811015
8
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/590
Next page
LS
Owner’s Manual
Toyota Motor Europe NV/SA Address: Avenue du bourget
60 –1140 Brussels, Belgium
2015 TOYOTA MOTOR CORPORATION All rights
reserved. This material may not be reproduced or copied, in
whole or in part, without the written permission of Toyota
Motor Corportation
LS500-LS350_EE
1
6
5
4
3
2
8
7
Overzicht Zoeken op afbeelding
Veiligheid en
beveiliging
Zorg ervoor dat u dit leest
(Belangrijkste onderwerpen: kinderzitje, antidiefstalsysteem)
Vo e r tu i gs t at us -
informatie en
controlelampjes
Lezen van rijgerelateerde informatie
(Belangrijkste onderwerpen: tellers, multi-informatiedisplay)
Voordat u gaat
rijden
Openen en sluiten van de portieren en ruiten, afstellen vóór
het rijden (Belangrijkste onderwerpen: sleutels, portieren,
stoelen, elektrisch bedienbare ruiten)
Rijden Handelingen en adviezen die voor het rijden moeten worden
opgevolgd (Belangrijkste onderwerpen: starten van de motor,
tanken)
Voorzieningen in
het interieur
Gebruik van de voorzieningen in het interieur
(Belangrijkste onderwerpen: airconditioning,
opbergmogelijkheden)
Onderhoud en
verzorging
De zorg voor uw auto en onderhoudsprocedures
(Belangrijkste onderwerpen: interieur en exterieur, lampen)
Bij problemen Informatie over wat u moet doen bij een storing en noodgeval
(Belangrijkste onderwerpen: ontladen accu, lekke band)
Vo e r tu i g-
specificaties
Voertuigspecificaties, systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen (Belangrijkste onderwerpen:
brandstof, olie, bandenspanning)
Index Zoeken op symptoom
Alfabetisch zoeken
PZ471-50L32-NL
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 1 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
2INHOUDSOPGAVE
Ter informatie............................................................. 6
Over deze handleiding ......................................... 9
Zoekmethoden.......................................................10
Overzicht...................................................................11
1-1. Voor een veilig gebruik
Voordat u gaat rijden .............................24
Veilig rijden ................................................ 25
Veiligheidsgordels...................................26
Airbags ........................................................30
Actieve motorkap ...................................39
Belangrijke voorzorgsmaatregelen
in verband met uitlaatgassen............41
1-2. Veiligheidsvoorzieningen
voor kinderen
Aan/uit-schakelaar airbag.................... 41
Rijden met kinderen in de auto..........43
Baby- en kinderzitjes .............................43
1-3. Noodoproep
ERA-GLONASS/EVAK .....................59
1-4. Antidiefstalsysteem
Startblokkering.........................................63
Supervergrendeling ...............................64
Alarm............................................................65
2-1. Instrumentenpaneel
Waarschuwingslampjes en
controlelampjes....................................70
Meters en tellers (behalve
F SPORT-uitvoeringen) .................... 74
Meters en tellers
(F SPORT-uitvoeringen)................... 77
Multi-informatiedisplay.......................... 81
Head-up display ......................................89
Informatie over brandstofverbruik... 93
3-1. Informatie over sleutels
Sleutels ........................................................98
3-2. Openen, sluiten en
vergrendelen van de portieren
en de achterklep
Portieren ...................................................102
Achterklep ...............................................107
Smart entry-systeem met
startknop.................................................115
3-3. Verstellen van de stoelen
Voorstoelen ..............................................119
Elektrisch verstelbare
achterstoelen......................................126
Ergonomisch geheugen......................131
Geheugen verstelling
achterstoel............................................135
Hoofdsteunen.........................................136
1Veiligheid en beveiliging
2Voertuigstatusinformatie en
controlelampjes
3Voordat u gaat rijden
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 2 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
3
INHOUDSOPGAVE
1
6
5
4
3
2
8
7
3-4. Verstellen van het stuurwiel
en de spiegels
Stuurwiel .................................................. 140
Binnenspiegel ..........................................141
Digitale binnenspiegel.........................142
Buitenspiegels ....................................... 150
3-5. Openen en sluiten van de ruiten
en het schuifdak
Elektrisch bedienbare ruiten ............152
Schuifdak ..................................................155
4-1. Voordat u gaat rijden
Rijden met de auto............................... 160
Lading en bagage..................................166
Rijden met een aanhangwagen.......167
4-2. Rijprocedures
Startknop ................................................. 168
Automatische transmissie...................171
Richtingaanwijzerschakelaar .......... 178
Parkeerrem ..............................................179
Brake Hold...............................................182
4-3. Bedienen van verlichting en
ruitenwissers
Lichtschakelaar ..................................... 184
AHS (Adaptive
High Beam-systeem)....................... 186
AHB (Automatic High Beam) ........ 190
Multifunctionele weerverlichting....193
Mistachterlicht........................................194
Ruitenwissers en -sproeiers..............195
4-4. Tanken
Openen van de tankdop ..................200
4-5. Gebruik van de ondersteunende
systemen
Lexus Safety System+ A....................202
Lexus Safety System+........................ 208
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
(auto's met Lexus
Safety System+ A).............................213
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
(auto's met Lexus
Safety System+).................................225
FCTA (Front Cross Traffic Alert)...237
LTA (Lane Tracing Assist) (auto's
met Lexus Safety System+ A)......240
LTA (Lane Tracing Assist) (auto's
met Lexus Safety System+)...........250
RSA (Road Sign Assist).....................260
Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik .......265
Cruise control........................................276
Stop & Start-systeem..........................279
BSM (Blind Spot Monitor) ...............286
PKSA (Parking Support Alert) ........291
Lexus Parking Assist-sensor............292
RCTA (Rear Crossing
Traffic Alert) ........................................298
RCD-functie (Rear Camera
Detection)............................................302
PKSB (Parking Support Brake)..... 306
Parking Support Brake-functie
(voor stilstaande objecten).............311
Parking Support Brake-functie
(voor voertuigen die
achterlangs rijden) ............................313
Parking Support Brake-functie
(voor voetgangers die
achterlangs lopen).............................314
Rijmodusselectieschakelaar.............316
Elektronisch geregelde
luchtvering............................................318
Ondersteunende systemen.............322
4Rijden
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 3 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
4INHOUDSOPGAVE
4-6. Rijtips
Rijden in de winter .............................. 328
5-1. Remote Touch/display
Remote Touch........................................332
Centraal display....................................334
Multifunctioneel
bedieningspaneel achter ...............336
5-2. Lexus-klimaatregeling
Lexus-klimaatregeling........................339
5-3. Gebruik van de airconditioning
en de achterruitverwarming
Automatische airconditioning
voor..........................................................341
Automatische airconditioning
achter .....................................................352
Stuurwielverwarming/
stoelverwarming/
stoelventilatoren................................355
5-4. Gebruik van de
interieurverlichting
Overzicht interieurverlichting ........359
5-5. Gebruik van de
opbergmogelijkheden
Overzicht van
opbergmogelijkheden ....................363
Voorzieningen bagageruimte........ 368
5-6. Gebruik van de overige
voorzieningen in het interieur
Overige voorzieningen in
het interieur ..........................................371
6-1. Onderhoud en verzorging
Reinigen en beschermen van
het exterieur van uw auto............. 380
Reinigen en beschermen van
het interieur van uw auto ...............383
6-2. Onderhoud
Onderhoud en reparatie ..................386
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Voorzorgsmaatregelen bij zelf
uit te voeren onderhoud ............... 388
Motorkap.................................................389
Plaatsen van een garagekrik.......... 390
Motorruimte............................................391
Accu ...........................................................401
Banden......................................................403
Vervangen van een band....................411
Bandenspanning....................................414
Velgen ........................................................415
Interieurfilter ...........................................417
Batterij elektronische sleutel............418
Controleren en vervangen
van zekeringen...................................420
Lampen.....................................................423
5Voorzieningen in het interieur
6Onderhoud en verzorging
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 4 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
5
INHOUDSOPGAVE
1
6
5
4
3
2
8
7
7-1. Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten...........................426
Als uw auto in geval van nood
tot stilstand moet worden
gebracht................................................426
Als de auto onder water staat
of het water op de weg stijgt ........427
7-2. Stappen die genomen moeten
worden in noodgevallen
Als uw auto moet worden
gesleept.................................................429
Als u denkt dat er iets mis is.............433
Uitschakelsysteem
brandstofpomp ..................................434
Als een waarschuwingslampje
gaat branden of een
waarschuwingszoemer klinkt ......435
Als er een
waarschuwingsmelding
wordt weergegeven.........................444
Als uw auto een lekke band
heeft........................................................447
Als de motor niet wil aanslaan ....... 448
Als u uw sleutels verliest....................449
Als de tankdopklep niet
kan worden geopend ..................... 450
Als de elektronische sleutel
niet goed werkt ................................. 450
Als de accu ontladen is ......................453
Als uw auto oververhit raakt............459
Als de auto vast komt te zitten........463
8-1. Specificaties
Onderhoudsgegevens
(brandstof, oliepeil, enz.)................466
Informatie over brandstof.................475
8-2. Persoonlijke
voorkeursinstellingen
Systemen met mogelijkheden
voor persoonlijke
voorkeursinstellingen......................476
8-3. Initialisatie
Te initialiseren onderdelen................492
Wat moet u doen als...
(Problemen oplossen) ...................494
Alfabetische index ...............................497
7Bij problemen 8Voertuigspecificaties
Index
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 5 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
6
Deze handleiding is bestemd voor alle uit-
voeringen van dit type auto; alle mogelijke
opties zijn in deze handleiding opgeno-
men. Er zullen dan ook ongetwijfeld
onderwerpen worden beschreven die niet
op uw auto van toepassing zijn.
Alle specificaties in deze handleiding
waren actueel ten tijde van de druk. Lexus
streeft er doorlopend naar haar producten
te perfectioneren en wij behouden ons dan
ook het recht voor tussentijdse wijzigingen
in specificatie en uitvoering door te voeren
zonder voorafgaande kennisgeving.
Afhankelijk van de specificaties kan de in
de afbeeldingen getoonde auto afwijken
van uw auto voor wat betreft kleur en uit-
rusting.
Euraziatische Economische Unie: de infor-
matie in het Engels over de procedure
voor het veilige gebruik van de auto en zijn
systemen, zoals deze voorkomt op de
labels van de fabrikant op de carrosserie, is
uitsluitend bedoeld voor onderhoudsmon-
teurs.
Er is een grote hoeveelheid originele en
niet-originele onderdelen en accessoires
voor uw Lexus te verkrijgen. Als het nodig
is om originele onderdelen of accessoires
van uw Lexus te vervangen, raadt Lexus u
aan om daarvoor originele Lexus-onder-
delen of -accessoires te gebruiken. U kunt
ook andere onderdelen of accessoires van
gelijkwaardige kwaliteit gebruiken. Lexus
kan geen garantie geven of betrouwbaar-
heid garanderen voor onderdelen en
accessoires die geen originele Lexus-pro-
ducten zijn en ook niet voor het vervangen
door of monteren van dergelijke onderde-
len. Bovendien kan het zijn dat schade of
verminderde prestaties als gevolg van het
gebruik van niet-originele Lexus-onderde-
len en -accessoires niet onder de garantie
valt.
Het op dergelijke wijze aanpassen is van
invloed op de geavanceerde veiligheids-
voorzieningen, zoals Lexus Safety System+
A/Lexus Safety System+. Het gevaar
bestaat dat deze systemen niet goed zullen
werken of juist in werking zullen treden
wanneer dit niet de bedoeling is.
De inbouw van een zend-/ontvanginstalla-
tie in uw auto kan elektronische systemen
beïnvloeden, zoals:
(Sequentieel) multipoint brandstofin-
spuitsysteem
Lexus Safety System+ A
Lexus Safety System+
Cruise control-systeem
Antiblokkeersysteem
Vehicle Dynamics Integrated Manage-
ment
SRS-airbagsysteem
Gordelspanner
Neem voor voorzorgsmaatregelen of spe-
ciale voorschriften met betrekking tot de
inbouw van een zend-/ontvanginstallatie
contact op met een erkende Lexus-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar
Ter informatie
Handleiding
Accessoires, onderdelen en
veranderingen aan uw Lexus
Inbouw van een
zend-/ontvanginstallatie
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 6 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
7
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Nadere informatie met betrekking tot fre-
quenties, vermogens, antenneposities en
montagevoorwaarden voor zend-/ont-
vanginstallaties is op verzoek beschikbaar
bij een erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
De auto is uitgerust met geavanceerde
computers die bepaalde informatie
opslaan, zoals:
Motortoerental/toerental elektromotor
(toerental tractiemotor)
Status gaspedaal
•Status rempedaal
Rijsnelheid
Bedrijfsstatus van de ondersteunende
systemen
Beelden van de camera's
Uw auto is uitgerust met camera's. Neem voor
de locatie van registrerende camera's contact
op met een erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
De opgeslagen informatie is afhankelijk
van de uitvoering en de aanwezige opties
van de auto, en van de bestemming.
Deze computers slaan geen gesprekken of
geluiden op en ze slaan alleen in bepaalde
situaties beelden van buiten de auto op.
Gebruik van gegevens
Lexus kan de gegevens die door deze compu-
ter worden opgeslagen, gebruiken om storin-
gen vast te stellen, onderzoek te doen en de
kwaliteit van haar producten te verbeteren.
Lexus stelt de gegevens die zijn opgeslagen niet
beschikbaar aan derden, behalve:
Met toestemming van de eigenaar van de
auto of, wanneer het een leaseauto betreft,
van de leaserijder van de auto
Op officieel verzoek van de politie, de recht-
bank of een ander overheidsorgaan
Voor gebruik door Lexus in een rechtszaak
Voor onderzoek waarbij de gegevens niet
worden gekoppeld aan een bepaalde auto of
eigenaar
Vastgelegde beeldinformatie kan door
een erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige worden gewist
De beeldopnamefunctie kan worden uitgescha-
keld. Maar als de functie wordt uitgeschakeld,
zijn er geen gegevens over de werking van het
systeem beschikbaar.
De airbags, gordelspanners en actieve
motorkap in uw Lexus bevatten explosieve
chemicaliën. Wanneer uw auto wordt ver-
nietigd terwijl de airbags, de gordelspan-
ners en de actieve motorkap nog intact
zijn, kan tijdens de vernietiging een ont-
ploffing plaatsvinden en brand ontstaan.
Laat daarom het airbagsysteem, de gor-
delspanners en de actieve motorkap eerst
verwijderen en afvoeren door een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Opslaan voertuiginformatie
Vernietigen van uw Lexus
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 7 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
8
Rusland en Kazachstan:
TECHNISCH REGLEMENT VAN DE
DOUANE-UNIE “MET BETREKKING
TOT WIELVOERTUIGEN” TR CU
018/2011 Aanhangsel nr. 3, Hoofdstuk 2
(Voertuigeisen met betrekking tot ruis in
het interieur), Tabel 2.1, Opmerkingen 3
Het gebruik van dit voertuig voor publieke
doeleinden (bijvoorbeeld als taxi) is niet
toegestaan.
Toyota Motor Europe NV/SA, Avenue du
Bourget 60 - 1140 Brussel, België
www.toyota-europe.com
Toyota (GB) PLC, Great Burgh, Burgh
Heath, Epsom, Surrey, KT18 5UX, UK
Hoeveelheid ruis in de auto
(alleen LS 500)
WAARSCHUWING
QAlgemene voorzorgsmaatregelen tij-
dens het rijden
Rijden onder invloed: Ga niet rijden met uw
auto als u alcohol of drugs gebruikt hebt,
omdat deze middelen invloed kunnen heb-
ben op de rijvaardigheid. Alcohol en
bepaalde drugs vergroten de reactietijd,
beïnvloeden het beoordelingsvermogen en
hebben een negatieve invloed op de coördi-
natie. Dit kan leiden tot een ongeval met
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
Defensief rijden: Rijd altijd defensief. Antici-
peer op fouten die andere bestuurders of
voetgangers zouden kunnen maken omdat u
hierdoor wellicht een ongeluk kunt voorko-
men.
Afleiding van de bestuurder: Houd altijd uw
volledige aandacht bij het verkeer. Alles wat
de aandacht van de bestuurder kan afleiden,
zoals het veranderen van instellingen, telefo-
neren of lezen, kan leiden tot een aanrijding
waarbij u, de andere inzittenden van de auto
of anderen dodelijk of ernstig letsel kunnen
oplopen.
QAlgemene voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot veiligheid van kinderen
Laat kinderen nooit alleen in de auto achter
en laat ze nooit met de sleutel spelen.
Kinderen zullen wellicht proberen de auto te
starten of de neutraalstand in te schakelen. Er
bestaat ook het risico dat kinderen letsel
oplopen wanneer ze met de ruiten, het schuif-
dak of andere voorzieningen in de auto spe-
len. Verder kan de temperatuur in de auto zo
hoog oplopen of zo ver dalen dat dat kinde-
ren fataal kan worden.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 8 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
9
Over deze handleiding
Geeft uitleg over de symbolen die in
deze handleiding worden gebruikt.
Symbolen in deze handleiding
Symbolen Betekenis
WAARSCHUWING:
Geeft uitleg over iets dat
kan resulteren in dodelijk of
ernstig letsel wanneer de
voorzorgsmaatregelen niet
in acht worden genomen.
OPMERKING:
Geeft uitleg over iets dat
kan resulteren in schade of
storingen aan de auto of de
uitrusting wanneer de voor-
zorgsmaatregelen niet in
acht worden genomen.
Geeft bedienings- of wer-
kingsprocedures aan. Volg
de stappen in de aange-
geven volgorde.
Symbolen in afbeeldingen
Symbolen Betekenis
Geeft de handeling aan
voor het bedienen van scha-
kelaars en dergelijke (druk-
ken, draaien, enz.).
Geeft het resultaat van een
handeling aan (er wordt bij-
voorbeeld een klep
geopend).
Symbolen Betekenis
Geeft het onderdeel of de
positie aan waarover uitleg
wordt gegeven.
Dit betekent dat er iets niet
mag worden gedaan of niet
mag gebeuren.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 9 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
10
QZoeken op naam
Alfabetische index: Blz. 497
QZoeken op montagepositie
Overzicht: Blz. 11
QZoeken op symptoom of geluid
Wat moet u doen als... (Problemen
oplossen): Blz. 494
QZoeken op titel
Inhoudsopgave: Blz. 2
Zoekmethoden
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 10 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
11
Overzicht
Overzicht
QExterieur
Portieren................................................................................................................................ Blz. 102
Vergrendelen/ontgrendelen .......................................................................................................Blz. 102
Openen/sluiten van de zijruiten ................................................................................................Blz. 152
Vergrendelen/ontgrendelen met de mechanische sleutel.............................................Blz. 451
Waarschuwingsmeldingen .........................................................................................................Blz. 444
Achterklep.............................................................................................................................Blz. 107
Openen van binnenuit....................................................................................................................Blz. 110
Openen van buitenaf ......................................................................................................................Blz. 110
Openen met de mechanische sleutel.....................................................................................Blz. 451
Waarschuwingsmeldingen .........................................................................................................Blz. 444
Buitenspiegels...................................................................................................................... Blz. 150
Verstellen van de spiegelhoek....................................................................................................Blz. 150
Inklappen van de buitenspiegels................................................................................................Blz. 151
Ergonomisch geheugen................................................................................................................. Blz. 131
Ontwasemen van de spiegels ....................................................................................................Blz. 341
Ruitenwissers voor ............................................................................................................. Blz. 195
A
B
C
D
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 11 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
12 Overzicht
Voorzorgsmaatregelen bij rijden in de winter................................................................... Blz. 328
Voorkomen van bevriezing (voorruitverwarming)*........................................................ Blz. 345
Voorzorgsmaatregelen voor de wasstraat............................................................................Blz. 381
Tankdopklep ........................................................................................................................Blz. 200
Tanken.................................................................................................................................................Blz. 200
Brandstofsoort/inhoud brandstoftank.................................................................................. Blz. 468
Banden ..................................................................................................................................Blz. 403
Bandenmaat/bandenspanning..................................................................................... Blz. 403, 473
Winterbanden/sneeuwkettingen ............................................................................................ Blz. 328
Controleren/wisselen/bandenspanningswaarschuwingssysteem........................... Blz. 403
In geval van een lekke band........................................................................................................Blz. 447
Motorkap .............................................................................................................................Blz. 389
Openen..............................................................................................................................................Blz. 389
Afdekkap motorruimte................................................................................................................ Blz. 393
Motorolie............................................................................................................................................Blz. 469
In geval van oververhitting..........................................................................................................Blz. 459
Waarschuwingsmeldingen .........................................................................................................Blz. 444
Koplampen/parkeerlichten voor/dagrijverlichting/
bochtverlichting .................................................................................................................. Blz. 184
Richtingaanwijzers..............................................................................................................Blz. 178
Achterlichten....................................................................................................................... Blz. 184
Remlichten
Hill Start Assist Control................................................................................................................Blz. 322
Kentekenplaatverlichting ................................................................................................ Blz. 184
Achteruitrijlichten
De selectiehendel in stand R zetten...........................................................................................Blz. 171
Mistachterlichten ...............................................................................................................Blz.194
*: Indien aanwezig
Lampen voor verlichting buitenzijde tijdens rijden
(Vervangingsmethode: Blz. 423)
E
F
G
H
I
J
K
L
M
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 12 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
13
Overzicht
QInstrumentenpaneel
Contact.................................................................................................................................. Blz. 168
Starten van de motor/wijzigen van de stand van het contact........................................Blz. 168
Noodstop van de motor...............................................................................................................Blz. 426
Wanneer de motor niet wil aanslaan .....................................................................................Blz. 448
Waarschuwingsmeldingen .........................................................................................................Blz. 444
Selectiehendel.......................................................................................................................Blz. 171
Wijzigen van de schakelstand ....................................................................................................Blz.172
Voorzorgsmaatregelen bij slepen ...........................................................................................Blz. 429
Tellers..................................................................................................................................Blz. 74, 77
Aflezen van de tellers/afstellen van de verlichting van
het instrumentenpaneel ..........................................................................................Blz. 74, 76, 77, 80
Waarschuwingslampjes/controlelampjes ...............................................................................Blz. 70
Wanneer een waarschuwingslampje gaat branden........................................................ Blz. 435
Multi-informatiedisplay ....................................................................................................... Blz. 81
Display.....................................................................................................................................................Blz. 81
Wanneer een waarschuwingsmelding wordt weergegeven........................................Blz. 444
A
B
C
D
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 13 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
14 Overzicht
Parkeerremschakelaar......................................................................................................Blz. 179
Activeren/deactiveren van de parkeerrem ..........................................................................Blz. 179
Voorzorgsmaatregelen bij rijden in de winter................................................................... Blz. 329
Waarschuwingszoemer/-meldingen......................................................................................Blz. 444
Richtingaanwijzerschakelaar ..........................................................................................Blz. 178
Lichtschakelaar ................................................................................................................... Blz. 184
Koplampen/parkeerlichten voor/achterlichten/
kentekenplaatverlichting/dagrijverlichting ...........................................................................Blz. 184
AHS (Adaptive High Beam-systeem)*1 .................................................................................Blz. 186
AHB (Automatic High Beam)*1.................................................................................................Blz. 190
Multifunctionele weerverlichting..............................................................................................Blz. 193
Mistachterlichten.............................................................................................................................Blz. 194
Schakelaar ruitenwissers en -sproeiers....................................................................... Blz. 195
Gebruik................................................................................................................................................Blz. 195
Bijvullen van ruitensproeiervloeistof .....................................................................................Blz. 400
Waarschuwingsmeldingen .........................................................................................................Blz. 444
Schakelaar alarmknipperlichten .................................................................................. Blz. 426
Ontgrendelingshendel motorkap ................................................................................Blz. 389
Schakelaar stuurverstelling............................................................................................. Blz. 140
Afstellen...............................................................................................................................................Blz. 140
Ergonomisch geheugen................................................................................................................. Blz. 131
Airconditioning.................................................................................................................... Blz. 341
Gebruik................................................................................................................................................Blz. 341
Achterruitverwarming...................................................................................................................Blz. 341
Audiosysteem*2
Brake Hold-schakelaar..................................................................................................... Blz. 182
Hoofdschakelaar openingssysteem achterklep ........................................................ Blz. 114
*1: Indien aanwezig
*2: Raadpleeg de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem.
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 14 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
15
Overzicht
QSchakelaars
Toets HUD (head-up display)*1 .........................................................................................Blz. 89
Cameratoets*2
Uitschakeltoets Stop & Start-systeem........................................................................Blz. 285
Dimmer dashboardverlichting ..................................................................................Blz. 76, 80
Toets ODO TRIP........................................................................................................... Blz. 75, 80
Schakelaar VSC OFF.......................................................................................................Blz. 323
Schakelaar SNOW .............................................................................................................Blz.175
Rijmodusselectieschakelaar........................................................................................... Blz. 316
Ontgrendelschakelaar achterklep ................................................................................ Blz. 110
Ontgrendelschakelaar tankdopklep............................................................................ Blz. 201
*1: Indien aanwezig
*2: Raadpleeg de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem.
A
B
C
D
E
F
G
H
I
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 15 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
16 Overzicht
Schakelaars ergonomisch geheugen............................................................................ Blz. 131
Moduswijzigingsknop ........................................................................................................ Blz. 121
Blokkeerschakelaar ruitbediening................................................................................ Blz. 154
Schakelaars buitenspiegels............................................................................................. Blz. 150
Schakelaars centrale vergrendeling ............................................................................Blz. 105
Schakelaars ruitbediening ............................................................................................... Blz. 152
Schakelaars zonnescherm achterportier*................................................................. Blz. 375
*: Indien aanwezig
A
B
C
D
E
F
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 16 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
17
Overzicht
Bedieningstoetsen instrumentenpaneel .......................................................................Blz. 82
Paddle shift-schakelaars........................................................................................... Blz. 176, 177
Telefoontoets*1
To e ts LTA (La ne Tra ci ng A ssi st )*2 ....................................................................... Blz. 240, 250
Afstandsschakelaar*2....................................................................................................... Blz. 269
Cruise control-schakelaars
Dynamic Radar Cruise Control met volledig snelheidsbereik*2 ...............................Blz. 265
Cruise control*2 .............................................................................................................................. Blz. 276
Afstandsbediening audiosysteem*1
Spraaktoets*1
*1: Raadpleeg de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem.
*2: Indien aanwezig
A
B
C
D
E
F
G
H
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 17 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
18 Overzicht
Remote Touch*1 ..................................................................................................................Blz. 332
Stoelschakelaar................................................................................................................... Blz. 120
Schakelaar stuurwielverwarming/stoelverwarming/stoelventilatoren*2 ....... Blz. 355
Schakelaar zonnescherm achterruit............................................................................Blz. 377
Schakelaar instellen wagenhoogte*2 ...........................................................................Blz. 318
Schakelaar stand P..............................................................................................................Blz. 172
*1: Raadpleeg de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem.
*2: Indien aanwezig
A
B
C
D
E
F
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 18 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
19
Overzicht
QInterieur
Airbags.....................................................................................................................................Blz. 30
Vloermatten ........................................................................................................................... Blz. 24
Voorstoelen ........................................................................................................................... Blz. 119
Hoofdsteunen ...................................................................................................................... Blz. 136
Veiligheidsgordels ................................................................................................................Blz.26
Vergrendelknoppen binnenzijde portier .................................................................... Blz. 105
Consolevak.......................................................................................................................... Blz. 366
Bekerhouders ..................................................................................................................... Blz. 365
Handgrepen ........................................................................................................................ Blz. 372
Kledinghaakjes................................................................................................................... Blz. 373
Multifunctioneel bedieningspaneel achter*1 ............................................................ Blz. 336
Entertainmentsysteem achterpassagiers*1, 2
*1: Indien aanwezig
*2: Raadpleeg de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem.
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 19 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
20 Overzicht
QDak
Schuifdakschakelaars ....................................................................................................... Blz. 155
Leeslampjes...........................................................................................................................Blz. 361
To e ts SO S*1............................................................................................................................. Blz. 59
Extra opbergvak*1...............................................................................................................Blz. 367
Make-upspiegels ................................................................................................................Blz. 374
Zonnekleppen*2 .................................................................................................................Blz. 374
Aan de bediening van het portier gekoppelde schakelaar van
de interieurverlichting.......................................................................................................Blz. 361
Binnenspiegel*1 .....................................................................................................................Blz. 141
Digitale binnenspiegel*1 ................................................................................................... Blz. 142
Interieurverlichting...........................................................................................................Blz. 360
Schakelaar voor uitschakelen inbraaksensor en hellingsensor ..............................Blz. 67
*1: Indien aanwezig
*2: Gebruik NOOIT een tegen de rijrichting in geplaatst baby- of kinderzitje op een stoel met een
INGESCHAKELDE AIRBAG, omdat het KIND anders DODELIJK of ERNSTIG LETSEL kan
oplopen als de airbag wordt geactiveerd. (Blz. 46)
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 20 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
21
Overzicht
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 21 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
22 Overzicht
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 22 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
1
23
1
Veiligheid en beveiliging
Veiligheid en beveiliging
.
1-1. Voor een veilig gebruik
Voordat u gaat rijden..........................24
Veilig rijden.............................................25
Veiligheidsgordels ............................... 26
Airbags.....................................................30
Actieve motorkap................................39
Belangrijke
voorzorgsmaatregelen in
verband met uitlaatgassen............. 41
1-2. Veiligheidsvoorzieningen
voor kinderen
Aan/uit-schakelaar airbag.................41
Rijden met kinderen in de auto ......43
Baby- en kinderzitjes..........................43
1-3. Noodoproep
ERA-GLONASS/EVAK..................59
1-4. Antidiefstalsysteem
Startblokkering .....................................63
Supervergrendeling............................64
Alarm ........................................................65
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 23 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
24 1-1. Voor een veilig gebruik
1-1.Voor een veilig gebruik
Gebruik alleen vloermatten die speciaal
zijn ontworpen voor auto's van hetzelfde
model en modeljaar als uw auto. Bevestig
ze op de juiste wijze op de vloerbedekking.
1Steek de klemhaken (clips) in de rin-
gen in de vloermat.
2Draai het bovenste hendeltje van de
klemhaken (clips) om de vloermatten
te bevestigen.
Breng de merktekens altijd in lijn ( ).
De vorm van de klemhaken (clips) wijkt moge-
lijk af van wat is aangegeven in de afbeelding.
Voordat u gaat rijden
Neem de volgende voorzorgsmaatre-
gelen in acht alvorens weg te rijden om
veilig rijden te kunnen garanderen.
Plaatsen van de vloermatten
A
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
Als u dat niet doet, kan de vloermat van de
bestuurder gaan schuiven, wat de bediening
van de pedalen tijdens het rijden kan hinde-
ren. Hierdoor kan de snelheid plotseling toe-
nemen of kan mogelijk niet geremd worden.
Dit kan leiden tot een ongeval met dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg.
QWanneer u de vloermat van de bestuur-
der plaatst
OGebruik geen vloermatten die zijn ontwor-
pen voor auto's van een ander model en/of
modeljaar, zelfs niet als het gaat om origi-
nele Lexus-vloermatten.
OGebruik alleen vloermatten die zijn ont-
worpen voor de bestuurderszijde.
OZet de vloermat altijd vast met behulp van
de meegeleverde klemhaken (clips).
OLeg nooit twee of meer vloermatten boven
op elkaar.
OBevestig de vloermat niet met de onder-
zijde naar boven of in de verkeerde rich-
ting.
QVoordat u gaat rijden
OControleer of de vloermat stevig op de
juiste plaats is bevestigd met alle meegele-
verde klemhaken (clips). Voer deze con-
trole altijd uit nadat de vloer van de auto is
gereinigd.
OZet de motor uit, zet de selectiehendel in
stand P en trap elk pedaal helemaal in, om
er zeker van te zijn dat de vloermat de
bediening van de pedalen niet hindert.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 24 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
25
1
1-1. Voor een veilig gebruik
Veiligheid en beveiliging
Pas de hoek van de rugleuning zo aan
dat u rechtop zit en niet voorover hoeft
te leunen om te kunnen sturen.
(Blz. 119)
Pas de zitting zo aan dat u de pedalen
helemaal kunt intrappen en dat uw
armen licht gebogen zijn bij de ellebo-
gen wanneer u het stuurwiel vasthoudt.
(Blz. 119)
Vergrendel de hoofdsteun met het
midden zo dicht mogelijk bij de boven-
kant van uw oren. (Blz. 136)
Draag de veiligheidsgordel op de juiste
wijze. (Blz. 26)
Controleer voordat u wegrijdt eerst of alle
inzittenden de veiligheidsgordel dragen.
(Blz. 26)
Gebruik een passend baby- of kinderzitje
tot het kind groot genoeg is om de veilig-
heidsgordel van de auto op de juiste wijze
te dragen. (Blz. 43)
Zorg ervoor dat u goed achteruit kunt kij-
ken door de binnenspiegel en de buiten-
spiegels goed af te stellen. (Blz. 141, 142,
150)
Veilig rijden
Om veilig te kunnen rijden, moet u
vooraf de stoel in de juiste positie zet-
ten en de spiegels afstellen.
De juiste houding achter het stuur
WAARSCHUWING
QVeilig rijden
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgs-
maatregelen kan dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg hebben.
A
B
C
D
OVerstel de bestuurdersstoel niet tijdens het
rijden.
Als u dat wel doet, kunt u de controle over
de auto verliezen.
OPlaats geen kussen tussen de bestuurder of
voorpassagier en de rugleuning.
Gebruik van een kussen kan ertoe leiden
dat de zithouding niet correct is, waardoor
het effect van de veiligheidsgordel en de
hoofdsteun in negatieve zin kan worden
beïnvloed.
OPlaats geen voorwerpen onder de voor-
stoelen.
Voorwerpen onder de voorstoelen kunnen
klem komen te zitten in de stoelslede,
waardoor de stoelen wellicht niet goed
vergrendeld worden. Dit kan leiden tot een
ongeval en ook kan het stelmechanisme
beschadigd raken.
OHoud u altijd aan de wettelijke maximum-
snelheid wanneer u op de openbare weg
rijdt.
ONeem, wanneer u lange afstanden rijdt,
geregeld een pauze voordat u zich moe
begint te voelen.
Als u zich tijdens het rijden moe of slaperig
voelt, moet u zichzelf niet dwingen om ver-
der te rijden, maar direct een pauze
nemen.
Juist gebruik van de
veiligheidsgordels
Afstellen van de spiegels
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 25 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
26 1-1. Voor een veilig gebruik
Veiligheidsgordels
Controleer voordat u wegrijdt eerst of
alle inzittenden de veiligheidsgordel
dragen.
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht om de kans op letsel bij plotseling rem-
men, plotseling uitwijken of een ongeval te
beperken.
Het niet in acht nemen van de voorzorgs-
maatregelen kan dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg hebben.
QDragen van een veiligheidsgordel
OZorg ervoor dat alle inzittenden de veilig-
heidsgordel dragen.
ODraag de veiligheidsgordel altijd op de
juiste manier.
OElke veiligheidsgordel mag maar door één
persoon worden gebruikt. Gebruik een
veiligheidsgordel niet voor twee personen
tegelijk, ook niet als de tweede persoon
een kind is.
OLexus adviseert kinderen achterin plaats te
laten nemen en de kinderen altijd een vei-
ligheidsgordel te laten dragen en/of een
geschikt baby- of kinderzitje te gebruiken.
OLaat om de juiste zitpositie in te stellen de
rugleuning niet verder achterover hellen
dan nodig is. De veiligheidsgordels werken
het best wanneer de inzittenden geheel
rechtop en goed tegen de rugleuning zit-
ten.
ODraag het schouderdeel van uw gordel
nooit onder uw arm.
ODraag de veiligheidsgordel altijd laag en
goed aansluitend over uw heupen.
QZwangere vrouwen
Win medisch advies in en draag de veilig-
heidsgordel op de juiste manier. (Blz. 27)
Zwangere vrouwen moeten het heupge-
deelte van de veiligheidsgordel op dezelfde
manier dragen als de andere inzittenden, zo
laag mogelijk over het bekken, de schouder-
gordel helemaal uittrekken over de schouder
en ervoor zorgen dat de gordel niet over de
buik loopt.
Als de veiligheidsgordel niet op de juiste
wijze gedragen wordt, kan niet alleen de
zwangere vrouw zelf, maar ook het ongebo-
ren kind dodelijk of ernstig letsel oplopen bij
plotseling remmen of een aanrijding.
QMensen met fysieke beperkingen
Win medisch advies in en draag de veilig-
heidsgordel op de juiste manier. (Blz. 27)
QAls er kinderen in de auto aanwezig zijn
Blz. 56
QBeschadiging en slijtage van veiligheids-
gordels
OZorg ervoor dat de veiligheidsgordels niet
beschadigd raken doordat de riem, de
gesp of de gordelsluiting bekneld raakt tus-
sen het portier en de carrosserie.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 26 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
27
1
1-1. Voor een veilig gebruik
Veiligheid en beveiliging
Trek de schoudergordel zo ver naar
buiten dat de gordel goed tegen de
schouder aan ligt en niet van de schou-
der af glijdt of tegen de nek aan ligt.
Plaats het heupgedeelte van de gordel
zo laag mogelijk over de heupen.
Stel de rugleuning af. Ga zo rechtop
mogelijk in de stoel zitten met uw rug
stevig tegen de leuning.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel
niet gedraaid zit.
QGebruik van veiligheidsgordels door kinde-
ren
De veiligheidsgordels van uw auto zijn in prin-
cipe ontworpen voor gebruik door volwassenen.
OGebruik een passend baby- of kinderzitje tot
het kind groot genoeg is om de veiligheids-
gordel van de auto op de juiste wijze te dra-
gen. (Blz. 43)
OAls het kind groot genoeg is om de veilig-
heidsgordel op een juiste manier te dragen,
volg dan de instructies met betrekking tot het
gebruik van de veiligheidsgordel op.
(Blz. 26)
QWetgeving met betrekking tot veiligheids-
gordels
Als er in het land waarin u woont regels zijn voor
veiligheidsgordels, neem dan contact op met
een erkende Lexus-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige voor het ver-
vangen of plaatsen van veiligheidsgordels.
1Maak de veiligheidsgordel vast door
de gesp in de gordelsluiting te drukken
totdat u een klik hoort.
WAARSCHUWING
OControleer het veiligheidsgordelsysteem
regelmatig. Let op beschadigingen, zoals
scheuren en rafels, en op losse onderdelen.
Gebruik een beschadigde veiligheidsgor-
del niet, maar laat hem zo snel mogelijk
vervangen. Beschadigde veiligheidsgor-
dels bieden onvoldoende bescherming
tegen dodelijk of ernstig letsel.
O
Controleer of de gordel en de gesp vergren-
deld zijn en of de gordel niet gedraaid is.
Neem direct contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige als de veiligheidsgordel
niet goed werkt.
OLaat de stoelen, inclusief de veiligheidsgor-
dels, vervangen als de auto betrokken is
geweest bij een ernstig ongeval, ook al is er
geen zichtbare schade.
OProbeer de veiligheidsgordels niet zelf te
plaatsen, verwijderen, wijzigen, demonte-
ren of af te voeren. Laat eventueel noodza-
kelijke reparaties uitvoeren door een
erkende Lexus-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige. Als de
veiligheidsgordels niet op de juiste wijze
worden gebruikt, werken ze mogelijk niet
meer naar behoren.
Juist gebruik van de
veiligheidsgordels Vast- en losmaken van de
veiligheidsgordel
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 27 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
28 1-1. Voor een veilig gebruik
2De veiligheidsgordel kan worden los-
gemaakt door de ontgrendelknop
in te drukken.
Trek, als de gordel niet verder kan worden uit-
getrokken, stevig aan de gordel en laat deze
dan los.
QBlokkeerautomaat (ELR)
De blokkeerautomaat blokkeert de gordel als u
zeer krachtig remt of betrokken raakt bij een
aanrijding. De blokkeerautomaat kan ook in
werking treden als u te snel vooroverbuigt. Door
rustig te bewegen kan de veiligheidsgordel afrol-
len, zodat u vrij kunt bewegen.
De gordelsluitingen van de voorstoelen
bewegen automatisch buitenwaarts voor
een betere toegankelijkheid.
Bij het instappen
Wanneer een van de voorportieren wordt
geopend, beweegt de gordelsluiting van
de veiligheidsgordel van de desbetref-
fende stoel automatisch buitenwaarts. De
gordelsluiting wordt automatisch terugge-
trokken nadat de gesp in de sluiting is
gestoken en de gordel is vastgemaakt.
Bij het uitstappen (alleen bestuurders-
stoel)
Als het contact UIT wordt gezet wanneer
de bestuurdersgordel vast is, zal de gor-
delsluiting van de bestuurdersgordel bui-
tenwaarts bewegen. De gordelsluiting
wordt automatisch teruggetrokken wan-
neer de bestuurdersgordel wordt losge-
maakt.
*: Indien aanwezig
QEasy Access-gordelsluiting
OWanneer de gordelsluiting van de veiligheids-
gordel niet is vergrendeld wanneer deze zich
in de buitenwaartse positie bevindt, keert hij
terug naar de oorspronkelijke positie als de
voorpassagiersstoel niet bezet is en de auto
rijdt.
OAls een inzittende de auto verlaat en een
voorportier open laat en vervolgens weer
instapt, zal de gordelsluiting van de veilig-
heidsgordel pas werken wanneer het portier
wordt gesloten en weer wordt geopend.
QPersoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. (Blz. 476)
1Duw het schouderbevestigingspunt
omlaag terwijl u de ontgrendelknop
indrukt.
2Duw het schouderbevestigingspunt
omhoog terwijl u de ontgrendelknop
indrukt.
Zet het bovenste bevestigingspunt in de
gewenste positie en laat het los als u een klik
hoort.
Easy Access-gordelsluiting
(voorstoelen)*
A
Afstellen van de hoogte van het
schouderbevestigingspunt van de
veiligheidsgordel (voorstoelen)
A
A
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 28 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
29
1
1-1. Voor een veilig gebruik
Veiligheid en beveiliging
De gordelspanners helpen bij het op hun
plaats houden van de inzittenden doordat
ze de gordels snel strak tegen het lichaam
aan trekken bij bepaalde soorten zware
frontale aanrijdingen en aanrijdingen van
opzij.
De gordelspanners worden niet geactiveerd bij
lichtere frontale aanrijdingen of aanrijdingen
van opzij, bij aanrijdingen van achteren of wan-
neer de auto over de kop slaat.
QVervangen van de veiligheidsgordel als de
gordelspanner geactiveerd is geweest
Als de auto betrokken is bij meerdere aanrijdin-
gen, wordt de gordelspanner geactiveerd voor
de eerste aanrijding, maar niet voor de tweede
of voor volgende aanrijdingen.
Als de rijsnelheid ongeveer 20 km/h of
hoger wordt, worden de veiligheidsgordels
iets aangetrokken zodat deze niet te los
zitten.
Wanneer het systeem oordeelt dat een
aanrijding onvermijdelijk is, worden de vei-
ligheidsgordels van de voorstoelen aange-
trokken voordat de aanrijding plaatsvindt.
(Blz. 214)
QActive Assist
Wanneer een veiligheidsgordel voor wordt los-
gemaakt of wanneer een voorportier wordt
geopend, kan het geluid van een elektromotor
hoorbaar zijn. Dit is normaal en duidt niet op een
storing.
QPersoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. (Blz. 476)
WAARSCHUWING
QVerstelbaar schouderbevestigingspunt
Zorg ervoor dat de gordel goed over het
midden van de schouder ligt. De gordel mag
niet tegen de nek aanliggen, maar ook niet
van uw schouder afglijden. Als u hier niet voor
zorgt, wordt de mate van bescherming bij
plotseling remmen, uitwijken of een ongeval
minder en de kans op dodelijk of ernstig letsel
groter.
Gordelspanners (voorstoelen en
buitenste zitplaatsen achter)
WAARSCHUWING
QGordelspanners
Het waarschuwingslampje SRS gaat branden
als een gordelspanner is geactiveerd. De vei-
ligheidsgordel kan in dit geval niet meer wor-
den gebruikt en moet worden vervangen
door een erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Het niet in acht nemen van de voorzorgs-
maatregelen kan dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Active Assist (voorstoelen van
auto's met Lexus Safety System+ A)
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 29 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
30 1-1. Voor een veilig gebruik
QPlaats van de airbags
Airbags voor
Bestuurdersairbag/voorpassagiersairbag
Helpen het hoofd en de borst van de bestuurder en de voorpassagier te beschermen
tegen contact met onderdelen van het interieur
Knie-airbags
Helpen de bestuurder en de voorpassagier te beschermen.
Airbags
De airbags worden geactiveerd als de auto betrokken raakt bij bepaalde soorten
zware aanrijdingen, die zouden kunnen leiden tot ernstig letsel voor de inzittenden.
Ze werken samen met de veiligheidsgordels om de kans op dodelijk of ernstig letsel te
beperken.
SRS-airbagsysteem
A
B
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 30 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
31
1
1-1. Voor een veilig gebruik
Veiligheid en beveiliging
Side airbags en curtain airbags
Side airbags voor
Helpen het bovenlichaam van de voorste inzittenden te beschermen
SRS-side airbags achter
Helpen het bovenlichaam van de inzittenden op de buitenste zitplaatsen achter te
beschermen
Curtain airbags
Helpen het hoofd van de passagiers op de buitenste zitplaatsen voor en achter te
beschermen
Antiduikairbags (indien aanwezig)
Helpt de inzittenden van de elektrisch verstelbare achterstoelen op hun plaats te hou-
den
C
D
E
F
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 31 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
32 1-1. Voor een veilig gebruik
QOnderdelen SRS-airbagsysteem
Schakelaar veiligheidsgordel passagiersstoel
Sensoren aanrijding opzij (voorportier)
Aan/uit-schakelaar airbag
Knie-airbags
Voorpassagiersairbag
Curtain airbags
Controlelampje PASSENGER AIR BAG
Side airbags voor
Waarschuwingslampje SRS
Side airbags achter
Gordelspanners
Bestuurdersairbag
Antiduikairbags (indien aanwezig)
Schakelaars veiligheidsgordels achter (indien aanwezig)
Sensoren aanrijding opzij (achter)
Sensoren aanrijding opzij (voor)
Schakelaar veiligheidsgordel bestuurder
Airbag-ECU
Sensoren frontale aanrijding
Module actieve motorkap
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 32 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
33
1
1-1. Voor een veilig gebruik
Veiligheid en beveiliging
De belangrijkste onderdelen van het SRS-airbagsysteem zijn hierboven afgebeeld. Het
SRS-airbagsysteem wordt aangestuurd door de airbag-ECU. Bij het activeren van de air-
bags zorgt een chemische reactie in de ontstekingsmechanismen ervoor dat de airbags
snel gevuld worden met niet-giftig gas om de beweging van de inzittenden te helpen
beperken.
QAls de airbags worden geactiveerd
OU kunt lichte schaafplekken, brandwonden,
kneuzingen, e.d. oplopen als gevolg van de
zeer hoge snelheid waarmee de airbags wor-
den geactiveerd door hete gassen.
OEr is een luide knal hoorbaar en er komt wit
poeder vrij.
OGedurende enkele minuten na het activeren
van de airbags kunnen de onderdelen van de
airbagmodule (stuurwielnaaf, afdekkap airbag
en ontstekingsmechanisme) evenals de stoe-
len, delen van de voor- en achterstijlen en het
dak nog heet zijn. De airbag zelf kan ook heet
zijn.
ODe voorruit kan barsten.
OAlle portieren worden ontgrendeld.
(Blz. 103)
OHet remsysteem en de remlichten worden
automatisch aangestuurd. (Blz. 323)
ODe interieurverlichting gaat automatisch
branden. (Blz. 361)
ODe alarmknipperlichten worden automatisch
ingeschakeld. (Blz. 426)
ODe brandstoftoevoer naar de motor wordt
gestopt. (Blz. 434)
OAuto's met ERA-GLONASS/EVAK: Als een
van de volgende situaties zich voordoet, ver-
stuurt het systeem automatisch een
noodoproep* naar het controlecentrum van
ERA-GLONASS/EVAK. De locatie van de
auto wordt doorgegeven (zonder dat de toets
SOS hoeft te worden ingedrukt) en een
medewerker zal proberen om met de inzitten-
den te praten om de ernst van de situatie vast
te stellen en te bepalen of hulp nodig is. Als de
inzittenden niet in staat zijn om te communi-
ceren, behandelt de medewerker de oproep
automatisch als een noodgeval en schakelt hij
of zij de noodzakelijke hulpdiensten in.
(Blz. 59)
Een airbag is geactiveerd.
Een gordelspanner is geactiveerd.
De auto is betrokken bij een ernstige aanrij-
ding van achteren.
De auto is betrokken bij een ongeval waarbij
de auto over de kop slaat.
*: In sommige gevallen kan er geen oproep
worden verzonden. (Blz. 61)
QAan het PCS gekoppelde regeling voor het
activeren van de airbags (auto's met Lexus
Safety System+ A)
Als het PCS (Pre-Crash Safety-systeem) oor-
deelt dat een aanrijding van opzij waarschijnlijk
is, worden de side en curtain airbags voorbereid
om in werking te treden.
QVoorwaarden voor activering van de airbags
(airbags voor/antiduikairbags)
ODe airbags voor en de antiduikairbags wor-
den pas geactiveerd als bij een aanrijding een
bepaalde drempelwaarde wordt overschre-
den (vergelijkbaar met een frontale aanrijding
met een snelheid van ongeveer 20 - 30 km/h
tegen een voorwerp dat niet kan bewegen of
vervormen).
Deze drempelsnelheid kan in de volgende situ-
aties echter veel hoger liggen:
Wanneer de auto iets raakt dat kan bewegen
en/of vervormen, zoals een geparkeerde auto
of lantaarnpaal
Wanneer de auto betrokken raakt bij een
ongeval waarbij de neus van de auto onder
een vrachtwagen terechtkomt
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 33 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
34 1-1. Voor een veilig gebruik
OAfhankelijk van het type aanrijding worden
mogelijk alleen de gordelspanners geacti-
veerd.
ODe antiduikairbags van de achterstoelen wor-
den niet geactiveerd wanneer de inzittende
geen veiligheidsgordel draagt.
QVoorwaarden voor activering van de airbags
(side airbags en curtain airbags)
ODe side airbags en curtain airbags worden
geactiveerd als een bepaalde drempelwaarde
wordt overschreden (vergelijkbaar met ter
plaatse van het passagierscompartiment aan-
gereden worden met een snelheid van onge-
veer 20 - 30 km/h door een ongeveer 1.500
kg wegend voertuig, komend vanuit een rich-
ting die haaks staat op de positie van de auto).
OBeide curtain airbags worden mogelijk ook
geactiveerd bij een zware frontale aanrijding.
QOmstandigheden waarbij de airbags geacti-
veerd kunnen worden, anders dan bij een
aanrijding
De airbags voor, de curtain airbags en de antid-
uikairbags kunnen ook worden geactiveerd bij
zware stoten tegen de onderkant van de auto.
Zie de afbeelding voor een aantal voorbeelden.
ORaken van een stoeprand of een ander hard
voorwerp
OIn of over een diepe kuil rijden
OHard neerkomen
QSoorten aanrijdingen waarbij de airbags
mogelijk niet worden geactiveerd (airbags
voor/antiduikairbags)
De airbags voor en de antiduikairbags worden
over het algemeen niet geactiveerd bij aanrijdin-
gen van opzij of van achteren, als de auto over
de kop slaat of bij een frontale aanrijding op lage
snelheid. Maar als bij wat voor type aanrijding
dan ook de deceleratie in voorwaartse richting
groot genoeg is, worden de airbags voor en de
antiduikairbags mogelijk wel geactiveerd.
OAanrijding van opzij
OAanrijding van achteren
OOver de kop slaan
QSoorten aanrijdingen waarbij de side airbags
en de curtain airbags mogelijk niet worden
geactiveerd
De side airbags en curtain airbags treden moge-
lijk niet in werking bij aanrijdingen van opzij
onder een bepaalde hoek of bij aanrijdingen van
opzij waarbij het passagierscompartiment niet
wordt geraakt.
OAanrijding van opzij waarbij het passagiers-
compartiment niet wordt geraakt
OAanrijding van opzij onder een hoek
De side airbags treden over het algemeen niet in
werking bij aanrijdingen van voren of van achte-
ren, als de auto over de kop slaat of bij een aan-
rijding van opzij op lage snelheid.
OAanrijding van voren
OAanrijding van achteren
OOver de kop slaan
De curtain airbags treden over het algemeen
niet in werking bij aanrijdingen van achteren, als
de auto over de kop slaat of bij een aanrijding
van opzij of bij een frontale aanrijding op lage
snelheid.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 34 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
35
1
1-1. Voor een veilig gebruik
Veiligheid en beveiliging
OAanrijding van achteren
OOver de kop slaan
QWanneer moet u contact opnemen met een
erkende Lexus-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige
In de volgende gevallen zal controle en/of repa-
ratie van de auto nodig zijn. Neem zo snel
mogelijk contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
ONadat een of meer airbags zijn geactiveerd.
ODe voorzijde van de auto is beschadigd of
vervormd of de auto was betrokken bij een
ongeval dat niet van zodanige aard was dat de
airbags voor en de antiduikairbags werden
geactiveerd.
OBij beschadiging of vervorming van een
gedeelte van een portier of het omliggende
gebied, wanneer er een gat in is gemaakt of bij
een ongeval dat niet van zodanige aard was
dat de side airbags en curtain airbags werden
geactiveerd.
OBij krassen, scheuren of andere beschadigin-
gen aan het stuurwielkussen of het dashboard
bij de voorpassagiersairbag of het onderste
gedeelte van het instrumentenpaneel.
OAuto's met elektrisch verstelbare achterstoe-
len: bij krassen, scheuren of andere beschadi-
gingen aan de bekleding van de zitting.
OBij krassen, scheuren of andere beschadigin-
gen aan de zijkant van de leuning van een
voorstoel met een side airbag.
OBij krassen, scheuren of andere beschadigin-
gen in het deel van de voor- en achterstijl en
de daklijstbekleding met de curtain airbags.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 35 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
36 1-1. Voor een veilig gebruik
WAARSCHUWING
QVoorzorgsmaatregelen airbags
Neem met betrekking tot de airbags de vol-
gende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgs-
maatregelen kan dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg hebben.
OAlle inzittenden dienen hun veiligheidsgor-
del op de juiste manier te dragen.
De airbags zijn aanvullende middelen die
samen met de veiligheidsgordels gebruikt
moeten worden.
ODe bestuurdersairbag wordt met een aan-
zienlijke kracht geactiveerd, wat dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg kan hebben, vooral
wanneer de bestuurder zich erg dicht bij
de airbag bevindt.
Het gevaarlijkst bij de activering van de air-
bag zijn de eerste 50 - 75 mm; door een
afstand van minimaal 250 mm tot het stuur-
wiel aan te houden, hanteert u een veilige
marge. Dit is de afstand gemeten vanaf het
midden van het stuurwiel tot aan uw borst-
been. Als u nu minder dan 250 mm van de
airbag zit, kunt u uw zitpositie op verschil-
lende manieren wijzigen:
Plaats uw stoel zo ver mogelijk naar achte-
ren terwijl de pedalen nog goed kunnen
worden bediend.
Zet de rugleuning iets achterover.
Hoewel auto's verschillen, verkrijgen veel
bestuurders, zelfs met de bestuurdersstoel
helemaal naar voren, de afstand van 250
mm door simpelweg de rugleuning iets
achterover te zetten. Als u door het achter-
over zetten van uw stoel de weg niet goed
meer kunt zien, kunt u een stevig, niet-glad
kussen gebruiken om hoger te zitten, of uw
stoel hoger zetten wanneer uw auto deze
mogelijkheid biedt.
Als het stuurwiel verstelbaar is, kantel het
dan naar beneden. Hierdoor wijst de air-
bag naar uw borst in plaats van naar uw
hoofd en nek.
De stoel dient te worden afgesteld zoals hier-
boven aanbevolen, terwijl de pedalen en het
stuurwiel nog steeds goed bediend kunnen
worden en u het instrumentenpaneel nog
goed kunt zien.
ODe voorpassagiersairbag wordt ook met
een aanzienlijke kracht geactiveerd, wat
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg kan
hebben, vooral wanneer de voorpassagier
zich erg dicht bij de airbag bevindt. De
voorpassagiersstoel dient zo ver mogelijk
van de airbag af te staan, met de rugleu-
ning rechtop.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 36 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
37
1
1-1. Voor een veilig gebruik
Veiligheid en beveiliging
WAARSCHUWING
OKinderen die niet goed op de stoel zitten
en/of niet goed vastzitten, kunnen ernstig
letsel oplopen door een geactiveerde air-
bag. Gebruik de veiligheidsgordels nooit
voor baby's of kleine kinderen, maar zet
hen goed vast in een baby- of kinderzitje.
Lexus raadt u met klem aan om alle kinde-
ren achterin te laten plaatsnemen en ze
altijd te vervoeren in een passend baby- of
kinderzitje of met een zitkussen en/of vei-
ligheidsgordels. Achterin zitten kinderen
veiliger dan op de voorpassagiersstoel.
(Blz. 43)
OGa niet op het puntje van de stoel zitten en
leun niet op het dashboard.
OLaat een kind niet op de voorpassagiers-
stoel staan of bij een voorpassagier op
schoot zitten.
OSta niet toe dat voorpassagiers voorwer-
pen op hun knieën vasthouden.
OLeun niet tegen het portier, de dakzijrail en
de voor-, midden- en achterstijl.
OLaat niemand op de passagiersstoel knie-
len met het hoofd naar het portier gericht
en laat niemand zijn hoofd of handen bui-
ten de auto steken.
OBevestig niets aan en laat niets rusten
tegen componenten als het dashboard, het
stuurwielkussen of het onderste deel van
het dashboard.
Dergelijke voorwerpen kunnen als een
projectiel worden gelanceerd als de
bestuurdersairbag, de voorpassagiersair-
bag en de knie-airbags worden geacti-
veerd.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 37 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
38 1-1. Voor een veilig gebruik
WAARSCHUWING
OBevestig niets aan het portier, de voorruit,
de zijruiten, de voor- en achterstijl, de dak-
zijrail of de handgreep.
OHang geen kleerhangers of harde voor-
werpen aan de kledinghaakjes. Al deze
voorwerpen kunnen projectielen worden
en dodelijk of ernstig letsel veroorzaken als
de curtain airbags worden geactiveerd.
OZorg ervoor dat het gedeelte waar de
knie-airbag wordt geactiveerd niet door
iets wordt afgedekt.
OGebruik geen accessoires op de stoelen
die het gedeelte van de stoel waarin de
side airbags aanwezig zijn afdekken omdat
dat een negatieve invloed kan hebben op
een juiste werking van de side airbags.
Dergelijke accessoires kunnen tot resultaat
hebben dat de side airbags niet op de juiste
wijze geactiveerd worden, helemaal niet
geactiveerd worden of per ongeluk geacti-
veerd worden, waardoor dodelijk of ernstig
letsel kan ontstaan.
OOefen geen overmatige kracht uit op
delen waarin onderdelen van het airbag-
systeem aanwezig zijn of op de voorportie-
ren. Als dat wel gebeurt, kunnen er storin-
gen aan de airbags ontstaan.
ORaak onderdelen van het airbagsysteem
niet aan direct nadat de airbags geacti-
veerd zijn, omdat deze heet kunnen zijn.
OAls u na het activeren van de airbags moei-
lijkheden met de ademhaling ondervindt,
open dan een portier of zijruit om frisse
lucht binnen te laten of verlaat de auto als u
dat op een veilige manier kunt doen. Als er
poederdeeltjes op uw huid zijn terechtge-
komen, was deze er dan zo snel mogelijk af
om huidirritatie te voorkomen.
OAls de delen van de auto waarin airbags
ondergebracht zijn, zoals het stuurwielkus-
sen en de bekleding van de voor- en ach-
terstijlen, beschadigd of gescheurd zijn,
laat deze dan vervangen door een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
QWijzigingen aan en afvoeren van onder-
delen van het airbagsysteem
Voer uw auto niet af en voer geen van onder-
staande veranderingen uit zonder eerst een
erkende Lexus-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige te raadple-
gen. De airbags kunnen defect raken of per
ongeluk worden geactiveerd, wat dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg kan hebben.
OPlaatsen, verwijderen, demonteren en
repareren van de airbags
OReparatie, aanpassing, verwijdering of ver-
vanging van stuurwiel, instrumentenpa-
neel, dashboard, stoelen of stoelbekleding,
voor-, midden- en achterstijlen, dakzijrails,
voorportierpanelen, voorportierbekleding
of luidsprekers in de voorportieren
OAanpassing van het voorportierpaneel (bij-
voorbeeld een gat erin maken)
OReparaties of wijzigingen aan het voorspat-
bord, de voorbumper of de zijkant van het
passagierscompartiment
OPlaatsen van een bullbar, sneeuwploeg of
lier
OWijzigingen aan de wielophanging van de
auto
OPlaatsen van elektronische apparatuur als
een mobiele tweewegradio (zend-/ontvan-
ginstallatie) of CD-speler
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 38 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
39
1
1-1. Voor een veilig gebruik
Veiligheid en beveiliging
Sensoren
Motorkap
Hefsysteem
QVoorzorgsmaatregelen actieve motorkap
ONeem vóór het afvoeren van uw auto contact
op met een erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
OHet systeem van de actieve motorkap kan niet
opnieuw worden gebruikt wanneer deze
geactiveerd is geweest. Laat het vervangen
door een erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
QAan het PCS gekoppelde regeling voor de
werking van de actieve motorkap (auto's met
Lexus Safety System+ A of Lexus Safety
System+*)
Als het PCS (Pre-Crash Safety-systeem) oor-
deelt dat een aanrijding met een voetganger of
fietser waarschijnlijk is, wordt de actieve motor-
kap voorbereid om in werking te treden.
*: Voor de als regio A (Blz. 226) gespecifi-
ceerde landen/gebieden
QWerkingsvoorwaarden actieve motorkap
De actieve motorkap treedt in werking wanneer
de auto een botsing signaleert zoals hieronder
omschreven:
ODe voorbumper signaleert een frontale aanrij-
ding met bijvoorbeeld een voetganger of iets
groters terwijl er met de auto wordt gereden
met een snelheid van ongeveer 25 - 55 km/h.
(Het systeem wordt bediend bij een aanrijding
die overeenkomt met de drempelwaarde of
hoger, zelfs bij een minder grote aanrijding die
geen sporen achterlaat op de voorbumper.
Ook treedt het systeem, afhankelijk van de
omstandigheden van de aanrijding en de rij-
snelheid, mogelijk in werking bij een aanrij-
ding met een licht of klein voorwerp of een
klein dier.)
OIn andere gevallen treedt het systeem moge-
lijk in werking wanneer tegen het onderste
deel van de auto of de voorbumper wordt
gestoten, bijvoorbeeld:
Tegen een stoeprand botsen
In een diepe kuil rijden
Hard neerkomen
Het raken van de helling van een parkeer-
plaats, een glooiende weg, een uitstekend of
vallend voorwerp
QOmstandigheden waaronder de actieve
motorkap mogelijk niet juist werkt
OAls een voetganger in botsing komt met de
rechter- of linkerhoek van de voorbumper of
de zijkant van de auto. Het systeem werkt
mogelijk niet doordat dergelijke botsingen
niet goed kunnen worden gesignaleerd.
OAls de rijsnelheid niet juist wordt gesigna-
leerd, bijvoorbeeld wanneer de auto zijwaarts
glipt, werkt het systeem mogelijk niet goed.
Actieve motorkap
Bij een frontale aanrijding met een
lichaam, bijvoorbeeld een voetganger,
zorgt het systeem van de actieve
motorkap ervoor dat de motorkap
omhoogkomt om het risico op een
harde klap op het hoofd e.d. van de
voetganger te verminderen door de
speling van de motorruimte te vergro-
ten.
Wanneer de sensoren achter de voor-
bumper contact met een lichaam, bij-
voorbeeld een voetganger, vaststellen
dat voldoet aan of hoger is dan de
drempelwaarde terwijl er met de auto
wordt gereden binnen het snelheidsbe-
reik waarbij het systeem in werking
treedt, zal het systeem geactiveerd
worden.
Systeemonderdelen
A
B
C
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 39 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
40 1-1. Voor een veilig gebruik
QOmstandigheden waaronder de actieve
motorkap niet werkt
De actieve motorkap werkt in de volgende situa-
ties niet:
OEen botsing met een liggende persoon
OEen frontale stoot tegen de voorbumper bij
een rijsnelheid die niet binnen het bereik ligt
waarbij het systeem in werking treedt
OEen aanrijding van opzij of van achteren
OOver de kop slaan van de auto (bij sommige
aanrijdingen treedt de actieve motorkap
mogelijk in werking)
WAARSCHUWING
QWanneer de actieve motorkap wordt
geactiveerd
OTrek de ontgrendelingshendel van de
motorkap niet naar u toe. Wanneer u dit
doet nadat de actieve motorkap in werking
is getreden, zal de motorkap verder
omhoogkomen en mogelijk letsel veroor-
zaken. Rijd niet met een motorkap die
omhoog is gekomen, anders wordt het
zicht van de bestuurder mogelijk gehin-
derd, wat een ongeval kan veroorzaken.
ODruk niet met kracht op de motorkap. De
omhooggekomen motorkap kan niet met
de hand in de oorspronkelijke positie wor-
den teruggebracht. Als u dat wel doet, kan
de motorkap vervormd raken of letsel ver-
oorzaken.
OLaat de actieve motorkap, als deze is geac-
tiveerd, vervangen door een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige. Breng, als de
actieve motorkap is geactiveerd, de auto
onmiddellijk op een veilige plaats tot stil-
stand en neem contact op met een
erkende Lexus-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
ORaak direct nadat de actieve motorkap in
werking is getreden het hefsysteem niet
aan, omdat dit heet kan zijn en brandwon-
den kan veroorzaken.
OPMERKING
QVoorzorgsmaatregelen actieve motorkap
OSluit de motorkap voordat u gaat rijden,
aangezien het systeem mogelijk niet goed
werkt wanneer de motorkap niet volledig is
gesloten.
OControleer ook of alle banden de voorge-
schreven maat en spanning hebben. Als
banden met een verschillende maat wor-
den gebruikt, werkt het systeem mogelijk
niet goed.
OAls iets het gebied rond de voorbumper
heeft geraakt, raken de sensoren mogelijk
beschadigd, zelfs wanneer de actieve
motorkap niet is geactiveerd. Laat de auto
controleren door een erkende Lexus-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
OVerwijder of repareer de onderdelen of
bedrading van de actieve motorkap niet.
Anders kan het systeem onbedoeld wor-
den geactiveerd of werkt het systeem
mogelijk niet goed. Als reparatie of vervan-
ging noodzakelijk is, neem dan contact op
met een erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
OVerwijder onderdelen als de voorbumper,
motorkap of wielophanging niet en ver-
vang ze niet door niet-originele onderde-
len. Anders werkt het systeem mogelijk
niet goed.
OPlaats niks op de voorbumper of de motor-
kap. Anders kunnen de sensoren een aan-
rijding mogelijk niet goed waarnemen of
werkt het systeem mogelijk niet goed.
OSluit de motorkap niet met kracht en oefen
geen belasting uit op het hefsysteem.
Anders kan dat systeem beschadigd raken
en werkt het mogelijk niet goed.
OBreng geen wijzigingen aan de wielop-
hanging aan, aangezien veranderingen in
de wagenhoogte ervoor kunnen zorgen
dat het systeem niet goed werkt.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 40 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
41
1
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
Veiligheid en beveiliging
1-2.Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
Controlelampje PASSENGER AIR
BAG
De controlelampjes PASSENGER AIR BAG
en ON gaan branden als het airbagsysteem is
ingeschakeld en gaan na ongeveer 60 secon-
den uit. (Alleen wanneer het contact AAN
staat.)
Aan/uit-schakelaar airbag
Belangrijke
voorzorgsmaatregelen in
verband met uitlaatgassen
Uitlaatgassen bevatten stoffen die
schadelijk zijn bij inademing.
WAARSCHUWING
Uitlaatgassen bevatten het schadelijke kool-
monoxide (CO). Dit is een kleurloos en reuk-
loos gas. Neem de volgende voorzorgsmaat-
regelen in acht. Als u deze voorzorgsmaatre-
gelen niet in acht neemt, kunnen er
uitlaatgassen in de auto terechtkomen waar-
door de bestuurder duizelig kan worden en
een ongeval kan veroorzaken, of wat kan lei-
den tot de dood of zeer schadelijk kan zijn
voor de gezondheid.
QBelangrijke punten tijdens het rijden
OHoud de achterklep gesloten.
OAls u uitlaatgassen ruikt in de auto, zelfs als
de achterklep gesloten is, moet u de ruiten
openzetten en de auto zo snel mogelijk
laten nakijken door een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
QTijdens het parkeren
OAls de auto zich in een slecht geventileerde
omgeving of een afgesloten ruimte
bevindt, zoals een garage, moet u de motor
uitschakelen.
OLaat de motor niet langdurig stationair
draaien. Als dat niet anders kan, parkeer
de auto dan op een open plek en zorg
ervoor dat er geen uitlaatgassen in het
interieur terecht kunnen komen.
OLaat de motor niet draaien op een plaats
waar sneeuw de afvoer van de uitlaatgas-
sen zou kunnen hinderen. Als zich sneeuw
rond de auto ophoopt terwijl de motor
draait, kunnen uitlaatgassen zich verzame-
len en in de auto terechtkomen.
QUitlaatpijp
Het uitlaatsysteem dient regelmatig te wor-
den gecontroleerd. Laat uw auto nakijken en
repareren door een erkende Lexus-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige bij gaten of scheuren als gevolg van
corrosie of beschadigingen aan verbindings-
stukken, of bij een abnormaal geluid van het
uitlaatsysteem.
Aan/uit-schakelaar airbag
Met dit systeem kunnen de voorpassa-
giersairbag en de knie-airbag voor de
voorpassagier worden uitgeschakeld.
Schakel deze airbags alleen uit als er
een baby- of kinderzitje op de voorpas-
sagiersstoel gebruikt wordt.
Systeemonderdelen
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 41 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
42 1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
Steek de mechanische sleutel in de slotci-
linder en draai deze in de stand OFF.
Het controlelampje OFF gaat branden (alleen
als het contact AAN staat).
QInformatie over controlelampje PASSEN-
GER AIR BAG
Als een van de onderstaande problemen
optreedt, is er mogelijk een storing in het sys-
teem aanwezig. Laat de auto controleren door
een erkende Lexus-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
OHet controlelampje OFF gaat niet branden als
de aan/uit-schakelaar van de airbag in stand
OFF wordt gezet.
OHet controlelampje reageert niet wanneer de
aan/uit-schakelaar van de airbag van ON
naar OFF wordt gezet.
Uitschakelen van de
voorpassagiersairbag en de
knie-airbag voor de voorpassagier
WAARSCHUWING
QAls er een baby- of kinderzitje wordt
geplaatst
Plaats vanwege veiligheidsredenen het baby-
of kinderzitje altijd op een achterstoel. Als de
achterstoel niet kan worden gebruikt, mag de
voorstoel worden gebruikt zo lang de
aan/uit-schakelaar van de airbag in stand
OFF wordt gezet.
Als de airbag niet handmatig is uitgeschakeld,
kan de kracht die met het activeren (opbla-
zen) van de airbag gepaard gaat, dodelijk of
ernstig letsel veroorzaken.
QAls er geen baby- of kinderzitje op de
voorpassagiersstoel is geplaatst
Controleer of de aan/uit-schakelaar van de
airbag in stand ON staat.
Als de schakelaar in stand OFF staat, zal de
airbag in geval van een ongeval niet worden
geactiveerd, wat dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg kan hebben.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 42 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
43
1
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
Veiligheid en beveiliging
Punten om rekening mee te houden:
Blz. 44
Bij gebruik van een baby- of kinderzitje:
Blz. 45
Geschiktheid baby- en kinderzitjes voor
elke zitpositie: Blz. 48
Plaatsingsmethode baby- of kinderzitje:
Blz. 54
Vastgezet met een veiligheidsgordel:
Blz. 54
Rijden met kinderen in de auto
Neem de volgende voorzorgsmaatre-
gelen in acht als er kinderen in de auto
aanwezig zijn.
Gebruik een passend baby- of kinder-
zitje tot het kind groot genoeg is om de
veiligheidsgordel van de auto op de
juiste wijze te dragen.
U wordt aangeraden om kinderen op
de achterstoelen te vervoeren om te
voorkomen dat ze per ongeluk tegen
onderdelen aankomen, zoals de
selectiehendel en de ruitenwisser-
schakelaar.
Gebruik het kinderslot van het ach-
terportier of de blokkeerschakelaar
van de ruitbediening om te voorko-
men dat kinderen het portier openen
tijdens het rijden of per ongeluk de
elektrisch bedienbare ruit bedienen.
(Blz. 106, 154)
Laat kleine kinderen geen onderde-
len bedienen waarbij lichaamsdelen
vast kunnen komen te zitten of
bekneld kunnen raken, zoals de elek-
trisch bedienbare ruiten, de motor-
kap, de achterklep en de stoelen.
WAARSCHUWING
QAls er kinderen in de auto aanwezig zijn
Laat kinderen nooit alleen in de auto achter
en laat ze nooit met de sleutel spelen.
Kinderen zullen wellicht proberen de auto te
starten of de neutraalstand in te schakelen. Er
bestaat ook het risico dat kinderen letsel
oplopen wanneer ze met de ruiten, het schuif-
dak of andere voorzieningen in de auto spe-
len. Verder kan de temperatuur in de auto zo
hoog oplopen of zo ver dalen dat dat kinde-
ren fataal kan worden.
Baby- en kinderzitjes
Voordat u een baby- of kinderzitje in de
auto plaatst, zijn er voorzorgsmaatre-
gelen die u in acht moet nemen, ver-
schillende soorten baby- en kinderzit-
jes en verschillende plaatsingsmetho-
den, enz. Deze staan beschreven in
deze handleiding.
Gebruik een baby- of kinderzitje
wanneer er een klein kind in de auto
meerijdt dat nog niet op de juiste
wijze gebruik kan maken van een vei-
ligheidsgordel. Plaats voor de veilig-
heid van het kind het baby- of kinder-
zitje op een achterstoel. Zorg ervoor
dat u de plaatsingsmethode opvolgt
die in de handleiding van het baby- of
kinderzitje staat.
Wij raden het gebruik van een origi-
neel baby- of kinderzitje van Lexus
aan, aangezien dit in het gebruik vei-
liger is in deze auto. De originele
baby- of kinderzitjes van Lexus zijn
speciaal gemaakt voor auto's van
Lexus. U kunt ze kopen bij een
erkende Lexus-dealer.
Inhoudsopgave
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 43 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
44 1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
Vastgezet met een onderste
ISOfix-bevestigingspunt: Blz. 56
Met een bevestigingspunt voor de
bovenste gordel: Blz. 58
Geef prioriteit aan de waarschuwingen
en neem deze in acht. Houd u daar-
naast ook aan de wetgeving en voor-
schriften met betrekking tot baby- en
kinderzitjes.
Gebruik een baby- of kinderzitje tot het
kind groot genoeg is om de standaard
gemonteerde veiligheidsgordel op de
juiste wijze te gebruiken.
Kies een baby- of kinderzitje dat past bij
de leeftijd en de lengte van het kind.
Let erop dat niet alle baby- of kinderzit-
jes in alle auto's kunnen worden gemon-
teerd.
Controleer, voordat u een baby- of kin-
derzitje koopt of gebruikt, of het zitje
geschikt is voor de stoelposities.
(Blz. 48)
Punten om rekening mee te houden
WAARSCHUWING
QWanneer er een kind in de auto meerijdt
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgs-
maatregelen kan dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg hebben.
OVoor de meest effectieve bescherming van
een kind tijdens een ongeval of bij hard
remmen moet een kind goed vastzitten,
met een veiligheidsgordel of een baby- of
kinderzitje dat op de juiste wijze is
geplaatst. Raadpleeg voor informatie over
het plaatsen de bij het baby- of kinderzitje
bijgesloten handleiding. In deze handlei-
ding vindt u algemene aanwijzingen met
betrekking tot het plaatsen.
OLexus adviseert met klem gebruik te
maken van een geschikt zitje dat past bij
het gewicht en de lengte van het kind en
dat op de achterstoel is geplaatst. In onge-
vallenstatistieken is aangetoond dat kinde-
ren minder verwondingen oplopen als zij
op de achterstoelen op de juiste wijze vast-
zitten dan als zij op de voorstoel zitten.
OHet vasthouden van een kind in de armen
is geen vervanging voor een baby- of kin-
derzitje. Bij een ongeval kan een kind dan
de voorruit raken of klem komen te zitten
tussen degene die het kind vasthoudt en
delen van het interieur.
QBehandelen van baby- en kinderzitjes
Als het baby- of kinderzitje niet goed wordt
vastgezet, kan het kind of een andere passa-
gier bij plotseling remmen, een uitwijkma-
noeuvre of een aanrijding ernstig of zelfs
dodelijk letsel oplopen.
OAls de auto een hevige impact te verduren
krijgt, bijvoorbeeld als gevolg van een
ongeval, kan er schade ontstaan aan het
baby- of kinderzitje die niet direct zicht-
baar is. Gebruik het baby- of kinderzitje in
dergelijke gevallen niet meer.
OAfhankelijk van het baby- of kinderzitje kan
het zijn dat dit moeilijk of onmogelijk kan
worden geplaatst. Controleer in dergelijke
gevallen of het baby- of kinderzitje
geschikt is voor plaatsing in de auto.
(Blz. 48) Houdt u zich bij het plaatsen
en gebruik aan de voorschriften voor het
vastzetten van het zitje in deze handleiding
en de handleiding van het baby- of kinder-
zitje. Lees deze voorschriften zorgvuldig.
OLaat het zitje goed vastzitten op de stoel,
zelfs als het niet wordt gebruikt. Plaats het
baby- of kinderzitje niet los in het passa-
gierscompartiment.
OWanneer u het zitje toch moet verwijderen,
bewaar het dan buiten de auto of zet het
vast in de bagageruimte.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 44 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
45
1
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
Veiligheid en beveiliging
QAls er een baby- of kinderzitje wordt
geplaatst op de voorpassagiersstoel
Plaats voor de veiligheid van het kind het
baby- of kinderzitje op een achterstoel. Als
het plaatsen van een baby- of kinderzitje
op de voorpassagiersstoel onvermijdelijk
is, stel dan de stoel als volgt af en plaats het
zitje:
Schuif de voorstoel helemaal naar ach-
teren.
Zet de rugleuning zo veel mogelijk
rechtop.
Indien er bij het plaatsen van een in de rijrich-
ting geplaatst kinderzitje een opening aanwezig
is tussen het kinderzitje en de rugleuning, stel
de rugleuning dan af totdat het zitje en de rug-
leuning goed contact maken.
Zet de voorzijde van de zitting in de
laagste stand.
Zet de zitting in de hoogste stand.
Zet de lendensteun in de laagste stand.
Zet de schoudersteun in de laagste
stand (indien aanwezig).
Zet de bekkensteun in de laagste stand.
Zet de zijsteun van de rugleuning in de
breedste stand (indien aanwezig).
Zet de zijsteun van de zitting in de laag-
ste stand (indien aanwezig).
Zet de heupsteun in de laagste stand
(indien aanwezig).
Verwijder indien mogelijk de hoofd-
steun indien deze de plaatsing van het
baby- of kinderzitje hindert. Zet anders
de hoofdsteun in de hoogste stand.
QAls er een baby- of kinderzitje wordt
geplaatst op een elektrisch verstel-
bare achterstoel (indien aanwezig)
Stel bij gebruik van een baby- of kinderzitje
op een van de buitenste zitplaatsen achter
de stoel als volgt in en plaats het baby- of
kinderzitje:
Zet de zitting in de achterste stand.
Zet het bovenste deel van de rugleu-
ning in de achterste stand.
Zet de voorzijde van de zitting in de
laagste stand.
Zet de hoofdsteun in de laagste en ach-
terste stand.
Zet de schoudersteun in de laagste
stand.
Zet de lendensteun in de laagste stand.
Zet de bekkensteun in de laagste stand.
Schakel de automatische bediening van
de achterstoel uit. (Blz. 130)
Bij gebruik van een
baby- of kinderzitje
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 45 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
46 1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
Voor de achterstoel met een verstel-
bare onderbeensteun (indien aanwe-
zig): zet de rugleuning zo veel mogelijk
rechtop en zet de verstelbare onder-
beensteun (voetsteun) zo dat deze is
opgeborgen.
WAARSCHUWING
QBij gebruik van een baby- of kinderzitje
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgs-
maatregelen kan dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg hebben.
OGebruik nooit een tegen de rijrichting in
geplaatst baby- of kinderzitje op de voor-
passagiersstoel als de aan/uit-schakelaar
voor de airbag in stand ON staat.
(Blz. 41)
Bij een ongeval kan het kind dodelijk of
ernstig letsel oplopen door de kracht waar-
mee de voorpassagiersairbag wordt geac-
tiveerd.
OEen waarschuwingslabel op de zonneklep
aan passagierszijde geeft aan dat het niet is
toegestaan om een tegen de rijrichting in
geplaatst baby- of kinderzitje op de voor-
passagiersstoel te plaatsen.
In onderstaande afbeelding is het label in
detail te zien.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 46 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
47
1
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
Veiligheid en beveiliging
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
OPlaats een in de rijrichting geplaatst baby-
of kinderzitje alleen op de voorstoel als het
niet anders kan. Als er een zitje waarin het
kind met het gezicht in de rijrichting zit op
de voorpassagiersstoel wordt geplaatst,
moet de stoel zo ver mogelijk naar achte-
ren worden geschoven. Als dat niet
gedaan wordt, kan het activeren van de air-
bags dodelijk of ernstig letsel tot gevolg
hebben.
OLaat een kind niet met het hoofd of een
ander lichaamsdeel tegen het portier leu-
nen of tegen dat deel van de stoel, de voor-
of achterstijlen of de dakzijrails leunen
waarin de side airbags of de curtain air-
bags zijn ondergebracht, ook niet als het
kind in een baby- of kinderzitje zit. Anders
kan het kind dodelijk of ernstig letsel oplo-
pen als bij een aanrijding de side airbags of
de curtain airbags worden geactiveerd.
OControleer als er een zitkussen geplaatst is
altijd of de schoudergordel over het mid-
den van de schouder van het kind loopt. De
gordel mag niet langs de nek van het kind
lopen, maar mag ook niet van de schouder
van het kind vallen.
OGebruik een baby- of kinderzitje dat past
bij de leeftijd en de grootte van het kind en
plaats dit op de achterstoel.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 47 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
48 1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
QGeschiktheid baby- en kinderzitjes
voor elke zitpositie
De geschiktheid voor elke zitpositie bij een
baby- of kinderzitje (Blz. 49) geeft met
symbolen aan welke typen baby- of kinder-
zitjes kunnen worden gebruikt en de
mogelijke zitposities bij het plaatsen. Ook
kunt u het aanbevolen baby- of kinderzitje
dat geschikt is voor uw kind selecteren.
Controleer anders [Tabel m.b.t. geschikt-
heid en aanbevolen baby- en kinderzitjes]
voor de aanbevolen baby- of kinderzitjes.
(Blz. 52)
Controleer het geselecteerde baby- of
kinderzitje en het volgende [Voordat u de
geschiktheid van elke zitpositie bij een
baby- of kinderzitje controleert].
QVoordat u de geschiktheid van elke zit-
positie bij een baby- of kinderzitje con-
troleert
1Controleren van de normen voor
baby- en kinderzitjes.
Gebruik een baby- of kinderzitje dat
voldoet aan de VN ECE R44*1- of VN
ECE R129*1, 2-norm.
Het onderstaande erkende keurmerk
staat op de baby- en kinderzitjes.
Controleer of het baby- of kinderzitje
is voorzien van het juiste keurmerk.
Voorbeeld van het weergegeven nummer van
het voorschrift
Typegoedkeuringsmerk VN ECE
R44*3
De gewichtsklasse van kinderen die in
aanmerking komen voor een zitje met
het typegoedkeuringsmerk VN ECE
R44 wordt weergegeven.
Typegoedkeuringsmerk VN ECE
R129*3
De lengtecategorie en gewichtsklasse
van kinderen die in aanmerking komen
voor een zitje met het typegoedkeu-
ringsmerk VN ECE R129 worden
weergegeven.
WAARSCHUWING
OPlaats het zitje op de achterstoel rechts als
de bestuurdersstoel contact maakt met het
zitje en verhindert dat het zitje goed kan
worden geplaatst. (Blz. 52)
Geschiktheid baby- en kinderzitjes
voor elke zitpositie
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 48 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
49
1
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
Veiligheid en beveiliging
2Controleren van de categorie van het
baby- of kinderzitje.
Controleer het typegoedkeurings-
merk van het baby- of kinderzitje om te
zien voor welke van de onderstaande
categorieën het zitje geschikt is.
Indien u twijfelt, controleer dan de
gebruikershandleiding van het baby- of
kinderzitje of neem contact op met de
verkoper van het zitje.
•“universeel
•“semi-universeel
•“beperkt
“voertuigspecifiek”
*1: VN ECE R44 en VN ECE R129 zijn voor-
schriften van de VN voor baby- en kinder-
zitjes.
*2: De in de tabel genoemde baby- en kinder-
zitjes zijn mogelijk niet verkrijgbaar buiten
de EU.
*3: Het weergegeven keurmerk kan per pro-
duct verschillend zijn.
QGeschiktheid van elke zitpositie bij
een baby- of kinderzitje
*1, 2, 3
*4
*2, 3
*2, 3
Geschikt voor een “universeel” baby-
of kinderzitje vastgezet met een vei-
ligheidsgordel.
Geschikt voor een baby- of kinder-
zitje dat is vermeld in de tabel m.b.t.
geschiktheid en aanbevolen baby- en
kinderzitjes (Blz. 52).
Geschikt voor i-Size- en ISOfix-baby-
of kinderzitjes.
Met een bevestigingspunt voor de
bovenste gordel.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 49 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
50 1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
*1: Schuif de voorstoel helemaal naar achteren.
Als de hoogte van de passagiersstoel kan
worden versteld, dan moet deze in de hoog-
ste positie staan.
*2: Zet de rugleuning zo veel mogelijk rechtop.
Indien er bij het plaatsen van een in de rij-
richting geplaatst kinderzitje een opening
aanwezig is tussen het kinderzitje en de rug-
leuning, stel de rugleuning dan af totdat het
zitje en de rugleuning goed contact maken.
*3: Verwijder indien mogelijk de hoofdsteun
indien deze de werking van het baby- of kin-
derzitje hindert.
Zet anders de hoofdsteun in de hoogste
stand.
*4: Gebruik alleen een in de rijrichting
geplaatst baby- of kinderzitje als de
aan/uit-schakelaar voor de airbag in stand
ON staat.
QGedetailleerde informatie voor plaatsing baby- of kinderzitje
Niet geschikt voor baby- of kinderzit-
jes.
Gebruik nooit een tegen de rijrichting
in geplaatst baby- of kinderzitje op de
voorpassagiersstoel als de
aan/uit-schakelaar voor de airbag in
stand ON staat.
Zitpositie
Stoelpositienummer Aan/uit-schakelaar airbag
AAN UIT
Zitpositie geschikt voor universeel
zitje vastgezet met gordel (ja/nee)
ja
Alleen in de
rijrichting
ja ja ja
Zitpositie i-Size (ja/nee) nee nee ja ja
Zitpositie geschikt voor zijwaarts
geplaatst zitje (L1/L2/nee) nee nee nee nee
Geschikte bevestiging voor tegen de
rijrichting in geplaatst zitje
(R1/R2X/R2/R3/Nee)
nee nee R1, R2X, R2,
R3
R1, R2X, R2,
R3
Geschikte bevestiging voor in de rij-
richting geplaatst zitje
(F2X/F2/F3/nee)
nee nee F2X, F2, F3 F2X, F2, F3
Geschikte bevestiging voor zitkussen
(B2/B3/nee) nee nee B2, B3 B2, B3
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 50 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
51
1
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
Veiligheid en beveiliging
ISOfix-baby- of kinderzitjes worden onderverdeeld in verschillende “bevestigingen”. Het
baby- of kinderzitje kan worden gebruikt voor de zitposities voor de in de bovenstaande
tabel genoemde “bevestigingen”. Raadpleeg de onderstaande tabel voor het soort “beves-
tiging”.
Als uw baby- of kinderzitje geen soort “bevestiging” heeft (of wanneer u de informatie niet
in de onderstaande tabel kunt vinden), raadpleeg dan de “voertuiglijst” van het baby- of
kinderzitje voor informatie over de geschiktheid of informeer bij de verkoper van uw kin-
derzitje.
Bevestiging Beschrijving
F3 In de rijrichting geplaatst baby- of kinderzitje, volledige hoogte
F2 In de rijrichting geplaatst baby- of kinderzitje, verlaagd
F2X In de rijrichting geplaatst baby- of kinderzitje, verlaagd
R3 Tegen de rijrichting in geplaatst baby- of kinderzitje, volledig formaat
R2 Tegen de rijrichting in geplaatst baby- of kinderzitje, kleiner formaat
R2X Tegen de rijrichting in geplaatst baby- of kinderzitje, kleiner formaat
R1 Tegen de rijrichting in geplaatst babyzitje
L1 Naar links gericht babyzitje (reiswieg)
L2 Naar rechts gericht babyzitje (reiswieg)
B2 Zitkussen
B3 Zitkussen
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 51 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
52 1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
QTabel m.b.t. geschiktheid en aanbevolen baby- en kinderzitjes
Auto's zonder elektrisch verstelbare achterstoelen
Auto's met elektrisch verstelbare achterstoelen
De in de tabel genoemde baby- en kinderzitjes zijn mogelijk niet verkrijgbaar buiten de EU
en het Verenigd Koninkrijk.
Gewichtsgroepen Aanbevolen baby-
of kinderzitje
Zitpositie
Aan/uit-schakelaar
airbag
AAN UIT
0, 0+
Minder dan 13 kg
LEXUS G0+, BABY SAFE
PLUS (ja/nee) nee ja ja ja
I
9 - 18 kg LEXUS DUO PLUS (ja/nee)
ja
Uitslui-
tend vast-
zetten met
gordel
ja
Uitslui-
tend vast-
zetten met
gordel
ja ja
Gewichtsgroepen Aanbevolen baby-
of kinderzitje
Zitpositie
Aan/uit-schakelaar
airbag
AAN UIT
0, 0+
Minder dan 13 kg
LEXUS G0+, BABY SAFE
PLUS (ja/nee) nee ja ja ja
I
9 - 18 kg LEXUS DUO PLUS (ja/nee)
ja
Uitslui-
tend vast-
zetten met
gordel
ja
Uitslui-
tend vast-
zetten met
gordel
ja ja
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 52 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
53
1
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
Veiligheid en beveiliging
Bij het vastzetten van sommige typen
baby- of kinderzitjes op de achterstoel
kunnen de veiligheidsgordels op de plaat-
sen naast het zitje mogelijk niet goed wor-
den gebruikt en komen ze mogelijk in aan-
raking met het zitje. Ook kan de werking
van de veiligheidsgordel negatief worden
beïnvloed. Draag uw veiligheidsgordel
goed aansluitend over uw schouder en
laag over uw heupen. Wanneer dit niet het
geval is of wanneer hij in aanraking komt
met het zitje, ga dan ergens anders zitten.
Het niet in acht nemen van de voorzorgs-
maatregelen kan dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg hebben.
Verstel bij het plaatsen van een baby- of
kinderzitje op de achterstoelen de
voorstoel zodanig dat deze niet in aan-
raking komt met het kind of het baby- of
kinderzitje.
Indien bij het plaatsen van een kinder-
zitje met steunvoet de rugleuning in de
weg zit wanneer u het zitje op de steun-
voet wilt bevestigen, zet dan de rugleu-
ning naar achteren tot er voldoende
ruimte is.
Als het schouderbevestigingspunt van
de veiligheidsgordel zich vóór de gor-
delgeleider van het kinderzitje bevindt,
verplaatst u de zitting naar voren.
Indien bij het plaatsen van een zitkussen
het kind in het baby- of kinderzitje erg
rechtop zit, zet u de rugleuning in een
comfortabelere stand. En als het schou-
derbevestigingspunt van de veiligheids-
gordel zich vóór de gordelgeleider van
het kinderzitje bevindt, verplaatst u de
zitting naar voren.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 53 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
54 1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
Controleer aan de hand van de bij het baby- of kinderzitje bijgesloten handleiding de plaat-
sing van het zitje.
QEen baby- of kinderzitje plaatsen met
behulp van een veiligheidsgordel
Plaats het baby- of kinderzitje aan de hand
van de bijgesloten handleiding.
Als het desbetreffende baby- of kinderzitje
niet binnen de “universele” categorie valt
(of de benodigde informatie staat niet in de
tabel), raadpleeg dan de “voertuiglijst” van
de fabrikant van het baby- of kinderzitje
voor de diverse mogelijke montageposities
of doe navraag naar de compatibiliteit bij
de verkoper van het zitje. (Blz. 48, 49)
Plaatsingsmethode baby- of kinderzitje
Plaatsingsmethode Bladzijde
Bevestiging met veiligheids-
gordel Blz. 54
Bevestiging onderste
ISOfix-bevestigingspunt Blz. 56
Bevestiging bevestigingspunt
bovenste gordel Blz. 58
Baby- of kinderzitje vastgezet met
een veiligheidsgordel
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 54 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
55
1
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
Veiligheid en beveiliging
1Stel de stoel af
Wanneer de voorpassagiersstoel wordt
gebruikt
Als het plaatsen van een baby- of kinderzitje op
de voorpassagiersstoel onvermijdelijk is, raad-
pleeg dan Blz. 45voor het afstellen van de
voorpassagiersstoel.
Bij gebruik van de elektrisch verstel-
bare achterstoelen (indien aanwezig)
Als er een opening aanwezig is tussen het kin-
derzitje en de rugleuning, stel de hoek van de
rugleuning dan af totdat het zitje en de rugleu-
ning goed contact maken. (Blz. 45)
2Voer de veiligheidsgordel door het
baby- of kinderzitje en steek de gesp in
de gordelsluiting. Controleer of de
gordel niet gedraaid is. Maak de veilig-
heidsgordel goed vast aan het baby- of
kinderzitje aan de hand van de bijge-
sloten handleiding.
3Als uw baby- of kinderzitje niet is voor-
zien van een vergrendelsysteem voor
de veiligheidsgordel, zet het zitje dan
vast met een blokkeerclip.
4Beweeg het baby- of kinderzitje na het
plaatsen naar achteren en naar voren
om te controleren of het goed vastzit.
(Blz. 56)
QVerwijderen van een baby- of kinder-
zitje dat is vastgezet met een veilig-
heidsgordel
Druk de ontgrendelknop op de gordelslui-
ting in en laat de gordel helemaal oprollen.
Bij het losmaken van de gordelsluiting komt het
baby- of kinderzitje mogelijk een stukje
omhoog als gevolg van de terugwerking van de
zitting. Maak de gordelsluiting los terwijl u het
baby- en kinderzitje tegenhoudt.
De veiligheidsgordel rolt automatisch op. Houd
de gordel vast, zodat het oprollen rustig
gebeurt.
QAls er een baby- of kinderzitje wordt
geplaatst
U moet bij het plaatsen van het zitje mogelijk
gebruikmaken van een blokkeerclip. Volg de
aanwijzingen van de fabrikant van het baby- of
kinderzitje. Als uw zitje niet over een blokkeer-
clip beschikt, kunt u deze kopen bij een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige: Blokkeerclip voor baby- of
kinderzitje
(onderdeelnr. 73119-22010)
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 55 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
56 1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
QOnderste ISOfix-bevestigingspunten
(ISOfix-baby- of kinderzitje)
Voor de buitenste zitplaatsen achter zijn
onderste bevestigingspunten aanwezig.
(Labels geven aan waar de bevestigings-
punten zich in de stoelen bevinden.)
QPlaatsing met onderste ISOfix-beves-
tigingspunt (ISOfix-baby- of kinder-
zitje)
Plaats het baby- of kinderzitje aan de hand
van de bijgesloten handleiding.
Als het desbetreffende baby- of kinderzitje
niet binnen de “universele” categorie valt
(of de benodigde informatie staat niet in de
tabel), raadpleeg dan de “voertuiglijst” van
de fabrikant van het baby- of kinderzitje
voor de diverse mogelijke montageposities
of doe navraag naar de compatibiliteit bij
de verkoper van het zitje. (Blz. 48, 49)
1Auto's met elektrisch verstelbare ach-
terstoelen: stel de stoel af
Als er een opening aanwezig is tussen het kin-
derzitje en de rugleuning, stel de hoek van de
rugleuning dan af totdat het zitje en de rugleu-
ning goed contact maken. (Blz. 45)
WAARSCHUWING
QAls er een baby- of kinderzitje wordt
geplaatst
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgs-
maatregelen kan dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg hebben.
OLaat kinderen niet met de veiligheidsgordel
spelen. Als de veiligheidsgordel om de nek
van het kind draait, kan het kind stikken of
ernstig letsel oplopen. Als dit gebeurt en
de gordelsluiting niet kan worden losge-
maakt, knip de gordel dan door met een
schaar.
OControleer of de gesp goed in de gordel-
sluiting is vergrendeld en of de veiligheids-
gordel niet gedraaid is.
OBeweeg het baby- of kinderzitje naar links
en naar rechts en naar voren en naar ach-
teren om te controleren of het goed is
geplaatst.
OVerstel de rugleuning niet meer nadat het
baby- of kinderzitje is geplaatst.
OControleer als er een zitkussen geplaatst is
altijd of de schoudergordel over het mid-
den van de schouder van het kind loopt. De
gordel mag niet langs de nek van het kind
lopen, maar mag ook niet van de schouder
van het kind vallen.
OVolg bij het plaatsen van een baby- of kin-
derzitje altijd de gebruiksaanwijzing van de
fabrikant.
Baby- of kinderzitje vastgezet
met een onderste ISOfix-
bevestigingspunt
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 56 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
57
1
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
Veiligheid en beveiliging
2Open het kapje.
3Steek de gesp in de opening in
de afdekking.
De afdekking blijft open.
4Controleer de posities van de speciale
stangen en plaats het zitje op de stoel.
De stangen bevinden zich in de opening tussen
de zitting en de rugleuning.
5Beweeg het baby- of kinderzitje na het
plaatsen naar achteren en naar voren
om te controleren of het goed vastzit.
(Blz. 56)
B
A
WAARSCHUWING
QAls er een baby- of kinderzitje wordt
geplaatst
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgs-
maatregelen kan dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg hebben.
OVerstel de rugleuning niet meer nadat het
baby- of kinderzitje is geplaatst.
OControleer bij het gebruik van de onderste
bevestigingspunten of er geen vreemde
voorwerpen rond de bevestigingspunten
aanwezig zijn en of de gordel niet klem zit
achter het zitje.
OVolg bij het plaatsen van een baby- of kin-
derzitje altijd de gebruiksaanwijzing van de
fabrikant.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 57 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
58 1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
QBevestigingspunten bovenste gordel
Voor de buitenste zitplaatsen achter zijn
bevestigingspunten voor de bovenste gor-
del aanwezig.
Gebruik de bevestigingspunten voor de
bovenste gordel bij het vastmaken van de
bovenste gordel.
Bevestigingspunten bovenste gordel
Bovenste gordel
QBovenste gordel vastmaken aan de
bevestigingspunten voor de bovenste
gordel
Plaats het baby- of kinderzitje aan de hand
van de bijgesloten handleiding.
Open het klepje van de bevestigingspun-
ten voor de bovenste gordel, zet de haak
vast aan het bevestigingspunt voor de
bovenste gordel en trek de bovenste gor-
del aan.
Controleer of de bovenste gordel goed vastzit.
(Blz. 56)
Haak
Bovenste gordel
Met een bevestigingspunt voor de
bovenste gordel
A
B
WAARSCHUWING
QAls er een baby- of kinderzitje wordt
geplaatst
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgs-
maatregelen kan dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg hebben.
OBevestig de bovenste gordel stevig en con-
troleer of de gordel niet gedraaid is.
OBevestig de bovenste gordel uitsluitend
aan de bevestigingspunten voor de boven-
ste gordel.
OVerstel de rugleuning niet meer nadat het
baby- of kinderzitje is geplaatst.
OVolg bij het plaatsen van een baby- of kin-
derzitje altijd de gebruiksaanwijzing van de
fabrikant.
OPMERKING
QBevestigingspunten bovenste gordel
Sluit het klepje wanneer het bevestigingspunt
niet wordt gebruikt. Wanneer het klepje open
blijft, kan het beschadigd raken.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 58 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
59
1
1-3. Noodoproep
Veiligheid en beveiliging
1-3.Nood oproep
*1: Indien aanwezig
*2: Werkt in regio's waar noodoproepdiensten
worden aangeboden. Neem voor meer
informatie contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
*3: De systeemnaam kan per land verschillend
zijn.
Microfoon
Toe t s S OS *
Controlelampjes
*: Deze toets is bestemd voor communicatie
met de ERA-GLONASS/EVAK-systeembe-
heerder.
Andere SOS-toetsen van overige systemen
van een auto hebben geen betrekking op het
apparaat en zijn niet bestemd voor commu-
nicatie met de ERA-GLONASS/EVAK-sys-
teembeheerder.
QAutomatische noodoproepen
Als een airbag wordt geactiveerd, belt het
systeem automatisch het ERA-GLO-
NASS/EVAK-controlecentrum.* De
medewerker van het controlecentrum ont-
vangt de locatie van de auto, het tijdstip
waarop het ongeval plaatsvond en het VIN
van de auto, en probeert de inzittenden
van de auto te spreken om de ernst van de
situatie te beoordelen. Als de inzittenden
niet in staat zijn om te communiceren,
behandelt de medewerker de oproep als
een noodgeval, neemt hij of zij contact op
met de dichtstbijzijnde hulpdiensten (112,
enz.) en verzoekt hij of zij om assistentie ter
plaatse.
ERA-GLONASS/EVAK*1, 2, 3
Het noodoproepapparaat is een appa-
raat dat in een auto is geplaatst om
(met behulp van GLONASS-signalen
[Global Navigation Satellite System]
en GPS-signalen [Global Positioning
System]) de locatie en rijrichting van
de auto te bepalen en om ervoor te
zorgen dat er bij verkeersongevallen
en andere incidenten op autowegen in
de landen waar noodoproepdiensten
worden aangeboden (niet-aanpas-
bare) informatie over de auto wordt
verzameld en verzonden. Daarnaast
zorgt het apparaat via mobiele netwer-
ken (GSM) voor het verzenden en ont-
vangen van gesproken communicatie
tussen de auto en de ERA-GLO-
NASS/EVAK-systeembeheerder.
Er zijn automatische noodoproepen
(automatische melding van een aanrij-
ding) en handmatige noodoproepen
(door het indrukken van de toets SOS)
mogelijk naar het ERA-GLO-
NASS/EVAK-controlecentrum.
Deze service is verplicht krachtens de
technische voorschriften van de dou-
ane-unie.
Systeemonderdelen
Noodoproepdiensten
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 59 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
60 1-3. Noodoproep
*: In sommige gevallen kan er geen oproep
worden verzonden. (Blz. 61)
QHandmatige noodoproepen
Druk in een noodsituatie op de toets SOS
om het ERA-GLONASS/EVAK-controle-
centrum te bellen.* De medewerker van
het controlecentrum zal de locatie van uw
auto bepalen, de situatie beoordelen en de
benodigde hulpdiensten sturen.
Als u per ongeluk op de toets SOS hebt
gedrukt, zeg dan tegen de medewerker dat er
geen sprake is van een noodgeval.
*: In sommige gevallen kan er geen oproep
worden verzonden. (Blz. 61)
Wanneer het contact AAN wordt gezet,
gaat het rode controlelampje gedurende
10 seconden branden en gaat vervolgens
het groene controlelampje branden om
aan te geven dat het systeem is ingescha-
keld. De controlelampjes geven het vol-
gende aan:
Als het groene controlelampje gaat
branden en blijft branden, is het sys-
teem ingeschakeld.
Als het groene controlelampje twee-
maal per seconde knippert, wordt er
een automatische of handmatige
noodoproep gedaan.
Als er geen controlelampjes branden, is
het systeem niet ingeschakeld.
Als het rode controlelampje brandt op
een ander moment dan direct na het
AAN zetten van het contact, is er
mogelijk een storing in het systeem
aanwezig of is de back-upbatterij
mogelijk leeg. De back-upbatterij heeft
een levensduur van ten minste 3 jaar.
Neem contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Als het rode controlelampje gedurende
ongeveer 30 seconden knippert tijdens
een noodoproep, is de verbinding ver-
broken of is het signaal van het mobiele
netwerk te zwak.
Het apparaat is voorzien van een testmo-
dus om de werking van het noodoproep-
systeem te testen. Neem contact op met
een erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
om het apparaat te testen.
QVrije software en opensourcesoftware
Dit product bevat vrije software/opensource-
software (FOSS). Licentie-informatie en/of de
broncode van FOSS is beschikbaar op de vol-
gende URL:
http://www.opensourceautomo-
tive.com/dcm/lexus/
Controlelampjes
Testmodus apparaat
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 60 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
61
1
1-3. Noodoproep
Veiligheid en beveiliging
WAARSCHUWING
QWanneer er mogelijk geen noodoproep
wordt verstuurd
OIn de volgende situaties kunnen mogelijk
geen noodoproepen worden gedaan.
Neem in dergelijke gevallen op een andere
wijze contact op met hulpdiensten (112,
enz.).
Zelfs als de auto zich in het ontvangstge-
bied van de mobiele telefoon bevindt, kan
het moeilijk zijn om contact te leggen met
het ERA-GLONASS/EVAK-controlecen-
trum als de ontvangst slecht is of de lijn
bezet is. In dergelijke gevallen krijgt u
mogelijk geen contact met het ERA-GLO-
NASS/EVAK-controlecentrum en kunt u
dus geen noodoproepen doen en kunnen
hulpdiensten niet worden ingeschakeld,
ook al probeert het systeem verbinding te
maken met het ERA-GLO-
NASS/EVAK-controlecentrum.
Wanneer de auto zich buiten het dekkings-
gebied van het mobiele-telefoonnetwerk
bevindt, kunnen er geen noodoproepen
worden verzonden.
Wanneer er een storing aanwezig is in de
bijbehorende apparatuur (zoals het paneel
van de toets SOS, de controlelampjes,
microfoon, luidspreker, DCM, antenne of
op de apparatuur aangesloten bedrading)
of deze beschadigd of kapot is, kan er geen
noodoproep worden geplaatst.
Tijdens een noodoproep doet het systeem
herhaaldelijk een poging om contact op te
nemen met het ERA-GLO-
NASS/EVAK-controlecentrum. Als er
echter als gevolg van een slechte ont-
vangst geen contact kan worden gelegd
met het ERA-GLONASS/EVAK-contro-
lecentrum, kan het systeem mogelijk geen
contact maken met het mobiele netwerk
en wordt de noodoproep beëindigd zon-
der dat er verbinding is gemaakt. Het rode
controlelampje knippert gedurende onge-
veer 30 seconden om aan te geven dat de
verbinding is verbroken.
Het apparaat werkt mogelijk niet wanneer
er een kracht op wordt uitgeoefend.
OAls de spanning van de accu afneemt of als
de accu is losgenomen, kan het systeem
mogelijk geen verbinding maken met het
ERA-GLONASS/EVAK-controlecen-
trum.
QAls het noodoproepsysteem wordt ver-
vangen door een nieuw exemplaar
Het noodoproepsysteem moet worden gere-
gistreerd. Neem contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
QVoor uw veiligheid
ORijd voorzichtig.
De functie van dit systeem is om u te hel-
pen bij het plaatsen van een noodoproep
bij ongevallen, zoals een verkeersongeval
of een plotseling medisch noodgeval. Het
systeem biedt de bestuurder en de passa-
giers op geen enkele wijze bescherming.
Rijd voorzichtig en doe voor uw veiligheid
altijd uw veiligheidsgordel om.
OGeef bij noodgevallen uw leven en de
levens van anderen topprioriteit.
OWanneer u een branderige lucht of anders-
zins een vreemde lucht ruikt, verlaat dan
de auto en zoek onmiddellijk een veilige
plek op.
OHet systeem signaleert schokken, waar-
door de automatische meldingen mogelijk
niet altijd overeenkomen met de werking
van het airbagsysteem. (Als de auto van
achteren wordt aangereden, enz.)
OPlaats om veiligheidsredenen geen
noodoproep tijdens het rijden.
Wanneer u tijdens het rijden belt, kan het
zijn dat u het stuurwiel niet goed kunt
bedienen, waardoor er een ongeval kan
ontstaan.
Breng de auto tot stilstand en controleer of
de omgeving veilig is alvorens een
noodoproep te plaatsen.
OVervang zekeringen altijd door de voorge-
schreven zekeringen. Als u andere zeke-
ringen gebruikt, kan er kortsluiting in het
circuit optreden en kan er brand ontstaan.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 61 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
62 1-3. Noodoproep
WAARSCHUWING
OWanneer u het systeem gebruikt terwijl er
rook is of sprake is van een ongewone
geur, kan er brand ontstaan. Stop onmid-
dellijk met het gebruik van het systeem en
neem contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
OPMERKING
QVoorkomen van schade
Voorkom dat er vloeistof op het paneel van
de toets SOS, enz. komt en sla er niet tegen-
aan.
QIn geval van een storing in het paneel van
de toets SOS, de luidspreker of de micro-
foon tijdens een noodoproep of een hand-
matige onderhoudscontrole
Het is wellicht niet mogelijk om noodoproe-
pen te doen, de systeemstatus te bevestigen
of te communiceren met de medewerker van
het ERA-GLONASS/EVAK-controlecen-
trum. Als de apparatuur beschadigd is, neem
dan contact op met een erkende Lexus-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 62 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
63
1
1-4. Antidiefstalsysteem
Veiligheid en beveiliging
1-4.Antidiefstalsysteem
Het controlelampje knippert nadat het
contact UIT is gezet om aan te geven dat
het systeem in werking is.
Het controlelampje houdt op met knippe-
ren als het contact in stand ACC of AAN is
gezet om aan te geven dat het systeem is
uitgeschakeld.
QOnderhoud van het systeem
De auto is voorzien van een onderhoudsvrije
startblokkering.
QOmstandigheden waardoor het systeem
mogelijk niet goed werkt
OAls de greep van de sleutel tegen een metalen
voorwerp wordt gehouden
OAls de sleutel dicht bij of tegen een sleutel met
ingebouwde transponderchip van een andere
auto wordt gehouden
Startblokkering
De sleutels van de auto zijn uitgerust
met ingebouwde transponderchips die
voorkomen dat de motor gestart kan
worden met een sleutel die niet in een
eerder stadium geregistreerd is in de
boordcomputer van de auto.
Laat de sleutels nooit in de auto achter
als u de auto verlaat.
Dit systeem is ontworpen om autodief-
stal te voorkomen, maar absolute
beveiliging tegen elke vorm van dief-
stal kan niet worden gegarandeerd.
Bedienen van het systeem
OPMERKING
QErvoor zorgen dat het systeem goed
werkt
Verander of verwijder het systeem niet. Na
veranderen of verwijderen kan de juiste wer-
king van het systeem niet worden gegaran-
deerd.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 63 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
64 1-4. Antidiefstalsysteem
QInschakelen
Zet het contact UIT, laat alle inzittenden de
auto verlaten en controleer of alle portie-
ren gesloten zijn.
Bij gebruik van de instapfunctie: Raak bin-
nen 5 seconden tweemaal het sensorge-
bied van de buitenportiergreep aan.
Bij gebruik van de afstandsbediening: Druk
tweemaal binnen 5 seconden op .
QUitschakelen
Bij gebruik van de instapfunctie: Houd de
buitenportiergreep vast, druk op de scha-
kelaar voor de elektrisch bedienbare ach-
terklep of beweeg uw voet onder het mid-
den van de achterbumper (auto's met
handsfree elektrisch bedienbare achter-
klep).
Bij gebruik van de afstandsbediening: Druk
op .
Supervergrendeling
Toegang door onbevoegden wordt
voorkomen door het ontgrendelen van
de portieren zowel van buitenaf als van
binnenuit onmogelijk te maken.
Auto's die met dit systeem zijn uitge-
rust, zijn voorzien van labels op de rui-
ten van de beide voorportieren.
Inschakelen/uitschakelen van de
supervergrendeling
WAARSCHUWING
QVoorzorgsmaatregelen voor de super-
vergrendeling
Schakel de supervergrendeling nooit in als er
zich nog personen in de auto bevinden,
omdat de portieren dan niet van binnenuit
kunnen worden geopend.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 64 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
65
1
1-4. Antidiefstalsysteem
Veiligheid en beveiliging
QZaken die gecontroleerd moeten wor-
den alvorens de auto te vergrendelen
Controleer onderstaande zaken om onge-
wild activeren van het alarm en diefstal te
voorkomen:
Er is niemand in de auto.
De ruiten en het schuifdak zijn gesloten
voordat het alarm wordt ingeschakeld.
Er zijn geen waardevolle spullen of per-
soonlijke zaken in de auto achtergeble-
ven.
QInstelling
Sluit de portieren, de achterklep en de
motorkap en vergrendel alle portieren met
de instapfunctie of de afstandsbediening.
Na 30 seconden wordt het systeem auto-
matisch ingeschakeld.
Het systeem is ingeschakeld zodra het contro-
lelampje niet meer constant brandt maar knip-
pert.
QDeactiveren of uitschakelen
Voer een van de onderstaande handelin-
gen uit om het alarm te deactiveren of uit te
schakelen:
Ontgrendel de portieren of open de
achterklep met de instapfunctie of de
afstandsbediening.
Start de motor. (Het alarm wordt na
enkele seconden gedeactiveerd of uit-
geschakeld.)
QOnderhoud van het systeem
De auto is voorzien van een onderhoudsvrij
alarmsysteem.
QActiveren van het alarm
Het alarm kan in de volgende situaties geacti-
veerd worden:
(Door het stopzetten van het alarm wordt het
systeem gedeactiveerd.)
Alarm
Met licht en geluid worden alarmsigna-
len gegeven wanneer er een inbraak-
poging wordt gedetecteerd.
Wanneer het alarmsysteem is inge-
schakeld, wordt het alarm onder de
volgende omstandigheden geacti-
veerd:
Een vergrendeld portier of de ach-
terklep wordt ontgrendeld of
geopend zonder gebruik te maken
van de instapfunctie of de afstands-
bediening. (De portieren zullen auto-
matisch opnieuw worden vergren-
deld.)
De motorkap is geopend.
De inbraaksensor signaleert een
beweging in de auto. (Voorbeeld:
een indringer breekt een ruit en
dringt de auto binnen.)
De hellingsensor signaleert een ver-
andering in de hoek van de auto ten
opzichte van het wegdek.
Inschakelen/uitschakelen/uitzet-
ten van het alarmsysteem
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 65 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
66 1-4. Antidiefstalsysteem
ODe portieren worden ontgrendeld met de
mechanische sleutel.
ODe achterklep wordt met de mechanische
sleutel geopend.
OEen persoon in de auto opent een portier, de
achterklep of de motorkap of ontgrendelt de
auto.
ODe accu wordt opgeladen of vervangen ter-
wijl de auto is vergrendeld. (Blz. 457)
QDoor alarmsysteem bediende portierver-
grendeling
In de volgende gevallen worden, afhankelijk van
de situatie, de portieren automatisch vergren-
deld om potentiële indringers buiten de auto te
houden:
OWanneer een in de auto achtergebleven per-
soon het portier ontgrendelt en het alarm
wordt geactiveerd.
OTerwijl het alarm is geactiveerd, ontgrendelt
een in de auto achtergebleven persoon het
portier.
QSignalering inbraaksensor en helling-
sensor
De inbraaksensor signaleert indringers
of een beweging in de auto.
De hellingsensor signaleert een veran-
dering van de hoek van de auto ten
opzichte van het wegdek, die bijvoor-
beeld ontstaat als de auto weggesleept
wordt.
Dit systeem is ontworpen om diefstal te
voorkomen, maar een optimale beveiliging
tegen elke vorm van inbraak kan niet wor-
den gegarandeerd.
QDe inbraaksensor en hellingsensor
instellen
Als het alarm wordt ingeschakeld, worden
de inbraaksensor en de hellingsensor
automatisch ingesteld. (Blz. 65)
OPMERKING
QErvoor zorgen dat het systeem goed
werkt
Verander of verwijder het systeem niet. Na
veranderen of verwijderen kan de juiste wer-
king van het systeem niet worden gegaran-
deerd.
Signalering inbraaksensor en
hellingsensor
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 66 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
67
1
1-4. Antidiefstalsysteem
Veiligheid en beveiliging
QDe inbraaksensor en de hellingsensor
uitschakelen
Als u huisdieren of bewegende voorwer-
pen in de auto achterlaat, moet u ervoor
zorgen dat u de inbraaksensor en de hel-
lingsensor uitschakelt voordat u het alarm
instelt, omdat deze sensoren reageren op
bewegingen binnen in de auto.
1Zet het contact UIT.
2Druk op de uitschakeltoets van de
inbraaksensor en hellingsensor.
Druk opnieuw op de toets om de inbraaksensor
en de hellingsensor weer in te schakelen.
Telkens wanneer de inbraaksensor en de hel-
lingsensor worden uitgeschakeld/ingeschakeld,
wordt er een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
QUitschakelen en automatisch weer inscha-
kelen van de inbraaksensor en hellingsensor
OHet alarm wordt ingeschakeld zelfs wanneer
de inbraaksensor en de hellingsensor zijn uit-
geschakeld.
ODruk op de startknop of ontgrendel de portie-
ren met de instapfunctie of de afstandsbedie-
ning om de inbraak- en hellingsensor opnieuw
in te schakelen.
ODe inbraaksensor en de hellingsensor zullen
automatisch weer worden ingeschakeld wan-
neer het alarmsysteem gedeactiveerd wordt.
QInformatie over de inbraaksensor
De sensor activeert in de volgende gevallen
mogelijk het alarm:
OEr bevinden zich nog personen of huisdieren
in de auto.
OEen ruit of het schuifdak is open.
In dit geval registreert de sensor mogelijk het
volgende:
Wind of beweging van voorwerpen, zoals bla-
deren en insecten, in de auto
Ultrasoongolven van apparaten, zoals de
inbraaksensoren van andere auto's
Het bewegen van mensen buiten de auto
OKleine insecten, zoals motvlinders of vliegen,
in de auto.
OEr bevinden zich onstabiele voorwerpen,
zoals loshangende accessoires of kleding aan
kledinghaakjes, in de auto.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 67 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
68 1-4. Antidiefstalsysteem
ODe auto is geparkeerd op een plek waar
extreme trillingen of geluiden optreden, zoals
in een parkeergarage.
OEr wordt ijs of sneeuw van de auto verwijderd,
waardoor de auto herhaaldelijk wordt bloot-
gesteld aan schokken of trillingen.
ODe auto staat in een wasstraat of een hoge-
druk-wasinstallatie.
ODe auto is blootgesteld aan schokken die het
gevolg zijn van hagel, onweer of andere van
buitenaf komende herhaalde schokken of tril-
lingen.
QInformatie over de hellingsensor
De sensor activeert in de volgende gevallen
mogelijk het alarm:
ODe auto wordt vervoerd per boot, aanhang-
wagen, trein, enz.
ODe auto staat geparkeerd in een parkeerga-
rage.
ODe auto bevindt zich in een wasstraat waarin
de auto verplaatst wordt.
OEen van de banden verliest zijn spanning.
ODe auto wordt opgekrikt.
OEr doet zich een aardbeving of wegverzak-
king voor.
OEr wordt bagage op het imperiaal geladen of
er vanaf gehaald.
OPMERKING
QOm de inbraaksensor goed te laten func-
tioneren
ORaak de sensoren niet aan en bedek ze
ook niet, omdat hierdoor de werking van
de sensoren in negatieve zin beïnvloed kan
worden.
OSpuit geen luchtverfrisser of andere pro-
ducten rechtstreeks in de openingen van
de sensoren.
OAls u andere accessoires installeert dan
originele Lexus-onderdelen of wanneer u
voorwerpen achterlaat tussen de bestuur-
dersstoel en de stoel van de voorpassagier,
werkt de inbraaksensor mogelijk minder
goed.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 68 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
2
69
2
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Voertuigstatusinformatie en
controlelampjes
.
2-1. Instrumentenpaneel
Waarschuwingslampjes en
controlelampjes.................................70
Meters en tellers (behalve
F SPORT-uitvoeringen) .................74
Meters en tellers
(F SPORT-uitvoeringen)...............77
Multi-informatiedisplay ......................81
Head-up display ...................................89
Informatie over
brandstofverbruik.............................93
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 69 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
70 2-1. Instrumentenpaneel
2-1.Instrumentenpaneel
Om de functie van alle lampjes uit te leggen, zijn in de volgende afbeelding alle waarschu-
wingslampjes en controlelampjes brandend afgebeeld.
Behalve F SPORT-uitvoeringen
F SPORT-uitvoeringen
Waarschuwingslampjes en controlelampjes
De waarschuwingslampjes en controlelampjes op het instrumentenpaneel, het mid-
denpaneel en de buitenspiegels informeren de bestuurder over de status van de
diverse systemen van de auto.
Waarschuwingslampjes en controlelampjes die op het instrumentenpaneel
worden weergegeven
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 70 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
71
2
2-1. Instrumentenpaneel
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Waarschuwingslampjes informeren de
bestuurder over storingen in de aange-
geven systemen van de auto.
*1: Als het contact AAN is gezet, gaan deze
lampjes branden om aan te geven dat er een
systeemcontrole wordt uitgevoerd. Ze
doven nadat de motor is aangeslagen of
nadat er enkele seconden verstreken zijn. Er
kan een storing in een systeem aanwezig
zijn als een lampje niet gaat branden of niet
uitgaat. Laat de auto controleren door een
erkende Lexus-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
*2: Dit lampje brandt op het multi-informatie-
display.
Waarschuwingslampjes
(rood)
Waarschuwingslampje remsys-
teem*1 (Blz. 435)
(geel)
Waarschuwingslampje remsys-
teem*1 (Blz. 435)
Waarschuwingslampje hoge koel-
vloeistoftemperatuur*2
(Blz. 436)
Laadstroomcontrolelampje*2
(Blz. 436)
Waarschuwingslampje lage olie-
druk*2 (Blz. 436)
Motorcontrolelampje*1
(Blz. 436)
Waarschuwingslampje SRS*1
(Blz. 437)
Waarschuwingslampje actieve
motorkap*1 (Blz. 437)
Waarschuwingslampje ABS*1
(Blz. 437)
Waarschuwingslampje onjuiste
bediening pedaal*2 (Blz. 438)
(rood)
Waarschuwingslampje elektrische
stuurbekrachtiging*1 (Blz. 438)
(geel)
Waarschuwingslampje elektrische
stuurbekrachtiging*1 (Blz. 438)
Waarschuwingslampje laag brand-
stofniveau (Blz. 438)
Controlelampje bestuurders- en
voorpassagiersgordel (Blz. 439)
Waarschuwingslampjes ach-
terpassagiersgordels
(behalve F SPORT)
(Blz. 439)
Waarschuwingslampjes achterpas-
sagiersgordels (F SPORT)
(Blz. 439)
Waarschuwingslampje lage ban-
denspanning*1 (Blz. 440)
(oranje)
Controlelampje LTA (indien aan-
wezig) (Blz. 440)
(knippert)
Controlelampje uitgeschakeld
Stop & Start-systeem*1
(Blz. 440)
(knippert)
Controlelampje RCD OFF (indien
aanwezig) (Blz. 441)
(knippert of
brandt)
Waarschuwingslampje PCS*1
(indien aanwezig) (Blz. 441)
Controlelampje Traction Control*1
(Blz. 442)
(knippert)
Waarschuwingslampje parkeer-
rem (Blz. 442)
(knippert)
Controlelampje Brake Hold-sys-
teem in werking*1 (Blz. 442)
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 71 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
72 2-1. Instrumentenpaneel
De controlelampjes informeren de
bestuurder over de bedrijfsstatus van de
verschillende systemen van de auto.
WAARSCHUWING
QAls een waarschuwingslampje van een
veiligheidssysteem niet gaat branden
Als een lampje van een veiligheidssysteem
zoals het ABS of het waarschuwingslampje
SRS niet gaat branden als u de motor start,
kan dat betekenen dat deze systemen niet
beschikbaar zijn om u te beschermen bij een
ongeval, wat tot dodelijk of ernstig letsel kan
leiden. Laat wanneer dit het geval is de auto
onmiddellijk controleren door een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
Controlelampjes
Controlelampje richtingaanwijzers
(Blz. 178)
Controlelampje achterlicht
(Blz. 184)
Controlelampje grootlicht
(Blz. 185)
Controlelampje AHS (indien aan-
wezig) (Blz. 187)
Controlelampje AHB (indien aan-
wezig) (Blz. 190)
Controlelampje multifunctionele
weerverlichting (Blz. 193)
Controlelampje mistachterlicht
(Blz. 194)
Waarschuwingslampje PCS*1, 2
(indien aanwezig) (Blz. 216,
229)
Controlelampje cruise control
(Blz. 265, 276)
Controlelampje Dynamic Radar
Cruise Control (indien aanwezig)
(Blz. 265)
Controlelampje cruise control SET
(Blz. 265, 276)
*3
Controlelampje LTA (indien aan-
wezig) (Blz. 227, 245, 256)
BSM-indicatoren in de buitenspie-
gels*1, 4 (indien aanwezig)
(Blz. 286, 298)
Controlelampje BSM OFF*1, 2
(indien aanwezig) (Blz. 286)
Controlelampje Lexus Parking
Assist-sensor OFF*1, 2 (Blz. 293)
Controlelampje RCTA OFF*1, 2
(indien aanwezig) (Blz. 298)
Controlelampje RCD OFF*2
(indien aanwezig) (Blz. 303)
Controlelampje PKSB OFF*1, 2
(indien aanwezig) (Blz. 307)
Controlelampje Stop & Start-sys-
teem*1 (Blz. 279)
Controlelampje uitgeschakeld
Stop & Start-systeem*1, 2
(Blz. 285)
(knippert)
Controlelampje Traction Control*1
(Blz. 323)
Controlelampje VSC OFF*1, 2
(Blz. 323)
Controlelampje HI-modus (indien
aanwezig) (Blz. 319)
Controlelampje Smart entry-sys-
teem met startknop*5 (Blz. 168)
Waarschuwingslampje parkeer-
rem (Blz. 179)
Controlelampje stand-bystand
Brake Hold-systeem*1 (Blz. 182)
Controlelampje Brake Hold-sys-
teem in werking*1 (Blz. 182)
ECO-controlelampje*1 (Blz. 85)
Controlelampje lage buitentempe-
ratuur*6 (Blz. 74, 77)
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 72 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
73
2
2-1. Instrumentenpaneel
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Controlelampjes rijmodus
Behalve F SPORT-uitvoeringen
F SPORT-uitvoeringen
*1: Als het contact AAN is gezet, gaan deze
lampjes branden om aan te geven dat er een
systeemcontrole wordt uitgevoerd. Ze
doven nadat de motor is aangeslagen of
nadat er enkele seconden verstreken zijn. Er
kan een storing in een systeem aanwezig
zijn als een lampje niet gaat branden of niet
uitgaat. Laat de auto controleren door een
erkende Lexus-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
*2: Dit lampje gaat branden wanneer het sys-
teem wordt uitgeschakeld.
*3: Afhankelijk van de bedrijfsconditie wijzigen
de kleur en de manier waarop het controle-
lampje brandt/knippert.
*4: Dit lampje gaat branden in de buitenspie-
gels.
*5: Dit lampje brandt op het multi-informatie-
display.
*6: Wanneer de buitentemperatuur ongeveer
3°C of lager is, gaat dit controlelampje
gedurende ongeveer 10 seconden knippe-
ren en blijft daarna branden.
*7: Dit lampje brandt in het centrale paneel.
Controlelampje antidiefstalsys-
teem*7 (Blz. 63, 65)
Controlelampje PASSEN-
GER AIR BAG*1, 7
(Blz. 41)
Controlelampje SNOW-modus
(Blz. 175)
Controlelampje Normal-modus
(Blz. 316)
Controlelampje Custom-modus
(indien aanwezig) (Blz. 316)
Controlelampje Comfort-modus
(indien aanwezig) (Blz. 316)
Controlelampje ECO-rijmodus
(Blz. 316)
Controlelampje sportmodus
(indien aanwezig) (Blz. 316)
Controlelampje modus Sport S
(indien aanwezig) (Blz. 316)
Controlelampje modus Sport S+
(indien aanwezig) (Blz. 316)
Controlelampje SNOW-modus
(Blz. 175)
Controlelampje Normal-modus
(Blz. 316)
Controlelampje Custom-modus
(Blz. 316)
Controlelampje Comfort-modus
(Blz. 316)
Controlelampje ECO-rijmodus
(Blz. 316)
Controlelampje modus Sport S
(Blz. 316)
Controlelampje modus Sport S+
(Blz. 316)
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 73 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
74 2-1. Instrumentenpaneel
QPlaats van meters en tellers
De meeteenheden kunnen verschillen, afhankelijk van de bestemming van de auto.
Koelvloeistoftemperatuurmeter
Geeft de koelvloeistoftemperatuur weer
Weergave kilometerteller en dagteller (Blz. 75)
Buitentemperatuur
Geeft de buitentemperatuur aan binnen het bereik -40°C tot 50°C
Toerenteller
Geeft het motortoerental aan in omwentelingen per minuut
Wanneer de sportmodus als rijmodus wordt geselecteerd, wijzigt het gebied rondom de toerenteller
van kleur, zodat de schaal van de toerenteller duidelijker zichtbaar wordt.
Snelheidsmeter
Klok
De weergegeven tijd is gekoppeld aan de analoge klok in het centrale paneel. (Blz. 373)
Schakelstandindicator (Blz. 172)
Schakelbereik/ingeschakelde versnelling (Blz. 171)
Brandstofmeter
Geeft aan hoeveel brandstof er nog in de tank aanwezig is
Multi-informatiedisplay
Geeft de bestuurder allerlei gegevens met betrekking tot de auto (Blz. 81)
Geeft waarschuwingsmeldingen weer als er zich een storing voordoet (Blz. 444)
Meters en tellers (behalve F SPORT-uitvoeringen)
Weergave instrumentenpaneel
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 74 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
75
2
2-1. Instrumentenpaneel
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
QWeergave buitentemperatuur
OOnder de volgende omstandigheden wordt
mogelijk niet de juiste buitentemperatuur
weergegeven of duurt het langer voordat de
weergave wordt gewijzigd:
Wanneer de auto stilstaat of met lage snelheid
rijdt (lager dan 20 km/h)
Wanneer de buitentemperatuur plotseling
verandert (bijvoorbeeld bij het in- of uitrijden
van een garage of tunnel)
OWanneer -- of E wordt weergegeven, zit er
mogelijk een storing in het systeem. Breng uw
auto naar een erkende Lexus-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
QLCD-scherm
Blz. 82
QPersoonlijke voorkeursinstellingen
De meters en tellers kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur via op het
multi-informatiedisplay. (Blz. 87)
QOnderwerpen die worden weergege-
ven
Kilometerteller
Geeft de totale afstand weer die met de auto
gereden is.
Dagteller A/dagteller B
Geeft de afstand weer die met de auto gereden
is sinds de teller de laatste keer op nul is gezet.
Dagteller A en B kunnen onafhankelijk van
elkaar worden gebruikt en verschillende afstan-
den weergeven.
Afstand tot de motorolie moet worden
ververst
Geeft de afstand weer die nog met de auto kan
worden gereden tot de motorolie moet worden
ververst.
QWijzigen van de weergave
Het onderwerp verandert iedere keer dat
op de toets ODO/TRIP wordt gedrukt. Als
de dagteller wordt weergegeven, wordt
deze gereset als de toets ingedrukt wordt
gehouden.
WAARSCHUWING
QInformatiedisplay bij lage temperaturen
Laat het interieur van de auto op temperatuur
komen alvorens het informatiedisplay te
gebruiken. Bij extreem lage temperaturen
kan het informatiedisplay trager reageren en
worden wijzigingen mogelijk met enige ver-
traging weergegeven.
