13 van 84
2.8. Kabels
• Leg de kabels zo neer dat niemand erop kan trappen of erover kan
struikelen.
• Zet geen voorwerpen op de kabels om te voorkomen dat die be-
schadigd raken.
• Sluit randapparatuur zoals toetsenbord, muis en monitor alleen
aan wanneer het notebook is uitgeschakeld om schade aan het
notebook of de andere apparatuur te voorkomen. Sommige ap-
paraten kunnen ook worden aangesloten wanneer het notebook
is ingeschakeld. Dit is meestal het geval bij apparatuur met een
USB-aansluiting. Volg in elk geval de instructies in de bijbehorende
handleiding.
• Houd minimaal een meter afstand aan van bronnen van hoge fre-
quentie en/of magnetische interferentie (TV, luidsprekers, mobiele
telefoon, DECT-telefoons etc.) om storingen en gegevensverlies te
voorkomen.
• Let erop dat u voor verbindingen tussen dit notebook en externe
interfaces uitsluitend gebruik mag maken van afgeschermde ka-
bels met een lengte van maximaal 3 meter. Voor het aansluiten van
printers moet u gebruik maken van dubbel afgeschermde kabels.
• Vervang de meegeleverde kabels niet door andere kabels. Maak
uitsluitend gebruik van de meegeleverde kabels omdat deze in
onze laboratoria uitgebreid zijn getest.
• Maak voor het aansluiten van uw randapparatuur ook uitsluitend
gebruik van de kabels die met de apparatuur worden meegele-
verd.
• Zorg dat alle verbindingskabels zijn aangesloten op de bijbeho-
rende randapparatuur om interferentie te voorkomen. Verwijder
kabels die niet in gebruik zijn.
• Op het notebook mag alleen apparatuur worden aangesloten, die
voldoet aan de norm EN 60950 „Veiligheid van informatietechnolo-
gie“ of de standaard EN60065 „Veiligheidseisen - audio-, video -en
soortgelijke elektronische apparatuur“.