448342
27
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/30
Next page
1
Gebruiksaanwijzing
Belangrijk:
Lees voor de eerste inbedrijfname deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig door en neem alle veiligheidsvoorschriften in acht!
Gebruiksaanwijzing zorgvuldig bewaren!
DCS 6400
DCS 6401
DCS 7300
DCS 7301
DCS 7900
DCS 7901
2
Hartelijk dank voor uw vertrouwen !
Wij feliciteren u met uw nieuwe MAKITA motorzaag en hopen,
dat u met deze moderne machine tevreden zult zijn.
De DCS 6400, 6401, 7300, 7301, 7900, 7901 modellen zijn
bijzonder handige en robuuste motorzagen in een nieuw
design.
De automatische kettingsmering met een hoeveelheids-
regelbare oliepomp, een onderhoudsvrije elektronische
ontsteking, het gezondheidsbeschermende antitrilsysteem en
de ergonomische vormgeving van grepen en bedienings-
elementen zorgen voor bediencomfort en praktisch onver-
moeiend werken met de zaag.
De veiligheidsuitrusting van de MAKITA motorzagen DCS
6400, 6401, 7300, 7301, 7900, 7901 is op de nieuwste stand
van de techniek en vervult alle nationale en internationale
veiligheidsvoorschriften. Zij omvat handbeschermers aan beide
grepen, een gasafsperknop, een kettingvangbout, een
veiligheidszaagketting en een kettingrem, die niet alleen met
de hand in werking kan worden gesteld, maar die ook d.m.v.
zaaggeleidingsterugslag (kickback), automatisch door een
vertragingsmechanisme in werking wordt gesteld.
In het apparaat zijn volgende octrooirechten in de praktijk
gebracht: GBM 29616652, EP 0560201B1.
Om uw persoonlijke veiligheid te waarborgen en een optimaal
functioneren en optimale beschikbaarheid van uw nieuwe
motorkettingzaag te garanderen, verzoeken wij u het volgende:
Leest u voor de eerste ingebruikname van de motorzaag
deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig door en neem
beslist alle veiligheidsvoorschriften in acht! Nietinacht-
neming kan levensgevaarlijke verwondingen veroorzaken!
Verpakking
Uw MAKITA motorzaag is ter bescherming tegen transport-
schades in een karton verpakt.
Karton is een grondstof en is als zodanig geschikt voor
hergebruik, of kan in de grondstofkringloop (oudpapier-
verwerking) terug-gebracht worden.
RE Y
Inhoudsopgave bladzijde
EU-conformiteitsverklaring ...............................................2
Verpakking ..........................................................................2
Omvang van de levering ....................................................3
Symbolen.............................................................................3
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN .......................................4
Algemene voorschriften ..................................................4
Persoonlijke beschermingsuitrusting ..............................4
Brandstoffen / Tanken ....................................................5
Inbedrijfname ..................................................................5
Terugslag (Kickback) ......................................................6
Werkomstandigheden en -technieken ........................ 6-7
Transport en opslag ........................................................8
Onderhoud ......................................................................8
Eerste Hulp .....................................................................8
Technische specificaties ...................................................9
Benaming van de onderdelen ...........................................9
INBEDRIJFNAME
Montage van de zaaggeleiding en zaagketting ...... 10-11
Zaagketting spannen ....................................................11
Kettingrem .....................................................................12
Brandstoffen ............................................................ 13-14
Tanken ..........................................................................14
Kettingsmering controleren ...........................................15
Kettingsmering afstellen ...............................................15
Motor starten .................................................................16
Koudstart .......................................................................16
Warmstart......................................................................16
Afzetten van de motor...................................................16
Kettingrem controleren .................................................16
Carburator afstellen .........................................................17
Gebruik in de zomer / winter ............................................17
ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN
Zaagketting slijpen .................................................. 18-19
Reinigen van de remband en
van de kettingwielbinnenruimte ....................................20
Zaaggeleider reinigen ...................................................21
Nieuwe zaagketting.......................................................21
Benzinefilter vervangen ................................................21
Luchtfilter schoonmaken ...............................................22
Bougie vervangen .........................................................23
Controle van de bougievonk .........................................23
Controleren van de uitlaatschroeven............................23
Startkabel vervangen / Terughaalveer vervangen .......25
Ventilatorhuis monteren ................................................25
Schoonmaken van de cilinderruimte ............................25
Vonken-beschermzeef schoonmaken/vervangen ........25
Periodieke onderhouds- en reinigingsvoorschriften .....26
Werkplaatsservice, reserve-onderdelen en garantie ..... 26-27
Storingzoeken ...................................................................27
Uittreksel uit de reserve-onderdeellijst..........................28
Accessoires ...................................................................28
Lijst van service-adressen (zie bijlage)
EU-conformiteitsverklaring
De ondergetekenden Junzo Asada en Rainer Bergfeld
gemachtigd door DOLMAR GmbH, verklaren hiermede, dat
de apparaten van het merk MAKITA,
Type: EU-modelkeuringsattest Nr.:
DCS 6400, 6401 (040) M6 01 07 24243 044
DCS 7300, 7301 (039) M6 01 07 24243 044
DCS 7900, 7901 (038) M6 01 07 24243 044
vervaardigd door DOLMAR GmbH, Jenfelder Str. 38, D-22045
Hamburg, aan de fundamentele veiligheids- en gezo-
ndheidseisen van de desbetreffende, EU-richtlijnen voldoen:
EU-machinerichtlijn 98/37/ EG, EU-EMV-richtlijn 89/336/ EEG
(gewijzigd door 91/263 EWG, 92/31 EEG en 93/68 EEG),
Geluidsemissie 2000/14/EG.
Ter vakkundige realisering van de in deze EU-richtlijnen
vervatte eisen zijn doorslaggevend de volgende normen als
grondslag genomen: EN 608, CISPR 12, EN 50082-1.
Het conformiteitsbeoordelingsprocédé 2000/14/EG is volgens
appendix V doorgevoerd. Het gemeten peil van geluidsniveau
(Lwa) bedraagt 115 dB(A). Het gegarandeerde peil van
geluidsniveau (Ld) is 116 dB(A).
De EU-bouwmodelkeuring conform 98/37/EG geschiedde
door: TÜV Product Service GmbH, Zertifizierstelle, Ridlerstr.
31, D-80339 München.
Hambug, 1.12. 2001
Voor DOLMAR GmbH
Junzo Asada Rainer Bergfeld
Directeur Directeur
3
1
4
5 6 7
32
RE Y
STOP
Omvang van de levering
1. Motorkettingzaag
2. Zaaggeleider
3. Zaagketting
4. Beschermkap zaaggeleider
5. Combisleutel
6. Haakse schroevedraaier
7. Schroevedraaier voor het instellen van de carburator
8. Gebruiksaanwijzing (niet afgebeeld)
Indien een van de hier afgebeelde onderdelen bij de levering
ontbreekt, wendt u zich dan tot uw verkoper!
Symbolen
Op de machine en bij het lezen van de gebruiksaanwijzing treft u de volgende symbolen aan:
Gebruiksaanwijzing lezen en de
waarschuwings- en veiligheids-
aanwijzingen opvolgen!
Bijzondere attentie!
Verboden!
Veiligheidshelm, ogen- en
gehoorbescherming dragen!
Beschermende handschoenen!
Roken verboden!
Geen open vuur!
Motor uitzetten!
Motor starten
Stopschakelaar
Attentie, terugslag (Kickback)!
Kettingrem
Brandstofmengsel
Gebruik in de zomer / winter
Carburatorafstelling
Zaagkettingolie
Schroef voor het afstellen van
het oliedebiet voor de
zaagketting
Eerste hulp
Recycling
CE-norm
4
4
5
6
7
1
2
3
1
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
Algemene voorschriften
- Om een veilig gebruik te garanderen moet degene die het
apparaat bedient altijd deze gebruiksaanwijzing te lezen,
om zich met de werking ervan vertrouwd te maken. Onvol-
doende geïnstrueerde gebruikers kunnen zichzelf en anderen
door ondeskundig gebruik in gevaar brengen.
- De motorkettingzaag alleen uitlenen aan personen met
ervaring in het gebruik van een motorkettingzaag. De ge-
bruiksaanwijzing dient daarbij overhandigd te worden.
- Nieuwe gebruikers moeten zich door de verkoper laten
instrueren, of een wettelijk erkende opleiding volgen, om
vertrouwd teraken met het zagen met een motorkettingzaag.
- Kinderen en jeugdige personen onder 18 jaar mogen de
motorkettingzaag niet gebruiken. Voor jeugdigen boven 16
jaar geldt dit verbod niet als zij in het kader van hun opleiding
onder toezicht staan van een vakman.
- Het werken met de motorkettingzaag vereist een hoge mate
van concentratie.
- Werk alleen in goede lichamelijke conditie. Ook vermoeidheid
kan onoplettendheid tot gevolg hebben. Van begin tot eind van
werkzaamheden is een zeer goede concentratie vereist. Voer
alle werkzaamheden rustig en zorgvuldig uit. De gebruiker is
verantwoordelijk ten opzichte van derden.
- Nooit onder invloed van alcohol, drugs of medicijnen werken.
- Bij het werken in gemakkelijk ontbrandbare begroeiing en bij
droogte moet een brandblusser bij de hand zijn.
Persoonlijke beschermingsuitrusting
- Om bij het zagen verwondingen aan hoofd, ogen, handen
of voeten en schade aan het gehoor te vermijden moet de
hierna omschreven beschermende uitrusting en bescher-
mende kleding gedragen worden.
- De kleding moet doelmatig zijn, d.w.z. goed aansluitend,
maar mag niet hinderen. Draag geen sieraden of kleding
waarmee u achter takken of struiken kunt blijven haken. Bij
lang haar een haarnet dragen.
- Bij alle werkzaamheden in het bos dient een veiligheidshelm
(1) te worden gedragen, voor bescherming tegen vallende
takken. De veiligheidshelm moet regelmatig op beschadigingen
gecontroleerd worden en moet na maximaal 5 jaar vervangen
worden. Alleen goedgekeurde helmen gebruiken.
- De gezichtsbeschermer (2) van de helm (alternatief: veilig-
heidsbril) beschermt tegen wegspattende zaagspaanders en
houtsplinters. Om verwondingen aan de ogen te voorkomen
moet bij het werken met de motorkettingzaag altijd oogbescher-
ming resp. gezichtsbescherming gedragen worden.
- Om gehoorschade te voorkomen moet geschikte persoonlijke
gehoorbescherming gedragen worden. (Oorbeschermers
(3), oordopjes, oorwatten etc.) Octaafbandanalyse op aanvraag.
- De bosbouw-veiligheidsjas (4) heeft signaalrode schouder-
passen, is comfortabel in het dragen en gemakkelijk in on-
derhoud.