Zo kan er bijvoorbeeld een vertraging ont-
staan tussen het schakelen door de bestuur-
der en de weergave van de ingeschakelde
versnelling op het display. Deze vertraging
kan de bestuurder doen besluiten nogmaals
terug te schakelen, waardoor er snel en te
sterk op de motor wordt afgeremd en er een
aanrijding kan ontstaan, mogelijk met dodelijk
of ernstig letsel tot gevolg.
OPMERKING
QVoorkomen van schade aan de motor en
onderdelen ervan
OLaat de naald van de toerenteller niet in het
rode gebied komen dat het maximumtoe-
rental aangeeft.
OAls de naald van de koelvloeistoftempera-
tuurmeter in het rode gebied (H) staat, kan
de motor oververhit zijn. Breng in dat geval
de auto zo snel mogelijk op een veilige
plaats tot stilstand en controleer de motor
nadat deze volledig is afgekoeld.
(Blz. 459)
Weergave kilometerteller en
dagteller
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 75 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
76 2-1. Instrumentenpaneel
QPop-updisplay
In bepaalde situaties wordt tijdelijk de vol-
gende informatie weergegeven:
Werkingsduur Stop & Start-systeem
(actueel) (Blz. 279)
Bedrijfsstatus Stop & Start-systeem
(Blz. 283)
Afstand tot de motorolie moet worden
ververst
Als een waarschuwingsmelding verschijnt dat
de olie binnenkort moet worden ververst.
De helderheid van de dashboardverlich-
ting kan worden ingesteld.
1Donkerder
2Helderder
QHelderheid van de tellers (dagmodus en
nachtmodus)
De helderheid van de tellers wisselt tussen dag-
modus en nachtmodus.
ODagmodus: Wanneer de achterlichten zijn uit-
geschakeld of wanneer de achterlichten zijn
ingeschakeld, maar de omgeving licht is
ONachtmodus: Wanneer de achterlichten zijn
ingeschakeld en de omgeving donker is
Wijzigen van de helderheid van de
dashboardverlichting
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 76 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
77
2
2-1. Instrumentenpaneel
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
QPlaats van meters en tellers
Wanneer de hoofdteller naar rechts wordt verplaatst, wijzigen sommige weergaven in het
instrumentenpaneel en wijzigt de lay-out van de meters. (Blz. 81)
Hoofdteller in middenstand
De meeteenheden kunnen verschillen, afhankelijk van de bestemming van de auto.
Weergave kilometerteller en dagteller (Blz. 80)
Koelvloeistoftemperatuurmeter
Geeft de koelvloeistoftemperatuur weer
Buitentemperatuur
Geeft de buitentemperatuur aan binnen het bereik -40°C tot 50°C
Toerenteller
Geeft het motortoerental aan in omwentelingen per minuut
Wanneer de sportmodus als rijmodus wordt geselecteerd, wijzigt het gebied rondom de toerenteller
van kleur, zodat de schaal van de toerenteller duidelijker zichtbaar wordt.
•Toerentalindicator (Blz. 79)
•Toerentalpiek (Blz. 79)
Schakelstand/schakelbereik/ingeschakelde versnelling (Blz. 171)
Snelheidsmeter
Klok
De weergegeven tijd is gekoppeld aan de analoge klok in het centrale paneel. (Blz. 373)
Meters en tellers (F SPORT-uitvoeringen)
Weergave instrumentenpaneel
A
B
C
D
E
F
G
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 77 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
78 2-1. Instrumentenpaneel
Brandstofmeter
Geeft aan hoeveel brandstof er nog in de tank aanwezig is
Schakelstandindicator (Blz. 172)
Multi-informatiedisplay
Geeft de bestuurder allerlei gegevens met betrekking tot de auto (Blz. 81)
Geeft waarschuwingsmeldingen weer als er zich een storing voordoet (Blz. 444)
Hoofdteller naar rechts verplaatst
De meeteenheden kunnen verschillen, afhankelijk van de bestemming van de auto.
Buitentemperatuur
Geeft de buitentemperatuur aan binnen het bereik -40°C tot 50°C
Klok
De weergegeven tijd is gekoppeld aan de analoge klok in het centrale paneel. (Blz. 373)
Toerenteller
Geeft het motortoerental aan in omwentelingen per minuut
Wanneer de sportmodus als rijmodus wordt geselecteerd, wijzigt het gebied rondom de toerenteller
van kleur, zodat de schaal van de toerenteller duidelijker zichtbaar wordt.
•Toerentalindicator (Blz. 79)
•Toerentalpiek (Blz. 79)
Schakelstand/schakelbereik/ingeschakelde versnelling (Blz. 171)
Snelheidsmeter
Schakelstandindicator (Blz. 172)
Weergave kilometerteller en dagteller (Blz. 80)
Brandstofmeter
Geeft aan hoeveel brandstof er nog in de tank aanwezig is
H
I
J
A
B
C
D
E
F
G
H
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 78 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
79
2
2-1. Instrumentenpaneel
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Koelvloeistoftemperatuurmeter
Geeft de koelvloeistoftemperatuur weer
Multi-informatiedisplay
Geeft de bestuurder allerlei gegevens met betrekking tot de auto (Blz. 81)
Geeft waarschuwingsmeldingen weer als er zich een storing voordoet (Blz. 444)
QToerentalindicator
Wanneer de motor een ingesteld toerental
of het motortoerental het rode gebied
bereikt, verschijnt er een ringvormige indi-
cator ( ) in de toerenteller.
De indicator wordt in oranje weergegeven als
de motor een ingesteld toerental bereikt en in
rood wanneer het motortoerental het rode
gebied bereikt.
Het motortoerental waarbij de toerentalindica-
tor wordt weergegeven, kan worden ingesteld
via op het multi-informatiedisplay.
(Blz. 87)
QToerentalpiek
Wanneer het motortoerental de waarde
van 5.000 omw/min bereikt of over-
schrijdt, wordt er gedurende ongeveer 1
seconde een nabeeld weergegeven van de
toerenteller bij het hoogste motortoeren-
tal.
QWeergave buitentemperatuur
OOnder de volgende omstandigheden wordt
mogelijk niet de juiste buitentemperatuur
weergegeven of duurt het langer voordat de
weergave wordt gewijzigd:
Wanneer de auto stilstaat of met lage snelheid
rijdt (lager dan 20 km/h)
Wanneer de buitentemperatuur plotseling
verandert (bijvoorbeeld bij het in- of uitrijden
van een garage of tunnel)
OWanneer -- of E wordt weergegeven, zit er
mogelijk een storing in het systeem. Breng uw
auto naar een erkende Lexus-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
QLCD-scherm
Blz. 82
QPersoonlijke voorkeursinstellingen
De meters en tellers kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur via op het
multi-informatiedisplay. (Blz. 87)
I
J
A
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 79 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
80 2-1. Instrumentenpaneel
QOnderwerpen die worden weergege-
ven
Kilometerteller
Geeft de totale afstand weer die met de auto
gereden is.
Dagteller A/dagteller B
Geeft de afstand weer die met de auto gereden
is sinds de teller de laatste keer op nul is gezet.
Dagteller A en B kunnen onafhankelijk van
elkaar worden gebruikt en verschillende afstan-
den weergeven.
Afstand tot de motorolie moet worden
ververst
Geeft de afstand weer die nog met de auto kan
worden gereden tot de motorolie moet worden
ververst.
QWijzigen van de weergave
Het onderwerp verandert iedere keer dat
op de toets ODO/TRIP wordt gedrukt. Als
de dagteller wordt weergegeven, wordt
deze gereset als de toets ingedrukt wordt
gehouden.
QPop-updisplay
In bepaalde situaties wordt tijdelijk de vol-
gende informatie weergegeven:
Werkingsduur Stop & Start-systeem
(actueel) (Blz. 279)
Bedrijfsstatus Stop & Start-systeem
(Blz. 283)
Afstand tot de motorolie moet worden
ververst
Als een waarschuwingsmelding verschijnt dat
de olie binnenkort moet worden ververst.
De helderheid van de dashboardverlich-
ting kan worden ingesteld.
WAARSCHUWING
QInformatiedisplay bij lage temperaturen
Laat het interieur van de auto op temperatuur
komen alvorens het informatiedisplay te
gebruiken. Bij extreem lage temperaturen
kan het informatiedisplay trager reageren en
worden wijzigingen mogelijk met enige ver-
traging weergegeven.
Zo kan er bijvoorbeeld een vertraging ont-
staan tussen het schakelen door de bestuur-
der en de weergave van de ingeschakelde
versnelling op het display. Deze vertraging
kan de bestuurder doen besluiten nogmaals
terug te schakelen, waardoor er snel en te
sterk op de motor wordt afgeremd en er een
aanrijding kan ontstaan, mogelijk met dodelijk
of ernstig letsel tot gevolg.
OPMERKING
QVoorkomen van schade aan de motor en
onderdelen ervan
OLaat de naald van de toerenteller niet in het
rode gebied komen dat het maximumtoe-
rental aangeeft.
OAls de naald van de koelvloeistoftempera-
tuurmeter in het rode gebied (H) staat, kan
de motor oververhit zijn. Breng in dat geval
de auto zo snel mogelijk op een veilige
plaats tot stilstand en controleer de motor
nadat deze volledig is afgekoeld.
(Blz. 459)
Weergave kilometerteller en
dagteller
Wijzigen van de helderheid van de
dashboardverlichting
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 80 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
81
2
2-1. Instrumentenpaneel
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
1Donkerder
2Helderder
QHelderheid van de tellers (dagmodus en
nachtmodus)
De helderheid van de tellers wisselt tussen dag-
modus en nachtmodus.
ODagmodus: Wanneer de achterlichten zijn uit-
geschakeld of wanneer de achterlichten zijn
ingeschakeld, maar de omgeving licht is
ONachtmodus: Wanneer de achterlichten zijn
ingeschakeld en de omgeving donker is
De weergave op het display kan worden
gewisseld tussen de positie in het midden
en aan de zijkant.
QWeergave (Behalve F SPORT-uitvoe-
ringen)
Door menu-iconen te selecteren op het
multi-informatiedisplay kunnen verschil-
lende soorten rijgerelateerde informatie
worden weergegeven. Het multi-informa-
tiedisplay kan ook worden gebruikt voor
het wijzigen van de display-instellingen en
andere voertuiginstellingen.
Daarnaast worden in bepaalde situaties
pop-updisplays met waarschuwingen of
suggesties/tips weergegeven.
QWeergave (F SPORT-uitvoeringen)
Hoofdteller in middenstand
Het multi-informatiedisplay verschaft de
bestuurder uiteenlopende rijgerelateerde
informatie.
Daarnaast worden in bepaalde situaties
pop-updisplays met waarschuwingen of
suggesties/tips weergegeven.
Wijzigen van de locatie van de
hoofdteller
Multi-informatiedisplay
Weergave en menu-iconen
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 81 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
82 2-1. Instrumentenpaneel
Hoofdteller naar rechts verplaatst
Door menu-iconen te selecteren op het
multi-informatiedisplay kunnen verschil-
lende soorten rijgerelateerde informatie
worden weergegeven. Het multi-informa-
tiedisplay kan ook worden gebruikt voor
het wijzigen van de display-instellingen en
andere voertuiginstellingen.
Daarnaast worden in bepaalde situaties
pop-updisplays met waarschuwingen of
suggesties/tips weergegeven.
QMenu-iconen
De menu-iconen worden weergegeven
door op of van de bedie-
ningstoetsen van het instrumentenpaneel
te drukken.
F SPORT-uitvoeringen: De menu-iconen kun-
nen worden weergegeven wanneer de hoofd-
teller naar rechts wordt verplaatst.
QLCD-scherm
Op het scherm kunnen kleine vlekjes of lichte
puntjes verschijnen. Dit verschijnsel is kenmer-
kend voor LCD-schermen en u kunt het scherm
zonder problemen blijven gebruiken.
Het multi-informatiedisplay wordt bediend
met de bedieningstoetsen van het instru-
mentenpaneel.
Weergave rij-informatie
(Blz. 83)
Aan navigatiesysteem gekoppelde
weergave (indien aanwezig)
(Blz. 86)
Aan audiosysteem gekoppelde
weergave (Blz. 87)
Weergave informatie ondersteu-
nend systeem (Blz. 87)
Weergave waarschuwingsmelding
(Blz. 444)
Weergave instellingen (Blz. 87)
WAARSCHUWING
QWaarschuwingen voor het gebruik tijdens
het rijden
OWanneer u het multi-informatiedisplay tij-
dens het rijden bedient, let dan extra goed
op de veiligheid rondom de auto.
OKijk tijdens het rijden niet voortdurend op
het multi-informatiedisplay, aangezien u
anders voetgangers, objecten op de weg,
enz. over het hoofd kunt zien.
QInformatiedisplay bij lage temperaturen
Blz. 75, 80
Wijzigen van de weergave van het
instrumentenpaneel
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 82 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
83
2
2-1. Instrumentenpaneel
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
/ : Menu-iconen selecteren
/ : De weergegeven informatie
wijzigen, omhoog/omlaag scrollen op
het scherm en de cursor
omhoog/omlaag bewegen
Indrukken: Invoeren/instellen
Ingedrukt houden: Resetten
Verplaatsen van de hoofdteller* en
terugkeren naar het vorige scherm
Weergeven van verzonden/ontvangen
oproepen en oproepgeschiedenis
Wanneer het handsfree-systeem is aange-
sloten, worden de verzonden en ontvangen
oproepen weergegeven. Raadpleeg de hand-
leiding voor het navigatie- en multimediasys-
teem voor meer informatie over het hands-
free-systeem.
*: F SPORT-uitvoeringen
QOnderwerpen die worden weergege-
ven (behalve F SPORT-uitvoeringen)
Druk op of van de bedie-
ningstoets van het instrumentenpaneel en
selecteer . Druk vervolgens op of
om de volgende items weer te geven:
Rij-informatie 1
Rij-informatie 2
Informatie Stop & Start-systeem
ECO-indicator
Laadmeter (LS 500)
Bandenspanning (Blz. 405)
Display uit
QOnderwerpen die worden weergege-
ven (F SPORT-uitvoeringen)
Hoofdteller in middenstand
Druk op of van de bedie-
ningstoetsen van het instrumentenpaneel
om de volgende items weer te geven:
Rij-informatie 1
Rij-informatie 2
Bandenspanning (Blz. 405)
Ingeschakelde versnelling
Eenheden (indien aanwezig)
Display uit
Informatie ondersteunend systeem*
(Blz. 87)
*: Kan worden geselecteerd wanneer een
ondersteunend systeem is ingeschakeld.
(Blz. 240, 250, 265)
Hoofdteller naar rechts verplaatst
Druk op of van de bedie-
ningstoets van het instrumentenpaneel en
selecteer . Druk vervolgens op of
om de volgende items weer te geven:
Rij-informatie 1
Rij-informatie 2
Informatie Stop & Start-systeem
ECO-indicator
Laadmeter (LS 500)
G-krachten
Soort rij-informatie
A
B
C
D
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 83 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
84 2-1. Instrumentenpaneel
Schakelstand
Bandenspanning (Blz. 405)
Display uit
QRij-informatie 1/rij-informatie 2
Geeft verschillende soorten rij-informatie
weer, zoals:
Gebruik de weergegeven waarden slechts ter
referentie.
Rij-informatie 1
Actueel brandstofverbruik
Gemiddeld brandstofverbruik (sinds reset-
ten)
Rij-informatie 2
Afstand (actieradius)
Gemiddelde rijsnelheid (sinds resetten)
De weergegeven onderwerpen (zie
onderstaande lijst) kunnen worden gewij-
zigd via . (Blz. 87)
Actueel brandstofverbruik
Staafdiagram: Geeft direct het actuele brand-
stofverbruik weer
Gemiddeld brandstofverbruik
Sinds resetten: Geeft het gemiddelde brand-
stofverbruik sinds het resetten van het display
weer*1
Sinds starten: Geeft het gemiddelde brandstof-
verbruik sinds het starten van de motor weer
Sinds tanken: Geeft het gemiddelde brandstof-
verbruik sinds het tanken weer
Gemiddelde rijsnelheid
Sinds resetten: Geeft de gemiddelde rijsnelheid
sinds het resetten van het display weer*1
Sinds starten: Geeft de gemiddelde rijsnelheid
sinds het starten van de motor weer
Verstreken tijd
Sinds resetten: Geeft de verstreken tijd sinds
het resetten van het display weer*1
Sinds starten: Geeft de verstreken tijd sinds het
starten van de motor weer
Afstand
Actieradius: Geeft de actieradius met de reste-
rende hoeveelheid brandstof weer*2, 3
Sinds starten: Geeft de gereden afstand weer
sinds het starten van de motor
Overige
Leeg: geen onderwerp
*1: Geef om te resetten het gewenste item
weer en houd van de bedieningstoet-
sen van het instrumentenpaneel ingedrukt.
*2: Deze afstand wordt berekend op basis van
het gemiddelde brandstofverbruik. Hier-
door kan de werkelijke afstand die nog kan
worden gereden, afwijken van de weerge-
geven afstand.
*3: Als er een kleine hoeveelheid brandstof
wordt getankt, wordt de weergave mogelijk
niet bijgewerkt.
Zet bij het tanken het contact UIT. Als
brandstof wordt getankt terwijl het contact
niet UIT staat, wordt het display mogelijk
niet bijgewerkt.
QInformatie Stop & Start-systeem
Onderwerpen die worden weergege-
ven
Werkingsduur (actueel)/melding status Stop
& Start-systeem
Geeft de actuele totale tijd aan dat de motor is
gestopt door de werking van het Stop &
Start-systeem.
Toont tevens de status van het Stop & Start-sys-
teem met een pop-updisplay. (Blz. 283)
Werkingsduur Stop & Start-systeem sinds
het starten van de motor
Werkingsduur Stop & Start-systeem sinds
het display was gereset
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 84 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
85
2
2-1. Instrumentenpaneel
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Instellingen Stop & Start-systeem
Druk op van de bedieningstoets van
het instrumentenpaneel om het instel-
scherm van het Stop & Start-systeem weer
te geven.
Op dit scherm kunt u de volgende handelingen
uitvoeren:
Stop & Start
De werkingsduur van het Stop & Start-systeem
als de airconditioning is ingeschakeld met de
aircoschakelaar, kan op 2 verschillende niveaus
worden ingesteld.
Deze instelling kan ook worden gewijzigd via
.
Resetten
Hiermee kunt u de weergave van de werkings-
duur van het Stop & Start-systeem en de
bespaarde hoeveelheid brandstof resetten.
Beweeg de cursor naar “Reset” en houd
van de bedieningstoets van het instrumenten-
paneel ingedrukt om de geregistreerde waar-
den te resetten.
Weergave Stop & Start-systeem
Hiermee kunt u de werkingsduur van het Stop
& Start-systeem (sinds het starten van de motor
en sinds het resetten van de weergave) of de
bespaarde hoeveelheid brandstof* (sinds het
starten van de motor en sinds het resetten van
de weergave) weergeven.
*: Gebruik de bespaarde hoeveelheid brand-
stof alleen ter referentie.
QECO-indicator
ECO-controlelampje
Tijdens milieuvriendelijk accelereren (ECO-rij-
den) gaat het ECO-controlelampje branden.
Wanneer de acceleratie de bovengrens van de
ECO-zone overschrijdt of wanneer de auto tot
stilstand komt, gaat het lampje uit.
ECO-indicator
Toont de ECO-zone en de mate van milieu-
vriendelijk rijden op basis van de acceleratie.
De mate van milieuvriendelijk rijden op
basis van acceleratie
Als de acceleratie de bovengrens van de
ECO-zone overschrijdt, gaat de rechterzijde
van de ECO-indicator branden.
Op dat moment dooft het ECO-controle-
lampje.
ECO-zone
QLaadmeter (LS 500)
Geeft de laaddruk weer. Het display wij-
zigt van kleur wanneer de ingestelde druk
wordt overschreden.
Dit display is bedoeld om gebruikt te worden als
richtlijn. Afhankelijk van factoren als de conditie
van het wegdek, de temperatuur en de rijsnel-
heid geeft het display wellicht niet de werkelijke
conditie van de auto weer.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 85 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
86 2-1. Instrumentenpaneel
QG-kracht (F SPORT-uitvoeringen)
Geeft de zijdelingse G-krachten op de
auto weer. Geeft rondom de weergave van
de G-krachten tevens de mate van ver-
draaiing van het stuurwiel naar links en
rechts, ingangssignalen van het gaspedaal
en de remvloeistofdruk weer.
G-krachten op de auto bij acceleratie
Actuele waarde G-krachten (geanaly-
seerde waarde van G-krachten
voor/achter en links/rechts)
Registratie van de maximale G-krach-
ten
Mate bediening gaspedaal
Remvloeistofdruk
Mate van verdraaiing stuurwiel
Dit display is bedoeld om gebruikt te worden als
richtlijn. Afhankelijk van factoren als de conditie
van het wegdek, de temperatuur en de rijsnel-
heid geeft het display wellicht niet de werkelijke
conditie van de auto weer.
Registratie van de maximale G-krach-
ten resetten
Houd van de bedieningstoets van het
instrumentenpaneel ingedrukt om de registra-
tie te resetten.
Piekvasthoudfunctie
Als er zijdelingse G-krachten van 0,5 G of
meer worden gegenereerd, kleurt de weerge-
geven waarde van de G-krachten oranje en
blijft de weergave gedurende 2 seconden
ongewijzigd.
QSchakelstand (F SPORT-uitvoeringen)
Geeft het actuele schakelbereik of de op
dat moment ingeschakelde versnelling
weer wanneer de selectiehendel in stand D
of M staat.
QEenheden (F SPORT-uitvoeringen)
Bij sommige uitvoeringen kunnen de een-
heden die worden gebruikt, tijdens het rij-
den worden gewijzigd.
In tegenstelling tot de instelling van de eenhe-
den op het instellingendisplay, kunnen de een-
heden op het rij-informatiedisplay tijdens het rij-
den worden gewijzigd.
QECO-indicator
In de volgende gevallen werkt de ECO-indica-
tor niet:
ODe schakelstand is een andere stand dan D.
OEen paddle shift-schakelaar wordt gebruikt.
ODe sportmodus is ingesteld.
ODe rijmodus is ingesteld op Custom-modus
en de aandrijflijnregeling is ingesteld op
POWER (Blz. 316)
OStand SNOW is geselecteerd.
ODe rijsnelheid is ongeveer 130 km/h of hoger.
Hiermee kan de volgende aan het naviga-
tiesysteem gekoppelde informatie worden
weergegeven.
Routebegeleiding naar bestemming
Kompasdisplay (weergave rijrichting
boven)
A
B
C
D
E
F
Aan navigatiesysteem gekoppelde
weergave (indien aanwezig)
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 86 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
87
2
2-1. Instrumentenpaneel
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
QWeergave routebegeleiding naar bestem-
ming
Wanneer de weergave van de routebegeleiding
naar de bestemming is ingeschakeld op het
head-up display, wordt deze niet op het
multi-informatiedisplay weergegeven.
(Blz. 91)
Hiermee kunt u een audiobron of nummer
selecteren op het instrumentenpaneel met
behulp van de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel.
Hiermee kan de werkingsstatus van de vol-
gende systemen worden weergegeven:
LTA (Lane Tracing Assist) (indien aan-
wezig) (Blz. 240, 250)
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik (indien aanwe-
zig) (Blz. 265)
Cruise control (indien aanwezig)
(Blz. 276)
RSA (Road Sign Assist) (indien aanwe-
zig) (Blz. 260)
QInstellingen voor de weergave van het
instrumentenpaneel die u kunt wijzi-
gen
Taal
Hiermee kan de weergegeven taal worden
gewijzigd.
Eenheden
Hiermee kunnen de weergegeven meeteenhe-
den worden gewijzigd.
Weergave snelheidsmeter (behalve F
SPORT-uitvoeringen)
Hiermee kunt u de weergave van de snelheids-
meter instellen op digitaal/analoog/zowel digi-
taal als analoog.
Rij-informatie 1/rij-informatie 2
Hiermee kunnen maximaal 2 onderwerpen
(Blz. 84) achtereenvolgend worden weerge-
geven op elk rij-informatiescherm (Rij-informa-
tiescherm 1 en Rij-informatiescherm 2).
Klok
Hiermee kunt u schakelen tussen 24-uurs- en
12-uursweergave.
Pop-updisplay
Hiermee kunt u pop-updisplays voor elk rele-
vant systeem in- of uitschakelen.
Accentkleur
Hiermee kunnen de accentkleuren op het
scherm, zoals de kleur van de cursor, worden
gewijzigd.
Toerentalindicator (F SPORT-uitvoerin-
gen)
Hiermee kunt u de toerentalindicator in- of
uitschakelen.
Hiermee kan het motortoerental waarbij de
toerentalindicator (oranje) verschijnt wor-
den ingesteld.
Toerentalpiek (F SPORT-uitvoeringen)
Hiermee kunt u de toerentalpiek in- of uitscha-
kelen.
ECO-controlelampje
Hiermee kunt u het ECO-controlelampje in- en
uitschakelen.
Aan audiosysteem gekoppelde
weergave
Weergave informatie
ondersteunend systeem
Weergave instellingen
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 87 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
88 2-1. Instrumentenpaneel
Standaardinstelling
Hiermee kunnen de instellingen van de weer-
gave van het instrumentenpaneel worden gere-
set naar de standaardinstelling.
QVoertuigfuncties en instellingen die u
kunt wijzigen
Blz. 476
QOnderbreking van de weergave van de
instellingen
OBepaalde instellingen kunnen niet gewijzigd
worden tijdens het rijden. Breng de auto op
een veilige plaats tot stilstand voordat u instel-
lingen wijzigt.
OAls er een waarschuwingsmelding wordt
weergegeven, kan het instelscherm tijdelijk
niet worden bediend.
Hiermee worden suggesties voor de
bestuurder weergegeven in de onder-
staande situaties. U kunt een reactie op de
weergegeven suggestie selecteren met
behulp van de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel.
QSuggestie om de koplampen uit te
schakelen
Als de koplampen gedurende een
bepaalde tijd ingeschakeld blijven terwijl
de lichtschakelaar in de stand staat
nadat het contact UIT is gezet, wordt er
een melding van de suggestiefunctie weer-
gegeven met de vraag of u de koplampen
wilt uitschakelen.
Selecteer “Yes” (ja) om de koplampen uit
te schakelen.
Als een voorportier wordt geopend nadat het
contact UIT is gezet, wordt deze melding van
de suggestiefunctie niet weergegeven.
QSuggestie om de elektrisch bedien-
bare ruiten te sluiten (gekoppeld aan
de werking van de ruitenwissers)
Als de ruitenwissers worden bediend ter-
wijl een of meer elektrisch bedienbare rui-
ten zijn geopend, verschijnt een melding
van de suggestiefunctie met de vraag of u
de elektrisch bedienbare ruiten wilt sluiten.
Selecteer “Yes” (ja) om alle elektrisch
bedienbare ruiten te sluiten.
QPersoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. (Blz. 476)
WAARSCHUWING
QWaarschuwing bij het instellen van het
display
Aangezien de motor tijdens het instellen van
het display moet draaien, dient de auto te
worden geparkeerd op een plaats met vol-
doende ventilatie. In een afgesloten ruimte,
zoals een garage, kunnen uitlaatgassen die
het schadelijke koolmonoxide (CO) bevatten,
zich ophopen en in de auto terechtkomen. Dit
kan leiden tot de dood of zeer schadelijk zijn
voor de gezondheid.
OPMERKING
QTijdens het instellen van het display
Zorg ervoor dat de motor draait tijdens het
instellen van het display om te voorkomen dat
de accu leeg raakt.
Suggestiefunctie
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 88 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
89
2
2-1. Instrumentenpaneel
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
*: Indien aanwezig
De afbeeldingen die hier worden gebruikt, dienen slechts als voorbeeld en verschillen mogelijk van de
daadwerkelijk door het head-up display weergegeven afbeelding.
Aan navigatiesysteem gekoppelde displayzone (indien aanwezig)
De volgende gegevens van het navigatiesysteem worden weergegeven:
Routebegeleiding naar bestemming
Straatnaam
Kompas (weergave rijrichting boven)
Displayzone ondersteunend systeem (Blz. 91)
Displayzone RSA (Road Sign Assist) (indien aanwezig) (Blz. 260)
Displayzone rij-informatie
Geeft de volgende zaken weer:
•Snelheidsmeter
Schakelstand/schakelbereik/ingeschakelde versnelling (Blz. 171)
Displayzone toerenteller/ECO-indicator (Blz. 93)
Toets HUD (head-up display)
Head-up display*
Het head-up display projecteert allerlei rijgerelateerde informatie en de bedrijfssta-
tus van de ondersteunende systemen op de voorruit.
Systeemonderdelen
A
B
C
D
E
F
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 89 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
90 2-1. Instrumentenpaneel
QHet head-up display werkt wanneer
Het contact AAN staat.
QBij gebruik van het head-up display
Met een (gepolariseerde) zonnebril op is het
head-up display soms moeilijk afleesbaar. Pas de
helderheid van het head-up display aan of zet uw
zonnebril af.
QWeergave straatnaam
Alleen in de kaartgegevens geregistreerde
straatnamen worden weergegeven.
QWeergave buitentemperatuur
OIn de volgende situaties wordt de buitentem-
peratuur weergegeven:
Wanneer de omgevingstemperatuur onge-
veer 3°C of lager is (In dit geval wordt de bui-
tentemperatuur weergegeven en knippert het
controlelampje lage buitentemperatuur gedu-
rende ongeveer 10 seconden.)
Nadat het beginscherm is weergegeven (De
buitentemperatuur wordt gedurende onge-
veer 10 seconden weergegeven.)
OOnder de volgende omstandigheden wordt
mogelijk niet de juiste buitentemperatuur
weergegeven of duurt het langer voordat de
weergave wordt gewijzigd:
Wanneer de auto stilstaat of met lage snelheid
rijdt (lager dan 20 km/h)
Wanneer de buitentemperatuur plotseling
verandert (bijvoorbeeld bij het in- of uitrijden
van een garage of tunnel)
OWanneer -- of E wordt weergegeven, zit er
mogelijk een storing in het systeem. Breng uw
auto naar een erkende Lexus-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
QInschakelen/uitschakelen van het
head-up display
Druk op de toets HUD.
WAARSCHUWING
QBij gebruik van het head-up display
OControleer of de positie en de helderheid
van het head-up display geen belemme-
ring vormen voor veilig rijden. Als de posi-
tie of de helderheid van het display niet
goed is afgesteld, kan het zicht van de
bestuurder worden belemmerd, kan dat
leiden tot een ongeval met dodelijk of ern-
stig letsel kan tot gevolg.
OKijk tijdens het rijden niet voortdurend op
het head-up display, aangezien u anders
voetgangers, objecten op de weg, enz.
over het hoofd kunt zien.
OPMERKING
QProjector head-up display
OPlaats geen bekers of blikjes drinken in de
buurt van de projector van het head-up
display. Als de projector nat wordt, kunnen
er elektrische storingen ontstaan.
OPlaats geen voorwerpen op de projector
van het head-up display en plak er ook
geen stickers op.
Als u dat toch doet, worden er mogelijk
geen meldingen meer op het head-up dis-
play weergegeven.
ORaak de binnenzijde van de projector van
het head-up display niet aan en steek ook
geen scherpe voorwerpen in de projector.
Dit kan tot mechanische defecten leiden.
Gebruik van het head-up display
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 90 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
91
2
2-1. Instrumentenpaneel
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
QWijzigen van instellingen van het
head-up display
De volgende instellingen kunnen worden
gewijzigd via op het multi-informatie-
display. (Blz. 476)
Helderheid en verticale positie van het
head-up display
Hiermee kunnen de helderheid en de verticale
positie van het head-up display worden inge-
steld.
Toerenteller/ECO-indicator
Hiermee kunt u de toerenteller, ECO-indicator
of geen inhoud weergeven.
Informatie op het display
Hiermee kan de weergave van de volgende
onderwerpen worden in- of uitgeschakeld:
Routebegeleiding naar bestemming/straat-
naam
Weergave ondersteunend systeem*
Kompas (weergave rijrichting boven)
Status bediening audiosysteem
*: Zorg ervoor dat u dit display inschakelt wan-
neer u de ondersteunende systemen
gebruikt
Hoek display
Hiermee kan de hoek van het head-up display
worden ingesteld.
QInschakelen/uitschakelen van het head-up
display
Als het head-up display is uitgeschakeld, blijft
het uitgeschakeld als het contact UIT en vervol-
gens weer AAN wordt gezet.
QHelderheid display
De helderheid van het head-up display kan wor-
den ingesteld via op het multi-informatie-
display. Bovendien wordt de helderheid automa-
tisch aangepast aan de lichtsterkte van de
omgeving.
QAutomatisch instellen positie head-up dis-
play
Wanneer de weergavepositie in het geheugen is
opgeslagen, wordt het head-up display automa-
tisch op de gewenste positie ingesteld.
(Blz. 131)
QAls de accu is losgenomen
De aangepaste instellingen van het head-up dis-
play worden gereset.
Hiermee wordt de status van de volgende
systemen weergegeven:
LTA (Lane Tracing Assist) (indien aan-
wezig) (Blz. 240, 250)
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik (indien aanwe-
zig) (Blz. 265)
Gedetailleerde inhoud die op het head-up dis-
play wordt weergegeven verschilt mogelijk van
de weergave op het multi-informatiedisplay. Zie
de beschrijving van de desbetreffende syste-
men voor meer informatie.
WAARSCHUWING
QWaarschuwing met betrekking tot het
instellen van het head-up display
Zorg dat de auto geparkeerd staat op een
plaats met voldoende ventilatie, aangezien de
motor tijdens het instellen van het head-up
display moet draaien. In een afgesloten
ruimte, zoals een garage, kunnen uitlaatgas-
sen die het schadelijke koolmonoxide (CO)
bevatten, zich ophopen en in de auto terecht-
komen. Dit kan leiden tot de dood of zeer
schadelijk zijn voor de gezondheid.
OPMERKING
QBij het wijzigen van de instellingen van het
head-up display
Zorg ervoor dat de motor tijdens het instellen
van het head-up display draait, om te voorko-
men dat de accu ontladen raakt.
Displayzone ondersteunend
systeem
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 91 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
92 2-1. Instrumentenpaneel
Pop-updisplays voor de onderstaande sys-
temen worden indien nodig weergegeven.
QOndersteunende systemen
Geeft een waarschuwing/melding/tip of
de bedrijfsstatus van een relevant systeem
weer.
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
(indien aanwezig) (Blz. 213, 225)
FCTA (Front Cross Traffic Alert) (indien
aanwezig) (Blz. 237)
Lexus Parking Assist-sensor
(Blz. 292)
Parking Support Brake-functie (voor
stilstaande objecten) (indien aanwezig)
(Blz. 311)
Brake Override-systeem (Blz. 160)
Wegrijregeling (Blz. 166)
Gedetailleerde inhoud die op het head-up dis-
play wordt weergegeven verschilt mogelijk van
de weergave op het multi-informatiedisplay. Zie
de beschrijving van de desbetreffende syste-
men voor meer informatie.
QIconen /
Deze iconen zijn gekoppeld aan het
multi-informatiedisplay
: Centrale waarschuwingsicoon
Wordt weergegeven als op het multi-informa-
tiedisplay een waarschuwingsmelding wordt
weergegeven. (Blz. 444)
: Informatie-icoon
Wordt weergegeven als op het multi-informa-
tiedisplay een pop-updisplay met een suggestie
(Blz. 88) of tip wordt weergegeven.
QWaarschuwingsmelding
Sommige waarschuwingsmeldingen wor-
den indien nodig weergegeven, overeen-
komstig bepaalde voorwaarden.
Gedetailleerde inhoud die op het head-up dis-
play wordt weergegeven verschilt mogelijk van
de weergave op het multi-informatiedisplay.
QStatus bediening audiosysteem
Wordt weergegeven wanneer de bedie-
ningstoetsen voor het audiosysteem op het
stuurwiel worden bediend.
QStatus handsfree-systeem
Wordt weergegeven als het handsfree-sys-
teem wordt bediend.
QWanneer er een pop-updisplay wordt weer-
gegeven
Wanneer er een pop-updisplay wordt weerge-
geven, wordt het actuele display mogelijk niet
langer weergegeven. In dat geval keert het dis-
play terug zodra het pop-updisplay is verdwe-
nen.
Pop-updisplay
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 92 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
93
2
2-1. Instrumentenpaneel
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
QToerenteller
Geeft het motortoerental aan in omwente-
lingen per minuut.
QECO-indicator
ECO-indicator
De mate van milieuvriendelijk rijden op
basis van acceleratie
ECO-zone
Er wordt dezelfde informatie weergegeven als
op het multi-informatiedisplay (ECO-indica-
tor). Zie Blz. 85 voor meer informatie.
Centraal display
Toe t s M E N U
Tou c hp a d
Toerenteller/ECO-indicator
A
B
C
Informatie over
brandstofverbruik
Informatie over het brandstofverbruik
kan worden weergegeven op het cen-
trale display.
De informatie over het brandstofver-
bruik kan worden weergegeven en
bediend op het nevenscherm.
Systeemonderdelen
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 93 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
94 2-1. Instrumentenpaneel
QRitinformatie
Druk op de toets MENU van de Remote
Touch en selecteer op het menu-
scherm.
Als een ander scherm dan “Ritinformatie”
wordt weergegeven, selecteert u “Ritinfor-
matie”.
Dit systeem kan ook worden bediend via het
touchscreen.
Resetten van de verbruiksgegevens
Het brandstofverbruik gedurende de
laatste 15 minuten
Actueel brandstofverbruik
De gemiddelde rijsnelheid sinds het
starten van de motor.
De verstreken tijd sinds het starten van
de motor.
Actieradius
Het gemiddelde brandstofverbruik over
de laatste 15 minuten wordt door het
gebruik van kleuren verdeeld in vorige
gemiddelden en gemiddelden sinds de
laatste keer dat het contact AAN is gezet.
Het weergegeven gemiddelde brandstof-
verbruik is een globale waarde.
De afbeelding is slechts een voorbeeld en kan
afwijken van de werkelijke situatie.
QGeschiedenis
Druk op de toets MENU van de Remote
Touch en selecteer op het menu-
scherm.
Als een ander scherm dan “Geschiedenis”
wordt weergegeven, selecteer dan
“Geschiedenis”.
Dit systeem kan ook worden bediend via het
touchscreen.
Het laagste gemeten brandstofver-
bruik
Recent brandstofverbruik
Het vorige gemeten brandstofverbruik
De gegevens uit de geschiedenis
resetten
Het recente brandstofverbruik bijwer-
ken
De geschiedenis van het gemiddelde
brandstofverbruik is door middel van kleu-
ren verdeeld in vorige gemiddelden en het
gemiddelde brandstofverbruik sinds de
gegevens de laatste keer zijn bijgewerkt.
Het weergegeven gemiddelde brandstof-
verbruik is een globale waarde.
De afbeelding is slechts een voorbeeld en kan
afwijken van de werkelijke situatie.
Verbruik
A
B
C
D
E
F
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 94 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
95
2
2-1. Instrumentenpaneel
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
QDe gegevens uit de geschiedenis bijwerken
Werk het recente brandstofverbruik bij door
“Updaten” te selecteren om het actuele brand-
stofverbruik opnieuw te meten.
QDe gegevens resetten
De verbruiksgegevens kunnen worden gewist
door “Wissen” te selecteren.
QActieradius
Geeft de geschatte maximale afstand aan die
nog met de in de tank aanwezige brandstof kan
worden gereden.
Deze afstand wordt berekend op basis van het
gemiddelde brandstofverbruik.
Hierdoor kan de werkelijke afstand die nog kan
worden gereden, afwijken van de weergegeven
afstand.
Geef de voertuiginformatie weer op het
nevenscherm (Blz. 335) en selecteer
vervolgens of om het gewenste
scherm weer te geven.
De afbeelding is slechts een voorbeeld en
kan afwijken van de werkelijke situatie.
QRitinformatie (type A)
Geeft het gemiddelde brandstofverbruik
van de afgelopen 10 minuten weer met
intervallen van 1 minuut en geeft de actie-
radius weer.
Het weergegeven gemiddelde brandstofver-
bruik is een globale waarde.
QRitinformatie (type B)
Geeft de actieradius, het recente brand-
stofverbruik en de verstreken tijd sinds de
motor is gestart weer.
Het weergegeven gemiddelde brandstofver-
bruik is een globale waarde.
QGeschiedenis
Geeft het gemiddelde brandstofverbruik
en het hoogste brandstofverbruik weer.
Het weergegeven gemiddelde brandstofver-
bruik is een globale waarde.
Het nevenscherm gebruiken
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 95 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
96 2-1. Instrumentenpaneel
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 96 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
3
97
3
Voordat u gaat rijden
Voordat u gaat rijden
.
3-1. Informatie over sleutels
Sleutels .....................................................98
3-2. Openen, sluiten en
vergrendelen van de
portieren en de achterklep
Portieren ................................................102
Achterklep........................................... 107
Smart entry-systeem met
startknop .............................................115
3-3. Verstellen van de stoelen
Voorstoelen ...........................................119
Elektrisch verstelbare
achterstoelen....................................126
Ergonomisch geheugen...................131
Geheugen verstelling
achterstoel.........................................135
Hoofdsteunen......................................136
3-4. Verstellen van het stuurwiel
en de spiegels
Stuurwiel............................................... 140
Binnenspiegel.......................................141
Digitale binnenspiegel .....................142
Buitenspiegels.................................... 150
3-5. Openen en sluiten van de
ruiten en het schuifdak
Elektrisch bedienbare ruiten.........152
Schuifdak...............................................155
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 97 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
98 3-1. Informatie over sleutels
3-1.Informatie over sleutels
Bij de auto worden de volgende sleutels
geleverd.
Elektronische sleutels
Bedienen van het Smart entry-systeem met
startknop (Blz. 115)
Gebruik van de afstandsbedieningsfunctie
(Blz. 100)
Mechanische sleutels
Plaatje met sleutelnummer
Sleutelkaart (elektronische sleutel)
(indien aanwezig)
Bedienen van het Smart entry-systeem met
startknop (Blz. 115)
QSleutelkaart (indien aanwezig)
ODe sleutelkaart is niet waterdicht.
ODe mechanische sleutel die zich in de sleutel-
kaart bevindt, mag uitsluitend in noodgevallen
worden gebruikt, bijvoorbeeld wanneer de
elektronische sleutel niet goed werkt.
OAls de mechanische sleutel moeilijk te verwij-
deren is, druk dan het vergrendelknopje met
een ballpoint of iets dergelijks naar beneden.
Als het dan nog steeds moeilijk is om de sleu-
tel er uit te trekken, gebruik een muntstuk of
iets dergelijks.
OOm de mechanische sleutel te bewaren,
schuift u hem in de sleutelkaart terwijl u de
ontgrendelknop indrukt.
OAls de batterij uit de sleutelkaart is gevallen
doordat het afdekkapje niet is geplaatst, of de
batterij is verwijderd nadat de sleutelkaart nat
is geworden, plaats de batterij dan terug met
de positieve zijde (+) naar het
Lexus-embleem.
QAan boord van een vliegtuig
Zorg ervoor dat u aan boord van een vliegtuig
niet op de toetsen van de elektronische sleutel
drukt. Zorg ervoor dat de toetsen niet per onge-
luk ingedrukt kunnen worden als u de elektroni-
sche sleutel in bijvoorbeeld een tas hebt opge-
borgen. Bij het indrukken van de toetsen kan de
elektronische sleutel radiogolven uitzenden die
de bediening van het vliegtuig kunnen beïnvloe-
den.
QLeegraken batterij elektronische sleutel
ODe standaard levensduur van de batterij is 1 -
2 jaar. (De batterij in de sleutelkaart heeft een
levensduur van ongeveer anderhalf jaar.)
OAls de batterij bijna leeg is, klinkt een waar-
schuwingssignaal in de auto en wordt er een
melding weergegeven op het multi-informa-
tiedisplay als de motor wordt uitgeschakeld.
Sleutels
De sleutels
A
B
C
D
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 98 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
99
3
3-1. Informatie over sleutels
Voordat u gaat rijden
OSchakel de energiebespaarmodus van de
elektronische sleutel in om te voorkomen dat
de batterij van de elektronische sleutel leeg-
raakt wanneer deze gedurende langere tijd
niet wordt gebruikt. (Blz. 116)
OOmdat de elektronische sleutel altijd radio-
golven ontvangt, raakt de batterij ook ontla-
den wanneer de elektronische sleutel niet
wordt gebruikt. De volgende symptomen
geven aan dat de batterij van de elektronische
sleutel mogelijk ontladen is. Vervang de batte-
rij indien nodig.
Het Smart entry-systeem met startknop of de
afstandsbediening werkt niet.
Het detectiegebied wordt kleiner.
Het ledcontrolelampje in de sleutel gaat niet
branden.
OHoud, om de levensduur van de batterij niet
nodeloos te bekorten, de elektronische sleu-
tel op een afstand van minimaal 1 m van de
volgende elektrische apparaten met een
magnetisch veld:
Televisietoestellen
•Computers
Mobiele telefoons, draadloze telefoons en
batterijladers
Oplaadapparatuur voor draadloze en
mobiele telefoons
•Tafellampen
Inductiekookplaten
QBatterij vervangen
Blz. 418
QBevestiging van het aantal geregistreerde
sleutels
Het aantal al geregistreerde sleutels kan worden
bevestigd. Neem voor meer informatie contact
op met een erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
QAls “A New Key has been Registered Con-
tact Your Dealer for Details” (Er is een
nieuwe sleutel geregistreerd. Neem voor
meer informatie contact op met uw dealer)
wordt weergegeven op het multi-informatie-
display
Deze melding wordt weergegeven elke keer dat
het bestuurdersportier wordt geopend als de
portieren van buitenaf worden ontgrendeld
gedurende ongeveer 10 dagen nadat er een
nieuwe elektronische sleutel is geregistreerd.
Neem contact op met een erkende Lexus-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige als de melding wordt weergegeven, maar u
geen nieuwe elektronische sleutel hebt geregis-
treerd, om te controleren of er een onbekende
elektronische sleutel (anders dan de sleutels die
u in uw bezit hebt) is geregistreerd.
OPMERKING
QVoorkomen van beschadiging van de
sleutel
OLaat de sleutels niet vallen, stel ze niet bloot
aan sterke schokken en buig ze niet.
OStel de sleutels niet langdurig bloot aan
hoge temperaturen.
OVoorkom dat de sleutels nat worden en rei-
nig ze niet in een ultrasoon reinigingsbad
of iets dergelijks.
OBevestig geen metaalhoudende of magne-
tische voorwerpen aan de sleutels en houd
de sleutels uit de buurt van dergelijke voor-
werpen.
OHaal de sleutels niet uit elkaar.
OPlak geen stickers o.i.d. op het oppervlak
van de elektronische sleutel.
OHoud de sleutels uit de buurt van appara-
ten die magnetische velden opwekken (bij-
voorbeeld televisietoestellen, audiosyste-
men, inductiekookplaten en medische
apparatuur, zoals laagfrequente therapeu-
tische uitrusting).
QDe elektronische sleutel bij u dragen
Houd de elektronische sleutel altijd ten min-
ste 10 cm uit de buurt van ingeschakelde
elektrische apparaten. Radiogolven die wor-
den uitgezonden door elektrische apparaten
die zich minder dan 10 cm van de elektroni-
sche sleutel vandaan bevinden, kunnen de
correcte werking van de sleutel hinderen.
QIn geval van storingen in het Smart
entry-systeem met startknop of andere
problemen met de sleutel
Blz. 450
QWanneer u een elektronische sleutel ver-
liest
Blz. 449
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 99 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
100 3-1. Informatie over sleutels
De elektronische sleutels zijn voorzien van
de volgende afstandsbediening:
Vergrendelen van de portieren
(Blz. 102)
Sluiten van de ruiten en het schuifdak*
(Blz. 102)
Ontgrendelen van de portieren
(Blz. 102)
Openen van de ruiten en het schuif-
dak* (Blz. 102)
Openen van de achterklep
(Blz. 110)
*: Deze instellingen moeten aan de persoon-
lijke voorkeur worden aangepast door een
erkende Lexus-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
OPMERKING
QOmgaan met de sleutelkaart (indien aan-
wezig)
OOefen geen overmatige kracht uit bij het
terugplaatsen van de mechanische sleutel
in de sleutelkaart. Anders kan de sleutel-
kaart beschadigd raken.
OAls de batterij of de sleutelkaart nat wordt,
kan de batterij gaan corroderen en de
sleutelkaart defect raken.
Als de sleutelkaart in het water is gevallen
of als vloeistof op de sleutel is gemorst, ver-
wijder dan zo snel mogelijk het afdekkapje
van de batterij en droog de batterij en de
contactpunten af. (Pak het afdekkapje van
de batterij voorzichtig vast en trek het
omhoog om het te verwijderen.) Als de
batterij gecorrodeerd is, laat hem dan ver-
vangen door een erkende Lexus-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
ODruk het afdekkapje niet in en gebruik
geen schroevendraaier om het te verwijde-
ren.
Wanneer het afdekkapje geforceerd wordt
verwijderd, kan de sleutel verbuigen of
beschadigd raken.
OAls het afdekkapje van de batterij vaak
wordt verwijderd, kan het los gaan zitten.
OZorg ervoor dat de batterij in de juiste rich-
ting geplaatst wordt.
Als de batterij verkeerd om geplaatst
wordt, kan deze snel ontladen raken.
OIn de volgende gevallen kan het oppervlak
van de sleutelkaart beschadigd raken of de
coating loslaten:
De sleutelkaart wordt in de nabijheid van
harde voorwerpen gehouden, zoals munt-
stukken of sleutels.
De sleutelkaart wordt bekrast door een
scherp voorwerp, zoals de punt van een
vulpotlood.
Het oppervlak van de sleutelkaart wordt
gereinigd met thinner of wasbenzine.
Afstandsbediening
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 100 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
101
3
3-1. Informatie over sleutels
Voordat u gaat rijden
Druk op de ontgrendelknop om de
mechanische sleutel uit de elektronische
sleutel te halen.
De mechanische sleutel kan maar in één rich-
ting ingestoken worden, aangezien slechts één
zijde van de sleutel van een groef is voorzien.
Als u de sleutel niet in de slotcilinder kunt ste-
ken, draait u de sleutel om en probeert u het
opnieuw.
Bewaar de mechanische sleutel na gebruik in
de elektronische sleutel. Zorg dat u de mecha-
nische sleutel en de elektronische sleutel bij u
hebt. Als de batterij van de elektronische sleutel
leeg is of de instapfunctie niet goed werkt, bent
u op de mechanische sleutel aangewezen.
(Blz. 450)
QWanneer u de sleutel van de auto moet ach-
terlaten bij een parkeerwachter
Zet de hoofdschakelaar van het openingssys-
teem van de achterklep uit (Blz. 114) en ver-
grendel het dashboardkastje (Blz. 364) als de
omstandigheden daarom vragen.
Verwijder de mechanische sleutel voor eigen
gebruik en geef alleen de elektronische sleutel
aan de parkeerwachter.
QAls u uw mechanische sleutels verliest
Blz. 449
QAls een verkeerde sleutel wordt gebruikt
De slotcilinder zal vrij kunnen draaien.
Gebruik van de mechanische
sleutel
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 101 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
102 3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
3-2.Ope nen, slu iten e n vergren delen va n de por tieren e n de ac hterkle p
QSmart entry-systeem met startknop
Zorg dat u de elektronische sleutel bij u
hebt om deze functie in te kunnen schake-
len.
1Pak de portiergreep vast om de portie-
ren te ontgrendelen.*
Zorg ervoor dat u de sensor aan de achterzijde
van de portiergreep aanraakt.
De portieren en de achterklep kunnen gedu-
rende 3 seconden na het vergrendelen niet
worden ontgrendeld.
*: De instellingen voor het ontgrendelen van de
portieren kunnen worden gewijzigd.
2Raak de vergrendelsensor (de
inkeping aan de bovenzijde van de
portiergreep) aan om alle portieren te
vergrendelen.
Controleer of het portier goed vergrendeld is.
QAfstandsbediening
1Vergrendelen van alle portieren
Controleer of het portier goed vergrendeld is.
Houd deze toets ingedrukt om de ruiten en het
schuifdak te sluiten.*
2Ontgrendelen van alle portieren
Houd deze toets ingedrukt om de ruiten en het
schuifdak te openen.*
*: Deze instellingen moeten aan de persoon-
lijke voorkeur worden aangepast door een
erkende Lexus-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
QInstellen van de ontgrendelfunctie
Het is mogelijk om in te stellen welke portieren
met de instapfunctie via de afstandsbediening
worden ontgrendeld.
1Zet het contact UIT.
2Schakel de inbraaksensor en de hellingsen-
sor van het alarmsysteem uit om tijdens het
veranderen van de instellingen het alarm
niet onbedoeld te activeren. (indien aanwe-
zig) (Blz. 67)
3Houd de toets of ingedrukt en
houd tegelijkertijd de toets gedurende
ongeveer 5 seconden ingedrukt als het con-
trolelampje in de sleutel uit is.
De instelling verandert telkens wanneer een
handeling wordt uitgevoerd, zoals hieronder is
aangegeven. (Als u de instelling opnieuw wilt
wijzigen, laat u de toetsen los, wacht u ten minste
5 seconden en herhaalt u vervolgens stap 3.)
Portieren
Van buitenaf ontgrendelen en ver-
grendelen van de portieren
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 102 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
103
3
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
Voordat u gaat rijden
Om te voorkomen dat het alarm onbedoeld
wordt geactiveerd, moet u de portieren ontgren-
delen met de afstandsbediening en een portier
eenmaal openen en sluiten als de instellingen
zijn gewijzigd. (Als er binnen 30 seconden
nadat op is gedrukt geen portier wordt
geopend, worden de portieren weer vergren-
deld en wordt het alarm automatisch ingescha-
keld.)
Zet het alarm onmiddellijk uit wanneer dit wordt
geactiveerd. (Blz. 65)
QSysteem voor crashportierontgrendeling
Als de auto aan een sterke schok wordt blootge-
steld, worden alle portieren ontgrendeld. Of het
systeem in werking treedt, is afhankelijk van de
kracht van de schok of het type ongeval.
QFeedbacksignalen
De alarmknipperlichten knipperen om aan te
geven dat de portieren zijn vergrendeld/ont-
grendeld. (Vergrendeld: eenmaal; ontgrendeld:
tweemaal)
Er klinkt een zoemer om aan te geven dat de rui-
ten en het schuifdak bediend worden.
QBeveiligingsfunctie
Als er niet binnen ongeveer 30 seconden na het
ontgrendelen van de auto een portier wordt
geopend, zorgt de beveiligingsfunctie ervoor
dat de auto weer automatisch wordt vergren-
deld.
QWanneer de portieren niet kunnen worden
vergrendeld met de vergrendelsensor aan
de bovenzijde van de portiergreep
Wanneer de portieren niet kunnen worden ver-
grendeld, zelfs als u de vergrendelsensor aan de
bovenzijde van de portiergreep met uw vinger
aanraakt, raak dan de vergrendelsensor aan met
uw handpalm.
Als u handschoenen draagt, doe deze dan uit.
QWaarschuwingszoemer open portier/ach-
terklep
Als geprobeerd wordt de portieren te vergren-
delen wanneer een portier niet geheel gesloten
is, klinkt er gedurende 5 seconden een zoemer.
Sluit het portier volledig om de zoemer uit te
schakelen en vergrendel de portieren opnieuw.
QInschakelen van het alarm
Wanneer de portieren worden vergrendeld,
wordt het alarmsysteem ingeschakeld.
(Blz. 65)
QOmstandigheden die de werking van het
Smart entry-systeem met startknop en de
afstandsbediening beïnvloeden
Blz. 116
QWanneer het Smart entry-systeem met
startknop of de afstandsbediening niet goed
werkt
Gebruik de mechanische sleutel om de portie-
ren te vergrendelen en ontgrendelen.
(Blz. 451)
Vervang de sleutelbatterij door een nieuw
exemplaar als deze ontladen raakt. (Blz. 418)
Multi-informatie-
display/piepsignaal Ontgrendelfunctie
Exterieur: 3 keer
een piepsignaal
Interieur:
Eén belsignaal
Als u de portiergreep
van het bestuurders-
portier vasthoudt,
wordt alleen het
bestuurdersportier
ontgrendeld.
Als u een portier-
greep van een passa-
giersportier vast-
houdt, worden alle
portieren ontgrendeld.
Exterieur:
Twee piepsignalen
Interieur:
Eén belsignaal
Als u een portier-
greep vasthoudt, wor-
den alle portieren ont-
grendeld.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 103 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
104 3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
QAls de accu ontladen is
De portieren kunnen niet worden vergrendeld
en ontgrendeld met het Smart entry-systeem
met startknop of de afstandsbediening. Vergren-
del of ontgrendel de portieren met de mechani-
sche sleutel. (Blz. 451)
QHerinneringsfunctie achterstoel
Om u eraan te herinneren bagage e.d. op de
achterstoelen niet te vergeten, klinkt er wanneer
het contact UIT is gezet en aan een van de vol-
gende voorwaarden is voldaan, een zoemer en
wordt gedurende ongeveer 6 seconden een
melding weergegeven op het multi-informatie-
display.
ODe motor wordt binnen ongeveer 10 minuten
na het openen en sluiten van een achterpor-
tier gestart.
OEen achterportier is geopend en weer geslo-
ten nadat de motor is gestart.
Als echter een achterportier wordt geopend en
vervolgens binnen ongeveer 2 seconden weer
wordt gesloten, werkt de herinneringsfunctie
voor de achterstoel mogelijk niet.
De herinneringsfunctie voor de achterstoel stelt
op basis van het openen en sluiten van een ach-
terportier vast of er bagage e.d. op de achter-
stoel is geplaatst. Daardoor werkt, afhankelijk
van de situatie, de herinneringsfunctie voor de
achterstoel mogelijk niet en vergeet u mogelijk
toch bagage e.d. die zich op de achterstoel
bevindt of geeft de functie mogelijk onterecht
een melding.
QPersoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. (Blz. 476)
WAARSCHUWING
QVoorkomen van ongevallen
Neem bij het rijden met de auto de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van deze voorschrif-
ten kan ertoe leiden dat er per ongeluk een
portier wordt geopend en dat er iemand uit
de auto valt, met mogelijk dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg.
OControleer of alle portieren volledig geslo-
ten zijn.
OTrek tijdens het rijden niet aan de binnen-
portiergreep.
Wees vooral voorzichtig bij de voorportieren.
Deze portieren kunnen zelfs worden
geopend als de vergrendelknoppen in de
stand vergrendeld staan.
OActiveer de kindersloten op de achterpor-
tieren als er kinderen achter in de auto ver-
voerd worden.
QAls een portier wordt geopend of geslo-
ten
Controleer de omgeving van de auto; let er
bijvoorbeeld op of de auto op een helling
staat, of er voldoende ruimte is om het portier
te openen en of het hard waait. Houd bij het
openen of sluiten van het portier de portier-
greep goed vast, zodat u bent voorbereid op
eventuele onverwachte bewegingen.
QBij het gebruik van de afstandsbediening
en het bedienen van de elektrisch bedien-
bare ruiten of het schuifdak
Bedien de elektrisch bedienbare ruiten of het
schuifdak nadat u hebt gecontroleerd of er
geen risico is dat een passagier met een
lichaamsdeel bekneld kan raken tussen de
ruiten of het schuifdak. Laat tevens de
afstandsbediening niet bedienen door kinde-
ren. Het kan gebeuren dat een lichaamsdeel
van een kind of een andere passagier klem
komt te zitten tussen de elektrisch bedien-
bare ruiten of het schuifdak.
QVoorzorgsmaatregelen wagenhoogtere-
geling (auto's met elektronisch geregelde
luchtvering)
Controleer in de volgende situaties of het
gebied rondom de auto veilig is, aangezien de
wagenhoogte mogelijk wijzigt en een
lichaamsdeel klem kan komen te zitten in de
auto, waardoor letsel kan ontstaan of de auto
beschadigd kan raken.
OAls een portier wordt geopend of gesloten
OAls de portieren worden vergrendeld
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 104 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
105
3
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
Voordat u gaat rijden
QSchakelaars centrale vergrendeling
(ontgrendelen/vergrendelen)
1Vergrendelen van alle portieren
2Ontgrendelen van alle portieren
QVergrendelknoppen binnenzijde por-
tier (vergrendelen)
Druk op de vergrendelknop aan de bin-
nenzijde van het portier om het portier te
vergrendelen.
QBinnenportiergrepen (ontgrendelen)
Voorportieren
Trek aan de handgreep om het portier te
ontgrendelen en te openen.
Als het portier ontgrendeld is, komt de vergren-
delknop aan de binnenzijde van het portier
omhoog.
Achterportieren
Trek aan de handgreep om het portier te
ontgrendelen. Trek nogmaals aan de hand-
greep om het portier te openen.
Als het portier ontgrendeld is, komt de vergren-
delknop aan de binnenzijde van het portier
omhoog.
QVergrendelen van de voorportieren van bui-
tenaf zonder gebruik te maken van een sleu-
tel
1Druk de vergrendelknop aan de binnenzijde
van het portier in.
2Sluit het portier met de portiergreep uitge-
trokken.
Het portier kan niet worden vergrendeld als het
contact in stand ACC of AAN staat of als de
elektronische sleutel zich nog in de auto bevindt.
De sleutel wordt echter mogelijk niet juist gesig-
naleerd waardoor het portier wellicht wordt ver-
grendeld.
QSluitsysteem portieren
Wanneer het portier nog enigszins geopend is,
zal het sluitsysteem dit automatisch volledig slui-
ten.
OHet sluitsysteem voor de portieren werkt
onafhankelijk van de stand van de startknop.
OHet sluitsysteem werkt niet als het portier is
gesloten terwijl aan de portiergreep aan de
binnen- of buitenzijde werd getrokken.
OHet portier kan worden geopend door aan de
portiergreep aan de binnen- of buitenzijde te
trekken, ook tijdens de werking van het sluit-
systeem (behalve wanneer de knop in de
stand vergrendeld staat of het kinderslot is
geactiveerd).
ONa het sluiten van het portier door het sluit-
systeem kan de elektromotor nog enkele
seconden te horen zijn. Dit is normaal en duidt
niet op een storing.
Van binnenuit ontgrendelen en
vergrendelen van de portieren
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 105 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
106 3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
QWaarschuwingszoemer open portier/ach-
terklep
Als een portier of de achterklep niet goed geslo-
ten is, klinkt er vanaf een rijsnelheid van 5 km/h
een zoemer.
Het geopende portier of de openstaande ach-
terklep wordt weergegeven op het multi-infor-
matiedisplay.
Het portier kan niet vanaf de binnenzijde
van de auto worden geopend wanneer het
kinderslot is geactiveerd.
1Ontgrendelen
2Vergrendelen
Hierdoor wordt voorkomen dat kinderen per
ongeluk de achterportieren openen. Druk de
schakelaars op beide achterportieren naar
beneden om de kindersloten te activeren.
WAARSCHUWING
QSluitsysteem portieren
Wanneer het portier nog enigszins geopend
is, zal het sluitsysteem dit automatisch volle-
dig sluiten. Het duurt enkele seconden voor-
dat de bekrachtiging van de portiersluiting in
werking treedt.
Als het kinderslot is geactiveerd, kan de wer-
king van het sluitsysteem voor de portieren
niet worden onderbroken, ook niet bij een
poging om het portier van binnenuit te ont-
grendelen. Zorg ervoor dat uw vingers of
andere zaken niet tussen het portier en de
sponning komen. Anders kan er ernstig letsel
ontstaan.
OPMERKING
QVoorkomen van storingen aan het sluit-
systeem
Open of sluit de portieren niet vaker dan
nodig en oefen geen overmatige kracht uit op
een portier tijdens het automatisch sluiten.
Kindersloten achterportieren
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 106 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
107
3
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
Voordat u gaat rijden
De volgende functies kunnen worden in- of
uitgeschakeld:
Raadpleeg Blz. 476 voor instructies voor het
aanpassen aan de persoonlijke voorkeur.
Automatische vergrendel- en
ontgrendelsystemen van de
portieren
Functie Bediening
Functie koppeling
van rijsnelheid aan
portiervergrende-
ling
Alle portieren worden
automatisch vergrendeld
wanneer de rijsnelheid
ongeveer 20 km/h of
hoger is.
Functie koppeling
van stand selectie-
hendel aan portier-
vergrendeling
Alle portieren worden
automatisch vergrendeld
als de selectiehendel in
een andere stand dan P
wordt gezet.
Functie koppeling
van stand selectie-
hendel aan portier-
ontgrendeling
Alle portieren worden
automatisch ontgrendeld
als de selectiehendel in
stand P wordt gezet.
Functie koppeling
portierontgrende-
ling aan bestuur-
dersportier
Alle portieren worden
automatisch ontgrendeld
als het bestuurderspor-
tier wordt geopend bin-
nen ongeveer 45 secon-
den nadat het contact
UIT is gezet.
Achterklep
De achterklep kan worden geopend
met het openingssysteem van de ach-
terklep, de instapfunctie of de
afstandsbediening.
De achterklep kan met het sluitsys-
teem van de achterklep worden geslo-
ten.
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht. Het niet in acht nemen van de voor-
zorgsmaatregelen kan dodelijk of ernstig let-
sel tot gevolg hebben.
QVoordat u gaat rijden
OZorg ervoor dat de achterklep volledig
gesloten is. Als de achterklep niet volledig
is gesloten, kan deze tijdens het rijden
onverwacht opengaan en nabij gelegen
objecten raken en kunnen er voorwerpen
of bagage uit de bagageruimte vallen,
waardoor een ongeval kan ontstaan.
OLaat kinderen niet in de bagageruimte spe-
len. Als een kind per ongeluk in de baga-
geruimte opgesloten wordt, kan het ernstig
letsel oplopen als gevolg van blootstelling
aan hoge temperaturen of stikken.
OLaat nooit kinderen de achterklep openen
of sluiten. Anders wordt de achterklep
mogelijk onbedoeld geopend en kan een
hand, het hoofd of de nek van een kind
bekneld raken bij het sluiten van de achter-
klep.
QBelangrijke punten tijdens het rijden
Sta nooit toe dat personen in de bagage-
ruimte meerijden. In het geval van plotseling
remmen of een aanrijding kunnen ze dodelijk
of ernstig letsel oplopen.
QGebruik van de bagageruimte
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht. Het niet in acht nemen van de voor-
zorgsmaatregelen kan ertoe leiden dat
lichaamsdelen bekneld raken, met ernstig let-
sel tot gevolg.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 107 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
108 3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
WAARSCHUWING
OVerwijder sneeuw en ijs en dergelijke van
de achterklep voordat u deze opent. Als u
dat niet doet, kan de achterklep na het
openen plotseling weer dichtvallen.
OControleer de omgeving om er zeker van
te zijn dat u de achterklep veilig kunt ope-
nen en sluiten.
OAls zich personen in de buurt bevinden,
zorg er dan voor dat deze niet in gevaar
worden gebracht en laat ze weten dat de
achterklep geopend of gesloten gaat wor-
den.
OWees extra voorzichtig wanneer u de ach-
terklep opent of sluit wanneer er veel wind
staat, aangezien sterke wind ervoor kan
zorgen dat de achterklep plotseling
beweegt.
OWanneer de achterklep niet volledig wordt
geopend, kan deze plotseling dichtvallen.
Wanneer de auto op een helling staat, is
het moeilijker om de achterklep te openen
of te sluiten dan wanneer de auto vlak staat.
Let er dus op dat de achterklep niet onver-
wachts vanzelf open gaat of wordt geslo-
ten. Zorg ervoor dat de achterklep volledig
geopend is voordat u de bagageruimte
gebruikt.
OLet bij het sluiten van de achterklep extra
goed op dat er geen vingers of andere
zaken bekneld raken.
ODruk bij het sluiten van de achterklep licht
op de buitenzijde. Als gebruik wordt
gemaakt van de handgreep in de achter-
klep om de achterklep helemaal te sluiten,
kunnen handen of armen bekneld raken.
OBevestig geen andere accessoires dan ori-
ginele Lexus-accessoires aan de achter-
klep. Door het extra gewicht op de achter-
klep kan de achterklep, nadat deze is
geopend, plotseling weer dichtvallen.
QBekrachtiging achterklepsluiting
Wanneer de achterklep nog enigszins
geopend is, zal de bekrachtiging van de ach-
terklepsluiting deze automatisch volledig slui-
ten. Het duurt enkele seconden voordat de
bekrachtiging van de achterklepsluiting in
werking treedt. Zorg ervoor dat uw vingers of
andere zaken niet bekneld raken, aangezien
dit ernstig letsel tot gevolg kan hebben.
QElektrisch bedienbare achterklep
Neem bij het bedienen van de elektrisch
bedienbare achterklep de volgende voor-
zorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorschriften
kan ernstig letsel tot gevolg hebben.
OControleer de omgeving op eventueel
aanwezige obstakels of andere zaken die
ervoor kunnen zorgen dat uw bezittingen
klem komen te zitten.
OAls zich personen in de buurt bevinden,
zorg er dan voor dat deze niet in gevaar
worden gebracht en laat ze weten dat de
achterklep geopend of gesloten gaat wor-
den.
OAls de schakelaar voor het sluiten van de
elektrisch bedienbare achterklep wordt
ingedrukt tijdens het automatisch openen
van de klep, gaat de achterklep niet verder
open. Wees extra voorzichtig op een hel-
ling aangezien de achterklep plotseling
open of dicht kan gaan.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 108 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
109
3
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
Voordat u gaat rijden
WAARSCHUWING
OAls de auto op een helling staat, kan de
achterklep plotseling dichtvallen, nadat
deze automatisch is geopend. Zorg ervoor
dat de achterklep volledig geopend is
voordat u de bagageruimte gebruikt.
OIn de volgende situaties signaleert de elek-
trisch bedienbare achterklep mogelijk een
storing en wordt de automatische bedie-
ning uitgeschakeld. In dat geval moet de
achterklep met de hand worden bediend.
Wees in dit geval extra voorzichtig, aange-
zien de achterklep mogelijk plotseling
dichtvalt, waardoor een ongeval kan ont-
staan.
Wanneer de achterklep met een obstakel
in aanraking komt
Wanneer de accuspanning plotseling laag
is, bijvoorbeeld wanneer het contact AAN
wordt gezet, of wanneer de motor tijdens
de automatische werking wordt gestart
OBevestig geen andere accessoires dan ori-
ginele Lexus-accessoires aan de achter-
klep. De elektrisch bedienbare achterklep
werkt mogelijk niet, waardoor een storing
optreedt, of mogelijk valt de achterklep
plotseling weer dicht nadat deze is
geopend.
QHandsfree elektrisch bedienbare achter-
klep (indien aanwezig)
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
Het niet in acht nemen van de voorschriften
kan ernstig letsel tot gevolg hebben.
OUitlaatgassen zorgen ervoor dat de uitlaat-
pijpen tamelijk heet worden. Raak de uit-
laatpijp niet aan wanneer u de handsfree
elektrisch bedienbare achterklep bedient.
OGebruik de handsfree elektrisch bedien-
bare achterklep niet als er weinig ruimte is
onder de achterbumper.
QKlembeveiliging
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
Het niet in acht nemen van de voorschriften
kan ernstig letsel tot gevolg hebben.
OGebruik geen lichaamsdelen om de klem-
beveiliging opzettelijk te activeren.
OHet is mogelijk dat de klembeveiliging niet
meer werkt als de achterklep bijna geslo-
ten is. Zorg ervoor dat uw vingers of
andere zaken niet tussen de achterklep en
de sponning komen.
ODe vorm van het voorwerp dat klem komt
te zitten, kan ertoe leiden dat de klembe-
veiliging niet werkt. Zorg ervoor dat uw
vingers of andere zaken niet bekneld
raken.
OPMERKING
QVoorkomen van storingen aan de
bekrachtiging van de achterklepsluiting
Oefen geen kracht uit op de achterklep tij-
dens het automatisch sluiten.
QVoorkomen van beschadiging van de
elektrisch bedienbare achterklep
OControleer voordat u de achterklep
bedient of er geen bagage of sneeuw op
de achterklep ligt. Controleer bovendien
of er geen ijs tussen de achterklep en de
sponning zit, waardoor de achterklep niet
kan worden bediend. Wanneer er zich te
veel gewicht op de achterklep bevindt,
kunnen bij het bedienen van de elektrisch
bedienbare achterklep storingen optre-
den.
OOefen tijdens de elektrische bediening
geen kracht uit op de achterklep.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 109 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
110 3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
QOntgrendelschakelaar achterklep
Druk op de ontgrendelschakelaar voor de
achterklep.
De achterklep wordt volledig geopend.
QSmart entry-systeem met startknop
Druk op de knop terwijl u de elektronische
sleutel bij u hebt.
De achterklep wordt volledig geopend.
Als de knop wordt ingedrukt tijdens het openen
van de achterklep, gaat de achterklep niet ver-
der open.
Wanneer alle portieren zijn ontgrendeld
met behulp van een van de volgende
methodes, kan de achterklep worden
geopend zonder de elektronische sleutel:
Instapfunctie
Afstandsbediening
Schakelaars centrale vergrendeling
Automatische portierontgrendeling
Mechanische sleutel
QAfstandsbediening
Houd de schakelaar ingedrukt.
De achterklep wordt volledig geopend.
Als de knop wordt ingedrukt tijdens het openen
van de achterklep, gaat de achterklep niet ver-
der open.
Openen/sluiten van de achterklep
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 110 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
111
3
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
Voordat u gaat rijden
QHandsfree elektrisch bedienbare ach-
terklep (indien aanwezig)
1Zorg ervoor dat u zich, met de elektro-
nische sleutel op zak, binnen het
detectiebereik van het Smart
entry-systeem met startknop bevindt,
op ongeveer 30 tot 50 cm van de ach-
terbumper.
Sensor regeling voetbediening
Detectiegebied voor werking hands-
free elektrisch bedienbare achterklep
Detectiegebied voor werking Smart
entry-systeem met startknop
(Blz. 115)
2Bedien de achterklep met een voetbe-
weging door uw voet tot 10 cm onder
de achterbumper te bewegen en ver-
volgens weer terug te trekken.
Voer deze volledige beweging binnen 1
seconde uit.
De achterklep zal niet in werking treden
zolang er een voet wordt gesignaleerd
onder de achterbumper.
Raak bij het gebruik van de handsfree
functie van de elektrisch bedienbare
achterklep de achterbumper niet met
uw voet.
Als er zich in het passagierscomparti-
ment of de bagageruimte een andere
elektronische sleutel bevindt, duurt het
mogelijk iets langer dan normaal voor-
dat de achterklep in werking treedt.
Sensor regeling voetbediening
Detectiegebied voor werking hands-
free elektrisch bedienbare achterklep
3Als de sensor voor de regeling van de
voetbediening signaleert dat u uw voet
hebt teruggetrokken, klinkt er een zoe-
mer en zal de elektrisch bedienbare
achterklep automatisch volledig ope-
nen/sluiten.
Als er tijdens het openen van de achterklep een
voet onder de achterbumper wordt bewogen,
gaat de achterklep niet verder open.
Als er tijdens het sluiten van de achterklep een
voet onder de achterbumper wordt bewogen,
gaat de achterklep open.
A
B
C
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 111 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
112 3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
QSchakelaar elektrisch bedienbare
achterklep sluiten
Druk op de schakelaar elektrisch bedien-
bare achterklep sluiten.
Er klinkt een zoemer en de achterklep wordt
volledig gesloten.
Druk op de schakelaar om de achterklep tijdens
het sluiten weer te openen.
QHandgreep achterklep
Trek de achterklep aan de greep in de klep
recht naar beneden en duw de achterklep
vervolgens van buitenaf naar beneden om
deze te sluiten.
QAchterklepverlichting/bagageruimtever-
lichting
ODe achterklepverlichting/bagageruimtever-
lichting gaat branden als de achterklep wordt
geopend.
OAls de achterklepverlichting/bagageruimte-
verlichting aan wordt gelaten wanneer het
contact UIT wordt gezet, gaat de verlichting
na 20 minuten automatisch uit.
QBekrachtiging achterklepsluiting
Wanneer de achterklep nog enigszins geopend
is, zal de bekrachtiging van de achterklepsluiting
deze automatisch volledig sluiten.
ODe bekrachtiging van de achterklepsluiting
werkt onafhankelijk van de stand van de start-
knop.
OAls de bekrachtiging van de achterklepslui-
ting niet werkt, open dan de achterklep tot
minstens de helft en sluit hem vervolgens.
QFunctie die voorkomt dat de achterklep
wordt vergrendeld terwijl de elektronische
sleutel zich in de bagageruimte bevindt
OEr klinkt een geluidssignaal als de achterklep
wordt gesloten terwijl alle portieren zijn ver-
grendeld en de elektronische sleutel zich in
de bagageruimte bevindt.
In dat geval kan de achterklep worden
geopend door op de schakelaar van de ach-
terklep te drukken.
OAls de elektronische reservesleutel zich in de
bagageruimte bevindt en alle portieren zijn
vergrendeld, kan de beveiligingsfunctie tegen
het insluiten van de sleutel worden geacti-
veerd, zodat de achterklep kan worden
geopend. Neem alle elektronische sleutels
mee als u de auto achterlaat, om diefstal te
voorkomen.
OAls de elektronische sleutel zich in de baga-
geruimte bevindt en alle portieren zijn ver-
grendeld, wordt de sleutel mogelijk niet gesig-
naleerd afhankelijk van de locatie van de sleu-
tel en de aanwezige radiogolven. In dit geval
kan de beveiliging sleutel insluiten niet wor-
den geactiveerd, zodat de portieren zullen
worden vergrendeld als de achterklep wordt
gesloten. Zorg ervoor dat de sleutel zich niet
in de auto bevindt als u de achterklep sluit.
ODe beveiliging sleutel insluiten kan niet wor-
den geactiveerd als een van de portieren ont-
grendeld is. Open in dit geval de achterklep
met het openingssysteem van de achterklep.
QFunctie beveiliging tegen overbelasting
De achterklep zal niet geopend worden wan-
neer er zich te veel gewicht op de klep bevindt.
QFunctie beveiliging tegen dichtvallen
Wanneer er tijdens het automatisch openen van
de achterklep overmatige kracht op de klep
wordt uitgeoefend, stopt de beweging van de
klep om te voorkomen dat deze dichtvalt.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 112 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
113
3
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
Voordat u gaat rijden
QKlembeveiliging
Wanneer er tijdens het automatisch sluiten van
de achterklep iets tussen de klep en de sponning
komt, stopt de beweging van de klep en gaat de
klep vervolgens weer open.
QGebruik van de mechanische sleutel
De achterklep kan ook worden geopend met de
mechanische sleutel. (Blz. 451)
Als de achterklep wordt ontgrendeld met de
mechanische sleutel, werken de elektrisch
bedienbare achterklep en de bekrachtiging van
de achterklepsluiting niet. Sluit de achterklep
met de hand volledig om ze terug te laten keren
naar de bedrijfsstatus.
QWanneer het Smart entry-systeem met
startknop of de afstandsbediening niet goed
werkt
Gebruik de mechanische sleutel om de achter-
klep te ontgrendelen. (Blz. 451)
Vervang de sleutelbatterij door een nieuw
exemplaar als deze ontladen raakt.
QWerkingsvoorwaarden handsfree elektrisch
bedienbare achterklep (indien aanwezig)
OAls de handsfree elektrisch bedienbare ach-
terklep (sensor regeling voetbediening) is
ingeschakeld en het contact is UIT gezet.
OAls een elektronische sleutel zich in het wer-
kingsbereik bevindt
QSituaties waarin de handsfree elektrisch
bedienbare achterklep mogelijk niet goed
werkt (indien aanwezig)
In de volgende situaties werkt de handsfree elek-
trisch bedienbare achterklep mogelijk niet goed:
OAls een voet wordt gesignaleerd onder de
achterbumper
OAls er hard met een voet tegen de achter-
bumper wordt getrapt of als de achterbumper
een poosje wordt aangeraakt
Als de achterbumper een poosje is aange-
raakt, wacht dan even voordat u de handsfree
elektrisch bedienbare achterklep weer pro-
beert te bedienen.
OAls een persoon zich te dicht bij de achter-
bumper bevindt
OAls een externe bron van radiografische sig-
nalen de communicatie tussen de elektroni-
sche sleutel en de auto verstoort (Blz. 116)
OWanneer de auto in de buurt van een bron
van elektromagnetische velden (zoals een
parkeerplaats voor betaald parkeren, een
tankstation, een elektrisch verwarmde weg of
tl-lampen) geparkeerd staat die de gevoelig-
heid van de handsfree elektrisch bedienbare
achterklep negatief beïnvloedt
OWanneer de auto zich in de buurt bevindt van
een televisiezendmast, elektriciteitscentrale,
radiozender, videowall, luchthaven of andere
locatie waar sterke radiogolven of elektro-
magnetische velden aanwezig zijn
OAls er een grote hoeveelheid water op de
achterbumper terechtkomt, bijvoorbeeld
wanneer de auto wordt gewassen of bij zware
regenval
OWanneer er modder, sneeuw, ijs, e.d. op de
achterbumper zit
OAls de auto enige tijd geparkeerd is in de
buurt van objecten die kunnen bewegen en in
contact kunnen komen met de achterbumper,
zoals planten
OWanneer een accessoire op de achterbum-
per is gemonteerd
Schakel de handsfree functie van de elektrisch
bedienbare achterklep (sensor regeling voet-
bediening) uit als een accessoire is gemon-
teerd.
QVoorkomen van onbedoeld bedienen van de
handsfree elektrisch bedienbare achterklep
(indien aanwezig)
Als er zich een elektronische sleutel in het
detectiegebied bevindt, kan de handsfree elek-
trisch bedienbare achterklep mogelijk onbe-
doeld worden bediend. Pas daarom in de vol-
gende situaties op:
OAls er een grote hoeveelheid water op de
achterbumper terechtkomt, bijvoorbeeld
wanneer de auto wordt gewassen of bij zware
regenval
OAls er vuil wordt weggeveegd van de achter-
bumper
OWanneer er een klein dier of een klein object,
zoals een bal, onder de achterbumper komt
OWanneer een object onder de achterbumper
vandaan wordt gehaald
OAls iemand zijn/haar benen heen en weer
beweegt wanneer hij/zij op de achterbumper
zit
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 113 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
114 3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
OAls iemands benen of een ander lichaamsdeel
in aanraking komen met de achterbumper
wanneer diegene langs de auto loopt
OWanneer de auto in de buurt van een bron
van elektromagnetische velden (zoals een
parkeerplaats voor betaald parkeren, een
tankstation, een elektrisch verwarmde weg of
tl-lampen) geparkeerd staat die de gevoelig-
heid van de handsfree elektrisch bedienbare
achterklep negatief beïnvloedt
OWanneer de auto zich in de buurt bevindt van
een televisiezendmast, elektriciteitscentrale,
radiozender, videowall, luchthaven of andere
locatie waar sterke radiogolven of elektro-
magnetische velden aanwezig zijn
OWanneer de auto geparkeerd staat op een
plek waar objecten, zoals planten, zich in de
buurt van de achterbumper bevinden
OAls bagage, enz. in de buurt van de achter-
bumper wordt geplaatst
OAls er een accessoire of autohoes wordt
geplaatst/verwijderd in de buurt van de ach-
terbumper
OAls de auto wordt gesleept
Schakel de handsfree functie van de elektrisch
bedienbare achterklep (sensor regeling voetbe-
diening) uit om het onbedoeld bedienen te voor-
komen.
QWaarschuwingszoemer open portier/ach-
terklep
Blz. 106
QPersoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. (Blz. 476)
De schakelaar van het openingssysteem
van de achterklep kan tijdelijk worden uit-
geschakeld om bagage in de bagage-
ruimte tegen diefstal te beschermen.
Schakel de hoofdschakelaar in het dash-
boardkastje uit om het openingssysteem
van de achterklep uit te schakelen.
Aan
Uit
De achterklep kan nu ook niet worden geopend
met de afstandsbediening, de instapfunctie of
de handsfree elektrisch bedienbare achterklep.
QWanneer u een sleutel achterlaat bij een
parkeerwachter
Blz. 101
Beveiligingssysteem bagageruimte
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 114 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
115
3
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
Voordat u gaat rijden
QPlaats van antenne
Antennes aan de buitenzijde
Antennes in het interieur
Antenne in de bagageruimte
Antenne buiten de bagageruimte
QBereik (gebieden waarin de elektronische
sleutel wordt gesignaleerd)
Bij het vergrendelen of ontgrendelen van
de portieren
Het systeem werkt als de elektronische sleutel
zich binnen ongeveer 0,7 m van een buitenpor-
tiergreep bevindt. (Alleen de portieren die de
sleutel signaleren, kunnen worden geopend of
gesloten.)
Bij het openen van de achterklep
Het systeem werkt als de elektronische sleutel
zich binnen 0,7 m van de knop voor het ont-
grendelen van de achterklep bevindt.
Bij het starten van de motor of het in een
andere stand zetten van het contact
Het systeem werkt als de elektronische sleutel
zich in de auto bevindt.
QAlarmfuncties en waarschuwingsmeldingen
Er gaat een alarm af en op het multi-informatie-
display worden waarschuwingsmeldingen weer-
gegeven om een ongeval of diefstal van de auto
als gevolg van onjuist gebruik te voorkomen.
Wanneer er een waarschuwingsmelding wordt
weergegeven, neem dan de juiste maatregelen
op basis van de weergegeven melding.
(Blz. 444)
In onderstaande tabel worden de omstandighe-
den en de correctieprocedures beschreven in
die gevallen waarin alleen een alarm klinkt.
Smart entry-systeem met
startknop
De volgende handelingen kunnen wor-
den uitgevoerd als u de elektronische
sleutel (inclusief sleutelkaart) bij u
hebt, bijvoorbeeld in uw zak. De
bestuurder moet de elektronische
sleutel altijd bij zich hebben.
Vergrendelen en ontgrendelen van
de portieren (Blz. 102)
Openen van de achterklep
(Blz. 110)
Starten van de motor (Blz. 168)
A
B
C
D
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 115 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
116 3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
OWanneer het buiten de auto hoorbare alarm
gedurende 5 seconden één keer klinkt
OAls het alarm in de auto continu klinkt
QAls “Key Detected in Vehicle” (sleutel gesig-
naleerd in de auto) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay
Er is geprobeerd de portieren te vergrendelen
met het Smart entry-systeem met startknop ter-
wijl de elektronische sleutel zich nog in de auto
bevond. Neem de elektronische sleutel uit de
auto en vergrendel de portieren opnieuw.
QEnergiebesparende functie
De energiebesparende functie wordt geacti-
veerd om te voorkomen dat de batterij van de
elektronische sleutel en de accu leegraken wan-
neer de auto gedurende langere tijd niet wordt
gebruikt.
OIn de volgende situaties kan het enige tijd
duren voordat de portieren met het Smart
entry-systeem met startknop ontgrendeld
kunnen worden.
De elektronische sleutel bevindt zich gedu-
rende 10 minuten of langer op een afstand van
ongeveer 2 m van de auto.
Het Smart entry-systeem met startknop is
gedurende 5 dagen of langer niet gebruikt.
OAls het Smart entry-systeem met startknop
gedurende 14 dagen of langer niet gebruikt is,
kunnen de portieren alleen via het bestuur-
dersportier worden ontgrendeld. Pak in dat
geval de greep van het bestuurdersportier
vast of gebruik de afstandsbediening of de
mechanische sleutel om de portieren te ont-
grendelen.
QDe energiebespaarmodus van een elektro-
nische sleutel inschakelen
Wanneer de energiebespaarmodus is ingescha-
keld, loopt de batterij veel minder snel leeg
omdat de ontvangst van radiogolven door de
elektronische sleutel wordt gestopt.
Druk twee keer in terwijl u ingedrukt
houdt. Ga na of het controlelampje van de elek-
tronische sleutel 4 keer knippert.
Het Smart entry-systeem met startknop kan niet
worden gebruikt als de energiebespaarmodus is
ingeschakeld. Druk op een van de toetsen van
de elektronische sleutel om de functie te annule-
ren.
QOmstandigheden die de werking kunnen
beïnvloeden
Het Smart entry-systeem met startknop maakt
gebruik van zwakke radiogolven. In de volgende
situaties wordt de communicatie tussen de elek-
tronische sleutel en de auto mogelijk beïnvloed,
waardoor het Smart entry-systeem met start-
knop, de afstandsbediening en de startblokke-
ring niet goed werken. (Oplossingen:
Blz. 450)
OWanneer de batterij van de elektronische
sleutel leeg is
Situatie Correctieproce-
dure
Er is geprobeerd de auto te
vergrendelen terwijl er nog
een portier geopend was.
Sluit alle portie-
ren en vergren-
del ze opnieuw.
De achterklep werd geslo-
ten terwijl de elektronische
sleutel zich nog in de baga-
geruimte bevond en alle
portieren waren vergren-
deld.
Neem de elek-
tronische sleutel
uit de bagage-
ruimte en sluit de
achterklep.
Situatie Correctieproce-
dure
Het contact werd in stand
ACC gezet terwijl het
bestuurdersportier geopend
was (of het bestuurderspor-
tier werd geopend terwijl het
contact in stand ACC
stond).
Zet het contact
UIT en sluit het
bestuurderspor-
tier.
Het contact stond UIT terwijl
het bestuurdersportier
geopend was.
Sluit het bestuur-
dersportier.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 116 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
117
3
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
Voordat u gaat rijden
OIn de buurt van een televisiezendmast, elektri-
citeitscentrale, tankstation, radiozender,
videowall, luchthaven of andere locatie waar
sterke radiogolven of elektromagnetische vel-
den aanwezig zijn
OAls u een draagbare radio, mobiele telefoon,
draadloze telefoon of een ander draadloos
communicatiemiddel bij u draagt
OWanneer de elektronische sleutel tegen een
van de volgende metalen voorwerpen wordt
gehouden of erdoor wordt bedekt
Kaarten met aluminiumfolie
Sigarettenpakjes met aluminiumfolie erin
Metalen portemonnees of tassen
•Muntgeld
Metalen handwarmers
Media zoals CD's en DVD's
OAls er andere sleutels met afstandsbediening
(die radiogolven uitzenden) in de buurt
gebruikt worden
OAls u de elektronische sleutel bij u draagt
samen met de volgende apparaten die radio-
golven uitzenden
De elektronische sleutel of een afstandsbe-
diening van een andere auto die radiogolven
uitzendt
Computers of pda's
Digitale audioapparatuur
Draagbare spelcomputers
OAls een metalen coating of metalen voorwer-
pen aan de achterruit zijn bevestigd
OWanneer de elektronische sleutel in de buurt
van een batterijlader of elektronische appara-
ten wordt gehouden
OWanneer de auto op een parkeerplaats voor
betaald parkeren staat waar radiogolven wor-
den verzonden.
QAanwijzing voor de instapfunctie
OZelfs als de elektronische sleutel zich binnen
het detectiegebied bevindt, werkt het systeem
in de volgende gevallen mogelijk niet juist:
De elektronische sleutel bevindt zich te dicht
bij de ruit of buitenportiergreep, te dicht bij de
grond of te hoog als de portieren worden ver-
grendeld of ontgrendeld.
De elektronische sleutel bevindt zich te dicht
bij de grond of te hoog of te dicht bij het mid-
den van de achterbumper bij het ontgrende-
len van de achterklep.
De elektronische sleutel ligt op het dash-
board, de hoedenplank of de vloer achter, of
in een portiervak of het dashboardkastje als
de motor wordt gestart of de stand van de
startknop wordt gewijzigd.
OLaat de elektronische sleutel niet boven op
het dashboard of in de buurt van de portier-
vakken liggen wanneer u de auto verlaat.
Afhankelijk van de ontvangst van de radiogol-
ven wordt de sleutel mogelijk gesignaleerd
door de antenne buiten het interieur en kun-
nen de portieren worden vergrendeld vanaf
de buitenzijde, waardoor de elektronische
sleutel mogelijk in de auto wordt opgesloten.
OZolang de elektronische sleutel zich binnen
het detectiegebied bevindt, kunnen de portie-
ren door een willekeurige persoon worden
vergrendeld en ontgrendeld. De auto kan
echter alleen worden ontgrendeld via de por-
tieren die de elektronische sleutel signaleren.
OZelfs als de elektronische sleutel zich buiten
de auto bevindt, kan de motor mogelijk
gestart worden als de elektronische sleutel
zich in de buurt van de ruit bevindt.
OAls de sleutel zich binnen het ontvangstge-
bied bevindt en er een grote hoeveelheid
water op de portiergreep terechtkomt (bij-
voorbeeld tijdens een zware regenbui of het
wassen van de auto), kunnen de portieren
worden ontgrendeld of vergrendeld. (Als de
portieren niet worden geopend en gesloten,
worden deze na ongeveer 30 seconden auto-
matisch weer vergrendeld.)
OAls de afstandsbediening wordt gebruikt om
de portieren te vergrendelen terwijl de elek-
tronische sleutel zich in de nabijheid van de
auto bevindt, bestaat de mogelijkheid dat de
portieren niet ontgrendeld worden door de
instapfunctie. (Gebruik de afstandsbediening
om de portieren te ontgrendelen.)
OWanneer u de vergrendelsensor aanraakt ter-
wijl u handschoenen draagt, kan de reactie
van het systeem trager zijn of worden de por-
tieren mogelijk niet ontgrendeld.
OAls de portiergreep nat wordt terwijl de elek-
tronische sleutel zich binnen het werkzame
gebied bevindt, kan het portier herhaaldelijk
worden vergrendeld en ontgrendeld. Volg in
dit geval de correctieprocedure hieronder bij
het wassen van de auto:
Plaats de elektronische sleutel op een afstand
van ten minste 2 meter van de auto. (Zorg
ervoor dat de sleutel niet gestolen wordt.)
Schakel de energiebespaarmodus van de
elektronische sleutel in om het Smart
entry-systeem met startknop uit te schakelen.
(Blz. 116)
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 117 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
118 3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
OAls de elektronische sleutel zich in de auto
bevindt en een portiergreep wordt nat tijdens
het wassen van de auto, wordt er mogelijk een
melding weergegeven op het multi-informa-
tiedisplay en klinkt er een zoemer buiten de
auto. Vergrendel alle portieren om het alarm
uit te schakelen.
ODe vergrendelsensor werkt mogelijk niet
goed wanneer deze in contact komt met ijs,
sneeuw, modder, enz. Maak de vergrendel-
sensor schoon en probeer deze nogmaals te
bedienen.
OBij een plotselinge nadering van het detectie-
gebied of de portiergreep kan het voorkomen
dat de portieren niet ontgrendeld worden.
Laat in dat geval de portiergreep los en con-
troleer of de portieren worden ontgrendeld
voordat u opnieuw aan de portiergreep trekt.
OAls er zich een andere elektronische sleutel
binnen het detectiegebied bevindt, is de reac-
tietijd voor het ontgrendelen van de portieren
nadat een portiergreep is vastgepakt, moge-
lijk langer.
QAls er gedurende langere tijd niet met de
auto wordt gereden
OBewaar, om diefstal van de auto te voorko-
men, de elektronische sleutel niet binnen een
afstand van 2 m van de auto.
OHet Smart entry-systeem met startknop kan
vooraf worden uitgeschakeld.
OHet inschakelen van de energiebespaarmo-
dus van de elektronische sleutel helpt te voor-
komen dat de sleutelbatterij leegraakt.
(Blz. 116)
QVoor een juiste bediening van het systeem
OZorg ervoor dat u de elektronische sleutel bij
u hebt als u het systeem bedient. Houd de
elektronische sleutel niet te dicht bij de auto
als u het systeem van buitenaf bedient.
Afhankelijk van de positie en de conditie waarin
de elektronische sleutel wordt bewaard, wordt
de sleutel mogelijk niet correct door het sys-
teem gesignaleerd, waardoor het systeem wel-
licht niet juist functioneert. (Het alarm kan per
ongeluk afgaan of de functie die voorkomt dat
de portieren per ongeluk worden vergrendeld,
werkt wellicht niet.)
OLaat de elektronische sleutel niet in de baga-
geruimte achter.
De beveiligingsfunctie tegen het insluiten van
de sleutel functioneert mogelijk niet als de
sleutel zich op bepaalde locaties bevindt,
zoals in de binnenrand van de bagageruimte,
of door de omstandigheden waarin de sleutel
zich bevindt (zoals in een tas van metaal(folie)
of dicht bij een metalen voorwerp) of in de
buurt van storende radiogolven. (Blz. 112)
QAls het Smart entry-systeem met startknop
niet goed werkt
OVergrendelen en ontgrendelen van de portie-
ren en de achterklep: Blz. 451
OStarten van de motor: Blz. 452
QPersoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. (Blz. 476)
QAls het Smart entry-systeem met startknop
is uitgeschakeld via de persoonlijke voor-
keursinstellingen
OVergrendelen en ontgrendelen van de portie-
ren en openen van de achterklep:
Gebruik de afstandsbediening of de mechani-
sche sleutel. (Blz. 102, 110, 451)
OStarten van de motor en wijzigen van de stan-
den van het contact: Blz. 452
OUitzetten van de motor: Blz. 169
WAARSCHUWING
QWaarschuwing met betrekking tot beïn-
vloeding van elektronische apparatuur
OMensen met geïmplanteerde pacemakers,
CRT-pacemakers of geïmplanteerde hart-
defibrillatoren moeten voldoende afstand
bewaren tot de antennes van het Smart
entry-systeem met startknop. (Blz. 115)
Radiogolven kunnen de werking van der-
gelijke apparatuur beïnvloeden. Indien
nodig kan de instapfunctie worden uitge-
schakeld. Neem voor meer informatie over
bijvoorbeeld de frequentie van de radio-
golven en de momenten waarop deze wor-
den uitgezonden, contact op met een
erkende Lexus-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige. Raad-
pleeg vervolgens uw arts om na te gaan of
de instapfunctie moet worden uitgescha-
keld.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 118 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
119
3
3-3. Verstellen van de stoelen
Voordat u gaat rijden
3-3.Verstellen van de stoelen
WAARSCHUWING
OGebruikers van elektrische medische
apparatuur anders dan geïmplanteerde
pacemakers, CRT-pacemakers en geïm-
planteerde hartdefibrillatoren moeten con-
tact opnemen met de fabrikant van deze
producten om te informeren of radiosigna-
len invloed uitoefenen op de werking van
deze apparatuur.
Radiogolven kunnen onverwachte effecten
hebben op de werking van dergelijke
medische apparatuur.
Neem voor meer informatie over het uitscha-
kelen van de instapfunctie contact op met een
erkende Lexus-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Voorstoelen
WAARSCHUWING
Q
Wanneer de positie van de stoel wordt ver-
steld
O
Let er bij het verstellen van de positie van de
stoel op dat de stoel de overige inzittenden
van de auto niet raakt, omdat deze hierdoor
wellicht letsel zouden kunnen oplopen.
O
Houd uw handen niet onder de stoel of in de
buurt van bewegende onderdelen om letsel
te voorkomen. Uw vingers of handen zou-
den bekneld kunnen raken in het stoelme-
chanisme.
O
Zorg ervoor voor dat er voldoende ruimte
overblijft voor de voeten, zodat ze niet vast
komen te zitten.
Q
Stoelverstelling
Om te voorkomen dat u bij een aanrijding
onder de veiligheidsgordel doorschuift, is het
raadzaam de leuning niet verder achterover te
zetten dan strikt noodzakelijk is. Als de rugleu-
ning te ver achterover staat, kan bij een onge-
val het heupgedeelte over uw heupen heen
schuiven, waardoor er te veel kracht op uw
buik wordt uitgeoefend, of kan het schouder-
gedeelte van de gordel in contact komen met
uw nek, wat tot dodelijk of ernstig letsel kan lei-
den. Verstel de bestuurdersstoel niet tijdens
het rijden, aangezien de stoel dan onver-
wachts kan bewegen. Hierdoor kan de
bestuurder de controle over de auto verliezen.
Q
Bedienen van de voorpassagiersstoel
vanaf de bestuurdersstoel of achterstoel
Bedien de voorpassagiersstoel niet wanneer
er iemand op de stoel zit. Zorg er bovendien
voor dat niemand op de stoel gaat zitten als
deze versteld wordt of als de hoofdsteun wordt
weggeklapt. Anders kan de voorpassagier met
zijn benen tussen het dashboard en de stoel
bekneld raken en kan hij zijn hoofd stoten aan
de hoofdsteun, waardoor letsel kan ontstaan.
Q
Wanneer de voorpassagiersstoel naar
voren is geklapt
Als de buitenspiegel moeilijk te zien is door de
positie van de voorpassagiersstoel, zet de
voorpassagiersstoel dan in een geschikte posi-
tie. Hierdoor kunt u de macht over het stuur
verliezen en een ongeval veroorzaken, met
mogelijk dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 119 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
120 3-3. Verstellen van de stoelen
QSchakelaars stoelverstelling
Stoelpositieverstelling
Rugleuningverstelling
Hoogteverstelling hoofdsteun (indien
aanwezig) (Blz. 137)
Hoekverstelling zitting (voorzijde)
Hoogteverstelling
Lendensteunverstelling
Langsverstelling zitting (indien aanwe-
zig)
QCentraal display
1Druk op de stoelschakelaar.
2Selecteer “Driver seat adjustment”
(afstellen bestuurdersstoel) of “Passen-
ger seat adjustment” (afstellen passa-
giersstoel) met de touchpad van de
Remote Touch.
3Selecteer de knop voor de gewenste
verstelling.
Hoofdsteunverstelling (indien aanwe-
zig) (Blz. 137)
Schoudersteunverstelling (indien aan-
wezig)
Lendensteunverstelling
Bekkensteunverstelling
Verstelling zijsteun rugleuning (indien
aanwezig)
Verstelling zijsteun zitting (indien aan-
wezig)
Heupsteunverstelling (indien aanwe-
zig)
OPMERKING
QBedienen van de voorpassagiersstoel
vanaf de bestuurdersstoel of achterstoel
Controleer voordat u de stoel van de voor-
passagier verstelt of er zich geen bagage of
andere voorwerpen op de stoel of in de voe-
tenruimte bevinden die het verstellen van de
stoel kunnen bemoeilijken.
Door dergelijke voorwerpen moet u bij het
verstellen mogelijk te veel kracht uitoefenen,
waardoor de stoel en/of de bagage bescha-
digd kunnen raken.
Procedure voor het verstellen
A
B
C
D
E
F
G
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 120 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
121
3
3-3. Verstellen van de stoelen
Voordat u gaat rijden
4Verstel met de weergegeven toetsen.
De stoel beweegt zolang een toets geselec-
teerd wordt gehouden.
QWanneer de voorstoelen worden versteld
Om tijdens het verstellen van de voorstoelen te
voorkomen dat het dak, het dashboard of de
achterstoelen worden geraakt, wordt de bedie-
ning van de stoel mogelijk beperkt of worden
andere delen dan het te verstellen deel van de
stoel bewogen.
QWerking als het contact UIT wordt gezet
Nadat na het UIT zetten van het contact een
bepaalde hoeveelheid tijd is verstreken, bewe-
gen de onderstaande delen van de voorstoel
naar hun normale stand.
OSchoudersteun (indien aanwezig)
OLendensteun
OBekkensteun
OZijsteun rugleuning (indien aanwezig)
OZijsteun zitting (indien aanwezig)
OHeupsteun (indien aanwezig)
QAutomatische hoekverstelling van de dis-
plays achter (indien aanwezig)
Wanneer een stoel wordt afgesteld, wordt auto-
matisch de hoek van het display achter versteld
voor een optimale kijkhoek vanaf de achterstoel
op het display achter.
QPre-Crash-rugleuningen voor de passa-
giersstoelen (auto's met Lexus Safety
System+ A of Lexus Safety System+)
Blz. 214, 227
QPersoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. (Blz. 476)
QDe schakelaars voor de stoelverstel-
ling van de bestuurdersstoel gebrui-
ken om de voorpassagiersstoel te ver-
stellen (voorpassagiersmodus)
De modus voor de schakelaars voor de
stoelverstelling van de bestuurdersstoel
kan worden gewijzigd om de voorpassa-
giersstoel te verstellen.
1Druk op de moduswijzigingsknop op
het bestuurdersportier.
Het controlelampje gaat branden wanneer
de voorpassagiersmodus is geselecteerd.
2Verstel de voorpassagiersstoel met de
schakelaars voor de stoelverstelling
van de bestuurdersstoel.
Druk nogmaals op de moduswijzigingsknop om
de voorpassagiersmodus uit te schakelen.
De voorpassagiersmodus wordt automatisch
uitgeschakeld als de schakelaars voor de stoel-
verstelling van de bestuurdersstoel gedurende
ongeveer 30 seconden niet worden bediend.
Bedienen van de
voorpassagiersstoel vanaf de
bestuurdersstoel
A
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 121 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
122 3-3. Verstellen van de stoelen
QGebruik van het centrale display
(auto's met wegklapbare hoofdsteu-
nen)
1Druk op de stoelschakelaar.
2Selecteer de knop voor de gewenste
bediening.
“Full front” (volledig naar voren) of “Pas-
senger” (passagier): Beweegt de voorpassa-
giersstoel naar voren en klapt de rugleuning en
hoofdsteun neer.
“Return” (terug) of “Passenger” (passa-
gier): Beweegt de voorpassagiersstoel naar
achteren en zet de rugleuning en hoofdsteun
rechtop.
Als de achterstoel achter de voorpassagiers-
stoel niet rechtop staat, wordt deze alsnog
rechtop gezet voordat de voorpassagiersstoel
rechtop wordt gezet.
Auto's met entertainmentsysteem voor de ach-
terpassagiers: Als de voorpassagiersstoel
rechtop wordt gezet en vervolgens weer
wordt geselecteerd, beweegt de voorpassa-
giersstoel naar achteren.
Selecteer de knop of voor bedie-
ning van de passagiersstoel of druk op de
stoelschakelaar om de voorpassagiers-
stoel tijdens het bewegen te stoppen.
QBedienen van de neerklapbare hoofdsteun
met de schakelaars voor de stoelverstelling
van de bestuurdersstoel in de voorpassa-
giersmodus (indien aanwezig)
OAls de hoek van de rugleuning van de voor-
passagiersstoel wordt versteld met de schake-
laars voor de stoelverstelling van de bestuur-
dersstoel in de voorpassagiersmodus, wordt
de hoofdsteun van de voorpassagiersstoel
automatisch als volgt bediend:
Wanneer de rugleuning van de voorpassa-
giersstoel naar voren en rechtop wordt gezet,
zakt de hoofdsteun en klapt deze naar voren
wanneer de schakelaar voor de rugleuning-
verstelling wordt losgelaten.
Wanneer de rugleuning van de voorpassa-
giersstoel naar achteren en rechtop wordt
gezet, wordt de hoofdsteun rechtop gezet
wanneer de schakelaar voor de rugleuning-
verstelling wordt losgelaten.
OAls aan een van de onderstaande voorwaar-
den wordt voldaan, klapt de hoofdsteun van
de voorpassagiersstoel niet naar voren, ook al
wordt de rugleuning van de voorpassagiers-
stoel versteld met de schakelaars voor de
stoelverstelling van de bestuurdersstoel in de
voorpassagiersmodus:
Het contact staat in stand ACC of UIT.
Op de voorpassagiersstoel wordt het gewicht
van een inzittende of een zwaar voorwerp
gesignaleerd.
Zodra er gewicht wordt gesignaleerd op de
stoel, wordt er geoordeeld dat de stoel bezet is
tot het voorpassagiersportier wordt geopend
en gesloten of het contact UIT wordt gezet.
Auto's zonder entertainmentsysteem voor de
achterpassagiers: De voorpassagiersstoel
staat in de achterste stand.
Als de veiligheidsgordel van de voorpassa-
giersstoel is vastgemaakt.
Als het voorpassagiersportier is geopend.
(De voorstoel kan niet naar voren worden
bewogen.)
De voorpassagiersstoel staat niet in de laagste
stand.
De zitting van de voorpassagiersstoel (voor-
ste deel) staat niet in de laagste stand.
De zitting van de voorpassagiersstoel is ver-
lengd (indien aanwezig).
OAls aan de onderstaande voorwaarden wordt
voldaan, wordt de hoofdsteun van de voor-
passagiersstoel niet rechtop gezet, ook al
wordt de rugleuning van de voorpassagiers-
stoel versteld met de schakelaars voor de
stoelverstelling van de bestuurdersstoel in de
voorpassagiersmodus:
Het contact staat in stand ACC of UIT.
De voorpassagiersstoel wordt vóór de nor-
male positie gezet.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 122 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
123
3
3-3. Verstellen van de stoelen
Voordat u gaat rijden
QBedienen van de neerklapbare hoofdsteun
met de schakelaars voor de stoelverstelling
van de voorpassagiersstoel (indien aanwe-
zig)
Wanneer de hoofdsteun van de voorpassagiers-
stoel naar voren is geklapt, het voorpassagiers-
portier is geopend en de schakelaars voor de
stoelverstelling van de voorpassagiersstoel wor-
den gebruikt om de stoel naar achteren te bewe-
gen of de rugleuning achterover te zetten, wordt
de hoofdsteun automatisch rechtop gezet wan-
neer de schakelaar wordt losgelaten.
Voer een van de volgende handelingen uit om
de beweging van de hoofdsteun van de voorpas-
sagiersstoel halverwege te stoppen:
OBedien een van de schakelaars voor de stoel-
verstelling van de voorpassagiersstoel.
De hoofdsteun stopt wanneer de schakelaar
voor de stoelpositie of de schakelaar voor de
rugleuningverstelling wordt bediend om de
stoel naar achteren te bewegen of de rugleu-
ning achterover te zetten en hervat de bewe-
ging wanneer de schakelaar wordt losgelaten.
ODruk op de toets SET.
ODruk op de knop 1, 2 of 3.
ODruk op de stoelschakelaar.
QHet bedienen van de voorpassagiersstoel
met het centrale display wordt afgebroken
wanneer (auto's met wegklapbare hoofd-
steunen)
In de volgende situaties kan de voorpassagiers-
stoel niet worden bediend met het centrale dis-
play:
OHet contact staat in stand ACC of UIT.
OOp de voorpassagiersstoel wordt het gewicht
van een inzittende of een zwaar voorwerp
gesignaleerd.
Zodra er gewicht wordt gesignaleerd op de
stoel, wordt er geoordeeld dat de stoel bezet is
tot het voorpassagiersportier wordt geopend
en gesloten of het contact UIT wordt gezet.
OAls de veiligheidsgordel van de voorpassa-
giersstoel is vastgemaakt.
OAls het voorpassagiersportier is geopend.
(De voorstoel kan niet naar voren worden
bewogen.)
QWanneer de voorpassagiersstoel naar voren
is geklapt
Door de rugleuning van de voorpassagiersstoel
achterover te zetten, kan het zicht naar voren
van de achterpassagier worden verbeterd.
1Ingedrukt houden om de voorpassa-
giersstoel naar voren te bewegen en
de rugleuning naar voren te klappen.
2Ingedrukt houden om de voorpassa-
giersstoel naar achteren te bewegen
en de rugleuning rechtop te zetten.
1Geef het beginscherm weer op het
multifunctionele bedieningspaneel
achter (Blz. 336) en kies vervolgens
“Seat” (stoel).
2Kies “Passenger” (passagier).
3Selecteer de toets voor de gewenste
bediening.
Bedienen van de
voorpassagiersstoel vanaf de
achterstoel (auto's zonder
elektrisch verstelbare achterstoel)
Bedienen van de
voorpassagiersstoel vanaf de
achterstoel (auto's met elektrisch
verstelbare achterstoel)
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 123 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
124 3-3. Verstellen van de stoelen
Wanneer er niet aan de werkingsvoorwaarden
wordt voldaan, worden de toetsen grijs weerge-
geven.
Beweeg de voorpassagiersstoel naar
voren en klap de rugleuning naar
voren.
Bij auto's met een wegklapbare hoofdsteun,
klapt de hoofdsteun ook naar voren.
Kies STOP om de voorpassagiersstoel tijdens
het bewegen te stoppen.
Beweeg de voorpassagiersstoel naar
achteren en zet de rugleuning rechtop.
Als de achterstoel achter de voorpassagiers-
stoel niet rechtop staat, wordt deze alsnog
rechtop gezet voordat de voorpassagiersstoel
in zijn oorspronkelijke positie wordt gezet.
Bij auto's met een wegklapbare hoofdsteun,
wordt de hoofdsteun ook rechtop gezet.
Auto's met entertainmentsysteem voor de ach-
terpassagiers: Als de voorpassagiersstoel
rechtop wordt gezet en vervolgens weer
wordt geselecteerd, beweegt de voorpassa-
giersstoel naar achteren.
Kies STOP om de voorpassagiersstoel tijdens
het bewegen te stoppen.
Beweeg de voorpassagiersstoel naar
voren of achteren
De stoel beweegt zolang een toets geselec-
teerd wordt gehouden.
Stel de rugleuning van de voorpassa-
giersstoel af*
De rugleuning beweegt zolang een toets gese-
lecteerd wordt gehouden.
*: Auto's met wegklapbare hoofdsteunen
QBedienen van de voorpassagiersstoel vanaf
de achterstoel
OIn de volgende situaties kan de voorpassa-
giersstoel niet worden bediend met het multi-
functionele bedieningspaneel achter:
Het contact staat in stand ACC of UIT.*
De veiligheidsgordel achter is niet vastge-
maakt en er wordt geen gewicht gesignaleerd
op de achterstoel.
Zodra er gewicht wordt gesignaleerd op de
stoel, wordt er geoordeeld dat de stoel bezet is
tot het achterportier wordt geopend en geslo-
ten of het contact UIT wordt gezet en alle por-
tieren zijn vergrendeld.
Op de voorpassagiersstoel wordt het gewicht
van een inzittende of een zwaar voorwerp
gesignaleerd.
Zodra er gewicht wordt gesignaleerd op de
stoel, wordt er geoordeeld dat de stoel bezet is
tot het voorpassagiersportier wordt geopend
en gesloten of het contact UIT wordt gezet.
Als de veiligheidsgordel van de voorpassa-
giersstoel is vastgemaakt.
Als het voorpassagiersportier is geopend.
(De voorstoel kan niet naar voren worden
bewogen.)
*: Auto's met wegklapbare hoofdsteunen: Zelfs
als het contact in stand ACC of UIT staat,
kunnen de voorpassagiersstoel en de rugleu-
ning worden versteld.
OAls de armsteun achter wordt ingeklapt terwijl
de positie van de stoel wordt aangepast,
wordt de beweging gestopt.
QEen bedieningscommando annuleren
Houd om een bedieningscommando te annule-
ren de toets van het multifunctionele
bedieningspaneel achter ingedrukt of druk er 3
keer snel achter elkaar op.
QWanneer de voorpassagiersstoel naar voren
is geklapt
Blz. 123
A
B
B
C
D
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 124 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
125
3
3-3. Verstellen van de stoelen
Voordat u gaat rijden
In de voorstoel zijn luchtkamers inge-
bouwd, zodat de inzittende beschikt over
verschillende massagestanden met een
verschillende intensiteit.
1Druk op de stoelschakelaar.
2Selecteer “Driver seat refresh” (massa-
gefunctie bestuurdersstoel) of “Pas-
senger seat refresh” (massagefunctie
passagiersstoel) met de touchpad van
de Remote Touch.
3Selecteer de gewenste modus.
“Centripetal” (middelpuntzoekend)
Oefent achtereenvolgens druk uit vanaf de
voorzijde van de zitting naar de bovenzijde van
de rugleuning
“Centrifugal” (middelpuntvliedend)
Oefent achtereenvolgens druk uit vanaf de
bovenzijde van de rugleuning naar de voorzijde
van de zitting
“Upper body” (bovenlichaam)
Oefent achtereenvolgens druk uit vanaf de
onderzijde naar de bovenzijde van de rugleu-
ning
“Lower body” (onderlichaam)
Oefent achtereenvolgens druk uit vanaf de
voorzijde naar de achterzijde van de zitting
“Lumbar” (lendenen)
Oefent achtereenvolgens druk uit vanaf de
onderzijde naar de bovenzijde van het lumbale
gebied van de rugleuning
4Selecteer de gewenste intensiteit en
bevestig vervolgens de instelling.
Er zijn 5 verschillende intensiteitsniveaus.
Selecteer “Stop” om de werking te beëindigen.
Bedien de voorstoel met massagesysteem niet
als de desbetreffende stoel niet bezet is.
QMassagesysteem
OVoorwaarden voor werking
Het contact staat AAN.
De temperatuur in het interieur is niet
extreem hoog.
Voor de voorpassagiersstoel: het gewicht van
een inzittende wordt gesignaleerd op de
voorpassagiersstoel of de veiligheidsgordel
van de voorpassagiersstoel wordt vastge-
maakt.
Zodra er gewicht wordt gesignaleerd op de
stoel, wordt er geoordeeld dat de stoel bezet is
tot het voorpassagiersportier wordt geopend
en gesloten of het contact UIT wordt gezet.
OAutomatische onderbreking
De werking wordt na ongeveer 15 minuten
automatisch geannuleerd.
Als het Power Easy Access-systeem in wer-
king treedt, wordt de werking van het massa-
gesysteem van de voorstoel gestopt.
Voorstoel met massagesysteem
(indien aanwezig)
WAARSCHUWING
Q
Belangrijke punten tijdens het rijden
Verstel de bestuurdersstoel met massagesys-
teem niet tijdens het rijden. Het gebruik ervan
kan uw vermogen om de auto onder controle
te houden beïnvloeden, hetgeen kan leiden tot
een ongeval met dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg.
Q
Gebruik van het massagesysteem
O
Vrouwen die in verwachting zijn of kort
geleden zijn bevallen en mensen met hart-
klachten en andere klachten waarbij rust
nodig is, wordt aanbevolen een arts te raad-
plegen alvorens dit systeem te gebruiken.
O
Laat geen kinderen gebruikmaken van de
massagefunctie.
O
Gebruik de massagefunctie niet kort na de
maaltijd of het drinken van alcohol, of gedu-
rende lange tijd.
O
Zet de massagefunctie onmiddellijk uit wan-
neer u zich misselijk voelt.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 125 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
126 3-3. Verstellen van de stoelen
*: Indien aanwezig
Elektrisch verstelbare
achterstoel*
WAARSCHUWING
QWanneer de positie van de stoel wordt
versteld
OLet er bij het verstellen van de positie van
de stoel op dat de stoel de overige inzitten-
den van de auto niet raakt, omdat deze
hierdoor wellicht letsel zouden kunnen
oplopen.
OControleer bij het verstellen van de achter-
stoel met verstelbare onderbeensteun of
er voldoende ruimte is, zodat er geen voet
klem kan komen te zitten tussen de verstel-
bare onderbeensteun en de voorpassa-
giersstoel. (indien aanwezig)
OAuto's met entertainmentsysteem voor de
achterpassagiers: Wanneer de achterstoel
naar de stand voor de entertainmentmo-
dus beweegt, zorg er dan voor dat er zich
geen handen in de buurt van het display
achter bevinden. Anders kan een hand of
vinger bekneld raken en kunt u letsel oplo-
pen.
QStoel afstellen
Om te voorkomen dat u bij een aanrijding
onder de veiligheidsgordel doorschuift, is het
raadzaam de leuning niet verder achterover
te zetten dan strikt noodzakelijk is.
Als de rugleuning te ver achterover staat, kan
bij een ongeval het heupgedeelte over uw
heupen heen schuiven, waardoor er te veel
kracht op uw buik wordt uitgeoefend, of kan
het schoudergedeelte van de gordel in con-
tact komen met uw nek, wat tot dodelijk of
ernstig letsel kan leiden.
Verstel de bestuurdersstoel niet tijdens het rij-
den, aangezien de stoel dan onverwachts kan
bewegen. Hierdoor kan de bestuurder de
controle over de auto verliezen.
QGebruik van de verstelbare onderbeen-
steun (indien aanwezig)
OGa niet op de verstelbare onderbeensteun
zitten.
Als iemand op de verstelbare onderbeen-
steun zit, kan de veiligheidsgordel niet goed
worden gedragen, waardoor die persoon bij
een ongeval of plotseling remmen van de
stoel kan worden geslingerd, wat kan leiden
tot een ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
OZorg ervoor dat de verstelbare onder-
beensteun bij het in- en uitstappen is terug-
gezet. Als de verstelbare onderbeensteun
niet is teruggezet, kan de passagier vallen
en letsel oplopen.
OVerstel de onderbeensteun niet tijdens het
rijden.
OZorg ervoor dat niemand zijn of haar han-
den of voeten onder de achterstoel steekt
wanneer u de onderbeensteun opbergt.
OPMERKING
QVoorkomen van storingen aan de verstel-
bare onderbeensteun (indien aanwezig)
OPlaats geen voorwerpen in de voeten-
ruimte die de bediening van de verstelbare
onderbeensteun kunnen hinderen.
OPlaats geen zware voorwerpen op de ver-
stelbare onderbeensteun.
OPlaats geen voorwerpen onder de verstel-
bare onderbeensteun wanneer deze voor
gebruik omhoog staat. Deze voorwerpen
kunnen het inklappen van de verstelbare
onderbeensteun hinderen, en de steun of
de voorwerpen zelf kunnen beschadigd
raken.
QVoorkomen van een storing aan het dis-
play achter (indien aanwezig)
Probeer het display achter niet met de hand
te bewegen, anders kan het display achter
beschadigd raken.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 126 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
127
3
3-3. Verstellen van de stoelen
Voordat u gaat rijden
QAutomatische werking
De stoel kan in een in het geheugen opge-
slagen positie worden gezet.
1Geef het beginscherm weer op het
multifunctionele bedieningspaneel
achter (Blz. 336) en kies vervolgens
“Seat” (stoel).
2Kies “Left” (links) of “Right” (rechts).
3Kies de gewenste voorkeuzetoets.
Wanneer er niet aan de werkingsvoorwaarden
wordt voldaan, worden de voorkeuzetoetsen
grijs weergegeven.
/: Zet de achterstoel
rechtop (zakelijke modus)
/: Zet de achterstoel
met verstelbare onderbeensteun iets ach-
terover (entertainmentmodus) (indien aan-
wezig)
Auto's zonder entertainmentsysteem voor de
achterpassagiers: Beweegt de voorpassagiers-
stoel naar voren.
Auto's met entertainmentsysteem voor de ach-
terpassagiers: Zet de voorpassagiersstoel en
het display achter in een dusdanige stand dat
het display achter goed te zien is.
: Zet de achterstoel met verstel-
bare onderbeensteun ver achterover
(relaxmodus) (indien aanwezig)
Beweegt de voorpassagiersstoel naar voren en
klapt de rugleuning en hoofdsteun naar voren.
Kies STOP om de voorpassagiersstoel tijdens
het bewegen te stoppen.
QHandmatige bediening
1Geef het beginscherm weer op het
multifunctionele bedieningspaneel
achter (Blz. 336) en kies vervolgens
“Seat” (stoel).
2Kies “Left” (links) of “Right” (rechts).
3Selecteer de toets voor de gewenste
afstelling.
Selecteer het onderdeel dat u wilt
afstellen.
Stel het geselecteerde onderdeel af.
Het onderdeel beweegt zolang een toets gese-
lecteerd wordt gehouden.
QVerstellen van de achterstoel
OWanneer een achterstoel dicht op een voor-
stoel staat, wordt de bediening van de achter-
stoel mogelijk beperkt.
OAls de armsteun achter wordt ingeklapt terwijl
de positie van de stoel wordt aangepast,
wordt de beweging gestopt.
Procedure voor het verstellen
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 127 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
128 3-3. Verstellen van de stoelen
QWerkingsvoorwaarden van de zakelijke
modus
Wanneer de veiligheidsgordel achter niet is vast-
gemaakt en er geen gewicht wordt gesignaleerd
op de achterstoel, kan de zakelijke modus niet
worden geselecteerd.
Zodra er gewicht wordt gesignaleerd op de
stoel, wordt er geoordeeld dat de stoel bezet is
tot het achterportier wordt geopend en geslo-
ten of het contact UIT wordt gezet en alle por-
tieren zijn vergrendeld.
QDe achterstoel met verstelbare onderbeen-
steun kan niet in de entertainmentmo-
dus/relaxmodus worden gezet wanneer
(indien aanwezig)
In de volgende situaties kan de entertainment-
modus/relaxmodus niet worden geselecteerd:
OHet contact staat in stand ACC of UIT.
ODe veiligheidsgordel achter is niet vastge-
maakt en er wordt geen gewicht gesignaleerd
op de achterstoel.
Zodra er gewicht wordt gesignaleerd op de
stoel, wordt er geoordeeld dat de stoel bezet is
tot het achterportier wordt geopend en geslo-
ten of het contact UIT wordt gezet en alle por-
tieren zijn vergrendeld.
OOp de voorpassagiersstoel wordt het gewicht
van een inzittende of een zwaar voorwerp
gesignaleerd.
Zodra er gewicht wordt gesignaleerd op de
stoel, wordt er geoordeeld dat de stoel bezet is
tot het voorpassagiersportier wordt geopend
en gesloten of het contact UIT wordt gezet.
OAls de veiligheidsgordel van de voorpassa-
giersstoel is vastgemaakt.
OAls het voorpassagiersportier is geopend.
QWanneer de voorpassagiersstoel naar voren
is geklapt
Blz. 123
QAutomatische hoekverstelling van de dis-
plays achter (indien aanwezig)
Wanneer een stoel wordt afgesteld, wordt auto-
matisch de hoek van het display achter versteld
voor een optimale kijkhoek vanaf de achterstoel
op het display achter.
QWerking als het contact UIT wordt gezet
Nadat na het UIT zetten van het contact een
bepaalde hoeveelheid tijd is verstreken, bewe-
gen de onderstaande delen van de achterstoe-
len naar hun normale stand.
OSchoudersteun
OLendensteun/bekkensteun
QEen bedieningscommando annuleren
Houd om een bedieningscommando te annule-
ren de toets van het multifunctionele
bedieningspaneel achter ingedrukt of druk er 3
keer snel achter elkaar op.
QPre-Crash-rugleuningen voor de passa-
giersstoelen (auto's met Lexus Safety
System+ A of Lexus Safety System+)
Blz. 214, 227
QPersoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. (Blz. 476)
1Druk op de stoelschakelaar.
2Selecteer “Return” (terug) of
“Rear” (achter).
De achterstoel wordt rechtop gezet.
QBedienen van de achterstoelen vanaf de
voorstoelen
In de volgende situaties kunnen de achterstoe-
len niet worden bediend vanaf de voorstoelen:
Terugzetten van de achterstoel
vanaf de voorstoelen
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 128 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
129
3
3-3. Verstellen van de stoelen
Voordat u gaat rijden
OWanneer de armsteun is opgeborgen en het
gewicht van een inzittende of een zwaar voor-
werp o.i.d. wordt gesignaleerd op een achter-
stoel.
Zodra er gewicht wordt gesignaleerd op de
stoel, wordt er geoordeeld dat de stoel bezet is
tot het achterportier wordt geopend en geslo-
ten of het contact UIT wordt gezet en alle por-
tieren zijn vergrendeld.
OWanneer de armsteun is opgeborgen en een
veiligheidsgordel achter wordt vastgemaakt.
De achterstoelen met comfortsysteem zijn
voorzien van luchtkamers en een speciale
verwarming, zodat de inzittende beschikt
over verschillende massagestanden met
een verschillende intensiteit.
Geef, om het scherm voor de achterstoe-
len met comfortsysteem weer te geven, het
beginscherm weer op het multifunctionele
bedieningspaneel achter (Blz. 336) en
kies vervolgens “Relaxation” (ontspan-
ning).
Selecteer de gewenste achterstoel.
Selecteer de gewenste modus.
Wanneer een toets wordt geselecteerd, begint
de werking.
Hiermee kunt u de intensiteit aanpas-
sen.
Er zijn 5 verschillende intensiteitsniveaus.
Hiermee kunt u de plaatselijke verwar-
ming in- en uitschakelen.
Hiermee kunt u de werking beëindi-
gen.
Bedien de achterstoel met comfortsysteem niet
als de desbetreffende stoel niet bezet is.
QComfortsysteem
OVoorwaarden voor werking
Het contact staat AAN.
De temperatuur in het interieur is niet
extreem hoog.
Het gewicht van een inzittende wordt gesig-
naleerd op de achterstoel of de veiligheids-
gordel achter wordt vastgemaakt.
Zodra er gewicht wordt gesignaleerd op de
stoel, wordt er geoordeeld dat de stoel bezet is
tot het achterportier wordt geopend en geslo-
ten of het contact UIT wordt gezet en alle por-
tieren zijn vergrendeld.
OAutomatische onderbreking
De werking wordt na ongeveer 15 minuten
automatisch geannuleerd.
Als het portier aan de zijde waar de stoel met
het comfortsysteem op dat moment in
gebruik is, wordt geopend, stopt de werking
van het comfortsysteem.
WAARSCHUWING
QWanneer de achterstoelen in de achter-
ste stand worden teruggezet
Wacht met het bedienen van de schakelaar
tot de achterpassagiers zijn uitgestapt om te
voorkomen dat ze zich bezeren.
Achterstoel met comfortsysteem
(indien aanwezig)
A
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 129 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
130 3-3. Verstellen van de stoelen
De onderstaande functies zorgen ervoor
dat de achterstoelen automatisch bewe-
gen.
QFunctie om stoelen in achterste stand
terug te zetten gekoppeld aan het
openen van het portier
De achterstoel wordt automatisch weer
rechtop gezet wanneer het achterportier
wordt geopend om gemakkelijker in en uit
de auto te kunnen stappen.
Voor de achterstoel met een verstelbare
onderbeensteun (indien aanwezig): wan-
neer het achterportier aan de zijde met de
achterstoel met verstelbare onderbeen-
steun wordt geopend, wordt de rugleuning
van de achterstoel met verstelbare onder-
beensteun verder rechtop gezet. De rug-
leuning wordt rechtop gezet nadat het
portier is gesloten en het systeem bepaalt
dat de achterpassagier is uitgestapt.
Als echter de armsteun is opgeborgen, zal
de achterstoel niet bewegen.
QSchakelgekoppelde functie voor rug-
leuningverstelling achterstoel
Wanneer de selectiehendel vanuit stand P
in een andere stand wordt gezet, wordt de
rugleuning van de achterstoelen iets ach-
terover gezet om het zicht naar achteren
voor de bestuurder te verbeteren.
De schakelgekoppelde functie voor de
rugleuningverstelling van de achterstoel
werkt in de volgende situaties echter niet:
Als op de achterstoel het gewicht van
een inzittende of een zwaar voorwerp
o.i.d. wordt gesignaleerd.
Zodra er gewicht wordt gesignaleerd op de
stoel, wordt er geoordeeld dat de stoel bezet is
tot het achterportier wordt geopend en geslo-
ten of het contact UIT wordt gezet en alle por-
tieren zijn vergrendeld.
Een veiligheidsgordel achter wordt
vastgemaakt.
Een achterportier is geopend.
De armsteun is opgeborgen.
Wanneer een voorstoel dicht op een ach-
terstoel staat, kunnen de achterstoelen
mogelijk niet worden bediend of kunnen
ze mogelijk slechts in beperkte mate wor-
den bediend.
QInstellingen automatische bediening
stoelen wijzigen
De instellingen kunnen worden gewijzigd
op het multifunctionele bedieningspaneel
achter. (Blz. 336)
1Geef het beginscherm weer op het
multifunctionele bedieningspaneel
achter (Blz. 336) en kies vervolgens
“Seat” (stoel).
2Kies “Left” (links) of “Right” (rechts).
3Kies .
WAARSCHUWING
QGebruik van het comfortsysteem
OVrouwen die in verwachting zijn of kort
geleden zijn bevallen en mensen met hart-
klachten en andere klachten waarbij rust
nodig is, wordt aanbevolen een arts te
raadplegen alvorens dit systeem te gebrui-
ken.
OLaat geen kinderen gebruikmaken van de
massagefunctie voor de achterstoel.
OGebruik de massagefunctie niet kort na de
maaltijd of het drinken van alcohol, of
gedurende lange tijd.
OZet de massagefunctie onmiddellijk uit
wanneer u zich misselijk voelt.
Automatische bediening stoelen
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 130 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
131
3
3-3. Verstellen van de stoelen
Voordat u gaat rijden
4Kies een toets om de instelling te wijzi-
gen.
