· Verbind de +12 V voedingsspanning nooit met een luidsprekeruitgang. Hierdoor wordt de
versterkeruitgangstrap verwoest.
Indien de versterker met lagere afsluitwaarden of zoals boven beschreven fout wordt bedreven, kan
hierdoor de versterker zelf en de luidspreker worden beschadigd. In dit geval vervalt de garantie.
5. BEDIENINGSELEMENTEN EN IN-/UITGANGEN
5.1 INSTELLING VAN DE INGANGSGEVOELIGHEID
De ingangsgevoeligheid kan aan elke autoradio of cassettedeck worden aangepast. Draai de volumeregelaar
van uw radio op gemiddeld volume en stel dan de ingangsniveauregelaar (6) dusdanig in, dat er een gemiddelde
geluidssterkte hoorbaar is. Bij deze instelling zijn over het algemeen voldoende capaciteitsreserves bij een
optimale ruisspanningsafstand gegarandeerd.
ATTENTIE: harde testsignalen slechts kortstondig weergeven om schade van de luidspreker te vermijden.
5.2 LAAGDOORLAATFILTER MET REGELBARE KANTELFREQUENTIE
Als de versterker als subwooferversterker wordt gebruikt, zet de schakelaar (1) dan op „LOW“. Stel met de
regelaar (2) de gewenste kantelfrequentie in. Met deze instelling kan de filter worden aangepast aan de
betreffende laagweergever.
De hoge flanksteilheid van de filter zorgt voor een exacte daling van gemiddelde en hoge frequentiebereiken.
5.3 HOOGDOORLAATFILTER MET REGELBARE KANTELFREQUENTIE
Als de versterker wordt gebruikt als versterker voor satellietluidsprekers (midden-/hogetonenluidsprekers) zet
de regelaar (1) dan op „HIGH“. Stel met regelaar (3) de gewenste kantelfrequentie in. Op die wijze worden alleen
frequenties boven de ingestelde kantelfrequentie versterkt. Hierdoor kan vervorming door te grote
membraanslag bij lage frequenties en kleine satellietluidsprekers effectief wordt gereduceerd zonder dat dit
een negatieve invloed heeft op het lagetoonniveau.
5.4 SUBSONIC-FILTER
Met behulp van de subsonic-functie (4) worden de laagste basfrequenties afgezwakt. Hierdoor kunnen
vervormingen door een te grote conusuitslag bij luidsprekers effectief geminimaliseerd worden zonder dat het
lagetonenniveau hierdoor negatief wordt beïnvloed.
5.5 BAS-BOOST
Met behulp van de bas-boost-functie (5) wordt een opduw of correctie van de onderste basfrequenties bereikt.
5.6 UITGANGEN VOOR DE AANSLUITING VAN EXTRA VERSTERKERS
Het ingangssignaal van de INPUT aansluitingen L en R (8) wordt direct doorgegeven aan de uitgangen
OUTPUT (9) L en R. De OUTPUT aansluitingen maken de aansluiting van extra versterkers zonder extra T-
stukken en kabel mogelijk.