootte van
30 minuten. Selecteer OK. Als u geen herinnering na de bolus wilt, selecteert
u de streepjes zonder een tijd in te voeren, en selecteert u daarna OK. Druk
zo nodig op om naar de streepjes terug te keren.
Gemiste maaltijdbolus-herinnering
De Gemiste maaltijdbolus-herinnering waarschuwt u als niet binnen de ingestelde
periode een bolus is toegediend. Deze perioden worden meestal ingesteld op
basis van uw normale etenstijden om ervoor te zorgen dat u geen KH-bolus
overslaat. U kunt maximaal acht Gemiste maaltijdbolus-herinneringen instellen.
Aanmaken van een nieuwe Gemiste maaltijdbolus-herinnering:
1. Ga naar het Gemiste maaltijdbolus-scherm.
Menu > Herinneringen > Gemiste maaltijdbolus
2. Selecteer Toevoegen.
3. Selecteer Starttijd en voer een tijd in.
4. Selecteer Eindtijd en voer een tijd in. Het tijdbereik bedraagt één minuut tot
24 uur.
5. Selecteer Opslaan.
Bestaande Gemiste maaltijdbolus-herinneringen in- en uitschakelen, wijzigen
of wissen:
1. Ga naar het Gemiste maaltijdbolus-scherm.
Menu > Herinneringen > Gemiste maaltijdbolus
2. Selecteer een van de eerder aangemaakte herinneringen.
3. Maak de gewenste wijzigingen:
herinneringen
Herinneringen 137
Selecteer Herinnering om deze herinnering in of uit te schakelen.
Selecteer Bewerken om het tijdstip van deze herinnering te wijzigen.
Selecteer Wissen om deze herinnering te wissen.
Laag reservoir-herinnering
De Laag reservoir-herinnering waarschuwt u wanneer het insulineniveau in uw
reservoir laag is. Met deze functie kunt u de pomp zo instellen dat deze een
herinnering activeert voordat uw reservoir leeg is. U kunt een van de volgende
typen Laag reservoir-herinnering selecteren:
Eenh. Waarschuwt u wanneer in uw reservoir een specifiek aantal eenheden
over is. Vervolgens krijgt u opnieuw een waarschuwing wanneer de helft van
dat aantal resteenheden is opgebruikt.
Tijd Waarschuwt u wanneer een specifieke tijdsduur resteert voordat uw
reservoir leeg is. Vervolgens krijgt u één uur voordat uw insuline op is
(afhankelijk van uw geprogrammeerde basale insulinetoediening) opnieuw een
waarschuwing.
Opmerking: De resterende tijd of het resterende aantal eenheden in uw
reservoir kunt u bekijken in het Snelle status-scherm. Zie Statusschermen
bekijken, op blz. 34 voor meer informatie over het openen van de
statusschermen.
Als u de Tijd-optie van de Laag reservoir-herinnering gebruikt, moet u wel
bedenken dat de herinneringstijd uitsluitend gebaseerd is op de
toedieningssnelheid van uw basale insuline. Als u een bolus toedient, daalt de
resterende tijd sneller.
Als uw reservoir bijvoorbeeld genoeg insuline bevat voor 10 uur wanneer u gaat
slapen, en u slaapt acht uur zonder bolusinsuline te gebruiken, dan zult u bij het
opstaan nog voor twee uur basale insuline over hebben. Maar stel dat uw reservoir
nog voor 10 uur insuline bevat wanneer u 's morgens naar uw werk gaat. Als u
een bolus toedient voor een tussendoortje halverwege de ochtend en nog een
voor uw lunch, dan daalt het aantal resterende uren navenant. Uw insuline zal dan
vóór het eind van uw achturige werkdag op zijn.
138 Hoofdstuk 8
Waarschuwing: Wanneer de pomp tijdens het toedienen van een
bolus of canulevulling een laag reservoirniveau waarneemt, wordt
de waarschuwing Laag reservoir weergegeven. Controleer de
resterende hoeveelheid insuline nadat de toediening voltooid is.
Zorg dat de pomp niet leeg komt te staan, aangezien dat kan leiden
tot onderdosering van insuline.
Laag reservoir-herinnering instellen:
1. Ga naar het Laag reservoir-scherm.
Menu > Herinneringen > Laag reservoir
2. Selecteer Type om Eenh. (Eenheden) of Tijd te gebruiken voor het instellen
van de herinnering.
3. Voer een van de volgende handelingen uit, afhankelijk van het geselecteerde
type:
Selecteer Eenh. om het aantal eenheden in te voeren. U kunt een waarde
instellen van 5 eenheden tot 50 eenheden.
Selecteer Tijd om het aantal uren in te voeren dat u voor de herinnering
wilt gebruiken. U kunt 2 tot 24 uur instellen.
4. Selecteer Opslaan.
Vervang infusieset-herinnering
De Vervang infusieset-herinnering attendeert u erop om uw infusieset te
vervangen. Als u deze herinnering heeft ingeschakeld, wordt automatisch de tijd
tussen het vernieuwen van infusiesets bijgehouden en wordt u eraan herinnerd
om uw infusieset te vervangen.
Vervang infusieset-herinnering in- of uitschakelen:
1. Ga naar het Vervang infusieset-scherm.
Menu > Herinneringen > Vervang infusieset
2. Selecteer Herinnering om de herinnering in of uit te schakelen. Als u de
herinnering inschakelt, selecteert u Tijd en selecteert u vervolgens een
periode (twee of drie dagen) voor de herinnering.
3. Selecteer Opslaan.
herinneringen
Herinneringen 139
Kalibratie-herinneringen
De Kalibratie-herinnering is beschikbaar als u gebruikmaakt van de sensorfunctie.
Deze functie herinnert u eraan om uw sensor te kalibreren. Stelt u de herinnering
bijvoorbeeld in op vier uur, dan ontvangt u een Kalibreer vóór-waarschuwing vier
uur voordat de volgende BG-meterwaarde moet worden ingevoerd.
Kalibratie-herinnering in- of uitschakelen, of wijzigen:
1. Ga naar het Kalibratie-scherm.
Menu > Herinneringen > Kalibratie
2. Selecteer Herinnering om de herinnering in of uit te schakelen.
3. Als u de herinnering inschakelt, selecteert u Tijd en voert u een tijd van
5 minuten tot 6 uur in.
4. Selecteer Opslaan.
140 Hoofdstuk 8
9
algemene instellingen
9
Algemene instellingen
Dit hoofdstuk geeft informatie over veel voorkomende taken voor verschillende
instellingen.
Vliegtuigmodus
In de vliegtuigmodus wordt tijdelijk alle draadloze communicatie met uw pomp
stopgezet. Gebruik deze modus wanneer u met het vliegtuig reist en wordt
verzocht om draadloze apparaten uit te schakelen.
Controleer het beleid van de luchtvaartmaatschappij op specifieke instructies met
betrekking tot het gebruik van medische apparaten tijdens de vlucht. Controleer
het lokale luchthavenbeleid op specifieke instructies met betrekking tot medische
apparaten en veiligheidsprocedures.
De volgende tabel bevat speciale instructies voor het gebruik van de
vliegtuigmodus en andere apparaten in combinatie met uw pomp:
Bij gebruik
van dit appa‐
raat:
Doet u dit:
Geschikte
Bayer-meter
Bij ingeschakelde vliegtuigmodus is de functie Remote Bolus niet
meer beschikbaar, en moet u de BG-meterwaarden handmatig invoe‐
ren. Wanneer de vliegtuigmodus wordt uitgeschakeld, kunt u uw
geschikte Bayer-meter normaal gebruiken.
Niet-gekop‐
pelde BG-
meter
U kunt uw niet-gekoppelde BG-meter normaal gebruiken, ongeacht
of de vliegtuigmodus wel of niet ingeschakeld is.
Algemene instellingen 143
algemene instellingen
Bij gebruik
van dit appa‐
raat:
Doet u dit:
Sensor en zen‐
der
Bij ingeschakelde vliegtuigmodus kan uw pomp geen sensorglucose‐
waarden van uw zender ontvangen. Uw zender gaat door met het
verzamelen van sensorglucosewaarden en kan tot 10 uur aan sensor‐
gegevens opslaan.
Wanneer de vliegtuigmodus wordt uitgeschakeld, kan het tot
15 minuten duren voor de pomp en de zender hun draadloze com‐
municatie hervatten. De zender begint de voorafgaande 10 uur aan
sensorinformatie naar de pomp te versturen.
Wanneer u de vliegtuigmodus uitschakelt:
Als de vliegtuigmodus zes uur of minder ingeschakeld is geweest:
wacht 15 minuten, zodat de sensor en de zender de ontbrekende
sensorglucosewaarden draadloos naar uw pomp kunnen versturen.
Als de vliegtuigmodus langer dan zes uur ingeschakeld is geweest:
koppel de sensor los van de zender, sluit hem weer aan en selec‐
teer Zelfde sensor aansluiten zodra dat op het pompscherm ver‐
schijnt.
Vliegtuigmodus in- of uitschakelen:
1. Ga naar het Vliegtuigmodus-scherm.
Menu > Extra's > Vliegtuigmodus
2. Selecteer Vliegtuigmodus om de functie in of uit te schakelen.
3. Selecteer Opslaan.
Bij ingeschakelde vliegtuigmodus geeft de statusbalk het vliegtuigpictogram
weer in plaats van het gebruikelijke verbindingspictogram.
Audio-opties
In het Audio-opties-scherm kunt u het geluidsvolume van de meeste
waarschuwingen en meldingen wijzigen, evenals de instellingen voor audio en
trillen. U kunt kiezen uit een van deze drie audio-opties:
144 Hoofdstuk 9
Audio
Trillen
Audio en Trillen
De momenteel gebruikte audio-optie wordt weergegeven op de statusbalk.
Zie Statusbalk, op blz. 29 voor meer informatie.
Instellingen voor audio en trillen aanpassen:
1. Ga naar het Audio-opties-scherm.
Menu > Audio-opties
2. Selecteer de gewenste optie voor audio en trillen.
3. Als u Audio of Audio en Trillen selecteert, kunt u het volume wijzigen.
Selecteer Volume en stel het gewenste niveau in met de Links- of Rechts-
knop.
4. Selecteer Opslaan.
AutoStop
AutoStop is een veiligheidsvoorziening die alle vormen van insulinetoediening
stopt en een alarm activeert als u gedurende een bepaalde periode geen knoppen
indrukt. Uw diabetesbehandelteam laat u bijvoorbeeld de tijd instellen op basis
van het aantal uren dat u gewoonlijk slaapt. Bespreek met uw
diabetesbehandelteam hoe u deze functie het best gebruikt.
AutoStop instellen:
1. Ga naar het AutoStop-scherm.
Menu > Insuline-instellingen > AutoStop
2. Selecteer Alarm.
3. Selecteer Tijd en voer het gewenste aantal uren in.
4. Selecteer Opslaan.
Blokkeringsmodus
Met de blokkeringsmodus kunnen verzorgers (zoals bijvoorbeeld de ouders van
jonge patiënten) de toegang tot kritische pompinstellingen beperken.
algemene instellingen
Algemene instellingen 145
Let op: In de blokkeringsmodus kunt u de pomp nog wel handmatig
stopzetten. Dat kan leiden tot een hoge bloedglucosespiegel en
ketoacidose.
Bij ingeschakelde blokkeringsmodus kunt u geen nieuwe bolustoediening starten,
geen nieuw basaal patroon starten en geen nieuwe tijdelijk basaal starten. Een
eerder gestarte bolus- en basaaltoediening gaat echter wel normaal door, en de
pompgebruiker kan een eventuele bolustoediening op elk gewenst moment
stopzetten.
U kunt bij ingeschakelde blokkeringsmodus op de pomp nog wel de
insulinetoediening stopzetten, SG-waarden ontvangen, BG-waarden van een
geschikte Bayer-meter ontvangen, de historie bekijken, de pomptest uitvoeren en
alarmen en waarschuwingen wissen. U kunt echter geen instellingen wijzigen.
Waarschuwing: Het toedienen van een Remote Bolus vanaf een
geschikte Bayer-meter wordt niet door de blokkeringsmodus
verhinderd. Bij ingeschakelde blokkeringsmodus van de pomp kunt
u nog altijd vanaf uw geschikte Bayer-meter een bolus toedienen
met de functie Remote Bolus.
Blokkeringsmodus in- of uitschakelen:
1. Ga naar het Blokkeringsmodus-scherm.
Menu > Extra's > Blokkering
2. Selecteer Blokkeringsmodus om de functie in of uit te schakelen.
3. Selecteer Opslaan. Bij ingeschakelde blokkeringsmodus wordt op de
statusbalk het slot-pictogram weergegeven.
Als u de blokkeringsmodus inschakelt, wordt u via een melding gevraagd of u
ook uw Remote Bolus-instelling wilt wijzigen. Die melding verschijnt alleen als
Remote Bolus ingeschakeld is.
4. Selecteer Ja als u de Remote Bolus-instelling wilt wijzigen.
5. Selecteer Remote Bolus om de functie in of uit te schakelen.
6. Selecteer Opslaan.
146 Hoofdstuk 9
KH-eenheid
Met de instelling van de KH-eenheid geeft u aan of u koolhydraten wilt invoeren
en bekijken in grammen (g) of in equivalenten (EQ). U voert de
koolhydraatinformatie in bij gebruik van de Bolus Wizard en wanneer u uw
voeding noteert in Gebeurtenismarker.
KH-eenheid wijzigen:
1. Ga naar het KH-eenheid-scherm.
Menu > Extra's > KH-eenheid
2. Selecteer Gram of Equivalenten.
3. Selecteer Opslaan.
Weergaveopties
Met de functie Weergaveopties kunt u de helderheid van het scherm hoger of
lager instellen. In het Weergaveopties-scherm kunt u ook instellen hoelang de
schermverlichting aan blijft na het indrukken van een knop.
Weergaveopties aanpassen:
1. Ga naar het Weergaveopties-scherm.
Menu > Extra's > Weergaveopties
2. Selecteer Helderheid om de helderheid van het scherm aan te passen. U kunt
niveau 1 t/m 5 instellen. Als u Auto selecteert, past de helderheid van het
scherm zich automatisch aan de omgeving aan.
Opmerking: De helderheidsinstelling kan van invloed zijn op de
levensduur van de batterij. Overweeg een lager instellingsniveau om
de batterij te sparen.
3. Selecteer Schermlicht om de time-out (wachttijd) voor de schermverlichting
van het pompscherm aan te passen. Mogelijke selecties zijn 15 seconden,
30 seconden, 1 minuut en 3 minuten.
algemene instellingen
Algemene instellingen 147
Opmerking: De schermverlichting kan van invloed zijn op de
levensduur van de batterij. Overweeg instelling van de schermtime-
out op 15 seconden om de batterij te sparen.
4. Selecteer Opslaan.
Taal
U kunt de taal wijzigen die de pomp gebruikt voor het weergeven van informatie.
Taalinstelling wijzigen:
1. Ga naar het Taal-scherm.
Menu > Extra's > Taal
Een vinkteken geeft aan welke taal actief is.
2. Selecteer de gewenste taal.
3. Selecteer Ja wanneer de bevestigingsmelding verschijnt.
Pompinstellingen beheren
Met de functie Instellingenbeheer kunt u uw instellingen opslaan, herstellen of
wissen.
In de volgende tabel worden de verschillende opties voor Instellingenbeheer
beschreven:
Instellingen
opslaan
Voor het opslaan van uw huidige instellingen, zodat u deze
later kunt gebruiken wanneer uw instellingen opnieuw moe‐
ten worden ingevoerd.
Instellingen her‐
stellen
Voor het herstellen van uw instellingen op basis van de
backup-instellingen die u heeft opgeslagen met de functie
Instellingen opslaan.
Alle instellingen
wissen
Voor het wissen van uw instellingen en het terugzetten op
de fabrieksinstellingen. Als u de pomp weer wilt gebruiken
nadat alle instellingen zijn gewist, moet u Instellingen her‐
stellen gebruiken. U kunt dan een eerdere versie van uw
instellingen terugzetten of uw instellingen opnieuw invoe‐
ren.
148 Hoofdstuk 9
Wis actieve insu‐
line
Deze optie wordt alleen weergegeven als u uw actieve insu‐
line nooit eerder heeft gewist. Gebruik deze functie als u uw
pomp voor het eerst met insuline gaat gebruiken. U kunt uw
actieve insuline maar één keer wissen.
Instell.historie Voor het weergeven van een overzicht van uw recente acti‐
viteiten met betrekking tot instellingenbeheer, zoals het
opslaan, wissen en herstellen van instellingen.
Instellingen opslaan
Wanneer u uw instellingen opslaat, kunt u ze op een later tijdstip zo nodig
herstellen.
Opslaan van uw huidige instellingen:
1. Ga naar het Instellingenbeheer-scherm.
Menu > Extra's > Instellingenbeheer
2. Houd en tegelijk ingedrukt tot het Instellingenbeheer-menu verschijnt.
3. Selecteer Instellingen opslaan.
Als dit de eerste keer is dat uw instellingen worden opgeslagen, verschijnt
een bevestigingsmelding dat uw instellingen opgeslagen zijn.
Als u eerder instellingen heeft opgeslagen, wordt u via een melding gevraagd
of u de eerder opgeslagen instellingen wilt vervangen door uw huidige
instellingen. Selecteer Ja om dit te accepteren. Selecteer Nee om te
annuleren.
Instellingen herstellen
Met deze optie kunt u uw huidige pompinstellingen vervangen door de laatst
opgeslagen versie van uw instellingen. De menuoptie Instellingen herstellen is
alleen beschikbaar als uw instellingen eerder zijn opgeslagen.
Vorige instellingen herstellen:
1. Ga naar het Instellingenbeheer-scherm.
Menu > Extra's > Instellingenbeheer
2. Houd en tegelijk ingedrukt tot het Instellingenbeheer-menu verschijnt.
3. Selecteer Instellingen herstellen.
algemene instellingen
Algemene instellingen 149
4. Als u uw huidige instellingen wilt vervangen door uw vorige instellingen,
selecteert u Ja. Selecteer Nee om te annuleren.
Instellingen wissen
Met de functie Alle instellingen wissen kunt u uw huidige instellingen wissen en
terugzetten op de fabrieksinstellingen. Na het wissen van uw instellingen verschijnt
de Startup Wizard, waarna u uw pompinstellingen opnieuw kunt invoeren. U moet
uw instellingen opnieuw invoeren als u uw pomp wilt blijven gebruiken.
Met de functie Alle instellingen wissen verwijdert u niet de draadloze verbindingen
met andere apparaten, zoals uw zender of uw geschikte Bayer-meter.
Let op: Wis de instellingen van uw pomp uitsluitend op aanwijzing
van uw diabetesbehandelteam. Als u de instellingen wist, moet u al
uw persoonlijke instellingen opnieuw invoeren volgens de
aanwijzingen van uw diabetesbehandelteam.
Wissen van al uw instellingen:
1. Zorg dat de pomp niet op uw lichaam aangesloten is.
2. Ga naar het Instellingenbeheer-scherm.
Menu > Extra's > Instellingenbeheer
3. Houd en tegelijk ingedrukt tot het Instellingenbeheer-menu verschijnt.
4. Selecteer Alle instellingen wissen.
Er verschijnt een bevestigingsvenster waarin u wordt gevraagd of u al uw
instellingen wilt wissen.
5. Selecteer Ja als u door wilt gaan met het wissen van uw instellingen. Als u
uw instellingen niet wilt wissen, selecteert u Nee.
Als u uw instellingen heeft gewist, verschijnt het welkomstscherm en gaat de
pomp verder met de Startup Wizard. Zie Startup-instellingen invoeren, op blz. 25
voor meer informatie over het invoeren van uw Startup-instellingen.
150 Hoofdstuk 9
Actieve insuline wissen
Gebruik deze functie als u uw pomp voor het eerst met insuline gaat gebruiken.
Deze functie wist alle door de pomp bijgehouden actieve-insulinewaarden en zet
de actieve-insulinewaarde terug op nul. Als u heeft geoefend met het toedienen
van bolussen op uw pomp, moet u de actieve insuline wissen vóór u de pomp
met insuline gaat gebruiken. De Bolus Wizard gebruikt dan de juiste hoeveelheid
actieve insuline voor de bolusberekeningen.
U kunt uw actieve insuline maar één keer wissen. Wanneer u uw actieve insuline
heeft gewist, is de functie niet meer beschikbaar.
1. Ga naar het Instellingenbeheer-scherm.
Menu > Extra's > Instellingenbeheer
2. Houd en tegelijk ingedrukt tot het Instellingenbeheer-menu verschijnt.
Het Instellingenbeheer-scherm verschijnt. Als u uw actieve insuline nooit
eerder gewist heeft, verschijnt nu de Wis actieve insuline-optie.
Instellingenbeheer
Instellingen opslaan
Instellingen herstellen
Alle instellingen wissen
Wis actieve insuline
Instell.historie
Opmerking: Als de Wis actieve insuline-optie niet wordt
weergegeven in het Instellingenbeheer-scherm, betekent dit dat de
actieve insuline op uw pomp al is gewist.
3. Selecteer Wis actieve insuline.
Er verschijnt een bevestigingsvenster waarin u wordt gevraagd of u wilt
doorgaan.
4. Selecteer Wissen als u de waarde voor actieve insuline uit uw pomp wilt
verwijderen. Als u uw actieve insuline op dit moment niet wilt wissen,
selecteert u Annuleren.
algemene instellingen
Algemene instellingen 151
Er verschijnt een melding die bevestigt dat uw actieve-insulinewaarde is
gewist.
Historie pompinstellingen bekijken
De functie Instellingenhistorie geeft een overzicht weer van uw recente activiteiten
met betrekking tot instellingenbeheer, zoals het opslaan, wissen en herstellen van
instellingen.
1. Ga naar het Instellingenbeheer-scherm.
Menu > Extra's > Instellingenbeheer
2. Houd en tegelijk ingedrukt tot het Instellingenbeheer-menu verschijnt.
3. Selecteer Instell.historie.
Het Instell.historie-scherm verschijnt.
Zelftest
Zelftest is een veiligheidsvoorziening waarmee u de juiste werking van de pomp
kunt controleren. Deze zelfdiagnosefunctie kan worden gebruikt als onderdeel van
het standaard onderhoud van de pomp en om te controleren of de pomp naar
behoren functioneert. Zelftest is een aanvulling op de automatische
routinecontroles die worden uitgevoerd terwijl de pomp in werking is.
WAARSCHUWING: Uw insulinetoediening wordt stopgezet
gedurende de twee minuten dat de pomp de Zelftest uitvoert.
De functie Zelftest omvat de volgende tests:
Test Beschrijving
Scherm Het scherm wordt gedurende maximaal 30 seconden aangezet.
Meldingslampje Het meldingslampje wordt gedurende drie seconden aangezet en
vervolgens weer uitgezet.
Trillen Er worden twee series trillingen gegenereerd.
Geluidssignaal Er worden een waarschuwingssignaal, een Easy Bolus-signaal
(stap 1), en een alarmsignaal gegenereerd.
152 Hoofdstuk 9
De pomp voert een aantal tests uit, zoals in de vorige tabel vermeld staat. Tijdens
de Zelftest moet u de pomp in de gaten houden.
Zelftest uitvoeren:
1. Ga naar het Zelftest-scherm.
Menu > Extra's > Zelftest
Er verschijnt een melding dat Zelftest bezig is.
Een volledige Zelftest duurt maximaal twee minuten. In die tijd wordt het
scherm even wit, het meldingslampje knippert, de pomp trilt even en laat
enkele pieptonen horen.
2. Als Zelftest geen problemen aantreft, verschijnt vervolgens het Extra's-scherm.
Als Zelftest wel een probleem aantreft, verschijnt een melding met meer
informatie over het probleem. Als Zelftest een foutmelding weergeeft of als u
opmerkt dat de pomp zich tijdens de test niet gedraagt zoals zou moeten,
neemt u contact op met de 24 Hour HelpLine of het Servicenummer.
Sensordemo
Sensordemo toont hoe het beginscherm eruit zou zien als u gebruikmaakt van de
optionele continue glucosemonitoring-functie (CGM). Zie Sensorgrafiek, op blz. 201
voor meer informatie over sensorgrafieken.
Waarschuwing: Sensordemo mag niet worden gebruikt voor het
nemen van behandelingsbeslissingen. De door Sensordemo
getoonde informatie bevat geen echte gegevens. Het is slechts een
voorbeeld van het soort informatie dat voor u beschikbaar komt als
u gebruikmaakt van de sensorfunctie. Het nemen van
behandelingsbeslissingen op basis niet echte gegevens, kan leiden
tot een te lage of te hoge bloedglucosespiegel.
Sensorgrafieken bekijken:
1. Ga naar het Sensordemo-scherm.
Menu > Extra's > Sensordemo
Er verschijnt een voorbeeldscherm van hoe het beginscherm eruit zou zien
als u gebruik zou maken van de optionele CGM-functie.
algemene instellingen
Algemene instellingen 153
2. Druk op Selecteren om de voorbeeldsensorgrafieken te openen.
3. In de voorbeeldsensorgrafieken kunt u het volgende doen:
Gebruik de - of -knoppen om de cursor door de grafiek te verplaatsen.
Er worden voorbeelden van sensorgegevens voor verschillende tijdvakken
weergegeven.
Gebruik de - of -knoppen om grafieken voor verschillende tijdvakken
te bekijken. U kunt 3-uurs, 6-uurs, 12-uurs en 24-uurs grafieken bekijken.
Sensordemo demonstreert een sensorglucosegrafiek, als voorbeeld van de
dalingen en stijgingen in de glucosetrend gedurende een bepaalde tijd.
Boven in de grafiek wordt de tijd van de dag weergegeven, terwijl in de
zijbalk de sensorglucosewaarden (SG-meetwaarden) worden weergegeven.
4. Druk op om Sensordemo af te sluiten.
Voorbeelden van sensoralarmen bekijken en beluisteren:
1. Ga naar het Sensordemo-scherm.
Menu > Extra's > Sensordemo
2. Selecteer Alarmdemo.
3. Selecteer een sensoralarm in de lijst om dat te bekijken en te beluisteren.
4. Afsluiten van het alarmvoorbeeld: druk op en vervolgens op OK om het
alarm te wissen. Druk op om Sensordemo af te sluiten.
Tijd en datum
Controleer altijd of de tijd en datum op uw pomp juist zijn ingesteld. Dat is
noodzakelijk voor een juiste toediening van basale insuline en voor een
nauwkeurige registratie van de pompfuncties. Het kan nodig zijn dat u de tijd of
154 Hoofdstuk 9
de datum wijzigt, bijvoorbeeld wanneer u naar een andere tijdzone reist, of als de
zomer- of wintertijd ingaat. Als de tijd en de datum gewijzigd zijn, past de pomp
alle instellingen automatisch aan.
Tijd en datum wijzigen:
1. Ga naar het Tijd en datum-scherm.
Menu > Extra's > Tijd en datum
2. Selecteer Tijd, Tijdnotatie of Datum en breng de gewenste wijziging aan. Als
u de 12-uurs klok gebruikt, moet u ook AM of PM aangeven.
3. Selecteer Opslaan.
algemene instellingen
Algemene instellingen 155
156 Hoofdstuk 9
10
continue glucosemonitoring instellen
10
Continue glucosemonitoring
instellen
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u uw pomp en zender draadloos verbindt en
hoe u uw sensor moet instellen voor het gebruik van continue glucosemonitoring
(CGM) op uw pomp. Benodigdheden:
MiniMed 640G-insulinepomp
Sensorglucose-instellingen (volgens aanwijzingen van uw
diabetesbehandelteam)
Enlite-sensor
Guardian 2 Link-zenderset
Waarschuwing: Pas de therapie niet aan op basis van de
sensorglucosewaarden, aangezien deze kunnen verschillen van de
bloedglucosewaarden. Als uw sensorglucosewaarde te laag of te
hoog is, of als u symptomen van een lage of hoge
bloedglucosespiegel voelt, moet u uw bloedglucose controleren met
uw BG-meter voordat u eventueel uw therapie aanpast. Op die
manier kunt u voorkomen dat uw bloedglucosespiegel veel te laag
of te hoog wordt.
Continue glucosemonitoring instellen 159
continue glucosemonitoring instellen
Uitleg van continue glucosemonitoring (CGM)
Met de sensorfunctie van uw pomp kunt u gebruik gaan maken van continue
glucosemonitoring (CGM). CGM is een sensorglucose-registratiesysteem waarbij
een onderhuids geplaatste glucosesensor continu de hoeveelheid glucose in het
onderhuidse weefselvocht meet. CGM kan uw diabetesregulering verbeteren door:
Overdag en 's nachts uw glucosewaarden te registreren
Te laten zien wat het effect op uw glucosespiegel is van dieet,
lichaamsbeweging en medicatie
U extra hulpmiddelen te bieden om hoge en lage glucoseniveaus tegen te
gaan
Zie Prestaties Enlite™-sensor voor MiniMed™ 640G-insulinepomp voor meer informatie
over de nauwkeurigheid van sensorglucose (SG)-meetwaarden ten opzichte van
bloedglucose (BG)-meetwaarden.
SmartGuard
SmartGuard is een functie die automatisch de insulinetoediening kan stopzetten
en hervatten op basis van uw sensorglucosewaarden en uw ondergrens. Uw
ondergrens moet worden ingesteld volgens de aanbevelingen van uw
diabetesbehandelteam. Wanneer een SmartGuard Pompstop door sensor-
gebeurtenis optreedt, wordt de toediening van basale insuline automatisch hervat
als uw sensorglucosewaarden stijgen en aan de ingestelde criteria voldoen, of als
de maximale stoptijd van twee uur is verstreken.
In de volgende tabel wordt een beschrijving gegeven van de SmartGuard-
instellingen die u kunt toepassen, en waar u meer informatie kunt vinden.
Voor meer informatie over: Ga naar deze sectie:
Het gebruik van SmartGuard om automatisch uw
insulinetoediening stop te zetten voordat uw sensor‐
glucosewaarde uw ondergrens bereikt.
Stop vóór Laag, op blz. 167.
Het gebruik van SmartGuard om automatisch uw
insulinetoediening stop te zetten zodra uw sensorglu‐
cosewaarde uw ondergrens bereikt.
Stop bij Laag, op blz. 171.
160 Hoofdstuk 10
Voor meer informatie over: Ga naar deze sectie:
Hoe SmartGuard de toediening van basale insuline
automatisch hervat na een Pompstop door sensor-
gebeurtenis.