Automatische werking achterstoel
rechts
Mate van beweging van de rugleuning
rechts achter als een aan een portier
gekoppelde functie om de stoelen in
de achterste stand te zetten in werking
is*
Automatische werking achterstoel
links
*: Auto's met een achterstoel met een verstel-
bare onderbeensteun
De stoel en het stuurwiel worden automa-
tisch versteld zodat de bestuurder gemak-
kelijk in en uit de auto kan stappen.
Bestuurdersstoel
Als de volgende handelingen zijn uitge-
voerd, worden de stoel en het stuurwiel
automatisch versteld zodat de bestuurder
gemakkelijk in of uit de auto kan stappen.
De selectiehendel is in stand P gezet.
Het contact is UIT gezet.
De veiligheidsgordel van de bestuur-
der is losgemaakt.
A
B
C
Ergonomisch geheugen
Deze functie zet de voorstoelen, het
stuurwiel, de buitenspiegels en het
head-up display (indien aanwezig)
automatisch in de gewenste stand om
het in- en uitstappen te vergemakkelij-
ken en om aan uw voorkeur te voldoen.
Er kunnen maximaal drie verschillende
rijposities worden opgeslagen.
In elke elektronische sleutel (inclusief
sleutelkaart) kan de door u gewenste
rijpositie worden opgeslagen, zodat
die kan worden opgeroepen.
Power Easy Access-systeem
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 131 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
132 3-3. Verstellen van de stoelen
Wanneer de schakelaars voor de stoelverstel-
ling van de bestuurdersstoel in de voorpassa-
giersmodus (Blz. 121) staan, bewegen de
stoel en het stuurwiel niet.
Bij auto's met verstelbare zijsteunen voor
de zitting worden de zijsteunen, als ze in de
standaardstand staan, in een lagere stand
gezet wanneer het bestuurdersportier
wordt geopend terwijl het contact UIT
staat.
Als een van de volgende handelingen is
uitgevoerd, worden de stoel en het stuur-
wiel automatisch teruggezet in de oor-
spronkelijke positie.
Het contact is in stand ACC of AAN
gezet.
De veiligheidsgordel van de bestuur-
der wordt vastgemaakt.
Stoel voorpassagier
Als alle onderstaande handelingen zijn uit-
gevoerd terwijl de auto stilstaat, worden de
lendensteun, de bekkensteun, de schou-
dersteun (indien aanwezig), de zijsteun van
de rugleuning (indien aanwezig) en de
heupsteun (indien aanwezig) in de stan-
daardstand gezet. Bij auto's met verstel-
bare zijsteunen voor de zitting worden de
zijsteunen in een lagere stand gezet.
De veiligheidsgordel van de voorpassa-
gier is losgemaakt.
Het voorpassagiersportier is geopend.
QBediening van het Power Easy Access-sys-
teem
OAls u uit de auto stapt, werkt het Power Easy
Access-systeem mogelijk niet als de stoel al
bijna in de achterste of hoogste positie staat of
dicht op de achterstoel staat.
OAls de positie van de stoel wordt aangepast
tijdens de werking van het Power Easy
Access-systeem, wordt de automatische wer-
king gestopt. (De bediening van de stoel wij-
zigt naar handmatige bediening.)
OAls de positie van de stoel wordt aangepast
tijdens of na de werking van het Power Easy
Access-systeem wanneer de bestuurder de
auto verlaat, werkt het Power Easy
Access-systeem niet bij het instappen.
QVerstelling zijsteun zitting (indien aanwezig)
Als de zijsteunen van de zitting in een lagere
stand staan, worden ze in de standaardstand
gezet wanneer het voorportier wordt gesloten.
Als de stoel wordt versteld terwijl de zijsteunen
van de zitting naar de standaardstand worden
bewogen, wordt de beweging ervan tijdelijk
onderbroken. (De zijsteunen van de zitting
bewegen na een bepaalde tijd naar de stan-
daardstand.)
QPersoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. (Blz. 476)
1Zet het contact AAN.
2Controleer of de selectiehendel in
stand P staat.
3Zet de bestuurdersstoel, het stuurwiel,
de buitenspiegels en het head-up dis-
play (indien aanwezig) in de gewenste
positie.
4Druk, terwijl u de toets SET ingedrukt
houdt of binnen 3 seconden nadat de
toets SET is ingedrukt, op toets 1, 2 of 3
tot de zoemer klinkt.
Als er onder de gekozen toets al een instelling
was opgeslagen, zal deze worden overschre-
ven.
Opslaan van een rijpositie in
het geheugen
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 132 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
133
3
3-3. Verstellen van de stoelen
Voordat u gaat rijden
Wanneer de schakelaars voor de stoelverstel-
ling van de bestuurdersstoel in de voorpassa-
giersmodus (Blz. 121) staan, kan de stand van
de bestuurdersstoel niet worden geregistreerd.
Zet de voorpassagiersstoel in de gewenste
stand en voer stap 4 uit met de knoppen
aan de voorpassagierszijde wanneer u
deze stand in het geheugen wilt opslaan.
QHet ergonomisch geheugen op de juiste
wijze gebruiken
Als de stoel al in de verst mogelijke stand staat
en de stoel wordt in dezelfde richting bewogen,
dan wijkt de opgeslagen positie mogelijk iets af
wanneer deze wordt opgeroepen.
1Zet het contact AAN.
2Controleer of de selectiehendel in
stand P staat.
3Houd een van de toetsen van de rijpo-
sitie die u wilt oproepen ingedrukt tot-
dat de zoemer klinkt.
Wanneer de schakelaars voor de stoelverstel-
ling van de bestuurdersstoel in de voorpassa-
giersmodus (Blz. 121) staan, kan de rijpositie
niet worden opgeroepen.
QHet oproepen van de stoelpositie halver-
wege onderbreken
Voer een van de volgende handelingen uit:
ODruk op de toets SET.
ODruk op toets “1”, “2” of “3”.
ODruk op de moduswijzigingsknop.
OBedien een van de schakelaars van de stoel-
verstelling (schakelt alleen het oproepen van
de stoelpositie uit).
OBedien de schakelaar van de stuurverstelling
(schakelt alleen het oproepen van de stuur-
wielpositie uit).
QOproepen van een rijpositie
Als een rijpositie wordt opgeroepen, wordt de
beweging van de voorstoel mogelijk halverwege
gestopt als de stoel te dicht bij de achterstoel
komt.
Als er wordt vastgesteld dat er een achterpassa-
gier in de auto aanwezig is, wordt de achter-
waartse beweging van de voorstoel mogelijk
halverwege gestopt om ervoor te zorgen dat de
achterpassagier voldoende ruimte heeft.
QOproepen van de positie van de voorpassa-
giersstoel (auto's met een achterstoel met
verstelbare onderbeensteun)
Als de verstelbare onderbeensteun van de ach-
terstoel is uitgeklapt, kan de positie van de voor-
passagiersstoel niet worden opgeroepen.
WAARSCHUWING
QWaarschuwing bij het verstellen van de
stoel
Let er bij het instellen van de stoelpositie op
dat de stoel de passagier achterin niet raakt
en dat uw lichaam niet klem komt te zitten
tussen de stoel en het stuurwiel.
Oproepen van een rijpositie
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 133 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
134 3-3. Verstellen van de stoelen
QBedienen van het ergonomisch geheugen
nadat het contact UIT is gezet
Bestuurdersstoel:
De opgeslagen posities kunnen gedurende 180
seconden na het openen van het bestuurders-
portier nog worden geactiveerd en nog eens 60
seconden na het sluiten van het portier.
Voorpassagiersstoel:
De opgeslagen posities kunnen gedurende 180
seconden na het openen van het voorpassa-
giersportier nog worden geactiveerd.
QAls de opgeslagen stoelpositie niet kan wor-
den opgeroepen
In sommige situaties, waarbij de stoelpositie bin-
nen een bepaald bereik is opgeslagen, kan de
stoelpositie mogelijk niet worden opgeroepen.
Neem voor meer informatie contact op met een
erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
QProcedure voor registreren
Sla uw favoriete rijpositie op onder toets 1,
2 of 3 en voer daarna de onderstaande
handelingen uit:
Draag alleen de sleutel bij u die u wilt regis-
treren en sluit het bestuurdersportier.
Als zich 2 of meer sleutels in de auto
bevinden, kan de rijpositie niet juist worden
opgeslagen.
1Zet het contact AAN.
2Controleer of de selectiehendel in
stand P staat.
3Roep de rijpositie op die u wilt opslaan.
4Houd de toets voor het oproepen van
de rijpositie ingedrukt en druk op de
schakelaar voor de centrale vergren-
deling in het portier (vergrendelen of
ontgrendelen) totdat de zoemer klinkt.
Als de toets niet kan worden geregistreerd,
klinkt de zoemer continu gedurende ongeveer
3 seconden.
QProcedure voor annuleren
Draag alleen de sleutel bij u die u wilt annu-
leren en sluit het bestuurdersportier.
Als zich 2 of meer sleutels in de auto
bevinden, kan de koppeling aan de rijposi-
tie niet goed worden geannuleerd.
1Zet het contact AAN.
2Controleer of de selectiehendel in
stand P staat.
3Houd de toets SET ingedrukt en druk
op de schakelaar voor de centrale ver-
grendeling (vergrendelen of ontgren-
delen) totdat de zoemer tweemaal
klinkt.
Als de toets niet kan worden geannuleerd,
klinkt de zoemer continu gedurende ongeveer
3 seconden.
Registreren/uitschakelen/
oproepen van een rijpositie in een
elektronische sleutel (inclusief een
sleutelkaart)
(geheugenoproepfunctie)
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 134 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
135
3
3-3. Verstellen van de stoelen
Voordat u gaat rijden
QProcedure voor oproepen
1Controleer of de portieren zijn ver-
grendeld alvorens de rijpositie op te
roepen. Gebruik de elektronische
sleutel met de opgeslagen rijpositie en
ontgrendel en open het bestuurders-
portier met het Smart entry-systeem
met startknop of de afstandsbediening.
De stoel (niet het stuurwiel en het head-up dis-
play [indien aanwezig]) wordt in de opgeslagen
rijpositie gezet. De stoel beweegt echter naar
een positie iets achter de opgeslagen positie,
zodat u gemakkelijk kunt instappen.
Als de rijpositie een positie is die al is opgesla-
gen, zullen de stoel en de buitenspiegels niet
bewegen.
2Zet het contact in stand ACC of AAN
of maak een veiligheidsgordel vast.
De stoel, het stuurwiel en het head-up display
(indien aanwezig) worden in de opgeslagen
positie gezet.
QOproepen van de rijpositie met behulp van
de geheugenoproepfunctie
OIn elke elektronische sleutel kunnen verschil-
lende rijposities worden opgeslagen. Daarom
kan de rijpositie die wordt opgeroepen per
sleutel anders zijn.
OWanneer een ander portier dan het bestuur-
dersportier wordt ontgrendeld via het Smart
entry-systeem met startknop, wordt de rijposi-
tie niet opgeroepen. Druk in dat geval op de
toets van de rijpositie die is ingesteld.
QPersoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. (Blz. 476)
*: Indien aanwezig
1Zet het contact AAN.
2Geef het beginscherm weer op het
multifunctionele bedieningspaneel
achter (Blz. 336) en kies vervolgens
“Seat” (stoel).
3Kies “Left” (links) of “Right” (rechts).
4Zet de achterstoel in de gewenste
positie en kies vervolgens SET.
5Kies 1 of 2.
Als er al een instelling was opgeslagen, dan
wordt deze door de nieuwe stoelpositie over-
schreven.
QHet geheugen voor de positie op de juiste
wijze gebruiken
Als de stoel al in de verst mogelijke stand staat
en de stoel wordt in dezelfde richting bewogen,
dan wijkt de opgeslagen positie mogelijk iets af
wanneer deze wordt opgeroepen.
Geheugen verstelling
achterstoelen*
De instelling voor de achterstoel kan
worden opgeslagen in het geheugen
en met een druk op de toets worden
opgeroepen.
Opslaan van een positie in het
geheugen
WAARSCHUWING
QWaarschuwing bij het verstellen van de
stoel
Let er bij het instellen van de stoelpositie op
dat de achterpassagiers de voorstoelen niet
raken.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 135 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
136 3-3. Verstellen van de stoelen
1Zet het contact AAN.
2Geef het beginscherm weer op het
multifunctionele bedieningspaneel
achter (Blz. 336) en kies vervolgens
“Seat” (stoel).
3Kies “Left” (links) of “Right” (rechts).
4Kies 1 of 2.
Wanneer er niet aan de werkingsvoorwaarden
wordt voldaan, worden de toetsen grijs weerge-
geven.
Kies STOP om de werking te beëindigen.
Als de stoel wordt versteld terwijl er een in het
geheugen opgeslagen positie wordt opgeroe-
pen, stopt de automatische werking. (De bedie-
ning van de stoel wijzigt naar handmatige
bediening.)
QBedrijfstoestand
Het gewicht van een inzittende wordt gesigna-
leerd op de achterstoel of de veiligheidsgordel
achter wordt vastgemaakt.
Zodra er gewicht wordt gesignaleerd op de
stoel, wordt er geoordeeld dat de stoel bezet is
tot het achterportier wordt geopend en geslo-
ten of het contact UIT wordt gezet.
QOproepen van een stand van de achterstoel
Als een in het geheugen opgeslagen stand van
de achterstoel wordt opgeroepen, stopt de
beweging van de stoel mogelijk halverwege om
ervoor te zorgen dat de achterpassagier vol-
doende ruimte heeft.
QOproepen van de stand van de verstelbare
onderbeensteun (indien aanwezig)
Wanneer een stand van een stoel wordt opge-
roepen, komt de verstelbare onderbeensteun
niet omhoog en klapt hij niet uit. De stand van de
verstelbare onderbeensteun kan alleen worden
opgeroepen als de in het geheugen opgeslagen
stand lager en korter is dan de actuele stand.
Oproepen van de opgeslagen
positie
Hoofdsteunen
Alle zitplaatsen zijn voorzien van een
hoofdsteun.
Auto's met elektrisch verstelbare ach-
terstoelen: De hoofdsteun voor de mid-
delste achterstoel is geïntegreerd in de
rugleuning en kan niet worden ver-
steld.
WAARSCHUWING
QVoorzorgsmaatregelen bij het gebruik
van de hoofdsteunen
Neem met betrekking tot de hoofdsteunen
de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgs-
maatregelen kan dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg hebben.
OPlaats de hoofdsteunen altijd op de bijbe-
horende stoel.
OStel de hoofdsteunen altijd goed af.
OHandmatige verstelling: Druk de hoofd-
steunen na het plaatsen naar beneden om
te controleren of ze vergrendeld zijn.
ORijd nooit zonder hoofdsteunen.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 136 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
137
3
3-3. Verstellen van de stoelen
Voordat u gaat rijden
QVoorstoelen
Centraal display
1Druk op de stoelschakelaar.
2Selecteer “Driver seat adjustment”
(afstellen bestuurdersstoel) of “Passen-
ger seat adjustment” (afstellen passa-
giersstoel) met de touchpad van de
Remote Touch.
3Selecteer en vervolgens de
gewenste afsteltoets , , of
om de hoofdsteun af te stellen.
Omhoog
Naar achteren
Omlaag
Naar voren
De hoofdsteun beweegt zolang de afsteltoets
geselecteerd wordt gehouden.
Schakelaars stoelverstelling (sommige
uitvoeringen)
1Omhoog
2Omlaag
QAchterstoelen
1Geef het beginscherm weer op het
multifunctionele bedieningspaneel
achter (Blz. 336) en kies vervolgens
“Seat” (stoel).
2Kies “Left” (links) of “Right” (rechts).
3Kies en vervolgens de gewenste
afsteltoets , , of om de
hoofdsteun af te stellen.
Omhoog
Naar achteren
Omlaag
Naar voren
De hoofdsteun beweegt zolang de afsteltoets
geselecteerd wordt gehouden.
Verticaal en horizontaal afstellen
van een hoofdsteun (elektrisch
verstelbare hoofdsteunen)
A
B
C
E
B
C
D
E
A
B C
D
E
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 137 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
138 3-3. Verstellen van de stoelen
1Omhoog
Trek de hoofdsteun omhoog.
2Omlaag
Duw de hoofdsteun omlaag en houd daarbij de
ontgrendelknop ingedrukt.
QHoofdsteunen voorstoelen (elektrisch ver-
stelbare hoofdsteunen)
Afhankelijk van de stand van de voorstoel kan de
hoofdsteun voor mogelijk niet omhoog worden
gezet als deze zich te dicht bij het dak bevindt.
QAfstellen van de hoogte van de hoofdsteu-
nen
Stel de hoofdsteunen zo in dat het midden van
de hoofdsteun zich zo dicht mogelijk bij de
bovenzijde van uw oren bevindt.
QAfstellen van de hoofdsteunen van de ach-
terstoelen (handmatig verstelbare hoofd-
steunen)
Stel de hoofdsteunen voor gebruik altijd mini-
maal in op de op een na laagste stand.
U kunt de hoofdsteun in 4 stappen verder
naar voren zetten.
Als u de hoofdsteun vanuit de voorste positie
naar voren trekt, keert de steun terug naar de
achterste positie.
Druk de zijkanten van de hoofdsteun in de
gewenste positie.
Verticaal afstellen van een
hoofdsteun (handmatig verstelbare
hoofdsteunen)
A
Horizontaal afstellen van een
hoofdsteun (handmatig verstelbare
hoofdsteunen)
Verstellen van de zijsteunen
(indien aanwezig)
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 138 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
139
3
3-3. Verstellen van de stoelen
Voordat u gaat rijden
Trek de hoofdsteun omhoog en houd daar-
bij de ontgrendelknop ingedrukt.
QVerwijderen van de hoofdsteunen (elek-
trisch verstelbare hoofdsteunen)
Neem voor het verwijderen en plaatsen van de
hoofdsteun contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
Breng de hoofdsteun in lijn met de bevesti-
gingsgaten en schuif hem omlaag tot hij in
de vergrendeling klikt.
Houd de ontgrendelknop ingedrukt
wanneer u de hoofdsteun laat zakken.
Verwijderen van de hoofdsteunen
(handmatig verstelbare
hoofdsteunen)
Plaatsen van de hoofdsteunen
(handmatig verstelbare
hoofdsteunen)
A
A
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 139 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
140 3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
3-4.Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
Door de schakelaar te bedienen kan het
stuur in de volgende richtingen versteld
worden:
1Omhoog
2Omlaag
3Naar de bestuurder toe
4Van de bestuurder af
QHet stuurwiel kan worden versteld wanneer
Het contact in stand ACC of AAN staat*.
*: Als de veiligheidsgordel van de bestuurder is
vastgemaakt, kan het stuurwiel worden ver-
steld, ongeacht de stand van het contact.
QAutomatisch instellen stuurpositie
Met het ergonomisch geheugen kan een
gewenste stuurwielpositie in het geheugen wor-
den opgeslagen en automatisch worden opge-
roepen. (Blz. 131)
QPower Easy Access-systeem
Het stuurwiel en de bestuurdersstoel worden
automatisch versteld in overeenstemming met
de stand van het contact en de toestand van de
veiligheidsgordel van de bestuurder. (Blz. 131)
QPersoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. (Blz. 476)
Druk op of vlak bij het symbool .
Stuurwiel
Procedure voor het verstellen
WAARSCHUWING
QWees voorzichtig tijdens het rijden
Verstel het stuurwiel niet tijdens het rijden.
Hierdoor kunt u de macht over het stuur ver-
liezen en een ongeval veroorzaken, met
mogelijk dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
Claxonneren
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 140 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
141
3
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
Voordat u gaat rijden
*: Indien aanwezig
De hoogte van de binnenspiegel kan wor-
den afgestemd op uw houding achter het
stuur.
Stel de hoogte van de binnenspiegel af
door de spiegel omhoog of omlaag te
bewegen.
De hoeveelheid gereflecteerd licht wordt
automatisch gereduceerd op basis van de
helderheid van de koplampen van achter-
opkomend verkeer.
Schakel de automatische antiverblindings-
stand in/uit
Wanneer de automatische antiverblindings-
stand is ingeschakeld, brandt het controle-
lampje .
De functie wordt ingeschakeld telkens wanneer
het contact AAN wordt gezet.
Druk op de toets om de functie uit te schakelen.
(Het controlelampje gaat ook uit.)
QVoorkomen van een onjuiste werking van de
sensoren
Raak de sensoren niet aan en bedek ze ook niet,
omdat hierdoor de werking van de sensoren in
negatieve zin beïnvloed kan worden.
Binnenspiegel*
De positie van de binnenspiegel kan
worden afgesteld zodat de bestuurder
voldoende zicht naar achteren heeft.
Afstellen van de hoogte van
de binnenspiegel
WAARSCHUWING
QWees voorzichtig tijdens het rijden
Verstel de spiegel niet tijdens het rijden.
Hierdoor kunt u de macht over het stuur ver-
liezen en een ongeval veroorzaken, met
mogelijk dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
Antiverblindingsstand
A
A
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 141 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
142 3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
*: Indien aanwezig
Controlelampje camera
Geeft aan dat de camera normaal werkt.
Displayzone icoon
Geeft iconen, afstellingsmeters, enz. weer.
(Blz. 144)
Selectietoets
Druk hierop om de instelling van het item dat u
wilt instellen te wijzigen.
Menutoets
Druk hierop om de displayzone voor iconen
weer te geven en het item te selecteren dat u
wilt instellen.
Hendel
Bedien de hendel om te schakelen tussen de
modus voor de digitale spiegel en de modus
voor de optische spiegel.
Digitale binnenspiegel*
De digitale binnenspiegel is een sys-
teem dat gebruikmaakt van een
camera op de achterzijde van de auto.
Het beeld van die camera wordt weer-
gegeven op het display van de digitale
binnenspiegel.
De digitale binnenspiegel kan met
behulp van de hendel worden gewij-
zigd tussen de modus voor de optische
spiegel en de modus voor de digitale
spiegel.
Dankzij de digitale binnenspiegel kan
de bestuurder het beeld achter de auto
zien, ondanks obstakels, zoals hoofd-
steunen, bagage of een zonnescherm
voor de achterruit. Ook worden de
achterstoelen niet weergegeven en
wordt de privacy van de passagiers ver-
beterd.
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgs-
maatregelen kan dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg hebben.
QVoordat u de digitale binnenspiegel
gebruikt
OStel de spiegel af voordat u gaat rijden.
(Blz. 144)
Wijzig de modus naar de modus voor de
optische spiegel en stel de positie van de
digitale binnenspiegel zo af dat het gebied
achter uw auto goed te zien is.
Wijzig de modus naar de modus voor de
digitale spiegel en wijzig de display-instel-
lingen.
OHet bereik van het beeld dat wordt weer-
gegeven door de digitale binnenspiegel
verschilt van dat van de optische spiegel.
Controleer daarom dit verschil vóór het rij-
den.
Systeemonderdelen
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 142 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
143
3
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
Voordat u gaat rijden
Bedien de hendel om te schakelen tussen
de modus voor de digitale spiegel en de
modus voor de optische spiegel.
1Modus digitale spiegel
Geeft een beeld weer van het gebied achter de
auto.
gaat branden in deze modus.
2Modus optische spiegel
Hiermee wordt het display van de digitale bin-
nenspiegel uitgeschakeld, waardoor de spiegel
kan worden gebruikt als optische spiegel.
QWerkingsvoorwaarde modus digitale spie-
gel
Het contact wordt AAN gezet.
Wanneer het contact van AAN naar UIT of in
stand ACC wordt gezet, verdwijnt het beeld na
enkele seconden.
QBij gebruik van de digitale binnenspiegel in
de modus digitale spiegel
OAls het weergegeven beeld moeilijk te zien is
doordat licht reflecteert op de digitale binnen-
spiegel, de camera vuil is of doordat u last
hebt van de lichten van een achterligger of het
weergegeven beeld, schakel dan over naar de
modus optische spiegel.
OAls de achterklep is geopend, wordt het beeld
van de digitale binnenspiegel mogelijk niet
goed weergegeven. Controleer voor het rij-
den of de achterklep is gesloten.
OAls het display moeilijk te zien is door gere-
flecteerd licht, sluit dan het zonnescherm van
het schuifdak.
ODe volgende verschijnselen kunnen zich
voordoen bij het rijden in het donker, zoals 's
nachts. Geen van deze verschijnselen duidt
op een storing.
De kleuren van de objecten in het weergege-
ven beeld verschillen mogelijk van de daad-
werkelijke kleuren.
Afhankelijk van de hoogte van de lichten van
de achterligger, wordt het gebied rondom de
auto wit en wazig weergegeven.
Automatische aanpassing van het beeld voor
een helder omgevingsbeeld kan flikkeringen
veroorzaken.
Als het weergegeven beeld moeilijk te zien is of
als u last hebt van flikkeringen, schakel dan over
naar de modus optische spiegel.
ODe digitale binnenspiegel wordt mogelijk heet
wanneer de modus digitale spiegel is inge-
schakeld.
Dit duidt niet op een storing.
OAfhankelijk van uw fysieke conditie of leeftijd
duurt het mogelijk langer dan gebruikelijk om
op het weergegeven beeld te focussen. Scha-
kel in dit geval over naar de modus optische
spiegel.
OLaat passagiers tijdens het rijden niet naar het
weergegeven beeld staren, omdat ze anders
wagenziek kunnen worden.
QWanneer een storing in het systeem
optreedt
Als het in de afbeelding weergegeven symbool
wordt weergegeven bij het gebruik van de digi-
tale binnenspiegel in de modus digitale spiegel,
is er mogelijk een storing in het systeem aanwe-
zig. Het symbool verdwijnt na een paar secon-
den. Bedien de hendel, schakel over naar de
modus optische spiegel en laat de auto nakijken
door een erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Wijzigen van de modus
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 143 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
144 3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
QAfstellen van de hoogte van de spiegel
De hoogte van de binnenspiegel kan wor-
den afgestemd op uw houding achter het
stuur.
Schakel de modus optische spiegel in en
stel de hoogte van de binnenspiegel af
door de spiegel omhoog of omlaag te
bewegen.
QDisplay-instellingen (modus digitale
spiegel)
De instellingen van het display in de modus
digitale spiegel, het aan-/uitzetten van de
automatische antiverblindingsstand, enz.
kunnen worden gewijzigd.
1Druk op de menutoets.
De iconen worden weergegeven.
2Druk herhaaldelijk op de menutoets en
selecteer het item dat u wilt instellen.
3Druk op of om de instelling te
wijzigen.
De iconen verdwijnen als gedurende ten minste
5 seconden geen toets wordt bediend.
*: Dit is een functie voor de modus optische
spiegel. De instelling kan echter ook worden
gewijzigd terwijl de modus digitale spiegel in
gebruik is.
QIn-/uitschakelen van de automatische
antiverblindingsstand (modus optische
spiegel)
De automatische antiverblindingsstand in
de modus optische spiegel kan worden
in-/uitgeschakeld. De instelling kan wor-
den gewijzigd in zowel de modus digitale
spiegel als de modus optische spiegel.
Afstellen van de spiegel
Iconen Instellingen
Hiermee kunt u de helderheid van
het display afstellen.
Hiermee kunt u het weergegeven
gebied omhoog/omlaag verplaatsen.
Hiermee kunt u het weergegeven
gebied naar links/rechts verplaatsen.
Hiermee kunt u de hoek van het
weergegeven beeld afstellen.
Hiermee kunt u op de weergegeven
afbeelding inzoomen/uitzoomen.
Hiermee kunt u de automatische
antiverblindingsstand in-/uitschake-
len.*
De hoeveelheid gereflecteerd licht
wordt automatisch aangepast op
basis van de helderheid van de kop-
lampen van achteropkomend ver-
keer.
De automatische antiverblindings-
stand wordt iedere keer wanneer
het contact AAN wordt gezet inge-
schakeld.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 144 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
145
3
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
Voordat u gaat rijden
Bij gebruik van de modus digitale spie-
gel
Blz. 144
Bij gebruik van de modus optische spie-
gel
1Druk op de menutoets.
De iconen worden weergegeven.
2Druk herhaaldelijk op de menutoets en
selecteer .
Het instellingenscherm wordt weergegeven.
3Druk op of om de automati-
sche antiverblindingsstand in te scha-
kelen (ON)/uit te schakelen (OFF).
De iconen verdwijnen als gedurende ten minste
5 seconden geen toets wordt bediend.
QInstellen van het display (modus digitale
spiegel)
OAls het weergegeven beeld is ingesteld, lijkt
het mogelijk vervormd. Dit duidt niet op een
storing.
OAls de helderheid van de digitale binnenspie-
gel te hoog is ingesteld, kunnen uw ogen ver-
moeid raken. Stel de digitale binnenspiegel in
op een geschikte helderheid. Als uw ogen
vermoeid raken, schakel dan over naar de
modus optische spiegel.
ODe helderheid van de digitale binnenspiegel
wordt automatisch aangepast overeenkom-
stig de helderheid van het gebied voor uw
auto.
QVoorkomen van storingen in de lichtsenso-
ren
Raak de lichtsensoren niet aan en bedek ze niet,
om te voorkomen dat er storingen in ontstaan.
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgs-
maatregelen kan dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg hebben.
QTijdens het rijden
OVerstel de digitale binnenspiegel niet tij-
dens het rijden en pas ook de dis-
play-instellingen niet aan.
Breng de auto tot stilstand en bedien de
bedieningstoetsen van de digitale binnen-
spiegel.
Als u dat niet doet, kunt u een stuurfout
maken, waardoor een ongeval kan ont-
staan.
OLet altijd op de omgeving van de auto.
Het formaat van de voertuigen en andere
objecten lijkt mogelijk anders in de modus
digitale spiegel en de modus optische spiegel.
Let bij het achteruitrijden rechtstreeks op de
veiligheid van het gebied rondom de auto,
met name achter de auto.
Bovendien lijkt de omgeving mogelijk sche-
merig wanneer een voertuig in het donker,
zoals 's nachts, van achteren nadert.
QOorzaken van brand voorkomen
Als de bestuurder de digitale binnenspiegel
blijft gebruiken terwijl er rook of een brand-
lucht uit de spiegel komt, kan dit brand tot
gevolg hebben. Stop onmiddellijk met het
gebruik van het systeem en neem contact op
met een erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 145 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
146 3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
QSchoonmaken van het spiegelopper-
vlak
Als het spiegeloppervlak vuil is, is het
beeld op het display mogelijk moeilijk te
zien.
Reinig het spiegeloppervlak voorzichtig
met een zachte, droge doek.
QSchoonmaken van de camera
Als de cameralens vuil is of bedekt is met
verontreinigingen, zoals waterdruppels,
sneeuw en modder, is het weergegeven
beeld mogelijk niet duidelijk. Spoel in dat
geval de cameralens af met een grote hoe-
veelheid water en veeg hem vervolgens
schoon met een zachte, met water
bevochtigde doek.
Vuil op de cameralens kan worden verwij-
derd met behulp van de speciale came-
rareinigingssproeier. (Blz. 195)
QDe camera
De camera van de digitale binnenspiegel bevindt
zich op de in de afbeelding aangegeven plaats.
Schoonmaken van de digitale
binnenspiegel
OPMERKING
QVoorkomen van storingen in de digitale
binnenspiegel
OGebruik geen reinigingsmiddelen, zoals
thinner, wasbenzine of alcohol om de spie-
gel te reinigen. Deze kunnen ervoor zor-
gen dat het spiegeloppervlak verkleurt,
veroudert of beschadigd raakt.
ORook niet en gebruik geen lucifers, aanste-
kers en open vuur in de buurt van de spie-
gel. Anders kan schade aan de spiegel of
brand het gevolg zijn.
OVerwijder, demonteer of wijzig de spiegel
niet.
QVoorkomen van storingen in de camera
ONeem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht, anders werkt de digitale binnen-
spiegel mogelijk niet goed.
Sla niet tegen de camera en onderwerp
deze niet aan hevige schokken, omdat dit
de montagepositie en de hoek van de
camera kan veranderen.
Verwijder, demonteer of wijzig de camera
niet.
Als u de camera wilt schoonmaken, spoel
hem dan af met veel water en veeg hem
vervolgens schoon met een zachte, met
water bevochtigde doek.
Wrijf niet te hard over de cameralens,
anders kunnen er krassen op komen en
kan er geen helder beeld meer worden
weergegeven.
Zorg ervoor dat er geen organische oplos-
middelen, autowas, ruitenreiniger of ruiten-
coating op de lenskap terechtkomt. Verwij-
der dergelijke stoffen zo snel mogelijk als
dit gebeurt.
Gebruik geen heet water op de camera bij
koud weer, aangezien de plotselinge wis-
seling van temperatuur ertoe kan leiden
dat de camera niet goed meer werkt.
Spuit bij het wassen van de auto met een
hogedrukreiniger niet rechtstreeks op de
camera en het omliggende gebied. Anders
werkt de camera mogelijk niet goed meer.
OStel de camera niet bloot aan een krach-
tige schok, omdat anders een storing kan
optreden.
Laat als dit gebeurt de auto controleren
door een erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 146 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
147
3
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
Voordat u gaat rijden
Als u een van de volgende verschijnselen opmerkt, raadpleeg dan de onderstaande tabel
voor de mogelijke oorzaak en de oplossing.
Is het symptoom door de oplossing nog niet verdwenen, laat dan de auto controleren door
een erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Als u bepaalde verschijnselen opmerkt
Symptoom Waarschijnlijke oorzaak Oplossing
Het beeld is niet goed te
zien.
Het spiegeloppervlak is vuil.
Reinig het spiegeloppervlak
voorzichtig met een zachte,
droge doek.
Zonlicht of koplampen van andere
auto's schijnt/schijnen rechtstreeks
op de digitale binnenspiegel.
Schakel over naar de modus
optische spiegel.
(Als het licht door het schuifdak
komt, sluit dan het zonne-
scherm.)
De auto bevindt zich in een don-
kere omgeving.
Er wordt gereden in de buurt van
een televisiezendmast, radiozen-
der, elektriciteitscentrale of andere
locatie waar sterke radiogolven of
elektromagnetische velden aan-
wezig zijn
De temperatuur rond de camera is
extreem hoog/laag.
De omgevingstemperatuur is
extreem laag.
Het regent of is vochtig.
Zonlicht of koplampen van andere
auto's schijnt/schijnen recht-
streeks in de cameralens.
De auto bevindt zich onder fluo-
rescerende lampen, natriumlam-
pen, kwiklampen, enz.
Uitlaatgassen hinderen de camera.
Schakel over naar de modus
optische spiegel.
(Schakel terug naar de modus
digitale spiegel wanneer de
omstandigheden zijn verbeterd.)
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 147 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
148 3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
Het beeld is niet goed te
zien.
Er zitten verontreinigingen (zoals
waterdruppels, stof of modder) op de
cameralens.
Bedien de speciale came-
rareinigingssproeier en reinig
de cameralens. (Blz. 195)
Schakel over naar de modus
optische spiegel.
Spoel de camera af met een
grote hoeveelheid water, veeg
hem schoon met een zachte,
met water bevochtigde doek
en schakel vervolgens terug
naar de modus digitale spie-
gel.
Het beeld is niet recht.
De achterklep is niet geheel gesloten. Sluit de achterklep volledig.
De camera of de omgeving ervan is
aan een krachtige schok blootge-
steld.
Schakel over naar de modus
optische spiegel en laat de auto
nakijken door een erkende
Lexus-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
Het display is schemerig
en wordt weergege-
ven. Er is mogelijk een storing in het sys-
teem aanwezig.
Schakel over naar de modus
optische spiegel en laat de auto
nakijken door een erkende
Lexus-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
dooft.
Symptoom Waarschijnlijke oorzaak Oplossing
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 148 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
149
3
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
Voordat u gaat rijden
wordt weergegeven.
De digitale binnenspiegel is extreem
warm.
(Het display wordt geleidelijk aan
schemeriger. Als de temperatuur
blijft stijgen, wordt de digitale binnen-
spiegel uitgeschakeld.)
Het wordt aangeraden om de
temperatuur in het interieur
terug te brengen om de tempe-
ratuur van de spiegel terug te
brengen.
( verdwijnt wanneer de
spiegel afkoelt.)
Als niet verdwijnt, ook al is
de spiegel afgekoeld, laat dan de
auto nakijken door een erkende
Lexus-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
De hendel kan niet goed
worden bediend. De hendel is mogelijk defect.
Schakel over naar de modus
optische spiegel en laat de auto
nakijken door een erkende
Lexus-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
(Houd de menutoets gedurende
ongeveer 10 seconden ingedrukt
om naar de modus optische spie-
gel over te schakelen.)
Symptoom Waarschijnlijke oorzaak Oplossing
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 149 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
150 3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
1Druk op de schakelaar om de buiten-
spiegel te selecteren die moet worden
versteld.
Het controlelampje gaat branden.
Links
Rechts
Als u nogmaals op de schakelaar drukt, keert
de schakelaar terug in de neutrale stand.
2Verstel de buitenspiegel met de scha-
kelaar.
Omhoog
Rechts
Omlaag
Links
QDe spiegelhoek kan worden versteld wan-
neer
Het contact in stand ACC of AAN staat.
QOntwasemen van de spiegels
De buitenspiegels kunnen worden ontwasemd
met de spiegelverwarming. Door de achterruit-
verwarming in te schakelen wordt de buitenspie-
gelverwarming ingeschakeld. (Blz. 342)
QAutomatische antiverblindingsfunctie
Als de binnenspiegel met antiverblindingsstand
in de automatische stand wordt gezet, reflecte-
ren ook de buitenspiegels minder licht van ach-
teropkomend verkeer. (Blz. 141, 144)
QAutomatisch afstellen van de spiegel
U kunt de gewenste stand van de spiegel in het
geheugen opslaan en automatisch vanuit het
ergonomisch geheugen oproepen. (Blz. 131)
QKoppeling van spiegelstand aan achteruitrij-
den
Wanneer L of R op de spiegelselectieschakelaar
wordt ingedrukt, worden de buitenspiegels
automatisch naar beneden gekanteld tijdens het
achteruitrijden om meer zicht op de grond te
bieden.
Als u deze functie wilt uitschakelen, selecteert u
L noch R.
Stel de spiegelhoek naar wens af terwijl de
selectiehendel in stand R staat. Deze hoek zal
Buitenspiegels
De positie van de binnenspiegel kan
worden afgesteld zodat de bestuurder
voldoende zicht naar achteren heeft.
WAARSCHUWING
QBelangrijke punten tijdens het rijden
Neem tijdens het rijden de volgende voor-
zorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, kunt u de macht over het
stuur verliezen en een ongeval veroorzaken,
met mogelijk dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg.
OVerstel de spiegels niet tijdens het rijden.
ORijd niet met de auto als de spiegels zijn
ingeklapt.
OBeide buitenspiegels dienen in de normale
stand te staan en goed te zijn ingesteld
alvorens met de auto wordt gereden.
Procedure voor het verstellen
A
B
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 150 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
151
3
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
Voordat u gaat rijden
dan worden gebruikt als de auto achteruit rijdt.
De ingestelde hoek wordt opgeslagen en de
spiegel kantelt automatisch naar de opgeslagen
hoek wanneer de volgende keer de selectiehen-
del in stand R wordt gezet.
De opgeslagen positie voor omlaag kantelen
van de spiegel is gekoppeld aan de normale
stand (afgestelde hoek met de selectiehendel in
een andere stand dan R). Als daarom de nor-
male stand wordt gewijzigd na het afstellen, wij-
zigt ook de kantelstand.
Wanneer de normale stand wordt gewijzigd, stel
dan tijdens het achteruitrijden de hoek opnieuw
af.
QMet de schakelaar
Druk op de schakelaar om de buitenspie-
gels in te klappen.
Druk nogmaals op de schakelaar om de buiten-
spiegels weer uit te klappen.
QAutomatische stand inschakelen
De automatische stand maakt het mogelijk
om het inklappen of uitklappen van de
spiegels te koppelen aan het vergrende-
len/ontgrendelen van de portieren.
Druk op de schakelaar AUTO om de auto-
matische stand in te schakelen.
Het controlelampje gaat branden.
Druk nogmaals op de schakelaar om terug te
gaan naar de handmatige modus.
QBij het losnemen en aansluiten van de accu-
kabels
De functie voor het automatisch in- en uitklap-
pen van de buitenspiegels is standaard uitge-
schakeld. Druk nogmaals op de schakelaar om
de functie in te schakelen.
QGebruik van de automatische stand bij koud
weer
Wanneer de automatische stand wordt gebruikt
bij koud weer, kan de buitenspiegel bevriezen en
wordt de spiegel mogelijk niet automatisch in-
en uitgeklapt. Verwijder in dit geval sneeuw en ijs
van de spiegel en bedien de spiegel vervolgens
met de handmatige modus of beweeg de spiegel
met de hand.
QPersoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. (Blz. 476)
WAARSCHUWING
QAls de spiegelverwarming is ingescha-
keld
Raak het oppervlak van de spiegels niet aan,
omdat dit heet kan worden en brandwonden
kan veroorzaken.
Inklappen en uitklappen van de
spiegels
WAARSCHUWING
QWanneer een spiegel wordt versteld
Zorg ervoor dat uw hand niet bekneld raakt
tussen de bewegende spiegel en het spiegel-
huis om letsel en storingen te voorkomen.
A
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 151 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
152 3-5. Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak
3-5.Openen en slu iten van de ruiten en h et schuifdak
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen
worden geopend en gesloten met behulp
van de schakelaars.
Door de schakelaar te bedienen bewegen
de ruiten als volgt:
1Sluiten
2One-touch sluiten*
3Openen
4One-touch openen*
*: De ruit stopt in een tussenstand door de
schakelaar in de andere richting te bewegen.
QDe elektrisch bedienbare ruiten kunnen
bediend worden als
Het contact AAN staat.
QWanneer de schakelaar van de ruitbedie-
ning van het bestuurdersportier wordt
gebruikt om een elektrisch bedienbare ruit
achter te openen (auto's met zonnescher-
men voor de achterportieren)
Als een zonnescherm voor een achterportier
omlaag is of omlaag wordt bewogen wanneer de
schakelaar van de ruitbediening van het bestuur-
dersportier wordt ingedrukt, wordt alleen het
zonnescherm van het achterportier omhoog
bewogen. Druk nogmaals op de schakelaar van
de ruitbediening van het bestuurdersportier om
de elektrisch bedienbare ruit achter te openen.
QBedienen van de elektrisch bedienbare rui-
ten nadat het contact UIT is gezet
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen, zelfs
nadat het contact in stand ACC of UIT is gezet,
nog ongeveer 45 seconden worden bediend.
Ze kunnen echter niet meer worden bediend
zodra een van de voorportieren is geopend.
QKlembeveiliging
Als tijdens het sluiten van de ruit een object
bekneld raakt tussen de ruit en het ruitframe,
stopt de beweging van de ruit en wordt de ruit
weer iets geopend.
QKnelbeveiliging
Als tijdens het openen van de ruit een object
bekneld raakt tussen het portier en de ruit, stopt
de beweging van de ruit.
QAls de zijruit niet kan worden geopend of
gesloten
Wanneer de klembeveiliging of de knelbeveili-
ging niet goed werkt en de zijruit niet kan wor-
den geopend of gesloten, voer dan de onder-
staande handelingen uit met de schakelaar van
de ruitbediening van dat portier.
OBreng de auto tot stilstand. Zorg ervoor dat
het contact AAN staat en bedien de schake-
laar van de ruitbediening continu in de
one-touch sluitpositie of de one-touch open-
positie binnen 4 seconden nadat de klembe-
veiliging of knelbeveiliging werd geactiveerd,
zodat de zijruit kan worden geopend en
gesloten.
OAls de zijruit ook na het uitvoeren van boven-
staande handelingen niet kan worden
geopend of gesloten, voer dan de onder-
staande procedure uit voor initialisatie van de
functie.
1Zet het contact AAN.
2Houd de schakelaar voor de ruitbediening
omhoog getrokken in de one-touch sluitpo-
sitie en sluit de zijruit volledig.
3Laat de schakelaar voor de ruitbediening
even los en houd vervolgens de schakelaar
gedurende ten minste ongeveer 6 secon-
den in de one-touch sluitpositie.
4Houd de schakelaar van de ruitbediening
ingedrukt in de one-touch openpositie. Blijf
de schakelaar, nadat de zijruit volledig is
geopend, nog eens ten minste 1 seconde in
die positie vasthouden.
5Laat de schakelaar voor de ruitbediening
even los en houd vervolgens de schakelaar
gedurende ten minste ongeveer 4 secon-
den in de one-touch openpositie.
Elektrisch bedienbare ruiten
Openen en sluiten van de elektrisch
bedienbare ruiten
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 152 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
153
3
3-5. Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak
Voordat u gaat rijden
6Houd de schakelaar voor de ruitbediening
nogmaals omhoog getrokken in de
one-touch sluitpositie. Blijf de schakelaar,
nadat de zijruit volledig is gesloten, nog eens
ten minste 1 seconde in die positie vasthou-
den.
Herhaal de procedure vanaf het begin als u de
schakelaar hebt losgelaten terwijl de ruit nog in
beweging was.
Als de ruit in de tegengestelde richting beweegt
en niet volledig kan worden gesloten of
geopend, laat dan de auto nakijken door een
erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
QAan portierslot gekoppelde werking ruiten
ODe elektrisch bedienbare ruiten kunnen wor-
den geopend en gesloten met behulp van de
mechanische sleutel.* (Blz. 452)
ODe elektrisch bedienbare ruiten kunnen wor-
den geopend en gesloten met behulp van de
afstandsbediening.* (Blz. 102)
*: Deze instellingen moeten aan de persoon-
lijke voorkeur worden aangepast door een
erkende Lexus-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
QWaarschuwingszoemer bij geopende elek-
trisch bedienbare ruiten
Er klinkt een zoemer en er verschijnt een mel-
ding op het multi-informatiedisplay in het instru-
mentenpaneel wanneer het contact UIT wordt
gezet en het bestuurdersportier wordt geopend
terwijl de elektrisch bedienbare ruiten geopend
zijn.
QPersoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. (Blz. 476)
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgs-
maatregelen kan dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg hebben.
QSluiten van de ruiten
ODe bestuurder is verantwoordelijk voor de
bediening van de elektrisch bedienbare
ruiten, ook voor die van de passagiers.
Laat, om onbedoelde bediening, met name
door kinderen, te voorkomen, de elektrisch
bedienbare ruiten niet door kinderen
bedienen. Het kan gebeuren dat een
lichaamsdeel van een kind of een andere
passagier klem komt te zitten tussen de
elektrisch bedienbare ruit. Wanneer er een
kind in de auto zit, verdient het aanbeveling
om de blokkeerschakelaar voor de ruitbe-
diening te gebruiken. (Blz. 154)
OControleer of geen van de inzittenden een
lichaamsdeel naar buiten steekt dat
bekneld zou kunnen raken als de ruiten
bediend worden.
OWanneer de elektrisch bedienbare ruiten
worden bediend met de afstandsbediening
of mechanische sleutel, bedien dan de
elektrisch bedienbare ruit nadat u hebt
gecontroleerd of er geen risico is dat een
passagier met een lichaamsdeel bekneld
kan raken tussen de ruit. Laat kinderen de
ruit niet bedienen via de afstandsbediening
of mechanische sleutel. Het kan gebeuren
dat een lichaamsdeel van een kind of een
andere passagier klem komt te zitten door
het bedienen van de elektrisch bedienbare
ruit.
OWanneer u uit de auto stapt, zet dan het
contact UIT en neem de sleutel en het kind
met u mee. Anders kan het kind de auto
mogelijk onbedoeld, uit kattenkwaad, enz.
bedienen, wat tot een ongeval kan leiden.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 153 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
154 3-5. Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak
Deze functie kan worden gebruikt om te
voorkomen dat kinderen per ongeluk de
ruit van het passagiersportier openen of
sluiten.
Druk op de schakelaar.
Het controlelampje gaat branden en de ruit
van het passagiersportier wordt geblokkeerd.
De ruiten van de passagiersportieren kunnen
nog wel met de schakelaar van het bestuurders-
portier worden geopend en gesloten wanneer
de vergrendelschakelaar is ingeschakeld.
QDe elektrisch bedienbare ruiten kunnen
bediend worden als
Het contact AAN staat.
QAls de accu is losgenomen
De blokkeerschakelaar voor de ruitbediening
wordt uitgeschakeld. Druk indien nodig na het
aansluiten van de accu op de blokkeerschake-
laar voor de ruitbediening.
WAARSCHUWING
QKlembeveiliging
OGebruik geen lichaamsdelen om de klem-
beveiliging opzettelijk te activeren.
ODe klembeveiliging werkt mogelijk niet als
iets klem komt te zitten als de ruit bijna vol-
ledig gesloten is. Zorg ervoor dat er geen
lichaamsdelen klem komen te zitten tussen
de ruit.
QKnelbeveiliging
OSteek geen lichaamsdelen of kledingstuk-
ken in de opening om te proberen of de
knelbeveiliging werkt.
ODe knelbeveiliging werkt mogelijk niet als
iets bekneld raakt op het moment dat de
ruit bijna volledig geopend is. Zorg ervoor
dat er geen lichaamsdelen of kledingstuk-
ken klem komen te zitten tussen de ruit.
Voorkomen van onbedoelde
bediening (blokkeerschakelaar
ruitbediening)
A
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 154 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
155
3
3-5. Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak
Voordat u gaat rijden
QOpenen en sluiten
1Opent het schuifdak*
Het schuifdak kantelt omhoog en wordt vervol-
gens volledig geopend.
2Sluit het schuifdak*
*: Druk licht op een zijde van de schuifdakscha-
kelaar om de beweging van het schuifdak in
een tussenstand te stoppen.
QOmhoog en omlaag kantelen
1Kantelt het schuifdak omhoog*
2Kantelt het schuifdak omlaag*
*: Druk licht op een zijde van de schuifdakscha-
kelaar om de beweging van het schuifdak in
een tussenstand te stoppen.
QHet schuifdak kan worden bediend als
Het contact AAN staat.
QBedienen van het schuifdak nadat het con-
tact UIT is gezet
Het schuifdak kan, zelfs nadat het contact in de
stand ACC of UIT is gezet, nog ongeveer 45
seconden worden bediend. Het kan echter niet
meer worden bediend als een van de voorpor-
tieren is geopend.
QKlembeveiliging
Als tijdens het sluiten of naar beneden kantelen
een object bekneld raakt tussen het schuifdak en
het frame, stopt de beweging van het schuifdak
en wordt het weer iets geopend.
QZonnescherm
Het zonnescherm kan met de hand worden
geopend en gesloten. Bij het openen van het
schuifdak zal het zonnescherm echter automa-
tisch ook worden geopend.
QAan portierslot gekoppelde werking schuif-
dak
OHet schuifdak kan worden geopend en geslo-
ten met behulp van de mechanische sleutel.*
(Blz. 452)
OHet schuifdak kan worden geopend en geslo-
ten met behulp van de afstandsbediening.*
(Blz. 102)
*: Deze instellingen moeten aan de persoon-
lijke voorkeur worden aangepast door een
erkende Lexus-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
QAls het schuifdak niet normaal sluit
Ga als volgt te werk:
1Breng de auto tot stilstand.
2Houd de schakelaar CLOSE ingedrukt.*
Het schuifdak gaat dicht, gaat weer open en
stopt ongeveer 10 seconden. Vervolgens sluit
het weer en stopt het in de volledig gesloten
positie.
3Controleer of het schuifdak geheel gesloten
is en laat dan de schakelaar los.
*: Als de schakelaar niet op het juiste moment
wordt losgelaten, moet de procedure hele-
maal opnieuw worden uitgevoerd.
Schuifdak
Het schuifdak kan met behulp van de
schakelaars in de dakconsole open en
dicht worden geschoven en naar boven
en beneden worden gekanteld.
Bedienen van het schuifdak
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 155 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
156 3-5. Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak
Als het schuifdak ook na het op de juiste wijze
uitvoeren van bovenstaande procedure niet vol-
ledig sluit, laat dan uw auto controleren door een
erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
QAls het schuifdak niet normaal beweegt
Wanneer het openen en sluiten van het schuif-
dak niet normaal verloopt of wanneer het niet
automatisch kan worden geopend, voer dan de
onderstaande initialisatieprocedure uit.
1Breng de auto tot stilstand.
2Houd schakelaar DOWN ingedrukt.*
Het schuifdak stopt automatisch in de omhoog-
gekantelde stand. Vervolgens wordt het
geopend, gesloten, omhoog gekanteld en
omlaag gekanteld en stopt het in de volledig
gesloten positie.
3Controleer of het schuifdak volledig is
gestopt en laat de schakelaar los.
*: Herhaal de procedure vanaf het begin als u
de schakelaar hebt losgelaten terwijl het
schuifdak nog in beweging was.
Als het schuifdak ook na het op de juiste wijze
uitvoeren van bovenstaande procedures niet
normaal opent of sluit of niet automatisch wordt
geopend, laat dan de auto nakijken door een
erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
QWaarschuwingszoemer open schuifdak
Er klinkt een zoemer en er verschijnt een mel-
ding op het multi-informatiedisplay in het instru-
mentenpaneel wanneer het contact UIT wordt
gezet en het bestuurdersportier wordt geopend
terwijl het schuifdak geopend is.
QPersoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. (Blz. 476)
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgs-
maatregelen kan dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg hebben.
QOpenen van het schuifdak
OLaat geen van de inzittenden tijdens het rij-
den zijn/haar hand of hoofd buiten de auto
uit steken.
OGa niet op het schuifdak zitten.
QOpenen en sluiten van het schuifdak
ODe bestuurder is verantwoordelijk voor het
openen en sluiten van het schuifdak.
Laat, om onbedoelde bediening, met name
door kinderen, te voorkomen, het schuif-
dak niet door kinderen bedienen. Het kan
gebeuren dat een lichaamsdeel van een
kind of een andere passagier klem komt te
zitten tussen het schuifdak.
OControleer of geen van de inzittenden een
lichaamsdeel naar buiten steekt dat
bekneld zou kunnen raken als het schuif-
dak bediend wordt.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 156 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
157
3
3-5. Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak
Voordat u gaat rijden
WAARSCHUWING
OWanneer het schuifdak wordt bediend met
de afstandsbediening of mechanische sleu-
tel, bedien dan het schuifdak nadat u hebt
gecontroleerd of er geen risico is dat een
passagier met een lichaamsdeel bekneld
kan raken tussen het schuifdak. Laat kinde-
ren het schuifdak niet bedienen via de
afstandsbediening of mechanische sleutel.
Het kan gebeuren dat een lichaamsdeel
van een kind of een andere passagier klem
komt te zitten tussen het schuifdak.
OWanneer u uit de auto stapt, zet dan het
contact UIT en neem de sleutel en het kind
met u mee. Anders kan het kind de auto
mogelijk onbedoeld, uit kattenkwaad, enz.
bedienen, wat tot een ongeval kan leiden.
QKlembeveiliging
OGebruik geen lichaamsdelen om de klem-
beveiliging opzettelijk te activeren.
OMogelijk werkt de klembeveiliging net
voordat het schuifdak volledig sluit niet.
Ook is de klembeveiliging niet ontworpen
om te werken terwijl de schuifdakschake-
laar wordt ingedrukt. Let erop dat uw vin-
gers, enz. niet bekneld raken.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 157 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
158 3-5. Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 158 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
4
159
4
Rijden
Rijden
.
4-1. Voordat u gaat rijden
Rijden met de auto............................ 160
Lading en bagage ..............................166
Rijden met een aanhangwagen ...167
4-2. Rijprocedures
Startknop.............................................. 168
Automatische transmissie ...............171
Richtingaanwijzerschakelaar....... 178
Parkeerrem...........................................179
Brake Hold............................................182
4-3. Bedienen van verlichting en
ruitenwissers
Lichtschakelaar.................................. 184
AHS (Adaptive
High Beam-systeem) ................... 186
AHB (Automatic High Beam)..... 190
Multifunctionele
weerverlichting................................193
Mistachterlicht ....................................194
Ruitenwissers en -sproeiers...........195
4-4. Tanken
Openen van de tankdop...............200
4-5. Gebruik van de
ondersteunende systemen
Lexus Safety System+ A.................202
Lexus Safety System+..................... 208
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
(auto's met Lexus Safety
System+ A)........................................213
PCS (Pre-Crash
Safety-systeem) (auto's met
Lexus Safety System+).................225
FCTA (Front Cross Traffic
Alert)...................................................237
LTA (Lane Tracing Assist)
(auto's met Lexus Safety
System+ A)...................................... 240
LTA (Lane Tracing Assist)
(auto's met Lexus
Safety System+)............................. 250
RSA (Road Sign Assist)................. 260
Dynamic Radar Cruise
Control met volledig
snelheidsbereik.............................. 265
Cruise control.....................................276
Stop & Start-systeem.......................279
BSM (Blind Spot Monitor) ........... 286
PKSA (Parking Support Alert).....291
Lexus Parking Assist-sensor.........292
RCTA (Rear Crossing
Traffic Alert) .................................... 298
RCD-functie (Rear
Camera Detection)...................... 302
PKSB (Parking Support Brake)....
306
Parking Support Brake-functie
(voor stilstaande objecten)..........311
Parking Support Brake-functie
(voor voertuigen die
achterlangs rijden) .........................313
Parking Support Brake-functie
(voor voetgangers die
achterlangs lopen)..........................314
Rijmodusselectieschakelaar......... 316
Elektronisch geregelde
luchtvering........................................ 318
Ondersteunende systemen..........322
4-6. Rijtips
Rijden in de winter ........................... 328
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 159 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
160 4-1. Voordat u gaat rijden
4-1.Voordat u gaat rijden
QStarten van de motor
Blz. 168
QRijden
1Zet met ingetrapt rempedaal de selec-
tiehendel in stand D. (Blz. 171)
Controleer of de positie-indicator D aangeeft.
2Deactiveer de parkeerrem wanneer
deze is geactiveerd. (Blz. 179)
3Laat het rempedaal geleidelijk opko-
men en trap langzaam het gaspedaal in
om de auto in beweging te brengen.
QTot stilstand brengen van de auto
1Trap het rempedaal in.
Als het Stop & Start-systeem is ingeschakeld,
wordt de motor uitgeschakeld bij het intrappen
van het rempedaal.
2Activeer indien nodig de parkeerrem.
QParkeren van de auto
1Trap het rempedaal in om de auto vol-
ledig tot stilstand te brengen.
2Activeer de parkeerrem wanneer deze
is gedeactiveerd. (Blz. 179)
3Zet de selectiehendel in stand P.
(Blz. 172)
Controleer of de schakelstandindicator P aan-
geeft en of het waarschuwingslampje parkeer-
rem brandt.
4Druk op de startknop om de motor uit
te zetten.
5Laat het rempedaal langzaam opko-
men.
6Vergrendel de portieren nadat u hebt
gecontroleerd of u de elektronische
sleutel bij u hebt.
Plaats bij het parkeren op een helling indien
nodig wielblokken.
QWegrijden op een steile helling
omhoog
1Trap het rempedaal stevig in en zet de
selectiehendel in stand D.
De Hill Start Assist Control wordt geactiveerd.
2Activeer de parkeerrem. (Blz. 179)
3Laat het rempedaal opkomen en trap
langzaam het gaspedaal in om de auto
in beweging te brengen.
4Deactiveer de parkeerrem.
(Blz. 179)
QRijden in de regen
ORijd voorzichtig als het regent, omdat het zicht
dan minder is, de ruiten beslagen kunnen zijn
en de weg glad kan zijn.
ORijd extra voorzichtig wanneer het begint te
regenen, de weg kan dan immers bijzonder
glad zijn.
OMatig uw snelheid bij het rijden in de regen,
tussen band en wegdek kan er zich dan
immers een waterfilm vormen die het sturen
en remmen kan bemoeilijken.
QMotortoerental tijdens het rijden
In de volgende gevallen kan het motortoerental
tijdens het rijden te hoog oplopen. Dit is het
gevolg van automatisch op- of terugschakelen,
al naar gelang de rijomstandigheden. Het duidt
niet op plotseling accelereren.
OHet systeem signaleert dat de auto een helling
op of af rijdt
OAls het gaspedaal wordt losgelaten
OAls het rempedaal wordt ingetrapt
QBeperken van het motorvermogen (Brake
Override-systeem)
OWanneer het gaspedaal en rempedaal gelijk-
tijdig worden ingetrapt, wordt het motorver-
mogen mogelijk beperkt.
Rijden met de auto
Volg om veilig te kunnen rijden de
onderstaande procedures:
Rijprocedure
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 160 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
161
4
4-1. Voordat u gaat rijden
Rijden
OEr wordt een waarschuwingsmelding weerge-
geven op het multi-informatiedisplay terwijl
het systeem in werking is.
QInrijden van uw nieuwe Lexus
Voor een maximale levensduur van de auto advi-
seren wij rekening te houden met onderstaande
aanwijzingen:
ODe eerste 300 km:
Voorkom plotseling sterk afremmen.
ODe eerste 1.000 km:
Rijd niet met extreem hoge snelheden.
Vermijd plotseling sterk accelereren.
Rijd niet langdurig in een lage versnelling.
Rijd niet langdurig met een constante snel-
heid.
QRemsysteem met in remschijf geïntegreerde
parkeerremtrommel
Uw auto is uitgerust met een remsysteem met in
de remschijf geïntegreerde parkeerremtrom-
mel. Deze trommelremmen moeten regelmatig
worden bijgesteld. Bij het vervangen van onder-
delen van de parkeerrem, dienen ze te worden
afgesteld. Laat het bijstellen uitvoeren door een
erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
QRijden in het buitenland
Zorg ervoor dat uw auto voldoet aan de in het
desbetreffende land geldende wettelijke voor-
schriften en controleer of de juiste brandstof ver-
krijgbaar is. (Blz. 468)
QStationair draaien vóór uitzetten van de
motor (LS 500)
Laat de motor stationair draaien na rijden met
hoge snelheden of oprijden van een helling om
schade aan de turbo te voorkomen.
Schakel de uitschakeltoets van het Stop &
Start-systeem uit om de motor stationair te laten
draaien wanneer de auto stilstaat. (Blz. 285)
(Wanneer het Stop & Start-systeem is ingescha-
keld, wordt de motor door het Stop & Start-sys-
teem uitgezet wanneer de auto wordt stilgezet.)
Rijomstandigheden Stationair
draaien
Normaal stadsgebruik Niet nodig
Rijden met hoge snelheid (con-
stante snelheid van ongeveer
100 km/h)
Niet nodig
Oprijden van een helling of lang-
durig rijden met een snelheid van
100 km/h of hoger (rijden op
een circuit enz.)
Ongeveer 1
minuut
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgs-
maatregelen kan dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg hebben.
QBij het starten van de auto
Houd het rempedaal altijd ingetrapt als de
auto stilstaat en de motor draait. Dit voorkomt
kruipen van de auto.
QTijdens het rijden
OZorg ervoor dat u, voordat u wegrijdt, blin-
delings het gas- en rempedaal kunt vinden.
Als u per ongeluk in plaats van het rempe-
daal het gaspedaal intrapt, zal de auto
onverwacht accelereren, wat een ongeval
tot gevolg kan hebben.
Bij het achteruitrijden draait u wellicht uw
lichaam, waardoor het bedienen van de
pedalen moeilijk wordt. Zorg dat u de
pedalen altijd goed kunt bedienen.
Zorg dat u altijd in de juiste houding achter
het stuur zit, ook als de auto maar kort
hoeft te rijden. Zo kunt u het rem- en gas-
pedaal goed bedienen.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 161 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
162 4-1. Voordat u gaat rijden
WAARSCHUWING
Trap het rempedaal met uw rechtervoet in.
Wanneer u het rempedaal met uw linker-
voet intrapt, kan in een noodgeval uw reac-
tie vertraagd worden, waardoor een onge-
val kan ontstaan.
ORijd niet met de auto over licht ontvlam-
bare materialen en parkeer de auto ook
niet in de buurt van dergelijke materialen.
Het uitlaatsysteem en de uitlaatgassen
kunnen zeer heet worden. Deze hete
onderdelen kunnen brand veroorzaken als
er licht ontvlambaar materiaal aanwezig is.
OAuto's zonder Lexus Safety System+ A:
Zet de motor niet uit tijdens het rijden.
Door de motor tijdens het rijden uit te zet-
ten, verliest u niet de controle over het
stuurwiel of de remmen, maar werkt de
bekrachtiging van deze systemen niet
meer. Hierdoor zullen het remmen en stu-
ren veel zwaarder gaan dan normaal. Zet
in dat geval de auto aan de kant zodra dit
veilig kan.
In geval van nood echter, bijvoorbeeld als
de auto onmogelijk op de normale manier
tot stilstand kan worden gebracht:
Blz. 426
OAuto's met Lexus Safety System+ A: Zet de
motor niet uit tijdens het rijden. Door het
uitschakelen van de motor tijdens het rij-
den verliest u niet de controle over het
stuurwiel of de remmen. De stuurbekrach-
tiging werkt echter niet meer. Hierdoor zal
het sturen veel zwaarder gaan dan nor-
maal. Zet in dat geval de auto aan de kant
zodra dit veilig kan.
In geval van nood, bijvoorbeeld als de auto
onmogelijk op de normale manier tot stil-
stand kan worden gebracht: Blz. 426
ORem bij het afdalen van een steile helling af
op de motor (terugschakelen) om een vei-
lige snelheid aan te kunnen houden.
Het continu gebruiken van de remmen kan
leiden tot oververhitting en een vermin-
derde remwerking. (Blz. 171)
OVerstel het stuurwiel, de stoel en de bin-
nen- en buitenspiegels niet tijdens het rij-
den.
Als u dat wel doet, kunt u de macht over
het stuur verliezen.
OControleer altijd of alle passagiers hun
armen, hoofd en andere lichaamsdelen
binnen de auto houden.
QRijden op glad wegdek
ODoor plotseling remmen, accelereren en
sturen kunnen de banden hun grip verlie-
zen, met controleverlies tot gevolg.
ODoor plotseling accelereren, afremmen op
de motor als gevolg van schakelen, of wijzi-
gingen in het motortoerental kan de auto in
een slip raken.
OTrap, nadat u door een plas bent gereden,
het rempedaal lichtjes in om ervoor te zor-
gen dat de remmen goed werken. Door
natte remblokken kan de remwerking afne-
men. Remmen die aan één kant van de
auto nat zijn en niet goed werken, kunnen
de besturing bemoeilijken.
QBedienen van de selectiehendel
OLaat de auto niet achteruit rollen als een
van de vooruitversnellingen is ingescha-
keld of vooruit rollen terwijl de selectiehen-
del in stand R staat.
Als dat wel gebeurt, kan de motor afslaan
of kan de remwerking of de besturing in
negatieve zin worden beïnvloed, waardoor
een ongeval of schade aan de auto kan
ontstaan.
OZet de selectiehendel tijdens het rijden niet
in stand P.
Als u dat wel doet, kan er schade aan de
transmissie ontstaan waardoor u de con-
trole over de auto kunt verliezen.
OSchakel stand R niet in terwijl de auto voor-
uitrijdt.
Als u dat wel doet, kan er schade aan de
transmissie ontstaan waardoor u de con-
trole over de auto kunt verliezen.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 162 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
163
4
4-1. Voordat u gaat rijden
Rijden
WAARSCHUWING
OZet de selectiehendel tijdens het achteruit-
rijden niet in een vooruitversnelling.
Als u dat wel doet, kan er schade aan de
transmissie ontstaan waardoor u de con-
trole over de auto kunt verliezen.
OZet de selectiehendel tijdens het rijden niet
in stand N. Als u dat wel doet, wordt de
verbinding tussen de motor en de trans-
missie verbroken. Als de selectiehendel in
stand N staat, is afremmen op de motor
niet mogelijk.
OZet de selectiehendel niet in een andere
stand wanneer het gaspedaal ingetrapt is.
Als de selectiehendel in een andere stand
dan P of N wordt gezet, kan de auto onver-
wacht snel accelereren, waardoor een
aanrijding en dodelijk of ernstig letsel kun-
nen ontstaan.
Nadat u de schakelstand gewijzigd hebt,
moet u de actuele schakelstand controle-
ren die op de schakelstandindicator in het
instrumentenpaneel wordt weergegeven.
QSlijtage remblokken
Laat in onderstaande gevallen de remblokken
zo snel mogelijk visueel controleren en indien
nodig vervangen door een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
OAls bij een visuele controle van alle vier
remblokken een of meer remblokken dun-
ner blijken te zijn dan de slijtagelimiet
(raadpleeg Blz. 472 voor de slijtagelimiet
voor de remblokken)
OAls er een waarschuwingsmelding wordt
weergegeven op het multi-informatiedis-
play (alleen de rechter remblokken kunnen
worden gesignaleerd)
De remschijven kunnen beschadigd raken als
de remblokken niet op tijd worden vervan-
gen.
Een beperkte mate van slijtage van de rem-
blokken en remschijven maakt een grotere
remkracht mogelijk. Daardoor kunnen de
remschijven iets sneller slijten dan de rem-
schijven bij een conventioneel remsysteem.
Lexus adviseert daarom bij het vervangen van
de remblokken tevens de dikte van de rem-
schijven op te meten.
Het rijden met een auto waarvan de remblok-
ken en/of de remschijven de slijtagelimiet
hebben overschreden, is gevaarlijk.
QBij stilstaande auto
OLaat de motor niet met te veel toeren
draaien.
Als de selectiehendel in een andere stand
dan P of N staat, kan de auto onverwachts
accelereren, waardoor er een ongeval kan
ontstaan.
OVoorkom het ontstaan van ongevallen door
het wegrollen van de auto en houd het
rempedaal altijd ingetrapt als de motor
draait. Activeer indien nodig de parkeer-
rem.
OVoorkom voor- of achteruitrollen van de
auto bij stoppen op een helling, waardoor
een ongeval kan ontstaan: trap altijd het
rempedaal in en activeer de parkeerrem
indien nodig.
OVoorkom dat de motor met een te hoog
toerental draait.
Als de motor met een hoog toerental
draait terwijl de auto stilstaat, kan het uit-
laatsysteem oververhit raken, hetgeen
brand kan veroorzaken als er brandbaar
materiaal aanwezig is.
QAls de auto geparkeerd is
OLaat geen brillen, aanstekers, spuitbussen
of blikken frisdrank in de auto liggen als
deze in de zon geparkeerd staat.
Dit kan resulteren in het volgende:
Een aansteker of spuitbus kan gas gaan
lekken, waardoor brand kan ontstaan.
De temperatuur in de auto kan zo hoog
oplopen dat kunststof brillenglazen en
kunststof monturen kunnen vervormen of
barsten.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 163 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
164 4-1. Voordat u gaat rijden
WAARSCHUWING
Blikjes frisdrank kunnen openbarsten,
waardoor de inhoud in het interieur
terechtkomt. Bovendien kan de vloeistof
kortsluiting in de elektrische componenten
van de auto veroorzaken.
OLaat geen aanstekers achter in de auto. Als
een aansteker in het dashboardkastje of op
de vloer ligt, kan deze per ongeluk gaan
branden als er bagage wordt geplaatst of
een stoel wordt afgesteld en brand veroor-
zaken.
OPlak geen parkeerschijven op de voorruit
of andere ruiten. Plaats geen reservoirs
zoals luchtverfrissers op het instrumenten-
paneel of dashboard. Deze parkeerschij-
ven of reservoirs kunnen als een lens wer-
ken en brand veroorzaken in de auto.
OLaat geen portier of ruit open als het gebo-
gen glas van naastliggende gebouwen
voorzien is van een gemetalliseerde film,
bijvoorbeeld een zilverkleurige folie.
Weerkaatst zonlicht kan van het glas een
lens maken en brand veroorzaken.
OActiveer altijd de parkeerrem, zet de selec-
tiehendel in stand P, zet de motor uit en
sluit de auto af.
Laat de auto niet onbeheerd achter met
draaiende motor.
Als de auto is geparkeerd met de selectie-
hendel in stand P, maar de parkeerrem niet
is geactiveerd, zou de auto in beweging
kunnen komen, wat kan leiden tot een
ongeval.
ORaak de uitlaatpijp niet aan als de motor
draait en ook niet net na het uitzetten van
de motor.
Anders kunt u brandwonden oplopen.
QAls u even gaat slapen in de auto
Zet de motor altijd uit. Anders zou u per
ongeluk de selectiehendel kunnen verplaat-
sen of het gaspedaal in kunnen trappen,
waardoor een ongeval zou kunnen ontstaan
of de motor oververhit zou kunnen raken en
brand kan ontstaan. Verder kunnen uitlaat-
gassen in een slecht geventileerde omgeving
in de auto terechtkomen, wat kan leiden tot
de dood of ernstig gevaar voor de gezond-
heid.
QBij het remmen
ORijd voorzichtiger wanneer de remmen nat
zijn.
De remweg neemt toe als de remmen nat
zijn en bovendien kan vocht ertoe leiden
dat de ene kant van de auto sterker afge-
remd wordt dan de andere kant. Ook de
werking van de parkeerrem kan door
vocht in negatieve zin beïnvloed worden.
OAuto's zonder Lexus Safety System+ A:
Rijd niet te dicht achter een andere auto en
vermijd afdalingen en scherpe bochten die
krachtig afremmen noodzakelijk maken als
de rembekrachtiger niet werkt.
In dit geval kan de auto nog wel worden
afgeremd, maar moet er een grotere
kracht op het rempedaal worden uitgeoe-
fend dan normaal. De remweg zal ook lan-
ger zijn. Laat uw remmen onmiddellijk
repareren.
OAuto's met Lexus Safety System+ A: Rijd
niet te dicht achter een andere auto als het
elektronisch geregelde remsysteem niet
werkt en vermijd afdalingen en scherpe
bochten die afremmen noodzakelijk
maken.
In dit geval kan de auto nog wel worden
afgeremd, maar moet er een grotere
kracht op het rempedaal worden uitgeoe-
fend dan normaal. De remweg zal ook lan-
ger zijn. Laat uw remmen onmiddellijk
repareren.
OAuto's zonder Lexus Safety System+ A:
Rem niet “pompend” als de motor is afge-
slagen.
Elke keer dat het rempedaal wordt inge-
trapt, wordt er weer een gedeelte van de
reserveremdruk verbruikt.
OAuto's zonder Lexus Safety System+ A:
Het remsysteem bestaat uit twee afzonder-
lijke hydraulische systemen. Als een van de
beide systemen uitvalt, werkt het andere
systeem nog wel. In dat geval moet het
rempedaal krachtiger worden ingetrapt
dan gewoonlijk en neemt ook de remweg
toe. Laat uw remmen onmiddellijk repare-
ren.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 164 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
165
4
4-1. Voordat u gaat rijden
Rijden
WAARSCHUWING
OAuto's met Lexus Safety System+ A: Het
remsysteem bestaat uit twee of meer
afzonderlijke hydraulische systemen. Als
een van de systemen uitvalt, werkt het
andere systeem/werken de andere syste-
men nog wel. In dat geval moet het rempe-
daal krachtiger worden ingetrapt dan
gewoonlijk en neemt ook de remweg toe.
Laat uw remmen onmiddellijk repareren.
QAls de auto vast komt te zitten
Laat de wielen niet overmatig doorslippen als
een aangedreven wiel los van de grond komt
of als de auto vastzit in bijvoorbeeld zand of
modder. Anders kunnen de onderdelen van
het aandrijfsysteem beschadigd raken en kan
de auto plotseling naar voren of achteren
schieten en een ongeval veroorzaken.
OPMERKING
QTijdens het rijden
OTrap tijdens het rijden niet tegelijkertijd het
gaspedaal en het rempedaal in, anders
neemt het motorvermogen mogelijk af.
OGebruik het gaspedaal niet om de auto op
een helling op zijn plaats te houden en trap
daartoe ook niet het rempedaal en het gas-
pedaal gelijktijdig in.
QBij het parkeren
Activeer altijd de parkeerrem en zet de selec-
tiehendel altijd in stand P. Anders kan de auto
onverwachts accelereren als het gaspedaal
per ongeluk wordt ingetrapt.
QVermijd schade aan onderdelen van de
auto
ODraai het stuurwiel niet gedurende langere
tijd in een van beide richtingen tegen de
aanslag aan.
Anders kan schade aan de stuurbekrachti-
gingsmotor ontstaan.
ORijd zo langzaam mogelijk over oneffenhe-
den in de weg om schade aan de wielen, de
onderzijde van de auto, enz. te vermijden.
OLS 500: Laat na het rijden onder zware
belasting de motor stationair draaien. Zet
de motor pas af als de turbo is afgekoeld.
Anders kan de turbo beschadigd raken.
QAls u tijdens het rijden een lekke band
krijgt
Een lekke of beschadigde band kan leiden tot
de onderstaande situaties. Houd het stuurwiel
stevig vast en trap het rempedaal geleidelijk
in om de auto tot stilstand te brengen.
OHet kan moeilijk zijn om de auto onder
controle te houden.
ODe auto kan abnormale geluiden maken of
trillen.
ODe auto kan abnormaal gaan overhellen.
Informatie over wat u moet doen in het geval
van een lekke band (Blz. 447)
QOverstroomde wegen
Rijd niet op wegen die na zware regenval e.d.
zijn overstroomd. Indien u dat toch doet, kan
de auto hierdoor ernstig beschadigd raken:
OMotor slaat af
OKortsluiting in elektrische componenten
OMotorschade door onderdompeling in
water
Na het rijden op een overstroomde weg moet
het volgende worden nagekeken door een
erkende Lexus-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige:
ORemwerking
OPeil en kwaliteit van motorolie, transmissie-
vloeistof, tussenbak (AWD-uitvoeringen),
differentieel, enz.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 165 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
166 4-1. Voordat u gaat rijden
Wanneer de onderstaande ongewone
bediening plaatsvindt terwijl het gaspe-
daal wordt ingetrapt, wordt het motorver-
mogen mogelijk beperkt.
Als de selectiehendel in stand R* wordt
gezet.
Wanneer de selectiehendel vanuit
stand P of R in een andere stand voor
vooruitrijden, zoals stand D*, wordt
gezet.
Als het systeem ingeschakeld wordt, verschijnt
er een melding op het multi-informatiedisplay.
Lees de boodschap en volg de instructie op.
*: Afhankelijk van de situatie is het wellicht niet
mogelijk om de selectiehendel in een andere
stand te zetten.
QWegrijregeling
Wanneer de TRC wordt uitgeschakeld
(Blz. 323), werkt ook de wegrijregeling niet.
Als het u niet lukt om met behulp van de wegrij-
regeling weg te rijden in modder of op verse
sneeuw, deactiveer dan de TRC (Blz. 323),
zodat de auto in zo'n geval gemakkelijker weg-
rijdt.
OPMERKING
OSmering van cardanas, lagers en kogelge-
wrichten van de wielophanging (indien
mogelijk) en de werking van alle koppelin-
gen, lagers, enz.
Als het regelsysteem voor stand P bescha-
digd is door grote hoeveelheden water, is het
wellicht niet mogelijk om stand P in te schake-
len of vanuit stand P een andere stand in te
schakelen. Neem in dat geval contact op met
een erkende Lexus-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Wegrijregeling
Lading en bagage
Lees onderstaande informatie over
voorzorgsmaatregelen, laadvermo-
gen en belading zorgvuldig door:
WAARSCHUWING
QZaken die niet in de bagageruimte ver-
voerd mogen worden
De volgende zaken kunnen brand veroorza-
ken als ze in de bagageruimte vervoerd wor-
den:
OJerrycans met benzine
OSpuitbussen
QVoorzorgsmaatregelen bij opbergen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgs-
maatregelen kan ertoe leiden dat de pedalen
niet goed kunnen worden ingetrapt, dat het
zicht van de bestuurder wordt gehinderd of
dat de bestuurder of passagiers door voor-
werpen geraakt worden, wat een ongeval kan
veroorzaken.
OVervoer lading en bagage indien mogelijk
altijd in de bagageruimte.
OLeg geen lading of bagage op de volgende
plaatsen:
In de voetenruimte bij de bestuurder
Op de voorpassagiersstoel of de achter-
stoelen (als er goederen op elkaar gesta-
peld worden)
Op de hoedenplank
Op het instrumentenpaneel
Op het dashboard
Voor het centraal display
OZorg dat alle voorwerpen die zich in het
passagierscompartiment bevinden, zijn
opgeborgen of vastgezet.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 166 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
167
4
4-1. Voordat u gaat rijden
Rijden
WAARSCHUWING
QLading en gewichtsverdeling
OOverlaad uw auto niet.
OVerdeel het gewicht gelijkmatig.
Een onjuiste belading kan de besturing en
de remwerking in negatieve zin beïnvloe-
den, waardoor een ongeval kan ontstaan
met dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
Rijden met een aanhangwagen
Lexus raadt u af om met uw auto met
een aanhangwagen te rijden. Lexus
adviseert u bovendien geen trekhaak
te laten monteren voor het gebruik van
bijvoorbeeld een fietsendrager. Uw
auto is niet ontworpen voor het rijden
met een aanhangwagen of het gebruik
van een op de trekhaak bevestigde
fietsendrager en dergelijke.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 167 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
168 4-2. Rijprocedures
4-2.Rijprocedures
1Druk de parkeerremschakelaar in en
controleer of de parkeerrem is geacti-
veerd. (Blz. 179)
Het waarschuwingslampje van de parkeerrem
gaat branden.
2Trap het rempedaal stevig in.
en een melding worden op het
multi-informatiedisplay weergegeven.
Als dit niet wordt weergegeven, kan de motor
niet worden gestart.
3Druk kort en krachtig op de startknop.
Eén keer kort en stevig indrukken van de start-
knop is voldoende om deze te bedienen. U
hoeft de startknop niet ingedrukt te houden.
De motor wordt gestart totdat hij aanslaat,
waarbij elke startpoging maximaal 30 secon-
den duurt.
Houd het rempedaal ingetrapt tot de motor
draait.
De motor kan in elke stand van het contact wor-
den gestart.
QVerlichting startknop
Afhankelijk van de situatie werkt de verlichting
van de startknop als volgt.
OAls een portier wordt geopend of het contact
van stand ACC of AAN naar UIT wordt
gezet, knippert de verlichting van de start-
knop langzaam.
OAls u het rempedaal intrapt terwijl u de elek-
tronische sleutel bij u draagt, knippert de ver-
lichting van de startknop snel.
OAls het contact in stand ACC of AAN staat,
brandt de verlichting van de startknop.
QAls de motor niet aanslaat
ODe startblokkering is mogelijk niet uitgescha-
keld. (Blz. 63)
Neem contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
OLees de op het multi-informatiedisplay weer-
gegeven melding m.b.t. het starten en volg de
aanwijzingen op.
QAls de accu ontladen is
De motor kan niet worden gestart met het Smart
entry-systeem met startknop. Raadpleeg
Blz. 453 om de motor opnieuw te starten.
QLeegraken batterij elektronische sleutel
Blz. 98
QOmstandigheden die de werking kunnen
beïnvloeden
Blz. 116
QAanwijzingen voor de instapfunctie
Blz. 117
QStuurslotfunctie
ONadat het contact UIT is gezet en de portie-
ren zijn geopend en gesloten, wordt het stuur-
wiel geblokkeerd door de stuurslotfunctie. Als
u nogmaals op de startknop drukt, wordt het
stuurslot automatisch weer uitgeschakeld.
Startknop
Als u de volgende handelingen uitvoert
terwijl u een elektronische sleutel bij u
hebt, wordt de motor gestart of de
stand van het contact veranderd.
Starten van de motor
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 168 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
169
4
4-2. Rijprocedures
Rijden
OAls het stuurslot niet kan worden ontgrendeld,
wordt “Push Engine Switch While Turning
Steering Wheel in Either Direction” (druk de
startknop in en draai het stuurwiel in een wille-
keurige richting) weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Druk kort en krachtig op de startknop terwijl u
het stuurwiel naar links en rechts draait.
OOm te voorkomen dat de elektromotor van
het stuurslot oververhit raakt, kan het voorko-
men dat de werking van de elektromotor
wordt onderbroken als de motor in korte tijd
herhaaldelijk wordt gestart en uitgezet. Wacht
in dat geval met het bedienen van de start-
knop. Na ongeveer 10 seconden zal de elek-
tromotor van het stuurslot weer functioneren.
QBatterij elektronische sleutel
Blz. 418
QBediening van de startknop
OAls de knop niet kort en krachtig wordt inge-
drukt, wijzigt de stand van het contact moge-
lijk niet of wordt de motor niet gestart.
OAls u probeert de motor te herstarten direct
nadat het contact UIT is gezet, dan start de
motor in sommige gevallen niet. Wacht nadat
u het contact UIT hebt gezet een paar secon-
den voordat u de motor herstart.
QPersoonlijke voorkeursinstellingen
Raadpleeg Blz. 450 als het Smart entry-systeem
met startknop is uitgeschakeld via de persoon-
lijke voorkeursinstellingen.
1Breng de auto volledig tot stilstand.
2Activeer de parkeerrem wanneer deze
in de stand voor handmatige bediening
staat. (Blz. 179)
3Druk op de schakelaar voor stand P.
(Blz. 172)
WAARSCHUWING
QBij het starten van de motor
Start de motor altijd terwijl u in de bestuur-
dersstoel zit. Trap nooit het gaspedaal in ter-
wijl u de motor start.
Als u dat wel doet, kan dat leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg.
QWees voorzichtig tijdens het rijden
Als zich een storing voordoet in de motor ter-
wijl de auto rijdt, vergrendel of open de por-
tieren dan niet totdat de auto veilig en volle-
dig tot stilstand is gekomen. Als onder deze
omstandigheden het stuurslot wordt geacti-
veerd, kan dit leiden tot een ongeval met
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
OPMERKING
QBij het starten van de motor
OJaag een nog koude motor nooit op toeren.
OIndien de motor moeilijk aanslaat of vaak
afslaat, laat uw auto dan onmiddellijk con-
troleren door een erkende Lexus-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
QSymptomen die kunnen duiden op een
probleem met de startknop
Wanneer u merkt dat de bediening van de
startknop niet helemaal gaat zoals u gewend
bent, bijvoorbeeld als de startknop bij het
indrukken iets blijft hangen, kan dit duiden op
een defect. Neem onmiddellijk contact op
met een erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Uitzetten van de motor
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 169 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
170 4-2. Rijprocedures
Controleer of de schakelstandindicator P aan-
geeft en of het waarschuwingslampje parkeer-
rem brandt.
4Druk op de startknop.
De motor stopt en de weergave van het instru-
mentenpaneel dooft (de schakelstandindicator
dooft een paar seconden na de weergave van
het instrumentenpaneel).
5Laat het rempedaal los en controleer
of ACCESSORY (stand ACC) of
IGNITION ON (contact AAN) niet
wordt weergegeven op het instrumen-
tenpaneel.
QFunctie automatisch selecteren van stand P
Blz. 174
De stand kan worden gewijzigd door op de
startknop te drukken als het rempedaal
niet is ingetrapt. (De stand verandert
iedere keer dat op de knop wordt
gedrukt.)
1Uit
De alarmknipperlichten kunnen worden
gebruikt.
2Stand ACC
Sommige elektrische componenten zoals het
audiosysteem kunnen worden gebruikt.
Op het instrumentenpaneel wordt ACCES-
SORY (stand ACC) weergegeven.
3AAN
Alle elektrische componenten kunnen worden
gebruikt.
Op het instrumentenpaneel wordt IGNITION
ON (contact AAN) weergegeven.
WAARSCHUWING
QUitzetten van de motor in noodgevallen
OAls u in noodgevallen de motor tijdens het
rijden af wilt zetten, houd dan de startknop
gedurende ten minste 2 seconden inge-
drukt of druk hem ten minste driemaal ach-
ter elkaar kort in. (Blz. 426)
Bedien de startknop tijdens het rijden ech-
ter uitsluitend in noodgevallen. Door het
uitschakelen van de motor tijdens het rij-
den verliest u niet de controle over het
stuurwiel of de remmen. De stuurbekrach-
tiging werkt echter niet meer. Hierdoor zal
het sturen veel zwaarder gaan dan nor-
maal. Zet in dat geval de auto aan de kant
zodra dit veilig kan.
OAls de startknop wordt bediend terwijl de
auto rijdt, verschijnt er een waarschu-
wingsmelding op het multi-informatiedis-
play en klinkt er een zoemer.
ODruk op de startknop om de motor
opnieuw te starten nadat deze ten gevolge
van een noodsituatie tijdens het rijden is
uitgeschakeld.
Wijzigen van de stand van het
contact
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 170 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
171
4
4-2. Rijprocedures
Rijden
QAuto power off-functie
Als het contact gedurende meer dan 20 minu-
ten in stand ACC staat of gedurende meer dan
een uur AAN staat (zonder dat de motor draait)
met de selectiehendel in stand P, schakelt het
systeem het contact automatisch UIT. Deze
functie kan echter niet geheel voorkomen dat de
accu ontladen kan raken. Laat het contact niet
gedurende langere tijd in stand ACC of AAN
staan zonder dat de motor draait.
QBij een storing in de schakelregeling
Wanneer wordt geprobeerd om het contact UIT
te zetten terwijl er een storing aanwezig is in de
schakelregeling, wordt het contact mogelijk in
stand ACC gezet. In dit geval kan het contact
UIT worden gezet door de parkeerrem te acti-
veren en nogmaals de startknop in te drukken.
Laat de auto onmiddellijk controleren door een
erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als er een storing aanwe-
zig is in het systeem.
*1: Zet de selectiehendel onder normale rijom-
standigheden in stand D voor een zo laag
mogelijk brandstofverbruik en een zo laag
mogelijke geluidsproductie. Door de paddle
shift-schakelaars te bedienen kunt u een
versnelling kiezen die geschikt is voor de
rijomstandigheden.
*2: In stand M kan de transmissie in iedere ver-
snelling worden vastgezet.
QBeschermen van de automatische transmis-
sie
Als de ATF-temperatuur hoog is, wordt de mel-
ding Transmission Fluid Temp High See Owner’s
Manual (temperatuur transmissievloeistof hoog,
raadpleeg handleiding) weergegeven op het
multi-informatiedisplay en schakelt de auto auto-
matisch over naar de transmissiebeschermings-
modus. Laat de auto controleren door een
erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
OPMERKING
QVoorkomen van ontlading van de accu
OLaat het contact niet gedurende langere
tijd in stand ACC of AAN staan zonder dat
de motor draait.
OAls ACCESSORY (stand ACC) of IGNI-
TION ON (contact AAN) op het instru-
mentenpaneel wordt weergegeven, is het
contact niet UIT.
Verlaat de auto nadat u het contact UIT
hebt gezet.
Automatische transmissie
Selecteer de schakelstand op basis van
uw doel en de situatie.
Doel en functie van de
schakelstanden
Schakelstand Doel of functie
PParkeren van de auto/starten
van de motor
RAchteruit
N
Neutraal
(Toestand waarbij het vermo-
gen niet wordt overgebracht)
DNormaal rijden*1
MRijden in stand M*2 (Blz. 177)
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 171 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
172 4-2. Rijprocedures
QWanneer er wordt gereden met ingescha-
kelde cruise control of Dynamic Radar
Cruise Control met volledig snelheidsbereik
Ook wanneer de volgende handelingen worden
uitgevoerd met als doel op de motor af te rem-
men, wordt er niet op de motor afgeremd omdat
de cruise control of Dynamic Radar Cruise Con-
trol met volledig snelheidsbereik niet wordt uit-
geschakeld.
OAls er tijdens het rijden in stand D wordt
teruggeschakeld naar stand 9, 8, 7, 6, 5 of 4.
OAls tijdens het rijden in stand D de sportmo-
dus wordt ingeschakeld (Blz. 316)
QWegrijregeling
Blz. 166
QAI-SHIFT-functie
De AI-SHIFT-functie schakelt automatisch de
passende versnelling in, in overeenstemming
met de handelingen van de bestuurder en de
rijomstandigheden.
De AI-SHIFT-functie is automatisch geactiveerd
als de selectiehendel in stand D staat. (De functie
wordt uitgeschakeld als de selectiehendel in
stand M wordt gezet.)
QAls er een melding over een schakelhande-
ling wordt weergegeven
Om te voorkomen dat de schakelstand onjuist
wordt geselecteerd of dat de auto onverwachts
in beweging komt, kan de schakelstand automa-
tisch worden gewijzigd of is bediening van de
selectiehendel mogelijk vereist. Wijzig in dit
geval de schakelstand aan de hand van de mel-
dingen op het multi-informatiedisplay.
QNa het opladen/aansluiten van de accu
Blz. 401
Selectiehendel
Bedien de selectiehendel soepel en goed in de
richting van de pijl op de schakelstandindicator.
WAARSCHUWING
QRijden op glad wegdek
Accelereer of wijzig de schakelstand niet
plotseling.
Door plotseling afremmen op de motor kan
de auto in een slip raken, wat kan leiden tot
een ongeval.
OPMERKING
QSituaties waarbij storingen in de schakel-
regeling mogelijk zijn
Als een van de volgende situaties zich voor-
doet, zijn storingen in de schakelregeling
mogelijk.
Breng de auto onmiddellijk op een veilige
plaats met een vlakke ondergrond tot stil-
stand, activeer de parkeerrem en neem ver-
volgens contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
OAls de waarschuwingsmelding met betrek-
king tot het regelsysteem op het
multi-informatiedisplay verschijnt.
(Blz. 444)
OOp het display wordt aangegeven dat er
gedurende meerdere seconden geen
schakelstand is geselecteerd.
Weergave schakelstand en wijzigen
van de schakelstand
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 172 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
173
4
4-2. Rijprocedures
Rijden
Beweeg de selectiehendel in de richting van de
pijl en houd hem in deze positie om stand N in
te schakelen.
Laat de selectiehendel na het schakelen steeds
los, zodat hij kan terugkeren naar zijn normale
positie ( ).
Schakelen naar stand M is alleen mogelijk als
schakelstand D is geselecteerd.
Zorg er bij het schakelen van P naar N, D of R,
van N, D, M of R naar P, van D of M naar R of
van R naar D voor dat het rempedaal ingetrapt
is en dat de auto stilstaat.
Schakelstandindicator
Weergave instrumentenpaneel
De actuele schakelstand licht op.
Wanneer een andere schakelstand dan stand D
of M geselecteerd wordt, worden de pijl die
naar M wijst en schakelstandindicator M grijs
weergegeven.
Weergave selectiehendel:
De actuele schakelstand wordt getoond.
Controleer bij het selecteren van de scha-
kelstand of de schakelstand gewijzigd is in de
gewenste stand door de schakelstandindicator
in het instrumentenpaneel te controleren.
Schakelaar stand P
Breng de auto volledig tot stilstand en activeer
de parkeerrem. Druk vervolgens op de schake-
laar voor stand P.
Wanneer de schakelstand gewijzigd wordt naar
P, gaat de schakelaarverlichting branden.
Controleer of de schakelstandindicator P aan-
geeft.
QWijzigen van de schakelstand in elke stand
van het contact
OAls het contact in stand ACC of UIT staat, kan
de schakelstand niet worden gewijzigd.
OAls het contact AAN staat, kan de scha-
kelstand alleen worden gewijzigd in N.
OAls de motor draait, kan de schakelstand wor-
den gewijzigd van P in D, N of R.
QWijzigen van de schakelstand vanuit stand P
OBedien de selectiehendel terwijl u het rempe-
daal stevig intrapt. Als u de selectiehendel
bedient zonder dat u het rempedaal intrapt,
klinkt de zoemer en is schakelen niet mogelijk.
OControleer bij het selecteren van de scha-
kelstand of de schakelstand gewijzigd is in de
gewenste stand door de schakelstandindica-
tor in het instrumentenpaneel te controleren.
ODe schakelstand kan niet rechtstreeks worden
gewijzigd van P naar M.
QDe schakelstand kan niet worden gewijzigd
wanneer
In de volgende situaties klinkt er een zoemer om
u te informeren dat de schakelstand niet kan
worden gewijzigd. Gebruik de juiste handeling
om opnieuw te proberen de schakelstand te wij-
zigen.
OAls wordt geprobeerd de schakelstand te wij-
zigen vanuit stand P zonder daarbij het rem-
pedaal in te trappen
OAls wordt geprobeerd de schakelstand te wij-
zigen vanuit stand P terwijl het gaspedaal
wordt ingetrapt
OAls wordt geprobeerd de schakelstand te wij-
zigen vanuit stand N terwijl de auto stilstaat of
er zeer langzaam wordt gereden zonder
daarbij het rempedaal in te trappen
OAls wordt geprobeerd de schakelstand te wij-
zigen vanuit stand N terwijl de auto stilstaat of
er zeer langzaam wordt gereden terwijl het
gaspedaal wordt ingetrapt
OAls wordt geprobeerd om de schakelstand
vanuit stand P of N in M te zetten
OAls de schakelaar stand P tijdens het rijden
wordt ingedrukt
Wanneer met zeer lage snelheid wordt gere-
den, wordt de schakelstand mogelijk gewijzigd
naar stand P.
QDe schakelstand wijzigt automatisch naar
stand N wanneer
In de volgende situaties klinkt er een zoemer om
u te informeren dat de schakelstand is gewijzigd
naar stand N. Gebruik de juiste handeling om
opnieuw te proberen de schakelstand te wijzi-
gen.
OAls wordt geprobeerd de schakelstand te wij-
zigen naar stand R terwijl de auto vooruitrijdt
Wanneer met lage snelheid wordt gereden,
wordt de schakelstand mogelijk gewijzigd naar
stand R.
B
C
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 173 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
174 4-2. Rijprocedures
OAls wordt geprobeerd de schakelstand te wij-
zigen naar stand D terwijl de auto achteruit-
rijdt
Wanneer met lage snelheid wordt gereden,
wordt de schakelstand mogelijk gewijzigd naar
stand D.
OAls wordt geprobeerd om de schakelstand
van stand R naar M te wijzigen
QAls tijdens het rijden schakelstand N is gese-
lecteerd
Als de selectiehendel in stand N is gezet tijdens
het rijden boven een bepaalde snelheid, wordt
de schakelstand gewijzigd naar stand N zonder
dat de selectiehendel in stand N wordt gehou-
den. In deze situatie klinkt er een zoemer en
wordt er een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay om u te informeren dat
de schakelstand is gewijzigd naar stand N.
QFunctie automatisch selecteren van stand P
In de volgende gevallen wordt de schakelstand
automatisch gewijzigd naar P.
OWanneer de startknop wordt ingedrukt terwijl
de auto stilstaat, het contact AAN staat en de
selectiehendel in een andere stand staat dan P
(nadat de selectiehendel in stand P is gezet,
wordt het contact UIT gezet)*
OWanneer het bestuurdersportier wordt
geopend en aan alle onderstaande voorwaar-
den wordt voldaan, terwijl de selectiehendel
in een andere stand dan P staat
Het contact AAN staat.
De bestuurder draagt geen veiligheidsgordel.
Het rempedaal wordt niet ingetrapt.
Bedien de selectiehendel nogmaals om weg te
rijden nadat de selectiehendel in stand P is
gezet.
OWanneer de auto wordt stilgezet nadat de
motor in een noodgeval tijdens het rijden is
uitgezet.
OWanneer de spanning van de accu daalt ter-
wijl de selectiehendel in een andere stand dan
P staat.
*: Wanneer op de startknop wordt gedrukt ter-
wijl wordt gereden met een extreem lage
snelheid, zoals net voordat de auto tot stil-
stand komt, wordt mogelijk automatisch
stand P ingeschakeld. Zorg ervoor dat de
auto volledig stilstaat voordat u op de start-
knop drukt.
QAls de schakelstand niet vanuit stand P
gewijzigd kan worden
De kans bestaat dat de accu leeg is. Controleer
in dit geval de accu. (Blz. 453)
QPersoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. (Blz. 476)
WAARSCHUWING
QSelectiehendel
OVerwijder de selectiehendelknop niet en
gebruik uitsluitend een originele
Lexus-selectiehendelknop. Hang ook niets
aan de selectiehendel.
Hierdoor kan de selectiehendel niet in zijn
oorspronkelijke positie terugkeren met
mogelijk ongevallen tot gevolg wanneer de
auto in beweging is.
ORaak de selectiehendel niet aan wanneer u
deze niet gebruikt, om te voorkomen dat
de schakelstand per ongeluk wordt gewij-
zigd.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 174 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
175
4
4-2. Rijprocedures
Rijden
QRijmodus
Blz. 316
QSNOW-modus
De SNOW-modus kan worden geselec-
teerd om de auto af te stemmen op de
omstandigheden bij rijden op een glad
wegdek, bijvoorbeeld als het heeft
gesneeuwd.
Draai de schakelaar SNOW naar achte-
ren.
Het controlelampje SNOW-modus gaat bran-
den.
Draai de schakelaar SNOW nogmaals naar
achteren om terug te gaan naar de normale
modus.
Behalve F SPORT-uitvoeringen
F SPORT-uitvoeringen
QAutomatisch uitschakelen van de
SNOW-modus
De SNOW-modus wordt automatisch uitge-
schakeld als na het rijden in deze modus het con-
tact UIT wordt gezet.
WAARSCHUWING
QSchakelaar stand P
ODruk nooit op de schakelaar voor stand P
terwijl de auto nog rijdt.
Als u op de schakelaar van stand P drukt ter-
wijl u zeer langzaam rijdt (bv. direct voordat u
de auto tot stilstand brengt), kan de auto plot-
seling tot stilstand komen wanneer de scha-
kelstand wijzigt naar P. Dit kan tot een onge-
val leiden.
ORaak schakelaar stand P niet aan wanneer
u deze niet gebruikt, om te voorkomen dat
de schakelstand per ongeluk wordt gewij-
zigd.
OPMERKING
QAanwijzingen met betrekking tot het
bedienen van de selectiehendel en de
schakelaar voor stand P
Bedien de selectiehendel en de schakelaar
voor stand P niet herhaaldelijk en snel achter
elkaar.
De systeembeveiligingsfunctie kan worden
ingeschakeld en het kan tijdelijk niet mogelijk
zijn om een andere stand dan stand P in te
schakelen. Wacht in dit geval even voordat u
opnieuw probeert te schakelen.
QBij het uitstappen (alleen bestuurders-
stoel)
Controleer of de schakelstandindicator P
aangeeft en of het waarschuwingslampje par-
keerrem brandt voordat u het portier opent
en uitstapt.
Selecteren van de rijmodus
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 175 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
176 4-2. Rijprocedures
Bedien de paddle shift-schakelaar “-” of “+”
om een tijdelijk schakelbereik te selecte-
ren.
Als de paddle shift-schakelaar “-” wordt
bediend, wordt er geschakeld naar een
schakelbereik waarin een motorremwer-
king wordt gegenereerd die geschikt is
voor de rijomstandigheden. Als de paddle
shift-schakelaar “+” wordt bediend, wordt
er geschakeld naar een schakelbereik dat
één bereik hoger is dan het huidige bereik.
Door veranderen van het schakelbereik is
beperking van de hoogste versnelling
mogelijk, waardoor onnodig opschakelen
wordt voorkomen en het gewenste niveau
van remwerking kan worden geselecteerd.
Behalve F SPORT-uitvoeringen
F SPORT-uitvoeringen
1Opschakelen
2Terugschakelen
Het geselecteerde schakelbereik, D1 t/m D10,
wordt weergegeven op het instrumentenpa-
neel.
Houd de paddle shift-schakelaar “+” enige tijd
omlaag om weer terug te keren naar het nor-
male programma van stand D.
Bij een lager schakelbereik wordt er sterker op
de motor afgeremd dan bij een hoger schakel-
bereik.
QAutomatische blokkering van de selectie
van het schakelbereik in stand D
De selectie van het schakelbereik in stand D
wordt geblokkeerd in de volgende gevallen:
OAls de auto tot stilstand komt
OAls in een schakelprogramma het gaspedaal
gedurende langer dan een bepaalde tijd
wordt ingetrapt
OAls de selectiehendel in een andere stand dan
D wordt gezet.
OWanneer de paddle shift-schakelaar “+” inge-
drukt wordt gehouden
QWaarschuwingszoemer bij beperking terug-
schakelmogelijkheid
Uit veiligheidsoverwegingen en om het rijge-
drag niet in negatieve zin te beïnvloeden, kan er
onder bepaalde omstandigheden beperkt wor-
den teruggeschakeld. In sommige omstandighe-
den kan er helemaal niet worden teruggescha-
keld, zelfs niet als de paddle shift-schakelaar
wordt bediend. (Er klinkt tweemaal een zoemer.)
Selecteren van het schakelbereik
in stand D
A
B
We e r g a ve
instrumenten-
paneel
Functie
D2 - D10
Er wordt automatisch een
versnelling tussen D1 en het
geselecteerde schakelbereik
gekozen, afhankelijk van de
rijsnelheid en de rijomstandig-
heden
D1 Het in D1 zetten van het
schakelbereik
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 176 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
177
4
4-2. Rijprocedures
Rijden
Zet, om stand M in te schakelen, de selec-
tiehendel in M. De gewenste versnelling
kan worden geselecteerd met de paddle
shift-schakelaars.
Behalve F SPORT-uitvoeringen
F SPORT-uitvoeringen
1Opschakelen
2Terugschakelen
Telkens wanneer een paddle shift-schakelaar
wordt bediend, wordt één versnelling op- of
teruggeschakeld.
De geselecteerde versnelling, M1 t/m M10,
wordt vastgezet en op het instrumentenpaneel
weergegeven.
In stand M wordt uitsluitend geschakeld als
de paddle shift-schakelaars worden
bediend.
In de volgende gevallen wordt in stand M
echter automatisch geschakeld:
Als de rijsnelheid lager wordt (alleen
terugschakelen).
Wanneer de motor of de automatische
transmissie moet worden beschermd
als de koelvloeistoftemperatuur laag is,
de ATF-temperatuur hoog of laag is,
enz.
De versnelling wijzigt ook niet als de rij-
snelheid laag is, zelfs niet als er wordt
opgeschakeld.
QWaarschuwingszoemer bij beperking terug-
schakelmogelijkheid
Uit veiligheidsoverwegingen en om het rijge-
drag niet in negatieve zin te beïnvloeden, kan er
onder bepaalde omstandigheden beperkt wor-
den teruggeschakeld. In sommige omstandighe-
den kan er helemaal niet worden teruggescha-
keld, zelfs niet als de paddle shift-schakelaar
wordt bediend. (Er klinkt tweemaal een zoemer.)
Door het uitvoeren van de onder-
staande handelingen kan het contact in
stand ACC worden gezet terwijl de
selectiehendel in stand N staat.
1Zet de selectiehendel in stand N bij
draaiende motor.
2Zet de selectiehendel weer in de nor-
male stand ( ).
3Zet de selectiehendel in stand N en
houd hem in die stand tot de zoemer
klinkt.
4Druk binnen 5 seconden na het klinken
van de zoemer de startknop in.
Het contact wordt in stand ACC worden gezet
terwijl de selectiehendel in stand N staat.*
Controleer of de zoemer klinkt en “Hol-
ding N Push P Switch When Done” (druk
schakelaar stand P in terwijl selectiehendel
in stand N staat) op het multi-informatie-
display wordt weergegeven.
Druk op de schakelaar stand P om de
selectiehendel in een andere stand dan
N te zetten. De selectiehendel wordt in
stand P gezet.
Selecteren van versnellingen in
stand M
A
B
Wanneer het contact in
stand ACC wordt gezet terwijl de
selectiehendel in stand N staat
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 177 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
178 4-2. Rijprocedures
Zelfs wanneer de motor niet draait, kan
het contact door het bedienen van de
selectiehendel en de startknop in stand
ACC worden gezet terwijl scha-
kelstand N is geselecteerd. Zorg
ervoor dat de motor draait alvorens
deze handeling uit te voeren.
*: Bedien om deze status te behouden de start-
knop niet. Als de startknop herhaaldelijk
wordt bediend, wordt het contact uitgescha-
keld nadat de selectiehendel automatisch in
stand P is gezet.
1Rechts afslaan
2Rijstrookwisseling naar rechts
(beweeg de hendel iets in de richting
van de pijl en laat hem los)
De richtingaanwijzers aan de rechterzijde zul-
len drie keer knipperen.
3Rijstrookwisseling naar links (beweeg
de hendel iets in de richting van de pijl
en laat hem los)
De richtingaanwijzers aan de linkerzijde zullen
drie keer knipperen.
4Links afslaan
QDe richtingaanwijzers kunnen bediend wor-
den als
Het contact AAN staat.
QAls het controlelampje sneller knippert dan
normaal
Controleer of er een lamp van de richtingaanwij-
zer voor of achter is doorgebrand.
OPMERKING
QStand N ingeschakeld laten als het con-
tact in stand ACC wordt gezet
Wanneer u stand N ingeschakeld wilt laten als
u het contact in stand ACC zet, zorg er dan
voor dat de motor draait voordat u de start-
knop bedient.
Als u de stand van het contact wijzigt zonder
dat de motor draait, kan automatisch stand P
worden geselecteerd.
Richtingaanwijzerschakelaar
Bedieningsinstructies
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 178 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
179
4
4-2. Rijprocedures
Rijden
QAls de richtingaanwijzers stoppen met knip-
peren voordat van rijstrook is veranderd
Bedien de hendel nogmaals.
QPersoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. (Blz. 476)
QGebruik van de handmatige modus
De parkeerrem kan handmatig worden
geactiveerd en gedeactiveerd.
1Druk op de schakelaar om de parkeer-
rem te activeren
Het waarschuwingslampje van de parkeerrem
gaat branden.
Houd de parkeerremschakelaar ingedrukt als u
in geval van nood de parkeerrem tijdens het rij-
den moet bedienen.
Parkeerrem
De parkeerrem kan automatisch of
handmatig worden geactiveerd en
gedeactiveerd.
In de automatische modus kan de par-
keerrem automatisch worden geacti-
veerd of gedeactiveerd overeenkom-
stig de bediening van de selectiehen-
del. Zelfs in de automatische modus
kan de parkeerrem handmatig worden
geactiveerd of gedeactiveerd.
Bedieningsinstructies
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 179 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
180 4-2. Rijprocedures
2Trek aan de schakelaar om de parkeer-
rem te deactiveren
Bedien de parkeerremschakelaar terwijl u
het rempedaal intrapt.
Met de functie voor het automatisch deacti-
veren van de parkeerrem kan de parkeerrem
worden gedeactiveerd door het gaspedaal in
te trappen. Trap bij gebruik van deze functie
het gaspedaal langzaam in.
Controleer of het waarschuwingslampje van de
parkeerrem uitgaat.
QSchakelt de automatische modus in
Houd bij stilstaande auto de parkeerrem-
schakelaar ingedrukt totdat een melding
wordt weergegeven op het multi-informa-
tiedisplay
Als de automatische modus wordt inge-
schakeld, werkt de parkeerrem als volgt.
Als de selectiehendel uit stand P wordt
gezet, wordt de parkeerrem gedeacti-
veerd en gaat het waarschuwings-
lampje van de parkeerrem uit.
Als de selectiehendel in stand P wordt
gezet, wordt de parkeerrem geacti-
veerd en gaat het waarschuwings-
lampje van de parkeerrem branden.
Bedien de selectiehendel en schakelaar
stand P terwijl de auto stilstaat en u het
rempedaal intrapt.
QSchakelt de automatische modus uit
Houd bij stilstaande auto de parkeerrem-
schakelaar omhoog getrokken totdat een
melding wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay
QWerking van parkeerrem
OWanneer het contact niet AAN staat, kan de
parkeerrem niet met de parkeerremschake-
laar worden gedeactiveerd.
OWanneer het contact niet AAN staat, is de
automatische modus (automatische active-
ring en deactivering parkeerrem) niet
beschikbaar.
QFunctie automatisch deactiveren parkeer-
rem
OAls de selectiehendel uit stand P wordt gezet,
wordt de parkeerrem gedeactiveerd in de
automatische modus.
OAls aan de volgende voorwaarden wordt vol-
daan in de handmatige modus kan de par-
keerrem worden gedeactiveerd door het gas-
pedaal in te trappen.
Het bestuurdersportier is gesloten
De bestuurder draagt de veiligheidsgordel
Schakelstand D, M of R is geselecteerd
QAls “EPB Frequently Operated Wait a
Minute” (EPB veelvuldig bediend. Wacht
even.) op het multi-informatiedisplay wordt
weergegeven
Als de parkeerrem herhaaldelijk gedurende
korte tijd bediend wordt, zal het systeem de wer-
king beperken om oververhitting te voorkomen.
Gebruik de parkeerrem niet als dit gebeurt. Na
ongeveer 1 minuut zal de werking weer normaal
zijn.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 180 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
181
4
4-2. Rijprocedures
Rijden
QAls “EPB Activation Stopped Incompletely”
(EPB-activering onvolledig gestopt) of “EPB
unavailable” (EPB niet beschikbaar) wordt
weergegeven op het multi-informatiedisplay
Bedien de parkeerremschakelaar. Als de mel-
ding niet verdwijnt nadat de schakelaar een aan-
tal keer is bediend, zit er mogelijk een storing in
het systeem. Laat de auto controleren door een
erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
QGeluid parkeerrem
Wanneer de parkeerrem geactiveerd is, kan het
geluid van een elektromotor (zoemend geluid)
hoorbaar zijn. Dit is normaal en duidt niet op een
storing.
QWerking van parkeerrem
OAfhankelijk van de stand van het contact gaat
het waarschuwingslampje van de parkeerrem
branden en blijft het branden zoals hieronder
beschreven:
AAN: Gaat branden totdat de parkeerrem
wordt gedeactiveerd.
Contact niet AAN: Blijft gedurende ongeveer
15 seconden branden.
OWanneer het contact UIT wordt gezet en de
parkeerrem geactiveerd is, zal het waarschu-
wingslampje van de parkeerrem ongeveer 15
seconden blijven branden. Dit is normaal en
duidt niet op een storing.
QBij een storing in de parkeerremschakelaar
De automatische modus (automatisch activeren
en deactiveren parkeerrem) wordt automatisch
ingeschakeld.
QParkeren van de auto
Blz. 160
QWaarschuwingszoemer geactiveerde par-
keerrem
De zoemer klinkt als er met de auto wordt gere-
den terwijl de parkeerrem is geactiveerd. “EPB
Applied” (EPB geactiveerd) wordt weergegeven
op het multi-informatiedisplay. (terwijl een rij-
snelheid van 5 km/h is bereikt)
QAls het waarschuwingslampje van het rem-
systeem gaat branden
Blz. 435
QGebruik in de winter
Blz. 328
WAARSCHUWING
QBij het parkeren
Laat een kind niet alleen in de auto achter. De
parkeerrem kan onbedoeld worden gedeac-
tiveerd waardoor de auto in beweging kan
komen, hetgeen kan leiden tot een ongeval
met dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
OPMERKING
QBij het parkeren
Activeer de parkeerrem en zet de selectie-
hendel in stand P voordat u de auto verlaat en
controleer of de auto niet beweegt.
QWanneer een storing in het systeem
optreedt
Breng de auto op een veilige plaats tot stil-
stand en controleer de waarschuwingsmel-
dingen.
QWanneer de parkeerrem niet gedeacti-
veerd kan worden door een storing
Als u gaat rijden terwijl de parkeerrem is
geactiveerd, kunnen de onderdelen van het
remsysteem oververhit raken, waardoor de
remprestaties in negatieve zin kunnen wor-
den beïnvloed en de onderdelen van het rem-
systeem sneller slijten.
Laat wanneer dit het geval is de auto onmid-
dellijk controleren door een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 181 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
182 4-2. Rijprocedures
Activeert het Brake Hold-systeem
Het controlelampje voor de stand-bystand van
het Brake Hold-systeem (groen) gaat bran-
den. Als het systeem de remmen vasthoudt,
gaat het controlelampje Brake Hold-systeem in
werking (geel) branden.
QVoorwaarden voor werking Brake Hold-sys-
teem
Het Brake Hold-systeem kan onder de volgende
omstandigheden niet geactiveerd worden:
OHet bestuurdersportier is niet gesloten.
ODe bestuurder draagt geen veiligheidsgordel.
Als onder een van de bovenstaande omstandig-
heden het Brake Hold-systeem is ingeschakeld,
wordt het systeem uitgeschakeld en gaat het
controlelampje voor de stand-bystand van het
Brake Hold-systeem uit. Wanneer een van deze
omstandigheden zich voordoet terwijl het sys-
teem de remmen vasthoudt, klinkt een waar-
schuwingszoemer en wordt een melding weer-
gegeven op het multi-informatiedisplay. De par-
keerrem wordt dan automatisch geactiveerd.
QBrake Hold-functie
ONadat het systeem ongeveer 3 minuten de
remmen heeft vastgehouden en het rempe-
daal niet ingetrapt wordt, wordt automatisch
de parkeerrem geactiveerd. In dat geval klinkt
een zoemer en verschijnt er een waarschu-
wingsmelding op het multi-informatiedisplay.
OTrap het rempedaal krachtig in en druk
opnieuw op de schakelaar om het systeem te
deactiveren.
ODe Brake Hold-functie kan de auto mogelijk
niet stilhouden op een steile helling. In deze
situatie kan het nodig zijn dat de bestuurder
zelf het rempedaal ingetrapt houdt. Er klinkt
een waarschuwingszoemer en het multi-infor-
matiedisplay zal de bestuurder over de situa-
tie informeren. Lees de op het multi-informa-
tiedisplay weergegeven waarschuwingsmel-
ding en volg de aanwijzingen op.
QWanneer de parkeerrem automatisch geac-
tiveerd wordt terwijl het systeem de remmen
vasthoudt
Voer een van de volgende handelingen uit om
de parkeerrem te deactiveren.
OTrap het gaspedaal in. (De parkeerrem zal niet
automatisch gedeactiveerd worden als de vei-
ligheidsgordel niet is vastgemaakt.)
OBedien de parkeerremschakelaar terwijl u het
rempedaal intrapt.
Controleer of het waarschuwingslampje van de
parkeerrem uitgaat. (Blz. 179)
Brake Hold-systeem
Het Brake Hold-systeem houdt na acti-
vering de remmen vast wanneer de
selectiehendel in stand D, M of N staat
en het rempedaal ingetrapt werd om
de auto tot stilstand te brengen. Het
systeem laat de rem los wanneer het
gaspedaal ingetrapt wordt en de selec-
tiehendel in stand D of M staat om zo
voor soepel wegrijden te zorgen.
Inschakelen van het systeem
A
B
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 182 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
183
4
4-2. Rijprocedures
Rijden
QWanneer een controle door een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige nodig is
Als het controlelampje stand-bystand Brake
Hold-systeem (groen) niet brandt terwijl de
Brake Hold-schakelaar wordt ingedrukt en aan
de werkingsvoorwaarden van het Brake
Hold-systeem is voldaan, is het systeem mogelijk
defect. Laat de auto controleren door een
erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
QAls “Brake Hold Malfunction Press Brake to
Deactivate Visit Your Dealer” (Storing in
Brake Hold-functie. Trap rempedaal in om te
deactiveren. Ga naar uw dealer) of “Brake
Hold Malfunction Visit Your Dealer” (Sto-
ring in Brake Hold-functie. Ga naar uw dea-
ler) op het multi-informatiedisplay wordt
weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem aanwe-
zig. Laat de auto controleren door een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
QWaarschuwingsmeldingen en zoemers
Waarschuwingsmeldingen en zoemers worden
gebruikt om een systeemstoring aan te geven of
om de bestuurder te informeren dat hij extra
moet opletten. Lees de op het multi-informatie-
display weergegeven waarschuwingsmelding en
volg de aanwijzingen op.
QAls het controlelampje Brake Hold-systeem
in werking knippert
Blz. 442
WAARSCHUWING
QAls de auto op een steile helling staat
Wees voorzichtig wanneer u het Brake
Hold-systeem gebruikt op een steile helling.
De Brake Hold-functie kan de auto in een
dergelijke situatie mogelijk niet stilhouden.
QWanneer u stilhoudt op een glad wegdek
Het systeem kan de auto niet stilhouden wan-
neer de banden hun grip hebben verloren.
Gebruik het systeem niet wanneer u stilhoudt
op een glad wegdek.
OPMERKING
QBij het parkeren
Het Brake Hold-systeem is niet ontworpen
voor langdurig gebruik bij het parkeren van
de auto. Als u het contact UIT zet terwijl het
systeem de remmen vasthoudt, worden de
remmen mogelijk gelost, waardoor de auto in
beweging komt. Trap het rempedaal in, zet de
selectiehendel in stand P en activeer de par-
keerrem wanneer u de startknop bedient.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 183 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
184 4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4-3.Bedienen v an verlichting en ruiten wissers
Bedien de schakelaar om de ver-
lichting als volgt in te schakelen:
1 De parkeerlichten voor, achter-
lichten, kentekenplaat- en dashboard-
verlichting gaan branden.
2 De koplampen en alle hierboven
genoemde lichten gaan branden.
3 De koplampen, dagrijverlichting
(Blz. 184) en alle verlichting die
hierboven genoemd is, worden auto-
matisch in- en uitgeschakeld.
QDe AUTO-modus kan worden gebruikt als
Het contact AAN staat.
QDagrijverlichting
Om uw auto overdag beter zichtbaar te maken
voor andere weggebruikers, wordt de dagrijver-
lichting automatisch ingeschakeld als de motor
wordt gestart en de parkeerrem wordt gedeacti-
veerd met de lichtschakelaar in de stand .
(Brandt helderder dan de parkeerlichten voor.)
Dagrijverlichting is niet ontworpen voor gebruik
in het donker.
QSensor koplampregeling
De werking van de sensor kan in negatieve zin
beïnvloed worden als er iets over de sensor heen
geplaatst wordt of als er iets op de ruit wordt
aangebracht waardoor de sensor wordt afge-
schermd.
Hierdoor kan de sensor niet op de juiste manier
de hoeveelheid omgevingslicht signaleren,
waardoor het automatische koplampsysteem
mogelijk onjuist functioneert.
QAutomatisch uitschakelsysteem verlichting
OWanneer de lichtschakelaar in stand of
staat: De koplampen worden automa-
tisch uitgeschakeld als het contact in stand
ACC of UIT wordt gezet en het bestuurders-
portier wordt geopend.
OWanneer de lichtschakelaar in stand
staat: De koplampen en alle verlichting wor-
den automatisch uitgeschakeld als het contact
in stand ACC of UIT wordt gezet en het
bestuurdersportier wordt geopend.
Zet om de verlichting weer in te schakelen het
contact AAN of zet de lichtschakelaar een keer
in stand UIT en daarna weer in stand of
.
Lichtschakelaar
De koplampen kunnen handmatig of
automatisch worden bediend.
Bedieningsinstructies
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 184 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
185
4
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
QZoemer verlichting
Er klinkt een zoemer als het contact UIT of in
stand ACC wordt gezet en het bestuurderspor-
tier wordt geopend terwijl de verlichting is inge-
schakeld.
QAutomatische verticale koplampverstelling
De koplamphoogte wordt automatisch geregeld
op basis van het aantal passagiers in de auto en
de mate van belading om verblinding van andere
weggebruikers door de koplampen te voorko-
men.
QEnergiebesparende functie
Om te voorkomen dat de accu van de auto ont-
laden raakt wanneer de lichtschakelaar in de
stand of staat terwijl het contact UIT
wordt gezet, schakelt de energiebesparende
functie van de accu alle verlichting na ongeveer
20 minuten automatisch uit. Wanneer het con-
tact AAN wordt gezet, wordt de energiebespa-
rende functie uitgeschakeld.
Onder de volgende omstandigheden wordt de
energiebesparende functie van de accu een-
maal uitgeschakeld en vervolgens weer geacti-
veerd. Alle verlichting gaat 20 minuten nadat de
energiebesparende functie van de accu weer is
geactiveerd automatisch uit:
OWanneer de lichtschakelaar wordt bediend
OWanneer een portier of de achterklep wordt
geopend of gesloten
QVerlichting Welcome Light-systeem
De parkeerlichten voor gaan in het donker auto-
matisch branden wanneer u de portieren ont-
grendelt met de instapfunctie of de afstandsbe-
diening als de lichtschakelaar in de stand
staat.
QPersoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. (Blz. 476)
1Druk bij ingeschakelde koplampen de
hendel van u af om het grootlicht in te
schakelen.
Door de hendel weer in de middenstand te zet-
ten, wordt het grootlicht weer uitgeschakeld.
2Trek de hendel naar u toe en laat deze
meteen weer los om één keer met het
grootlicht te knipperen.
U kunt lichtsignalen geven met de koplampen
in- of uitgeschakeld.
Dankzij dit systeem kunnen de koplampen
gedurende 30 seconden worden inge-
schakeld wanneer het contact UIT staat.
Trek, nadat u het contact UIT hebt gezet,
de hendel naar u toe en laat hem los terwijl
de lichtschakelaar in de stand staat.
OPMERKING
QVoorkomen van ontlading van de accu
Laat de verlichting niet langer branden dan
noodzakelijk is als de motor niet draait.
Inschakelen van het grootlicht
Extended Headlight
Lighting-systeem
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 185 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
186 4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
De lichten doven onder de volgende
omstandigheden:
Het contact wordt AAN gezet.
De lichtschakelaar wordt ingeschakeld.
U trekt de lichtschakelaar naar u toe en
laat hem los.
Als het stuurwiel of de richtingaanwij-
zerschakelaar wordt bediend terwijl de
dimlichten zijn ingeschakeld, wordt de
bochtverlichting ingeschakeld en gaat
deze branden in de richting waarin de
auto beweegt. De bochtverlichting is
ontworpen om uitstekend zicht te
garanderen wanneer op een kruising
een bocht gemaakt wordt.
Wanneer de rijsnelheid echter hoger is dan
ongeveer 35 km/h, wordt de bochtverlichting
niet ingeschakeld.
Als de selectiehendel in stand R wordt
gezet terwijl de dimlichten zijn inge-
schakeld, gaat de bochtverlichting aan
beide zijden branden. Deze functie is
ontworpen om het zicht tijdens het par-
keren te verbeteren.
QBochtverlichting
Wanneer de bochtverlichting gedurende meer
dan 30 minuten is ingeschakeld, wordt hij auto-
matisch uitgeschakeld.
*: Indien aanwezig
Past de helderheid en het verlichte
gebied van het grootlicht aan op basis
van de rijsnelheid.
Past de intensiteit van het grootlicht tij-
dens het rijden in bochten aan, zodat
het gebied in de richting waarin de auto
draait helderder wordt verlicht dan
andere gebieden.
Regelt het variabel afgeschermde
grootlicht zo, dat het gebied rond
tegenliggers en voorliggers gedeeltelijk
niet wordt verlicht terwijl andere gebie-
den wel verlicht worden door het groot-
licht.
Bochtverlichting
AHS (Adaptive High
Beam-systeem)*
Het Adaptive High Beam-systeem
gebruikt een camerasensor aan de
bovenzijde van de voorruit om de hel-
derheid van de verlichting van tegen-
liggers en voorliggers, straatverlich-
ting, enz. te beoordelen en, indien
nodig, automatisch de verspreiding van
het licht van de koplampen te regelen.
WAARSCHUWING
QBeperkingen van het Adaptive High
Beam-systeem
Vertrouw niet blindelings op het Adaptive
High Beam-systeem. Rijd altijd voorzichtig en
houd hierbij de omgeving in de gaten en
schakel indien nodig handmatig het grootlicht
in of uit.
QVoorkomen van onjuiste werking van het
Adaptive High Beam-systeem
Voorkom overbelading van uw auto.
Systeemfuncties
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 186 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
187
4
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
Het variabel afgeschermde grootlicht helpt het
zicht naar voren te verbeteren terwijl tegenlig-
gers en voorliggers minder worden verblind.
Past het stralingsbereik van de dimlich-
ten aan in overeenstemming met de
afstand tot een voorligger.
1Druk op de schakelaar van het Adap-
tive High Beam-systeem.
2Zet de lichtschakelaar in de stand
of .
Wanneer de lichtschakelaar in de stand dimlicht
staat, wordt het AHS-systeem ingeschakeld en
gaat het controlelampje AHS branden.
QWerkingsvoorwaarden voor het Adaptive
High Beam-systeem
OAls aan alle onderstaande voorwaarden
wordt voldaan, wordt het grootlicht automa-
tisch ingeschakeld en werkt het systeem:
De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h of hoger.*
Het gebied voor de auto is niet verlicht.
*: Als de rijsnelheid ongeveer 30 km/h of
hoger is, wordt tijdens het rijden in bochten
het gebied in de richting waarin de auto
wordt gestuurd helderder verlicht dan
andere gebieden.
OAls aan alle onderstaande voorwaarden
wordt voldaan, wordt het variabel afge-
schermde grootlicht ingeschakeld en wordt
het stralingsbereik van het dimlicht automa-
tisch aangepast, afhankelijk van de locatie van
tegenliggers en voorliggers:
De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h of hoger.
Het gebied voor de auto is niet verlicht.
Er zijn tegenliggers of voorliggers met inge-
schakelde koplampen of achterlichten.
OAls aan een van onderstaande voorwaarden
wordt voldaan, wordt automatisch geschakeld
van grootlicht of variabel afgeschermd groot-
licht naar dimlicht:
De rijsnelheid is lager dan ongeveer 15 km/h.
Het gebied voor de auto is verlicht.
Er zijn veel tegenliggers en/of voorliggers.
De positie van tegenliggers of voorliggers
verandert snel en het grootlicht kan de
bestuurders van de andere voertuigen ver-
blinden.
Het Adaptive High Beam-systeem
activeren
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 187 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
188 4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
OAls de rijsnelheid tussen ongeveer 3 en 15
km/h ligt, wordt de bochtverlichting ingescha-
keld.
QInformatie werking camerasensor
OIn de volgende situaties wordt mogelijk niet
automatisch geschakeld van grootlicht naar
variabel afgeschermd grootlicht:
Als plotseling een tegenligger uit een bocht
opdoemt
Als plotseling een andere auto voor de eigen
auto invoegt
Als tegenliggers of voorliggers aan het zicht
zijn onttrokken als gevolg van een reeks
bochten, wegafscheidingen of bomen langs
de weg
Wanneer tegenliggers opdoemen uit de rech-
ter tegemoetkomende rijstrook op een brede
weg
Wanneer er tegenliggers of voorliggers met
uitgeschakelde verlichting zijn
OEr wordt mogelijk niet geschakeld van groot-
licht naar variabel afgeschermd grootlicht als
een tegenligger wordt gesignaleerd die zijn
mistlampen aan heeft terwijl de koplampen uit
zijn.
ODoor de aanwezigheid van huisverlichting,
straatverlichting, verkeerslichten of verlichte
billboards en andere reflecterende objecten
wordt mogelijk geschakeld van grootlicht
naar variabel afgeschermd grootlicht, wordt
mogelijk niet geschakeld van grootlicht naar
variabel afgeschermd grootlicht of wordt het
niet verlichte gebied mogelijk gewijzigd.
ODe volgende factoren kunnen van invloed zijn
op de reactietijd voor het in- of uitschakelen
van het grootlicht of op de snelheid waarmee
de niet verlichte gebieden veranderen:
De helderheid van koplampen, mistlampen en
achterlichten van tegenliggers en voorliggers
De beweging en richting van tegenliggers en
voorliggers
Als de verlichting van een tegenligger of
voorligger slechts aan één kant werkt
Als een tegenligger of voorligger een voer-
tuig op twee wielen betreft
De toestand van de weg (stijgingspercentage,
bochten, toestand van het wegdek, enz.)
Het aantal inzittenden en de hoeveelheid
bagage
ODe regeling van de lichtverspreiding van de
koplampen kan onverwacht veranderen.
OFietsen of vergelijkbare objecten worden
mogelijk niet gesignaleerd.
OIn de volgende situaties kan het systeem de
helderheid van het omgevingslicht mogelijk
niet juist signaleren. Hierdoor blijven de dim-
lichten mogelijk branden of gaat het grootlicht
knipperen of worden voetgangers, tegenlig-
gers of voorliggers verblind. Als dat het geval
is, moet handmatig geschakeld worden tussen
grootlicht en dimlicht.
Bij rijden in slecht weer (zware regenval, mist,
sneeuw, zandstormen, enz.)
Als het zicht door de voorruit wordt belem-
merd door damp, wasem, ijs, vuil, enz.
Als de voorruit gebarsten of beschadigd is
Als de camerasensor vervormd of vuil is
Als de temperatuur van de camerasensor
extreem hoog is
Als de helderheid van het omgevingslicht
overeenkomt met die van koplampen, achter-
lichten of mistlampen
Als de koplampen of achterlichten van tegen-
liggers of voorliggers zijn uitgeschakeld, vuil
zijn, een andere kleur hebben of niet correct
zijn afgesteld
Als de auto wordt geraakt door water,
sneeuw, stof, enz. van een voorligger
In gebieden waar lichte en donkere stukken
elkaar afwisselen.
