22
Luchtfilter ( 6 )
De luchtfilter bestaat uit een voorfilter van schuim en een papieren filterelement.
Het bevindt zich onder deksel ( 6 ). Een vuile luchtfilter wordt zichtbaar voor de
gebruiker door middel van het onregelmatig lopen van de motor en zwarte rook.
Uitlaat ( 7)
De uitlaat van de motor is zeer warm als de motor draait. Raak de uitlaat niet
aan als deze warm is. Gevaar voor brandwonden!
Gashendel ( 8)
Het toerental kan met de (gas)hendel aan de motor worden geregeld. Als de
gashendel terug wordt gesteld in de stationair stand stopt de mestrommel met
draaien
Bougie, bougiedop ( 9)
De bougie van de motor bevindt zich onder de bougiedop. Bij het afstellen en
het onderhoud moet u altijd de bougiedop van de bougie verwijderen.
.
Olievulplug met peilstok (10)
De motorolie wordt bijgevuld na het verwijderen van de olievulplug. Als u olie
heeft bijgevuld en u kijkt in de invoer dan moet u de olie zien staan (mag er niet
uitlopen). U mag ook de olievulplug/peilstok gebruiken. Deze dan niet in de
opening draaien.
Olieaftapplug (11)
De olieaftapplug bevindt zich aan de achterzijde van motor.
Brandstoftank (12)
Onder de tank bevindt zich de brandstofkraan
Tankdop (13)
Centrifugaalkoppeling
Op de as van de motor bevindt zich een centrifugaal koppeling. Als het
toerental van de motor omhoog gaat neemt de centrifugaal koppeling
de twee aandrijfriemen mee en begint de messentrommel te draaien.
Veiligheidsschakelaar
Nood stop schakelaar (10) bij invoertrechter
De motor kan ingeval van gevaar/nood door een druk tegen de rode hendel
gestopt worden.
Let OP! De mestrommel zal nog enige tijd nalopen en niet direct stoppen
als u de machine uitzet.
U kunt ook de schakelaar op de motor gebruiken om de machine uit te
schakelen.