Automatisch hervatten van de
basaaltoediening na een Smart‐
Guard Pompstop door sensor-
gebeurtenis, op blz. 173.
Zie Laag-instellingen invoeren, op blz. 181 voor het invoeren van SmartGuard
Pompstop door sensor-instellingen.
Beginscherm met CGM
Wanneer u de sensorfunctie inschakelt, worden uw actuele sensorglucosegegevens
'real time' weergegeven in een grafiek op het beginscherm van uw pomp.
Zie Sensorfunctie inschakelen, op blz. 177 voor meer informatie.
E
16:00
Bolus Basaal
5.5
mmol/l
ActIns
1 2 3
20
15
10
5
0.10
SG-meetwaarde
SmartGuard
Pompstop door
sensor-pictogram
Trendpijlen
Sensorgrafiek
Sensorstatuspictogrammen
2.2
De volgende onderdelen worden weergegeven in het beginscherm met CGM:
Onderdeel Beschrijving
Vliegtuigpictogram Het vliegtuigpictogram verschijnt in plaats van het ver‐
bindingspictogram wanneer de vliegtuigmodus ingeschakeld
is. Wanneer de vliegtuigmodus ingeschakeld is, kan de pomp
geen draadloze gegevens ontvangen van andere apparaten.
Zie Vliegtuigmodus, op blz. 143 voor meer informatie over het
gebruik van de vliegtuigmodus.
continue glucosemonitoring instellen
Continue glucosemonitoring instellen 161
Onderdeel Beschrijving
Kalibratiepictogram De geschatte resterende tijdsduur tot de volgende sensorkali‐
bratie. Het kalibratiepictogram verschijnt alleen als de sensor‐
functie aan staat. De kleur en het vulniveau van het
pictogram geven een indicatie van de status. Wanneer de
sensor volledig gekalibreerd is, is het pictogram geheel groen.
Naarmate het tijdstip voor de volgende sensorkalibratie nader‐
bij komt, wordt het pictogram 'leger' en verandert de kleur
van het pictogram (zie onderstaand voorbeeld). Zie Sensor
kalibreren, op blz. 194 voor meer informatie over het kalibreren
van de sensor.
Tijdens het initialiseren van de sensor worden er drie puntjes
weergegeven in het kalibratiepictogram . Als de tijd tot de
volgende sensorkalibratie niet beschikbaar is, wordt er een
vraagteken in het kalibratiepictogram weergegeven .
Verbindingspictogram Het groene verbindingspictogram verschijnt wanneer de
sensorfunctie aan staat en de zender met de pomp kan com‐
municeren. Het grijze verbindingspictogram verschijnt
wanneer de sensorfunctie wel aan staat, maar de zender niet
aangesloten is of niet met de pomp kan communiceren.
Zie Uitleg van continue glucosemonitoring (CGM), op blz. 160
voor meer informatie over de sensorfunctie.
Sensorgrafiek Geeft uw SG-meetwaarden over een periode van 3 uur weer.
De rode lijnen geven de boven- en ondergrens van uw SG-
bereik weer. De blauwe lijn geeft uw SG-trend tijdens die spe‐
cifieke periode weer. Zie Sensorgrafiek, op blz. 201 voor meer
informatie.
162 Hoofdstuk 10
Onderdeel Beschrijving
Sensorlevensduurpic‐
togram
Het aantal resterende dagen van de sensorlevensduur. Het
sensorlevensduurpictogram verschijnt alleen als de sensor‐
functie aan staat. De kleur en het vulniveau van het picto‐
gram geven een indicatie van de status. Wanneer u een
nieuwe sensor inbrengt, is het pictogram geheel groen. Naar‐
mate de levensduur van uw sensor terugloopt, wordt het pic‐
togram 'leger'. Het pictogram wordt geel wanneer de
resterende sensorlevensduur minder dan 24 uur bedraagt.
Bedraagt de resterende sensorlevensduur minder dan 12 uur,
dan wordt het rood.
Als het aantal resterende dagen van de sensorlevensduur niet
beschikbaar is, wordt er een vraagteken in het sensorlevens‐
duurpictogram weergegeven .
SG-meetwaarde Geeft uw huidige SG-meetwaarde weer, die draadloos door
de zender naar de pomp is gestuurd.
continue glucosemonitoring instellen
Continue glucosemonitoring instellen 163
Onderdeel Beschrijving
SmartGuard Pompstop
door sensor-pictogram
Het SmartGuard Pompstop door sensor-pictogram verschijnt
alleen als de functie Stop vóór Laag of Stop bij Laag aan
staat. Zie SmartGuard, op blz. 160 voor meer informatie over
de functie SmartGuard.
Het SmartGuard Pompstop door sensor-pictogram geeft als
volgt de huidige status van de stopfuncties weer:
Het pictogram is geheel goudkleurig wanneer Stop bij
Laag of Stop vóór Laag ingeschakeld en gereed is.
Het goudkleurige pictogram knippert als de insulinetoedie‐
ning op dat moment is gestopt vanwege een Stop bij Laag-
of Stop vóór Laag-gebeurtenis.
Het pictogram is grijs met een streep erdoor wanneer
geen van beide stopfuncties beschikbaar is. De stopfuncties
kunnen niet-beschikbaar zijn vanwege een recente pomp‐
stop of omdat er geen SG-waarden beschikbaar zijn. Ze
kunnen ook niet-beschikbaar zijn omdat de pomp op dat
moment geen insuline toedient.
Trendpijlen Geven de relatieve snelheid weer van de meest recente sen‐
sorglucoseverandering (stijging of daling). Zie Snelle sensorglu‐
coseveranderingen herkennen, op blz. 202 voor meer informatie
over trendpijlen.
Opmerking: Verschillende onderdelen worden zowel in het
beginscherm zonder CGM als in het beginscherm met CGM
weergegeven. Zie Beginscherm, op blz. 27 en Statusbalk, op blz. 29 voor
meer informatie.
Uitleg van glucose-instellingen
Er zijn verschillende soorten instelbare glucosealarmen die u waarschuwen dat uw
glucosewaarden met een bepaalde snelheid veranderen of een specifieke onder-
of bovengrens naderen of hebben bereikt. U kunt de pomp ook zo instellen dat de
insulinetoediening automatisch wordt gestopt voordat of op het moment dat uw
glucosespiegel uw ondergrens bereikt.
164 Hoofdstuk 10
De volgende grafiek toont de verschillende Hoog- en Laag-alarmen die u kunt
gebruiken.
Bovengrens
Ondergrens
Alarm vóór Hoog
Stijgalarm
Alarm vóór Laag
Alarm bij Laag
Sensorglucose
Alarm bij Hoog
Stop vóór Laag
Stop bij Laag
Hervat basaal-alarm
De Hoog-alarmen worden beschreven in de sectie Hoog-instellingen op blz. 165.
Zie Laag-instellingen, op blz. 166 voor meer informatie over Laag-alarmen en
stopfuncties.
Hoog-instellingen
Op basis van deze instellingen wordt u gewaarschuwd als uw sensorglucose:
Snel stijgt (Stijgalarm)
Bijna op uw bovengrens is (Alarm vóór Hoog)
Uw bovengrens heeft bereikt (Alarm bij Hoog)
In de volgende tabel worden de verschillende Hoog-instellingen beschreven.
Hoog-
instelling
glucose
Beschrijving
Bovengrens Uw bovengrens is de waarde waarop uw andere Hoog-instellingen zijn
gebaseerd. Uw bovengrens kan worden ingesteld op een waarde van
5,6 mmol/l tot 22,2 mmol/l. U kunt tot acht waarden voor bovengrens
instellen voor verschillende tijdvakken van de dag of nacht.
Alarm vóór
Hoog
Wanneer de functie Alarm vóór Hoog aan staat, wordt u gewaarschuwd
als uw sensorglucosespiegel naar verwachting uw bovengrens gaat
bereiken. Zo bent u op de hoogte van een mogelijk hoge glucosespie‐
gel voordat deze optreedt.
continue glucosemonitoring instellen
Continue glucosemonitoring instellen 165
Hoog-
instelling
glucose
Beschrijving
Tijdsduur
tot Hoog
Tijdsduur tot Hoog is alleen beschikbaar bij gebruik van Alarm vóór
Hoog. Tijdsduur tot Hoog bepaalt wanneer u een Alarm vóór Hoog
krijgt. U kunt een tijd instellen tussen 5 en 30 minuten.
Alarm bij
Hoog
Wanneer de functie Alarm bij Hoog aan staat, wordt u gewaarschuwd
wanneer uw SG-meetwaarde uw bovengrens bereikt of overschrijdt.
Stijgalarm Het Stijgalarm waarschuwt u als uw glucosespiegel snel stijgt. Met dit
alarm leert u beter begrijpen wat de invloed op uw glucosespiegel is
van maaltijden of als u bijvoorbeeld vergeet een bolus toe te dienen.
Stijggrens De Stijggrens bepaalt wanneer u een Stijgalarm krijgt. Stijggrens is alleen
beschikbaar bij gebruik van Stijgalarm.
Zie Hoog-instellingen invoeren, op blz. 177 voor het invoeren van uw Hoog-
instellingen.
Laag-instellingen
Met de Laag-instellingen bepaalt u of u wordt gewaarschuwd en/of uw
insulinetoediening wordt gestopt als uw glucosespiegel uw ondergrens nadert of
bereikt. Dit gebeurt middels alarmen en met behulp van de functie SmartGuard
(zie blz. 160).
De volgende grafiek toont de verschillende Laag-instellingen die u kunt gebruiken:
Ondergrens
Alarm vóór Laag
Alarm bij Laag
Stop vóór Laag
Stop bij Laag
166 Hoofdstuk 10
WAARSCHUWING: SmartGuard Pompstop door sensor-functies zijn
niet bedoeld als behandeling van een lage bloedglucosespiegel.
Wanneer de insulinetoediening is stopgezet vanwege een lage
glucosespiegel, kan het nog verscheidene uren duren voordat uw
bloedglucosespiegel weer binnen uw streefbereik komt. Controleer
altijd uw bloedglucosespiegel met uw BG-meter en behandel uzelf
volgens de aanbevelingen van uw diabetesbehandelteam.
In de volgende secties wordt een beschrijving gegeven van de functie SmartGuard
en de Laag-instellingen. Zie Laag-instellingen invoeren, op blz. 181 voor meer
informatie over het invoeren van SmartGuard en uw Laag-instellingen.
Ondergrens
Uw ondergrens is de waarde waarop uw andere Laag-instellingen zijn gebaseerd.
Uw ondergrens kan worden ingesteld op een waarde van 2,8 mmol/l tot
5,0 mmol/l. U kunt tot acht waarden voor ondergrens instellen voor verschillende
tijdvakken van de dag of nacht.
Stop vóór Laag
De functie Stop vóór Laag zet de insulinetoediening stop wanneer uw
sensorglucosewaarden uw ondergrens naderen. Deze functie is bedoeld om de
insulinetoediening stop te zetten en de periode met een te lage glucosespiegel
zoveel mogelijk te beperken.
In de standaardinstelling staat de functie Stop vóór Laag uit. Bespreek met uw
diabetesbehandelteam wat voor u de beste instelling voor Stop vóór Laag is.
Als u Stop vóór Laag inschakelt, wordt Alarm bij Laag automatisch ook
ingeschakeld. U kunt desgewenst ook Alarm vóór Laag inschakelen.
Als Alarm vóór Laag aan staat, waarschuwt de pomp u wanneer de
insulinetoediening wordt stopgezet. Zie Alarm vóór Laag, op blz. 170 voor
meer informatie.
Wanneer Alarm vóór Laag uit staat, wordt op het scherm wel Stop vóór Laag
weergegeven als de insulinetoediening wordt gestopt, maar de pomp piept of
trilt niet.
continue glucosemonitoring instellen
Continue glucosemonitoring instellen 167
WAARSCHUWING: De functie Stop vóór Laag gaat voor het
automatisch stopzetten van uw insulinetoediening uit van uw
sensorglucosewaarde, niet van uw bloedglucosewaarde. Uw pomp
zet automatisch de insulinetoediening stop wanneer uw
sensorglucosewaarde uw ondergrens nadert. Uw
bloedglucosewaarde kan echter hoger zijn dan de
sensorglucosewaarde. Dat kan leiden tot hyperglykemie (te hoge
bloedglucosespiegel). Zo kan het ook gebeuren dat de pomp uw
insulinetoediening niet stopzet omdat uw sensorglucosewaarde uw
ondergrens niet nadert. Maar uw bloedglucosewaarde kan op dat
moment lager zijn dan uw sensorglucosewaarde. Dat kan leiden tot
hypoglykemie (te lage bloedglucosespiegel). U moet altijd uw
bloedglucosespiegel controleren en zo nodig behandelen.
Stop vóór Laag-voorwaarden
Als een Stop vóór Laag-gebeurtenis optreedt, worden alle vormen van
insulinetoediening stopgezet. Voor het optreden van een Stop vóór Laag-
gebeurtenis moet aan beide volgende voorwaarden worden voldaan:
Uw SG-waarde ligt 3,9 mmol/l of minder boven uw ondergrens.
Verwacht wordt dat uw SG binnen ongeveer 30 minuten op of onder een
waarde van 1,1 mmol/l boven uw ondergrens komt.
Reageren op een Stop vóór Laag-gebeurtenis
Wanneer u het Stop vóór Laag-alarm wist, knippert het SmartGuard Pompstop
door sensor-pictogram en wordt "Gestopt vóór Laag" weergegeven in het
beginscherm. Als uw SG uw ondergrens bereikt, treedt een Alarm bij Laag op.
Als er een Stop vóór Laag-gebeurtenis optreedt, blijft de insulinetoediening
vervolgens ten minste 30 minuten stop staan, tenzij u de basaaltoediening
handmatig hervat. Zie Handmatig hervatten van de basaaltoediening na een
Pompstop door sensor-gebeurtenis, op blz. 184 voor meer informatie. Zodra de
minimale stoptijd van 30 minuten is verstreken, wordt de toediening van basale
insuline automatisch hervat als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Uw SG ligt ten minste 1,1 mmol/l boven uw ondergrens.
168 Hoofdstuk 10
Uw SG ligt naar verwachting binnen 30 minuten meer dan 2,2 mmol/l boven
uw ondergrens.
De toediening van uw basale insuline wordt maximaal twee uur gestopt, tenzij
gedurende de stoptijd aan deze criteria wordt voldaan of u handmatig de
basaaltoediening hervat. Zie Handmatig hervatten van de basaaltoediening na een
Pompstop door sensor-gebeurtenis, op blz. 184 voor meer informatie.
Als u niet op het Stop vóór Laag-alarm reageert, hervat de pomp na twee uur de
insulinetoediening, en wordt een Basaal hervat-alarm geactiveerd.
Als Stop vóór Laag niet beschikbaar is
Als een Stop vóór Laag-gebeurtenis optreedt, zijn de Stop vóór Laag-functies enige
tijd niet beschikbaar. De tijdsduur van deze periode is afhankelijk van of u wel of
niet reageert op de Stop vóór Laag-gebeurtenis. U kunt uw insulinetoediening op
elk gewenst moment handmatig stopzetten. Zie Insulinetoediening stopzetten en
hervatten, op blz. 57 voor meer informatie.
Opmerking: De maximale tijdsduur dat de functie Stop vóór Laag niet
beschikbaar is, bedraagt vier uur.
Wanneer de SmartGuard Pompstop door sensor-functies niet beschikbaar zijn, is
het SmartGuard Pompstop door sensor-pictogram in het beginscherm grijs .
Wanneer u na een Stop vóór Laag-gebeurtenis binnen twee uur reageert en:
Als de pomp de volle maximale stoptijd van twee uur gestopt blijft, zijn de
SmartGuard Pompstop door sensor-functies niet beschikbaar gedurende
30 minuten na het hervatten van de basaaltoediening.
Als uw insulinetoediening automatisch wordt hervat vanwege uw stijgende
SG-waarden, zijn de SmartGuard Pompstop door sensor-functies niet
beschikbaar gedurende 30 minuten na het hervatten van de basaaltoediening.
Als u handmatig de toediening van uw basale insuline hervat, zijn de
SmartGuard Pompstop door sensor-functies niet beschikbaar gedurende
30 minuten na het hervatten van de basaaltoediening.
Als uw pomp twee uur heeft stop gestaan en u niet heeft gereageerd, wordt de
toediening van basale insuline automatisch hervat.
continue glucosemonitoring instellen
Continue glucosemonitoring instellen 169
Als u reageert binnen 30 minuten na het hervatten van de basaaltoediening,
zijn de SmartGuard Pompstop door sensor-functies gedurende in totaal
30 minuten niet beschikbaar. Bijvoorbeeld:
Als u 10 minuten na het hervatten van de basaaltoediening reageert, zijn de
SmartGuard Pompstop door sensor-functies daarna nog 20 minuten niet
beschikbaar.
Als u 20 minuten na het hervatten van de basaaltoediening reageert, zijn de
SmartGuard Pompstop door sensor-functies daarna nog 10 minuten niet
beschikbaar.
Als u 30 minuten tot vier uur na het hervatten van de basaaltoediening
reageert, komen de SmartGuard Pompstop door sensor-functies onmiddellijk
beschikbaar.
Als u niet reageert, zijn de SmartGuard Pompstop door sensor-functies niet
beschikbaar gedurende vier uur na het hervatten van de basaaltoediening.
Alarm vóór Laag
Als de functie Alarm vóór Laag aan staat, wordt u gewaarschuwd wanneer uw SG
uw ondergrens nadert. Zo bent u op de hoogte van een mogelijk lage
glucosespiegel voordat deze optreedt.
De functie Alarm vóór Laag kan worden gebruikt in combinatie met de functies
Stop vóór Laag en Stop bij Laag. De functie Alarm vóór Laag werkt als volgt:
Als de functie Alarm vóór Laag aan staat, en beide Pompstop door sensor-
functies staan uit, dan krijgt u 30 minuten voordat uw SG uw ondergrens
bereikt een Alarm vóór Laag.
Als de functie Stop bij Laag aan staat, en de functie Alarm vóór Laag staat
aan, dan krijgt u 30 minuten voordat uw SG uw ondergrens bereikt een Alarm
vóór Laag.
Als de functie Stop vóór Laag aan staat, en de functie Alarm vóór Laag staat
aan, dan krijgt u een Stop vóór Laag-alarm wanneer de insulinetoediening
wordt stopgezet. Zie Stop vóór Laag, op blz. 167 voor meer informatie.
U kunt Alarm vóór Laag desgewenst ook uitschakelen.
170 Hoofdstuk 10
Stop bij Laag
De functie Stop bij Laag zet de insulinetoediening stop wanneer uw
sensorglucosewaarde uw ingestelde ondergrens bereikt of overschrijdt. Als een
Stop bij Laag-gebeurtenis optreedt, worden alle vormen van insulinetoediening
stopgezet. Deze functie is met name geschikt voor situaties waarin u niet kunt
reageren op een lage glucosespiegel. De functie is bedoeld om de
insulinetoediening stop te zetten en de periode met een te lage glucosespiegel
zoveel mogelijk te beperken.
In de standaardinstelling staat de functie Stop bij Laag uit. Bespreek met uw
diabetesbehandelteam wat voor u de beste instelling voor Stop bij Laag is.
Als u Stop bij Laag inschakelt, wordt Alarm bij Laag automatisch ook ingeschakeld.
Zie Alarm bij Laag, op blz. 173 voor meer informatie.
Waarschuwing: De functie Stop bij Laag gaat voor het automatisch
stopzetten van uw pomp uit van uw sensorglucosewaarde, niet van
uw bloedglucosewaarde. De pomp kan dus automatisch uw
insulinetoediening stopzetten wanneer uw sensorglucose op of
onder uw ondergrens ligt, maar uw bloedglucosewaarde boven die
grens ligt. Dat kan leiden tot hyperglykemie (te hoge
bloedglucosespiegel). Zo kan het ook gebeuren dat de pomp uw
insulinetoediening niet stopzet hoewel uw bloedglucosewaarde op
of onder uw ondergrens zit. Dat kan leiden tot hypoglykemie (te
lage bloedglucosespiegel). U moet altijd uw bloedglucosespiegel
controleren en zo nodig behandelen.
Reageren op een Stop bij Laag-gebeurtenis
Wanneer u het Stop bij Laag-alarm wist, knippert het SmartGuard Pompstop door
sensor-pictogram en wordt "Gestopt bij Laag" weergegeven in het
beginscherm.
Als een Stop bij Laag-gebeurtenis optreedt, waarschuwt de pomp u.
Als er een Stop bij Laag-gebeurtenis optreedt, blijft de insulinetoediening
vervolgens ten minste 30 minuten stop staan, tenzij u de basaaltoediening
handmatig hervat. Zie Handmatig hervatten van de basaaltoediening na een
continue glucosemonitoring instellen
Continue glucosemonitoring instellen 171
Pompstop door sensor-gebeurtenis, op blz. 184 voor meer informatie. Zodra de
minimale stoptijd van 30 minuten is verstreken, wordt de toediening van basale
insuline automatisch hervat als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Uw SG ligt ten minste 1,1 mmol/l boven uw ondergrens.
Uw SG ligt naar verwachting binnen 30 minuten meer dan 2,2 mmol/l boven
uw ondergrens.
De toediening van uw basale insuline wordt maximaal twee uur gestopt, tenzij
gedurende de stoptijd aan deze criteria wordt voldaan of u handmatig de
basaaltoediening hervat. Zie Handmatig hervatten van de basaaltoediening na een
Pompstop door sensor-gebeurtenis, op blz. 184 voor meer informatie.
Als u niet op het Stop bij Laag-alarm reageert, hervat de pomp na twee uur de
insulinetoediening en blijft het pompscherm een noodmelding weergeven.
Als Stop bij Laag niet beschikbaar is
Als een Stop bij Laag-gebeurtenis optreedt, zijn de stopfuncties enige tijd niet
beschikbaar. De tijdsduur van deze periode is afhankelijk van of u wel of niet
reageert op de Stop bij Laag-gebeurtenis. U kunt de insulinetoediening op elk
gewenst moment handmatig stopzetten. Zie Insulinetoediening stopzetten en
hervatten, op blz. 57 voor meer informatie.
Opmerking: De maximale tijdsduur dat de functie Stop bij Laag niet
beschikbaar is, bedraagt vier uur.
Wanneer de SmartGuard Pompstop door sensor-functies niet beschikbaar zijn, is
het SmartGuard Pompstop door sensor-pictogram in het beginscherm grijs .
Wanneer u na een Stop bij Laag-gebeurtenis binnen twee uur reageert en:
Als de pomp de volle maximale stoptijd van twee uur gestopt blijft, zijn de
SmartGuard Pompstop door sensor-functies niet beschikbaar gedurende
30 minuten na het hervatten van de basaaltoediening.
Als uw insulinetoediening automatisch wordt hervat vanwege uw stijgende
SG-waarden, zijn de SmartGuard Pompstop door sensor-functies niet
beschikbaar gedurende 30 minuten na het hervatten van de basaaltoediening.
172 Hoofdstuk 10
Als u handmatig de toediening van uw basale insuline hervat, zijn de
SmartGuard Pompstop door sensor-functies niet beschikbaar gedurende
30 minuten na het hervatten van de basaaltoediening.
Als uw pomp twee uur heeft stop gestaan en u niet heeft gereageerd, wordt de
toediening van basale insuline automatisch hervat.
Als u reageert binnen 30 minuten na het hervatten van de basaaltoediening,
zijn de SmartGuard Pompstop door sensor-functies gedurende in totaal
30 minuten niet beschikbaar. Bijvoorbeeld:
Als u 10 minuten na het hervatten van de basaaltoediening reageert, zijn de
SmartGuard Pompstop door sensor-functies daarna nog 20 minuten niet
beschikbaar.
Als u 20 minuten na het hervatten van de basaaltoediening reageert, zijn de
SmartGuard Pompstop door sensor-functies daarna nog 10 minuten niet
beschikbaar.
Als u 30 minuten tot vier uur na het hervatten van de basaaltoediening
reageert, komen de SmartGuard Pompstop door sensor-functies onmiddellijk
beschikbaar.
Als u niet reageert, zijn de SmartGuard Pompstop door sensor-functies niet
beschikbaar gedurende vier uur na het hervatten van de basaaltoediening.
Alarm bij Laag
De functie Alarm bij Laag wordt automatisch ingeschakeld wanneer de functie
Stop vóór Laag of Stop bij Laag wordt ingeschakeld.
Wanneer de functie Alarm bij Laag aan staat, wordt u gewaarschuwd wanneer uw
SG-meetwaarde uw ondergrens bereikt of overschrijdt. Als uw pomp gestopt is en
u niet reageert, verschijnt er een noodmelding.
Automatisch hervatten van de basaaltoediening na een SmartGuard
Pompstop door sensor-gebeurtenis
Behalve automatisch stopzetten van de insulinetoediening, kan de pomp de
toediening van basale insuline ook automatisch hervatten. Als de
insulinetoediening is gestopt door de functie Stop vóór Laag of Stop bij Laag,
wordt de insulinetoediening automatisch hervat als aan een van de volgende
voorwaarden wordt voldaan:
continue glucosemonitoring instellen
Continue glucosemonitoring instellen 173
Als de insulinetoediening gedurende minimaal 30 minuten is gestopt en de
SG-waarden ten minste 1,1 mmol/l boven de ondergrens liggen en naar
verwachting binnen 30 minuten meer dan 2,2 mmol/l boven de ondergrens
liggen.
Na maximaal twee uur.
Hervat basaal-alarm
Als het Hervat basaal-alarm ingeschakeld is, wordt u gewaarschuwd wanneer de
insuline automatisch wordt hervat. Als het Hervat basaal-alarm uitgeschakeld is,
wordt de basaaltoediening wel hervat, maar wordt u niet met een alarm
gewaarschuwd. Er verschijnt echter wel een melding dat de basaaltoediening
automatisch is hervat.
Als de basaaltoediening na de maximale stoptijd van twee uur wordt hervat, wordt
u wél gewaarschuwd, ook als het Hervat basaal-alarm uitgeschakeld is. Het is van
groot belang dat u uw BG meet en controleert of uw bloedglucosespiegel op een
veilig niveau zit.
Zie Laag-instellingen invoeren, op blz. 181 voor meer informatie over het instellen
van het Hervat basaal-alarm.
SmartGuard Pompstop door sensor-voorbeelden
In de volgende voorbeelden worden enkele scenario's beschreven ter illustratie
van de verschillende soorten stopgebeurtenissen en de reacties daarop van de
gebruiker. Verder wordt vermeld wat er in die gevallen gebeurt met de
insulinetoediening.
Voorbeeld 1: Stop vóór Laag, geen reactie, automatische hervatting
basaaltoediening (trend omhoog)
Sara heeft een paar keer lage sensorglucosewaarden gehad. Haar
diabetesbehandelteam heeft haar daarom geadviseerd de functie Stop vóór Laag
te gebruiken. Tijdens een concert komen Sara’s sensorglucosewaarden dicht in de
buurt van haar ondergrens. Haar pomp detecteert dat haar glucosespiegel binnen
30 minuten 1,1 mmol/l of minder boven haar ondergrens ligt en stopt de
insulinetoediening. Sara heeft de functie Alarm vóór Laag uitgezet, waardoor ze
niet wordt gewaarschuwd wanneer dat gebeurt.
174 Hoofdstuk 10
Ondergrens
1,1 boven ondergrens
3,9 boven ondergrens
30 min
STOP
Een uur later liggen haar sensorglucosewaarden 1,2 mmol/l boven haar
ondergrens. Haar pomp berekent dat haar sensorglucosewaarden naar
verwachting binnen 30 minuten 2,4 mmol/l boven haar ondergrens zullen liggen.
Haar basaaltoediening wordt automatisch door de pomp hervat.
Wanneer het concert afgelopen is, ziet Sara dat haar pomp de insulinetoediening
automatisch heeft stopgezet en hervat, en dat een potentiële hypo is voorkomen.
Ze wist de meldingen door OK te selecteren.
Voorbeeld 2: Stop vóór Laag, reactie, handmatige hervatting
basaaltoediening
Kate gaat met haar vriendinnen naar het winkelcentrum. Terwijl ze aan het
winkelen is, krijgt ze een Stop vóór Laag-alarm. Dat betekent dat haar
sensorglucosespiegel bijna op haar ingestelde ondergrens ligt. Ze wist het alarm
en ziet dat haar insulinetoediening is gestopt. Kate meet ter controle haar BG.
Volgens het advies van haar diabetesbehandelteam neemt Kate een snack om een
mogelijke hypo te voorkomen. Kate weet dat door de koolhydraten haar
glucosespiegel gaat stijgen. Ze hervat handmatig haar basaaltoediening door in
het beginscherm Gestopt vóór Laag en vervolgens Basaal hervatten te selecteren.
Kate weet dat de stopfuncties na het handmatig hervatten van de
basaaltoediening 30 minuten lang niet beschikbaar zijn. Maar ze weet ook dat ze
wordt gewaarschuwd als ze haar ondergrens bereikt.
continue glucosemonitoring instellen
Continue glucosemonitoring instellen 175
Voorbeeld 3: Stop vóór Laag, reactie, blijft stop staan
Daan is net klaar met zijn avondrondje joggen langs het strand. Terwijl hij naar
huis loopt, ontvangt hij een Stop vóór Laag-alarm. Hij ziet dat zijn pomp
automatisch de insulinetoediening heeft stopgezet. Daan wist het alarm door op
zijn pomp OK te selecteren. Hij weet nu dat zijn pomp is gestopt en geen insuline
meer toedient. Hij meet ter controle zijn BG en laat zijn insulinetoediening stop
staan.
Een tijdje later krijgt Daan opnieuw een alarm. Hij bekijkt zijn pomp en ziet dat hij
een Alarm bij Laag ontvangen heeft. Zijn SG heeft zijn ondergrens bereikt. Hij wist
het alarm en meet ter controle zijn BG. Hij eet wat koolhydraten om zijn lage
glucosespiegel te behandelen, zoals zijn diabetesbehandelteam hem heeft
geadviseerd.
Eveneens op advies van zijn diabetesbehandelteam laat Daan zijn
insulinetoediening stop staan. Hij weet dat de basaaltoediening automatisch wordt
hervat zodra zijn SG weer boven zijn ondergrens ligt en stijgende is, of zodra de
maximale stoptijd van twee uur verstreken is.