Als geregeld en herhaaldelijk over stijgende
en dalende wegen wordt gereden, of over
wegen met een slecht of oneffen wegdek
(zoals klinkerwegen, grindwegen, enz.)
Als geregeld en herhaaldelijk over bochtige
wegen wordt gereden.
Als er zich een sterk spiegelend voorwerp,
zoals een verkeersbord of spiegel, voor de
auto bevindt
Als de achterzijde van een voorligger sterk
spiegelend is, zoals een container op een truck
Als de koplampen van de auto beschadigd of
vuil zijn, of niet correct zijn afgesteld
Als de auto naar één kant overhelt door bij-
voorbeeld een lekke band, of aan de achter-
zijde wat lager ligt doordat een aanhangwa-
gen is aangekoppeld, enz.
Als herhaaldelijk op een abnormale manier
wordt geschakeld tussen grootlicht en dimlicht
Als de bestuurder meent dat het grootlicht
mogelijk knippert of voetgangers of andere
bestuurders verblindt
Als de auto wordt gebruikt in een gebied waar
men aan de andere kant van de weg rijdt. Bij-
voorbeeld, een auto bestemd voor rechtsrij-
dend verkeer in een gebied voor linksrijdend
verkeer of vice versa
QPersoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. (Blz. 476)
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 188 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
189
4
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
QGrootlicht inschakelen
Duw de hendel van u af.
Het controlelampje van het AHS dooft en het
controlelampje van het grootlicht gaat branden.
Trek de hendel in de oorspronkelijke stand om
het Adaptive High Beam-systeem weer te acti-
veren.
QDimlicht inschakelen
Druk op de schakelaar van het Adaptive
High Beam-systeem.
Het controlelampje van het AHS dooft.
Druk op de schakelaar om het Adaptive High
Beam-systeem weer in te schakelen.
QTijdelijk inschakelen van het dimlicht
Trek de hendel naar u toe en laat hem ver-
volgens terugkeren in de oorspronkelijke
stand.
Het grootlicht blijft ingeschakeld terwijl de hen-
del naar u toe is getrokken. Nadat de hendel
echter weer in de oorspronkelijke stand is
teruggekeerd, blijft het dimlicht gedurende
enige tijd branden. Vervolgens wordt het Adap-
tive High Beam-systeem weer geactiveerd.
QTijdelijk inschakelen van het dimlicht
Het verdient aanbeveling om het dimlicht in te
schakelen wanneer het grootlicht andere
bestuurders of voetgangers in de buurt hindert.
Handmatig in- en uitschakelen
van het grootlicht
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 189 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
190 4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
*: Indien aanwezig
1Druk de Automatic High Beam-scha-
kelaar in.
2Zet de lichtschakelaar in de stand
of .
Wanneer de lichtschakelaar in de stand dimlicht
staat, wordt het AHB-systeem ingeschakeld en
gaat het controlelampje AHB branden.
QVoorwaarden voor het automatisch in- en
uitschakelen van het grootlicht
OAls aan alle onderstaande voorwaarden
wordt voldaan, wordt het grootlicht automa-
tisch ingeschakeld (na ongeveer 1 seconde):
De rijsnelheid is ongeveer 30 km/h of hoger.
Het gebied voor de auto is niet verlicht.
Er zijn geen tegenliggers of voorliggers met
ingeschakelde koplampen of achterlichten.
Er bevinden zich weinig straatlantaarns op de
weg voor u.
AHB (Automatic High Beam)*
Het Automatic High Beam-systeem
gebruikt een camerasensor aan de
bovenzijde van de voorruit om de hel-
derheid van de verlichting van tegen-
liggers en voorliggers, straatverlich-
ting, enz. te beoordelen en schakelt,
indien nodig, het grootlicht automa-
tisch in en uit.
WAARSCHUWING
QBeperkingen van het Automatic High
Beam-systeem
Vertrouw niet blindelings op het Automatic
High Beam-systeem. Rijd altijd voorzichtig en
houd hierbij de omgeving in de gaten en
schakel indien nodig handmatig het grootlicht
in of uit.
QVoorkomen van onjuiste werking van het
Automatic High Beam-systeem
Voorkom overbelading van uw auto.
Inschakelen van de Automatic
High Beam
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 190 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
191
4
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
OAls aan een van onderstaande voorwaarden
wordt voldaan, wordt het grootlicht automa-
tisch uitgeschakeld:
De rijsnelheid is lager dan ongeveer 25 km/h.
Het gebied voor de auto is verlicht.
Tegenliggers of voorliggers hebben de kop-
lampen of achterlichten ingeschakeld.
Er bevinden zich veel straatlantaarns op de
weg voor u.
QInformatie werking camerasensor
OIn de volgende situaties wordt het grootlicht
mogelijk niet automatisch uitgeschakeld:
Als plotseling een tegenligger uit een bocht
opdoemt
Als plotseling een andere auto voor de eigen
auto invoegt
Als tegenliggers of voorliggers niet kunnen
worden gesignaleerd als gevolg van een reeks
bochten, wegafscheidingen of bomen langs
de weg
Wanneer tegenliggers opdoemen in de rech-
ter tegemoetkomende rijstrook op een brede
weg
Wanneer de verlichting van tegenliggers of
voorliggers niet is ingeschakeld
OHet grootlicht wordt mogelijk uitgeschakeld
als een tegenligger wordt gesignaleerd die
zijn mistlampen aan heeft terwijl de koplam-
pen uit zijn.
ODoor de aanwezigheid van huisverlichting,
straatverlichting, verkeerslichten of verlichte
billboards en andere reflecterende objecten
wordt mogelijk geschakeld van grootlicht
naar dimlicht of blijft het dimlicht mogelijk
ingeschakeld.
ODe volgende factoren kunnen van invloed zijn
op de reactietijd voor het in- of uitschakelen
van het grootlicht:
De helderheid van koplampen, mistlampen en
achterlichten van tegenliggers en voorliggers
De beweging en richting van tegenliggers en
voorliggers
Als de verlichting van een tegenligger of
voorligger slechts aan één kant werkt
Als een tegenligger of voorligger een voer-
tuig op twee wielen betreft
De toestand van de weg (stijgingspercentage,
bochten, toestand van het wegdek, enz.)
Het aantal inzittenden en de hoeveelheid
bagage in de auto
OHet grootlicht wordt mogelijk onverwacht in-
of uitgeschakeld.
OFietsen of vergelijkbare voertuigen worden
mogelijk niet gesignaleerd.
OIn de volgende situaties kan het systeem de
helderheid van het omgevingslicht mogelijk
niet juist signaleren. Hierdoor blijven de dim-
lichten mogelijk branden of gaat het grootlicht
knipperen of worden voetgangers, tegenlig-
gers of voorliggers verblind. Als dat het geval
is, moet handmatig geschakeld worden tussen
grootlicht en dimlicht.
Bij rijden in slecht weer (zware regenval, mist,
sneeuw, zandstormen, enz.)
Als het zicht door de voorruit wordt belem-
merd door damp, wasem, ijs, vuil, enz.
Als de voorruit gebarsten of beschadigd is
Als de camerasensor vervormd of vuil is
Als de temperatuur van de camerasensor
extreem hoog is
Als de helderheid van het omgevingslicht
overeenkomt met die van koplampen, achter-
lichten of mistlampen
Als de koplampen of achterlichten van tegen-
liggers of voorliggers zijn uitgeschakeld, vuil
zijn, een andere kleur hebben of niet correct
zijn afgesteld
Als de auto wordt geraakt door water,
sneeuw, stof, enz. van een voorligger
In gebieden waar lichte en donkere stukken
elkaar afwisselen.
Als geregeld en herhaaldelijk over stijgende
en dalende wegen wordt gereden, of over
wegen met een slecht of oneffen wegdek
(zoals klinkerwegen, grindwegen, enz.)
Als geregeld en herhaaldelijk over bochtige
wegen wordt gereden.
Als er zich een sterk spiegelend voorwerp,
zoals een verkeersbord of spiegel, voor de
auto bevindt
Als de achterzijde van een voorligger sterk
spiegelend is, zoals een container op een
truck
Als de koplampen van de auto beschadigd of
vuil zijn, of niet correct zijn afgesteld
Als de auto naar één kant overhelt door bij-
voorbeeld een lekke band, of aan de achter-
zijde wat lager ligt doordat een aanhangwa-
gen is aangekoppeld, enz.
Als herhaaldelijk op een abnormale manier
wordt geschakeld tussen grootlicht en dim-
licht
Als de bestuurder meent dat het grootlicht
mogelijk knippert of voetgangers of andere
bestuurders verblindt
Als de auto wordt gebruikt in een gebied waar
men aan de andere kant van de weg rijdt, bij-
voorbeeld een auto bestemd voor rechtsrij-
dend verkeer in een gebied voor linksrijdend
verkeer of vice versa
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 191 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
192 4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
QGrootlicht inschakelen
Duw de hendel van u af.
Het controlelampje van de AHB dooft en het
controlelampje van het grootlicht gaat branden.
Trek de hendel in de oorspronkelijke stand om
het Automatic High Beam-systeem te active-
ren.
QDimlicht inschakelen
Druk de Automatic High Beam-schakelaar
in.
Het controlelampje van de AHB dooft.
Druk de schakelaar in om het Automatic High
Beam-systeem weer in te schakelen.
QTijdelijk inschakelen van het dimlicht
Trek de hendel naar u toe en laat hem ver-
volgens terugkeren in de oorspronkelijke
stand.
Het grootlicht blijft ingeschakeld terwijl de hen-
del naar u toe is getrokken. Nadat de hendel
echter weer in de oorspronkelijke stand is
teruggekeerd, blijft het dimlicht gedurende
enige tijd branden. Vervolgens wordt de Auto-
matic High Beam weer ingeschakeld.
QTijdelijk inschakelen van het dimlicht
Het verdient aanbeveling om het dimlicht in te
schakelen wanneer het grootlicht andere
bestuurders of voetgangers in de buurt hindert.
Handmatig in- en uitschakelen van
het grootlicht
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 192 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
193
4
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
1Zet de lichtschakelaar in de stand
of .
2Draai de schakelaarring naar de stand
.
Als de schakelaar wordt losgelaten, keert hij
terug naar .
Als de multifunctionele weerverlichting wordt
ingeschakeld, gaat het controlelampje van de
multifunctionele weerverlichting in het instru-
mentenpaneel branden.
Draai de schakelaarring nogmaals naar de
stand om het systeem uit te schake-
len.
QVoorwaarden voor werking
De bochtverlichting gaat branden als de multi-
functionele weerverlichting is ingeschakeld en
aan beide onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
ODe koplampen zijn ingeschakeld
ODe rijsnelheid is lager dan ongeveer 45 km/h.
Als de rijsnelheid ongeveer 45 km/h of hoger
wordt, wordt de verlichting tijdelijk uitgescha-
keld. De verlichting gaat weer branden als de
rijsnelheid lager wordt dan ongeveer 35 km/h.
QMistachterlichten
Als de multifunctionele weerverlichting wordt
ingeschakeld, gaan de mistachterlichten moge-
lijk ook branden. (Blz. 194)
QPersoonlijke voorkeursinstellingen
Het inschakelen van de multifunctionele weer-
verlichting wanneer de mistachterlicht worden
ingeschakeld kan aan/uit worden gezet.
(Blz. 476)
Multifunctionele
weerverlichting
De multifunctionele weerverlichting is
een systeem dat de bochtverlichting
laat branden voor een beter zicht tij-
dens het rijden in slecht weer, zoals
regen of mist.
In-/uitschakelen van de
multifunctionele weerverlichting
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 193 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
194 4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
1Zet de lichtschakelaar in de stand
of .
2Draai de schakelaarring naar de stand
.
Als de schakelaar wordt losgelaten, keert hij
terug naar .
Als de mistachterlichten zijn ingeschakeld, gaat
het controlelampje van de mistachterlichten in
het instrumentenpaneel branden.
Draai de schakelaarring nogmaals naar de
stand om de mistachterlichten uit te
schakelen.
QVoorwaarden voor werking van de verlich-
ting
OWanneer de mistachterlichten zijn ingescha-
keld, branden ze wanneer de koplampen
branden.
OWanneer de mistachterlichten branden, blij-
ven ze branden totdat de achterlichten wor-
den uitgeschakeld.
QGebruik van de mistachterlichten
Gebruik de mistachterlichten alleen wanneer dit
nodig is. Als de mistachterlichten worden
gebruikt terwijl het zicht niet slecht is, kunnen ze
het zicht van bestuurders achter u belemmeren.
QWerking gekoppeld aan multifunctionele
weerverlichting
Wanneer de mistachterlichten branden, werkt
mogelijk ook de multifunctionele weerverlich-
ting. (Blz. 193)
QPersoonlijke voorkeursinstellingen
Het inschakelen van de multifunctionele weer-
verlichting wanneer de mistachterlicht worden
ingeschakeld kan aan/uit worden gezet.
(Blz. 476)
Mistachterlichten
De mistachterlichten kunnen bij het rij-
den in slecht weer, bijvoorbeeld in de
regen of mist, worden gebruikt om uw
auto beter zichtbaar te maken voor
auto's achter u.
Bedieningsinstructies
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 194 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
195
4
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
Door de hendel te bedienen wer-
ken de ruitenwissers en -sproeiers als
volgt. Als wordt geselecteerd, begin-
nen de ruitenwissers automatisch te wissen
als de sensor signaleert dat het regent. De
wissnelheid wordt automatisch afgestemd
op de hoeveelheid neerslag en de rijsnel-
heid.
1 Uit
2 Stand AUTO
De ruitenwissers beginnen automatisch te wis-
sen als de sensor signaleert dat het regent. De
wissnelheid wordt automatisch afgestemd op
de hoeveelheid neerslag en de rijsnelheid.
3 Lage snelheid
4 Hoge snelheid
5 Enkele slag
Als is geselecteerd, kan de gevoelig-
heid van de sensor als volgt worden afge-
steld door aan de schakelaarring te draaien:
Ruitenwissers en -sproeiers
Door de hendel te bedienen kan wor-
den geschakeld tussen automatische
werking en handbediening, of kan de
sproeier worden gebruikt.
OPMERKING
QAls de voorruit droog is
Gebruik de ruitenwissers niet als de voorruit
droog is omdat hierdoor de voorruit bescha-
digd kan worden.
Bedienen van de
ruitenwisserhendel
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 195 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
196 4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
6Verhoogt de gevoeligheid
7Verlaagt de gevoeligheid
8 Gelijktijdig inschakelen ruiten-
sproeiers en ruitenwissers
Door aan de hendel te trekken treden de rui-
tenwissers en -sproeiers in werking.
(Na enkele slagen volgt een pauze en maken de
wissers nog een slag om de laatste druppels te
verwijderen. Als de auto rijdt, wordt de wisslag
om de laatste druppels te verwijderen niet
gemaakt.)
Als het contact AAN staat, de koplampen zijn
ingeschakeld en u de hendel naar u toe trekt,
werken de koplampsproeiers één keer. Daarna
werken de koplampsproeiers elke vijfde keer
dat u de hendel naar u toe trekt.
9* Werking camerasproeier achter
Door op de hendel te drukken treedt de came-
rasproeier achter in werking en worden de
camera achter en de camera voor de digitale
binnenspiegel gereinigd.
*: Auto's met digitale binnenspiegel
QDe ruitenwissers en ruitensproeiers kunnen
worden bediend als
Het contact AAN staat.
QEffecten van de rijsnelheid op de ruitenwis-
serwerking
De rijsnelheid is van invloed op de laatste ver-
traagde slag van de wissers om ook de laatste
druppels te verwijderen, ook al staan de ruiten-
wissers niet in de stand AUTO.
In de stand voor de lage snelheid schakelt de rui-
tenwisser alleen over van lage snelheid naar
interval als de auto stilstaat.
(Maar als de gevoeligheid van de sensor wordt
aangepast tot het hoogste niveau, kan de stand
niet worden veranderd.)
QRegensensor
ODe regensensor registreert de hoeveelheid
neerslag.
De auto is voorzien van een optische sensor.
Deze werkt mogelijk niet goed als zonlicht
van de opkomende of ondergaande zon af en
toe op de voorruit valt of als er insecten o.i.d.
op de voorruit zitten.
OAls de ruitenwissers in de AUTO-modus wor-
den gezet terwijl het contact AAN staat,
maken de ruitenwissers één wisslag om aan te
geven dat de AUTO-modus is ingeschakeld.
OAls de temperatuur van de regensensor
85°C of hoger is, of -15°C of lager, werkt de
automatische functie mogelijk niet. Zet de rui-
tenwisserschakelaar in dat geval in een
andere modus dan AUTO.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 196 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
197
4
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
QAls er geen ruitensproeiervloeistof op de
ruit terechtkomt
Controleer of er ruitensproeiervloeistof in het
reservoir aanwezig is en controleer als dat het
geval is of de sproeierkoppen niet verstopt zijn.
QFunctie aan het openen van het voorportier
gekoppeld onderbreken van de ruitenwis-
sers voor
Als, terwijl de auto stilstaat en de selectiehendel
in stand P staat, een voorportier wordt geopend
wanneer is geselecteerd en de ruitenwis-
sers voor werken, wordt de werking van de rui-
tenwissers voor onderbroken om te voorkomen
dat iemand in de buurt van de auto natgespet-
terd wordt. Als het voorportier wordt gesloten,
wordt de werking van de ruitenwissers hervat.
QBij het uitzetten van de motor in een noodge-
val tijdens het rijden
Als de ruitenwissers voor werken wanneer de
motor wordt uitgezet, zullen ze op hoge snelheid
werken. Zodra de auto stilstaat, wordt de wer-
king weer normaal als het contact AAN wordt
gezet, of stopt de werking als het bestuurders-
portier wordt geopend.
QWerking buitenspiegelverwarming gekop-
peld aan werking ruitenwissers
De buitenspiegelverwarming wordt automatisch
ingeschakeld als u de ruitenwissers bedient.
Nadat de ruitenwissers zijn uitgeschakeld, blijft
de buitenspiegelverwarming nog ongeveer 15
minuten werken.
Informatie over de buitenspiegelverwarming:
Blz. 342
WAARSCHUWING
QWaarschuwing met betrekking tot het
gebruik van de ruitenwissers in de
AUTO-modus
De ruitenwissers voor kunnen onverwacht in
werking treden als de sensor wordt aange-
raakt of als de voorruit aan trillingen wordt
blootgesteld terwijl de ruitenwissers in de
stand AUTO staan. Let erop dat er niets
bekneld raakt als de ruitenwissers in werking
treden.
QWaarschuwing met betrekking tot het
gebruik van ruitensproeiervloeistof
Gebruik bij koud weer de ruitensproeier-
vloeistof pas wanneer de voorruit warm is. De
vloeistof kan anders op de voorruit bevriezen
en zo het zicht belemmeren. Dit kan leiden tot
een ongeval met dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg.
OPMERKING
QAls er geen ruitensproeiervloeistof uit de
sproeierkoppen komt
Als u de hendel gedurende langere tijd naar u
toe getrokken houdt, kan de sproeierpomp
beschadigd raken.
QWanneer een sproeier verstopt raakt
Neem in dat geval contact op met een
erkende Lexus-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Probeer als een sproeierkop verstopt is
geraakt deze niet schoon te maken met een
naald of iets dergelijks. Hierdoor kan de
sproeierkop beschadigd raken.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 197 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
198 4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Als de ruitenwissers voor niet worden
gebruikt, keren ze terug tot onder de
motorkap. Om de ruitenwissers voor te
kunnen optillen bij parkeren onder koude
omstandigheden of bij het vervangen van
een ruitenwisserrubber, moeten de ruiten-
wissers voor met de ruitenwisserhendel
vanuit de ruststand in de servicestand
gezet worden.
QDe ruitenwissers in de servicestand
zetten
Zet binnen ongeveer 45 seconden na het
UIT zetten van het contact de ruitenwisser-
hendel in de stand en houd hem
gedurende ten minste ongeveer 2 secon-
den in die stand.
De ruitenwissers bewegen naar de service-
stand.
QOptillen van de ruitenwissers voor
Houd het haakgedeelte van de ruiten-
wisserarm vast en til de ruitenwisser voor
van de voorruit.
QDe ruitenwissers voor in de ruststand zetten
Zet het contact AAN en zet de ruitenwisserhen-
del in een werkingsstand terwijl de ruitenwissers
voor op de voorruit geplaatst zijn. Als de ruiten-
wisserschakelaar wordt uitgeschakeld, stoppen
de ruitenwissers voor in de ruststand. Zelfs als de
ruitenwissers uit positie staan terwijl het contact
UIT staat, keren de ruitenwissers terug in de nor-
male stand.
Wijzigen van de ruststand van de
ruitenwissers voor/optillen van de
ruitenwissers voor
A
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 198 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
199
4
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
OPMERKING
QBij het optillen van de ruitenwissers voor
OTil de ruitenwissers voor niet op als ze in de
ruststand onder de motorkap staan. Als u
dat wel doet, raken de ruitenwissers voor
mogelijk de motorkap, hetgeen kan resul-
teren in schade aan de ruitenwissers voor
en/of de motorkap.
OTil de ruitenwissers voor niet op aan het rui-
tenwisserblad. Anders kan het ruitenwis-
serblad vervormd raken.
OBedien de ruitenwisserhendel niet wan-
neer de ruitenwissers voor zijn opgetild.
Als u dat wel doet, raken de ruitenwissers
voor mogelijk de motorkap, hetgeen kan
resulteren in schade aan de ruitenwissers
voor en/of de motorkap.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 199 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
200 4-4. Tanken
4-4.Tanken
Sluit alle portieren en ruiten en zet het
contact UIT.
Controleer de brandstofsoort.
QBrandstofsoorten
Blz. 475
QVulopening brandstoftank voor loodvrije
benzine
Om vergissingen bij tankstations te voorkomen,
is uw auto uitgerust met een kleinere vulopening
speciaal voor loodvrije benzine.
Openen van de tankdop
Voer de volgende stappen uit om de
tankdop te openen:
Voor het t anken
WAARSCHUWING
QBij het tanken
Neem bij het tanken de volgende voorzorgs-
maatregelen in acht. Het niet in acht nemen
van de voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
ORaak na het verlaten van de auto en voor
het openen van de tankdopklep een onge-
verfd metalen oppervlak aan om eventuele
statische elektriciteit af te voeren. Het is
belangrijk om statische elektriciteit af te
voeren voordat u gaat tanken, omdat von-
ken als gevolg van statische elektriciteit
brandstofdampen tot ontbranding kunnen
brengen.
OPak de tankdop bij de greep vast en draai
hem langzaam los.
Tijdens het losdraaien van de tankdop kan
er een sissend geluid hoorbaar zijn. Wacht
tot het geluid verdwenen is alvorens de
tankdop te verwijderen. Bij hoge buiten-
temperaturen kan er brandstof uit de vul-
pijp spuiten en letsel veroorzaken.
OZorg ervoor dat er niemand die de eventu-
eel aanwezige statische elektriciteit van
zijn lichaam niet heeft afgevoerd, in de
buurt van een niet afgesloten brandstof-
tank komt.
OAdem de brandstofdampen niet in.
Brandstof bevat stoffen die schadelijk zijn
als ze ingeademd worden.
ORook niet tijdens het tanken.
Als u dat wel doet, kan er brand ontstaan.
OKeer niet naar de auto terug als u statisch
geladen bent.
Statische elektriciteit kan vonkvorming en
daarmee brand veroorzaken.
QBij het tanken
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht om te voorkomen dat de brandstoftank
overstroomt:
OPlaats het vulpistool nauwkeurig in de vul-
pijp.
OStop met het vullen van de tank wanneer
het vulpistool automatisch uit klikt.
OVul de brandstoftank niet tot de rand.
OPMERKING
QTa n k e n
Mors geen brandstof tijdens het tanken.
Anders kan schade aan de auto ontstaan,
zoals het slecht functioneren van het emissie-
regelsysteem, of beschadiging van de onder-
delen van het brandstofsysteem of van de lak.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 200 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
201
4
4-4. Tanken
Rijden
1Druk op de ontgrendelschakelaar.
2Draai de tankdop langzaam los en
plaats hem in de houder op de
tankdopklep.
QAls de tankdopklep niet kan worden
geopend
Blz. 450
Draai na het tanken van brandstof de
tankdop tot u een klik hoort. Als u de dop
loslaat, zal hij iets in de andere richting
draaien.
Openen van de tankdop Sluiten van de tankdop
WAARSCHUWING
QVervangen van de tankdop
Vervang de tankdop uitsluitend door een ori-
ginele Lexus tankdop die speciaal voor uw
auto ontwikkeld is. Als u een andere tankdop
gebruikt, kan er brand ontstaan of kunnen er
andere problemen optreden met mogelijk
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 201 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
202 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4-5.Gebruik van de ondersteun ende systemen
*: Indien aanwezig
QPCS (Pre-Crash Safety-systeem)
(auto's met Lexus Safety System+ A)
Blz. 213
QFCTA (Front Cross Traffic Alert)
Blz. 237
QLTA (Lane Tracing Assist) (auto's met
Lexus Safety System+ A)
Blz. 240
QAHS (Adaptive High Beam-systeem)
Blz. 186
QRSA (Road Sign Assist)
Blz. 260
QDynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik
Blz. 265
Vier soorten sensoren, die zich achter de
grille, voorbumper, achterbumper en voor-
ruit bevinden, signaleren informatie die
nodig is voor de werking van de onder-
steunende systemen.
Voor
Radarsensor voor
Radarsensoren opzij voor
Camera voor
Lexus Safety System+ A*
Het Lexus Safety System+ A bestaat uit
de volgende ondersteunende syste-
men en draagt bij aan een veilige en
comfortabele rijervaring:
Ondersteunend systeem
WAARSCHUWING
QLexus Safety System+ A
Lexus Safety System+ A is ontworpen om te
werken met als uitgangspunt dat de bestuur-
der voorzichtig rijdt en is ontworpen om te
helpen de gevolgen van een aanrijding voor
de inzittenden en de auto te beperken of de
bestuurder te assisteren onder normale
rijomstandigheden.
Vertrouw niet blindelings op het systeem,
aangezien er een grens is aan de mate van
nauwkeurigheid bij de herkenning en de
ondersteunende mogelijkheden die dit sys-
teem kan bieden. Het is altijd de verantwoor-
delijkheid van de bestuurder om de omgeving
van de auto in de gaten te houden en veilig te
rijden.
Sensoren
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 202 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
203
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
Achter
Radarsensoren opzij achter (Blz. 286)
WAARSCHUWING
QVoorkomen van storingen in de radarsen-
sor voor
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
Als u dat niet doet, werkt de radarsensor
mogelijk niet goed, hetgeen kan leiden tot
een ongeval met dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg.
OHoud de radarsensor en de afdekking van
de radarsensor altijd schoon.
Radarsensor
Afdekking radarsensor
Reinig de voorzijde van de radarsensor of de
voor- of achterzijde van afdekking van de
radarsensor als ze vuil zijn of als er water-
druppels, sneeuw, enz. op zit(ten).
Reinig de radarsensor en de kap van de
radarsensor met een zachte doek om te
voorkomen dat er beschadigingen ontstaan.
A
B
OBevestig geen accessoires, (doorzichtige)
stickers of andere zaken op de radarsen-
sor, de afdekking van de radarsensor of het
omliggende gebied.
OStel de radarsensor en de omgeving van
de sensor niet bloot aan krachtige schok-
ken.
Als de radarsensor ook maar iets wordt
verplaatst, werkt het systeem mogelijk niet
goed meer en worden objecten mogelijk
niet meer correct gesignaleerd.
Laat de auto controleren door een
erkende Lexus-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige als de
radarsensor, de grille of de voorbumper is
blootgesteld aan een krachtige schok.
OHaal de radarsensor niet uit elkaar.
OWijzig of spuit de radarsensor of de kap
van de radarsensor niet.
OIn de volgende gevallen moet de radarsen-
sor opnieuw worden gekalibreerd. Neem
voor meer informatie contact op met een
erkende Lexus-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Als de radarsensor of de grille is verwij-
derd en geplaatst of vervangen
Als de voorbumper is vervangen
QVoorkomen van storingen in de radarsen-
soren opzij voor
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
Als u dat niet doet, werkt de radarsensor
mogelijk niet goed, hetgeen kan leiden tot
een ongeval met dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 203 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
204 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
WAARSCHUWING
OHoud de radarsensoren en hun omlig-
gende gebieden op de voorbumper te
allen tijde schoon.
Als een radarsensor of de omgeving ervan op
de voorbumper vuil is of bedekt met sneeuw,
werkt het systeem mogelijk niet en wordt er
een waarschuwingsmelding (Blz. 445)
weergegeven.
Verwijder in dat geval het vuil of de sneeuw
en rijd gedurende ongeveer 10 minuten met
de auto.
Laat uw auto nakijken door een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige wanneer de waarschu-
wingsmelding niet verdwijnt.
OBevestig geen accessoires, (doorzichtige)
stickers, aluminium tape of andere zaken
op de radarsensoren of het omliggende
gebied.
OStel een radarsensor en zijn omgeving op
de voorbumper niet bloot aan krachtige
schokken.
Als een radarsensor ook maar iets wordt ver-
plaatst, werkt het systeem mogelijk niet goed
meer en worden auto's mogelijk niet meer
correct gesignaleerd.
Laat uw auto controleren door een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
Als een radarsensor of de omgeving ervan
is blootgesteld aan krachtige schokken.
Als er krassen op of deuken in de omge-
ving van de radarsensor op de voorbum-
per aanwezig zijn of als een deel van de
voorbumper is losgekomen.
OHaal de radarsensoren niet uit elkaar.
OBreng geen wijzigingen aan de radarsen-
soren of het omliggende gebied op de
voorbumper aan.
OIn de volgende gevallen moet de radarsen-
sor opnieuw worden gekalibreerd. Neem
voor meer informatie contact op met een
erkende Lexus-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Als de radarsensor is verwijderd en
geplaatst, of vervangen
Als de voorbumper is vervangen
OBreng geen andere kleur lak dan een offi-
ciële Lexus-kleur aan op de voorbumper.
QStoringen in de camera voor voorkomen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
Als u dat niet doet, werkt de camera voor
mogelijk niet goed, hetgeen kan leiden tot
een ongeval met dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg.
OHoud de voorruit te allen tijde schoon.
Reinig de voorruit als deze vuil is of als er
een dun olielaagje, waterdruppels, sneeuw,
enz. op zit(ten).
Neem bij gebruik van een ruitencoating
contact op met een erkende Lexus-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige, aangezien sommige ruiten-
coatings mogelijk een negatieve invloed
hebben op de signaleringsfunctie van de
camera voor.
Als er een ruitencoating op de voorruit is
aangebracht, moeten waterdruppels e.d.
nog steeds met de ruitenwissers voor wor-
den verwijderd van het gedeelte van de
voorruit vóór de camera voor.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 204 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
205
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
WAARSCHUWING
Neem contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige als de binnen-
zijde van de voorruit waar de camera voor
is geplaatst vuil is.
OBevestig geen voorwerpen, zoals (door-
zichtige) stickers, op de buitenzijde van de
voorruit vóór de camera voor (het grijze
gebied in de afbeelding).
Vanaf de bovenzijde van de voorruit tot
ongeveer 1 cm onder de onderzijde van
de camera voor
Ongeveer 36 cm (ongeveer 18 cm naar
links en rechts vanuit het midden van de
camera voor)
OAls de voorruit vóór de camera voor is
beslagen of wanneer er condens of ijs op
de voorruit zit, gebruik dan de voorruitver-
warming om de condens van de voorruit te
verwijderen of de voorruit te ontdooien.
(Blz. 342)
OVervang het ruitenwisserrubber of het rui-
tenwisserblad als de ruitenwissers vóór de
waterdruppels niet goed kunnen verwijde-
ren van het gedeelte van de voorruit vóór
de camera voor.
OPlak geen ruitfolie op de voorruit.
OVervang de voorruit als deze beschadigd is
of als er een barst in zit.
Na vervanging van de voorruit moet de
camera voor opnieuw worden gekali-
breerd. Neem voor meer informatie con-
tact op met een erkende Lexus-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
A
B
OZorg ervoor dat er geen vloeistoffen op de
camera voor terechtkomen.
OVoorkom dat er fel licht op de camera voor
schijnt.
OZorg ervoor dat de camera voor niet vuil
wordt of beschadigd raakt.
Zorg er bij het reinigen van de binnenzijde
van de voorruit voor dat er geen glasreini-
ger op de lens van de camera voor terecht-
komt. Raak de lens ook niet aan.
Neem contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige als de lens vuil of
beschadigd is.
OStel de camera voor niet bloot aan sterke
schokken.
OWijzig de montagepositie of -richting van
de camera voor niet en verwijder de
camera niet.
OHaal de camera voor niet uit elkaar.
OWijzig geen onderdelen van de auto rond
de camera voor (binnenspiegel, enz.) of
het dak.
OBevestig geen accessoires die de camera
voor kunnen hinderen op de motorkap, de
grille of de voorbumper. Neem voor meer
informatie contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
OZorg er als een surfplank of een ander lang
voorwerp op het dak moet worden
geplaatst voor dat de camera voor er niet
door wordt gehinderd.
OBreng geen wijzigingen aan de koplampen
of andere lichten aan.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 205 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
206 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
QAls een waarschuwingsmelding wordt weergegeven op het multi-informatiedisplay
Een van de systemen is mogelijk tijdelijk niet beschikbaar of er is mogelijk sprake van een storing in het
betreffende systeem.
OVoer in de volgende situaties de in de tabel aangegeven acties uit. Als wordt gesignaleerd dat weer
aan de normale werkingsvoorwaarden wordt voldaan, verdwijnt de melding en werkt het systeem
weer normaal.
Als de melding niet verdwijnt: neem contact op met een erkende Lexus-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Situatie Handelingen
Als het gedeelte rondom een camera bedekt is
met vuil, vocht (condens, ijs, enz.) of andere ver-
ontreinigingen
Verwijder het vuil e.d. met behulp van de ruiten-
wissers en de airco. (Blz. 342)
Als de temperatuur rondom de camera voor niet
binnen het werkingsbereik ligt, bijvoorbeeld
doordat de auto in de zon of een zeer koude
omgeving staat
Als de camera voor heet is, bijvoorbeeld doordat
de auto in de zon heeft gestaan, maak dan
gebruik van de airconditioning om het gedeelte
rondom de camera voor af te koelen.
Als bij het parkeren van de auto gebruik is
gemaakt van een zonnescherm, kan bij bepaalde
typen zonnescherm door het zonlicht dat door
het oppervlak ervan wordt gereflecteerd de
temperatuur van de camera voor extreem hoog
oplopen.
Als de camera voor koud is, bijvoorbeeld doordat
de auto in een zeer koude omgeving heeft
gestaan, maak dan gebruik van het airconditio-
ningsysteem om het gedeelte rondom te camera
voor op te warmen.
Het gedeelte vóór de camera voor wordt afge-
dekt, bijvoorbeeld doordat de motorkap is
geopend of doordat een sticker op het gedeelte
van de voorruit vóór de camera voor is geplakt.
Sluit de motorkap, verwijder de sticker, enz.,
zodat de camera voor niet meer wordt afgedekt.
Wanneer “Pre-Collision System Radar In Self
Calibration Unavailable See Owner’s Manual”
(Zelfkalibratie radar Pre-Crash Safety-systeem
niet beschikbaar, zie handleiding) wordt weerge-
geven.
Controleer of er materialen op de radarsensor of
de afdekking van de radarsensor zijn bevestigd
en verwijder deze zo nodig.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 206 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
207
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
OAls in de volgende situaties de situatie is gewijzigd (of enige tijd met de auto is gereden) en wordt
gesignaleerd dat weer aan de normale werkingsvoorwaarden wordt voldaan, verdwijnt de melding
en werkt het systeem weer normaal.
Als de melding niet verdwijnt: neem contact op met een erkende Lexus-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als de temperatuur rondom de camera voor niet binnen het werkingsbereik ligt, bijvoorbeeld door-
dat de auto in de zon of een zeer koude omgeving staat
Als de camera voor geen objecten voor de auto kan detecteren, zoals 's nachts op een onverlichte
weg, bij sneeuw, bij mist of als er fel licht in de camera voor schijnt
Afhankelijk van de omstandigheden in de omgeving van de auto oordeelt de radar mogelijk dat de
omgeving niet goed kan worden herkend. In dat geval wordt “Pre-Collision System Unavailable See
Owner’s Manual” (Pre-Crash Safety-systeem niet beschikbaar, zie handleiding) weergegeven.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 207 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
208 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
*: Indien aanwezig
QPCS (Pre-Crash Safety-systeem)
(auto's met Lexus Safety System+)
Blz. 225
QLTA (Lane Tracing Assist) (auto's met
Lexus Safety System+)
Blz. 250
QAHS (Adaptive High Beam-systeem)*
Blz. 186
*: Indien aanwezig
QAHB (Automatic High Beam)*
Blz. 190
*: Indien aanwezig
QRSA (Road Sign Assist)*
Blz. 260
*: Indien aanwezig
QDynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik
Blz. 265
Twee soorten sensoren, die zich achter de
grille en de voorruit bevinden, signaleren
informatie die nodig is voor de werking van
de ondersteunende systemen.
Radarsensor
Camera voor
Lexus Safety System+*
Het Lexus Safety System+ bestaat uit
de volgende ondersteunende syste-
men en draagt bij aan een veilige en
comfortabele rijervaring:
Ondersteunend systeem
WAARSCHUWING
QLexus Safety System+
Lexus Safety System+ is ontworpen om te
werken met als uitgangspunt dat de bestuur-
der voorzichtig rijdt en is ontworpen om te
helpen de gevolgen van een aanrijding voor
de inzittenden en de auto te beperken of de
bestuurder te assisteren onder normale
rijomstandigheden.
Vertrouw niet blindelings op het systeem,
aangezien er een grens is aan de mate van
nauwkeurigheid bij de herkenning en de
ondersteunende mogelijkheden die dit sys-
teem kan bieden. Het is altijd de verantwoor-
delijkheid van de bestuurder om de omgeving
van de auto in de gaten te houden en veilig te
rijden.
Sensoren
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 208 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
209
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
WAARSCHUWING
QVoorkomen van storingen in de radarsen-
sor
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
Als u dat niet doet, werkt de radarsensor
mogelijk niet goed, hetgeen kan leiden tot
een ongeval met dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg.
OHoud de radarsensor en de afdekking van
de radarsensor altijd schoon.
Radarsensor
Afdekking radarsensor
Reinig de voorzijde van de radarsensor of de
voor- of achterzijde van afdekking van de
radarsensor als ze vuil zijn of als er water-
druppels, sneeuw, enz. op zit(ten).
Reinig de radarsensor en de kap van de
radarsensor met een zachte doek om te
voorkomen dat er beschadigingen ontstaan.
OBevestig geen accessoires, (doorzichtige)
stickers of andere zaken op de radarsen-
sor, de afdekking van de radarsensor of het
omliggende gebied.
OStel de radarsensor en de omgeving van
de sensor niet bloot aan krachtige schok-
ken.
Laat de auto controleren door een
erkende Lexus-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige als de
radarsensor, de grille of de voorbumper is
blootgesteld aan een krachtige schok.
OHaal de radarsensor niet uit elkaar.
OWijzig of spuit de radarsensor of de kap
van de radarsensor niet.
A
B
OIn de volgende gevallen moet de radarsen-
sor opnieuw worden gekalibreerd. Neem
voor meer informatie contact op met een
erkende Lexus-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Als de radarsensor of de grille is verwij-
derd en geplaatst of vervangen
Als de voorbumper is vervangen
QStoringen in de camera voor voorkomen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
Als u dat niet doet, werkt de camera voor
mogelijk niet goed, hetgeen kan leiden tot
een ongeval met dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg.
OHoud de voorruit te allen tijde schoon.
Reinig de voorruit als deze vuil is of als er
een dun olielaagje, waterdruppels, sneeuw,
enz. op zit(ten).
Als er een ruitencoating op de voorruit is
aangebracht, moeten waterdruppels e.d.
nog steeds met de ruitenwissers voor wor-
den verwijderd van het gedeelte van de
voorruit vóór de camera voor.
Neem contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige als de binnen-
zijde van de voorruit waar de camera voor
is geplaatst vuil is.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 209 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
210 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
WAARSCHUWING
OBevestig geen voorwerpen, zoals (door-
zichtige) stickers e.d. op de buitenzijde van
de voorruit vóór de camera voor (het grijze
gebied in de afbeelding).
Vanaf de bovenzijde van de voorruit tot
ongeveer 1 cm onder de onderzijde van
de camera voor
Ongeveer 20 cm (ongeveer 10 cm naar
links en rechts vanuit het midden van de
camera voor)
OAls de voorruit vóór de camera voor is
beslagen of wanneer er condens of ijs op
de voorruit zit, gebruik dan de voorruitver-
warming om de condens van de voorruit te
verwijderen of de voorruit te ontdooien.
(Blz. 342)
OVervang het ruitenwisserrubber of het rui-
tenwisserblad als de ruitenwissers vóór de
waterdruppels niet goed kunnen verwijde-
ren van het gedeelte van de voorruit vóór
de camera voor.
OPlak geen ruitfolie op de voorruit.
OVervang de voorruit als deze beschadigd is
of als er een barst in zit.
Na vervanging van de voorruit moet de
camera voor opnieuw worden gekali-
breerd. Neem voor meer informatie con-
tact op met een erkende Lexus-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
OZorg ervoor dat er geen vloeistoffen op de
camera voor terechtkomen.
OVoorkom dat er fel licht op de camera voor
schijnt.
A
B
OZorg ervoor dat de camera voor niet vuil
wordt of beschadigd raakt.
Zorg er bij het reinigen van de binnenzijde
van de voorruit voor dat er geen glasreini-
ger op de lens van de camera voor terecht-
komt. Raak de lens ook niet aan.
Neem contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige als de lens vuil of
beschadigd is.
OStel de camera voor niet bloot aan sterke
schokken.
OWijzig de montagepositie of -richting van
de camera voor niet en verwijder de
camera niet.
OHaal de camera voor niet uit elkaar.
OWijzig geen onderdelen van de auto rond
de camera voor (binnenspiegel, enz.) of
het dak.
OBevestig geen accessoires die de camera
voor kunnen hinderen op de motorkap, de
grille of de voorbumper. Neem voor meer
informatie contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
OZorg er als een surfplank of een ander lang
voorwerp op het dak moet worden
geplaatst voor dat de camera voor er niet
door wordt gehinderd.
OBreng geen wijzigingen aan de koplampen
of andere lichten aan.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 210 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
211
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
QAls een waarschuwingsmelding wordt weergegeven op het multi-informatiedisplay
Een van de systemen is mogelijk tijdelijk niet beschikbaar of er is mogelijk sprake van een storing in het
betreffende systeem.
OVoer in de volgende situaties de in de tabel aangegeven acties uit. Als wordt gesignaleerd dat weer
aan de normale werkingsvoorwaarden wordt voldaan, verdwijnt de melding en werkt het systeem
weer normaal.
Als de melding niet verdwijnt: neem contact op met een erkende Lexus-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Situatie Handelingen
Als het gedeelte rondom een camera bedekt is
met vuil, vocht (condens, ijs, enz.) of andere ver-
ontreinigingen
Verwijder het vuil e.d. met behulp van de ruiten-
wissers en de airco. (Blz. 342)
Als de temperatuur rondom de camera voor niet
binnen het werkingsbereik ligt, bijvoorbeeld
doordat de auto in de zon of een zeer koude
omgeving staat
Als de camera voor heet is, bijvoorbeeld doordat
de auto in de zon heeft gestaan, maak dan
gebruik van de airconditioning om het gedeelte
rondom de camera voor af te koelen.
Als bij het parkeren van de auto gebruik is
gemaakt van een zonnescherm, kan bij bepaalde
typen zonnescherm door het zonlicht dat door
het oppervlak ervan wordt gereflecteerd de
temperatuur van de camera voor extreem hoog
oplopen.
Als de camera voor koud is, bijvoorbeeld doordat
de auto in een zeer koude omgeving heeft
gestaan, maak dan gebruik van het airconditio-
ningsysteem om het gedeelte rondom te camera
voor op te warmen.
Het gedeelte vóór de camera voor wordt afge-
dekt, bijvoorbeeld doordat de motorkap is
geopend of doordat een sticker op het gedeelte
van de voorruit vóór de camera voor is geplakt.
Sluit de motorkap, verwijder de sticker, enz.,
zodat de camera voor niet meer wordt afgedekt.
Wanneer “Pre-Collision System Radar In Self
Calibration Unavailable See Owner’s Manual”
(Zelfkalibratie radar Pre-Crash Safety-systeem
niet beschikbaar, zie handleiding) wordt weerge-
geven.
Controleer of er materialen op de radarsensor of
de afdekking van de radarsensor zijn bevestigd
en verwijder deze zo nodig.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 211 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
212 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
OAls in de volgende situaties de situatie is gewijzigd (of enige tijd met de auto is gereden) en wordt
gesignaleerd dat weer aan de normale werkingsvoorwaarden wordt voldaan, verdwijnt de melding
en werkt het systeem weer normaal.
Als de melding niet verdwijnt: neem contact op met een erkende Lexus-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als de temperatuur rondom de camera voor niet binnen het werkingsbereik ligt, bijvoorbeeld door-
dat de auto in de zon of een zeer koude omgeving staat
Als de camera voor geen objecten voor de auto kan detecteren, zoals 's nachts op een onverlichte
weg, bij sneeuw, bij mist of als er fel licht in de camera voor schijnt
Afhankelijk van de omstandigheden in de omgeving van de auto oordeelt de radar mogelijk dat de
omgeving niet goed kan worden herkend. In dat geval wordt “Pre-Collision System Unavailable See
Owner’s Manual” (Pre-Crash Safety-systeem niet beschikbaar, zie handleiding) weergegeven.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 212 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
213
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
QVoetgangerdetectie
Wanneer het systeem vaststelt dat de kans
op een frontale aanrijding met een stil-
staande of bewegende voetganger vóór
uw auto groot is, wordt er een melding
weergegeven op het head-up display om
de bestuurder te waarschuwen.
QPre-Crash-waarschuwing
Wanneer het systeem oordeelt dat een
frontale aanrijding waarschijnlijk is, klinkt
er een zoemer en wordt er een waarschu-
wingsmelding weergegeven op het
multi-informatiedisplay om de bestuurder
aan te sporen om uit te wijken.
QPre-Crash Brake Assist
Wanneer het systeem oordeelt dat een
aanrijding aan de voorzijde waarschijnlijk
is, past het een grotere remkracht toe in
relatie tot de kracht waarmee het rempe-
daal wordt ingetrapt.
QPre-Crash-remmen
Wanneer het systeem oordeelt dat de kans
op een frontale aanrijding zeer groot is,
worden de remmen automatisch bekrach-
tigd om te helpen een aanrijding te voorko-
men of de snelheid van de aanrijding te
verlagen.
PCS (Pre-Crash Safety-
systeem) (auto's met Lexus
Safety System+ A)
Het Pre-Crash Safety-systeem maakt
gebruik van een radarsensor voor en
een camera voor om voertuigen en
voetgangers/fietsers vóór uw auto te
signaleren. Daarnaast maakt het
gebruik van radarsensoren opzij voor
om voertuigen die van links of rechts
voor naderen te signaleren. Wanneer
het systeem oordeelt dat de kans op
een aanrijding aan de voorzijde met
een voertuig of een voetganger/fietser
groot is, wordt een waarschuwing
geactiveerd om de bestuurder aan te
sporen om uit te wijken en wordt de
potentiële remdruk verhoogd om de
bestuurder te helpen een aanrijding te
voorkomen. Wanneer het systeem oor-
deelt dat de kans op een aanrijding aan
de voorzijde met een voertuig of een
voetganger/fietser zeer groot is, wor-
den de remmen automatisch bekrach-
tigd om te helpen een aanrijding te
voorkomen of om de impact van een
aanrijding te helpen verminderen.
Het Pre-Crash Safety-systeem kan wor-
den in-/uitgeschakeld en het waarschu-
wingstijdstip kan worden gewijzigd.
(Blz. 217)
Systeemfuncties
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 213 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
214 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
QAssistentie bij het rechts/links afslaan
op een kruispunt
Wanneer het systeem in de onderstaande
situaties oordeelt dat een aanrijding zeer
waarschijnlijk is, geeft het een
Pre-Crash-waarschuwing en wordt indien
nodig de Pre-Crash Brake-functie uitge-
voerd. Afhankelijk van hoe het kruispunt
eruit ziet, is assistentie wellicht niet moge-
lijk.
Wanneer u rechts/links afslaat op een
kruispunt en het pad van een tegenlig-
ger kruist
Wanneer u rechts/links afslaat, er vóór
u een voetganger wordt gesignaleerd
en het systeem inschat dat deze uw pad
zal kruisen (fietsers worden niet gesig-
naleerd).
QActieve stuurassistentie
Wanneer het systeem oordeelt dat de kans
op een aanrijding met een object, zoals
een vangrail, of een voetganger groot is,
ook al wordt het rempedaal ingetrapt en
kan een aanrijding mogelijk worden voor-
komen door bediening van het stuurwiel,
wordt het stuurwiel automatisch bediend
door het systeem om te helpen een aanrij-
ding te voorkomen of om de impact van
een aanrijding te helpen verminderen.
QActive Assist voor veiligheidsgordels
(alleen voorstoelen)
Wanneer het systeem oordeelt dat de kans
op een frontale aanrijding groot is, trekt het
systeem de veiligheidsgordels aan. Daar-
naast trekt het systeem de veiligheidsgor-
dels mogelijk aan wanneer het rempedaal
plotseling wordt ingetrapt of wanneer de
bestuurder de controle over de auto ver-
liest.
QPre-Crash-rugleuningen (voorpassa-
giersstoel/elektrisch verstelbare ach-
terstoelen [indien aanwezig])
Wanneer het systeem oordeelt dat de kans
op een frontale aanrijding groot is, zet het
systeem de rugleuningen van de voorpas-
sagiersstoel en de elektrisch verstelbare
achterstoelen mogelijk automatisch
rechtop wanneer deze achterover staan.
Als een stoel wordt versteld, wordt deze moge-
lijk niet in een andere stand gezet door de
Pre-Crash-stoelfunctie.
QDempingsregeling
Wanneer het systeem oordeelt dat de kans
op een frontale aanrijding groot is, regelt
het Adaptive Variable Suspension-systeem
(Blz. 322) de dempingskracht van de
schokdempers om de auto te helpen sta-
biel te blijven.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 214 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
215
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
WAARSCHUWING
QBeperkingen van het Pre-Crash
Safety-systeem
ODe bestuurder is zelf verantwoordelijk
voor een veilig rijgedrag. Rijd altijd veilig en
houd rekening met de omgeving.
Gebruik het Pre-Crash Safety-systeem
nooit in plaats van normaal remmen. Dit
systeem voorkomt niet in alle gevallen een
aanrijding en vermindert ook niet altijd de
schade of het letsel bij de aanrijding. Ver-
trouw niet uitsluitend op dit systeem. Als u
dat niet doet, kan dat leiden tot een onge-
val met dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
OHoewel dit systeem is ontworpen om aan-
rijdingen te helpen voorkomen of de
impact van een aanrijding te helpen ver-
minderen, is het effect afhankelijk van aller-
lei omstandigheden. Hierdoor bereikt het
systeem mogelijk niet altijd hetzelfde pres-
tatieniveau.
Lees de hierna gegeven aanwijzingen aan-
dachtig door. Vertrouw niet blindelings op
dit systeem en rijd altijd voorzichtig.
Omstandigheden waaronder het systeem
mogelijk werkt, zelfs als er geen kans op
een aanrijding is: Blz. 220
Omstandigheden waaronder het systeem
mogelijk niet juist werkt: Blz. 222
OProbeer niet zelf de werking van het
Pre-Crash Safety-systeem te testen.
Afhankelijk van de objecten die voor het
testen worden gebruikt (dummy's, karton-
nen imitaties van signaleerbare objecten,
enz.) werkt het systeem mogelijk niet goed,
hetgeen kan leiden tot een ongeval.
QPre-Crash-remmen
OAls de Pre-Crash Brake-functie in werking
is, wordt er veel remkracht toegepast.
OAls de auto wordt stilgezet door de wer-
king van de Pre-Crash Brake-functie,
wordt de werking van de functie na onge-
veer 2 seconden uitgeschakeld. Trap
indien nodig het rempedaal in.
ODe Pre-Crash Brake-functie werkt moge-
lijk niet, afhankelijk van de bediening van
de auto door de bestuurder. Als het gaspe-
daal diep wordt ingetrapt of het stuurwiel
wordt gedraaid, oordeelt het systeem
mogelijk dat de bestuurder een uitwijkactie
uitvoert en werkt het Pre-Crash Brake-sys-
teem mogelijk niet.
OTerwijl het Pre-Crash Brake-systeem is
ingeschakeld, wordt in sommige gevallen
de werking ervan mogelijk uitgeschakeld,
wanneer het gaspedaal diep wordt inge-
trapt of het stuurwiel wordt gedraaid en het
systeem oordeelt dat de bestuurder een
uitwijkactie uitvoert.
OAls het rempedaal wordt ingetrapt, oor-
deelt het systeem mogelijk dat de bestuur-
der een uitwijkactie uitvoert en stelt het
mogelijk het werkingstijdstip van de
Pre-Crash Brake-functie uit.
QActieve stuurassistentie
OHet stuurwiel wordt mogelijk automatisch
gedraaid wanneer de actieve stuurassis-
tentie in werking is.
ODe werking van de actieve stuurassistentie
wordt uitgeschakeld wanneer het systeem
vaststelt dat een aanrijding is voorkomen;
bedien daarom zo nodig het stuurwiel.
OIn de volgende situaties stelt het systeem
mogelijk vast dat de bestuurder een uit-
wijkmanoeuvre uitvoert. In dit geval werkt
de actieve stuurassistentie mogelijk niet of
wordt deze mogelijk uitgeschakeld.
Als het gaspedaal diep wordt ingetrapt of
het stuurwiel wordt bediend. In dit geval
stelt het systeem mogelijk vast dat de
bestuurder een uitwijkmanoeuvre uitvoert
en werkt het Pre-Crash Brake-systeem
mogelijk niet.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 215 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
216 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
QIn-/uitschakelen van het Pre-Crash
Safety-systeem
Het Pre-Crash Safety-systeem kan wor-
den ingeschakeld/uitgeschakeld via
(Blz. 81) van het multi-informatiedisplay.
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld
telkens wanneer het contact AAN wordt gezet.
Als het systeem wordt uitgeschakeld, gaat
het waarschuwingslampje PCS branden
en wordt er een melding weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
WAARSCHUWING
Terwijl de actieve stuurassistentie in wer-
king is, wordt in sommige gevallen de wer-
king ervan mogelijk uitgeschakeld, wan-
neer het gaspedaal diep wordt ingetrapt of
het stuurwiel wordt gedraaid en het sys-
teem oordeelt dat de bestuurder een uit-
wijkactie uitvoert.
Wanneer de actieve stuurassistentie in
werking is en het stuurwiel stevig wordt
vastgehouden of de andere kant op wordt
gedraaid dan die waarin het systeem kop-
pel genereert, wordt de functie mogelijk
uitgeschakeld.
Als het rempedaal wordt ingetrapt, oor-
deelt het systeem mogelijk dat de bestuur-
der een uitwijkactie uitvoert en wordt de
werking van de actieve stuurassistentie
mogelijk uitgesteld.
QActive Assist voor veiligheidsgordels
Als de Active Assist is geactiveerd en de vei-
ligheidsgordels in aangetrokken positie zijn
geblokkeerd, breng dan onmiddellijk de auto
op een veilige plaats tot stilstand, maak de
veiligheidsgordels los, trek eraan om ze te
deblokkeren en maak ze vervolgens weer
vast.
Bovendien, als er speling zit in een veilig-
heidsgordel, kan deze worden gedeblok-
keerd door hem iets aan te trekken zonder
hem los te maken.
QWanneer moet het Pre-Crash Safety-sys-
teem worden uitgeschakeld
Schakel in de volgende situaties het systeem
uit, omdat het mogelijk niet juist werkt, het-
geen kan leiden tot een ongeval waarbij
dodelijk of ernstig letsel kan ontstaan:
OAls de auto wordt gesleept
OBij het slepen van een andere auto
OBij het vervoeren van de auto op een
vrachtwagen, boot, trein of vergelijkbaar
transportmiddel
OWanneer de auto wordt opgetakeld terwijl
de motor aan staat en de wielen vrij kunnen
draaien
OBij het controleren van de auto op een rol-
lenbank, bijvoorbeeld een vermogens-
bank of een snelheidsmetertester, of bij het
balanceren van de wielen aan de auto
OAls er veel kracht is uitgeoefend op de
voorbumper, de achterbumper of de grille
door een aanrijding of een andere oorzaak
OAls de auto niet stabiel functioneert, zoals
na een ongeval of tijdens een storing
OAls sportief met de auto wordt gereden of
als op onverharde wegen wordt gereden
OAls de banden niet de juiste bandenspan-
ning hebben
OAls de banden zeer versleten zijn
OAls er een andere maat banden dan voor-
geschreven is gemonteerd
OAls er sneeuwkettingen zijn aangebracht
OWanneer er een compact reservewiel is
gemonteerd of een bandenreparatieset is
gebruikt
OAls er tijdelijk uitrusting (sneeuwploeg,
enz.) die de radarsensor of de camera voor
kan hinderen op de auto is geplaatst
Wijzigen van instellingen van het
Pre-Crash Safety-systeem
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 216 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
217
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
Wanneer het Pre-Crash Safety-systeem
wordt uitgeschakeld, wordt ook de voet-
gangerdetectie uitgeschakeld.
QIn-/uitschakelen van de voetganger-
detectie
De voetgangerdetectie kan worden inge-
schakeld/uitgeschakeld via (Blz. 81)
van het multi-informatiedisplay.
QWijzigen van de timing van de
Pre-Crash-waarschuwing
De timing van de Pre-Crash-waarschu-
wing kan worden gewijzigd via
(Blz. 81) van het multi-informatiedisplay.
De instelling van de timing van de waarschu-
wing blijft behouden als het contact UIT wordt
gezet. Als het Pre-Crash Safety-systeem echter
is uitgeschakeld en weer is ingeschakeld, wordt
de timing weer ingesteld op de standaardinstel-
ling (gemiddeld).
1Vroeg
2Gemiddeld
Dit is de standaardinstelling.
3Laat
QWijzigen van het waarschuwingstijd-
stip van de voetgangerdetectie
Als het tijdstip van de Pre-Crash-waar-
schuwing wordt gewijzigd, wordt dien-
overeenkomstig ook het waarschuwings-
tijdstip van de voetgangerdetectie gewij-
zigd.
QWerkingsvoorwaarden
Het Pre-Crash Safety-systeem wordt ingeschakeld en het systeem oordeelt dat de kans op een fron-
tale aanrijding met een voertuig, voetganger/fietser, vangrail, enz. of een aanrijding van opzij aan de
voorzijde met een voertuig groot is.
Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk niet:
OAls een accupool is losgenomen en weer aangesloten en er vervolgens gedurende een bepaalde
tijd niet met de auto is gereden
OAls de selectiehendel in stand R staat
OAls het controlelampje VSC OFF brandt (alleen de voetgangerdetectie en de Pre-Crash-waar-
schuwingsfunctie werken)
OWanneer er onvoldoende ruimte is waar de auto veilig en onbelemmerd in kan rijden
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 217 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
218 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
OWanneer een object het gebied nadert waar de auto in zal worden gereden
Hieronder staan de snelheden vermeld waarbij elke functie werkt en de omstandigheden waaronder
de werking wordt geannuleerd.
OVoetgangerdetectie
OPre-Crash-waarschuwing
Wanneer de Pre-Crash-waarschuwingsfunctie in werking is en het stuurwiel stevig of plotseling wordt
verdraaid, wordt de functie mogelijk uitgeschakeld.
OPre-Crash Brake Assist
Signaleerbare objecten Rijsnelheid
Voetgange rs Ongeveer 30 - 65 km/h
Signaleerbare objecten Rijsnelheid Snelheidsverschil tussen uw
auto en het object
Voorliggers en stilstaande voer-
tuigen Ongeveer 5 - 180 km/h Ongeveer 5 - 180 km/h
Tegenliggers Ongeveer 10 - 180 km/h Ongeveer 20 - 180 km/h
Fietsers en voetgangers Ongeveer 5 - 80 km/h Ongeveer 5 - 80 km/h
Signaleerbare objecten Rijsnelheid Snelheid naderende auto
Voertuigen die van links of
rechts voor naderen Ongeveer 10 - 60 km/h Ongeveer 15 - 60 km/h
Signaleerbare objecten Rijsnelheid Snelheidsverschil tussen uw
auto en het object
Voorliggers en stilstaande voer-
tuigen Ongeveer 30 - 180 km/h Ongeveer 30 - 180 km/h
Fietsers en voetgangers Ongeveer 30 - 80 km/h Ongeveer 30 - 80 km/h
Signaleerbare objecten Rijsnelheid Snelheid naderende auto
Voertuigen die van links of
rechts voor naderen Ongeveer 30 - 60 km/h Ongeveer 15 - 60 km/h
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 218 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
219
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
OPre-Crash-remmen
Als zich een van de volgende situaties voordoet terwijl het Pre-Crash Brake-systeem in werking is,
wordt dit systeem uitgeschakeld:
Het gaspedaal wordt diep ingetrapt.
Er wordt een scherpe stuurbeweging gemaakt of het stuurwiel wordt plotseling gedraaid.
OActieve stuurassistentie
Als zich een van de volgende situaties voordoet terwijl de actieve stuurassistentie in werking is, wordt
dit systeem uitgeschakeld:
Het gaspedaal wordt diep ingetrapt.
Er wordt een scherpe stuurbeweging gemaakt of het stuurwiel wordt plotseling gedraaid.
OAssistentie bij het rechts/links afslaan op een kruispunt (Pre-Crash-waarschuwing)
Wanneer de richtingaanwijzers niet knipperen, werkt de assistentie bij het rechts/links afslaan op een
kruispunt gericht op tegenliggers niet.
OAssistentie bij het rechts/links afslaan op een kruispunt (Pre-Crash Brake-functie)
Wanneer de richtingaanwijzers niet knipperen, werkt de assistentie bij het rechts/links afslaan op een
kruispunt gericht op tegenliggers niet.
Signaleerbare objecten Rijsnelheid Snelheidsverschil tussen uw
auto en het object
Voorliggers en stilstaande voer-
tuigen Ongeveer 5 - 180 km/h Ongeveer 5 - 180 km/h
Tegenliggers Ongeveer 10 - 180 km/h Ongeveer 20 - 180 km/h
Fietsers en voetgangers Ongeveer 5 - 80 km/h Ongeveer 5 - 80 km/h
Signaleerbare objecten Rijsnelheid
Voetgange rs Ongeveer 40 - 65 km/h
Vangra i l Ongeveer 60 - 80 km/h
Signaleerbare
objecten Rijsnelheid Snelheid tegenligger
Snelheidsverschil
tussen uw auto en
het object
Tegenliggers Ongeveer 10 - 25 km/h Ongeveer 30 - 55
km/h
Ongeveer 40 - 80
km/h
Voetgange rs Ongeveer 10 - 25 km/h Ongeveer 10 - 25 km/h
Signaleerbare
objecten Rijsnelheid Snelheid tegenligger
Snelheidsverschil
tussen uw auto en
het object
Tegenliggers Ongeveer 15 - 25 km/h Ongeveer 30 - 45
km/h Ongeveer 45 - 70 km/h
Voetgange rs Ongeveer 10 - 25 km/h Ongeveer 10 - 25 km/h
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 219 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
220 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
QDetectiefunctie voor voertuigen, voetgan-
gers en fietsers
Het Pre-Crash Safety-systeem signaleert voer-
tuigen, voetgangers en fietsers op basis van de
grootte, het profiel en de beweging van de per-
soon. Afhankelijk van de helderheid van het
omgevingslicht en de beweging, het postuur en
de hoek van het gesignaleerde object wordt een
voertuig, voetganger of fietser mogelijk niet
gesignaleerd, waardoor het systeem niet goed
werkt. (Blz. 222)
De afbeelding geeft aan hoe de gesignaleerde
voertuigen, voetgangers en fietsers worden
weergegeven.
QOmstandigheden waaronder het systeem
mogelijk werkt, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is
OIn bepaalde situaties, zoals de onderstaande,
oordeelt het systeem mogelijk dat een aanrij-
ding aan de voorzijde waarschijnlijk is en
treedt het in werking.
Wanneer een voertuig, voetganger of fietser
wordt gepasseerd
Bij het veranderen van rijstrook tijdens het
inhalen van een voertuig, voetganger of fiet-
ser
Wanneer het voertuig, de voetganger of de
fietser dat/die wordt genaderd zich op een
naastliggende rijstrook of langs de weg
bevindt, bijvoorbeeld bij het veranderen van
koers of bij het rijden op een bochtige weg
Wanneer een voertuig, voetganger, fietser,
enz. snel wordt genaderd
Bij het naderen van objecten langs de weg,
zoals een voertuig, voetganger, fietser, vang-
rails, verkeersborden, telefoonpalen, straat-
verlichting, bomen of muren
Wanneer er bij het begin van een bocht een
voertuig, voetganger, fietser of object naast
de weg aanwezig is
Als er (geverfde) patronen vóór uw auto aan-
wezig zijn die ten onrechte aangezien kunnen
worden voor een voertuig, voetganger of fiet-
ser
Als de voorzijde van uw auto wordt geraakt
door water, sneeuw, stof, enz.
Bij het inhalen van een voertuig, voetganger
of fietser dat/die van rijstrook verandert of een
bocht naar rechts/links maakt
Bij het passeren van een voertuig, voetganger
of fietser dat/die stilstaat op de rijstrook voor
het tegemoetkomende verkeer om rechts of
links af te slaan
Als een voertuig, voetganger of fietser uw
auto zeer dicht nadert en vervolgens stopt
voordat het/deze zich in de rijrichting van uw
auto bevindt
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 220 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
221
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
Als de voorzijde van uw auto omhoog of
omlaag gaat, bijvoorbeeld op een oneffen of
golvend wegdek
Bij het rijden op een weg omringd door een
constructie, zoals een tunnel of een stalen
brug
Als er zich metalen objecten (putdeksel, staal-
plaat, enz.), opstaande randen, kuilen of uit-
stekende delen bevinden op het wegdek of in
de berm
Als een overstekende voetganger of fietser de
auto zeer dicht nadert
Wanneer wordt gereden op plaatsen met een
lage constructie boven de weg (laag plafond,
tunnel, brugbalk, verkeersbord, enz.)
Wanneer onder een object (verkeersbord, bil-
lboard, enz.) door wordt gereden
Bij het naderen van een slagboom van een
elektronische tolpoort, slagboom bij een par-
keerterrein of andere afscheiding die open en
dicht gaat
Bij het wassen van de auto in een wasstraat
Bij het rijden door of onder objecten die in
contact kunnen komen met de auto, zoals
hoog gras, boomtakken of een spandoek
Bij het rijden door stoom of rook
Wanneer dicht bij een object wordt gereden
dat radiogolven weerkaatst, zoals een grote
vrachtwagen of een vangrail
Wanneer wordt gereden in de buurt van een
televisiezendmast, radiozender of elektrici-
teitscentrale, een met een radar uitgeruste
auto of een andere locatie waar mogelijk
sterke radiogolven of elektromagnetische vel-
den aanwezig zijn
Wanneer er allerlei zaken zijn die de radiogol-
ven van de radar in de buurt kunnen reflecte-
ren (tunnels, vakwerkbruggen, onverharde
wegen, besneeuwde wegen met sporen, enz.)
Wanneer tijdens het rechts/links afslaan een
tegenligger of overstekende voetganger het
pad van uw auto al heeft verlaten
Wanneer u vlak voor een tegenligger of over-
stekende voetganger rechts/links afslaat
Wanneer tijdens het rechts/links afslaan een
tegenligger of overstekende voetganger stopt
voordat deze het pad van uw auto kruist
Wanneer tijdens het rechts/links afslaan een
tegenligger voor uw auto rechts/links afslaat
Wanneer u in de richting van tegenliggend
verkeer stuurt
Als u op een smalle weg een tegenligger pas-
seert
Als u dicht langs objecten, zoals muren of
palen in de middenberm, rijdt
Als u in een scherpe bocht een tegenligger
passeert
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 221 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
222 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Wanneer u een voertuig passeert dat links of
rechts afslaat
Wanneer u wordt gepasseerd door een auto
die van links of rechts voor nadert
Wanneer u een bocht naar links/rechts maakt
terwijl een auto van links of rechts voor nadert
Wanneer u een object langs de weg, zoals een
geparkeerde auto, passeert
Als u in een S-bocht een tegenligger passeert
Wanneer er een object dat kan worden aan-
gezien voor een voetganger, zoals een elek-
triciteitspaal, boom of paal, langs de weg of
aan het begin van een bocht staat
Als er een (motor)fiets langs de weg staat aan
het begin van een bocht
Als de voorligger een (motor)fiets is
OMogelijk wordt de voetgangerdetectie onno-
dig door het systeem ingeschakeld als het sys-
teem de volgende zaken signaleert:
Voetgangers op een stoep
Fietsen en motorfietsen
Patronen of verf op de weg, een muur, een
middenberm, een billboard, enz. die kunnen
worden aangezien voor een voetganger of
fietser
QSituaties waarin het systeem mogelijk niet
goed werkt
OIn sommige situaties, zoals de onderstaande,
wordt een voertuig, voetganger of fietser
mogelijk niet gesignaleerd door de sensoren,
waardoor het systeem niet goed werkt:
Wanneer een voertuig, voetganger of fietser
uw auto nadert
Wanneer uw auto of een voertuig, voetganger
of fietser een schommelende beweging maakt
Als een voertuig, voetganger of fietser een
abrupte beweging maakt (zoals een uitwijk-
manoeuvre, plotseling versnellen of afrem-
men)
Wanneer uw auto een voertuig, voetganger of
fietser snel nadert
Als het voertuig, de voetganger of de fietser
zich niet direct voor uw auto bevindt
Wanneer een voertuig, voetganger of fietser
zich vlak bij bijvoorbeeld een muur, hek, vang-
rail, putdeksel, voertuig of stalen plaat op de
weg bevindt
Wanneer een voertuig, voetganger of fietser
zich onder een constructie bevindt
Wanneer een voertuig, voetganger of fietser
gedeeltelijk verborgen is achter een object
zoals een groot stuk bagage, een paraplu of
een vangrail
Wanneer er allerlei zaken zijn die de radiogol-
ven van de radar in de buurt kunnen reflecte-
ren (tunnels, vakwerkbruggen, onverharde
wegen, besneeuwde wegen met sporen, enz.)
Wanneer de radiogolven van de radar in een
andere auto uw auto beïnvloeden
Wanneer zich meerdere voertuigen, voetgan-
gers of fietsers dicht bij elkaar bevinden
Als de zon of ander licht rechtstreeks op een
voertuig, voetganger, fietser of vangrail schijnt
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 222 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
223
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
Wanneer een voertuig, voetganger of fietser
wit is en er extreem licht uitziet
Wanneer een voertuig, voetganger of fietser
bijna dezelfde kleur heeft of even licht is als
zijn omgeving
Wanneer een voertuig, voetganger of fietser
uw auto afsnijdt of plotseling opduikt voor uw
auto
Als de voorzijde van uw auto wordt geraakt
door water, sneeuw, stof, enz.
Wanneer een zeer fel licht, bijvoorbeeld de
zon of de koplampen van tegemoetkomend
verkeer, rechtstreeks in de camera voor
schijnt
Bij het naderen van de zijkant of voorkant van
een voorligger
Als de voorligger een motorfiets is
Als de voorligger smal is, zoals een scootmo-
biel
Als een voorligger een smalle achterzijde
heeft, zoals een onbeladen vrachtwagen
Als een voorligger een lage achterzijde heeft,
zoals een oprijwagen
Als een voorligger een extreem grote
bodemvrijheid heeft
Als een voorligger een lading vervoert die uit-
steekt voorbij de achterbumper
Als een voorligger een onregelmatige vorm
heeft, zoals een tractor of een zijspan
Als de voorligger een kinderfiets, een fiets
met bepakking, een fiets met iemand ach-
terop of een fiets met een bijzondere vorm
(fiets met een kinderzitje, tandem, enz.) is
Als een voetganger of de rijhoogte van een
fietser korter is dan ongeveer 1 m of langer is
dan ongeveer 2 m
Als een voetganger of fietser breed vallende
kleding (regenjas, lange rok, enz.) draagt,
waardoor zijn of haar silhouet onduidelijk
wordt
Als een voetganger vooroverbuigt of gehurkt
zit of een fietser vooroverbuigt
Als een voetganger of fietser zich snel voort-
beweegt
Als een voetganger een wandelwagentje, rol-
stoel, fiets of ander voertuig voortduwt
Bij slecht weer zoals bij hevige regen, mist,
sneeuw of een zandstorm
Bij het rijden door stoom of rook
Als er weinig omgevingslicht is, zoals tijdens
de schemering, of 's nachts of in een tunnel,
waardoor een voertuig, voetganger of fietser
bijna dezelfde kleur lijkt te hebben als zijn
omgeving
Wanneer er wordt gereden op een plek waar
de helderheid van het omgevingslicht plotse-
ling verandert, zoals bij het in- of uitrijden van
een tunnel
Wanneer u ergens rijdt waar veel objecten
zijn die radarsignalen weerkaatsen, zoals in
een tunnel of parkeergarage
Nadat de motor gestart is, is er gedurende
een bepaalde tijd niet met de auto gereden
Bij het afslaan naar links/rechts en gedurende
een paar seconden na het afslaan naar
links/rechts
Bij het rijden in een bocht en een paar secon-
den na het rijden in een bocht
Wanneer uw auto slipt
Als de voorzijde van de auto omhoog of
omlaag staat
Als de wielen niet goed zijn uitgelijnd
Als een ruitenwisserblad de camera voor
blokkeert
Er wordt gereden met extreem hoge snelhe-
den
Als op een helling wordt gereden
Wanneer de radarsensor of de camera voor
niet goed is uitgelijnd
Als de koplampen niet goed zijn uitgelijnd
Wanneer u een vangrail nadert onder een
grote of kleine hoek
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 223 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
224 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Wanneer een voertuig uw auto van links of
rechts voor nadert terwijl uw auto een
onoverzichtelijk kruispunt oprijdt
Wanneer een voertuig uw auto van links of
rechts achter nadert
Wanneer een voertuig de zijkant van uw auto
nadert onder een kleine hoek
Bij het rijden over een weg met een sterk wis-
selend hellingspercentage (steile helling
omhoog/omlaag)
Voetgangers en fietsers die bijvoorbeeld in
het donker of in een tunnel niet door de kop-
lampen worden verlicht
Voetgangers en fietsers die plotseling van
snelheid of richting veranderen
Voetgangers en fietsers die plotseling van
achter een auto of een groot object opduiken
Voetgangers en fietsers die zich heel dicht bij
de zijkant van de auto (buitenspiegel, enz.)
bevinden
Wanneer u rechts/links afslaat terwijl er ten
minste twee rijstroken verderop tegenliggers
rijden
Wanneer tijdens het rechts/links afslaan
tegenliggers een eind bij u vandaan zijn
Wanneer tijdens het rechts/links afslaan een
voetganger uw auto van achteren of opzij
nadert
OIn bepaalde situaties, zoals de onderstaande,
signaleren de sensoren de rijstrookmarkerin-
gen of een veilige plaats waar de auto in kan
worden gereden mogelijk niet, waardoor de
actieve stuurassistentie niet goed werkt:
Wanneer de witte (gele) rijstrookmarkeringen
niet goed zichtbaar zijn, bijvoorbeeld wan-
neer deze vaag zijn of splitsen/samenkomen
of wanneer er een schaduw over valt
Wanneer de rijstrook breder of smaller is dan
gebruikelijk
Wanneer er een licht en donker patroon op
het wegdek aanwezig is, bijvoorbeeld als
gevolg van wegwerkzaamheden
Als het systeem vaststelt dat een aanrijding
kan worden voorkomen door alleen de rem-
men te activeren
Wanneer er een voetganger wordt gesigna-
leerd in de buurt van de hartlijn van de auto
OIn bepaalde situaties, zoals onderstaande,
wordt er mogelijk onvoldoende remkracht of
stuurkracht gegenereerd, waardoor het sys-
teem niet goed werkt:
Als de remmen niet op volle sterkte kunnen
werken, bijvoorbeeld wanneer de onderde-
len van het remsysteem extreem koud,
extreem heet of nat zijn
Als de auto niet goed wordt onderhouden
(extreem versleten remdelen of banden,
onjuiste bandenspanning, enz.)
Als er met de auto gereden wordt op grind of
een andere gladde ondergrond
Bij diepe sporen in de weg
Als op een helling wordt gereden
Als op een horizontaal aflopende weg wordt
gereden
OSommige vangrails, zoals onderstaande, wor-
den mogelijk niet gesignaleerd door de sen-
soren, waardoor het systeem niet goed werkt:
Vangrails die niet hoger zijn dan ongeveer 60
cm
•Korte vangrails
Vangrails met een onregelmatige vorm (vang-
rails van draadkabel, vangrails bestaande uit
dunne palen, enz.)
Vangrails die bijvoorbeeld in het donker of in
een tunnel niet door de koplampen worden
verlicht
Vangrails die bijna dezelfde kleur hebben en
even licht zijn als de omgeving
Vangrails die bijna dezelfde vorm hebben als
de omgeving (muren, enz.)
Vangrails die over een metalen object (put-
deksel, staalplaat, enz.) op de weg staan
Vangrails die verborgen zijn achter hoog gras
Vangrails die zich heel dicht bij de zijkant van
de auto (buitenspiegel, enz.) bevinden
Gebogen vangrails of vangrails aan het begin
van een bocht
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 224 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
225
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
OIn sommige situaties, zoals de onderstaande,
signaleert het systeem mogelijk een voetgan-
ger en wordt er een waarschuwing weerge-
geven op het head-up display, ook al is er
geen voetganger in de buurt:
Wanneer de voorzijde van de auto is ver-
hoogd of verlaagd, bijvoorbeeld op een onge-
lijk of glooiend wegdek (als gevolg van spo-
ren, enz.)
Als op een helling wordt gereden
Als op een horizontaal aflopende weg wordt
gereden
Als de bestuurder in een extreme houding zit,
bijvoorbeeld wanneer de bestuurdersstoel
ver achterover staat
Als het head-up display extreem hoog is
gepositioneerd
QAls de VSC wordt uitgeschakeld
OAls de VSC wordt uitgeschakeld
(Blz. 322), worden ook de Pre-Crash
Brake Assist-functie en de Pre-Crash
Brake-functie uitgeschakeld.
OHet waarschuwingslampje PCS gaat branden
en “VSC Turned Off Pre-Collision Brake
System Unavailable” (VSC uitgeschakeld,
Pre-Crash Brake-systeem niet beschikbaar)
wordt weergegeven op het multi-informatie-
display.
PCS (Pre-Crash Safety-
systeem) (auto's met Lexus
Safety System+)
Het Pre-Crash Safety-systeem maakt
gebruik van een radarsensor en een
camera voor om objecten (Blz. 226)
vóór de auto te signaleren. Wanneer
het systeem oordeelt dat de kans op
een frontale aanrijding met een object
groot is, wordt een waarschuwing
geactiveerd om de bestuurder aan te
sporen om uit te wijken en wordt de
potentiële remdruk verhoogd om de
bestuurder te helpen een aanrijding te
voorkomen. Wanneer het systeem oor-
deelt dat de kans op een frontale aan-
rijding met een object zeer groot is,
worden de remmen automatisch
bekrachtigd om te helpen een aanrij-
ding te voorkomen of om de impact van
een aanrijding te helpen verminderen.
Het Pre-Crash Safety-systeem kan wor-
den in-/uitgeschakeld en het waarschu-
wingstijdstip kan worden gewijzigd.
(Blz. 229)
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 225 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
226 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Het systeem kan de volgende zaken signaleren (de waarneembare zaken verschillen
afhankelijk van de functie):
De landen en regio's in het overzicht zijn van toepassing vanaf november 2021. Afhankelijk
van wanneer de auto is verkocht, kunnen de landen en regio's echter verschillen. Neem
contact op met uw Lexus-dealer voor details.
QPre-Crash-waarschuwing
Wanneer het systeem oordeelt dat een
frontale aanrijding waarschijnlijk is, klinkt
er een zoemer en wordt er een waarschu-
wingsmelding weergegeven op het
multi-informatiedisplay om de bestuurder
aan te sporen om uit te wijken.
QPre-Crash Brake Assist
Wanneer het systeem oordeelt dat een
aanrijding aan de voorzijde waarschijnlijk
is, past het een grotere remkracht toe in
relatie tot de kracht waarmee het rempe-
daal wordt ingetrapt.
QPre-Crash-remmen
Wanneer het systeem oordeelt dat de kans
op een frontale aanrijding zeer groot is,
worden de remmen automatisch bekrach-
tigd om te helpen een aanrijding te voorko-
men of de snelheid van de aanrijding te
verlagen.
Signaleerbare objecten en beschikbaarheid functie
Regio's Signaleerbare
objecten Beschikbaarheid functie Landen/gebieden
A
Voertuigen
Fietsers
Voetg angers
De Pre-Crash-waarschu-
wing, Pre-Crash Brake
Assist, Pre-Crash-remmen,
Emergency Steering Assist,
assistentie bij het
rechts/links afslaan op een
kruispunt en dempingsrege-
ling zijn beschikbaar
Oekraïne, Kazachstan, Rusland
BVoertuigen
De Pre-Crash-waarschu-
wing, Pre-Crash Brake
Assist, Pre-Crash-remmen
en dempingsregeling zijn
beschikbaar
Azerbeidzjan, Georgië, Armenië
Systeemfuncties
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 226 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
227
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
QPre-Crash-rugleuningen (voorpassa-
giersstoel/elektrisch verstelbare ach-
terstoelen [indien aanwezig])
Wanneer het systeem oordeelt dat de kans
op een frontale aanrijding groot is, zet het
systeem de rugleuningen van de voorpas-
sagiersstoel en de elektrisch verstelbare
achterstoelen mogelijk automatisch
rechtop wanneer deze achterover staan.
Als een stoel wordt versteld, wordt deze moge-
lijk niet in een andere stand gezet door de
Pre-Crash-stoelfunctie.
QEmergency Steering Assist (regio A)
Wanneer het systeem oordeelt dat een
frontale aanrijding zeer waarschijnlijk is, de
auto voldoende ruimte heeft op zijn rij-
strook en de bestuurder bezig is een uit-
wijk- of stuurmanoeuvre uit te voeren,
helpt de Emergency Steering Assist bij het
sturen. Op die manier wordt gezorgd voor
een betere voertuigstabiliteit en wordt er
voorkomen dat de rijstrook wordt verlaten.
Tijdens de werking brandt het controle-
lampje groen.
QAssistentie bij het rechts/links afslaan
op een kruispunt (regio A)
Wanneer het systeem in de onderstaande
situaties oordeelt dat een aanrijding zeer
waarschijnlijk is, geeft het een
Pre-Crash-waarschuwing en wordt indien
nodig de Pre-Crash Brake-functie uitge-
voerd.
Afhankelijk van hoe het kruispunt eruit ziet,
is assistentie wellicht niet mogelijk.
Wanneer u rechts/links afslaat op een
kruispunt en het pad van een tegenlig-
ger kruist
Wanneer u rechts/links afslaat, er vóór
u een voetganger wordt gesignaleerd
en het systeem inschat dat deze uw pad
zal kruisen (fietsers worden niet gesig-
naleerd).
QDempingsregeling (indien aanwezig)
Wanneer het systeem oordeelt dat de kans
op een frontale aanrijding groot is, regelt
het Adaptive Variable Suspension-systeem
(Blz. 322) de dempingskracht van de
schokdempers om de auto te helpen sta-
biel te blijven.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 227 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
228 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
WAARSCHUWING
QBeperkingen van het Pre-Crash
Safety-systeem
ODe bestuurder is zelf verantwoordelijk
voor een veilig rijgedrag. Rijd altijd veilig en
houd rekening met de omgeving.
Gebruik het Pre-Crash Safety-systeem
nooit in plaats van normaal remmen. Dit
systeem voorkomt niet in alle gevallen een
aanrijding en vermindert ook niet altijd de
schade of het letsel bij de aanrijding. Ver-
trouw niet uitsluitend op dit systeem. Als u
dat niet doet, kan dat leiden tot een onge-
val met dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
OHoewel dit systeem is ontworpen om aan-
rijdingen te helpen voorkomen of de
impact van een aanrijding te helpen ver-
minderen, is het effect afhankelijk van aller-
lei omstandigheden. Hierdoor bereikt het
systeem mogelijk niet altijd hetzelfde pres-
tatieniveau.
Lees de hierna gegeven aanwijzingen aan-
dachtig door. Vertrouw niet blindelings op
dit systeem en rijd altijd voorzichtig.
Omstandigheden waaronder het systeem
mogelijk werkt, zelfs als er geen kans op
een aanrijding is: Blz. 232
Omstandigheden waaronder het systeem
mogelijk niet juist werkt: Blz. 234
OProbeer niet zelf de werking van het
Pre-Crash Safety-systeem te testen.
Afhankelijk van de objecten die voor het
testen worden gebruikt (dummy's, karton-
nen imitaties van signaleerbare objecten,
enz.) werkt het systeem mogelijk niet goed,
hetgeen kan leiden tot een ongeval.
QPre-Crash Brake-functie
OAls de Pre-Crash Brake-functie in werking
is, wordt er veel remkracht toegepast.
OAls de auto wordt stilgezet door de wer-
king van de Pre-Crash Brake-functie,
wordt de werking van de functie na onge-
veer 2 seconden uitgeschakeld. Trap
indien nodig het rempedaal in.
ODe Pre-Crash Brake-functie werkt moge-
lijk niet, afhankelijk van de bediening van
de auto door de bestuurder. Als het gaspe-
daal diep wordt ingetrapt of het stuurwiel
wordt gedraaid, oordeelt het systeem
mogelijk dat de bestuurder een uitwijkactie
uitvoert en werkt het Pre-Crash Brake-sys-
teem mogelijk niet.
OTerwijl het Pre-Crash Brake-systeem is
ingeschakeld, wordt in sommige gevallen
de werking ervan mogelijk uitgeschakeld,
wanneer het gaspedaal diep wordt inge-
trapt of het stuurwiel wordt gedraaid en het
systeem oordeelt dat de bestuurder een
uitwijkactie uitvoert.
OAls het rempedaal wordt ingetrapt, oor-
deelt het systeem mogelijk dat de bestuur-
der een uitwijkactie uitvoert en stelt het
mogelijk het werkingstijdstip van de
Pre-Crash Brake-functie uit.
QEmergency Steering Assist (regio A)
ODe werking van de Emergency Steering
Assist wordt uitgeschakeld wanneer het
systeem vaststelt dat is voorkomen dat de
rijstrook is verlaten.
OIn de volgende gevallen werkt Emergency
Steering Assist mogelijk niet of wordt het
mogelijk uitgeschakeld, aangezien het sys-
teem mogelijk vaststelt dat de bestuurder
handelend optreedt.
Als het gaspedaal diep wordt ingetrapt, er
een ruk aan het stuurwiel wordt gegeven,
het rempedaal wordt ingetrapt of de rich-
tingaanwijzerschakelaar wordt bediend. In
dit geval stelt het systeem mogelijk vast dat
de bestuurder een uitwijkmanoeuvre uit-
voert en werkt de Emergency Steering
Assist mogelijk niet.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 228 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
229
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
QIn-/uitschakelen van het Pre-Crash
Safety-systeem
Het Pre-Crash Safety-systeem kan wor-
den ingeschakeld/uitgeschakeld via
(Blz. 81) van het multi-informatiedisplay.
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld
telkens wanneer het contact AAN wordt gezet.
Als het systeem wordt uitgeschakeld, gaat
het waarschuwingslampje PCS branden
en wordt er een melding weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
WAARSCHUWING
Terwijl de Emergency Steering Assist in
werking is, wordt in sommige gevallen de
werking ervan mogelijk uitgeschakeld
wanneer het gaspedaal diep wordt inge-
trapt, er een ruk aan het stuurwiel wordt
gegeven of het rempedaal wordt ingetrapt
en het systeem oordeelt dat de bestuurder
een uitwijkmanoeuvre uitvoert.
Wanneer de Emergency Steering Assist in
werking is en het stuurwiel stevig wordt
vastgehouden of de andere kant op wordt
gedraaid dan die waarin het systeem kop-
pel genereert, wordt de functie mogelijk
uitgeschakeld.
QWanneer moet het Pre-Crash Safety-sys-
teem worden uitgeschakeld
Schakel in de volgende situaties het systeem
uit, omdat het mogelijk niet juist werkt, het-
geen kan leiden tot een ongeval waarbij
dodelijk of ernstig letsel kan ontstaan:
OAls de auto wordt gesleept
OBij het slepen van een andere auto
OBij het vervoeren van de auto op een
vrachtwagen, boot, trein of vergelijkbaar
transportmiddel
OWanneer de auto wordt opgetakeld terwijl
de motor aan staat en de wielen vrij kunnen
draaien
OBij het controleren van de auto op een rol-
lenbank, bijvoorbeeld een vermogens-
bank of een snelheidsmetertester, of bij het
balanceren van de wielen aan de auto
OAls er veel kracht wordt uitgeoefend op de
voorbumper of de grille door een aanrij-
ding of een andere oorzaak
OAls niet op een stabiele wijze kan worden
gereden met de auto, bijvoorbeeld als hij
betrokken is geweest bij een ongeval of als
er storingen zijn
OAls sportief met de auto wordt gereden of
als op onverharde wegen wordt gereden
OAls de banden niet de juiste bandenspan-
ning hebben
OAls de banden zeer versleten zijn
OAls er een andere maat banden dan voor-
geschreven is gemonteerd
OAls er sneeuwkettingen zijn aangebracht
OWanneer er een compact reservewiel is
gemonteerd of een bandenreparatieset is
gebruikt
OAls er tijdelijk uitrusting (sneeuwploeg,
enz.) die de radarsensor of de camera voor
kan hinderen op de auto is geplaatst
Wijzigen van instellingen van het
Pre-Crash Safety-systeem
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 229 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
230 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
QWijzigen van de timing van de
Pre-Crash-waarschuwing
De timing van de Pre-Crash-waarschu-
wing kan worden gewijzigd via
(Blz. 81) van het multi-informatiedisplay.
De instelling van de timing van de waarschu-
wing blijft behouden als het contact UIT wordt
gezet. Als het Pre-Crash Safety-systeem echter
is uitgeschakeld en weer is ingeschakeld, wordt
de timing weer ingesteld op de standaardinstel-
ling (gemiddeld).
Regio A: Als de timing van de
Pre-Crash-waarschuwing wordt gewijzigd,
wordt dienovereenkomstig ook de timing
van de Emergency Steering Assist gewij-
zigd.
Wanneer laat is geselecteerd, werkt de
Emergency Steering Assist niet in een
noodgeval.
1Vroeg
2Gemiddeld
Dit is de standaardinstelling.
3Laat
QWerkingsvoorwaarden voor elke Pre-Crash Safety-functie
Het Pre-Crash Safety-systeem wordt ingeschakeld en het systeem oordeelt dat de kans op een fron-
tale aanrijding met een obstakel groot is.
Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk niet:
Als een accupool is losgenomen en weer aangesloten en er vervolgens gedurende een bepaalde
tijd niet met de auto is gereden
Als de selectiehendel in stand R staat
Als het controlelampje VSC OFF brandt (alleen de Pre-Crash-waarschuwingsfunctie werkt)
Hieronder staan de snelheden vermeld waarbij elke functie werkt en de omstandigheden waaronder
de werking wordt geannuleerd.
OPre-Crash-waarschuwing
Wanneer de Pre-Crash-waarschuwingsfunctie in werking is en het stuurwiel stevig of plotseling wordt
verdraaid, wordt de functie mogelijk uitgeschakeld.
Signaleerbare objecten Rijsnelheid Snelheidsverschil tussen uw
auto en het object
Voorliggers en stilstaande voer-
tuigen Ongeveer 10 - 180 km/h Ongeveer 10 - 180 km/h
Regio A: Tegenliggers Ongeveer 10 - 180 km/h Ongeveer 20 - 180 km/h
Regio A: Fietsers en voetgan-
gers Ongeveer 10 - 80 km/h Ongeveer 10 - 80 km/h
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 230 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
231
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
OPre-Crash Brake Assist
OPre-Crash-remmen
Als zich een van de volgende situaties voordoet terwijl het Pre-Crash Brake-systeem in werking is,
wordt dit systeem uitgeschakeld:
Het gaspedaal wordt diep ingetrapt.
Er wordt een scherpe stuurbeweging gemaakt of het stuurwiel wordt plotseling gedraaid.
OEmergency Steering Assist (regio A)
Wanneer de richtingaanwijzers knipperen, werkt de Emergency Steering Assist niet in een noodgeval.
Als zich een van de volgende situaties voordoet terwijl de Emergency Steering Assist in werking is,
wordt dit systeem uitgeschakeld:
Het gaspedaal wordt diep ingetrapt.
Er wordt een scherpe stuurbeweging gemaakt of het stuurwiel wordt plotseling gedraaid.
Het rempedaal is ingetrapt.
Signaleerbare objecten Rijsnelheid Snelheidsverschil tussen uw
auto en het object
Voorliggers en stilstaande voer-
tuigen Ongeveer 30 - 180 km/h Ongeveer 30 - 180 km/h
Regio A: Fietsers en voetgan-
gers Ongeveer 30 - 80 km/h Ongeveer 30 - 80 km/h
Signaleerbare objecten Rijsnelheid Snelheidsverschil tussen uw
auto en het object
Voorliggers en stilstaande voer-
tuigen Ongeveer 10 - 180 km/h Ongeveer 10 - 180 km/h
Regio A: Tegenliggers Ongeveer 10 - 180 km/h Ongeveer 20 - 180 km/h
Regio A: Fietsers en voetgan-
gers Ongeveer 10 - 80 km/h Ongeveer 10 - 80 km/h
Signaleerbare objecten Rijsnelheid Snelheidsverschil tussen uw
auto en het object
Voorliggers, stilstaande voertui-
gen, fietsers en voetgangers Ongeveer 40 - 80 km/h Ongeveer 40 - 80 km/h
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 231 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
232 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
OAssistentie bij het rechts/links afslaan op een kruispunt (Pre-Crash-waarschuwing) (regio A)
Wanneer de richtingaanwijzers niet knipperen, werkt de assistentie bij het rechts/links afslaan op een
kruispunt gericht op tegenliggers niet.
OAssistentie bij het rechts/links afslaan op een kruispunt (Pre-Crash Brake-functie) (regio A)
Wanneer de richtingaanwijzers niet knipperen, werkt de assistentie bij het rechts/links afslaan op een
kruispunt gericht op tegenliggers niet.
QObjectdetectiefunctie
Het systeem signaleert obstakels op basis van
hun formaat, vorm, beweging, enz. Afhankelijk
van de helderheid van het omgevingslicht en de
beweging, het postuur en de hoek van het gesig-
naleerde object wordt een object mogelijk niet
gesignaleerd, waardoor het systeem niet goed
werkt. (Blz. 234)
De afbeelding geeft aan welke objecten gesig-
naleerd kunnen worden.
Regio A
Regio B
QOmstandigheden waaronder het systeem
mogelijk werkt, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is
OIn bepaalde situaties, zoals de onderstaande,
oordeelt het systeem mogelijk dat een aanrij-
ding aan de voorzijde waarschijnlijk is en
treedt het in werking.
Wanneer een signaleerbaar object wordt
gepasseerd
Bij het veranderen van rijstrook om een signa-
leerbaar object in te halen
Signaleerbare objecten Rijsnelheid Snelheid tegenligger
Snelheidsverschil tus-
sen uw auto en het
object
Tegenliggers Ongeveer 10 - 25
km/h
Ongeveer 30 - 55
km/h
Ongeveer 40 - 80
km/h
Voetgangers Ongeveer 10 - 25
km/h -Ongeveer 10 - 25
km/h
Signaleerbare objecten Rijsnelheid Snelheid tegenligger
Snelheidsverschil tus-
sen uw auto en het
object
Tegenliggers Ongeveer 15 - 25 km/h Ongeveer 30 - 45
km/h
Ongeveer 45 - 70
km/h
Voetgangers Ongeveer 10 - 25
km/h -Ongeveer 10 - 25
km/h
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 232 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
233
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
Wanneer het signaleerbare object dat wordt
genaderd zich op een naastliggende rijstrook
of langs de weg bevindt, bijvoorbeeld bij het
veranderen van koers of bij het rijden op een
bochtige weg
Wanneer u een signaleerbaar object snel
nadert
Bij het naderen van objecten in de berm, zoals
signaleerbare objecten, vangrails, telefoonpa-
len, bomen of muren
Als er een signaleerbaar object of ander
object langs de weg staat aan het begin van
een bocht
Als er (geverfde) patronen vóór uw auto aan-
wezig zijn die ten onrechte aangezien kunnen
worden voor een signaleerbaar object
Als de voorzijde van uw auto wordt geraakt
door water, sneeuw, stof, enz.
Bij het inhalen van een signaleerbaar object
dat van rijstrook verandert of een bocht naar
rechts/links maakt
Bij het passeren van een signaleerbaar object
dat stilstaat op de rijstrook voor het tegemoet-
komende verkeer om rechts of links af te slaan
Als een signaleerbaar object uw auto zeer
dicht nadert en vervolgens stopt voordat het
zich in de rijrichting van uw auto bevindt
Als de voorzijde van uw auto omhoog of
omlaag gaat, bijvoorbeeld op een oneffen of
golvend wegdek
Bij het rijden op een weg omringd door een
constructie, zoals een tunnel of een stalen
brug
Als er zich metalen objecten (putdeksel, staal-
plaat, enz.), opstaande randen of uitstekende
delen voor uw auto bevinden
Wanneer onder een object (verkeersbord, bil-
lboard, enz.) door wordt gereden
Bij het naderen van een slagboom van een
elektronische tolpoort, slagboom bij een par-
keerterrein of andere afscheiding die open en
dicht gaat
Wassen in een autowasstraat
Bij het rijden door of onder objecten die in
contact kunnen komen met uw auto, zoals
hoog gras, boomtakken of een spandoek
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 233 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
234 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Bij het rijden door stoom of rook
Wanneer dicht bij een object wordt gereden
dat radiogolven weerkaatst, zoals een grote
vrachtwagen of een vangrail
Wanneer wordt gereden in de buurt van een
televisiezendmast, radiozender of elektrici-
teitscentrale, een met een radar uitgeruste
auto of een andere locatie waar mogelijk
sterke radiogolven of elektromagnetische vel-
den aanwezig zijn
Wanneer er allerlei zaken zijn die de radiogol-
ven van de radar in de buurt kunnen reflecte-
ren (tunnels, vakwerkbruggen, onverharde
wegen, besneeuwde wegen met sporen, enz.)
Regio A: Wanneer tijdens het rechts/links
afslaan een tegenligger of overstekende voet-
ganger het pad van uw auto al heeft verlaten
Regio A: Wanneer u vlak voor een tegenlig-
ger of overstekende voetganger rechts/links
afslaat
Regio A: Wanneer tijdens het rechts/links
afslaan een tegenligger of overstekende voet-
ganger stopt voordat deze het pad van uw
auto kruist
Regio A: Wanneer tijdens het rechts/links
afslaan een tegenligger voor uw auto
rechts/links afslaat
Regio A: Wanneer u in de richting van tegen-
liggend verkeer stuurt
QSituaties waarin het systeem mogelijk niet
goed werkt
OIn sommige situaties, zoals onderstaande,
wordt een object mogelijk niet gesignaleerd
door de radarsensor en de camera voor,
waardoor het systeem niet goed werkt:
Wanneer een signaleerbaar object uw auto
nadert
Wanneer uw auto of een signaleerbaar object
een schommelende beweging maakt
Als een signaleerbaar object een abrupte
beweging maakt (zoals een uitwijkmanoeu-
vre, plotseling versnellen of afremmen)
Wanneer uw auto een signaleerbaar object
snel nadert
Wanneer een signaleerbaar object zich niet
direct voor uw auto bevindt
Wanneer een signaleerbaar object zich vlak
bij bijvoorbeeld een muur, hek, vangrail, put-
deksel, voertuig of stalen rijplaat bevindt
Wanneer een signaleerbaar object zich onder
een constructie bevindt
Wanneer een signaleerbaar object gedeelte-
lijk verborgen is achter een object zoals een
groot stuk bagage, een paraplu of een vang-
rail
Wanneer er allerlei zaken zijn die de radiogol-
ven van de radar in de buurt kunnen reflecte-
ren (tunnels, vakwerkbruggen, onverharde
wegen, besneeuwde wegen met sporen, enz.)
Wanneer de radiogolven van de radar in een
andere auto uw auto beïnvloeden
Wanneer zich meerdere signaleerbare objec-
ten dicht bij elkaar bevinden
Als de zon of ander licht rechtstreeks op een
signaleerbaar object schijnt
Wanneer een signaleerbaar object wit is en er
extreem licht uitziet
Wanneer een signaleerbaar object bijna
dezelfde kleur heeft of even licht is als zijn
omgeving
Wanneer een signaleerbaar object uw auto
afsnijdt of plotseling opduikt voor uw auto
Als de voorzijde van uw auto wordt geraakt
door water, sneeuw, stof, enz.
Wanneer een zeer fel licht, bijvoorbeeld de
zon of de koplampen van tegemoetkomend
verkeer, rechtstreeks in de camera voor
schijnt
Bij het naderen van de zijkant of voorkant van
een voorligger
Als de voorligger een motorfiets of fiets is
(regio B)
Als de voorligger smal is, zoals een scootmo-
biel
Als een voorligger een smalle achterzijde
heeft, zoals een onbeladen vrachtwagen
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 234 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
235
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
Als een voorligger een lage achterzijde heeft,
zoals een oprijwagen
Als een voorligger een extreem grote
bodemvrijheid heeft
Als een voorligger een lading vervoert die uit-
steekt voorbij de achterbumper
Als een voorligger een onregelmatige vorm
heeft, zoals een tractor of een zijspan
Regio A: Als de voorligger een kinderfiets,
een fiets met bepakking, een fiets met iemand
achterop of een fiets met een bijzondere vorm
(fiets met een kinderzitje, tandem, enz.) is
Regio A: Als een voetganger of de rijhoogte
van een fietser korter is dan ongeveer 1 m of
langer is dan ongeveer 2 m
Regio A: Als een voetganger of fietser breed
vallende kleding (regenjas, lange rok, enz.)
draagt, waardoor zijn of haar silhouet ondui-
delijk wordt
Regio A: Als een voetganger vooroverbuigt of
gehurkt zit of een fietser vooroverbuigt
Regio A: Als een voetganger of fietser zich
snel voortbeweegt
Regio A: Als een voetgangers een wandelwa-
gentje, rolstoel, fiets of ander voertuig voort-
duwt
Bij slecht weer zoals bij hevige regen, mist,
sneeuw of een zandstorm
Bij het rijden door stoom of rook
Als er weinig omgevingslicht is, zoals tijdens
de schemering, of 's nachts of in een tunnel,
waardoor een signaleerbaar object bijna
dezelfde kleur lijkt te hebben als zijn omge-
ving
Wanneer er wordt gereden op een plek waar
de helderheid van het omgevingslicht plotse-
ling verandert, zoals bij het in- of uitrijden van
een tunnel
Nadat de motor gestart is, is er gedurende
een bepaalde tijd niet met de auto gereden
Bij het afslaan naar links/rechts en gedurende
een paar seconden na het afslaan naar
links/rechts
Bij het rijden in een bocht en een paar secon-
den na het rijden in een bocht
Wanneer uw auto slipt
Als de voorzijde van de auto omhoog of
omlaag staat
Als de wielen niet goed zijn uitgelijnd
Als een ruitenwisserblad de camera voor
blokkeert
Er wordt met extreem hoge snelheden gere-
den
Als op een helling wordt gereden
Wanneer de radarsensor of de camera voor
niet goed is uitgelijnd
Regio A: Wanneer u rechts/links afslaat terwijl
er ten minste twee rijstroken verderop tegen-
liggers rijden
Regio A: Wanneer tijdens het rechts/links
afslaan tegenliggers een eind bij u vandaan
zijn
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 235 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
236 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Regio A: Wanneer tijdens het rechts/links
afslaan een voetganger uw auto van achteren
of opzij nadert
ORegio A: In aanvulling op het bovenstaande
werkt de Emergency Steering Assist in som-
mige situaties, zoals de onderstaande, moge-
lijk niet.
Regio A: Wanneer de witte (gele) rijstrook-
markeringen niet goed zichtbaar zijn, bijvoor-
beeld wanneer deze vaag zijn of split-
sen/samenkomen of wanneer er een schaduw
over valt
Regio A: Wanneer de rijstrook breder of
smaller is dan gebruikelijk
Regio A: Wanneer er een licht en donker
patroon op het wegdek aanwezig is, bijvoor-
beeld als gevolg van wegwerkzaamheden
Regio A: Wanneer het doel te dichtbij is
Regio A: Wanneer er onvoldoende ruimte is
waar de auto veilig en onbelemmerd in kan rij-
den
Regio A: Wanneer er tegenliggers zijn
Regio A: Wanneer de VSC-functie in werking
is
OIn bepaalde situaties, zoals onderstaande,
wordt er mogelijk onvoldoende remkracht of
stuurkracht (regio A) gegenereerd, waar-
door het systeem niet goed werkt:
Als de remmen niet op volle sterkte kunnen
werken, bijvoorbeeld wanneer de onderde-
len van het remsysteem extreem koud,
extreem heet of nat zijn
Als de auto niet goed wordt onderhouden
(extreem versleten remdelen of banden,
onjuiste bandenspanning, enz.)
Als er met de auto gereden wordt op grind of
een andere gladde ondergrond
Bij diepe spoorvorming in het wegdek
Als op een helling wordt gereden
Bij het rijden over wegen met hellingen links
of rechts
QAls de VSC wordt uitgeschakeld
OAls de VSC wordt uitgeschakeld
(Blz. 323), worden ook de Pre-Crash
Brake Assist-functie en de Pre-Crash
Brake-functie uitgeschakeld.
OHet waarschuwingslampje PCS gaat branden
en “VSC Turned Off Pre-Collision Brake
System Unavailable” (VSC uitgeschakeld,
Pre-Crash Brake-systeem niet beschikbaar)
wordt weergegeven op het multi-informatie-
display.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 236 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
237
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
*: Indien aanwezig
Wanneer het systeem een voertuig signa-
leert dat van link of rechts voor uw auto
nadert wanneer u een kruispunt nadert,
wordt er een melding weergegeven op het
head-up display en de Panoramic View
Monitor*.
*: Raadpleeg de handleiding voor het naviga-
tie- en multimediasysteem.
Wanneer het systeem vaststelt dat uw auto
mogelijk zo een kruispunt oprijdt en er een
voertuig van links of rechts voor uw auto
nadert, klinkt er een zoemer en wordt er
een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay om u aan te sporen
het rempedaal in te trappen.
Head-up display
Multi-informatiedisplay
QIn-/uitschakelen van het FCTA-sys-
teem
Het FCTA-systeem kan worden ingescha-
keld/uitgeschakeld via (Blz. 81) van
het multi-informatiedisplay.
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld
telkens wanneer het contact AAN wordt gezet.
FCTA (Front Cross Traffic
Alert)*
Wanneer u met lage snelheid een
kruispunt nadert, kunnen de radarsen-
soren aan de voorzijde van de auto
naderende voertuigen links en rechts
voor de auto signaleren. In dit geval
wordt het head-up display gebruikt om
de bestuurder over de gesignaleerde
voertuigen te informeren.
Functies FCTA-systeem
WAARSCHUWING
QWaarschuwingen met betrekking tot het
gebruik van de functie
De bestuurder is zelf verantwoordelijk voor
een veilig rijgedrag. Rijd altijd veilig en houd
rekening met de omgeving.
Het FCTA-systeem is een aanvullend systeem
dat de bestuurder informeert over voertuigen
die van links of rechts voor de auto naderen.
Vertrouw niet blindelings op het FCTA-sys-
teem. Wanneer u uitsluitend op het systeem
vertrouwt, kan dat leiden tot een ongeval met
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
De informatie op het waarschuwingsdisplay
verschilt mogelijk van de werkelijke verkeers-
omstandigheden.
Hoewel het waarschuwingsdisplay na een
bepaalde periode niet meer wordt weerge-
geven, betekent dit niet dat er zich geen voer-
tuigen of voetgangers meer rondom uw auto
bevinden.
Wijzigen van instellingen van het
FCTA-systeem
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 237 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
238 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
QWijzigen van het waarschuwingstijd-
stip
De timing van de FCTA (Front Cross Traf-
fic Alert) kan worden gewijzigd via
(Blz. 81) van het multi-informatiedisplay.
Het ingestelde waarschuwingstijdstip blijft
behouden als het contact UIT wordt gezet. Als
het FCTA-systeem echter wordt uitgeschakeld
en weer wordt ingeschakeld, wordt het waar-
schuwingstijdstip weer ingesteld op de stan-
daardinstelling (gemiddeld).
1Vroeg
2Gemiddeld
Dit is de standaardinstelling.
3Laat
QDe FCTA-functie werkt wanneer
Het systeem werkt wanneer aan alle onder-
staande voorwaarden wordt voldaan.
OEen andere schakelstand dan P of R is gese-
lecteerd.
ODe rijsnelheid is ongeveer 15 km/h of lager.
OEen voertuig nadert van links of rechts voor
uw auto met een snelheid tussen ongeveer 10
km/h en 60 km/h.
OEr zijn geen voorliggers.
OHet gaspedaal wordt niet diep ingetrapt.
OHet rempedaal wordt niet diep ingetrapt.
QOmstandigheden waaronder het systeem
mogelijk werkt, zelfs als er geen voertuigen
naderen
In sommige situaties, zoals de onderstaande,
werk het systeem mogelijk, zelfs als er geen
voertuigen naderen:
OBij het naderen van objecten langs de weg,
zoals vangrails, verkeersborden, telefoonpa-
len, straatverlichting, bomen of muren
OAls wordt gereden in de buurt van een televi-
siezendmast, radiozender, elektriciteitscen-
trale of andere locatie waar sterke radiogol-
ven of elektromagnetische velden aanwezig
zijn
OWanneer u een object langs de weg, zoals een
geparkeerde auto, passeert
OWanneer een voertuig of voetganger van links
of rechts voor uw auto van ver nadert
OWanneer een voertuig of voetganger
beweegt binnen een parkeerplaats o.i.d. naast
de rijstrook waar u rijdt
OWanneer een voetganger of fietser op een
stoep loopt/fietst
OWanneer een voertuig of voetganger zich van
de auto af beweegt
OWanneer een voertuig dat van links of rechts
voor uw auto nadert afremt of stopt
OWanneer een voertuig dat van links of rechts
voor uw auto nadert direct voor uw auto
links/rechts afslaat
OWanneer een voetganger uw auto nadert
OWanneer een tegenligger links/rechts afslaat
OWanneer uw auto een kruispunt oprijdt voor
een voertuig dat van links of rechts voor uw
auto nadert
OWanneer u stilstaat voor het verkeerslicht en
een voertuig nadert van links of rechts voor
uw auto
OWanneer u ergens rijdt waar objecten zijn die
radarsignalen weerkaatsen, zoals voertuigen,
vangrails, muren, verkeersborden, enz.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 238 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
239
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
OWanneer u een bocht naar links/rechts maakt
vóór een naderend voertuig
OWanneer u een tegenligger passeert
OWanneer u wordt ingehaald door een ander
voertuig
OWanneer u naast een andere auto of een
voetganger rijdt
OWanneer een voertuig of voetganger uw auto
van opzij nadert
Bepaalde objecten, zoals onderstaande, worden
mogelijk gesignaleerd, waardoor het FCTA-sys-
teem in werking treedt:
OVoetg angers
QSituaties waarin het systeem mogelijk niet
goed werkt
In sommige situaties, zoals onderstaande, wordt
een voertuig mogelijk niet gesignaleerd door
een radarsensor opzij voor, waardoor het sys-
teem niet goed werkt:
OAls de voorzijde of zijkant van een naderend
voertuig smal is (sportwagens, enz.)
OAls de voorzijde van een naderend voertuig
laag is (lage sportwagens, enz.)
OAls een naderend voertuig een extreem grote
bodemvrijheid heeft
OAls het naderende voertuig een afwijkende
vorm heeft (tractoren, motorfietsen met
zijspan, enz.)
OAls een voertuig plotseling het detectiege-
bied links of rechts voor uw auto binnenrijdt
vanuit een parkeerplaats, enz.
OAls een naderend voertuig plotseling in bewe-
ging treedt (plotselinge stuuractie, accelera-
tie, deceleratie, enz.)
OBij slecht weer zoals bij hevige regen, mist,
sneeuw of een zandstorm
ONadat de motor is gestart en er gedurende
een bepaalde tijd niet met de auto is gereden
OBij het rijden over een weg met een sterk wis-
selend hellingspercentage (steile helling
omhoog/omlaag)
OWanneer u een scherpe bocht neemt of op
een glooiende weg rijdt
OWanneer een voertuig diagonaal van links of
rechts voor uw auto nadert
OWanneer een voertuig van links of rechts voor
uw auto van ver nadert
OWanneer er zich tussen uw auto en een nade-
rend voertuig een object bevindt
OWanneer u ergens rijdt waar objecten zijn die
radarsignalen weerkaatsen, zoals vangrails,
muren, voertuigen, enz.
OWanneer een groep dicht op elkaar rijdende
voertuigen nadert
ODirect nadat het FCTA-systeem is ingescha-
keld
QAls het waarschuwingslampje PCS gaat
branden en er een melding wordt weergege-
ven op het multi-informatiedisplay
Het systeem is mogelijk tijdelijk niet beschikbaar
of er is mogelijk een storing in het systeem aan-
wezig.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 239 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
240 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Als wordt gereden op een weg met duide-
lijke witte (gele) rijstrookmarkeringen,
waarschuwt het LTA-systeem de bestuur-
der wanneer de auto de huidige rijstrook
of koers dreigt te verlaten*. Het systeem
kan ook het stuurwiel enigszins bedienen
om te helpen voorkomen dat de rijstrook
of koers wordt verlaten*. Wanneer de
Dynamic Radar Cruise Control met volle-
dig snelheidsbereik is ingeschakeld,
bedient dit systeem het stuurwiel ook om
de auto goed op de rijstrook te houden.
Het LTA-systeem herkent witte (gele) rij-
strookmarkeringen of de rijbaan* met
behulp van de camera voor. Het detecteert
ook voorliggers met behulp van de camera
voor en de radar.
*: De grens tussen asfalt en de kant van de weg,
zoals gras, grond of een stoeprand
LTA (Lane Tracing Assist)
(auto's met Lexus Safety
System+ A)
Overzicht van functies
WAARSCHUWING
QVoordat u het LTA-systeem gebruikt
OVertrouw niet uitsluitend op het LTA-sys-
teem. Het LTA-systeem is geen systeem
dat de auto automatisch bestuurt of de
hoeveelheid aandacht die moet worden
besteed aan het gebied vóór de auto
beperkt. De bestuurder dient altijd volle-
dige verantwoordelijkheid te nemen voor
een veilig rijgedrag door de omgeving
steeds goed in de gaten te houden en het
stuurwiel te bedienen om de rijrichting van
de auto te corrigeren. De bestuurder moet
ook zorgen voor voldoende pauzes als hij
moe is, bijvoorbeeld als hij langere tijd
heeft gereden.
OAls u niet op de juiste manier rijdt en niet
goed oplet, kan dat leiden tot een ongeval
met dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
OAls u het LTA-systeem niet gebruikt, zet het
systeem dan uit met de toets LTA.
QSituaties die niet geschikt zijn voor
gebruik van het LTA-systeem
Gebruik in de volgende gevallen de toets LTA
om het systeem uit te schakelen. Als u dat niet
doet, kan dat leiden tot een ongeval met
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
OEr wordt gereden op een wegdek dat glad
is door regenachtig weer, sneeuwval, vorst,
enz.
OEr wordt gereden op een met sneeuw
bedekte weg.
OWitte (gele) lijnen zijn moeilijk te zien door
regen, sneeuw, mist, stof, enz.
OEr wordt gereden in een tijdelijke rijstrook
of een smalle rijstrook door wegwerk-
zaamheden.
OEr wordt gereden in een gebied met weg-
werkzaamheden.
OEr is/zijn een reservewiel, sneeuwkettin-
gen, enz. gemonteerd.
OAls de banden erg versleten zijn of als de
bandenspanning te laag is.
OTijdens het slepen in een noodgeval.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 240 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
241
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
WAARSCHUWING
QVoorkomen van storingen in het LTA-sys-
teem en onbedoeld uitgevoerde hande-
lingen
OBreng geen wijzigingen aan de koplampen
aan en plak geen stickers op het lampglas.
OBreng geen wijzigingen aan de wielop-
hanging enzovoort aan. Als onderdelen
van de wielophanging moeten worden ver-
vangen, neem dan contact op met een
erkende Lexus-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
OMonteer of plaats geen voorwerpen op de
motorkap of de grille. Monteer ook geen
accessoires aan de voorzijde van de auto
(bullbars, enz.).
OAls de voorruit moet worden gerepareerd,
neem dan contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
QOmstandigheden waaronder de functies
mogelijk niet goed werken
In de volgende situaties werken de functies
mogelijk niet goed, waardoor de auto zijn rij-
strook zou kunnen verlaten. Houd om veilig
te rijden de omgeving steeds goed in de
gaten, bedien het stuurwiel om de rijrichting
van de auto te corrigeren en vertrouw niet
uitsluitend op de werking van het systeem.
OWanneer het display voor rijden met de
volgregeling wordt weergegeven
(Blz. 245) en de voorligger van rijstrook
wisselt. (Uw auto volgt mogelijk de voorlig-
ger en wisselt ook van rijstrook.)
OWanneer het display voor rijden met de
volgregeling wordt weergegeven
(Blz. 245) en de voorligger slingert.
(Mogelijk gaat uw auto dienovereenkom-
stig ook slingeren en verlaat mogelijk de
rijstrook.)
OWanneer het display voor rijden met de
volgregeling wordt weergegeven
(Blz. 245) en de voorligger zijn rijstrook
verlaat. (Uw auto volgt mogelijk de voorlig-
ger en verlaat mogelijk de rijstrook.)
OWanneer het display voor rijden met de
volgregeling wordt weergegeven
(Blz. 245) en de voorligger zeer dicht
op de rijstrookmarkering links/rechts rijdt.
(Uw auto volgt mogelijk de voorligger en
verlaat mogelijk de rijstrook.)
OEr wordt gereden in een scherpe bocht.
OEr bevinden zich naast de weg objecten
die onterecht kunnen worden aangezien
voor witte (gele) lijnen (vangrails, reflecte-
rende palen, enz.).
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 241 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
242 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
WAARSCHUWING
OEr wordt met de auto gereden op een
plaats waar de weg zich splitst, wegen
samenkomen, enz.
OVanwege wegwerkzaamheden bevinden
zich asfaltreparatiemarkeringen, witte
(gele) lijnen enz. op de weg.
OEr zijn schaduwen op de weg die parallel
lopen aan de witte (gele) lijnen of deze
bedekken.
OEr wordt met de auto gereden in een
gebied zonder witte (gele) lijnen, zoals
voor een tolboom of kaartautomaat of op
een kruising.
ODe witte (gele) lijnen zijn onderbroken of
er zijn verhoogde rijstrookmarkeringen of
stenen aanwezig.
ODe witte (gele) lijnen zijn niet of moeilijk te
zien door zand, enz.
OEr wordt met de auto gereden op een weg-
dek dat nat is door regen, plassen, enz.
ODe verkeerslijnen zijn geel (waardoor ze
mogelijk moeilijker te herkennen zijn dan
witte lijnen).
ODe witte (gele) lijnen lopen over een stoep-
rand, enz.
OEr wordt met de auto gereden op een hel-
der oppervlak, zoals beton.
OAls de rand van de weg niet duidelijk of niet
recht is.
OEr wordt met de auto gereden op een
oppervlak dat helder is als gevolg van
gereflecteerd licht, enz.
OEr wordt met de auto gereden in een
gebied waar de helderheid plotseling ver-
andert, zoals bij in- en uitgangen van tun-
nels.
OLicht van de koplampen van een tegenlig-
ger, de zon, enz. dringt de camera binnen.
OEr wordt gereden op een helling.
OEr wordt gereden op een weg die naar
links of rechts helt of op een bochtige weg.
OEr wordt gereden op een onverharde of
ongelijkmatige weg.
ODe rijstrook is zeer smal of breed.
ODe auto helt sterk over door het vervoeren
van zware bagage of door een onjuiste
bandenspanning.
ODe afstand tot de voorligger is extreem
kort.
ODe auto beweegt vaak op en neer ten
gevolge van de wegomstandigheden tij-
dens het rijden (slechte wegen of naden in
het wegdek).
OWanneer u met uitgeschakelde koplampen
in een tunnel of in het donker rijdt of wan-
neer een koplamp gedimd wordt doordat
het lampglas vuil of niet goed uitgelijnd is.
ODe auto heeft last van zijwind.
ODe auto krijgt een windstoot door een pas-
serend voertuig op een naastgelegen rij-
strook.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 242 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
243
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
QLane Departure Alert-functie
Wanneer het systeem vaststelt dat de auto
de rijstrook of de rijbaan* dreigt te verla-
ten, wordt een waarschuwing weergege-
ven op het multi-informatiedisplay en klinkt
er een waarschuwingszoemer of trilt het
stuurwiel om de bestuurder te waarschu-
wen.
Wanneer de waarschuwingszoemer klinkt of
het stuurwiel trilt, controleer dan het gebied
rondom uw auto en stuur de auto voorzichtig
terug naar het midden van de rijstrook.
Auto met BSM: Wanneer het systeem vaststelt
dat de auto de rijstrook dreigt te verlaten en dat
de kans op een aanrijding met een inhalende
auto in de naastgelegen rijstrook groot is, treedt
de Lane Departure Alert in werking, zelfs wan-
neer de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
*: De grens tussen asfalt en de kant van de weg,
zoals gras, grond of een stoeprand
WAARSCHUWING
ODe auto is net van rijstrook gewisseld of
een kruising overgestoken.
OEr worden banden gebruikt met verschil-
lende structuren of profielen of van ver-
schillende fabrikanten of merken.
OAls er een andere maat banden dan voor-
geschreven is gemonteerd
OEr zijn winterbanden, enz. gemonteerd.
OEr wordt gereden met extreem hoge snel-
heden
Functies die zijn opgenomen in het
LTA- syste em
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 243 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
244 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
QStuurassistentiefunctie
Wanneer het systeem vaststelt dat de auto
de rijstrook of de rijbaan* dreigt te verla-
ten, helpt het systeem voor zover nodig om
de auto in de rijstrook te houden door kort-
stondig het stuurwiel licht te bedienen.
Als het systeem signaleert dat het stuurwiel een
bepaalde periode niet bediend is of dat het
stuurwiel niet stevig wordt vastgehouden, wordt
een waarschuwing weergegeven op het
multi-informatiedisplay en wordt de functie tij-
delijk uitgeschakeld.
Auto met BSM: Wanneer het systeem vaststelt
dat de auto de rijstrook dreigt te verlaten en dat
de kans op een aanrijding met een inhalende
auto in de naastgelegen rijstrook groot is, treedt
de stuurassistentiefunctie in werking, zelfs wan-
neer de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
*: De grens tussen asfalt en de kant van de weg,
zoals gras, grond of een stoeprand
QWaarschuwingsfunctie slingeren auto
Wanneer de auto in een rijstrook slingert,
klinkt er een zoemer en wordt er een mel-
ding weergegeven op het multi-informatie-
display om de bestuurder te waarschuwen.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 244 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
245
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
QLane Centering-functie
Deze functie is gekoppeld aan het Dyna-
mic Radar Cruise Control-systeem met
volledig snelheidsbereik en levert de beno-
digde assistentie door het stuurwiel te
bedienen om de auto op zijn huidige rij-
strook te houden.
Als het Dynamic Radar Cruise Control-sys-
teem met volledig snelheidsbereik niet werkt,
werkt de Lane Centering-functie niet.
In gevallen waarin de witte (gele) rijstrookmar-
keringen niet (goed) zichtbaar zijn, bijvoor-
beeld wanneer u in een file staat, treedt deze
functie in werking om te helpen een voorligger
te volgen door de positie van die voorligger in
de gaten te houden.
Als het systeem signaleert dat het stuurwiel een
bepaalde periode niet bediend is of dat het
stuurwiel niet stevig wordt vastgehouden, wordt
een waarschuwing weergegeven op het
multi-informatiedisplay en wordt de functie tij-
delijk uitgeschakeld.
Druk op de toets LTA om het LTA-systeem
in te schakelen.
Het controlelampje LTA gaat branden en er
wordt een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Druk nogmaals op de toets LTA om het
LTA-systeem uit te schakelen.
Als het LTA-systeem wordt in- of uitgeschakeld,
blijft de status van het LTA-systeem de volgende
keer dat de motor wordt gestart ongewijzigd.
Controlelampje LTA
Aan de hand van de verlichtingsstatus van de
indicator wordt de bestuurder geïnformeerd
over de bedrijfsstatus van het systeem.
Brandt wit: LTA-systeem is in werking.
Brandt groen: De stuurassistentie van de
stuurassistentiefunctie of de Lane Cente-
ring-functie is in werking.
Inschakelen van het LTA-systeem
Meldingen op het
multi-informatiedisplay
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 245 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
246 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Knippert oranje: Lane Departure Alert-functie
is in werking.
Display werking van ondersteuning
stuurwielbediening
Wordt weergegeven wanneer het multi-infor-
matiedisplay wordt overgeschakeld op het
informatiescherm voor ondersteunende syste-
men.
Geeft aan dat de stuurassistentie van de
stuurassistentiefunctie of de Lane Cente-
ring-functie in werking is.
Beide buitenkanten van de rijstrook worden
weergegeven: Geeft aan dat de stuurwielassis-
tentie van de Lane Centering-functie in werking
is.
Eén buitenkant van de rijstrook wordt weerge-
geven: Geeft aan dat de stuurwielassistentie
van de stuurassistentiefunctie in werking is.
Beide buitenkanten van de rijstrook knipperen:
Waarschuwt de bestuurder dat hij in actie moet
komen om in het midden van de rijstrook te blij-
ven (Lane Centering-functie).
Display Lane Departure Alert-functie
Wordt weergegeven wanneer het multi-informa-
tiedisplay wordt overgeschakeld op het informa-
tiescherm voor ondersteunende systemen.
Binnenzijde van de weergegeven lijnen
is wit
Dit geeft aan dat het systeem witte (gele)
lijnen of een rijbaan* herkent. Als de auto
de rijstrook verlaat, knippert de witte lijn
die wordt weergegeven aan de zijde waar
de auto de strook verlaat oranje.
Binnenzijde van de weergegeven lijnen
is zwart
Dit geeft aan dat het systeem witte (gele)
lijnen of een rijbaan* niet kan herkennen of
tijdelijk is uitgeschakeld.
*: De grens tussen asfalt en de kant van de weg,
zoals gras, grond of een stoeprand
Display rijden met de volgregeling
Wordt weergegeven wanneer het multi-infor-
matiedisplay wordt overgeschakeld op het
informatiescherm voor ondersteunende syste-
men.
Geeft aan dat de stuurassistentie van de Lane
Centering-functie in werking is door de positie
van de voorligger in de gaten te houden.
Wanneer het display voor rijden met de volg-
regeling wordt weergegeven en de voorligger in
beweging is, beweegt uw auto zich mogelijk op
dezelfde wijze. Houd uw omgeving altijd goed in
de gaten te houden en bedien indien nodig het
stuurwiel om de rijrichting van de auto te corri-
geren en de veiligheid te garanderen.
B
C
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 246 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
247
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
QWaarschuwingsdisplay
Wanneer de Lane Centering-functie in werking
is en het systeem vaststelt dat de auto mogelijk
de rijstrook zal verlaten als gevolg van een
scherpe bocht o.i.d., wordt er een waarschu-
wingsdisplay weergegeven om de bestuurder
aan te sporen het stuurwiel te bedienen.
In bepaalde gevallen wordt er mogelijk geen
waarschuwingsmelding weergegeven.
Bepaalde displays worden weergegeven.
Dit zijn dezelfde als die op het multi-infor-
matiedisplay worden weergegeven.
QBochtenweergave LTA-systeem op het
head-up display
De bochtenweergave op het head-up display
wijzigt overeenkomstig de richting en krom-
ming van de bocht.
QVoorwaarden voor werking van de functies
OLane Departure Alert-functie
Deze functie werkt wanneer aan alle onder-
staande voorwaarden wordt voldaan.
LTA is ingeschakeld.
De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h of
hoger.*1
Het systeem herkent witte (gele) rijstrook-
markeringen of een rijbaan*2. (Wanneer een
witte [gele] markering of rijbaan*2 slechts aan
één zijde wordt herkend, werkt het systeem
uitsluitend voor de herkende zijde.)
De breedte van de rijstrook is ten minste
ongeveer 3 m.
De richtingaanwijzerschakelaar wordt niet
bediend. (Auto's met BSM: Behalve wanneer
een ander voertuig zich op de rijstrook
bevindt aan de zijde van de bediende richting-
aanwijzer)
Er wordt niet gereden in een scherpe bocht.
Er worden geen systeemstoringen gesigna-
leerd. (Blz. 250)
*1: De functie werkt zelfs als de rijsnelheid lager
is dan ongeveer 50 km/h terwijl de Lane
Centering-functie in werking is.
*2: De grens tussen asfalt en de kant van de
weg, zoals gras, grond of een stoeprand
OStuurassistentiefunctie
Deze functie werkt wanneer niet alleen aan alle
werkingsvoorwaarden voor de Lane Depar-
ture Alert-functie wordt voldaan, maar ook aan
alle onderstaande voorwaarden.
De instelling voor “Steering Assist” (stuuras-
sistentie) in van het multi-informatiedis-
play is ON (aan). (Blz. 81)
Er wordt niet in een vastgestelde mate of snel-
ler geaccelereerd of gedecelereerd.
Het stuurwiel wordt niet bediend met een
stuurkracht die geschikt is voor het verande-
ren van rijstrook.
Het ABS, de VSC, de TRC en het PCS wer-
ken niet.
De TRC of VSC is niet uitgeschakeld.
De waarschuwing handen van het stuurwiel
wordt niet weergegeven. (Blz. 249)
Meldingen op het head-up display
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 247 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
248 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
OWaarschuwingsfunctie slingeren auto
Deze functie werkt wanneer aan alle onder-
staande voorwaarden wordt voldaan.
De instelling voor “Sway Warning” (waarschu-
wing voor slingeren) in van het
multi-informatiedisplay is ON (aan).
(Blz. 81)
De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h of hoger.
De breedte van de rijstrook is ten minste
ongeveer 3 m.
Er worden geen systeemstoringen gesigna-
leerd. (Blz. 250)
OLane Centering-functie
Deze functie werkt wanneer aan alle onder-
staande voorwaarden wordt voldaan.
LTA is ingeschakeld.
De instelling voor “Steering Assist” (stuuras-
sistentie) en “Lane Centre” (midden rijstrook)
in van het multi-informatiedisplay is ON
(aan). (Blz. 81)
Deze functie herkent witte (gele) rijstrook-
markeringen of de positie van een voorligger
(behalve bij kleine voorliggers, zoals een
motorfiets).
De Dynamic Radar Cruise Control met volle-
dig snelheidsbereik werkt in de afstandsregel-
modus.
De breedte van de rijstrook is ongeveer 3 - 4
m.
De richtingaanwijzerschakelaar wordt niet
bediend.
Er wordt niet gereden in een scherpe bocht.
Er worden geen systeemstoringen gesigna-
leerd. (Blz. 250)
Er wordt niet in een vastgestelde mate of snel-
ler geaccelereerd of gedecelereerd.
Het stuurwiel wordt niet bediend met een
stuurkracht die geschikt is voor het verande-
ren van rijstrook.
Het ABS, de VSC, de TRC en het PCS wer-
ken niet.
De TRC of VSC is niet uitgeschakeld.
De waarschuwing handen van het stuurwiel
wordt niet weergegeven. (Blz. 249)
De bestuurder heeft een of beide handen aan
het stuurwiel.
