NL
Inkorten van de bowdenkabel (indien nodig).
De juiste lengte vaststellen bij geopende deur.
Huls van de bowdenkabel verwijderen, de staalkabel ver genoeg terugtrekken en de buitenman-
tel op de juiste lengte doorknippen.De huls weer op het uiteinde van de buitenmantel schuiven.
Vervolgens de schroefnippel over de staalkabel op de bowdenkabel schuiven en het overbljvende
gedeelte van de staalkabel tot ca. 50 mm inkorten.
Tip:
Om het splijten van de staalkabel te voorkomen, de staalkabel eerst met isolatieband
omwikkelen en dan pas doorknippen.
O
6
Na de montage en controle van de werking moet het deurslot vergrendeld worden.
Bij gebruik van de noodontgrendeling wordt het deurslot ontgrendeld.
Na gebruik van de noodontgrendeling erop letten dat de deur weer automatisch
aangedreven wordt.
De schuif (afb 1a / pos. B), metalen hendel (afb 1b / pos B) en het schuifmechanisme
(afb. 1d / pos. 8) dienen dan weer in hun vergrendelingsstand te staan.
De rode ontkoppelings-pin (beeld 1C/ positie G) van de vlakke geleideslede moet
manueel in de richting van de pijl teruggeschoven worden.
De symbolen (pictogrammen) aan de onderkant van de geleideslede wijzen op de ingestelde
stand zie. afb.:
De deur is ontkoppeld van de aandrijving.
• De voorzijde van het beweegbare schuifelement (B) staat tegenover de pijl van het
symbool 'slot open'.
De deur is met de aandrijving verbonden of zal na de volgende deurbeweging weer
automatisch verbonden worden.
• De voorzijde van het beweegbare schuifelement (B) staat tegenover de pijl van het
symbool 'slot dicht'.
Let op:
Regelmatig controleren of de noodontgrendeling goed functioneert.
O
7