Voorbeeld 4: Stop bij Laag, reactie na hervatting basaaltoediening
Michiel zit in het studentenhockeyteam. Hij heeft de hele dag deelgenomen aan
een hockeytoernooi en is 's avonds uitgeput op de bank voor de tv in slaap
gevallen. Maar intussen begint zijn sensorglucosespiegel te dalen. Wanneer
Michiels sensorglucosewaarde zijn ondergrens heeft bereikt, slaat de pomp alarm.
Alle vormen van insulinetoediening worden automatisch stopgezet. Michiel
reageert niet op het alarm. Tien minuten later activeert de pomp een sirene en
geeft een noodmelding weer.
Een uur of drie later komt Michiels kamergenoot thuis. Die hoort de sirene en
maakt Michiel wakker. Michiel wist alle meldingen door OK te selecteren. Hij ziet
dat zijn basaaltoediening de maximale twee uur heeft stop gestaan en
automatisch is hervat. Hij meet zijn bloedglucose en ziet dat zijn BG binnen zijn
streefbereik ligt.
176 Hoofdstuk 10
Ondergrens
1,1 boven ondergrens
2 uur
STOP
START
Omdat Michiel op het alarm heeft gereageerd, zal zijn pomp de insulinetoediening
opnieuw stopzetten en een alarm activeren, mocht zijn sensorglucosespiegel
wederom zijn ondergrens bereiken of overschrijden.
Sensorfunctie inschakelen
De sensorfunctie moet ingeschakeld zijn voordat u glucosealarmen kunt instellen
en de continue registratie van uw sensorglucose kunt starten.
Sensorfunctie inschakelen:
1. Ga naar het Sensorinstellingen-scherm.
Menu > Sensorinstellingen
2. Selecteer Sensor om de sensorfunctie in te schakelen. De sensorinstellingen
komen beschikbaar.
Hoog-instellingen invoeren
Onderstaande stappen begeleiden u bij het invoeren van uw Hoog-instellingen.
Zie Hoog-instellingen, op blz. 165 voor meer informatie over uw Hoog-instellingen.
Opmerking: Wanneer u uw instellingen invoert, bepaalt u eerst het
tijdvak en selecteert u vervolgens alle Hoog-instellingen die voor dat
tijdvak moeten gelden.
continue glucosemonitoring instellen
Continue glucosemonitoring instellen 177
Hoog-instellingen invoeren:
1. Ga naar het Hoog-instellingen-scherm.
Menu > Sensorinstellingen > Hoog-instellingen
Het Hoog-instellingen-scherm verschijnt.
2. Selecteer Hoog-instellingen om de functie in te schakelen.
Het Hoog-setup-scherm verschijnt.
3. Selecteer het gewenste tijdvak. De eindtijd begint te knipperen.
De starttijd van het eerste tijdvak is altijd 00:00. U kunt maximaal acht
tijdvakken instellen, elk met een andere bovengrens. Als u meer dan één
tijdvak instelt, moeten de tijdvakken samen een periode van 24 uur beslaan.
4. Stel de gewenste eindtijd in.
5. Stel uw bovengrens in. U kunt een waarde instellen van 5,6 tot 22,2 mmol/l,
met een stapgrootte van 0,2 mmol/l.
6. Selecteer de pijl rechts van de eindtijd voor het selecteren van de Hoog-
instellingen voor dit tijdvak.
Er verschijnt een scherm dat de Hoog-alarmen voor het geselecteerde tijdvak
weergeeft.
178 Hoofdstuk 10
7. Stel desgewenst de volgende alarmen in:
a. Selecteer Alarm vóór Hoog als u gewaarschuwd wilt worden vóórdat u
uw bovengrens bereikt.
b. Als u Alarm vóór Hoog heeft ingeschakeld, voert u de Tijdsduur tot
Hoog in. Deze instelling bepaalt hoelang vóór het bereiken van uw
bovengrens u wilt worden gewaarschuwd. U kunt een tijd invoeren van
5 tot 30 minuten.
c. Selecteer Alarm bij Hoog als u gewaarschuwd wilt worden op het
moment dat u uw bovengrens bereikt.
d. Selecteer Stijgalarm als u gewaarschuwd wilt worden wanneer uw SG
snel stijgt.
Ga door naar stap 11 als u Stijgalarm niet selecteert.
8. Als u Stijgalarm heeft ingeschakeld, moet u ook de Stijggrens instellen. Blader
omlaag en selecteer Stijggrens om naar deze optie te gaan.
Het Stijggrens-scherm verschijnt.
9. Selecteer de pijloptie (één, twee of drie pijlen) die overeenkomt met de
stijgsnelheid die u wilt gebruiken. Ga door naar de volgende stap als u een
aangepaste snelheid wilt gebruiken.
continue glucosemonitoring instellen
Continue glucosemonitoring instellen 179
Selecteer als u gewaarschuwd wilt worden wanneer uw SG is
gestegen met een snelheid van 0,056 mmol/l per minuut of meer.
Selecteer als u gewaarschuwd wilt worden wanneer uw SG is
gestegen met een snelheid van 0,111 mmol/l per minuut of meer.
Selecteer als u gewaarschuwd wilt worden wanneer uw SG is
gestegen met een snelheid van 0,167 mmol/l per minuut of meer.
Selecteer OK en ga door naar stap 11.
Opmerking: Deze pijlen worden weergegeven in het beginscherm
en geven de snelheid aan waarmee uw SG is gestegen.
10. Een aangepaste Stijggrens invoeren:
a. Selecteer Anders. Het Aangepaste grens-scherm verschijnt.
b. Selecteer Stijggrens en stel een stijgsnelheid in van 0,050 tot
0,275 mmol/l/min. U stelt de snelheid in met een stapgrootte van
0,005 mmol/l/min.
c. Selecteer OK om terug te keren naar het Stijggrens-scherm en selecteer
opnieuw OK om uw instellingen te bevestigen.
11. Wanneer u alle Hoog-instellingen voor het geselecteerde tijdvak heeft
ingevoerd, selecteert u Volgende om door te gaan.
12. Als u een andere eindtijd heeft ingevoerd dan 00:00, verschijnt een volgend
tijdvak. Als u klaar bent met het invoeren van de Hoog-instellingen, selecteert
u Gereed.
13. Controleer uw instellingen en selecteer Opslaan.
Hoog-instellingen wijzigen:
1. Ga naar het Hoog-instellingen-scherm.
Menu > Sensorinstellingen > Hoog-instellingen
Het Hoog-instellingen-scherm verschijnt.
2. Selecteer Setup.
3. Selecteer Bewerken.
180 Hoofdstuk 10
4. Selecteer het te wijzigen tijdvak en pas dit desgewenst aan.
5. Selecteer de alarminstelling die u wilt in- of uitschakelen of aanpassen.
6. Selecteer Volgende.
7. Selecteer Gereed.
8. Controleer uw instellingen en selecteer Opslaan.
Hg-alrmsnooze (Hoog-alarmsnooze)
Hg-alrmsnooze is beschikbaar zodra uw Hoog-instellingen zijn ingesteld. Met Hg-
alrmsnooze kunt u de gewenste wachttijd instellen voor het herhalen van een
melding als de alarmsituatie nog bestaat. Als u een Hg alarm heeft ontvangen en
gewist, wordt u alleen opnieuw gewaarschuwd als de alarmsituatie nog bestaat
nadat uw ingestelde snoozetijd is verstreken.
Hg-alrmsnooze (Hoog-alarmsnooze) instellen:
1. Ga naar het Hoog-instellingen-scherm.
Menu > Sensorinstellingen > Hoog-instellingen
Het Hoog-instellingen-scherm verschijnt.
2. Selecteer Snooze en voer een waarde in van 5 minuten tot 3 uur, met een
stapgrootte van 5 minuten.
Laag-instellingen invoeren
Onderstaande stappen begeleiden u bij het invoeren van uw Laag-instellingen.
Zie Laag-instellingen, op blz. 166 voor meer informatie over de Laag-instellingen.
Opmerking: Wanneer u uw instellingen invoert, bepaalt u eerst het
tijdvak en selecteert u vervolgens alle Laag-instellingen die voor dat
tijdvak moeten gelden.
Laag-instellingen invoeren:
1. Ga naar het Laag-instellingen-scherm.
Menu > Sensorinstellingen > Laag-instellingen
Het Laag-instellingen-scherm verschijnt.
continue glucosemonitoring instellen
Continue glucosemonitoring instellen 181
2. Selecteer Laag-instellingen om de functie in te schakelen.
Het Laag-setup-scherm verschijnt.
3. Selecteer het gewenste tijdvak. De eindtijd begint te knipperen.
De starttijd van het eerste tijdvak is altijd 00:00. U kunt maximaal acht
tijdvakken instellen, elk met een andere Laag-waarde. Als u meer dan één
tijdvak instelt, moeten de tijdvakken samen een periode van 24 uur beslaan.
4. Stel de gewenste eindtijd in.
5. Stel uw ondergrens in. U kunt een waarde instellen van 2,8 tot 5,0 mmol/l,
met een stapgrootte van 0,2 mmol/l.
6. Selecteer de pijl rechts van de eindtijd voor het selecteren van de Laag-
instellingen voor dit tijdvak.
Er verschijnt een scherm dat de beschikbare instellingen voor de
geselecteerde periode weergeeft.
182 Hoofdstuk 10
7. Stel desgewenst het volgende in:
a. Selecteer Stop vóór Laag als u wilt dat uw insulinetoediening wordt
stopgezet voordat uw SG uw ondergrens bereikt. Alarm bij Laag wordt
automatisch ingeschakeld en kan niet worden uitgeschakeld.
b. Selecteer Alarm vóór Laag als u wilt worden gewaarschuwd voordat uw
SG uw ondergrens bereikt. Als Stop vóór Laag ook aan staat, wordt u
gewaarschuwd wanneer de insulinetoediening wordt stopgezet.
c. Selecteer Stop bij Laag als u wilt dat uw insulinetoediening wordt
stopgezet wanneer uw SG uw ondergrens bereikt of overschrijdt. Alarm
bij Laag wordt automatisch ingeschakeld en kan niet worden
uitgeschakeld.
d. Selecteer Alarm bij Laag als u wilt worden gewaarschuwd wanneer uw
SG uw ondergrens bereikt of overschrijdt. Deze alarmfunctie staat al aan
als een van beide stopfuncties ingeschakeld is.
e. Selecteer Hervat basaal-alarm als u wilt worden gewaarschuwd wanneer
uw pomp de basaaltoediening hervat op basis van uw
sensorglucosewaarden tijdens een Pompstop door sensor-gebeurtenis.
Als u het alarm niet inschakelt, wordt de Basaal hervat-melding wél op
de pomp weergegeven, maar er wordt geen alarm geactiveerd.
Opmerking: Wanneer u uw Laag-alarmen instelt:
Als u de functie Stop vóór Laag of Stop bij Laag
inschakelt, wordt de functie Alarm bij Laag
automatisch ook ingeschakeld.
In elk tijdvak kan maar één Pompstop door sensor-
functie tegelijk worden gebruikt. U kunt niet in
hetzelfde tijdvak zowel de functie Stop vóór Laag
als de functie Stop bij Laag gebruiken.
8. Als u een andere eindtijd heeft ingevoerd dan 00:00, verschijnt een volgend
tijdvak.
Als u klaar bent met het invoeren van de Laag-instellingen, selecteert u
Gereed.
continue glucosemonitoring instellen
Continue glucosemonitoring instellen 183
9. Controleer uw instellingen en selecteer Opslaan.
Wijzigen van uw Laag-instellingen:
1. Ga naar het Laag-instellingen-scherm.
Menu > Sensorinstellingen > Laag-instellingen
Het Laag-instellingen-scherm verschijnt.
2. Selecteer Setup.
3. Selecteer Bewerken.
4. Selecteer het te wijzigen tijdvak en pas dit desgewenst aan.
5. Selecteer de alarminstelling die u wilt in- of uitschakelen of aanpassen.
6. Selecteer Volgende.
7. Selecteer Gereed.
8. Controleer uw instellingen en selecteer Opslaan.
Lg-alrmsnooze (Laag-alarmsnooze)
Lg-alrmsnooze is beschikbaar zodra uw Laag-instellingen zijn ingesteld. Met Lg-
alrmsnooze kunt u de gewenste wachttijd instellen voor het herhalen van een
melding als de alarmsituatie nog bestaat. Als u een Lg alarm heeft ontvangen en
gewist, wordt u alleen opnieuw gewaarschuwd als de alarmsituatie nog bestaat
nadat uw ingestelde snoozetijd is verstreken.
Lg-alrmsnooze (Laag-alarmsnooze) instellen:
1. Ga naar het Laag-instellingen-scherm.
Menu > Sensorinstellingen > Laag-instellingen
Het Laag-instellingen-scherm verschijnt.
2. Selecteer Snooze en voer een tijd tussen 5 minuten en 1 uur in.
Handmatig hervatten van de basaaltoediening na een Pompstop door
sensor-gebeurtenis
Als de pomp de insulinetoediening stopzet vanwege een Stop vóór Laag- of Stop
bij Laag-gebeurtenis, wordt onder in het beginscherm Gestopt vóór Laag of
Gestopt bij Laag weergegeven (afhankelijk van welk van beide situaties actief is).
184 Hoofdstuk 10
E
10:00
Gestopt vóór Laag
AM
5.2
mmol/l
ActIns
1 2 3
20
15
10
5
0.1
2.2
Als u niet wilt wachten tot de pomp automatisch uw basaaltoediening hervat,
kunt u de basaaltoediening via onderstaande procedure ook handmatig hervatten.
Handmatig hervatten van de basaaltoediening:
1. Selecteer in het beginscherm Gestopt vóór Laag of Gestopt bij Laag.
Het SmartGuard-scherm verschijnt.
2. Selecteer Basaal hervatten.
3. Selecteer Ja om de basaaltoediening te hervatten.
Pomp en zender draadloos verbinden met Automatisch
verbinden
Voor u gebruik kunt maken van uw sensor, moet u de communicatie tussen uw
pomp en zender tot stand brengen door ze draadloos met elkaar te verbinden.
De functie Automatisch verbinden lokaliseert uw zender zonder dat u handmatig
het serienummer van de zender in de pomp hoeft in te voeren.
Let op het volgende wanneer u de pomp en de zender met elkaar gaat verbinden:
U kunt slechts één zender met uw pomp verbinden. Als er al een zender met
uw pomp verbonden is, moet u deze wissen voordat u doorgaat. Zie Zender
uit de pomp wissen, op blz. 191 voor meer informatie over het wissen van een
zender uit de pomp.
Controleer eerst of er geen andere apparaten van Medtronic in de buurt zijn
die in de zoekmodus staan, voordat u Automatisch verbinden gebruikt.
(Bijvoorbeeld als een huisgenoot een BG-meter of zender op zijn of haar
insulinepomp aansluit.) Als u weet dat er meer mensen in de buurt zijn die
apparaten aansluiten, bijvoorbeeld tijdens een training, gebruikt u de functie
Handmatig verbinden. Zie blz. 189.
continue glucosemonitoring instellen
Continue glucosemonitoring instellen 185
Pomp en zender verbinden met Automatisch verbinden:
1. Sluit uw zender aan op de oplader en controleer of de zender volledig
opgeladen is. Laat de zender op de oplader aangesloten.
Oplader
Zender
Opmerking: Als de zender volledig opgeladen is, gaan beide
lampjes op de oplader uit. Zie de gebruiksaanwijzing bij uw zender
voor meer informatie.
2. Ga naar het Automatisch verbinden-scherm.
Menu > Extra's > Apparaatopties > Apparaatverbinding > Automatisch
verbinden
3. Controleer of er geen andere apparaten in de buurt in de zoekmodus staan.
Scroll omlaag in het Automatisch verbinden-scherm en selecteer Doorgaan.
Het Nieuw apparaat-scherm verschijnt.
186 Hoofdstuk 10
4. Houd de zender (die nog steeds op de oplader aangesloten is) naast de
pomp.
5. Selecteer Zoeken op de pomp en verwijder onmiddellijk de zender van de
oplader.
Als u het zoekproces start, gebeurt het volgende:
Op uw pomp verschijnt een melding dat de pomp aan het zoeken is.
Op uw zender knippert kort een groen lampje, dat vervolgens uitgaat.
Opmerking: Het zoekproces kan tot twee minuten duren. Tijdens
het zoekproces kunt u geen pompschermen openen of de pomp
stopzetten.
Zodra de pomp de zender gevonden heeft, verschijnt het Bevestig serienr-
scherm.
6. Controleer of het serienummer van de zender op uw pompscherm
overeenkomt met het serienummer achter op de zender. Selecteer
Bevestigen.
continue glucosemonitoring instellen
Continue glucosemonitoring instellen 187
Nieuw apparaat
Bevestigen
Annuleren
Bevestig serienr
Serienr: GT6004343M
Als de verbinding slaagt, wordt dat door de pomp gemeld. Als de
sensorfunctie ingeschakeld is, verschijnt het verbindingspictogram op de
statusbalk.
Als uw pomp de zender niet vindt, volgt u de procedure hieronder, in Als uw
pomp de zender niet vindt. Als uw pomp meerdere apparaten vindt, gaat u
door naar de stappen op blz. 188.
Als uw pomp de zender niet vindt:
1. Plaats de zender weer op de oplader. Zorg dat de zender volledig opgeladen
is voor u doorgaat.
2. Plaats de pomp en de zender op maximaal een armlengte afstand van elkaar.
3. Selecteer Opnieuw op de pomp en verwijder onmiddellijk de zender van de
oplader om het zoekproces te starten.
4. Als het zoeken een tweede keer mislukt, selecteert u Annuleren zodra de
Geen apparaten gevonden-melding verschijnt. Volg daarna de instructies in
Pomp en zender draadloos verbinden met Handmatig verbinden, op blz. 189.
Als uw pomp meerdere apparaten vindt:
1. Noteer het serienummer van uw zender. Het serienummer staat achter op de
zender.
2. Plaats de zender weer op de oplader. Zorg dat de zender volledig opgeladen
is voor u doorgaat.
3. Selecteer Volgende in de Meerdere apparaten-melding om het Voer
serienummer in-scherm te openen.
4. Voer het serienummer van het apparaat handmatig in. Volg hierbij de
instructies vanaf stap 4, in Pomp en zender draadloos verbinden met Handmatig
verbinden, op blz. 189.
188 Hoofdstuk 10
Pomp en zender draadloos verbinden met Handmatig
verbinden
Bij de functie Handmatig verbinden moet u het serienummer van de zender in de
pomp invoeren. Gebruik deze procedure als het Automatisch verbinden mislukt, of
wanneer meerdere mensen in de nabije omgeving hun pomp met een ander
apparaat willen verbinden (bv. tijdens een groepstraining).
Opmerking: U kunt slechts één zender met uw pomp verbinden. Als er
al een zender met uw pomp verbonden is, moet u deze wissen voordat u
doorgaat. Zie Zender uit de pomp wissen, op blz. 191 voor meer informatie
over het wissen van een zender uit de pomp.
Pomp en zender verbinden met Handmatig verbinden:
1. Tijdens het verbinden heeft u het serienummer van de zender nodig. Noteer
het serienummer in de ruimte hieronder.
Hier vindt u het serienummer: Hier kunt u het noteren:
Noteer hier uw serienummer, inclusief eventuele
letters:
SN GT __ __ __ __ __ __ __ __
2. Sluit uw zender aan op de oplader, en controleer of de zender volledig
opgeladen is. Laat de zender op de oplader aangesloten.
Oplader
Zender
continue glucosemonitoring instellen
Continue glucosemonitoring instellen 189
Opmerking: Als de zender volledig opgeladen is, gaan beide
lampjes op de oplader uit. Zie de gebruiksaanwijzing bij uw zender
voor meer informatie.
Als u de zender van de oplader verwijdert om het serienummer te
noteren, kan het groene lampje op de oplader beginnen te
knipperen zodra u de zender weer op de oplader aansluit. U kunt de
verbindingsprocedure gewoon voortzetten; u hoeft niet te wachten
tot het lampje op de oplader stopt met knipperen.
3. Ga op de pomp naar het Voer serienummer in-scherm.
Menu > Extra's > Apparaatopties > Apparaatverbinding > Handmatig
verbinden
4. Gebruik de navigatieknoppen van de pomp om het serienummer van de
zender in te voeren, en selecteer OK.
Het Nieuw apparaat-scherm verschijnt.
5. Selecteer Zoeken op de pomp en verwijder onmiddellijk de zender van de
oplader.
Als u het zoekproces start, gebeurt het volgende:
190 Hoofdstuk 10
Op uw pomp verschijnt een melding dat de pomp aan het zoeken is.
Op uw zender knippert kort een groen lampje, dat vervolgens uitgaat.
Opmerking: Het zoekproces kan tot twee minuten duren. Tijdens
het zoekproces kunt u geen pompschermen openen of de pomp
stopzetten.
6. Houd de zender naast de pomp.
Als de verbinding slaagt, wordt dat door de pomp gemeld. Als de
sensorfunctie ingeschakeld is, verschijnt het verbindingspictogram op de
statusbalk.
Als uw pomp geen verbinding maakt met de zender:
1. Als uw pomp geen verbinding maakt met de zender, voert u een van de
volgende handelingen uit:
Selecteer Opnieuw om terug te keren naar het Voer serienummer in-
scherm. Ga terug naar stap 4 van bovenstaande procedure en voer de
zoekinstructies opnieuw uit.
Selecteer Annuleren om terug te keren naar het Apparaatverbinding-
scherm. Start opnieuw een zoekactie met Handmatig verbinden of
Automatisch verbinden.
2. Zie Mijn pomp vindt het sensorsignaal niet, op blz. 249 als het ook na meerdere
keren proberen niet lukt om verbinding te maken.
Zender uit de pomp wissen
Volg deze procedure om de zender uit uw pomp te wissen. Gebruik deze
procedure als u de zender wilt vervangen.
Zender uit de pomp wissen:
1. Ga naar het Apparaatbeheer-scherm.
Menu > Extra's > Apparaatopties > Apparaatbeheer
continue glucosemonitoring instellen
Continue glucosemonitoring instellen 191
2. Identificeer en selecteer uw zender aan de hand van het serienummer. Het
serienummer staat achter op de zender.
3. Selecteer Wissen.
4. Er verschijnt een scherm dat u vraagt om te bevestigen dat u het apparaat
wilt wissen. Selecteer Ja om te bevestigen of Nee om te annuleren.
Sensor inbrengen
Raadpleeg altijd de gebruiksaanwijzing bij het inbrengapparaat voor instructies
voor het inbrengen van de sensor.
Zender op de sensor aansluiten
Raadpleeg altijd de gebruiksaanwijzing bij de zender voor instructies voor het
aansluiten van de zender op de sensor.
Sensor starten
Nadat u de sensor heeft ingebracht en de zender op de sensor heeft aangesloten,
begint uw pomp met de zender te communiceren. De pomp geeft een teken als
de sensor klaar voor gebruik is.
Nieuwe sensor starten met Nieuwe sensor starten-melding:
1. Selecteer Nieuwe sensor starten zodra de optie op het pompscherm
verschijnt.
De melding "Sensor opwarmen gestart" verschijnt.
2. Selecteer OK.
In het beginscherm wordt "Opwarmen..." weergegeven tot de sensor klaar is
voor de eerste kalibratie.
192 Hoofdstuk 10
Opmerking: Als de Nieuwe sensor starten-optie niet wordt
weergegeven, volgt u onderstaande procedure voor het handmatig
verbinden.
Nieuwe sensor starten met handmatig verbinden:
1. Ga naar het Sensor aansluiten-scherm.
Menu > Sensorinstellingen > Sensor aansluiten
2. Selecteer Nieuwe sensor starten.
Het Nieuwe sensor starten-scherm verschijnt.
3. Sluit nu de zender op de sensor aan, als u dat nog niet gedaan had. Zie de
gebruiksaanwijzing bij uw zender voor meer informatie over het aansluiten
van de zender op de sensor.
De pomp zoekt naar het zendersignaal. Het kan tot zes minuten duren voor
de pomp en de zender met elkaar communiceren.
4. Selecteer OK.
5. De melding "Sensor opwarmen gestart" verschijnt op het scherm. Selecteer
OK.
In het beginscherm wordt "Opwarmen..." weergegeven tot de sensor klaar is
voor de eerste kalibratie. Wanneer het kalibreren van de sensor met succes
voltooid is, begint de pomp uiterlijk 15 minuten later sensorglucosegegevens
weer te geven. Zie Sensor kalibreren, op blz. 194 voor meer informatie over
kalibreren.
Als er een melding verschijnt dat de pomp het sensorsignaal niet kan vinden,
gaat u door naar de volgende sectie.
Als de pomp het sensorsignaal niet vindt:
1. Als de pomp het sensorsignaal niet vindt, volgt u de instructies op het
pompscherm. De pomp begeleidt u door de volgende stappen:
a. Koppel de zender los van de sensor en sluit hem weer aan. Kijk naar de
zender en let op of het zenderlampje knippert wanneer de zender op de
sensor wordt aangesloten. Als het zenderlampje niet knippert, moet de
zender opgeladen worden.
continue glucosemonitoring instellen
Continue glucosemonitoring instellen 193
b. Verklein de afstand tussen pomp en zender. Het kan tot 15 minuten
duren voor de pomp het sensorsignaal vindt.
c. Als de pomp het sensorsignaal nog steeds niet kan vinden, gaat u uit de
buurt van elektronische apparaten die storing kunnen veroorzaken.
2. Als u alle stappen voor de probleemoplossing in het pompscherm heeft
doorlopen en de pomp nog steeds het sensorsignaal niet kan vinden, neemt
u voor hulp contact op met het Servicenummer.
Sensor kalibreren
Kalibreren (kalibratie) is het invoeren van een BG-meterwaarde voor het berekenen
van sensorglucosewaarden. Voor een continue ontvangst van
sensorglucosegegevens is het nodig om uw sensor regelmatig te kalibreren.
Zie Richtlijnen voor kalibratie, op blz. 197 voor meer informatie.
Binnen twee uur nadat u de sensor met de pomp heeft gestart, waarschuwt de
pomp u met een Kalibreer nu-alarm dat een kalibratie nodig is. Door het invoeren
van de BG-meterwaarde kalibreert u de sensor voor de eerste keer. Na het
kalibreren duurt het uiterlijk 15 minuten voordat de eerste sensorglucosewaarde in
het beginscherm verschijnt. De tweede kalibratie voert u binnen zes uur na de
eerste kalibratie uit.
Na de eerste twee kalibraties moet u de sensor binnen 12 uur opnieuw kalibreren.
Als u binnen 12 uur geen BG-meterwaarde invoert, activeert de pomp het
Kalibreer nu-alarm. Er worden dan geen sensorglucosewaarden meer berekend
totdat een geldige kalibratie-BG is ingevoerd. De sensor moet tijdens zijn gehele
levensduur ten minste elke 12 uur worden gekalibreerd.
Als u gebruikmaakt van een geschikte Bayer-meter, kunt u de pomp zo instellen
dat het kalibreren automatisch gebeurt bij iedere geldige BG-meterwaarde.
Zie Automatisch kalibreren instellen, op blz. 195 voor meer informatie.
Opmerking: De sensorkalibratie kan alleen slagen als de ingevoerde BG-
meetwaarde in het bereik 2,2 tot 22,2 mmol/l ligt. Voor een optimaal
resultaat dient u verspreid over de dag drie tot vier keer een kalibratie uit
te voeren.
194 Hoofdstuk 10
Kalibreren van de sensor:
1. Voer een vingerprikmeting uit.
2. Ga naar het Sensor kalibreren-scherm.
Menu > Sensorinstellingen > Sensor kalibreren
3. Selecteer BG en voer de waarde in.
4. Selecteer Kalibreren.
U kunt een herinnering instellen om u te waarschuwen wanneer de volgende
kalibratie nodig is. Zie Kalibratie-herinneringen, op blz. 140 voor meer
informatie.
Automatisch kalibreren instellen
De functie Automatisch kalibreren bepaalt hoe u de pomp kalibreert met een
draadloos gekoppelde, geschikte Bayer-meter. Wanneer de functie Automatisch
kalibreren ingeschakeld is, gebruikt de pomp elke BG-meterwaarde voor kalibratie,
als die waarde ligt in het bereik 2,2 tot 22,2 mmol/l. Staat deze functie uit, dan
vraagt de pomp u elke keer of u de geschikte Bayer-meter wilt gebruiken voor
kalibratie.
Automatisch kalibreren inschakelen:
1. Ga naar het Automatisch kalibr.-scherm.
Menu > Sensorinstellingen > Automatisch kalibr.
2. Selecteer Automatisch kalibr. om de functie in te schakelen.
3. Selecteer Opslaan.
Opmerking: Als u later besluit dat u geen gebruik wilt maken van
Automatisch kalibreren, selecteert u Automatisch kalibr. om de
functie uit te schakelen.
BG-meterwaarden voor kalibratie invoeren
De pomp heeft verscheidene schermen waarin u een BG-meterwaarde voor
kalibratie kunt invoeren. Deze schermen worden beschreven in de volgende tabel.
Deze opties zijn alleen beschikbaar als u een sensor gebruikt en als uw zender
draadloos is verbonden met uw pomp.
continue glucosemonitoring instellen
Continue glucosemonitoring instellen 195
Opmerking: Als u gebruikmaakt van een geschikte Bayer-meter en u
elke geldige BG-meterwaarde die naar uw pomp wordt gestuurd voor
kalibratie wilt gebruiken, kunt u de functie Automatisch kalibreren
toepassen. Zie Automatisch kalibreren instellen, op blz. 195 voor meer
informatie over Automatisch kalibreren.
Pompscherm Invoeren van kalibratie-BG
Beginscherm
Wanneer de Kalibreren-optie beschik‐
baar is, kunt u het Sensor kalibreren-
scherm openen. Markeer eerst de
sensorgrafiek in het beginscherm. Houd
vervolgens de knop ingedrukt om
het kalibratiescherm te openen.
Voer een specifiek voor kalibratie bedoelde
BG-meterwaarde in.
Sensor kalibreren-scherm
Menu > Sensorinstellingen > Sensor
kalibreren
Voer een specifiek voor kalibratie bedoelde
BG-meterwaarde in.
BG-meter-scherm
Het BG-meter-scherm verschijnt auto‐
matisch wanneer uw geschikte Bayer-
meter BG-meterwaarden naar de pomp
stuurt.