De auto rijdt in het midden van een rijstrook.
Stuurassistentiefunctie is niet in werking.
QTijdelijk uitschakelen van functies
OAls niet langer aan de werkingsvoorwaarden
wordt voldaan, wordt een functie mogelijk tij-
delijk uitgeschakeld. Als echter weer aan de
werkingsvoorwaarden wordt voldaan, wordt
de werking van de functie automatisch hervat.
(Blz. 247)
OAls niet langer aan de werkingsvoorwaarden
(Blz. 247) wordt voldaan terwijl de Lane
Centering-functie in werking is, kan het stuur-
wiel trillen en een zoemer klinken om aan te
geven dat de functie tijdelijk is uitgeschakeld.
Als de persoonlijke voorkeursinstelling “Alert”
(waarschuwing) echter is ingesteld op
, waarschuwt het systeem de
bestuurder door het stuurwiel te laten trillen in
plaats van de zoemer te laten klinken.
QStuurassistentiefunctie/Lane Cente-
ring-functie
OAfhankelijk van de rijsnelheid, de situatie
rondom het verlaten van de rijstrook, de
wegomstandigheden, enz. merkt de bestuur-
der mogelijk niet dat de functie in werking is of
werkt de functie mogelijk helemaal niet.
OZelfs wanneer de functie voor de verlaging
van de bochtensnelheid (Blz. 271) werkt,
kan de Lane Centering-functie de auto moge-
lijk niet goed in de bocht houden.
ODe bediening van het stuurwiel door de
bestuurder krijgt prioriteit t.o.v. de stuurrege-
ling van de functie.
OProbeer niet zelf de werking van de stuuras-
sistentiefunctie te testen.
QLane Departure Alert-functie
ODe waarschuwingszoemer is mogelijk slecht
te horen door geluiden van buiten, afspelen
van muziek, enz. Ook zijn trillingen van het
stuurwiel mogelijk niet goed voelbaar door de
wegomstandigheden, enz.
OAls de rand van de rijbaan* niet duidelijk of
niet recht is, werkt de Lane Departure
Alert-functie mogelijk niet.
OAuto's met BSM: Het systeem kan mogelijk
niet vaststellen of er een gevaar bestaat voor
een aanrijding met een voertuig op een aan-
grenzende rijstrook.
OProbeer niet zelf de werking van de Lane
Departure Alert-functie te testen.
*: De grens tussen asfalt en de kant van de weg,
zoals gras, grond of een stoeprand
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 248 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
249
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
QWaarschuwing handen van het stuurwiel
In de volgende situaties wordt op het multi-infor-
matiedisplay een waarschuwingsmelding weer-
gegeven om de bestuurder aan te sporen het
stuurwiel vast te houden. Tevens wordt het in de
afbeelding weergegeven symbool op het
multi-informatiedisplay weergegeven. De waar-
schuwing stopt wanneer het systeem signaleert
dat de bestuurder het stuurwiel vasthoudt. Houd
uw handen altijd aan het stuurwiel wanneer u dit
systeem gebruikt, ongeacht eventuele waar-
schuwingen.
Afhankelijk van de voertuigconditie en de condi-
tie van de weg, wordt er mogelijk geen waar-
schuwing gegeven. Bovendien wordt, als het sys-
teem signaleert dat de auto in een bocht rijdt, de
bestuurder eerder gewaarschuwd dan bij het rij-
den op een rechte weg.
OWanneer het systeem signaleert dat de
bestuurder rijdt zonder het stuurwiel vast te
houden terwijl het systeem in werking is
Als de bestuurder zijn handen van het stuurwiel
blijft houden, klinkt de zoemer, wordt de
bestuurder gewaarschuwd en wordt de functie
tijdelijk uitgeschakeld. Deze waarschuwing
werkt op dezelfde wijze als de bestuurder het
stuurwiel licht blijft vasthouden.
De zoemer klinkt ook als het type waarschu-
wing is ingesteld op .
O
Wanneer het systeem signaleert dat de
bestuurder rijdt zonder het stuurwiel vast te
houden terwijl de stuurassistentie in werking is.
Als de bestuurder zijn handen van het stuurwiel
blijft houden en de stuurwielassistentie in wer-
king is, klinkt de zoemer en wordt de bestuur-
der gewaarschuwd. Elke keer dat de zoemer
klinkt, houdt het geluid hiervan langer aan.
De zoemer klinkt ook als het type waarschu-
wing is ingesteld op .
Het systeem kan in de volgende situaties moge-
lijk niet signaleren of de bestuurder zijn handen
aan het stuurwiel heeft:
OAls een stuurwielhoes is geplaatst.
OAls de bestuurder handschoenen draagt.
OAls er iets aan het stuurwiel is bevestigd.
OAls de bestuurder de houtafwerking, de
gestikte delen, de spaken of andere delen van
het stuurwiel zonder sensoren vasthoudt.
In de volgende situaties werkt de waarschuwing
handen van het stuurwiel mogelijk niet en wer-
ken de stuurassistentiefunctie en Lane Cente-
ring-functie mogelijk, ook al heeft de bestuurder
zijn handen niet aan het stuurwiel:
OAls een object het stuurwiel raakt.
OAls er een breed object of armen voor het
stuurwiel worden gehouden.
QWaarschuwingsfunctie slingeren auto
Als het systeem oordeelt dat de auto slingert ter-
wijl de waarschuwingsfunctie voor het slingeren
van de auto in werking is, klinkt er een zoemer
en wordt er een waarschuwingsmelding weer-
gegeven om de bestuurder aan te sporen rust te
nemen. Tegelijkertijd wordt het in de afbeelding
weergegeven symbool op het multi-informatie-
display weergegeven.
Afhankelijk van de auto en de conditie van de
weg, wordt er mogelijk geen waarschuwing
gegeven.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 249 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
250 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
QWaarschuwingsmelding
Als de volgende waarschuwingsmelding wordt
weergegeven op het multi-informatiedisplay en
het controlelampje LTA oranje brandt, volg dan
de desbetreffende storingzoekprocedure. Volg
de instructies die op het scherm worden weer-
gegeven als er een andere waarschuwingsmel-
ding wordt weergegeven.
O“LTA Malfunction Visit Your Dealer” (Storing
in LTA. Ga naar uw dealer)
Het systeem werkt mogelijk niet goed. Laat de
auto controleren door een erkende Lexus-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
O“LTA Unavailable” (LTA niet beschikbaar)
Het systeem is tijdelijk uitgeschakeld als gevolg
van een storing in een andere sensor dan de
camera voor. Schakel het LTA-systeem uit,
wacht een poosje en schakel het LTA-systeem
weer in.
O“LTA Unavailable at Current Speed” (LTA niet
beschikbaar bij huidige snelheid)
De functie kan niet worden gebruikt als de rij-
snelheid hoger is dan het werkingsbereik van
het LTA-systeem. Rijd langzamer.
QPersoonlijke voorkeursinstellingen
Er kunnen instellingen van de functie worden
gewijzigd. (Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen:Blz. 476)
Als wordt gereden op een weg met duide-
lijke witte (gele) rijstrookmarkeringen,
waarschuwt het LTA-systeem de bestuur-
der wanneer de auto de huidige rijstrook
of koers dreigt te verlaten*. Het systeem
kan ook het stuurwiel enigszins bedienen
om te helpen voorkomen dat de rijstrook
of koers wordt verlaten*. Wanneer de
Dynamic Radar Cruise Control met volle-
dig snelheidsbereik is ingeschakeld,
bedient dit systeem het stuurwiel ook om
de auto goed op de rijstrook te houden.
Het LTA-systeem herkent witte (gele) rij-
strookmarkeringen of de rijbaan* met
behulp van de camera voor. Het detecteert
ook voorliggers met behulp van de camera
voor en de radar.
*: De grens tussen asfalt en de kant van de weg,
zoals gras, grond of een stoeprand
LTA (Lane Tracing Assist)
(auto's met Lexus Safety
System+)
Overzicht van functies
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 250 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
251
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
WAARSCHUWING
QVoordat u het LTA-systeem gebruikt
OVertrouw niet uitsluitend op het LTA-sys-
teem. Het LTA-systeem is geen systeem
dat de auto automatisch bestuurt of de
hoeveelheid aandacht die moet worden
besteed aan het gebied vóór de auto
beperkt. De bestuurder dient altijd volle-
dige verantwoordelijkheid te nemen voor
een veilig rijgedrag door de omgeving
steeds goed in de gaten te houden en het
stuurwiel te bedienen om de rijrichting van
de auto te corrigeren. De bestuurder moet
ook zorgen voor voldoende pauzes als hij
moe is, bijvoorbeeld als hij langere tijd
heeft gereden.
OAls u niet op de juiste manier rijdt en niet
goed oplet, kan dat leiden tot een ongeval
met dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
QSituaties die niet geschikt zijn voor
gebruik van het LTA-systeem
Gebruik in de volgende gevallen de toets LTA
om het systeem uit te schakelen. Als u dat niet
doet, kan dat leiden tot een ongeval met
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
OEr wordt gereden op een wegdek dat glad
is door regenachtig weer, sneeuwval, vorst,
enz.
OEr wordt gereden op een met sneeuw
bedekte weg.
OWitte (gele) lijnen zijn moeilijk te zien door
regen, sneeuw, mist, stof, enz.
OEr wordt gereden in een tijdelijke rijstrook
of een smalle rijstrook door wegwerk-
zaamheden.
OEr wordt gereden in een gebied met weg-
werkzaamheden.
OEr is/zijn een reservewiel, sneeuwkettin-
gen, enz. gemonteerd.
OAls de banden erg versleten zijn of als de
bandenspanning te laag is.
OTijdens het slepen in een noodgeval.
QVoorkomen van storingen in het LTA-sys-
teem en onbedoeld uitgevoerde hande-
lingen
OBreng geen wijzigingen aan de koplampen
aan en plak geen stickers op het lampglas.
OBreng geen wijzigingen aan de wielop-
hanging enzovoort aan. Als onderdelen
van de wielophanging moeten worden ver-
vangen, neem dan contact op met een
erkende Lexus-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
OMonteer of plaats geen voorwerpen op de
motorkap of de grille. Monteer ook geen
accessoires aan de voorzijde van de auto
(bullbars, enz.).
OAls de voorruit moet worden gerepareerd,
neem dan contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
QOmstandigheden waaronder de functies
mogelijk niet goed werken
In de volgende situaties werken de functies
mogelijk niet goed, waardoor de auto zijn rij-
strook zou kunnen verlaten. Houd om veilig
te rijden de omgeving steeds goed in de
gaten, bedien het stuurwiel om de rijrichting
van de auto te corrigeren en vertrouw niet
uitsluitend op de werking van het systeem.
OWanneer het display voor rijden met de
volgregeling wordt weergegeven
(Blz. 256) en de voorligger van rijstrook
wisselt. (Uw auto volgt mogelijk de voorlig-
ger en wisselt ook van rijstrook.)
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 251 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
252 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
WAARSCHUWING
OWanneer het display voor rijden met de
volgregeling wordt weergegeven
(Blz. 256) en de voorligger slingert.
(Mogelijk gaat uw auto dienovereenkom-
stig ook slingeren en verlaat mogelijk de
rijstrook.)
OWanneer het display voor rijden met de
volgregeling wordt weergegeven
(Blz. 256) en de voorligger zijn rijstrook
verlaat. (Uw auto volgt mogelijk de voorlig-
ger en verlaat mogelijk de rijstrook.)
OWanneer het display voor rijden met de
volgregeling wordt weergegeven
(Blz. 256) en de voorligger zeer dicht
op de rijstrookmarkering links/rechts rijdt.
(Uw auto volgt mogelijk de voorligger en
verlaat mogelijk de rijstrook.)
OEr wordt gereden in een scherpe bocht.
OEr bevinden zich naast de weg objecten
die onterecht kunnen worden aangezien
voor witte (gele) lijnen (vangrails, reflecte-
rende palen, enz.).
OEr wordt met de auto gereden op een
plaats waar de weg zich splitst, wegen
samenkomen, enz.
OVanwege wegwerkzaamheden bevinden
zich asfaltreparatiemarkeringen, witte
(gele) lijnen enz. op de weg.
OEr zijn schaduwen op de weg die parallel
lopen aan de witte (gele) lijnen of deze
bedekken.
OEr wordt met de auto gereden in een
gebied zonder witte (gele) lijnen, zoals
voor een tolboom of kaartautomaat of op
een kruising.
ODe witte (gele) lijnen zijn onderbroken of
er zijn verhoogde rijstrookmarkeringen of
stenen aanwezig.
ODe witte (gele) lijnen zijn niet of moeilijk te
zien door zand, enz.
OEr wordt met de auto gereden op een weg-
dek dat nat is door regen, plassen, enz.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 252 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
253
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
WAARSCHUWING
ODe verkeerslijnen zijn geel (waardoor ze
mogelijk moeilijker te herkennen zijn dan
witte lijnen).
ODe witte (gele) lijnen lopen over een stoep-
rand, enz.
OEr wordt met de auto gereden op een hel-
der oppervlak, zoals beton.
OAls de rand van de weg niet duidelijk of niet
recht is.
OEr wordt met de auto gereden op een
oppervlak dat helder is als gevolg van
gereflecteerd licht, enz.
OEr wordt met de auto gereden in een
gebied waar de helderheid plotseling ver-
andert, zoals bij in- en uitgangen van tun-
nels.
OLicht van de koplampen van een tegenlig-
ger, de zon, enz. dringt de camera binnen.
OEr wordt gereden op een helling.
OEr wordt gereden op een weg die naar
links of rechts helt of op een bochtige weg.
OEr wordt gereden op een onverharde of
ongelijkmatige weg.
ODe rijstrook is zeer smal of breed.
ODe auto helt sterk over door het vervoeren
van zware bagage of door een onjuiste
bandenspanning.
ODe afstand tot de voorligger is extreem
kort.
ODe auto beweegt vaak op en neer ten
gevolge van de wegomstandigheden tij-
dens het rijden (slechte wegen of naden in
het wegdek).
OWanneer u met uitgeschakelde koplampen
in een tunnel of in het donker rijdt of wan-
neer een koplamp gedimd wordt doordat
het lampglas vuil of niet goed uitgelijnd is.
ODe auto heeft last van zijwind.
ODe auto krijgt een windstoot door een pas-
serend voertuig op een naastgelegen rij-
strook.
ODe auto is net van rijstrook gewisseld of
een kruising overgestoken.
OEr worden banden gebruikt met verschil-
lende structuren of profielen of van ver-
schillende fabrikanten of merken.
OAls er een andere maat banden dan voor-
geschreven is gemonteerd
OEr zijn winterbanden, enz. gemonteerd.
OEr wordt gereden met extreem hoge snel-
heden
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 253 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
254 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
QLane Departure Alert-functie
Wanneer het systeem vaststelt dat de auto
de rijstrook of de rijbaan* dreigt te verla-
ten, wordt een waarschuwing weergege-
ven op het multi-informatiedisplay en klinkt
er een waarschuwingszoemer of trilt het
stuurwiel om de bestuurder te waarschu-
wen.
Wanneer de waarschuwingszoemer klinkt of
het stuurwiel trilt, controleer dan het gebied
rondom uw auto en stuur de auto voorzichtig
terug naar het midden van de rijstrook.
Auto met BSM: Wanneer het systeem vaststelt
dat de auto de rijstrook dreigt te verlaten en dat
de kans op een aanrijding met een inhalende
auto in de naastgelegen rijstrook groot is, treedt
de Lane Departure Alert in werking, zelfs wan-
neer de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
*: De grens tussen asfalt en de kant van de weg,
zoals gras, grond of een stoeprand
QStuurassistentiefunctie
Wanneer het systeem vaststelt dat de auto
de rijstrook of de rijbaan* dreigt te verla-
ten, helpt het systeem voor zover nodig om
de auto in de rijstrook te houden door kort-
stondig het stuurwiel licht te bedienen.
Auto met BSM: Wanneer het systeem vaststelt
dat de auto de rijstrook dreigt te verlaten en dat
de kans op een aanrijding met een inhalende
auto in de naastgelegen rijstrook groot is, treedt
de stuurassistentiefunctie in werking, zelfs wan-
neer de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
*: De grens tussen asfalt en de kant van de weg,
zoals gras, grond of een stoeprand
Functies die zijn opgenomen
in het LTA-systeem
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 254 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
255
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
QWaarschuwingsfunctie slingeren auto
Wanneer de auto in een rijstrook slingert,
klinkt er een zoemer en wordt er een mel-
ding weergegeven op het multi-informatie-
display om de bestuurder te waarschuwen.
QLane Centering-functie
Deze functie is gekoppeld aan het Dyna-
mic Radar Cruise Control-systeem met
volledig snelheidsbereik en levert de beno-
digde assistentie door het stuurwiel te
bedienen om de auto op zijn huidige rij-
strook te houden.
Als het Dynamic Radar Cruise Control-sys-
teem met volledig snelheidsbereik niet werkt,
werkt de Lane Centering-functie niet.
In gevallen waarin de witte (gele) rijstrookmar-
keringen niet (goed) zichtbaar zijn, bijvoor-
beeld wanneer u in een file staat, treedt deze
functie in werking om te helpen een voorligger
te volgen door de positie van die voorligger in
de gaten te houden.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 255 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
256 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
QInschakelen van het LTA-systeem
Druk op de toets LTA.
Wanneer het LTA-systeem wordt ingeschakeld,
gaat het controlelampje LTA branden en wordt
er een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Ook wordt de Lane Centering-functie telkens
wanneer de toets wordt ingedrukt in-/uitge-
schakeld.
Lane Centering-functie uitgeschakeld: “LTA
Steering Assist Active” (LTA-stuurassistentie
ingeschakeld) wordt weergegeven.
Lane Centering-functie ingeschakeld: “LTA
Steering Assist Active Lane Centering Active”
(Active Lane Centering-functie van de
LTA-stuurassistentie ingeschakeld) wordt weer-
gegeven.
Als het LTA-systeem wordt ingeschakeld, blijft
de status van het LTA-systeem de volgende
keer dat de motor wordt gestart ongewijzigd.
QLTA-systeem uitschakelen
Houd de toets LTA ingedrukt.
Het controlelampje LTA dooft wanneer de LTA
wordt uitgeschakeld.
Als het LTA-systeem wordt uitgeschakeld, blijft
de status van het LTA-systeem de volgende
keer dat de motor wordt gestart ongewijzigd.
Controlelampje LTA
Aan de hand van de verlichtingsstatus van de
indicator wordt de bestuurder geïnformeerd
over de bedrijfsstatus van het systeem.
Brandt wit: LTA-systeem is in werking.
Brandt groen: De stuurassistentie van de
stuurassistentiefunctie of de Lane Cente-
ring-functie is in werking.
Knippert oranje: Lane Departure Alert-functie
is in werking.
Display werking van ondersteuning
stuurwielbediening
Wordt weergegeven wanneer het multi-infor-
matiedisplay wordt overgeschakeld op het
informatiescherm voor ondersteunende syste-
men.
Geeft aan dat de stuurassistentie van de
stuurassistentiefunctie of de Lane Cente-
ring-functie in werking is.
Beide buitenkanten van de rijstrook worden
weergegeven: Geeft aan dat de stuurwielassis-
tentie van de Lane Centering-functie in werking
is.
Eén buitenkant van de rijstrook wordt weerge-
geven: Geeft aan dat de stuurwielassistentie
van de stuurassistentiefunctie in werking is.
Beide buitenkanten van de rijstrook knipperen:
Waarschuwt de bestuurder dat hij in actie moet
komen om in het midden van de rijstrook te blij-
ven (Lane Centering-functie).
Instellingen LTA-systeem Meldingen op het
multi-informatiedisplay
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 256 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
257
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
Display Lane Departure Alert-functie
Wordt weergegeven wanneer het multi-informa-
tiedisplay wordt overgeschakeld op het informa-
tiescherm voor ondersteunende systemen.
Binnenzijde van de weergegeven lijnen
is wit
Dit geeft aan dat het systeem witte (gele)
lijnen of een rijbaan* herkent. Als de auto
de rijstrook verlaat, knippert de witte lijn
die wordt weergegeven aan de zijde waar
de auto de strook verlaat oranje.
Binnenzijde van de weergegeven lijnen
is zwart
Dit geeft aan dat het systeem witte (gele)
lijnen of een rijbaan* niet kan herkennen of
tijdelijk is uitgeschakeld.
*: De grens tussen asfalt en de kant van de weg,
zoals gras, grond of een stoeprand
Display rijden met de volgregeling
Wordt weergegeven wanneer het multi-informa-
tiedisplay wordt overgeschakeld op het informa-
tiescherm voor ondersteunende systemen.
Geeft aan dat de stuurassistentie van de Lane
Centering-functie in werking is door de positie
van de voorligger in de gaten te houden.
Wanneer het display voor rijden met de volg-
regeling wordt weergegeven en de voorligger in
beweging is, beweegt uw auto zich mogelijk op
dezelfde wijze. Houd uw omgeving altijd goed in
de gaten te houden en bedien indien nodig het
stuurwiel om de rijrichting van de auto te corri-
geren en de veiligheid te garanderen.
QVoorwaarden voor werking van de functies
OLane Departure Alert-functie
Deze functie werkt wanneer aan alle onder-
staande voorwaarden wordt voldaan.
LTA is ingeschakeld.
De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h of hoger.
*1
Het systeem herkent witte (gele) rijstrook-
markeringen of een rijbaan*2. (Wanneer een
witte [gele] markering of rijbaan*2 slechts aan
één zijde wordt herkend, werkt het systeem
uitsluitend voor de herkende zijde.)
De breedte van de rijstrook is ten minste
ongeveer 3 m.
De richtingaanwijzerschakelaar wordt niet
bediend. (Auto's met BSM: Behalve wanneer
een ander voertuig zich op de rijstrook
bevindt aan de zijde van de bediende richting-
aanwijzer)
Er wordt niet gereden in een scherpe bocht.
Er worden geen systeemstoringen gesigna-
leerd. (Blz. 259)
*1: De functie werkt zelfs als de rijsnelheid lager
is dan ongeveer 50 km/h terwijl de Lane
Centering-functie in werking is.
*2: De grens tussen asfalt en de kant van de
weg, zoals gras, grond of een stoeprand
OStuurassistentiefunctie
Deze functie werkt wanneer niet alleen aan alle
werkingsvoorwaarden voor de Lane Depar-
ture Alert-functie wordt voldaan, maar ook aan
alle onderstaande voorwaarden.
Er wordt niet in een vastgestelde mate of snel-
ler geaccelereerd of gedecelereerd.
Het stuurwiel wordt niet bediend met een
stuurkracht die geschikt is voor het verande-
ren van rijstrook.
Het ABS, de VSC, de TRC en het PCS wer-
ken niet.
De TRC of VSC is niet uitgeschakeld.
C
D
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 257 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
258 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
OWaarschuwingsfunctie slingeren auto
Deze functie werkt wanneer aan alle onder-
staande voorwaarden wordt voldaan.
De instelling voor “Sway Warning” (waarschu-
wing voor slingeren) in van het
multi-informatiedisplay is ON (aan).
(Blz. 81)
De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h of hoger.
De breedte van de rijstrook is ten minste
ongeveer 3 m.
Er worden geen systeemstoringen gesigna-
leerd. (Blz. 259)
OLane Centering-functie
Deze functie werkt wanneer aan alle onder-
staande voorwaarden wordt voldaan.
LTA is ingeschakeld.
De instelling voor “Lane Centre” (midden rij-
strook) in van het multi-informatiedisplay
is “On” (aan). (Blz. 81)
Deze functie herkent witte (gele) rijstrook-
markeringen of de positie van een voorligger
(behalve bij kleine voorliggers, zoals een
motorfiets).
De Dynamic Radar Cruise Control met volle-
dig snelheidsbereik werkt in de afstandsregel-
modus.
De breedte van de rijstrook is ongeveer 3 - 4
m.
De richtingaanwijzerschakelaar wordt niet
bediend.
Er wordt niet gereden in een scherpe bocht.
Er worden geen systeemstoringen gesigna-
leerd. (Blz. 259)
Er wordt niet in een vastgestelde mate of snel-
ler geaccelereerd of gedecelereerd.
Het stuurwiel wordt niet bediend met een
stuurkracht die geschikt is voor het verande-
ren van rijstrook.
Het ABS, de VSC, de TRC en het PCS wer-
ken niet.
De TRC of VSC is niet uitgeschakeld.
De waarschuwing handen van het stuurwiel
wordt niet weergegeven. (Blz. 259)
De auto rijdt in het midden van een rijstrook.
Stuurassistentiefunctie is niet in werking.
QTijdelijk uitschakelen van functies
OAls niet langer aan de werkingsvoorwaarden
wordt voldaan, wordt een functie mogelijk tij-
delijk uitgeschakeld. Als echter weer aan de
werkingsvoorwaarden wordt voldaan, wordt
de werking van de functie automatisch hervat.
(Blz. 257)
OAls niet langer aan de werkingsvoorwaarden
(Blz. 257) wordt voldaan terwijl de Lane
Centering-functie in werking is, kan het stuur-
wiel trillen en een zoemer klinken om aan te
geven dat de functie tijdelijk is uitgeschakeld.
Als de persoonlijke voorkeursinstelling “Alert”
(waarschuwing) echter is ingesteld op
, waarschuwt het systeem de
bestuurder door het stuurwiel te laten trillen in
plaats van de zoemer te laten klinken.
QStuurassistentiefunctie/Lane Cente-
ring-functie
OAfhankelijk van de rijsnelheid, de situatie
rondom het verlaten van de rijstrook, de
wegomstandigheden, enz. merkt de bestuur-
der mogelijk niet dat de functie in werking is of
werkt de functie mogelijk helemaal niet.
ODe bediening van het stuurwiel door de
bestuurder krijgt prioriteit t.o.v. de stuurrege-
ling van de functie.
OProbeer niet zelf de werking van de stuuras-
sistentiefunctie te testen.
QLane Departure Alert-functie
ODe waarschuwingszoemer is mogelijk slecht
te horen door geluiden van buiten, afspelen
van muziek, enz. Ook zijn trillingen van het
stuurwiel mogelijk niet goed voelbaar door de
wegomstandigheden, enz.
OAls de rand van de rijbaan* niet duidelijk of
niet recht is, werkt de Lane Departure
Alert-functie mogelijk niet.
OAuto's met BSM: Het systeem kan mogelijk
niet vaststellen of er een gevaar bestaat voor
een aanrijding met een voertuig op een aan-
grenzende rijstrook.
OProbeer niet zelf de werking van de Lane
Departure Alert-functie te testen.
*: De grens tussen asfalt en de kant van de weg,
zoals gras, grond of een stoeprand
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 258 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
259
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
QWaarschuwing handen van het stuurwiel
In de volgende situaties wordt op het multi-infor-
matiedisplay een waarschuwingsmelding weer-
gegeven om de bestuurder aan te sporen het
stuurwiel vast te houden. Tevens wordt het in de
afbeelding weergegeven symbool op het
multi-informatiedisplay weergegeven. De waar-
schuwing stopt wanneer het systeem signaleert
dat de bestuurder het stuurwiel vasthoudt. Houd
uw handen altijd aan het stuurwiel wanneer u dit
systeem gebruikt, ongeacht eventuele waar-
schuwingen.
OWanneer het systeem signaleert dat de
bestuurder rijdt zonder het stuurwiel vast te
houden terwijl de Lane Centering-functie in
werking is.
Als de bestuurder zijn handen van het stuurwiel
blijft houden, klinkt de zoemer, wordt de
bestuurder gewaarschuwd en wordt de functie
tijdelijk uitgeschakeld. Deze waarschuwing
werkt op dezelfde wijze als de bestuurder het
stuurwiel licht blijft vasthouden.
De zoemer klinkt ook als het type waarschu-
wing is ingesteld op .
OWanneer bij het nemen van een bocht het sys-
teem vaststelt dat de auto de rijstrook dreigt
te verlaten terwijl de Lane Centering-functie
in werking is.
OWanneer het systeem signaleert dat de
bestuurder rijdt zonder het stuurwiel vast te
houden terwijl de stuurassistentie in werking
is.
Als de bestuurder zijn handen van het stuurwiel
blijft houden en de stuurwielassistentie in wer-
king is, klinkt de zoemer en wordt de bestuur-
der gewaarschuwd. Elke keer dat de zoemer
klinkt, houdt het geluid hiervan langer aan.
De zoemer klinkt ook als het type waarschu-
wing is ingesteld op .
QWaarschuwingsfunctie slingeren auto
Als het systeem oordeelt dat de auto slingert ter-
wijl de waarschuwingsfunctie voor het slingeren
van de auto in werking is, klinkt er een zoemer
en wordt er een waarschuwingsmelding weer-
gegeven om de bestuurder aan te sporen rust te
nemen. Tegelijkertijd wordt het in de afbeelding
weergegeven symbool op het multi-informatie-
display weergegeven.
Afhankelijk van de auto en de conditie van de
weg, wordt er mogelijk geen waarschuwing
gegeven.
QWaarschuwingsmelding
Als de volgende waarschuwingsmelding wordt
weergegeven op het multi-informatiedisplay en
het controlelampje LTA oranje brandt, volg dan
de desbetreffende storingzoekprocedure. Volg
de instructies die op het scherm worden weer-
gegeven als er een andere waarschuwingsmel-
ding wordt weergegeven.
O“LTA Malfunction Visit Yo u r D e a l e r ( S t o r i n g
in LTA. Ga naar uw dealer)
Het systeem werkt mogelijk niet goed. Laat de
auto controleren door een erkende Lexus-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
O“LTA Unavailable” (LTA niet beschikbaar)
Het systeem is tijdelijk uitgeschakeld als gevolg
van een storing in een andere sensor dan de
camera voor. Schakel het LTA-systeem uit,
wacht een poosje en schakel het LTA-systeem
weer in.
O“LTA Unavailable at Current Speed” (LTA niet
beschikbaar bij huidige snelheid)
De functie kan niet worden gebruikt als de rij-
snelheid hoger is dan het werkingsbereik van
het LTA-systeem. Rijd langzamer.
QPersoonlijke voorkeursinstellingen
Er kunnen instellingen van de functie worden
gewijzigd. (Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen:Blz. 476)
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 259 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
260 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
*: Indien aanwezig
Het RSA-systeem herkent bepaalde ver-
keersborden door gebruik te maken van
de camera voor en/of het navigatiesysteem
(als er informatie over de snelheidslimiet
beschikbaar is) en voorziet de bestuurder
via het display van informatie.
Als het systeem vaststelt dat de snelheidsli-
miet wordt overschreden of wanneer er
bijvoorbeeld verboden acties ten opzichte
van de herkende verkeersborden worden
uitgevoerd, wordt de bestuurder gewaar-
schuwd door middel van een waarschu-
wingsdisplay en waarschuwingszoemer of
de stuurwieltrillingsfunctie.
Wanneer de camera voor een verkeers-
bord herkent en/of er informatie over een
verkeersbord beschikbaar is via het navi-
gatiesysteem, wordt het bord weergege-
ven op het multi-informatiedisplay.
Wanneer de weergave van informatie
van het ondersteunende systeem wordt
geselecteerd, kunnen er maximaal 3
verkeersborden worden weergegeven.
(Blz. 81)
Wanneer een ander tabblad dan dat
van het ondersteunende systeem wordt
geselecteerd, worden alleen de vol-
gende typen verkeersborden weerge-
geven. (Blz. 81)
Verkeersbord begin/einde snelheidslimiet
Verkeersbord met aan de snelheidslimiet
gerelateerde informatie (autosnelweg, auto-
weg, bebouwde kom, erf)
Verkeersbord einde verboden
Verkeersbord verboden in te rijden* (indien
een melding nodig is)
Verkeersbord maximaal toegestane snel-
heid met aanvullend bord (alleen op- en afrit-
ten)
*: Auto's met navigatiesysteem
RSA (Road Sign Assist)*
Overzicht van de functie
WAARSCHUWING
QVoordat u de RSA gebruikt
Vertrouw niet uitsluitend op het RSA-sys-
teem. De RSA is een systeem dat de bestuur-
der ondersteunt middels het bieden van infor-
matie, maar het is geen vervanging van het
eigen inzicht en de oplettendheid van de
bestuurder. Rijd voorzichtig door altijd goed
op de verkeersregels te letten.
Weergave op het
multi-informatiedisplay
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 260 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
261
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
Als er andere verkeersborden dan die met de
maximaal toegestane snelheid worden her-
kend, worden deze trapsgewijs weergegeven
onder het verkeersbord met de maximaal toe-
gestane snelheid.
De volgende soorten verkeersborden,
inclusief elektronische verkeersborden en
knipperende verkeersborden, worden
weergegeven.
Niet-officiële (niet aan het Verdrag van Wenen
voldoende) of recentelijk geïntroduceerde ver-
keersborden worden mogelijk niet weergege-
ven.
Verkeersborden snelheidslimiet*
*: Er wordt geen informatie over de snelheidsli-
miet weergegeven wanneer er geen
verkeersbord met een snelheidslimiet of
daaraan gerelateerde informatie beschik-
baar is.
Aan snelheidslimiet gerelateerde infor-
matie*1, 2
*1: Wordt weergegeven wanneer een ver-
keersbord wordt herkend maar de informa-
tie over de snelheidslimiet voor de weg niet
beschikbaar is in het navigatiesysteem
*2: Er wordt geen informatie over de snelheids-
limiet weergegeven wanneer er geen
verkeersbord met een snelheidslimiet of
daaraan gerelateerde informatie beschik-
baar is.
Ondersteunde soorten
verkeersborden
Snelheidslimiet begint/zone maxi-
mumsnelheid begint
Snelheidslimiet eindigt/zone maxi-
mumsnelheid eindigt
Oprit snelweg
Afrit snelweg
Begin autosnelweg
Einde autosnelweg
Begin bebouwde kom
Einde bebouwde kom
Begin bebouwde kom
Einde bebouwde kom
Begin erf
Einde erf
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 261 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
262 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Verkeersborden inhaalverbod
Andere verkeersborden
*: Auto's met navigatiesysteem
Maximaal toegestane snelheid met
aanvullend teken*1
*1: Gelijktijdig met snelheidslimiet weergege-
ven.
*2: Inhoud niet herkend.
*3: Als de richtingaanwijzers bij het wisselen
van rijstrook niet worden bediend, wordt het
teken niet weergegeven.
In de volgende situaties waarschuwt het
RSA-systeem de bestuurder.
Wanneer de rijsnelheid de drempel-
waarde voor de snelheidswaarschu-
wing van het weergegeven verkeers-
bord met de maximaal toegestane snel-
heid overschrijdt, wordt het
verkeersbord duidelijker zichtbaar
gemaakt en klinkt er een zoemer.
Als het RSA-systeem een verkeersbord
voor verboden in te rijden herkent en
signaleert dat de bestuurder het inrij-
verbod negeert op basis van de kaartin-
formatie van het navigatiesysteem,
knippert het verkeersbord voor verbo-
den in te rijden en klinkt er een zoemer.
(Auto's met navigatiesysteem)
Als wordt gesignaleerd dat uw auto een
ander voertuig inhaalt terwijl er een
verkeersbord voor een inhaalverbod
wordt weergegeven op het multi-infor-
matiedisplay, gaat het verkeersbord
knipperen en trilt het stuurwiel.
Afhankelijk van de situatie wordt de ver-
keerssituatie (richting en snelheid van het
verkeer en hoeveelheid verkeer) mogelijk
niet goed gesignaleerd en werkt de waar-
schuwingsfunctie mogelijk niet goed.
Begin inhaalverbod
Einde inhaalverbod
Verboden in te rijden*
Einde verboden
Stop
Nat
Regen
IJs
Aanvullend teken aanwezig*2
Afrit rechts*3
Afrit links*3
Tij d
Waarschuwingsfunctie
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 262 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
263
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
QInstellen
1Druk op of van de bedieningstoet-
sen van het instrumentenpaneel en selec-
teer .
2Druk op of van de bedieningstoet-
sen van het instrumentenpaneel, selecteer
“Vehicle Settings” (voertuiginstellingen) en
druk vervolgens op .
3Druk op of van de bedieningstoet-
sen van het instrumentenpaneel en selec-
teer . Druk vervolgens op .
4Druk op of van de bedieningstoet-
sen van het instrumentenpaneel, selecteer
RSA en druk vervolgens op .
QAutomatisch uitschakelen van weergave
verkeersborden RSA
In de volgende situaties worden een of meer ver-
keersborden automatisch uitgeschakeld.
OEr wordt over een bepaalde afstand geen ver-
keersbord herkend.
ODe weg verandert als gevolg van een afslag
naar links of rechts, enz.
QOmstandigheden waaronder de functie
mogelijk niet goed werkt of niet goed signa-
leert
In de volgende situaties werkt de RSA niet nor-
maal en worden verkeersborden mogelijk niet
herkend, worden onjuiste verkeersborden weer-
gegeven, enz. Dit duidt echter niet op een storing.
ODe camera voor is niet goed uitgelijnd door-
dat de sensor, enz. is blootgesteld aan hevige
schokken.
OEr zit(ten) vuil, sneeuw, stickers, enz. op de
voorruit in de buurt van de camera voor.
OOnder barre weersomstandigheden, bijvoor-
beeld bij zware regenval, mist, sneeuw of
zandstormen
OLicht van een tegenligger, de zon, enz. dringt
de camera voor binnen.
OHet verkeersbord is vuil of vervaagd, staat
scheef of is krom.
OHet elektronische verkeersbord heeft weinig
contrast.
OHet verkeersbord gaat helemaal of gedeelte-
lijk verscholen achter boombladeren, een
paal, o.i.d.
OHet verkeersbord is alleen korte tijd zichtbaar
voor de camera voor.
ODe omgeving (bij afslaan, rijstrookwisseling,
enz.) wordt onjuist beoordeeld.
OWanneer een verkeersbord niet van toepas-
sing is op de rijstrook waar op dat moment op
wordt gereden, maar dit bord wel direct na
een vertakking van de snelweg staat of bij een
aangrenzende rijstrook net voordat rijstroken
samenkomen.
OEr zitten stickers op de achterzijde van de
voorligger.
OEr wordt een verkeersbord herkend dat lijkt
op een verkeersbord dat compatibel is met
het systeem.
OMogelijk worden verkeersborden met de
snelheidslimiet voor parallelwegen gesigna-
leerd en weergegeven (wanneer deze in het
zicht van de camera voor staan) terwijl de
auto op de hoofdweg rijdt.
OMogelijk worden verkeersborden met de
maximaal toegestane snelheid voor afslagen
van rotondes gesignaleerd en weergegeven
(wanneer deze in het zicht van de camera
voor staan) terwijl de auto op de rotonde rijdt.
ODe voorzijde van de auto staat omhoog of
omlaag door de belading van de auto.
ODe helderheid van het omgevingslicht is niet
voldoende of verandert plotseling.
OWanneer een verkeersbord voor trucks, enz.
wordt herkend.
OEr wordt met de auto in een land gereden
waar het verkeer aan de andere kant rijdt.
ODe kaartgegevens van het navigatiesysteem
zijn niet meer up-to-date.
OHet navigatiesysteem werkt niet.
ODe snelheidsinformatie die op het instrumen-
tenpaneel wordt weergegeven verschilt
mogelijk van de informatie die wordt weerge-
geven op het navigatiesysteem als gevolg van
de gebruikte kaartgegevens van het naviga-
tiesysteem.
QWeergave verkeersbord snelheidslimiet
Als het contact de laatste keer UIT werd gezet
terwijl er een verkeersbord met de maximaal
toegestane snelheid op het multi-informatiedis-
play werd weergegeven, wordt datzelfde ver-
keersbord weer weergegeven wanneer het con-
tact AAN wordt gezet.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 263 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
264 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
QAls “RSA Malfunction Visit Your Dealer”
(Storing in RSA. Ga naar uw dealer) wordt
weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem aanwe-
zig. Laat de auto controleren door een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
QPersoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. (Systemen met
mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen:Blz. 476)
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 264 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
265
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
*: Indien aanwezig
Wanneer de afstandsregelmodus is inge-
schakeld, accelereert, decelereert en stopt
de auto automatisch overeenkomstig de
veranderingen in snelheid van de voorlig-
ger, zelfs wanneer het gaspedaal niet
wordt ingetrapt. In de constante-snelheids-
regelmodus rijdt de auto met een con-
stante snelheid.
Gebruik de Dynamic Radar Cruise Con-
trol met volledig snelheidsbereik op auto-
wegen en snelwegen.
Afstandsregelmodus (Blz. 267)
Constante-snelheidsregelmodus
(Blz. 272)
QWeergave instrumentenpaneel
Multi-informatiedisplay
Ingestelde snelheid
Controlelampjes
QBedieningsschakelaars
Afstandsschakelaar
Schakelaar +RES
Cruise control-hoofdschakelaar
Uitschakeltoets
Schakelaar -SET
Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik*
Overzicht van functies
Systeemonderdelen
A
B
C
WAARSCHUWING
QVoordat u de Dynamic Radar Cruise
Control met volledig snelheidsbereik
gebruikt
OVoor veilig rijden is alleen de bestuurder
verantwoordelijk. Vertrouw niet alleen op
het systeem en rijd voorzichtig door altijd
goed op de omgeving te letten.
ODe Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik biedt ondersteu-
ning bij het rijden om de bestuurder te ont-
lasten. Er zijn echter grenzen aan de gebo-
den ondersteuning.
Lees de hierna gegeven aanwijzingen aan-
dachtig door. Vertrouw niet blindelings op
dit systeem en rijd altijd voorzichtig.
Omstandigheden waarin de sensor voor-
liggers mogelijk niet op de juiste manier
signaleert: Blz. 275
Omstandigheden waaronder de afstands-
regelmodus mogelijk niet goed werkt:
Blz. 275
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 265 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
266 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
WAARSCHUWING
OStel de geschikte snelheid in op basis van
de snelheidslimiet, de verkeersintensiteit,
de wegcondities, de weersomstandighe-
den, enz. De bestuurder is verantwoorde-
lijk voor het controleren van de ingestelde
snelheid.
OZelfs als het systeem normaal werkt, kan
de door het systeem gesignaleerde status
van de voorligger afwijken van de door de
bestuurder waargenomen status. Daarom
moet de bestuurder altijd alert blijven, het
gevaar van elke situatie inschatten en veilig
rijden. Volledig vertrouwen op het systeem
of aannemen dat het systeem de veiligheid
garandeert tijdens het rijden kan leiden tot
een ongeval met dodelijk of ernstig letsel
als gevolg.
OSchakel de Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik uit met de
cruise control-hoofdschakelaar als deze
niet wordt gebruikt.
QWaarschuwingen met betrekking tot de
ondersteunende systemen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht, aangezien er grenzen zijn aan de door
het systeem geboden ondersteuning. Als u
dat niet doet, kan dat leiden tot een ongeval
met dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
ODe bestuurder helpen bij het meten van de
volgafstand
De Dynamic Radar Cruise Control met volle-
dig snelheidsbereik dient alleen ter onder-
steuning van de bestuurder bij het bepalen
van de volgafstand tussen de eigen auto en
een bepaalde voorligger. Het systeem is niet
bedoeld om zorgeloos of roekeloos rijgedrag
te rechtvaardigen en kan de bestuurder ook
niet helpen tijdens het rijden bij slecht zicht.
Het blijft noodzakelijk dat de bestuurder zelf
de omgeving van de auto goed in de gaten
houdt.
ODe bestuurder helpen bij het bepalen van
de juiste volgafstand
De Dynamic Radar Cruise Control met volle-
dig snelheidsbereik bepaalt of de volgafstand
tussen de eigen auto en een bepaalde voor-
ligger binnen een vastgelegd bereik ligt. Het
systeem kan geen andere beoordelingen
maken. Het is daarom strikt noodzakelijk dat
u zelf alert blijft en inschat of een situatie
mogelijk gevaarlijk is.
ODe bestuurder helpen bij het bedienen van
de auto
De Dynamic Radar Cruise Control met volle-
dig snelheidsbereik heeft geen functies om
aanrijdingen met een voorligger te voorko-
men of vermijden. Daarom dient u wanneer
er gevaar dreigt direct de controle over de
auto te nemen en juist te handelen om de vei-
ligheid van alle betrokkenen te garanderen.
QSituaties waarin de Dynamic Radar
Cruise Control met volledig snelheidsbe-
reik niet kan worden gebruikt
Gebruik de Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik niet in de vol-
gende situaties. Als u dat wel doet, wordt de
snelheid mogelijk niet goed geregeld, wat kan
leiden tot een ongeval met dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg.
OOp wegen met voetgangers, fietsers, enz.
OIn druk verkeer
OOp wegen met scherpe bochten
OOp slingerende wegen
OOp wegen die door regen, ijs of sneeuw
glad zijn
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 266 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
267
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
In deze modus registreert een radar of er binnen ongeveer 100 meter voor u een voertuig
rijdt. Deze sensor wordt tevens gebruikt om de afstand tussen uw auto en de voorligger te
berekenen en een geschikte afstand tussen uw auto en de voorligger te handhaven. De
gewenste tussenafstand kan tevens met de afstandsschakelaar worden ingesteld.
WAARSCHUWING
OOp steile hellingen bergafwaarts of op
afwisselend sterk dalende en sterk stij-
gende wegen
Bij het afdalen van een steile helling kan de
rijsnelheid de ingestelde snelheid over-
schrijden.
OOp invoegstroken van autowegen en snel-
wegen
OAls de weersomstandigheden zo slecht zijn
dat ze een juiste signalering door de senso-
ren onmogelijk zouden kunnen maken
(mist, sneeuw, zandstorm, zware regenval,
enz.)
OAls er regen, sneeuw, enz. op de voorzijde
van de radar of de camera voor zit
OIn verkeersomstandigheden waarbij her-
haaldelijk accelereren en decelereren
noodzakelijk is
OTijdens het slepen in een noodgeval
OAls er vaak een naderingswaarschuwing
hoorbaar is
Rijden in de afstandsregelmodus
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 267 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
268 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Bij het afdalen van een helling kan de tussenafstand korter worden.
Voorbeeld van het rijden met een constante snelheid
Wanneer er geen voorliggers zijn
De auto rijdt met de snelheid die door de bestuurder is ingesteld.
Voorbeeld van deceleratie en het volgen van een auto
Wanneer een voorligger langzamer rijdt dan de ingestelde snelheid
Als er een voorligger wordt gesignaleerd, verlaagt het systeem automatisch de snelheid van uw auto.
Als de snelheid nog meer moet worden gereduceerd, schakelt het systeem het remsysteem in (de
remlichten gaan dan branden). Het systeem regelt de snelheid van de auto zo dat de afstand die de
bestuurder heeft ingesteld tot de voorligger gehandhaafd blijft. Als het systeem de snelheid niet
genoeg kan verlagen om een veilige afstand tot de voorligger te creëren, klinkt er een naderings-
waarschuwing.
Wanneer uw voorligger stopt, stopt uw auto ook (de auto wordt door het systeem stilgezet). Als uw
voorligger begint te rijden, wordt het rijden met de volgregeling hervat wanneer u op de schakelaar
+RES drukt of het gaspedaal intrapt (bediening om weg te rijden). Als de bediening om weg te rijden
niet wordt uitgevoerd, zorgt de regeling van het systeem ervoor dat uw auto stil blijft staan.
Als u de richtingaanwijzers inschakelt en bij een rijsnelheid van 80 km/h of hoger een rijstrook
opschuift om in te halen, zal de auto accelereren zodat een voertuig op de andere rijstrook sneller
kan worden ingehaald.
Het oordeel van het systeem met betrekking tot wat een rijstrook voor inhalen is, is mogelijk alleen
gebaseerd op de positie van het stuurwiel in de auto (bestuurder links of rechts) Als de auto rijdt in
een regio waar de rijstrook voor inhalen zich aan de andere kant bevindt dan waar de auto normaal
rijdt, accelereert de auto mogelijk wanneer de richtingaanwijzerschakelaar wordt bediend in de
tegengestelde richting van de rijstrook voor inhalen (bijv. als de bestuurder normaal rijdt in een regio
waar de rijstrook voor inhalen zich rechts bevindt, maar de bestuurder rijdt nu in een regio waar de
rijstrook voor inhalen zich links bevindt, accelereert de auto mogelijk als de richtingaanwijzer rechts
wordt ingeschakeld).
Voorbeeld van acceleratie
Als er geen voorliggers meer zijn die langzamer rijden dan de ingestelde snelheid
Het systeem verhoogt de snelheid totdat de ingestelde snelheid bereikt wordt. Het systeem schakelt
vervolgens weer over op het rijden met constante snelheid.
A
B
C
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 268 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
269
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
1Druk op de cruise control-hoofdscha-
kelaar om de cruise control in te scha-
kelen.
Het controlelampje van de Dynamic Radar
Cruise Control gaat branden en er wordt een
melding weergegeven op het multi-informatie-
display. Druk nogmaals op de schakelaar om de
cruise control uit te schakelen.
Als de cruise control-hoofdschakelaar gedu-
rende ten minste 1,5 seconden ingedrukt wordt
gehouden, schakelt het systeem over op de
constante-snelheidsregelmodus. (Blz. 272)
2Accelereer of decelereer met behulp
van het gaspedaal naar de gewenste
rijsnelheid (ongeveer 30 km/h of
hoger) en druk op de schakelaar -SET
om de snelheid op te slaan.
Het controlelampje cruise control SET gaat
branden.
De rijsnelheid op het moment dat de schakelaar
wordt losgelaten, wordt de ingestelde snelheid.
Wijzigen van de ingestelde snelheid
met de schakelaar
Druk, om de ingestelde snelheid te wijzi-
gen, op de schakelaar +RES of -SET totdat
de gewenste snelheid wordt weergegeven.
1Verhogen van de snelheid (behalve
wanneer de auto door het systeem is
stilgezet in de afstandsregelmodus)
2Verla ge n van de s nel he id
Fijnafstelling: Druk op de schakelaar.
Ruime afstelling: Houd de schakelaar ingedrukt
om de snelheid te wijzigen en laat hem los als de
gewenste snelheid is bereikt.
Als de afstandsregelmodus is ingescha-
keld, wordt de ingestelde snelheid als volgt
verhoogd of verlaagd:
Fijnafstelling: 1 km/h*1 of 1 mph*2 telkens als de
schakelaar wordt ingedrukt
Ruime afstelling: Wordt in stappen van 5 km/h*1
of 5 mph*2 verhoogd of verlaagd zolang de
schakelaar ingedrukt wordt gehouden
In de constante-snelheidsregelmodus
(Blz. 272) wordt de ingestelde snelheid
als volgt verhoogd of verlaagd:
Fijnafstelling: 1 km/h*1 of 1 mph*2 telkens als de
schakelaar wordt ingedrukt
Ruime afstelling: Zolang de schakelaar inge-
drukt wordt gehouden, wordt de snelheid
gewijzigd.
Instellen van de rijsnelheid
(afstandsregelmodus)
Wijzigen van de ingestelde snelheid
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 269 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
270 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
*1: Wanneer de ingestelde snelheid wordt
getoond in “km/h
*2: Wanneer de ingestelde snelheid getoond
wordt in “MPH”
Wijzigen van de ingestelde snelheid
met het gaspedaal
1Accelereer met behulp van het gaspe-
daal naar de gewenste rijsnelheid.
2Druk op de schakelaar -SET.
Door de schakelaar in te drukken wordt de
afstand tot de voorligger als volgt gewij-
zigd:
1Lang
2Gemiddeld
3Kort
Als er een auto voor u rijdt, wordt het symbool
voor een voorligger ook weergegeven.
Selecteer een afstand in de onderstaande
tabel. Houd er rekening mee dat de aange-
geven afstanden overeenkomen met een
rijsnelheid van 80 km/h. De tussenafstand
is afhankelijk van de rijsnelheid. Wanneer
de auto wordt stilgezet door het systeem,
stopt de auto op een bepaalde tussenaf-
stand, afhankelijk van de situatie.
Druk op de schakelaar +RES als uw voor-
ligger begint te rijden.
Het volgen van uw voorligger wordt ook
hervat als u het gaspedaal intrapt wanneer
uw voorligger begint te rijden.
Wijzigen van de tussenafstand
(afstandsregelmodus)
A
Instellingen tussenafstand
(afstandsregelmodus)
Afstandsopties Tussenafstand
Lang Ongeveer 50 m
Gemiddeld Ongeveer 40 m
Kort Ongeveer 30 m
Hervatten van het rijden met
de volgregeling als de auto is
stilgezet door het systeem
(afstandsregelmodus)
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 270 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
271
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
1Als u op de uitschakeltoets drukt,
wordt de snelheidsregeling uitgescha-
keld.
De snelheidsregeling wordt eveneens uitge-
schakeld als het rempedaal wordt ingetrapt.
(Als de auto is stilgezet door het systeem, wordt
de snelheidsinstelling niet geannuleerd als het
rempedaal wordt ingetrapt.)
2Als u op de schakelaar +RES drukt,
wordt de cruise control hervat en
wordt de ingestelde rijsnelheid hervat.
Wanneer uw auto een voorligger te dicht
nadert en automatisch decelereren door
middel van de cruise control niet mogelijk
is, zal het scherm gaan knipperen en een
zoemer klinken om de bestuurder te waar-
schuwen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren
als een andere bestuurder vóór u invoegt
terwijl u een voorligger volgt. Trap het rem-
pedaal in om voldoende afstand tot uw
voorligger te houden.
QMogelijk worden geen waarschuwin-
gen gegeven
In de volgende gevallen worden mogelijk
geen waarschuwingen gegeven als de tus-
senafstand klein is.
Als de snelheid van de voorligger gelijk
is aan of hoger is dan de snelheid van
uw eigen auto
Als de voorligger extreem langzaam
rijdt
Direct nadat de snelheid van de cruise
control is ingesteld
Bij het intrappen van het gaspedaal
Wanneer wordt gereden in de afstandsre-
gelmodus, verlaagt deze functie de rijsnel-
heid wanneer wordt bepaald dat dit nodig
is.
QWerking func tie
Wanneer het stuurwiel wordt gedraaid,
neemt de rijsnelheid af. Wanneer het stuur-
wiel naar de middenstand wordt gedraaid,
stopt de afname van de rijsnelheid.
Afhankelijk van de situatie keert de rijsnel-
heid vervolgens terug naar de ingestelde
snelheid van de afstandsregelmodus.
Uitschakelen en hervatten van
de snelheidsregeling
Naderingswaarschuwing
(afstandsregelmodus) Functie voor verlaging van de
bochtensnelheid
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 271 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
272 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
In situaties waarin de afstandsregeling in
werking moet treden, zoals wanneer een
voorligger uw auto snijdt, wordt de functie
voor verlaging van de bochtensnelheid uit-
geschakeld.
QWerkingsdisplay
Wordt weergegeven wanneer de rijsnel-
heid wordt verlaagd.
Wanneer de rijsnelheid niet meer wordt ver-
laagd, verdwijnt het display.
QWijzigen van de instellingen van de
functie voor het verlagen van de boch-
tensnelheid
De functie voor het verlagen van de boch-
tensnelheid kan worden ingeschakeld/uit-
geschakeld en de mate van verlaging van
de rijsnelheid kan worden ingesteld m.b.v.
(Blz. 81) op het multi-informatiedis-
play.
Elke keer dat de bedieningstoets van het
instrumentenpaneel wordt ingedrukt, verandert
de instelling.
Wanneer de constante-snelheidsregelmo-
dus is geselecteerd, blijft de auto met een
ingestelde snelheid rijden, zonder de tus-
senafstand te regelen. Selecteer deze
modus alleen wanneer de afstandsregel-
modus niet goed werkt als gevolg van een
vuile radar.
1Houd bij uitgeschakelde cruise control
de cruise control-hoofdschakelaar
gedurende ten minste 1,5 seconden
ingedrukt.
Direct nadat op de schakelaar is gedrukt, gaat
het controlelampje Dynamic Radar Cruise
Control branden. Vervolgens gaat het controle-
lampje cruise control branden.
Overschakelen naar de constante-snelheidsre-
gelmodus is alleen mogelijk als de schakelaar
wordt bediend terwijl de cruise control uit staat.
2Accelereer of decelereer met behulp
van het gaspedaal naar de gewenste
rijsnelheid (ongeveer 30 km/h of
hoger) en druk op de schakelaar -SET
om de snelheid op te slaan.
Het controlelampje cruise control SET gaat
branden.
De rijsnelheid op het moment dat de schakelaar
wordt losgelaten, wordt de ingestelde snelheid.
Selecteren van de constante-
snelheidsregelmodus
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 272 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
273
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
Wijzigen van de ingestelde snelheid:
Blz. 269
Uitschakelen en hervatten van de ingestelde
snelheid: Blz. 271
Wanneer deze functie is ingeschakeld en
het systeem in de afstandsregelmodus
(Blz. 267) werkt en een verkeersbord
met een snelheidslimiet wordt gesigna-
leerd, wordt de herkende snelheidslimiet
weergegeven met een pijl
omhoog/omlaag. De ingestelde snelheid
kan tot de herkende snelheidslimiet wor-
den verhoogd/verlaagd door de schake-
laar +RES/-SET ingedrukt te houden.
Wanneer de op dat moment ingestelde
snelheid lager is dan de herkende snel-
heidslimiet
Houd de schakelaar +RES ingedrukt.
Wanneer de op dat moment ingestelde
snelheid hoger is dan de herkende snel-
heidslimiet
Houd de schakelaar -SET ingedrukt.
U kunt de Dynamic Radar Cruise Control
met Road Sign Assist inschakelen/uitscha-
kelen via op het multi-informatiedis-
play. (Blz. 81)
QDe Dynamic Radar Cruise Control met vol-
ledig snelheidsbereik kan worden gebruikt
als
OSchakelstand D is geselecteerd.
ODe gewenste snelheid kan worden ingesteld
wanneer de rijsnelheid ongeveer 30 km/h of
hoger is.
(Als de snelheid echter wordt ingesteld terwijl
de rijsnelheid lager is dan ongeveer 30 km/h,
wordt de snelheid ingesteld op ongeveer 30
km/h.)
QAccelereren na het instellen van de rijsnel-
heid
Bedien het gaspedaal om te accelereren. Na het
accelereren gaat de auto weer rijden met de
ingestelde snelheid. Als de afstandsregelmodus
is ingeschakeld, neemt de rijsnelheid echter
mogelijk af tot onder de ingestelde snelheid,
zodat de afstand tot de voorligger gehandhaafd
blijft.
QWaarschuwing snelheidsoverschrijding
Wanneer u bergaf rijdt, overschrijdt de rijsnel-
heid mogelijk de ingestelde snelheid. In dit geval
wordt de weergegeven ingestelde rijsnelheid
verlicht en klinkt er een zoemer om de bestuur-
der te waarschuwen.
Dynamic Radar Cruise Control met
Road Sign Assist
Inschakelen/uitschakelen Dynamic
Radar Cruise Control met Road
Sign Assist
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 273 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
274 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
QAls de auto stopt tijdens rijden met de volg-
regeling
ODoor op de schakelaar +RES te drukken ter-
wijl de voorligger stopt, wordt, als de voorlig-
ger begint te rijden, binnen ongeveer 3
seconden nadat op de schakelaar is gedrukt
het rijden met de volgregeling hervat.
OAls de voorligger binnen 3 seconden nadat
uw auto is gestopt begint te rijden, wordt het
rijden met de volgregeling hervat.
QAutomatisch uitschakelen van de afstands-
regelmodus
De afstandsregelmodus wordt automatisch uit-
geschakeld in de volgende situaties.
ODe VSC is geactiveerd.
ODe TRC is gedurende een bepaalde periode
geactiveerd.
OWanneer de VSC of TRC wordt uitgescha-
keld.
ODe sensor kan niet goed signaleren omdat hij
ergens door bedekt is.
OWanneer de remregeling of de begrenzings-
regeling voor het vermogen van een onder-
steunend systeem in werking is. (Bijvoorbeeld:
Pre-Crash Safety-systeem, wegrijregeling)
ODe parkeerrem is geactiveerd.
ODe auto wordt door het systeem stilgezet op
een steile helling.
OAls de auto door het systeem is stilgezet,
wordt het volgen van de voorligger in de vol-
gende gevallen niet hervat:
De bestuurder draagt geen veiligheidsgordel.
Het bestuurdersportier wordt geopend.
De auto staat langer dan 3 minuten stil.
Als de afstandsregelmodus om een andere dan
de hierboven genoemde redenen automatisch
uitgeschakeld wordt, kan er een storing in het
systeem aanwezig zijn. Neem contact op met
een erkende Lexus-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
QAutomatisch uitschakelen van de con-
stante-snelheidsregelmodus
De constante-snelheidsregelmodus wordt auto-
matisch uitgeschakeld in de volgende situaties:
OActuele rijsnelheid zakt tot meer dan onge-
veer 16 km/h onder de ingestelde rijsnelheid.
OWerkelijke rijsnelheid zakt onder ongeveer
30 km/h.
ODe VSC is geactiveerd.
ODe TRC is gedurende een bepaalde periode
geactiveerd.
OWanneer de VSC of TRC wordt uitgescha-
keld.
OWanneer de remregeling of de begrenzings-
regeling voor het vermogen van een onder-
steunend systeem in werking is. (Bijvoorbeeld:
Pre-Crash Safety-systeem, wegrijregeling)
ODe parkeerrem is geactiveerd.
Als de constante-snelheidsregelmodus om een
andere dan de hierboven genoemde redenen
automatisch uitgeschakeld wordt, kan er een
storing in het systeem aanwezig zijn. Neem con-
tact op met een erkende Lexus-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
QSituaties waarin de functie voor verlaging
van de bochtensnelheid mogelijk niet werkt
In situaties zoals de onderstaande, werkt de
functie voor verlaging van de bochtensnelheid
mogelijk niet:
OWanneer met de auto in een flauwe bocht
wordt gereden
OWanneer het gaspedaal wordt ingetrapt
OWanneer met de auto in een zeer korte bocht
wordt gereden
QDe Dynamic Radar Cruise Control met
Road Sign Assist werkt mogelijk niet goed
wanneer
De Dynamic Radar Cruise Control met Road
Sign Assist werkt mogelijk niet goed in situaties
waarbij de RSA mogelijk niet goed werkt of niet
goed signaleert (Blz. 263). Controleer
daarom, wanneer u deze functie gebruikt, het
weergegeven verkeersbord met de snelheidsli-
miet.
In de onderstaande gevallen wordt de ingestelde
snelheid mogelijk niet gewijzigd in de herkende
snelheidslimiet door het ingedrukt houden van
de schakelaar +RES/-SET:
OAls er geen informatie over de snelheidslimiet
beschikbaar is
OWanneer de herkende snelheidslimiet gelijk is
aan de ingestelde snelheid
OWanneer de herkende snelheidslimiet buiten
het snelheidsbereik van het Dynamic Radar
Cruise Control-systeem ligt
QWerki n g va n de remmen
Er kan een geluid van de remmen hoorbaar zijn
en de reactie van het rempedaal kan verande-
ren, maar dit duidt niet op een storing.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 274 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
275
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
QWaarschuwingsmeldingen en zoemers voor
de Dynamic Radar Cruise Control met vol-
ledig snelheidsbereik
Waarschuwingsmeldingen en zoemers worden
gebruikt om een systeemstoring aan te geven of
om de bestuurder te informeren dat hij tijdens
het rijden extra moet opletten. Lees de op het
multi-informatiedisplay weergegeven waarschu-
wingsmelding en volg de aanwijzingen op.
(Blz. 206, 211, 444)
QOmstandigheden waarin de sensor voorlig-
gers mogelijk niet op de juiste manier signa-
leert
Bedien in onderstaande gevallen en afhankelijk
van de omstandigheden het rempedaal wanneer
het systeem onvoldoende decelereert of bedien
het gaspedaal wanneer moet worden geaccele-
reerd.
Omdat de sensor deze voertuigen wellicht niet
op de juiste manier signaleert, wordt er mogelijk
geen naderingswaarschuwing (Blz. 271)
gegeven.
OAuto's die plotseling voor u invoegen
OAuto's die met lage snelheden rijden
OAuto's die niet op dezelfde rijstrook rijden
OVoertuigen met een relatief kleine achterzijde
(aanhangwagens zonder lading, enz.)
OMotorfietsen die op dezelfde rijstrook rijden
OAls door omringend verkeer opgeworpen
water of sneeuw de signalering door de sen-
sor hindert
OAls de achterzijde van de auto ver ingezakt is
(omdat er zware lading in de bagageruimte
vervoerd wordt, enz.)
ODe voorligger heeft een extreem grote
bodemvrijheid
QOmstandigheden waaronder de afstandsre-
gelmodus mogelijk niet goed werkt
Bedien indien nodig in onderstaande gevallen
het rempedaal (of, afhankelijk van de situatie, het
gaspedaal).
Doordat de sensor voorliggers mogelijk niet op
de juiste manier signaleert, werkt het systeem
mogelijk niet goed.
OAls de weg erg bochtig is of de rijstroken erg
smal zijn
OAls u veelvuldig stuurcorrecties moet uitvoe-
ren of frequent van rijstrook wisselt
OAls uw voorligger plotseling decelereert
OAls u op een weg rijdt die wordt omgeven
door een constructie, zoals in een tunnel of op
een ijzeren brug
OAls de rijsnelheid afneemt tot de ingestelde
snelheid na acceleratie van de auto door
intrappen van het gaspedaal.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 275 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
276 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
QSituaties waarin de functie voor verlaging
van de bochtensnelheid mogelijk niet goed
werkt
In situaties zoals de onderstaande, werkt de
functie voor verlaging van de bochtensnelheid
mogelijk niet goed:
OWanneer met de auto in een bocht op een
helling wordt gereden
OWanneer de koers van de auto afwijkt van de
vorm van de bocht
OWanneer de rijsnelheid bij het ingaan van de
bocht zeer hoog is
OWanneer het stuurwiel plotseling wordt
bediend
*: Indien aanwezig
QWeergave instrumentenpaneel
Ingestelde snelheid
Controlelampjes
QBedieningsschakelaars
Schakelaar +RES
Cruise control-hoofdschakelaar
Schakelaar -SET
Uitschakeltoets
Cruise control*
Met de cruise control kan een inge-
stelde snelheid worden vastgehouden
zonder dat hiervoor het gaspedaal
hoeft te worden ingetrapt.
Systeemonderdelen
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 276 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
277
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
1Druk op de cruise control-hoofdscha-
kelaar om de cruise control in te scha-
kelen.
Het controlelampje cruise control gaat bran-
den.
Druk nogmaals op de schakelaar om de cruise
control uit te schakelen.
2Accelereer of decelereer naar de
gewenste snelheid en druk op de scha-
kelaar -SET om de snelheid in te stel-
len.
Het controlelampje cruise control SET gaat
branden.
De rijsnelheid op het moment dat de schakelaar
wordt losgelaten, wordt de ingestelde snelheid.
Druk, om de ingestelde snelheid te wijzi-
gen, op de schakelaar +RES of -SET totdat
de gewenste snelheid wordt bereikt.
1Verhogen van de snelheid
2Verla ge n van de s nel he id
Fijnafstelling: Beweeg de schakelaar in de
gewenste richting.
Ruime afstelling: Houd de schakelaar ingedrukt.
De ingestelde snelheid wordt als volgt ver-
hoogd of verlaagd:
Fijnafstelling: 1 km/h*1 of 1 mph*2 telkens als de
schakelaar wordt ingedrukt
Ruime afstelling: De ingestelde snelheid kan
continu worden verhoogd of verlaagd totdat de
schakelaar wordt losgelaten.
*1: Wanneer de ingestelde snelheid wordt
getoond in “km/h”
*2: Wanneer de ingestelde snelheid getoond
wordt in “MPH”
Instellen van de rijsnelheid Wijzigen van de ingestelde snelheid
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 277 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
278 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
1Als u op de uitschakeltoets drukt,
wordt de constante-snelheidsregeling
uitgeschakeld.
De snelheidsregeling wordt eveneens onder-
broken als het rempedaal wordt ingetrapt.
2Door op de schakelaar +RES te druk-
ken wordt de constante-snelheidsre-
geling hervat.
Hervatten is mogelijk vanaf een rijsnelheid
hoger dan ongeveer 30 km/h.
QDe cruise control kan worden gebruikt als
OSchakelstand D is geselecteerd.
OSchakelbereik 4 of hoger of stand D is gese-
lecteerd met de paddle shift-schakelaars.
ODe rijsnelheid hoger is dan 30 km/h.
QAccelereren na het instellen van de rijsnel-
heid
OEr kan normaal met de auto geaccelereerd
worden. Na de acceleratie gaat de auto weer
rijden met de ingestelde snelheid.
ODe ingestelde snelheid kan zelfs worden ver-
hoogd zonder de cruise control uit te schake-
len door eerst naar de gewenste snelheid te
accelereren en vervolgens op de schakelaar
-SET te drukken om de nieuwe snelheid in te
stellen.
QAutomatisch uitschakelen van de cruise
control
De snelheidsregeling door de cruise control
wordt in de volgende gevallen onderbroken:
ODe werkelijke rijsnelheid zakt tot meer dan 16
km/h onder de geprogrammeerde rijsnel-
heid.
In dit geval blijft de geprogrammeerde snel-
heid niet bewaard.
OWerkelijke rijsnelheid is lager dan ongeveer
30 km/h.
ODe VSC is geactiveerd.
ODe TRC is gedurende een bepaalde periode
geactiveerd.
OWanneer de VSC of TRC wordt uitgescha-
keld.
QAls de waarschuwingsmelding voor de
cruise control op het multi-informatiedisplay
wordt weergegeven
Druk eenmaal op de cruise control-hoofdscha-
kelaar om het systeem uit te schakelen en druk
vervolgens opnieuw op de schakelaar om het
systeem weer in te schakelen. Als er geen snel-
heid kan worden geprogrammeerd of de cruise
control direct na het activeren weer wordt uitge-
schakeld, is er mogelijk een defect in het cruise
control-systeem aanwezig. Laat de auto contro-
leren door een erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Uitschakelen en hervatten van de
constante-snelheidsregeling
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 278 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
279
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
QAls het Brake Hold-systeem niet is
ingeschakeld terwijl de selectiehendel
in stand D staat
Uitzetten van de motor
Trap, terwijl u met de selectiehendel in
stand D rijdt, het rempedaal in en breng de
auto tot stilstand.
Het controlelampje van het Stop & Start-sys-
teem gaat branden.
Opnieuw starten van de motor
Laat het rempedaal los.
Het controlelampje van het Stop & Start-sys-
teem gaat uit.
QAls het Brake Hold-systeem is inge-
schakeld terwijl de selectiehendel in
stand D staat
Het Stop & Start-systeem kan worden
gebruikt wanneer het Brake Hold-systeem
is ingeschakeld. (Blz. 182)
WAARSCHUWING
QOnbedoeld inschakelen van de cruise
control voorkomen
Schakel de cruise control uit met de cruise
control-hoofdschakelaar als deze niet wordt
gebruikt.
QSituaties die niet geschikt zijn voor
gebruik van de cruise control
Gebruik de cruise control niet in de volgende
situaties.
Als u dat wel doet, verliest u mogelijk de con-
trole wat kan leiden tot een ongeval met
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
OIn druk verkeer
OOp wegen met scherpe bochten
OOp slingerende wegen
OOp wegen die door regen, ijs of sneeuw
glad zijn
OOp steile hellingen
Bij het afdalen van een steile helling kan de rij-
snelheid de ingestelde snelheid overschrij-
den.
OTijdens het slepen in een noodgeval
Stop & Start-systeem
Het Stop & Start-systeem schakelt de
motor uit en start deze weer overeen-
komstig de bediening van het rempe-
daal en de selectiehendel als de auto
tot stilstand wordt gebracht.
Werking Stop & Start-systeem
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 279 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
280 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Uitzetten van de motor
Trap, terwijl u met de selectiehendel in
stand D rijdt, het rempedaal in en breng de
auto tot stilstand.
Het controlelampje van het Stop & Start-sys-
teem gaat branden.
Als het Brake Hold-systeem is ingeschakeld,
gaat het controlelampje Brake Hold-systeem in
werking branden. Als het rempedaal wordt los-
gelaten, blijft de motor uitgeschakeld door het
Stop & Start-systeem.
Opnieuw starten van de motor
Trap het gaspedaal in. (Wanneer het rem-
pedaal wordt losgelaten, wordt de motor
niet opnieuw gestart.)
Het controlelampje van het Stop & Start-sys-
teem en het controlelampje Brake Hold-sys-
teem in werking gaan uit.
QWanneer de Dynamic Radar Cruise
Control met volledig snelheidsbereik
is ingeschakeld terwijl de selectiehen-
del in stand D staat (indien aanwezig)
Het Stop & Start-systeem kan worden
gebruikt tijdens een gecontroleerde stop
door de Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik. (Blz. 267)
Uitzetten van de motor
Tijdens het rijden met de Dynamic Radar
Cruise Control met volledig snelheidsbe-
reik in de afstandsregelmodus wordt de
motor automatisch uitgeschakeld als de
auto volledig tot stilstand komt als gevolg
van een gecontroleerde stop. (De motor
wordt automatisch uitgeschakeld, zelfs als
het rempedaal niet wordt ingetrapt.)
Het controlelampje van het Stop & Start-sys-
teem gaat branden.
Opnieuw starten van de motor
Wanneer de voorligger wegrijdt, wordt de
motor automatisch opnieuw gestart.
Het controlelampje van het Stop & Start-sys-
teem gaat uit.
QWanneer de selectiehendel in stand P
wordt gezet
Uitzetten van de motor
1Trap, terwijl u met de selectiehendel in
stand D rijdt, het rempedaal in en
breng de auto tot stilstand.
De motor wordt door het Stop & Start-systeem
uitgezet en het controlelampje van het Stop &
Start-systeem gaat branden.
2Zet de selectiehendel in stand P.
(Blz. 172)
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 280 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
281
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
De motor blijft uitgeschakeld.
Mogelijk wordt de motor herstart als de selec-
tiehendel, direct nadat de motor door het Stop
& Start-systeem is uitgeschakeld, vanuit stand D
in stand P wordt gezet. Bovendien, als de motor
niet door het Stop & Start-systeem wordt uitge-
schakeld wanneer de auto tot stilstand is
gebracht met de selectiehendel in stand D,
wordt hij mogelijk door het Stop & Start-sys-
teem uitgeschakeld wanneer de selectiehendel
in stand P wordt gezet.
Opnieuw starten van de motor
Zet met ingetrapt rempedaal de selectie-
hendel in een andere stand dan P.
(Blz. 172)
Als het rempedaal wordt losgelaten nadat de
motor door het Stop & Start-systeem is uitge-
schakeld, wordt de motor opnieuw gestart wan-
neer het rempedaal weer wordt ingetrapt. Als
het rempedaal niet werd losgelaten nadat de
motor door het Stop & Start-systeem is uitge-
schakeld, wordt de motor opnieuw gestart wan-
neer de selectiehendel in een andere stand dan
P wordt gezet.
Het controlelampje van het Stop & Start-sys-
teem gaat uit.
QVoorwaarden voor werking
OHet Stop & Start-systeem werkt als aan de
volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het rempedaal wordt stevig ingetrapt.
(Behalve wanneer de auto tot stilstand komt
als gevolg van een gecontroleerde stop tij-
dens het rijden met de Dynamic Radar Cruise
Control met volledig snelheidsbereik in de
afstandsregelmodus)
De motor is op bedrijfstemperatuur.
De buitentemperatuur is -5°C of hoger.
Schakelstand D of P is geselecteerd.
De voorruitverwarming is uitgeschakeld.
De motorkap is gesloten.
De veiligheidsgordel van de bestuurder is
vastgemaakt.
Het bestuurdersportier is gesloten.
Het gaspedaal wordt niet ingetrapt.
OOnder de volgende omstandigheden wordt
de motor mogelijk niet uitgeschakeld door het
Stop & Start-systeem. Dit wijst niet op een sto-
ring van het Stop & Start-systeem.
De airconditioning wordt gebruikt wanneer
de omgevingstemperatuur hoog of laag is.
De accu is niet voldoende opgeladen, bijvoor-
beeld als de auto gedurende lange tijd is
geparkeerd en de ladingstoestand afgeno-
men is, als de elektrische belasting hoog is, als
de temperatuur van de accuvloeistof extreem
laag is of als de accu verouderd is of periodiek
wordt opgeladen.
Het vacuüm van de rembekrachtiger is te
laag.
De auto staat stil op een steile helling.
Het stuurwiel wordt bediend.
Door verkeersdrukte of andere omstandighe-
den komt de auto veelvuldig tot stilstand.
De auto rijdt op grote hoogte.
De temperatuur van de koelvloeistof of van de
transmissievloeistof is extreem laag of hoog.
De temperatuur van de accuvloeistof is
extreem laag of hoog.
Enige tijd nadat de accupolen zijn losgeno-
men en weer aangesloten.
Enige tijd na het vervangen van de accu.
OOnder de volgende omstandigheden wordt
de motor automatisch herstart wanneer deze
is uitgeschakeld door het Stop & Start-sys-
teem. (Rijd met de auto om ervoor te zorgen
dat de motor weer door het Stop & Start-sys-
teem wordt uitgeschakeld.)
De airconditioning wordt ingeschakeld.
De pollenverwijderingsmodus wordt inge-
schakeld.
De voorruitverwarming wordt ingeschakeld.
Het stuurwiel wordt bediend.
De selectiehendel wordt vanuit stand D in
stand M, N of R gezet.
De selectiehendel wordt vanuit stand P in een
andere stand gezet.
De veiligheidsgordel van de bestuurder wordt
losgemaakt.
Het bestuurdersportier wordt geopend.
Het gaspedaal wordt ingetrapt.
De uitschakeltoets van het Stop & Start-sys-
teem wordt ingedrukt.
De auto begint te rollen op een helling.
OOnder de volgende omstandigheden wordt
de motor automatisch herstart wanneer deze
is uitgeschakeld door het Stop & Start-sys-
teem. (Rijd met de auto om ervoor te zorgen
dat de motor weer door het Stop & Start-sys-
teem wordt uitgeschakeld.)
Het rempedaal wordt pompend of diep inge-
trapt.
De airconditioning wordt gebruikt.
De laadtoestand van de accu is onvoldoende.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 281 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
282 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
QHet Stop & Start-systeem kan worden
gebruikt wanneer het Brake Hold-systeem is
ingeschakeld.
OAls de motor automatisch opnieuw wordt
gestart door het Stop & Start-systeem terwijl
het Brake Hold-systeem is ingeschakeld,
wordt er nog steeds remkracht uitgeoefend
door het Brake Hold-systeem.
OAls er niet langer aan de bedrijfscondities
voor het Brake Hold-systeem wordt voldaan
(Blz. 182) terwijl de motor is uitgeschakeld
door het Stop & Start-systeem, stopt de wer-
king van het Brake Hold-systeem.
Op dat moment wordt de parkeerrem automa-
tisch geactiveerd en wordt de motor automa-
tisch opnieuw gestart.
QWerking Stop & Start-systeem tijdens een
gecontroleerde stop door de Dynamic
Radar Cruise Control met volledig snel-
heidsbereik (indien aanwezig).
Als de motor automatisch opnieuw wordt
gestart door het Stop & Start-systeem tijdens
een gecontroleerde stop door de Dynamic
Radar Cruise Control met volledig snelheidsbe-
reik, blijft de gecontroleerde stop aanhouden.
(Hervatten van het rijden met de volgregeling na
een gecontroleerde stop:Blz. 270)
QMotorkap
OAls de motor is uitgezet door het Stop &
Start-systeem en de motorkap wordt
geopend, slaat de motor af en kan de motor
niet worden gestart door de automatische
motorstartfunctie. Start in dat geval de motor
volgens de normale startprocedure.
(Blz. 168)
OZelfs als de motorkap wordt gesloten nadat
de motor is gestart terwijl de motorkap was
geopend, werkt het Stop & Start-systeem niet.
Sluit de motorkap, zet het contact UIT, wacht
ten minste 30 seconden en start vervolgens
de motor.
QGebruik van het Stop & Start-systeem
OZet het contact UIT en zet de motor volledig
uit wanneer de auto voor langere tijd wordt
stilgezet.
OWanneer het systeem niet werkt, wordt gean-
nuleerd of een storing heeft, worden waar-
schuwingsmeldingen en een waarschuwings-
zoemer gebruikt om de bestuurder te infor-
meren. (Blz. 283)
OAls de motor is uitgezet door het Stop &
Start-systeem en de startknop wordt inge-
drukt, slaat de motor af en kan de motor niet
worden gestart door de automatische motor-
startfunctie. Start in dat geval de motor vol-
gens de normale startprocedure. (Blz. 168)
OWanneer de motor wordt herstart door het
Stop & Start-systeem, is de accessoireaanslui-
ting mogelijk tijdelijk niet bruikbaar. Dit duidt
echter niet op een storing.
OHet plaatsen en verwijderen van elektrische
onderdelen en draadloze apparaten is moge-
lijk van invloed op het Stop & Start-systeem.
Neem voor meer informatie contact op met
een erkende Lexus-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
QAls de voorruit is beslagen terwijl de motor is
uitgezet door het Stop & Start-systeem
Schakel de voorruitverwarming in. (De motor
wordt gestart door de automatische motorstart-
functie.): Blz. 341
Druk als de voorruit blijft beslaan op de uitscha-
keltoets van het Stop & Start-systeem om het
systeem uit te schakelen.
QAirconditioning terwijl de motor door het
Stop & Start-systeem is uitgeschakeld
OAls de airconditioning wordt gebruikt in de
automatische stand, wordt de aanjagersnel-
heid mogelijk beperkt of wordt de aanjager
uitgeschakeld terwijl de motor is uitgescha-
keld door het Stop & Start-systeem om veran-
deringen in de temperatuur in de auto te
beperken.
OSchakel het Stop & Start-systeem uit door de
uitschakeltoets van het Stop & Start-systeem
in te drukken om de prestaties van de aircon-
ditioning te garanderen als de auto stilstaat.
QWanneer er een geur vrijkomt uit de aircon-
ditioning als de motor is uitgezet door het
Stop & Start-systeem
Druk op de uitschakeltoets van het Stop &
Start-systeem om het Stop & Start-systeem uit te
schakelen.
QWijzigen van de tijd voor uitschakeling bij
stilstand bij ingeschakelde airconditioning
De werkingsduur van het Stop & Start-systeem
als de airconditioning is ingeschakeld, kan als
volgt worden gewijzigd. (De werkingsduur van
het Stop & Start-systeem als de airconditioning
is uitgeschakeld, kan niet worden gewijzigd.)
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 282 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
283
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
OInstellen door het ingedrukt houden van de
uitschakeltoets van het Stop & Start-systeem
Telkens wanneer de uitschakeltoets van het
Stop & Start-systeem gedurende ten minste 3
seconden ingedrukt wordt gehouden, scha-
kelt het systeem tussen standaard en ver-
lengd. De systeemstatus kan worden gecon-
troleerd op het scherm van het multi-informa-
tiedisplay. (Blz. 84)
OInstellen met behulp van het multi-informatie-
display
(Blz. 84) of (Blz. 82).
QBeveiligingsfunctie van het Stop & Start-sys-
teem
OAls het volume van het audiosysteem hoog
staat, wordt het geluid van het audiosysteem
mogelijk plotseling uitgeschakeld om het
stroomverbruik te beperken. Stel het volume
van het audiosysteem op een gematigd niveau
in om te voorkomen dat het audiosysteem
wordt uitgeschakeld.
Zet, als het audiosysteem wordt uitgescha-
keld, het contact UIT, wacht gedurende ten
minste 3 seconden en zet vervolgens het con-
tact in stand ACC of AAN om het audiosys-
teem weer in te schakelen.
OHet audiosysteem wordt mogelijk niet inge-
schakeld wanneer de accukabels zijn losge-
nomen en weer aangesloten. Zet als dit
gebeurt het contact UIT en herhaal de onder-
staande procedure tweemaal om het audio-
systeem normaal in te schakelen.
Zet het contact AAN en vervolgens UIT.
QBatterij vervangen
Blz. 457
QWeergeven van de status van het Stop &
Start-systeem
Blz. 84
QMeldingen multi-informatiedisplay
In de volgende gevallen kunnen en een
melding worden weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
OWanneer de motor niet kan worden uitge-
schakeld door het Stop & Start-systeem
“Depress Brake Firmly to Activate” (trap
het rempedaal ver in om te activeren)
Het rempedaal wordt niet ver genoeg inge-
trapt.
Als het rempedaal verder wordt ingetrapt,
werkt het systeem.
“For Climate Control” (voor klimaatrege-
ling)
De airconditioning wordt gebruikt wanneer
de omgevingstemperatuur hoog of laag is.
Het systeem treedt in werking wanneer het
verschil tussen de ingestelde temperatuur en de
temperatuur in het interieur te klein is.
De voorruitverwarming is ingeschakeld.
“Battery Charging” (accu aan het opladen)
De accu is mogelijk bijna leeg.
Het uitschakelen van de motor is tijdelijk niet
mogelijk om voorrang te geven aan het laden
van de accu, maar als de motor kortstondig
draait, wordt het uitschakelen van de motor toe-
gestaan.
Er wordt mogelijk een onderhoudslaadproce-
dure uitgevoerd, bijvoorbeeld wanneer de
accu periodiek wordt opgeladen enige tijd
nadat de accupolen zijn losgenomen en weer
aangesloten, enige tijd nadat de accu is ver-
vangen, enz.
Wanneer de onderhoudslaadprocedure na
ongeveer 5 - 60 minuten is voltooid, kan het
systeem worden bediend.
Gedurende lange tijd continu weergegeven
De accu kan te ver ontladen zijn. Neem voor
meer informatie contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
“In Preparation” (in voorbereiding)
De auto rijdt op grote hoogte.
Het vacuüm van de rembekrachtiger is te
laag.
Wanneer het vacuüm van de rembekrachti-
ger een bepaald niveau bereikt, wordt het sys-
teem ingeschakeld.
“Steering Wheel Turned” (stuurwiel
gedraaid)
Er is aan het stuurwiel gedraaid.
“Driver Seat Belt Unbuckled” (bestuurders-
gordel los)
De veiligheidsgordel van de bestuurder is niet
vastgemaakt.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 283 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
284 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
“Stop & Start Unavailable” (Stop &
Start-systeem niet beschikbaar)
Het Stop & Start-systeem is tijdelijk uitge-
schakeld.
Laat de motor kortstondig draaien.
De motor is mogelijk herstart terwijl de
motorkap was geopend.
Sluit de motorkap, zet het contact UIT, wacht
ten minste 30 seconden en start vervolgens de
motor.
“System Temperature Low” (systeemtem-
peratuur laag)
De accu is mogelijk koud.
Wanneer de motor kortstondig draait, kan
het systeem herstellen doordat de temperatuur
in de motorruimte stijgt.
“System Temperature High” (systeemtem-
peratuur hoog)
De accu is mogelijk zeer heet.
Als u de motorruimte voldoende laat afkoe-
len, herstelt het systeem.
“Non-Dedicated Battery.” (niet-specifieke
batterij)
Er is mogelijk een niet-specifieke batterij voor
het Stop & Start-systeem geplaatst.
Het Stop & Start-systeem werkt niet. Laat de
auto controleren door een erkende Lexus-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
OWanneer de motor automatisch wordt her-
start terwijl hij was uitgeschakeld door het
Stop & Start-systeem
“For Climate Control” (voor klimaatrege-
ling)
De airconditioning wordt ingeschakeld of
gebruikt.
De voorruitverwarming is ingeschakeld.
“In Preparation” (in voorbereiding)
Het rempedaal is dieper of pompend inge-
trapt.
Het systeem wordt ingeschakeld als de
motor draait en het vacuüm van de rembe-
krachtiger een bepaald niveau heeft bereikt.
“Battery Charging” (accu aan het opladen)
De accu is mogelijk bijna leeg.
De motor wordt herstart om voorrang te
geven aan het laden van de accu. Wanneer de
motor kortstondig draait, kan het systeem her-
stellen.
“Steering Wheel Turned” (stuurwiel
gedraaid)
Er is aan het stuurwiel gedraaid.
“Driver Seat Belt Unbuckled” (bestuurders-
gordel los)
De bestuurdersgordel is losgemaakt.
QWaarschuwingsmeldingen Stop & Start-sys-
teem
Als zich een systeemstoring voordoet, wordt er
een waarschuwingsmelding weergegeven op
het multi-informatiedisplay om de bestuurder te
waarschuwen. (Blz. 444)
QAls het controlelampje uitgeschakeld Stop &
Start-systeem blijft knipperen
Er is mogelijk een storing in het systeem aanwe-
zig. Laat de auto controleren door een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
WAARSCHUWING
QAls het Stop & Start-systeem is ingescha-
keld
OTrap het rempedaal in en activeer indien
nodig de parkeerrem als de motor is uitge-
zet door het Stop & Start-systeem (het
controlelampje van het Stop & Start-sys-
teem brandt). (Behalve wanneer het Brake
Hold-systeem is ingeschakeld of de auto
tot stilstand komt als gevolg van een
gecontroleerde stop tijdens het rijden met
de Dynamic Radar Cruise Control met vol-
ledig snelheidsbereik in de afstandsregel-
modus)
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 284 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
285
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
Druk op de uitschakeltoets van het Stop &
Start-systeem om het Stop & Start-sys-
teem uit te schakelen.
Het controlelampje uitgeschakeld Stop &
Start-systeem gaat branden.
Als nogmaals op de toets wordt gedrukt, wordt
het Stop & Start-systeem weer ingeschakeld en
gaat het controlelampje uitgeschakeld Stop &
Start-systeem uit.
QAutomatisch opnieuw inschakelen van het
Stop & Start-systeem
Zelfs als het Stop & Start-systeem is uitgescha-
keld met de uitschakeltoets van het Stop &
Start-systeem, zal het systeem automatisch weer
worden ingeschakeld als de motor weer wordt
gestart nadat het contact UIT is gezet.
QAls op de uitschakeltoets van het Stop &
Start-systeem wordt gedrukt terwijl de auto
stilstaat
OAls de motor is uitgezet door het Stop &
Start-systeem, kunt u de motor weer starten
door op de uitschakeltoets van het Stop &
Start-systeem te drukken.
OAls het Stop & Start-systeem is uitgeschakeld
en op de uitschakeltoets van het Stop &
Start-systeem wordt gedrukt, wordt het sys-
teem weer ingeschakeld, maar zal de motor
blijven draaien.
Vanaf de volgende keer dat de auto tot stil-
stand wordt gebracht (nadat het Stop &
Start-systeem is ingeschakeld), zal de motor
worden uitgezet.
WAARSCHUWING
OLaat niemand de auto verlaten als de
motor is uitgezet door het Stop &
Start-systeem (zolang het controlelampje
van het Stop & Start-systeem brandt).
Anders kan door de automatische motor-
startfunctie een ongeval ontstaan.
OZorg ervoor dat de motor niet wordt uitge-
zet door het Stop & Start-systeem als de
auto zich in een slecht geventileerde
ruimte bevindt. De motor kan weer worden
gestart door de automatische motorstart-
functie, waardoor er uitlaatgassen in de
auto terecht kunnen komen, hetgeen tot de
dood kan leiden of zeer schadelijk kan zijn
voor de gezondheid.
OPMERKING
QErvoor zorgen dat het systeem goed
werkt
In onderstaande gevallen werkt het Stop &
Start-systeem mogelijk niet goed. Laat uw
auto controleren door een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
OHet waarschuwingslampje van de veilig-
heidsgordel van de bestuurder en voor-
passagier knippert, terwijl de veiligheids-
gordel van de bestuurder is vastgemaakt.
OZelfs wanneer de veiligheidsgordel van de
bestuurder niet is vastgemaakt, gaat het
waarschuwingslampje van de veiligheids-
gordel van de bestuurder en voorpassagier
niet branden.
OZelfs wanneer het bestuurdersportier is
gesloten, gaat het waarschuwingslampje
open portier/achterklep branden of gaat
de interieurverlichting branden wanneer
de schakelaar van de interieurverlichting in
de stand DOOR staat.
OZelfs wanneer het bestuurdersportier is
geopend, gaat het waarschuwingslampje
open portier/achterklep niet branden of
gaat de interieurverlichting niet branden
wanneer de schakelaar van de interieur-
verlichting de schakelaar van de interieur-
verlichting in de stand DOOR staat.
Uitschakelen van het
Stop & Start-systeem
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 285 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
286 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Als de motor wordt uitgeschakeld door het
Stop & Start-systeem wanneer de auto op
een helling rijdt, worden de remmen nog
enige tijd bekrachtigd om te voorkomen
dat de auto achteruitrolt voordat de motor
weer wordt gestart en er aandrijfkracht
wordt gegenereerd.
Als er aandrijfkracht wordt gegenereerd,
wordt de vastgehouden remkracht auto-
matisch uitgeschakeld.
Deze functie werkt zowel op vlakke
oppervlakken als op steile hellingen.
De remmen kunnen geluid maken,
maar dit duidt niet op een storing.
De reactie van het rempedaal kan ver-
anderen en er kunnen trillingen aanwe-
zig zijn, maar dit duidt niet op een sto-
ring.
*: Indien aanwezig
Bedieningstoetsen instrumentenpa-
neel
In-/uitschakelen van de Blind Spot Monitor.
Indicatoren in buitenspiegel
Hill Start Assist Control (als scha-
kelstand D is geselecteerd)
BSM (Blind Spot Monitor)*
De Blind Spot Monitor is een systeem
dat radarsensoren aan de linker en
rechter binnenzijde van de achterbum-
per gebruikt om de bestuurder te hel-
pen de veiligheid te controleren bij het
wisselen van rijstrook.
WAARSCHUWING
QWaarschuwingen met betrekking tot het
gebruik van het systeem
De bestuurder is zelf verantwoordelijk voor
een veilig rijgedrag. Rijd altijd veilig en houd
rekening met de omgeving.
De Blind Spot Monitor is een aanvullende
functie die de bestuurder er attent op maakt
dat er zich een auto in de dode hoek van de
buitenspiegels bevindt of snel van achteren
nadert richting de dode hoek. Vertrouw niet
blindelings op de Blind Spot Monitor. Omdat
de functie niet kan beoordelen of het veilig is
om van rijstrook te wisselen, kan, als uitslui-
tend op het systeem wordt vertrouwd, een
aanrijding het gevolg zijn, waardoor dodelijk
of ernstig letsel kan ontstaan.
Aangezien het systeem onder bepaalde
omstandigheden mogelijk niet goed werkt,
dient de bestuurder altijd zelf de veiligheid te
controleren.
Systeemonderdelen
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 286 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
287
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
Wanneer een auto wordt gesignaleerd in de
dode hoek van de buitenspiegels of van achte-
ren snel de dode hoek nadert, gaat de indicator
in de buitenspiegel aan die zijde branden. Als
de richtingaanwijzerschakelaar wordt bediend
in de richting van de zijde waar een auto wordt
gesignaleerd, gaat de indicator in de buiten-
spiegel knipperen.
QZichtbaarheid van de indicatoren in de bui-
tenspiegels
Mogelijk zijn de indicatoren in de buitenspiegels
bij fel zonlicht niet goed te zien.
QWanneer “Blind Spot Monitor Unavailable”
(Blind Spot Monitor niet beschikbaar) wordt
weergegeven op het multi-informatiedisplay
Er zit mogelijk ijs, sneeuw, modder, enz. rond de
sensoren in de achterbumper. (Blz. 287) Na
het verwijderen van het ijs, de sneeuw, de mod-
der, enz. van de achterbumper moet het systeem
weer normaal gaan werken. Ook werken de
sensoren mogelijk niet normaal bij extreem
warm of koud weer.
QPersoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. (Blz. 476)
WAARSCHUWING
QErvoor zorgen dat het systeem goed
werkt
Er zijn Blind Spot Monitor-sensoren geplaatst
in respectievelijk de linker- en rechterzijde
van de achterbumper. Houd u aan het vol-
gende om ervoor te zorgen dat de Blind Spot
Monitor goed werkt.
OHoud de sensoren en de omgeving ervan
op de achterbumper te allen tijde schoon.
Als een sensor of de omgeving ervan op de
achterbumper vuil is of bedekt is met sneeuw,
werkt de Blind Spot Monitor mogelijk niet en
wordt er een waarschuwingsmelding
(Blz. 287) weergegeven. Veeg in dat geval
het vuil of de sneeuw weg en rijd gedurende
ongeveer 10 minuten met de auto terwijl aan
de bedrijfscondities voor de BSM-functie
(Blz. 289) wordt voldaan. Laat de auto
nakijken door een erkende Lexus-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige wanneer de waarschuwingsmelding
niet verdwijnt.
OBevestig geen accessoires, (doorzichtige)
stickers, aluminium tape, enz. op een sen-
sor of het omliggende gebied op de ach-
terbumper.
OStel de sensor en de omgeving ervan op de
achterbumper niet bloot aan krachtige
schokken.
Als een sensor ook maar iets wordt ver-
plaatst, werkt het systeem mogelijk niet
goed meer en worden auto's mogelijk niet
meer correct gesignaleerd. Laat uw auto in
de volgende situaties controleren door een
erkende Lexus-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Een sensor of de omgeving ervan is bloot-
gesteld aan krachtige schokken.
Als er krassen op of deuken in de omge-
ving van de sensor aanwezig zijn of als een
deel van de sensoren is losgekomen.
ONeem de sensor niet uit elkaar.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 287 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
288 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Gebruik de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de functie in/uit te
schakelen.
1Druk op of om te selecte-
ren.
2Druk op of om te selecte-
ren en druk vervolgens op .
Wanneer de BSM-functie wordt uitgeschakeld,
gaat het controlelampje BSM OFF branden.
(Telkens wanneer het contact UIT en weer
AAN wordt gezet, wordt de Blind Spot Monitor
automatisch ingeschakeld.)
QAuto's die kunnen worden gesignaleerd door de Blind Spot Monitor
De Blind Spot Monitor maakt gebruik van radarsensoren opzij achter om de volgende
soorten auto's te signaleren die in een aangrenzende rijstrook rijden en brengt de bestuur-
der hiervan op de hoogte via de indicatoren in de buitenspiegels.
Auto's die in het gebied rijden dat niet in de buitenspiegels te zien in (de dode hoek)
Auto's die snel van achteren naderen in het gebied dat niet in de buitenspiegels te zien
in (de dode hoek)
WAARSCHUWING
OBreng geen wijzigingen aan de sensor of
de omgeving ervan op de achterbumper
aan.
ONeem contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige als een sensor of
de achterbumper moet worden verwij-
derd/geplaatst of vervangen.
OBreng geen andere kleur lak dan een offi-
ciële Lexus-kleur aan op de achterbumper.
In-/uitschakelen van de Blind Spot
Monitor
Werking Blind Spot Monitor
A
B
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 288 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
289
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
QDetectiegebieden Blind Spot Monitor
Hieronder staan de gebieden aangegeven waarin auto's kunnen worden gesignaleerd.
Het detectiegebied reikt tot:
Ongeveer 0,5 m - 3,5 m vanaf de zijkanten van de auto*1
Ongeveer 1 m vóór de achterbumper
Ongeveer 3 m achter de achterbumper
Ongeveer 3 m - 60 m achter de achterbumper*2
*1: Het gebied tussen de zijkanten van de auto en 0,5 m vanaf de zijkant van de auto kan niet worden
gesignaleerd.
*2: Hoe groter het snelheidsverschil is tussen uw auto en de gesignaleerde auto, hoe verder weg de
auto wordt gesignaleerd, waardoor de indicator in de buitenspiegel gaat branden of knipperen.
QDe Blind Spot Monitor werkt wanneer
De Blind Spot Monitor werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt voldaan:
ODe Blind Spot Monitor is ingeschakeld.
ODe schakelstand is een andere stand dan R.
ODe rijsnelheid is hoger dan ongeveer 16 km/h.
QDe Blind Spot Monitor signaleert een auto
wanneer
De Blind Spot Monitor signaleert in de volgende
situaties een auto in het detectiegebied:
OEen auto in een aangrenzende rijstrook uw
auto inhaalt.
OU haalt een auto in een aangrenzende rij-
strook langzaam in.
OEen andere auto binnen het detectiegebied
komt wanneer deze van rijstrook wisselt.
QSituaties waarin het systeem geen auto sig-
naleert
De Blind Spot Monitor is niet ontworpen om de
volgende typen voertuigen en/of objecten te sig-
naleren:
OKleine motorfietsen, fietsen, voetgangers,
enz.*
OTegemoetkomende auto's
OVangrails, muren, bebording, geparkeerde
auto's en vergelijkbare stilstaande objecten*
OAuto's achter u die op dezelfde rijstrook rij-
den*
OAuto's die 2 rijstroken van uw auto verwijderd
zijn*
OAuto's die snel door uw auto worden inge-
haald*
*: Afhankelijk van de omstandigheden wordt er
mogelijk een auto en/of object gesignaleerd.
A
B
C
D
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 289 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
290 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
QOmstandigheden waaronder het systeem
mogelijk niet goed werkt
OOnder de volgende omstandigheden signa-
leert de Blind Spot Monitor auto's mogelijk
niet correct:
Als de sensor niet goed is uitgelijnd doordat
de sensor of de omgeving ervan is blootge-
steld aan hevige schokken
Wanneer de sensor of de omgeving ervan op
de achterbumper is bedekt door modder,
sneeuw of ijs of wanneer er een sticker op is
geplakt
Bij het rijden op een nat wegdek als gevolg
van slecht weer, zoals zware regenval,
sneeuw, of mist
Wanneer meerdere auto's naderen met
slechts weinig ruimte tussen elke auto
Wanneer er slechts weinig ruimte zit tussen
uw auto en een auto achter u
Bij een duidelijk verschil in snelheid tussen uw
auto en de auto die binnen het detectiegebied
komt
Wanneer het snelheidsverschil tussen uw auto
en een andere auto verandert
Wanneer een auto het detectiegebied bin-
nenkomt met ongeveer dezelfde snelheid als
uw auto
Wanneer uw auto vanuit stilstand wegrijdt,
blijft een auto in het detectiegebied
Bij het op- en afrijden van opeenvolgende
steile hellingen, zoals heuvels, dalingen in de
weg, enz.
Bij het rijden op wegen met scherpe bochten,
opeenvolgende bochten of oneffenheden
Wanneer de rijstroken breed zijn of wanneer
op de rand van een rijstrook wordt gereden
en de auto op een aangrenzende rijstrook ver
van uw auto vandaan is
Wanneer een accessoire (zoals een fietsen-
drager) op de achterzijde van de auto is
gemonteerd
Bij een duidelijk verschil in hoogte tussen uw
auto en de auto die binnen het detectiegebied
komt
Direct nadat de Blind Spot Monitor is inge-
schakeld
OOnder de volgende omstandigheden is de
kans dat de Blind Spot Monitor onnodig een
auto en/of object signaleert groter:
Als de sensor niet goed is uitgelijnd doordat
de sensor of de omgeving ervan is blootge-
steld aan hevige schokken
Wanneer de afstand tussen uw auto en een
vangrail, muur, enz. die het detectiegebied
binnenkomt kort is
Bij het op- en afrijden van opeenvolgende
steile hellingen, zoals heuvels, dalingen in de
weg, enz.
Wanneer de rijstroken smal zijn of wanneer
op de rand van een rijstrook wordt gereden
en een auto die op een andere dan de aan-
grenzende rijstroken rijdt het detectiegebied
binnenkomt
Bij het rijden op wegen met scherpe bochten,
opeenvolgende bochten of oneffenheden
Als de banden slippen of spinnen
Wanneer er slechts weinig ruimte zit tussen
uw auto en een auto achter u
Wanneer een accessoire (zoals een fietsen-
drager) op de achterzijde van de auto is
gemonteerd
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 290 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
291
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
QLexus Parking Assist-sensor
Er worden ultrasoonsensoren gebruikt om
bij rijden met een lage snelheid of achter-
uitrijden stilstaande objecten te signaleren
in het detectiegebied. (Blz. 292)
QRCTA (Rear Crossing Traffic Alert)
(indien aanwezig)
Er worden radarsensoren gebruikt om bij
achteruitrijden naderende auto's in de
detectiegebieden achter de auto te signa-
leren. (Blz. 298)
QRCD-functie (Rear Camera Detec-
tion) (indien aanwezig)
Er wordt een camerasensor achter
gebruikt om bij achteruitrijden voetgan-
gers in het detectiegebied achter de auto
te signaleren. (Blz. 302)
QAanpassen van het zoemervolume
Het zoemervolume kan worden aangepast
op het multi-informatiedisplay. Het volume
van de zoemers voor de Lexus Parking
Assist-sensor, de RCTA en de RCD-func-
tie wordt gelijktijdig aangepast.
Wijzig de instellingen met behulp van de
bedieningstoetsen van het instrumenten-
paneel. (Blz. 82)
1Druk op of om te selecte-
ren.
2Druk op of om PKSA te
selecteren en druk vervolgens op .
3Druk op of om te selecte-
ren en druk vervolgens op .
Elke keer dat de toets wordt ingedrukt, wijzigt
het volume tussen 1, 2 en 3.
QDempen van het geluid van een zoe-
mer
Op het multi-informatiedisplay wordt een
toets MUTE weergegeven wanneer een
object of voetganger wordt gesignaleerd.
Druk op om het geluid van de zoemer
te dempen.
Het geluid van de zoemers voor de Lexus
Parking Assist-sensor, de RCTA en de
RCD-functie wordt gelijktijdig gedempt.
In de volgende gevallen wordt het dempen
automatisch geannuleerd:
Als de selectiehendel in een andere
stand wordt gezet.
Als de rijsnelheid hoger wordt dan een
bepaalde snelheid.
Als de actieve functie tijdelijk wordt
geannuleerd.
PKSA (Parking Support Alert)
Het Parking Support Alert-systeem
bestaat uit de volgende functies die
werken bij rijden met een lage snelheid
of achteruitrijden, bijvoorbeeld bij het
parkeren. Wanneer het systeem oor-
deelt dat de kans op een aanrijding met
een object, zoals een muur, of een
voetganger groot is, wordt een waar-
schuwing geactiveerd om de bestuur-
der aan te sporen om uit te wijken.
PKSA-systeem (Parking
Support Alert)
Instellen van het zoemervolume
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 291 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
292 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Als de actieve functie handmatig wordt
uitgeschakeld.
Als het contact UIT wordt gezet.
QSoorten sensoren
Hoeksensoren voor
Binnenste sensoren voor
Hoeksensoren achter
Binnenste sensoren achter
QDisplay
Wanneer er een object, zoals een muur,
wordt gesignaleerd door een sensor, wordt
de globale afstand tot het object weerge-
geven op het multi-informatiedisplay, het
head-up display (indien aanwezig) en het
centrale display. (Als de afstand tot het
object klein wordt, gaan de afstandsseg-
menten mogelijk knipperen.)
Lexus Parking Assist-sensor
De afstand van uw auto tot objecten,
zoals een muur, bij het fileparkeren en
inparkeren in een garage wordt geme-
ten door sensoren en wordt doorgege-
ven via het multi-informatiedisplay, het
head-up display (indien aanwezig), het
centrale display en een zoemer. Con-
troleer bij gebruik van dit systeem ook
altijd zelf de omgeving.
Systeemonderdelen
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 292 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
293
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
Multi-informatiedisplay en head-up dis-
play
Signalering hoeksensoren voor
Signalering binnenste sensor voor
Signalering hoeksensoren achter
Signalering binnenste sensor achter
Centraal display
Signalering hoeksensoren voor
Signalering binnenste sensor voor
Signalering hoeksensoren achter
Signalering binnenste sensor achter
Gebruik de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de Lexus Parking
Assist-sensor in of uit te schakelen.
(Blz. 82)
1Druk op of om te selecte-
ren.
2Druk op of om PKSA te
selecteren en druk vervolgens op .
3Druk op of om te selecte-
ren en druk vervolgens op .
Wanneer de Lexus Parking Assist-sensor
wordt uitgeschakeld, gaat het controle-
lampje Lexus Parking Assist-sensor OFF
(Blz. 70) branden.
Als het systeem is uitgeschakeld en u het
weer wilt inschakelen, selecteer dan
op het multi-informatiedisplay, selecteer
en vervolgens “On” (aan). Als het sys-
teem door middel van deze methode is uit-
geschakeld, wordt het niet automatisch
weer ingeschakeld nadat het contact UIT
en weer AAN is gezet.
Lexus Parking Assist-sensor
in-/uitschakelen
A
B
C
D
A
B
C
D
WAARSCHUWING
QWaarschuwingen met betrekking tot het
gebruik van het systeem
Vertrouw niet blindelings op het systeem,
aangezien er een grens is aan de mate van
nauwkeurigheid bij de herkenning en de
ondersteunende mogelijkheden die dit sys-
teem kan bieden. Het is altijd de verantwoor-
delijkheid van de bestuurder om de omgeving
van de auto in de gaten te houden en veilig te
rijden.
QErvoor zorgen dat het systeem goed
werkt
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
Anders kan een ongeval het gevolg zijn.
OBeschadig de sensoren niet en houd ze
altijd schoon.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 293 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
294 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
QHet systeem kan worden geactiveerd wan-
neer
OHet contact AAN staat.
ODe Lexus Parking Assist-sensor is ingescha-
keld.
ODe rijsnelheid lager is dan ongeveer 10 km/h.
OEen andere schakelstand dan P is geselec-
teerd.
QInstellen van het zoemervolume
Het zoemervolume kan worden aangepast op
het multi-informatiedisplay. (Blz. 291)
QAls “Clean Parking Assist Sensor” (reinig
Parking Assist-sensor) wordt weergegeven
op het multi-informatiedisplay
Mogelijk is een van de sensoren bedekt met bij-
voorbeeld waterdruppels, ijs, sneeuw of vuil.
Verwijder dit van de sensor om te zorgen dat het
systeem weer normaal werkt.
Als een sensor vuil is, wordt de positie van de
vuile sensor weergegeven op het display.
Als er zich bij lage temperaturen ijs vormt op
een sensor, wordt er mogelijk een waarschu-
wingsmelding weergegeven of signaleert de
sensor mogelijk geen objecten. Zodra het ijs
smelt, zal het systeem weer normaal werken.
QAls “Parking Assist Unavailable” (Parking
Assist niet beschikbaar) wordt weergegeven
op het multi-informatiedisplay
Er kan continu water over de sensor stromen,
zoals bij zware regenval. Als het systeem signa-
leert dat de toestand weer normaal is, zal het
systeem weer normaal werken.
QDetectie-informatie sensoren
OTijdens het gebruik kunnen zich de volgende
situaties voordoen:
De sensoren signaleren mogelijk alleen
objecten die zich dicht bij de voor- of achter-
bumper bevinden.
Afhankelijk van de vorm van het object en
andere factoren kan de detectieafstand korter
worden of kan detectie niet mogelijk zijn.
Tussen het signaleren van een object en de
weergave zit een kleine vertraging. Ook als er
met lage snelheid wordt gereden, bestaat de
mogelijkheid dat het object binnen het detec-
tiegebied van de sensoren komt voordat het
display wordt weergegeven en het waarschu-
wingssignaal hoorbaar is.
Het kan moeilijk zijn om de zoemer te horen
als het audiosysteem hard staat of als de lucht-
circulatie van de airconditioning veel geluid
produceert.
De zoemer is mogelijk moeilijk te horen door-
dat zoemers van andere systemen klinken.
WAARSCHUWING
OPlaats geen stickers of elektronische
onderdelen zoals een kentekenplaat met
achtergrondverlichting (met name fluores-
cerende), een mistlamp, een spatbordan-
tenne of een draadloze antenne in de buurt
van een radarsensor.
OStel de omgeving van de sensor niet bloot
aan krachtige schokken. Laat bij blootstel-
ling aan schokken de auto controleren
door een erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Neem contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige als de voor- of
achterbumper moet worden verwij-
derd/geplaatst of vervangen.
OWijzig, demonteer of spuit de sensoren
niet.
OBevestig geen afdekking op de kenteken-
plaat.
OHoud de bandenspanning op de juiste
waarde.
QWanneer moet de functie uitgeschakeld
worden
Schakel in de volgende situaties de functie uit,
omdat deze anders mogelijk zelfs werkt als er
geen kans op een aanrijding is.
OHet niet in acht nemen van bovenstaande
waarschuwingen.
OEr is een niet-originele Lexus-wielop-
hanging geplaatst (verlaagde vering, enz.).
QOpmerkingen bij het wassen van de auto
Stel de omgeving van de sensoren niet bloot
aan sterke waterstralen of stoom.
Anders kan de sensor defect raken.
OSpuit bij het wassen van de auto met een
hogedrukreiniger niet rechtstreeks op de
sensoren, omdat dit er toe kan leiden dat
een sensor niet meer goed werkt.
ORicht bij het wassen van de auto met stoom
de stoom niet rechtstreeks op de sensoren,
omdat dit er toe kan leiden dat een sensor
niet meer goed werkt.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 294 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
295
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
QObjecten die mogelijk niet goed worden
gesignaleerd door het systeem
Door de vorm van het object kan de sensor het
mogelijk niet signaleren. Let goed op bij de vol-
gende objecten:
OKabels, hekken, touwen, enz.
OKatoen, sneeuw en andere materialen die
geluidsgolven absorberen
OZeer hoekige objecten
OLage objecten
OHoge obstakels waarbij het bovenste deel uit-
steekt in de richting van uw auto
Mogelijk worden mensen die bepaalde soorten
kleding dragen niet gesignaleerd.
QSituaties waarin het systeem mogelijk niet
goed werkt
De staat van de auto en de omgeving kunnen
van invloed zijn op de capaciteit van de sensor
om objecten correct te signaleren. Specifieke
situaties waarin dit voor kan komen ziet u hieron-
der.
ODe sensor is bedekt met vuil, sneeuw, water-
druppels of ijs. (Het reinigen van de sensoren
zal het probleem oplossen.)
ODe sensor is bevroren. (Het ontdooien van de
sensor zal het probleem oplossen.)
Vooral bij lage buitentemperaturen kan het
gebeuren dat er ten gevolge van een bevro-
ren sensor een abnormaal beeld te zien is op
het display of dat objecten, zoals een muur,
niet worden gesignaleerd.
OWanneer een sensor of de omgeving van een
sensor zeer heet of koud is.
ODe auto rijdt op een bijzonder hobbelige weg,
op een helling, op grind of op gras.
OWanneer in de omgeving van de auto ultra-
soongolven worden geproduceerd door
claxons, voertuigdetectiesystemen, motor-
fietsmotoren, luchtremmen van vrachtwa-
gens, sonarsystemen van andere auto's of
andere bronnen.
OEen sensor is bedekt met een waterfilm of er is
sprake van zware regenval.
OAls het object zich te dicht bij de sensor
bevindt.
OAls een voetganger kleren draagt die geen
ultrasoongolven reflecteren (bijvoorbeeld een
rok met plooien of volants).
OWanneer objecten die niet loodrecht op de
grond staan, objecten die niet in een rechte
hoek ten opzichte van de rijrichting van de
auto staan of ongelijkmatige of golvende
objecten zich binnen het detectiebereik
bevinden.
OBij sterke wind
OBij het rijden onder barre weersomstandighe-
den, bijvoorbeeld bij mist, sneeuw of een
zandstorm
OWanneer zich tussen de auto en een gesigna-
leerd obstakel een object bevindt dat niet kan
worden gesignaleerd
OAls een object zoals een auto, motorfiets, fiets
of voetganger voor de auto langs komt of
plotseling van opzij opduikt.
OAls de stand van een sensor is gewijzigd door
een aanrijding o.i.d.
OAls er uitrusting die een sensor kan hinderen,
zoals een sleepoog, bumperbeschermer (een
extra beschermstrip, enz.), fietsendrager of
sneeuwploeg, is geplaatst
OAls de voorzijde van de auto omhoog of
omlaag staat door de belading van de auto
OAls de auto niet stabiel functioneert, zoals na
een ongeval of tijdens een storing
OWanneer er sneeuwkettingen worden
gebruikt, een compact reservewiel is gemon-
teerd of een bandenreparatieset is gebruikt
QSituaties waarin het systeem mogelijk werkt,
zelfs als er geen kans op een aanrijding is
Onder sommige omstandigheden, zoals de
onderstaande, werkt het systeem mogelijk zelfs
als er geen kans op een aanrijding is.
OWanneer op een smalle weg wordt gereden
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 295 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
296 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
OWanneer richting een spandoek of vlag, een
laaghangende tak of een slagboom (zoals
wordt gebruikt bij spoorwegovergangen,
tolpoortjes en parkeerplaatsen) wordt gere-
den
OBij een groef of gat in het wegdek
OWanneer de auto over een metalen afdekking
(rooster) rijdt, zoals gebruikt boven afvoergo-
ten
OBij het omhoog of omlaag rijden op een steile
helling
OAls een sensor wordt geraakt door een grote
hoeveelheid water, zoals bij het rijden op een
overstroomde weg
ODe sensor is bedekt met vuil, sneeuw, water-
druppels of ijs. (Het reinigen van de sensoren
zal het probleem oplossen.)
OEen sensor is bedekt met een waterfilm of er is
sprake van zware regenval
OBij het rijden onder barre weersomstandighe-
den, bijvoorbeeld bij mist, sneeuw of een
zandstorm
OWanneer het stevig waait
OWanneer in de omgeving van de auto ultra-
soongolven worden geproduceerd door
claxons, voertuigdetectiesystemen, motor-
fietsmotoren, luchtremmen van vrachtwa-
gens, sonarsystemen van andere auto's of
andere bronnen.
OAls de voorzijde van de auto omhoog of
omlaag staat door de belading van de auto
OAls de stand van een sensor is gewijzigd door
een aanrijding o.i.d.
ODe auto nadert een hoge of gebogen stoep-
rand
OWanneer vlak langs pilaren (H-vormige stalen
balken, enz.) in parkeergarages, op bouw-
plaatsen, enz. wordt gereden
OAls de auto niet stabiel functioneert, zoals na
een ongeval of tijdens een storing
ODe auto rijdt op een bijzonder hobbelige weg,
op een helling, op grind of op gras
OWanneer er sneeuwkettingen worden
gebruikt, een compact reservewiel is gemon-
teerd of een bandenreparatieset is gebruikt
QAls een accuklem is losgenomen en weer is
aangesloten
Het systeem moet worden geïnitialiseerd. Rijd
om het systeem te initialiseren gedurende ten
minste 5 seconden recht vooruit met een snel-
heid van ongeveer 35 km/h of hoger. Draai
daarnaast, bij auto's met Parking Support
Brake-functie, als de auto stilstaat, het stuurwiel
geheel naar links en vervolgens geheel naar
rechts.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 296 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
297
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
QDetectiebereik van de sensoren
Ongeveer 100 cm
Ongeveer 150 cm
Ongeveer 60 cm
Het schema toont het detectiebereik van de
sensoren. Houd er rekening mee dat de senso-
ren geen objecten kunnen signaleren die zich
extreem dicht bij de auto bevinden.
Het bereik van de sensoren kan verschillend
zijn, afhankelijk van bijvoorbeeld de vorm van
het object.
QWerking zoemer en globale afstand
tot object
Een zoemer klinkt als de sensoren in wer-
king zijn. Als er gelijktijdig 2 of meer objec-
ten worden gesignaleerd, klinkt de zoemer
voor het dichtstbijzijnde object.
Zoemer: Klinkt met tussenpozen*
Binnenste sensor voor: Ongeveer 100 cm - 60
cm
Binnenste sensor achter: Ongeveer 150 cm -
60 cm
Zoemer: Klinkt met korte intervallen*
Ongeveer 60 cm - 45 cm
Zoemer: Klinkt met extreem korte
intervallen*
Ongeveer 45 cm - 30 cm
Zoemer: Klinkt onafgebroken
Minder dan ongeveer 30 cm
*: De geluidssignalen volgen elkaar sneller op
naarmate de auto dichter bij het object komt.
Functie automatisch dempen zoemer: Als,
terwijl de zoemer klinkt, de afstand tussen de
auto en het gesignaleerde object niet kleiner
wordt, wordt de zoemer automatisch
gedempt.
Detectiebereik systeem
A
B
C
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 297 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
298 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
*: Indien aanwezig
Bedieningstoetsen instrumentenpa-
neel
Inschakelen/uitschakelen van de RCTA.
Wanneer de RCTA wordt uitgeschakeld, gaat
het controlelampje RCTA OFF branden.
Indicatoren in buitenspiegel
Wanneer een auto wordt gesignaleerd die van
rechts of links achter nadert, gaan de indicato-
ren in beide buitenspiegels knipperen.
Centraal display
Wanneer een auto wordt gesignaleerd die van
rechts of links achter nadert, wordt het
RCTA-icoon (Blz. 299) voor de desbetref-
fende zijde weergegeven op het centrale dis-
play. In deze afbeelding wordt een voorbeeld
getoond van auto's die van zowel links als rechts
achter naderen.
RCTA-zoemer
Wanneer een auto wordt gesignaleerd die van
rechts of links achter nadert, klinkt er een zoe-
mer. De zoemer klinkt ook gedurende onge-
veer 1 seconde direct nadat de RCTA is inge-
schakeld.
RCTA (Rear Crossing Traffic
Alert)*
De RCTA gebruikt de radarsensoren
opzij achter van de BSM in de achter-
bumper. Deze functie is bedoeld om de
bestuurder te helpen gebieden te con-
troleren die bij het achteruitrijden niet
goed zichtbaar zijn.
WAARSCHUWING
QWaarschuwingen met betrekking tot het
gebruik van het systeem
Vertrouw niet blindelings op het systeem,
aangezien er een grens is aan de mate van
nauwkeurigheid bij de herkenning en de
ondersteunende mogelijkheden die dit sys-
teem kan bieden. Het is altijd de verantwoor-
delijkheid van de bestuurder om de omgeving
van de auto in de gaten te houden en veilig te
rijden. (Blz. 286)
QErvoor zorgen dat het systeem goed
werkt
Blz. 287
Systeemonderdelen
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 298 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
299
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
Gebruik de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de RCTA in of uit
te schakelen. (Blz. 82)
1Druk op of om te selecte-
ren.
2Druk op of om PKSA te
selecteren en druk vervolgens op .
3Druk op of om RCTA te
selecteren en druk vervolgens op .
Wanneer de RCTA wordt uitgeschakeld, gaat
het controlelampje RCTA OFF (Blz. 70)
branden. (Telkens wanneer het contact UIT en
weer AAN wordt gezet, wordt de RCTA auto-
matisch ingeschakeld.)
QZichtbaarheid van de indicatoren in de bui-
tenspiegels
Mogelijk zijn de indicatoren in de buitenspiegels
bij fel zonlicht niet goed te zien.
QHoorbaarheid van de RCTA-zoemer
De RCTA-zoemer komt mogelijk moeilijk boven
harde geluiden uit, zoals wanneer het volume
van het audiosysteem hoog staat.
QAls “RCTA Not Available” (RCTA niet
beschikbaar) op het multi-informatiedisplay
wordt weergegeven
Er zit mogelijk water, sneeuw, modder, enz. rond
de sensoren in de achterbumper. (Blz. 287)
Wanneer het water, de sneeuw, de modder, enz.
rondom de sensoren in de achterbumper wordt
verwijderd, moet het systeem weer normaal
gaan werken.
Ook werkt de functie mogelijk niet normaal bij
extreem warm of koud weer.
QRadarsensoren opzij achter
Blz. 287
QWerking van de RCTA
De RCTA maakt gebruik van radarsenso-
ren achter om auto's die van rechts of links
achter naderen te signaleren en waar-
schuwt de bestuurder voor de aanwezig-
heid van dergelijke auto's door de indicato-
ren in de buitenspiegels te laten knipperen
en een zoemer te laten klinken.
Naderende auto's
Detectiegebieden voor naderende
auto's
QWeergave RCTA-icoon
Wanneer een auto wordt gesignaleerd die
van rechts of links achter nadert, wordt het
volgende weergegeven op het centrale
display.
Voorbeeld (Panoramic View Monitor):
Er naderen auto's van beide kanten
Inschakelen/uitschakelen van
de RCTA
RCTA
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 299 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
300 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
QDetectiegebieden RCTA
Hieronder staan de gebieden aangegeven
waarin auto's kunnen worden gesigna-
leerd.
De zoemer kan de bestuurder waarschu-
wen voor snellere auto's die van verder
weg naderen.
Bijvoorbeeld:
QDe RCTA werkt wanneer:
De RCTA werkt wanneer aan alle onderstaande
voorwaarden wordt voldaan:
OHet contact staat AAN.
ODe RCTA is ingeschakeld.
ODe selectiehendel staat in stand R.
ODe rijsnelheid is ongeveer 15 km/h of lager.
ODe rijsnelheid van het naderende voertuig ligt
tussen ongeveer 8 km/h en 56 km/h.
QInstellen van het zoemervolume
Het zoemervolume kan worden aangepast op
het multi-informatiedisplay. (Blz. 291)
QSituaties waarin het systeem geen auto sig-
naleert
De RCTA is niet ontworpen om de volgende
typen voertuigen en/of objecten te signaleren:
OAuto's die direct van achteren naderen
OVoertuigen die achteruit inparkeren in een
parkeerruimte naast uw auto
OVoertuigen die niet kunnen worden gesigna-
leerd door de sensoren als gevolg van obsta-
kels
OVangrails, muren, bebording, geparkeerde
auto's en vergelijkbare stilstaande objecten*
OKleine motorfietsen, fietsen, voetgangers,
enz.*
OVoertuigen die van de auto af bewegen
OVoertuigen die naderen vanuit parkeerruim-
tes naast uw auto*
ODe afstand tussen de sensor en de naderende
auto wordt te klein
*: Afhankelijk van de omstandigheden wordt er
mogelijk een auto en/of object gesignaleerd.
QSituaties waarin het systeem mogelijk niet
goed werkt
Onder de volgende omstandigheden signaleert
de RCTA auto's mogelijk niet correct:
OAls de sensor niet goed is uitgelijnd doordat
de sensor of de omgeving ervan is blootge-
steld aan hevige schokken
OWanneer de sensor of de omgeving ervan op
de achterbumper is bedekt door modder,
sneeuw of ijs of wanneer er een sticker op is
geplakt
OBij het rijden op een nat wegdek als gevolg
van slecht weer, zoals zware regenval,
sneeuw, of mist
OWanneer meerdere auto's naderen met
slechts weinig ruimte tussen elke auto
OWanneer een auto met hoge snelheid nadert
OAls er uitrusting die een sensor kan hinderen,
zoals een sleepoog, bumperbeschermer (een
extra beschermstrip, enz.), fietsendrager of
sneeuwploeg, is geplaatst
Snelheid naderende
auto
Afstand waarschu-
wing (bij benadering)
56 km/h (snel) 40 m
8 km/h (langzaam) 5,5 m
A
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 300 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
301
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
OBij het achteruitrijden op een helling met een
grote verandering in het hellingspercentage
OBij het onder een scherpe hoek achteruit uit-
rijden van een parkeerplaats
OBij het rijden met een aanhangwagen
OBij een duidelijk verschil in hoogte tussen uw
auto en de auto die binnen het detectiegebied
komt
OWanneer een sensor of de omgeving van een
sensor zeer heet of koud is
OAls de wielophanging is gewijzigd of als er
een andere maat banden dan voorgeschreven
is gemonteerd
OAls de voorzijde van de auto omhoog of
omlaag staat door de belading van de auto
OWanneer u achteruitrijdend een bocht maakt
OWanneer een voertuig een bocht maakt in het
detectiegebied
QSituaties waarin het systeem mogelijk werkt,
zelfs als er geen kans op een aanrijding is
Onder de volgende omstandigheden is de kans
dat de RCTA onnodig een voertuig en/of object
signaleert groter:
OWanneer de parkeerplaats uitkijkt op een
straat en er auto's over die straat rijden
OWanneer de afstand tussen uw auto en meta-
len objecten, zoals een vangrail, muur, ver-
keersbord of geparkeerde auto, die mogelijk
elektrische golven richting de achterzijde van
de auto reflecteren, kort is
OAls er uitrusting die een sensor kan hinderen,
zoals een sleepoog, bumperbeschermer (een
extra beschermstrip, enz.), fietsendrager of
sneeuwploeg, is geplaatst
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 301 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
302 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
OWanneer een voertuig uw auto van opzij pas-
seert
OWanneer een gesignaleerde naderende auto
een bocht maakt
OAls er zich ronddraaiende objecten, zoals een
ventilator van een airco-unit, in de buurt van
de auto bevinden
OAls er water op de achterbumper spat of
gespoten wordt, bijvoorbeeld van een
sproeier
OIn geval van bewegende objecten (vlaggen,
uitlaatgassen, grote regendruppels of
sneeuwvlokken, plassen op het wegdek, enz.)
OWanneer de afstand tussen uw auto en een
vangrail, muur, enz. die het detectiegebied
binnenkomt kort is
ORoosters en goten
OWanneer een sensor of de omgeving van een
sensor zeer heet of koud is
OAls de wielophanging is gewijzigd of als er
een andere maat banden dan voorgeschreven
is gemonteerd
OAls de voorzijde van de auto omhoog of
omlaag staat door de belading van de auto
*: Indien aanwezig
RCD-functie (Rear Camera
Detection)*
Wanneer de auto achteruitrijdt, kan de
Rear Camera Detection-functie voet-
gangers signaleren in het detectiege-
bied achter de auto. Als een voetgan-
ger wordt gesignaleerd, klinkt er een
zoemer en wordt er een icoon weerge-
geven op het centrale display om de
bestuurder over de voetganger te
informeren.
WAARSCHUWING
QWaarschuwingen met betrekking tot het
gebruik van het systeem
De herkennings- en regelmogelijkheden voor
dit systeem zijn beperkt.
De bestuurder moet voorzichtig rijden door
altijd zijn verantwoordelijkheid te nemen zon-
der te veel op het systeem te vertrouwen en
inzicht te hebben in de situaties om hem heen.
QErvoor zorgen dat het systeem goed
werkt
Neem het volgende in acht, want anders kun-
nen er gevaarlijke situaties ontstaan die tot
een ongeval kunnen leiden.
OReinig de camera altijd zonder hem te
beschadigen.
OPlaats geen op de markt verkrijgbare elek-
tronische onderdelen (zoals een verlichte
kentekenplaat en mistlampen) in de buurt
van de camera.
OStel de omgeving van de camera niet bloot
aan sterke schokken. Laat de auto nakijken
door een erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
als de omgeving is blootgesteld aan sterke
schokken.
ONeem de camera niet uit elkaar, breng er
geen wijzigingen in aan en spuit hem niet.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 302 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
303
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
Voetgangerdetectie-icoon
Wordt automatisch weergegeven wanneer een
voetganger wordt gesignaleerd.
RCD OFF-icoon
Wanneer de RCD-functie wordt uitgeschakeld,
gaat het RCD OFF-icoon branden. (Telkens
wanneer het contact UIT en weer AAN wordt
gezet, wordt de RCD-functie automatisch inge-
schakeld.)
Gebruik de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de RCD-functie in
of uit te schakelen. (Blz. 82)
1Druk op of om te selecte-
ren.
2Druk op of om PKSA te
selecteren en druk vervolgens op .
3Druk op of om RCD te selec-
teren en druk vervolgens op .
Wanneer de RCD-functie wordt uitgeschakeld,
gaat het controlelampje RCD OFF (Blz. 70)
branden.
WAARSCHUWING
OBevestig geen accessoires of stickers op
de camera.
OPlaats geen op de markt verkrijgbare
beschermingsonderdelen (bumperbekle-
ding, enz.) op de achterbumper.
OZorg ervoor dat de banden altijd de juiste
spanning hebben.
OZorg ervoor dat de achterklep volledig
gesloten is.
QRCD-functie wordt uitgeschakeld
In de volgende situaties wordt het systeem
uitgeschakeld. De RCD-functie werkt moge-
lijk niet goed waardoor het gevaar bestaat dat
er een ongeval gebeurt.
ODe hierboven genoemde punten zijn niet in
acht genomen.
OEr zijn andere dan originele Lexus-onder-
delen gebruikt voor de wielophanging.
Centraal display
A
B
Inschakelen/uitschakelen van de
RCD-functie
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 303 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
304 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Als de Rear Camera Detection-functie
een voetganger in het detectiegebied sig-
naleert, werken de zoemer en de voetgan-
gerdetectie als volgt:
Wanneer een voetganger wordt gesig-
naleerd in gebied
Zoemer: Klinkt herhaaldelijk
Voetgangerdetectie-icoon: Knippert 3
keer en blijft vervolgens branden
Wanneer een voetganger wordt gesig-
naleerd in gebied
Zoemer (als de auto stil staat): Klinkt
driemaal
Zoemer (als de auto achteruitrijdt, als
een voetganger de achterzijde van de
auto nadert): Klinkt herhaaldelijk
Voetgangerdetectie-icoon: Knippert 3
keer en blijft vervolgens branden
Als het systeem oordeelt dat de kans
bestaat dat uw auto een voetganger in
gebied raakt
Zoemer: Klinkt herhaaldelijk
Voetgangerdetectie-icoon: Knippert 3
keer en blijft vervolgens branden
QDe Rear Camera Detection-functie werkt
wanneer
OHet contact AAN staat.