- De bosbouw-veiligheidsbroek (5) bestaat uit 22 lagen
nylonweefsel en beschermt tegen snijwonden. Het gebruik
ervan wordt dringend aanbevolen.
- Werkhandschoenen (6) van een zware kwaliteit leer behoren
tot de voorgeschreven uitrusting en moeten bij het werken
met de motorkettingzaag altijd gedragen worden.
- Bij het werken met de motorkettingzaag moeten veiligheids-
schoenen of veiligheidslaarzen (7) met profielzool, stalen
neus en beenbeschermers gedragen worden. Veiligheids-
schoeisel met een beschermende inleg biedt bescherming
tegen snijverwondingen en zorgen ervoor dat men stabiel
staat.
4
3
2
5
6
5
7
9
8
Brandstoffen / tanken
- Bij het aftanken van de motorkettingzaag moet de motor wor-
den uitgezet.
- Roken en iedere vorm van open vuur zijn niet toegestaan (5).
- Laat de motor afkoelen alvorens te tanken.
- Brandstoffen kunnen oplosmiddelachtige substanties bevatten.
Huid- en oogcontact met mineraalolieprodukten vermijden.
Draag bij het aftanken handschoenen. Vervang en reinig
beschermende kleding regelmatig. Adem de brandstofdampen
niet in. Het inademen van motorbrandstofdampen kan lichamelijk
letsel veroorzaken.
- Mors geen brandstof of kettingolie. Als er toch brandstof of olie
gemorst is moet de motorkettingzaag direct schoongemaakt
worden. Zorg dat er geen brandstof op uw kleding terechtkomt.
Als dat toch gebeurt kleedt u dan direct om.
- Let erop dat er geen brandstof of kettingolie in de grond wegloopt
(bescherming van het milieu). Leg iets op de grond ter bescherming.
- Tank niet in afgesloten ruimten. Brandstofdampen verzamelen
zich op de bodem (explosiegevaar).
- Sluit de tankdoppen van brandstof- en olietank goed.
- Start de motorkettingzaag niet op dezelfde plek als waar u getankt
heeft (tenminste 3 meter verwijderd van de tankplaats) (6).
- Brandstof is niet onbeperkt houdbaar. Koop niet meer dan u
binnen een redelijke tijd zult gebruiken.
- Vervoer en bewaar brandstof en kettingolie alleen in
goedgekeurde en gewaarmerkte jerrycans. Sla brandstof en
kettingolie zo op dat kinderen er niet bij kunnen.
Inbedrijfname
- Werk niet alleen, in noodgevallen moet er iemand in de
buurt zijn (gehoorafstand).
- Verzeker u ervan dat er zich geen kinderen of andere personen
binnen het werkbereik van de motorkettingzaag bevinden. Let
ook op dieren (7).
- Controleer voor aanvang van de werkzaamheden of de
motorkettingzaag goed werkt en volgens voorschrift be-
drijfsklaar is gemaakt.
Let vooral op of de kettingrem werkt, of de zaaggeleider juist
gemonteerd is, of de zaagketting volgens voorschrift geslepen
en gespannen is, of de kettingwielbeschermer vastzit, de
gashendel soepel beweegt, de sperknop werkt, of de handgrepen
droog en schoon zijn, en of Start/Stop schakelaar het doet.
- De motorkettingzaag pas nadat deze volledig in elkaar gezet is
in bedrijf nemen. De motorkettingzaag mag uitsluitend geheel
gemonteerd gebruikt worden!
- Voor het starten moet de bediener van de zaag goed stabiel staan.
- Start de motorkettingzaag uitsluitend volgens de gebruiks-
aanwijzing (8). Andere startmethoden zijn niet toegestaan.
- Bij het starten van de motorkettingzaag moet de machine goed
gesteund en stevig vastgehouden worden. De ketting en de
zaaggeleider mogen nergens tegenaan komen.
- Houd tijdens het werken met de motorkettingzaag deze met
beide handen vast, met de rechterhand op de achterste
handgreep en de linker hand op de beugelgreep. De handgrepen
met de duimen eromheen vasthouden.
- ATTENTIE: Bij het loslaten van de gashendel loopt de
ketting nog enige tijd door (vrijloopeffect).
- Let er voortdurend op dat u stevig staat.
- De motorkettingzaag moet zodanig gehanteerd worden dat er
geen uitlaatgassen ingeademd kunnen worden. Werk niet in
gesloten ruimten (vergiftigingsgevaar).
- Zet de motorkettingzaag direct af bij merkbaar veranderd
machinegedrag.
- Zet de motorzaag af voor het controleren van de ketting-
spanning, het naspannen, het verwisselen van de ketting
en het opheffen van storingen (9).
- Als de zaag met stenen, spijkers of andere harde voorwerpen
in aanraking is gekomen moet de motor direct afgezet worden
en moet de zaaginrichting geïnspecteerd worden.
- Tijdens werkonderbrekingen en voor het verlaten moet de
motorzaag uitgeschakeld worden (9) en zo geparkeerd, dat
niemand in gevaar kan geraken.
- Leg de warme motorkettingzaag niet in droog gras of op brandbare
voorwerpen. De uitlaat geeft een aanzienlijke hitte af (brandgevaar).
- ATTENTIE: Na het uitzetten van de motorkettingzaag kan er
olie van de ketting en zaaggeleider in de grond weglopen
(bodemverontreiniging)! Leg iets onder de zaag als bescherming.
Onderhoud Werkonderbreking
Tanken Transport
Zaagketting slijpen Uitbedrijfname
3 meter
6
Z
Terugslag (Kickback)
- Bij het werken met de motorkettingzaag kan gevaarlijke
terugslag optreden.
- Deze terugslag ontstaat als het bovenste kwadrant van de
zaaggeleider per ongeluk tegen hout of andere vaste voor-
werpen aankomt (10).
- Daarbij wordt de motorzaag ongecontroleerd en met grote
kracht in de richting van de bedieningspersoon geslingerd,
resp. versneld (gevaar voor letsel!)
Om terugslag te voorkomen moet op het volgende gelet
worden:
- Insteekwerk (direkt met het het uiteinde van de zaaggeleider
in het hout aanzetten) mag uitsluitend door speciaal geschoold
personeel worden uitgevoerd!
- De punt van de zaaggeleider moet altijd in het oog gehouden
worden. Pas op bij het voortzetten van reeds begonnen
zaagsneden.
- Begin met lopende zaagketting aan de zaagsnede!
- De zaagketting moet altijd correct geslepen worden. Let daarbij
vooral op de juiste hoogte van de dieptebegrenzing.
- Zaag nooit meerdere takken tegelijkertijd door! Let er bij het
verwijderen van takken op dat geen andere tak geraakt wordt.
- Let bij het afkorten op in de buurt liggende stammen.
Werkomstandigheden en -technieken
- Werk alleen bij goed zicht en goede verlichting. Let in het
bijzonder op gladheid, nattigheid, ijs en sneeuw (uitglijgevaar).
Verhoogd gevaar voor uitglijden bestaat op vers ontbast hout
(schors).
- Werk nooit op een onstabiele ondergrond. Let op obstakels op de
werkplek, struikelgevaar. Let er voortdurend op dat u stevig staat.
- Zaag nooit boven schouderhoogte (11).
- Zaag nooit staande op een ladder (11).
- Klim nooit met de motorkettingzaag in een boom om
werkzaamheden uit te voeren.
- Niet te ver voorovergebogen werken!
- Beweeg de motorkettingzaag zodanig dat zich geen lichaam-
sdelen in het verlengde van het zwenkbereik van de zaagketting
bevinden (12).
- Gebruik de motorkettingzaag uitsluitend voor het zagen van hout.
- Houd de lopende zaagketting vrij van de grond.
- Gebruik motorkettingzagen nooit voor het wegtillen en
verwijderen van stukken hout en andere voorwerpen.
- Ontdoe het bereik van de zaagsnede van vreemde voorwerpen
zoals zand, stenen, spijkers etc. Vreemde voorwerpen
beschadigen de zaag en kunnen gevaarlijke terugslag
(kickback) tot gevolg hebben.
- Gebruik bij het zagen van sprokkelhout en dunne stammen
een stabiele bok (indien mogelijk een zaagbok, 13). Het hout
mag niet met de voet of door een tweede persoon worden
vastgehouden.
- Rondhout moet tegen verdraaien tijdens het zagen worden
geborgd.
- Bij afkorten moet de getande beugel (13, Z) tegen het te
zagen hout worden gezet.
- Voor het afkorten moet de getande beugel tegen het te zagen
hout gezet worden en pas daarna met lopende zaagketting het
hout gezaagd worden. De zaag wordt daarbij door middel van
de achterste handgreep omhoog getrokken en met de
beugelhandgreep geleid. De getande beugel dient daarbij als
draaipunt. Het volgen gebeurt met een lichte druk op de
beugelgreep. De zaag hierbij iets terugtrekken. Getande beugel
lager aanzetten en opnieuw de achterste handgreep omhoog
trekken.
- Steek- en langssneden mogen alleen door speciaal
geschoold personeel uitgevoerd worden (verhoogd gevaar
voor terugslag).
- Langssneden (14) in een zo klein mogelijke hoek aanzetten.
Hier moet bijzonder voorzichtig te werk worden gegaan, daar
de getande beugel niet kan grijpen.
- Trek de zaag alleen met lopende zaagketting uit het hout.
- Zijn er meerdere zaagsneden nodig dan moet de gashendel
tussendoor losgelaten worden.
10
12
13
14
11
7
B
A
B
- Pas op bij het zagen van versplinterd hout. Er kunnen
afgezaagde houtsplinters meegetrokken worden (gevaar voor
letsel).
- Bij het zagen met de bovenzijde van de zaaggeleider kan de
motorkettingzaag in de richting van de bedieningspersoon
gestoten worden als de zaagketting klem komt te zitten.
Daarom moet zoveel mogelijk met de onderzijde van de
zaaggeleider gezaagd worden, daar in dat geval de zaag altijd
van het lichaam weg in de richting van het hout getrokken zal
worden (15).
- Hout onder spanning (16) moet altijd eerst aan de drukzijde (A)
ingezaagd worden. Pas daarna kan de scheidingssnede op de
trekzijde (B) gemaakt worden. Zo wordt het ingeklemd reken
van de zaaggeleider voorkomen.
ATTENTIE: Velwerkzaamheden en verwijderen van takken,
alsmede het werken aan omgewaaide bomen mogen alleen
uitgevoerd worden door geschoold personeel! Gevaar
voor letsel!
- Steun bij het verwijderen van takken de motorkettingzaag
altijd zo dicht mogelijk op de stam. Hierbij mag niet met de
voorzijde van de zaaggeleider gezaagd worden
(terugslaggevaar).
