70
1) GASSOORTEN
Het gas dat kan worden gebruikt kan in
twee families worden onderverdeeld:
– Vloeibaar gas: Butaangas (G30) en
Propaangas (G31)
– Aardgas (G20/G25)
De aansluitset (zie afbeelding 8.2)
bestaat uit:
– 1 verloopstuk “B”
– afdichtingsring “D”
Aansluiting op de gastoevoer:
– De verbinding moet worden aangelegd
volgens de norm NBN D 51-003 met
buizen of volgens de voorschriften
A.R.G.B/03 met flexibele buis.
Het apparaat moet worden geplaatst
met een AGB-goedgekeurde stop-
kraan.
Attentie: Indien er een flexibele slang
wordt gebruikt, moet deze zodanig wor-
den geinstalleerd dat hij niet in contact
kan komen met een beweegbaar deel
van het meubel.
Zorg dat kontrole van de slang over de
hele lengte mogelijk is.
Controleer of de apparaat afgesteld is
op het type gas dat wordt toegevoerd
(zie het etiket).
De gas installatie moet voldoen aan
de landelijken de plaatselijke eisen.
BELANGRIJK:
Gebruik voor het aanschroeven van
de onderdelen twee sleutels (zie
afbeelding 8.3.).
Controleer, na voltooiing van de aan-
sluiting, met behulp van een zeepop-
lossing, en nooit met een vlam, of de
verbindingen gasdicht zijn.
Afb. 8.3
D
B
Afb. 8.2