ODe RCD-functie is ingeschakeld.
ODe selectiehendel staat in stand R.
QInstellen van het zoemervolume
Het zoemervolume kan worden aangepast op
het multi-informatiedisplay. (Blz. 291)
QAls “Rear Camera Detection Unavailable
Remove the Dirt of Rear Camera” (Rear
Camera Detection niet beschikbaar, verwij-
der het vuil van de camera achter) wordt
weergegeven op het multi-informatiedisplay
Mogelijk is de lens van de camera achter vuil of
bedekt met sneeuw of ijs. Wanneer dit in zo'n
geval van de lens van de camera achter wordt
verwijderd, moet het systeem weer normaal
werken. (Het is wellicht nodig om enige tijd met
de auto te rijden voordat het systeem weer nor-
maal werkt.)
QAls “Rear Camera Detection Unavailable”
(Rear Camera Detection niet beschikbaar)
wordt weergegeven op het multi-informatie-
display
ODraai, als deze melding wordt weergegeven
nadat de accu is losgenomen en weer is aan-
gesloten, het stuurwiel helemaal naar links en
vervolgens naar rechts op een horizontale
ondergrond.
OAls deze melding alleen wordt weergegeven
als de selectiehendel in stand R staat, is de
lens van de camera achter mogelijk vuil. Rei-
nig de lens van de camera achter.
QSituaties waarin het systeem mogelijk niet
goed werkt
OSommige voetgangers, zoals onderstaande,
worden mogelijk niet gesignaleerd door de
Rear Camera Detection-functie, waardoor de
functie niet goed werkt:
Voetgangers die voorover buigen of hurken
Voetgangers die liggen
Voetgangers die rennen
Voetgangers die plotseling binnen het detec-
tiegebied komen
Personen op een fiets, skateboard of een
ander klein vervoermiddel
Voetgangers die ruimvallende kleding, zoals
een regenjas of een lange rok, dragen waar-
door hun silhouet vaag wordt
•Voetgangers van wie het lichaam gedeeltelijk
verborgen is achter een object, zoals een win-
kelwagen of paraplu
Wanneer een voetganger wordt
gesignaleerd
A
A
B
B
C
C
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 304 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
305
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
Voetgangers die niet te zien zijn door don-
kerte, bijvoorbeeld 's nachts
OIn bepaalde situaties, zoals onderstaande,
worden voetgangers mogelijk niet gesigna-
leerd door de Rear Camera Detection-func-
tie, waardoor de functie niet goed werkt:
Bij achteruitrijden in slecht weer (regen,
sneeuw, mist, enz.)
Wanneer de camera achter is bedekt (er zit
vuil, sneeuw, ijs, enz. op) of als er krassen op
zitten
Wanneer een zeer fel licht, bijvoorbeeld de
zon of de koplampen van een ander voertuig,
rechtstreeks in de camera achter schijnt
Wanneer er achteruit wordt gereden op een
plek waar de helderheid van het omgevings-
licht plotseling verandert, zoals bij het in- of
uitrijden van een garage of ondergrondse
parkeergarage
Wanneer er achteruit wordt gereden in het
duister, zoals in de schemering of in een
ondergrondse parkeergarage
Als de positie en richting van de camera afwij-
ken
Als er een trekhaak gemonteerd is
Als er waterdruppels over de cameralens
lopen
Als de wagenhoogte extra veranderd is (neus
omhoog, neus omlaag)
Als er sneeuwkettingen of een bandenrepara-
tieset worden gebruikt
QSituaties waarin het systeem mogelijk onver-
wacht ingeschakeld wordt
OHoewel er zich geen voetgangers in het
detectiegebied bevinden, worden bepaalde
objecten, zoals onderstaande, mogelijk gesig-
naleerd, waardoor de Rear Camera Detec-
tion-functie mogelijk in werking treedt.
Driedimensionale objecten, zoals een paal,
pylon, hek of geparkeerd voertuig
Bewegende objecten, zoals een auto of
motorfiets
Objecten die in de richting van uw auto bewe-
gen als u achteruitrijdt, zoals vlaggen of plas-
sen (of materie in de lucht, zoals rook, stoom,
regen of sneeuw)
Straten met kinderkopjes of grind, tramrails,
wegwerkzaamheden, witte lijnen, zebrapaden
of gevallen bladeren op de weg
Metalen afdekkingen (roosters), zoals
gebruikt boven afvoergoten
Objecten die gereflecteerd worden in een
plas of op een nat wegdek
Schaduwen op de weg
OIn bepaalde situaties, zoals onderstaande,
werkt de Rear Camera Detection-functie
mogelijk terwijl er zich geen voetgangers in
het detectiegebied bevinden.
Bij achteruitrijden richting de wegkant of een
kuil in de weg
Bij heuvelop/heuvelaf achteruitrijden
Als de achterzijde van de auto omhoog of
omlaag staat door de belading van de auto
Als de stand van de camera achter is gewij-
zigd
Wanneer een sleepoog op de achterzijde van
de auto is gemonteerd
Wanneer er water over de lens van de camera
achter stroomt
Wanneer de camera achter is bedekt (er zit
vuil, sneeuw, ijs, enz. op) of als er krassen op
zitten
Als er zich een knipperende lamp in het
detectiegebied bevindt, zoals de alarmknip-
perlichten van een ander voertuig
Als er sneeuwkettingen of een bandenrepara-
tieset worden gebruikt
OOmstandigheden waaronder de werking van
de Rear Camera Detection-functie mogelijk
niet opvalt
Als de zoemer moeilijk te horen is wanneer er
veel omgevingsgeluid is, het volume van het
audiosysteem hoog staat, de airconditioning is
ingeschakeld, enz.
Als de temperatuur in het interieur extreem
hoog of laag is, werkt het scherm van het
audiosysteem mogelijk niet goed.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 305 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
306 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
*: Indien aanwezig
QParking Support Brake-functie (voor
stilstaande objecten)
Er worden ultrasoonsensoren gebruikt om
bij rijden met een lage snelheid of achter-
uitrijden stilstaande objecten, zoals een
muur, te signaleren in het detectiegebied.
(Blz. 311)
QParking Support Brake-functie (voor
voertuigen die achterlangs rijden)
(indien aanwezig)
Er worden radarsensoren achter gebruikt
om bij achteruitrijden naderende auto's in
het detectiegebied achter de auto te sig-
naleren. (Blz. 313)
QParking Support Brake-functie (voor
voetgangers die achterlangs lopen)
(indien aanwezig)
Er wordt een camerasensor achter
gebruikt om bij achteruitrijden voetgan-
gers in het detectiegebied achter de auto
te signaleren. (Blz. 314)
PKSB (Parking Support
Brake)*
Het Parking Support Brake-systeem
bestaat uit de volgende functies die
werken bij rijden met een lage snelheid
of achteruitrijden, bijvoorbeeld bij het
parkeren. Wanneer het systeem oor-
deelt dat de kans op een aanrijding met
een object of een voetganger groot is,
wordt er een waarschuwing geacti-
veerd om de bestuurder aan te sporen
om uit te wijken. Wanneer het systeem
oordeelt dat de kans op een aanrijding
met een gesignaleerd object of een
voetganger zeer groot is, worden de
remmen automatisch bekrachtigd om
te helpen een aanrijding te voorkomen
of om de impact van een aanrijding te
helpen verminderen.
PKSB-systeem (Parking Support
Brake)
WAARSCHUWING
QWaarschuwingen met betrekking tot het
gebruik van het systeem
Vertrouw niet blindelings op het systeem,
omdat dit kan leiden tot een ongeval. Contro-
leer altijd de omgeving van uw auto tijdens
het rijden.
Afhankelijk van de auto en de conditie van de
weg, de weersomstandigheden, enz. werkt
het systeem mogelijk niet.
De signaleringsmogelijkheden van sensoren,
radars en camera zijn beperkt. Controleer
altijd de omgeving van uw auto tijdens het rij-
den.
OProbeer niet zelf de werking van dit sys-
teem te testen door met de auto in de rich-
ting van een ander voertuig, een persoon
of een gesignaleerd object te rijden, omdat
het systeem dan mogelijk niet goed werkt,
hetgeen kan leiden tot een ongeval.
ODe bestuurder is zelf verantwoordelijk
voor een veilig rijgedrag. Rijd altijd voor-
zichtig en houd rekening met de omgeving.
Het Parking Support Brake-systeem is ont-
worpen om te helpen de ernst van een aan-
rijding te verminderen. Onder sommige
omstandigheden is het echter mogelijk dat
het systeem niet werkt.
OHet Parking Support Brake-systeem is niet
ontworpen om de auto volledig tot stilstand
te brengen. Bovendien is het, zelfs wan-
neer het systeem de auto tot stilstand heeft
gebracht, noodzakelijk om onmiddellijk het
rempedaal in te trappen, omdat de remre-
geling na ongeveer 2 seconden wordt uit-
geschakeld.
OHet is extreem gevaarlijk om de werking
van het systeem te controleren door opzet-
telijk met de auto in de richting van een
muur, enz. te rijden. Doe dit nooit.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 306 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
307
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
De Parking Support Brake kan worden
ingeschakeld/uitgeschakeld via het
multi-informatiedisplay. Alle functies van de
Parking Support Brake (voor stilstaande
objecten, voor voertuigen die achterlangs
rijden en voor voetgangers die achterlangs
lopen) worden gelijktijdig ingeschakeld/uit-
geschakeld.
Gebruik de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de Parking Sup-
port Brake in of uit te schakelen.
(Blz. 82)
1Druk op of om te selecte-
ren.
2Druk op of om te
selecteren en druk vervolgens op .
Wanneer de Parking Support Brake wordt uit-
geschakeld, gaat het controlelampje PKSB
OFF (Blz. 70) branden.
Als het systeem is uitgeschakeld en u het weer
wilt inschakelen, selecteer dan op het
multi-informatiedisplay, selecteer en
vervolgens “On” (aan). Als het systeem door
middel van deze methode is uitgeschakeld,
wordt het niet automatisch weer ingeschakeld
nadat het contact UIT en weer AAN is gezet.
WAARSCHUWING
QWanneer moet de Parking Support Brake
uitgeschakeld worden
Schakel in de onderstaande situaties de Par-
king Support Brake uit, omdat het systeem
anders mogelijk zelfs werkt als er geen kans
op een aanrijding is.
OBij een controle van de auto op een rollen-
bank o.i.d.
OWanneer de auto op een schip, vrachtwa-
gen of ander transportmiddel wordt gela-
den
OAls de wielophanging is gewijzigd of als er
een andere maat banden dan voorge-
schreven is gemonteerd
OAls de voorzijde van de auto omhoog of
omlaag staat door de belading van de auto
OAls er uitrusting die een sensor kan hinde-
ren, zoals een sleepoog, bumperbescher-
mer (een extra beschermstrip, enz.), fiet-
sendrager of sneeuwploeg, is geplaatst
OAls gebruik wordt gemaakt van een was-
straat
OAls de auto niet stabiel functioneert, zoals
na een ongeval of tijdens een storing
OAls sportief met de auto wordt gereden of
als op onverharde wegen wordt gereden
OAls de banden niet de juiste bandenspan-
ning hebben
OAls de banden zeer versleten zijn
OWanneer er sneeuwkettingen worden
gebruikt, een compact reservewiel is
gemonteerd of een bandenreparatieset is
gebruikt
OPMERKING
QAls “Parking Support Brake Unavailable”
(Parking Support Brake niet beschikbaar)
wordt weergegeven op het multi-infor-
matiedisplay
Als deze melding direct nadat het contact
AAN is gezet wordt weergegeven, bedien de
auto dan voorzichtig en let daarbij goed op
de omgeving. Het is wellicht nodig om een
bepaalde tijd met de auto te rijden voordat
het systeem weer normaal werkt. (Als het sys-
teem nog niet normaal werkt nadat een
poosje met de auto gereden is, reinig dan de
lens van de camera achter.)
Inschakelen/uitschakelen van de
Parking Support Brake
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 307 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
308 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Als de begrenzingsregeling van het motor-
vermogen of de remregeling in werking is,
klinkt een zoemer en wordt een melding
weergegeven op het centrale display en
het multi-informatiedisplay om de bestuur-
der te waarschuwen.
Afhankelijk van de situatie werkt de begren-
zingsregeling van het motorvermogen om het-
zij de acceleratie te begrenzen hetzij het ver-
mogen zo veel mogelijk te beperken.
Bij auto's met een head-up display wordt op het
head-up display dezelfde melding weergege-
ven als op het multi-informatiedisplay.
Begrenzingsregeling motorvermogen
is in werking (begrenzen acceleratie)
Het systeem begrenst sneller accelereren dan
een bepaalde waarde.
Centraal display: Geen waarschuwing weerge-
geven
Multi-informatiedisplay: “Object Detected
Acceleration Reduced” (Object gesignaleerd,
acceleratie begrensd)
Controlelampje PKSB OFF: Brandt niet
Zoemer: Klinkt niet
De begrenzingsregeling van het motor-
vermogen is in werking (vermogen zo
veel mogelijk beperkt)
Het systeem heeft bepaald dat er harder moet
worden geremd dan normaal.
Centraal display: BRAKE! (Remmen!)
Multi-informatiedisplay: BRAKE! (Remmen!)
Controlelampje PKSB OFF: Brandt niet
Zoemer: Kort piepsignaal
De remregeling is in werking
Het systeem heeft bepaald dat een noodstop
noodzakelijk is
Centraal display: BRAKE! (Remmen!)
Multi-informatiedisplay: BRAKE! (Remmen!)
Controlelampje PKSB OFF: Brandt niet
Zoemer: Kort piepsignaal
Auto tot stilstand gebracht door de
werking van het systeem
De auto is tot stilstand gebracht door de remre-
geling.
Centraal display: “Press Brake Pedal” (Trap het
rempedaal in)
Multi-informatiedisplay: “Switch to Brake” (trap
het rempedaal in) (Als het gaspedaal niet wordt
ingetrapt, wordt “Press Brake Pedal” (trap het
rempedaal in) weergegeven.)
Controlelampje PKSB OFF: Brandt
Zoemer: Kort piepsignaal
Als de Parking Support Brake bepaalt dat
er een risico op een aanrijding met een
gesignaleerd object of een voetganger
bestaat, wordt het motorvermogen ver-
minderd om een toename van de rijsnel-
heid te beperken. (Begrenzingsregeling
motorvermogen: zie afbeelding 2.)
Bovendien treedt wanneer u het gaspedaal
ingetrapt blijft houden automatisch het
remsysteem in werking om de rijsnelheid
te verlagen. (Remregeling: zie afbeelding
3.)
Weergaven en zoemers voor
begrenzingsregeling
motorvermogen en remregeling
Overzicht systeem
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 308 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
309
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
Afbeelding 1. Wanneer de PKSB (Par-
king Support Brake) wordt uitgescha-
keld
Motorvermogen
Remkracht
Tijd
Afbeelding 2. Wanneer de begren-
zingsregeling voor het motorvermo-
gen in werking is
Motorvermogen
Remkracht
Tijd
Begrenzingsregeling motorvermogen
treedt in werking
Systeem bepaalt dat de kans op een
aanrijding met een gesignaleerd object
groot is
Motorvermogen gereduceerd
Voorbeeld: multi-informatiedisplay:
BRAKE! (Remmen!)
Afbeelding 3. Wanneer de remregeling
in werking is
Motorvermogen
Remkracht
Tijd
Begrenzingsregeling motorvermogen
treedt in werking
Systeem bepaalt dat de kans op een
aanrijding met een gesignaleerd object
groot is
Motorvermogen gereduceerd
Systeem bepaalt dat de kans op een
aanrijding met een gesignaleerd object
zeer groot is
Remregeling treedt in werking
Kracht remregeling vergroot
Voorbeeld: multi-informatiedisplay:
BRAKE! (Remmen!)
Voorbeeld: multi-informatiedisplay:
“Switch to Brake” (trap het rempedaal
in)
A
B
C
A
B
C
D
E
F
G
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 309 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
310 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
QAls de Parking Support Brake in werking is
getreden
Als de auto is stilgezet door de werking van de
Parking Support Brake, wordt de Parking Sup-
port Brake uitgeschakeld en gaat het controle-
lampje PKSB OFF branden. Als de Parking Sup-
port Brake onnodig in werking treedt, kan de
remregeling worden geannuleerd door het rem-
pedaal in te trappen of door ongeveer 2 secon-
den te wachten totdat deze automatisch wordt
geannuleerd. Vervolgens kunt u verder rijden
door het gaspedaal in te trappen.
QOpnieuw inschakelen van de Parking Sup-
port Brake
Wanneer de Parking Support Brake is uitge-
schakeld door de werking ervan, kunt u zelf het
systeem weer inschakelen (Blz. 307) of het
contact UIT en vervolgens weer AAN zetten.
Bovendien wordt het systeem weer automatisch
ingeschakeld en gaat het controlelampje PKSB
OFF uit, als aan een van onderstaande voor-
waarden wordt voldaan:
ODe selectiehendel staat in stand P.
OHet obstakel bevindt zich niet langer in de rij-
richting van de auto.
ODe rijrichting van de auto wijzigt*
*: Behalve wanneer de Parking Support
Brake-functie (voor voetgangers die achter-
langs lopen) in werking treedt
QAls “Parking Support Brake Unavailable”
(Parking Support Brake niet beschikbaar)
wordt weergegeven op het multi-informatie-
display
OAls deze melding alleen wordt weergegeven
als de selectiehendel in stand R staat, is de
lens van de camera achter mogelijk vuil. Rei-
nig de lens van de camera. Wanneer deze
melding wordt weergegeven wanneer de
selectiehendel in een andere stand dan R
staat, is een sensor op de voor- of achterbum-
per mogelijk vuil. Reinig de sensoren en het
omliggende gebied op de bumpers.
OMogelijk is het systeem na het losnemen en
weer aansluiten van een accuklem niet geïniti-
aliseerd. Initialiseer het systeem. (Blz. 310)
Als deze melding na de initialisatie nog steeds
wordt weergegeven, laat de auto dan contro-
leren door een erkende Lexus-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
QAls “Parking Support Brake Unavailable”
(Parking Support Brake niet beschikbaar) en
“Parking Assist Unavailable” (Parking Assist
niet beschikbaar) worden weergegeven op
het multi-informatiedisplay
Er kan continu water over de sensor stromen,
zoals bij zware regenval. Als het systeem signa-
leert dat de toestand weer normaal is, zal het
systeem weer normaal werken.
QAls “Parking Support Brake Unavailable”
(Parking Support Brake niet beschikbaar) en
“Clean Parking Assist Sensor” (reinig Par-
king Assist-sensor) worden weergegeven op
het multi-informatiedisplay
OMogelijk is een van de sensoren bedekt met
bijvoorbeeld waterdruppels, ijs, sneeuw of
vuil. Verwijder dit van de sensor om te zorgen
dat het systeem weer normaal werkt. Als deze
melding na het schoonmaken van de sensor
nog steeds wordt weergegeven of wordt
weergegeven ondanks dat de sensor schoon
is, laat uw auto dan controleren door een
erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
OMogelijk is een van de sensoren bevroren.
Zodra het ijs smelt, zal het systeem weer nor-
maal werken.
QAls een accuklem is losgenomen en weer is
aangesloten
Het systeem moet worden geïnitialiseerd. Rijd
om het systeem te initialiseren gedurende ten
minste 5 seconden recht vooruit met een snel-
heid van ongeveer 35 km/h of hoger. Draai
daarnaast, bij auto's met Parking Support
Brake-functie, als de auto stilstaat, het stuurwiel
geheel naar links en vervolgens geheel naar
rechts.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 310 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
311
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
*: Indien aanwezig
Deze functie werkt in situaties zoals hier-
onder aangegeven wanneer in de rijrich-
ting van de auto een object wordt gesigna-
leerd.
Er wordt langzaam gereden en het
rempedaal wordt niet of te laat inge-
trapt
Wanneer het gaspedaal diep wordt
ingetrapt
Parking Support Brake-functie
(voor stilstaande objecten)*
Als de sensoren een stilstaand object,
zoals een muur, signaleren in de rijrich-
ting van de auto en het systeem oor-
deelt dat zich een aanrijding voor kan
doen doordat de auto plotseling naar
voren beweegt doordat het gaspedaal
per ongeluk wordt ingetrapt, wanneer
de auto de verkeerde kant op rijdt
doordat de verkeerde schakelstand
wordt geselecteerd of tijdens het par-
keren of het rijden met een lage snel-
heid, werkt het systeem om de gevol-
gen van een aanrijding met het gesig-
naleerde stilstaande object zo veel
mogelijk te beperken.
Voorbeelden van het in werking
treden van de functie
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 311 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
312 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Wanneer de auto de verkeerde kant op
rijdt doordat de verkeerde schakelstand
is geselecteerd
Blz. 292
QVoorwaarden voor werking van de Parking
Support Brake-functie (voor stilstaande
objecten)
De functie werkt als het controlelampje PKSB
OFF niet brandt (Blz. 72) en aan alle onder-
staande voorwaarden wordt voldaan:
OBegrenzingsregeling motorvermogen
De Parking Support Brake is ingeschakeld.
De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h of lager.
Er bevindt zich een stilstaand object in de rij-
richting van de auto, op een afstand van onge-
veer 2 tot 4 m.
De Parking Support Brake stelt vast dat er
harder dan normaal moet worden geremd om
een aanrijding te voorkomen.
ORemfunctieregelsysteem
De begrenzingsregeling motorvermogen is in
werking.
De Parking Support Brake stelt vast dat er
onmiddellijk moet worden geremd om een
aanrijding te voorkomen.
QVoorwaarden voor het stoppen van de wer-
king van de Parking Support Brake-functie
(voor stilstaande objecten)
De werking van de functie stopt als aan één van
de volgende voorwaarden wordt voldaan:
OBegrenzingsregeling motorvermogen
De Parking Support Brake is uitgeschakeld.
Het systeem stelt vast dat de aanrijding voor-
komen kan worden met normaal remmen.
Het statische object bevindt zich niet langer
op een afstand van ongeveer 2 tot 4 m van de
auto in de rijrichting van de auto.
ORemregeling
De Parking Support Brake is uitgeschakeld.
Er zijn ongeveer 2 seconden verstreken nadat
de auto door de remregeling tot stilstand is
gebracht.
Het rempedaal wordt ingetrapt nadat de auto
tot stilstand is gebracht door de remregeling.
Het statische object bevindt zich niet langer
op een afstand van ongeveer 2 tot 4 m van de
auto in de rijrichting van de auto.
QDetectiebereik van de Parking Support
Brake-functie (voor stilstaande objecten)
Het detectiebereik van de Parking Support
Brake-functie (voor stilstaande objecten) ver-
schilt van dat van de Lexus Parking Assist-sen-
sor. (Blz. 297) Daardoor wordt de Parking
Support Brake-functie (voor stilstaande objec-
ten) mogelijk niet geactiveerd, ook al signaleert
de Lexus Parking Assist-sensor een obstakel en
wordt er een waarschuwing gegeven.
QSituaties waarin het systeem mogelijk niet
goed werkt
Blz. 295
QSituaties waarin het systeem mogelijk werkt,
zelfs als er geen kans op een aanrijding is
Blz. 295
Soorten sensoren
WAARSCHUWING
QErvoor zorgen dat het systeem goed
werkt
Blz. 293
QAls de Parking Support Brake-functie
(voor stilstaande objecten) onnodig wordt
geactiveerd, bijvoorbeeld op een spoor-
wegovergang
Blz. 310
QOpmerkingen bij het wassen van de auto
Blz. 294
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 312 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
313
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
*: Indien aanwezig
Deze functie treedt in werking in situaties
zoals hieronder aangegeven wanneer in
de rijrichting van de auto een auto wordt
gesignaleerd.
Bij het achteruitrijden nadert een auto
en het rempedaal wordt niet of te laat
ingetrapt
Blz. 287
QVoorwaarden voor werking van de Parking
Support Brake-functie (voor voertuigen die
achterlangs rijden)
De functie werkt als het controlelampje PKSB
OFF niet brandt (Blz. 72) en aan alle onder-
staande voorwaarden wordt voldaan:
OBegrenzingsregeling motorvermogen
De Parking Support Brake is ingeschakeld.
De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h of lager.
Voertuigen die de auto van rechts of links ach-
ter naderen met een snelheid van ongeveer 8
km/h of meer.
De selectiehendel staat in stand R.
De Parking Support Brake stelt vast dat er
harder dan normaal moet worden geremd om
een aanrijding met een naderende auto te
voorkomen.
ORemregeling
De begrenzingsregeling motorvermogen is in
werking.
De Parking Support Brake stelt vast dat een
noodstop noodzakelijk is om een aanrijding
met een naderende auto te voorkomen.
QVoorwaarden voor het stoppen van de wer-
king van de Parking Support Brake-functie
(voor voertuigen die achterlangs rijden)
De werking van de functie stopt als aan één van
de volgende voorwaarden wordt voldaan:
OBegrenzingsregeling motorvermogen
De Parking Support Brake is uitgeschakeld.
De aanrijding kan worden voorkomen met
normaal remmen.
Er nadert niet langer een auto van rechts of
links achter de auto.
ORemregeling
De Parking Support Brake is uitgeschakeld.
Er zijn ongeveer 2 seconden verstreken nadat
de auto door de remregeling tot stilstand is
gebracht.
Het rempedaal wordt ingetrapt nadat de auto
tot stilstand is gebracht door de remregeling.
Er nadert niet langer een auto van rechts of
links achter de auto.
Parking Support Brake-functie
(voor voertuigen die
achterlangs rijden)*
Als een radarsensor achter een auto
signaleert die van rechts of links achter
nadert en het systeem bepaalt dat de
kans op een aanrijding groot is, acti-
veert deze functie de remmen om de
kans op een aanrijding met de nade-
rende auto te verkleinen.
Voorbeelden van het in werking tre-
den van de functie
Soorten sensoren
WAARSCHUWING
QErvoor zorgen dat het systeem goed
werkt
Blz. 287
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 313 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
314 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
QDetectiegebied van de Parking Support
Brake-functie (voor voertuigen die achter-
langs rijden)
Het detectiegebied van de Parking Support
Brake-functie (voor voertuigen die achterlangs
rijden) verschilt van dat van de RCTA
(Blz. 300). Daardoor wordt de Parking Sup-
port Brake-functie (voor voertuigen die achter-
langs rijden) mogelijk niet geactiveerd, ook al
signaleert de RCTA een auto en wordt er een
waarschuwing gegeven.
QSituaties waarin het systeem mogelijk niet
goed werkt
Blz. 300
QSituaties waarin het systeem mogelijk werkt,
zelfs als er geen kans op een aanrijding is
Blz. 301
*: Indien aanwezig
Wanneer tijdens het achteruitrijden een
voetganger wordt gesignaleerd achter de
auto of het rempedaal niet of te laat wordt
ingetrapt.
Geeft een melding weer om de bestuurder
aan te sporen om uit te wijken wanneer er
een voetganger wordt gesignaleerd in het
detectiegebied achter de auto. (Er wordt
Parking Support Brake-functie
(voor voetgangers die
achterlangs lopen)*
Wanneer de camerasensor achter tij-
dens het achteruitrijden een voetgan-
ger signaleert achter de auto en het
systeem oordeelt dat de kans op een
aanrijding met de gesignaleerde voet-
ganger groot is, klinkt er een zoemer.
Wanneer het systeem oordeelt dat de
kans op een aanrijding met de gesigna-
leerde voetganger zeer groot is, wor-
den de remmen automatisch bekrach-
tigd om de impact van een aanrijding te
helpen verminderen.
Voorbeelden van de werking van
het systeem
Centraal display
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 314 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
315
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
ook een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay en het head-up dis-
play [indien aanwezig].)
Voetgangerdetectie-icoon
Remherinnering
QVoorwaarde voor werking van de Parking
Support Brake-functie (voor voetgangers
die achterlangs lopen)
De functie werkt als het controlelampje PKSB
OFF niet brandt (Blz. 72) en aan alle onder-
staande voorwaarden wordt voldaan:
OBegrenzingsregeling motorvermogen
De Parking Support Brake is ingeschakeld.
De rijsnelheid is 15 km/h of lager.
De selectiehendel staat in stand R.
De camerasensor achter signaleert tijdens het
achteruitrijden een voetganger achter de
auto en het systeem oordeelt dat de kans op
een aanrijding met de gesignaleerde voetgan-
ger groot is.
ORemregeling
De begrenzingsregeling motorvermogen is in
werking.
De Parking Support Brake stelt vast dat een
noodstop noodzakelijk is om een aanrijding
met een voetganger te voorkomen.
QVoorwaarden voor het stoppen van de wer-
king van de Parking Support Brake-functie
(voor voetgangers die achterlangs lopen)
De werking van de functie stopt als aan één van
de volgende voorwaarden wordt voldaan:
OBegrenzingsregeling motorvermogen
De Parking Support Brake is uitgeschakeld.
De aanrijding kan worden voorkomen met
normaal remmen.
De voetganger wordt niet langer achter de
auto gesignaleerd.
ORemregeling
De Parking Support Brake is uitgeschakeld.
Er zijn ongeveer 2 seconden verstreken nadat
de auto door de remregeling tot stilstand is
gebracht.
Het rempedaal wordt ingetrapt nadat de auto
tot stilstand is gebracht door de remregeling.
De voetganger wordt niet langer achter de
auto gesignaleerd.
QOpnieuw inschakelen van de Parking Sup-
port Brake-functie (voor voetgangers die
achterlangs lopen)
Blz. 310
QDetectiegebied van de Parking Support
Brake-functie (voor voetgangers die achter-
langs lopen)
Het detectiegebied van de Parking Support
Brake-functie (voor voetgangers die achterlangs
lopen) verschilt van dat van de RCD-functie
(Blz. 304). Daardoor wordt de Parking Sup-
port Brake-functie (voor voetgangers die ach-
terlangs lopen) mogelijk niet geactiveerd, ook al
signaleert de RCD-functie een voetganger en
wordt er een waarschuwing gegeven.
QSituaties waarin het systeem mogelijk niet
goed werkt
Blz. 304
QSituaties waarin het systeem mogelijk onver-
wacht ingeschakeld wordt
Blz. 305
WAARSCHUWING
QAls de Parking Support Brake-functie
(voor voetgangers die achterlangs lopen)
onnodig in werking treedt
Trap het rempedaal direct in nadat de Parking
Support Brake-functie (voor voetgangers die
achterlangs lopen) in werking is getreden.
(De werking van de functie wordt geannu-
leerd door het rempedaal in te trappen.)
QCorrect gebruik van de Parking Support
Brake-functie (voor voetgangers die ach-
terlangs lopen)
Blz. 302
A
B
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 315 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
316 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Auto's zonder Adaptive Variable Sus-
pension-systeem
1Normal-modus
Biedt een optimale balans tussen brandstofver-
bruik, laag geluidsniveau en dynamische pres-
taties. Geschikt voor rijden in de stad.
Druk op de schakelaar om de rijmodus te wijzi-
gen in de Normal-modus als deze modus nog
niet is geactiveerd.
2ECO-rijmodus
Helpt de bestuurder op milieuvriendelijke wijze
te accelereren en het brandstofverbruik te ver-
lagen door een gematigde afstelling van de
smoorklep en door het regelen van de werking
van de airconditioning (verwarmen/koelen).
Wanneer de ECO-rijmodus niet is geselec-
teerd en de rijmodusselectieschakelaar naar
achteren wordt gedraaid, gaat het controle-
lampje ECO-rijmodus branden.
3Sportmodus
Regelt de transmissie en de motor voor een
snelle en krachtige acceleratie. In deze modus
wordt ook het stuurgevoel gewijzigd, waardoor
deze modus geschikt is voor wanneer wend-
baarheid is gewenst, bijvoorbeeld bij het rijden
op zeer bochtige wegen.
Wanneer de sportmodus niet is geselecteerd
en de rijmodusselectieschakelaar naar voren
wordt gedraaid, gaat het controlelampje sport-
modus branden.
Auto's met Adaptive Variable Suspen-
sion-systeem
Behalve F SPORT-uitvoeringen
F SPORT-uitvoeringen
1Normal/Custom-modus
U kunt de Normal- en Custom-modus selecte-
ren door de rijmodusselectieschakelaar in te
drukken. Telkens wanneer de schakelaar wordt
ingedrukt, wijzigt de rijmodus tussen de Nor-
mal-modus en de Custom-modus.
Wanneer de Normal-modus wordt geselec-
teerd, gaat het controlelampje van de Nor-
mal-modus branden.
Wanneer de Custom-modus wordt geselec-
teerd, gaat het controlelampje van de
Custom-modus branden.
Druk op de schakelaar om de rijmodus te wijzi-
gen in de Normal-modus als deze modus nog
niet is geactiveerd.
•Normal-modus
Rijmodusselectieschakelaar
De rijmodi kunnen worden geselec-
teerd overeenkomstig de rijomstandig-
heden.
Selecteren van een rijmodus
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 316 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
317
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
Biedt een optimale balans tussen brandstofver-
bruik, laag geluidsniveau en dynamische pres-
taties. Geschikt voor rijden in de stad.
Als de selectiehendel in stand D staat, wordt
een geschikte versnelling voor sportief rijden
mogelijk automatisch geselecteerd op basis van
het rijgedrag van de bestuurder en de rijom-
standigheden.
Custom-modus
In deze modus kunt u rijden met de functies
voor de aandrijflijn, het onderstel en de aircon-
ditioning aangepast aan uw persoonlijke voor-
keur. De instellingen van de Custom-modus
kunnen alleen worden gewijzigd op het display
voor de persoonlijke voorkeursinstellingen van
de rijmodus op het centrale display.
(Blz. 334)
2Comfort-modus
Door de wielophanging te regelen wordt het rij-
comfort verder verhoogd. Geschikt voor rijden
in de stad.
Wanneer de Comfort-modus niet is geselec-
teerd en de rijmodusselectieschakelaar naar
achteren wordt gedraaid, gaat het controle-
lampje van de Comfort-modus branden.
3ECO-rijmodus
Helpt de bestuurder op milieuvriendelijke wijze
te accelereren en het brandstofverbruik te ver-
lagen door een gematigde afstelling van de
smoorklep en door het regelen van de werking
van de airconditioning (verwarmen/koelen).
Wanneer de comfortmodus is geselecteerd en
de rijmodusselectieschakelaar naar achteren
wordt gedraaid, gaat het controlelampje
ECO-rijmodus branden.
4Sportmodus
•Modus SPORT S
Regelt de transmissie en de motor voor een
snelle en krachtige acceleratie. Deze modus is
geschikt voor wanneer wendbaarheid is
gewenst, bijvoorbeeld bij het rijden op zeer
bochtige wegen.
Wanneer de modus SPORT S niet is geselec-
teerd en de rijmodusselectieschakelaar naar
voren wordt gedraaid, gaat het controlelampje
modus SPORT S branden.
Modus SPORT S+
Zorgt voor behoud van de stuurprestaties en
rijstabiliteit door gelijktijdig de stuurinrichting
en de wielophanging te regelen alsmede de
transmissie en de motor. Geschikt voor een
sportiever rijgedrag.
Wanneer de modus SPORT S is geselecteerd
en de rijmodusselectieschakelaar naar voren
wordt gedraaid, gaat het controlelampje modus
SPORT S+ branden.
QAls de rijmodusselectieschakelaar wordt
bediend terwijl het beginscherm wordt
weergegeven
Als de rijmodusselectieschakelaar wordt
bediend terwijl het beginscherm wordt weerge-
geven, wordt de rijmodus gewijzigd en wijzigt de
weergave op het instrumentenpaneel dienover-
eenkomstig nadat de bediening van het begin-
scherm is voltooid.
QWerking van de airconditioning in de
ECO-rijmodus
De ECO-rijmodus regelt het verwarmen/koelen
en de aanjagersnelheid van het airconditio-
ningsysteem om brandstof te besparen. Doe het
volgende om de prestaties van de airconditio-
ning te verbeteren:
OWijzig de aanjagersnelheid (Blz. 341)
OSchakel de ECO-rijmodus uit
QAutomatisch uitschakelen van de sportmo-
dus en de aangepaste modus
Als het contact UIT wordt gezet nadat is gere-
den in de sportmodus of de aangepaste modus,
wijzigt de rijmodus in de normale modus.
QPop-updisplay rijmodus
Wanneer de rijmodus wordt gewijzigd, wordt de
geselecteerde rijmodus tijdelijk weergegeven
op het nevenscherm. (Blz. 335)
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 317 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
318 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
*: Indien aanwezig
QSituaties waarin de wagenhoogteregeling
mogelijk niet goed werkt
OIn de volgende situaties verandert de wagen-
hoogte mogelijk langzaam of helemaal niet
naar de juiste hoogte:
Als de auto in contact komt met sneeuw, ijs,
stenen, enz.
Als de buitentemperatuur laag is
Wanneer de druk in de accumulatortank laag
is
OIn de volgende situaties verandert de wagen-
hoogte mogelijk niet:
Als de motorkap of de achterklep niet volle-
dig gesloten is
Als de auto tot stilstand is gebracht door het
rempedaal in te trappen
Als de auto op sterk oneffen of glooiende weg
staat
Als de auto op een schuine weg of op een hel-
ling staat
QWerkingsgeluid van de compressor en klep-
pen van de luchtvering
In de volgende situaties kunnen de kleppen en
de compressor van de luchtvering mogelijk wor-
den geactiveerd en kan er een geluid te horen
zijn, maar dit duidt niet op een storing.
OAls passagiers in- of uitstappen of wanneer
bagage wordt in- of uitgeladen, waardoor de
wagenhoogte verandert
OAls de wagenhoogte wordt gewijzigd met de
schakelaar voor het instellen van de wagen-
hoogte
OAls de portieren worden geopend/gesloten
OAls de portieren worden vergrendeld/ont-
grendeld
QWanneer de druk in de accumulatortank
laag is
Als de druk in de accumulatortank laag is, wor-
den de compressor en de kleppen van de lucht-
vering mogelijk herhaaldelijk geactiveerd, zelfs
als de wagenhoogte niet verandert. Dit is nor-
maal en duidt niet op een storing.
QWanneer “Air Suspension System Malfunc-
tion Visit Your Dealer” (storing luchtverings-
systeem, ga naar uw dealer) wordt weerge-
geven op het multi-informatiedisplay
Mogelijk werkt het systeem niet goed. Laat de
auto controleren door een erkende Lexus-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
QPersoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. (Blz. 476)
Elektronisch geregelde
luchtvering*
De wagenhoogte tijdens het rijden kan
worden geselecteerd met de schake-
laar voor het instellen van de wagen-
hoogte. De geselecteerde wagen-
hoogte wordt aangehouden, ongeacht
het aantal passagiers of het laadge-
wicht.
Daarnaast kunnen de instellingen van
de volgende functies worden gewij-
zigd:
Inschakelen/uitschakelen van de
instapmodusregeling
Tijdelijk uitschakelen van de wagen-
hoogteregeling
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 318 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
319
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
Druk op de schakelaar voor het instellen
van de wagenhoogte om een voor de weg-
en rijomstandigheden geschikte wagen-
hoogte te selecteren.
Schakelt de modus voor de hoge stand
uit/in.
Wanneer de hoge stand is ingeschakeld, gaat
de indicator voor de hoge stand in het instru-
mentenpaneel branden.
De wagenhoogte neemt met ongeveer 20 mm
toe ten opzichte van de normale stand.
Wanneer de wagenhoogte wordt vergroot
door de instapmodusregeling, druk dan twee-
maal op de schakelaar voor het instellen van de
wagenhoogte om de hoge stand in of uit te
schakelen.
QDe schakelaar voor het instellen van de
wagenhoogte kan worden gebruikt om de
wagenhoogte te veranderen als
Het contact AAN staat.
QSysteembeveiligingsfunctie
Als de wagenhoogte herhaaldelijk wordt ver-
hoogd en verlaagd met de schakelaar voor het
instellen van de wagenhoogte, enz., werkt het
systeem mogelijk tijdelijk niet.
WAARSCHUWING
QVoorzorgsmaatregelen voor de elektro-
nisch geregelde luchtvering
OZelfs als de motor niet draait, wijzigt de
wagenhoogte mogelijk via de wagenhoog-
teregeling. Houd uw handen en voeten uit
de buurt van het gebied onder de auto en
tussen de banden en de carrosserie.
Anders kan een lichaamsdeel bekneld
raken, waardoor letsel kan ontstaan.
OSchakel in de volgende situaties alle func-
ties van de wagenhoogteregeling van de
elektronisch geregelde luchtvering uit.
Anders wijzigt de wagenhoogte mogelijk
en kan een lichaamsdeel klem komen te
zitten onder de auto, waardoor letsel kan
ontstaan.
Wanneer de auto geparkeerd staat op een
stoeprand
Wanneer een van de wielen de grond niet
raakt
Wanneer de auto moet worden opgekrikt
Wanneer de auto met kabels wordt vastge-
zet
Wanneer de auto moet worden gesleept
OPMERKING
QVoorzorgsmaatregelen voor parkeren
OAls de auto voor langere tijd wordt gepar-
keerd, kan de wagenhoogte lager worden
ten gevolge van wijzigingen in de omge-
vingstemperatuur. Controleer bij het par-
keren van de auto of de ruimte erboven en
eronder vrij is, zodat de auto niets raakt als
de hoogte verandert.
OWees voorzichtig bij het parkeren van de
auto in een gebied met een laag plafond of
in de buurt van laaghangende objecten,
aangezien de wagenhoogte toeneemt als
passagiers de auto verlaten en de uit-
stapregeling van de instapmodus wordt
geactiveerd.
OWanneer de portieren gesloten of vergen-
deld worden kan de wagenhoogte moge-
lijk lager worden. Schakel de wagenhoog-
teregeling uit wanneer bij het parkeren op
een parkeerplaats een voorziening wordt
gebruikt die contact maakt met de onder-
zijde van de auto.
Selecteren van de wagenhoogte
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 319 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
320 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Om het in- en uitstappen te vergemakkelij-
ken, wordt de wagenhoogte automatisch
verhoogd wanneer de selectiehendel in
stand P wordt gezet en er een portier
wordt geopend.
Als aan een van de volgende voorwaarden
wordt voldaan, keert de auto terug naar de
vorige hoogte:
Er is een bepaalde tijd verstreken sinds
de portieren werden gesloten
De rijsnelheid is ongeveer 5 km/h.
De portieren zijn vergrendeld met het
Smart entry-systeem met startknop of
de afstandsbediening.
QInschakelen/uitschakelen van de
instapmodus
1Druk op of van de bedie-
ningstoetsen van het instrumentenpa-
neel om te selecteren.
2Druk op of van de bedie-
ningstoetsen van het instrumentenpa-
neel om “Vehicle Settings” (voertuigin-
stellingen) te selecteren en druk ver-
volgens op .
3Druk op of van de bedie-
ningstoetsen van het instrumentenpa-
neel om te selecteren en druk
vervolgens op .
4Druk op of van de bedie-
ningstoetsen van het instrumentenpa-
neel om “Access Mode” (instapmo-
dus) te selecteren en druk vervolgens
op .
Elke keer dat de bedieningstoets van
het instrumentenpaneel wordt ingedrukt,
verandert de instelling van aan naar uit of
andersom.
QWanneer de wagenhoogte is verhoogd door
de instapmodusregeling
Druk, met het contact in elke willekeurige stand,
op de schakelaar voor het instellen van de
wagenhoogte om de wagenhoogte terug te
laten keren naar de vorige hoogte.
QWerking instapmodus
ODe instapmodus werkt niet als de auto niet
geparkeerd is op een horizontaal wegdek.
OAfhankelijk van de huidige wagenhoogte
werkt de instapmodus mogelijk niet.
OAls na het ontgrendelen van de portieren de
instapmodus werkt, neemt de wagenhoogte
met ongeveer 20 mm toe ten opzichte van de
normale stand. Als nadat met de auto is gere-
den de instapmodus werkt, neemt de wagen-
hoogte met ongeveer 10 mm toe ten opzichte
van de normale stand.
OWanneer de portieren herhaaldelijk worden
geopend en gesloten, werkt het systeem
mogelijk tijdelijk niet.
WAARSCHUWING
QBij het bedienen van de schakelaar voor
het instellen van de wagenhoogte
Controleer bij het bedienen van de schake-
laar voor het instellen van de wagenhoogte
altijd of het gebied rondom de auto veilig is,
aangezien de wagenhoogte mogelijk wijzigt
en een lichaamsdeel klem kan komen te zit-
ten onder de auto, waardoor letsel kan ont-
staan.
Wagenhoogteregeling bij het
instappen/uitstappen
(“instapmodus”)
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 320 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
321
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
De wagenhoogteregeling kan tijdelijk wor-
den uitgeschakeld met de bedieningstoet-
sen van het instrumentenpaneel.
(Blz. 82)
Wanneer de wagenhoogteregeling tijdelijk
moet worden uitgeschakeld:Blz. 319
1Druk op of om te selecte-
ren.
2Druk op of om “Vehicle Set-
tings” (voertuiginstellingen) te selecte-
ren en druk vervolgens op .
3Druk op of om te
selecteren en druk vervolgens op .
4Druk op of om “Height Con-
trol” (hoogteregeling) te selecteren en
druk vervolgens op .
Deze instelling worden opgeslagen, zelfs als het
contact UIT wordt gezet.
Zelfs als de wagenhoogteregeling is uitge-
schakeld, wordt deze automatisch weer
ingeschakeld als de rijsnelheid ongeveer
30 km/h wordt.
Tijdelijk uitschakelen van de
wagenhoogteregeling
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 321 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
322 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
QECB (elektronisch geregeld remsys-
teem) (auto's met Lexus Safety
System+ A)
Het elektronisch geregelde remsysteem
genereert remkracht overeenkomstig de
bediening van de remmen.
QABS (antiblokkeersysteem)
Helpt het blokkeren van de wielen te voor-
komen bij plotseling remmen of remmen
op een glad wegdek
QBrake Assist
Zorgt voor een grotere remkracht nadat
het rempedaal is ingetrapt als het systeem
oordeelt dat er sprake is van een noodstop
QVSC (Vehicle Stability Control)
Helpt de bestuurder de auto onder con-
trole te houden bij uitwijkmanoeuvres en
het nemen van bochten op een glad weg-
dek.
QTRC (Traction Control)
Zorgt ervoor dat de aandrijfkracht behou-
den blijft en voorkomt dat de aandrijvende
wielen gaan doorslippen bij het wegrijden
met de auto of bij het accelereren op
gladde wegen
QHill Start Assist Control
Helpt te voorkomen dat de auto achteruit
rolt bij helling op wegrijden
QEPS (elektrische stuurbekrachtiging)
Maakt gebruik van een elektromotor om
de benodigde kracht voor het ronddraaien
van het stuurwiel te verminderen.
QAdaptive Variable Suspension-sys-
teem (indien aanwezig)
De dempingskracht van de schokdempers
van elk van de 4 wielen wordt onafhanke-
lijk geregeld overeenkomstig de weg- en
rijomstandigheden. Hierdoor vergroot dit
systeem het rijcomfort met een superieure
voertuigstabiliteit en wordt gezorgd voor
een stabiele wegligging.
Tevens verandert de dempingskracht
afhankelijk van de geselecteerde rijmodus.
(Blz. 316)
QVDIM (Vehicle Dynamics Integrated
Management)
Zorgt voor een geïntegreerde regeling
van ABS, Brake Assist, TRC, VSC, Hill
Start Assist Control, EPS en Adaptive
Variable Suspension-systeem (indien aan-
wezig)
Zorgt ervoor dat de voertuigstabiliteit
behouden blijft bij uitwijkmanoeuvres op
een glad wegdek door de remkracht, het
motorvermogen en de stuurbekrachtiging
aan te passen.
Ondersteunende systemen
Om de veiligheid en de prestaties tij-
dens het rijden te verbeteren is uw auto
uitgerust met de volgende systemen
die automatisch in werking treden als
de omstandigheden daar om vragen.
Houd er echter rekening mee dat dit
aanvullende systemen zijn en vertrouw
niet in al te sterke mate op deze syste-
men als u de auto bedient.
Overzicht van de ondersteunende
systemen
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 322 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
323
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
QAutomatisch knipperende alarmknip-
perlichten achter (indien aanwezig)
De radarsensoren opzij achter signaleren
auto's achter u in dezelfde rijstrook. Wan-
neer het systeem oordeelt dat een aanrij-
ding van achteren waarschijnlijk is, gaan de
alarmknipperlichten snel knipperen om de
bestuurder van de auto achter u te waar-
schuwen. Tegelijkertijd wordt er een mel-
ding weergegeven op het multi-informatie-
display om de bestuurder te informeren
over de achteropkomende auto.
QNoodstopsignaal
Als het rempedaal plotseling wordt inge-
trapt, gaan de remlichten automatisch
knipperen om het achteropkomende ver-
keer te waarschuwen.
QSecondary Collision Brake (indien
aanwezig)
Als de airbagsensor een aanrijding signa-
leert en het systeem in werking is, worden
de remmen en remlichten automatisch
geregeld om de rijsnelheid te verlagen en
te helpen de kans op verdere schade ten
gevolge van een tweede aanrijding te ver-
kleinen.
QAls het TRC-/VSC-systeem in werking is
(auto's zonder Lexus Safety System+ A)
Het controlelampje Traction Control knippert
wanneer het TRC-/VSC-systeem in werking is.
QAls het TRC/VSC/ABS-systeem in werking
is (auto's met Lexus Safety System+ A)
Het controlelampje Traction Control knippert
wanneer het TRC/VSC/ABS-systeem in wer-
king is.
QUitschakelen van het TRC-systeem
Als u met uw auto vast komt te zitten in modder
of sneeuw, kan het TRC-systeem het aandrijfver-
mogen van de motor naar de wielen beperken.
Als u op de schakelaar drukt om het sys-
teem uit te schakelen, kunt u de auto mogelijk
gemakkelijker loskrijgen door te ‘schommelen’.
Schakel het TRC-systeem uit door de schakelaar
snel in te drukken en weer los te laten.
“Traction Control Turned Off” (Traction Control
uitgeschakeld) wordt op het multi-informatie-
display weergegeven.
Druk nogmaals op de schakelaar om het
systeem weer in te schakelen.
QZowel TRC- als VSC-systeem uitschakelen
Houd de schakelaar langer dan 3 secon-
den ingedrukt terwijl de auto stilstaat om het
TRC- en VSC-systeem uit te schakelen.
Het controlelampje VSC OFF gaat branden en
“Traction Control Turned Off” (Traction Control
uitgeschakeld) wordt op het multi-informatie-
display weergegeven.*
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 323 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
324 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Druk nogmaals op de schakelaar om het
systeem weer in te schakelen.
*: Bij auto's met PCS (Pre-Crash Safety-sys-
teem), wordt de PCS ook uitgeschakeld
(alleen Pre-Crash-waarschuwing is beschik-
baar) Het waarschuwingslampje PCS gaat
branden en er wordt een melding weergege-
ven op het multi-informatiedisplay.
(Blz. 225, 236)
QWanneer de melding wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay dat de TRC is uit-
geschakeld, zelfs al is de schakelaar
niet ingedrukt
TRC is tijdelijk uitgeschakeld. Als de melding
niet verdwijnt, neem dan contact op met een
erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
QVoorwaarden voor werking Hill Start Assist
Control
Als aan de volgende vier voorwaarden wordt
voldaan, werkt de Hill Start Assist Control:
ODe selectiehendel staat in een andere stand
dan P of N (bij het vooruit/achteruit helling op
wegrijden)
ODe auto staat stil
OHet gaspedaal wordt niet ingetrapt
ODe parkeerrem is niet geactiveerd
OHet contact staat AAN
QAutomatisch uitschakelen van Hill Start
Assist Control
De Hill Start Assist Control wordt in de volgende
situaties uitgeschakeld:
ODe selectiehendel wordt in stand P of N gezet
OHet gaspedaal wordt ingetrapt
ODe parkeerrem wordt geactiveerd
OEr zijn maximaal 2 seconden verstreken nadat
het rempedaal is losgelaten.
OHet contact wordt UIT gezet.
QBijgeluiden en trillingen die worden veroor-
zaakt door ABS, Brake Assist, VSC, TRC en
Hill Start Assist Control
OHet is mogelijk dat u tijdens het starten van de
motor of bij het wegrijden een geluid in de
motorruimte hoort wanneer het rempedaal
herhaaldelijk wordt ingetrapt. Dit duidt niet op
een storing in een van deze systemen.
ODe volgende verschijnselen kunnen zich
voordoen als bovenstaande systemen in wer-
king zijn. Geen van deze verschijnselen duidt
op een storing.
Er kunnen trillingen gevoeld worden in de
carrosserie en de stuurinrichting.
Nadat de auto tot stilstand is gekomen, kan
het geluid van een elektromotor hoorbaar
zijn.
Auto's zonder Lexus Safety System+ A: Er kan
een lichte trilling in het rempedaal voelbaar
zijn als het antiblokkeersysteem geactiveerd
is.
Auto's zonder Lexus Safety System+ A: Het
rempedaal kan iets verder naar beneden
bewegen als het antiblokkeersysteem geacti-
veerd is.
QWerkingsgeluiden ECB
In de volgende gevallen zijn mogelijk werkings-
geluiden van de ECB te horen. Dit duidt echter
niet op een storing.
OWerkingsgeluiden vanuit de motorruimte die
zich voordoen wanneer het rempedaal wordt
bediend.
OWanneer het bestuurdersportier wordt
geopend, kan aan de voorzijde van de auto
een geluid hoorbaar zijn dat afkomstig is van
het remsysteem.
OWerkingsgeluiden vanuit de motorruimte die
zich voordoen wanneer nadat na het uitscha-
kelen van de motor een of twee minuten zijn
verstreken.
QGeluid EPS
Wanneer het stuurwiel bediend wordt, kan het
geluid van een elektromotor (zoemend geluid)
hoorbaar zijn. Dit is normaal en duidt niet op een
storing.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 324 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
325
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
QAutomatisch opnieuw inschakelen van de
TRC- en VSC-systemen
Als de TRC- en VSC-systemen zijn uitgescha-
keld, worden deze automatisch opnieuw inge-
schakeld in de volgende situaties:
OAls het contact UIT wordt gezet
OAls alleen het TRC-systeem wordt uitgescha-
keld, wordt de TRC weer ingeschakeld zodra
de rijsnelheid toeneemt
Als zowel het TRC- als het VSC-systeem is
uitgeschakeld, worden deze niet automatisch
weer ingeschakeld als de rijsnelheid toe-
neemt.
QGereduceerde bekrachtiging door het
EPS-systeem
De mate van bekrachtiging door het EPS-sys-
teem wordt gereduceerd om het systeem tegen
oververhitting te beschermen als er gedurende
langere tijd veel stuurbewegingen worden uitge-
voerd. Hierdoor kan de besturing zwaar aanvoe-
len. Draai, als dat het geval is, niet overmatig aan
het stuur of breng de auto tot stilstand en schakel
de motor uit. Het EPS-systeem moet binnen 10
minuten weer normaal werken.
QWerkingsvoorwaarden voor de automatisch
knipperende alarmknipperlichten achter
Als aan de volgende twee voorwaarden wordt
voldaan, werken de automatisch knipperende
alarmknipperlichten achter:
OHet snelheidsverschil tussen uw auto en het
achteropkomende voertuig ligt tussen onge-
veer 30 en 100 km/h.
OU rijdt met een snelheid van ongeveer 10
km/h of lager of met een willekeurige snelheid
met ingetrapt rempedaal.
QSituaties waarin de automatisch knippe-
rende alarmknipperlichten achter mogelijk
niet goed werken
OIn de volgende situaties signaleert het sys-
teem een achteropkomend voertuig mogelijk
niet goed:
Als de sensor niet goed is uitgelijnd doordat
de sensor of de omgeving ervan is blootge-
steld aan hevige schokken
Wanneer de sensor of de omgeving ervan op
de achterbumper is bedekt door modder,
sneeuw of ijs of wanneer er een sticker op is
geplakt
Bij het rijden op een nat wegdek als gevolg
van slecht weer, zoals zware regenval,
sneeuw, of mist
Bij het op- en afrijden van opeenvolgende
steile hellingen, zoals heuvels, dalingen in de
weg, enz.
Als het achteropkomende voertuig uw auto
niet recht van achteren nadert
Als het achteropkomende voertuig van onder
een hoek nadert
Als een auto plotseling opduikt achter uw
auto
Als het achteropkomende voertuig wordt
omgeven door andere voertuigen
Wanneer een fietsendrager of een ander
accessoire op de achterzijde van uw auto is
gemonteerd
OIn de volgende situaties werkt het systeem
mogelijk, zelfs als er geen kans op een aanrij-
ding is
Als de sensor niet goed is uitgelijnd doordat
de sensor of de omgeving ervan is blootge-
steld aan hevige schokken
Als uw auto wordt omgeven door andere
voertuigen
Als uw auto stopt om af te slaan op een krui-
sing, enz. en een voertuig uw auto recht van
achteren passeert
Als uw auto stilstaat langs de kant van de weg,
enz. en een voertuig vlak langs uw auto rijdt
Als een achteropkomend voertuig uw auto
dicht nadert voordat het u inhaalt
Als een achteropkomend voertuig uw auto
plotseling te dicht nadert
QAls “FHL Not Available” (FHL niet beschik-
baar) wordt weergegeven op het multi-infor-
matiedisplay
De functie automatisch knipperende alarmknip-
perlichten achter is onderbroken.
In dat geval zit er mogelijk ijs, sneeuw, modder,
enz. rond de sensor in de bumper. (Blz. 287)
Na het verwijderen van het ijs, de sneeuw, de
modder, enz. van de achterbumper moet het
systeem weer normaal gaan werken. Ook wer-
ken de sensoren mogelijk niet normaal bij
extreem warm of koud weer.
QVoorwaarden voor werking noodstopsignaal
Als aan de volgende voorwaarden wordt vol-
daan, werkt het noodstopsignaal:
ODe alarmknipperlichten zijn uit.
ODe werkelijke rijsnelheid is hoger dan 55
km/h.
OHet systeem oordeelt op basis van de decele-
ratie van de auto dat het om een noodstop
gaat.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 325 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
326 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
QAutomatisch uitschakelen van noodstopsig-
naal
Het noodstopsignaal wordt in de volgende situa-
ties uitgeschakeld:
ODe alarmknipperlichten worden ingescha-
keld.
OHet systeem oordeelt op basis van de decele-
ratie van de auto dat het niet om een nood-
stop gaat.
QWerkingsvoorwaarden Secondary Collision
Brake
Het systeem werkt als de airbagsensor een aan-
rijding signaleert terwijl de auto in beweging is.
Het systeem werkt echter niet onder de vol-
gende omstandigheden.
OAls wordt gereden met lage snelheid
OEr zijn componenten beschadigd
QAutomatisch uitschakelen Secondary Colli-
sion Brake
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld in
een van de volgende situaties.
ODe rijsnelheid is gedaald tot een bepaalde
snelheid
OEr verstrijkt een bepaalde tijd tijdens de wer-
king
OHet gaspedaal wordt flink ingetrapt.
WAARSCHUWING
QHet ABS werkt niet effectief als
ODe maximale grip van de banden over-
schreden wordt (bijvoorbeeld versleten
banden op een weg die bedekt is met
sneeuw).
OEr sprake is van aquaplaning bij hoge snel-
heid op een nat of glad wegdek.
QDe remweg met ABS in werking kan lan-
ger zijn dan onder normale omstandighe-
den
Het ABS is niet ontworpen om de remweg
van de auto te verkorten. Houd altijd vol-
doende afstand tot uw voorligger, met name
in de volgende gevallen:
OAls wordt gereden op wegen met grind,
zand en dergelijke, of op besneeuwde
wegen
OAls wordt gereden met sneeuwkettingen
OAls wordt gereden op slechte wegen
OAls wordt gereden over wegen met diepe
gaten of andere grote oneffenheden
QDe TRC/VSC werkt mogelijk niet effec-
tief als
Het insturen van de juiste richting en het
overbrengen van de aandrijfkracht kunnen op
een gladde weg niet onder alle omstandighe-
den gerealiseerd worden, zelfs niet als het
TRC/VSC-systeem in werking is. Rijd voor-
zichtig met de auto onder omstandigheden
waarbij de stabiliteit en de aandrijfkracht ver-
loren kunnen gaan.
QDe Hill Start Assist Control werkt niet
effectief wanneer
OVertrouw niet uitsluitend op de Hill Start
Assist Control. De Hill Start Assist Control
werkt mogelijk niet effectief op steile hellin-
gen en op met ijs bedekte wegen.
OIn tegenstelling tot de parkeerrem is de Hill
Start Assist Control niet bedoeld om de
auto gedurende langere tijd op zijn plaats
te houden. Gebruik de Hill Start Assist
Control niet om de auto op een helling op
zijn plaats te houden omdat dat kan leiden
tot een ongeval.
QAls de TRC/VSC is geactiveerd (auto's
zonder Lexus Safety System+ A)
Het controlelampje Traction Control knip-
pert. Rijd altijd voorzichtig. Roekeloos rijge-
drag kan leiden tot ongevallen. Wees bijzon-
der voorzichtig als het controlelampje knip-
pert.
QAls de TRC/ABS/VSC is geactiveerd
(auto's zonder Lexus Safety System+ A)
Het controlelampje Traction Control knip-
pert. Rijd altijd voorzichtig. Roekeloos rijge-
drag kan leiden tot ongevallen. Wees bijzon-
der voorzichtig als het controlelampje knip-
pert.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 326 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
327
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
WAARSCHUWING
QAls het TRC/VSC-systeem is uitgescha-
keld
Wees zeer voorzichtig en pas uw snelheid
aan de conditie van het wegdek aan. Schakel
de TRC en de VSC alleen in geval van nood
uit, aangezien deze systemen zorgdragen
voor de voertuigstabiliteit en het aandrijfver-
mogen.
QVervangen van banden
Controleer of alle banden dezelfde maat
hebben, van hetzelfde merk zijn en hetzelfde
profiel en draagvermogen hebben. Contro-
leer verder of alle banden de aanbevolen
spanning hebben.
Het ABS-, TRC- en VSC-systeem werken
niet goed als er verschillende banden onder
de auto gemonteerd zijn.
Neem contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige voor meer informatie
over het vervangen van de wielen of banden.
QOmgaan met banden en wielophanging
Problemen met de banden of wijzigingen aan
de wielophanging hebben een negatief effect
op de ondersteunende systemen en kunnen
een storing veroorzaken.
QSecondary Collision Brake
Vertrouw niet uitsluitend op de Secondary
Collision Brake. Dit systeem is ontworpen om
te helpen de kans op verdere schade ten
gevolge van een tweede aanrijding te verklei-
nen, maar het effect is afhankelijk van diverse
omstandigheden. Te veel vertrouwen op het
systeem kan dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg hebben.
QOmgaan met de radarsensor opzij achter
(auto's met automatisch knipperende
alarmknipperlichten achter)
Blz. 287
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 327 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
328 4-6. Rijtips
4-6.Rijtips
Gebruik vloeistoffen die geschikt zijn
voor winterse omstandigheden.
Motorolie
Koelvloeistof
Ruitensproeiervloeistof
Laat de toestand van de accu controle-
ren door een monteur.
Laat vier winterbanden onder uw auto
monteren of schaf een set sneeuwket-
tingen voor de achterwielen aan.*
Controleer of alle banden dezelfde maat heb-
ben en van hetzelfde merk zijn en controleer of
de sneeuwkettingen geschikt zijn voor de ban-
denmaat van uw auto.
*: Sneeuwkettingen kunnen niet worden
gemonteerd op auto's met voor- en achter-
banden van een verschillend formaat.
Rijden in de winter
Tref voor het aanbreken van de winter
de noodzakelijke voorbereidingen en
voer de benodigde controles uit. Pas
uw rijgedrag altijd aan de actuele
weersomstandigheden aan.
Voorbereiding voor de winter
WAARSCHUWING
QRijden met winterbanden
Neem om de kans op ongevallen te beperken
de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, kunt u de macht over het
stuur verliezen, wat kan leiden tot een onge-
val met dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
OGebruik winterbanden met de voorge-
schreven maat.
OZorg ervoor dat de bandenspanning aan
de specificatie voldoet.
ORijd niet harder dan de toegestane snel-
heid of harder dan de snelheidslimiet die
geldt voor de gebruikte winterbanden.
OMonteer winterbanden op alle wielen.
QBij het plaatsen van sneeuwkettingen
Schakel voor het plaatsen van sneeuwkettin-
gen alle functies van de wagenhoogterege-
ling van de elektronisch geregelde luchtve-
ring uit. Anders wijzigt de wagenhoogte
mogelijk tijdens het plaatsen van de sneeuw-
kettingen en kan een lichaamsdeel klem
komen te zitten onder de auto, waardoor let-
sel kan ontstaan. (Blz. 321)
QRijden met sneeuwkettingen
Neem om de kans op ongevallen te beperken
de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Anders kunnen een aanrijding en dodelijk of
ernstig letsel het gevolg zijn.
ORijd niet harder dan de maximaal toege-
stane snelheid voor de gebruikte sneeuw-
kettingen of niet harder dan 50 km/h,
afhankelijk van welke snelheid de laagste is.
OVermijd het rijden over slechte wegdekken
en over gaten.
OVermijd plotseling accelereren, abrupte
stuuracties, plotseling remmen en schakel-
handelingen die een plotselinge motor-
remwerking veroorzaken.
OMinder uw snelheid alvorens een bocht
aan te snijden zodanig, dat u zeker weet
dat de auto bestuurbaar blijft.
OGebruik het LTA-systeem (Lane Tracing
Assist) niet. (indien aanwezig)
OPMERKING
QRepareren of vervangen van winterban-
den
Laat winterbanden repareren of vervangen
door een erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige of
door een bandenspecialist.
Het verwijderen en plaatsen van winterban-
den heeft namelijk invloed op de werking van
de bandenspanningssensoren en -zenders.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 328 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
329
4
4-6. Rijtips
Rijden
Voer, afhankelijk van de omstandigheden,
de volgende handelingen uit:
Probeer een vastgevroren ruit niet met
kracht te openen en zet de ruitenwis-
sers niet aan als deze vastgevroren zijn.
Giet warm water over het bevroren
gedeelte om het ijs te laten smelten.
Veeg het water direct weg om te voor-
komen dat het bevriest.
Verwijder de eventueel aanwezige
sneeuw van de luchtinlaten voor de
voorruit om zeker te kunnen zijn van
een juiste werking van de aanjager van
het airconditioningsysteem.
Controleer of er sprake is van ijs- of
sneeuwophopingen op de verlichting
aan de buitenzijde, op het dak, aan de
onderzijde van de auto, rond de banden
of op de remmen, en verwijder deze
indien dat het geval is.
Verwijder sneeuw en modder van de
onderzijde van uw schoenen voordat u
in de auto stapt.
Verhoog de snelheid geleidelijk, houd een
veilige afstand tussen u en uw voorligger
en pas de snelheid aan de conditie van de
weg aan.
Parkeer de auto en zet de selectiehendel in
stand P, maar activeer de parkeerrem niet.
De parkeerrem kan vastvriezen en bij het
deactiveren niet vrij komen. Blokkeer bij
het parkeren van de auto de wielen zonder
de parkeerrem te gebruiken.
Het niet in acht nemen hiervan kan gevaarlijk
zijn omdat de auto onverwacht in beweging kan
komen, hetgeen kan leiden tot een ongeval.
Auto's met hetzelfde formaat voor- en
achterband
Gebruik de juiste maat sneeuwkettingen.
De maat van de sneeuwkettingen is afge-
stemd op de bandenmaat.
Zijketting (diameter 3 mm)
Dwarsketting (diameter 4 mm)
Auto's met een verschillend formaat
voor- en achterband
Er kunnen geen sneeuwkettingen worden
gemonteerd.
Gebruik in plaats daarvan winterbanden.
De wetgeving met betrekking tot het
gebruik van sneeuwkettingen verschilt per
land en per soort weg. Stel u op de hoogte
van lokale voorschriften alvorens sneeuw-
kettingen te monteren.
Voordat u met de auto gaat rijden
Tijdens het rijden
Bij het parkeren
Kiezen van sneeuwkettingen
Wetgeving met betrekking tot het
gebruik van sneeuwkettingen
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 329 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
330 4-6. Rijtips
QMonteren van sneeuwkettingen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht bij het monteren en verwijderen van
sneeuwkettingen:
OMonteer en verwijder de sneeuwkettingen op
een veilige locatie.
OMonteer de sneeuwkettingen op de achter-
wielen. Gebruik geen sneeuwkettingen om
de voorwielen.
OPlaats sneeuwkettingen zo strak mogelijk om
de achterwielen. Zet de sneeuwkettingen na
0,5 - 1 km opnieuw vast.
OMonteer de sneeuwkettingen volgens de
meegeleverde gebruiksaanwijzing.
Om de ruitenwissers voor te kunnen optil-
len wanneer er veel sneeuw of vorst wordt
verwacht, moeten de ruitenwissers voor
met de ruitenwisserhendel vanuit de rust-
stand in de servicestand gezet worden.
(Blz. 198)
OPMERKING
QMonteren van sneeuwkettingen
Als er sneeuwkettingen gemonteerd zijn,
werken de bandenspanningssensoren en
-zenders mogelijk niet goed.
Ruitenwissers voor
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 330 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
5
331
5
Voorzieningen in het interieur
Voorzieningen in
het interieur
.
5-1. Remote Touch/display
Remote Touch.....................................332
Centraal display.................................334
Multifunctioneel
bedieningspaneel achter............336
5-2. Lexus-klimaatregeling
Lexus-klimaatregeling ....................339
5-3. Gebruik van de airconditioning
en de achterruitverwarming
Automatische airconditioning
voor.......................................................341
Automatische airconditioning
achter..................................................352
Stuurwielverwarming/
stoelverwarming/
stoelventilatoren.............................355
5-4. Gebruik van de
interieurverlichting
Overzicht interieurverlichting.....359
5-5. Gebruik van de
opbergmogelijkheden
Overzicht van
opbergmogelijkheden.................363
Voorzieningen bagageruimte..... 368
5-6. Gebruik van de overige
voorzieningen in het interieur
Overige voorzieningen in
het interieur.......................................371
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 331 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
332 5-1. Remote Touch/display
5-1.Remote Touch/display
QToetsen
Toe ts M A P
Auto's met navigatiefunctie:
Druk op deze toets om de actuele positie van
de auto weer te geven.
Auto's zonder navigatiefunctie:
Druk op deze toets om het algemene kaart-
scherm weer te geven.
Toe ts M E N U
Druk op deze toets om het menuscherm weer
te geven.
Te r u g t oe t s
Druk op deze toets om het vorige scherm weer
te geven.
To u c h p a d
Beweeg uw vinger over de touchpad en ver-
plaats de aanwijzer om een functie, letter of
schermtoets te selecteren.
Druk op de touchpad om de geselecteerde
functie, letter of schermtoets in te voeren. Met
bepaalde bewegingen op de touchpad worden
functies uitgevoerd, zoals wijzigen van de
schaal van de kaart en scrollen door lijsten op
het scherm.
Subfunctietoets
Wanneer op het scherm wordt weerge-
geven, kunt u een aan het scherm toegewezen
functiescherm weergeven.
QGebruik van de touchpad
1Selecteren: Raak de touchpad aan om
de gewenste toets op het scherm te
selecteren.
2Invoeren: De schermtoetsen kunnen
worden geselecteerd door op de
touchpad te drukken of te dubbeltik-
ken. Zodra een toets wordt geselec-
teerd, wordt een ander scherm weer-
gegeven.
QBediening door aanraking
U kunt het systeem bedienen door de
touchpad met uw vinger aan te raken.
Remote Touch
De Remote Touch kan worden
gebruikt om het centrale display te
bedienen.
Raadpleeg de handleiding voor het
navigatie- en multimediasysteem voor
meer informatie over de Remote
To u c h .
Bediening Remote Touch
A
B
C
D
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 332 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
333
5
5-1. Remote Touch/display
Voorzieningen in het interieur
Uw vinger over de touchpad bewegen
Beweeg uw vinger over het oppervlak van de
touchpad. Zorg er daarbij voor dat uw vinger
de touchpad blijft aanraken. Met deze hande-
ling kunt u de cursor en de aanwijzer bewegen.
Dubbeltikken
Tik twee keer snel op de touchpad. Met deze
handeling kunt u de toets op het scherm selec-
teren.
Swipen
Snelle en korte beweging van uw vinger over de
touchpad. Met deze handeling kunt u het
scherm met de lijst bewegen.
Twee vingers naar elkaar toe bewe-
gen/twee vingers van elkaar af bewe-
gen
Schuif uw vingers op de touchpad naar elkaar
toe of van elkaar af. Met deze handeling kunt u
de schaal van de kaart wijzigen.
OPMERKING
QVoorkomen van beschadiging van de
Remote Touch
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht. Anders kan de Remote Touch bescha-
digd raken.
OZorg dat de Remote Touch niet in aanra-
king komt met voedsel, vloeistoffen, stic-
kers of brandende sigaretten.
OOefen geen grote kracht uit op de Remote
To u c h .
ODruk niet te hard op de touchpad en
gebruik geen scherp voorwerp om de
touchpad te bedienen.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 333 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
334 5-1. Remote Touch/display
QMenuscherm
Druk op de toets MENU van de Remote
Touch om het menuscherm weer te geven.
Dit systeem kan ook worden bediend via het
touchscreen. Raadpleeg voor meer informatie
de handleiding voor het navigatie- en multime-
diasysteem.
De in de afbeelding getoonde displays die-
nen slechts als voorbeeld en kunnen afwij-
ken van de werkelijke displays in de auto.
*1: Raadpleeg de handleiding voor het naviga-
tie- en multimediasysteem.
*2: Deze functie is in sommige uitvoeringen of
gebieden niet beschikbaar.
Centraal display
Overzicht centraal display
Schakelaar Functie
Hiermee kunt u het
scherm “Bestemming”
weergeven.*1, 2
Hiermee kunt u het audio-
bedieningsscherm weer-
geven.*1
Hiermee kunt u het
scherm voor hands-
free-bediening weerge-
ven.*1
Hiermee kunt u het
scherm “Apps” weerge-
ven.*1, 2
Hiermee kunt u het begin-
scherm van Apple
CarPlay weergeven.*1, 2
Hiermee kunt u het
scherm Android Auto
weergeven.*1, 2
Hiermee kunt u het infor-
matiescherm weerge-
ven.*1 (Blz. 94)
Hiermee kunt u het instel-
lingsscherm weergeven.*1
Hiermee kunt u het airco-
bedieningsscherm weer-
geven. (Blz. 343)
Schakelaar Functie
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 334 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
335
5
5-1. Remote Touch/display
Voorzieningen in het interieur
QDubbel scherm
Verschillende informatie kan worden weergegeven op het linker en het rechter scherm.
Het audiobedieningsscherm kan bijvoorbeeld worden weergegeven en bediend terwijl het
informatiescherm voor het brandstofverbruik wordt weergegeven. Het grote scherm aan
de linkerzijde van het display wordt het hoofdscherm genoemd en het kleine scherm aan
de rechterzijde wordt het nevenscherm genoemd.
QHoofdscherm
Zie voor meer informatie over de functies
en de bediening van het hoofdscherm het
desbetreffende hoofdstuk en de handlei-
ding voor het navigatie- en multimediasys-
teem.
QNevenscherm
Op het nevenscherm kunnen de volgende
functies worden weergegeven en bediend.
Selecteer of om het gewenste
scherm weer te geven.
Navigatiesysteem*
Audio*
Voertuiginformatie (Blz. 95)
Airconditioning (Blz. 347)
Nevenscherm weergeven/verbergen*
*: Raadpleeg de handleiding voor het naviga-
tie- en multimediasysteem.
QSchermweergave bij lage temperatuur
Als de buitentemperatuur extreem laag is, rea-
geert het scherm mogelijk trager, zelfs wanneer
de Remote Touch wordt bediend.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 335 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
336 5-1. Remote Touch/display
*: Indien aanwezig
QBeginscherm
Kies deze toets om het audiobedie-
ningsscherm weer te geven.
Raadpleeg de handleiding voor het navigatie-
en multimediasysteem.
Kies deze toets om het aircobedie-
ningsscherm achter weer te geven.
(Blz. 352, 356)
Kies deze toets om het scherm voor
het verstellen van de achterstoelen
weer te geven. (Blz. 127, 135, 137)
Kies deze toets om het bedienings-
scherm voor de stoelen met com-
fortsysteem (indien aanwezig) weer te
geven. (Blz. 129)
Kies deze toets om het bedienings-
scherm voor het zonnescherm ach-
ter/de interieurverlichting achter weer
te geven. (Blz. 360, 361, 375)
Kies deze toets om het instellings-
scherm voor het multifunctionele
bedieningspaneel achter weer te
geven. (Blz. 337)
Kies deze toets om het scherm met
sneltoetsen weer te geven/te verber-
gen.
Scherm met sneltoetsen
De onderstaande zaken kunnen worden inge-
steld of bediend:
Temperatuurinstelling airconditioning achter
(Blz. 352)
Stoelverwarming achter/stoelventilator ach-
ter (Blz. 356)
Audiosysteem
Raadpleeg de handleiding voor het navigatie-
en multimediasysteem.
Zonneschermen achterportieren/zonne-
schermen achterzijruiten/zonnescherm ach-
terruit (Blz. 375)
Toe t s
Druk op deze toets om het begin-
scherm weer te geven. Houd deze
toets ingedrukt om het scherm uit te
schakelen als het scherm is ingescha-
keld.
Multifunctioneel bedienings-
paneel achter*
Het in de armsteun achter ingebouwde
multifunctionele bedieningspaneel
achter kan worden gebruikt om het
audiosysteem, de airconditioning, de
stoel, de stoel met comfortsysteem, het
zonnescherm of de verlichting te
bedienen.
Overzicht multifunctioneel bedie-
ningspaneel achter
A
B
C
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 336 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
337
5
5-1. Remote Touch/display
Voorzieningen in het interieur
QInstellingsscherm multifunctioneel
bedieningspaneel achter
De instellingen voor de bediening van het
scherm en de helderheid van het scherm
kunnen worden aangepast.
Hiermee kunt u het scherm uitschake-
len.
Druk op de toets om het begin-
scherm weer te geven.
Hiermee kunt u de helderheid van het
scherm afstellen.
Hiermee kunt u het instellingsscherm
voor automatische schermwisseling
weergeven.
Hiermee kunt u het multifunctionele
bedieningspaneel achter vergrende-
len.
QInstellingsscherm automatische
schermverandering
Hiermee kunt u de functie automati-
sche schermwisseling in-/uitschakelen.
Hiermee kunt u instellen of het scherm
wisselt naar het beginscherm of wordt
uitgeschakeld als de functie automati-
sche schermwisseling in werking is.
Hiermee kunt u de tijd (10/30/60/120
seconden) instellen die het multifuncti-
onele bedieningspaneel achter inac-
tief moet zijn voordat de functie auto-
matische schermwisseling wordt geac-
tiveerd.
Druk op de toets bij uitgeschakeld
scherm om het scherm in te schakelen en het
vorige weergegeven scherm weer te geven.
Druk nogmaals op deze toets om het begin-
scherm weer te geven.
QOntgrendelen van het multifunctio-
nele bedieningspaneel achter
Houd uw vinger op tot de ontgrende-
lingsindicatoren ( ) volledig branden om
het multifunctionele bedieningspaneel
achter te ontgrendelen.
QBedienen van het multifunctionele bedie-
ningspaneel achter
OBedien het multifunctionele bedieningspaneel
achter alleen met een vingertop. Het multi-
functionele bedieningspaneel achter kan niet
worden bediend met een vingernagel, pen,
enz.
OBedien het multifunctionele bedieningspaneel
achter maar met één vinger. Het multifunctio-
nele bedieningspaneel achter kan niet wor-
den bediend met meerdere vingers.
A
B
C
D
A
A
B
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 337 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
338 5-1. Remote Touch/display
OAls een hand, vloeistof of voorwerp het multi-
functionele bedieningspaneel achter raakt
terwijl het contact in stand ACC of AAN
wordt gezet, werkt het bedieningspaneel
mogelijk niet goed. Verwijder in dat geval dat-
gene wat het multifunctionele bedie-
ningspaneel achter raakt en wacht ongeveer
30 seconden alvorens het weer te bedienen.
Als het multifunctionele bedieningspaneel
achter nog steeds niet kan worden bediend,
houd dan de knop ingedrukt om
het multifunctionele bedieningspaneel achter
uit te schakelen en druk vervolgens weer op
de knop om het weer in te schake-
len en te bedienen.
OIn de volgende situaties werkt het multifuncti-
onele bedieningspaneel achter mogelijk niet
goed:
Als u bij het bedienen van het paneel hand-
schoenen draagt, reageert het paneel moge-
lijk niet.
Als u het multifunctionele bedieningspaneel
achter bedient terwijl uw hand nat is.
Als er een screen cover of coating op het mul-
tifunctionele bedieningspaneel achter is aan-
gebracht.
Als het multifunctionele bedieningspaneel
achter vuil of nat is, werkt het mogelijk niet
goed of reageert het mogelijk niet.
Als het multifunctionele bedieningspaneel
achter elektromagnetische golven ontvangt,
werkt het mogelijk niet goed of reageert het
mogelijk niet.
Als een mobiele telefoon of een ander draad-
loos communicatie-apparaat in de buurt van
het multifunctionele bedieningspaneel achter
komt.
OAls een metalen object, zoals het volgende,
het multifunctionele bedieningspaneel achter
raakt of bedekt:
•Muntgeld
•Sleutels
Metalen portemonnees of tassen
Geïsoleerde magneetkaarten
Metaalfolie, zoals de binnenverpakking van
een sigarettenpakje
Wegwerphandwarmers
Discs, zoals een CD of DVD, kabels, zoals een
USB-kabel
Mobiele apparaten, zoals smartphones,
mobiele telefoons, tablets, enz.
OHoud het multifunctionele bedieningspaneel
achter altijd schoon. Als het multifunctionele
bedieningspaneel achter vuil is, werkt het
mogelijk niet goed. (Schakel bij het schoon-
maken van het multifunctionele bedie-
ningspaneel achter het scherm uit om onver-
wachtse bediening te voorkomen.)
OPMERKING
QSchade aan het multifunctionele bedie-
ningspaneel achter voorkomen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht. Anders kan het multifunctionele bedie-
ningspaneel achter beschadigd raken.
OZorg ervoor dat er geen vloeistoffen, zoals
dranken of regen, op het multifunctionele
bedieningspaneel achter terechtkomen,
omdat deze kortsluiting kunnen veroorza-
ken.
OGa niet op het multifunctionele bedie-
ningspaneel achter zitten en leg er geen
zware voorwerpen op.
ODruk niet te hard op het multifunctionele
bedieningspaneel achter en gebruik geen
scherp voorwerp om het paneel te bedie-
nen.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 338 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
339
5
5-2. Lexus-klimaatregeling
Voorzieningen in het interieur
5-2.Lexus-klimaatregeli ng
Selecteer .
De indicator op het bedieningsscherm voor de
Lexus-klimaatregeling gaat branden; de auto-
matische airconditioning, stoelverwarming,
stoelventilatoren en stuurwielverwarming wer-
ken in de automatische modus.
Wanneer een van de systemen handmatig
wordt bediend, dooft de indicator. Alle overige
functies blijven echter in de automatische
modus werken.
QWijzigen van het bedieningsscherm
voor de Lexus-klimaatregeling tussen
voor/achter (auto's met 4-ZONE-kli-
maatregeling)
Selecteer “Rear” (Achter) om het scherm
van de airconditioning achter weer te
geven.
Selecteer “Front” (Voor) om het scherm van de
airconditioning voor weer te geven.
QBij gebruik van de Lexus-klimaatregeling
De Lexus-klimaatregeling kan zowel via het sub-
functiemenu als via het bedieningsscherm voor
opties worden bediend. (Blz. 343)
QAutomatische airconditioning
(Blz. 341, 352)
De temperatuur kan voor elke zitplaats
afzonderlijk worden ingesteld.
QStoelverwarming en -ventilatoren
(indien aanwezig) (Blz. 355)
Verwarming of ventilatie wordt automa-
tisch geselecteerd overeenkomstig de
ingestelde temperatuur van de airconditio-
ning, de buitentemperatuur, enz.
Lexus-klimaatregeling
De stoelverwarming (indien aanwe-
zig), stoelventilatoren (indien aanwe-
zig) en stuurwielverwarming (indien
aanwezig) worden elk automatisch
geregeld overeenkomstig de inge-
stelde temperatuur van de airconditio-
ning, de buitentemperatuur, de tempe-
ratuur in de auto, enz. De Lexus-kli-
maatregeling zorgt voor comfortabele
omstandigheden zonder dat elk sys-
teem moet worden afgesteld.
Druk op de toets MENU van de
Remote Touch om het hoofdmenu
weer te geven en beweeg de cursor
naar om de sneltoetsen voor de
klimaatregeling weer te geven. Selec-
teer vervolgens om het bedie-
ningsscherm voor de Lexus-klimaatre-
geling weer te geven.
Lexus-klimaatregeling inschakelen Bediening van elk systeem
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 339 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
340 5-2. Lexus-klimaatregeling
QStuurwielverwarming (indien aanwe-
zig) (Blz. 355)
De stuurwielverwarming werkt automa-
tisch overeenkomstig de ingestelde tem-
peratuur van de airconditioning, de buiten-
temperatuur, enz.
QDetectiefunctie passagier
ODe stoelverwarming en -ventilator werken
automatisch als er een passagier is gesigna-
leerd op de voorpassagiersstoel.
ODe stoelverwarming en -ventilator werken
automatisch als er een passagier is gesigna-
leerd op een achterstoel. (auto's met elek-
trisch verstelbare achterstoelen)
QBediening stoelverwarming/stoelventilator
Wanneer de automatische modus is geselec-
teerd met de schakelaar voor de stoelverwar-
ming/stoelventilator, vindt er geen signalering
van passagiers plaats.
QWerking stoelverwarming achter (auto's
met DUAL-ZONE-klimaatregeling)
De stoelverwarming achter wordt niet geregeld
door de Lexus-klimaatregeling.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 340 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
341
5
5-3. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
Voorzieningen in het interieur
5-3.Gebruik van de aircondition ing en de achterruit verwarming
Schakelaar temperatuurregeling links
Schakelaar automatische modus
Schakelaar OFF
Schakelaar verlagen aanjagersnelheid
Schakelaar verhogen aanjagersnelheid
Schakelaar voorruitverwarming
Schakelaar achterruit- en buitenspiegelverwarming
Schakelaar buitenlucht-/recirculatiemodus
Schakelaar temperatuurregeling rechts
QInstellen van de temperatuur
Druk op het bovenste deel van de schake-
laar voor de temperatuurregeling om de
temperatuur te verhogen en op het onder-
ste deel om de temperatuur te verlagen.
QInstellen van de aanjagersnelheid
Bedien de schakelaar om de aanja-
gersnelheid te verhogen en de schakelaar
om de aanjagersnelheid te verlagen.
Automatische airconditioning voor
De uitstroomopeningen waaruit de lucht komt en de aanjagersnelheid worden auto-
matisch geregeld op basis van de gekozen temperatuur.
Druk op de toets MENU van de Remote Touch om het hoofdmenu weer te geven en
beweeg de cursor naar om de sneltoetsen voor de klimaatregeling weer te
geven. Selecteer vervolgens om het aircobedieningsscherm weer te geven.
Het airconditioningsysteem kan worden weergegeven en bediend op het neven-
scherm.
Bedieningspaneel airconditioning
A
B
C
D
E
F
G
H
I
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 341 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
342 5-3. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
Druk op de schakelaar OFF om de aanjager uit
te schakelen.
QWijzigen van de luchtcirculatiemodus
Blz. 343
QSchakelen tussen buitenluchtmodus
en recirculatiemodus
Druk op de schakelaar buitenlucht-/recir-
culatiemodus.
De modus verandert telkens wanneer de scha-
kelaar wordt ingedrukt als volgt:
automatische modus (buitenlucht-
modus) (recirculatiemodus)
automatische modus
Wanneer de automatische modus wordt inge-
schakeld, werkt de airconditioning automatisch.
QOntwasemen van de voorruit
De ruitverwarming wordt gebruikt om de
voorruit en de zijruiten voor te ontwase-
men.
Druk op de schakelaar voor de voorruit-
verwarming.
Zet, als de recirculatiemodus is ingeschakeld,
de schakelaar voor de buitenlucht-/recirculatie-
modus in de buitenluchtmodus. (Mogelijk gaat
dit automatisch.)
Verhoog de aanjagersnelheid en de tempera-
tuur om de voorruit en zijruiten snel te ontwase-
men.
Druk wanneer de voorruit is ontwasemd nog-
maals op de schakelaar voor de voorruitver-
warming om terug te keren naar de vorige
modus.
QOntwasemen van de achterruit en bui-
tenspiegels
De achterruit- en buitenspiegelverwar-
ming worden gebruikt om de achterruit te
ontwasemen en om regendruppels, dauw
en ijs van de buitenspiegels te verwijderen.
Druk op de schakelaar voor de achterruit-
en buitenspiegelverwarming.
De achterruit- en buitenspiegelverwarming
wordt na een tijdje automatisch uitgeschakeld.
De duur van de werking varieert en is afhanke-
lijk van de buitentemperatuur en de rijsnelheid.
QPersoonlijke voorkeursinstellingen
aanjager
Blz. 348
QVoorruitverwarming (indien aanwe-
zig)
Blz. 348
QBeslaan van de ruiten
Wanneer de luchtvochtigheid in de auto hoog is,
zullen de ruiten gemakkelijk beslaan. Als u A/C
inschakelt, wordt de lucht die via de uitstroom-
openingen stroomt, ontvochtigd en wordt de
voorruit efficiënt ontwasemd.
OAls u A/C uitschakelt, zullen de ruiten moge-
lijk sneller beslaan.
ODe ruiten zullen mogelijk beslaan als de recir-
culatiemodus is ingeschakeld.
QBij het rijden op stoffige wegen
Sluit alle ruiten. Als er na het sluiten van de ruiten
nog altijd stof wordt aangezogen, zet dan de
luchttoevoerregeling in de buitenluchtmodus en
schakel de aanjager in.
QBuitenlucht-/recirculatiemodus
OHet wordt aangeraden om de recirculatiemo-
dus tijdelijk in te schakelen om te voorkomen
dat er vuile lucht wordt aangevoerd en om de
auto te helpen koelen wanneer het buiten
warm is.
OMogelijk wordt de buitenluchtmodus/recircu-
latiemodus automatisch ingeschakeld afhan-
kelijk van de ingestelde temperatuur of de
temperatuur in de auto.
QRegistreren van instellingen van airconditio-
ning in elektronische sleutels
OAls u de auto ontgrendelt met een elektroni-
sche sleutel en het contact AAN zet, keert de
airconditioning automatisch terug naar de
instellingen die in die elektronische sleutel zijn
opgeslagen.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 342 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
343
5
5-3. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
Voorzieningen in het interieur
OAls het contact UIT wordt gezet, worden de
huidige instellingen van de airconditioning
automatisch opgeslagen in de elektronische
sleutel die is gebruikt om de auto te ontgren-
delen.
OHet systeem werkt mogelijk niet correct als er
meer dan een elektronische sleutel in de
buurt is of als het Smart entry-systeem met
startknop is gebruikt om het passagiersportier
te ontgrendelen.
ODe portieren waarmee de instellingen van de
airconditioning kunnen worden opgeroepen*
wanneer ze via het Smart entry-systeem met
startknop worden ontgrendeld, kunnen wor-
den gewijzigd. Neem voor meer informatie
contact op met een erkende Lexus-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
*: Tegelijkertijd wordt gewijzigd met welke por-
tieren het ergonomisch geheugen naar de
opgeslagen instellingen terugkeert.
QWerking van de airconditioning in de
ECO-rijmodus
In de ECO-rijmodus wordt de airconditioning
als volgt bediend voor een laag brandstofver-
bruik:
OHet motortoerental en de werking van de
compressor worden geregeld om de ver-
warm-/koelcapaciteit te beperken
OWanneer de automatische modus is gekozen,
wordt de aanjagersnelheid beperkt
Doe het volgende om de prestaties van de air-
conditioning te verbeteren:
OWijzig de aanjagersnelheid
OSchakel de ECO-rijmodus uit (Blz. 316)
QWanneer de buitentemperatuur tot bijna
0°C daalt
De ontvochtigingsfunctie werkt mogelijk niet,
ook niet als A/C wordt geselecteerd.
QGeuren ventilatie en airconditioning
OZet de airconditioning in de buitenluchtmo-
dus om frisse lucht binnen te laten.
OTijdens het gebruik kunnen verschillende geu-
ren van binnen en buiten de auto in het aircon-
ditioningsysteem terechtkomen. Dit kan tot
gevolg hebben dat de lucht die uit de uit-
stroomopeningen komt niet lekker ruikt.
OHet voorkomen van mogelijke geuren:
We raden u aan het airconditioningsysteem in
de buitenluchtmodus te zetten voordat u de
motor uitschakelt.
Mogelijk wordt het inschakelen van de aanja-
ger direct nadat de airconditioning in de auto-
matische modus of de pollenverwijderings-
modus wordt ingeschakeld even vertraagd.
OBij het parkeren schakelt het systeem automa-
tisch de buitenluchtmodus in voor een betere
luchtcirculatie in de auto, wat helpt om geuren
bij het starten van de auto te verminderen.
QInterieurfilter
Blz. 417
QPersoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. (Blz. 476)
QHoofdbedieningsscherm
U kunt met de touchpad van de Remote
Touch de toets op het scherm selecteren.
Dit systeem kan ook worden bediend via het
touchscreen.
WAARSCHUWING
QVoorkomen dat de voorruit beslaat
Gebruik de schakelaar voor de voorruitont-
waseming niet in combinatie met koele lucht
bij zeer vochtig weer. Het verschil tussen de
buitentemperatuur en de temperatuur van de
voorruit zorgt ervoor dat de buitenkant van
de voorruit beslaat, waardoor het zicht wordt
belemmerd.
QAls de buitenspiegelverwarming inge-
schakeld is
Raak het oppervlak van de buitenspiegels
niet aan, omdat dit heet kan worden en
brandwonden kan veroorzaken.
OPMERKING
QVoorkomen van ontlading van de accu
Laat, als de motor niet draait, de airconditio-
ning niet langer ingeschakeld dan noodzake-
lijk is.
Aircobedieningsscherm
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 343 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
344 5-3. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
Auto's met DUAL-ZONE-klimaatrege-
ling
Submenu
Het submenu-item selecteren om over te scha-
kelen naar het hoofdscherm.
: Weergeven van het aircobedienings-
scherm
: Weergeven van het bedieningsscherm
voor de stuurwielverwarming/stoelverwarming
voor/stoelventilator voor (indien aanwezig)
: Weergeven van het bedieningsscherm
voor de stoelverwarming achter/stoelventilator
achter (indien aanwezig)
: Weergeven van het bedieningsscherm
voor de Lexus-klimaatregeling
: Weergeven van het bedieningsscherm
voor de opties
Instellen van de temperatuur voor de
stoel links
Wijzigen van de instelling van de aan-
jagersnelheid
Selecteren van de luchtcirculatiemo-
dus
: Er stroomt lucht naar het bovenlichaam
: Er stroomt lucht naar het bovenlichaam
en de voeten
: Er stroomt lucht naar de voeten
: Er stroomt lucht naar de voeten en de
voorruitverwarming is in werking
Instellen van de temperatuur voor de
stoel rechts
In- en uitschakelen van de volgende
functies
A/C: In-/uitschakelen van de koel- en ontvoch-
tigingsfunctie
Als het controlelampje uitstaat, blaast het sys-
teem lucht met de omgevingstemperatuur of
verwarmde lucht in het interieur.
: Selecteer geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voorstoel (S-FLOW)
(Blz. 349)
: Wijzigen van de instelling van de aan-
jagersnelheid tijdens bediening in de automati-
sche modus (persoonlijke voorkeursinstellingen
aanjager)
: Lexus-klimaatregeling instellen
(Blz. 339)
DUAL: Afzonderlijk instellen van de tempera-
tuur voor de bestuurder en voor de voorpassa-
gier (DUAL-modus) (Blz. 350)
Auto's met 4-ZONE-klimaatregeling
Submenu
Het submenu-item selecteren om over te scha-
kelen naar het hoofdscherm.
A
B
C
D
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 344 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
345
5
5-3. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
Voorzieningen in het interieur
: Weergeven van het aircobedienings-
scherm voor
: Weergeven van het bedieningsscherm
voor de stuurwielverwarming/stoelverwarming
voor/stoelventilator voor
: Weergeven van het aircobedienings-
scherm achter
: Weergeven van het bedieningsscherm
voor de stoelverwarming achter/stoelventilator
achter
: Weergeven van het bedieningsscherm
voor de Lexus-klimaatregeling
: Weergeven van het bedieningsscherm
voor de opties
Instellen van de temperatuur voor de
stoel links
Selecteren van de luchtcirculatiemo-
dus voor de stoel rechts
: Er stroomt lucht naar het bovenlichaam
: Er stroomt lucht naar het bovenlichaam
en de voeten
: Er stroomt lucht naar de voeten
: Er stroomt lucht naar de voeten en de
voorruitverwarming is in werking
Selecteren van de luchtcirculatiemo-
dus voor de stoel links
Wijzigen van de instelling van de aan-
jagersnelheid
In- en uitschakelen van de volgende
functies
A/C: In-/uitschakelen van de koel- en ontvoch-
tigingsfunctie
Als het controlelampje uitstaat, blaast het sys-
teem lucht met de omgevingstemperatuur of
verwarmde lucht in het interieur.
: Selecteer geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voorstoel (S-FLOW)
(Blz. 349)
: Wijzigen van de instelling van de aan-
jagersnelheid tijdens bediening in de automati-
sche modus (persoonlijke voorkeursinstellingen
aanjager)
: Lexus-klimaatregeling instellen
(Blz. 339)
4-ZONE: Afzonderlijk regelen van de tempe-
ratuur voor de bestuurder, voor de voorpassa-
gier en voor de achterpassagiers links en rechts
(4-ZONE-modus) (Blz. 350)
Instellen van de temperatuur voor de
stoel rechts
QBedieningsscherm voor opties
Selecteer in het submenu om het
bedieningsscherm voor opties weer te
geven.
De functies kunnen in en uit worden gescha-
keld.
Wanneer de functie is ingeschakeld, gaat de
indicator op het scherm branden.
B
C
D
E
F
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 345 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
346 5-3. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
Auto's met DUAL-ZONE-klimaatrege-
ling
Lexus-klimaatregeling instellen
(Blz. 339)
Afzonderlijk instellen van de tempera-
tuur voor de bestuurder en de voor-
passagier (DUAL-modus)
(Blz. 350)
Koel- en ontvochtigingsfunctie
Als het A/C-controlelampje uitstaat, blaast het
systeem lucht met de omgevingstemperatuur of
verwarmde lucht in het interieur.
nanoe™ X*-systeem aan/uit
Selecteer geconcentreerde luchtcir-
culatiemodus voorstoel (S-FLOW)
(Blz. 349)
Voorkomen van ijsvorming op de voor-
ruit en de ruitenwisserbladen (voor-
ruitverwarming) (indien aanwezig)
Verwijderen van pollen uit de lucht
(pollenverwijderingsmodus)
*: nanoe™ en het nanoe™-symbool zijn han-
delsmerken van Panasonic Corporation.
Auto's met 4-ZONE-klimaatregeling
Lexus-klimaatregeling instellen
(Blz. 339)
Afzonderlijk regelen van de tempera-
tuur voor de bestuurder, de voorpassa-
gier en de achterpassagiers
(4-ZONE-modus) (Blz. 350)
Koel- en ontvochtigingsfunctie
Als het A/C-controlelampje uitstaat, blaast het
systeem lucht met de omgevingstemperatuur of
verwarmde lucht in het interieur.
nanoe™ X*-systeem aan/uit
Selecteer geconcentreerde luchtcir-
culatiemodus voorstoel (S-FLOW)
(Blz. 349)
Voorkomen van ijsvorming op de voor-
ruit en de ruitenwisserbladen (voor-
ruitverwarming) (indien aanwezig)
Verwijderen van pollen uit de lucht
(pollenverwijderingsmodus)
*: nanoe™ en het nanoe™-symbool zijn han-
delsmerken van Panasonic Corporation.
A
B
C
D
E
F
G
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 346 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
347
5
5-3. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
Voorzieningen in het interieur
QNevenscherm
Auto's met DUAL-ZONE-klimaatrege-
ling
Weergeven van het bedieningsscherm
voor de stoelverwarming voor/stoel-
ventilatoren voor (Blz. 355)
Wijzigen van de instelling van de aan-
jagersnelheid
Selecteren van de luchtcirculatiemo-
dus
Hiermee kunt u de koel- en ontvochti-
gingsfunctie in-/uitschakelen
Als het controlelampje uitstaat, blaast het sys-
teem lucht met de omgevingstemperatuur of
verwarmde lucht in het interieur.
Selecteer geconcentreerde luchtcir-
culatiemodus voorstoel (S-FLOW)
(Blz. 349)
Afzonderlijk instellen van de tempera-
tuur voor de bestuurder en de voor-
passagier (DUAL-modus)
(Blz. 350)
Lexus-klimaatregeling instellen
(Blz. 339)
Auto's met 4-ZONE-klimaatregeling
Weergeven van het bedieningsscherm
voor de stoelverwarming voor/stoel-
ventilatoren voor (Blz. 355)
Selecteren van de luchtcirculatiemo-
dus voor de stoel links
Wijzigen van de instelling van de aan-
jagersnelheid
Selecteren van de luchtcirculatiemo-
dus voor de stoel rechts
Hiermee kunt u de koel- en ontvochti-
gingsfunctie in-/uitschakelen
Als het controlelampje uitstaat, blaast het sys-
teem lucht met de omgevingstemperatuur of
verwarmde lucht in het interieur.
Selecteer geconcentreerde luchtcir-
culatiemodus voorstoel (S-FLOW)
(Blz. 349)
Afzonderlijk regelen van de tempera-
tuur voor de bestuurder, de voorpassa-
gier en de achterpassagiers
(4-ZONE-modus) (Blz. 350)
Lexus-klimaatregeling instellen
(Blz. 339)
A
B
C
D
E
F
G
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 347 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
348 5-3. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
QPersoonlijke voorkeursinstellingen aanjager
De instelling van de aanjagersnelheid tijdens
bediening in de automatische modus kan aan de
persoonlijke voorkeur worden aangepast.
Elke keer als de toets wordt geselec-
teerd, verandert de instellingsmodus voor de
aanjagersnelheid als volgt.
NORMAL (normaal) ECO FAST (snel)
NORMAL (normaal)
QVoorruitverwarming (indien aanwezig)
Dit systeem wordt gebruikt om ijsvorming op de
voorruit en de ruitenwissers te voorkomen.
De voorruitverwarming wordt na een tijdje auto-
matisch uitgeschakeld.
QPollenverwijderingsmodus
Van de buitenluchtmodus wordt overgeschakeld
naar (recirculatiemodus). Pollen wor-
den verwijderd en de luchtstroom wordt naar
het bovenlichaam geleid.
Normaal gesproken wordt het systeem na een
tijdje automatisch uitgeschakeld.
Om te voorkomen dat de voorruit beslaat als de
temperatuur van de buitenlucht laag is, treedt de
ontvochtigingsfunctie mogelijk in werking of
wordt er niet overgeschakeld naar
(recirculatiemodus).
De pollen worden ook uitgefilterd als de pollen-
verwijderingsmodus uitgeschakeld is.
Qnanoe™ X*1-systeem
Deze auto is uitgerust met een biocide.
Geïoniseerde lucht die wordt gegenereerd door
een apparaat in de auto zuivert de lucht in het
interieur door bacteriën te onderdrukken.
Actieve stoffen: Vrije radicalen die ter plekke
worden gegenereerd uit omgevingslucht of
water.
nanoe™ levert gezuiverde lucht door elektrisch
geladen waterdeeltjes via de middelste uit-
stroomopening voor aan bestuurderszijde te
verspreiden*2.
OAls de aanjager wordt ingeschakeld en
nanoe™ X wordt gekozen op het bedienings-
scherm voor opties, wordt het nanoe™ X-sys-
teem geactiveerd.
OAls de aanjager werkt onder de volgende
condities, werkt het systeem optimaal. Als niet
voldaan wordt aan de volgende condities, is
de werking beperkt.
De uitstroomopeningen of
worden gebruikt.
De middelste uitstroomopening voor aan
bestuurderszijde is open.
OAls er nanoe™ X gegenereerd wordt, komt er
een kleine hoeveelheid ozon vrij die onder
sommige omstandigheden te ruiken is. De
concentratie is ongeveer gelijk aan die in de
vrije natuur voorkomt, bijvoorbeeld in het bos,
en heeft geen invloed op het menselijk
lichaam.
OAls het systeem in werking is, kan er een licht
geluid hoorbaar zijn. Dit duidt niet op een sto-
ring.
*1: nanoe™ X is een nanoe™-generator.
*2: Afhankelijk van de temperatuur en de lucht-
vochtigheid, de aanjagersnelheid en de rich-
ting van de luchtstroom, kan het zijn dat het
nanoe™-systeem niet op volle kracht werkt.
WAARSCHUWING
QVoorkomen van brandwonden (auto's met
voorruitverwarming)
Raak het onderste deel van de voorruit en de
gedeeltes bij de voorstijlen niet aan wanneer
de voorruitverwarming is ingeschakeld.
Qnanoe™ X
Demonteer de generator niet en probeer
hem ook niet te repareren aangezien hij
hoogspanningsonderdelen bevat. Neem con-
tact op met een erkende Lexus-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige als de generator gerepareerd moet
worden.
OPMERKING
QVoorkomen van beschadiging van
nanoe™ X
Steek geen voorwerpen in de uitstroomope-
ning aan bestuurderszijde, bevestig niets aan
de uitstroomopening en gebruik in de omge-
ving van de uitstroomopening geen sprays.
Deze handelingen kunnen ertoe leiden dat de
generator niet goed werkt.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 348 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
349
5
5-3. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
Voorzieningen in het interieur
1Druk op de schakelaar voor de auto-
matische modus.
2Druk op de schakelaar voor de buiten-
lucht-/recirculatiemodus om de auto-
matische luchttoevoerregeling te
selecteren.
De airconditioning schakelt automatisch tussen
de buitenluchtmodus en de recirculatiemodus.
3Wijzig de ingestelde temperatuur.
4Druk op de schakelaar OFF om de
procedure te beëindigen.
Als de instelling van de aanjagersnelheid of de
luchtcirculatiemodi worden bediend, dooft het
controlelampje van de automatische modus. De
automatische modus blijft echter ingeschakeld
voor de andere functies dan die worden
bediend.
QGebruik van de automatische modus
De aanjagersnelheid wordt automatisch gere-
geld op basis van de gekozen temperatuur en de
omgevingscondities.
Direct na het indrukken van de schakelaar voor
de automatische modus of AUTO kan de aanja-
ger even worden uitgeschakeld tot er voldoende
warme of koude lucht voorhanden is.
Als gevolg van zonlicht kan er koude lucht
rondom het bovenlichaam worden verspreid als
de verwarming is ingeschakeld.
QAutomatische modus voor luchtinlaatrege-
ling
In de automatische modus signaleert het sys-
teem of er in de aangevoerde lucht uitlaatgassen
en andere verontreinigingen aanwezig zijn. Als
dat het geval is, schakelt het systeem automa-
tisch tussen de buitenluchtmodus en de recircu-
latiemodus.
Als de ontvochtigingsfunctie uitgeschakeld is en
de aanjager in werking is, zal door het kiezen van
de automatische modus de ontvochtigingsfunc-
tie worden ingeschakeld.
Deze functie regelt automatisch de lucht-
circulatie van de airconditioning, zodat pri-
oriteit wordt gegeven aan de voorstoelen.
Wanneer de voorpassagiersstoel niet
bezet is, stroomt er mogelijk alleen lucht
naar de bestuurdersstoel. Onnodig
gebruik van de airconditioning wordt
onderdrukt, wat zorgt voor een lager
brandstofverbruik.
De geconcentreerde luchtcirculatiemo-
dus voor de voorstoel werkt in de volgende
situaties:
Er worden geen passagiers gesigna-
leerd op de achterstoelen
De voorruitverwarming is niet in wer-
king
De pollenverwijderingsmodus is niet in
werking
Als de functie in werking is, brandt het con-
trolelampje.
QGeconcentreerde luchtcirculatiemo-
dus voorstoel handmatig in-/uitscha-
kelen
Wanneer de geconcentreerde luchtcircu-
latiemodus voor de voorstoel is ingescha-
keld, kan met de schakelaar worden inge-
steld of de lucht alleen naar de voorstoelen
moet stromen of naar alle stoelen. Wan-
neer de modus handmatig wordt bediend,
stopt de automatische regeling van de
luchtcirculatie.
Selecteer op het bedienings-
scherm voor de opties (Blz. 345) en stel
de luchtcirculatie in.
Gebruik van de automatische
modus
Geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voorstoel
(S-FLOW-modus)
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 349 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
350 5-3. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
Indicator brandt: luchtstroom alleen
naar de voorstoelen
Indicator is uit: luchtstroom naar alle
stoelen.
QWerking van de automatische luchtcircula-
tie
OVoor het behoud van een comfortabel interi-
eur kan de luchtstroom, direct nadat de motor
is gestart en op andere momenten, afhankelijk
van de buitentemperatuur, naar stoelen zon-
der passagiers worden geleid.
OAls, nadat de motor is gestart, passagiers in de
auto van plaats veranderen of in of uit de auto
stappen, kan het systeem de aanwezigheid
van passagiers niet goed bepalen en werkt de
automatische regeling van de luchtcirculatie
niet.
QHandmatige regeling van de luchtcirculatie
Zelfs wanneer de functie handmatig wordt inge-
steld om de luchtstroom alleen naar de voor-
stoelen te leiden, wordt mogelijk automatisch
lucht naar alle stoelen geleid wanneer een ach-
terstoel bezet is.
QTerugkeren naar automatische luchtcircula-
tie
1Zet het contact UIT terwijl het controle-
lampje uit is.
2Wacht ten minste 60 minuten en zet het
contact AAN.
Auto's met DUAL-ZONE-klimaatrege-
ling
Voer een van de volgende procedures uit
om de DUAL-modus in te schakelen:
Selecteer DUAL op het hoofdbedie-
ningsscherm voor de opties.
(Blz. 343)
Selecteer DUAL op het bedienings-
scherm voor de opties.
Wijzig de ingestelde temperatuur aan
passagierszijde.
Als de DUAL-modus is ingeschakeld, gaat de
indicator op het hoofdbedieningsscherm bran-
den.
Auto's met 4-ZONE-klimaatregeling
Voer een van de volgende procedures uit
om de 4-ZONE-modus in te schakelen:
Selecteer 4-ZONE op het hoofdbedie-
ningsscherm. (Blz. 343)
Selecteer 4-ZONE op het bedienings-
scherm voor de opties.
Stel de temperatuur van een passa-
giersstoel in.
Als de 4-ZONE-modus is ingeschakeld, brandt
het controlelampje op het hoofdbedienings-
scherm.
QPlaats van uitstroomopeningen
De uitstroomopeningen en luchthoeveel-
heid veranderen overeenkomstig de gese-
lecteerde luchtcirculatiemodus.
Afzonderlijk instellen van de
temperatuur voor de bestuurder en
voor de passagiers
Overzicht en bediening
uitstroomopeningen
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 350 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
351
5
5-3. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
Voorzieningen in het interieur
QAfstellen van de stand en de mate van
opening van de uitstroomopeningen
Midden voor/opzij voor
1Richt de luchtstroom naar links of
rechts, boven of beneden
2Draai de knop om de uitstroomope-
ning te openen of te sluiten
Midden achter/zijkant achter
1Richt de luchtstroom naar links of
rechts, boven of beneden
2Draai de knop om de uitstroomope-
ning te openen of te sluiten
WAARSCHUWING
QVoorkomen van onjuiste werking van de
voorruitverwarming
Plaats geen voorwerpen op het dashboard
die de uitstroomopeningen kunnen bedek-
ken. Anders raakt de luchtstroom mogelijk
geblokkeerd, waardoor de voorruitverwar-
ming de voorruit niet kan ontwasemen.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 351 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
352 5-3. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
*: Indien aanwezig
QCentraal display
Druk op de toets MENU van de Remote
Touch om het hoofdmenu weer te geven
en beweeg de cursor naar om de
sneltoetsen voor de klimaatregeling weer
te geven. Selecteer vervolgens om
het aircobedieningsscherm achter weer te
geven.
Dit systeem kan ook worden bediend via het
touchscreen.
Instellen van de temperatuur voor de
achterstoel links
Selecteren van de luchtcirculatiemo-
dus voor de achterstoel links
: Er stroomt lucht naar het bovenlichaam
: Er stroomt lucht naar het bovenlichaam
en de voeten
: Er stroomt lucht naar de voeten
Wijzigen van de instelling van de aan-
jagersnelheid voor de achterstoelen
Selecteren van de luchtcirculatiemo-
dus voor de achterstoel rechts
Instellen van de temperatuur voor de
achterstoel rechts
In- en uitschakelen van de volgende
functies
“REAR off” (achter uit): uitschakelen van de
stoelventilatoren achter
“REAR AUTO” (achter automatisch): in-/uit-
schakelen van de automatische modus voor de
achterstoelen (Blz. 353)
: Schakelt de bediening van de aircon-
ditioning achter uit via het multifunctionele
bedieningspaneel achter
QMultifunctioneel bedieningspaneel
achter
Kies “Climate” (klimaatregeling) op het
beginscherm om het aircobedienings-
scherm achter weer te geven.
(Blz. 336)
Sommige functies van de airconditioning
achter kunnen ook worden bediend via het
scherm met sneltoetsen.
Het multifunctionele bedieningspaneel achter
kan niet worden gebruikt om de airconditioning
achter te bedienen als de functie is uitgescha-
keld.
Automatische airconditioning
achter*
De uitstroomopeningen en de aanja-
gersnelheid worden automatisch gere-
geld op basis van de ingestelde tempe-
ratuur.
De airconditioning achter kan worden
bediend via het centrale display en het
multifunctionele bedieningspaneel
achter.
Bedieningsscherm airconditioning
achter
A
B
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 352 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
353
5
5-3. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
Voorzieningen in het interieur
Bedieningsscherm airconditioning ach-
ter
Instellen van de temperatuur voor de
achterstoel links
Selecteren van de luchtcirculatiemo-
dus voor de achterstoel links
: Er stroomt lucht naar het bovenlichaam
: Er stroomt lucht naar het bovenlichaam en
de voeten
: Er stroomt lucht naar de voeten
In-/uitschakelen van de automatische
modus voor de achterstoelen
(Blz. 353)
Selecteren van de luchtcirculatiemo-
dus voor de achterstoel rechts
Uitschakelen van de stoelventilatoren
achter
Instellen van de temperatuur voor de
achterstoel rechts
Wijzigen van de instelling van de aan-
jagersnelheid voor de achterstoelen
Scherm met sneltoetsen
Instellen van de temperatuur voor de
achterstoel links
Instellen van de temperatuur voor de
achterstoel rechts
Centraal display
1Selecteer REAR AUTO op het airco-
bedieningsscherm achter.
(Blz. 352)
2Selecteer REAR Off op het aircobe-
dieningsscherm achter om de werking
te beëindigen. (Blz. 352)
Als de instelling van de aanjagersnelheid of
de luchtcirculatiemodi worden bediend,
dooft het controlelampje van de automati-
sche modus. De automatische modus blijft
echter ingeschakeld voor de andere func-
ties dan die worden bediend.
Multifunctioneel bedieningspaneel ach-
ter
1Selecteer AUTO op het aircobedie-
ningsscherm achter. (Blz. 352)
2Selecteer OFF op het aircobedie-
ningsscherm achter om de werking te
beëindigen. (Blz. 352)
A
B
C
D
E
F
G
Gebruik van de automatische
modus
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 353 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
354 5-3. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
Als de instelling van de aanjagersnelheid of
de luchtcirculatiemodi worden bediend,
dooft het controlelampje van de automati-
sche modus. De automatische modus blijft
echter ingeschakeld voor de andere func-
ties dan die worden bediend.
QGebruik van de automatische modus
De aanjagersnelheid wordt automatisch gere-
geld op basis van de gekozen temperatuur en de
omgevingscondities.
Daardoor kan de aanjager direct na het selecte-
ren van REAR AUTO of het indrukken van
AUTO even worden uitgeschakeld totdat er vol-
doende warme of koude lucht voorhanden is.
Als gevolg van zonlicht kan er koude lucht
rondom het bovenlichaam worden verspreid als
de verwarming is ingeschakeld.
De temperatuurinstelling van de achter-
stoelen kan op de volgende manieren wor-
den gewijzigd:
Als het controlelampje 4-ZONE uit is:
Stel de temperatuur voor de bestuur-
dersstoel in.
Wijzig de temperatuur voor alle achterstoelen
met behulp van het centrale display of het multi-
functionele bedieningspaneel achter.
Wijzig de temperatuur voor alle achter-
stoelen met behulp van het centrale dis-
play (aircobedieningsscherm achter) of
het multifunctionele bedieningspaneel
achter.
De temperatuurinstelling kan voor elke achter-
stoel afzonderlijk worden gewijzigd.
QUitstroomopeningen midden achter
en uitstroomopeningen opzij achter
1Richt de luchtstroom naar links of
rechts, boven of beneden
2Draai de knop om de uitstroomope-
ning te openen of te sluiten
Instellen van de temperatuur voor
de achterstoelen
Overzicht en bediening
uitstroomopeningen
OPMERKING
QVoorkomen van ontlading van de accu
Laat, als de motor niet draait, de airconditio-
ning niet langer ingeschakeld dan noodzake-
lijk is.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 354 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
355
5
5-3. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
Voorzieningen in het interieur
*: Indien aanwezig
QCentraal display
Druk op de toets om het bedienings-
scherm voor de stuurwielverwar-
ming/stoelverwarming voor/stoelventila-
tor voor weer te geven.
Auto's zonder stuurwielverwarming
Auto's met stuurwielverwarming
Het bedieningsscherm voor de stuurwielver-
warming/stoelverwarming voor/stoelventilator
voor kan ook worden weergegeven door op de
toets MENU van de Remote Touch te drukken
en de cursor vervolgens naar te bewegen
en te selecteren in het weergegeven snel-
menu.
Selecteer om het bedieningsscherm voor
de stoelverwarming achter/stoelventilator ach-
ter weer te geven. (indien aanwezig)
Stuurwielverwarming*/
stoelverwarming*/
stoelventilatoren*
Stuurwielverwarming
Verwarmt het stuurwiel
Stoelverwarming voor/stoelverwar-
ming achter
Verwarmt de stoelbekleding
Stoelventilatoren voor/stoelventilato-
ren achter
Zorgen voor een goede ventilatie door
lucht door de stoelbekleding te blazen
Het centrale display en het multifuncti-
onele bedieningspaneel achter/bedie-
ningspaneel achter kunnen worden
gebruikt om de stuurwielverwarming,
stoelverwarming en stoelventilatoren
te bedienen.
WAARSCHUWING
QVoorkomen van lichte brandwonden
Wees voorzichtig wanneer iemand uit onder-
staande categorieën in contact komt met het
stuurwiel of de stoelen wanneer de stuurwiel-
of stoelverwarming is ingeschakeld:
OBaby's, kleine kinderen, oudere personen,
zieken en gehandicapten
OPersonen met een gevoelige huid
OPersonen die oververmoeid zijn
OPersonen die alcohol hebben gedronken of
personen die rustgevende medicijnen
(slaapmiddel, middel tegen verkoudheid,
enz.) hebben gebruikt
OPMERKING
QVoorkomen van schade aan de stoelver-
warming en -ventilatoren
Plaats geen zware voorwerpen met een
ongelijkmatig oppervlak op de stoel en leg
geen scherpe voorwerpen (naalden, punai-
ses, enz.) op de stoel.
QVoorkomen van ontlading van de accu
Gebruik de functies niet wanneer de motor
uitgeschakeld is.
Bedieningsscherm
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 355 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
356 5-3. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
Hoofdscherm
U kunt met de touchpad van de Remote
Touch de toets op het scherm selecteren.
Dit systeem kan ook worden bediend via het
touchscreen.
Het toerental van de stoelventilator
wijzigen
De stoelventilator heeft 3 verschillende niveaus.
(Laag, midden of hoog)
Het temperatuurniveau van de stoel-
verwarming wijzigen
De stoelverwarming heeft 3 verschillende
niveaus. (Laag, midden of hoog)
Het temperatuurniveau van de stuur-
wielverwarming wijzigen*
De stuurwielverwarming heeft 2 verschillende
niveaus. (Laag of hoog)
In de automatische modus zetten van
de volgende functies.
Wanneer de automatische modus is ingescha-
keld, gaat de indicator op het scherm branden.
: Stoelverwarming/stoelventilator
links
: Stuurwielverwarming*
: Stoelverwarming/stoelventilator
rechts
*: Alleen beschikbaar op het bedienings-
scherm voor de voorstoel
Zijscherm
Weergeven van het aircobedienings-
scherm: Blz. 347
Het temperatuurniveau van de stoel-
verwarming voor wijzigen
Telkens als de toets wordt gekozen, veranderen
het temperatuurniveau en de niveau-indicator
(oranje) als volgt:
Automatischhoogmiddenlaaguit
Het toerental van de stoelventilator
voor wijzigen
Telkens als de toets wordt gekozen, veranderen
het toerental van de stoelventilator en de
niveau-indicator (blauw) als volgt:
Automatischhoogmiddenlaaguit
Het temperatuurniveau van de stuur-
wielverwarming wijzigen
Telkens als de toets wordt gekozen, veranderen
het temperatuurniveau en de niveau-indicator
als volgt:
Automatischhooglaaguit
QMultifunctioneel bedieningspaneel
achter (indien aanwezig)
Kies “Climate” (klimaatregeling) op het
beginscherm om het aircobedienings-
scherm weer te geven. (Blz. 336)
De stoelverwarming achter en de stoelventila-
toren achter kunnen ook worden bediend via
het scherm met sneltoetsen.
Het multifunctionele bedieningspaneel achter
kan niet worden gebruikt om de airconditioning
achter te bedienen als de functie is uitgescha-
keld. (Blz. 352)
A
B
C
D
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 356 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
357
5
5-3. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
Voorzieningen in het interieur
Bedieningsscherm airconditioning ach-
ter
Het temperatuurniveau van de stoel-
verwarming achter wijzigen
Telkens als de toets wordt gekozen, veranderen
het temperatuurniveau en de niveau-indicator
(oranje) als volgt:
Automatischhoogmiddenlaaguit
Het toerental van de stoelventilator
achter wijzigen
Telkens als de toets wordt gekozen, veranderen
het toerental van de stoelventilator en de
niveau-indicator (blauw) als volgt:
Automatischhoogmiddenlaaguit
Scherm met sneltoetsen
Het temperatuurniveau van de stoel-
verwarming achter wijzigen
Telkens als de toets wordt gekozen, veranderen
het temperatuurniveau en de niveau-indicator
(oranje) als volgt:
Automatischhoogmiddenlaaguit
Het toerental van de stoelventilator
achter wijzigen
Telkens als de toets wordt gekozen, veranderen
het toerental van de stoelventilator en de
niveau-indicator (blauw) als volgt:
Automatischhoogmiddenlaaguit
QBedieningspaneel achter (indien aan-
wezig)
Het temperatuurniveau van de stoel-
verwarming achter verhogen
De stoelventilator heeft 3 verschillende niveaus.
(Laag, midden of hoog)
Inschakelen/uitschakelen van de auto-
matische modus van de stoelverwar-
ming achter
Het temperatuurniveau van de stoel-
verwarming achter verlagen
Als deze schakelaar wordt geselecteerd wan-
neer het temperatuurniveau van de stoelver-
warming achter is ingesteld op laag, wordt de
stoelverwarming achter uitgeschakeld.
QDe stuurwielverwarming, stoelverwarming
en stoelventilatoren kunnen worden
gebruikt wanneer
Het contact AAN staat.
QAan airconditioning gekoppelde regelmo-
dus
Wanneer het toerental van de stoelventilator
hoog is, wordt het toerental hoger overeenkom-
stig de aanjagersnelheid van de airconditioning.
A
B
A
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 357 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
358 5-3. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
QAls de airconditioning werkt in de gecon-
centreerde luchtcirculatiemodus voor de
voorstoel (S-FLOW-modus)
Als er geen passagier gesignaleerd is op de
voorpassagiersstoel worden de stoelventilator
en de stoelverwarming van de voorpassagiers-
stoel uitgeschakeld. (Blz. 349)
QPersoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. (Blz. 476)
WAARSCHUWING
QVoorkomen van oververhitting en lichte
brandwonden
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht bij het gebruik van de stoelverwarming:
OBedek de stoel niet met een kleed of kus-
sen als de stoelverwarming in gebruik is.
OGebruik de stoelverwarming niet langer
dan noodzakelijk is.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 358 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
359
5
5-4. Gebruik van de interieurverlichting
Voorzieningen in het interieur
5-4.Gebruik van de interieurverlichtin g
Leeslampjes achter (Blz. 361)
Verlichting binnenportiergreep
Leeslampjes voor (Blz. 361)
Interieurverlichting voor (Blz. 360)
Verlichting klok
Voetenruimteverlichting
Contactslotverlichting
Sfeerlampjes portierbekleding
Instapverlichting
Verlichting gordelsluiting
Instapverlichting spiegelvoet
Interieurverlichting achter (Blz. 360)
Verlichting selectiehendel
Overzicht interieurverlichting
Plaats van de interieurverlichting
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 359 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
360 5-4. Gebruik van de interieurverlichting
QDe stand DOOR inschakelen
Druk op de aan de bediening van het por-
tier gekoppelde schakelaar van de inte-
rieurverlichting
De lampjes worden in- en uitgeschakeld over-
eenkomstig het openen/sluiten van de portie-
ren.
Wanneer de stand DOOR is ingeschakeld, gaat
de indicator branden.
QDe lampjes in-/uitschakelen
Voor
In-/uitschakelen van de verlichting (raak de
verlichting aan)
Wanneer een portier wordt geopend terwijl de
stand DOOR is ingeschakeld, gaan de lampjes
branden.
Achter
Aan/uit
De interieurverlichting achter wordt samen met
de interieurverlichting voor in-/uitgeschakeld.
Wanneer een portier wordt geopend terwijl de
stand DOOR is ingeschakeld, gaan de lampjes
branden.
QGebruik van het multifunctionele
bedieningspaneel achter (indien aan-
wezig)
1Geef het beginscherm weer en kies
vervolgens “Shade/Lamp” (zonne-
scherm/verlichting). (Blz. 336)
2Druk op de desbetreffende knop om
de interieurverlichting achter in/uit te
schakelen.
Bedienen van de
interieurverlichting
A
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 360 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
361
5
5-4. Gebruik van de interieurverlichting
Voorzieningen in het interieur
QDe lampjes in-/uitschakelen
Voor
In-/uitschakelen van de verlichting (raak de
verlichting aan)
Wanneer een portier wordt geopend terwijl de
stand DOOR is ingeschakeld, gaan de lampjes
branden.
Achter
Aan/gedimd/uit
Wanneer een portier wordt geopend terwijl de
stand DOOR is ingeschakeld, gaan de lampjes
branden.
QGebruik van het multifunctionele
bedieningspaneel achter (indien aan-
wezig)
1Geef het beginscherm weer en kies
vervolgens “Shade/Lamp” (zonne-
scherm/verlichting). (Blz. 336)
2Druk op de desbetreffende knop om
de leeslampjes achter in te schake-
len/te dimmen/uit te schakelen.
QInstapverlichting
De verlichting wordt automatisch in-/uitgescha-
keld afhankelijk van de stand van het contact, de
aanwezigheid van de elektronische sleutel, het
vergrendeld/ontgrendeld zijn van de portieren
en het geopend/gesloten zijn van de portieren.
QVoorkomen dat de accu te ver ontladen
raakt
Als de interieurverlichting blijft branden nadat
het contact UIT is gezet, gaat de verlichting na
20 minuten automatisch uit.
QWanneer de interieurverlichting voor of de
leeslampjes voor niet op de normale wijze
reageren
OWanneer er water, vuil e.d. op het lampglas zit
OWanneer de verlichting met een natte hand
wordt bediend
OAls u handschoenen, enz. draagt
QDe interieurverlichting kan automatisch
gaan branden als
Als een van de airbags wordt geactiveerd of bij
een harde aanrijding van achteren wordt de inte-
rieurverlichting automatisch ingeschakeld.
De interieurverlichting wordt na ongeveer 20
minuten automatisch uitgeschakeld.
De interieurverlichting kan handmatig worden
uitgeschakeld. Om verdere aanrijdingen te
voorkomen verdient het echter aanbeveling de
verlichting te laten branden totdat de veiligheid
gegarandeerd is.
(De interieurverlichting wordt mogelijk niet
automatisch ingeschakeld, afhankelijk van de
kracht en de omstandigheden van de aanrij-
ding.)
Bedienen van de leeslampjes
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 361 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
362 5-4. Gebruik van de interieurverlichting
QPersoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. (Blz. 476)
OPMERKING
QVoorkomen van ontlading van de accu
Laat de verlichting niet langer branden dan
noodzakelijk is als de motor niet draait.
QVerwijderen van het lampglas
Verwijder nooit het lampglas van de interieur-
verlichting voor en de leeslampjes voor.
Anders kan de verlichting beschadigd raken.
Neem contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige wanneer een lampglas
verwijderd moet worden.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 362 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
363
5
5-5. Gebruik van de opbergmogelijkheden
Voorzieningen in het interieur
5-5.Gebruik van de opbergmogelijkh eden
Auto's zonder elektrisch verstelbare achterstoelen
Dashboardkastje (Blz. 364)
Extra opbergvakken (Blz. 367)
Bekerhouders (Blz. 365)
Consolevak (Blz. 366)
Muntenhouder (Blz. 365)
Overzicht van opbergmogelijkheden
Plaats van de opbergmogelijkheden
A
B
C
D
E
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 363 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
364 5-5. Gebruik van de opbergmogelijkheden
Auto's met elektrisch verstelbare achterstoelen
Dashboardkastje (Blz. 364)
Extra opbergvakken (Blz. 367)
Bekerhouders (Blz. 365)
Consolevak (Blz. 366)
Muntenhouder (Blz. 365)
1Openen (drukknop)
2Ontgrendelen met de mechanische
sleutel
3Vergrendelen met de mechanische
sleutel
A
B
C
D
E
WAARSCHUWING
QZaken die niet in de opbergvakken moe-
ten worden achtergelaten
Laat geen brillen, aanstekers of spuitbussen in
de opbergvakken liggen. Als u dat wel doet,
kan dat bij hoge temperaturen leiden tot het
volgende:
OBrillen kunnen vervormen als de tempera-
tuur in de auto te hoog oploopt of barsten
als ze in contact komen met andere voor-
werpen.
OAanstekers en spuitbussen kunnen explo-
deren. Als ze in contact komen met andere
voorwerpen, kunnen aanstekers vlam vat-
ten en kunnen spuitbussen gas gaan lek-
ken, waardoor brand kan ontstaan.
Dashboardkastje
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 364 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
365
5
5-5. Gebruik van de opbergmogelijkheden
Voorzieningen in het interieur
QVerlichting dashboardkastje
De verlichting van het dashboardkastje gaat
branden als de achterlichten branden.
QHoofdschakelaar openingssysteem achter-
klep
In het dashboardkastje bevindt zich de hoofd-
schakelaar van de achterklepontgrendeling.
(Blz. 114)
QVerwijderen van het scheidingspaneel
Het scheidingspaneel in het dashboardkastje
kan worden verwijderd door eraan te trekken.
Druk op de toets.
QVerlichting m unten houder
De verlichting van de muntenhouder gaat bran-
den als de verlichting van de auto is ingescha-
keld.
Voor
Druk de knop in en laat deze vervolgens
los.
Achter (auto's zonder elektrisch ver-
stelbare achterstoelen)
Trek de armsteun naar beneden en druk de
lijst van de bekerhouder in om de beker-
houder uit te klappen.