- Let vooral goed op bij onder spanning staande takken. Zaag
vrijhangende takken niet van onder af door.
- Ga nooit op een stam staan terwijl u takken verwijdert.
- Met het vellen van bomen mag pas worden begonnen
nadat men zich ervan heeft verzekerd dat:
a) alleen personen die bij het vellen betrokken zijn zich op de
werkplek bevinden.
b) ongehinderd uitwijken mogelijk is voor iedereen die
betrokken is bij het vellen (de uitwijkruimte dient schuin
naar achteren te lopen onder een hoek van ongeveer 45˚).
c) de voet van de stam vrij is van alle vreemde voorwerpen,
struikgewas en takken. Zorg voor een stabiele werkpositie
(struikelgevaar).
d) de dichtsbijgelegen werkplek tenminste twee en een halve
boomlengte verwijderd is (17). Vergewist u zich er vóór het
vellen van dat er zich geen personen of voorwerpen binnen
een afstand van 2 1/2 maal de boomlengte (17) bevinden.
- Beoordeling van de boom:
Overhangrichting - losse of dorre takken - hoogte van de boom
- natuurlijke overhang - is de boom rot ?
- Let op de windrichting en windsnelheid. Bij zware windstoten
mogen er geen bomen geveld worden.
- Inzagen van de worteluitlopers:
Bij de grootste worteluitloper beginnen. Als eerste de zaagsnede
in verticale richting en daarna de zaagsnede in horizontale
richting aanbrengen.
- Valkerf (18, A) aanbrengen:
De valkerf geeft de boom de juiste valrichting en stuurt deze.
De valkerf wordt haaks op de valrichting aangebracht met een
diepte van 1/3 - 1/5 van de stamdoorsnede. De zaagsnede
indien mogelijk dicht boven de grond aanbrengen.
- Eventuele correcties van de valkerf moeten over de gehele
breedte van de boom aangebracht worden.
- De valzaagsnede (19, B) wordt boven de valkerfholte (D)
aangebracht. De valzaagsnede moet loodrecht op de stam
aangebracht worden. Voor de val-kerf moet ongeveer 1/10
van de stamdoorsnede blijven staan als breukvlak.
- Het breukvlak (C) werkt als scharnier. Dit mag in geen geval
doorgezaagd worden, daar dit het ongecontroleerd vallen van
de boom kan veroorzaken. Breng tijdig spieën aan!
- De valzaagsnede mag alleen gezekerd worden met kunststof
of aluminium spieën. Het gebruik van ijzeren spieën is verboden,
daar een aanraking ernstige beschadigingen of
zaagkettingbreuk tot gevolg kan hebben.
- Bij het vellen van bomen altijd terzijde van de vallende boom
gaan staan.
- Bij het terugkeren naar de valzaagsnede oppassen voor
vallende takken.
- Bij het werken op hellingen moet de bedieningspersoon boven
of terzijde van de te bewerken stam, respectievelijk liggende
boom staan.
- Pas op voor aanrollende boomstammen.
15
16
17
18
19
= Velbereik
45
o
45
o
2
1
/2
8
SERVICE
Transport en opslag
- Bij het veranderen van werkplek tijdens het werken moet
de motorkettingzaag afgezet of de kettingrem
ingeschakeld worden om onbedoeld starten en aan-
lopen van de zaagketting te voorkomen.
- Vervoer of draag de motorkettingzaag nooit met lopende
zaagketting.
- Bij vervoer over langere afstanden moet in ieder geval de
meegeleverde beschermkap voor de zaaggeleider aan-
gebracht worden.
- Draag de motorkettingzaag altijd aan de beugelgreep,
waarbij de zaaggeleider naar achter wijst (20). Zorg ervoor
dat u niet met de uitlaat in aanraking komt (gevaar voor
brandwonden!).
- Tijdens vervoer in personenwagens moet de machine zo
geplaatst worden dat er geen brandstof of kettingolie kan
uitlekken.
- De motorkettingzaag moet veilig in een droge ruimte
opgeslagen worden. De motorkettingzaag mag niet buiten
bewaard worden. Berg de motorkettingzaag ontoegankelijk
voor kinderen op.
- Bij opslag gedurende langere tijd en bij het verzenden van
de motorkettingzaag moeten olietank en brandstoftank
volledig geleegd zijn.
Onderhoud
- Bij alle onderhoudswerkzaamheden moet de motor-
kettingzaag uitgezet (21), en de bougiedop losgetrokken
worden!
- Vóór het begin van de werkzaamheden moet altijd eerst
gecontroleerd worden of de motorkettingzaag goed werkt, en
speciaal de kettingrem. Let er vooral op of de zaagketting
volgens voorschrift geslepen en gespannen is (22).
- De motorkettingzaag moet met zo weinig mogelijk lawaai
en uitlaatgassen gebruikt worden. Let goed op een correcte
afstelling van de carburator.
- Reinig de motorkettingzaag regelmatig.
- Controleer regelmatig of de tankdoppen goed sluiten.
Neem de veiligheidsvoorschriften van de Arbeidsins-
pektie enverzekeringsmattschappijen in acht.
Breng in geen geval veranderingen in der constructie van
de motorkettingzaag aan. U brengt daarmee uw veilig-
heid in gevaar.
Onderhouds- en montagewerkzaamheden mogen alleen
uitgevoerd worden voorzover deze in deze gebruiksaanwij-
zing beschreven zijn. Alle overige werkzaamheden moeten
door de MAKITA service uitgevoerd worden.
Gebruik uitsluitend MAKITA reserve-onderdelen en geauto-
riseerde accessoires.
Bij gebruik van niet-originele MAKITA reserve onderdelen,
niet-geautoriseerde accessoires of zaaggeleider/ketting-
combinaties en -lengten is er een verhoogd ongevalsrisico.
Bij ongelukken of schade als gevolg van niet-geautoriseerde
zaagmechanieken of accessoires vervalt iedere aansprake-
lijkheid.
Eerste Hulp (E.H.B.O.)
Voor eventuele ongevallen dient altijd een verbanddoos op
de werkplek aanwezig te zijn. Vul gebruikt materiaal direct
weer aan.
Als u om hulp vraagt, geeft u dan de volgende informatie:
- Waar gebeurde het
- Wat gebeurde er
- Hoeveel gewonden
- Aard van de verwondingen
- Noem uw naam!
Aanwijzing: Bij personen met circulatiestoornissen kunnen vaak
optredende vibraties tot beschadiging van do bloedvaten of van
het zenuwstelsel leiden. Door vibraties aan vingers, handen of
polsen kunnen de volgende symptomen optreden: inslapen van
lichaamsdelen, prikkelen, pijn steken, verandering van de
huidkleur of van de huid. Bij het waarnemen van zulke
symptomen moet u een dokter opzoeken.
20
21
22
23
24
9
Benaming van de onderdelen
1 Handgreep
2 Filterkap
3 Sluitclip voor filterkap
4 Beugelgreep
5 Handbeschermer
(tevens inertieschakelaar voor de kettingrem)
6 Uitlaatdemper
7 Getande beugel (klauwgreep)
8 Kettingspanschroef
9 Bevestigingsmoeren
10 Kettingvanger
11 Kettingwielbeschermer
12 Typeplaatje
13 Startventiel (speciale uitvoering)
14 Startergreep
15 Afstelschroef voor de carburator
16 I/STOP-schakelaar
17 Chokehendel en halfgasvastzetter
18 Gashendel
19 Veiligheids-sperknop
20 Achterste handbeschermer
21 Tankdop brandstoftank
22 Ventilatorhuis met startinrichting
23 Tankdop olietank
24 Zaaggeleider
25 Zaagketting
26 Afstelschroef voor oliepomp (onderzijde)
12 Schakelaar voor handgreepverwarming (speciale uitvoering)
2
13
24 25
14 15
16 17
18 19
3
4
1
6
7
12
23
5
8
9
1126
202122
10
Typeplaatje (12)
Bij bestellen van eserveonderdelen opgeven!
Serienummer
Bouwjaar
Technische specificaties
DCS 6400 DCS 7300 DCS 7900
DCS 6401 DCS 7301 DCS 7901
DCS 7900
2002 123456
038.100. 610
Typ 038
22045 Hamburg, Germany
Cilinderinhoud cm
3
64 72,6 78,5
Boring mm 47 50 52
Slag mm 37 37 37
Maximaal vermogen bij toerental
3)
kW / 1/min 3,5 / 9.000 4,2 / 9.500 4,6 / 9.500
Maximale koppel bij toerental
3)
Nm / 1/min 4,2 / 6.500 4,8 / 7.000 5,2 / 7.000
Stationair toerental / max. motor toerental met zaaggeleider /ketting 1/min 2.500 / 13.500 2.500 / 13.500 2.500 / 13.500
Koppel toerental 1/min 3.200 3.200 3.200
Geluidsdruk (op de werkplek) L
pA av
vlgs. ISO/CD 22868
1)
dB (A) 104,3 104,3 104,3
Geluidsniveau L
WA av
vlgs. ISO/CD 22868
1)
dB (A) 113,3 113,3 113,3
Trillingen a
h,w av
vlgs. ISO 7505
1)
- Beugelgreep m/s
2
6,9 6,9 6,9
- Handgreep m/s
2
7,7 7,7 7,7
Carburator (membraancarburator) Type ZAMA
Ontsteking Type electronisch
Bougie Type NGK BPMR 7A
Elektrodenafstand mm 0,5
of bougie Type BOSCH WSR 6F
Brandstofverbruik bij max. vermogen vlgs. ISO 7293
3)
kg/h 1,72 2,33 2,3
Specifiek verbruik bij max. vermogen vlgs. ISO 7293
3)
g/kWh 500 510 505
Inhoud brandstoftank l 0,75
Inhoud olietank I 0,42
Mengverhouding (brandstof : 2-taktolie)
- bij gebruik van MAKITA olie 50 : 1
- bij gebruik van andere olie 40 : 1
Kettingrem
inwerkingstelling met de hand of door terugslag (kickback)
Kettingsnelheid
2)
m/s 19,74 20,83 20,83
Kettingwielverdeling inch 3/8
Aantal tanden Z 7
Kettingtype zie uittreksel uit de reserveonderdelenlijst 099
Verdeling / Schakeldikte inch 3/8 / .058
Zaaggeleider snijlengte cm 38 / 45 / 50 / 60 / 70
Zaagggeleidertype zie uittreksel uit de reserveonderdelenlijst
Gewicht van de motorzaag (tanks leeg, zonder geleider en ketting)
kg 6,3 6,3 6,3
1)
Opgaves houden in gelijke delen rekening met de bedrijfstoestanden stationair, volle belasting en maximum toerental.