Selecteer de Sensor kalibreren-optie om de
sensor te kalibreren met de huidige BG-
meterwaarden.
BG-scherm in Gebeurtenismarker
Menu > Gebrtenismarker > BG
Wanneer u een BG-meterwaarde invoert via
Gebeurtenismarker, beschikt het Gebrtenis‐
marker-scherm over een optie om de BG-
waarde te gebruiken voor kalibratie.
BG-veld in Bolus Wizard-scherm
Beginscherm > Bolus > Bolus Wizard
Wanneer u een BG-meterwaarde invoert als
u een bolus toedient met behulp van de
Bolus Wizard, vraagt de Bolus Wizard of u de
BG-waarde na afloop van de bolus wilt
gebruiken voor kalibratie.
Wanneer kalibreren
In de volgende tabel wordt beschreven wanneer u uw sensor moet kalibreren.
196 Hoofdstuk 10
Kalibreren Beschrijving
Nadat het opwar‐
men voltooid is.
De eerste kalibratie uitvoeren.
Binnen twee uur na het starten van een nieuwe sensor activeert
de pomp een Kalibreer nu-alarm. De eerste sensorglucosewaarde
verschijnt ongeveer 5 tot 15 minuten na de kalibratie.
Zes uur na de
eerste kalibratie.
De tweede sensorkalibratie uitvoeren.
Zes uur na de eerste kalibratie verschijnt een Kalibreer nu-alarm, en
stopt de pomp met het berekenen van SG-waarden. Het duurt na
het kalibreren nog ongeveer 5 tot 15 minuten voor er weer SG-
waarden verschijnen.
Binnen 12 uur na
de tweede kali‐
bratie, en ten
minste elke
12 uur daarna.
Na de tweede kalibratie moet u ten minste elke 12 uur een kalibra‐
tie uitvoeren.
Als u langer dan 12 uur geen kalibratie uitvoert, verschijnt er een
Kalibreer nu-alarm. Het duurt na het kalibreren nog ongeveer 5 tot
15 minuten voor er weer SG-waarden verschijnen.
Richtlijnen voor kalibratie
Volg onderstaande sensorkalibratieprocedure voor het beste resultaat:
U kunt de nauwkeurigheid verbeteren door verspreid over de dag drie tot vier
keer een kalibratie uit te voeren. Zie Wanneer kalibreren, op blz. 196 voor meer
informatie.
U kunt op elk gewenst moment een kalibratie uitvoeren. Let op: De
nauwkeurigheid tot de volgende kalibratie kan tijdelijk minder zijn wanneer u
kalibreert tijdens een daalsnelheid met twee of drie trendpijlen omlaag.
Zie Beginscherm met CGM, op blz. 161 voor een voorbeeld van trendpijlen in
het beginscherm.
Als u geen gebruikmaakt van een geschikte Bayer-meter, moet u de BG-
meterwaarde direct na het meten in de pomp invoeren. Stel het invoeren niet
uit, want uw BG-meterwaarde is maar 12 minuten geldig.
Zorg ervoor dat uw vingers schoon en droog zijn wanneer u uw
bloedglucosespiegel controleert.
Gebruik alleen de vingertoppen om bloed te prikken voor kalibratie.
continue glucosemonitoring instellen
Continue glucosemonitoring instellen 197
Opmerking: Als uw BG-meterwaarden aanzienlijk afwijken van uw
sensorglucosewaarden, moet u uw handen wassen en opnieuw
kalibreren.
Zender loskoppelen van de sensor
Raadpleeg altijd de gebruiksaanwijzing bij de zender voor instructies voor het van
de sensor loskoppelen van de zender.
Sensor verwijderen
Raadpleeg altijd de gebruiksaanwijzing bij de sensor voor instructies voor het
verwijderen van de sensor.
Sensorinstellingen uitschakelen
U kunt de functie Sensorinstellingen op elk gewenst moment uitschakelen. Als u
uw zender loskoppelt van de sensor, moet u Sensorinstellingen uitschakelen als u
geen sensoralarmen wilt ontvangen. Uw sensorinstellingen blijven in de pomp
bewaard. U kunt de instellingen pas weer wijzigen als u eerst de Sensorinstellingen
inschakelt.
Sensorinstellingen uitschakelen:
1. Ga naar het Sensorinstellingen-scherm.
Menu > Sensorinstellingen
2. Selecteer Sensor.
3. Selecteer Ja om de sensorfunctie uit te schakelen.
198 Hoofdstuk 10
11
continue glucosemonitoring gebruiken
11
Continue glucosemonitoring
gebruiken
Dit hoofdstuk verschaft informatie over het gebruik van CGM op uw pomp en het
bekijken van uw sensorglucosegegevens. Deze informatie helpt u om
sensorglucosetrends beter te herkennen, terwijl u ook wordt gewaarschuwd
wanneer uw sensorglucosespiegel snel daalt of stijgt. U kunt bovendien historische
sensorglucosewaarden in grafiekvorm bekijken. Ook wordt beschreven hoe u uw
glucosealarmen stil zet.
Sensorgrafiek
De sensorgrafiek geeft uw huidige sensorglucosewaarde (SG-meetwaarde) weer,
die draadloos door de zender naar uw pomp is gestuurd.
6 7 8
3 h
9
SG-waarden
Bovengrens
Geselecteerde meetwaarde
of gebeurtenis
SmartGuard
Pompstop door
sensor
Tijd
Ondergrens
Bolusmarker
Continue
SG-meetwaarde
8.3 mmol/l, 09:00
20
15
10
5
2.2
mmol/l
Continue glucosemonitoring gebruiken 201
continue glucosemonitoring gebruiken
De sensorgrafiek bevat onder meer de volgende informatie:
De meest recente sensorglucosewaarde.
'Historische' sensorglucosewaarden over de voorafgaande perioden van 3, 6,
12 of 24 uur.
De boven- en onderalarmgrens van uw glucosebereik.
De bolussen die u heeft toegediend in de periode die in de grafiek wordt
weergegeven.
Eventueel opgetreden stopgebeurtenissen.
Als er geen SG-meetwaarde in de grafiek verschijnt, kan dat onder meer de
volgende oorzaken hebben:
Er is een fout of een sensoralarm opgetreden.
Een zojuist ingebrachte, nieuwe sensor wordt nog geïnitialiseerd.
Een nieuwe, zojuist geïnitialiseerde sensor wordt nog gekalibreerd.
Een bestaande, zojuist opnieuw aangesloten sensor is nog niet klaar.
Er is meer dan zes uur verstreken sinds de eerste sensorkalibratie.
Er is meer dan 12 uur verstreken sinds de laatste sensorkalibratie.
Sensorgrafiek bekijken:
1. Selecteer het grafiekgebied in het beginscherm.
De 3-uurs grafiek wordt in een volledig scherm weergegeven.
2. Selecteer om naar de 6-uurs, 12-uurs of 24-uurs grafiek te bladeren.
3. Selecteer om SG-meetwaarden en -gebeurtenissen in detail te bekijken.
4. Druk op als u het volledige scherm wilt afsluiten.
Snelle sensorglucoseveranderingen herkennen
Wanneer u een sensor gebruikt, verschijnen er trendpijlen in het beginscherm
wanneer uw sensorglucosespiegel met meer dan een bepaalde snelheid (per
minuut) is gestegen of gedaald. Het aantal pijlen geeft aan met welke snelheid uw
sensorglucose (SG) is veranderd.
In de volgende tabel worden de trendpijlen met de bijbehorende snelheden
weergegeven.
202 Hoofdstuk 11
SG gestegen met een snelheid gelijk aan of hoger dan 0,056 mmol/l
per minuut, maar lager dan 0,111 mmol/l per minuut.
SG gedaald met een snelheid gelijk aan of hoger dan 0,056 mmol/l per
minuut, maar lager dan 0,111 mmol/l per minuut.
SG gestegen met een snelheid gelijk aan of hoger dan 0,111 mmol/l per
minuut, maar lager dan 0,167 mmol/l per minuut.
SG gedaald met een snelheid gelijk aan of hoger dan 0,111 mmol/l per
minuut, maar lager dan 0,167 mmol/l per minuut.
SG gestegen met een snelheid gelijk aan of hoger dan 0,167 mmol/l per
minuut.
SG gedaald met een snelheid gelijk aan of hoger dan 0,167 mmol/l per
minuut.
Glucosealarmen stil zetten
Met de functie Alarmstilte kunt u sensorglucosealarmen voor een bepaalde tijd stil
zetten. Dat is handig in situaties waar u anderen niet wilt storen, bijvoorbeeld
tijdens een vergadering of in de bioscoop. Wanneer u deze functie gebruikt,
registreert het systeem wel de tijd en de glucosewaarde van eventueel
optredende alarmen. U kunt deze informatie bekijken in het Alarmhistorie-scherm.
Zie Alarmhistorie, op blz. 128 voor meer informatie.
Als er een glucosealarm optreedt terwijl u de functie Alarmstilte gebruikt, gaat het
meldingslampje knipperen en verschijnt wel een Sensoralarm opgetreden-melding
om u erop te attenderen dat er een stil alarm is geweest, maar zonder dat de
pomp trilt of piept. Als u het alarm aan het eind van de ingestelde
alarmstilteperiode niet heeft gewist, gaat de pomp met tussenpozen piepen of
trillen tot u dat wel doet.
In de volgende tabel worden de glucosealarmen beschreven met de bijbehorende
Alarmstilte-optie.
Deze Alarm‐
stilte-instel‐
ling
Zet deze alarmen stil
Alleen Hg
alarm
Alarm bij Hoog, Alarm vóór Hoog en Stijgalarm
continue glucosemonitoring gebruiken
Continue glucosemonitoring gebruiken 203
Deze Alarm‐
stilte-instel‐
ling
Zet deze alarmen stil
Hg+Lg alarm Alarm bij Hoog, Alarm vóór Hoog, Stijgalarm, Alarm bij Laag, Alarm
vóór Laag, Stop vóór Laag en Hervat basaal-alarm
Alle sensoralar‐
men
Alle hiervoor bij Hg+Lg alarm opgesomde alarmen, plus de volgende
meldingen:
Alle Kalibratie-alarmen, -herinneringen of -foutmeldingen
Alle alarmen met betrekking tot het inbrengen van de sensor, inclu‐
sief alarmen voor het opwarmen van de sensor, het vervangen van
de sensor, het einde van de sensorlevensduur, sensorfouten, verbin‐
dingsproblemen, enzovoort
Alle alarmen met betrekking tot de zender, inclusief alle alarmen
voor de zenderbatterij en voor verbindingsproblemen
Glucosealarmen stil zetten:
1. Ga naar het Alarmstilte-scherm.
Menu > Sensorinstellingen > Alarmstilte
2. Selecteer de alarmsoort die u stil wilt zetten: Alleen Hg alarm, Hg+Lg alarm
of Alle sensoralarmen. Zie de tabel hierboven voor meer informatie over de
alarmen die met elke optie worden stil gezet.
Opmerking: Als u Alle sensoralarmen selecteert, worden er geen
alarmen meer geactiveerd met betrekking tot uw
sensorglucosewaarden, sensor, zender of vereiste kalibratie. Als er
een glucosealarm optreedt, gaat het meldingslampje knipperen en
verschijnt wel een melding dat er een stil alarm is geweest, maar
204 Hoofdstuk 11
zonder dat de pomp trilt of piept. U kunt het desbetreffende alarm
bekijken in de Alarmhistorie. Zie Alarmhistorie, op blz. 128 voor meer
informatie.
3. Stel de Tijd in (30 minuten tot 24 uur) gedurende welke de alarmen moeten
worden stil gezet. Selecteer vervolgens OK.
4. Selecteer Start. De instellingen voor Alarmstilte gaan onmiddellijk in en u
keert terug naar het Sensorinstellingen-scherm.
Alarmstilte annuleren:
1. Ga naar het Alarmstilte-scherm.
Menu > Sensorinstellingen > Alarmstilte
2. Selecteer Alarmstilte annuleren.
continue glucosemonitoring gebruiken
Continue glucosemonitoring gebruiken 205
206 Hoofdstuk 11
12
alarmen, waarschuwingen en meldingen
12
Alarmen, waarschuwingen en
meldingen
Dit hoofdstuk beschrijft de meest voorkomende en belangrijkste meldingen, en
hoe u erop moet reageren.
Informatie over alarmen, waarschuwingen en meldingen
Uw pomp is uitgerust met een zeer geavanceerd veiligheidssysteem. Als het
veiligheidssysteem iets ongewoons signaleert, wordt deze informatie doorgegeven
in de vorm van meldingen. Tot de meldingen behoren onder meer alarmen,
waarschuwingen en statusmeldingen.
Opmerking: Wanneer er een melding verschijnt terwijl uw pomp
vergrendeld is, kunt u het alarm, de waarschuwing of de melding wissen
zonder daarvoor de pomp te hoeven ontgrendelen. Nadat u de melding
gewist heeft, gaat u automatisch naar het beginscherm. U moet de pomp
ontgrendelen voordat u vanuit het beginscherm naar een ander scherm
kunt gaan. Zie De pomp ontgrendelen, op blz. 26 voor meer informatie.
Wanneer er meerdere meldingen zijn opgetreden, verschijnt er een wit ezelsoortje
met een uitroepteken in de rechter bovenhoek van het scherm . Wanneer u
de eerste melding wist, verschijnt de eerstvolgende melding.
Als er een wit driehoekje in de rechter onderhoek van het scherm wordt
weergegeven, betekent dit dat u op moet drukken om door te gaan.
Alarmen, waarschuwingen en meldingen 209
alarmen, waarschuwingen en meldingen
Waarschuwing: Als er een ernstige fout in de pomp optreedt,
wordt het volgende scherm weergegeven en activeert de pomp een
sirene.
Koppel de insulinepomp onmiddellijk los en gebruik hem niet meer.
Neem contact op met het Servicenummer voor hulp.
Bedenk dat u nog steeds insuline nodig heeft als de pomp
verwijderd is. Het is van groot belang dat u met uw
diabetesbehandelteam overlegt wat bij verwijdering van de pomp
voor u het meest geschikte alternatief voor insulinetoediening is.
Alarmen
Een alarm geeft aan dat de pomp iets heeft
aangetroffen dat de toediening van insuline
tegenhoudt. Het is van groot belang dat u
reageert op een alarm.
WAARSCHUWING: Negeer
pompalarmen niet: alle vormen van
insulinetoediening zijn dan gestopt,
wat kan leiden tot een te hoge
bloedglucosespiegel en ketoacidose.
Wanneer een alarm optreedt, gebeurt het volgende:
Scherm: De pomp geeft een melding weer met een rood pictogram en instructies.
210 Hoofdstuk 12
Meldingslampje: Het rode meldingslampje knippert twee keer, gevolgd door een
pauze. Dit patroon wordt continu herhaald. Het meldingslampje wordt afgebeeld
in Gebruik van de knoppen, op blz. 20.
Audio: Afhankelijk van uw instellingen voor Audio-opties, activeert de pomp een
alarmsignaal of een trilpatroon van drie pulsen gevolgd door een pauze, of een
gecombineerd alarm- en trilsignaal.
U moet het probleem oplossen dat tot het alarm heeft geleid. Meestal kunt u een
alarm wissen door op te drukken en vervolgens een keuze te maken. Soms is
wissen van het alarm echter niet afdoende om het onderliggende probleem te
verhelpen. Het alarm wordt herhaald totdat het onderliggende probleem is
verholpen.
Als u niet op een alarm reageert, gaat het alarmsignaal na tien minuten over in
een luide noodsirene. Zie Alarmen en waarschuwingen met sirene, op blz. 261 voor
meer informatie.
Waarschuwingen
Een waarschuwing attendeert u op een situatie
die mogelijk uw aandacht vraagt. Een
waarschuwing is minder ernstig dan een alarm.
Wanneer een waarschuwing optreedt, gebeurt het
volgende:
Scherm: De pomp geeft een melding weer met
een geel pictogram en instructies.
Meldingslampje: Het rode meldingslampje op de pomp knippert één keer,
gevolgd door een pauze, en knippert opnieuw één keer. Dit patroon wordt
continu herhaald. Het meldingslampje wordt afgebeeld in Gebruik van de knoppen,
op blz. 20.
Audio: Afhankelijk van uw instellingen voor Audio-opties, piept en/of trilt de pomp
in een patroon van drie pulsen gevolgd door een pauze.
U kunt een waarschuwing wissen door op te drukken en vervolgens een keuze
te maken. Als u niet reageert op een waarschuwing, piept de pomp elke vijf of
vijftien minuten (afhankelijk van de desbetreffende waarschuwing). Sommige
waarschuwingen gaan na tien minuten ook over in een luide noodsirene.
Zie Alarmen en waarschuwingen met sirene, op blz. 261 voor meer informatie.
alarmen, waarschuwingen en meldingen
Alarmen, waarschuwingen en meldingen 211
Opmerking: Als er een waarschuwing optreedt terwijl u in een ander
scherm dan het beginscherm bent, wordt de melding mogelijk pas
weergegeven nadat u naar het beginscherm bent teruggekeerd.
Meldingen
Een melding informeert u over de status van uw
pomp, of vraagt u om een keuze te maken.
Wanneer een melding wordt geactiveerd, gebeurt
het volgende:
Scherm: De pomp geeft een melding weer met
een blauw pictogram en instructies.
Meldingslampje: Brandt of knippert niet.
Audio: Afhankelijk van de melding, activeert de pomp een meldingssignaal, een
waarschuwingssignaal of geen geluidssignaal. Afhankelijk van uw instellingen voor
Audio-opties, activeert de pomp een geluidssignaal, een trilpatroon van één enkele
puls, of een geluidssignaal plus een trilsignaal.
U kunt een melding wissen door op te drukken en een keuze te maken.
Pompalarmen, -waarschuwingen en -meldingen
De volgende tabel geeft een overzicht van de meest voorkomende en
belangrijkste alarmen, waarschuwingen en meldingen met betrekking tot uw
pomp. De tabel geeft ook een beschrijving van de betekenis, de gevolgen en
oorzaken van deze meldingen, en de mogelijke stappen om het probleem te
verhelpen.
212 Hoofdstuk 12
Titel en tekst Verklaring Volgende stappen
Actieve insuline gewist
Bestaande actieve-insuli‐
newaarde is gewist.
Een alarm heeft uw
actieve-insuline‐
waarde gewist. Uw
actieve-insuline‐
waarde staat nu op
0 eenheden.
Selecteer OK om het alarm te
wissen.
De bijgehouden actieve insuline
van vóór de herstart van de
pomp wordt niet meegenomen
in nieuwe Bolus Wizard-bereke‐
ningen. Vraag uw diabetesbehan‐
delteam hoelang u moet
wachten nadat de actieve-insuli‐
newaarde is gewist voor u weer
kunt vertrouwen op de bereke‐
ning van de actieve insuline door
de Bolus Wizard.
U kunt in Daghistorie de tijd en
dosis van uw laatste bolus con‐
troleren. Zie Daghistorie, op
blz. 127 voor meer informatie.
AutoStop
Insulinetoediening
gestopt: geen knoppen
ingedrukt gedurende
AutoStop-tijd.
U heeft geen knop‐
pen ingedrukt
gedurende de tijd
die in AutoStop
voor u is ingesteld.
Selecteer Basaal hervatten om
het alarm te wissen en de basale
insulinetoediening te hervatten.
Controleer uw BG. Zo nodig
behandelen.
Batterijfout
Plaats nieuwe AA-batterij.
De pompbatterij
heeft onvoldoende
energie.
Selecteer OK om het alarm te
wissen.
Oude batterij verwijderen en een
nieuwe AA-batterij installeren.
Zie Informatie over batterijen, op
blz. 22 voor meer informatie.
alarmen, waarschuwingen en meldingen
Alarmen, waarschuwingen en meldingen 213
Titel en tekst Verklaring Volgende stappen
Ongeschikte batterij
Zie handleiding.
De in de pomp
geplaatste batterij is
niet geschikt voor
de pomp.
Verwijder de ongeschikte batterij
om het alarm te wissen.
Plaats nieuwe AA-batterij.
Zie Informatie over batterijen, op
blz. 22 voor geschikte batterijty‐
pen.
Bolus niet toegediend
Time-out voordat bolus
werd toegediend. Desge‐
wenst bolus opnieuw
instellen.
Boluswaarden wel
ingevoerd, maar
bolus niet binnen
30 seconden toege‐
diend.
Selecteer OK om de waarschu‐
wing te wissen.
Indien bolustoediening gewenst
was: BG controleren, boluswaar‐
den opnieuw invoeren en bolus
toedienen.
Bolus gestopt
Bolustoediening of canu‐
levulling kan niet worden
hervat. XX.XXX van
YY.YYY E toegediend.
ZZ.ZZZ E niet toegediend.
Desgewenst opnieuw
instellen.
De batterij is leeg
geraakt terwijl een
bolus of canulevul‐
ling werd toege‐
diend.
Noteer de niet-toegediende hoe‐
veelheid insuline.
Vervang de AA-batterij.
Selecteer OK om het alarm te
wissen.
De resterende (niet-toegediende)
bolusdosis zo nodig alsnog toe‐
dienen.
214 Hoofdstuk 12
Titel en tekst Verklaring Volgende stappen
Verbinding mislukt
Dit apparaat is ongeschikt
voor uw pomp. Zie hand‐
leiding.
U probeert een
apparaat te ver‐
binden dat niet
geschikt is voor
uw pomp.
U probeert een
zender met uw
pomp te verbin‐
den terwijl een
andere zender al
draadloos met uw
pomp verbonden
is.
Selecteer OK om de waarschu‐
wing te wissen.
Zie Optionele apparaten, op blz. 14
voor een lijst met apparaten die
geschikt zijn voor uw pomp.
Als u de zender aan het vervan‐
gen bent: verwijder (wis) eerst de
oude zender uit uw pomp voor‐
dat u probeert de nieuwe zender
met de pomp te verbinden. Er
kan maar één zender met uw
pomp verbonden zijn. Zie Zender
uit de pomp wissen, op blz. 191
voor meer informatie.
Controleer instellingen
Startup Wizard voltooid.
Controleer/wijzig overige
instellingen.
Enkele instellingen
zijn gewist of terug‐
gezet op de stan‐
daardwaarden van
de fabriek.
Selecteer OK om de waarschu‐
wing te wissen.
Alle niet in de Startup Wizard uit‐
gevoerde instellingen controleren
en de waarden zo nodig
opnieuw invoeren.
Kritieke pompfout
Toediening gestopt.
Pomp werkt niet goed.
Pomp niet gebruiken. Ver‐
wijder infusieset uit uw
lichaam. Overweeg
andere vorm van insuline‐
toediening. Zie handlei‐
ding.
De pomp heeft een
kritieke fout aange‐
troffen.
De pomp kan geen insuline toedie‐
nen. Infusieset verwijderen en
pomp niet meer gebruiken.
Overweeg andere vorm van insu‐
linetoediening.
Controleer uw BG. Zo nodig
behandelen.
Schrijf de foutcode op die in het
alarmscherm wordt weergegeven.
Neem contact op met het
Servicenummer voor hulp met de
pomp.
alarmen, waarschuwingen en meldingen
Alarmen, waarschuwingen en meldingen 215
Titel en tekst Verklaring Volgende stappen
Max insulinetoediening
bereikt
Toediening gestopt. Con‐
troleer BG. Zie handlei‐
ding voor meer
informatie.
U heeft geprobeerd
meer insuline toe te
dienen dan werd
verwacht op basis
van uw instellingen
voor Max bolus en
Max basaal.
Controleer uw BG.
Selecteer Basaal hervatten.
Bolushistorie controleren en insu‐
linebehoefte opnieuw (laten)
beoordelen.
Monitor uw BG.
Canule vullen?
Selecteer Vullen om de
canule te vullen, of selec‐
teer Gereed als dit niet
nodig is.
U bent al 15 minu‐
ten in het Canule
vullen-scherm.
Selecteer Vullen om door te
gaan en de canule te vullen.
Als u de canule niet hoeft te vul‐
len, selecteert u Gereed om deze
procedure over te slaan.
Plaats batterij
Toediening gestopt. Ver‐
vang batterij nu.
De batterij werd uit
de pomp verwij‐
derd.
Plaats nieuwe AA-batterij.
Het alarm wordt gewist als u een
nieuwe batterij plaatst.
De pomp wordt over 10 minuten
uitgeschakeld tenzij u een
nieuwe batterij plaatst.
216 Hoofdstuk 12
Titel en tekst Verklaring Volgende stappen
Verstopping
Controleer BG. Overweeg
insuline-injectie en keto‐
nentest. Vervang reservoir
en infusieset.
De pomp heeft een
blokkering van de
basaal- of bolusinsu‐
linetoediening waar‐
genomen.
Bloedglucose controleren. Keto‐
nentest overwegen en zo nodig
insuline spuiten.
Infusieset en reservoir verwijde‐
ren.
Selecteer Terugdraaien om pro‐
cedure voor nieuw reservoir te
starten met nieuwe infusieset en
reservoir.
Als een bolus werd toegediend ter‐
wijl het alarm optrad:
In Daghistorie-scherm controleren
hoeveel bolusinsuline al is toege‐
diend voordat pompalarm
optrad.
Overweeg toediening van reste‐
rende bolusdosis als insuline-
injectie geen bolusinsuline
bevatte.
alarmen, waarschuwingen en meldingen
Alarmen, waarschuwingen en meldingen 217
Titel en tekst Verklaring Volgende stappen
Verstopping
Controleer BG. Overweeg
insuline-injectie en keto‐
nentest. Geschat volume
in reservoir 0 E. Vervang
reservoir en infusieset.
Uw pomp heeft
waargenomen dat
de insulinetoedie‐
ning is geblokkeerd
en dat er geen insu‐
line in het reservoir
zit.
Bloedglucose controleren. Keto‐
nentest overwegen en zo nodig
insuline spuiten.
Infusieset en reservoir verwijde‐
ren.
Selecteer Terugdraaien om pro‐
cedure voor nieuw reservoir te
starten met nieuwe infusieset en
reservoir.
Als een bolus werd toegediend ter‐
wijl het alarm optrad:
In Daghistorie-scherm controleren
hoeveel bolusinsuline al is toege‐
diend voordat pompalarm
optrad.
Overweeg toediening van reste‐
rende bolusdosis als insuline-
injectie geen bolusinsuline
bevatte.
218 Hoofdstuk 12
Titel en tekst Verklaring Volgende stappen
Verstopping
Vullen van canule
gestopt. Verwijder infusie‐
set uit uw lichaam. Ver‐
vang reservoir en
infusieset.
De pomp heeft
waargenomen dat
de insulinetoedie‐
ning was geblok‐
keerd tijdens het
vullen van de
canule.
Bloedglucose controleren. Keto‐
nentest overwegen en zo nodig
insuline spuiten.
Infusieset en reservoir verwijde‐
ren.
Selecteer Terugdraaien om pro‐
cedure voor nieuw reservoir te
starten met nieuwe infusieset en
reservoir.
Als een canulevulling werd toege‐
diend terwijl het alarm optrad:
In Daghistorie-scherm controleren
hoeveel bolusinsuline al is toege‐
diend voordat pompalarm
optrad.
Overweeg toediening van reste‐
rende bolusdosis als insuline-
injectie geen bolusinsuline
bevatte.
alarmen, waarschuwingen en meldingen
Alarmen, waarschuwingen en meldingen 219
Titel en tekst Verklaring Volgende stappen
Verstopping
Vullen van katheter
gestopt. Verwijder reser‐
voir en selecteer Terug‐
draaien om opnieuw te
beginnen.
De pomp heeft
waargenomen dat
de insulinetoedie‐
ning was geblok‐
keerd tijdens het
vullen van de kathe‐
ter. Mogelijk pro‐
bleem bij
aansluiting van
katheter op reser‐
voir.
Reservoir verwijderen. Selecteer
Terugdraaien om katheter-vul‐
procedure opnieuw te starten.
Katheter van reservoir loskoppe‐
len.
Katheter controleren op knikken
en vernauwingen.
Doorgaan met stappen op
pompscherm, met dezelfde infu‐
sieset en hetzelfde reservoir.
Als dit alarm opnieuw optreedt,
gebruikt u een nieuwe infusieset.
Als een kathetervulling werd toe‐
gediend terwijl het alarm optrad:
In Daghistorie-scherm controleren
hoeveel bolusinsuline al is toege‐
diend voordat pompalarm
optrad.
Overweeg toediening van reste‐
rende bolusdosis als insuline-
injectie geen bolusinsuline
bevatte.
Plaatsen mislukt
Verwijder reservoir en
selecteer Terugdraaien
om opnieuw te beginnen.
U heeft tijdens het
plaatsen op
gedrukt.
Reservoir verwijderen om
opnieuw te beginnen.
Selecteer Terugdraaien en volg
de instructies op het scherm.
220 Hoofdstuk 12
Titel en tekst Verklaring Volgende stappen
Pompbatterij laag
Vervang batterij spoedig.
De batterij in de
pomp is bijna leeg.
Selecteer OK om de waarschu‐
wing te wissen.
Vervang de AA-batterij zo snel
mogelijk. Anders wordt de insuli‐
netoediening gestopt en ver‐
schijnt het Vervang batterij nu-
alarm.
Als de pomp bezig is met het
toedienen van een bolus of het
vullen van de canule, moet u
wachten tot dit proces voltooid is
voordat u de batterij vervangt.
Laag reservoir
XX h over. Vervang reser‐
voir.
of:
XX eenheden over. Ver‐
vang reservoir.
Uw insulinereservoir
is bijna leeg, op
basis van het aantal
uren of eenheden
dat is ingesteld in
de Laag reservoir-
herinnering.
Selecteer OK om de waarschu‐
wing te wissen.
Vervang het reservoir spoedig.
Als u het reservoir na de eerste
waarschuwing niet vervangt,
volgt er een tweede Laag reser‐
voir-waarschuwing wanneer het
niveau in uw insulinereservoir is
gedaald tot de helft van de oor‐
spronkelijke waarschuwingshoe‐
veelheid. Zie Laag reservoir-
herinnering, op blz. 138 voor meer
informatie.
alarmen, waarschuwingen en meldingen
Alarmen, waarschuwingen en meldingen 221
Titel en tekst Verklaring Volgende stappen
Instell.beheerfout
Toediening gestopt.
Backup-instellingen
gewist uit instellingenbe‐
heer. Huidige instellingen
werken goed. Herstart de
pomp door OK te selecte‐
ren. Zie handleiding.
