92
NL
3 Het Gebruik
1. Gaat u zo recht mogelijk
zitten.
2. Omsluit het mondstuk ge-
heel met uw lippen.
3. Druk op de AAN/UIT-toets
om het instrument in te
schakelen. De batterij-
indicator (groen,
) gaat
branden. Het aërosol wordt
tijdens het gebruik licht
verwarmd.
4. Adem nu langzaam en diep
via de mond in en via de
neus weer uit. U kunt het therapie-resultaat verbeteren door
na het inademen voor een kort moment de adem in te
houden. Dit is echter voor een succesvolle therapie niet
doorslaggevend. Het is wel belangrijk dat u rustig en ont-
spannen blijft, terwijl u gelijkmatig in- en uitademt. Inhaleer
niet te snel. Als u een pauze wilt maken, stop de inhalatie dan
even en neem het mondstuk uit uw mond. Neemt u het
opnieuw geheel in de mond (lippen omsluiten het dicht) en
ademt u weer langzaam in en uit.
5. De inhalatie mag maximaal 15 minuten toegepast worden.
6. Wanneer de inhalatie voltooid is, schakel het instrument dan
uit door op de AAN/UIT-toets
te drukken, zelfs als u niet
het gehele inhalaat heeft verbruikt. De batterijindicator (groen,
) gaat uit.
7. Indien het inhalaat verneveld is, wordt het instrument na korte
tijd automatisch uitgeschakeld (automatische eindschakeling).
Door technische oorzaken blijft er een klein restje in de verneve-
lingskamer achter.
8. Verwijder de resten inhalaat. Gebruik deze resten niet
opnieuw.
9. Reinig het instrument direct na iedere toepassing. (Raadpleeg
voor meer informatie 'Reiniging en onderhoud'.)
ATTENTIE
Houd het instrument zo recht mogelijk. Door een
geringe schuine stand wordt de toepassing echter
niet negatief beïnvloed (uitloopbestendig). Voor het
optimale functioneren is het wel belangrijk dat het
instrument bij de inhalatie niet meer dan maximaal
45° in iedere richting wordt gekipt.
3.7
Inhalatie met
behulp van het
mondstuk