2)
Bij max. vermogen
3)
Bij de uitvoering zonder startventiel
10
5
7
6
45
1
2
3
De zaagketting (6) op kettingwiel (5) leggen. De zaagketting
met de rechter hand in de bovenste geleidegroef van de
zaaggeleider (7) voeren.
ATTENTIE:
De snijkanten van de zaagketting moeten aan de
geleiderbovenkant in de richting van de pijl wijzen!
Zaaggeleider (4) aanbrengen en in de richting van de pijl tegen
het kettingwiel (5) schuiven.
Montage van de zaaggeleiding en zaagketting
Gebruik de bijgeleverde combisleutel voor de hierna ge-
noemde werkzaamheden.
Plaats de motorkettingzaag op een stabiele ondergrond en
voer de volgende stappen uit voor de montage van de
zaagketting en de zaaggeleider uit:
Ontkoppel de kettingrem door aan de beschermingshendel (1)
te trekken, in de richting van de pijl.
Bevestigingsmoeren (2) eraf draaien.
Verwijder de kettingwielbeschermer (3).
C
D
INBEDRIJFNAME
ATTENTIE:
Bij alle werkzaamheden aan zaaggeleider en zaagketting
te allen tijde de motor afzetten, de bougiestekker eraf
trekken (zie Bougie vervangen) en beschermende
handschoenen dragen!
ATTENTIE:
De motorkettingzaag mag pas gestart worden na volledig
te zijn samengebouwd en controle!
STOP
B
A
11
2
13
3
11
12
6 8
9 10
De zaagketting boven de kettingvanger (9) leggen.
Zaaggeleider in de richting van de pijl trekken, zodat de
zaagketting tegen de onderzijde van de geleider ligt (10).
Voer de zaagketting (6) om de omlegschijf (8) van
de zaaggeleider, en trek daarbij de zaagketting licht in de
richting van de pijl.
G
H
Zaagketting spannen
Til de voorzijde van de zaaggeleider iets op en draai de
kettingspanschroef (13) rechtsom (met de klok mee), tot de
zaagketting weer tegen de onderzijde van de zaaggeleider
aanligt.
Het voorste einde van de zaaggeleider verder omhoog tillen en
de bevestigingsmoeren (2) met de combisleutel vast
aandraaien.
WENK:
Om de zaagketting na te spannen, eerst de beide
bevestigingsmoeren (2) iets losdraaien.
Opnameboringen aan de kettingwielbeschermer (3) in rechte
lijn met de vaste bouten (11) brengen.
Door draaien van de kettingspanschroef (H/13) de
kettingspanbout (12) met de boring in de geleider in
overeenstemming brengen.
De kettingwielbeschermer (H/4) weer aanbrengen.
Bevestigingsmoer (H/2) handvast aandraaien.
F
E
12
12
1
Controle van de kettingspanning
De zaagketting is juist gespannen wanneer de zaagketting
tegen de onderzijde van de zaaggeleider aanligt en de
zaagketting nog gemakkelijk met de hand bewogen kan worden
over de zaaggeleider.
Hierbij moet de kettingrem gelost zijn.
Controleer regelmatig de kettingspanning, omdat nieuwe
zaagkettingen na verloop van tijd uitrekken en langer worden!
Daarom de kettingspanning regelmatig bij
afgezette motor
controleren.
ADVIES:
IIn de praktijk wordt geadviseerd 2-3 zaagkettingen afwissel-
end te gebruiken.
Voor een gelijkmatige slijtage van de zaaggeleidergroef moet
bij het verwisselen van een ketting de zaaggeleider omgekeerd
worden (onderzijde boven en bovenzijde onder).
A
STOP
Inschakeling van de kettingrem (blokkeren)
Als de terugslagkracht sterk genoeg is, dan zal de plotselinge
versnelling van de beugelgreep in combinatie met de inertie
van de handbescherming (1) de rem automatisch aanzetten.
Druk voor handbediening de handbeschermer (1) met de
linker hand in de richting van de voorzijde van de zaaggeleider
(pijl 1).
Kettingrem lossen
De handbeschermer (1) in de richting van de beugelgreep
(pijl 2) trekken tot deze voelbaar aangrijpt. De kettingrem is
gelost.
C
Kettingrem
De MAKITA motorzagen DCS 6400, 6401, 7300, 7301, 7900,
7901 zijn standaard met een vertragingsveroorzakende
kettingrem uitgerust. Ontstaat er een terugslag (kickback)
doordat de punt van de zaaggeleider met het hout in aanraking
komt (zie hoofdstuk VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN, blz.
6), wordt bij voldoende terugslag de kettingrem door massatra-
agheid in werking gesteld. In een fractie van een seconde
wordt de zaagketting stilgezet.
De kettingrem is bedoeld voor noodgevallen en voor het
blokkeren van de zaagketting voor het starten.
ATTENTIE: In geen geval (behalve bij de controle, zie hoof-
dstuk Kettingrem controleren) de motorzaag bij ingescha-
kelde kettingrem bedienen, daar anders in zeer korte tijd
aanzienlijke schade aan de motorzaag kan optreden!
Vóór het begin van de werkzaamheden onvoorwaardelijk
de kettingrem vrijzetten!
B
13
Brandstof
+
Het is niet zinvol uit overdreven veiligheids-
bewustzijn het olie-aandeel in het tweetaktmengsel
te vergroten ten opzichte van de aangegeven
mengverhouding. Dit veroorzaakt nl. meer
verbrandingsresten. Deze belasten het milieu en
verstoppen het uitlaatkanaal in de cilinder evenals
de geluidsdemper. Ook stijgt hierdoor het
brandstofverbruik en neemt het vermogen af.
Brandstofopslag
Brandstof is niet onbeperkt houdbaar. Koop niet meer
dan u binnen een redelijke tijd zult gebruiken. Vervoer
en bewaar brandstof en kettingolie alleen in
goedgekeurde en gewaarmerkte jerrycans.
HUID- EN OOGCONTACT VERMIJDEN!
Minerale olieprodukten, ook oliën, ontvetten de huid.
Bij herhaaldelijk en langdurig contact droogt de huid
uit. Diverse huidziekten kunnen hiervan het gevolg
zijn. Bovendien zijn allergische reacties bekend.
Contact van de ogen met olie veroorzaakt irritaties. Bij
oogcontact direct het betreffende oog met schoon
water uitspoelen.
Bij aanhoudende irritatie direct een arts bezoeken!
1000 cm
3
(1 liter) 20 cm
3
25 cm
3
5000 cm
3
(5 liter) 100 cm
3
125 cm
3
10000 cm
3
(10 liter) 200 cm
3
250 cm
3
Zaagkettingolie
Voor het smeren van de zaagketting en de zaaggeleider moet
zaagkettingolie met een hechtmiddeltoevoeging gebruikt wor-
den. De hechtmiddeltoevoeging in de zaagkettingolie voor-
komt een te snel wegslingeren van de olie.
Om het milieu te sparen wordt het gebruik van biologisch af-
breekbare zaagkettingolie aangeraden. In sommige plaatselijke
verordeningen wordt het gebruik van biologisch afbreekbare
olie verplicht gesteld.
De door MAKITA aangeboden zaagkettingolie BIOTOP wordt
op basis van geselecteerde plantenoliën vervaardigd en is
100% biologisch afbreekbaar. BIOTOP is bekroond met de
blauwe milieu-engel (RAL UZ 48).
E
BIOTOP zaagkettingolie is leverbaar in de volgende
verpakkingsgroottes:
1 l Bestelnummer 980 008 610
5 l Bestelnummer 980 008 611
Biologisch afbreekbare kettingolie is slechts beperkt
houdbaar en dient binnen 2 jaar na de fabricagedatum
die op de verpakking staat gedrukt te worden
opgemaakt.
50:1
40:1
D
Brandstoffen
LET OP:
De machine wordt met mineraalolieproducten (benzine en
olie) bedreven!
Bij de omgang met benzine is verhoogde waakzaamheid
geboden.
Roken en open vuur zijn ontoelaatbaar (ontploffings-
gevaar).
Brandstofmengsel
De motor van de motorkettingzaag is een tweetaktmotor met
een groot vermogen die werkt op een mengsel van benzine en
tweetaktolie.
De motor is ontworpen voor gebruik van normale loodvrije
benzine met een minimaal octaangetal van 91 ROZ. Is deze
brandstof niet beschikbaar, dan kunnen ook brandstoffen met
een hoger octaangetal gebruikt worden. Hierdoor ontstaat
geen schade aan de motor.
Gebruik voor een optimale motorwerking en ter be-
scherming van gezondheid en leefmilieu alleen loodvrije
brandstof !
Voor de smering van de motor wordt tweetaktmotorolie
(kwaliteitsklasse API-TC) gebruikt; deze wordt bij de benzine
gemengd. De motor is ontworpen voor MAKITA tweetaktolie
met een milieuvriendelijke mengverhouding van 50:1. Hierdoor
wordt een lange levensduur en een betrouwbare, rookarme
werking van de motor gewaarborgd.
MAKITA kwaliteitstwee-takt olie is afhankelijk van het verbruik
leverbaar in de volgende verpakkingen:
1 l Bestelnummer 980 008 607
100 ml Bestelnummer 980 008 606
Indien er geen MAKITA tweetaktolie beschikbaar is moet een
mengverhouding van 40:1 bij gebruik van andere tweetakto-
liën aangehouden worden, aar anders problemen kunnen
optreden.
Het verkrijgen van de juiste mengverhouding:
50:1 Bij gebruik van MAKITA tweetaktolie, d.w.z. 50 delen
brandstof mengen met 1 deel olie.
40:1 Bij gebruik van andere tweetaktoliën, d.w.z. 40 delen
brandstof mengen met 1 deel olie
.
ADVIES:
Voor het verkrijgen van het juiste benzine/olie mengsel wordt
de olie voorgemengd met de helft van de totaal benodigde
hoeveelheid benzine, waarna de rest van de brandstof wordt
toegevoegd. Voor het vullen van de tank van de motorketting-
zaag eerst het mengsel goed schudden.
OIL
OIL
50:1
14
Tanken
NEEM ALLE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN IN
ACHT!
De omgang met brandstoffen vereist een voorzichtige en
zorgvuldige handelwijze.
Uitsluitend bij uitgeschakelde motor!
Rondom de vulopeningen goed schoonmaken, zodat er geen
vuil in de tanks komt.
Tankdop erafschroeven en tot aan de onderkant van de vulpijp
opvullen. Voorzichtig gieten om morsen van brandstof of
zaagkettingolie te vermijden.
Tankdop weer goed vastdraaien.
Tankdop en omgeving na het tanken reinigen !
Smering van de zaagketting
Om de zaagketting voldoende te kunnen smeren moet de tank
voldoende gevuld zijn. De tankinhoud is genoeg voor ongeveer
een half uur continu bedrijf. Tijdens de werkzaamheden
controleren of er voldoende kettingolie in de tank zit. Indien
nodig bijvullen. Uitsluitend bij uitgeschakelde motor!