Er is een pompfout
opgetreden. De
pomp moet
opnieuw worden
gestart. Uw backup-
instellingen zijn ver‐
loren gegaan, maar
uw huidige instellin‐
gen zijn niet gewij‐
zigd.
Herstart de pomp door OK te
selecteren. Uw huidige instellin‐
gen zijn niet gewijzigd. Alleen uw
backup-instellingen zijn verloren
gegaan.
Tijdens de herstart van de pomp
de instructies op het pomp‐
scherm opvolgen.
Als de pomp bezig was met het
toedienen van een bolus of het
vullen van de canule, moet u
Daghistorie controleren en uw
insulinebehoefte (laten) beoorde‐
len.
Overweeg om uw huidige instel‐
lingen op te slaan. Zie Instellingen
opslaan, op blz. 149 voor meer
informatie.
Max vulvolume bereikt
3X,X E. Kwamen er drup‐
pels uit de katheter?
U heeft voor het
vullen van de kathe‐
ter meer eenheden
gebruikt dan werd
verwacht. Er moet
nu insuline bij het
uiteinde van de
katheter tevoor‐
schijn komen.
Als u druppels aan het uiteinde
van de katheter ziet, selecteert u
Ja.
Als u geen druppels ziet, selec‐
teert u Nee.
Volg de instructies op het pomp‐
scherm.
222 Hoofdstuk 12
Titel en tekst Verklaring Volgende stappen
Max vulvolume bereikt
4X,X E. Verwijder reservoir
en selecteer Terugdraaien
om opnieuw te beginnen.
U heeft voor het
vullen van de kathe‐
ter meer eenheden
gebruikt dan werd
verwacht. Er moet
nu insuline bij het
uiteinde van de
katheter tevoor‐
schijn komen.
Reservoir verwijderen.
Controleer of er nog insuline in
het reservoir zit. Is dat het geval,
dan kunt u hetzelfde reservoir
blijven gebruiken.
Selecteer Terugdraaien om pro‐
cedure voor nieuw reservoir te
starten.
Geen reservoir gevonden
Eerst terugdraaien voor‐
dat u het reservoir plaatst.
Er zit geen reservoir
in de pomp of het
reservoir is niet juist
op zijn plaats vast‐
geklikt.
Selecteer Terugdraaien.
Controleer of er insuline in het
reservoir zit.
Controleer of het reservoir juist
geplaatst is wanneer de pomp
daar om vraagt.
Spanning onderbroken
Toediening gestopt.
Upload uw instellingen
naar CareLink of schrijf ze
op. Zie handleiding.
De interne energie‐
bron van uw pomp
kan niet worden
opgeladen. Uw
pomp werkt nu
alleen op de AA-
batterij.
Selecteer OK om de waarschu‐
wing te wissen.
Controleer uw BG. Zo nodig
behandelen.
Bewaar zo snel mogelijk uw
instellingen, want de AA-batterij
gaat niet meer lang mee.
Neem contact op met het
Servicenummer voor hulp met de
pomp.
Geen spanning
AA-batterij langer dan
10 minuten verwijderd of
geen spanning. Selecteer
OK en voer tijd en datum
opnieuw in.
De pompbatterij is
langer dan tien
minuten uit de
pomp geweest,
waardoor deze zon‐
der spanning heeft
gezeten. U moet de
tijd en datum
opnieuw instellen.
Selecteer OK om naar het Tijd en
datum-scherm te gaan.
Voer de gewenste tijdnotatie en
de actuele tijd en datum in.
alarmen, waarschuwingen en meldingen
Alarmen, waarschuwingen en meldingen 223
Titel en tekst Verklaring Volgende stappen
Pompfout
Toediening gestopt. Hui‐
dige instellingen gewist.
Herstart de pomp door
OK te selecteren en pro‐
grammeer uw instellingen
opnieuw. Zie handleiding.
De pomp heeft een
fout aangetroffen
en wordt opnieuw
gestart. Uw pomp‐
instellingen worden
teruggezet op de
standaardwaarden
van de fabriek.
Tijdens de herstart van de pomp
de instructies op het pomp‐
scherm opvolgen.
Na de herstart de instellingen
controleren en de waarden zo
nodig opnieuw invoeren.
Als u onlangs een backup van
uw instellingen heeft opgeslagen
via Instellingenbeheer, gebruikt u
de functie Instellingen herstellen.
Als de pomp bezig was met het
toedienen van een bolus of het
vullen van de canule, moet u
Daghistorie controleren en uw
insulinebehoefte opnieuw (laten)
beoordelen.
Als dit alarm vaker optreedt,
noteert u de foutcode die in het
alarmscherm staat (u kunt de
foutcode ook terugvinden in de
Alarmhistorie van uw pomp).
Neem contact op met het
Servicenummer voor hulp met de
pomp.
224 Hoofdstuk 12
Titel en tekst Verklaring Volgende stappen
Pompfout
Toediening gestopt.
Instellingen ongewijzigd.
Herstart de pomp door
OK te selecteren. Zie
handleiding.
Er is een pompfout
opgetreden. De
pomp moet
opnieuw worden
gestart.
Herstart de pomp door OK te
selecteren.
Als de pomp bezig was met het
toedienen van een bolus of het
vullen van de canule, moet u
Daghistorie controleren en uw
insulinebehoefte opnieuw (laten)
beoordelen.
Als dit alarm vaker optreedt,
noteert u de foutcode die in het
alarmscherm staat (u kunt de
foutcode ook terugvinden in de
Alarmhistorie van uw pomp).
Neem contact op met het
Servicenummer voor hulp met de
pomp.
Pompfout
Toediening gestopt.
Instellingen ongewijzigd.
Selecteer OK om door te
gaan. Zie handleiding.
De pomp heeft een
fout aangetroffen
maar een herstart is
niet nodig. Het pro‐
bleem is opgelost.
Uw instellingen zijn
niet gewijzigd.
Selecteer OK om de basaaltoe‐
diening te hervatten.
Als de pomp bezig was met het
toedienen van een bolus of het
vullen van de canule, moet u
Daghistorie controleren en uw
insulinebehoefte opnieuw (laten)
beoordelen.
Als dit alarm vaker optreedt,
noteert u de foutcode die in het
alarmscherm staat (u kunt de
foutcode ook terugvinden in de
Alarmhistorie van uw pomp).
Neem contact op met het
Servicenummer voor hulp met de
pomp.
alarmen, waarschuwingen en meldingen
Alarmen, waarschuwingen en meldingen 225
Titel en tekst Verklaring Volgende stappen
Pomp herstart
Toediening gestopt.
Instellingen ongewijzigd.
Selecteer OK om door te
gaan. Zie handleiding.
De pomp heeft een
probleem aange‐
troffen en is
opnieuw gestart.
Uw instellingen zijn
niet gewijzigd.
Selecteer OK om door te gaan.
Als de pomp bezig was met het
toedienen van een bolus of het
vullen van de canule, moet u
Daghistorie controleren en uw
insulinebehoefte opnieuw (laten)
beoordelen.
Als dit alarm vaker optreedt,
noteert u de foutcode die in het
alarmscherm staat (u kunt de
foutcode ook terugvinden in de
Alarmhistorie van uw pomp).
Neem contact op met het
Servicenummer voor hulp met de
pomp.
Vervang batterij
Minder dan 30 minuten
batterijspanning. Vervang
batterij nu, zodat insuline‐
toediening doorgaat.
De levensduur van
de batterij bedraagt
minder dan
30 minuten.
Selecteer OK om de waarschu‐
wing te wissen.
Vervang de AA-batterij.
Vervang batterij nu
Toediening gestopt. Ver‐
vang batterij om toedie‐
ning te hervatten.
Insulinetoediening
gestopt vanwege te
laag energieniveau.
Batterij is niet ver‐
vangen na Pomp‐
batterij laag-
waarschuwing.
Vervang direct de batterij om de
insulinetoediening te hervatten.
Zie Batterij verwijderen, op blz. 24
voor meer informatie.
Geschat volume in reser‐
voir 0 E
Vervang reservoir, zodat
insulinetoediening door‐
gaat.
Het reservoirniveau
is geschat op 0 een‐
heden.
Selecteer OK om de waarschu‐
wing te wissen.
Vervang het reservoir nu.
226 Hoofdstuk 12
Titel en tekst Verklaring Volgende stappen
Bolus hervatten?
XXX van YYY E toege‐
diend. Toediening van
ZZZ E hervatten?
De toediening van
een Normale bolus
is onderbroken
omdat de pompbat‐
terij werd verwij‐
derd. Als er sinds de
onderbreking min‐
der dan 10 minuten
verstreken zijn, kunt
u deze bolus her‐
vatten.
Controleer de melding om te
zien hoeveel van de bolus daad‐
werkelijk is toegediend.
Selecteer Annuleren als u de res‐
terende bolushoeveelheid wilt
annuleren.
Selecteer Hervatten als u de res‐
terende bolushoeveelheid wilt
toedienen.
Dual Bolus hervatten?
XX van YY E toegediend.
Toediening van ZZ E
gedurende XX:XX h her‐
vatten?
De toediening van
het Square-gedeelte
van een Dual Wave-
bolus is onderbro‐
ken. Als er sinds de
onderbreking min‐
der dan 10 minuten
verstreken zijn, kunt
u deze bolus her‐
vatten.
Controleer de melding om te
zien hoeveel van de Dual Wave-
bolus daadwerkelijk is toege‐
diend.
Selecteer Annuleren als u de res‐
terende bolushoeveelheid wilt
annuleren.
Selecteer Hervatten als u de res‐
terende bolushoeveelheid wilt
toedienen.
Dual Bolus hervatten?
XX van YY E toegediend.
Toediening van ZZ E nu
en AA E Square gedu‐
rende XX:XX h hervatten?
De toediening van
het Nu-gedeelte
van een Dual Wave-
bolus is onderbro‐
ken omdat de
pompbatterij werd
verwijderd. Als er
sinds de onderbre‐
king minder dan
10 minuten verstre‐
ken zijn, kunt u
deze bolus hervat‐
ten.
Controleer de melding om te
zien hoeveel van de Dual Wave-
bolus daadwerkelijk is toege‐
diend.
Selecteer Annuleren als u de res‐
terende bolushoeveelheid wilt
annuleren.
Selecteer Hervatten als u de res‐
terende bolushoeveelheid wilt
toedienen.
alarmen, waarschuwingen en meldingen
Alarmen, waarschuwingen en meldingen 227
Titel en tekst Verklaring Volgende stappen
Square Bolus hervatten?
XX van YY E toegediend
gedurende XX:XX h. Toe‐
diening van ZZ E gedu‐
rende XX:XX h hervatten?
De toediening van
een Square Wave-
bolus werd onder‐
broken. Als er sinds
de onderbreking
minder dan
10 minuten verstre‐
ken zijn, kunt u
deze bolus hervat‐
ten.
Controleer de melding om te
zien hoeveel van de
Square Wave-bolus daadwerkelijk
is toegediend.
Selecteer Annuleren als u de res‐
terende bolushoeveelheid wilt
annuleren.
Selecteer Hervatten als u de res‐
terende bolushoeveelheid wilt
toedienen.
Vastzittende knop
Knop langer dan 3 minu‐
ten ingedrukt.
De pomp heeft
waargenomen dat
een knop onge‐
woon lang is inge‐
drukt.
Selecteer OK om het alarm te
wissen.
Als dit alarm weer optreedt,
neemt u contact op met het
Servicenummer voor hulp met de
pomp.
Als u zelf niet in staat bent om het
alarm te wissen:
Overweeg een andere vorm van
insulinetoediening, want uw
pomp dient geen insuline meer
toe.
Controleer uw BG. Zo nodig
behandelen.
Neem contact op met het
Servicenummer voor hulp met de
pomp.
228 Hoofdstuk 12
Titel en tekst Verklaring Volgende stappen
Verkeerde toets inge‐
drukt
Probeer opnieuw
Bij het ontgrendelen
van de pomp is op
de verkeerde knop
gedrukt.
Selecteer OK om de waarschu‐
wing te wissen.
Probeer de pomp te ontgrende‐
len. Selecteer de gemarkeerde
knop wanneer daar om wordt
gevraagd.
Zie De pomp ontgrendelen, op
blz. 26 voor meer informatie.
CGM (sensor)-alarmen, -waarschuwingen en -meldingen
De volgende tabel geeft een overzicht van de meest voorkomende en
belangrijkste alarmen, waarschuwingen en meldingen met betrekking tot uw
sensorglucosewaarden en de status van uw zender en sensor. De tabel geeft ook
een beschrijving van de betekenis, de gevolgen en oorzaken van deze meldingen,
en de mogelijke stappen om het probleem te verhelpen.
Titel en tekst Verklaring Volgende stappen
Alarm vóór Hoog
Sensorglucose bijna op
bovengrens. Controleer
BG.
Uw SG-waarde is
bijna op uw inge‐
stelde bovengrens.
Selecteer OK om de waarschu‐
wing te wissen.
Controleer uw BG.
Volg de aanwijzingen van uw
diabetesbehandelteam op en
monitor uw BG.
Alarm vóór Laag
Sensorglucose bijna op
ondergrens. Controleer
BG.
Uw SG-waarde is
bijna op uw inge‐
stelde ondergrens.
Selecteer OK om de waarschu‐
wing te wissen.
Controleer uw BG.
Volg de aanwijzingen van uw
diabetesbehandelteam op en
monitor uw BG.
alarmen, waarschuwingen en meldingen
Alarmen, waarschuwingen en meldingen 229
Titel en tekst Verklaring Volgende stappen
Alarm bij Hoog
XX.X mmol/l
Sensorglucose hoog. Con‐
troleer BG.
Uw SG-waarde is
gelijk aan of hoger
dan uw ingestelde
bovengrens.
Selecteer OK om de waarschu‐
wing te wissen.
Controleer uw BG.
Volg de aanwijzingen van uw
diabetesbehandelteam op en
monitor uw BG.
Alarm bij Laag
XX.X mmol/l
Sensorglucose laag. Con‐
troleer BG.
Uw SG-waarde is
gelijk aan of lager
dan uw ingestelde
ondergrens.
Selecteer OK om de waarschu‐
wing te wissen.
Controleer uw BG.
Volg de aanwijzingen van uw
diabetesbehandelteam op en
monitor uw BG.
Alarm bij Laag
XX.X mmol/l
Lage sensorglucose. Insu‐
linetoediening gestopt
om XX:XX. Controleer BG.
Uw SG-waarde is
gelijk aan of lager
dan uw ingestelde
ondergrens. De
pomp heeft de
insulinetoediening
stopgezet vanwege
een Stop bij Laag-
of Stop vóór Laag-
gebeurtenis.
Selecteer OK om de waarschu‐
wing te wissen.
Controleer uw BG.
Volg de aanwijzingen van uw
diabetesbehandelteam op en
monitor uw BG.
Basaal hervat
Basaal is hervat om XX:XX
na pompstop door sen‐
sor. Controleer BG.
De pomp hervat de
basale insulinetoe‐
diening na het
optreden van een
Stop bij Laag- of
Stop vóór Laag-
gebeurtenis.
Selecteer OK om de waarschu‐
wing te wissen.
Controleer uw BG.
Volg de aanwijzingen van uw
diabetesbehandelteam op en
monitor uw BG.
230 Hoofdstuk 12
Titel en tekst Verklaring Volgende stappen
Basaal hervat
Basaal hervat om XX:XX
vanwege gewijzigde
Laag-instellingen. Contro‐
leer BG.
De pomp hervat de
basale insulinetoe‐
diening na het
optreden van een
Stop vóór Laag- of
Stop bij Laag-
gebeurtenis, omdat
u de functie Stop
vóór Laag of Stop
bij Laag heeft uitge‐
schakeld.
Selecteer OK om de waarschu‐
wing te wissen.
Controleer uw BG.
Volg de aanwijzingen van uw
diabetesbehandelteam op en
monitor uw BG.
Basaal hervat
Maximale stoptijd van 2 h
bereikt. Controleer BG.
De pomp hervat de
basale insulinetoe‐
diening twee uur na
het optreden van
een Stop vóór Laag-
of Stop bij Laag-
gebeurtenis.
Selecteer OK om de waarschu‐
wing te wissen.
Controleer uw BG.
Volg de aanwijzingen van uw
diabetesbehandelteam op en
monitor uw BG.
Basaal hervat
Maximale stoptijd van 2 h
bereikt. SG nog steeds
onder ondergrens. Con‐
troleer BG.
De pomp hervat de
basale insulinetoe‐
diening twee uur na
het optreden van
een Stop vóór Laag-
of Stop bij Laag-
gebeurtenis.
De pomp heeft de basale insuli‐
netoediening hervat, maar uw
SG-waarde is nog steeds gelijk
aan of lager dan uw ondergrens.
Selecteer OK om de waarschu‐
wing te wissen.
Controleer uw BG.
Volg de aanwijzingen van uw
diabetesbehandelteam op en
monitor uw BG.
BG niet ontvangen
Houd pomp dichtbij zen‐
der. Selecteer OK om BG
opnieuw naar zender te
sturen.
De zender heeft de
kalibratie-BG-meter‐
waarden van de
pomp niet ontvan‐
gen.
Verklein de afstand tussen pomp
en zender.
Selecteer OK. De pomp probeert
opnieuw om uw BG voor sensor‐
kalibratie naar de zender te stu‐
ren.
alarmen, waarschuwingen en meldingen
Alarmen, waarschuwingen en meldingen 231
Titel en tekst Verklaring Volgende stappen
Kalibreer nu
Controleer BG en kalibreer
sensor.
U moet direct een
BG-meterwaarde
voor kalibratie van
de sensor invoeren
om sensorglucose‐
waarden te blijven
ontvangen.
Voer een vingerprikmeting uit en
voer de waarde in voor kalibratie.
Wanneer u een Kalibreer nu-
alarm heeft gekregen, duurt het
na het kalibreren uiterlijk
15 minuten voor er weer SG-
waarden op de pomp verschij‐
nen. Zie Sensor kalibreren, op
blz. 194 voor meer informatie.
Als u op dat moment geen kali‐
bratie kunt uitvoeren, kunt u de
Snooze-functie gebruiken. Stel de
gewenste tijd in en selecteer
Snooze. Als u geen kalibratie uit‐
voert voor de Snooze-tijd is ver‐
streken, wordt het Kalibreer nu-
alarm opnieuw geactiveerd.
Kalibratie ongeldig
Controleer BG opnieuw
en kalibreer sensor.
Het systeem kan de
ingevoerde BG-
meterwaarden niet
gebruiken voor het
kalibreren van uw
sensor.
Was uw handen grondig en
droog ze goed af. Zie Richtlijnen
voor kalibratie, op blz. 197.
Voer een nieuwe BG-meter‐
waarde voor kalibratie in volgens
de instructies in Sensor kalibreren,
op blz. 194. Als ook bij de tweede
kalibratie een Kalibratie ongeldig-
alarm optreedt, wordt een Ver‐
vang sensor-alarm geactiveerd.
Neem bij vragen contact op met
het Servicenummer.
232 Hoofdstuk 12
Titel en tekst Verklaring Volgende stappen
Geen sensorsignaal
Maak zender los en weer
vast. Selecteer OK. Kijk of
zenderlampje knippert.
De pomp heeft
geen signaal van de
zender ontvangen.
Koppel de zender los van de sen‐
sor en sluit hem opnieuw aan.
Kijk of het zenderlampje knippert
wanneer de zender op de sensor
wordt aangesloten. Deze informa‐
tie heeft u mogelijk later nodig
bij de probleemoplossing.
Selecteer OK. De pomp zoekt
naar de sensor. Als de pomp een
signaal van de sensor ontvangt,
hoeft u verder niets meer te
doen. Als de pomp geen signaal
van de sensor ontvangt, wordt
dat op het scherm gemeld.
Vervang sensor
Plaats nieuwe sensor en
nieuwe sensor starten.
U heeft Nee gese‐
lecteerd in de Con‐
troleer ingebrachte
sensor-melding,
waarmee u aan‐
geeft dat uw sensor
niet volledig is inge‐
bracht.
Selecteer OK om de waarschu‐
wing te wissen.
Vervang uw sensor. Zie de
gebruiksaanwijzing bij uw sensor
voor meer informatie.
Zie Sensor starten, op blz. 192
wanneer u uw sensor heeft ver‐
vangen.
Vervang sensor
Tweede kalibratie ongel‐
dig. Plaats nieuwe sensor.
Deze waarschuwing
wordt geactiveerd
als er twee Kalibra‐
tie ongeldig-fouten
na elkaar zijn opge‐
treden.
Selecteer OK om de waarschu‐
wing te wissen.
Vervang uw sensor. Zie de
gebruiksaanwijzing bij uw sensor
voor meer informatie.
Vervang sensor
Sensor werkt niet goed.
Plaats nieuwe sensor.
Sensorsignaal is niet
meer betrouwbaar.
Selecteer OK om de waarschu‐
wing te wissen.
Vervang uw sensor. Zie de
gebruiksaanwijzing bij uw sensor
voor meer informatie.
alarmen, waarschuwingen en meldingen
Alarmen, waarschuwingen en meldingen 233
Titel en tekst Verklaring Volgende stappen
Controleer aansluiting
Controleer of zender
goed op sensor is aange‐
sloten. Selecteer OK.
De pomp kan de
zender niet vinden
en ontvangt geen
sensorsignaal.
Selecteer OK om de waarschu‐
wing te wissen.
Als uw sensor volledig is inge‐
bracht, selecteert u Ja. Als uw
sensor niet volledig is ingebracht,
selecteert u Nee.
Als uw sensor niet volledig was
ingebracht, brengt u een nieuwe
sensor in.
Zie Mijn pomp vindt het sensorsig‐
naal niet, op blz. 249 als er nog
steeds geen verbinding is met
uw sensor.
Geen sensorsignaal
Houd pomp dichter bij
zender. Signaal vinden
kan 15 min duren.
Geen zendersignaal
ontvangen gedu‐
rende 30 minuten
tijdens of na initiali‐
satie.
Verklein de afstand tussen pomp
en zender. Het kan tot 15 minu‐
ten duren voor de pomp en de
zender met elkaar communice‐
ren.
Selecteer OK om de waarschu‐
wing te wissen.
Zenderbatterij laag
Laad zender binnen 24 h
op.
De batterij van de
zender moet binnen
24 uur worden
opgeladen.
Selecteer OK om de waarschu‐
wing te wissen.
Laad de zender zo snel mogelijk
op.
Medisch apparaat
BEL HET ALARMNUMMER.
Ik heb diabetes.
De pomp is gestopt
vanwege een lage
SG, en u heeft niet
binnen 10 minuten
op het alarm gerea‐
geerd.
Selecteer Sluiten.
Bel onmiddellijk het alarmnum‐
mer voor hulp.
234 Hoofdstuk 12
Titel en tekst Verklaring Volgende stappen
Geen kalibratie
Controleer sensorsignaal.
Kalibreer vóór XX:XX.
De zender heeft de
kalibratie-BG-meter‐
waarden van de
pomp niet ontvan‐
gen.
Selecteer OK om de waarschu‐
wing te wissen.
Controleer op de statusbalk van
de pomp of de pomp een sig‐
naal van de sensor ontvangt.
Zie Mijn pomp vindt het sensorsig‐
naal niet, op blz. 249 als er geen
sensorsignaal is.
Voor een continue SG-registratie
moet u tegen de op het pomp‐
scherm weergegeven tijd
opnieuw een kalibratie uitvoeren.
Geen kalibratie
Controleer sensorsignaal.
Controleer BG opnieuw
en kalibreer sensor.
De zender heeft de
vereiste kalibratie-
BG van de pomp
niet ontvangen.
Voor een hervatting
van de SG-registra‐
tie heeft het sys‐
teem een kalibratie
nodig. In de sensor‐
grafiek wordt "Kali‐
bratie vereist"
weergegeven.
Selecteer OK om de waarschu‐
wing te wissen.
Voer opnieuw een vingerprikme‐
ting en kalibratie uit.
Signaalstoring?
Ga uit de buurt van elek‐
tronische apparatuur. Sig‐
naal vinden kan 15 min
duren.
De communicatie
tussen pomp en
zender kan worden
verstoord door
interferentie van
een ander elektro‐
nisch apparaat.
Ga uit de buurt van andere elek‐
tronische apparatuur. Het kan tot
15 minuten duren voor de pomp
en de zender met elkaar commu‐
niceren.
Selecteer OK om de waarschu‐
wing te wissen.
alarmen, waarschuwingen en meldingen
Alarmen, waarschuwingen en meldingen 235
Titel en tekst Verklaring Volgende stappen
Stijgalarm
Sensorglucose stijgt snel.
Uw SG-waarde stijgt
met een snelheid
gelijk aan of hoger
dan uw voor Stijg‐
alarmgrens inge‐
stelde waarde.
Selecteer OK om de waarschu‐
wing te wissen.
Monitor uw trend en glucoseni‐
veau.
Instructies van uw diabetesbe‐
handelteam opvolgen.
Sensoralarm opgetreden
Controleer alarmhistorie
op stille alarmen.
Sensoralarm opge‐
treden terwijl func‐
tie Alarmstilte aan
stond.
Selecteer OK om de waarschu‐
wing te wissen.
Controleer in het Alarmhistorie-
scherm welke stille alarmen zijn
opgetreden. Zie Alarmhistorie, op
blz. 128 voor meer informatie
over het openen van het Alarm‐
historie-scherm.
Selecteer de waarschuwing om
het Alarmdetails-scherm te ope‐
nen.
Onderneem actie op basis van de
geselecteerde waarschuwing.
Sensor aangesloten
Selecteer Nieuwe sensor
starten of Zelfde sensor
aansluiten.
De zender heeft
waargenomen dat u
een sensor heeft
aangesloten. De
pomp wil weten of
dit een nieuwe sen‐
sor is, of dat u de
oude sensor
opnieuw heeft aan‐
gesloten.
Als u een nieuwe sensor heeft
aangesloten, selecteert u Nieuwe
sensor starten.
Als u een sensor heeft aangeslo‐
ten die u al in gebruik had, selec‐
teert u Zelfde sensor aansluiten.
In beide gevallen verschijnt in
het beginscherm een melding
dat de sensor wordt opgewarmd,
en wordt u gevraagd om uw
sensor te kalibreren. Wanneer de
twee uur durende initialisatie vol‐
tooid is, ontvangt de pomp uw
SG-waarden weer.
236 Hoofdstuk 12
Titel en tekst Verklaring Volgende stappen
Sensor aangesloten
Nieuwe sensor starten.
De zender heeft
waargenomen dat u
een sensor heeft
aangesloten.
Selecteer Nieuwe sensor starten.
Zie Sensor starten, op blz. 192 voor
meer informatie.
Sensor uitgewerkt
Plaats nieuwe sensor.
De sensor is
6 dagen (144 uur)
gebruikt. Het einde
van de levensduur
is bereikt.
Vervang uw sensor. Zie de
gebruiksaanwijzing bij uw sensor
voor meer informatie.
Geen sensorsignaal
Knipperde zenderlampje
bij aansluiten op sensor?
De pomp heeft nog
steeds geen signaal
van de zender ont‐
vangen.
Knipperde er een groen lampje op
de zender toen u de zender
opnieuw op de sensor aansloot?
Selecteer Ja of Nee en volg de
instructies op het scherm.
alarmen, waarschuwingen en meldingen
Alarmen, waarschuwingen en meldingen 237
Titel en tekst Verklaring Volgende stappen
Geen sensorsignaal
Zie handleiding.
De pomp kan de
zender ook na
meerdere pogingen
niet vinden en ont‐
vangt geen sensor‐
signaal.
Selecteer OK om de waarschu‐
wing te wissen.
Herhaal de verbindingsprocedure.
Koppel de zender los van de sen‐
sor, wacht ongeveer tien secon‐
den en sluit hem weer op de
sensor aan.
Het kan tot 15 minuten duren
voor de pomp het sensorsignaal
vindt.
Verklein de afstand tussen pomp
en zender om de ontvangst te
verbeteren.
Ga uit de buurt van elektronische
apparaten die storing kunnen
veroorzaken, zoals mobiele tele‐
foons en andere draadloze appa‐
raten.
Als de pomp nog steeds het sen‐
sorsignaal niet kan vinden, neemt
u voor hulp contact op met het
Servicenummer.
Geen SG-waarde
beschikbaar
Zie handleiding als het
probleem zich blijft voor‐
doen.
Het sensorsignaal is
te hoog of te laag.
Selecteer OK om de waarschu‐
wing te wissen.
De sensor hoeft niet te worden
vervangen. Als de waarschuwing
aanhoudt, controleert u de zen‐
der met de tester.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing
bij de zender voor meer informa‐
tie over het testen van de zen‐
der.
238 Hoofdstuk 12
Titel en tekst Verklaring Volgende stappen
Sensor opwarmen
gestart
Opwarmen kan 2 h
duren. Er verschijnt een
melding wanneer kalibra‐
tie vereist is.
Uw sensor is aan
het opwarmen.
Selecteer OK om de melding te
wissen.
Zie Sensor starten, op blz. 192 voor
meer informatie.
Stop vóór Laag
Toediening gestopt. Sen‐
sorglucose bijna op
ondergrens. Controleer
BG.
Uw SG-waarde
daalt. De insuline‐
toediening is
gestopt conform
uw instelling voor
Stop vóór Laag. Uw
SG is bijna op uw
ingestelde onder‐
grens.
Selecteer OK om de waarschu‐
wing te wissen.
Controleer uw BG. Zo nodig
behandelen volgens aanwijzingen
van diabetesbehandelteam.
Stop bij Laag
Toediening gestopt. SG
XX.X mmol/l. Controleer
BG.
Uw SG-waarde is
gelijk aan of lager
dan uw ingestelde
ondergrens.
Selecteer OK om de waarschu‐
wing te wissen.
Controleer uw BG. Zo nodig
behandelen volgens aanwijzingen
van diabetesbehandelteam.
Zenderbatterij leeg
Laad zender nu op.
De batterij van de
zender moet wor‐
den opgeladen. Er
worden pas weer
SG-waarden geregi‐
streerd of verzon‐
den als de zender
opgeladen is.
Selecteer OK om de waarschu‐
wing te wissen.
Laad de zender op.
CareLink-waarschuwing en -melding
De volgende tabel geeft een overzicht van de meest voorkomende en
belangrijkste alarmen, waarschuwingen en meldingen met betrekking tot CareLink.
