Veiligheidsvoorschriften
8
Bekabeling
• Leg de kabel zo dat niemand erop kan gaan staan of erover kan vallen.
• Zet geen voorwerpen op de kabel, omdat deze anders kunnen worden beschadigd.
• Sluit de randapparatuur zoals het toetsenbord, muis, monitor etc. alleen aan, als de
notebook is uitgeschakeld, om beschadigingen van apparatuur te voorkomen.
Sommige apparatuur kan ook aangesloten worden, als de notebook aanstaat. Dit
zijn meestal apparaten die door een USB-aansluiting met de notebook worden
verbonden. Volg in ieder geval de veiligheidsinstructies van de desbetreffende
handleiding.
• Hou tenminste één meter afstand tussen de notebook en magnetische
stoorbronnen en stoorbronnen met hoge frequentie (Tv-toestel, luidsprekers,
GSM’s, enz.) om functiestoringen en gegevensverlies te vermijden.
• Gelieve er bovendien op te letten dat in verbinding met deze notebook enkel
afgeschermde kabels (max. 3 m) mogen worden gebruikt. Voor printerkabels
gebruikt u enkel de dubbel afgeschermde kabels.
• Vervang de meegeleverde kabels niet door andere. Gebruik uitsluitend de bij de
levering horende kabels aangezien deze in onze labs uitvoerig getest werden.
• Gebruik voor het aansluiten van uw randapparatuur enkel de kabels die samen met
de apparaten geleverd worden.
• Verzeker u ervan dat alle verbindingskabels met hun specifieke randapparatuur
verbonden zijn; zo vermijdt u storingsstralingen. Verwijder alle kabels die u niet
gebruikt.
• U mag aan uw notebook enkel randapparatuur aansluiten die beantwoordt aan de
EN60950 norm voor „Veiligheid van inrichtingen van de informatietechniek“ ofwel
apparatuur die aan de EN60065 „Veiligheidsvereisten - audio-, video- en gelijkende
elektronische apparaten“ voldoet.