Afgewerkte
olie
GEBRUIK NOOIT AFGEWERKTE OLIE!
Afgewerkte olie is zeer schadelijk voor het milieu ! Afgewerkte
olie bevat hoge concentraties van stoffen waarvan bewezen is
dat ze kankerverwekkend zijn. De vervuiling in afgewerkte olie
veroorzaakt verhoogde slijtage aan de oliepomp en het
zaagmechaniek.
Bij schade veroorzaakt door het gebruik van afgewerkte of
ongeschikte zaagkettingoliën vervalt iedere aanspraak op
garantie.
Uw vakhandelaar informeert u graag over gebruik en toepassing
van zaagkettingolie.
HUID- EN OOGCONTACT VERMIJDEN!
Minerale olieprodukten, ook oliën, ontvetten de huid. Bij her-
haaldelijk en langdurig contact droogt de huid uit. Diverse
huidziekten kunnen hiervan het gevolg zijn. Bovendien zijn
allergische reacties bekend.
Contact van de ogen met olie veroorzaakt irritaties. Bij
oogcontact direct het betreffende oog met schoon water
uitspoelen.
Bij aanhoudende irritatie direct een arts bezoeken!
worden, waardoor schade aan de oliepomp of aan
oliegeleidende machinedelen kan optreden. Bij hernieuwde
ingebruikname weer met BIOTOP-zaagkettingolie vullen.
Bij schade veroorzaakt door het gebruik van afgewerkte of
ongeschikte zaagkettingoliën vervalt iedere aanspraak op
garantie.
Uw vakhandelaar informeert u graag over gebruik en
toepassing van zaagkettingolie.
A
B
STOP
Zaagkettingolie Brandstof en tweetaktolie
Belangrijke aanwijzing aangaande bio-olie voor
zaagkettingen
Bij een bultenbedrijfsstelling op langere duur moet de
olietank worden leeggemaakt, waama er een kleine
hoeveelheid motorolie (SAE 30) moet worden ingegoten.
Daarop de zaag enige tijd laten lopen, om alle resten bio-
olie uit de tank, het olieleidingssysteem en de
zaaginrichting te spoelen. Deze maatregel is noodzakelijk,
omdat verschillende bio-olies ertoo noigen plakkerig te
15
2 3
Kettingsmering controleren
Zaag nooit met onvoldoende kettingsmering. Hiermee verkort
u de levensduur van de zaaginrichting!
Controleer vóór het begin van de werkzaamheden altijd het
oliepeil in de tank en de controleer ook de olietoevoer.
De olietoevoer kan op als volgt gecontroleerd worden:
Start de motorkettingzaag (zie hoofdstuk Motor starten).
Houd de lopende zaagketting ongeveer 15 cm boven een
boomstam of de grond (leg er iets onder als bescherming).
Bij voldoende smering vormt zich een licht oliespoor door de
afgeslingerde olie. Bij voldoende smering ontstaat door
afspattende olie een geringe oliespoor. Let op de windrichting
en stelt u zich niet onnodig aan de smeeroliemist bloot!
Aanwijzing:
Na het buitenbedrijfstellen van het apparaat is het normaal,
dat gedurende enige tijd nog resten van kettingolie eruitlopen,
die nog in het olieleidingssysteem en aan de zaaggeleider en
de ketting voorhanden zijn. Hierbij is g
een sprake van een
defect!
Gebruik een geschikte onderlegger.
C
Voor een probleemloze werking van de oliepomp moeten de
olietoevoergroef in het krukashuis (2) en de olietoevoerboring
in de zaaggeleider (3) regelmatig gereinigd worden.
Aanwijzing:
Na het buitenbedrijfstellen van het apparaat is het normaal,
dat gedurende enige tijd nog resten van kettingolie eruitlopen,
die nog in het olieleidingssysteem en aan de zaaggeleider en
de ketting voorhanden zijn. Hierbij is g
een sprake van een
defect!
Gebruik een geschikte onderlegger.
E
1
Kettingsmering afstellen
Uitsluitend bij uitgeschakelde motor!
De olietoevoerhoeveelheid kan met de afstelschroef (1) worden
geregeld. De instelschroef vindt u aan de onderkant van kast.
De oliepomp is in de fabriek op een gemiddelde pompcapaci-
teit afgesteld.
Voor het veranderen van de pompcapaciteit de schroevedraaier
gebruiken om de pomp met de afstelschroef door:
rechtsomdraaien op een lagere
linksomdraaien op een hogere
pompcapaciteit af te stellen.
Zelfs kleine wijzigingen aan de afstelschroef (1) kunnen de hoe-
veelheid olie beïnvloeden. Tijdens de werkzaamheden controle-
ren of er voldoende kettingolie in de tank zit. Indien nodig bijvullen.
STOP
D
Instelbereik 70°
16
Motor starten
De motorkettingzaag mag pas gestart worden na volledig
te zijn samengebouwd en controle!
Op minstens 3 m afstand van de plek waar getankt wordt.
Zorg dat u stabiel staat en leg de motorkettingzaag zo op de
grond leggen dat de zaaginrichting vrij van de grond blijft.
Kettingrem inschakelen (blokkeren).
Houd de beugelgreep stevig met één hand vast en druk de
motorkettingzaag tegen de grond.
Plaats de punt van de rechter voet in de achterste
handbeschermer.
132 4
6 5
A
Kettingrem controleren
De kettingrem moet elke keer vóór werkbegin worden
gecontroleerd.
De motor zoals beschreven starten (een vellige stand innemen
en de motorzaag zodanig op de grond zetten, dat het zaagwerk
vrij staat).
De beugelgreep met één hand stovig omvatten, de andere
hand aan de handgreep.
De motor op halve toeren laten lopen en met
de rug van de
hand de handbeschermer (7) in de richting van de pijl drukken
tot de kettingrem blokkeert. Nu moet de zaagketting onmiddellijk
tot staan komen.
De motor onmiddellijk in zijn vrij zetten en de kettingrem weer
loszetten.
Attentie: Indien de zaagketting na deze controle niet
onmiddellijk tot stilstand komt, mag men in geen geval met
het werk beginnen. U moet dan de hulp van een MAKITA
servicewerkplaats inroepen.
7
C
B
Koudstart:
De chokehendel (1) tot aan het voelbaar inklikken eruit trekken.
Hierbij wordt tegelijkertijd de halfgasvastzetter bediend.
I/STOP-schakelaar (3) van de ontsteking in de richting van de
pijl schuiven.
Trek de starterkabel (4) langzaam uit tot u weerstand voelt (de
zuiger staat nu voor het bovenste dode punt).
Startventiel (2) indrukken (speciale uitvoering).
Trek de kabel nu snel en krachtig verder uit tot er een eerste
hoorbare ontsteking volgt
.
ATTENTIE: De starterkabel niet meer dan ca. 50 cm uittrekken
en altijd langzaam met de hand terugbrengen.
Startventiel (2) indrukken (speciale uitvoering).
De chokehendel (1) naar binnen drukken en opnieuw aan de
startkabel trekken. Zodra de motor loopt, de handgreep
omvatten (de veiligheidsblokkeertoets (5) wordt met de
handpalm bediend) en de gashendel (6) aantippen. De
halfgasvastzetter wordt opgeheven en de motor loopt stationair.
Attentie: de motor moet na het aanlopen direct teruggebracht
worden naar het stationaire toerental, daar anders schade kan
ontstaan aan de kettingrem
.
Nu de kettingrem lossen
.
Warmstart:
Zoals bij de koudstart beschreven, doch vóór de start de
chokehendel (1) één keer eruit trekken en onmiddellijk weer
erindrukken, om alleen de halfgasvastzetter te activeren.
Afzetten van de motor
De I/STOP-schakelaar van de
ontsteking in de stand STOP
schuiven.
17
E
Gebruik in de winter
Ter voorkoming van ijsafzetting in de carburator, die bij lage
temperaturen en hoge luchtvochtigheid optreedt, en om bij
temperaturen onder + 5°C sneller op bedrijfstemperatuur te
komen, kan warme lucht van de cilinder worden aangezogen.
Filterkap eraf nemen (zie bij Luchtfilter schoonmaken)
Inzetstuk (10) eruit trekken en in positie B voor winterbedrijf
insteken.
Bij temperaturen boven + 5°C moet steeds koude lucht worden
aangezogen. Bij het niet tijdig uitschakelen kan schade aan
de cilinder en zuigers ontstaan!
Bij temperaturen boven + 5°C het inzetstuk in positie A voor
normaalbedrijf steken.
Positie A - normaalbedrijf
Positie B
- winterbedrijf
De filterkap weer aanbrengen.
D
Instellen van de carburateur
Het instellen van de carburateur dient ter verkrijging van een
optimaal functioneren, een zuinig verbruik en bedrijfsveiligheid.
Het moet bij warme motor, een schoon luchtfilter en een
correct gespande zaagketting geschieden. Laat u de
carburateur door een MAKITA vakwerkinrichting instellen.
De carburateur is in de fabriek bij luchtdrukomstandigheden op
zeewaterhoogte ingesteld. Bij andere hoogteverschillen,
weergesteldheden, temperaturen of luchtvochtigheid, alsook
door de inloopphase bij een nieuwe machine, kan het nodig
zijn, de instelling gering te corrigeren.
Voor een optimale instelling is een toerenteller (9, Bestel-
nr. 950 233 210) noodzakelijk.
De aangegeven instelling van de hoofdsproeier (H) mag
niet lager liggen.
Gevaar van motorschade door
oververhitting en een tekort aan smeerstof!
Het instellen van de carburateur met de meegeleverde
carburateurschroevedraaier (8) uitvoeren. Deze bezit een
aangegoten neus, die als instelhulp dient.
Vóór het instellen van de carburateur de motor 3-5 minuten
warm laten lopen. Vermijdt u hoge toerentallen!
Voor een juiste instelling zijn de volgende werkstappen nodig:
1. Basisinstelling (bij uitgeschakelde motor)
Motor starten en warm laten lopen
2. Stationairgang instellen
3. Het hoogste toerental controleren
4. Het accelereren controleren
5. Het toerental van de stationairgang controleren
De stappen (vanaf punt 2) herhalen tot het stationair-
gangstoerental, goede acceleratie en het hoogst toelaat-
baar toerental bereikt zijn.
1. Basisinstelling
De instelschroeven voor hoofdsproeier (H) en stationair-
gangsproeier (L)
behoedzaam tot aan de voelbare aanslag
rechtsom (met de wijzers van de klok mee) indraaien.
Instelschroeven (H) en (L) 1 linksom (tegen de wijzers van
de klok in) uitdraaien.