De tabel geeft ook een beschrijving van de betekenis, de gevolgen en oorzaken
van deze meldingen, en de mogelijke stappen om het probleem te verhelpen.
alarmen, waarschuwingen en meldingen
Alarmen, waarschuwingen en meldingen 239
Titel en tekst Verklaring Volgende stappen
Apparaat verbinden?
Apparaat met serienum‐
mer <XXXXXXXXXX>
zoekt verbinding met uw
pomp. Verbinding toe‐
staan?
De CareLink USB-
software probeert
verbinding met uw
pomp te maken
voor het downloa‐
den van gegevens.
Selecteer alleen Ja als u wilt toe‐
staan dat er (nu of later) gege‐
vens worden gedownload.
Selecteer Nee als u de verbinding
niet wilt toestaan.
Als u niets selecteert, verdwijnt
het scherm (time-out) na
30 seconden en wordt het ver‐
zoek automatisch geweigerd.
Download traag
Insulinetoediening onge‐
wijzigd. CareLink-down‐
load kan langer duren
dan normaal. Selecteer
OK om door te gaan. Zie
handleiding.
Het downloaden
van pompgegevens
duurt langer dan
gewoonlijk. Dit
heeft geen invloed
op de gegevens.
Selecteer OK om de waarschu‐
wing te wissen.
Wacht tot het downloaden van
gegevens is voltooid.
Als het probleem aanhoudt of als
het downloaden geen voortgang
vertoont, neemt u voor hulp con‐
tact op met het Servicenummer.
240 Hoofdstuk 12
13
problemen oplossen
13
Problemen oplossen
Dit hoofdstuk beschrijft de procedures en informatie voor het herkennen en
verhelpen van problemen die zich in de pomp kunnen voordoen.
Zie Pompalarmen, -waarschuwingen en -meldingen, op blz. 212 voor een lijst met
alarmen, waarschuwingen en meldingen die in uw pomp kunnen optreden.
Problemen met de pomp oplossen
Waarschuwing: Als er een ernstige fout in de pomp optreedt,
wordt het volgende scherm weergegeven en activeert de pomp een
sirene.
Koppel de insulinepomp onmiddellijk los en gebruik hem niet meer.
Neem contact op met het Servicenummer voor hulp.
Bedenk dat u nog steeds insuline nodig heeft als de pomp
verwijderd is. Het is van groot belang dat u met uw
diabetesbehandelteam overlegt wat bij verwijdering van de pomp
voor u het meest geschikte alternatief voor insulinetoediening is.
Problemen oplossen 243
problemen oplossen
Wat betekent het Controleer instellingen-alarm?
Dit alarm treedt op wanneer de pomp vanwege een probleem op de
fabrieksinstellingen is teruggezet. Dit alarm verschijnt nadat de pomp u heeft
begeleid bij het opnieuw invoeren van uw Startup Wizard-instellingen.
Het Controleer instellingen-alarm meldt u dat andere instellingen mogelijk zijn
gewist of teruggezet op de standaardwaarden van de fabriek. Alle niet in de
Startup Wizard uitgevoerde instellingen controleren en de waarden zo nodig
opnieuw invoeren.
Pompscherm toont opdracht Terugdraaien
WAARSCHUWING: Zorg ervoor dat de infusieset van uw lichaam
losgekoppeld is voordat u de pomp terugdraait of de katheter van
de infusieset vult. Plaats nooit een reservoir in de pomp terwijl de
katheter op uw lichaam is aangesloten. Er kan anders een
ongewilde insuline-infusie optreden, met een lage
bloedglucosespiegel als gevolg.
U moet uw pomp altijd terugdraaien wanneer u het reservoir vervangt. Wanneer u
de pomp terugdraait, keert de aandrijfstang in het reservoircompartiment terug in
de beginstand. Het is normaal dat de pomp u vraagt om terug te draaien wanneer
u het reservoir moet verwijderen en vervangen, bijvoorbeeld voor het verhelpen
van een Verstopping-alarm of als er een probleem optreedt bij het plaatsen van
het reservoir.
Ik heb mijn pomp laten vallen
Let op: Als uw pomp gevallen is of als u vermoedt dat uw pomp
beschadigd is, moet u de pomp nauwkeurig onderzoeken op
scheurtjes voordat u de pomp aan water blootstelt.
Doe het volgende:
1. Controleer of alle aansluitingen nog goed vastzitten.
2. Controleer het scherm, de knoppen en de behuizing van de pomp op
scheurtjes en andere beschadigingen.
244 Hoofdstuk 13
3. Controleer de katheterconnector, de katheter en de andere delen van de
infusieset op scheurtjes en andere beschadigingen.
4. Controleer het statusscherm, de basale snelheden en de andere
pompinstellingen.
5. Voer de Zelftest uit. Ga naar:
Menu > Extra's > Zelftest
Zie Zelftest, op blz. 152 voor meer informatie.
6. Als de Zelftest niet met succes wordt voltooid of als u zich zorgen maakt over
de pomp, neemt u voor hulp contact op met het Servicenummer. Controleer
uw BG.
Ik krijg geen toegang tot het Instellingenbeheer-scherm
Als u naar Menu > Extra's > Instellingenbeheer gaat, verschijnt er een melding dat
de functie niet normaal toegankelijk is en dat u de handleiding moet raadplegen.
Instellingenbeheer-scherm openen:
1. Menu > Extra's > Instellingenbeheer
2. Houd en gedurende twee seconden samen ingedrukt. Het
Instellingenbeheer-scherm verschijnt. Zie Pompinstellingen beheren , op blz. 148
voor meer informatie.
Mijn pompscherm wordt te snel donker
Om de pompbatterij te sparen staat de time-out van het pompscherm standaard
ingesteld op 15 seconden. U kunt deze instelling verhogen tot maximaal drie
minuten. Ga naar Menu > Extra's > Weergaveopties, en selecteer de gewenste
Schermlicht-instelling. Zie Weergaveopties, op blz. 147 voor meer informatie.
Opmerking: Bedenk dat de pomp bij toepassing van een langere
Schermlicht-tijd meer batterij-energie gebruikt. Wanneer de pompbatterij
bijna leeg is, wordt de time-out voor de schermverlichting van het
pompscherm automatisch verkort.
problemen oplossen
Problemen oplossen 245
Waar is mijn pompstatusscherm?
1. Open het statusscherm door de statusbalk boven aan het beginscherm te
markeren en te selecteren.
17:00
Bolus Basaal
6.1mmol/l
ActieveInsuline 1.0 E
BG
Het statusscherm verschijnt.
2. In het statusscherm kunt u de het type informatie selecteren dat u wilt
bekijken. Wilt u bijvoorbeeld een kort overzicht van de pompstatus en de
recente insulinetoediening zien, dan selecteert u Snelle status.
Zie Statusschermen, op blz. 33 voor meer informatie.
De pomp vraagt me om mijn instellingen in te voeren
Bij bepaalde pompfouten kunnen uw instellingen worden gewist en teruggezet op
de standaardwaarden van de fabriek. Dat gebeurt ook wanneer u bewust uw
instellingen wist. Wis uw instellingen uitsluitend op aanwijzing van uw
diabetesbehandelteam.
Als u uw instellingen heeft opgeslagen met de functie Instellingen opslaan, kunt u
ze herstellen met de functie Instellingen herstellen. Als u uw instellingen herstelt,
moet u controleren of de herstelde instellingen overeenkomen met de laatste
instellingen die u van uw diabetesbehandelteam heeft ontvangen.
246 Hoofdstuk 13
De Startup Wizard verschijnt automatisch na een herstart van de pomp. De wizard
begeleidt u bij het invoeren van de volgende informatie. Zorg dat u die waarden
bij de hand heeft als u begint.
Tijdnotatie, tijd en datum
KH-eenheid
Actieve-insulinetijd
Basale patronen
Wanneer u deze pompinstellingen heeft ingevoerd, kunt u desgewenst de
volgende Bolus Wizard-instellingen invoeren:
KH-ratio of Equivalenten-ratio
Insulinegevoeligheid
Streef-BG
Pompinstellingen invoeren:
1. Begin het invoeren van uw instellingen met het selecteren van de gewenste
taal. Klik steeds op Volgende om naar het volgende scherm te gaan.
2. Wanneer het Selecteer tijdnotatie-scherm verschijnt, selecteert u 12 h
(12-uurs) of 24 h (24-uurs) als tijdweergave.
3. Wanneer het Tijd invoeren-scherm verschijnt, stelt u de actuele tijd in. Als u
de 12-uurs klok gebruikt, moet u ook AM of PM aangeven.
4. Wanneer het Datum invoeren-scherm verschijnt, stelt u via Jaar, Maand en
Dag de actuele datum in.
5. Wanneer het Selecteer KH-eenheid-scherm verschijnt, selecteert u Gram of
Equivalenten als eenheid die de pomp gebruikt voor het weergeven van
koolhydraatinformatie.
6. Wanneer het Actieve-insulinetijd-scherm verschijnt, voert u de Tijd (tijdsduur)
in.
Zie Informatie over actieve insuline, op blz. 75 voor meer informatie.
7. Voer uw eerste basale snelheid in door de eindtijd en de snelheid in te
voeren. U kunt meer basale patronen invoeren zodra de Startup Wizard
voltooid is.
Zie Nieuw basaal patroon toevoegen, op blz. 44 voor meer informatie.
problemen oplossen
Problemen oplossen 247
Wanneer u uw basale patroon voltooid heeft, verschijnt een scherm waarin u
uw basaalinformatie kunt bekijken.
8. Wanneer u via een melding wordt gevraagd of u de Bolus Wizard wilt
instellen, heeft u keuze uit de volgende opties:
Selecteer Ja als u door wilt gaan met het invoeren van uw instellingen.
Ga daarna door naar de volgende sectie.
Selecteer Nee als u geen Bolus Wizard-instellingen wilt invoeren. Er
verschijnt een melding dat het invoeren van uw instellingen voltooid is.
Selecteer OK om door te gaan met het gebruik van de pomp.
Bolus Wizard-instellingen invoeren:
1. De pomp laat een lijst met instellingen zien die u voor de Bolus Wizard moet
invoeren. Zorg dat u over de benodigde waarden beschikt voor u doorgaat.
2. Afhankelijk van welke KH-eenheid u eerder heeft ingesteld, verschijnt nu het
KH-ratio- of EQ-ratio-scherm. Voer uw KH-ratio of equivalenten-ratio in door
de eindtijd en snelheid in te voeren. U kunt uw KH- of equivalenten-ratio op
elk gewenst moment aanpassen.
Zie KH- of equivalenten-ratio wijzigen, op blz. 72 voor meer informatie.
3. Wanneer het Gevoelighd bewerken-scherm verschijnt, voert u uw
insulinegevoeligheid in door de eindtijd en de mmol/l per eenheid in te
vullen. U kunt uw insulinegevoeligheid op elk gewenst moment aanpassen.
Zie Insulinegevoeligheid wijzigen, op blz. 73 voor meer informatie over het
invoeren van de insulinegevoeligheid, inclusief het instellen van meerdere
tijdvakken.
4. Wanneer het Streef-BG-scherm verschijnt, voert u uw BG-streefbereik in door
de gewenste eindtijd en uw grenswaarden voor Lg (Laag) en Hg (Hoog) in te
voeren. U kunt uw BG-streefbereik op elk gewenst moment aanpassen.
Zie Streef-BG voor de Bolus Wizard wijzigen, op blz. 73 voor meer informatie.
Met een melding wordt bevestigd dat de setup voltooid is.
5. Selecteer Volgende om naar het beginscherm te gaan en door te gaan met
het gebruik van uw pomp.
248 Hoofdstuk 13
Problemen met de sensor oplossen
Mijn pomp vindt het sensorsignaal niet
Als uw pomp na het aansluiten van de zender op de sensor het sensorsignaal niet
kan vinden, volgt u de instructies op het pompscherm om het probleem te
verhelpen volgens de beschrijving hieronder.
Als de pomp op enig moment tijdens de probleemoplossing het sensorsignaal
vindt, piept of trilt de pomp en verschijnt "Opwarmen..." in de sensorgrafiek. Het
opwarmen van de sensor kan tot twee uur duren.
Opmerking: Als u de functie Alarmstilte gebruikt en momenteel alle
sensoralarmen stil heeft gezet, worden de schermen voor de
probleemoplossing niet op de pomp weergegeven. Eventueel ontvangen
glucosealarmen worden weergegeven in het Alarmhistorie-scherm.
1. Controleer of aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
De zenderbatterij is volledig opgeladen.
Als beide lampjes op de oplader uit zijn, is de zender volledig opgeladen.
Zie de gebruiksaanwijzing bij uw zender voor meer informatie.
Er kan slechts één zender met uw pomp verbonden zijn.
Wis de zender die momenteel op uw pomp aangesloten is voor u
doorgaat. Zie Zender uit de pomp wissen, op blz. 191 voor meer informatie.
U houdt de zender direct naast uw pomp.
U heeft uw zender opnieuw met uw pomp verbonden, als uw pomp
onlangs is gereset. Zie Pomp en zender draadloos verbinden met
Automatisch verbinden, op blz. 185 voor meer informatie.
De vliegtuigmodus van uw pomp is uitgeschakeld.
U heeft de pleister correct aangebracht volgens de instructies in de
gebruiksaanwijzing bij de sensor.
2. Koppel de zender los van de sensor en wacht ten minste 10 seconden.
3. Terwijl het zenderlampje knippert, sluit u de zender weer op de sensor aan
om de communicatie opnieuw te starten. Selecteer OK op de pomp om de
waarschuwing te bevestigen.
problemen oplossen
Problemen oplossen 249
4. Afhankelijk van of het lampje wel of niet knipperde toen u de zender op de
sensor aansloot, selecteert u Ja of Nee op de pomp en voert u een van de
volgende handelingen uit:
Als het zenderlampje niet knipperde, moet de zender opgeladen worden.
Wanneer de zender opgeladen is, start u de sensor. Zie Sensor starten, op
blz. 192 voor meer informatie.
Als het zenderlampje knipperde maar u nog steeds geen sensorsignaal
heeft, gaat u door naar de volgende stap.
5. Verklein de afstand tussen pomp en zender, en selecteer OK. Het kan tot
15 minuten duren voor de pomp het sensorsignaal vindt.
6. Als de pomp het sensorsignaal nog steeds niet kan vinden, gaat u uit de
buurt van elektronische apparaten die storing kunnen veroorzaken, zoals
mobiele telefoons en andere draadloze apparaten. Selecteer vervolgens OK.
7. Als u alle stappen voor de probleemoplossing in het pompscherm heeft
doorlopen en de pomp nog steeds het sensorsignaal niet kan vinden, of als
in de sensorgrafiek "Geen sensorsignaal. Zie handleiding." wordt weergegeven,
neemt u voor hulp contact op met het Servicenummer.
Kalibratie ongeldig
De Kalibratie ongeldig-waarschuwing kan een van de volgende oorzaken hebben:
Het systeem kan de ingevoerde BG-meterwaarden niet gebruiken voor het
kalibreren van uw sensor.
Het systeem heeft twee kalibraties op rij van dezelfde sensor geweigerd.
De zender heeft de kalibratie-BG-meterwaarden van de pomp niet ontvangen
vanwege een ontbrekend sensorsignaal.
250 Hoofdstuk 13
Zie Sensor kalibreren, op blz. 194 voor meer informatie over hoe en wanneer u uw
sensor moet kalibreren.
Waarom is het SmartGuard Pompstop door sensor-pictogram in het
beginscherm grijs?
Het SmartGuard Pompstop door sensor-pictogram in het beginscherm is grijs
wanneer de functie Stop bij Laag of Stop vóór Laag niet beschikbaar is. De
stopfuncties kunnen niet-beschikbaar zijn vanwege de volgende omstandigheden:
Er is kort geleden een stopgebeurtenis opgetreden.
Als een Stop vóór Laag- of Stop bij Laag-gebeurtenis optreedt, zijn de
stopfuncties enige tijd niet beschikbaar. De tijdsduur van deze periode is
afhankelijk van of u wel of niet reageert op de stopgebeurtenis. Meestal zijn
de stopfuncties niet beschikbaar gedurende 30 minuten na het hervatten van
de basaaltoediening. Zie Als Stop vóór Laag niet beschikbaar is, op blz. 169 of Als
Stop bij Laag niet beschikbaar is, op blz. 172 voor meer informatie.
Er zijn geen SG-waarden beschikbaar.
Dat de SG-waarden niet beschikbaar zijn, kan de volgende oorzaken hebben:
Uw pomp staat in de vliegtuigmodus.
Zie Vliegtuigmodus, op blz. 143 voor meer informatie.
De sensor moet worden gekalibreerd.
Zie Sensor kalibreren, op blz. 194 voor meer informatie over hoe en
wanneer u uw sensor moet kalibreren.
Uw pomp heeft geen verbinding meer met de sensor.
Verklein de afstand tussen pomp en sensor. Zie Mijn pomp vindt het
sensorsignaal niet, op blz. 249 voor meer informatie.
De ontvangen sensorglucosewaarde lag buiten het verwachte bereik en
wordt niet weergegeven.
Selecteer OK om de waarschuwing te wissen. Als het probleem aanhoudt,
moet u wellicht de sensor vervangen.
Als het probleem aanhoudt, neemt u voor hulp contact op met het
Servicenummer.
problemen oplossen
Problemen oplossen 251
252 Hoofdstuk 13
14
onderhoud
14
Onderhoud
Lees eerst de garantieverklaring bij de pomp, zodat u weet wat er (tijdens de
garantieperiode) wel en niet onder de garantie valt.
Reinigen van de pomp
Let op: Gebruik voor het reinigen van de pomp nooit organische
oplosmiddelen, zoals wasbenzine, nagellak-remover of verfverdunner.
Gebruik nooit smeermiddelen in combinatie met de pomp. Zorg er
tijdens het reinigen van de pomp voor het reservoircompartiment
vochtvrij te houden.
Zorg dat u de volgende benodigdheden bij de hand heeft voor het reinigen van
de pomp: drie of vier kleine, schone en zachte doekjes, een sopje van wat water
met milde zeep, schoon water, 70% alcohol en een paar schone wattenstaafjes en
wattenbolletjes.
Pomp reinigen:
1. Bevochtig een doek met een sopje van wat water met milde zeep.
2. Neem de buitenkant van de pomp af met de doek.
3. Bevochtig een schone doek met wat water en verwijder eventuele
zeepresten.
4. Droog hem af met een schone doek.
5. U kunt de pomp ontsmetten door hem af te nemen met een 70%-
alcoholdoekje.
Onderhoud 255
onderhoud
6. Verwijder eventuele batterijaanslag van het batterijdopje met een droog en
schoon wattenstaafje.
7. Verwijder eventuele batterijaanslag uit het batterijvak met een droge en
schone doek.
Reinigen van de zender
Raadpleeg altijd de gebruiksaanwijzing bij de zender voor meer informatie over
het reinigen van de zender.
Opbergen van de pomp
Als u de pomp langere tijd niet gebruikt, kunt u hem veilig opbergen in de
opslagmodus.
Opmerking: Als u de pomp in de opslagmodus opbergt, moet u elke
zes maanden gedurende ten minste 8 tot 12 uur een nieuwe AA-batterij
in de pomp plaatsen om de interne energiebron op te laden.
Waarschuwing: De actieve-insulinewaarde is nu gewist. Eventueel
bijgehouden actieve insuline van vóór het in de opslagmodus
zetten van de pomp wordt niet meegenomen in nieuwe
Bolus Wizard-berekeningen.
Pomp in de opslagmodus zetten:
1. Verwijder de AA-batterij uit de pomp. Zie Batterij verwijderen, op blz. 24 voor
meer informatie.
Opmerking: Wanneer u de batterij verwijdert, activeert de pomp
een Plaats batterij-alarm. Dit alarm duurt 10 minuten of tot u de
pomp in de opslagmodus zet.
2. Houd ingedrukt tot het scherm uitgeschakeld wordt.
256 Hoofdstuk 14
Let op: Bewaar de pomp bij kamertemperatuur. Tijdens de
opslag mag de pomp nooit worden blootgesteld aan
temperaturen boven 35 °C (95 °F).
Pomp uit de opslagmodus halen
1. Plaats een nieuwe AA-batterij in de pomp. Zie Batterij installeren, op blz. 22
voor meer informatie.
Er verschijnt een Pompfout-melding.
2. Selecteer OK.
De pomp geeft een Geen spanning-alarm weer.
3. Selecteer OK.
Het Tijd en datum-scherm verschijnt.
4. Voer de gewenste tijdnotatie en de actuele tijd en datum in.
5. Selecteer Opslaan.
Uw pomp geeft een Actieve insuline gewist!-waarschuwing weer.
6. Selecteer OK.
Controleer of al uw instellingen, bv. voor basale snelheid, goed staan
ingesteld. Zo nodig zet u de laatst opgeslagen instellingen terug met de
Instellingen herstellen-optie. Zie de instructies in Instellingen herstellen, op
blz. 149.
Opbergen van de zender
Raadpleeg altijd de gebruiksaanwijzing bij de zender voor meer informatie over
het opbergen van de zender.
onderhoud
Onderhoud 257
258 Hoofdstuk 14
15
productspecificaties en veiligheidsinformatie
15
Productspecificaties en
veiligheidsinformatie
Dit hoofdstuk beschrijft de productspecificaties en de veiligheidsinformatie.
Productspecificaties
Deze sectie bevat uitgebreide informatie over de productspecificaties.
Alarmen en waarschuwingen met sirene
De volgende waarschuwingen kunnen in een sirene overgaan:
Alarm vóór Hoog Controleer aansluiting
Alarm vóór Laag Geen sensorsignaal
Alarm bij Hoog Geen kalibratie
Alarm bij Laag Signaalstoring?
Basaal hervat Stijgalarm
BG niet ontvangen Sensor uitgewerkt
Kalibratie ongeldig Geen sensorsignaal
Kalibreer nu Geen SG-waarde beschikbaar
Geen sensorsignaal Stop vóór Laag (alleen als Alarm vóór Laag aan staat)
Vervang sensor Zenderbatterij leeg
Productspecificaties en veiligheidsinformatie 261
productspecificaties en veiligheidsinformatie
Minuten na
alarm of
waarschu‐
wing
Audio Audio en trillen Trillen
0 Audio Audio en trillen Trillen
1 Audio Audio en trillen Trillen
2 Audio Audio en trillen Trillen
3 Audio Audio en trillen Trillen
4 Audio Audio en trillen Trillen
5 Audio Audio en trillen Trillen
6 Audio en trillen Audio en trillen Audio en trillen
7 Audio en trillen Audio en trillen Audio en trillen
8 Audio en trillen Audio en trillen Audio en trillen
9 Audio en trillen Audio en trillen Audio en trillen
10 Sirene en trillen Sirene en trillen Sirene en trillen
Opmerking: Het Medisch apparaat-alarm activeert direct de sirene.
Grenswaarden voor hoogte
Het grensbereik tijdens bedrijf bedraagt 70,33 kPa (10,2 psiA) tot 106,18 kPa
(15,4 psiA).
Het grensbereik tijdens opslag bedraagt 49,64 kPa (7,2 psiA) tot 106,18 kPa
(15,4 psiA).
Audiofrequentie
De volgende tabel bevat een opsomming van de verschillende geluidssignalen
met de bijbehorende frequenties:
Naam geluidssignaal Frequentietolerantie (+/- 1%)
Alarm 1655 Hz, gevolgd door 3310 Hz
Alternatief alarm 1850 Hz
262 Hoofdstuk 15
Naam geluidssignaal Frequentietolerantie (+/- 1%)
Sirene (bij onbeantwoord alarm) 1655 Hz, gevolgd door 3310 Hz
Waarschuwing 934 Hz
Sensorglucose hoog 1312 Hz, gevolgd door 1410 Hz, 1500 Hz, 1619 Hz,
1722 Hz
Lage SG 1722 Hz, 1619 Hz, 1500 Hz, 1410 Hz, 1312 Hz
Geen SG 1485 Hz, gevolgd door 1395 Hz, 1320 Hz, 1395 Hz
Meldingssignaal 1655 Hz
Herinneringssignaal 934 Hz
Katheter vullen-signaal 1850 Hz
Bolustoediening annuleren-sig‐
naal
1485 Hz, gevolgd door 1655 Hz en 1485 Hz
Plaatsen voltooid-signaal 934 Hz
Bezig met reservoir plaatsen-
signaal
1850 Hz
Easy Bolus-activering 1045 Hz
Easy Bolus, stap 1 1175 Hz
Easy Bolus, stap 2 1320 Hz
Easy Bolus, stap 3 1395 Hz
Easy Bolus, stap 4 1570 Hz
Easy Bolus, stap 5 1760 Hz
Schermverlichting
Type LED (light-emitting diode)
Time-out 15 seconden (standaard), 30 seconden, één minuut,
drie minuten
Time-out bij bijna lege batterij 15 seconden (standaard), 30 seconden
productspecificaties en veiligheidsinformatie
Productspecificaties en veiligheidsinformatie 263
Basaaltoediening
Bereik toedieningssnelheid 0 tot 35 eenheden per uur of de maximale basale
snelheid (wat het laagst is).
Standaard maximale basale
snelheid
2 eenheden per uur
Basale patronen Maximaal 8 patronen. Elk patroon beslaat een
periode van 24 uur en kan maximaal 48 snelheden
bevatten. De snelheden worden ingesteld met een
stapgrootte van 30 minuten.
Namen basale patronen Vaste namen: Basaal 1, Basaal 2, Basaal 3, Basaal 4,
Basaal 5, Werkdag, Vrije dag, Dag ziek
Stapgrootte 0,025 eenheden per uur voor basale hoeveelheden
in het bereik 0 tot 0,975 eenheden
0,05 eenheden per uur voor basale hoeveelheden
in het bereik 1 tot 9,95 eenheden
0,1 eenheden per uur voor basale hoeveelheden
van 10 tot 35 eenheden
Streef-BG
Maximaal aantal streefwaarden 8
Bereik 3,3 tot 13,9 mmol/l
Standaardwaarde voor streef-BG
Hoog en streef-BG Laag
Geen
BG-meetwaarde
De meest recent van de meter ontvangen BG-waarde. Als u een geschikte Bayer-
meter gebruikt, verschijnt deze waarde in het beginscherm wanneer de
sensorfunctie uit staat. Deze waarde verschijnt ook in het Bolus Wizard-scherm
tijdens het instellen van een bolus.
Geldigheid 12 minuten
Bereik 1,1 tot 33,3 mmol/l
264 Hoofdstuk 15
Bolustoediening
Bolussnelheid-opties Standaard: 1,5 eenheden/minuut
Snel: 15 eenheden/minuut
Stapgrootte bij programmeren
bolus
0,025 eenheden
0,05 eenheden
0,1 eenheden
Hoeveelheid vloeistof/slag 0,25 µl (microliter) voor pompslag van 0,025 een‐
heden
0,5 µl voor pompslag van 0,05 eenheden
2,0 µl voor pompslag van 0,2 eenheden
Standaardinstellingen Bolus Wizard
Onderdeel Stan‐
daard
Grenswaarde Stapgrootte
KH-eenheden Gram - -
Insuline per koolhy‐
draat- of equivalent-
ratio
Geen 1–200 g/E
(0,075–15,0 E/EQ)
0,1 g/E voor 1–9,9 g/E;
1 g/E voor ratio's van 10 g/E
tot 200 g/E
(0,001 E/EQ voor 0,075–
0,099 E/EQ
0,01 E/EQ voor 0,10–
9,99 E/EQ;
0,1 E/EQ voor 10–15 E/EQ)
Insulinegevoeligheid Geen 0,3–22,2 mmol/l 0,1 mmol/l
Streef-BG Geen 3,3–13,9 mmol/l 0,1 mmol/l
Actieve-insulinetijd 6 uur 2 tot 8 uur 15 minuten
Specificaties Bolus Wizard
De Bolus Wizard gebruikt vier verschillende formules voor het berekenen van de
geschatte bolusdosis, afhankelijk van uw huidige bloedglucosewaarde. De
volgende formules gelden alleen voor koolhydraten in grammen.
productspecificaties en veiligheidsinformatie
Productspecificaties en veiligheidsinformatie 265
1. Als uw huidige bloedglucosewaarde (BG) hoger is dan de bovengrens van uw
bloedglucose-streefbereik (streef-BG Hoog), trekt de Bolus Wizard eerst de
actieve insuline af van de geschatte correctiedosis, waarna het resultaat bij de
geschatte voedingdosis wordt opgeteld voor de uiteindelijke totale
bolusdosis. Is de correctiedosis na aftrek van de actieve insuline echter
negatief (kleiner dan nul), dan wordt de totale bolusdosis berekend op basis
van alleen de geschatte voedingdosis.
(schatting voeding)
waarin:
=
(schatting correctie)
schatting
totale
bolusdosis
A = voeding (gram)
B = KH-ratio
C = huidige BG
D = bovengrens streef-BG
E = insulinegevoeligheid
- actieve insuline
+
A
B
C - D
E
Schatting voeding:
KH-grammen ÷ KH-ratio = eenheden insuline
Schatting correctie:
(Huidige BG - Streef-BG Hoog) ÷ Insulinegevoeligheid - Actieve insuline =
eenheden insuline
Totale schatting bolus:
Schatting voeding + Schatting correctie = eenheden insuline
2. Is uw huidige BG lager dan de ondergrens van uw bloedglucose-streefbereik
(streef-BG Laag), dan telt de Bolus Wizard de geschatte correctiedosis op bij
de geschatte voedingdosis voor de uiteindelijke totale bolusdosis.
266 Hoofdstuk 15
(schatting voeding)
waarin:
=
(schatting correctie)
schatting
totale
bolusdosis
A = voeding (gram)
B = KH-ratio
C = huidige BG
D = ondergrens streef-BG
E = insulinegevoeligheid
+
A
B
C - D
E
Schatting voeding:
KH-grammen ÷ KH-ratio = eenheden insuline
Schatting correctie:
(Huidige BG - Streef-BG Laag) ÷ Insulinegevoeligheid = eenheden insuline
Totale schatting bolus:
Schatting voeding + Schatting correctie = eenheden insuline
3. Ligt uw huidige BG tussen of op uw waarden voor streef-BG Hoog of streef-
BG Laag, dan wordt de totale bolusdosis berekend op basis van alleen de
geschatte voedingdosis.
