31
K/SK/es..0
NL
Ontdooien, reinigen
Ontdooien
Het koelgedeelte ontdooit automatisch. Het vrijkomende wa-
ter verdampt door de vrijkomende warmte van de compressor
- waterdruppels op de achterwand zijn normaal en wijzen niet
op een storing.
W U hoeft er slechts voor te zorgen dat het dooiwater onge-
hinderd door de afvoeropening (pijl in afb. A) in de achter-
wand kan wegstromen.
Reinigen
W Trek altijd de stekker uit het stopcontact of
schakel de zekering in de meterkast uit, voordat
u het apparaat schoonmaakt.
W Buitenwand, binnenruimte en delen van het interieur
met lauwwarm water en een beetje schoonmaakmiddel met
de hand reinigen. Gebruik geen stoomreinigingsapparaat
teneinde verwondingen en beschadigingen te voorkomen.
W Gebruik bij voorkeur zachte poetsdoeken en een pH-
neutrale allesreiniger. Gebruik in de binnenruimte van het
apparaat enkel levensmiddelenvriendelijke reinigings- en
onderhoudsproducten.
W
Bij apparaten in rvs-uitvoering* een normaal rvs-
schoonmaakmiddel gebruiken.
- Behandel het apparaat na de reiniging met een rvs-on-
derhoudsmiddel (gelijkmatig in de slijprichting) om het de
beste bescherming te geven. Donkere plaatsen op de rvs-
oppervlakte en een intensievere kleur kort na de reinigings-
beurt zijn normaal.
- Gebruik geen schurende/krassende sponsen, geconcen-
treerde reinigingsmiddelen evenmin als schoonmaakpro-
ducten die zand, chloride of zuur bevatten of chemische
oplosmiddelen: die beschadigen de oppervlakte en kunnen
corrosie veroorzaken.
W Let erop dat geen schoonmaakwater in de ventilatieroos-
ters en elektrische delen dringt en slechts weinig water in
de afvoergoot. Wrijf het apparaat droog.
- Beschadig of verwijder het typeplaatje aan de binnenkant
van het apparaat nooit: het is belangrijk voor de technische
dienst.
W De boterdoos* kunt u in de vaatwasmachine plaatsen. De
plateaus, glasplaten en de overige uitrusting moet u met de
hand reinigen.
W Als u het bovenste deurvak (boter- en kaasvak) wilt verwij-
deren, dan het vak altijd samen met het deksel* verwijde-
ren! Daarna een zijstuk van het vak voorzichtig naar buiten
duwen totdat de dekselpen vrij komt en het
deksel zijwaarts weggehaald kan worden;
daarbij op eventuele lagerbussen* letten.
- U kunt draagplateaus en opbergvakken de-
monteren om ze te reinigen - trek de lijsten
en de zijkanten van de glasplaten.
W Beschermfolies* van alle sierlijsten trekken.
W Reinig de dooiwater-afvoeropening in de
achterwand regelmatig, afb. A, pijl. Indien nodig met een
spits hulpmiddel, bijv. wattenstaafjes of iets derge-
lijks, reinigen.
W Maak het aggregaat en de warmtewisse-laar (het metalen
rooster aan de achterkant van het apparaat) minimaal één
keer per jaar stofvrij en schoon. Stof ver-
hoogt het energieverbruik.
W Let erop dat u geen kabels of andere onder-
delen lostrekt, knikt of beschadigt.
W Steek vervolgens de stekker weer in het
stopcontact (of schakel de zekering in de
meterkast weer in) en schakel het apparaat in.
Moet het apparaat voor langere tijd uitgeschakeld worden,
maak het dan leeg, trek de stekker uit het stopcontact, maak
het op de hierboven beschreven manier schoon en laat de
deur van het apparaat open staan om geurvorming te voorko-
men.
Het apparaat werkt niet.
De binnenverlichting brandt niet.
- Is het apparaat ingeschakeld?
- Is het gloeilampje defect? Vervang het lampje als onder
„Binnenverlichting“ beschreven.
-
Is het apparaat correct ingeschakeld?
- Zit de stekker goed in het stopcontact?
- Is de zekering in de meterkast in orde?
Het apparaat is zodanig geconstrueerd en gefabriceerd dat
storingen nagenoeg niet voorkomen en een lange levens-
duur gegarandeerd is.
Doet zich desondanks een storing voor, ga dan a.u.b. na of
deze misschien het gevolg is van een verkeerde bediening.
Is dit het geval dan moeten we helaas - ook tijdens de ga-
rantietermijn - de reparatiekosten in rekening brengen.
De volgende storingen kunt u zelf opsporen en verhelpen:
Storing mogelijke oorzaak en oplossing
Het apparaat maakt te veel lawaai.
- Staat het apparaat op een stevige ondergrond? Worden
meubels/voorwerpen naast het apparaat door het draai-
ende aggregaat aan het trillen gebracht?
Zet de flessen en verpakkingen eventueel van elkaar af.
- Normaal zijn: stromingsgeluiden (borrelen of ruisen) ver-
oorzaakt door het koelmiddel dat in het koelmiddelcircuit
stroomt.
Een kort klikken. Dit ontstaat altijd als de compressor (de
motor) automatisch in- of uitgeschakeld wordt.
Brommen van de motor. De motor bromt even iets harder
als het aggregaat wordt ingeschakeld.
Het diepe ronken wordt veroorzaakt door de luchtstro-
mingsgeluiden van de ventilator.
De temperatuur is niet laag genoeg.
- Is de temperatuur goed ingesteld? Stel indien nodig een
lagere temperatuur in.
- De losse thermometer in het apparaat geeft een foute
temperatuur weer.
- Sluit de apparaatdeur goed?
- Is er voldoende be- en ontluchting?
Ventilatierooster eventueel vrijmaken.
- Is de omgevingstemperatuur te hoog?
(zie passage „Bepalingen“)
- Werd het apparaat te vaak of te lang geopend?
Storingen - Problemen?
* afhankelijk van model en uitvoering
Technische dienst en typeplaatje
Kunt u geen van de hierboven beschreven oorzaken
vaststellen en de storing niet zelf verhelpen, neem dan
a.u.b. contact op met de dichtstbijzijnde technische
dienst (zie bijgevoegd overzicht) en geef de volgende gege-
vens op het typeplaatje door:
de typeaanduiding 1,
het servicenummer 2,
het apparaatnummer 3.
Hierdoor wordt een snelle en efficiënte
service mogelijk. Het typeplaatje vindt u
op de linker binnenkant van het apparaat.