2. Stationairgang instellen
Het stationairgangstoerental overeenkomstig de techni-
sche gegevens instellen.
Bij rechtsom indraaien van de instelschroef (S): het
stationairgangstoerental loopt op. Bij linksom uitdraaien:
het stationairgangstoerental loopt terug. De zaagketting
mag niet meelopen.
3. Controleren van het hoogste toerental
Met de basisinstelling H=1 en L=1 bereikt men een
maximaal toerental van ca. 13.000 1/min. Om een hoger
toerental te verkrijgen (13.500 1/min, electronische
toerentalbeperking), mag men de instelschroef (H) ten
hoogste nog 1/4 draaiing rechtsom erin draaien. Bij het
inregelen is het hoogste toerental duidelijk aan het
hoorbaar uitvallen van onstekingen herkenbaar. Wenk:
Opgrond van de electronische toerentalbegrenzing (in-
regeling) bij 13.500 1/min is er op de toerenteller geen
maximaal toerental afleesbaar, omdat de ontstekings-
stroom wordt onderbroken. Attentie: De instelling (H)
3/4 toeren mag in geen geval worden onderlopen,
daar anders gevaar van motorschade bestaat.
4. Controleren van de acceleratie
Bij bediening van de gashendel moet de motor zonder
overgang van stationairgang naar hoge toerentallen
accelereren.
Bj te langzame acceleratie de instelschroef (L) in kleine
stappen tegen de wijzers van de klok in (linksom) eruit
draaien, maar dit maximaal 1/8 toeren meer.
5. Controleren van het stationairgangstoerental
Na het instellen van het maximaal toerental het statio-
nairgangstoerental controleren (de zaagketting mag niet
meelopen).
Herhaal het instelproces vanaf punt 2, tot het
stationairgangstoerental, goede acceleratie en het
hoogste toerental bereikt zijn.
8 9
L H
S
18
ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN
Zaagketting slijpen
ATTENTIE: Bij alle werkzaamheden aan zaaggeleider en
zaagketting te allen tijde de motor afzetten, de
bougiestekker eraf trekken (zie Bougie vervangen) en
beschermende handschoenen dragen!
De zaagketting moet worden geslepen, wanneer:
zaagselachtige spaanders ontstaan bij het zagen van vochtig
hout.
de ketting ook bij grote druk slechts met moeite in het hout trekt.
de snijkant zichtbaar beschadigd is.
Het zaagmechaniek in het hout eenzijdig naar links of rechts
verloopt. De oorzaak hiervan is een ongelijkmatige scherpte
van de zaagketting.
Belangrijk: vaak slijpen, weinig materiaal afslijpen!
Voor eenvoudig naslijpen zijn in de meeste gevallen twee tot
drie streken van de vijl voldoende.
Nadat men de ketting meerdere malen zelf nageslepen heeft
moet de zaagketting in de servicewerkplaats nageslepen worden.
STOP
A
Slijpkriteria:
ATTENTIE: Uitsluitend voor deze motorzaag toegelaten
kettingen en zaaggeleiders gebruiken (zie uittreksel uit de
reserveonderdelenlijst)!
Alle zaagtanden moeten even lang zijn (maat a). Verschillen in
hoogte van de zaagtanden betekenen een ongelijkmatige loop
van de ketting en kunnen kettingbreuk veroorzaken!
Minimumlengte zaagtand = 3 mm. Wanneer de minimum-
lengte bereikt is, de kettingzaag niet meer slijpen. Er moet dan
een nieuwe kettingzaag worden opgelegd (zie uittreksel uit de
reserveonderdelenlijst en het Hoofdstuk Nieuwe zaagketting).
De afstand tussen de dieptebegrenzers (ronde neus) en de
snijkant bepaalt de spaandikte.
De beste zaagresultaten worden bereikt met een afstand van
0,65 (.025") tussen de dieptebegrenzers.
ATTENTIE: Een te grote afstand
vergroot het gevaar van terugslag!
De slijphoek van 25° moet bij alle zaagtanden zonder
uitzondering dezelfde zijn. Verschil in de hoeken veroorzaakt
een ruwe en onregelmatige kettingloop, vergroot de slijtage en
kan leiden tot kettingbreuk!
De snijhoek van de zaagtand van 60° volgt uit de indringdiepte
van de rondvijl. Als de voorgeschreven vijl op een juiste wijze
gebruikt wordt ontstaat de correcte snijhoek vanzelf.
C
0,65 mm
(.025")
0,65 mm
(.025")
B
min.
3 mm (0.11)
19
1 2
Welke vijl en hoe deze te gebruiken
Voor het slijpen moet een speciale vijlhouder zaagketting-
rondvijl worden gebruik. Normale rondvijlen zijn ongeschikt.
Zie de accessoirelijst voor het bestelnummer.
De eerste helft van de zaagtand met een ø 5,5 mm zaag-
kettingrondvijl vijlen, daarna met ø 4,8 mm.
De vijl mag alleen bij de voorwaartse streek (pijl) vijlen. De vijl
moet bij het terughalen vrij van het materiaal gehouden wor-
den.
De kortste snijtand wordt als eerste geslepen. De lengte van
deze tand is dan de uitgangsmaat voor alle andere snijtanden
van de zaagketting.
Nieuw ingezette snijtanden moeten precies aan de vorm van
de gebruikte tanden aangepast zijn, ook aan de loopvlakken.
Vijl haaks houden (90° ten opzichte van zaaggeleider).
E
De vijlhouder vergemakkelijkt de vijlgeleiding, hij is voorzien
van markeringen voor de korrekte slijphoek van 25° (de marke-
ringen parallel aan de zaagketting laten lopen) en begrenst de
insteekdiepte (4/5 van de vijldoorsnee). Zie de accessoirelijst
voor het bestelnummer.
4/5
25°
F
Aansluitend op het naslijpen de hoogte van de dieptebegrenzers
controleren met de kettingmaatlat. Zie de accessoirelijst voor
het bestelnummer.
Ook de geringste uitsteekhoogte met een speciale vlakke vijl
verwijderen (1). Zie de accessoirelijst voor het bestelnummer.
Dieptebegrenzer aan de voorzijde opnieuw afronden (2).
D
20
8
1011
7
5
4
5
1
6 7
2 3
Reinigen van de remband en van de kettingwiel-
binnenruimte
ATTENTIE: Bij alle werkzaamheden aan zaaggeleider en
zaagketting te allen tijde de motor afzetten, de
bougiestekker eraf trekken (zie Bougie vervangen) en
beschermende handschoenen dragen!
ATTENTIE: De motorkettingzaag mag pas gestart worden
na volledig te zijn samengebouwd en controle!
Kettingwielbeschermer (1) afnemen (zie Hoofdstuk
INBEDRIJFNAME B) binnenruimte met een kwast
schoonmaken.
Zaagketting (3) en zaaggeleider (2) eraf nemen.
Schroef (4) eruit draaien en geleidingsplaat (5) afnemen.
Schroef (6) eruit draaien en de afdekking van het remmechaniek
(7) wegnemen.
STOP
A
SERVICE
B
Geleidingsplaat (5) en de afdekking van het remmechaniek (7)
schoonmaken.
De gehele binnenruimte, vooral het bereik van de remmechaniek
(11), met een kwast schoonmaken.
Let erop, dat er geen bezinksels in de oliegeleidingssleuf (10)
achterblijven.
ATTENTIE:
Hefboom (8) door de afdekking van de remmechaniek (7)
vastgehouden. Vóór het aanbrengen van de afdekking
controleren, of de hefboom en de pen op hun juiste plaats
zitten.
Eerst de afdekking van de remmechaniek (7) en daarna de
geleidingsplaat (5) aanbrengen.
Voor montage van zaaggeleider, zaagketting en kettingwiel-
beschermer zie Hoofdstuk INBEDRIJFNAME A-H.
Na gedane montage moet een functiecontrole van de
kettingrem worden uitgevoerd (zie hoofdstuk Kettingrem
controleren).
ADVIES:
De kettingrem is een zeer belangrijke veiligheids-
voorziening en is zoals ieder onderdeel onderhevig aan
slijtage.
Regelmatige controle en onderhoud is in het belang van
uw eigen veiligheid en dient door een DOLMAR
servicewerkplaats te worden uitgevoerd.
21
12
16
15
1413
17
Nieuwe zaagketting
ATTENTIE: Uitsluitend voor deze motorzaag toegelaten
kettingen en zaaggeleiders gebruiken (zie uittreksel uit de
reserveonderdelenlijst)!
Voordat een nieuwe zaagketting omgelegd wordt moet aller-
eerst de staat van het kettingwiel gecontroleerd worden.
Ingelopen kettingwielen (12) kunnen beschadigingen van de
nieuwe zaagketting veroorzaken en moeten vervangen te
worden.
Kettingwielbeschermer afnemen (zie Hoofdstuk
INBEDRIJFNAME B)
Zaagketting en zaaggeleider eraf nemen.
Borgring (13) wegnemen.
OPGEPAST: De borgring springt uit de groef. Bij het wegnemen,
voorkom met de duim dat de ring niet wegspringt.
Aanloopschijven (14 en 15) aftrekken.
Het ingekrompen kettingwiel (12) door een nieuw kettingwiel
(16) vervangen (Bestelnummer zie Uittreksel uit de
reservedelenlijst).
Het nieuwe kettingwiel, de aanloopschijven en de borgring
aanbrengen.
Voor montage van zaaggeleider, zaagketting en kettingwiel-
beschermer zie Hoofdstuk INBEDRIJFNAME A-H.
WENK:
De kettingspanning vaak controleren, daar nieuwe
zaagkettingen uitrekken (zie Controle van de kettingspanning)!
D
C
Benzine filter vervangen
Het filtervilt (17) van de benzine filter kan tijdens het gebruik
uitzetten. Om een probleemloze brandstoftoevoer naar de
carburator te garanderen moet het filtervilt ongeveer eens per
drie maanden vervangen worden.
De benzine filter voor het wisselen met een draadhaak door
de tankvulopening trekken.
E
Zaaggeleider reinigen
ATTENTIE: Beslist werkhandschoenen dragen.
De loopvlakken van de zaaggeleider moeten regelmatig op
beschadigingen worden gecontroleerd en met daartoe
geschikt gereedschap worden schoongemaakt.
22
3
5 4
ATTENTIE: Wanneer voor het schoonmaken perslucht
wordt gebruikt, te allen tijde een veiligheidsbril dragen,
om ogenverwondingen te vermijden.
Luchtfilter niet met brandstof schoonmaken.
Sluitclip voor de filterkap (1) met een kombisleutel uithaken en
de filterkap (2) afnemen.
Choke (3) uittrekken om te verhinderen, dat vuildeeltjes in de
carburateur vallen.
De luchtfilterklembeugel (4) door drukken in pijlrichting uithaken
zoals in de afbeelding getoond.
