20
Haak (Fig. 7)
De haak is handig om het gereedschap tijdelijk op te
hangen. De haak kan aan iedere zijkant van het gereed-
schap worden bevestigd.
Om de haak te bevestigen, steekt u deze in een gleuf op
een zijkant en zet u hem vast met de schroef. Om de
haak eraf te halen, draait u de schroef los en haalt u de
haak eraf.
BEDIENING
Het juiste aandraaimoment kan verschillen afhankelijk
van het soort en de maat van de schroef/bout, het mate-
riaal van het te bevestigen werkstuk, enz. De verhouding
tussen het aandraaimoment en de aandraaitijd is aange-
geven in de figuren. (Fig. 8, 9 en 10)
Houd het gereedschap stevig vast en plaats de punt van
de schroefbit in de schroefkop. Oefen zoveel kracht op
het gereedschap uit als nodig is om de schroefbit op zijn
plaats te houden. Schakel vervolgens het gereedschap
in om de bediening te starten.
OPMERKING:
• Gebruik altijd de bit die geschikt is voor de kop van de
aan te draaien schroef/bout.
• Voor het vastdraaien van M8 of kleinere schroeven,
dient u met zorg de druk op de trekschakelaar te rege-
len zodat de schroef niet beschadigd wordt.
• Houd het gereedschap altijd recht op de schroef.
• Als u de in de figuren aangegeven aandraaitijden over-
schrijdt, kan de schroef of de punt van de schroefbit
overbelast worden, doldraaien, beschadigd raken, enz.
Neem daarom eerst een proefje om de juiste aandraai-
tijd voor de schroef te bepalen.
Het aandraaimoment wordt beïnvloed door een groot
aantal verschillende factoren, waaronder de volgende.
Controleer na het vastdraaien altijd het aandraaimoment
met een momentsleutel.
1. Wanneer de accu bijna leeg is, neemt de spanning
af en vermindert het aandraaimoment.
2. Schroefbit of schroefdop
Het aandraaimoment vermindert als u niet een
schroefbit of schroefdop van de juiste maat gebruikt.
3. Bout
• Zelfs wanneer het koppelcoëfficiënt overeenkomt
met de boutklasse, hangt het juiste aandraaimo-
ment af van de boutdiameter.
• Zelfs wanneer de boutdiameters gelijk zijn, hangt
het juiste aandraaimoment af van het koppelcoëffi-
ciënt, de boutklasse en de boutlengte.
4. De manier van vasthouden van het gereedschap en
de positie waar de schroef in het materiaal wordt
gedraaid, hebben een invloed op het aandraaimo-
ment.
5. Bij lagere toerentallen wordt ook het aandraaimo-
ment kleiner.
ONDERHOUD
LET OP:
• Zorg altijd dat het gereedschap is uitgeschakeld en de
accu ervan is verwijderd alvorens te beginnen met
onderhoud of inspectie.
Vervangen van de koolborstels
Vervang de koolborstels wanneer ze tot aan de limiet-
markering versleten zijn. Houd de koolborstels schoon
zodat ze goed in de houders glijden. Beide koolborstels
dienen tegelijkertijd te worden vervangen. Gebruik uit-
sluitend identieke koolborstels. (Fig. 11)
Verwijder de twee schroeven met een schroevendraaier
en verwijder daarna het achterdeksel. (Fig. 12)
Til de arm van de veer op en plaats deze in het openge-
werkte deel van de behuizing met behulp van een plat-
kopschroevendraaier of een dunne as of iets dergelijks.
(Fig. 13)
Verwijder de koolborstelkap van de koolborstels met
behulp van een tang. Haal de versleten koolborstels
eruit, plaats de nieuwe erin, en plaats de koolborstelkap
omgekeerd terug. (Fig. 14)
Zorg ervoor dat de koolborstelkap goed in de gaten in de
borstelhouders valt. (Fig. 15)
Om de VEILIGHEID en BETROUWBAARHEID van het
product te handhaven, dienen alle reparaties en alle
andere onderhoudswerkzaamheden of afstellingen te
worden uitgevoerd door een erkend Makita Servicecen-
trum, en dat uitsluitend met gebruik van Makita vervan-
gingsonderdelen.
ACCESSOIRES
LET OP:
• Deze accessoires of hulpstukken worden aanbevolen
voor gebruik met het Makita gereedschap dat in deze
gebruiksaanwijzing is beschreven. Bij gebruik van
andere accessoires of hulpstukken bestaat er gevaar
voor persoonlijke verwonding. Gebruik de accessoires
of hulpstukken uitsluitend voor hun bestemde doel.
Raadpleeg het dichtstbijzijnde Makita Servicecentrum
voor verder advies of bijzonderheden omtrent deze
accessoires.
•Schroefbits
• Plastic draagkist
• Haak