4.3 LUIDSPREKERAANSLUITINGEN
· De kleinste afsluitweerstand is 2 Ohm
· Sluit de luidspreker minklemmen nooit aan op het chassis van het voertuig.
· Verbind de +12 V voedingsspanning nooit met een luidsprekeruitgang. Hierdoor wordt de
versterkeruitgangstrap verwoest.
Indien de versterker met lagere afsluitwaarden of zoals boven beschreven fout wordt bedreven, kan
hierdoor de versterker zelf en de luidspreker worden beschadigd. In dit geval vervalt de garantie.
5. BEDIENINGSELEMENTEN EN IN-/UITGANGEN
5.1 INSTELLING VAN DE INGANGSGEVOELIGHEID
De ingangsgevoeligheid kan aan elke autoradio of cassettedeck worden aangepast. Draai de volumeregelaar
van uw radio op gemiddeld volume en stel dan de ingangsniveauregelaar (2) dusdanig in, dat er een gemiddelde
geluidssterkte hoorbaar is. Bij deze instelling zijn over het algemeen voldoende capaciteitsreserves bij een
optimale ruisspanningsafstand gegarandeerd.
ATTENTIE: harde testsignalen slechts kortstondig weergeven om schade van de luidspreker te vermijden.
5.2 LAAGDOORLAATFILTER MET REGELBARE KANTELFREQUENTIE
Als de versterker als subwooferversterker wordt gebruikt, zet de schakelaar (5) dan op “LPF“. Stel met de
regelaar (4) de gewenste kantelfrequentie in. Met deze instelling kan de filter worden aangepast aan de
betreffende laagweergever. De hoge flanksteilheid van de filter zorgt voor een exacte daling van gemiddelde
en hoge frequentiebereiken.
5.3 BAS-BOOST
Met behulp van de bas-boost-functie (3) wordt een opduw of correctie van de onderste basfrequenties bereikt.
5.4 AFSTANDSBEDIENING VOOR VOLUMEREGELING
Het volume kan bovendien geregeld worden met de meegeleverde afstandsbediening. Bij de montage moet
erop gelet worden, dat de leiding naar de afstandsbediening niet aan dezelfde kant van het voertuig gelegd
wordt als de stroomvoorziening van de versterker. De afstandsbediening moet op het dashboard of op een
gemakkelijk toegankelijke plek gemonteerd worden. Nu kan men het volume van de subwoofer onafhankelijk
van de instellingen op de autoradio instellen.
5.5 UITGANGEN VOOR DE AANSLUITING VAN EXTRA VERSTERKERS
Het ingangssignaal van de INPUT aansluitingen L en R (1) wordt direct doorgegeven aan de uitgangen
OUTPUT (6) L en R. De OUTPUT aansluitingen maken de aansluiting van extra versterkers zonder extra T-
stukken en kabel mogelijk.