Luchtfilter (5) naar boven heen wegnemen.
ATTENTIE: Aanzuigopening met een zuivere lap afdekken om
te verhinderen, dat er vuildeeltjes in de carburator terechtkomen.
Gebruik van de filters: Het vliesfilter wordt bij droge of stoffige
werkomstandigheden gebruikt. Het nylonfilter wordt bij vochtige
werkomstandigheden gebruikt.
Boven- en onderdeel van de luchtfilter uiteen nemen zoals in
Afb. wordt getoond.
Schoonmaken van het vliesfilter: Voorzichtig uitkloppen of
van binnen met perslucht uitblazen.
Niet met een borstel
schoonmaken, daar anders vuil in het weefsel wordt gedrukt.
Sterk vervuilde vliesfilters in lauwwarm zeepsop, zoals dit in
gewone vaatwasmachines gebruikt, uitwassen. Het vliesfilter
moet eerst dan worden schoongemaakt, wanneer tijdens het
werken een aanmerkelijk prestatieverlies optreedt. Indien na
het schoonmaken geen merkbare prestatieverbetering intreedt,
moet het filter worden vervangen.
Schoonmaken van het nylonfilter: Met een penseel, zachte
borstel of van binnen behoedzaam met perslucht doorblazen.
Een sterk vervuild nylonfilter in lauwwarm zeepsop zoals in
gewone vaatwasmachines gebruikt, uitwassen. Bij grove
vervuiling vaker schoonmaken (meermaals per dag), daar
alleen een zuivere luchtfilter het volle motorvermogen gar-
anderen.
Luchtfilter goed droogmaken.
Boven- en onderdeel weer samenvoegen.
Vóór het aanbrengen van de luchtfilter de chokeklep op mogelijk
erin gevallen vuildeeltjes controleren. Zo nodig met een kwast
verwijderen.
ATTENTIE: Beschadigte lucht onmiddelijk vervangen!
Afgescheurde stukken weefsel en grof vuil kunnen de
motor onherstelbaar beschadigen.
Luchtfilter (5) aanbrengen en de luchtfilterklembeugel (4) met
de duim en wijsvinger tegelijk naar beneden drukken tot de
beugel inklikt.
De choke (3) indrukken en de gashendel een maal doordrukken,
om de halfgasstelling te deaktiveren.
Filterkap (2) erop zetten en met de sluitclip (1) bevestigen.
STOP
3
1
2
4
5
A
Luchtfilter schoonmaken
23
10
Bougie vervangen
ATTENTIE:
Bougie of bougiedop mogen niet bij lopende motor aan-
geraakt worden (hoogspanning!).
Onderhoudswerkzaamheden uitsluitend bij uitgeschakelde
motor uitvoeren. Bij hete motor gevaar van verbranding.
Beschermhandschoenen dragen!
Bij beschadiging van de isolator, sterke verbranding van de
elektroden, of sterk vervuilde electroden, moet de bougie
vervangen worden.
Kap erafnemen (zie bij Luchtfilter schoonmaken).
Bougiestekker (6) van de bougie af trekken. De bougie
uitsluitend met de meegeleverde combisleutel eruitnemen.
Elektroden afstand
De elektrodenafstand moet 0,5 mm zijn.
STOP
Controle van de bougievonk
Kombisleutel (7) tussen de afdekkap en cilinder steken, precies
als in de afbeelding te zien.
ATTENTIE! De sleutel
niet in het bougiegat steken, alleen
maar contact met de cilinder maken (anders is beschadiging
van de motor mogelijk).
De eruitgedraaide bougie (8) met de vast eropgestoken
bougiestekker met een g
eïsoleerde tang tegen de combisleutel
drukken (weg van het bougiegat!).
De I/STOP-schakelaar (9) van de ontsteking in richting van de
pijl schuiven.
De starterkabel krachtig doortrekken.
Bij een correct functioneren moet er een vonk zichtbaar zijn
tussen de elektroden.
ATTENTIE: Bij vervanging uitsluitend de bougies NGK BPMR
7A gebruiken.
7
8
9
6
0,5 mm
B
C
Controleren van de uitlaatschroeven
Attentie:
Uitlaatschroeven mogen niet bij hete motor vaster gedraaid
worden!
Uitlaatschroeven (10) op vaste zit controleren. Indien los, met
de hand vastdraaien. (Let op: niet te vast aandraaien).
STOP
D
24
11
Anwerfseil auswechseln /
Terughaalveer vervangen
De drie schroeven (1) eruit draaien.
Het ventilatorhuis (2) wegnemen.
WENK: De schroeven (1) zijn verlieszeker en kunnen niet uit
het ventilatorhuis vallen.
ATTENTIE: Gevaar van letsel! Schroef (5) alleen bij
ontspande terughaalveer eruit draaien!
Wanneer de startkabel vervangen wordt ofschoon deze niet
defect is, moet men eerst de terughaalveer van de kabeltrommel
(3) ontspannen.
Daartoe de kabel bij de startgreep geheel uit het ventilatorhuis
trekken.
De kabeltrommel met de ene hand vasthouden en met de
andere hand de kabel in de uitsparing (4) drukken.
Laat de kabeltrommel zich voorzichtig draaien, tot de
terughaalveer volledig zonder spanning is.
Schroef (5) eruit draaien en schijf (6) eraf nemen.
De kabeltrommel voorzichtig aftrekken.
ATTENTIE: Gevaar van letsel! De terughaalveer kan eruit
springen!
Resten van de oude kabel verwijderen.
Een nieuw kabel (ø 3,5 mm, 980 mm lang) inrijgen zoals op de
afbeelding getoond (schijf (8) niet vergeten) en aan de beide
einden een knoop leggen.
Knoop (9) in de kabeltrommel (3) trekken.
Knoop (10) in de startgreep (7) trekken.
De kabeltrommel opzetten, deze daarbij iets draaien tot de
terughaalveer grijpt.
Schroef (5) met schijf (6) erin draaien en vastschroeven.
De kabel in de uitsparing (4) naar de kabeltrommel voeren en
de kabeltrommel mét de kabel twee maal rechtsom (met de
wijzers van de klok mee) draaien.
De kabeltrommel met de linker hand vasthouden en met de
rechter hand de verdraaïng van de kabel opheffen, de kabel
strak trekken en vasthouden.
De kabeltrommel voorzichtig los laten. De kabel wordt door de
veerkracht op de kabeltrommel gewikkeld.
Dit proces drie- tot vier keer herhalen. De startgreep moet nu
rechtop op het ventilatorhuis staan.
OPMERKING: Bij geheel uitgetrokken startkabel moet de
kabeltrommel minstens 1/4 toer tegen de veerkracht in verder
kunnen worden gedraaid.
ATTENTIE: Gevaar van letsel! De uitgetrokken startgreep
vastmaken, daar deze terugschiet als de kabeltrommel per
ongeluk losgelaten wordt.
Terughaalveer vervangen
Het ventilatorhuis en de kabeltrommel afnemen (zie boven).
ATTENTIE: Gevaar van letsel! Een gebroken veer kan eruit
springen.
Reserveterughaalveren worden voorgespannen in de
kabeltrommel geleverd. VOORZICHTIG: De veer kan eruit
springen. Een eruitgesprongen veer kan er weer worden
ingezet zoals hiernaast afgebeeld.
Vóór het inzetten van de nieuwe terughaalveer (11) in de
ventilatorkast moet de veer met universeelvet (Bestel-nr. 944
360 000) lichtelijk worden ingevet.
De kabeltrommel en de ventilatorkast monteren (zie boven).
A
1
2
5
7
3
4
6
8
9
10
STOP
25
13
15
16
14
Schoonmaken van de cilinderruimte
Filterkap en luchtfilter eraf nemen.
Startventiel indrukken en de kettingrem in werking stellen.
De kabelgeleiding met de bougiekabel zijdelings eruit drukken.
De twee achterste schroeven van de afdekkap eruit draaien.
De schroef van de handbeschermingsas eruit draaien en de
mof erafnemen.
De afdekkap uit de aanzuigslanggeleiding omhoog- en eraf
nemen.
BELANGRIJK: Het luchtfilter er weer opzetten en
bevestigen, de bougie erin zetten en per hand vastdraaien.
De bougiestekker erop drukken en het startventiel eruit
trekken.
De ventilatorkast eraf nemen en de luchtgeleiding verwijderen.
ATTENTIE: Wanneer voor het schoonmaken perslucht
wordt gebruikt, te allen tijde een veiligheidsbril dragen,
om ogenverwondingen te vermijden.
De gehele vrijgemaakte omgeving (17) kan met een borstel of
met perslucht worden schoongemaakt.
De cylinderkoelribben kunnen met een ronde flessenborstel
worden schoongemaakt.
Ventilatorhuis monteren
Het ventilatorhuis (13) aanbrengen.
De schroeven (14) in de opnameboringen drukken.
De motorkap (15) iets opheffen en daarbij de lip (16) aan het
ventilatorhuis met de duim eronder haken (zie pijl).
Het ventilatorhuis in de juiste stand brengen, lichtelijk tegen de
motorzaag drukken en daarbij aan de startkabel trekken tot de
startinrichting aanslaat.
Schroeven (14) vastdraaien.
18
19
Vonken-beschermzeef schoonmaken/vervangen
De vonken-beschermzeef moet regelmatig schoongemaakt
en op beschadigingen worden gekontroleerd.
Schroef (18) eruit draaien en de vonken-beschermzeef (19)
wegnemen.
Attentie: voor het reinigen van de zeef geen scherpe of
puntige voorwerpen gebruiken. Hierdoor kan de vonken-
beschermzeef wordenbeschadigd of vervormd.
De vonken-beschermzeef weer aanbrengen en met de schroef
vastzetten.
D
17
B
C
STOP
26
Periodieke onderhouds- en reingingsvoorschriften
Voor een lange levensduur alsook ter voorkoming van schades en ter waarborging van het volledig functioneren van de
veiligheidsvoorzieningen moeten de hierna beschreven onderhoudstaken regelmatig uitgevoerd worden. Garantieclaims worden
alleen dan toegelaten, indien deze taken regelmatig en zoals voorgeschreven uitgevoerd zijn. Bij niet-inachtneming bestaat er
gevaar voor ongelukken!
Gebruikers van motorkettingzagen mogen alleen de onderhouds- en reinigingswerkzaamheden uitvoeren die beschreven zijn in
deze gebruiksaanwijzing. Alle overige werkzaamheden mogen alleen worden uitgevoerd door een MAKITA service werkplaats.
WERKPLAATSSERVICE, RESERVEDELEN EN GARANTIE
Onderhoud en reparaties
Onderhoud en reparatie van moderne motorkettingzagen evenals de veiligheidsgevoelige hoofdonderdelen vereisen een gekwalifi-
ceerde vakopleiding en een van speciaal gereedschap en testapparatuur voorziene gespecialiseerde werkplaats.