WAARSCHUWING
QWees voorzichtig tijdens het rijden
Houd het dashboardkastje gesloten. Bij plot-
seling remmen of uitwijken kan letsel ontstaan
doordat een inzittende wordt geraakt door
het open dashboardkastje of door items in het
dashboardkastje.
Muntenhouder
WAARSCHUWING
QWees voorzichtig tijdens het rijden
Houd de muntenhouder gesloten.
Anders kunt u in geval van een ongeval of
plotseling remmen letsel oplopen.
Bekerhouders
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 365 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
366 5-5. Gebruik van de opbergmogelijkheden
Achter (auto's met elektrisch verstel-
bare achterstoelen)
Druk de knop in en laat deze vervolgens
los.
QOpbergen van de bekerhouders (auto's zon-
der elektrisch verstelbare achterstoelen)
Berg de bekerhouder op terwijl de armsteun
naar beneden is geklapt. De bekerhouder kan
niet worden opgeborgen als de armsteun niet
naar beneden is geklapt. Druk op een van de knoppen om het consolevak
te openen.
Het consolevak kan aan beide zijden worden
geopend.
QInzetbak in consolevak
De inzetbak kan worden verschoven en verwij-
derd.
QVerlichting c o nso l evak
De verlichting van het consolevak gaat branden
als de achterlichten branden.
WAARSCHUWING
QVoorwerpen die niet in de bekerhouder
mogen worden geplaatst
Zet niets anders in de bekerhouders dan
bekers of blikjes.
Er mogen geen ongeschikte voorwerpen in
de bekerhouders worden opgeborgen, ook
niet als het deksel is gesloten.
Andere voorwerpen kunnen bij een ongeval
of plotseling remmen uit de bekerhouders
worden geslingerd en letsel veroorzaken.
Dek indien mogelijk warme dranken af om
verbranding te voorkomen.
QIndien niet in gebruik
Houd de bekerhouders gesloten.
Anders kunt u in geval van een ongeval of
plotseling remmen letsel oplopen.
OPMERKING
QVoorkomen van schade aan de bekerhou-
ders achter (auto's zonder elektrisch ver-
stelbare achterstoelen)
Berg de bekerhouder op alvorens de arm-
steun in te klappen.
QVoorkomen van schade aan de accessoi-
reaansluiting
Sluit het kapje van de accessoireaansluiting in
de bekerhouder voor als de aansluiting niet in
gebruik is. Vreemde voorwerpen of vloeistof-
fen die in de accessoireaansluiting terechtko-
men, kunnen kortsluiting veroorzaken.
Consolevak
WAARSCHUWING
QWees voorzichtig tijdens het rijden
Houd het consolevak gesloten.
Anders kunt u in geval van een ongeval of
plotseling remmen letsel oplopen.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 366 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
367
5
5-5. Gebruik van de opbergmogelijkheden
Voorzieningen in het interieur
Dakconsole (indien aanwezig)
Druk op de knop.
Dit opbergvak is handig voor het tijdelijk opber-
gen van zonnebrillen en vergelijkbare kleine
voorwerpen.
Achterstoel (auto's zonder elektrisch
verstelbare achterstoelen)
Klap de armsteun naar beneden, druk op
de knop en til het deksel op om het te ope-
nen.
Achterstoel (auto's met elektrisch ver-
stelbare achterstoelen)
Klap de armsteun naar beneden en druk
op de knop om het deksel te openen.
OPMERKING
QOpbergvak
Breng geen items aan die boven het opberg-
vak uitsteken. Anders kan het deksel niet
goed meer worden geopend en gesloten.
Extra opbergvakken
WAARSCHUWING
QWees voorzichtig tijdens het rijden
Houd het extra opbergvak tijdens het rijden
gesloten.
Bij een ongeval of plotseling remmen kan de
inhoud eruit vallen en dodelijk of ernstig letsel
veroorzaken.
QVoorwerpen die niet geschikt zijn om op
te bergen (dak)
Berg geen voorwerpen op die zwaarder zijn
dan 0,2 kg.
Zwaardere voorwerpen kunnen ervoor zor-
gen dat het extra opbergvak opengaat, waar-
door het voorwerp naar buiten kan vallen en
letsel kan veroorzaken.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 367 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
368 5-5. Gebruik van de opbergmogelijkheden
Het bagagenet is bedoeld om losse voor-
werpen op de vloer of voorwerpen in de
bagageruimte te bevestigen.
Til de bagagehaken van de vloer op.
Bevestig het net aan de bagagehaken.
Achter (indien aanwezig)
Trek de lus omhoog om de bagageruimte-
mat op te tillen en te verwijderen.
Voorzieningen bagageruimte
Bagagenet
WAARSCHUWING
QAls het bagagenet niet in gebruik is
Klap, om letsel te voorkomen, de bagageha-
ken in de ruststand als ze niet worden
gebruikt.
Boodschappentashaken
OPMERKING
QVoorkomen van beschadiging van de tas-
haken
Hang geen voorwerpen zwaarder dan 5 kg
aan de tashaken.
Bagageruimtematten
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 368 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
369
5
5-5. Gebruik van de opbergmogelijkheden
Voorzieningen in het interieur
Zijkant
Trek de lus omhoog om de bagageruimte-
mat op te tillen en te verwijderen.
Voor
1Trek de lus omhoog om de bagage-
ruimtemat op te klappen.
2Til de bagageruimtemat op totdat hij in
de haak klikt.
Druk op de haak en laat de bagageruimte-
mat zakken om hem weer in zijn oorspron-
kelijke positie te plaatsen.
Voor
Onder de bagageruimtematten bevinden
zich extra opbergvakken.
OPMERKING
QVoorkomen van schade aan de haak van
de bagageruimtemat voor
Hang geen boodschappentas of iets derge-
lijks aan de haak.
Extra opbergvakken
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 369 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
370 5-5. Gebruik van de opbergmogelijkheden
Achter (indien aanwezig)
Onder de bagageruimtematten bevinden
zich extra opbergvakken.
Hier kan een gevarendriehoek worden opge-
borgen.
1Losmaken van de riem
2Vas tm ake n van de r ie m
QObjecten vastzetten met een sjorband
1Losmaken van de riem
2Voer de sjorband door de clip
3Vastmaken va n de rie m
Afhankelijk van de afmeting en vorm van een
object, zoals een gevarendriehoekdoos, kan het
object mogelijk niet worden vastgezet met de
sjorbanden of worden opgeborgen in een extra
opbergvak.
QOpbergen van de riem
1Vouw de riem op
2Zet de riem vast met de clip.
Berg de riem voor het vastzetten van de geva-
rendriehoek op om schade aan de riem te voor-
komen wanneer deze niet in gebruik is.
Riem voor vastzetten verbandtrom-
mel
Riem voor vastzetten
gevarendriehoek
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 370 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
371
5
5-6. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
Voorzieningen in het interieur
5-6.Gebruik van d e overige voorzieningen in h et interieur
De USB-laadaansluitingen worden
gebruikt om externe apparaten bij 5 V van
2,1 A aan stroom te voorzien.
De USB-laadaansluitingen zijn uitsluitend
bedoeld voor opladen. Ze zijn niet ontwor-
pen voor het overbrengen van gegevens of
andere doeleinden.
Afhankelijk van het draagbare apparaat
wordt er mogelijk niet goed opgeladen.
Raadpleeg de handleiding van het appa-
raat voordat u de laadaansluiting gebruikt.
QGebruik van de USB-laadaansluitin-
gen
Open de klep van het extra opbergvak.
Auto's zonder elektrisch verstelbare
achterstoelen
Auto's met elektrisch verstelbare ach-
terstoelen
QDe USB-laadaansluitingen kunnen worden
gebruikt als
Het contact in stand ACC of AAN staat.
QSituaties waarin de USB-laadaansluitingen
mogelijk niet goed werken
OAls er een apparaat dat meer dan 2,1 A bij 5 V
verbruikt, wordt aangesloten
OAls er een apparaat dat is ontworpen voor
communicatie met een pc, zoals een
USB-geheugen, wordt aangesloten
OAls het aangesloten externe apparaat wordt
uitgeschakeld (afhankelijk van het apparaat)
OAls de temperatuur in de auto hoog is, bij-
voorbeeld nadat de auto in de zon heeft
gestaan
QOver aangesloten externe apparaten
Afhankelijk van het aangesloten externe appa-
raat wordt het opladen mogelijk een enkele keer
onderbroken en vervolgens weer gestart. Dit
duidt niet op een storing.
Overige voorzieningen in
het interieur
USB-laadaansluitingen
OPMERKING
QVoorkomen van schade aan de USB-laad-
aansluitingen
OSteek geen vreemde voorwerpen in de
aansluitingen.
OMors geen water of andere vloeistoffen in
de aansluitingen.
OSluit de klepjes als de USB-laadaansluitin-
gen niet worden gebruikt. Vreemde voor-
werpen of vloeistoffen die in een aanslui-
ting terechtkomen, kunnen kortsluiting ver-
oorzaken.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 371 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
372 5-6. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
Auto's zonder elektrisch verstelbare
achterstoelen
Trek de armsteun naar beneden om hem te
kunnen gebruiken.
Auto's met elektrisch verstelbare ach-
terstoelen
Trek aan de ontgrendelingshendel en klap
de rugleuning achter neer.
Een handgreep aan het dak kan ter onder-
steuning van uw lichaam worden gebruikt
wanneer u zit.
OPMERKING
OOefen geen overmatige kracht uit op de
USB-laadaansluitingen en stel ze niet bloot
aan hevige schokken.
ODemonteer of wijzig de USB-laadaanslui-
tingen niet.
QVoorkomen van schade aan externe
apparaten
OLaat externe apparaten niet achter in de
auto. De temperatuur in de auto kan hoog
oplopen, waardoor het externe apparaat
beschadigd kan raken.
ODruk niet op een extern apparaat of de
kabel ervan en oefen er geen onnodige
druk op uit terwijl het apparaat is aange-
sloten.
QVoorkomen van ontlading van de accu
Gebruik de USB-laadaansluitingen niet
gedurende lange tijd wanneer de motor is uit-
geschakeld.
Armsteun
OPMERKING
QVoorkomen van beschadiging van de
armsteun
Plaats geen al te zware last op de armsteun.
Handgrepen
WAARSCHUWING
QHandgreep
Gebruik de handgreep niet bij het in- of uit-
stappen of bij het opstaan vanaf uw zitplaats.
Hierdoor kan de handgreep beschadigen of
kunt u struikelen, waardoor u letsel kunt oplo-
pen.
OPMERKING
QVoorkomen van beschadiging van de
handgreep
Hang geen zware voorwerpen aan de hand-
greep en belast de greep niet overmatig.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 372 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
373
5
5-6. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
Voorzieningen in het interieur
Druk op het kledinghaakje om dit te
gebruiken.
De tijd van de GPS-klok wordt automa-
tisch ingesteld met behulp van de
GPS-tijdinformatie. Raadpleeg voor meer
informatie de handleiding voor het naviga-
tie- en multimediasysteem.
Op de accessoireaansluiting kunnen
12V-accessoires worden aangesloten die
minder dan 10 A verbruiken.
Voor
Open de bekerhouder en open het klepje.
Consolevak
Open het consolevak en open het klepje.
Achter
Open het klepje.
Kledinghaakjes
WAARSCHUWING
QZaken die niet aan het kledinghaakje
mogen worden gehangen
Hang geen kleerhanger, hard voorwerp of
voorwerp met scherpe punten aan het kle-
dinghaakje. Als de curtain airbags geacti-
veerd worden, kunnen deze voorwerpen pro-
jectielen worden en dodelijk of ernstig letsel
veroorzaken.
Klok
Accessoireaansluitingen
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 373 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
374 5-6. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
QDe accessoireaansluiting kan worden
gebruikt als
Het contact in stand ACC of AAN staat.
1Klap de zonneklep omlaag om deze in
de vooruitgerichte stand te zetten.
2Klap de zonneklep omlaag, maak de
klep los en draai deze naar de zijkant
om de zonneklep in de zijdelingse
stand te zetten.
3Om het zijverlengstuk te kunnen
gebruiken, dient de zonneklep in de
zijdelingse stand te worden geplaatst
en vervolgens naar achteren te worden
geschoven.
Voor
Verschuif het klepje om de spiegel te ope-
nen.
Het make-upverlichting gaat branden.
OPMERKING
QVoorkomen van schade aan de accessoi-
reaansluiting
Sluit de accessoireaansluiting af met het kapje
als de aansluiting niet in gebruik is.
Vreemde voorwerpen of vloeistoffen die in de
accessoireaansluiting terechtkomen, kunnen
kortsluiting veroorzaken.
QVoorkomen dat de zekering doorbrandt
Sluit geen accessoires aan die meer dan 12
V/10 A verbruiken.
QOnjuiste werking van de auto voorkomen
Zorg ervoor dat alle laadaccessoires, zoals
draagbare laders, powerbanks, enz. losge-
koppeld zijn van de accessoireaansluitingen
als het contact uit wordt gezet.
Als een dergelijk accessoire niet losgekopp-
peld is, kan het volgende gebeuren:
ODe portieren kunnen niet worden vergren-
deld met het Smart entry-systeem met
startknop of de afstandsbediening.
OHet beginscherm wordt op het multi-infor-
matiedisplay weergegeven.
ODe interieurverlichting, de dashboardver-
lichting, enz. zullen branden.
QVoorkomen dat de accu te ver ontladen
raakt
Gebruik de accessoireaansluiting niet langer
dan noodzakelijk is als de motor niet draait.
Zonnekleppen
Make-upspiegels
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 374 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
375
5
5-6. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
Voorzieningen in het interieur
Achter
Druk op de knop om te openen.
Het make-upverlichting gaat branden.
QVoorkomen van ontlading van de accu
Als de make-upverlichting aan wordt gelaten
wanneer het contact UIT wordt gezet, gaat de
verlichting na 20 minuten automatisch uit.
De zonneschermen voor de achterportie-
ren/achterzijruiten kunnen omlaag en
omhoog worden bewogen met de schake-
laar van de ruitbediening van het bestuur-
dersportier en het multifunctionele bedie-
ningspaneel achter.
QVanaf de bestuurdersstoel
Bedien de schakelaar van de ruitbediening
van het bestuurdersportier.
Zonnescherm achterzijruit (indien
aanwezig)
Zonnescherm achterportier
1Omlaag bewegen
2Omhoog bewegen*
*: Als de schakelaar van de ruitbediening van
het bestuurdersportier wordt bediend wan-
neer een zonnescherm voor het achterpor-
tier/zonnescherm voor de achterzijruit
omhoog of omlaag wordt bewogen, wordt de
achterruit geopend.
QVanaf de achterstoel
De schakelaars van de ruitbediening van
de achterstoelen kunnen niet worden
gebruikt om de zonneschermen voor de
achterportieren/zonneschermen voor de
achterzijruiten omlaag te bewegen.
Bedieningsscherm zonnescherm/ver-
lichting achter
1Geef het beginscherm weer en kies
vervolgens “Shade/Lamp” (zonne-
scherm/verlichting). (Blz. 336)
OPMERKING
QIndien niet in gebruik
Houd de make-upspiegel achter gesloten.
QVoorkomen dat de accu te ver ontladen
raakt
Laat de make-upverlichting niet langer bran-
den dan noodzakelijk is als de motor niet
draait.
Zonnescherm achterportier/
achterzijruit (indien aanwezig)
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 375 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
376 5-6. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
2Kies de desbetreffende toets om een
zonnescherm voor het achterpor-
tier/zonnescherm voor de achterzijruit
volledig omlaag/omhoog te bewegen.
Scherm met sneltoetsen
Kies de desbetreffende toets om een zon-
nescherm voor het achterportier/zonne-
scherm voor de achterzijruit volledig
omlaag/omhoog te bewegen.
QVoorwaarden voor werking
OHet contact staat AAN.
ODe zijruiten achter zijn volledig gesloten.
QBediening van de zonneschermen voor de
achterportieren/zonneschermen voor de
achterzijruiten als ze uitgerold zijn
Als een schakelaar voor de ruitbediening van
een achterportier wordt bediend wanneer het
zonnescherm voor het achterportier/het zonne-
scherm voor de achterzijruit uitgetrokken is,
wordt het zonnescherm voor het achterpor-
tier/het zonnescherm voor de achterzijruit
opgerold terwijl de achterruit wordt geopend.
QBedienen van de zonneschermen voor de
achterportieren/zonneschermen voor de
achterzijruiten nadat het contact UIT is
gezet
Ook nadat het contact in stand ACC of UIT is
gezet, kunnen de zonneschermen voor de ach-
terportieren/zonneschermen voor de achter-
zijruiten nog enige tijd worden bediend.
Ze kunnen echter niet worden bediend met de
schakelaar voor de ruitbediening van het
bestuurdersportier nadat een van de voorportie-
ren is geopend.
QKlembeveiliging
Als tijdens het sluiten een object bekneld raakt
tussen een zonnescherm voor het achterportier
en het ruitframe, stopt het zonnescherm voor het
achterportier en wordt het een stukje uit-/opge-
rold.
QBij het aansluiten van de accu
De eerste keer dat de schakelaar wordt inge-
drukt, worden de zonneschermen voor de ach-
terportieren/achterzijruiten altijd opgerold.
WAARSCHUWING
QWanneer de zonneschermen voor de
achterportieren/achterzijruiten worden
uit- of opgerold
Zorg ervoor dat er geen vingers of voorwer-
pen tussen het zonnescherm en de opening
aanwezig zijn, omdat u anders letsel kunt
oplopen.
QKlembeveiliging
Gebruik geen lichaamsdelen om de klembe-
veiliging opzettelijk te activeren.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 376 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
377
5
5-6. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
Voorzieningen in het interieur
Het zonnescherm voor de achterruit kan
omlaag en omhoog worden bewogen met
de schakelaar voor het zonnescherm en
het multifunctionele bedieningspaneel
achter.
QVanaf de voorstoel
Omlaag/omhoog
QVanaf de achterstoel
Auto's zonder elektrisch verstelbare
achterstoelen
Omlaag/omhoog
Auto's met elektrisch verstelbare ach-
terstoelen (bedieningsscherm zonne-
scherm/verlichting achter)
1Geef het beginscherm weer en kies
vervolgens “Shade/Lamp” (zonne-
scherm/verlichting). (Blz. 336)
2Kies de desbetreffende toets om een
zonnescherm voor het achterportier
volledig omlaag/omhoog te bewegen.
OPMERKING
QVoor een optimale werking van de zonne-
schermen
Houd u aan de volgende voorzorgsmaatre-
gelen:
OBelast de motor of andere componenten
niet overmatig.
OPlaats geen voorwerpen waar deze het
openen/sluiten van het zonnescherm kun-
nen hinderen.
OBevestig niets aan de zonneschermen voor
de achterportieren/achterzijruiten.
OHoud de opening schoon en plaats ook
niets op de opening.
OBedien de zonneschermen voor de achter-
portieren/achterzijruiten niet gedurende
een langere tijd achter elkaar.
Zonnescherm achterruit
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 377 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
378 5-6. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
Auto's met elektrisch verstelbare ach-
terstoelen (scherm met sneltoetsen)
Kies de desbetreffende toets om een zon-
nescherm voor het achterportier volledig
omlaag/omhoog te bewegen.
QHet zonnescherm achter kan worden
gebruikt als
Het contact AAN staat.
QBedienen van het zonnescherm voor de ach-
terruit nadat het contact UIT is gezet
Ook nadat het contact in stand ACC of UIT is
gezet, kan het zonnescherm voor de achterruit
nog enige tijd worden bediend.
QAutomatisch oprollen bij achteruitrijden
Voor een optimaal zicht naar achteren wordt het
zonnescherm voor de achterruit automatisch
opgerold als de selectiehendel in stand R wordt
gezet.
Het zonnescherm gaat weer omhoog onder de
volgende omstandigheden:
ODe schakelaar wordt nogmaals ingedrukt.
ODe selectiehendel is in stand P gezet.
ODe selectiehendel is uit stand P en R gezet en
de rijsnelheid wordt 15 km/h.
Als de motor uit wordt gezet terwijl het zonne-
scherm naar beneden is gerold omdat de ach-
teruit is ingeschakeld, wordt het scherm niet
automatisch weer omhoog bewogen als de
motor weer gestart wordt en de rijsnelheid
hoger wordt dan 15 km/h. Druk op de schake-
laar om het zonnescherm omhoog te bewegen.
WAARSCHUWING
QBij het omlaag of omhoog bewegen van
het zonnescherm voor de achterruit
Zorg ervoor dat er geen vingers of voorwer-
pen tussen het zonnescherm en de opening
aanwezig zijn, omdat u anders letsel kunt
oplopen.
OPMERKING
QVoor een optimale werking van het zon-
nescherm
Houd u aan de volgende voorzorgsmaatre-
gelen:
OBelast de motor of andere componenten
niet overmatig.
OPlaats geen voorwerpen waar deze het
openen/sluiten van het zonnescherm kun-
nen hinderen.
OBevestig niets aan het zonnescherm.
OHoud de opening schoon en plaats ook
niets op de opening.
OBedien het zonnescherm voor de achter-
ruit niet gedurende een langere tijd achter
elkaar.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 378 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
6
379
6
Onderhoud en verzorging
Onderhoud en verzorging
.
6-1. Onderhoud en verzorging
Reinigen en beschermen van
het exterieur van uw auto.......... 380
Reinigen en beschermen van
het interieur van uw auto ........... 383
6-2. Onderhoud
Onderhoud en reparatie .............. 386
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Voorzorgsmaatregelen bij
zelf uit te voeren onderhoud....388
Motorkap ............................................ 389
Plaatsen van een garagekrik....... 390
Motorruimte.........................................391
Accu ....................................................... 401
Banden ................................................. 403
Vervangen van een band.................411
Bandenspanning.................................414
Velgen.....................................................415
Interieurfilter ........................................417
Batterij elektronische sleutel........ 418
Controleren en vervangen
van zekeringen............................... 420
Lampen .................................................423
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 379 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
380 6-1. Onderhoud en verzorging
6-1.Onderhoud en verzorging
Spoel de auto van boven naar beneden
af met veel water en verwijder zo vuil en
stof van de carrosserie, uit de wielkas-
ten en van de onderkant van de auto.
Was de auto met een spons of een
zachte doek (bijv. een zeemlap).
Verwijder hardnekkige vlekken met een
autowasmiddel en spoel grondig af met
water.
Veeg overtollig water weg.
Wanneer het water niet meer in drup-
pels op de lak blijft liggen, moet de auto
opnieuw in de was worden gezet.
Zet de auto alleen in de was als de carrosserie is
afgekoeld.
QZelfherstellende coating
De carrosserie is voorzien van een zelfherstel-
lende coating die bestand is tegen kleine, opper-
vlakkige krassen die worden veroorzaakt in een
autowasstraat, enz.
ODe coating heeft een levensduur van 5 tot 8
jaar vanaf het moment dat de auto vanuit de
fabriek is geleverd.
ODe hersteltijd varieert afhankelijk van de
diepte van de kras en de buitentemperatuur.
De hersteltijd kan korter worden wanneer de
coating verwarmd wordt met warm water.
ODiepe krassen die zijn veroorzaakt door sleu-
tels, muntstukken e.d. kunnen niet worden
hersteld.
OGebruik geen was met schuurmiddelen.
QWassen in de wasstraat
OVoordat u de wasstraat inrijdt:
Klap de spiegels in
Schakel de elektrisch bedienbare achterklep
uit
Begin met wassen vanaf de voorzijde van de
auto. Klap de spiegels weer uit voordat u gaat rij-
den.
OSommige borstels in wasstraten kunnen kras-
sen veroorzaken op de carrosserie en andere
onderdelen (velgen, enz.), waardoor de lak
van uw auto wordt beschadigd.
ORaadpleeg Blz. 177 wanneer het contact in
stand ACC moet worden gezet terwijl de
selectiehendel in stand N staat.
QHogedrukreinigers
Spuit niet van dichtbij op de randen van de por-
tieren of de ruiten en blijf er niet langdurig op
spuiten, omdat er anders water in het interieur
terecht kan komen.
QBij gebruik van een wasstraat
Als de portiergreep nat wordt terwijl de elektro-
nische sleutel zich binnen het werkzame gebied
bevindt, kan het portier herhaaldelijk worden
vergrendeld en ontgrendeld. Volg in dat geval de
correctieprocedure hieronder bij het wassen
van de auto:
OLeg de sleutel op een afstand van ten minste 2
m van de auto als u de auto wast. (Zorg ervoor
dat de sleutel niet gestolen wordt.)
OSchakel de batterijspaarmodus van de elek-
tronische sleutel in om het Smart entry-sys-
teem met startknop uit te schakelen.
(Blz. 116)
QVelgen en wieldoppen
OVerwijder vuil onmiddellijk met een neutraal
reinigingsmiddel.
OSpoel het reinigingsmiddel direct na het
gebruik weg met water.
ONeem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht om de lak tegen beschadiging te
beschermen.
Gebruik geen zuurhoudende of alkalische
middelen of schuurmiddelen
Gebruik geen harde borstels
Reinig de velgen niet met reinigingsmiddelen
als de velgen, bijvoorbeeld na het rijden of stil-
staan bij warm weer, nog warm zijn
Reinigen en beschermen van
het exterieur van uw auto
Reinig de onderdelen en materialen op
de daarvoor juiste wijze.
Reinigingsinstructies
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 380 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
381
6
6-1. Onderhoud en verzorging
Onderhoud en verzorging
QRemblokken en -klauwen
Als de auto geparkeerd wordt met vochtige
remblokken of remschijven, kan er roest ont-
staan waardoor de remblokken of remschijven
vast kunnen komen te zitten. (Alvorens de auto
na een wasbeurt te parkeren is het raadzaam
langzaam te rijden en het rempedaal een aantal
keren in te trappen om de onderdelen te dro-
gen.)
QCoating remklauw (F SPORT-uitvoeringen)
OGebruik alleen neutrale reinigingsmiddelen.
Gebruik geen harde borstels of schuurmidde-
len, omdat deze de coating beschadigen.
OReinig de remklauwen niet met reinigingsmid-
delen als ze warm zijn.
OSpoel het reinigingsmiddel direct na het
gebruik af.
QBumpers en zijlijsten
Gebruik geen schuurmiddelen.
QWaterafstotende laag zijruiten voor (indien
aanwezig)
ODe volgende voorzorgsmaatregelen kunnen
de effectiviteit van de waterafstotende laag
vergroten:
Verwijder regelmatig vuil van de zijruiten
voor.
Zorg ervoor dat vuil en stof zich niet gedu-
rende langere periodes op de ruiten kunnen
verzamelen.
Reinig de ruiten zo snel mogelijk met een
zachte, vochtige doek.
Gebruik voor het reinigen van de ruiten geen
was of ruitenreinigers met schuurmiddelen.
Gebruik geen metaalhoudende voorwerpen
om condens te verwijderen.
OWanneer de waterafstotende werking niet
meer voldoende is, kan de laag worden gere-
pareerd. Neem contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
QVerchroomde delen
Als het vuil niet kan worden verwijderd, reinig de
onderdelen dan als volgt:
OGebruik een zachte doek en sop met onge-
veer 5% neutraal reinigingsmiddel om het vuil
te verwijderen.
OVeeg daarna het resterende vocht van het
leder af met een droge, schone doek.
OGebruik met alcohol natgemaakte doekjes
o.i.d. om olieresten te verwijderen.
WAARSCHUWING
QBij het wassen van de auto
Zorg dat er geen water in de motorruimte
komt. Anders kunnen de elektrische compo-
nenten, enz. vlam vatten.
QBij het wassen van de voorruit
Zet de ruitenwisserschakelaar in de stand
OFF.
Als de ruitenwisserschakelaar in de stand
AUTO staat, kunnen de ruitenwissers in de
volgende gevallen onverwacht in werking tre-
den. Hierdoor kunnen uw handen bekneld
raken en kunt u ernstig letsel oplopen, en
hierdoor kunnen de ruitenwisserbladen
beschadigd raken.
Uit
AUTO
OWanneer het bovenste deel van de voorruit
waar de regensensor is geplaatst met de
hand wordt aangeraakt
OWanneer een natte doek of iets dergelijks
in de buurt van de regensensor wordt
gehouden
OAls iets tegen de voorruit stoot
OAls u het regensensorhuis aanraakt of als
iets in aanraking komt met de regensensor
A
B
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 381 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
382 6-1. Onderhoud en verzorging
WAARSCHUWING
QVoorzorgsmaatregelen met betrekking
tot de uitlaatpijpen en de diffusers in de
achterbumper
Uitlaatgassen zorgen ervoor dat de uitlaatpijp
en de diffusers in de achterbumper erg heet
worden.
Raak wanneer u de auto wast de uitlaatpijp en
de openingen niet aan totdat deze voldoende
zijn afgekoeld, aangezien het aanraken ervan
brandwonden kan veroorzaken.
QVoorzorgsmaatregelen met betrekking
tot de voorbumper (auto's met Lexus
Safety System+ A)
Als de lak van de voorbumper is geschilferd
of bekrast, werkt Lexus Safety System+ A
mogelijk niet goed. Als dit het geval is, neem
dan contact op met een erkende Lexus-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
QVoorzorgsmaatregelen met betrekking
tot de achterbumper
Als de lak van de achterbumper is geschilferd
of bekrast, werken de onderstaande syste-
men mogelijk niet goed. Als dit het geval is,
neem dan contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
OLexus Safety System+ A (indien aanwezig)
OBSM (indien aanwezig)
OAutomatisch knipperende alarmknipper-
lichten achter (indien aanwezig)
ORCTA (indien aanwezig)
OPKSB (indien aanwezig)
OPMERKING
QAantasting van de lak en corrosie van de
carrosserie en onderdelen (lichtmetalen
velgen, enz.) voorkomen
OWas de auto zo spoedig mogelijk:
Na het rijden in een kustgebied
Na het rijden over gepekelde wegen
Als er zich teer of boomsappen op de lak
bevinden
Als er zich dode insecten, insecten- of
vogelpoep op de lak bevinden
Na het rijden in gebieden waar sprake is
van veel rook, stof, ijzerdeeltjes of chemi-
sche stoffen
Als de auto erg vuil is geworden van stof of
modder
Als er brandstof op de lak is gemorst
OAls de lak is geschilferd of bekrast, laat
deze dan direct herstellen.
OVerwijder vuil van de velgen en berg ze op
een droge plaats op om te voorkomen dat
de velgen tijdens de opslag gaan corrode-
ren.
QSchoonmaken van de verlichting aan de
buitenzijde
OWas deze met de nodige voorzichtigheid.
Gebruik geen organische oplosmiddelen
en borstel ze ook niet af met een harde
borstel.
Dit kan het oppervlak van de lampen
beschadigen.
OBreng geen was aan op de lenzen.
Was kan het lampglas beschadigen.
QBij het wassen van de auto in een was-
straat
Zet de ruitenwisserschakelaar in stand OFF.
Als de ruitenwisserschakelaar in stand AUTO
staat, kunnen de ruitenwissers in werking tre-
den waardoor de ruitenwisserbladen bescha-
digd kunnen raken.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 382 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
383
6
6-1. Onderhoud en verzorging
Onderhoud en verzorging
Verwijder vuil en stof met een stofzui-
ger. Veeg vuile oppervlakken schoon
met een in lauw water gedompelde
doek.
Als het vuil niet kan worden verwijderd,
verwijder het dan met een zachte doek
met water met ongeveer 1% reinigings-
middel.
Verwijder alle sporen van het reini-
gingsmiddel en water grondig met een
schone, vochtige doek.
QSchoonmaken van de vloerbedekking
Er zijn verschillende reinigingsmiddelen op
schuimbasis in de handel verkrijgbaar. Gebruik
een spons of een borstel om het schuim aan te
brengen. Wrijf met elkaar overlappende cirkels.
Gebruik geen water. Veeg vuile oppervlakken
schoon en laat ze drogen. Het beste resultaat
wordt verkregen als de vloerbedekking zo
droog mogelijk wordt gehouden.
QOmgaan met de veiligheidsgordels
Maak de veiligheidsgordels schoon met een
mild sop, lauw water en een doek of spons. Con-
troleer ook de gordels regelmatig op overma-
tige slijtage, rafels en scheuren.
QBij het reinigen van de beklede delen van het
dashboardkastje, het consolevak, enz.
Wanneer er plakband met sterke hechting wordt
gebruikt, kan het oppervlak van de bekleding
beschadigd raken.
OPMERKING
QReinigen met een hogedrukreiniger
OStel de camera of de omgeving ervan tij-
dens het wassen van de auto niet bloot aan
sterke waterstralen uit een hogedrukreini-
ger. Door de kracht van de waterstralen
werkt het apparaat mogelijk niet goed
meer.
OSpuit geen water rechtstreeks op de radar
die achter het embleem is aangebracht.
Anders kan het systeem beschadigd raken.
OHoud de sproeierkop uit de buurt van hoe-
zen (rubberen of kunststof afdekkingen),
stekkers of de volgende onderdelen. Wan-
neer onderdelen in aanraking komen met
sterke waterstralen, kunnen ze bescha-
digd raken.
Aan tractie gerelateerde onderdelen
Onderdelen stuurinrichting
Onderdelen wielophanging
Onderdelen remsysteem
OHoud de sproeierkop op ten minste 30 cm
van de carrosserie. Anders kunnen kunst-
stof delen, zoals lijsten en bumpers, ver-
vormd of beschadigd raken.
Houd de sproeierkop ook niet de hele tijd op
dezelfde plek.
OSpuit niet continu met water op het onder-
ste gedeelte van de voorruit.
Daar bevindt zich de luchtinlaatopening voor
de airconditioning en als daar water door-
heen komt, werkt de airconditioning mogelijk
niet goed.
OReinig de onderzijde van de auto niet met
een hogedrukreiniger.
Reinigen en beschermen van
het interieur van uw auto
Reinig de onderdelen en materialen op
de daarvoor juiste wijze.
Beschermen van het interieur
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 383 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
384 6-1. Onderhoud en verzorging
WAARSCHUWING
QWater in de auto
OMors geen vloeistof in het interieur van de
auto.
Anders kunnen de elektrische onderdelen
en dergelijke defect raken of vlam vatten.
OVoorkom dat onderdelen of de bedrading
van het airbagsysteem in het interieur nat
worden.
(Blz. 30)
Een elektrische storing kan ervoor zorgen
dat de airbags worden geactiveerd of niet
op de juiste wijze werken, waardoor dode-
lijk of ernstig letsel kan ontstaan.
QReinigen van het interieur (met name het
dashboard)
Gebruik geen autowas of lakcleaner. Het
dashboard kan in de voorruit worden weer-
kaatst; hierdoor kan het gezichtsveld van de
bestuurder worden belemmerd wat een
dodelijk of ernstig ongeval tot gevolg kan
hebben.
OPMERKING
QReinigingsmiddelen
OGebruik de volgende reinigingsmiddelen
niet, omdat ze verkleuring van het interieur
of strepen en beschadigingen van gelakte
oppervlakken kunnen veroorzaken:
Andere gebieden dan de stoelen of het
stuurwiel: organische reinigingsmiddelen
zoals wasbenzine of terpentine, alkalische
of zuurhoudende middelen, textielverf of
bleekmiddel
Stoelen: alkalische en zuurhoudende mid-
delen, zoals thinner, wasbenzine en alcohol
Stuurwiel: organische reinigingsmiddelen,
zoals thinner, en reinigingsmiddelen met
alcohol
OGebruik geen autowas of lakcleaner. Het
dashboard of andere gelakte delen van het
interieur kunnen beschadigd raken.
QVoorkomen van beschadiging van lede-
ren bekleding
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht om beschadiging en vroegtijdige slijtage
van lederen bekleding te voorkomen:
OVerwijder stof en vuil onmiddellijk van de
bekleding.
OStel de auto niet langdurig bloot aan direct
zonlicht. Parkeer uw auto in de schaduw,
vooral bij warm weer.
OLeg geen vinyl of plastic voorwerpen of
artikelen die was bevatten op de bekleding,
aangezien ze bij hoge temperaturen in het
interieur mogelijk aan het leer vast blijven
kleven.
QWater op de vloerbedekking
Was de vloerbedekking van de auto niet met
water.
Water dat in contact komt met elektrische
onderdelen boven of onder de vloerbedek-
king, kan schade aan de verschillende syste-
men van de auto veroorzaken, bijvoorbeeld
aan het audiosysteem. Water kan bovendien
roest aan de carrosserie veroorzaken.
QBij het reinigen van de binnenzijde van de
voorruit (auto's met Lexus Safety System+
A of Lexus Safety System+)
Zorg ervoor dat er geen glasreiniger op de
lens terechtkomt. Raak de lens ook niet aan.
(Blz. 202, 208)
QSchoonmaken van de binnenzijde van de
achterruit
OGebruik geen ruitenreiniger om de achter-
ruit schoon te maken. Hierdoor kunnen de
verwarmingsdraden en antenne bescha-
digd raken. Veeg de ruit voorzichtig
schoon met een doek en lauw water. Veeg
de ruit schoon in dezelfde richting als de
verwarmingsdraden en antenne.
OVoorkom beschadiging van de verwar-
mingsdraden en de antenne.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 384 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
385
6
6-1. Onderhoud en verzorging
Onderhoud en verzorging
Verwijder vuil met een vochtige, zachte
doek of synthetische zeem.
Veeg daarna het resterende vocht van
het leder af met een droge, schone
doek.
QSchoonmaken van de metaalaccenten met
satijnglans
De metalen delen hebben een oppervlak van
echt metaal. Deze moeten regelmatig worden
schoongemaakt. Als de vuile delen gedurende
langere tijd niet worden schoongemaakt, zal het
schoonmaken moeilijker gaan.
Verwijder vuil en stof met een stofzui-
ger.
Veeg overtollig vuil en stof weg met een
zachte doek die is bevochtigd met een
verdund reinigingsmiddel.
Gebruik sop met ongeveer 5% wolreinigings-
middel.
Verwijder alle sporen van het reini-
gingsmiddel grondig met een schone,
vochtige doek.
Veeg daarna het resterende vocht van
het leder af met een droge, schone
doek. Laat de lederen bekleding dro-
gen in een geventileerde ruimte in de
schaduw.
QOnderhoud van lederen bekleding
Om het interieur in een goede conditie te hou-
den, raadt Lexus u aan het minimaal twee keer
per jaar schoon te maken.
Verwijder vuil en stof met een stofzui-
ger.
Verwijder het met een zachte vochtige
doek met ongeveer 1% reinigings-
middel.
Verwijder alle sporen van het reini-
gingsmiddel en water grondig met een
schone, vochtige doek.
Ver wi jde r he t st of m et een stofzuiger of
tape van de stoffen delen.
Veeg de stoffen delen voorzichtig
schoon met een vochtige doek.
Gebruik geen reinigingsmiddelen om de stof-
fen delen te reinigen.
Schoonmaken van de
metaalaccenten met satijnglans
Schoonmaken van lederen
bekleding
Schoonmaken van kunstleder
Stoffen delen van het dashboard
reinigen
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 385 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
386 6-2. Onderhoud
6-2.Onderhoud
QWaar naartoe voor goed onderhoud?
Om uw auto in de best mogelijke staat te hou-
den, raadt Lexus u aan om alle onderhoudswerk-
zaamheden, inspecties en reparaties te laten uit-
voeren door een erkende Lexus-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Laat
door de garantie gedekte reparaties en service-
werkzaamheden uitvoeren door een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur, die origi-
nele Lexus-onderdelen gebruikt bij het oplossen
van eventuele problemen met uw auto. Er kun-
nen ook voordelen aan zitten om niet door de
garantie gedekte reparaties en servicewerk-
zaamheden te laten uitvoeren door een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur, die u met
zijn expertise kan helpen eventuele problemen
met uw auto op te lossen.
Uw Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige voert alle onderhoudswerk-
zaamheden aan uw auto betrouwbaar en tegen
zo laag mogelijke kosten uit, dankzij zijn ervaring
met auto's van het merk Lexus.
Laat het periodiek onderhoud aan uw auto
uitvoeren volgens het onderhoudsschema.
Zie het onderhoudsboekje en het garantie-
boekje van Lexus voor de volledige informatie
over het onderhoudsschema.
Hoe zit het met zelf uit te voeren onder-
houd?
Als u een beetje technisch inzicht en wat een-
voudig gereedschap hebt, zijn veel onder-
houdswerkzaamheden zelf uit te voeren.
Houd er echter rekening mee dat voor
bepaalde werkzaamheden speciaal gereed-
schap en kennis benodigd zijn. Dit soort werk-
zaamheden kunt u beter overlaten aan een des-
kundig monteur. Zelfs als u een ervaren
doe-het-zelfmonteur bent, raden wij u aan om
reparaties en onderhoud door een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige uit te laten voeren. Een
erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur
houdt de onderhoudshistorie van uw Lexus bij,
wat handig kan zijn als u ooit werkzaamheden
moet laten uitvoeren die onder de garantie val-
len. Indien u de onderhoudswerkzaamheden
door een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige dan een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur laat uit-
voeren, raden wij u aan te vragen of de onder-
houdshistorie kan worden bijgehouden.
Onderhoud en reparatie
Om veilig en zuinig te kunnen rijden is
het van essentieel belang dat uw auto
goed verzorgd en onderhouden wordt.
Lexus raadt het onderstaande onder-
houd aan.
WAARSCHUWING
QWanneer uw auto niet volgens de voor-
schriften is onderhouden
Onjuist onderhoud kan ernstige schade aan
de auto en dodelijk of ernstig letsel veroorza-
ken.
QOmgaan met de accu
Accupolen, aansluitingen en bijbehorende
onderdelen bevatten lood. Een loodvergifti-
ging kan een hersenbeschadiging veroorza-
ken. Was daarom na werkzaamheden altijd
uw handen. (Blz. 401)
Periodiek onderhoud
Zelf uit te voeren onderhoud
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 386 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
387
6
6-2. Onderhoud
Onderhoud en verzorging
QWanneer moet uw auto worden gerepa-
reerd?
Wees attent op veranderingen in de prestaties
en geluiden en op zichtbare tekenen die erop
wijzen dat onderhoud noodzakelijk is. Een paar
belangrijke aanwijzingen zijn:
ODe motor hapert, stottert of slaat over
OEen merkbaar verlies aan trekkracht
OVreemde motorgeluiden
OSporen van lekkage onder de auto (na
gebruik van de airconditioning is waterlekk-
age echter normaal)
OVerandering in het uitlaatgeluid (dit kan wij-
zen op een zeer gevaarlijk koolmonoxidelek.
Rijd met alle ruiten open en laat het uitlaatsys-
teem onmiddellijk controleren).
OAbnormaal zachte banden, ongewoon veel
bandengepiep bij het nemen van bochten of
ongelijkmatige bandenslijtage
ODe auto trekt naar één kant, terwijl u rechtuit-
rijdt op een vlakke weg
OVreemde geluiden die kennelijk in verband
staan met de bewegingen van de wielop-
hanging
OVerlies van remkracht; “sponzig” aanvoelend
rempedaal; het pedaal kan bijna tot op de
vloer worden ingetrapt; scheeftrekken van de
auto bij remmen
OKoelvloeistoftemperatuur voortdurend hoger
dan normaal (Blz. 74, 77)
Als u een van deze zaken merkt, laat dan uw
auto zo snel mogelijk nakijken door een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
Mogelijk moet uw auto afgesteld of gerepareerd
worden.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 387 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
388 6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
6-3.Zelf uit te voeren onderhoud
Voorzorgsmaatregelen bij zelf
uit te voeren onderhoud
Als u controles en onderhoudswerk-
zaamheden uitvoert, dient u dit precies
te doen zoals in dit hoofdstuk wordt
beschreven.
Onderhoud
Onderwerp Benodigdheden
Controle van de
accu (Blz. 401)
•Vet
Universele sleutel
(voor de bouten van de
accukabels)
Koelvloeistofniveau
motor/intercooler
(Blz. 398)
Toyota Super Long Life
Coolant of een gelijk-
waardig product
Toyota Super Long Life
Coolant is voorgemixt
met 50% koelvloeistof
en 50% gedestilleerd
water.
Trechter (uitsluitend
voor het bijvullen van
koelvloeistof)
Motoroliepeil
(Blz. 396)
•Originele
Toyota-motorolie of
gelijkwaardig
Doek of poetspapier
Trechter (uitsluitend
voor het bijvullen van
motorolie)
Zekeringen
(Blz. 420)
Zekering met dezelfde
stroomsterkte als de
oorspronkelijke zeke-
ring
Radiateur, conden-
sor, radiateur inter-
cooler en subradia-
teur intercooler
(Blz. 400)
Bandenspanning
(Blz. 414)
Bandenspanningsme-
ter
•Compressor
Ruitensproeier-
vloeistof
(Blz. 400)
Water of ruitensproei-
ervloeistof met anti-
vries (voor gebruik
onder winterse
omstandigheden)
Trechter (uitsluitend
voor het bijvullen van
ruitensproeiervloei-
stof)
WAARSCHUWING
In de motorruimte bevinden zich allerlei
mechanismen en vloeistoffen die plotseling in
beweging kunnen komen, heet kunnen wor-
den of elektrisch geladen kunnen worden.
Neem onderstaande voorzorgsmaatregelen
in acht om dodelijk of ernstig letsel te voorko-
men.
QTijdens werkzaamheden in de motor-
ruimte
OHoud handen, kleding en gereedschap uit
de buurt van de draaiende ventilator en de
aandrijfriem.
ORaak de motor, de radiateur, het uitlaat-
spruitstuk en dergelijke niet aan als de
motor heet is. De olie en andere vloeistof-
fen kunnen ook heet zijn.
OLaat geen brandbare voorwerpen, zoals
een stuk papier of een doek, achter in de
motorruimte.
Onderwerp Benodigdheden
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 388 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
389
6
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Onderhoud en verzorging
1Trek de ontgrendelingshendel van de
motorkap naar u toe.
De motorkap zal iets omhoog springen.
2Trek de veiligheidshaak omhoog en
open de motorkap.
WAARSCHUWING
ORook niet, veroorzaak geen vonken en
voorkom open vuur in de buurt van brand-
stof. Brandstofdampen zijn licht ontvlam-
baar.
OWees voorzichtig, want remvloeistof is
gevaarlijk voor uw handen en ogen en kan
gelakte oppervlakken beschadigen. Als u
remvloeistof op uw handen of in uw ogen
krijgt, spoel ze dan onmiddellijk met
schoon water.
Raadpleeg een arts als u last blijft houden.
QWerkzaamheden bij de elektrische koel-
ventilator of de radiateur
Zorg ervoor dat het contact UIT staat.
Als het contact AAN staat, kan de elektrische
koelventilator automatisch worden ingescha-
keld als de airconditioning aan is en/of als de
koelvloeistoftemperatuur te hoog wordt.
(Blz. 400)
QVeiligheidsbril
Draag een veiligheidsbril om uw ogen te
beschermen tegen rondvliegend of vallend
materiaal, een straal vloeistof, enz.
OPMERKING
QWanneer u het luchtfilter verwijdert
Rijden zonder luchtfilter kan leiden tot over-
matige motorslijtage door vuil in de inlaat-
lucht.
QAls het vloeistofniveau te laag of te hoog
is
Het is normaal dat het remvloeistofniveau iets
lager wordt door slijtage van de remblokken
of door een hoog vloeistofniveau in de accu-
mulator.
Als het reservoir regelmatig moet worden bij-
gevuld, kan dit duiden op een serieus pro-
bleem.
Motorkap
Openen van de motorkap
WAARSCHUWING
QControle voor het rijden
Controleer of de motorkap goed dicht en
vergrendeld is.
Als de motorkap niet goed vergrendeld is,
kan hij tijdens het rijden onverwacht open-
gaan, waardoor een ongeval kan ontstaan
met mogelijk dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 389 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
390 6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
QVoor
2WD-uitvoeringen
AWD-uitvoeringen
QAchter
Plaatsen van een garagekrik
Volg bij het gebruik van een garagekrik
altijd de bij de krik geleverde handlei-
ding en wees voorzichtig.
Krik de auto uitsluitend op met de
garagekrik onder een van de aange-
geven kriksteunpunten. Als de auto
wordt opgekrikt terwijl de krik niet
goed is geplaatst, kan de auto bescha-
digd raken of van de krik vallen en ern-
stig letsel veroorzaken.
Plaats van het kriksteunpunt
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 390 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
391
6
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Onderhoud en verzorging
LS 500
Zekeringenkasten (Blz. 420)
Oliepeilstok (Blz. 396)
Motorolievuldop (Blz. 397)
Koelvloeistofreservoir (Blz. 398)
Koelvloeistofreservoir intercooler (Blz. 398)
Sproeierreservoir (Blz. 400)
Radiateur (Blz. 400)
Radiateur intercooler (Blz. 400)
Elektrische koelventilator
Condensor (Blz. 400)
Subradiateur intercooler (Blz. 400)
Motorruimte
Onderdelen
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 391 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
392 6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LS 350
Zekeringenkasten (Blz. 420)
Oliepeilstok (Blz. 396)
Koelvloeistofreservoir (Blz. 398)
Motorolievuldop (Blz. 397)
Sproeierreservoir (Blz. 400)
Radiateur (Blz. 400)
Elektrische koelventilator
Condensor (Blz. 400)
QAccu
Blz. 401
A
B
C
D
E
F
G
H
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 392 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
393
6
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Onderhoud en verzorging
QVerwijderen van de afdekkap van de motorruimte
Buitenzijde (LS 500)
Buitenzijde (LS 350)
Voorzijde (LS 500)
Afdekkap motorruimte
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 393 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
394 6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Voorzijde (LS 350)
QPlaatsen van de clips
1Het middelste deel omhoog drukken
2Aanbrengen
3Vas td ru k ken
QVerwijderen van de motorafdekplaat
LS 500
Til de voorzijde van de motorafdekplaat
recht omhoog en trek hem vervolgens
naar voren.
LS 350
1Druk de borglip in en open de afdek-
kap van de motorruimte.
OPMERKING
QControleer de afdekkap van de motor-
ruimte na het plaatsen
Controleer of de afdekkap goed vastzit in zijn
oorspronkelijke positie.
Motorafdekplaat
A
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 394 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
395
6
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Onderhoud en verzorging
2Verwijder de motorafdekplaat.
QPlaatsen van de motorafdekplaat
LS 500
Maak de klauwen van de motorafdekplaat
vast om hem te plaatsen.
LS 350
1Plaats de motorafdekplaat.
2Plaats de afdekkap van de motor-
ruimte.
QVerwijderen van het onderhoudsdek-
sel
1Trek het uiteinde van de rubberen strip
aan passagierszijde omhoog om het
los te maken van de carrosserie.
2Ver wi jde r he t onderhoudsdeksel.
Druk de borglippen in en verwijder het onder-
houdsdeksel.
OPMERKING
QControleren van de motorafdekplaat na
het plaatsen
Controleer of de afdekkap goed vastzit in zijn
oorspronkelijke positie.
Onderhoudsdeksel
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 395 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
396 6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
QPlaatsen van het onderhoudsdeksel
1Plaats het onderhoudsdeksel.
Maak de klauwen aan de voorruitzijde van het
onderhoudsdeksel vast wanneer u het onder-
houdsdeksel plaatst.
2Bevestig de rubberen strip op de car-
rosserie.
Controleer het oliepeil met behulp van de
peilstok bij bedrijfswarme, afgezette motor.
QControle van motorolie
1Plaats de auto op een horizontale
ondergrond. Wacht, nadat de motor
op bedrijfstemperatuur is gekomen en
is afgezet, minstens 5 minuten om de
olie de gelegenheid te geven naar het
carter terug te stromen.
2Trek de peilstok uit de motor terwijl u
een doek onder het uiteinde houdt.
LS 500
LS 350
3Veeg de peilstok met een schone doek
af.
4Steek de peilstok weer volledig in de
motor.
5Trek de peilstok uit de motor en con-
troleer het oliepeil terwijl u een doek
onder het uiteinde houdt.
Te l aa g
Normaal
Te hoog
OPMERKING
QControleren van het onderhoudsdeksel
na plaatsing
Controleer of de afdekkap goed vastzit in zijn
oorspronkelijke positie.
Controleren en bijvullen van
motorolie
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 396 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
397
6
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Onderhoud en verzorging
De vorm van de peilstok is afhankelijk van de
uitvoering van de auto en het motortype.
6Veeg de peilstok af en steek deze hele-
maal terug in de houder.
QOliesoort controleren en benodigd-
heden klaarleggen
Controleer welke kwaliteit motorolie
wordt voorgeschreven en leg de beno-
digdheden voor het bijvullen klaar.
Keuze motorolie
Blz. 469
Oliehoeveelheid (minimaal maxi-
maal)
1,5 l (1,6 qt., 1,3 Imp.qt.)
Voorwerp
Schone trechter
QMotorolie bijvullen
Als het oliepeil onder het onderste merk-
teken of er net boven ligt, moet u olie bij-
vullen van het type zoals hierna is vermeld,
of van hetzelfde type als waarmee de
motor eerder werd gevuld.
LS 500
LS 350
1Verwijder de olievuldop door deze
linksom te draaien.
2Giet beetje voor beetje motorolie in de
vulopening en controleer ondertussen
het oliepeil steeds door middel van de
peilstok.
3Plaats de olievuldop door deze
rechtsom te draaien.
QOlieverbruik
Er wordt tijdens het rijden een bepaalde hoe-
veelheid motorolie verbruikt. In de volgende
situaties neemt het olieverbruik mogelijk toe en
moet er mogelijk tussen de onderhoudsinterval-
len motorolie worden bijgevuld.
OAls de motor nog nieuw is, bijvoorbeeld direct
na aanschaf van de auto of nadat de motor is
vervangen
OAls een lagere kwaliteit motorolie of motor-
olie met een verkeerde viscositeit wordt
gebruikt
OBij het rijden met hoge motortoerentallen of
met een zwaar beladen auto, of veelvuldig
optrekken en afremmen
OAls de motor langdurig stationair draait, of bij
veelvuldig rijden in druk verkeer
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 397 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
398 6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
QNa het verversen van de motorolie
Het indicatiesysteem motorolie verversen moet
worden gereset. Ga als volgt te werk:
1Druk op of van de bedieningstoet-
sen van het instrumentenpaneel om te
selecteren.
2Druk op of om “Vehicle Settings
(voertuiginstellingen) te selecteren en druk
vervolgens op .
3Druk op of om “Oil Maintenance”
(verversen motorolie) te selecteren en druk
vervolgens op .
4Druk op of om “Yes” (ja) te selec-
teren en druk vervolgens op .
Er wordt een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay wanneer de resetproce-
dure is voltooid. QKoelvloeistofreservoir
Het koelvloeistofniveau is correct als het
zich bij koude motor tussen de streepjes F
en L bevindt.
LS 500
WAARSCHUWING
QAfgewerkte motorolie
OAfgewerkte motorolie bevat schadelijke
stoffen die huidaandoeningen zoals ontste-
king of huidkanker kunnen veroorzaken.
Wees daarom voorzichtig en vermijd lang-
durig en herhaaldelijk contact met de huid.
Verwijder afgewerkte motorolie door
goed met water en zeep te wassen.
OVoer afgewerkte motorolie en gebruikte
oliefilters op een veilige en acceptabele
manier af. Gooi afgewerkte motorolie en
gebruikte oliefilters nooit weg in de vuilnis-
bak, in het riool of zomaar ergens.
Neem contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur, een
andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige, tankstation of een
automaterialenzaak voor meer informatie
over recycling of afvoeren.
OHoud motorolie buiten het bereik van kin-
deren.
OPMERKING
QVoorkomen van ernstige schade aan de
motor
Controleer regelmatig het oliepeil.
QBij het olie verversen of bijvullen
OLet erop dat er geen motorolie op onder-
delen van de auto terechtkomt.
OVul nooit te veel olie bij, anders kan de
motor beschadigd raken.
OControleer na het olie verversen altijd het
oliepeil met de peilstok.
OControleer of de olievuldop goed is vast-
gedraaid.
Koelvloeistof controleren
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 398 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
399
6
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Onderhoud en verzorging
LS 350
Dop reservoir
Streepje F
Streepje L
Als het niveau zich op of onder het onderste
streepje (L) bevindt, moet koelvloeistof worden
bijgevuld tot aan het bovenste streepje (F).
(Blz. 459)
QKoelvloeistofreservoir intercooler (LS
500)
Het koelvloeistofniveau is correct als het
zich bij koude motor tussen de streepjes F
en L bevindt.
Dop reservoir
Streepje F
Streepje L
Als het niveau zich op of onder het onderste
streepje (L) bevindt, moet koelvloeistof worden
bijgevuld tot aan het bovenste streepje (F).
(Blz. 459)
QSelectie van koelvloeistof
Gebruik alleen Toyota Super Long Life Coolant
of een gelijkwaardig product.
Toyota Super Long Life Coolant is een mengsel
van 50% koelvloeistof en 50% gedeminerali-
seerd water. (Minimumtemperatuur: -35°C)
Neem voor meer informatie over koelvloeistof
contact op met een erkende Lexus-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
QAls het koelvloeistofniveau korte tijd na het
bijvullen weer is gezakt
Controleer de radiateur, de slangen, de doppen
van het koelvloeistofreservoir, de aftapkraan en
de waterpomp visueel.
Als u geen lek kunt vinden, laat dan een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige de druk op de dop nakijken en
controleren op lekkages in het koelsysteem.
A
B
C
A
B
C
WAARSCHUWING
QAls de motor oververhit is
LS 500: Verwijder nooit de dop van het koel-
vloeistofreservoir, de dop van het koelvloei-
stofreservoir van de intercooler of de dop van
de koelvloeistofinlaat. (Blz. 463)
LS 350: Verwijder nooit de dop van het koel-
vloeistofreservoir of de dop van de koelvloei-
stofinlaat. (Blz. 463)
Als het koelsysteem nog onder druk staat,
kan hete koelvloeistof uit de vulopening spui-
ten als de dop wordt verwijderd en brand-
wonden of ander ernstig letsel veroorzaken.
OPMERKING
QBij het bijvullen van koelvloeistof
Gebruik geen onverdunde antivries of alleen
water. Een goede mengverhouding van water
en antivries zorgt voor een goede smering,
corrosiebescherming en koeling. Lees altijd
de informatie op het etiket van de antivries of
koelvloeistof.
QAls u koelvloeistof morst
Verwijder de koelvloeistof met veel water om
te voorkomen dat het de lak of onderdelen
aantast.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 399 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
400 6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Controleer de radiateur, de condensor, de
radiateur van de intercooler en de subradi-
ateur van de intercooler en verwijder
eventueel vuil. Als een van bovenstaande
onderdelen erg vuil is of als u niet zeker
bent van de staat ervan, laat dan uw auto
nakijken door een erkende Lexus-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als een sproeier niet werkt of een waar-
schuwingsmelding wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay, is het sproeier-
reservoir mogelijk leeg. Vul ruitensproei-
ervloeistof bij.
Controleren van de radiateur,
condensor, radiateur intercooler
(indien aanwezig) en subradiateur
intercooler (indien aanwezig)
WAARSCHUWING
QAls de motor oververhit is
Raak om brandwonden te voorkomen de
radiateur, de condensor, de radiateur van de
intercooler en de subradiateur van de inter-
cooler niet aan, aangezien deze heet kunnen
zijn.
Bijvullen van
ruitensproeiervloeistof
WAARSCHUWING
QBij het bijvullen van ruitensproeiervloei-
stof
Vul geen ruitensproeiervloeistof bij als de
motor draait of nog niet is afgekoeld. Ruiten-
sproeiervloeistof bevat alcohol en kan vlam
vatten als het bijvoorbeeld op hete motoron-
derdelen wordt gemorst.
OPMERKING
QVul het reservoir uitsluitend met ruiten-
sproeiervloeistof
Gebruik geen zeepsop of motorantivries in
plaats van ruitensproeiervloeistof.
Wanneer u dit wel doet, kan de lak van uw
auto worden aangetast en de pomp bescha-
digd raken, waardoor er geen ruitensproeier-
vloeistof meer kan worden gesproeid.
QVerdunnen van ruitensproeiervloeistof
Verdun ruitensproeiervloeistof indien nodig
met water.
Raadpleeg de op het etiket van de ruiten-
sproeiervloeistoffles aangegeven temperatu-
ren voor de juiste mengverhouding.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 400 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
401
6
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Onderhoud en verzorging
De accu bevindt zich in de bagageruimte
onder de bagageruimtemat.
Verwijderen van de bagageruimtemat:
Blz. 368
QVoorzorgsmaatregelen voor het opladen
van de accu
Tijdens het opladen van de accu ontstaat het licht
ontvlambare en explosieve waterstof. Houd u
daarom voor het opladen aan de volgende voor-
zorgsmaatregelen:
OAls de accu in de auto is gemonteerd, moet
voorafgaand aan het opladen de massakabel
worden losgenomen.
OControleer of de acculader tijdens het aan-
sluiten en losnemen van de accuklemmen is
uitgeschakeld.
QNa het opladen/aansluiten van de accu
ONadat de accu losgenomen is geweest, is het
wellicht niet meteen mogelijk om de portieren
met het Smart entry-systeem met startknop te
ontgrendelen. Gebruik in dat geval de
afstandsbediening of de mechanische sleutel
om de portieren te vergrendelen of ontgren-
delen.
OStart de motor met het contact in stand ACC.
De auto kan mogelijk niet worden gestart als
het contact UIT staat. De motor werkt vanaf
de tweede poging echter normaal.
ODe stand van het contact wordt door de auto
opgeslagen. Als de accu weer wordt aange-
sloten, keert het contact terug naar de stand
die was geselecteerd voordat de accu werd
losgenomen. Zet het contact UIT voordat u
de accu loskoppelt. Wees extra voorzichtig
als niet bekend is wat de stand van het contact
was voordat de accu leeg raakte.
Neem, als het systeem na meerdere pogingen
nog niet start, contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
Accu
Plaats
WAARSCHUWING
QChemicaliën in de accu
Accuzuur is giftig en bijtend en kan het ont-
staan van het licht ontvlambare en explosieve
waterstof veroorzaken. Neem bij werkzaam-
heden bij of aan de accu de volgende voor-
zorgsmaatregelen in acht om dodelijk of ern-
stig letsel te voorkomen:
OVeroorzaak geen vonken met gereed-
schap.
ORook nooit en steek nooit een lucifer of een
aansteker aan bij de accu.
OVoorkom dat ogen, huid of kleren in con-
tact komen met de elektrolyt.
OAdem of slik nooit elektrolyt in.
OGebruik een veiligheidsbril als u bij de
accu bezig bent.
OHoud kinderen uit de buurt van de accu.
QWanneer er onvoldoende accuvloeistof is
Gebruik de accu niet wanneer er onvol-
doende vloeistof in de accu zit. Anders zou
de accu kunnen ontploffen.
QEen veilige plaats voor het opladen van de
accu
Laad de accu altijd op in een open ruimte.
Laad de accu niet op in een garage of in een
afgesloten ruimte waar onvoldoende ventila-
tie is.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 401 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
402 6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Controleer de accu op gecorrodeerde en
loszittende klemmen, scheuren en een los-
zittende bevestigingsbeugel.
Accupolen
Klembeugel
Controleer de toestand van de accuvloei-
stof met behulp van de conditie-indicator
aan de bovenzijde.
Typ e A
Blauw: in orde
Rood: opladen is noodzakelijk.
Laat de auto controleren door een
erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
WAARSCHUWING
QNoodmaatregelen met betrekking tot
elektrolyt
OAls er elektrolyt in uw ogen terechtkomt
Spoel de ogen minstens 15 minuten met
water en schakel direct medische hulp in.
Blijf zo mogelijk water met een spons of
doek op de ogen deppen, terwijl u naar
een arts of het ziekenhuis gaat.
OAls er elektrolyt op uw huid terechtkomt
Was de huid zorgvuldig met veel water. Als
het pijn doet of brandt, roept u meteen
medische hulp in.
OAls er elektrolyt op uw kleding terechtkomt
De elektrolyt kan via de kleding op uw huid
terechtkomen. Trek onmiddellijk de kleding
uit en volg, indien nodig, de procedure
zoals hierboven beschreven.
OAls u per ongeluk elektrolyt binnenkrijgt
Drink zo veel mogelijk water of melk. Scha-
kel zo snel mogelijk medische hulp in.
QVervangen van de accu
Gebruik alleen een voor deze auto ontwor-
pen accu. Anders kan er gas (waterstof) in
het passagierscompartiment komen, waar-
door brand of een explosie kan ontstaan.
Neem voor de vervanging van de accu con-
tact op met een erkende Lexus-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
OPMERKING
QBij het opladen van de accu
Probeer de accu nooit op te laden bij draai-
ende motor. Controleer ook of alle accessoi-
res zijn uitgeschakeld.
Exterieur
De toestand van de accu
controleren
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 402 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
403
6
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Onderhoud en verzorging
Helder: vervanging is noodzakelijk.
Laat de accu controleren door een
erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
Typ e B
Blauw: in orde
Wit: bijladen is noodzakelijk.
Laat de auto controleren door een
erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
Rood: werkt niet goed.
Laat de accu controleren door een
erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
Controleer of de slijtage-indicatoren op de
banden te zien zijn. Controleer de banden
tevens op ongelijkmatige slijtage, zoals
overmatige slijtage aan een zijde van het
loopvlak.
Nieuwe band
Versleten loopvlak
Slijtage-indicator
De plaats van de slijtage-indicatoren wordt aan-
gegeven met de tekst TWI of de indicatie
op de wang van de band.
Vervang de band als de slijtage-indicatoren te
zien zijn.
C
A
B
C
Banden
Vervang of verwissel banden afhanke-
lijk van het onderhoudsschema en het
slijtagepatroon.
Controleren van de banden
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 403 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
404 6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
QWanneer moeten banden worden vervan-
gen
Banden moeten worden vervangen als:
ODe slijtage-indicatoren zijn te zien op een
band.
ODe banden beschadigingen vertonen, zoals
insnijdingen, scheuren of barsten die zo diep
zijn dat het binnenmateriaal zichtbaar wordt
en bulten die duiden op een interne beschadi-
ging
OEen band vaak leegloopt of niet goed kan
worden gerepareerd vanwege de grootte of
plaats van de beschadiging
Neem contact op met een erkende Lexus-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige als u er niet zeker van bent.
QLevensduur van de banden
Banden die ouder zijn dan 6 jaar moeten altijd
door gekwalificeerd werkplaatspersoneel wor-
den gecontroleerd, zelfs als er niet of nauwelijks
met de banden is gereden en de banden niet
beschadigd lijken te zijn.
QAls de profieldiepte van winterbanden min-
der is dan 4 mm
In dat geval gaat de werkzaamheid van de win-
terbanden verloren. Wissel de banden zoals aangegeven in de
afbeelding.
Auto's met hetzelfde formaat voor- en
achterband
WAARSCHUWING
QBij het controleren of vervangen van de
banden
Houd u aan de volgende voorzorgsmaatre-
gelen om ongevallen te voorkomen.
Het niet in acht nemen van deze voorzorgs-
maatregelen kan schade aan de aandrijflijn
veroorzaken en gevaarlijke rijeigenschappen
tot gevolg hebben, waardoor een ongeval
kan ontstaan met mogelijk dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg.
OGebruik geen banden van verschillende
merken, types of profielen.
Gebruik ook geen banden met duidelijk
verschillende slijtagepatronen door elkaar.
OGebruik uitsluitend de door Lexus voorge-
schreven bandenmaat.
OGebruik geen verschillende soorten ban-
den (radiaalbanden, gordelbanden met
diagonaalkarkas en diagonaalbanden)
door elkaar.
OGebruik geen zomer-, all-season- en win-
terbanden door elkaar.
OGebruik nooit banden onder uw auto die
zijn gebruikt onder een andere auto.
Door het gebruik van banden waarvan het
verleden onbekend is, loopt u extra risico.
OPMERKING
QRijden over onverharde wegen
Wees extra voorzichtig bij het rijden over
onverharde wegen en wegen met kuilen.
Dergelijke omstandigheden hebben mogelijk
een verlaging van de bandenspanning tot
gevolg, waardoor de verende werking van de
banden vermindert. Bovendien kunnen de
banden zelf en de velgen en carrosserie
beschadigd raken bij het rijden over onver-
harde wegen.
Wisselen van banden
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 404 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
405
6
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Onderhoud en verzorging
Auto's met een verschillend formaat
voor- en achterband
Lexus beveelt aan om de banden ongeveer elke
10.000 km (2WD-uitvoeringen) of 5.000 km
(AWD-uitvoeringen) van plaats te wisselen om
een gelijkmatig slijtagepatroon en een langere
levensduur van de banden te verkrijgen.
Vergeet niet na het wisselen van de banden het
bandenspanningswaarschuwingssysteem te ini-
tialiseren.
Bij run-flat banden staat er een of
op de wang van de band.
Bij banden in de maat XXX/XXRXX
Wanneer er run-flat banden zijn gemon-
teerd, kunt u maximaal 80 km met een
snelheid lager dan 80 km/h rijden als een
van de banden lek is. (De rijsnelheid mag
echter niet hoger worden dan 80 km/h
afhankelijk van de weers- en rijomstandig-
heden.)
Vervang de lekke band voordat u 80 km met de
auto hebt gereden. Rijd ook niet met een gere-
pareerde band.
Bij banden in de maat XXX/XXRFXX
Wanneer er run-flat banden zijn gemon-
teerd, kunt u maximaal 160 km met een
snelheid lager dan 80 km/h rijden als een
van de banden lek is. (De rijsnelheid mag
echter niet hoger worden dan 80 km/h
afhankelijk van de weers- en rijomstandig-
heden.)
Vervang de lekke band voordat u 160 km met
de auto hebt gereden. Rijd ook niet met een
gerepareerde band.
QRun-flat banden
ODe run-flat banden zijn alleen voor deze auto
bestemd. Gebruik de banden nooit voor
andere auto's.
OGebruik geen run-flat banden in combinatie
met normale banden.
OAls er niet-originele Lexus-velgen zijn
gemonteerd, zullen de run-flat banden moge-
lijk niet optimaal presteren.
Uw auto is uitgerust met een bandenspan-
ningswaarschuwingssysteem dat gebruik-
maakt van bandenspanningssensoren en
-zenders om een lage bandenspanning te
signaleren voordat deze tot problemen
leidt.
De door het bandenspanningswaar-
schuwingssysteem gesignaleerde ban-
denspanning kan op het multi-informa-
tiedisplay worden weergegeven.
(Blz. 81)
Run-flat banden
Bandenspannings-
waarschuwingssysteem
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 405 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
406 6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Als de bandenspanning onder een
bepaalde waarde komt, wordt de
bestuurder gewaarschuwd door mid-
del van een melding op het scherm en
een waarschuwingslampje.
(Blz. 440)
QPeriodieke controle van de bandenspanning
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem
vervangt de periodieke controle van de banden-
spanning niet. Controleer daarom ook zelf
regelmatig de bandenspanning.
QBandenspanning
ONadat het contact AAN is gezet, kan het
enkele minuten duren voordat de banden-
spanning wordt weergegeven. Het kan ook
enkele minuten duren voordat de banden-
spanning wordt weergegeven nadat de ban-
den op spanning zijn gebracht.
ODe bandenspanning verandert met de tempe-
ratuur. De weergegeven waarden kunnen ver-
schillen van de waarden die met andere ban-
denspanningmeters worden gemeten.
QSituaties waarin het bandenspanningswaar-
schuwingssysteem mogelijk niet goed werkt
OOnder de volgende omstandigheden werkt
het bandenspanningswaarschuwingssysteem
mogelijk niet goed.
Als er niet-originele Lexus-velgen zijn
gemonteerd.
Als een band is vervangen door een exem-
plaar dat niet overeenkomt met de OE-speci-
ficaties (Original Equipment).
Als een band is vervangen door een exem-
plaar dat niet de voorgeschreven maat heeft.
Als er sneeuwkettingen, enz. zijn gemonteerd.
Er is een run-flat band met ondersteunende
ring gemonteerd.
Als de ruiten zijn voorzien van een coating die
de ontvangst van de radiografische signalen
nadelig beïnvloedt.
Als de auto bedekt is met sneeuw of ijs, vooral
bij de wielen of de wielkasten.
Als de bandenspanning aanzienlijk hoger is
dan de voorgeschreven waarde.
Als er banden zonder bandenspanningssen-
soren en -zenders worden gebruikt.
Als de identificatiecode op de bandenspan-
ningssensoren en -zenders niet is geregis-
treerd in de bandenspanningswaarschu-
wingssysteem-ECU.
OIn de volgende situaties kunnen de prestaties
worden beïnvloed.
Wanneer u in de buurt van een televisiezend-
mast, elektriciteitscentrale, tankstation, radio-
zender, videowall, luchthaven of andere loca-
tie rijdt waar sterke radiogolven of elektro-
magnetische velden aanwezig zijn
Als u een draagbare radio, mobiele telefoon,
draadloze telefoon of een ander draadloos
communicatiemiddel bij u draagt
Als de bandenpositiegegevens niet juist worden
weergegeven als gevolg van slechte ontvangst
van de radiogolven, kan de weergave worden
hersteld door verder te rijden en zo de ontvangst
van de radiogolven te veranderen.
OWanneer de auto tot stilstand is gebracht, kan
het langer duren voordat de waarschuwing
verschijnt of verdwijnt.
OWanneer de bandenspanning snel daalt, zoals
bij een klapband, verschijnt de waarschuwing
mogelijk niet.
QWaarschuwingen bandenspanningswaar-
schuwingssysteem
De eventuele waarschuwing van het banden-
spanningswaarschuwingssysteem is gebaseerd
op de rijomstandigheden. Daarom laat het sys-
teem mogelijk zelfs een waarschuwing zien wan-
neer de bandenspanning niet laag genoeg is of
wanneer de druk hoger is dan de druk die was
ingesteld tijdens het initialiseren van het systeem.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 406 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
407
6
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Onderhoud en verzorging
Bij het vervangen van banden of velgen
moeten de bandenspanningssensoren en
-zenders op de te monteren velgen wor-
den geplaatst.
Als er nieuwe bandenspanningssensoren
en -zenders geplaatst worden, moeten de
identificatiecodes van deze componenten
worden geregistreerd in de bandenspan-
ningswaarschuwingssysteem-ECU en
moet het bandenspanningswaarschu-
wingssysteem worden geïnitialiseerd.
(Blz. 409)
QVervangen van banden en velgen
Als de identificatiecodes van de bandenspan-
ningssensoren en -zenders niet zijn geregis-
treerd, werkt het bandenspanningswaarschu-
wingssysteem niet correct. In dat geval gaat na
ongeveer 10 minuten rijden het waarschuwings-
lampje lage bandenspanning gedurende onge-
veer 1 minuut knipperen en blijft het daarna
branden om aan te geven dat er een storing in
het systeem aanwezig is.
QHet bandenspanningswaarschuwings-
systeem moet worden geïnitialiseerd
onder de volgende omstandigheden:
Als de bandenspanning wordt gewij-
zigd (bijvoorbeeld wanneer de rijsnel-
heid of de belading verandert).
Bij het wijzigen van de bandenspanning
omdat er een andere bandenmaat
gemonteerd is.
Bij het wisselen van wielen.
Na het uitvoeren van de procedure
voor de zenderidentificatiecoderegis-
tratie. (Blz. 409)
Als het bandenspanningswaarschuwings-
systeem wordt geïnitialiseerd, wordt de
actuele bandenspanning als referentie-
spanning beschouwd.
QInitialiseren van het bandenspannings-
waarschuwingssysteem
1Parkeer de auto op een veilige plaats,
zet de motor uit en wacht ten minste
20 minuten.
De initialisatieprocedure kan niet worden
gestart als de auto rijdt.
2Breng de banden op de voorgeschre-
ven spanning bij koude banden.
Breng de banden op de voorgeschreven span-
ning voor de banden in koude toestand. Deze
spanning vormt de referentiespanning voor het
bandenspanningswaarschuwingssysteem.
3Start de motor.
4Druk op of van de bedie-
ningstoetsen van het instrumentenpa-
neel om te selecteren.
Plaatsen van bandenspannings-
sensoren en -zenders
OPMERKING
QRepareren of vervangen van banden, vel-
gen, bandenspanningssensoren, -zen-
ders en ventieldopjes
ONeem voor het verwijderen en plaatsen
van wielen, banden of bandenspannings-
sensoren en -zenders contact op met een
erkende Lexus-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige omdat de
bandenspanningssensoren en -zenders
beschadigd kunnen raken als er niet voor-
zichtig mee wordt omgegaan.
OVergeet niet de dopjes weer op de ventie-
len aan te brengen. Als de ventieldopjes
niet worden geplaatst, kan er water in de
bandenspanningssensoren terechtkomen
en kunnen ze vast gaan zitten.
OVervang ventieldopjes alleen door het
voorgeschreven type ventieldopje. Anders
kunnen de dopjes vast komen te zitten.
Initialiseren van het
bandenspanningswaarschuwings-
systeem
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 407 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
408 6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
5Druk op of om “Vehicle Set-
tings” (voertuiginstellingen) te selecte-
ren en druk vervolgens op .
6Druk op of om TPWS te
selecteren en druk vervolgens op .
7Druk op of om “Set Pressure”
(ingestelde druk) te selecteren. Houd
vervolgens ingedrukt tot het waar-
schuwingslampje lage bandenspan-
ning 3 keer knippert.
Vervolgens wordt er een melding weergegeven
op het multi-informatiedisplay.
“---” wordt op het multi-informatiedisplay weer-
gegeven voor de bandenspanning van elke
band terwijl de initialisatie wordt uitgevoerd.
8Rijd rechtuit (met zo min mogelijk
bochten naar links en rechts) met een
snelheid van ten minste ongeveer 40
km/h gedurende ongeveer 10 tot 30
minuten.
De initialisatie is voltooid als de positie van elke
band is bepaald en de bandenspanning van elke
band wordt weergegeven op het multi-informa-
tiedisplay.
Het kan langer dan normaal duren om de initia-
lisatie te voltooien als de rijsnelheid niet ten
minste 40 km/h is. Parkeer de auto op een vei-
lige plaats als de initialisatie na 1 uur of langer rij-
den niet is voltooid, zet het contact uit en wacht
ten minste 20 minuten. Rijd vervolgens nog-
maals met de auto. (Blz. 408)
QInitialisatieprocedure
OVoer de initialisatieprocedure uit na het op
spanning brengen van de banden.
Zorg er daarnaast voor dat de banden koud
zijn voordat de initialisatieprocedure wordt
uitgevoerd of de banden op spanning worden
gebracht.
OAls u het contact tijdens de initialisatie UIT
hebt gezet, is het niet noodzakelijk de initiali-
satieprocedure weer opnieuw vanaf het begin
te starten, omdat de initialisatie automatisch
wordt herstart wanneer het contact weer
AAN wordt gezet.
OAls u per ongeluk de initialisatie start wanneer
dit niet nodig is, breng de banden dan op de
juiste spanning wanneer ze koud zijn en voer
de initialisatieprocedure opnieuw uit.
OAls tijdens het bepalen van de positie van elke
band, waarbij de bandenspanningen niet wor-
den weergegeven op het multi-informatiedis-
play, de spanning in een band daalt, gaat het
waarschuwingslampje lage bandenspanning
branden.
QAls het bandenspanningswaarschuwingssys-
teem niet goed is geïnitialiseerd
OIn de onderstaande situaties duurt het vol-
tooien van de initialisatie mogelijk langer dan
gebruikelijk of is initialisatie niet mogelijk.
(Normaal gesproken moet er gedurende
ongeveer 10 tot 30 minuten met de auto wor-
den gereden om de initialisatie te voltooien.)
Rijd nog een poosje door als de initialisatie na
ongeveer 30 minuten nog niet is voltooid.
Het voltooien van de initialisatie duurt moge-
lijk langer als er met de auto over een onver-
harde weg wordt gereden.
Als er tijdens de initialisatie achteruit wordt
gereden, worden de tijdens de initialisatie ver-
zamelde gegevens gewist en duurt het langer
dan gebruikelijk voordat de initialisatie is vol-
tooid.
Als er met de auto in druk verkeer wordt
gereden of in een andere situatie waarbij
andere auto's vlakbij u rijden, duurt het moge-
lijk een poosje voordat het systeem de ban-
denspanningssensoren en -zenders van uw
auto herkent.
Parkeer de auto op een veilige plaats gedurende
ongeveer 20 minuten als de initialisatie na onge-
veer 1 uur rijden niet is voltooid en rijd vervol-
gens nogmaals met de auto.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 408 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
409
6
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Onderhoud en verzorging
OIn de volgende situaties wordt de initialisatie
niet gestart of is de initialisatie niet goed vol-
tooid en werkt het systeem niet goed. Voer de
initialisatieprocedure nogmaals uit.
Als het waarschuwingslampje lage banden-
spanning niet 3 keer knippert wanneer wordt
geprobeerd om de initialisatie te starten.
Als het waarschuwingslampje lage banden-
spanning gedurende ongeveer 1 minuut knip-
pert en vervolgens blijft branden wanneer er
na de initialisatie gedurende ongeveer 20
minuten met de auto is gereden.
ONeem contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige als de initialisatie niet kan
worden voltooid na het uitvoeren van de
bovenstaande procedure.
Elke bandenspanningssensor en -zender is
voorzien van een unieke identificatiecode.
Bij het vervangen van een bandenspan-
ningssensor en -zender is het noodzakelijk
om de identificatiecode te registreren.
De identificatiecodes kunnen worden
geregistreerd via van het multi-infor-
matiedisplay.
1Parkeer de auto op een veilige plaats,
zet de motor uit, wacht ten minste 20
minuten en start vervolgens de motor.
2Druk op of van de bedie-
ningstoetsen van het instrumentenpa-
neel om te selecteren.
3Druk op of om “Vehicle Set-
tings” (voertuiginstellingen) te selecte-
ren en druk vervolgens op .
4Druk op of om TPWS te
selecteren en druk vervolgens op .
5Druk op of om “Change
Wheel Set” (wielenset wijzigen) te
selecteren. Houd vervolgens
ingedrukt tot het waarschuwings-
lampje lage bandenspanning 3 keer
langzaam knippert.
Vervolgens wordt er een melding weergegeven
op het multi-informatiedisplay.
Als de registratie wordt uitgevoerd, gaat het
waarschuwingslampje lage bandenspanning
gedurende ongeveer 1 minuut knipperen en
blijft het vervolgens branden. “---” wordt op het
multi-informatiedisplay weergegeven voor de
bandenspanning van elke band.
6Rijd rechtuit (met zo min mogelijk
bochten naar links en rechts) met een
snelheid van ten minste ongeveer 40
km/h gedurende ongeveer 10 tot 30
minuten.
De registratie is voltooid wanneer het waar-
schuwingslampje lage bandenspanning dooft
en de bandenspanning van elke band wordt
weergegeven op het multi-informatiedisplay.
Het kan langer dan normaal duren om de regis-
tratie te voltooien als de rijsnelheid niet ten min-
ste 40 km/h is. Als de registratie na ten minste 1
uur rijden niet is voltooid, herhaal dan de regis-
tratieprocedure vanaf het begin. (Blz. 410)
WAARSCHUWING
QBij het initialiseren van het bandenspan-
ningswaarschuwingssysteem
Initialiseer het bandenspanningswaarschu-
wingssysteem niet zonder eerst de banden op
de voorgeschreven spanning te brengen.
Anders kan het voorkomen dat het waarschu-
wingslampje voor de lage bandenspanning
niet gaat branden terwijl de bandenspanning
te laag is, of wel gaat branden terwijl de ban-
denspanning in orde is.
Registreren van identificatiecodes
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 409 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
410 6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Initialiseer het bandenspanningswaarschu-
wingssysteem nadat u de identificatiecodes
hebt geregistreerd. (Blz. 407)
QBij het registreren van identificatiecodes
OControleer voordat u de identificatiecodere-
gistratie uitvoert of er zich geen velgen met
bandenspanningssensoren en -zenders in de
buurt van de auto bevinden.
OInitialiseer het bandenspanningswaarschu-
wingssysteem nadat u de identificatiecodes
hebt geregistreerd. Als het systeem is geïnitia-
liseerd voordat de identificatiecodes zijn
geregistreerd, zijn de geïnitialiseerde waar-
den ongeldig.
ODe banden zijn na het voltooien van de regis-
tratie warm. Laat daarom de banden afkoelen
voordat u de initialisatie uitvoert.
QAnnuleren van de identificatiecoderegistra-
tie
OZet, om de identificatiecoderegistratie te
annuleren nadat deze is gestart, het contact
UIT voordat u gaat rijden.
Als er met de auto wordt gereden nadat de
identificatiecoderegistratie is gestart, start
dan de identificatiecoderegistratieprocedure
nogmaals om de registratie te annuleren en
zet het contact vóór het rijden UIT.
OAls de identificatiecoderegistratie is geannu-
leerd, knippert het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gedurende ongeveer 1
minuut wanneer het contact AAN wordt
gezet en blijft vervolgens branden. Het ban-
denspanningswaarschuwingssysteem werkt
wanneer het waarschuwingslampje lage ban-
denspanning dooft.
OAls het waarschuwingslampje zelfs na enkele
minuten niet uitgaat, is de identificatiecodere-
gistratie mogelijk niet goed geannuleerd.
Start de identificatiecoderegistratieproce-
dure nogmaals om de registratie te annuleren
en zet het contact vóór het rijden UIT.
QAls identificatiecodes niet goed zijn geregis-
treerd
OIn de onderstaande situaties duurt de identifi-
catiecoderegistratie mogelijk langer dan
gebruikelijk of is registratie niet mogelijk.
(Normaal gesproken moet er gedurende
ongeveer 10 tot 30 minuten met de auto wor-
den gereden om de identificatiecoderegistra-
tie te voltooien.)
Rijd nog een poosje door als de identificatie-
coderegistratie na ongeveer 30 minuten rij-
den nog niet is voltooid.
Het voltooien van de registratie duurt moge-
lijk langer dan gebruikelijk als er met de auto
over een onverharde weg wordt gereden.
Als er tijdens de registratie achteruit wordt
gereden, worden de tijdens de registratie ver-
zamelde gegevens gewist en duurt het langer
dan gebruikelijk voordat de registratie is vol-
tooid.
Als er met de auto in druk verkeer wordt
gereden of in een andere situatie waarbij
andere auto's vlakbij u rijden, duurt het moge-
lijk een poosje voordat het systeem de ban-
denspanningssensoren en -zenders van uw
auto herkent.
Als er zich in of vlakbij de auto een velg met
een gemonteerde bandenspanningssensor en
-zender bevindt, is de registratie van de identi-
ficatiecodes voor de gemonteerde velgen
wellicht niet mogelijk.
Parkeer de auto op een veilige plaats gedurende
ongeveer 20 minuten als de identificatiecodere-
gistratie na ongeveer 1 uur rijden niet is voltooid
en voer vervolgens de identificatiecoderegistra-
tieprocedure nogmaals uit.
OIn de volgende situaties wordt de identificatie-
coderegistratie niet gestart of is de registratie
niet goed voltooid en werkt het systeem niet
goed. Voer de identificatiecoderegistratie-
procedure nogmaals uit.
Als het waarschuwingslampje lage banden-
spanning niet 3 keer langzaam knippert wan-
neer wordt geprobeerd om de identificatieco-
deregistratie te starten.
Als het waarschuwingslampje lage banden-
spanning gedurende ongeveer 1 minuut knip-
pert en vervolgens blijft branden wanneer er
na de identificatiecoderegistratie gedurende
ongeveer 10 minuten met de auto is gereden.
ONeem contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige als de identificatiecode-
registratie niet kan worden voltooid na het uit-
voeren van de bovenstaande procedure.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 410 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
411
6
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Onderhoud en verzorging
Breng de auto tot stilstand op een vei-
lige plaats en een stevige, vlakke onder-
grond.
Activeer de parkeerrem.
Zet de selectiehendel in stand P.
Uitschakelen van de hoogteregeling.
(indien aanwezig) (Blz. 321)
Zet de motor af.
QKrik en gereedschap
Uw auto is voorzien van run-flat banden.
Daarom is uw auto niet uitgerust met de onder-
staande gereedschappen voor het vervangen
van een band. Ze zijn verkrijgbaar bij een
erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
OWielmoersleutel
OKrik
OKrikslinger
Vervangen van een band
Krik de auto uitsluitend op met de krik
onder een van de aangegeven krik-
steunpunten.
Als de auto wordt opgekrikt terwijl de
krik niet goed is geplaatst, kan de auto
beschadigd raken of van de krik vallen
en ernstig letsel veroorzaken.
Neem contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige als
het vervangen van een band moeilijk
gaat.
Voor het opkrikken van de auto
WAARSCHUWING
QGebruik van de krik
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
Onjuist gebruik van de krik kan ertoe leiden
dat de auto van de krik valt, wat tot dodelijk of
ernstig letsel kan leiden.
OGebruik de krik uitsluitend voor het ver-
wisselen van een wiel of de montage en het
verwijderen van sneeuwkettingen.
OGebruik voor het verwisselen van banden
onder deze auto geen krik van een andere
auto.
OZet de krik op de juiste wijze onder het
kriksteunpunt.
OZorg ervoor dat er zich geen lichaamsde-
len bevinden onder een auto die alleen
door een krik wordt ondersteund.
OStart de motor niet en ga niet met de auto
rijden als deze door de krik wordt onder-
steund.
OKrik de auto niet op als er nog iemand in de
auto aanwezig is.
OPlaats niets op of onder de krik als de auto
wordt opgekrikt.
OKrik de auto niet verder op dan voor het
verwisselen van het wiel noodzakelijk is.
OPlaats de auto op bokken als u onder de
auto moet zijn.
OSchakel alle functies van de wagenhoogte-
regeling van de elektronisch geregelde
luchtvering uit en zet vervolgens de motor
uit. (Blz. 321)
OZorg wanneer u de auto laat zakken dat er
niemand onder komt. Breng mensen in de
buurt op de hoogte van het laten zakken.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 411 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
412 6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
1Plaats wielblokken.
2Draai de wielmoeren iets los (één slag).
3Draai deel van de krik met de hand
aan totdat de uitsparing in de kop van
de krik in contact komt met het krik-
steunpunt.
De aanduidingen van de kriksteunpunten
bevinden zich onder de dorpel. Deze duiden de
kriksteunpunten aan.
4Draai de krik vervolgens verder
omhoog totdat het wiel vrij van de
grond is.
WAARSCHUWING
QVervangen van een lekke band bij auto's
met een elektrisch bedienbare achter-
klep
Schakel de hoofdschakelaar van het ope-
ningssysteem van de achterklep uit wanneer
u banden gaat vervangen o.i.d. (Blz. 114).
Als u dit niet doet, kan de achterklep onbe-
doeld in werking treden als de schakelaar van
de elektrisch bedienbare achterklep per
ongeluk wordt aangeraakt, waardoor
lichaamsdelen bekneld kunnen raken en let-
sel kan optreden.
Verwijderen van een wiel
Wiel Positie wielblok
Links voor Achter het rechter
achterwiel
Rechts voor Achter het linker ach-
terwiel
Links achter Voor het rechter voor-
wiel
Rechts achter Voor het linker voor-
wiel
A
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 412 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
413
6
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Onderhoud en verzorging
5Verwijder alle wielmoeren en het wiel.
Leg het wiel met de buitenzijde omhoog op de
grond, om krassen op de velg te voorkomen.
1Verwijder eventueel aanwezige ver-
ontreinigingen van het contactvlak van
de velg.
Als er verontreinigingen op het contactvlak
aanwezig zijn, kunnen tijdens het rijden de wiel-
moeren los lopen, waardoor het wiel los kan
raken.
2Plaats het wiel en draai elke wielmoer
met de hand ongeveer in dezelfde
mate vast.
Draai de wielmoeren zover vast totdat de sluit-
ringen contact maken met de velg.
Velg
Sproeiers
3Laat de auto zakken.
4Draai iedere moer twee of drie keer
aan in de volgorde die in de afbeelding
is aangeven.
Aanhaalmoment:
140 Nm (14,3 kgm, 103 ft•lbf)
WAARSCHUWING
QVervangen van een band
Raak de wielen of het gedeelte rond de rem-
men niet aan direct nadat met de auto is gere-
den.
Nadat met de auto is gereden, zijn de wielen
en het gedeelte rond de remmen mogelijk
zeer heet. Wanneer u deze delen tijdens het
verwisselen van een wiel, enz. met uw han-
den, voeten of andere lichaamsdelen aan-
raakt, kan dit leiden tot brandwonden.
Plaatsen van het wiel
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 413 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
414 6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
QGevolgen van een onjuiste bandenspanning
Het rijden met een onjuiste bandenspanning kan
de volgende gevolgen hebben:
OHoger brandstofverbruik
OVerminderd rijcomfort en een slechte hand-
ling
OKortere levensduur van de banden als gevolg
van slijtage
OEen onveilige auto
OBeschadiging van de aandrijflijn
Als een band vaak moet worden opgepompt,
laat deze dan controleren door een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
QInstructies voor het controleren van de ban-
denspanning
Let bij het controleren van de bandenspanning
op het volgende:
OControleer de bandenspanning alleen als de
banden koud zijn.
Als uw auto ten minste 3 uur heeft stilgestaan
of niet meer dan 1,5 km heeft gereden, kunt u
de bandenspanning voor koude banden cor-
rect aflezen.
OGebruik altijd een bandenspanningsmeter.
Het is moeilijk te bepalen of een band de
juiste bandenspanning heeft op basis van
alleen het uiterlijk.
OHet is normaal dat de spanning van een band
na een rit is opgelopen aangezien warmte
wordt gegenereerd in de band. Laat na het rij-
den geen lucht uit de banden lopen om de
spanning te verlagen.
OVerdeel de passagiers en het gewicht van de
bagage gelijkmatig over de auto.
WAARSCHUWING
QBij het plaatsen van het wiel
Het niet opvolgen van deze voorzorgsmaat-
regelen kan ertoe leiden dat de wielmoeren
losraken, waardoor het wiel van de auto af
kan lopen, wat kan leiden tot dodelijk of ern-
stig letsel.
OBreng nooit olie of vet aan op de wielbou-
ten of -moeren.
Door het gebruik van olie of vet worden de
wielmoeren mogelijk te vast aangedraaid
waardoor de bouten of de velg beschadigd
kunnen raken. Bovendien kunnen door
gebruik van olie of vet de wielbouten of
wielmoeren loslopen, waardoor het wiel
los kan raken en een ernstig ongeval kan
ontstaan. Verwijder olie of vet van de wiel-
bouten of wielmoeren.
OLaat zo spoedig mogelijk na het vervangen
van een wiel de moeren met een aanhaal-
moment van 140 Nm (14,3 kgm, 103 ft.lbf)
vastzetten.
OPlaats een beschadigde wieldop niet
opnieuw, omdat deze tijdens het rijden los
kan raken.
OGebruik bij het aanbrengen van een wiel
uitsluitend wielmoeren die speciaal zijn
ontworpen voor het desbetreffende wiel.
OBij gescheurde of vervormde bouten of bij
beschadigingen van de schroefdraad van
moeren of van boutgaten van het wiel dient
de auto te worden gecontroleerd door een
erkende Lexus-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
OPMERKING
QRepareren of vervangen van banden, vel-
gen, bandenspanningssensoren, -zen-
ders en ventieldopjes
Blz. 407
Bandenspanning
Zorg ervoor dat de banden de juiste
spanning hebben. De bandenspanning
moet ten minste eenmaal per maand
gecontroleerd worden. Lexus beveelt u
echter aan de bandenspanning eens
per twee weken te controleren.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 414 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
415
6
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Onderhoud en verzorging
Let er bij het vervangen van velgen op dat
deze hetzelfde draagvermogen, dezelfde
diameter, velgbreedte en ET-waarde* heb-
ben.
Elke erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
kan vervangende velgen leveren.
*: “Offset” is de gebruikelijke term.
Lexus adviseert u de volgende velgen niet
te gebruiken:
Velgen van verschillende maten of
types
Gebruikte velgen
Verbogen velgen die hersteld zijn
WAARSCHUWING
QEen goede bandenspanning zorgt voor
een langere levensduur van de banden
Houd de bandenspanning op de juiste
waarde.
Als de banden niet de juiste spanning hebben,
kunnen onderstaande zaken zich voordoen.
Dit kan leiden tot een ongeval met dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg.
OOvermatige slijtage
OOngelijkmatige slijtage
OSlecht rijgedrag
OMogelijke klapband door oververhitting
OLuchtlekkage tussen de band en velg
OWielvervorming en/of beschadiging van de
band
OGroter risico op beschadiging van de band
tijdens het rijden (als gevolg van voorwer-
pen op het wegdek, verbindingsstukken of
scherpe randen in het wegdek, enz.)
OPMERKING
QControleren en op de juiste spanning
brengen van de banden
Plaats na controle altijd de ventieldopjes.
Zonder de ventieldopjes kan er vuil en vocht
in het inwendige van de ventielen doordrin-
gen. Hierdoor kan de afdichting in gevaar
komen, wat kan leiden tot een lagere banden-
spanning.
Velgen
Als een velg verbuigingen of scheuren
vertoont of erg gecorrodeerd is, moet
deze vervangen worden. Anders kan
de band van de velg raken of kan de
auto moeilijk beheersbaar worden.
Keuze van velg
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 415 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
416 6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
QVervangen van velgen
De velgen van uw auto zijn uitgerust met ban-
denspanningssensoren en -zenders voor het
bandenspanningswaarschuwingssysteem, dat in
een vroegtijdig stadium waarschuwt als de ban-
denspanning te laag wordt. Bij het vervangen
van velgen moeten er bandenspanningssenso-
ren en -zenders worden geplaatst. (Blz. 407)
Gebruik uitsluitend de wielmoeren van
Lexus en de juiste wielmoersleutel voor
uw lichtmetalen velgen.
Controleer de wielmoeren na de eerste
1.600 km telkens als een band is ver-
wisseld, een band is gerepareerd of is
vervangen.
Pas op dat lichtmetalen velgen niet
beschadigd raken als u sneeuwkettin-
gen gebruikt.
Bij het balanceren moet gebruik wor-
den gemaakt van Lexus- of gelijkwaar-
dige balanceergewichtjes, die geplaatst
dienen te worden met een kunststof of
rubber hamer.
WAARSCHUWING
QVervangen van velgen
OGebruik alleen de in deze handleiding aan-
bevolen maat velgen en banden. Een
andere maat kan resulteren in een slech-
tere controle over de auto.
OGebruik nooit een binnenband bij een
poreuze velg die ontworpen is voor een
tubeless band.
Als u dat wel doet, kan dat leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg.
QGebruik van beschadigde velgen niet
toegestaan
Gebruik geen gescheurde of vervormde vel-
gen. Als u dat wel doet, kan er tijdens het rij-
den lucht uit de band ontsnappen, waardoor
een ongeval zou kunnen ontstaan.
OPMERKING
QVervangen van bandenspanningssenso-
ren en -zenders
OOmdat het repareren of vervangen van
een band invloed kan hebben op de ban-
denspanningssensoren en -zenders, advi-
seren we u deze werkzaamheden uit te
laten voeren door een erkende Lexus-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige. Ga ook voor de aan-
schaf van bandenspanningssensoren en
-zenders naar een erkende Lexus-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
OGebruik voor uw auto alleen originele
Lexus-velgen.
Bij niet-originele velgen kan niet worden
gegarandeerd dat de bandenspannings-
sensoren en -zenders goed werken.
Belangrijke aanwijzingen voor
lichtmetalen velgen
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 416 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
417
6
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Onderhoud en verzorging
1Zet het contact UIT.
2Open het dashboardkastje. Verwijder
het scheidingspaneel. (Blz. 365)
3Verwijder het paneel.
4Ontgrendel de afdekkap van het filter
( ), haal de afdekkap van het filter uit
de klauwen ( ) en verwijder de
afdekkap van het filter.
5Verwijder de filterhouder.
6Verwijder het interieurfilter uit de filter-
houder en vervang het.
Plaats het filter en de filterhouder met de aan-
duiding UP naar boven gericht.
QControle-interval
Controleer en vervang het interieurfilter volgens
het onderhoudsschema. In gebieden met veel
stof of met veel verkeer moet vervanging vaker
plaatsvinden. (Zie voor meer informatie betref-
fende het onderhoudsschema het onderhouds-
boekje en het garantieboekje van Lexus.)
QAls er te weinig lucht uit de ventilatieroos-
ters stroomt
Het filter kan verstopt zitten. Controleer het filter
en vervang het indien nodig.
QInterieurfilter met luchtreinigingsfunctie
Als er geurstoffen in uw auto zijn geplaatst, kan
de luchtreinigingsfunctie in korte tijd aanzienlijk
achteruit gaan.
Als er constant een airconditioninglucht te rui-
ken is, moet het interieurfilter worden vervan-
gen.
Interieurfilter
Het interieurfilter moet regelmatig
worden vervangen om de optimale
werking van de airconditioning te
behouden.
Verwijderen van het interieurfilter
A
B
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 417 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
418 6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
QAls de batterij van de elektronische sleutel
ontladen is
De volgende verschijnselen kunnen zich voor-
doen:
OHet Smart entry-systeem met startknop en de
afstandsbediening zullen niet goed werken.
OHet bereik van de afstandsbediening zal klei-
ner worden.
QWanneer de batterij in de sleutelkaart moet
worden vervangen (indien aanwezig)
De batterij in de sleutelkaart is alleen bij de
Lexus-dealer verkrijgbaar. Uw Lexus-dealer kan
de batterij voor u vervangen.
Sleufkopschroevendraaier
Kleine sleufkopschroevendraaier
Lithiumbatterij CR2032
QGebruik een CR2032 lithiumbatterij
OBatterijen zijn verkrijgbaar bij een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige, plaatselijke elektrozaken
of fotospeciaalzaken.
OVervang de batterij alleen door het door de
fabrikant aanbevolen type.
OGooi batterijen niet weg, maar lever ze in als
KCA.
OPMERKING
QBij het gebruik van de airconditioning
Controleer of het interieurfilter aanwezig is.
Als de airconditioning zonder filter gebruikt
wordt, kan het systeem beschadigd raken.
QVoorkomen van schade aan de afdekkap
van het filter
Oefen bij het bewegen van de afdekkap van
het filter in de richting van de pijl om de
bevestiging los te nemen, geen overmatige
kracht uit op de klauwen. Anders kunnen de
klauwen beschadigd raken.
Batterij elektronische sleutel
Vervang de batterij door een nieuw
exemplaar als deze ontladen raakt.
Mogelijk raakt de sleutel beschadigd
als de onderstaande procedure niet
goed wordt uitgevoerd. Het verdient
daarom aanbeveling om de sleutelbat-
terij te laten vervangen door een
erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Zaken die u dient klaar te leggen
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 418 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
419
6
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Onderhoud en verzorging
1Neem de mechanische sleutel uit de
houder.
2Verwijder het kapje.
Omwikkel het uiteinde van de sleufkopschroe-
vendraaier met tape om schade aan de sleutel
te voorkomen.
3Verwijder de lege batterij.
Plaats een nieuwe batterij met de positieve aan-
sluiting + naar boven.
Batterij vervangen
WAARSCHUWING
QVoorzorgsmaatregelen met betrekking
tot de accu
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht. Het niet in acht nemen van de voor-
zorgsmaatregelen kan dodelijk of ernstig let-
sel tot gevolg hebben.
OSlik de batterij niet in. Anders kunt u che-
mische brandwonden oplopen.
ODe elektronische sleutel is uitgerust met
een knoopcel, ook wel knoopbatterij
genoemd. Als een batterij wordt ingeslikt,
kan deze binnen 2 uur ernstige chemische
brandwonden veroorzaken, met dodelijk of
ernstig letsel als gevolg.
OHoud nieuwe en gebruikte batterijen bui-
ten bereik van kinderen.
OAls het kapje niet goed kan worden geslo-
ten, gebruik de elektronische sleutel dan
niet en berg deze buiten bereik van kinde-
ren op. Neem vervolgens contact op met
een erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
OAls u per ongeluk een batterij inslikt of een
batterij in een deel van uw lichaam plaatst,
roep dan onmiddellijk medische hulp in.
QVoorkomen dat de batterij ontploft of
brandbare vloeistoffen of gassen vrijko-
men
OVervang de batterij door een nieuw exem-
plaar van hetzelfde type. Als een verkeerd
type batterij wordt gebruikt, kan deze ont-
ploffen.
OStel batterijen niet bloot aan een extreem
lage druk als gevolg een grote hoogte of
extreem hoge temperaturen.
OVerbrand een batterij niet en breek of snijd
hem niet open.
QVoorzorgsmaatregelen voor lithiumbat-
terijen
WAARSCHUWING
ALS DE BATTERIJ DOOR EEN ONJUIST
TYPE BATTERIJ WORDT VERVANGEN,
KAN EEN EXPLOSIE OPTREDEN.
GOOI BATTERIJEN NIET WEG, MAAR
LEVER ZE IN ALS KCA.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 419 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
420 6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
1Zet het contact UIT.
2Open het deksel van de zekeringen-
kast.
Motorruimte: zekeringenkast type A
(LS 500)
Verwijder het onderhoudsdeksel (Blz. 395),
druk de borglippen in en trek het deksel
omhoog.
OPMERKING
QVervangen van de batterij
Gebruik het juiste formaat sleufkopschroe-
vendraaier. Het uitoefenen van overmatige
kracht kan ervoor zorgen dat het klepje ver-
vormt of beschadigd raakt.
QVoor een goede werking na het vervan-
gen van de batterij
Houd u aan de volgende voorzorgsmaatre-
gelen om ongevallen te voorkomen:
OZorg altijd dat uw handen droog zijn.
Door vocht kan de batterij gaan corrode-
ren.
OVoorkom dat andere onderdelen in de
afstandsbediening worden aangeraakt of
bewogen.
OVerbuig de aansluitingen van de batterij
niet.
Controleren en vervangen van
zekeringen
Als een bepaalde stroomverbruiker
niet werkt, kan het zijn dat een zeke-
ring is doorgebrand. Controleer in dat
geval de desbetreffende zekering en
vervang deze indien nodig.
Controleren en vervangen van
zekeringen
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 420 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
421
6
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Onderhoud en verzorging
Motorruimte: zekeringenkast type A
(LS 350)
Verwijder het onderhoudsdeksel (Blz. 395),
druk de borglippen in en trek het deksel
omhoog.
Motorruimte: zekeringenkast type B
Verwijder de afdekkap uit de motorruimte
(Blz. 393), druk de borglippen in en trek het
deksel omhoog.
Dashboard bestuurderszijde
Druk de borglip in en verwijder het deksel.
Druk tijdens het verwijderen of plaatsen de
borglip in.
Dashboard passagierszijde
Druk de borglip in en verwijder het deksel.
Druk tijdens het verwijderen of plaatsen de
borglip in.
Achterklep
Verwijder de mat. (Blz. 368)
Druk de borglip in en trek het deksel omhoog.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 421 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
422 6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
3Verwijder de zekering met de zeke-
ringtrekker.
Alleen zekering type A kan worden
verwijderd met de zekeringtrekker.
4Controleer of de zekering is doorge-
brand.
Typ e A e n B:
Vervang de doorgebrande zekering door een
nieuwe zekering met de juiste stroomsterkte.
De stroomsterkte staat vermeld op het deksel
van de zekeringenkast.
Typ e C e n D :
Neem contact op met een erkende Lexus-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
Typ e A
Goede zekering
Defecte zekering
Typ e B
Goede zekering
Defecte zekering
Typ e C
Goede zekering
Defecte zekering
Typ e D
Goede zekering
Defecte zekering
A
B
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 422 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
423
6
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Onderhoud en verzorging
QNa het vervangen van een zekering
OControleer bij het plaatsen van het deksel of
de borglip goed vastzit.
OAls na het vervangen van de zekering de ver-
lichting nog niet werkt, kan het zijn dat de
lamp moet worden vervangen.
OLaat als de nieuwe zekering opnieuw door-
brandt de auto controleren door een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
QAls de stroomafname van een circuit te
groot is
De zekeringen zullen doorbranden voordat de
bedrading van de auto onherstelbaar bescha-
digd raakt.
QLedlampen
De verlichting bestaat uit een aantal leds. Laat
een defecte led vervangen door een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
QCondensvorming aan de binnenzijde van het
lampglas
Het tijdelijk beslaan van de binnenzijde van het
koplampglas is normaal. Neem in de volgende
gevallen contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige voor meer informatie:
OAls er erg veel condens aan de binnenzijde
van het koplampglas zit.
OAls de binnenzijde van de koplamp nat is en
blijft.
WAARSCHUWING
QVoorkomen van storingen en het ontstaan
van brand
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgs-
maatregelen kan resulteren in schade aan de
auto, brand en ernstig letsel.
OMonteer nooit een zekering voor een
hogere stroomsterkte dan aangegeven, of
een stukje metaal.
OGebruik altijd een originele Lexus-zeke-
ring of een gelijkwaardige zekering.
Vervang de zekering nooit door een stukje
draad of metaal, ook niet tijdelijk.
OBreng geen wijzigingen aan de zekeringen
of de zekeringenkasten aan.
OPMERKING
QVoordat u een zekering vervangt
Laat de oorzaak van de te grote stroomaf-
name zo snel mogelijk vaststellen en repare-
ren door een erkende Lexus-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Lampen
Als er een lamp defect is, laat deze dan
vervangen door een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 423 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
424 6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 424 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
7
425
7
Bij problemen
Bij problemen
.
7-1. Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten........................426
Als uw auto in geval van nood
tot stilstand moet worden
gebracht ............................................426
Als de auto onder water staat
of het water op de weg stijgt.....427
7-2. Stappen die genomen moeten
worden in noodgevallen
Als uw auto moet worden
gesleept .............................................429
Als u denkt dat er iets mis is..........433
Uitschakelsysteem
brandstofpomp...............................434
Als een waarschuwingslampje
gaat branden of een
waarschuwingszoemer
klinkt....................................................435
Als er een
waarschuwingsmelding
wordt weergegeven......................444
Als uw auto een lekke band
heeft.....................................................447
Als de motor niet wil aanslaan.... 448
Als u uw sleutels verliest.................449
Als de tankdopklep niet kan
worden geopend .......................... 450
Als de elektronische sleutel
niet goed werkt.............................. 450
Als de accu ontladen is...................453
Als uw auto oververhit raakt ........459
Als de auto vast komt te
zitten....................................................463
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 425 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
426 7-1. Belangrijke informatie
7-1.Belangrijke infor matie
Druk op de schakelaar om alle richting-
aanwijzers in te schakelen.
Druk nogmaals op de schakelaar om ze weer
uit te schakelen.
QAlarmknipperlichten
OAls de alarmknipperlichten langere tijd wor-
den gebruikt terwijl de motor niet draait, kan
de accu ontladen raken.
OAls een van de airbags wordt geactiveerd of
bij een harde aanrijding van achteren worden
de alarmknipperlichten automatisch inge-
schakeld.
De alarmknipperlichten worden na ongeveer
20 minuten automatisch uitgeschakeld. Druk
twee keer op de schakelaar om de alarmknip-
perlichten handmatig uit te schakelen.
(De alarmknipperlichten worden mogelijk
niet automatisch ingeschakeld, afhankelijk van
de kracht en de omstandigheden van de aan-
rijding.)
1Trap het rempedaal met beide voeten
stevig in.
Rem niet “pompend”; hierdoor is meer kracht
nodig om de auto tot stilstand te brengen.
2Zet de selectiehendel in stand N.
Als de selectiehendel in stand N is
gezet
3Zet na het afremmen de auto stil op
een veilige plaats langs de weg.
4Zet de motor af.
Als de selectiehendel niet in stand N
gezet kan worden
3Blijf het rempedaal met beide voeten
intrappen om de rijsnelheid van de
auto zo veel mogelijk af te remmen.
4Houd de startknop gedurende ten
minste 2 seconden ingedrukt of druk
hem 3 maal achter elkaar kort in om de
motor uit te schakelen.
Alarmknipperlichten
De alarmknipperlichten worden
gebruikt om andere bestuurders te
waarschuwen wanneer de auto tot stil-
stand moet worden gebracht, bijvoor-
beeld bij pech.
Bedieningsinstructies
Als uw auto in geval van nood
tot stilstand moet worden
gebracht
Breng de auto alleen in noodgevallen,
bijvoorbeeld wanneer de auto niet op
de normale manier stilgezet kan wor-
den, als volgt tot stilstand:
De auto tot stilstand brengen
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 426 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
427
7
7-1. Belangrijke informatie
Bij problemen
5Breng de auto op een veilige plaats
langs de weg tot stilstand.
Als het portier geopend kan worden,
open het dan en verlaat de auto.
Als het portier niet kan worden
geopend, open dan de ruit met de scha-
kelaar voor de ruitbediening en zorg
voor een ontsnappingsroute.
Als de ruit kan worden geopend, verlaat
de auto dan via de ruit.
Als het portier of de ruit niet kan wor-
den geopend als gevolg van het stij-
gende water, blijf dan kalm en wacht tot
het waterniveau in de auto stijgt tot het
punt waarop de waterdruk in de auto
gelijk is aan de waterdruk buiten de
auto. Open vervolgens het portier
nadat u hebt gewacht tot het stijgende
water de auto binnenkomt en verlaat de
auto. Wanneer het waterniveau buiten
de auto boven de halve hoogte van het
portier komt, kan het portier door de
waterdruk niet van binnenuit worden
geopend.
WAARSCHUWING
QAls de motor tijdens het rijden afgezet
moet worden
De stuurbekrachtiging zal niet meer werken,
waardoor het verdraaien van het stuurwiel
zwaarder gaat. Minder zo veel mogelijk vaart
voordat u de motor afzet.
Als de auto onder water staat
of het water op de weg stijgt
Deze auto is niet ontworpen om te kun-
nen rijden op wegen die diep onder
water staan. Rijd niet op wegen die
mogelijk onder water staan of waar het
water kan stijgen. Het is gevaarlijk om
in de auto te blijven als wordt verwacht
dat de auto mogelijk onder water komt
te staan of door het water kan worden
meegevoerd. Blijf kalm en volg onder-
staande instructies op.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 427 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
428 7-1. Belangrijke informatie
QHet waterniveau komt boven de vloer
Wanneer het waterniveau hoger komt dan de
vloer en er tijd is verstreken, raakt de elektrische
uitrusting beschadigd, werken de elektrisch
bedienbare ruiten niet, stopt de motor en kan de
auto mogelijk niet meer in beweging komen.
QGebruik van een noodhamer*
De voorruit en de ruiten van deze auto zijn
gemaakt van gelaagd glas. Gelaagd glas kan
niet worden gebroken met behulp van een
noodhamer*.
*: Neem contact op met uw Lexus-dealer of
een aftermarket fabrikant van accessoires
voor meer informatie over een noodhamer.
WAARSCHUWING
QWees voorzichtig tijdens het rijden
Rijd niet op wegen die mogelijk onder water
staan of waar het water kan stijgen. Anders
kan de auto beschadigd raken en niet meer
rijden. Daarnaast kan de auto onder water
komen te staan en door het water worden
weggevoerd, wat dodelijk kan zijn.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 428 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
429
7
7-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
7-2.Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Als uw auto moet worden
gesleept
Als uw auto moet worden gesleept,
adviseren wij u dat te laten doen door
een erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige of professioneel bergings-
bedrijf, en daarbij gebruik te maken
van een lepelwagen of een autoambu-
lance.
Gebruik een stevige sleepkabel en
neem de wettelijke voorschriften in
acht.
Als uw auto met een lepelwagen aan
de voorzijde wordt gesleept, moeten
de achterwielen van de auto en de
assen in goede conditie verkeren.
(Blz. 431, 429) Gebruik een dolly of
een autoambulance als dit niet het
geval is.
AWD-uitvoeringen: Gebruik een dolly
bij het slepen van uw auto met een
lepelwagen. (Blz. 431, 429)
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgs-
maatregelen kan dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg hebben.
QBij het slepen van de auto
2WD-uitvoeringen
Zorg ervoor dat de auto wordt vervoerd met
alle vier de wielen van de grond. Als de wie-
len tijdens het slepen de grond raken, kunnen
de aandrijflijn en de bijbehorende onderdelen
beschadigd raken of kan zich een ongeval
voordoen als gevolg van een richtingsveran-
dering van de auto.
AWD-uitvoeringen
Zorg ervoor dat de auto wordt vervoerd met
alle vier de wielen van de grond. Als de wie-
len tijdens het slepen de grond raken, kunnen
de aandrijflijn en de bijbehorende onderdelen
beschadigd raken en kan de auto losraken
van de truck.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 429 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
430 7-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
In de volgende gevallen kan de auto niet
door een andere auto worden gesleept
met behulp van kabels of kettingen, door-
dat de achterwielen mogelijk worden
geblokkeerd door de parkeerblokkering.
Neem contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige, of met een ber-
gingsbedrijf.
Er zit een storing in de schakelregeling.
(Blz. 171, 444)
Er is een storing aanwezig in de start-
blokkering. (Blz. 63)
Er is een storing aanwezig in het Smart
entry-systeem met startknop.
(Blz. 450)
De accu is ontladen. (Blz. 453)
WAARSCHUWING
QTijdens het slepen
OWanneer u bij het slepen kabels of kettin-
gen gebruikt, vermijd dan plotseling
optrekken, enz. waardoor er extreme
krachten op het sleepoog en de sleepkabel
of -ketting worden uitgeoefend. Het
sleepoog en de kabel of ketting kunnen
beschadigd raken en afgebroken stukken
kunnen personen raken en ernstige schade
veroorzaken.
OAuto's met elektronisch geregelde luchtve-
ring: Schakel alle functies van de wagen-
hoogteregeling van de elektronisch gere-
gelde luchtvering uit. Anders wijzigt de
wagenhoogte mogelijk en kan een
lichaamsdeel klem komen te zitten onder
de auto, waardoor letsel kan ontstaan.
(Blz. 321)
OVoer geen van onderstaande handelingen
uit, om te voorkomen dat het parkeerblok-
keringsmechanisme wordt geactiveerd en
de achterwielen worden geblokkeerd wat
kan leiden tot een ongeval met dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg:
De bestuurdersgordel losmaken en het
bestuurdersportier openen.
Het contact UIT zetten.
QPlaatsen van de sleepogen op de auto
Controleer of de sleepogen goed vastzitten.
Als dat niet het geval is, dan kunnen de
sleepogen bij het slepen losraken.
OPMERKING
QVoorkomen van beschadigingen aan de
auto bij het slepen met een lepelwagen
OSleep de auto nooit aan de achterzijde als
het contact UIT staat. Het stuurslot is niet
sterk genoeg om de voorwielen in de
rechtuitstand te houden.
OLet erop dat de andere zijde van de auto
dan die op de lepel staat voldoende
bodemvrijheid heeft. Als er onvoldoende
speling aanwezig is, kan de auto tijdens het
slepen beschadigd raken.
QVoorkomen van beschadigingen aan de
auto bij het slepen met een takelwagen
Sleep de auto niet met een takelwagen, noch
aan de voorzijde, noch aan de achterzijde.
QVoorkomen van beschadigingen aan de
auto tijdens slepen in een noodgeval
Maak de kabel of de ketting niet vast aan
onderdelen van de wielophanging.
Situaties waarbij het niet mogelijk
is om door een ander voertuig te
worden gesleept
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 430 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
431
7
7-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
Het volgende kan duiden op een probleem
in de transmissie. Neem contact op met
een erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige,
of met een bergingsbedrijf.
De motor draait, maar de auto komt
niet in beweging.
De auto maakt een abnormaal geluid.
Aan de voorzijde
Gebruik een dolly onder de achterwielen.
Aan de achterzijde
Gebruik een dolly onder de voorwielen.
Gebruik bij vervoer van de auto op een
autoambulance bandengordels. Raad-
pleeg de handleiding van de autoambu-
lance om de wielen op de juiste wijze met
de gordels vast te zetten.
Activeer de parkeerrem en zet het contact
UIT om tijdens het vervoer beweging van
de auto zoveel mogelijk te voorkomen.
Als er geen autoambulance beschikbaar is,
mag de auto in geval van nood tijdelijk
worden gesleept door gebruik te maken
van sleepkabels of -kettingen die u aan de
sleepogen vastmaakt. Uw auto mag op
deze manier alleen op een verharde weg
en met lage snelheid (lager dan 30 km/h)
over een korte afstand worden gesleept.
Er moet een bestuurder in de auto zitten
om te sturen en te remmen. Ook dienen de
wielen, de assen, de aandrijflijn, de stuurin-
richting en de remmen in een goede con-
ditie te zijn.
Omstandigheden waaronder u
vóór het slepen contact dient op te
nemen met de dealer
Slepen met een lepelwagen
OPMERKING
QSlepen met een takelwagen
Sleep de auto niet met een takelwagen, om
beschadiging van de carrosserie te voorko-
men.
Vervoeren op een autoambulance
Slepen in een noodgeval
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 431 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
432 7-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Uw auto moet zijn voorzien van het
sleepoog om door een andere auto te kun-
nen worden gesleept. Plaats het sleepoog
aan de hand van de onderstaande proce-
dure.
1Haal de kruiskopschroevendraaier en
het sleepoog tevoorschijn.
Kruiskopschroevendraaier
Sleepoog
2Verwijder het afdekkapje van het
sleepoog met een sleufkopschroeven-
draaier.
Plaats om de carrosserie te beschermen een
doek tussen de schroevendraaier en de carros-
serie, zoals aangegeven in de afbeelding.
3Plaats het sleepoog in de opening en
draai het zo ver mogelijk met de hand
vast.
4Draai het sleepoog stevig vast met
behulp van een kruiskopschroeven-
draaier of een stevige metalen stang.
5Maak de kabel of de ketting goed vast
aan het sleepoog.
Pas op dat u de carrosserie niet beschadigt.
6Stap in de weg te slepen auto en start
de motor.
Zet, als de motor niet start, het contact AAN.
7Zet de selectiehendel in schakelstand
N en deactiveer de parkeerrem.
Schakel de automatische modus uit.
(Blz. 180)
QTijdens het slepen
Als de motor niet draait, werken de rem- en
stuurbekrachtiging niet. Hierdoor zullen het
remmen en sturen veel zwaarder gaan dan nor-
maal.
Procedure bij slepen in een
noodgeval
A
B
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 432 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
433
7
7-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
QWielmoersleutel
De wielmoersleutel is verkrijgbaar bij een
erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Sporen van lekkage onder de auto.
(Na gebruik van de airconditioning is
waterlekkage normaal.)
Banden die er te zacht uit zien of die
ongelijkmatig versleten zijn
Een koelvloeistoftemperatuur die
voortdurend hoger is dan normaal.
Een veranderd uitlaatgeluid
Overmatig piepende banden bij het
nemen van een bocht
Vreemde geluiden die gerelateerd zijn
aan de wielophanging
Pingelende of andere abnormale gelui-
den uit de motorruimte
De motor hapert, stottert of draait onre-
gelmatig
Een merkbaar verlies aan trekkracht
De auto trekt tijdens het remmen sterk
naar één kant
Als u denkt dat er iets mis is
Als u een van de volgende verschijnse-
len opmerkt, moet uw auto mogelijk
worden afgesteld of gerepareerd.
Neem zo snel mogelijk contact op met
een erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Zichtbare symptomen
Hoorbare symptomen
Merkbare symptomen
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 433 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
434 7-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
De auto trekt sterk naar één kant, terwijl
u rechtuitrijdt op een vlakke weg
Teruglopende remwerking, sponzig
gevoel in het rempedaal, een rempe-
daal dat bijna tot op de vloer kan wor-
den ingetrapt
Volg onderstaande procedure om de
motor te herstarten als het systeem geacti-
veerd is.
1Zet het contact in stand ACC of UIT.
2Start de motor opnieuw.
Uitschakelsysteem
brandstofpomp
Het uitschakelsysteem van de brand-
stofpomp onderbreekt de brandstof-
toevoer naar de motor om de kans op
brandstoflekkage te verkleinen als de
motor afslaat of als een airbag wordt
geactiveerd als gevolg van een aanrij-
ding.
Opnieuw starten van de motor
OPMERKING
QVóór het starten
Controleer de grond onder de auto.
Als er brandstoflekkage waarneembaar is, is
het waarschijnlijk dat het brandstofsysteem
beschadigd is en reparatie behoeft. Start de
motor niet opnieuw.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 434 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
435
7
7-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
QWaarschuwingslampje (waarschuwingszoemer) remsysteem
QWaarschuwingslampje (waarschuwingszoemer) remsysteem
Als een waarschuwingslampje gaat branden of een
waarschuwingszoemer klinkt
Voer op rustige wijze onderstaande handelingen uit als een van de waarschuwings-
lampjes gaat branden of knipperen. Als een van de lampjes gaat branden of knipperen
en daarna weer uitgaat, is er niet noodzakelijkerwijs een defect in het systeem aanwe-
zig. Laat wanneer dit zich blijft voordoen de auto controleren door een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Acties behorende bij de waarschuwingslampjes of -zoemers
Waarschuwings-
lampje Details/handelingen
(rood)
Geeft het volgende aan:
Het remvloeistofniveau is te laag; of
Er zit een storing in het remsysteem
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stilstand en neem con-
tact op met een erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Doorrij-
den met de auto kan gevaarlijk zijn.
Geeft aan dat de remblokken zijn versleten (alleen de rechter remblokken kun-
nen worden gesignaleerd)
Laat de auto controleren door een erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Waarschuwings-
lampje Details/handelingen
(geel)
Geeft aan dat er een storing is in:
Het elektronisch geregeld remsysteem (auto's met Lexus Safety System+ A);
of
De elektrisch bedienbare parkeerrem
Laat de auto onmiddellijk controleren door een erkende Lexus-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 435 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
436 7-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
QWaarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur* (waarschuwingszoemer)
*: Dit lampje brandt op het multi-informatiedisplay.
QLaadstroomcontrolelampje* (waarschuwingszoemer)
*: Dit lampje brandt op het multi-informatiedisplay.
QWaarschuwingslampje lage oliedruk* (waarschuwingszoemer)
*: Dit lampje brandt op het multi-informatiedisplay.
QMotorcontrolelampje (waarschuwingszoemer)
Waarschuwings-
lampje Details/handelingen
Geeft aan dat de koelvloeistoftemperatuur te hoog is
Breng de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats tot stilstand.
Oplossing (Blz. 459)
Waarschuwings-
lampje Details/handelingen
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het laadsysteem van de auto
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stilstand en neem con-
tact op met een erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwings-
lampje Details/handelingen
Geeft aan dat de motoroliedruk te laag is
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stilstand en neem con-
tact op met een erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwings-
lampje Details/handelingen
Geeft aan dat er een storing is in:
Het emissieregelsysteem (sommige uitvoeringen);
Het elektronische motorregelsysteem;
De elektronische smoorklepregeling; of
Het elektronische regelsysteem van de automatische transmissie
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stilstand en neem con-
tact op met een erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 436 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
437
7
7-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
QWaarschuwingslampje (waarschuwingszoemer) SRS
QWaarschuwingslampje (waarschuwingszoemer) actieve motorkap
QWaarschuwingslampje (waarschuwingszoemer) ABS
Waarschuwings-
lampje Details/handelingen
Geeft aan dat er een storing is in:
Het SRS-airbagsysteem; of
Het gordelspannersysteem
Laat de auto onmiddellijk controleren door een erkende Lexus-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
Waarschuwings-
lampje Details/handelingen
Geeft aan dat de actieve motorkap geactiveerd is geweest
Het systeem van de actieve motorkap kan niet opnieuw worden gebruikt
wanneer deze geactiveerd is geweest. Laat het vervangen door een
erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het systeem van de actieve motor-
kap
Laat de auto onmiddellijk controleren door een erkende Lexus-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
Waarschuwings-
lampje Details/handelingen
Geeft aan dat er een storing is in:
Het ABS; of
Het Brake Assist-systeem
Laat de auto onmiddellijk controleren door een erkende Lexus-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 437 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
438 7-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
QWaarschuwingslampje onjuiste bediening pedaal* (waarschuwingszoemer)
*: Dit lampje brandt op het multi-informatiedisplay.
QWaarschuwingslampje (waarschuwingszoemer) elektrische stuurbekrachtiging
QWaarschuwingslampje laag brandstofniveau
Waarschuwings-
lampje Details/handelingen
Wanneer er een zoemer klinkt:
Geeft aan dat er een storing is in:
Het Brake Override-systeem
De wegrijregeling
Laat de auto onmiddellijk controleren door een erkende Lexus-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
Geeft aan dat de schakelstand is gewijzigd en de wegrijregeling is geactiveerd
terwijl het gaspedaal werd ingetrapt.
Laat het gaspedaal even los.
Wanneer er geen zoemer klinkt:
Geeft aan dat het gaspedaal en rempedaal gelijktijdig worden ingetrapt en het
Brake Override-systeem in werking is.
Laat het gaspedaal los en trap het rempedaal in.
Waarschuwings-
lampje Details/handelingen
(rood)
of
(geel)
Geeft aan dat er een storing is in de elektrische stuurbekrachtiging (EPS)
Laat de auto onmiddellijk controleren door een erkende Lexus-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
Waarschuwings-
lampje Details/handelingen
Geeft aan dat de resterende hoeveelheid brandstof ongeveer 13 liter of minder
is
Vul de brandstoftank.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 438 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
439
7
7-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
QControlelampje (waarschuwingszoemer) bestuurders- en voorpassagiersgordel*
*: Waarschuwingszoemer veiligheidsgordel bestuurder en voorpassagier:
De waarschuwingszoemer voor de veiligheidsgordel herinnert de bestuurder en de voorpassagier
eraan de veiligheidsgordel om te doen. Als de veiligheidsgordel wordt losgemaakt klinkt de zoemer
gedurende een bepaalde tijd met tussenpozen wanneer de auto een bepaalde snelheid heeft bereikt.
QControlelampjes (waarschuwingszoemer) veiligheidsgordels achterpassagiers*
*: Waarschuwingszoemer veiligheidsgordel achterpassagiers:
De waarschuwingszoemer voor de veiligheidsgordel herinnert de achterpassagiers eraan de veilig-
heidsgordel om te doen. Als de veiligheidsgordel wordt losgemaakt klinkt de zoemer gedurende een
bepaalde tijd met tussenpozen wanneer de auto een bepaalde snelheid heeft bereikt.
Waarschuwings-
lampje Details/handelingen
Waarschuwt de bestuurder en/of voorpassagier dat de veiligheidsgordel vast-
gemaakt dient te worden.
Doe de veiligheidsgordel om.
Als er iemand op de voorpassagiersstoel zit, moet ook de veiligheidsgor-
del voor de voorpassagier worden vastgemaakt, zodat het waarschu-
wingslampje (de waarschuwingszoemer) uitgaat.
Waarschuwings-
lampje Details/handelingen
(Behalve F
SPORT-uitvoerin-
gen)
(F SPORT-uitvoerin-
gen)
Waarschuwt de achterpassagiers om de veiligheidsgordel om te doen
Doe de veiligheidsgordel om.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 439 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
440 7-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
QWaarschuwingslampje lage bandenspanning
QControlelampje (waarschuwingszoemer) LTA
QControlelampje uitgeschakeld Stop & Start-systeem (waarschuwingszoemer)
Waarschuwings-
lampje Details/handelingen
Als het lampje gaat branden nadat het gedurende ongeveer 1 minuut geknip-
perd heeft:
Storing in het bandenspanningswaarschuwingssysteem
Laat het systeem controleren door een erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als het lampje gaat branden:
Lage bandenspanning, bijvoorbeeld door
Natuurlijke oorzaken
Lekke band
Breng de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats tot stilstand.
Oplossing (Blz. 443)
Waarschuwings-
lampje Details/handelingen
(oranje)
(indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de LTA (Lane Tracing Assist)
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-informatiedis-
play. (Blz. 240, 250)
Waarschuwings-
lampje Details/handelingen
(knippert)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is het Stop & Start-systeem
Laat de auto onmiddellijk controleren door een erkende Lexus-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 440 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
441
7
7-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
QControlelampje (waarschuwingszoemer) RCD OFF
QWaarschuwingslampje PCS
Waarschuwings-
lampje Details/handelingen
(knippert)
(indien aanwezig)
Wanneer er een zoemer klinkt:
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de RCD-functie (Rear Camera
Detection)
Laat de auto onmiddellijk controleren door een erkende Lexus-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
Wanneer er geen zoemer klinkt:
Geeft aan dat de functie tijdelijk niet kan worden gebruikt doordat de camera
vuil is, enz.
