27
Instellen van het aandraaikoppel (Fig. 8)
Gebruik de los verkrijgbare instelgreep om het aandraai-
koppel in te stellen. Steek de pennen van de instelgreep
in de gaten op de voorzijde van het gereedschap. Draai
daarna de instelgreep totdat de koppelmeter het
gewenste aandraaikoppel door een van de cijfers 5 tot 12
aangeeft. De cijfers verwijzen naar het approximatieve
aandraaikoppel in Newton-meter (N•m).
Nadat het aandraaikoppel is ingesteld, moet u ongeveer
twintig keer een proefschroef indraaien om het aandraai-
koppel stabiel te houden. Controleer daarna het aan-
draaikoppel met een koppeltestapparaat alvorens met
het werk te beginnen.
INEENZETTEN
LET OP:
Controleer altijd of het gereedschap is uitgeschakeld en
de accu is verwijderd alvorens enig werk aan het gereed-
schap uit te voeren.
Installeren of verwijderen van de schroefbit
Gebruik alleen de afgebeelde schroefbit of sok. Gebruik
geen andere schroefbit of sok. (Fig. 9)
Om de schroefbit te installeren, trekt u de mof in de rich-
ting van de pijl en steekt u de schroefbit zo ver mogelijk
erin. Laat daarna de mof los om de schroefbit vast te zet-
ten. Om de schroefbit te verwijderen, trekt u de mof in de
richting van de pijl en daarna trekt u de schroefbit eruit.
(Fig. 10)
BEDIENING
Inschroeven (Fig. 11)
Plaats de punt van de schroefbit in de schroefkop en
oefen druk uit op het gereedschap. Schakel daarna het
gereedschap in. Wanneer de koppeling ingrijpt, zal de
motor automatisch stoppen. Laat daarna de trekschake-
laar los.
LET OP:
Zorg dat de schroefbit recht in de schroefkop zit, omdat
de schroef en/of schroefbit anders beschadigd kunnen
raken.
Toelaatbare aandraaicapaciteiten (Fig. 12 en 13)
Gebruik het gereedschap binnen de toelaatbare aan-
draaicapaciteiten. Als u de capaciteitsgrenzen over-
schrijdt, zal de koppeling niet werken en zal het
aandraaikoppel te laag zijn.
OPMERKING:
• De draaiingshoek is de hoek waarbij een schroef/bout
draait wanneer het gereedschap tussen 50% en 100%
van het gewenste koppel bereikt.
• Bij gebruik van een accu op lage temperatuur, kunnen
de LED-indicator en de pieptoon soms een waarschu-
wing voor te laag accuvermogen geven, zodat het
gereedschap onmiddellijk zal stoppen. In dit geval kan
het aandraaicapaciteitsbereik lager zijn dan het hierbo-
ven opgegeven bereik, ook wanneer een opgeladen
accu wordt gebruikt.
ONDERHOUD
LET OP:
Controleer altijd of het gereedschap is uitgeschakeld en
de accu is losgekoppeld voordat u begint met inspectie of
onderhoud.
Vervangen van koolborstels
(Fig. 14 en 15)
Verwijder en controleer regelmatig de koolborstels. Ver-
vang de koolborstels wanneer ze tot aan de limietmarke-
ring versleten zijn. Houd de koolborstels schoon, zodat
ze gemakkelijk in de houders glijden. Beide koolborstels
dienen gelijktijdig te worden vervangen. Gebruik uitslui-
tend gelijksoortige koolborstels.
Gebruik een schroevendraaier om de kappen van de
koolborstelhouders te verwijderen. Haal de versleten
koolborstels eruit, schuif de nieuwe erin, en zet daarna
de kappen weer goed vast.
Om de VEILIGHEID en BETROUWBAARHEID van het
gereedschap te verzekeren, dienen alle reparaties,
onderhoudsbeurten of afstellingen te worden uitgevoerd
bij een erkend Makita Servicecentrum of Fabriekservice-
centrum, en dit uitsluitend met gebruik van Makita ver-
vangingsonderdelen.
ACCESSOIRES
LET OP:
Deze accessoires of hulpstukken worden aanbevolen
voor gebruik met het Makita gereedschap dat in deze
gebruiksaanwijzing is beschreven. Bij gebruik van
andere accessoires of hulpstukken bestaat er gevaar
voor persoonlijke verwonding. Gebruik de accessoires of
hulpstukken uitsluitend voor hun bestemd doel.
Wenst u meer bijzonderheden over deze accessoires,
neem dan contact op met het plaatselijke Makita service-
centrum.
• Instelgreep
• Beschermer
• Handgreepbasisset
• Handgreep 37
• Acculader DC14SA
• Acculader BH9020A/BH9033/BH9033A
• Acculader BH1220/BH1233
• Automatisch opfrisadapter ADP03