MAKITA adviseert daarom alle niet in deze gebruiksaanwijzing omschreven werkzaamheden door een MAKITA servicewerkplaats
uit te laten voeren. De vakman beschikt over de noodzakelijke opleiding, ervaring en uitrusting om u steeds met zo weinig mogelijk
kosten een oplossing te bieden en helpt u met raad en daad.
In de bijgeleverde lijst vindt u de dichtstbijgelegen servicewerkplaats.
Algemeen Gehele motorzaag Van buiten schoonmaken en op beschadigingen controleren.
Bij beschadigingen direct een vakkundige reparatie laten
uitvoeren.
Zaagketting Regelmatig naslijpen, tijdig vernieuwen. 18-19
Kettingrem Regelmatig in de servicewerkplaats laten controleren.
Zaaggeleider Omdraaien, opdat de belaste loopvlakken gelijkmatig ver-
slijten. Tijdig vernieuwen. 12, 21
Startkabel Controleren op beschadigingen. Bij beschadiging
vernieuwen. 24
Voor iedere Zaagketting Op beschadigingen en scherpte controleren. 18-19
inbedrijfname Kettingspanner controleren. 12
Zaaggeleider Controleren op beschadigingen.
Kettingsmering Werking controleren. 15
Kettingrem Werking controleren. 16
I/STOP-schakelaar,
veiligheids sperschake-
laar, gashendel Werking controleren. 16
Brandstof- en
Olietankdop Controleren op goede afsluiting.
Dagelijks Luchtfilter Reinigen 22
Zaaggeleider Controloren op beschadigingen, Olietoevoerboring reinigen. 21
Zaaggeleider montagevlak Reinigen, in het bijzonder de olietoevoergroef. 15, 20
Stationair toerental Controleren (ketting mag niet meelopen)
.
17
Wekelijks Ventilatorhuis Schoonmaken, om een ongehinderde toevoer van koellucht
te waarborgen. 9
Cilinderruimte Schoonmaken, om een ongehinderde toevoer van koellucht
te waarborgen. 25
Bougie Werking en staat controleren, indien nodig vervangen. 23
Geluidsdemper Op slijtage (aanvreten) controleren,
Vonken-beschermzeef schoonmaken 9, 25
Kettingvanger Controleren. 11
Iedere 3 maanden Benzine filter Vervangen 21
Brandstof- en olietank Reinigen
Jaarlijks Gehele motorzaag Door een vakwerkplaats laten nakijken
Opslag Gehele motorzaag Van buiten schoonmaken en op beschadigingen controleren.
Bij beschadigingen direct een vakkundige reparatie laten
uitvoeren.
Zaagketting en Demonteren, reinigen en licht inoliën
zaaggeleider Geleidingsgroef van de zaaggeleider reinigen. 21
Brandstof- en olietank Leegmaken en reinigen
Carburator Leeg draaien
Bladzijde
27
Reserveonderdelen
Betrouwbaarheid, levensduur en veiligheid van uw machine is ook afhankelijk van de kwaliteit van de gebruikte reserveonderdelen.
Alleen originele MAKITA-reserveonderdelen gebruiken, die door het teken zijn gekenmerkt.
Alleen de originele onderdelen komen uit dezelfde fabriek als de machine en garanderen daarom de beste kwaliteit van materiaal,
maatvastheid, werking and veiligheid.
Originele reserveonderdelen en accessoires zijn verkrijgbaar bij uw vakhandelaar. Deze beschikt over de noodzakelijke reserve-
onderdelenlijsten en wordt doorlopend op de hoogte gehouden van verbeteringen en veranderingen in het aanbod van
reserveonderdelen.
Houdt u ook rekening met het feit dat, bij gebruik van niet originele MAKITA onderdelen, het verlenen van garantie door de MAKITA-
organisatie niet mogelijk is.
Garantie
MAKITA garandeert een uitstekende kwaliteit en vergoedt de kosten van verbeteringen door vervanging van de beschadigde
onderdelen in geval van materiaal- of fabricagefouten die binnen de garantie na de datum van aankoop optreden.
Houdt u er rekening mee dat in sommige landen specifieke garantievoorwaarden gelden. Vraagt u dit na bij de verkoper in geval van
twijfel. Deze is als verkoper van het produkt verantwoordelijk voor de garantie.
De volgende schadeoorzaken vallen buiten de garantie. Wij vragen hiervoor uw begrip:
Niet opvolgen van de gebruiksaanwijzing.
Achterwege laten van noodzakelijke onderhouds- en reinigingswerkzaamheden.
Schade als gevolg van een onjuiste carburatorinstelling.
Normale slijtage.
Duidelijke overbelasting door aanhoudende overschrijding van de maximaal toegestane belasting.
Gebruik van niet goedgekeurde zaaggeleiders en zaagkettingen.
Gebruik van niet goedgekeurde zaaggeleider- en zaagkettinglengten.
Gebruik van geweld, onoordeelkundige behandeling, misbruik of ongevallen.
Schade door oververhitting als gevolg van vervuiling van het ventilatorhuis.
Ingrepen door ondeskundige personen of ondeskundige reparatiepogingen.
Gebruik van ongeschikte reserveonderdelen, resp. niet-originele MAKITA onderdelen,
voorzover deze schade kunnen veroorzaken.
Gebruik van ongeschikte of te lang opgeslagen brandstoffen.
Schade die terug te voeren is tot voorwaarden bij verhuur.
Reinigings-, onderhouds- en afstelwerkzaamheden vallen niet onder de garantie. Alle voorkomende garantiewerkzaamheden
moeten worden uitgevoerd door een MAKITA vakhandelaar.
Storingzoeken
Storing Systeem Constatering Oorzaak
Ketting loopt niet Kettingrem Motor loopt Kettingrem ingeschakeld
Motor start niet Ontstekings Ontstekingsvonk Fout in de brandstoftoevoer, compressiesysteem,
of zeer onwillig installatie aanwezig mechanisch defect.
Geen ontstekingsvonk STOP-schakelaar bediend, fout of kortsluiting
in de bedrading, bougiestekker, bougie defect.
Brandstof Brandstoftank is vol Choke in een onjuiste stand, carburator defect,
toevoer benzine filter vervuild, brandstofleiding geknikt
of onderbroken.
Compressie Binnenin de Cilindervoetpakking defect, beschadigde
systeem motorkettingzaag radiale afdichtringen, cilinder- of zuigerringen
beschadigd.
Buitenzijde van de
motorkettingzaag Bougie dicht niet goed af
Mechanisch Starter grijpt niet aan Veer in de starter gebroken, kapotte onderdelen
binnenin de motor.
Problemen bij warme start Carburator Brandstof in de tank en Foute carburatorafstelling.
ontstekingsvonk aanwezig
Motor slaat aan maar slaat Brandstoffoevoer Brandstof in de tank Stationaire toerental fout afgesteld, benzine
diect weer af filter of carburator vervuild.
Tankbeluchting defect, brandstofleiding onder-
broken, kabel beschadigd, I/STOP-schakelaar
defect. Startventiel vervuild
Onvoldoende vermogen Er kunnen meerdere Motorkettingzaag Luchtfilter vervuild, foute carburatorafstelling
systemen tegelijker- loopt stationair geluiddemper verstopt, uitlaatkanaal in
tijd betrokken zijn de cilinder vernauwd, vonken-beschermzeef
vervuild.
Geen kettingsmering Olietank, Oliepomp Geen kettingolie op de Olietank leeg
zaagketting Olietoevoerboring vervuild
Afstelschroef voor oliepomp versteld.
28
Uittreksel uit de reserve-onderdelenlijst
Alleen originele MAKITA-reserveonderdelen gebruiken. Voor reparaties en
vervanging van andere onderdelen is uw MAKITA service-werkplaats
verantwoordelijk.
DCS 6400, 6401
DCS 7300, 7301
DCS 7900, 7901
15
10
11
9
164876
5
13
20
21
22
26
23
24
27
25
1
2
3
12
14
10
11
17
Pos. MAKITA-Nr. Aa. Benaming
1 445 038 655 1 Achterste zaaggeleider 38 cm (15")
445 045 655 1 Achterste zaaggeleider 45 cm (18")
445 050 655 1 Achterste zaaggeleider 50 cm (20")
445 060 655 1 Achterste zaaggeleider 60 cm (24")
445 070 455 1 Pantserzaaggeleider 70 cm (28")
2 528 099 660 1 Zaagketting 3/8" 38 cm
528 099 668 1 Zaagketting 3/8" 45 cm
528 099 672 1 Zaagketting 3/8" 50 cm
528 099 684 1 Zaagketting 3/8" 60 cm
528 099 694 1 Zaagketting 3/8" 70 cm
3 952 100 643 1 Kettingbeschermer voor 38/45 cm
952 100 653 1 Kettingbeschermer voor 53 cm
952 100 671 1 Kettingbeschermer voor 60 cm
4 038 213 600 1 Kettingwielbeschermer kompleet
5 923 208 004 2 Zeskantmoer M8
6 941 719 131 1 Combisleutel SW 19/13
7 940 827 000 1 Haakseschroevendraaier
8 944 340 001 1 Carburatorschroevendraaier
9 963 601 120 1 Benzine filter
10 010 114 050 1 Brandstof-/Olietankdop kompleet
11 963 228 030 1 O-Ring 28x3
12 965 603 021 1 Bougie
13 108 164 020 1 Startkabel 3,5x980 mm
14 038 173 010 1 Luchtfilter (nylon)
14 038 173 100 1 Luchtfilter (vlies)
15 038 162 021 1 Kabeltrommel compl.
16 119 224 070 1 Kettingwiel 3/8"
17 038 174 040 1 Vonkbescherming compl.
Accessoires (niet meegeleverd)
20 953 100 071 1 Kettingmeetkaliber
21 953 004 010 1 Vijlheft
22 953 003 040 1 Rondvijl ø 5,5 mm
23 953 003 070 1 Rondvijl ø 4,8 mm
24 953 003 060 1 Vlakke vijl
25 953 030 030 1 Vijlhouder 3/8"
26 950 233 210 1 Toerenteller
- 949 000 031 1 Combi-jerrycan
(voor 5l brandstof, 2,5l
zaagkettingolie)
27 038 250 030 1 Getande beugel kompleet
29
Aantekeningen
30
Form: 995 707 148 (1.02 NL)
106
Wijzigingen voorbehouden
Makita Werkzeug GmbH
Postfach 70 04 20
D-22004 Hamburg
Germany
27


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Makita DCS 7300 at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Makita DCS 7300 in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 2,05 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of Makita DCS 7300

Makita DCS 7300 User Manual - German - 32 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info