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-informatiedis-
play. (Blz. 304, 444)
Waarschuwings-
lampje Details/handelingen
(knippert of brandt)
(indien aanwezig)
Wanneer er gelijktijdig een zoemer klinkt:
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het PCS (Pre-Crash Safety-sys-
teem).
Laat de auto onmiddellijk controleren door een erkende Lexus-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
Wanneer er geen zoemer klinkt:
Het PCS (Pre-Crash Safety-systeem) is tijdelijk niet beschikbaar, corrigerende
maatregelen kunnen noodzakelijk zijn.
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-informatiedis-
play. (Blz. 206, 211, 445)
Als het PCS (Pre-Crash Safety-systeem) of de VSC (Vehicle Stability Con-
trol-systeem) wordt uitgeschakeld, gaat het waarschuwingslampje PCS bran-
den.
Blz. 225, 236
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 441 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
442 7-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
QControlelampje Traction Control
QWaarschuwingslampje (waarschuwingszoemer) parkeerrem
QControlelampje (waarschuwingszoemer) Brake Hold-systeem in werking
QWaarschuwingszoemer
In sommige gevallen is de zoemer niet hoorbaar
door omgevingsgeluiden of geluid van het
audiosysteem.
QDetectiesensor voorpassagier, controle-
lampje veiligheidsgordel en waarschuwings-
zoemer
OAls er bagage wordt geplaatst op de passa-
giersstoel kan de detectiesensor het controle-
lampje laten knipperen en de waarschuwings-
zoemer laten klinken, ook al zit er niemand op
de passagiersstoel.
OAls er op de stoel een kussen wordt geplaatst,
werkt de sensor wellicht niet goed, waardoor
ook het waarschuwingslampje niet goed
werkt.
QAls het motorcontrolelampje tijdens het rij-
den gaat branden
Het motorcontrolelampje gaat branden als de
brandstoftank volledig leeg raakt. Vul de brand-
stoftank onmiddellijk als deze leeg is. Het motor-
controlelampje gaat na enkele ritten weer uit.
Als het motorcontrolelampje niet dooft, neem
dan zo snel mogelijk contact op met een
erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
QWaarschuwingslampje (waarschuwingszoe-
mer) elektrische stuurbekrachtiging
Als de laadtoestand van de accu laag wordt of
de spanning tijdelijk daalt, kan het waarschu-
wingslampje van de elektrische stuurbekrachti-
ging gaan branden en kan er een waarschu-
wingszoemer klinken.
Waarschuwings-
lampje Details/handelingen
Geeft aan dat er een storing is in:
Het VSC-systeem;
De TRC; of
De Hill Start Assist Control
Laat de auto onmiddellijk controleren door een erkende Lexus-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
Waarschuwings-
lampje Details/handelingen
(knippert)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het parkeerremsysteem
Laat de auto onmiddellijk controleren door een erkende Lexus-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
Waarschuwings-
lampje Details/handelingen
(knippert)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het Brake Hold-systeem
Laat de auto onmiddellijk controleren door een erkende Lexus-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 442 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
443
7
7-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
QAls het waarschuwingslampje lage banden-
spanning gaat branden
Controleer het uiterlijk van de banden om na te
gaan of er een band lek is.
Als een band lek is: Blz. 447
Als geen van de banden lek is:
Zet het contact UIT en vervolgens AAN. Con-
troleer of het waarschuwingslampje lage ban-
denspanning gaat branden of knipperen.
Als het waarschuwingslampje lage banden-
spanning gedurende ongeveer 1 minuut knip-
pert en vervolgens blijft branden
Er kan een storing aanwezig zijn in het banden-
spanningswaarschuwingssysteem. Laat de auto
onmiddellijk controleren door een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
Als het waarschuwingslampje lage banden-
spanning gaat branden
1Controleer de bandenspanning voor iedere
band nadat de banden voldoende zijn afge-
koeld en breng de banden op de voorge-
schreven spanning.
2Als het waarschuwingslampje zelfs na
enkele minuten niet uitgaat, controleer dan
of de bandenspanning voor iedere band in
orde is en voer de initialisatie uit.
(Blz. 407)
QHet waarschuwingslampje lage banden-
spanning gaat mogelijk branden door een
natuurlijke oorzaak
Het waarschuwingslampje lage bandenspanning
gaat mogelijk branden door een natuurlijke oor-
zaak, zoals het onvermijdelijke spanningsverlies
dat op den duur optreedt of een veranderde
bandenspanning die veroorzaakt wordt door
temperatuurveranderingen. In dat geval zal het
waarschuwingslampje na een paar minuten uit-
gaan als de banden weer op de juiste spanning
gebracht zijn.
QOmstandigheden waaronder het banden-
spanningswaarschuwingssysteem mogelijk
niet juist werkt
Blz. 406
WAARSCHUWING
QAls de waarschuwingslampjes van het
ABS en het remsysteem blijven branden
Breng de auto onmiddellijk op een veilige
plaats tot stilstand en neem contact op met
een erkende Lexus-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
De auto kan tijdens het remmen extreem
onstabiel worden en het ABS-systeem treedt
mogelijk niet in werking. Dit kan leiden tot
een ongeval met dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg.
QAls het waarschuwingslampje elektri-
sche stuurbekrachtiging gaat branden
Als het lampje geel gaat branden, wordt de
stuurbekrachtiging beperkt. Als het lampje
rood gaat branden, werkt de stuurbekrachti-
ging niet meer en gaat het draaien van het
stuurwiel zeer zwaar.
Als het stuurwiel zwaarder werkt dan gebrui-
kelijk, houd het dan stevig vast en oefen meer
kracht uit dan anders.
QAls het waarschuwingslampje lage ban-
denspanning gaat branden
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
Als u dat niet doet, kunt u de macht over het
stuur verliezen. Dit kan leiden tot een ongeval
met dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
OPas zo snel mogelijk uw snelheid aan. Rijd
niet sneller dan 80 km/h.
OControleer de bandenspanning en breng
hem op het juiste niveau.
OAls, nadat de banden op spanning zijn
gebracht, het waarschuwingslampje lage
bandenspanning opnieuw gaat branden,
kan dit erop duiden dat er een band lek is.
Laat de lekke band vervangen door de
dichtstbijzijnde erkende Lexus-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
OVermijd plotselinge stuurbewegingen en
hard remmen.
De banden kunnen beschadigd raken,
waardoor u de controle over het stuurwiel
of de remmen kunt verliezen.
QAls u een klapband krijgt of als er plotse-
ling een lek ontstaat
Het kan zijn dat het bandenspanningswaar-
schuwingssysteem niet meteen in werking
treedt.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 443 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
444 7-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
QWaarschuwingsmeldingen
De hieronder uitgelegde waarschuwingsmel-
dingen verschillen mogelijk van de werkelijke
meldingen overeenkomstig de bedrijfscondities
en voertuigspecificaties.
QWaarschuwingszoemer
In sommige gevallen is de zoemer niet hoorbaar
door omgevingsgeluiden of geluid van het
audiosysteem.
QAls “Engine Oil Level Low Add or Replace”
(Motoroliepeil laag. Bijvullen of verversen)
wordt weergegeven
Het motoroliepeil is laag. Controleer het oliepeil
en vul indien nodig olie bij.
Deze melding kan verschijnen als de auto op
een helling stilstaat. Plaats de auto op een hori-
zontale ondergrond en controleer of de melding
verdwijnt.
OPMERKING
QErvoor zorgen dat het bandenspannings-
waarschuwingssysteem goed werkt
Monteer geen banden met verschillende spe-
cificaties of van verschillende merken, anders
werkt het bandenspanningswaarschuwings-
systeem mogelijk niet goed.
Als er een
waarschuwingsmelding
wordt weergegeven
Het multi-informatiedisplay waar-
schuwt bij systeemstoringen en onjuist
uitgevoerde handelingen, of geeft mel-
dingen over noodzakelijk onderhoud
weer. Voer de juiste corrigerende
maatregelen uit wanneer er een mel-
ding wordt weergegeven.
Als een waarschuwingsmelding weer
wordt weergegeven na het uitvoeren
van de volgende handelingen, neem
dan contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Als tevens een waarschuwingslampje
gaat branden of knippert terwijl er een
waarschuwingsmelding wordt weerge-
geven, tref dan corrigerende maatre-
gelen overeenkomstig het waarschu-
wingslampje. (Blz. 435)
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 444 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
445
7
7-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
QAls “Engine Stopped Steering Power Low”
(Motor uitgeschakeld. Weinig stuurbe-
krachtiging.) wordt weergegeven
Deze melding wordt weergegeven als de motor
wordt uitgeschakeld tijdens het rijden.
Als het stuurwiel zwaarder werkt dan gebruike-
lijk, houd het dan stevig vast en oefen meer
kracht uit dan anders.
QAls “Auto Power Off to Conserve Battery”
(Auto power off-functie ingeschakeld om
accu te sparen) wordt weergegeven
Het contact is UIT gezet door de automatische
power off-functie. Wanneer de motor de vol-
gende keer wordt gestart, moet het motortoe-
rental enigszins worden verhoogd en gedurende
ongeveer 5 minuten op dit niveau worden
gehandhaafd om de accu op te laden.
QAls “Headlight System Malfunction Visit
Your Dealer” (Storing in koplampsysteem.
Ga naar uw dealer) wordt weergegeven
Er is mogelijk een storing in de onderstaande
systemen aanwezig. Laat de auto onmiddellijk
controleren door een erkende Lexus-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
ODe led-koplampen
ODe automatische verticale koplampverstelling
OAHS (Adaptive High Beam-systeem) (indien
aanwezig)
OAHB (Automatic High Beam) (indien aanwe-
zig)
OMultifunctionele weerverlichting
QAls “Radar Cruise Control Unavailable See
Owner's Manual” (Dynamic Radar Cruise
Control-systeem niet beschikbaar. Zie hand-
leiding) wordt weergegeven (sommige uit-
voeringen)
De Dynamic Radar Cruise Control met volledig
snelheidsbereik wordt tijdelijk uitgeschakeld of
tot het in de melding aangegeven probleem is
opgelost. (Oorzaken en oplossingen:
Blz. 206, 211)
QAls “Radar Cruise Control Unavailable”
(Dynamic Radar Cruise Control-systeem
niet beschikbaar) wordt weergegeven (som-
mige uitvoeringen)
De Dynamic Radar Cruise Control met volledig
snelheidsbereik kan tijdelijk niet gebruikt wor-
den. Gebruik het systeem wanneer dit weer
beschikbaar is.
QAls er een melding wordt weergegeven dat
er een storing in de camera voor aanwezig is
De onderstaande systemen worden mogelijk tij-
delijk uitgeschakeld tot het in de melding aange-
geven probleem is opgelost. (Blz. 206, 211,
441)
OPCS (Pre-Crash Safety-systeem) (indien aan-
wezig)
OLTA (Lane Tracing Assist) (indien aanwezig)
OAHS (Adaptive High Beam-systeem) (indien
aanwezig)
OAHB (Automatic High Beam) (indien aanwe-
zig)
ORSA (Road Sign Assist) (indien aanwezig)
ODynamic Radar Cruise Control met volledig
snelheidsbereik (indien aanwezig)
QAls er een melding wordt weergegeven dat
er een storing in de radarsensor aanwezig is
De onderstaande systemen worden mogelijk tij-
delijk uitgeschakeld tot het in de melding aange-
geven probleem is opgelost. (Blz. 206, 211,
441)
OPCS (Pre-Crash Safety-systeem) (indien aan-
wezig)
OLTA (Lane Tracing Assist) (indien aanwezig)
ODynamic Radar Cruise Control met volledig
snelheidsbereik (indien aanwezig)
QAls “Oil Maintenance Required Soon” (olie
moet binnenkort worden ververst) wordt
weergegeven
Geeft aan dat de motorolie moet worden ver-
verst.
Controleer de motorolie en ververs indien
nodig. Zorg ervoor dat na het verversen van de
motorolie de melding wordt gereset.
(Blz. 398)
QAls “Oil Maintenance Required” (olie moet
worden ververst) wordt weergegeven
Geeft aan dat de motorolie moet worden ver-
verst.
Laat de motorolie en het oliefilter door een
erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige controleren en/of verver-
sen/vervangen. Zorg ervoor dat na het verver-
sen van de motorolie de melding wordt gereset.
(Blz. 398)
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 445 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
446 7-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
QAls “Shift System Malfunction Shifting
Unavailable Drive to a Safe Place and Stop”
(Storing in schakelsysteem. Schakelen niet
mogelijk. Rijd naar een veilige plek en breng
de auto tot stilstand.) of “Shift System
Malfunction Driving Unavailable” (Storing
in schakelsysteem. Rijden is niet mogelijk)
wordt weergegeven
Er zit een storing in de schakelregeling. Laat de
auto onmiddellijk controleren door een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
QAls er een melding wordt weergegeven dat
de selectiehendel moet worden bediend
Om te voorkomen dat de selectiehendel in de
verkeerde stand wordt gezet of dat de auto
onverwachts in beweging komt, kan op het
multi-informatiedisplay een melding worden
weergegeven die u verzoekt om de selectiehen-
del in een andere stand te zetten. Volg in dat
geval de instructie van de melding en zet de
selectiehendel in de aangegeven stand.
QAls er een melding wordt weergegeven dat u
naar uw erkende Lexus-dealer moet gaan
Het systeem of onderdeel dat op het multi-infor-
matiedisplay wordt weergegeven, is defect. Laat
de auto onmiddellijk controleren door een
erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
QAls er een melding wordt weergegeven dat
de handleiding moet worden geraadpleegd
OAls een van de onderstaande meldingen
wordt weergegeven op het multi-informatie-
display, volg dan de instructies op.
“Engine Coolant Temp High” (hoge koelvloei-
stoftemperatuur) (Blz. 459)
“Battery Low” (accu bijna leeg) (Blz. 453)
“Transmission Fluid Temp High” (temperatuur
transmissievloeistof hoog) (Blz. 171)
OAls een van de onderstaande meldingen
wordt weergegeven op het multi-informatie-
display, kan dit duiden op een storing. Laat de
auto onmiddellijk controleren door een
erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
“Entry & Start System Malfunction” (storing in
Smart entry-systeem met startknop)
“Shift System Malfunction Apply Parking
Brake Securely When Parking See Owner’s
Manual” (Storing in schakelsysteem. Activeer
parkeerrem goed bij het parkeren. Zie hand-
leiding)
“P Switch Malfunction Apply Parking Brake
Securely When Parking See Owner’s
Manual” (Storing in schakelaar stand P. Acti-
veer parkeerrem goed bij het parkeren. Zie
handleiding)
“Shift System Unavailable Apply Parking
Brake Securely When Parking See Owner’s
Manual” (Schakelsysteem niet beschikbaar.
Activeer parkeerrem goed bij het parkeren.
Zie handleiding)
“Shift System Malfunction See Owner's
Manual” (Storing in schakelsysteem. Zie
handleiding)
“Shift System Malfunction Stop in a Safe Place
See Owner's Manual” (Storing in schakelsys-
teem. Breng auto op veilige plaats tot stil-
stand. Zie handleiding)
“Battery Low Shifting Unavailable See
Owner’s Manual” (Accu bijna leeg. Schakelen
niet mogelijk. Zie handleiding)
OAls een van de onderstaande meldingen
wordt weergegeven op het multi-informatie-
display, kan dit duiden op een storing. Breng
onmiddellijk de auto tot stilstand en neem
contact op met een erkende Lexus-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
“Braking Power Low” (remkracht laag)
“Charging System Malfunction” (storing laad-
systeem)
“Oil Pressure Low” (oliedruk laag)
OPMERKING
QAls “High Power Consumption Partial
Limit On AC/Heater Operation” (Hoog
energieverbruik. Bediening airco/ver-
warming gedeeltelijk beperkt) regelma-
tig wordt weergegeven
Mogelijk is er een storing met betrekking tot
het laadsysteem of de accu kan verouderd
zijn. Laat de auto controleren door een
erkende Lexus-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 446 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
447
7
7-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
Breng, als uw auto een lekke band heeft,
uw auto zo spoedig mogelijk naar de
dichtstbijzijnde erkende Lexus-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige of bandenspecialist.
Bij banden in de maat XXX/XXRXX
U kunt maximaal 80 km met een snelheid lager
dan 80 km/h rijden als het waarschuwings-
lampje voor een lage bandenspanning is gaan
branden. (Blz. 440)
Bij banden in de maat XXX/XXRFXX
U kunt maximaal 160 km met een snelheid
lager dan 80 km/h rijden als het waarschu-
wingslampje voor een lage bandenspanning is
gaan branden. (Blz. 440)
Bij run-flat banden staat er een of
op de wang van de band.
QOnder sommige omstandigheden (zoals bij
hoge temperaturen)
Bij banden in de maat XXX/XXRXX: Het is niet
mogelijk om nog 50 km met de auto te rijden.
Bij banden in de maat XXX/XXRFXX: Is het
niet mogelijk om nog 100 km met de auto te rij-
den.
QVoor gedetailleerde informatie over run-flat
banden
Zie het garantieboekje van de banden.
Als uw auto een lekke band
heeft
Uw auto is niet uitgerust met een
reservewiel, maar met run-flat banden
kunt u met een lekke band blijven door-
rijden.
Minder in dat geval snelheid en rijd
extra voorzichtig.
Run-flat banden
OPMERKING
QBij het vervangen van banden
Neem voor het verwijderen en plaatsen van
wielen, banden of bandenspanningssensoren
en -zenders contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige omdat de bandenspan-
ningssensoren en -zenders beschadigd kun-
nen raken als er niet voorzichtig mee wordt
omgegaan.
QBij het rijden over oneffenheden
Wanneer een auto een lekke band heeft, is de
wagenhoogte lager dan normaal. Zorg
ervoor dat niets de bodem van de auto raakt.
QVoorkomen van schade aan de banden-
spanningssensoren en -zenders
Als een band is gerepareerd met bandenre-
paratievloeistof, werken de bandenspan-
ningssensor en -zender mogelijk niet goed.
Neem wanneer bandenreparatievloeistof is
gebruikt zo snel mogelijk contact op met een
erkende Lexus-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige. Vervang bij
het vervangen van de band de bandenspan-
ningssensor en -zender. (Blz. 407)
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 447 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
448 7-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Een van de onderstaande punten kan het
probleem veroorzaken:
Er is mogelijk onvoldoende brandstof
aanwezig in de tank.
Vul de brandstoftank.
De motor kan verzopen zijn.
Probeer nogmaals de motor te starten
en volg daarbij de juiste startprocedu-
res. (Blz. 168)
Er kan een storing aanwezig zijn in de
startblokkering. (Blz. 63)
Er is mogelijk een storing aanwezig in
de schakelregeling.* (Blz. 171, 446)
*: Het is wellicht niet mogelijk om de selectie-
hendel vanuit stand P in een andere stand te
zetten.
Een van de onderstaande punten kan het
probleem veroorzaken:
De accu kan te ver ontladen zijn.
(Blz. 453)
De accuklemmen kunnen loszitten of
gecorrodeerd zijn. (Blz. 401)
Het startsysteem van de motor is mogelijk
defect als gevolg van een elektrische sto-
ring, zoals een ontladen batterij van de
elektronische sleutel of een defecte zeke-
ring. Er bestaat echter een tijdelijke maat-
regel om de motor te starten. (Blz. 448)
Een van de onderstaande punten kan het
probleem veroorzaken:
Een of beide accuklemmen zit(ten) los.
(Blz. 401)
De accu kan te ver ontladen zijn.
(Blz. 453)
Er kan een storing aanwezig zijn in het
stuurslotsysteem.
Neem contact op met een erkende Lexus-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige als het probleem niet verholpen kan wor-
den of als de reparatieprocedure niet bekend is.
Als de motor niet start maar de startknop
normaal werkt, kan de motor aan de hand
van de volgende stappen voorlopig wor-
den gestart.
Gebruik deze startprocedure alleen in
noodgevallen.
1Druk de parkeerremschakelaar in en
controleer of de parkeerrem is geacti-
veerd. (Blz. 179)
Als de motor niet wil aanslaan
Als de motor niet wil aanslaan terwijl
wel de juiste startprocedures zijn
gevolgd (Blz. 168), kan dat de vol-
gende oorzaken hebben:
De motor slaat niet aan terwijl de
startmotor wel normaal werkt.
De startmotor draait langzaam
rond, de interieurverlichting en de
koplampen gaan zwakker branden
of de claxon maakt geen of weinig
geluid.
De startmotor draait niet
De startmotor draait niet, de
interieurverlichting en de
koplampen gaan niet aan of de
claxon maakt geen geluid.
Starten van de motor in
noodgevallen
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 448 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
449
7
7-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
Het waarschuwingslampje van de parkeerrem
gaat branden.
2Zet het contact in stand ACC.
3Houd de startknop gedurende onge-
veer 15 seconden ingedrukt en houd
het rempedaal stevig ingetrapt.
Ook als de auto aan de hand van deze
stappen kan worden gestart, kan er een
storing in het systeem zijn. Laat de auto
controleren door een erkende Lexus-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
Als u uw sleutels verliest
Een erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige kan een nieuwe originele
mechanische sleutel maken met
behulp van een andere originele
mechanische sleutel en het sleutel-
nummer op uw plaatje met sleutelnum-
mer.
Bewaar het plaatje met het sleutelnum-
mer op een veilige plaats buiten de
auto, bijvoorbeeld in uw portemonnee.
OPMERKING
QWanneer u een elektronische sleutel ver-
liest
Als de elektronische sleutel zoek blijft, wordt
het risico aanzienlijk groter dat de auto wordt
gestolen. Ga onmiddellijk met alle overgeble-
ven elektronische sleutels en de sleutelkaart
(indien aanwezig) die bij uw auto zijn gele-
verd naar een erkende Lexus-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 449 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
450 7-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Verwijder het deksel in de bagageruimte
en trek aan de hendel.
QAls de elektronische sleutel niet goed werkt
OControleer of het Smart entry-systeem met
startknop niet is uitgeschakeld met behulp van
de Remote Touch of door een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige. Als het systeem is uitge-
schakeld, schakel het dan weer in.
OControleer of de energiebespaarmodus is
ingeschakeld. Is de functie ingeschakeld,
schakel hem dan uit. (Blz. 116)
Als de tankdopklep niet kan
worden geopend
Als de ontgrendelschakelaar van de
tankdopklep niet kan worden bediend,
neem dan contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige voor
onderhoud aan de auto. Wanneer u
dringend moet tanken, kunt u de
tankdopklep met behulp van de onder-
staande procedure openen.
De tankdopklep openen
Als de elektronische sleutel niet
goed werkt
Als de communicatie tussen de elek-
tronische sleutel en de auto is verbro-
ken (Blz. 116) of de elektronische
sleutel niet kan worden gebruikt omdat
de batterij leeg is, werken het Smart
entry-systeem met startknop en de
afstandsbediening niet. In dergelijke
gevallen kunnen de portieren en de
achterklep worden geopend en kan de
motor worden gestart volgens onder-
staande procedure.
OPMERKING
QIn geval van storingen in het Smart
entry-systeem met startknop of andere
problemen met de sleutel
Breng uw auto, inclusief alle elektronische
sleutels die bij uw auto zijn geleverd, naar een
erkende Lexus-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 450 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
451
7
7-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
QOntgrendelen van het portier
Gebruik de mechanische sleutel
(Blz. 101) om de volgende handelingen
uit te voeren:
1Trek aan de portiergreep van het
bestuurdersportier en plaats de
mechanische sleutel.
2Ontgrendel het portier.
3Verwijder de sleutel, laat de portier-
greep terugkeren en trek er nogmaals
aan.
QVergrendelen van het portier
1Druk bij geopend portier de vergren-
delknop aan de binnenzijde van het
portier in.
Voorportieren
2Sluit het portier met de portiergreep
uitgetrokken.
Achterportieren
2Sluit het portier.
QAchterklep
Draai de mechanische sleutel rechtsom
om de achterklep te ontgrendelen.
Vergrendelen en ontgrendelen van
de portieren, ontgrendelen van de
achterklep
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 451 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
452 7-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
QAan de sleutel gekoppelde functies
1Sluiten van de ruiten en het schuifdak
(draaien en vasthouden)
2Openen van de ruiten en het schuifdak
(draaien en vasthouden)
Deze instellingen moeten aan de persoonlijke
voorkeur worden aangepast door een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
1Trap het rempedaal in.
2Raak de startknop met de zijde met
daarop het Lexus-embleem van de
elektronische sleutel aan.
Wanneer de elektronische sleutel wordt gesig-
naleerd, klinkt er een zoemer en wordt het con-
tact AAN gezet.
Wanneer het Smart entry-systeem met start-
knop is uitgeschakeld via de persoonlijke voor-
keursinstellingen, wordt het contact in stand
ACC gezet.
3Trap het rempedaal stevig in en contro-
leer of op het multi-informatie-
display wordt weergegeven.
4Druk op de startknop.
Neem contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige als de motor nog
steeds niet kan worden gestart.
QUitzetten van de motor
Activeer de parkeerrem, zet de selectiehendel in
stand P en druk op de startknop zoals u normaal
doet bij het uitschakelen van de motor.
QBatterij elektronische sleutel
Omdat deze procedure een noodmaatregel is,
wordt geadviseerd de batterij van de elektroni-
sche sleutel zo snel mogelijk te laten vervangen
als deze ontladen is. (Blz. 418)
QAlarm
Het alarmsysteem wordt niet ingeschakeld als
de mechanische sleutel wordt gebruikt om de
portieren of de achterklep te vergrendelen.
Het alarm kan worden geactiveerd als een por-
tier of de achterklep met de mechanische sleutel
wordt ontgrendeld terwijl het alarmsysteem is
ingeschakeld. (Blz. 65)
QWijzigen van de stand van het contact
Laat het rempedaal los en druk tijdens stap 3
hierboven op de startknop. De motor wordt niet
gestart en de stand verandert iedere keer dat de
knop wordt ingedrukt. (Blz. 170)
WAARSCHUWING
QBij het gebruik van de mechanische sleu-
tel en het bedienen van de elektrisch
bedienbare ruiten of het schuifdak
Bedien de elektrisch bedienbare ruit of het
schuifdak nadat u hebt gecontroleerd of er
geen risico is dat een passagier met een
lichaamsdeel bekneld kan raken tussen de
ruit of het schuifdak.
Laat tevens de mechanische sleutel niet
bedienen door kinderen. Het kan gebeuren
dat een lichaamsdeel van een kind of een
andere passagier klem komt te zitten tussen
de elektrisch bedienbare ruit of het schuifdak.
Starten van de motor
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 452 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
453
7
7-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
Als u de beschikking hebt over een set
startkabels en een tweede voertuig met
een 12V-accu, kunt u uw auto starten met
behulp van de onderstaande hulpstartpro-
cedure.
Aansluiten startkabels op de accu
1Controleer of u de elektronische sleu-
tel bij u hebt.
Als u de startkabels aansluit, kan het alarm
afgaan of kunnen de portieren worden vergren-
deld, afhankelijk van de situatie. (Blz. 66)
2Open de achterklep en verwijder de
bagageruimtemat. (Blz. 368)
Gebruik wanneer de openingsfunctie van de
achterklep niet werkt de mechanische sleutel
om de achterklep te openen. (Blz. 451)
Als de accu ontladen is
U kunt de volgende procedures
gebruiken om de motor te starten als
de accu leeg is.
U kunt ook contact opnemen met een
erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Opnieuw starten van de motor
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 453 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
454 7-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
3Sluit de positieve startkabelklem aan op van uw auto en sluit de klem aan de andere
zijde van de positieve startkabel aan op van de tweede auto. Sluit vervolgens de
negatieve kabelklem aan op van de tweede auto en sluit de klem aan de andere
zijde van de negatieve startkabel aan op .
Pluspool (+) accu (uw auto)
Pluspool (+) accu (tweede auto)
Minpool (-) accu (tweede auto)
Minpool (-) accu (uw auto)
4Start de motor van de tweede auto.
Verhoog het motortoerental iets en
laat de motor gedurende ongeveer 5
minuten met het verhoogde toerental
draaien om de accu van uw auto op te
laden.
5Open en sluit een van de portieren ter-
wijl het contact UIT staat.
6Houd het motortoerental van de
tweede auto constant en start de
motor van uw auto door het contact
AAN te zetten.
7Verwijder de startkabels in exact de
omgekeerde volgorde van aansluiten
als de motor van uw auto aangeslagen
is.
8Druk op de uitschakeltoets van het
Stop & Start-systeem om het Stop &
Start-systeem uit te schakelen.
(Blz. 285)
Aansluiten startkabels op de speciale
hulpstartaansluiting
1Controleer of u de elektronische sleu-
tel bij u hebt.
Als u de startkabels aansluit, kan het alarm
afgaan of kunnen de portieren worden vergren-
deld, afhankelijk van de situatie. (Blz. 66)
2Open de motorkap. Verwijder het
onderhoudsdeksel. (Blz. 389, 395)
3Open het deksel van de zekeringen-
kast.
A
B
C
D
A
B
C
D
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 454 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
455
7
7-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
Druk de borglip in en trek het deksel omhoog. 4Open het deksel van de speciale hulp-
startaansluiting.
5Verwijder de motorafdekplaat.
(Blz. 394)
6Sluit de positieve startkabelklem aan op van uw auto en sluit de klem aan de andere
zijde van de positieve startkabel aan op van de tweede auto. Sluit vervolgens de
negatieve kabelklem aan op van de tweede auto en sluit de klem aan de andere
zijde van de negatieve startkabel aan op .
LS 500
A
B
C
D
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 455 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
456 7-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LS 350
Speciale hulpstartaansluiting (uw auto)
Pluspool (+) accu (tweede auto)
Minpool (-) accu (tweede auto)
Stevig, niet-bewegend, niet-gelakt metalen punt, ver weg van de hulpstartaansluiting
en bewegende delen, zoals aangegeven in de afbeelding
7Start de motor van de tweede auto.
Verhoog het motortoerental iets en
laat de motor gedurende ongeveer 5
minuten met het verhoogde toerental
draaien om de accu van uw auto op te
laden.
8Open en sluit een van de portieren ter-
wijl het contact UIT staat.
9Houd het motortoerental van de
tweede auto constant en start de
motor van uw auto door het contact
AAN te zetten.
10 Verwijder de startkabels in exact de
omgekeerde volgorde van aansluiten
als de motor van uw auto aangeslagen
is.
11 Sluit het deksel van de speciale hulp-
startaansluiting en plaats het deksel
van de zekeringenkast weer in de oor-
spronkelijke positie.
12 Plaats het onderhoudsdeksel.
(Blz. 396)
13 Plaats de motorafdekplaat.
(Blz. 396)
14 Druk op de uitschakeltoets van het
Stop & Start-systeem om het Stop &
Start-systeem uit te schakelen.
(Blz. 285)
Laat zodra de motor draait de auto zo snel
mogelijk controleren door een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
A
B
C
D
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 456 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
457
7
7-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
QStarten van de motor als de accu leeg is
De motor kan niet worden gestart door de auto
aan te duwen.
QVoorkomen van ontlading van de accu
OZet de koplampen en het audiosysteem uit als
de motor niet draait. (Behalve wanneer de
motor is uitgeschakeld door het Stop &
Start-systeem.)
OSchakel niet-noodzakelijke elektrische ver-
bruikers uit als er gedurende langere tijd met
lage snelheden gereden wordt, bijvoorbeeld
in een file.
QAls de accu verwijderd of ontladen is
ODe in de ECU opgeslagen informatie wordt
gewist. Laat, wanneer de accu ontladen is, de
auto nakijken door een erkende Lexus-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
OSommige systemen moeten mogelijk worden
geïnitialiseerd. (Blz. 492)
QVerwijderen van de accuklemmen
Wanneer de accuklemmen worden verwijderd,
wordt de in de ECU opgeslagen informatie
gewist. Neem, voordat u de accuklemmen ver-
wijdert, zo snel mogelijk contact op met een
erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
QLaden van de accu
De accu zal geleidelijk aan ontladen, zelfs wan-
neer de auto niet in gebruik is. Dit wordt veroor-
zaakt door natuurlijke ontlading en het effect van
bepaalde elektrische apparatuur. Als de auto
langere tijd niet gebruikt wordt, kan de accu ont-
laden en kan de auto mogelijk niet meer worden
gestart. (De accu laadt automatisch op tijdens
het rijden.)
QNa hulpstart van de auto
Schakel het Stop & Start-systeem uit zodat de
accu opgeladen kan worden. (Blz. 285)
QBij het bijladen of vervangen van de accu
OWanneer de accu is ontladen, is het in som-
mige gevallen niet mogelijk om de portieren
te ontgrendelen met het Smart entry-systeem
met startknop. Gebruik de afstandsbediening
of de mechanische sleutel om de portieren te
vergrendelen of te ontgrendelen.
OMogelijk start de motor niet bij de eerste
poging nadat de accu weer is opgeladen,
maar start hij wel normaal na de tweede
poging. Dit duidt niet op een storing.
ODe stand van het contact wordt door de auto
opgeslagen. Wanneer de accu weer wordt
aangesloten, keert het systeem terug naar de
stand die was geselecteerd voordat de accu
ontladen raakte. Zet vóór het losnemen van
de accu het contact UIT.
Wees extra voorzichtig bij het aansluiten van
de accu wanneer u niet zeker weet in welke
stand het contact stond voordat de accu ont-
laden raakte.
OEnige tijd na het losnemen en weer aansluiten
van de accuklemmen en enige tijd nadat de
accu is vervangen, schakelt het Stop &
Start-systeem gedurende ongeveer 5 tot 60
minuten de motor mogelijk niet automatisch
uit.
OAls de accu ontladen raakt, is het wellicht niet
mogelijk om de selectiehendel in een andere
stand te zetten. In dat geval kan de auto alleen
worden gesleept met beide achterwielen van
de grond, aangezien de achterwielen geblok-
keerd worden.
QVervangen van de accu
OGebruik een accu van het type met centrale
ontgassing (Europese wetgeving).
OGebruik een originele accu die speciaal is
ontworpen voor gebruik met het Stop &
Start-systeem of een accu met gelijkwaardige
specificaties. Wanneer een niet-onder-
steunde accu wordt gebruikt, wordt de wer-
king van het Stop & Start-systeem mogelijk
beperkt om de accu te beschermen.
Ook nemen de prestaties van de accu moge-
lijk af en kan de motor mogelijk niet worden
herstart. Neem voor meer informatie contact
op met een erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
OGebruik een accu van hetzelfde formaat als
van de accu die wordt vervangen en met een
gelijkwaardige capaciteit van 20 uur (20HR)
of meer.
Als het formaat verschilt, kan de accu niet
goed worden bevestigd.
Als de capaciteit laag is, zelfs als de auto korte
tijd niet gebruikt is, kan de accu ontladen en
kan de motor mogelijk niet meer worden
gestart.
OGebruik een accu met een handgreep. Als u
een accu zonder handgreep gebruikt, zal het
verwijderen moeilijker gaan.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 457 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
458 7-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
OBevestig, na vervanging, de volgende onder-
delen stevig aan de uitlaatopening van de
accu.
Gebruik de uitlaatslang die vóór vervanging
aan de accu was bevestigd en controleer of
deze goed op de opening van de auto is
bevestigd.
Gebruik de plug van de uitlaatopening die bij
de vervangende accu hoort of die van de ver-
vangen accu. (Afhankelijk van de te vervan-
gen accu is de uitlaatopening mogelijk afge-
sloten.)
Plug uitlaatopening
Uitlaatopening
Uitlaatslang
Neem voor meer informatie contact op met
een erkende Lexus-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING
QVerwijderen van de accuklemmen
Verwijder altijd eerst de minkabel (-). Als de
pluspool (+) bij het verwijderen in contact
komt met metalen onderdelen in de buurt,
kunnen er vonken ontstaan waardoor brand
kan ontstaan. Ook kunt u een elektrische
schok krijgen en ernstig letsel oplopen.
A
B
C
QVoorkomen van brand en explosie
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht om te voorkomen dat het licht ontvlam-
bare gas dat uit de accu kan komen, per
ongeluk tot ontbranding komt:
OZorg ervoor dat de startkabel aangesloten
wordt op de juiste accupool en niet per
ongeluk in aanraking komt met een ander
onderdeel dan de bedoelde accupool.
OZorg ervoor dat de op de “+”-pool aange-
sloten startkabel niet in contact komt met
andere onderdelen of metalen oppervlak-
ken, zoals metalen steunen en ongelakt
metaal.
OLaat de “+” en “-” klemmen van de startka-
bels niet in contact komen met elkaar.
ORook niet en gebruik geen lucifers, aanste-
kers en open vuur in de buurt van de accu.
QVoorzorgsmaatregelen met betrekking
tot de accu
De accu bevat giftige en corrosieve elektrolyt
en de onderdelen van de accu bevatten lood
en loodhoudende samenstellingen. Neem bij
het omgaan met de accu de volgende voor-
zorgsmaatregelen in acht:
ODraag bij het werken met de accu altijd een
veiligheidsbril en zorg ervoor dat de vloei-
stof uit de accu niet in contact komt met de
huid, kleding of de carrosserie van de auto.
OLeun niet over de accu heen.
OWas accuvloeistof, die op de huid of in de
ogen terecht is gekomen, direct weg met
water en raadpleeg een arts. Bedek de
plaats waar de accuvloeistof op terechtge-
komen is met een natte spons of doek tot-
dat er medische hulp kan worden verkre-
gen.
OWas altijd uw handen nadat u de accudra-
ger, de accupolen en andere accu-gerela-
teerde onderdelen hebt aangeraakt.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 458 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
459
7
7-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
1Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand, schakel de airconditioning uit
en zet vervolgens de motor af.
2Als er stoom te zien is:
Open, nadat de stoom is verdwenen,
voorzichtig de motorkap.
Als er geen stoom te zien is:
Open voorzichtig de motorkap.
3Controleer nadat de motor voldoende
is afgekoeld de slangen en het radia-
teurblok (radiateur) op sporen van
lekkage.
WAARSCHUWING
OHoud kinderen uit de buurt van de accu.
QNa het opladen van de accu
Laat de accu zo snel mogelijk controleren
door een erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als de accu verouderd raakt en nog wordt
gebruikt, kan een onwelriekend gas worden
uitgestoten. Dit kan schadelijk zijn voor de
gezondheid van de passagiers.
QVervangen van de accu
OWanneer de vuldop en indicator zich in de
buurt van de klembeugel bevinden, kan er
accuvloeistof (accuzuur) lekken.
ONeem voor meer informatie over het ver-
vangen van de accu contact op met een
erkende Lexus-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
OBevestig, na vervanging, de uitlaatslang en
de plug van de uitlaatopening stevig in de
uitlaatopening van de vervangende accu.
Wanneer deze niet goed worden
geplaatst, kunnen gassen (waterstof) in het
interieur van de auto terechtkomen en kan
het gas ontbranden en ontploffen.
OPMERKING
QOmgaan met startkabels
Zorg er bij het aansluiten van de startkabels
voor dat deze niet verstrikt raken in de koel-
ventilator of in de aandrijfriem van de motor.
QVoorkomen van beschadiging van de auto
De speciale hulpstartaansluiting moet wor-
den gebruikt als de accu in een noodgeval
vanuit een andere auto wordt geladen. Deze
kan niet worden gebruikt als hulpstart voor
een andere auto.
Als uw auto oververhit raakt
Het volgende kan erop duiden dat de
auto oververhit raakt.
De koelvloeistoftemperatuurmeter
(Blz. 74, 77) komt in het rode
gebied of u merkt dat de motor min-
der vermogen levert. (De auto acce-
lereert bijvoorbeeld niet als het gas-
pedaal wordt ingetrapt.)
“Engine Coolant Temp High Stop in a
Safe Place See Owner’s Manual”
(Temperatuur koelvloeistof te hoog.
Breng auto op veilige plaats tot stil-
stand. Raadpleeg handleiding) wordt
weergegeven op het multi-informa-
tiedisplay.
Er komt stoom onder de motorkap
uit.
Correctieprocedures
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 459 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
460 7-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LS 500
LS 350
Radiateurs
Koelventilator
Neem bij lekkage van een grote hoeveelheid
koelvloeistof onmiddellijk contact op met een
erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
4Het koelvloeistofniveau is correct als
het zich tussen de streepjes F en L op
het reservoir bevindt.
Motor (LS 500)
Reservoir
Streepje F
Streepje L
Dop inlaat koelvloeistof
Motor (LS 350)
Reservoir
Streepje F
Streepje L
Dop inlaat koelvloeistof
A
B
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 460 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
461
7
7-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
Intercooler (LS 500)
Reservoir
Streepje F
Streepje L
5Vul indien nodig koelvloeistof bij.
In noodgevallen mag ook water gebruikt wor-
den als u geen koelvloeistof bij de hand hebt.
Motor (LS 500)
Blz. 462
Motor (LS 350)
Blz. 462
Intercooler (LS 500)
Verwijder de afdekkap van de motorruimte en
vul koelvloeistof bij.
6Start de motor, schakel de airconditio-
ning in en controleer of de koelventila-
tor van de radiateur draait en of er
geen koelvloeistof lekt uit de radiateur
of de slangen.
De koelventilator gaat draaien als de airconditi-
oning wordt ingeschakeld direct na een koude
start. Controleer of de ventilator draait door
ernaar te luisteren en te voelen of er lucht-
stroom is. Schakel als u hier niet zeker van bent
de airconditioning nog een aantal keer in en uit.
(De ventilator werkt mogelijk niet bij tempera-
turen beneden het vriespunt.)
A
B
C
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 461 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
462 7-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
7Als de koelventilator niet draait:
Zet de motor onmiddellijk af en neem
contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Als de koelventilator draait:
Laat de auto controleren door de
dichtstbijzijnde erkende Lexus-dealer
of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
QBij het bijvullen van koelvloeistof (LS 500)
Vul koelvloeistof bij overeenkomstig de vol-
gende procedure.
1Verwijder de afdekkap van de motorruimte.
2Verwijder de motorafdekplaat. (Blz. 394)
3Verwijder dop en .
4Vul koelvloeistof bij via de inlaat van dop
tot de lijn F en plaats vervolgens dop
.
5Vul koelvloeistof bij via de inlaat van dop
tot het reservoir vol is en plaats vervolgens
dop .
6Plaats de afdekkap van de motorruimte en
de motorafdekplaat. (Blz. 395)
QBij het bijvullen van koelvloeistof (LS 350)
Vul koelvloeistof bij overeenkomstig de vol-
gende procedure.
1Verwijder de afdekkap van de motorruimte.
2Verwijder de motorafdekplaat. (Blz. 394)
3Verwijder dop en .
4Vul koelvloeistof bij via de inlaat van dop
tot de lijn F en plaats vervolgens dop
.
5Vul koelvloeistof bij via de inlaat van dop
tot het reservoir vol is en plaats vervolgens
dop .
6Plaats de afdekkap van de motorruimte en
de motorafdekplaat. (Blz. 395)
B
A
C
A
B
B
A
B
A
C
A
B
B
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 462 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
463
7
7-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
1Zet de motor af. Activeer de parkeer-
rem en zet de selectiehendel in stand P.
2Verwijder modder, sneeuw of zand
rond de achterwielen.
3Leg een stuk hout, stenen of ander
materiaal onder de achterwielen om
de wielen grip te geven.
4Start de motor opnieuw.
5Zet de selectiehendel in stand D of R
en deactiveer de parkeerrem. Trap ver-
volgens voorzichtig het gaspedaal in.
QWanneer u de auto moeilijk los kunt krijgen
Druk op de schakelaar om de TRC uit te
schakelen.
WAARSCHUWING
QBij controles in de motorruimte van uw
auto
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgs-
maatregelen kan ernstig letsel, zoals brand-
wonden, tot gevolg hebben.
OAls er stoom onder de motorkap vandaan
komt, open de motorkap dan niet voordat
de stoom is verdwenen. De motorruimte
kan zeer heet zijn.
OHoud uw handen en kleding (met name
stropdassen, sjaals en dassen) uit de buurt
van de ventilator en aandrijfriemen.
Als u dit niet doet, kunnen uw handen of
kleding bekneld raken, wat kan leiden tot
ernstig letsel.
ODraai de dop van de koelvloeistofinlaat, de
dop van het koelvloeistofreservoir of de
dop van het koelvloeistofreservoir van de
intercooler niet los als de motor en de radi-
ateur heet zijn.
Er kan hete stoom of koelvloeistof uit spui-
ten.
OPMERKING
QBij het bijvullen van koelvloeistof
Vul langzaam koelvloeistof bij nadat de motor
voldoende is afgekoeld. Het te snel bijvullen
van koude koelvloeistof bij een hete motor
kan schade aan de motor veroorzaken.
QVoorkomen van beschadigingen aan het
koelsysteem
Houd u aan de volgende voorzorgsmaatre-
gelen:
OZorg dat de koelvloeistof niet verontrei-
nigd raakt (bijvoorbeeld met zand of stof).
OGebruik geen koelvloeistofadditief.
Als de auto vast komt te zitten
Voer de volgende procedures uit als de
banden doorslippen of als de auto vast-
zit in modder, sneeuw, enz.:
Herstelprocedure
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 463 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
464 7-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
WAARSCHUWING
QBij het vrij proberen te krijgen van een
auto die vastzit
Als u de auto in beweging wilt krijgen door te
“schommelen”, controleer dan eerst of er in
de omgeving van de auto geen andere auto's,
objecten of personen aanwezig zijn die
geraakt zouden kunnen worden als de auto
plotseling in beweging komt. De auto kan ook
een plotselinge beweging maken als de wie-
len weer grip krijgen. Neem de grootst
mogelijke voorzichtigheid in acht.
QBedienen van de selectiehendel
Zet de selectiehendel niet in een andere
stand als het gaspedaal is ingetrapt.
Als u dat wel doet, kan de auto onverwacht
snel accelereren. Dit kan leiden tot een onge-
val met dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
OPMERKING
QBeschadiging van de transmissie en
andere componenten voorkomen
OVoorkom dat de achterwielen gaan door-
slippen en dat het gaspedaal verder wordt
ingetrapt dan noodzakelijk is.
OAls de auto na deze pogingen nog steeds
vastzit, moet deze door een ander voertuig
worden losgetrokken.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 464 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
8
465
8
Voertuigspecificaties
Voertuigspecificaties
.
8-1. Specificaties
Onderhoudsgegevens
(brandstof, oliepeil, enz.).............466
Informatie over brandstof..............475
8-2. Persoonlijke
voorkeursinstellingen
Systemen met mogelijkheden
voor persoonlijke
voorkeursinstellingen...................476
8-3. Initialisatie
Te initialiseren onderdelen ............492
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 465 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
466 8-1. Specificaties
8-1.Specificaties
Afmetingen
Gewichten
*1:Ongeladen auto
*2: Uitvoeringen zonder elektronisch geregelde luchtvering:
*3: Uitvoeringen met elektronisch geregelde luchtvering:
*4: Behalve F SPORT-uitvoeringen
*5: F SPORT-uitvoeringen
*6: LS 500
*7:LS 350
Onderhoudsgegevens (brandstof, oliepeil, enz.)
Afmetingen en gewichten
Totale lengte 5.235 mm (206,1 in.)
Tot al e b r e e d t e 1.900 mm (74,8 in.)
Totale hoogte*1
2WD-uitvoerin-
gen
1.460 mm (57,5 in.)*2
1.450 mm (57,1 in.)*3
AWD-uitvoerin-
gen
1.470 mm (57,9 in.)*2
1.460 mm (57,5 in.)*3
Wielbasis 3.125 mm (123,0 in.)
Spoorbreedte*1
Voor
2WD-uitvoerin-
gen 1.630 mm (64,2 in.)
AWD-uitvoerin-
gen
1.630 mm (64,2 in.)*2
1.635 mm (64,4 in.)*3
Achter 1.635 mm (64,4 in.)*4
1.615 mm (63,6 in.)*5
Maximaal toelaatbaar voertuiggewicht 2.760 kg (6.085 lb.)*6
2.585 kg (5.699 lb.)*7
Maximale asbelasting Voor 1.420 kg (3.131 lb.)
Achter 1.550 kg (3.417 lb.)
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 466 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
467
8
8-1. Specificaties
Voertuigspecificaties
QVoertuigidentificatienummer
Het voertuigidentificatienummer (VIN) is
het wettelijke identificatienummer van uw
auto. Dit is het belangrijkste identificatie-
nummer van uw Lexus. Het wordt gebruikt
voor het op naam zetten van de auto.
Dit nummer is links boven op het dash-
board ingeslagen.
Dit nummer is ook onder de voorstoel
rechts aangebracht.
Dit nummer staat ook op het typeplaatje.
QMotornummer
Het motornummer is op de aangegeven
plaats ingeslagen in het motorblok.
LS 500
LS 350
Identificatie van de auto
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 467 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
468 8-1. Specificaties
LS 500
LS 350
Motor
Uitvoering V35A-FTS
Ty p e 6-cilinder in V, 4-takt benzinemotor (met turbo)
Boring x slag 85,5 × 100,0 mm (3,37 × 3,94 in.)
Cilinderinhoud 3.445 cm3 (210,2 cu. in.)
Klepspeling Automatische afstelling
Dynamoriemspanning Automatische afstelling
Uitvoering 8GR-FKS
Ty p e 6-cilinder in V, 4-takt benzinemotor
Boring x slag 94,0 × 83,0 mm (3,70 × 3,27 in.)
Cilinderinhoud 3.456 cm3 (210,9 cu. in.)
Klepspeling Automatische afstelling
Dynamoriemspanning Automatische afstelling
Brandstof
Brandstofsoort
Als u dit soort labels aantreft bij het tankstation,
gebruik dan alleen brandstof met een van de
onderstaande labels.
EU:
Uitsluitend loodvrije benzine conform de Euro-
pese norm EN228
Behalve EU:
Uitsluitend loodvrije benzine
Research-octaangetal 95 of hoger
Inhoud brandstoftank
(Referentie) 82,0 l (21,7 gal., 18,0 Imp. gal.)
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 468 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
469
8
8-1. Specificaties
Voertuigspecificaties
QOliehoeveelheid (verversen [bij bena-
dering*])
*: De aangegeven hoeveelheid motorolie is
een referentiehoeveelheid voor het verver-
sen van de motorolie. Breng de motor op
bedrijfstemperatuur en zet de motor uit,
wacht ten minste 5 minuten en controleer
het oliepeil met de peilstok.
QKeuze motorolie
De motor is af fabriek gevuld met originele
Toyota-motorolie. Lexus beveelt het
gebruik van originele Toyota-motorolie
aan. Er kan ook andere motorolie van
gelijkwaardige kwaliteit worden gebruikt.
Oliesoort:
0W-20 en 5W-30:
API SM “Energy-Conserving”, SN
“Resource-Conserving”, SN PLUS
“Resource-Conserving” of SP
“Resource-Conserving”; of ILSAC GF-6A
multigrade-motorolie
Aanbevolen viscositeit (SAE):
Te verwachten temperatuurbereik tot
de volgende verversing
Aanbevolen
Uw Lexus is af fabriek gevuld met motor-
olie met een viscositeit van SAE 0W-20.
Dit is de beste keuze voor een laag brand-
stofverbruik en goede starteigenschap-
pen bij koud weer. U kunt de viscositeit
SAE 5W-30 gebruiken als SAE 0W-20
niet beschikbaar is. Deze dient echter bij
de volgende verversing vervangen te wor-
den door SAE 0W-20.
Viscositeit (als voorbeeld wordt hier
0W-20 gebruikt):
Het gedeelte 0W in 0W-20 geeft aan
dat de olie ervoor zorgt dat de motor
goed start bij koud weer. Olie met een
lage waarde voor de W zorgt dat de
motor goed start bij koud weer.
Het gedeelte 20 in 0W-20 geeft de
viscositeit van de olie weer als de olie
een hoge temperatuur heeft. Olie met
een hogere viscositeit (hogere waarde)
is mogelijk beter geschikt wanneer met
hoge snelheden of met veel belading
wordt gereden.
Smeersysteem
Met filter
LS 500
7,1 l (7,5 qt., 6,2 Imp. qt.)
LS 350
5,8 l (6,1 qt., 5,1 Imp. qt.)
Zonder filter
LS 500
6,6 l (7,0 qt., 5,8 Imp.qt.)
LS 350
5,5 l (5,8 qt., 4,8 Imp. qt.)
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 469 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
470 8-1. Specificaties
Merktekens oliekwaliteit:
Let er bij het aanschaffen van motorolie op
of ten minste één van beide bovenstaande
symbolen op de verpakking is gedrukt.
API-symbool
Bovenste deel: API SERVICE SP geeft de kwa-
liteit van de motorolie aan en is vastgesteld door
API (American Petroleum Institute).
Middelste deel: SAE 0W-20 geeft de viscosi-
teit aan.
Onderste deel: In dit deel staat
“Resource-Conserving”, wat staat voor brand-
stofbesparende en groene eigenschappen.
ILSAC-symbool
Het ILSAC-symbool (International Lubricant
Standardization and Approval Committee)
staat op de voorzijde van de verpakking.
Koelsysteem
Inhoud (refe-
rentiewaarde)
LS 500
Motor
10,5 l (11,1 qt., 9,2 Imp. qt.)
Intercooler
4,3 l (4,5 qt., 3,8 Imp. qt.)
LS 350 11,0 l (11,6 qt., 9,7 Imp. qt.)
Soort koelvloeistof
Gebruik een van de volgende middelen:
Toyota Super Long Life Coolant
Of een gelijkwaardig product
Gebruik niet uitsluitend kraanwater.
Ontstekingssysteem (bougie)
LS 500 LS 350
Merk DENSO EC22HPR-D7 DENSO FK20HBR8
Elektrodenafstand 0,7 mm (0,028 in.) 0,8 mm (0,031 in.)
OPMERKING
QBougies met iridium elektroden
Gebruik alleen bougies met iridium elektroden. Wijzig de elektrodenafstand niet.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 470 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
471
8
8-1. Specificaties
Voertuigspecificaties
*: De aangegeven hoeveelheid vloeistof dient als referentie.
Als vervanging noodzakelijk is, neem dan contact op met een erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
*: Uw Lexus is af fabriek gevuld met originele Toyota-transmissievloeistof. Gebruik alleen door
Toyota goedgekeurde originele differentieelolie of gelijkwaardig met de hierboven aangegeven
specificatie. Neem voor meer informatie contact op met een erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Elektrisch systeem (accu)
Klemspanning bij 20°C (68°F):
12,3 V of hoger
(Zet het contact UIT en laat gedurende 20 tot 30 s de
koplampen branden.)
Laadstroom
Snelladen
Druppelladen
Max. 15 A
Max. 5 A
Automatische transmissie
Hoeveelheid vloeistof*LS 500 8,9 l (9,4 qt., 7,8 Imp. qt.)
LS 350 8,8 l (9,3 qt., 7,7 Imp. qt.)
Soort vloeistof Originele Toyota ATF WS
OPMERKING
QTransmissievloeistof
Gebruik van andere transmissievloeistof dan hierboven genoemd kan leiden tot abnormale gelui-
den en trillingen en schade aanrichten aan de transmissie van uw auto.
Tussenbak (AWD-uitvoeringen)
Inhoud 0,70 l (0,74 qt., 0,62 Imp. qt.)
Oliesoort en viscositeit*Originele Toyota tussenbakolie LL 80 of een gelijkwaardig
product
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 471 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
472 8-1. Specificaties
*: Uw Lexus is af fabriek gevuld met originele Toyota-differentieelolie. Gebruik alleen een gelijk-
waardige differentieelolie met de hierboven aangegeven specificatie. Neem voor meer informatie
contact op met een erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
*: Uw Lexus is af fabriek gevuld met originele Toyota-differentieelolie. Gebruik alleen een gelijk-
waardige differentieelolie met de hierboven aangegeven specificatie. Neem voor meer informatie
contact op met een erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
*1: Minimumafstand van pedaal tot vloer bij een pedaalkracht van 500 N (51 kg, 112 lbf) met draai-
ende motor.
Zorg er bij de controle van het rempedaal voor dat u ook controleert of het waarschuwingslampje
van het remsysteem niet brandt wanneer de motor draait. (Raadpleeg Blz. 435 als het waarschu-
wingslampje van het remsysteem brandt.)
Voordifferentieel (AWD-uitvoeringen)
Inhoud 0,65 l (0,69 qt., 0,57 Imp.qt.)
Oliesoort en viscositeit*Originele Toyota-differentieelolie LT 75W-85 GL-5 of
gelijkwaardig
Achterdifferentieel
Inhoud 1,35 l (1,42 qt., 1,19 Imp. qt.)
Oliesoort en viscositeit*Originele Toyota-differentieelolie LT 75W-85 GL-5 of
gelijkwaardig
Remmen
Afstand van pedaal tot vloer*1 Min. 121 mm (4,8 in.)*3
Min. 122 mm (4,8 in.)*4
Vrije slag pedaal 1 6 mm (0,04 0,24 in.)
Slijtagelimiet remblokken 1 mm (0,04 in.)
Waarschuwingslampje parkeerrem*2
Als de parkeerremschakelaar 1 tot 2 seconden wordt
ingedrukt: gaat branden
Als de parkeerremschakelaar 1 tot 2 seconden omhoog
wordt getrokken: gaat uit
Soort vloeistof SAE J1703 of FMVSS Nr. 116 DOT 3
SAE J1704 of FMVSS Nr. 116 DOT 4
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 472 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
473
8
8-1. Specificaties
Voertuigspecificaties
*2: Controleer altijd of het waarschuwingslampje van het remsysteem (geel) niet gaat branden.
(Raadpleeg Blz. 435 als het waarschuwingslampje van het remsysteem gaat branden.)
*3: Auto's zonder Lexus Safety System+ A
*4: Auto's met Lexus Safety System+ A
19 inch banden
20 inch velgen (type A)
Stuurinrichting
Vrije slag Minder dan 30 mm (1,2 in.)
Banden en velgen
Bandenmaat 245/50R19 101W
Bandenspanning
(Aanbevolen banden-
spanning koud)
Rijsnelheid Voorwiel
kPa (kg/cm2 of bar, psi)
Achterwiel
kPa (kg/cm2 of bar, psi)
Voor snelheden boven
190 km/h (118 mph) 310 (3,1, 45) 310 (3,1, 45)
Voor snelheden onder
190 km/h (118 mph) 250 (2,5, 36) 250 (2,5, 36)
Vel g m a at 19 × 8J
Aanhaalmoment wiel-
moeren 140 Nm (14,3 kgm, 103 ft•lbf)
Bandenmaat 245/45R20 99Y
Bandenspanning
(Aanbevolen banden-
spanning koud)
Rijsnelheid Voorwiel
kPa (kg/cm2 of bar, psi)
Achterwiel
kPa (kg/cm2 of bar, psi)
Voor snelheden boven
220 km/h (137 mph) 310 (3,1, 45) 310 (3,1, 45)
Voor snelheden tot 220
km/h (137 mph) 250 (2,5, 36) 250 (2,5, 36)
Vel g m a at 20 × 8 1/2J
Aanhaalmoment wiel-
moeren 140 Nm (14,3 kgm, 103 ft•lbf)
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 473 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
474 8-1. Specificaties
20 inch velgen (type B)
Bandenmaat Bandenmaat voor: 245/45RF20 99Y
Bandenmaat achter: 275/40RF20 102Y
Bandenspanning
(Aanbevolen banden-
spanning koud)
Rijsnelheid Voorwiel
kPa (kg/cm2 of bar, psi)
Achterwiel
kPa (kg/cm2 of bar, psi)
Voor snelheden boven
220 km/h (137 mph) 310 (3,1, 45) 310 (3,1, 45)
Voor snelheden tot 220
km/h (137 mph) 250 (2,5, 36) 250 (2,5, 36)
Vel g m a at Voorwielen: 20 × 8 1/2J
Achterwielen: 20 × 9 1/2J
Aanhaalmoment wiel-
moeren 140 Nm (14,3 kgm, 103 ft•lbf)
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 474 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
475
8
8-1. Specificaties
Voertuigspecificaties
QGebruik van benzine vermengd met ethanol
in een benzinemotor
Lexus staat het gebruik van benzine met een
ethanolgehalte van 10% toe. Controleer of het
octaangetal van de benzine met ethanol aan
bovenstaande voorwaarden voldoet.
QAls de motor pingelt
ONeem contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
OHet kan een enkele keer voorkomen dat u de
motor licht hoort pingelen tijdens accelereren
of bij het oprijden van een heuvel. Dit is nor-
maal en is geen reden tot bezorgdheid.
Informatie over brandstof
Als u dit soort labels aantreft bij het
tankstation, gebruik dan alleen brand-
stof met een van de onderstaande
labels.
EU:
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine
conform de Europese norm EN228.
Gebruik loodvrije brandstof met een
octaangetal van 95 RON (Research
Octane Number) of hoger voor opti-
male prestaties van uw auto.
Behalve EU:
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Gebruik loodvrije brandstof met een
octaangetal van 95 RON (Research
Octane Number) of hoger voor opti-
male prestaties van uw auto.
OPMERKING
QOpmerking over de brandstofkwaliteit
OGebruik de juiste brandstoffen. De motor
zal beschadigd raken wanneer u de ver-
keerde brandstof gebruikt.
OGebruik geen benzine met metaalhou-
dende additieven, zoals mangaan, ijzer of
lood, omdat dit schade aan uw motor of
emissieregelsysteem kan veroorzaken.
OVoeg geen aftermarket metaalhoudende
brandstofadditieven toe.
OEU: Gebruik geen bio-ethanolbrandstof
die wordt verkocht onder de naam E50 of
E85, of brandstof met een hoog ethanol-
gehalte. Bij gebruik van deze brandstoffen
wordt het brandstofsysteem beschadigd.
Neem bij twijfel contact op met een
erkende Lexus-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
OBehalve EU: Gebruik geen bio-ethanol-
brandstof die wordt verkocht onder de
naam E50 of E85, of brandstof met een
hoog ethanolgehalte. Uw auto is geschikt
voor benzine met maximaal 10% ethanol.
Bij het gebruik van brandstof met meer dan
10% ethanol (E10) wordt het brandstofsys-
teem van de auto beschadigd. Zorg ervoor
dat u brandstof tankt met de juiste specifi-
caties en de vereiste kwaliteit. Neem bij
twijfel contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
OGebruik geen methanolhoudende ben-
zine, zoals M15, M85 of M100.
Door methanolhoudende benzine te
gebruiken kan de motor beschadigd raken
of kunnen er storingen in optreden.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 475 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
476 8-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
8-2.Persoonlijke voorkeursinstellingen
QWijzigen met de bedieningstoetsen
van het instrumentenpaneel
1Druk op of om te selecte-
ren.
2Bedien de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om het item te
selecteren dat u aan uw persoonlijke
voorkeur wilt aanpassen.
3Selecteer de gewenste instelling over-
eenkomstig de weergave en druk ver-
volgens op .
Druk op om naar het vorige scherm te
gaan of om het instelscherm te verlaten.
QWijzigen met de Remote Touch
1Druk op de toets MENU van de
Remote Touch.
2Selecteer “Setup” (instellingen) op het
menuscherm en selecteer “Vehicle”
(voertuig).
3Selecteer “Vehicle Customization”
(voertuigaanpassing) of “Drive Mode
Customization” (rijmodusaanpassing).
Er kunnen verschillende instellingen worden
gewijzigd. Raadpleeg het overzicht met instel-
lingen die kunnen worden gewijzigd voor meer
informatie.
Raadpleeg de HANDLEIDING VOOR
HET NAVIGATIE- EN MULTIMEDIA-
SYSTEEM voor meer informatie over de
Remote Touch.
QWijzigen met het multifunctionele
bedieningspaneel achter (indien aan-
wezig)
1Geef het beginscherm weer op het
multifunctionele bedieningspaneel
achter en kies vervolgens “Seat”
(stoel).
2Kies “Left” (links) of “Right” (rechts).
3Kies .
4Kies een toets om de instelling te wijzi-
gen.
QBij aanpassen aan de persoonlijke voorkeur
met de Remote Touch
Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand,
activeer de parkeerrem en zet de selectiehendel
in stand P. Laat tijdens het aanpassen aan de per-
soonlijke voorkeur van de opties ook de motor
draaien, om te voorkomen dat de accu ontladen
raakt.
Systemen met mogelijkheden
voor persoonlijke voorkeursin-
stellingen
Uw auto is voorzien van verschillende
elektronische functies die naargelang
uw persoonlijke voorkeur kunnen wor-
den ingesteld. De instellingen van deze
functies kunnen worden gewijzigd met
de bedieningstoetsen van het instru-
mentenpaneel, de Remote Touch, het
multifunctionele bedieningspaneel
achter of bij een erkende Lexus-dealer
of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
Functies van de auto aanpassen aan
de persoonlijke voorkeur
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 476 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
477
8
8-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
Voertuigspecificaties
Sommige voorkeursinstellingen zijn van invloed op de instellingen van andere functies.
Neem voor meer informatie contact op met een erkende Lexus-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Instellingen die u met de Remote Touch kunt wijzigen
Instellingen die u met de bedieningstoetsen van het instrumentenpaneel kunt wijzigen
Instellingen die u met het multifunctionele bedieningspaneel achter (indien aanwezig)
kunt wijzigen
Instellingen die door een erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige kunnen worden gewijzigd
Definitie van symbolen: O = beschikbaar, — = niet beschikbaar
QVeiligheidsgordels (Blz. 26)
*1: Indien aanwezig
*2: Auto's met Active Assist voor veiligheidsgordels
WAARSCHUWING
QTijdens het aanpassen van de persoonlijke
voorkeursinstellingen
Aangezien de motor tijdens het aanpassen
moet draaien, dient de auto te worden gepar-
keerd op een plaats met voldoende ventilatie.
In een afgesloten ruimte, zoals een garage,
kunnen uitlaatgassen die het schadelijke kool-
monoxide (CO) bevatten, zich ophopen en in
de auto terechtkomen. Dit kan leiden tot de
dood of zeer schadelijk zijn voor de gezond-
heid.
OPMERKING
QTijdens het aanpassen van de persoonlijke
voorkeursinstellingen
Om te voorkomen dat de accu leegraakt,
dient de motor te draaien terwijl de persoon-
lijke voorkeursinstellingen worden aangepast.
Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Functie Standaardinstelling Persoonlijke
voorkeursinstelling
Easy Access-gordelsluiting*1 Aan Uit O
Aantrekken veiligheidsgordels
voor wanneer de rijsnelheid
ongeveer 20 km/h wordt*2
Aan Uit O
Aantrekken veiligheidsgordel
voor wanneer bijbehorende
voorportier wordt geopend of
veiligheidsgordel wordt losge-
maakt *2
Aan Uit O
A
B
C
D
A
B
C
D
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 477 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
478 8-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
QMeters, tellers en multi-informatiedisplay (Blz. 74, 77, 81)
Functie*1 Standaardinstelling Persoonlijke
voorkeursinstelling
Taal*2 Engels
Frans
O
Duits
Spaans
Italiaans
Russisch
Chinees (traditio-
neel)*3
Tu r k s *3
Arabisch*3
Oekraïens*3
Eenheden l/100 km km/l O O
Rij-informatie 1
Actueel brandstof-
verbruik
Aan de persoonlijke
voorkeur aanpas-
bare items:
Blz. 84
O
Gemiddeld brand-
stofverbruik (sinds
resetten)
Rij-informatie 2
Afstand (actiera-
dius)
Gemiddelde rijsnel-
heid (sinds resetten)
Klok*2 24-uurs weergave 12-uurs weergave O
Pop-updisplay Aan Uit O
Accentkleur Kleur 1 Kleur 2 O O
Toerentalindicator*4 5.000 omw/min
2.000 - 6.400
omw/min*5
2.000 - 6.800
omw/min*6
O
Uit
Toerentalpiek*4 Aan Uit O
ECO-controlelampje Aan Uit O
A
B
C
D
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 478 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
479
8
8-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
Voertuigspecificaties
*1: Voor meer informatie over elke functie: Blz. 87
*2: De standaardinstelling verschilt per land.
*3: De instellingen die aan de persoonlijke voorkeur kunnen worden aangepast, verschillen per land.
*4: F SPORT-uitvoeringen
*5: LS 500
*6:LS 350
QHead-up display* (Blz. 89)
*: Indien aanwezig
Suggestiefunctie Aan
Aan (bij stilstaande
auto) O O
Uit
Functie Standaardinstelling Persoonlijke
voorkeursinstelling
Informatie van instrumentenpa-
neel Toerenteller ECO-indicator O
Geen inhoud
Routebegeleiding naar bestem-
ming/straatnaam*Aan Uit O
Weergave ondersteunend sys-
teem Aan Uit O
Kompas*Aan Uit O
Status bediening audiosysteem Aan Uit O
Functie*1 Standaardinstelling Persoonlijke
voorkeursinstelling
A
B
C
D
A
B
C
D
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 479 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
480 8-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
QPortierslot (Blz. 102, 107, 450)
QHerinneringsfunctie achterstoel (Blz. 104)
QSmart entry-systeem met startknop en afstandsbediening (Blz. 102, 115)
Functie Standaardinstelling Persoonlijke
voorkeursinstelling
Ontgrendelen met de mechani-
sche sleutel
Alle portieren in
één keer ontgren-
delen
Bestuurdersportier
ontgrendelen in één
keer, overige por-
tieren in twee keer
O
Functie koppeling van rijsnelheid
aan portiervergrendeling Aan Uit O O
Functie koppeling van stand
selectiehendel aan portierver-
grendeling
Uit Aan O O
Functie koppeling van stand
selectiehendel aan portieront-
grendeling
Uit Aan O O
Functie koppeling portieront-
grendeling aan bestuurderspor-
tier
Aan Uit O O
Vergrendelen/ontgrendelen van
de achterklep wanneer alle por-
tieren worden vergrendeld/ont-
grendeld
Aan Uit O
Functie Standaardinstelling Persoonlijke
voorkeursinstelling
Herinneringsfunctie achterstoel Aan Uit O
Functie Standaardinstelling Persoonlijke
voorkeursinstelling
Bedieningssignaal (alarmknip-
perlichten) Aan Uit O O
Tijd totdat na het ontgrendelen,
zonder dat een portier wordt
geopend, de portieren automa-
tisch weer worden vergrendeld
30 seconden
60 seconden
O
120 seconden
Waarschuwingszoemer open
portier/achterklep Aan Uit O
A
B
C
D
A
B
C
D
A
B
C
D
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 480 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
481
8
8-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
Voertuigspecificaties
QSmart entry-systeem met startknop (Blz. 102, 115)
QAfstandsbediening (Blz. 100, 102, 107)
QAchterklep (Blz. 107)
*: Indien aanwezig
Functie Standaardinstelling Persoonlijke
voorkeursinstelling
Smart entry-systeem met start-
knop Aan Uit O O
Ontgrendelen portier met Smart
entry-systeem en startknop Alle portieren Bestuurdersportier O O
Tijd die verstrijkt voordat alle
portieren worden ontgrendeld
wanneer de portiergreep van het
bestuurdersportier wordt vast-
gepakt
2 seconden
Uit
O
1,5 seconden
2,5 seconden
Aantal opeenvolgende portier-
vergrendelingen Zo veel als gewenst 2 keer O
Functie Standaardinstelling Persoonlijke
voorkeursinstelling
Afstandsbediening Aan Uit O
Ontgrendelen
Alle portieren in
één keer ontgren-
delen
Bestuurdersportier
ontgrendelen in één
keer, overige por-
tieren in twee keer
O O
Werking ontgrendelen achter-
klep
(Kort) ingedrukt
houden
n keer kort
indrukken
O
Twee keer indruk-
ken
(Lang) ingedrukt
houden
Uit
Functie Standaardinstelling Persoonlijke
voorkeursinstelling
Handsfree elektrisch bedien-
bare achterklep (sensor regeling
voetbediening)*
Aan Uit O
A
B
C
D
A
B
C
D
A
B
C
D
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 481 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
482 8-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
QVoorstoelen (Blz. 119)
*: Indien aanwezig
QElektrisch verstelbare achterstoelen* (Blz. 126)
*: Indien aanwezig
Functie Standaardinstelling Persoonlijke
voorkeursinstelling
Aan de stand van de bestuur-
dersstoel gekoppelde bediening
van de hoogte van de hoofd-
steun*
Uit Aan O
Functie Standaardinstelling Persoonlijke
voorkeursinstelling
Automatische bediening van de
achterstoel (aan het portier
gekoppelde functie om de ach-
terstoelen in de achterste stand
te zetten en schakelgekoppelde
functie voor de rugleuningver-
stelling van de achterstoel)
Aan Uit O
Aan het portier gekoppelde
stand van de achterstoel met ver-
stelbare onderbeensteun voor
eenvoudig uitstappen*
Helemaal rechtop Rechtop O
Schakelgekoppelde functie voor
rugleuningverstelling achterstoel Aan Uit O
A
B
C
D
A
B
C
D
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 482 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
483
8
8-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
Voertuigspecificaties
QErgonomisch geheugen (Blz. 131)
QBuitenspiegels (Blz. 150)
QElektrisch bedienbare ruiten en schuifdak (Blz. 152, 155)
Functie Standaardinstelling Persoonlijke
voorkeursinstelling
Portieren gekoppeld aan de
geheugenoproepfunctie selecte-
ren
Bestuurdersportier Alle portieren O
Voorwaartse/achterwaartse
beweging bestuurdersstoel wan-
neer bestuurder de auto verlaat
Volledig
Uit
O O
Gedeeltelijk
Opwaartse/neerwaartse bewe-
ging bestuurdersstoel wanneer
bestuurder de auto verlaat
Uit
Vol
O O
Gedeeltelijk
Beweging stuurwiel Alleen kantelen
Uit
O O
Alleen inschuiven
Wegkante len en
inschuiven
Functie Standaardinstelling Persoonlijke
voorkeursinstelling
Automatisch in- en uitklappen
van de buitenspiegels
Gekoppeld aan het
vergrendelen/ont-
grendelen van de
portieren
Uit
O
Gekoppeld aan
bediening van de
startknop
Functie Standaardinstelling Persoonlijke
voorkeursinstelling
Bediening gekoppeld aan
gebruik van de mechanische
sleutel
Uit Aan O
Koppeling van werking aan
afstandsbediening Uit Aan O
Koppeling van werking aan
afstandsbediening (zoemer) Aan Uit O
A
B
C
D
A
B
C
D
A
B
C
D
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 483 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
484 8-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
QWaarschuwingszoemer achteruitrijden (Blz. 171)
QAutomatische verlichting (Blz. 184)
QVerlichting (Blz. 184)
QAHS (Adaptive High Beam-systeem)*(Blz. 186)
Functie Standaardinstelling Persoonlijke
voorkeursinstelling
Signaal (zoemer) wanneer de
selectiehendel in stand R staat Eenmalig Intermitterend O
Functie Standaardinstelling Persoonlijke
voorkeursinstelling
Gevoeligheid lichtsensor Standaard -2 - 2 O O
Extended Headlight Ligh-
ting-systeem (tijd die verstrijkt
voordat de koplampen automa-
tisch worden uitgeschakeld)
30 seconden
60 seconden
O90 seconden
120 seconden
Functie Standaardinstelling Persoonlijke
voorkeursinstelling
Verlichting Welcome Light-sys-
teem Aan Uit O
Functie Standaardinstelling Persoonlijke
voorkeursinstelling
Regeling systeem Alle functies
Alleen automatisch
overschakelen tus-
sen grootlicht en
dimlicht
O
Afstand tussen een voorligger of
tegenligger en het variabel afge-
schermde grootlicht
Breed
Smal
O
Standaard
Rijsnelheid waarbij de helder-
heid en de afstelling van het ver-
lichte deel van het grootlicht van
modus wijzigt
Ongeveer 120
km/h of hoger
Ongeveer 100
km/h of hoger O
Ongeveer 80 km/h
of hoger
A
B
C
D
A
B
C
D
A
B
C
D
A
B
C
D
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 484 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
485
8
8-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
Voertuigspecificaties
*: Indien aanwezig
QMultifunctionele weerverlichting (Blz. 193)
QPCS (Pre-Crash Safety-systeem)*1(Blz. 213, 225)
*1: Indien aanwezig
*2: Het systeem wordt automatisch ingeschakeld telkens wanneer het contact AAN wordt gezet.
*3: Auto's met Lexus Safety System+ A
QFCTA (Front Cross Traffic Alert)* (Blz. 237)
*: Indien aanwezig
Aanpassen van de intensiteit van
het grootlicht tijdens het rijden in
bochten (het gebied in de rich-
ting waarin de auto draait wordt
helderder verlicht)
Aan Uit O
Aanpassing van het stralingsbe-
reik van het dimlicht in overeen-
stemming met de afstand tot een
voorligger of tegenligger
Aan Uit O
Functie Standaardinstelling Persoonlijke
voorkeursinstelling
Multifunctionele weerverlichting Aan Uit O
Functie Persoonlijke voorkeursinstelling
PCS (Pre-Crash Safety-sys-
teem)*2 Aan, uit O
Afstellen timing waarschuwing Vroeg, gemiddeld, laat O
Voetgangerdetectie*3 Aan, uit O
Functie Persoonlijke voorkeursinstelling
FCTA-functie Aan, uit O
Afstellen timing waarschuwing Vroeg, gemiddeld, laat O
Functie Standaardinstelling Persoonlijke
voorkeursinstelling
A
B
C
D
A
B
C
D
A
B
C
D
A
B
C
D
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 485 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
486 8-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
QLTA (Lane Tracing Assist)*1 (Blz. 240, 250)
*1: Indien aanwezig
*2: Auto's met Lexus Safety System+ A
QRSA (Road Sign Assist)*1 (Blz. 260)
*1: Indien aanwezig
*2: Het systeem wordt automatisch ingeschakeld telkens wanneer het contact AAN wordt gezet.
*3: Als de snelheidslimiet met aanvullend teken wordt overschreden, werkt de waarschuwingszoe-
mer niet.
*4: Auto's met navigatiesysteem
Functie Persoonlijke voorkeursinstelling
Lane Centering-functie Aan, uit O
Stuurassistentiefunctie*2 Aan, uit O
Soort waarschuwing Stuurwieltrillingsfunctie, zoemer O
Gevoeligheid waarschuwing Hoog, standaard O
Waarschuwingsfunctie slingeren
auto Aan, uit O
Gevoeligheid waarschuwing
voor slingeren Hoog, standaard, laag O
Functie Persoonlijke voorkeursinstelling
RSA (Road Sign Assist)*2 Aan, uit O
Meldingsmethode snelheids-
overschrijding*3
Alleen weergave, weergave en zoemer,
geen melding O
Meldingsniveau snelheidsover-
schrijding
2 km/h (1 mph), 5 km/h (3 mph), 10 km/h
(5 mph) O
Meldingswijze inhaalverbod Alleen weergave, weergave en stuurwiel-
trillingsfunctie, geen melding O
Andere meldingsmethode (mel-
ding verboden in te rijden)*4
Alleen weergave, weergave en zoemer,
geen melding O
A
B
C
D
A
B
C
D
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 486 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
487
8
8-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
Voertuigspecificaties
QDynamic Radar Cruise Control met volledig snelheidsbereik* (Blz. 265)
*: Indien aanwezig
QStop & Start-systeem (Blz. 279)
QBSM (Blind Spot Monitor)* (Blz. 286)
*: Indien aanwezig
QPKSA (Parking Support Alert) (Blz. 291)
Functie Persoonlijke voorkeursinstelling
Mate van verlagen van de boch-
tensnelheid Hoog, laag, uit O
Dynamic Radar Cruise Control
met Road Sign Assist Aan, uit O
Functie Standaardinstelling Persoonlijke
voorkeursinstelling
Wijzig de duur van het Stop &
Start-systeem wanneer de airco
is ingeschakeld
Standaard Verlengd O
Functie Standaardinstelling Persoonlijke
voorkeursinstelling
BSM (Blind Spot Monitor) Aan Uit O
Helderheid indicator in buiten-
spiegel Helder Gedimd O
Timing waarschuwing voor aan-
wezigheid van naderende auto
(gevoeligheid)
Gemiddeld
Vroeg
O
Laat
Alleen wanneer een
auto wordt gesigna-
leerd in de dode
hoek
Functie Standaardinstelling Persoonlijke
voorkeursinstelling
Zoemervolume Niveau 2 Niveau 1 O
Niveau 3
A
B
C
D
A
B
C
D
A
B
C
D
A
B
C
D
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 487 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
488 8-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
QLexus Parking Assist-sensor (Blz. 292)
QRCTA (Rear Crossing Traffic Alert)* (Blz. 298)
*: Indien aanwezig
QRCD-functie (Rear Camera Detection)* (Blz. 302)
*: Indien aanwezig
QPKSB (Parking Support Brake)* (Blz. 306)
*: Indien aanwezig
QRijmodusselectieschakelaar (Blz. 316)
*: Indien aanwezig
Functie Standaardinstelling Persoonlijke
voorkeursinstelling
Lexus Parking Assist-sensor Aan Uit O
Functie Standaardinstelling Persoonlijke
voorkeursinstelling
RCTA (Rear Crossing Traffic
Alert) Aan Uit O
Functie Standaardinstelling Persoonlijke voor-
keursinstelling
RCD-functie (Rear Camera
Detection) Aan Uit O
Functie Standaardinstelling Persoonlijke
voorkeursinstelling
PKSB-functie (Parking Support
Brake) Aan Uit O
Functie Standaardinstelling Persoonlijke
voorkeursinstelling
Regeling aandrijflijn in aange-
paste modus*Normaal Power O
Eco
Regeling chassis in aangepaste
modus*Normaal Sport O
Comfort
Aircowerking in aangepaste
modus*Normaal Eco O
A
B
C
D
A
B
C
D
A
B
C
D
A
B
C
D
A
B
C
D
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 488 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
489
8
8-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
Voertuigspecificaties
QElektronisch geregelde luchtvering* (Blz. 318)
*: Indien aanwezig
QAutomatische airconditioning (Blz. 341)
QStuurwielverwarming* (Blz. 355)
*: Indien aanwezig
QStoelverwarming/stoelventilatoren*1 (Blz. 355)
Functie Standaardinstelling Persoonlijke
voorkeursinstelling
Wagenhoogteregeling Aan Uit O
Beginpunt/eindpunt hoogtere-
gelingsfunctie Aan Uit O
Functie Standaardinstelling Persoonlijke
voorkeursinstelling
Schakelen tussen buitenluchtmo-
dus en de aan de toets AUTO
gekoppelde recirculatiemodus
Aan Uit O O
Automatische bediening airco-
schakelaar Aan Uit O O
Gevoeligheid uitlaatgassensor Standaard -3 - 3 O O
Functie Standaardinstelling Persoonlijke
voorkeursinstelling
Voorkeur stuurwielverwarming
in automatische modus Standaard -2 (laag) - 2 (hoog) O O
Functie Standaardinstelling Persoonlijke
voorkeursinstelling
Voorkeur temperatuur bestuur-
dersstoel in automatische modus Standaard -2 (koeler) tot 2
(warmer) O O
Voorkeur temperatuur passa-
giersstoel in automatische
modus
Standaard -2 (koeler) tot 2
(warmer) O O
Voorkeur temperatuur achter-
stoel links in automatische
modus*1
Standaard -2 (koeler) tot 2
(warmer) O O
A
B
C
D
A
B
C
D
A
B
C
D
A
B
C
D
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 489 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
490 8-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
*1: Indien aanwezig
*2: Auto's zonder elektrisch verstelbare achterstoelen
QVerlichting (Blz. 359)
Voorkeur temperatuur achter-
stoel rechts in automatische
modus*1
Standaard -2 (koeler) tot 2
(warmer) O O
Aan contact gekoppelde auto-
matisch inschakeling stoelver-
warming links achter*2
Uit Aan O O
Aan contact gekoppelde auto-
matisch inschakeling stoelver-
warming rechts achter*2
Uit Aan O O
Functie Standaardinstelling Persoonlijke
voorkeursinstelling
Tijd die verstrijkt voordat de inte-
rieurverlichting uitgaat 15 seconden
Uit
O O7,5 seconden
30 seconden
Werking als het contact UIT
wordt gezet Aan Uit O
Werking als de portieren worden
ontgrendeld Aan Uit O
Werking wanneer u de auto
nadert terwijl u de elektronische
sleutel bij u draagt
Aan Uit O
Voetenruimteverlichting Aan Uit O
Sfeerlampjes portierbekleding Aan Uit O
Tijd die verstrijkt voordat de
instapverlichting in de spiegel-
voet dooft
15 seconden
Uit
O O7,5 seconden
30 seconden
Werking van de instapverlichting
spiegelvoet wanneer u de auto
nadert terwijl u de elektronische
sleutel bij u draagt
Aan Uit O
Functie Standaardinstelling Persoonlijke
voorkeursinstelling
A
B
C
D
A
B
C
D
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 490 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
491
8
8-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
Voertuigspecificaties
QPersoonlijke voorkeursinstellingen auto
OWanneer de functie koppeling van portierver-
grendeling aan rijsnelheid en de functie kop-
peling van portiervergrendeling aan stand
selectiehendel allebei zijn ingeschakeld, werkt
het portierslot als volgt.
Als de selectiehendel in een andere stand dan
P wordt gezet, worden alle portieren vergren-
deld.
Als de auto wordt gestart terwijl alle portieren
zijn vergrendeld, werkt de functie koppeling
portiervergrendeling aan rijsnelheid niet.
Als de auto wordt gestart terwijl een van de
portieren is ontgrendeld, werkt de functie
koppeling van rijsnelheid aan portiervergren-
deling wel.
OAls het Smart entry-systeem met startknop is
uitgeschakeld, kan de functie ontgrendelen
met instap niet worden aangepast.
OAls de portieren niet worden geopend nadat
de portieren zijn ontgrendeld en de timer
automatisch opnieuw vergrendelen wordt
geactiveerd, worden er signalen gegenereerd
overeenkomstig de instelling van de bedie-
ningssignaalfunctie (alarmknipperlichten).
OBepaalde instellingen kunnen worden gewij-
zigd via een schakelaar of het scherm van het
audiosysteem. Wanneer een instelling wordt
gewijzigd via een schakelaar, wordt de gewij-
zigde instelling pas op het scherm van het
audiosysteem weergegeven wanneer het
contact UIT en weer AAN wordt gezet.
QScherm klokinstellingen
Als het scherm voor de klokinstellingen niet ver-
dwijnt na een poging om de klok in te stellen, is
er mogelijk een storing in het systeem. Laat de
auto controleren door een erkende Lexus-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
Werking van de instapverlichting
in de spiegelvoet wanneer de
portieren worden ontgrendeld
Aan Uit O
Werking van de instapverlichting
in de spiegelvoet wanneer een
portier wordt geopend
Aan Uit O
Langzaam doven van de instap-
verlichting in de spiegelvoet Lang Kort O
Functie Standaardinstelling Persoonlijke
voorkeursinstelling
A
B
C
D
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 491 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
492 8-3. Initialisatie
8-3.Initialisatie
*: Indien aanwezig
Te initialiseren onderdelen
Na bijvoorbeeld het loskoppelen en weer aansluiten van de accu of onderhoud aan de
auto, moeten de volgende items worden geïnitialiseerd, zodat het systeem weer op de
juiste manier werkt.
Overzicht van te initialiseren onderdelen
Voorwerp Wanneer initialiseren Zie
PKSB (Parking Support
Brake)* Na het aansluiten of vervangen van de accu Blz. 310
Lexus Parking Assist-sen-
sor Na het aansluiten of vervangen van de accu Blz. 296
Onderhoud motorolie Nadat het vereiste onderhoud is uitgevoerd Blz. 398
Bandenspanningswaar-
schuwingssysteem
Als de bandenspanning wordt gewijzigd
(bijvoorbeeld wanneer de rijsnelheid of de
belading verandert).
Bij het wijzigen van de bandenspanning
omdat er een andere bandenmaat gemon-
teerd is.
Bij het wisselen van wielen.
Na het uitvoeren van de procedure voor de
zenderidentificatiecoderegistratie.
Blz. 407
Panoramic View Monitor
De accu is losgekoppeld en aangesloten.
Het stuurwiel is gedraaid terwijl de accu
was losgekoppeld en weer aangesloten.
Het laadniveau van de accu is laag.
Raadpleeg de handlei-
ding voor het navigatie-
en multimediasysteem.
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 492 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
493
Index
.Wat moet u doen als...
(Problemen oplossen) .................494
Alfabetische index............................497
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 493 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
494
1-1.Wat moet u doen als... (Problemen oplo ssen)
Wat moet u doen als... (Problemen oplossen)
Als u uw mechanische sleutel verloren
bent, kan een erkende Lexus-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige een nieuwe originele
mechanische sleutel leveren.
(Blz. 449)
Als u uw elektronische sleutels bent
verloren, neemt de kans dat uw auto
wordt gestolen aanmerkelijk toe. Neem
onmiddellijk contact op met een
erkende Lexus-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. (Blz. 449)
Is de batterij van de elektronische sleu-
tel zwak of leeg? (Blz. 418)
Staat het contact AAN?
Zorg ervoor dat het contact UIT staat wanneer
u de portieren vergrendelt. (Blz. 170)
Bevindt de elektronische sleutel zich in
de auto?
Vergrendel de portieren nadat u hebt gecon-
troleerd of u de elektronische sleutel bij u hebt.
De functie werkt mogelijk niet goed als
gevolg van de radiogolven. (Blz. 116)
Is het kinderslot geactiveerd?
Het achterportier kan niet vanaf de binnenzijde
van de auto worden geopend wanneer het kin-
derslot is geactiveerd. Open het achterportier
vanaf de buitenzijde en deactiveer het kinder-
slot. (Blz. 106)
De functie die voorkomt dat de elektro-
nische sleutel in de bagageruimte ach-
terblijft treedt in werking en u kunt de
achterklep zoals gebruikelijk openen.
Neem de sleutel uit de bagageruimte.
(Blz. 112)
Als u een probleem hebt, controleer
dan het volgende voordat u contact
opneemt met een erkende Lexus-dea-
ler of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
De portieren kunnen niet worden
vergrendeld, ontgrendeld,
geopend of gesloten
U bent uw sleutels verloren
De elektronische sleutel werkt niet
goed
De portieren kunnen niet worden
vergrendeld of ontgrendeld
Het achterportier kan niet worden
geopend
De achterklep is gesloten terwijl de
elektronische sleutel zich nog in de
auto bevindt
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 494 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
495
Hebt u op de startknop gedrukt terwijl
u het rempedaal stevig ingetrapt hield?
(Blz. 168)
Kan de elektronische sleutel in de auto
worden gesignaleerd? (Blz. 115)
Is het stuurslot ontgrendeld?
(Blz. 168)
Is de batterij van de elektronische sleu-
tel zwak of leeg?
De motor kan in dit geval tijdelijk op een andere
manier worden gestart. (Blz. 452)
Is de accu ontladen? (Blz. 453)
Het wordt automatisch vergrendeld om
diefstal van de auto te voorkomen.
(Blz. 168)
Is de blokkeerschakelaar van de ruitbe-
diening ingedrukt?
De elektrisch bedienbare ruiten, behalve die
van het bestuurdersportier, kunnen niet worden
bediend als de blokkeerschakelaar van de ruit-
bediening wordt ingedrukt. (Blz. 154)
De auto power off-functie wordt
bediend als het contact gedurende een
bepaalde tijd in stand ACC staat.
(Blz. 171)
Het controlelampje van de veiligheids-
gordel knippert
Dragen de bestuurder en de passagiers hun
veiligheidsgordel? (Blz. 439)
Het waarschuwingslampje van de par-
keerrem brandt
Is de parkeerrem gedeactiveerd? (Blz. 179)
Afhankelijk van de situatie klinken er
mogelijk ook andere soorten waarschu-
wingszoemers. (Blz. 435, 444)
Als u denkt dat er iets mis is
De motor wil niet aanslaan
Het stuurwiel kan niet worden
gedraaid nadat de motor is uitge-
schakeld
De ruiten kunnen niet worden
geopend of gesloten met de schake-
laars van de ruitbediening
Het contact wordt automatisch UIT
gezet
Tijdens het rijden klinkt een waar-
schuwingszoemer
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 495 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
496
Heeft iemand een portier geopend of
bewoog er iets in de auto tijdens het
instellen van het alarm?
De sensor signaleert dit en laat het alarm klin-
ken. (Blz. 65)
Voer een van de onderstaande handelin-
gen uit om het alarm te deactiveren of uit te
schakelen:
Ontgrendel de portieren of open de
achterklep met de instapfunctie of de
afstandsbediening.
Start de motor. (Het alarm wordt na
enkele seconden gedeactiveerd of uit-
geschakeld.)
Wordt de melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay?
Controleer de melding op het multi-informatie-
display. (Blz. 444)
Wanneer een waarschuwingslampje
gaat branden of een waarschuwings-
melding wordt weergegeven, raad-
pleeg dan Blz. 435, 444.
Ga langzamer en extra voorzichtig rij-
den en breng uw auto naar de dichtst-
bijzijnde erkende Lexus-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige of bandenspecialist om de
lekke band te laten vervangen.
(Blz. 447)
Voer de procedure uit voor als de auto
vastzit in modder, vuil of sneeuw.
(Blz. 463)
Er wordt een alarm geactiveerd en
de claxon klinkt
Bij het verlaten van de auto klinkt
een waarschuwingszoemer
Er gaat een waarschuwingslampje
branden of er wordt een waarschu-
wingsmelding weergegeven
Wanneer zich een probleem heeft
voorgedaan
Als uw auto een lekke band heeft
De auto zit vast
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 496 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
497
Alfabetische index
Alfabetische index
A
Aan audiosysteem gekoppelde weergave.... 87
Aan navigatiesysteem gekoppelde
weergave......................................................... 86, 89
Aan/uit-schakelaar airbag......................................41
ABS (antiblokkeersysteem)..............................322
Waarschuwingslampje.....................................437
Accessoireaansluitingen.....................................373
Accu
Accu controleren..................................................401
Als de accu ontladen is....................................453
Voorbereidingen en controles
bij rijden in de winter .....................................328
Waarschuwingslampje .................................... 436
Achterklep .................................................................107
Achterklepverlichting............................................112
Afstandsbediening .................................................110
Bagageruimteverlichting.....................................112
Bekrachtiging achterklepsluiting.....................112
Elektrisch bedienbare achterklep...................110
Handgreep achterklep.........................................112
Handsfree elektrisch bedienbare
achterklep .................................................................111
Hoofdschakelaar openingssysteem
achterklep ...............................................................114
Ontgrendelschakelaar achterklep.................110
Schakelaar elektrisch bedienbare
achterklep sluiten ................................................112
Smart entry-systeem met startknop..............110
Voorzieningen bagageruimte......................368
Achterklepverlichting.............................................112
Achterlichten
Lampen vervangen.............................................423
Lichtschakelaar ......................................................184
Achterruitverwarming
Achterruit.................................................................342
Buitenspiegels .......................................................342
Voorruit ....................................................................342
Achterstoelen ...........................................................126
Afstellen......................................................................127
Comfortsysteem....................................................129
Geheugen verstelling achterstoelen.......... 135
Hoofdsteunen .........................................................136
Stoelventilatoren..................................................355
Stoelverwarming..................................................355
Achteruitrijlichten
Lampen vervangen ............................................423
Actieradius..................................................................84
Actieve motorkap ....................................................39
Actueel brandstofverbruik...................................84
Adaptive High Beam-systeem.......................... 186
Adaptive Variable Suspension-systeem ...... 322
Afdekkap motorruimte.......................................393
Afmetingen ..............................................................466
Afstand..........................................................................84
Afstand tot de motorolie moet
worden ververst.............................................75, 80
Afstandsbediening
Batterij vervangen................................................418
Energiebesparende functie............................... 116
Vergrendelen/ontgrendelen .........................100
AHB (Automatic High Beam) .......................... 190
AHS (Adaptive High Beam-systeem)...........186
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 497 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
498 Alfabetische index
Airbags
Aan/uit-schakelaar airbag .................................. 41
Airbags........................................................................ 30
Algemene voorzorgsmaatregelen
airbags ......................................................................36
De juiste houding achter het stuur.................25
Plaats van airbags..................................................30
Voorwaarden voor activering
curtain airbags......................................................34
Voorwaarden voor activering
side airbags............................................................34
Voorwaarden voor activering
van airbags .............................................................33
Voorwaarden voor activering van
de side airbags en curtain airbags .............34
Voorzorgsmaatregelen airbag
voor kinderen........................................................36
Voorzorgsmaatregelen curtain airbags.....36
Voorzorgsmaatregelen side airbags ...........36
Voorzorgsmaatregelen side airbags
en curtain airbags................................................36
Waarschuwingslampje SRS...........................437
Wijzigingen aan en afvoeren
van airbags ............................................................ 38
Airconditioning
Automatische airconditioning achter ....... 352
Automatische airconditioning voor.............341
Geconcentreerde luchtcirculatiemodus
voorstoel (S-FLOW-modus)................... 349
Interieurfilter............................................................. 417
Pollenverwijderingsmodus ............................348
Alarm............................................................................. 65
Waarschuwingszoemer..................................435
Alarmknipperlichten............................................ 426
Antennes (Smart entry-systeem
met startknop)........................................................115
Antiblokkeersysteem (ABS).............................322
Waarschuwingslampje.....................................437
Antidiefstalsysteem
Alarm............................................................................ 65
Startblokkering.........................................................63
Supervergrendeling...............................................64
Armsteun...................................................................372
Automatic High Beam .........................................190
Automatisch knipperende
alarmknipperlichten achter...........................323
Automatische airconditioning achter........... 352
Automatische airconditioning voor................ 341
Automatische transmissie..................................... 171
Paddle shift-schakelaars..........................176, 177
SNOW-modus......................................................175
Stand M......................................................................177
Automatische verlichting.................................... 184
Automatische verticale
koplampverstelling.............................................185
B
Baby- en kinderzitjes
Punten om rekening mee te houden ...........44
Rijden met kinderen in de auto .......................43
Bagagenet................................................................368
Bagageruimtematten...........................................368
Bagageruimteverlichting.......................................112
Banden
Als uw auto een lekke band heeft............... 447
Bandenspanning....................................................414
Bandenspannings-
waarschuwingssysteem .............................. 405
Bandenspanningsweergavefunctie .......... 405
Controle...................................................................403
Maat ...........................................................................473
Run-flat banden........................................405, 447
Sneeuwkettingen.................................................329
Vervangen................................................................. 411
Waarschuwingslampje.....................................440
Winterbanden.......................................................328
Wisselen van banden........................................404
Bandenspanning
Bandenspanningsweergavefunctie .......... 405
Onderhoudsgegevens.....................................473
Waarschuwingslampje.....................................440
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 498 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
499
Alfabetische index
Bandenspanningswaarschuwingssysteem
Functie ......................................................................405
Initialisatie ................................................................ 407
Plaatsen van
bandenspanningssensoren en
-zenders............................................................... 407
Registreren van identificatiecodes.............409
Waarschuwingslampje....................................440
Bekerhouders .........................................................365
Bevestigingspunten bovenste gordel ..............54
Binnenspiegel .................................................. 141, 142
Blind Spot Monitor (BSM) ................................286
Blokkeerschakelaar ruitbediening...................154
Bochtverlichting...................................................... 186
Boodschappentashaken.....................................368
Bougie.........................................................................470
Brake Assist ............................................................. 322
Brandstof
Brandstofmeter................................................74, 77
Informatie ................................................................ 475
Inhoud.......................................................................468
Tanken......................................................................200
Type ...........................................................................468
Uitschakelsysteem brandstofpomp........... 434
Waarschuwingslampje....................................438
Brandstofmeter.................................................. 74, 77
Brandstofverbruik
Actueel brandstofverbruik ................................ 84
Gemiddeld brandstofverbruik........................ 84
BSM (Blind Spot Monitor) ................................286
Buitenspiegels
Afstellen .....................................................................150
BSM (Blind Spot Monitor).............................286
Buitenspiegelverwarming................................342
Geheugen spiegelverstelling ...........................131
Inklappen.....................................................................151
Koppeling van spiegelstand
aan achteruitrijden............................................150
RCTA........................................................................298
Buitentemperatuur ........................................... 74, 77
C
Centraal display.....................................................334
Claxon......................................................................... 140
Condensor...............................................................400
Consolevak..............................................................366
Contact (startknop)............................................... 168
Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht..............426
Auto power off-functie .........................................171
Wijzigen van de standen van het
contact.....................................................................170
Contact....................................................................... 168
Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht..............426
Auto power off-functie .........................................171
Wijzigen van de standen van het
contact.....................................................................170
Controlelampje veiligheidsgordel ..... 439, 439
Controlelampjes........................................................72
Cruise control
Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik........ 260, 265
Waarschuwingsmelding..................................278
Curtain airbags .........................................................30
D
Dagrijverlichting ..................................................... 184
Dagtellers ............................................................75, 80
Dashboardkastje....................................................364
Differentieel
Achterdifferentieelolie....................................... 472
Voordifferentieelolie.......................................... 472
Digitale binnenspiegel...........................................142
Dimmer dashboardverlichting.................... 76, 80
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 499 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
500 Alfabetische index
Display
Centraal display................................................... 334
Cruise control........................................................276
Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik.....................265
Head-up display.....................................................89
Lexus Parking Assist-sensor..........................292
LTA (Lane Tracing Assist).................245, 256
Multi-informatiedisplay..........................................81
Parking Support Brake-functie (voor
voetgangers die achterlangs lopen) .......314
RCD (Rear Camera Detection) .................303
RCTA........................................................................ 299
Waarschuwingsmelding..................................444
Display bandenspanning....................................405
Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik .............260, 265
Waarschuwingsmelding..................................275
Dynamic Radar Cruise Control-systeem
(Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik)............260, 265
E
ECB (elektronisch geregeld
remsysteem) ........................................................ 322
ECO-controlelampje .............................................85
ECO-indicator..................................................85, 93
Een baby- of kinderzitje op de elektrisch
verstelbare achterstoel plaatsen .................... 45
Een baby- of kinderzitje op de
voorpassagiersstoel plaatsen .......................... 45
Elektrisch bedienbare achterklep.....................110
Elektrisch bedienbare ruiten
Aan portierslot gekoppelde werking
ruiten........................................................................153
Bediening..................................................................152
Blokkeerschakelaar ruitbediening...............154
Klembeveiliging .....................................................152
Elektrisch verstelbare achterstoelen ..............126
Elektrische stuurbekrachtiging (EPS) .......... 322
Waarschuwingslampje....................................438
Elektronisch geregeld remsysteem
(ECB)...................................................................... 322
Elektronisch geregelde luchtvering ...............318
Elektronische sleutel...............................................98
Als de elektronische sleutel niet
goed werkt......................................................... 450
Batterij vervangen................................................418
Energiebesparende functie............................... 116
EPS (elektrische stuurbekrachtiging)........... 322
Waarschuwingslampje.....................................438
ERA-GLONASS/EVAK ...................................... 59
Ergonomisch geheugen........................................131
Geheugenoproepfunctie..................................134
Power Easy Access-systeem........................... 131
Extended Headlight Lighting-systeem..........185
Extra opbergvakken..................................367, 369
F
FCTA (Front Cross Traffic Alert) .....................237
Front Cross Traffic Alert (FCTA) .....................237
G
G-krachten .................................................................86
Geheugen verstelling achterstoelen ............. 135
Gemiddeld brandstofverbruik............................84
Gemiddelde rijsnelheid.........................................84
Gewicht
Gewicht....................................................................466
H
Haken
Bevestigingshaken (vloermat)......................... 24
Kledinghaakjes......................................................373
Handgrepen .............................................................372
Handsfree elektrisch bedienbare
achterklep..................................................................111
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 500 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
501
Alfabetische index
Head-up display........................................................89
Aan navigatiesysteem gekoppelde
weergave................................................................89
Displayzone ondersteunend systeem........... 91
Displayzone rij-informatie .................................89
ECO-indicator.........................................................93
Instellingen................................................................... 91
Pop-updisplay ..........................................................92
Toets HUD (head-up display)........................90
Hendel
Ontgrendelingshendel motorkap..............389
Richtingaanwijzerschakelaar ..........................178
Ruitenwisserhendel..............................................195
Selectiehendel ..........................................................171
Veiligheidshaak....................................................389
Hill Start Assist Control...................................... 322
Hoofdsteunen...........................................................136
Hoogteregeling
Luchtvering, elektronisch geregelde..........319
I
Identificatie
Auto ............................................................................467
Motor .........................................................................467
Indicatiesysteem motorolie verversen .........398
Initialisatie
Bandenspannings-
waarschuwingssysteem............................... 407
Elektrisch bedienbare ruiten ...........................152
Onderhoud............................................................398
Te initialiseren onderdelen............................. 492
Instapverlichting.....................................................359
Instapverlichting spiegelvoet
Plaats .........................................................................359
Instrumentenpaneel
Bedieningstoetsen
instrumentenpaneel...........................................82
Controlelampjes......................................................72
Dimmer dashboardverlichting ...............76, 80
Eenheden ...................................................................86
Instellingen ................................................................. 87
Klok........................................................................74, 77
Multi-informatiedisplay..........................................81
Tellers ...................................................................74, 77
Waarschuwingslampjes ..................................435
Waarschuwingsmelding..................................444
Wijzigen van de locatie van
de hoofdteller .........................................................81
Intercooler................................................................400
Interieurfilter..............................................................417
Interieurverlichting ...............................................359
Interieurverlichting achter...............................359
Interieurverlichting voor...................................359
K
Kentekenplaatverlichting
Lampen vervangen ............................................423
Lichtschakelaar...................................................... 184
Kilometerteller...................................................75, 80
Kindersloten ............................................................. 106
Kledinghaakjes........................................................373
Klembeveiliging
Elektrisch bedienbare achterklep.................. 113
Elektrisch bedienbare ruiten............................152
Schuifdak .................................................................. 155
Zonnescherm achterportier..........................375
Klok ..............................................................74, 77, 373
Knie-airbags...............................................................30
Koelsysteem ............................................................398
Oververhitting van de motor........................459
Koelvloeistof
Controle.................................................................. 398
Inhoud .......................................................................470
Voorbereidingen en controles
bij rijden in de winter......................................328
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 501 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
502 Alfabetische index
Koelvloeistof intercooler
Controle ..................................................................398
Inhoud....................................................................... 470
Koelvloeistoftemperatuurmeter ................. 74, 77
Koplampen
Adaptive High Beam-systeem ......................186
Automatic High Beam-systeem....................190
Extended Headlight Lighting-systeem......185
Lampen vervangen.............................................423
Lichtschakelaar ......................................................184
Krik
Plaatsen van een garagekrik.........................390
L
Laadmeter...................................................................85
Lampen
Vervangen...............................................................423
Lane Tracing Assist (LTA)
Bediening....................................................240, 250
Waarschuwingsmeldingen................250, 259
Leeslampjes.............................................................359
Lekke band
Bandenspannings-
waarschuwingssysteem...............................405
Lexus Parking Assist-sensor................... 291, 292
Functie .......................................................................292
Waarschuwingsmelding.......................294, 310
Lexus Safety System+
AHB (Automatic High Beam).......................190
AHS (Adaptive High Beam-systeem).......186
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik.............................. 265
LTA (Lane Tracing Assist).............................250
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)...............225
RSA (Road Sign Assist)...................................260
Lexus Safety System+ A
AHS (Adaptive High Beam-systeem)...... 186
Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik........ 260, 265
FCTA (Front Cross Traffic Alert) ............... 237
LTA (Lane Tracing Assist)..............................240
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)................213
RSA (Road Sign Assist)...................................260
Lexus-klimaatregeling.........................................339
LTA (Lane Tracing Assist)
Bediening ................................................... 240, 250
Waarschuwingsmeldingen............... 250, 259
M
Make-upspiegels....................................................374
Make-upverlichting...............................................374
Menu-iconen..............................................................82
Meters.................................................................... 74, 77
Mistachterlichten
Schakelaar.................................................................194
Mistlampen
Schakelaar.................................................................194
Motor
Afdekkap motorruimte.....................................393
Als de motor niet wil aanslaan......................448
Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht..............426
Contact (startknop) ............................................168
Contact......................................................................168
Identificatienummer............................................467
Motorafdekplaat ..................................................394
Motorkap................................................................ 389
Motorruimte.............................................................391
Oververhitting.......................................................459
Stand ACC ..............................................................170
Starten van de motor..........................................168
Toerenteller.......................................................74, 77
Uitschakelsysteem brandstofpomp...........434
Motorafdekplaat....................................................394
Motorcontrolelampje ..........................................436
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 502 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
503
Alfabetische index
Motorkap
Actieve motorkap...................................................39
Openen....................................................................389
Motorolie
Controle ..................................................................396
Inhoud.......................................................................469
Voorbereidingen en controles
bij rijden in de winter .....................................328
Waarschuwingslampje .................................... 436
Multi-informatiedisplay........................................... 81
Aan audiosysteem gekoppelde
weergave.................................................................87
Aan navigatiesysteem gekoppelde
weergave................................................................86
Bandenspanning.................................................405
Bedieningstoetsen
instrumentenpaneel ...........................................82
Cruise control........................................................276
Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik.....................265
ECO-indicator........................................................85
Eenheden...................................................................86
G-krachten ...............................................................86
Informatie Stop & Start-systeem.................... 84
Instellingen..................................................................87
Laadmeter .................................................................85
LTA (Lane Tracing Assist).................245, 256
Menu-iconen.............................................................82
Pop-updisplay ...........................................................81
Rij-informatie 1/rij-informatie 2.......................84
Schakelstand ............................................................86
Suggestiefunctie .....................................................88
Waarschuwingsmelding..................................444
Weergave informatie
ondersteunend systeem..................................87
Weergave rij-informatie..................................... 83
Multifunctioneel bedieningspaneel
achter......................................................................336
Multifunctionele weerverlichting
Schakelaar................................................................193
Muntenhouder .......................................................365
N
Naderingswaarschuwing.....................................271
nanoe™ X.................................................................348
Noodstopsignaal...................................................323
O
Olie
Achterdifferentieelolie....................................... 472
Motorolie.................................................................469
Voordifferentieelolie.......................................... 472
Onderhoud
Exterieur..................................................................380
Interieur.....................................................................383
Onderhoud en reparatie................................ 386
Onderhoudsgegevens.....................................466
Veiligheidsgordels..............................................383
Velgen en wieldoppen....................................380
Zelf uit te voeren onderhoud.......................388
Opbergmogelijkheden.......................................363
Openingssysteem
Achterklep .................................................................110
Motorkap................................................................ 389
Tankdopklep......................................................... 200
Opslaan voertuiginformatie ....................................7
Oververhitting........................................................ 459
P
Paddle shift-schakelaars..............................176, 177
Parkeerlicht voor
Lichtschakelaar...................................................... 184
Parkeerlichten
Lampen vervangen ............................................423
Parkeerrem
Bediening ..................................................................179
Waarschuwingslampje.....................................442
Waarschuwingsmelding.....................................181
Waarschuwingszoemer geactiveerde
parkeerrem............................................................181
Parking Assist-sensoren
(Lexus Parking Assist-sensor)...................... 292
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 503 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
504 Alfabetische index
Parking Support Brake-functie
(voor stilstaande objecten) ...............................311
Functie ..........................................................................311
Parking Support Brake-functie (voor
voertuigen die achterlangs rijden) .............. 313
Functie ........................................................................313
Parking Support Brake-functie (voor
voetgangers die achterlangs lopen)............314
Functie ........................................................................314
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
Functie ............................................................ 213, 225
PCS OFF-schakelaar........................................229
Waarschuwingslampje......................................441
Pech, wat te doen bij
Als de accu ontladen is....................................453
Als de auto onder water staat of het
water op de weg stijgt...................................427
Als de elektronische sleutel niet
goed werkt .........................................................450
Als de motor niet wil aanslaan .....................448
Als de tankdopklep niet kan worden
geopend ..............................................................450
Als een waarschuwingslampje
gaat branden.....................................................435
Als een waarschuwingszoemer klinkt......435
Als er een waarschuwingsmelding
wordt weergegeven.......................................444
Als u denkt dat er iets mis is .......................... 433
Als u uw sleutels verliest.................................. 449
Als uw auto een lekke band heeft ...............447
Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht ............. 426
Als uw auto moet worden gesleept.......... 429
Als uw auto oververhit raakt.........................459
Als uw auto vast komt te zitten ....................463
PKSA (Parking Support Alert) ..........................291
PKSB (Parking Support Brake).......................306
Waarschuwingsmelding........................310, 310
Pollenverwijderingsmodus................................348
Portieren
Automatisch vergrendel- en
ontgrendelsysteem van de portieren......107
Buitenspiegels........................................................150
Kindersloten achterportieren.........................106
Portierruiten .............................................................152
Portiervergrendeling...........................................102
Sluitsysteem portieren........................................105
Waarschuwingszoemer open
portier/achterklep................................. 103, 106
Portiervergrendeling
Afstandsbediening...............................................100
Portieren ....................................................................102
Smart entry-systeem met startknop.............. 115
Positiegeheugen bestuurdersstoel
Ergonomisch geheugen..................................... 131
Geheugenoproepfunctie..................................134
Power Easy Access-systeem........................... 131
Power Easy Access-systeem...............................131
Pre-Crash Safety-systeem (PCS)
Functie.............................................................213, 225
PCS OFF-schakelaar .......................................229
Waarschuwingslampje.......................................441
R
Radiateur...................................................................400
RCD (Rear Camera Detection)........................291
Functie.......................................................................302
Waarschuwingsmelding..................................304
RCTA
Functie.......................................................................298
Waarschuwingsmelding..................................299
RCTA (Rear Crossing Traffic Alert) ................291
Rear Crossing Traffic Alert (RCTA) ..............298
Regeling helderheid
Dimmer dashboardverlichting ...............76, 80
Remlichten
Lampen vervangen ............................................423
Noodstopsignaal.................................................323
Remote Touch.........................................................332
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 504 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
505
Alfabetische index
Remsysteem
Brake Hold...............................................................182
Parkeerrem..............................................................179
Vloeistof....................................................................472
Waarschuwingslampje....................................435
Richtingaanwijzers
Lampen vervangen.............................................423
Richtingaanwijzerschakelaar ..........................178
Richtingaanwijzers achter
Lampen vervangen.............................................423
Richtingaanwijzerschakelaar ..........................178
Richtingaanwijzers opzij
Lampen vervangen.............................................423
Richtingaanwijzerschakelaar ..........................178
Richtingaanwijzers voor
Lampen vervangen.............................................423
Richtingaanwijzerschakelaar ..........................178
Rijden
De juiste houding achter het stuur.................25
Procedures...............................................................160
Rijden in de winter..............................................328
Rijmodusselectieschakelaar............................316
Tips voor inrijden.....................................................161
Rijden in de winter ................................................328
Rijden met een aanhangwagen.........................167
Riem voor vastzetten gevarendriehoek....... 370
Riem voor vastzetten verbandtrommel ....... 370
Rijinfo 1/Rijinfo 2.......................................................84
Road Sign Assist ....................................................260
RSA (Road Sign Assist) ......................................260
Ruiten
Achterruitverwarming.......................................342
Elektrisch bedienbare ruiten ...........................152
Sproeiers...................................................................195
Ruitenwissers voor
Positie..........................................................................198
Ruitenwissers met regensensor ....................195
Run-flat banden...........................................405, 447
S
Schakelaars
Afstandsschakelaar ............................................265
Automatic High Beam-systeem...................190
Bedieningsschakelaars digitale
binnenspiegel ......................................................142
Bedieningstoetsen instrumentenpaneel.....82
Blokkeerschakelaar ruitbediening................154
Brake Hold-schakelaar......................................182
Contact......................................................................168
Cruise control-schakelaar..............................276
Dimmer dashboardverlichting ...............76, 80
Het Adaptive High Beam-systeem
activeren.................................................................187
Hoofdschakelaar openingssysteem
achterklep............................................................... 114
Inschakelen van de Automatic
High Beam...........................................................190
Lichtschakelaars.................................................... 184
Multifunctionele weerverlichting ...................193
Ontgrendelschakelaar achterklep ................110
Paddle shift-schakelaars..........................176, 177
Parkeerremschakelaar .......................................179
PCS OFF-schakelaar .......................................229
PKSB-schakelaar (Parking
Support Brake).................................................307
RCD-schakelaar (Rear Camera
Detection)............................................................303
Resetschakelaar bandenspannings-
waarschuwingssysteem ...............................407
Rijmodusselectieschakelaar.............................316
Schakelaar achterruit- en
buitenspiegelverwarming..............................341
Schakelaar alarmknipperlichten ..................426
Schakelaar centrale vergrendeling.............105
Schakelaar Dynamic Radar
Cruise Control met volledig
snelheidsbereik.................................................265
Schakelaar elektrisch bedienbare
achterklep sluiten.................................................112
Schakelaar mistlampen......................................194
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 505 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
506 Alfabetische index
Schakelaar ruitenwissers en
-sproeiers..............................................................195
Schakelaar SNOW.............................................175
Schakelaar stuurverstelling..............................140
Schakelaar stuurwielverwarming ...............355
Schakelaar voorruitverwarming..................345
Schakelaar VSC OFF.......................................323
Schakelaar zonnescherm
achterportier...................................................... 375
Schakelaar zonnescherm achterruit..........377
Schakelaars buitenspiegels..............................150
Schakelaars centrale vergrendeling............105
Schakelaars geheugen verstelling
achterstoelen.......................................................135
Schakelaars ruitbediening................................152
Schakelaars stoelventilator.............................355
Schuifdakschakelaars..........................................155
Startknop...................................................................168
Stoelventilator achter........................................ 352
Stoelverwarming achter.................................. 352
Stoelverwarmingsschakelaars .....................355
Toets HUD (head-up display)........................90
Toets LTA (Lane Tracing Assist)....245, 256
Toets ODO TRIP .........................................75, 80
Toetsen ergonomisch geheugen ...................131
Uitschakeltoets Stop & Start-systeem .....285
Schakelstand ..............................................................86
Schoonmaken
Exterieur ..................................................................380
Interieur....................................................................383
Radarsensor ..............................................203, 209
Veiligheidsgordels .............................................383
Velgen en wieldoppen.....................................380
Schuifdak
Aan portierslot gekoppelde
werking schuifdak.............................................155
Bediening..................................................................155
Klembeveiliging .....................................................155
Secondary Collision Brake ...............................323
Selectiehendel
Automatische transmissie...................................171
Selectiehendelverlichting ..................................359
Sensor
Automatic High Beam-systeem...................190
Automatisch koplampsysteem...................... 184
Binnenspiegel........................................................... 141
Digitale binnenspiegel ........................................145
Lexus Parking Assist-sensor.........................292
LTA (Lane Tracing Assist)................. 240, 250
Parking Support Brake-functie
(voor stilstaande objecten)...........................312
Parking Support Brake-functie (voor
voertuigen die achterlangs rijden)............313
Radarsensor.................................. 202, 208, 287
Ruitenwissers met regensensor.................... 196
Side airbags................................................................30
Slepen/trekken
Rijden met een aanhangwagen .....................167
Sleepoog .................................................................432
Slepen in een noodgeval.................................429
Sleutelkaart.................................................................98
Sleutels
Afstandsbediening...............................................100
Als de elektronische sleutel niet
goed werkt......................................................... 450
Als u uw sleutels verliest..................................449
Batterij vervangen................................................418
Elektronische sleutel .............................................98
Energiebesparende functie............................... 116
Mechanische sleutel .............................................98
Plaatje met sleutelnummer ................................98
Smart entry-systeem...................................102, 115
Startknop ..................................................................168
Waarschuwingszoemer.....................................115
Smart entry-systeem
Afstandsbediening...............................................100
Smart entry-systeem met startknop.............. 115
Smart entry-systeem met startknop
Instapfuncties...........................................................102
Plaats van antenne.................................................115
Starten van de motor..........................................168
Sneeuwkettingen...................................................329
Snelheidsmeter .................................................. 74, 77
SNOW-modus.........................................................175
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 506 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
507
Alfabetische index
Specificaties.............................................................466
Spiegels
Binnenspiegel ...........................................................141
Buitenspiegels ........................................................150
Buitenspiegelverwarming................................342
Digitale binnenspiegel........................................142
Make-upspiegels .................................................374
Sproeiers
Bijvullen....................................................................400
Schakelaar................................................................195
Voorbereidingen en controles
bij rijden in de winter .....................................328
Startblokkering.......................................................... 63
Stoelen
Achterstoel met comfortsysteem.................129
Afstellen ...........................................................120, 127
Baby- en kinderzitjes plaatsen.........................43
Ergonomisch geheugen......................................131
Hoofdsteunen.........................................................136
Juiste zithouding......................................................25
Power Easy Access-systeem...........................131
Schoonmaken.......................................................383
Stoelpositiegeheugen................................ 131, 135
Stoelventilatoren..................................................355
Stoelverwarming.................................................355
Voorstoel met massagesysteem ..................125
Voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot verstellen ..................................119
Stoelpositiegeheugen ..................................131, 135
Stoelventilatoren....................................................355
Stoelverwarming ...................................................355
Stop & Start-systeem
Pop-updisplay................................................ 76, 80
Waarschuwingslampje....................................440
Weergave systeeminformatie......................... 84
Stuurbekrachtiging (elektrische
stuurbekrachtiging) .......................................... 322
Waarschuwingslampje....................................438
Stuurslot ..................................................................... 168
Ontgrendeling stuurslot....................................168
Waarschuwingsmelding
stuurslotsysteem ................................................168
Stuurwiel
Afstellen..................................................................... 140
Bedieningstoetsen instrumentenpaneel.....82
Geheugen stuurwielverstelling....................... 131
Power Easy Access-systeem........................... 131
Stuurwielverwarming ........................................355
Stuurwielverwarming ..........................................355
Suggestiefunctie .......................................................88
Supervergrendeling ................................................ 64
Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen .............476
T
Taal (multi-informatiedisplay).............................. 87
Tankdopklep
Als de tankdopklep niet kan
worden geopend............................................ 450
Tanken...................................................................... 200
Ta n k e n
Als de tankdopklep niet kan
worden geopend............................................ 450
Brandstofsoorten.................................................468
Inhoud .......................................................................468
Openen van de tankdop................................ 200
Tips voor inrijden....................................................... 161
Toerentalindicator.....................................................79
Toerentalpiek...............................................................79
Toerenteller.......................................................... 74, 77
Toerentalindicator.................................................. 79
Toerentalpiek............................................................ 79
Toets HUD (head-up display) .............................90
Toets ODO TRIP..............................................75, 80
Toets SOS....................................................................59
Traction Control (TRC).......................................322
Transmissie
Automatische transmissie...................................171
Paddle shift-schakelaars..........................176, 177
Rijmodusselectieschakelaar.............................316
SNOW-modus......................................................175
Stand M......................................................................177
TRC (Traction Control)....................................... 322
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 507 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
508 Alfabetische index
U
Uitschakelsysteem brandstofpomp...............434
USB-laadaansluitingen.........................................371
V
Vastzitten
Als de auto vast komt te zitten.....................463
VDIM (Vehicle Dynamics Integrated
Management)...................................................... 322
Vehicle Dynamics Integrated
Management (VDIM)......................................322
Vehicle Stability Control (VSC)......................322
Veiligheidsgordels.................................................... 26
Active Assist..............................................................29
Baby- en kinderzitjes plaatsen.........................43
Blokkeerautomaat (ELR)....................................28
Controlelampje en
waarschuwingszoemer
veiligheidsgordel.................................439, 439
Easy Access-gordelsluiting...............................28
Gordelspanners......................................................29
Hoe de veiligheidsgordel te dragen.............27
Juist gebruik van de
veiligheidsgordels door kinderen...............27
Veiligheidsgordels schoonmaken
en onderhouden..............................................383
Waarschuwingslampje SRS...........................437
Zwangere vrouwen, correct gebruik
van veiligheidsgordel ........................................26
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
Baby- en kinderzitjes............................................43
Blokkeerschakelaar ruitbediening................154
Juist gebruik van de veiligheidsgordels
door kinderen........................................................27
Kindersloten achterportieren.........................106
Plaatsen van baby- en kinderzitjes................43
Voorzorgsmaatregelen airbags.....................36
Voorzorgsmaatregelen bagageruimte.....107
Voorzorgsmaatregelen batterij
elektronische sleutel.........................................419
Voorzorgsmaatregelen elektrisch
bedienbare ruiten............................................. 153
Voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot de accu.......................401, 458
Voorzorgsmaatregelen schuifdak .............. 156
Voorzorgsmaatregelen
stuurwielverwarming en
stoelverwarming ..............................................355
Voorzorgsmaatregelen
veiligheidsgordels .............................................. 43
Velgen
Maat ...........................................................................473
Velgen vervangen................................................. 411
Ventilatoren (stoelventilatoren).......................355
Verbruiksscherm ...................................................... 93
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 508 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
509
Alfabetische index
Verlichting
Achterklepverlichting............................................112
Adaptive High Beam-systeem ......................186
Automatic High Beam-systeem....................190
Bagageruimteverlichting.....................................112
Extended Headlight Lighting-systeem......185
Interieurverlichting..............................................359
Interieurverlichting achter...............................360
Interieurverlichting voor..................................360
Lampen vervangen.............................................423
Leeslampjes achter..............................................361
Leeslampjes voor..................................................361
Lichtschakelaar ......................................................184
Make-upverlichting.............................................374
Overzicht interieurverlichting.......................359
Richtingaanwijzerschakelaar ..........................178
Schakelaar mistlampen......................................194
Verlichting Welcome Light-systeem .........185
Verlichting binnenportiergreep ......................359
Verlichting buitenportiergreep........................359
Verlichting dashboardkastje.............................365
Verlichting gordelsluiting...................................359
Verlichting klok.......................................................359
Verstreken tijd............................................................84
Ver vangen
Banden.........................................................................411
Batterij elektronische sleutel............................418
Lampen.....................................................................423
Zekeringen............................................................. 420
Ver warming
Automatische airconditioning achter ....... 352
Automatische airconditioning voor.............341
Buitenspiegels .......................................................342
Stoelverwarming.................................................355
Stuurwielverwarming........................................355
Vloeistof
Automatische transmissie................................. 471
Remsysteem...........................................................472
Sproeiers.................................................................400
Vloermatten ................................................................24
Voertuigidentificatienummer ............................467
Voetenruimteverlichting.....................................359
Voorruitverwarming.............................................348
Voorstoelen
Afstellen......................................................................120
De juiste houding achter het stuur.................25
Ergonomisch geheugen..................................... 131
Geheugenoproepfunctie..................................134
Hoofdsteunen .........................................................136
Massagesysteem...................................................125
Power Easy Access-systeem........................... 131
Schoonmaken.......................................................383
Stoelpositiegeheugen .......................................... 131
Stoelventilatoren..................................................355
Stoelverwarming..................................................355
VSC (Vehicle Stability Control)......................322
W
Waarschuwingslampjes......................................435
ABS ............................................................................ 437
Actieve motorkap ...............................................437
Bandenspanning..................................................440
Controlelampje Brake Hold-systeem
in werking............................................................442
Controlelampje LTA .........................................440
Controlelampje RCD OFF..............................441
Controlelampje Traction Control...............442
Controlelampje uitgeschakeld Stop &
Start-systeem.....................................................440
Controlelampje
veiligheidsgordel..................................439, 439
Elektrische stuurbekrachtiging.....................438
Hoge koelvloeistoftemperatuur...................436
Laadsysteem..........................................................436
Laag brandstofniveau .......................................438
Lage motoroliedruk...........................................436
Motorcontrolelampje........................................436
Pre-Crash Safety-systeem...............................441
Remsysteem...........................................................435
SRS .............................................................................437
Waarschuwingslampje onjuiste
bediening pedaal.............................................438
Waarschuwingslampje parkeerrem.......... 442
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 509 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
510 Alfabetische index
Waarschuwingsmeldingen................................ 444
Waarschuwingszoemers
ABS.............................................................................437
Actieve motorkap................................................437
Airbags......................................................................437
Brake Hold..............................................................442
Elektrische stuurbekrachtiging.....................438
Hoge koelvloeistoftemperatuur..................436
Laadsysteem ......................................................... 436
Lage motoroliedruk...........................................436
LTA (Lane Tracing
Assist)................... 240, 243, 250, 254, 440
Motor ........................................................................ 436
Naderingswaarschuwing ..................................271
Onjuiste bediening pedaal.............................438
Open portier................................................103, 106
Open ruit...................................................................153
PKSA (Parking Support Alert).......................291
Pre-Crash-remmen ................................213, 228
RCD (Rear Camera Detection) ...................441
Remsysteem..........................................................435
Terugschakelen ........................................... 176, 177
Veiligheidsgordel ...................................439, 439
Waarschuwing handen van
het stuurwiel (LTA).............................249, 259
Wassen en in de was zetten ..............................380
Weergave informatie
ondersteunend systeem..................................... 87
Weergave informatie
Stop & Start-systeem ..........................................84
Weergave kilometerteller en dagteller
Onderwerpen die worden
weergegeven..............................................75, 80
Pop-updisplay................................................ 76, 80
Toets ODO TRIP .........................................75, 80
Weergave rij-informatie ........................................83
Wegrijregeling..........................................................166
Wegrijregeling..........................................................166
Winterbanden.........................................................328
Z
Zekeringen...............................................................420
Zelf uit te voeren onderhoud............................386
Zijruiten.......................................................................152
Zoemer
Waarschuwing handen van
het stuurwiel (LTA).............................249, 259
Zonnekleppen .........................................................374
Zonnescherm
Dak............................................................................... 155
Zonneschermen achter.......................................377
Zonneschermen achterportieren ........... 375
Raadpleeg de handleiding voor het
navigatie- en multimediasysteem
voor meer informatie over de onder-
staande uitrusting.
· Navigatiesysteem
· Audio-/informatiesysteem
· Entertainmentsysteem achterpassagiers
· Lexus Parking Assist Monitor
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 510 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
511
ERA-GLONASS/EVAK
Verklaringen
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 511 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
512
Startblokkering
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 512 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
513
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 513 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
514
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 514 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
515
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 515 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
516
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 516 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
517
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 517 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
518
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 518 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
519
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 519 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
520
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 520 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
521
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 521 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
522
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 522 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
523
Smart entry-systeem met startknop
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 523 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
524
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 524 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
525
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 525 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
526
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 526 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
527
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 527 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
528
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 528 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
529
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 529 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
530
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 530 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
531
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 531 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
532
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 532 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
533
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 533 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
534
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 534 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
535
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 535 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
536
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 536 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
537
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 537 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
538
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 538 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
539
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 539 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
540
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 540 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
541
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 541 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
542
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 542 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
543
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 543 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
544
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 544 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
545
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 545 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
546
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 546 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
547
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 547 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
548
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 548 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
549
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 549 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
550
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 550 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
551
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 551 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
552
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 552 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
553
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 553 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
554
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 554 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
555
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 555 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
556
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 556 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
557
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 557 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
558
Microgolf-radarsensor
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 558 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
559
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 559 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
560
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 560 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
561
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 561 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
562
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 562 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
563
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 563 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
564
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 564 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
565
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 565 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
566
BSM (Blind Spot Monitor)
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 566 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
567
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 567 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
568
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 568 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
569
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 569 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
570
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 570 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
571
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 571 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
572
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 572 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
573
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 573 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
574
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 574 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
575
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 575 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
576
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 576 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
577
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 577 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
578
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 578 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
579
Bandenspanningswaarschuwingssysteem
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 579 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
580
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 580 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
581
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 581 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
582
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 582 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
583
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 583 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
584
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 584 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
585
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 585 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
586
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 586 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
587
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 587 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
588
INFORMATIE VOOR BIJ HET TANKSTATION
Veiligheidshaak (Blz. 389)
Openingssysteem achterklep (Blz. 110)
Tankdopklepontgrendeling (Blz. 201)
Tankdopklep (Blz. 201)
Ontgrendelingshendel motorkap (Blz. 389)
Bandenspanning (Blz. 473)
Inhoud brandstoftank (bij
benadering) 82,0 l (21,7 gal., 18,0 Imp. gal.)
Brandstofsoort
EU: Uitsluitend loodvrije benzine conform de Europese
norm EN228
Behalve EU: Uitsluitend loodvrije benzine
Blz. 468
Blz. 475
Bandenspanning koud Blz. 473
Hoeveelheid motorolie
(aftappen en verversen
bij benadering)
Blz. 469
Soort motorolie Blz. 469
A
B
C
D
E
F
LS500-LS350_OM_Europe_OM50L32E_1_2111.book Page 588 Friday, October 22, 2021 8:47 AM
8


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Lexus LS 500 - 2021 at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Lexus LS 500 - 2021 in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 68.61 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of Lexus LS 500 - 2021

Lexus LS 500 - 2021 User Manual - English - 590 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info