(schatting voeding)
=
schatting
totale
bolusdosis KH-ratio
voeding (gram)
Schatting voeding:
KH-grammen ÷ KH-ratio = eenheden insuline
Opmerking: Wanneer de huidige BG-waarde onder de ondergrens
van het BG-streefbereik ligt, negeert de Bolus Wizard eventueel
aanwezige hoeveelheden actieve insuline.
Totale schatting bolus = Schatting voeding
4. Als u geen BG-meetwaarde invoert, wordt de totale bolusdosis berekend op
basis van alleen de geschatte voedingdosis.
productspecificaties en veiligheidsinformatie
Productspecificaties en veiligheidsinformatie 267
Hieronder volgen enkele opmerkingen over het gebruik van de Bolus Wizard:
Als een Dual Wave-bolus vanwege de maximale bolus of door u aangebrachte
wijzigingen lager uitvalt dan de schatting, wordt eerst het Square-gedeelte
verminderd.
Op basis van uw instelling voor Actieve-insulinetijd houdt de pomp bij
hoeveel insuline er nog in uw lichaam actief is. Dit wordt als ActieveInsuline of
ActIns weergegeven in het beginscherm en in de schermen Bolus, Manuele
bolus, Voorkeuze bolus en Daghistorie. Dit voorkomt het 'opeenstapelen' van
insuline en vermindert de kans op hypoglykemie.
De Bolus Wizard kan voor het berekenen van de geschatte bolusdosis
gebruikmaken van uw huidige BG-meetwaarde, uw koolhydraatinname en de
hoeveelheid actieve insuline.
Actieve-insulinegrafiek
% resterende insuline
Tijd (uren)
Actieve-insulinegrafiek
100%
90%
80%
70%
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0%
0 1 2 3 4 5 6 97 8
8 uur
7 uur
6 uur
5 uur
4 uur
3 uur
2 uur
Aangepaste grafiek ontleend aan Mudaliar et al., Diabetes Care, volume 22,
nummer 9, september 1999, blz. 1501.
268 Hoofdstuk 15
KH-ratio
Maximaal aantal ratio-instellingen Bereik
8
1 tot 200 gram/eenheid
0,075 tot 15 eenheden/equivalent
Afgiftenauwkeurigheid
Afgiftenauwkeurigheid voor basale snelheid is ±5%.
Afgiftenauwkeurigheid voor bolusvolumes < 0,1 eenheid is ±20% en
afgiftenauwkeurigheid voor bolusvolumes 0,1 eenheid is ±5%.
Alle Normale bolussen worden toegediend binnen 50 minuten ±3 seconden
met de Standaard-snelheid (75 eenheden, met 1,5 eenheden per minuut), en
binnen 5 minuten ±3 seconden met de Snel-snelheid (75 eenheden, met
15 eenheden per minuut).
De gegenereerde maximale infusiedruk en occlusiedrempeldruk is 86,12 kPa
(12,49 psi). Het gegenereerde bolusvolume is 0,01225 ml.
Hieronder wordt een representatieve afgiftenauwkeurigheidscurve
weergegeven.
productspecificaties en veiligheidsinformatie
Productspecificaties en veiligheidsinformatie 269
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
20
15
10
5
0
5
10
15
20
25
Trompetcurve voor MMT1511/1512
Waarnemingsvenster [Minuten]
Foutpercentage [%]
Totale fout
Maximale fout
Minimale fout
Easy Bolus
Hiermee kan de gebruiker een Normale bolus instellen en toedienen wanneer de
pomp in de slaapstand staat. Dit gebeurt met en met behulp van audio- en
trilsignalen.
Bereik in audiomodus 0 tot 20 stappen of tot maximale-bolusgrens (wat
het eerst komt)
Bereik in trilmodus 0 tot 20 stappen of tot maximale-bolusgrens (wat
het eerst komt)
Standaard stapgrootte 0,1 eenheid
Instelbare stapgrootte 0,1 tot 2 eenheden per stap tot maximale-bolus‐
grens
Omgevingscondities
Het bedrijfstemperatuurbereik van de pomp bedraagt 5 °C (41 °F) tot 40 °C
(104 °F).
270 Hoofdstuk 15
Het luchtdrukbereik bedraagt 10,2 psi tot 15,4 psi (700 hPa tot 1060 hPa).
Intern vochtigheidsbereik tijdens bedrijf: 20% tot 90%.
Deze eis voldoet aan IEC 60601-1, subclausule 7.9.3.1 (30% tot 75%).
Infusieset en canule vullen
De canule kan worden gevuld met 0,025 eenheden tot 5,1 eenheden, met
een stapgrootte van 0,025 eenheden.
De Standaard-vulsnelheid bedraagt 1,5 eenheden per minuut.
De Snel-vulsnelheid bedraagt 15 eenheden per minuut.
Tijdens het vullen van de katheter verschijnt eerst een waarschuwing bij
30 eenheden, en vervolgens bij elke 10 eenheden.
De voor het vullen van de infusieset gebruikte insuline wordt geregistreerd in
de Daghistorie.
Infusiedruk
De maximale infusiedruk en occlusiedruk is 86,12 kPa (12,49 psi).
Standaardinstellingen insulinetoediening
Bolusinstellingen
Onderdeel Standaardinstel‐
ling
Grenswaarde Stapgrootte
Bolus Wizard: Uit - -
Easy Bolus: Uit - -
Stapgrootte
Easy Bolus:
0,1 E 0,1 E tot 2 E -
Bolusstapgrootte: 0,10 E 0,025 E
0,05 E
0,10 E
-
Dual/Square-
bolus:
Uit - -
Max bolus: 10 E 0 tot 75 E (per
bolus)
-
productspecificaties en veiligheidsinformatie
Productspecificaties en veiligheidsinformatie 271
Onderdeel Standaardinstel‐
ling
Grenswaarde Stapgrootte
BG-controle na
bolus-herinne‐
ring:
Uit 0:00 tot 5:00 0:30
Basaalinstellingen
Onderdeel Standaardinstel‐
ling
Grenswaarde Stapgrootte
Max basaal 2 E/h 0–35 E/h 0,025 E voor 0,025–
0,975 E/h
0,05 E voor 1,00–9,95 E/h
0,1 E bij snelheden van
10,0 E/h en hoger
Basale snelheid 0,000 E/h 0,000 E/h tot
Max basaal-instel‐
ling
0,025 E voor 0,025–
0,975 E/h
0,05 E voor 1,00–9,95 E/h
0,1 E bij snelheden van
10,0 E/h en hoger
Tijdel. basaaltype Procent Procent, Snelheid N.v.t.
Tijdelijk basaal,
Procent
100% 0-200% 5%
Tijdelijk basaal,
Snelheid
Actuele basale
snelheid
0,0 E/h tot Max
basaal
0,025 E voor 0,025–
0,975 E/h
0,05 E voor 1,00–9,95 E/h
0,1 E bij snelheden van
10,0 E/h en hoger
Insulinegevoeligheid
Maximaal aantal instellin‐
gen
8
Standaard Geen. Insulinegevoeligheid wordt ingesteld tijdens setup
van Bolus Wizard.
Bereik 0,3 tot 22,2 mmol/l/eenheid
272 Hoofdstuk 15
Laag reservoir-herinnering
De waarden zijn gebaseerd op de weergegeven hoeveelheid, niet op de werkelijke
hoeveelheid.
Alarm‐
type
Alarmbereik Stapgrootte Stan‐
daard‐
waarde
Tijd Eerste herinnering na 2 tot 24 uur. Tweede
herinnering één uur vóór 'leeg'. De tweede
herinnering is automatisch en kan niet wor‐
den gewijzigd door de gebruiker.
30 min 8 uur
Eenhe‐
den
Eerste herinnering na 5 tot 50 eenheden.
Tweede herinnering bij 50 procent resterend
van ingestelde hoeveelheid. De tweede herin‐
nering is automatisch en kan niet worden
gewijzigd door de gebruiker.
1 eenheid 20 een‐
heden
Max bolus
Bereik 0 tot 75 eenheden
Standaard 10 eenheden
Normale bolus
Bereik is 0,025 tot 75 eenheden insuline, en wordt beperkt door de Max bolus-
instelling.
Detectie van verstoppingen
Wanneer een verstopping wordt ontdekt, verschijnt het Verstopping-alarm. Het
verstoppingsalarm wordt geactiveerd bij een hoeveelheid van 2,23 gemiste
eenheden insuline (standaard bolus) of 1,97 gemiste eenheden insuline (snelle
bolus). De MiniMed-pomp is bedoeld voor gebruik met E100-insuline. In de
volgende tabel ziet u de verstoppingsdetectie voor vier verschillende situaties bij
gebruik van E100-insuline.
productspecificaties en veiligheidsinformatie
Productspecificaties en veiligheidsinformatie 273
Snelheid Minimale tijd
vóór alarm
Gemiddelde tijd
vóór alarm
Maximale tijd
vóór alarm
Bolustoediening (10 een‐
heden met Standaard-
snelheid)
71 seconden 95 seconden 136 seconden
Bolustoediening (10 een‐
heden met Snel-snelheid)
9 seconden 10 seconden 14 seconden
Basale toediening
(1,0 E/h)
2,00 uur 2,50 uur 3,80 uur
Basale toediening
(0,025 E/h)
123,38 uur 142,03 uur 178,33 uur
Tijdelijk basaal in Procent
De standaardwaarde is 100 procent van basale programmering.
Bereik 0 tot 200%
Standaard 100% van basale programmering
Stapgrootte 5%
Veiligheidscontroles
Eén enkele foutsituatie leidt al tot stopzetting van de insulinetoediening door de
pomp. Maximale infusie bij één enkele foutsituatie: 0,2 eenheden.
Afmetingen pomp
De afmetingen van de MMT-1511-pomp in inches bedragen ongeveer
2,1 breed x 3,34 lang x 0,96 diep.
De afmetingen van de MMT-1511-pomp in centimeters bedragen ongeveer
5,3 breed x 8,5 lang x 2,44 diep.
De afmetingen van de MMT-1711-pomp in inches bedragen ongeveer
2,1 breed x 3,78 lang x 0,96 diep.
De afmetingen van de MMT-1711-pomp in centimeters bedragen ongeveer
5,3 breed x 9,6 lang x 2,44 diep.
274 Hoofdstuk 15
Pompgeheugen
De gebruiksinstellingen en de pomphistorie worden opgeslagen in een niet-
vluchtig geheugen dat de gegevens vasthoudt. Het geheugen kan 90 dagen aan
pomphistorie bevatten voordat de gegevens moeten worden overschreven. Dit
houdt in dat de gebruiker te allen tijde maximaal 90 dagen aan historie kan
bekijken.
Gewicht pomp
De MiniMed 640G-insulinepomp (MMT-1511) weegt ongeveer 91,9 gram.
De MiniMed 640G-insulinepomp (MMT-1711) weegt ongeveer 95,7 gram.
Sensor standaardinstellingen
Hoog-sensorinstellingen
Onderdeel Standaardin‐
stelling
Grenswaarde Stapgrootte
Hoge SG-alarm‐
grens
13,8 mmol/l 5,6 tot 22,2 mmol/l 0,2 mmol/l
Alarm vóór Hoog Uit - -
Alarm bij Hoog Uit - -
Tijdsduur tot
Hoog
15 minuten 5 tot 30 minuten 5 minuten
Stijgalarm Uit - -
Stijggrens Twee pijlen
omhoog
1 pijl omhoog
(0,056 mmol/l/min)
2 pijlen omhoog
(0,111 mmol/l/min)
3 pijlen omhoog
(0,167 mmol/l/min)
Aangepaste grens
(0,050 tot 0,275 mmol/l/min)
Hg-alrmsnooze
(Hoog-alarm‐
snooze)
1 uur 5 minuten tot 3 uur 5 minuten
productspecificaties en veiligheidsinformatie
Productspecificaties en veiligheidsinformatie 275
Laag-sensorinstellingen
Onderdeel Standaardin‐
stelling
Grenswaarde Stapgrootte
Lage SG-alarm‐
grens
3,4 mmol/l 2,8 tot 5,0 mmol/l 0,2 mmol/l
Stop vóór Laag Uit - -
Stop bij Laag Uit - -
Alarm vóór Laag Uit - -
Alarm bij Laag Uit - -
Lg-alrmsnooze
(Laag-alarm‐
snooze)
20 minuten 5 minuten tot 1 uur 5 minuten
Hervat basaal-
alarm
Uit - -
276 Hoofdstuk 15
Conformiteitsverklaring fabrikant
Conformiteitsverklaring fabrikant - Elektromagnetische emissie
De MiniMed 640G-insulinepomp is bedoeld voor gebruik in de hieronder gespecifi‐
ceerde elektromagnetische omgeving. De gebruiker van de MiniMed-insulinepomp
dient erop toe te zien dat het apparaat in een dergelijke omgeving wordt gebruikt.
Emissietest Conformiteit Elektromagnetische omgeving - lei‐
draad
RF-emissie
Test: 47 CFR Part 15,
Subpart C Section
15.247(a)(2)/RSS-210
FHSS–DAOO-705, DTS-
KDB 558074, ANSI
C63.4, RSS-Gen, FCC
Part 15 Section 15.109,
Class B/ANSI c63.4
(2009)
6 dB en 99% band‐
breedten: Goedge‐
keurd
Maximaal uitgangs‐
vermogen: Goed‐
gekeurd
TX-emissie van
parasitaire signalen:
Goedgekeurd
Spectrale vermo‐
gensdichtheid:
Goedgekeurd
De MiniMed-insulinepomp moet
elektromagnetische energie uitzen‐
den om de beoogde functie te kun‐
nen uitvoeren. Elektronische
apparatuur die zich in de buurt
bevindt, kan worden gestoord.
RF-emissie
EN55011 (2009)+A1
Klasse B De MiniMed-insulinepomp is geschikt
voor gebruik in alle omgevingen,
inclusief huishoudelijke omgevingen
en omgevingen die zijn aangesloten
op het openbare laagspanningsnet‐
werk voor de stroomvoorziening van
huishoudens.
RTCA DO 160G (2010)
20.5 en 21.5
Voldoet
ARIB STD-T66 Voldoet
productspecificaties en veiligheidsinformatie
Productspecificaties en veiligheidsinformatie 277
Conformiteitsverklaring fabrikant - Elektromagnetische immuniteit
De MiniMed 640G-insulinepomp is bedoeld voor gebruik in de hieronder gespecifi‐
ceerde elektromagnetische omgeving. De gebruiker van de MiniMed-insulinepomp
dient erop toe te zien dat het apparaat in een dergelijke omgeving wordt gebruikt.
Immuniteitstest IEC 60601 Test‐
niveau
Conformiteits‐
niveau
Elektromagnetische
omgeving - leidraad
Statische ontlading
(ESD)
IEC 61000-4-2
±8 kV contact
±15 kV lucht
±30 kV lucht
(< 5% relatieve
luchtvochtig‐
heid)
Voor gebruik in een
normale huishoude‐
lijke, commerciële of
ziekenhuisomgeving.
Snelle elektrische tran‐
siënten en lawines
±2 kV voor net‐
voedingskabels
Niet van toe‐
passing
Deze eis geldt niet
voor dit apparaat op
batterijvoeding.
IEC 61000-4-4 ±1 kV voor
in-/uitgangska‐
bels
Stootspanningen
IEC 61000-4-5
±1 kV tussen de
fasen onderling
±2 kV tussen
fase en aarde
Niet van toe‐
passing
Deze eis geldt niet
voor dit apparaat op
batterijvoeding.
Kortstondige span‐
ningsdalingen en
-onderbrekingen en
spanningsvariaties in
de netvoeding
IEC 61000-4-11
< 5% UT (> 95%
daling in UT)
gedurende
0,5 cyclus
Niet van toe‐
passing
Deze eis geldt niet
voor dit apparaat op
batterijvoeding.
278 Hoofdstuk 15
Conformiteitsverklaring fabrikant - Elektromagnetische immuniteit
Magnetisch veld
bij netfrequentie
(50/60 Hz)
IEC 61000-4-8
400 A/m (con‐
tinu veld gedu‐
rende
60 seconden)
4000 A/m (korte
duur gedurende
3 seconden)
400 A/m
4000 A/m
De bij de netspan‐
ningsfrequentie optre‐
dende magnetische
velden mogen niet
sterker zijn dan gebrui‐
kelijk is voor een nor‐
male locatie in een
normale commerciële
of ziekenhuisomge‐
ving.
Opmerking: UT is de netspanning vóór toepassing van het testniveau.
Conformiteitsverklaring fabrikant - Elektromagnetische immuniteit
De MiniMed 640G-insulinepomp is bedoeld voor gebruik in de hieronder gespe‐
cificeerde elektromagnetische omgeving. De gebruiker van de MiniMed-insuline‐
pomp dient erop toe te zien dat het apparaat in een dergelijke
elektromagnetische omgeving wordt gebruikt.
Immuniteits‐
test
IEC 60601
Testniveau
Conformi‐
teitsniveau
Elektromagnetische omgeving - lei‐
draad
Draagbare en mobiele RF-communi‐
catieapparatuur moet niet worden
gebruikt op een kleinere afstand van
enig onderdeel van de MiniMed-insu‐
linepomp (inclusief kabels) dan de
aanbevolen afstand die is berekend
op basis van de vergelijking voor de
desbetreffende zenderfrequentie.
productspecificaties en veiligheidsinformatie
Productspecificaties en veiligheidsinformatie 279
Conformiteitsverklaring fabrikant - Elektromagnetische immuniteit
De MiniMed 640G-insulinepomp is bedoeld voor gebruik in de hieronder gespe‐
cificeerde elektromagnetische omgeving. De gebruiker van de MiniMed-insuline‐
pomp dient erop toe te zien dat het apparaat in een dergelijke
elektromagnetische omgeving wordt gebruikt.
Uitgestraalde
RF
IEC 61000-4-3
10 V/m
80 MHz tot
800 MHz
10 V/m
800 MHz tot
2,5 GHz
10 V/m
80 MHz tot
800 MHz
10 V/m
800 MHz tot
6 GHz
Aanbevolen minimumafstand
P
d = [12/E1]
80 MHz tot 800 MHz
P
d = [23/E1]
800 MHz tot 6 GHz
Hierin is P het maximale uitgangsver‐
mogen van de zender in watt (W)
volgens opgave van de fabrikant van
de zender, en d de aanbevolen
afstand in meter (m).
De veldsterkte van vaste RF-zenders,
vast te stellen via elektromagnetisch
onderzoek ter plaatsea, moet lager
zijn dan het conformiteitsniveau voor
elk frequentiebereikb.
Er kan interferentie optreden in de
nabijheid van apparatuur die is
gemarkeerd met het volgende sym‐
bool:
Opmerking: Bij 80 MHz en 800 MHz is het hogere frequentiebereik van toepassing.
Opmerking: Deze richtlijnen behoeven niet in alle situaties van toepassing te zijn. Elektro‐
magnetische propagatie wordt beïnvloed door absorptie en reflectie door structuren, objec‐
ten en personen.
Opmerking: Deze tabel is conform IEC (EN) 60601-1-2 (3e editie).
280 Hoofdstuk 15
Conformiteitsverklaring fabrikant - Elektromagnetische immuniteit
De MiniMed 640G-insulinepomp is bedoeld voor gebruik in de hieronder gespe‐
cificeerde elektromagnetische omgeving. De gebruiker van de MiniMed-insuline‐
pomp dient erop toe te zien dat het apparaat in een dergelijke
elektromagnetische omgeving wordt gebruikt.
aDe veldsterkte van vaste zenders, zoals basisstations voor mobiele/draadloze telefoons
en mobiele radiozenders, amateurzenders, AM- en FM-radiozenders, tv-zenders, enz.
kan niet nauwkeurig theoretisch worden bepaald. Om de invloed van vaste RF-zenders
op de elektromagnetische omgeving vast te stellen, kan een elektromagnetisch onder‐
zoek ter plaatse noodzakelijk zijn. Als de gemeten veldsterkte op de plaats waar de
MiniMed-insulinepomp wordt gebruikt, hoger is dan het desbetreffende RF-conformi‐
teitsniveau, moet middels observatie worden vastgesteld of de MiniMed-insulinepomp
normaal functioneert. Als abnormaal gedrag wordt waargenomen, kunnen aanvullende
maatregelen noodzakelijk zijn, zoals heroriëntatie of verplaatsing van de MiniMed-insuli‐
nepomp.
bIn het frequentiebereik 150 kHz tot 80 MHz, moet de veldsterkte minder zijn dan
10 V/m.
productspecificaties en veiligheidsinformatie
Productspecificaties en veiligheidsinformatie 281
Aanbevolen minimumafstand tussen MiniMed 640G-insulinepomp en
normale huishoudelijke radiozenders
Huishoudelijke RF-zender Frequentie Aanbevolen
minimumafstand
(meter)
Aanbevolen
minimumafstand
(inch)
Telefoons
Draadloos, huishoudelijk 2,4 GHz 0,3 12
Draadloos, huishoudelijk 5,8 GHz 0,3 12
TDMA-50 Hz (mobiele
telefoon)
1,9 GHz 0,3 12
TDMA-50 Hz (mobiele
telefoon)
800 MHz 0,3 12
PCS (mobiele telefoon) 1,9 MHz 0,3 12
DCS (mobiele telefoon) 1,8 MHz 0,3 12
GSM (mobiele telefoon) 900 MHz 0,3 12
GSM (mobiele telefoon) 850 MHz 0,3 12
CDMA (mobiele telefoon) 800 MHz 0,3 12
Analoog (mobiele tele‐
foon)
824 MHz 0,3 12
CDMA (mobiele telefoon) 1,9 MHz 0,3 12
WiFi-netwerken
802.11b 2,4 GHz 1 39,5
802.11g 2,4 GHz 1 39,5
802.11n 2,4 GHz 1 39,5
Bluetooth 500 kb/s 2,4 GHz 0,1 3,93
ZigBee 250 kb/s 2,4 GHz 0,1 3,93
282 Hoofdstuk 15
Aanbevolen minimumafstand tussen draagbare/mobiele RF-
communicatieapparatuur en de MiniMed 640G-insulinepomp
De insulinepomp is bedoeld voor gebruik in een elektromagnetische omgeving met
gecontroleerde uitgestraalde RF-storing. De gebruiker van de MiniMed-insulinepomp
kan het risico van elektromagnetische interferentie verkleinen door de onderstaande
aanbevolen minimumafstand tussen draagbare/mobiele RF-communicatieapparatuur
(zenders) en de MiniMed-insulinepomp aan te houden. Deze minimumafstand is
afhankelijk van het maximale uitgangsvermogen van de communicatieapparatuur.
Vastgesteld maximaal uit‐
gangsvermogen zender
(W)
Afstand in relatie tot zenderfrequentie (m)
80 MHz tot 800 MHz
d = 1,2 P
800 MHz tot 6 GHz
d = 2,3 P
0,01 0,12 0,23
0,1 0,38 0,73
1 1,2 2,3
10 3,8 7,3
100 12 23
Voor zenders met een hierboven niet vermeld vastgesteld maximaal uitgangsvermogen
kan de aanbevolen afstand d in meter (m) worden geschat met behulp van de vergelij‐
king voor de desbetreffende zenderfrequentie. Hierin is p het maximale uitgangsvermo‐
gen van de zender in watt (W) volgens opgave van de fabrikant van de zender.
Opmerking: Bij 80 MHz en 800 MHz geldt de afstand voor het hogere frequentiebereik.
Opmerking: Deze richtlijnen behoeven niet in alle situaties van toepassing te zijn. Elektro‐
magnetische propagatie wordt beïnvloed door absorptie en reflectie door structuren, objec‐
ten en personen.
Draadloze communicatie
Quality of Service
De CGM-zender en de MiniMed-insulinepomp maken deel uit van een 802.15.4-
netwerk waarbij de pomp als coördinator functioneert en de CGM-zender als
eindknooppunt. In een ongunstige RF-omgeving zal de MMT-1511/1711-pomp op
basis van de waargenomen ruisniveaus middels een energiescan vaststellen of een
productspecificaties en veiligheidsinformatie
Productspecificaties en veiligheidsinformatie 283
kanaalwisseling nodig is. De pomp voert een energiescan uit als gedurende
10 minuten geen CGM-zendersignaal is ontvangen. Als er een kanaalwisseling
optreedt, verzendt de pomp 'beacons' (peilsignalen) via het nieuwe kanaal.
De CGM-zender gaat een kanaal zoeken zodra op het aangesloten kanaal geen
beacon meer wordt gedetecteerd. Er wordt op alle vijf de kanalen gezocht. Zodra
het beacon wordt gelokaliseerd, maakt de zender verbinding met het gevonden
kanaal. Eventueel gemiste gegevenspakketten (met een maximum van 10 uur)
worden door de CGM-zender naar de pomp gestuurd zodra de verbinding weer
tot stand gekomen is.
Normaliter stuurt de CGM-zender elke 5 minuten een pakket. Zijn de gegevens
beschadigd of onvolledig, dan wordt het pakket opnieuw verstuurd.
Specificaties RF-communicatie
Maakt gebruik van IEEE 802.15.4-protocol met fabriekseigen gegevensformaat.
Frequentie van pomp 2,4 GHz; fabriekseigen protocol van Medtronic; bereik tot
1,8 meter (6 ft)
Maximaal uitgangsvermo‐
gen (EIRP)
-1,59 dBm
Werkfrequenties 2420 MHz, 2435 MHz, 2450 MHz, 2465 MHz, 2480 MHz
Bandbreedte 5 MHz, de toegewezen kanaalbandbreedte conform het
IEEE-protocol.
Gegevensbeveiliging
De MiniMed 640G-insulinepomp is zo ontworpen dat uitsluitend RF-communicatie
wordt geaccepteerd van bekende en gekoppelde apparaten (u moet uw pomp
programmeren om informatie van een specifiek apparaat te accepteren).
De gegevensbeveiliging van het MiniMed 640G-systeem wordt verzorgd door
fabriekseigen procedures, waarbij de integriteit van de gegevens wordt
gewaarborgd met behulp van foutcontroleprocessen, zoals cyclische
redundantiecontroles.
284 Hoofdstuk 15
Symbolentabel
Volg de gebruiksinstructies
Fabrikant
Productiedatum (jaar-maand)
Uiterste gebruiksdatum (jaar-maand)
Catalogusnummer
Serienummer apparaat
Bereik opslagtemperatuur
Bereik opslagvochtigheid
MR-onveilig
Type BF-apparatuur (bescherming tegen elektrische schokken)
Radiocommunicatie
Pomp: Beschermd tegen verblijf onder water (drukwaterdicht);
onderdompeling op 12 ft of 3,6 meter gedurende 24 uur.
Voldoet aan de Australische EMC-, EME- en radiocommunicatie-regelgeving
Voldoet aan de Canadese EMC- en radiocommunicatie-regelgeving
Dit symbool betekent dat het apparaat volledig voldoet aan MDD 93/42/EEG
(Aangemelde instantie 0459) en Richtlijn R&TTE 1999/5/EG.
productspecificaties en veiligheidsinformatie
Productspecificaties en veiligheidsinformatie 285
286 Hoofdstuk 15
bijlage a: softwarelicentieovereenkomst voor eindgebruikers
Softwarelicentieovereenkomst
voor eindgebruikers
Softwarelicentieovereenkomst voor eindgebruikers
KENNISGEVING AAN GEBRUIKER: Bepaalde delen van de software die dit product
bevat, vallen mogelijk onder de GNU General Public License, versie 2 of versie 3
(“Open Source”), beide verkrijgbaar op de GNU-website via
www.gnu.org/copyleft/gpl.html. De broncode voor Open Source kan tegen een
nominale vergoeding van de kosten voor levering en media worden verkregen
door contact op te nemen met Medtronic MiniMed, Inc., Director of Software
Development, 18000 Devonshire Street, Northridge, CA 91325-1219, USA, tel.:
+1-866-948-6633.
Softwarelicentieovereenkomst voor eindgebruikers 289
bijlage a: softwarelicentieovereenkomst voor eindgebruikers
290 Bijlage A
woordenlijst
Woordenlijst
Aandrijfstang Een onderdeel van de insulinepomp dat tegen het
reservoir duwt en de insuline door de katheter stuwt.
Actieve insuline Bolusinsuline die al is toegediend en nog steeds actief
de bloedglucosespiegel verlaagt.
Actieve-insulinetijd Een Bolus Wizard-instelling waarmee u instelt hoelang
bolusinsuline wordt meegerekend als actieve insuline.
ActIns-correctie (Actieve-
insulinecorrectie)
De hoeveelheid insuline die in mindering wordt gebracht
op uw BG-correctiebolus, ter compensatie van de actieve
insuline die de Bolus Wizard heeft bijgehouden.
Activity Guard Een afdekking die wordt gebruikt om het reservoir te
beschermen tijdens lichamelijke activiteiten en bij
gebruik van de pomp door kinderen.
Alarm Een pieptoon of trilsignaal met een melding om u erop
te wijzen dat de pomp geen insuline meer toedient. Bij
een alarm is direct ingrijpen vereist.
Alarm bij Laag Een functie die u waarschuwt wanneer uw
sensorglucosewaarde uw ondergrens bereikt of
overschrijdt.
Alarm vóór Laag Een functie die u waarschuwt wanneer uw
sensorglucosewaarde uw ondergrens nadert.
Alarmgrenzen Instelbare waarden die bepalen wanneer een Laag- of
Hoog-glucosealarm wordt geactiveerd.
Woordenlijst 293
woordenlijst
Alarmhistorie Een functie die informatie over recente alarmen en
waarschuwingen opslaat.
AutoStop Een alarm dat de insulinetoediening stopzet en een
alarm activeert als u gedurende een bepaalde periode
geen knoppen indrukt. De insulinetoediening wordt
hervat zodra het alarm wordt gewist.
Basaal patroon Een set van één of meer basale snelheden die een
periode van 24 uur beslaat.
Basale insuline Insuline die continu door de pomp wordt toegediend
om te voldoen aan uw individuele insulinebehoefte
tussen de maaltijden in en tijdens uw slaap.
Basale snelheid De ingestelde hoeveelheid basale insuline die uw pomp
continu en automatisch per uur afgeeft.
BG Afkorting van bloedglucose. Zie Bloedglucose.
BG-controle na bolus-
herinnering
Een herinnering die u instelt na het programmeren van
een bolus. De herinnering waarschuwt u na een door u
in te stellen tijd dat u uw bloedglucose moet
controleren.
Bloedglucose (BG) Heeft betrekking op de glucose (suiker) in het bloed. De
bloedglucosespiegel wordt gewoonlijk gemeten met een
bloedglucosemeter (BG-meter).
Bloedglucosemeter Een apparaat voor het meten van het glucoseniveau in
het bloed.
Blokkeringsmodus Een functie die de mogelijkheden voor het wijzigen van
instellingen beperkt. Bepaalde functies kunnen nog wel
worden uitgevoerd, zoals het stopzetten van de
insulinetoediening, het bekijken van de historie, het
testen van de pomp en het wissen van alarmen en
waarschuwingen.
Bolusinsuline Insuline die wordt gebruikt voor het compenseren van
een verwachte stijging van het glucoseniveau als gevolg
van koolhydraten, of voor het verlagen van een hoge
bloedglucosewaarde tot het streefbereik.
294 Woordenlijst
Bolussnelheid Een functie om de snelheid in te stellen waarmee uw
apparaat de bolusinsuline toedient.
Bolus Wizard Een functie die uw individuele Bolus Wizard-instellingen
gebruikt voor het berekenen van een geschatte
bolusdosis op basis van uw BG-waarde en het aantal
koolhydraten dat u invoert. Deze instellingen betreffen
onder meer KH-ratio, Insulinegevoeligheid, Streef-BG en
Actieve-insulinetijd.
Bovengrens De waarde die bepaalt wanneer de pomp u waarschuwt
voor een hoge sensorglucosespiegel.
Canule Een kort, dun, flexibel buisje dat in het onderhuidse
weefsel wordt ingebracht. De insuline wordt via de
canule in het lichaam afgegeven.
CGM Afkorting van continue glucosemonitoring. Zie Continue
glucosemonitoring.
Continue
glucosemonitoring (CGM)
Een registratiesysteem waarbij een onderhuids geplaatste
glucosesensor continu de hoeveelheid glucose in het
onderhuidse weefselvocht meet.
Correctiebolus Insuline die wordt gebruikt voor het verlagen van een
hoge bloedglucosewaarde tot het streefbereik.
Daal-/stijgalarm Deze waarschuwing wijst u erop dat uw
sensorglucosewaarde met een hogere snelheid is
gestegen of gedaald dan uw ingestelde Stijggrens of
Daalgrens.
Daghistorie Een functie die de handelingen weergeeft die met het
apparaat zijn uitgevoerd.
Dual Wave™-bolus Een bolustype waarbij een dosis insuline wordt
toegediend als een combinatie van een Normale bolus
gevolgd door een Square Wave-bolus.
Easy Bolus™ Een functie waarmee u een Normale bolus kunt
toedienen in vooraf ingestelde stappen met slechts een
audio- of trilbevestiging.
Energiebesparingsmodus Een toestand waarbij de pomp volledig functioneel is,
maar het scherm donker wordt om energie te besparen.
woordenlijst
Woordenlijst 295
U kunt door het aanpassen van de Schermlicht-opties
instellen hoelang het duurt voor het scherm in de
energiebesparingsmodus gaat.
Equivalenten-ratio Het aantal eenheden insuline dat nodig is om
1 koolhydraatequivalent te compenseren. De
equivalenten-ratio is gebaseerd op uw individuele
behoefte en wordt gebruikt voor het berekenen van de
bolusdosis.
Gebeurtenismarker Een functie voor het registreren van gebeurtenissen,
zoals bloedglucose-meetwaarden, injecties, koolhydraten
en lichaamsbeweging.
Gemiste maaltijdbolus-
herinnering
Deze herinnering waarschuwt u dat er geen bolus is
toegediend in de voor u ingestelde periode (meestal
rond de maaltijden).
Gevoeligheid Zie Insulinegevoeligheid.
Herinnering Een melding die u kunt instellen om u eraan te
herinneren dat u iets moet doen.
Hervat basaal-alarm Met deze functie kunt u instellen of de pomp u
waarschuwt als deze de toediening van basale insuline
automatisch heeft hervat na een Stop vóór Laag- of Stop
bij Laag-gebeurtenis omdat uw sensorglucosewaarden
aan de gestelde criteria voldoen. U wordt altijd
gewaarschuwd als de basaaltoediening is hervat omdat
de maximale stoptijd van twee uur is verstreken.
Infusieplaats De locatie op het lichaam waar de infusieset is
ingebracht.
Infusieset Katheter die aan één kant wordt aangesloten op het
reservoir, en aan de andere kant is voorzien van een
naald of canule die in het lichaam wordt ingebracht. De
insuline wordt vanaf de pomp via de infusieset
afgegeven in het lichaam.
Ingeschakeld Een toestand waarbij het pompscherm aan staat. Als u
geen actief gebruikmaakt van een ander scherm, wordt
het beginscherm weergegeven.
296 Woordenlijst
Insulinegevoeligheid De mate waarmee één eenheid insuline uw
bloedglucose verlaagt. De insulinegevoeligheid wordt
gebruikt voor het berekenen van correctiebolussen.
Interstitieel vocht Het vocht dat de cellen in het lichaam omgeeft.
ISIG Een door de sensor gegenereerd signaal dat wordt
gebruikt voor het berekenen van uw
sensorglucosewaarde. Wordt gewoonlijk door
servicepersoneel van Medtronic Diabetes gebruikt voor
het oplossen van problemen.
Kalibratie-herinnering Een instelbare herinnering die u waarschuwt wanneer de
volgende kalibratie nodig is.
Kalibreren De procedure waarbij een BG-meterwaarde wordt
gebruikt voor het berekenen van sensorglucosewaarden.
KH-bolus Een dosis insuline voor het compenseren van een
verwachte stijging van het glucoseniveau als gevolg van
koolhydraten.
KH-eenheid De maateenheid voor koolhydraten: grammen (g) of
equivalenten (EQ).
KH-ratio Het aantal grammen koolhydraten dat wordt
gecompenseerd door één eenheid insuline. De KH-ratio
(koolhydraat-ratio) wordt gebruikt voor het berekenen
van de bolusdosis.
Manuele bolus Een functie voor het invoeren en toedienen van de dosis
insuline die u heeft berekend.
Max basaal Een functie voor het instellen van de maximale
hoeveelheid basale insuline die per uur kan worden
toegediend.
Max bolus Een functie voor het instellen van de maximale
hoeveelheid bolusinsuline die kan worden toegediend in
één dosis.
Meldingen Meldingen hebben tot taak om uw aandacht te vragen
en om verschillende soorten informatie over te dragen.
Hiertoe behoren onder meer alarmen, waarschuwingen,
herinneringen en statusmeldingen.
woordenlijst
Woordenlijst 297
Meter Een term voor het aanduiden van een willekeurige
bloedglucosemeter (BG-meter).
Normale bolus Een bolustype waarbij een gehele dosis insuline
onmiddellijk wordt toegediend.
Ondergrens De waarde die bepaalt wanneer de pomp u waarschuwt
voor een lage sensorglucosespiegel. Wordt ook gebruikt
om vast te stellen wanneer uw insulinetoediening moet
worden stopgezet.
Overdrachtbeveiliging Kunststof onderdeel dat op het reservoir is aangebracht.
Wordt gebruikt om het reservoir aan te sluiten op de
insulineampul tijdens het vullen van het reservoir met
insuline.
Reservoir Een klein tankje dat u vult met insuline en in uw
toedieningsapparaat plaatst.
Sensor (glucosesensor) Het kleine onderdeeltje van het continue
glucosemonitoring-systeem dat u vlak onder de huid
inbrengt om de glucosespiegel in het onderhuidse
weefselvocht te meten.
Sensorglucose (SG) Heeft betrekking op de glucose (suiker) in het
onderhuidse weefselvocht. De sensorglucosespiegel
wordt gemeten door een glucosesensor.
SG Afkorting van sensorglucose. Zie Sensorglucose.
Slaapstand Een toestand waarbij de pomp volledig functioneel is,
maar het scherm donker is. De pomp gaat automatisch
in de slaapstand wanneer u ongeveer twee minuten
geen knoppen indrukt.
SmartGuard™ Een functie die automatisch de insulinetoediening kan
stopzetten en hervatten op basis van uw
sensorglucosewaarden en uw ondergrens.
Square Wave™-bolus Een bolus die gelijkmatig verdeeld over een bepaalde
periode wordt toegediend.
Stop bij Laag Een functie die de insulinetoediening stopzet wanneer
uw sensorglucosewaarde uw ondergrens bereikt of
overschrijdt.
298 Woordenlijst
Stop vóór Laag Een functie die de insulinetoediening stopzet wanneer
de sensor heeft berekend dat uw sensorglucosewaarde
uw ondergrens nadert.
Streef-BG De waarden voor Hoog en Laag waarnaar uw
bloedglucosespiegel wordt gecorrigeerd wanneer u
gebruikmaakt van de Bolus Wizard.
Terugdraaien Een functie die wordt toegepast bij het vervangen van
het reservoir. De aandrijfstang keert terug naar zijn
beginstand. Er kan dan een nieuw reservoir in de pomp
geplaatst worden.
Tijdelijk basaal (tijdelijke
basale snelheid)
Een functie voor het tijdelijk verhogen of verlagen van
uw huidige basale snelheid gedurende een instelbare
periode.
Toediening stoppen Deze functie zet alle vormen van insulinetoediening stop
totdat u de toediening hervat. Wanneer de toediening
wordt hervat, wordt alleen de basale insuline opnieuw
gestart.
Vergrendeling Een pompfunctie die het onbedoeld indrukken van
knoppen voorkomt.
Verstopping Een blokkering of vernauwing van de canule of katheter
waardoor de insulinestroom wordt belemmerd.
Vervang infusieset-
herinnering
Een instelbare herinnering die u waarschuwt wanneer u
uw infusieset moet vervangen.
Vliegtuigmodus Een functie die tijdelijk alle draadloze communicatie van
uw apparaat stopzet.
Voorkeuze bolus Een functie voor het vooraf instellen en opslaan van een
bolus voor specifieke maaltijden of snacks die u
regelmatig eet of drinkt.
Voorkeuze tijdelijk basaal Een functie voor het vooraf instellen en opslaan van
tijdelijke basale snelheden voor herhaald gebruik.
Waarschuwing Een pieptoon of trilsignaal met een melding om u te
wijzen op een situatie die mogelijk uw aandacht vraagt.
Zender Een apparaat dat op een glucosesensor wordt
aangesloten. De zender verzamelt de gegevens die de
woordenlijst
Woordenlijst 299
sensor heeft gemeten en stuurt deze draadloos door
naar een monitor.
300 Woordenlijst
index
Index
A
Accessoires 15
Actieve insuline
Aanpassen 75
Beginscherm 27
Hoeveelheid bekijken 28
Informatie 75
Injectie-waarschuwing 75
Instellingen wissen 151
Actieve insuline gewist, waarschuwing 213
Actieve-insulinetijd
Informatie 69
Wijzigen 74
Alarm bij Hoog, SG-instelling 166
Alarm bij Laag
Informatie 173
Samenvatting-scherm 127
Alarm vóór Hoog, SG-instelling 165
Alarm vóór Laag
Informatie 170
Samenvatting-scherm 127
Alarmen
Audio-opties 211
AutoStop 213
Batterijfout 213
Bolus gestopt 214
Bolus niet toegediend 214
Canule vullen? 216
CGM 229
Geen reservoir gevonden 223
Informatie 209
Instell.beheerfout 222
Kritieke pompfout 215
Max insulinetoediening bereikt 216
Max vulvolume bereikt 222, 223
Meldingslampje 211
Noodsirene 211
Ongeschikte batterij 214
Overzicht 210
Plaats batterij 216
Plaatsen mislukt 220
Pomp 212, 239
Pomp herstart 226
Pompfout 224, 225
Rood pictogram 210
Sensor 229
Sirene 211
Vastzittende knop 228
Verstopping 217, 218, 219, 220
Vervang batterij 226
Vervang batterij nu 226
Alarmen stil zetten 203
Alarmhistorie 128
Alarmstilte 203
Apparaatverbinding, melding 240
Audio
Instellingen 144
Opties 36
Stil zetten 203
Trillen 31
Automatisch verbinden 185
AutoStop, alarm 213
Index 303
index
B
Basaal
Beginscherm 27
Dagelijkse toedieningshoeveelheid 124
Historie 123, 124
Huidige toediening 55
Informatie 41
Instellingen 42
Max basaal 43
Patronen 44
Samenvatting 123
Snelheid 41
Tijdelijk basaal 49
Toediening 41
Voorkeuze tijdelijk basaal 52
Basale patronen
Informatie 44
Toevoegen 48
Voorbeeld 44
Wijzigen 48
Wissen 48
Batterij
Alarm 213, 216, 226
Batterijvak, plaats 20
Informatie 22
Plaatsen 22
Riemclip 24
Statusbalkpictogram 30
Typen 22
Vervangen 22
Verwerking 24
Verwijderen 24
Waarschuwing 221
Batterijfout, alarm 213
Beginscherm
Basaaltoediening 27
Bloedglucose-meetwaarde 27
Bolustoediening 27
Hoeveelheid actieve insuline 27
Informatie 27
Met CGM 161
Sensorglucose 161
Sensorglucosewaarde 161
Sensorgrafiek 161
Sensorstatuspictogrammen 161
Statusbalk 27
Tijd 27
Trendpijlen 161
Weergeven 22
Beheren, pompinstellingen 148
Benodigdheden, bestellen 16
Besparen
Energie 37
Bestellen van benodigdheden 16
BG
Beginscherm 27
Sensorkalibratie 195
BG niet ontvangen, alarm 231
BG-controle na bolus-herinnering,
informatie 136
BG-meterwaarden
Gemiddelde 126
Manuele BG hoog 126
Manuele BG laag 126
Meter-BG hoog 126
Meter-BG laag 126
Samenvatting 125
Bloedglucose
Beginscherm 27
Sensorkalibratie 195
Blokkeringsmodus
Gebruik 145
Statusbalk 33
Bolus
Dagelijkse toedieningshoeveelheid 124
Herinneringen 137
Historie 123, 125
Informatie 61
Instellingen 64
Max bolus 65
Samenvatting 123, 125
Stapgrootte instellen 65, 66
Toedieningssnelheid 65
Toedieningssnelheid instellen 65
Typen 61
Bolus gestopt, alarm 214
Bolus hervatten, melding 227
304 Index
Bolus niet toegediend, alarm 214
Bolustoediening
Bolus Wizard 63, 67
Dual Wave 83
Easy Bolus 64, 86
Hervatten, melding 227, 228
Informatie 61
Manuele bolus 64, 78
Max bolus instellen 65
Normale bolus 76, 78
Opties 63
Square Wave 79
Stoppen 92
Toedieningssnelheid 65
Typen 61
Voorkeuze bolus 64, 89
Bolustypen
Dual Wave 62
Normaal 61
Square Wave 62
Voorbeelden 62
Bolus Wizard
Actieve-insulinetijd 69
Boven Max bolus, waarschuwing 76
Dual Wave 83
Equivalenten-ratio 68
Hoge BG, waarschuwing 76
Injectie-waarschuwing 75
Insulinegevoeligheid 68
KH-ratio 68
Lage BG, waarschuwing 76
Normale bolus 76
Square Wave 80
Streef-BG 68
Waarschuwingen 75
Bovengrens, SG-instelling 165
C
Canule, alarm 216
Canule vullen?, alarm 216
CareLink Personal-software 131
Continue glucosemonitoring
Alarmen 229
Beginscherm 161
Hoog-instellingen 165
Informatie 160
Instellingen 164
Laag-instellingen 166
Meldingen 229
Pomp verbinden, zender 185
Sensor kalibreren 194
Sensorfunctie inschakelen 177
Sensorglucosewaarde 201
Sensorgrafiek 201
Vliegtuigmodus 143
Voorbeelden 174
Waarschuwingen 229
Controleer aansluiting, waarschuwing 234
Controleer instellingen, waarschuwing 215
D
Daal-/stijgsnelheidspijlen 161
Daghistorie 127
Datum
Startup Wizard 25
Wijzigen 154
Dempen van alarmen 203
Download traag, waarschuwing 240
Draadloze verbinding
Automatisch 185
Handmatig 189
Mislukt 189
Dual Bolus hervatten, melding 227
Dual Wave 62
Bolus Wizard 83
Hervatten, melding 227
Informatie 83
Instellen 83
Manuele bolus 85
Voorbeeld 62
index
Index 305
E
Easy Bolus
Informatie 86
Instellen 87
Manuele bolus 88
Stapgrootte 87
Elektromagnetische emissie 277
Elektromagnetische immuniteit 278
Elektromagnetische omgeving 282, 283
Emissie 277
Energiebesparingsmodus 37
Equivalenten-ratio 72
Extra's 36
G
Gebeurtenismarker
Beweging 132
Bloedglucose 131
Informatie 131
Injectie 131
Instellen 131
Voeding 132
Geen kalibratie, alarm 235
Geen reservoir gevonden, alarm 223
Geen sensorsignaal, alarm 233, 234, 237, 238
Geen SG-waarde beschikbaar, alarm 238
Gemiste maaltijdbolus-herinnering 137
Geschat volume in reservoir,
waarschuwing 226
Gestopte toediening, hervatten
Automatisch 173
Handmatig 57, 184
Glucosealarmen, stil zetten 203
Grafiek, sensor 201
H
Herinneringen
BG-controle na bolus 136
Gemiste maaltijdbolus 137
Informatie 135
Infusiesetvervanging 139
Kalibratie 140
Laag reservoir 138
Menu-scherm 36
Persoonlijk 135
Herstellen, pompinstellingen 149
Hervat basaal-alarm 173, 174
Hervatten, gestopte toediening 57, 173, 184
Historie
Informatie 123
Menu 36
Pompinstellingen bekijken 152
Samenvatting 123
Historie bekijken, pompinstellingen 152
Hoge BG, Bolus Wizard-waarschuwing 76
Hoog-instellingen
Informatie 165
Invoeren 177
I
Inbrengplaatsen infusieset 107
Infusieset
Canule vullen, alarm 216
Informatie 97
Instellen 97
Katheter vullen 106
Meest geschikte inbrengplaatsen 108
Plaatsen 107
Quick-set aansluiten 112
Quick-set loskoppelen 112
Reservoir, alarm 220
Reservoir en katheter 36
Reservoir verwijderen 97
Type 14
Wisselen van inbrengplaats 108
Ingeschakeld 37
Instell.beheerfout, alarm 222
Instellingen
Basaal 42
Bolus 64
Bolus Wizard 68
CGM 164
Lage SG 166
306 Index
Problemen oplossen 243
Productspecificaties 261
Startup 25
Insuline
Basaal 41
Basale patronen 44
Bolus 61
Instellingen 36
Max vulvolume bereikt, alarm 222, 223
Pictogram 31
Verstopping, alarm 217, 218, 219, 220
Insulinegevoeligheid
Informatie 68
Instellen 73
Insulinetoediening
Blokkeringsmodus 145
Hervatten 57, 173, 184
Stoppen 57, 92, 145, 167, 171
Insulinetoediening
stoppen 57, 145, 167, 171
ISIG
Bekijken 130
K
Kalibratie
Pictogram 32
Richtlijnen 197
Kalibratie ongeldig, alarm 232
Kalibratie-herinnering 140
Kalibreer nu, alarm 232
Kalibreren
Fout 233, 234
Sensor 194
Wanneer 196
Katheter
Afbeelding 20
Max vulvolume bereikt, alarm 222, 223
Vullen 106
KH-eenheden 147
KH-ratio 72
Kritieke pompfout 215
L
Laag reservoir
Herinnering 138
Waarschuwing 138, 221
Laag-instellingen
Informatie 166
Invoeren 181
Voorbeelden 174
Lage BG, Bolus Wizard-waarschuwing 76
Lampje, rood 211
M
Manuele bolus
Dual Wave 85
Easy Bolus 88
Normale bolus 78
Square Wave 82
Max basaal
Alarm 216
Instelling 43
Snelheid 43
Max bolus
Alarm 216
Instelling 65
Overschreden 76
Waarschuwing 66
Max insulinetoediening bereikt, alarm 216
Max vulvolume bereikt, alarm 222, 223
Meldingen 34
Apparaatverbinding 240
Audio-opties 212
Blauw pictogram 212
Bolus hervatten 227
CGM 229
Continue glucosemonitoring 229
Dual Bolus hervatten 227
Informatie 209
Overzicht 212
Pomp 212, 239
Sensor 229
Sensor aangesloten 236
Square Bolus hervatten 228
Meldingslampje 211
index
Index 307
Menu-scherm
Audio-opties 36
Extra's 36
Gebeurtenismarker 36
Herinneringen 36
Historie 36
Informatie 35
Insuline-instellingen 36
Openen 35
Reservoir en katheter 36
Sensorinstellingen 36
Toediening stoppen 36
Weergeven 22
N
Niet beschikbaar
Stop bij Laag 172
Stop vóór Laag 169
Noodgevallen
Set 4
Sirene 211
Noodgevallenset 4
Normale bolus
Bolus Wizard 76
Hervatten, melding 227
Informatie 76
Manuele bolus 78
Toediening 76
Voorbeeld 62
O
Ondergrens 167
Onderhoud 255
Ongeschikte batterij, alarm 214
Ontgrendelen 26
Opslaan
Pompinstellingen 149
Opslagmodus 256
P
Patronen, basaal
Informatie 44
Kopiëren 48
Toevoegen 48
Voorbeeld 44
Wijzigen 48
Wissen 48
Persoonlijke herinnering 135
Pictogrammen
Beginscherm 29
Pompstop door sensor 164
Sensorstatus 161
SmartGuard 164, 169, 172
Pijlen, trend 202
Plaats batterij, alarm 216
Plaatsen
Infusieset 107
Reservoir 104
Sensor 192
Plaatsen mislukt, alarm 220
Pomp
Alarmen 212, 239
Instellingen 246
Knoppen 20
Meldingen 212, 239
Meldingslampje 20
Navigatie 25
Onderdelen, afbeelding 20
Ontgrendelen 26
Opbergen 256
Overzicht 20
Reinigen 255
Terugdraaien 98
Verbindingsstatus 30
Waarschuwingen 212, 239
Zender verbinden 185, 189
Zender wissen 191
Pomp herstart, alarm 226
Pomp verbinden, zender
Automatisch 185
Handmatig 189
Pompbatterij laag, waarschuwing 221
308 Index
Pompfout, alarm 224, 225
Pompinstellingen
Beheren 148
Herstellen 149
Historie bekijken 152
Opslaan 149
Specificaties 261
Wissen 150
Pompstop door sensor
Pictogram 164
Problemen oplossen 243
Q
Quick-set-infusieset
Loskoppelen 112
Opnieuw aansluiten 113
R
Reinigen
Pomp 255
Zender 256
Remote Bolus 64, 118
Reservoir
Batterijvak, afbeelding 20
Bestellen 16
Geen reservoir gevonden, alarm 223
Geschat volume in reservoir 0 E 226
Informatie 97
Instellen 97
Laag reservoir, waarschuwing 221
Max vulvolume bereikt, alarm 222, 223
Menu-scherm 36
Overdrachtbeveiliging 101
Plaatsen 104
Plaatsen mislukt, alarm 220
Type 14
Verwijderen 97
Zuiger 101
RF-communicatie 282, 283
Riemclip
Batterijdopje verwijderen 24
Onderdeelnummer 15
Rood lampje 211
S
Samenvatting-scherm
Basaal 124
Bekijken 123
BG-meterwaarden 125
Bolus 124, 125
Informatie 123
KH-totaal 124
Overzicht 124
TDD (dagdosis) 124
Schatting correctie 266
Schatting voeding 266, 267
Scherm
Actieve-insulinetijd 74
Alarmhistorie 128
Audio-opties 145
AutoStop 145
Basaal patroon instellen 48
Beginscherm 27, 161
BG-controle 136
Blokkeringsmodus 146
Bolussnelheid 67
Bolusstapgrootte 67
Canule vullen 111
Datum invoeren-scherm 26
Dual/Square Wave 80
Easy Bolus 87
Equivalenten-ratio 72
Gebeurtenismarker 131
Gemiste maaltijdbolus 137
Gevoeligheid 73
Infusiesetvervanging 139
Katheter vullen 106
KH-eenheid 147
KH-ratio 72
Laag reservoir 139
Manuele bolus 79
Max bolus 66
Nieuw reservoir 99
Persoonlijke herinnering 135
Samenvatting 123
Selecteer tijdnotatie 25
Sensordemo 153
index
Index 309
Sensorglucose-overzicht 129
Sensorinstellingen 177
Setup Bolus Wizard 69, 74
Setup voorkeuze bolus 91
Setup voorkeuze tijd.bsl 53
Streef-BG 73
Taal 25, 148
Tijd en datum 155
Tijd invoeren 26
Tijdelijk basaal 50
Toediening stoppen 57
Vliegtuigmodus 144
Weergaveopties 147
Welkomstscherm 25
Zelftest 153
Schermverlichting
Batterijgebruik 22
Instellen 147
Schuifbalk 21, 37
Selecteren 21
Sensor
Alarmen 229
BG niet ontvangen, alarm 231
Draadloze verbinding 185, 189
Functie inschakelen 177
Functie uitschakelen 198
Grafiek 161
Instellingen 36, 177
Kalibratie, alarm 232
Kalibratiepictogram 32
Kalibreren 194, 197
Koppelen 185, 189
Levensduurpictogram 33
Meldingen 229
Plaatsen 192
Samenvatting 126
Signaal, alarm 233
Starten 192
Statuspictogrammen 161
Trendpijlen 161
Uitgewerkt, alarm 237
Verwijderen 198
Vliegtuigmodus 143
Waarschuwingen 229
Zender loskoppelen 198
Zender verbinden 192
Sensor aangesloten, melding 236
Sensor uitgewerkt, alarm 237
Sensoralarm opgetreden
Reageren 236
Sensordemo 153
Sensorglucose
Controleren 129
Grafiek 201
Historie 201
Hoog-instellingen 165
Laag-instellingen 166
Pijlen 202
Sensoralarm opgetreden 236
Stijgalarm 236
Sensorgrafiek
Informatie 201
Trendpijlen 202
Serienummer, pomp 13
SG-gemiddelde 126
SG-STD 126
Signaalstoring, alarm 235
Sirene 211
Slaapstand 38
SmartGuard
Informatie 160
Pictogram 164, 169, 172
Samenvatting 127
Snelheid, basaal
Informatie 41
TijdBsl 42, 49
Voorkeuze tijd.bsl 42
Snelle status 34
Square Bolus hervatten, melding 228
Square Wave 62
Bolus Wizard 80
Hervatten, melding 227, 228
Informatie 79
Instellen 80
Manuele bolus 82
Voorbeeld 62
310 Index
Starten
Sensor 192
Startup Wizard
Gebruik 25
Informatie 25
Instellingen opnieuw invoeren 246
Statusbalk
Audio-opties 31
Batterij 30
Blokkeringsmodus 33
Hoeveelheid insuline 31
Informatie 29
Levensduur van sensor 33
Met CGM 161
Pictogrammen 30
Sensorkalibratie 32
Tijd 27
Verbindingspictogram 30
Vliegtuigmodus 30
Zonder CGM 27
Statusschermen
Informatie 33
Instell.overzicht 34
Meldingen 34
Pomp 34
Sensor 34
Snelle status 34
Stijgalarm
Reageren 236
Samenvatting-scherm 127
SG-instelling 166
Stijggrens, SG-instelling 166
Stop bij Laag
Informatie 171
Niet beschikbaar 172
Voorbeelden 176
Stop vóór Laag
Informatie 167
Niet beschikbaar 169
Voorbeelden 174, 175, 176
Stoppen
Bolus 92
Insulinetoediening 57
Streef-BG
Bolus Wizard 68
Instellen 73
T
Taal
Starten 25
Wijzigen 148
Terugkeren naar vorig scherm 22
Tijd instellen 154
Tijdelijk basaal
Informatie 49
Procent 50
Snelheid 50
Starten 50
Typen 50
Voorkeuze 42
Tijdsduur tot Hoog, SG-instelling 166
Toediening
Alles stoppen 36
Bolus stoppen 36
Trendpijlen 202
V
Vastzittende knop, alarm 228
Verbinding, mislukt 188
Verbinding mislukt, waarschuwing 215
Verbruiksartikel
Infusieset 14
Reservoir 14
Verstopping, alarm 217, 218, 219, 220
Vervang batterij, alarm 226
Vervang infusieset-herinnering 139
Vervang sensor, alarm 233
Vliegtuigmodus
Gebruik 143
Instellen 144
Statusbalk 30
Voorkeuze bolus
Dual Wave 89
Hernoemen 91
Informatie 89
Instellen 89
index
Index 311
Square Wave 89
Toedienen 91
Wijzigen 91
Wissen 91
Voorkeuze tijdelijk basaal
Beheren 52
Bewerken 53
Informatie 42, 52
Instellen 52
Starten 54
Vorig scherm 22
W
Waarschuwingen
Actieve insuline gewist 213
Audio-opties 211
BG niet ontvangen 231
CGM 229
Controleer aansluiting 234
Controleer instellingen 215
Download traag 240
Geel pictogram 211
Geen kalibratie 235
Geen sensorsignaal 233, 234, 237, 238
Geen SG-waarde beschikbaar 238
Geschat volume in reservoir 226
Informatie 209
Kalibratie ongeldig 232
Kalibreer nu 232
Laag reservoir 221
Meldingslampje 211
Overzicht 211
Pomp 212, 239
Pompbatterij laag 221
Sensor 229
Sensor uitgewerkt 237
Sensoralarm opgetreden 236
Signaalstoring? 235
Stijgalarm 236
Stil zetten 203
Verbinding mislukt 215
Vervang sensor 233
Zenderbatterij laag 234
Zenderbatterij leeg 239
Werkingsmodus
Blokkering 145
Energie 37
Wissen
Actieve insuline 151
Pompinstellingen 150
Z
Zender
Communicatie 30
Pomp verbinden 185, 189
Signaal, alarm 233
Uit pomp wissen 191
Zenderbatterij laag, alarm 234
Zenderbatterij leeg, alarm 239
312 Index
index
Index 313
314 Index
6025957-103_a
27


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Medtronic MiniMed 640G at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Medtronic MiniMed 640G in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 4.01 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of Medtronic MiniMed 640G

Medtronic MiniMed 640G User Manual - English - 313 pages

Medtronic MiniMed 640G User Manual - German - 365 pages

Medtronic MiniMed 640G Additional guide - Dutch - 1 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info